De Stijl
Maandblad gewijd aan de moderne beeldende vakken en kultuur Redactie: Theo van Doesburg.
3E jaargang. Januari negentienhonderdtwintig. Nummer 3.
Abonnement binnenland 6.00 buitenland 7.50 per jaargang bijvooruitbetaling. Voor annonces wende men zich tot de administratie.
Alle stukken de redactie betreffend: K. Galgewater 3, Leiden. Alle stukken voor de admin. adresseere men Morschweg 20, Leiden, Holland.
Architectonische beschouwing bij bijlage III.
Door J.J.P. Oud.
Van de futuristische architectuur is ons weinig bekend. Zonderen we, om nader te noemen redenen het werk van Antonio Sant' Elia uit, dan is het weinige, dat tot ons gekomen is, in belangrijkheid niet evenredig aan de beteekenis der futuristische beweging als geheel. De oorzaak, dat het futurisme op architectonisch gebied improductiever was en een minder vruchtbaren bodem voor de verwerkelijking zijner beginselen vond, dan op schilderkunstig en literair gebied, is gemakkelijk af te leiden uit het feit, dat de architectuur niet, als de z.g. ‘vrije’ kunst, een uitsluitend-esthetische bedoeling heeft. Daardoor is niet slechts het percentage der beoefenaars, dat het bovenal om de kunst (en niet speciaal om hun portemonnaie!) te doen is, belangrijk lager, dan op hét gebied der ‘vrije’ kunst, maar bovendien wreken excessen, die elders straffeloos voltrokken konden worden, zich hier op zeer alledaagsche wijze door praktijk of constructie. Zoo bleven dan in hoofdzaak de voortbrengselen der futuristische architectuur beperkt tot gips en papier, wat niet zoo heel erg te betreuren schijnt.
Niettemin was het futuristisch streven ook voor de bouwkunst van belang, en wel vooral als reactie op het voortwoekeren der, speciaal in Italië nog alleen-heerschende, passéistische architectuur, zooals trouwens over het algemeen de beteekenis van het futurisme meer gezocht moet worden in de reactie, die het verwekte en in zijn systematische aantasting van geestelijk-doodende tradities, dan in zijn direct-positieve uitwerking.
De belangrijkste futuristische architect, de jong-gesneuvelde Antonio Sant' Elia, wiens beginselen in ‘De Stijl’ No. 10, 2e jaargang, zijn aangehaald, neemt een eigenaardige plaats in dit milieu, waarvan hij als vertegenwoordiger geldt, in. Zijn werk (men vergelijke o.a. bijlage XX, No. 10, 2e jaargang) vertoont reeds een klaarheid van expressie, een onopzettelijkheid en van-zelf-sprekendheid, die allerminst kenmerkend voor het futurisme waren. Het laat zich dan ook aanzien, dat zijn aansluiting bij de futuristen, meer aan enthousiasme voor het élan der beweging, dan aan overtuigde instemming te wijten was, en van zijn aangehaalde grondstellingen schijnt hoogstens die over de vergankelijkheid en tijdelijkheid der architectuur, den futuristischen geest te ademen, hoewel zelfs reeds de Amerikanen (die wel niet van eenzijdig-esthetische tendenzen verdacht zullen worden!) practisch tot
[p. 502]
bouw-systemen komen, welke, op grond van verschillende overwegingen, slechts resultaten van korten levensduur beoogen.
Hoe dit zij, futuristisch in den zin van toekomstig is het werk van Sant' Elia zeker, omdat het, geboren uit een zin voor realiteit, die géén consequentie van mechanischen of maatschappelijken aard schuwt, de meest alledaagsche noodzakelijkheden van den nieuwen tijd tot zuiverder vorm te beelden wist, dan langs traditioneelen weg ooit mogelijk geweest zou zijn. De hierbij afgebeelde werken van Mario Chiattone staan klaarblijkelijk onder invloed van zijn begaafder collega. Waar Sant' Elia evenwel uit de nuchtere realiteit, van innerlijkheid uit, bouwde, blijkt Chiattone van den uiterlijken vorm uitgegaan te zijn. En niets is voor de ontwikkeling eener nieuwe bouwkunst fnuikender, dan de aantrekkelijkheid, die de nieuwheid van haar kleed bezit voor oppervlakkige talenten. Niet de nieuwe vorm is voor alles belangrijk, maar wel de nieuwe levenshouding, waaruit deze vorm geboren wordt. Ook in ons land kennen wij die voorliefde voor den nieuwen vorm, zonder begrip van zijn wezen. Chiattone heeft zich niet boven deze waardeering van uiterlijkheid tot invoeling harer ontstaansgronden weten te verheffen en viel terug in een Neo-Renaissancistische opvatting, waarvan zijn latere werken de resultaten zijn.
