Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. AARDRIJKSKUNDE. C. L. van Balen, Globe met Armatuur ten gebruike bij de studie voor de hoofdakte ................ 2,25 J. van Baren, De vormen der aardkorst. Inleiding tot de studie der physiografie. Met 10 kaarten, 46 afbeeld., 43 fig. en 25 tabellen f 6,50 T. J. Bezemer, Door Nederlandsch Oost-Indie. Schetsen van Land en Volk. Met een inleid. van J. F. Niermeyer, 656 bladzijden met 310 fig. en kaart. Groot 40 formaat. Geb. in fraai linnen stempelb. 7,50 P. R. Bos, NEDERLAND IN WOORD EN BEELD, 26 Schoolpiaten voor het Aardrijkskundig onderwijs. Volgens aquarellen naar de natuur geteekend door B. Bueninck, (grootte 66 bij 86 cM.), per plaat f 1,25, opgeplakt op zwaar carton . . . . . . .. . . . . 1,65 Zij, die de platen no. 1-24 tegelijk bestellen, ontvangen bovendien de nos. 25 en 26. Bij de nos. 25 en 26 is de Gefflustreerde Toelichting door R. Noordhoff, bij de plaat inbegrepen. P. R. Bos , Beknopt leerboek der Aardrijkskunde , 14de geill. druk, herzien door J. F. Niermeyer , ingenaaid f 2,25 , gebonden . . 2,60 P. R. Bos , Beknopt Leerboek der Land- en V olkenkunde , 7e gelllus- treerde druk, herzien door J. F. Niermeyer, gebonden . 1,90 P. R. Bos, Leerboek der Land- en Volkenkunde , 8e geillustreerde druk, herzien door J. F. Niermeyer, gebonden . ..... 2,75 P. R. Bos , Schoolatlas der geheele Aarde , 20e, verbeterde en ver- meerderde druk , herzien door J. F. Niermeyer, gebonden . . 4,90 P. R. Bos, Atlas voor de Volksschool in 42 kaarten en 54 platen , 25e druk , bewerkt door J. F. Niermeyer, ingenaaid f 1,00 , gecartonneerd f 1,40 , gebonden .... - .. . ..... 1,75 A. F. Cremer, Nederland in Woord en Beeld. Handleiding bij P. R. Bos' NEDERLAND IN WOORD EN BEELD , Schoolplaten voor het Aardrijkskundig onderwijs. Volgens aquarellen naar de natuur geteekend door B. Bueninck, gefflustreerd ..... 2,00 W. van Gelder, Schoolatlas van Nederlandsch Oost-Indie, Ile druk, ingenaaid j 1,90 , gebonden ............. 2,90 B. A. Kwast, Bekn. Leerboek der Handelsaardrijkskunde 1, gell., geb. 1,90 Bekn. leerb. der Handelsaardrijksk II, ge111., ing. f 1,00 , in linnen 1,25 J. F. Niermeyer, De Oost en De West. Een overzicht van landen en volken der Nederl. Kolonien, geIll?ing. f1,25, geb., 2e druk 1,50 J. D. van Noppen, Leerb. der Aardrijkskunde, ing.f1,50, geb., 3e dr. 1,90 M. Pott, Aardrijksk. Woordenboek van Nederland, met toestemming van den heer Directeur-Generaal der Posterijen en Telegraphie, merle uit officieele gegevens samengest?geb., 2e verb. veel verm. dr. 3,90 Henri Zondervan, Nederland buiten Europa, geIllustreerd, 3e druk 1,25 Henri Zondervan , Het Wereldverkeer in Woord en Beeld. Zes schoolplaten voor het Aardrijkskundig onderwijs , (grootte 80 bij 110 cM.), opgeplakt op zwaar carton , met geIll. Handleiding . 29,70 Henri Zondervan , Insulinde in Woord en Beeld. 12 Schoolpiaten voor het aardrijkskundig onderwijs, naar oorspronkelijke aquarellen van W. C. C. Bleckmann, P. van Heerdt-Quarles en W. J. (sing (grootte 75 bij 105 cM.) , per plaat met gefflustreerde toelich- ting f 1,50 , opgeplakt op zwaar carton . ...... . . 1,90 Gefflustreerde toelichting afzonderlijk ......... . 0,25 Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. ?5 0_ Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. GESCHIEDENIS. Dr. A. van Berkum , Atlas der Oude Gesch. in kaarten en platen, 79 cartons op 17 kaarten en 148 platen , ingen. f 2,75 , geb. f 3,50 J. M. Droogendijk en J. S. Verburg , Langs Rotte, Maas en Schie. Schetsen uit de geschiedenis van Rotterdam , 2 deeltjes , geIll. a 0,50 J. L. Ph. Duijser, Hoofdz. van de Gesch. van ons Vaderl. , geb. 0,90 J. L. Ph. Duijser , Overzicht van de Gesch. des Vaderlands 2e druk 0,90 J. L. Ph. Duijser, Beknopt Leerboek der Vaderl. Gesch., bewerkt door G. Bolkestein, I, 5e dr., II, 4e dr., ing. af0,90, in linnen a 1,10 J. L. Ph. Duijser , Hoofdzaken der Algemeene Geschiedenis , geb. 1,00 J. L. Ph. Duijser , Overzicht der Algemeene Geschiedenis 3e druk 1,00 J. L. Ph. Duijser , Bekn. Leerb. der Algem. Gesch., bewerkt door G. Bolkestein, I. Oude Gesch. en Middeleeuw. 5e druk, II. Nieuwe en Nieuwste gesch., 5e druk, ingenaaid a f 0,90, in linnen . a 1,i0 Dr. H. v. Gelder, Algem. Gesch. (Compl. in 6 a 7 dln). Dl. I- geb. a 6,25 Dr. H. van Gelder, Leerboek d. oude Geschiedenis, geb. 2e druk 2,25 Dr. N. Japikse, Leerboek der Nederl. Geschiedenis, geb., 2e druk 2,50 Dr. J. de Jong Tz., Kort overzicht der Grieksche en Rom. gesch., geb. 0,75 J. W. de Jongh en H. Wagenvoort, 24 Schoolplaten voor de Vader- landsche Geschiedenis. Naar oorspronkelijke aquarellen van J. Hoynck van Papendrecht, Gerard van Hove, J. H. !sings Jr., C. Jetses, J. H. Jurres, W. C. Staring, G. Westerman, J. J. R. de Wetstein Pfister. (Grootte 84 bij 110 al.) Prijs per plaat met toelichting .. . . ..... Opgeplakt op zwaar carton f 2,30. Gei11.-toelichting afzonderlijk 0,25 A. Nuiver en 0. J. Fifthider:.; 3ns Vaderland. Overzicht van de geschied. onzes lands v. if-ergevG---derde leerlingen. Met medew. van J. R. Dijkstra en J. l ?,n iiPr Veen, gel]. . . 7e druk 0,90 Dr. A. J. van der Meuleh. voor de Vaderlandsche ge- schiedenis, met trtc:'.ew. M Bouwhuys, gecartonn. 2e dr. 1,90 F. van Rijsens, Geschiede, cicr ederianden gefilustreerd met kaartjes , of beeldingen en , 'ogenaaid f1,60, gebonden 1,90 F. van Rijsens, Bekn. Ges-h. d. \.a hPw. d. Dr. A. J.v. d. Meulen lledr. 0,75 F. van Rijsens, Gez-. •es Vaderlands , bewerkt door Dr. A. J. van aer M, luRn , ,ngenaaid f 1,75 , geb., 12e druk 2,00 F. van Rijsens, Gesch. ing. f 3,50, geb. 4e drufe 3,90 F. van Rijsens, Algemet-;_. iedenig in beknopten vorm , bewerkt door M. ten Bouwhuys . . ??.??10e druk 0,35 F. van Rijsens, Overzicht de.- Algemeene Geschiedenis. Bewerkt door M. ten Bouwhuys . ...... . . 5e druk 0,90 F. van Rijsens, Algemeene Geschiedenis, bewerkt door M. ten Bouwhuys , ingenaaid f 1,90, gebonden .... .10e druk 2,25 F. van Rijsens, Leerboek der Algemeene Geschiedenis , omgewerkt door M. ten Bouwhuys in 4 deelen. I. Oude Geschiedenis , ingenaaid f 1,25 , gebonden . . 2e druk 1,50 II. Middeleeuwen , ingenaaid f 1,25 , gebonden . . . . 2e druk 1,50 III. Nieuwe Gesch. (tot 1789) ingen. f 1,25 , gebonden . 2e druk 1,50 IV. Nieuwste Gesch. (van 1789 tot heden) ing. f 1,60, geb. 2e dr. 1,90 G. van der Sman , Overzicht van ons Staatsbestuur . . 2e druk 0,90 G. van der Sman , Besturen en Regeeren ........ . 0,50 Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. UITGAVEN VAN J. B. N Oa' Prijs der 4 Pr' Prijs der 4 Woordenboeken Woordenboeken NIEUWE TALEN NIEUWE TALEN per stel besteld per stel besteld f 17,50. f 17,50. Woordenboeken NIEUWE TALEN. I. Fransch-Ned. K. TEN BRUGGENCATE- I. Eng -Nederl. C. R. C. HERCKEHRATH , 11. Ned.-Fransch L. VAN DER WAL, II. Nederl -Eng. 2e druk, f 4,50 in half leer in 1 dl. of 8 din. in linnen f 4,50. 6e druk, f 5,40 in half leer in 1 di. of 3 din. in ilnnen j 5,40. ow.. Het eenige Fransche Woorden- boek. dat bp leder woord de ultspraak phonetisch aangeeit. I. VAN GELDEREN 1. Duitsch-Nederl. ' II. Nederl. Duitsch. Mt ji HENEN, Verklarend Handwoorden- boek d. Nederlandsche taal. 3e druk, f 5,50 in half leer in 1 dl. of 3 din. in linnen J 5980. 10e druk, I deel in linnen J 3 ;5. BEOORDEELINGEN: Wie het beste op dit gebied wenscht De samensteller (Herekenrath) heeft niet te bezitten, moet zich beslist het woorden- geschroomd een groot aantal der nieuwe boek van Ten Bruggencate aanschaffen, dat woorden en uitdrukkingen, welke dagelijks zoowel door den vorm en de wijze van druk, ontstaan in de politiek, handel en nijverheid en sport, te vermelden. In de tweede druk als door den inhoud bijzonder trekt en zijn allerlei verouderde woorden weggelaten gemakkelijk is. waardoor het werk zeker voor de prak- Vragen van den Dag. tijk in brnikbaarheid heeft gewonnen. Maand. Bibliographie. * * * * Het Woordenboek van Van Gelder en Van dit woordenboek (Koenen) kan getuigd behoort tot het beste, wat wij op dit worden, dat men moeilijk een gebied van het moderne beschavingsleven zal kunnen aan- gebied bezitten. De tweede Idruk is niet wijzen, waaraan geen evenredige aandacht alleen een vermeerderde uitgave, wordt geschonken. De verklaringen van maar ook een verbeterde. termen en uitdrukkingen zijn kort, helder Museum. en zakelijk. Nieuwe Schoolblad. UITGAVEN VAN J. B. iTERS TE GRONINGEN. Pr' Prtjs der 4 Woorden- boeken NIEUWE TALEN per s te 1 besteld f 17,50. . vr4 Prijs der 4 Woorden- boeken NIEUWE TALEN per stel besteld f 17,50. TERS TE GRONINGEN. Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. NEDERLANDSCHE TAAL. - SPRAAKKUNST. Dr. J. Bergsma , Syntactische oefeningen . ........ f 1,25 T. van den Blink, Opstellenboek ten beh. v. h. voortgezet onderw. 0,50 M. R. Dijkman , Mondelinge Examens , Nederl. taal en lezen L. 0. 50 stenogr. verslagen van in 1910 gehouden examens , opgem. en voorzien van een paed. inleiding v. Kweek- en Normaalscholen 1,25 J. L. Ph. Duijser , 100 gemengde stijloefeningen voor lagere en middelbare scholen , bezorgd door G. Bolkestein. . 10e druk 0,40 J. L. Ph. Duijser, Nederlandsche stijloefeningen , I, bezorgd door G. Bolkestein ......... . . . . 13e druk 0,50 Nederl. stijloefeningen , II , bezorgd door G. Bolkestein. 7e druk 0,75 J. L. Ph. Duijser, Theoretisch-practische handleiding tot de ken- nis van de Nederlandsche taal , 3 stukjes . . . . 8e druk a 0,50 J. L. Ph. Duijser, Grathmatica-cursus bij het onderwijs in de Nederlandsche Taal , gebonden ......... 4e druk 1,00 J. L. Ph. Duijser, Oefeningen behoorende bij den grammatica- cursus . ............. 4e druk 0,60 J. L. Ph. Duijser, Nederlandsche Spraakkunst, gebonden, 2e druk 1,50 Is van Gelderen , Ons Nederlandsch. Grammatica-cursus met oefeningen voor de Brie eerste jaren van H. B. S. , Gymnasia, Normaalscholen enz. , 3 deeltjes ........ 8e druk a 0,50 I. van Gelderen Theorie en Practijk . . ..... 5e druk 0,60 I. van Gelderen , De oefenklasse ........ 10e druk 0,90 C. Groustra , Terwey's Nederl. Spraakk. in Vragen en Opg. 3e druk 0,35 C. Groustra , Terwey's Korte Spraakkunst in Vragen en Opgaven 0,35 C. Groustra , Terwey's Beginselen der Spraakk. in Vragen en Opg. 0,40 J. Heeringa Gzn., Nederlandsche stij1 , I . . . . . . 4e druk 0,75 Nederlandsche stijl , II 2e druk f 0,75 , Nederlandsche stijl , III 1,25 M. J. Koenen , Uit onzen Taalschat : I. Kennen en Kunnen , als Voorlooper ...... 2e druk 0,35 II. Het Adm.-Examen , een reeks taal- en stijloefeningen 5e druk 0,50 III. Het le Stelboek , 225 meth. gerangsch. Stel- en spreekoef. 3e dr. 0,90 IV. Het 2e Stelboek , 320 meth. gerangsch. Stijl- en spreekoef. 2e dr. 0,90 M. J. Koenen, Het Paraphraseeren. Practische oefeningen in het lezen en stellen, met tal van examen-opgaven . . . . . . 2e druk 1,00 Jan Ligthart, Het Paraphraseeren. Eene toelichting, in 't bijzonder voor examen-candidaten. Met een aanhangsel : Max Havelaar . 0,60 G. J. Nieuwenhuis, Individueel taalonderwijs. Aanwijzingen tot het samenstellen van een eigen taal- en stelmethode (zonder taalboekjes) 0,90 E. Rijpma , Beknopte Nederlandsche Spraakkunst . . . 3e druk 0,90 E. Rijpma , Vragen en oefeningen bij Nederl. Spraakkunst, 3e druk 0,75 P. Roorda , De Klankleer en hare practische toepassing bij de be- oefening der nieuwe talen , gebonden ..... . . 3e druk 1,60 T. Terwey, , Korte Nederlandsche Spraakkunst. Herzien door M. Mieras .. ...... . . ...... 19e druk 0,60 T. Terwey, , Oefeningen bij de Korte Nederlandsche Spraakkunst. Herzien door M. Mieras . ......... . 18e druk 0,60 T. Terwey, , Beginselen der Nederlandsche Spraakkunst. Herzien door M. Mieras .............. lle druk 1,00 T. Terwey, , Nederlandsche Spraakkunst. Herzien door M. Mieras ................. 15e druk 1,25 K. Veldkamp , De techniek van het spreken , ingen. f 2,50 , geb. 2,90 Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. ? Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. NEDERLANDSCHE TAAL. ?LETTERKUNDE. Bibliotheek van Nederlandsche Letterkunde. Dicht- en Proza- werken der voorn. schrijvers van de 17e tot de 19e eeuw , uitgeg. en van eene inl. en aant. voorzien door wijlen T. Terwey. Voort- gezet onder red. van J. Koopmans en Dr. C. G. N. de Vooys: 1. Jephta. ?2. Gijsbrecht v. Aemstel. ?3. Nederlandsche histo- rian. ?4. De Zeestraet. ?5 ?6. Spaansche Brabander. ?7. Leeke- dichtjens. ?8. „Hollandsche Spectator". ?9. Gelegenheids- gedichten.- ?10. Baeto. ?11. Willem Leevend. ?12. Bloem- lezing uit de „Vrijheids"-litteratuur. ?Prijs p. nummer . . . f 0,60 T. van den Blink, Op zonnige wegen , Leesb. ten behoeve v. de hoogste klassen v. scholen v. M. U. L. 0., de voorber. en laagste klassen v. Kweek-, Norm.- en H. B. S. en andere inricht. voor voortgezet onderwijs, 4 deeltjes ...... . . 3e druk a 0,45 J. L. Ph. Duijser en G. A. C. van Goor, Letterkundig leesboek. I' 17e en 18e eeuw ; II , 19e eeuw, ingen. f 1,25, geb. 6e druk a 1,50 J. L. Ph. Duijser en H. W. Groeneveld, Nederlandsche Lectuur, , Proza en Poezie , I , 5e druk f 0,60 ; II ..... 4e druk 0,75 G. Elgersma, Lezen en Verwerken. Opstellen over letterk. werken 1,90 D. de Groot, L. Leopold en R. R. Rijkens , Nederlandsche Letterkunde. Bloemlezing uit de schrijvers der laatste eeuwen , 2 deelen , ingenaaid f 3,90, gebonden . . . . . .10e druk 4,50 Dr. A. v. d. Hoeven, G. J. Uit den Bogaard en J J. Deetman, Van Nabij en Ver. Leesboek voor Chr. M. U. L. 0. scholen , Gymn. , H. B. S. , Kweek- en Normaalsch. , I , II , ing. f 1,30, gebonden f 1,65 , III ingenaaid f 1,50, gebonden ..... 1,90 Compleet in 3 deelen, met portretten in duel III. C. Honigh en G. J. Vos Azn., Van Eigen Bodem (Slotbundel), Leesb. v. H. B. S. , Gymn., Kweek- en Normaalsch., geb. 5e druk 1,25 Dr. 6. Kalff, Gesch. d. Ned. Letterk., dl. I —VII (compl. in 7 dln.), geb. a 6,50 M. J. Koenen , Uit onze Letteren. Nieuwe Bloemlezing , geb. 2e druk 1,40 M. L.Koenen, Ons Leesboek. Proza en Poezie . ..... . 0,60 L. Leopold, Nederlandsche schrijvers en schrijfsters der laatste eeuwen , met portretten , ing. f2,90, geb. 6e vermeerderde druk 3,50 Jan Ligthart, Letterkundige Studien : De kleine Johannes, I, door Frederik van Eeden, gebonden ........ 3e druk 1,75 M. A. P. C. Poelhekke, Taalbloei. Letterkundig leesboek voor H. B. S., Gymn., Kweek- en Normaalsch., I, II ; gebonden, 2e dr. a 1.90 M. A. P. C. Poelhekke, Woordkunst, gefflustreerd, geb. . 3e druk 1,90 . Rijpma, Gids bij de studie der Nederl. Letterkunde, I (17e - -18e eeuw), II (19e eeuw) . 1,00 Beide deelen gebonden in een band . . ....... - . 2,25 Van alle Tijden, onder redactie van C. G. Kaakebeen. en Jan Ligthart: 1. Esmoreit , 4e druk f 0,30. ?2. Beatrijs , 2e druk I 0,40. ?3. Reinaert de Vos, f 0,90. ?4. Middelned. Lyriese ged. f 1,00 ?5-6. Gedichten uit de 17e eeuw ..... . . a 0,60 Dr. C. G. N. de Vooys, Historische schets van de Nederl. Letterk., voor Schoolgebr. en Hoofdakte-studie, ing. f 1,50, geb. de dr. 1,75 Dr. C. G. N. de Vooys, Letterk. studien. Verzamelde opstellen, geb. 2,50 W. Woldendorp, Paraphrase en opstel. I, II . ...... a 0,65 Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. NIEUWE TALEN. - FRANSCH. C. Balt, Avant et apres 1'Admission. Lecons et exercices methodiques. Voor leerlingen van voorbereidings- en M. U. L. 0.-klassen . . f 0,75 Dr. A. van Berkum, Fransch-Duitsch-Engelsch leesboek voor handelsscholen , gebonden ............. . 2,25 Ook in 3 deeltjes elke taal afzonderlijk, per deeltje in linnen . 0,90 PETITE BIBLIOTHEQUE par W. Bartels: La petite Jeanne par Mme Carraud . . . 2e druk, in linnen 0,30 Les deux Nigauds , ill. , par Mme de Segur . . . in linnen 0,30 Thomas Ier, , roi de Tamboulina, par Jules Sandeau, 2e dr., in linnen 0,30 La fille du Braconnier par Mile Rosseuw de Saint-Hilaire (J. de Veze) . . . ........ 2e druk, in linnen 0,30 Maroussia par P.-J. Stahl . ...... 2e druk, in linnen 0,30 La Belle-Nivernaise , par Alphonse Daudet . 2e druk, in linnen 0,30 La main benie , par S. de Cantelou ...... in linnen 0,30 Contes et Recits , choisis par W. Bartels , 2 deeltjes , in linnen a 0,30 C. F. van Duyl, Grammaire francaise abregee . . . . . . . 1,75 C. R. C. Herckenrath, Le francais facilite. Nederlandsche tekst . 1,50 I. M. J. Hoog, 150 Synonymes ............ . 1,25 D. de Lange, Leercursus voor de Fransche taal. Ten dienste van het uitgebr. lager onderwijs, kweek- en normaalsch., avondsch., herhalingsscholen, taalcursussen, enz., I, f 0,75, II . . . 0,90 Leercursus voor de Fransche taal, III A, Leesboek f 1,25, III B, Spraakkunst met Oefeningen . ............ 1,00 C.-M. Robert, Kleine Fransche Spraakkunst . . . . .12e druk 0,60 C.-M. Robert, Exercices elementaires de grammaire francaise 12e dr. 0,60 C.-M. Robert, Abrege de la grammaire francaise. . . 23e druk 1,00 C.-M. Robert, Exercices sur l'Abrege de la gramm. franc. 23e druk 1,00 C.-M. Robert, Grammaire francaise . ...... . 4e druk 2,90 C.-M. Robert, Exerc. sur la gramm. franc. , en deux parties 4e druk Premiere partie . . . f 1,00 I Seconde yartie ..... 0,90 C.-M. Robert, Lectures Graduees illustrees I. Edition A 24e druk 1,00 C.-M. Robert, Lectures Graduees et Exercices d'elocution , I. Edi- tion B, avec des illustrations . . ...... 10e druk 1,00 C.-M. Robert, Lectures Graduees II. La France et les Franfaie. Avec une carte hist. de la France et douze gray. hors texte 12e dr. 1,25 C.-M. Robert, Lectures Graduees III. Paris et les Parisiens. Avec un plan illustre de Paris et une carte de ses environs et de nombreuses gravures . . . . . . . . . . . 7e druk 1,50 C.-M. Robert, La Lyre francaise, I , 6e druk, f 0,60 , II , 3e druk 0,80 C.-M. Robert, Recueil de traductions . ...... lle druk 0,90 C.-M. Robert, Phraseologie francaise, gebonden ...... . 3,90 C.-M. Robert, Materiaux Preparatoires. Exercices de traduction et de redaction, directions et conseils a l'usage des .candidats au brevet de professeur de francais (Enseignement Secondoire A et B) 2e dr. 1,50 J. F. Rode, Nos fautes de francais ...... . . 8e druk 0,60 J. F. Rode, Pour s'entrainer au langage technique francais 2e druk 1,75 W. Struik, Chapitres detaches de l'Histoire de la litterature Francaise 1,25 W. Struik , Mondelinge examens , Fransch L. 0 ...... . 1,25 W. Struik en W. J. Jongejan, Lectures Choisies, 3 dltj es, gel. 2e dr. a 0,45 W. van der Wijk, Poesies Lyriques , gecartonneerd ..... . 0,65 Uitgaven van J. B. WOLTERS te Groningen. DUITSCH WOORDENBOEK DUITSCH WOORDENBOEK DOOR I. VAN GELDEREN, LEERAAR AAN DE HOOGERE BURGERSCHOOL MET DRIEJARIGEN CURSUS TE UTRECHT. TWEEDE DEEL. - NEDERLANDSCH-DUITSCH. DERDE VERBETERDE EN VERMEERDERDE UITGAVE. TE GRONINGEN BIJ J. B. WOLTERS' U. M. YOORBERICHT BIJ 'T TWEEDE DEED. Meer nog dan bij 't schrijven van 't -Eerste deel heb ik hier al 't lastige gevoeld van de beperking, waartoe de aard en 't doel van dit woordeboek me noodzaakten. Niet alleen moest ik er van afzien tal van technische woorden en uitdrukkingen op te nemen, al was 't alleen maar, opdat de omvang van 't boek niet nog grooter zou worden, dan nu reeds 't geval is, maar ook bij onnoemelijk veel samenstellingen en zegswijzen uit de gewone beschaafde en minder beschaafde spreek- en schrijftaal was ik voor de moeilijke vraag gesteld : „wel of niet geven?" Een moeilijk- heid, die voor 't Eerste deel in veel mindere mate bestond. Immers zijn er duizenden uitdrukkingen in beide talen woordelijk gelijk. Die behoefde ik in Deel I niet te geven : de Nederlander kan de uitdrukking uit 't Duitsch vertalen, als hij de woorden er van verstaat. Maar in dit deel moeten zoowel de uitdrukkingen voorkomen, die woordelijk vertaald kunnen worden, als de andere. Om een voorbeeld te geven : Ik mag niet ver- onderstellen, dat de uitdrukking „aan den vooravond staan van" door hem, die een woordeboek noodig heeft, wel van zeif goed zal vertaald worden, omdat ze in 't Duitsch woordelijk gelijk is aan de Nederlandsche ik mag ze dus niet weglaten. In 't Eerste deel wel, juist omdat de beide talen hier volkomen overeenstemmen. Toch was 't een totale onmogelijkheid alle uitdrukkingen van lien aard op te nemen. Er moest telkens gekozen worden. Dat die keus verbazend lastig was, zal iedereen inzien, die maar iets begrijpt van lexicografischen arbeid. En 't zal me dan ook niet ver- wonderen, als menigeen in 't eene artikel wat weer had verwacht, in 't andere met wat minder tevreden zou geweest zijn. Maar ook vrees ik de critiek in dit opzicht niet, omdat men zal zien, dat er niet lichtvaardig maar een greep is gedaan, en vooral, omdat 't den kundigen gebruiker zal blijken, dat er geen excerpt is gegeven uit welk groot woordeboek ook. Ik heb getracht, evenals in 't Eerste deel, zooveel mogelijk modern te zijn. Een menigte verouderde woorden en uitdrukkingen zijn weggelaten, n.l. voorzoover ik over 't verouderd-zijn kon oordeelen. Want een goede, betrouwbare gids bestaat er mijns wetens in dezen niet voor 't Neder- andsch. Het „Woordenboek der Nederlandsche taal" geeft menigen nuttigen wenk. Maar 't is bij al den omvang, dien 't reeds heeft, voor een werk als 't mijne nog maar voor een klein deel te gebruiken. Wat ik dan ook voor dat gedeelte ijverig en dankbaar heb gedaan. Bij allerlei verouderds, dat men in onze Duitsche woordeboeken nog altijd vindt, mist men veel nieuws, dat toch dringend om een plaatsje vraagt. Ik acht 't bijv. een groot gebrek van nieuwe woordeboeken, dat ze telkens weer 't Hof van Jan Vlegel uit andere overnemen en 't Hof van Arbitrage niet schijnen te kennen ; dat ondanks den vooruitgang van beschaving 't schandbord er niet uit verdwijnt en 't seltakelbord niet verschijnt. Deze opmerking om aan te toonen in welke richting ik heb gewerkt, wat ik heb willen geven. Van technische woorden en uitdrukkingen mocht ik, zooals ik boven opmerkte, niet meer geven dan de omvang, de aard en 't Joel van 't boek toelieten. Aileen wat handelstermen betreft, heb ik om licht te begrijpen redenen, een betrekkelijke volledigheid trachten te bereiken. Een woorde- boek, dat ook aan school- en kantooreischen wenscht te voldoen, mag m. i. op dat punt niet te kort schieten. In 't voorbericht van 't Eerste deel heb ik als mijn overtuiging uit- gesproken, dat ?t archaistisch element in onze (Duitsche) woordeboeken een te groote rol speelt ten koste van de levende taal" en naar die overtuiging mijn werk trachten in te richten. Zooveel te ernstiger moest ik er hier naar streven bij de vertaling er voor te zorgen, dat er geen verouderd Duitsch gegeven werd. Om maar weer een voorbeeld te noemen : ik mocht 't Hollandsche adjectief strak niet weergeven met 't Duitsche "tract, waarvan Paul zegt : „aiemtid) auf3er 153ebraud) gefommen". Ten slotte nog een enkel woord over de methode, die ik in bepaalde gevallen bij 't vertalen heb gevolgd. Heeft een Nederlandsch woord of een Nederlandsche uitdrukking meer dan een beteekenis en dienovereen- komstig ook meer dan een Duitsch aequivalent, dan is de eenvoudigste manier, de verschillende Duitsche vertalingen naast elkaar te geven, zonder weer. Maar ze is ook even ondoelmatig als eenvoudig. Wie 't woordeboek noodig heeft, tast in den regel bij 't zoeken in den blinde. Aileen als elk van de Duitsche vertalingen voldoende voor zich zelf spreekt, is hij in staat te kiezen. In alle andere gevallen moet er een aanwijzing zijn, die hem bij de keus den weg wijst. Die aanwijzingen kunnen velerlei zijn. De doelmatigste zijn m. i. de volgende : 10. voor- beelden met 't woord of de uitdrukking in zijn verschillende beteekenissen ; 20. verklarende synoniemen of omschrijvingen voor de verschillende betee- kenissen van 't Nederlandsche woord en daarnaast 't Duitsche aequivalent; 30. opgave van datgene, waarvan 't Nederlandsche woord in zijn ver- schillende opvattingen gezegd wordt, en natuurlUk weer met de daarbij behoorende vertaling, en 40. een korte aanwijzing van 't synonimiek verschil. In veel gevallen heb ik in Mnzelfde artikel van meer dan een van deze middelen, dikwijls van alle, gebruik gemaakt om aan de door mijzelf gestelde eischen van duidelijkheid, betrouwbaarheid en bruikbaarheid te voldoeu. Voorbeelden daarvan behoef ik hier niet te noemen. Men vindt ze op bijna elke bladzijde. Met dat al zal mijn boek in menig opzicht nog veel te wenschen overlaten. Alweer kan niemand dat beter weten dan ikzelf, die bij elk van de meer dan 100 000 woorden en uitdrukkingen me telkens heb afgevraagd, wat nu wel de beste vertaling zou zijn, en me daarbij lang ttiet altijd een totaal bevredigend antwoord heb kunnen geven. Toch dur f ik ook van dit deel, evenals van 't Eerste, met gerustheid zeggen, dat 't zich met 't beste, wat we hebben, zal kunnen meters ?trouwens de eenige redelijke grond voor een uitgave als deze ?en ik heb goeden moed, dat men niet zal ophouden mij welwillende „op- en aanmerkingen" mee te deelen, zooals ik die tot nu toe ?in zoo groote mate van ver- schillende zijden heb mogen ontvangen en die bij een eventueelen herdruk zeker veel tot verbetering van 't werk zullen bijdragen. Een woord van dank aan alien, die zich de moeite van lange brieven daarvoor hebben getroost en tevens voor de waardeerende wijze, waarop zij zich zonder onderscheid over 't Eerste deel hebben uitgelaten. Ik beveel mijn boek verder zeer in hun belangstelling aan. UTRECHT, October 1908. I. VAN GELDEREN. BIJ DEN DERDEN DRUB van dit deel kan ik volstaan met te verwijzen naar 't voorbericht bij 't Eerste deel. UTRECHT, October 1913. I. v. G. VERKLARING VAN ENKELE AFKORTINGEN. adj. = adjectief. kunstt. = kunstterm. adv. = adverb of adverbiaal. m. = mannelijk substantief. alg. = in de algemeene beteekenis.mil. = militaire term. anat. = anatomische term. muz. = muziekwoord. ant. = antiek. my. = meervoud. art. = artillerieterm. nat. = natuurkundige term. bet. = beteekenis(aen). Nederd. = Nederduitsch. bijb. = bijbeluitdrukking. o. = onzijdig substantief. bijz. = in bijzondere opvatting. ob. = ober. boekb. = boekbindersterm. ouderw. = ouderwetach. bat. = botaniewoord. $1. = *turd. conj. = conjunctie. pron. = pronomen. e. d. = en dergelijke. scheopst. = scheepsterm. eig. = eigenlijk. schilderk. = term in de schilderkunst. fig. = figuurlijk. schoolj. = in schooljongenstaal. fin. = finantibele term. sing. = singular. fotogr. = fotografiewoord. spr. = spreek uit. gebr. = gebruikelijk. stud. = in studentetaal. gem. = gemeenzame taal. v. = vrouwelijk substantief. gew. gewoonlijk. VI. = Vlaamsch. h. = met „hebben" vervoegd volkst. = in de volkstaal. werkw. vulg. = vulgair. handelst. = handelsterm. wap. = wapenkundige term. = Oostindisch woord. z. = met „zijn" vervoegd werk- iron. = ironisch. woord. koopm. = koopmansterm. zeem. = zeemanswoord. A. A, v. = bag al, a; drie a's = brei ; hij kent mann (ob. .btinbler); =reufe ; bag (bie geen A voor een B = fennt nab nicbt sgabel, bie =pride; ,ftecber). einmat bag groSe er ift fo bumm, baS fbn aalglad = aalgtatt. bie @tittle beif3en; er faun bag 1i nicbt born 8 aalliljzer, o. ; -kaar, v.; -kart, v. = Kati: unterfcbeiben; wie A zegt moet ook B zeg- einen; bet %bebiitter ; ber ,faften. gen = tver fagt mud and) fagen; van A aallikorf, m.; -kwab(be) (-putt), v. = tot Z = bon VI big $; dit stuk staat in A %ell fad ; =butte (squa0e, =taupe). majeur = biefeg Stilcf gebt aug A bur. aalmoes, v. = bag VIttnofen; om een a. vragen = a, au; a f 5 't stuk = bag Stild 5u f 5 = um ein I. bitten; aalmoezen geven verarmt of f s bag Stiicf ; a 5 0/0 = a of au 5 invent; niet = W. geben armet nit. in 3 a 4 weken = in 3 ober 4 eocben ; ik aalmoezenier = 9.11moienter, Kftnoien0fleger, blijf 3 a 4 weken = 3 big 4 eocbett ; (in een rap- %rmenpfleger. port) voor gedrag 2 a 3 = lot Zetragen 2 auf 3. aalmoezenlerschap, o. = affinofeniev, A. A(lpha) et 0(mega): 't begin en 't einde = alintorew, airmenpftegeramt. aalmoezeniers- bag 3t unb bag O. ha's, o. = Vtrmenbaug. aalmoezenlerska- A. of A. (Anno) = Mtn? hn Zs-abre. mer, v. = bag Vitntofenamt, bet Zertrattungt. A. a. C. (Anno ante Christum) = im Z5'abre rat eine& Krtnettbaufeg, Virmenbertoattung. bar %brifti eebutt. aalrljk = aatreicb. aalschaar, v. = 91at% I. aaf, zie n a a f. gabel. aalseholver, m. = normoran, Me II. Aaf, v. = Vtgatbe, 9Igatba ; Aafje is dood = Scbarbe. aalshuld, v. = bag Vtaffert, *tut. bet Strug ift leer. aalspeet, v. = bag Stiicf Zrataat, bag [aafsch = Watt]. StlieScben Zrataat. Aagje, o. = Heine VIgatbe; nieuwsgierig A. = aallisoep, v.; -soort, v. = ; :art. ,cj'ungfer Vteugfer. Aagt, v. = VIgatba ; A. Aalst (stad in Belgie), o. = Aloft (Waft). Morsebel = Scbmuttiefe. aalsteker, m. = Vlatftecber, ,ftacbet. Aagtappel, m. = Vtgatben% ob. Stronapfer. aalsvel, o. = Vtatfell, bie %baut; koopman in aal, m. = bie 2iebrofung ; (fig.) bie Scbmeicbetei; aalsvellen = kleinfrtinter. (iron.) Oieb ; een gevoelige aai = ein berber Aaltje, v. = Vlbetbeib ; van mooi A. zingen = $uff; iem. een aai geven = aalen, h. = aecben. ftreicbern, tiebfofen ; (fig.) fcbmeicbeitt; (iron.) aalvijver, m. = Wattelcb. burftriigetn ; fraten. aalvormlg = aatartig, aatfiirmig. I. aak, v. = Ka, (flacbeg) atuf3fcbiff, bag Olbein-, aalt, zie aal IV. fc4iff; (roeiboot) bet %acben, bet Stabn. o. = bet Zrebtoiirfet (mit T,tuc II. [aak, m.: Spaansche aak = Heiner 9Iborn]. itaben auf ben Seiten). aaks, v. = Vtgt. aam, o. = Obm 0lutaf3). aakschipper, m. = 9.1aficf)iffer. aambeeld, zie aanbeeld. [aakster, zie ekster]. aambelen, my. = Vimorrbolben. I. Aal, v. = Vlbelbeib. aamborstig = engbriiftig, furbattnig, aftbma: II. aal (spr.: eel), o. = IBier. tifcb. aamborstigheld, v. = III. aal, v. = bet fat; hij is zoo glad als een a. = 9Itemnot, bag 9Iftbtna. er ift gfatt ob. gefcbmeibig tote ein fat, er ift aameehtig, zie amechtig. ga area t t ; hij is te vragen als een a. bij den aan, prae p. = an; hij staat a. 't raam = staart = man finbet ibn nie auf e; je hebt am aenfter ; hij gaat aan 't raam staam = et 'een a. bij den staart = er ob. e3 Mirb bit ftettt ficb and aenfter ; ik twijfel a. zijn moed bath entfcbtii.pfen ob. bag bringft bu nfcbt fertig, = fit preifte an feinem !cute; ik schrijf een bu fast ben Kat beim Scbtoanbe ; a. is geen brief a. mijn broer = einen brief an meinen ;;paling = 91a1 unb fat ift atvelerfei ; a. peu- Oruber ob. meinem Zruber einen Zrief ; a. :Iren = aaten. plundering prijsgeven = bet $111nberung preig% IV. aal of aalt, v. = ,aaucbe, geben; zich aan zijn plicht wijden fidj fehter aalbes, v. = Zobannigbeere ; zwarte a. = $fticbt toibmen; hij is a. beide oogen blind Vtalbeere. auf beiben Vlugen btinb ; a. 66n oor doof = aalbesse blad, o. ; -boom, m., -gelei, v. = auf eittetn Obre taub ; zij zaten a. tafel = bet obanntgbeerilbtatt; =baum; bag %gate (bag =mug). (3u) Zifcbe; a. 't ontbijt = beim grilbititcf ; aalbesselljenever, v.; -nat (-sap), o.; a. 't schrijven zijn = beim Scbretben fein -strulk, m. = bet ZObannigbeerligeneber ; ber (vgl. beneden), staat a. u = eg ftetjt bet .faft ; .ftraucb (bie 4taube). Z5bnen ; dag a. dag = Tag fiir Tag, (tag): aalbesselltros, m.; -vla, v.; -wijn, m. = ttiglicb ; zich a. wijn te buiten gaan = ficb bieZobannigbeer traube; bet =ftaben (bag :=getee); in rein betrinfen; a. den gang zijn = fin Bane fein (zie g a n g); hij paart moed a. a'alhitoer, m.; -fuck, v.; -geer, m. = beleid = et berbinbet 9Rut mit Zorficbt ; [VAN GELDEREN Duitsch Woordenboek, II. aanaarden. 2 aanbinden. men sprak a. tafel niet over politiek = mit; aanbetrouwde gelden = anbertraute man fOracb fiber Xif4 nicbt bon politif ; e ether ; iem. de opvoeding van zijn kind a. = dat heb ik niAt a. hem verdiend = nicbt einen mft ber %rbiebung feineg Stinbeg betrauen. um ibn berbient ; a. tafel gaan = gu Sifcb aanbeveelbaar = entOfebibar, entOfebrent$ geben; a. isms. voeten zitten, liggen enz. Wert. aanbevelen, h. = emPfebren; 't is = att tentba. 5itten fiegen, fil5en 2c. ; men aan to bevelen = eb empffebit ficb; wij houden liet mij niet a. 't woord komen = man rief3 ons aanbevolen = inir empfeblen nub ; voor Infcf) tit* bit forte foramen; hoe kom je a. opmerkingen houd ik mij ten zeerste aan- 't geld? = role fotnmit bit bu bem Mae? hij bevolen = fiir Ibemerfungen bate fcb micb heeft mij a. 't geld geholpen = er bat mfr gu befteng emPfobren ; het plantsoen wordt in de bent 'Sae berborfen ; sender voorz. a. deze zorg van 't publiek aanbevolen = Me bintagen zijde, a. gene zijde van de rivier = biegfeft, Merben bem Scbut,e beg $ublffumg empfoblett ; jenfeit beg atuffe8 ; twee a. twee = je line( zich (of zijn ziel) aan God a. = lilt (ob. feitte unb Save(, atheten ; hij is nog niet a. zijn Seele) Gott empfebten. werk begonnen = er bat feine Krbeit nocb aanbevelenswaard(ig) = empfeblengivert. Mott angefangen; a. 't schrijven zijn = mit aanbeveling, v. = %txtpfebrung ; op a. van Scbreiben befcblifttgt fein, fcbreiben, bent Scbret, uw patroon = auf Mreg $ringtpatg ; hij ben fein ; wat is er a. de hand? = Wag ift heeft goede a... en = er bat gute empfebrun, Tog ? gen; ook = aanbevelingslijst. aanbe ad v. de boot, de trein is aan ber velingsbrief, m. = emPfebrunggbrief, bag Zampf er, ber Bug fit angefommen; er is niets .fcbreiben. aanbevelingswaard(ig), zie van a. = eb ift nicbtg b(a)ran; de lamp is aanbevelenswaardig. aanbevelings? a. = bfe 2amPe brennt ; van jongs (af) a. = lust, v. = Stanbfbatenlifte. bon Stinbbeft an ; van begin af a. = bon Km faanbidbaar],aanbiddelijk = anbetungg, fang an; hij is a. = er bat !eine Scbutb ab, bum Rinbeten); a. meisje = bimmlifcbeg getragen ; (Beim Oanffer) fein Serebit fit erfcbi3pft, fftabcben. aanbiddelijkheid, v. = RInbes zie verder de woorden, waarmee aan een tunagtviirbigfeit. bepaling maakt. aanbid'den, h. = an'beten; 't gouden kalf, aanaarden, h. = anbaufern, mit %rbe untgeben. de opgaande zon a. = bag golbene bie aanademen, h. = anbaucben (bag Zfattgotb, aufgebenbe Sonne anbeten. ben SPieget a.). aanbiddenswaard(ig), zie aanbidde- aanarbeiden, h. = metier ob. fcbnerfer ar, 1 ij k. aanbidder = Knbeter, Zerebrer. atm? beiten, fcbneller tnacben. bidding, v. = Knbetung, Zerebrung. aan- aanbaggeren, h. = anbaggern. bidster = Knbeterin, Zerebrerin. aanbakken, z. = anbacfen, anbrennen. aanbleden, h. = (wat geweigerd kan worden) aanbaksel, o. = Knbiingfer (in ber $fanne). anbieten, (deftiger) antragen; (opleveren") bars aanbalken, h. = (efnen) anbriirten. bieten, (deftiger) getotibren; zich a. = ficb anb., aanbassen, h. = (efnen) anbeffern, anbeffett. rt d) barb., ficb erbfeten ; hij heeft me zijn aanbeeld, o. = ber Kmbof; (aucf) fin Obr); hij diensten aangeboden = er bat 'Mr feine sleet (hamert) altijd op 'tzelfde a. = er fcbmiebet Sienfte angeboten ; een dame den arm a. = bunter auf einem Rimbot. aanbeeldsblok, ether same ben bIrm anbieten; koopwaren a. = o. = ber 9Imbof3ftocf, ber =Mod. aufMaren anbieten, offerieren ; (een wissel) aanbeenen, h. = febneff geben, tauten, efnen, ter acceptatie a. = bur Knnatune (bum Wept) ficb Beaten; bufcreiten; in 2 uur heb ik dat borleigen, prafentieren ; 't beestespel bood aangebeend = in 2 Stunben babe fcb ben Beg een alles behalve mooi gezicht aan = bie burilefgelegt. Sierbube bat einen nicbtg treniger alb fcbi3nen aanbegin, zie begin. Rinbrid bar ; er biedt zich een geschikte ge- aanbehooren, zie toebehooren. legenheid aan = eb bfetet ficb eine paffenbe aanbelanden, z. = tanben, anfontmen, an, eeregenbeit bar; 't paleis bood een trotsch Ianben; waar zal die man eindelijk a.? = too schouwspel aan = getriibrte einen grotartfgen tvirb . . . fcbfef3fid) binfotnmen ? ginblicf ; men heeft hem 't direktoraat aange- aanbelang, zie belang. boden = man bat fbm bag Streftorat ange, aanbelangen: wat dit, wat mij aanbelangt = tragen, angeboten ; hij heeft zich welwillend wag bfeg, mag micb betrifft, anbetangt. aangeboden om ons in to lichten = er bat aanbellen, h. = (an)ffingein ; ik zal a. = ffcb giitigft erboten unb Rittgfunft au erteiten. fcb Werbe flingein. aanbieder = 91nbfeter ; Zorbeiger (elneb aanbesteden, h. = berbingen, auf bent RBecbfelg). aanbiedster = binbieterin Subntiffiongtvege bergeben; aanbesteed werk = Zorbeigetin. aanbieding, v. = bag Kner, berbungene Krbeit. aanbesteding, v. = ber bieten, fferte ; Vittbfetung ; a. van een adres Zerbing, Zerbingung, Submifffon ; bij a. = = Me einret cf) u n g ether Ribreffe ; onder a. fin Sege ber Submiffion; voorwaarden bij een van mijn dank heb ik de eer to zijn = inbent a. Submiffiongbebingungen. id) Zbnen melnen Sae barbiete . . . ; a .. en aanbesterven, z. = (erbticb) bufagen, anbeint, met opgave van prijs onder de letters A. B. anfaffen, au Zeit inerben; dit huis is aan 't bureau van dit blad = Cfferten mit hem van zijn oom aanbestorven = ift Mtn $reigangabe tinter Rt. RI an Me %gpebition burcb ben Sob feineg Onfeig Augefaffen. aan- biefer 3eitung. besterving, v. = ber Bufati buret %rbfcbaft, aanbijten, h. = anbeffien (eig. en fig.); een her %rbanfari. aangebeten appel = ein angebiffener 91pfet. aanbeteren, z. = (tvieber) beffer iverben, ficb aanbinden, h. = anbinben ; de schaatsen beffern; hij betert zichtbaar aan = er beffert a. = bie Scblfttfcbube anfcbnarfen ; den wijnstok ficb gufebenbg. a. = ben RBeinftocr a. ; bind 't touw wat aan = aanbetreffen, zie aanbelangen. btnbe ben Stria ettv. fefter ob. biebe . . . ettu. aanbetrouwen, h. = anbertrauen, betrauen fetter an ; een strijd met iem. a. = einen Streit aanbinder. 3 aandeel. mit efnem anbinben, anfangen, of alleen: wit a at) anbalgen; (ein 18rot) anftneiben ; bij einem anbfnben; eg mit efnem aufnebnten ; de 't a. van den dag = bef Tageganbrut ; bij kat de bel a. = ber State Me Scbeffe 't a. van den nacht = beim %inbrut ber Ftatt. gen; wear 't paard aangebonden is, moet aanbrengen, h. = berbefftaffen, bringen, t vreten = man muf3 fit nacb ber Zech ftrecfen; anbringen, fertfg bringen, eittbringen; breng hij is kort aangebonden = er ift furs ange- mij dat hout aan = bringe mit bag 45013 bunben. ob. bringe bag ,iota berbei; sommigen brach, aanbinder = arnbittber, Oefeftiger. aan- ten steenen aan = einige ftafften Steine binding, v. = Vinbinbung, Zefeftigung, bag berbei ; een raam in een muur a. = ein 9Inbinben. aenfter in ether Mauer anbringen; licht aanblaffen, h. = anberfen, anbelfern ; fig. en schaduw goed a. = gefticft „anbringen, ook : anfabren, anfcbnau3en. ricbtig Verteilen ; wijzigingen a. = %nberunaen aanblazen, h. = anbrafen; fig. ook : anfaten, anbringen, bornebtnen; ik kan dat niet alle- fcbitren; iem., 't vuur a. = efnen, bag geuer maal a. (= bijbrengen) = nitt atteg fertig anbtafen; den twist, de hartstochten a. = ben bringen; wat heeft de bruid aangebracht? = Streit, bie 2eibenftaften anblafen, anfaten ob. Wag bat fie mit in bie %be gebracbt, eingebratt? fcbilren; een aangeblazen dichter = ein (Inge, hij brengt alles aan (verklikt alles) = er baucbter ob. begeffterter Zfcbter. bringt arfeg (bet . . . .) an; een kapitaal a. = aanblazer = Knblaf er, Wnftiirer, 9Infater, ein natAtal in ein Oefcbtift (ein)tegen; voordeel Vittbeter. aanblazing, v. = }egeifterung. a. =- gluten abtuerfen, &Winn bringen; dat aanblijven, z. = int Mute breiben ; de mi- brengt niet veel voordeel aan = bag bringt nisters zullen a. = tverben im Vimte bleiben; nicbt Viet dn. de deur moet a. = mut bath offen bleiben ; aanbrenger = alngeber, Butrtiger, Zenutt, de jas blijft aan = bit bebtiltft betnen Mod 3iant. aanbrenging, v. = aanbrengen. an: de kachel blijft een week aan ber of en aanbriesehen, z. en h. = (einen) antviebern, brennt eine Socbe tang; de lamp is niet aan- aniciptauben, anbrilrfen. gebleven = ift auggegangen. aanbrieven, zie overbrieven. aanblik, m. = Knblicf, Mkt; Juno's a. schokt aanbrommen, h. = anbrummen, anfnurren. het hart = ,ttnog aittblicf erfcbitttert bag .t.er3; aanbruisen, z.: de zee bruist aan = bag bij den eersten a. = auf ben erften Cicf. Steer brauft beran ; tegen iem. a. = einen aanblikken, h. = anblicfen, anfeben, an: anfabren. fcbauen. aanbrullen, h. = (einen) anbritaen. aanblinken, h. = (einen) anblinfen, (einem) aanbuigen, h. = anbiegen ; aanaebogen ont- entgegenteutten; (einen) anititeln, (einem) vangt U = angebogen entWangen Cie . . . ; 3uliiteht. daar kwam hij a. = ba tam er Oitcflfttge aanbod, o. = Knerbieten ; Z5'br freunbliteg macbenb (bfenernb) t)eran. %nerbieten nebtne it gern an (int t.anbel); aanbulderen, z. = britffenb ob. polternb bet, vraag en a. = 9latfrage nub Vingebot; veel anfomtnen; ange,ottert lawmen. a. = ftarfeg %ngebot; een a. doers, afwijzen =- aandaeht, v. = Ttufmerffamfeit ; (belang- an atngebot =ten, ablebnen. stetling) Zeilnabine, bag Z5ntereffe ; met a. aanboeken, h. = eintragm, bud en. volgden we al zijn bewegingen = mit 9tuf, aanboeten, h. = (bag aeuer) fcbitren, nterffamfeit folgten tnir alt feinen Oeivegungen; ftitren. iems. a. op iets vestigen = ientt. atufmerf= aanbonzen, h. = (gegen, an einen ob. env.) famfeit auf ettu. leant; dat trekt de a. = anbuntfen, anpranen. bat 3febt bie Kufmerffamfeit auf ficb ; de a. aanboorden, h. = entern, anborben. boeien = bie 9tufmerffamfeit feffeln ; de a. aanboren, h. = anboljren (von %rbiilquei, gaande maken = bfe alttfm. ob. bag Z5ntereffe len a. 18.) erregen ; wij vestigen de a. van onze lezers op aanboeten, z. = (an einen ob. ettu.) anrennen, de in dit num mer voorkomende prijsopgaven = anPraffen. aanbotsing, v. = ber Vittpraff, toir macben unfere 2efer auf bie . . . auftnerf, ber Bufammenftof3. lam ; met a. bidden = mit 9Inbacbt beten. aanbouw, m. = tau (eine& ,ctufeg, Scbiffeg) ; aandachtig = aufmerffam ; (beim tbebet u. 6.) Kuban, bie kultur (ban $fIanaen unb @runt), anbiicbtig. aandachtigheid, v. = Vittfmerf, ftitcfett); 't huis is in a. = fit fm 18au famfeit; alttbacbt; vgl. aandachtig. griffen; huis in a. = ber 91eubau. aandansen, z. = angetanat lawmen, beran, aanbouwen, h. = batten, erbauen ; (kartoffeln, taxmen, ficb tan3enb niibern. einen Wcfer) anbauen; (einen neuen alitget) an, aandeel, o. = her Wnteil; a. in de kosten, bauen. aanbouwer = l8auer, &batter, Mt, in de winst, in de zaak = bloteit an ben Bauer. Rotten, am Oetuinn ((5etvinnanteil), ant $26e, aanbouwing, v., zie aanb o u w. fcbtift; a. in een schip = bie Scbiffgpart ; a. (of aanbranden, z. = anrennen ; 't smaakt actie) = bie biftie, ber 9inteilfteitt; a. op aangebrand = et fcbmecft angebrannt ob. bren3, naam, aan toonder = Viamen=, Z5'nbaberaftfe, ook 9Iftie auf stamen, auf ben, s'ttOber ; gewoon aanbrandsel, o. = bag Kngebrannte. a. = Stammaftie; preferent a. = aanbranden, h. = anbraffen. aftie ; a. in een mijn = 18ergtoertiaftfe, aanbreken, h. = ffeff3iger ftricfen ; kousen a. = ber Rug; a. in kolemijnen = Roblenaftie; Striinti3fe anftrfcfen. maatschappij op a . . . en = Mtiengeferffcbaft, aanbreken, z. = anbreten, btimmern ; ber, ik eisch mijn a. in ow zorgen = ft forbere einbreten ; de dag, de nacht breekt aan = meinen 9Inteil bon Zs'brett Sorgen; a. nemen ber Zag Britt an, bie Vtatt bricbt berein ; in 't geluk of 't feed van een ander = 9Inteit eindelijk brak de dageraad van onze bevrijding nebmen an bem ; hij heeft geen a. in 't be- aan = enblit tagte ob. blimmerte ber Vorgett stuur = er bat feinen Vinteil an her sZertvat, unferer Arlafung Asanbr., h. = (ein neueb tung, er ift fefn Zoritanbgmitglieb ; ik heb geen aandeelbewijs. 4 aanduiden. a. gehad in dat opstootje = icb babe micb aandraaien, h.: een schroef a. = eine an biefem Kuffauf, an bfefem Stratvatt nicbt be= Scbraube attbreben ; de kraan a. = ben ii5abn teitigt. bubrebett ; hij wil ons een wassen neus a. =- aandeelbewijs, o. = ber atnteftfcbeht. aan- elite Male anbreben ; wat heb je je nu weer deelekapitaal, o. %ftfettfapftat. aan- laten a.? = rime haft bu bir jet tvieber deelhouder = Kftiontir, Kftieninbaber. fcbmieren ob. aufbtingen fallen? ?a., z.: daar I. aandenken, o. = bie erinnerung, bab komt hij a. = ba fommt er erangetrenbeft. alnbenfen, bae Oebiicbtnie ; hij staat bij ons aandraven, h. = berbeitragen, berantragen nog in a. = er ftebt nocb bet nue In (Stehle, Stoffer alles a. (aanbrengen, tyir erfnnern une nocb an ibn; in gezegend a. klikken) = atfeb anbringen. voortleven = in gefegnetetn VInb. fortteben ; aandrager = 91nbringer, Butrager, Zenun= deze ring zal U een a. aan mijn vriendschap siant ; hij is geen werkman, hij is maar een a. = zijn = emu 9Inb. an meine areunbf4aft; 't a. er ift nur ein Sufi:inner. van een heilige vieren = bab eseblicbtnie eine& aandrang, m. = atnbrang (ber gleugierigen, ,t4eitfgen feiern. beb Cute& ; Cutanbrang); een groote a. van II. aandenken, h.: denk eens aan I = benft menschen = ein grof3e& Oebriinge (bon ten= mat an ! benf mat einer an ! ftben); uit eigen a. = aub eigenern Zrange ob. aandiehten, h. = (einem ettv.) anbicbten ; Kntriebe ; ik deed 't op a. van mijn vriend = zulke bedoelingen moest je mij niet a. = auf Kntrieb meinee areunb0 ; met a. om iets foicbe albficbten fortteft bu mir nfcbt anb. ob. Au: verzoeken bringenb ob. angetegentticb(ft) um fcbreiben. aandiehting, v. = bete %nbicbten. ettu. bitten; met ernstigen a. = einbringticb. aandenken, h. = anmetben, metben ; zich aandraven, z. = antraben, berantraben, an, laten a. = ficb anm. taffen. getrabt fomnien; (van menschen) anrennen, aandiepen, h. = tiefer macben, bertiefen; (flu angerannt °mien. Seeibefen: looden) antiefen; ze diepten lang- aandrentelen, z.=angetrenbeft ob. angefcbten= zaam aan = fie famen tangfam angetieft. bert fommen ; drentel wat aan! = fcbtenbre ein aandijken, 'n. = anbeicben, (ein Stild tanb, bif3cben fcbnetter ! eine Z5nfet 3. a) burcb einen Zefcb, burcb Zeicbe, aandribbelen, z.: de kleine kwam a. = bab mit bem 2anbe berbinben. ateine fam angetrippett. aandikken, b. = bider macben, atibiden, aandrift, v. = ber 9Intrieb ; uit eigen a. = berbiden; ik zal mijn meening nog wat a, = aub eigenem 9Intriebe, aub freien Stilden ; in- nod) ettna& beuttfcber augprecben, a., z. = geschapen a. = natiirticber innerer rieb. bider tverben. aandrijven, h. = (43ferbe, iDcbien, aauienber) aandissehen, h. = auftragen (bie Si3eifen antreiben; gelddorst dreef hem tot zulke daden ntimf.); auftficben. aan = Oelbgfer trieb ibn hu .. (an); een spijker aandoen, h. = antun, anafeben, antegen a. = einen Ragel an= ob. eintrefben ; hoepels berflbren, antaufen, ritbren, angreffen ; (aleiber) (om de ton) a. = Oleifen auftreiben; tot zonde antun, attaieben ; zij was keurig aangedaan = a. = jur Siinbe anrefAen ob. ftacbeln; a, z.: lie tvar refienb angetan ob. gefteibet ; (einem 't lijk kwam a. = fam angetrfeben, tvurbe geffern, anbfcbegen) antegen ; (einen Ring) angefcbtvenunt ; op een stroowisch is hij bier anftecfen; (einem eine ebre, Scbmatt, einen komen a. = gam, arm (ate armer Scbtuder) Scbftnpf, einen tort) antun; (einem Zerbruf3) ift er bier angefommen, ift er bergelaufen macben ; hij doet zijn onderwijzers veel last fommen ; op zijn a. = auf feine Zerantaffung. aan = er macbt feinen 2ebrern biet 3u fcbaffen ; aandrijver = VIntreiber, 9.1nrefaer, atufbeter. we deden Boulogne niet aan = fief en a3ott= aandrijving, v. = Kntreibung, 91ttrei3ung. tope nicbt an; zullen ze Madera a.? = therben aandringen, h.: iem. a. = einen brawn, fie an 01. anfabren? beritbren? zijn longen antreiben; een zaak, de noodzakelijkheid van zijn aangedaan = finb angegriffen; zijn woor- iets a. = etto., bie 9lotivenbigfett einer Sacbe den deden mij aan = ritbrten (betvegten) mid); onberb berborbeben ob. betonen; om zijn ont- („ontroeren" ook:) ergreifen ; 't schelle gefluit slag a. = um fefne entfaffung anbalten ; op deed mij pijnlijk aan = ber grate $fiff be: iets a. = auf ettu. bringen ; ik dring er op rilbrte micb peinticb ; die tijding heeft ons aan, dat hij zijn gevoelen zegt = beftebe pijnlijk aangedaan = bat one fcbuter3licb barauf, bab er d) attOricbt ; a. z.: op den (peinticb) berilbrt; iem. den oorlog a. = einem vijand a. = auf ben aeinb anbringen. ben nrieg erftdren, einen befriegen ; iem. een aandrinken, h.: zich een roes a. = pcb einen proces a. = einen 43ro3ef3 gegen einen anbtingig 91aufcb (an)trinfen ; drink wat aan! = trinfe macben ob. anftrengen. ettv. fcbttetter ! aandoening, v. = eml3finbung, atilbrung, aandruisehen, h.: dat druischt tegen mijn erregung,erfranfung ; al ooze aandoeningen = gevoel aan = bab tviberfpricbt, tviberftreitet all unfere empfinbungen; zonder a. zag hij dat meinem ebefilble ; uw handelwiize druischt tegen tooneel aan = obne alitbrung fab er biefem uw eigen belang aan = ftebt tin eiberfPrucb ScbaufOiet Au; hevige a. = beftige erregung; mit zorem Z5ntereffe. a. van de stembanden = 9Iffeftion ob. erfrattfung aandrukken, h. = (einen an bie fanb) an: ber Stimmbiinber ; a. van koorts = fieberbafte britcfen, anbringen; hij drukte 't kind tegen 9Iffeftion, teicbter ..feberanfaa. zich aan = er brilcfte, prette bab Sfinb an fidj. aandoenlijk = (aftib) rilbrenb, ergreffenb ; aanduiden, h. = antveffen, an3eigen, an= (paffib) een a. gemoed = ineicbe4 ob. empfinb, beuten, bebeicbnen ; alles duidt aan, dat = fame4 Oetniit; hij is erg a. = er ift febr geo aftee beutet an, bab =; (,.getuigen van". „ver- fitblborl ob. empfinbfam. aandoenlijkheid, raden") beuten auf (Mt), berraten, fcblief3en v. = bab gifibrenbe, bab ergreifenbe ; empfinbs laffen auf (KM); ik heb hem 't huts nauw- famfeit. keurig aangeduid = genau be3eicbnet ; die beide aandossen, h. = antun, fleiben. woorden duiden 'tzelfde aan = bebeicbtten aandouwen, zie aanduwen. baefelbe. aanduiding. 5 aangeleerd. aanduiding, v. = Knbeutung, Zeaeicbnung. aaneenOwellen, h.; -zetten, h. = aufam: aandurven, h.: hij zal 't niet a. = er mirb menilfcbtbeiten (ob. aneittanberfcbtbeiten) ; ,ffigen e?, nicbt riilieren ob. Magen ; ik durf hem wel (ob. berbinben, aneinanberfeten). aan = id) mime a mit ibm auf, id) wage aaneenzitten, h. = aneinanberfiten, her: mit Om; hij durft die taak niet aan = er bunben fein. tbagt eg nicbt biefe %ufgabe au ithernebmen. aanergeren, z. = fcblimmer merben, ficb aanduwen, h. = (ettv. an ettb. anbered) an% berfcbtimmern, fidj berfCecbtern. britcfen, anbriingen; (einen eagen) anicbieben, aanerven, h. en z.: die titel is mij aangeerfd = boriviirt fcbieben ; hij duwde me aan = er Wien Zitet babe icb ererbt; aangeerfde haat, ftief3 mid) an. vooroordeelen, gaven = angeerbter an: aandweilen, h. --,--- (ben Gang, ben gutboben) geerbte Zorurteile, Oaken. aufroafcben. aanfluiten, h. = berbabnen, berfpotten, cu0, aaneen = auf ammen, aneinanber, interetw feifen. aanHuiting, v. = ber Oegenftanb anber, nacbeinanber, binburcb ; zeven uur a. bed,t)obne& ob. b0 Spotte?, ; (tot) een a. worden fieben Stunben nacbeinanber, fjintereinattber; = aum ,tsobn unb spott merben. dagen a. = Zage binburcb. aanfokken, h. = afefgn, aiicbten. aanfok- aaneen bakken, h.; -behooren, h.; -bin- ker = 8 ilcbter. aanfokking, v. = Bucbt, den, h. = auf ammen hI bacten (%fteben); =ge, ba& Biicbten. biiren ; :binben. aangaan, z.: op iem. a. (toegaan) = auf aaneenblijven, z. = berbunben bleiben, an., einen augeb(e)n ; ik ga even bij oom aan = id) einanber bleiben. tberbe einen Kugenbticf beim enfet bar= ob. an= aaneenboeien, h. = aneinanber feffetn, au, tpre*n; kan men op hem a? = fann man fammenfeffetn. fid) auf inn bertaffen ? hij king tegen (op) me aaneen breien, h.; -brengen,h.; -Hansen, aan als een bezetene = er tobte, Metterte h. = aufammen ftricfen ; -bringen ; ,fticfen. gegen mitt tbie ein Zefeffener; jullie moet niet aaneengeboren = aneinanbergeboren. zoo a. = ibr font Ili* fo Carmen ob. token; de aaneengesehakeld = berfettet; fettengtie: kachel, de kerk gaat aan = her Zfett, bie brig ; berbunben; a ..e reeks=gefcbtoffene Reify. air* gebt an; dat gaat niet aan = bc0 gebt aaneengesloten = gefcbtoffen(e Reiben). nit* (an); a., h.: een contract, overeenkomst, aaneengroeien, z. aufammenmacbfen. schikking, verbintenis, weddenschap a. aaneenhangen, z. aafammenbangen einen nontraft, Zertrag, %ergleid), eine Zer, (:biingen); 't hangt ale droog zand aaneen = pflict)tung, Bette eingeb(e)n; een huwelijk, ver- bat gar feinen Buf ammenbang; zijn verhaal hangt bond a. = eine ebe, ein fcbtief3en ob. van leugens aaneen = ift ein 2itgengemebe ; hij eingeben; een leening a. = eine %Ilk* ab, hangt van leugens aaneen = er tiigt, menu fcblieten; een vennootschap a. = eine ,t)anbeW, er ben Wlunb auf tut. gefettfcbaft erricbten ; wij hebben een contract aaneen Ilheehten, h.; -houden, h.; -kete- aangegaan = Mir finb eingegangen; wat mij, nen, h.; -kiampen, h. = aulantmenli beften wat dat aangaat = mad mid), ma?, bad angebt, (ob. miiben, berbinben); -batten (ob. aneinanber betrifft ob. anbelangt ; wat gaat u dat aan ? batten = tegen elkaar h.); .fetten; ,blatten. iva& gebt ba4 Cie an? dat huis gaat hem aaneenlikleven, h.; -klinken, h.; -hints- aan = gebiirt Ont. teren, h. = aufammen fleben ; nieten ; ,feffetn. aangaande zijn gedrag heb ik iets to zeggen: aaneenliknoopen, h.; -koppelen, h. = in R3eaug auf fein Zenebmen ob. fiber f. Z. ob. aufammengnilpfen ; (,Ounbe, eifenbabnmagen) tuct& f. Z. betrifft ob. binficbtticb feine.4 :foppetn, aneinanberfoppeln ; (Vann nub grau) nebatett& t) a e idj ettu0 au fagen. ,ful4etn. aangaloppeeren, z. = (ber)angatoppieren, aaneenlassehen, h. = aufammenfitgen, ber, (ber)anfprengen, (ber)angatoplaiert ob. (ber)an: binben; (beim 8immermann) aufammenfataen, gefprengt foramen. :btatten. aangapen, h. = angaffen (met open mond), aaneenillijmen, h.; -naaien, h.; -nagelen, angtobett (met wijd geopende oogen); een h. = aufammenll teimen (ob. :fitten); ,ntiben; afgrond gaapte ons aan = bar un,?, fperrte ein :nagetn. Mgrunb feinen alacben auf. aaneenlipassen, h.; -plaatsen, h.; -plak- aangebedene = her, bie Wngebetete. ken, h.; -rijgen, h. = aufammenlipaffen; aangeboren angeboren, natiirlicb; dat ,ftetten; ,fleben ; :beften (ob. %reiben). talent is hem a. = ift ibm angeboren ; eb ift aaneensehakelen, h. = berfetten, auf am= ein angeborn0 Zatent ; a. recht = natfirlicba ntenfetten; een aaneengeschakeld verhaal = Recbt, 91aturred)t. eine aufammenbiingenbe ersafgung. aaneen- aangebroken : een a. namiddag = ein ange: sehakeling, v. = gleibe, Zerfettung ; onaf- riffener, angebrocbener 91acbmittag ; zie a a n- gebroken a. = ununterbrocbene Meibenforge. breken. aaneensehrijven, h. = si*Lmmen= ob. an, aangedaan gerLibrt, betbegt, ergriffen; tot einanberfcbreiben, in einem eort fcbreiben. schreiens toe a. M au Zrlinen geriibrt. aaneenlisluiten, h.; -smeden, h.; -snoe- aangeerfd, aangehaald, aangehou- ren, h. = sitiaininenlITCieten (ob. aneinan: den, zie aanerven, aanhalen, aan- ber(cbtleten); :fcbmieben (ob. :fcbtuelten); houden. =fcb nth en . aangehuwd angebeiratet; aangehuwde aaneenttsoldeeren, h.; -spijkereu, h. = neef = angebeirateter 91effe ob. fetter; aange- aufammen ti3ten ; ,nag dn. huwde broeder, zuster = Scbtbager, Scbiroti, aaneenstaan, h. = beifammenfteben, bidjt gerin; aangehuwde doehter, zoon = ec4tuteger. nebeneinanberfteben. tooter, 5djmiegerrobn a. vermogen = ange: aaneenllstrengelen, h.; -vlechten, h. ; befratete4 ob. erbeirateta Zerntbgen. -voegen, h. = aufammenHfcblingen ; ,ftecbten, aangeklaagd, aangeleerd zie aankla- :fitgen (ob. =tun). gen, aanleeren. aangelanden. 6 aangroeien. aangelanden: mv. = 9Intieger, 9,1tabobner, v. = sZeticbt& funbe ; =funbige(r); ber .fcbmer3 Vingrenmer. (ba =reiten). aangelegen : a. gebouwen = angrenmenbe aangezien = ba, ob. anftotenbe @ebitube ; („belangrijk") anger aangieren, z.: het schip komt a. = !mutt tegen, tnicbtig. angieren ; de storm, de woedende menigte aangelegenheid, v. = Kngelegenbeit; een komt a. = foment beutenb ob. tobenb beran. zaak van de grootste a. = eine Sacbe ob. eine aangieten, h. = angief3en; dat kleed is hem 9Ingetegenbeit bon ber grOf3ten eicbtigfeit, bon ale aan 't lichaam aangegoten = fitt ifjm rate bent gritten kIntereffe. angegoffen, tote angebrecbfett. aangemerkt (= „aangezien") = in %r= aangifte, v. = 9Ingabe, Knmeige ; a. van de trtigung bat, in Knbetracbt bat; (in den ouden waarde = 8ertangabe; bij 't gerecht a. kanselarijstiji fintemat = nademaal). doen van = bet ber ,ttftimbebi3rbe Knmeige aangenaam = angenebm, erfreuticb; gefal= madyn (erftatten) bon; eigen a. (voor de lig ; een aangename woning = eine angenebme, belasting) = Selbfteinfcbiitung. bebaglicbe Gobnung ; aangename stemming = aanglimmen, z. = angtimmen, artmdblicb bebagticbe Stimmung ; aangename tijding = mu brennen anfangen. angenebrne ob. erfreutidy %acbricbt; 't zou me aanglinsteren, h.: haar oogen glinsteren zijn to vernemen = Mare mit angenebm (ob. je aan = hire %ugen otiinmen einen an, teucbten tieb) mu erfabren; U zult ons steeds a. zijn = Cie einem entgegen. tberben utt& immer angenebm (tniffronimen) rein; aangloeien, z. = mu gliiben anfangen; (einen) hij doet alles om U a. to zijn = urn .bnen anglitben. gefdtlig mu fein ; hij weet zich a. to maken. = aangluipen, h. = (einen) anfcbieten. er Melt (berftebt ficb benefit mu marten. aangluren, h. = (einen) antauern, andugetn, aangenaamheid, v. = %nnebtnticbfeit, gbe= anblinmetn. fdrtigfeit, Oebagticbfeit, ba& Kngenebme. aangolven, z. = (ber)antnallen, berantuogen, aangenomen: onder een a. naam reizen = (ber)angetvdtmt foramen. unter angenommenent %amen reifen; a. kind = aangonzen, z. = beraniummen, fummenb $ftegefinb, Kboptibfinb; a. werk = bie %Hort), (brummenb) tieranfommen. arbeit; a., dat hij gelijk heeft = angenotnmen aangooien, h. = antberfen; hij gooide me (gefet,t, borau&gefe4t) bat er recbt bat; a. ! = tegen een boom aan = er Mart nticb an einen abgemacbt ! topp! Ttaunt an ; een jas a. = (fid)) einen Mod anti). aangeschapen = anerfcbaffen, angefcbaffen. aangorden, h.: 't zwaard a. = bobScbmert aangesehoten: (fig.) a. zijn = einen %l en, untgiirten, umfcbnarten ; de wapens a. = su einen Spit, einen iieb baben; angebeitert, ben Saffen greifen, fid) Maffnen, fit Often; angetrunfen, angefaufett fein. (fig.) zich a. = fidj mu efin. riiften. aangeschreven, zie aanschrijven. aangrauwen, h. = (einen) anfabren, an= aangespen, h. = anictwarten. fcbnaumen, anfcbnarren, anranmen, anberrfcben. aangesteld, zie aanstellen. aangrenzend = angrenmenb, anftof3enb ; de aangestoken appel = anbriicbiger, Murnv aangr ...e landen = bie angrenmenben Winber; fticbiger, angefautter %Wet. de aangr...e kamer = bob anftotenbe Simmer. aangestorven goederen = angeftorbene, aangrijnzen, h. = (spottend) angrinfen ; angeerbte, ererbte (woest) anftetfdyn ; de hond, 't spook grijnsde aangetrouwd, zie aangehuwd. hem aan = her ,t.unb, bob @efpenft fletfcbte aangeven, = angeben, anmeigen; (ber, ob. ibn an. berilber)reidyn; anmetben; wil u mij 't zout, aangrijpen, h. = ergreifen, angreifen, er. dat boek eons a.? = bitte, reidjen Cie mit bob faffen, annianbetn; zich a. = ficb angreifen; Sate, bobbab ucb mat (ber ob. beriiber); ik zal de eerste de beste gelegenheid a. = bie erfte U de hoofdpunten a. = bie ,auptputtfte befte Welegenbeit ergreifen, benuten, ficb aunt* angeben; den toon a. = ben Zon ang. ; de macben ; den vijand a. = ben aeinb angreifen ; bestolene zal 't stellig a. = mirb eb getnit ik greep zijn arm aan = icb ergriff feinen anmeigen; een kind a. (bij den burgerlijken Virtu ; hij werd door een duizeling aangegro- stand) ein nittb (auf bent Stanbaamte) pen = bon einem Scbtuinbet erfatt, angegriffen; angeben, einfcbretben fallen; goederen a. = de ziekte heeft hem zeer aangegrepen = bat ibn (beim 8ortamt) anmetben, angeben, beffarieren ; ftarf attgegriffen ob. mitgenommen; de genade zijn bagage a. = fen Giepticf aufgeben; eon greep mij aan = We 15!snabe erfaf3te micb ; de lust leerling a. = antnelbett; zich (voor een examen) greep hem aan om .. = bie 3uft Manbette a. = fid) metben, ficb anntetben, aangegeven ibn an. waarde = beffarierter Bert. aangrijpend: een a. tooneel = eine ergrei= aangever = (beim (b3ericbt) 9tnmeiger, Sager; fenbe ob. erfcbiltternbe Smene. aangrijper = (beim Bortamt) Zeflarant. atngreifer. aangrijping, v. = bob Kngreifen, aangezicht, o. = Kngeficbt, 63eficbt, 9intti4; her Kngriff. aangrijpingspunt, o. = ber ik ken hem van a. = id) fenne itjn bon 91n= 9Ingriff&punft. geficbt, bon Oeficbt, bon 2tnfetjen, bon 43erfon; aangrimmen, h. = (einen) grimmig anfeben. van a. tot a. = bon Vag. au Kno. ; ik zal aangrinniken, h. = angrinfen. 't hem in 't a. zeggen = id) HU 0 101 ta aangroel, m. ButractO (van buiten af); %ng. fagen; eon klap in 't a. = ein Scbtag 9intbactO, Wittnitc0 (van binnen uit of van in& Ig.eficbt ; de waarheid in 't a. slaan = bey buiten af); aangroeien, de ontwikkeling) 1aabrbeit lob Oeficbt fcbtagen ; een man met bob SadOtum, bob %ntbacbfen, bie Buttabtne, twee aangezichten = ein Vann mit boi4ettent de geleidelijke a. van zijn bezit = her ftete ,Weficbt; wie zijn neus schendt, schendt zijn %nivact$ feitt0 Oen0; de a. van zijn bezit- a. = met ficb bie %ale abfd)neibet, fcbiinbet fein tingen door een erfenis bie Buttabme feiner %noel-id* Zerttungen burcb eine %rbfcbaft. aangezichtslikunde, v.; -kundige; -pljn, aangroeien, z. = antmcbfett ; 't kind is veel aangroeiing. 7 aanhouden. aangegroeid = bebeutenb gelvacbten; de menigte fcbon; wilt U de kachel Mevrouw ? = fott 't gevaar, de moeilijkheid groeit aan = nimmt ict) ben Ofen einbei5en, entibige grau? j5u, Mirb tvitd)ft; de huid is weer aan- sanheehten, h. = anbeften, anbiingen, 1 gegroeid = ift tvieber angetbacbten. aan- beifitgen; (43oftmarfen) auffteben. aanheeh- groeiing, v. = ber 2tntvud)4 ; zie aan- ting, v. = atnbeftung, ba& Knbeften, ba& ttuf. groei. Kellen (ber $oftmarfen). aanheehtingspunt, aangrommen, h. = (einen) anbruntmen, an. o. = ber Zerbinbung4,, 9.1nbeftung&punft. fnurren. aanhef, m. = alnfang. aanhaken, h. = anbafen; (eagen) anfoOpeln; aanheffen, h. = (ein 2ieb) anftimmen, an, anbiingen ; (vrouw. handw.) anbiifeln ; einde- fangen; de klokken hieven hun dof geluid aan lijk heeft zij een man aangehaakt = bat fie = Me (Loden erboben ibr butnpfe& Q6ettin. rid) einen Diann erangett. aanhelpen, h. = anbeffen, angeben belfen; aanhalen, h. : de zon haalt de dampen aan = hij hielp mij mijn jas aan = er half nth ben 5iebt bie Zitnfte an; haal hout aan = bole lRoct an(bieben). Doti 4erbei; er is geen a. aan = idj faun ba4 aanhijgen, z. = feucbenb beranfommen, ficb ade nicbt erfcbtvingen; ze wist den jongen feucbenb nitbern. man aan to halen = au Loden, 511 firren, au aanhinken, z. = 4eran4infen. fiibern ; wat heeft hij zich aangehaald l'= but& aanhinniken, h. = (einen) antviebern. bat er angefangen ! mat bat er ficb aufgebilrbet I aanhitsen, h. = attbe4en, aufbei3en ; de ma& bat er ficb auf ben ,t)al& getaben 1 zie, honden a. = bie .unbe attb. ; den een tegen hoe de kleine Naar modder aanhaalt I = tvie den ander a. = (ben) einen gegen ben anbern auf b.; bie kleine ibrer Mutter fcbmeicbett, fore FCRutter de menigte a. = bie 401enge auftviegeln; de tiebfoft ; een knoop a. = an5teben, fetter su. twistenden op elkaar a. = bte Streitenben 5teben ; de teugels a. = bte Bitget attateben; aufammenbeten ob. aneinanber bet,en. aan- de vriendschapsbanden nauwer a. = bte hitser = 2lt-11)4er ; ttuftviegter (ber Zotf&, greunbic4aft&banbe enger fnitpfen ; de wind menge). aanhitsing, v. = ba& Knbe#en, haalt aan = tvirb ftiirfer ; een plaats uit Von- ba& Vlufbeign ; bad Vtuftviegetn. del a. eine Stette au& Z. anfitbren ob. bit-term; aanhobbelen, z.: komen a. = (ber)angebunt, ter aauigehaalder plaatse (t. a. p.) = am an, pelt fommen. gefilbrten Orte (a. a. C.); bewijzen a. = aanhoeven, h.: de jas hoeft niet aan ber tueife beibringen ; goederen a. = earen mit Mod braucbt nicbt an(ge5ogen au tverben); de Zefcbtag betegen, anbatten, fonfi&geren,eittaieben; lamp, de kachel hoeft met aan = braucbt een woord a. (aanstrepen) = anftreicben. nicbt brennen. aanhailig = einfdpnetcbetnb, fctinteidgerifcb, aanhollen, z. = anrennen, angerannt fommen; (minder stark) freunblicb. aanhaligheid, tegen een boom a. = an einen t8aum any. v. =: einfcbmeicbetnbe ob. fcbmeicbterifdy %rt, aanhompelen, z.: komen a. = (ber)angebtun% areunblicbfett. pelt fommen. aauhaling, v. = (van goederen) Zefcbtag: aanhoogen, h. = Bober macton, ertAben. nabtne, nonfi&fation, %inaiebung; (van woorden) aanhoopen, h. = anbitufen, aufbaufen. 9,Infittyrung. aanhalingsteeken, o. = aanhoorder, m. = („toehoorder") BubBrer ; fitbrung&seicben, Vinfitbresetd)en, ( itittefittcben. („luisteraar") it) orcber. aanhang, m. Vinbang, bie Zartei ; Gebel aanhoogen, h. = anbiiren, Boren; een preek unb fein Knbang); die meaning vindt veel a. = a. = eine $rebist anbi3ren ; hoor mij aan = ftnbet bide 21nbiinger ; de duivel met al zijn bare Intcb an ; 't is hem aan to hooren, dat hij a. = mit feiner ganaen Sippfdiaft. aanhan- lang weg geweest is = man biirt 0 ibm an, jgeling = Knbitnger, $arteigiinger. bat er Lange fort War; dat kan ik niet a. = aanhangen, h.: iem. a. = an einem bangen ba& farm ii nicbt mit anb.; hoor mij maar (biingen), einem augetan fein, einem anbangen geduldig aan = Boren Ste mfr nur gebulbig (anblingen); feiner Zartet ant). ; de modder 5u ; ten a. van alle aanwezigen = bat ate hangt erg aan = ber Scbtanun flebt febr an. atntverenben e& Boren, in @egentvart alley Vtntv., aanhanger = 2Inbiinger. aanhanglg = boy alien anbiingtg, tit* entfcbieben ; (in rechten) recbt4 aanhoorigen, my. = VingebBrige. biingig ; a. maken = anbangig ntacben (bei). aanhoorigheid, v. = BugefOrigreit ; ba& aanhangsel, o. = ber Knbang (eine& Gcbrift, Bubebi3r, ba& 43ertinen& ; aanhoorigheden = tberfe&); („bijvoegsel") bey Itacbtrag ; bah Wu= $ertinenaien. blingfet; ber Bufat,. aanhouden, h. = de beslissing a. = bie aanhankelijk = anbiinglicb (an met Acc.); entfrteibung bertagen; ik zal de courant niet (einem) bugetan, ergeben. aanhankelijk- langer a. = nicbt Langer batten; goederen a. held, v. = Knbiittglicbfeit (an); Zreue, ergeben: = Caren einateben, fonftWeren, anbatten, mit belt (gegen). Zetcbtag betegen ; zullen we hier een oogen- aanharden, h. = (eig.) batten, fttiblen ; (fig.) blik a. (met rijtuig)? = motten toir bier einen 1,berbarten, bettlirfen (fm Zilfen); abbtirten (gegen Kugenblicf batten? de koude houdt aan = 1,23etcbtverben); a., z. = (eig.) barter tverben, ficb bie niiite Batt an, bauert fort; (bie eant0e) Lberbiirten ; (fig.) lid) abbtirtcn (gegen), 114 ge. brennen fallen; (Wliirber) berbaften, fettnebtnen; tabnen (an). de regen houdt aan = . halt an, a regnet aanharken, h. = (Matter) 5ufamtnenbarfen, framer fort ; 't sehip houdt hier niet aan = ,recben; hark den tuin wat aan = barfe ben tegt bier nicbt an; (einen son) anbatten, au4. Oarten eta Went nacb. batten; de zaak tot de volgende vergadering aanhebben, h. = (Stteiber) anbaben; hij heeft a. = eine Cache bi& bur niid)ften Zerfanuntung een roes aan = er bat einen Eitaufcb, einen auffcbieben ob. bertagen; a. tot 't doel bereikt is VIffen ; je hebt de partij aan = bu haft bie = nicbt?ablaffen, bid ber Biwa erreiobt ift; Fgartie berloren; we hebben de kachel al aan = (einen Ubergeber) anbebatten, kleine diensten bet tut& brennt ber fen fcbon, tvir 4eiien houden de vriendschap aan = Mine Zienfte aanhoudend. 8 aankomen. erbaften bie greunbicDaft; (van schip) znid- anfi.; ik zal je a. = i cb tverbe bicb berflagen ob. waarts a. = nacb eilben fteuern ob. batten; (bij befangen. aangeklaagde = bet, Me Mtge, verkooping) een huis a. = einaieben (bei bem flagte, St efinquent, St elinquentin. aanklager iiffentlidon Zerfauf). = 9Inflager, nfiiger ; openbare a. = Staat&= aanhon'dend = anbaltenb, unau&gefet3t, antvalt. forttviibrenb; a .... e regen = anbaftenber aanklampen, h. = (ein Scbiff) entern ; iem. op &gen; hij babbelt a. = er plaubert fort: straat a. = einen auf (in) ber strafe (unter= tviibrenb; 't bliksemt a. = 6 blitt unau&gefett tveg&) anfprecben ; iem. om geld a. = einen (zonder ophouden). aanhou'dendheld, v. um Obelb anliegen, anbumben, anbobren; (beim = Oebarrlicbfeit, 9.1u&bauer; aortbauer ('t voort- Bimmermann) anbotjen, anbiatten. duren). aan'honder: hij is een a. = er ift aanklanteren, z. = beran,, beraufgeftettert bebarrfi, bat Ku&bauer; de a. wint = fteter Cowmen. r ropfen lo'f't ben stein; Oebufb unb 1fit&: aanklanwen, h.: den tuin a., zie aanharke n. bauer fiibren aum Biel. aankleeden, h. = anfleiben, fteiben ; een aan- aanhonding, v. = (van goederen) bar gekleede boterham = ein belegte& ob. iauftrier= VInbalten, Oefcbfagnabme, nonft&fation, inaie% teb ectmittcben. lung; (van personen) lerljaftung, aeftnalime, aanklimmen, h. = anftammern ; feft an, een bevel tot a. uitvaardigen = einen Zer= jieljen. baftu tt gaefeb ob. ,f)aftbefebl erfaffen; a. (,,voort- aankleven, h.: iem. a. = einem anbangen during") _ gortbauer; a. (uitstel) van de (anbangen), an einem bangen (blingett); ze beslissing = Zertagung ber entfcbeibung. kleven elkaar trouw aan = fie batten treu aanhuppelen, z. = anbilpfen, angebilpft aufammen; velerlei zwakheden kleven ons aan Cowmen. = bieferlei Scbtuticben baften unb an; die aanhuwelijken, zie aanhuwen. ondeugd kleeft hem al van zijn jeugd of aan = aanhawelijking, v. = Knbeiratung, %r- biefe& oaf ter flat ibm bon feiner jugenb an; beiratung. [(eig.) iets aan iets anders a. = ettv. an eau. aanhuwen, h. = anbeiraten, erbeiraten; zie anbereb anffeben]. ook: aangehuwd. aankleve: met den a. van dien = mit ahem aanijlen, z. = beraip, berbeieilen ; anrennen, tva& bruin unb bran ift; mit diem Zrum unb beranrennen; komen a. = beran=, berbeigeeitt Zran; mit atlem tva& bap gebiirt. aanklever ob. angerannt Cowmen. = Knbiinger. aanjagen, h.: de koeien a. = bie ailbe aanklimmen, z. = beran., beraufgeftiegen antreiben, (ein $ferb, bie VIrbeiter) ant Cite Coalmen. antreiben, anjagen; men wil mij vrees a. = aanklinken, h. = annieten; [(mit ben man wirt mfr aurct einjagen,micb in aurcbt jagen, Chttifern) anftofen]. inicb einfcbitcbtern, in& Zocf&born jagen; iem. aankloppen, h. = anfloVfen, anVocben; ik schrik a. = einem sdjreden einjagen, einen in zal eens bij hem a. = fc tuerbe mat fief Om Scbrecfen fetwn; iem. een blos a. = einem bie anftobfen, tverbe mit mat an ibn tvenben (Scbam)91iite in& IZeficbt treiben; a., z. = beran- (um ettv.); een spijker, de aarde a. = einen eifen, lerbefeilen; ze komen a. = fie Coalmen Ragef, bie erbe anftopfen. beran., berbeigeeift ; hard a. = ftarf ob. fcbarf aanklopping, v. = bab Vfnflopfen. aureiten ob. aufabren. aankloppen, aanklotsen, z. = plump ob. aanjager (van een brandspuit) = Bubringer. febtverfaffig (ber)angetrambeft Coalmen. aanjanken, h. = (einen) antvinfern; a., z. = aanknikken, h. = (einem) aunicfen. tvinfelnb beranfommen, ficb tvinfelnb niibern. aanknoopen, h. = anfnilpfen ; een draad aanjoelen, aanjniehen, z. = joblenb ob. a. = einen aaben anfn. ; een gesprek, brief- jaucbaenb beranfommen. wisseling, oude vriendschapsbanden weder a. = aankalken, h. =- ('t geborgde) anfreiben, ein Oefpriicb, norrefOonbena, ate reunbfcbaft&, anferben; (iem.) notieren, aufaeicbnen. banbe tuieber anfn. ; handelsverbindingen a. = aankanten, h.: zich tegen iets a. = ficb ebefcbiift&berbinbungen anfn. ob. in @efcblift&, einem Zinge tuiberf4en; eine ace beftreiten ob. berbinbung treten ; onderhandelingen a. = befiimpfen. aankanting, v. = bet Taiberitanb. Unterbanbtungen (aucf) : Zerbanblungen) anfn. aankap, m. = ba& ,D ofaf ii ri e n , bie ,f)olaung. ob. einteiten ; (bij 't onderwijs) aan 't tevoren aankarren, h. = anfabren; (op een frets) behandelde a. = an ba& borber 23ebanbette beranrabeln, berangerabelt Cowmen. anfn. ; we zullen er nog een week a. = tuir aankeffen, h. = (einen) anbetlen, anftiiffen ; tvoften nocf eine Vote binauftigen, nodj eine anfcfmanaen. Socbe 'Unger bleiben. aankerven, h. = (einem ettv.) anferben. aanknooping, v. :---- Knftiiipfung, ba& stn= aankijken, h. = angucfen, anfeben, anblicren, fniipfen. aanknoopingspunt, o. = ber anfcbauen ; iem. schuins a. = einen fcbief ob. mit %nfnilpfung&Vunft. fcbiefein Cid anfeben; met schele oogen a. =- aankomeling, m. en v. = ein 91euange, mit fcbeefen Kugen anf., betraitten; ik kijk fommener, eine 9leuangefonitnene; ber afnfiiintiv hem niet aan = id) faffe ibn Hid& liegen; dat fine; („nieuweling") Reuling, ber lReue. wil ik eens a. = bob miff icf) mit mat an: aankomen, z. = anCommen (van boot, trein, feben; 't is 't a. niet waard = e& ift be& %a= reizigers enz.); kom aanl = tboblan ! kom feben& nicbt Wert. aan, wie zegt dat? = acf) fo (ob. ei), tver fagt aanklaeht, v. = VInflage, alage; een a. tegen ba& ? dat geld is hem aangekomen = ift ibm iem. indienen = eine Wage gegen einen en: augefaften; 't kind komt aardig aan = reicben; een a. over iets indienen = Wage weicbit bithfcb ; aehter iem. a. = hinter einem iiber ettv. erleben. breinfommen ; de zieke komt bij den dag aan aanklagen, h. = anf(agen, befcbufbigen ; iem. = tuirb mit jebem rage fraftiger; de boot voor 't gerecht a. = einen bor 45)ericbt ann.; komt hier niet aan = ber Zatn13fer feat bier iem. wegens diefstal a. = einen beb Ziebitabf& nicbt an; hoe is de brand aangekomen? = aankomend. 9 aanlasschen. tuie ift ber Oranb entitanben ? de dag komt aankoopen, h. = antaufen, tauten, (bet aan = bricbt an; er is geen a. aan = ift 9futtionen) eriteben. nicbt au befommen, nfcbt au babett, de prins is aankooper nattier. aankooping, v., met zijn gevolg bier aangekomen ber zie aankoop. aankoopsom, v. = Stauf, $rins ift mit oXiefolge bier eingetroffen; in een funtme. stad a. = in einer Gtabt ant.; hij komt met aankoppelen, h. = (.0unbe, %ifenbabntragen) al zijn boeken aan = er fommt mit aft feinen anfobbeln; (eine %be) antubbeln. aankop. Q3ilcbern berangetragen ob. berangercbiebbt; je peling, v. = ba& Wittobbeln; bie nubbefung. moet (me) met die aardigheden niet a. = icb ber. aankrammen, h. = sufammentfammern, bitte mir fofcbe Sblif3e, bfeibe mir mit fofcben feftffammern ; antramben. ebithen bom 2eibe, id) mag lot* Sblif3e nicbt; aankrijgen, h. = anbetommen, anfriegen; ze zullen je met dat voorstel zien a. = ba ik kan dien schoen niet a. = icb fann ben tnfrft bu fcbiin anfommen mit beinem Zor= Scbub nicbt anbetommen ob. nicbt anfriegen; ze fcblage, hij kwam er mee aan, toen 't te laat kan de kachel niet a. = fie fann ben Cfen was = er fine babon an, af4 6 su iblit tear; nfcbt anmacben, bet iijr mitt ber Ofen nergens a.! = nicbt be., anriibren ! niet Brennen; een roes a. = fit einen etaufcb trinfen; a. ! = t^tinbe tueg op fern. a. = auf einen wie heeft die partij aangekregen? = Ibex bat aufommen; laat dat maar op mij a. = bcc bc0 Spiel ob. bie 1artie bertoren ? iiberfaffen Cie mir nur ! hij laat alles op mij a. = aankrijten, h. = (einen) anicbreien, antra= er liff3t micb fiir aff0 forgen; ik laat 't er op fcben. a. = fcb faffe barauf ant. ; nu komt 't er aankruien, h.: hij kwam met zijn boeken op aan = jet gitt'4; 't komt er op aan te a. = er tam mit feinen Ziicbern auf bent Scbleb, weten, of ... = e fommt barauf an 5u tbiffen, farren (ber)angefabren; zand a. = Sanb auf of) . . .; dat komt er niet op aan = ba& tut Gcbiebtarren anfabren; 't ijs komt a. = ba?, nicbt?,, macbt nicbt& au&, fcbabet nicbth ; als 't treibt beran. er op aankomt = tuenn barauf anfommt, aankruipen, z. = anfriecben, berantriecben, tvenn 0 gift, tvenn gum Stfabben tom:tit; angefrocben fommen ; ze kroop tegen haar op een paar gulden komt 't mij niet aan = moeder aan = fie fdjntiegte fit an Ore 9J1ut, auf ein Saar Oufben fommt eb mir nit* an; ter an. 't komt er bij hem zoo nauw niet op aan = aankuieren, z. = beranfbasiert tommen. er ninunt 6 nicbt fo genau; wanneer is die aankunnen, h.: ik kan je wet aan icb professor aangekomen? = tbattit ift bleier ftebe bicb, icb triege bidj unter, hij kan zijn 13rofeffor angefommen ob. angeftent tvorben ? die werk best aan = er bat nicbt sublet sit tun; slag komt aan = ber ecbfag (tifeb) siebt hij kon die taak niet aan = er tonnte (an); we kwamen to Calais aan = tuir tauten biefe Kufgabe nicbt beiviiftigen, that biefer in ctfcti an; zijn tuin komt tegen den Wufgabe nicbt fleivad)fen ; hij kan dat heels stuk mijnen aan = fein Oarten,grenst ob. ftiif3t an ben vleesch wel aan = er fann bief en gansen meinigen; 't zal u in 't begin vreemd a. = Oraten Watt betuiiitigen; hij kan heel wat fm Knfang tuirit bu bic nicbt bebagficb filbfen; aan = er last bief (br)aufgeben, bran* bief, in de verte zie ik iets a. in ber aerne far bat bide Zebilrfniffe ; men kan er niet op icb ettv. beranfontmen, rub ntibern ob. berannaben; aan = man fann nfcbt barauf berfaffen, man aankomend: aankomende week = niicbite fann nicf)t barauf geben. Vocbe ; een a. meisje = ein jung0 niibcben, aankwakken, h.: iem. (iets) tegen een berantuadjfenb0 Otibcben, ein Oactfifcf); een muur a. = einen (ettn.) an eine Mauer an, a. jongeling = ein junger Ourfcbe, ein fd)feubern ob. anicbmettern. ling ; een a. bediende = ein angebenber Oebiffe aankweek, m. = bie Bucbt, bab Sieben, bie (RommB); de a .. en (met den trein) = bie auftur. 9Infommenben, bie Knfiimmfinge, 't u aanko- aankwakken, h. = ($flansen) ateben, siicbten, mende bedraagt 100 gld. = ba?, Num su. anbffattsen; jeugdige schilders a. = junge fommenbe betrtigt 100 Oufben. aankomer Mater beranbilben, allerlei deugden a. = = Ffteufing, Vteue(r), lYleuangefommene(r). aan- afferbanb Zugenben tuttibieren, bffegen, ein: komst, v. = 9Infunft, ba4 %Intreffen. priigen, befiirbern; (greunbid)aft) begen unb aankondigen, h. = antilnbigen, anseigen ; bffegen; (bie eiffenicbaften) bffegen. fern. zijn vonnis a. = einem fein ant., aankwispelen, z. = mit bent Scbtbany mittellen ; een feest a. = eine aeftlicfgett (milnbf. webetnb ob. febbleiftuebeInb berantommen. ob. fcbriftf.) anfilnbigen, (mftnbf.) anfagen; ik aanlaehen, h. = (einen) anfacben, anfiicbefn ; heb hem uw bezoek aangekondigd = i babe (einem) sufticbefn ; 't geluk lacht hem aan = ibm sabren 8efuct) gemetbet ob. angefiinbigt ; een bc0 Offict facbeft ibm an; uw voorstel lacht kring om de maan kondigt regen aan = mij wel aan = Z5'br l3orfcbfag gefiifft mir tuobf. beseicbnet, bebeutet, berfiltibigt Negen; (voor- aanlanden, z. = anfanben; ik ben bier goad boden, voorteekens) beigen din. an; een boek aangeland = bier gut attgefommen; ik weet a. = ein Oucf) anseigen ob. beibrecben ; iets in de niet, waar hij aangeland is = icb tveif3 nicbt courant a. = etwc0 in ber Beitung anseigen; too er bingefommen (tuobin er geraten) ift, tyab hij kondigt zich als homoeopaath aan = er au8 14m getuorben fit. mefbet 14 al& tionti3o0at4en an. aanlandig: de wind is a. = ber Zainb tuebt aankondiger = Knfiinbiger, VInseiger, fanbeintutir0. aanlanding, v. = 2anbung, %nmelber. aankondlging, v. = Knfanbung. bigung, Wnseige, gelbung; tot nadere a. = aanlangen, h. = reidrn, bet:, berilberreicben. auf tueitere Dlittelfung, ook: bi& auf aanlappen, h. = fficten, ftiicfen, sufammen. tueiter0. fficfen, sftiicten, iem. iets a. = einem ettu. an. aankondigingsblad, o. = Wnseigebfatt, fcbtnieren ob. aufbiingen. ber Kttseiger. aanlassehen, h. = anbeften; (Bimm.) an- aankoop, m. = ffnfauf. bfatten, (Scbmieb) anfcbmieben, anfcbtreif3ett aanlaten. 10 aanloop. aanlaten, h.: de lamp a. = bie 2amt3e fteae, tier ,1314, ber 2attbung4014; (voor post- brennen Wien. wagen en paarden) bie Oalteftation. aanleg- aanlaveeren, z. = beranfabieren. stelger, m. = Vittlegefteg, bie 2anbung4britcfe. aanleeren, h. : een taal, ambacht a. = elne aanleidende oorzaak = erunburfacbe. Spracbe, ein .f?" anblverf erternen; zoo iets moet aanleiding, v. = RIeranfaffung, ber Vintaf3, men aanleeren = fo ettva& muf3 man ficb an, ber g.runb ; dat gaf a. tot allerlei vermoedens fernett, vitr erlernt tverben ; aangeleerde vaar- = bar, gab au aaertei Zertnutungen Zers digheid = angeternte (i!,eicbicfficbfeit; de kinde- antaffung ; bij de geringste a. vliegt hij op = ren leeren good aan = macben gute aortiOritte bet beta geringften Vfnlaf3 brauft er auf ; ik had tut 2ernen ; hij heeft veel aangeleerd = biel geen a. mij er mee te bemoeien = icb Ijatte augefernt ; 't aangeleerde = bal erfernte, ba& (einen Orunb uticb bineinauntifcben, a. geven = tngelernte. aanleeren = bie grfernung. ook beranlaffen; iem. tot lets a. geven = aanleg, m. bie Vintage; ber 58au, a. voor einen au eh). beranfaffen ; wat gaf a. tot die gas- en waterleiding = dais unb eafferan, oneenigheid? = watt bat biefe Uneinigfeit tiers laten; a. van spoorwegen = gifenbabnbau; anfatt? daaruit neemt men a. om hem te de a. van de nieuwe stad is prachtig = ber belasteren = barau& nimmt man Md. ibn au gnttvurf ob. bie VIntage ber neuen Stabt lit prilcbs berteutuben; er bestaat geen a. om hem te tig ; rechtbank van eersten a. = ber gbericbt&bof verwijderen = e& fiegt Fein Kitt. (rein Wrnnb) erfter ittftana; a. van een twin, een schilderij, bar ibn au entfetnen; naar a. van uw schrij- een roman bie Vintage eine& Chartett&, eine& ven = antabltt Nre& Scbreiben4, int Vinfcblut Oentlitbe&, eine Romani;; hij heeft a. voor de an stir Scbreiben. muziek = er bat VIntage f itr (hut) ift aanleggen, h. = berbitnnen; de avonden murtfalifcb berantagt; hij heeft een goeden lengen al aan = tverben fcbon flinger. a. = bat gute Vintagen, ift gut beanlagt ob. aanlennen, h.: hij leunt tegen den muur beranlagt ; iem. met (een) genialen a. = ein aan = er febnt fit an bie V33anb; zich iets geniafifd) beranlagter Eatenfcb ; de jongen heeft laten a. = ettv. binnebmen, ettu. (rubig) a. voor tering = bat eine Reigung our Scbtvinbs gefalien faffen, ettv. auf ficb fityn faffen, ficb fucbt; a. (voor schepen) = VInfage13103, 2att, ettv. bieten taffen; dat laat ik me zoo maar bung&Ola13; zie ook toele g. niet a. = bal laffe icb mir nicbt One tveitere4 aanleggen, h. = anlegen, anfangen, macben; gefaaen, mir nicbt bieten, nicbt auf mir fit3ett; een bootje, een schip op stukgoederen, een hij laat zich the huldeblijken a., alsof hij ze geweer op iem., een postzegelverzameling, verdiend had = er nimmt biefe etufbigungen een park a. = einen 91mben, ein Scbiff auf bin, al&ob . . .; de rechtervleugel (van 't leger) Stitcfgitter, ein (eh)* auf einen, eine Oriefs zal tegen de rivier a. = ber recbte tiigeI tvirb marfenfammfung, einen Parr ant. ; legt aan ! = ficb an ben (tut anfebnen. ofcblagt an! aan alle kapelletjes (of heilige- aanlenningspnnt,o.=ber Vinfebnung&punft. huisjes) a. = ilberati einfebren, too unfer aanliehten, z. = (berauf)blittintern, erfcbeinen, Oerrgott einen VIrm augtrecft, in alien anbredyn. bliufern einfebren; iem. de boeien a. = aanleggen, h. = bet Zif cbe fiegen ; er ligt vuur einem bie aeffetzt ant. ; de boot legt hier niet aan = tvirb gebeiat, bob Feuer brettnt. aan = ber Zautpfer lest bier nicbt an ; hier aanliggend = antlegenb, angrenaenb, ans (in deze herberg) zullen we even a. = bier ftof3enb, aanliggende hoek = anftdettber lintel. molten Lair einen Viugenblicf einfebren; hoe aanlijmen, h. = attleimen, antitten. zal hij dat a.? = tvie tvirb er bat anfangen aanloeien, z.: komen a. = briitienb (vie ;(maven)? hoe moet ik 't a. om . . .? = tvie beulenb (vie ber Sturm) beranfontmen; fort it e& anf., macben, anfterten, um . . . ? a., h. = (einen) anbritaen. (kanalen) graben; met zulke menschen aanloeren, h. = (einen) tauernb aufeben. moest je niet a. = mit foldyn .kleuten foatert aanloeven, h. = bicbt beim RBfnbe fegeln. bu bicb nicbt eintaffen ; hij legt 't met iedereen aanlokkelijk = einlabenb, anaiebenb, reiaenb, aan (om te twisten) = er binbet mit feber: antodenb, berfilbrerifcb. aanlokkelijkheid, mann an; heb ik dat zaakje niet netjes v. = bat; gintabenbe, ba& Vittaiebenbe, bie aangelegd? = babe id) bie Sacbe nicbt fcbtau Vinaiebung&fraft, ber bat; VInfodenbe. eingeflibeft ob. felt eingericbtet ? op een haas a. = aanlokken, = ansieben, reign, anreiaen, auf einen gafen *fen; je legt 't er op aan = antocfen; (ZOgel, alfd)e) anRibern, fiibern, bu Left e& barauf ; (spoorwegen) bauen; laden, anlocfen, berbeitocfen; 't uitzicht op (steden) ant., bauen; de planken tegen den winst heeft hem aangelokt = bie WWI* auf muur a. = bie 8retter an bie Mauer (an)tegen; t5eminn bat ibn angefocft; door vleierij zocht ze hebben 't verkeerd aangelegd = hers ze hem aan te lokken = fucbte fie ibn au febrt angefangen; (vuur) anutation, 't is koud, firren, au Meru, anaulocren ; (bie einne) ans ik zal vuur laten a. = . . . icb tverbe einlyiaen reilen; de mooie omstreken lokken velen aan faffen; leg nog een paar briketten aan = lege = bie f cbane Umgegenb at* blete 53eute an. nod ein paar Q3rifette nac ; 't wat zniniger aanlokking, v. = Vintorfung, 2ocfung ; (ver- a. = ettv. bau&blifterifcber (fparfamer) mirt: zoeking) R3eriucbung. aanloksel, o. = ber fcbaften (au VBerfe gebn); hij is artistiek aan- Abbe; bie 2odiVelfe, bie Zerlocfung, ber IReil. gelegd = er ift fitnftlerifcb bes, berantagt, aanlonken, h. = (einen) anblinaeln ; aniingeln; humoristisch aangelegd = butnoriftlfcb angel (mit einem) fiebilugeth. ffogen. aanlooden, h. = antiefen. aanlegger = Vinitifter (ether Oitberei a. O.), aanloop, m. = Vinfauf (ook Vinfturm); Vinaettler (einer kIntrige); Urbeber (irgenb eine& a. nemen = (eig. en fig.) einen Vintauf Zinge&); (in rechten) alager. aaniegging, nebtnen; die winkel heeft veel a. = bleier 6v. = Vintegung (ether Stabt, einett (arten&), 2aben bat grof3en Sufauf ob. bid Bufpruci); die Vintage, ba& Vintegen. familie heeft veel a. = biefe l3amiiie bctt aanlegplaats, v. = (voor schepen) VInfege, 8efucb; een langen a. nemen (bij een aanloopen. 11 aannaaien. vertelling) = twit au4bolen, veel a. van aanmerkelljk = bebeutenb, betracbtlicb, bedelaars hebben = groten Vinl. bon Oettlern anfebnlicb, erbeblicb ; een aanmerkelijke som = Oben. etne bebeutenbe, aniebnlicbe, erbeblicbe Summe; aanloopen, z.: op iem. a. = auf einen auge4en, een a. aantal = eine bebeutenbe ob. betriitttite (sneller) auf efnen sulaufen ; ik loop wel eens 801. bij u aan = icb fine* fcbon bet Nnen bor aanmerken, h. = bemerfen ; ik merkte zoo (ein); loop even aan 't postkantoor aan en terloops aan, dat = ict) bemerfte beittiuftg, breng mij wat postzegels mee = bringen Cafe ba f ; ik zou kunnen a., dat = id) tuft tut Zortibergebn bom $oftamte einige fiinnte bie Oenterfung maven, bat . . . . ; we zrief ntarf en mit; daar komt hij al a. = ba zullen 't hem als een verdienste a. = mfr fommt er fc0on (angelaufen); van alle kanten tverben e& ibtn al& Zerbienft anrecbnen; iets kwamen menschen a. = . . . . famen 2eute als een beleediging a. = ettv. all etne Oelei. 4eran%, 4erbeigetaufen; loop wat aan! = taut bigung betracbten; hij heeft op alles wat aan 5u. ! ons schip liep tegen een stoomboot aan = te merken = er bat an ahem ettna& au&sufeten unfer Sc4iff ftief3 an einen Zant.pfer an, ftief3 ob. 5tt bentlingeln; wat hebt u daarop aan te mit einem Zampfer sufammen ; hij liep tegen merken? = ook beanftanben Cite baron? den muur aan = er lief ob. rannte gegen (an) aanmerker = Zemerfer ; (vitter) Zabfer. bie ?Mauer an; (fig.) je loopt er nog eens aanmerking, v. = Zemerfung ; a. mak en = tegen aan = bu tvirft nocb mat libel tvegfont, 23emerfungen, intvenbungen macron; ik erken men, libel anlaufen, auf ben Zee f =men ; 't de juistheid van uw a. = fdj erfenne bie staal blauw laten a. = ben Stabi Mau an- 9licbtigfeit taibrer Zenterfung an ; hij heeft op laufen taffen; a., h.: 't zal nog wel een poosje alles a. = er bat an artetn ettv. au&pfelon, a. = e4 tvirb nocb tnobt eine Seite anfteben nicbt& fit Ant recbt ; terecht wordt op 't gebruik ob. bauern. van dat woord a. gemerkt = mit Me* tvirb aanloopkleur, v. = alnlauffarbe. aanloop- ber eiebraucb biefe& eorte& beanitanbet; 't is plank, v. = ba& Sprung, Springbrett ; ba& geen a., 't is maar een opmerking = id) Scbtvungbrett. table nicbt, t macbe nun eine Zemerfung ; u aanloten, h. = ficb feftrofen. moet in a. nemen, dat = Cite mliffen aanmaak, m. = bie anfertigung, bie Zerferti, ertntigen, in @rintigung (ob. in Zetracbt) 514en, gung, bie ,i)erftertung, bie aabrifation. bat . ; de omstandigheden in a. genomen aanmaken, h. = anmacben; vuur a. = aeuer tinter Zierlieffittigung ob. in erh)ligung ber 11m, macben, anmacben ob. anginben; ik heb het vuur ftlinbe; men moest zijn zwakken toestand in laten a. = fdj babe einbeiben laffen; kalk a. = a. nemen = man folite feinen fc0mcion Buitanb Staff aunt. ob. etttriibren ; de sla a. = ben Sale berilcfficOgen ; zijn verzoek komt niet in a. = precbtmacben ; maak wat aan! = mat' ein feine 93itte bleibt unberlicriittigt ; bij zulk werk tvenig fcbnea, beetle biM tummte bid) ! komt 't mijne in 't geheel niet in a. = bet aanmanen, h.: iem. tot vlijt, oplettendheid foldor Virbeit fommt bie meinige gar nicbt in a. = einen Aum feif3e, 5ur Kufmerffamfeit 23etracbt, mit folcber Krbeit fann bie meinige ermabnen, anbarten ob. aufforbern ; iem. tot be- nicbt bergtiten tverben; uit a. van zijn ver- taling a. = einen our 8ablung marnen. diensten = in grintigung ob. in Knbetracbt feiner aanmaner = %rtna4ner ; ?Mawr. aanma- Zerbienfte. aanmerkingswaard=o p m e r- ning, v. = %rmabnung (eine& eltitier& 5. Z.); k e 1 ij k = benterfen&tvert ; merftviirbig. 91tabnung (eine& Cr:flulbner&); (om iets te doers) aanmeten, h. = (einem etnen Mod) anmeffen ; 9tufforberung ; hij heeft weer een a. van zijn ik laat alles a. = fdj laffe mfr die& nacb Ertai3 oude kwaal gehad = er bat tvieber eine Kn. ntacben. tnanbrung (einen leicbten Knfart) feine& alten aanminnelijk, aanminnig = lieben&% abet& gebabt. rettenb, 4o1b, anmuttg. aanminnig- aanmaningsbrief, m. = TRabubrief. held, v. = 2ieben&tviirbigfeit, Knntut. aanmareheeren, h. en z. = anmaricbieren, aanmoedigen, h. = ermutigen, ermuntern, bortvtirt& tnaritieren; anmarfcbiert fommen. aufmuntern; 't voorbeeld van den aanvoerder aanmarsch, m. = Vinmaricb ; in a. = moedigde hen aan = bob 23eifiltet be& Vinfiibrer& 91nmaricr). ermuttgte fie, mate *ten gut, ffiltte ibnen aanmatigen zieh, h. = fit anntai3en; (minder Wlut ein; probeer hem wat aan te moedigen = sterk) ffit berau&nebmen ; hij matigt zich over berfucbe ibm ettna& Out einbufprecben ; tot ijver alles een oordeel aan = er malt fit ein Urteil a. = aum atet ermuntern ob. auftnuntern. fiber die& an ; hij matigt zich te veel vrijheden aanmoediging, v. = %rmutigung, rtttun. aan = er maf3t fic4 5u bid ar4eiten an, er terung, Kufmunterung. ntmmt fit . . . berau4. aanmoeten, h.: de jas most aan = muf an; aanmatigend = anmaf3enb, (verwaand) biltv de kachel moet aan = muf3 brennen, mu f3 felbaft. aanmatiging, v. = 2intnaf3ung ; angemacbt iverben. (onrechtmatige toeeigening) Vineig(e)nung. aamnonding, v. = ber Vinfat (eine& aitct&., aanmelden, h. = anmetben, ntelben; zich inftruntenta). persoonlijk a. = ficb borfterten; zich voor een aanmonsteren, h. = anbeuern, anmuftern, betrekking a. = ftcla 5tt ether Sterte melben, aniverben. fit b um eine Stele betverben; zal ik u a.? = aanmonstering, v. = antnufterung, 21n. fort ic4 Ste antn. ? merbung. aanmelding, v. = 9Intnelbung. aanmunten, h. = miinaett; intigen; aanmengen, h. = ntifcben, anntengen; ber- Silber) au&tniinsen, au&prtigen. biintten; eittrilbren ; meng de kalk nog wat aanmunting, v. = ba& Mitten vgl. aan = rittre ben Staff nod ein tveinig ein. aan mu nten. aanmenging, v. = ba& ?Mitten, ba5 Mt, aannaaien, h. = anntiben; hij laat zich geen mengen, bie Zerblinnung. ooren a. = er Itif3t ficb nicbt& ob. feinen wren aanmeren, h. = feftlegen, berteuen (bertiluen). auf binben, ntobt& inef4macben. aannaderen. 12 aanraken. aannaderen, z. fict) ntibern, berannaben. men ; iem. zacht a. = einen mit t^anbfcbuben aannaderend = erannabenb. aannade- anfaffen ; de jongen moat al flunk mee a. ,---- ring, v. =-- annaberung, ba& t.erannaben ; mu f3 fcbottjtiicbtig mit anf. ob. angr. ; aangepakt! de a. van den vijand ba& ..erannaben ob. riep de opzichter, en hij pakte aan = 5ugepadt ! toeranriiden be& geinba. aannaderings- rief ber Kuffeber, unb er pacfte au ; een zaak werken = VIpbrocben, 2aufgrtiben. verkeerd a. = berfebrt anfanger, anfaffen aannagelen, h. = annagetn. ob. anpacfen ; iem. terdege a. = einen friiftig aannemelijk = annebmticb, annebmbar ; a. (tattle) bornebmen, burtnebmen, abfanaetn, aanbod = annebtnbare4 Oebot ; op aannemelijke einem . . . auf0en ; zich a. = ficb an, voorwaarden = unter (au) billigen ob. annebm, greif en. baren Zebingungen; een a. (bevattelijk) kind aanpalend = angrenaenb, anftdenb, an: ein berftlinbig0, f fuge& ob. gefebrige& ninb. tiegenb. aannemelijkheid, v. = Vinnebmbarfeit, aanpasseu, h. = (een jas) anbrobieren, Q3iftigfeit. anpaffen; iets of zich aan zijn omgeving a. = aannemen, h. = annebmen; een geschenk, ettu., fit feiner Untgebung attpaffen. een aanbod, bestellingen, een ambt, geld, een aanpassing, v. = 9inbaffung. aanpas- verontschuldiging, verzachtende omstandig- singsvermogen, o. = ainbaffung&bernaigen. heden, goeden raad, een uitdaging, 't gevecht, aanpeil, m. = ba& 91u4nteffen. een wet, een wetsvoorstel; een vorm, een aanpennen, h. = titdjtig aufcbreiben. gedaante, een gewoonte, een weddenschap, aanpersen, h. = ftarfer preffen, auf ammen, een uitnoodiging, den schijn, een deftige preffert. houding; arbeiders, bedienden ; iem. weer in aanpljpen, h. = bie $feife anbrennen. genade ; iem. als leerling, als lid; iets als aanplakbiljet, o. = ber Knicblagbettel, ber joist, als waar; een godsdienst, een titel, een Vinfttag. aanplakbord, o. = Vinaeigebrett, valschen naam; iets op goed geloof a. = ein tnictiagbrett. aanplakzuil, v. = VInfcbtage, Oeftenf, ein 9Inerbieten, Oefteriungen, ein 91.mt, Vafate, 2itfaf3fiittle, Gelb, eine entf*Ibigung, mitbernbe Umftiinbe, aanplakken, h. = anfleben, anittagen, een guten Mat, eine ,Derau0orberung, ben Stampf, kennisgeving aan den muur a. = eine sSefannt, ein Gef et, einen 9Intrag ; eine norm, eine matung an bie Mauer anrct. ob. anft. abeftatt, eine eetuobnbeit, eine llette, eine (in- aanplakker = (8ettet)lllnicbttiger, atnfleber. tabung, ben Stein, eine tbitrbeboile ,taltung ; aanplakking, v. = ber alttfcbrag; bij publieke 9trbeiter, Tcebiente ; einen tuieber au Onaben; a. = burcb Offentlicben 9Infttag. einen at& Stiller, at& Olitgtieb ; ettb. al& ricbtlg, aanplant, m. = bie VinPflanaung; 9.1nbau; al& (f iir) tnabr ; eine Religion, einen Zitel, einen a. van koffie = naffeeanbfianaung. falfcben stamen; ettb. auf Zreu unb Olauben aanplanten, h. anpftansen; (Oetreibe) annebmen ; dat wil ik allemaal a. = bat MU erbauen ; (Ztumen) anpft., aieben. icb alle& getters fallen ; a.! = Renner I ?a.! aanplanter = $flanaer ; Knpfianaer. (spots.) = ba& gebt auf bid, ba& (ben) baft bu aanpleisteren, h.: een muur a. = eine tbeg ! („zich verbinden") a. in een maand to Mauer buten, abbuten, antuerf en, berappen. betalen = fidj berbinben, fic anbeiftig mat en aanplempen, h. = (einen Graben) aufcbiitten, . ; iem. als kind a. = einen an St inbe&ftatt athverfen, att4ffirten. ann., abobtieren ; (bestellingen) ann., mt= aanpooten, h. = ellen, fit beaten, ficb gegennebmen; hij is goed van a. = er ift anftrengen ; zie ook poot-aan spelen. inteffigent, tat einen betten not (iron.) er ift aanporder = Vintreiber, Knfporner. born Stamm Ritual, bon Rebmingen ; insehrij- aanporren, h. = anfpornen, antreiben, fta, vingen a. = Beicbnungen entgegennebmen ; ten, anftateln. aanporring, v. = atn, kerkelijk a. = einfegnen ; de leverantie lbornung. (het work) is door den heer N aangenomen = aanpoten, h. = pftamen, anpftattaen. tern 91 bat bie 2ieferung (bie airbeit) Her, aanpraaien, h. = anruf en, (an)preien. nommen ; met algemeene stemmen a. = eine aanpraten, h.: iem. lets a. = einem attn. ftimmig genebmigezt ; een opdraeht, een anfcbtbaten, auffcbtvaten, anbtingen. voogdijschap a. = einen Muftrag, eine Zor, aanpreeken, h. zie aanpraten. munbitaft iibernebmen; (een rein) antreten, aanprijzen, h. = (einem env.) anPrelfen ; unternebmen ; den ',maw a. = Zrauer antegen; (f eine dare) [den, empfeblen (aanbevelen); iets voor goede munt a. = ettb. fiir bare goede waar prijst zich zeif aan Gate Tante Mime nebtnen ; een voorstel a. einen lobt ob. emPffeVt fit fethft. %orfcblag ann., auf einen 2orfcblag eingebn ; aanprijzer = 9Inbreifer, 2obrebner. aan- (een wissel) ann., afaeptieren ; zie ook a a n- prijzing, v. = Vinbreifung, ba& LIob (pl. gen om e n. 2obreben), bie embfeblung. aannemer, m. = Unterttel9mer (in 't alge- aanprikkelen, h. = ftatettt, (einen iur ineen); R3auunternebiner (in 't bijzonder). Mate, tur blittben hut) anftateln ; (bie Ginne, aanneming, v. = atnnabme (eine& Oeftenfe&, bie Oebanfen our Siinbe) anrei5en. eine& qiefete&, cutter Zorau&fetutttg 2C., zie aanprikkeling, v. = Stacbetung, 9Inftate, aannemen); bij a. = in eubmiffion, int tung, Knreisung. Kfforb ; kerkelijke a. = %infegnung ; (prot.) aanpunten, h. = (einen Ceiftift, einen VW) nonfirmation, (kath.) girtnetung. aufpit3en, fpiten; (een veeren pen) aufcbnelben, aannemingsbiljet, o. = 2leferung&angebot ; fpit3ett. aanpunter, m. = Bufpiter. ber eerbeftein (bet ber Marine). aanne- aanraden, h. = anraten, raters, empfebten; mingssom, v. = Submiffiongumtne, ber iem. lets a. = einem ettu. (an)raten, einen Submiffion&Inet4. au etlo. raters; op a. van een rechtskundige = aanpakken, h. = anfaffen, angreif en, an, auf VInraten eine& Recbt&berfttinbtgen. fangen; de ziekte heeft hem erg aangepakt = aanraken, h. = beriibren, anriibren; hij bat ibn febr angegriffen, ftarf (arg) mitgettom, raakte 't nauwelijks aan er bertibrte a taunt; aanraking. 13 aanschouwbaar. je mag 't niet a. = bu barfft a nicbt anritbren aanroeren, h. = anrilbren, beritbren; (ein)? ob. beritbren. ritbren; iets met de vingers, met de lippen aanraking, v. = Oeritbrung, ber nontaft; a. = ettu. mit ben gingern, ben 2i0en beritbren; in a. komen, brengen = in 93eritbrung, in iets ter loops a. = ettu. beilltufig berilbren, nontaft fommen, bringen; met de strafwet in een teer punt a. = einen fit3tigen 93unft be. a. komen = mit bent Strafgefe# in St DOM ritbren ; de brij, de verf, de soap a. = ben geraten; ze hebben geen enkel punt van a. l8rei, bie arbe, bie Sulape ritbren, einrilbren ob. = rte baben (einen einsigen 93eritbrung&punft, anriibren; roer me niet aan = ritbre micb fie ftinnnen in Feiner Oinficbt itberein. aanra- nicbt an. kingspunt, o. = ber 93erilbrung&imnft. aanroesten, z. = anroften ; 't is er aange- aanrakken, h. = anratien. roest = a ift angeroftet. aanrammelen: komen a. = angeraffelt aanrollen, z.: de golven komen a. = bie fommen, raffeinb beranfommen, (ber)angerattert Setten rotten (ber)an, fommen angerotit, itiitsen fommen. rub beran ; a., h. ; vaten a. = Gaffer (ber)an- aanranden, h. = angreif en, antaften; iem. rotten. op den weg a. = einen auf bent Sege angr., aanrooken, h. = (eine F43feife, eine Bigarre) ilberfatten; iems. eer, goeden naam a. = jemb&. anraucben. %bre, guten %amen antaften, angr., ook: einen aanruisehen, z.: komen a. = (bom einbe, bei (an) feiner %bre, feinent guten stamen angr. bon ben logen, im Seibenfleib) raufcbenb aanrander = 9Ingeifer. aauranding, b eranfomm en, angeraufttt fommen ; (bon einem v. = ber 9tngriff, ber Uberfatt. 93acb) riefelnb beranfommen, f)eranrief dn. aanratelen zie aanrammelen. aanrukken, z. : de vijand rukt aan = ber aanrazen, z. : komen a. = angetobt fommen; aeinb rijdt beran ; op den vijand a. = auf ben a., h. = (einen) antoben, antutiten. aeinb tamarfcbieren ; we zullen nog een flesch aanrecht, o.. aanrechtbank, v. = bie laten a. = Mir molten nott eine atafc4e fommen 9Inricbte, ber 91nricbttifdt, bie 9Thtuaidtbanf. ob. auffabren laffen. 't aanrukken = ba& aanreehten, h. = auberetten, anrittten; een t^eranritcren. maaltijd a. = elite 9Xabrseit (ein %ilen) anridjten.aansehaffen, h. = anfobaffen ; hij heeft een aanrechting, v. = 91nriobtung. aanrecht- nieuwe piano aangeschaft .---- er bat fici) ein keuken, v. = 9fttricbtfitcly. neue& atabier angefcbafft ; dat boek, die krant aanrakken, h. = reicben, berreicben, beritber? heb ik me aangeschaft = biefed Zucb, biefe reidjen, barreicben. Beitung babe id) mir angefdytfft ob. sugelegt. aanraking, v. = Zarreicbung. aanschaffing, v. = %nicbaffung. aanrekeuen, h. = anrenen (eig. en fig.); aanscharrelen, z. : daar komt de kleine iem. iets a. = einem ettu. ann.; ik reken 't mij a. = ba fommt ber (bad) Ateine (ber)angefrab? als een eer aan = icb recline e4 mit sur ebre belt; de oude vrouw kwam a. = fam beran, an; men rekent hem dat als een verdienste gesottelt, berangercWaft. aan = man recbnet ibm ba& at& lerbienft an. aanschellen, zie aanbellen. aanrennen, z. = anaerannt fommen; op den aanschemeren, z. = (ber)aufbiimmern. vijand a. = auf ben aeinb lo&rennen ob. la? [aansehenden, aansehennen, h. = an. ftitrmen. greifen, antaften, berbiiibnen]. aanriehten, h. = anricbten; schade, een aanscherpen, h. = fcbiirfen, tueOett ; (een bloedbad, verwoestingen a. = Scbaben, ein potlood, paal) fttiten, sufW#en. Cutbab, Zertuilftungen anr. aansehieten,h.=(einent.ajen) anfcbief3en; (eine aanriehter = 11nftifter, Urbeber. aanrich- g.finte) anfobieten, berfudyn; zijn overjas a. = ting, v. = ba& 9Inricbten, bie Knitiftung. (ficb)ben ilbersieber antuerfen, in feinen iibersieber aanrijden, z.: op iem. a. = auf einen (su fabren ; zijn verbeelding schoot vleugels aan = 43ferbe) iureiten, (im Sagen) sufabren ; bij feine $bantafie fcbtrang fit auf ; a., z.: op iem. iem. a. = bei einem borfabren, im Zoritber- a. = auf einen surcbief3en ob. suftitrsen; de tijd fabren bei einem anbatten ; komen a. = angel schiet aan = bie Beit rittft beran; de zee schiet ritten ob. angefabren fommen; tegen iets a. = an aan = bah Meer (tuticbft unb) tvirb ungeftitm; ettn. anfabren ; a., h.; rijd wat aan 1 = fabren zie ook: aangeschoten. Cie su ! fabren Cie ettn. fcbnetter ; steenen a. = aansehijn, o. = 9Iuf3ere(&), 9lugeben, ber Steine anfabren ; de trein rijdt een wagen 9Inblicf, ba& 9iingeficbt ; in 't zweet uws aan- aan = ber Bug ftiitt mit einem alagen sufatnmen. schijns zult gij uw brood eten = im Scfpreite aanrijgen, h. = (Storatten) anreiben, aufreiben, beine& angeficbt& 100 bit bein 93rot effen. anfobnitren; (Beug) bertoren anbeften, anfcblagen, aansehikken, z. = niiber ritcfen; schik wat anreiben. aan = tilde am. Wilier ; ze schikken aan = aanrijpen, z. = reif tuerben, reifen, seitigett; fie f4ett ficb su Zifcb. beranreifen. aansehitteren, h. = (einen) angtditsen, an, aanristen, h. = reiben, auf., anreiben, ftraljten, anglitern ; (einem) entgegengitinsett, aanrit, m. = %mitt, Stabatterieangriff. .leuttten. aanrollen, z.: komen a. = angerubert aansehoeien, h. = (al& Scbube) ansieben. fommen; tegen jets a. = gegen (an) ettu. an? aansehoffelen, z.: komen a. = mit fcblitr. rubern; a., h. = (einen) berattrubern, an& 2anb fenbem Mange beranfontmen, berantatfcben ; rubern. a., h. = (den tuin) surecbtfcbaufeln. aanroep, m. = 9Inruf. aansehommelen, aansehongelen, z. = aanroepen, h. = (einen, ein Scbiff) anrufen; berantuadetn, angetvacreft fotnmen. (Mott, (botte& stamen) anrufen, anflebett; ik aan'sehouw, m. = ba& 9Infcbauen, ber kom u a. = icb fomme Cie abbolen (absubolen). 9tugenfobein ; in a. nemen = in Vlugenfcbein aanroeper = 9Inrufer, 9Infteber. aanroe- nebmen ; ten aanschouwe van, zie aanscho u- !ping, v. = 9Inrufung ; ber 9fttruf (ber Scbilb. w e n. :tvacber:-;11 aansehouw'baar = ficbtbar, tuabrnebinbar. aanschouwelljk. 14 aansmeden. aansehou'weltik = anictauticb ; iem. iets a. slaat aan (met den achterpoot tegen den voor- maken = einem ettv. anfcb., beutficb ntacben; poot) = bag l3ferb greift ficb, bout in Me %ifett ; a. onderwijs = ber 9Inicbauunggunterricbt, de piano slaat zwaar aan = bat einen fcbtveren ber anfcbaulicbeUnterricbt; een aanschouwelijke 9Infcbtag ; de ruiten slaan aan = bfe ecbeiben voorstelling = eine anfcbauticbe Zarftettung. befcbtagen (fic); de ruiten zijn aangeslagen = aansehouswelijkheid, v. = Knicbauticbfeit. finb befcbtagett, een snaar, toots a. = eine aansehou'wen, h. = anifcbauen (bef. fm ge: Saite, Zafte attfcbt. ; hij moest een anderen bobenen SW), betracbten, erblicfen, anfeben; toon a. = er fottte einen anbern Zon anfcbt.; „Nog traden ze uit de hut om 't wonder aan hij slaat een hoogen toon aan = er f4t ficb te schouwen" (voor te aanschouwen) = gtocb auf bag bar lferb, rebet aug einem boben traten fie Ourbutte) binaug bag eunber an: Zone; we zullen eens een anderen toon a. = sufcbauen; hij aanschouwde 't levenslicht tus- (ook :) tntr tvollen mat aug einem anbern tone schen 1850 en 1860 = er erblicfte bag 2icbt ber reben ; voor iem. a. = einen fatutieren; ze Sett ht ben fiinfsiger Zfabren ; hij zal 't dag- heeft zoowaar een vrijer aangeslagen = fie licht niet meer a. = er tvirb bag Zageglicbt bat tnirfticb (ob. ricbtig) einen 2iebbaber erangelt. nicbt mebr feben ; den hemel a. = ben .0immer aanslag, m. = bag 1Ittentat (auf bag 2eben betracbten; aanschouw de 'ellen des velds = beg Saiferg, auf 9Intfterbam j. la.); 9.71orb, fcbaut bie 2ifien auf bent aethe ; Gods heer- berfucb, :anfcbtag ; (in de belasting) bie Zeratt, lij kheid a. = Oiotteg terrlicbfeit fobauen; ten lagung ; a. naar eigen opgave =- Setbitetn: a. van de heele wereld = bor bent Kuge, in fcblitiung ; een a. doen op . . . = ein atttentat ob. Oegentuart ob. angeficbtg ber ganjen Belt. einen Knjcbtag maven auf ; de piano, de aansehou'wer = Eleobacbter (waarnemer); pianist heeft een goeden a. = bag stabler, a3etracbter (belangstellend, nadenkend waar- ber Stiabierfpleter bat einen guten alnfcbtag ; nemer); Bufcbauer (toeschouwer). aan- 't geweer in den a. houden = bie afinte int sehou'wing, v. = Knicf)auung, bag KIT: Knicbtage baben; in den a. liggen = fm Ku, fcbauen, bie 93etracbtung. fcblage Itegen. aansehonwingsllonderwijs, o.; -vermo- aanslagbiljet, o. = ber Steuersettet, ber gen, o. = ber 9.Xnrcbauungg gunterricbt ; ,ber: Oteuerfcbein. milgen. aansleepen, h. = (ber)anfcbleppen, berbei, aanschrappen, h. = an-, unteritreicben. fcbtebben, berbeifcbaffen. aansehreeuwen, h. = (einen) anfdyrelen. aanslepen, z.: komen a. = fcbleifenb ob. fat: aansehrliven, h. = ettu. auffcbreiben, an, fcbenb beranfommen. fcbreiben, anmerfen, notieren, (in ein Reeler) aansleuren, h. = beranf cf) ,serren ; einfcbreiben, eintragen ; hij staat goed (slecht) a., z.: komen a. = fangfam ob. trite beranfont, aangeschreven = er fit gut (fcbteobt) anges men, beranfriecben ; 't sleurde lang aan, eer ...= fcbrieben, ftebt in gutetn (fcbrecbtent) Olufe; hij eg bauerte ob. rolibrte tange, big . staat bij zijn meerderen hoog aangeschreven = aanslibben, z. = anfcbtvemmen, anfti3f3en; feine Zorgefet,ten batten grote Stith auf ibn ob. aangeslibd land = angefcbtvemmteg ob. cave: fcbiii3en ibn febr; iem. iets als een groote ver- ffiif3teg 2anb. aanslibbing, v. = KnfAtvetn: dienste a. = einem etb:). LIB groteg Zerbienft mung. anrecbnen; men heeft mij aangeschreven om aanslijken, z. = fict anicbtlimmen, berfcbtatn: te verschijnen = man bat midj fcbriftticb auf- men. aanslijking, v. = 9Infcbtiimmung. geforbert su erfcbeinen ; iem. iets a. = einem aanslijpen, h. = fcbtirfen, (een potlood) env. fcbriftficb mitteften. fbiten, sufbit,en. aansehrijver = aini*eiber, Vfnmerfer; aanslingeren, z.: komen a. = angefcbtenbert Babter. aansehrijving, v. = atnseige, fommen ; a., h.; dat slingert aardig aan = bag Mauna, fcbriftficber Oefebt. fit ein bilbfcber Bufcbuf3 aansehroeven, h. = anfctrauben, anbreben ; aansloffen, z.: komen a. = berantatfcben, iem. de paternosters a. = einem bfe Zaumen: ,fcbliirfen ; latfotenb ob. fcbtilrfenb beranfommen. fti3de anfcbr. aansluipen, z. = (ffcb) beranicbteicben, ange: aansehnifelen, z.: komen a. = fcbleicbenb fcblicben fommen. beranfommen. aansluiten, h. = anfcbtlei3en ; de trein sluit aanschniven, h. = cutfcbieben ; beranicbieben; niet aan = fcbtief3t nftt an, bat (einen 91n, daar komt hij a. (van een dronkaard) = ba fcbtuf3; de deur sluit niet aan fcbtief3t ntcbt foment er erangetauntett. genau; zich bij iem., bij een partij a. = ficb aansljfelen, z. = ficb sifcbettb niibern. einem (an einen), einer $artel (an eine 43artei) aansjokken, z.: komen a. = fcbtverfilttig anfobt. ; bier sluit de weg zich aan den dijk beranfommen, berangetrampett fommen. aan = bier fommt ber RBeg mit bent Zeicb su, aansjorren, h. = ansieben, anjurren. fammen ; de linkervleugel sloot aan de hoeve aansjouwen, h. = anfcbleppen, beranfcbtebben, La Belle Alliance aan = ber tinfe alitget berbeifcbiellben. tebnte ficb an ben Outgbof 3a TtetIe %glance aanslaan, h. = anfcbtagen ; 't aas a. = ben an ; hij sluit zich gemakkelijk aan = er Sti3ber an bfe 9.Inget tun; de jonge boomen fcbliett rtcb teicbt an ; in aangesloten gelede- slaan niet aan = .fcbtagen nicbt an ; goe- ren = in gefcbrofienen Oleiben; aansluitende deren a. = eaten mit Zefcbtag betegen, an, trein = 9Infcbtutsug. batten ob. fonfigsieren; (honden) fcblagen"an ; aansluiting, v. = ber 9tnicbtuf3; de a. missen (een huts) (sum Zerfauf, sum Zermieten) = ben 9Infobluf; berfilunten, berfeblen ob. bet= anicbt. ; iem. (in de belasting) a. voor = Offen. aansluitingsplaats, v., -punt, einen berantagen filr ; de klep slaat niet o. = ber Knfcbtuf3Ounft, ber anotenpunft. aan bie Stappe fcbtiett nicbt(an) ; iems. ver- aansmaehten, h. = (einen) fcbmacbtenb diensten te laag a. = jemg. 8erbienfte ju anbticfen, (einen) anfcbmacbten. Bering anfcbt. ob. beranfcbtagen ; (een naam- aausmeden, h. = anfcbmieben, anfcbtueif3en, bordje: eine 91antenplatte)attfcbl. ; 't paard sufammenfcbtveif3en.Am aansmeren. 15 aansteken. aansmeren, h. = anfcbntferen, (mit einem aanepreken, h. = (dagelijksch woord) an, flebrigen Stoffe) beftreicben, fcbmieren, einfcbmie: fprecben, (wat deftiger) anreben; hij sprak me ren ; iem. iets a. = einem etiv. anfcbmieren, op straat aan er fpracb nticb ant ber Straf3e einen mit ettv. anfcbm., einem ettv. auf bangen. an; hij heeft me om geld aangesproken aansmijten, h. = anicbmeif3en, antverfen. er bat mfg um Meth angefprocben; ik zal hem aansnanwen, h. = (einen) anberrfcben, grob er over a. (onderhouden) = icb Win On bds anfabren, aufcbnattgen, anrangen. tvegen mat bornebuten ob. gur niebe fteljett; we aansnellen, z. beraneiten, berbeleiten, bet, moeten den armen man eens gaan a. = aufaufen. milff en ben amen Mann mat befucben, mitffen mat aansnljden, h. = anfebneiben. bei ibm borfprecben ; iem. in rechten a. = einen aansnoeren, h. = (bag St orrett) anfcbnitren; gericbtficb belangen ob. berfotgen, einen beim ( 3ellen) anreiben; aufreiben. Qbericbt berrlagen; hij heeft 't kapitaal moeten aansnorren, z. : komen a. = (van bijen, pij- a. = er bat bag Stapitat angreifen miiffen; ze len e. d.) beranfcbtvirren, (van auto e. d.) ber, hebben de flesch wat to veel aangesproken = anfaufen, faufenb berantommett. fie baben ber WO* gu fleif3ig sugefprocben ; aansoldeeren, h. = anli3ten, (gufatnmen)liitett die orgelpijpen spreken gemakkelijk aan = aanspannen, h. = (bfe $ferbe, ben gBagett) biefe Orgelpfeifen fbrecben teicbt an ; bij 't a. anfbannen ; de paarden zijn aangespannen = zegt men : „Mijnheer" of „Dokter" = in ber eg ift angefpannt ; u moet de snaren wat a. = 9lnrebe fagt man : „O err Zortor." aanspreker Cafe miiffen bfe Saiten ettv. ftraffer fbannen = 2eicbenbitter. aanspreking, v. = Knrebe. ob. anfp.; zie ook inspannen. aanspringen, z.: komen a = angefbrungen aanspatten, z. = anfprit3en. foramen; tegen iets a. = an ettv. anfpringen; aanspelden, h. = anftecten (mit Stecfnabetn). op iem. a. = auf einen togfpringen ob. aw aanspeten, h. = attfpief3en, an ben Sbief3 fbringen. ftecten, auffbieten ; (aan kleinere pennen) an, aanspugen, aanspnwen, h. = (einett) fbeitern. anfbeien, anfbucten, (nog meer minachting en aanspieft, h. = anpfti3rfen. njjd uitdrukkend) angeifern. aanspUkeren, h. = annagetn. aanstaan, h. = anfteben, gefaffen, genebnt aanspinnen, h. = anfbinnen ; de rups spint fein ; dat book staat me niet aan = gefiffit zich aan iets aan = Me Raupe fbinnt ficb an mfr nicbt, ftebt mir nfcbt an ; staat U mijn ettn. an. aanbod aan ? = gefittft Nun mein 9Inerbfeten, aansplitsen, h. = (ein Zau) anfcbragen, tit eg Nnen genebm ? de deur staat aan = iptiten, fpleiten, einfilgen. Me Zilr ftebt bath offen ob. fit angetebnt ; ik wil aanspoeden, z. = beraneilen. er niet op a. = icb Witt nicbt barauf befteben. aanspoelen, h. = anfcbtvemtnen, ang 2anb aanstaande: a. week = Kluft* treiben ; de zee spoelt lijken aan = bag Veer Socbe ; de vacantie is a. = bfe aerten fteben fcbivenunt 2eicben an; de lijken zijn aange- bebor, naben beran ob. fteben boy ber Zitr ; spoeld = rtnb angefdjtvemmt, ang 2anb getries zijn a. = feitte a3raut ob. Zertobte, feine Butilnfo ben ob. getvorfen ; (aanslibben) anicbtventmen, tige, (volkst.) fein @egenftanb ; haar a. = anfbitten. for Q3ritutigant, iljr Zertobter, ibr Bufitnftiger, aanspoeling, v. = Knfcbtventtnung, (volkst.) ibr Oegenftanb ; mijn a. schoon- lung. aanspoelsel, o. = angefcbtvetnntte moeder = mefne ritnftige Scbtviegermutter. Scbiffgtritnuner ; 9.1ngefcbtvemmteg. aax.s'alten, my. = 9inftaften, Zorbereitungen; aansporen, h. = anfbornen (eig. en fig.); a \Toor de reis maken = Sorb. bur Melte iem. tot ijver a. = efnen gum giethe anbalten, macben of treffen ; hij maakte juist a. om been auf muntern ob. anfp. ; tot deelneming a. = gar te gr- er fcbicrte ficb eben an fortgugeben. Zeitnante a nip., anregen ob. aufntuntern; de paar- aanst..mpen, h. = (bfe grbe) anftampfen; de den a. = bte $ferbe anfp. ob. antreiben ; door lading (van vuurwapenen) a. = bfe 2abung eerzucht aangespoord = bon ebrgeig (att)ge, anfet5en. trieben, angeftaebett, angereigt ob. angefpornt. aanstappen, z. : komen a. = baberge: aansporing, v. = alttfpornung, 91nregung, fcbritten ob. angefcbritten foramen, beranfcbreiten; 9tufutunterung ; ber Stactet. hij stapte op mij aan = er febritt auf micb gu ; aanspraak, v. = 9.1nfpracbe, Knrebe, ber zullen we even bij hem a.? = tvotten mit alnfprucb ; een a. houden = eine Vinfbracte, mat bei ibm borfbrecben ? a., h.: we moesten a. (minder plechtig) eine mebe batten ; hij Meld om den trein te halen = mit mutten tticbtig een a. tot het yolk er Weft eine &nrebe an guicbreiten (tctufen) um ben Bug nidjt ju tier. bay Zolf ; (als stijlterm) 91nrebe; we hebben faumen ; flink a. = (ook) Wader augfcbreiten. flier weinig a. = tuir baben bier tvenig Bufbrucb, aanstaren, h. = anftarren, anftieren, (ver- Untgang ob. Zerfebr; a. op iets hebben=9,Infbrucb wonderd) anftmtnett, (dom) angtotlen. aan- auf ettv. baben; a. op iets maken = VInfprucb staring, v. = bag 9Ittitarren. ant ettv. tnacben ob. erbeben, ettv. beanfprucben; aanstekelijk = anftedettb ; een ziekte, lachen, zijn aanspraken doen gelden = feine Knfpritcbe vrees kan a. zijn = eine Strantbeit, 2aten, gettenb macben. aurcbt faun anft. fein. aanstekelijkheid, aansprakelijk = baftbar, beranttvortticb ; v. = anftecrenbe Shaft. hij is voor de schade a. = er fit fitr ben aansteken, h. = (eine 2antbe, einen £f en) Scbaben baftbar ; wilt U voor de schulden anftecren, angtinben; (eine l3feife, Bigarre aucb) a. zijn? = tootten Cafe filr Me Scbulben baften? anbrennen, in 8ranb fetien ; (ein Oaug) anft., men stelt hem daarvoor a. = man ntacbt ang., in a3rai:b ftecten ; (ben I8ranb) anftecten, ibn bafitr beranttvortticb ; ik ben niet a. angitnben, tegen ; (ein gaf3 l8fer) anftecben, voor zijn gedrag fit bin filr fein 8enebnten angapfen ; een aangestoken peer = eine cuP night berantroortlicb. aansprakelijkheld, britcbige, angefaulte ob. Wurmfticbige Ziirne ; v. = Qleranttvortlicbreit ; (in rechten) iaftbarfeit, schurftig schrt,n kan de heele kudde a. = 4:5aftpflicbt. rdubigeg Scbaf tann Me gunge .erbe anftecten ; aanstekend. 16 aantasting. een stuk vleesch a. (aan 't spit) = einen stoots = ein Steln be& Knitota ; veel a. lijden 8raten anftecfen. = bieten Knit. erretben. aanstekend = anftecfenb. aansteker, m. = aanstootelijk = auftnig, beteibigenb, ber, Knaiinber ; (toestel) ba& aeuerseug. aanste- letenb. aanstootelijkheld,v.=Vinftiif3igfeit. king, v. = ba& 9Inftecfen, bie Knaitnbung ; aanstooten, h. = anftof3en; iem. met den (besmetting) Knftecfung. elleboog a. = einen mit bent %ttbogen anft. ; aanstellen, h. = anftetien; (handelst. ook:) hij stiet tegen een steen aan = er tie an engagieren ; een direkteur a. = einen Zireftor einen Stein an; hij stoot met de tong aan = anft. ob. ernennen; iem. als direkteur, als o nder- er itiitt mit ber Bunge an; stoot aan I = ft* an wijzer a. = einen al& (pm) Zireftor, 2ebrer aanstooting, v., zie stoot, schok. anft. ob. ernennen; arbeiders, bedienden a. = aanstormen, z.: op jets a. = gegen ettn. 9Irbeiter, Zebiente anft.; zich a. = rub gebar, anftiirmen; op den vijand a. = auf ben aeinb ben, ficb anft. ; hij stelt zich aan als een dwaas = to&ftiirmen, gegen ben aeinb anft. er gebarbet mie ein Zor ; zich onbehouwen, aanstouwen, h. = ftauen, auf ammenftauen. dol a. = ficb ungebarbig, toff anft.; stel u niet zoo aanstralen, h. = (einen) anftrabfen, (einem) aan! = tun Cie nicbt fo ibicbtig. entgegenftrabien. aanstellen = 9Inftetter. aanstranden, z. = an& 3anb getborfen aver- aanstellerig = geaiert, affeftiert ; (voornaam) ben, angefcbthemmt lverben. gefpreiat ; (preutsch) aimperticb, fpriibe, aanstrepen, h. = anftreicben, anseicbnen, aanstellerij, v. = (gemaaktheid) eeatert, anmerfen, unterftreicben. beit, Biererei, ba& Oeafere, 9Iffeftation; (groot- aanstrijd, m. = bie ainfecf)tung, bie Zerfuttung; doenerij) Sicbtigtuerei; (veinzerij) Zerfteffung ; ik heb er geen a. van = e& it* micb fait, (preutschheid) aimpertiobfeit, spriibigfeit, fist mitt ntobt an. $ritberie. aanstrijken, z. : komen a. = (woest) ange, aanstelling, v. = alttfterfung, %rnennung, rannt fommen; (statig) beranitotaiert fommen; ba& engagement, vgl. aanstellen. (bon 213getn) (ber)an:, (ber)augeflogen fommen ; aanstemmen, h. = anftinunen. a., h.: een muur, een lucifer, een snaar a. aansterken, z. = ftarfen, fraf tiger h3erben, eine Mauer, ein Biinbbiitacben, eine Saite an: fidj tbieber ertjoten, tvieber au Straf ten fommen. ftreicben; zie oolc aanpleisteren. aansterven, z. anfterben (= burst jemb&. aanstrompelen, z.: komen a. = angeftot, Zob 6ufaffen), dat stuk land is mij aangestor- pert ob. angebumpert fommen. ven = biefa Stiicf 2anb(0) ift min ange, aanstroomen, z. = anftriimen, auftieten, in ftorben. Menge berbeirommen ; (aanslibben) anfcbtnem, aanstevenen, z. = anfcbiffen, beranfcbiffen, men. angefegett fommen. aanstrulkelen, z.: komen a. = angeftorpert aanstiehten, h. = anitiften, anricbten. fommen; tegen jets a. = an ettb. anitotpern. atu‘stichting, v. = Knftiftung ; op a. van = aanstulven, z. = antreben ; zand, sneeuw auf Kntrieb bon. stuiven a. = Sanb, Scbnee tneben an, tbeben aufammen, baufen ficb an; een ruiterbende aanstijven, z. = fteifer tberben (bont Teig kwam a. = eine Reiterfcbar faufte ob. ftilrinte i. 0.); de wind stijft aan = tvirb frifcber, itarfer. beran. aanstulving, v. = Sanbanbaufung. aanstippen, h.: een wonde met helschen aansturen, h.: 't schip stuurde op de haven steen a. = eine eunbe mit ,t)iittenftein betup, aan = ba& Scbiff fteuerte auf ben t^afen au; fen; ik zal dit maar terloops a. = icb tnitt (fig.) op jets a. = auf ettn. fteuern. bie& nur beitauffg beritbren; stip dit even aan aansukkelen, z.: komen a. = (ber)ange. (met een teeken) = merfen (eMitten) Cale ficb ba& fcbtenbert ob. angeottett fommen. an. aanstipping, v. = Oetupfung ; R3erilb, aantal, o. = bie Knaabt, bie Menge, Me 8abt. rung; 9.Inmerfung ; vgl. aanstippen. aantasthaar = angreifbar. aanstoffen, h. = augtauben, ftauben. aantasten, h. = angreif en, ergreifen, (plot- aanstoken, h. = (ba& aeuer, ben efen) seling of hartstochtelijk) anfatten; (zelden) fcbilren, anicbilrett; wie heeft den twist aan- antaften; den vijand a. = ben aeinb angr. ; gestookt ? = tber bat ben Banf, ben Streit ob. onverhoeds a. = unberfeben& angr. ob. anfaffen; ben ,abet gefcbiirt, angefcbiirt ob. angefacft? ? iem. van zijn zwakke zijde a. = einen bei iem. tot jets a. = einen ettb. aufftacbetn, feiner fcbtvacben Seite faffen; je hebt hem in anf4en, anreiaen, antreiben ob. anftiften. zijn zeer (zijn zwak) aangetast = bu haft aanstoker = Scbitrer, ainfcbilrer, Knfeter. Peinticb getroffen ob. bert4t; ik kan 't niet a., aanstoking, v. = 9Infetung, ber %nreia, 't is to hoot = id; faun nicbt anfaffen, ba& 9Intreiben, ba& Knfcbilren. ift au 1jeif3 ; 't kapitaal a. = ba& napitat an= aanstommelen, z.: komen a. = berange. greifen; die ziekte heeft hem erg aangetast = portert fommen. bat ibn febr angegriffen; 't heeft zijn gezond- aanstonds = gteicb, fogleicb, fofort, augers. heid erg aangetast = bat feine Oefunbbeit bticfticb, augettblicf&, barb. ftarf mitgenommen, zuren tasten de metalen aanstoomen, z. : komen a. beranbampfen, aan = Siiuren greifen bie 9:31etane an; hij is angebamPft fommen; tegen een schip a. = door een hevige ziekte aangetast = er iburbe an ein Scbiff anftof3en, mit einem Scbiff au, boa einer fcbtueren Stranfbeit angegriffen, er. fammenftof3en. griffen ob. befallen; tact hem maar eens flink aanstoot, m.= ainftof3, ba& argerni& ; a. geven aan = gib a ibm nur mat Wittig; je hebt (algemeen) 91nftof3, ergerni& erregen ob. gegen; zijn goeden naam aangetast = bu bait ibn an iem. a. geven = einem anft. (ob ein feinem giant %amen angegriffen, bu bait feinent argerni&) geben,bei einem anftofien, einen argent ; Rut (guten %amen) gefcbabet; 't is eon heet neem geen a. aan die woorden = netimen ijzer om aan to tasten = 6 ift eine beifete Cie (einen Knit. an biefen Borten, argent Ste ob. bornige Sacbe. ficb nicbt fiber biefe Sorte; een steen des aan- aantaster = VIttgreifer. aantasting, v. = aanteekenaar. 17 aanval. ber Vingriff, bag 9Ingrelfen, bie 93eriet.ung (ber empfinblic1); (prikkelbaar) reisbar. aantrek- Sian). kelijkheid, v. = ber IRefi, bat Knsiebenbe ; aanteekenaar = Ku&teger, erfliirer, Vfn, 4ttipfittbficbfeit, eleisbarfeit. tnerfer, 91nicbreiber, 91ufseictmer. aantrekken, h. = ansieben ; de magneet aanteekenboek, o. 9lotisbucb. trekt 't ijzer aan = ber Vagnetsiebt ba8 eifen aanteekenen, h. = anmerfen, notieren, auf, an ; den knoop wat a. = ben Snoten itraffer eicbnen, een register) einicbreiben, eintragen; ans.; (Striimpfe, ecbube, £teiber) ans.; een teeken dat aan notieren Sie ficb ba& ; iets op stuk grond bij een tuin a. = ein Orunbitild den kant a. = etto. auf bem iRanbe anmerfen, an einen Qbarten Sieben, mit einem berbtnben notieren ob. bemerfen ; een brief, een pakket ob. bereinfgen; ik voel me door (tot) hem aan- laten a. = einen R3rief, ein $afet einicbbreiben getrokken = Id) table iniM bon (au) *n Wien ob. refommanbieren; protest tegen iets a = gesogen ; de stoute schoenen a. = flct ermannen; *ro teft ob. einiprucb gegen env. erbeben; wanneer trek de deur aan (als je er uit gaat) = afebe zullen ze a.? = tvann tverben fie fic (auf bent Me Xiir an, macbe bie Zilr binter bfr ; zieh Stanbe&amte) etnicbreiben laffen ob. melben? de a. = fide ansieben, f ctj anfleiben ; trek 't u aangeteekende brief = ber eingeicbriebene niet al te zeer aan = nebmen ate e4 ficb nicbt brief, %thicbreibebrief ; per aangeteekenden allsuiebr su ,t.ersen ; taffen Cale e& ficb nicbt su brief verzenden = burdj %thidireibebrief ob. mit, tief su tf)ersen geb(e)n ; ik zal 't me niet erg Jet& einidyreibebriefa berienben. a. = irb tverbe mir bariiber feine grauen .t.aare aanteekengeld,o.,zie aanteekenkosten. tvacbien fallen ; hij trekt er zich niets van aanteekening, v. = Knitterfung, (bon aan = bar= filmmert er fit nicbt&, et tact $oitiacben) einicbreibung ; a .. en maken =fide ibn fait ; ik trek me er niets van aan = icb 9lotisen ntacben ; a. op den rand = fflanbbes macbe mit nicbt& barau4; dat behoef ik me meeting; (in school) goede a. = bab 26, niet aan te trekken = bail braticbe icb nicbt slechte a. = ber Zabel. aanteekening- auf mid) au besieben, ba& gebt nicbt auf mid); partij, v. = bat Zerlobung&feit. bij trok zich et lot van) die weezen aan = aanteekenkantoor, o. %inicbreibeambt. er nabm ficb bleier ealien an; a., z.: op de aanteekenkosten, my. = %infcbreibege, stad a. = auf bie etabt angesogen fommen ob. bilbren, ba4 %infcbreibegetb. anmaricbieren ; de kachel trekt aan = bet aanteelt, v. zie aanfokking, aankweek. Ofen fiingt su brennen an. aantelen (van dieren), zie a an f ok k en; aantrekkend = ansiebenb. (van planten), zie aankweeken. aante- aantrekking, v. = KnafOung (eig. en fig.); ling, zie aanteelt. ber Olds; scheikundige a. = *mit* aantereu, h.: een muur a. = eine Mauer Zertvanbticbaft. aantrekkingskraeht, v. teeren. = Vinsiebung&fraft, anbiebenbe firaft. aan- aantichten, aantijgen, h.: iem. iets a. trekkingspunt, o. = ber ecbtverpunft, ber alien eine& Zinge4 seiben, beicbuibigen ob. besicb, Kusiebung&punft. tigen ; einem etm. Sur 2aft legen ; (aanwrijven) aantrippelen, z.: komen a. = angetri1313ett anbicbten. fommen. aantijger = Oercbutbiger, Zesicbtiger. aan- aantroawen, h. = anbeiraten; zie ook Wring, v. = Zefttutbigung, Zesitttigung, aanhuwen. (aanwrijving) ainbicbtung. aanturen, h. = (einen) unbertvanbt anbticfen, aantikken, h. = Wife anflopien ob. anpocben ; anitarren. iem. a. = einen antippen. aanvaarden, h. = antreten; een reis, de aantillen, h. = anbeben. regeering, een ambt, een erfenis a. = eine aantimmeren, h. = ansimmern, anbauen. iReff e, bie Oleglerung, ein Mut, eine %rbicbaft aantocht, m. = 9.1nsug, Vintnarict); er is een antr. ; een erfenis onder beneficie van inven- onweer in a. = e& tit ein @etvitter fm V.insug ; taris a. = eine erbicbaft cum beneficioinventarii 't leger is in a. = ba4 ,eer ift Ito atns., lot antr. ; ik aanvaard de gevolgen van mijn VInnt. daad = lob nebtne bie gaga meiner Zat auf aantoonen, h. = (wijzen, laten zien) seigen; mitt, itt ftebe fur bie aotgen ; een task (duidelijk maken, uiteenzetten) beivelien, bar. a. = eine atufgabe ilbernebmen ; een wissel a. = iegen, bartun ; (bewijzen) betvetien, nacbtvelien ; einen RBecbiel afseptieren ob. annebmen ; zijn aantoonende w ij s = ber jnbifatib. aan- eigendom a. = fan ligentum in befit nebmen ; tooner = Beiger; Zarfeger. dadelijk te a. = bum fofortigett 9.Intritt, per aantooveren, h. = (einem ettv.) anjaubern. fofort; aanvaard de verzekering van mijn aantorsen, h. (ber)anicbletl3en. achting = geneljmigen Ste bie Zerfitterung aantrappen, h.: aarde a. = %rbe antreten ob. ineiner Ittung. feittreten ; (viug trappen) ellen, fic1 beeffen ; aanvaarding, v. = bet Kntritt (ether 9?eife /c., (tficbtig) surabeth. zie a anva ar den); a. van de regeering, van aantre(d)e, v. = Stufenbreite, Zrittitufe. een ambt = ber Ellegierung&=, Vintt4antritt ; a. aantreden, z : dansers, soldaten treden aan van een huis = Zefit,nabme eine& Oauie&. = Ziinser, Sofbaten treten an ; op iem. a. = aanvaart, v. = ainfunft; af- en aanvaart = auf einen butreten. Kbfabrt unb alnfunft. aantreffen, h. = (personen) antreffen, treffen, aanval, m. = aingriff ; (plotseling) 9Infatt; ook ffnben ; (zaken) finbett; ik trof hem niet aan (hevig en krachtig) Kniturm; ruiteraanval = = idj traf ibn nicbt an ; waar treft men nog bie Kttacfe ; een a. doen, doorstaan = einen tronwe dienstboden aan? = tvo trifft man 9.1ngr. mat en, au&balten; a. van koorts, van nocb treue Zienitboten an, tvo finbet man nod) beroerte = ateinv, Scbiaganfart; a. van waan- .. . ? in dit bosch treft men veel wild aan = zin, van geelzucht = Knfaa bon eabnf inn, finbet man ob. finbet ficb bid eitb. bon eettifuct)t; a. van woede = eutanfati, aantrekkelijk = (bekoorlijk) ansiebenb, Bornau&brucb ; een lichte a. van kiespijn = relsenb ; (uitlokkend) einlabenb; (gevoelig) eine Vintvanblung bon Babnicbmers. VAN GELDEREN, Duitsch Woordenboek. 2 aanvallen. 18 aanvulling. aanvallen, h. = angreif en, (plotseling en aanverwantsehap, v. = ScPtragergaft. hevig) anfaffen; den vijand, een vesting a. = aanvetten, h. = (met vet bestrijken) an, ben aeinb, eine geftung angr.; de roover valt fetten; de letters a. = bie OucPftaben ettr. den reiziger, de wolf de schapen aan = ber fetter macben ; a., z. = fett(er) tverben. Reiuber fant ben ffleifenben, ber Solf bie ScPafe aanvljlen, h. = nacPfeilen. an; a., z.: op de spijzen a. = fiber bie SOeifen aanvlammen, z. = au ffamtnen anfangen, Perfaffen, ficP fiber bie SO. PermacPen; val aufffammen ; a., h. = entffammen, antiam, maar aan (om te eten)! = greife (fange) nur men. u ! ze vielen van alle kanten op me aan = aanvlechten, h.: er een stuk a. = ein etticf fie fiefen bon caen Seiten fiber Milt per; een anftecbten. bewering a. = eine OePauptung angr. ; (ein aanvilegen, z.: op fem. of lets a. = auf Zeftament) anfecOten, angr. einen ob. ettr. auffiegen ; de vogel kwam a. = aanvallend = angreifenb ; a.. e oorlog, a. ver- her Zoget lam angeffogen; de kennis vliegt bond = ber VIngriffgfrieg, bag .bilnbnig; a. en hem aan = bie nenntniffe ffiegen ifjm an; dat verdedigend verbond = Zrutp unb Slut hout vliegt aan = biefeg ,Dota ftammt ob. bilnbnig. aanvallenderwijs angriffgtreife. ffacfert fogteicP auf. aanvaller = Kngreif er. aanvlieten, aanvloelen, z. = beranflieten aanvallIg=relmnb, tieb, fiebticP, Potb, fiebeng% angeffoffen foramen. tritrbig. aanvalligheld, v. = 2ieblicPfeit, aanvleien zich, h.: zich tegen fem. (lets) 2iebengtvitrbigfeit, olbfetigfeit. a. = ficP an einen (OW.) anicPmiegen. aanvalsllkolonne, v.; -plan, o.; -punt, aanvlotten, h. (hout) anflaten; a., z. = o. = Vittgriffg I1 folonne; ber ,l)fan; ber .punft. anffuten. aanvalsll wapen, o.; -werk, o. = bie aanvoegen, h. = anfitgen. aanvoegend = aingriffg II traffe; .trerf. anfitgenb ; a .. e wijs = her Ronjunftib. aanvang, m. = Knfang, Zeginn, zie ook aanvoering, v. = Knfilgung, Oinauffigung. begin. aanvoegsel, o. = bag alttgeffigte. aanvangen, h. = anfangen, zie ook b e- aanvoelen, h. = anfitPten, befitPten, betaften; gi n n en. aanvanger Vinftinger. 't is ruw op 't a. of 't voelt ruw aan = aanvangs gronden, mv.; -letter, v.; fitblt rut) rauP an. -snelheid, v. = Vinfanggilgritnbe; ber ,--bud= aanvoer, m. = bie BufuPr, bie 9Ittfupr, aan- ftabe ; .gefittninbigfeit. zienlijke aanvoer(en) is (zijn) te verwachten = aanvankelijk = (adj.) anfiingticP ; (adv.) betriicPtlicPe BufuPr(en) ftePt (ftePen) in 9lugrtcPt; anfangg, anflinglicb; a. onderwijs, a .. e anelheid de a. van levensmiddelen = bie Bufupr bon = ber VInfanggunterricPt, bie =gefdprinbigfeit; a. 2ebettgmittetn, a. van graan, van water = salaris = VInfangggePatt, anfiinglicPeg GiePatt. Oetrefbeauf., 928afferauf. of Buf. bon Oietreibe, aanvaren, z.: op jets a. = auf ettr. auf abren, bon Gaffer; de a. is lastig = bie KnfuPr ift aufegetn; op de haven a. = bent (auf ben) &ref) trerticP. V•afen aufapren; ergens a. = too anfaPren, aanvoerbnis, -pijp, v. = Bufttfm4re. einen Ott antaufen; komen a. = angefaPren aanvoerder = KnfilPrer. fommen ; tegen lets a. = an ettr. anfaPren; aanvoegen, h.: een leger, een volksmenigte, een schip a. = wit einem ScPiffe aufammen. een optocht, gronden a. ein deer, eine Q3offg-, ftoten; de goederen worden hier aangevaren = menge, einen Vtufaug, Oriinbe anfitPren, (Zie: tverben Pier an& 3anb gefaPrett. treife, (llrtinbe) beibringen, hij voerde meer aanvaring, v. = her Bufammenftot, dergelijke gevallen aan = er fitPrte meirere nottifion, met een schip in a. komen = wit iibnlicPen Gaffe an; (aanbrengen, ter plaatse einem ScPiffe aufammenftden. brengen) PerbeircPaffen. aanvatten, h. = anfaffen, angreifen; 't werk aanvoering, v. = Knfilbrung, aii4rung. a. = bie Virbeit anfangen; lets verkeerd, Oink aanvraag, aanvrage, v. = %nfrage, iitte; a. = ettn. berfebrt, titcPtig anfaffen ob. angr. ; (an eine 93ebi3rbe) bag VinfucPen, bag OefucP ; a. (fig) met of zonder handschoenen a. = mit om lets doen = aanvra gen; a. om ontslag = OanbfcPuPen, oboe (iSanbfcPuPe anfaffen ; 't is bag %nttaffungg,, 9.thfcPiebggefucti; hij deed a. om geen katje om zonder handschoenen aan te haar hand = er biert um Ore Oanb an; op a. = vatten = rte tatt nicbt mit ficP fpaten, man auf ainfrage, auf alunfcP, auf Zerlangen, auf mut lid) mit Or borfeben, (van een zaak) 9InfucPen; prijslijst op a. gratis = $reigtifte auf ift eine bornige (Peifete) SacPe. auf eutticP, auf Zertangen gratig. aanvatting, v. = alttfafTung, bag 9.lnfaffen. aanvragen, h. = bitten um, (offici6e1) anfucPen; aanveehten, h. = anfecPten, angreifen. vraag catalogus aan = bertangen Sie catalog; aanvechting, v. = atnfect)tung, ZerfucPung ; verlof a. = um llrfaub bitten, (officieel) um een a. van jaloezie = eine VIntranblung Don lirtaub einfommen; ontslag a. = feine %nt= %iferfttcPt. talfung nacPfucPen, um (eine end. bitten; een aanvegen, h.: de kamer, den vloer a. = bie boek a. = ein ahtcP beftellen; ik ben zoo vrij Stube, ben autboben fegen ; (Me Stube) aug. bij u aan te vragen, of ... = idj erlaube mir rePren ; (bie Stra fie, ben Zobett) re4ren. bie 91nfrage, ob . . . ; seheiding a. = auf ScPei, aanverdienen, h.: een voorschot a. = einen bung antragen (9Intrag fteflen), auf ScPeibung ZorfcPuf3 abberbienen. flagen, bie ScPeibunggflage einreicPen. aanversterven, z. = anfterben, alg erbicDaft aanvriezen, z. = (an etir.) anfrieren. aufanen. aanvullen, h. = anfittien, erglittaen, augfittfen ; aanvertronwen, h.; fem. jets a. = einem („bijvullen") nacPfilften; (een glas wijn met ettn. anbertrauen, einen mit ettn. betrauen. water) a. = anfirnen; berichten a. = 91acPricPten aanverwant = (van personen) berfcPtrligert; ergansett ob. berborfftlinbigen; leemten a. = aanverwante talen = bertnanbte 613racten; 2itcfen augfittlen. een aanverwant = ein ZericPtvagerter, eine aanvulling, v. = Knfilttung, rgeinaung, ZerfcPbgigerte. Rugfittfung (vgl. aanvullen). aanvullingsmanschap. 19 aanzenden. aanvullingslinanschap, v.; •roepen, entbattene eafferbam0; de aanwezige voor- my. = erglinaunggintannicbaft; ,trulAlen. raden = bie borbanbetten Zorriite. aanvullsel, o. = giirtfet; bie 9Iugfittfung. aanwezigheid, v. = antvefenbeit. aanvuren, h. = anfeuern, anfacben. aanwMzen, b. = aniveifen, beaeicbnen, seigen, aanvnring, v. = 9,Infeuerung, ba4 Knfacben. anaeigen; auftveifen; de kiok wijst ons den tijd aanwaiden, z. = antveben, angetvebt tverben; aan = Me llbr 3eigt unl Me 8eit art; iem. een ergens komen a. = born Ifnbe irgenbtvobin plants, zijn werk a. = einem einen CO, feine berfcbtagen tverben; hij is hier komen a. = er Zeicbliftigung anti,. ; iets met den finger a. = ift unberfeben& bier angefommen, ift mit einem ettv. mit bent ginger aeigen, mit bent ginger Vat bereitv ob. berangeictmeit gefommen, trourbe auf ettv. bintoeifen; iem. zijn deel in de winst bierber berfcbtagen; ik kom wel eens a. = id) a. = einem feinen ektvinnantell auerfennett: fprecbe fcbon mat (bei ZOnen) box; 't stof waait hij is daarvoor de aangewezen man = er -lit je aan = ber Staub tuebt einen an; de kennis ber recbte Vann bap; op 't aangewezen uur = waait hem aan = bie kenntniffe ftfegen ibm an; /fur angegebenen Stunbe; zooals geen andere a., h. = antveben. stad die kan a. = tote fie fefne anbere Stabt aanwaggelen, z.: komen a. = (bec)antbanfen, auf t? faun. Ivacfeln, (bon einem betrunfenen) .taumeln; aanwljzend voornaamwoord = binivelfenbe& (ber)angetvanft ob. qietaumett foramen. gtirivort. aanwijzer, m. = 9Inseiger. aan- aanwakkeren, h. = (genet 8egferben) wljzing, v. = 91ntveifung ; een a. op de anfacben, anfcbtiren; de wind wakkert 't vuur bank = eine 91nru. auf bie Q3anf; een kleine a. aan = facbt ba& aeuer an; (ben But) anfacben; is mij voldoende = ein Heiner gingerseig ob eine tot 't werk a. = pa Krbeit ermuntern; (de Vinbeutung gentigt mir; volg mijn aanwijzingen troepen) ermutigen ; a., z.: de wind wakkert maar = folgen Cafe nur meinen 91ntveifungen. aan = nintmt au, toirb fairfer, (teem.) frifcbt aanwillen h.: de Schoen wil niet aan = ber auf ; de kooplust wakkert aan = nimmt au, Scbub WM nicbt an (ben guf3). tbirb tebbaf ter ob. griiif3er. aanwennen, h. = (t eth) getvinnen, (3anb) aanwakkering, v. = ba& alnfacben, bfe eriverben; in krachten a. = an krtiften au. %rmunterung; ba& Bunebmen (be& einbeg). nebmen; de zieke heeft veel aangewonnen = aanwandelen, z.: komen a. = beranfOctaiert ber kranfe bat ficb bebeutenb erbolt; in kennis foramen; we zijn nog bij je broer aangewan- a. = an Stenntniffen aunebnten, feine kenntniffe deld = Mir baben nit& nod) (einen Rtugenblicf) bertnebren; aangewonnen land = ber 8tts. bet brettt 8ruber aufgebatten; a., h.: wandel toctcb&. wat aan = geben Cafe ettv. fcbnetter. aanwinning, aanwinst, v. = ber (etvinn aanwas, m.: a van de bevolking, van 't ka- (an 8eit, @etb, einftuf3); %riverbung, %r: pitaal i= Butvacb&, Bub:nub& (ook atntmtcb&), rungenfcbaft, 91fcruilition. Me Sunabine ber %ebOlferung, be4 nal:rite& ; aanwinteren, h.: 't wintert al aan = e& boomen in a. = Olin= int 9Intoucb&; a. van tointert former fort. grond (nl. aanslibbing) = bie alttfcbmemtnting, aanwippen, z. : bij iem. a. = einen im Zor: anders: ber Butvacb&. ithergeben befucben; ergens a. = too auf einen aanwassen, z. = aunebnien; grocer ob. fttirfer atugenblicf einfebren. Merben; anivathren; de long is aangewassen = aanwetten, h. = (bie eanb) tveif3en, ttincben. bfe Lunge ift (an bie Ellippett) angervacbfen. aanwoekeren, z. en h.: 't onkruid woekert aan aanwellen, h. = anfcbtveiten, angmieben. = bab Unfraut Mucbert fort; 't kwaad woekert aanwendbaar = antvenbbar. aan = ba& abet greift um ficb. aanwenden, h.: middelen, geld, krachten, aanwrijven, h.: iem. iets a. = einem ettv. pogingen voor iets a. = Bittet, Melb, krafte, anbicbten, our 2aft tegen, in bie Scbube fcbieben; alerfucbe au ettv. antvenben; tot einen voordeel iem. een klad, een blaam a. = einen tliftern, a. = au eigenern R3orteit benuipn; ik zal alles berteumben. aanwrijving, v. = 9Ittbicbtung. a. = icb tverbe die& auf bieten. aanwending, aanzakken, z.: komen a. = langfaut berab, v. = Vinthenbung, Q3ent4ung, 9tufbietung. fommen ob. berunterrominen. aanwennen, h.: zich of iem. anders iets a. = aanzenden, h. = (einen deg) befanben. ficb ob. einem anbern ettv. angetvBbnen. [aanzeg, zie aanzegging]. aanwensel, o. = Me 91ngetvobnbeit, bie 0e, aanzeggen, h. = anfagen, anmelben, an- ivobnbeit, bfe KngemObnung. [aanwenst, fitnbigen; iem. iets (laten) a. = einem ettv. v. = (tibte) Ringetvobnbeit]. anf. (laffen); den oorlog a. = ben Strieg erftaren; aanwentelen, h. = beranbAlaen; a., z.: ko- men zou 't hem niet a. = man fiebt e& ibm men a. = (ber)angetvarat fommen, ficb beraw nicbt an, er ffebt nit banal} au& ; iem. schaak Millen. a. = efnem Scbacb bieten; iem. de wacht (fig.) aanwerken, h. = fcbnetter arbeiten. a. = einem. ben Stanbpunft flat macben, einen aanwerpen, h. = antverfen; iets tegen den Marnen. muur a. = ettv. an bie Bauer anti,.; kleeren aanzegger = Knfager. aanzegging, v. a. = kiether ant? = (van een sterfgeval bijv.) alnfage, 9.1n, aanwerken, h. = (Solbaten, 93/atrofen, aeige (eine& Sterbefaaeg), (aankondiging) Mt: ZrupPen) (an)tverben. aanwerver = 91ntver, fitnbigung, 9Infagung. bet aanwerving, v. = 91ntverbung. aanzellen, z. : op een bask a. = auf eine aanwetten, h. = antveten, anfcbteifen. Ibafe aufegeln; komen a. = (ber)angefegett I. aan'wezen, o. = Zafein, bie ggiftena. footmen; tegen iets a. = an env. anfegetn; H. aan'wezen, z. = ba fein; zie ook aan. de schepen zeilden tegen elkaar aan = ftief3en [aanwe'zend = antvefenb, borbanben; zie aufammen; een schip a. = mit einem Scbiffe aanwezig]. aufamtnenftoten. aanzeillng, v. = ber 8u, aanwe'zig = antrefenb, („tegenwoordig") au= fammenitot. gegen; de in de atmosfeer aanwezige water- aanzenden, h.: ik zal den knecht bij u a. = damp = bet in bet ZitutolOblire beffnblicbe ob. ic0 tberbe ben Stite.tt /su Minn gicren. 2' aanzetbuis. 20 aar. aanzetbuis, v. = bag Knfatrobr. aanzet- zonder a. des persoons = One If . ber 43erion ; riem, rn. = Streicbriemen, Kb3iebriemen. aan- hij staat in hoog a. = er ftebt in bobem inf., zetsel, o. = ber Vint* bag Kniatititcf ; ber ift febr angefeben, er ift (fibt) bocb am Zirett; Wiebericbtag, ber Crab, ber Q3obenfat. aanzet? de zaak heeft nu een ander a. gekregen = staal, 0.= ber Taetiftabl. aanzetstuk, o. = bie ace fiebt jet gan3 anberg (tug, Heat jet 9InfaVtitcf, ber VIttiat. gan3 attberg ; ten a. van uw voorstel bin= aanzetten, h. = anteten, dat zet aan bag ficbtficb ,abreg Zorfcbtagg, in Oittficbt auf jljren bilft ; iem. bloedzuigers a. = einem Otuteget 2oricbtag ; te dien a. = in biefer Oinficbt, uit ant., einen fcbri3pfen ; (de deur) bath bffnen, a. van uw zwakke gezondheid = aug antebnen; een dominosteen a. = einen Zos auf cjbre fcbtvacbe Obefunbbeit. minoftein feten, eerst) ant. ; iem. de duim- aanzienlijk: een a. man = ein angefebener ob. schroeven a. = einem bie Zaumenfcbrauben bornebmer Vann; een a ..e som = eine betracbt, ant. ob. antegen, bie Zaumenitticfe anicbrauben ; tide, bebeutenbe, aniebnticbe ob. nambafte Sum, haken, knoopen, een stuk a. = Oaten, me; een a. verschil = ein bebeutenber ob. Antilzfe, ein Stacf ant.; lean. a. = einen ang erbebtfcber Untericbieb, een a ..e firma = ein £anb feten; (de kaehel) anmacben, einbei. acbtbareg ob. Vornebmeg Oaug. aanzienlijk- 3en; de lading a. = bie 2abung ant. ; een held, v. = 3ornebnibeit, 9fittbarfeit, bag mes, een scheermes a. = ein Veffer fcbarfen ob. Vtnieben. tveten, ein Raffermeffer ab3leben; iem. een aanzijn, o. = Zatein, 2eben; bie kittens; in wassen news a. = einem eine (tuacbterne) 't a. roepen = in& Zatein, in& &ben rufen. Mate breben; de paarden a. = bie $ferbe aanzitten, h. = bei Zit* fft3en; de aange- antreiben ; de paarden zetten aan = bie $ferbe zetenen of de aanzittenden = Me Zitcbgafte, Sieben an; iem. een partij a. = einem eine eafte, Me tifcbgeferifcbaft; overal met zijn 43artie anbangen, iem. een roes a. = einen vingers a. = Herat( mit feinen gingern berum= ficb betrinfen taffen; (de sehroef) anbreben, frabbetn, (berumtvirtfcbaften), feine ginger nicbt an3leben; iem. tot lets a. = einen 3u ettv. (an): fatten fOnnen. treiben, berantaffen, anregen, (prikkelen) ref, aanzoek, o. = V.Infucben, Oefucb; bie Oitte; 3en; iem. tot ijver a = einen bum teif3e an, Me eerbung, ber 9.1ntrag; op a. van zijn batten, anfpornen; a., z : de pap is aange- vriend = auf 9Infucben ob. auf Me alitte lane& zet = ber Ord lit angebrannt; komen a. = greunbe4; a. doen om een meisje ein beranfommen; berannaben; de koude zet s...Mabcben inerben ob. anbatten, ibr einen 9.1ntrag aan = bie Witte 3iebt an ob. tuirb:ftrenger; zie macben ; een a. aannemen, afwijzen = einen ook bloed. Intrag annebmen, abtebnen ; a. doen om een be- aanzettend =reijenb, aufretenb, anregenb, ers trekking = um eine State (bei einem) nacbfucben. regenb. aanzetter, m. = 9Intreiber, Knfporner, aanzoeken, h. = (einen um ettv.) antudgn, Vtufbeter; (voor 't kanon) aatfothert, Stampfer. bitten, (bei einen Oebiirbe um ettv.) nacbtucben; aanzetting, v., zie laanzetten. aanzet- de regeering is aangezocht om = man bat yip, v. = atniabfeite. bet ber Megierung bar= nacbgefucbt; hij heeft aanzenlen, h.: beranfctlepinn ; a., z.: komen haar aangezocht = er bat ibr einen Vintrag a. = ange3otteit fommen. gemacbt. aanzoeker = Zletverber; (verzoeker) aanzieht, o., zie aangeziehtenaanzien II. Oittfteffer, Wnfucber. I. aanzien, h. = anfebezt, anblicfen, in& Kuge aanzoeten, h. = anfilten, fiti3er macben. fatten, betracbten, befeben; kunt U dat a.? = aanznigen, h. (van bloedzuigers) fict) an, fiinnett Ste ba& mil ant. ? 't is niet om aan faugen. te zien = bag ift nidjt ium aum rtragen ; aanzniveren, h. = (eine Scbutb) bericbtigen, we zullen 't nog wat a. = Mir Morten ung bie bereinigen, (afdoen) abtragen, (vereffenen) Sacbe nocb eine Qeite ant., tvir Morten bamit begfeicben. nodj ettvag eebutb baben; hij ziet zijn men- aanzweepen, h. = anImiticben, mit ber 43eiticbe schen aan = er fiebt rid) feine £eute an; a. antreiben.q doet gedenken = ber 9Inbticf frit* Me grin. aanzwellen, z. = anfcbtvellen. nerung auf ; dat laat zich niet mooi a. = bie aanzwelling, v. = Vinfcblvellung. Sate labt ficf) nicbt fcban an; naar 't zich laat aanzwemmen, z.: komen a. = attfcblvitn, a. = allem %ntdrine nacb, boraugficbtliob, tvie men; angetcbmommen fommen. bie Wn3eicben tauten; iem. met groote oogen aanzweven, z. = beranicbtveben. a. = einen grof; ant. ob. anbt. ; iem. met den nek aap, m. = %ffe; een gezicht als een a. = ein a. = einen feineg Nide& tviirbigen, einen fiber= alffengertcbt, eine 9Iffenfratie, iems. a. zijn = feben; ik zie er u niet minder om aan = id) icing. Wife fein; hij heeft den a. in de mouw = fcbate Ste begtvegen nicbt tveniger; men ziet er bat ben Sctalf im 9lacfen; daar komt de a. er hem op aan = man bat ibn begmegen in uit de mouw = ba fommt ber auc04 gum 2ocbe 93erbacbt, iem. over de schouders a. = einen beraug ; ba fommt ber $ferbefttf3 beraug; ba fiber bie alcbtel(n), Scbutter(n) ant., [ik zie er tvirb bie 9.1blicbt !tar; hij speelt a. wat heb tegen aan, zie ik zie er tegen op, bij o p- je mooie jongen = er ift ein niebertracbtiger z ienj; iem. nit de hoogte a. = einen bon Scbmeictter; hij heeft den a. binnen = er bat oben berab anf.; ik zag hem voor zijn broer bie Voneten (in ber aid* ; ik was in den a. aan = i tab ibn fur feinen $ruber an, Melt gelogeerd = fcb tear in bei; Zeufelg Stibte ibn fitr ; waar ziet u mij voor aan? = geraten, fcb faf3 in ber 43atfcbe ; die a.! = ber moffir feben Ste mid) an? zie ook verkeerd. Zenget ! II. aanzien, o. = 9Infeben; hij geeft zich 't a. aapaehtig = affenartig, afflict. aapachtlg- van een Engelschman = er gibt f icb bag Kni. ob. held, v. =?.1ffenart. bag atugfeben einen %ttglanberg; ik ken hem aapie, o. = %ffdyn ; (huurrijtuia) bie Zrofcbfe, van a. = fcb fenne ibn bon Knieben, ban hij heeft aapjes? er bat tl%riIIen ob. 2aunen. Vingeffcbt ob. bon Berton; een man van a. = ein I. aar, v. = fibre (van een plant). angefefoner Mann, ein Vann ban gut= 2thr. ; II. aar (ader), v. = Kber. aar. 21 aardnoot. III. aar, zie an d e r. I. aarden (adj.) = irben ; a. pot = irbener ZoPf.; I. aard, m. = bie Zirt, bie Ratur, bie eetnitt13art, a. wal = erbtrag. (van waren) Me Qualittit, Me Oefcbaffenbeit; de II. aarden, h. : hij aardt naar zijn vader = zaken zijn van Bien a. dat = bie e.egtifte flub er artet !einem dater nacb, fommt nacb feinent ber 9Irt, bat ; hij is driftig van a. = er bat ein dater; hij kan hier niet a. = er fann bier bit,ige8 Zemperament ob. bete Gleblitt; kalm van nicbt beimifcb tverben, ficb bier nicbt einge= a. = rubig ob. gelaffen bon Ratur ; goed van a. = tubbnen ; die planten a. hier niet = gebeiben gut geartet; 't ligt in den a. der zaak = bier nicbt; een good kind, dat naar zijn vader tient in ber 9latur ber singe; uit den a. der aardt = lute ber later fo ber eobn, ein gate& zaak = felbftberftiinblicb, naturgetntif3; tinb artet feinem Zater nat. zulke zaken zijn uit den a. moeilijk = finb aardewerk, o. = irben0 Giefcbirr ; (alle- ibrer Watur gem fcbtbierig ; hij schreeuwde, daagsch) Steingut ; Miner en prover) Stein= dat 't een a. had = er fcbrie, bat 0 fo eine aeug ; (grof) bfe Zi3pfertuare; Delftsch a. = Urt batte; uit den a. slaan = au& ber 1Irt Zelf ter aabence. fcbtagen ; hij heeft een aardje naar zijn vaartje = aardewerkilfabriek, v.; -wankel, m. = er ift fettle& llaterl Stinb, ber feibbafte dater, Steingut Habra ; .faben (bie =banbtung). er artet feinem dater nab ; van allerlei a. = aardilgeest, m.; -gewas, o.; -gewemel, allerbanb, attertei Scblag0 ; ze zijn van den- o. = erb gift (8erggeift, enom) ; ,gettgic10 ; zelfden a.= fie flub bou einem Sit tage ob. bon atter =getilmmet (.gabilbt). Krt; dat is alles naar den a. = tuie ficb aardliglobe, v.; -goed, o.; -gordel, m. = gebi3rt auNeseicbnet ; iem. naar den a. af- ber erb glotni& ; ,gut (Sanbgut) ; ,gitrta (bie rossen = einen gebiirig burcbpriigati. 8one). II. aard, zie aarde. aard II bars, o. ; -hommel, m.; -hoop, m. = aardachtlg = erbig, erbartig. %rb barb (-pecb) ; bie obunintet ; ,baufen. aardaker, m. = bie %rbnuf3; aardappel, aardhoudend = erbbattig. m. = bie nartoffet; aardappelen met de schil aardig = bilbfcb, niebficb, nett, (lief) fiebetth, = !$ellfartoffetn, Martoffeln in ber St ate; tatrbig, (geestig) tutig, (grappig) fomifcb, gebakken a. = R3ratfartoffeth, fijngestampte a. (raar, zonderling) fonberbar ; een a. huis, = ber gartoffelbrei, b0 en Me F43iiree. kapitaal, voordeeltje = ein bilbfcb0 Daub, aardappelllakker, m.; -bonw, m.; -bran- napita, bilbfcber $rofft; a. sommetje = dewljn, m. = elll acfer ; ,bau; ibrannt= fcb0, erftecrtit0 Sitmtnoben ; een a .. e tuin = twin. ein bilbfcber ob. netter Oarten ; een a. katje = aardappellibrii, v.; -handel, m.; -loot, ein niebticb0 Stti#cben ; een a .. e vent = ein netter o.= ber nartoffall brei (baa =mu4); =banbet; =fraut. 97tenicb ob. nert; dat is a. van u = bob ift nett, aardappelll meel, o.; -oogst, m.; -puree, tiebenMitrbig ob. bitbfcb bon canen; een a.. e v.; -sehil, v. =artoffel ll matt; bie ,ernte ; bat inval = ein tutiger einfat. en bie =puree (of Vireefartoffan); =fcbale. aardigheid, v. = ber Scbera, ber Spat, ber aardappellsalade, v.; -soep, v.; -stijfsel, tit; hij zegt 't uit a. = er fast 0 im Scbera ; hij v. ber nartoffall feat ; sitt-01.1e ; =Pee. doet 't uit a. = er hit 0 aa (bum) Scbera ob. aardappellziekte, v.; -zolder, m. = club Z'5uN ; voor de a. =hum Spat; aardig- Startoffelfl franfbeit ; =boben. heden vertellen = Jibe macben; aardigheden aardllartisjok, v.; -as, v.; -baan, v.; -bet, verkoopen = $offen reif3en; een flauwe a. = v. = Grb II artifcbocfe (.birne) ; =acbfe; :bath; ein faber ob. fcblecbter Tait; een flauwe a. (grap) =beere. = ein fcbafer Spat; de a. van een anekdote = aardlbelaehtlg = erbbeerartig. ber 84 ob. bie q3ointe ether 91.nefbote ; de a. is aardbeill blad, o.; -bowl, v.; -abed, o.; er af = eb bat feinen Meta berloren; ik heb er o. ; -plant, v. = %rbbeerlf bfatt ; =boWte ; geen a. meer in = idj !robe baron feinen =beet; ; spflanse. Oefarien mebr, 0 bat lilt micb feinen Rein aardbellisap, o.; -struck, m. = bey erb= berloren; door jou heb ik er geen a. meer in beerlIfaft ; bfe .ftaube. bu bait mir berleibet ; hij maakt er zich aardll besehrijver, m. ; -besehrtiving, v.; met een a. af = mit einem Spat reif3t er beving, v. = %rb II befcbreiber ; sbefcbreibung ; beraa ; ik heb een aardigheidje voor je bcO .beben. meegebracht = lob babe eine nteinigfeit . far aardbezie enz. zie aardbei enz. bid) mitgebracbt. aardlibodem, m.; -bol, m., -boor, v. aardje, o. zie aard I. brand, m. = grb Doben ; bie =fuget (ber aard Il kastan je, v.; -kleur, v.; -klomp, m.; =ball) ; ber =boater; =branb. -klont, v. = erb Ilraftanie (ffcfernuf3) ; =farbe; aarde, v. = erbe ; hemel en a. bewegen = =ftumpen; ber =floc (-f cbate). t^inimer unb erbe ob. Himmel unb tate betbegen, aard it kloot, m.; -Mutt, v. ; -korst, v. = atte ,eftet in Zetregung fe#en; ter a. vallen, erb bart; ber =floc (*bate); :rinbe. werpen = ant grbe ob. au l8oben tuerfen ; aardlikrekel, m.; -kunde, v.; -kundlge, in vruchtbare, goede a. vallen = auf frucbt= m. = bie Urb ; ,funbe ; =funbige(r). baren, guten Zoben fallen; de oogen ter a. aardlilaag, v.; -lucht, v.; sluts, v. = erb II ,- slaan = bie Kugen au Zoben fcbiagen ; op fcbicbt ; ber .-gerucb ; ber aarde = auf erbett ; 't heeft heel wat voeten aard magnetlsme, o.; -mannetje, o.; in de a. = foftet unfeigficb bid Matte, bie -meetkunde, v. = ber erb magtieti&mu& ; Cade bat ntancben .cden; ter a. bestellen = =manncben ( ieinaelmanncben, ber Onom, bet beerbigen, au Orabe tragen ; nog boven a. tobab); znietfunft (aabmetfunft, Oeobarie). staan = nocb Her ber %rbe ftebn, nocb nicbt aardlimeter ; -meting, v. = rbllmefle): begraben feitt. (aetbmeffer, Geometer); -bermeffung. aardebaan, v. = %rbbabn. aardeikel, v. aardmolm,o.=trocrene,focfere %rbe,ber 9'1ober. = erbeifter, :nut. aardeling, m. = (poet.) wird!! mos, o.; -muss, v.; -noot1/4, v. = rt) .= GSrbenfobtt; (anders) bat Veltfinb, Vatting. moo& ; =marl; =eittet (snot). aardolie. 22 abracadabra. aardiolie, v.; -oppervlakte, v.; -peer, benfen tragen, Wititanb ne§inen; zonder a. = v. = bag erb ii31 (bag $etroteunt); =oberftlit*; One 86gern, Efiebenfen, Baubern. =birne. aarzeling, v. = 8i3geruttg ; (besluiteloosheid) aardllpek, o.; -pool, v.; -rijk, o. = grb II p ltnenticOloiTenbeit; (weifeling) pett ; ber :pot; .reic0 (bfe erbe, ber grbboben). bag Baubern, bag Zebenfen. aardrij ks besehrij ver, -besehrijving, aas, o. = (lokaas) bet St Ober ; (kreng) Wag; zie aardbeschrijver enz. (in 't spel) 910, daub; dubbele aas = boppelt aardriJkskunde, v. = g.eograpt)ie. aard- eing ; harten a. = Oerenag; geen aasje = rijkskundig = geograpbifc4 aardrijks- nict)t bag @eringfte ; geen aasje waard = kundige = ebeogra134. feinen $fifferling, feine taube tut inert; aan aardrol, v. = atcrerttialae. 't a. bijten = (eig.) anbeiten, (fig.) auf ben aardrook, m. = grbrauc4. niTher anbeiten. aardsch = irbifcb, tvettlic ; a. leven, a. para- aasje, zie aas. dijs = irbMeg &ben, f .. eb $arabieg ; a .. e aasiltor, v. (-kever, m.) ; -vlieg, v. = bet zin = irbifcber ob. tvettMer Ginn; al 't a .. e %a& II rater ; ,ftiege. vergaat = &leg Z5rbifct)e bergebt. aasvretend aagfreffenb, aagfriitig. aas- aardsehgezind = irbM ob. tvefttic gefinnt. zak, m. = Sinappfacf, Sft nappiacf, bag Rawl. aardsehgezindheid, v. = frbiict)er ob. Welt, aasaehtig = aagfiaft, aartg. titter Sinn, eettlicbfeit, RBettfuft. A. B. (aurea bulla, gouden bul) = golbene aard sehok, m.; -sehors, v.; -sehudding, Outte. v. = grb ll itof3 (bie eriCitterung); ,rinbe ; bag AB, o. = 9193%, 91,04, 9thece. pbeben. abacus (rekentafel, telraam bij de Ouden), aardllslak, v.; -smaak, m.; -soort, v. = m. = atbafug. grb II iftnecte ; Pgeftttacf ; part (=gattung). abalienatie (vervreemding, overgang van aardllspin, v.; -stamper m.; -stoot, m., eigendom), v. = Vlbalienation. -Storting, v. = grb Ilfpinne; bfe Pratntne; abalieneeren, h. = abalienieren. pitot ; ber .ftura (ber pfatt). abandonneeren (prijsg even, verlaten), h. = aardiltor, v.; -varken, 0.; -veil, o. = bet abanbonnieren. grbllfafer (bet 2m:trifler); bet 41111)1er (ber abandonnement (afstand, overgave, alge- Ktnetienfcbarrer); bet =Out (ber Ounberntann). heele verlatenheid), o. = atbanbonnentent. aard II verf, v.; -verzelmivIng, v.; -vlakte, abattoir, o. = 9Thattoir, Stlacf)t4aug, ber v. = grb farbe ; bet ; Scbfachtbof. aardilvloo, v.; -vormIng, v.; -vrneht, v. ABII bank, v.; -bock, o.; -bond, o. = = bet grblIftob ; pbitbung ; pfruc4t. %UP banf ; %bud); bie .tafet. aardll was, o.; -werk, o.; -werker = abbe (wereldlijk geestelijke in Frankrijk) = grbII uadO ; Me parbeit ; .arbeiter. MEC aardilwinde, v.; -worm, m.; -zak, m. = abberdaan, zie labberdaan. erb trinbe (Kcfertvinbe) ; tvurnt ; =fact. ABC, o. = Vlbc, 9M4, VIP:184, Vibece; 't ABC Aarlanderveenseh (of Aarleveenseh): van de wetenschap = bag 9.1bc ber eiffenf*tft. op z'n A. = tiirpelf)aft, plump, , fcbtverflitlig. abees, o. = bet %Vthief . Aaron = Karon, Iron. Abderiet (iem. uit Abdera, fig.: onnoozele I. aars (anders): dat is wat a. = bag ift ettn. bloed) = atbberit. 9Inbereg. abdicatie, v. = Mbifation. 1I. aars, m. = ber tiintere, 91f ter, Wrg. abdiceeren, h. = abbibieren. ? aarts bedrieger ; o. ; -bissehop abdij, v. = abdis, v. = atbtin, albtiffin. = gra betrtiger (-gamier); pbigtutn; cb of. abeel, m. = bie %bete, tveite lappet, Sitherp aartsbissehoppelijk = Opel. aarts boosdoener (-booswieht); abelspel, o. = ernfteg Drama (int Vittetalter). ken = grail ; bec4ant;(91rcbibfafonug). abelmoseh, v. = bet Kbeintofcb. aartsgdeugniet; -dief = rts II flittbube ; aberratie (afwijking, afdwaling), v. = aartsdom = er6bumnt. [=bleb. Vlberration. aarts engel, m.; -gek ; -geweldenaar = ABiljongen, m., -kind, o., -knaap, m. = grmi enget ; mart; ptt)rattn. Kbcli fcbilter, 9Thecebarfer. aartsglerig = erAgetafg, ablatief, m. = alblatib(a). aartsll gierigaard ; -gait; -hertog; -her- ablutie (afwassching), v. = Rbtution. togdom, o. = grbogeiaar4 ; si*If ,Oer5011; abnormaal = abnorm. p1)er3ogtutn. abnormiteit, v. = 9thnormitat. aartshertogelijk = er5berbogti4 abolitie (afschaffing, opheffing), v. = albo: aart s huiehela ar ; -kanselier ; -ketter ; Fitton. -leugenaar = grail beucbter ; :ranger; pfeber; abominabel = abicbeuti4 abominatie, ptiigner. v. = bet atbfc4eu, bet Oreuel, Zerabictyuung. aartsliefhebber = grocer jteunb. abound = %bonnent. aartslui = erafaut. abonneeren zich, h. (op een courant, een aarts I niaard ; -priester ; -sehalk = werk) = (auf eine Beitung, ein serf) abonnieten. gall fattlenber; .tniefter; %ic4aff. abonnement, o. = 9.1bonnement, een a. op aarts sehelm ; -schenker; -sehobbejak een krant hebt.n = ein auf eine Beftung = gr6Ilfc4ettn; omunbicfrnf; =ljatunfe. baben; een a. op de opera hebben = tin aarts ; -vader = gr3llttyrann .hater. Cpernbaufe abonniert Fein. abonnements- aartsvaderlijk = erpiiter1ic4. kaart, v. = 9thonnetnentgfarte. abetment aarts Il vij and ; -woekeraar ; -zondaar ; = atbonnent. -zot = ertd fetnb ; .tvucOerer ; :fiittber ; pnarr. 6 bout portant = aug niiCter (opeens aarzelen, h. = (dralen) aiigertt ; (talmen) aub ber $iitote. iiittmen ; (schromen, weifelen) haubern, abracadabra, o. Vibrafababra. Abra(ha)m. 23 acht. Abra(ha)m = Vlbrabant; hij weet waar A. aecijns, m. = Me tIfaife; vrij van a. = afga. den mosterd haalt = er Wag nip ZarteI (ben) fret, fteuerfrei; vrijdom van a. = Kfagfreibeit; Volt tiort, hij zit in Abrahams schoot z.-..- er a. op 't geslacht en 't gemaal = bie Scblacbt, Nit in 9Ibrabam4 Scbog. unb Wiablfteuer. abreviatie, v. = Vibbrebiation. abrevia- aceijnsibiljet, o.; -kantoor, o. = ber tuur, v. = Wbbrebtatur. Kfaildlaettel ; saint. abrevieeren, h. = abbreb(Dieren. aceijnspliehtig = afainar, afagpflicbtig, abrikoos, v. = VIprifole. aotipf fidgfg. aceljnswet?v. = b0, Vtf6f4gefe13. abrikozell boom, m. ; -pit, m.; -schil, v.; aeelamatie, v. = Kfflamation ; bij a. aan- -via, v. = VIprifofell baunt; .fteitt ; +bale; nemen, herkiezen = per 9.I. (burdj Buruf) ber .ffaben. annebmen, totebertviit)len. Abruzzen, my. = Kbrumen. acelimatizatie, v. = 9Ifflimatifation, 9Iffli: absces, zie abces. matifierung. absent = abfent. absenteeren, h. = abfen, acclimatizeeren, h. en z. = afflintatifieren. tieren. absentelijst, v. = Wbfentenlifte, accolade, v. = (omarming) Kffolabe; a3erfauntnt&Iifte. absentie, v. = Kbletta. (haakje) Riffolabe, stammer. absint, v. = ber 9thfintb. accommodatie (aanpassing), v. = %fronts absolutie, v. = %bfolution, volledige a. = mobatfon. bottfammene Mf. absolutisme (onbeperkte aceommodeeren, h. = affommobferen. heerschappij), o. = ber Wbfoluti&int0. abso- accompagneeren, h. = affompagnieren. luut = ablaut. accompagnement, o. = KtfomOgneinent. absorbeeren (in-, opzuigen, opslorpen), h. = accompagnateur, m. = 9Iffampagnift, abforbieren. absorptie, v. = Wbforption. Zegleiter. abstinentie (onthouding, vasten), v. = aecoord, zie akkoord. 9Thftinena. accordeeren, h. = afforbieren; aufaminetv abstract = abftraft. abstractie, v. = alb, ftimmen; efnen %ergleicb eingeben; Herein= ftraftion ; in abstraeto = fm 9.1figenteinen. fommen. abstraheeren, h. = abftrabieren. aecordeon, o. = %fforbeon. absurd (ongerijmd) = abfurb. absurditeit, accouchement, o. = Kffoucbentent, bie v. = Vlibfurbitiit. 9lieberfunft. accoucheu(r, .se) = alffou, abt, m. = KU; zoo de a., zoo de monniken = cbeu(r, ..le), Oeburabeller(in). Me ber Mt, fo bteMitt* of tote ber .err, accountant, m. = (beretbeter) 93ucrebtfor, fa ber Ziener of tyre ber neifter, fo ber. **kilter. Oil*rrebifor. abuis, o. = Zerfeben, ber .rrtutn, per a. = acerediteeren (volmachtigen), h. = affre. au& Zerieben, trrtilutftcb(ertreife), feifiCtc, je bitferen. hebt a. = Ste trren Pico, Ste rtnb fm Zigrtum. accreditief (geloofsbrief), m. = bob %fru. abusief = berfebrt, faticb. abusieveltjk, bitib. zie per abuis. aceres (toeneming), o. = bie 9Iffre4aena. Abyssinia, o. = Kbeffinien. accumulatie, v. = 9Iffumuiation, Oliufung. A. C. (Anno Christi) = lot sabre unfre& Oerrn, accumulator, m. = Kffumulator. im Zfabre beb ,OeiW. aceumuleeren, h. = affuutulieren. a. c. (anni currentis) = Iaufenben Z5'abrd ; a. c. aceuraat = affurat, genau, piinftiicb. acacia, v. = Melee. accuratesse, v. = 9.Iffurateffe. academie, v. = 9.1fabemie', Oacbrcbule ; mili- aceusatief, m. = 9Iffulatib. taire a. = Eilittirafabentie; a. voor wetenschap- acetyleen, o. = Waettgen. pen, voor beeldende kunsten = 9If. ber elifen. ach: = ac 1 ach en wee roepen = etc unb fcbaften, ber bilbenben Aiinfte. ea fcbreien. aeademieburger = afabetnifcber Oilrger. Achilles = 9Icbiff(6). academie II leven, o.; -stad, v.; -vriend = Achilleshiel, m. = bie Vicbiftaferfe. Aehil- UniberfittiOVIeben ; trtabt ; .freunb. leskruid, o. = 9Icbillenfraut. Achillespees, academisch = afabemif; academische v. = Wcbifiegebne, .flecble. graad = afabentifcber Grab. I. acht, v. = Kcbt; a. geven (slaan) op = aeatbne, v. = fettenfof0 adyrrab, alcatene. acbtgeben, acbtbaben, achten auf ; geen a. op accelerando = acceleranba. iets slaan= etiv. auger acbt fallen, nidjt beacbten ; accent, o. = ber Went accentuatie,v. = a. slaan op (nauwkeurig waarnemen) = affsentuation. aceentueeren, h. = afaen. beobacbten; lets in a. (= aanmerking) nemen tuteren; betonen. = ettn. beacbten, in Setrait ateben; zich in a. accept, zie acceptatie. nemen = ficb in abut nebmen, ficb (f erne (16e. aeceptabel = afaeptabel. funbbeit) ftbonen; zich voor iem. in a. nemen acceptant = Kfaeptant. acceptatie, v. = = ficb bar einem in acct nebnten; de wetten, ba& 9.1faept, Knnabitte ; ter a. aanbieden = de vormen in a. nemen = bie Mefet,e, ben our ann. borptgen, bum Kra. prlifentieren; de 9,Inftanb beobacbten; (kommando) geef a.! = a. verkrijgen = bie 9Inn. ertangen, beforgett ; 9Icbtung 1 van a. voorzien = mit Kra. berfeben; a. voor II. aeht (telw.) = acbt; een a. = eine Wcbt; een gedeelte = ber Zeit., $artialafaept. in een dag of a. = in ttinct acct Zagen; met aecepteeren, h. = afaeptieren. de a. rijden = mit acbten fabren, acbtfPlittnig acceptie, v. = 9Iuffaffung, ber Ginn; bie fabren; ze zijn met hun achten = fie flub au 92tnnabme. arbt(en); ef3 finb ibrer acbt; we liepen met one acces, o. = ber MA. aceessit (to ffel(ike achten = Mr gingen au achten; iets in achten vermeldng), o. = Kfaeffit. aceessoir (bij- deelen = etw. in acbt Zeile bertetten; 't loopt komend, bijbehoorend) = afbefforticf), de naar achten = 0 gebt auf acct (Myr); 'tis bij aceessoiren = b0 Bub4i3r, bie iRequiliten. achten = 0 lit giettt acct (ttfyr); 't is na accidenteel (toevallig) = afatbentett. achten = 0 tft act)t libr barbel (burst) ob. nacf) achtbaar. 24 achterhouden. acbt; de trein van achten (van acht uur) = bie eitive inurbe mit brei Stinbern bintertaffen, ber 2icbtubraug. ob. blieb mit ... auriicf ; de achterblijvenden = aehtbaar = acbtbar, ebrenbaft, ebrenivert ; (nagelaten betrekkingen) bie Vnterbriebenen, a. huis = acbtbareg et)attg ; a. man, gedrag = tlintertaffenen; (achtergeblevenen, op den weg ebrenbafter Vann, ebrenbafteg Tienebmen ; a. bijv.) Me Buriicfgebtiebenen ; mijn koffer is hoofd der stad = ebrentnerteg Stabtbaupt. achtergebleven = fit aurilcfgebtieben; zie ook aehtbaarheid, v. = 9Icbtbarfeit, Wiren, achterwegeblijven. baftigfeit. aehterblijver = 91aMeigter. aeht ii been*: -bladig; -daagseh; -dnb- aehterll bout, m.; -bnur = bag Ointeril- bel= acbtilbeinig (4nig); ,bilitt(e)rig ; ,ttigig; biertet (bie .feute); snacbbar. .facb (+Mfg). achterbunrt, v. = geringeg (Stabt)Ziertet, aehtehalf = acbtebatb. .er Stabttelt. achteloos = (zorgeloos, slordig) nacbtliffig, aehter II deel, o.; -dek, o. = ber u. bag fabrICiffig, unacbtfam; (onoplettend) ad)ttog. Vnterj! tett ; 'bee (91cbterbecf), achteloosheld, v. = 91acbtliffigfeit, abr, iachterdenkend, zie achterdochtig.] Itiffigfeit, Unacbtfamfeit ; 9Icbtlofigfeit. aehterdeur, v. = ,t)intertiir; een achter- aehten, h. = acbten, fcbiiten, gtauben, meinen, deurtje open houden = ficb eine ,t)intertiir (ein batten filr ; iem. a. = einen acbten, fcblit3en; Ointert3fiirtdIen) offen taffen. iem. niet a. = einen geringfcbi4en; ik acht achterdocht, v. = ber 9Irgttiobn, ber Zer, dat verkeerd = icb bete bag fiir berfebrt; iets bacbt, bag 93/ittrauen; a. krijgen, opwekken raadzaam, overbodig a. = ettb. fiir ratfam = %rgiv. fdthbfen, erregen (gegen, auf einen). (geraten, riittiC, ilberftiiffig batten; ik acht achterdochtig = argtbiibnifct), mittrauifcb. den tijd gekomen = icb gtaube (meine), bat aehterdoehtigheid, v. = argtniibnifcbeg bie Beit ba fei (ift) ; dat acht ik beneden mij = Oefen. bag batte id) unter meiner eilrbe; ik acht hem aehtereb, v. = tot Sailer. beneden mij = icb acbte ibn ju Gering ;ik acht achtereen' = bintereinanber; acht dagen a. mij gelukkig = fcb ictlite mid) gliictlicb ; op = acbt rage bintereinanber, nacbeinanber ; (aan iets a. = auf ettr. acbten; geachte vriend = een stuk) in einem fort ; (onafgebroken) un, wetter, berebrter ob. gefcbatter rettnb ; een auggefett, unabliiffig. geachte firma = ein geebrteg Oattg. aehtereenvol'gend = aufeinanber forgenb. aehtenswaard(ig)= acbtunggtbert (,thiirbig); achtereenvolgens = bintereinanber, naci, ebrenbaft, geebrt. aehtenswaardigheid, einanber. v. = atcbtunggibilrbigfeit, ebrenbaftigfett. achtereinde, o. = ber, bag ,,fnterteit, ber achter = hinter (hinter bent Zaume ftetjen, bintere reit. ficb hinter ben Baum fterten); er steekt, zit, aehterelkander, zie achtereen. schuilt wat a. = eg ftecft etm. babinter ; ik ben er achteren = Witten; naar, van a. = nacb, bon a...--- icb babe eg Meg ob. t)eratO, babe eg fapiert, binten; naar a. gaan = augtreten, auf ben tsof babe eg auggeforid)t, a. de waarheid komen = geben ; ten a. zijn = im atiictitanbe (auriicf) fein; binter bie eabrbeit foramen; a. iem. aanloopen ten a. (ge)raken = in 9iiicfftanb geraten ; van a. = Witter efnem bergeben ob. 1)erfaufen, van a. (aanvallen e. d.) = binterriicfg; van a. gezien de boomen te voorschijn komen = hinter ben = bet nliberer Oetracbtung. Otiumen ber ob. Sum R3orfcbein fommen; 't aehtererf, o. = ber bintere t.of, ber .i)interbof. horloge loopt a. = gent nacb ; hij woont a. = aehtergaan (van een klok) z. = nacbgeb(e)n. er tvobnt binten ; ten a. zijn = im Oliicfftanbe aehtergalerij, v. = bintere keranba. fein, 8urild fein ; bij zijn tijd ten a. zijn = achtergang, v. = ber Ointergang, btnterer tinter feiner 8eit surild fein. r eft eineg 63angeg. aehteraan' = Rant, 4 inten (fm (f3ange, im achter 11 gebonw, o. ,-gedeelte, o.; -gestel, Scbranfe 2c.); hij liep geheel a. = er ging gan3 o; -gevel, m. = Vnterilgebtiube ; ber, bag 6ubinterft; zie verder de samenstellingen met :teit ; ,geftert; bie .front (ber .giebet). aehteraan. achtergrond, m. = Ointergrunb ; op den a. aehteraanblijven, z. = auriicfbleiben. treden, (ge)raken, dringen = in ben .inter= achteraankomen, z. = nacbfommen. grunb treten, geraten, briingen; op den a. achteraankomer = %acbaiigter. blijven = im ,Dintergrunbe bleiben, ficb im ,t,. aehteraanstellen, h. = bintattfet3en, bintan, batten. ftetten. aehterhalen, h. = einboten, (en vangen) achteraanstelling, v. = Vntanfetung. erbafcben, ereiten; de waardheid achterhaalt achteraf' = binterber ; nacbtrliglicb ; hij houdt de leugen = 3itgett baben fure seine; de zich a. = er Oft fish fern, bleibt beifeite; a. schade a,?zie i n h al en. heb ik er spijt van = binterber tut el mfr aebterhand, v. = Vnterbanb ; in de a. zitten feib ; a. is dat gemakkelijk te zeggen = nacbtr. = in ber Vntert9anb ob. hinter ber Oanb fil3en. Int ficb bag teicbt fagen. aehterheen : achter iem. keen loopen = achterafbuurt, v. = enttegene (abgetegeneg) hinter einem bingeb(e)11; achter iem. been zitten Stabtbiertet, ,er Stabtteit. aehterafsteeg, = einen antreiben, hinter einem ber fein ; ze v. = ber 8infeigang. zitten er a. = fie betreiben bie Sacbe energifcb. aehteras, v. = ,&teracbfe. aehterhoede, v. = 91acbbut, ber %act** achterbaks(ch) = beimticb, inggebeint, bag .t)intertreffen. berftecft; (sorns) binterriicfg ; jets (of zich) a. aehterhoef, m. = tt.interbuf. houden = etto. (ficb) berborgens, auriicfbatten. aehterhoek, m. = enttegene Wegenb, entte, aehterlfbank, v.; -been, o.; -beslag, o. = gener (abgetegener) Sinfet ; de A. = ber %Mtn:, bet .intern 14; .bein (ber ,fuf3); ,eifen. boa. aehterblij wen, z. = auriicfbleiben; ver bij aehterhoofd, o. = ber OinterfoOf. anderen a. = Melt bitter anbern auriicfbi. ; de achlerhonden, h. = priicfbatten; U mag wecluwe bleef met drie kinderen achter = me nets a. = (die biirfen mit nit berfcbtveigen ; achterhoudend. 25 achteruitraken. iets voor iem. a. = ebb. boy einem of einem achteropgang, = tinteraufgang. ettu. berbergen, berheimlichen ob. berhehlen. aehterover = buriicf, nach hinten; ze leunde aehterhou'dend = burilethaltenb (gegen), a. in haar stoel = fie fehnte fid) im etuhl berichroffen,referbiert.aehterhondendheid, burlier; 't paard sloeg a. = liberichlug ric; a. v. = buriterhatenbed ob. berfehloffened eefen. vallen = bin ten jib er f alien; hij wierp 't hoo fd aehterhonding, v. = Burildhaltung, ber a. = er Wart ben Stopf burlier. Riicthalt, Zerichloffettheit, Referbiertheft. aehterplaats, v. = (achter 't huis) ber atchteril Ids, o.; -ijzer, o. = inter!' haud ; interhof, (anders) ber tinterfiS. achteriplein, o.; -poort, v. = ber Minterbd achterin = hinten herein; auf bem et) interfit3. plat; bad =tor. achter lI kamer, v.; -kant, m. = bad tin, aehterpoot, m. = tinterfuf3, bie .pfote, bie ter 11 aimmer (bie oftube); bie ,feite (van huizen tae (vgl. p o o t); hij staat dadelijk op zijn ook : bie Mildfront). achterpootjes = er ftellt fits glad) auf bie aehterkasteel (van een oorlogschip), o. = interfilf3e, brcittft fogIeich aut. interraften (bie .itampagne). achterliraana, o.; -rad, o. ; -riem, m.; achterkenken, v. = interfliche. -ruim, o. = inter Ofenfter ; drab; bad' gefehirr aehterklap, m. = lible Rachrebe, bie (ber Schtbanbriemen); her =raum. leumbung, bie Ifterrebe aehtersehip, o. = tinterfchiff, 91chterichiff, aehterklein it dochter; -kind, o.; -zoom ber u. bad tinterteil, hij raakte in 't a. = er = enfelin; ber oenfel, =enfel. f am herunter; geriet in grof3e Rot; ze zijn in aehterkonsig = aurticfbattenb, mittrauffeh, 't a. = rte finb heruntergefotumen, fiSen in ber argibiihnif ch. Mem me. achteriflader, m.; -land, o.; -lap, m., achterst = hinterft. -last, m. intellaber ; ofanb ; rifted; bie aft. aehterstaan bij = hinter (einem) buriictftehen aehterlastig (van schepen) = hintertaftig, o b. nachitehen; de arme gebrekkige jongen moest achterlaftig. altijd bij de anderen a. = ber arme riippel aehterlaten, h.: een weduwe, schatten, een iburbe hunter gegen bie anbern hintangefeSt bevel a. = eine Sittbe, SchaSe, einen Q3efehl ob. bernachliiffigt. bintert ar fen ; (sporen, indrukken = Sourett, achterstaand = nachftehenb, umftehenb. %inbriicre) aurildiaffen; (uit vergeetachtigheid achterstallig = rfictitiinbig ; a..e rente = of met opzet niet meenemen) auriictlaffen; de ritcfftiinbige Binfen; a.. e schulden, gelden = achtergelatenen = bie interfaffenen, tinter:: #Riidrtanbe; a. zijn = imallictftanbe Fein; a..e bliebenen. coupons = liberfilllige %oupond (Stupond). achteriating, v. = Buritcfraffung. achterstand, m. = Riictftanb. aehter II leen, o.; -leenman = Kfter 'Oen ; aehterste, o. = ber bintere Zeit, bad (Der) olehendmann. interteil; (zi tvlak) ber tintere; hij is de a. aehterlei = achterlei. = ber feSte; 't a. tegen de krib zetten = achterliggen (bij iem.), h. = inter einem tbiberipenftig rein; 't a. voor = bad hinterfte buriicfiteben, hintangefebt merben. born; hij doet alles 't a. voor = er tut (macht) aehterlijf (van insekten), o. = ber interleib. aped gam, berfeljrt. aehterlijk = geiftig ichivach, aurticfgeblieben aehterstel (van een wagen), o. = Mintergeftell. 't kind is a. = ift (geiftig ob. fiirtierlich) burlier; achterstellen, h.: iem. bij een ander a. = a. in 't betalen, in 't werk = im Rlictftanb mit einen hinter einen anbern attriicrieSen ob. einen ber Bablung, mit ber achterlijkheid, hintanfeS en. v. = bad Burlietbreiben. achterstelling, v. Buriicffetung, ttintatv achterloopen (van een klok), h. en z. = fetsung, sZeringichliSung. nachgeh(e)n. achterilsteven, m.; -straat, v.; -stalk, achterillooper (poot van een haas bijv.), m.; o. = MInterllfteben (Wehterfteben); oftraf3e; sftilet -man; -mast, m. = t inter Lauf; omann; omaft. achteril trap, v.; -twin, m. = tinter 11 treppe; aehtermiddag, m. = Rachmittag. ogarten. aehterna = nach ; inter b rein, binter er ; hij achteruit = pact, riicrtrartd; ons hula heeft kwam a. met een nieuw voorstel = geen a. = hat (einen interaudgang. brein fam er mit einem neuen 93orfohlag. aehternitboeren, z. = aurilefgeh(e)n, burlier, aehterna llloopen, z.; -kijken 9 h.; troirtfchaften, berlieren, armer tuerben. -schreenwen, h.; -zenden, h. = (einem) achternitdeinzen, z. = aurilcifOren. nach Ilfaufen (ogeh(e)n); oblicten (ofehen); Jchreien; achteruitgaan, z. = aurlicfgeh(e)n, im Zerfal (einem etib.) ofchiefen (ofenben). rein; de zaak gaat achteruit = (ook) bad aehternazetten, h. = (einem) nachfeSen, Qberchaft geht hinter fich ; ze zijn heel achter- (einen) berfolgen. uitgegaan = fie finb gang heruntergefotnmen ; achternazitten, h. = hinter (einem) her fein. 't gaat met hem (hard) achteruit = ed geht achterlineef; -nicht = ebrof3Ineffe; ,nichte. (fchneft) abtviirtd (rlicftbiirtd) mit Mtn; de zieke achterom = hinten serum. gaat (hard) achteruit = ed geht (bid) fchlitnmer aehteromkijken, h. = aurlictbficten, =fehauen, ob. fchlechter mit bent aranfen. fid) umbliefen, fieh umfehen. aehteruitgang, m. = Rlicfgang ; er komt aehteromvaren, z. = um Schottlanb unb a. = Merging tritt ein; zie stilst an d. rlanb serum (nach Oftinbien) fegeln. achteruitkrabbelen, h. = fitt aurlicfbiehen, aehteronder, o. = ber interraum. nicht bran tbolten, lBebenfen machett, bade, aehterop: wie stood a.? = tuer ftanb hinteno bergern. auf ? hij kwam me a. = er fain tuft nach, aehternitleeren, h. = bummer iverben, au, hate mich ein ; nu is hij nog a. = jest ift er riicfgeh(e)n im 3ernen. nod) Wetter bom Biel; dat is a. = bad ift gerabe aehteruitloopen, z. = burlieffaufen; zie berfehrt, hinterborn ; hij is a. met de huur = verder achteruitgaan. er ift mit ber Mete int Rilefftanb. aehternitraken, z. = attract., nach hinten achteruitriJden. 26 Adamsappel. gebrangt Werben; verder = a ch t erui t- athteng; aehtste (deel), o. = 21thtel; a. (noot) g aa n. = bie 9.1thternote. aehteruitrUden, z. = rildinartg (aurilcf) aehtstemmig ?athtftinttnig. faDren (reften). aehttal, o. = atht; ik blijf een a. dagen = aehteruitslaan, h. = Ointen)augthlagen , ettba att rage. (fig.) gegen ben Stathel Yellen. aehttien = athtaelpt. aehttiende = (ber, aehteruitvaren, z. = ritcrivart0 (auriicf) bie, ba&) atht8ebitte; Lodewijk XVIII = 2ub- fakren. Wig ber 9Ithtbente (XVIII.); aehttiende aehteruitwUken, z. = aurflefiveithen. (deel), o. = 9.1thtAntel. Voor verdere aflei- aehteruitzetten, h. = (eitte 1110, einen St ifth) dingen en samenstellingen met a chttien auritcriteffen; (verongelijken) 5urildieten, Ijfns vergelijke men de overeenkomstige met a c h t. tanfel3en ; die speculatie zal hem a. = tbirb aeht ll urig ; -vingerig = atht II ftittibig; -ftn., Up aurt1cffet3en. gerfg. achterlivenster, o.; -vertrek, o.; -vieren- aehtvlak, o. = Oftaeber, ber 91thtffiithner. deel, o. ; -vlag, v. = Ointer 1 fenfter ; %airnmer ; aeht II vlakkig ; -voetig = atht 1 ffathig (oftae: =bierte1; -fiagge. brfid)); ,fittio. achtervoegen, h. = (Dinten) anfet3en, an= aehtvoud, o. = bag 91thtfathe. Otingen, anfiigen, f)ingtfilgen. aehtervoe- aehtil voudig; -werf; -ziklig; -zuhig = ging, v. = Vinfelptitg it. f. tb. achtervoegsel, athtlifath (41iftig); :fad) (-Mitt, icitalfg, adv. o. = 91ffig, Suffig, 91n4iingfel, bie glathfilbe. Ittal); %feitig ; -faufig. aehtervolgen, h. = berfolgen, (einetn) nath- A. C(hr). N. (ante Christum natum) = bar fej3en, jagb auf (einen, dna.) maten; binter einem Rrifti eeburt (a. Chr. n.). 4er fein. achtervolgens, zie achtereen- aeoniet (monnikskap), o. = 91fonit (ber volgens. aehtervolging, v. = Zerfolgung, %ifetAut). 91athfetiung, bc0 92athiel3en. a conto = a fonto. achterwaarts = rtithbart4, auritcf; sprong acquit (spr.: akkiet), o. = %quit; per a. = a. = Mileffprung. achterwaartsehe bewe- pour acquit, erijatten, emigangen; (bilj .) a. geven ging = eificfbeivegung. = 9Icquit geven. achterwacht, v. = ber 91athaug ; hij weet 't acrobaat = 91frobat. van de a.= .. au& atveiter 4)anb, bom ,f?i3renfagen, aeroamatiseh (hoorbaar) = afroamatifth(e bon f)intenberunt. 2ebrfortn). achterwegebliJven, z. = unterblef'ben, A eropolis, v. = 91fropol1O. nitht ftattftnben, fortbleiben. aerostiehon (naamvers), o. = 91froftithon. achterwegehouden, h. = nitht boraeigen, acte, v. = ber 91ft (bedrijf); zie verder a k t e. filr No bebalten. aeteur = 91fteur, Sthaufpieler. aehterwegelaten, h. = blethen laffen, imp actie, v. = ber Rethtftreit, ber q3ro3ef3; (in laffen. drama) Oanblung; een a. tegen iem. instellen aehterwerk, o. = her tointere, een trap tegen ='efnen $robef3 gegen einen an4iingig tnathen ob. zijn a. = Tritt in ben ... n; ba& (ber) Ointer% anftrengen; eine alage gegen einen er1eben tell (eine& ScOiffe4). ob. anftrengen; zie verder aandeel. aehterwiel, o. = .0interrab; ber ineith4tater. I. aetief (adj.) = aftib, tatig, ettergifth; actieve aehterwtJk, v. = ba& abgelegene (entlegene) schuld = Iftfb thulb. Stabtbiertel. IL aetief, o. = bie 91ftiba, Me 9.1ftiben. aehter II winkel, m. ; -zak, m.; -zUde, v.; actiefhandel, actieve handel, m. = -zolder, m. = Ointerillaben; bie .tafthe; 91ftibbanbel. -feite (91iicffeite); ::boben. actionaris = %Monti; r eiPaber. aehthalf = athtebatb. achthelmig = aetiviteit, v. = 91ftibittit, r litigfeit. athtmiinnig. aehthoek, m. = ba& Rthtecf. aetriee, v. = 91ftrice, Scbaufpielerin. aeht ji hoekig ; -hokkig ; -honderd = aetualiteit (werkelijkheid), v. = RIftualitiit. athtljeofig; fiitherig : .bunbert. aetueel = aftuert. aehting, v. = 91thtung ; a. voor iem. = aeustiek (geluidleer), v. = 91fultif. 1thtung bor einem; iem. a. toedragen = aeuut (snel verloopend) = afut. 91thtung bor einem empflnben ob. begen, met a.= a. d. (a dato) = born rage her 91u4fterfung athtung&bog, bothathtenb; met de meeste a. = (eine& Taethfel&) an (a. d.). mit befonberer ft.othathtung; hij genet de A. D. (anno Domin ) = int Nbre de& ,terrn, algemeene a. = er erfreut flth ber aagemetnen fm N4re be& Oeil& (A. D.). 91thtung, genief3t bie 91thtung ber 2eute. &ext. ad hoe (voor dit bijz. doel) = ad hoc, 6u tingswaard(ig), zie achtenswaard(ig). biefem befonbern 8ivecre. ad interim (voor- achtlijarig; -kant(ig); -lettergrepig = loopig) = ad interim, borftiufig, interitniftlith, athtfiti4rig ; -fantig (.feitfg); %fithig. a'nterint4 ... ad libitum (naar goedvinden) aeht II maal ; -maal herhaald ; -maande- = ad libitum, nath IBetleben, befiebig. ad 1U ks(eh); -maandseh = athtll mai; -malig ; notam (om op to letten) = ad notam, bur -monatlith; .in onatig. benterfung ; a. n. nemen = ad notam nebtnen, aeht II mannig ; -oogig = athtilittlinttig; m etw. ibo41 merfen. ad patres gaan = qiugfg. ad patres ge4(e)n, fterben. ad rem (ter zake aehtponder, m. = 91thtpfiinber. dienende) = ad rem, bur Sathe paffenb, 11,01 aeht II pootig; -regelig; -snarig = athtl angebratht, fthlagenb. ad valorem = ad fithig ; .3eilig ; -faitig. valorem, nact bent 2ilerte. achtspan, o. = 9.1thtgefpann; (rijtuig met adagio (zacht, langzaam) = abagio. achtspan) ber 9.1thtfplinner. Adam = %barn; den ouden A. afleggen = aehtspletig = athtipaltig, athtgefOalten. ben aften K. au&aieben; neef van Adams wege = achtste = ber (bie, ba&) acf)te; Hendrik de bon 9thant Ijer (febr entfernt) berivanbt. Achtste = teittrith ber 91thte (VIII.); ten a. .---- Adamsappel, m. = 9thandapfel (in alle Adamskostu um. 27 adspirant. ;abet.). in Adanaskostuum = gam, nacft; fin aderen, h. = abeln. 9thatngfofttim. hij eet met 4n Adamsvork= adergezwel, o. = bie Kbergefcbibuift. er fangt mit ben Binge= au. aderig = ab(e)rig, ab(e)rig. adat (Indisch gewoonterecht), m. = Kbat. aderlaten, h.: iem. a. = (eig.) einen aur ffber a dato, zie a. d. raffen; (11g.) einem eetb abaapfen (einen abacOfen). adder, v. = otter, St reuaotter ; een a. aan zijn aderlating, v. = ber Kberfaf3, bag Kberlaffen. Borst of boezem koesteren = eine ecbtange an aderlijk blood = benafeg glut, i8enenbrutll feinem Zittfen (f einen Oruft) niibren ob. begen; aderloos = aberlog. er schuilt een a. onder 't gras = eg tauert aderlinet, o.; -ontsteking, v.; -spat, v. = eine Scblange unter Mumen, eg ftecft eine 9ther geffecbt ; ,entaiinbung ; ber .froOf (bie Scblange (Matter) itn Chafe, bie Cade ift nicbt krampfaber). gebeuer. ader vliesje, o.; -weefsel, o. = Merl] Viut. adderachtig = fcbtangenartig. adderbeet, cben ; •geftecbt. m. = Katterbi5. addergebroed(sel), o. = adhaesie (aanhanging, aantrekking, instem- Otterngeaticbt. ming), v. = Kbblifion. adderifkruid, o.; -spog, o. = 9latteril fraut adherent (aanhangend) = abblirent. (bie .tvura) ; 'gift (Scblangengift). adieu! = abieu ! adder!' tong, v.; -wortel, v. = Kattergaunge adjectief, o. = 9lbjeftib(unt). (ook de plant); .tvuri. adjudant, m. = Kbjutant. additioneel (toegevoegd) = abbitionat; addi- adjunct (toegevoegd hulpambtenaar) = tioneele artikelen = Sufat3artifel. Vibjunft. adel, m. = libel; hij is van a. = er ift bon admiinistrateur = Vlbminiftrator, Zer. libel; iem. van a. einen bon libel; a. van Walter. administratie, v. = ffbminiftration, ziel = Seetenabet ; de Hooge Read van a. = Zernicatung. admintstratief= abtniniftratib, bie ffbeigfammer. 93ertbartungg ; a. recht = Zerb3attungg,, adelaar, m. = ffbier; de Fransche, de dub- Vibminiftratitrecbt. bele a. = ber frattaiififobe, ber bottOelte abler, administreeren, h. = abminiftrieren, ber? Zoppelabler; orde van den rooden, zwarten molten. a. = voter, fcbluaraer Kblerorben; orde van admiraal = ffbmiral (ook de kapet). ad- den gouden a. = gotbner Kbierorben. miraalschap, o. = bie ffbmiratfcbaft, bie adelaarsliblik, m.; -nest, o.; -news, m. = Vamfralgtniirbe. Kbleril Kid; .nett; bie ,nale. admiraals whip, 0.; -vlag, v. = ffbmiralg adelaarslloog, o.; -varen, v.; -vleugel, Riff; ,fiagge? m.; -vlucht, v. = %Merl auge; ber %tarn; admiraalzeilen, h. = Kbmirai macben. •ftiiget (poet.: %fittiC ; ber •fittg. admiraliteit, v. = ffbmiratittit, ber Seerat. adelboek, o. = ffbelgbucb. adelborst, m. = admiraliteitscollege, o. = bie albutira. Seefabett; a. le klasse = Seefiibnricb. adel- littit(gfammer), ber Seerat. admiraliteits- brief, m. = Vibelgbrief. adeldom,m. = bag hof, o. = 9.1bmiratitiitggericbt, ber ffbmiralis albeitunt; brieven van a. = ffbeigbriefe. ttitggericbtgbof. adelen, h. = abeln, in ben Kbelftanb erbeben; admissie, v. =9.1bmiffion, 8ulaffung, 9luf: deugd adelt = Zugenb abelt. nabme, ber Butritt. admissie-examen, o. adelheerschappki, v. = ffbelgberricbaft. = ffufnabtneegatnen, bie .prilfung. adeilijk = ab(e)rig; van a .. e geboorte = bon admitteeren (toelaten), h. = abmittieren. abeliger Oeburt ; a. wild = pifant fcbmecfenbeg Adolf = Molt. Adoltine = Vlbolfine. flb; die ham is a. = bat einen Oocbgefcbtnacf. I. Adonis (mannenaam) = %bong. adellijkheid, v. = ber libel. II. Adonis, v. = Kbonigbrume, bag •zligcbett. adelregeering, v. = 9Ibelgberricbaft. adonizeeren, h. = abonifteren. adelll stand, m.; -trots, m. = 91belliftanb ; adopteeren ((als kind) aannemen), h. = .ftola. aboOtieren. adoptie, v. = Kboption. adem, m. = Item ; a. scheppen, halen = I. adorabel (aanbiddelijk) = aborabet. fcbapfen, ofen ; ik moot even a. scheppen = adoratie, v. = Kboration. id) ntuf3 einen ffugenblicf berfcbnaufen ; (weer) adoreeren, h. = aborieren, anbeten, beretren. op a. komen = (Weber) au ff. batmen; den adres, o. = bie Kbreffe ; per adres (p. a.) = a. inhouden = ben K. anbaften; naar a. hijgen, per 9.1breffe 9.I.) ; aan 't a. bezorgen = an snakken = nacb 2uft fcbttattOen, nacb %tem bie ffbr. befi3rbern ; a. aan 't bestuur = ffbreffe, fecbsen ob. feucben ; in een a. = in einem %tem. Oittfcbrift, ob. %ingabe an bie Ttebiirbe (=bag tile' (aug); button a. = aufier %tem (fein, fommen, fucb); de brief is nooit aan zijn a. terecht gekomen au ter K. faufen) ; een gedicht van langen a. = = ift nie an feine gelangt ; spottend) dan ein langatmigeg Oebicbt ; den laatsten a. nit- ben je aan 't goede (d. verkeerde) a. = ba blazen = ben fel3ten augbaucben ; zijn a. bill bu an ben recbten gammen; dat was aan verging hem = ber K. ging ifint aug. mijn a.= bag ging ant mid) ob. an nteine llbreffe ; ademen, :h. = (adorn halen) atmen, atent. a. van antwoord (op de openingsrede in de bolen ; ruimer a. = freier atmen ; vrede, wreak St. G.) = Knttuortabreffe. a. = rieben, Mace atmen. adres boek, o.; -kaa rt, v.; -kantoor, o. = adeMhaling, v. = (in 't alg.) bag fftembolen, 9.1bret buc4 (ber ,falenber) ; .farte ; .fontor bag Ktmen ; (bijz. ook) her Vitemaug. adem- (ffugfunftg bureau). halingswerktulg, o. = fftmunggorgan. adressant = 9.1breffant ; (van een verzoek- Lademing, v. = ademhaling]. schrift) Ziittfteger, Supplifant. ademloos = atemlog. adresseeren, h. = abreffieren (etm. an einen); ademtocht, m. = %twang. de geadresseerde = ber 9Ibreffat. adequaat (geheel overeenkomstig) = abtiguat. Adriaan = ffbrian. Adriana = 9ibriane. ader, v. = %bet (in alle bet.). Adriatische zee, v. = 9Thriatifcbeg Veer. aderbrenk, v. = bet Rberbrucb. adspirant = 91113irant, Stanbibat. Advent. 28 afbladen. Advent (R. K.: de 4 weken voor 't Kerst- tole 1dpi:taro, Mat fug ecbtbarAe ; stroom af = feest), m. = gibbent. ftrontab(tuart4), Au Xal; af en toe = ab unb adverbiaal = abberbfat. Au; een kwartier van 't dorp af = eine adverbium, c . = VIbberb(ittin). Ziertelftuttbe born Zorfe; van Maandag af = adverteeren, h. = annongeren, anbeigen. bon Montag an; van meet af aan = bon advertentie, v. = ginnonse, ginbeige, bc0 gInfang an ; van zich af spreken = fein Ttlatt ,tiferat. bar ben Wlunb =blunt; hij is nog niet van advertentieblad, o. = glitbeigebtatt. adver- mij af = fcb bin not nicbt mit tbm fertig ; tentiebureau, o. = ginnonAenbureau. ad- we zijn van elkaar af = loft finb gefcbfebene vertentiekosten, my. = Zfnfertion4foften. 2eute; ze zijn van elkaar af = fie finb ge, advies, o. = ber giba, ber Zericbt; Out. fcbieben ob. au4einanber (gefommen); daar wilik acbten, ber Rat; volgens a. = taut g3ericbt, af zijn ba4 Unit; id) nicbt genau (ob. getnif3), taut 91b1&; ongevraagd a. = ungebetener Mat; ba4 laffe is babingefteat ; burgemeester af van a. dienen (a. uitbrengen) = ein Outacbten zijn = felt gnirgermeifter mebr fein ; 't enga- abgeben, ettb. begutacbten. gement is af = bie Zerfobung ift 5urildge, adviesjibrief, m.; -boot, v.; -jaeht, o. = gangen ob. abgebrocben ; 't werk is af = ift fertig. gibi&Hbrief; bct& ;boot (bad .fcbiff); bie .jacbt. afbabbelen, h.: heel wat a. = fiber recbt advizeeren, h. = abirteren, raten. advt? bid (tnand)0) ptaubern ob. fcbtvat,en, recbt bid zeerende stem = beratenbe Gtimme. aufaminentcWal3en. advizeur = Oerater; rechtskundig a. = afbakenen, h. = (een terrein) abftecfen; juriftifcber 8eiftanb, Zeirnt; wiskundig a. = (een vaarwater) abbafen; (iems. bevoegdheid) Reciptung5beamter, glerficberung4ftatiftifer. abgrenAen. afbakening, v. = gthftedung lc. I. advocaat, m. = gibbofat; recbtticber 93ei, afbedelen, h. = abbettetn; de heele stad ftattb; a. en procureur = Necbt4antratt; hij a. = bie gattAe Stabt abfecbten ob. bettetnb burcb. spreekt als een a. = er tat eine gettiufige ftreifen, iiberatt in ber Stabt berumbetteln. gunge; iems. a. zijn (fig.) = jent4. gintratt rein. afbeelden, b. = abbitben, baritenett, malen. II. advocaat, v. = advocateborrel, v. = afbeelding, v. = gIbbilbung, Zarfteflung, ber %iergrog. aigur, bad g3ilbnM afbeeldsel, advocaat-generaal = ReictO., Staa0, o. = bie gibbilbung, bct& nonterfei. attivatt. afbeenen, h. = Au gut Aurilcflegen ; heel wat advocateborrel, v. = %iergrog. a. = mebrere Oiinge tun, bier fpa6feren. advocaterij, v. = Olabutifterei; (ook schert- afbeitelen, h. = abuteitetn. send voor) gIbbofatur. afbellen, h. = ablecuten. advoeatestreek, v. = ber gibbofatenfniff, afbestellen, h. = abbeftenen ; (tegenbevel ber :ftreicb. geven) abbefebten. Aegeisehe zee, v. = gigiiifcb0 Weer. afbestelling, v. = gIbbeftettung. AeneIde (lied van Aeneas), v. = gtneibe. afbetalen, h. = (een schuld geheel of lang- zamerhand of in termijnen = in IRaten, in Aeolusharp (windharp) v. = toMarfe. Zerminen) abbeActblen; (een knecht, arbeider) *equator, m. = tquator. au4ablen, absabten, abtobnen. aequatoriaalstroom, m.= giquatoriatitrom. afbetaling, v. = gibbeAabrung, 9ibicbtag4= aequilibrist = giquitibrift. Aablung, ZeitAablung ; eerste a. = Rnsabtung; aequivalent ('t gelijkwaardige), o. = winkel op a. ba4 gtbAablunOgefcbtift; op a. batent. koopen = auf glbsablung faufen. aera (tijdrekening), v. = itra. afbetten, h. = (een wonde) abblafcben, ab. aeroliet (luchtsteen), m. = gterolitb. tuOfett. aeronaut (luchtreiziger) = gteronaut. afbeuken, b. = burcbbauen, burd)prilgetn, aeroplaan, m. = gleroOtan. abOriigettt, abbreuen ; (einetn) ba& ad( gerben, Aesculaap (god van de geneeskunde) = (einem) bie jade auatopf en. iafttiao. afbeulen, h. = abmilben, abauliten, abracfern, Aesopus = %fop. abbe4en, abfcbinben; zieh a. = ficb abut., aesthetics (schoonheidsleer), v. = trtOetif. abarbeiten, abqu., abr., abfcb. aesthetisch = tiftbetifcb. afbeuren, h. = abbeben, berabbeben. aether, m. = gltber. of bidden, h.: ik heb 't hem afgebeden = aetherisch = litberifcb. ict) babe eb mir bon Om erbeten ob. erftebt ; Mot, af = ab; af en aan = auf unb ab; berg te4 eegen) anrufen, anfleben ; (bie Oefabr) ab. op, berg af = bergauf, bergab ; we waren beten; (een rozekrans) abbeten. (dood) af = totmiibe, abgeipannt, erfcbiipft; afbiggelen, z. = berabtraufetn, =tropfen, de glans is er af = ber Ian ift ab; dat triibfetn (bon). kan er bij mij met af = bct& faun icb nicbt afbijten, h. = abbeif3en; 't spits a. = bem erfcbtringen, nicbt beActbfen; goed af, slecht erften gingriffe tbiberfteben ; ber lace bie Scbette af = gut, Ube. Baran; hoed(en) af! = ut anbiingen, bie laftanien au& bent genet boten; ab mijn loop af, als hij 't doet = zijn woorden a. = Me porter berfcbtuden ; zie tvette meinen got, baf3 er nicbt tut ob. icb ook bijten. tvitt an4 (ob. ein Scbetut)beif3en, tvenn er 0 tut; afbikken, h. = abbaden, bebauen. ik op hem af = icb auf ibtt to& ob. 6u; men kan afbinden, b. = abbinben, tobbinben; (bie op hem af = man fann fidj auf ifjn berfaffen; Gcbtitticbube) abfcbnaften ; (eine Carle) abbin: hij ging op 't geluid af = er ging betn £aute ben ; (eine gtber) unterbinben. nact); op de rid af = ber lReilje nad); op de afbinding, v. = gibbinbung, Unterbinbung. minuut af = genau nac ber Minute; op ge- afblaaspijp, v. = 9labtaferi3bre, Ccarabre. vaar af van to verdrinken = auf bfe qtefabr afbladderen, z. = abbtlittern, abidnefern. bin Au ertrinfen ; op 't kantje af wit gef afbladen, h. = (kool, tabak) abbtatten ; natter loot; 't is op zwart af = e ift fo gut (boomen) abbliittern. afblaren. 29 afdoen. afblaren, zie afbladderen. afbrokkelen, h. en z. = abbrticfeln. afblazen, h. = (Staub bon bent Zifcbe, ben afbrokkeling, v. = Wbbriicfetung. Ziff) abbfafen; den stoomketel a. = ben afbnigen, h. = abbiegen, burildbfegen. Zampffeffel abbl. ; de commandant het a. = afbnitelen, z. = berabpurbeln. lief; abbl. afeommandeeren, h. = abbefeblen. afblijven,z.=nicbt berfibren, nit attrilbren; je afd. (afdeeting) =-- 9Ibteilung. moet er a.= bu barfft ob. foaft 6 nit anr.; a.! = afdak, o. = Q3orbacb, Scbirmbacb, tiberbacb. Vinbe meg! tveg ba! bleib babon! van mijn vriend afdalen, z. = (bon einer ,Lie) binab (binunter) zullen ze a. = meinen areunb folien fie unge= ob. berab (berunter) fteigen; (in een mijn) an, fcboren ob. unbebettigt raffen ; auf meinen areunb fabren; in bijzonderheden a. = ficb auf l ittbel: Gaffe icb nicbt5 fommen. beiten einiaffen; tot iem. a. (om zich te doen afblokken zich, h. = ficb abarbeiten, begrijpen) = ficb bu einem tjerunter., berabiaffen; ricb abbfiffeln, ficb balb tot bilffeln, ficb iiberan= die stad is tot een dorp afgedaald = ift bu ftrengen. einem Zorfe berabgefunfen; in afdalende lijn = afboenen, h. = abbotnen, abbilrften, ab- in abfteigenber 2inie ; afdalende reeks = fat af boeten, h. = abbitten. [fcbrubben. lenbe aleibe. afborgen, h. = (einem ettv.) abborgen. afdaling, v. = bc0 ,i)erab(.0erunter)fteigen ; afborstelen, h. = abbfirften ; (Scbube) ab. erablaffung, Knfabrt, vgl. afdalen. putsen. afdammen, h. = abblimmen, abbeicben. afbotsen, z. = abpratten, ab., buriicripringen. afdamming, v. = Kbblimmung, Wbbeicbung. afbottelen, h. = in glat*n fiMen, auf afdanken, h. = (soldaten, arbeiders) ab? ataid)en bieben; (ein aan rein) abbieben. banfen, berabicbieben; (ontslaan) entlaffen; een afbonw, m. = albbau. officier a. = einem Cfftbier feinen 9Ibldtieb geben; afbonwen, h. = ben tau (eind Oaufd a. O.) hij is afgedankt = er bat feinen Kbicbieb be. boUenben. fontmen; (Meiber) abfcbaffen, ablegen; (971iibet) afbraak, v. = ber Wbbrucb, ber Oaufcbutt, bie abfcbaffen; (een bediende, een vrijer) ben Zautantmer ; voor a. verkoopen = auf abbr. 2aufpctf3 geben; (kleeren, meubels, oude rij- berfaufen. tuigen enz. ook) aarangieren. afbranden, z. = nieberbrettnen, abbrennen; afdanking, v. = Wbbanfung, %nttaffung, 'thuis is afgebrand = ift nieber., abgebrannt; ber 9Ibfcbieb; albregung, Kbicbaffung, vgl. een afgebrande boer = emit abgebrannter afdanken. Bauer; a., h.; (eine earbe) abbr. afdanken, h. = (einen) balbtot tanben, nieber. afbranding, v. = bail Wbbrennen. tatmen ; (ficb bie Scbube) abtanben; (einen Sather) afbranden, z. = abbraffen. ab., aukanben. afbreien, h. = fertig ftricfen. afdeelen, h. = (ettv. in Stiicfe, in $ortionen, afbreken, h. = abbrecben ; een tak van een einen (llarten in 8eete, ein 3ucf) in kapitel) boom, een stuk van een pijp, een brug, abteifen; (in deelen) einteilen. woorden, een briefwisseling, onderhandelingen, afdeeling, v. = Vibtetlung, (van een book diplomatische betrekkingen, de gelederen a. = ook:) ber 9Thfebnitt; (van een vereeniging) einen Kft bon einem 8aume, ein edict bon ber 8tveigberein ; a. in klassen = Moffett= einer $feife, eine a3rticfe, ei3rter, eine norre? einteilung. afdeelingsehef = %bteiInn0. fponbenb, lInterbanbrungen, biptomatifcbe Ze? borftanb, .def. niebungen, bie Otieber abbr.; (een huis) abbr., afdeinzen, z. = buritcfmeicben; (plotseling en abtragen, nieberreiten; 't stilzwijgen a. = ba& van schrik) burildfabren, ?3rat(en. Scbtveigen bretben; (iems. rede) unterbrecben; afdekken, h. = (villen, de tafel afnemen, de kermis a. = bie Stirtnef3 ob. ben gRarft al). afranselen) abbecfen; (eine natter) berfattpen. bauen; een Steiger a. = ein ehertift abbr. ob. afdekker = 91bbeofer. abfcblagen; de revolutie breekt alles af = reif3t afdekkerij, v. = 91bbecferel. affe4 nieber ; a., z. = abbrecben. afdienen, h. = (aan tafel) abbecfett, abnebmen; afbreker = Wbbrecber, 9tieberreif3er. (een schuld) abbienen. afbreking, v. = Wbbrecbung, Unterbrecbung, afdieven, h. = ivegmaufen, entivenben, Meg= Kbtragung (vgl. afbreken). ftibiten, tvegfapern. afbrengen, h. = abbringen; iem. van 't goede afdijken, h. = abbeicben, abblimmen. pad a. = einen bom guten $fabe abbr., einen afdingen, h. = abbingen, abtanbein, ab= irre ffibren; iem. van zijn onderwerp a. = marften, feilfcben; hij moot altijd a. = er muf3 einen bon feinem Zbenta abbr.; iem. van zijn hunter marften unb feiffcben; op die gevolg- plan a. = einen bon !einem Zorbaben abbr., trekking is niets af te dingen = an biefer ablvenben ob. abbieben ; hij was er niet af te br. goigerung ift nicbt& au4buiet5en, gegen biefe (zelf te schrijven bijv.) = er ftanb nicbt babon a. ift nicbt& einbutvenben; ik wil op zijn vet, ab . . . ; hij heeft 't er goed afgebracht = ba& dienste niets a. = icb Min Fein Zerbienft nidjt bat er gut gemacbt, (bij een moeilijkheid) er fcbmiilern ob. berfieinern. bat ficb gutleratOgeriffen, (bij een ongeval) afdoen, h. = abtun, abmacben; wilt U uw er ifs gut babongefomtnen (heelhuids = mit mantel, jas niet a. = morien Cafe (Nren Eantel, baler ,taut u. ii.); 't leven er a. = mit bem iiberbieber) nicbt abiegen? dat doet er niets Seben babonfontmen; een schip a. = ein Scbiff aan toe of af = bob iinbert nicbt4 an ber Sacbe; abbringen ob. fiott macben. dat doet niets tot de zaak af = bait tut nicbt4 afbrenging, v. = Wbbringung. bur Sacbe; een task, eon zaak a. = eine Kuf. afbrenk, v. = ber 91bbrucb, iem. of iets a. gabe, ein ogefcbtift abtun, abmacben, erfebigen ob. doen ir= einem ob. einer ea* 91. ob. Mintrag tun, abtvicfetn; de zaak voor afgedaan houden = eine Sacbe beeintrticbtigen ; dat doet a. aan mijn fiir abgentacbt, fitr erfebigt batten; ik ben een prestige = bag fcbtibigt meine Kutoritat. vriend van a. = icf) bin ein 5reunb bon Kb. afbroddelen, h. = abbubetn, (schrijfwerk) maien; hij heeft afgedaan = er bat feine Belt (ab)friOetn, (a b)tubeln. gebabt, bat auggebient; je hebt bij niti afge. afdoend. 30 afgaan, daan = tvir finb gefcbiebene 2eute, icb win afdruk, m. = albbrucf (fn RBacbg, eineg ffufiet nicbtg tnebr mit bir gu hut baben, tuft finb fm Sanbe, eine& 8mbeg, Sticbeg); zie ook fertig mitehtanber ; dat doet alles af = bag overdruk. tit entfcbeibenb ; (een schuld) abtragen; ik kan afdrukken, h. abbrucfen (ein Siegel in nets van den prijs a. = icb fann Mitt& bom RBacbg, eine Beitung); (op drukproeven) im- $reife abraffen ob. fatten taffen ; iets in de primatur (fann gebrucft tverben). gauwigheid a = ettn. itberg knie bre*n. afdruksel, o. = ber albbrucf ; 't woord is 't a. afdoend: dat is a .. e = bag aft entfcbeibenb; van de gedachte = bab f9ort aft bag albbilb a ..e maatregelen = entfcbefbenbe Vaf3regeln ob. beg ekbanfeng. Eatitabmen (treffen); a .. e redenen = I-W*1e afdruppelen, afdruppen, z. = (ber)ab, erilitbe; a .. bewijzen = triftige, entgelbenbe traufeln, ,triefen. ob. fcbtagenbe Oetveife; een a. besluit = ein afduikelen, z. = berab(berunter)burgetn. enbetittger a3efcbluf3; a .. e middelen = tvirf. afdiaiken, z. = (bon einem erbiibten 3unfte) fame, entfcbeibenbe ob. unfeblbare Mittel. 4inuntertautten, ben St obffbrung matten. afdoener, m. = enticbeibenbeg fort, bag afduwen, h. = (bag Stbiff bout 2anbe) abftoten; Eacbtivort, ber .fprucb. afdoening, v. = alb, (efnen bon feinem q31a4e) abbriingen, abftoten. macbung ; %rfebigung (eineg Ibefcblifteg); afdwalen, z. = (bom recbten Sege, bon ber tragung (einer Scbulb). (befettfcbaft) abirren, abfommen; van 't onder- afdokken, h. = blecben, berapben, gablen. werp a. = bom tbenta abfommen, abtveicben ob. afdolen, zie afdwalen. abfcbtveifen; hij dwaalt altijd af = er fcbtveift afdonderen, z. = mit bonnernbem 2tirtn fmmer ab, macbt bunter albfcbtveife; (zedelijk) (ficb) berabftergen; a., h. = binab(binunter). a. = auf ZOrtvege ob. albtvege geraten; van 't ge- ftiirgen, .fcbmeiten. loof der vaderen a. = boat Iblauben ber Cater afdoppen, zie doppen. abtveicben. afdouwen, zie afduwen. afdwaling, v. = (van 't onderwerp) bfe alb. afdwalen, z. = (finfg, recbtg) abbiegen; a., icinveifung; (zedelijk) Zerirrung ; (van 't licht) h.: 't hoofd a., zich a. = ben Stopf, rub abtven. albireicbung, 9thirrung, ?Aberration. ben; een vogel den kop a. = einetn Zogel ben ardweilen, h. = (mit ber RBafcb,, Scbeuer, nobf ab(tun)breben ; 't gas a. = bag (bag tapben) abtvarcben ; (ben Zoben) auftvafcben. abbreben; (de deur) bericblieten, (de hoofd- afdwingen, h. = (efnem env.) a bgtvingen, kraan) abftetien; een vers, lied a. = ein Igebicbt, abbringen, abbrtingett, abniitigen ; (ettv. bon 2ieb, herab,, berunteriefern ob. berunterbafbeln. anent) ergtvingen. afdragen, h. = (Mae, .of en, Sit 0e) ab. afeggen, h. = (bag linfraut) abeggen. tragen; afgedragen kleeren = abgetragene afeisehen, h. = (einem ettv.) abforbern. kteiber ; (an Stinb bfe Xreppe) binunter(binab) afelsehing, v. = albforberung. tragen: (een schuld) abtragen. afeten, h. = abeffen; de rupsen eten den afdragen, z. 4erab(binab)traben, =Tauten; boom geheel af = bfe alauben freffen ben a., h. : (ein $ferb) tunneln. R3aunt gang ab (fabf). afdreigen, h. = erbreffen. affaire, v. = bag q.efcbtift, bie ,anblung, ber afdreiging, v. = %rineffung. 2aben, (voorval,twistgeding ook:)alfftire,alffaire. afdribbelen, z. = bittab(binunter)., berab= affeetatle (gemaaktheid), v. = alffeftation (berunter)tri1313eln. affeeteeren (veinzen), h. = affeftieren. afdrift, v. = albtrift. affectie (genegenheid), v. = Kffeftion. afdrig wen, h. = (een kudde van een heuvel) &niche, o. = bfe alffid)e. hinabtreibett; zij warden den stroom afgedre- afiieheeren, h. fl afficbieren. ven = rte itturben ben Strom binabgefcbtvetnmt, afffetsen, h. en z. = berabrabeln. trieben ben 1tuf3 binab ; (in de geneesk.) ab= afffneeren (edele metalen louteren), h. = filbren, abtraben; a., z.: 't schip drijft af = afftnieren. trefbt ab; 't onweer drijft af = bag igetvitter aftinitelt (verwantschap), v. = alffinfait. sie4t ab ob. treibt tveg ; we lieten ons met den affodil (graftelie, goudwortel), v. = bag stroom a. = tnir lief3en unb mit bent Strom alffobitt, bag alipbobifi, eothivurael. geben. affolen, h. = abquaten, abblagen. afdrijvend middel = abfilbrenbeg ob. abtrei, affolteren, h. = abmartern. benbeb EC/Mtg. afdrijving, v. = albtreibung, affreias = affrag, abfcbettficb. albtrift ; albfiibrung. affront, o. = bet alffront, ber Scbintbf. afdringen, h. = (efnen) ab,, tvegbrangen; affronteeren, h. = affrontieren, bercbtutbfen. (afdwingen) einem ettv. abbringen, abbriingen affun, v. en o. = bfe 2afette. ob. abnatigen. &Manilas, v.; -boom, m.; -haak, m.; afdrinken, h.: de room van de melk a. = .mtaart, m. = 2afettenllacbfe; bfe sftange; ben Ellafpn (bie Sabne) bon ber altitcb abtrinfen ; .bafen: .fcluvang. we zullen de kwestie a. = tat unb bet einent affutselen, h. = (einem ettv.) enttoenben, abs tafe (Rein) ben tanbet (Streit) beilegen, fcbminbein, abituVen, ablvenbig ntacben; ab.: beenbfgen ob. abmacben. fifcben. afdrogen, h. = abtrotfnen, (Me Zriinen) ab= afgaan,z.= abgeben; („een mat figuur slaan") tvifcben; iemands tranen a. (hem troosten) abfatten ; wanneer gaat de boot af? = mann fetng. Trtinen trocfnen. gebt ob. fiibrt ber Zampfer ab? (van engage- afdroging, v. = bag albtrocfnen. ment: bie Zertobung) guriidgebn: (van ge- afdroppelen, z. = (ber)abtrtiufein, .tri3pfeln, weer) foggebn; dat gaat hem nog niet handig otriefen. af = bag gebt fbm nocb nftt lefcbt bon bet afdruppen, z. = abtrabfeln, ,traufein, berab. anb, er bat ben recbten (riff nod) nicbt tri3pfein, .tritufeln; de kaars druipt af = beraug ; wat gaat hem dat handig aft = tvfe bag 2fcbt Mutt ob. trieft; httdroop af = er trottte gefchicft er bag anfeingt ob. nun* 1 alles gaat hem !ab, paichte ab, fthlici) fich tveg (babon). even handig et= er 1ft gerchicrt in alien Zingen; afgaande. 31 afgreppelen. (van koorts) abnebtiten ; 't moose gaat er tierte(r); ik heb mijn a. gestuurd = icb babe af = eb berliert feinen Refs; daar gaat niets meinen 9Mgefanbten gefctiftft. af (ook van den prijs) = babon gebt nicr)t afgevallene, m. = 9.1btriinnige(r). ab; op iem. of iets a. auf einen ob. ettD. au, ob. afgeven, b. = abgeben ; (een brief, pakje) to4gebn; recht op zijn doel a. = gerabatvegg abgeben ; een telegram a. = emu Telegramm auf fein Biel lagebn ob. lafteuern; op isms. aufgeben ; goederen a. = eaten abg. ob. au4. woorden a. = ficb auf jetn4. Borte berraffen, lief ern ; een schriftelijke verklaring a. = efne als ik afga op 't Been hij zegt = tvenn id) fcbriftlicbe erfltirung, ein eutacbten abg. ; een urtetle (banbte) nadj bem tva er fagt; de trap wissel op iem. a. = einen eager auf einen a. = Me Zreppe binab., binuntergebn (.fteigen); abg.,augterfen ob. afebett; reuk a.= %eruct) abg.ob. er is een knoop van mijn jas afgegaan = berbreften; die zeep geeft niet af = . gibt tuft fit ein attopf bom Mode abgegangen, van tvenig ber; wie geeft af? = tiler gibt ab ? op school a. = (bon ber Scbule) abg., van een iem. of iets a. = einen ob. ebb. befritteln, voornemen a. = bon einetn Zorbaben abg., beintingern, berunterntacben, berlifftern, an eb fabren raffen, eb aufgeben; van 't goede pad einem (ettv.) ettu. ati4aufeign baben, fiber einen a. = bom guten lfabe abineicben; van zijn beraieben ; die stof geeft af = biefer toff vrouw a = feine arau bertaffen. fiirbt ab; zich met iem. a. = rid) mit einem abg. afgaande maan = abnebtnenber Tionb ; af- afgever = Wbgeber. gaand water = bie ftbe. afgezaagd (fig.) = abgebrofcben. afgang, m. = Stublgang ; bie Vlbnabute, ba& afgezant = Wbgefanbte(r), Giefanbte(r). Vibnebmen. afgezien van de kosten = bon ben koften afgeblik'semd, afgeblik'sems =obi abgefeben; a. daarvan, dat = babon abge. (fait a. 8.). feben, baf3 afgebroken woorden = abgebrocbene forte. afgezonderd = abgefonbert, gefonbert ; afgedieft' = auf3erft, inunber. . . a. leven= abgefcbieben, aurifcfgesogen ob. einfam afgedok'terd, afgedon'derd, afge- leben; (gescheiden) getrennt. draaid' = berteufelt, bertracft, berfrucbt. afgieren: 't schip was ver afgegierd = tear afgedragen, zie afdragen. Weft abgegfert. afgedriedok.lerd, afgedriedon'derd, afgleten, h. = abaiden, (door een vergiet) afgedriedurvekaters e. d. zie a fg e- burcbfcbtagen. dokterd. argietsel, o. = ber 91bauf3. afgeknot = abgeftumpft ; a.. to kegel, piramide afgietseldiertjes = Kufguttieriten, kInftt:- = ber Steger:, 430amtbenitutnig. forien. afgelasten, h. = abbefeblen, abfagen, abbe. afgifte, v. = Witgieferung, 9.1u&banbigung ; ftellen. a. van goederen = Wit&lieferung, Wit&forgung afgeleefd = abgefebt, aftergcbtracb. ob. Zerabfolgung ber Caren; bewijs van a. = afgelegen = abgetegen, entlegen ; hij woont ber alugieferung3fcbein. a. = er tvofjnt an einem abgelegenen Orte. afglans, m. = ?Martina. afgeloopen jaar = bergangen0 ob. boria0 afglijden, z. = abgteften, binunter(binab). abr. gleften, ,rtitfcben. afgemat = ermilbet, ermattet, abgemattet. afglippen, z. = abfcbrill3fen, •gleiten. afgematheid, v. = ermilbung, ermat- afgloolen, h. = abfcbriffig fein ; a. naar = tuna. abfailen nacb (ob. au). afgemeten = abgetneffen (bon (3ebarbett, afgluren, h. = (einem ettv.) abgucfen, abtauern; IReben, Gang), getneffen; met a. passen = mit een laan a. = elite ?Wee binunter(binauf). abgemeffenent Scbrftte, gentefienen ecbritt0. blicfen, .feben. afgepast: a. geld = abgealiblte4 Gelb; (fig.) afgod, m. = 9.1bgott ; (beeld) (dote; ze maken abgemeffen, bereinet. een a. van hun kind = fie macben au?, *on afgera'zend, zie afgedok ter d. Stinb einen 916gott, fie bergi3ttern afgerieht, zie africhten. afgodeff dienaar; -dienst, m. = Zii#ett f = afgeseheiden = getrennt, abgefonbert, abge? Diener; obienft (bie KbaCitteref). fcbieben; a. hiervan = bierbon abgefeben; a. afgodeeren, h. = beraiittern, anbeten. gemeente = SeOaratgemeinbe, Sefte; een afgoderij, v. = Vlbgiitterei ; a. plegen = afgeseheidene = ein RluBgetretener (aug 9.1baiitterei treiben. ber ircbe ; in Ooiranb : Eitalieb ber fog. %brf ft. afgods li beeld, o.; -priester ; -tempel, ricfpreformierten eemeinbe). m. = 0313enll ; ,tiriefter ; steintiet. afgesloofd = abgearbeftet, abgequalt, abge, afgodsslang, v. = Vlbgottgcbrange, iiniggs racfert ; erfcbiipft. fcblange, Ova conftrictor. afgesloten : a. kring, ruimte = abgefcbroffener afgolven, h. en z. = berabinatten, berabiugen; Strei4, }Baum; een a. geheel = ein gefcbroffe. afgolven en aangolven = abivogen unb bulb ogen. ne4 63ana0. afgooehelen, h. = abgaufetn. afgeslotenheid, v. = 916gefcbroffettbeit. afgoolen, h. = (einen bie ree) binunter. afgespen, h. = abicbttairen. roerfen; (bie fe aleiber) abiverfen. afgestorvene, m. = lerftorbene(r), afgorden,h.=abgitrten,(afgespen) abfebnarien. fcbiebene(r). afgrauw, m. = raube ob. fcbroffe 91bfertigung. afgeteerd = abgeaebrt. afgrauwen, h. = (efnen) abfcbitauaen, ab. afgetobd, zie afg e slo o fd; (van verdriet) ntefern, anfcbrefen, anfabren. abgebiirmt. afgraven, h. = abgraben ; (einen Clad) abgr., afgetrokken: a. begrip = abftrafter Zegriff ; abtragen. hi is erg a. = febr aerftreut, traumfelig ; in 't afgrazen, h. = abgrafen, abtpeiben. afgetrokkene = im Virrgeinefnen, fin Vibftraften. afgrenzen, h. = abarenaen. afgetrokkenheid, v. = Berftreutbeit. afgreppelen, h. = bur (graben trennen, afgevaardigde, Egeorbnete(r), 5fleint. abfurcben, abgraben. afgrijpen. 32 afkalven. afgrtJpen, h. = (einem eau.) abbafcben, toeg= bafiletn, berunterplappern; (werk) knie fcbttappen, toegfapern, toegraffen. brecben ; (een twist) bum ltubtrag bringen. afgrijselijk = fit euf3licb, graufia, afhebben, h. = fertig ob. beenbigt baben ; fertig grauenbaft. afgrijselijkheid, v. = Ortif3. fein mit. Stbeuf3ticbfeit, Vlbfcbeulitbfeit. afheinen, h. = abbiiunen, ein,, umaiiunen, afgrijzen, o. = ber Wbfcbeu, ba& @Tanen, einfriebigen. (%raufen; ik denk er met a. aan = id) benfe afhellen, h. = abicbilffig (ob. abbiingig) fein; met ebrau(Den Baran; ik heb er een a. van = ficb neigen, abfaffen; een vrij sterk a ... de icb babe einen Vlbfcbeu babon. straat = eine 5iemlicE) (ftarf) abfarienbe Straf3e afgridzenwekkend, zie afgrij se lij k. af- zacht afhellend = fanft geneigt. grijzing, v., zie afgrijzen. af belling, v. = ber Vlbbang, afgrissen, h. = abgrapf en, abbafcben, toego ber 9Ibfart, Vleigung. fcbnappen. afhelpen, h. = (ber)abbelfen (einem bon afgrond, m. = albgrunb, Gcbluttb ; aan den einem boben Si4 5. O.); (einetn ben Mantel) rand van den a. = am Manbe bed albgrunN; abb.; iem. van zijn stuk a. = einen irre gapende a. = gtibnenber (flaffenber) macben, au8 ber actilung bringen; ik zal je er offener Scblunb ; a. van wijsheid, van ellende = a. = icb tnerbe bid) babon befreien, bir bon bent 11bgr. ber bet jammed; a. van abet abbeffen ; iem. van zijn geld a. = einem 't graf, van den dood = Scbtunb bed OrabO, bon feinem @elbe belfen, einen um fan tbetb beb Zobeg. bringen. afgronden, h. = Sum fet3teniVal grunbieren. afhengelen, h. = abfifcben. afgunst, v. = ber Vieth, Me Elnitgunft. af- afhijsehen, h. = I n ( er)unter en, slaffen. gunstig = neibifcb, ntifigiinftig ; iets met a.. e afhoeven, h. = fertig att fein braucljen, fertig oogen aanzien = etto. mit neibifcbett ob. fcbeelen milffen ; de hoed hoeft niet af = braucbt nicbt 9iugen anfeben. afgunstigheid,zie a fgu n s t. abgenommen tnerben ; man barf ben but afgutsen, z. = (ber)abtriefen ; 't zweet gutste auf bebalten. hem van 't gezicht af = ber Scbtoelf3 triefte afhollen, z. en h. = (bie Zrep,i2e) binuntev, lbw bom eheficbt. bittab=, berunterftiirmen. afhaken, h. = (ben Sabel) abbafen, abfcbnatien; afhooren, h.: iem. jets (heimelijk) a. = (een wagen) abfoppetn. einem etto. ablaufcben; iem. de les a. = einem afhakken, h. = abbauen, abbacfen. bie 2eftion iiberbiiren ; getuigen a. = 3eugen afhalen, h. = (V#riefe, 43afete u. a.) abbolen, abbiiren. iets a. (van den zolder bijv.) etto. berab, afhouden, h.: iem. van zich a. = bon fidj ab- (berunter)boten ; iem. (van zijn werk, van batten ob. fernbalten, ook ficb jemanbg erivebren; slechte vrienden) a. = einen bon.. absieben ; de handen van iem. a. = einen nidjt anrii4ren; iem. van 't station a. = einen born (am) hij kan de oogen niet van haar a. = niitt bon Oabnbof abboren ; hij haalt hem alles af = iljr abinenben; iem. van zijn werk, van onbe- er ninunt Om ob. fcbivinbelt i1m ab; de huid zonnenheden a. = einen bon her blrbeit, bon a. = btiuten, bie .0aut abitreifen ob. abbieben; linbefonnenbeiten abbalten ; hij laat er zich niet (de bedden) abaieben; ik zal zien er iets af te van a. = tit,* babon 51triicNalten; iem. zooveel halen = id) Wilt feben, baf berca, a. = einem fobiel abbieben, bon ber Summe fcbtage; iem. de klanten a. = einem bie tunben fawn; iem. van zijn loon a. = einem am 2,o0ne abivenbig macben; een schip a. (van een bank fiir5en, (te kort doers) abbred)en. bijv.) ein Scbifrabbolen; boonen a. = 8obnen afhouwen, h. = abf)auen, abfcbtagen. abaieben entfabeln ob., abflibeln. afhniehelen, h. = (einem ettb.) al)eucteln; afhaler = 9Ibboler ; (klaplooper) Scbmarcter. (etio. bon einem) erOeulteln. afhallug, v. = ba4 albboren. afhuilen, h.: heel wat a. = fait fortiviirenb afhameren, h. = fcbnett nacbeinanber (obne ioeinen, (grienen) fiennen ; mane Zratte laffen. 9Ibftimmung) ertebigen. afhuren, h. = mieten ; (einem eth3.) abmieten. afhandelen, h. = (een onderwerp, zaak) abo afhutarder, m. = 'deter. tjanbeln, (zaak) erlebigen, aum Vlatrag bringen. aftjlen, z.: de trap a. = bie Zreppe berab, afhandeling, v. = Wbbanblung, griebigung. (binab), tjerunter(tjinunter)eiten. afhandig waken = (einem etto.) enttnenben, afjachten zich, h. = abjacbtern. abloenbig macben. afjachter, m. = grobe ob. raube 9.1bfertigung; afhangeling = abblingiger nenfcb, bie iem. een a. gaven = einen abfcOnausen. fereatur. afjagen, h.: iem. van 't erf a. = einen born afhangen, h. = (bon einem ob. ettv.) abbiingen, (f)ofe fortiagen; (een paard) a. = abtreiben, ab, abbtingig fein; ik laat 't van de omstandig- beten, Au Scbanben reiten ; een hart a. = heden a. = ict) made e4 bon ben lImftlinben einen tirfcb abbet.en ob. abjagen; (een veld) abblingig ; 't zal er van a. = eb toirb barauf abjagen; zich a = abjagen, abet.en. (auf bie Untftlinbe) anfonnen; de prijzen afjakkeren, h. = af*tien, abractern, ab. handen af van ... = Werben burcb . . . bebingt; iiicbern. met afhangende linten = mit berab(berunter), afjapen, h. = abfitneiben, abbauen. btingenben R3linbern. afkaatsen, h. = auriicffcbtagen, abpraffen; elke of banger = albbtingiger (aNenfcb). raad kaatst op hem af = prat bon (an) ibm aft. afhankelijk = abbiingig. afkabbelen, h. = abbrikfetn, unterOVen. afhankelijkheld, v. = 9Thblingigfeit. afkakelen, h. = aufantmenWbaten, ,pfatt= afhappen, h. = abbeif3en, ruegfdpappen. bern. afharen, h. = (intr.) abbaaren; (trans.) afkalken, h.: een muur a. = ben Ralf bon abbaren. ber Mauer abbauen ob. abfrat3en ; (Scbularbeit) afharken, h. = abbarren. abfcbreiben; de muur kalkt af = bie gaiter afhaspelen, h. = (garen) ab4afpeln, abbocfen, fcbiefert ab, ber Ralf flifit ab. ablvittben, ablvicreftt; (een redevoering) ab, afkalven, z. (van oevers) = abbrikfeln. afkammen 33 afkomen. afkammen, h. = abflimmen; iem. a. = einen afkletsen, h.: heel wat a. = afferlei sufant. abfansern, abfabitetn, foram nebtnett. menfcbtvaten; (beim ecbtniebe) abfilblen. afkantelen, z. = abffilPen. afkleuren, h. = abfürben. afkanten, h. = abfanten ; schuin a. = afklimmen, z. = berab(berunter)fteigen ; zie abictriigen. ook afdalen. afkapen, h. = (tveg)fabern, (tveg)ftibiten, afklinken, h. =-- (einen Streit) beim ehlafe (tveg)maufen. beenbigen ob. beilegen. afkappen, h. = abbauen, abfcbneiben; (een afkloppen, h. = et stof van de jas, de jas) letter) meglaffen ; keen woord) aboftrobbieren. abfrobfen ; iem. a. = einen burcbbrilgeln, .bauen, afkappIng, v. = alegraffung, 9lborobe. abffobfen; de kapelmeester klopt af ber afkappingsteeken, o. = Taegfaffung*i, Stabennteifter flobft (om te beginnen) auf, (om cben, ber 91boftrobb. op te houden) ab; ('t biljart) a. = referbieren ; afkeer, m. = (volgens ktimax:) We 9.1bnei, ar! (om de booze geesten te bezweren) = um. guns, eibertville, 9lbicteu, %fel; een a. berufen! unbefcbrien ! afklopping, v. = van iem. of lets hebben, opvatten = eine Zracbt ($ritgel). 9.1bn., einen eibermitten gegen einen, bor einem afkluiven, h. = abfraubeln, abnagen, ab. ob. ettn. baben, fafTen; a. van spinnen, van 't fnabbern, abeffen, abfreffen. liegen = Wbfcbeu bor Sbinnen, bor bem 2itgen; afknabbelen, h. = abfnabbern, abnagen. a. van rauw vleesch = %fel bor robem gleifcbe; afknagen, h. = abnagen. ik heb er een a. van = ed efelt mid an. afknakken, h. en z. = abfniden, abbrecben. afkeeren, h. = abtvenben; ('t hoofd) abtv.; afknallen, z. = abfnallen, abfnattern. (de oogen) abtv., tvegtvenben ; (een stoot) ablv., afknappen, h. en z. = abbfaten, abbrecben, barieren, ablenfen; (een gevaar) abtv., ablen. abfracben. fen; de verdenking van zich a. = ben Zerbacbt afknappen, h. zie afkluiven. bon rtcb ablenfen; zich (van iem. of lets) a. = afknevelen, h. = (einem ettv.) abqualen, rtcb (bon einem ob. ettv.) attn. abnbtigen, (ettv. bon einem) erbreffen. afkeerig = abgeneigt, abbolb; hij is a. van afknabbelen, h. = (einem ettv.) abstvacfen, vleierii = er ift ber Scbmeicbelei abg., bie abfnabben ; (afdingen) abfeilfeben. Scbmeicbelei ift ibtn sutviber; hij is niet a. van afknappen, h. = abfneffen; iem. van zijn een glas wijn = er mag gem eft (flab Rein loon wat a. = einem bon feinent 2o1ne ettv. trtnfen; ik ben niet a. dat te doen = icb bin absmacfen ob. abfnabben; een schip a. = einem nicbt abg. bieg iu tun. Scbiffe ben einb abfneifen. afkeerigheid, v. zie afkeer. afknappen, h. = abicbneiben; (biljet van afketsen, h. = bertjinbern, bereitetn; a., z. = een circulaire, coupons) abtrennen, abliifen; feblfcbtagen, fcbeitern; alles ketste af op zijn (metaaldraden) abfnibben ; (met vinger en traagheid = alleb fctrug febt burcb fettle Zriigs duim) ab., tvegfcbnellen, tvegfcbnibben; (de lamp) belt, fcbeiterte an feiner Tragbeit. buten. afknipsel, o. = athfctnitet. afkeeren, h. = (iems. woorden, daden) afknoeien, h. = (bie S)ulaufgaben tt. it.) tnifibirfigen, tabetn; (streng a.) ritgen: hij heeft binfcbmieren, binfubeln ; (lets anders) binfubetn. altijd wat af te keuren = er bat an diem afknotten, h. = abitumbfen ; (taunt) (ab), ettv. augsufeten ; hij keurde alle plannen af = fabfen, fabben. bermarf cafe Wane; (vleesch) far untaught afkoelen, h. en z. = abfitblett; (verfrisschen) erflaren; voor den dienst a. = fitr bienftun, erfrifcben ; de spijzen koelen af = erfatten; tauglicb, bienftunflibig erfliiren; (een schip, zijn drift is afgekoeld = felt Born bat fit paarden van 't leger) aubrangieren. abgefillgt; zijn ijver koelt af = felt greif3 afkenrend = tabetnb, mitbiffigenb ; a. oor- erfattet ob. loft nacb ; afgekoelde ruimte = ber deel = abfarlige4 lAttelf. Stilblraum. afkeurenswaardig = tabern4tvert, tabel, afkoeling, v. = Vlbfitblung, %rfaltung. haft. afkenrIng. v. = altif3biffigung, ber afkoken, h. = abfocten. Zabel, (scherpe a.) bilge; (schoolterm) fctlecbte afkoking, v. = bob 9Thfocben. Mote, ber Zabel; betuiging van goed- of af- afkomeling = Wacbromtne, albfOnintling. keuring = 8effal14, ober artif3farabeseugung ; afkomen, z. = (van den zolder bijv.) berab, votum van a. = Zabelgbotum. (berunter)fommen; (afstammen) abitammen ; afkijken. h. = (einem ein nunftftilcfcten) ab. (gereed komen) fertig merben; (van benoeming, gucfen, abfeben; hij kijkt af = er fcbreibt ab ; spec. Ind.) offisiell tverben; 't schip kon niet een straat a. = eine Straf3e (bin)abfeben, ik van de bank a. = nicbt bon ber Zanf ab. ob. heb 't moois er afgekeken = icb babe 0 bib logfonnen, nit Heber fiott tverben; op iem. sum iiberbruf3 gefebett," de kans a. -= bie @ere? of lets a. = auf einen ob. ettv. aufonunen ; een genbeit abinarten ob. abfeben; zich a. = rub rivier a. = einen atut binab(berab)fommen ob. abfeben. ,fabren ; den weg a. = ben Reg ob. auf bent Sege afkljker = 9Thfcbreiber. baberfommen ; tot (25 a. = auf f 25 Ijerunter. afkijven, h. = (einen) augcbintbfen, atOsatt= geben ; dat woord komt van 't Latijn af = fommt fen; ze kijven wat af! = fie8anfen fit fort. ob. ftammt cti.0 (bon) bent 2ateinifcben (ber) ; hij is tviibrenb. er goed, met een kleine boete e. d. afgekomen = afkladden, h. = abffecffen, binfcbmieren. er ift gut, mit einer Heinen Oelbftrafe u. d. afklaren, h. = (Rein, 8ucfer) abffiiren; babongefommen; ik kon niet van hem a. = (Recbnungen) beglehben. ict) fonnte ibn nicbt laiverben, nit bon ibm afklaring, v. = albfftirung. tvegfontmen; ik kon niet van die partij, van afklauteren, z. = berab(berunter)fiettern. dat uitstapje a. = icl) fonnte bon . . . nid)t afklemmen, h.: zich een vinger a. = fad) uritthreten ; (van waren) er is geen a. aan = einen finger abffemtnen. fie ftnben gar feinen Kbfat; zoo komen we afkloppen, h. = (burcb OlocfengeItiute) abbe? nooit van elkaar af = fo tverben Mir nie einig, feblen, abliiuten; berfitnbigen, befannt macben. nie miteinanber fertig ; waar zou dat gebruik . 3 afkomst. 34 afleiden. toch van a.? = Ivo mag Meier 8rauc bod) afkwanselen, h. = (einem ettu.) abrcbacbern. berritbren? zie ook goedkoop, heelhuids, aft. (aflevering) = 3feferung, bug t^eft. kleerscheuren. aftaat, m. = itbiat, a. geven, krijgen afkomst, v. = 9Thfunft, .0erfunft, sgeburt, erteffen, befotnnten ; volledige a. = bottfonts gibitamtnung ; van lags a. = bon nieberer mener 9IbI. (deb.; Amerikanen van Hollandsche a. = bon aflaatli brief, m.; -dagen, my.; -geld, o. boganbirter Kb!. ob. .0erf. ; hij is een Rus van brief ; stage; sgelb. a. = bon Geburt, Tether KR. ob. .t erf. nad) ift er aflaatll handel, m.; .jaar, o.; -kraam, v. = ein Rae ; de a. van een woord = Me 9Ibf. banbel; .jafjr; ber -from. ob. t erf. eineg aftaatokramer; -penning, m.; -preek, afkomstig: hij is uit Zwolle a. = aug (bon) v.; -prediker = 9Iblaf311 framer; sprennig ; 8trotte gebilrtig ; 't geld was van .... a. = styrebigt ; 13rebiger. ritbrte bon . . . . ber; ze zijn a. uit een oud aflachen, h.: wat a. = recut bief laden; zich geslacht = fie rtantmen aug einem often a. = ficfi balbtet Eaten. sgercblett. afladen, h. :-.-- (waren van een wagon, den afkondigen, h. = our iiffentliten (age, waxen) abfaben ; (lossen) Ibrcbett, auglaben. metnen) %efanntrtart bringen, iiffcntlit be. aftader = Vlblaber, Ziefracbter. fount macben; berfiinbigen ; een wet a. = emu aflading, v. = Zerfabung, Zerrtiffung, 91b: befannt macben ob. beraffeutlicbon ; een labung. bruid3paar a. = ein Orautpaar aufbieten (in aflandig: de wind is a. = ift abUinbirt. ber Stircbe). aftaten, h. = berab(berunter)farren ; (wijn, afkondiger = akfannttnacber, Kugrufer. bloed) abraifen ; (an). bom $reire) ablaiTen; afkondiging, v. = Oefanntmatung, Zer, (kleeren) augfafTen; van iem. a. = bon einem fitnbtaung ; (van een bruidspaar) bag Vtufgebot. abfaffen. afkooksel, o. = Zefoft, t er 9Ibrub. aflatten, h. = (ein Zacb) abratten. of troop, m. = Vibfauf; (van rechten, aan- afleenen, h. = (einem ettu.) abborgen, ab- spraken e. d.) bie Vlbfinbung. afkoopbaar lei ben. = abfitufficb ; (aflosbaar) tilgbar. afleeren, z.: ik ben 't Zweedsch, 't lachen afkoopen, h. = (einem ettn.) abfanfen, (bie afgeleerd it babe bag Sittnebircbe, bag 43Iitnberunn) abraufen; (vrijkoopen)fogfaufen; 2acben berlernt; a.. h.: hij leert 't stotteren hij is voor f 1000 afgekocht = man bat ifin nooit af = er tnirb fit bag Stottern ate abge: mit f 1000 nbgefunben (om van rechten e. d. tvi3bnen ; een gebrek a. = non einem B,ebler af to zien). abraffen ; ik zal hem zijn brutaliteit wel a. = afkooper = naufer, Kbnebuter. afkoop- fdj tverbe ibm feine gredAeit rton augtreiben ; geld, o. = bie 9Thfinbunagiumtne. (van) iem. een kunstje a. (nl. afzien) = einem afkoppelen, h. = (Winicbinentette) abbiingen, ein Stunftftitcf ablernen. abfoOeln. atleggen, h. = ablegen; (ftreiber, bie Vagte, afkorsten, h. = abfruften. eine Memobnbeit, einen gebter, einen Beug% afkorten, h. = abfitraen, Hirer macben, ber- nig, fein Ofaubengbefenntnig) ablegen; een ge- fawn. brek a. = bon einem getter Warren ; rekening afkorting, v. = 9.1bfiir5ung, 9fbbrebiatur; en verantwoording a. = aletenrcbaft ark, op a. = auf 9.1brtlag, alg 9.1brcblaggsablutta. (o1Vieel) Metnung legen ; een examen a. = afkrabbelen, afkrabben, h. = abs, ein %);amen maven, ablegen ob. befteben ; een tnegfralyn ; (Oatite) abitaben ; (een brief) bezoek a. = einen 3efucb abrtatten ob. macben; (naschriivend) (ab)frit;e1n. den rouw a. = bie Zrauer abl.; (een weg) afkrabsel, o. = 9Ibgefratiteg, 9.1bitabrel. ottriicflegen ; een stuk geschut a. = eine nation afkrassen, h. = abfratien. abllrot,en ; loten a. (tuinb.) = heir er abrenfett afkrijgen, h.: een tafel de trap niet kunnen ob. ablegen; een lijk a. = eine .2eilbe beforgen ; a. = einen Zircb bie Zreppe nitt binunter, hij heeft 't afgelegd = er bat (eb) berforen, friegen (:bringen, sbefommen) fiinnen ; een boek ook: Eft gertorben, bat eg tiberftanben ; afge- van den lessenaar a. = ein 3udj bnm $ulte legde kleeren = abgelegte klether ; zie ook (berab)nebuten ; ik kan hem niet van dat ge- Adam. zeischap a. = bon bider Oefeltrtaft abbringen ; aflegger, m. = abgelegteg (Stleibungg)Stitcf ; ik kon er niets a. = icb fonnte nit abbfngen ; (tuinb.) 91brenfer, 9Threger. zijn werk a. = Rine 91rbeit fertig bringen, mit aflegpartij, v. = bag (pelage. renter Krb. fertig tverben ; ik kan 't vuil er afleiden, h. = (een rivier, den bliksem, iem. niet a. = ben Scbuttt# nfcbt abbefommen. van den goeden west = einen glut, ben afkruien, h. = binunterfabren, finunterfars einen bout redten Sege) abteiten ; iem. van rett (fm Scbiebfarren). zijn werk a. = einen bon Seiner 9Irbeit abates afkrnimelen, h. en z. = abfritmein. ben ob. abbaften ; we moeten hem wat a. = afkruipen, z. = berunter(berca)frfeten. mitifett ibn auf anbre Oebanfen bringen, ein afkuieren, z.: den heuvel a. = ben Oitget trenig serftreuen ob. ablenfen ; iems.aandacht van binabrtaateren ; heel wat a. = bid flactateren. iets a. = jemb. 91ufmrrframfett abIenfen ; ('t afkunnen, h.: zijn werk a. = Rine Krbeit gesprek van iets) ablenfen; de verdenking van fertig bringen fc'nnen; hij kan het alleen wel zich a. = ben Zierbacbt bon ftcb ablenfen ; hij af = er brine?, aflein rton fertig ; je kunt er leidt zijn geslacht van ... af er Ieitet rein niet meer af = bu fannft (bid)) nicbt melt eberd,lecbt bon ... ab; een woord uit 't Fransch auritcf(5fe1en); geen oogenblik van de kinderen a. = aug bent granaiififOen ab, ob . berleiten ; a. = bie kinber feinen Viugenblicf berlarren daaruit leid ik af, dat . = baraug !tit* (arfein larren) Mitten. (ook: erftliefie) bad ; een gevolgtrek- afkrassen, h. = (traantjes : Zriinen) ab,, king uit iets a. = eine gagerung ob. einen tnegfiirren ; kus me maar af = nib mfr nur Stluf3 aug ettn. afeben ; afgeleide woorden = einen Stun. abgeleitete 1i3rter. afleidend. 35 afmelden. afleidend = ableitenb(e0), abffibrenb(eg bem granfett au enbe ob. auf bie 1eige; op iem. tel);berftrettenb. afl. = auf einett augebn (aufaufen); een schip afleider, m. = 91bleiter. afleiding, v. = laten a. = abl. faffen ; een schip a. = ein (van een woord, een rivier, in de geneesk.) Stiff pliinbern; een school a.; zie d o o r- 9Thfeitung ; (verstrooiing) Berftreuung, erbette. loop en; 't had sleeht kunnen a. = eg rung ; dat zal hem a. geven = bag tvirb ibn bate bob abl. Rimini; de trap a. = bie aerftreuen. ZtePPe binunters, binabgebn (=fteigen); 't feest afleidingslibuis, v.; -geul (-greppel), liep treurig af = fief traurig ab, nabnt ein v. = VlbleitunggOriibre (91bffuf3=, 91bfaufabre); traurigeg enbe; de dread loopt van den spoel ber =graben (ber 91b5ug). af = her aaben fliuft bon her Spufe ab; van afleidingsOkanaal, o ; -lettergreep, v.; zijn post , van zijn werk a. = bon feinem -middel, o.; -pijp, v. = ber Vlbleitungg fanal; !3often, bon feiner 9lrbeit tvegfaufen (ook:) ben =filbe ; .mittef ; =xiibre. berfaffen, tie 91. fin Sticbe faffen; vtiOr afleidkunde, v. = ettmologie, Sortbilbungg= den wind a. = bor bent einbe abl.; de weg febre, Sortforitung. loopt af = ber deg gefjt abtviirtg; een weg afleidkundig = ethntologifit a. = einen aleg entfana gebn ob. binuntergebn; afleldkundige = %tinnotog, 8ortforfter. wissels loopen af = eetfel faufen ab, tverben afleldsel, o. = bie 9thfeitung. fliffig, berfaffen; zich a. = fit Of. afleken (poet. voor aflekken), zie a fbi g- afloopend tij = faffenbeg eaffer, bie abbe; gelen. a .. e kleuren = abfafienbe aarben. aflekken, z. = (ber)abtraufern, ,tropfen, afloop kraan, v.; -sluts, v. = her 9Thfauf fent; a., h.; zie a fl ikken. babn ; =ftleufe. afleveraar = 9Iblieferer. aflosbaar = tifgbar, rticfbabfbar, afleveren, h. = (een werk, gelden) abliefern ; (van obligaties) eittaufafen. (bezorgen) augforgen faffen, berabfolgen ; een aflossen, h. = abfiffen; iem., elkaar, de wacht brief a. = einen Brief augblinbigen. a. = einen, fit gegenieitig, bie (Stifb)eate aflevering, v. = (van waren e. d.) 9.16fiefe= abf. ; de wacht a. = (ook) bie eate abfiihren ; rung, Zerabfolgung, 9fugbiinbigung ; bewijs van een leaning a. = eine VInfeibe tilgen; (eine a. = ber 2ieferfcbein; (deal vau een boekwerk) St at) abtragen, tilgen; (een obligatie) dn.= 2ieferung, ba& .eft. Wien ; een hypotheek a. = eine Ot)potbef Iiirchen. aflezen, h. = (namen) berfefen; (kapot lezen) aflossing, v. =- 9thfiifung, Zifgung, Vlbtragung, ablefen; (een brief, een stuk) auglefen, 5u enbe 2iirchung ; vgl. aflossen. fefrn; zich a. = ffcb nine lefen, fit abfefen. aflossingsplan, o. = her Zilgunggpfan. aflezer = Zerfefer. aflezing, v. = Zerlefung. aflossingssom, v. = 91mortifationgcluote. afliehten, h. = abbeben, (ber)abnebmen; iem. aflossingstermijn, m. = bie Zifgunggfrift. de trap a. = einem bie Zreppe binunterleutten afiniden, h. = (ben Bug) abfauten. afliggen zich, h. = fit abliegen, ftdj nine afluisteraar = norther. fiegen; (van paarden enz.) fit (bie aare) afluisteren, h. = (einem ettv.) abfauften ; abfiegen. (een gesprek) befauften. aflijnen, h. = (einen 93aupfa#, ein Tied) afmaaien, h. = abmtiben. abfcbniirett. afmaken, h. = abmaten, beenbfgen ; zijn aflikken, h. = ablecfen; (schoenw.) augreiben. werk a. = Tarte 9frbeit fertig maten, beenbigen aflikker = Vlblecfer. ob. b otfen ben ; de vlekken van iets a. = Me atecren afloerder = 3au(e)rer, Spaber. bon ettv. abmaten ; (ein (erciAtt) abmacben, afloeren, h. = (einem ettv.) abfauern ; (einem) erfebigen, regulieren ; iets met een praatje a. = auffauern, aufPaffen; (de gelegenheid) eriPtihen, fit ettv. mit einer ftiinen Oiebengart bom t^affe abpaffen. fcbaffen; (een dier wegens ziekte) not= aflokken, h.: een duif van 't dak a. = bom ftfatten ; iem. a. = einen niebermacben, au& ace (berab)focren ; iem. een geheim, tranen bent VBege riiurnen; een schrijver e. d. a. = a. = einem emu Oeheimnig, Trtinen abfocfen. einen St riftfteffer beruntertnaten, abfcblatten afloogen, h. = (garen e. d.) abfaugen. ob. abtun ; zich van iem. of iets a. = fit einen afloop, m. = Vibrant (van een handeling ob. ettv. bom ,ftaffe ftaffen ; zi(sh (ongemerkt) ook: 9.1uggang); („uitslag" ook) Vlugfaff ; na a. van iets a. = fit bon ettv. briicren. van dien termijn = nacb biefeg Zemin& ; na afmaking, v. = 9Ibmatung. a. van een jaar = flat cjabregfrift ; na a. van 't I. afmalen (met een molen), h. = mahfen, concert, van 't examen = nat bem Sion5ert, nat abmablen. bent examen; na a. van de repetitie = nat been= 11. afmalen (schilderen), h. = abmafen, beter 43robe; de a. ('t resultaat) van een proef- (ab)fcblibern, mafen; zich a. = fit (ab)ntaten. naming= ber erfofg ob. bag ergebnig eineg Zers afmaken, h. = (einen bon ettv.) abmabnen. lute& ; a. (van 't water) = Vlbfauf, 9thfluf3. afmarcheeren, z. = abmarftieren. afloopen, z. = abfaufen; zijn beenen, zijn afmarsch, m. = 91bmarich ; den a. blazen = schoenen a. = fit bie 93eine, bie ecbt* abt.; mum 91bm. bfafen. iem. de deur a. = einen forttvabrenb (mit 93e= afmartelen, h. = abmartern, abqualen ; zich futen) befliftigen; de soldaten liepen de dorpen a. = fit abut., fit abau. af burtftrefften (berbeerten) bie Stiirfer ; hoe afmarteling, v. = 9.1bmarterung. zal 't examen a ? = tvie tvirb bag examen abf. ? afmatten, h. = abmatten, abmilbett ; ;(ver- hoe is de proef afgeloopen ? = role ift ber zwakken) ermatten. Zerfudr auggefaffett ? de kaars loopt af = afmattend = abmattenb, erintibenb. bag 2icbt läuft (ab) ob. trieft ; (van klok) abf.; afmatting, v. = 91bmattung, 9fbmilbung ; de markten a. = bie Dtiirfte abf. ; 't zal (verzwakking) ermattung. wel met een sisser a. = eg tvfrb ibob1 auf afmeetbaar = abnief3bar. afmeetbaar- nittg binaugfaufen, ook: obne fcblimme aolgen held, v. = (91b)9Xer3barfeit. abl.; 't loopt af met den zieke = eg gebt mit afmelden, h. = abmefben, abfagen, abbefebfen 3. afmelken. 36 afpuimen. afmelken, h. abmelfen ; iem. geld a. = (voor kleeren b.v.) = abgel3atteg 8eug ; a. einem Ciierb ablocfen ob. abfcbtnehein. tapijten = abgeOctf3te 1e1313fcbe; a. geld = afmergelen, h. = abmergeln, entfriiften, abge6iibltd eelb ; 't eten is net afgepast = abmaraijen. lit genau abgetneffen; op (de lijn) AB een stuk afmeten, h. = abmeffen; een kamer, zijn AC afpassen = auf (ber lfnie) 9193 ein Stiicf woorden, de straf naar de misdaad a: = ein RI% abfebneiben. 8fmmer, feine 933orte, bie Strafe nacb bem afpeilen, h. = au4eilen. 93erbred)en abut.; den tijd krap a. = bfe 3eit afpeinzen, h.: heel wat a. = fiber mamba fnapp abm. ; wilt u me drie el daarvan a.? = !Innen ob. griibeln; zich a. = ficb milbe benfen, tvollen Cafe mit bref even babon abut. ? jets ffnnen ob. grifbeln; ffcb ben nopf aerbrecben. met de oogen a. = ettv. tuft ben 1Iugen abut.; afpelen, h. = (huiden) abbaaren, abbiiren, nacb bem Rlugenmat abloblit3en; een tuin a. = entbaaren. efnen Marten abut. ob. bertneffen; anderen naar afpellen, h. = (vruchten, eieren) fcbalen, zich zelf a. = anbere nacb ffcb beurteiten. abicbitlen. afineting, v. = Zimenfion, albmeffung ; ('t af- afpennen, h. = abicbreiben ; heel wat a. = meten) 9Ibmeffung. eine gaffe fd)reiben; zich ficb bie Ginger afinetselen, h. = abmauern. abfcbreiben. afinljnen, h. = (auf ether 93erfteigerung) afperken, h. = abgrenen; (met een schut- faufen, erfteben; hij heeft 't huis afgemijnd = ting e. d.) abpfercben; (een tuin) abftecfen; ba& OatO tvurbe ibtn augefcblagen; iem. a. = (afsluiten) abiperren ; iems. gezag a. = jemg. efnen it berbieten. alutoritat be., einfcbranfen. armikken, h. = genau abmeffen, genau afperking, v. = Wbgrenbung 2c. vgl. af- treffen. perken. afmoeten, h. = fertig beenbfgt tverben afpersen, h.: iem. geld, een belofte a. = milffen ; mijn werk moet of = icb mu f3 meine einem Oelb, ein Zerfprecben abstvingen, aft. alrbeit fertig macben, meine Krbeit mut fertig. preffen, abniitigen ob. abquetfcben; ghelb bon einem afmonsteren, h. (Watrofen) abmuf tern, erpreffen; iem. tranen a. = einem Zriinen entiaffen. afmonstering, v. = 9Thntufterung. ablocfen; een afgeperst testament ein er= afmnnten, h. = ref eftament ; zie verder uitpersen. afmuren, h. = abmauern. afpersing, v. = erpreffung, 910nOtigung, afueemdoek, m. = (voor 't stof) Taifcb= Mmtvingung, vgl. afpersen. fattuen, bct eifcbturb ; (voor 't vaatwerk) afpeuzelen, h. = abfnattlmitt, abflaubett, StAiliappen. abfcbmaufen. afuemen, h. = abnebmen; iem. een last. een afpijnen, h. = abmartern, abquiilen; zich examen, den eed, de parade, de wasch van a. = fid) abut abbiirmen. de lijn, een verband, 't zegel, iem. iets, to afpijnigen, h. = (einem ettu.) abfottern; zie veel (geld), van een plank een stuk a. = verder afpijnen. einem eine 2aft, ein examen, ben Gib, bie afpikken, h. = ab., tvegpiden; (einem ettv.) $arabe, bie Stiftbe bon ber seine, efnen Zer= tugitibiten. banb, ba4 Siegel, einem ettv., u bid Melb), afpingelen, h. = abmarften, abfeilfcben. bon einem R3rett ein etticf abn. ; een boek van afplatten, h. = abUlatten. de plank a. = ein uct) bon bem 93rett berab= afplatting, v. = albplattung. nebmen ; den hoed (voor iem.) a. = ben Out afpleiten, h. = aufbi3ren (aid9.1erteibiger b or einem abn. ob. a bAieben ; de biecht a. = 93eicbte aufbutreten); iem. van de galg a. = efnen bout bi3ren ob. abn., (au) 93eicbte fiten ; eten, 't thee- Octtgen befreien (burcb eine Zerteibigung4rebe); goed a. ba8 effen, bct& Zeegefcbirr abn. ob. de zaak is afgepleit = fit binteingici) befprocben. abriiunten ; de tafel a. = ben Zifcb abbecfen, afplekken, h. = abflecfen. abraumen ob. abnebmen ; 't stof a. = ben Staub afploegen, h. een akker a. = ein aelb abtuifcben ; de kaarten a. = bie Marten abn. ob. acfern ob. abpfliigen; (efnen ettv.) abacfern, aft= abfjeben; een bed a. = ein Jett abbecfen ; iem. pfitigen. iets in dank a. = einem fiir ettu. Zanf tviffen; afploffen, z. = berunter(berab)ftiiren. a., z. = (van dagen, vermogens, 't lichaam, afploten, h. = abbaaren, abbaren, of tern. de maan enz.) abnebmen; zijn kracbten zijn af- afpluizen, h. = (afpeuzelen) abfnaupeln, genomen = ijabett abgenommen. abftauben; (een kleed e. d.) bon gli3thben unb ttfnemend = abne1menb. afnemer Kb. Staubten reinfgen, ab/nttaen. nebmer. afiiemiug, v. = Kitabme; de a. afplukken, h. = (aritcbte, Olutnen, efnen van 't kruis = bie 9.1bnabine bout Strew. $aum) abOffiicfen; abbrecben; (aebern) abrutlfen; afnenzen, h. = abgttcfen, abfauern. (atibcben) abaupf en. afplukker = $fliicfer. afnijpen, h. = abfneffen, abfneipen, abatvacfen; afplunderen, h. = (einem alle4) abOliinbern, ik kan er geen oogenblikje a. = icb faint rauben; (eine (begenb) leerptifnbern, berbeeren ; feinen 9thgenblicf abmittigen. (efnen Baum) feerplitnbern. afnommeren, afnummeren, h. = afpocteren, h. = (efnen) abfertfgen, abfpeifett, numerieren. abb4en laffen; (een zaak) abmadyn. afoogen, h. = abgucfen, abfeben, ablauern; afpoetsen, h. = abputen. (op de jacht) aNittgen, abaugeln. afprachen, h. = ablocfen, abicbmeidyln. afoogsten, h. = aberntett. afpraten, h.: iem. iets a. = einem ettu. auk= afpaehten, h. = abOcbten, pacbten. reben; einem ettv., efnen bon ettu. abraten; afpakken, h. = (*offer u. a.) abOacfen, jets. a. = ettu. befprecben, erlebigen, abmadyn; ablaben ; iem. jets a. = einem ettu. ivegtmcfett, (afspreken) berabreben. tvegfallern, tuegbafcben. afpreeken, h. = (einem ettu.) au4reben, aut: arpalen, h. = ablgiiblett; (afbakenen) riifonieren. ftecfen; (afzetten) abiperren (mit 113fiiblen). afpreveleu, h. = bertnurmein (eitt ((ebet a.93.). strpassen, h. = abpaffen ; afgepa st e stof afpuimen, h. = abbimfen. afpunten. 37 afrukken. afpunten, h. = (haar) befc4neiben, ftutott, abreiten, lureiten, tummein, (aftobben) abreiten, bie SO* abnerwten, ebb. ftumpfer maten. abtreiben, a Sc§anben reiten; 't land a. = bat afraden, h. = (einem ettu.) abraten, ibiberraten; gang £anb burcbreften; de ruiters rijden 't (einen bon ettr.) abraten; afrader = Wbrater. land af = berbeeren bat 2anb. afrijder afrafelen, h. = abaupf en, autfafern; a., z. = breiter, 3ureiter. ftdj autfafern. afrijgen, h. = abidwilren; (kralen: $erten) afraffelen, h. = ('t schoolwerk) Wnfubein, abreityn. friteln; (een vers) er(unter)pfaiAaern, ab, afrijten, h. = abrelf3en, abaerren, erunter, t)afpein. reiten, lerren. afragen, h. = abtbifdyn, abfegen. Afrika, o. = Vifrifa. Afrikaan = Kfri, afraken, z.: van den weg a. = bom eege fatter. Afrikaander = atfrifanber. Afri- abfommen ob. abirren ; van zijn onderwerp a. = kaansch = afrifanifd). Afrikaansehe bom Z4ema abfommen ob. abfdpbeifen; van een Kfrifanertn. Afrikaantje, o. = (een plant) gewoor te a. = eine Oetvointiyit ablegen ein- bie Totem:, Stubenten, ob. Samtbiume. delijk van jets a. = enbitc4 ettb. tottverbett; afristen, h. = abbeeren, abftreifen. de aardigheid raakt er af = et berliert fatten afrit, m. = (te paard) 9tbritt; (in een rijtuig, aleia ; van den drank a. = fict bat Trinfen per rijwiel e. d.) bie 9tbfOrt ; (op schaatsen) abgetbiAnen, bat Tr. aufgeben; 't engagement ber ablaut . is afgeraakt = bie Zerlobung ift suriidgegan, afroeien, z. = abrubern: een rivier a. = gen; in 't gedrang van elkaar a. = im gbe, einen aittf3 f)inabrubern; zich a. = fidj abrubern, brizinge einanber bertieren; zie ook rak e n. fidj miibe rubern. aframmelen, h. = (einen) burd0auen, bur afroepen, h. = abrufen; iem. van zijn work, berljauen, autpaufen, abtbamien, ab% een soldaat van zijn post a. = einen bon feiner brefdyn, abiltmieren ; (een redo) abbafinin, einen eothaten bon fetnem $often abr. ; tier^unter)Otal*ern. de treinen a. = bie Bilge aut,, abrufen; iem. aframmeling, v. = Trad)t (43riigei); (iem.) van den zolder a. = einen bom Zad)boben een a. geven aframmelen. berab(tjrunter) rufen; de namen a. = bie afranden, h. = abriinbein, abranben, abs %amen abr. ob. (taut) beriefen ; hij word jong riinbern. afgeroepen = er tuurbe Lung abgerufen. afrauselen, h. = (einen) burdAauen, bur afroeper = Kbrufer, (op verkoopingen) pritgeln , abbriigein, ber4auen, autpaufen, %utrufer. afroeping, v. = Varufung. abtbamien. afroesten, z. = abroften. afraspen, h. = abraftmin. afroffelen, h. = rot) abObein, abfarubben; afraspsel, o. = 91bgerafpeitet. (Sdwtarbeit) i)infubeitt, binrufein, aufammew afrasteren, h. = abgittern ; mit Zrabtaaun fri4ein; (einen) berb abfansetn, autput3en, abiperren. (ab)riiffetn. afrastering, v. = ber Zratitaaun, bat afroffeling, v. = ber 9.11144er, ber (b)itter(tberf). afrollen, h. = 4inab(t)inunter)rofien; een afregenen, h. = abregnen ; heel wat a. = strook papier a. = einen 43apierftrelf abtbicfein ; istredlicb bid rennen. a., z. = fOnab(berab)rotten; abrolien ; steentjes afreis, v. = 9Ibreife, atbfOrt. rollen van den muur af = foam bon . . . al); afreizen, z. = abreifen, berreiren ; 't land a. = de trap a. = (ook) bie Treppe berunterfugein, bat game 3anb auf ber Oldie befusten; (ale een touw laten a. = abrotten laffen ; iem. jets koopman) een streek a. = eine 03egenb be, a. = einem ettu. aut ber Tar* ftel)ten, einem reifen; zieh a. = fid) miibe reifett. ettb. entibenben. afregenen, h. = abredwen ; jets van de som afronden, h. = abrunben (in alle bet.); -een a. = env. bon ber Summe abr.; de onkosten schijf a. = eine Sdyibe ab, ob. lurunben; een er a. = bie Unfoften babon abr. ob. abaleiyn; bedrag naar boven a. = einen letrag nacb (met iem.) abr. ; (fig.) ik heb met hem afge- oben abr. ; afgeronde zin = abgerunbeter SO; rekend = ic0 bin fertig mit if)tn, 4abe nitttt eon afgerond geheel = eta abgeicWoffenet meljr mit iiwt au tun; ik moot eons met hem Wanaet. afronding, v. = 9.1brunbung. a. = idj muf3 ittt ben StanbPunft mat liar afroomem, h. = abfaiwen, abraiwten ; afge- macten ; dat er afgerekend, is je work vrij roomde melk = abgeraiwtte good = bat abgeredwet ift afrooven, h. = (einem ettn.) rauben, Wen= afrekening, v. = 9Thredwung; na a. van de rauben; een landstreek a. = eine Oegenb onkosten nab %bang ber linfoften; iem. autpiiinbern. (100 op a. betalen = einem (100 abittiliglic afrossen, h. = ab:, burc4riigein, burd)bauen, (auf RbicVag) beaaVen ; korte a. maakt lange abbleuen, abtuatnien; (roskammen) abfiriegetn, vriendschap = rid)tige lRedjnung malt Bute (ein 43ferb) abtreiben, au Sdanbett reiten. areunbe or fury Thtedwung, range areunbfd)aft. afrossing, v. = Trad)t $rilget. afrennen, z.: van den berg a. = bom Zerge afrotten, z. = abfauien. 4erabrennen; op iem. a. = auf einen aurennen ob. afronwen (afkaarden), h. = autrauben. lotrennen; de baan a. = bie R3a4n abrennen ob. afruien, h. = autmauf ern. binunterrennen ; a., h.: een paard a. = ein simnel), h. = (einem etm.) abtauf*n. $ferb abtreiben ob. abjagen ; zieh a. = fief) al). afruimen, h. = abraumen, (rommel) ab- rennen. framen. afrepelen, h. = (aialtt) abriffeitt, rfbben. afrukken, h. = abreiten, een tak a. = africhten, h. = (einen au ob. auf eth:?) ab, einen 9.ift abr. ; iem. 't masker a. = einem bie ridnen. afriehting, v. = V.Ibridjtu ng. Vatfe abate4en; einen entiarben; hi) ward van afrij, m. = albfauf, bie Viblaufftefie. ons afgerukt = bon unt tbeggeriffen, tint eta- afrijden, z. = (te paard) abreiten; (in rijtuig, riffen; iem. den blinddoek a. = einem bie Zinbe met rijwiel) abfabren ; (van schaatserijders) bon ben Rugen reiten; zich van iem. a. = abfaufett; a., h.: een paard a. = (oefenen) bon einem lotreitett. afschaafsel. 38 afschrabsel. afsehaafsel, o. = Wbfc0abfel, 4,obelfpline (pl.), ben ficb geben. afsehemering, v. = ber zie afschaven. ecbimmer, fcbtvacber abgian5. afsehaeheren, h. = (einem dbl.) abfcbacbern. afsehenken, h. = abgieten ; afgeschonken afsehaduwen, h. = abfcbatten, abicbattieren ; thee = abgeRbenfter Zee. zieh a. = fire) fcbtbacb ab5eicimen. afsehepen, h. = (waren) einfcbiffen, berlaben; afsehaduwing, v. = Vlbicbattung, bad ft= iem. met mooie praatjes a. = einen mit fcbatten ; ba& Scbattenbilb. fcbOtten Nebengarten ablpei, en; iem. kort a. = afsehaffen, h. = (Zienftboten, $ferbe unb einen furl a bfertigen, abblfen laffen. eagen, Wel4e, Ertitbriiucbe) abfobaffen; (van afseheping, v. = einfcbiffung, Zerlabung. misbruiken ook) abfteften. afscheppen, h. = abfcbi3Pfen (eig. en fig.); stfsehaffer = ent4ctitiamfeit4freunb, 't beste (den room) a. = (ook) be4 &fte ab- feit4freunb, Zemperiinger, Ktiftinenaler, Zee, ftftben. totater. afseheren, h. = (bie tiloffe, ben Oart, ein Scbaf) afsehallingsgenootschap, o. = bie ent= abicberen, (ben t8art) abrafieren, abnebuten, baltfarnfeit,,%brcbaffung4efeftfcbaft; ber8iitigz abffbneiben; (heggen : Oecfen) ftutyn, befcbtteiben. eit4berein. afscherven, z. = abfcbiefern (ficb). afsehampen, z. = abftreifen (bie Sauget afschetsen, h. = (een teekening) ftreifte ab, ftreifte bon einem Rnopfe ab); (van entruerfen, ffimieren ; (ellende, angst) fcbilbern, een bijl) abfabren. befebreiben, abmalen. afschaven, h. =_- (met de schaaf) abbobein; afscheuren, h. = abrelf3en; iem. lets a. = (een huid) abicbaben, fc0ben, abtrat3en, abflei, einem ettr. entreiten; zich van iem. a. = fcben; zich de huid van den vinger a. = fhb bfe rub bon einem lareif3en. afseheuring, v. = but bum ainger abfcbilrfett, abfcbaben ob. ba4 albreiten; (kerkelijk, zie: scheuring). aftoten. afschieten, h. = abfcbief3en; een pijl a. = afseheid, o. = ber Wbfcbieb, bad 2ebetbobl; einen 43feff (auf einen) abfcb. ob. abbritcten; de a. nemen = albfrbieb nebmen, 2ebetbobt fagen, zon schiet stralen a. = fcbief3t ob. WI* Strablen; (van 't gezelschap, na een bezoek wk.') firb (ein Web:10r, eine ianone) abfeuern; berabfcbieben; een hartelijk, treurig a. = ein een vogel van een tak a. = einen Zogel bergicbd 2e6etbobt, traurige Scbeiben; a. bon einem Kfte berunter(berab)fcbieten, (beim nemen van zijn geboorteplaats = feinem We, Zogelfcbief3en) ben Zoget abfcb.; op iem. of iets burthort ob. feiner Oeimat 2ebetbobl fagen ; de a. = auf einen ob. ettu. aufcbief3en, fhb auf zomer neemt a. = berftif3t unL nimmt Vlbfcbieb ; itiir5en ; 't water schiet de helling a. = fcbiett ten a. = Sum Vlbfcbieb; (ontslag) %bfcbieb, bfe (ftilrit(fid))) bon bent VIbbang ijerunter; een ka- %ntlaffung. afseheidbaar = trennbar. mertje a. = eine Kammer abbielen ob. abfcbla, afseheiden, h. = abtrennen; 't hoofd van gen ; afgeschoten kamertje = ber Zerfttag. den romp a. = ben Ropf bom Numpfe trennen; afsehljn, m. = ber Vlbglatt5. 't ijzer uit 't erts a. = bc0 %lien att4 bent afsehijnen, h. = 4erabic4einen (van de sterren %rbe augcbeiben, (ab)fonbern; de lever scheidt bijv.); leucbten (van een lamp). de gal at = Me 2eber fonbert (fcbeibet) bie afsehijnsel, o. = ber Vlbglatt5, her Bieber, 05!Patte ab; een tuin van den weg a. = abtren, fdjein ; (soms) atbbilb. nen; 't kaf van het koren a. = bie Sbreu both afsehilderen, h. = (einem ettu.) abmalett; Rorne trennen ob. fonbern ; een deel van 't geheel (2eibenfcbaften, 2after u. fcbitbern, abfcb. a. = einen Zeit bom @align trennen; vloeistoffen, afsehildering, v. = Scbilberung, Zaritel, die itch a. = aiiiffigfeiten, Me ficb (bon anbern lung. Stoffen) augcbeiben ob. (ab)fonbern; zich van de afsehilferen, z. = (fic abicbiefern, (fid)) wereld a. = rit5 au& ber felt aurild5ieben; abbliittern ; (na ziekte vooral) fici) abfcbuPOen; zich van de kerk a. = ficb bon ber Rircbe de huid schilfert of = bie Coaut fcbtift (blattert, abtrennen; Belgic heeft zich van Nederland fcbuOt) (ab). afgescheiden = Zelgien bat fitt bon (i)offeittb afsehllfering, v. = 9Thicl)ieferung, getrennt, abgell3ft ob. lageriffen; zie ook a f g e- terung. s cheiden. alsehillen, h. = abfcbetlen; (boomen) abrinben. afseheidend = abionbernb. afsehitteren, h. = (van de sterren bijv.) afsehelding, v. = 9lbtrennung, Zrennung, berabgliinen; (van een licht) gliinbenb teucbten; ba4 9I6trennett ; 2o4reif3ung, vgl. a fs ch eide n; (schitterend afsteken) fa) gliittenb abbeben. (uit klieren) Kbronberung ; (van hout e. d.) afsehoffelen, h. = ab=, tbegfdjaufeln. Scbeibetvattb, ber Zerfcblag ; die sloot vormt afsehommelen, z.: de trap a. = bie Zreppe de a. tusschen hun weiden = trettnt ob. fcbeibet berunterttiadeln ob. ,ivaticbeln. ibre lief en. afsehooten, h. = abbetteln. afseheid ings 11 lijn, v. ; -muur, m. = Scbei, afsehoppen, h. = mit einem auttritt bin, beginie; bie .tbanb (binnen), ,mauer (buiten). untertverfen ; hij schopte hem de trap of = afseheidingsporgaan, o.; -eaten, mv. = er gab U)rn einen auttritt, bat er bie Zreppe Kbfonberung'6 II organ; qiefaf3e. binunterftilrate; van zich a. = ficb mit ben afseheldsH bezoek, o.; -brief, m. ; -dronk, ailten (mit auttritten) tuebren. m. = ber 9ThfcbiebN beim') ; brief ; ,trunf. afsehouwen, h. = fcbatten, ein Scbauen afseheidsllgroet, m.; -gesehenk, o.; -kus, 4aften. m. = Wbfcbiebd grut ; :gefcbenf ; afsehraapsehaar, v. = Wfaitfcbere. afseheidstilled, o.; -maal, o.; -preek, v. = afsehraapsel, o. = albfcbabfel, Kbfcbnifjel, Utbfcbieb& lieb ; .12101; ,brebigt. 9.1bgefraVa. afseheldslreeeptie, v.; -rede, v.; -uur, o.; afsehrabben, h. = abfcbaben, abfrai3en, •woord, o. = ber VarcbiebMemPfang, .rebe; abicbarren; (visch) abfcbupOen. bie situnbe; ,tbort. afsehrabber = Wbfcbaber 2C. ; bal Wbfcbab, afsehellen,h.=erunterftingeln;zie afbellen. el fen, ba4 Vlbfratoifen. afsehemeren, h. = einen fcbtuacben 2icbtfcbein afschrabsel, zie afschraapsel. afschrapen. 39 afslingereti. afsehrapen, h.: iem. geld a. = einem Gelb aftehuren, h. = abicfruern; (met puimsteen) abidiminbetn; verder = afschrabb en. abbimfen; (afschaven) abicOaben, abretben. afschrappen, h. = (door-, wegstrepen) afsehntsel, o. = ber serf slag, Me Stteibe,, ftreic4en, burc0,, au5ftreisten, (aanstrepen) 8roficticti., Eluertvanb ; ber Sd)irtit, ber ed)14. anftreid)en, beaeitnen; verder = a fschrab ben. afsehutten, h. = (kamers) abbielen, burs afsehrapper = afschrabber. afsehrap- eine Sdribemanb trennen; (einen fleinen &awn) sel = afschraapsel. abid)tagen; (een tuin) abatiunen, abiperrett ; afsehreenwen, h.: iem. de ooren a. = einem 42water) fperren ; den wind a. = gegen ben bie V Oen boll ob. bie Oren bow St opfe fd)reien ; in b fd)iiirn. de uren a. = Me Stunben abfitreien; zich de afsehutting, v. = ber 93erldgag ; ber Bann; keel a. = fic4 heifer fd)reien, fid) ben ttat5 Vlbfpetrung. abfd)reien ; zieh a. = lid) abictreien. afsehuursel, o. = Wbgefdruertd. afsehrlft, o. = bie Vtbfrift, bie Stopie ; in a. = afsehuw, m. = Vtbfdru ; een a. van sets of abfd)riftlic4; voor eensluidend a. = bie gleict, iem. heoben = einen atbic0. bor einem, gegen tautenbe Vtbfcr. beaeugt; authentiek a. = einen ob. ettv. Oben; zie ook afgrij zen, beglaubigte ob. bibimierte Rbfd)r.; een a. maken afk eer. = eine KM*. netwen. afsehuwelijk = abidieutic4, f*Ittlic4, grlifds afsehrifteboek, o. = Stopierbuc. lid), fcbauberf)aft; (walgelbk) efetOft ; (als b( j, afsehrijfgeld, -loon, o. = bie Kbfd)reibe, woord van graad) abidieuticO, f*tuber4aft, gebittyr. afsehrlyster = Kbirtyreiberin. gra Mid). afschrljven, h. = abf(treiben; een brief, alschnweltjkheld, v. = MictruIld)reit ze. order, sum geld a. = einen Brief, atuftrng, afseinen, h. = (per Zrai)t) abmetben. eine Oetbfittnnte abistr.; iem. a. (dat men hem afsijpelen, z. = (fier)abficfern, arr)abtrtiufetn. niet kan ontvangen, of niet bij hem kan afsjouwen, h. = 1)erunter(Irrab)fotteppen komen) = einem abidyr. ; een minnaar a. = zich a. = fic4 abfrMeppen, ftc4 ablifdrrn, M einen 2iebbaber abbanfen, it)tn ben 2aufpaf; abcruiiten. geben; (einen Zefuc4, eine %intabung) abfdyr.; afslaan, h. = abfcMagen ; den vijand, een een pen, zijn vingers a. = eine weber, rtc4 bie aanval, iem. den hoed, 't hoofd, de bloem Ginger abfd)r. ; ik moet eerst den brief a. = van den steel a. = ben aeinb, einen Vingriff, id) mud bort)er (erft) ben l8rief (au enbe) einem ben .tut, ben ROL bie Cum born Stiele fctyreiben ob. bollenben. W(10. ; 't stof van de kleeren a. = ben Staub af%ehr.ijver = Vajd)reiber. bon ben Stletbern abrd)1. ; een aanzoek, iem. afsehrijvcrij, v. = %bfdyreiberet. een verzoek, een voorstel a. = eta (retud), afsehrijving, v. = 9.1bictreibung. einem eine Witte, einen Zorld)lag abfd)i. ; een afsehrik, m. = Sdyrecf, Sdirecfen; van a. aanbod, een huwelijksaanzoek, een geschenk terugdeinzen = bor edged aurildfabren, iem. a. = ein 9.1nerbieten, einen .Deirat5antrag ob. eine straffen tot a. van anderen = einen ftrafen Serbung, ein Oefd)enf au5fditagen; visch a. = at& abfcrecfenbe5 Zelfpiel (fiir anbere), ob. um im Vaftreid) berfaufen ; van zich a. = fid) anbere a baufd)recfen. mebren ; a., z. = links, rechts, op zij a. = afsehrikken, h. = (einen bon env.) abfcbrecfen ; tinf5, red)t5, feittptirt5 abbiegen ; de weg slaat (bang maken, einfd)iirOtern ; zich niet laten a. = hier rechts af = t$er get)t ob. tenft ber Beg rub nicM abs, 3uritcfidyrecten, ob. einfd)ild)tern rectit5 ab; de man is van de ladder afgeschlagen:= laffen. bon ber Leiter (ijerunter) geftilrat; het brood is afsehrikkend=ablAredenb, a. voorbeeld = afgeslagen = ift abgefcMagen, irn Vreife gefallen. ab .. e5 Leif Piet; iem. als a. voorbeeld laten afslag, m. = Vlbftigag (ber $reife); bij a. dienen = einen alb a .. e5 Oeifpiel aufftetten. verkoopen = im 9thftreid) berfaufen; (ver- afsehrikking, v. = Vlbldiredung. kooping) bie 3iaitation, bad Unterbietung5, afsehrikwekkend = abidirecfenb. berfaigen ; op a. betalen = auf Vlbfditag ob. afsehrobben, h. = abid)rubben, abilteuern. abid)Itiglid) beaabfen. afsehroelen, h. en z. = abfengen, tvegfengen. afslager = Zerfteigerer, Kuftionator, Ku5rufer. afsehroeven, h. = abfrauben. afslaven, h. = abarbeiten, ablifdrrn, at) afsehubben, h. = abid)uppen. iniiirn. afschudden, h. = abid)iittetn; 't (school)stof afsleehten, h. = abfctticMen, abrautien. a. = (ook:) ben (Sditit)Staub abftreifen; ('tjuk) afsleehthamer, m. = Vibid)lid)ti)ammer. abfit., abmerfen ; een hoed schudt zich af = afsleepen, h. = 1)erab(Oerunter)fd)ieppett ; (op fdAttett fitt (ab). een slee) (for)abid)teifen; (kleeren) abid)teppen ; afsehuleren, h. = abbiirften. zich a. = lid) abidgeOpen. afsehuimen, h. = abfcMiumen ; (smeltend afslenteren, z. = (bie trep0e) Derab(berunter), erts, lood) abfCacren; de zee a. = Seertiu% fditenbern ; (bon feiner Oefettfd)aft) abfct)tenbern. beret treiben; a., z. = ficf) fcMiumenb Mnunter, afsleuren, h. = Irrab(trrunter)fd)leOpen, ftiiraen. afsehniming, v. = Vlbfd)tiumung. ,aerren; fort,, ivegfd)leppen, saerren. afsehnimlepel, m. = ECiumti3ffel, bie ,fette. afslibben, h. = (bad %ra) abict)Itintten. afsehulven, h. = (einen Xifd) bon ber eanb) afslUpen, h. = abfcbteifen. abfd)ieben; (Riegel) aurtictfd)ieben, jets van afsltjpsel, o. = 1161djleiffet, StMeiffet. zich- a. = etto. bon fict) abid). ; schuif wat van afelkiten, h. = abnuten, abtragen ; kaal af- de tafel a. = ritcten Cite eta toenig bom Zifdr gesleten = abgefdyibt, fabenfdrinig ; a., z. -,-. ab ; (geld geven, over de brug komen) btedrn, abgentt#t ob. abgetragen merben ; zijn kracht slijt berappen, mit bem Mae 4erauftiiden ; 't kind af = nimmt ab ; de afgesleten treden van een is van 't kussen afgeschoven = bow Stiffen trap = bie att5getretenen Stufen elner Zreppe; (4er)a6gerutfitt; (van deelen van dijken, ber- (van munten) fill) abfdgeifen, rid) abreiben ; af- gen e. d.) abrutfdrn. gesleten munten = abgeiCiffene Mitten. afsehuiver, m. = Kbfd)ieber; hij is geen a. = afslingeren, h.: iem. van zich a. = einen er rildt nid)t Bern mit bent tetbe frrau5. bon fill) fcMeubern ; de miter werd van 't paard afslippen. 