Niettemin bevatten vele van zijn vroegere werken (waartoe de hier afgebeelde behooren) eigenschappen, die verwachtingen deden koesteren, welke, zooals gezegd, niet verwezenlijkt zijn. In het station voor draadlooze telegrafie is reeds massa- en vlakwerking te waardeeren, maar het is alles nog onbeheerscht. De ramen, de (overbodige) steunbeeren en het hooge onderstuk der antenne zijn nog onzeker van stand en vorm; het geheel is nog onklaar van uitdrukking. Vergeleken met het radio-station van Sant' Elia, voelt men bij het eerste nog de vaagheid der romantiek, bij het tweede de klaarheid eener hoogere realiteit. Duidelijk valt aan deze bouwwerken op te merken, hoe naast een nieuwe opvatting van den vorm, zich ook een nieuwe ‘sfeer’ in de bouwkunst aan het ontwikkelen is. Een sfeer, die zich meer en meer verheldert, zich naar het licht wendt; het werk van Chiattone toont den overgang daartoe: een tasten naar klaarheid, in uitwerking belemmerd door de resten eener piëteit voor het in-elkaar-overvloeien, het vage en onbepaalde, dat in wezen de romantiek kenmerkt. Het werk van Sant' Elia is vrij van deze reminiscenties en zou ‘blank’ genoemd kunnen worden. ‘Blank’ is b.v. ook het woonhuis te Huis ter Heide van Van 't Hoff (zie bijlage III, No. 3, 2e jaargang).
Chiattone heeft zich niet van deze romantische neigingen kunnen bevrijden. Niettemin is zijn woningcomplex van de 2e afbeelding reëeler en zuiverder van vormgeving, dan zijn station voor draadlooze telegrafie. De groepeering der massa's en vlakken is klaarder en het werken met kleurtegenstellingen van muurvlakken (zie b.v. het wit en zwart) is een nieuw element, dat op een behoefte aan contrastwerking wijst, die elders weer angstvallig vermeden is. Het eentonige van de vrij ver doorgevoerde normalisatie van dit blok wordt door deze kleurverhoudingen min of meer opgeheven; het is een eenvoudig middel om herhalingen in de architectuur, welke bij dergelijke opgaven, door eischen van economie en productie, niet te ontgaan zijn, esthetisch op te lossen.
De silhouette van het bouwblok vertoont een lijn, die te opzettelijk is, om overtuigend te werken. Dit is ten deele een gevolg van de uitbuikingen der donkere muurvlakken, welke een plastische werking te weeg brengen, die niet organisch ontstaan is, maar slechts decoratieve
[p. 503]
beteekenis heeft. Met de opvatting van het geheel, die, op hooger plan, zakelijk te noemen is, is dit niet in overeenstemming. De plaatsing der ramen is daarentegen nuchter-practisch geschied, d.w.z. zonder gespannenheid van verhouding in vorm en groepeering; hun organische samenhang met het geheel wordt daardoor niet gevoeld.
Niettegenstaande deze bedenkingen werkt het bouwblok in zijn massa's monumentaal; in onderdeelen evenwel heerschen onzekerheid en tegenstrijdigheid, welke terug te voeren zijn tot het gebrek aan innerlijke overtuiging van den ontwerper. Maar juist de moderne architectuur, die, op grond der sociaal-esthetische ontwikkeling van onzen tijd, alle ornament (dit dankbaarste middel om de meest heterogene en onzuivere deelen tot een ‘smakelijk’ geheel samen te voegen) verwerpt, verdraagt deze onzekerheid van uitbeelding allerminst, en stelt aan hare essentiëele bestanddeelen de hoogst mogelijke eischen van zuiverheid en bepaaldheid. Vorm en stand van elk onderdeel: van elk raam, elke deur, elke schoorsteen enz. hangen zoo wezenlijk samen met het geheel, dat zelfs ondergeschikte wijzigingen totale omwerking noodzakelijk maken. Niets valt te verdoezelen of ornamentaal te verwerken: elk deel eischt een klaren vorm, die op zichzelf en in relatie tot het geheel verantwoord moet zijn.
Deze consequentie zijner bouwkunstige opvatting heeft Chiattone niet kunnen doorvoeren, omdat hij niet innerlijk beleefde, wat hij uiterlijk verwerkelijkte. Zijn (toch gevoelde) behoefte aan zekerheid van uitbeelding bevredigde hij op andere (gemakkelijker) wijze. Moge anderen de moderne idee overtuigender geopenbaard worden!