40 afspringen. afgeslingerd = bom 43ferbe ()er)abgefcbteubert ; afsnipperen, h. = abribnipPetn, abfcbnippen, z.: de beek slingert den heuvel af = (0011, bom etamm) abfdmiteln ; een uurtje a. = fcbitingeit NO ben totigef berab ; hij slingerde fict) ein Stitnbcben abmilf3igen. den weg af = er fcbienferte ben Beg enticing. afsnoeien, h. = (takken e. d.) abfcbneiben, afslippen, z. = abfcbiiipfen, (met den voet) lroegfcbneibett, abbauen, abfappen ; zie verder a brutfcben, abgliticben. snoeien. afsloffen, h. = abfcbfurfen, abfcbliirfen, ab, afsnoelsel, o. = ber 91bfafi, abgefappte Biroeige, fcbtarfett, abfcblurren. bad Vlbfcbni4ef. afslonzen, h. = berfobfampen. afsnoepen, h.: de suiker van jets a. = ben afsloopen, zie sloopen. Bucfer bon din. abnaidjen; iem. iets a. = einem afsloven, h. = abarbeiten, abmiiben, abmiiben, auborfommen, einem eth). abgetninnen. abiifcbern; zich a. = ficb abarbeiten 2C. afsnorren, z. (van een pijl) = abjcbtuirrett, afsluipen, z. = (ficf)) fort:, tregfcbteicben, a bfurren. briicren; bfnunter(berunter):, binab(berab), afsnulten, h. = abputen, abicbneu3en. f cb feicben. afsnuitsel, o. = abgeputte 2icbtfcbnuppe. afsluitildam, m.; -dgk, m. SperrH bamm ; afsollen, h. = (einen) abmiiben; afgesold :beicb. geslacht = entfriifteted Oefcbtecbt ; de afgesolde afslniten, h. = abfcbfief3en ; een ruimte, re- keel bad bon ben Bogen arg mitgenommene kening, de boeken, een troop a. = einen Naum, afsoppen, h. = abtunfen. [ed)iff- eine Red)nung, bie Ziicber, einen Rant abfcbi. ; afspannen, h. = (bie 4ferbe, ben Bagen, 't kantoor, de kast a. = bad nontor, ben ben Oogen) abfpannen; (meters) abipannett. Scbranf berfcbliefien; (de hoofdkraan) abfteften ; afspanning, v. = Vibfpannung. zich van de buitenwereld a. = ficb bon ber afspartelen, z. = ab3appein. Kuf)eniveit abfcbf. ; een tuin met een muur afspatten, z. = (van bloed, water, slijk e. d.) a. = mit ether Winner abfcbf. ob. abfPerren; den abfpril3en ; (van vonken) abiprtiben. stoom a. = ben Zampf abiPerren; de gemeen- afspelden, h. = abftecfen. schap, den toevoer, iem. den weg tot bevor- afspelen, h. = (in alle bet.) abfpielen. dering a. = bie Zerbinbing, bie Bufubr, einem afapeten, h. = abipieten. ben 'deg our OefZrberung abicbttelben; een afspiegelen, h. = abipiegeln, ivieberfpiegeln; vaarwater, een straat a. = ein aabrruaffer, zich a. = fidj abfp. eine Straf3e fperren. afspiegeling, v. = %bfpiegefung, Bieber, afslnitng, v. = ber albfcbtuf; (van eene reke- fpiegelung. ning); Vibiperrung (van den stoom, van de afspinnen, h. = abipinnen, 3u nbe fpinnen; grenzen); Sperre (van den weg, 't water); zich a. = ficb WO. (ook fig.); die dat spel ber Zerfcbtuf3 (van kamer, kast); gerokkend heeft, mag 't a. = tver bad (bie nuns (van een tuin). Suppe) eingebrodt tat, mag e& (fie) audeffen. afsluitingslistelsel, o.; -toestel, o. = afspitten, h. = abgraben, mit bem Spaten KbiperrungeHibitent ; ber =aPparat. abftecben. afsinitfiklep, v.; -kraan, v. = Kbrperrll, afsplijten, h. en z. = abiPattett ; (in kleine frappe (bad .bentit); ber ,babn. stukjes) abfplittern. afsmakken, h. = (berab)binabfcbmettern. afsplinteren, h. en z. = abiPlittern. afsmallen, h. = fcbinaler madjen. I. afspoelen, h. = all:, inegfpillen ; (ein ( fad, afsmeden, h. = abfcbmieben. einen cifcb) abfp., abinafcben; de rivier spoelt afsmeeken, h.: de hulp des hemels a. = bie de oevers af = foitt feine lifer ab; de zee toilfe be& ,Dimmeld anrufen ob. anfieben; iem.iets spoelt stukken land af = f putt stiicre bom of iets van iem. a. = OW. bon einem erfieben 3anbe ab (tteg) ; fcbtvemmt . tug. ob. erbitten. II. afspoelen (ajwinden), h. = abfputen. afsmeeker = 9Inrufer, altiffeber. afspoelsel, o. = (M)Spillid)t. afsmeeking, v. = 1tnrufung, VItiffebung, afsponsen, h. = mit einem Scbtuantme ab, grfiebung. tnifcben ob. abtrafcben. afsmelten, z. = abfcbmeiben, ivegfcbmetsen. afspraak, v. = Zerabrebung ; (overeenkomst) afsmeren, h. = abitreicben (ein Veffer, bie iibereinfunft; een a. maken = eine Zerabr. due 3. 0.); (nett, Outter u. abnebmen ; treffen ; volgens a. = ber Zerabr. gentlik mute iem a. zie aframmelen. berabrebet, berabrebetermaten ; dat is tegen afsmgten, h. = (een gas, een hoed) abf cb tneiten, de a. = bob ift tuiber bie Varebe ob. %erabr. abinerfen; een landlooper van 't erf a. = einen afspreken, h. = berabreben, ilbereinfomtnen; Strofcb bout Hof fcbmeif3ett ; (9liiffe) abWerfen ; iets met iem. a. = ettr. mit einem berabr. ; (einen bon ber TrePpe) binunterfcbmeif3en. afgesproken) = abgetnacbt ! afgesproken werk afsuauw, m. rattly, fcbroffe Mfertigung ; = eine abgefartete Coact e; we hebben 't samen iem. een a. geven = iem. a fs nauwe n. afgesproken = tnir Ijaben nub (babin) berab: afsnau wen, h. = einen abittnattben, anicfmau: rebet ; hij kwam op den afgesproken dag = sen, abfapben, abtrumpf en, (einem) iiberd 9taut er fain am feftgefet3ten rage; op de afgesproken fabren, (einen) iibermaufen. plaats komen = ficb einfteften. afsnellen, z.: op iem. of jets a. = auf einen afspringen, z.: van den muur a. = bon ber ob. ettn. aueiten, fa., 3urentten ; van een hoogte Mauer berunter(berab)fpringen; van 't paard a. = bon ether Obbe Lerabeiten ob. :rumen. a. = boat $ferbe (ab)fpringen ; de pijl sprong afsugden, h. = abfcbneiben; ism. den pas, op den knoop af = (prang born Stnopfe ab; den weg a. = einem ben 4303, ben Beg bets het vernis springt er af = ber airni& fpringt treten ob. bertegen, einem buborfommen; iem. (van ab ob. tart lot; op iem. a. = auf einen 311, ob. de gemeente) a. = einen (and ber Oemeinbe) lafpringen; 't huwelijk is afgesprongen = lit audftoten. xitifgdngig geinorbett, ift auritcfgegangen, Oat afsngding, v. = bad V.Ibfcbneiben. fidj 3erfcbtagen; onderhandelingen zijn afge- afsngdsel, o. = 9,1bfcbnitef, ScOnftel. sprongen = finb abgebrocbett. afspuiten. 41 afstralen. afspulten, h. = abfpriton. (tegen) elkaar af = fel3ett feljr gegeneinanber afstaan, h.: de kroon, zijn rechten a. = bie ab, Ijeben ficb find gegen einanber ab, contra, Shone, feine glecbte abtreten; ik sta u gaarne ftteren ftarf; dat huis steekt voordeelig bij die mijn stool af = id ilberlaffe ,i)nen gern mefnen huurkazernes af = tjebt ficb borteilbaft bon et01 ; koopwaar a. voor f ... = Bare fur ben Eiet&fafernen ab; hij steekt erg bij (tegen) f ... itberlaffen; de aardappelen staan al lang zijn omgoving af = er fticbt febr gegen !eine af = fteben fcbon Lange bom geuer , de boom (bon feitter) Umgebung ab; a., z.: (van den staat 5 Meter van 't huis af = ftebt 5 m born wal) ------ (born 2anbe) abfelon, abfteden. ,tau ab. afstekend = abfiecbenb, fontraftierenb. afstammeling = 91acbfomme, 9Thfiimmting. afsteker = Kbftecber, V.Ibitecter, Ilbbrenner, afstammen, z. = abftammen (bon) ; dit woord vgl. a fs token. afsteking, v. = Ilbftedjung, stamt van 't Latijn af = ftanunt born 2ateini- 91bftecfung, %bfeuerung, Vibbrennung. bn& 9.1b: fcben ab, ftatnutt nub (bon) betn 2. (bet); hij ftecben enz. vgl. a fsteke n. stamt af van het bekende geslacht der ... = afstekken, zie stekken. er ftamint au& bent befannten@efcblecbte ber ... afstel, o.: van uitstel komt a. = tua& man afstamming, v. = 9.1bitammung, Wbfunft, auffcbiebt, baraul tuirb nicbt& ; uitsel is goon t^erfunft. a. = aufgefcboben fit nit aufgeboben. afstampen, h. = abftampfen. afstelen, h. = ftebien; de vruchten van den afstand, m. = bie 9Ibtretung ; (van een recht) boom a. = bie ritcbte bout Zaume (tbeg)ftebten. bie iiberlaffung ; bie Beffion, bie entfernung, bie [afstellen, zie a fzetten, afschaffend Ziftan6; a. doen van de kroon = bie krone nieber= afstemmen, h. = bertberfen, abtebnen. teen ; a. doen van zijn rechten = auf feine alecbte afstemming, v. = 2ertverfung, 91blebnung. beraiditen ob. Zerecbt leiften; a. doen van (alle afstempelen, h. = abftempeln; een zegel Sett van) de wereld = (diem Glenuffe) ber a. = einen etetnInt faffieren; (een beeld af- Sett entfagen; op eenigen a. = in einiger drukken, dus ook van munten) abpragen. ritfernung ob. Ziftans, in einigem 9.tbitanb, de afstempeling, v. = Wbfiempelung, bal a. van de maan tot de aarde = bie entfernung albOragen, (als bewijs) ber Zermerf. ob. ber Wbftanb bed Wionbe& non ber %rbe; de a. I. afsterven, z.: een vriend is mb, afgestorven van een punt tot een rechte lijn = bie %itt, = lit mir abgeftorben; zijn afgestorven vriend = fernung eine& 43unfte& bon einer geraben 2inie; fein berftorbener reunb ; de vriendschap sterft iem. op een (eerbiedigen) a. houden = einen a. = erfattet; der wereld, der zonde a. = ber fern ob. fhb born 2elbe ob. in refpeftbotter (Or, eat, ber siinbe abffcrben. furcbt&botter)%ntfernung batten,in Refipeft batten; II. afsterven, o. = afsterving, 91. = ba& hij is erg op een a. = er ift febr pritctbattenb, 91biterben, bal Sterben. bait lid) fern, (uit de hoogte) ift febr bon oben afstevenen, z. = abfcbiffen, ablegetn; op Tots berab ; op eon a. lijkt 't wat = in ber aerne a. = auf etto to&fteuern. fiebe& nacb ettua4 aug; er ligt een heels a. afstijgen, z. = abfteien. tusschen 1600 en 1800 = e& liegt ein groter afstijging, v. = ba& .0erabfteigen, ber Kbftieg. 91aum 5tvijdon 1600 unb 1800... afstippen, h. = punetieren. afstanddoener = 8ebent, 1Thertrager. afstoffen, h. = abftauben, abMifcben, afstandmeter, m. ----= %ntfernung&%, Ziftanp, afstommelen, ,.: de trap a. = potternb bie 9thitanbdmeffer. Zrephe berunteritolpern. afstapelen, h. = abitapetn. afstompen, h. = abitum0en (eig. en fig.). afstappen, z.: stap er voorzichtig af = fteige afstomping, v. = 9.1bitumpfung. borficbtig (ber)ab; van de speelplaats a. = afstoomen, z. = abbarnOen, babonbampfen; boat Spielptat abicbreiten; ik krijg 't niet de rivier a. = ben atut binabbampfen. klaar, ik step er van af = id bringe e& nicbt afstoot I bank, v.; -boom, m. = Scbabe II banf ; fertig, id gebe e& auf ; van een onderwerp a. :Nunn. = einen ,q•egenftanb fabren tafTen, Metter untie= afstooten, h. = abitotett, een bal van den fprocben [alien, ba& Zbema fabren lafjen ; we band a. = einen 18att bon ber IBanbe abft. ob. zullen er maar van a. = brecben tbir babon abipielen; iem. van zich a. = einen aurilditoten, ab, taffen Mir bob (bleiben), Mir Motten 6 babel bon ficb ftoten; iem. a. = einen abft., priict, betvenben taffen ; op iem. a. = auf einen In, ftoten; gelijknamige polen stooten elkaar af = fcbreiten; in een hotel, bij tern. a. = in einem gteidmamige $ote ftofien lilt ab; huiden a. = Motet, bet einem abfteien; een weg a. (meten) ***ben, abffeifcben ; iem. de trap a. = einen = einen deg abfcbreiten. bie ZrePtte binunterftofen; zijn horens a. = afstaren, h.: een weg a. = einen QBeg mit lid) bie tOrner abitof3en, (fig.meestal) ablaufen; ftarrent huge ilberblicfen. zie ook afstuiten. afsteekbeitel, m. .-.-- Vlbftemm(m)eiter, bal afsto:tend = abitof3enb, 5ttritcfitotenb. %eifen, ba& atbitecfeifen, ber Kbitecfer. afstootijzer, o. = atbicbabeifen, eltabemeffer. afsteekpaal, m. = Wbftecfpfabt. afstoottng, v. = abftotung. afsteken, h. = abfteden; abfteden; (rein) afstormen, z.: de trap a. = bie ZrePPe abfteden; een stuk vee den strot a. = einem berunter(binunter)ftitrinen, sftiirsen ; op iem. Stild Zieb ben Gall abftecben, een varken a. = a. = auf einen to&ftitrnten. ein Sctmein abfteden; (eine Ilanone) abfeuern, afstorten, h. en z. = bin(ber)unterftiirmn, abbrennen; (ein geuertverf) abbrennen; een bin(ber)abftilrben. afstorting,v.= beratbfturs. speech a. = eine IRebe batten; een toast a. = afstraffen, h. = bitcbtigen, burcbpritgetn; einen Zoaft au&bringen; met een beitel a. = (met woorden) einen abfanaeln, abfaPitetn, abftemmen; een lijn, work, gebouw a. = clue abfiten. afstraflIng, v. = Biict)tigung 2c. 13inie, ein Elerf, oliebiittbe abfteden; iem. de afstorten, h. en z.: de zon straalt licht en loef a. = einem ben Rang ablaufen, (bij een warmte af = bie Sonne ftratjtt 2icbt unb ander) einen augtecben ; van zich a. = um ficb ear= au& ; 't licht, dat afstraalt van de zon = berumftetten ; zwart en wit steken erg bij bal bon . . . berabglanat ; de vreugde straalt afstraling. 42 aftrek. zijn gezicht af = bie greube feucbtet itrn au& abbieben, ablaffen ob. abitecben; afgetapt bier bun OeficV, ob. au& ben Riugen, berfltirt rein fifer bom gaffe. Oeficbt; de maan straalt haar Licht op 't meer aftapper = Kbaapfer. aftapping, v. = af = tut* feine reucbtenben Strabfen auf ba& Ribaapfung, Ribited)ung, vgl. aftappen. Veer berab. aftarnen, h. = abtrennen, latrennen. afstraling, v. = Rtbitrabrung ; (fig.) ber afteekenaar = atbaeicimer, Beldmer. Raglans. afteekenen, h.: eon bloom, eon vesting a. -,---- afstreven, z.: op zijn doel a. = feinem Siete abeicbnen; naar 't leven a. = nacb bent 2ebeit auftreben, auf fein Sid to4ftreben. aeicbnen ob. abbilben; iem. zijn weg a. = einem afstrijden, h.: iem. jets a. (betwisten) = feinen RBeg borpicbtien ob. beseicbnen; scherp af- einem ebb. au&ftreiten, abftreiten, abfeugnett, geteekende trekkers = fdytrf gegic4nete Bilge; beftreiten; (fM), einen) int nampfe abmiiben. een pas a. = einen Oaf; bifieren, de boom afstrijken, h. = (een meat) abftreicben; op teekent zich tegen den nachteltiken hemel af = iem. a. = auf einen to&fteuern; iem. de kleeren aeidmet ficb gegen ben 91acbtbiminel ab; haar a. = einem We St tether abftreifen ob. f)eruntev gedaante teekent zich af op den witten muur = ftreifen; (een lucifer) anginben, anftreicben ; ibre Oeftalt aeicbnet ficb an ber tveifien RBanb ab. (strijkgoed: edfcbe) abpliitten, abbiigeln. afteekening, v. = Rthaeicbttung, Rabitbung, afstrompelen, z. = Otunter4umpetn, =ital. Seicbnung; (van een akte, pas) ba4 Zifa, ba& porn. afstroomen,z.=berabitramen;af- en aanstr.= afteisteren, h. = abKagen, abfottern. ab, unb 5uftriimen; (wegspoelen) abftranten, aftelefoneeren, h. = telepbonifcb abbeftetten ob. abfagen. afstroopen, h. = abftreifen; een haas 't vel aftellen, h. = ablitiblen; (aftrekken) abaieben, a. = einem .Dafen ba& eft abaieben ob. ab: abAblen ; afgeteld geld = abgeadblte& Gelb; ftreifen, einen ,af en abbalgen; (einen Vtal) een bidsnoer a. = einen alofenfratt3 4erunter: abftreifen; 't land a. = ba& £anb berbeeren beten. ob. au&piiinbern. aftelversje, o. = ber Rtbslibibea afstudeeren, h. = au&ftubieren. afteren, h. en z. = abAren; (van verdriet) afstniten, z. = abOrarten; de kogel stuit op fud abbtirmen, fist abgranten. 't pantser af = Inarit (fOringt) bont 43ctimer aftiegen: (alleen in den verl. tijd) hij toog ab ; de laster stuit af op zip deugd bie af = er aog ab. Zerieumbung Pratt an feiner Zugenb mirfung&, aftikken, h. = abffoOfen. to& ab; alles stuit af op zijn besluiteloosheid = aftillen, h. = abbeben, berab(berunter)beben. die& fcbeitert an feiner Unfcbliiffigfeit. aftimmeren, h. = absimmern, precbtaim afstuitend, zie afstootend. mern. afstuiven, z.: 't zand stuift van de duinen aftippen, zie afpunten. af = ber eanb ftiebt bon ben Zilnen ab ; ze aftobben (zich), h. = (ficb) abmilben, (fist) vochten, dat de haren er afstoven = baf3 We abmiiben, (fict) abdfcbern, (ficb) abplagen; (in .,aare ftoben; op iem. a. = au feinen 3uffiegen, verdrietige gedachren) fist abbiirmen. to&ftiirmen ob. lo&ftiiren. aftneht, m. = Ribaug, Eliiicfpg; den a. blazen = afsturen, h.: van den wal a. = bum Ufer hum 9tb3. ob. blafen; denavijand den a. ab(tveg)fteuern; recht op 't vijandelijke schip afsnijden = bem 1einbe ben 9E14. abfcfmetben; a. = gerabe auf ba4 . . . fafteuern ; (afzen- vrijen a. toestaan = freien Kba. getudbren. den) abitticfen, abfenben, (verwijderen) fort, aftoehtsein, o. = fcbiden, (fig.) op lets a. = auf etm. bintenfen aftonnen, h. = (ein gabribaffer) abbafen. ob. logteuern. aftoomen, h. = abadunten, abrobirren. afstuwen, z.: af- en aanst. = ab, unb auivogen. aftooveren, h. = abatiubern, ab4qen. afsuffen zich, h. = ficb miibe benfen aftoppen, h. = (ab)thpfen, (ab)fapben. ebb.); een afgesuft grijsaard = ein fcbtbacb, aftornen, zie aftarnen. finniger Orei&. aftorsen, h. = 4erab(ljrunter)tragen. afsnkkelen, z.: de trap a. = We Zreppe aftouwen, h. = abgerben (eig. en fig.). 4erunter(forab)fCenbern, .trotten, ,fcbrottern ; aftrappen, h.: iem. de kamer a. = einen hij heeft heel wat afgesukkeld = er tat lange aum Simmer binau&treten; iem. de trap a. = gefranfeit. einen We Streppe binuntertreten zijn schoenen afsnllen, z. = berunter(ijrab)gleiten, =slit, a. = fist We Schulte abtreten; van zich a. = fcben, ,rutfcben. ficb mit gulitritten ivebren; de stootkant van aftakelen, h. = (een schip) abtafeln ; afge- een japon a. = We Stotfante eine& Stleibe& takeld (ontredderd) schip ramOonierte& abtreten. ecbiff; hij takelt af (fig.) = e4 gett abtbeirt& aftreden, z.: de minister zal a. = ibirb mit 14m; sedert zijn laatste ziekte is hij erg 3uriidtreten ; 't ministerie zal a. = ibirb ab= afgetakeld = ift er arg abgemagert; zijn laatste treten ; als lid van 't bestuur a. = al& R3or, ziekte heeft hem erg afgetakeld = bat ibn ftanb&mitglieb augcbeiben ; alle 3 jaren treedt arg mitgenommen. een derde deel af (van de kamer) = . . . aftakeling, v. = 9Thtarelung. fcbeibet ein Zrittel au& ; de aftredende direc- aftandig = aabnlo&. aftandseh paard = teur = ber augfcbeibenbe Zireftor, volgens lferb, ba4 We kennung bertoren lyzt. den rooster a. = naci) bem Zurnu& augcbeiben ; aftappen, h. = abaapfen, ablaffen, abftec1en, van 't tooneel a. = bon ber 8iitjne abtreten. abaieben; wijn uit een vat a. = 9ein au& 't aftreden = aftreding, v. = ber Mkt einem gaffe ab5a0fen ob. abft.; wijn in flesschen tritt (eine& Einifter4); ber tagang (eine& a. = auf Olafo4ett *ben ; wijn (uit 't eene vat 2ebrer&); We Ku&fcbeibung (eine& R3orftanb& u. d.), in 't andere) a. = edit ablaffen ob. abgeben; ber Ku&tritt. iem. blood a. = einem Cut abbapf en, einen aftrek, m. = Wbbitg ; Rtbfa0 ; na a. van alle our Tiber Taff en, eon vijver a. = einen Tact onkosten = nacb offer (bon affen) Rotten, aftrekken. 43 afvliegen. abbiiglicb after Rotten; veel, gereeden a. vinden meerv. in de bet. van „overblijfselen") albfiitte =guten Vlbf. ob. Wbgang finben, gute 9.1bnOtne ob. (bee 2eber0, bow ateifcbe, In ber St tidy); (af- Wittige Vlbneipter finben, rafc0 tvegge(e)n; ver- gevallen boomvruchten) ba4 aattobit. bazende a. -= reif3enber 9tbf. I. afvallen, z. = abfatten, eraft., 4erunter, aftrekken, h.= abbiefon; iem. van de bank fatten; de kalk valt van den muur, 't blad a. = einen bon bet 8anf (1)erunter)bieen ; (ein van den boom af = ber Ralf Rita bon ber gbetve)r) abfief3en, abfeuern; hij trok af ('t ge- Vatter, ba4 Blatt bout 8aume ab; (van) de weer nl.) = er briirtte Coe; zijn handen van iem. trap a. = bie (bon ber) t reppe t)erunter, a.=feinettanb bon einem abb.,abtun ob.abwenben; (tjinunter)fatten ; van een partij, 't geloof a. = iems. hart van iets a. = jeta. tterb bon ettv. ab= bon einen $artei, bout itauben abf., abtriinnig tvenben; iems. aandacht van iets a. = jettt. 9.tuf, tverben ; nu vallen ze mij af = jest fallen fie merffamfeit bon ettn. ablenfen ; iem. van zijn mid) int Stilt tverben fie mir untreu (abftiftig); plan, zijn plicht a. = einen bon feinem fors valt er voor mij niets af? = Mat kbabzi) fiir Oben, feiner $jlittt abb. ob. abbringen ; iem. de mid) nidit4 ab ? hij valt met den dag af = kleeren van 't lijf a. = einem bie St tether bout er MO mit jebem Zage fcbtviic4er ob. magerer, ,Veibe reiten ob. berren; iem. 't masker a. = einem er nimmt mit jebem Zag ab ; afgevallen = bie InaRe abb. ; een deel van 't loon a. = abgentagert, (abgefatten); dat valt mij af, zie einen Zeit bom 20ne abb. ob. in %twig bringen; tegenvallen; afgevallen booinvruch ten = hij trekt 't van mijn loon af = er biel)t 0 bct& aatLobrt. mir am 2o4ne ab ; 4 van 8 a. = bier bon (4t II. afvallen, o. = atbfatten. abb. ob. fubtrat)ieren ; een dier 't vel a. = einem afvallig = (van 't geloof, de partij e. d.) Mere bct ad( abb. (zie ook: afs tro o p en); abtriinnig ; (van) iem. a. worden = einem prentjes a. (dekalkeeren) = Silber abb. ; mitten, abflittig Werben. afvallige = ber, kruiden a. = Strauter abfocen ; a., z. = ab,, bie Kbtriinnige, ein Kbtriinniger; Julianus tvegbiOett ; ze trokken den Rijn af = fie futyrett de A. = Zulianu4 %poftata. ben 911)ein ittab, (tangs den Rijn) fie Bogen afvalligheid, v. = ber Vlbfati, Vatriittnig- ben 914ein tyinab; 't onweer trekt af = ba4 feit. &Witter berbiet fit); [zich laten a. = flit p4o, afvalwater, o. = Vibtraffer. tograOieren taffen]; zie ook: afgetrokk en. afvangen, h. = einem eat). ab: ob. wegfangen; aftrekker, m. = (een persoon, een spier) iem. een vlieg a. = einem eine atiege meg. Vibbiet)er; (in de rekenk.) Subtraionb. fangen, einen iiberbieten, 0 einem bubortun, aftrekking, v. = ba4 Ijieten, ber V./km ; een hert a. = einen ,Oiric0 abfangett. (in de rekenk.) Subtraftion. afvaren, z. = abfairren, de rivier a. = ben aftreksel, o. = ber Vtufgut; ber 9.110bug; zie atut l)inabfaitren. ook afkooksel. afveehten, h.: we zullen 't a. = wit tvotten aftrekseldiertjes, zie afgietsel .... 0 au&ftimpfen; zieh a. = fic miibe fiintOfen ; aftrektal, o. = ber Wlinuenb. (van kwajongens) fic4 abbalgen. aftrenren zich, h. = filt abartimen, $ ab: af vegen, h. = a bwifften ; abfegett; zijn handen Carmen. a. = fic0 bie Vinbe abw. ob. abtrocfnen ; zijn aftrippelen, z. = 1 erab(ferunter)trippeln; tranen a. = fitt bie Zriinen atm. ; iems. t)inab(lyinunter)trit343eln. tranen a. = jett14. Z riinen trocfnett; hij kan aftroeven, h. = abtrumpfen (eig. en fig.); zijn mond a. (d.w.z. hij krijgt niets) = ba (fig. ook) abfallpen. faun er fid) ba& Raul abroiftten. aftroggelen, h. = (einem ettv.) abliften, all afvellen, zie ontvellen. ludgen, abfni313fen, abfobwinbeln, abfdpneid)eln. afvergen, h. = abforbern, abberlangen; je vergt aftrommelen, h. = (einen R3efelil) au4trout, me te veel af = bit forberft ob. berlangft au biet man; (ein Olurifftitof auf bem klabier) erunter, bon mir. ftimpern ob. strommetn; (einen 0/arid)) abtrom, af vertellen, h. = au&erbiiVen ; heel wat a. = mein; een parade a. = eine larabe mit rectt bid erbiiblen. Zrommelfd)lag abbefe4ten. af verven, h. = abfiirben. aftrompetten, h. = aukroutPeten. afvezelen, z. = fitt abfafern. aftroonen, h. = (einem ettv.) abf4tnei*In; afvijlen, h. = abfeilen ; (fig.) augeiten, iem. de klanten a. = einem bie kunben abfil4, polieren. ren ob. ablvenbig madyn ; iem. van zijn werk afvijIsel, o. = aeitid#, ber aeititaub, eft a. = einen bon feiner alrbeit ab, ob. Wegtoden. fpane (fit.). aftrosien, h. = abbeeren, rebeln. afvallen, h. = (bie Oaut) abbieben; (ein tier) aftudgen, h. = (ein Sd)iff) abtafeln; (ein $ferb) ablitiuten, abbielyn, abbeden, abfcWnben, ab- abidArren. balgen. af wilder, zie vilder. aftnimelen, z. = t)erabOerunter)purbetn, af vissehen, h. : een vijver a. (leegvisschen) = .tautneln. einen Zeic4 abfildon ob. att4ftfdien, een gracht a. [aftninen, h. = abbtiunen.] (om iets terug te vinden) = iiberatt itn tanat aftnren, h.: een laan a. = eine 1ULee fiber, (nad) einem Oegenftanbe) fifcben ; ('t beste) ab- blicfen. fifd)en. afvaardigen, h. = (8ertreter) aborbnen ; I. afvlakken (vlak maken), h. = eb(e)nen, (Ooten) ablAiden, abgelyn laffen, abfenben, abplatten, abtaiitten. entfenben; zie ook afgevaardigde. II. afvlakken, zie wegvlakken uit- afvaar :iger = 91borbner. vlakken. afvaardiging, v. = Vlborbnung; UtbfrOidung, afvleezen, h. = (huiden) abfLeifrOen. vgl. afvaardigen. afvleien, h. = (einem ettv.) abfcfpneidoln, ab, afvaart, v. = 9.1bfat)rt; plaats, sein, tijd van fajotieren, abfofen; (ettv. bon einem) erfdue4eln. a. = ber abfa4rOplaS, ba& :ripe, bie ,beit. afvlekken, h. = abfarben, abfd)muSen. afvagen, h. = abwildon. afvlieden, z. = ffief)en bon. afval, m. = (in alle bet.) Vtbfatt; (dikwijls afvliegen, z. = abffiegett, tvegfliegen ob. fort, afvlleten. 44 afwerpen. fiiegen bon, 4erab(4erunter)ftiegen ; zijn hoed afwachtende houding, politiek = eine ablvar, vloog hem van 't hoofd af = flog ibm bom tenbe .traltung (Steffung), q3olitif; uw antwoord St opfe ab ; de postduif vloog at = bie Orieftaube afwachtend = in %rivartung ,Mrer (gef.) flog ab; op iem. (iets) a. = auf einen (etly.) Knttuort, wij wachten zijn antwoord af = auftiegen ob. bueilen ; op den vijand a. = ficb auf Mir finb feiner VIntlyort gemiirtig. ben geinb fttirben; de trap a. = bie Zretrin afwaehting, v. = erinartung; in a. = big auf ber(W)unterffiegen ob. ,ellen; vechten, dat de meitereg ; in a. (van) = in %rivartung (Gen.). lappen er a. = ficb fcblagen (ficb taufen), bat afwaggelen, z. = berab(berunterproacfeln; ble Stade fliegen, bat eg geben gibt; af- en (als ganzen) ,tvatfcbeln. aanvl. = ab- unb buftiegen. afwalken, h. = abrvalfen. afvlieten, z., afvloelen, z. = erabflietett. afwallen, h. = umtvafien, (mit einem Vat? afvloeiing, v. = ber ai6fiuf3. einfcblief3en. afvloeipijp, v. = 9.1bffuf3rObre, bag Vaflutrobr. afwandelen, h. = ab,, ivegfpabferen; heel afvlotten, h. = (,Dotb) abffiten ; a., z.: veel wat a. = mane en Slaabiergang macben; links, hout vlot den Rijn af = lvirb ben Mein bin, rechts a. = (beim SPabieren) nab linfg, recbtg abgeffiitt. abbiegen ; op- en a. = ant:: unb abipabieren ; afvluehten, z. = ftieben bon; den heuvel (een heuvel) bin(ber)ablOabieren. a. = ben (bom) Vivi binabffieben. afwapperen, h. = (berab)lveben, ,fiattern. afvoe(de)ren, h. = abfiittern. afwasschen, h. = ablvalcben (in alle bet.); afvoer, m. = (van hout, goederen) bie nfubr, ik wasch er mijn handen van af = id) Mai* bie Zerfenbung; (van water) ber Vlbffut, bie meine if?iinbe in linfcbutb. %bftibrung. afwassehing, v. = Kblvafcbung, bag alb, afvoerbank (trekbank), v. = ber 9thfilbrtifcb. Ma f den. afvoerbuts, v. = (anat.) ber Wbfiibrungggang, afwateren, z. = ficb entlytiffern ; de polder ber ,meg ; (machine) bag Kbflutrobr ; (water- watert af op de rivier = ber $otber entiviiffert loop) Vibfaliabre. fit in ben aft* bag $olbertvaffer tvirb in ben I. afvoeren, h. = abfiibren, Megfilbren ; atilt abgefilt)rt. (water, gal) ab. ; zand in kruiwagens af= afwatering, v. = entiviifferung. en nanvoeren = Sanb in Gcbiebfarren ale afwateringsllbuis, v.; -kanaal, o. = Gent- unb anfabren; dat voert ons te ver van ons tvlifferunggirriibre (Ibfaffriibre); ber sfanal. onderwerp af = bag filbrt ung bu theft bon afweeken, h. en z. = abtveicben, lametcbett. unferm l5egenftanb ab ; van de lijst a. = bon afweer, m. = bie Kblyebr. ber Wte ftreidjen. afweg, zie z ij we g. II. afvoeren, zie afvoederen. afweren, h. = (waren) ablviegen ; zijn woor- af voerend = abfilbrenb. afvoergeui, v. = den a. = feine eorte ably., ablviigen, ob. ab, albflutrinne. afvoerkanaal, o. = (anat.) meffen ; iems. waarde naar zijn geld a. = ber 9thfitbrungggang, ber Rbfiibrunggiveg; fent?, Bert tract feinem Oelbe ably., ablyligen (machine) ber Vlbflutgraben, bie 91bffutabre, ob. abmeffen. bie 9Ibffutrinne. afvoerpljp, v. = Vibflufp afweger = Vlbrvieger. riibre. afweiden, h. = abmeiben, abgrafen; de herder afvorderen, h. = abforbern, abberlangen. weidt een veld af = biltet ein jetb ab. afvragen h. = (einem etty.) abfragen; iem. afwenden, h. = abb)enben (in aile bet.). een verklaring a. = eine erfiiirung bon einem afwending, v. = 9,Ibmenbung, bag Vlblvenben. forbern ob. berfangen; iem. een geheim a. = afweuken, h. = (einem) abtvinfen. einem ein Oebeimnig augfragen ob. ablocren, einen afwennen, h. = (einem, ficb et/v.) abgetviibnen ; augbolen; ik vraag me zelf dikwijls af, of = (einen, rt,4 bon env.) entiviibnen; (id) babe min, oft frage icb mid), ob . ..; zoo vraagt men den ibin bag Spielen, 21flaeln, Stottern 2C. ale boer de kunst af = fo tomtit man babinter; gelabnt, icb babe mid) bon gefftigen gbetrtinfen, iem. rekenschap a. = einen bur fflecbenicbaft beg inaucbeng entiviAnt); ik was 't lachen atOen. afgewend = fob batte bag 2acben berlernt. afvreten, h. = abfreffen, lvegfreffen. afwenning, v. = Wbgerviibnung. afvriezen, z. = abfrieren. afweutelen, h. = abtviiibett (eig. en fig.); [de afvuren, h. = abfeuern, abfcbieten. afgewentelde eeuwen = bie berfloffenen .abr., afvuring, v. = bag albfeuern. bunberte.) afwenteling, v. = Kblviilbung. afwaaien, z. = abtyeben, berabiveben; de afweren, h. = abroebren; een stoot a. = pannen waaiden van 't dak af = bie Biege1 (pareeren) = pareeren, abtvenben; den vijand lvebten bom Zane (berab); mijn hoed is afge- a. = ablvebren, abfcbiagen, buriicffcblagen. waaid = her einb bat mir ben ,ut Menge= afwering, v. = 9.1blvebr, bag Vlblyebren. inebt, mitgenommen, ob. born nopfe geriffen ; de afwerken, h. = abarbeiten; (een schuld) wind waait van 't land af = Mebt born £anbe a6. abarb. ; zijn taak a. = feine 9.Iufgabe bofienben afwaarts = abrviirtg ; een afwaartsche be- ob. fertig macben ; meubelen, ,een schets a. = weging = eine alto. gebenbe, ob. gericbtete Elliibei, eine Sfibbe augarbeiten ; iets netjes a. = Oemegung. ettv. nett augfilbren; een paard, werkman a. = afwachten, h. = abtvarten ; we zullen hier abarbeiten, abractern; (ein ecbiff born Stranbe) 't onweer a. = Mir tvotien bier bag %emitter abarb., abbringen; zich a. = fict) abarb. abtv. ; ik kan mijn tijd a. = icb fann (meine afwerking, v. = Vibarbeitung, Zofienbung; Beit) abm., id) fann (ab)marten ; een bezoek nette a. = nette Kugfilbrung. a. = einen Zefucb ertvarten; laat hem komen, afwerpen, h. = abtverfen ; berab(binab)irerfen; ik zal hem a. = fat On fommen, id) lverbe On den mantel, 't juk, een last, de ketenen, er: ob. abtyarten; dat behoef ik niet van hem 't masker, appels (van den boom), voordeel af te waehten = bag bran* icb mit nicbt bon a. = ben thiantet, bag,. 1,1;b, eine 8iirbe, bie ibm gefatien ob. bieten au laffen ; zoo iets wacht aeffeln, bie Tftagfe, 9.143f el, torteit ably.; de ik niet (meer) af = bag berbitte icb nth; een verantwoordelijkheid van zich a. = bie Zerant= afweten. 45 afzengen. thortlicbfeit ablebnen ob. buritcfibeifen; een book tbecbreln ab; 't groen der dennen wordt afge- van zich a. = bon rtcb tverfen ; iem. (van) de wisseld door 't bruin der beuken = ba4 trap a. = einen bie ZreOhe binunter(bittab). Braun ber Qiucben tuecbreft mit bem erittt ber Merfen ; 't paard heeft zijn ruiter afgeworpen = Tannen ab. ben Reiter abgetborfen ob. abgereV; zich van afwisselend = abtnecbretnb (ook van 't rijm, een rots a. = rid) bon einem aelfen (binab=, de koorts); a. weer = beriinberticb0 ob. (ab): binunter)rtilraen. tbecbretnbe4 Better; a. landschap = abtrecbre= afweten: iem. iets laten a. = einem abfagen fung4borte 2anbfcbaft; a. met linden en beuken fallen. heplant = abm. ob. Mecbrettneire mit 2inben uttb afwetten, h. = abtve4en, abrcbleifen. 93udjen befett (bettftanAt). afweven, h. = abtveben ; zijn taak a. (fig.) = afwisseling, v. = 9Ibtbecbf(e)fung; de a. der feine 91ufgabe bonenben. jaargetijden = ber Secbrel ber abre4beiten; [afwezen, zie afzijn]. a. in iets brengen = albh). in (Akk.) brengen; [afwezend], afwezig = abtberenb (ook fig.); dat landschap treft doer de rijke a. van kleu- (rechtst.: „vermist") berfcbotten ; de afwezigen ren = burdj bie reidje 9ibbo. ob. Vannigfattig= hebben ongelijk = We Kbiroefenben befommen felt ber garben; ter (voor de) a. = our Wbtu.; unrecbt. bij a. = abibecbferungttbeire, tbecbreihnife, ab- afwezigheid, v. = Mirefenbeit; Zerfcbonens tbecbrelnb; een leven vol a. = tnecbrelborL0 beib, vgl. afwezig; a. (bij 't appel) = ba& £eben. iiebten; door zijn a. schitteren = burg feine afwetten, h. = abtiincben; (intr.) abineften. 9tbm. glansen. afwoekeren, h. = (einem ettb.) abhmtcbern ; afwieden, h. = abjiiten. eenige oogenblikken van zijn tijd a. = einige afwljken, z. = (bout Sege, bom eilebraucbe, Wugenblicfe bon reiner Belt abmiltigen. in ber Titeinung boneinanber) abtreicben ; (bout afwoelen, h. = abluitbien. recbten Sege, bon ber Sabrbeit) abtn., abgeben ; afworgen, h. = abluilrgen ; iem. de keel a. ..-- bie aftagnetnabel, ein Stern twit* ab; (Stuaeln, einen abm., einem bie Stet* ably. 43feffe) meicben ob. fcbtbeffen art. afwiiken.d afworstelen, h. = abringen. = abtbeicbenb. afwrijven, h. = abreiben. afwijking, v. = Vibtreicbung; a. van den afwrijving, v. = 9Threibung. ruggegraat = Zerbiegung be8 Elliicfgrat&; (van afwringen, h. = abringen (eig. en fig ), ab: 't licht) %bib., %Wrung, aberration; a. van bretjen. 't onderwerp = Kbrcbtveirung bom %beim. afwroeten, h. = ab-, tregtviiblen, ab-, Meg- afwijkingsl eirkel, m.; -kaart, v.; -kom- fcbarren. pas, o.; -tabel, v. = K6treicbung&lifte0; afworgen, zie afworgen. =farte; bet =rompat, ;tafet. afzadelen, h. = abfattein. afwijzen, h. = abmeifett, auriicftveifen ; (telfe, afzagen, h. = abragen; zie ook af g e zaagd. bi3fticb) ablebnen ; iem. aan de deur, op een afzakken, z. = (ber)abrutfcben (im 8ett a. Z.); examen a. = einen an ber Zilr, itn examen kousen, die a. = Striinthre, bie ti era b Ong en ; abm. ; een verzoek a. = eine 8itte abt. ob. zich aan een touw laten a. = lid) an einem abfcbtagen; een aanbod a. = ein 9Inerbieten Sal berunterraffen ; een rivier a. = einen aftti; augfcbtagen ob. abt. ; een voorstel a. = einen binab(berab)fabren ob. .fommen; 't water van alorfcbtag abt. ob. 3uritcfm.; een geschenk, dienst deze rivier zakt naar zee af = ftidt bem a. = ein Oefcbenf, einen Zienit abt., suritcfm., 97leere 3u, nacb bem Deere binab ; op den stroom augcbtagen; dank a. = Zan! at.; (voorlge- a. = auf bem Strome abtreiben, (in schippers- recht) een eisch a. = einen mit feiner stage taal ook) abfacfen; de menigte zakte af = abm.; iem. een eisch toe- of a. = einem eine trortte ab, bertief ficb; zijn vrienden zakten aorberung 3tt= ob. aberfennen. een voor een af = marten rub ether nacb bent afwijzend antwoord = abfcbliigige Kntivort; anbern babon, britcften ficb ether nact bem anbern. men heeft a. op zijn verzoek beschikt = er afzakkertje, o. = Otiigcben, bet ZroOfen. ift mit (einer Witte abgetuieren tborben. afzanden, h. = (ben Sanb) abgraben, abfanben. afwijzing, v. = atbireirung, Kbtebnung, afzanderij, v. = Sanbgrube. Buritcfmeifung, vgl. a f w ij z e n. afzeemen, h. = (mit einem tbarcblebernen afwikkelen, h. = abtvicfetn (eig. en fig.). 2appen) abibarcben. afwikkeling, v. = Nbinicr(e)iung. afzeepen, h. = abreifen. afwillen, h. = abtvorten. afzegelen, h. = abftempeln, berriegetn. afwimpelen, h. = abfaaett (burcb alittitecfen afzeggen, h.: hij heeft laten a. = er bat einer alagge ob. aabne) ; (fig.) abtvinfen. abragen fallen, bat m entfcbutbigen raffen; afwinden, h. = (garen, ook last met een een order a. = eine erbre Miberrufen ob. abbe- windas) = abminben; (van een haspel, klos), ftetten ; iem, laten a. = einem abf. taffeu. abbarhetn, abtbideln. afwinder = %1Mbinber. afzegging, v. = %Kane, albbertertung, konter= afwinnen, h. = absethinnen, 't iem. in vlug- orbre, ber Siberruf. heid a. = einem an @etuanbtbeit iiberlegen rein; afzellen, z. = abfegeln; op de haven a. = 't iem. met schaatserijden a. = 0 einem bem .f)afen Buregetn; op een schip a. = auf beint (int) Scbtittfcbublaufen abgetvinnett. ein Scbiff Aufegeht ; de rivier a. = ben afut afwippen, z. = berab(berunter)bilpfen ; a., binabregetn. h. = berab(berunter)tverfen. afzendeu, h. = abrenben, abfcbicfen, abgeben afwissehen, h. = (5Ertinen, ateden, ben Zifcb) taffen (an); (goederen ook) fpebieren, ik heb abtbircben ; isms. tranen a. = jemg. Xranen er iem. op afgezonden = id) babe einen bin= trocfnen; (fig.) abm., tilgen, au&tilgen. gefcbicft; zie ook afsturen. afwisselen, h. = ablnecbreln, elkaar a. = afzender = Kbrenber; (bij de expeditie) 18er= utiteinanber abm.; elkaar bij 't voorlezen a. = fenber. tin lorfefen utiteinanber ably. ; zang en dans afzending, v. = btbfenbung, ber alerfanb. wisselen elkander a. = eerang unb Zan afzengen, h. = abfengen. afzet. 46 agitatie. afzet, m. = Ofbfat, Zebit. afzetbaar = ab. afzonderen, h. = abfonbern; (sorteeren) !War. aftetbaarheld, v. = Vlbfel3barfeit. fonbern; Oa gefunbe RHO bon bent franfen) afzetligebied, o., -markt, v. = bat) 91bs abf. ; een deel van een kamer door een gordijn faMgefiet, ball .felb. a. = burg einen Zorbang abtrennen, ob. abr.; afzetsel, o. = Me ecbeibetvanb, ber Zerfcbfag, (geld) 8uritcflegen; zich a. = flit abf. ; zich Me 916113errung; (loot) ber Wbfenfer; (even- (van :de wereld) a. = fit nbf. ob. rtcb prild: beeld) bag 91bbilb. geben vie ook afgezonderd. aftetten, h. = ablet3en ; den hoed, den bril, afzondering, v. = albionberung ; (verlaten- 't geweer, een ketel van 't vuur, een ambte- heid) Zereinfamung ; in a. leven = in ber Vlbf., naar a. = ben tut, bie Orifte, bag Igetvebr, Wbgefcbiebenbeit, Buriicfgeogenbeit, abge. einen St effef bom aeuer, einen Oeamten abf. ; fonbert 2c. leven. (een arm) amputieren, abnefmten; iem. afzonderlijk: een a. tafeltje = ein abge. ergens a. = einen 1130 abf., au4fteigen faffett ; fonberte4 'it ifcbcben ; daar hebben we geen a. iem. a. (te kort doen) = Oreffen, iiberborteifen, woord voor = rein befonberd, eigend Sort; befcbtvinbeftt, („snijden") fcbneiben ; iem. iets a.= a. onderhoud, verdrag = Me $ribatilunter, einen um ettv. Oreffen ; een kleed met kant, rebung, bag .ablommen ; a .. e ingang, a. ver- met hermelijn a. = ern St feib mit SOitien drag, a .. e uitgave = ber Separatileingang, befet.en ob. borbieren, mit tSermefin berbriimen; ber sbertrag, bie .au4gabe ; elk a. = einaeln ; hij kwam op ons a. = er fam auf ung gt, a. te koop = einbeln faufficb. fteuerte auf utt4 log; een lijn op een andere afzoomen, h. = abfiiunten ; ben Saum fertig a. = eine 2inie auf einer anbern abtragen; macben. een sehip van den wal a. = ern ecbiff bom afzouten, h. = abfpeifen. Wet abftoten ; de rivier zet sub af = fet;t afzuigen, h. = abfaugen. Scbfamm ab: de straat met politie a. = afzweepen, h. = abpettfcben. Ooff8eiffcb abitierren, de heele straat werd met afzwemmen, h. = abfcbtvintmen ; de rivier militairen afgezet = in ber ganaen Strate tvurbe a. = ben club binabfcbtvimmen ; 500 M. a. = SPaffer gebifbet ; een terrein met een schutting LOO m fcbtvimmenb aurilcfregen, 500 m fcbtvim. a. = ein erunbitiicf abicblieten, utnaliunen ob. men. (met palen) utni3flibfen: de stoelen van den afzwendelen, h. = (einem ettu.) abfcbtvinbefn. muur a. = abfieffen, abr.; een gedachte van I. afzweren, h. = (f einen ( fauben, feine zich a. = fhb einen sgebanfen au4 bent Rafe arrtilmer, ball trinfen) abfcbtv5ren; zijn begin- fcblagen; alle zorgen van zich a. = ficb alle selen a. = feine Orunbflitse berfeugnen, eiblicb Sorgen au4 bem Sinne fcblagen, (waren) tviberrufett ; den vorst a. = hem aiirften ben abf., berfaufen. %thfcbtrur fitnbigen. afzetter = $reffer, Zetritger, Scbtoinbrer, II. afzweren, z. = abicbtvOren ; mijn nagel baf4abicfmeiber. afzetterij, v. = 43refferei, is afgezworen = ber Raga ift mfr abgefcbtvoren. Zetrilgerei, Scbtvinbelei, Oaf4abfcbneiberef, afzwering, v. = 9Thfcbtviirung ; Zerfeugnung ; Scbinberei, ber Scbtvinbef. niinbigung beg %thfcbtvur4; vgl. afzweren. afzettertje, zie a fzakkertje. afzwerven, z. = abirren, abfcbtveifen. afzetting, v.. Ribfe#ung enz., zie afz e tten. afzweren, z. = berabicbtvebett, fcbtveben bon. afzeulen, h. = tvegfcbleppen ; berab(berunter)s afzwoegen, h. = (fidj) abarbeiten, (fit fcble0Ven. abmilben, (ficb) abnutifen; iets a. = ettu. afziehtelijk = Willi& garftig, frbeufilicb, milbfam au tnbe bringen ob. fertig fteffen. abfcbeuticb, gratficb, b3ibermiirtig. afziehte- agaat, o. = her Kcbat. Upheld, v. = Vitlicbfeft, 03arftigfett 2c. agaataehtig = acbatartig. afzien, h.: van zijn werk a. = bon feiner agaatHhoorn, m., -kleur, v. ; -slak, v. = alrbeit auf. ob. tvegfeben, ben slid (Me 9lugen) bie afcbatilmufd)ef; .farbe ; :fcbnecfe. abtrennen bon; ik zie van de reis af = gebe agaat ll slijper ; -Steen, m. = 91cbat II fcbleffer ; bfe Elleife auf; van zijn aandeel a. = auf feinen :fief el. 9.1nteif ber8fcbten ob. a3erafcbt fefften ; van verdere agapanthus, m. = Me 2febdbfutne. pogingen a. = bon tveitern R3eritubett Kbrtanb agaten = acbaten ; 9.1cbat ..; a. broche = Kotat. nebmen ob. abfteben ; van 't woord a. = auf bag brofcbe. Bort beriicbten; ik heb er 't mooi afgezien = agatizeeren, h. = acbatifieren. e4 bat filr mitt feinen Rei8 ntebr ; iem. een Agatha = Kgatba, 11gatbe. kunstgreep a. = einem einen nunitgriff abs agave, v. = afgabe. feben ob. abgtufen ; een museum in een oogwenk ageeren (handelen, te werk gaan), h. = a. = im fRu beficbtfgen, erfebigen ; (een weg) agieren. abfeben, ilberfeben, iiberbficfen ; we zullen't eerst agenda (taak, dagboek), v. = 9fgenba, Stage- maar eens a. = borldufig tvoffen Mir abtvarten ; orbnung ; op de a. staan = auf ber Z. fteben. in een diepte a., zie neerzien; zie ook agent = Agent; a. van politie = $olibeibiener, afgezien. .agent, $oft8ift, Scbulmtann ; stills a. = Softwl. afzienbaar = abfebbar, itherfeljbar. agentsehap, o., agentuur, v. = Me afztjgen, h. = (afilffigfeiten) abfeiben ; a., z. = 91gentur. (neerdalen) berabfinfen, ficb berabfenfen ; agglomeratie(samenhooping,-balling), v. = (afglijden) obttmeicbtig (ber)abgfeften (bon). Agglomeration. of n, o. = bie 9Ibtvefenbeit. agglomereeren, h. = agglomerieren. afisijpelen, zie a f s ij p el e n. aggregatietoestand (vaste, vloeibare of afzingen, h. = au4fingen, 8u tnbe fingen ; gasvormige toestand van de lichamen), m. = zieh a. = ficb abfingen. VIggregatsuftanb. afzinken, z. = binab(berab)finfen. agio, o. = 9.1gio, alufgelb. afzdtten, z. = abfteigen, abfiten. agtotage (beursspel), v. = VIgiotage. allzoeken, h. = abfucben. agioteur (beursspekulant) = 9.1gtoteur. afzoenen, zie afkussen. agitatie, v. = Vtgitation, %ufregung. agitator. 47 al. agitator 91gitator. a. laten loopen = ben fieben Gott einen guten agiteeren, h. = agftieren, auf regen. Bann fein laffen. Aglaja (een van de 3 gratien, naam van akkerlibonw, m.; -bonwgereedschap, o.; modebladen), v. = 91glaja. distel, v = Merl Emu; obaugerat ; =biftei. agnaat (bloedverwant van vaders z(jde) = akkeren, h. = acfern. ?gnat. akker ilgereedschap, o.; -klaver, v.; -kits, Agnes = Kgneg. v. = 91cferligerlit ; ber .fiette. agonie (doodstrijd), v. = Kgonie. akkerlikool, v.; o.; -leenwerik, Agra,rier (landjonkerpartij in Duitschland) m. ber 9Iderlifobt ; =lattb ; = 91grarier. agrarisch (landbouw ak- bie =ter*. ker...) = a grarifcb. Vigrar akkermaalshout, o. = Unterbolg, Scbtag. agressief (aanvallend) = angreifenb. bola. Agrippina = Vigribbina. akkerliman, m.; -veld, o. ; -voor, v. = agronoom (landbouwkundige) = Kgronom. 9.1crer II mann ; :feib ; sfurcbe. agurk, zie augurk. akkerlivrucht, v.; -werk, o.; -wet, v.; ah! = ab ! aha! = aba! acb fo ! winde, v. = VIcferilfrucbt ; bie ,arbeit ; bag ahorn, m. = Morn. ahornachtig = aborn: sgetet (bag 91grargefet); ,tvinbe. artfg. ahornen = abornen, Kborn akkoord, o. = (muz.) ber alfforb ; (over- a. w. (als het ware) = gleicbtant. eenkomst, verdrag) ber Zergleicb, ber Zertrag, I. ai (luiaard), m. = bag bag WI, bag ber (bij faillissement) ber 8itiang&bergietd) ; gauftier. een a. makes, aangaan, voorstellen = einen II. al! = au! ab! ei! Zergi. treffen, eingeben, boricbtagen (in Zorfcbtag aide de camp (generaal-adjudant) = aide bringen); tot een a. toetreden = einem Zerot. de camp. beitreten, fidj einem Zergf. anfcbtief3en; ('t is) air (voorkomen, uiterlijk), o. Kir; zich airs a. = ftimmt; a. ! = abgemacbt ! a. bevinden = geven = ficb ein 9.1ir geben, bornebmtun, rub ricbtig beffnben ; ik ga met u a. = icb gee auffbiefen ; hij neemt 't a. van een artiest aan fonform mit ZOnen, bin mit bnett einber= = er fbielt ficb auf ben Krtiftett binaug, er ftanben ob. einig, abre illecbnung ftimmt. fbiett ficb afg ein airtift auf, zie ook g e w i ch t; akkoordbevinding, v. = ber Micbtigbefunb. nij nam 't a. aan, (alsof = er gab ficb ben akolei, zie akelei. Scbein, afgob akoniet (monnikskap), v. = bag 9Ifonit, ber ajakkes! ajasses! = Bab ! gut ! bfui feufel ! gitenbut. ajer blanda (Mal. mineraalwater), o. = aks, v. = Vigt. Vineratinaffer. akte, v. = (oorkonde) affte, Urfunbe ; (bedrijf ) a jour (doorschijnend, opengewerkt) jour. ber alft ; een a. opmaken, passeeren = eine atfte ajnin, m. = bie Btniebet. auffeten, augitenen ; authentieke a. = autbens ajninachtig = gtviebetartig, gtnieberig. tifcbe %fte; notarieele a. = notarierfe 9Ifte, bag ajnin II bed, o.; m.; -bonw, m. = 8tnie= 9lotariatginftrument ; bij notaridele a. = mitten; bet 11 beet; -firer (of alleen bie 3tniebet) ; bau. notarietter 9.1fte; onderhandsche a. = ber $ribat, ajninillucht, v.; -salade, v.; -sans, = fontraft; a. van overdracht = ber iibertragungg= ber 8tniebeillgerucb ; ber .fatat; (=fauce). fcbein; a. van vennootschap = ber getenrcbaftg= ajnin smaak, m.; -soep, v.; -teelt, v. = bertrag; a. van verkoop = Zerfaufgurfunbe ; 8 tuiebet II gefcbmacf ; ,fubbe ; =gucbt. a. van onderwijzer, van bekwaamheid = bag ajuinvormig = gtviebelfartrig. 2ebrer=, glibigrett4bilatom. ; a. van beschuldiging akademie, zie academie. = 9inflageafte, (4cbrift). akant(us) (bereklauw, een plant), v. = ber al = aa(er, ,e, =es) ; (,,reeds") fcbon; al zijn geld, Wfantbug, ber Stacbelbiirenflau, ber fflartfcb. al de wijn = an fein gab, oiler Sein ; wat hij al akantusbiad (aan 't Corinthische kapiteel), niet weet! = Wag ber nicbt arta tneif3 zeg me o. = 91fantbugbiatt. eons, wie daar al(zoo) zitten = tner ba aria fiat; akellegje, o. = ein (fcbiineg) Stilcfcben 91rbeit, met hun alien, (met z'n alien) inggef amt, cite eine f(bi3ne Oefcberuug. gutammen; alien zonder onderscheid = ale= akelei, akelei, v. = Kgrei, famt, fent unb fonberg; met dat al = trot akelig = (smack, reuk) unangenebm, tnibrig, allebem, trotbent; hij is al mijn vreugde, al eflig, erefbaft, (verschijning) =bailiff& graufig, mijn trots = meine gauge greube, mein ganger gruferig, icbeufgicb ; (geluid) unbeintlicb, unan% Stolg ; in alle opzichten = in jeber 45infid5t ; genebm ; (weer) unangenebm, traurig, unbeim, te(n) alien tijde = gu jeber Belt; dat is al! = tic ; akelige vent = traurlger, Iniberlicber, Wetter nicbtg ! met schil en a1= mit ,Oaut unb effiger Benfcb ; ik word a. = mir tnirb fcblecbt, aar, ungefcblift; hij las datum, jaartal en al voor tub ob. Tibet; a. bleek = fcbauberbaft ob. jiim. = er lag Zatum, Jabreegafji unb aneg bar; hij nterticb blab; a. veel geld = unbeimlicb bid Gelb. sprong gekleed en al te water = . gang akeligheid, v. = Unannebtnifcbfeit, Unbent= geffeibet, geffeibet tote er War; al te erg = eiberticbfeit, grafilicbreit; vgl. akeli g; gar gu (aagu) fcblimtn ; 't eene is al even (persoon) ber gfer; allerlei akeligheden = ongepast als 't andere = gerabe fo unbaffenb allerlei eibertniirtigfeitett. tnie ; al naar stand en leeftijd = je nacb Staub Aken, o. = alacben ; Keulen en A. zijn niet unb Miter; dat is toch al heel toevallig = in 6611 dag gebouwd = Rom ift nicbt in einem bens both recbt gufliaig ; daar zaten zeven rage gebaut (erbaut) tuorben. Akenaar = kikkertjes al in een boeresloot = eg faten Wacb(e)ner; Akensch = 9Iacbener. fieben arafcbelc in tnobt in bent graben einft; I. aker (eikel), m. = bie al dan niet = molt ober nicbt ; ik zie 't al = II. aker, m. = Minertimer, $filteitner, bie itt febe fcbon ; al well = fcbon gut nog q3iite. al niet = nocb itntner nicbt ; hij praat al maar akevietje, akkelletje, zie akefietje. door = in einem fort ; ze zit al maar te breien akker, m. = Weer; Gods water over Gods = fie tut nicbtg cag ftricfen; al grooter en alaan. 48 aliment. grooter = framer gater ; al fluitend = pfeffenb; botifer, 9.11robotift. aleoholizatie, v. =---- al lezende vergat hij 't middageten = fiber 91froborifation. bent 2efen bergat . . . ; al doende leert men = alcoholizeeren, h. = atfobolifieren. iibung macbt ben Rafter; al zoekende = inbem aldaar = bafelbft, ba, bort ; de agent a. = matt rut* ; .,en 't kind ook all" riep ze uit = her bortige agent. „Ilnb bag ninb auct) nodj gar 1" . . .; ik weet aldra = atgbalb, bath. niet, wat al meer = . . . tnag fonft; en als aldus = alio, auf Mere Weife ; de brief luidt hij zich al Bens inspant dan ... = unb tvenn a. = tautet forgenbermaten. er r-4 boirflict) mat anftrengt, fo . . .; ze zijn, ale (Eng. bier; spr. eel), v. = bag 911e. zoo al geen rijke, (dan) toch welgestelde lui aleer = bebor, ebe. = ... Wenn aucb Ono) nit ref*, (fo) bocb .. .; Aleid(a) = 9thetbeib, %bele. al moest ik ook geweld gebruiken = Wenn Alemannen = 9ttemannen. id) aucb &Waft gebraucben mil1te ; al was Alessandria, o. = 9Iteffanbria. 't maar voor de afwisseling = fcbon ber alb, alevel = bennocb, trot,bem. blecbitung tnegen ; al was 't zoo = unb Wenn Aleoeten (eilanden ) = 91teuten. fcbon ; ik wandel niet langer dan een half uur, Alexander = 91tepnber. als ik al wandel = . . . Wenn id} itherbaupt Alexandra = 911eganbra. fpaaferen gebe ; zie ook eind e, geva I, g o u d, Alexandria, o. = 9tteganbrien. hout e. a. Alexandrijn (persoon en vers), m. = 9.tfq= alaan = forttniibrenb, immer tvieber. anbriner. Alexandrijnsch = aleganbrinifob. alant (plant), v. en m. = ber 9itant. alf, zie elf I. alang-alang (Ind. rietgras), o. = Robrgrag. alfabet, zie alphabeth. Alarik = Klarlcb. Alfred = attfreb. alarm, o. = ber 9Itarm, ber 2tirm ; a. blazen, Alfoeren, my. = Rtfuren. slaan = 211., 2. btaf en, fcbtagen ; valsch, loos Alfoersch = affurifcb. a. = blfnber Virtu. algebra, v. = 91tgebra ; dat is a. voor hem = alarmblazer = 2iirmblafer. bag iinb ibm biSbmifd)e Zarfer. alarmeeren, h. = atarmferen. algebraIsch = afgebraffcb. alarm I Suit, V.; -geklep, o.; -geschreenw, algeheel = ganaticb, bi3Ufg. o. = farm Ilpfeife; bie ,gtode ; =gefcbrei. algemeen = artgemein ; in 't a. = int age= alarmist (alarmmaker, oploopstichter) = tneinen, („over 't geheel") itherbaupt; met a. attarmift. stemmen = einftimmig ; a ..e staten, a ..e alarm II kanon, o.; -klok, v.; -kreet, m. = vergadering, a .. a repetitie = Oetterat II ftaaten, bie 2iirmll ranone ; =giocte; bag .gefcbret. .berfammtung, =probe; a .. e staking = ber alarmilpost, m.; -sehot, o.; -signaal, o.; Oenerafftreif, =augftanb, 9Raffenftreif ; a.. e -toestel, o. = Virtu II plat; ber 4cbuf3 (ber Warm= kennisgeving = ftatt befonberer 91nseige ; eenige fcbuf3); .-rtgnat; Me =borricbtung. en a .. e kennisgeving = ftatt jeber befonbern Albania, o. = Vitbanien. Albanees = Kt. Vingige ; ik rook over 't a. weinig = icb raucbe banefe, 911banier. Albaneeseh, Albaniseh iiberbaupt the* ; 't werd a. goedgekeurd = = atbanefifcb, atbanifcb. eg tvurbe atterfeitg gebinigt ; a .. e bijval, af- albarmhartig = affbarmberaig ; de Al- keuring = attfeitige Buftimtnung, 912if3bitiigung; barmhartige = ber VIttharmbersige, am= a. bekend, a. bemind. a. geldig = aftbefannt, erbarmer. =betiebt, :giittig ; van a. nut = genteinniitsig, albast, o. = ber 9ttabafter. gemeinniitticb ; 't a. belang = bag iiffentlicbe albasten = atabaftern, 9,Itabafter .. . antereffe ; 't a. welzijn = bag iiffentlicbe Colt; albatros, m. = 9116atrog. 't a. = bag $ublifum; tot nut van 't a. = albe (koorhemd), v. = Vithe. Aum gemeinen 924en. albedil = Zabler, krittfer. algemeenheid, v. = 9Itigemeinbeit. albedril = Mang ZamPf in al:ten (alien. algemeenmaken, h. = berartgemeittern. albeheerseher = 9It6eberricber. algen, my. = 911gen. albehoeder = 9Itthebiiter, 9tabater. algenezend = Kniberfar .. . Albert, Albertus = attbert. algenoegzaam = artgenugfam. Albertina = 91thertine. Algerijn = attgierer. Algerijnseh= algierifcb. albesehik, zie albedril. Algiers, o. = (staat) 9tigerien ; (stad) Veer. albestuur, o. = bie 91t(macbt. algoderij, v. = 91tigi3tterei, ber $antbeignutg. albestunrder = 9Itintiid)tiger. algoed = aagiitig ; de Algoede = ber wit= albezielend = anbefeetenb, giitige. Albigenzen = Ktbigenfer. Alhambra (paleis in Granada), o. = 9111= Albigenzisch = albigenfifcb. banthra. albinisme (kleurloosheid ly(j menschen en alhier = bier ; den Heer N a. = .t.errn 92 dieren), o. = ber 9116inigtnug. bier; de burgemeester a. = ber biefige Nit= albino (witte), m. = %thin? germeifter. * Albion, o. = 91thion. alhoewel = tnieinobt. Albrecht = 91tbrecbt. alias = alias; fonft, anberg gefagt ; a, m. = album, o. = 9.1tbutn. 92ufname, 93eittame, 8uname ; hij is een a. = albumine (eiwitstof), v. = bag Ktbutnitt. er ift ern Scbeim ob. Scf)lattfopf. alcalde (Spriansche dorpsrecht!r) = Ktfalbe. alibi (aanwezigheid elders), o. = 9Itibi. alcali (loogzout), o. = %trait Alida = 9thetheib. alchimie (goudmakerskunst), v. = Vitcbitnie. alikas, m. = Wiarbet, 9:12iirbet, Manner, 9ntirtnet. alehimist = 9,11cbitnift. alikruik v. = Uferidinede ; (scherts.) zoo'n alcohol, m. = Ktrobot. alcohoihoudend, a. -- fo'n StnirPg. alcoholisch = alfobotifcb. stleoholisme, aliment (onderhoud), o. = 9lliment, ber o. = ber ttifobotigmug. alcoholist = 91Ifo= Unterbattunggbeitrag. alimenteeren. 49 alom. alimenteeren, h. = atimentieren. bertag, Unfcbulbige ninblein. apnea (nieuwe regel), v. = bag %Linea, ber aller Illaatst ; -lei; -liefst = after II le4t ; MI* otei (=banb); oliebit. alizarine (roode verfstof uit de meekrap), aller II meest; -minst; -moolst = after II o v. = bag affibarin. alizariwortel (meekrap), meift; ogeringft (=toenfgft); ofcWinft. v. = ber Ktiori, bie StrapOtouraet. aller II naast; -noodigst = atter II niid)ft ; alk (Noordsche vogel), v. = ber Mt oniitigft. alkali, zie alcali. allerniterst = auterft, ager00. alkoof, v. = ber 9.11foOen. allerwegen = agertoege(n), :feitg, ,totirtg, alkoran, zie koran. agentbalben. Allah ?atriO. Allerzielen (2 Nov.), m. = 9Igerfeeten(tag). allebei(de) = babe, agebeibe. allerzijds = atterfeitg. alledaagsch = attigtid); a. mensch, ge- alles = nag; dat a. = atteg bieg, bieg 40; zicht = 91gtagg il menfd4, -gefid)t ; a .. e koorts = is dat a.? = ift bag affeg ?, Wetter nic4tg ? vO6r tiigtic tvieberfebrenbeg ateber, dat is zoo a. = a. = bar agent, bar atten Zingen; a. en a. fo ant., fo fabe, fo abgercOmacft. alledaagsch- bedraagt 't ... = aaeg im attem beiliuft eg had, v. = 9tattigtiVeit, abljeit, %by, m auf . . . ; over a. en nog wat spreken = icWnacf0eit. fiber ageg unb jebeg fprecen ; hij vertelde a. all6e, v. = Knee. en nog wat = ein fangeg unb breiteg ; 't is alleen = agein, btof3, tebiglicb ; een ongeluk niet a. = eg ift Leine ateinigfeit ! ni*g eberingeg ! komt zelden a. = .. agein; de gedachte a. tticbtg toeniger ale angenetm 1 doet me huiveren = ber blof3e (tlebanfe . . .; allesbehalve = nid)tg toeiniger ate, feinegtoegg. a. op 't hooren van zijn stem beefde men = alleszins = in jeber tsinfid)t, in jeber $ealef)ung; fcon beim Viren, beim btoten ,Toren 2c.; je a. geloofwaardig = burcOug glaubtoilrbfg. hebt a. maar ja to zeggen = bu tjaft blof3 ob. alliage (metaalmengsel), v. = 2egierung, iebigticf) ja 51.1 fagen ; tk wil je a. maar waar- 9if1igation. schuwen = id) Witt bid) blot (nur) trarnen ; ailiantie, v. = niana, 91giance. enkel en a. = einsig unb al:Lein, tebigfid); niet alligatie (merging), v. = Kffigation. a. ... maar ook = nict nur (blot) ... fortbern allicht = tvat)rf*infict, bietteit, ieict. attc0. alligator (Am. krokodil), m. = alttigator. alleen 1 handel, m. ; -heersehappij, v.; alliteratie (stafrjm), v. = 9.1giteration. -beerseher = 9Itteinpanbel. (bag Vonopot); allitereeren, h. = aiterieren. :berrid)aft ; -4errfd)er. alto ! = toOlan I bortviirtg ! (mad)) fcWtett! alleenig, zie alleen. alloc u tie (toespr, ak, in 't bijz. van den paus), alleenlijk = nur, blot. v. = Mofution. alleenspraak, v. = ber Monolog, bag nein= allodiaal (niet leenplichtig) = attobial. gefOrtid), bag e etbitgefintid). allodium (vrij erfgoed), o. = 91ttob(iunt). alleenverkoop, m. = Kgeinilberfauf, =Om allonge (aanhangsel aan een wtssel), v. = trieb, =berid)teit. %Uncle, ber Wnbang. alleen II -zaligmakend = attein II, allongeprulk, v. = 91fionge.Oeriicfe. ftebenb ; =feligntad)enb. allot* o. = ber 053etrit (bee Oolbeg ob. allegaar = atte aufammen, inggefamt. Sitherg); van goed a. = borttoid)tig ; van slecht allegaartje, o. = Zurdieinanber, ber 9711ifco a. = geringbattig ; verzen van gering a. = maid), Gammetfurium ; ook 65 eferifitaft03iet ; geringfilgige serf e. gentifttte ob. sufammengetviirfette Oefettidiaft, allopaath = 91gollat1). allopathie, v. = bunteg aigertel. nopatbie. allopathisch = agoOatt)ii4. allegoric, v. = atgegorie. allotria (zonderlinge bijzaken, onbehoorlijk- allegorisch = attegorif. heden) = 9.1gotria. allegretto = allegretto. allegro = aegro. allures (uiterlijk voorkomen en manieren), alleluja, zie halleluja. my. ?Kaftren. allehens = afte Mann; zie ook hens. alluviaal (aangeslibd) = atiubiat, atttubiat ... allemaal: we zijn a. gezond = age, itimtlicb, alluvium (aangestibde grond, jongste geo- agefamt gefunb ; a. gekheid = ageg Unfinn, logische formatie), o. = 9Ittubium. ageg Hoffen. alluzie (toespeting), v. = aittufion. alleman = age Mann, jebermattn; Jan en Alma mater (siernaam voor hoogeschool), a. = jeber .tinb nub Stung, St ret4i nub v. = Mina mater. Vett* almacht, v. = Vittmacbt. allemansgading: dat is a. = bag Cann almachtig = agmlid)tig, agehiattig, iniid)tig; jebermann gebraud)en. a. God = agmlicbtiger Mott; zoo waarlijk helpe allermans (I gek;-vriend = 91fterivettg II narr; mij God a. = fo tuabr mir @oft bend al(le)- ' =frettnb. machtig mooi ! = riefig ob. getnattig ickiitt. Al- allengs, allengskens = al-110nd), nac machtige = 9.Itttnii0ger. unb nad). almanak, m. = 9ttinanad), katenber ; a. leu- aller II belaehelijkst; -best; -christe- genzak = narenber finb agner; a. voor lijkst = afterlittid9e-rild)ft ; =belt (ook augge, 't Schoone en 't Goede = Z5'af)rburt tilt ... aeid)net I bortrefffid) 0; odgiftlicbit. almede, almee = aud), ebenfaftg, gleid)fattg. aller Heerst; -geringst = after II erft (pad*, [almogend, almogendheid, ziealmac h- subiirberit); ogeringft. tig, almacht]. allerhande = affe.Oanb, =Lei; ook Ohebiicf. aloe, v. _,...- %foe. Allerheiligen (1 Nov.), my. = Mer4eiligen aloe 11 aftreksel (-extract), o.; pillen, my. (geen gestacht); ber =tag, bag :feft. = ber Woellaugaug ; .pitten. allerhoogst = atterf)ild)ft. atom = aent4atben, itheraft, (overal in Allerkinderendag (28 Dec.), m. = gin. 't rond) ringgum. VAN GELDEREN , Duitsch Woordenboek. II. 4 alomtegenwoordig. 50 amandelontsteking. alomtegenwoordig = attgegentbiirtig. altemet = (soms) mitunter ; (bijgeval) bier, alomtegenwoordigheid, v. = attfgegen- teicbt, ettba. Wart. alteratie (ontsteltenis), v. = &Iteration, alomvattend = atteg umfaffenb, anumfaffenb. 9Ittfregung. aloud = febr aft, uratt ; attbergebracbt; van altereeren, h. = alterieren. alouden tijd = feit unbenfticben Beiten, aug I. alternatief (afwisselend) = alternatfb. =after Beit. II. alternatief (dwangkeus), o. = bie VItter. alp (berg), m. = bie VIlb(e). nattbe, bob enttbeber,ober. alpaka (een weefsel), o. = ber, bag 9Itpara; althans = menigfteng, jebenfattg, immerbin ; ('t dier) bag 91tparct. geef hem een flinke som, of a. zooveel, dat Alpen = Ripen. ... = ober both fobiet, bat ... Alpen II Jager; ; -herder; -II oorn, ?m.; althea, aithee, v. = aIttbee. altheestroop, -klokje, o. = elfbenlijiiger; .btrt (aflbter, v. = her VIttbeefcbleim, her .faft. Senn, Senner) ; bag :born (911pborn); .gliicfcben altijd, altoos = immer, ftetg, jeberbeit, be: (ook de plant). ftlinbig ; ik ga mee, altijd als mijn ouders Alpen-kraai, v.; -pas, m.;-plant, v.; -roos, 't goedvinden = ntimticb (bag befit), Wenn ... ; v.; -stok, m. -viooltje, o. = Vitpenlifriibe voor a. = fiir (auf) immer. (bobte); .pat ; .bflanbe; .rofe (bag Moboben, altijddurend, altoosdurend = immer= bron); site; ,beitcben. tblibrenb. alpha, v. = bag KIbba ; de a. en de omega = altoos, zie anti d. bag 911pba unb bag omega, bet 91nfang unb altruisme (belangstelling in anderen, 't te- bag %nbe. gengestelde van egoisme), o. = ber alftruigutug. alphabet, o. = Ktpbabet. alphabetiseh = alt II sletttel, m.; -stem, v.; -viool, v.; albbabetifcb. -zangeres = VIttHfcbliiffet; .ftimme; sgeige Alphonsus = Wifong. (Oratfcbe, Ziota); .iiingerin Otttiftin). Alpijnseh = atpin, atbinifcb. alnin, v. = ber 911aun. alree, alreede, alreeds = fcbott, bereitg. aluinaarde, v. = Kfaunerbe.aluinaehtig alruin (plant van geheimzinnige werking, = ataunartig, afaunig. aluinhoudend = geheimzinnig wezen), v. = ber attraun ; bag afaunbaftig. aluinen = ataunen. ealgenmanncben. alvader = Kftbater. alruinwortel, v. = Ktrauntvurbet. alvast = borlduftg, einfttbeiten. als: wit a. sneeuw = Met byte Schnee; een alveolen, my. = attbeoten, 8abnfcbeiben. man a. hij = tbie er ; a. de wind = tote ber alverdelgend = arteg bertitgenb. einb, tote ber OHS; hij schreeuwde a. een al vermogen, alvermogend,zie a 1 mach t, razende = tote ein ERafenber; ik behandelde almachtig. den vreemde a. een broader = tote etnen al ver ii nielend ; -slindend = arta bernicb bruber; hij stierf a. balling = alb Zerbannter ; tenb (a. aeritiirenb); a. berfcbtingenb. de brief luidt a. volgt = tbie WO, folgenber, alvieeschklier, v. = Zaucbfbeicbet,, Oetriig, ntaten; verschillende kleuren a. (of ale daar brute; bag $anfreag. alvleesehsap, o. = zijn): rood, groen enz. = all (ob. ca be (lob) her R3aucbfbeicbet, ber panfreatifcbe Saft. rot, gritn 2C. ; a. 't avond is = tvenn eg lIbenb alvorens, adv. = boner; (conj.) = bebor, eke; ift; net man a. hij was = feiner Vann, her a. to schriiven = ebe man fcbretbt (e. bufchreibit) er boar; a. was er niets gebeurd = at4 ware alwaar = too, tvofelbit. nicbt& gefcbeben; als 't ware = gleicbfam ; alweder, alweer = fcbon Heber, tbieberunt. a. wanneer = Wit boon; in tretcbent aat(e. alwetend = attiviffenb.alwetendheid, v. --- alsdan = bann, ba, atgbann. 9111toiffenbeit. alsem, m. = kermut, Kbfintb ; de pen in a. alwijs = atttbeife; de Alwijze = ber alt(tbeife. doopen = in %die tauten. alwijsheid, v. = atatbeigbeit. alsem I beker, m.; -bitter, o.; -druppel, alzegenaar = 9Ifigiitiger. m.; -zuur, o. = Bermutlibecber; ,bitter, alziend = anfebenb. ,trobfen; bie gfliure. alzijdig = attfeitig; a. ontwikkeld = att. alsmede = fotbie, Mie amt. gebitbet. aizijdigheid, v. = Kflfeitigfeit. alsnog = annocb, homer nocb; big jest. alzoo = atfo, auf biefe Leif e; (dus, derhalve) alsnu = nun. atfo, mitbitt, baber, folgtidi ; [ba, Weil]. alsof = alga, tote Wenn, afg Wenn; a. hij [alzoodanig, zie zoodanig; alzulk, zie 1 niet wist = Mob er 0 nit tvittte, alb zulk]. tviitte er eg nicbt. a. m. (amica manu, op adressen) = burcb alt, v. = her Mt; tweeds a. = her St ontraaft, reunbegbattb. ttefe Witftitnme. A.m. (anno mundi) = hot Nbre her pert (a.m.) altaar, o. = her Uttar; voor haardsteden en A.M. (artium magister: Dr. in de letteren altaren strijden = fitr ,i5att4 unb Oerb fiitnbfen; en wijsbegeerte) = Veifter her kiinfte (A.M.). een vrouw naar (voor) 't a. geleiden = pun Amadeus = RIntabeug. alltare filbren. amalgama (mengsel, in 't bijz. kwikmengsel), altaardienaar = alltarbiener, Vel3ner ; o. = Kmatgam. (priester) 9Ittarift. altaardoek, m. = bag amalgameeren, h. = amatgamieren. Kttartucb, bie RIttarbecre. altaargehei- Amalia, Amelia = Kmalia, almatie. men(issen) = bag beilige Ribenbmabi. Amanda; Amandus = 91manba; atinanbug. altaargewaad, o. = Vetgetranb. amandel. v. = Elnanbet (vrucht en klier); altaarlIsehilderti, v. (-stuk, o.); •tafel, (pit) her Banbeffern, ber Stern. v.; -toot, m. = bag Kttarlibitb (bag :gemeitbe, amandelachtig = manbetartig. bag •fttict) ; bag .blatt; Me .beeleibung. amandel 11 bloesem, m.; -boom, m.; -deeg, altegader, zie allegaar. altemaal, zie o. = hie Vanbellibliite, .bautn ; her dela. allemaal. amandelligebak, o.; -melk, v.; -ontste- amandelpas. 51 amokmaker. king, v. = ber nanbelifucben (sgebiicf) ; ambtenaars I stand, m. ; -traktement, o. s brawn. = Oeantten Staub; ,gebalt. amandellpas, v.; -taart, v. = Manbell, ambtgenoot 7 Ktntggenoffe, =bruber, notiege. pafte (ber =tag); .torte. ambtje, o. = 9Inttcben. amandelvormig = tnanbelfi3rmig. [ambtman = 9Imtmann]. Amandus = Kmanbug. am bts aanvaarding, v.; -bediening,v. = amanuensis (helper) = Kmanuenfig. ber 9.Inttg antritt; ber ,bienft (bie,berricbtung). amarant (een bloem), v. = ber altnarant. ambtsbejag, o. = bie Stettenjagerei. amaril (pol(iststeen, smergel), v. = ber ambts I beslommeringen ; -bezigheden; Scbmirgel. -brief, m.; -ba oeder = Volmtg II forgen; =ge, amateur = VIntateur. fcbtifte ; ,brief (bag gcbreiben) ; ,bruber. amazone = Vintabone. ambts iced m.; -geheim, o.; -gewaad, amazonekleed, o. = Ktnabonenflefb. o. = %Int& eib ; =gebeitnnig ; zfleib (bie -fleibung, Amazonerivier, v. = ber Kmabonenftrom. bie ,tracbt). ambacht, o. = .0anbtverf, eetverbe; een a. ambtshalve = bon 9Itntg ivegen. amtficb. uitoefenen ein Oanbtv., eetv. betreiben; ambtsilijver, m.; -inkomsten;timisdrijf, op een a. doen = bei einem (Gcbmiebe, Maurer o. (-overtreding, v.) = VItntg eifer ; reins 2c.) in Me 2ebre tun ob. geben; hij is smid van zijn fiinfte (,einnabmen); :bergeben (bag -befift). a. = feineg tOanbtverfg, !einem .anbtverfe nacb ambtslltitel, m. ; -vervulling, v.; -waar- ift er ein SdAnieb; twaalf ambachten, dertien digheid, v. = VImtg jititel ; ,tatigfeit ; ongelukken = neunertei Oanbtverf, acbtbeimerlei ambtswege : van a., zie amb tshalve. linglitcf of bielerlei eetverbe, tvenig erbe; een ambtslizegel, o. ; -zorg, v. = %nit& rtegel ; a. is zoo goed als einen geld = Oanbtverf bat ,forge. einen golbnen Zoben. ambulance, v. = altnbulanb. ambaehts f bass; -gezel; o. = ambulant (rondtrekkend) = ambulant. .0anbtverfg meifter ; %geld/ (iburfcbe); bie .bunft. A. M. D. G. (ad majorem dei gloriam) = ambaehtsheer = eutgberr, erunbberr; (te- bur gri3f3ern %bre eotteg. vens drost) eericbtgberr. ambachtsheer- amechtig = obnmacbtig, erfcb4ft, fraftlog, lijkheid, v. = berrfcbaftlicbeg eut, ber %belft. atentlog. aftechtigheid, v. = erfcbiitifung, ambachtshnis, o. = &tuft:, (Jaen., tt, arafttofigfeit, 9Itetnlofigfeit. nunggbaug ; eemeinbebaug. [amel(= stiffsel)Ilkoren, o.; -meal, o. ambachtsllieden (-lui); -man = Oanb, 9Imelliforn ; .mebl]. tnerfgIl leute anb tverfer) ; mann (.0 anb tverfer). Amelia, Amelle = Ktnalia, Amalie. ambaehts ff nij verheid, v.; -onderwijs, o. ; amen = Amen; op alles ja en a. zeggen = -school, v. = ber eetverbelfieif3; ber nutter, bu atfent ja unb Amen fagen; van eeuwigheid tot ricbt; .f chute. a. = brinier unb etvig, unaufbarlieb, ambachtssehout = tmtmann. ambachts- amendeeren, h. = amenbieren, vrouw = Mbelfrau, areffrau, areitn. amende honorable, v. = (iiffentlicbe) ambassade, v. = 9Intbaffabe. ambassa- bitte, amende honorable; a. h. doen = VIbbitte tun. deur = 91mb affabeur. ambassadeurs- amendement, o. = 9Imenbentent. vrouw = arauKmbaffabeur. amerij, v., amerijtje, o. = her 9lugenblicf ; amber (welriekende hars), v. = ber Amber, in een a. = augenblicflicb, tot 91u, lot Oanb, ber, bie, bag Rutbra ; gele a. = gelber altnber, umbreben ; sedert een a. = felt einem RBeilcben ; ber 3ernftetn. geen a. = feinen Vlugenblicf. ambergeur, m. = almberbuft. Amerika, o. = 9Imerifa. Amerikaan ambergrijs, o. = gram almber. 9itnerifaner. Amerikaansch = atnerifanifcb. ambieeren (streven naar), h. = ambieren. Amerikaansehe = btmerifanerin. Ameri- ambitie v. = almbition, ber %brgeib. kanisme, o. = her almerifanigntug. ambitieus = Amersfoort, o. = atmergfort. Amers- ambitioneeren (eerzuchtig naar iets stre- foorter (tabak), v. = her Ktnergforter ; ook = ven), h. = ambitionieren. baai III. Amboina, Ambon, o. = VIntboina. amethist (vioolkleurige edelsteen), m. =---- Ambonseh = antboinefig. 91metbift. ambrozia (godespijs), v., ambrozijn, o. = ameublement, o. = altneublement, 9://euble Me VImbrofia. ment ; bie 8imntereinricbtung, Oaugeinricbtung ; Ambrozius = gintbrofiug. bag bie ambt, o. = Knit, bie etege ; 't ambt van amfibie, zie amphibie. rechter, van notaris, van leeraar, van post- amiloen, zie opium. direkteur = bag Mitt eitteg Micbterg (ook: mildews' = freunbicbaftlicb. Ellicbteramt), Fltotarg, .2ebrerg (ook: 2ebrers amiee! = Heber areunb cunt), $oftbertvalterg ; openbaar, geestelijk ammelaken, zie tafellaken. a. = Bffentlicbeg, „geiftlicbeg abut; ambten en ammoniak, m. = bag 9Intmoniaf. waardigheden = eintter unb 233firben ; een a. ammoniet, ammonshoorn (versteende aanvaarden, bekleeden, neerleggen = ein %int zeeslak), m. = bag alnnongborn, ber antreten, befletben, nieberlegen. moult. ambtbejager = eterlenjtiger. ammunitie, v. = Munition. ambtelljk = amtlicb. amnestie, v. = altnneftie. ambteloos = anttfrei ; a. persoon, leven = amnestieeren, h. = antneftieren. 43rtbatmann, .leben. amok maken = %mod (of VImucf)laufen : „in ambtenaar = 8eamter, bie altntgperfon, (ook einem burcb Opiuturaufcb berbeigefitbrten 5t on, wet voor) 8oltheamter; a. van 't Openbaar imam umberlaufen unb afteg One Unterfcbieb Ministerie = etaataantvalt; a. van den Bur- niebermetieln." gerlijken Stand = Stanbegbeantter. amokmaker VImocfltinter. 41 amortizatie. 52 angelroede. amortizatie, v. = attnortifation, Scbulbens ander = anber; ten anderen5theitent, tilgung ; Ungilltigfeitgerftiirung. anberfeitg ; om den anderen = toea§feltoeife, amortizatiefonds, o. = ber atmortifationtz ether um ben anbern; om den anderen dag = fonbg, bie Utnortifationgfaffe. einen Zag um ben anbern ; des anderen daags = amortizeeren, h. = amortiiieren. am anbern Zag ; in 't andere geval = tat amotie (afbraak, wegruiming), v. = 9tmotion, anbern aatie, anbernfartg ; iem. naar de andere entfernung, ber 9.1bbrucb. wereld helpen einem ben earaut maven, amourette, v. = Vttnourette; 2iebfcbaft, einen ink Zsenfeitg befiirbern; een rumoer van 2iebetei, ber 2iebegbanbet. amoureus = de andere wereld = ein 4iititicOer 2iirm ob. attef= bertiebt. amours, mv. = Me 2tebfcbaft(en), ber tafel; 't een en a. = einet unb bag anbre, 2iebegbanbd. bieg unb icing; 't een of a. = frgenb ettnat ; amoveeren, h. = amobieren, toegfcbaffen, de een of a. = einer ober ber anbere, irgenb abbrecben. einer; onder anderen = unter anbernt, enter ampel = augfitbrticb, tveittaufig. anbern ; een anderen keer = ein anbermat. I. amper = faum, mit genauer (fnal:43er) 91ot. anderdaagsehe koorts, v. = brettiigigeg [II. amper = fauer, berbe, fcbarf]. gieber. amphibie, v. = Vimpbrbie, ber 2urcb. anderdeels = anbernteitg. amphibrachys (een versvoet : ?m. = anderhalf = anbertbatb ; a. uur, pond, 9,ttrObibracb(0). anderhalve(n) dag = anbertbatb Stunben, amphitheater, o. = Vimpbitbeater. amphi- lfunb, Tage. theatersgewijze = ampbitbeatratifcb. andermaal = nocb einmat, bunt atmiten Eat, Amphitryon (gut gastheer) = Kmpbitrbon. abermal ; een en a. = etnige Vale. amphora (groote aarden kruik met twee andermans = anbrer 2eute ; 't is goed rie- ooren), v. %Inpbora. men snijden van a. leer = aug frembent (of amplificatie (verdere uiteenzetting), v. = au& anbrer £eute) Leber ift gut iniemen fcbtteibett. Kmptifiration. andere = (op andere wijze) anberg, (in 't amplitudo (slingerwijdte), v. = 9tinblittibe. andere geval, op anderen tijd) fonft; iets a. = ampulle (schenkkannetje met twee ooren), ettv. anb(e)reg; dat is wat a. = bag ift etto. v. = attnpurte. anbreg, bag ftebt auf einem anbern Q3latt, er amputatie, v. = Vtittputation. zit niets a. op = 0 bleibt nicbtg anbreg Emig; amputeeren, h. = ambutieren. 't kan niet a. dan u nadeel doen = a fann Amstel, (riv.), m. = bie %mild; (fig. voor) Nun nur fcbaben ; iem. a. = jetzt. anb(e)reg, 9tnifterbam. emit anb(e)rer ; hij doet dat a. = er tut (macbt) amulet, o. = Kmulett. bag anberg; dat is nu eenmaal niet a. = bad amuzant amilfant, unterbaltenb, ift nun einntat nicbt anberg; hoe zou 't ook amuzeeren, h. = amilfieren. a.1 = eg fiinnte ja nidjt anbert of tote benn ni(*1 amusement, o. altniifement, Me enter- de zaak is heel a. = Me Sacbe Itegt gan5 anberg, ttattung, bie 2uftbarfeit, ber Beitbertreib, ed bat bamit eine gan5 anbre Oemanbtnig; wie ergnilgen. a. (dan hij) tver anberg tner fonft (aid er); anabaptist (wederdooper) = Znaballtift. ergens a. = anbergtoo, frgenb too anberg; ergens anachoreet (kluizenaar) = Knacboret. a. heen = anbergtoobin ; ergens a. vandaan = anaehronisme (f out tegen de tijdrekening), anbergtoober ; zooals a. = tole fonft ; a. niets = 0. = ber Vittacbronigmug. fonft nicbtg; hij is a. heel vriendelijk = er ift anaemie (btoedarmoede), v. = fonft fetyr freunbticb ; werk, a... = arbeite, anagram (letterverzetting), o. = Knagrantnt. fonft . . . analecta (gemengde opstellen, bloemlezing), andersdenkend = anbergbenfenb. my. = atnaleften. andersom: iets a. keeren = etto. untfebren; analogie (overeenstemming), v. = atnalogie. juist a. = gerabe untgefebrt. analoog = analog(licb). andersoortig = anberartfg, anbergartfg. analyze, v. = alnattlfe. anderszins = (op een andere wijze) other& ; analyzeeren, h. = anatbfierett. als a. = nub anbere(g) web; nab bergteicben analytisch = anatt)tifcb. mebr. ananas, v. = Knanag. anderwerf, zie andermaal. anapaest (een versvoet : ? v ?, m.= 9,11ta0aft. Andes (geb.), my. = RIttben. anaphoor, anaphora (herhaling van 't audit' vie, v. = %nbibie. beginwoord), v. = VInapber. andijviesalade, v. = ber %nbibienfatat. anarchic, v. = %narcbie. anarehisme, andoren, m. = Bieft. o. = ber Knarcbigmug. anarchist = Knarcbift. Andreas, Andries = Knbreag. anarchistisch = anarctifcb, anarcbtftifcb- anekdote, v. = 91nefbote; een oude a. = eine anathema (vervloeking, banvloek), o. = 91nct, abgebrofcbene (ook) emit tbem. anemoon, v. = VIttentone, Cfterbtunte, anatomie, v. = aittatotnie. auctuctobtume, bag einbrigcben. anatomisch = anatomifcb. anerolde(barometer), m. = bag atneroib, anatomizeeren, h. = anatomieren. (barometer). anatoom, anatomist = atnatotn, atnatomift, angel, m. = Stacbel (van insekten); tiafen atnatomifer. (om to visschen, ook) Me Knget; [soms voor ancienniteit, v. = Kncienttittit, bag Ktntg% „voetangel" : bie auf3angel, bag seifen] ; iem. atter, Zienftatter (dit taatste officieel in 't D. aan den a. krijgen = einen erangetn; daar legPr). schuilt een a. onder = eg ftecft ba: Andaluzie, o. = Knbalufien. Andaluzier = binter. Knbatufier. Andaluzisch = anbatufifcb. Angelica = Vtngetifa. andante (langzaam) = anbante. andantino angellhaak, m.; -riet, -roede, v.) = (een beetje langzaam) = attbantino. 2ingellbafen, .rote. angelsnoer. 53 antisemietisch. angellisnoer, o.; v. = bie 9Ingetll. Anna = Vinna, tnne; daar loopt lets van Leine (.1cOnur); ber 4afen. St. A. onder = bfe Sado ift tit* gefouer. Angelsaksisch = angelfact)fifcb. annalen = %linden. angelsteek, m. = (Stacbet)etict). Annemie, v. = Knnentarie. Angelus, o. = aingera(gebet), aingetuWauten). annex = bamit berbunben ; (als correspon- angelvormig = ftacbelfOrmig. dentieterm) anbet, angebogen. anglaise (een dans), v. =- Vingtaife. annexatie, v. = Knnegion ; a. door den staat Anglicaan = 9inglifaner. Anglicaansch = = Zerftaattfitung. anglifanird). anglicisme, o. = ber annexeeren, h. = anneftieren. st4inuC Anglomaan = aingtornane. anno = Kuno. angst, m. = bie %net, bfe aurdit, bfe Oangig, annonce, v. = Vinnonce. felt; a. des doods = bie Zobaangft, Zobaquaten; annonceeren, h. = annoncieren, anoeigen. in doodelijken a. = fn tiiblicber at.; keur baart annotatie (aanteekening), v. = Knnotation. a. = edit mac* Quat ; duizend angsten uit- annoteeren, h. = annotieren. staan = taufenb ingfte augiteben, in taufenb annuiteit, v. = atnnuitiit. annulleeren (nietig verklaren), h. an. lingiten fein; ik ben in a. en vreezen (om of nuttieren. voor hem) = mfr ift angft unb bange (um On); annunciatie (Maria-boodschap, 25 Maart), iem. a. veroorzaken = einen tingitigen; heb v. = EariMlerftinbigung. maar geen a. = iingftigen Sic fict) nur nictt ; anomalie (afwijking), v. = atnomatie. gevoel van a. = angftgefil4t; vol angst = anoniem = anonljtn. anonimiteit, v. = angftbort. Knontmitiit. ano'nymns = Knonbmug. angstigeroep, o.; -geschreeuw, o. = ber anorganisch = anorganif4 aingftilruf ; :gef4rei. Anselmus, m. = Knfeint. angstig = bange, tingfilict); (bedeesd) fctic0. ansjovis, v. = 1n*b0, ainfcf)ob0, KniAobe. tern; a. verlangen = bange Se4n1u6t ; een a.. Ant, Antje inncen, ZincOen, Antonia, droom = ein banger Zraum ; a. voor lets zijn = %ntonte. bange ob. tingittid) borethl. feln ; ik ben zoo a. = antagonisme (vijandschap), o. her Knta% mit ift fo bange; hij is a. van aard = er fit gonigmug. antagonist, m. = atntagonift; b., bon 9latur. (de spier ook:) Oegenmugfef. angstvallig = iingftticb, peinficb genau ; antecedent (iets voorafgaands), o. Mite= (schroomvallig) sagbaft. angstvalligheld, iebent; (vroeger geval, voorbeeld) FOrtiebeng, v. = angftticVelt, $elnild)felt, peintfdje (he, her $rtiaebensfatt ; iems. antecedenten jemg. toiffenbaftigfelt; (schroomvalligheid) Bagbaftig= tnteaebensien, Zorteben. felt. antedateeren, h. = antebatieren. angstzweet, o. = bet aingftfcOnif3. antediluviaansch (van voor den zondvloed, angstwekkend = angfterregenb, lingftigenb. dood-ouderwetsch) = antebitabianifc0, borfiinb: anus, m. = %nig. ftutticb, borfintftutti4 anijs appel, m.; -beschuit, v.; -olie, v.; anthologie (keur), v. = Ktttbologie. •zaad, o. = Knigliabfet; bag :brot ; bag 431; anthraciet, o. = her VIntbraait. ber :famen. anthropologie (menschkunde), v. = Vintbro: aniline, v. = bag 9initin. laotogie. anthropoloog = VinOropotog(e). animalisch (dierlijk) = animatifct). anthropophaag (menscheeter) = 9Int4robo.--. animeeren, h. = animieren, aufmuntern, obag(e)? anfbornen. antichambre, v. = Vinticambre. animo, v. = tuft, 21ufgelbecft4eit, 2ebl)aftigfeit. antichambreeren, h. = anticOambrieren. animoziteit (verbittering), v. 11nintofittit. Antichrist = Kntictrift. anizette, v. --= Knifette. anticipatie (vooruitneming, vooruitlooping), anjelier, anjer, v. = %etre, Oragblume, bag v. = VIntiaibation; bij a. = antigbanbo, im 91iiigetiten. boraub. anker, o. = (in alle bet. eig. en fig.) ber antleipeeren,h.=antibiOteren, boribegnetmen. VInfer; (in een muur ook:) her VInferbottien, anticritiek, v. = 9Intifritif. 't a. werpen ; 't a. lichten, opwinden; 't a. kappen antidateeren, zie antedateeren. = ben (aug)tvei fen, fatten taffen; ben 9.1.11cOten, antiek = waif. auf5iet)en, ein4ofen ; ben fabben; voor. a. gaan, Antillen = %Mitten; de kleine A. = Me ten a. komen bor gefge)n; voor a. liggen ; geteinen flntitten. rijden = bor tiegen; reiten; 't a. slipt = antilope, v. = Kntitobe. her fpringt aug ; voor 't a. drijven ben antimakassar, v. = her 9Intimafaffar. 91. fcbtebben ; zoo vet als een Spaansch a. = antimonium (spiesglans), o. = %Afton, fo maser tbie ein Stocffifct. (ium). ankerage, v. = bag ainfergetb, her :on. antinationaal = antinationat. ankerlarm, m.; m.; -Mad, o. = AntiochliS, o. = 9Intioct)fa, 9Intioct)ien. VInferil arm ; •balfen; her Pflug (bie :ftiege, bie antipathie, v. = Kntlpatble. :fftaufet, her :finger). antipathiek = antibatbifcb. ankerilboel, v.; -grond, m.; -hank, m. = antiphons, antiphoon (wisselzang), v. = Vinferll boje; sgrunb ; %ntlpbonle. ankeren, h. en z. = anfern. antipode, m. = atntibobe. ankerlihorloge, o.; -ketting, m.; -kruis, antiquaar = 9Intiquar. antiquarisch = o. = Me VInfer 11 4r; bie :fette ; •freua. antiquarifc0. antiquiteit, v. = atntiquitilt, ankerliplaats, v.; .stole, -spil, v. altertilmfitheg Serf; ant iciu it eit en = ber Xnferfl Oat); .ftocf ; •ivinbe. quitliten, 911tertilmer. ankeriltalle, v.; -touw, o.; -voering, v. =--- antirevolutionair = 9Intirebolutioniir. 9Inferll tatie ; :tau; qiitterung. antisemiet = Ttntifemit. antisemietisch antisemitisme. 54 appelgrauwtje. antifetnitig. antisemitisme, o. = ber apoeope (afkapping achter aan 't woord), Untifemitigmug. v. = 91porope. antiseptiseh = antifeptifc0. apodiktiseh (op stelligen toon, onweerleg- antithese, v. = 9Inti*fe. antithetisch = baar) = apobiftifcb. antit4etifct. apogaeum (aardafstand), o. = Zpogaunt. Antje, zie An t. Anton = Vinton(iug). apokalypse (Openbaring van Johannes), Antonia = 9Intonia, Zintottie. v. = 91poral4Pfe. Antoniusvuur (een ontsteking), o. = 91tv apokrief = apofrt)01)(ifit); apokriefe boeken toniugfeuer, bie Rofe, ber Eflottauf (Erysipelas). RIporrbp4en. Antwerpen, o. = 9inttverpen. appolliniseh (aan, van Apollo) = aponi= antwoord, o. = Me ainttvort, bie grtotberung, nifd). bie gntgegnung ; VIntivortfd)reiben ; in a. op uw Apollo = KporLo. brief = atg %nth). auf Oren Brief ; in ertni, apologeet (verdediger) = 9.1bologet. berung, in leanttvortung ob. antivortit ',are& apologle, v. = 9.1pologie. Otiefeg ; verzoeke a. = urn VIntto. tvirb gebeten apoplektisch (volbloedig) = apopleftifth. (u. 91. to. g.); ten a. kriken = gur 9,Inttv. be= apoplexie (beroerte), v. = alpoplegie. foramen (erf)atten); a. op jets geven = alnttv. apostaat (afvallige) = Rpoftat. auf etm. geven; ten a. geven, zie antwoorden; apostazie, v. = Kpoftafie. een weigerend, afwijzend a. = eine abidilligige apostel = Wpoitel; de Handelingen der H. %nth,. ; a. betaald (11. P.) = bega4ft apostelen = bie V.Ipoftelgefcbict)te; een rare a. = (ER. 43.); briefkaart met betaald antw. = ein tuunberlicter teiliger; een ruige a. = ein Knttoort(poft)farte; zie ook adre s. toter, Wittier ob. Lieberticim %elate (Mteng). antwoorden, h. = anttvorten ; (als antw. apostelllambt (-sehap), o.; = teruggeven of terugdoenyermibern; (inbrengen Kpoitet II a int ; doff el. tegen) entgegnen; (met levendigheid a.) bet. apostelpaarden: op de a. = u ant, auf fe#en ; a. op = anttvorten auf (Viff.), ettv. bem atpoftelpferbe, auf ScDufterg 91appen, auf ermibern, ertvibern auf (Kff.); hij antwoordt op Sit ubmadjerg Miiif3tein. den naam van ... = er Ort auf ben stamen .. . apostelzalf, v. = Wpoftelfalbe. anus, m. = Knug, after. a posteriori (achteraf) = a posteriori. aoristus, m. = Korift. apostolaat (apostelambt, bisschoppellike aorta (lichaamsslagader), v. = Aorta. waardigheid), o. = 91poftolat. A. P. (Amsterdamsch peil) = 9Itniterbamer apostoliseh = apoftolifc4; de apostolische 43eget, l3eff. stoel = ber apoitolifdy, ber piipftlicte Stuf)t. A. P. of A? P. (anni passati of anno pas- apostrophe, v. = (afkappingsteeken) ber sato) = beg borigen Zfa4reg, im borigen atpoftropf); (toespraak) bie Wpoftrop4e. ,Z5.1a4re (a. p.). apostropheeren, h. = apoftropMeren. apanage (jaargeld van prinsen), o. = bie apotheek, v. = 9,1potbefe. 91panage. apanageeren, h. = apanagieren. apotheker = alpothefer. apart = apart, beifeite ; (afzonderlijk) eingetn, apothekers II bediende; -boek, o.; -ge- *ribat .. ; aparte ingang = 43ribateingang ; -wieht, 0.; -rekening, v. = %pi:414er gebiffe; aparte uitgaaf = Separatauggabe. .buc4 (bie =orbnung); =getvict ; =rettnung (eig. apartement, zie appartement. en flg.). apathie (gevoel-, lusteloosheid), v. = 9.1pat4ie. apotheose (vergoddelijking), v. = WpoOeofe. apegapen: hij ligt op a. = er liegt in ben apparaat, o. = ber 910parat. le4ten Bilgen, pfelft auf bent fetiten ift appartement, o. = %ppartetnent, ber IRaum, mit ijm Vatt4iii am fetiten. Bitniner, sZemac0. ap- en dependentien = bag (bie) gauge appel, o. = (naamafroeping) ber giPpeLL; Subebilr, and (Wag) brum nub bran (ift). onder a. hebben = an ber 53eine, an ber apen Obakkes, o.; -broodboom, m.; -ge- Scnur, am gaben babett ; (rechtsterm: beroep) zieht, o. = bie 9.1ffenifralp; =brotbaunt; bie 9Ippellation, bie Z3erufung ; a. aanteekenen, =geficbt. in a. gaan = Kppegation ob. 43erufung einfegen, apenkool, V. = ber Unrtnn, bet airrefang, appenteren, hof van a. = bet aipperiationgfpf, airiefatteret, alaufen (pl.); alley a. = afaufen bag 'gee,* ; een a. doen aan (of op) = bag, 43offen bag. apperiteren an (alff.). apenkop, m. = aiffenfopf ; 2ihnutel, appel, m. = %Oa; VIPfelbaum; (van een St4Linget, ZaugenicOtg. degen) Zegenfnopf ; door den zuren a. bijten = apenkuur, v. = niirrifcfje in ben fauern Wbfet beiten; de a. valt niet ver apen ll land, o.; -liefde, v. = 9Iffen lanb ; van den stam = ber 9.1pfel fiiat nicf)t mat born =Liebe (=nuttergartlidgeit). etatume; voor een a. en een ei = fpottfaig, Apennijnen = Kpenninen. flit en Spottgelb ; een schip met zureappelen = apenspel, o. = alffenfpier, bie =fontabie, bie ein f)erangie4enbeg tagetivetter; gezien ale een 'Poile- rotte a. bid de groenvrouw = beliebt tvie bag apentuin, Boo(logifcber Oarten). Scbtvein im cjubenbaufe. aperij, v. = afferei, bag Kffenipiel. appelaar, = 91pfelbaum. apbaeresis (weglating aan 't begin van een appel II beignet, v.; -bloesem, m.; -bol, m.; woord), v. = 9.1041irefig. -boom, m.; -boomgaard, m.; -boor, v.; aphelium (zonsafstand), o. = VIODefium. -drank, m. = ictinitte ; bie =bate; aphorisme (korte gedachteuiting), o. ber sitrubel; =baum ; =garten ; ber ,augftecter (ber 9Ip1jorigmug. .bOrer) ; ,tvein (molt). aphoristiseh = ap4oriftifck formel4aft. appelliauwte, v. = erbeuc4elte fJnmaci)t, spin = affin. OSelegettbeitgointmacbt. aplaneeren (effenen), h. = applanieren. appelgrauw = apfelgrau. aplomb (stelligheid), o. = bet Viplomb. appelgrauwtje, o. = ber itpfelic§intsttel. appelkoek. 55 argwanig. appel I koek, m.; -moes, o. = 9.10felifwben ; ber alrbeitglbertrag (ber Zienftbertrag); gleute ; /mug. ber %Idol. appellant, m. = 9.14elfant. appelleeren, arbeids II man; •tijd, m. = Krbeitg Imam ; icbtv. (4.) = abOerfieren, Zerufung elnlegett. Me wit. appelsehijne (gedroogd), o. = bfe 94fel. arbeidster = Krbeiteritt. fcbnite. appcltaart, v. = alpfeliorte. arbeidsveld, o. = Krbeftgfelb. appeltje, o. = tbfelcbett ; een a. voor den arbeidsvermogen, o. = (in phys.) bie dorst bewaren = einen Vtotgrofcben (91ottlfennig, %net& ; a. van beweging = Zetvegunggener- eine 8trne fiir ben Zurft) aufbeben, 5uriicflegen ob. gie ; a. van plaats = %. ber S3age. auffparen ; ik heb een a. met je te schillen = arbeidswillige = Krbeitgtufaige(r). fob babe ein ,D i* t cf) en mit bir 5u rupfen (Offilcfen), arbeidzaam = arbeitfam, fteitig. arbeid- ein fgt tuft bir au fdtiffen ; ergens een a. van zaamheid, v. = Krbeitramfeit, ber giett. opgooien = dm. tnie beflattftg our Spracbe arbiter (scheidsman) = Krbiter, ecbiebgricbter. bringen, eth). anregen. arbitrage (scheidsrechterlijke beslissing; appelvink, m. = afrfcb(fern)beiter. wissetwaarde), v. = Virbitrage. appelvrouw = 910felfrau. arbitrair (willekeurig, eigenmachtig) = appelwUn, m. = 910feltvein. arbitrar. appendix (aanhangsel), o. = ber 9.1.0penbig. arcade (zuileboog), v. = alrfabe. appereeptie (bewuste opneming), v. = KO, Areadie, o. = 91rfabien. Oereption. Arkadisch = arfabffcb. appettjt, m. = 40etit. arcanum (geheimmiddel), o. = lIrfanum. applaudisseeren, h. = (einem) tr.a0plau areeeren, h. = fdiraffieren. bferen. areeering, v. = Scbraffierung. applaus, o. = ber 910plaug, ber Zeffaff. arehaeoloog(oudheidkenner)=%rcbtiolog(e). applleatie (toepassing; ijver), v. = V113131i: arehaeologie, v. = V.Ircbtiofogie. arehaeo- fation. logiseh = arcbtiologifcb. applicatuur (vingerzetting), v. = 900Iffatur. archaisme (verouderde zegswijze), o. = ber appoint (saldowissel), o. = ber 9113point, ber Wrcbafgmug. thfcblu ttvedtfel. arehief, o. = afrcbib. apporteeren, h. = abportieren. arehipel, m. = 9Ircbipel. appozitie (bijstelling), v. = 91143ofition. architect = Krcbiteft. arehiteetoniseh = appreeiatie, v. = Siirbigung. arcbiteftonifd). architecturaal (bouwkundig appreeieeren, h. = tviirbigen, 5u [fcbiiten mooi) = arcbiteftural. arehitectuur, v. = tviffen. 9Ircbiteftur. appreteeren (toebereiden, glanzen), h. = archltraaf (verbindingsbalk boven de zuile- abtoretieren. appretuur, v. = W1313retur. kapiteelen), v. = ber Krcbitrab. approbatie (goedkeuring), v. = 9,10brobation. arehivaris = 9IrcMbar. approviandeeren. h. = berOrobiantieren. arehont, m. = 9Ircbont. approximatief (bij benadering) = appro. Ardennen = Krbennen. ArdennerWoud, ximatib. 0. = ber airbennentralb. A. pr. (anni praesentis) = beg gegentniirtfgen arduin, o. = ber Cluaber, ber Eluaberftein. ZfabreB, biefe& ,abre4. arduinen = int& £uaber, £uaber ... April, m. = ber 441; A. doet wat hij wil = are, v. = bag (ber) 9Ir; drie A. = brei Kr. ber 9113rif macbt, ina4 er tviff ; op den lsten A. arena, v. = arena. stuurt men de gekken, wear men wil = am I. arend, m. = .bier; (poet.) liar. erften Vlbrit fcbicft man bfe barren bin, tbobfn II. Arend = afrnoth. man Mg; zie ook b r i I. arendsliblik, m.; klauw, m.; -nest, o. = April N gek;-grap, v. = Wprillinarr; ber ,fcber5. albler11 blicf ; bie %ffaue ; •neft (ber .borft). a priori (voorar) = a priori, apriorifcb, bon arends 11 netts, m.; -oog, o.; -vleugel, m.; bornberein. •vineht, v. = bie Kbler II nate ; %auge ; =Nigel ; a propos = atno0o4 ; om weer op ons a. te ber •fIttg. komen = um tvfeber auf befagten Hammel ob. auf arenpalm, m. = Me BucferSline, bie Gag% unfer Unita 5u foramen. tuirepalme. Apttlie, o. = 9.111ttlien. areopagus, m. = Kreopag. aquarel (waterverfschilderstuk), v. = bag argeloos = arglog, abnungglog, obne Wrgtvobn, 9.14uareg. bertrauengferig, 4 annIog. aquarium, o. = 1Iquarfunt. argeloosheid, v. = gfrgrofigfeit. I. ar, v. = ber Scberfen,, $ferbefcblitten. arglist, v. = Vide, Wrglift, interIfft. [II. ar: in arren moede = iirgerlicb, untvirffg]. arglistig = tiicfircb, bfnterfiftig, argliftig. arabesk, v. = 9Irabegfe. Argonauten = 9frgonauten ; tocht der A. Arabi*, o. = 9.1rabien. Arabier = 9fraber. = alrgonautenaug. Arabiseh = arabffcb. argot (dievetaal), o. = alrgot. arak, v. = ber lIrral. argument, o. = afrgument. arbeid, m. = bie alrbeit; zie verder we rk. argumentatie, v. = Wrguntentation. arbeiden, h. = arbeften; zie verder we rk e n. argumenteeren, h. = argumentferen. arbeidende stand, klasse = Me arbeftenbe Argus (eigennaam en = scherp waarnemer) = fitaffe, ber Krbeiterilitanb, bie ,fraffe, ber Krgog, 9Irgug. argusoogen = Kraugaugett. 9Itibrilanb. argwaan, m. = Wrgtvobn (auf ob.gegett einen), arbeider = Krbetter, 9Irbeitginann. Zerbacbt (auf einen); a. koesteren = K. begen ; arbeiderslivolk, o.; -woning, v. = Vir, a. krijgen, opvatten = K., Z. fcbi313fen; a. op- bef ter!, bolt ; .tbobnung. wekken = E Z. erregen. arbeidsbeurs, v. = 9Irbeiterbiirfe. argwanen, h. = argwiibnen. arbeids II contract, o.; -lieden ; -loon, o. = argwanend, rargwanigi = argtabnifdt. aria. 56 arrowroot. aria, v. .---- %rte. ber Krnt(e)fitttberlIftubt (qtilV*11); =geiict (bie Ariaan (aanhanger van een chr. kettersekte) .ntiene). = ffrianer. Ariaanseh = arianifcf). armgewrieht, o. = ffringefenf. Ariadne = afrfabne; de draad van A. = ber armhartig = ffeinlict, engberbig, f fligficb, Wriabnefaben. efenb, armfefig. armhartigheid, v. = Arier = Wrier. Steiniftbrett, engberafgreit, te I a g If Veit. aristoeraat = Wriftofrat. aristocratic, armhuis, o. = afrtnenbau4, bie -anftaft. v. = ffriftofratie. aristocratiseh = artily= Arminiaan (Remonstrant) = ffrminianer. fratifcb. Arminiaansch = arminiattifcb. writ (Ind.), m. = bie Sictef. armkroon, v. = ber Strottfeucter, ber arithmetica, v. = 91rit1metif. afrmleucbter. arithmetisch = arit4rnetifcf). armkussen, o. =Wrinfiffen, 43olfter. ark, arke, v. = 9,1rcbe ; a. Noachs = ff. armlastig = bur &Eft ber airmenfaffe ; a. 9oacf)(&), ff. 9Zoif ; a. des Verbonds = Zunbe&, worden = an Me ffrmenfaffe fommen. fabe. armleuning, v. = WrinfOne. I. arm, m. = ffrm (am kiirOer, eineb atuffeg, armloos = armlo&. eine& St ronfewtter&, eine& ,t) ebefg, ether Sage); armmeester = ffrmenpfleger, bogt, =ant een kind op den a. hebben = ein Stinb auf fOer. bem %rut baben ; a. aan a. gaan = Irm in armoede, v. = Krmut; 't is daar a. troef = 9Irm, untergefaf3t gef)(e)n; iem. in den a. ba tjerrfcf)t grofe Virmut; a. zoekt list = nemen = fidj an einen urn Nat ob. toiffe inenben; afrmut mac* fcbfau, rucV neue Sege; a. is geen iem. onder den a. nemen = einen unter ben schande = ffrmut fcbtinbet nid)t, ift feine Siinbe; gfrin nefimen, einen unterfaffen; vorsten hebben a. van verstand = eeiftegarmut, 1trmut beb lange armen = aiirftett f)aben fange 9frme &Meg. armoedig = iirmtick (iets sterker) ob. Vinbe. bitrftig ; a. kleed, gekleed = iirmficbe& Meth, II. arm (adj.) = arm; de armen = bie 9frmen; armtfct geftelbet; arrnoedige omstandigheden = een arme drommel = ein armer Zeufel ob. iirmlicf)e ZerVittniffe, biirftige Umftiinbe; een Scf)furfer; a. aan woorden = arm an torten; a. boeltje = efne &ma* Sirtfc0ft; hij heeft de armen van geest = bie geiftig ffrmen ; zoo het armoedig = e& gebt bet -itu fnapp ber. arm als een (kerk)rat = arm tvfe elite Stirc4en, armoedzaaier, m. = ,t ungerfeiber. matt& ; a. als Job = arm inte Vob; a. en arm 11 plaat, v.; -ring, m. = Krtn 11 f citiene ; rijk = reicf) unb arm; arme ridders (een gebak) -ring. = came &titter. armschool, zie armensOool. armada, v. = afrmaba. armsgat, o. = ffrittfock ffrmenocf). armadil (gordeldier), m: = ba& ffrmabiff. armlistoel, m.; .vijl, v.; -vol, m. = %milk arm 11 band, m.; -been, o. = ba& ffrm II banb ; feffei (.ftuf)t); sfeite; =boa. .bein (ffcbfelbein). armilvoogd; -wezen, o. = 9Irnten 1113fteger arm ii bestunr, o.; -bestuarder; -bezoek, (.bogt); %tnefen. o.; -bezorger = bie %rmenliberbvitung armzalig = armfefig, erblirmlick jammerfic0 ; (bie =bireftfon, bie %raft); .bertraiter; ber fiimmertic0 (910rung). =befucb, .hater (=pfteger). Arnhem, o. = 9.frn4eim. armilblaker, m.; [-borst, m.] = %mil. Arnhemmer = 11rnbeimer. teucbter; bie .bruft. Arnold, Arnout = 91rnofb. armbnidel, m., zie armenzakje. aroma, o. = from, ffroma ; (van wijn ook) armbus, v. = afrinenflitcfrfe, Kftnofenbihtfe, bie Currie. aromatiseh = arontatifcf). (in de kerk) ber Stir*nftod. Aron, zie Aaron. arme = Virmer, ber Krtne ; ze trekt van de aronskelk, v. = ber afron, ber ffron&ftab, armen = tvlrb au& ber afrmenfaffe unterftit t. ffron&murs. armee, v. = gfrtnee. arrangeeren, h. = arrangferen, einri*en, armeekorps, o. = afrineeforp&. treranftatten. armecren, h. = armferen. arrangement, o. = ffrrangement. armdik = armbicf. Arragon, o. = ffragonfen. Arragonier = armelUk = iirmtici), bitrftig. afragonier. Arragonseh = aragottifc0. armelniskind, o. = armer 2eute kinb, in arren moede, zie a r II. ffrmeleutefinb. arre, arreslede, zie a r I. armenpbelasting, v.; -bunrt, v.; -dok- arren, h. = Scf)fitten fabren. ter = ffrntenlIfteuer; bob %biertef ; %ar5t. arrest. o. = ber afrreft, bie oaf t, bet Oefcbfag ; armen li fonds, o. ; -geld, o. = Written ll faiTe ; (vonnis) Urteif ; in a. zitten = im Kyr. fein; :gab. iem. in a. nemen = einen arretieren, berbaften; Armenie, o. = ffrmenien. Armenigr = a. leggen op = 2Irr., Viefcf)1. tegen auf of 9.1rmettier. Armeniseh = armenticb. mit afrr. ob. Zefcf)f. belegen. armenlIkamer, v.; -kas, v.; -praktijk, arrestant = 1trreftant. v.; -school, v. = ffrmenil bertvaitung (4affe); arrestatie,Iv. ---= afrreftation, Zerbaftung. faffe (fffmofenfaile); =lyragi& ; 4ctule Meyer zegt arresteeren, h. = arretieren, berbaften ; men Zesirf&fitute, niebere 3iirgerfcbufe e. d.) (vaststellen) feitie#ett. Armen it verzorger; -verzorging, v.; -wet, arriveeren, z. = anfommen, eintreffen. v. = 91rmen1113ffeger (.bater); .Offege, bah arrogant = arrogant. =gefe#. arrogantie, v. = ffrrogart3. armenilwijk, v.; -zakje, o.; -zorg, v. = arrondissement, o. = ber Vieefirf, Anon, bag &men!' Wetter ; ber ,beutef (ber *Hugel. biffement. beutef); =pftege. arrondissementsrechtbank, v. = btx armezondaar = Nrinefiinber. 2anbgericbt. armessondaars 11 bank je, o.; -gezieht, o. =-. arrowroot, o. = VIrrovroot, arsenaal. 57 asyl. arsenaal?o. = Krfenal, 8eugaug. ker(tourtnalfin),m. --,-- Kf cf)en I regen ; 44430e arsenieum, o. .---- Krienif. =gefiif3; itrecfer. arsenikhoudend = arfenifOartig. I. asem, zie ad e m. arsis (hefling in 't vers), v. ,.-- Krf14. II. asem (Ind. een plant), v. = St amarinbe. art. (artikel) = ber Krtifel; 43aragra0 (?. asemstroop, v. = Zainarinbeniimonabe, arterie (slagader), v. = Krterie. bet 'raft. artezisehe put = artefifiter Orunnen. asjeblieft, zie believen. Arthur = KrOur, airtur. askruk, v. = Kci)fenfurbet. articulatie (gewrichtsverbinding ; klank- As'modee, Asmode'us (booze geest), m. = vorming,duidelijke uitspraak), v. = Krti= Kgino'bi. filiation. aspect (aanzicht), o. =--- ber 91f0eft. artikel, o. = ber &titer; (in wetten e. d. asperse, v. = ber Stiarget. gew.:) ber 43aragra0 ; de a.. en des geloofs = asphalt, o. = ber 9.103balt. Me 13)1aubenUirtifet; huishoudelijke artikelen = asphalteeren. h. = afOaltieren. (cii.Obaitun0,-., V33irtfc0aft4gegenftlinbe, .artifet.asphyxie (schijndood), v. = afflAtigie. artikelbrief, m. = Krtifelbrief (Marine= aspidistra, v. = KfOibiftra. bienftregfement). aspirant, zic adspirant. artikelsgewijs = artifetiveife, abidwittipeife, aspireeren (streven), h. = afpirieren. paragrapi)entwife. aspunt, o. = ber Kngelpunft, ber q3o1. artillerie, v. = Krtifferie ; rijdende a. = assaut, o. = ber Sturntfauf, ber ,angriff ; bag reitenbe Krt. eettfecOten. artillerie II park, o.; -school, v. ; -trein, Assehepoester = NO (ber) Kidynbrilbel, m.; -vuur, o. = ber Krtifierie II parr; ,fcbuie ; .puttel. train; Jeuer. assegaai, v. = ber 9Iffagai(e). artillerist = 9.Irtitterift. assessor (bijzitter), m. = Kffeffor. Artis (Zoologische twin in Amsterdam), v. = assignaat, o. = bie Kfrignate. atrtB. assignatie, v. = Kffignation, Kniveifung, artisjok, v. = 9.1rtifcbode. ber $ tap:Ie.:Vet. artist = Krtift. artiste = Krtiftin. assigneeren, h. = affignieren, antueifen, elite artistiek = artiftifc4, flinftierifc. Knmeifung erteilen (auf). arts = Kr5t. artsenij, v. = 9.frotei, 9:11e- assimilatie (gelijkmaking), v. = Kffimitation. biain. assimileeren, h. = affitnifieren. artsenij 0 bereider ; -bereiding, v. ; -be- aswises: Hof van a. = ber KififenDof. reidkunde, v. = Kraneillbereiter ; -beret- assisteeren, h. = affiftieren, beifterrn. tuns; =bereitung4funft. assistent = Kffiftent, Qbebtife. artsenijOkruid, o.; -kunde (-leer), v.; assistent-resident = alffiftentaefibent. -menger = Kraneill fraut ; %funbe (.10re); assistentie, v. = Kffiftents, ber Zeiftanb ; tot .bereiter (smijcber). a. in de huishouding = bur Stil#e ber ,au4frau. I. as, v. = Kci)fe; (aan machines om beweging associatie, v. = Kffo5iation, itanbel4gefen. over te brengen) Belie; per as = .per Kci)fe, fcf)aft. associ6 = Kffoci6, Sobio, Soata, auf bet Kc4fe. ebefetifcbafter, Zeitbaber. H. as, v. = (muz.) ba4 9ig. associecren zich, h. = fid) affoaiferen. alarm, m. = 91d)fenarnt. assonantie (klankgelijkheid), v. = V.Iffonana. asbest, o. = ber %f heft. assoneerend rijm ?affonierenber Reim. asceet (boeteling) =-- Mgt, Kgfet. assorteeren, h. = affortieren ; goad ge(as)- ascendenten (bloedverwanten in opgaande sorteerd = it)41 affortiert. lijn), my. = 9146enbenten. assortiment, o. = Kffortiment, ber lorrat, aseetisch (streng zelfonthoudend en vroom) bie KugiDa41. = agaetif& agfetifck assuradeur = Kffefurant. arch, v. = Kfcbe ; in de a. leggen = in KW assurantie, v. = Kffefurana ; een a. sluiten = legen, einlifctern; tussehen twee vuren in de elite aiff. abfcbtief3en ; zieverderverzekering. a. zitten = awifcf)en atvel Stitbien Viten; in assureeren, h. = affefurieren ; zie verder zak en a. = in Cad unb K.; zijn assche ruste ver zekeren. in vrede = fanft Tar feine K., gri e b e (fei) feiner Assyria, o. = Kff4rien. 91. ! of bie rbe fei ibin kir* ! Assyrier = Kffi)rier. Assyrisch = affOrifc0. asehaehtig = afcf)ig. aster v. = lifter, Sternbiume. asehhbak m. ; -bakje, o.; -belt, v.; -bus, asteroide (kleine planet), v. = ber Kfteroib. v. = 9.1fcWilfaften; bet ,becter; %grube ,(ber asthma, o. = Kftbina. %abrabeKat); iirite (ber ,frug). asthmatiseh = aftimatif4 asehblond = afd)blonb. astraal-lieht (zwak sterrelicht), o. = Asehdag, m. = aff*rntittivolt. Kftrarticbt. asehheimmer, m.; -gat, o. = 9Ii*nlleimer astrant = breift, unberfc6amt, fed. astran- (bag ,geflif3); ber -fats. t(er)igheid,v.= Zreiftigfeit, Unberfcbtinitbeit. asehgrauw = afeOgrau, Jarrett. astrolablum (werktuig om de hoogte van asehhhok, o.; -kar, v.; -kleur, v. = de sterren te meten), o. = Kftrolabium. aff*111110d) (bie ,grube); ber darren (ber giltiff astrologie (sterrewichelarij), v. = Kftrologie. fatten); ,farbe. astroloog = Kftrolog(e). asehkleurig = afcbenfarben, sfarbig. astronomic (sterrekunde), v. = Kftronontie. asehllkolk, v.; -kruik, v. ; -kuil, v. = astronomiseh = aftronontifd). bag Kfc4enllioc (ber staff); ber r.frug (bie ,urne); astronoom = Kftronont. =grube. Asturie, o. = Kfturien. Asturift = Vifturier. asehman = TAM:tfa iirer. Asturisch = afturifc0. mocha regen, m.; -sehop, v. ; -vat, o.; -trek- amyl, o. = Ifftif, 06badi, asyndeton. 58 averechts. asyndeton (weglating van 't verbindings- SeriegtgeriMtrat. auditorium (gehoor, ge- woord), o. = 9Iftmbeton. hoorzaal), o. = alubitorium. atap (dakbedekking van droge nipa of alang- suer I haan, m.; -hoen, 0.; -os, m. = /fuer 0- alangbladeren), v. = Kta13. ta4n ; sbutx; .octb. atavisms (erfelijkheid), o. = ber Ktabtt, Augiasstal, m. = Kugiatitail. mut . Augsburgsch = augtburgifd). atelier, o. = %tater. augurk, v. = Ourfe. sterling, m. --= eturVoie(r), Zerructte(r), %len. August = Kuguit. Augusta = Kuguita, be(r), Unmenfd). aluguite. atheisme, o. = ber %dogma. atheist = AugustUn = Kuguitin. AugusttJner 910eift. (monnik) = Kuguittner Angustinus = athenaeum (school voor H. Onderw.), o. = aruguitinut. VItIonitum. Augustus, m. --,- Kuguitut ?(maand) ber Kuguft. I. Athene (stad), o. = %Oen. II. Athene aula (gehoorzaal), v. = 9fula. (godin) = Ktbene. Athener = alt4ener, aurea bulls (gouden but), v. = aurea bulla, (aft4entenfer). Atheensch = ationifcb, (ado: goibene Zurte. nteniiid)). aureool, v. = aureole, bet 0 eiligenidoin. athleet = %Wet. athletisch = at4lettfc0. Aurora = alurora. atjar (Ind.) = $icfeit. austraal (zuidel(ik) = auftrat, %ultra . ... Atjeesch = atfd)inefifd). austraallicht (zuiderlicht), o. = Kuftral. Atjeh, o. = Vitfd)tn, Ktiin, 9Itief). tid)t, SLIM*. Atjeher = Ktfd)inefe. Australia, o. = 9Xuftralien. Atlantische oceaan, m. = %dant** Australisch = auitratifcf). Doan. autaan, zie altaan. I. atlas (kaart-, plaatwerk), m. = %flat, anteur = Kutor. auteursehap, o. = Me %dant. atutorid)aft. auteursrecht, o. = Vlutort,, II. atlas (stof), o. = ber atlas. %erlagtrecbt; literartfdot %igentunttred)t. atlas II formaat, o.; -gebergte, o.; -vlinder, authenticiteit (echtheid), v. = Kutiontiattlit. m. = VIttat 5 format ; =gebirge ; %fctmetterting. authentiek = auttlentifd). atmosfeer, v. = Ktmoibbitre. authentizeeren, h. = au0entifibieren. stmospherisch = atmoilAtirtic4. autobiographie (eigen levensbeschrijving), atomisme (leer dat alle lichamen uit atomen V. = Kutobiograpbte. bestaan), o. = ber catomitmut. autochthonen (oorspr. bewoners) = Kur. atomist = %tomtit. tocbOonen. atonic (verslapping), v. = Ktonte. autocraat (alleenheerscher) = Kutorrat. atoom, 0. = atom. autocratisch = autorratifd). attache = attacI)E. auto-da-fe (plechtige ketterterechtstelling), attaque (aan-, toeval), v. = Vittacre. o. = Kutobafe. attaqueeren, h. = attactieren. autodidact (die zich zelf ontwikkeld heeft) attent = aufmerff am. attentheid, attentie, = Kutobibart. v. = Kuftnerffantfeit, attention. attenties, autograaf (eigen handschrilt, kopiderma- my. = Oeitinigreiten, Kuinterffamfetten. chine), v. = bet, bat autograph. attest (getuigschrift), o. = 9Itteit, Belton% automaat, m. = automat. Sertififat, bfe a3efc4einigung ; (van koopers) bfe automatisch = autotnatifd). Knerfennung ; a. van onvermogen = ber Kr. auto, v. = bat auto. automobiel, v. = bat mengein. attestatie, v. = bat %tteitat, bat Kutomobit, Me elutomobile, bet StraftWagen. RItteft. autonomie (zelfstandigheid), v. = %utono: attesteeren, h. = atteitieren. lute. autonoom r--, autonom. Attica (land), o. = VIttifa. autopsie (l(ikschouwing), v. = alutopfie. attika (halfverdieping), v. = Attila. autorizatie, v. = Kutortfation. Attilla (eigennaam) = afttita. autorizeeren (machtigen), h. = autorifieren. attilla (huzarejas), m. = Mtila. autoriteit, v. = Kutoritiit ; bevoegde a. = Attisch = attifd). auftiinbtge 8ebbrbe. attractie, v. = 9Ittraftion, %nate4ung. aval, o. = ber %bat, hie 841eIbtirgicOaft; attrapeeren, h. = attrObieren, erivticOen, een voor a. geteekende wissel = ein abalterter ertal3ben. 8 ecbfet. attributief (kenmerkend) = attributib. at- avance (winst ; voorschot; tegemoetkoming), tribuut (kenteeken, eigenschap, zinnebeeld), v. = Kbance ; iem. a .. s maken = einem I. at o. = Ittribut. mad)en. a. U. b. (als 't u belieft) = bftte, menn't be: avaneeeren, z. = abancieren. liebt, gefeiffigft (cleft.). avancement, o. = 91bancement. au! = au! 0 WO ! avans, zie avanc e. anbade (muzikale ochtendgroet), v. = alubabe, avant-scene (voortooneel), v. = 9.1bantfaene, bat Vorgenittinbdon. Zorberfaene. &acne, v. = aluftion ; op een a. doen = in avarlj, tie averij. eine %. geben. auetionaris = Kurtionator. aveelzaad, o. = ber eictOt. numbs, v. ?sZolborange, avegaar, m. = groter Oofirer, blaber. authentic, v. = Viubien5; a. aanvragen, om Ave Maria, o. = Abe Wlaria. a. verzoeken = um eine sub. nactfud)en; a. avenant: naar a. = berVittnitmatig. geven, verleenen = sub. erteilen; op a. gaan = Aventijnsche heuvel, m. = 9thentinifdor bur hub. geVe)n. audientiezaal, v. = ber Ciget. alubienbiaal, bat =aimmer. avenue, v. = %nee; Kbenue. auditeur(-militair) = Kubiteur, Vlubitor, avereehts = berfeipt, berbrei)t, hirectivibrig. averg. 59 baanderheer. aver% v. = tiaberei, tiabarie, Oabarei; a. .gottegbienft; .ganger (i.gaft, Rommunifant) ; loopen = Oab. erretben; particuliere = ber /Wit. befonbere ob. partifulare ,t)ab. avond maaltijd, m.; •mnziek, v.; -palm- averijberekening, v. = ZOO*. averij- oog, o.; -rood, o. = Me Kbenb Ontablbeit; grosse, v. = 4)abarie groffe; grof3e ob. ge: mtufif ; .pfauenauge; Me =rate (bag 'rot). meinfcbaftlicbe aberef. averijgrosse- avond II sehemering, v.; -school; v.; -ster, omslag, m. = 4)abarieberteilung. v.; -stond, v. = Kbenb II biinnnerung ; :fd)ule ; averoen, avernit, v. = Stabil:Jun; wilds a. ber .ftern ; oftunbe (abenblidn Stunbe). = ber gelbbeifut. avondlistreek westen), v.; -tafel, v. = aviatica, aviatiek, v. = Kbiatif, giug. Kbenb gegenb ; her .tifc (bag .effen). tedmif. avondtoilet, o., zie -kostuum. aviatleus = 91biatifer, glugtecnifer. avond ;Nair, o.; -vermaak, o. ; -wande- avocasserie (advocatestreek), v. = Maim. ling, v. = bie Kbenb liftunbe; bie .unterbaltung lifter& (.beiuftigung); ber .(fpabier)gang. avond, m. = 9thenb (ook fig.); van a. = beute avontnren, h. = tnagen, rigfieren. abenb ; in den a., des avonds = abenbg, beg avonturier = Qthenteurer. avontunr, o. = Kbenbg, am Kbenb ; tegen den a. = gegen ben Kbenteuer ; op a. (uit)gaan = auf auggeb(e)n ; QM.; 't liep tegen den a. = eg lief (ging) auf op a. varen = auf gut ebriicf fabrin; allerlei ben QM ; ik kom voor den a. niet terug = a. hebben = agerlei befteben; 't rad van . . bor %b. . . .; de a. daalt (valt) = ber Kb. a. = bag Blab ber aortutta, sailiicfgrab. flint; to a. of morgen = irgenb tvelcber avontuurlijk = abenteuerlicb. Bett, gelegentlicb. azioma, o. = 9Igiont. avondll bezoek, o. ; -bijeenkomst, v. ; azalea, v. = Q13alia. -Mad, o. = ber 91benb befucb ; :berfaminfung; azen, h.: a. op = ffcb nabren bon; nacbiterten :blatt. (sat.), tauern auf. avond ff dienst, m.; -eten, o.; -gebed, o. = Aziaat = Aziatiseh = afiatifcb. %bent) gottegbienft, .effen (.trot); :gebet (bie Azie, o. = Men. .anbacbt). azijn, m. = avond llgezelsehap, o.; -kerk, v.; -klok, azijnaaltje, o. = efilgatcben. v. = Me Vlbenb II gefegfcbaft ; .fircbe; .gtocfe. azijnaether, m. = %ffigtitber. avondlikoeltje, o.; -kost, m. = Kbenb jj. azijnen, h. = mit %tilt; anmacben. Iiiftcben; bie .foft. azijn fabriek, v.; -geest, m.; v. avondkostuum, o.= ber Oefefircbaftg I anaug, -makerij, v. = %ffig lifabrif ; .geift ; ber (voor damss) bie =toilette, bag .ffeib. ogerutt ; .brauerei. avondllland, o.; v. = 9Ibenb HIanb ; azijnilmoer, v.; -smaak, m.; -zuur, o. = 'tuft. %ffig II mutter (.befe); sgefcbmacf ; bie =f sure. avondmaal, o. = 9Ibenbmabr ; 't heilige azimuth (toppuntshoek), o. = ber 915intut. a. = bag beitige Kb. ; aan 't a. gaan = aunt azimuthhoek, m. = Qtbitnutattninfet. Kbenbmabi get(e)n; viering van 't a. = %bent). Azoren, Azorisehe eilanden = 9.1Soren. ntabigfeier. Azteek ((Amerik. stam) = Qi5tefe. avondmaalsHbeker, m.; -dienst, m.; azuren, azurig = aiurn, aburfarben. -ganger; •tafel, v. = 9thenbmabfg h felcb ; azuur, o. = ber %bur. 13. B, v. = bag Q3.; b-majeur = R3sbur ; b-mi- bask, v. = Q3afe; zie verder baken. neur = Q3.ntog. Baal (atgod), m. = Baal. bit! = bab ! 13fui ! pad ! hij zei boe noch ba = baal, v. = her Q3agen. er fagte fein Sterbengtvi3rtcben. baaldoek, o.. o. = bie 43adleintuanb. baadje (ook: baaitje), o. = Santg, bie jade; basil), v. = Q3abn, (C4., Waneten)Q3abn ; ber op zijn b. krijgen = jacfenfett ob. ettn. aAf bie Sea, ber $fab ; zich b. broken =fit Q3abn Ra1313e befomtnen ; ik zal hem op zijn b. geven = brecben ; ruim b. maken = l la mien; ibm bie Jade (ben Elliicfen) bog., augfloOfen, dag en nacht op de b. zijn = Xag nub gtacbt ibn burcbtvatnren. befcbliftigt rein; op de lange b. schuiven = I. baal (wollen stof), v. = ber 18o1 (l8oj, auf bie lange l8anf fcbieben, binaugfcbieben, Q30); (fig.) ber inottvein, her iflotfpon. binauggeben, in bie 2,iinge geben ; de baan [I. baal (zeeboezem), v. = lBaf. ruim maken = bie ectrierigfeiten (Oinberniffe) III. bald (tabaksoort), v. = ber Rneger, ber beifeite fcbaffen, ben Beg fret macben ; een zaak Sl(a)nafter. op de baan brengen = aufg %ape ob. auf bie baaien = bofen, Q3oi .. ; een baaien rok = ein 03abit bringen; iemand van de b. knikkeren = Q3oirocf. baaiwever = Zioitbeber. einen augitecben; hij is 't katje van de b. = baaierd, m. = bag Wog, ber tuft, ber ber 45auptbabn; hoeveel banen heb je noodig? = tairrtuarr. totebiel Oreiten ob. R3abnen braucben Ste? ze baaitabak, zie b a ai III. loopt op de b. = fie get auf ben Strict. baaitje, zie baadje. baanbreker Q3abitbrecber. bastizont, o. = 8oilaio. baanderheer = R3annerberr. , baanderij. 60 badhandschoen. baanderti, v. = Seilerbabn, Seiler& baan. bast: ik vied er goon b. bij = e4 bifft (nit#t) draaler, m. = Rabbreber (in ber Seiferbabn). tuft nicbt, bringt mfr feine 2in berung ; de gelegen- baangeld, o. = Zafingelb (fitr ben %Idfeger). held to b. nemen = bie eelegenbeit benulpn; baanhond, tn. = berfaufener tOunb. alle middelen to b. nemen =- afle Eittel ant baanspinner = Seiler, eeittnadm. tvenben ob. angreifen; zonder b. = °One %rfolg, baantje, o. = unbebeutenbe, untergeorbnete frucbtlod. Stefie; 't is me een b.1 =--. ein fd)i3ned Oefcbtift ! baatje: alle baatjes helpen = ein Miner voordeelig (vet) b. = eine tette $fritnbe, Zorteif gift aucb ; bier Starncben macben etnen eine eintrligficbe Steffe. t aufen. baantjesjager = Steffenjliger. baatziek = getvinniihttig. baanvak, o. = bie Ziabnitrecfe. baatzueht, v. = Oetvinnfucbt, ber %igennut, baanveger = %id., Q3abnfeger. ber egoidmud. baatzuehtig = eigenni4ig, baanwaehter = Zabntbiirter. baanwaeh- getbinnfilcbtig, felbftifcb, egoiftifcb. baatzuch- tershuisje, o. = Zabittutirterbaukben. tigheid, zie baatzucht. I. baar (eig. iem. die pas in Indio komt) = babbel: haar b. gaat altijd = ibr Vauf(tberf) Saar, Reuling, gleuangefommene(r); (fig.) liner, ftebt nhtt ftiff, gett ben ganaen lag; ze is eon fabrener, 03ritnfcbnabef. b. = fie ift ein Vabbermaul, eine Stfatgfiefe. II. baar (golf), v. = 9oge, tilette ; op de babbelaar = $fauberer, Scbtbiiter, bad baron = (ook) auf ben Gluten. Wabbermauf, 43abelband ; (een suikergebakje) III. baar (8taaf), v. = Stange, Barre; een b. ber naramel. babbelaarster = $faub(e)re= goud = eine eolbbarre. tin, Scbtniii3erin, $abeffiefe. IV. baar (draagbaar), v. = %Ore. babbelaehtig = pfauberf)aft, gefcbibiit,ig, V. baar, adj. = bar ; b. geld = bared 133elb ; fcbtratAaft. babbelachtigheid, v. = $fau, al mijn b. geld = meine ganbe Zarfcbaft ; berbaftigfeit, Oefcbtblit3igfeit, cf)inctlAaftigfett, zending in b. geld = Oarfenbung ; bare onzin = Rebfeligfelt. reiner ob. Lefler linfinn ; [offen, nacft, offenbar]; babbelarij, v. = bad Oebfauber, bad Ges zie ook zee. blabber, bad Getvlifcbe ; 43fauberei. baarblijkelUk, zie klaarblijkelkjk. babbelen, h. = blaubern, fcbtrat,en. babbel- baard, m. = fart (ook van visschen, oesters, guichies, my. = leered Oerebe, ber airlefana. sleutels); (van een veer) bie actipte; (van babbelkous, v. = $laubertafcbe, alaticb ii bafe, korenaren) %art, bie eranne; in den b. :Here, .fcbtoefter, $abeffiefe; (m.) 43apelbang. brommen = in ben %art bruntinen ; om babbelzucht, zie babbelachtigheid. 's keizers b. spelen, twisten = um bed kaiferd Babel, o. = Zabel; de toren van B. = ber fart fbielen, ftreften, ficb5anfen; hij heeft den babnIonifc§e Zurnt; zie ook Babylon. b. in de keel = er tnecbfelt bie St-intim; zijn babkin, v. = abide. babijnen, h. = linden. b. laten staan = ficb ben %art tuacbfen, ben baboe, v. = tabu : inb. Stinbermiibcben, %. fteljen faffen ; baarden (van den walvisch) = kinberfrau, Byte. %arten. babok, m. = Stiiibef, alegef, Orill)fobf. baardeloos = bartIod, unbiirtig. baard- babouche (Turk. muil), v. = Q3abufAe. haar, o. = Oartbaar; (van visschen) ber baby, o. = %abb. %artfaben. baardig = biirtig. Babylon, o. = R3abblon; 't moderne B. = baardll scheerder ; -schrapper; -viseh, bad neue label. Babylonier = Oabbfonier. m. = %artff fcberer; sfrater ; .fifcb. Babylonisch = babt)Ionifcb ; B .. e balling- baarkleed, o. = %abrtucf). schap = b .. e Obefangenfttaft; B .. e spraak- baarlijk: de baarlijke duivel = ber feibbaf, verwarring = b .. e &minting. tige Zeuf el. babysehort, o. = bie Oabt)fcbitrae. baarmoeder = Oebiirtnutter. bacchanaal (my.... nalift), o. = Zaccbanaf. baars, m. = Octrfc. bacchant (deelnemer aan eenbacchustee80, baarseh: eon b. voorkomen = tabbifcbed Vittdt m. = lBaccant. bacchantisch = baccban, feben; zich b. gedragen = fid) finfifcb benebmen. tifcb. Bacchus (wijngod) = Zacctug. Rae- bass = Veifter; b. timmerman = 8immer. ehuslied, o. = Oaccbudfieb, Zrinflieb. meifter; (opzichter) Serffilbrer, snteifter, VIttf, bac'', v. = ber Oaciffud, %GOMM feber, Z5nfbeftor, (in een drukkerij) gator; hij is bacterie, v. = Oafterie. de baas = er ift ber lUleifter, er bat 511. befeblen ; ik back (bij 't voetbal), m. = lad, ElnaltniAter. ben mijn eigen b. = mein eigtter Oerr ; hij is mij bacove, v. = Oacobe, IBanane. de b. of = er ift nth itberlegen, mfr fiber; bacovecaltuur, v. = Zacoben, ob. Oananettt den baas spelen = ben lUleifter maven; ook fultur. fbeftafeln, aufbegebren; de vrouw is Kier de b. = bacteriologic, v. = Zafteriologie. bat bie Hof en an, fitbrt bier bad Regiment; bad, o. = Bab (in alle bet.); eon b. nemen = ein een b. in 't turnen = ein lUleifter let Zurnen ; 0. nebmen ; de baden gebruiken = baben; gezellige oude b. = ein gemittficber (famofer) (ook wet) Rrunnen trinfen. after Sham (kerf), alted ,i)aud ; vroolijke b. = bad ll broek, V. ; -dokter = Q3 ab e II bole ; =ant. luftiger %ruber (43atron); een lastige b. = baden, h. = baben; m baben ; zich in weelde emit fliftiger %urge ; hij ('t) is een uitstekende b. = fm iiberffut fcbirimmen, lid) fm U. tuafben ; b. = ein $racbtittenfcb, ein ,t5auptferf; dat is in blood, tranen, zweet b. = in %fut, %rtinen, een baas (van een visch bijv.) = bad ift (mat) Scbtbeit baben. ein Red; een baas van eon jongen = ein Baden, o. = Zaben. Badenseh = babifcb. fraftiger aunge, ein gaiter Sterl ; altijd b. Badenzer = IBabener. boven b. = jeber finbet feinen Eateifter; den bader = %aber. b. over iem. spelen = elnen bebormunben, bad li gast ; -geld, o.; .goad, o. = ba be 11 . mit einem nail) Mitt battbefn ; hij is een gait; .gefb ; song. baatje = ein Oaubtbabn. badhandlidoek, m.; -sehoen, m. = bad baimmehap, o. = Me Vtetfterfc§aft. Se be= ob. Ntottierbanbituc*; 4,4u1). badhouder. 61 bakvol. badll bonder; o. = 913abellinbaber; bakeren, h. = ein kittb tvidein ; alb Vintme ob. Sarterin bienett; zich in de zon b. = fith badinage, v. = ber ecberb, bet (Spat. fonnen, fid) an ber Sonne ; beet ge- badine, v. = ba4 epatsierftikfcben. bakerd zijn = bit3ig, ein 4)eif3fporn, badineeren, h. = fci)erben, fpaf3en. ein 45igoPf fan ; haastig gebakerd = borlaut. bad 1( inriehting, v.; -kamer, v.; -kneeht ; bakerfooi, v. = bag Siegengelb. -koets, v.; -kostuum, o. Oabe II anftait ;bakerli kind, o.; -kleeren, my. = (tube; 4necbt (:biener); s ehe (ber Marren); ber flub; .fieiber. -anbug. bakermat, v. = teimat, Siege. bad knip, v.; -kuur, v.; -meester=a3abell bakerspeld, v. = grof3e Stednabel. tvanne ; -fur; 4neifter. bakersprookje, o. = Vimmentnarcben. badplaats, v. = ber Zabeort, naar een b. bakgeld, o. = R3adgetb. gaan = ing dab reifen bakhnis, o. = Zacfbaug ; (gezicht) ziebakk e s. badseizoen,o. = bfe Oabefaifon, bie bakje, o. = Reiner Zebtliter, FRapfcben (voor badspons, v. = ber Zabefcbtvamtn. taartjes, om geld in to zamelen e. d.) ber badstoel, zie strand stoel. etter; (rijtuig) bie Zrofcbfe, ber Sagen. [badstoof, v. = Scbtvit3., Oabeftube, Babe= bakkebaard, m. = 8adenbart. anftatt.] badwater, o. = Zabetvafier. bakkeleien, h. = fist raufen, rico balgen, [baffen, zie blaffen.] fici) priigein. bag, zie bagge. bakken, h. = (brood, visch, kook) Baden; bagage, v. = bagage, bag elepticf; zijn b. (steenen, pannen, potten) Brennen; Zricftrad aangeven = fein ehepiicf aufgeben. fpieten; zoete broodjes b. = att fireube friedjen; bagage recta, o.;-waxen, m. = ber (epadll flein beigeben; iem. een poets b. = einem fcbefn ; =tvagett. einen Streicb (einen $offen) fpielen, einent ettv. am bagatel, o. = bfe Zagatette, Me St leinigreit ; om Beuge fiicren; wie heeft hem dat gebakken? = zulk een b. = (ook)ivegen caner folcben 2appalie; tint bat ibm bag eingebrodt ? hij zal 't niet (spott.) dat is geen b. = bag ift fein $appenftiet. weer b. er tvfrb ficb nicbt tvieber unter, [bagge, v. = ber ebefftein, ber Ring (mit fteben ; zijn brood is gebakken = er ift ein stein).] gemacbter Vann ; 't bakt = eg friert ftarf ; de bagger, v. = ber Scbtatnut ; b. (de machine), sneeuw bakt = ber Scf)nee bliftt NI); bij m. = ber Q3agger. 't examen, zie zakken. baggeren, h. = baggern. bakker = fader; hij is b. an = er ift ab. baggerlimaehine, v.; -man; -net, o.; gefafit, geliefert ob. baron; beter bij den b. als -praam (-sehuit), v.; -turf, v. = R3agger bij den apotheker = Heber bent fader nib mafcbine (ber Bagger); .ntann (bagger); 4103; bem oftor. ber .prabut ; ber ,torf. bakkertj, v. = 8tiderei, Oadftube. bagno (gevangenis v. d. galeislaven), o. = bakkersbedriy, o. = Mderbanbtverf. 3agno. bakkersbeenen = Sentmeibeine. bah! = bald pap I pfui bakkersigezel; -jongen; -kneeht = baignoire, v. = Ziabetuanne; $arterreloge. Zticferli gefette ; .junge; .fnecbt. baisse (lage koers van de effekten), v. = bakkers 11 oven, m.; -sehop, v. = lad II ofen ; R3aiffe. +tauter (ber sfcbieber, ber =fcbieter). baissier (spekulant)= Oaiffier, lontramineur. bakkerstor, v. = Scbabe, ticbenfcbabe. bajadere (Ind. dansmeisje; tang halssnoer), bakkers m.; -wankel, m. = v. = Zatabere. R3iicferil tvagen; .Iaben. bajonet, v. = bag Q3ajonett ; aanval met de bakkes, o. = 453eficbt ; wat een b.! = Wei* b. = ber Q3ajonettangriff. robe I houd je b. = ban Maul, bait Me bak, m. = Zeblifter, Zrog ; (voor planten, glappe; iem. op zijn b. geven = einetn eine kalk) teilbet, bie WIttibe ; (voor aardappels e.d.) ebrfeige, eine allaulfcbette geben, kopfniiffe ber, bie Scbtiffel ; (van bout) %apt bag Zecfett ; abreicben, einen mauffcbett(ier)en; een lief bak- (regenbak) bie Bifterne; (matrozetafel, voor- kesje = ein biibfcbeg Qbeficittcben ob. Virbcben. plecht) bie, ber R3act; (van een rijtuig) naften, bakmeester = Zadmeifter. (in den schouwburg) bag parterre; (grap) bak loon, o.; -oven, m. = Zacfligetb ; .of en. eita; 't regent alsof 't met bakken van den baksel, o. = (gebak) $achverf; (wat hemel valt (wordt gegoten) = eg gief3t tvie in den keer gebakken wordt) Oebticf, ber mit TIluiben. Chub; (van steenen enz.) Giebticf, ber Etrattb. bakbarometer, m. = bag Oeflif3barpmeter. baksgasten = Oacfggaften. bakbeest, o. = ber Stoiof3, Ungetilm, tinge- bakslede, v. = Virt groter Gcbtitten, bielleicbt 4euer, een b. van een knol = eine ungebeure ant beften 5tt iiberfeten burci) „Strogfcblitten". ob. riefige Rabe. bak spier, v.; -stag, v. = Zad fpier ; bag .ftag. bakboord, o. = RSacfborb; iem. van b. naar baksteen, m. = Zacfftein, Bieget(ftein) ; stuurboord zenden = einen bon $ontiug regent baksteenen = eb regnet Oinbfaben, $ilatug fcbiden. Q3auernjungen ob. aenfteriaben ; hij zonk als baleen, v. = Safe, (boei) Ooje ; bakens zetten een b. = tvie ein stein. = Zafen tegen ob. erricbten ; de bakens zijn baksteenen = bad., biegeifteinern; nubBad= verzet = bag Matt bat fici) getuenbet; zie ook ob. Biegelftein. schip en tij. baktand, m. = Ziacfenbabn. bakenHgeld, o.; -reeht, o. Zafen it gelbbak trog, m.; m. =R3actiltrog ; .pfd) (2eucbtfeuergelb); srecbt. (lratfifcb). bakenstok, m. = Vlbftecfpfabt, sitab. bakvisehje, o. = ber Zacfftfci); (eig. ook) baker = Sicfelfrau, Oebanttne, 9.1uttne, ber terin. bakerdienst, m. = Vintmenbienft, bakvol, m. = %Of., Vow, kitbeic, bie SciAffel. ofteite, 2C. bolt (vgi. b ak). bakwagen. 62 banaan. bakwagen, m. = grocer eagen ; *reinter. b. = er tvirft eg nicbt burci)g aenfter; een b. bakzeil halen, h. = gelinbere Soften auf, in zijn wapen voeren = einen aaben ob. tBalfen tebeit, flein beigeben, au grew fried)en, ein, in fetnem R33appen fiibren, ein t8aftarb fein. lenfen, bie Weifen (bfe Segel) einafer)en. Balkan, m. Zalfan. Balkausehler- I. bal, m. = (speelb., biljartb., sneeuwb.) 8aII ; eiland, o. = bie R3alfanbalbintel. Balkan- (van hand en voet) Oaten; (anders, ook staten = R3alfanftaaten. kegeib.) bie Kugel; wie kaatst most den b. balkebrlj, v. = FfRet.elfutlae. verwachten tner fecbten ha mut ber Strefcbe balken, h. = laben, tanen, fcrefen. ivarten, tner augteift, muf3 aucf) ettv. einfteden balkon, o. = ber R3alfon; (van tramwagens bier eg einbrodt, mag eg auc0 augeffen; e. d.) her q3erron. tner fid) nicf)t beftiluben biftL, ber bleibe balkostuum, o. = ber Q3ananaug. aug ber met den bal spelen = Oaf ballade, v. = Rlanabe. fnielen ; je slaat den b. mis = bu bift int ballast, m. = 93anaft; b. schieten = R3. efiv rrtum, auf bent oolevege, (bag ift)febfgetd)offen ; nebtnen ; banaften. een bal maken, snijden (bilj.) = einen 934 ballasten, h. = berbanatten, mit l8attaft inacben, fitteiben ; b. gehakt = ateircbfrot, bie berfeben. Zulette ; geen b.! (geen tier) = ni* bfe ballastsehuit, v. = her Riaftaftlictter. R3oljne ! balken, h. = 8antpiefen; (bie gauft) batten; II. bal, o. = bet Zan; b. masqud = ber Vagfen, gebalde vuist = gebante aauft. ban; b. champètre = Bal champetre, ber Batt ballet, o. = R3anett. fm greten; 't bal openen = ben Zan eaffiten. ballet II danseres ; -meester = R3anett I gin, Bataan (een heidensch priester) = R3ifeain. aerin; ,nteifter (Zanaarrangeur). balanceeren,h. = balancieren; (fig.) ictvanfen. balletje, o. = MI:ben; Stilgelcben; (keuken- balanceerstok, m. = We 8alancieritange. woord) (Mettcb,, Rirot,)fiIi3f3ct)en; een b. van balans, v. = ('t geheele weegtoestel) R33age, iets opgooien ettn. ant& 5tapet bringen, ettn. nagfcbate; (evenaar) ber Sagebaffen; (han- anregen; 't b. aan 't rollen brengen = ettn. fug delsterm) R3ilana; lets in b. houden = ettv. Monett bringen. tm OfeteDgetvicf)t batten; de balans opmaken = balletjesblauw, o. = Stugel., Oonlinber,, bie R3itana aieben ; genatteerde b. = gefcfpnei. $3a1d)blau. cbelte R3ilana; verkorte b. = her Oilattaaugaug ; balling, m. = Zerbannte(r). de b. sluit = bie fflitana ftintint, lit ricOtig. ballingsehap, v. = hie R3erbannung ; in b. balansrekening, v. = R3ilanarecnung. zenden, gaan = in bie Rlerbannung ftbicfen, balboekje, o. = bie ant., R3anfarte. gef)(e)n; zie ook Babylonisch. baldadig = muttniffig, auggelaffen, ballon, m. = (van de lamp) bie unbanbig, bogbaft. baldadigheid, v. = her (luchtb.) Callon; b. captif = eltelbaffon. Vuttniften,bie Rluggelattenbeit 2c. ,zie b ald a di g; ballottage, v. = R3anotage, Stugelung. (de onbehoorlijke daad) her Unfug. ballotteeren, h. = banotieren, fugetn (itber baldakijn, o. en m. = ber V3albacbin. einett). Balder (Noorsche Zonnegod) = R3albur. baloorig = miirrifcb, untrafg, berbrief3liC balderen, b. = toben, ref en, liirmen. iirgerlicO; iniberftienftig, ungefitgig. baloorig- balelf-baleh', v. = (inb.) atubebanf, Zitnan. held, v. = mitrrifcbeg Seten, her ltntviUe, balein, V. = bag affcbbein; bie orfettftange, Rlerbrief3ficfleit, her urger; 2aiberipenftigfeit. bag R3tanftcOeft. baleinen = fifcbbeinern. balsamien, zie balsemien. balg. m. = Zalg, bie 4aut, bag gen; R3aud), balsem, m. = R3altant (ook fig.). l9anft. balsemaehtig = balfamitcf). Bali, o. = Bali. balsemen, h. = baltamieren, einbalfamieren. I. belle, v. = Scbranfe (beg MericIttgbofeg); bag balsem geur, m.; o.; -hoot, o. = (dauber (einer Zre013e, R3riicfe); [Sitlagbaum, R3 alf ain butt ; .barb; Scbranfe, R3arriere] ; bag t8arreau, Me VIntnalt. balsemiek = baltamitc0. balsemien, bal- fcf)aft; bij de Haagsche b. = fm C•aager t8arreau; semijn, v. = 93alfamine. balsemiug, v. = hij is een sieraad van de b. = eine Bierbe beg R3altantierung, einbatfamterung. RIbbofatenitanbeg ; voor de b. komen = boy balsemolie, v. = bag Calf aural. ben Scbranfen erteinen. balspel, o. = R3afttOiel. II. bane, v. = her Bober, her Buber, ber niibel, balsturig = tviberfpenftig, ftiirrig, ber Von, bag 1jaf3; (op 't schip) Oa*. eigenfinnig. balsturigheld, v. = RBiber: balken, h. = batjen. ftnititigfeit. ballekluiver = (gcfenfteber, Viit3iggiinger, Balthazar = R3aItbatar. l8ummler. Baltisehe Zee, v. R3altifcbeg Veer. ballemand, v. = her R:Batc0forb. baltollet, o. = bie Riantoilette. Balije (afdeeling van 't rechtsgebied der balustrade, v. = R3anuftrabe, R3ruftl4ne, Duitsehe Orde), v. = Zane'. arlittung. Balinees, m. = R3alinefe. balvormig = fugelfi3rmig. Ballneeseh = balinertfcf). bamboe(s), o.= ber R3ainbug, bag R3ambugrobr. baijapon, v. = bag R3anfleib. bamboessuiker, v. = her Zambug., baljuw = Rfmtmanit, R3ogt, GericOtgberr, Nobraucfer. (in Silettnig,,tolftein) arbabogt. ban, m. = tBann; (rijksb ) bie VW; in den baljuwsehap, o. = bfe Zogtei. ban doen = in ben Bann tun, in bie VIcf)t erg balk, m. = t8atfen; (noteb.) bag gtotenftAtem, fliiren, licf)ten ; (rechtsgebied, bijv. de b. van bie etotenlinien; (herald.) gaben, R3alfen ; tot Gorcum ) bie R3annmeile; (bezweringsformule) de balken springers = baugbot4 fliringen; dat her R3anntprucf); (van de schutterij) 9:11iliaflaffe. mag ik wel (met een krijtje) aan den b. banaal (atiedaagsch) = banal. schrijven = bag mut ici) aufgreiben (tvegen banaan (vrucht), v. = R3anaite ; b. (boom), tier Seltenbeit); hij gooit het niet over den m. Zattanenbaum, bie &mane, Vtang. banaat. 63 bar. banaat (gebied van een banus), o. = Banat. Zfanbbaul, bob eerfalyunt; (handel) eanf banaliteit, v. = Zanalitat (zie bana a 1). bad eanfgefthaft; b. der beschuldigden = banbilksem, m. = eannitrabl, den b. slin- VInflagebanf ; bij een b. deponeeren, in een geren = ben O. fcbleubern. b. brengen = in eine legen, binterlegen ; band, m. bal eanb ; (boekdeel) ber eanb; de b. houden, doen springen = bfe e. batten, b. van een book = ber %htbanb, bie einbanbbecfe ; jprengen ; ik steek 't niet onder stoelen of ban- halfleeren b. = ber Oalbfransbanb ; (aan 't bil- ken = id; ma* rein .tebl baraul, fcb berbeimlithe jart) bte eanbe; (van een wagenrad) bie Sthiene ; el nicbt; ik heb met hem op de b .. en van (van een vat) Reif; (van een rijwiel) 2*, 't gymnasium gezeten = tch babe mit ibm bie reifen, Zneumatif, Mantel; (binnenb.) Scblauth; elinfe bed etpuncifiuml gebriicet, door deb. = banden van ijzer, stroo, zijde = eanber bon bunt) bie eanf, burcbtveg ; zoo vast (sekuur) %lien 2C. ; banden en pezen = eanber unb als de b. = fo fibber tote bfe eanf; [achter Sebnett; de 3 eerste banden (deelen) van dit de b. geraken, komen, werpen = hinter We Z. work = bie eanbe ...; de banden des bloeds, foramen, tverfen]. der tyrannie = bie eanbe bet R3lutel, ber bankaard, m. = eanfert. Zorannet zijn banden verbreken = feine bank 11 aandeel, o.; -aanwljzing, v.; -bil- aeffern serreiten (f prengen); uit den b. springen= jet, o. = bie eanfiaftie; :antrieffung ; We fiber bfe Strange batten ob. fthfagen ; hij is heele- ;note (ber 4thefn); bankbiljet van f 100 = ber maal uit den b. = er ift aul Raub unb eanb ; tatnbertgulbenfthein. aan banden leggen = banbigen, Btvang antun; bankbrenk, v. = her eanf(e)rott, ber eanf, iem. in den b. houden = einen furs, in brucb; bedrieg(e)lijke Vankbreuk = betriiglither Sthranfen batten; door den b. = burcb (betrilgerffther) eanf(e)rott; eenvoudige b. = eanf; garen en b. = earn unb ; handel einfacber Zanf(e)rott. bankbreukig worden in garen en b. = bie Sturstvarenbanbrung ; banfbriithig tverben, eanf(e)rott macben. 't moot van den zak of van den b. komen = banklIbriefje, 0.; -dUk, m. = bie Banff( el muf; nottvenbtgertveffe irgenbtvober foramen. note (ber ,fthein); :belch. bandage, v. = eanbage. banken, h. = fith aufbalten, bertveilen, bleiben; bandelier, m. '= bal eanbefter, Scbutter, (scheepst.) banfen; (spel ) banfern. riemen. banket, o. = eanfett; feftlithel eaftmabl ; non, bandeloos = siigeflol, unbanbig ; ; feft, Budergebtice; bie eanfette; erbabter auttveg. bandelooze lof = ntatlofel .2136. bandeloos- banketbakker = Stonbitor, Bucferbacfer. held, v. = Bilgettofigreit. banketbakkertj, v. = ottbitorei, Bucfer, bandelotten, my. = eattneln. bacferef. bandenleer, v. = &bre ber eanber. banketeeren, h. = banfettieren, tafeln. banderol, v. = ber eftttpet, bad atibittein; bankethammetje, o. fieiner Scbinfen. bal alibnc§en. bankgeld, o. = eanfogelb. bandiet = eanbit. bankhouder = eanfbalter. bandje, o. = eanbthen; (om sigaren) We bankier = eanfier. 2eibbinbe. bankiersIhnis, o.; -kantoor, o.; -zaak, bandjir, m.= eanbiir, reitenbe glut, We fiber. v. = eanf gefcbaft (eanfterbaul); sfontor; fcbtvemmung. bal ,gefcbaft. bandrekel,m.=Stettenbunb; (fig.) Taugenithtl. bankje, o. = eanfthen; bie eanfnote, bey band I wever; -worm, m. = Zanb ff Weber :fcbeht, her :setter. (,tvirfer); .tvurnt. bank glenning, v.; -noot, v.; -papier, o.; banen, h. = bannen (in alle bet.); zich een plaats, v. = eanfjilebne; :note; %paOfer; weg b. = ficb einen deg b., git eabn breien; tier sOlct#. 't gebaande pad volgen = (fig.) ben alten bankroet, o. = her eanf(e)rott, ber Slonfurb; Sthrenbrian fortgeb(e)n. b. gaan = eanf(e)rott macben, In nonfurl bang = bang, bange; b. zijn = fiirthten, geraten; berfraien. fith fiirthten, Vine baben; (angstig, vreesachtig bankroetier = eanfrottierer. zijn) angitlith fein, angft baben; (schromen) bank lisehroef, v.; -staat, m.; -transae- fit ftheuen; iem. b. maken = eitten (einem) ties, mv.; -werker; -wezen, o. = Q3anfl, bangle) ntacben; ik laat me niet b. maken = fcbraube (her Scbraubflocf); 13efthafte icb Jaffe mith nicbt einfthilcbtern; b. voor honden (,operationen); :arbeiter; ,tvefen. zijn = bar itunben bange fein, ficb bor banneling = Zerbannte(r). fiirthten, bor Ounben VIngit baben; 't zal wel bannen, h. = bannen, berbannen, in ben Bann gaan, daar ben ik niet b. voor = el tvirb fthon tun; (den duivel) bannen, befthiviiren. geb(e)n, bafiir (babor) fit tidy nitht b.; ik ben b., Banns (Bong. waardigheidsbekteeder) = Zan, dat = id; fiircbte, bat ... of id; bin bangle), R3anull. bat...; ik ben b. voor (nl. om) hem = tch fiircbte banvloek, m. = eannfiuth. fiir tbn, nth ift bangle) um ibn; ik was er al b. banvonnis, o. = eerbannunglurteil; (kerke- voor = baste ith'it both, id) baste el fthon; lijk) ber eannflyruth. woes dear maar niet b. voor = bal bat feine Baptist (doopsgezinde) = eaptift. 9tot, baben Cie beltvegett feine Gorge! Bar. (Baron) = Baron. bangerd = VIngftbafe, 9IngftVeter. bangheid, I. bar: barre strand, rots = fabler, nacfter bangigheid, v. = R3angigfeit, VIngft. Stranb, Pelf en; barre heide = bfirre, unfrucbt, banter, v. = tanner, aabne, Stanbarte; bare .0eibe; b. weer = raubel, furcbtbarell de b. der vrijheid = bad fanner ob. bie gabne Setter; een b. heer = emu ftrenger (ook ber aretbeit. rifcber, univirfther) eeferfe; barre koude = banjer,_m. = eornebmtuer; den b. uithangen = ftharfe, fthneibenbe gate; 't is bar 1 = el ift ben groten .errn fpielen. fthlinun 't is bar koud ! = fthauberbaft felt ! bank, v. = eanf; (in Ind.) fRubebanf, ball bar conservatief = furthtbar fonferbatib; b. veel Seanapee; b. van leaning = bal 2ei1p, geld = unbeintlith biel eelb. bar. 64 Batavier. II. bar (spr. baar), v. = Oar, etei)trinfftube. barrevoeter, barrevoetbroeder = Q3arr. barak, v. = Zarade; een oude b. = efne atte fitter(mOnc?. barrevoets =--- barfut Z., emit atter Raften. barribre, v. = 8arrfere. barang (Ind.), m. = bag 03ebiid, Sa0en (p1.). barrikade, v. = 8arrifabe. baratterie (bedrieglijke handeling, „schel- barrikadeeren, h. = barrifabieren. merij" van schipper of equipage ten opzichte barsch = barid), raut); (stug) fltroff ; (norsch) van de vracht), v. = 8aratterie. untbirfc0, miirrif0. barsehheid, v. = 8arf0:, barbaar = Oarbar. barbaarseh = bar= bat, Sdyrofffiett, mitrrifd)eg Sefen. barifct). barbaarsehheid, v. = Oarbaret, baret, m. = tit (in een muur, deur. balk, UnmenfrOtict)feit, fROeft. kleed) ; SI)rung (in een glas, kopje e. d.); Barbara = Barbara. bie Rite (in steen, metaal, hout); wide b. .,-_- Barbaresk = Oarbar, Zarbaregfe. bie Sbatte. Barbarije, o. = bie Oerberei. Barbarijseh barsten, z. = berften, bra4en, fbringen, Otiffe = berberifc0 ; Barbarijsche Staten = Oarba, befommen ; Minbe berften; berftenbel %i1; ref fenftaaten. Ofilten, arilcbte berften; b. van lachen, nijd = barbarisme, o. = ber Oarbarigmug. berften ob btaten bor 2a0ett, 91eib ; eine Ofafe, barbeel, m. = bie Oarbe. Rnofbe, ein butter Sad bta4t ; 004, (flag Barbertje, o. = Otirbd)en, Ohba. fbringt, befommt Milk; buigen of b. = biegen barbier = Oarbier, (ouderw.) Saber. ober brec4en; gebarsten huisraad = bribtiger barbieren, h. = barbieren. taugrat ; tot b .. s toe vol. = lium Berfbrin: barbiers Iljongen ; -winkel, m. = Oarbier II gen boll, geferie (dgebilfe); bie .ftube. Bart, Bartel = Oart4et, 04. barearol(1)e (gondellied), v. =10arfarote. Bartholomeus = Oarttptomeiug. bard, m. = Zarbe. Barges: volgens B. = 'mit 9.1bant Miele. harden Oiled, o.. -zang. m. = bag Q3arbentieb. baret, o. = ber Oarbt. [bardezaan (hellebaard), m. = bie $artifane]. bas (instrument en stem) v., (zanger) = bartge, v. = bie, ber Oarege. ber lam. bares, h. = gebiiren; zorg, veel verdriet b. = bascule, v. = Oriidentuage. Sorge(n), biet Oerbrut3 (grofon Rummer) nt4en ; basil brommer, m.; -flu% v.; -pup, v = de tijd baart rozen = (bie) Belt bringt Rofen, R3a1311bruninter ; =Rote; dbfeife. mit ber Beit bffildt man inofen. baseeren, basilica, basis, zie b a z .. . Barend = Oernbarb. basrellef o. = Oagretief. barenspnood, m., -weeen, mv. = (geburtgd bassa (pasja) = Oaffa, $ajoDa. ibet)en, Rinbegniite; in b. verkeeren = in ft .. n bassen, h. = betten, flaffen, belf ern. fein ob. liegen. bassethoorn, m. = bag Oaffe0orn. baret, v. = bct& Oarett. bassin, o. = Oaf fin. barg, m. = Barg, bag Oarcb. bassist, m. = eaffift barge, bargie, v. = bag foot, bag SOmf f. baslislentel, m.; -stem, v. = Oatilic4fitifet; bargoens, o. = RauberibetfO, ber jargon. .ftimme. barheid, v. ----= Rat)14eit, RadOeit, Ziirre, bast, m. = bie atinbe ; (binnenste, zachte b. 1Rau4eit, Strenge, miirrifdieg eefen (vgl. bar) van linden, b. van vlas) 00; (grove b.) bariton, m. = Oariton. bie Oorfe ; zijn b. vullen -.:,- ffdj ben Zatg fiitten; barium, o. = Oarium. iem. op zijn b. geven = einem ben Oudet (bag bark, v. = (driemaster) Oarf ; (boot) Oarfe. felt) gerben. barkan (geweven stof), o. = ber 8arcbent, I. basta (in 't kaartspel), v. = bie Oafte. ber Oarfan. II. basta I = bafta! $unftum ! ecbluf3 ! barkas, v. = Zarfaffe. bastaard = Oaftarb ; (zie ook b an kaar d); barksehip, o. = bie Oarf. iem. b maken = einen enterben. bastaardij, barmhartig = bart4ereg ; b .. e broader = v. = Oaftarbf4aft, Unectittieit, un4eti* (4eburt. b .. er 3ruber. bastaardnaehtegaal, zie basterdn.. barmhartigheid, v. = Oarn4eraigfeit. bastaardvloek, m. = unecbter tucb. barnen: in 't b. der gevaren = in ber Vitte bastaardwoord, o. = arembroort. brobenber Oefabren. bastaehtig = rinbenartig, bafttiOtict). barnsteen, o. = ber 8ernftein. barnstee- basterd, zie bastaard. nen .-= bernftefnern; Zernftein . . .; b. pijpje basterd II tiler, o.; -geslaeht, o.; -naehte- = Me Oerniteinfbit3e. gaal, m. = OaftarbIltier; dgefd)tecbt; bie barnsteenllkleur, v.; -vernis, o.; -znur, -nachtigatf e(Siirtenflinger, bie Oraunette.) o. = OernfteinHfarbe; ber ,ffrnig; bie =f sure. basterdliplant, v.; -ras, o.; -soort, v. = barok (stijlloos, grillig) = barod. Oaf tarb II bilang ; bie :raffe ; dart (Mart). barometer, m. = bag, ber Barometer; de basterdsuiker, v. = ber rafter. b. gaat vooruit, ach.teruit = bag O. fteigt, Ma Bastiaan .,--:- Oaftian. barometerlbuis, v.; -stand, m. = Oaro, bastig = rinbig. meter Ilrabre ; .ftanb. bastion (bolwerk), o. = bie (ber) Oaftion ; bie barometriseh = barometrifc0. Oaf lei. baron = Zaron ; den b. spelen, uithangen = bastje, o. = bie Oiltfe, Viut*n. ben groten Oerrn !Olden. bastonnade, v. ::-.-- Q3aftonabe. barones = Zaronitt; (baronsdochter) Oarod basil viool, v.; -zanger = 003118eige ; =flinger. neffe. Bataaf = Zatabe, Wiebertanber. baronet = Baronet. baronie, v. ,----- Oaronte. Bataafsch = batabifcb. baroskoop (luchtweger), m. = bag Oaroffob. bataljon, o. = Oataitton. barouchette, v. = 1arutf0e. Batavia, o. = Oatabia. Bataviaan = barrebiesjes: hij is naar de b. = er ift Oatabianer. Bataviaaseh = Oatabiaf0, auggefniffen ob. abgerutfOt. Oatabia . . . Batavier = Bataber. bate. 65 bedaren. bate, v. = ber Qlorteit ; ten b. (van) = aum aan de verwachting b. = binter ber ertuartung Q3eften, au Ounften, bebufg, au Vtut unb auritcfbleiben. arommen; baten en schaden = eetoinn unb beantwoorder = Q3eanttoorter. beant- Zertuft. woording, v. = %rtoiberung ; ter b. van, bates, h. = niitien, belfen, fromnten ; daarmee zie in an twoord op. ben ik niet gebaat = bamit ift mfr nfctt bearbeiden, h. = bearbeften. Rai:Men ; geen beloften konden baten = feine bearbeider = 8earbeiter. 2erflarecbungett batten, frucbteten ob. berfingen. bearbeiding, v. =--- 8earbeitung. bath.orde (laagste Eng. ridderorde), v. = beademen, zie beademen. ber 8atborben. Beatrix = Q3eatrig. batig: b. slot, saldo = ber iiberfcbut, ber beaumontgeweer, o. = Q3eauntontgetoebr. Sabo au jemg. 176unften, ber 63etoinnialbo. bebladerd = bebattert. batik, v. = Q3atif. bebloed = blutig, beblutet, (poet.) blutbebecft. batikken, h. = baticfen, batifen ; gebatikte bebloeden, h. = bebtuten, wit Q3tut befprit,en sarong = bag Q3atiffarong. of befcbmuten. batist, 0. = ber Batift. beboeten, h. = (anent) eine @Mitt* aut. batistes -= batiften, Tiatift . . . ertegen, (einen) mit einer eetbftrafe beregen; batonneeren, h. = batonnferen. baton- (einen) bettraten. neerstok, m. = 8atonterftab. bebolwerken, h. = mit Q3aftionen berfeben, Bat. rep. (Bataafsche republiek) = batabige befeftigen, berfcb'anaen. Otebublif. bebonwbaar = pftitgbar, urbar. batterld, v. = Ziatterie ; galvanische, elec- bebouwen, h. = bebauen ; (ben elder) bauen, trische b. = gatbanifcbe, efertritcbe 8atterie; bebauen, beftetten. van b. veranderen = ben VIngriffgPian Unbent. bebouwer = lBebauer, Q3auer. baviaan, m. = 43abian. bebouwing, V. = Q3ebauung. bavianegezieht, o. = $abianggeficbt. beeijferen, h. = berecbnen. bazaar, m. = 8afar, bag earenOu&. bed, o. = Q3ett ; (in een twin) Q3eet ; naar b. bazalt, o. = ber oaf alt. gaan, brengen = au Sett geb(e)n, bringen ; 't is bazalt ll rots, V. ; -znil, v. = ber 8af aft II fetten ; tijd om naar b. te gaan = eb ift Beit pm %tattle. ecbratengeben; te bed zijn = fm IBette fein ; bazar, zie bazaar. 't b. houden = bag bett bitten; uit b. stappen = bazeeren, h. = bafieren. aug bem Q3. ftefgen ; 't b. opmaken = bag e. Bazel, o. = 3atet. Bazelaar = Q3afeter. madjen; 't b. verschoonen = bag Q3. frifcb bazelaar = actiefer, actielOn&, etifcber, iiberaieben ; 't b. van eer = bag a ber %bre; ecb water. ddnpersoons, tweepersoons b. = einfcbtafrigeg, bazelen, h. = fateln, quacfetn, quaftetn, atoeifcbtafrigeg Q3.; hij is gisteren to b. gaan fcbtoa#en. liggen = er bat ficb geftern au a getegt; hij Bazelseh = bateli4. is aan zijn b. gebonden = er ift bettitigrig. bazement, o. = auf3geftett, 8afintent, Q3ata= bedaagd = betagt, befabrt. went. bedaard = rubig, getaffen ; de storm is b. = bazig = berritcb, gebieteritcb. bat nafteraffen, bat rub getegt ; een b. man = baziliek, bazilika (kathedraal), v. = lBa. ein bebtit4tiger Egann ; houd u b. = bleiben Mira. Ste rubig ; den dood b. tegemoet zien = bent bazilikum, o. = Q3afitienfraut. 'obe getaffen entgegenfeben. bedaardheid, baziliek (kroonhagedis, fabelachtige draak), v. = Rube, eetaftenbeit, Q3ebacbtigfeit. m. en o. = ber Q3afitigf. bedacht: hij is altijd op zijn voordeel b. = bazin = Veifterin ; eine gang rau ; ein er benft burner auf ..., ift timer auf .. bebacbt; tnabrer Zragoner. op alles b. (= attent zijn) = auf arta acbten; bazis, v. = 8af1g. bazisch = bafifd). op iems. belangen b. zijn = ficb femg. ianter, bazuin, v. = $oictune. eften angetegen fein fatten; daarop was ik niet bazninen, h. = potaunen. b. (= voorbereid) = barauf tear fcb nit get aft. bazuinbiazer = $ofaunenbitifer, $ofaunift. bedaehtzaam = bebticbtig, bebacbtfam, um, bazningesehal, o. = ber $ofaunettfcbati, ber ficbtig. bedaehtzaamheid, v. = ber t8ebadjt, .ruf. bie 8ebacbtfamfeit. B.e.D. (Bono cum Deo) = mit bem flatten bedaking, v. = R3ebacbung. Ootte. bedammen, h. = ab., einbammen. Beo (banco) = l8anfo. bedampen, h. = bebunften. bdellium (een gomhars), o. = Q3bertium. bedanken, h.: iem. voor iets b. = NO bet bM = ba 1 einem flit etio. behanfen, einem filr etto. ban, beaarden, h. = beerbigen. fen; (niet aannemen) ablebnen, augfcbtagen ; beaarding, v. = 8eerbigung. voor een ambtsbetrekking e. d. (waarin men beademen, h. = anatmett. is) b. = um %nttaffung aug einem Ktnte 2C. beambte = Q3eantte(r), Vittgeftetite(r). bitten, eta Vtmt 2c. niebertegen ; (werklieden, beamen, h. = augeben, augetteben, einberftatt, beambten) enttaffen ; ik zou je b.! = icb banfe ! ben fan mit. beaming, v. = bag ,Buge hij heeft (voor 't lidmaatschap) bedankt = fttinbnig. er ift auggetreten. beangst = bange, iingittict ; b. maken = bedanking, v. = bag Q3ebanfen ; bie %tit. beangstigen, h. = iingftigen, beunrubigen. raftung ; bag b!ubtreten, vgt. bedanken. beantwoorden, h. = (een brief, vraag, e. d.) bedankje, o. = ber (fcbane) Zanf ; hij heeft beantivorten ; (vertrouwen, een groet, een grof- een b. gekregen = er bat einen fcbbnen Zant heid) ertoibern ; („overeenkomen met") ent. befontmen. fprecben ; aan de verwachting, 't doel b. = bedaren, h. = berubigen, befcbtoicbtigen; b., ber trtvartung, bent 8tnecfe entiprerben ; niet z. = fi berubigen, rubig(er) toerben ; bedaar 1 = VAN GELDEREN , Duitsch Woorclen,boek. II. 6 bedarend. 66 bedhemel. berubtgen Cafe rico; fefen Ste rubfg ; de storm bedelven, h. = bergraben; onder 't puin bedaart = feat rtcb, Id t nacb ; mijn dorst is bedolven = tinter ben Tritininern begraben. niet te b. = mein urft ift uniiifcbtfcb ob. uns bedeiN volk, o.; -zak, m. = Oettel oboit glad. ftittbar ; zie ook b e daar d. bedenkelijk: alle bedenkelijke middelen = bedarend = (fcbmer5)ftitienb. ane erbentricben 9Rtttet ; de zaak, de toestand is bedaring, v.: iem. tot b. brengen = efnen b. = ift infttfcb, bettet, bebentlicb, fritifcb ; de berubfgen, befebtvicbtfgen. zieke is b. = ber Buftanb be4 granten fit bedauwen, h. = betauen ; (ook bfe Oangen bebenftfcb ob. fritifcb. bedenkeitikheid, v. = mit Zrtitten b.). ba4 Oebenftitte, arttlicbe, Tlif3tfcbe. bedbehangsel, o. = ber Oettbebang. I. bedenken, h. = bebenfen, ertntigen, ficb beddeHdeken, v.; -liesch, v.; -goed, o; itbertegen, itber etto. nacbbenfen; hij bedenkt -kleedje, o.; -kussen, o. becfe ; niet wat hij zegt = er bebenft nidjt wag er oftafcbe; song ; bfe :bortage; stiffen. fagt of er benft nfcbt nact ilber bag Wag er beddelkwast, m.; o.; -maker fagt ; heb je 't goad bedacht? = bait bu'4 8ettll quafte (bie strobbet, ber Vtufbeber); tnobt erwogen? of bait bu'g bar inobt itbertegt? :twit (slafen); :mac er. als men bedenkt, dat = Wenn man bebenft ob. beddepan, v. = Zettpfanne. ertniigt, bad eerst gedaan en dan bedacht beddesprei, v. = Oettfprefte. heeft menigeen groot leed gebracht = borges beddelltijk, o.; -wankel, m.; -zak, m. = tan unb nacbbebacbt bat mancben In grof3 (fcbon ber Zettlattaticb (ber :5inficb, ber :itberaug); bfe in) S3efb gebracbt; bfe Rene fommt getablittcb :banbrung ; sfacf. 5u Wit ; (efnen in feinem Zeitament mit etto.) bedding, v. = ba4 ba4 infttnfal (eine4 bebenfen; (man bat fbn gut) bebacbt; („her- a IOW ; Zettung (fitr iba4 (befcbit4); Scbfcbt inneren") ik kan zijn naam niet b. = (bon %rb: unb eteinarten). fann mac auf feinen stamen nit entfinnen ; bede, v. = Oftte ; (dringende b.) ba4 KnIfegen; iets nieuws b. = etto. neue4 erfinnen, erfins [belasting = Tiftte]. ben ; (efnen Man) erfinnen, erbenfen, ficb bedecel, zie bidcel. bededag, zie b i d d a g. au4 benfen ; streken b.= Streictie auginnen ob. bedeelde = ber ,Oau4s, Staat4arine. au4becten ; alle middelen, die maar te b. zijn bedeelen, h. = (aug ber 9.1rmentaffe) tinter- ate erbenftfcben Witter; hij heeft zich bedacht ftittien, unterbatten ; ruim bedeeld met aardsche en doet 't niet er bat rtcb anber4 befon: goederen = retcb mit trbffthen( iltern gefegnet ; nen ; er bat ficfr4 itberregt unb tut e4 titcbt ; de natuur heeft hem rijk bedeeld = bat tbn zonder zich te b. = obne ficb 5u bebenfen; tijd retcb befcbenft ob. bebacbt. om zich te b. = bfe 93ebent5eit; zich op lets b. bedeeHng, v. = Unterftittung, Wrmentaffe. etw. itbertegen ; zie ook bedacht. bedeesd = fdittcbtern, bertegen, bine, flefnlaut, II. bedenken, 0.; zonder b. = obne bebenfen, bagbaft, fcbambaft. bedeesdheid, v. = obne 9Initanb. Scbitcbternbett, Zeriegenbeft, Oli3bigfeit, Bag: bedenking, v. = bob Zebenten, atntrenbung, baftigfett. ber eintuanb, ber %intrurf ; iets in b. houden = bedehuis, o. = Zetbau4. ficb etw. itbertegen; b. hebben, maken = 8. bedenken, h. = bebecfen. baben, macben ; ik geef 't u wel in b. = Ste bedenking, v. Oebectung. miigen ficb4 trobt reifficb ilberregen. bedekte weg beberfter Taeg ; b e aan- bedenktUd, m. bfe Ziebentbeit. vallen, verwijten = berftecfte alitgriffe, Zors bederf, o. = berberben, ber lerberb, bie tritrfe ; in b .. e termen = burcb bie Ztume. aulnf~; bfe ZerberbnO, We Zerberbtbeit (ber iets bedektegjk te kennen geven ettn. Sttten); b. in 't hout, koren = bfe a tittle fin auf efne berftectte Odle ob. burcb bieCultic 5u (Ool5e, fin norne ; aan b. onderhevig zijn = berfteben geven fault:Kir fetn, bent berberben au4gefett fan ob. bedelaar = Oettler. unterliegen ; tot b. overgaan = In a tiutnid bedslaarachtig = bettetbaft, bettterbaft, ithergeben ; dat is zijn b. = fen berberben; hij bettlertfcb. is een b. voor de anderen = eine let fitr We bedeiaarsdeken, v. = ber Z3ettfermantet. anbern. bedeiaarsgebed, o. = Oetttergebet ; een b. bederfelijk berberbtfcb, letcbt berberbtfcb. doen = beimitcb Fein eetb nacbgibten. bederfwerend = lititniMvibrig, We a iiuttit4 bedelaarsligestieht, o.; -herberg, v. = btnbernb, antifetitifcb. Me t8ettterf anftaft ; sberberge. bederven, h. = (We eftten, We Kugen, ben bedelaarshoogmoed, m. = Oettelftot5. Oanber, bad ficb ben Vagen) berberben; bedelaars ll leven, o.; -troep, m. = &Uteri s iems. pleizier b. = jem4. jreube liken ob. ber. teben ; ba4 spacf (baa Zettetpacf). tetben ; een kind b. = efn tfnb berafeben ob. bedelaehtig = bettetbaft. bedelarij, v. = bertabiten ; hij heeft de teekening bedorven Ziettelei. bedeiarm = bettelarm. = berpfufebt, berbunat; 't heelemaal b. bedelllarmband, m.; m.; -broe- (verkerven) = eb gan5 bercliiitten; b., z. = der ba4 Zetteill armbanb ; :brief ; oni3ncb. berberben ; (van hout e. d.) berfauten, bermobern; bedelbrok, m. = erbettetter Nifen; (fig.) unbers (van dranken) abfteben, idjal inerben ; zie ook fcbamter l8ettter. bedorven. bedelen, h. = bettetn; om iets b. = um bederver = Zerberber. chi). b. ; (bij) iem, om iets b. = efnen um etw. bedevaart, v. = eattfabrt, $ftgerfabrt ; een anbettein; hij loopt te b. = er gebt b. ; zijn b. naar Mekka doen = nac Leda tnattfabralen. brood b. = fan trot aufammenbettein ob. bedevaartganger = Zeattfabier, $ftger, erbettein. 43itgrint. bedelOknaap; -monnik; -orde, bedevaartplaats?v. = ber eattfabrt4ort. v. = Zettelli fnabe ; obtrne ; :month; ber :orben. bed lI genoot, m.; -gordijn, v. en o.; -hemel, bedeistaf, m. = Zettelftab ; tot den b. brengen m. = Zettlfgenot ; ber :bebang (ber :bodying); = an ben Z. brengen. :biinntel. bedienaar. 67 bedrijfsbelasting. bedienaar: b. ter begrafenisse = 2eicben, bedompt = bumpf, bumpftg ; (drukkend) bitter, ,befterfer; b. des Ervangelies (des godde- fcb Wit!. lijken Woords) = Ziener beg (giittrfcben)1.orteg, bedonderen, h. = aul ber aaffung bringen; bediende = Ziener ; (in een zaak) Ttebiente(r), ilbertiffpern; (bedriegen) befcbummetn, bemogetn; 055ebilfe; (in den handel) nommfg, ebebiffe, hij stood bedonderd = er ftanb perpfex ob. nontorift ; (employd) Vingeftertte(r); (in een gaol baff (gaff); ben je bedonderd 1 = bift bu koffiehuis) Renner; jongste b. = 2ebrffitg. tort, berrildt1 bedlendekamer, v. = bag Oebientenaimmer, bedreven: een b. ei = ein fauleg ; b. bie Oebienten,, (efinbeftube, bfe %fantmer. visch. = abgeftanbene een b. kind = bedlendepersoneel, o. = bfe Zfenerfcbaft. ein beraogeneg nittb ; zie ook be dery e n. bedienen, h. = (iem., een klant, 't geschut, bedotten, h. = (beetnemen) anfilbrett, nen, de spuit) bebienen ; ik heb hem al jaren lang hunt beften baben, befcbummern, bemogern; bediend = er gebOrt gon jatjretang unter (bedriegen) betritgen, preffen. mane nunben Olbnebmer); iem. aan tafel bedotter = 93etritger, $rerter. bedienen = einen bet Zit* beb., einem bei bedotterij, v. = Oetritgerei, ber Oetrug. Z. auf marten; (iem. oppassen) pffegen, ber, bedrag, o. = ber Oetrag ; ten bedrage van = pftegen; (van een stervende) hij is bediend = im Zietrage (in 05be) bon; tot een b. van = er bat bie Sterbefafratnente erbalien; kleur b. big aum Oetrage bon. („bekennen" in het kaartspel)=aarbe bebienen ; bedragen, h. = betragen, ficb belaufen auf, de mis b. = bie Wieffe Wen; zich van een zaak fib bebiffern auf. b. = ficb ether Sacbe beb., eine Sacbe ben4en, bedrelgen, h. = (einen) bebroben, (einem) ook ficb ettv. 6unute macben; bedien U = be, broben ; iem. met straf b. = einem mit Strafe bienen Sie ficb, tangen Sie au. broben. bedreiging, v. = robung. bedlening, v. = Oebienung ; (aan tafel ook bedremmeld = beftitr5t, betreten, bertegen, bal Kuftnarten; b. van 't H. avondmaal = berpteg. bedremmeldheld, bedremme- Iulteitung bel beiligen Kbenbmabfeg ; (ambt, ling, v. = eftilrbung, Zerlegenbeit, Zertbir% betrekking enz.) bal ffmt, Stale, aunftfon. rung. Lbedlien, zie g e d ij e n.] bedreven = gefcbicft, fiibig, getbanbt, erfabren, bedliken, h. = bebeicben, umbeicben. betbanbert ; b. arbeiders = geftbidte, Mtge bedijking, v. = Q3ebeidjung. Krbetter ; b. (handige) spuitgasten = gettianbte lbedilal, m. = Strittfer, tabler ; ,t4aarfrauber. Silri#enleute ; b. arts = erfabrener, fabiger, bedillen, h. = fritteln, tabeitt, betntifein, be- gefcbidter, getvanbter airbt ; b. in de aardrijks- miitagetn, bofmeiftern; hij bedilt alles = er bat kunde = betranbert in ber fl eogral)bie. be- an ahem ettn. augpfet,en. drevenheld, v. = Oefcbicfficbreit, %rfabren, bediller, zie bedilal. beft, giibigreft, eeetranbtbeit, vgl. bedreve n. bedilziek = fritt(e)tig, tabelfitcbtig. bedriegen, h. = (opzettelijk) betritgen ; bedllzucht, v. = abeffucbt. (zonder of met opzet) tifurcbett ; (listig) bittfer= beding, o. = bie Oebingung ; onder b. = geb(e)n ; liegen en b. = litgen unb betr. ; iem. unter ber Oeb. ; zonder b. = unbebingt. voor een groote som b. = erten um efne bedingen, h. = bebingen, augbebingen ; voor- deelige voorwaarden, lage prijzen b. = bor. grote Summe betr. ; die jongen heeft zijn varier altijd bedrogen = immer betrogen ob. bintev teittjafte Oebfngungen, bate $reffe erlieten; jets goedkoop b. = ettb. bittig erfteben ; dat is gangen; ik ben in mijn verwachting bedrogen = er bij bedongen = bal tburbe mit einbebungen, fib tburbe in meinen ,f2offnungen gettinfcbt, meine gt.offnung ift getiittfcbt tborben ; als ik me bal gebiht mit unter bie l8ebfngungen; dat heb ik uitdrukkelijk bedongen = bal babe niet bedrieg = Wenn icb micb nitbt irre (tiittfcbe) ; schijn bedriegt = Scbein tritgt ; ik heb mij in fcb mfr augbrildlicb augbebungen. hem bedrogen = icb babe micb in ibm geirrt, bedinging, v. = Oebtngung, bal Q3ebingen. bedisselen, h. = in Orbnung bringen; dat betrogen ob. gettiufcbt; hij kwam bedrogen uit = zal ik eens netjes b. = = bal tnerbe icb mat er batte ffcb berredjnet, er fanb ficb in feinen beicbfeth, brecbfern ob. einftibeln. %rtnartungen betrogen, er lit aufgefeffen ; de wereld wil bedrogen zijn = bfe sett bedisseling, v. = bal @due, Knorbnung. betrogen fein. Bedlam (krankzinnigegesticht in Londen), o. = Tseblam. bedrieger = R3etritger. bedriegelljk, zie bedlegerig = betagerig, bettfiegenb ; hij is b e dr ie gl ij k. bedriegerlj, v. = Oetritgerei, b. = er fit bettt., er bittet bal Jett. ber Zetrug ; ber Scb tninbet ; (afzetterij) bedlegerigheld, v. = bettliigerige lranfbeit. borteilung ; 't is alles b. = el ift ate& Scbtbittbef. bedoelen, h. = meinen ; (beoogen) beabficb, bedrieglijk = betritgerffcb, fcbtvinbelbaft; tigen ; ik had niet bedoeld, je te beleedigen = betritglicb ; b e hoop = trilgerifcbe t.offnung ; el War nicbt meine Kbficbt ...; ik heb er geen b e gelijkenis = tiittfcbenbe bnficbfeit ; zie kwaad mee bedoeld = tcb babe ntir nicbtg ook bankroet. bedrleglijkheld, v. = O5feg babel gebacbt ; ik weet niet wat hij be- betritgerifcbe Krt ; bal Zetritgerifcbe bal doelt (waar hij heen wil) = . . . tun er Wang., Zetufcbenbe, bal Oetritgficbe. ha; een heldere, ik bedoel zuivere toon = bedrijf, o.: een snood b. = eine rucbtofe tat; ein better, (ii) tvflI fagen, reiner ton. deugdzaam b. = tugenbbafte Oanbfung ; held- bedoeling, v. = Eineinung ; 9Thficbt; met de haftig b. = bie telbentat; dat is zijn b. = bedoeling = in ber zonder bepaalde b. fein alerf ; onder deze bedrijven = unterbeffen, = abficbtglog ; zonder kwade b. = obne Hie tbabrenbbeffen ; handel en b. = t^anbel unb Mi.; de b. van een spreekwoord = ber Oetnerbe; een b. uitoefenen = ein ,t)anbtnerf ob. Ginn.... lalefcblift treiben; (akte) ber Kufaug, ber Rift; bedoen zich, h. = ficb bercbmu4en, rid) betutt, (exploitatie) ber Oetrieb. 't is om je te b. = el ift aunt otitverben bedrijfal = Oang in aften Bedoelen (zwervende Arabier) = Zebuitte. bedrijfsbelasting, v. = Oetnerbefteuer. 5* bedrijfsgebouw. 68 beeldhouwen. bedrijfsgebouw, o. = eirtfcbaft&gebdube. beduldenis, v. = Zebeutung. bedrijfs Ilkapitaal, o.; -materlaal, o.; bedulding, v. = R3e6eicbnung, %rfitirung. onkosten, my. = R3etrieb&Il fapitat; =mate. bednimelen, h. = befingern, abgreifen, be. riot; .foften. fcbtnt4en. bedrijven, h.: een misdaad b. = ein R3er? bednimeld = abgegriffen, befingert. brecben, begeb(e)n ob. berilben; rouw b.= trauern; bedu(1)velen, h. = (bedriegen) betrffgen, vreugde b. = frobtocfen, Pict) ber areube bin, befcbuntmetn, bentogetn ; (verbijsteren) berblilf? geben ; wat heeft hij nu weer bedreven ? = fen, auf3er gaffung bringen ; ben je beduiveld! Iva& bat er jet tvieber mat angeftefit (anger = bift bu toll, berriicrt ! geben)? bednnken, o.: mijns bedunkens = mettle& nedriivend = aftib. %racbteng, meine& R3ebilnfen&; nacb meinem bedrijver = Zdter, alerilber; ltrbeber ; de 8ebiinfen. b. van een misdaad = ber R3erbrecber, ber beduusd = baff, gaff. Scbutbige. bedwang, o.: in b. houden = in 8tvang, im bedrij wig = gefcbaftig, rilbrig, emfig, arbeitfam. Baume ob. in Oleipeft batten; zijn tong in b. bedrijvigheld, v. = %ntfigreit, 63efcbliftig, houden = feine 8unge ftn Baume batten. felt ; er heerscht groote b. = e& berri* ein bedwelmd = betdubt; (door sterken drank tebbafte& Zrelben, grote Zlitigfeit ob. R3etriebfam, e. d.) beraufcbt ; van sehrik b. = bar Scbrecfen left; b. en verkeer = R3etriebfamfeit unb erftarrt. bedwelmdheld, v. --= Zetilubung, R3erfebr. 8eraufcbung. bedrilal, zie albedril. bedwelmen, h. = betduben, beraufcben, bedrillen, h. = (einen) ntaf3regeln; (etiv.) erftarren (vgl. b edw elm d); de hitte heeft anorbnen, beicbfetn. hem bedwelmd = bat ibn betdubt (ook be. bedrinken, h. = (einem) butrinfen; auf (einen nommen). ob. ettu.) trinfett; zich b. = flit betrinfen. bedwelmend = betaubenb, beraufcbenb ; b. bedroefd = betriibt, traurig (fiber); hij is middel = betilubenbe4, narfotifcbe& Vittel. in een bedroefden toestand = in einer trauri. bedwelming, v. = Oetdubung, R3eraufcbung ; gen ob., etenben Sage; 't ziet er b. uit = 0 fiebt (roes) ber Otaufcb (vgl. bedwelmd). jammerticb, fliigticb, etenb au& ; b. weinig = bedwingbaar = beatvingbar, (be)adbmbar. btuttvenig, ber3tveifett ivenig. bedroefd- bedwingen, h. = (hartstochten, smart, held, v. = 8etrilbtti&, Zraurigfeit. dieren) bestvingen ; (temmen) begibmen, ban. bedroeven, h. = betrilben, befilmtnern, traurig bigen ; (een oproer) unterbrilcfen ; ik kon mij macben ; men moet er zich over b. = 0 lit niet b. = icb fonnte mid nicbt been., midj tvirfticb betrithenb ob. traurig, e& tut einen tveb. ntcbt batten, nicbt an micb batten. bedroevend = betrilbenb, traurig ; b. om bedwinger = R3e5tvinger, Rittinbiger, Unter? te zien = betr. anaufeben. brilder. bedwinging, v. = 't b e dw ingen. bedrog, o. = ber 8etrug, ber Scbtvittbet ; be*edlgd= beeibigt, bereibfgt (9tafter, Zran4, (misleiding) bie Zdufcbung ; 't is alles b. =- tator). 0 ift die& Scbtvinbel; b. plegen = 3etr. becedigen, h. = (einen 8eugen, eine %Wage) berilben, Oen, begeb(e)n ; vroom b. = frommer beeibigen ; een verkiaring b. (onder eede be- 8etr.; droomen zijn b. = Zrdume finb Scbdume. vestigen) = eine erftdrung eiblicb befräftigen bedroppelen, h. = betraufetn, betrdpfetn. ob. erblirten. bedruipen, h. = betrdufeln, betriipfeln ; zich beeediging, v. = R3e,, R3ereibigung (eine& b. = fein Ritt&fommen baben ; flit ficb fetbft Zeamten); eibticbe R3efrdftigung ob. rbiir. forgen. tuna. bedrukken, h. = bebrucfen ; bedrukt papier beefaal, v. = ber 8itteraat. = bebrucfte& R3a13ier. beefesch, m. = Me Bitterege. bedrukt = niebergefcbtagen, gebriicft, traurig, beefzlekte, v. = ber Zattericb, ber St attericb. trilbfelfg. bedruktheld, v. = 91ieberge: beek, v. = ber R3acb. beekforel, v. = fcblagenbeit 2c. R3acbforette. beekje, o. = R3dcbtein. bedroppelen, zie bedroppelen. beek 11 punge, v.; -wilg, m. = 8acb 11 bunge ; bedsermoen, o. = bie @arbinenprebigt. bie .tveibe. bedsponde, v. = ba4 lager, ba& sett. bed- beeld, o. = R3itb (in alle bet.); (standbeeld) stede, bedstee, v. = Oettftatt, .ftdtte, ber Stanbbitb, bie Statue; Holland in b. gebracht = R3ettfaften. bedstroo, o. = Zettitrob. t^otianb in Ritilbern bargeftent ; een b. van een bedueht = in aurd)t, befilmtnert; ik ben b. kind = ein bithfcbdne4 nittb (ook ein R3itb bon voor hem = icb ffircbte flit ibn, icb bin befilm= einem Stinbe); God schiep den mensch naar mert (in aurcbt) um fbn ; b. voor straf bleef zijn b. = Gott fcbuf ben 9:Renfcben Z5bnt pm hij weg = au& aurcf)t bor Strafe ... ; we zijn R3itbe; wassen, marmeren, bronzen b. = b., dat... = Wit fiircbten bat ... eacb&=, Wlarmor., %rabilb. beduchtheld, v. = urcbt, Sorge. beeldaanbidder = R3itberanbeter. beduiden, h. = bebeuten, beseicbtten ; dat be- beeldenaar, m. = ba& Mb, ba& R3itbni&. duidt goed weer = bab bebeutet gute& fetter; beeldende kunst, v. = bilbenbe St unft. een kruis beduidt „gestorven" = ein Strew, beelden 11 dlenaar ; -dienst, m.; -gale's& bebeicbnet (bebeutet) „geftorben" ; 't heeft niets v. = Oftber II Menet (.anbeter) ; ,bienft ; ,gaterie te b. = e& bat nicbt& 6u beb., Witt nicbt biet beeldengleter = R3itbgieter. beff3en (fagen), 0 ift nil* tneit ber; wat moet beelden 11 storm, m.; -stormer = R3itberll. dat b.? = tnab fort bob beiten ? iem. b., hoe fturm ; =Winner. iets in elkaar zit = einem erftdren (au&eitt? beelderlg = niebticb, nett, reibenb, bilbfcb, anberfet,en) tvie ettv. m berbdtt; iem. b., dat tvunberfcban. hij verkeerd doet = einem beutticb macben bat beeld II gleter ; -gleterij, V. = R3itb 1 Oder ; er berfebrt banbelt; iem. b., waar men woont ,gieterei. = einem beutticb angeben, tvo ... beeldhouwen, h. = R3ilbbauerarbeit maven; beeldhouwer. 69 beerput. 't b. = bie titbbauerarbeft, We ,funft, ble beenbedekking, v. = ba& IBeinteber, R3etn- 8fIbbaueret. bebecfung. beeld II houwer ; -honwerij, v.; -houwers- beenblok, o. = ber etietnniflot, ber 8enget, werkplaats, v.; -honwkunst, v.; -honw- ber Scblefffniittel. werk, o. = OM II bauer; ,bauerei; %4auer: been II breker ; -brenk, v. -..--__ Oein II brecber; tverfftatt ; ,bauerfunft ; bie -bauerarbeit. ber - brucb. beeldlg = niebticb, refbenb, nett, 4 OW tbutt, beender ll aseh, v.; -huts, o.; -gestel, o. = beriCin. beeldje, o. = 8libcben, bie Sta, rein-, anocben II arcbe; 'baud; -gerifft. tuette. beender ii kool, v.; -lijm, v. = kno*nll f4le; beeldjeskoop = 93itber-, Statuetten4iinbler. ber •rettn. beeldraadsel, o. = Oftberrittret. beenderll meel, o.; -merg, o. = Zeitt,, beeldrijk = bitberrefcb, btumenreicb. anocben II ntebt ; Smarr. beeldschoon = bitbrcbiin. beenderstelsel, o. = anoctengerfift. beeld II schrift, o.; -snijder = bie Oilb ii er, beendraaler = Zetttbrecbiter. beendroog = fcbrift (ttierogtOben); -fcbni0er. fnocbentrocren, gan5 trocfen. beenen = beinern. beeldspraak, v. = figiirlicbe ob. bitblicbe beeneter, m. = Zein-, nnocbenfraft. Spracbe ob. Dlebe, R3ilberrpracbe. beengewricht, o. = R3eitt,, knocbengelenf, bie beeldsteen, m. = a3itbrtein. knocbenfiigung. beeldstormend = bitberflitrinenb. beengezwel, o. = bie Oeingercbibulft. bead ii stormier , -stormerti, v. = 0-fiber lj - beenhakker, zie slager. ftiirmen; ber ,fturm. beenhard = betnbart, fnocbenbart. beeld II werk, o.; -zijde, v. = On II tverf; -Tette. been II harnas, o.; -holte, v. = ber Oefttli beeltenis, v. = ba& Oftbni&, ba& Nib, bat barnifcb ; -biible. $ortriit; in b. terechtstellen = fin Oftbnifie, beenhouwer = knoc4en4auer, vgl. slachte r. fm Oftbe ob. in effigie binricf)ten. been* = beintg, fnocbig ; een b. gezicht = Beelzebub, m. =Zeerjebub. ern fnodjigeb Chericbt. beemd, m. = bie atur, bie flue, bie %rift. beenijzers, my. = bie Oeinfotter, Pdanticbe been, o. = (een van de ledematen of „bot") Stiefet. eein ; (bot) ber anocben ; (van eenpasser,een beenkanker, v. = ber einfrebg. beenloos, hoek) ber Scbenfet; (van een kous) ber %kin, = bein-, fnocbenta. beenmolen, m. = bie ling; armen en beenen = &rine unb Seine; Oefn-, knocbenmiible. beenontstekIng, v. = zijn b .. en onder den arm nemen = We Seine Oeln,, anocbenentaitnbung. tinter bie Irme, ben Stopf avviicen Me Oetne beenplaat, v. = ZieinfMene. nebmen, ficb auf bie 8efne macben ; -een blok beensehroeven, my. = Oetnicbrauben, fpant, aan 't b. hebben = einen (,f)etnm)retot; am seine fcbe Stief et. beenspat (paardeziekte), v. = ber baben, nfcbt frei rein; ik zie of vind er geen b. Spat. in = icb made mfr rein @ettiffren barau& ; een beensplInter, m. = Mein,, St nocbettrptitter. b. kluiven = einen fettocben abnagen ; iem. beentje, o. = 93eincben, knikbetcben, Reiner een b. to kluiven geven = einem erne barte Stnocben ; iem. een b. lichten = einem an 91uf bu f nacfen geben; b .. en maken (weg- R3ein ftetten ; zijn beste b. voor zetten = ben loopen)= rub babon ob. ficb auf We $etne macben ; rcbiinften tuft boratt& reten, rein l8efteb tun, rein iem. b .. en maken = einem Oeine macben ; fftiigtfcbrte& tun; b.-over rijden = bainbern. door merg en b. = burcb Ear! unb Zan; been II ultsteeksel, o.; -uitwas, o. = ber met 't verkeerde b. uit 't bed stappen = Oeitt-, anocbenlifortrat ; ber ,att&tnucK mit bent linfen Zieftt (auft) auerit aufftebn, beenvisch, m. = St nocbenftrcb. !eine torte berfebrt auffet3en; op de b. helpen beenvlies, o. = bie knocbenbaut. beenvlies- = (einem) auf (bie IBeine) belfen ; weer op de ontsteking, v. = nnocbenbautentatinbung. b. zijn, komen = tvieber auf ben 8einen rein, beenvormig = betn,, fnocbenfiirmig. been- auf bie Beine fommen ; hij is al vroeg op de vorming, beenwording, v. = anocbett, b. = fcbon frill) auf ben IBeinen, auf ben bilbung ; (verbeening) Zerfacberung. Strittnpf en, bet ber atrbett ; zich op de b. beenworm, m. = an4entnurtn. houden = ficb auf ben Oetnen ob. ashen batten ; beenzaag, v. = Oeinfitge. beenzwart, o. = dat houdt hem op de b .. (en) = ba& (er)blitt Q3ein,, anocbenrcbtbara. stn auf ben aiff3en ; op de b. brengen = auf beenzweer, v. = Oeingercbtbutft. We Oefne bringen ; hij loopt op zijn laatste beer, m. = (verscheurend dier, schuld) R3iir ; b.. en = er ilfeift auf bem letten 2ocbe, e& ift (mannetjesvarken) ber ; (waterkeering) bab mit fbm Eattbiii am le4ten; op 66n b. kan Sebr ; (heiblok) alamtnflot, bie &amine; je niet loopen = auf einem Oein ft* man (muurstut) Strebelgetter; (drek) not, Zrecf ; on- nistt (ift ttfcbt gut ftebn); hij klaagt Steen en gelikte b. = ungeterfter Ziff; ungercbtacbter, un- b. = er ftagt taut, iiitnmerlicb, einem We gercbtiffener ob. plutnOer Venrcb ; de groote en de Moen boll; 't zijn sterke b .. en, die de kleine B. = ber grote unb ber Mine R3iir ; de huid weelde dragon = e& miifien ftarfe Zane rein, verkoopen voor men den b. gevangen heeft = We homer gute4 2eben ertragen fiinnen; good, bie taut berfaufen ebe ber tar geftocber. (gefan, flink ter b. zijn = gut, tittle auf ben %alien gen) tit; de b. is los = ber etnif (3tirm) ift to& ; rein; hij is niet goed ter b. (niet wel) = er een b. op sokken = ein 2atittfut ; hij zit dik in fit nit* gut bet Sege; hij is vel over b. = de boron = bi& fiber bie Cbren in ben ecbutben; er ift nur ,Daut nob knocben; zie ook p o o t. een b. maken = einen wren anbinben ; einen beenaarde, v. =ftnocbenarcbe, -erbe, Zeinarcbe. 43utnt) macben (antegen); eon b. afdoen = einen beenachtig = fnocbenartig, betnartig ; b. wren abbinben ; op den b. koopen = auf vleesch = befnfgeb ob. fnocbige& ateifcb. Zorg faufen. beenaangroelsel, o. = ber knocbenanfa#. beerachtlg = btirenbaft. been If aseh, v.; -bederf, o. = IBeins, Sino*n 0 beergesternte, o. = Sternbilb be& wren. arcbe ; We ,f little. beerpnt, m. = We latrine, bie Genfgrube. beerrups. 70 begeerte. beerrups, v. = bie Ziiir(en)rauln, ber Oar. bef, v. = ba& Zeffcben; met mantel en b. = beernil, m. = WirenfOnner. mit Oeffcben unb t alar, in gint&tfleibung. beerven, h. = beerben; iem. b. = einen befaamd = toeftbefannt, atibefannt, berifbmt, beerben; iets b. = etto. erben, ererben. renommiert; (ongunstig) beritcbtigt. beervlinder, m. = Mr(fcbmetterfing). befaamdheid, v. = Ziefanntbeit. beest, o. = tier, Zieb ; arm b. = arme& tier; befdrager = eeiftlicbe(r), Ricbter. een wild b. = airs tbilbe& tier, eine tbilbe beffen, h. = ein Zeffcben tragen; hij beft goed .8eftie; je bent een wild b.! = bu bift chic = ba& Zeffcben ftebt 'bin gut. Zeftie, ein Zieb ! hij heeft 20 beesten op stal = beffoersen, h. = befforen ; befloerste tram = atbanaig Strict Zieb hit Start; een b. maken beflorte, berbilUte ob. geblimpfte t rommel. ( biljartspel) = einen guitg macben; b. zijn (in befranjen, h. = befranfen. 't kaartspel) = labet fein; b. worden, maken = beg. (beginselen) = Vbfang&griinbe, ltentente, bete tberben, macben; de b. spelen = ficb $rinalliien. fcbanblicb betragen, fpeftafeht. begaafd = begabt, talentiert, tatentboll, beestaehtig = beftialifcb, biebifcb, fcbiinblicb, glitcfficb betanIagt. begaafdheid, v. = lieberficb. beestaehtigheld, v. = Oeftialfitit, Zegabung, Gabe; van groote b. = bon grofler 2ieberticbreit. R3eg., bon groten (baben; dichterlijke b. = beesteboel, m. = beftialifcbe 8irtfcbaft. bfcbterifcbe Zeg., Zicbtergabe. beestedokter = t ierarat. begaan, h. = (einen 92eg) begeb(e)n, betreten; beeste 0 kooper; •markt, v. = Ziebilo (een misdaad) begeb(e)n, beritben ; (een fout) iinbfer; ber =marrt. begeb(e)n; laat hem maar b., hij speelt 't wel beestespel, o. = bie % ierbube, bie Menagerie. klaar = fat ibn nur getutibren (macben), er beeste ostal, m.; -voeder (-voer), o.; brine& fcbon fertig ; laat mij b.! = taffen Cie -wagen, m. = Ziebliftart; =futter; :tragen. mid) (In Rube, in frieben) ! ik heb dit pad dik- beestig = beftialifcb, biebifcb, lieberticb, fcbiinb% wijIs b. = id) bin biefen lfab oft gegangen; lid); b. lui, koud = fcbauberbaft trage, fait; een b. pad = ein betretener 43fab ; op den b. veel geld = ocbfige& Gelb, unbeintlicb bid beganen grond = au ebener grbe, met den Gelb. beganen grond gelijkmaken = bent lrbboben I. beet (beetwortel), v. = Runferritbe. geld) macben; ik ben met hem b. = er bauert II. beet (van bijten), m. = Zit; (hap, brok) mid), icb babe FOlitleib mit ibnt. Of fen; de b. van een hond, slang = her Zit begaanbaar = gangbar, paffierbar, tregrant. eine& t^unbe&, einer Ecblange ; in den b. = in begaanbaarheid, v. = ll angbarfeit. ein em 8iffe; hij krijgt er geen b. van = er begapen, h. = (gapend bekijken) begaffen, befommt (einen Nffen babon; zie ook de samen- angaffen; (in den mond nemen) betbaltigen, stellingen. hij begeert meer dan hij b. kan = bie Kugen beethebben, h.: ik heb b. = ber gift(} belt finb itjm grater all ber Vagen; (fig.) jets b. (an) (ook fig.); een drenkeling b. = einen kunnen = ether Cade getvacbien fein. grtrinfenben ergreifen ob. pacren; een vluchteling [begaving, v. = faflenbe Cut, Obnmacbt, b. = einen afilcbtfing ertoifcben, ergreifen ob. fan: ber ,8 uf a tt .] gen; iem. (leelijk) b. (voor den gek houden) = begeerbaar = begebren&tbert. begeer- einem ilbef mitfbiefen, einen anfilbren, pm beften baarheid, v. = 93egebren&toitrbigfeit. baben; iem. geldelijk b. (afzetten) = einen begeerd = begebrt, gefragt. fcbneiben, rupfen, prerfen ; de hand heeft hem begeerder = Zegebrlicbe(r), et.abfitcbtige(r). leelijk beetgehad = bat ibn arg gebiffen, iibef I. begeeren, h. =begebren, berfangen, Minfcben, augericbtet ; ik heb 't leelijk beet = icb babe hij begeert (stark, hartstochtelijk) steeds meer e& arg tbeg, icb babe micb ftarf erfliftet, e& bat = er begebrt hunter ittebr, meer begeer ik mid) titcbtig angegriffen, e& liegt mir in (Olen niet = web r berfange icb nicbt; begeert u nog Oliebern; men heeft gauw wat b. = man bat jets? = tanfcben Cie nod ettba&? ik begeer gleicb toct& tug; jets b. (begrijpen) = dbl. (eisch), dat hij gehoorzaamt = icb forbere bat ring baben ob. fapieren ; heb je 't beet? = er geborcbt; gij zult niet begeeren uws naasten fOiert ? hij heeft 'm beet = er bat einen vrouw = fat bicb nicbt geltiften beine& Riicbften Scinntla130; zie ook slag I. Zgeib&. beetje, o. = bif3cben; een klein b. = ein flein II. begeeren, o. = Q3egebren, bie Zegebr, bitcben; een lekker b. = ein Lederer Cifen, Zeriangen. (ber) 2ecterbiffen; van stukje tot b. = in alien begeerend = begebrenb ; 't b. vermogen = linietbeiten; alle beetjes helpen = bier StOrn, ba& Oegebrung&bernagen. then macben einen t^aufen of trenig bu tbenig begeerig (naar) = begierig (nacb); b. naar macbt 5ufe4t bier; bij beetjes = antablicb, nieuws = beg. nacb Racbricbt; b. naar roem nacb unb nadj. = rubmfilcbtig ; b. om te weten = beg. au bretkrijgen, h.: ik krijg b. = ber aficb beifit thiffen ; b. naar genot, bloed = Iftftern nadj (an); b. (fig.) = etiv. ertbifcben, erangeln; ik sZenut, Zitut; genutfMtig, blutgierig; b. (gulzig) heb 't gisteren beetgekregen = hb babe e& eten = begebrticb (gferig) effen; begeerige (zin- geftern toegbefontmen, babe micb geftern erfaftet nelijk verlangende) oogen = gierfge ob. Iiifterne ze.; hij krijgt den slag beet = er befommt Vlugen. ben Oriff berau6. begeerigheid, v. = Ziegebrficbfeit, Oabfucbt; beetnemen, h. = (eig.) anfaffen ; (fig.) an= (hevig verlangen) Zegierbe, (bier. fitbren, aufaieben, fopOen; (volkst.) bemogeln, begeerlijk = (te begeeren) begebren&tbert betimpeht; iem. leelijk b. = einen bilbicb an- (van personen en zaken), ertniinfcbt (van filbren, anent ilbel mitfWefen. zaken); (begeerend) begebrficb, begierig. be- beetpakken, h. = anfaffen, anpacfen, ergreifen. geerlijkheid, v. = Zegebrlicbfeit, Oabrucbt, beetwortel, v. = (voor de suiker) Runfetrilbe; (zinnelijk) 2iifternbeit. rote Mibe. begeerte, v. = Zegierbe (nacb Rubm, Zer, beetwortelsniker, v. = ber Rabettaucfer. mOgen u. ii.); rustelooze b. = raid* Zegierbe, begeerverthogen. 71 begrenzen. rafttofer ?rang; wat is uw b. = tnab ift 3.11)r daar = nimmt ba feinen VInfang; nu ga ik b. = euttfcb ob. Zerlangen ; lusten en begeerten = jet gene icb baron; om te b., 't huis is voch- (171,e)2iifte unb Oegierben; ik brand van b. om tig = erftenb bie (of icb ivid eb nur gleicb te weten = id febne mid banal au tniffen; fagen), bab ; begin maar (te lezen ik brand van b. om iets te doen = id brenne b.v.) = nur lob over politiek b. = ban $of box Ziegierbe au tun. titif anf.; hij began met te vertellen, wie = begeervermogen, o.=a3egebrung&bermi3gen. er fing bamit an, baf3 er eraliblte, tver ; begekken, h. = iiffen, aum Warren baben, met iem. b. (twist) = mit einem anbinben ; hum beften Ijaben, aufsieben, foppen. wees verstandig, begin niets = fei Rug, begeleiden, h. = begleiten; iem. tot de deur laf3 eb bleiben; b. en eindigen is twee = an. b. = einen fnauUngleiten, (deftiger) einem gefangen ift nod nicbt fertfg. bab Oeteit geben; (muz.) begleiten, affompag- beginner = Vinflinger; (in een twist e. d.) nieren; (mil.) begleiten, geleiten, e&fortieren. lirbeber. begeleider = a3egletter; 63efettfcbafter, atibrer. beginsel, o. = $rinsip, her Orunbfa#, een begeleiding, v. = .0egteitung, (muz. ook) man van b .. (en) = ein Inin6ipienbafter Vann; Mfompagnement. een man van nobele beginselen = bon eblen begelukzaligen, h. = begliicfen, befeligen. GrunbitiOn ; in b. iets aannemen grunb- begenadigen, h. = begnabigen, begena- ftitticb ob. 13rin6ipiett ettv. annebtnen, in q3rinaip diging, v. = a3egnabigung, ber Straferlat. ettn. genebmigen (een voorstel, in een verga- begeven, b. = Mint, Sidle) bergeben ; God dering by.); hij wijkt niet van dit b. af = zal u niet begeven = Gotttvirb bidnicbt er gent nit bon bietem 43r. (Or.) ab; de vreeze bertaffen, zijn krachten b. hem = bertaffen, des Heeren is 't b. der wijsheid = bie aurcbt entfinfen ibm; zijn beenen b. hem = berfagen Qhotte& ift bet eel&beit 9Infang ; slechts in b. Om ben Zienft; mijn geheugen begeeft me = aanwezig = nur im erften Wnfang borbanben, tafit mid im still; zich b. = rub begeben; rubimentar. beginselen (van een weten- zich in gevaar b. = fill in Oefabr beg.; zich schap, een kunst e. d.), my. = Vinfang&griinbe, op weg, op reis, aan werk b. = fic auf %temente, ebrunb6iige; de eerste b. van de ben 'deg, auf bie Retie, an bie VIrbeit macben Grieksche kunst = bie erften Vinflinge .. . (begeben); zich op de vlucht b. = bie atud# beginselloos = prin6ipienta, otjne Orunbf ergreifen; zich in den echt b. = fit in ben fate, cbarafterta. beginselloosheid, v. = Stanb ber %be beg. of in . . . treten; zich ter 43rin6ipientofigfeit, qbaraftertofigfeit. ruste b. = ficb bur 91ttbe beg. begintraktement, o. = Vinfang&gebalt. begever = Zergeber, Zerleiber. begiuren, h. = betauern, berftoblen beobacb. begeving, v. = bab Zergeben, Zergebung. ten, (lieges) beliugetn. begiuurder = Ilaurer. Zerteibung. begommen, h. = gumtnieren. begevingsrecht, o. = ZergebungBrecbt. begonia, v. = l8egonie, bab Scbiefbtatt. begieten, h. = begiden. begleter = R3e: begooehelen, h. = (einem) einen btauen giefjer. begieting, v. = Zegief3ung. Zunft bormacben; (einen) berilden, betbren, ber. begiftigde = (ein) Zeicbenfter, (ber) Oefcbenfte. ftricfen, (ber)btenben, fa&sinieren. begooehe- begiftigen, h. = befcbenfen (met, mit); (een ling, v. = Zdufc§ung, fcattufion, bab Cenb. instelling) botieren; iem. met een ambt b. = inert einem ein Vfmt berteiben; de kerk met een begooien, h. = betnerfen (mit Steinen, mit lamp b. = eine Wm* in Me Stir* ftiften. not); iets b. kunnen = ettn. treffen ob. erreiden begiftiger = Stbenfer. fi3nnen (mit einem stein 6. b.). begiftiging, v. = *3efcbenfung,potation. begraafplaats, v. = ber Viegrtibni&ort, her beefs", v. = Oegine. -plan; her ariebbof ; her eotte&acfer. begijn(e)hof, o. = Q3eginenftift. begraasd = begraft, grafig; begraasde dui- begin, o. = ber %nfang, her Zeginn; in 't b. =- nen = grafige fin ob. 6u Wnfang ; (aanvankelijk) attfang&, an. begrafenis, v. = R3eerbigung, bab Ziegrabni&, fiinglicb ; van 't b. af = bom 9Inf. an; van Oeftattung ; dag van de b. = Zegrabni&tag. 't eerste b. af = gteicb anfang&; van b. tot begrafenisbidder = 2eicbenbitter. einde = bom VInf. bib mum %ttbe; in 't b. van begrafenisfondrs,o.= bieQ3egrtibni&., 2eicbenf Januari = VInf. januar; een b. maken = ben faffe. atnf. macben; alle b. is moeilijk = after if . begrafeniskosten, my. = Q3egrabni&foften. ift ficbtver; een goed b. is 't halve werk = begrafenismaal, o. = her 2eicbenfcbmau&. fluter Knf. fit bathe Krbeit ob. Vinf. ift bie begrafenisplechtigheid, v. = Oegriib, doff to beb Oattsen; zoo b. zoo einde = ni&feier(licbfeit). begrafenisstoet, m. = ber attlf. fo bab enbe; 't b. van 't einde = 2eicben6ug. ber Vtnf. bom %nbe; bij 't b. van 't seizoen = begraven, h. = ('t gewone woord) begraben, (handelst.) bei leginn her Saifon. (plechtiger) beerbigen, beftatten; onder puin- beginietter, v. = her atnfang&bucbitabe. hoopen b. worden = unter Zritmmern begraben beginneling = 9Inftinger(in). ob. berfcbiittet tverben ; een schat b. =einen slot beginnen, h. en z. = anfangen, (deftiger) bergraben (einfcbarren) ; zich in een dorp b. = beginnen; te b. met 1 Januari = bom 1. lid) in ein Ziirfcben attriicraieben. Zsanuar an; een proces tegen iem. b. = begraver = Zotengra bet. einen $roset gegen einen anftrengen; een eigen begraving, v. = 8egrabung. zaak b., voor zich zelf b. = ein eigette& begrensd = begren6t, (beperkt) befcbriinft. 05efcbiift griinben ob. erliffnen; (een fabriek) in begrensdheid, v. = Zefcbriinftbeit, 18e. 8etrieb feten, eriiffnen; een reis b. = eine gren6tbeit, vgl. begrensd. ateife antreten; wie zal b.? = tver fort ben begrenzen, h. = begrensen; (beperken) einf VInfang macben? wat ben ik begonnen I = fcbriinfen; ons land wordt ten oosten door tva& babe id) angefangen (getnacbt) aan een Duitschland begrensd = unfer 2attb grenat werk b. = eine Krbeit anf.; de beek begint Odic?an Zeutfcbtanb. begrenzing. 72 behalve. begrenzing, v. = einfcbrtinfung, Oegren. opmaken = ben %tat (baa 3ubget) auf. Sung, vgl. begrenzen. ftetten. begrepen: de kosten er in b. = bie begrootIngsdebat, o. = bie etat&beratung, foften mit einbegriffen, eingerecbnet; einfcbtief3= bie ,bebatte. ficb ber Md.; b.? (gevat.?) = berftattben? begruizen, h. = befcbtnuten, befubetn. fapiert? zie verder begr ij pen. beguiehelen, h. = anfilbren, betragen, fiber, begrijpelijk = begreifficb, berftlinblicb, faf3ticb; liften. [ook soma voor „vlug van begrip" = ber, begunstigen, h. = begiinftigen, iem. met ftiinbfg, intelligent]; licht b. = feicbt begr., iets b. = einen mit ebb. beg. ob. beebren; 't lot faf3licb ; iem, een gedicht b. maken = einem de omstandigheden kunnen iem. b. = ba4 ein sZebicbt berfteinblicb (beutlic) macben. be- bie Umfttinbe fannen einen beg. ob. bebor, grldpelijkheld, v. = Oegreifticbfeit, g augen, de begunstigde = ber eborbugte; ticbfeit, %eritiinblicbfeit. 't weer kan een feest b. = faun ein g eft beg., begrUpen, h. = begreif en, faffett; met zijn einem aefte giinftig fan; (in handel) iem. met eenvoudig verstand kon hij die zaak niet b. = een order b. = einen mit einem Vluftrag beg., mit feinem fcbticbten R3erftanbe fonnte er bie einem einen Kuftrag 3utbenben. ea* nicbt b. ob. erfaffen; ik begrijp iem., iets begunstiger = Zegiinftiger; (beschermer) niet = icb begreife einen, ettn. nicbt; ik begrijp Otinner (van iem.), ,?irberer (ber niinfte 5. O.); (vat) den zin van zijn woorden niet = idj be- (in handel) Stunbe, Kbnebmer; onzebegunstigers greife (faffe) ben Sinn feiner Sorte nicbt; ik = unfre nunbicbaft. begrijp er niets van = tc fann mir feinen begunstiging, v. = Oegiinftigung ; onder b. Zero barau4 macben; U begrijpt wel = Cie van 't maanlicht = unter Zegiinftigung be& bear ..... ; ik wil niet, begrepen? = id) Ertonbicbein& ; onder b. van de duisternis = nicbt, berftanben? iem. verkeerd b. = einen linter bent Scbut3e ber Zunfelbeit; (bevoor- mif3berfteben; 't ontbreekt hem aan goeden deeling) Oebonugung. wil, begrijpt u = feben Cie; hoeveel maal behaaglijk = bebaglicb, gemiitticb. beintlicb; is 3 in 24 begrepen? = tbiebielmat ift 3 in 24 zich b. voelen, uitstrekken = ficb betj. fiiblen, entbatten ? hij heeft het op mij niet be- bintegen ; b. gevoel = eobfgefilbt, hij voelt grepen = er ift mir nit* griin; daar heb ik zich heel b. = ift recbt tbobt (iu Mute), 't niet op begrepen = ba4 mag icb burdjau4 tuobt in ?feiner ,f)aut, b. bij elkaar zitten = nit, ba& gefiittt mir gar nicbt; dat kun je gemfttlicb beifammen fein ; zich ergens b. voelen begrijpen! = tuarum nicbt gar! of Gott be, = ftdj bao beintficb fiibfen. bxtbre ! of ba brennft bu bicb ! behaagliikheld, v. = Ziebagticbfeit. begrimmen, h = grimmig anfeben, bebroben. behaagzlek = gefaUfficbtig, fofett. begrinten, h. = befiefen, wit Ate& beftreuen. behaagzucht, v. = Oefarffucbt. begrip, o. = ber Oegriff, bie jbee; (begrips- behaard = bebaart, ljaarig. vermogen)bieaaffungtfraft,bie 2tuffaffung4gabe; behagelen, h. = befjagetn. (samenvattend overzicht) ber %brig; zich een I. behagen, h. = bebagen, gefatten; als 't u b. van iets maken (vormen) = ficb einen behaagt = Wenn ZOnen bebagt ; 't behaagt mij R3egr. (eine jbee) bon ettb. macben; hij heeft hier wel = e& gefartt mir bier gang gut; zooals er geen flauw b. van = er bat feine (btaffe) 't u behaagt = lute eb t3ttett geftifft ob. befiebt; abnung babon; dat gaat alle b. te boven = 't heeft H. M. behaagd ons te zeggen = ba4 iiberfteigt (gebt fiber) ate Oegriffe, dat gaat Z's'bre Bajeftlit baben gerubt unb 6u fagen boven zijn b. = bob itherfteigt, gebt fiber feine IL behagen, o. = Oebagen, ber @efarfen; Kuffaffung&fraft, fiber feinen ,t.oriaont; vlug van b. in iets vinden, scheppen = Oef. an ettu. b. zijn = fcbttert faffen ob. begreifen, ein gute& (Zat.) finben; hij schept er b. in, mij te Zerftiittbni,& baben; moeilijk van b. zijn = fcbrver gen = er finbet einen Oefatten baron, micib au bon Oegriff(en) fein ; welk b. hecht u aan dit quiiten; hij schept b. in zotte beweringen = woord? = tbetcben Oegr. berbinben Cie mit er geftiat fib in ntirrifcben Zebaubtungen, naar biefent eorte ? kort b. van de vad. gesch. = zijn b. handelen = nacb feittem set). ob. Oef. (furber) Vtbrif3 ber Zat. behakken, h. = bebauen. [banbein. begrIpsilbepaling, v.; -leer, v.; -ontle- behalen, h.: de overwinning b. (op iem.) = ding, v. = Zegriff& II beftimmung; ,lebre ; aer. ben Stec; (fiber einen) babontragen (befed)ten); gtieberung. den prijs b. = ben $rei& gerbinnen ob. babon. begrips vermogen, o.; -verwarring, v.; tragen; roem b. = Nubm ernten, ficb et, .woord, o. = Oegriff& bermiigen ; :bertbirrung ; tverben; winst, een groot succes b. = sZetvinn, otbort. einen grogen erfotg erbiefen; aan (of met) hem begroelen, h. en z. = betbacbien; een rollende is geen eer te b. = mit Ibm ift feine ifjre iu steep begroeit niet = tbiitenber Stein be, boten, an Om ift tobfen unb nata bertoren. grafet nicbt. behaler = Oetbinner. begrooten, h. = begriigen; iem. gaan b. = behalve = auger (18at.), aubgenommen; alien einem feine Kuftroartung macfjen; iem. met ge- b. hij = atte auger ibm; alien leven nog b. juich b. = einen mit Oelaucb3e begrilgen, be, de vader = aubgenommen ber later; er tbirtfomm(n)en, aufnebmett ob. empfangen. waren 10 personen, b. de kinderen = bie begrooting, v. = Oegriigung ; ber empfang. ge tuber nicbt mitgerecbnet, hij is alles b. rijk = begrommen, h. = fcbetten. nicbt4 tbeniger al& (atte& eber been) reicb ; en b. begrooten, h. (op) = fcbii#en, attfe#en, (ber), dat is hij eigenzinnig = unb augerbem ift er anfcbtagen (auf); de kosten b. = einen not ten= eigenfittnig; b. dat hij lui is, heeft hij nog ... = anfcbtag macben ; dat begroot mij = bas; ift mir auger bag of abgefeben babon, baf3 er . . .; zij teuer. gelijken volmaakt op elkaar, b. dat de den begrooting, v. = ber noftenattfcbtag, ber wat grooter is dan de ander = nur ift ber Zoranicbtag, (rijksb.) ber etat, ba& i8ubget; eine . . . ; hij heeft alles opgeofferd b. zijn eer = boven de b. = fiber ben etat 4inaut ; de b. nur feine %bre nicbt. behameren. 73 behoudens. behameren, h. = bebiimmern. behoedzaam = bebutfam, beblicbtig, um- behandelen, h. = bebanbeln, berfabren mit, ficbtig, acbtfant. behoedzaamheid, v. = batten, iem. vriendelijk, als vriend, recht- Oebutfainfeit, 2C., vgl. behoedzaam. vaardig b. = einen freunblicb, at areunb, behoefte, v. = bab OebilrfnW, bet bebarf ; gerecbt bet).; iem. strong, waardig b. = einen 't is hem eon b. geworden = e& ift ibm sum ftreng, tvitrbfg beb. ; ftreng, ibiirbig mit einem Oebitrfni& getborben; b. aan frissche lucht = berfabren; (zijn ondergeschikten) goed b. = Q3ebiirfni& twit frifcber 2uft ; ik heb dringend gut beb. , gut batten; (een ziekte, een onder- b. aan eenig geld = icb babe ein bringenbe& werp) bebanbeln; deze stof laat zich gemak- Oebiirfni& an gbelb ; icb bran* (bebarf) bringenb kelijk b. = tart ficb feicbt beb. ob. bearbeiten. ettr. Gelb; aan de b. voldoen = bab Ziebilrfni& behandeling, v. = Oebanbrung (eine& befriebigett; dit boek voldoet aan, voorziet in (egenftanbe&, einer grage, eine& kranten, ber een b. = entipriebt einem 0., bilft einem 0. ab ; Untergebenen); b. van de wapens = Oanbba: in iems. behoeften voorzien = fiir jem&. Oe- bung ob. aii4rung ber alaffen; b. van 't pen- bilrfniffe forgen; b. aan goederen = Caren. seel = ati4rung be& $infel& ; zie verder b e- bebarf; b. aan scheepsruimte = Oebarf an handelen. Scbiff&rautn. behandigen, zie overhandigen. behoeftig = biirftig, tirmlicb; de behoeftigen behang, zie b e h angsel. = bie Ziirftigen, bie Rotleibenben. behangen, h. : een kamer b. = ein 31121'11er behoeftigheid, v. = Ziirftigfeit, Krmut. tapesieren ; een muur met portretten b. = behoeve: ten b. = sum Ttebuf ; bebuf& (met eine eanb mit Zilbern beblingen, de kerk was Gen.); ten b. der armen = sum %Oen ber zwart b. = War fcbmars au&gercblagen ob. Armen; dat doe ik te(n) uwen b. = su Z5'brem befleibet ; (de opening met een doek) berblingen, R3eften, Zs'bretibegen; ten b. van 'tverkeer = bebecfen. bebuf& be& Zerfebr&. behanger = ZaPesierer. behangeril, v. = behoeven, h. = braucben, bebtirfen, ni3tig bab Zapesierfacb ; bab :gel**. baben ; ik behoef u dat niet to zeggen = icb behangsel, o. = bie (8anb) Zapete; bie Zapesie,. bran* bir bab nicbt su fagen; ik geef 't hem, rung. behangselpapier, o. = Zapetenpapier. omdat hij 't behoeft = weft er e& niitig bat, beharen, h. = bebaaren. braucbt, bebarf ; dat behoeft verklaring = bab behartigen, h. : iems. belangen b. = inn& fox bert erfttirung, bebarf her I.; U behoeft jntereffen tvabrnebmen ob. tvabren; fit jem&. maar to bellen = Cie braucben nur su (Cie kIntereffen angelegen fein laffen; iems. raad b. = biirfen nur) flingeln, zie ook wij n. jent4. Mat bebersigen ob. beacbten; een waarheid behooren, h. = (toebehooren) gebiiren; b. = fit eine eabrbeft 5u tiersen nebmen. (betamen) lid) gebbren, ficb gesfemen; bij behartigenswaardig = beacbten4tbert. elkaar b. --,--- aufammengetAren, zij b. tot doze behartiging, v. = 8abrnebmung, eabrung gemeente = fie gebBren in biefe (su biefer) (bon jem&. c.antereffen); Zebersigung, Oeacbtung Oemeinbe; zij b. bij ons = fie get). Bu nob; (eine& Rata). dat behoort er zoo bij = bob getjbrt sur Sacbe; beheer, o. = bie lerinattung (eine& Zermii, dat behoort hier niet (thuis) = bab gel)iirt gene 5. O.); bie 2eitung, bie atifyung (eine& niobt bierber ; breng 't waar 't behoort = ..tvo (lefcblifte&); in einen b. = in eigener Zertb. ob. eb bingebiirt; de schoenen b. niet op de tafel 2eitung ; raad van b. = Zerkbaltung&rat. = gelj. nicbt auf ben Zifcb ; zooals 't behoort = beheerder = Zertualter. tbie ficb& get)iirt; naar b. = ibie ficb& gebOrt, beheeren, h. = berinalten, teiten, fiibren ; gebiirig. vgl. behee r; een vermogen good b. = (ook) behoorlijk = gebiirig; b. loon = gebkirtger mit ... gut tbirtfcbaften. Wotan; de behoorlijke eer = bie gebilbrenbe beheersehen, h. = beberrfcben (in alle bet.); Wire ; b. rents = gebbrige, genifgenbe ob. billige zieh b. = ficb beberricben. Binfen; een b. inkomen = ein au&fiimmlidy& beheerseher = ,f) errfcber, Oeberrfcber. @ebalt; zich b. gedragen = ficb orbentlicb ob. beheersehing, v. = Zieberricbung. anittinbig benebmen; lets behoorlijks (flunks) = beheien, h.: een terrein b. = ein Orunbittict ettr. Orbentlicbe& ; iem. b. onderhanden nemen au&pfiiblen. = einen orbentlicb (gebbrig) tub Oebet nebmen, beheinen, zie omheinen. bornebmen. behoorlijkheid, v. = Scbtorlfcb= beheksen, h. = bebegen; zij heeft hem be- felt, ber VInftanb, OetjOrigfeit. hekst = fie bat'& *It angetan. behoud, o. = bie er4altung (bie arb. her behelpen zieh, h. = ficb bebelfen ; ficb (tat.) Veit); de partij van 't b. = hie fonferbatibe belfen; we moesten ons erg b. = Mr ntuf3ten $artei; dat is zijn b. = bab rettet iljn; zijn un& fiimmerlicb bebelfen. b. in de vlucht zoeken = fein tell in her behelzen, h. = entijatten. giucbt fucben ; met b. van safaris = mit Oa. behemot (groot vierv. Bier, nijlpaard), m. = beljattung beb tietjattb. Oebetnotb. behouden, h. = bebalten; beibebalten; behoud behendig = getbanbt, (vooral in 't hanteeren 't maar = bebalten Cie eb our; zijn gewoonten van instrument e.d.) gefcbicft, (vlug) betjenbe, b. = feine Oeinobnbeiten beibebaltett; iem. flint. behendigheid, v. = Oetuanbtbeit, (iems. leven) b. = einen (am &ben) ertjatten, @3efcbictlfcbteit, Oebenbigfeit. einem bob &ben retten ; in b. haven aankomen behennoot (van een 0. I. plant), v. = = iboblbebalten anfommen, im ficbern ,i)afen Ziebennut. antommen. behept: met allerlei kwalen b. = mit after. behondenis, v. = er4attung, Mettung, banb Ubeln bebaftet. Seeligfeit, bob Seelenbeil. behoeden (voor), h. = bebitten (bar), fcbilt3en behoudens: b. de verplichting... = unbes (bar) ; God behoede u = Gott bebilte bid j; fcbabet her ZerOfficbtung ; b. enkele uitzonde- ik zal u voor gevaar b. = bor (ref air fcbiiben. ringen = einige alu&nabmen nidjt mitgeredinet ; behoeder = &bitter, Scbillor. b. goedkeuring=borbebaltlicb her Genebtnigung. behouder. #74 bekeren. behouder = erficater, Metter. honden, beren en andere groote dieren) bab behoudsman = konferbatiVe(r). Raul, bie ecbnauae ; (van een pen) bie behouwen, h. = bebauen, aubauen. Sctnabel ; (van een goot) bie Scbnauae; behouwing, v. = Eiebauung. (van een bankschroef) ber Oacten; hou je b.1 = behuisd: klein b. zijn = befcbriinft tvojnen; ban taut 1 iem. den b. snoeren = einem goed, ruim b. zijn = eine Bute, gerilumige bab Maul ftoPfen ; een gegeven paard moet Sobnung Oben. men niet in den b. zien = einem gefcbenften behuizing, v. = R3ebaufung, Sobnung. Gaul gurft man nicbt in& Maul; Been spekje behulp, o. = bie ,Dilfe, bie Calla; met b. voor jouw bekje = nicbt& fiir beinen Scbnabel; van een woordeboek = mit Oilfe eine dat paard is hard in den b. = fit bartmeiulig. eiirterbucbe& ; tot b. van de huismoeder = bekaaid: er b. afkomen = libel anlaufen ; /Jur Salle ber .t.au&tuutter (ber Oau&frau); 't is fc§lec§t, Whim ob. libel tvegfotnnten; abgebli0 maar een b. = e& ift nur eftt 92otbebelf. fein. behulpzaam = bilfreick bebilflicb; (gedienstig) bekaamd (schimmelig van bier, azijn e. d.) = geflitlfg, bienftfertig ; iem. (bij, tot jets) b. zijn = tab mtg. einem (bef, au ettv.) bab. fein; iem. de behulp- bekaden, h. = einbammen. zame hand bieden = einem bilfreicbe .anb bek-af zijn = totmitbe, bib ium Umfallen behnipzaamheid, v. = Zienftfer= nine, bunb&ntilbe, tole serfcblagen fein. tigfeit, (l of bekalken, h. = befalfen; (met witkalk) be= behuwdbroeder = Gcbtvager. tiincben. behuwd a doehter; -moeder; -vader; bekallen, h. = (ettv. 1)artuto4) beplaubern ; -zoom = Scbtvieger tocbter; =mutter; 'tinter; (einen fcbimpflicb) befcbtvatien, beflatfcben. .104n. bekamen, z. = fabtnig tverben (zie b e- behuwdzuster = ecfpvtigerin. kaamd). behuwelijken, behuwen, h. = erbefraten. bekampen, h., zie bestrijden. beiaard, m. = bab Olocfenfpiel. bekappen, h. = (einen Zautn) betappen, ab= Bei (vorst van Tunis) = lei, Oeb. tOpfen, fappen; (eine Mauer) berfallpen. beide = beibe ; we zijn met z'n (ons) beiden = bekassine, v. = Oefaffine, Sumpficbnetife. tvir finb unfer atvei, tvir finb au atvelen; alle bekeerder = Oefebrer, $rofelt)tenmacber ; b. b. = ale beibe; aan b. zijden = au beiben der heidenen Oeibenbefebrer. Geffen; ons beider vriend, moeder = unfer bekeeren, h. = (einen Siinber, einen sum beiber areunb, Mutter. %briftentum) befebren ; iem. tot een andere beiden, h. (hoogere stij1) = barren; ons beidt meaning b. = einen au einer anbern neinung een treurig lot = unfer 4arrt ; zonder b. = bet., einem eine anbre beibringen. *bite Baubern. bekeerde = ein Oefebrter, eine Oefebrte. beiderll -lei = beiberlei; van b. bekeering, v. = Zefebrung. kunne = beiberlei Qbefc§lecbt(e)&. bekeerings Jl geest, m.; -liver, m.; -zueht, Beier = Oat)er. v. = Oefebrung&llgeift; =elfer ; .fucbt. beieraar = elocrenfpieler. beieren, h. = bekeerling = PleuMetebrte(r), $rofelUt. bie elocten tpleten laffen; lifuten, fcbrvingen ; bekend = befannt; zich b. maken = ficb bet. (met armen, beenen) fcbtentern. macben ; jets b. maken = ettu. (aflgetnein) bet. Beieren, o. = R3abern. Beiersch batyrifcb. macion, (getviffett $erfonen) anaeigen ; hoe is beijveren zich, h. = bemliben, lid) be. dat b. gewordenl? = tole ift bab bet. (rucbbar) elf ern, rc4 befleitigen ; zich b. om iem. to getvorben ? met iem. b. worden = jemb. (mit voldoen = fit?bem., beeif., anftrengen einen einem) a3efanntfcbaft macben ; zooals b. is = au befriebigen. befanntlicb; een b. staatsman (een st. van naam) beijzelen, h. = mit 'Mattel& bebecfen. = (ook) ein nambafter Staat&mann; b. staan beitel, m. = (steekb.) bab Stenttn= als = bet. fein alb; b. als de bonte hond = einen. bet. tote eitt bunter Ounb, tole bab fcblecbte beitelen, h. = nteff3eln. Gelb; naar den bekenden weg vragen = nacb beitelvormig = tneff3elfiiratig. beitelwerk, befannter Sacbe fragen. bekende = emu R3e? o. = gebauene ob. geftoc§ene irbeit. taunter, eine Oefannte, eine Oetannticbaft ; in beitsen, h. = beton. den kring van onze bekenden = in unferm bejaard = bejabrt ; hij was reeds b. = .. . Oefanntenfreife. bejabrt, bei cjabren. bekendheid, v. = Zefanntbeit ; 't is van bejaardheid, v. = bobe& 9ltter. algemeene b. = e& ift anbetannt, arigemein bejaen, h. = bejaben. befannt. bejag, o. = Gtreben, Zracbten. bekendmaken, zie bekend. bejagen, h. = ftreben nack tracbtennad); (einem bekendmaking, v. = Oefanntwacbung (im %brenfteffen a.o.) nacbjagen, nacbftreben, tvelteften Greif c), Vittaelge (im engern Streife) nacbtracbten; auf ettv. jagb utacben, nacb ettu. bekendstaan, h. = befannt Iglu. jagen; een Bosch b. = einen ealb bejagen. bekennen, h. = betennen, gefteben; de aan- bejammeren, h. = bejatnmern, beflagen, geklaagde heeft bekend = bat befannt ob. ge= bebauern; (beweenen) betveinen. ftanben; (kleur, aarbe) betennen (ook lig.); bejammerenswaar(dig) = bebauern&., ik moet b., dat 't niet billijk is = icb muf3 bejammern4tvert. gefteben ; zijn ongelijk b. = fein Unrecbt (emu), bejegenen, h.: iem. vriendelijk b. = einem gefteben, ik beken, dat ik duidelijker had freunblic?begegnen, einen fr. bebanbeln; wat kunnen zijn = fcb gebe au, baf3 is u beiegend? = Iva& tft Nnen begegnet ob. bekentenis, v. = bab Qbeftlittbni&, bab Oe. tviberfabren? fenntni& ; een b. afleggen = ein ibet. ablegen, bejegening, v. = Oebanblung ; (ontvangst) geftlinbig fein. elufnabnte. beker, m. = Oecber (in allegebruikswijzen). bek, m. = (van een vogel) ecbttabel ; (van bekeren, h. = aecben, beciern. bekerglas. 75 bekommeren. ........................^iSs? beker II glas, 0.; -klank, m. = Oecberligta&; Gcbiffe4). bekleedsel, o. = $efleibung, ber (lang. iTheraug, bat utter. bekermen, h. = betvinnern. beklemd = beftemmt, beflommen (bon ber beker II spel, o.; -norm, m. = Oecber il fWet ; Zruft, bent teraen); b. zijn op de borst = bie .form. ook Zerfcblagen auf ber Zruft fiaben, be- bekervormig = beoberfiirmig. klemde breuk = eingefleminter Orucb. be- bekermen, h. = (gegen einen) protofoUieren, klemdheid, v. = l8eflemmung (be4 toersei0, $rotofott gegen einen aufnebinen ob. macben. ber Oruft); Oeflommenbeit (bed toeraen4). bekeuring, v. = ba& $rotofort ; een b. op- beklemmen, h. = befommen. loopen = ein $r. befommen. beklemming, v. = Zefiemmung ; recht vari bekijk, zie b e kij k s. b. = beklemrecht, o. = %rbpacbtrecbt. bekijken, h. = begucfen, anfeben, betracbten, beklijven, h. = bauerbaft fetn, gebeiben, hij bekeek hem van achteren en van voren = bauerbaften %inbruor inacben. er begucfte ibn born unb 4intett; jets nauw- beklimmen, h. = (lerg, tbron) befteigen; keurig b. = fico (tat.) ettu. genau anfeben een boom b. = auf einen Oaum fteigen; (eine ob. betracbten. Mauer) be., erfteigen; (ben eipfel eine4 Oerge4) bekijks: veel b. hebben = atter Aide auf erfteigen; den kansel b. = bie Rawl betreten ficb aieben, grote& Kuffeben macben (erregen); ob. beftelgen. bide Oefutber ob. Bufcbauer ate4en. beklimming, v. = R3efteigung, %rfteigung, bekijven, h. = au4sanfen, augotimpfen, fcbet. vgl. beklimmen. ten, befeifen. beklinken, h. = (eig.) (ber)nieten, beflinfen; bekje, o. = ecbniibefoten, Etiulcben; Stiff (fig.) een zaak b. = eine eacbe auftanbe brill. Eatiulcben; een aardig b. = ein nieblicbe& ob. gen, abmacben ob. abtun; auf ettn. anftof3en; de biibicb0 (14ertcbtcben; zie ook b e k. zaak is beklonken = ift abgeinad)t, abgetan. bekken, o. = Oecfen (in alle bet.); (van een bekiouteren, h. = bercbm4en, beftunfern ; fontein e. d. ook) Zaffin; de omroeper slaat mit ecbiainin ob. Rot befprilyn. op zijn b. = ber %uftufer fcbliigt an fein Oecfen. bekloppen, h. = befloPfen. bekkeubeen, o. = ber Tiedenfnotten. beknabbelen, h. = benagen, annagen, be? bekkeneel, o. = ber ecbiibel, bie ,f)irnicbate. fnabbern. bekkeneelberg, m. = We ecblibelftlitte. beknagen, h. = benagen, annagen. bekkenholte, v. =-- Oeceenbiible. bekuanwen, h. = befnabbern, befnaupeln, bekkenist = Oedenfcblager, Oecfenift. anbeif3en. bekkenvormig = becfenfi3rmig. beknellen, h. = einflemmen, einpreffen, ein. beklaagde = aingertagte(0, Zeftagte(r), Mtge. atviingen. fcbutbigte(r). beklaaglijk = beffagenftert, bekneldheid, v. = a3erlegenbeit, Btvang4tage. ftiiglid), traurig. beknibbelen, h. = befnaufern, abfnatipen; bekladden, h. (vooral met inkt en verf) iem. op zijn loon b. = einem am 2obne ab. beflecffen; befcbmieren, beftecfen; (jetn4. %amen, fnappen, abatnacfen, abfnaufern ob. abriticfern ; %bre) beftecfen, (einen) berlaftern, berteumben. (bij koop e. d.) hij laat zich niet b. = er tart beklag, o. = bie alage ; reden van b. = ficb nicbt& abbanbein ob. abfeiffcben. Orunb our Rlage ; zijn b. over iem. (lets) doen = beknijpen, h. = befneifen ; ook = bekni b- rub fiber einen (env.) beflagen ob. befcbtveren, bele n. alage (Ziefcblverbe) iiber einen (ettu.) filbren beknopt = fura, btinbig, gebriingt, furage, (anbringen); in b. staan = bemitleibet tverben; faf3t, fnapp; b. leerboek = furagefaf3te4 2,ebrbucb, een woord van b. = ein fort be4 al1itleib4, (bout etit) bitnbig, gebriingt; b. verhaal = tune bed Z3ebauert-0. ob. furf3gefatte @efcbid)te; b. verslag = murder beknagen, h. = befiagen, bemitteiben, be: (fnapper) Ziericbt, b. wonen = beictriinft tnobnen. bauern; rook = aanklagen]; zich over iem. beknoptheid, v. = nage, Q3iinbigfeit, eh. b. = fid) tiller einem befitiveren ob. beff. ; hij zal briingttjeit, RnapObeit. 't zich te laat b. = er tvirb e# au ipat bereuen. beknorren, h. = fcbetten, au4anfen. beklagenswaard(ig) = beflagett4.., be. bekocht zijn = au Biel bejatjtt ob. au teuer ge. bauerithvert; fliiglicb ; hij schreeuwde b. = er fauft Oben; (sterker) iiberborteilt, geprettt fein. tneinte iiiintnerticb ; b .. e toestand = fliiglicber bekoelen, h. = abfiiblen; b., z.: zijn ijver Buftanb. bekoelt = fein 'if er erfattet (loft nacb); zijn beklant = ftarfbefucbt; een goed beklante drift bekoelt = fein Born Ititt nacb, tegt ficb, zaak hebben = eine grofy Runbf*Eft, grof3en berrauebt; laat hem eerst maar b. = fallen Bulauf baben. beklauting, v. = Runbicbaft. Cie ibit nor erft ettn. rutjiger tverben ob. ficb .... beklappen, h. = angeben. abfilblen; 't weer is afgekoeld = bat ficb all: beklauteren, h. = be:, erflettern. gefiiblt. beklautering, v. = ba& Oe., %rftettern, bie bekoken, h.: een zaak laten b. = eine eacbe erfletterung. reif tverben laffen. bekleeden, h. = befleiben; een ambt, be- bekomen, h. = befominen, alhier te b. = trekking b. = emit stmt beft. ob. innebaben ; een bier au ljaben, au befommen ob. erbaltlicb ; b., z.: voorname plaats b. onder ... = eine berbor. wel bekome 't u = tuobl befomme 0 @Wien); ragenbe etetie einnetjmen miter; een muur met die spijs bekomt mij niet goed = befomint hout b. = eine eanb berfteiben, (ber)ttifeln; mir Mott gut; van den schrik b. = lid) bom (edible) iiberaieben, beaieben (mit 3eber a. la.); Scbrecf erloten. een rijtuig met zijde b. = mit Geibe befl. ob. ma, bekoming, v. = erbattung, erwerbung. fd9tagen ; (ein ecbiff) ben., fiittern, berbduten. bekommerd = befiiminert, betriibt (iiber ettv., bekleeder = Ziefleiber; $olfterer. beklee- niegen ether eacbe); met b. hart = mit triibent, ding, v. = ahfleibung; ber Iheraug (bon befiimmertent toe-gen. bekommerdheid, v. etiiblen u. a.); Zerfleibung, Zerttifelung (bon = Sorge, Unruly, ber Rummer. bekom- eitnben); Zerfteibung, (Vetaft). aut (eine& meren, h. = (einen) befiimmern, einem Ruin. bekommering. 76 belagen. flier ob. Sorge macben; zieh b. = ficb (be)fiitn% Untfttinbe; b. conservatisme = engberaiger merit; bekommer u niet om mij = (be)f. Ste Ronferbatigmug. bekrompenheld, v. = lid) nicbt um micb, macben Sie ficb um micb Oefcbriinftbeit, Ziirftigfeit, Rnappbeit, ttg. feine Gorge; wat bekommer ik mij er om! = beraigfeit, Rargbeit, vgl. bekrompen. wag fiintmereg micb 1 bekommering, v. = bekronen, h.: iem. op een tentoonstelling Riimmernig, 3efiintmernig ; met b. = mit R., b. = einen bel ether 9fugiteffung prtimiieren, R.; fummerboff. ibm eine N3riimie ob. einen 43reig ertellen, mit bekomst, V. : zijn b. eten = rub fatt effen ; einem $reife augaeicbnen, met goaclea uitslag be- ik heb er mijn b. van = icb babe a fatt. kroond = bout beften erfolg gefriint; die dead bekonkelen, h. = abfarten. bekroont het work = biefe Zat fett bem Bede bekoopen, h.: lets met den dood b. = etiv. bie krone auf; bekroonde verhandeling = mft bem &ben beaabten (erfaufen); bag &ben preiggerri3nte Kbbanbfung, $reigfcbrift; be- babel einbiiten; hij heeft het duur moeten b. kroonde prijsvraag = gefri3nte $reigfcbrift; hij = er bat eg teuer eaten milffen, fcbtuer baffir zag zijn moeite bekroond = . . . feine Viibe bitten millien. belobnt. bekoorder = Zeaauberer; (verleider) Zer bekroning, v. = Ranung ; (van eon werk) fucber, Zerfiibrer. $reigfriinung ; dat is de b. van 't werk = bekoorlijk = refaenb, reiaboff, Ifebficb, bag fe#t bem Uerfe bie krone auf. (zachter) antuutig ; (poet.) both. bekoorlijk- bekrompen, h. : een muur b. = eine Mauer held. v. = ber Mein, ber 2febreia, Knmut. befriecben; de lust bekruipt me = bie 3uft bekoren, h. = anreiaen, reign, (verrukken) fommt mid) (mix) an, tvanbett micb an, ic4 entailcfen, (lieflijk aandoen) anmuten ; dat kan befontme tuft; een gevoel van wantrouwen mij niet b. = bag faun micb nicbt refaen, mir bekroop me = ein @effibf beg Vittraueng nicbt gefaffen; H's stukken kunnen me niet befcblicb micb, frocb micb an ob. ilberfcblicb b. = .V4 Stith fagen mit nicbt au, ,D'g mit. Stiicfen f atm tit (einen Oefcbmacf abgetbinnen ; bekruisen zieh, h. = lid) befreuaen, ficb 't geld heeft hem bekoord = bat On geretat befreuaigen. ob. berfocft. beknipen, h. = (ein Knit) erfcbleicben. bekoring, v. = ber Meta, athmut, 2feb, bekwaam = (handig, ',,bedreven) gefcticft ; ficbfeit; ber Bauber ; (in ongunstigen zin) (flink, degelijk) tiicbtig ; (begaafd) fabig ; Zerfocfung, Zerfucbung ; een b. voor 't oog, (nuchter) niicbtern; voor alles b. = au aflem voor 't oor = eine 9fugen,, Obrentbeibe. fa big ; voor geen enkele betrekking b. = au bekorten, h. = (eine IRebe, einen 8rfef) ab: nicht& anfteffig ; hij is niet b. voor zijn betrek- fiiren, fiiraen, hirer macben; (jemg. 2obn, king = er bat bie niitigen ob. erforberten Nbigfei, Rette) berfiiraen; zieh b. = fid) furl; faffen. ten fur feine Stele nicbt, er ift ben athforberungen bekorting, v. = Riiraung, 9.1bffiraung. feiner Steffe nicbt gervacbfen, hij is b. am het to bekoetigen, h. = bie Roften beaabten ob. be: doen = er ift imftanbe eg au tun; te bekwamer ftreiten. tijd = au gefegener Beit; to bekwamer plaatse bekostiger = (Roften)Babler. = ant gebiirigen Orte (Cabe); met bekwamen bekostiging, v. = Oesabfung ber soften. spoed = mit gebi3riger %tie. bekwaamheid, bekouten, h. = bepfaubern. v. = Oefobicfficbfeit, Ziicbtigfeit, ati4igreit, vgl. bekrabbelen, h. = (einen Zriefbogen) be, bekwaa m; (kunde) Renntnig. fritieln ; een bekrabbeld gezicht = ein befraOteg bekwamen, h. = (au ettb.) beftibigen ; (au Oeficbt. ether $rilfung) borbereiten ; ficb (in feinem bekraehtigen, h. = befraftigen, beftiitigen, ianbiberf) augbilben, zich in 't Duitsch b. = genebmigen; met een eed b. = mit einem cy im Zeutfcben iiben. gibe befriiftigen, eiblicb erbiirten ; de koning bekwijlen, h. = begelfern, befabbern. heeft de benoeming bekrachtigd = bat bie bel, v. = Mote, Rfingef ; de bel luidt = bie %rnennung beftiitigt; (einen Zertrag) beftiitigen, (Mode itiutet; aan de b. trekken = bie Rfingef genebtnigen, ratifiiieren. *ben; (aan de arreslee, narrekap) Scbeffe ; bekraehtiging, v. = Oeftlitigung, Zefriif% de bellen (van arreslee e. d.) = bag Oelithte; tiguttg, eenebmigung, RatiMation. (van lucht, water etc.) Cafe; (in 't oor) bag bekransen, h. = befriinaen. Cbrgebiinge; de bellen hangen er bij = 14r bekransing, v. = R3efriittaung. nteib htingt * in a e#ett; zie ook aanbin d en. bekransen, h. = befraten. belabberd = elenb, tniferabef, erblirmficb. bekreten oogen = bertbeinte alugen. belaehelijk = lii*rficb, lacbbaft; iem. b. bekreunen zieh, h.: ik bekreun er mij niet om maken = einen filcberlicb macben; hij maakte = icb (be)fiimmere micb nicbt barum, icb made mijn woorden b. = er 300 meine RBorte in& mir nicf)tg baraug, h frage nicbtg banacb ; hij be- 2iicberficbe, inacbte fie flicberticb; b. goedkoop = kreunt zich om niets = er fiimmert 5 d) um nicbtg. fiicberficb faig, filottbiffig. bekrijgen, h. = (ein Zolf) befriegen ; (ein belachelljkheid, v. = 2iitterficfeit. 2anb) mit Rrieg fiberaieben. belaehen, h. = (einen) augfacben, ficb fiber bekrijten, h. = taut betneinen; bekreten = (einen, etto.) tuftig macben; (jemb. Zrobungen, bertoeint. Knntaf3ungen, Zorbeiten, einen $rabfer) ber, bekrigipen, h. = einfcbriinfen ; (feine alug, lacben; ik belach hem wat = it pfeife ibm Wag. gaben) einfcbr, bertnittbern ; zich b. = ficb belaehenswaard = facbengtbert, flicberlicb, einfcbriinfen; fit bebeffen. facbbaft, mum 2acben. bekrompen = befcbriinft; (karig) farg ; b. belaehing, v. = Zerfacbung. levee = fnapp ob. eingefcbriinft leben; b. wonen beladderen, h. = mit Sturmfeitern befteigen =,. befcbriinft (enge) ibobnen; een b. beurs, mid- ob. erfteigen. delen = biirftige Obrie, fftittel; b. verstand = beladen, h. = betaben (eig. en fig.); (bevrach- befcbriinfter Zerftanb; b. omstandigheden = ten) befracbten. befttriinfte Zer4iiltntffe, bitrftige (fittntneritd)e)belagen, h. = (einem) nacbiteffett, St lingen belager. 77 belegeringsbatterij. fegen, (eg auf einen) abgefeben baben, (einen) belasteren, h. = berteumben; berfliftern. bebroben. belastering, v. = Zerfeumbung ; Tertlifterung ; belager = Racbfteffer. bag Zerfeumben, bag Zerfliftern. belakken, h. = (einetn) Ilbfeg nacbfagen, belasting, v. = Steuer; directe, indirecte (einen) berfeumben. b. = birefte, inbirefte Steuern; vrij van b. = belanden, z. = tanben, antanben; (fig.) waar fteuerfrei; vrijdom van b. = Me S teuerfre*i t ; is hij beland? = trobin ift er geraten? Ivo ift b. heffen = St. erbeben; in de b. vallen = aur er bingefommen? hij is daar goed beland = St. berangeaogen tverben; b. leggen op = er ift ba gatta gut untergerommen, bat gute befteuern. Simmer, etne gute Stene befommen u. a. belastingliaanslag, m.; -biljet, o.; -kan- belang, o. = cjntereffe; bie Sicbtigfeit ; van groot toor, o. ; -ontdniking, v. = Steuer II anict)ikl ; b. = bon groter R33icbtigfeit; de zaak is zonder ber 'mettet; =amt; =binteraiebung. eenig b., van geen b. = One (irgenb tbetcbe) 93e- belastingpenning, m. = (voor honden) bie beutung ; in uw b. = in Zs'brem jntereffe; in uw Steuermarfe; (geld) 8inggrofcben. _ - ?1 eigen b. = au Z5brem einen Mitten (3orteit) in belastingsehuldig = fteuerbfficbtig. ?v?7t Z5'brent einen ca'ntereffe; in 't b. van den handel belastingwet, v. = bag Steuergef0.1 heeft men . . . = bebufg beg .f)anbefg bat belatten, h. = betaften. man . . . . ; dat is zeer in 't b. van den han- belazeren, h. = bentogeln, befcbumtneftt.‘Ni del = bag ift bem tianbef febr fiirberficb ; ik beleedigen, h. = (einen, bag eefilbf, ben stel b. in die zaak = bie ea* intereffiert @efcbmacf, bag Obr 2c.) befeibigen ; de edele midi (maakt mijn belangstelling gaande), icb deelen zijn niet beleedigd = We ebtern Zak intereffiere micb fiir bie Sacbe (tracht haar te finb nicbt berfe#t tborbeu. bevorderen); ik heb b. bij die zaak = icb bin beleediger = Oefeibiger. bei ber Sacbe intereffiert, babe kIntereffe baran; beleediging, v. = efeibigung, Zerfe#ung. hij stelt er in 't geheel geen b. in = er nimmt beleefd = i3fficri; hij is bijzonder b. = ither, gar rein Zintereffe baron; 't is zeer van b. te aug bafifit ; zich b. gedragen = rtcb bafficb weten of . . . = eg ift hit biicbiten Orabe ivicbtig benetjmen; u is wel b. = fie finb febr °Mg; au wiffen ob . . . ; hij heeft niets van b. mee- ik dank u b. = icf) banfe berbinbficb(ft); hij is gedeeld=nicbtg bon Ttebeutung ; ('t is) van b.! = altijd b. (gedienstig) = er ift imtner gefdtfig, ba bizir (feb) mat ether an ! ob. bie EfRiigficbreit ! aufmerffam. beleefdheid, v. = 013fficbreit; belangeloos = (onzelfzuchtig) uneigenniit3ig, dat eischt de b. = bag forbert ber VInftanb ; feibitfog ; (zonder betaling) unentgeftficb. beleefdheden bewijzen = Kufmerffamfeiten ob. belangeloosheld, v. = Uneigenniitigreit, Weftitfigfeiten eriveifen: dat last ik aan uw b. Selbftfofigfeit. over = bag ftebt in Z5brem tetieben; hij zei belangen, h.: wat mij belangt = Wag micb Naar allerlei beleefdheden = anerbanb 9trticp betrifft ob. anbefangt. fetten. belangende, zie aangaande. beleefdheldsaceept, o. = Wefliffigfeitg, belangesfeer, v. = Z5'Ittereffenfbblire. afaebt, bie eirrenattnabme. belanghebbende = kIntereffant, Zeteiligte(r). beleefdheidsbezoek, o = ber Otifficbreitg= belangloos(heid), zie b e 1 a n g e 1 o o s- befucb. (h e i d). beleefdheidsformule, v. = 0i3fficbreitg, belangrijk = ivicbtig, bebeutenb, erbebficb, forma. nambaft, intereffant; een b. bedrag = ein be.. beleefdheidshalve = anitanbgbalber, bbf= beutenber, erbebitcber ob. nantbafter Oetrag ; een fid)feitgbalber. 13. versehil = ein tricbtiger, beb., erb. tinter, beleefdheldsvisite, v. = zie -b e z o e k. fcbieb ; b. bericht = hoicbtige, intereffante, (soms beleefdheldsvorm, m. = (gefeafcbaftlicber) ook analebenbe) Vtacbricbt. belangrijkheid, btnftanb; (in brieven e. d.) bie Vifficbreitgfornt, v. = eicbtigreit, R3ebeutung, bag jntereffe. de beleefdheidsvormen in acht nemen = ben belangstellend: hij is zeer b. = febr teil: btnftanb beobacbten. gRIPA nemenb; b. gehoor = aufmerffameg Kubito. beleenbaar= befeibbar, berfebbar, berbRinbbar. rium ; b. informeeren = ficb angefegentlieb beleenbank, v. = 2eibbanr, ,faffe. erfunbigen. beleenbriefje, o. = ber $fanbfcbein. belangstelling, v. = bag Zntereffe ; (deel- beleenen, h. = befeiben ; berbRinben, in Zerfat neming) Zeifitabtne; de b. wekken, gaande geben ; (in de lommerd) berfeten, fombarbieren ; houden = bag j. erregen, rege erbaften; met (in 't leenstelsel) betebnen. b. iets vernemen = mit jnt. ob. mit reger Xeif, beleener = $fanbfeiber. nabme etto. erfabren ; b. in iets = cj. fiir ettn. ; beleening, v. = Tiefeibung, Zerfetung, ber hij toont geen b. voor (in) iets (iem.) = er Zerfat3. bringt ber G a cf) e (einem) rein j. entgegen; met beleg, o. = bie Oefagerung ; 't b. voor een b. informeeren = ficb angelegentficb errunbigen. stad slaan = eine Stabt einfcblieten ob. betagern, belangwekkend = intereffant, anregenb. bie bet. ether Stabt eraffnen ; 't b. opbreken = belanglizoekend,-zoekereznehlig,enz., bie Ibet. aufbebett; 't b. doorstaan = bie Ibet. zie baatzuchtig enz. augbaften; in staat van b. verklaren = in (ben) belastbaar = (van zaken) fteuerbar, (van &lagerunggauftanb (ber)feten. personen en zaken) fteuerbfficbtig. belegbalk, m. = Eluerbaffen. belastbaarheid, v. = Steuerbarfett. belegen (wijn e. d.) = abgefagert; ook belatten, h. = beauftragen; befteuern; betaften; Sager .. . wien zal ik er mee b. = wen fon icb bami, belegeraar = Ibetagerer. beauftr. ? zich met iets b. = ettb. iibernefftnent belegeren, h. = betagern (ook fig.). auf ficb nemen ; (waren, artikelen) befteuern; belegering, v. = Ibetagerung. zwaar b. = bocb befteuern; (beladen) betaften; belegerings II armee, v.; -artillerie v.; te zwaar b. = ilbermdf3ig (au fcbtber) betaften; -batterli, v. = Oefagerungg ;I armee ; ,artitferie ; erfelijk belast = erbficb belaftet. .batterie. belegeringsgeschut. 78 belofte. belegeringsggesehnt, o.; -kunst, v. = II. belezen : hij is zeer b. = febr belef en. OelagerungB gefcbii# ; .funit. belezenheid, v. = Odefenbeit. belegeringslipark, o.; -troepen, my.; belezer = Oefcbiviirer, (Oeifter)Zanner. -werken, my. = ber 93elagerung&IlOarf; ,true= Belg Ietgier. pen; :iverfe (.arbeiten). belgen, h. = tirgern, beritimnten ; zich b. = beleggen, h. = belegen, a/gegen; den vloer ficb tirgern, ficb ersiirnen. met matten b. = ben autboben mit Patten Baia*, o. = Zeigien. Belgisch = beigifcb. belegen, een plaats b. = efnen bet. ; zijn belhamel = (eig.) 2eitbantmel; (fig.) 011ibeW geld in een bank, in huizen b. = .. in ether fiibrer, Vinfilbrer. 8ant, in Oauf ern anlegen; een vergadering Belial (satan) = b. = elite Zerfammlung sufammenberufen ob. an. beliehamen, h. = berfarbern. beraumen; 't b. van gelden = We alttlegung beliehaming, v. = Zerti3rberung. (We ffnrage) bon &them; een belegd broodje beliehten, h. = (alg.) beleucbten, (fotogr.) ein betegt0 (Muitriert0) Zatcben. beficbten. b3legger = Zeleger, Witlege; 9inberaumer beliehting, v. = Zelicbtung. (vgl. beleggen). beliegen, h. = befitgett, bintergeben; iem. b. = belegging, v. = Oelegung (mit fatten u. (ook) einen attritgen. %/gage, alniegung (bon (ether* Bufammen, I. believen, h. = betfeben, iviinfcben; hij doet berufung, 91nberaumung (ether Zerfammiung). alley wat hem belieft = tva4 ibm beliebt ; ik beleghout, o., -klamp, v. = bie zal doen wat u belieft = hut& Cite tviinfiten; belegsel, o. = ber Zief at. zooals ('t) u belieft = tale Ste iviinfcben, tale belegstuk, o. = Me Unterlage. el jlnen beliebt ; belieft u nog een kopje ? = beleid, o. = (voorzichtigheid) bie Umficbt; befieben Cafe nocb eine Xaffe, nocb eine Zaffe (verstandig overleg) bfe %inficbt, bie glugbeit; gefartig ? (in een winkel) wat belieft u? = twat (handigheid) ber taft. iviinfcben Cafe? tvab beliebt tlen? tuab ift beleidvol = nu/rid/Ha, unificbaboti, einficbtig, jbnen ? (na een niet verstane vraag) taftbori (vgl. beleid). wat belieft u? = tale befiebt? /Da& gefliftig ? belekken, h. = belecten. tote meinen Cite? als 't u belieft = bitte ; gaat belemmeren, h.: den doorgang b. = ben als 't u belieft binnen = bitte, geben Ste bittein ; Zurcbgang beriberren; 't uitzicht b. = bie 91/0. is hij rijk ? ?alsjeblieft! ?unb ob of bad ficbt bebinbern, benebmen ob. berbecfen; de spraak Witt icb meinen ! ik doe 't om hem te b. = ict) b. = Me Spracbe beeintriicbtfgen ob. Wirer/ ; iem. tue Om 5/glebe. in zijn beweging b. = einen in tether Oetve: IL believen, o. = Oeffeben, ber aide; als gang Mnbern ob. bebinbern, ibm in . . . binberficb 't uw b. is, dan = tvenn eg qtr Zairre ift fein ; b d voor den handel = bent Oanber (Wenn Cafe eb iviinicben) fo . . .; naar b. = nacb binberlicf); 't verkeer b. = ben Zerfebr ftiiren ob. Zelieben. bentmen ; in den groei b. = imalacbgtutn belljden, h. = befennen; zijn schuld b. = ficb bfnbern ob. aufbarten. fcbulbig bet., feine Scbulb bet ; zijn geloof b. = belemmering, v. = alerfperrung, Zerbecfung, feinen elauben bef.; een godsdienst b. = ficb bag Oinbernig, Stkirung, t^ernmung (vgl. be- au einer Religion bef.; Jezus Christus b. = 1 e m m ere n); b. in de spraak = Sinathitarung, Ziefum %briftum bef. Stnacbbefcbtverbe, Scbtvierfgfeit to ber Sbracbe. belljdenis, v. = bag Zefentttnig ; zijn b. belemnlet (versteening van onbekende week- doen = fein Ofaubengbefenntnig ablegen; b. dieren), m. = Zeremnit. van zonden = bag Sitnbenbefenntnig; van welke belenden, h. = gretmen, ftof3en an (91f1.). b. is hij ? = 5u tvercber Religion befennt er belendend, = angretmenb, anitotenb. rub, tvercber Stircbe gebart er an? belendlng, v. = Zegrett5ung. belljdenissehriften, my. = Oefenntnig, bel-esprit (schrander, geestig persoon) = fcbriften. Zelefprit, Scbangefft. belijder = l8efenner. belet, 0.: doe ik u ook b.? = fomme Witten benjmen, h. = mit Seim itbergebett, leimen. bierreicbt ungelegen? vanavond heb ik b. = belljnen, h. = liniferen; scherp b. = fcbarf tjeute abenb bin icb berbinbert, babe icb anbers abgren5en. tveitfg au tun, faun icb (Ste) nfcbt empfangen; belikken, h. = befecfen. b. laten vragen = (an)fragen laffen ob ether belklank, m. = etocrenfrang. 5u fbrecben fef, ob er Oefucb annebme; b. geven = belhknop, m.; -koord, o. = Stlingel Haug nicbt 511 gt.ctufe geben, fit raffen; (4nopf, =griff, (lodenaug); bie ,fcbnur (bie we kregen b. = tvtr tvurben nfcbt borgetaffen Grocfenfcbttur). ob. empfangen. Bella = iZetta. bel-etage (eerste verdieping), v. = Tieletage. belladonna, v. = Zerlabonna. beletsel, o. = Ofttbernig ; de beletselen uit bellen, h. = fringeln, fcberren; We Stringer den weg ruimen Me Oinbertifffe bef eitigen. 5ieben ; bie Gcberre afeben; anfcbetren; de meid beletten, h. = binbern, berbirbern, abbalten ; b. = ber Magb ft.; om de meid b. = nacb iem b. te werken = einen am atrbeften Ijinbern; ber anagb ft.; de fietsers b. = bie IRabter einen binbern, abb. ob. berb. 5u arbeiten ; bon tauten. ber Wrbeit abb.; dal zal, kan niemand u b. = belletje, o. = 65Iiicfcben, bfe Stinger. bag breibt Z51bnen unbenommen. belletrie, v. = Zerietriftif. beleven, h. = erfeben; genoegen b. aan = belletrist = Zerretrift. &cube err. an (sat.); ergens een goeden tijd belletristisch = bettetriftifcb. b. = tvo eine gute Sett berteben. Bellona (godin van den oorlog) = Tterrona. I. belezen, h.: iem. b. = einen itberreben, beloeren, h. = betauern, befpliben. bereben, befcbtvaign, betkiren; (door tooverij) belofte, v. = bag Zerfprecben, bie Buf age befprecben, berufen, befcbrefen ; (einen ( dit, ben een b. doen, houden = efn ZerfOr. geben, Zeufer) bannen, befcbtaren.! batten, erfitflen; een b. nakomen = elnem Zer. beloken Paschen. 79 bemoeiing, fprecben um:Nommen; allerlei beloften doen = bemanning, v. = Zentannung, Vannfcbaft, afferbanb Zerfprecbungen macben ; met mooie Scbiffgmannicbaft, equipage. beloften paaien = mit feeren Zerthrecbungen bemantelen, h. _ (bewimpelen) bemiintefn; bittbatten; b. maakt schuld = Zerfprecben malt (verbloemen) befcbiinfgen ; (verbergen) berbefnt. Scbufb, Wag man berfhricbt muf3 man Often; ficben; (eine Stabt) befefifgen. bemanteling, 't Land van b. = bag Oefobte 2attb, bag $anb v. = Zemiintefung 2C., vgt. bemantelen. ber Zerbeitung. bemasten, h. = bemaften. beloken Paschen = RBeff3er Sonntag (Sonn= bemasting, v. = ('t bemasten) Zemaftung tag nad Often). (alle masten) bag Vafttuerf. belon3merd = befcbattet, fcbattig. bemeesteren, zie be machtigen. belommeren, h. = befcbatten. bemerkbaar = tvabrnebtnbar, betnerfbar, belonammering, v. = Zefcbattung. merfficb. belonken, h. = betiugeftt, beffebtiugefn, ffeb= bemerkbaarheld, v. = V33abrnebmbarfeit. tiugefn mit. bemerken, h. = bemerfen, getuabr tberben, beloonen, h. = befobnen (einen filr eth). b.; getuabren, erbficfen. eine Virbeft b.). bemerking, v., zie aan- en opmerkin g. belooning, v. = Zefobnung ; een b. uit- bemesten, h. = biingen, mitten. loven = eine Zell. augfeten ; ter b. = our Zel. bemesting, v. = Zfingung, bag Stiingen. beloop, m.: dat is 's werelds b. = bag ift ber bemiddelaar = Zermittfer, bie Vittefg. ob. 2auf ber eat, fo get el in ber sett; een zaak Btrifcbenherfon. op haar b. (blauw, blauw) laten = eine Sac be bemIddeld = wobfbabenb, begittert, bemitteit. auf ficb beruben !Oen ; ik zal 't maar op zijn bemiddelen, h. = bermitteln, Vfttelgperfon b. laten (zooals 't wil) = fcb tuerbe ber Cade fein ; een geschil b. = einen Streit beifegen ; ibren freien 2auf laffen; (van een rekening) een zaak b. = eine Sacbe fcbficbten. ber Q3elauf, ber Zetrag. bemiddelend optreden = bermitternb eitt. beloopen, h.: de rekening beloopt ... = be= treten, ficb ing Vittef fcbfagen (fegett). ltiuft ficb auf ...; 't verlies beloopt 1000 man = bemiddeling, v. = Zermitt(e)fung, Zittter= belliuft m (beaiffert fit) auf 1000 Vann; 't bention. schip werd door een storm b. = bon einem bemiddellngsvoorstel, o. = ber Zertnitt(e). Sturme itberfaffen; zijn oogen zijn met bloed funggborfcbfag, Zorfcbfag bur Oilte. b. = mit Zfut unterfaufen ; de weg wordt veel bemind: hij is zeer b. = feir befiebt ; zich b. = tvirb Wet begangen ; ik kan dat alles niet b. maken = ficb beffebt macben. b. = bag faun fcb nicbt affeg au ant abmacben, bemlnde = Oeffebte(r), ber Scba#.I aft biefe (range faun fcb nicbt macben (be= beminnaar van de wetenschap = greunb ob. forgen). 2febbaber ber eiffenrcbaft ; b. van de kunst = beloven, h. = berfhrecben ; hij heeft beloofd nunftfreunb. to zullen komen (op een uitnoodiging) = er beminnellik = ffebengtuitrbig, gefiittig. bat augefagt ; iemand gouden bergen b. = beminnellikheld, v. = 2iebengtvilrbigfeft, einem gothene Berge berihrecben, b. en doen Oefitaigfeit. (houden) zijn twee = Zerfhrecben unb Oaten beminnen, b. = Rant, fieb abett, gern finb btreferfei ; de oogst belooft veel = ber= Oben ; hij bemint de vroolijkheid = (ook) er finicbt bier; dat belooft wat I = bag tuirb tuag fit emu areunb bon ,Oefterfeit. Scbiineg tverben 1 hij is rijk, dat beloof ik je = beminnenswaardig = fiebengtvitrbig. bag fage icb bfr ; „is hij rijk ?" „dat beloof ik beminnenswaardigheld, v. =--- 2iebeng= je" = bag tufa icb meinett ob. unb ob 1 tritrbigfeit. belroos, v. = Role, ber Motfauf, bag %rhfi= benzin/3er, zie beminnaar. infag. bemodderen, h. = befcbmuten, bethrit.en. belroosachtig = rofenartfg, rotfaufartfg. bemoedlgen, h. = ermutfgen. belslede, v. = ber Stt eaenfcbfitten. bemoedigend = ermutigenb. I. belt, v. = ber auf en, Vlfcbengrube; zie bemoediging, v. = %rinutigung. ook vaalt. bemoeial = Venfcb, ber ficb in &leg mifcbt ; II. Belt, m. = Zeit; de Groote en de Kleine ,tang (Zamhf) in affen Oaffen; hij is een b. = B. = ber roe unb ber Mettle Z. er ftecft bie Rafe In afieg, mifcbt rub in affeg. beltrekker, m. = St fingef., Scbeffenaug. bemoelen zich, h. met = ficb (be)filmmern belul(d)en, h. = (einem) au @rabe tauten. um; ficb mifcben in ; bemoei u met uw eigen belnisteraar = 2aufcber, Oorcber. zaken en niet met de mijne = (be)filmmere beluisteren, h. = befaufcben, borcben auf. bicb um beine Casten unb ntifcbe bicb nicbt in belust = begierig (nacb, auf); filftern (nacb); metne; met die lui bemoei ik mij niet = gebe b. maken = begierig ob. filftern macben ; ik ben is mid) nfcit at, ; de direkteur moest er zich er niet b. op = fcb babe feitte tuft bap; zie mee b. = ber St ireftor mu tte baatuifc*n treten ob. verder begeerig. fist; einntifcben, mute eingreifen ; ik bemoei er belvedbre, o. = Zefbebere, We (fcbi3ne) Kugficbt, mij niet mee = fcb ha nicbtg bamit ztu fcbaffen ber Vfugficbtgturnt. 1aben; hij bemoeit zich veel met zijn kinde- bemachtlgen, h. = ficb (efner Sacbe) bef ren = tnacbt ict bief au fcbaffen mit ; waar ntifcbtigen ob. bemeiftern. bemoei je je mee? = tvag gebeg bid; an? bemachtiging, v. = Zentlicbtigung, Ze= bemoeielijken, h. = (eine Krbeft, ein (3e. meifterung. fcbaft) erfcbmeren ; (einen) befliftigen, mole. I. bemalen, h. = enttviiffern (mittefft Bobber. ftieren. mit ['fen). bemoeielijking, v. = %rfcbtverung, Zefii. II. bemalen, zie beschilderen. ftigung, Wloteftferung, vgl. bemoeielijken. bemaling (bij bemalen I), v. = %ntiviiffe, bemoelenls, zie bemoeiing. mug. bemoeiing, v. = Zentitbung ; ik dank u voor bemannen, h. = bentannen. uw h. (moods) = fiir Aare Witifytvaitung. bemoeisel. 80 bengelen. bemoeisel, o.: bemoei je met je einen be- 43reife; zijn laatste boek .staat ver b. zijn moeisels = (be)fiintntere bfe un befne Sacben: vroegere = ftebt tief unter feilen friibern; b. be-mol (teeken in de muziek: I?), m. = bat alle kritiek = miter after aritif, (gem.) ratter Nina. ber Slanone; b. den wind = unter bent tfnbe; bemorsen, h. = befcbmuten, fcbmul3ig macben, b. den grond = unter(balb) ber grbe; de Maas rbeidimieren. b. Rotterdam = bfe Tiaat unterbatb M.; zie bemost = bemooft. ook onder. bemuren, h. = ummauern. benedenbewoner = $arterrebetbobner. ben, v. = ber norb, ber Oenfelforb ; door de Beneden-Egypte, o. = Unterilgtiptett. b. vallen = ficb berraten. benedeueinde, o. = (bat) untere gnbe. benaaien, h. = bertaben; iem. bewasschen benedenhuis, o. = grbgefttof3, bie $arterre, en b. = jentt. Tatifcbe beforgen. tuobnung. benaarstigen zieh, h. = ficb beffeif3igen, benedenkaak, v. = ber Unterfiefer. fan Ueftet tun. benedenkamer, v. = bat $arterreaimmer. benaasten etc. zie naasten etc. benedenlanden : de Padangsche b. = bat benadeelen, h. = (einem, einen Sacbe) jcbaben; $abangfcbe Unterlanb. (einen, dim) beeintreicbtigen, fcblibigen; (einem) benedenloop, m. = ber untere 2auf. Wbbrucb tun; (jemt. Recbte) fcbmtitern; (einem Beneden-Rijn, m. = glieberrbein. in feinem Recbte) gintrag tun. benedenrond, o. = Me eat bienieben, bat benadeeler = Zeeintracbtiger. grbenrunb. benadeeling, v. = Sit abigung, 8eeintriicbtis benedenst = unter, unterft; de b.. e trede = gung, Scbtniiterung. bfe unterfte Stufe; de b.. e treden = Me untern benaderen, h. = (confiskeeren) fonfitaieren, Stuf en. einaieben, mft Ziefcbtag belegen, befcblagnab. benedenlistad, v.; -venster, o. = untere men; (ongeveer bepalen) anniibernb berecbnen, Stabt; unteret aenfter. fcbaten. benedenverdieping, v. = bat untere Stocf. benaderend = anntibernb, aPprgimatib. Wert, bat $arterre, bat grbgefcbof; (boven benadering, v. = (confiscatie) konfftfation, een souterrain) bat ,tocbparterre; zie ook Q3efcbtagnabme, ginaiebung ; (ongeveere bepa- beneden. ling) anntibernbe Zeredmung, Scbtit.ung, benedenwaarts = abibiirtt, tat-, ftrontab= VIpproximation; bij b. = anntibernb, anntibe. hArtt, nadj unten. rungtbnife, approximatib. benedenwoning, v. = $arterretbobttung. benaming, v. = (benoemen en de wijze Benedict(us) = Zenebift. van 't b.) Oenennung ; (naam) ber 92ame(n). benedietie (zegening, zaligspreking), v. = benarde omstandigheden = bebrtingte Urns 93enebiftion. ftlinbe, bebr. .2age. Benedietijn = Zenebiftiner. benardheid, v. = Ziebrlingtbeit, Oebriingnit benedijen, h. = benebefen. benauwd: 't is hier b. = et ift bier fMilliii ob. benken, zie beneden. brildertb ; een b. zaaltje = etc enger ob. bumpfer benefice, o. = (voorstelling e. d.) Zetteffa; Saar; benauwde zwoelte = beengenbe, briicfenbe (voordeel) Tienefiaium. ob. beflommene ecb Witte ; hij kreeg 't b.= (onwel) benetielant = Oenefiaiat. ibm iburbe fcbtecbt ob. libel; (bang) ibm iburbe benefiele: onder b. van inventaris = sub Vingft, er befam Vingft; hij is te b. om alleen beneficio inventarii, mit Z5'nbentarrecbt. te zijn = au tingftlicb um . . .; een benauwde benetiet, o. = Oeneffa. droom = ein biifer ob. banger Zraunt ; mijn hart benemen, h. = benebmett, neljmen; iem. den werd b. = mir tvarb beftommen ob. enge tuns moed, den lust, den adem b. = einem ben sera; ik ben zoo b. op de borst = bfe Oruft Vitt, bie 2uft, ben 9ltem benelmen; iem. 't fit mir fo befiemmt (beftommen); hij is b. op uitzicht b. = einem bie Kutficbt berfperren, de borst = er ift engbriiftig. benebmen ob. rauben; fem. het leven b. = einem benauwdheid, v. = (zwoelte) Gcbtritte, bat .2eben nebtnen, einen umbringen: zich 't (bedomptheid) Zumpfbeit; (angst) 9Ingft; leven b. = ficb bat feben nebmen, tianb an (benardheid) Oebriingnit ; hij zat in de b. = ficb leven. er far3 in ber $atfdr, in ber Quatfcbe ; (op de benepen = bertegen, fd)iicbtern ; enge; 't kwam borst) tItemnot, Zeftetnmung. er b. uit = er fagte et gang fteintaut ; een b. benauwen, h. = befternmen, briicfen, iingftigen, stem metje = Minuet ob. fcbilcbternet Stimincben; bebrlingen; zie benauwd (h e i d). b. wonen = enge tbobnen; een b. (bekrompen) benanwend = fcbtbilt, briicfenb, angftigenb, hart = eine fteinlicbe Geele ; b. stijl = fteifer ob. beftemmenb, bange, biife; zie b e n au w d. iingitticb gefeitter Still; een b. (beangst) hart = bende, v. = t8anbe (Ziebe, Vlufriibrer, 8igeuner etc tingitlicbet, beraagtet ob. beftommenet ,era. u. ii.); ber t^aufe, Scbar, 93anbe (Sinner u. ii.). benepenheid, v. = Zertegenbeit, Scbiltb= bendehoofd, o. = ber Tianbenfitbrer. ternbeit, Zeraagtbeit, gnge 2.c. , vgl. benepen. bendelgaren, o. = ber 93inbfaben, bat (Darn. benevelen, h. = berbunfetn, triiben, benebein. bendi(e), v. (Ind.) = V3enbie, Oanbt, ber beneveld = (eig.) neblig, bunftig; (van 't oog, Oatbh)agen, ber norbtbagen. 't :verstand) getriibt, umflort; (dronken) beneden, adv.: (naar) b. = bin., ljerunter; benebett, beraufcbt. (daar) b. = brunten, unten, hier, daar b. = benevens = nebft, faint. bier, bort unten; bier b. (op aarde) = bienieben; Bengaalseh = bengalifcb; B. vuur = benga= wij wonen b. = Wit tbobnen parterre ob. unten; ticbet aeuer. Bengaal = Ttengate. Benga- b. aan de trap = unten an ber Treppe; kinde- len, o. = R3engaten. ren van 12 jaar en daar b. = bon atni3If Z'sabren bengel, m. = Me 126tocfe, (klepel) snippet; (per- unb barunter ; b., praep. = unter (met dat. en soon) Oengel, Scblingel, 2finttnet, Zaugenicbtt. ace.); unterbalb (met gen.); d a is b. mij = bengelaehtig = benget=, tihrtmelbaft. unter *miner Siirbe; b. den prijs = unter bent bengelen, h. = (van een klok) tauten, (van bengelkruid. 81 bepeinzen. kleine klokjes) bitnnteln, (slingeren) bauntein, beoefenen, h. = treiben, pflegen, ftubieren, fcblenfern. ri c i) in (ettv.) ilben ; muziek, talen b. =Ourtf, bengelkruid, o. = 8ingeffraut. Spracben treiben ob. ftubieren; een wetenschap benieuwd = neugierig, begierig (au erfabren); b. = eine Siffettfcbaft treiben ob. offegen. ik ben b. wat hij zeggen zal = eg foil mid) beoefening, v. = bag r reiben, bie $fiege, tbunbern (bedawn), teal . . ; we zijn b. te bag Stubium, zie be o e fe n e n; in b. brengen hooren, hoe 't u gnat = Mr finb begierig gu = in Vlugitbung, our alnivenbung bringen, erfabren tvie . . ; b. naar den uitslag = neugierig praftifcb antvenben. naci) bem Kuggang ob. nacb bent ergebnig. beolien, h. = Dien, einiiten. benleuwen: 't zal mij b. of = eg Pa micb beoogen, h. = beabrtcbtigen, beatvecren; hij tvunbern (berlangen), ob ; 't zal me b. wader beoogt altijd zijn einen voordeel =bat homer van hem terecht komt = id) mi3cbte mat Witten teinen eignen Zorteit im 9.1uge. Iva& aug bem tvirb. beoordeelaar = Zeurteiter. benijdbaar, zie benijdenswaardig. beoordeelen, h. = beurteilen; anderen naar benijden, h. = beneiben, tnif3gannen; iem. zichzelf b. = anbere nad) ficb beurteilen, bon jets, om jets b. = einem ettv. ben. ob. meta., einen ficb auf anbere Icbtief3en; jets (naar waarde) b. um ettv. ben. ; beter benijd dan beklaagd = (naar waarde schatten) = ettv. tvitrbigen. beifer (bebn) Vteiber aft, (ein) 9:I/Welber of better beoordeeling, v. = Oeurteilung. 9Rif3gunft teiben benn 2:Rangel; hij is te b. = beoordeelingsvermogen, o. = Oeur, er ift au ben., er tit beneibengtvert. teitunggbermi3gen, bie :haft. benijdenswaardig = beneibengtvert. beoorlogen. h. = (einanber, ein %off) be- benUder = 91eiber. friegen, (ein &alb) mit arieg itbersieben. benijpen, h. = beffemmen, einengen. beoorloging, v. = bag Zefriegen. Benjamin = Benjamin; B. of = nit* ntebr beoositen: b. de Schelde = iittlid) bon ber ber iiingfte 2iebfing. Sobelbe. benne, v., zie ben. bepaalbaar = beftimmbar; fettautelpn, befi, bennetje, o. = Starbcben. nierbar. Benno = Benno, Zernbarb. bepaald = bettimmt, fettgete0t, burcbaug, benoembaar = erttennbar. unbebingt; getvit ; gerabeau, orbentlicb, fiirmlicb ; benoemd getal = benannte 801. op den bepaalden dag = am beftimmten (felt. benoemde = bet %rnannte, ber 9IngeftelIte. gefe4ten) rage; op den b.. en tijd = au r beftimmten benoemen, h.: iem. voor een betrekking b. Belt; een bepaalde regel = eine beftimtnte = einen su einer Ste& (einem Mute) ernennen; Beget; een b. besluit = ein bettimmter (fetter) (einen bum 2ebrer) ern. (at& ,2ebrer) anftetten; Z3eo, enticfguf3; b .. e of keer = entfcbiebene ob. (einen inicbter, erben) eintet3en; een commissie auggetprncbene 916neigung ; 't is b. noodig dat --.= b. = eine Rommiffion einfeben; een stad naar eg tit bettimmt, burcbaug. unbebingt ob. enticbieben iem. b. = nab einem benennen. niitig (nottvenbig), bat; b. onmogelijk = ook benoeming, v. = %rnennung, %intel3ung (vgl. fcbtecbterbingg unmi3glid); hij doet 't b. = er ben oe me n); (bij stemming) 841; recht v. tut eg gana getvit; 't is b. koud = eg ift or, b. = ernennunggrecbt. bentficb (ftirmlicb, gerabe5u) fact; b. verrukke- benoemingsbrief, m. = %rnennunggbrief, lijk = fcblanfmeg ent5itcrenb ; dat zal ik niet b. Me %rnennunggurfunbe, bag Zipiont. beweren = bag mitt id) nicbt gerabept bebaupten; benommeren, h. = numerieren, benummern. ik had b. een tegenzin = icb fitblte einen benoodigd = beniitigt, ik ben 't b. = icb fartnlicben eibertvinen. braucbe eg, babe eg niitig; de benoodigde bepaaidelijk dMrvoor best emd, gebouwd = gelden = bie erforberlicben sZelber. eigeng bap betimtnt, gebaut; en wel meer b. = benoodigdheden, my. = Zebiirfniffe, (ver- nub -6tbar befonberg. eischten) %rforbernilte. bepaaldheid, v. = Zettimmtbeit, Getvitbeit. benoorden: b. de line = niirblic0 boo beparelen, h. = beperlett. equator ob. bon ber Ztnte. bepakken, h. = bepacfen, belaben. bent, v. = Sippfcbaft, Sippe, Mique, 8unft, bepalen, h. = bettimmen, feftfeben, ante3en, Zanbe, Ratnerabfcbaft. becbriinfen; (Ort unb Beet) heft.; (ben $reig) bentgeest, m. = Bunft,, Fi3arteigeitt. fen, heft.; een vergadering op den 20en b. = bentgenoot = aunftgenot. eine 93ertammlung filr (auf) ben 20. ant. (ante, bentgenootsehap, o., zie bent. raumen); 't middageten is tegen (op) drie benting (Ind.), v. = bag gort, bag Zofftverf. uur bepaald = ift auf brei Ilbr angete4t; we benui, o.: hij heeft er geen b. van = bafitr zullen vooraf b., dat = tvir trot:fen borer felt!. nat er gar fen Zerftiinbnig, babon bat er feine bat;; zich tot enkele opmerkingen b. = ficb kblaffe jbee; ik was mijn b. kwijt = id) batte auf einige Zemerfungen betd)r. ; vraag en aanbod imeine gaffung berforen, mar gan5 aug ber b. den prijs = gage nub 9Ingebot bebingen I gaffung. ben $reig ; iem. bij een onderwerp b. = einen benommeren, h. = zie benommeren. bee einem Oegenftanbe fettbalten. benutten, benuttigen, h. = benuten, bepalend = bettimmenb. benitt5en, nittfid) gebraucben. bepaler = Oetimmer. B. en W. (Burgemeester en Wethouders), zie bepaling, v. = l8eftimmung, geftre4ung, 9In, burgemeester. fetung, anberaumung (vgl. be p ale n); Etipuo benzine, v. = bag Omen. lotion, St laurel; wettelijke bepalingen = benzoe (Ind. reukhars), v. = bag, bie Oenaoe. getetlicbe F8ettimmungen. benzoine (kamfer uit de olie van bittere bepantseren, h. = panaern, bepattern. amandelen), v. = bag Oenaoin. beparelen, h. = beperlen. benzol, v. = bag Oenaol. bepeinzen, h. = itber (ettv.) nacbbenfen, beoefenaar = tver eine Stunit ob. eine eiffeno rtnnen, nactffinnen; (nutteloos) itber (ettv.) nacb. td)aft treibt. grabein. VAN GELDEREN , Duitsch Woordenboek. II. 6 bepeinzing. 8 bereiden. bepeitnzing, v. = ftbertegung, eetracbtung, (verzoeking) Witfecbtung, zware beproevingen ber eebanfe(n). doorstaan = fcbtvere Scbicffalgicbtifge erleiben. bepekken, h. = Beperben, bepicben. bepnist = mit $ufteln, ittnen ob. 8Ifitcben bepennen, h. = bepflikeen; (schoenm ) be, bebecft; puftelfg, finnfg. 3ivecfen. beraad, o. = Me ftbertegung, bfe %rivagung, beperken, h. = befcbrtinfen; iem. in zijn R3ebenfen; na rijp b. = nai reifficber fib. ob. vitheid b. = eitten in fefner reibeft befcbriin, %rib.; na kort b. = nacb furjem Oeb.; iets in fen; 't gezicht wordt door bossehen beperkt = b. nemen = ettu. In %rivtigung ateben, ffi ettu. ber Witblicf ivirb bon RBatbern eingefcbriinft; fibertegen; iets in b. houden = ficb ettu. nliber zich tot 't noodige b. = rub auf bag gliitige iiberlegen ; tijd van b. = bfe bebenfeft; in b. befcbr. staan = fein, rub nicbt entfcbelbeit beperkt = befcbriinft; maatschappij met Unnen, not unentfcbfeben rein. beperkte verantwoordelijkheid = qbefetifcbaft beraadslagen, h. = beraten, ficb beraten; mit befcbranfter Oaftung ((. tn. b. .D.); b. over iets b. = eine Sacbe beraten, ficb (mit, verstand = befcbriinfter ob. bornferter Zerftanb ; einanber) fiber ettu. beraten. b. van verstand zijn = alien befcbranften Zer. beraadslagend = beratfcbragenb, beratenb. ftanb baben, borniert fan; b. aantal = be. beraadslaging, v. = 8eratung, R3eratfcbta- fcbriinfte 8abf. guns ; b. over 't burgerlijk wetboek = 18e. beperking, v. = R3efcbranfung; (inperking) ratung beg bitrgertfcben eefe4bucbeg ob. fiber %fttfcbranfung. bag bilrgertfcbe Oefetbucb. beperktheid, v. = R3efcbriinftbeft; b. van I. beraden zich, h. = rub bebenfen, rub verstand = ook R3oritiertbeft. (mit rut fetbft) beraten, fi (ettu.) ntiber iibero bepikken, h.: vogels, die 't ooft b. = be. tegen ; ik heb me b. = fcb babe infcb anberg picfen; zie ook bepekk en. befonnen, fcb babe eg nth beffer iiberlegt. bepinnen, h., zie bepennen. II. beraden (adj.) = befonnen. beplakken, h. = (mit 2einivanb, mit $apfer) lberadenheld, v. = Zefonnenbeft, entfcbfof, befteben, ilberafe'ben. fenbeft. beplanken, h. = (een vloer) augbfeten; beramen, h. = (een plan) enttverfen; een !Aden, brettern, mit %feten ob. R3rettern ber, tochtje b. = dun Wugflug *nen; middelen feirn; (met zware planken) botjten; (een ream) b. = auf Ofttet finnen ; de kosten b. = Me berbrettern. St often beranfcblagen. beplanten, h. = bepfianben. beramer = %nttrerfer. beplanting, v. = R3epftansung, (aanleg) beramulng, v. = bag %ntiverfen; zie ook $ffan3ting. raining. bepleisteren, h. = (met pleisters) BOO. berapen, h. = (eine Winner) abputrn, berap. ftern; (een muur) beiverfen, abpuirn, [beman. pen, beiverfen. tan]. berberis, v. = R3erberig, R3erberfte, ber Sauer. bepleistering, v. = bag R3epfiaftern, bag born. Kbputrn; ber RIbpitt,; (de stof) ber Kbintt, (ber bercan, o. = ber Zerfan, ber Oarcbent. Vauerbetburf), vgl. bep leis t e re n. berceau (prieel, boomgewelf), o. = Zerceau, bepleiten, h. = bertetbigen (bor @Jeri* ob. Me 2aube, ber 2aubengang. tvo fonft); iems. zaak b. = terng. Cache bertet, berde: iets te b. brengen = ettu. at* Zapet bfgen, berfecbten, bertreten ob. bag llort reben. ob. pm spract)e bringen, ettu. borbringen. bepleiter = Zerteibiger, Rlerfecbter. berechten, = (Me Sunben) bebfenen; (een bepleiting, v. = Zerteibigung, Zerfecbtung. stervende bij de R. K.) Me fet.te dung geben; beploegbsar = pfifigbar, acferbar. (een zaak) gerfebtfict) bebattbeln. beploegbaarheid, v. = $iffigbarfeft. beredderaar = Waertveltginann, Knorbner. beploegen, h. = Off:igen, bepfifigen; de zee beredderen, h. = mac'en, In Orbnung b. bag Meer befabren. bringen, anorbnen. beploeging, v. = bag Ziepffilgen. bereddering, v. = Knorbttung, Rthinacbung ; beploolcn, zie plooien. wat een b.! (drukte) = ivag fiir (ivefcb) emit bepluinad = bebufcbt, befebert. Xrubel! bepinisd = boti aaf ern, fiber unb fiber tuft 5ctiern bebecft. bereden = beritten, reftenb ; b. politie = bepoederen, h. = Depubern, pubern. berittene ob. reftenbe $olfbef; b. officier = bait, be ten, h. = bepfiatmen, befet3en; (einen Tad) tener Offlafer; b. paard = tiugerittene4 ob. einge. mit aficf)brut) befetrn. ritteneg R3ferb; druk b. weg = ftarf befabrener bepoting, v. = Zepflanaung, R3efe#ung. RBeg. bepraten, h. = (einen, etto.) befprecben, beredeneerd : een b. man = togifcb benfeno (minder ernstig) bepiaubern; (in minder gun- ber ob. berfttinbfger Vann; b. verslag = begritn, stigen zin) befcbtuaten, beffatfcben; (iem. tot beter ob. motfbierter Zerfcbt; b. overzicht = ers iets overreden) bereben, iiberreben, (gem.) fltirenbe ftberficbt. befcbtvatrn. beredeneeren, h. =, eartern, augefnanber. beperken, bereb en , itherreben, befcb tuctirn. feten ; fiber (ettu.) reben; (ettu.) begriinben. beproefbaar = berfucben. beregenen, h. = beregnen. beproefd = erprobt, betbiibrt, auberiiiffig; b e bereid = bereft, erbiitig ; alles is tot zijn trouw = erprobte (beiblibrte) Zreue; b e ontvangst bereid = au fetnein %inpfange bereft; vrienden, geneesmiddelen = erprobte (betutibrte, ben je b. om het te doen ? = Mit bu bereft auberldifige) areunbe, %widen. eg au tun? gaarne tot wederdienst b. = beproeven, h. = (ettu.) berfucben, probieren; Oegenbienften gem bereft ob. erbi3tig. einen Zerfucb tuft (ettv.) acben; (op de proef bereiden, h. = (bag Ritabr, einent elite stellen) erproben, auf bfe R3robe ftellen. areube) bereften, (vervaardigen) anfertigen, beproeving, v. = $ritfung, Oeinifucbung; berftenen. bereiding. 83 bergplaats. bereiding, v. = Oereitung, Bubereitung ; baard = ber 3erg Oat eine alictug geboren; 9Infertigung, ,Derfteliung, vgl. bereiden. iem. gouden bergen beloven = einem golbne bereidingswijze, v. = Oereitunggart, bier- Berge berfprecben ; daarvan reizen je de haren fteliunggart. to berge = babel ftOett einem bie ,acre hu bereids = bereitg, fcbon. serge, bag ift Oarftrtiubenb, babel ftriluben bereidvaardig, -willig = bereftb3illig. ficb einem bie ware; bergen en dalen ont- bereidvaardig-, -willigheid, v. = Ze. moeten elkander niet, maar menschen wel = reitiniffigfett, (vriendelijkheid) Oefififigfeit, bag Zerg unb Zat fommen nic4t bufammen, moV aber entgegenrommen bie al1ettic4en, een b. van bezwaren = ein bereik, o. = ber Zereitt ; dat is boven zijn b. 3erg (ein Reer) bon St Mierigfeiten(Zebenfen). = lit fiir ibn nicDt erreicbbar, ftebt nittt in feiner bergachtig = bergig, gebirgig. Eactt, gebt fiber feinen tioriaont; buiten b. bergader, v. = 8ergaber. (er van door) = fiber cafe Berge; buiten 't b. bergaf(waarts) = bergab(thiirtg). van den vijand = bor bent jeinbe filter; buiten bergamot, v. = lergamotte. 't b. van de kogels = auf3er Scipf3trefte; als bergamotolle, v. = bab Oergamotteniff. hij onder mijn b. komt = Menu er mfr in ben bergobewoner; -blauw, o.; -bonw, m.; Surf (Sc4Itt) !mint; buiten 't b. van de stem, -bruin, o.; -minium, v. = Oerg II betboimer; van 't oog = auf er Otir., Se4tveite, auger .bictu ; obau; =Braun (bie tlmbraerbe); .futtur. bern Tiereic0 ber etimme, beg Viugeg ; binnen 't b. bergden, m. = bie 2egf4re, bie 2atfdy. van de stem = int Zereict ber Stimme, inners bergen, h. = bergen; (bewaren) auMebett, de bath ber OBribeite. zeilen, schip en lading, gestrande goederen b. = bereikbaar = erreiffibar. bie eegel, Scbiff unb %abung, geftranbete hitter bereiken, h. = (ein bobeg Kite; feinen Breed, bergen; 't is goed en wel geborgen = eg ift feine Vibfictt, bag Biel feiner efitticbe) erreicben ; beforgt nub aufg*ben; hij is geborgen (goed ik kan hetplafond niet b. = ici) fann nit af) = er ift geborgen, ein gemacbter Mann; big an bie Zecfe (teran)reicben ; daarmee be- zich b. = lilt babon maven, rut retten, fitt reikt (verkrijgt) men nets = bamit erreittt ob. aug bent etaube tnalten ; berg je ! = auf; been erhiett man nicttg; 't voorstel heeft de kamer eege I tveg ba 1 bereikt = ber Vintrag ift ber hammer huge. Bergen, o. = (in Belgie en in Noorw.) Bergen. gangen. bergengte, v. = her ftgpaf3. bereiking, v. = %rreicbung. bergeppe, v. = ber ZergePpitt. bereisbaar = hu bereifen. berger = l8erger. bereisd: een nog niet b. land = ein nott berg ifazant, m.; -fore!, v.; -geel, o. = nit bereifteg, bon Reifenben nocb nfit be. a3erg "fafan; oforene; .getb (ber Oder). fucliteg 2anb; een b. man = ein bielgereifter Bann. berg II geest, m.; -geit, v. = Q3erg ll geift ; .jiege. bereizen, h. = (bie 2:f1effen, ein 2anb) bereif en. berggeld, o. = Zergegeib. berekenaar = Oerectner. bergligevaarte, o.; -gewas, o.; glas, o.; berekenbaar = bereciynbar, hu berecinten. -god, m. = ber Zerg 11 folof3; .geiviicbg ; .giag, berekend: voor zijn taak b. zijn = feiner .gott Viufgabe geivactfen fein ; voor zoo iets is hij berg II groen, o.; -haan, m. ; -hars, o.; -hel- niet b. = hu fo ebb. ift er nictt imftanbe, fo ling, v. = %erg I] griin; :fafatt; o*trh (%rWtrh); etiv. iiberftefgt feine ariffte. ber .abbang (oberb. u. poet.: octibe). berekenen, h. = berectnen; verpakking wordt berghok, o. = bie Diumpeifammer. niet berekend = Zerpacfung ivirb ttitt be. berghol, o. = bie Oebirggbiible. reciinet, nit* in ginrecOnung gebrartt ; een op berghoog = bergbott. effekt berekende fraze = eine auf %ffeft be- berghouten = 8arfbi3faer, OergNitaer. rectnete gOrafe ; een koud berekend mensch = berghut, v. = Zergbiitte. ein fait bereinenber Titenic. berging, v. = R3ergung, bagBergen. berekening, v. = Zerecimung, nalfuration; bergingsmaatschappij, v. = Scf)M. een b. opmaken = eine St. aufftenen; globale bergung&gerefff it aft. b. = ungeftilye $erettnung ; (begrooting) ber bergje, o. = fleiner l8erg, )figel, 3ergtein. iiberfttiag. bergketen, v. = geebirggo, Oergfette. berekop, m. = Wirenfopf. bergklimaat, o. = Ttergflitna. [beren, h. = auf. nub abgeke)n ; fpeftafeln, bergkloof, v. -= Oergo(t ebirgg)fluft, ofctiucbt. liftmen; (stud.) pumpen]. bergknoop, m. = @ebirggfnoten. beren ]I dans, m.; -druif, v. ; -hok, o.; -hol, o. bergllkristal, o.; -krnin, v. = ber Q3erg II: = Vixen!! tanh ; straube; ber ohtvinger ; bie oijiAle. friftag; ber .gipfel (Me .fpilie, bie ofuppe). berenhaid, v. = Oliret4aut; de b. verkoopen bergland, o. = Oebirggranb. voor de beer gevangen is = bie Ziarenbaut bergloon, o. = Zergegelb, ber ZiergeltAn. berfaufen bebor man ben Zaren bat. bergIllucht, v.; -man; -mannetje, o. = Berenice, v. = 8erenice. Q3erg il tuft; olverfer ; smtittncten (ber Stobolb). berenlijacht, v.; -klanw, m.; -knit, v. = bergmassa, v. = Giebirggmaffe, ber eebitggo Wirenfiagb (.44e, ber -fang); bie .ta#e (plant : ftocf. Me (bet) .ftau, bag eilfrctut; ber %fantbug); berg 0 meel, o.; -meer, o. = Q3erg 11 tnebi ; •grube. ber .fee. beren Illeider; -mull, m.; -mitts, v. = bergil muds, v.; -nimf, v. ; -olie, v. = Siren 11 filbrer ; oract en; stnii4e. 8erg ll luau& ; .1tMnp4e; bag :of ($etroteunt). berennen, h. = berennen. bergop(waarts) = berg auf(irotir0). berenning, v. = 8erennung. bergllpartij, v.; -pas, m.; -pek, o. = berenlloor, o.; -vangst, v.; -vet, o. = RM. staatk.: R3erg Ilpartei (uitstapje: .partie); .1303 ren II Or (ook de plant); ber .fang ; ofett (ber (026ebirOpat); .13ecb (ber V.103balt, (OrbpeC. .feOlitalo. bergplaats, v. = (zolder) ber l8oben; berg, m. = Berg; de b. heeft een mule. ge. (magaz(jn) bag enagahin; zie ook bergho k. 6' bergrat. 84 beroerder. berglirat?v.; -rede, v.; -rug, m. = Zerg II. berkenllbosch, o.; -bout, o.; -loot; o. = rate (bad Ournteltier); ,prebigt; sritcfen (ie. bey Zirfengtnalb ; .bola; -laub. birgdfamm). berkenirijs, o.; -roede, v.; -sap, o. --= bergrook (veendamp), m. = ,t.eraucb, Vben, Oirfenlireid, =cute (bad ,reid); ber :faft. raucb, t^aarraucb. berkoen (schoor, stut), m. = bie Strebe, Me Bergsehot = Zergfcbotte, ,tocbfanber. Stitt3e, Strebebalfen. berglislede, v.; -slot, o.; -spits, v. = ber Berign, o. = Berlin. Berlijner = Zerlitters. Zerglifcbtitten, sfcblot; sillite (ber sgipfel). Berlijnseh =-. berlinffcb, Berliner (Zerliner beriespook, o.; -spoor, 0.; -stad, v. = Matt, Stinb ; er tint* aiterlinifcb). ber Zerg II (le*, Me •babn; .ftabt. Berlijnsehblauw, o. = Zerlinerblau. bergstelsel, 0. = OebirgdfOem. berline (licht rijtuig), v. = Zerline. berg 11 storting, v.; -streek, v. = ber Berg H Berlinisme, o. = Zerolinidtnud. ftura (ber =fall); ,gegenb (Oebirgdgegenb). berm, m. = (algem.) bie Zdfcbung ; (van een berg II stroom, m.; -talk, v.; -teer, o., -toeht, dijk ook) Me berme; (van een vesting) nail. m.; -top, m. = Oerg[Iftrout, ber tat ; ber abfa#, Me berme. steer (bad %rbpect); Me :tour (Me ,egfurfion); bernagie (een bladgewas), v. = ber Zorretfcb, .gipfel (Me ofpite, bfe •ruOpe). bad eurfentraut. berglittain, m.; -versehniving, v.; -vlas, Bernard = Zernbarb. o.; -yolk, o., -water, o. = ber Zergigarten; Bernardine = Zernbarbine. ber srutfcb ; ber .flacbd; ,bolf ; -maffer. (Sint) Bern(h)ard, m. = (Sanft.) 8ernjarb. bergwerk,bergwerker,ziemijnwerk etc. (Sint) Bern(h)ardshond, m. = Zernbar? berg(' wilg, m.; -zout, o. = bie 0 erg 11 tbeibe; biner. gala. beroemd = beritbmt, renommiert. beriberi (Oostind. ziekte), v. = Zeriberi. beroemdheid, v. = Zeritbuttbeit. beriberilijder = Zeriberifranfe(r). beroemen zieh, h.: zich op iets b. = ficb berieht, o. = bfe (mitnblicbe, telenrapbffcbe, einer Cade ritbmen; daar behoef je je niet op fcbriftlicbe) Racbricbt, ber Zee*, Me Eittellung ; te b. = barauf braucbit bit nicbt ftola au fein, (van geboorte, huwelijk, dood e. d.) Me alttaeige; bamit . . . nicbt bid au tun ob. nicbt au prablen. volgens b. = taut Zericbt, b. aan den lezer = beroep, o. = ber Zeruf ; (van een geestelijke) Racbricbt flit ben 2efer, our Vtacbricbt ; iem. bie eabt ; (ambacht, bedriji) Gionerbe, Oattbs b. brengen = einem 9.1acbricbt brIngen ; mitnb, wee; (benoeming) ber Ruf, Me Zerufung ; een licben Zefcbeib geben; iem. b. zenden = efnen b. uitoefenen = efnen Z. treiben; hij is onder- benacbricbtigen,einentltacbricbt erteiten ob.fenben, wijzer van b. = er fit 2ebrer, er ift bon (efnen ebb.) aliffen ob. (einem ettn.) fagen taffen ; Zeruf ((etverbe) ein 2ebrer ; een geleerde van b. van afzending = Tftelbung bon ber Kbfen. b. = ein Oefebrter bom aact ; zonder b. = bung; b. van ontvangst = bie %mpfangdanaeige, gefcbaftdlod ; ik doe een b. op uw toegevend- ber alitcffcbein. heid = icb aptafere an Zsibre Vtacbficbt ; hij beriehten, h. = bericbten, meiben, anaeigen, doet voortdurend een b. op iems. hulpvaar- mitteilen; de ontvangst van een brief b. = digheid = er nfmmt fortthabrenb jetnd. eefar. ben %mpfang eined Oriefed anaeigen. ligfeit in alnfprucb ; 't ministerie deed een b. berlehtgever = 8eriditeritatter, reorre: op 't yolk = bad Vinifterfum berfef ficb auf ftionbent. bad Zolf ; schaatserijder van b. = Zerufd, [berieken, h. = berfecben, befcbnitffeln.] (fcblittfcbubaufer; (van een vonnis) in (hooger) berijdbaar = (voor rafters) reitbar; (voor b. gaan = Zerufung einlegen (gegen ein Urteil); voertuigen) fabrbar. in hooger b., in hoogste b. veroordeeld wor- berijden, h. = (te paard) bereiten, (met een den = In stutter Zsnitana, in let3ter klinftatta wagen) befabrett, een paard b. = en Zferb berurteilt tnerben; raad van b. = bad VIppel. reiten. lationdgericbt. berijder = Reiter, Bereiter. beroepbaar = (benoembaar) ernennbar ; berijdster = Reiterin. (binnen 't bereik van de stem) errufbar, in berijmen, h. = (be)reimen, in Refine brfngen; Virinefte. berijmde psalmen = gereimte Zfalmen. beroepen, h.: hij is van hier te b. = man berijmer = Reinter. fain On errufett; een predikant b. = efnen berijming, v. = bad Zereimen; de b. van Zrebiger tvablen ; (efnen au einem 1fmt, an eine Datheen = bfe bon Z. gereitnten Zfalmen. Uniberfitat) berufen ; zieh b.: ik beroep beril (een edelgesteente), m. = Zert)li. mij op mijn laatsten brief = icb bealebe mid) berin = Zarin. auf meinen leVen Orief ; zich op de wet, op zijn beringen, h. = beringen, einfaffen. zegsman b. = ficb auf bad $33efets, auf Tanen berispelijk = tabelbaft, tabelndtvert. sletrabrdtnann berufen. berispelijkheid, v. = Zabelbaftigfeit. beroeping, v. = Zerufung, bet Rut SOL berispen, h. = tabetn (efnen inegen, fiber ettn.); vgl. beroep. (scherp b.) ritgen. beroepsbezigheden, mv. = Zerufdgefcbtifte. berispenswaardig, zie berispelijk. beroepshalve = berufdbalber. berisper = Zabler. beroepseonsul = Zerufgronful. berisping, v. = bet Zabel, Rage; (standje) beroepsilkeuze, v.; -nijd, m. = Zeru0 II. ber 3ertveid. tbabl; =nab (Oanbtberfdttefb). berk, m. = bie Nee, Baibaum. beroepstiplicht, m.; -refs, v.; -rkider = berkellblad, o.; -boom, m. = Zirren II Matt ; bie Zerufdpfficbt; ,reffe; .laufer (,fabrer, .reiter). .baum. beroerd = etenb, jammerlicb, berftucbt, ber, berkaan, zie barkan. atveifelt, berffigt, fatal; die beroerde vent = [berkemeier, m. = glofel, 8edjer, eilIfomm, ber leibige, berfLucbte ob. berfligte Stert ; een b. (becber), Vein]. boel = eine elenbe, ilinunerlicbe :C. StrtfOaft. berken = birfen, 9.3irfen .. . beroerder =Ituftviegter, eIgitatoT, eht§ertarer. beroerdheid. 85 beschaven. beroerdheid, v. = bat Menb, Winutterlicbfeit. berulken, h. = berfecben, (besnuffelen) be. beroeren, h. = (bie Zolftmenge) auf tviegetn, fcbnfiffeln, befcbnuOertt. aufbet3en, aufrilbren; (poet.: Me Seete, bat berusten, h. = beruben, ficb griinben ; rub &milt) beftig betvegen, aufrilbren; de gemoe- ergeben, fit fitgen; in Zertvabrung ob. be,oniert deren b. = bie Oeffter ob. Oetniiter auf reuen fein; uw meaning berust op een misverstand = (aufriibren). klbre Wlefnung berubt auf einem ob. griinbet ficb beroering, v. = beftige Oetnegung, Unrube, auf ein Eitberitiinbnit, in zijn lot b. = ficb in fan Rufregung ; socialistische beroeringen = So, Scbicffat filgen ob. (er)geben; in Gods wil b.= ficb 3iatiftifcbe Unttriebe; b. maken = 9Iufrubr ftiften ; in sgottet linen ergeben; daar kan ik niet in in b. brengen = auf rilbren, zie ook b e- b. = bat fann icb mir nicbt gefaffen laffen ; ik roeren. moet er wel in b. = icb mut inicb ja filgen ob. beroerling = etenber ob. berffucbter nert, aufrieben geben; ik zal 't er bij laten b. = icb lump. tverbe et babel betoenben taffen, bie Sacbe auf beroerte, v. = ber Scblag(ftuf3); aanval van rut) beruben taffen; dat recht berust bij den b. = ber Scbtaganfart; een b. krijgen =--- bom vorst = ftebt bent aitriten st ; de stukken b. Scbtage gerilbrt tverben; [hilt. voor: onlusten, bij den notaris = bie alften finb beim FRotar oproer = Unruben (p1.), ber atufrubr; Raad van in Zertvabrung ob. beponiert, ber 91. bat bie Beroerten = Rat ber Unrujen ob. bet Vlufo Kften in Zertvabrung. rubrt]. berusting, v. = ergebung (in fein Scbicffal), beroesten, z. = beroften. ergebenbett; de stukken zijn onder mijn b. = berokkenen, h.: iem. schade b. = einem bie 9.ften liegen bet mfr in Zertvabrung, ii Scbaben 5uffigen, einem fcbaben; iem. moeite b. = babe bie K. in Zertv.; iets onder zijn b. einem 9Riibe macben ob. berurfacben; verdriet nemen = OW. in Zertv. nebmen. b. = 3erbruf3 (Rummer) bereiten, macben ob. berzle, v. = ber eirrivarr, bie ,t)eibentvirt: antun. fcbaft. beroold = fcbiibfg, bettetbaft; het huis was in I. bes (bezie), v. = Deere. berooiden toestand = in berfaffenem Suftanbe; II. bes (oud vrouwtje), v. = bat Viittercben, een berooide kas = eine teere Rae : b .. e rate& Seibcben. baron = berfommener Zaron. besaehtig = beerenartig. berooven, h. = beraucben, anraucben, ber- besehaafd = gebifbet, aibiliffert ; een b. Waren ; berookt plafond = beraucbte ob. ber (ontwikkeld) man = ein gebitbeter Mann; b.. e bfafte Cede; berookte muren = angeraucbte taal = ger:Mete Spracbe ; b .. e manieren = ob. berbfafte etinbe. feine Vanferen, her Scbliff ; b .. e wereld = berooven, h. = (einen) berauben ; iem. van bie aibffifierte eat; een b. yolk = ein Stuftur, iets b. = einen einet tinget berauben, einem bolf ; hij spreekt b. = er bat eine gebilbete ettv. rauben; de schurken hebben hem van Spracbe ; dat is niet b. (net) = nicbt manier, alles beroofd = baben flan autgeptiinbert; iem. ficb. van zijn geld, van zijn goeden naam b. = besehaafdheld, v. = 2,ebentart, Vanier, einen um fan Gelb, um feinen guten stamen ticbfeit, ber Scbtiff. bringen ; iem. van 't leven b. = efnen unto besehaamd = befcbiimt, (bleu) berfcbiimt, bringen; van alles beroofd = ibrer (feiner 2c.) fcbambaft ; uw goedheid maakt mij b. = ,Mre ganaen .0abe beraubt, bon anon entbtOf3t. (lifte ntacbt mid) berfegen, befcbiintt mid) ; ik berooving, v. = Oeraubung. ben b. = icb !Mime mitt); hij stond b. voor berouw, o. = bie 91eue; (wroeging) Oetviffent, hem = er ftanb befcbiinit (betreten) bor ibm ; biffe (pl.); b. over iets hebben = ettv. bereuen; die kleine jongen maakt al zijn medeleerlin- heb je nu heelemaal geen b.? = bait bit benn gen b. = befcblimt aft feine aniticbilter, hij is gar (eine @etviffentbiffe ? b. gevoelen = Oteue altijd erg b. = inurter febr berfcbiintt; met empffnben; ik heb b. van mijn geld = mein b .. e kaken staan = gatt5 berfcblitnt baftefjen. Gelb reut mitt); heb daar maar geen b. van = besehaamdheld, v. = eerfcbiimtbeit, Scbam, tat bicb bat nfc1t gereuen. Scbantbaftigfeit. berouwen, h. = reuen, gereuen ; 't berouwt besehadigd = befcbiibigt, fcbabbaft ; b. good = mij, dat ... = et reut micb, baf3 ... ; dat zal befcbtibigte ob. fcbabbafte earen; b. ooft = fcbabo u b. = bat forten (tverben) Cafe bereuen, bat baftet fObft. besehadigdheid, v. = Q3efcbil, tnirb Ste gereuen. Mauna, Scbabbaftigfeit; vrij van b. (bij de beronwhebbend = reufg. zeeverzekering) = fret bon 0. berrie, v. = (rag)Octbre. besehadigen, h. = befcbabigen, (bederven) bersaglieri (spr.: bersaljeerie: Ital. scherp- berberben ; (schade toebrengen) fcbaben (tat.) schutters), my. = Zerfaglieri. besehadiging, v. = R3efcblibigung. berserker (woest strijder) = Tterferfer. beschaduwen, h. = befcbatten ; beschaduwde berserkerwoede (blinde woede), v. = tuin = fcbattiger @arten; beschaduwde weg = Oerferfertvut. befcbatteter Beg; vgl. belommer d. berst?bersten, zie barst, barsten. besehaduwing, v. = Oefcbattung. Bertha = Zerta. besehamen, h. = befcbiimen, begritnt macben; Berthold = Oertotb. iems, verwachtingen b. = jemt.tioffnungen ob. bertram, v.: wilde b. = Sumpfgarbe, bat ertuartungen tauftben. Meier-rant, ber Zertratn. besehamend = befcbiimenb. Bertrand = Oertram. besehaming, v. = Oefcbtimung. Bertus = 9,11bert. besehansen, h. = berfcbanaett. berueht = beriicbtigt ; berrufen; een b..e dief, beschaven, h.' = (ontwikkelen) (aut)bilben; b. boek = ein berilcbtigter tieb, berifcbtigtet (een yolk) 3ibilifieren, gefittet macben; (de zeden) Oucb ; b. huis, b.. e streek = berrufenet (beriicb, berfeittern; (een plank) betobetn; (een dicht- tigtet) Oaut, berrufene sgegenb. stuk e. d.) (aut)feiten, autfcbleffen; zie ook beruchtheid, v, = ber ithie Rut, besahaafd, beschaving. 86 beschreeuwen. besehaving, v. = Zirbung, 8iblIffation, besehljnen, h. = befcbeinen; (poet.) beiettOten. sZefittung, a3erfetnerung (vgl. besc ha v en). besehUning, v. = Oefcbeinung; £Betembtung. beseheid, o. = bfe VInttrort; ber Zelcbeib ; besehlkal, zie albeschik. b. geven = ob. Oefcb. geven, antivorten ; besehikbaar = berfilgbar, bigponibet, bur iemand b. laten weten = einem Oeftt. fagen Zerfitgung (ftebenb). laffen; iem. b. doers (bij 't drinken) = einem besehlkbaarheld, v. = Zerfitgbarreit. Z. tun; de officieele bescheiden = bie offt. besehikken, h.: zijn zaken b. = feine Sacben btetten Zofttmente. fn erbnung bringen ; ik heb nog veel to b. = I. beseheiden (adj.) = befd)eiben, anfprucbg, bu beforgen; hij beschikt graag alles = er tog; een b. prijs = efn manger $reig; b. beforgt gem alteg ; u kunt over mij b. = bey. whist = befcbeibener Metbinn; b. in zijn eischen fitgen Sie fiber nttcb, fa fiebe 5u Nrer Zerfitgung; = anfprucbgtog ; een b. wooing = eine et* cb e ob. over een zeker bedrag b. = fiber . . . bertitgen; t efcbetbene eobttung ; naar mijn b. meening = wilt u bij ons daarover b. = tuoffen Ste rub nact) meiner untnal3gebticben Erletnung ; aan bafitr auf ung erboten; over 't bedrag per ieder zijn b. deel = jebent bag Seine, jebetn rembours b. = ben Oetrag per ($oft)91acbnabute ber gebilbrenbe Knteit. erbeben; God beschikt alles ten baste = Oat [II. beseheiden, h. = (ontbieden) befcbeiben; Mgt atteg bum beften; de mensch wikt, God (toebedeelen) befcbeiben; hij heeft mij hier b. = beschikt = ber 931enfcb benft, Gott feet. er bat tittcb berbefcbieben ; dat geluk was mij besehikker, h. = Knorbner, Riteforger ; de b. niet b. = tnar mfr nit befttieben]. van alle goeds = ber Scbenfer age euten. beseheidenheid, v. = Zeicbeibenbeit, Rtn, besehikking, v. = Zerfitgung, Zigpolition; fprud9grofigfeit, einfacbbeit (vgl. (regeling) Knorbnung ; ik ben te(r) uwer b. = bescheiden I). fa fteje au ,a'brer (Z.); ter b. stellen = beschenken, = (begiftigen) befcbenfen; bur F8. (bur Z.) ftetten ; hij heeft alles to zijner b. = zie ook beschonken. er f ann itber arta berfitgen ((Meg ftebt bu feiner beseheren, zie beschoren. Z.); ministerieele b. = miniftertege beschermbeeld, o. = Sci)uPilb, q3catabiunt. beschikkingen maken = 91 .. en treffen; b. van besehermeling, m. = etinftling, de Voorzienigheid = Scbicfung ob. itgung ber Scbutbefobtener, $rotège. Zorfebung ; laatste b .. en = tet3te .. en. besehermen, h. = fcbitt3en, befcbitt,en; (in besehilderen, h. = bentaten, itberntaten. hooger stijl) befcbirmen, fcbirtnen ; voor wind besehildering, v. = Tietnatung. en weer b. = bor einb unb Better fcbilten; besehimmeld = fcbintm(e)tig, berfcbimmett; iem. tegen zijn vijanden b. = einen gegen (verlegen) bli3be, bertegen. fetne (bor feinen) geinbe(n) befcbillyn, fit Scbut besehimmelen, z. = fcbimm(e)tig werben, nebtnen ob. befcbirtnen; door de wet beschermd = berfcbintmetn. gefel3ticb gefcbit#t; de brug wordt door een hoofd besehimpen, h. = befcbimpfen, berbi3bnen, beschermd = burg einen Orticfenfopf befcbittt. berfpotten. besehermend = fcbitt3enb, befcbittenb ; een besehimper = Oefcbimpfer, Zerbabner. b. gezicht zetten = eine Onnermiene anneb, besehimping, v. = Oefcbimpfung, 9erbi3b, men; b. recht = b.er Scbut.bott; b. stelsel = nung, ber Scimpf. Scbutibottfaftem, voorstander van b e rechten besehoeien, h. = (een oever) bitimen ; een (protectionist) = Scbutbantter. mijnput b. = einen Scbacbt berfleiben; (een besehermengel, m. = Scbulynget. paal) befcbuben. besehermer = Swifter, Oefcbitt,er, Ziefcbirmer, beschonken = betrunfen, trunfen, (licht) Zerteibiger; (van iem. die voortgeholpen moet angebettert. besehonkenheld, v. = Zetrun. warden, van de kunst) 3dnner; voornaam b. fentjeft, Zrunfenbeit. = bober 126kittner. besehoren: dat geluk was hem niet b. = beseherm fl geest 9 M. ; -god; -hoer = tvar ism neat befcbteben; welk lot is hem b. = Scbut geift ; =gott; oberr (St irmberr). tvetcbeg dog eft ibm buteit getnorben. besehermilheersehap, 0.; -hellige = bie I. besehot, o. = (afscheiding) ber (F8retter), Scbutil berrfcbaft; 4eilige(r). Serf )tag, bie 8tbifcbentnanb ; (schot op schepen) beseherming, v. = ber Scbuts, bfe Tiefcbill3ung; = Scb ott, bfe Scbotte; (muurbekleeding) bie iem. in zijn b. nemen = einen in feinen Scbut Ziffetung, Zlifettverf, Oettifet. nebtnett; de b. van de verdrukten op zich II. besehot (opbrengst),o.=ber%rtrag,bie irnte. nemen = bie Tiebritcften in &but nebtnen; besehonwelijk = befcbauticb, fontemptatib. onder b. van de duisternis = unter bent besehonwen, h. = (bekijken) befeben, (den- Scbutie ber ginftern0; een traits in de b. aan- kend en gevoelend) betracbten; (zorgvuidig, bevelen = eine Zratte efner guten Kufnabine nauwkeurig waarnemen) beobacbten; (poet. empfebten. en flloz. voor besch. en overdenken) befcbauen ; besehermster = OeftVityrin, 126i3nneritt (vgl. we b. hem als een vriend = tvir betracbten beschermer). ibn afg (batten On fitr) einen &eunb ; iem. als besehermvronw = Sclittl3frau, Zefctitlyrin. een dweper b. = einen filr einen Scbrviirtner I. besehieten, h. = befcbief3en (eine aeitung anfeben ; alles wel beschouwd waren 't frazen = 3. 18.); een geweer b. = eine alinte an= atteg tbobt ertnogen, genauer (bei 2icbte) fcbief3en. befeben (betracbtet) rent betracbtet, tnaren eg II. besehieten, h.: een muur b. = 43brafen; zie ook k e per. Banb (mit Ootb, (stag) berfteiben, (mit ,t o1) besehouwend = befcbattlicb, fontemptatib, tiffeln, bertafetn, itbertitfeln; hij was be- fpefulatib. besehonwer = Zefcbauer, lee. schoten = btaf getvorben; de slaap beschiet tracbter, eobacbter, vgl. be schouwen; (toe- iems. oogen = britcft einem bfe Kagen au; schouwer) Bufcbauer. mijn oogen b. = fatten besehonwing, v. = eetracbtung ; buiten b. besehieting, v. = I. Zefcbief3ung; II. a1er% laten = auf er Zetracbt (unberftcfficbtigt) taffen. fteibung, Zertiffetung, vgl. beschietenI en II. besehreenwen, h. = erfcbreten. beschreien. 87 beslissend. besehrelen, h. = behieinen, beiannnern; rood I. besje (kleine bezie), o. = Mine Zeere, beschreid = rot beriveint. Oeercben. besehretenswaard(ig)= beianunerenftert, II. besie, o., zie bes II. (4viirbig); beiveinenftert. besjeshnis, o. = KfttheiberiPittel. besehrUden, h. = een stuk grond b. = beslaan, h. = befcblagen; met ijzer, koper, ein @runbitiicf abfc§reiten; [een paard b. = zilver b. = mit %ifen, Rupf er, Sither befcbl. ; liefteigen]. een paard b. = emit $ferb befcbl.; met spijkers besehrijf(e)lijk = berctreibric4 b. = mit Migeln befcbl., benageln, (schoenen) besehrijven, h. = (efne Sbene, eine $erfon, bernageln; een rad (wiel) b. = ein etab ein Zreiecf, en Matt $apier) beicOrethen; jets befcbienen; een vat met hoepels b. = ein gad treffend b. = dbl. angreifenb befcbr. ob. fcbirbern; mit Reif en befcbl. ; de zeilen b. = bie Segel we kunnen hem niet b. (weten zijn adres befcbl. ob. einaieben; meel b. = VRebl anritbren niet) = tvir fannen ibn fcbriftlicb nicbt ob. einteigen ; deeg b. = 1eig einrilbren; plaats b. erreicben; (bijeenroepen) fcbriftlicb berufen, = 4314 (Baum) einnebmen; goederen, die veel (fcbriftlicb) feftfet3en, beftimuten; een beschreven plaats b. = SOerrgitter, fperrige (Miter (earen); recht = ein berbriefteg iRecbt, een boedel b. .= goederen b., zie beslag leggen op; b., ein Jnbentar aufnebmen. z.: de ruiten, de muren b. = Me Scbeiben, bie lbesehrtivende meetkunde, poezie = be. etinbe beftl. (ficb), laufen an; spijzen of fcbreibenbe eeometrie, $oefie. dranken laten b. = abfitblen laffen; (goed) besehrliver = Oefcbreiber. beslagen ten ijs komen = tvobl befcblagen besehrUving, v. = Oefcbreibung, Scbilbe. aufg eig foramen; in zijn vak goed, slecht rung; Kufnabine (vgl. beschrij v en); 't gaat beslagen zijn = in feinent aa* gut, fcblecbt .-alle b. te boven = 0 fOottet alter (jeber) Zeictr., (iibel) befcblagen fein; beslagen tong = belegte gebt fiber die (iebe) Oefcbr., ilbertrifft (i/berfteigt) gunge; [b. = ablaufen, gelingen]. die (iebe) Q3efcbr. beslabberen, h. = befcbmuten, befubern, besehrijvingsbiljet, o. = einfcbiii3ungg. befcblabbern. formular. besehrijvingsbrief, m. = bag beslag, o. = ber R3ercblag ; ijzeren, koperen einberufunggfcbreiben. b. =ber Gaff en., kupferbefcblag, ook: Me Oarnitur; besehrobben, h. = befcbrubben. (al) 't beslag (van een deur, een book e. d.) = besehroomd = fcbitcbtern, bliibe, bertegen, bag Oefcbliige; b. van..meel = ber Zeig ; (op de fcbeu; b. zijn (om iets te doen) = ficb fcbeuen. tong) bet R3eIeg, ber Ilberaug, b. leggen op = besehroomdheid, v. = eciiditer4eit, Zeicbl. legen auf ; goederen in b. nemen = Ciibigfeit, Zertegenbeit. 8aren mit Riefcbl. (9Irreft) belegen, befcblag. besehnit, v. = ber 8tviebacf. nabmen, oftinben ob. fequeftrieren; 't b. opheffen besehuldigde --.--, (gerechtelijk) VIngeflagte(r); = ben Oefcbt. aufbeben; b. op schepen = bag (niet gerechtelijk) Oefcbulbigte(r). (bet) embargo; iems. tijd e. d. in b. nemen = besehuldigen, h. = (niet gerechtelijk) be. jemL Belt u. d. in befit. (in Vinipruct)) n4tnen fcbulbtgen, bebicbtigen; fem. van iets b. = einen ob. beanfinucben ; de aandacht in b. nemen = bie einer ace befdj., einem ettv. our daft tegen, Kufmerffamfeit in 9InfOrucb nebtnen ob. bintvegs einem ettv. in bfe Scbube fcbieben; (gerechtelijk) neljmen; de zaak (van handel) heeft haar b. anflagen, fem. b., dat hij een ander heeft om- gekregen = bag Chef daft ift abgefcbloffen; een gekocht = einen belt. er babe einen anbern zaak (kwestie) haar b. geven = eine Sacbe beftocben. (einen Streit, elite grage) aum alugtrag bringen besehuldiger = Zeicbulbiger, 9Inftliger (vg/. ob. beenbigen; de zaak krijgt haar b. = foinint beschuldigen). besehuldiging, v. = mum 9.1ugtrag, tvirb beenbigt; [b. van iets a3efcburbigung, Vinflage (vgl. beschuldigen); maken = bid Kufbebeng bon ettu. macben, akte van b. = ber Vinflageaft, b. tegen fem. mit ettv. inablen]. inbrengen = Oefc4. gegen einen erbeben; fem. beslagen, zie besiaa n. in (staat van) b. stellen = einen in %nflager- beslaglegger = Zefcbtagnebtner, $flinber, (auftanb) berfe4en. alugpfeinber. beslaglegging, v. = Oefcbiag. besehut (voor, tegen) = be. gefcbiltit (bor, nabtne, ber 9Irreft, $fiinbung. gegen); een b. plekje = ein laufcbigeg 431tilyben. beslaglilljn (op schepen), v.; -nagel, m. = [besehutsel, o. = ber Scbut3]. Oeftiag II leine ; maul. besehutten, h. (voor) = befcbilt,en, fcbitt3en beslagwerk, o. = Oefcblage. (bor); door een bosch beschut = bur einen beslapen, h. = befcblafen; ik zal er mij Bens ealb gefcb4t (gebet). op b. = fcb Wittmieg Onicb barilber) befcbl. besehutting, v. = ber Scb4; dat dient hem besleehten, h.: een twist b. = einen Streit ter b. tegen de koude = bag fcbii#t ibn gegen fcblicbten, beilegen ob. jum Kugtrag bringen. bfe (bor ber) St iitte ; onder b. van, zie b e- besleehting, v. = eficiitung, Wiellegung, scherming. her 9lugtrag. besef, o. = ber Ziegriff, Ilbefitbl, Oetvutt. lbeslijken, h. = befcbinuisen, mit Slot (Scblamtn) fein; hij heeft geen b. hoe men zoo iets befOrten, fotig (fd)fammig) nta*n. doet = er bat gar fatten Zegr. (feine 94nung) beslijkt = fotig, fcblammig. babon, tote .. ; al een flauw b. = fcbon eine beslissen, h. = enticbeiben; gerechtelijk b. = blimmernbe 9lbnung; 't b. van zijn toestand = gericbtflcb entfcb.; dat beslist = bag entfcbeibet, ber aiegr. ob. bag Zietv. feineg Buftanbeg ; 't b. gift ben 9ittgfcblag ; over iets b. = fiber etti). van zijn meerderheid, van geluk ,---, bag eef. ob. entfcb. ; nu wordt mijn lot beslist = fet3t ent. R3etv. feiner ftbertegenbeit, beg OHM& ; hij heeft fcbeibet ficb mein Scbicffal, tvirb ither mein geen b. meer = fefn Q3etb. nt0r. Sticffat enticbieben. beseffen, h. = begreifen, faffen, einfeben ; inne beslissend = enti4eibenb; b .. e stem = ent. tnerben. fcbeibenbe Stimme; een b.. en stap doen = einen besefloos = beibuttla, abnung&10. enticheibenben Scbritt tun; een b.. e uitspraak = beaissen, h. = (einen) ficb betrinfen laffen. ein entfcbeibenber ob. enbgilltiger gingfpruc4. beslissing. 88 bespoedigen. beslissing, v. = %ntfcbeibung; een b. nemen besmetting, v. = 2Inftecfung, 3nfeftion; = eine %nticb. treffen, efnen Oefcblut faffen. Zeffecfung; vgl. besmetten. beslist = enticbieben, beftimmt, tett; (in bewe- besmetverklaring, v.=3nfeftiongerfliirung. ring, optreden enz. ook) felbftgetvit ; b. on- [besmeuren, zie besmeren.] mogelij k = abrolut ob. fcblecbterbingg,untniiglicb; besmoezelen, h. = befcbutOen, anfcbutubbeln, b. voorstander van algemeen kiesrecht = ent. befingern. fcbiebener Zerfecbter be& aflgemefnen Stimm. besmoken, zie berooken. recbteg ; b. karakter = auggefprocbener Raraf, besmulkt = beintlicb, berfloblen. ter ; b. onwaar = entfcbieben (burcbaug) untvabr ; besmullen, h. = befcbtnutien, befcbmieren, op de meest b .. e wijze iets ontkennen = auf anicOntubbeln, berfubeln. bag entfcbiebenfte ettv. leugnen. beslistheld, besnaren, h. = befaiten (eig. en fig.) v. = %ntfcbiebenbeit, enticWoffenbeit. besneden, zie besnij den. beslommering, v. = (bezigheid) Oefcblifti. besneenwen, h. = befcbnefen, iiberfcbneien ; Bung, Zemiibung ; (zorg) Sorge; de beslom- besneeuwde kruin = (eig.) befcbtleiter @ipfel, meringen van 't leven = Me Vilbferigfeiten (fig.) febneetveiBeg ‘atti3t be& 2ebeng ; wat een b.! = timid) ein trubel ! besntjden, h. = befcbtteiben; een fraai besne- besloten jacht, tijd, gezelschap = gefcbloffene den leunstoel = ein fcbiin befcbnit3ter 2ebnftubl; jagb, Sett, Oeferffcbaft, b. jachttijd = bie de fijn besneden mond = ber fein gefcbttittene Scbonaeit ; bij b. water = bei augefrorenem Einunb. eaffer; ik ben b. (te blijven) = icb bin ent. besnijdenis, v. = Oefcbneibung. fcbloffen, babe befcbloffen, babe mitt entiCoffen besnoeien, h. = (fume, toecfen, Elliinaen) (au bleiben); vast b. = feft entfcbloffen ; b. koliek befcbneiben ; (l8iiume, Neben) berfcbneiben; iems. = Me Zarmberfcblietung. beslotenheid, v. = inkomsten b. = jemg. %infommen fcbmiilern, (beradenheid) %ntiltfoiTenbeit; Zefcbloffenbeit. berminbern ob. befcbneiben ; iems. macht b. = beslulpen, h. = befcbfeicben, iiberfcbleicben. jentg. TM* fcbtniitern ob. einfcbranfen. beslult, o. = (na beraad en overleg) ber 8e: besnoeling, v. = Oefclnefbung, Zerfcbneibung fcblut; (voornemen) ber %ntfcbluf3; (gevolg- 2C. vgl. besnoeien. trekking, einde) ber Scf)fut, koninklijk b. = besnuffelen, h. = befcbniiffeln, beftbnuOVern fi3niglicbe Zerorbnung ob. Zerfilgung ; volgens b. (ook fig.). van de vergadering = taut R3efablu1 ber Serf besommen, h. = einbringen, eraielen. famtnlung ; zich bij 't besluit van de meerderheid bespannen, h. = (efnen Sagen, Bogen) be. neerleggen = flab bent Oefcblut ber gebrbeit Nannen ; (eine ( eige mit Saiten) beaieben, be. fiigen; de vergadering was talrijk genoeg om fOnnen; (met de vingers) abfbannen, umfpannen; een b. te nemen = Mar befcblutfiibig ; een een met 6 paarden b. rijtuig = ein mit 6 b. nemen = alien Zefcbl. ob. %ntfcbl., fallen; $ferben berpannter (ein fecbgfOnniger) Hagen. 't nemen van een b. = bie 93efcbluf3faffung; bespanning, v. = Tiefpannung, sAnicbirrung. heb je al een b. genomen? = bait bu bicb besparen, h. = erfparen, (o'verleggen) erilbri- fcbon entfcbloffen? tot welk b. komt u? = gen ; (Oelb) (er)Daren, erilbrigen ; (einem Viibe, au tvelcbent stfuffe foramen Sic? een b. uit molten, Sett u. ii.) erfparen; iem. de moeite b. iets trekkers = efnen Scbrut au& ettv. aKen = (horgere stijl) efnen ber Eiibe fiberbeben. (zie ook besluiten); tot b. = bum Scbluf. besparing, v. = ('t besparen) %riparung; besluiteloos = unfcbliiffig; nog b. = nocb ('t bespaarde) %rfOarnig ; b. van kosten, van unenticbloffen. besluiteloosheid, v. = Um tijd enz. = Holten., BeiterfOarnig 2c.; ter b. entrcbloffenbeit, Unfcbliiffigfeit,Unentfcbiebenbeit. van kosten = our erfparung bon Unfoften. besluiten, h. = (na beraad en overleg) bespatten, h. = (tuft Stet) befinit3en, (mit befcblief3en ; (na aarzeling, voornemen) ficb Cut) befprit3en, befprengen. entfcblier3en; (eindigen) fcblieten; (besluit trek- bespatting, v. = Oefintung. ken) fcblief3en, foil:tern, entnebmen ; de verga- bespelen, h.: de viool, de harp, de fluit b. = dering heeft (wij hebben) besloten = bie Zer. (beige,,Darfe, dote!Olden of auf ber edge fatnntlung bat (Mir baben) befcbloffen; hij kan 2c. ftiferen; dit biljard is niet meer te b. = tot niets b. = er fann fib au nicbt& cut. auf biefem Ziittarb faun man nicbt ntebr fttielen. fcblieten; dat heeft mij doen b. = bag bat bespeler = Spieler. bespeling, v. = bag micb beftimmt; dat heeft mij doen b., u te SbieI ; b. van 't orgel = bag Orgelfpiet. schrijven = (ook) bag bat micb veranlai3t, ,ZOnen bespenren, h. = (met 't oog) bemerfen, au fcbreiben; hij is nog niet besloten = er getvabren, bernebtnen; (begrijpend of gevoelend) bat fit?noc nil* entfcbloffen; wat kan men merfen; (gevoelend) !Oren. daaruit b.? = ma& ift baraug au fcblief3en, au bespieden, h. = (in ongunstigen zin) be. entnebtnen ob.au folgern, tvelcber Scbluf3 (tvettbe tauern, (einem) aufpaffett, auffauern; (efnen, aoigerung) ift baraug au aieben ? ettv.) augfpionieren, (met 't oor) befaufcben; besmelde (een plant), v. = Zieerntelbe. de natuur b. = We 91atur beobacbten ob. be: besmeren, h. = befcbmieren. faufrben. besmet = berfeucbt; b. verklaren = fiir berf bespieder = Siiiifier, Spion; Zeobacbter. feucbt erflaren; zie verder b es m et ten. besplegelen, h. = fpefulierett, griibeln, besmettelijk= (van ziekte, ook fig.) anftecfenb; Oetracbtungen anfteUen. b .. e ziekte onder 't vee = Ziebleucbe; b. zijn besplegelend: b..e wijsbegeerte = fpefuratibe (van stoffen) = fefitt fcbmut3en. fl3bilofobbie; b. leven = befcbauficbeg 2eben. besinettelijkheld, v. = anftecfenbeOefcbaffen. besplegeling, v. = Zetracbtung, (met de )eft (Ratur), 9Inftedung&flibigfeit. ziel) Q3efcbauung. besmetten, h. = (met ziektestof en fig.) an, besploneeren, h. = augfpionieren, befpliben. ftecfen, infiaieren; (bevlekken) beffecfen, befubeln; bespijkeren, h. = benagein, aunageln. besmet met de dwalingen van die leer = bon bespikkellen, h. = finenfeln, befOrenfeln; ben Zrrtiintern jener &bre angeftet ob. angel (stippelen) tupfen, tilOfeln, punftieren. frtinfelt. bespoedigen, h, v.-- befcfgeuntgen, bespoediging. 89 besteden. bespoediging, v. = Zefcbleunigung. bac§fteng, alienfarig giinftigiten at:tae) . . .; ik had op zijn b. gegeten = ic0 tatte faunsgePpeift ; zijn b. doen = fein Zefteg ob. mi3glicbfte bespoken, h. = beipitten. bespoken, h. = (irgenbtvo) fein Been treiben. bespottelijk = Iticberticb, beiacbengtvert; tun, did auf beften; hij kan good zijn b. doen fonberbar, taricbt. (bff 't eten nl.) = er fcbliigt eine gute (brabe) bespottelijkheid, v. = 2ticberlicbreit. atinge ; hij lisp al zijn b. = . . . . aug often bespoken, h. = befpiittetn, berfpotten, ber. Strliften ; 't is voor uw b. = eg ift au Nrent tOtnen ; (scheldend) fcbtntiben. beften; iets ten b e geven = ettv. Bum beften bespotting, v. = Zerfpottung, ZerbBbnung, geben ;.,van twee kwaden 't b ..e kiezen = bon ber Spott, ber obn; een voorwerp van b. athei Man bag fleinere tviibten ; 't beste = worden = humof putt tverbett. @Ilitcf auf ! bespraakt = berebt. II. best, zie b e s II. bespraaktheid, v. = 93ereblandeit. I. bestaan, h. = befteben, egiftieren ; ieben; bespreekbureau, o. = ragegbureau. zoo iets bestaat met = fo etiv. egiftiert nicbt, besprek, o. : met iem. in b. zijn over iets = beftebt nicbt, gibt'g nit*, 't plan bestaat = rut mit einem fiber eine Sado befpreeben, fiber man beabrtcbtigt ; er bestaat geen reden om ettv. mit einem unterbanbeln. te . . . = eg liegt rein erunb bar au . . . ; besproken, h. = (ein Zucb, eine Vtuffiibrung, hij kan goed b. = er tat eine augfijmntlicbe emu ebentiiibe, eine }8egebenjeit) befprecben; een %gifteng ob. fein guteg Kuillommen ; waarvan b. zaak met iem. b. = ficb mit einem fiber eine de menschen in die streek = Wobon nlibren ea* (ein ebefcblift) befprecben ; plaatsen b. = ficb ob. teben bfe 2eute .. ; b. uit = befteben aug; ZItiOe betegen, befterien ob. referbferen ; een loge b. in = beftebett In; zoo bestaat hij niet = fo b. = eine doge mieten ; iem. iets (bij testament) fit er nicbt (geartet); 't heeft geen recht van b. = b. = einem ettv. (tertamentarifc) berntacben ; eg bat feine egfitentiberect)tigung; voor den iem. b. = einen beftetten; [een ziekte b. = rechter kunnen b. = befteben fiinnen ; elkaar befprecben] ; zij is al besproken (voor een dans) in den bloede b. = 93tutgberwanbte fein; ze b. = fie ift (bat fib) fcbon berfagt; besproken elkaar in den tweeden graad = fie finb leer. plaatsen = referbierte 931ia> e. tvanbte atveiten erabeg ; [b. = (wagen, onder- bespreking, v. = 93efprecbung (efner Sacbe); nemen) wagen, unternebmen Aduurzaam zijn) Unterbanblung (fiber ettu.); (onderhoud) Unter. befteben, bauerbaft fein, ftanb batten]. rebung ; een voorstel in b. brengen einen II. bestaan, o. Zafein, bie %giftena; 't b. 9Intrag our rebatte fterien. van geesten = bag r afein (bie %g.) bon [besprengen], besprenkelen, h. = be, eiftern; de strijd om 't b. = ber Stantpf Ping fOrengen, (be)fprenfein; (Tatifcbe) be., einfprengen. rafein; hij heeft een verzekerd b., een armoe- besprenkeling, v. = Zefilrengung. dig b. = eine gertcberte ein biirftigeg bespringen, h. = befiningen; iiberfatten, 9lugfontmen; middel van b. = Subfiftena. angreif en. mittet ; een stout b. = ein fiibneg eagnig, eine bespringer = Kngreifer. Mime rat. besproeien, h. = (933iefen) Wliffern ; (bie bestaanbaar: dat is niet b. = fann nicbt Straf3e) befinengen; (ben (harten) befprengen, beftebn, fit nicbt mOglicb ; zoo iets is met onze begieten; (mit r ratten, mit ran) beneten. zeden niet b. = bertragt ficb nicbt mit unfern besproeling, v. = 933iifferung, 93efprengung, Sitten; niet b. met het gezond verstand = Zegief3ung, Zenetung, vgl. besproken. nicbt bernunftgentiit; b. getal = reelle Sabi. besproken, zie besprek en. onbestaanbaarheid, v. = Untniiglicbfeit; bespugen, zie bespuwen. Unbertriiglicbfeit, vgl. onbe staanbaar. bespulten, h. = befOriten. I. bestand, o. = ber 933affettitiaftanb. bespuwen, h. = befpucfen. II. bestand (adj.): tegen een vijand b. (opgewas- besseboompje, o. ber &Aannigbeerftraucb. sen) zijn = einem aeinbe getvacbien fein; tegen de besse dragend -etend = beereni tragenb ; hitte b. zijn = bie Otte ertragen fiinnen ; tegen 5freffenb. de verleiding b. zijn = ber Zerfiibrung tnf ber. bessellgeleil, v.; -sap, o.; m. = bag fteben fiinnen, ftanbbaft gegen bie Z. fein; tegen Zobannigbeerligetee; ber sfaft; oWein. 't weer, 't vuur, de kogels b. = wetter., feuer., I. best ((superl. bij go e d) = belt; hij is mijn fugelfeft (ook: wetter., feuerbefttinbig). best(' vriend = mein befter greunb ; mijn beste bestanddeel, o. = ber l8eftanbteit. man is ziek = mein better (braber) Vann; bestaren, h. = anftarren. beste vriend (boven een brief) = Lieber (befter) bestarnd = geftfent. areunb ; hij teekent zoo goed als de beste = bestedeling = 93fiegling, Wrmenblingter. troi3 einem (trot, bem Zeften); de eerste de beste bestedelingehuls, o. = Rirmenbaug, Zer. -= ber erfte bete ; bests koffie = befter Staffee, in pfiegung4., Zerforgunggbaug, bie .anftatt. zijn beste jaren = in feinen beften Zabren ; zijn besteden, h.: moeite, zorg, tijd aan iets b. = beste kleeren = feine beften Welber, feine geter. Sorgfatt, Seit auf etm. bertvenben; zijn taggfteiber; naar mijn bests weten = nacb tnefttem geduld voor (aan) iets b. = feine &bulb au beften, nacb beftem Siffen; 't b. = am beften; 't ettv. antvenben; (zijn tijd goed, slecht) ge. zou 't b. zijn = el mare bag befte ob. ant beften...; braucben ; hij weet zijn tijd nuttig, voordeelig hoe gaat 't? ?niet te b. = nic§t bum beften; te b. = er berftebt eg feine Seit gu benuten ob. hij heeft u beleedigd, best, maar dat is geen au berwerten ; zijn tijd met niets doen b. = reden = er bat Mcb beleibigt, fobon gut, mit Ricbtgtun berbringen; welken prijs wilt u bag ift aber ; (als goedkeuring van een b.? = . . . tnotten Sic antegen (berlegen)? mededeeling, een antwoord e. d.) fcbiin, bor. veel geld aan boeken b. = fiir 93itcber aug. treffticb, auggeaeicbnet u. ; ik zag b. wat hij geben ; een jongen bij een baas b. = (bei) wilds = ft's fa?gang gut . .; ten beste schik- einem Veifter in bie 2ebre geben (tun); iem. ken =bum beften lenfen, febren ob. tvenben; op in de kost b. = einen in Raft geben; een grap zijn best maakt hij een sleclite kopie is niet sap hem besteed = er Welt einen ei# besteedster. 90 bestrijding. nicbt au tviirbigen; al uw moeite is niet aan eefunbbeit, de barometer staat op b. = ffebt hem besteed = all beine fitr fin fft auf beftlinbig ; hij klaagt b. = er flagt fort. umfonft. tbabrenb, beftithbig ob. immerfort. besteedster = a/ermittferin. bestendigen, h. = fortbauern fallen; iem. b. besteek (Z. N.), m. = eiSeburt§tag, ba? (in zijn betrekking) = einen belaffen(fm Irate). burt§tag§gefcbenf. bestendigheid, v. = Oeftlinbigfeit. bestek, o. = ber R3auanfcblag ; in een kort bestendiging, v. = ba?B'ortbauernlafien. b. = furls aufammengefatt; dat ligt buiten besterven, z.: 't woord bestierf op zijn lip- mijn b. = auf3er meinem Wan; dat gaat buiten pen = ba?sort erftarb ibm auf ben Libben ; het b. van dit boek = ba?iiberfcbreitet ben 't (versche) vleesch laten b. = erfalten laffen ; inabinen biefe?Oucbe? (zeem.) 't b. opmaken = hij zal 't b., als.. = eb tbirb fein Zob fefn, feinen geograbbifcben $unft beftimmen. Wenn .; van schrik b. = bor ecbrecfen tobe? bestekamer, v. = ber 9ibtritt, ber Vlbort. blaf3 iberben, au robe erfcbrocfen fein; zie ook besteken, h.: 't vleesch met kruidnagelen be storven. b. = wit Meiviiranelfen befteden; [ik zal het bestevaar Citercben, Orotbater, vgt. zoo b. = icb Merbe e?fo einricbten; een be- bestemoer. stoken werk = eine abgefartete Sacbe]. bestlaal (beestachtig) = beftialii* bestel, o. = (maatregel) bfeTftatnabme; (op- bestlaliteit, v. = zet) bie Mficbt; door zijn b. = burdj !eine bestgoed, o. = 8eftgut (bie obern abaffi Zermittelung; op zijn b. = auf feinen Oefebt ob. bliitter). Rat; (drukte) bie Oefcbliftigfeit, ber rubel; bestier, o., zie best u u r. bestlering (van Gods b. = @ate?ecbicfung. den hemel, 't lot), v. = ecbicfung, gligung. bestelbaar = befterfbar. lbestijgbaar = erfteigbar. bestelbriefje, o. = ber Q3effelfaettel, ber bestijgen, h. = befteigen, erftefgen; een paard fcbein. b. = 43ferbe fteigen; (den troon) befteigen; bestelen, h. = (einen, Me St affe, bie Labung) (de kansel) beffeigen, betreten ; (einen Zero) befteblen; iem. voor een waarde van f100 b. = befteigen ; den hoogsten top b. = ben bi3cOften einen um 1100 befteblen. Othfet erffeigen. bestel geld, o.; -goed, o.= Oeftelf gelb (bie bestikken, h. = (eig.) beftebbett ; (met parels =gebilbren); .gut. e. d.) beftecfen. bestelkantoor, o. = Spebition4bureau. bestippelen, h. = betubf en, tubfen, tiibfeln, bestellen, h. = beftelfen (in alle bet., maar bunftieren. zie ook aard e); hij bestelde een Pilsener = bestoken, h. = (ben geinb) beunrubigen, er beftellte ein $ilfener. baraffieren, angreifen; (ein 3anb) bebroben ; besteller = (brieveb.) Wftbote, R3rieftrliger, (einen $often) beftig befcbieflen. (aan 't spoor en van de dienstverrichting) bestormen, h. = (eine aeitung, ein Lager) Dfenftmann; (iem. die koopwaren bestelt) 8e= (be)ffiirtnen, berennen; iem. met vragen, ver- fteller, Kuftraggeber. zoeken b. = einen mit aragen, Ibitten beftiirmen. bestelling, v. = ZeftelEung, Orbre, ber %tit: bestormer = Q3eftiirmer. trag ; een b. doers, uitvoeren = elite maclon, bestorming, v. = Zieftiirmung. au§fiibren; expresse b. = eilbeftenung. bestorven = totenblat, .bleicb ; dat woord bestelling(e)boek, o. = Oefterfung§bucb. ligt in zijn mond b. = biefe?Bort bat er bestemaat = befter greunb. bestemaatjes burner fm Vunbe, ba?ift fein britte?Bort; zijn = bfcfe areunbe fein; met iedereen b. zijn = b. vleesch = iniirbe?gretitt; een b. meisje = ein Kltertnelt§freunb fein, ficb mit jebermann ein 9711ibcben, bent efne %rbfcbaft augefarien ift. gut fteben. bestoven = beftaubt, beftliubt ; geheel met bestemd, zie bestemmen. meel b. = gang mit 9Rebl beftitubt ob. eingeo bestemdheid, v. = Oeftimmtbeit. ftdubt ; (dronken) angebeitert, beraufcbt. bestemmen, h. = beftimmen ; een boek tot bestraffen, h. = beftrafen (einen fiir ettu.); schoolgebruik bestemd = ein filr ben ectuts (met woorden) tabeln (einen Megen ether Sacbe). gebraucb beftimmte?Oucb ; 't schip is voor (naar) bestraffing, v. = Oeftrafung, strafe; (beris- Batavia bestemd = ift nacb Z. beftimmt ; zijn ping) ber Zabel, ber Zeriveg. zoon voor de balie b. = au bun Vibbofatenftanb bestralen, h. = beftrablen, beleucbten. beftimmen; een som gelds voor een of ander bestraling, v. = $eftrablung. doel b. = au irgenb einem 8roecfe beft. ; die bestraten, h. = ,ftaftern. betrekking was voor hem bestemd = War Om bestrating, v. = ('t bestraten) ba?$flaffer% augebactt; ter bestemder plaatse = an Ort legen, ba?$fiaftern; (materiaal) ba?$flafter. unb etene. bestrijden, h. = befiimbfen, beftreiten, (gegen bestemming, v. = Oeftimmung ; de b. der ettv.) anflimbfen ; (ben aeittb, eine Tteinung) vrouw = bie alt. ob. ber beruf ber arau; (doel) bef.; 't zedebederf b. = bie eittenberberbni? ber 8tbecf; plaats van b. = ber 3eftimmung? bef., gegen bie . . . anf.; de juistheid van een ort ; op de plaats van b. aankomen = an feinen bewering b. = bie alicbtigfeft einer Zebaub: Zeftimmung§ort gelangen. tang beftr.; dat wil ik niet b. = ba? bestemoe(de)r = [oorspr.: Grof3mutter] ; icb nicbt nicbt in Vlbrebe ftelten; de afte?Wliittercben. kosten b. = bie Rotten beftr. ; iems. aanspraken bestempelen, h. = (met een stempel) be- b. = einem feine alnibrilcbe ftreftig macben ; ftembeln, die ziekte bestempelt men met (efn eftament, ein Urteil, eine Reinung) an, den naam van .. = beiefinet man tuft bem fecbten. %amen. bestrijder = Oeftimbfer (alter be? bestendig = befttinbig, (b. van duur) bauer. Soaialignitt? ; [I8eftreiter] wie waren zijn be- Oft ; b. weer = beftlinbige?Better; b. karakter strijders ? = . . . feine sZegner, Biberfacbet ? = feffer %barafter ; b e liefde, gezondheid = bestrijding, v. = 8efambfung ; Oeffreitung, Lbefttinbige ob. unibanbelbare Liebe, bauerbafte vgl. bestrij den. bestrijken. 91 beteren. bestrijken, h. = beftreitben (in alle bet.); rekeningen) I8etrag erbatten; iem. lets b. zetten 't kasteel bestrijkt de vlakte = bag Scbtof3 = etnem ettn. beintaablen ob. efntriinfen. beftrefebt ob. beberrfcbt Me Nene. betaler = 8abler. betaling, v. = 8abtung, bestrliking, v. = ffleftreicbung. R3eaablung ; de betalingen staken = Me bestrikken, h. = bebanbern, (mit Ninbern, 8ablungen einftenen; voorwaarden van b. = Scbteifen, 8tutnen) fcbittifden. 801ungnebfngungen; uitstel van b. = Me bestroolen, h. = beftreuen (mit *Rumen, ablunggfrift ; b. doen = Bablung refftert; ge- Buhr, nebt, Sanb). deeltelijke b. (bij koop) = 9Ittaablung ; tegen bestudeeren, h. = ftubieren ; (een rede e.d.) b. bij ontvangst = gegen Racbnabitte; b. op einftubferen. afrekening = Vlbfcbtaggaablung ; b. in termijnen bestuiven, h. = (intr.) beftauben, (trans.) = elatenaablung ; in b. nemen = in Batifung beftauben; zie ook b estove n. nebitten; in geval van niet-b. = itn Fflicbt, bestuiving, v. = Rlieftifubung. aablunggfatt. besturen, h. = (eine %Oat, efnen Zerein) betalingseonditlen (-voorwaarden), teiten ; (We RBirtfcbaft) fiibren ; (ein 2anb) re. my. = Bablunggbebingungett. betalings- gieren ; (befin Scbreiben icing. .0anb) fiibren ; termijn, m. = 8ablung&termitt, Me =frift. (ieing. geber) fiibren, letten; (en (gefcbaft) betamelljk = geafentenb ; (billijk , redelijk) fiibren, teften; (efn 2anbgut, eine Rinftatt) ber, gebilbrlicb ; (netjes, fatsoenlijk) fcbfcflicb, anftiiit tvatten ; toezicht hebben over, aan 't hoofd big. betamelijkheld, v. = ber Rinftanb, Me staan van) borfteben (%at.); (efn Scbiff) fteuern, Scbiofticbfeit, de b. in acht nemen = ben Vittftanb Ienfen; God, die alles bestuurt = @oft ber beobaiten; tegen de b. zondigen = gegen ben die& teat ob. regiert. Knft. berftof3en. bestuur, o. = bie iRegierung (be& eteicbeg, ber betamen, h. = (fit) geafemen, (ficb) !femen, Stabt); ber R3orftanb(einerVittftalt,eineg%ereing); flI fcbicfen; 't betaamt u te zwijgen = eg bie Zertvaltung (efneg @uteg; ether Knitalt); (ge)afenit Mr (ob. e& (ge)afeint ficb fiir bicb) au 't binnenlandsch b. = bie innere (Staatg) Zer. fcbtveigen; dat betaamt ons niet = bag fcbicft ivaltung ; centraal b. = We Bentratbebbrbe, rub nfcbt flit unb. .bermaltung ; 't b. hebben = Me 2eitung ob. Me betasten, h. = betaften. aiibrung baben (vgl. b e s tu r en); 't goddelijk bete, zie b e et II. b. = Me gattlicbe B,iibrung (2enfung); 't dage- beteekenen, h. = bebeuten, beiten; beaeicbiten; lijksch b. = (van een stad) ber Stabtrat, ber een beteekent „verouderd" „gestor yen" = Eagiftrat, (anders) ber Zermaltunggrat ; plaat- bebeutet „berattet", „geftorben"; wat moet dat selijk b. = ber Ortgborftanb, Me Drtgbebiirbe; b. = ma& fon bag bebeuten ob. bethen? 't heeft hij had 't b. over zijn handen verloren =Ibie niets te b. = eg bat iticbt& au beb., nicbtg.auf Oetvatt fiber (KM). bestuurbaar = lettf bar ; ficb ; 't beteekent niet veel met hem=mit ibm ift b e ballon = ber 2enfbanon. eg nil* theft ber; weinig beteekenend bericht = bestuurder = ai*er, 2efter, Zertvalter tvenfg fagenbe (bebeutenbe) Vtacbricbt ; (rechtst.) (vgl. besture n) ; (lid van 't bestuur) R3or, iem. iets.b.= einem etiv. notifiaferen (infinuferen) ; fteber, bag Zoritanbginitglieb ; 2enfer (eine& een vel papier b. = einen I8ogen beaeicbnen. 2uftfcbiffeg); de bestuurders van de stad = beteekening, v. (rechtst.) = Rtnaeige,ciattfi, bte Ortgborfteber, ,bebiirbe. nuatton, Ztefannttnacbung. bestuursambtenaar = Rlertvattungg,, beteekenis, v. = R3ebeutung ; een woord vol gierung&beamte(r). b. = emit bebeutunggfebtvereg, ,borteg ob. inbatt. bestnnrsillid, o.; -vergadering, v. = for. fcbtvereg eort ; een man van b. = ein bebeu, ftanbglintitglieb ; tenber Bann ; in de volste b. van 't woord = bestunrsvorm, m. = Me elegferunggform. in be& RBorteg berrvegenfter R3ebeutung; strekking bestwil: een leugen om b. = eine ; en b. = tithed unb Sinn; zaken van b. = voor uw b. = au Nrent Zeften. Micbtigehinge. besulkeren, h. = aucfern, beaucfern. beteekentsvol = bebeutunggbott, .fcbtver. betaalbaar = accbtbar; b. aan toonder = betel' (Wad v. d. betelplant, Mal. sirih), v. = aabtbar an ben nbaber; b. op zicht = a R3ifta, ber Octet, ber R3etelpfeffer. bet Zoraeigung, auf Sfcbt ob. nail) Siebt aablbar. betengelen, h. = belatten, bercbinbern. betaald, zie betalen. beter = beffer ; de patient is veel b., en bijna betaalll briefje, o.; -dag, m. = bieBablungg II= weer b. = ber latfent (beffnbet) rim bid anmeifung ; .tag (8abltag). beffer unb ift faft gang tvleber bergeftettt; de betaal llkantoor, o. ; -meester =80111 and; zieke, 't weer wordt b. = beffert rub ; eg nneffter. beffert ficb mit bem granfen, mit bem R3i3etter ; hij is betaalllmiddel, o.; -termlin (410), m. = er niet b. op geworden = el bat Om nicbt 8ablung& mtttet ; -termin (Me ofrift). gebolfen ob. geniitt, er ift baburcb nicbt gebeffert; betakelen, h. = betaletn. hij is er 100 gld. b. op geworden = er bat lid) betakeling, v. = Zetafelung. um 100 0261b. berbeffert ; hij heeft het nu' heel betalen, h. = beaablen, aablen, entricbten ; wat b. dan vroeger = er bat eg feet biet beffer contant b. = bar aablen ; het honorarium b. = al friiber ; hij krij gt het nergens b. = er tvfrb bag Oonorar entricbtett ob.bea.; hij is slecht van b. eg nfrgenb beffer baben; tegen b. weten in = = er ift ein fcbtecbter Babler ; 't gelag moeten b. tviber beffereg RBiffen; aan de betere hand, = Me Becbe (ben Tana, Me Suppe) beaablen. zie b e te r h an d; ik wist niet b. of hij was infiffen; hij zal 't gelag wel weer moeten uit de stad = fobiet icb tmtf3te tear er berreift, b. = ba tnfrb er tvieber berbatten; fcb glaubte nicbt anberb all bat er berrefft den tol aan de natuur b. = bag Beitticbe Mare; bij gebrek aan b. = ba nicbt& beffereg fegnen, Me Scburb ber Watnr beaablen; tot au baben ift, in ermangetung etneg befTern; ik laatsten cent b. = bet Oetter unb 43f en. geef 't voor b. = bfelleicbt them emit anbrer nig (be)sablen ; met gelijke munt b. = mit eb better. gteicber Viinae aablen; beta al d= (onder beteren, z. = fit beffern, tvieber gefunb Cher: beteren. 92 betrekking. ben; b., h. = beffer tttaen ; zijn leven b. = betoovering, v. = Q3e6auberung, 8ebegung ; ficb beffern; God beter 't = Mott beffereg, (bekoring) ber Bauber. Gott geflagt; ik kan 't niet b., zie g e- betovergrootilmoeder; -vader = Um. be ter en; sieh b. = fldj beffern. grof; II mutter ; .bater. bete'ren, h. = teeren, beteeren. betraand = trtinenbettej3t ; bertveint ; met be- beterhaud, v.: aan de b. zijn = auf (bent traande oogen = mit bertveinten btugen. Sege) ber Ziefferung fein. betraehten, h. = (feine Plicf)t) erfilfien ; de beterkoop = bittiger, tvoblfeiler. waarheid, de deagd b. = bfe eabrbelt, bie betersehap, v. = Q3efferung ; ik wensch u b. Zugenb beobacbten ; hvbrbaft, tugenbbaft fein; = gute Q3efferung ; hij heeft b. beloofd = zijn voordeel b. = feinen 8ortell tvabrnebmen, er bat berfOrocben ficb get beffern. feinent nacbgeben. beteugelen, h. = (feinen Born, feine 2eiben, betraehting, v. = %rfitttung, Zeobacbtung. fcbaft) 6iigeln, beatibmen, (Tette Bunge) im betralii5n, h. = bergittern. Baume batten; zieh b. = ficb beatiOnten. betrappen, h. = ertappen, betreten, (snappen) beteugeling, v. = R3eatibmung ; bag Bilgeln. ertvifcben; op heeterdaad b. = auf frifcber Tat beteuterd = berlegen, befangen, berMilfft, eft.; iem. op een leugen b. = einen auf (bet) beftitrat, betreten, berbut,t, perpleg, fonfug. einer 2ilge ert. ob. betr. beteuterdheid, v. = Q3eftiiratbeit, R3erlegen. betreden, h. = betreten; Schiller heeft den belt, Zerblilfftbeit. Zwitserschen bodem nooit b. = 6. bat nie bie Bethlehemiet (Hussiet, ook naam van een ecbtvefa betreten, nie ben gut auf fcbtvetaerifcben geestelijke ridderorde) = OettgOentit. tboben gefel3t, (bie nand) betr. ; de b. wag betiehten, h. = bealcbtigen, befcbulbigen, ('t b. pad) = ber betretene (auggetretene) Beg. (deftig) geiben (alle met Gen.). betreffen, h. = betreffen; wat mij betreft = betiehting, v. = akaicbtigung, R3efcbulbigung. tvag mfdj betrifft ob. anbelangt ; waar 't zijn voor- betijen, h.: laat hem maar b. = laffen Ste deel betreft, is hij niet traag = tuo eb ficb um (bit nur getviibren ob. macben. feinen Qortett Danbeft .. . betimmeren, h. (lambrizeeren)tafeln, ber., betreffende = betreffg, inbetreff, rilcfficbtficb abtlifeln, (mit .t °la) berfteiben; iems. uitzicht (all' met Gen.); alle 't vak b. werkzaamheden b. = einem bie alugficbt benebnten; bag Vitt = die in bag gab einfcbtagenbe Krbeiten. berbauen; (fig.) iems. Licht b. = einem tin betrekkelijk: op hem b. = auf ibtt beallgticb, Sege ob. fm 2icbte fteben. rub bealebenb ob. Q3eaug babenb, itjn betreffenb ; betimmering, v. = bag esettifet, bag %afet. met b e juistheid = wit berbtittniginiitiger tverf, bie twiabefleibung. alles is b. = cuYeb ift berbiittnigo beting, v. = ber, We Q3eting. tntif3ig ; b. weinig = berbtiltnigintif3ig tvenig ; betingelen, h., zie bet engele:n. b. voornaamwoord = Melatibprononten, Maw betinten, h. = flirben. tibum, beatebenbeb gitriv 't besluit, b. de bétise (domheid, onzin), v. = Zetife. contracten, zie betreffende. betitelen, h. = (einen) titulieren; (efn butb betrekkelljkheid, v. = eine q3erfon) betiteln. betrekken, h.: een huts, een wachtpost, zijn Betje = Q3ettcben, 2legcben. waren b. = ein tang, einen q3often, feine betjoend = bebegt. earen bebieben, iem. in een zaak b. = einen betoel (Ind.) = tvirflicb, tvabrbaftig. wit in eine Gacbe (einen Oanbel) bineinaieben ob. beton, o. = ber Q3eton, ber erobf bertvicreftt; hij was niet in (bij) de zaak be- miirter, gewapend b. = arntierter Q3. trokken = an (bei) ber ate beteiligt; [fem. betonen, h. = betonen. voor den rechter, in rechten b. = einen ge. betoning, v. = Q3etonung. ricbtlicb belangen, berflagen]; de lucht betrekt betoog, o. = Me 3eiveigfilbrung, Me Slug: = ber .0itnntel ilberaiebt, untaiebt, bealebt ob. einanberf4ung, bie %riSrterung. trilbt haar gezicht betrok = for (eficbt ber. betoogen, h. = eartern, barlegen, betveifen, flnfterte (berbilfterte) lid); zie ook b et rokk en. augeinanberfe#en. betrekking, v. = Q3ealebung, bag Q3erbaltnig; betooning, v. = Stunbgebung. (dienst, ambt) eterfe, Stertung, ber ber betoogkraeht, v. = Zeit:300mM betveifenbe Soften; b. tusschen den patroon en den knecht ob. ilberaeugenbe kraft. = bag Zerbtiltnig ob. bie Q3esiebung atvifcben betoogtrant, m. = art ber Zetveigfilbrung. (Tat.); dat woord heeft b. op = beaiebt betoomen, h. = betabmen, aligeln, vgl. b e- auf (KM); daze beide zaken staan niet tot t eugelen. elkaar in b. = fteben in fetner Qka. buetnanber; betoon, o. = bie 8e6eigung, bie duterung ; vriendschappelijke b. (met Rusland bijv.) = b. van blijdschap bte greubenbeaelgung ; b. freunbfcbaftlfcbeg Q3erbtiltnig (au Oluttanb 5. Q3.); van ongeduld = 9luterung ber Ungebulb. met b. tot = in Q3eaug auf (MP, beailglicb ob. betoonen, h. = (Out) aeigen ; (freube, 3uft, tnbetreff ((den.); alle b. afbreken = alle 8e: tertangen) beaeigen, an ben Tag legen; (feine aiebungen abbrecben; zich met iem. in b. stellen Tanfbarfelt) betveifen; de trouw, aan haar = fit mit einem in lea. fe#en; met tem. in betoond = bie for ertviefene Treue ; iem. hulde (handels)b. staan = mit einem in ((befcbliftg)0 b. = einem feine Outbigungen barbringen; zich Zerbittbung fteben, in geen b. tot iem. staan een waar vriend b. = pc() alb einen tvabren fn feinetn Zed). au einetn fteben; betrek- freunb ertveifen. kingen = jetng. Q3ertvanbte; naar een b. betooning, v. = Offenbarung, R3egeigung. solliciteeren = f icy um eine Stelie betverben ; betooveren, h. = begaubern (ook fig. = ants zijn zuster gaat in b. = gebt in eteflung; een ailcfen), bebegen ; de uil was een hetooverde b. hebben bij de Amsterdamsche bank = bet prinses = eine beraauberte 43rinaeffin; haar ber Kmiterbanter lbanf angeftelit fein; buiten oogen hebben hem betooverd = baben eb ibm b. zijn = obne etege, ftetlenlog ob. bienftlog fein; angetan ; betooverd paleis = ber Bauberparaft ; b. van onderwijzer, boekhouder = gebrer., betooverend = beoaubernb, entalidenb. a3uCialterftet4e, betrekkingswijzer. 93 beurt. betrekkingswijser, m. = Berbliltnigans I. beuken, h. = fcblagen, btimmern, er op aeiger. b. = brauf fogpriigern. betrearen, h. = bebauern, betrauern ; wij b. beuken (van beukehout) = bucbett, bitcben. 't, dat hij zich teruggetrokken heeft = mfr beukenhout, o. = Bucbenbora. beukenoot, beb., bat . ; een afgestorvene b. = einen v. = 8ucbnuf3, Bucbef, Bucbecfer, Bucbeicbet. Berftorbenen betr. ob. betveinen; ik betreur dien beukenlaan, v. = Bucbenctrfee. stag = Meter ecbriit reut ntick icb bereue [beaker = friiftiger Settabe} ; ook = beak- bieten Scbritt. hamer, m. = ecbtagel, tili3pfet. betreurenswaard(ig) = bebauerngtvert. bezel = ,tenfer, Gcbarfrid)ter, een b. voor zijn betrokken: b. lucht = bebecfter Oimmel; de ondergeschikten = Barba; Unmenicb ob. Qual, b. ambtenaar = ber betreffettbe Beantte, er b. gait fiir feine Untergebenen; zoo brutaal als uitzien = (triest) traurig, ffniter, trilbe; ((lets) de b. = frecb (grob) tnfe Bobnenttrob. abgetPannt augteben; zie ook bet rekke n. beulen, h. = (eitten) fcbinben, plc:igen; betrouwbaar = suberliiffig, beritiffig, beritif3. quiiten, ficb plagen. Cub. betrouwbaarheid, v. = Buberlifffig. beuling, v. = Scbtacfiourit, 2ebertnurft. felt. beulsambt, beulsehap, o. = Oenferamt, I. [betrokken, o. = (toeverlaat) bie Buberticbt; Scbarfricbteramt. beulshand, v. = Oenferg, (vertrouwen) 3ertrauen.] banb ; door beulshanden = burl Oenfergbanb. II. betrokken, h. = (door huwelijk krijgen) beulskneeht = t^enferUnectjt. erbeiraten, zie verder vertrou wen. beulszwaard, o. = enferfcbtoert. betten, h. = baben, anfeucbten. I. beim, zie bun. betulgen, h. : hij betuigde mij 't niet gezien IL bean, v. = erbObter autboben. te hebben = er berticberte ob. beteuerte ntir, beunhaas, m. = a3i3bn1afe, einfeintafter, nicbt gefeben au Daben, of baf3 er . ; dat kan unbeeibigter EY/after (ook FIRliffer), $fufeber. ik b. = bag fann icb beaeugen; iem. zijn dank beunhazen, h. = 13futcben. b. = einem feinen Zan! augfPrecten, einem I. beuren, h. = 4eben; zich b. = ficb erbeben; ianf tagen; iem. zijn instemming b. = einem (Gelb) Men, empfangen; („tinnen" ook)erbeben. beiftinutten, beiPfticbten; zijn instemming b. met II. beuren, zie gebeuren. iems. voorstel = jemg. Borfcblag beipfticbten bears, v. = BB*, ber Zeutel; (gebouw) Bade; ob. beiftimnten. (studiebeurs) bag etipenbium; de koorden van betuiging, v. = Berficberung, Beteuerung ; b. de b. houden = ben Zeutel filbren; 't gnat uit van vriendschap = greunbicbaftgbeaeugung, een ruime b. = aug einem refcben Beutel; .beaeigung. goedgespekte (welvoorziene)b. = toobIgetpicfter betuilen: laat hem maar b. = fatten Sic 8eutet; in zijn b. tasten = in ben Beutet fin nur getoilbren ob. macben. greifen, Gelb beraugriicfen, de b. snijden = betuinen, h. = umaiiunen. ben 8eutet fcbtteiben; uit een b. studeeren = Betuwe, v. = Me 3etau. ein Stipenbium 4aben, etipenbiat fein; met betweter = (tang) Oaberecbt, St fitting. gesloten b. betalen = mit getcbtottenem 8eutet betweterij, v. = Recbtbaberei. besabten ; b. voor effekten, voor granen = betwijfelen, h. = beatoelfeln, in &mite' feften., eetretbebiirte, de b. was levendig, stil, aiebett ; dat valt niet te b. = bag unterliegt mat = bie Zia* that febbaft, full, matt; op. feinem Streifer, ift nicbt au beach. de b. spekuleeren = auf bie BB* fpefulieren. betwistbaar = bettreitbar, anfecbtbar, (niet beursil beambte; -belasting, v.; -berieht? uitgemaakt) fragficb; vgl. b etwist en. o. = Cirtenll angeftellte(r) ; .fteuer; ber .bericbt. betwisten, h. = (bie Ricbtigfett ether Kugtage) beursll crisis, v.; o. = Bi3rientlfrite; bettreiten; (einem ben Borrang, einen Q3eft13) ..bratt (ber .furier, ber Sturgaetter). ftreitigntacben; (ontkennen) abiprecben; (efn beursch = iiberreif, mob[, telgig, teig. %eftament, einen Urteitiprucb) anfecbten; dat beursgebouw, o. = BOrtengebtiube. moet ik u b. = barin mud i Nnen toiber. beursgebrulk, o. ber BOrtenbraucb ; naar fPrecben. (volgens) b. = ook bi3rientatitig. betwister = Beftreiter. beursjeskruld, o. zie herderstasc h. beu: ik ben 't b. = icb babe eg tatt, bin eg beursnoteering, v. = bet Zagegfurg. bears prijs, m.; -reglement, o.; -speku- beug, v. = 2angleine. lant = Biirtettilpreig; bie .,orbnung; j'pefulant. beugel, m. = (stijgbeugel, van een geweer, beurelispel, o.; 4101, m.; -vaeantie, v.; van een mand, van een tasch, van electrische -waarde, v. = Bi3rtenlIfpiet; bfe =deft; .ferien tram) Nigel; (handvat) Ring; (beim Spiel) (Banffeiertage); ber avert. Bogen; (voor kromme beenen e.d.) bie ecbiene; beurt, v. = Reibe; b. om b., bij beurten = dat kan niet door den b. = bag fann ntd)t tnecbtetioeite, umfcbicbtig; volgens de b., op de bur ben Baum geben, bag faun nicbt paffie. b. = ber R. nacb; hij is aan de b., 't zijn Ten, bag gebt nicbt an; zijn voet in den b. b. = er ift an ber lReitje, Me R. ift an Om, hebben, zie s t ij gbeuge I. er ift baran; hij komt aan de b. = bie Reibe beugeltaseh, v. = Bilgeltatcbe. fommt an ibn, er fommt an bie IRelije, er I. beak (boom), m. = bie Bucbe; ook wel fommt baran; nu was 't zijn b. om te wachten voor b e uk enoot; roode b. = Rotbucbe. e. d. = nun mar bag Marten an lbw; iem. een II. beuk (van een kerk), m. = bag Scbiff ; b. geven = einen an Me R. foramen fatten; zijbeuk, middelbeuk = bag Seitentcbiff, hij krijgt ook wel een b. = er toirb aucb fcbon telfcbiff. brattfommen ; wacht je b. of = tvarte big bfe [III. beuk, v. = Mritfe, 2aune; een b. hebben = Rabe an bfr ift, big bu gefragt ivirft, big bu einen Sparren (au biet) 4abeni. bran bill, 2C., (ook) let nicbt to borlaut; niemand beukeboom, m. = We Buobe. spreekt vber zijn b. = ungefragt tint* feiner; beukel, m., zie beukenoot. v6Or je (zijn) b. = ook au dan zeg ik op beakelaar, m. = Scbtlb. mijn b. = ba !age itb bintnieber(um) ob. meiner. beurtelings. 94 bevingeren. feit4; to b. vallen = autelf Merben ; aan de b. beveehten, h. = befamOfett, (ben eleg) erfecbten, van aftreding zijn = nai bent 5t urnu& auB= babontragen. fcbeiben milffen; eon b. vervullen (in de kerk) bevelligen, h. = fcbitten, befcbilt3en, Meru einen Zienft tnabrnebmen ob. erfittfen. (bor, gegen). benrtelingvi = ber ineibe nad, ether nacb bevelliging, v. = bet ecbu4, Zefcbiltung; bent (um ben) anbern, abblettf(e)fung4ibeife, trecb5onder b. van den nacht = unter bent Scbtt#e felmeife. beurtgezang, o. = ber RBecbfelge, ber 9lacbt. fang. bevel, o. = ber R3efebf, qbebeit, vgl. b e- beurtman, o. = 8eurtmann, Wieurt. v e len ; 't bevel voeren = ben Oefebt fitbren; ic4iff, $oftfcbiff. op zijn b. = auf feinen Oefebf, auf fein alebeit ; beurtschipper = Zeurtfcbiffer op uitdrukkelijk b. = auf au4britcflicben R3efebi; beurtzang, m. = Taecbfelgefang. op hoog b. = auf biibern Rilefebt, onder b. beurzesnljder= 8eutelfcbtteiber, Zafcbenbieb. staan van iemand = unter jemL R3. fteben; beurzlg, zie beursc h. b. tot aanhouding = ber Stabrief ; b. tot beuzelaar = unnill3er Scbtbtitpr, kleinigfeit&. huiszoeking = ber ,f)augud)ung&befebl. framer, 5titnbter. bevelen, h. = befebten, (edeler en sterker) benzelaehtig = (la f) fabe, ftil4ifcb, tanbefttb, gebieten, 4eiten; zijn ziel aan God b. = feine unbebeutenb ; (nietig) geringfitgig. Seete Gott bef.; trey ba4 Nei* bap bat befieblt; benzelachtigheld, v. = tinbebeutenbbeit, Mer baB inecbt unb bie &Malt bat gebietet Cheringfitgigfeit ; ook = b e u z e l i n g. einem ebb.; jebermann fann einem anbern etb). beuzelarij, v. = fabe4 ob. feere& 03efcbibii13; beif3ett; zich b., zie aanbevel en. (nietigheid) Zanbelei; (kleinigheid)aleinigfeit, bevelhebber = Oefebtgbaber. 13a4alie. bevelhebberlischap, o. ; -asstaf, m. = bie beuzelen, h. = (leuteren) fafetn; (zich met efebl&b aber fd)aft ; =ftab. nietigheden bezighouden) tanbern. bevelsehrift, o. = Zerret, Me Zerfilgung ; beuzelgeest, m. = Vinbeigeift. benzellng, b. tot betaling = Me Bablung&antbeifung. v. = Xiinbetei, Stfeinigfeit, 2a4alie. beuzel- bevelvoerder = ZefebBbaber, Vfnfitbrer. praat, m. = fabd ob. ItipOifcba Oefcbbitit3; beven, h. = beben, (trillen)aittern ; (schokken) Ieere Sorte; afbern0 ob. buntme4 8eug. benzelwerk, o. = 5t itnbeitverf. erbeben; van koude, vrees b. = bor mite,aurcfit beben ob. 5ittern ; de garde beefde bevaarbaar = fcbiffbar. erbebte; angst en b. = Bittern unb 8agen. bevaarbaarheld, v. = ecbiffbarfeit. Bever, m. = ; ook: ba4 eiberbaar;(een bevallen z. = (behagen) gefarten; die betrek- soort taken) Zitffel. king bevalt mij niet = gefitilt mit nicbt, fagt bevel. bout, o.; -gell, o.; -haar, o. = ber mfr nicbt au; 't is mij goad b. = bat wit *liberli(13e16); =gall; 4jaar. gut gefatien; zij is van een zoon b. = fie ift wit beverig bitt(e)rig ; b e stem = iitternbe einem Sobne niebergefotntnen, bon einem eoOtte etimme. (dna Sobna) entbunben Morben ob. genefen ; zij bevernel (een plant), v. = $ittpinerte, moet b. = fie ift in gefegneten neEe. bevallig = anntutig Oattung, Ttetue= bevervel, o. = Ziberfeti. Bung, enufif); rei5enb (EIRlibcben, Oegenb); een beverven, h. = ftirben, beftreicben, befcbmieren. b. knikje = ein fiebetthvitrbiga ob. einnebmenba bevestigen, h. = (ein Brett an einen Baum) 91icfen; ffeibfant (Out, Vtintelcben). bewail*. befeftigen; ((lauben, Bmeifel, ben Staat) befefti. held, v. = almnut, 2iebeatvitrbigfeit, gen; je woorden bevestigen mij in mijn meaning ber Rei5; vgl. bevallig. = beftarfen micb in . .; 't gerucht is niet be- bevalling, v. = Fftieberfunft. vestigd = bat ficf) nicbt beftiitigt; een bewering bevangen, h. = befallen; befangen; siddering b. = eine Zebauptung erbiirten; b. en ontken- beving hen = 8ittern beffel fie; vrees beving nen = bejaben unb berneinen ; een bevestigend hen = bianbelte fie an, abed= fie; door den antwoord = eine bejabenbe ainttbort, (in ber slaap b. = bout ed)lafe ilbermannt ob. befangen; norrefponbena) befttitigen, (feinen Rubtn) be. door de kou b. = bon ber aline betiiubt ob. be= gritnben; (einen (beiftlicben) einfet3en; (kerkelijk) notnmen; in eigenwaan b. = fm %igenbitnfel b. = fonffrmieren. befangen; bev. (als adj.) = befattgen, einges bevestlging, v. = Oefeftigung, Zefttirfung, nommen. R3efteitigung , Zefraftigung , Zefabung , bevangenheld, v. = Zefangenbeit. fetaIng, Ronfirmation b ev esti ge n). I. bevaren, h. = befabren, befcbiffen. bevestigingsbrlef, m. = ba4 Rieftlitigungg= II. bevaren: een b. matroos = ein befabrener fcbreiben. Vatrofe. bevestlgingspreek, v. = einfeOng5prebigt. bevatteltlk: een b. kind = ein gelebrige4, bevind: naar b. van zaken je nacb ben inteRigenta, fluge4 ob. berftiinbige4 tinb, ein ? Untitiinben, nacb Zeffnben, je nacb 8efunb. La& fcbnert begreift; (van een boek, uitlegging) bevinden, h. = ftnben, (ondervinden) erfab. begretfficb, beutficb, fatticb, fiat bevattellik- ten ; in orde b. = in Orbnung ffnben; iemand held, v. = (actief) Giefebrigfeit, anteUtgena, waardig b. om = einen mitrbig finben; zieh KuffaffunOgabe; (passief) Zegreifficbfett 2C., b. = ficb befinben, ik heb er mij wel bij zie bevattelijk. bevonden id) babe 'Mob moll babel befunben. bevatten, h. = (inzien) fallen, einfeben, be: bevinding, v.: wat is uw bevinding in greffen, (inhouden) entbalten. dozen ? = Ma4 fit fibre arfabrung in biefent bevatting, v. = Kuffaffungkiabe, b0 ober. q3unfte ? ik deelde hem mijn b. mede = nti3gen, gaffunggfraft; dat gaat boven mijn ldj teilte ibm mettle Q3eobacbtungen wit ob. teilte b. = fiber *mine ( gew.) fiber meinen der. ibm Mie id) bie eacbe gefunben 41itte na ftanb ob. Ooriaont; zie ook b e grip. akkoord b. = nad) tnicbtigbefunb. bevattingsvermogen, o. = Ruffaffung6. beving, v. bal4 beben, ba4 8ittern. be gen, bie .fraft, bit ffaffungSfraft. bevingeren, h. = befingern. bevisschen. 95 bewapenen. bevisschen, h. = Befifcben. bevredigen, h. = (einen) befriebigen, 6ufrie, bevitten, h. = befritteitt, mtifeln, meiftern. benfterten ; (0egierbe, euttfcb, Oebiirfnig) be- bevlakken, bevlekken, h. = (feine O,robe friebigen ; (Staat, 2anb) berubigen ; hij is heel mit Cut, feinen ebrlicben stamen) beffecfen; licht te b. = er ift febr genilgfatn. (feine tether) befcbmul3en; (mit Zinte) beflecffen ; bevredigend = befriebigenb, 6ufriebenfterienb. met bloed bevlekt = (ook) Olutbeffecet. bevrediger = Zerubiger; griebenOtifter. bevlengelen, h. = befiiigein, befcbtbingen. bevrediging, v. = Oefriebigung, 0erubigung bevlieging, v. = Kntbanblung. (vgl. b evredigen). bevlijtigen zich, h. = ficb beffeitigen, ficb bevreemden, h. = befremben, tvunbern; bemitben. 't bevreemdt mij eg befrembet ob. wunbert bevloeien, h. = betviiffern, beriefeln. nticb ; ik keek eenigszins bevreemd = icb bevloeiing, v. = Oettgifferung, 0eriefelung. febaute ettrag iiberrafcbt ob. befrentbet auf (of bevloolingswerken, my. = 0erfefelungg:, brein). 0etrtifferunggiverfe. bevreemdend = befrembenb, befremblicb. bevloeren, h. = (met hout) bebfeten, aug, bevreemding, v. = bag Q3efremben 't wekt b. biefen ; (met steenen) Ofaftern. = eg erregt befremben ; hij gaf zijn b. te bevloering, v. = bag Zieten, Ziefung ; kennen = er gab fein 0. (lane liberrafcbung) 0flafterung, bag Viafter (vgl. bevloeren). au erfennen. bevochtigen, h. = befeucbten; (even) be bevreesd: b. zijn voor = ficb fiircbten bor; nel3ett, anfeucbten. voor den dood b. zijn = ben Zob fiircbten ; bevoebtiger = Knfeucbter. b. zijn, dat = fiircbten bat ... bevoehtiging, v. = 0efeucbtung, 2C., zie bevreesdheld, v. = gurctt. bevochtigen. bevriend befreunbet; een bevriende mo- bevoegd = befugt, fompetent (6u urteilen 5.0.); gendheid -= eine befreunbete Ea*, een be- berecbtigt, autorirtert ; de bevoegde macht, vriende hand = greunbabanb. beambte, rechter = Me 6ufttinbige Oebi3rbe, bevriesbaar = gefrierbar. ber 6. 8eamte, inicbter. bevoegdheid, v. = bevriezen, z. = (vast worden) gefrieren ; 0efugnig, nompeten6, Zerecbtigung. (dood vriezen) erfrieren; 't is om te b. = eg bevoelen, h. = befilblen, betaften. ift aunt %rfrieren; de gracht is bevroren = bevolken, h. = bebifffern; de Theems, zoo lit (6u)gefroren ; de ruiten zijn b. = finb gefroren. vroolijk, zoo bevolkt = bie Zbentfe fo fri3blicb, bevriezing, v. = bag Oefrieren. fo betebt; een bevolkte streek = eine bole: bevrijden h. = (einen aug bent 03eftingnig, reicbe sgegenb. bon ettv.) befreien, erliif en. bevolking, v. = 8ebi3lferung, %intbobners bevrijder = Zlef refer, %rli3fer; orde van den fcbaft ; dichtheid van b. = 0ebi3Iferungg bevrijder Simon Bolivar = Orben ber bicbtigfeit. Oolibarg beg Oefreierg. bevolkingsregister, o. = bie 0ebiilferungb., bevrijding, v. = Zefreiung. ffintvobnerlifte, Bibilftanbgregifter ; ('t bureau) bevrijdingsoorlog, m. = Oefreiunggfrieg. efttivolmennelbeamt. bevrijen, zie bevrijden. bevohnachtigd, zie gevolmachtigd. bevroeden, h. = begreifen, einfeben; ook bevoordeelen, h. = beboraugen, begitniiigen; zooveel als vermoeden = abnen. iem. boven anderen b. = einen bor anbern bevrnehten, h. befrucbten. beb., tnebr atg anbre beg. ; zich b. = Pc() nii#en, bevrnehting, v. = 0efrucbtung. ficb einen 63etvinn beforgen ob. berfcbaffen. bevnilen, h. = befcbtnu4en, (besmeren) be. bevooroordeeld = (bor)eingenommen, in fcbmieren. Zorurteile befangen. bewaaien, h. = betbeben; (met een waaier) bevoorreehten, h. = (einen box einem anbern) befticbeitt. beboraugen, beborrecbten ; bevoorrecht = be: bewaakster = Zartefrau, etirterin. borougt, beborrecbtet, beborrecbtigt. bewaarder = Oetvabrer; (oppasser) Barter; bevoorreehting, v. = 0eborsuguno, 0e, b. der hypotheken = ,DOotbefenbebmbrer (in borrecbtung. Duitscht. tegelijk: erunbbuOeautter). bevorderaar = iirberer; (fanner (vgl. bewaarheiden en bewaarheden, h. = be s rm e r). beipabrbeiten, befttitigen ; 't wordt bewaarheid bevorderen, h. = (Eliffenfcbaft, Stunt toanbel, = eg befttitigt ob. betbabrbeitet ficb. Zerfebr) fOrbern, 4eben ; (Zerbauung, (enefung, bewaarloon, o. = 2agergelb, 2agergebilbren. ecbiller) befBrbern; iem. tot inspecteur b. = bewaarplaats, v. = 91ieberrageiterfe, bag einen bum ia'nfpeftor befi3rbern. lager; (voor kleine kinderen) letvabranftatt. bevordering = garberung, Oebung, Oefi3r, bewaarsehool, v. = Stleinfinberfcbule, ber berung (vgl. b ev order e n) ; b. van 't vreemde- lfnbergarten, Atippfcbule. lingeverkeer = t•ebung beg grembenberfe4r4; bewaarsehoo lhonderes = Stinbergtirtneritt. b. van de algemeene welvaart = Sobtfartg, bewaasd = tiberbaucbt, angebaucbt. Oftege. bevorderlijk = farberlicb, befiirbers bewaken, h. = betvacben, ithertvacben; (acht tfcb, ; b. voor de gezondheid = ber geven op) beobacbten. 051efunbbeit autrtiglicb. bewaker = 03dcbter, Cite; ((5eftingnig). bevorens = (adv.) borber ; (conj.) bebor, ebe. Barter bevrachten, h. = (03agen) befracbten; (Ecbiff) bewaking, v. = Zetnacbung, ilberioactung. befracbten, cbartern ; de takken zijn met sneeuw bewallen, h. = (een water) bebntUen; (een bevracht = mit Schnee betaben; 't bevrachten plaats) umfcbanben. (van een schip), zie bey ra ch ti bewalmen, h. = bequalmen ; berbiafen. bevraehter = Zetracbter, Viblaber. bewandelen, h. = (einen deg) begeb(e)n, auf bevraehting, v. = 0efrad)tung, %barterung. einem Bee fpageren geb(e)n ; 't pad der deugd bevragen: te b. bij = 92tibereg bet .. , niibere b. = ben $fab ber ugenb tvanbeln. Ku4funft erteilt bewapenen, h. = betvaffnen. bewapening. 96 bewijsmiddel. bewapening, v. = Zelvaffnung. bewegingsleer, v. = Zetvegungglebre. bewaren, h. = betbabren, aufbetvabren, auf. bewelden, h. = betveiben. beben; heere bewaar me i = (Gott) betvabre, boweidadigen, h. : iem. b. = einem Sobltaten bebilte ! bewaar me voor mijn vrienden = extvelfen ; einen befcbenfen, bebenfen. beivabre, bebilte ob. fcbill3e nticb bor nteinen areuns [bewelkomen, zie verwelkomen]. ben ; 't stilzwijgen b. = bag etiftfcbmeigen [bewelven, h. = ilbertvOlben.] beobacbten; een geheim b. = ein 04!^ebeintnig bewegen, h. = bebaupten ; dat durf ik niet bitten ob. flit rut bebalten; die munten zijn goed voor vast b. = bag fann icb nit filr getvif3 bewaard (gebleven) = baben ficb gut erbatten; bet.; hij beweert 't gezien te hebben = er 't evenwicht b. = bag eleicbgetvicbt bebalten, rout eg gefeben 4abett, de beweerde mishan- ficb tot MI. batten; (SOeifen, arilcbte, (Miter) deling = bie angeblicbe, (voorgewende) bor. aufbetbabren, aufbeten; daar is 't geld goed gefcbilVe Otif3banblung. bewaard = gut aufgeboben; jets voor iem., bewaring, v. ------ Zebauptung ; hij houdt zijn voor later gebruik b. = ettv. fiir einen, filr 1131i, b. staande = er bleibt bei feiner Zebauptung. tern Oebraucb aufbetvabren, (zoolang ( pber- bewerkelijk = !Omer au bearbeiten, bief gen) aufbeben ; wie wat bewaart, heeft wat = Krbeit erforbernb. fpare mast, fo haft bu meg. bewerken, h. = Gelb, %Ifni, bola, Zucb, bewaring, v. = Zertvabrung ; in b. geven = in taller) bearbeiten; een denkbeeld b. = einen berm. geben, our Zertv. iibergeben; in verzekerde Olebanfen aubarbeiten ob. entwicfeln; (veroor- b. nemen = in ficbern Oetvabrfant nebmen, zaken) 4erbeifit4ren, 4erborrufen; hij heeft berbaften ; huis van b. = (Streig.)0eflingnig. weten te b., dat = er bat eg babin au bringen bewasemen, h.: de ruiten zijn bewasemd = gemuf3t, baf3; dat heeft hij bewerkt = bag ftnb angetaufen; (beadsmen) anbaucben. bat man i4m au berbanfen ; smaakvol, solide bewassehen, h.: iem. b. = jentg. Oaf* bewerkte meubels = gefcbmacfborf, PM ge, beforgen; zich b. = ficb tvafcben. arbeitete Viibel; bewerkte produkten = ber' bewassen, h. en z. = bexoacbfen ; zie ook arbeitete $robufte; bewerkte goederen = begroeien. St unftivaren, aabrifate. bewateren, h. = (een akker) ban/Meru, be. bewerker = learbeiter (eineg Zucbeg); riefeln. (veroorzaker) Urbeber. bewerking, v. = beweegbaar = beivegfieb, betvegbar. Oearbeitung ; meubels van uitstekende b. = beweeglibaarheid, v.; -grond, m. = Zes boraitglicb gearbeitete Kr/Libel; de b. (afwerking) meg H licbfelt; .grunb (bag notib). laat /nets te wenschen over = bie ffugfiibrung beweegkraeht, v. = Zetveg(ungg)fraft, be. filf3t nicbtg au tviitticben Orig. tvegenbe Straft. beweeglijk = betveglicb ; (fig. bewerkstelligen, h. = betverffteifigen, au: ook) unrubig, riibrig, quedfilberig. beweeg- ftanbe bringen. ltjkheid, v. = Zemegficl)feit, Unruly 2c., zie bewerktulgd = organifcb. beweeglij k. beweegloos = bemegunplog. bewerktniging, v. = Crganifation, die fijne beweegreden, v. = ber Zetveggrunb, bag b. van geest = biefe feine ebeiftegbilbung. notib. bewesten: b. den Rijn = meftlicb bow Mein. beweenen, h. = betveinen ; (einen Zoten) betv., bewierooken, h. = (einem) Eleibraucb ftreuen, betrauern. ratcbern, (einen) berilucbern. bewegelijk, beweegloos, zie beweeg- bewijs, o. = ber Oetveig ; ber 91acbtveig; (be- lijk, beweegloos. wijsstuk) ber l8eleg, (ook) bie Oefcbeinigung ; bewegen, h. = betvegen ; Mune, seine, eine (regu) Der Scbein; bewijzen aanvoeren = Ze-, 2aft) betv.; hemel en aarde b. = (Oinintei unb treife bei,, er' ob. aufbringen; b. geven, leveren= tlrbe (of age rebel) in Oetvegung fet,en ; wat Q3etv. geben, lief ern; b. in rechten = furibifcber heeft hem daartoe bewogen = mag bat ibn Zietv.; b. door getuigen = ber Zetveig bur bap bemogett ob. beranlatt ; iem. b. (om) jets to Beugen, ber Beugenbetveig ; tot b. strekken = doen ; einen bap bon., ettv. au tun ; tot tranen pm Zeit). ob. nib Ibeteg bienen; ten b. daarvan toe bewogen = bib au Zrlinen gerilbrt ob. beivegt ; -----= aunt Oen). bafilr; b. van vriendschap, van zieh b. = lid) betv., (zachtjes) lid) regen; hij mood = Zen). ber greunbid)aft, bon Krtut; bewoog zich niet = er bemegte, riibrte ob. regte sprekend b. = fcblagenber R3eiv.; klinkend b. rid) nicbt ; geen blad bewoog = rein Ziatt regte (geld) = ffingenber Q3etv.; 't b. (van een ficb ob. betvegte; niets beweegt = eg refit flit diefstal, van betaling e. d. ook) ber Fltacbtveig; nicbtg ; zie ook bewogen. b. van bekwaamheid = ber Eteflibigunggnacb: beweging, v. = Zetvegung ; in b. komen, twig ; b. van toegang = bie eintrittsfarte, bag raken, brengen, houden = in &W. footmen, biffett, b. van ontvangst = bie empfanggbe, geraten, fet3en, erbalten; in b. komen = (ook) fcbeinigung, her ,fcbein; b. van oorsprong = anfangen NO au regen (vgl. be w e gin g); zicla UrfOrunggaeugnig ; b. van goed gedrag = in b. zetten (stellen) = ficb in Zen,. fetsen; Sitten., 2eumunbg,, Unbefcboltenbeitg., (mail.) b. nemen = lilt lbem. macben ; 't heels huis aii4rung4eugn% ,atteft ; b. van onvermogen was in b. = Mar in Zetv., in Kufregung ; b. = ber Wrinenfcbein ; b. van adeldom = bie over iets maken = tic?fiber ettv. aufregen (op- albnenprobe ; b. van den dokter = iiratlicbeg winden), bid Rufbebeng (ophef), grof3en 21irtn bitteft ob. Beu gni& ; een klein b. van baard, hoop (drukte) bon etto. macben; wenschen van gelijke = ein (fcbattenrcbtvacber) ecbintmer bon Bart, b. = bon berferben gefefficbaftlfcben eteffung ; her .tioffnung. traag van b. zijn = trade in feinen Zetvegungen bewijsbaar = betveigbar, betveigficb; (ook) fein; uit einen b. = aug eigner &M., aug nacinveigbar, vgl. bewijs. eignem bintriebe, aug freien Stilden. bewijsbaarheid, v. = Tietveigbarkit. bewegingloos = beMegunggiog, regunggiog. bewijsexemplaar, o. = Zelegegetnplar. bewegingloosheld, v. = Oetvegunggforig. bewijsUgrond, m.; -kraeht, v.; amiddel, felt, Diegunggiofigfeit. o. = £Betveig Igrunb (bag grguntent); .!raft; bewegingmaker, zie druktem aka r. onittet. bewijsnummer. 97 bezield. bewiJsnnmmer, o. = bfe etegnummet Bey (titel van den v(rst van Tunis) =18e1, let. bewijsplaats, v. = eteg~, ettet~fteRe. be- bezaalen, h. = (etnen er) bef den; (bestrooien) wljsstak, o. = ber 8eteg, ber etag, OFw beiaen, i berfaen, beftreuen; met sterren be- went, etvef~ftth , bfe 8ettei~f djrff t. zaaid = mit ternen bef at. bewijsvoering, v. = etvei~f iibrung. bezaan, v. = ber tBef an. bewlJzen, h. = betnetf en, ttacbheif en, ertneff en; bezaansboom, m. = bef an%, (iiefbaum. een stalling b. = ehten Crab betneff en; iems. bezaansllaaast, m.; -stag, o.; -want, o.; sehuld b. = jeml. utb beta. ob nacbtu.; iem. -zeal, o. = l efanpmaft; ber .ftag; bie .tvant; oplettendheden b. = efnem tuf merff amfetten sfeget. belt. ob. ertv.; (efnem efnen fenft, bfe tegte fibre) bezabbelen, bezabberen, h. = bef abbern. erm.; (efnem f efne anlbarleit,br f urct) be- bezadigd = (kalm overleggend) bef onnen, ~eigen; (bfe abrraber baben in bent Buren- gtetcbmiitig, beb&cbtfg, ni#stern; op bezadigden frteg unf djabare tenfte) geteiftet; hulde b. leeftijd = im gef ebten ob. bebacbttgen Uter; b. aan de waarheid = ber al)rljeft bfe 1 re spreken = rnbig (getaf f en) reben. geben; iem. hulde b. = efnem buhigen. bezadlgdheld, V. = l8ef onnenbeit, lebacb. [bewilligen, h.: in jets b. = in ettt. efn- tfgfeft, ber (tefcbrut, (bef eitlett, ( eiaf f enfjeit ttflYigen.] (vgl. bezadigd). bewimpelen, h. = bemantetn, berljlUen, ber- bezanden, h. = bef anben. ftct en; (verbloemen) bef djonigeu. bezeeren, h. = berteben, berounben, berf ebren; bewind, o. = bfe lRegferung, bfe errf cbaf t, zieh b. = ook abennebwen, f ttj bef ca. Regiment, bie JJertvattung; voorloopigb. =pros bigen. bff orlfe IRegicrung; 't b. over jets hebben = bezeering, v. = l ertebung, l8ef abfgung. etty. bertnalten, bfe &rlvattung ilber ettt. beze•veren, h. = begeif ern, bef abbern. f ftljren; 't b, voeren = regieren, bad lRegiment bezegelen, h. = Seftegetn, fiegetn, berffegeln; f ilbren. (fig.) befiegeln. bewindhebber = ireftor, l orfteljer. be- bezeild: b. vaartuig = bef egette cif f ; een wlndsman = l3ertnaUer, bie lRegferung~= wet b. sehip = em n guter egier. perf on. bewindvoerder = 3erltatter, l erg bezeillen, h. = bef egefn, bef abren, bef coif f en; tnef er, 1tbminfftrator. een haven b. = elnen afen anf egeln; er is bewogen: b. stemming = betvegte C~tfmmunq, geen land (haven) met hem to b. = mit fm lR zbrung; hij was b. = geribrt; met iem. b. fit Fein tulfommen ob. nfdjt aniuf angen. zijn = efnen bebauern. bezem, m. = l8ef en; nieuwe bezems vegen bewolken, h. = bettotfen; de lucht werd schoon = neue t of en Feljren gut. bewolkt = ber fmmeC betvDtfte f icb, tnurbe bezemen, h. = febren. mit 5olfen iher~ogen, [um~ogen); een bewolkt bezem libinder; -krnld, o.; -maker; -rijs, voorhoofd = clue betnglfte ob. umtviitfte Cairn. o. = efenUbinber; ber =gfniter; =binber; ,reffig. bewonderaar = l elvunb(e)rer; (van een bezemsehoon = bef enrefn; f auber gefebrt. meisje) etuunb(e)rer, lerebrer, lnbeter. bezemsteel, -stok, m. = l of enftiel; hij heeft bewonderen, h. = betnunbern. een b, ingeslikt = er bat em tjett ob. efnen bewonderenswaardig = betounbern~ltert, 8e f enitiet iw lRMen. stniirbig; (verbazend) erftauntfcb. bezending, V. = ((egenftanbe)C~enbung; een bewondering, v. = 8etnunberung, hers heele b. = efne game Menge; (gezantsehap) ebrung; vol b. = bon let,. erfiltit. (bef anbtf cbaf t, eputatfon. bewonen, h. = betnobnen. bezet, zie b e z e t t e n. bewoner = l8etvoljner. bewoning, V. = bezeten: ben je b.! = Sift bu berrMt, tott! etnobnung; (verblijt) ber uf entbatt. schreeuwen als een bezetene = f djreien tote bewoonbaar = betnobnbar, tnobnbar; in em n l8ef of f ener; zie ook b e z i t ten. bewoonbaren toestand brengen, b. maken = bezetten, h. = bef eben (in bijna alle bet.), in betnobnbaren $uftanb feben, bets. maven. b.v.: fm Rbeater tear alleb, lvaren ate l Mahe bewoonster = ll3etoobnerin. beet ; bie 3ugange bef eben; elite tabt, bfe bewoording, v. = forte; in warme bewoor- jDben (bef. wit tUlttttar) bef.; mit ,ten bet. ; alt dingen = in warren torten; volgens de b. meine tunben jtnb gut bef eft; bie Rotten, bie van 't contract = nat'j ber Bortlaut beb l artten f tnb gut bef ebt; (fm tet) tcb t atte ~ontrafte ; de verouderde b. = bfe berattete ben l Dntg bef e f t; een stad aan all a kanten b. = ~tu~brud~tneif e. efnfcbtief en; ik ben van avond bezet = fcb bewnst: 't b, geval = ber betref f enbe, f t IRebe babe tjeute abeub u tun, bin ... berf agt; ik ftetjenbeob.betouf;te halt; (meergemeld)ertoaljnt, ben erg bezet = itb bin f etjr bef cbaf ttgt, wefne genannt, beregt; ik ben mij Been onreeht b. = ,sett it ftarf in nfprucb gerommen; 't is na idj bin mir feinei; llnrecbt (nhbt Unred tee) bezetten tijd = nacb t3otttei1tunbe. betnu it; ik ben 't mij niet b. = it b bin mir'~ bezetting, v. = bef ebung (etnerDbe, eine~ nfc~t bettut; ik ben mij niet b., dat = fcb oftenb, efner ltlolte); (garnizoen) t8ef abung, bin ntir nit behuf t, bad; 't bewuste leven = arnif on; hij heeft een b. op de borst = bad betouf3te !eben; met bewuste kracht = er tetbet an etner t8ruftbeftemmung. mit f etbftbetouf ter Graft. bezichtigen, h. = beftdtigen; heb je de bewusteloos = betnufjtto ; obnmacbtfg; hij teekeningen l bezichtigd = haft bu bir bie bleef b. liggen = er btieb b. tiegen; (onbe- 3eicbnungen ;coon angef eben? zij zijn to b. = wust) uthetvut. bewasteloosheld, v. = fie tiegen fur l of tcbtfgung nub. etnuf3ttofigfeft, Dbnmacbt. bezlchtlging, V. = l8ef tcbtfgung; ter b. bewasttheid, v. = bad l8etvu tf ein, baii sturen =fur 1tnftcbt f tcfen. C~etbftbetnu tf efn. bewastzijn, o. = l8emuf;t- bezie, V. = tBeere. f ein; 't b, terugkrijgen = l erboten, tofeber bezield: bezielde stem = f eetenbotte ttmme; ur l efinnung, Ium 8etou tfefn ob u fitb b. redenaar = begetfterter dlebner; met de ontmen. baste voornemens b. = mit ben beften bficb- VAN G}ELDEREN, Duitsch Woordenboek. II. 7 bezielen. 98 bezuipen zich. ten befeett (erfilat); 't bezielde marmer = ber bezitting, v. = Oefltung, bag Q3effttunt ; (land- belebte ob. befeette D1armor. goed) bag Out. bezielen, h. = befeeten, beteben; zijn blik bezoar(steen) (versteening in de maag van bezielde mij = begelfterte micb ; dat werkt sommige dieren), m. = Zegoar(ftein). bezielend = begeifternb ; wat bezielt je toch 1 bezoeht: een druk bezochte plaats = ein = Wag treibt Mcb benn I iem. met moed b. = ftarf (febr) berucbter Ott; zie ook bezoeke n. einem 9:tut einftaten. bezoden, h. = beraf en. bezieling, v. = Oefeetung, 8egeifterung, bezoedelen, h. = befubetn, bercbmuten; (f eine tebung (zie bezielen en bezield). tanbe mit Out, fein eetniffen, feinen %amen) bezten, = bef eben, (beschouwen) betracbten; beffecfen ; (jentg. Km) befubern. (bekijken) 1.4 (ettr.) anfeben ; 't staat nog te bezoek, o. = ber Ziefucb ; iem. een b. bren- b. = eg ift nocb bie gage, eg ftebt nocb baben, gen = einem einen q3efucb macben ob. abftatten, 0 ift nocb abAutbarten; wel bezien, is 't....= einen befucben, op b. komen = Au O. foramen; bei 2icbte befeben, Wenn man' & naber betracb= we zijn bij iem. op b. = Mir finb bet einem tet; op bezien(s) = Aur 9Inficbt, our Oeficbt. Au R3. ; ik heb de tentoonstelling eens een b. beztenswaardig febengtniirbig, %Wert. gebracht = icb babe bie Kugfteitung mat be beztenswaardigheid, v. = Sebengtbilv ftt4t; b. van rouwbeklag = ber Zeileibgbefucb ; bigfeit. er is b. bij hem, hij heeft b. = eg ift 18ef. bet bezig = befcbtiftigt ; ik was juist b. een brief ibm, er bat Oef. te schrijven = icb tvar eben babel einen ; bezoeken, h. = (Scintle, bOrfe, Mitirfte, hij is b., stoor hem niet = er ift bei ber V.Irbeit, areunb, nrattfe) befucben; (bij iem. aankomen) (tore ibn nicbt ; b. zijn in 't huishouden = bet einem borfprecben; (formeel) einem feine ivirtfcbaften; druk b. = fteitig bei ber Krbeit, Ruftuartung macben; de goden, ziekten b. febr befcbaftigt ; hij is weer b.! = er gebt tble% iem. = fucben einen beim; zie ook be z ocht. ber in& Mefcbirr ! b. houden = befcbaftigen; bezoeker = Oefucber (eineg Eltufeumg); Malt; zich b. houden met = fhb befcbtiftigen (befaffen) een b. aandienen = einen Oefucb anmetben. mit; hij kan een heel gezelschap b. houden = bezoeking, v. =-- Oelmfucbung, (beproeving) unterbalten, in Item batten. $rilfung ; (gem.) 't is een b.! = eg ift eine bezigen, h. = (ettb.) gebrawbett, ficb (einer Rage! Sacbe) bebfenen, (ettn.) anthenbett. bezoldigen, h. = befotben, falarieren, be. bezigheld, v. = (werk) Zeicbliftigung; bezig- Aabren. heden = 1350iifte; hij kwam voor b. in den bezoldiging, v. = R3efotbung, bag ei)ebalt; Haag = er fam in 00o:batten nacb Haag; ik bag Sear; (van bedienden, arbeiders) bet heb b. = icb babe Oefcbtifte, bin befcbtiftigt. loon. bezighouden, zie b e z i g. bezondigen zieh, h. = ficb berfilnbigen ; bezliden = neben; dat is b. de waarheid = zich aan iem. b. = fiat an einem bent.; (iron.) nfcbt ber eabrbeit gnat, untnabr. zich aan te groote beleefdheid b. = 114 lit bezingen, h. = befingen. grof3e Olifficbfeit Aufcbutben foramen taffen. bezinken, z. = ficb feten; ficb abfeten; de bezondiging, v. = Zerfilnbigung. wijn bezinkt = Test ficb; 't slijk bezinkt = bezonnen = befonnen, bebacbtig. fett ficb ab, fcbtagt nieber; 't water laten b. = bezoomen, h. = umfaumen, einfaffen, (gar- ficb ffaren ob. ficb feten taffen. neeren) befeten. bezinken, o. = ber albfat, bet 8obenfat, bezorgd = beforgt; (sterker) befilmmert; bet Sat, bag Sebiment. (zorgzaam) forgfaut ; voor (om) iem. b. zijn bezingen, h.: bezint, eer gij begint = erft um einen bef. fein; zich over iem. b. maken = tvagg, bann Wag& ; zich b. = (nadenken) um einen Sorge baben ob. in Sorge fein; maak nacbbenfen, ficb befinnen, ficb bebenfen; (van u daarover niet b. = baben Sie beginegen gerlachten veranderen) ficb anberg beftnnen, fetne Sorge; al zip kinderen zijn b. = finb feine Reinung anbern. berforgt; dear is hij goed b. = gut aufgeboben. bezinning, v. = Oefinnung, bag F8elnutt, bezorgdheld, v. = beforgnig, Oefilmtnernig, rein. Sorge. bezintutgd = betnerfaeugt ; b. zijn = (ook) bezorgen, h. = beforgen; (in orde brengen, Stnnegorgane baben. afmaken, ook) befcaffen, iem. een boek, een bezit, o. = bet Zen; lets in b. nemen = kaartje b. = einem ein tut, ein l8tIIett bef.; env. in R3ef. :tauten, 8ef. bon ettn. nebmen ob. een brief aan zijn adres b. = an feine Kbreffe ergrelfen, in iems. b. komen = in jentg. Zef. bef.; goederen b. = lbaren abtiefern; zal ik foramen; in 't bezit van lets treden = in ben 't laten b. (in winkel)? = fort icb eg ZAtten Q3ef. einer Sacbe foramen ob. treten; in 'tb. van (in& Oaug) fcbicfen ? iem. een betrekking b. = lets stellen = in ben Oef. ether Sacbe !Own; einem Au einer Stelle berbelfen, einem eine partikulier b. = ber $ribatbefit ; in 't voile b. Stale fcbaffen; 't b. van = bie a3eforgung bon. van zijn geestvermogens = fin Zortbefit3 feiner bezorger = Zeforger, Zotfcbafter. Gelftegfrafte. bezorging, v. = Zeforgung. bezttlinemer; -neming, v.; -recht, o. = bezulden = filblicb bon. Oefit reamer; .nabnte (.ergrelfung); srecbt. bezainigen, h. = fparen, err area, ilfonotni= bezittelljk voornaamwoord = befitanseigen. fieren; op zijn uitgaven b. = feine Kuggaben beg l iirtnort, $offeffibunt. einfcbrtinfen; op 't budget b. = am Zubget bezitten, h. = befiten; baben; flute baben; fparen; uit den mond b. = am IlRunbe abo ode bezittende klassen = bie befitenben ktaffen; barben; zich b. = ficb einfcbranfen. e it uw ziel in ltjdzaamheid = faffet eure bezuiniging, v. = (de daad) %infttrtinfung; Seete in &bulb; van den duivel bezeten = ('t resultaat) eriparnii). bezutnigings- maatregel, m. = bie %riparung&tnatregel. bom,UuWbe n.?6, tUr2211 tx?(gegoede) Oefitenbe(r); bezuipen zich, h. = ficb befaufen, fhb be. ..vifisift* ,ttbaber. fcbmoren. bezuren. 99 bierdrinker. bezuren, h.: iets b. = fitr ettu. bitf3en, ben bezwijming, v. = C*imac4t. Scbaben tragen; een ander moat het b. = Bianca, v. = Oianfa. mut eb augbaben. bibberen, h. = littern, fitauern, (huiveren) bezwaar, o. = ble Oefcbtberbe, bie ectrierigfeit, fri3fteln. bie Vitbfal (ook bag E.); bag aitebenfen; (gewe- Bibl. (biblia) = libel (Bibl.) tensb.) ber Sfrupel; de bezwaren van een bibliograaf (boekbeschrijver) = Oibliograpb. refs, van 't leven = bie Oefrbtverben einer bibliogralie, v. = R3ibliogral3bie. Retie, bie allitbfare beg 2ebeng; ik heb geen bibliogratiseh = bibliograpbifcb. b. (bedenking) = fein Oebenfen; bezwaren bibliomaan (boekegek) = Bibliomane. opperen, uit den weg ruimen = Oebettflicb, bibliophile (boekeliefhebber) = feiten borbringen ; Oebenfen ob. Scbtbierigfeiten bibliothekaris = Oibliotbefar. befeitigen; op bezwaren stuiten = auf inber: bibliotheek, v. = Oibliotbef. niffe ob. Gcbtoierigfeiten ftoten ; bezwaren in den biceps, m. = a3faw. weg leggen = Scbtbierigfeiten entgegenfe#en; bidjbankje o.? -eel, v. ; -dag, m. = ber zonder b. voor 's lands schatkist = obne Scbaben OetIlicbemel (:putt); .5erfe (,famtner); -tag. fitr Me Staatgfaffe, auf eigne Stoften. bidden, h. = (zich met een gebed tot een bezwaard: met een b. gemoed = mit hooger wezen richten) beten; (smeeken, ver- fcbtnerem .t.erben; zich b. gevoelen = zoeken) bitten; waakt en bidt = tbacbet nub Oebenfen tragen, ficb ein Oletriffen aug ettr. betet; bid en werk = bete unb arbeite; den macben; het huis is met hypotheek b. = rozekrans, 't Onze Vader b. = ben atofentrana, auf bem aufe baftet eine topotbef; bag .f) au& bag Zaterunfer beten; zijn morgengebed b. = ift mit einer eto. belaftet; met schulden b. = feine Vorgenanbacbt berricbten; nood leerd b. = mit Gcbulben belaftet; zie ook bezwaren. Rot lebrt beten; iem. om jets bidden = einen bezwaarlijk = (adj.) befcbtberlicb, fcb tner, um elk). bitten; na lang bidden = nacb biel(em) tnitbfam, Itiftig ; (bijw.) fcbtberlicb, faunt, mill bitten; wat (of als) ik u bidden mag = tnenn i(b fern, nit leicbt. bitten barf; nu bid ik u ! = abet icb bitte Ste ! bezwaarsehrift, o. = bie Oefcbtberbefcbrift. hij laat zich b. = er latt ficb ni3tigett ; b. en bezwaehtelen, h. = berbinben, betvicfeln, smeeken = bitten unb fleben. eintnideln. bidder = ein Oetenber, (aanspreker)2eicben, bezwadderen, h. = begeif ern. bitter, %beforger, ,beftatter, .anfager. bezwalken, h. = (fig.) beflecfen, befubeln; bidet (een klein zitbad), o. = Tibet. fcbiinben; (eig.) tritben. bidhnis, zie bedehuis. bezwangeren, h. = fcbtoiingern; de lucht is bidsnoer, o. = ber Olofenfratta. met .. bezwangerd = bie 2uft ift mit .. ge, bid II m.; -stond, v.; -vertrek, o. = fcbtutingert. Oet II ftubl; .ftunbe ; sgemadj (slimmer). bezwaren, h. = befcbbleren; lets met een ge- bie, zie bij. wicht, met een belasting b. = etiv. mit einem bieeht, v. = lei te; te b. gaan = our 18. ehtuicbt, mit einer eteuer befcbtb.; zich bij iem. geb(e)n ?iemand de b. afnemen = (eig.) einem over jets b. = fib bei einem itber ettb. beicbtb.; bie 93efcbte abnel)men ob. abbiiren, (fig.) einen in iem. b. (beschuldigen)= einen befcbulbigen ; met bie R3eicbte nebtnen; bij den duivel te b. gaan = hypotheek b. = mit t^tipotbef beraften; dat betn aucOfe beicbten. bezwaart de maag = liegt fcbh3er imEagen; bieehtbriefje, o. = ber a3eicbtbettel. bezwarende voorwaarden, omstandigheden = biechteling, m. = bag Zeicbtfinb. erfcbtverenbe Oebingungen, Untfttinbe ; dat is bieehten, h. = beicbten (ook voor bekennen); erg bezwarend voor iem. met een klein in- iemand laten b. = einen in bie Oeicbte nebmen. komen = febr befcbtverlicb ; zie ook bieeht °kind, 0.; -penning, m.; -stoel, m.; bezwaard. -wader = Zell* 0 flub ; ,groi*n ; =ituti; bezweet = in Scb tbelf3; hij was geheel b. = =hater. er trar gam, befcbtbil3t, naf3 born Scbtueif3, mit bieden, h. = bieten; lets te koop b. = OW. mum ecb tvelf3 bebecft. auf ob. fell b.; op lets b. = ein ekbot..auf ettb. bezweren, h. = befcbtriiren; iem. b. lets te tun, auf ettu. b.; hooger b. ein 1Thergebot doen = einen befcbtb. ettb. au tun; (feine tun, (einen) itberbieten; wie biedt er geld voor? fcbulb, bie Zerfaffung) befcbtb.; (bole Gielfter) = tver bletet an? looven en b. forbern unb b.; befcbtn., banners; (bie eefabr) befcbtb., abibett. iem. het hoofd b. = einem bie State (bie Stirn) ben; (ben Sturm, ook fig.) befcbtv., befcbibicb. b.; iem. een arm b. = einem einen Vim b; iem. tigen; ik bezweer 't (doe er een eed op) = de hand b. = einem Me Oanb reicben; iem. icb fd)tare eg. 't welkom b. = einen tritlfommen beif3en; bezwering, v. = Oefcbtviirung. tegenstand b. eiberftanb leiften; zie ook bezweringsformnle, v., -formttlier, o. = behulpzaam. bie Oefcblvi3runggformel. bidder: de hoogste b. = ber 18leiftbietenbe. bezwijken, z. = erliegen, unterliegen; voor biefstuk, m. = bag Oeeffteaf. de overmacht b. = ber tibermacbt erl. ob. unterl. ; bier, o. = Ofer ; Licht, donker, bruin, wit, dun, onder een last b. = unter einer daft ed. ob. au, zwaar b. = leicbteg ob. berta, buttfleg, brauneb, fammenbrecben; onder 't verdriet b. = bem tbelf3a, bitnneg, fcb were& ; wit, dun b. = Gram erl. ; de deuren b. = geben nacb ; de ook: Zannbier, boven zijn b. zijn = zieke is bezweken = ift geftorben, bat augge= angebeitertt angetrunfen ob. beer* fein, einen flimpft, bat eb itberftanben; van dorst b. = Bopf ob. einen 514 baben. bor Zurft umfommen. bierjaceijns, m.: -azijn, m.?-bank, v. bezwljmelen, z. en h. = obnutacbtig ob. bie Oierilafsife (.fteuer); seffig ; muttlog tberben; obnmacbtig (betruf3tlogffinacben. bier bottelarki,v4-brouwer;-bronwerij, bezwijmen, z. = in Obnntacbt obn, v. = ber Oierilfcbanf ; ,.Brauer; .brauerei. macbtig tverben, bie Oefinnung (bag 8etnuf3tfein) bier II bulk, m.; -drager; -drinker = berlieren; [icbtvinben, erli3fcbett]. tvanft (,bruber); ,fcbrOter; •trinfer (.bruber). 7' bieren. 100 bijbaantje. bieren, h. = R3ier trinfen; zitten to b. = helm ving = auf bent Sege ber Submiffion; bij zijn Bier nen; gaan b. =bu sere geb(e)n. besluit blijven = auf feinem %ntfcblut befteben; bierenbrood, o. = bie Cerfaltefcbale, bie and: bij gebrek aan = au?%%noel an (dat.); Oierful4e. bij ongeluk, bij vergissing = artii Zerfeben ; bierliglas, o.; -hal(le), v.; -huts, o. = bij de gratis = au& enaben; bet: bij iem., 33ierlfgra; -bane; =ban& (bie otnirtfcbaft). bij de kerk woven = bet einem, bei ber SVircbe bierkaai, v. = [3ierablabeplati]; vechten toobnen; bij Parijs = bet 43ari4; slag bij tegen de b. = bergeben4 gegen etw. anfiimpfen, Sedan = Scblacbt bei Sedan; dicht bij de fit umfonft anftrengen. rivier = bid)t bei hem giuffe, iem. bij een bier Ilkan, v.; -kelder, m.; -kroes, m.; bankier acceediteeren = einen bei einem R3 ... ; -kruik, v. = Oierilfanne (bet .frug); -feller; iets bij zich hebben = ettv. bei ficb baben; bie ofanne; ber drug. 't kind bij zijn naam noemen = ba4 klub blerlipomp, v.; .soort, v.; -steker, m.; beim 9lamen nennen ; bij kas zijn = bei gaffe, -tapper = ber Cetil brucf0parat, bfe =forte; bei eelbe fein; bij alle heiligen I bij mijn eer ! = =berleger (saa0fer); saatler (=Wirt). bei alien Oeiligen ! bei meiner %bre ! (auf %bre !) ; bier =ton, V. ; -vat, o.; -wagon, m. = Net II . bij zijn levee = bei feinen .2ebbeiten (feiner tonne; 44; %ivagen. Beit); bij iem. les nemen = bei einem Stun: bies, v. = (plant) Oinfe, bet alufcb ; (als col- ben nebrnen; burit : bij acclamatie = burg lectief) ba& ectiff ; (aan kleeren) 8iefe, 3te, Bumf (per RIfflamation); bij de wetbepaald = Scbnur, ber Streifen; zijn biezen pakken = bard) bct& %)efe$ (gefet3licb) beftimmt; gegen: bij feine Siebenfacben pat=en, fein R3iinbel fcbniiren, de100 personen=gegen100 $erfotten (zie boven); feine $feffen einftecfen ; ficb au& bem Staube bij hem vergeleken = gegen itut; ber, bin: macben, ficb trollen, abeifen. dit boort Kier niet bij = bob gebBrt nicbt bier- biesbos(ch), m. en o. = ber R3infenbilfcbel, ber( bierbin); hinter: in kennis bij iem. achter- ber .bufcb; bet Scbilfbufcb. biesgras, o. = staan =an Stenntniffen hinter einem auriicffteben; R3infengraL biesje, o. = bie 2itse, bfe Scbnur, er zit niets bij = e4 iftnidjtb binter ibm (ook: mit ber etreffen. bieslook, o. = ber Scbnittlaucb. ibm ift'b nicbt weit ber); in: bij de vleet = in 45iirte blest, v. = ber R3ieft, Oieftntircb. unb guile; bij de roes = in Ttaufcb nub R3ogen; biet, v. = Olunfeto Bucferriibe, Bete, ber bij voorbaat = int Zorata ; bij overtreding = Eangolb. im iibertretunggfarte; iem. bij de reserve plaat- bietebanw, m. = St inberfreffer, R3ut,enmann, sen = einen in bie Oteferbe fterten, alit: bij $opans; ook: R3rummblir (brombeer). dezen = biermit; natip bij de el, bij 't ge- bietekroot, v. = rote Blithe. wicht, bij 't dozijn, bij de 100 stuks verkoo- bietwortel, zie beetwortel. pen = nacb bet %U, nacb bent sZetnicbte, I. biezen(adj.)= binfen; b. mat = 8infenmatte; nac1 hem Zutenb, nacb 100 Stud berf.; iem. b. dak = Olobr=, Scbiffbacb. bij naam kennen = einen hem 11amen nacb IL [blezen,h.,zie sissen,sijfelen blazen]. fennen; felt: bij menschenheugenis = left bifureatie (splitsing in tweeen, vertakking), artenfcbengebenfen ; fiber: vlijtig bij 't work v. = R3ifurfation. zijn = fteitig iiber bet ,Rtrbeit fan; altijd big(ge), v. = b0 geed, bc0 Titircbfcbtuein. bij zijn boeken zitten = limner fiber ben bigamie (tweewijverij), v. = 8fgamfe. R3ticbern fit3en; bij de preek inslapen = Kier ber biggekruid, o. = gerfelfraut. lrebigt einfcblafen ; um: om en bij de 50 = um biggel, v. = ber niefel. 50 berm (ungeRibr 50); altijd bij iem. (een biggelen, h. = torten, fortern; de dauw big- zieke b.v.) zijn = immer um einen fein; twit : gelt op de blaren = Oerft auf ben Slattern. bij toeval = bon ungeftibr; bij de gratis Gods biggen, h. = ferfeln, (Z5'unge) inerfen ; (van = bon oZotta enaben ; 3u: passen bij = 't wilde zwijn) frifcben. paffen, Itintnten au; bij iem. gaan zitten = rub bigot (schijnvroom, kwezelig) = bigott. au einem fe#en; bij iem. komen = au einem bigotterie, v. = R3fgotferie. foramen; behooren bij = gebOren au ; eon tapijt I. bij, v. = 8iene. 4 bij 5 = ein ZePPicb 4 bu 5; water bij den II. bij (praep.), in de meeste gevallen = bet; wijn gieten = Sailer au bem Seine (Men; maar dikwijls door andere praeposities of brood bij 't vleesch eten = 8rot bum 3leifcbe op andere wijze vertaald; bier volgen eenige effen ; bij 't begin, bij 't einde van 't jaar = voorbeelden ; voor de rest zie men de woorden bu RInfang, au %nbe beb Zfabre& ; iets bij zich waarbij 't voorz. behoort; an: iem. bij den steken = ettn. bu rub ftecfen; bij honderden neus hebben = einen art (bei) bet 92afe berum= au ,t)unberten; iets bij de hand hebben = ettn. ftibren (ook: einen anftibren, na&ftibren); bij 't bur tlanb baben; bij de theorie ook de praktijk vuur, 't raam gaan zitten = rub an ba4 geuer, leeren = bur Zbeorie aucb Me $ragi& lernen ; bct& genfter fet3en, bij 't vuur, raam zitten = bij tijden = au Beiten, bij geluk = burn eliid ; am geuer, geniter fit3en; gezant bij 't Fransche bij voorbeeld =bum Zeifpiel; zonder praep.: hof = Oefanbter am franbOrtfcben Oofe; iem. bij de vleet = bie Menge; bij toeval = bu- bij de hand nemen = einen an bie Oanb flirtig; bij vergissing = irrtitmlicb(etweife); nebmen ; iets bij de haren erbij sleepen = bij 't dozijn, bij hoopen = butenbtneife, baufen= ettn. an (bei) ben Oaaren berbeibieben; bij dag tneffe; bij den dag, bij de week haren = tag. = am (bet) Zage; bij de tafel zitten (om to tneife, Wocbentneife mieten ; bij gelegenheid = werken b.v.) = ant Zit* fi4en, (bet Zifcbe = gelegentlicb ; bij de hand zijn = gefebidt, ge. aan tafel); bij de 400 personen = an bie 100 wanbt fein; Mevrouw is nog niet bij de hand = $erfonen, je bent er bij vriendje = bu bift bie gntibige gran ift nocb nicbt au fOrecben ; je baron (reingefarten), guter greunb, zeil bij bent er bij, hoor = bu hilt geliefert, ba hilt bu zeil = Segel an Segel; auf : bij zijn meening reingefanen, bu baft'& tneg, tua4 ? zie ook boven. volharden = auf feiner TReinung bebarren; bijaldien = fang, int gaffe baf3, trofern. bij minnelijke schikking = auf giitticbent Sege; bijilas, v.; -baantje, o. = 92ebenilacbfe; -amt auf hem Sege bd Zergleicbet. ; bij inschrij- (bie .befcbtiftigung). bijbank. 101 bijeenzamelen. Milbank, v. = Zanfftliale ; 91e1cObanfneben= R3eitrtige ; ook: Wbbanblung (opstel), alortrag ftette. (voordracht). bljbedoelIng, v. = Rebenabficbt, ber 9leben% bljdragen, h. = beitragen, betfteuern; in de gebanfe. kosten b. = au ben Rotten beitr. bijbehoorend = bap gebiirig. bijellangel, m.; -hoer, m. ; -brood, o.; bljbel, m. = bie 8ibet ; school met den b. = -eel, v. = Oienen II ftacbet ; =mann (=hater); =brat; nonfeffiongcbule. %bate. bijbel H blad, o.; -boek, o.; -genoot sehap, bijeen = aufammen, beifammen (nur Brtlicba o. = Zibelll blatt ; %bucb (bie 8ibel); bie sgefett% Oeieinanber f e i n), beieinanber (zie de werk- Raft. woorden met bijeen of die met samen). bijbel 11 kenner ; -kennis, v. = Ziibet II fenner; bijeen 1 behooren, h.; -behoorend; -bin- funbe. den, h. = aufatnmen I gebaren ; = g eb brig ; %binben. bijbelleer, v. = biblifcbe &bre. bljeenbliiven, z. = beifatnmenbleiben (ook bljbellilezer; -lezing, v.; -oefening, v.; aufammenbteiben). -plaats, v. = Oibel II tefer ; ber obortrag , %ftunbe; bijeen II brengen, h.; -doen, h.; -drijven, sfterte. h. = aufanunen II bringen (%tragen); =tun (=tegen, bijbelseh = bibtifcb. :fiigen); %treiben. bijbellispreuk, v.; -taal, v.; -tekst, m. = bijeen 0 dringen, h.; -Hansen, h.; -garen, ber Zibet II fprucb ; =fpracbe ; =tqt. h.; woolen, h. = aufanutteng hängen; =fticfen bljbel 0 nitlegger ; -nitleggIng, v. = Zibeill, (%fcbutieren, 4toppern, =flittern ); %bringen (:tra, augeger (%erfttirer); %auUegung (=erfliirung). gen, =ftoppeln, fatnmetn); =tnerfen. bljbelvast = bibeffeft. bijeen II groelen, z.; -hangen, h.; -hebben, bijbel 0 versprelding, v.; -vertaling, v. = h. = beifammen tnacbien (zie ook aa nee n- Oibeill berbreitung ; %iiberfetung. gr o eien) ; =biingen (=bangen); %baben. bljbelwoord, o. = 03ottO Sort, t.eitige bijeenhonden, h. = aufammenbalten, =bebat= Scbrift ; een b. = etn Oibettrort. ten; 't haar met een kam b. = aufammenbalten; bUbetalen, h. = auaablen, nattaablen. 't bijeengebrachte b. = aufammenbebalten. bijbetaling, v. = Suaablung, ber Vlacb%, bijeenjagen, h. = aufammentreiben. 8ufcbuf3. bijeenkomen, z. = aufammenfomtnen; (om bijbeteekenis, v. = gtebenbebeutung. to vergaderen officieel) piammentreten, tagen; bljblad, o. = (ether 8 eitung u. it) Oeiblatt; (elkaar tretlen) aufammentreffen. (etner $ftanae) Rebenbtatt, Kfterbtatt, ber bijeenkomst, v. = Bufammenfunft, bob R3tattanfat,. Bufammentreffen (zie b ij:e enko me n) ; Stonfe% bliblXiven, z. = (gelijk blijven) mit einem rota, Tiefprecbung, Zeratung. Scbritt batten (ook fig.); (in ber SciAlle) mit= bijeen ii krijgen, h.; -kruipen, z. ; -leggen, fommen; dat zal mij altijd b. = bet tverbe icb h. = aufammenll berommen (=bringen); -friecben, hie bergeffen, bc0 trirb mfr hunter in ber =leg en. %rinnerung bleiben; dat tooneel is me altijd bijeenliggen, h. = aufanuttentiegen (-ruben); bijgebleven = fit mfr nocb tinnier gegen= ook beifammen ... tviirtig . bijeenloopen, z. = Aufammenfaufen. bljboek, o. = 91ebenbud), tolifdbuci). bijeennemen, h. =- aufammennebmen; alles bljboeken, h. = (in bie Ziiicber) etntragen, bijeengenomen = age& in ahem, afte& au% nattragen. fammengenommen, =gerecbnet. bljboeten, h. = auaablen, nacbaablen; (op- bijeenpakken, h. = aufammenpacfen; zijn knappen) tnieber in Orbnung bringen, tnieber% boeltje b. = (ook) feine Siebenfacben aufammen= berfterten. framen. bljbouw, m. = bct& 9tebengebtiube, Knbau, bijeenplaatsen, h. = aufammenfterfen. Bubau. bijeenrapen, h. = aufammenraffen; zijn bljbonwen, h. = anbauen. laatste krachten b. = feine reOten Striifte bljbrassen, b. = auf ben 8inb braffen. aufammenr. ; van alle kanten bijeengeraapt = bijbrengen, h. = beibringen; (etre*, 8eug= (bon alien Seiten) aufammengetniirfelt. utile, %nticbulbigungen, Oeifpiele) befbr., an- bljeen II rekenen, h.; -roepen, h.; -rotten, filbren; (8eugen) befbr., auftneifen, fterten; (iets h. = aufammenlireduten; =berufen (:rufen ; de ter verbetering) beibr., beitragen ; iem. iets staten: einberufen); ficb -rotten. b. (doen kennen) = einem ettn. beibr.; ik kan bijeen Hseharen,h.;-seharrelen,h.;-sehik- 't niet b. (betalen) = kb Cann e4 nit er% ken, h. = aufammen li Wren ; %ftoppetn; =orbnen fcbroingen ob. befcbaffert ; (een bewustelooze) (=ftetten). tnieber au ficb ob. ium 8etnuttfein bringen. bijeen H seholen, h ; -schrapen, h.; bijeultunr, v. = Fliebenfultur. -sehreeuwen, h.; -sprokkelen, h. = ficb bijdehand, zie b ij. bijdehandsch paard aufammenlrotten (ficb anfatnmetn); =fcbarren = ('t linksche) Sattetpferb, ba4 linfe 43ferb. (%gelaen); %fcbreien ; =fucben (%refen). bUdenkbeeld, o. = ber 9lebengebanfe. bijeenstaan, h. = bei(neben)einanber fteben, Miderhand, zie bijdehand. beijammenfteben. bijdoen, h. = binaufiigen, beifiigen, binautun, bljeenHsteken, h.; -trekken, h. = (bie hij deed er een lijst bid = er legte (bent Oucbe) Stiipfe) aufammen II fteden ; (Zruppen) =aieben. ein a3eraeicbnig bei. bijeenvergaren, zie bijeengaren. bijdraalen, h. = (scheepst.) beibreben, bet- bijeenverzamelen, h. = aufammenbringen, legen; hij zal wel b. = er tnirb fcbon eintenfen; tragen, fammetn. dat draait wel bij = ba4 gibt ficb (macbt lid)) bijeenvoegen, h. = aufammenfitgen; zich b. fd)on. = ficb a., rub berbinben. bUdrage, v. = ber Oeitrag (an eetb, au einer bijeenwonen, h. = beifammentnobnen, neben% Betticbrift); b. in geld = ber Oetbbeitrag,Oelfteuer einanbermobnen.. (iur Zeibilfe); vrijwillige bijdragen = freitvinige bijeenzamelen, zie bijeenverzamelen. bijeenzetten. 102 bijmetselen. bijeenzetten, h. = sufammenfteflen, =fet.en. bijkleur, v. = 91ebenfarbe, Stontprententlirfarbe. bijeen II ztjn, z. ; smitten, h. = beifammen II rein ; bijknIppen, h. = beftneiben, suftut,en, stv =fit.en. fcbneiben. bijeenzoeken, h. = aufammenfucben. bijkok = Unterfocb. bijeljeter, m.; -houder; -finis, o.; -kap, bijkomen, z.: waar wat is, komt wat bij = v. = Ofenenlifreffer (olvolf); ,silcbter (ontattn, WI) Wag ift, fommt Wag basu ; ik kan er niet ,nteifter) ; obaug; of algte. b. = icb faun nitt bintangen ; (toeschietelijker bijellkoningin; -korf, m.; •stal, m. ; worden) efntenfen, nacbgeben, nacbtaffen; (ge- •teelt, v. = Q3fenen 11 fiittigfn (ber . Weiler) ; -forb ; dijen) fteirfer tberben, beffer angfeben; (uit een oftanb ; ,sucbt. ongesteldheid) rub erboten; (uit een flauwte) Niel! was, o.; -zwerm, m. = Ofenenji tbacbg ; gt fit foramen,rub erboten; iem. b. = etnen f cb tu arm. etnboten ; dat komt er niet bij = bag ift nfcbtg bijfiguur, v. = Ffiebenffgur. bagegen ; dat komt (past) er goad bij = bag bijgaand = (adj. en adv.) befliegenb, beifol, ftimmt ob. pc* gut basu ; dat meet er nog b. I = genb ; (adv.) anbef. bag febtte nocb gar I hoe kom je er bid ? = bij 11 o. ; -gedaehte, v. = 9tebenlio WO WU bir efn ? rote !tumult bu basil? gebilube (bij een hoeve of een landgoed : taint- bijkomende omstandigheden = 9tebenum- fcbaftggebdube); ber ,gebanfe. fttinbe; b. kosten = 9lebenfbefen, of often ; b. bijgelegen = nabe(gelegen), angrensenb, an, verschijneelen (bij ziekte) = begleitenbe ob. bin, tfegenb. lutretenbe Stunptonte. bijgeloof, o. = ber gibergraube. bijkomstig = nebenflicblicb, neben .. . bijgeloovig = aberedubtfcb. bijkrabbelen, z. = ficb (rangfam) erboten, bijgelutd, o. = ber 91ebentaut, ber ,ton. (tangfain) tvieberberfteflen. bijgenaamd = mit tbent Oeinamen, suges bijl, v. =--- (met korten steel) bag Oeil; (met nannt; Hindoe b. = raft Sloi#ttanten tiinbu langen steel) kt; de b. er bij neerleggen = genannt. bie atinte In& £orn Merfen ; ik heb al lang bijgereeht, o. = V/ebett,, Binifteno, Zeigericbt. met dat bijltje gehakt = it babe mit fcbon bljgeval = aufanigeriveife); bierfeitt, ettba. tange mit bfefer 1trt bon &rbeit befcbriftigt ; er bijgeven, h. = binsugeben. met de breede (ruwe, grove) b. inhakken =rob, bijgevolg = fotglicb, atfo, bemnat, mitbin; fcbonungglog ob. rildfittglog su Serfe geb(e)n, bentgetniff3. a grof3artig treiben; op een ruwen kwast bijgleten, h. = suo, beigief3en; aufgieten. past een seherpe bijl = auf einen groben Mots bijgooien, h. = (kolen) auffcbiltten, natfcbilt, gebart emu grober Reif. ten; (in 't kaartspel) beigeben. bijl. (bijlage) = R3eflage. bijgroeten, z. = (bon Kaaren, Thveigenu. ti.) bijlaan, v. = 9Zeben=, Seftenattee. tvieber antratien; (bon einer Bunbe) bermatfen, bijlage, v. = Zieftage; efno, Zstno ober VIttlage sumac:Oren. (bewijsstuk) ber Oeteg. bijhalen, h. = beraty berbeisieben (an ben bljlange(na) niet = bet lbeitem nicbt, burt, ,t)aaren, mit bem aernrobr) ; (Zietege) anfilbren ; aub nicbt. (bag Segel) beiboten, beff4en; dat haalt er niet bljlappen, h. = binsufficfen, binsutun; een bij = bag ift nicbt bamit su bergteiten, ift zieke b. = einen llranfen emu menfg fficfett. nicbtg bagegen. bijlbrief, m. = Oeilbrfef, Ofelbrief. bijhangsel, o. = Knblingfet. bijIbundel, m. = 2iftorenbilnbet. bijharken, h. = aurec4t4arfen, sufammen, [bijldrager = Sapinur.] barren. bijleeren, h. = suternen. bijhebben, h. = (Seget) beigefelist baben. bijleggen, h.: een geschil b. = einen Streit btjhebbend = basugebartg ; met b. gezel- beitegen; een misverstand b. = ein ED-littler, schap = nebft eefolge. fttinbnig auggleicben; hij moest er geld b. = bljhelpen, h. = (in efnem alerfe ettb.) nacb, Oetb sutegen ob. sufet3en. beffern, ftfcfen, augbeffern; (einen) tufeber sum [bijleman = Salibeur.] Zielnutfein (ob. au fit) bringen. bijlhamer, m. = Oeilbanner. bijhoorig, zie bijbehoorend. bijlieht, o. = Seitenticbt. bijhoorigheden, my. = bag Bubebiir ; bfe bijltehten, h. = (einem) teucbten ; iem. b. als VIebettgebliube, Me Bubauten. hij de trap afgaat = einem bie Zrel)13e bin. bijhouden, h.: iem. b. = mit einem (*lc:ben) unterteucbten ; iem. b. (ironisch) = einem ben Scbritt batten; (bij 't dicteeren e. d.) einem Stanblmnft ftar macben. nacbfonunen ; zijn bord, glas b. = letzten Zetter, bijlIggen, h. = (zeem.) beiliegen ; 't ligt me Fein Mail bin-, berbalten; de beeken b. = bfe bij (ck heb eon voorgevoel), dat ... = it One, Citer filbren ; men moet zijn zaken b. = man it babe eine 91bnung, bat; er ligt me iets bij utuf3 ficb auf bent £aufenben erbatten. van (ik herinner me duister) ... = eg fcbtbebt bijkaart, v. = 92ebenfarte, Sbesialfarte; fm mfr ettu. bar bon .. . St artenfbiet) Oeffarte. [bijlool = bei Gott I] bljkamer, v. = bag 9lebensintuter, bfe =fautmer. bijloopen, h.: spits b. = fliftig sulaufen ; bijkans = Taft, befnabe, nabesu. 't loopt wel bij = bag macbt ficb. bijkantoor, o. = Btveiggerdyift, bfe aitiate; bijlooper = Satelift, Scbtebp(en)trtiger, Oei, (in letterl. bet.) 9lebenfontor ; (van post en tel.) tauter ; (soms klaplooper) Stmarot.er, Teller: bie Bhminfterie. leder. bijloopertje, o..,= 2aufbarfcbten. bijker (dial. voor bijehouder) = Ofenen, bijltje, o. = Zeitcben, ktcben, zie ook b ij 1. glitter, jmfer. bijmaan, v. = ber 1ebenmonb. bijkerk, v. = aftiatfircOe. bljmengen, h. = beintiften, beimengen. bijkeuken, v. = R33aft., Spilifilte. bljmenging, v. = Oefutiftung. bijklank, m. = 91ebentaut, (in de fonetiek) bijmetselen, h.: een muur b. = eine Mauer Oneftraut. natbeffern. bijna. 103 bijvullen. bijna = beinaty, faft, nabegt; b. niet to ge- I ben Oolatbeg ob. auf Jrrtvege fi*en, irre ntacen ; looven = faum glaublid). niet b. gelukkig = nit eben, gerabe, auterft, bkjnaaien, h. = an=, aunii4en. befonber4 ob. iiberatO gfitcfficb ; b. geleerd = bijnaam, m. = 3einame, (min of meer auterorbentfid) ob. tiuterft gele4rt. spottend) 3uname, SI3iimatne. bijstorten, h. = bei,, auffc0iitten. bij omstandigheid, v.; -oogmerk, o.; blillstreeek (op 't kompas), v.; -stroom, m.; -oorzaak, v. = ber Rebenljumftanb ; bie =cif), -studie, v. = ber Rebenll ftric (=ftut) ; fictt ; ,urfacfo. ba4 ,ftubium. bijou, o. = Jutvet, teinob. bijt, v. = R334ne, &One, (in bct& Gib ge4auen0) bijouterie, v. = Zijouterie; bijouterieen = oct); een vreemde eend in de b. = eine frembe Zijouterien, ec4ntucffacben. gnte lot .2oc. bijpaard, o. = Oanbpferb ; ook Referbepferb. bijtaehtig = bif fig. bijpad, o. = ber 92ebenpfab ; ook = toepa d. bijteeken (muz.), o. = 8ei5eic4en. bijpassen, h. = 5u5aVen, nac45aVen. bkitellen, h. = Wit5u5101en. bkhplaneet, v.; -prijs?m.; -produkt, o.; bijten, h. = beif3en ; (chemische working) -reden, v. = ber VIebenliplanet ; Ind& ; %pro- beign, lit3en; op zijn lippen, zijn tong b. = buft ; ber ogrunb. fiat auf bie 2ippen, auf bie 8unge beif3en ; op bijrekenen, h. = 4inaurectinen; (meetellen) zijn tanden b. (van woede, An) = bie 8iOne mitrec4nen, mit5tiVen. aufammen: ob. aufeinanber beiten, in 't nand b. = bijrekening, v. = tbijrekenen) Oittburec. in& gbra4 beif3en ; om er in to b. (zoo ver- flung ; met b. van do kosten = buaitglfd) (unter lokkend) = bunt Vinbeif3en; dat bijt op de tong k.inattredmung) ber Spefen ; een groote b. = = bent auf ber 8unge; de visch bijt = bet eine grof3e Rlebenredpung. an; hij wou niet bijten = er Waite nict an, bkjrivier, v. = ber 92ebenflut, ber 804 beiten; van zich of b. = fief) tvOren, um No bijsehadnw, v. = ber VtebenicOatten. beif3en; van 't hondje gebeten (zijn)=antnaf3enb, bijsehaven, h. = 5urecbt4obeln, bOobeitt ; eingebilbet, bilnfelbaft (fein); blaffende honden b. nar#obeln. niet = bellenbe tunbe beif3en itir*; doode hon- bijschenken, h. = (nod) ettb. eaffer) 4inau, den b. niet = toter .unb bent nict fitenfen ; auf gieten (Sailer sum Zee a. 43.). bljtend= beitenb (ook )lg.); folyirf ; (chemiseh) bijseherpen, h. = 5ufpit3en. bei5enb, biker = R3eif3er (ook van een bijsehikken, z. en h. = ttlifyr riicfen; hij schikte bijtachtigen hond). bijterig, zie bij tachti g. dadelijk bij = er fet3te fid) gteic mit su Zif4 bijtertjes (tandjes) = 3eif3ercf)en. bijsehikkend, zie nevenschikkend. bkjtijds = beibeiten, fri/Neitig, rect5eitig. bijsehilderen, b. = aufmalen, iibermalen. bijtmiddel = Zeip, atp, Orennntittef. bijsehrift, o. = bie UnterWift (unter einem bijtoon, m. = Ober., Flteben=, 8etton. Zithe), bie Zeifcbrift ; bie %oda, bie Vinnterfung.bijtrekken, h. = Watt,, berbei5i0en, 41n5u, bijsehrijven, h.: wil je nog b.? = tviaft bu noc4 5ifilen; b., z.: dat trekt wel bij = bct& gfetot beifcf)reiben, ettb. Witattfiigen? de rente b. = fie aug. bie 8infen eintragen; de boeken b. = bie bijv. (bijvoorbeeld) = sum Zeifpiet (5. Z.). Ziicf)er in Orbnung bringen. bijvak, o. = VIebenfaci). bUsehniven, h. = ni0er riicfen, (einen Stu*) m. = Zeifaa. beranrilden. bijvallen, z.: iem. b. = einem beiftimmen, bet, bijslaap, m. = Zeifcf)laf ; ZeifcVlifer ; Zei. treten; jetn&. R3artei neimen ob. ergreifen, 144 auf fdAiferin. jemL Sate iCagen, iem(s. meaning) b. = jemb. bijslag, m. = BuicOlag, Bufcf)ttf3, bie Rlufbef: neinung (RInficit) beitreten ob. beipftif*en ; 't wil ferung. me niet b. = eb Intl ntir tit* einfatten. bijsleepen, h. = 4eratt,, erbeigleppen ; (an ob. bei ben Oaaren) erbei5i0en. bijvegen, h. = fe4ren. bijslijpen, h. = augteifen. bij ll verdienste, v.; -vertrek, o. = ber bijsluipen, z. = (fict) frran:, berbelicOte4en. FRebenll berbienft ; bie .fammer (=dimmer). bijsmaak, m. = 91ebengefcbmacf, Zeigefcbmacf. bijverven, h. = aufmalen, iibermalen, aufo bijsnijden, h. = bufctneiben. beffern. bijspelen, h. = beigeben, sugeben. bijvoegen, h. = (er aan toevoegen) bijspijkeren, z. = tbieber aufrommen ; (van fiigen; (een lijst, tabel, rekening e. d.) bet, een leerling) beffer iberben. fiigen, beitegen. bijspringen, z. = einem beifpringen, einem bijvoeging, v.: b. van tout = (her) Bufa# bon mit ettb. auWifen, einem Wifrei*Oanb leiften. sat); wijzigingen, bekortingen en bijvoegingen bijstaan, h. = einem beifteben, Zeiftanb feiften ; = Knberungen, kitraungen unb Bufill3e ; zonder iem. in jets b. = einen in ebb. unteritiii3en, b. van wien je gehoord hebt = One Watt. einem in etiv. Zorff*tb feiften ; de bijstaande buff/gen . . ; b. van look = (ber) 8ufcbfag bon10%; personen = bie UntitOenben ; (bon ben Segall) onder (met) b. van 10 0/0 = 5115iigticf) 10 %; beiftetyn. onder b. van de stukken = unter Zeifiigung bijstand, m. = Zeiftanb, bie ,tiff e; b. ver- her Zofuntente. leenen, bieden = 8eift. teiften, getniii)ren; ge- bijvoeglijk naamwoord = Ribieftib; b. voor- ;nEeskundige b. = iiratlicte Oiffe ; commissie naamwoord = abieftibif*& gitrtvort; b e be- van b. = ber ZeiftanNaugd)ut, .fotniniffion. paling = attributibe 8eftimmung. bijstander, m. = Buf*tuer; (my. ook) Um, bijvoegsel, o. = Zeibtatt (ether Beitung); hie ft0enbe; [(assistent) Zeiftanb, Zeift4er]. Ateitage (bet Riftenftiicfen u. (toevoegsel) ber bijstelling, v. = Bufa#, her 91a0trag. bkjster: 't spoor b. zijn = fic0 berirrt aben, bljvoet, m. = Zeifut. auf bent (tot5h)ege fein (ook fig.); de honden bijvorm, m. = bie 9tebenform. zijn 't spoor b. = aben bie spur ob. bie at*te bijvullen, h. = anfilifen, nad)filften, bolt berforen ; iem. 't spoor b. maken = einen auf f cOenfen. bijwagen. 104 binden. bijwagen, m. = Oeitnagen, (van tram e. d.) Vinbtingetnagen. bljweg, m. = Reben,, Seitentneg. bUwerk, o. = (conereet) Orlebentnerf ; (abstract) 9lebenbef cbtiftigung. bijwerken, h. = (bei fanbiverfern) (auf frgenb eine Beffe) bearbeiten, auricf)ten; (op- knappen) aufbeffern; (aanvullen) ergiinaen; (ein iLb u. itherarbeiten; een boek tot op heden b. = big auf Me Oegentnart fortfilbren ; (fc:intim) de boeken b. = in bfe Oticber nacb, bljwijf, o. = Zeitneib. [tragen. bijwijlen = auweiten, bigiveilen, ab unb au. bijwitten, h. = aufbeffern, iibertiincben, nacb, titncben. bUwonen, h. = beftvobnen; een feast, een voorval, een vergadering b. = .einer defer, einem Zorfati, einer Zerfanuntung beitnobnen; hij heeft nooit zieken bijgewoond er bat nie mit granfen berfebrt; zoo iets heb ik nooit bijgewoond = fo ant. babe fcb nie erfebt, ift mfr nocb nie borgefommen. [bliwoner = rembe(r), Zageriibner, Oeitnob, ner]. bijwoning, v. = Oeitnobnung. bijwoord, o. = Wbberb(ium), 92ebentnort, thnitanbgtnort. bijwoordelijk = abberbiat. bijwortel, m. = bie Oeftnuraet. bijz. (bijzonder) = beionber, befonberg. bijzaak, v. = Viebenfacbe; allerlei bijzaken = atterbanb 9lebenflic§lic§eg. bijzaakje, o. = (ffeineg) 9lebengefcbeift. bljzetten, h. = Meicbe, Segel) beffeten; alle zeilen b. = are Segel beff., (fig.) carte Strafte anftrengen ; &leg ,aufbieten; iets leven, luister b. = einer Sacbe &ben, ®Iana berfeiben ob. bero fcbaffen ; een bewering kiacht b. = eine a3e, bauptung befrifftigen ; hij heeft niet veel bij te zetten = nicbt bier auaufet3en; [iem. iets b. = efnem ettn. beforgen ob. berfcbaffen, einen mit ettn. berfeben]. bijzetting, v. = Zieffe#ung. bljziend = furaffcbtig, mbopifcb. bijziende = kuraficbtige(r), bijziendheid, v. = uraficbtigfeit, bijzijn, o.: in 't b. van vreemden = in ebegetv Wart (int Oeffein) bon jremben. bijzon, m. = Rebenfat, abblingiger Sat. bijzit, v. = Stonfubine; bag Stebgtneib. bijzitter=Zeifiter, Oeffit3enbe(r)(niet 9.1fieffor). bijzon, v. = Vlebenfonne. bijzonder = befonber; (eigenaardig) eigew tiimtic? eigen, merftnilrbig ; (in hooge mate) febr, iiberaug, befonberg, Cittf3erft; de b .. e ge- westen bie einaelnen $robinaen ; ieder in 't b. = jeber befonberg, jeber fiir ficb, jeber ing befonbere, jeber 't eten was niet b. = f bag of tnar nfcbt befonberg ; (ben je tevreden ?) niet b. = (ook) nicbt ftbermdf3ig 't gaat hem b. = eg gebt fbm gam, bortreffticb ; 't ga je b. = gliicfauf 't bijzondere en 't algemeene = bag Oefonbere nub bag 9Iffgenteine; in 't b. (inzonderheid) = befonberg, infonberbeit, namentric? b. onderwijs, b e school = ber $ribatunterricbt, ,fcbute ; b .. e belangen = Sonberfntereffen; dat is een heel b e zaak = bamit bat eg eine gam, eigne Oeutanbtnig ; hij is niets bijzonders er ift nicbtg Ellecbteg, mit fbm ift'g nicbt twit ber; dat is niet veel bij- zonders = bag ift nicbt Weft ber. bijzonderheld, v. = (detail) einaelbeit, (iets ongewoons) Zefonberbeit; verdere ofnadere bij- zonderheden = Rtibereg, bag Mibere, ik weet Been verdere (nadere) bijzonderheden = fefne nifbern Mufttinbe; iets meer in bijzonderheden uiteenzetten = ettn. be4 niibern attgeinanbero fet3en, niiber augfitbren, voor nadere bijzonder- heden wende men zich tot den Heer N = Mibereg bei ,t^errn 9Z, in bijzonderheden tre- den = auf einePeiten eingeben. bijzonderlijk = befonberg, infonberbeit, bor aaem. bik (een houweel), v. = Ofcre, l8ilre; b., o. = ber Q3icrfanb ; b. (hapje), m. = Off fen. bikbeer, zie boschbes. bikhamer, m. = bag Zicfeffen, bie NU. bikkel, m. = (houweel) R3icfet, bag R3ideffen, bfe (steentje) Meld; (beentje, ook als speelgoed) anti cbet; zoo hard als een b. = ftefntjart. bikkelen, h. = fniicbeln. bikkelspel, o. = Stni3cbelfpiel. bikken, h. = ( binder. 105 binnenplein. aan een afspraak b. = Oarben, 93ifiber, 93efen, binnendringen, z. = berein=, bitteinbringen oten, einem bie einen an eine Zero in; dieven, die 't huis b. = bie in ba& abrebung binben ; aan een prijs, aan den tijd, ein)bringen. door een belofte gebonden zijn = an einen binnengaan, z. = bineingeb(e)n, eintreten. Zrei, an bie Beit, burs ein Zerfprecben gebunben binnengaats = im eeegatt, innerbalb ber fein ; bindende beslissing = binbenbe entfctieto giuttnitnbuna. bung; zie verder gebonden. binnengalerij, v. = ainnengaterie, innere binder = Zinber, 93ud)binber. (eerie, ba& Vittelgmmer. binderij, v. = (Zucb)Zinberei. binnengang, v. = innerer gang. bindgaren, o. = ber 93inbfaben. binnengedeelte, o. = innerer Zeit. binding, v. = Zinbung ; ba& Zinbegtieb. binnenhalen, h. = tjereintjoten; (bie %ride) bindsel, o. = (scheepst.) 93inbfel ; ba4 Zanb ; einbringen ; (einen aitriten) einboten. ber flatlet. binnen li handel, m.; -haven, v. = Zinnen II bindsteen, m. = Zinbeftein. t)anbet (innerer, beitnifcber anbet); ber obafen. bindster = Ziinberitt. binnenhoek, m. = innerer einfet. bind °° teeken, o.; -teen, v.; -tonw, o. = binnenhof, o. = ber ,tof, ber of plat. 93inbellbeicben (ber ,Bogen); 4-neibe (Zinbgerte); binnenhonden, h.: de kinderen b. = bie ber Zinbfaben. ninber im toaufe (be)hatten; (woorden) auritefo bindviies, o. = bie Zinbebaut. batten; (eten) bet fidj bebatten. bindweefsei, o. = Zittbe, Bettgetvebe. binnenhnis, o. = ba& innere einenaufe& ; bindwilg, m. = bie orb,, Zanbtbeibe. aamitienteben bie tilaticbfeit, cjnterieur. bingeikruid, o. = Zingettraut. binnenin = fin cjnnern ; brinnen. bink: den b. steken = bie ecbute f*blinaen. binnenkamer, v. = innerer Simmer, bie I. binnen (43r13.) = (plaatselijk) innerbalb Stammer; (bijb.) bad alimmertein. ((den.), in (tat. unb 9Iff.); (tijdelijk) binnen binnenkant, m. = innere eeite, Zfnnenfeite. (Zat.), innerbalb (Oen.), in (tat. it. 91ff.); b. binnenkomen, z. = (in ein 8immer, de stad = innerbatb ber etabt ; b. den kring itiatt&) bereinfommen, eintreten; (van schepen) = in bent (im) Strei& ; b. acht dagen = in, bin: eintaufen, anfommen ; (van gelden) eingeb(e)n. nen ad)t Zagen ; b. een uur = innerbatb (binnen) binnenkomst, v. = bc0 eintreten, ber eitter etunbe ; binnen eenige dagen = in, %intritt. binnen einigen Zagen ; b. kort = in furaem. binnenkoorts, v. = ba4 ecbtektfieber. II. binnen (9Ibb.) = brinnen ; berein, binnenkort = in (binnen) furbeat, bemniicbft. b. is 't warm = brinnen ift Warm; 't schip binnenkrijgen, h.: hij kon niets b. = fonnte is b. = ift eingetauf en, angefommen, fin Oaf en; nidA binunterbringen ; water b. = eaffer er is niemand b. = ift nfemanb bin ; hij is fcblucfen. b. (heeft geld genoeg) = er 4at fein Sitlif*n binnenianti, o. = Z5ntanb ; b .. en = ba& ho Zrocfnen, ift geborgen, ift ein gentad)ter Vann; cjntanb, ba4 innere; de b .. en van Afrika = hij is b. (gevangen) = er ift bran ob. gettefert ; dat ,ZOuterafrifa, ba4 innere 9Ifrifa. heb ik b. (van eten, van iets dat men geleerd binnenlander = eintnobner ba4 .ittanba. heeft e. d.) = ba4 babe id) inttO ; binnen! = binneniandseh = (handel, produkten, ver- herein b. zonder kloppen = eintreten oljne bruik) intanbifd) ; (handel ook) beitnifcb, inner anauffolafen; naar b. = bins, bereitt ; naar b. en Zinnen ; (planten, produkten, waren) gaan=bineingeb(e)n; kom maar b.= foramen Cite einbeimifd); Binnenlandsche Zaken = inure nur berein ; de oogst is b. = bie ernte ift berein ; Vingeregenbeiten, Vinifteriunt bed Z'onern ; b. naar b. slaan, werken (spijs) = berunterfd)tuden, verkeer = ber Zinnenberfebr; b e vaart = otbitrgen, binabf*ingen, berf*ingen ; van b. = Zinnenfcbiffabrt; b e stad = binnen,, 2anb, bon innen, intvenbig, innertid) ; ik kwam van ftnbt ; b e onlusten = innere Unruben ; b e b. = bon innen, au& bem Oaufe, aug bem 8int= oorlog = 93iirgerfrieg ; b. verlof (in Indi? = mer ; hier binnen = bier innen; van b. blauw, Urfau6 fitr4 cjittattb; zie ook briefkaart. van buiten rood = innerticb (intnenbig, bon binneniandsvaarder, zie binnen- innen) blau, tiutertid) (bon auf3en) rot ; ik ken schipper. hem van b. en van buiten = icb fenne ibn binneniaten, h. = berein., bineintaffen ; „daar in- unb aatuenbig ; te b. schieten = einfatten; is meneer P" ?„laat meneer binnen!" = zijn woorden schoten mij weer te b. = (ook)... „ba ift t^err q3" ?„fit faffe bitten !" tamen mir 51trild ; ik kan 't mij niet te b. binnenleiden, h. = (bev, bin)einfilfgen. brengen = id) entfinne mid) nicbt barauf ; b. binnenloods = Zinnentotfe (Carom=, Oaf f=, in de stad = im jnnern ber etabt ; van b. Rebiertotie). naar buiten = bon innen rad) auf3en. binnenloodRen, h. = eintotfen, einbringen, binnenbad, o. = Bab int Oaufe. in ben it.afen totfen. binnenbekleeding, v. = innere Zefteibung. binnenloopen, z.: komen b. = berein binnenbrand, m. = Simmerbranb, ba& getaufen fommen ; nog even bij tem. b. = nod) ateinfeuer. einen Rugenbticf bei einem ein:, borfprecben ; binnenbrengen, = bereino, bineinbringen; (van schepen) (in einen Oafett) eintaufen, (einen (einen) bereinbringen, ofitbren. ,afett) antaufen. binnendenr, v. = Z5'nnentitr, innere Zfir. binnenmeer, o. = ber Zinnenfee. binnendien 3 fttebifcben, einfttoeiten, outer: binnenmeid = ba4 etubettintibcben, ba& beffen. t.aatntibiten. binnendijk, m. = Zinnenbeicb. binnenmunr, m. = bie jnnenmauer. binnendijken, h. = einbekben. binnenpad, o. = ber eifitpfab, ber binnendijks = innerbalb be4 SIDefeba. binnenpaimen, h. = einbeintien, einftecten. binnendoor: wegaan b. = bur ba& ,f)att& binnenplaats, v., binnenplein, o. = ber (bittburtf)), of Mr nebnten einen Oticbttveg (opfab) (innere) Oof ; b. van een kazerne = ber of toir reffen burcb ba& jnlanb. Stafernenbof. binnenrijden. 106 blaam. binnenrijden, z. = (in bie Stabt, burst bad bioseoop, v. = bad biofrop. Zor) einfahren. Birma, o. = 8frina. Birmaan = birmane. binnenroepen, h. = hereinruten. Birmaanseh = birntattifch. binnenrukken, z. = (ht eine Stabt, in ein bis = bi ; (im Zeater) da capo nosh eintnal 1 2anb) eintnarichieren, einritcren, einaiehett. bisbille, v. = 1Theinigfeit, Streitigfeit, binnenfischip, o.; -schipper = atufp, StatnPelet, 81inferet ; bad eeatinf. binnen 11 fchiff ; sfchiffer. Biseaje, o. = bidfaha ; de golf van B. ber binnenshuis = fm ,t)aufe. bidfahifche Wleerbufen. Biseajer = bidfaher binnenskamers = in ber Stube, in ber Bisealsch = Mfoifcb. Stammer, 3toifthen ben bier Stinben, mit ber: biscuit (gebak, een soort porcelein), o. = fchloffener Zftr. iii suit. binnenslands = im .2anbe, im Z.fnlanbe. bisdom, o. = Oi&tunt. binnensleepen, h. = (ein Schiff) einfchleppen ; bismuth (een metaal), o. -= ben (bad) bidtnut. (einen) bereinfCeppen. bison, zie bizon. binnensluipen, z. = fich einfchleichen (ook bissehop = bifchot (ook naam van een fig.); fich herein,, hfnefnfCeid)en. drank). binnensmokkelen, h. = einfchmuggeln, bissehoppelijk = biiCiftict) ; bisschoppelijke einpafchen, einichtolirben ; hij is binnengesmok- waardigheid = bifchofdtrilrbe. keld = er hat fich eingefttmuggelt. bissehopsiambt, o.; -hoed, m.; -kruls, binnensmonds (spreken) = 5toifchett ben o.; -mijter, m. = bifitofd amt ; phut; %freua ; Biihnen, in ben bart (nturinein, brummen, -hut. mummeln). bissehopsilmuts, v.; -stad, v.; -staf, m.; binnenst(e) = inner, (sterker) tune*, in -stoel, m. = Cfc4of&Ilmitte ; .ftabt; .ftab ; zijn b. = in feinem nnern ; b. buiten = bad itu41. innere nach auten ; in 't b. van mijn ziel = bistouri (chirurgisch mes), v. = ber (bad) fn tieffter Seele, im tiefften Z5nnern. biftouri. binnenstad, v. = (landstad) $robinstat., bit, o. = gtebit. 3anb., binnenftabt ; ('t binnengedeelte van een bits = biffig, icharf, herb, (snibbig) fcbnippifc0. stad) innere Stabt. bitsheid, v. = biffigfeit, Scharf e, Oerbheit, binnenstappen, z. = (her)eintreten. erbigfeit, echartmacheret. binnenstijds, zie binnentijds. I. bitter = bitter (in alle bet.); een b. beetje, b. binnenstormen, z. = hereinftiirmen, herein, weinig = ein tvinaig0 bir3chen, bluttoenig ; b. fatraen. voor den mond is voor het hart gezond = bitter binnenstroomen, z. = her., hineinftriimen; fm altunb ift bem Vagen gefunb ; b. als gal = 't binnenstroomende water = bad einftrihnenbe gagenbitter, bitter Luse eertnut. blafter. II. bitter, o. = fitter; een glas b. = ein binnentijds, zie tusschentijds. R3itt(e)rer. binnentreden, z. = (her., hin)eintreten (in bitteraarde, v. = bittererbe. bitteraehtig am.); 't b. = ber gintritt. = bitterappel, m. = Q3itterapfel. binnentrekken, zie binnenrukken. bitteren, h. = einen bittern trinfen. binnenvaart, v. = binnew, atufgcOiffabrt. bitterflesch, v. = bitter., ec4tta0fiaici)e. binnenvallen, z. = (in einen tafen) ein. bitterheid, v. = bitterfeit, erbigfeit. tauten ; anfommen ; onverwachts bij iem. b. = bitterkalk, v. = ben bitterfalf. bitterkers, bei einem hereinfdineien. v. = bitterfreffe. bitterkoekje, o. = bittere binnenvetje, o., binnenvetter, m. = (ein) Wtafrone ; bitterfilchelchen. Bugerniipfter. bitterlijk = bitterlich. binnenvliegen, z. = hereintliegett; komen bittertje o. = ein bitt(e)rer; een b. drinkers b. = hereingeflogen footmen. = einen bittern trinfen. binnenwaarts = eintotirtd, nod) innen. bittervoorn, m. = bitterling. binnenwater, o. = binnenloaffer ; binnen- bitter water, o.; -wilg, m.; -wortel, m. = wateren = binnengetutiffer. bitterH troffer ; bie ,tveibe ; bie ,toura (gttaian). binnenweg, m. = aelb=, Ellichttheg. bitterzoet = bitterfilt ; b. (plant), o. = binnenwerk, o. = bie innere 91rbeit, bad bitterfilk bie allpranfe, WIdufehola, tounbd. innere; (van een vesting) Zfttnentoerf ; ook trout, lc. voor t.audarbeit. bitterzout, o. = bitterfal5. binnenwerks = im Zichten, im ,ttnertt. biv(ou)ak, o. = Otwar, alibouac ; zijn b. binnenzak, m.=innere Zafche, bie ,annentaiche. ergens opslaan = fit irgenbtvo nieberlaffen. binnenzee, v. = bad binnentneer. bivakkeeren, h. = bitoafieren. binnenzellen, z. = (in ben .0afen) einfegeln. bizar = tounberlich, fonberbar, feltlant, grotedf, binnenzijde, v. = cjnnenfeite, innere eette. faunenhatt. binnenzool, v. = branbfohle. bizon, m. = bif on. binoele (tooneelkijker), v. = bad binofel. bl. (bladzijde) = Seite (S.). binomiaal = bittontirch. blaadje, o. = bilittchen (eitter $fianae); b. binomium, o. = papier = ber bogen ob. bad Matt $apier ; 43rti, hint, o., bintbalk, m. = ber binbe: ob. fentierbrett, ber =teller; bij iem. in een goed Querbalfen. (slecht) b. staan = bei einem gut (fchlecht, biograaf (levensbeschrijver) = biograPh. angefchrieben fein, eine Bute Mummer bei blograile, v. = biographie. einem haben ; 't b. is (om)gekeerd:= bad Cott blogratisch = blograp1911A. (bliittdien) hat fish getoenbet ; twaalf blaadjes = biologeeren (van eigen wil berooven), h. = eine locfer gertoptte 43feite. biorogieren. blaag, m. en v. = Mange, ber bola, bad (for, biologic (leer van 't Leven, wilsberooving), bad Cog, bie Wage. v. = Notogie. bioloog = 8iologe. blaam, v. = (arkeuring) ber Zabel ; (smet) blaar. 107 blauw. ber Morel, ber atecfen ; een ridder zonder vrees bladwesp, v. = 8tattb3efin. of blaam = ein IRitter awe aura unb Zabel. bladwljzer, m. = bag antjattgberbefc4nig. blaar, v. = Matter (etterblaas); Mafe (van bladziekte, v. = Matt., 2aubfranft)eit. 't werken, door branden e. d.); (bles) Oleffe; bladz., bladzikle, v. = Sefte (S.). blaren trekken = 8lafen bladzilver, o. = Mattfither. blaartrekkend = blafenbf4enb. blaar- bladzwam, o. = ber MiittertAlb. trekker, m. = $flafterflifer. blaarzlekte, blaffen, h. = (in alle bet.) beven; (keffen) v. = ber ZfafenaugfCag, bfe ,franf4eft. !II:Men; tegen de maan b. = ben Vonb anbetten ; blaas, v. = l8faf e. zie ook b ij ten. blaas apparaat, o.; -balg, m. = ber Male II blaffer, m. = gt unb, letter, staffer; Screfer, Oparat ; gbafg. $ra4ter; bag Olegifter. blaasbreuk, v. = ber Mafenbrucb. [blak, zie bladstil]. blaasinstrument?o. = Mafeinftruntent. blaken, h. = brennen, gliiten; de zon blaakt = blaasje, o. = 01a4cOen. bie Sonne brennt; van liefde, ijver, woede b. blaaskaak, m. = 8inbbeutet, Sot ivabroneur, = bor 2febe 2c. ; (een schip) brennen, 9IuffcOneiber. abbrennen; (schroeien) fengen. blaaskaken, h. = OrOten, fc§tvabronferen, blakend = ftritenb (bor 153efunb4eit); in bidtun. blakenden welstand = bonfommen tvOt. blaasontsteking, v. = Mafenentbfinbung. blaker, m. = (Oanb)2euc4ter. blaaspijp, v. = MaferiAre; (om propjes to blakeren, h. = brennen, fengen; (een schip) schieten) bag 11 uftrotr. brennen, abbrennen; geblakerd gezicht = blaasroer, o. = (Ind.) ble 81aferf34re, bag fonnenberbrannteg Weft* ; de zon blakert de Otaferotyr. huizen = brennt auf bie Oifufer. blaassteen, m. = Mafenfteln, blameeren, h. = blamferen, in Zerruf brin, blaastoestel, o. = ber OtafeallOarat. gen, btofiftetten. blad, o. = (van plant, zaag, big) Matt; Blanca = Manfa. (dag-, week-, maand)b. = Matt; (van een blanc-manger (een soort puddinggelei), o. = tafel) Matt, bie Watte ; losse bladen van een Otancotanger. schuiftafel = eintegebretter ; b. papier = Ofatt, blanco = bfanfo; in b. = in blanfo; een ber Bogen; b. karton = Me q3a/34)(0)tatte; (van vel b. inleveren = einen treffien Oogen 't anker) ber $ftug, ber affigel, Me allege; van fief ern. 't b. zingen, spelen = bom Matte fingen, blanko-eredlet, o. = ber Manfoderebit. fpleten; in 't b. komen = Matter befommen; blanda (Ind.) = Seif3e(r), Ootitinber. in 't b. schieten = In Zflitter (ook wel in& blank = btanf, tveff3; b. poetsen, schuren = kraut) fcbfeten; Been b. voor den mond nemen put3en, f*uern; b. zwaard = btanfeg = fen Matt bor ben Mlunb ne4nten; wande- Scttvert ; (bon Vonb, alocten, Oaut) treff3; een lend b. = Manbetnbeg Matt, Me aanOett. blanke = ein eaer; 't veld staat b. = fte4t fc0recre; beven als een b. = bittern Irk %f pent unter eaffer, ift iiberfc4tvettunt, b. wasschen = taut ; hij is omgekeerd als een b. op een rein tvafdon; de rivier is b. = ift eigfref, btanf; boom = ganb anberg getvorben, trie berManbett, tien blanke daalders = beim late rater; b. tvie auggetaufct)t, lvfe auggetvect)fett; bij 't b. vers = ber Ofanfberg, refintofer Zerg ; blin- betaald worden = nact) bent Bogen begOlt kend b. = Mine unb btanf, btf4blanf. trerben; zie ook b la a dj e. blankbek, m. = qbetb=, Oriinicitabet. bladaarde, v. = Mlittererbe. blanketsel, o. = bfe ect)minfe. bladachtig = blattabnlicO, ,artig. blanketten, h. = fctninfen, ectninfe auffegen. bladdeeg, o. = ber Ofiftterteig. blankheid, v. = ManNeft, ber Otanb ; bladder, zie blaar. eeff3e, tveff3er ant; glefn4eft. blankofileler bladerdak, o. = 2aubbacf). = tveff3er Cffibier, Sflabenauffeber (ebetnalg in bladeren, h. = Witte= (in einem Ouc§e). Surinam). blankvers, o. = ber Mantherg. bladerig = bliftt(e)rig. blaren, zie bladeren en bléren. bladerkroon, v. = Mtitterfrone. blasfemeeren, blasphemeeren (taster- bladerIlloos, -rijk = Witter II fog ; =refit. lijk spreken van wat heilig is), h. = btagObe, bladgroen, o. = Mattergriin. mferen. bladgroente, v. = bag Mattgentiffe. blasfemie, blasphemie, v. = MagOemie. bladllijzer, o.; -koper, o. = Matti' ellen blaten, h. = (Sclytfe) Waren, (8fegen) mecfern. (ef(enbtecf)) ; ,fupfer (kupferbtect). I. blauw = blau ; b. bloed = Maud Mut; bladluis, v. = Zfattlaug. 't b. verschiet = Me btaue aerne; blauwe bladmaag, v. = ber Mtittermagen. boonen = bfaue Ootmen, Bitten; b. idealisme bladplant, v. = OfattOtanse, bag blattge = Mauer ,abeatigtnug ; iem. boot en b. slaan = tvdc0. einen braun unb Mau ob. bli4blau fct)tagen, alien bladroller (naam van kleine vlinders), m. abbteuen, burc4bleuen, (nog sterker) berbteuen ; = Stater. iem. een b. oog slaan = einem bie 1tugen bladsehrliver = Oogenfc4reiber. braun ob. bfau ictlagen, b e kringen onder de blad Ilsehljf, v.; -stand, m.; -steel, m. = oogen = Matte fRinge um Me Wugen; een b ..e Matt II fprefte ; bfe qtellung ; .ftiet. scheen krijgen = alien korb befommen; hij bladstil = totenftift. is van de b e knoop = er ift ein Caufttopf, bladtln, o. = Mattenn, Stannfol. efn emperiinbter; b knoop (een plant) = ber bladversiering, v. = Miftterberbferung, eufetgabbff3; een b e Maandag = eine furbe ber .1cfmtu cf. Bat, ein Oaar rage; b e bliksem = Vetits bladvlinder, m. = Mattfctmetterling. unb.eaffer(fpeffe); iets b.b. laten = ettb. auf bladvormig = bfattfiirmig. fiI bertt4en taffen, Grab fiber ettv. tracf)fen bladvulling, v. = ber 2ficrenbiiter; dat is taffen; de blauwen in de West = bie Unbar, maar b. = bag Went nur bur 9fugfittfung. sett fn Taeftittbfen. blauw. 108 blijmoedig. II. blauw, o. = Can; bie 8Iaue (t.iminet, bleekheid, v. = Ztaffe, Oteicbe (vgl. bleek I.). `erne); in 't b. gekleed = Wan gefteibet; Ber- bleekjes: er b. uitzien = etty. Mat augfeben. lijnsch b., Pruisisch b. = Zertinerbtau, FOretts bleekloon, o. = ber altehtertobn. tifcbblau. bleekpoeder, o. --= Zilefcbtmlber. blanwachtig = bltiuticb. bleekrood = btatrot. Blauwbaard = Caubart. bleekte, v., zie b l e e k h e i d. blauwbekken; staan b. = in ber Riffle bleekliveld, o.; -water, o.; •zucht, v. = fteben, frieren. ber Oteicbliplati; %tvaffer ; sfucbt. blauw II bes, v.; -boek(je), o.; -borstje, o. = blel, v. = ber bie 3tei(b)e, bie a3licfe, ber Olau beere (Scbtvarabeere, tieibelbeere) ; %bud) ; Q3racbfen. -febtcben. blein, v. = Cafe. blanwen, h. = blauen (ber iiinnter, bag leer blende, v. = Tttenbe. Kant); (opdoemen) auftaucben ; 't blauwend blbren, h. = btafen, fcbrefen, 4ettien, oog = bag Wane Vtuge; (blauw maken) blauen, hies, v. = (witte plek) Ttleffe; bag q3ferb (bef. blauen; staal b. = Stabl bt., &au antaufen mit ether Ceffe); Pocfel. laffen. bleu = bli3be, bertegen. blauwer = Olduer, Caufiirber. blanwgrlis bliek, zie b 1 e i. = blaugrau. blanwheld, v. = Cane. I. bIlj, blijde, adj. = frob, freubig, fri3blicb ; blanwilhont, o.; -keeltje, o.; -kiel (Bel- b e dag, blik, boodschap = frober ag, Oticf, gisch soldaat in 1830), m.; -kons, v. = !tau II frobe, freubige Ootfcbaft, frobe, fabtfcbe Rady bola; .febi*n; bie -fade; ber sftrumpf. ricbt; b. zijn (over iets), b. maken = frob fein blauwoogig = blauwsel, o. = (fiber ettu.), frob tnacben ; ik ben er b. mee = Me Cline. blauwspeeht, m. = Otaufpecbt. trent micb; zoo b. zijn als een angel = ficb blanwtje, o. = (Winder) ber Canting ; (bank- freuen tote ein Scbneefithig ob. tote ein Stiebi# ; biljet van f 10) ber Ttlaue; een b. loopen b. verrast, b. den dood tegemoet gaan = freubig (halen), geven = efnen &orb befoinnten (friegen), iiberrafcbt, Um robe entgegengeb(e)n; 't b e geben. groen = bag fri3blicbe Oran; zie ook ge b e ur- blauwtjes = gteicbgiittig, filbi, fait, froftfg. teni s, inkomst, verwachting. blauwverven, h. = blauftirben. II. blijde, v. = I8allifte,tau*, Scbteuber% blauwzuur, o. = bie Ofaufaure. mafcbine. blazen, h. = blafen (in bijna alle bet.) : 'Nag blijdsehap, v. = jreube, (luidruchtige) bt. ; bag .0orn, bie romOete bt. ; op den hoorn ri34ficbfeit. blijeindend = tragifoinifcb ; b. = ing Bjorn bt. ob. ftden ; op de trompet b. b. treurspel = bie rragif °mate. blijgeestlg= = auf her rom4nte bt. ; in de bus b. = in frobfinnig, better. blijgeestigheld, v. = ber bie aNicbfe Bt., btecben; iem. iets in 't oor b. robiinn. blijhartig = frob, fri3blicb, better. = einem ettv. in Me Obren bt. ; (in 't damspel) blijheld, v. = reubigfeit, reube, teiterfeit, puiten; ('t is) geblazen = fort, berfcbtrunben, ber robiinn; vrijheid, b.! = fret unb frob futfcb; hij is geblazen = er ift ilber ark blijk, o. = ber a3etveig, bag Beicben; (staaltje) Q3erge; ik zou je b.! = MAK*, puite ob. butte bir bie $robe, ber O.; b. van liefde = Beicben bon tvag ! den kraaiemarsch b. = auf hem tet3ten .2iebe; ten b e van = atg Zeiveig fur; b. 2ocbe blaf en, abfabren; (bon tvittenben feren, geven van onwetendheid = Untuiffenbeit 2ofoniotiben 2.c.) faucben, bt. ; bellen b. = befunben, an ben rag tegen ob. berraten. Seifenbtafen inacben ; (beim eftigen .2aufen unb blijkbaar = augenfcbeinticb, offenbar, ricbt, SPrecben) fcbnaufen; in de handen b. = ficb in rid); b. verrast = aug., off., ffcbtt. ilberrafcbt; bie anbe puften; 't stof ergens of b. = ben b..e leugen = augenfcbeinfiebe ob. offenbare age; Staub bon ettu. (tveg)bt., (tueg)puften; hij kon 't is b., ,dat = eg ift beutticb ob. flar, bat ... geen veer van den mond b. = er fonnte nit* blijken, z. = beutticb fan, ffar fan; rtcb aeigen ; Blop Tanen ; hij weet van toeten noch b. = er 't blijkt nu, waarom = eg seigt ffdj jet3t, lit fo buinnt Yule bie glacbt ob. unit timber Igicfg marum . .; je moet er niets van laten b. = bu nod) eacfg; zie ook aftocht, alarm. mutt bir tticbtg merfen Jaen; ze was ongeruster blazer, m. = Titlifer; (eine 9.1rt iftterboot) dan ze wilde laten b. = at& fie merfen fallen Otafer. tvafte; hij bleek niet de man te zijn, die .. = blazoen, o. = happen, eapPenfcbitb. eg beigte ricb (ftetlte fit beraug), baf3 er nicbt blazoeneeren, h. = btafonieren. ber Vann tsar, ber . . ; 't is onwaar gebleken = I. bleek, adj. = (sterker) ; zoo bleek e bat fit atg fatfcb berauggeftettt (ertviefen); als de dood = tobbteicb, ,braf3, totenbteicb, 4103; hieruit zal u b. = baraug tuerben Cafe erfeben, zoo b. als een doek = freibetveit; b. licht, hieruit blijkt = baraug erbertt, ergibt ficb, schijnsel = btaffeg blaffer Scbein. gait 4erbor, 't middel is proefhoudend ge- II. bleek, v. = bie Ceicbe (zoowel 't bleeken bleken = bag Bittel bat ficb betutibrt; trouw als 't bleekveld). most b. = reue mut fhb betutibren ob. ficb bleekachtlg = ; b. blauw, rood enz. bettitigen, hij bleek een monnik te zijn = er zie bleekblauw enz. entpulapte rut at& einen 9i3ncb ; bij onderzoek bleek ll blanw ; -bruin ,-- bta f ll bfau ; -braun. bleekt 't, dat = bie Unterfucbung ergab, bleeken, h. = bleicben; 't goed ligt te b. = bat aug ber U. ergab fiob, baf3.., bag %rs bie Mfcbe liegt oaf ber %tick* ; gebleekt gebnig ber U. tsar, bat ...; van zijn scherp- linnen = gebleicbte 3efntuanb. zinnigheid doen b. = feinen Scbarffinn 6eigen Meeker = R3teicber. ob. befunben, Oetveife feineg Scbarffinng geben. bleekerd (een snort wijn), m. = Ziteicbert, blijkens = taut, gemeif3 OD at.) ; urtelten nacb. Oreicbart. blijmare, v. = frobe Ootfcbaft (bef. fur bleekerij, v. = Zteicberei, 93teicbanitatt. ?bangeliunt"); frobe 91acbricbt ob. kunbe. bleekgeel = blafigetb. blijmoedig = frobutiltig, better; wees b. = bleekgeld, o. = Oteicbgelb, ber R3teicbertobit. fel froben nuteg ; b. 't kruis torsen = freubig bleekgroen = btatgriin. bag 1treua tragen. blijmoedigheid. 109 blindelings. blijmoedigheid, v. = ber arobfinn, eeiterfeit. [blikkeren, h. = funfein, bitten, giiinaen, o. = 2uftfpiet, bie omiibie. giitern]. blijspeldiehter = 2uftipietbicbter. blikoogen, h. = ftarren. blijven, z. = bleiben ; 't bleef bij beloften = blikopener, m. = Oitcbieniiffner. 0 btieb bei Zerfprecbungen ; ik blijf er bij, je bliksehaar, v. = Ofecbfcbere. hebt ongelijk = icb bleibe babei ; 't blijft er bliksem, m. = ; snel als de b. = fcbneri bij = e5 bieibt babe'; bleef 't daar maar bij = tvie ber biitfcbneri; ik geef er den b. van = tvenn e5 babei nur fein 8etvenben bate; bij jum (Oettfer bamit, fcb gene e5 auf ; wat b. I = zijn meening b. = auf fatter Efteinung bebarren ; (tva5) hum Zeufel ! hum ,ttenfer! hum Zeufet bij zijn onderwerp b. = bei feinem @egenftanbe ob. not:bind I wel voor den b. ! = ba fcbtag ber tbenta, bei ber Stange bl. ; buiten spel b. = Zonner brein ! komieke b. = fornifcber nett, au& bem Spiete bt.; er blijft me nu nog te fom. Raul,; de b. is ingeslagen = ber Mit bat verklaren = jett bteibt Mir mob au erfitiren eingefcbiagen ; hij stood als door den b. ge- (iibrig); zich gelijk b. = ficb gieii ; (in troffen=er ftanb tvie bom Z. gerilbrt ob. getroffen, brieven) blijf ik hoogaehtend = biethe tvie angebonnert ba, tvie bernicbtet ; de b. van (berbreibe) icb 1)ocbacbtung5boti ; 't blijft onder 't Vaticaan = ber Zannftrabi bey Zatifan5 ; ons = e5 BUM unter un5; dat blijft 't zelfde = de bliksems van Jupiter = 'Jupiter& SD onner. bas breibt ficb gfeicb ; blijf me daarmee van felle. 't lijf = bleibe mir bantit bom 2eibe; 't blijft bliksemafieider, = Zfitabieiter. de vraag = e5 bieibt bie grage ; waar bliksemen, h. = bitten; zijn oogen b. = blijft 't geld ? = too bieibt ba5 Gelb? waar lane Kugen 61. ; Jupiter bliksemde de Titanen zijn we gisteren gebleven (bij 't lezen bijv.) ter neer = Jupiter aerfcbmetterte bie Titanen = tvo finb Mir geftern ftebn geblieben? blijf mit feinen Zonnerfeilen; hij dondert en bliksemt nog wat = Cie nocb ettv. ; 6 van 10 blijft als een bezetene = er tvettert tvie ein Zefeffener. 4 = 6 bon 10 bieibt (bleiben) 4; (met een bliksemilits, v. = ber ber Citftrabt. ifinitief) b. hangen, liggen, staan, steken, bliksemlieht (in vuurtorens), o. = Zlitticbt. zitten = bangen, riegen, fteben, ftecren, fit en bliksems1=110taufenb! b onnertvetter! Potbrit! bt. (de rijtuigen bl. staan = ook : . . . batten an); b. mooi = berteufett ook met: baf ten, fteben, ftodien, tvobnen; (met bliksemsehe jongen = berteufelter, (sterker) andere infinitieven op andere wijze): b. huilen bertrater ; (meer prijzend dan afkeu- = nicbt aufbaren au ffennen ; b. (door)werken = rend) Citjunge. fortfabren arbeiten, Meiter arbeiten, bei ber bliksemsehieht, m. = onnerfeil, Krbeit bi. ; b. tegenstribbelen = ficb nocb bunter bliksemslag, m. = Zlitfcbtag. bliksem- ftriiubett ; b. weigeren = bei (auf) feiner Set: snel = blitfcbneti. bliksemstraal, m. = gerung bebarren, auf befteben ; een eisch Zlitftrabt ; als een b. uit helderen hemel = b. volhouden = auf einer aorberung befteben; tvie ein Zfit, au5 beiterm flmmer. b. sukkelen = forttviibrenb friinfein; b. wachten bliksemiltrein, m.; -vuur, o. = Ziitilaug ; = marten, unau5gefett Marten; ze b. leven = .feuer. fie breiben am 2eben; hij kan die kleeren niet blikslager = Ziecbfcbtliger, ,fcbmieb, Atemp, b. dragon = nicbt flinger tragen ; zijn ambt ner. blikslagers(eh), zie bliksems(c h). b. waarnemen = fein Vitnt fortbermatten ; zijn blikwerk, o. = (abstr.)bie Ziecbarbeit, (concr.) naam zal b. leven tvirb fortieben; we b. bie Ziecbmare, Ofecbgeftbirr. logeeren = mir bt. au(m) Zefucb ; blijft U I blind, o. = ber (aenfter)2aben; (voor win- vanmiddag eten? blethen Sei Ijeute bum Eittag$ kelramen ook) ber Zorfeter. effen? dat kon zijn geest niet b. boeien = II. blind (adj.) = blinb ; aan Oen oog b. = auf nicbt bauernb feffeitt. einem Viuge bllnb; b. voor iems. gebreken = b. fitr blIJvend = bleibenb ; (vriendschap, nut) ob. gegen jetn5. ae4fer (Vtinget); (van liefde, ge- bauernb ; (indruk, gezondheid) bauerbaft ; loof,gehoorzaamheid, toeval, klip,muur,venster, (indruk, geluk ook) bleibenb; Been b ..e plaats darm) btinb; b. van 't turen = gebienbet bom = feine bleibenbe State. Starren; b.. e passagier = blinber $affagier ; blijver = Zieibenbe(r). b ..e steeg = bfe Sacfgaffe ; ziende b. = mit I. bilk (oogopslag), m. = Olicf ; een bl. op febenben Wugen blinb ; b. te werk gaan = iem. werpen = einen I8Ctd auf einen tuerfen; blinb(ting5) au Three geb(e)n, aufabren ; zich op bij den eersten b. = auf ben erften Zi. ; met een idee b. staren = ficb in eine jbee berrennen. een enkelen bl. = mit einem OW, een beide- blinddoek, m. = bie 8inbe (bor ben Kugen). ren b. hebben = einen ricbtigen Zi. blinddoeken, h. (iem.) = einem bie Kugen een b. op iets slaan = einen 181. auf ettv. berbinben; (fig.) alien binter5 2fit fitbren tverfen ; ben M. auf ettv. ricbten ; een b. van ob. tiiuf den. verstandhouding=berftlinbni5inniger ob. %batter blinddruk, m. = Q3iinbbruct. Zlicf. blinde = ber (bie) Zlinbe, ein Ziinber; whist II. bilk (metaat), o. = Ziecb, %ifenblecb ; (vuil- met den b. = ebift mit bem Ziinbett ob. mit bem nisb.) bie gebricbaufel; (voor verduurzaamde Strobtnann ; dat kan een b. wel zien = bas levensmiddelen) Me Ziecbbitcbfe, bie .bofe, bie fiebt bod) ein $ferb ; in 't land der blinden is Oitcbfe ; een b. snijboonen = elite Oitcbie Scbnitt, Eenoog koning = unter (bet) ben Cinben ift bobnen. ber eintiugige St Bldg : b., o : in den b. = blikaars, m., -gat, o. = ber 213off. ling5, (in 't donker) int Zunfein; (op goed blikkemelk, v. = Oitcbienmilcb. geluk) auf Oerateivobi, in ben Zag binein. I. blikken (adj.) = biecbern; Ofecb ..; b. blindeeren, h. = bienben, panaern, bombenfeft doos = Ziecbbitcble. maien. blikken, h. = blicfen, fcbauen; [gliinaen, blindeering, v. = Cenbung, $anaerung ; fiimmern, fcbimmern] ; zonder (te) b. of (te) (concr. ook) Zienbe. blozen = one bie acrtheau tvedgeln, obne eine blindelings = blinbling5 ; b. te werk gaan Wliene beraieben, unberfroren. = blinb(ling5) au 8erfe geb(e)n, auf abren. blindeman. 110 bloem. blindeman = Olinber, btfnber Vann (ook er mut bafilr bluten ; een doekje voor 't b. = alischeepsterm); b. spelen = 8linbefub fpielen. eine fable %ntfcbufbigung; tot bloedens toe = blinden llinrichting, v.; -institnnt, o. = bid auf Cut. Oltnben anftalt ; -inftitut. bloederig = blutig. blindgeboren = blinbgeboren. bloed geld, o.; -getnige, m. = Cut gelb ; blindheid, v. = Ofittbbeft, met b. geslagen = sseuge (EUttirtbrer). mit Cinbbeit gefcblagen. bloedgierig = blutgierig. bloedhond, blindslang, v. = Cittbfcbrange. m. = Olutbunb (ook jig.). bloedig blutig; blindstaren, zie blind II. bloedige tranen, ernst = blutige Triitten, blinken, h. = blinfen, glansen, leucbten; 't is bIuttger %rnit; b e spot = bitterer Spott; al geen goud, wat er blinkt = ift nfcbt b e striem, daad = (ook) Cutftrieme, %tat; died Giolb tbad gliinst; er blonk een traan in b. zijn best doen = ed ficb blutfauer tverben haar oog = eine crane bftnfte in harem 9luge; fallen. 't plezier blinkt haar uit de oogen = bad bloeding, v. = Cutung ; ber Olutftuf3. Zergnitgen leucbtet ibr au& ben Kugen. bloedjong = blutjung. blinkerd, m. = tin* Ziine. bloed klear, v.; -koraal, v.; -lichaampje, bloc: en b. verkoopen = en bloc ob. in a3aufcb o.; -plakkaat, o. = CutlItarbe ; :foraffe ; unb Bogen berfauf en. :farpercben; :ebift. I. bloed, o. = Cut; bl. zweeten, storten (ver- bloed m.; -raad, m.; gieten), spuwen = Q31. fcbtbit3en, bergief3en, -regen, m. = bie OlutIllacbe ; -Preid (bad :gab); fpeien; hij beet zijn lip aan ('t) b. = er bif3 =rat; :regen. rub bie 53iPPe blutig; dat zet b. aan = bad bloed rijk; -rood = blut reicb ; -rot. gibt If to in Me 43infe ; blanw, edel, burger- bloedoschande, v.; -schnld, v.; -somloop, lijk b. = brand, abliged, bitrgerlicbed C. ; m., -spat, v.; -spnwing, v. ; m. = goed en b. opofferen = @ut unb opfern ; CutII fcbanbe; ,fcbulb ; %umlaut ; ber -fled; bad in zijn b. baden = in feinent Cute fcbtnimmen ,ipeten (ber ,audiourf, ber ,fturs, bad sbrecben); (baben); in koelen b e mit faltem Mute; sftein. hij kreeg een klenr als b. = er tnurbe Mut% bloedstelpend = blutftinenb. rot ; 't b. kruipt, waar 't niet gaan kan = bloedstorting, v. = ber Cutfturs, ber %ergut ; bad C. berreugnet ficb nfcbt of two bad Q31. nicbt (bloedvergieten) bob Cutbergiden. bittltiuft, ba friecbt a bin; dat zet kwaad b. = bloedstuwing, v. = Rinfcboppung. bad macbt biffed ; er uitzien als melk en bloed ll vaan, V. ; -vaten, my. = Cut II fabne ; b. = audieben tvie Dilcb unb ; Calvinist ,gefitte. in merg en b. = kalbinift in 97tarf unb l8ein, bloedvateleer, v.= Cutgeftif3lebre, 9theriebre. eingefteifcbter ; met b. bevlekt = blut- bloedvatestelsel, o. = 18lutgettif3fbitem. beftecft ; nieuw b. = neued C.; de stem des bloed 0 vergieter ; -vergiftiging, v.; -ver- b s = bie Stimme be& Cuted ; 't b. stijgt lies, o. = 18lutf bergieter ; ,bergiftung ; ber hem naar 't hoofd, naar 't gezicht = bad C. -berluft. fteigt ibm su Stopfe, ind Oeficbt ; de prinsen bloedO verwant, m.; -verwantschap, v. wan den b e = bie $rinsen bon (atilt ; = CutdII bertranbter (.freunb); -bertuanbtftbaft. zijn eigen vleesch en b. = rein eigned aleifcb bloed ll yin, v.; m.; -vlag, v.; -vlek, unb C. ; er vloeit b. = el fit* 181. ; vorste- V. = Cutll blafe ; ,finf ; =fabile (-ffagge); ber -flecf lijk b. = fftrftlfcbd Oeblitt ; zie ook ad e r- (bad ,setcben). lijk, band, bestaan, slagaderlijk. bloedovloeiing, v.; -vonnis,o.;-worming, II. blood, m.: een arme b. = ein artner ropf ; v. = bet 18lutIlfittf3 (bet :fturs); -urteil ; ,erseu, een goeie b. = emn guter ecblucfer ; een jonge Bung (-bilbung). b. = ein junged Cut; die arme bloeien van bloed vormend ; -warm = Mut erseug en b kinderen = bie amen blutjungen ninber ob. (-btlbenb); :Warm. fleinen Zinger. bloed warmte, v.; -water, o. ; -worst, y., bloedaandrang, m. = Cutanbrang. -wraak, iviirme; -Wafter (Me 2t)In140; bloedachtig = brutabnlicb, ,artig. ,ivurft ; -race. bloed li ader, v.; -afgang, m.; -agaat, m. = bloedzniger, m. = Olutegel, (dier en persoon) Cut ber ; gabgang; sacbat. Cutfauger ; bloedzuigers zetten Cutegel bloedarm („arm aan bloed" of „zeer arm") anfeten. = blutarm. bloedzniverend = blutreinigenb. bloedarmoede, v. = Cutarmut, ber Cut- bloedzweer, v. = bad Cutgefcbtviir, ber mangef. Zilutfcb ibtiren. bloedil bad, o.; -healing, m.; -braking, bloel, m. = bie Olitte ; in b. staan = in R31. v. = Cut!' bab ; bie strurft ; bad -brecten (ber fteben; de b. van 't leven = bie Citte ob. bie -aud blurt). Q3litteseit bed 2ebend ; de handel komt tot b. = bloedobruiloft, v.; -diarrhee, v.; -doop, blitbt auf, gelangt sur Citte; de pereboomen m.; •dorst, m. = Mut bocbseit ; ber -taut staan in vollen b. = fteben in bonent afor, (ber :strang); Me %tante; sburft. in boner Oliite. bloeddorstig = blutbitrftig. bloeien, h. = bfilben (in alle bet.). bloeddruppei, m. = Cuatropfen. bloeimaand, v. = ber Eat, ber 8onnenmonat. bloedeloos = bluff,* blutleer. bloeitijd, m. = bie Ciiteseit. bloedeloosheid, v. = Cutlojigfeit. bloeiwijze, v. = ber Cittenitanb. bloeden, h. = Mitten (ook jig.); dood b. = bloem, v. = Cume ; bladeren en bloemen = berbtuten, ficb au robe Witten; dat zal wel Wafter unb Citten ; de b. der natie = bie dood b. = bad ift bath bergeffen ; ztjn neus Citte bet Vtation; mannelijke, vrouwelijke b. bloedt = er blutet and ber elate, ibm blutet = manna*, tbefblicbe Citte; b. van meet = bad bie Rafe ; mijn hart bloedt, 't hart bloedt mij = eeif3mebl, feined eetsentnebl, ernmebt ; b. van bak:Oers blutet mfr; hij moat er voor b. = zwavel = Scbtbeferblitte, -blumen ; gemaakte bloemaarde. 111 blos. b. = fiinftlicbe Cunte ; (de heele plant en weefsels) ber eitrfel ; (spoorw.) bie R3focfftate; plant en pot ook) ber Olumenftocf; rhetorische zie ook been. bloemen = rbetorifcbe ato&fern ; vol bloemen blok Ilhout, 0.; -hills, o.; -Ms, o. = Call = blumig. bola; •batt&; •e0. bloemaarde, v. = Zfumenerbe. blokkade, v. = Zlocfabe. bloemaehtig = blumenartig, :libnlicb. blokkedoos, v. = ber Ziaufaften. bloem II bak, m.; -bed, o.; -blad, o. = Cu= blokkeeren, h. = blodieren. menu fitba ; =beet (=ftiid); •Katt. blokken, h. = fcbansen, bit/ Tan, ocblen, elan. bloembies, v. = Oinfe, Sin*. blokker = .Sobanaer, Ciff(e)fer, Ocbfer, ba4 bloembol, m. = bie Cumenahliebel. Rama. bloemdier, o. = Soraflentier. blok !Rood, o.; -maker; -sehijf, v.; -sehip, bloemdragend = blumentragenb. o. = Q3locfll blei; .mater; .fcbeibe (.rofle) ; .fcbiff bloemelleorso, o.; -gear, m.; -liefheb- (ber; bat3 .t, utf). ber; -mend, v. = Ofunteni forfo ; =butt; bloklisignaal, o.; -station, o.; -tin, o. = =freunb (=fiebbaber); ber gforb. bloc /land; bie •ftation; =shut. bloemellmarkt, v.; -taal, v; -tafel, v. blom, zie bloom. = ber Olutnetth marit ; sfpracbe ; ber =tifcb. blond = bfonb, belt; b. uitzicht = bfonber bloemelteelt, v.; 410, m.; -tool, m. = Zeint; b. en blauw, zie bl a u w; een blonde = Olumen Ilaucbt (ber =bau); Me =seat; =fcfmtucf (op eine Ofonbine, Ofonbe. 't veld: ,f for). blonde (zijden kant), v. = Conbe. bloemetje, o. = Olitmcben, Zlitmlein ; de blond II gelokt ; -harig = blonbillocfig (=Be bloemetjes buiten zetten = fuftig fein, ficb locft); :baarig. gittlft tun. blondheid, v. = Zfonbbeit. bloemilgewas, o.; -godin; -hof, m. = blondine = Conbine. blondje, o. = R3lumettligetviicb& ; =gattin (glora); •garten. Zlonbcben, bie Conbine, ber Olonbropf. bloemig = Kumla ; (van aardappelen) bloo = fcbitcbtern, berfegen, bliThe, furcbtfam; meblig. een bloode hond wordt zelden vet = ein bloemist = Olutnift, nuttitglirtner. bliiber tunb tvirb feften fett ; beter b. Jan als bloemisterij, v. = Otirtnerei, kunitglirtnerei, doo Jan = beffer feige at& tot. R3futnifterei. bloodaard = eiriffne, tafenfut, bie feige bloemlikelk, m.; -knop, m.; -kool, v. = Tftemme. anumen If facb ; bie .enolpe ; ber =fobl. bloode, zie b 1 o o. bloem ll korf, m.; -krans, m.; -kroon, v. = bloohartig = (la f) feigbersig ; (schuchter) Ofumen II ?orb ; =Frana ; •frone. fcbitcbtern, bliibe. bloohartigheid, v. = bloemkunde, v. = Oluntiftif. eigberaigreit ; Scbitcbternbeit. blooheid, v. = bloem 0 kweeker ; -lezing, v.; -perk, o. = cbilcbternbeit, erlegenbeit; (lafheid) aeiOeft. Zfunten gattcbter ; 4efe; :beet (4tiicf). bloot = ttacrt, blot; naakt en b. = nacft unb bloempje, o. = Ciinuben; rhetorisehe bloem- blot ; met 't bloote hoofd = mit blotem (im .pjes = rbetorifcbe glafeln; zie ook :bloom e- bfoten) Stopfe; op 't b .. e lijf = auf bent bfof3en :tj e. bloempjesthee, v. = ber Ofuntentee. 2eib, auf ber blden 0 aut ; 't b ..e zwaard = NO bloem 11 plant, v.; -pot, m. = bas Oftunenll = Mote (nacfte) Scb /pert ; onder den b.. en home! getviicbg (?ffanae) ; =to/3f. = tinter freiem (blotem) t immel; onder den bloemrijk = blumenreicb (ook van taal); b –en home! slapen = ook bet Butter Orlin bloemrijke dreef = Zfumenau. fcbfafen; met 't b .. e oog = mit blof3em Vluge (mit bloem II riet, o.; -rniker, m.; -scheede, v.; bem bfoten aluge); b .. e nieuwsgierigheid = -seherm, o. = Olumen II robr ; =ftrattf3; =fcbeibe; bide 9leugierbe; een b. toeval = ein btofer bie =babe (ber .fcbirm). (refiner) Bufaff ; een b. vermoeden = eine bloem ll sehilder ; -sieraad, o.; -stamper, bloke Zermutung ; b. toevallig = blot ob. rein m.; -stander, m. = Olumenimaler ; ber auftiffig ; de b ..e waarheid = bie nacfte Babr= r=aferat; ogriffef; ,fttinber (bati igefteft). belt; een b .. e vorm = Water nicbtg alb eine bloem 11 steel, m. ; -Stempel, m.; -Stengel, form; moor dan een b. geleerde = mebr nib m.; -stuk, o. = CumenlIftiel ; =ftempel; sftengel blot ein Oefebrter ; 't kind heeft zich b. ge- (1400 ; =ftitcf. woeld = bat m blot geftrampelt. bloemll tafel, v.; -binge, o. ; -vaas, v.; [blootelijk = lebigficb]. -verkooper = ber Wilumenil tifcb ; :biinbel blooten, zie ploten (etriiutcben); %bale; .banbler. blootgeven, h. = bfof3 lafTen ; ithertaffen, bloemvormig = blumenfOrmig, sabnlicb. prei&geben, augetwn; zieh b. = ficb preB. bloem II werk, o. ; -zaad, o. = Zlutnetti tverf ; geben, ficb augetien; (vat op zich geven) fic ber =f amen. eine R3Iii3e geben. bloemzoet = aucferfilf3. blootleggen, h. = bloc fegen, aufbecfen. bloesem, m. = Me Mine. blootshoofds = barbaul3t, mit btof3em (im bloesemen, h. = Zlitten treiben, bit/ben. bIoien) kopfe. bloeze, v. = Zfufe. biootstaan, h. = aagefe#t ob. preiggegeben blok, o. = bey Cod (hoot, Steen); 't b. fein. :mariner = ber Varmorblocf; (om op to houwen) blootstellen, h. = augfeten, (sterker)prei4= ber Olocf, ber Stfot3 ; (katrol) Me alai*, geben. (scheepst.) ber Olocf ; (huizen) ber Olocf ; (stuk blootsvoets = barfut. brandhout) ber Scbeit, ber RIO, ber St foben ; blos, m. = Mc Rate, (van verlegenheid) bie (uit bouwdoos) ber RIO ; (van 't aanbeeld) (Scbctm)aliite; iem. een b. aanjagen = einen ber tot ; iem. in 't blok sluiten = einen in fcbamrot (ob. erriiten) macben; de b. der gezond- ben Ofocf (Stocf) fegen ob. fcbffeten; (offerbus) heid = ber frifcbe @Cana ber sZefunbbeit; de ber &miens, Opfer., Virmofenftocf ; hij lag daar b. der jeugd = ber ecbmals bet ..ugenb ; zijn als een b. = tvie ein Stocf; (vierkant in b. verried hem = bob ftriiten berriet ion. blouse. 112 boefje. blouse, zie bloeze. II. bocht (slechte waar), o. = (ivertfored) Bengt blozen, h. = erriiten, fcbatnrot iberben; ficb ber ediunb , (van wijn) berareit3er, (tabak, zie fcbtinten ; iem. doen b. = einen fcbamrot (erri$ten) baai III). macten; over zijn heele gezicht b. = fiber bochtig = gemunben, boner alinbungen, Wan= unb fiber erriSten, bid fiber bie Obren rot iverben; gefttb. hevig b. = bunfefrot Merben; zie ook blikke n. Bockbler, o. = Zocf bier. blozend = eratenb (van schaamte, enz.) ; bod, o. = 9Ingebot, Oebot; een b. (naar iets) frifcb, rot, bffibenb; blozende wangen = frifcbe doen = emu tiebot (auf ettu.) tun, bieten; (fig.) ob. bliibenbe eangen. urn ettu. anbaften, lid) um ettb. bemerben; bluf, m. = bie $rablerei, bie Zicftuerei, bie 't hoogste, een aannemelijk b. = bad biicbite, Menommage, bie atunferei, ber MO ; b. slaan = ein annebmbared Oebot ; een hooger b. doen = pro lien, ben qi3rot3en macben. ein tibergebot tun, (einen) fiberbieten ; twee bluffen, h. = (op iets, mit eau.) Inabfen, aan b. = shmi augteicD ; wie is er aan b? = grof3tun, bicrtun, renommieren, auffcbneiben, Met bat aufel3t geboten ? ffunfern; pocben (ook een spel). bode = (alg.) a3ote, (bijz.) $oftbote, Orief. bluffer = $rarger, Zicftuer, Neuman*, Vluf. triiger; (van 't stadhuis, 't gerechtshof) Mat= fitneiber, $rots. bluffer, zie b luf. baud,, Gericbtdbiener (.bote); tote (bed arab, blusch II emmer, m.; -gereedschap, o.; fingd, bed Zobed); de b. op Zeist = ber l8ote -middelen, my. = 2iiicbileitner ; =gerift ; auf 8. .mittef. bodega (wijnhuis), v. ----- R3obega. blusch II toestel, o.; -water, o. = ber 2B1cf) 110 bodem, m. = (van een vat, een zak, een apparat ; =tbaffer. wagon e. d.) Ooben; vruchtbare, zandige b. = blusschen, h. = Iiiicben, audfijfcben, brand, fructbarer, fanbiger O.; eon vat den b. in- kalk b. = Oranb (geuer), gaff fi3fcbett; (eine slaan = einem aaffe ben l8oben eino ob. and .2aterne) fiifcben, audfiffcben; gebluschte kalk = ittlagett; aan verwachtingen den b. inslaan = gefiffcbter Staff. ,offnungen (eribartungen) taufcben, bereitefn blusscher = 2i3fcber. ob. aunicbte macben; tot den b. leegdrinken = blut, (hints) (alles verloren hebbende) = bid auf ben Zoben ob. bid Sur Vleige leeren; een audgebeuteft, abgebrannt, auf gebrannt. vat zonder b. = emu bobenfofed g., emit a. obne blots, v. = 8eute, Quetfcbung ; (in metalen Zoben ; (van de zee, van een rivier) Zoben, voorwerpen) Zieufe, ber Oudef ; (in boomen) Orunb; op den b. van 't hart = auf .0eraend. Sterbe ; zie ook blut. grunb, int inneriten Oerben ; vaderlandsche b. blutsch, zie b 1 u t. = baterfiinbifcber (beintifcber) Orunb unb Tioben, blutsen, h. = quetfcben, tbunb fcbfagen; (een beimatficbe erbe; een vloot van 15 bodems = helm e. d.) borfer R3eufen ob. bucflig fcblagen. bon 15 Segeftt; een Engelsehe b. = ein eng: B.M. (beatae memoriae : zaliger gedachtenis) = tifcbed ecbiff ; op den b. van de geschiedenis gefegneten V.Inbenfend. staan = auf bem R3oben her Oefcbicbte fteben ; boa, v. = (slang) Boa; (bont) bie, ber l8oa, zie ook botertje. ber $efeifragen. bodemen, h. = (emu gat) berbobmen, emu= Boanerges (heftig ijveraar, bijb.) = One, talon. bargem. bodemerij, v. = R3obmerei; geld op b. op- bobbekop = Zicfropf ; glegef, Orobian, Zlir= nemen = Oefb auf R3obm. feiben, etc Scbiff better. berbobmen. bobbel, m. = (auf bem eaffer a. R3.) bie Cafe; bodemerljbrief, m. = a3obntereibrief. (auf bem eege) ber Zucfel; (auf ber Oaut) bad bodemloos = bobenfod ; bodemlooze afgrond Offitcben, Me ginne, Me $uftel. = bobenfofe Ziefe. bobbelen, h. = pliitgern, riefeln, fprubefn, bodin = Zotin. brubeln. hoe! = biju; pals, pub ! geenb. of ba zeggen = bobber(d) = Zicfer; zie ook bob be k o p. nicbt mucff en, rein eterbendivi3rtcben fagen; hij bobberen, h. = littern. weet van b. nog ba = er lit fo buntut, bat bobijn (garenklosje), v. = a3obine, None, bad iljn bie Olinfe belfjen. Nijficben. Boeddhabeeld, o. = Zubbbabilb. bobljnen, h. = ((darn) tvinben. Boeddh(a)isme, o. = ber Ttubbb(a)idmud. bochel, m. = Oucfel (ook de persoon), coder; Boeddhist = R3ubbbift. zich een b. lachen = rub einen Kft (einen boedel, m. = V^ab unb Out; bad *lert#tunt, ucref) facben, ficb bucflig facben; iam. wat bad Out, 9nobilien (V.); (erfenis) bie %rbfcbaft; op zijn b. geven = einen auf ben Ziudef fcbla, failliete b. = emu infolbented Out, eine infol, gen, vgl. bult. bente Eaffe ; zie ook aanvaarden. bochelen: wat kan 't mij b. 1 = toad fiinuttertd boedelafstand, m. = Ofiterabtretung. mid, icb pfeife Mad barauf. boedelbeheerder = nonfurd,, Octifettber, bocheljoen, m. = Zucffiger, (spottend) Wafter. Zucfelindfi. boedelbeschrijving, v. = (abstract) ZOt: I. bocht, v. = (kromming van een rivier, een bentarifation; onder voorrecht van b., zie weg) alegung; (kronkeling van een slang, beneficie; (de lijst) bag erbfcf)aftgberaeic§nig, touw, weg) Sinbung; (aan zee : abstr.) bag eiiterberseicfmig, bag 'jnbentar(ium). Q3ucOtung, (contr.) But t; zich in allerlei boedelsehelding, v. = Ofitertrennung. bochten wringen (in verlegenheid) = ric4 boef = spiPube, l8ube, Scburfe, Gcbeftn, Minben unb brefyn, rid) triimmen unb tuinben; tialunfe, Scbuft ; (gevangenisboef) Bucbtbdud- de b. van Guinea = ber Oufen (ob. ber Golf, ler, Striiffing ; (student, niet corpslid) ainf, bie 8ucbt) bon Ouinea; (in 't weiland) bad eilbe(r), bad lamer. ebege, bie StoOtief, voor iem. in de b. sprin- boefachtig = bilbtfcb. gen = Mt einen in bie e*anfen treten, ook boefje, o. = (schertsend) ed) aft, Scbefm; einem beifpringen. (ernstig) ffeiner (ob. junger) 644bube. boeg. 113 boekhouder. boeg, m. = Zug (eine& ect)iff0) ; we hebben (au) Zucbe ob. in ber Streibe ftebn; hij staat to nog heel wat voor den b. = nocb biel au tun, b. ale, voor ... = er ift befannt aid, filr of bor ber Stange, burcbautnacben; 't schip over man bat fljn filr . . . ; hij staat hier goad to b. een andere b. wenden = auf einen anbern = er Debt (ift) bier gut angefcbrieben; zie ook Zug tuenben; (fig.) over een anderen b. boekje. wenden (gooien) = eine Cade anberd angreifen boekaankondiging, v. = Zilcberanbeige, ob. anfangen, einer Sac* eine anbere 8enbung „born Zficbertifcb", „neue Oitcber". geben; iem. (dwars) voor den b. komen = boekachtig = fteif, bucblinticb, tote ein lug. einem in bie Eluere foramen. boekanier (zeeroover in Z.-Am. in de 17e boegilanker, o.; -banden, my.; -houten, eeuw) = Zufanier. my. = ber Zug II anfer ; =biinber; =ftitcfe (=Wilber).boekband, m. = (Zucb)Zanb. Boegineesch = buginefifcb. boekbeoordeelaar = Siebenfent, Zitcber= Boegineezen = Zuginefen, Q3ugi, Zugifen. rioter. boekbeoordeeling, v. = Rebenfion, boeglam (van paarden) = buglabm. Zefprecbung, Beurteftung. boegseeren, h. = bugfferen, in& ScbteOtau boekbeschouwing, v. = Zitcberfcbau. nebmen, fcbletipen; (fig. ook) bugfierett, totfen. boekbeslag, o. = Zefcbtage. boegseerder = 8ugfierer (man en boot). boeklibinden, o.; -binder; -binderij, v. boegseerilboot, v.; -lijn, v.; -touw, o. = = bie Zucilbinberei; =binber; =binberei. bad Zugfieril bcot; ofeine; -tau (=fell). boekbinderslinnen, o. = Zucblinnen. boegspriet, m. = bad Zugfpriet. boekcel, v. = Zitcberbette, Stubier., Krbeltdo boegsprietkussen, o. = We Zugfinietbacre. rammer, bag oftilbcben. boegsprietloopen (een volksspel), o. = boekdeel, o. = ber Zanb. Zugfpriettaufen. boekdrnkken, o. = Zucbbructien, bfe Zucb= boegstuk, o. = Zugftitcf. brucferei; de kunst van b. = bie Zucbbrucfero boeha, o. = ber farm, ber Zumult; veel b. funft. over lets maken = bfe 2iirm fiber ob. bid boekdrukliker; -kerij, v.; -kunst, v. = Kufbebend bon ettu. macben. 0 u cb brucf II er ; oerei ; oerfunft. boehamaker = ecbreier, taicbtigmacber. boekeboom, -noot, zie beuke... I. boei (om to binden),v. = aeffel; (my.) aeffein, boekedebrij enz., zie boekweitebrij enz. netten, Zanbe; (hand-, beenb.) t^anbo, Zeinfeffel boekelgek; -hanger, m.; -kart, v. = Zito ob. =fcberie, iem. in de boeien slaan = in aeffetn cberlInarr ; %regal (bad =geftett, bad .brett); ber (netten, 8anbe) fcbtagen ob. legen; in boeien .fcbranf. = (ook) in %ifen; zijn boeien verbreken = boekekennis, v. = Zitcberfenntnid (=funbe); feine aeffeln ob. Setten berreif3en, berbrecben ob. soms ook voor: kennis uit boeken = Oficber- fprengen; iem. de boeien aandoen = einem bie fenntniffe. Oanbfcbetten (aeffeln) antegen. boeke Mist, v.; -kraam, v.; -liefhebber II. boei (baken), v. = lot e, eafe; een kleur = Oilcber1Ififte (-trube); ber =Nutt); otiebbaber als een b. = bocbrote %eficbtdfarbe; hij kreeg (ofreunb). een kleur, hoofd als een b. = er baurbe Our, boekeilliefhebberij, v.; -1Ust, v.; -ma- parrot, eine beftige Miite ftfeg Om in4 g6eficbt. ker; -markt, v. = OitcberlItiebbaberei, bad I. boeien (binden), h. = feffeln (ook fig.); zie ook =berbeicbnid ; =tnarber, ber omarft. in boeien slaan, iem. de boeien aan- boeken, h. = (handel) bucben, eine Zucbung d o e n; de aandacht b. = Me Vluftnerffamfeit macben: (in bad Zucb, in bie Ziicber) eintragen; feffetn ob. in Knfprucb nebmen; de toehoorders b. een post b. = einen $often bucben, eintragen ob. = bfe Bubkirer feffetn; een boeiend boek = ein auffitbren; (algemeen) auffcbreiben, berbeicbnen. feffelnbed ob. unterbattenbed Zucb ; een boeiende boekeliplank, v.; -rek, o. = bad Ziiicberll rede = eine binreitenbe IRebe; de tong b. = brett (bag =fad); =geftert (=regat). bie gunge Itibmen. boekellschrliver; -stalletje, o.; -taal, II. boeien, h.: een schip b. = emit Gcbiff buten, v.; -tasch, v. = OilcberlIfcbreiber (=macber); ber bie Seiten eine& Scbiffed mit $lanfen belegen, oftanb ; =fpracbe, -tafcbe (ber Zornifter, Sobul= erbiiben. tafcbe). boeler, m. = Zojer, Me 2uftjacbt. boekewijsheid, v. = Zitcbertueldbeit, ogetebr= boeireep, v. = bad Zoiereep, Zoieleine. famfeit. boeisel, o. = Me Zerfcbatung, bie Zretter= boekeworm, m. = Zitcbertuurm. befteibung (eined Scbiffed). boekerig = bucbabnlicb, Bider . . . . boek, o. = Zucb (ook koopmansboek en boekerij, v. = Zitcberfammlung, Q3ibliotbef. book papier, goud); 't Gulden B. = bad boekl[geleerde; -geleerdheid, v.; -ge- eolbene Ludt; oud, stoffig b. = alter ecbtafer ; sehenk, o. = Zucb II gelebrte(r); ogetebrfamfeit waardeloos, oud b. = bfe Scbartefe; koopman (Q3itcbergetebrfamfeit); ogefcbenf. in oude boeken = QIntiquar, Zitcbertriibter; boekhandel, m. = (alg.) Zucbbanbet; (zaak) to b. stellen = au Zucbe ob. au $apiere brfngen; ble Zucbbanbtung ; tweedehandsche of oude b. auffcbreiben, nieberfcbreiben, men zou er een = bag Kntiquartat, beurs voor den b. = b. over kunnen schrijven = baritber tiete ficb Zucbbanblerbiirfe. Minute man) ein F8udj fcbreiben; altijd met zijn boekhandelaar = Zucbbiinbter. neus in de boeken zitten = immer fiber ben Boekhara, o. = ble Zucbarei, Zucbara, Q3of= Zficbern bocfen, fiten ob. tiegen; hij spreekt als tiara. een b. = er rebet (fPricbt) trite ein Zucb; dat I. boekhonden, h. = dui ffibren (batten), spreekt als een b. = bad berftebt lid) bon bie Zitcber fitbren. fait, bag ift fonnenflar ; een gesloten b., een H. boekhonden, o. = Me Zucbfilbrung, bie b. met zeven zegelen = ein Bucb mit ffeben =battung; enkel, dubbel (Italiaansch) b. = ein= Siegetn; de vijf boeken Mozes = bie fitnf Zitcber facbe, bopliette (itatienifcbe) Zucbfilbrung ob. =bat= EC/tofig; de boeken houden = bie liner filbren tung. (batten); bij iem. in 't b. staan = bet einem int boekhouder = Zucbbatter; betrekking van VAN GELDEPEN, Duitsch Woordenboek, IT. 8 boekhouding. 114 boereplaats. b. = Oucbbalterftelfe; b. bij verschillende per- boenilap, m.; -was, o. = ZolwilaPpen; sonen = eanberbucbbalter. =maid ($oliertvacbd). boekhoudlng, v. = Oucbfilbrung, ,baltung. Boeotle, o. = 0i3otien. Boeotier = Ciotier. boeking, v. = 8t4ung, %intragung. Boeotiaeh = bi3otifcb. boekjaar, o. = Oefcbiiftdjabr. boer = Sauer, Oauerdmantt, 2anbmann; (in boekje, o. = Zittbelcben, R3itcblein ; een b. van 't kaartspel) 8ube, Unter, Bengt; met 't pak iem.opendoen=jemd. Sitnbenregifter aufmacben, den b. op gaan = mit bent $ace au 2anbe, fentd. aebier ob. Zergeben blotiegen; buiten zijn get(e)n: Transvaalsche B. = Trandbaaler R3ur ,, b. gaan = reine Oefugnid (kompetett3) ftber, (oprisping) glitlpd ; lompe b. = Bauer,, fcbreiten ; dat is buiten zijn b. = bad gebiirt @robian, areget ; een b. laten = rillpfen; op, nicbt au feiner kompetetta ob. bad rcbliigt nit* den b. leven = auf Eliegimentdunfoften lebett,. in rein aaM dat staat niet in mijn b. = bad op den b. loopen = auf bem 8urfttvagen oth. geljt micb nicbtd an, bailiff bercbtiftige tc nticb auf ber RBurft reiten; wat west een b. van nicb t. saffraan = toad berftebt ber Lauer bon Vonte, boekpens, v. = ber Zfattertnagen, ber Wafter, ratmen, WO tnei ber Ocbfe born Sonntag, tvcrd bad Oucb. niitt ber St4 alludfate? boeksehnld, v. = Tfucbrcbufb. boerachtlg = bau(e)rircb. boekstaven, h. = pt lute bringen, auf, boerde, zie boert. fcbrefben, beraeicbtten. boerderij, v. = ('t bedrijf) 8auernmirtfcbaft, boekverkooper = Q3ucV)iinbler; zie ook ('t huis enz.) = bad @ebi3ft, ber t of, bad. boekhandelaar. Oauerngut, bad ,tveren. boekverkooping, v. = Oilcberauftion. boerearbeider = 2anb,, gab., Cferaro boekversiering, v. = ber Zucbfcbmucf. better. boek II vertrek, o.; -verzamelaar ; -ver- boerebedrieger = Q3auernflinger, Scbtvittb. zameling, v. = bie Oticberliftube (Stubier. ler, kurpfurcber. simmer); +minder ; •fammfung. boerebedrly, o. = bie 2anbtvirtfcbaft, Me boekweit, v. = ber Ottobtrefaen, bad teibeforn. Wcfertvirtfcbaft. boekweitbloem, v. = (eig.) R3ucbtveiliett. boerebedrog, o. = Me eauernfiingerei, ber bfume; (meet) bad teibeforn, bad Zucbtveisen. Scbtvinbel, Me Quacffalberei. melt. boereboon, v. = Saubobne. boekweiteHbrij, v.; -gort, v.; -meel, o. boere 11 brood, o.; -brulloft, v.; -dans, m.; = ber ZucbtveibenlIbrei; •gritip (teibegritte); -deern(e) = Zauernil brot(2anbbrot); ,botbseit, •Ittebl. •tan5; .birne. boekwerk, o. = Oticb , Serf. boere II doehter ; -dorp, o.; -dracht, v.; boekwinkel, m. = Zucb(l8itcber)labett, bie -erf, o. = Oauerniltocbter (bad •ntlibcben); ,banblung. ,borf ; •tracbt: ber .bof. boekworm, m. = Zitcbertuurm (eig. en fig.). boereilherberg, v.; -hoeve (-hofstede), I. boel (collectief),m.= bie Menge, Me Ertarre; hij v.; -hinds, o. = bad Q3auernll rvirtdbaud heeft een b. geld = elite Barre @elb ; dat kost (,fcbenfe); ber ,bof (bad =gut, bad (lSebi3ft); me een b. geld = ein fcbivered (gelb, einen .baud. tauten 0., chi t eibengelb ; dat is een mooie b. boerejongen = Oauernfnabe, gunge. = elite fcbikte (faubere) eirtfcbaft ob. Oercbtcbte; boerejongens (drank) = ber Norinen, een wilds b. = elite torte eirtfcbaft, t etben, branntmein. tvirtfcbaft; den b. in de war sturen = bfe @es boereikaffer; -kar, v.; -kermis, v.; fcbicbte (bad Spiel) berberben, bie Suppe berralsen ; -kers, v.; -Mel, m. = Oauernillaffer; ber ik heb nog een b. to doen = tab babe nocb •farren (bet •lvagen, ber bider., 2anbtvagen); bolfauf titt tun, a& tiinbe bon au tun; pak in =Mind, (kircbtveib); ber ,fenf (ook bad $fett, den b. = pee betne Siebenfacben, wat kost nig,, Zdfcbeffraut); ,fittel. de heele b.? = ber gaup Rummel ob. Scbtvinbel? boere 11 kinkel ; -knaap ; -kneeht -,-- [II. boel = 2febiter, Ziebite; Oeffebter, @Se. Ziauernillittntnel Rfitttgel, ,flegel, (ratan); fiebte; Zia*. boeleeren, h. (om lets) = sfnabe ; •fnecbt (Kcferfnecbt). buiten (um ettv.)]. boerekool, v. = ber Strand., einter., eritn, boelgoed, o. = (concreet)nbentar, Robiliar, fotjt. Mobilien (p1.); (abstract) bie 2erfteigerung, bie boerelikost, m.; -krijg, m.; -leven, o. = Kuftion. Me Zauernlifoft; •frieg (int 16. aabrbunbert boelhuls, o. = bie %erfteigerung, bfe afttftion. In Silbbeutfcblanb); .feben (2anbleben). boelljn, v. = R3ufeine, Ouline. boereleenbank, v. = (Iiinblfcber, atafffeis boelkenskruld, o. = ber Kcfer,, £lbermennfg. fenic4er) ZarlOn4faffenberein, ber Mafffeffen. boeltje, o.: zijn b. pakken = fettle Siebenfacben berein. laden, fein Oitnbel fthnitren. boerelleden, my. = Oauerdleute. boeman = kinberfreffer, Zutenntann, $opattej, boereillummel; -meld; -melsje = Zau= krampud. m110101 (=Jaime?; ,ntagb ; ,ntlibcben. boemel: aan de b. zijn = fieberlicb rein, zie boeremenseh = Bauer, Oauer&atann, =frau, boemelen. Muerin. boeremensehen, my. = Zauerd. boemelaar = R3ummler, (ongunstiger) Vtacbt, teute. fcbmartner, Scbtviemler. boeren, h. = bauen, (alb Zauct) ivirtrcbaften; boemelen, h. = Dittman, fcbtviemeln, fie. (oprispend) ritipfen. berficb fein, lumpen. boerenaehtegaal, m. = Sperling, Spat); boemeltrein, m. = Zummet5ug. aroftb. boenborstel, boender, m. = bie R3obn,, Boereoorlog, m. = Zauernfrieg (in Scbeuerbitrfte. Zeutfcbf. 16. ctbrb.), %furenfrieg (in Sitbafrifa boenen, h. = (met was) bobnett; (schoon- ?1900). maken) fcbeuern. boerelpaard .o.; -plaag, v.; -plaats, v.; boerepot. 115 bol. -pot, m. = Zane= Hpferb (Wcferpferb); .plage; boezem, m. = Zufett (ook voor zeeboezem); bag %gut (bag @Witt); bie .foft. (van 't hart) bie Zorfammer, Zorbof; zijn boerelprulm, v.; -pummel; -sjees, v.; hand in eigen b. steken = bie ,tsanb in ben -stand, m. = 23auernipfictume (Scbtebe); ftecfen, in feinen Zufen greifen ; in den b. =talpel (.trampel); :cbaife; sftanb. van de vergadering = int Scbof3e ber serf ammo boerelstulp, v.; -teal, v.; -trots, m.; lung; verdeeldheid in eigen b. = innerer Btvieo -yolk, o. = Oauerttil Witte (in 91orbborianb : fpalt ; zie ook adder. otbobnung); .f prase; ,ftola; obolf. boesemyriend(ln) = 311Fenfreunb(in). lboeregyrouw; -wagen, m.; •werf, v.; boezeroen, o. = Virbeiterbemb. -work, o. = Zauernilfrau (&auergfrau, bof, m. = Scbtag, $uff, Stot ; op den b. iets rin); .tbagen (2anbibagen); ber obof; bfe oarbeit. doen = auf gut Olt& ; dat is een b. = ein boerehwoning, v.; -soon = Oauern Mob. eaugliicf, torfel; ik heb b. = td) babe nun ; ofobn (junger Bauer). Zuf et, ecbtbein, eau; b. = bumg ! (ongesteld- boereswaluw, v. = elaudgcbibalbe. heid) numb4. boerin = Oauergfrau, Zauernfrau. boffen, h. = Scbibein ob. Sau baben; daar bof je boerseh = btiu(e)rifcb ; op zijn b. = bilu(e)o bij = ba fannft bu bon @Hid fagen; vgl. geluk. nab R3auer(n)art. boersehheld, v. = boffer, m. = bag Oliicfgfinb, ber ; Vumpbeit, btiurifcbeg ref en. dat is een b. zie b o f; zie ook po ffe r. boernoes (kapmantel), m. = 8urnug. bogen, h. rid) riibmen (gen.), ftor5 feitt auf, boert, v. = ber ecbera, ber Spat; ber Jugs; prablen mit; b. op zijn afkomst = ficb Feiner [ber Scbibanf, bie Scfmurre, bie *de] ; ernst 91bfunft rilbuten ; (bezitten) aufbuiveifen baben; en b. = %rnft unb Gcbera. wij kunnen op groote schilders b. ---, tbir baben boerten, h. = fcberaen, *ten. grof3e Valet aufglibeifen. boertig = fontifcb, poffierlicb, fpatig, fcbttur% boha, zie boeha. rig, furatbeilig. Boheemseh = biibmifcb. Boheemsehe, v. boeskool, zie buiskool. = Zi3bmin. Bohemen, o. = $iibtren. Bo- [boet, v. = ber ecbuppen, Reiner eta, ber hemer = Stoben.] Bohemerwond, o. = ber Eiiibmertnalb. boetbasuln, v. = R3ttf3poictune. bok, m. = (dier, rijtuigbok, bij 't bilj trt, schraag, boete, v. = Oelbitrafe, Strafe, 8ottftrafe, (Zuidd. straftuig) Oocr ; onbeleefde b. = Orobian, ook) Zuf3e; (zedellik)R3uf3e, Snipe; een b. opleg- ateget, Mapel; 't is een b.= ein fauertiipfifcber ob. gen = eine 0., auferlegen ; b. betalen = eft. barbeif3fger Bettfcb; de bokken van de schapen besablen (erlegen) ; iem. tot een b. veroordeelen scheiden = bie Bode bon ben Stbafen fcbeiben = gegen einen elite GS. erfennen; een b. op- (fonbern); een b. schieten = einen Zod fcbief3en loopen = in eft. fommen; op een b. van = ob. macben; b., b. stavast = Zocf fteb feft. bei einer ((lSelb)Str. bon; b. doen = Q3uf3e tun; bokaal, m. = $ofat. „Schuld en B." = „Scbulb unb eilbne." bokaehtig, zie bokkig. boetedoend = biitenb, buf3fertig. bokkebaard, m. = Zocfgbart (in alle bet.). boetedoening, v. = R3uf3e, Ouf3iibung. bokkeleer, o. = Oocfleber. boetekleed, o. = obemb ; Q3uf3ffeib, bokkeprulk; de b. op hebben = feine Viite ,bentb. fcbief auf baben, bocfbeinig Merben (fein), boden. boetellng = bilf3erin. bokkesprong, m. = Zocffprung, apriole; boeten, h. = bitten; lets, voor lets b. = ebb., hij kan Been bokkesprongen maken = feine flit ettb. b. ; zijn lusters b. = fefne 2iifte b., grof3e Spriinge macben. befriebigen ob. ftiften; hij moat er zelf voor b. = bokkevel, o. = R3ocffea. er mut Taft bafiir bitten, er mut eg felbft bokkewagen, m. = R3ochbagen. augbaben;..netten b. = gtepe flicfen; [een kwaal bokkig = uttibirfcb, blirbeitig, ffegelbaft, b. = ein 1Zbel furieren, beilen; (einen lDlanget bolt. burcb env.) erfel3en, (mit ettu ) auftbiegen; vuur bokkigheld, v. = untbirfcbeg ref en, Ziiro b. = aeuer anutacben ob. attaiinbenj. beitigfeit. boetgewaad, o. = Zutgelbanb, Meth. bokking, m. = R3iicfing, Nicfling; een b. boetgezant = R3utprol4et. krijgen, geven = einen Vlugputer ob. Riiffel be- boetkleed, zie boetekleed. !oilmen (friegen), gegen. boet predikatie, v.; -prediker;-preek, bokkinghang, m. = Otiituberptat. v.; -profeet; m. = Q3ufilprebigt ; boksbaard, m. = 8ocfgbart (in alto bet.). oprebiger; oprebigt; opropbet ; :pfattn. boksbeugel, m. = ecblagring. boetseerder = Zoffierer, Vobefiierer, Oilbner. boksdoorn, m. = Zocrgborn. boetseeren, h. = boiPeren, abboffein, Indef. boksen, h. = bogen. bokser = roger. lieren, mobeln, foruten. bokshoorn, m. = bag anfgborn. boetseerlhoutje, o.; -kunst, v.; -work, boksoor, o. = 8iegenobr. o. = 18offferil bola ; ofunft ; bie oarbeit. bokspartlj, v. = Zogpartie. boetvaardlg = butfertig, reutniitig, reuig. bokspoot, -voet, m. = (eig.) 3iegenfuf3; (fig) lboetvaardigheld, v. = 8uf3fertigfeit. Biegenfilfger, lean, Satbr. boevegezieht, o. = Bucbtbiiugters, etauners boktor, v. = her Q3ocfriifer. geficbt. I. m. = bie Stugel (meetk. lichaam, hemel- boeveklok, v. = Krmfiinberglode. boevertl, lichaam, glazen of ijzeren b. enz.); (van een v. = l8ilberei. hoed) Zoben, bie Axone, bie tattform; boeveHstreek, v.; -stuk, o. = ber Zuben11: (hoofd) Stopf; (brood) bie See; Berliner b. = ftreicb ; Q3erliner $fannfucben; Maagdeburger halve boevetaal, v. = eaunerfpracbe. bollen = bie fflagbeburger 45albfugeln ; hol boevetronle, v. zie boevegezicht. over b. = .0alg itber Stopf; 't scheelt hem boezel (afk. van) boezelaar, bie in zijn b. = eg febIt ibm ob. ift bet Om nicbt ricbti ecbilr5e. fm Oberfittbcben Stopfe); een schrandere b.= 8* bol. 116 bonne. eitt fruger, fcbarfer Stol3f ; een heldere b. = efn bombazijnen = bombaffnen; Oontbafin . .. ; better ob. offener St Of ; een b. in 't rekenen = b. voering = bait Zontbaffnfutter. eftt gamer Stert, .0aubtferl fm Ellecbnen; een b. bomgat, o. = (in een toren) Scbarfocb; (in (in school) = an Oecbt. een vat) etiunbrod); (door een born veroor- II. bol (adj.) = (van lenzen, spiegels e. d.) zaakt) R3ontbentocb. fonbex, runberbaben; bolle wangen = runbe ob. bomijs, o. = ,toblef4. runbricbe 923angen ; 't zeil staat b. = fit ge= [bomketel, m. = $ombenfeffer, Friliirfer]. fcbtborien, baufcbt; kind met bolle wangen = bommen, h. = [bummen, bairn-tern, bungett], paugbacfige5 Stinb, bolle blaasop = 43aunad. bum ft:barren, einen buntbfen etbart bon rut bolachtig = (vorm) fugelig; (plantk.) 3trie= geben; (galmen) baffen; 't kan me niet b. = berartig. fcb macbe tuft nfcbt4 baratt4, ea fft mfr Burft; bolderen, h. = aufbaufcben, bollern. zie ook klinken en vat. bolderik, v. = kornrabe. bomsehuit, zie b o rn. oolderwagen, m. = Q3orbertnagen, Ountnter= bomvrij = bontbenfeft, ,fref, ,ficber, rugelfref. waken, bfe (alte) Zanbfutfcbe, Rammerfaften, bomwater. o. = q3ungentbaffer, bfe :futht, bfe Mumberraften. 'rummer., Sinbfucbt. boldriehoek, m. = ba4 St ugelbrefect. bon, m. =Ton, Outfcbefn, Scbein, bfe 9Intbeffung. bolgewas, o. = Btniebergetntic0. bona fide (te goeder trouw) = bona fide. bolheid, v. = 8131bung, Munbricbfeit. Bonaparte ?Oonabarte. Bonapartist = bollebakker = Sedenbacfer. %tonabartift. Bonapartistiseh = bottatiar= bolleboos = Vatabor, .t5auptferf, (in school) tiftifcb. ,Oetbt. bonbon, v. = ber, ba4 93onbon. bollebuis = itiimmfger ob. tlaugbildfger Tturfcb. bonbondoosje, o., bonbonnibre, v. = bollen, h. = (fugeffiirmig) aufbaufcben ; 't bolt Me Q3onbonnfere, ba& Vtafcbbiikben, ba8 .flifteben, hem niet = (, gefiirrt Mut nicbt. ba& nonfeftrafteben. bolletje, o. = St figercben; Stiipfcben 2C. zie b 01. bond, m. ,---- Ounb, bait Oiinbni4 (vgl. v e r- bolrond = rugetrunb, fugerfiirmig; b. ge- b o n d); R3erbanb, Me ,ttnung, &ran; de Noord- zicht = fugelfge4 eeficbt. duitsche B. = ber Rorbbeutifte Ounb; sociaal- bolrondheid, v. = augelfortn, .runbe, .geftart. demokratischeb.=fo3falbentotratifcber 8tutb ob. bolstaand = (auf)gefcbmorren, baufcbig. Rlerein; b. van kleermakers = bfe Strefbermacber. Bologna, o. = Zotogna. Bolognees = Zolog: fnnung ; een b. oprichten = efnen Zunb nefer.Bologneeseh=Zolognefer,borognefifcb. erriCen ob. griluben: een b. sluiten = einen I. bolster, m. = bfe ecbare (einer stub); bfe 93unb (eitt Zilttbufn fcbrief3en. t.ifffe (ber (etrefbefiirner 3. O.); (jig.) We ecbare.bondboek, o. = R3unbabucb, ber $entateucb. IL bolster (= kussen), zie bulste r. bondbreuk, v. = ber Zunbabrucb. bolsteren, h. = aui;fcbliten. [bondel, zie bundel]. bolus, v. = (een soort klei) ber lot, ber a3oluB; bond0 genoot; -genootschap, o. = dun= (rim gebak) ber Tiorug. beg II genoffe (Zerbilubete(r)); bfe .genoffetticbaft bolvormig = fugeffi3rmig; bolvormige drie- (Q3ifttbnig). hoek = be0 Stugeibrefect. bolvormige-drie- bondig = biinbfg, felt, beftfnnt; (van den hoeksmeting, v. = ibblirifcbe Trigonometrfe. stij1) biinbig, marffg, gebiegen; (antwoord) bolwerk, o. = Me 8aftfon, MO Zontberf ; ber fur3gefatt, belt-burnt; kort en b. = fur3 unb (etabt)Saff; (fig.)3oatnerf, bfe ecbutAnebr, Me bibtbig, WO unb frar; kort en b., je gaat = Scbutp, Zormauer. fur3 (nub gut), bu gait. bolwerken, h. = auftanbe brbtgen, fertfg bondigheid, v. = Ziinbigfeft, Zieftimmtbeit. bringen. bondkist, zie ark e (des verbonds). bolworm, m. = Zrebtournt (ber Scbafe). bondellakte, v.; -dag, m.; -kanselier = I. born! = bum& I (van een klok) Mtn, barn, OuttbetIgafte; .tag; =fattater. bum; (van de trommel) rumbfbibunt. bondsileger, o.; •raad, m.; -regeering, IT. born, v. = [rromnter, a3ifcbfe]; grof3e5 Gila, v. = 8unbe411 beer; =rat; .regferung. ber $,Itmben; hit heeft een b. in = er bat etnen bondsffstaat, m.; -stad. v.; •troepen my.; Naufcb (Bobf, 614, 9.1ffett); een b. geld = emit -vergadering, v. = Zunb0 Mad; :ftabt; .0aufen (herb; (holle kogel) Oombe ; als een ,trut3pen; .berfammlung (Duitschl. -tag). b. uit de lucht vallen = Mk efit ZIft3 atth bongerd, zie boomgaard. befterm ,Ofmtnet fallen, van een plotselingen bonheur du Jour, m. = We St31egerfontntobe. gast) berefugefcbneft !mitten; de b. is gebarsten bonhomie (goedaardigheid), v. = Zonbontfe. = Me Zontbe fit getaat3t; duizend bommen en Bonifaeius = OonffacfuL Rlionffa3(fu4). granaten = 1303 8omben unb Oranaten, arre bonis: in b. = tbobtbabenb; een man in b. = Setter, Zonner unb 5I)orfa; (in een vat) ber emit tnobrbabenber, getnacbter Mann. Sbunb, ber Babfen; (schip) MO gii*rboot. bonjour! = abfeu 1 bonabam! = Mtn, barn 1 bonjouren, h. = (einen) abfertigen, (einem) bombammen, h. = Mittman, tauten. ben 2auft3a139 gebett; zie ook uitbonj ouren. bombarde (steengeschut), v. = aiontbarbe. I. bonk, v. = bat Strict ber Oroden; (been) bombardeeren, h. = bombarbieren. ber anocben; (paard) arab, ber Oauf ; (per- bombardement, o. = Zombarbement, bfe soon) rauber nee, 31trfcbe. Oombarbferung. H. bonk, m. = Stot, $uff, Gcbtag, (op de bombarie, v.: b. maken = bier VlufbebettL deur) ettrag, ba4 StroOfen. Speftaret ob. Sinb macben. bonken, h. = frobfen, biimmern, fcblagen. bombariemaker, -sehopper = Mut)= bonkerig = fnottig. macber. bonket, m. = bfe auger. bombast, m. =V3ontbaft, Sortfcbtvati, attnulft. bonkig zie bonkerig. bombastimeh = boutbaftficb, fcbtvitlftig. bon-mot (kwinkslag,), o. = 8onntot, Oftprort. bonabaxijn, o. = bev ,Bontbalin, bet Rkutent. bonne = faonne, Stinbertviirtertn, ersiOerfn. bonnefooi. 117 boomrijk. bonnefool : op de b. = auf gut(el) @lad, aben; de b. kan niet altijd gespannen zijn = auf Seratetvobl. altauftraff gefpannt aerfpringt ber Z.; b. des bons, v. = ber 43tintK fcbartenber Stlag ob. hemels = bab Vimmelgemtilbe ; ba4 airmantent. Stot ; iem. de b. geven = einem ben 3aufbat boogerd, zie boomgaard. geben; (einem 3iebbaber) ben £orb, ben 2auf. boogjbrug, v.; -gewelf, o.; -lamp, v.; pais geben. b.! = buntC -pees, v. = Zogenilbritcre; .getviilbe; .Lampe; I. bout (adj.) = bunt, farbig, fcbedig, bunt. ftectig; een b e vlinder = emit bunter St met. booggraam, 0.; -sehieter; •sehot, o. = terling ; een b ..e tijger = geftectter, ftectiger ob. Zogenlifenfter; fcbitt,e; ber .fcbuf3. ftectiger Ziger; b. paard = Stecte; b .. e boogschotsafstand, m. = bie Zogenftut. kleur = bunte aarbe; b e klseren = bunte tveite; op b. = innerbalb Z. (farbige)ftleiber; b e menigte = bunte ob. bunt. boogl schutter; -stelling, v. = 18ogen11. ftedige Menge; b e rij = bunte eteibe; b e fcl)iie; ba# 13erilft. kraai = 91ebelfrabe, bekend als de b e hond boogswijze (boogsgewgze)= bogeniveife. = befannt ein bunter .,unb, tote bob ftlette boogvenster, o. = Zogenfeniter. Gelb; nu wordt 't, maak je 't to b. = jet boogvormig = bogenfiirmig. tvirb mad* (treibft) st bunt ob. au bookmaker = Luc mailer. frau& ; men noemt geen koe b, of er is I. boom, m. = 18aum (ook: schippersb.,slagb., een vlekje aan = ei4 tvirb Leine Hub Zleffe weversb., havenb.); (paal) $fa4L; (aan een genannt, bfe nicbt einen iveiten sled borm overweg) taunt, bie Zarriere, bie Stranfe ; ol3fe bat; den b ..e kraai maakt nog geen (dissel) bie Zeitiel, ber Zaum ; (bij den stager) winter = eine art* matt (einen inter; eettbaunt; (in India ook) bob boitamt; zoo zie ook blauw. hoog, sterk als een b. = baumbot, .ftare; II. bont (katoen), o. bati Zructfatun ; b. de b. der kennisse = ber Zaunt ber @Mena. schort = bie Zlaubrudfcbtir8e. nib; b. des levees = bob 2ebett4; een kerel III. bont (pelswerk), o. = $elatverf, bie $ele, als een b. = ein itiintutiger, baumbober Sterl; itritnertvare(n); (stof, kleedingstuk) ber Lela; aan de vruchten kent men den b. = ben Z. (kraag) ber q3e16fragen ; met b. gevoerd = mit erfennt man an feiner arucOt; zoo b. zoo F43ela gefitttert ; handschoen met b. = gle15. vrucht = Lute ber Z. fo bieeruct; hooge 4anbicbuf). boomen vangen veal wind = ein bober Z. bonten: b. kraag, mantel, muts = $eleragen, fiingt biel Ri3inb ; een b. valt niet met den .mantel, .mitt3e. eersten slag = rein Z. fiiitt auf einen Stlag, bontgevlekt = buntfcbectig, .geftectt, 1*c:fig. Leine Site fiiat auf einen Streit ; de kat uit bontheid, v. = Zuntbeit. den b. kijken felon tote (ber) oaf liiuft; bontje, zie bont II. men moot geen oude boomen verzetten = ein bontkletnig = (bunt)farbig. alter Z. ift itiver berfet.en; door de b .. en bontwerk, o. = $ele, atauctiverf, Me q3els., 't bosch niet zien = bor tauter Niunten ben Stitritner., grautivare. Falb nitt feben; van den hoogen b. teren = bontwerker = kitrfcbner. bon ber Stnur 6ebren; eon b. opzetten (ge- bonvivant = Zonbibant. zellig praten) einen gaben flunnen, einen bonzes, h. = ftlagen, ftof3en, bantmern; op Zempet auftegen; eine $lauberbartie anfangen; de deur b. = gegen (an) biejZitr bumf en; mijn zie ook appal. hart bonst = mein tcer6 .poet taut (ungeitittn) II. boom, zie bodem. ob. biintinert ; tegen elkaar b. = aufammenftoten, boomachtig = baunttibttlit, bautnartig ; .pratten. zie ook boomrijk. boozing, zie bunzing. boom agaat, m.; -bast, m. = Zaunt atat ; boodschap, v. = Filatritt; ber fLuftrag ; bie .haft (soms voor -s chors = bie .rtnbe). Zotfcbaft ; boodschappen doen = 9Iuftriige be, boomen, h. = (ein Stiff) ftieben; (babbeten) forgen; @dune ob. Zeforgungen maten; (voor 't plaubern, ftwaten ; (weverij) biiumen. eten e. d.) einbolen ; iem. om eon b. sturen = boomerij, v. = Zauntreibe. einen mit einem Vluftrag fortfcbicfen, einen einen boomgaard, m. = Zaumgarten, ,bof, Obit. sang fcbicten ; zijn b. good doen = eo rittig garten. beftellen, bfe Zefteltung genau aukicbten, ben boomgeld, o. = Sperrgelb (am oaf en). guftrag rittig augitlyren; een goede b. = boomgewas, o. = Sebtilb, bie ZautnOtanbung ; eine gute Zotitaft, 92acbricbt ob. kunbe ; ik zal u (vruchten) IDbft. een b. zenden = icy gide j een 92acbr1tt ; boomigroel, m.; -groep, v.; -hakker hij Het de b. achter, dat wig niet op hem (een vogel), m. = ,Zauntl wut8; ,gruppe; moesten wachten = er binterliet, tvir follten ..; .bader (soms = houthakker, zie aid.). Maria B. = Varia Zerfitnbigung ; de Blijde boom ll kever,m.,-kikvorsch,m4-krekel, B. = bao Sbangeliunt ; oppassen is de b. = m.; -krnipertje, o. = t8aumlltafer ; 'froft bier beitt a aufpaffen; een groote, kleine b. (2aubfroft); bie .griae ; Aitufer (=irieter). doen = ein grof30, frein0 Sefcbaft maten. boomo kweeker; -kweekerU, v.; -leen- boodsehaplooper = .2aufburfte. werik, m. = Zautnligtirtner ; *LAU (gtirt. boodschappemand, v. = ber %ittbolforb. neret, abstr. =butt); bie .lercbe. boodschappen, h. = berfilnben. boomloof, o. = $3aub, itaubtverf. boodschapper = Ibote. boomloos = bautnta. boog, m. = Bogen (in alle bet.); den b. boon:01101s, v.; -marter, m.; -mier, v.; spannen = ben Bogen fpannen; pig en b. = •mos, o. = Zaumillau&; stnarber;.ameife;:moa. Zogen unb $fell; een b. boschrijven = einen boomil nilmf, v.; v.; -pieper, m.; Z. beftreiben; b. van een venter, van een -pikkertje, o. = Zaumlintimpbe (rtiabe); lewelf, van een brug = aenfter., ba4 431; .peeper; ber .bacrer. ritctenbogen ; meer dan 66,2 pijl op zijn b. boompje, o. Otiumten; zie verder boom. hebben = mebrere Sebnen an !einem Bogen boomrijk baumreit, biiumig. boomschender. 118 bordpapieren. boom sehender ; -sehors, v.; m. = boort (diamantslijpsel), o. = ber Sort. Zautniffrebler; %rinbe (%borfe); sfcblag. Z boomsluiten, o. = bte einrrbett (am Oaten). boorwater, o. = Zorivaffer. boom II speeht, m.; -stain, m.; -stomp, m. boor II zal4 v.; -zuur, o. = &orN falbe; ble = 8aumf Bader (1pecbt); :ftamm ; %ftutnOt. sliittre. boom II stronk, m.; -tak, m.; -top, m.; boos = bi3fe, Libel, fcblinn, feblecbt, erg; b. -varen, v. = Oatunifftrunf ; raft (minder weer = Ufa Setter; een b. wijf = eitt bi3feg stevig: %pieta) ; %tvii3fel (bte .1131te) ; ber .farn.Seth, etne bBfe Sieben; 't b ..e oog = ba0 bge boomveil, o. = ber %feu. Viuge; b ..e plannen = b. RIbitcbtett, b..e tong boom II vrucht, v.; -was, o. = (voorwerpsn.) = b. gunge; de b e wereld = bie b. nett; b e bie Zaumilfrucbt (stof-, verzameln. bag Obit); geesten = b. ISetfter; b. (kwaad, nfjdig)zijn = mac (ber %fitt). tirgerlicb ob. ungebalten fetn; b. op iem. zijn = b. boom II wol, v.; -wortel, m.; -swam, v, en auf einenfein, einem b. fein,tirgerlicb auf eittenfein; o. = Zauntifinotte; We .iburbel; ber :fcbtuamtn. b e gevolgen Lible ob. fcblintote aolgen; b ..e boon, v. = Ziobite; groote b. = Saubobne; zweer = biffeg (fcblioneg, fcblecbteg) Mefcbiviir; honger maakt rauwe boonen zoet = Ounger b ..e tijden = b., fcbIttnme Beiten; hij is niet zoo macbt robe Q3obnen Int Ounger ift ber befte b. als hij er uitziet = er ift nicbt fo gilt= (bate) Stocb ; voor spek en boonen meedoen = nur mote er augfiebt; zoo b. was 't niet gemeend = fo nebenber laufen ; dat is een b. in een brouw- fo bi3fe (fcblimm, Libel) mar...; b e streken =Wife ketel = ein Tropfen auf etnen beiten stein; aniffe, fcblecbte Stretcbe; b e luim, bui = Lible ob. ik ben een boon ale 't niet waar is = icb fcblecbte Liaune; erg b. zijn = febr auf gebracbt ob. ein Scbelot ob. Oanb betten, menu . . . ; hij is in ungebalten fein; iem. b. maken = etnen b. macben, de boonen = er tft auf bent Oolatvege. aufbringen; zich b. maken = ficb erettern, boone akker, m.; -bloesem, m.; erbofen; b. kijken = beritiirt breittfcbauitt ob. attg% m. = R3obtten Hader ; bie .butte; bie sfcbote. feben ; iets b. opnemen = etm. Libel aufnebuten ; boone kruid, o.; -soep, v. = R3obnen fraut de B..e = ber R3i3fe, ber., 9.1rge; iets is uit ($fefferfraut); %Itippe. den b ..e = ettr. ift boot libel; de wereld ligt boonestaak, m. bie Zobitenftange; zij is in 't b e = bie Sett liegt tot blrgen. een b. = elite Oopfenftange, Lange Stange, boosaardig = Migartig, (uit neiging en lust Lange Witte. om to hinderen of te krenken) bogbaft. boos- booneveld, o. = Zobnentelb, ber 'cuter. aardigheid, v.,= Oogbaftigfett, Zilgartigfeit. boon 11 koek, m., -koning = Zobnenil NI:ben ; boosdoener = Ubeltliter, arebter, Zerbrecber. fiinig. boosheid, v. .,...- lobs eft; een kind in de b. boontje, o. = Zi3bncbett ; b. komt om zijn = ein Mob in ber Q3. loontje = Unrecbt fcbliigt fatten elgnen Oerrn, booswicht = Zi3fetvicbt. bag Re* finbet feinen Defter; een heilig b. = boot, v. = bag foot; (roeib.) ber frabn, (minder ein Zugenbbolb. gebr.) ber Olacben, (ook voor de zee) Zarfe; 1. boor, v. = ber Zobrer. (stoomb.) bag Zantpfboot, bag Zampticbiff, ber II. boor (grondstof), o. = Zor. Zantpfer; een b. uitzetten = eitt moot augfe#en ; boorbank, v. = R3obrbanf. eerst in de b. keur van riemen = ber erfte boord, m. = (halsb.) Stragen ; staande b. = tot Toot bat Sabi boot aluber ; tiler /merit etebfragen; liggende b. = Umlegefragen ; tomtit, maijit pie* ; juweelen bootje (aan dubbele b. = eteb.Untregefragen ; (rand) ber een halssnoer) = Zfutvelfcbli3f3cben. atanb ; ten boorde toe (vol) =, bib an ben bootsgezel = Vatrofe. Rant) ; de boorden van een rivier = bte lifer boots haak, m.; -man ; -mansmaat = dna (van 't schip) Oorb ; aan b. Oootg bafen ; %mann; .mannbmaat. (gaan, zijn, hebben) = an Zorb (geb(e)n, fetn, bootsvolk, o. = Scbilfgotannfcbaft. baben); aan b. van de Tromp = an Zorb beg bootwerker = Oafenarbeiter, Zocfarbeiter. Tromp; iem. voortdurend met iets aan b. boraciet (een delfstof), o. = ber Zoragt. komen = einem mit ettb. footmen, einen mit borat (lichte gcweven stot), o. ber Ourat. ettb. bettifttgen ob. berfolgen; kom me daarmee borax (een zout), v. = ber Zorag. niet aan b. = bleiben Ste nth bamit boot 2ethe ; bord, o. = (tafelb.) ber Zeller; (schoolb.) Me over b. werpen, zetten, vallen = abet Oorb Tafel; (voor bekendmakingen) bie Tafel, bag tberfen (ook fig.), fel3en, fatten; aan b. klam- Orett; (dam-, schaakb.) Zrett ; (naamb. e. d.) pen, zie aanklampen. silo; (bordpapier) bie 43appe, ber Barton; boordband, o. = %infaf3banb. op 't b. schrijven = an (auf) bie Tafel fcbretben; boordbeschermer (doek), na. = kragen% een b. voor 't hoofd hebben = emit Brett bor fcboner. been StoPfe baben; diep, plat b. = defer, fladier boorden, h. = borbteren, bortieren; mit Zeiler; 't zwarte b. = Me fcbtuarbe Taf el. l8orte(n) befefon ; fliutnen. Bordeaux(wUnj, m. = Zorbeaugtuein. boordevol = bib an ben Rant) bolt ob. gefiittt. bordeel, o. = Zorbett. boordje (aan een hemdsmouw bijv.), o. = bordeelhouder = eorbettivirt. Ziinbcben, OLinbcben, ber (bie) Elueber. borderel (its? o. = Zorbereau. boordlint, o. = einfatbanb. border, o. = Me greitteppe, bie Zortreppe; boordplank, v. = ber Zablborb. (balkon) ber balfon; (trapportaal) ber Vlbfat). boordsel, o. = bie forte, bie Treffe, ber &f at.; bordje, o. = Tettercben, Tiitelcben, Ecbilbcben, met gouden boordsels omzet = mit (M•olbbor, Orettcben (vgl. b o rd); de bordjes zijn ver- ten bef4t. hangen = bag Matt bat rtcb getbettbet ; van boor 11 gat, o.; -Uzer, o.; -kever, m.; -ma- 't bovenste b. = born 91fierbeften. chine, v.; -meal, o. = Zolyriliod); ,eifen, bordpapier, o. = bie FOappe, ber 43appen: seater; .mafcbtne (ber sa0arat); stnebl. bedel, ber Starton. bordpapieren = bon boorschaaf, v. = ber gataiwbet. (aub) $aploe, bon itarton; q3app ; b. doos = boorsel, o. = R3obrotebl, Zobriptine (W.). $appfcba)tel, adjact)tet nub $appe. borduren. 119 boschbaas. borduren, h. = fticfen; (fig.) itbertreiben, auf. Mingling; een kloeke b. = etn banbfefter outwit; met goud geborduurd = golbgefticft. Zurfcbe. borduurder, -ster ? Sticferin. borstaandoening, v. = angegriffene IBruft. borduurpatroon, o. = Sticfmufter. borstilader, v.; -balsem, m.; -beeld, o.; borduurraam, o. = ber ettcfrabmen. -been, o. = Oruftilaber; %balfam; %bilb (Me borduursel, o. = Me Sticferei ; (kantje) bag Otifte); %ban. Oefat3bi3rtcben; (aan gordijnen) bie 8orbitre. borstilbeklemming, v.; -bezie, v.; -bon- borduurwerk, o. = bie Sticfarbeit, bie bon, v.; -drankje, o. = Zruftljbeftemmung Sticferet. (.befcbtnerbe); %been ; ber (bag) %bonbon; her borduurwol, v. = Stichbotte. .tranf. Boreas (noordewind), m. = R3oreag. borstel, m. = (haar) bie R3orfte (eineg Scbtueis boren, h. = bobren; een schip in den grond neg, ,gelg); (werktuig) bfe Oitrfte. b. = ein tiff in ben @runb bobren; iem. borstelachtig = (stekelig) borftig ; (plant- iets door den neus b. = einem ettb. abfitiAffen; en dierk.) borftenartig. iem. in den grond b. = einen3u Orunbe riciften. borstelen, h. = Whiten. borg, m. = (die b. blijft) Circle; (Christus) borstelig = borftig ; ftruNffg (baard, wenk- %differ; (onderpand) bie Ottrettaft, Me Rau. brauwen). tion, Me Sicberbeit ; (krediet) Borg; b. blijven borstelmaker = Ottrftenbinber. = dirge fefn, bitrgen, batten, rid) berbitrgen, borstelvormig = borftendbnItcb, oartig. Ottrecbaft reiften, gutfagen; b. stellen = borstelworm, m. = Oorftentrurm. laution fteRen ; een b. stellen = efnen Cirgen borstilharnas, o.; -holte, v.; -honing, m. fterfen, 't stellen van een b. = bie = ber Orufthbarnifcb ; ; .bottig. fcbaftgleiftung; ik sta u b., dat 't waar is = borstig: b. geluid = her Oruftraut ; zie ook id; bafte fur bie eabrbeit; ik sta b. voor hem a am borstig. = icb berbitrge mat, bitrge ob. bafte fiir ibn ; op borstilkanker, m.; -kas, v.; o.; den b. koopen, nemen, geven = auf Borg -klier, v. = Q3ruftlifrebg ; her %faften (her %forb); faufen, nebmen, geben. .fielb (44); ,britfe. borgen, h. = borgen; b. baart zorgen = borstkoekje, o. = Oruftfitcbelcben. borgen tnacbt Sorgen; b. is geen kwijtschelden borstkreupel (van een paard) = bugabm. = (range) geborgt lit nicbt gefcbenft. borstlikruiden, mv.; -kuras, o.; -kwaal, borgstelling, v. = F8iirgfcbaft(gleiftung), Rau. v. = Oruftgrtiuter, her .barnifcb ; bag .leiben Hon, Sicberbeit ; b. geven = Sicberbeit fatten. (%franfbeit). borgtocht, m. = Me Otirgfcbaft, bie Raution, borst lap, m.; -leer, o.; -Alder = R3ruft bie qbetviibrielitung; b. stellen = R. fterten ; Cad (voor schermers ook: bag -Leber, =fret); persoonlijke b. = perikinM baftenber antrge ; .Leber; %franfe(r) (.reibenbe(r)). zakelijke b. = facblicbe Otirgfcbaft, bag aauft. borstll middel, o.; -ontsteking,v4-pillen, Ofanb ; onder b. ontslaan = auf Zitirgfcbaft my. = Oruftilmittel (Me .arptet); .entsiinbung; entraffen. .,then. boring, v. bag Zobren, 8obrung. borstplaat, v. -= (harnas) ZruftKatte, bag borneeren (begrenzen, beperken), h. = bor% .ftitcf ; (van bode) bag %fcbitb ; (lekkernij)8ucfer. nieren; g e b o r n e e r d (bekrompen) = borniert. Pratte. borstplaatje, o. = Bucferpliilmben. borrel, m. = bag elligcben (Scbttapg, 8rannt. borst ll plooisel, o.; -riem, m. bie 8ruft 0 Mein), Scboppen, Zroiffen, Scbrucf; (voor 't eten) fraufe ; srfemen. ariibittopinn ; we zullen een b. nemen = tvir borstrok, m. = bie Unterjacfe. Morten eing nebmen ob. trinfen. borstlispeld, v.; -spier, v.; -stem, v. = borrelen, h. = fprubeln, ftrubeln, tbarten, Oruft 'Inaba (Zufennaber); her mugfer ; %ftimme (van kokend water ook) burtern; (drinken) horst!' strook, v.; -stuk, o.; m.; trinfen; nitAnn; beim ScboAten ob. beim %Tale her t8ruftllftreif (bie .fraufe); .ftitcf ; We -blame Mon; 't water borrelt uit den grond op = borstlitoon, m.; -yin, v.; -vlies, 0.; -vlies- fprubelt aug ber %rbe berbor. ontsteking, v. = aruftilton ; .fLoffe; =felt; borrelliesch, v. = Scbnapgflafebe. %feRentsitnbung. borreltje, o., zie borrel. borstwapen (bfib.), o. = her lancer. I. borst (lichaamsdeel), v = }Bruft; iem. aan Borst 11 water, 0.; -waterzucht, v.; -wering, de b. drukken = einen an bie Oruft briicfen ; v. = Oruftli matter; .tbaffertuobt; %ruebr (Orti= een kind de b. geven = anent Rinbe bie $ruft flung). geben, emit Rinb ftiften; een kind aan de b. borstilwervel, m.; -zak, m.; v.. hebben = ein Rinb an ber 8ruft baben; een Q3ruftil tvirbet ; bfe .tafcbe; %franfbeit. sterke, zwakke b. = tine ftarfe, fcbtvacbe Or.; boretzuiverend = bruftreinfgenb. ik heb 't op de b. = lc babe eg auf her 18r., borstzuivering, v. = 8ruftrefnigung. eg Hest mir auf ber sr., icb leibe auf ber Zr.; bos, m. = her (bag) Ziticbel (45ctare, in zijn b. tintelt een heilig vuur tit feinem gebern); (groote b.) Oufcb (guar); l3unb (Roby bufen ob. in feiner gliibt ein betligeg jeuer; 3. bag Titinber (Rettig, SOargel, Rabieg: zij stak den brief in haar b. ---- in tbren Zufen ; cben, Strob, aebent), bag Zunb (Scblitifer, een hooge b. opzetten ficb in bie Q3ruft Strob, Retfig Scbarren); b. sleutels = bag toerfen, ficb brititen; uit voile b. = aug bollem Scbltiffelbunb ; b. hout = baglRetfig., .tol3bitnber. Oalfe, aug boner Oruft (feeble); zich met de b. bosch, o. = her eatb, (poet.) ber fain; (ge- op iets toeleggen = fidj mit trnft, mit ahem regeld voor de jacht, houtopbrengst of der- %ifer ob. mit gaiter Seete tegen auf ettb. ; stuit gelijk doel onderhouden b.) her gorft; (groote me tegen de b. = eg tit mit butbiber, eg totber= uitgestrekte boschstreek) bie ealbung ; met b. ftrebt mfr; nog heel wat voor de b. hebben = begroeid = roarbbebecft, .belvacbfen. nocb emu guteg ettief Virbeit bur her Rtinge bosehachtig = tbalbig. baben. bosehanemoon, v. = ealbattemone. II. borst (persoon) = Rhtricfje, tuner Mum, bosehbaas = aoritauffeirr. boschbes. 120 botweg. bosehbes, -bezie, v. = Oeibetbeere; (roode) boter banket, o.; •blesje, 0.; -bloom, v. = $reif3elbeere; (blauwe) R3fau., eibef., Scf)tuarte Outterigebadend ; =tbecfcben; =Blume (ber beere; (veenb.) Voogbeere. Oal)nenfuf3). bosehbijl, v. = bag ealbbeit, bag =etfen. boteriboer ; -boor, v. = Zuttero bauer bosehilbouw, m.; -bonwsehool, v. = bie (=mann); bet .ftecber. aorft fultur; =fcbute. boteren, h. = (brood) mit lutter beftreicben, bosehlbrand, m.; -euftuur, v.; -duff, v.; ftreicben ; (spijzen) wit Zutter bubereiten, (utter -duivel, m. = branb ; ber =ban (%Offege, binbutun; b., z. = buttern; 't wil niet b. ber gorftbau); =taube (ale, Mingeltaube);.teufer. nit buttern, nicbt gefingen, nicbt recbt bosehdistrikt, o. = &bier. bonftatten geb(e)n. boseh get's; -god = eafb genie; :gott. boterlifabriek, v.; -gebak, o. = R3utteril, boschgrond, m. = bie ealbung. fabrif; .gebacfeneg. bosehhoen, o. = boterham, v. = bag Ziutterbrot, Stale, bosehje, o. = elithcben, &Pia, (struikachtig) Outterfcbnitte; een aangekleede b. = ein betegteg ber Zufcb, eebitfcb ; (poet.) ber ,tain. (ifluftrierteg) Zutterbrot. Bosehjesman(nen) Zufcbmattn (=manner). boterhampapier, o. = Outterbrob, tuts bosehll kant, m.; -kat, v. = Saibilranb tenpapter. (:fautn); fc113e. boter handel, m.; -handelaar; -karn, bosehkool, zie houtskool. v. = Q3utterli banbel ; =191inbler; bag .fai3 (=tonne) bosehmenseh, m. = Zufcb:, eatbmenfcb, boteril koek, v.; -koeler, m.; -krakeling, Orang=litang. m. = ber Zutterilfucben; =abfilbter, bie =brebel bosehll niter, v.; -macs, v.; -opziehter = (=Hugel). Oath Ilameife ; ttictug ; =auffeber (:bitter). boterliland, o.; -markt, v.; [-melk, v.] = boschllpad, o.; -partij, v.; -reeht, o. = utterillanb ; ber =marft; .mild. ber Satb ; =partie; srecbt (aorftrecbt). boter peer, v.; -pot, m.; -sans, v.; -spaan, boschrijk = tbalbig, retcb betbalbet, bolbreicb. v. = Outtergbitne; =top(; =fauce ; ber bosehspin, v. = Zogelfpinne. botertje, o. = bie Outter ; 't is b. tot den boseh 11 nil, m., -varen, v.; -vink, m. = boom = man fiinnte eg (id) nicbt fcbiiner (beffer, bie Salt) Rule; ber :farn ; =ffnf (8ufdffinf). glitcflidgr 2c.) Mftnicben of ber Himmel biingt boschwaarts = tbalbmiirtg, tbalbeitt. boa Oieigen. bosehl Wachter; •weg, m. = cab II bitter boter ton, v (-vat, o.); -vlootje, o.; (=auff0er); =tveg. -winkel, m. (-zaak, v.); -zaur, o. = bag boschwet, v. = bag corftgefet,, overtreding Tiutterilfaf3; bie -bole (bie =bitcbfe, =fitf3cben); van de b. = ber goritfrebet. bie =banblung ; bie =f sure. bosehwezen, o. = aorfttnefett. botheid, v. = StumpMeit; Stuntiriffinnigfeit, bogie, o. = Zitfcbelcben 2C., zie b os. ber Zefcbrtinftbeit, Scbroff= Bosjesman, zie Boschjesman. beit, vgl. b o t IV. bossehage, o. = Oogfett, 2ufttotilbcben, ber Bothni*, o. = l8ottnien. Bothniseh = ,D tan. bottnifcb ; B e golf = Zottnircber neerbufen. Bosnia, o. = Zognien. Bossier = Oognier. botje, o. = (visch) ffeiner Butt, Mine Butte; Bosniseh = bofnirdi. b. bij b. doen = aufammettlegen, bufammen= Bosporus, m. = Q3oiporta. fcbief3en. bossing (bouwk.), v. = geber, bet SOunb. botmuil, m. = Zununerian, Zumntrian, Gitm= Boston, o. = Zoiton (ook 't spel). pet, eimpel. I. bot (visch), v. = bet Q3utt, Butte, ber botsen, h. = ftoten, fcbtagen; tegen elkaar giunber ; de b. vergallen = bag Spiel berberben. b. = bufammenitoten, att(gegen)einanber (an), II. bot (knop), v. = no*. 13rallen, bufammentratten; (fig.) an, gegen ob. III. bot (been), o. = ber Stnocben, Bein. tbiber, etiv. anftoten. bot: zijn lusten b. vieren = feinen 2itften botsing, v. = ber 8 ufammenitot (bon Bilgen, bie Bagel fcbief3en laffen (I. 2. friMen). Scbiffen, ZrupPen u. it.), (van legers ook) bag V. bot : bot vangen bor eine berfcbtoffene Bufammentreffen, ber alttpraa, (fig.) ber non, Tar fonttnen, ntentanb su taufe treffen; etnen ffift (btrifcben $erfonen b. 0.); in b. komen = St orb befommen, ficb etnen St orb bolen. in nonftift geraten, int Otherftreit fein. VI. bot (adj.) = (niet scherp) ftumpf; (van bottel, v. = (van de roos) ttagebutte ; [RIO*, den geest) itutnit blObe, ftuntOffinnig; b. van Zuttet, 8ubbel]. geest ftutnpf., brafinnig ; b. tegen iets bottelaar = Streinbtinbler mit Zier. botte- aanloopen = fcbtturftracfg ob. fcbnurgerabe gegen larij, v. = gleinbanbel mit bier; (op schip) ettb. anrennen; b. tegen den wind in = gerabe 3ottleret. bottelbier, o. = Olafcbenbier. in ben Stub; hij heeft 't wel wat al to b. bottelen, h. = auf f lafcben ai0en. gezegd = er bat eg tbobl ettv. allju fcbroff bottelier = Steriernteifter, Bunbfcbenf ; (op geiagt. schip) Zottetier, Zottfer, FOrobiantmeifter. botaf = gratttbeg, fcblanftbeg. botteliersmaat Zottelierginaat. botanieus = 8otanifer botanie, v. = bottelroos, v. = Oagebuttettrofe ; Outtbgrofe. Zotanif. botaniseh botanticf). botten, h. = augfcblagen, fproffen, knofOn botanizeeren, h. = botanifteren. treiben. botboer gifdAiifer, =berfaufer. botter, m. = gifcberfOn, bag cifcberboot. boter, v. = Zutter; b. (geld) bij de visch = botterik = Zummerjan, Zummrian, Scbafg= gleicb (bar) besablen ; stuk b. = ber Zutter. (impel, Gimpet, bled; 't is b. aan de galg = ba ift Oolafen unb bottine, v. = etiefelette, bag Stiefelcben, ber Vale, berforen; met zijn neus in de b. vallen = gabftiefel. bur guten Stuttbe fontmen, ecbirein baben; zie botvieren, zie b o t IV. ook braden. botweg = glatttveg, fcblanftveg ; geraben0, boteraehtig = butteriibnlicb, .artig. einfacI), mfr nicbtg bir nicf*. boud. 121 boven. bond = bre*, (sterker) fed, bertbegen; (vol bonwman = Baumann, ,banbiverfer, alder- zelfvertrouwen)auberflibtlieb. mann, .bauer, 2anbniann (vgl. b ouwlie den). boudweg = bretft, One Unticbtheife. bonw II materialen, my.; -meester; -orde, bondeeren (pruilen), h. = fclitnotten. v. = Oaullmaterialien; ,meifter ; .art (ber .ftil). Boudewijn = balbuin. bouwplan, o. = ber Tiauplan; (van steden, boudoir, o. = Zouboir. wijken, straten) ber Oebauunggplan. bouffante, v. = bag Oalgtucb ; ber So at. bouwHpolitie, v.; -steen, m. ; m. = boogie, v. = 8ougie. Zau ; .ftein; .ftil. bouilloir, v. = 5teemafcbine, ber oaf iers, bouw stof, v.; -terrein, o.; -trant, m. = eefeffel. ber eauliftoff (bag %material); gellinbe (%terraitt, bouillon, m. = bie 0ouilton, bie ateildfiritbe. bie ; bie ,art (,ftil). boulevard, m. = 8oulebarb. bouwilvak, o.; -val, m. = Oattlifacb ; %fan. bouquet, m. = bag bouquet, bag Oufett, bouwvallig = bauftiftig ; b. grijsaard = bins Strad; (van wijn) bie Cume, bat bouquet. RD:tiger 03reig. Bourbon = Zourbone. Bourbonseh = bouwivalligheld, v.; -werk, o.; -woede, bourbonifcb. v.; •zueht, v. = ZaullRiftigfeit (t.inftiftigreit, bourgeois (gezeten burger) = R3ourgeo14. vgl. -v all i g); ,iberf (ber Q3au, j3t : tauten); bourgeoisie, v. = 8ourgeoilie. =tout; :fucbt. bourgogne(wijn), m. = 8urgunber(lbein). I. boven (praep.) = iiber (tat. u. KM); b. iem. Bourgondie, o. = Ourgunb. staan, wonen = ft. einem fteben, ivobnen ; 't raam Bourgondiseh = burgunbifcb. b. de deur = bag Genf ter ber ; 't hoofd bout, m. = (van ijzer of hout) Oor5en; (van b. water houden = ben Stop ob. ficb it. Ballet hout ook) $ffocf ; (grendel) Riegel; (voor batten; de eilanden b. den wind = bie jnfeln deur of raam) Me Stange, bie Spaniolette; fiber bem Sinbe ; 't klonk b. den storm uit = (in strijkijzer) Ziolaen, Stahl; (van schapen, eg Shang fiber ben Sturm binaug ; b. pari = gevogelte, ook boutje) bie neule ; een lekker fiber 43ari ; iem. b. 't hoofd groeien = einem b je = ein lecferer Zillen ob. R3raten. fiber ben Stops tbacbrett ; de hand b. de oogen boutade (wonderlijke inval), v. = 8outabe, houden = bie ianb fiber bie %ugen batten; Beaune. dat gaat b. alle beschrijving, verwachting, boutijzer, o. ber $lattftabl, ber 3olaen. mijn krachtan, begrip = bag get Mier a& boutje, 0., zie bout. Oefobreibung, afieg %ribarten, mefne Striifte boutsehieter = %ntenitiger. mefne Zegriffe of bag itherfteigt afte T4efcbrei, I. bouw, m. = (van koren, aardappelen, bung tc. ; de uitgaven gaan b. de begrooting = hooi; van een huis, brag e.d.) Oau ; slank .. iiberfteigen ben alnicblag ; dat gaat bij hem van b. = bon fcblanfent (taticbg), bon fcblanfer b. alles = bag gett ibni fiber arid; b. alien GieftaIt ; de b. van een zin = ber R3. eineg Sa4a, lot verheven zijn = fiber afteg lob erbaben ber Satbau ; b. van een nieuw huis (een fein ; hij is b. de 40 = er ift fiber 40 (Zyabre nieuwe b.) = 91eubau. binaug); b. de gewone maat = fiber bag ge% II. bouw (akkermaat op Java), v. = ber ibiibnlicbe 1af3 binaug ; een opvoeding b. zijn 0outv, ber 3au, ber Oattb. stand = eine %rafebung fiber fatten Stanb bouwblok, o. = (uit bouwdoos) ber Ziaufloti. binaug ; hij steekt b. alien uit = er rant Mier bouweommissie, v. = Ziaubeputation, %fotn% cite binaug (fiber able empor); er weer b. op million, bag ifortegiunt; lid van een b. = ber komen = tvieber auf bie Zeine fointnen, (van Zaurat. een ziekte ook) burclifoinmen; iem. er b. op bouwdoos, v. = ber 8aufaften. helpen = einem aufbelfen, (van een ziekte) einen bouwen, b. = batten ; aan een kerk b. = burcbbringen (vg/. boveno p); 't ligt er maar b. an ether Stir* b. ; op nand, op iem. b. = auf op = tiegt nur an ber Dberftlicbe; hij is b. zijn Sanb, auf einen b. ; (de) zee b. = Me See b., theewater (zijn bier) = er tat einen Bopf, bat bag deer befabren, Bur See fabren; zee kunnen fcbief gelaben, flat einen Zropfen au biel, zie ook b. = f eetitcptfg fein. bier; Arnhem ligt b. Dordrecht = VIrnbeim Iiegt bouwer = Oauer; (die een huis laat bouwen) oberbalb Z.; ietsb. een ander voor hebben = etin. R3a4err. bouwerij, v. = ber 2anb,, Wcfers bar einem anbern borau& 4aben; 't een b. 't ander bau ; bag Oauen, bag Oaufacb. verkiezen = bai eine hem anbern boraieben ; bouwgereedsehap, o. = Oaugeriit. hij is weer b. Jan er ift tvieber obenauf. bouwgrond, m. = Viiterboben, bag ,lattb ; II. boven (adv.) oben; (in Ind. ook) broben, (voor gebouwen, de soort) Zaugrunb, (de in bie (ben) Zerge(n); van b. tot onder = bon plaats) bie Oaufflicbe, Q3aupla4. oben bi4 unten ; b. wonen, blijven = oben bouwheer = b8auberr. teotjnen, bleiben ; als b. = tube oben; b. aa,nge- bonwhoeve, v. = ber Oauernbof. voerd = obeli angefilfirt (ertbabnt); naar b. bouwkneeht = 9.1cferfneclit. opengaan = ficb nacb oben (auftolirt4) Offnen; bouwkunde, b8aufunbe. bouwkundig ik ga naar b. = 'lit gebe binauf, (in Ind. ook) = baufunbig ; b . e school = Oaufcbule, reife in bie Oerge; kom b. = f °lumen Cie %afabentie; b. ingenieur = Oauingenieur. berauf ; de muur is van b. schuin = ift oben bouwlkundige; -kunst, v.; -kunstenaar Rbriig ; derde regel van b. = britte Bette bon Oaulberitiinbige(r) (,funbige(r)); %funft, %Kluft% oben; b. op de kast oben auf betn Scbranfe; ler (VIrcbiteft). Hij daar b. = Zer oben, Zer broben ; alle bouwkunstig = baufilnftlerifcb. zegen komt van b. = alter Segen fommt bon bouwland, o. = VIcrerlanb, her ,boben. oben; de vaart van Arnhem naar b. = bie bouwlieden, my. = (voor huizen) b8auleute, fart bon RIrnbeim auftbiirtg, ftromauf ob. au %banbtberfer ; (voor 't land) &Urbane; %leute, berg; dat gaat mijn verwachting,begripte b. = 2anbleute. bag ilberfteiot mefne erbmrtung, mine Wiegriffe; bouwlust, m. = Me Zauluft, bie alle beschrijving te b. gaan = ilber die 18e. bouwmaatsehappij, v. = $augefeltfcbaft. fcbreibung geb(e)n ; alle moeielijkheden te b. bovenaan. 122 br. komen = acre Scbtvierigfeiten iibertvfnben; die lbovenilieht, 0.; 0.; -lip, v. = ramp komt hij nooit to b. = fiber biefeg Un. LIM; ber ,forger; .100. bell fommt er nie bintveg ; we zijn 't to b. = bovenloge, v. = obere loge. tuir baben eg iiberftanben (ilbertaucbt), flub bar? bovenIlloop, m.; -lueht, v. = Merltauf; fiber bintreg ; alles gaat 't onderste b. = arta •tuft. gent brunter unb briiber. bovenmate = fiber bie Raf3ett, ilberattg. ibovenaan = obenan; b. zat het jonge paar bovenmatig = ilbermatig; b e blijdschap, = obenan of ant Octuptenbe fat bag juuge vriendelijkheid = iiberfcbtbenglicbe areube, $aar. greunbItcOreit; b. rijk = it., fiber Me Widen bevenaangehaald = oben angefilbrt (6itiert)6. ob. auf3erorbentticb reii. bovenaardseh = fiberirbifcb. bovenmeester = Reftor, Scbulborftanb. bovenaehterkamer, v. = obereb Cuter. bovenmensehelipt = iibertnenfcblicb. gamer. bovenznouw, v. = ber Zbertirmet. bovenaf: van b. = bon oben berab. bovennatnurkunde, v. = Elletapbt)fif. bovenal = bar ahem, bor alien Zingen. bovennatuurlijk = ilbernatiirlicb, metapbt). boven 0 arm, m., -bed, o. = Ober I arnt ; .bett. Mil); iiberfinnlicb. bovenbedoeld = obengebad)t. bovenom = oben berm. bovenbeen, o. = ber Oberfcbenfel. bovenop = obenauf ; (een zieke) er b. helpen bovenbewoner = Zetrobtter beg obern = burcbbringen, einem aufbelfen; iem. or weer Stocf(trerf)efi. b. helpen = einem tvieber aufbetfen, einen boveniblad (van een blaasbalg), o.; -bouw, tvieber auf ben bamm bringen, (lett.)hoe kom m.; -brook, v. = ber Meribobenpbau, .bole. ik dear b.? = Mie fomme icb ba binauf ? bovenbnur = Vtacbbar oben. bovenportaal, o. = ber obere atm, ber bovendeel, o. = ber obere Xeir. obere Vlbfa. lbovenlidek, o. ; -deur, v. = Ober11(ber)bece bovenraam, o. = Oberfenfter. (ber Mex., Ilberlauf); ,tiir. bovenrand, m. = oberer Manb. -bovendien = obenbrefn; (daarenboven, bui- bovenrangen (in schouwburg) = obere tendien) aderbem, iiberbieg, bubem. Mange, &alien, ob. 431150. lbovendorpel, -drempel, m. = bovenlirivier, v.; m.; -rok, m. = genfter)Stura. ber fOberA Slut; :rbein, =rod (aleiberrocf). Ibovendriiven, h. = oben(auf) fcbtuitninen; bovenruimte, v. = ber .obere Rtn au. de bovendrijvende partij = bie berrfcbenbe bovensehrift, o. = bie Liberfcrift. (bor)jerrfcbenbe) $artei. bovenslagsilmolen, m.; -rad, o. = obere ,boveneinde, o. = obereg enbe; (van de fdgiicntig e Viibte; •eit. Blab. tafel) tt auOtenbe. bovenst = oberft; b e verdieping = a .. er bovengedeelte, o. = ber obere Zeft. Stocf ; b e trede = o .. e ob. bilcbite atufe; ibovenigemeld; -genoemd; -gezegd = b. best = arCerbeft, boraileficb, uniibertreffficb. oben II ertnii tint (.gemetbet); .g en aunt ; .gefagt.bovenstaand = obig, borftebenb. bovenggoed, o.; -grond, m. = Oberheug bovenstad, v. = obere Stabt. (.ftefber); ,gruttb. bovenstandig (plantk.) = oberftlinbig. lbovengrondsche geleiding = oberirbifcbe boveni stuk, o.; -tand, m. = Oberf ftiicf; .oabn. 2eitung (Stromaufilbrung). boventoon, m. (eig.) 'Merton; den b. lbovenhand, v. = Oberrianb; de b. hebben hebben = prabominierett, borberrfcben; don b. = bie aben; de b. krijgen, nemen = voeren = bag grote 4: art filbren. getvinnen, befommen. bovenuit = obenaub, obenbinaug ; zip stem iboven helft, v.; -hook, m. = bie obere klonk er b. = . fiber and binaug; hij steekt tsiilfte; ber o. Qinfet. er b. = er ragt bariiber binaug. lbovenhouden, h. = fiber eaffer batten. bovenivenster, o.; -verdieping, v. = ibovenhnis, o. = bie %tage, bag obere Stocf. Oberfifenfter; bag •ftodiverf (ber =ftocf, ber obere Wed, bie Sorptung im obern Stocfmerf. Stod'). ^bovenin = oben; b. gooien = oben Mnein bovenvermeld = obenertbabnt. merfen; b. de kast = oben im ecbranf. bovenvertrek, o. Merainner. ibovenkaak, v. = ber Oberfief er. bovenvlak, o. = bie obere altie§e (van een bovenkamer, v. = Merftube, bag .3immer; prisms e. d.) obere erunbillic0e. 't is niet pluis in zijn b. = eb ift bet bovenvoorkamer, v. = bag obere Zorber= nicbt ricbtig fm Dberftiibcben. bimmer. bovenkant, m. obere Sate. bovenwaarts = auftniirtg, nat oben bin. bovenkerk (galerij), v. = %mimrfircbe. boven f water, o.; -wereld, v.; -wind, m. = bovenlikies, v.; -kleed, o. = ber DberII. MerlItvaffer; .tbett; bacfen3abn; •fteib (.gemanb). bovenwindsehe eilanden = cjnfetn fiber bovenkomen, z. = berauf., bittauffommen ; bem kom b. = !mitten Ste berauf; ik zal niet b. bovenwoning, v. = Elobnung tin obern = ict) tverbe nicbt f)inauf f ; zijn betere natuur Stocf(tverf), %tage. kwam weer b. = feine beffere 9latur fam tvleber bovenzaal, v. = ber obere Sad. boven- nact) oben; de ongelukkige kwam niet weer b. zeil, o. = Cberreget. bovenzljde, v. = = fam nicbt mebr fiber eoffer. obere Seite. bovenzinneljJk = ilberfitentid).. bovenkorst, v. = Oberrinbe. bovenzolder, m. = eberbobett. bovenlaag, v. = obere ecnicbt. bovist (een zwam), v. = bet 3ol:dft, bet Q5afift. bovenillaken, o.; -land, 0.; -lander = bowl (kom, drank), v. = Zotute; een b. maken Ober' tafen ; .lanb ; .Ianber. = eine Z. anfeben. bovenlandsch = obertanbifcb. boycot, m. = eot)fott. bovenillast, m.; -1e(d)er, o.; o. boycotten, h. = bot)fottieren. big Obern taft ; •leber; ber br. (broader, breedte a3runer4 23zeitel.. br. 123 branderij. br. (broeder vrtjmetselaar = greintaurer. brakachtig = brat. bruber, 2ogenbruber). braken, h. = (intr.) fi erbrecben, fiber- m.; -lueht, v.; -oven, m. = geben, bontferen; (trans.) augbrecben ; bloed b. = Oratil nal ; ber sgerucb (ber 8ratenbuft); 'ofen.Cut attgbrecben ob. fbefen; lasteringen b. = braadllpan, v.; -rooster, m.; -spil, o. ; 2iifterungen augftof3en; (asch, lava e. d.) aug. spit, o. = Oratilpfanne; .roft; :fon; ber 413ief3.tverfen, (aug)fpefen ; (vlas) brecben. braadHspitdraaier; -vet, o. = 8ratenik. brakheid, v. = bag grade, bag ealbige. venber; :fett. braking, v. = bag %rbrecben, bag Q3recbett. braadworst, v. = 93rattuttrit. brakkig = bractig. braaf = brab, Bieber, recbtfcbaffen, trefflicb, [brallen, h. = Orablen, prangen, ficb Brifftend elyrlfcb; een brave kerel = efn (bor)trefflicber Bram = %brabam; een B. = eta $rablbang, serf; brave ouders = brave, trefflicbe ob. an, etu#er, 9Iuffcbneiber; (niet ongunstig) ein ftiinbige ettern; een b. meisje = orbentlitbeg fatnofer pert, Oauptferf ; den B. uithangen = Viibcfon; b. gehandeld 1 = brab gebanbeft 1 fii moOfig macben, ben groten tserrn macben b. drinken = Wader ob. tiicbtfg trinten; b. op- ob. fpfelen. passen = pco brab ob. orbentlfcb auffilbren; b., brain Ora, v.; -steng, v.; -zeal, o.; man! = Drab, rest fo, mein greunb 1 braaf- v. = Orantfirabe; .ftenge; .fegel; held, v. = a3rabbeit, Neberfeit 2C., zie braaf. ,fegeffilbite. I. braak, v. = (inbraak) ber Mittbrucb ; (vlas- brancard, m. = bie ragbabre, bfe Stranfen. braak) Ore*, (omwerken en onbebouwd laten trage, Strantenforb. van een akker) 8racbe. branche, v. = Orancbe; ook: ber Oefcbliftg. H. braak (adj.): b. liggen = Brad) fiegen evefg. (ook fig.). brand, m. = branb (ook huid- en koren- braakakker, m. = Oracbacter, bag Zracbfelb. ziekte); bag aeuer, bie aeuer4brunft; (brand- braak II drank, m.; o. = Zrecb trait! ; stof ) bie geuerung, Q3rennftoff ; in b. zetten, .effen. steken, raken, staan =1n 8r. felon, fteden (an. braak o.; -land, o. = Oracb 'jam ,fanb. fteden, anginben), geraten, fteben; b. stichten braakIlloop, m.; -machine, v.; -middel, ftiften ; eensigaar in b. steken = eine 8fgarre o. = bie Zrecbilrubr, .ntafttine ; .mittel. anbrennen ob. in Zranb felpn ; ik zal den b. er braakpnoot, v.; -poeder, o. = Orecb Hunt; eens in steken = icy ha mat anbrennen; spulber. gevaar van b. = Me geuerggefabr; er is b. = braaksel, o. = ber alughturf. eg Brennt ; waar is de b.? = tvo fit ber lbr. braakiwijn, m.; -wijnsteen, m.; -wortel, ob. bag aeuer? tvo brennt uitslaande b. m. = Orecb Wein; .tveinftein; bie stvurgel). = Orotfeuer ; plaats van den b. = Zranbs I. braam, v. = (bee en struik) brombeete Witte, ber .014; b.! = aeuer gene* 1 moord (doornstruik) ber Stornftraucb. en b. schreeuwen = Beter nub Vorbio fcbrefen ; II. braam (aan de snede van mes, schaar in den b. zitten = in ber ftlatfcbe iem. e. d.), v. = ber aaben, ber Oirat. uit den b. helpen = einem aug ber $aticbe braambei, -bes, -bezie, v. = 8rombeere. pelfen ; iem. in den b. laten = einen im eticbe braamboseh, o. = ber Zornbufcb ; 8ront. laffen; zoo holder als een b. = ituterft rein. beergeftrlittcb. braamstrulk, m. = Oront= lid), (lute* fauber, Blfgauber. beerftraucb, Me sftaube. brandpalarni, o.; -assurantie, v.; -assu- Brabander = 8rabanter. Brabant, o. = rantlemaatschappij, v. = ber aeuerl. P3rabant. Brabantsch = Brabantifcb. liirm ; .berficberung ; .berficberungggefellfcbaft. brabbelaar = ecblabberer, bag ecblaBber. brandbaar = brennbar, entaiinblicb. maul, kauberer. brandbaarheid, v. = lbrennbarfeit, %nt3finb. brabbelarli, v. = bag Stauberlvelftt. brabbelen, h. = plappern, fcbttattern, tau. brand II bijl, v.; -bijt, v. = bag aeuerll beif ; bertvelfcb reben; Fransch b. = 5ran8i3fifc0 pt. ob. rabeBrecben. brandblaar, v. = Oranbblafe, .blatter. brabbeltaal, v. = bag St aubertvelfcb, ber (bag) brandbluseh II gereedschap,o4-granaat, engimatbiag. v.; o. = geueriiifcf) !ger& ; q3rattate ; bracelet, m. = bag Oraffelett. .mittel. braehyf cephaal (kortschedelige); brand0 blusehtoestel, 0.; -blusseher, m. (kortschrift), v.; -logic (kortheid van uit- = ber geuerflarcOapixtrat ; .113fcber. drukking), v. = Oracb146elibale ; .grapbie ; brand II brief, m.; -dear, v.; -emmer, m. = stogie. Oranb II brief ; stiir(e); 'elmer (geuereimer). braden, h. = Braten ; de gebraden duiven [brandemoris, m. = 8rannttvein]. vliegen iem. niet in den mond = bie gebratenen branden, h. = Brennen (inbijnaallebet.); b. als auben ffiegen einem nicbt ing Maul; hij braadt een Tier = Br. !vie efne Sterne; van verlangen, er de boter uit = er macut ficb Bute rage, ongeduld enz. b. = bar Zerfangen, lIngebufb tut ficb bene; we b. bier in de zon = tuft b. 2c. ; van verlangen b. = (ook) fiat febnen; bier in ber Sonne ; gebraden vleesch = ber zijn vingers b. (fig.) = fib bie Ginger ber. Oraten; gebr. rand-, kalfs-, reevleesch = ber Brennen; ik ben er niet op gebrand = fdj babe 91inber., Stalbg., 91ebbraten. gar Leine tuft baby, bin gar nicbt barauf erbicbt ; [brageeren, b. = brablen, grottun, Brantar: b ..d verlangen = beiteg Zerfangen ; b .. de bafieren]. vraag = br .. be arage ; br. en blaken = fen: Brahma (godheid) = Zrabtna. Brahmaan gen unb Brennen; zie ook bil. Orabmine, Zrabmane. brander, m. = (aan lamp) Zrenner ; (schip) I. brak, m. = (hond) R3rad(e), 2aufbunb, Oranber ; (persoon) Ibrenner. eft mitbunb. branderig = (reuk, smaak) Branbig, brena(e). II. brak (adj.) = bracfig, brad; b. water = fig; (ongesteldheid) Branbig. Oractivaffer. branderU, v. = Zirennerei. brandewijn. 124 breeuwer, brandewijn, m. = R3tanntbmin. b. = et tft fe# itbetioblitt ; (niet ongunstig) brandgat, 0. = (van een projectiel) Orattb. fil§n, tapfer. tocb ; (in een Weed bijv.) Zrenntocb. bras (een scheepstouw), m. = bie Zraffe. brandllgeroep, 0.; -gerneht, 0.; -gevaar, brasem, m. = OracVen, ffiratTen. o. = ber aeuerlIruf ; bet =alarm (ber arm); braspartij, v. = ed)temtneret, $rafferei, bie .4gefaOr. ect)tvetgerei. brandglas, o. = a3renngla&. [braspenning (owls munt), m. = (prof ion ] brandgranaat, v. = 8ranbgranate. btassen, h. = pratien, Women; (scheepst.) brandhaak, m. = geue#afett. braffen; scherp bij den wind b. = bicf)t beim brandhelder = blitgauber, lit** Tauber ob. einbe br. ; vierkant b. = in& Zierfant lir. ; rettat. brandhoorn, m. = Me aeue4upe. aan den wind b. = auf ben Stub br. brandhont, o. = Zrennbotg,. brasser = $raffer, Sc§temnter. brasserij, brandig, zie branderig. brandijzer, o. v. = $rafferet, SCentmeret. = Zrennetfen. branding, v. = Oranbung. brat, zie borat. brandkas, v. = Oranbfatie. brandkast, branw, zie wenkbrauw. v. = bet feuerfefte Stt rant bet ebeibfctanf. bravado (pocherij), v. = Zrababe. brandklok, v. = geuergtode. braveeren (trotseeren), h. = trotwn, Trol3 brandkogel, m. = bte Otanbfuger. bieten. brandll kraan, v.; -ladder (-leer), v. = braviesimo = brabiffinto. bravo (sluip- ber aeuer II balm ; sletter. moordenaar) = Zrabo ; b.! = btabo 1 (de brandlneht, v. = branbiger ob. brettaliger roep) bab Otabo. Oerucf). bravour-aria, v. = Otabouratte. brand if =wester ; -merk, o. = Orattbil. Brazillaan = Zrafitter, Orafittaner. Brazi- meifter (.bireftor); =mat (ook fig.). liaanseh = braftlifc0, brafittantfc0. Brazili*, brandmerken, h. = branbmarfen (ook fig.), o. = Zrafitien. brandmiddel, o. = Zrenntnittet. Brazillehout, o. = Zrartfie0o16. brandmuur, m. = Me a3ranbittauer. break (licht open rijtuig, spr.: breek), m. = brandnetel, v. = Orenn(n)effet, Ref del. Oreaf. brand ii offer, o.; -peal, m. = Oranb II opfer ; Breehtje = Zrigitte. :13fabt. breed = brett ; b ..e grondslag = b .. e Orttnb. brandpiket, o. = aeuerpfrett. brandplek, lage; een b .. en rug hebben (fig.) = einen v. = bet aranbffecf. brandpolis, v. = b .. en initcfen aben ; b ..e vlakte = b .. e (tvette) aeuerpolice. brandpunt, o. = ber 8renn. ebene ; b .. e it, schaar = grote Re*, grof3e punft; (van ziekte, beschaving enz.) bet ob. b ..e SItat, in b .. e trekken = in grof3en 4)erb. Bitgen; b ..e beschrijving = att5fitbrlidie Tte, brandpuntsafstand, m. = bie Zrenntvette. TcOreibung ; ze is den b .. en weg opgegaan = brandrenk, m. = branbiger, brengtiger eiSeruc. fie tft unter& autbolf geraten ; in den b .. e = brandsehade, v. = bet geuericOaben. au&fitbrlict) ; iets in den b ..e uitleggen = (ook) brandsehatten, h. = branbfcbaten. ettn. be& (tangen unb) bretten ertautern ; b. brandsehatting, v. = Zranbfcbatung. schilderen = fitbn ob. fed maten; einen fittpten brandsehel, v. = bet geuermelber. ob. bretten $infet fitbren; iets b. uitmeten = blet brandsehilderen, o. = bie Zranbmateret, VluPeben& bon ettva& maien, ettv. breittreten; Me %mattmateret. brandsehip, o. = bet king en b. over iets spreken = emit lange& Branber. brandsehoon = elute* rein unb br .. 0 fiber ettv. reben (fagen); hij heeft ob. Tauber, btibfauber. 't niet b. = et fontmt nut maw, au& ; die 't brandsein, o. = geuerbehten, bet .attaeiger, b. heeft, laat 't b. hangen = meet tang *tt, bet :ntetber, Oranbaeilten. brandslang, v. = tiftf3t tang laiingen; 't is zoo lang als 't b. is bet ebritenfcbiauct), bet SCauct). = ball ift fo br. at& tang, bleibt fic4 Odd), ift brandspiegel, m. = ZrennfPfeset. gebil.pft tote gefOrungen, t^ofe lute jade; zie brand II spuit, v.; -spuitgast = geuer II fpriOe ,ook bij 1. stveDrmann (Gprt#entnann). breed ll gerand ; -gesehonderd ; -getakt brandspuit II huisje, 0.; -meester = sprit= = brat ll ranbtg ; of d)ultrig ; :aftfg. aen ll tytu& ; =nteifter. breedheid, v. = (uitvoerigheid) Zrette ; brandstapel, m. = act ette#aufen. (van opvatting) Sli4nbett. brand II stiehter ; -stiehting, v. = a3ranbil. breedeprakig = tveitfclitveifig. breedspra- ftifter; .ftiftung. kigheid, v. = 2ilettfct)bnifigfelt, areite. brandstof, v. = bet Zrennitoff. breedte, v. = Zrette (ook als „baan" van een brandverf, v. = ba4 %mail, We ematae. stof), ter b. van een vinger = in eineb alnger& brandverzekering, v. = aeuerberrtcOerung. Z., fingerbreit; aardrijkskundige b. = geo. brandplek, v. = bet Oranbffecf. grapbtfc4e Or. ; 't moet uit de lengte of uit de brandvriJ = feuerfictnr, =beftiinbig ; .feft ; b. = e& mud trgenbtvober foramen. b ..e kluis = feuerfefter %refor. breedtelleirkel, m.; -graad, m. = Zretten I brandwaarborg(maatsehappij), v. = fret& ; =grab. geuerberfirberung(Nefettfcbaft). breedvoerig = au&fitWiC umftlittbit4 brandwaeht, v. = Zranbtracly. brand- breedvoerigheid, v. = VittitfitbrticOfett, weer, v. = geuertvOr. Rileitfcb tvelfigfeit. brandweer 11 man; -kazerne, v.; -post, v. breefok, v. = ba& gocregel. = aeueriveW mann ; :faferne ; .tvad)e. breekbaar = aerbrecblicb. brandliwonde, v.; -zalf, v.; -zool, v.; breekbaarheid, v. = BerbrecbliVett. -zwam, v. = Oranb II tvunbe ; :fatbe ; .tot)te ;breek II beitel, m. of -ijzer, o.; -twig, o. = bet %pita. ball Zredletfen, ob. bie :ftange; Tug. brani = fOra§pang, et tibbeutel ; den b. uit- breenwen, h. = fatfatern ; (bte FAcit)te) biiten. hangen = ben aorfc0en berau&fOrett ; hij is erg breeuwer = Statfateret. breeuwhamer. 125 briefkaart. breenwilhamer, m.; o.; m. = aft 't dak = br. ob. fcbtagen bum St acbe beraug ; nalfat bammer ; eifen ; bie banf. 't brekend oog = bag br .. be aluge ; b .. de breeveertien: de b. opgaan = ben berfebrten waar = berbrecbticbe dare; zie ook g e b r o k e n, ob. fcbtecbten Beg geb(e)n, unterg autbolf ge? baan, lans, staf e. a. rater. breker (persoon en golf), m. = Orecber. breidel, m. = Bliget, Baum (beide ook fig.). brekespel, m. = Stlietberberber, etiirenfrieb. breidelen, h. = bilgetn, bebtringen; zijn breking, v. = Orel:bung. tong, begeerte b. = feine Bunge, Oegierbe brekingsff exponent. m.; -hock, m. = Baume batten; den moed b. = ben Eltut Zrecbung& JI egPonent ; •tbinfet. gen ob. bebeibtnen. brem, v. = ber Minfter ; ber Oefen:, R3obnettr. breidelloos = stigettog. ftraucb ; zoo zout als b. = fatbig tbie q3i3fet. breidelstok, m. Rubel. Bremen, o. = IBremen. Bremer = Bremer. breken, h. = (kousen, netten) ftriden ; haar) Bremerhaven, o. = Zrenterbafen ftecften. bremraap, v. = Sontmertburb, ber 2aiirger. brei II garen, o.; -gereedsehap, 0.; -hontje, brews, v. = l8remfe, $ferbeffiege. o. = Strict?Barn; ,gertit ; bie .fcbeibe (5bOgcben).bremstruik, m. = Oinfter ; bie Oinfterftaube. breilljuffronw; -katoen, o.; -klnwen, o.; bremzont = fcbrecrticb fatbig, fatbig tvie -kolas, v. = Stricfintamfel ; .Rarn ; bag, ber brengen, h. = bringen; op 't papier, op •fniittel; ber 4trut4f. schrift b. = bu $apier br. ; iets voor den brein, o. = bag ebebirn; dat komt niet uit rechter b. = etin. bar ben Olicbter br. ; 't gesprek zijn b. = bag foment nicbt auk; feinetn O.; hoe op iets b. = bag Oefpriicb ob. bie Rebe auf ea.? komt 't in zijn b. op ? = trie foment ibm bag br. ; 't gesprek op iets anders b. = bag (be= In ben stopf, tbie rotting er auf ben Oebanfen, fprticb auf ettn. Knbreg binflbertenfen; ten einde ibie Wit Om bag eitt ? b. = ju %Jibe br. ob. filbren; iem. tot rede b. = breinaald, v. = Stricfnabet. einen bur Zernunft br. ; op dreef b. = in breinloos = (ge)birntog, Gang br. ; in eere b. = au %bren br. ; tot breillpriem, v.; -schee(de), v.; -school, staan b. = bum Gteben br. ; can't weifelen of v.; -steek, m. = Stricfo nabet ; •i'cbeibe; ,fcbule ; wankelen b. = bum ob. ing Vanfen br.; hulde bie =ntafcbe. b. = (einem atirften) ,tutbigung barbringen, breister = Stricferin. (tong. itcbtigfeit) btnerfennung viten; in druk breillwerh, 0.; -wol, v. = Strict ilbeug (bie b. = in Zrucf geben; een mode ergens b. = •erei); •ivoLte. eine 9:11obe irgenbtuo einfilbren; zie verder de brekage (handelst.: ?t breken"), v. = ber woorden die met brengen een uitdrukking Zrucb. vormen. brekebeen, m. = Vinflinger, StiImper, brenger = liberbringer; b. dezes = MefO. („knoeier") $fufcber. brengschnld, v. = Zringfcbutb. breken, h. = brecben, berbrecben, entebeibrecben, bres, v. = Orefcbe ; (in de gelederen) 2ticre; een stok, een flesch b. = einen Stocf, eine voor iem. in de br. springen = filr einen in atafcbe berbr.; de kinderen b. alles = erbr. (bor) bie i treten, fur einen eintreten ; b. atteg, br. arta entatvei, (ben arieben, feinen schieten = tegen ob. fcbieten. %ib, felt eort) br. ; de stilte, de eentonig- Bretagne, o. = bie Oretagne. held b. = bag Scbtbeigen, bie einflirmigfeit br. ; bretel, v. = ber tiofentrtiger. glas breekt 't licht = (stag bricbt bag 3icbt; break, v. = ber Zrucb (in alle bet.); gewone zijn been b. = (ficb) bag lein br. ; iem. den b. = gemeiner ob. getniibuticber Or.; tiendeelige halm, den nek b. = einem ben Oalg br. (oak b. = ebitnatbrucb ; een b. verkieinen = einen fig.); dat breekt me 't hart = bag bricbt mir fiirben, drie en een b. = brei unb eine bag Oerb, britcft mir bag Oerb ab ; zijn hoofd amnion; zie ook b eklem d. met (over) iets b. = ficb ben Stopf mit (fiber) breukiband, 111.; -bandmaker = bag etth. br. ob. berbr.; 't ijs bag eig br. (ook Orucb banb ; •banbberfertiger (Zanbagift). fig.); men kan Been Ozer met handen b. = brenksteen?m. = Orucbrtein. nientanb faun bag Unmiiglicbe tun; hij kan je breve (pauselijk schrijven), v. = IBrebe. maken en b. = er faun bicb btvifcben ben brevet, o. = Orebet; 51) iptom ; daarmee geeft gingern berbriicfen; (fig.) er ift bir tveit fiber= hij zich zelf een b. van onvermogen = bamit legen ; met iem. b. = mit einem br., flit bon ftettt er f tdj fait einen .ttfoutpetenafcbein aug. einem togagen, augeinanber fommen; ik wag breviarium (kort overzicht), o. = Orebiariunt. een potje bij hem b. = icb babe bei ibm brevier (getijdeboek), o. = Zrebier. einen stein im R3rett, bin bei ibm im tee, bin tieb brieoleeren (bij 't biljart), h. = brifotieren. Stinb bei ibm, faun eg nit* telcbt bet ism bet, brief, m. = Zrief ; uw b. van den 10den = Witten; 't spel b. = bag SiJiet fthren ob. ber, klbr Nr Scbreiben, Mre Bufcbrift, Mre berben; in stukken b. = in Stiicfe br. ob. 3eiten bow 10.; open b. = offener Ttr. ; brieven berbr. ; er een uurtje nit b. = fit eine Stunbe poste-restante = 43oftragernbe Zriefe; b. met abmiltigen; 't verzet b. = ben Biberftanb Br.; (aangegeven) geldswaarde = eetbbr., Bertbr. nood breekt wet = Vtot bricbt Slot b. van rouwbeklag=R3elleibgbrief, bag =fcbreiben; fennt fein eebot ; b., z. = brecben; lichtstralen een b. spelden = ein Or. Vtabetn; hij heeft de b. = 2icbtftrabten br. rub, tverben gebrocben; oudste brieven = er bat bie iiiteften Recbte ob. de zon breekt door de wolken = bie Some ainfprilcbe; een b. in de bus doen = einen Or. in bricbt burg Me eaten; mijn hart breekt = ben Raften tverfen (tun); per b. = briefticb. bag Gera bricbt mir; in een huis, uit de ge- briefgeheim, o. = Ziriefgebeitnnig. vangenis b. = in ein Oaug, aug bent Qbefiingnig brielje, o. = eriefcben, ber Bettet; iem. iets br. ; de lueht breekt = bie lotfen br. (ffcb); op een b. geven = einem eth). fcbriftlicb (fcbkvars golven b. op 't strand = 8ettett ob. Bogen br. auf treif3) geben; (geld) ber ecbein; b. van 10 = flcb auf (an) been Stranbe ; 't tonw breekt = bet Bebngutbenfcbein. bet Strict aerreitt, reitt entatvef ; de vlammen b. briefkaart, v. = $oftfarte; geillustreerde briefomslag. 126 broeiing. b. = ffluftrierte 13., 9Inficbtgfarte; binnenland- brocaat, zie brokaat. eche br. = 13. filrg Z5'nlanb, giinfpfennfggfarte broehe, v. = Zrofcbe, Zorftednabel. (51breicentgf.); buitenl. br. = 13. fitrg 9luglanb, broeheeren, h. = (weverij: bloemen e. d. in 8 eimpfenniggfarte (Secbgcentgf.); zie ook an t- de stof weven) burcbtbirfen; (boekb.) 0 eften. woord. brochure, v. = Orofcbitre. briell omslag, m.; -port, o.; -priem, m. = broddelaar = 13furcber, Oubler, Subler. a)rief II untf Ca g ; stiorto; .ftecber. broddelarij, v., zie broddelwerk. brief!' sehrliver; -stiji, m.; -vorm, m.; broddelen, h. = pfufcben, bubeitt, fubeln ; -wisseling, v. = Orief ilgrefber; ,ftil; bie (naaiwerk e. d. vooral) prubeln. -form; ber :tbecbfel (korrefponbens). broddeiwerk, o. = q3fufcberei, Subelei, brier, v. = Q3rife ; Stilblte ; zwakke, matige, ,Oubetei, 13rubelei, vgl. broddelen. stijve b. = ftaue, mtif3fge, fteife (ftratntne) Or. brodden, zie broddelen. briesehen, h. = (lute 2iltben) britnen; (tote broad, o. = (alg.) bie R3rut; een b. eieren 13ferbe) ftbnauben, fcbnaufen; b. van woede = (ook) ein Oebritt Gofer. fcbttauben boy nut. broedo eel, v.; -el, o. = R3rut I aerie; set (R3rittei). brieve I besteller;-boek,o., -bus, v.; -dek- broeden, h. = Britten (ook fig.); over (op) ker, m. = Orieflitrager, (koopm.).bueb (voor- lets (zitten) b. = fiber (auf) ettb. br. ; zie ook beelden: ber ..fterfer); ber .fatten; .befcbtoerer. broeien. brievegaarder = 2anbbrieftriiger. broeder = Oruber; b. in den Heere, in Chris- brieve II houder, m.; -lima', v.; -post, v. = tus = lBr. fm Oerrn, in %brifto ; Moravische a3rief II baiter; ber %fad (ber .beutel); so oft. B .. s = Mibrifcbe R3ritber; hi j is de minste brievelltaseh, v.; -welter, m.; -zak, m. = der b .. en niet = er ift her geringfte unter ben ariefitafcbe; bie =wage; :fad. Ziritbern nicbt; mannen b .. s 1 = Manner unb brigade, v. = lrigabe. 9Ritbritber 1 b. van 't gilde = 8 unftbruber, brigadier = a3rigabier. vroolijke b. = tuftfger er., 8r.2uftig; halve brigantijn (licht vaartuig met laag boord, b. = 45 albbruber; br. Jonathan (Amerikaan) twee masten), v. = Orfgantine. = Or. &natban ; B .. s des gemeenen Levens Brigitta = Q3rfaitta, Brigitte. (broederschap in de I4de eeuw door Geert brij, v. en m. = ber Zrei ; veal koks bederven Groote in ons land gesticht) Oritber beg ge% de b. = Wet Stacbe berberben ben Or., berfaten meinf amen 2ebeng ; zie ook broertj e. bie SuOpe. broederitband, m.; -dienst, m. = bag brijaehtig = brefartig. 3ruber II banb ; .bienft. brijberg, m. = Zrefberg, 13erg bon ecbtuferigs broedergemeente (Hernhutters), v. = feiten; vgl. rijstebrijberg. a3ritbergentein(b)e. brijen, h. = breffg ntacben; (met de keel-r broederilhand, v.; -haat, m. = Q3ruberl . spreken) fcbnarren, b., z. = brefig tberben. banb; .baf3. brijn, v. = Sae, bag ealatoaffer. broederhuis, o. = Oritber., araterbaug. brij II pot, m.; -sehotel, m. = Orel,' toOf ; bie broederlkus, m.; -liefde, v. = R3ruberli. sfcbilffel. rut; iliebe. [brijzelen, zie verbrijzelen.] broederlijk = brilberlicb. brik, v. = (schip) 13rigg; (rfftuig) ber 8reaf ; broedero min, v.; -moord, m.; -plieht, m. (steep) ber Oacfftein. = 13ruber 11 Liebe; .morb; bie .0fifcbt. briket, v. = bag Orifett. broedersehap, v. = Zritberfcbaft; (kath. briksteen, m. = Steingutt. vereeniging, geestelijke br.) 13ruberfcbaft; b. bril, v. = R3rifie; (van 't privaat) Orine, drinken = Oritberfcbaft trinfen, (stud.) Scbmol. bag gesefiff3; (fig.) iem. een b. opzetten, b .. len lilt trinfen; b. sluiten = R3ritb. maven ob. verkoopen = einem clue 18r. auffet3en, 18r .. n fcblieten; gelijkheid en b. = Giteicbbeit unb berfaufen, iets door een anders b., door een Oritberlicbfeit. gekleurde b. zien = OW., bind) clue frembe, broeders II doehter ; -kind, o.; -vrouw ; bur elite gefiirbte Zr. feben; op den Osten -noon = Oruberglitocbter; .finb; .frau, .fobn. April verloor Alva ziin b. = ant 1. Kinn broedertje, o. = $itffercben. berlor Vilba feine R3ria' (b. 4. Den Briel). broedhen, v. = R3rutbenne. brilduiker, m., -send, v. = Zriffenente. broeding, v. = Q3rittung, bag Orilten. brood- L briljant, m. = 8rfflant. plaats, v. = Q3rutort, Zrutftlitte. II. briljant (adj.) = brinant, gliinaenb. broedseh = brittig. brilielldoos, v.; -glas, o.; -huisje, o. = broedsel, o. = bie R3rut; (soma) Oebritt. bag Zritiettiffutterat; .grag; sfutteral. broei, m. = hie brut. brille ii maker, -man = R3rinen I macber, broeibak, m. = bag lift., art*, Streibbeet. .blinbler (iem. met brit: .gucfer). broeien, h. = britten; (varkens) abbritben; brillen, h. = chic Zritte tragen. er broeit een onweer = eg ift ein %emitter brillesiljper = Ortftenfcbleifer. brilsiang, v. = 13rfftenfctlange. ftn %tang, efn (ctn.brittet, eg tient elite CuesMitterfabtoitle in her 2uft ; 't broeit in de luch brink, m. = (erf) ,tof, .0ofraunt ; (in een = 6 fit fcbtbiti (In bey 2uft), eg ift britcfenb dorp) ZorftlIcti3. (aunt %rfticfen) lei f3; op iets b. = (fig.) fiber brisant: b .. e stof (ontploffingsstof) = bri. ettu. br. fanter Stoff. broeiend heet = erftidenb beif3, brutbeff3. Brit = 13ritte. broeiertj, v. = Brut: ob. Orittattitalt, .ftlitte, brits, v. = Oritfcbe, 13ritfcbe ; (een kind) voor bag *cud, (abstr.) bie Q3rittung ; kunstmatige de b. geven = (einem *tube) auf ben k^intern b. = ffinftlicbe l8riltung, Zrittanftalt. geven, ben ,f)intern berfoblen. broeihitte, v. = R3rutbitp. britsen, h. = ben OIntern Oritfcbett ob. fcbiagen. broeiig = fcbtuill, britcfenb beff3, brittig. Britseh = brittifa. broeiing, v. = erbiOng; (van een varken) Brittannif, Brittanje, o. = i8rittannien. Vlbbritbung, zie ook brooding. broeikas. 127 brooddronken. broelkas, v. = bag 4iretb,, Warntbaug. bar (Nturrfopf, (llrieggrant, Elnuffelt); bey .del; broeikasplant, v. = Zreibbaugpftanse. =ffiege (ber lUrummer). broeigkool, v.; -machine, v. = ber ffirut, bron, v. = Queue, (soms ook nog/ bey Quett); ob. Zriitflifig (bag t ecfbauer); ,mafebine (ber b . nen van den NijI = Qu . n beg %fig ; b. .apparat). van Licht, van genot = Cu. be4 21cbtg, beg broeinest, o. = Me Oruiftiitte; b. van ziekten Oenuffeg ; geschiedkundige b .. nen = gefcbicbt, e. d. = Wirutftente ob. ,Derb bon Strattfbeiten. Liebe Qu . It; b. van inkomsten = %rtoerbg, broeiraam, o. = Zreibfenfter. queue; minerale b. = Eineralquene; warme, broeitijd, m. = bie Brut,, Oritteit. heete b. = 4eite (geneeskrachtig) ber I. broek (kieedingstuk), v. = Hofe, Hofert nocbbrunnen ; uit goede, betrouwbare b. = nub (1131.), Wkinfleiber; een pak voor de b. = elite guter, Auberliiffiger Qu.; de b. is opgedroogd Zracbt Brunet; iem. wat voor zijn b. geven = = bie Cu. ift berffegt. einem bie 'jade augflopfen; in de b. komen bronader, v. = Orunnenaber ; (fig.) bie tofen anbefommen; zij heeft de b. aan Quene. bronarts = Orunnenarat. fie bat bie iliofen an ; (paardetuig) bie l8vcbfen,. bronchitis, v. = Oroncbitig. bag Ointergefebirr; iem. achter de b. zitten = brongas, o. = glatur,, lrbgab. einem auf bem 2eber nen, auf ber .,cube fit,en, brongodin = Quenntpnpbe, 91aiabe. hinter einem ber fein. bronkuur, v. = Orunnenfur ; een b. doer g=---- II. broek (groenland), o. = Orucb. Orunnen trinfen, ben airunnen gebraucben. broekachtig = brucbig. bronnestudie, v. = Quenenforfcbung, broek ll beschermer(van fietser),m.;-emarg ,ffubium. -gaig, v.; -gesp, v. = et of fcboner ; strolls. brons, o. = bie Oronbe, (metaal) era. inter (smat3); ber ,triiger; .fcbnatte. bronsigroen; -kieurig = brow liarittt.;; broekig = brtubig. farben (sfarbig). brooking (scheepst.), v. = ber l8roof. bronst, v. -= (jagerst.) Orunft, 93runft: broekiand, o. = erucbtanb, ber ,boben. I. bronstijd, m., -tijdperk o. = bie Oroni- broeks II band, m.; -knoop, m.; -pup, v. =- beaeit. bag ,f)ofen banb (.gurt); sfnopf ; bag =bein(sriibre).II. bronst(t)ijd, m. = bie Orunft., 93bunftseit.. broek it veer, v.; -mak, m. = ',fen B Mc:tinter 7, bronilwater, o. ; -wel, v. = &tauten maffer bie .tafcbe. (Queffentoaffer); ,quette. broer, zie broeder. I. bronzen (adj.) = brown, Zronbe . . . ; broertje, o. = Oriibercben; hij heeft er een b. lamp = bronbene 2atnpe, Zyonaefampe. b. aan dood = eb ift *It (in ben rob) autniber, II. bronzen, h. = brottaieren. efett flan an, bamit bat er ficb ben 9Nagett brood, o. = a3rot, (suikerbr.) l8rot, berhut; berborben; dat is een b. en een zusje = bag een heel b. = ern gang& Or.; wit, zwart, bruin ift .tiofe tote ',lade, 9:11aug tote Mutter. b. = toeiteg, fcbtrarAeg, grobeit (graueg) Tit or brok, m. = airocren, bag etild, bag gragment; 933e113,, Scbtoaru,, Oraubrot; op water en b. (van eten ook) Ziffen, (van brood in 't biz.) zitten = bet (auf) oaf ter unb Or. nen ; zoo Zrocfen; bij stukken en b .. ken = brocfett, noodig als b. = fo niitig tole bag tiebe ; toeife ; hij kijkt iem. de br .. ken uit den mond hij kan meer dan b. eten = er mann tnebr alb = er alit* einem bie Ziffen in ben Olunb ; een effen; zijn b. verdienen fern lUr. bet, vette, lekkere b. = ern fetter, Lederer R3iffen; bienen ; zijn b. met lesgeven verdienen = ri) de overgeschoten br .. ken = bie iibriggeblie. mit Stunbengebett erniibren, hij heeft (ruim) zijn benen Orocfen, bie Überbleibfel, in stukken en b. = er bat fern (guteb) Or.; iem. aan een stuk b .. ken = in Triintmer(n). b. helpen = einem aunt Ibrote berbeffen; iem. broksat, o. = Brofat. 't b. uit den mond stooten, nemen = einem brokje, o. = Q3ri3cfd)en, ber Men, vgi. brok; bab QIr. bom Bunbe nebmen, raubett, einen (iron.) een lief b. = ern fauberer Fogel; ern umb bringen, alien fait ftenen; ons dage- faubereg ob. netteg griict*n. lijksch b. = unfer tliglicbeg lUr; om den b e brokkelen, h. en z. = bacfeln. = umg (fiirg) lBr. ; 't b. des levens = bag }Br. brokkelig = brikf(e)lig, (bros) fprObe ; (van beg 2ebeng ; bij gebrek aan b. eet men korstjes gebak) fnuiperig. van pasteien = Wen man rein ay. bat, fon brokken, h. = broden, hij heeft wat in de man Stucben effen of in ber 92ot fritt ber Zeufel melk to b. = er bat Wag in Me 931itcb bu brocfen. gliegen ; iem. iets op zijn b. geven = einem broksgewijze = brodentveife, bruCtitcfmeffe. etto. in ber GuPPe bu effen geben, einem fern brokstuk, o. = Zrucbitild, gragtnent. gett gebett, einem elite $irte ou fcbtucfen geben ; brom, m. = bag Oebrumm(e); h0 heeft een dat krijg ik telkens op mijn b. = bab frieg b. in = er bat eitten BoPf, 614, ectnvip(p)g, icb hunter toteber aufg lUr. gefcbintert, bag toirb Iffen, kilter ob. Zufet. mfr tanner unb limner borgetvorfen; kruimel- brombas (muz.), v.=ber Zrumms, ecbnarrbat. tjes is ook b. = man foil bag kleine id* bey, brombeer, m. = Zrummblir, %crater; oude fcbtntiben; wiens b. men eet, diens woord men b. = anafterbart ; zie ook b ro m p o t. spreekt = tveffen Or. icb effe, beffen S3ieb brommen, h. = brumtnen (in alle bet.); h4 !Inge; de mensch zal bij b. alleen niet leven moet b. = er mut br. ; op iem. b. = (auf) = ber fftenfcb Iebt nit* bom Or. aneitt, zie einen fcbelten ob. fcbimpfen; hij heeft b. gehad = ook dood; dat is voor hem gesneden b., er 4at ecbette gefriegt ob. befontmen;ietstusschen zie kook. de tanden b. = etto. in ben fart, atnifcben ben broodlibak, m.; -bakken, o.; -bakker = Biibnen by. ; wat ik je brom = Wenn id) eg bir Q3rotIforb, ,bacren ; =baler. rage ! brood 11 bakkerij, v.; -bereiding, v.; 'brommer = bummer (in alle bet.). -boom, m. = Zrot blicferei ; ,bereitung ; brommerig, brommig = brummig, tuft, - .(frucbt)baum. rifcb, unintrfcb. broododeeg, o.; -dief= ber Zrot teig ; 'bleb. bromlpot, m.; ?1, v. -vileg, v. = Zrummll brooddronken = iibermiitla, aug. brooddronkenheid. 128 bruiloftspak. gelaffen. brooddronkenheid, v. = bronwsel, o. = (eig.) ber (bag) Oran, ber felt, Kuggefaffenbeit. (bag) Oran ; bag Gebrtiube; (fig.) bag gmmifcb. broodeloos = brottog (ook van kunst). Brouwershaven, o. = Oroutnergbafen. brood eter ; -heer = Zrot effer ; ,berr. brr! = brr ! broodje, o. = Oriitten, ble Sentinel; zie ook brag, v. = Orilde ((ook op 't schip en fig.); bakken. vaste, beweegbare b. = fefte, betoegticbe Or.; broodlikast, v.; -koek, m.; -korf, m.; (gymnastiek) her Oarren; (van een brug- •korst, v. = ber Zrotiffcbranf; ,fuoben; ,=forb ; balans) Nattform; iem. een gouden b. ,rinbe (-lrttfte). bouwen = (eertijds: bent aeinbe) golbne Zrilcren broodkorstje (onderkorstje), o. Rtinftcben. batten, (nu) eitten beftecben; over de b. komen = broodkruimel, v. = Zrotfrutne ; meerv. ook blecben, berabpen, mit bem beraugrilden ; Orofamen ; de b s steken hem = bet Oafer men moet geen ho roepen, voor men over de Witt lbrt. b. is = farei nit* tucb, ebe bu nicbt ilber ben broodmager wager tole ein Oda, fcbinbet:, Oraben bift of man fort ben Zag nicbt bor bem riabberbitrr. Ibenb loben. broodllmand, v.; -mes, o.; -nljd, m. = bruglibalans, y., -boom m.; -bouw, m.; ber Orotilforb; ,nteffer; ,ttelb. -dek, o. = Oriicrenli wage ; -bogen ; r.bau, bie broodnoodig = unentbebrlicb, fo niitig tvie ,becre. bag fiebe 8rot. Brugge, o. = Zriigge. broodlipap, v.; -plank, v.; -prijs, m.; brae! gehoofd, o.; -geld, o.; -logger, m.; -sehrliver = ber Ttrotlibrei, ber -teller; -leaning, v. = ber OrildenlIrobf ; bie 13-reig; :fcbreiber. :boble; bag ,geriinber (,febne). broodsgebrek, o. = ber arotmanget; b. brugman: hij kan praten als b. = er bat lijden Ounger reiben, bie griitte Rot feiben, ern gettiufigeg Titunblverf ob. eine gettiufige am t.ungertucb nagen, berbungern. gunge, aft febr berebt. broodlislijter; -soep, v.; -studie, v. =- brug pij m., -waehter = Orilcren II Pfeifer; Zirotilberritufer; :fuippe; bag ,ftubiunt. otrarter. broodsuiker, v. = ber et.utaucrer, ber brui: al den b. = afferammt, daar is al den b. brood II vraag, .v.; •vrucht, v.; -wagen, =ber gaup Strempel, St rant, Oettet ob. Rummel ; m. = Orotlfrage; ,frucbt; ,farren (,b3agen). ik geef er den b. van = icb gebe baron, brood II wankel. m.; -winner = Orot 'Oben ; icb babe ben tenrer babon, sum Oenrer (Xeufel) berbiener (grniibrer). bantit broodwinning, v. = her 8eruf, bag Oattb, bruid, v. = Zraut; b. des hemels = 93r. beg tverf; dat kan een b. worden = bag rann eine io hum et& zij is de b. = fie fit Or.; sedert ermerbOueffe toerben; geen br. maar een gisteren zijn ze b. en bruidegom = geftern geldwinning = rein Zroterroerb, fonbern ern baben fie ficb einfcbrelben raffen. gmfbertverb. bruidegom = Zrtiutigant. broodzak, m. = Zirotfacr. bruidjonker, -leader = Orautfilbrer. broom, o. = 8rom. bruidsbed, o. = lrautbett. broomilkali(um), o.; -zuur, o. = brow B bruidsehap, o. bie Orautfcbaft. return; bie bruidslidagen; -gift, v. ?-kleed, o. = I. broos (tooneellaars), v. = ber otbutt. 93rautqtage; bab ,gefcbenr; II. broos (adj.) = (van glass ijzer) fbrithe; braids koets, v.; -krans, m.; -kroon, v.; (anders) (reicbt) aerbrecbticb, brikreittb ; (fig. van -meisje, o. ber %rant toagen ; =franc; ,frotte; 't leven, den roem e. d.) in fli g; (van den bie ,lungfer. merisch) gebrecbticb, fcbtoacb; zie ook bras II. bruids Hpaar, o.; -schat, m. = Oraut II baar ; broosheid, v. = SbriThigreit 2c, vgl. b r o o s II. ber ,fcba (bie Met). I. bros (priem), v. = $frietne, ber bruidsuiker, v. = Bucrerbobne, ,erbfe, ber $frient. (bag) gerftenbonbon. II. bros (adj.) = (van beschuit e. d.) fnu: bruidsgtool, m.; -trauen, my. = R3rautH *rig; (van een taart e. d.) ntitrbe ; zie ver- fcbmucr; bie ,fubbe. der broos II. bruigom = Zrautigam. brosheid, zie broosheid. bruien, h.: wat bruit het mij = Wag film, brouilleeren, h. = brouinieren, beruneinigen, mert'b micb ! Wag gebtl tricb an ! brui heen, brui op ! = pacre bicb, troIte bicb I broulilon (klad), o. = Orouiaon, bie Atabbe. bruikbaar = (van zaken en personen) bronwen, h. = (Oier, Zrannttrein) braucbbar ; (van personen ook) anftenig, tau brauen; onheil, kwaad b. = Unjeil, Nifeg hr., lid ; (van zaken ook) bertoenbbar. bruik- fttften ob. anritten; twist b. = Vinbel anaetteitt, baarheld, V. = Zraucbbarreit 2C. zie er wordt weer iets gebrouwen eg braut pit bruikbaar. tvieber etto. ; iem. jets b. = einem etto. am bruikleen: in b. geven = au 2eben geben; 8 euge ffiden, (met de keel-r spreken) fcbnarrett. in b. afstaan = um O1ief3braucb geben. brouwer = lrauer; waar de b. zit, kan de bruiloft, v. = Oocbaeit; b. vieren, houden = bakker niet liggen = b3o ein Oraubaug ftebt, feiern, batten; daar houden ze (Meniste) faun rein Ziacrbattg fteben. brouwerij, v. = b. = ba toirb aubgeteert. Orauerei ; dat brengt leven in de b. = bag bruiloftsilbed, o.; -dag, m. ; -diseh, m. = bringt 3eben in bie tube. brouwersgilde, ocbaeitgilbett; ,tag; (ble ,tafet). o. = hie Wiraueraunft, bie ,gitbe, bie i8rauinnung. bruiloitslifeest, 0.; -gast ; -kleed, o. = bronwerspaard, o. = fcbtoereg Bugbferb, Oocbaeitglifeft (ble .feler); .gait; =fleib. ber Zrabanter, her Ooffteiner. bruilofts Il koets, v.; -kosten, mv.?kroon brouwerswagen, m. = Nertoagen. v. = ber Oocbaeitg tragen (poet. voor:bag ,bett); ' brouwilketel, m.; -kuip, v. = Oraullreffel .roften ; ,frone.1 (bie ,bfanne); ber ,botticb (ber. EInaifcbbotticb). o.; o.; -pak, 0. bruiloftsplechtigheid. 129 bulging. t ocbaeitgblieb ; -ntabl (ber :fcbmaug); ber brutaliteit?v. = arec4fiett, Unberfcblimtbeit .anaug. 2C., zie b r u to al; waar haalt hij de b. van- brulloftsOplechtigheid v.; -staatsle, v.; daan, dat to zeggen ? = foie faun er ficb erfredgn, -tafel, v. = ocbaeitg 'Icier ; ber .ftaat ; ber bag au fagen? .tifcb (bie .tafel). bruto = brutto ; b. bedrag, gewicht, ontvangst, brulloftsli vers, o.; -yolk, o. ; -zang, m. = = ber 93ruttobetrag, bag :getvicbt (ook Mobs ,0 ocbaeitg II gebicbt; obolf(.Ieute) ; •gefang. getvicbt), bfe .einnabme. bruin = braun; licht en b. = 2fcbt unb bto. (bruto = brutto, bto.) ecbatten, toalbbunfel; de b..e ('t paard) = bueentaur (monster: half mensch half slier), bet 93raune; 't b. = bag Braun; B. (de beer) m. = 93usentaur. = (in de fabel) Braun, (anders) berMet ; Bucephalus (paard van Alexander den dat kan B. niet trekken = bag fann fcb nit* Grooten), m. = 93uaepbalug. beaablen, ift mfr au teuer. buckskin, zie bukskin. bruinachtig = briiunlicb. budget, o. = 93ubget, (in Duitschl. officidel) bruineeren h. = brattnen, bronaferen, Re- ber (etaatgbaugbaltg)etat. tvebrlaufe) brlinferen. budgetrecht, o. = ffubgetredjt. bruineerilsel, 0.; -staal, o. = 93riinier II. buffel, m. = 93iiffel ; Kaapsche b. = fapifcber opulber (.1nittel); •effen (bet sftabl). 93.; eon lompe b. = ein grober ob plumper al, I. bruinelle (vogeltje), v. = 93raune1le. ein ehrobfan. II. bruinelle (plant), v.,----- 93runelle, 93rauneffe. buffelachtig = plump, grob, rob, unge. bruinen, h. en z. = braunett, door de zon fcblfffen, fiegelbaft. gebruind = fonn(en)gebrilunt. buffelen, h. = fcbnabulferen. bruingeel = braungelb. buffelhoorn, m. = bag 9iiiffetborn. bruinharig = brauttbaarig, brfmett. buffelle(d)er, o. = 93iiffelleber. bruinheid, v. = 93raunbeit. buffer, m. = $uffer. bruinflijzersteen, m.; -kool, v.; -kool- bufferstaat, m. = $ufferftaat. bekken, o. = 93raun II effenftein ; •foble; .fobren? buffet, o. = 93iifett, ber Sot enftifcb ; (in herberg becfen. ook bfe ecbenfe. bruinkool II briket, v.; -gebied, o.; - °lie, buffethouder = 93iifettier. v. = bag 93raunfoblen II brifett ($ref3foble); qv. buffetjnffrouw = bag 93iffettfrattlein. biet ; bag .BI. buggy (licht rijtuig), v. = bag 93ugg0. bruin lloogig; -rood = brautt Illiugig ; •rot. bui, v. = ber ecbauer ; (teem.) BD; (fig.) bruinsteen, m. = 93raunftein. 2aune, @rifle, OlauPe, ecbrufte; een booze b. bruintje, o. = (paard) ber 93raune; (beer) hebben = iibter 2aune fan; een goede b. ber Braun, ber $03, vgt. bruin. hebben = gut aufgelegt fein, bet guter 2aune bruinviseh, m. = 93raunfifcb, bag 91teers fein ; bij b .. en = abivecbfelnb, ab unb au, f cb mein. ructiveffe ; hij heeft b .. en = CT fit unbeftlinbig, bruinzwart = braunfcbrvara. unftet; hij deed 't in een dronken b. = . . . , bruisen, h. = (van zee, wind, bier, wijn, alg er betrunfen tear; Maartsche b .. en = bloed) braufen; de zee bruist = bag Beer Ipriltvetter ; zie ook r o y aa 1. brauft, toft; b .. d van woede = fcbtiumenb bor buidel, m. = 93eutel ; zie ook b uil II. But; b.. de vroolijkheid = fprubelnbe -?efterfeit. buideildier, o.; -rat, v. = 93eutel II tier ; •ratte. bruispoeder, o. = 93raufepulber. buigbaar = biegbar, biegf am, (fig. ook) ge. brulaap, m. = 93rilItaffe. fcbtnefbig ; (gramm.) biegunggftibig, flegibel ; brullen, h. = briinett, (bor But) briillen, beflinfer. bar. bettlen. buigbaarheld, v. = 93iegfamfeft; (fig.) (fie. Brumaire (23 Oct.-20 Nov.), v. = ber fcbtneibigfeit ; (gramm.) 1.qiongfiibigfeit. 93rumaire. buigen, h. = bfegen; (plechtiger) beugen; [brummel, zie braam(bes).] (intr.) (rim bfegen, ficb beugen; (een buiging brunel, v. = 93rauneUe. maken) ficb berbeugen ; (bukken) rub biicfen ; brunette = Brunette. (gramm.) bfegen, fieftieren; beffinieren ; (hout, Brunswijk, o. = 8raunfcbtveig. Bruns- metaal) bfegen; (den nek, de knie, iems. ka- wijker = 93raunfcbtveiger. Brunswijkseh rakter, 't recht) bfegen, beugen; de weg buigt = braunfcb tveigif cb. om een heuvel = bfegt (ficb) um einen Octet brusk (brusque) = briigf, barfcb, beftig. berum; de weg buigt naar rechts = bfegt ficb bruskeeren (brusqueeren), h. = brifg. nacb recbtg ; b. voor de autoriteit van den fieren. Bijbel = ficb beugen bor .. ; onder een zwaren brusquerie, v. = ,t.eftigfeit, 93arfcbbeft. last b. = rut) unter ether fcbtveren 3aft bfegen; Brussel, o. = 93riiffel. Brusselaar = Oral'. uit 't raam b. = ficb fum aenfter binaug bfegen; Met, 93riff3ler. Brusselseh = briftlerifcb ; diep voor iem. b. = rid, tief bor einem ber, B .. kant = 93riiffeler epit3e. beugen, m fief bilden ; gebogen neus = gebo. brutaal = frecb, unberfcbiimt; (minder on gene glafe; van ouderdom gebogen = bor {tter gunstig) fed, breift ; (durvend) fed, bertvegen, gebeugt ob. gebildt ; diep gebogen = tief gebeugt; fiibn ; brutale aap, vlegel = arecOacf0 ; lets b. en kruipen = ficb bfegen (bilcfen) unb b. volhouden = ettv. fecf, brefft ob. trot,ig be? fcbmtegen; b. als een knipmes = aufammen. baupten ob. bet . . . bebarren ; b. als de beul = Happen tvie ein 5t afcbentneffer ; zie ook bar sten. grob We 93obnenftro1j. bulger, m. = 93euger, 93eugemugfel. brutaaltje, o. = ber arecfAccd* bulging, v. = (beleefdheidsb.) 93erbeugung, brutaalweg = breiftrveg. Zernefgung ; (minder deftig) ber 93iicfling, ber brutalizeeren, h. = (ethen) frecb, unberfdAmt Stnicfb ; (gramm.) 93iegung, legton; aan een If ob. grob anreben (bebanbeln) of fr. 2C. gegen einen b. van den weg = an ether 93fegung beg fein ; ik laat me niet b. = icb bulbe fetne fins Sege; (van 't licht) 93eugung, Ziffraftion ; berfcbiimtbeiten, arecbbeften ob. ogrobbeften. (van 't hoofd, naar rechts bijv.) 93iegung ; 7 VAN GELDEREN, Duitsch Woordenboek. II. 9 buigingsleer. 130 buitenaf. een b. maken = ficb berbeugen, ficb neigen, (kone over) b. = einen $uriAlbaum !Olden, einen Ruin ob. eine Zerbeugung maven, zie ftbtagen ob. marben, (fig.) ik heb menigeen boven. zien b. = fth babe mancben (binunter)Ouraeln bulging:Weer, v.; -nitgang, m.; -vorm, ob. ftitraen feben. m. = aregioao, Ofegunggillebre ; bfe .enbuna battening, v. = ber $urbelbaum, ()lg. ook) bfe ,form. ber gag, ber Sturb. baigmachtne, v. = Oleg(e)mafcbine. I. button (buitenplaats), o. = 2anbbaug. bulgspier, v. = ber Oeugentugfet. II. batten (praep. en adv.), zie behalve de bulgtang, v. = fflieg(e)sange. votgende voorbeelden de woorden, die met buigzaam = Megfam (ook fig.); (in allerlei buiten een bepaling maken: auter (tat.): richting en vorm, eig. en fig.) gefcbmeibfg. b. 't bereik van de wet = outer bent Oerefdie bulgzaamheld, v. = Ziegfamfeft, Zefcbmei. beg eere4d; b. dienst = au ter Zienft (931aior bigfeft, vgl. buigzaam. a. s.); b. betrekking = auf3er Stette, ftetten. bang = unbeftlinbig, febr abtbecbfelnb ; (fig. lob, bienfttog ; b. staat zijn = aderftanbe, ook) launenbaft; (zeem.) biifg. nfcbt imitanbe, unfiibig fein; b. de wet stellen bulk, m. = Oaucb (eig. en fig.); hij krijgt een = outer bent Scbute ber Oefefg ftetten; b. buik(je) = er Iegt ficb einen Q3. au; 't zijn twee westen = (in de war) auf3er gating, aug handen op 456n bulk = fie ftecfen (fOfelen) unter bent Viugcben, aug bent Stonaept, bon tauten, ether Zecfe, fie finb aibei ginger an efner .tianb ; (bewusteloos) beinuf3ttog, b. zich zelf = auger zijn b. vasthouden van 't lachen = ficb bt t 8. rid); b. gebruik rakers = cutter eebraucb font. batten bor 2acben; ik heb er mijn b. vol van men; b. adem = auger item; b. gevaar zijn = fdj babe eb ict babe eb Mg an ben .atb = auter eiefabr fein; b. hem ken ik niemand fait; zijn oogen zijn rooter dan zijn b. = = auf3er fpm (fbn) feline fcb niemanb, au6 bet bent finb bie Kugen grocer afg ber FOlagen; (Zat.): laat hem er b. = taffen Ste fbn aug praatjes vullen den b. niet = bungriger Bagen bent SOfete (aug ber Cute); b. spel blijven = bat feine Obren. aug bent GOiete bleiben; auflerbalb ((den.): buikband, m. = bie Ziaucb., 2eibbinbe. b. de stad wonen = auf3erbatb ber Stabt butken (van een muur bijv.), h. = aug, Mobnen; Otte: b. mijn weten, (voor)kennis, baucben, efnen Q3aucb Inctoben. toedoen, schuld = One meinWen, Bututt, bulk llgordel, m.; -holte, v. = Bauch f Burt; meine Scbutb; b. den waard rekenen = Me Mecbnuttg one ben Wirt macben; fiber: b. bulk* = baucbig, baucbig. verwachting ither (affe) %rtnartung; b. boord buikje, o. = a3liucblein (ook de persoon). zetten = iiber F8orb feten ; b. de oevers tre- buikkramp, m. = bag OaucbfnefOen, bag ben = augtreten, fiber Me lifer treten ; b. de •grintmen. faculteit om (iem. benoemen bijv.) = fiber bulklijder = 18auc1franfe(r). ben RoOf ber garulteit, bin: b. de deur, de bulkloop, m. = Zurcbfatt. poort = bor ber (Me) Zit; bor bent (bob) bulk OpUn, v.; -pootlgen, my.; -rtem, m. = Zor; Wien: een invloed van b. = efn bag laud ; •fitfiter; .gurt. %inftuf3 bon auf3en; van b. rood = (bon) butklispreken, o.; -spreker; -stuk, o. = auten rot; van b. of = bon auten Bev; van Oaucb f reben ; :rebner ; sftficf. b. ziet 't er netjes uit = auten, bon auf3en ob. bulk 11 v., -vinnigen, my.; o. = ifuterlicb fiebt eb nett aug ; naar b. zijn de aucb f ftoffe ; =Pifer ; .fett. betrekkingen gunstig = nacb auf3en finb Me bulk ivliesontstektng, v.; -waterzacht, Oegebungen gfittitig ; naar b. merkt men daar v.; -zenaw, v. = Oaucb II fettentelnbung ; .ibcti- niets van =mut auf3en bfn benterft man nicttg ferfucbt; ber .verb. babon ; bratt#en: b. is het koel = braufjen bulkstek =Baur:Wan!, (van vruchten) teigig, fit eb RIM; ik hoor b. lets = ic0 bore brauf3en teig. (auf3en) ebb.; bittaug, 1jeratt8: ik kom b. = bulkzwam, v. = ber fcb fomme binaug; kom b. = foramen efe I. buil (gezwel), v. = Oettle ; (op metaten beraug ; naar b. kijken = binaug., beraugfeben, voorwerpen) R3ucfet. .btfcfen, ,fcbauen, .gucren; dat gaat de perken II. bull, m. = (papieren zak) bie 'ute, bfe (alle perken) te b. = bag gebt fiber (Meg bittaug, Ziite, bie Mite; (meetzeef) 8eutel, bfe 8eutel. ob. bu Weft, vgt. perk; op andere wljze: ntafcbine, bie .mfibie. hij zet zijn voeten naar b. = er fet4 feine buildoek, o. = Oeutettucb, efebtucb. giif3e augiblirtg; ze wonen b. = fie tvobnen batten, h. = beutetn, ElJtebt ficbten; gebuild auf bent 2anbe; b. zijn zomers) = In ber brood = gebeutetteb trot. Sotnnterfrifcbe rein; naar b. gaan = nut& 2anb builligaas, o.; v.; m. = bie geb(e)n, borb Zor geb(e)n, (om den zomer te Oeutet gam; ber-fatten; bie :infibte (bie .ntafcbine).genieten) In Me Sommerfrifcbe gam; een I. bulls, v. = Ofife, bag gffcberfabrgeug, bag meisje van b. = emu ElibcBen born 2anbe; •boot, bag tteringgboot. zich te b. gaan (met eten of drinken) = IL buts (pb), v. = bie Miibre, bag alobr; (lot %i Ten ober Trinfen) iibernebtnen; hij gaat glazen, looden b. = {stab., 8leiri3bre; b. van zich aan win te b. = er betrfnft rid) in Torricelli = Xorriceffifcbe 9113bre. Sein; ik bhjf er b. = ict) mifcbe mit nicbt III. buts (kleedingstuk), o. = biefade, tomb. binein, Miff nfebtg batnit au tun ob. au fcbaffen buiskool, v. = ber Habib., StaOpegfobt. baben; dat is er b. = bag ift nit mit einbe. butskraal, v. = glebelfrabe. grfffen; een gedicht van b. leeren, opzeggen, bulsvormig = ri3bren., robrfOrtnig. kennen = .. augivenbfg ternen, berfagen, ri3n. butt, m. = bie 8eute; lets b. maken = ettu. nen (iniffen); ik ken hem van binnen en van erbeuten. b. = icb fenne fin intuenbfg nub augmenbig. bultelaar eauffer, edit/fuer, $urger; buttenaehtig = ttinblicb, tanbgutlibnifcb. (dui f) lurbler. buitenaf = auf3erbatb; van b. = bon aug. bultelen,:h. en z. = Our/Ain; over 't hoof Wird. buitenband. 131 bull buitenband (van fiets), m. D1antet, Me bultensluiten, h. = augflierren ; (eig. en fig.) 2aufbecfe. augfcbliefien; dat is buitengesloten = bag ift buitenbeentje, o. unebeticbeg ob. augerebe. auggefcbtoffen. licbeg Stinb buitenberm, m. Ruf3en, bultensporig = itbertrieben, fibermagig, (b. biifcbung. groot) ungebeuer ; (zedelijk) augfcbtveifenb., un, btultenbezittingen = nieberliinbffcbe oftin, gebunben. bultensporigheld, v. = iTher, bifcbe Oefitungen auger jaba: 9.1ugenberttungen. treibung, %gtrabagatm; (onbehoorlijkheid)Kut, buitenllbuurt, v.; -deur, v. = bag %den', fcbreitung, ber linfug, ber kbef3. biertet; -tar (0augtiir). buitenst = iittf3erft; (van twee) tiuf3er ; buitendieu = augerbem. b ...e = bad autere. bui ten II dijk, m.; -dijksland, o. alugen buitenrand, v. = Zorftabt. betcb; .beicbgtanb. bultenstaander = Kuf3enftebenbe(r), Un. buiteneehtelljk = augerebeticb. eingetvetbte(r), Bufcbauer. buitengaats = auf bober (offener) see; buiten(s)tijds = ungetegen, u ungetegener augerbatb beg Seegatteg. Beit, un3eitig. buitengasthuis, o. = Zorftabtfranfenbaug, 111,i)ogbitat. buitenvader = Zorfteber. buitengemeen = ungemein, augerorbentlicb. buitenverblljf, o. = 2anbbaug, ber 2anbfit.. buitengewoon = augerorbentlicb, auger, buitenwaarts = augtviirtg. gemiibnitcb, (bijzonder) tnerftviirbig, auffattenb, buitenwaeht, v. = alugentvacbe ; (fig.) ik heb erftauntfcb. 't van de b. = bon Vlugenftebenben, bon arem, buitengoed, o. = 3anbgut, 2anbbaug, ber ben, zie ook achterwacht. 2anbfit. buitenil wal, m.; -wand, m.; -water, o. buiten gors, v.; -graeht, v.; -haven, v. = atuf3enji Watt; We =want; ,tvaffer. ber 91ugenligroben; ber -graben; ber ,bafen. buitenweg, m. = 2anbtveg. buitenhoek, m. = (meetk.) 9tufientoinfet; buitenil wereld, v.; -werk, o. = 9tuf3enli' (van 't oog bijv.) ber liugere Tainfet. Weft; tverf. buitenhuid, v. = (van een schip)alutenbaut. buitenwerpen, h. = (bin)augh3erfen. buiteuisskr = fonberbar, ungetabnticb, buitenil wijk, v.; -zijde, v. = bag Vtuf3enli ementrifcb. buitenissigheid, v. = Sonber. biertet (bag Zorftabtbfertet); .fette. barfeit 2C. buitmaken, h. = erbeuten, (einer eady) buitenkansje, o. = unertvarteter Getvinn, bemeiftern. unertvarteteg OM, ber ktraproft', gefunbeneg buizerd (muizevalk), m. = Ouffarb. &eflen. bultenkant, m. = bie Kugenfeite; bukken, h. = biicfen, filt b.; 't hocfd b. = We Cberftticbe; dat is maar aan den b. -= bag ben Stopf bitcten (ook fig.); diep b. = rub tief lit nut augerticb. buitenkind, o. = Stinb bom b.; onder iets gebukt gaan = unter etto. gebitcrt 2anbe.buitenklanten,mv.=$robingunben. ob. gebeugt geb(e)n ; hij zal b. = et fort ficb bulteniland, o.; -lander = 9110 11 Laub (bfe buks, v. = Ziicbfe; (klein geweer met getrok- aretnbe); ,Iiinber (arember). ken loop) bet St4en. bultenlandsch = augtlinbifcb, augmartig; buksboom, m. = R3ucbgbaunt. fremb ; b e oorlog = augtv .. er Strieg; b e bukskin, o. = bet buctifin. 7handel = augt er, augtv er ob. egterner Oanbet; I. bul (dier), m. = Butte. b e markt = augtv .. er ob. augt .. et 1arft; II. bul, v. = Outte; gouden b., pauselijke b. b. verlof (in Indie) = bet Oeimatgurfaub; = eolbene, $tipftlicbe (promotieb.) bag Minister van B e Zaken = Einifter beg Zititom. itugern, ber augur .. en atngelegenbeiten; Minis- bulderaar, bulderbast, m. = $otterer, terie van B e Zaken = bag augtvartige %mt. Q3utterjabn, Oraufebeutet. buitenleven, o. = 2anbleben, 2eben auf bulderen, h. = (van personen) twitern, (ook been 2anbe. buitenlid, o. = augmtirtigeg van storm, golven) raf en, toben, tofen, briitten; 9://itglieb; (iron.) bet Bauttgaft. buitenloods (van 't geschut) bonnern. (persoon) = Rugett,, Geetotfe. bultenlucht, Bulgaar = 3utgar(e). Bulgaarseh but, v. = trete 2uft, bag ante; ik moet de b. in = garifcb. Bulgaarsehe = Outgarin. Bulga- icb muf3 in& arele, (soms) 2anbtuft. buiten- rije, o. = We R3utgaret. 9ni = 2anbleute. buldog, bulhond, m. = bfe Outtbogge; (fig.) buitenluik, o. iiugerer £aben. 't is een echte b. = emit ecbter Oar, @robtan buitenman = 2anbmann. buitenmate = ob. Ztirbeif3er. fiber Me Eaf3en, fiberattg. buitemnensch = bulkalf, o. Zuttfatb. 2anbberoobner, ,mann .reute), 91tt3enmenicb. bulken, h. = (koeien) briitten; (kalveren) buitenmoeder = Zorfteberin. Karen; hij bulkt van 't geld = et tviitjtt im bultenmuur, m. = Me %uf3enmauer. Oetbe, bat ilbetb tvie lieu ob. tvie Ganb. buitenom = auf3ett berum. John Bull ('t Engelsche yolk) = john Zutt. buiteno parochle, v.: -pa rtij, v.; -plaats, bullebak, m. = (boeman) ninberfreffer, Zut, v. = 2anbIlVfarre ; -pantie; bag ,baug. Aenmann, 43ollan3; hij is een b. = ein &it, buitenpolder, m. = Rugenporber, .fog. robtan, R3tirbeff3er. buitenpoort, v. = bag iiugere rot buiten- bullebUter, m. = Zuttenbeff3er. post, m = Kugentmften, We 9.tugenftation. bullen, my. = (zaken, Bingen) Sacben. buitenrand, m. = lingerer etanb. bullepees, v. = narbaticbe, $ettfcbe, Meiget, buitenshuis = auger bent iaufe, int arefen, bet iDcblengemer. ing areie; brauf3en; b. eten = augivartg effen. bulletin, o. = Zutietin. buitensingel, m. = alugengraben. bolster, v. = bet Strobface, bag $olfter. buitenslands = auger 2anbeg, im (ing) m. = model, Oucfet (ook de persoon); tuglanb, fn bet (Me) arembe; naar b. = nail} (van kameel).oiler; (buil) bie Tieute ; (op augtviirtg. metaal) Zuctet, Me Zeute ; zich een b. lachen = 9' bultachtig. 132 butoor. ffdj efnen Oucfel (efnen Kit, ben Oucfef boll), fit bud(e)fig laden; een b. geld = efne Elictffe Giefb. bultachtig = bucf(e)fig. bultenaar = Zucffige(r); Godfried de B. = Oottfrieb ber Q3ucffige. bun* = bud(e)fig. bultzak, m. = Strobtacf, bag $offter. bun, v. = ber Ttotti& ber (aitcf))Statten, ber 1itc0(be)fjlifter, ber (aifct)norb. bundel, m. = bag R3iInbef ; b. stralen = bag Strafgenbilnbef, ber u. bag .biltcfjef ; b. gedich- ten = Sammfung &Mite. bander, o. = .t)eftar. bungelen, h. = bautnefn ; (slungelen) tft fen- fern. bunzing, m. = Z5ftig. burat, zie borat. burcht, m. bie l8urg. burchtllheer; -poort, v.; -verlies, o. = 8urg er'r (RaftelIan); bag .tor; .berfief3. burcht voogd ; -vronw ; -zaat = Ourg !I boat; ,frau; .tafte. bureau, o. = (schrijftafel, kantoor, bestuurs- afdeeling) Oureau ; b. van den burgerlijken stand = Stanbegamt; (in schouwburg) bie gaffe. bureau j ambtenaar ; -chef; -eraat ; -cratie, v. = 8ureau0 beamte(r); .cf)ef (.bor% fteber); ,frat ; %fratie. bureaukosten, my. = 91mtgfoften. bureaulist nattier, affferer. bureau-ministre,o.=berZibfomaten(f*eib).- ttifcfl. bureel, o. llureau. bnregerueht, o. = ber farm, her Speftafel, ber Sfanbal. buren, h. = (beim Vtaclibar) borfOrecen, zie ook buurten. burg, zie burcht. burg. (burgemeester = itrgermeifter; burger- lijk = biirgerlicf)). burgemeester = Otirgertneifter ; college van b. en wethouders = Ragigtratgfoffegium, ber Vagigtrat, ber Stabtrat. burgemeesters- ambt, burgemeesterschap, o. = Oilrger: meifteramt. burgemeesterlijk = burger= meitterfie0, Oiirgermeifter .. . burger = Ziirger ; b s en buitenlui = unb 2anbfeute; b ..s en soldaten = 8ibilitten nob bag Vilitar; dat geeft den b. moed = bag mat einem But; hij is daar b. = er ift (titbit ficb) ba au Oauf e. burgeravondsehool, v. = Cirgerabenb, tcf)ule, ortbitbunggfcule. bnrgerbestaan, o. = biirgerficbe egiftena. [burgereompagnie*n, mv. Ziirgergarbe] . burger lidengd, v.; -doehter; -eed, m. = Ziirgeritugenb ; ,gtoc4ter; .efb. [burgeres = Oilrgerinb burgergeneesheer = Bibilarbt. [burgerhopman = R3itrgerDaubttnann]. burger II huts, o.; -huishonden, o.; -ij, v. = Oittgerv4a114; %baugtoefett (bre tnirtfc0aft) ; .fctatt. burger lijongen; -juffrouw= Oitrger fnabe; bag ,friiulein. burgerkeuken, v. = bitrgerficbe ob. einfacbe niicf)e (.. St oft), t.augmanngfoft.burgerklasse, v. = ber Oitrgerftanb, -MR. burgerkleeding, v. = bilrgerMe leibung ; in b. = in Bibil. burgerliknaap; -koning; -krAjg, m. = Oitrger fnabe ; ,fiittig (in 't bijz. Louis Phi- lippe); 'Meg. burger 11 kring, m., -kroon, v.; mv. Q3iirger0 freig; ,frone; .gfettle. burgerlijk = bilrgerficb (ook van recht, bouwkunst, jaar, drama e. d.); b..e stand = ber 8ibil., $erfonenttanb ; (bureau van den) buen stand = bag Stanbegatnt; b. huwelijk = bie ibtfae; b e huwelijk(svoltrekking) = ook sibtftrauung ; b. recht = b eg Rect)t, rect; b. wetboek b.. eg 15Sefel3buc0; b e beleefdheid = gefefficOaftlicf)e nrmen; zie ook a mb ten aar. burgerlijkheid, v. = Riiirge;ficOfeit. burgermaatschapptj, v. = biirgerficf)e sbefentcOaft. burger II man ; -meisje, o.; -oorlog, m.; -plicht, v. = Oiirger gmann ; .ntiibcf)en; shim; Me .Officf)t. burgerpot, m. = bie augmanngfoft. burgerpraktijk, v. = BibtibraxiL burgerrecht, o. = OitrgerrecOt (ook van vreemde woorden). I. burgersehap, o. = Cirgerrecbt, %tutu. II. burgersehap, v. = Oiirgerfcbaft. burgerschapsreeht, o. = Staatgbiirger, ref*. burgerechool, v. = aiiirgerfcbufe; hoogere b. = biifiere *Iiirgerfcule, Eitteffcbule; hoogere b. met vijfj. cursus = Reaffcbure. burger listand, m.; -trots, m.; -trouw, v. = ZiirgerManb (Me ,ffaite); ,ttofa; ,treue. burgerlitwist, ' m.- evader; -vendel, o. = bie 93iirger atoi ft (innere ltnru4en); -hater (.meifter); bie .trebr (:thacbe). burger vrouw; -waeht, v ; -weeshuts, o. = 93iirgerigtrau; (.ntifia); .tvaiten*tug. burger!, woning, v.; m. = Urge** toobnung ; ,rtnn. burg ll graaf; -graafsehap, o. ; -gravin = Ourg grat; bfe =graftc0a ft ; ,grtifin. burlesk (koddig) = burfegf, boffen4aft. burleske. v. = Ourfegfe, $ofte. burnoe, zie boernoes. burrie, zie ber buur. 133 calorifere. buur = glacbbar; beter een goede b. dan een in de b. = blefben Ste in ber Vtlibe ; dat is ver verre vriend = ein guter Vt. ift beffer all ein uit de b. = ba& ift Welt bon bier. ferner areunb. bnurtbezoek, o. = nacbbarticber Zefuct). buur II kind, o.; -lieden,mv.= 91act)barilfinb ; 'Maarten, h. = einen nacbbarticben Zefucb 4eute (91attbartt). macben, ben RaobEictr befueben, zie ook b ur en. buurman = 91acbbar, 92acbbarmann; al to buurtmeester = 8eerf4borfteber. goed is b..5 gek = gut fit etn Stud bon buurtschap, v. = ber defter, fteine Ott= ber 2iiberthbfeft (bon ber Zumittbeit) of attau fcbaft. gut ift bumnt. buurtspoor, o. = bie Zi3inaf=, Zorort=, bunrmeisje, o. = 9lacbbarmabcben, bie 9lacb, Sefunblirbabn of ber =pg. barin. buurtverkeer, o. = ber 2ofat, Zorort buurpraatje, o. = bie fOlauberei, een b. berfebr. houden = plaubern, flaticben. buurtweg, m. = Zfenctf.., 9lacbbarroeg. buursehap, v. = glact)barfcbaft; (nabijheid) buurvrouw = 91acbbarin. Mir; (vlek) Mine Ortfcbaft, ber taeiter; goede B. V. (Beata Virgo: gebenedijde Maagd = ge% b. houden = gute 91ad)barfcbaft batten, nact)= benebeite Z5'ungfrau ; bene vale: vaarwel = barticb miteinanber berfebren. tebe tbobt ; bene vixit : hij heeft goed geleefd = buurt, v. = Vtacbbarfcbaft, %jibe; een arms b. Lr bat trait getebt; buitenlandsche vijand = = ein armer Stabtteit, arme4 Ziertet; (gehucht) auMnbifcber ob. au011irtiger geinb). ber eater; de dorpen hier in de b. = bie by. of bij v. (bijvoorbeeld=aum Zeifpfel : 6. Z.) Zi3rfer bier berum; hij woont hier in de b. = B. W. (burg. wetboek= biirgerticba Oefebbuct): er tvoljnt in biefer Oegenb ob. bier berum; blijfZ. (. Z.). C. Zie ook K en S. C, v. = bct (muz.) C; C-majeur = C%bur; ik zou 't niet c. willen hebben = ict) ntiicbte C-mineur = C.Inott; (Rom. cijfer) C (400). el nicbt utnfonft. C. (Celsius, Cuvier). cadet = labett. c. a. (cum annexis: met wat er bijbehoort = eadetteschool, v. = Stabettenanftalt, sfcbule. mit Bubebar). caduc = gebrecblict) ; fcbabbaft; berfatten. ea. (circa = ungeflibr, ettuct : ca.). caesuur (verssnede), v. = cab (Eng. vigilante), v. = bca Grab. cabman cafe, o. = %afi, StaffeebauL (huurkoetsier) = gabman. caf6-chantant, o. = %aficbantant. cabaal, zio kabaal. cahier, o. = %abier, tt eft ; c. de charges cabaret, o. = Stabarett. (voorwaarden van een concessie e. d.) = C. sabotage (kustvaart), v. _sabotage, kiiftetto de Charges, 2aftenbeft. fabrt. caisson, m. = %aiffon. cabretle(d)er, o. = Biegenteber ; c .. en Calabrees = Statabrefe. Calabrie, o. = handschoenen = ebtacebanbfcbube. kalabrien. Calabrisch = fatabrifcb. cabriolet (licht rijtuig), v. = bct& Habriolett. calamiteit (ellende, ramp), v. = atamitiit. eabriool, zie kapriool. calamitous (ellendig, gevaarlijk) = fatamiti34. cacao, v. = ber Stafao. calangeeren (benaderen, bekeuren), h. = cacao! boom, m.; -boon, v.; -boter, v. = mit Zeffttag betegen ; (einen) protofottieren. afao baum ; .bobne ; abutter. calcineeren (tot kalk branden, gloeien), h. cacao ll cultunr, v.; -plantage, v.; -poeder, = faljinieren. 0.; -schil, v. = ftafccollfuttur; %ilftan6un0 calcium, o. = %atciunt, kafaium. ,Putber; .fcbate (.fcbote). caleulatie, v. = Refutation. eaehenez, m. = ba4 %cbene5, bal toctl6tucb. calculeeren, h. = fatfutferen. cachet, o. = (stempel)$etfcbaft; (zegel) Siegel; calbehe, v. = natefcbe. dat geeft hem een zeker c. = bcte, gibt Caledonia, o. = £atebonfen. eftt getviffa Meplige. Caledoniseh = falebonifcb. cacheteeren, h. = ftempetn, berfiegeln. ealembourg (woordspel), m. = %atentbourg, eaehot, o. = 2oeb, unbelocb ; her feerfer, ltatauer. t. of calico(t), o. = cachou (welriekende hare), v. = bct %acbou. California, o. = natifornien. Californier, cadanceeren, cadans, zie kadanseeren, = Ratifornier. Californisch fatifornifd). kadans. ealligraaf (schoonschrijver) = afilgrapi). cadaver (lijk), o. = Sababer. cadaverens calligrafie, v. = Startigrapbfe. (lijkachtig) = fababer36. calligrafisch = fattigrapbifcb. cadeau, o. = Qbefcbenf; iets c. krijgen = ebb. calorie (warmteeenheid), v. = nalorie. gefcbenft befontmen; ik geef hem je e. = ben calorifere (verwarmingstoestel), m. = We fcbenfe id) blr, ber fann mfr geftoblen lberben; katorifere. calorimeter. 134 cavallerie. Zie ook la en S. calorimeter, m. = ba?Stalorimeter. %intrenbungen ob. eintnitrfe macOen; (chicanes) Calvarieberg, m. = Ralbarienberg, sgolgatba. fc0ifanieren; (twist) Streit ob. Oiinbel fuc§en. Calvinisme, o. = ber Raibini3muL eaptief: ballon c. = ber aeffelbarfon. Calvinist = Rabin*. capucijn enz., zie kapucijn enz. Calvinistiseh = falbiniftifc4. Carabas: Markies van C. = Oramarba? eamarilla (invloedrijke hofpartij), v. = caracal, m. = Rarafal, eilftenlug. Ramariact. Caraiben, my. = Raraiben, Rariben. camde (steen met verheven snijwerk), v. = Caraibisch = far(a)ibifcb ; C .. e eilanden, Ramee. zee = f . . e kInfeln, f .. e?Beer. camelia, v. = Statuette. carambolage, v. = Rarambolage, ba?Sta. camelotte (weefsel van kemelshaar), o. = rambolieren. ber namelott. carambole, v. = Rarambore; ber karambol. camera, v. = %mem ; c. obscura = Camera ball; Rarambolpartie. obicura, Zunfelfammer. earamboleeren, h. = farambolieren (ook fig.). campagne (landgoed; veldtocht, tijd van Garotte (bundel tabak voor den snuifmolen), 't jaar, waarin sommige fabrieken werken), V. = garotte. v. = Stampagne. Carolina = Rarolina, Raroline. campbehehont(verfhout),o.=Rampeicbebolb. earoussel, o. = Raruffett. Canada, o. = Ranaba. Canadees = Rana: Carrariseh marmer = farrarifcber Varmor. bier. Canadeeseh = fanabifc4. earrd, o. = £arree. canaille, o. = bfe %anaitte. earriere, v. = Rarriere; c. maken = R. macfrn. canard (in de krant), m. = bie %nte, bfe earteziaanseh duikertje = fartefianifc0er 8eitung§ente. Zeufel ob. Zaucfrr. Canarisehe eilanden = Ranarifcbe ainfeln. cascade, v. = Ra§fabe, ber RBafferfati. eand. = eandidaat = Stanbibat ; c. in de casco (scheepsromp), m. = Ra§fo. rechten = Ote*§fanbibat; c. in de theologie, casino, o. = Rafino. in de medicijnen = Ranb. ber Zbeologie, ber eassa, v. = gaffe, Raffa ; per c. = per R., gRebiain ; iem. C. stellen = einen al?R .. en bar, fontant. auffteffen ; zich c. stellen = fanbibieren. cassarekening, v. = ba?Raffaf onto. eandidt:atsexamen,o. nanbibatenpritfung. eassatie, v. = Raffation; hof van c. = ber eandidaatstelling, v. = Ranbibatenaufftel, Raffation§bof, (in Duitschl.: bale Reicbagecicbt); lung. candidatuur, v. = Ranbibatur. voorziening in c. = ber Raffation§refur? canneleeren (uitgroeven), h. = fannelieren, easseeren (vernietigen; ontslaan), h. = a u§feblen. faffieren. cannelures, my. = Rannetitren. castagnetten, my. = Raftagnetten. canon (maatstaf, richtsnoer, regel, ketting- castorolie, v. = ba?Otiainu§s, Raftoriff. zang, grondrente), m. = Sanon. eastraat (gesnedene) = Raftrat. castratie, canoniens, zie kanunnik. v. = Raftration. eastreeren, h. = faftrferen. eanoniek (door de kerk erkend, voglens de casnaliteit, v. = Stafualitiit. kerkelijke regels) = fanonifct. casueel = bufiirlig ; fonberbar, merfmiirbig. eanonizatie (heiligverktaring), v. = Rano% casuist (iem. die in alle gewetensvragen nifation. weet to beslissen) = Rafuift. eanonizeeren, h. = fanonifieren. casuistiek, v. = Rafuiftif. cant. (cantor = Rantor, 93orfanger). easu quo = borfommenbenfarf? cantate, v. = Santate. casus (geval, naamval), m. = RafuE4 ; c. belli cantharide (Spaansche vlieg), v. = Rantba. = R. Oerti, Rrieggall, in easu = in biefem ribs, flmnifcbe allege. aarCe. eantille (gedraaid goud- en zilverdraad), catalogizeeren, h. = fatatogifieren. ' v. = Stantitle. catalogue, m. = Ratalogu? cantor (zanger) = Kantor. Catalonia, o. = Ratalonien. eanule (buisje), v. = Ranille. Catalonisch = fatalonfid). caoutehouc, o. = ber, ba?RauticOuf. cataract, v. = ber Rataraft, ber Safferfall; caoutchoucartikelen = RautfAufWaren. bie Rataraft(e), grauer Star. cap. (caput = Rapitel, Rbfltnitt). catastrophe, v. = RataftroObe, ba?Unbell. capabel = fapabel. Catharina = Ratbarina, Ratbarine. eapaeiteit, v. = Rapabitiit. Catilinarisch ((als) van Catitina) = fatilis cape (spr.: keep), v. = tape, ber Rragen. narifc0. capillaire Buis (haarbuis), v. = bat Stapirfar. causaal (oorzakelijk) = faufal, Raufal .. ; c. ribrcben. eapillariteit, v. = Rapillaritiit. verband = ber naufalaufammenbang,'ber.negu? capitonneeren, h. = au§polftern. eausaliteit, v. = Raufalittit. Capitool, o. = Rapitol. eausatief (oorzaakswerkw.), o. = actftittb. eapitulatie, v. = Rallitulatf on. cause edlebre (opzienbarend proces), v. = capituleeren, h. = falaitulieren. cause célêbre. Cappadocia, o. = nappaboaien. causerie, v. = %auferie, 43lauberei. Cappadocier = kappabo3ter. causeuse (kleine sofa), v. = %aufeufe. Cappadociseh = fappaboefc1). cantle, v. = Raution; c. stellen = R. ftellen, caprice, v. = Raprice, 3aune. Oietutibr leiften. capricieus = faprisii36, launenbaft. cavalcade, v. = Rabalfabe, ber Reiteraufaug. capriole (bokke-, luchtsprong), v. = Rapriole. cavalier = gabalier ; haar c. (op bal, feast capsule, v. = Rapid (ook voor genees- e. d.) = ibr Oerr. middelen). eavanerie, v. = Rabatierie ; lichte, zware c. eaptie, v.: c .. s maken = (aanmerkingen) = leicbte, fcbMere St. cavallerieaanval. 135 chaotisch. Zie ook K en S. eavallerie II aanval, m.; -ofIleier ; -paard, eentrale, v.: electrische c. = eleftrific4e Sere? o ; -regiment, o. = kabaneriellangriff (bie trate, bag Meftri5itiitfterf, efeftriicir Sentral? 9ittacte); .offiaier; ..Werb ; =regiment. ftation. cavallerist = St abater*. eentralizatie, v. = Sentralifation. eavatine (lied), v. = kabatine. eentralizeeren, h. = bentralifieren. Cayennepeper, v. = ber %at)ennepfeffer. centreeren ('t middelpunt bepalen), h. = Cecilia = %ticilfa, %ticilie. tentrieren. eedeeren (afstaan), h. = sebieren, abtreten. centrifugaallIkracht, v.; -machine, v.; eedel, zie c e e 1. -pomp, v.; -regulator, m. = Sentrifugal II ceder, m. = bie Seber; c. van den Libanon fraft; maid)ine; spumpe; .regulator. = bie 2ibanonaeber. eederboom, m. = centripetaal = SentriOetat .. . 8ebernbaum. eederen = bebern, Sebern .. . centrisch = 5entrtid). cederilhout, o.; -one, v.; -woad, o. = centrum, o. = Sentrum. Bebernnot3; bag •i:ii ; ber .Malb. centurte (troep van 100), v. = Senturie. reel, v. = ber SOW, ber Sd)ein; (van goedere- cephalide (hoofd- en oorbedekking), v. = opslag) ber 2agerid)ein; een heele c. = eine 8ept)atibe, ber Of)riveirmer. gang Bettie. cephalopoda (koppootigen) = Se134alo? eeintuur, v. = ber @Hirt& poben. ceintuurbaan, v. = Ellingbalp, Oitrtelbabn. eeramiek (pottebakkerskunst), v. = leramif, eel, v. = Setie (in alle bet.). Ziii3ferfunit. celebrant (mislezer) = Selebrant. eereall8n (graansoorten; Ceresfeest) = Se? celebreeren (vieren), h. = belebrieren. realien. celebriteit (beroemdheid), v. = Selebritlit. cerebraal-stelsel (hersenzenuwstelsel), o. = Celestina = %Ofeitine. Serebralf4ftem. Celestinus = Cileftin. eeremonie, v. = Seremonie. eelibaat, o. = ber, bag Sigibat. eeremonieel = aeretnontett; 't c. = bag eelibatair = Zfunggerefie, .Dageftotg. 3eremoniett. cellebroeder = Seftenbruber. eeremoniemeester = Beremontentneifter. cellist = %ettift. eeremonieus = prentonti34, fOrtnitcb. cello, v. = bag %etto. Ceres (godin van den landbouw) = %era. cellulair = berfular; c..e gevangenis = bag eerneeren (insluiten), h. = bernieren, ein, Seffengeftingnig. id)lieten, umbingeln. celluloid, o. = Seflutoib. cert. = certilicaat, o. = Sertififat, ber eelluloze (celstof), v. = Beattlofe. Scbein, ook WWI; c. van oorsprong = Ur. Celsius = &Mug. TprunobeugnW, ber tefmatgein ; (voor ziekte) cel li straf, v.; -systeem, o. = 8eUenll f)aft ; granfOit&atteit, ber granfeniciyin ; een c. ver- -f to leenen = certilleeeren, h. = aertiftateren. eelvormig = aeaenfarmig. cervelaatworst, v. = Berbelatinurft. celweefsel, o. = Seffengemebe. cessie (a (stand, overdracht), v. = SeiTion, cement, o. = ber, bag Bement. blbtretung. eementatie (gloeiing van metalen), v. = cessionaris (overnemer) = Seiffonar. Sem entation. cetaceeen (walvischachtigen) = Cetacea. cementeeren, h. = 5ententieren. Cevennen = &bennen. eenseeren (beoordeelen), h. = senfieren. Ceylon, o. = %et)lon. censor = Senior. cf. (confer, conferatur: men vergelijke = ber, census, m. = Bening. gleid)e, fiefr : cf.). censurer, v. = Seniur. ehagrijn (verdriet), o. = ber qagrin, ber cent, m. = %mit; dat is geen c. waard = (eig.) Zerbruf3; (leer), zie se Brij n. bc0 ift fatten %. (feinen .infter, igennig) trert, (fig.) chats, v. = %4ccife. bebeutet nicOtg, la at nid)tg auf fid), tit finber, ehaiselongue, v. = qatiefongue. leid)t ; vijf per c. = fiinf proaent ; iem. tot den Chaldea, o. = qalblia. laatsten C. betalen = einen bet .eUer unb Chaldeewsch = d)aibilif4 43fennig be5aVen; vgl. ook dui t. elude, zie sj aal. centaur (paardmensch), m. = Sentaur, chamade (signaal van overgave), v. = £entaur. Sc§amabe. centenaar, m. = Sentner. Chamieten, my. = ,tamiten. eentenaarslast, m. = We Sentnertaft ; er ligt Champagne = (land) bie qampagne ; (wijn) me een c. op de borst = a liegt mfr hentner, ber %4ampagner, ber Seft. fanner ant bent .0ersen. ehampare, zie b a 1. centerboor, v. = ber SentrumbOrer. ehampignon, m. = (eetbare paddestoel) centill are, v.; -gram, o.; -liter, m. = bag ftlmpignon, Zriegling ; (persoon) %mpor: Send 11 ar ; %gra:nut; bag sifter. fOmmling. centime, v. = ber tlenttme. champy (slang voor Champagne) = ber centimeter, m. = bag 3entimeter. bJiumm. eentraal = /Antral; Sentra . . . ; c. bestuur ; changeant (weerschijnzijde), m. = an. C. gezag; c. punt; c.. e verwarming = bie Ben: geant. trail! bertrattung (bie :betiirbe); bie :getvait ; chansonette, v. = %4anionette, bag 2ieMen. ber 13unft ; .4eibung. chantage (poging tot atpersing), v. = Ran, Centraal-il Afrika, o.; -Amerika, o. = tage, ber %rprefiunggberfuc4. Sentra i afrifa ; •anterifa. chanteuse = %banteuie, elingerin. eentraal II spoor, o.; -zon, v. = bie Bent-mill. chaos, m. = bag qaog. balm ; •ionne. chaotisch = cf)aotiW Mirr, ungeorbnet. chaperonneeren. 136 cicisbeo. Zie ook la en S. chaperonneeren (een dame begeleiden), ehinine, v. = bag gbinin. h. = cbaperonnteren. ehique, zie h i c. chapiter, o. = gbapiter, ber OefOrlicbggegen, chiromant (waarzegger uit de lijnen van ftanb, bag (.)Zbenta; iets op 't ch. brengen = de hand) = gbiromant. etiv, bur csoracte ob. auf Zapet bringen; om op chiromantie, v. = gbiromantie. ons ch. terug to komen = (ook) urn tofeber ehirurg = gbirurg. chirurgie, v. = auf befagten Oammer ju fommen. rurgie. chirurgisch = cbtrurgifcb. char-a-banes, m. = gbaraban. chloor, o. = tor. charade (lettergreperaadsel), v. -= Sit arabe. chloor II kali, o.; -kalk, v.; -metalen, mv.= charge (lading; ambt; overdrijving), v. = gbforlifalt; ber ,falf ; ,metatte. %barge; getuige a ch.= OelaftunggAeuge; (aan-, ehloor gnatrium, o.; -water, o.; -zuur, o. uitval) ber Kngriff, ber Kugfati, Marge]. = gbiorlinatrium; =tnaffer ; bie .f sure. chargeeren (laden, overdrijven, aanvallen), chloral, o. = Word. ehloraat, o. = h. = cbargieren. gbforat. chloriet, o. = ber gbforit. charivari, o. = (katte-, ketelmuziek, allerlei chloroform, v. = bag I °rot orin. door elkander) gbartbart; (sieraad) ber llbr% ehloroformeeren, h. = cbtoroformteren. fettenbebang, Vinbtingfet. chocolaadje, o. = Scbofolabenplatcben. charlatan = Scbartatan.eharlatanachtig chocolade, v. = Scbofotabe. = fcbarlatanbaft. eharlatannerie, v. = chocolade ll fabriek, v.; -ketel, m., Scbartatannerie. v. = Scbofolabenlifabrif ; :feffei (ble %Mune); Charlotte = gbarlotte, 2ottcben. .farbe. charmant = fcbarmant. ehocoladellmelk, v.; .tablet, v. = ecbofo, charme (bekoring), v. = ber Meta; dat is la ben II mild) ; ,tafet (%tablette). zijn ch. r.--= bag fcbarmtert fun, bag ban tbm cholera, v. = gbolera. angetan, bag ift fefn ecbtuarm. eholera0 epidemie, v. ; = gbotera II eharmeeren (bekoren), h. = fcbarmferen. Ofbemte; •franfe(r). eharteren (huren, bevrachten), h. = cbartern. cholerine (lichte cholera), v. = gboiertne. eharterpartij, zie chertepartij. cholerisch (prikkelbaar) = cbolertfcb ; ch. ehartreuze, v. = gbartreufe. mensch = gb olerifer. Charybdis, v. = %barbbbi4 ; van Scylla in choliambus (een vers: l I Ch. komen = aug ber SOU in bie llb. geraten. m. = gbotiambug. ehassepotgeweer, o. = gbaffepotgetrebr. choriambus (een versvoet: m. = ehassinet, o. = bematter aenfterbori* gboriambug. chauffeur = gbauffeur, aabrer. chrestomathie (bloemlezing), v. = gbrefto, chauvinisme (dweepziek patriotisme), mattjie. bergbaubfnt chauvinist = aubinift. ehrisam, chrisma (R.K. 1: wijdings-, 2alf- check, v. = ber Scbed. olie), o. = gbrifam, gbrtgma. checkboek, o. = Gcbecfbucb. ehristelijk = cbriftlicb. chef = gbef, $rinstpal christelijkheid, v. = gbrtftitcbrett. chemicalien, my. = g4entifalien, cbemffcbe christen = gbrtft. Stoffe. christenidom, 0.; -held, v.; -mensch, chemicus = %hernifer. m. = gbrifteniltum; :belt; ,menfcb. ehemie, v. = gbernie. ehristenziel, v. = gbriftenfeele; geen chr. = chemisch = telnifcb. fetne gbr. ehemisette, v. = bag gbentifett, gbemtfette. Christiaan = gbriffian. Christien, Chris- chenille, v. = gbentne. tina = gbriftine, gbriftiane. chertepartij (vrachtcontra,ct), v. = gerte, ebristin = gbriftin. ,artfe, gbartepartie. Christoffel = gbrifto0b. cherub(ljn), m. = gberub. Christus = gbrift, Wittig; na, voor Chr. = chevalaresque (ridderlijk) = cbebaieree nacb, bor %briito Mriftt (3eburt). chevalier d'industrie = Citcrgs, Zs'nbu, Christusll beeld, o.; -kop, m. = gbrfitu&II: ftrieritter, (Docbftapter. bilb ; .ropf. chevelure (fljnbladerige plant), v. = bag Christusorde, v. = ber gbriftorben. arauenbaar, ber Saar:, Strutifarn. chromatiek (kleureleer), v. = gbrontatif. chic = fcbicf. chromatisch = cbromattfcb. chicane (rechtsverdraaiing), v. = Gcbtfane. ehromolithograile (kleursteendruk), v. = chicaneeren, h. = fcbtfanteren. gbromolttbograpbte. chicaneur = Scbtfaneur. ehroniseh = cbrontfcb. ehicaneus = fcbtfaniig, rtinfefiicbtig. chronogram (jaartalvers), o. = %bump chiffonnMre, V. = gbiffonntere, Stommobe. gramm. chignon (valsche haarbos), m. = gbignon. ehronologie (tijdrekenkunde, tijdsorde), v. chijI, v. = ber CAW. = gbronologte. chronologisch = *ono= chijm, v. = ber %btpni.O. fogifcb. Chileen = gbitene. chronometer, m. = bag (her) gbronometer. Chileenseh = cbtfenifcb. ehrysantemum, v. = bag gbrOfantem(um). Chili, o. = gbilt. ehrysoliet (goudsteen), m. = gbrt)folftb. chiliasme (leer van 't duizendjarig rijk), o. ciborie (hostievaas), v. = bag Stborfum. = ber gbiliagmug. chiliast = Waft. cicade, v. = 810e, Bifabe. ehimpansee, m. = Scbimpanfe. cicerone (gids) = gicerone. China, o. = gbina. Chinees = %bin*. Cleeroniaansch = cicerontantfcb. Chineesch = Mnefifcb ; chineesche schim ciehorei, v. = Bt*rie, carte, 8egtoarte. 8auberlaterne. cicisbeo (huisvriend) = gicigbeo. cider. 137 coliseum. Zie ook H en S. eider, m. = 8iber. eitroen spiritus, m.; m.; -zuur, die. (compagnie = %ompagnie, %ie.). o. = 8itronenifpiritut ; =fatter; Me .ffiure. ?cif. (Eng.: cost, insurance, freight: inkoop citroenzuur tout, o. = 8ftrat, titronen, met kosten van assurantie en vracht = *often, faun& Salt. alffefurang, gracbt : cif.). civet, o. = her 3ibet. eigaret, v. = Bigarette. eivetkat, v. = 8thetfate. eijfer, o. = bfe 8ffier ; (voor schoolwerk) bie eiviel = tibil ; c e prijs = a er $reit ; 8enfur, bfe Mote; een laag c. = erne fci)lecf)te c e bediening = reefle Zebienung ; e 8enfur (Mote); hij is een nul in 't c. = er ift lijst = Bibittifte; C. ingenieur = Bibitingenteur; ba etne MAC; c..s bewijzen = 8 Olen bemeifen. c. recht = Bibilrecbt. eijferen, h. = rettnett. civilizatie, v. = $ibiCff anon. cijferkapel, v. = ber eivilizeeren, h. = bibilirteren. cijferkunst, v. = Writbmetif. eijfermeester e.l. (citato loco: ter aangehaalder plaatse = Recbenmeifter, afritbmetifer. ant angefilbrten Orte). eijfersehrift, o. = bie %bfffrefcbrift, bie clair-obscur (licht-donker), o. = %Ictir.obicur. beimfdirift; in c. schrijven = cf)ff frieren. elandestien (heimelijk) = 4etinlicf). ctjns, m. = 8int, Zribut; c. der dank- claque (gehuurde toejuichers), v. = %Witte. baarheid = Zribut ob. $off ber Zanfbarfeit. Clara = Mara. eijnsbaar, = shinar, tributs, elassienal bestuur (Here. lark: districts . .) = tintlIfficbtig. bfe fiCaffifalbebiirbe. eikade, v. = Birpe, 8ifabe. class's, v. = klaffit. Cilicie, o. %ilicien. Cilieisch = cilicifcb. clausule (bepaling), v. = Straufet. cilinder, enz., zie cylind e r, enz. claviatuur (toetsebord), v. = niabiatur. eimbaal, Gimbel, v. = 8fmbet. clematis, v. = eatbrebe. einematograaf, v. = kittentatogra0b. Clemens = %Cement, *Cement. Cingalees %ingatefe. elementie, v. = hllnabe, (Mite; zich in iems. cipier = Igeffingnittviirter, Sterfermeifter, Stocf% c. aanbevelen = an feint. Igifte appeiCteren. meifter. Clementine = Cententine, ntementine. circa = tirfa. clerezie (geestelijkheid), v. = her Stferut. Cireassie, o. = 8frfaffien. Cireassier = clich6, o. = ntifcbee. Sirfaffier. Cireassisch = tirfaffild). client = *Rent. eireensische spelen = firtenfifcbe elienteele, v. = Stunbfcbaft, thunben (pl.) eirculaire, v. = bat 8frfular, bat }Runb. climax (klimming), m. = klitnag. fcbrefben, bat Umictuffcbreiben. eliniek, v. = Mite. eireulatie, v. = 8frfutation; in c. brengen clinisch = elinist = *Huffer. = in 8. fet.en. cloak (manteljas), m. = %loaf, Mattel. eirculatiebank, v. = Igirobanf. closet, o. = ftiofett. eireuleeren, h. = tirfutieren. clown = %Won. eireumferentie (omvang), v. = 8frfumfe. club, v. = her *Cub. rent. C. M. (candidatus ministerii: candidaat tot circumflex, o. = her 8irfuntgeg. den heiligen dienst = Stircbenatnttfanbibat). circus, o. = ber 8irfut. e. m. (currentis mensis: in de loopende eirkel, m. = are% ook wet Birfel. maand = bet taufenben Vonatt). cirkeldboog, m.; -gang, m.; v. = co. (conto = %onto, *onto). St reit bogen ; =gang; .tinie. Co. (compagnon = %ompagnon, nompagnon). cirkellionitrek, m.; -segment, o.; -vlak, coalitie, v. = thoatition. o.; -vorm, m. = Me Streit II linie (bie $erip4e, cobra (brilslang), v. = Stara. tie); ber .abicbnitt; bie .fiticte; bie .form. Coburg, o. = Coburg, . . . Coburgseh = eirkelvormig = freitfOrmig. coburgifc4, foburgijci). eirkelzaag, v. = Sfreitfage. cocon, m. = thofon. cis (c-kruis), v. = bat %ft. cod. (codex, zie ald.). eisalpijnsch = titalpin(ifcb). code (wetboek), m. = lobe. ciseleeren (beeldsnijden), h. = aifetieren. codex (handschrift), m. Stobeg. eisleithaansch = titleitbanifct). codicil (testamentbijlage), o. = *obi/JCL citaat, o. 8itat. codifleatie als-wet-formuleeren), v. = citadel, v. = 8itaberte. Stobififatiou. eitatie (dagvaarding), v. = Bftation. codille („verloren" in 't omber) = cobitle. citeeren (aanhalen, dagvaarden, oproepen), coeducatie, v. = thoebufation. Igenteinfc§aftt. h. = titieren. ertiebung, gemeinfame %rtiebung. either, v. = 8itber. coefficient, m. = koeffittent. either spel, o.; -speler = 81tber jfpief ; cognac, m. = Shand. .fOieter (=fcbtliger). eognossement, o. = nonnoffement. elto, (vlug, dadelijk) tito. cohaerent (samenhangend) = fobtirent. eitroen, m. = bie Sitrone, bfe 2itnone; zie eohaesie (samenhang), v. = **Mon. ook knol. coiffeeren, h. = coiffieren. eitroenllboom, m.; -geel, o.; -kapel, v.; coiffeur = %offfettr. -kleur, v. = Bitronettll bautn ; %gefb ; ber .falter ; coiffure, v. = %Mitre, %offfure. ,farbe. cokes, v. = nat. eitroen limonade, v.; -olio), v.; -perser = colbert, m. = bat aacfett. Bitronenil lintonabe ; bat =i31; .bOrer (squetfcber). colberteostuum, o. = ber aacfettantug. eitroenisap, o.; -sehijfje, 0.; -sehil, v. = coliseum (rest van 't grootste amphitheater her 8itronenifaft, bie sici)eibe; .fcf)ale. in Rome), o. = koloffeum. coll. 138 complementshoek. Zie ook K en S. coll. (coital s: vergeleken zfinde) = bergMen. St. ne4men, einommiffionitgefcf)aft tiberne4ntett; eollateraal (zijdelingsch) = foaateral. goederen in c. geven = einent auf earen Stotn. collatie (vergelijking), v. = kottation. ntiffion geben ob. erteiten; c. van toezicht = ber eollationneeren, h. = fonationieren. Vtuffic4tgrat; c. van beheer = ber Zertnaltun0. eolld fdieht aan den band, in 't billartspel) auitic§uf3; c. uit den raad = ber Stabtberorb% = cone, but. netenaul3fctuf3. eellectant = kottertant. commissie0boek, o. ; -boekhandel, m.; colleetantebus, v. = Sammeibilcbfe. -goed, o.; -handel, m. = konuttiffiong H bud); collecte, v. = Renate; een c. houden = eine sbudAanbet ; .gut (Stonbitionklut); ..4anbet (bab beranftalten, foneftieren. .gefttaft). collecteeren, h. = foneftieren. commissiellloon, 0., -wissel, m.; -mak, collecteur (verkooper van loterijbriefjes) = v. = kontiniffion4lIgebii4ren (bie kommiffion, koaefteur. bie FOrobifion); bie .tratte; ba4 .gefc0aft. eollectie, v. = koneftion, eantinfung. commissionair = onniffionar; c. in collectief = foneftib, oneftib . . . ; 't c. = effecten = %ffeftentnafter. bad oneftib(um). commissoriaal = fonnifforifcE). eollega = Stottege. commis-voyageur = %mini& Zotytgeur, college, o. = ba0 otteg(itun); c. van regen- .0anblungBreifenbe(r), sliSefct)tift&reifenbe(r) ten = ber Zertbattungkat ; c. loopen = ein committent (lastgever) = kontrnittent. St. wren; een C. over filozofie geven = ein commode, v. = kommobe. St. fiber FjnifoloO4ie geben ob. lefen ; zie ook commodore (Eng. gezagvoerder van een burgemeester. eskader) = ontmobore. eollegehengst, m. = ommunaal = fonununat, kommunat collegiaal = fottegial(ifct)). eommunard (van de Parijsche commune eolli (eig. my. van collo: pak), o. = MAL in 1871) = Stommunarb. collier, m. ba& Stonier, We Oataette. commune, v. = kommune. eollizie (botsing), v. = onifion. communicant (R.K. : avondmaalvierder) = collo (pak), o. = St ono. ommunifant, Rbenbinct414gaft. colonnade, v. = ofonnabe. communicatie (mededeeling, gemeenschap), colonne, v. = notonne ; in c.. n = fotonnen. v. = kortnunifation. tbeife. communicatiemiddel, o. = ommunifa. coloradokever, m. = kotorabonifer. tion&mittel. eoloratuur(levendige, beweeglijke zangstem), communiceeren, h. = fommuniaieren ; v. = Sotoratur. c .. de vaten = f .. be 03efaf3e. colosseum, zie coliseum. communie, v. = onuttunion ; zijn c. doen = colportage, v. = kolbortage. eingefegnet tuerben. colporteeren, h. = fotbortieren. communisme, o. = bet St ommutti4m10. eolporteur = kolborteur. communist = konnunift. communist. eolumbarium (grafgewelf met nissen voor tiseh = fommuniftifd). de urnen), o. = lotumbartum. comp. (compagme = OntOgnie). eombinatie, v. = Stombination. compact = fornpaft. combinatiellgave, v.; -leer, v. = Stombina: eompagnie, v. = komllagnie. compag- tion II gabe; stet)re. niesehap, v. = tanblung§gefettfctiaft, Sotsies combineeren, h. = fombinieren. tat. compagnon = kombagnon, Zeit4aber, comestibles, my. = otneftibitien, Nibaren. Zeiln4mer, Soaiu&, eefettfcbafter. comfort, o. = ber komfort. comparant (opkomende) = kontbarant. comfortabel = fontfortabet. comparatle (vergelijking), v. = kompara. eomitaat (Hong. graafschap), o. = kontitat. tion. comparatief, m. = StontOaratib. comitd, o. = Stomitee, ber Kudfcf)43. eompareeren (vergelijken, voor 't gerecht eommanditair vennoot) = Rom. verschijnen), h. en z. = fontimrieren. manbitar, vennootschap = kommanbits comparitie (opkomst), v. = komparena, gefeafd)aft; c. vennoot = kommanbitift. kontOaration. commandite, v. = kommanbite, ba4 81roeig. eompartiment, o. = bie Ibteilung. gefttaft. compendium (kort overzicht), o. = nom. eommentaar, m. = lommentar. Oenbiunt. commentator =commentator. compensatie (vergoeding) v. = Stotnbenfa. eommenteeren, h. = fommentieren. Hon. compensatieslinger, m. = ber, ba4 commercieel = fonttnerhien. kontlienfation4penbet. commies (aan ministerie, de posterijen compenseeren, h. = fontbenfieren. enz.) = Zeamte(r) ; (in't:bijz. by depost) Ober: competeeren (toekomen), h. = fompetieren. Ooftfefretar; (aan 't spoor) Q3atmaffiftent. competent (bevoegd) = fompetent. eommissariaat, o. = kommiffariat ; c. van competentie, v. = kombetena. politie = $otibefamt, .bureau. eompilatie (samenlezing), v. = kontiiitation. commissaris =onitiffar; c. der koningin compilator = kombilator. = Oberprafibent ; c. vanpolitie = compileeren, h. = fombilieren, lufammen: fOeftor ; C. van orde = OrbnungUommiffar, ftoppeln :tragen. (meer bfjz.) geftarbner; (college van) corn. compleet = fontOtett. missarissen = ber Vitiffict)tOrat. complement (aanvulling), o. = komblement. commissie, v. = (opdracht) ber Ruftrag ; eomplementaire kleur = komplementar. (personen met opdracht) kommiffion, ber farbe. Vtuf3frOttf3; (loon)kommiffion,(boodschap) bang, complementshoek, o. = komOtentent. Zeforgung, goederen in c. nemen = wren in completeeren. 139 confituurtaart. Zie ook K en S. completeeren, h. = fomplettieren, berbott, conciliant (verzoenend) = fonsitiant. ftiinbigen, ergiinaen. concilie, o. = Ronet, We Rirc4enberfamnitung. complexle, v. = (gestel) Stomplegion, gtatur, eoncipieeren (ontwerpen), h. = fonaipieren. (tint) ber Zeint. conclave (plaats en vergadering, waar de complicatie (verwikkeling), v . = Rompli. kardinalen een nieuwen paus kiezen), o. = ration, alertoicf(e)tung. Ronftabe. compliceeren, h. = foutpti3ieren. coneludeeren, h. = fonftubferen, fcbliefen. compliment, o. = Rotnpliinent; c. van vader conclusie, v. = Ronflufion, bet Sc4tuf; ; en of u eens bij hem komt = efn R. bout (in rechtszaken: een stuk) (borbereitenber) eater, Cafe tnbctiten mat 8u ismforamenof bet Sitriftfal3. eater tartfc4iiit bitten, Ste . . ; mijn c .. en aan coneordaat (verdrag tusschen staat en kerk), uw vader = grftf3en Cafe Nren t^errn eater bon o. = Stonforbat. mit of empfe4ten Cie mid) Nreni ." errn eater contours, o. = ber Settfainpf ; ber Ronfurd; of (eenvoudiger) c. aan vader = %ntpfe4tung een c. uitschrijven = (soms) elite Ronfurren6 an ben eater ; ik moet u de c .. en van mijn audfc4reiben. moeder doen = icy Toff Nnen eine %inpfe4lung conereet = fonfret. bon meiner Mutter audridften; u moet wet de coneubinaat, o. = St onfubittat. c .. en hebben van mijn zuster = meine concubine = Ronfubine. ectonfter tart beftend grilfien; ik maak u mijn concurreeren, h. = fonfurrieren; c. kunnen c. = k inacfn Zsititten mein R. ; geen a .. en = fonfurrengiii)ig fein. afwachten = nict)td auf lid) footmen laffen, lid) concurrent = Ronfurrent; c .. e schuld- nic4t 4ohnefftern taffen; maak geen c .. en = eischer = Wliiubiger aim alorrect)t, %flirt), =Ginn Ste !eine Unifttinbe; zonder c ..en = graptiargliiubiger. oljne Unifttinbe ; zonder c .. en (zonder aarze- eoncurrentle, v. = Ronfurreq, bet Sett, ling) = dine (Wet) aeberlefen4. bebierb; C. aandoen = St. mactnn; oneerlijke complimentatie, v. = Zegriitung. C. = untautere R., untauterer B. complimenteeren, h. = fomptintentieren. condensatie (verdichting), v. = Ronbenfation. complimenteus = umitiinblic4 ; hij is c. = condensator, m. = Ronbenfator. er ift ein Romptimenteninador. eondenseeren, z. en h. = fonbenfieren. eomponeeren, h. = fomponieren. eonditie, v. = Ronbition, 8ebingung ; bet )3u. componist = Romponift. ftanb ; Stelae; op c. dat ... = unter ber Z., bar; .. compositen (samengesteldbloemigen) = conditional's, m. = Ronbitionatid. Rompoliten. conditioneel = fonbitional, bebingungdiveife. compositle, v. = Roinpolition. conditioneeren, h. = bebingen, bie be- compost (mengmest), m. = Roinpoft. bingung ittac4en, ra, (ettv.) audbebingen ; good compote (ingelegde vruchten), v. = bad geconditioneerd zijn = in* fonbitioniert ob. koinpott. in beftem )3uftanbe fein. eompotier, m. = bie ftompotiere, bie Rom, eondoleantie, v. = Ronboten5, Zeiteibdbe. pottfc§ate. /setting. compres = foinpref3 ; zie ook k o m pre s. condoleantiellbezoek, 0.; -brief, m. = comprimeeren, h. = fomprimieren. bet Ronboten5., eeiteibdIlbefucb ; %brief. compromis (overeenkomst), o. = bet (bad) eondoleeren, h. (met) = (einem) fonbolieren Romprotnit. (au); einent fein eeiteib bemeugen; wel gecon- compromittant (een slechten naam ge- doleerd = berblic4fte Ronbotation. vend) = fomprontittant. condor, m. = Ronbor. compromitteeren, h. = fompromittieren. condottiere, m. = Ronbottiere, TrupPen,, comptabel (rekenplichtig) = !militant, eanbettfii4rer. berantivorttic4. comptabiliteit, v. = Romp. conducteur = Ronbufteur, (by spoorweg tabilitat. (gew.) Sdiaffner. comptant, zie contant. conductor = Ronbuftor. eoneaaf (holrond) = fonfab. eonduitelijst, v. = Ronbuiten:, aii4rungdtifte, coneentratie, v. = Ronaentration. (in Duitschland nu:) ber Quatiftfationdberict)t. concentreeren, h. = fonaentrieren. conf., zie cf. concentrisch = fonentrifc0. confectie, v. = Ronfertion. concept (ontwerp), o. = Ronliept. eonfectiemagazijn, o. = Ronfeftiondgefcbtift. concert, o. = Ronaert. confederatie (bond, in 't bijz.: statebond), concerti' meester ; -stuk, o.; -vleugel, m. v. = Ronfi3beration. = Ronaert 11 meifter ; .itticf ; sftiiget. confedereeren, h. = fonfiiberieren. concert II zaal, v.; -winger = bet Ron/Art'', eonfereeren, h. = fonferieren. sfaat; +Inger. conferentie, v. = Ronferetta. concessie, v. = Ronseifion; c. verleenen, ver- confessie, v. = Ronfeffion. krijgen, intrekken, verlengen = R. berlei4en confessioneel = fonfeffionel (erteiten, geben), ertangen, einge4en (buriicfnel)s confetti = Ronfetti. men), berliingern; c. aanvragen = um S. nact), conlidentie, v. = Ronftbett/i. fuc4en; a ..a doen = l .. en ob. Bugefainbniiie eontldentleel = fot*bentiett, bertrautict). inacinn. coneessieaan vraag, v. = bad conflecatie, v. = Ronfidfation. Rottbeffiondgefuc4. contiserie, v. = Ronbitorei. concessionaries = Ron/Affiontir. contiseur = Ronbitor. conebylien (schaaldieren) = RoncfAtien, conflsqueeren, h. = fonfidgeren. Sct altiere. contituren = Ronfititren, (banket) bad Ron, concierge = $ortier, Oaudmeifter ; (aan feft. contlturier = Ronbitor. school) Sc§utbietter. eontituurtaart, v. = ber ari4terucOen. conflict. 140 continentaal. Zie ook K en S. conflict, o. = ber Ronflift; in c. komen = consistorie (kerkeraad), o. = Ronfiftoriunt. in R. geraten. console, v. = Ronfole. conform (overeenkomstig) = fonfortn ; gleicb: eonsolidatie (dekking van staatsschuld), v. lautenb, gleicbfarmig, iibereinftimmenb ; voor = Ronfolibation. copie C. = Me glefcbtautenbe Vlbfcbrift bebeugt. consolideeren, h. = fonfofibieren. conformiteit, v. = Ronfortnittit. consols (Eng.: gedekte schuldbrieven) = confrater = (geestelijke) R onfrater ; (fig.) Ronfol4. 93/itbruber, Geflibrte, Roftege. consonant, v. = ber Ronfonant. confrontatie, v. = Stonfrontation, @egen: consorten (deelgenooten) = Ronforten, Ige% Liberfteffung. noffen. consortium (gezelschap), o. = Ron. confronteeren (tegenover elkaar brengen), fortium, bie Oenoffenftbaft. h. = fonfrontieren. conspiratie, v. = Ronfpiration. confusie, v. = Ronfufton, Zertvirrung. eonspireeren, h. = fonipirieren. eonfuus = fonfug, bertbirrt. Constance, Constancia = Ronftanae. congd, o. = %onge, ber Vlbfcbieb ; iem. zijn C. ge- Constant = Ronitana. ven = einem feinen Vlbfcbieb ob. ben 2aufttat constant = fonftant, bebarrlicb, beftanbig. geben. constantie, v. = Ronftana. congestie, v. = Rongeftion, ber Ofutanbrang. Constantin = Ronftantin. eonglomeraat ('t samengepakte), o. = Ron. constateeren, h. = fonftatieren, feftfteften; gfomerat. erfennen. congregatie (geestelijke broederschap), v. = constellatie, v. = St oniteriatton, ba& Oeftirn. Rongregation. consternatie, v. = Ronfternatfon, Zieftiirong. eongres, o. = ber Ronaref3. constipatie (hardlijvigheicl), v. = Ronftis congruent = congruent. .potion. eongruentie, v. = Rongruena. constituante (Fr. nat. v ergadering17 89 ?91), eoniferen (naaldboomen) = Roniferen. v. = Ronftituante ; (alg.) fonftituierenbe Zer= conisch (kegelvormig) = fonfic0. fammfung. conjeetnur (pissing), v. = Ronieftur. constitneeren, h. = fonftituieren, dn., conjugatie, v. = Roniugation. feititten. conjugeeren, h. = fontugieren. constitutie (grondwet;lichaamsgesteldheid), conjunctie, v. = Ronjunftion. v. = Ronftitution, Zerfaffung, 2eibenefebaffert. eonjunetief, m. = Stonjunftib. beit. eonjunctuur (samenloop van omstandig- eonstitutioneel = fonititutionell, berfaffuttO. heden; uitzicht in zaken), v. = Rontunftur. gemeif3. connexie (verbinding), v. = Ronnegion. constructie, v. = Ronftruftion. eonnossement, zie cognos sement. construetie 11 werkplaats, v., -wankel (te corrector = Ronreftor. Delft), m. = Ronftruftiontimerffaitte. cons. (consul = Ronful). construeeren, h. = fonftruteren. conscientle, v. = ba& Oetniffen. consul = Ronful. consulaat, o. = Ronfulat. conscientieus = getbiffenbaft. eonsulair = fonfularifd), Ronfular ...; c. conseriptie (toting), v. = Ronffription. agent, c. verdrag, c. verslag = Ronfularagent, conseeratie (R.K. wyding), v. = Ronfefration. ber 5bertrag, bet: .bericbt. eonseereeren, h. = fonfetrieren. eonsulent (bevoegd raadgever) = Ronfulent. consent (toestemming), o. = ber Ronfen&. eonsul-generaal = @etteraffonful. consenteeren, h. = fonfentieren. consult, o., eonsultatie, v. = Me Ronful. consequent = fonfequent. taiion. consequentie, v. = Ronfequen3. eonsulteeren, h. = fonfultieren. eonserf ('t ingemaakte), o. = bie Ronferbe. consumeeren, h. = fonfumieren, berbrattcben, eonservatie (instandhouding), v. = Row beraebren, genieflen. ferbierung. eonsument = Ronfutnent, Zerbraucber. conservatief = fonferbatib. eonsum(p)tie, v. = Ronfumtion, ber Ronfutn, Conservatoire, conservatorium, o. = ber 2erbraucb; de c. neemt af, neemt toe = Ronferbatorium. ber ferbr. nfmmt ab Witt nacb), nimmt bu; conservator (bewaarder) = St onferbator. (in restaurant ext.) bie Rilcbe, elnifen unb eonserveeren, h. = fonferbieren. 3etranfe. eonserven, my. = Ronferben. contact, o. = ber Rontaft, bie Seriibrung. considerabel (aanzienitk) = fonfiberabel. contagieus (besmettelijk) = fontagii34, an. considerans, v. = nonfiberan4, %ribeigung, ftecfenb. ber Zetbeggrunb. consideratie, v. = %rbati: contant = comOtait, fontant, bar; c..e gung ; &WOW; c. gebruiken = nacbficbtig fein ; betaling = Oaraablung; a c., tegen c..e zonder c. = One fRiieffetcbt. betaling = gegen Zar(sablung); c .. e prijs = eonsidereeren, b. = betracbten, ertvligett. ZarOrei& ; al mijn C. geld = meine gattbe a3ar, eousignatieVenverkoopgeving van goederen; fcbaft. contanten = bail Zargelb ; bie Oar. bereidhouding van troepen), v. = Ronfignation, fcbaft ; Zartnittel (U.); in c. = bar. in c. geven, nemen = in R. geben, net men. contemplatie (beschouwing, bespiegeling), eonsignatiellboek, o.; -rekening, v. = v. = Rontemplation. Ronfignationg o bud j; ofaftur. contenance (houding, kalmte), v. = Ronte. consign, o. = bie 2ofung, bie $arole ; ber nance, ,Daltung, aaffung. Zetebl. content = iufrfeben. eonsigneeren, h. = fonfignieren; de c.. de continent (vasteland), o. =Rontinent,geftlanb. = Ronfignant; geconsigneerde = Ronfig. eontinentaal = continental; Rontinental .. ; natar, enttiflinger. e. stelsel = Me Rontinentaffperre, bag 'Mein. contingent. 141 correction eel. Zie ook IL en S. contingent, o. = Rontingent, ber Zeitrag. conventloneel = fonbentioneg, berfiimmticb. continueeren, h. = fontinuieren, fortfabren, convergeeren (naar elkaar toeloopen), h. = fortfe#en. fonbergieren. conto, v. = bag Ronto. convergentie, v. = Ronbergena. eonto-Sato, v. = bag Rontof into, bie fin. conversatle, v. = Ronberfatton, Unterbal: gierte Recbnung, bie OeifPieigrecbnung. tung ; veel c. hebben = bid Umgang baben. contra = fontra. conversatieles, v. = Ronberfationgftunbe. contrabande, v. = Rontrabanbe. eonverseeren, h. = fonberfieren, ficf, enter- contra II bas, v. ; -book, o. = ber Rontra II bat; batten,; c. met = utngeb(e)n mit, berfebren mit. bucf). conversie, v. = Stonberlion. contract, o. = ber Rontraft, ber Zertrag; converteeren, b. = fonbertieren. een c. sluiten, aangaan = einen R., al. (ab), convex (bol) = fonbeg. fcbtiefon ; een c. breken = einen R., $. brectien, convietle, v. = iiberbeugung. fontraftbriicbig tverben ; volgens c. = fontraft. convoeatie, v. = Itonbofation; einlabung, miitig, •ticb. Bufammenberutung, einberufung. contractant = Rontrabent. eonvocatiebiljet, o. = bie eintabung, ber eontraeteeren, h. = fontrabferen. einfabungisettel. contractie (samentrekking), v. =Rontraftion. convoceeren, h. = fonbobieren. contractpolis, v. = Ro ntraft., 43aufcbalpoli5e, convool, o. = ber Ronboi, bag &tett. tau fenbe $otiae. convooilooper = Stbiffgmafler. eon tradictie(tegenspraak,tegenstrydigheid), convulsie (stuiptrekking), v. = Ronbutfion. v. = ber eiberfprucb, Rontrabiftion. convulsief = fonbutfibifcb. eontradictoir = fontrabiftorifcb. cooperator = RooPerator. coOperatie, v. eontramerk, o. = bie £ontermarfe. = Rooperation. coliperatief = fooPeratib, contramine (tegenmijn), v. = Rontermine; RooPeratib ... ; c ...e vereeniging = Roopera. hij is altijd in de c. = er ift immer antmer ob. tibgefegfcbaft, Menoffenfcbaft. entgegengefet3ter neinung, fonterfariert fmmer. eokirdinaten, my. = Roorbinaten. contramonster, o. = Qbegentnufter. eoiirdinatle (nevenschikking), v. = Roorbi: eontraorder, v. = Ronterorber, Vlbbeftettung. nation, a3eforbnung. contraprestatie, v. = eegenteiftung. coOrdineeren, h. = foorbinieren, beiorbnen. contrapunt (harmonieleer), o. = ber Ron, copal (boomhars), o. = ber Ropat. trapunft. copse, v. = Ropie, zie ook c o n fo r m en contra-remonstrant = Rontraremonftrant. k o p ij. eontrarie = fontriir ; juist c. = gerabe eopieboek, o. = Ropierbucb. umgefebrt. eopleeren, h. = fopieren, abicbreiben. eontrarfferen, h. = fontrariieren, entgegen, eepieerlinkt, m.; -machine, v.; -papier, trirfen, tviberftreben; ttliberfprecben. o.; -pens, v. = bie Ropierli tinte ; ,mafcbine ; eontrasigneeren (medeonderteekenen), h. = =papier; :preffe. fontrafignieren. eopieus = fopb3g, reicbticb. contrast, o. = ber lontraft. copiist, eopist = Stool. eontrasteeren, h. = fontraftieren. copra (gedroogde kokosnootpit), v. = Ropra. contravisite, v. = ber Rontrabefucb, ber coquet enz., zie k o k et enz. esegenbefucb. eordaat = berbbaft, wader. contredans, m. = Rontertan5. cordaatheid, v. = 4,ersbaftigfeit. eontrefort (steunpilaar, -muur), m. = cordon, o. = ber Ilorbon. %ontrefort, StrebePfeiter. Corinthe, o. = Rorintb; brieven aan die van contremandeeren (tegenbevel geven), h. = C. = Rorintberbriefe, $riefe an Me Rorintber. fontermanbferen. Corinth(i)er = Rorintber. contrescarp (buitengrachtsboord), v. = Ron= Corinthisch = forintbild). teregfarpe. comae, zie kornak. contribuabel (belastingplichtig) = fteuer, cornea (hoornvlies), v. = ,Dornbaut, cornea. pfifitig, fontribuabet. Cornelia = %ornetict, Rornetie. contribuant = Rontribuent. Cornelis = %orneliug, Rornetiug. contribueeren, h. = fontrfbuieren. corner (beursterm), m. = bie Scbtriing. contributie, v. = Rontribution. cornet (blaasinstrument), v. = bag Rorttett; contrOle, v. = Rontroge. c. a piston = Carnet a piston, Rornett. controleeren, h. = fontrogieren. corporatie, v. = Rorporation, Riirpergaft. controleur = St ontroffeur. corps, o. = Rorpg; c. diplomatique = Moto% eontroverse (strijdvraag), v. = Rontroberfe, matifcbeg R. ; en c. = age 5ufanttnen, age mit. Gtreitfrage. einanber. eorpsgeest, m. = Rorpggeift. contubernaal(mede-inwoner)= 8 obnungg., corpulent = forputent, beteibt. Stu bengenoffe, Rontubernat. corpulentie, v. = St orputena, Zeteibtbeit. convalescent (herstellende) = Refonbaieg. corpus, o. = Rorpug ; c. delicti = St orpug. bent. convaleseentie, v. = inefonbategbena. betifti. convenabel = paffenb, WI:fad), fonbenabet. correct = forreft. correetheid, v. = Ror: convenanee, v. = lonbenienb, ecbicflicbfeft, reftbeit, aticbtigfeit, Oenauigfeit. eobtanftlinbigfeit, ber Knftanb. correctie, v. = Rorreftion; (van druk-, convenieeren, h. = fonbenferen, paffen. schriffrouten e. d.) norreftur. convent, o. = ber Ronbent, bie Zerfantnttung, correctief (verbeteringsmiddel), o. = nor? Rlofter. reftib. eonventie, v. = konbention, ber Zertrag , eorreetioneel (niet-onteerend): c..e straf tibereinfuntt. = Rorreftiongitrafe. corrector. 142 crypt. Zie ook li en S. corrector = Norreftor. courant. ii bureau, o.; -drukkerij, v.; eorrelatief (onderling betrekking hebbend) -jongen = 8 eitung6 I bureau; ..brucferei; = forrefatib. otriiger. correspondeeren, h. = forrefponbieren ; comurante li lezer;-looper(-man);-nieuws, met iem. c. = mit einem f., im Oriefbmcbfel o.; -sehrijver = 8eitungg II lefer; ..trdger ; bie fteben. neuigfeit; .fcbreiber. correspondent = korrefponbent; particu- eourantier = 8eitunggfcbreiber ; .berteger. lier c. = Speaialforrefponbeni. eourtage, v. = %ourtage, Eaflergebilbr, ber eorrespondente = Storrerponbentin. Raffertobn, Senfarte. correspondentie, v. = korrefponbena. convert, o. = hubert, ber Oriefunticbiag; (op corridor, m. = norribor, Gang, atur. tafel) Mebecf ; per c. = unter k.; onder c. = corrigeeren, h. = forrigieren. In einem Ilmfcbtag, fubertiert. corrupt = Corrupt, berborben. corruptie, c. q. (casu quo, zie casu quo). v. = norruption, Sittenberberbnig; SBeftecbung. crank (aan frets), v. = Zretfurbel. Corsika, o. = norfifa. Corsikaan = Storfe. crayon, o. = %rat)on, ber (Zrei., kreibe)Stift. Corsikaanseh = forrtfcb. erayonteekening, v. = %rabonaeicbnung. torso, o. = ber St orfo, bie Scbaufabrt. creatie, v. = nreation ; (tooneel) Zaritenung. Cortes (Sp. parlement) = %arta. creatunr, o. = Me areatur. corvee, v. = fcbtverer Zienft, fcbrimme 9Irbeit. creche (bewaarplaats voor zuigelingen), v. = coryphee (voornaamste), m. = St ortglbde. Crèche, krippe. cosecans, v. = St ofefante. cred. = credit (tegenover d e b e t), o. = cosinus, m. = nofinug. Stre'bit, if5aben, op 't c. stollen = in bag R. cosmetiek, v. = Rogmetif. (taben) bringen (voor crediet, zie kr 0 diet). cosmollgonie (leer van 't ontstaan der we- erediteeren, h. = frebitieren, gutfcbreiben, reld), v.; -grafie (wereldbeschrijving); erfennen ; iem. een bedrag c. = einem einen -logic (wereldleer), v. ? ..poliet (wereldburger) Oetrag f., g. ob. gutbringen, einen fiir einen = Ramo II gonie ; :gra0bie ; .logie ; opolit. Zetrag erf. ob. entraften. cosmopolitisch = fogmotiolitticb. erediteur = Strebitor, ehltiubiger. cosmopolitisme, o. = ber StogmoPotitiginug. crediteureboek, o. = arebitorenbucb. eosmorama (wereldpanorama), o. = nogmo. creditzijde, v. = St rebitfeite, bag Oaben. rama. credo („ik geloor, geloofsbekentenis), o. = cosmos (wereld), m. = St antog. St rebo. coati: a c. = an Mrem Ort, bort, auf Num creeeren, h. = freieren, fcbaffen; (tooneel) $14e. barftetlen. cosy, v. = ber Haffee., ber Teetairmer, Eilte. crematie (lijkverbranding), v. = St remation cotangent", v. = notangente. crematorium, o. = Strematorium. coterie, v. = St oterie; eiprifcbaft. creme = creme. tremor-tartars (wijnsteen cotillon (een dans), m. = notition. room, een geneesmiddel), eremortart,o. couchette, v. = note. Stremortartari. coulant (vlot, gemakkelfjk) = fulant. creool, m. = areole. creoolsehe = Sheath. coulisse, v. -----, Raft ; achter de c .. n = creosoot (bederfwerend middel), o. = Streolot. birder ben St .. n. erepeeren, z. = frepieren, berenben. couloir (gang), m. = %outoir, 'gang. erese. = crescendo (toenemend) = cregcenbo. coup. (coupon = %DOM, St upon). cretin (idioot, kropmensch) = aretin, St retine. coup, m. = Group, Streicb. cricket, o. = kricfet. coupe (snit), v. = ber Scbnitt. crime: 't is een c. = a ift aber fcbtimm, eine coupe, v. = bag Soups, bag Rupee, ber albteil, Sct anbe. ber eagenabteit, Vlbteilung. eriminalist = Striminatift. eriminaliteit, coupeeren, h. = coulfleren, fu.pieren ; bey v. = ariminalitat. erimineel = Criminal, binbern ; (in 't kaartspel) abbeben, abnebmen ; kriminat . . . ; frimineff ; c. recht, c .. e recht- (spoorkaartjes) f., burcbtocben. bank, a .. e wetten = Seriminato recbt, bag .gericbt, coup 11 enr ; -ease = 8ufcbnefb ler ; •erin. ogefe#e; c. weer = fcbauberbafteg Setter; een couplet, o. = bie Stropbe, %millet. c .. e kerel = ern berffucbter, berteufelter, bev eoupletzanger, m. = %ouptetilinger. tradter ob. berffigter Red. coupon, v. = bag %oupon, bag aupon, ber crinoline, v. = Strinoline, ber Reffrocf. Bingfctein; c .. s knippen = a .. g ablcbneiben crisis, v. = nrifig, Strife. ob. dill:lien. Crispijn = Strifpin. coupon II belasting, v.; -blad, o.; -boekj e, eriterium (toetssteen), o. = kriterium, ber o. = Stuon., %oulaonll fteuer ; ber •bogen (bie $riifftein. critleaster (muggezifter) = tiri: 8ingteifte); •beft (.bucb, ook gOrf*itt4eft). tifafter, fferittler. criticus = aritifer. critiek, coupure, v. = %ouOure. v. = grit!; beneden alle c. = unter after H., sour, v. = %our; de c. maken = bie %. unter ber St anone. critisch = fritifcb. macben, (scherts.) Me %. fcbneiben. critiseeren, h. = fritifieren. courage, m. = bie %ourage. Croaat = Stroate. Croatie, o. = kroatien. I. courant (adj.) = furant, gangbar, marft: Croatiseh = froatifcb. giingig; Nederlandschc.=niebettiinbif cb Sturant, Croesns = St ri350, Striifog. nieberliinbifcbe etibrung ; c. geld = St urant. croquet, o. = St rocfet. II. courant, v. = 8eitung, bag Zagebtatt; croupier (ontvanger aan een speelbank) = wandelende c. = gteuigfeitgfriimer. Croupier. eourante I artikel, o.; -berieht, o.; -bren- eruciferen (lcruisbloemigen) = St ru6iferen. ger = ber Beitungg 1 artifet ; Me •nacbricbt; crucifix, o. = Struaiftg. strtiger (.bringer). crypt (onderaardsche kapell- v. = StrOpte. cry ptogam en. 143 daarbuiten. Zie ook K en S. eryptogamen (bedekibloetenden) = Strt)13= eursief = furfib; Sturfib .. . togamen. eursielletter, v. = Sturfibfctrift. ert. (courant, zie ald.) eursoriseh (voortgaande) = furforifcb. C. S. (cum suis: met de zijnen = mit ben cursus, m. = turfa. Setnigen). eustos (oppasser) = aufta. et. (cent, centenaar, courant, zie deze woorden). eyeliseh (als een cyclus, van een cyclus) = eulinair (op eten en drinken betrekking heb- abfliftb. bende) = futinartfcb. cycloide (radlijn), v. = 8tiffoibe. culminatie (grootste hoogte), v. = cyclometer (afstandmeter aan fletsen e. d.), nation. m. = ber, bas 81)flometer, ber R33egmeifer. eulminatiepunt, o. = ber nurminationli. eyeloon (wervelstorm), m. = 80flon. Ounft, ber nepunft. eyeloop (eenoogige reus) = ,8r)floti. eulmineeren, h. = fulminteren. cyclus (kring, reeks, tijdperk), m. = 8bfft0. cultiveeren, h. = furtibferen, Oftegen, begen. cylinder, m. = 801inber. eultus (eeredienst), m. = Stuft(ug). eylindergbureau, o.; -horloge, 0.; -ma- eultuur, v. = ultur. chine, v.; -vlak, o. = Bnlinberll bureau cultuurhistoriseh = fulturbiftorffcb. (914fcbreibbult); bie subr ; dnafcbtne; bie eultuurj) geschiedenis,v., -gewassen,m v.; eyllndervormig = abrinberfiirmig. o.; -volk, o. = Sfulturllgefcbtcbte; eylindreeren, h. = aVlinbrieren. sbflansen (fgetviicbfe); ,ftiftent; =bar. cylindriech = atginbrifcb. Cupido = Stubibo, 9.Intor. eyniek, eyniseh (schaamteloos) = abnifcb. Curacao (eiland) o.; (likeur), m. = %uracao; eynisme, o. = ber 8tmf&ntug. ('t eiland ook %uraffao). cypersch, eypriseh = abOrtfcfn c e kat curateele, v. = Sturatel, %ntintinbigung ; = Stiperlat3e. onder c. stellen = tinter R. ftellen, entmiln= eypres, m. = bie 84breiTe. bigen. eypresse II hont, o.; -laan, v. = Stlpreffenlls curator = Sturator; (in een faillissement) bola; .artee. onfur&bertvalter, Eaffenbertvalter. Cyprioot, = Btnniot. euratorium, o. = uratorium. Cyprus, o. = Bnbern. curie (omgeving van den paus), v. = urie; Czaar = Bar. Czarewitsj (noon v. d. Czaar) Roomsche c. = EliOntifcbe ob. Willftlicbe II. = Baretvitfcb. Czarina (gemalin van den &miens = furioa, feltfarn, merfrottrbig. Czaar) = Sarin, Bariaa. euriositelt, v. = nurioritat, bas Slurtofum. Czeehen enz., zie Tzec hen enz. 14. D, v. = ba %; (muz.) D; D-majeur = D.bur ; d. (dadelijk)= icb famine gleicb; de toestanden D-mineur D.ntori; (Rom. cijfer) D (500). d. (ter plaatse) = bie bortigen Zerbiiltniffe. daad, v. = Tat; den wil voor de d. nemen = II. daar (conj.) = be, ben Rattlen fair bie Z. nebuten : iem. met mad daaraan = baran; daar denk ik niet aan (ik en d. bijstaan = einent mit Nat unb T. bei. denk er niet aan) = it benfe nicbt baron; Sleben ob. an bte et5anb geb(e)n; van woorden kwam wat heb ik d.? = tvab babe icb baron? tva& 't tot daden = bon Borten lam es au paten foment mir babel Deraug? (Ttitlicbfetten); de d. bij 't woord voegen = daaraanvolgend = (barauf)folgenb. bent forte bie T. folgen tai Ten; zie ook b e- daarachter babinter; daar steekt lets trapp en. achter = eb ftedt etiv. babinter. daadwerkelijk = tlittict. daarbeneden = barunter; kinderen van 5 daadzaak, v. = Tatfacte. jaar en d. kinber bon flint jallren unb ab. daagje, o. = ber Tag. warts (unb barunter). daags = tags, titglfcb, jeben Tag, bet Tag daarbenevens = bap, itberbia, obenbretn. d. tevoren = tags aubor; d. daarna = tang daarbij = bn bet, bap; d. blijft 't = babel barauf ; driemaal d. = breintal taglicb (jeben bletht d. komt nog = bap foment nocb; Tag); des d. = ant ob. bet rage; een gulden d. d. is hij nog dom = nebenber, babel, itberble& = einen e•ufben Mali* ob. auterbem lft er not bumm; daar is hij een daagseh = tliglicb; d. pak = (ctr)ttiglicber reus bij = babel (baneben) tft er ein Riefe. alnaug. daarbinnen brinnen, ba brinnen. daalder, m. = Taler. daarboven = broben, oben, ba (bort) °ben; daaldereplaats, v. = Talerpla#, gam, guter d. staat de kapel = broben ftebt bie Odle; (bef. fat Theater.) Hij d. = ber broben, ber often; kinderen van Daan = Zantel. 5 jaar en d. tot 10 = ban fiinf admit unb I. daar (adv.)= ba, (richting) babin; (ginds) auftviira (baritber) bib aebn, een gulden d. = bort; ga d. staan = Pelle bid) babin; toen ik etnen Gulben barliber, daar gaat nets boven d. kwam = al& ii babin fain; tot d. = = baritber gebt nights, es gebt nicbtB baritber babin; daar heb je 't nu = ba haben lute bie daarbuiten brauten; laat mid d. (er peictieruno; Kan d. = baker, bortber; ik kom buiten) = laffen Ste mid) au4 bent daardoor. 144 dagboot. daardoor = baburcb. dadelijk = gtetcb, foglefcb, fofort; d. daarna daarenboven = bubent ; (buiten- = glad) nacbber, gl. barauf ; d e hulp = dien) auterbem, obenbretn. fofortfge ob. fcbiterie Ofife; d. bewijs = unniftter% daarentegen = bagegen, bingegen. barer ob. bfrefter Zeiveg. daargelaten, zie daarlaten. dadellikern, m.; -one, v.; -palm, m.; daarheen = babon; hierheen en d. = bferbin -pit, v.; -prnina, v. = Zattall fern ; bob 431; unb bortbin. bfe :patine; ber %fern; :pftautne. daarin = (rust) barlit; (richting) baretit; d. dader = Ziiter; Urbeber; [d. des woords = vergist hij zich = barfn trrt er ficb; ik schik Z. beb Sorte&]. mij daarin = fcb fitge mfcb baran, d. stem ik dading, v. = ber Zergrefcb. toe = barein; de kosten zijn d. be- daemon, m. = Ziimon. grepen = rtnb (mit) einbegriffen; alien stem- daemonisch = blimonif0. men d. overeen, dat = atte ftimmen babon Dafne = Zapbne. Herein, baf3 dag, m. = Zug; aan den d. brengen = an daarlangs: als u d. komt = Wenn fie ba ben Zag (anb 2i0t) bringen, au Zage fiirbern; borbeffammen ; d. (langs dat touw bijv.) kon 't komt altijd aan den d. = eb fontint Emmet hij niet naar beneden = an bemfelben fonnte an ben Z. (an& 2fcbt); aan den d. komen (van er nfcbt bfnunter; een sloot loopt d. = ein neiging, aanleg e. d.) = erbortreten; moed Graben 5febt ficb ba entlang. aan den d. leggen = gut 5efgen, an ben Z. daarlaten: dat zullen we maar d. = bob tegen; al mijn d.. en heb ik zoo iets niet ge- taatten lair nur auf fhb beruben taffen ob. babin% zien = mein 2ebtag babe ; verschillen als geftent fan taffen; dat daargelaten = auIierbem, d. en nacht = berfcbieben fan Me Z. unb obitebfeb, babon abgefeben; daargelaten, dat... FItacbt ; zoo klaar als de d. = fonnenflar; bij = abgefeben babon, bat d. en nacht = bet Z. nub (bet) Racbt ; bij den daarme(d)e = bamit. d. leven = nub ber .0anb in ben Vunb leben, daarna = banacb, barauf, bann, nacbber ; (zorgeloos) in ben Z. bitten leben, born Z. kort d. = furb barauf (nacbber). leben; dezer d en = niicbfter rage ; elke daarnaar = banacb ; daar luistert hij niet d. heeft genoeg aan zijn eigen kwaad = eb naar = barauf biirt er nfit. lit genug, baf efn jegtfcber Z. fetne efgene Wage daarnaast, daarnevens = baneben; in een babe; den godgansehen d. = ben Hebei kamer d. in eittent aimmer nebenan. tangen Z., hen gan5en Ifeben Z. ; goeden daarom = barum, bainegen, waarom ? ? d. I = (bij 't komen) gulen Z.1 (bij 't gaan) daarom I = ivarum? ?weft barunt, d. is geen abieu 1 de d. des Heeren = ber Z. beb reden = barum ift Fein Stifebrot. tserrn ; d. in d. uit = tagaub tagefn ; een gat daaromstreeks = baberum. in den d. slapen = bib in ben bellen (licf)ten) daaromtrent = (om die streek) ba 4entm Z. bfnefn fcbtafen ; de jongste d., de d. des d. kan ik nog niets zeggen = baritber fann .. . oordeels = ber jitngfte Z.; 't is alle d .. en daaronder = barunter; de kosten d. begre- geen kermis = eb fit nfcbt afte rage Stub. pen = einfcbtfef3tfcb ber soften; de kosten zijn web ob. Sonntag ; 't is klaar d. = eb tit better d. begrepen = . fittb mit einbegrfffen. Z., tagbett; op klaarliehten d. = am bellen, daarop = barauf. 'Rotten (ant bettfcbten) rage ; na vandaag komt daarover = bartiber ; weer d. niet bezorgd = nog een d. = eb fft not nicbt atter rage 9thenb ; baben Ste bebtvegen Fein Sorge, feten Sfe morgen komt weer een d. = morgen tit bar= nfcbt beforgt. aucb nod) emit Z.; om den anderen d. = atte daartegen = bagegen. Zage, jeben 5iveiten Z.; op een goeden daartegenover = bent gegenitber, an ber d. = eine& fcbi3nen Zage4 ; op zijn °laden d. anbern Sefte, brilben. = fn fefnen atten Zagen; voor den ouden d. daartoe = ba5tt ; hoe komt u d.? = irk = filr bfe alten rage ; over d. = am rage, fomtnen Sfe ba5u ? d. is 't gekomen = fo Weft (den heelen d.) taggitber ; heden ten d e = ob. babfn fft eb gefommen. beutautage ; den d. tevoren = am Z . e bor. daartussehen = baffivii0en. ber; van d. tot d. = ban Z. 5u Z., bon anent daarnit = baraub. Z. mum anbern; kom voor den d. = footmen daarvan = babon; wat zegt u d.? = ft& Ste Ejerbor, ,um %aril:ban ; voor den d. er fagen Ste ba5u ? wat denkt u d.? = iva& batten mee = (nur) beraub batnit, berau& mit ber Ste babon? wat moet d. komen? = iva& foil SPracbe ; plotseling kwam hij er mee voor baraub tverben ? d. houd ik niet = bab mag den d. = plittfcb ritcfte er bamit 4era0 ; hij icb tiff*. kwam er niet mee voor den d. er bfett daarvoor = bafitr, .bor ; (voor dat doel) ba5u ; nocb bamit attract; hij brengt niet veel voor d. (voor die som) Beef ik het niet = bafitr den d. = er leiftet Ittcbt Wet, brfngt iticbt bid gebe fcb eb nfcbt ; d. is er geen middel = bafitr bar fidn vOdr d. en dauw = bar Zan unb Z., (bagegen) gibt eb fan Mita ; God beware je bar Z. unb Zau; zie ook Aken. d. = babor bebilte btcb Gott. dag. (dagelijks = daarzonder = obne bob (benfeiben, bfe dagberieht, o. = ber Zage&bericbt. daasvlieg, v. = Oren*. [fetbe 2c.). dagblad, o. = Zagebtatt, ble 8eltung. da eapo (nog eens) = ba capo ; 't d. = bob dagblad Hartikel, o.; -correspondent; afapo. -pers, v. = her Beftung&Ilartifet ; oforrefpon% Dacie, o. = Zacien, Zagen. Dacier = Zacfer, bent; .preffe. Zabfer. dagbladhschrijver; -zegel, o. = ber Bei% daetylus (versvoet: m. = afti)lu&. tungb M fcbraber ; ber %ftempet. daetylisch = bartigifc? dagblind = tagblittb. dadel, v. en m. = Me SDattet. dagboek, o. = ournat, Zagebucb ; een d. dadel boom, m.; -bench, o. Zattell baum ; houden = etit Z. filbren. ber %Watt). dagboot, v. = bob Zagboot, ba6 .fcbfff. dagbrander. 145 damascener. dagbrander, m. atetnftetibrenner. d. komen = einem auf Z. ftetgen ; lets van dageirkel, m. = Tagfrei5. de d .. en preeken, verkondigen = etto. ban dagO dief; -dienst, m. = Zagel bieb ; 'Men% ben Z titbern 1)erab berfiinben, etto. in atte bier dagdieven, h. = auf ber tauten Oaut Binbe 4inatt&fd)reien ; de musschen roepen 't bent lieben Oat We teure Bat ftOten. van de d .. en = bie epaign Ofeifen e& auf bent dagdieverij, v. = Zagebteberet. Z.; er is d. op 't huis I („wees voorzichtig") dagellJks(ch) = ttigt4 ; d. gezicht, leven, = e4 finb ScOtnbetn auf bent Zacbe 1 bie Sonne mensch = Katag& gertd)t, sleben, stnenfd) ; ook geint I iem. jets op zijn d. schuiven = elnent Zul3enbtnenfc4 ; zie ook best uu r. etch. in bie Scbul)e fd)iebett ; dat kriig ik op I. dagen (dag worden), h. = tagen ; de mor- mijn d. = ba tverbe id fie#alten milffen. gen daagt = ber Vorgen tagt. dak balk, m.; -balken ; o. = Stacbg, II. dagen (voor 't gerecht) = (einen) bortaben, befell; ba& sgebtilf(e) ; ber .Mnber. laben, attieren. dak I bord( je),o.; -dekker;-drop (-drup), dag- en naehtevening, v. = Stagunbnacf)t, m. = bie Zeit, fcbinbel ; sbecfer ; Me straufe. gletet)e. dakilgoot, v.; -gootpan, v.; -haas, m. = dageraad, m. = Xage&anbrucO, We 9Norgen, Zacbli rinne (srii4re) ; ber 4raufettateget ; afe. bammerung, ba& Tilorgenrot ; d. der vrijheid = dakje, o. = fleine& Zad), Ztic4eld)en ; ook bet& Ziitnntern ob. ba5 Vorgenrot ber greto Zorbac ; als van een leien d. = tate nact) Lett. Oloten, tote gefcbtniert, tote ant Scitiirct)en. [dagge (korte degen), v. = ber Stotbegen.] dakilkamertje, o.; -kap, v.; -lat, v. dagligeld, o.; -fielder = ber TagelllOtt; bie Zad)Ilfannner (-ftilbc4en) ; ber sft41; sglatte .161)ner. (sfcrOttbel). daghnur, v. = ber ZagetOtt ; in d. gaan = dakilei, v.; -11eht, o.; -look, o. = ber auf Krbeit gel)(e)tt ; in (op) d. werken = in (im, Z act) li fd)iefer ; ; ber %laud) (bie 4Dur5). gegen, um) Xag(e)lorpt arbetten, tageli3l)nern. dakloos obbacOto& ; toevlucht voor dak- dagkaart, v. = Tage8farte, bet& .bittett. loozen = W141 ftir ebbactlofe. dagileerling; -late, v. = Tag 11 fc4iiter ; daklllack, o.; -pan, v. = bie ZaCilucre; ber sateget. daglieht, o. = Tage4lic4t ; 't d. niet kunnen dakpansgewijs bacOgegetartig (iiberetn= verdragen, 't d. niet mogen zien = ba& lzidt nicOt anber liegen 5. O.). ertragen fannen ; lets in een valsch d. stellen daknPUP, v.; o. ; -mutter; -spar, v. =in eittlfaifd)e& (1cOiefe4) 2tebt ftetten. = ad) ; srolyr ; welter; ber .fixtrren. dagilloon, o.; -looner; -marseh, m. dakilstoel, m.; -stroo, o.; -venster, o. ber Xagegio4n; ; =ntarfc. Zaci)lift41; sftro4 ; sfenfter. dagliorde, v.; -order, v.; -pauwoog, v.; o.; •vorst, v.; -werk, o. = bie -register, o. = Tage&ll orbnung ber sbefe41; Zac411/3appe ; qtrfte ; =turf (bie Zaung). slafauenctuge ; .regifter. dal, o. = Zeit ; over berg en d. = iiber berg dag ore's, v.; -ronde, v. = 5tage I retie ; unb Tat; zie ook berg. srunbe. dalbewoner = Zalbetrobner. dagschool, v. = ZagfOule. dalem (Ind.: woning van een Regent), m. dagsehnw = tagfeteu. Z gem, bie Thlegententro§nung. dagslaper (vogel en marmot), m. = Xag., dagen, z. = (zon) finfen; (avond) finfen, fatten ; fet Leifer. (prijzen) finfen, fallen, fieruntergeVe)n,5urticf, dagteekenen, h.: d. van = batieren ban gef)(e)n ; (in 't graf, in iems. achting) fnfen ; i (ook fig.). (barometer) fallen, finfen; (van balion e. d.) dagteekening, v. = ba& Zatunt ; onder d. nieberfolnuten ; de temperatuur was van 200 van den 2den = tinter Z. bomanietten (bout 2.). tot 8?gedaald = that bon 20?auf 8?gefatten; dagtoorts, v. = Xage4facfel. waren d. in prijs = earen fallen tut $reffe ; dagtour, v. = %agegtour. golf, borst, stem rijst en daalt = RBelle,Oruft, daguerreotype (lichtbeeld), v. = bat Zas Stimme Debt unb fenft fit ; de weg daalt guerreott)p. langzaam = bet degfeittt langfam ab, fenft dagnerreotypeeren, h.= baguerreot#Ieren. fid) tangfant. dagvaarden, h. = bar Gierict)t taben, aftferen. dating, v. = ba& aatfen, bag Steen, bet dagvaarding, v. = Zorlabung, Bitation ; &flawing, ber $rei&falt, vgl. dal en; de d. (van 'ems een d. beteekenen = einen borlaben, de fondsen) = bie aiaiffe. (bar (beriefit) bitteren. dalmatiea (misgewaad), v. = Zaltratifa. [dagvaart, v. = ber 2anbtag, Me tagfat3ung.} Dalmathf, o. = Zattnatten. Dalmatier = dagverhaal, o. Zagebuc? Zalmatier. Dalmatiseh = baltnatif4 dagvlieg, v. = %intag&ftiege. daltonisme kieurebtindheid), o. = ber dagvlinder, m. = Zagf alter. Zaltoni4ntu&. dagvorstin, v.= Xage4fi3nigin, sfitrftin, Sonne. I. dam (waterkeering), m. = amm ; een d. dag f waeht, v.; -werk, o.; -worker = Xage O. opwerpen = (einer Cade) einen Z. entgegen trade; .tverf (bie :&arbett); sarbetter (:Iiii4ner). !Oen ; 't hek is van den d. = bet& gelb tit dahlia, v. = gOeorgine. fret; ook ba ift rein .0atten meet ; als er 46n schaap Dajakker = Zajar. Dajakech = bajartic4. over den d. (de brug) is, volgen alle andere = dak, o. Zacb ; leien, rieten, pannen d. = ein ed)af folgt bent anbern. Settefers, iftol)rs, Biegelbad) ; onder d. brengen II. dam (in 't spel), v. = Zame ; d. spelen = = fluter Z. brengen; gastvrij d. = toirtltdje& ob. Z. fOielen ; een partij d. = eine wattle Z.; Raftlicbet ; we zijn veilig onder d. =fair d. halen = (in) bie Z. ate4en ; spel) tame(n. finb unter Z. unb gad); hij is onder d. = er fpiet), tit geborgen, ein gentac4ter Mann; geen d. Damaseeen = ZatnaBbener. damaseener hebben, zonder d. zijn = obbcatlo4, one = Zanta&bener ; d. kling, steal, zwaard = Obbact) ob. one Z. unb aad) fein ; iem. op zijn Zenna&aenerflinge, sftabl, sfabel. VAN GELDEREN Duitach Woordenboek. IL 10 damasceeren. 146 dansvermaak. damasceeren (staal vlammig maken), h. irrett, d. uitlachen, afranselen tvefblicb au.g, batnagsteren. laden, berbauen (burcbbleuen). Damascus, o. = Zantagfug. dank, m. = Zanf ; in d. ontvangen = banfenb damast, o. = ber Zawaft. damasten = ob. in Z. erbalten; in d. terug = mit Z. turiicr, bamaften, Zamaft d. tafellinnen = Zamaft, retour ; tot d. voor = turn Z. fiir; d. zeggen = tifcbteug. damastlinnen, o. = Me Zatnaft, Z. fagen; iem. d. zeggen voor = (ook) rub bet leintvanb, leinener Zatnaft. einem bebanfen far; iem. iets d. weten = dambord, o. = Zambrett, Zamenbrett. einem etw. of fiir ettv. Z. Willett; mijn besten dame = tame; jonge d. = junge Z., bag d. = beften, fcbiinen, bidet ob. berbinblicbiten Z.; arattieht; d..s1 = metne Z God zij d. = Gott fei Z., Oottlob ; d. zij den damescoupd, o. = grauen,, Zatnencoupe, regen = Z. fei eb bem elegen ob. bant hem %rupee. glegen; ik neem 't in d. van u aan = icb damesflets, v. = iamenrab. nebtne eg banfbar (mit Z.) bon Zjbnen an; ik dameskleermaker = Zantenfcbtteiber. heb er geen d. van gehad = man bat eg tuft damesmantel, m. = (kort) bag acfett; nicbt gebanft; tegen wil en d. = hither Si/Cen; (halflang) $ctletot; (tot op de voeten) Vantel. zie ook afnemen, betuigen, stank e. a. dametje, o. = Zenncben. dankadres, o. bie Zanfabreffe. damhert, o. = ber Zatubirfcb ; wijfjes d. = dankbaar = banfbar. damhinde = Zantfub. dankbaarheid, v. = Zanfbarfeit. Damiate, o. = Zantiette. Damiaatjes = dankbetuiging, v. = her Zan!, Zan!. ZatniettengliAben (in Haarlem). beteigung, .beteugung; (schriftelijk) bag Zan!. dammen, h. = bammen, flame fpielen. fareiben; onder d. = banfenb, mit Zanf. dammer Zamer, Zatnfpieler. dankdag, m. = anftag. dammetje, o. = Ziinncben. danken, h. = banfen; iem. voor iets d. = Damocles: zwaard van D. = Zatnorlegfcbtvert. einem fiir etto. b.; dank je de drommel! = damp, m. = (uit den grond, van kolen, spijs, bag banfe bir her Oenfer 1 dank u zeer (be- water, tabak) Zantpf ; (van brandende stoffen) leefd, vriendelijk)= haute recbt febr (banfefcbiitt, Zambf, Maud); (walm) Qualm ; (nevel, mist) befteng, berbinbliftft, ergebenft); niet(s) to d. = 9lebel; (vochtige d.) Zunft, Orobem; giftige, be- bitte ob. bitte febr ob. MOO au b.; ik zouje dwelmende d .. en = giftige, betattbenbe Zitrtfte; d. = banfe! ob. (morgen brengenI) Farofit iem. de d .. en aandoen = einem alien Zort Vablteit 1 ob. icb pfeife bir ettv.! iem. lets to unb Zampf antun, einem bag 2eben Tauer d. hebben = einem ettv. to b. baben, ettv. macben, einem bag gebrannte 4)erteteib antun. berbanfen. dampbad, o. = Zampfbab. dankenswaardig = banfengtvert. dampen, h. = bampfen; de lamp dampt = dank llfeest, o.; -gebed, o.; o.; bie 2ampe quatmt ob. fdnaucbt; hij dampt ge- -offer, o. = Zanflifeft; .gebet; .lieb ; ,opfer. ducht = er Tcbmaucbt ob. 13afft dankzeggen, h. = Zanf fagen en banffagen. damper = alaucber, Scbtnaucber. dankzegging, v. = Zanfiagung. dampig = neblig (verschiet); bampfig (ver- dans, m. = ant; den d. openen = ben Z. trek); (kortademig, van een paard) ertiffnen ; hij is den d. nog net ontsprongen = [dampkogel, m. = bie Zatnpfrugel.] er ift nocb eben hem Zane entfprungett; er ift dampkring, m. = bie Ktinofpbare (ber mit einem blauen Vluge babongefommen; hij Zunftfreig). zal den d. niet ontspringen = er mtrb nicbt dampkringslucht, v. = annofplArifcbe To babonfontmen, er tvirb Baran glauben !uft. wit an ben rant er gaat geen d. voor dampmeter, m. = Zampfmeller, bag (ber) eten = %Tlen gelt box afient. Eanotneter. dansant: the d. = rb?banfant. dampvormig = barn*, bunftfarmig. danselub, v. = her antberein. dam schijf, v.; -spel, o. = ber Zantenll ftein, danken, h. = tauten (ook van schepen op de .fpiel. golven, muggers in de lucht enz.); naar iems. dan = (adv.) bann, bout, ba, To, bath; (conj.) pijpen d. = nac tem& $feife t. ; daar had je at ; soms ook ober; eerst jij, d. ik = bu erft, de poppen aan 't d. = ha gtng her Spertarel bann id); hoe d.? = tote bann ?; kom d. (her rant) log; als we niet komen dan heb je (toch) = fomm benn; hij heeft 't d. ook de poppen weer aan 't d. = . . . bann gibeg gedaan = er bat eg benn auk getan; nu en tvieber Strc4 ; ik heb heelemaal geen lust om d. = bann unb tvann; d. heb je nog niets to d. = tuft ift gar nit tiinterlicb to Bute; verloren = ba (bann) baft bu..; als hij 't zegt hij danste de kamer uit (met trippelpasjes) d. is 't waar = tvenn er eb fagt, To ift eg aui = er dinette tum Simmer binaug. tvabr; nu Kier d. daar = bath bier bath bort; danser(ee) = anter(in). (na een comparatief) ate, (welluidendheids- dansfiguur, v.; -gezelschap, o.; -huts, halve ook) benn; anders d. = anberg alg; o. = antlifigur, her .berein; .tofat. niets d. = nicbtg dB; ik weet niet, of hij dom dansje, o. = rantcben; een d. maken sin is, d. of hij niet wil = itrj Weft ob er Z. tnacben, bag r antbein fcbtvingen. btu= ift, ober ob er nfcbt WM; beter als buur dans llkunst, v.; -lee, v.; m. = d. als Bast = heft er alb 91acbbar benn (tote) rattail funft; .ftunbe; bie .tuft. alg (daft. danslustig = tantfuftig, ttinterlicb. Danaiden: vat der D. = gaf3 her Zanaiben, dansllmeester; -meld (Ind.); -melodie, Zanathenfat. v.; -muziek, v. = antillebrer, bag mtlib. dandy = Zanbt), Stutser, cben; .ntelobie; .mufif. Daniel = Zattiet. dansllpartij, v.; -pas, m.; -rei, m. = danig = titcbtig, orbentlicb, getvaltig; hij heeft ranti gefegfcbaft ; sfcbritt ; .reigen. zich d. geweerd = er bat rub orbentlicb ob. recbt: dansllschoen, m.; -school, v.; -vermaak, fcbaffen getvelot; zich d. vergissen = 114 erg o. = rantiffcbub; ifcbule; .bergniigen. danswoede. 147 decentralizatie. dansiwoede, v.; -zaal, v.?-ziekte, v. = dauwen, h. = taunt. Zanall Mut; ber :faal; %franfbett. dauwtrappen, h. = fritbmorgent einen 2uft. Dantisch (naar Dante) = bantifcb, bantetf. gang auft £anb maven (namentlid) am Atveiten Dantzig, o. = Zaneg. q3flngfttage) : „tautreten". Dantziger = Zanster; D. goudwater (een dauwworm, m. = Me aleMte, Me ed)Minb% zoete drank) = Z. 013olbtraffer. ftecbte; ber Cbrinb. Daphne = Zatobtte. d.a.v. (daaraanvolgend = barauffolgenb). dapper = tapfer (in alle bet.). daveren, h. = bonnern, briiljnen, erbriibnett; dapperheid, v. = Zapferfeit. (luid klinken) fcbalton, erfcbalten; d..e toe- dar, v. = Zrobne. juiching = fcballenber ob. ftiirtnifeber Zieffalf, een Dardanellen (de) = Zarbanellett ; straat d.. de slag = ein briijnenber Scblag; de lucht der D. = Zarbanellenftraf3e. davert Me 2uft erfcbarlt. darm, m. = Zarm; groote, kleine, kromme, Daviaan (veiligheidslamp), m. r Me Zabtp vette d. = grof3er, Reiner, frutntner, fetter Z.; 2ampe. blinde, dikke, dunne, kromme, twaalfvingerige David = Zabib. d. = 93littb., %Md., Ziintt., grumtno, 8tviilf% davids (op schepen), my. = abitt. ffngerbarm; rechte d. = Waftbarm, geraber d. c. (da capo: nog eens = ba capo, ba rapt)). Z.; kronkel in den d. = bie Zartnberfcblingung. d. d. (de dato: van den dag van uitgifte darmlibeen, o.; -bleeding, v.; -break, be bato). v. = Zartitil ban; .blutung ; ber sbrucb. D. D. (domini = $aftoren). darmillistel, v.; -kronkel, m.; -kanaal, de = ber, Me, bat. o. = Z arm H ffftel ; %berf d)lingung (%utnfd)lingung); deb. (debet = bebet). ber .fanal. deballotage, v. = Zebanotage. darm Miter, v.; -net, o.; -ontsteking, v. = deballoteeren (afwijzen bij stemming), h. = Zarntli brilfe; %ne13; %entginbung (ber -fatarl)- beballotieren. darmllptjn, v.; -sap, or = ber Zartnifcbmera debarkeeren, h. = bebarfieren, autlabett. (bad :met); kramp: bat %gritnuten); ber :faft. debat, o. = Me Zebatte, Me Zitfuffion; le- darmscheel, -scheil, o. = sgefriii fe. vendig d. = lebbafte Z.; 't d. over iets openen darmlisltjm, o.; -snaar, v.; -Steen, m. = = ettv. our Zebatte ftelfen. ber Zarmllicblefut; %faite; tftein. debatteer-college, o. = Me Zebattierge% darm tering, v.; -vernauwing, v.; -vlies, felffd)aft. o. = SE, a r nt I c0 minbfu c0 t ; .berengerung; Me deba•teeren, h. = bebattferen. %fcbleintbaut. debet, o. = Zebet, Spa; d. en credit = Z. dartel = luitig, counter, autgelaffen, muttvitlig, unb arebit, S. unb toaben ; aan iets d. zijn = toll; (ongunstig) iit3Oig; zoo d. ale een veulen an ettv. ed)ulb Tein; op (in) 't d. brengen = = fo muntGr tote eta Vaifiitaben. in bat Z. (eon) bringen ; ik ben in uw d. = dartelen, h. = (bewegen) fid) tuuttneln, tollen; icb ftebe to Jtrem Z. (spelen) tiinbeln, fpielen; (schertsen) fd)tifern. debetzijde, v. = Zebetfelte. dartelheid, v. = 2uftigfeit, Eunterfelt 2C., debiet, o. = Zebit, ber 9Ibial3; een groot d. zie dartel. hebben (van waren) = reifonb abgeb(e)n ; (van Darwinisme (leer van de teeltkeus en 't koopman en waren) guten ob. reitenben ontstaan der soorten), o. = ber Zartvinittnut. baben. Darwinist = Zartvinift. debietbelasting, v. = Itutfal3fteuer. I. das (halsdoek), v. = Oaltbinbe, StTatvatte, debitant = Zerfilufer, Zetaiffift. (om to strikken) ber Scblipt. debiteeren, h. = (in 't debet brengen) bebi% II. das (diet.), m. = Zad0. tieren, belaften; iem. een bedrag d. = einem einen dashond, m. = Zacbtbunb, Vicbfel, Zed& Oetrag bebitferen, einen fiir einen Oetrag be- damsel; haar o.; -hol, o.; ?-jacht, v. = laften ; (verkoopen) bebttieren; moppen d. = Zacbt baar; 'ber, %bau; ,jagb (bet .fang). reiten ; leugens d. = 2ifgen auftifcben. dasseljval, v.; -vel, o. =--- ladtt fatte ; debiteur = Sebutbner, Zebitor. I. dat (pron.) = (bet, Me) bat; (jener, jene) debiteureboek, o. = Zebitorenbucb. tenet; (folcber, fokbe) foldot ; (Weldor, tvelcbe) ddbouchd, o. = (uitgang uit een pas) Ze. tvelcbet. bombe; (in den handed) albfaltebiet, ber ,tveg. H. dat (conj.) = bat; (na tijdnamen ook) debutant = Zebiltant. Ma; op 't oogenblik, dat.... = in bem Vlugen, debuteeren, h. = bebiitieren. blicf, debuut, o. = Zebilt. dat. (datum = Zatum). Dee. (December = Ze6entber). data (gegevens) = Zata, Zaten. decade (tiental), v. = Zefabe, 80itsaV. dateeren, h. = batteren; once kennismaking decadence (vervat; in de litteratuur: rich- dateert eerst van den vorigen zomer = unf ere ting van verftjnde zenuwachtige ziekelVkheid), Oefanntictaft batfert (f d)) erft bout borigen v. = Zecabence, Zerabena. Sommer. decadent = Zefabent. datgene = (ber., Me.,) batjettige. decaligram, o.; -liter, m.; -loog (tien ge- datief, m. = Zatib. boden), m. = Zefallgramm ; bat (ber) -liter; slog. dato = bato; drie maanden na d. = bre' deealqueeren, zie dekalkeeren. Wlonate bate. datum, m. bat Zatutn? decaHmeter, m.; -stNre, v. = bat Zefall. d. postmerk = 'tag (Zatuut) bet 43oftftemOelt! meter ; ber %flex. dauphin (tot 1830 titel van den Franschen December, m. = Zebentber. kroonprins) = Zauttbin. decemvir (tienman) = Zeaentbir. Dauphind = Me 5i) aupl)itti. decemviraat, o. = Zebembirat. dauw, m. = Zau ; zie g. decennium (tiental jaren), o. Zeaenniunt. dauwaehtig = tattlibnlid), taut. decent (eerbaar) = beaent. danwdroppel, m. = SrautroOfen. decentralizatie, v. = Zetientralifation. 10' decentralizeeren. 148 defectief. deeentralizeeren, h. = beaentralifferen. willen ook ons d. van den rijken oogst = tvir deeharge (ontheffing), v. = Zecbarge, %tit, tvollen and) unfern X. an ber retcben ernte ; laftung ; getuige a d. = %ntraitung46euge. je hebt in alien d ..e gelijk = bu bait In deehargeeren, h. = becbargieren. jeber ,Dinficbt recbt ; in geenen d ..e = fefne4. deeideeren, h. = beebteren, entfcbeiben, tveg4, buriaub nit; zij heeft 't baste d. ge- einen %ntfcblui; fallen; gedecideerd = beatbiert, kozen = ffe bat b a befte Z. ertvablt; hij fur3 enticbloffen, beitinnt. maakt d. uit van 't bestuur = er ift Zor. deel 0 gram, o.; -liter, m. = feat granun ; itanb&mitglieb, gebiirt aum Zoritanb. ba4 (ber) %liter. deelaehtig = teilbaft, teilbaftig ((lien.); lets deeimaal = beattnal ; Zebimal . . . ; d e d. worden = eine& Zinge& t. tverben; iem. breuk, d. stelsel = ber Zegmalbrucb, :ftiftent. iets d. doers worden = einen eine& Zinge& t. decimeeren (dunnen), h. = beattnieren. tverben decimeter, m. = bat; Zeaitneter. deelbaar = teilbar. decisie. v. = Zegfion, %nticbeibung, ber Gent. deelbaarheid, v. = Zeilbarfett. icblut. decisief (beslissend) = beefifib. deelen, h. = teilen; (rekenk.) bibibteren; in deel. (dectinatie = Zerlination). gelijke deelen, in vieren d. = in gletcbe Xelle, deelamatie, v. = Zeflamation. In bier Tette teilen; gelijk op d. = gleicben declamator = Zeflamator. Xeilen geb(e)n, gleicb teilen; 't verschil, een deelameeren, h. = beflamteren. meening d. bie Zifferena, eine Veinung declarant = Zeffarant. (ainficbt) teilen ; iems. vrees d. = jemb. Oefitrcb. declaratie (verklaring; opgave van goede- tungen t. ; den buit d. = bie Oeute (flob in bie ren, van onkosten e. d.) = Zeflaration, ook Zeute) t.; in lams. verdriet d. = fem. Rums Bolibeflaration, 8 offerftifrung ; (ook voor) 31e. mer t., an fem4. Rummer telthebtnen ob. alnteil be&erflarung ; een d. opmaken = eine Z. au&s nebmen ; 6 op 720 d. = 720 burcb 6 bibibieren. fertfgen. deeler, m. = (persoon) Zeiler; (rekenk.) deelareeren, h. = beflarteren. Zibif or, Xeiler; de grootste gemeene d. = ber deelinatie, v. = Zeflination. gri5f3te gemethfcbaftlicbe Xeffer (Z.), ber griitte declineeren, h. = (verbuigen) beflinteren; Oeneralbibffor. (anders)gertngicbalgg ob. geringfilgig bebanbeln. deelgenoot Zeilbaber, OeferIfcbafter; (fig.) deeolleteeren zieh, h. = ficb befoltetteren. iem. d. van lets maken = einem ettv. niftteflen, decor, o. = ber Zefor. einen bon ettv. in Renntnt4 fet,en ; einen an decorateur Zeforateur. decoratie, v. = ether ea* teffnebtnen laffen. Zeforation took voor „ridderorde": ber erben). deelgenootsehap, o. = Me Xeilbaberfcbaft. decoratief = (adj.) beforattb; d., o. = bie deelhebber = etibaber, R3eteiligte(r). Zeforation. deeling, v. = Zetlung ; (rekenk.) Zibifion. deeoreeren, h. = beforieren (ook met een deelnemen, h. = ficb beteiligen, teilnebtnen orde). an (tat.); in iems. verlies d. = an jem&. decorum (falsoen, de vormen), o. = Zeforum; Zerluit t. ob. anteil nebtnen. 't d. bewaren = ba& Z. roabren. deelnemend = teilnebmenb, mitleibig. deereet, o. = Zefret. deelnemer = Xetthebiner, Xetlbaber, Oetel: decrescendo = becracenbo. ligte(r). decreteeren, h. = befretieren. deelneming, v. = Zeteiligung ; (belangstel- dedaigneus = beracbtlicb, geringicbal3ig, ling) Zeilnabme; bij voldoende d. = bet get fcbmablicb nitgenber het.; iem. zijn d. betuigen = einem dadain, o. = bie Oeringicbatiung. lane X. betteigen. dedicatie, v. = Zebtfation, eibmung. deels tet14, pm Zell. deductie (afleiding), v. = Zebuftion. deelstreepje (-), o. Zeilung4aelcben. deductief (uit 't algemeene 't bizondere deeltal, o. = ber Zibtbettb(u4). afieidend) = bebuftth ; deductieve methode = deelteeken, o. = Xrenttung&aeicben, Xrema ; Zebuftibmetbobe. (rekenk.) beroOpelpunft. deeg, o. = ber Xeig ; ze zijn alle van een deelwoord, o. = $artiAtO(ium), „Wlittettvort"; d. = fte finb au& bentfelben T. gefnetet (ge. tegenwoordig d. = fart. $ritienti& (erfteb bacfen); 't is een koekje van uw eigen d. = Bart.); verleden d. = $art. $erfefti (61vette& bab ift 8rot bon befnent elgnen Rom; dat is $art.). geen koekje van zijn eigen d. = bag tit nicbt deemoed, m. = bie Zemut. auf feinem Rift getuacbfen. deemoedig = bentittig. II. deeg (adj. en adv.), zie terde g e. deemoedigen, h. = bentiltigen. deegaehtig = teigig. Been = Zane. Deenseh = battifcb. deegbal (om ganzen to mesten), m. = bie Deensche = Zanin. StoVinubel. deerlijk = fammerlfcb, MOO ; d. gewond = I. deel v. = (p/ank).ba& Brett, Ziele; (dorsch- fcbtver bertuunbet; zich d. vergissen = ffcb ge= vloer) Z enne. tvaltig of irren. II. deel (gedeelte), o. = ber Zeit; (boekdeel) deern(e) = (minachtend) Zirne; (antlers) ber Zlartb; [(troep) bie Menge, bte Zanbe]; ba& Egabcben. voor een deel bu einem X., pm ; ten deernis, v. = ba& Vitletb, ba4 %rbarmen. d..e = Sum X., zie ook deels; voor deerniswaardig = bebauern&lvert, .tvilrbig, 't grootste d. = Sum griAten X., grOf3tentell&; fammerlicb, famtnerbolf. iets valt iem. ten d. = ettv. tvirb einem but.; deesem, m. = eauertetg (ook fig.). elk zijn d. = febem fein(en) X., febem bag deeaemen, h. = fauern, garen laffen. Seinige; hij heeft er geen d. aan = er bat defect (gebrek, tekort), o. = ber Zefert, bah felnen X. baran; hij heeft er part noch d. aan Zeftbit; (adj.) befeft, fffiabbaft. er ift gar nicbt babel betetagt, d. in iets heb- defectief (gebrekkig, beschadigd) = beteftibe ben = feinen (fin)Teil :an din. 4aben, wij mangel4aft, fttab4aft. defensie. 149 delibereeren. defensie, v. = Zefenfion. en dekkleed) bie Zed; op d. = auf bem Zed, defensief = befenfib, Zefenfib ...; d. verbond Z.; zonder dak of d. = One Zacb nub arill. = bfe Zefenfibartiana. dek Nbalk, m.; -bed, 0.; -blad, o. = Zell deferentle, v. = Zeferetta, e4rfurct. balfen ; .bett; .blatt. deficit, o. = Zefisit, ber Zef eft, ber Raffen. dekalkeeren, h. = abaieben. befeft. dekalkeerpapier, o. = ZefalfierpaPier. defild, o. = (engte)Zefili, Zefilee, bfe enge, ber dekalkeerplaatje, o. = Kbafebbilb. %ngpaf3; (mil.) Zefilentent. Dekan, o. = Z dam, Zefan. defileeren, h. = befilieren. I. deken, v. = Zecfe; gestikte d. = Stepp. definieeren, h. = befinferen, beftimmen. bet*, gefteppte Z. ; met iem. onder 66n d. detinitie, v. = Zefinition, Zegrifftbeftimmung. liggen = mit einem unter etner Z. fpfelen, definitief = befinitib, enbgilltig. liegen ob. ftecfen. deftig: d. voorkomen = ftattlfcbet Kutfeben, II. deken (overste) = (kerkeliik, en aan uni- (in handelen, optreden) tviirbebort, ntaf3bort, versiteit) Zefan, Zecbant ; (van advocaten) bornebnt; d ..e gang = tviirbebotter Gang; Zorfteber; (van gilde) Dbermetfter, alltmeifter. d.. e buurt = bornebtner Stabtteil; van dekliglas, o.; -goed, o.; simmer, m. = d .. en huize = bon bornebnter aamilte ; d. Zecill gat ; .gut, .bauttner. oud hear = miirbiger ob. ftattlidgr alter. 4)err; dekhengst = Zecf., 8ucbt., springengit, een d. gebaar = eine feierlicbe tanbbetvegung ; Zefcbiiler. de d..e burgers = bie Oonoratioren, 't gaat dekhut, v. = Zecfbiltte. daar heel d. toe = et gebt ba gar bornebm (fteff) dekken, h. = becfen (in alle bet.); (fig.)houd au; met d .. en tred, stap = tuft grabittitifcbem je gedekt = berbatten Cite licb rubig, bleiben (abgenteffenem) Sc4ritt; de ooievaar stapt d. Cafe rubig, regen Cafe rut) nicbt auf ; de tale! is voort = fcbreitet grabitiftifcb einber; iem. d. gedekt = et ift gebecft. de deur uitzetten =- einen in after aptly bor dekking, v. = Zecfung, (in handel ook) bie Zilr fet3en,; d. uitlachen = gebi3rig ob. Meth. alnfcbaffung, ininteffe. lid) autlacben. dekkleed, o. = bie Zecfe. deftigheid, v. = Stattlicbfeit, Zornerintbeit, dek 11 kleur, v.; -laag, v.; -last, m. = Zecf II. Riliirbe 2c., zie def ti g. farbe; ,fcbid)t, bfe :labung (bie -fart). degel (plaat van een handpers), m. = Vega. dekillei, v.; -Hist, v. ; -mantel, m. = her degelijk = gebiegen (%barafter, Stenntniffe); Zecflifcbiefer (her Zacbfcbiefer) ; bat sgefintt; d. geleerde = tticbtiger (griinblicber) obelebrter; .mantel (ook fig.). folib (tau, lonftruftion); wel d. = gana dekmat, v. = Carob., inobrbecfe. entfcbiebett, gana beftfmmt, arterbingt ; ik heb dek II °Meier ; -plaat, v.; -plank (op schip), 't hem wel d. gezegd = tell babe et ibm gang v.; -riet, o. = Z ecf II offiaier; -Platte; splanfe ; entid)feben gefagt; ik heb 't wel d. gezien = .robr. fit babe 0 gang bertinunt gefebett. deksehaal, v. = eemiirefcbtiffel. degelijkheid, v. = ebebiegettbeit, Zilcbtigfeit, dekselhulld (van insekten), o. = bie atitger. Oriinblicbfeit, Solibitiit, vgl. de gelij k. becfe, Zedfcbilb. degen, m. = Zegen; blanke, bloote d. = deksel, o. = her Zecfel; (blikken d. op een blanfer, blof3er Z.; d. trekken, kruisen, op- kookpot, ook) her Stura ; (kleeding) hie 8e: steken, opeischen, hanteeren = Z. aieben becfung, Me befleibing ; er is geenpot zoo (Aden), freuaen, einftecfen, abforbern, fiibren; scheef, of er past een d. op = fein Zopf fit met (op) den d. duelleeren = ficb auf Z. fo fcbief, et pc* an Z . . . ten brauf of jeber fcblagen. .t afen (zoo) finbet feinen Z.; wat d.1 = toad degene = berg, bie., batienfge. aunt .Denfer 1 tvat Zeufet 1 to d.1 = et her degeneratie (ontaarding), v. = Zegenera Zaufenb I pOtaufenb 1 glas met d., mand met tion, entartung . d. = Zecfelglat, her .forb. degenereeren, z. en h. = begenerferen. deksels(eh) = berteufelt, bertracft; d. koud = degenligevest, 0., -houw, m.; -kling, v. berteufett felt; d .e jongen = bert.. er, bertr.. er, = ber Zegenligriff (-1003) ; :Web; sflinge. berftigter junge. degen II knop, m.; -koppel, m.; -punt, v. = dekselvormig = becfelfiirmig. Zegen0 fnopf; bie .foppel; sfpit3e. dekllsteen, m.; -stroo, o.; -stuk (van degeniriem, m.; -steek (-stoot), m.; een zui/), o. = Zecfliftein (bie .Platte); ,ftrob ; -seheede, v.; -spits, v. = bat St egenlibanb bie ,piatte. (bag .gebettf); .ftict) (4tot) ; .fcbeibe; .fpfjp. dek II veeren ; -verf, v. = Zed II feb ern ; . farbe. degofltant (weerzinwekkend) = begoutant, dekvleugel, m. = bie alitgelbecfe. %fel erregenb, tviberlicb. deleredere (commissionairsgarantie), o. = degradatie, v. = Zegrabation. Zelfrebere. degradeeren, h. = begrabieren. deleredereprovisie,v.= Zelfrebereprobifion. dehors (buitenkant, buitenwerken van yes- delegatie (afvaardiging), v. = Zelegation. tingen, uiterlijke schijn), mv. = Zebort. delegeeren, h. = belegieren. deinen, h. = leife auf unb niebertvogen, delfstof, v. = bat Mineral. (zeew.) bilnen. delfstonferijk, o.; -kunde, v. = Eftteralli. defining, v. = Ziinung, Zeinung. refer); -ogle. deinzen, h. en z. = tveicben, auriicftveicben, Delft, o. = Zelft. Delftseh aardewerk = :fabren, zie terugdeinzen. Zelf ter gatience, Zelf ter 8eug, Zelftivare. deism. (natuurtijk, op verstandsgronden be- delgen, h. = tilgen; schuld d. = ScOutb t., rustend, godsgeloof), o. = her Zeitinut. (openbare schuld ook) amortifieren. deist = Zeift. delistisch = beiftffd. delging, v. = Zilgung ; almortifation. dejeuneeren, h. = friibftilden, beieunierett. deli (afk. van „delicious", zie ald.). dejeuner, o. = ariligtitcf, Zejeuner. deliberatie, v. = Zeliberatfon. dek, o. = (scheepsd.) Zecf, Zerbecf ; (bedekking delibereeren, h. = beliberieren. delicaat. 150 depressie. delleaat = belifat. delieatesse, v. = b. Cie fie?nun! dat heb ik al gedacht 1 = Zelifateffe. delieleus = beligag. bag Labe Jot nth gebactt of bate ict '4 bolt deliet (misdrijf), o. = Zetift ; zie ook corpus. ik dacht bij mezelf = Id) bactte bet tuft; delinquent (misdadiger) = Zelinquent. U kunt wel d., dat = Ste fOnnen fie?knot' delirium, o. = Zelirium ; d. tremens = Z. b., bafi . . .; ik denk er 't mijne van = fit tremeng. bettfe ntir bag Veinige babel of mein Zell; [delling, v. = Zetie, Tette, bag 5t al.] zoo of zoo over iem. d. = fo ob. fo ilber Delphi, o. = etnen b.; u moet er maar niet verder over d. Delphiseh orakel = bell:4)11(W erafet. = b. Ste Wetter tit* baron; als men er goed delta, v. = bag Zelta. over denkt = Menu man eg recut bebenft; delta Il spier, v.; -vorm, m.; -vorming, v. denkt over andere maatregelen = er benft = ber Zettalfinugfet; bte -form; .bilbung. auf anbere Vaf3regetn; dat is niet to d. = delven, h. = graben; aug-, aufgraben. bag tact fir nictt b., ift fount benfbar; hij delver = gbriiber. denkt te komen = er benft au fommen; wat demagogle (volksleiding), v. = Zemagogie. denkt U daarvan? = Wag batten (b.) Cite demagogisch = bemagogifct. baron? zoo gedacht, zoo gedaan = gebactt demagoog (volksmenner) = Zetnagog. getan; gaat hij mee? ?ik zou 't niet d. = ..? demareatielijn (grenslifn), v. = Zemar. glaube fawn; zou je d.? = meitten Ste? fationglinie. zou ik d.? = bag ha ict meinen 1 of unb dementi (logenstraffing), o. = Zementi. ob 1 of unb tvie 1 demi-saison, m. = Sotnnteritherofeter. denkend = benfenb. demissie (ontslag), v. = entiffion, zijn d. denker = Zenfer. nemen = feine geben. denk II kraeht, v.; -oefening, v.; -vermo- demobilizeeren (aidanken), h. = bemo. gen, 0.; -wijze, v. = Zenflifraft; dibung ; bilifieren, abriiften. -bermiigen (bie -flitigfeit); -unggart (eittnegart). demoeraat = e mofrat. demoeratie, v. = denneappel, m. = kiefernapfel, .6apfen. Zentofratie. democratisch = bemofratifct. denneboom, m. = bie lief er, Me giiOre. demon enz. zie daemon enz. denne bowl), o.; groen, o.; -ham) demonstratie (bewijs, aanschouweliik be- -hoot, o. = ber kieferniltbalb ; .Laub; .tar toog, betooging), v. = Zentonftration. demonstreeren, h. = bentonftrieren. dennehouten, dennen = fief ern, fiitren, demoralizatie, v. = Zentoralifation. iefern . . . 3i3tren . demoralizeeren, h. = bentoralifieren. denne II naald, v.; -pijlstaart, m.; -spin- dempen, h. = (een sloot e. d.) autberfen, ner, m.; -stem, m.; -tak, m.; -wortel, augfiiflen; (een oproer) unterbriicfen; (stem, m. = kiefer(n)IInabel; +Witmer; :fPinner; Licht) blimPfen; zie ook k alf. .ftamm; -aft; Me .tburael. demper, m. = (sordine) Ziimpfer; (van een denominatie (benoeming), v. = Zettontina- oproer) Unterbriicrer. tion, 93e-, %rnennung. dempig, zie dampig. denominatief, o. = Zenominatib(unt). demping, v. = bag $utmerf en, 9.Ittgfiiffung, densiteit (dichtheid), v. = Zenfitiit, Zicttigfeit. Unterbriicrung, Zlimpfung, vgl. de m p e n. dentist = Zentift. den, m. = bie kief er, bie Notre (ook voor dep. = departement, o. = Zepartement, grove d.). d. van Binnenl. Zaken enz. = Step. beg jnnern denaturalizeeren burgerrecht ontne- 2C., zie min i s t e r; dat behoort niet tot mijn men), h. = benaturatifieren. d. = bag fit meineg Mute& nictt; (van veree- dendriet (mineraal met plantaardige teeke- nigingen) ber Btbeig., Oebirfg-, 2anbegberein. ning), m. = Zenbrit. departementaal = bepartemental, Zepars dendroliet (versteende boomstam), m. tementat . .; d e school = Zepartententalfctule, Zenbrolitt. 93eairfgfctute. Denemarken, o. Zlinentarf. dep4ehe, v. = Zepercte. denkbaar = benfbar; (te bedenken) erbenffict ; deponeeren, h. = beponierett, in Zertratrung alle d..e middelen = ant erbenflicten Vittel; geben, tinterlegen; (een fabrieksmerk) antnelben. dat is bijna niet d. = bag ift faunt b. deport (koersaftrek), o. = ber Zeport. denkbeeld, e. = ber @ebanfe, ber Oegriff, deportatie, v. = Zeportation. bie ZorfteUung, bie Z5bee ; 't d. alleen doet je deporteeren, h. = beportieren. huiveren = blot ber @eb. ob. ber blof3e Oeb. depositaris (bewaarder) = Zeporttar, Zepo- mactt einen fctaubern; zich een d. van iets fttiir. deposito, o. = Zepot, Zeporttunt, maken = fict elnen Oegr. ob. elite Zorft. bon ebb. golden in d. = Zepolitengelber, in d. geben = marten; een verkeerd d. = emu falfcter l8egr., tinterlegen. eine far* 93orft.; hij heeft er geen (flauw) depositobank, v. = Zeporitenbanf. d. van = . . . fetne bee, feine (blaffe) 910nung . depot, o. = Zepot, bie Vtieberlage; in d. houden denkbeeldig = eingebilbet; nictt tvirflict, --- fin Z. betalten; (tiliaal) 8tueiggefctiift, intaginiir ; d. gevaar = dna . e Oefatr. denkelijk = tratricteintict, bieffeictt; d. wel depothouder = 9lieberlagenintaber. = (ook) fit glaube molt. depravatie (verdorvenheid), v. = Zepraba- denken, h. = benfen ; aan iem. d. = an tion. efnen b., ook rut jetng. erinnern; waar denkt depraveeren, h. = beprabieren, fctlectter U aan? (d. w. z. hoe kunt U daaraan d.?) = marten, berberben. tvo b. Ste tin? er valt niet aan te d. = baron depreciatie (waardevermindering), v. = ift gar nictt litt b.; geen d. aan = nictt baron Oerabfetung, Zepretiation. 5u b. ; ik denk er niet aan = bag fiffit mir depreeieeren, h = (ben Sert, ben Sturg) nictt (im Sctlafe) eitt; eer men er aan denkt terabfet3en, bepretileren. = etc man ruo '0 berfte0t; denk eons aan 1= depressie (gedruktheid, laag gelegen streek, deprimeeren. 151 determineeren. gebied van lagen barometerstand), v. = Ze? desbewust = been beivuf3t. prefffon. descendent (nakomeling) = Zelbenbent, deprimeeren, h. = bettrintieren, nieberbriicfen, glacbromme, 9.1bfiinurting. entmutigen. deseendentie, v. = Zefbenbena. dept. (departement, zie ald.). descriptief (beschrijvend) = beffrfptib. deputatie, v. = Zeinttatfon. deserteeren, z. = befertieren, auereif3en, deputeeren, h. = beinttferett; gedeputeerde fabnenffitcbtig toerben. Staten = ZeOutfertenftaaten. deserteur = Zeferteur, Kuerefter, admen. derailleeren, z. = entgleif en. fiiicbtige(r). deraillement, o. = bie %ntgletfung. desertie, v. = Zefertion, actlinenfiud)t. derangeeren, h. = berangferen, iti3ren; deraii- desgelijks = beeglekben, gleicbfarfe, ebenfo. geer u niet = laffen Cafe rtcb ttfcbt ftiiren. desgevorderd = erforbertfcbenfan, tvenn Derbywedrennen = bah ZerbtpiRennett. erforberlfcb. derde = ber (bie, bae) britte, (deel) ba& deshabilld, o. = Zeebabille, teauefleib, her Zrittet; (in 't kaartspel) bie Zerb; d. stand = EfRorgettrocf, Otacbtgetvanb. britter Staub; ten d. = brfttene; ten d n desideratum ('t verlangde, leemte), o. = male = bum britten Zefiberat(unt). derdehalf = britt(e)barb. desinfectie, v. = Zeeinfeftfon. derdemachtswortel, m. = bfe Rubiftvur, desinfeeteeren, h. = beeinfibieren. bet, bfe brttte eurbet. deskundig = facbberftlinbig, .funbfg; d. derdendaagsehe koorts = brei, tligigee onderzoek = Unterfucbung burl eacbberftiin. ateber. My, %gbertife. deskundige = eacbberftlin, deren, h. = fcbaben (tat.); dat deert niet = bfge(r). bete fcbabet nicbt; wat deert 't hem? = tbae desniettegenstaande = beffenungeacbtet, fcbabet, tut ob. berfcbliigt ei ibm ? time filuttnerte bemungeacbtet, trotbetn. ibn? hem deert altijd wat = ibm febit hunter desnoods = nOtigenfan, bur Rot. ettr.; niets kan hem d. = nicbte faun fixt desolaat (verlaten, treurig) = befotat, deso- ettn. anbaben; niemand werd gedeerd = late boedel = erbiofee (fut. niemanb tburbe beriett; wat niet weet, deert desondanks, zie desniettegenstaande. niet = Ina& man nil* twit, macbt efnem nicbt beif3. desorganizatie (ontbinding, wanorde), v. = dergelijk = (voor 't meerv.) bergleicben, Zeeorganifation, Berrifttung. (voor 't enk. en 't meerv.) berartig, desorganizeeren, h. = beeorganifieren, fold); d. yolk = berartiget ob. fotcbee golf, ber, berriftten. cadge 2eute ; en d e = unb berat.; iets d s desperaat (wanhopig) = beflaerat. = berg., etto. ber Krt, fo ettb. Kbnlicbee. despoot = Zefpot. despotiek, despo- derhalve = mit*, bemnacb, folglicb, alio, tisch = befpotifcb. despotisme, o. = her beebalb, beetvegen. ZePpotientue. dermate = berntaf3en, int hem Cate, berart. dessa (Jay. dorp), v. = Zeffa. Berrie, v. bah Scbtvefelntoor; (vuil) her dessein, o. = (voornemen) Zeflein, bie Rib. not, her Zred. ftcbt; (teekening), zie dessin. dertien = breibebn. dertiende = her (bie, dessert, o. = Zeffert, her 9lacbtifcb. bah) breibebnte, Lodewijk de D. = 2ubtvig tier dessin (teekening), o. = Zeffin, Eufter. Z. (XIII.); (deel) bah Zreibetnttet. destijds = batnale, bereft, feinerbeit. dertien II dehalf; -honderd ; -jarig = brel. destillateur = Zeitirtateur. 5014 t(e)balb ; sbunbert ; .itibrig. destillatie, destilleerderti, v. = Zeftil: dertien II meal; -maal herhaald; -voudig ation. = breibebn f mai ; -ntalfg ; sfacb. detailleeren, h. beftiffieren. dertig = brethig; hij is (diep) in de d. = er destilleer II helm, m. ; -kolf, v.; -toestel, tit (fief, bocb, ftarf) in ben Zr .. en; de d. achter o.; -vat, o. = Zeitiffferilbettn; her ,folbett; ber den rug hebben = Me hr. inter hem Ellitcfen .0barat; ,geflif3. aben. dertiger = Zrettiger, een goede d. destinatie, v. = Zeftination. = emu guter ob. ftarfer Z. destineeren, h. = beftinieren, beftfmmen. dertiglijarig; -maal = fgll itibrig ; :mat. destitueeren (afzetten), h. = beftftuteren, dertigste = her (Me, bob) breitigite; (deel) abfeten. bah Zref1jigftel. destitutie, v. = Zeftitution. derven, h. = entbebren; ik derf iets = (ook) destructief (tenietdoend) = beftruftib. mfr entgebt ettv. desverkiezende, desverlangd = tvenn derving, v. = %ntbebrung ; (verlies) ber man ee boraf0t; auf eunfcb, ertbiinfcbter. %edit% %inbuf3e. maven. derwaarts = babitt, bortbin, her- en d. = deswege = bebtvegen. bin unb bet detacheeren (zenden, afzenden), h. = beta: derwijze = berart, bergeftaft. cbieren. derwiseh (Mohammedaansche bedelmonnik) detaeheznent, o. = Zetacbentent. = Zertbffcb. detail, o. = etait, in d. = lm Z.; en d. = I. des (gen. van de) = bee; d. te = um To; en b.; de d .. s = bie .. %Inbelbeiten, hefty; d. te beter = um fo beffer. verkoop in d. = Zetaftberfauf ; in d s uit- II. des (muz.), v. = bas Zee. eenzetten = int Z. bartegen. desalniettemin = nicbtebeftotoeniger, trot' detailhandel, m. = Zetati., Stleinbanbel. bem. detailleeren, h. = betafaieren. desavoueeren (verloochenen, niet erken- detentie (hechtenis), v. = Zetention. nen), h. = beeabouferen, berleugnen, in tltbrebe determinatie (bepaling), v. = Zetermination. fteffen. determinatief (bepatend) = beterminatib. desbevoegd = (bap) befugt. determineeren, h. = betertninieren. determinisme. 152 diakonessehuis. determinisme (leer van voorbeschikking), deur! ketting, m.; -klink, v.; -klopper, o. = ber Zeterminigmug. m. = Me ZitrIfette; .ftfnfe; .flopfer. detestabel = beteftabet, berabicbeuengtvert. deur II knop, m.; -koord, o.; -kozijn, o. = detesteeren, h. = beteftieren, berabicbeuen. Tilt griff ; ber .aufbug ; her %rabmen. detineeren (gevangen houden, vasthouden), deur likruk, v.; -opening, v.; -paneel, o. =- h. = betinieren. her itch griff ; 43ffnung ; bie :fitUung (13aneet).. detonatie, v. = Zetonation, ber anal deur Hpost, m.; v.; m. = detoneeren, h. = betonieren; logfnatten; aug %fir 110foften ; :glocre (%ftinget); .0foften. bent Zone fatten. deurtje, o. = Ziircben; (loket) her Scbatter. deugd, v. = Zugenb ; (van waren) @Me, deurvieugel, m. = Zitrffitger. ZortrefftWeit; van den nood een d. maken = deurwaarder = iZericbtgboabieber. aug ber Vtot eine Z. macben; in alle eer en d. = deurwaehter = Ziirbilter, .fteber. in alien %bun, in after Sucbt unb ebrbarfeit, Beat. = Benteronomium, o. = Zeutero% in But* unb %bun; model van d. = Zugenb. deuvik, m. = 8apfen. [nomiunt. belb, deuviken, h. = sapfen. deugdelijk = ecbt; d. bewijs = 13ofitiber, devalvatie (verlaging van muntwaarde), trif tiger, ricbtiger ob. at iinblicber Zetueig ; 't is d. v. = Zebalbation. bewezen = eg ift gebi3rig berviefen; 't is d. deviatie, v. = Zebiation, Vibireicbung (bon waar = eg ift tvirfficb ob. beftinunt tbabr. deug- her latn). delijkheid, v. = Solibittit, (bite; (van een deveine (ongeluk in 't spel e. d.), v. = bag bewijs) Oitttigfeit; (van een vordering)RecM= Ungiiicf, bag F43ecb. intif3igfeit. devies, o. = bie Zebife; („leus" ook) her deugdzaant tugenbbaft; (van stoffen) eabifinucb. bauerbaft. deugdzaamheid, v. = Zugenb. devolutie (overgang of overdracht van een baftigfeit; (van stoffen) Zauerbaftigfeit. recht). v. = Zebolution. deugen, h. = taugen; hij deugt niet voor devoot = bebot, fromm. koopman, voor de taken = er taugt nicbt bum devotie, v. = Zebotion. aufntann, f itr Oefcttifte; hij deugt voor niets = [dewelke = Welter, .e, %eg]. er taugt bu nicbtg, tit au nicbtg braucbbar; die dewiji = ba. spijzen d. niet voor hem = t. nicbt filr ion; dextrine (zetmeelgom), v. = bag Zegtrin, hij wil niet d. = er ift ein Zaugenicbtg. bag Stiirregummi. deugniet = Zaugenfcbtg, Zunicbtgut; die dextrose (druivesuiker), v. = Zegtrofe. kleine d. = ber ectxtf, ber Keine Scbringef. Bey (vnn Algiers) = Zei, 200. deuk, v. = (aan ketel, hoed) 8eute; (die in deze = bief(er, %e, %eg); d. dient = gegen% een hoed hoort) ber knit Zette, We; (fig.) roiirtigeg ecbreiben (of alleen: (egentviirtigeg) hij heeft een d. gekregen = eia at ibn ftarf bient ...; bij dezen = biermit, bterburcb ; den angegriffen, arg mitaenommen; zijn trots heeft ilden dezer = ben 11. biefeg Eatonatg (b een d. gekregen = fein Stott, bat eine ecblapOe E.); dezer dagen = bider rage, nticbiteng; erlitten. zie ook brenger, toonder. deuken, h. = eittbritcfen; Zettlen macben. dezelfde = bey, (bie., bag)ferbe, her, (bie, deukhoed, m. = Scbtat43., ni1:43but. bag) ntimlicbe. dezelve = bey, (Me., bag)felbe, I. dean, m. = eintiiniger Oefang, Singfang ; [berg, bie., bagfeibige]. altijd dezelfde d. = bunter biefelbe Fitelobie, dezerzijds(ch) = biegfeitg; biegfeitig. bie ate Beier. deznike(n) = folcbe, biefelben. II. dean (adj.) = fart,, geibig, fitaig; 't ziet D. G. (Dei gratia; door Gods genade = bon er d. bij hem uit = rtebt bitrftig bet ibut eotteg ( naben; D. G.). aug, bet ibm Ift malbang Stitcbennteifter. dgl. (dergelijke = abnlicbe.) deunheid, v. = ber D. H. (Doorluchtige Hoogheid = Zurcbtaucbt). denntje, o. = 2iebcben ; altijd 'tzelfde d. = d. h. (dat heet = bag beitt : b. b.). immer bag ate 2ieb, Me ate 2eier, Me alte d. (dat is = bag ift, bag feint : b. I. of b. b.). Oefcbicbte. diabetes (suikerziekte), v. = Ziabeteg. deur, v. = Zitr; glazen d. = $5)tagtitr ; looze diaboliseh = biabotifcb. d. = &tube Z.; met de d. in huis vallen = diaeonie, v. = airmenberibattung ; hij is aan mit ber Z. in& Oattg fallen; iem. de d. voor de d. = er tvfrb bon her Krmenbertvaltung den neus dicht gooien = einem bie Z. bor her unterftittjt. FRafe bufcbtagen ; iem. de d. wijzen = einem diaconlesehool, v. = girmenfcbute. bie Z. tneifen; iem. de d. uitgooien = einen diaeonus, zie diaken. bur Z. binauMverfen; zitting met gesloten diadeem, m. = bag Ziabent. d .. en = eitutng bei berfcbloffenen Z .. en; diaeresis (splitsing van lettergrepen), v. = Paschen staat voor de d. = Dftern ift (ftebt) Zilirefig. bor ber Z., ftebt bebor ob. Ift nabe; voor alle diaetetiek (gezondheidsleer van de voedings- misbruiken de d. openzetten = (Zen Tuff. middelen), v. = Ziatetif. briiucben Zor unb Z. bffnen ; ik kwam voor diafaan, zie diaphaan. een gesloten d. = bar eine berfcbtoffene Z.; diagnose, v. = Ziagnofe; de d. stellen = ik kom geen d. uit = icb fomme gar nicbt aug bie Z. ftellen. bent Oaufe; voor zijn eigen d. vegan = bor diagonaal = (Mi.) blagonal; d., v. = feiner (eignen) Z. febren; dat doet de d. toe = ia °nate. ba(mit) tort aUeg auf, bag gibt ben alugfcbtag, diagram (schets), o. = Ziagram ; zie ook bag entfcbeibet, mat bag Eaf3 boll; zie ook drudenvoet. deftig, plat. diaken = Jaren, Ziafonug. deur II bel, v.; -beslag, 0.; -hengsel, o. = diakones = Ziafoniffe, Ziafoniffin. Ziirliffinget (sgtocfe); her %befcblag (4efcbitige); diakonessehuis, o. = Ziafoniffenbaug, bie bie sangef. sanftaft. dialect. 153 dienst. dialect, o. = ber Zialeft. dietionnaire, v. = bai Zirtioniir, bag dialectisch = biatertifcb. EiSrterbutb. dialogiseh = biatagifcb. didaetiens = Zibaftifer. didaetiek, v. = dialoog, m. = Zialog. Zibaftif. didactisch = bibaftild). diamant, m. = Ziamant. die = (aanw.) ber, fever, biefer; berfelbe; diamanten = biamanten, St fantant .. . (betr.) ber, weldor; Meneer D. en D. = Oerr diamant II gruls (-poeder), o.; -klover ; Sounbio. -sniper = Ziatnant II (en)bulber (.bort); 4patter; Diedenhoven, o. = Ziebenbafen. 4cbleifer. Diederik = Zietrict). diamant II slijpertj, v.; -nitgave, v. = Ziao dieet, v. = bie Zilit; volgens d. leven = twit want II fcbteiferei ; %auggabe. ber Z., bilittniififg leven; iem. op d. zetten = diameter, m. = Ziameter, Zurebnteffer. einem 9i). borfd)reiben. Diana = Zianct, dief = Zieb; (aan de kaars) Zieb, Elltiuber; diapason (toonomvang, octaaf), m. = bag de gelegenheid maakt den d. = Oelegenbeit Ziabafon. macbt Ziebe; ieder is een d. in zijn nering = diaphaan (doorschijnend)= bfapban, burcb% jeber fucbt feinen eignen Zorteit; 't is d. en fcbeinenb. diefjesmaat = eine Art* bacft ber anbern bie diarrhee, v. = Ziarrbi3e. Kugen nicbt aug ; houd den d.! = bait ben Z. ! diatoniseh (van toon tot toon gaande) = diefaehtig = Mebifcb. biatonifcb. diefaehtigheid, v. = biebifcbe 9.1rt ob. batur. I. dicht MM.) = bicbt, nabe, gu; (van stolen, diefstal, m. = Ziebitabt, eenvoudige d. = bevolking, mist, regen, baard, bosch e. d.) einfacber Z.; d. met (in)braak = Ziebitabl mit bicbt; d. op elkaar = b. gebrtingt; d. bij de %inbrucb, %inbrucbgbiebitabl; verzekering tegen kerk = b. ob. it. bet ber Seircbe; d. bij 't venster d. = Ziebitablgberficberung. = b. ob. it. am jenfter; d. langs den grond = diegene = ber., (Me', bai)jenige. b. ob. it. am Zloben bin; (een tak) d. bij den stam diemet, diem% o. = Zintitb, (eine atrt) (afsnijden) = b. ob. it. am etamme; iem. d. op gefiiperter Ziarcbent. de hielen zijn = einem b. nut ben aerfen fein; dien (Dat. en Acc. van die). d. bij den wind = b. beim eittbe; de deur dien. (dienaar = Ziener). is dicht = .. lit gu ; 't is d. bij huis = e4 ift dienaangaande = bariiber, in Metter tinficbt. in ber 91abe; d. bij de 30 = nabe an 30; hij dienaar = Ziener, [knicfg, Ziener, bie bier: is zoo d. als een pot = er fit febr 5ugefniibft; beugung]; Uw dr. = ,abr SD.; uw onderdanige d. gebladerd = bicbt., bicfictubig ; zie ook toe. d. = Jbr geborfamer (ergebenfter, untertanigfter) II. dieht, o. = 03ebicbt, bie $oefie; d. en Z.; Uw dienstwillige d. = ,Nr bienfttaiffiger ondicht = $oefte unb q3rafa. (ergebener) Sfb . dienares = %ienerin. diehtader, v. = boetifcbe Kber. [dienaresse, v. = ber anin, Zerbettoung]. diehtbinden, -branden enz. = aubinben, diender = *offseibiener, Scbutttann, $alieft. ,brennen zc. dienen, h. = bienen; zijn zuster dient = diehtdoen, h. = fcbtief3en; (de deur) bums en; feine Scbtbefter ift in Zienft(en), in ether Stefte, de gordijnen d. = bie earbinen borfcbieben; bient; 't geluk dient hem = ... ift Om giinftig; (geen oog) intuit. dit diene als antwoord = bleb biene 5ur 9Int. diehten, h. = (dicht maken) attmacben; Wort; iets dient als voorwendsel = etta. bient (verzen) bicbten. ati Zortranb; bij de cavallerie d. = bet ber diehter(es) = Zicbter(in), $oet(in). dichter- St abafterie b.; waarmee kan ik u d.? = trontit bron, m. = bie Zicbterquefte, ber =barn. fann 'kb (, bnen) b. (aufinarten)? om u te d. diehterlijk = bicbterifcb, poetifcb. = in b., aufguraarten; een stoel dient om er diehtgave, v. = Zicbtungggabe. op te zitten = ... bient gum eil)en ; iem. be- diehtgenootsehap, o. = bie Ziebtergefel hoorlijk op iets d. = einem gebiirig auf etlu. fcbaft. b. ; u dient te weten = fie miiffen tniffen; dat diehtheid, v. = Zicbtigfeit. dient iedereen t e kunnen = bai fog jeber diehtjes bij elkaar zitten = gam, nabe unb mann Untten; kinderen d. iets te leeren = gemiitticb beifammen nen. ... fallen ob. milffen ettu. fernen; dat diende hij diehtkunde, v. = loetif. toch te weten = bai foilte er bad) tbiffen; diehtkundig = boetifcb. daarmee ben ik niet gediend = bamit ift diehtkunst, v. = Zfibtfunit, $oefie. mir nicbt gebient; ik ben niet van uw aardig- diehtmaat, v. = bag alergutaf3; in d. = in heden gediend = icb berbitte nth fibre $offen; Zerf en. ik wensch er niet van gediend te zijn = man diehtregel, m. = Me Zergseile. bleibe mir bamit bunt 2eibe, icb toiinftbe bamit dlehtsoort, v. = Zicbtgattung, .art. bericbont gu bfeiben ob. bat berbittelitt mir; dat diehtstrijken: de voegen d. = bie augen is niet ter take dienende = bai bient nicbt berfcbmieren. Setter Coat e; wind en weer d.. de = Sinb unb diehtstuk, o. = Mebicbt, bie Zicbtung. Setter bienenb. diehtvouwen, h. = Aufalten. dienovereenkomstig= bentgetniii3, betnento diehtvuur, o. = boetifcbeg Feuer. fbrecbenb. diehtwerk, o. = bie Zicbtung. dienst, m. = Zienft; („betrekking" ook) bie dietaat, o. = Ziftat ; (schrift) .0eft. Stefle; („vriendelijkheid" ook) bie sZefaffigfeit, dietaatsehrift, o. = noffegienbeft. ber Gefaaen; (in de kerk) eattegbienft, ge- dictator = Ziftator. dietatoriaal = bif= schikt voor den d. = bienftfabig; ongeschikt tatorifcb. dietatnnr, v. = Ziftatur. voor den d. = bienituntauglicb ; ik heb d. = dictee, v. = bai 5!D Mat. id) babe (ben) Z.; bij iem. in d. zijn = bet dieteeren, h. = biftieren. einem in Zienften Ott jemi. Zienften) fteben; ze dietie (zegging), v. = Zirtion, Kugbrucfg., heeft een goede d. = fie bat eine gute Stefie; alartraggiveife. in d. nemen = in Z. nebmen ; iem. een d. bewij zen dienstaanbieding. 154 diervorm. = einem einen 51). (eine (gefiiffigfeit) be., ertneffen; dientafeltje, o. = Zientifdyben, ber Ser. die mantel heeft mij goede d.. en bewezen = biertifd). bat mir cute .. e getan (ertutefen, gereiftet); dientengevolge = bentattforge, inforgebeffen, 't is tot uw d. = eg ftebt Mitten Zienften ob. gu Zefebl; tot uw d. = au bfenen, au Ziefebr, I. diep (adj.) = Lief (in bijna alle bet. en (na een dankbetuiging) bitte fair; tot uw d. wendingen); in 't d..st van zijn hart bewogen bereid -= au ',Ann '5D .. en bereft (erbiStig); = tot t .. ften Oeraen gerilbrt ; in 't d .. ste iem. niet van d. kunnen zijn = einem nicbt verval verkeeren = tin t . ften (biAften) belfen fiinnen; alle middelen die mij ten d ..e Zerfart befinben ; tot d. in den nacht = Mg in staan' = bie mir eebote fteben; mijn beenen bie t .. e of bfg t. in bie 92ac1t (binein); 't zit weigeren mij den d. = bie 8efne berfagen er (bij hem) niet d. (in) = eb ift nitt limit 4er of mir ben Z.; officier van d. = Menftbabenber nit bid lob tuft trim; zie ook gr on d. Offiaier; officier in actieven d. = dither effiater; II. diep, o. = (vaarwater) Zief ; (diepte) bie in actieven d. zijn = in aftibent e fein; Zief e; (zee) Veer. hij gnat, treedt in (onder) d. = er nimmt diepdenkend = tiefbenfenb. e, gebt unter bie Solbaten, bArb Solbat; iem. diepdenkendheid, v. = ber Zieffinn. om een d. verzoeken = einen um eftte Gieftiffig: diepen, h. = (scheepst.) Lief en; („dieper felt ob. um einen Z. bitten; in (een) d. treden maker") bertiefen. = einen Z. antreten; om dadelijk in d. to diepgaand = tiefgebenb ; („krachtig ingrij- treden = aunt fofortfgen Kntritt (Cntritt); pend" ook) etnfcbtleibenb. zijn d. waarnemen = feinen 9b. berfeben, tun ob. diepgang, m. = Zief gang. berrittten ; tot den heiligen d. toegelaten worden diepliggend = tieffiegenb. = bfe Siirbe eineg Oeiftlicben erlangen, orbiniert diepillood, o.; v. = Zief plot; tverben; Kamerheer van d. = bienfttuenber stoticine. kanttnerberr, hij heeft 40 jaar d. = er bat 40 diepte, v. = Ziefe (ook fig.); de grondelooze Zienftjabre ; de eene d. is den anderen waard d. = bie bobenfole Z. ; uit d n van ellende = ein ift beg anbern Inert, doe Liebe ift = aug Z .. n beg Menbg. ber anbern Wert. dieptellmeter, m.; -meting, v. = clef en dienstilaanbieding, v.; -aanvaarding, miler ; .nteiTung. v. = bag Zienftll anerbieten; ber .antritt. diepzee II expeditie, v.; -onderzoek, o.; dienstbaar = bienftbar. -pealing, v. = Zieffeellegbebition; bie .for. dienstilbaarheld, v.; -betoon, 0.; -bode; fcbung ; 'totung. -bodekamer, v. = Zienftjl barfeit; bie .leiftung; diepzinnig = tieffinntg. .bote; •botenfatnnter. diepzinnigheid, v. = ber Zief Finn. dienstbrief, m. = Zienftbrief, bie Macke, I. o. = Zter ; 't is een dom d. = eg ift bienftlicbeg Scbreiben. ein bunttneg Zieb. dienstdoend = bienfttuenb, sbabenb; („waar- [II. dier (adj.) = teuer, lieb, Inert.] nemend") fteabertretenb, dierage, o. = bie biife Sieben, bie Liege, dienstdoener = Zienftpro#, Zienftbuber. bie Zeufetin. dienstdoenerij, v. = ilbertriebener Zienfto dierbaar = teuer, lieb, Wert. elf er. there aanbidder; -aanbidding, v.; -be- diensthebbend = bienftbabenb. seherming, v. = Zferf anbeter (.btener); dienstig = btettlicb ; d. voor = bienlid) au; :berebrung ; ber sWit). d. voor uw belangen = Winn ZJntereffen b. ; diere ll besehrijver ; m.; -epos o.; d. achten = fiir b. batten ob. finben. -geografie, v. = ZierikeIckreiber; .autiler ; dienstllijver, m.; •Isar, o. = Zienftleifer; .epog ; .geograpbte. .jabr (fin.: atedinunggjabr). diere f geveeht, o.; -huld, v.; -klasse, v. = dienst pkleeding, v.; -klopper, m.; Stier f gefecbt ; %bunt ; oftaffe. kneeht, -loon, o. = tenft I fleibung ; .tuber; diere ll kweller; -kwelling, v.; -offer, o. = .fnecbt (Ziener); ber :robn. Tier!' ; .qutileret ; :opfer. dienstmaagd, -melsje = Zienft dlereipest, v.; -plaag (plager); magb, .mitbdien. gerij, v. = Zierll feu* ; .autiter; .autirerei. dienstpersoneel, o. = Zien4erfonal, dierellras, o.; m.; o. = bie finbe, bie Zienerfcbaft. Tier f raffe ; .freig ; :reicb. dienstlipet, v.; m. = tenftlimi4e, dierellsage, v.; -sehilder; -temmer = bie Tier!' fage ; ,mater; biinbiger. dienstpliehtig = bienftpfitcbtig. diereiltuin, m.; o.; -verspreiding, dienstregeling, v. = (van spoor en boot) v. = Zier garten (polugifdier earten) ; .fell; ber aOrptan. .berbreitung. dienstlireglement, o.; v.; m. dierellwereld, v.; -ziekte, v. = Zierf twit; bie Zienftg orbnung ; oreife; bie .franfbeit. dienstvaardig = btenftfertig, .bereft, .be. diergaarde, v. = her aoologif die garten, ffiffen, geftirtig. ber Ziergarten. dienstilvaardigheld, v.; -verriehting, v.; diergelijk, zie de rg e 1 ij k, -halve]. voorsehrlft, o. = Zienftlifertigfett (t. of dierkunde, v. = Zierfunbe, Boologie. felt) ; bag .tnattnginftitut (iem. van de -verrich- dierlijk = (van voedsel, lichaam, electriciteit, ting = Zienftittann); Me .boridirift. warmte, en ook van begeerte, lusten e. d.) dienst vrij; = bienft fret ; stnittig tietifcb. (.fertig, zie dienaar). dierlijkheld, v. = tierifdieg taefen, bag Zie: dienst[Iwoning, v.; -zaak, v. = rifcbe. tvorittung ; .facbe (.angeregenbeit). dierlimenseh, m.; -plant, v.; -sage, v.; diensvolgens = bemaufolge, bemnacb, folg. -soort, v.; -vorm, m. = Zter f menf .,flame; :rage; .gattung ; bie :form. diervoege. 155 ding. diervoege: in d. = bergeftatt, auf Tot* dik = bid; („dicht") bit* ?d .. ke vrienden = eeire. b .. e areunbe ; d ke melk, lucht, boeken = dies = bdivegen, barum ; en wat d. meer zij = b .. e 9/IfIcb, 2uft, 8iicber ; d ..ke melk = (ook) unb bergleidon, unb albttlicbd. %Until& Zicfemitcb ; d ke darm = Zicfbarm; diets: iem. iets. d. maken =,eittetn etio. door d. en dun = burcb bid unb biinn ; d. haar mat en ob. aufbinben. = bicbtd Oaar ; een 300 zijden d. boek = ein [Dietseh, o. = Wieberliinbig (aiiiinifcb fin 800 eaten ftarfd Oucb ; zoo d. ale een arm = Vittelatter).] arntbid ; een d. uur (gaans) = eine ftarfe etunbe; dieve bende, v.; D-eilanden ; o. d ke tranen = bent (grof3e) Zrtinen; d ke = Ziebdll banbe ; ,infeln (2abronen); bie %Pfeife. oogen (van 't schreien e. d.) = gefcbiudtene dieve f gebroed, o.; -gespuis, o. ; -gezieht, Rugen ; maak je maar niet d. = ereifere, o. = bie iebe brut ; sgenbet; ,geficbt. (tirgere) nur nid)t, rege bicb nicbt auf ; hij zit dievegge = Ziebin. er d. in = er ft#t in ber QloUe, fil3t Warm, dieve 1I herberg, v.; -hol, o. ; -lantaarn, v. fi43t bid brin ; hij zit dik in de schulden = er = Ziebe fne ; .nett; .taterne. ftecft bie fiber bie Oren in (ben) ecbutben ; dieven, h. = ftebten, ftibiben, bfeben. 't d ke van 't been = bie Raabe ; 't d. (van dievepak, o. = Ziebeggeffitbet, koffie, chocolade e. d.) = ber (Zoben)ect#. dieverU, v. = Zieberei. dikaehtig = bidticb, bicfig. dievellstreek, v.; -taal, v. = ber Ziebe#11: dikbast = Zidivanft. ftreicb ; ,fpracbe (6aunerfpracbe, ba4 fRotioelicb). dik bastig; -beenig = bid ; =bet*. dievewagen, = Oefangenenioagen. dikbek, m. = Zidfcbnabet, Sternbelf3er. differeeren, h. = bifferieren. dik bind's.; -bloedig = bicf blatt(e)rig ; different = (adj.) bifferierenb, berfcbieben ; ,bliitig. (klein verschii) bie Uneinigfeit. dikbnik, m. = Zicfbaucb, =tocinft. differentlliaal, v.; -iaalrekening, v. = -halzig = bid! bducbig ; balfig Zifferentiliate ; ,iatrecbnung. dikheid, v. = Zicfe. differentieele rechten = Zifferentialane. dikhoofdig = bicfrii0g. difliciel (lastig) = biffibit. dikhuidig = bicfbiiutig ; d. dier = ber Zicf, difform = biffornt, Inif3geftaitet. banter. difformiteit, v. = Zifformitiit, Eifigeftatt. dikkerd Zicfer; zie ook -b a s t. dikkerd- diffractie (straalbreking), v. = Ziffraftion. je, o. = Zicfercben. diffusie (chemische vermenging), v. = Ziff u% dikkop, m. = Zidfopf (ook vogel en vlieger). fion. diklip, v. = Zict, , eurftlippe. diffuus (verstrooid) = biffu&. dik II Uppig ; -1.1jvig = bid II tipple (iourftlip, digereeren, h. = bigerieren, berbauen, ber, gig) ; %letbig. teilen. diklijvigheid, v. = Zidleibigfeit. digestie, v. = Zigeftion, Zerbauung. [dikmaals, zie dikwijls.1 digestief = bigeftib, Zerbauung betvfrfenb. dikmuil, m. = bag Zia:, eurftntaut. diggel, = edorbe. diklineuzig; -sehalig; -snavelig = bicf II% digitalis, v. = bag Zigitatia, ber ainger4ut, nafig ; :fcbalig ; ,fcbnlib(e)lig. bc0 aingerbutfraut. dikte, v. = Zicfe ; een d. = eine Z., eefcbinutft. dignitaris = Zignitar, Siirbentrliger. dik tongig ; -vloeiend ; -voetig ; ig -wan- digressie, v. = Zigreffion, Wbfcbiveifung. g = bidliblingig ; ; /nig ; %btidig dtJ, v. = ber (eber)ecbenfel. (.ivangig). dij Ilbeen, o.; -breuk, v. = (Ober)ScbenfeIII% dikwerf, dikwijls = oft, tiutig, oftinalg, ban; ber -brucb. lifter4. dijen, z. = fcbioeffen, aufauetien. dikzak = Zider, Zicfluanft. dijk, m. = Zeicb, %atm; dat zet Been zoden dilemma, o. = iftemma: aan den d. = ba& ma* ba& avant (ben nobt, dilettante) = itettant(in). bfe euppe) nicbt tett, baa gibt feine alfcbe in dilettantaehtig = bilettantifcb. bie 43infe; iem. aan den d. zetten = einem ben dillettantisme, o. = ber Zilettanti4ntuL Lett* bor We Ziir feten, einem ben 2auf0afi diligence, v. = Ziligence, $oftfuticto. geben, efnen enttaffen. diligentie (zorgvuldigheid), v. = Ziligenb. dUk 11 age, v.; -bass; -bestunr, 0.; -break, dine (een plant), v. = ber v. = Zeicb arbeiten (pl.) ; ,nteifter ; bie %Period, dilnviaal = bilabial, Zitubiat ; diluviale Lung ; ber ,brucb. ontwikkeling = Zilubiatbilbung. dtJken, h. = beicben. diluvium, o. = Zitubiunt. dijker = Zeiler, Zeicbarbeiter ; eten ale dimensie, v. = Zimention. een d. = effen tole ein Zrefcber. diminuendo = bitninuenbo. dijkll geld, o.; -geschot, o.; -graaf; diminutief, o. = Zintinutib(unt). -fasten, my. = Zeicbll gab; ber fcbof3; .4aupt. Dina = Zina. mann (,graf) ; staften. dineeren, h. = binieren. dijk Illeger, 0.; -meester; -pliehtige = diner, o. = Ziner ; familiaar d. = einfacbd Z. ber eicb II berbanb ; ,bogt ; •Officbtige(r). ding, o. = (alg., zoowel van personen als dijk Ij sehonw, v.; -stoel, m. ; -werker ; van zaken) Zing; (meer in 't bijz., vooral I-wezen, o. = Zeta) II fcbau (-schouw houden = als tegenst. van per so o n) Me Sadie; elk d. ook ein Scbauen batten); bc0 .amt; ,arbeiter ; heeft twee kanten = febe4 Z. tat aivei Seiten ; %Mefen. de drie beste d .. en in 't leven zijn = bie [dijn = beitt] ; 't mijn en d. = ba& Vein unb brei beften e im &ben flub ; geld is een Zein. mooi d. = Gelb ift ein fcbiind Z. ob. eine fcbiine dijstnk, o. = ber Zeinbarnifcb ; (van koe of S.; ik gaf een lief d., ale... = icb gate ivc0 kalf) Me nettle, 2enbenftild. barum, wenn . . . ; aardige d en (kinderen) = dijzig = neblig, bunftig. artige Zinger; nog den d. ontbreekt u = dingen. 156 divergent. febit Mr nod) %in& ; wat voor d.. en verkoopt dispaehe (averljberekening), v. = Zif.pacbe, men daar ? = Inca f tir Sacben ? ells goede Oabereiberedmung. dispacheur=Zi4pacbeur. d .. en bestaan in dried!' = after guten .. e dispensatie, v. = Zigpenfation, ber Zi4e10. fittb brei; („ber Dimmer, bfe %rbe, Me Oint. dispensatorium (apothekersboek), o. = ntellifi3r13er finb Zinge, aber feine Sacbett"). Zi&penfatortunt. dingen, h. = (bij 't koopen) feilicben, marften ; dispenseeren, h. = bi#143enfletett, befreien. naar een betrekking d. = fidj um eine Stele dispenekast (Ind), v. = ber et3effegranf. bewerben ; naar de hand van een meisje d. = dispersie (verstrooiing), v. = Stifperfion. um an Eintibcben lberben ob. anbalten ; near eer disponeeren, h. = bi4onieren, berfiigen, d. = nadj %bre tracbten. anorbnen ; goed, slecht gedisponeerd = gut, dinges: Meneer D. t err Zinggba. fcbfecbt bi&pontert. dingetje, 0. = Mind Zing, Zingehben ; (roede) disponibel bi4oniber. ber $10babn ; 't is me een d.1 = erne fcbi3ne dispowitie, v. = Zerffigung, (refcMcbte 1 dingetjes = fleine Zinger, tin. %intetiung, ber Wan. gercben, vgl. ding. disproportie, v. = 9MprOortion, bob Wlif3s dingsigheid, v. = ba# Zing, bie Sat*. berblittnit. dingtaal, v. = gut gefprocben; ein frtiftige4 disputatie, v. = Zi&putation ; (strijd) ber sort; ook $robetafte. Zi&put. Dinsdag, m. = Zienkag ; D s = am Z., disputeeren, h. = bi&putieren. b ; D sche markt = Zienkagmarft. dispuut, o. = ber Zi&put. diocees, o. = bfe dissel, m. = (ann een wagen) bie eict, fel ; Dioeletianus = Zioffettan. (holle bijl) ber Zecbfet, berSeger, ba4 Zac0. Dionysisch = biontirtfcb. bell. disselboom, m. = Me St eicbfel. Dionysus = Ziont)fa. disselll hank, -paard, o.; -pin, v. = diorama (kijkspel), o. = diorama. Zeicbfell bafen ; spferb ; ber .pager. Dioseuren (Castor en Pollux) = fafuren. dissenter (andersdenkende; in Eng.: afge- diphteritis, v. = Zipbtberie, Zipbtberiti4. scheidene) = Ziff enter. diphthong (tweeklank), m. Zipbtbong. dissertatie, v. Ziffertation. diploma, o. = Beugni4. dissident (andersgeloovige) = ciffibent. diplomaat = Ziptotnat. diplomatie, v. dissonant, m. = bie Ziffonanb. = Ziptomatie. diplomatisch = bittlontatifcb. dissoneeren, h. = biffonieren. diplomeeren, h.: iem. d. = einem ein distantie, v. = Ziftana ; zie ook a f s tan d. Beugni& ob. ein Ziptont augtenen ; gediplomeerd distantievraeht, v. = Ziftanafracbt. onderwijzer = geprilfter .2ebrer. distel, v. = After; gezegende d. = direct = birth ; &Rib fofort ; d e levering = bob Oenebiftenfraut ; men leest Been vijgen fofortige 2ieferung ; d.. e verbinding = b e van d s = n bringen seine &igen; orde Zerbinbung ; d.. e belasting = b .. e Steuer, van de d. = ber Ziftel., Knbrea&orben. artraggteuer. distelaehtig = biftelartig. direeteur = Zireftor, Zorfteber ; (van een distelhaak, m. = bab Zifteleif en, bfe .barre. vennootschap ook) Oefcbtiftgilbrer. direc- distelig biftelig ; zie neteli g. teur-generaal= 01.eneralbireftor. directie, dietelvink, m. = Zifteffinf, Stieglit3. v. = Zireftion, Zerivaltung. ber Zoritanb. distiehon (tweeregelig vers), o. = Zifticbon. direetoraat, o. = Zireftorat. distillateur enz., zie destillateur enz. directrice = Zireftorin. distinctief (rangteeken)), o. = Ziftinftion40 dirigeeren, h. = birigteren, lelten. aeicben, 9.1b5eicben, Kint&aeicben. dirigeerstok, m. = taftftocf. distingeeren, h. = biftinguleren, unterfcbeiben, dirigent = Zirigent, Zireftor. au&aeicbtten; gedistingeerd = biftingufert, disc. (disconto = Zgfonto). distractie, v. = Ziftraftion, Berftreuung, distant (hoogste stem), m. = Ziftfant. Berftreutbeit. distrait = berftreut. diseh, m. = Vick bie Tafel. distribueeren, h. = bfftribuferen, berteilen. disehgenoot = Zifcbgenoile, .genoffin. distributie, v. = Ziftributton. discipel = Scbtiler ; d. van Jezus = jitnger district, o. = ber Ziftrift, ber Oebtrf. districts II commissaris ; -hoofd, o. = disaiplinair = bigelAinarifcb, ZidePlittar . .; Ziftrift& q foin miff ar ; .baupt. d e straf = Zi48iplinarftrafe. distrietssehoolopziener = Stiret4fcbultn. discipline, v. = 06431in, Bucbt. finftor. disciplineeren, h. = bgaiplinieren. dit = bief(er, .e, ; biefeL MO; bij dit en disconteeren, h. = bi&fontieren. dat zweren = Stein unb Fein fcinviiren. diseonto, o. = ber Zgfonto, bad efonto. dithyrambe (vurig Jollied), v. = Zitbt)ratnbe, discontobank, v. = Zi§font(o)banf. ber ZitbOrantbulh diseoureeren (spreken), h. = bi4furieren, dithyrambiech = bitbtirambifcb. berbanbein (itber ettn.). ditje: allerlei d s en datjes = aaerbanb diseours, o. = ber ZOfur&, bie Unterrebung. Sacben. diserediet, o. = ber Ei&frebit, ber Zi&frebit; ditmaal = biamat. in d. brengen = bi4frebitieren, in FM bringen. dito = bitto, bito, betty. discreet = bieret, berfcbtriegen, riicfficbt&bon. div. (dividend = Zibibenbe), diseretie, v. = ZiUretion. diva (eerste actrice) = Ziba. discretiedagen, my. = Zi4fretionkage. divageeren, It. = bibagieren, umber., aft= discus, m. = 51Di&fu4, Zi&fo4, bie eurffcbeibe. fcbtneifen. diseussie, v. = Zi&fuffion. divan, m. = Zitban, Ziban. diseuteeren, h. = binutieren, eri3riern. divergeeren, h. = bibergieren, augeinanber. disharmonie, v. = Zif,bar3nonie. 84(e)n- disp. (dispozitie = Zi4ofition). divergeerend, divergent = bfbergent. divers. 157 doema. divers = biberg, berfcbieben. dodaars, m. = Btvergiteif3fuf3. diversen (pl.) = Zerfcbiebeneg. doddegras, o. = 2teicbgra&. diverteeren, h. = bibertieren, beluftigen, dodderig = fctliifrig, Wig; (snoeperig) rel. antiifieren. enb, nieblicb. divertissement, o. = Zibertiffement, Me dodecaeder (twaalfvlak), m. = bag Zobe. 2uftbarreit, bie 93ergnitgung. faeber, 8 talffiticipter. dividend, o. = We Zibibenbe; 't d. bepalen, dod-ei, o. = fauteg %i. uitkeeren = bie Z. beftimnten, aablen ; uit- dodijnen, h. = (eitt)tufegen. keering van d. -= alugaablung ether Z.; voor- doedel, doedeizak, m. = Zubelfacr, bie loopig d. = albirbiaggbinibenbe. Sacfpfeife. dividendbewijs, o. = ber Zibibenbenfcbein. I. doek (stof), o. = Zucb, Me 2eintvanb ; op d. divinatie, v. = Zibination, Kbnung. schilderen = auf 2. (X.) malen. diviniteit, v. = Zibinitiit, Otittlicbreit. II. dock (veorwerp), m. = bag Zucb ; (schil- divizie, v. ---. Zibif ion. derij) bag Onnalbe; een d. voor de oogen = dixi (ik heb gezegd) = bigi, icb babe gefprocben. eine h8tnbe (bor ben alugen); zijn arm in een d. j. (dezes jaars = bide& abreg : b. j.). d. hebben = ben hIrm in einer Scblinge tragen; djati (Ind. eik), m. = Zjati; bag tear., Tier:, zoo wit ale een d. = freibetneit, twit tote We Zjatibola. Snub. djeroek (Ind.), v. = (eitt)Bitrotte. doekje, o. = Tikbefcbett; hij windt er geen D. j. u. (doctor juris utriusque: doctor in de d..s om = er halt nicbt bailiff hinter bent beide rechten = Zortor ber beiben tillecbte : herge, er fast feine Veinung unummunben ob. D. j. u.). gerabe beraug, er ninunt rein Catt bar ben d.m. (deter maand = biefeg Vonatg : b. E.) Eaunb; zie ook bloeden. do. (dito = bitto). doel, o. = (eindpunt, wit) bag Biel; (bedoeling) dobbel: hij zal een heele d. hebben = eg ber Bitted, soms bie 9Ibficbt ; 't d. treffen, be- ivirb font fcbtver fatten, er tvfrb einen fcbtveren reiken, missen = bag &ICI treffen, erreicben, Staub baben. berfeblen; recht op zijn d. afgaan = gerabe dobbelaar = Spieler, eitrfler. dobbelarij, auf Biel loggebn ; op een d. mikken, naar v. = bag (R33itrfel)Spiel, bag eitrieln, bag een d. sehieten = nacb einem Bide fcbieten, 4)afarbibiel. auf ettn. sielen ; zich een d. stollen = NO dobbelbeker, m. = eitrfelbecber. eth Biel ftecren ; wat heeft hij zich ten d. ge- dobbelen, h. = toilrfeln; we zullen er om steld = Wag bat er ficb al& Biel gefteat; naar d. = tvir tvollen bar= in., bie eitrfel follen een d. streven =. nacb einem Bide ftreben, enticbeiben. ein Biel berfolgen; 't d. voorbijschieten = dobbeihnis, o. = Spielbaug. dobbelkroes, ilberg Biel (binaug)fcbieten ; d. van een bezoek m. = Sitrfelbecber. dobbeispel, o. = Siirfelo, = a hi e if dna Oefucbeg ; die muur heeft ten Mliicrgo, OafarbfPiel. dobbeisteen, m. = d. = bie Wlauer bat bum Btu. . . ; welk d. hebt U eiirfel (ook van brood e. d.). daarmee? = wag beabficbtigen ob. beatvecren Ste dobbeiziek = fpielfitcbtig. batnit? 't doel heiligt de middelen = ber Btv. dobber, m. = bag WO; ; (Vingel)Storr, Scbtvitn. beilist bag Eittel ; met dat d. = au biefent mer, bie (tIngel)Spule; (boei) 9ioje. 8m. ; met welk d. zegt U dat? = in tvelcber dobberen, h. = (auf bem eaffer) fottvimmen, albficbt fagen Ste bag? of WO beabficbtigen Sie treiben, (auf ben Bogen) tan,en; tusschen hoop bantit? zijn woorden missen hun d. niet = en vrees d. = atvifcben aurItt unb Ooffnung feine Norte berfeblen ibren Btv. (ibre eirrung) fchtneben, (onzeker zijn) fcbbmnfen (oolc van nicbt; aan isms. beleedigingen ten d. staan = prijzen). jemg. Q3eleibigungen auggefe#t feitt, Me Biel dobbering, v. = Scbtvattrung; ($re14)alur: fcbeibe feiner Zeleibigungen fein ; wie 't d. wil, tuation (Scbtvanfung). moot ook de middelen willen = tier ben tn. doeeeren, h. = boaferen. tin, mub . . . ; geheel zonder d. = obne tn. docent = Zosent. unb Biel. doeh = nber: jebocb ; allein. doeleinde, o. = ber Bitted, bie 9Ibficbt. dochter = Totter; jonge d. = bag WRiiMben, I. doelen, h. = (mikken) aielen; (fig.) aielen, ficb `jungfer, ,tingfrau; wie de dochter wil hebben, beaieben, geb(e)n ; doelen op (fig.) = (ook) (viten. moet de moeder vrijen = two bu Me X. ban, IT. [doelen, m. = bag ectillpnbaug, ber .bof.] fieb aubor bie nutter an. doelloos = atvecrlog, (time Broecr unb Bier; doehtertje, o. = Zi3cbtercben; (acs aanspraak) frucbtlog, nulgog ; dat is d. = bag bat feinen liebeg Olibcben, liebeg nittb. Btvecf. doelloosheid, v. = Bmedfortgrett. doctor = Zortor; (in de medicjnen ook) doelmatig = atnecfmlitig, :bienlicb, sentfPres %rat ; Doctor (Dr.) P = Zortor (Dr.) $. ; Dr. in cbenb. doelmatigheid, v. = Blvecfnitif3ig: de letteren, de medicijnen, de rechten = Z. reit. ber FObilotoobte, ber nebiain, ber Olechte (Z. doeltreffend = tvirffam, angenteffen, atvecr. urig). bienlicb. doetoraat, o. = Zortorat. doeiwit, o. = bag Taeif3e (in ber Scbeibe); doetorandus = Zortoranb. (fig.) Biel, ber Biwa; bie Vlbficbt, Kugentnerf. doetoreeren, h. = bortorieren, feitten Zortor [doom, m. = Urteilfprucb.] macben. doemen, h. = berurteilen, berbammen; tot doetorsehap, o. = Zortorat, bie Zortorivitrbe. eeuwig twijfelen gedoemd = bum etvigen doetrinair (bekrompen aan leer of stelsel Btveifeln berbammt; ten vure d. = bum vasthoudend) = bortrinar. aeuertobe berbammen. document, o. = Zorument, Me Urfunbe; doemenswaard = berbatnmengtvert. (b(j goederen ook) ber Oegleitfcbein. doemvonnis, o. = ber Zerbattuttung6fOrucb, doeumenteeren, h. = borumentieren, betty, bag :urteil. funben. doema, v. = Zunta. doen. 158 doezelig. I. doen, h. = tun, macben; 1. t u tt dat doe ftecfe bag Ilieffer ein (in bie Zafcbe); een draad ik niet = bag tue fcb nicbt; schrijven doe ik in de naald d. = eine Mabel einflibeln; een hem niet = fcbreiben tue icb Mtn nicbt; hij homer d. = ein Simmer reinigen ob. in doet, alsof... = er tut (NM rut), alga...; Orbnung bringen; dat kan hij d. = er tat'4 een eed d. = einen Mb tun (leiften, fcbtvi3ren); bap, bab fann er ficb :reiften; zich d. kennel' iem. een genoegen d. = einem einen als een waar vriend = ficb aeigen, flub ertveifen fallen tun, eht Zergniigen macben; doe nog wat alb einen tvabren (alb ein tvabrer) areunb; een water in den wijn = tue nocb ettv. Salley in keno d. = eine eabl treffen ; ik heb niets ben Rhin; hij moest wet water in zijn wijn d. met jou te d. = fcb babe nidjtb mit bir au (11g.) = er mute nadjgeben, gelinbere Casten fcbaffen (au tun); wat moat ik daarmee d? = aufaieben, Rein beigeben ; een portret in een tnag fort icb batnit anfangen (ntacben)? arme album d. = emit q3ortrat in emit Album tun ob. kerel, ik heb met je te d. = armerBerl, bit ftecfen; zijn brood in een stuk papier d. = ..in bauerft micb; moelte d. = ficb Eilbe geben, ein Said $aPier tun (tvicfelit); dat doet me ficb bentilben ; een moord d. = einen Vorb Iced = bag tut mit 2eib ; weten, met wien begebn; doe naar mijn woorden, maar niet men te d. heeft = tviffen, mit teem man ea naar mijn daden = ballet eucb an meine Bode, au tun bat; 't is me er om te d. = eb ift mfr aber nicbt an nteine Serfe ; een postzegel op barum au tun, eb banbelt flub barum; 't geld de enveloppe d. = eine $ofttnarfe auf ben doet 't hem niet alleen = bag Gelb allein Unticblag (bab aubert) fleben; een jongen op tag nicbt; zich to-goad d. = rub gittlicb tun; 't gymnasium d. = .. auf Otpnnaflutn fcbicfen, dat doet er niet toe = (bag) tut nicbtg (bur in& (E•Ontn. geben ; ik deed hem opmerken, Sacbe); iem. iets d. weten = einem etiv. au dat = id) mate ibn barauf aufmerffatn, tniffen tun (mitteilen, melben), einen etta. toil( en ba f3 ...; iem. d. sehrikkein = einen erf cbrecfen ; fallen; iem. zijn zin d. = einem (einen (ben) een brug d. springen = eine Zrilcfe fprengen; Eillen tun ; zoo gedacht, zoo gedaan = ges wat is daar to d? = tvag ift ba lob? maakje bacbt getan; 2. mad) ett : wat is er aan te wat te d. = macb bir ein Oefcblift, de kinderen d.? = ivag ift ba au macben? er is niets aan geven je veel te d. = macben einem bier te d. = ba (es) ift nicbtg au macben; ze d. er fcbaffen; iem. iets d. verliezen = einen um een beetje aan politiek = rte macben ein tvenig ettu. bringen; uw brief deed me vertrekken ; een aanslag op iems. leven d. .-- = .. beranlatte mit abaureifen ; dat doet me eftten 9/ttfcblag gegen femg. S3eben macben; iem. vreezen, dat = bab Cott nticb befilrcbten, beloften, een mededeeling, voorstel d. = bab ; wat doet de zalm vandaag? = tvag einem Zerfprecbungen, eine Eitteilung, einen gilt (preift) beute ber Calm? wat doet dit huis Zorfcblag macben; iem. d. beven, lachen, van huur? = tvie hour ift bie Viete biefeg schreien = einen bittern, laden, tveinen maven; .f) auf eb ? doe wet en zie niet om = tue recbt examen, een ontdekking, eenpoging d.= rein uub fit eue nietnanb; 't woord d. = bab Sort %gamen, eine %ntbecfung, einen Zerfucb macben; fiibren ; d. zinken = fenfen, aunt Sinfen brin. iem. iets d. gelooven = einen etth. glauben gen ; zoo men doet, zoo men ontmoet = foie macben; hoe doet 't katje? ?'t katje doet man in ben Oath bineinfcbreit, fo fcbaltt eb „miauw l" = Joie macbt bag itiityben? ?bag tvieber beraug; ?'t is met mij gedaan = atiticben macbt „ntiau 1" hij doet in wijn = eb ift um micb gercbeben, 't is niets gedaan = er macbt in (banbelt mit) nein; ik heb niets eb ift nicbtg bantit; heb je haast gedaan? = gedaan (schooljongensuitdr.) = icb babe nicbtg bift bu bath fertig ? gedaan, geteekend = getnacbt; de deur open, toe d. = bie urfunblict abgefatt; zie ook ge d aan. auf, au macben ; iem. plezier, verdriet d. = II. doen, o. = run; 't gewone d. = bagy einem areube, Rummer tnacben ; een refs, reibe, tvie getabnlicb ; dan is men uit zijn uitstapje, wandeling, de ronde d. = eine Mire, gewone d. = ba ill man aub bent getvobnten einen Rugffug, einen Simaiergang, Me glunbe Oeleffe (aub ber getvobnten 2ebengtheire) beratt& ; macben; van zich d. spreken = bon rub in goeden d. zijn = rein guteb Vlugfonttnen reben macben; dat doet 't hem = bag fit bie babett, in guten Ilmitifttben rein ; 't d. en laten Urfa* (vgl. boven); wat zal ik daartegen = bab Tun unb 2aircn ; dat is geen mauler d. ? = Wag foU fcb bagegen macben ob. tun? te- van d. = bab ift feine Lanier; volgens deze niet doen = aunicbte mn (en, ritcfgtingig macben, manier van d. = nacb bierent 93erfabren; 't is aufbeben, tviberrufen ; zoo doet hij nu altijd = 't oude d. = eb ift bie alte eercbicbte; dat fo macbt (trPibt) er eb nun bunter; 3. op andere heb ik niet van d. ab bran* icb nicbt, wijze : aan muziek d. = 931ttfif tretben ; ik babe icb nicbt niitig; voor hun d. wonen ze kan er niets aan d. = fcb fann nicbtg baffir ; daar aardig = fiir ibre Zerbaltniffe tvobnen fie er is niets meer aan te d. = eb Ititt ficb baran ba bithfcb. nicbtit tnebr iinbern (vgl. boven 2) ; iem. iets doende = befcbliftigt; al d. leert men = aan de hand d. = einem ettv. an Me ,anb iibung macbt ben Defiler; zie ook h etw elk. geben; een betaHng d. = eine Sabrung doeniet = 9licbtgtuer, 9/tuttglinger, gaulenaer. leiften; iem. bib een bass in de leer d. = doenlijk = ntiiglicb, tuttlicb ; 't is niet d. = einen einem alleifter in Me &bre geben (ook eb ift nicbt tuttlicb ob. nicbt au tun, eb bei einem D. in bie 2. tint) ; een boodsehap gebt nicbt. d. = einen 9Iuftrag beforgen (einen Gang tuna; doerak = Scbeltn, 2untp, Cujuft. zich d. golden = fieb geltenb macben; ficb Geltung berfotaffen ; greet je broerl ?dank does, m. = nartufcb. je, ik zal 't d. = . bank, ift tnerbe beftellen; doetje, o. = (vrouw) bie 'Zang, Otingcben; een houw, slag, stoot d. = einen Oieb, etreicb (man) ber ber Zrobf, ber (Cc tag), Stot ffibren ob. tun; 't huishouden, doezelaar, m. = eircber. de keuken d. = Me 92irtfcbaft, bie kit* be. doezelen, h. = tvircben. forgen; voor iem. 't huishouden d. = einem doezelig = (in 't hoofd) burelig ; (anders) bie Sfiltrtf cbaft till)zen; doe dat meg in je zak = neblig. dof. 159 dominee. I. dof, m. = etot, Sot tag, $uff l (aan mouwen feparatiftifcben Oemeinbe gebaren, Separatift e. d.) baufcf). fein; d .. de kerk = Zoleansfircbe. II. dof (adj.) = matt, glanalog ; (van glans) dolen, h. = irren, berumirren; dolend rid- matt; (van klank) bumP; (van 't oog) matt, der = fabrenber (irrenber) Ritter. gtanalod, tebtog ; (van spiegel, glas) blinb, dolftin, m. = Zetpbin. matt; d..fe wanhoop = bumpfe Zeratveiftung ; dolgat, o. = oftenfocb. Ik ben zoo d. in 't hoofd = mix ift ber Sto0 dolgraag = recbt gem, teibenfcbaftlfcb Bern; fo bump; d. verguld = matt bergoibet, matt. iets d. eten = ettv. fiir rein 2eben Bern effen. gotben. dolheld, v. = Tottbeit, alaferei, Out; (van dofblauw = mattbtau. handen) Tortivut. doffen, h. = ftoten, puffen; baufcben, vgl. dolhnis, o. = Tottbaud, 9Iarrenbaug, bie dof I. Zrrenanftatt; verpleegde in een d. = Tort. doffer = Tauber, Tauber. Windier. dofheid, v. = Otanatortgfeit, Eattbeit, Zumpf. dolik, v. = bad Tottforn, ber (Scbtvinbet., belt, vgl dof II. Taume1)2olcb. doft, v. = Zucbt, Ruberbanf. dolk, m. = Zotcb. dofwit = inatttveif3. dolkmes, o. = Zoicbtneffer. dog, m. = bie (ber) %ogge. dolkop, m. = Tottfopf, ott,ropf, Oeif3iporn. dogcart, m. = Zogcart. dolkoppig = tortfatifig, bigapfig. doge van Venetie = Zoge bon Zenebig. dolkruid, o. = Tonfraut, ber Racbtfcbatten. dogger, m., doggerboot, v. = ber Zogger, dolkllsteek, -stoot, m. = Zotcbilititb, .ftot. bad Zoggerboot. dolksteekduif, v. = Zotcbfticbtaube. Doggersbank, v. = Zogger., £uggerbanl. dollar, m. = Znactr. dogma, o. = Zognta. dolle-hondsbeet, m. = Q3if3 eine& token dogmatiek (geloofsleer), v. = Zogtnatif. Ounbed. dogmatisch = bogntatiftb. dollekervel, v. = ber Tonferbet, ber cbierlingl I. dok (voor schepen), o. = Zocf ; droogd. = dolleman = Tottfopf; zich als een d. aan trocfeneg Z., Trocfenbocf ; drijvend d. = stellen = ficb tvie ein Rlerriicfter (tvie ein era. fctuvintmenbed Z., Scbtvitntnbocf ; nat d. = baudier,tvie tort) gebarben. dollemanspraat, Vtutenbocf. m. = Unf inn, berrikfted 63eittafcb, totted (ber. II. dok (dakpanstroo), v. = (Strob)Zode. ritifte4) Beug. dollemanewerk, o. = bie I. dokken (schepen d.), h. = bocren, einbocren, Tottbeit, ber eabnfinn. ind Zocf bringen ob. tegen. dollen, h. = fcberaen, fpaf3en; (in 't bijz. van IL dokken (betalen), h. = blecben, berappen, verschillende seksen) fablifern ; met iem. d. = mit bent Oetbe beraudriiden. einen necfen, aum beften tjaben; ik dol niet = dokter = oftor, Krat ; onder d ..s handen icb Trberae nicbt; een os d. = einen Dcbfen mit zijn = aratticb beljanbett tverben, fn aratticber einer Stale (mit einem Oamnter) taten. Oebanbtung rein; een bewijs van den d. = ein dolligheld, v. = Tottbeit, ber Unfinn, totted aratticbed Beugnid ob. altteft. eug. dokteren, h. = (van den dokter) boltern; dolman (huzarebuis), m. = Zotman. (van den patient) boltern, aratlicb bebanbett dolomiet (bitterkalk), o. = ber Zolomit. tverben. dolzinnig = tvabnfinnig, unfinnig, narrtfcb. doktersgang, m.: mijn gang is geen d. = dolzinnigheid, v. = ber eatmrtnn, egtras icb fann ja (teicbt) mat tvieberfommen, folcb ein bagana. Gang macbt mir nicbtg aud. I. dom (hoofdkerk en van stoomketel), m. = dokterslkoets, v.; -rekening, v.; -visite, Zuni. v. = ber Zoftor magen ; .retbnung ; ber .befucb. II. Dom (Portug.: Heer) = Zorn. I. dol (roeipen), m. = Zotten, bie 5Di:de (bie III. dom (adj.) = bumm; (onnoozel) albern; Zutte), Ruberflocf. d. schepsel = bumme hand, einfaltige $erfon; II. dol (adj.) = tort, rafenb; d ..le hoed, streek, hij is zoo d. niet, als zijn muts wel staat = inval = t .. er ,tuttb, Streicb, %tufa; d le er ift nicbt fo bumm, tvie er audfiebt; hij is te ideeen = torte, unfinnige, berbobrte ob. berriicfte d. om voor den duivel to dansen = er bat been; d le woede = btinbe But; iem. d. Zobnen gegeffen of er ift fo bumm, bafj fbn bie maken = einen rafenb ob. tort Ittacbett; 't is om @ante beifien. d. te worden = eg ift aum Totttverben ; ben je domdeken = Zombecbant. d. 1 = bift bit t., berritcft, bet Trofte I d le domein, o. = bie Zomane; publiek d. = prat = riefige, ungebeure greube of riefiger Bffentticbed %fgentum. SOctf3; zich d. amuzeeren = rub tieffg ob. unges domeinP beheer(-bestunr), o.; -goed, o.= beuer atnitfieren ; 't is te d. = ed ift au tort; bie Zontanenibertvaltung; •gut (Zominialgut). hij maakt 't te d. = er trefbt ed t. ; d. ver- domheer = omberr. Held (op) = rein bernarrt (in, Ace.); hij houdt domheerltjk = bomberrtfcb. er d. (veel) van (van een of andere sp(js domheid, v. = Zutntnbeit, Ktbernbeit, vgl. nl.) = bag Mt er far fein &ben gern ; hij is dom III. er niet d. op = er ift nicbt barauf erpicbt ob. o. = Zontiait, ber Sobnn; een berfeffen ; aangaan als een d le = rtcb plaats tot zijn d. kiezen, ergens d. kiezen = tort gebarben. fen Z. irgenbtvo auffebtagen, irgenbtvo feinen = tvilft frob ; d. zijn = (ook) f icy um, Sobnfit3 tvdblen; d. van onderstand = ber banbig freuen. Unterftiltningdtvobn1113. dolboord, o. = ber Zottborb. domicilieeren, h. = botniailieren; gedomi- doldriest = tottfilbn. cilieerde wissel = bontiaftierter Secbfet, Zonti. doldriestheid, v. = Tottfillmbeit. dominant de gedomiciliderde = ber Zomiaifiat. doldriftig = fabsornig, bittfaVfig. dominant (groote kwint), v. = Zontinante. doleeren, h. = fio befcbtveren ; (bfiz.) au einer dominee= (als herder en zielzorger)43aftor; domineeren. 160 dood. (als hoofd van parochie) $farrer; daar gaat donders I = affe Better ! dondersch = een d. voorbij eg gent ()Meg) ein %ngel burtng berffigt, berteufett, berbammt, bertracft. Bitnmer of eb ift gut ,tafer fiien of ein 2eutnant donderslag, m. = Zonnericntag. beganft feine SdAttben. dondersteen, m. Zonnerfteitt ; (fig.) = domineeren, h. = bominieren, (bor)nerricnen; donderstraal = berbatnntter erf, Mlenber. Opel) Zotnitto fttieten. donderwolk, v. = Oetvittertvolfe. domineesbriefje, o. = ber Stircnengettet. donderzilver, o. = anaftfitber. Dominteaan (predikheer), Dominieaner donker = bunfet, (sterker) finfter ; een d. monnik = ontinifaner, $rebigermiincn. vertrek, hol. = ein bunfteg Bimtner, eine bunfte domino, o. = (masker) btr omin o ; (spel) VW; (van hemel, kleuren, nacht, graf, bag Zomino. weer, toekomst) buider; allengs d .. der worden dominolispel, o.; -Steen, m. = Zotninoll (van schilderijen en kleuren) nacnbunfeln; Niel; .ftein. 't licht brandt d. = . . . brennt b.; (onheil- domilinffer; -kapittel, o.; -kerk, v. = spellend) flirter; (somber) bilfter; in 't d. = Zomilfrau; orapitet; :firdte. im Zunfeln; tusschen licht en d. = im Btbie. domkop, m. = untmfopf, Sci)af4fopf, Zuni, ticnt, in ber Ziimmerung; hij ziet alles d. in = merjan, Zuttnrian. er fient affeg fcntbarg, ift ein 61)Margfener; hij domme: hij houdt zich van den d. = er knijpt de kat in 't d. = er ift ein Zuctattiufer, rtcn nicntg merfen. er treibt eg ing geneim; vgl. duister. dommekraeht, v. = eagentvinbe, Bann. donkerachtig = ettb. bunfel. ftangentbinbe, Zaumfraft; (fig.) bummer Strafto donkerblanw, enz. = bunfelbfau, menfcb. sbraun dommel, m. Zufet, ,Datbfcntaf, Scnrummer. donkerheid, v. = Zunfetneft, bag Zunfer; dommelen, h. = bufetn, brufetn, bruffeln, (algeheele d.) ainfterni4. fcntummern. donkerrood = bunfetrot. dommelig = fcnitifrig, icntaftrunfen, bufetig. dons, o. = Zaunen (V.), bie afaumfeber, ber dommeling, v. = ber atbicntaf, teicnter jtaum; bed van d. = Zaunenbett; 't d. aan Stigummer. den buik van vogels = Me afaumfebern, dommerik, domoor = Zuntinerian, Zummo Zaunen, Zunen; 't d. aan zijn kin = ber alaunt Tian, @riltrotif. an feittem Stinn; 't d. van de perzik = ber dompelaar, m. = (vogel) aucner ; (chr. atm= ber $firficn; zacht als d. = ffaumtveicn, sekte) unfer. meicn tbie afaurn. dompelen?h. = (ing gaffer) taucnen; in donsachtig = baunig, flaumig. smart d. = in rr rauer berfe#en; in armoede, in donzen = baunen, Zaunen . .; d. bed = Zan. ellende d. = in 9.1rtnut, ing elenb ftiirgen. nenbett. dompeling, v. = bag r aucnen, bag Untero donzig = ffaumig. taucten. I. dood, m. = rob; een natuurlijken d. sterven dompen, h. = blimpfen, = eineg natiirticnen robeg fterben; ter d. ver- domper, m. = bag 28fcnnorn, VintOfer, bag oordeelen = gum e berurteilen; ter d. 20fcbs, 2icntniitcnen; (tlg.) ainiterting, Cbffurant. brengen = 4inricbten ; op straffe des d s = bei dompig = buttOffg, buutpf. robegftrafe; dat gaf hem den d. = bag mar fein Z., dompigheid, v. = rumbflgreit. bag gab inm ben Melt; op den d. liggen = auf ben domproost = ZombroOft. Z. auf ben r front fein, (op sterven) Don (Sp : Ileer) = Zon. in ben Lenten Biigen liegen; zoo bleek als de Donna (Sp. en Ital.: Mevrouw) =donna. d. = tobegbfeicn ; hij doet mij den d. aan = donateur = onator. er ift mein r. ; een kind des d s = emit Stittb? donder, m.Bonner (ook van 't geschut); beg Z .. ; om den d. niet! = beiteibe nicnt ! de d. rolt = ber grofft; daar kun je d. op den een zijn d. is den ander zijn brood = beg zeggen = ba fannft bu (SSift barauf nennten; einen Z. beg anbern trot of beg einen 2eib duizend d s = unb eufel! ob. 5i). unb ift beg anbern areub of bent einen fein ecnab Zoria door den d. getroffen born Z. ge: ift bent anbern fein tune; hij ziet er uit als riinrt ob. getroffen. de d. van Yperen = er fient aug mie ber Z. donderaal, m. = Zonnerfficn. bon *ern, tame bent K. fein Sown ob. trie bie donderaar = onnerer; (van een geestelijke) fieben teuern Beften ; zie ook le v e n. Stangetpaufer. II. dood (adj.) = (in bijna alle bet.) tot; d. donderlbaard, m.; -but, v.; -bus, v. = kapitaal, spoor = t .. eg Stapitat, @leg ; d e Zonneribart; ber .fcnctuer (bag (betbitter, bag taal = t .. e Spracne; geld in de d e hand %Wetter); .bihnfe. = ehelb in ber t .. en .i)anb ; d. punt = t .. er Donderdag, m. = Zonnergtag; witte D. = lunft, ber otpunft; de D e Zee = bag .. e Oriinbonnergtag ; vgl. ook Din sda g. Meer; meer d. dan levend = menr t. alb donderen, h. = bonnern (ook van 't geschut); febenbig ; zich d. houden = ficn t. Ito:ten; zich (hevig uitvaren) bonnern, tvettern; (slecht d. ergeren, kniezen, lachen, werken e. d. = behandelen) mattriitieren, betieren, pifacfen, ficn t. (ob. bit robe) dram, grtimen, facnen, aro (stud.) .prenen; hij kijkt, of hij 't to Keulen betten; zich d. vervelen = ficn tiiblicn fang. hoort d. = er mat ein Oeficnt mie bie Stave, Meilen; hij blijft op een halven cent d. = er trenng bonnert; er ift gang baff. fide rtd) um einen $fennig fcninben; d. vleesch dondergod = onnergott. = Milbeg aleffct ; d. getij = t eaffer, dondergoud, o. = anaftgotb. Stifttnaffer, etautbaffer ; op zijn dooie gemak donderjagen, h. = quengetn. = gang gemacniicn ; een dooie kerel -= ein fiber donderincht, v. = Oelvittertuft. pert; d e straat = eacfgaffe, (in andere donderpadde, v. = tiattiquappe, .pabbe, .ber opvatting) totenftiffe ob. Obe Straf3e ; d. van 4=1C -fop!. slaap zi)n = iterben bor Scntaf ; zie ook donderpoeder, o. = knaltOulber. broertie. doodaf. 161 doodstil. doodaf = tobtnitbe. doodakte, v. = ber doodleuk = obne eine Ofene su bersieben, otenfcbefn. doodarm = btutarm. mit ber gratten eeetenrube. doodlattest, o.; -baar, v.; -bed, o. = ber doodlled, 0. = otentieb. oten fcbeIn (bie obegerflarung); .babre ; .bett.doodloopen, h.: fem. d. = einen ilberboten, doodbedaard = auterft rilbig. erfcbabfen ; een schip d. = emit ecbiff totlaufen doodberieht, o. = bie obeganseige. (totfegetn); ztch d. = ficb tot (in robe) faufen ; doodbidder = oteninetber, atnfager, 2eicbeits die beek loopt dood = . bertauft (m) fin bitter. eanbe ; die straat loopt dood = bfe eafTe ift doodbljten, h. = tot (su robe) bet en. efn (enbigt In einen) Cad, eg ift efne eacfgaile. doodbliiven, z.; ineens d. = auf ber etette doodmaal, o. = otenniabt. tot bleiben; zie ook dood II. doodmak = lammfromm. doodbloeden, zie bloeden. doodmaken, h. = taten, umbringen. doodboek, o. = otenbucb. doodmoe(de) = tobmitbe. doodbranden, h. = (een wonde) tot., aug. doodnuehter = gans nitobtern. brennen. doodongelukkig = tobunglitcfticb. doodop doodeeel, v. = totentffte. = ganstIcb evil:W:513ft, tvfe serfcbragen, tobmilbe; dooddoen, h. = fautenAen ; bfe Beit totfcbtagen. de man is d. = ... tit bin. dooddoener = bag TRacbt-, ecbtagibort. doodouderwetseh = fm bacbften Orabe dooddrukken, h. = tot (su robe) britcfen, altmobtfcb. ecbt attfranfficb. erbrilcfen. doodrUden, h. = su robe ob. su Scf)anben (sus doode = ote(r); zoo bleek als een d. -=-- fcbanben) reiten. totenblefdj. doodsangst, m. = bie obegangft ; d .. en doodeenvoudig Bans einfacb ; (gemakke- uitstaan = obetangfte (robegaualen) aut. lijkl fl3ottlefcbt. fteben. doodeerlijk = grunbebritcb. doodsbang = tobbang ; d. zijn voor honden doodekop, m. = bat (ber) offotbar, bag = eine ti3blicbe Vingit bor Ounben baben ; hij natmtaiort. is d. om to laat to komen = er macbte um doodelijk = ti3blIcb; d. vervelen t. tangs (diet in ber Ti3ett nicbt su fplit fommen. Meilen ; d. schrikken = etnen beirfofen ecbrecf doodsbeenderen, mv. = otengebeine, [Heron; d. verschrikt = bfg sum robe erfcbrocfen; ..fnoctien. d. verliefd (op) = fterbtfcb bertfebt (In, Ace.); doodsbenauwd = (eig.) sum %rftiden be. 7d e angst = robetangft. ftemint; (fig.) zie doodsbang. dooden, h. = taten, umbrIngen ; den tijd d. = doodsbleek = totenblefd). bie Beft totfcblagen ; vleesch (de lusten) d. doodah = (van een straat, stad e. d.) abe; = bag areticf) (bie 2fifte) abti3ten. d e straat = (ook) unbetebte etrate; d e doodend: d . e kritiek = bernicbtenbe Stritif ; stilt?= otenfttne, obetitItte ; d e kleur = dat is d. voor = bag fit ber fob filr 3efcbenfarbe, (P.) fat* ob. matte iarbe. doodenOdans, m.; -11jst, v.; -marseh, m. doodachamen Bich, h. = fict) tot (bu robe) = °ten,' tans ; slifte, .marfcb f (*Wien. doodenlmis, v.; -rijk, o. oten ineffe ;doodsehheld, v. = Cbe. 'ref cb. doodsehieten, h. = tot., erfcbtef3en. dooder =dater. doodsehoppen, h. = mit fuftritten Men. doodergeren, zie dood II. doodsebrik, m. obegfcbrecf(en); een d. doodeter = Aber Mulct) ; (ook) krijgen = tablicb erfcbrecfen, einen beittofen ganger. ecbred friegen. doodfamillaar = gans (fo recbt) bauglicb of doodsehnld, v. = bag r obetberbrecben. einfaci); obne Umftanbe. doods I engel, m.; -gevaar, o. = abet II enget; doodgaan, z. = fterben. bme sgefabr. doodgeboren = totgeboren. doodgemak- doodsgewaad, o. = otenbemb, 2eicbens, kelljk = finberteict. doodgoed bur eierbetucb. unb burcb gut, feetengut, grunbgittig. doodshoofd, o. = ber otenfopf (ook een doodgoolen, h. = totb3erfen, taten. vlinder); ber otenfcbabet. doodgraver = (persoon en tor) Zotengriiber. doodshoofdl, o.; -blok, o. = (scheepst.) doodhongeren, z. = berbungern, bor .unger Zoobgboftil , ber .biol. fterben ; d., h. = berbungern laffen. doodslklenr, v.; -klok, v.; -kloppertje, dooding, v. = bag r aten ; (van 't vleesch, o. = otenn farbe (2eIcbenfarbe, 2eicljenblaffe) ; de lusten) Tatung, %bti3tung. .glocfe ; bie :ubr. doodjagen, h. (een paard) su eft anben doodskopvlinder, m. = otenfol3f. (sufcbanben) ob. au robe reiten, (anders)au robe doodslaan, h. erfcblagen, totfcblagen (dit be#en. ook van den tijd, van geld e. d); menige doodjammer = jainnterfcbabe, inorbicbabe. flesch d. = mandjer WO* ben Oat& bredjen. doodkist, v. = ber Sara, otentabe; hij is doodslaap, m. = ZobetiCaf. een nagel aan mijn d. = er ift ein Raga su doodslag, m. = otfcbtag ; Ertorb. dood- inetnem earge. slager = otfcbtager (man en voorwerp). doodkistemaker, m. = eargfcbreiner, doodsnik, m. = 14ter 91teinsug. stffcbrer. doodsnood, m. = bfe r obetnot, obetquaten doodkleed, o = eargs, 2eicbentucb. (p1 ); als eon uil in d. = sirifcben stud etiibten, doodlklok, v.; -kloppertje, o.; -kramp, Gans =dot. m. = rotenlIgtocre ; bie .ubr (ber olstvurin); doodsteek, m.=Zobaitot ; dat gaf hem den .fraint3f (etarrframl3f, etanot). d. = bag gab Om ben r. ob. ben Melt. doodkrnid, o. = Me Elotft:, °OTT*. doodsteken, h. = erftecben, totftedien. doodlaehen, zie dood II. doodstil = totenitift, tobftitt, miiutcbenftila ; doodlaken, o. = earg., 2eicbentucb. ftocfftia. VAN GELDEREN Duitsch Woordenboek. II. doodstonde. 162 doorbersten. doodlistonde, v.; -straf, v.; -strijd, m. -= doopeling = Zduffing. TobeBil ftunbe ; :ftrafe; •fambf. doopen, h. = (een kind, heiden, klok, whip, doodstroom, m.: (fig.) 't is hier d. = bier matroos, wijn) tauten; hij is Piet gedoopt = gebt nicbta um; (eig.) zie do o dtij. er tvurbe auf ben giamen $eter getauft; brood doodstuip, v. = ber Zobe4frambf. in de melk d. = erot in bie Vilcb tunfen ob. doodsrmur, o.; -veraehting, v.; -vrees, ehttunfen ; de vingers even in 't water d. = v. = bie Xobe4 I ftunbe ; sberacbtung ; ,furcbt. bie ginger ing Tactffer tubben. doodttj (dood getij), o., zie do o d II. dooper = Xiiufer ; Johannes de D. = l'o, dood I trappen, h.; -vallen, z. = tot II treten banne4 ber X. (bertreten ; zie ook -s c hop p en); sfaffen. doopilfeest, o.; -formuller, o. ; -gelofte, doodverf, v. = (schilderk.) Grunbfarbe ; (fig.) v. = Me Taut II feier ; bie 'forma ; ball :geritbbe. Zoten., 2eicbenfarbe. doop g getulge ; -goed, o.: -heifer= Xauf II doodverven, h.: iem. met een ambt. d. = Aeuge ; :pug; .5euge (late, (3ebatter). jetn4. stamen nennen fiir ein stmt; ze d. u als dooplhek,o.; -hemd, o. = Xauf II flitter; .bentb. zijn opvolger = man beaeicbnet (nennt) Cie al4 dooping, v. = ball Tauten, Xaufe. feinen gtacbfolger. doopHjurk, v.; -kan, v.; -kapel, v. = ba6 doodvijand, m. = Xobfeinb ; ik ben een d. Taut II fleib ; 4anne ; fabefte. van liegen = bat 2itgen lit tuft in ben Xob doopikelk, m.; -kind, o.; -kleed, o. =- berba fit. Xauflifelcb ; :finb (ber Xduffing); Meth. doodvonnis, o. = Xobdurteil. doopkussen, o. = Taut., Stedfiffen. doodvreter, zie -e t e r. doopilmaal, o. ; -moeder; -naam, m. = doodvriezen, z. = erfrieren, totfrieren. Xauf II effen (ber .icbmau4) ; =batin ; -name. doodwa(de), v. = ball Zotenbemb, ba4 .fietb, doopliplechtigheld, v.; -register, o. = ba0 .getbanb. doodwater, o. = nieftbaffer. Taut!' feierficbfeit (=banblung) ; .regitter. doodwerk (van een schip), o. = tote& Serf. doopsel, o. = bie Zaufe. doopsgezind = doodwond, v. = tali* eunbe, 1obe40 taufgetinnt ; een D .. e = ein X .. er, 1ennonit. tmtnbe ; 't is Been d. = eg ift nicbt to icblinun. doopll vader; -verbond, o.; -vont, v.; doodzellen, h. = (ein Scbiff, ben Strom) -water, o. = Xaufll bate ((ebatter) ; ber Auttb; tottegeln. bab been (ber :iteln) ; %Wafter. doodztek = tobfranf. I. door (dooier), m. .-----.. totter. doodzlekte, v. = tali* Stranfbeit. II. door (praep.) = burcb (tiff.); iets (van iem.) doodzonde, v. = Tobtitnbe. d. de vingers zien = einetn ettb. b. bie ginger doodzwak = tobicbtbacb, tiThricb fcbtracb. teben; de ontdekking van 't radium d. 't echt- doodzweet, o. = ber Zobatcbtbeit. paar Curie = bie %ntbecfung beb Rabiunt4 doodzwijgen, h. = tottcbtbeigen. b . . . ; d. dezen deel ik u mede = bierbur6 doof = taub ; zoo d. als een kwartel = ttocf, (biermit) tette . . . ; 't een d. 't ander gerekend taub; aan 6On oor d. zijn = auf einem Obr of d. elkander genomen = burcbfcbnittticb of t. Fein; zich d. houden = fish t. fteffen ; Oost- ein4 in4 anbere aerecbnet ; d. middel van = indisch d. zijn = bide Myren baben, Scbalfgobr mittelft, mitter4 (Men.); den heelen nacht d. = tein, ben Xauben fbielen ; aan dat oor is hij Me gone 9lacbt binburcb ; d. alle eeuwen been = d. = bafiir bat er fein Obr ; doove kool = b. age abrbuttberte binburcb ; d. al de boomen Witcbroble, taube noble; zijn vingers zijn d. 't bosch niet zien = bor tauter Zaumett ben van koude = t. bor StiiIte ; doove netel = Salt) nicbt teben ; door in lijdende zinnen taube9leffet ; d. voor goeden mad zijn (blijven) = v6Or den werkelijken dader = b a n, v6Or 't t. gegen (Mr) guten IRat Fein (bleiben), ibn mit middel = bnrcb; door te v66r inftnitief tauben Obren anbiiren ; zie ook do o veman s. nooit „burcb mu" : d. to werken = bur bie doofaehtig = ein tbenig taub, bartPrig, alrbeit ; door veel te werken = burcb biefe4 fcf)tberbiirig. doofheid, v. = Xaubbeit. Krbeiten; d. zoo te handelen = burcb Mete doofpot, m. = noblenblimbfer ; (fig.) iets in (eine folcbe) Oattbrung4tbeite ; d. hem wat te den d. doen = etto. bertutdten. beloven = burl ein Zertbrecben ; d. met 't doofstom=taubitutnm. doofstommeinsti- bloote hoofd op straat te loopen = baburcb, tuut, o. = Me Zaubitummenanttaft. doof- bat er . . . ; d. er heen te gaan, doet u hem stomheld, v. = Zaubituntmbeit. een genoegen = Wenn of inbem Cie bingebn, dool, m. = ball Xautbetter ; de d. valt in = tun . . . . ball Xautvetter tritt ein. III. door (adv.) : hij is er d. = (examen) er doopen, h. = tauen (e4 taut); 't ijs dooit = ift burcbgefontmen, (door 't werk) er ift bamit baB %14 taut. fertig, (door een ziekte e. d.) er bat e4 fibers dooper, m. = totter. itanben, er ift burd), (door een boek) er bat bab dootweer, o. = Xautvetter. Oucb burcb ; d. en d. nat, liberaal = burcb unb doolhof, m. = .arrgarten, bag 2abbrintb ; burd) nab, liberal; d. en d. verwend = gritnblicb (fig.) ball 2abbrintb, ber eirrtbarr. berogen; dat kan er nog d. = bat gebt not doolweg, m. = ,at-rtneg, (fig. ook) Oolstveg. bin; dat kan er niet mee d. = bag fann doomig = feucbt. man nicbt bingeb(e)n fatten; hij is er van d. = doop, m. = bie Zaufe (ook van schip, kiok er ift itber a& i3erge, ift berbuftet ; de Schoen, e. d.) ; een kind ten d. houden = ein Stittb ilber biede zweer is d. = ber Sctub, bab Metcbmitr ift X. batten; d. onder de linie = bie 2Ittientaufe. burcb ; zie verder de samenstellingen. doopgakte, v.; -bekken, o. ; -boek, o. = doora'derd = burcblibert. ber Zauf 11 fcbein ; obeden ; .bucb. door'llarbeiden, h. ; -babbelen, h. = Welter doopeeel, v. = ber Xauficbein, ber .aettel ; of fort II arbeiten ; :blaubern. isms. d. lichten = jent4. Sitnbenregitter auf door'bakken, h. = welter batten; door- fcblagen; and augagen tuct4 man bon einem bak'ken, h. = burcb':, aurbacten. twit. door'barsten, door'bersten, z. = entatuei doopdeken, v. = Zaufbecfe. berften. doorbijten. 163 doorgraving. door'bijten, h. = burcbbeif3en (ook van melt borbringen ; doordrinigen, h. = burcb, bijtende middelen); (stukb.) entatveibeff3en. brilfgen. door'bladeren, h. = (geheel doorloopen) doordrin'gend = (van regen, koude, blik- burclOrtittern, (vluchtig) burcbblartern. ken, kreten) burcbbringenb; d. verstand = door'blazen, h. = tveiter blafen, nicbt aufo fcbarfer lerftanb. When Au (een pijp) burcbblafen. doordron'gen van iets = bon ettv. door'bloeden, h. = nicbt aufbaren st Kitten, brungen. nod hunter N. door'druipen,z. en h.=burcbtriittfeln, otriefen, door'boren, h. = (burcb ettv.) burcbbobren; oficfern. Wetter bobren ; doorbo'ren = burcbbob'ren door'drukken, h. = burcbbrilden; (boekdr.) (ook fig.) tvefter ob. fort bruden, (er door dr.) burcbbrucfen; doorbo'ring, v. = urcbbob.rung (met doordrukpapier) burcbilaufen, .baufen ; door'braak, v. = ber Zurcbbrucb. dat papier drukt door = .. tact burg; (stukdr.) door'braden, h. = burcbbraten; (ook) Wetter enteveibrilden, braten. door'dutten, h. = Welter fcbtafen, fit lumntern door'branden, h.: de kachel brandt door = ob. bruffeln. ber ()fen brennt Zag unb Filacbt(tveiter); brennt door'duwen, h. = (eine Seffie) burcbbrilcfen. nod former; 't vuur moet beter d. = muf3 dooreen' = burcbeinanber; d. genomen = beffer brennen ; een draad d. = einen aaben burcbfcbnittlicb, eing ing anbre gerecbttet. entsveibrennen, (een pijp) burctrbrennen. dooreenhaspelen,h.= burcbeinanber tverfett, door'breken, h. = (stukbr.) entatveibrecben, bertvirren; alles d. = tvirreg 3eug reben. (eine Zilr in eine Mauer) burcbbrecben ; d., z. dooreensehudden?h. = burcbratettt (in = (van tanden, dijken) burcbibrecben; de zon een rijtuig bijv.). breekt door = bricbt (aug ben Solfen) berbor; dooreenstrengelen, h. = berfcblingen. de zweer is doorgebroken = bag Oefcbtviir dooreenweven, h. = initeinanber bertveben. ift auf gegangen. door'eerlijk = grunbebrlicb. door'branden, h. = (den dag) aubringen, door'eten, h. = tveiter effen; eet wat door = binbringen; (den tijd met niets doen, of zoo mad limiter; (stuketen) burcbfrerfen. poed als) berbringen; (ergens een aangenamen door'gaan, h. en z.: de stad d. = burcb bie tijd) Aubringen, berleben; (verkwistend) burcb, Stabt geb(e)n; 't bosch d. = burcb ben Scab bringen. (binburcb)geb(e)n; die regel gaat niet door = doorbrenger = ZurcOringer. trifft nicbt (flamer) 8u; er van d. = auf unb door'buigen, z. = (van brungen e. d.) burg- babon geb(e)n, rub nub bent Staube macben, ficb biegen ; d., h. = (stukb.) entatveibiegen. auf Me Soden macben; hij is er van doorge- doorbniging, v. = Zurcbbiegung. gaan =- er ift burcbgegangen, zie ook door III, dooreognossement, o. = urcbfonnoffe: (met de noorderzon vertrokken) burcbgeo ment, burcbgebenbeg (birefteg)onnoffement. brandt; de paarden zijn er van doorgegaan doordacht' = burcbbacbt'. = ffnb burcbgegangen ; de wet gaat er door door'dansen, h. = Welter of forttatmen; = bag ebefe# gebt burl; onder den naam (stukd.) burcbtatmen. van suiker d. = tinter bent stamen Bucfer doordat = baburcb baf3, geb(e)n; voor een kenner d. = fitr einen gen= door'deelen, h. = berteilen, in Stith teilen. ner getten ob. gebalten tverben; 1concert gaat door'denken, h. = (etiv.) burcbbenfen; ik niet door = tvirb feinen aortgang baben, finbet wil er niet over d. = f ci) ha (wag) nit nicbt ftatt; de zweer is doorgegaan = ift auto bmiter baran benten; als ik maar had doorge- gegangen, ift burcb; dat kan ik niet zoo laten dacht, dan = Menu id nur nacbgebacbt d. (toelaten) bag faun id nicbt fo (otjne bate, To... tveitereg) bingeb(e)n tail en; d., h.: een rekening doordilens = ba, baburcb baf3. nog eens d. = eine Recbnung nod) einmat door'doen, h. = (doorhalen) burl-, aug. burcbttebnien ob. ,geb(e)n. ftrefcben, (iem.) ftreicben; dat (een plan bijv.) door'gaand = forttbabrenb; kun je wel d. = baraug lvirb nicbtg. d e waggon, trein = burcbgebenber Waggon, door'draalen, h. = Metter breben; (stukdr.) Bug; d. biljet = birefteg Ottlett; d..e regel = ent8theibreben; (boemelen) Wittman, fcblvieo attgemeine ob. intmer sttreffenbe Regd. man; hij heeft zich er doorgedraaid = er bat door'gaans = meiftenb, getabnlicb, faft immer. ficb berauggeriffen. dooegang, m. = Zurcbgang (ook van Mer- door'draaler = Oumtnier, mlem(e)ter, curius 4- Venus). Zurcbganger, locferer Saufelvinb. doorgangshuis, o. = %Pg. door'draven, z. = Wetter traben; (fig.) ing doorsgeleerd = grunbgelebrt. Olaue bitten reben, rafonieren, fcbtvabronieren. door'gestoken kaart = abgefartete Cade, door'draver = 9iiitoneur, tvabroneur, abgefarteteb Spiel. Zurcbganger. doorgen'ren, h. = burcbbttrten. door'draven, h.: zijn zin d. = feinen eito door'geven, h. = (aan tafel, van den spreker ten burcbfet3en ob. burcbfilbren. af) Weitergeben, (naar den spreker toe) ber- door'draver: hij is een d. = er lett alleg itherrekten, reicben; d.! (een spelletje) = gib'g burcb. Metter ! doordringsbaar = burttbringlicb, .bar. door' Ij glippen, z.; -gloelen, h. = burcb II = doordring'baarheid, v. = Zurcbbring. Witpfen ; .fifiti ben. licbfeit. door'goed = burcb unb burcb gut, feetengut, door'dringen, z. = burcb'bringen (ook fig., grunbgiltig. van de waarheid bijv.); tot in 't vijandelijke door'graven, h. = burcbgraben, (een land- kamp d. = big in bag feinblfcbe 2ager burl- engte) burcbftecben. brungen; zip dringen er door = fie brangen doorgraving, v. = ber Zurcbiticb, Zurcbo rtcb burcb; in een land ver d. = in ein 2anb ftecbung. doorgroeid. 164 doorpappen. doorgroeid' = burcbtuacbsfen. doorpappen, h. = burcbbringen, bertun, berg door'groeten, z. = Mater tbacbien, aufivad)fen. Oofamentieren. doorgron'den, h. = ergriinben, burcbfcbau'ett. door' platen, h.; -lekken, b. en z.; -le'ven, doorgron'der = %rgriittber. h. = burcbglaffen; stecfen (stri3Ofeln); sntacben doorgron'ding, v. = %rwriinbung. (sleben, erfeben). door'hakken, h. = burcbbauen, entatvei. door' I lezen, h. = (een brief, boek) burcbiefen; bauen ; den knoop d. = ben St noten burcbbauen de krant van a. tot z. d. = bie 8eltung burcb. ob. Wien. bucbftabieren; wilt u d.? = tvollen Ste Welter door'halen, h. = (de wasch) biduen, abbfauen; (fort)lefen ? (papier) anfeucbten; iem. eons Oink d. = efnen doorliggen, h. = fit auf., burcb,, tvuttb. gebBrig foram'nebnten, borneinnen, abfansein ob. liegen. abfapfteln; einem ben StanbOunft fiat macben; doorloop, m. = Zurcbgang. de recensent heeft hem erg doorgehaald = doorloopen, h. en z. : loop maar door = bat ibn arg mitgenommen; (een woord, regel) geb(e)n Cafe nur Metter; 't water loopt maar au4,, burcbitreicben; (een kandidaatbii verkie- door = lauft nur homer fort; onder de brug zingen, een zieke) er d. = efnen burcbbringen ; d. = unter ber g3rilde binburcbtaufen; de stad de zieke zal 't er wel d. = .. tvirb fcbon wat d. = in ber Stabt berumipaaieren ob .geb(e)n; burcbfontmen. zijn schoenen d. = (ficb) bie Scbube burcbiaufen, doorshaling, v. = ber Zurcbftricb, Zurcb. zijn voeten d. = ficb bie gate burcb: ob. Munb? ftreicitung. laufen; doorloo'pen: een rekening d. = doorheen' = binburct) ; zich er d. slaan, erne tflecbnung burcbgeb(e)n ob. .febett ; een werken = ficb burcbfcbtagen, .arbeiten, we boek d. = ein Oud) burcblaufen, .blattern ob. moeten er d. = Mir Innen binburcb. ffiicbtig .lefen; een school d. = eine Scbure door'heet = burcb unb burcb belt. burcbimacben, abfotbieren. door'helpen, h. = (einem) burcbbelfett; de doorloo'pend = fortlaufenb; d. ongesteld = dokter zal hem er d. = .. tvirb ibn burl) fortmilibrenb untvobi. bringen. doorluehltg = burctfaucbt(ig), erraucbt; een door'hollen, h. = Mater ftiirmen; in feinem d. ge3lacht = beriibmta t. of zijn D .. e 2aufe TUC nacbtaffen. Hoogheid = feine Zurcbfaucbt; d. vorst = door'houwen, h.= burtbauen, entatvei bauen. burcblaucbtigfter gitrit. doorljagen, h.: zijn heele vermogen er d. = doorinehlIgheid, v. = Zurcbtaucbt. fein ganae4 Zernthgen burcb bie %urge' jagen, door'marcheeren, h. en z.: altijd maar d. = bergeuben ob. berpofamentieren. nur immer fort(tveiter)maridfleren; ze moeten door'pappen, h. = (mast, touw) fa.Open. den heelen nacht d. = fie milffen bie gaup doorlitjk, m. = Zurcbblicf. 9lacbt binburcb marfcbieren; ze zullen Kier d. = doorkijken, h. = (een rekening) burcbfeben, fie tverben bier burcbmarfcbieren. nebmett, .ieb(e)n ; zijn beenen komen er d. = door'marsch, m. = ZurcMuctrfc1). . doormen'gen, h. = burcbmisfcben. dooektiven, h. = nicbt auf baren au banfen. doormtdsden --- entatvei, mitten entatvei. doorklie'ven, h.: vogels d. de lucht = Ziiget doom, m. = Zorn; hij is mij een d. in 't oog burcbidmeiben bie 2uft ; schepen d. de golven = = er ift nth ern Z. lot 9.1uge; geen roos zonder Scbiffe burcbfcbtteiben ob. burcbfurcten bie eetten; d .. en = feine Mole One Z .. en; zijn weg is bliksem doorklieft de wolken = Ofilo burcb, met d .. en bezaaid = feitt Seg ift mit Z .. en Auden ba4 Oetviitf. bell:it; (in de techniek 't meerv.: Ziirner, soms door' II klinken, h.; -klooven, h.; -klutsen, Zorne). h. = burcb II batten ; sfpalten, .riibren. doorsnaaten, h. = Metter of fortntiben; zijn door'llknagen, h.; -kneden, h. = burd) II vingers d. = ficb bie ginger burcbaben. nagen; ,fneten. doornaai'en, h. = burcbnii'ben, fteptien. doorkneed' = betvanbert, febr erfabren (in doornaehtig = bornartfg, borniibni4; d. ettv.); d. staatsman = geiviegter Staat4mann. uitsteeksel = ber Zorttfortfa4. doorkneedheid, v. = Zetuanbertbeit 2C. doorna'gelen, h. = burcbtta'gein, mit %linen door'komen, z. = (door een stad, ook door burcbbobren. examen, ziekte e.d.) burctifontmen; de tandjes doornappel, m. = StectaOfel. komen door = brecben burcb; de westmoesson doornat = pubelnat, naf3 bf4 auf bie anocben, komt door = ber 8eftmonfun fetit ein; er is burl unb burcb nan; burcbnlitt; d. maken = geen d. aan (in 't gedrang bijv.) = 6 ift nicbt burcbniir en, ttet'aett. burcbaufommen ; leven alsof er geen d. aan is = doornbes, -bezte, v. = Stacbelbeere. leben, aloe e& nitt cafe tverben ftinnte, aWob doornll boom, m.; -boseh, o. = Zornibaunt; 0 nicbt au enbe geb(e)n ftinnte. ber ,bufcb. doorskond = burcb unb burcb raft. doornekroon, v. = Zornenfrone. door'krabben, h. = burcb., att&fraf3en; doornen = bornen, Zorn . .. (openkr.) auffra4en. door'neuzen, h. = burcbfcbntiffeln. doorskrijgen, h.: iem. er d. = efnen burd)s doorn Ilhaag (-heg), v.; -haat, m. = bringen; hij kon geen stukje d. = er bracbte St orn I (en) becfe ; .bal. feinen Oiffen binunter. doornig = bornig. doorkrurden, h. = burcbroiieaen. Doornik, o. = Zornif, Tournai. door'kruipen, z. = binburcb friecben; d., doornistok, m.; -struck, m.; - h.: zijn knieen d. = ficb 2i3cber in bie alike uitsteek-sel, o. = Zorn(' rod; .ftraucb (.bufcb); ber friecben. .fortfat.. doorkrufsen, h. = burcbfreusaen. doornvormig = borttliOnlicb. door'kwellen (van water door dijken), z. = door'pappen, h. = fortfabren mit fflreiumg burcbficfern. iCtigen or Welter ZireiutnicbItige auftegen; jets door'laat, m. = Zurcblat. d. (open doen gaan) = ebb. aufbtiben. doorpeuteren. 165 doortrapt. door'peuteren, h. = fort of WeiterbofTein ; Outgetylott ; (van smeden enz.) ZurctfCag, jets d. = etto. burcl)fto'ctern. ban 2ocbeifen; (soort zeef) ZurcOrcOtag : (fig.) doorploegen, h. = fort of Weiterpfiiigen ; den dat geeft den d. = ba& gibt ben Vfugdgag. akker doorploe'gen = ben Kcter burcb. door'slecht = burs unb burg fd)reC, grunbs Offirgen, .furiclon; (fig. van 't voorhoofd) bard). fcf)lecbt. furdyn. door'sleepen, h. = (bin)burcW)lepPen. door'praten, h. = Wetter praubern; hij praat doorsle'pen = gerieben, burcOtrieben, mfg. maar door = er plaubert in einem fort. niert, berfcOlagen, mit alien .unben gebeI3t. doorprie'men, h. = burd)fte'*n, ripie'f3en. door'slijpen, h. = fort of weiterfdileifen; doorrammelen, h. = in einem fortfdmattern ; (stuksl.) burd)fcbleifen, ent8Weifd)leifen. iem. d. = (schudden) einen burdoiltteln ; doorslUten, h. = abtragen, abnuten ; d., z. (ranselen) einen burciprilgeln, berf)auen. = beridileiten, fic0 abnutien. doorrazen, h. = fort of weitertoben, :larmen, door'slikken, h. = beriCucren, 4inunter. .wettern. fCucten. doerre'gen = burcivacOfen. doorslin'geren, h. = fic4 fc4langeln burC door'regenen, h. = weiterregnen, nfrt auf% burd)fcl)lin'gen, sWin'ben. Doren 8u regnen; 't regent hier door = door 11 slippen, z.; -sluipen (-sluiken), rennet 4ier burd). z. ; -'snappen, z. = bur*, f)inbure0 fc4IIIPfen ; doorrels, v. = Zur*eife. .fd)lefcten ; (fid) .fte4len). door'reizen, z. = burd)reifen. door'snede, v. = her Zurd)fcnitt; in d. = doorrijden, z. = fort of Weiterreiten, qa4ren; im burcbidwittlic4; dwarse d. = ber Quer% burg (einen Lrt) reiten ob. fafgen; (stukr.) fcbnitt ; teekening in d. = Zurdjfcl)nitthseic§nung. burr*, wunbreiten; zich d. = (ook) rut einen doorsnijden, h. = burcl)fc4neiben ; door- golf reiten ; flunk d. = fc0rf aureiten ob. snlyden, h. = burd)fc4nei'ben. .fat)ren. doorsnifdend = burd)fc4nei'benb, sbo4'renb. doorriNgen, h. = (einen) burd)boffren, doorsnulfelen, h. = burcVc4nilrfeln, burcip .fte'dyn, WS' bent doorrijp = bur unb burg reif. doorjlspek'ken, h.; -spiet'sen, h.; -splij'? door'rit, m. = bie Zurclifakrt. ten, h.; -Ispoelen, h. = burCI fpiefen (fptcfen); door'roeren, h. = burd)riifiren. .fpie'f3en ; efpalten ; door'rollen, z. = burc4rotten; wetter ; doorstaan', h.: gevaar, examen, vergelij- hij zal er wel d. = er Wirb fd)on burdifommen. king d. (ref at); $riifung, Zergleic4ung doorrooken, h. = fort of Wetterraudyn; beftelyn ; de proef d. = bie q3robe befte4en ob. (eine 43feife) anrauten. auWiten ; ziekte, gevaar d. = Stranf4eit, doorsehemeren, h. = burcl)fc4immern, (fiefafy ilberftelyn ; beleg d. = l8elagerung club. .1dpinen; hij liet d., dat = er beutete an, lid tic:Men. burd)f*inen, bat .. ; daar schemert jets van doorstappen, h. en z. = Weiter gei)(e)n, to. wantrouwen door = ba& latt env. foie Eif3s fd)reiten ; Clink d. = tild)tig ob. gel)i3rig au% trauen burci)blicten. fd)reiten. doorseheuren, h. = ent8Wei reiron; (stuk) door'steken, h. = burcOed)en, ,ftoc4ern ; zie erreifen. ook doorgestoken; doorste'ken, h. = door'sehieten, h. en z. Wetter. of fort. erfted)en, burci)fte'c4en. fc0ieten; (er door sch.) burcVd)ief3en ; (van doorstekertje, o. = ber $feifenraumer, ptanten) itt4 kraut fcbief3en ; doorsehiesten, %reiniger. = burcVd)ieten (ook een boek). doorlistikken, h.; -stooten, h.; -stoolen, door'schijnen, h. = burd)lc4etnen. h. = burl U fteppen ; .ftden; :fto'ten. doorsehij'nend = burdrfclyinenb. doorstralen, h. = burdyftralilen, %steucWen; doorsehommelen, h. = wetter: of fort. hij liet d., dat... = er lief) burd)blicfen, bat ; fd)aufeln ; doorsehom'melen, h. = burcl). doorstralen, h. = burtftralylen, .leuctrten. ftabern. doorstraling, v. = Ku4leerung, Stulilent. door Ifsehou'wen, h.; -'sehrappen, h. = leerung, ber 5t4Igang. burd) fc0au'en ; .1treidyn. doorstren'gelen, h. = burd)fcblinigen, burcs doorsehrUven, h. = fort of tveiterf*eiben; win'ben. iem. d. = einen augtreic4en, nic/A Langer door'strepen, h. = burctrftreictien. ertuarten; zijn vmgers d. = rut) bie ginger doorstrijken, h. = (een woord) burcbftrei: tvunb fd)reiben. dyn ; (auf ber Ziotine) fort 01 Weiterftreic4en ; door'sehrokken, a. = ('t brood) linters, (8iiici)e) fort of Weiterbilgeln, %platten. Wnunterfd)lingen. doorstroo'men, h. = burdiftriYmen; %ffie'fien. door'sehudden, h. = (bie larten) mifdyn; door'studeeren, h. = Welter, of fortftubieren; (einen) buret)riitteln. (ein Zud)) burd)ftubieren. doorsijpelen, z. = burdfictern, .f intern. doortasten, h. = burcOgreifen; energifcf) ber. door'slaan, h.: 't papier slaat door = ba& fai)ren; (f eine 5t afdyn) burcigu'c4en, .ftinern. rapier fd)lagt burg; hij is clan 't d. = er doortas'tend = burd)greifenb, energifc4. rebet ob. plaubert in ben Zag (in4 Olaue) 4inein ; doortimmerd: een goad d. huis = ein folib (van eenbatans)augdgagen; een muur d. = eine gebauteb .tau? alanb burci)fd)lagen ob. burtObredyn; (stukst.) doortin'telen, h. = burd)brin'gen, ,fpru'beln. entawei fctilagen; hij slaat er alles door = er Doortje = Zordyn. bringt alle4 burs, berporamentiert aUe ; zich door'toeht, m. = ZurcNug (ber Zruppen, ber er d. = ft(t burc4fd)lagen, hij zal er zich wel tinber jfraelb burcl) bai) !Rote Meer, ber 2uft d. = er wirb fib fd)on burct)beif3en. burd) ein Simmer). door'slaand: d. bewijs = fcblagenber ob. door'trappen, h. = (eine Ur) eintreten ; triftiger 8etrei4 ; d e deur = ScWpingtiir. fort of Weiterrabeln, .ftrampeln. door'slag, m. = (handelst.) Kugcblag, tx0 doortrapt' = abgefeimt, raffiniert,burcbtrieben. doortraptheid. 166 doosje. doortrapt'heid, v. = Wbgefetintbeit..2c. burcbtvir' fen ; een goed doorwerkt opstel = door'trekken, h. = (etm. burg eine Cffnung) stn wait au4s, buramearbeiteter 91uffa13. burcbsieben, binburkieben; (ein Sett) entatvei doorwe'ven, h. = burc§roe'ben; (/1g. ook) reiten; 't paard wit niet d. = . tbiri nid)t berftecbten. anaieben; d., z. = burcfraieben, .inaricbieren; doorwoe'len, h. = burcbmiiblen. (eine .Vince) Meiteraieben; (eine Beicbnung) burcb=door'worstelen, z.; den winter d. = ficb pouf en; doortrek'ken, h. = burd)sie'ben, burc?ben 8inter burcbflimpfen, %lcbtagen, burdibrin'gen, erfarien ; zie ook door t ro k- :reiten; doorwor'stelen, h. = iiberfte'ben, k e n. au4atten. doortrillen, h. = burdmietern, %be'ben, door'wrijven, h. = burdfreiben. -fcbau'ern, doorwroeht = au&%, burcbgearbeitet, geblegen, doortrok'ken: van (met) vocht d. = bon bollenbet. aeud)tigfeit burcbso'gen ob. getriinft ; met (van) doorwroe'ten, h. = burcbtniib'ren, (fig. ook) vooroordeelen d. = in Zoruvtetien befangen ; burcbftii'bern. van den geest des tijds d. = born Seitgeifte doorzaa'ien, h. = bellien, beftreuen. (giingicb) burcbbrungen. door'zakken, z. = (door 't ijs) einbrecben. door`vaart, v. = Zurcbfabrt. door'zagen, = bur*, entlitveiliigen. door'varen, z. = Meiterfabren ; onder een brug door'zetten, h. = burMelpn, d. = unter einer 8rUcte (bin)burcbfabren; door'zenden, h. = wetter befOrbern. 't kanaal d. = bur ben nand fabren. door'zending, v. = 8eiterbefiirberung. door'vechten, h. = fort of Meiterflimpfen, door'zicht, o. = bie %inficbt, bab Urteit ; iem. (fecbten); zich er bumf = burcOidilagen, van een goed d. = ein einfic§t4boaer Ilnann ; burdAintpfen, fic? ecb ten. (doorkfik) bie Zurcbficbt, ber 5urcbblicf.11 door'vegen, h. = (einen) abfanaeln, abfapitein. doorziehlig = burcblicbtig (ook fig.). door'vet = burg unb burg fett. doorzieh'tigheid, v. = Zurcblicbtigfeit. door'veteren, h. = einem ben nopf baalc§en, doorsziehtkunde, v. $erlpeftibe. einen abfanaein, abfapitein. door'zien, h. = burcbleben (eine Eltecbnung door'vijlen, h. = burcbfeilen, entaiveifeiten. a. O.) ; hij keek mij a,an alsof hij mij d. wilds doorvlechten, h. = burcbfiecirten. = aWob er mic burc?unb burc?feben mate; door'vllegen, z. = fort of weiterffiegen; (fig.) doorzien', h. = (einen, feine Vane) burg= burcbfliegen. .lc§au'en; ik doorzie de zaak niet = id) babe door'vloeien, z. = (tinter ber Ziriicfe) bur feine %inficbt bie Sacbe. ftieten ; d., h.; dit papier vloeit door = biele& door'zijgen, h. = burcbleiben, fittrieren,fittern. 543apier fcbiligt burg; (in de rede) laten d. = door'seljpelen, zie doorsijpelen. mit einfLiden fallen ; doorvloei'en, h. = door'zitten, h. = (ficO, etm.) auffiten, munb burcbftie'f3en. f fen. doorvoed' = Wobigentibrt. door'zoeken, h. = Metter, of fortfuoten. doorvoer, m. = bie Zurcbfubr, ber Zranfit; doorzoe'ken, h. burcblu'cben; (doorsnuf- d. van vleesch is verboden = bon aleilcb felen) burcbftiibern. (teifcbburd)fubr) ift berboten; verbod van d. = doorzoe'king, v. = Zurcbluc§ung. Zurcbfubrberot. doorzon'ten, h. = burcbfalsen. doorvoerbiljet, o. = ber Zurcbfubricbein. doorzul'ten, h. = (fig.) fpicten, burcblpicfen. doorivoeren, h. = burcbfiibren; (met voe- doorzweet' = gang burcbgelc§b4t. ring) burc4fitftern. door'zweeten (van muren), h. = fdpvit,en. door'voerilhandel, m.; -reehten, my. = door'zwelgen, h. = (eig.) beriCingen, (fig.) Zurctgairs, ZranfitliOnbei, -note (ZurcbganO. berprailen; de nachten d. = bie glacbte bur* Ofte). f cb Met'gen. door'vraeht, v. = Zurcbfracbt. doorszwemmen,z.=bleiter,of fortfcbmimmen; door'vragen, h. = fort of Weiterfragen; iem. doorzwem'men, h. = burdjfcbininfmen. den heelen cathechismus d. = einen ben ganben door'zwerven, z. = burd)icipbeffen, ,itreifen; natbecbMnu burcbfragen. ook burg 4eramicimeifen, burcb . tyro door'vreten, h. = fort of Weiterfreilen; door- umftreif en. vrelen, h. = burc§freffen. doorzwie'ren, h. = burcblcbbgir'inen; zie ook doorwaadbaar = burcbivaten, burcbtuat. zwieren. bar, untief, feicbt; d ..e plaats = curt, feicbte door'zwoegen, h. = ficb inuner Metter via. etette. gen ob. quiiien, 't leven d. = ffc burl bab 2eben doorwa'den, h. = burcbtraten. burdplagen, .placfen ob. ,quiiten. doorwa'den, h. = burcbMacben. doom, v. = (van spaan of karton voor hoed door'wandelen, z. en h. = ilpasieren burc4 ook voor Lucifers, pillen e.d.) Scbac§tet; (ben Bath 6. R3.); de stad Bens d. = einmat (plat voor snuir, pillen e. d.) Zofe; (hoog- einen epasiergang burcb We Stabt macben; rond, voor peper, kruiden e. d.) 8itcbf e; fort of meiterlpa5ieren; geb(e)n; doorwan'- (met vaste, stevige wanden, bijv. naaidoos, delen, h. = burcbtran'bern. ook voor kragen, manchetten e. d.) ber na. door'warm = burg unb burcb Warm. ften; (met papier) naffette; kartonnen d. = doorwa'semen, h. = (met geuren) burcb, s4abbittact)tei, ber Barton; blikken d. = Zitecb, burten; (met damp) burcbbunften, burcbbiinften. bole, .bilcble; d. bonbons = ein ltarton wit doorwas'sen = burcOtvadyfen. onfeft ; d. van Pandora = Oiidge ber 43an, doorwee'ken, h. = burcbmercben; buret): bora, $anborabiicble; uit de oude d. = aft, ntirlen; de weg was doorweekt = . . . mar attfriinfilcb; hij zit in de d. = er fit fm aufgebnicbt. 2oc ; iem. in de d. stoppen = einen einftecfen, door'werken, h. = Welter. of fortarbeiten; een einlperren ; lets in de d. stoppen zie doofpo t. doorgewerkte doek = ein burcbtvirfter doosje, o. = eCiltteicfien, Zi324en, Mine Zofe doorwer'ken, h. = (met zijde, goud e. d.) 2c. vgl. doos; hij ziet er uit, alsof hij uit een doosvrucht. 167 draad, d. kwam = er fiebt ant, altob er au& einetn dorps leven, o.; meisje, o. = Dorf I Sc4ac4telcOen fame ob. tote aut bent %i geperit leben; ,Ieute ; smabc4en (2anbntabc4en). (gefcl)alt) ; in de kleinste d s is de beste zalf dorpsipastoor; -pastorle, v.; -school, = in ben fleinften Zofett flub bie beften Salben; v. = Zotfipfarret; .13fatre; ifcbule. flein abet rein; de wereld in een d. = bie dorpsf sehoolmeester ; -schout = Zorf Hs felt in einer Ruf3fcbate. fcliurfelget ; .1c4ultfyit (:fd)ulse). doosvrucht, v. = Stapfelfruc4t. dorren, z. = meffen, beribelfen, bertrocfnen. doove = Zauber, %aube ; dat zul je aan dorseh (kleine kabeljauw), m. = Dorfd). geen d. gezegd hebben = bat WM ict) mir dorsehen, h. = brefdyn, (fig.) hooi (stroo) Otter Me Doren IcOreiben; voor d ..n preeken d. = 'fere& Strol) br. = (bor) tauben Myren Inebigen. dorseher = Zrefc4er doovekool, zie d o o f. dorsehil machine, v.; -tijd, m.; -vlegel, doovemau: aan d s deur kloppen = rein m.; -vloer, m. = Zrefc4II malcOine ; We spit ; eelOir befommen of (bur) tauben 04ren (ook .flegel; We (s)Tenne. fin taube) Ofyren Orebigen. dorst, m. Zurft (ook : d. naar = Z. dooven, h. = lafcljen; d., z. = berlaf*n. nac); d. hebben, lijden, lesschen = Z. baben, doovenetel, v. = Zaubneffet; witte d. = leiben, laidyn of ftiften; zie ook ap pelt j e. Melte Z.; paarse d. = rote Z. dorsten, h. = butften, bilrften; mij dorst = doovig etw. taub, 4art., fc4tverllarig. inic4 biltftet; naar wraak d. = nad) Eilaclje biltften. doovigheld, v. = SiverfOrigfeit. dorstig = butitig, (fig. en sterker ook) fekenb. doozemaker = Scl)ad)telmacber. dorstigheld, v. = Zurftigfeit. dop, m. = (van ei, noot) bie Skate; (van dorstlessehend, -stillend butftliA4enb, erwt, boon) bie bie ScOale;(van pijp) ftifienb. Zecfet; (by diamantslijperij) Me zoppe, We dos, m. = Sc4tnucf; Staat; bie Stleibung ; d. Zogge; (hoed) Zed, VW; hooged. = We V.Ingft% der lente = Scrim. bet ariti)ling&; Zondagsche ral)re, ber BtAinber; hij komt pas uit den d. d. Sonntagtftaat. = er f at We %ietrOalen nod) hinter ben C4ren, dos-a-dos aicht open r(jtuigje in Ind.), m. = ift faum ant bent %i gefrodyn ; een school- Dos-e.-dos. meester in den d. = ein filnftiger ScOurle4rer; dosis, v. = Zofit. beter een half ei dan een leege d. = ein dossen, h. = fleiben, antun; (tooien) fcfniicfen. 4ctiba ei ift beffet alt eine feere Scale; ik dot, v. = bet anauel, bet Safi (fatten 8.18.); heb 't in de d.. pen = icb fe4e et; iem. in de bet 1il.f*1 Waare); (voor zuigelingen) ber d.. pen krijgen = einen getuat)r tverben. 1lutic4,, Saug., 2utfc0eutel, ber ScOnul. doperwten, my.= ecr) otenerbfen, griine erbren. ler, her Bull); d. van een kind = bat dopheide, v. = Sumpf§eibe. 8udetpiippdyn, eradyn. dopje, o. = Zedeltten (einer fl3feife); ber dotatie (schenking), v. = Zotation, Zonation. 4ierbec§er ; vgl. verder dop. doteeren (begiftigen, in 't bijz. met een doppen, h. = (noten) f*iten; (boonen, erw ten) bruidschat), h. = botieren. au41;iilfen, fc4alen, paten; („groeten") becfeln dotterbloem, v. = Zotter., Outter,, Scfmnata, (bor einem). blume. dor = burr, trocfen; (verdord) tvelf; d .. re doualribre eittbe, Zeribittbete. wereldbeschouwing = iibe ob. biirre eeltan% douane, v. = Zouane, bat 8W:taint; (be- gauung ; d. boek = trocfenet ob. fclytlet Zucti. ambte) 13ollbeamte(r), Zouanier, Oren8Macl)ter. dorheid. v. = Zatte, Zrocfen4eit, bigfeit, douane autoriteiten, my.; -beambte ; vgl. dor. -formaliteiten,mv.,-kantoor,o.;-recht,o.; Dora = ora. -verklaring, v.=bie 8orillbe4i3rbe, ,beautte(r); Dorado, o. = Zotabo, %lbotabo. =angelegen4eiten ; :amt (Vautbaut); We ,Rebii4r ; Dordrecht, o. = Zorbredft, ZottrecOt ; synode .beflaratton (,angabe, =in4altterflarung, spa, van D. = Zotbredner St)nobe. Piere). Dorier = Zorier. Dorlsch = borifc0. donaneverslulting, v.: onder d. = unter Dorothea = Zorotlya, Zorottiee. 13olabericf)luf3. dorp, o. = Zorf. I. double (bij 't biljart), m. = bat Zouble. dorpachtlg = borfaixlic4, ,gemat, II. double (zilver met goud), o. = Zublee, dorpel, m. = bie Scfmege; hij zal niet weer We Zubleetbare. over mijn d. komen = er fon. mir nit tvieber doubleeren, h. = buplieren, bublieren. fiber We G. foramen; aan den d. der weten- doublet (dubbele), o. = We Zublette, bat schap staan = an bet S. ber Sifienft0aft fte4en. oppei ftitd. dorpeling = Zi3tfifttg, Zi3rfler, Ziirfer, Zorf$ doublure (voering en opslagen aan uniform), betbotiner; (meerv. ook) Zorfleute. v. = u Mire. [dorper = lBauer; (adj.) baterifcb. dorper- douceur(fooi), v.= bat Zouceur, bat Zrinfgetb. held, v. = batterifcljet RBefen, Oemein4eit]. douche, v. = Zufcty. dorpje, o. = Ziirfcfpn, douchebad, o. = Zugbab. dorpsll barbier; -bestuur, o.; -bewoner; douwen, zie duw en. -bruiloft, v. = Zorf batbier (sbaber, vgl. b a r- dozljn, o. = Zutenb ; bij 't d. = but5enbtveife ; bier); bie ,berinaltung; .betvoljner; stpcfmeit. bij d en = 8tt .. en, but3enbtveife. dorpseh = bauerifc4, Dr. phil. (Dr. philosophiae = Zortor her dorps f geestelijke ; -genoot = Dorf II geift, $411001)410. liciy(t); .0enoffe. Dr. theol. (Doctor theologiae = Zoftor bet dorpsgewUze = borfgemaf3. Ueologie). dorps herberg, v.; -hoofd (Ind.); -jeugd, dra = bath. v. = Zorn fiteipe (Noordd. ook ber Strug); draad, m. = (gesponnen) gaben ; (van metaat, =f)auptling; sjugenb. pikdr.) %raft; (van vleesch, hout) We aafer; dorpskermis, v. = Stirc§MeI4. (van mes, schaats) aaben, (drat; zijn Leven draadbank. 168 drabbig. hangt aan een zijden dr. = biingt an einem den d. = er mat rtcb Bute rage, buntmett aaben; dr. van Aziadne = glriabnefabett ; ob. fcbiviirnit terum. ik heb geen drogen dr. aan 't lijf = icb draaibank, v.; -bas, v.; •beitei, m. = babe feinen trocfnen gaben an mfr ob. am 2eibe ; Zret)jI banf (rredifetbanf); .baffe ; smeif3e1 (qtabt) geen dr. aan iem. heel laten = feinen guten draalli boom, m.; -bond, 0.; -brag, v. = aben ob. fern guteg Oaar an einem laffen; de bag Zreb freu6 ; Me %fcbeibe (Slitcfgrab); :britcfe. draden van een zaak in handers hebben = draalen, h. en z. = breben; fid) breben; (op bie aliben in ber Oanb batten; een dr. in de de draaibank) brecbfeln, breten; 't orgel d. = naald doen, steken = eine Wabel einfabeln; ben .2eierfaften breben; een zaak heen en weer den dr. (van 't verhaal e.d.) kwijt raken = d. = eine Sacbe bin unb 4er breben ; iem. den ben gaben berlieren, born rbenta abfommen; rug toe d. = einem ben atitcfen Bubreben Tangs den dr. knippen = nact) bent gaben (sufebren); touw, pillen d. = Sell, 13itien breben; fcbnelben; met den dr. = nacb bent Strict), zie de weerhaan, de wind draait = Me Setterfabne, ook boven; per dr. = per r rabt, brabtlicb ; ber Tainb brett fhb; 't gesprek draaide om de antwoord per dr. = bie rabtantwort; dat gebeurtenis van' den dag = bag Sefprticb loopt er ale een roode dr. door = bag siebt bretjte ftcb um bag r agegereignig ; alley draait lid) Me ein roter gaben 4inburci) ; tegen den met me in 't rond = aaeg brett lid) mit mfr dr. = iviber ben Strict ; met iets voor den berum, mijn hoofd draait = ber gopf brett ob. dr. komen = mit ettv. eratOritcten ; kom er tvirbett mfr; met alle winden d. = ben Kitantel maar mee voor den dr. = nur beraug bamit nacb bern einbe breben ; hij west niet, hoe hij (mit ber spracty)1 zich dr. of keeren moet = er tuff; fict) nicbt draadllbank, v. ; -berieht, o.; -borstal, 6u breben unb 6u rvenben; hij draait altijd = m. = banf (Biebbanf); ber %bee* (Me er mai* hunter tainfetsitge; hij draait er om :nadricbt); Me :bitrfte (Me grabbitrite). heen = er gebt tvfe bte gate um ben beiben draadijzer, o. = Siebeifen. g3rei ; iem. een rad voor de oogen d. = einem draadje, o. = glibcf)en; atiferc4ett (vgl. alien blauen Zunit Vormacben, einem ettu. draa d) ; alle dagen een d. is een hemds- Vorfacreln. mouw in 't jaar = bier garner madjen etnen draaiende beweging = brefjenbe (rotterenbe) Oaufen of inenig 6u tventg malt butett I8emegung. draadkogel, m. Me Zrabt., Stangenfugel. draaier = rrecbffer ; (fig.) unauberliiffiger, draadlooze telegrafie = brabtlofe relegrapbte. unaufricbtiger TRenfeb; Me 8etterfabne; (talmer) draadllmolen, m. ; m.; -pop, v. = nobler, 8aubrer. Me r rabtlintilbte (Me -biitte, sbamnter) ; =nage' draftier* = fcbtvinblig. draalerij, v. = (=Rt); :puppe. redgferei; (fig.) einfelbitge, zich met draadil whaler, m.; -touw, o.; -trekkers, d. ophouden = marten, mit 91 .. n umgeben. o. = We r rabtll bitrfte (Me nrat3bitrfte); =felt; draaillgewrieht, o.; -hats (een vogeO, m.; =6ieben. -hek, o. = rreb gelenf (atottgetene); :bag draadiftrekkerkj, v.; -vorm, m.; -weefsel, (924enbebalg); :hew, o. = rrabtlkieberei; Me =form; .getuebe. draaiing, v. = rebung; Benbung, g3iegung, draadOwerk, o ; -worm, m. = Me r rabtils Stritmmung, vgl. draai; d. om een as = arbeit (aitigran); ,tvurm. VIdgenbrebung. I. draagbaar (adj.) = tragbar. draaikever, m. = Zrebftifer. II. draagbaar, v. = ragbabre, rrage. draaikolk, m. = etrubet, Zret)foLf, Me draagbaarheid, v. := ragbarfeit. mete. draag II balk, m.; -band, m.; -berrie, v. = draaikooi (your eekhoorntjes), v. ber crag ii(e)balfen; bag battb (bretel: ber Ooh en= trtiger); :babre. draai kraan, m.; -kruk, v.; -krukje, o.; draag0 boom, in.; -hemel, m.; -juk, o. = -kunst, v.; -lieht, o. = f ref II Fran; ,furbel; crag 0 &cum; :binnel; sjoct) (Me gage). ber ,fd)etnet; gfunft (rrecbfelfunft); %feuer. draagkoets, v. = eiinfte. draagkorf, m. draaimolen, m. = bag St aruffett, bag Ellinget, = rag(e)forb, Noordd. ook Me Sttepe. draag- fpiet, =rennen. kraeht, v. = (van wapenen, gedachten e. d.) draaillorgel, o.; m. = Me r rebil °rad ragweite; (van schepen, balken, belasting- (ber 2elerfaften); %pfabl. betalers) rragfiibigfeit, :fraft. draaillpant, o.: -rad, o.; -reep, m. = ber draagkussen, o. = ber ragring, ber %tintift. ret) Ilpunft ; ,rab ; bag sreeP (giufboler). draaglIjk = ertriiglict); dr. gedicht = teib, draftipsehijf, v.; .spiegel, m.; v. = licbeg SOW. rreb II fdyibe ; sfPieget; bag fPitt (Me tainbe). draagilloon, o.; -rims, m.; -spaak, m. = draaispit, o. = ber Zratentvenber. ber crag ll torn (ber rtigerfobn); %rietnen; ,baum. draaitol, m. = greifel; (fig.) een eehte d. = draaglistoel, m.; -stok, m.; -vermogen, ein editer Quirt. 0.; -zeel, o. Zrag f fella (=itubl, Me etinfte); draalltolletje, o.; -vnur, o.; -work, o. = .baum (bag :bol6) ; Die ,flibigfeit; sbanb. ber Zrebilmitrfet ; 4euer ; Me .arbeit (Me Zrect), draat, m. = Me Zrebung, Me 8enbung ; (van felarbeit ; rrecbfelmaren). weg, rivier) bte 8iegung, Me griimmung, Me draaiwind, m. RBirbettuinb. Senbung ; hij geeft er een dr. aan = er gibt draalzaag, v. = reigitige. ber Sadie eine Bettbung ; hij neemt zijn dr. to draniziekte, v. = rebfranfbeit. kort = er tvenbet ju fur6 ; een d. om de ooren drank, m.= rracbe (ook sterrebeeld en vlieger); = eine Obrfeige, eing tinter Me Dtren; (fig.) den d. met tern., iets steken = feinen Spat hij neemt zijn d. = er fcbtuenft; hij heeft zun mit etnent, etw. treiben; fist fiber etnen luftig d. er ift tm Buy, aufgefral3t, in feinern %tie; mal)en; hij steekt er den d. mee er ipabt; hij kan zijn d. niet krijgen = er faun nicbt (tooneetstuk) bag Scbauerftitcf. in sang rommen, er mec een d. achter komen drab(be), v. = ber (Srunb)Sa13, Me Oefe. = mit etner gift babinter fommen ; hij is aan drabbig bictftitffig, befig ; (wijn) tritbe. drachme. 169 drenzen. drachme (Gr. munt, than f (0,50, ook drangreden,v.=atvingenber Orunb, bringenbe apothekersgewichtl, v. = Zracfne. Urfa*. draeht, v. = (in bffna alle bet.) ZracW ; een- drank, m. = Zrattf, ba& Oetriinf ; spijs en voudige d. = einfadr 1r.; d. (wat in den d. = Cpeff a unb zr.; (uit de apotheek) zr., keer gedragen wordt) hout, water = Xr. Oda, ba& Zrtinficion, bie Eigtur, bie lDlebiifn, bie 8affer ; d. slaag = 1r. $riigel; honden van Kranei ; water is een gezonde d. = ift ein ge. een d. = ,unbe bon einer zr.; d. van een funbe& Oetriinf; alcoholische, sterke d.. en = akker = Xr. eine& &ter& ; d. van een balk = alfof)ofifdy, ftarfe (geiftige) Oetriinfe : Spirituo, 31r. eine& Oaten& ; (van een geweer) Zrag, fen; aan den d. (verslaafd) = bent Xrunfe tveite ; (van een wonde) ber ergeben. draehtig = triicf)tig. dranktieseh,v.=Zirannttvein:, ecita134flaf*. drachtifjn, = Xieffablinie. drankhuis, o. = bie Sc4enfe, bie ecOenf. draconisch = brafonifcf). tvirticE)aft, RBirt&Ou&, Zrinff)au4. draderig, dradig = faferig, fajtg. drankje, o. = Zranfclien, bie Vigtur, bie I. draf draven), m. = ber Trab; in d. = Etilebiain, bie Kranei. hit Z. (ge4ett, fatten); in gestrekten d. = in drankverkooper = Sit nabnanbfer, eirt. geftredtem X.; in d. rijden = 1r. reiten; op drankwinkel, m. = edpaOlaben. een d ..(je) = fcOneft, i)urtig, tvie ber lMnb. dranksucht, v. = trunffuc4t. II. draf (veevoeder), m. = Zreber drapeeren, h. = braOieren, raffen. dragon, h. = (in tijna alle bet.) tragen; drapeering, v. = Zrapierung. zorg, verlies, rouw, de wapenen, de schuld, draperie, v. = Zraberie. geld bij zich d. = Gorge, l8erluft, Trauer, bie dras = futnpfig, fc4lammig. Gaffen, bie Srtulb, Gelb bet ficf) tr.; iem. op drasland, o. = Sumpf., Bargfanb ; ber de handen d. = elnen auf ben tlittben tr.; bab Zru4 ieder moet zijn eigen pakje d. = jeber mut drassig, zie d r a s. fein eigne& F431idcf)en tr.; zijn kleeren d. de drastiseh (sterkwerkend,pakkend)= braftifcf). sporen van een verre reis = feine Welber tr. ob. draven, h. = traben, laufen ; Zrab reiten. aeigen bfe SOuren ether tveiten ineife; 't geweer draver = Zraber. draagt 1000 M. = ba& eetve4r trtigt 1000 m Dravida (volksstam), my. = Zrabiba, Zrao of trtigt auf 1000 m; den titel van prins d. = tviba. ben Zitei eine& $rittaen tr. ob. filf)ren; die stof dravik (grassoort), v. = Zref0e. blijft good in 't d. = biefe& Beug tact fist gut; dreef, v. = Zrift; (laan) %Ctee; veld en d. = 't ijs draagt = ba& el& trtigt ; de wonde draagt getb unb alur; op d. zijn = fm 8ug(e) fein ; = bie Bunbe niii3t ob. ffiett; 't einde zal den op d. helpen, brengen = in Gang ob. in Bug last d. = ba& bide (gnbe fomtnt nacf). brengen (fe#en); (einem) auf We Eprilnge beifen ; drager = Xrif ger. op zijn d. 7ijn = guter 2aune, gut aufgelegt, dragoman (Turk. tolk) = Zragotnan, in (einem recijt aufgefratt fete; de zieke Zoimetfcf)(er). komt weer wat op d. = fiingt an fict au er. I. dragon, v. = ber Ubragon. bolen, eryolt fidj fcbon tvieber. II. dragon, v. = Zegenquafte. dreg(ge), v. = Zregge, Zragge. dragonade, v. = Zragonabe. dreggen, h. = breggen. dragonder = Zragoner; vloeken als een d. dreghaak, m. = Zregtafen. = fittcfpn tvie ein OootBmann, tvie ein %lirfe, dregnet, o. = Ecbarrs, Scf)10.0tteb. Me emit ,Deibe; zij is een d. = fie ift ein dregtouw, o. = Zregtau. tva4rer ¶r. dreigbrief, m. = Zrol)brief. drainage, v. = Zrainage, Zrainierung. dreigement, o. = bie Zrot)ung. draineerbuis, v. = Zrainri3f)re. dreggen, h. = brOen ; iem. (met lets) d. = dralneeren, h. = brainieren. einem (mit dim) br.; hij dreigde to stikken = drakes, bioed, o.; -bloed boom, m.;-knoop, er brotte au erftirfen ; 't huis dreigt in te stor- m. = Zradienli flint; ,biutbaum; .fnoten. ten = ba4 daub brof)t einauftiiraen, brofft ben drake llkop, m.; -kruid, o.; -staart, m.; %inftura. •wortel, = Zract)enIfobf (ook de plant); dreigend = brof)enb ; d. gevaar, d e toe- sfraut ; :fcf)tvana (.1c4tveif); bie ,tvura. stand = by e Wefal)r, tage ; d..e woorden = dralen, h. = (aarzelen) aaubern ; (talmen) br e ob. bebroVic4e torte, Zrobtvorte. fiiumen, aiigern; brudfen ; (treuzelen) triibeln, dreiger = Zrof)er. trenbeln; zonder d. = One Saubern, one dreiging, v. = Zrobung. 8i3gern. dreinen, h. = (plagen) qutifen, begieren ; draler = 8aub(e)rer. (drenzen) quengeln. draling, v. = ba& 8aubern, 8iigerung, ba& drek, m. = Zrecf, not; Zaift. 8i3gern. drekk(er)ig = brectig. drama, o. = 5Drauta. drempel, zie do rp el.; (van een sluis) ber dramatiek, v. = Zrantatif. Zrempel. dramatiseh = bramatifd). drenkbak, m. = Xxiinftrog. dramatizeeren, h. = bratnatifieren. drenkeling = %rtrinfenbe(r), %rtrunfette(r); dramaturg (keener en leeraar van de dra- ; tent dl (ber in& eaffer gefaften matische kunst) = %ramaturg. dramatur- ift ober lid) ertrtinfen mitt). gie, v. = Zramaturgie. drenken, h. = trtinfen (in alle bet.). drang, m. = rang ; in den d, van 't oogen- drenkplaats, v. = Zranfe. blik = itn 9br. be& Kugenblicf& ; onder den d. drenktrog, m. = Zrlinftrog. van de omstandigheden = unter bent Zrude drentelaar = 5trObler, %renbter. ber Untftiinbe; storm- en d.-periode = Sturm drentelen, h. = trenbeln, fcblenbern, fc4len. unb Zrang.Veriobe; d. naar daden = Zrieb fern, 4erumtungern. ob. Zr. au Xaten. drenzen, h. = quengeln. drenzerig. 170 drijfhaard. drenzerig = iveinerlic? quenget§aft. drie I led's.; -lettergrepit= breill glieb(e)rig; dresseeren, h. = breffieren, abric§ten. .fitbig. dressoir (aanrechttafel), m. = WitticOttircf), drieling = edonfttic? drieluik, o., zie triptiek. dressuur, v. = Zreffur. drie iobbig; -maal ; -maal herhaald = dreumes = knir134 , Zreifiife§oc? Zduntling. breilltal*S; ,mat (-maal is scheepsrecht = dreun, m. = Stot, bie %rfc§iitterung, ba& Zri3? alter guten Zinge f tnb brei); smatig. nen ; (bij 't spreken en lezen) Singfang; met driellmaandelijksch; -maandsch = een d. lezen, spreken = tin Eingfang Lefen, breillmonattict); .monatig (beide ook Zreis fprec§en. wonat& . . .). dreunen, h. = brii§nen, eraittern, erfc§iittern. driell man; -manschap, o. = Zriunt bir; dreuning, v. = %rfc§iitterung, ba4 Zratmen. ,birat. dreutel, zie dreumes. driell master, m.; -ponder, m. = fret u dreutelen, h. = trObein, aiigern, trenbetn. wafter; ,bfiinber. dreutelaar = Zabter, Zrenbter. drie 0 ponds; -puntig; -regelig; -ribbig drevel, m. = Zreiber. breillpfiinbig; qpi4ig; saeilig ; srippig. dribbel, dribbelaas (ster) = Zripbter(in); Dries = Knbrea&; zie ko uwelij k. (kind) rerabbier. driesehalig = breildiatig, sfniipftg. dribbelen, h. = trippetn. driesiag, m. = Zreifc§tag. drie brei; een d. = erne Zrei; d. aan d. driespan, o. = Zreigelpanit; met een d. je brei nub brei; hij kan Been d. tellen = er rijden = breiiptinnig fatyren, tann nict)t bi& b. aii§ten; regel van d en = drielispleet?v.; -sprong, m. = ber Zreills bie &eget be tri ; ik zet 't je in d en = id) fc§tib arigt§p§e, ber Zrigio4) ; stveg (Gets ivette (An gegen ein&) bu fannft nic§t ; in beweg). een dag of d. = in etiv. b. Zagen ; ze zijn driest = breift, fed; (stout) fii§n, berivegen. met hun d en= fie finb sub of e4 finb ityrer b.; driestal, m. = Zreifuf3. we liepen met ons d.. en = wit gingen au driestemmig = breirtinunig. b .. en; met de d. rijden = breifplinnig fa§ren; driestheid, v. = Zreiftigfeit, Stecf§eit 2c. zie iets in d en deelen env. in b. %cite bers driest. teiten; 't loopt naar d .. en = gebt auf b., driestrengs = breiftrti§nig, 4triingig, sbrii§tig. (11§r); 't is bij d en = ift gteid) b. (11§r); drie tai, 0.; -tand, m. = bie zreillact§t (een 't is na (over) d. = ift b. 11§r vorbei ob. burd); -tal dagen = brei Zage); =pct. ift nact) b. ; de trein van d. uur (van d en) = drie tandig ; -teenig ; -urig = breillainfig ber Zreiu§raug ; zie ook ding. Nactig); 46e4ig ; drieachtste maat, v. = ber ¶refadjtettaft. drie Il vakkig ; -viakkig = brei II fiic§erig; drie armig; -beenig = bretllarmig ; %beinig. ,ffact)ig. drieblad, o. = Zreiblatt. drievoet, m. = Zreifuf3. driebiadig = breibttitt(e)rig. drievoetig = breifftf3ig. Driebond (Duitschl., Oostenr. en It.), m. = drievoud, o. = ba& Zreifac§e.. Zreibunb. drievoudig = breifact). drie gdaagsch; -deelig = brei tiigfs ; steitig. drievoudigheid, v. = Zreifac§§eit, Zreis driedekker, rn. = (schip, steek) Zreibeder ; (fig. voor vrouw) Zragoner. drievuldig breifac? (bijb.) breieinig. driedik = breifc§ictjtig. Drievuldigheid, v. = Zreieinigfeit, ,fattigfeit. driedraad, = Zri4, Zrefbra§t. drieweg, m. = Zreitveg. driedraadsch = breibra§tig. driewerf = breimat; (adj.) breintatig. driedubbel = breiboppett, 44; d e kroon driewielet, m. = Zreirab. = breifac§e krone; hij kan 't d. betalen = er driezijdig = breifeitig, sectig. faint bappett unb breifac?ob. reic§lict) beaa§len. drift, v. = (opvliegendheid) .010, ber Born, drieeenig = breleinig. ber Zsli§aorn, (gejaagdheid) daft; (hartstocht) Drieeenheid, v. = Zreientigfeit. 2eibenfdjaft ; (kudde) Oerbe, ber Bug ((tinfe); Drieeenigheidsfeest, o. = Zrinitatgfeft. (driftrecht) rift ; (van een schip) albtrift; (van dri e erhande ; ; -helmig = breills water) StrOmung, Vitt; (van wolken) ba4 er§anb ; sertti; sintinnig. Zreiben ; zet er wat d. achter = beeite bier) driehoek, m. = ba4 Zreiecf. ein Went, mac?ft§nett; in d. = im Born. driehoekig = breiecfig. driftig = aufbraufenb, auffatoenb; driehoeksmeting, v. --= Zrigononietrie. (gejaagd) 4aftig ; d. van natuur zijn = ein driell hoevig; -hokkig; -houderd; -hoof- §it3ige& Zeinberament ob. §elf3a llut 4aben, niet dig breillae§ig ; iftic§erig ; s§unbert ; sfopf Cg.to d. I = nidAst ti 1g 1 d e woorden = tjeftige drie hoornig ; arig = §iirnig ; =id tyrig.ob. aornige Sorte; maak je niet d. = ereifre bid) I. driekant, o. = Zreted. nic§t; hij wordt dadelijk d. = er tvirb attic? II. driekant, driekantig = breifeitig, breis beftig, brauft gteid) auf ; iem. d. maken = einen edig ; d e vijl = Zreifantfeile, bract:Noe ffeile; wittenb ob. toll tztac§en ; (van schepen) triftig. d..e hoed = breiectiger ,Dut, Zreifpit, Zrei, driftigheid, v. = 2eibenfdjafttic§feit, ber Born, wafter. Oit3e ; daft, vgl. drift. drieklank, m. = (muz.) Zreiftang; (taalk.) driftkop, m. = Zraufefopf, 0113fopf, Oeif3fborn. Zrip§t§ong, Zreitaut. driftrecht, o. = Zriftrec§t. drieklauwig = breinaufg, sftitg(e)rig. driftstroom, m. = Zriftftrom, Zrift, %rift, driekleur, v. =-- Zrifolore ; (Ned.) rot=ivelip Zreibftriimung. Matte actipe. driftzand, o. = ber Zriebfanb. driekleurig breifarbig. drijf(anker, 0.; -beitel, m.; -bout, m. = Driekoningen(feest), o. = Zreifiittiggeft, ber Zreibllanfer ; bie spume; sbotaen. fiber stag, Zreifi3nige. drUfil deur (van sluizen), v.; -haard, m., drijfhamer. 171 droefheid. •hamer, m. = bad Zreiblitor; •ijerb; •banutter IV. dril (stot), o. = ber Zrea, ber Zrilc? ber (van kuipers : Sc§tegel). Zrtatc(). drUfilhout, o.; -ijs, o. ; -ijzer, o. = Zretb nab driliboog, m.; -boor, v.; huisje, o.; (van kuipers: ber Zriebel); •eid; .eifen. -kunst (mil.), v. = Zrtallbogen; ber .borer; drUfljacht, v.; -kraeht, v.; -kunst, v. = .01iudcben ; .funft. ZreibOjagb (bad =tagett); .fraft (Zriebfraft); drillers, h. = (draaien, boren, rekruten °et e- •funft (8ifelterfunft). nen) brillen; ze zullen hem we! d. = fie tverben drijfnat = triefnaf3, flitfc§nat, fabennat, if)nt ben Roof fiton aureditfeten, *I fcbon fine pubeinat, triefenb naf3. madyn; (dreunen) bri3lpten ; (als een gelei-, drUnnet, o.; -rad, co.; -riem, m.; -stang, vetachtige massa) quabbeln, bittern. v. = Zreib 11 ne4; grab (Zriebrab); ,riemen; ,ftange drilmaehine (bij 't onderwijs), v. = ber (Veueiftange). FRiirnberger Zric4ter. drijfsteen, m. = Sci)toettnftein, bintdianbitein. drilsehool, v. = $reffe. drijftol, v. = ber Streifet. dringen, h. en z. = (intr.) bringen, (trans.) driifton, v. = Zonne, Vinfertonne, Vinferboje. briingen; door de menigte d. = burci) bie drijfveer, v. = Zriebfeber (ook fig.) Menge (4inburcb)bringen ; 14 burs . . . (41n- drijfwerk, o. = (aan machines) sbetriebe, burd)) brtingen; iem. van zijn plaats d. = einen Zreibmerf ; (kunst) getriebene Virbett, We Zretb, bon feinein Vat brtingen, (fig.)einen berbriingen; arbeit. er ward hevig gedrongen = el tear airs turd* drijfwiel, o. = Zretb:, iriebrab. bared eebriinge; zich in isms. gunst d. = Pico drijfzand, o. = ber Zriebfanb. in jemd. (unit brtingen ; de tijd, 't gevaar drijven, h. = treiben, (op vloeistoi ook) dringt = bie Sett, bie 026efa4r briingt; ik voel fdpoinunen (intr.), fcipoemmen (tr.); drijf niet me gedrongen u dit to zeggen = id) fill* zoo = tr. Ste nicl)t fo ; 't lichte drijft boven mic4 gebrungen (beranlaf3t).Nnen bad au fagen; = bad .2eid)te fclpvitntnt °ben; de golven d. door den nood gedrongen = notgebrungen; („spoelen") iets aan land = idnoetnmen env zie ook gedrongen. and &cub ; handel d. = Oanbel tr.; 't vleesch dringend = (van gevaar, verzoek, telegram, drijft in de boter = ber 8raten fc4ivintint in e.d.) bringettb; krachtig d. = einbringlict); ber Butter; prijzen in de hoogte d. = $reife d ..e radon = atoingenber @runb ; ik verzoek in bie .BIN tr., fd)rauben, iem. in 't nanw, u d. = ict) bitte Cie angelegentliCft). op de vlucht, tot 't uiterste, tot wanhoop.. d. drinkbaar = trinfbar, gentef3bar. = einen in bie %nge, in bie alit*, pun flu= drinkbaarheid, v. = Zrinfbarfeit. t erften, bur eratvetflung tr.; wind, stoom drijft drink' bak, m.; -bakje, o.; -beker, m. = den molen = Stub, Zampf treibt bie 931ii4Le; Zrinflinapf (voor dieren: Zreinftrog); .niipfcf)en 't schip drijft naar 't strand .= treibt nac4 (Zogelniipfc4en); ,becijer. bem Stranbe; naar de open zee gedreven drinkebroer = Zrinfer, Zrinfbruber, SecOer, worden = nadj ber Wien See berfc4lagen Bed0ruber, naffer l8ruber, Stiinunelbruber. tverben; 't schip drijftop de golven = fdpoinunt drinken, h. = trinfen; op iem. d. = auf jemd. ob. treibt auf ben Peden; op einen wieken d. = viaot tr. ; iem. onder de tafel d. = einen unter auf eig(e)nen giif3en ftetjn, fair fist) felbft forgen, ben Zifci) tr., einen niebertrinfen; d. als een lid) feltft 4etten, spijkers in 't hout d. =- tempelier = tr. tote ein Zempler; faufen tole ein 91tiget and bola tr. ; den spot met iets d. = giiirftenbinber, tote ein2od) ob. tote ein Scbtoantm; fetnen Silva (f einen Spat) mit OM. tr., etto. dat is geen d. = bad aft Witt au tr., nict# trinfbar; berfpotten ; je moat er den spot niet mee dr. bier is een goad d. = tier ift ein guted (f6e, = bie ea* aft nil* aunt Sc4erben; door ten!. stoom gedreven (als bepaling) = mit drinkensbakje, o. = Zrinfittip4en. Zampfbetrieb ; den tol d. = ben kretfei tr.; drinker = Zrinfer, 8ector. 't to ver d. = ed au Melt tr. ; iets tot 't illiterate drinkersbaas = ftarfer Zrinfer, Siittfer, (op de spits) d. = ettu. auf bie Spite tr. (vgl. B e 0 br u b er. boven); de vloer drijft van 't water, van drinklifontein, m.; -gelag, o.; -geld, o. = 't blood = ber Zoben gtoittunt bon REaffer, Zrinflj brunnen; -getage, ,gelb. in Olut; vee naar de markt, naar de weide d. drinkiglas, o.; -hoorn, m.; -huts, o. = = %id ant bie 8eibe, nai bem Ttarfte tr. ; %rine il glad (met deksel: Zecfelglag); bad morn; wolken d. door de lucht = ... fdpveben burg .laud (bie mane). bie auf t; een zaak d. = emu Oeiclitift fillyen drinklikan, v.; -kroes, m.; -lied, o. = ob. (be)tr. Zrinflfanne (ber Arun); :becijer ; .lieb. drijvend = treibenb, givinuttenb ; d..e midde- drinkillust, m.; -nap, v.; -partij, v. = len = treibenbe Mad; d .. e batterij, d .. e bie Zrinfilluft; ber •itatlf; bad qietage. spuit = Scbtoinun II batterie; :finite; d. nat, zie drinkplaats, v. = %ranee, 2afferftette. drijfnat; zie ook dok. drinkschaal, v. = Zrinfic4ale. drijver = (van vee, bij dejacht, aandrijver, drinktrog, m. = Zriinftrog. kuiperswerktuig) Zreiber ; (van 't nachtlicht) drinkilvat, o.; -water, o. = %Tint 0 gefitf3; ednotittmer; (godsd. en politiek) %iferer, .Waffzr. aanatifer; (volksberoerder) Vigttator, Rilii4fer, drinkzueht, zie drankzucht. Kufloiegler. droef = traurig ; ik ben d. to moede = nay drijverij, v. = Zreiberet, (geestelijk) Scbtolir. tit tr. au Mute. meret, ber lifer, ber aanati4m10. droefenis, v. = Zrauer, Rietriibnid. drijversstok, m. = %reib(er)itocr. droefgeestig = triibfetig, trilbfinnig, fcipoer. I. dril, m.: op den d. zijn = 4erunticOlviir? ntiitig, traurig; berbrietlicO, niebergefitlagen, men; ze gaat op den d. = fie gef)t auf ben metanotifcl). Stricii. droefgeestigheid, v. = Zriibfetigfeit, ber II. dril, m. (boor) = ZrtabOrer. Zrilbfinn 2c. III. dril (gelei), v. = 076aLierte. droefheid, v. =Zraurigfeit,ZrauerMetriibutd. droes. 172 droppelen. I. droes (paardeziekte), m. = bie Zrufe, ber nog niet d. (nog nat) achter de ooren = nott Stropt; kwade d. = bagartige Zrufe. nid# tr. (nod) nal) f)inter ben 04ren, hij zei droes (drommel), m. = Xeufel; te d. ? 't zoo d. weg = er fagte eg fo troden, niicf)tern, voor den d.! = sum 4)enfer ?ei ber Zang ? fo gan5 gelaffett ob. gleicfmtiltig; zoo droog als Xeutel nod) einmal ! kurk = fo troden mie Sanb, fnoc4entroden; droesem, m. = Xreber ($1.), (R3oben)Sa#, zie ook dok, draad. bie Ode. droesemig = 1)efig. d roog 11 doek, m., -dok, o.; v.; hek-, droevig = traurig, betriibt; d e tijden = o. = bag Zrocten0 tuc ; .boct; .gefteff. tr e, b e Beiten ; ridder van de d..e figuur drooghonden, = troctettlyitten. = Ritter bon ber tr .. en eheftalt; een d. erode droogte: op een d. zitten = troden fiOen. nemen = ein flaglic4eg %nbe nefmten. droogjes = troden, nilittern. droezig = brufig, brufenfrant. droogkamer, v. = Xrodenftube, ,fammer. drogbeeld, o. = Xrugbilb. droogleggen, h. = troctenfegen. drogen, h. en z. = troctnen ; troden maven, droogillegging, v.; v.; -machine, troden tverben; vruchten d. = Obft barren, v. = Xroctengegung ; ,leine (eafttleine); ima, barren ob. trodnen ; gedroogde vruchten = bag fMne. Zarraft, getrocfneteg Obft; gedroogde appals droogmalen, trodenntalilen, augntalgen, = gebarrte (getrodnete) Zarro, Oadapfel. trodenlegen. drogerij, v. = bag Xroctenticiug, ber ,boben; droog II oven, in.; -plaats, v. = Zrocten ofen ; dr.. en = %rogen, Zrogerietvaren. ber droget (een stof), o. = ber Zrogett. droogpruimer = leberner ob. bber Steal droging, v. = bag Xroctnen; bag Zarren droogrek, o. = Zrodengefteff. (Zarren), vgl. dr oge n. droogseheerder = Zucf)fcf)erer. drogist = 5Drogift, Zrogenf)anbler, Material*, droogschnur, v. = ber Xrocrenfcbal*en.; EaterialtvarenlAnbler. droogsmonds = mit trocfnem Munbe. drogisterki, v. = Zrogen4anblung; Material, droogstok, m. = bie Zroctenftange. trarennanbfung, bag :gel**. droogstoppel, m = Vtiicf)terling. drogrede, v. = ber XruatcOluf3, ber ScOein, droogte, v. = Xroctenfoit, Ziirre; trocfene drogredenaar = eooift. [grunb. Stefle. drok, drokte, zie druk, drukte. droogtonw, o. = bie Zroctens, eafcf)leine. drom, m. = bie Menge, Me Scf)ar, ..0aufen droogvoets = trocfnen auteg. bag eebrange; in dichte d .. men = in befien droogwoner, m. = Xroctentnobner. auf en. droogzolder, = %rudely, 4)1ingeboben. dromedaris, m. = bag %romebar. ' drown, m. = Zraunt; 't levee is een d. drommel, m. = Xeuf el, 4)enfer, Zang; de d. bag 2eben ift ein V.; in d .. en verzonken = haal je ! = 401' bic4 ber Zeutef baf3 bid) ber in Vatime berforen; mijn d. komt uit = mein Zang! een arms d. = eitt armer Xeutel ob. Zr. mirb tuaf)r ob. erfilftt fid); d .. en zijn bedrog = Scigucter wat d.1 = nag sum Zeutel 1 Sum %ramie finb Scf)aume; fem. uit den d. helpen = ,enter 1 heel den d. = ber gang Oettef, ber einem aug bent V e beifen, einem feinen ectbn gatme Rummel; te d.! dat is beet! = die bene4men, einen aug bent Zjrrtum Viletter1 ift bag 4eii; ! wat voor den d. doet hij droom p beeld, 0.; -boek, o. = %ram II bilb ; hier? = tnag in after nett macut ber tier? •bucO. drommels(ch) = berteufelt, ber5tnidt; f)anifcb; droomen, h. = traumen (ook fig.); ik heb een d ..e jongen = ein ZliWunge, emit berfligter van 't examen gedroomd = icf) babe (mir oat) (berteufelter) junge, ein biebild)er Red. bon bent tlamen getraurnt; wie had dat kunnen dronk, m. = %runt; (teug) Bug; (slok) Scbluct, d.? = tver baste fic?bag tr. 'alien? slaap een d. water = ein V. 1lBaffer; een d. op iem. wel en droom prettig = fctifaten Sie Inobl instellen = eine t. of (einen Zoaft) auf unb laffen Ste f idj ettn. VIngenefpneg tr. einen augbringen; hij heeft een boozen (kwaden) droomer = Xraumer, bie Scl)laftnii0e, bag dronk = er trinft einen grintutigen eein. Zraumbucf); (peinzer)qhriibler. droomerig = dronkaard = Trunfenbolb, Sauter. traumerifd),fd)lafrig,(soezig)bafig.droomerij, dronkemanspraat, v. =tofieg@etraftibtorleg v. = Xrattmerei; (gepeins) @ritbefet. 8eug. droom gezichto., -god, tn.; -ultlegger = dronkemanswaanzin, m. = Sautertna4n, Xrautnligeficf)t; ,gott; ,beuter (=augleger). Finn. I. drop (drop), m. = ZroOten; bie %mute; dronken = betrunfen, beraufcf)t ; een d. man = we staan onder den d. = mit ft4en unter ber ein Rietrunfener; d. van vreugde, van geluk = %ratite; hij houdt wel van een dr .. (je) = er trunfen bon (bor) 3reube, (freubetrunten), Don trinft gern einen Zropfen; van den regen in (tint) Mild; d. van slaap = trunfen bor Scf)lat, den d. = atig bent Ellegen in bie %ratite. fc4faftrunfen; zoo d. als een katrol = betrunfen II. drop (zoethoutsap), v. en o. = bie 2afri#e. (befoffen) mie ein Scl)tnein, tnie eine Hanone ob. dropje, o. = Zrapfclien; zie ook drop I. tnie eine 91abef)acte, tat unb bort. droppel, Xropfen (ook als médicijn); dronkensehap, v. = 8etrunfen4eit ; (als tot den laatsten d. = big auf ben lepten Z.; kwaal) 5t runtfur4t. ze gelijken op elkaar als twee d . s water = droog = troden; (dor) burr; droge stijl = fie finb einanber fo afinficl) tnie ein V. bent trodner Stil ; droge kerel = trocfner, Ober ob. anbern; een vallende d. holt eindelijk een teberner Red; droge min = Xrodenanne, steen uit = fteter V. Wit ben stein (aug), ninbermufme; droge hoest = troctner ,Ditften, dat is een d. in de zee = ein V. Mg Veer hoog en d. zitten = gut aufgef)oben fen, im (ein 5tr. auf einen f)eff3en Stein). Zrodnen, tneicf) unb ftifi ob. rein unb meld) fit3en; droppelen, h. = tri3Ofeln, tropten, 't drop- zijn schaapjes op 't droge hebben = fan pelt = eg traptett, eg tronft ; 't zweet droppelt Scf)atcf)en fin Xroctiten 4aben, 't schip zit op van zijn voorhoofd = ber Sifttneif3 traptelt 't droge bag ScOiff ribt auf ben Sanbe; (troptt) ffpn bon ber stein. droppelfleschje. 173 drukken. droppelfleschje, o. = TroOfftlifcbcben, .gfiigg druivemand, v. = her eitmerforb. Oen. druivemoer, v. = BeIntreber, .trefter droppelings, droppelsgewijze = trop= (beide mv.). fentveife. druiveHmoes, o.; -most, m.; -nat, o. = droppeltje, o. = Tri3pfcben. Traubenljmug ; 'molt; her gfaft. droppelilvorm, m.; -worming, v. = bie druiveloogst, m.; -pers, v. = bie Trapfen o form; gbilbung. ernte (Me :fele); .breffe (.felter). droppen, zie droppelen. druivepit, v. = ber Trauben., VBeinbeerfern. dropsteen enz., zie druips teen enz. druiveplukker = RBeinlefer. drops = aruct)tbonbot* Trot3g. druive sap, o.; -soort, v.; -sehil, v. = her dropwater, o. = 2afrit3entvaffer. Traubettllfaft (ber lRebenfaft); sgattung ; %bit* drossaard, zie drost. (gfcbale). drossen, z. = augreiten, augfraton, rub brilden, druive steel, m.; -Steen, m.; -sulker, v. = burcbgeb(e)n, rub babonntacben. Trauben Mid (:ftengel); .ftein; her g5ucfer. drost = Trott, Scblot3bogt, Zogt, Oericbtgberr. drulvetreder = Traubeng, Slettertreter. drostambt, o. = Trottamt, bie Zogtei. druivetros, m. = bie Traube, bie Seintraube. drudenvoet (een tooverteeken: ), m. = drulvejivoeht, o.; -wijn, m.; -zuur, o. = her Traubenfaft, givein; bie gfiiure. Trubenfut, bag $entagratnnt. I. druk, m. = (drukking, boek-, katoendr.) drulde (Keltisch priester) =- Truf be. Zrucf ; (uitgave) bie V.Tuffage, ble 9luggabe; d. van drnif, v. = Traube (ook knop aan een kanon), de hand = her ,f)anb, tsiinbebrucf ; d. van Zileinbeere; de druiven zijn zuur = bie . n de belastingen = Zr. (Me i.z,aft) her Steuern; finb fauer; men leest geen druiven van dis- de d. van de geestelijkheid = her Tr. her telen = bon Zornen faun man feine @eiftlicbfeit; uit den dr. helpen = aub her let en. Zebriingnig, l8ebrifdung, Vtot ob. (gem.) 43atiOe druifgezwel, o. = bie TraubengefOtburft. Wen; een mooie d. fcbi3ner Tr.; nieuwe druifinis, v. = aleblaug. d. = neue Wuftage, 91eubrucf ; derde dr. = britte druifvorm, m. = bie Traubenform. bluff.; een boek in d. geven = ein Oucb in Tr. druifvormig = traubenfi3rmig. geben; een vel d s = ein Trucfbogen. druil, m. = (zeil) bag Zeifegel; (persoon) zie II. druk (adj.): d. babbelen = lebbaft ob. dru iloor. elf rig 13faubern; d. (in zijn bewegingen) = druilen, h. = lungern, lerumlungern, tri3bein, baftig, betvegficb ; aappelig ; d ke bests.- iaubern, ben RoPf yangen laffen ; (van 't weer) heden = bringenbe ob. aablreicbe Oefcblifte; een 't druilt = el fft tritbe ob. finite; eg fiebt natb d ke dag = ein fcbtverer Tag; ook ein auf tRegen aug. regenber rag; d .. ke dienst = fcbtverer drulloor, m. = Me Scblaftnitite; kopfbiinger, Zienft; ik heb 't erg d. (met werk) = icb Baultilinger ; Zucfmattfer. drulloorig = bin febr befcbiiftigt, babe bonauf au tun, babe langfant, fOlaftnittig, maul., fopfl)iin. bie t^tinbe bon, bin febr in VInfpritO genommen; nertid). die zaak heeft 't d. = in biefem Giefcbtifte gebt druipbad, o. = Tropfbab. btet um; de kinderen hebben 't to d. = baben druipen, z. en h. = triefen, trliufeln ; biet tun, finb iiberbilrbet; ze hebben 't (afgewezen worden) burcbfanen, zie ook er d. over = fie reben Biel (leblytft) babon ; za k k en; de goot druipt = a tti3pfett bon 't is d. (er is veel work) = eb gebt fcbarf; ber Tacbrinne, ble Zacbrinne Weft; de kaars 't is hier (in daze zaak) d. = bier get biel druipt = bag 2Icbt traufett ob. trieft ; hij druipt um, gebt eh flott; 't is me hier to d. = bier van 't zweet = er trieft bout Scbtveite; 't geld ift tuft 3tt biel e#14 ift mir bier su geritufObott; druipt hem door de vingers = bag Gelb fcbliipft 't is d. op straat = el ift febt)aft (ook unrubig) bur bie ginger, er bergeubet and; 't zal auf her Strabe ; d. kantoor = bielbefOliftigt0 hem in zijn oogen d. = er ivirb bafiir bithen kontor ; d. kind =Tiibrigeg, unrubtgeg ob. be: mitffett, tvfrb nicbt leiebten haufg babonfontmen ; tveglicbeg kinb; d . . ke kleuren = grene ob. hij ziet er uit, alsof hij van de galg gedropen fcbreienbe aarben; d. leven en beweging = is = er fiebt aug tvie bom Gegen gefanen ob. regeg 2eben unb Q3erfebr; d. heen en weer abgefeilt; et bat ein 63algengeficbt, eine tgalgens loopen = gerCiftig (eifrig) in!unb 4er laufen; miene; zie ook m and. maak je niet d. = regen Ste rub nit auf, drulper, m. = Tripper. ereifern Cie rut) nfcbt; hij maakt 't zich niet drulpuat, zie dr ij f n at. d. = er ilberarbeitet rid) nit*, Cast eb rub nicbt druipineus, m.; -oog, o. = bie Triefinafe ; fauer tverben; de markt was d. bezocht = gauge. tvar ftarf befucbt; een d. moedertje = ein druipstaarten, h. = ben Scljtvana einaieben; gefcbiiftigeg ob. ritbrigeg Viitterdgn; op d.. ken d d wegloopen befcblitnt ob. tvfe eitt be. stand = in betebter (better) gage; d ke golf ever $ubel tvegfcbleicben. straat = belebte Straf3e; in den d .. ken tijd druipsteen, m. = Tropiftein. = (voor hotels, restaurants e. d.) in her drnipsteengrot, v. = Trolaffteinbi3ble. Ooltfatfon, (in taken) in her flotten Beit, druisehen, h. = raugen. d. verkeer = reger ob. lebbafter Zerfebr; d. druivellblad, o.; -bloed, o.; -boom, m. = verkocht worden = Ott abgebn, d ke &ben!! blatt (Seinblatt); gblut (Traubenbrut); zaak ftarf befucbteg ob. fiott gebenbeg eheg =Baum (trop. plant: Me Seetraube). fcbtift, (lief di. tvo bid untgett. druivegelei, v. = bag Xraubeng, Zileinbeer. drukl 'fell], -font, v.; -hefboom, m.; getee, smug. -inkt, m. = her Trucflifebter; gbaunt; bie druivegod filebengott, befngott. .farbe (bie Trucferfcbtviirae). druivekorf, m. = elnerforb. drukken, h. = (drukking uitoefenen) briicren; druiveilezen, o.; -lezer = ble R33elnillefe; (persen) preffen; (boek, katoen enz.) brucfett; glefer. iem. de hand, iem. lets in de_ hand d. = einem drukkend. 174 duellist. bfe Oanb, einem ettn. In bfe Oanb brilden ; fem. m. =-- 51).8ug, Zurcbganggbus. aan zijn hart d. = etnen ang (an fein) Oerb dualine (een ontploffingsstof), v. = bag brilden ob. preffen; zijn zegel op lets d. (fig.) %uatfn. feftt Siegel auf ettn. britcren, din. miter. dualis (tweevoud), m. Zuctl(ig). fcbreiben, gutbeften ; 't drukt hem als lood dualisms (leer van de cnontbindbare op 't hart = et britcft Mit tnfe ein eg tweeheid in alle dingen), o. = ber Zualigmug. Heat ibm breifcbtver (3entnerfcbtner) auf bem dualist = win. Oerben; op lets in 't bijzonder d. (nadruk dubbel = boPpert; quitte (kiet) ofd. = b. ober leggen)= ettn. befonberg betonen ob. berborbeben; quitt; met d. krijt schrijven = mit b er de belastingen d. zwaar op de burgerij = bfe Stretbe fcbreiben; (ongunstig) d. spel, d ..e rol = Steuern laften (britcfen) fd)riter auf ben Zilrgern; eg Spiel, b .. e Norte; een d. mensch iems. voetstappen d. = in temg. gutitalgen (ongunstig) = efn 91cbfeltritger; d e adelaar, treten; iem. jets op 't hart d. = einem ettn. d..e bodem, d..e deur, d..e greep = ber ang Gera legen ob. au Oentitte filbren ; hij liegt Zoppetabler, ber ,boben, bfe ber •griff ; alsof 't gedrukt was er Hint tnie gebrudt; d. huwelijk, d. koor, d e loop = bie Zop, ik voel me gedrukt = fd) fitble micb gebritcft; Per*, her .cbor, ber d..e rij = bie gedrukt katoen = gebrucfter ob. bebrudter Rat= Zopinfrelbe; met d e rij knoopen = btveireibig ; tun; zie ook gedrukt, stempel. d e schroef, d. spoor, d..e standaard = bfe drukkend = brilcfenb, fcbtver; 't is d. = eg Zol3pelicbraube, bo •tvtil)rung; d. fit britcrenb; (benauwend) fticfig. tarief, d e wachtpost, d. weefsel = ber drnkker = (8ucb% Sattun) Zruder; (aan slot, oppertarif, ber •poften, bag .netuebe; d e horloge e. d.) Zritcfer. tulp, anjelier = b ..e %etre; d. twee = drnkkerlj, v. = Zrucferei. bol*eft 3tnei; hij kan 'td. en dwars betalen drukkers gezel, -kneeht = Zrucfergefefle, er fann a b. unb acb De3aVen, zie ook .gebiffe, .fnecbt. boekhouden, slaan. drukkersraam, o. = ber ($refi)Zecfel. dubbele, zie doublet. drukking, v. = ber crud; hooge d. = bert,ocb, dubbeleeren (bij 't drukken), h. = fdpnit5en. brucf : machine van hooge d. = toobbrucf: dubbelen, h. = boPPein. mafcbine. dubbelganger = ZoPpetgiinger. druk Hknop, m.; -kosten, my.; -kunst, v. = dubbeihartig = boppelbereg, acbfeltriiges Zrucf Ilfttopf ; •foften; ,funft. rtfcb. drukilletter. v.; -loon, o.; -papier, o. = dubbelhartigheid, v. = Zoppelberaigfeit, ber Zrucflibucbitabe; ber •erfobn; .papier. Wcbteltragerei. drukpers, v. = Zrucfpreffe ; vrijheid van d. = dubbelheid, v. = oppelbeit. $ref3treibeit. dubbeling (van een schip), v. = Zoppelung. drukpersreglement, o. = $retregrement. dubbelkoolzunr = boppertrobienfauer. drukproef, v. = ber florrefturbogen, St or. dubbelkruis, o. = Zopperfreua. reftur; (meer als staaltje van drukkunst) dubbelloopseh = boppeltiinfig. Zrucfprobe; (van gravure) ber $robebrucf; dubbelloopsgeweer, o. = bie Zoppelffinte, drukproeven nazien (corrigeeren) = none& bie =bilcble. turen 'efen. dubbellpunt, o.; -slag, m. = ber Zoppefil drukrol, v. = Zrucf., 9.1uftragetvalae. •puttft (leesteeken ook nylon); :fcbtag. druksehrift, o. bie Zrudi djrift. dubbelispaat, o.; -ster, v.; o. = ber drukte, v. = 2ebbaftigfeit, Oefcbliftigfett, ZonnetqfPatb; ber .ftern ; bfe :babf. vgl. d ru k II; (bide) ellefcblifte ; wat dubbeltje, o. = Zubbettle, 8tveiftilbers, 8ebtt. een d. op straat = tnelcfrein Oebrtinge ob. @ie. centftild ; 't ontbreekt me aan de d s = eg taitbl auf ber Strafe; levendige d. = emfigeg fel* mfr an Tlionetett; 't schip met d.. s = Treiben ; door de d. lets vergeten = fin gang ba4 Oerbfflff. ber Oefcblifte ettn. bergeffen; allerlei d. aner, dubbeltongig = boppelatingig. banb Zeicblifte; (geraas) ber 2tirm, ber SpeN dubbellivers, o.; -zien, o. = ber ZopPelll tafer; (moeite, last) Eilbe, Scbererei; (herrie) herb; .ieDen (bie ZlOroOte). ber Trubel, ber Rummel, bag eettiebe ; (kom- dubbelzinnig= Atnetbeutig (ook voor „onge- plimenteuze of feestdrukte, ook) ber past"); bopPelfinnig. dubbeizinnigheid, veel d. van lets maken (voor niets) = bid v. =-- 8Meibeutigfett; ber ZoPPelfinn. Kufbebeng bon ettn. macben (um nicbtg), eine dubbelzout, o. = ZoPPelfatA. Sathe aufbaufcben (eig. opblazen); d. maken dubiens = bubitig, Atneffelbaft, unficber. (pochen) = bfdtun, prablen, auffcitnetben ; ficb dubio: in d. = fm 8tvelfer, in dubio. maufig macben; d. schoppen Nabau macben; dubium (twijfel), o. = Zubium. flauwe d. = graurett; 't gnat in On d. door = dubloen (Sp. goudmunt f f 20. ?, v. = ift e n VIttftnafcben. Zubtone. druktemaker = Zicftuer, $rabler, Kuf. duedalf, zie dukdalf. fcbneiber; arattienmacter. druktemakerig duehten, h. = (einen, ettv.) fitrcbten; (ettv.) itberbeblicb, bicrtuerifcb, braufglingerifcb. befitrcbten; U hebt niets te d. = Ste braucben drukvorm, m. bfe (9brucf)aorm. fit gar nfcbt Au fitrcbten. drnkwerk, o. bfe Zrucferarbeit, (collectlef) dnchtig = titcbtig, gebi3rig ; iem. d. afranselen Zrucftnerf ; (post) St rucffacbe. einen tnefblicb burcbbauen ob. burcbpritgeln; drop, druppel enz., zie drop I, drop- iem. d. de waarheid zeggen = einem gebarig p el enz. bie Sabrbett fagen, einetn ben Stanbpunft dryade (woudnimf), v. = Zrnabe. Mir macben. Ds. (Dominus = $farrer, $aftor). duel, o. = Zuefl. d. s. (dal segno: van 't teeken af te spelen = duelleeren, h. = ficb buellieren, fit fcblagen; met pistool d. = ficb auf $iftolen fcbragen. '01 bow Beicben % an: d. s.). duellist = Zueriant. duenja. 175 duitblad. duenja, duenna (eerehoedster), v. = Zuenia, deur) Me Zifranget, bfe .0a113e; (haak) fitagel; Zuenna. iern. onder den d. hebben = efnen unternt duet, o. = Zuett. batten; de jongens onder den d. hebben = duf= butztpf, buntOfig, mob(e)rig, tnuffig; (fig.) (ook) bfe antigen ber ecbnurre baben; fem. fabe, fcbat, abgefcbmacft. onder den d. houden = efnem ben Z. aufg duffel, o. = ber 9luge fet,en, ben Z. auffetiett, lets uit zijn d. duffelsch: d. pak = ber ailfferanAug. zuigen = ettv. aub ben a ingern faugen; op zie d u f. duffigheld, dufheld, v. zijn d. fluiten = leer auggeb(e)n, niMtg befont. = ZumOrkgreft 2C., zie du f. men ; geen d. breed wijken = feinen Bollbreft duidelljk = (in alle deelen goed te onder- ob. rein .,aarbreft Iveicben. scheiden) beutticb; (goed te doorzien) liar; dulmbreedte, v. = Zaumen., Botibreite. (waarvan de beteekenis dadelijk te vatten is) duimdik = battmen., Aotibicf. berftlinblicb ; d e hand = beu trfcbe t5anb(fcbrift) ; dulmeling, m. = Ziiumfing, gingerffng. d. spreken = b. fprecben; dat is mij niet d. = dulmelot = Zaumen, Zilumling. bag fit mfr nfcbt tar ob. Mitt beutt., tvirf mfr nfcbt o.; -klepper, m.; -kruld einfetutten ; een d .. e wenk = efn b . er, (geld), o.; -leer, o. = Zaumenoeffen (bie .bal)*; berft .. er einf; dat is d. (ook) bag liegt bfe -flapper; .brecb (ea, 93toneten); &bet bor Kugen ; fem. d. zeggen, waar 't op staat = duimpje, o. = Zitunuben, vgl. ook duim; efnem ben Stanbpunft flat marten; 't is zoo zijn les op zijn d. kennen = feine 2eftfott an d. als tweemaal twee = eg fit flat tvfe Atvei= ben -a ingern berfagen fiittnen ob. am ecbniircbett mat itvef malt bier. baben, Klein D. = Zliutnling. duldelijkheld, v.= Zeuttfcbfeit 2c, zie duid e- dulmOring, m.; -schroef, v. = aumettll lij k. ring ; .fcbraube. duldelijkheldshalve = beutlicbfeitgbalber. dnlmstok, m. = 8offitab, (vouwbare d. ook) dulden, h. = beuten, erflaren, auglegen; Aefgen, bfe Scbmfege. tveffen ; iem. lets ten kwade d. = efnem ettv. o. = bie libel nebmen, efnem ettv. berbenfen ob. berifibefn ; dulnaardappel, m. = bie Zilnenfartoffet. lets ten goede d. ettv. Aura Outen, Awn duinaehtlg = bilnenartig. Zeften beuten. duindoorn, m. = Sanbborn, SeefrettAborn. duiding, v. = Zeutung. duinligras, o.; v.; -kant, m. = duff, v. = Zaube; gebraden d. = (fig.) uner- ~tlnenllgrab; ber .batm ; bie .feite. tvarteter. @fildgfalt, gefuttbenegreffen ; de ge- Duinkerken, o. = finfircben ; Duinkerker braden duiven vliegen iem. niet in den mond = kapers = ifttfircfmer Raper. bfe gebratenen ftiegen efnem nicbt In ben duinroos, v. = ilnenrofe. Vunb ; onder iems. duiven schieten = efnem Damns = bfe Ziltten (Neibe bon bind reibe. ing Oanbiverf Ong (heicbtift) pfufcben ; efnem fob bilgetn fm fitbl. ttatattb : the Downs); slag bij Giebege foramen. D. = Seefcbtacbt bef ben Zitnen. dulfhuls, o. = ber Zaubenicbrag, bag Zauben, dulnliroos, v.; -strand, o.; -water, o.; baug. -waterleiding, v.; -wilg, m.; -nand, o. dulfje, o. = Zitubcben (ook fig.); d. zonder ZilnenlIrofe; ber sitranb ; .tvaffer ; .tvaffer. gal = Z. One ehatte. leitung ; bie .theibe; ber .fanb. duig, v. = Zaube; 't plan is in d .. en ge- theist, v. = ber 91cferfucbgfcbtrattA. vallen = ber Van fit aefcbeitert, ift Au Saffer duister = bunfet; (volledig d.) finfter ; (d. en geivorben, bat rub Aerfcbtagen ob. fit in Me Q3ritcbe somber) bilfter; in 't d. (eig.) = fm St unfeln, gegangen, aub bem Van fit nicbtg aetvorben ; inftern; 't is mij nog d. = (ook) eb fit mfr nocb alles ligt in d .. en = afteg fit berfebtt, fit febl. unfrar; in 't d. verkeeren omtrent lets = gefcbtagen. fiber ettv. fin bunfeln fen; in 't d. rondtasten duighout, o. = ZaubettbolA. = fm bunfeln, f . n tappen; sprong in 't d. dulkeend, v. = Zaucbente. = GOrung fob bunfie ; zoo d. als de nacht = dulkelaar $urAelmann; (watervogel) fo finfter ob. fcbtvarA tvie bie gtacbt ; d stijl = Zaucber ; (duif) $uraettaube. dulkelaartje, bunfler ob. bertuorrener GM; d. vermoeden = o. = $urAerntlinnoten, ber Stebauf, etebaufcben, bunfete Kliltung ; vgl. donker. ber 81013ermann, Cartesiaansch d. -= far. dulsteraehtig = ettv. bunfet, finfter ob. biliter. teflanifcber Zaucber ob. Zeufet. dulsterheld, v. = Zunfelbeit, Unflarbeft. dulkelen, = 13urieln, efnen $urAelbautn duisterling = Initerting, Zunfettnann, Ob. fcbragen (fcbief3en); (ig.) ftilren, purAeln, (bij ffurant. 't examen) burcbfatten, VurAern. duisternis, v. = ittfternig, Zunfelbeft, bag dulkellng, v. = ber $urAelbattnt; (fig.) ber Zunfet; Egyptische d. = iigtiPtifcbe wer- SturA. ken der d. = 1erfe ber . ; vorst der d. = dulken, h. en z. = taucbett; (bij 't zwemmen ook) ben St ol)fftyrung macben; (buig en) ficf) buden. dult, = Zeta; dat is geen d. waard = bag ducker, m. = Zaucber (ook voor vogels); ift feinen Z. (fefnen Zrefer, fig. ook fefnen (soort kleine sluis) bag efel, Sicbter, Zilcfer; q3ffffertfng) trert dat is geen d. waard (is heel wat d.! = Aura Oenfer! Awn auctucf! alle Setter! gemakkelijk) = bag fit finberteicbt ; hij heeft dulkerflgans, v.; -helm, m.; -hoen, o.; geen rooden d. = er bat fefnen roten k^effer ; een -klok, v. = Zaucberff gang (Zaucbgang); •belm; d. in 't zakje doen = fatten Senf ob. feinen Zrefer .butnt; .glocfe. bap gebett; dat k nst me een heelen d. = bag foftet dulkersiuls, v. = bag Sid, ber Ziicfer. tuft efn fcbtvere, 03elb ob. ein .0eibengelb ; een dulkertje,o.,zieduiker en duikelaartje. mooien d. verdienen = efnen TcOnen OroMen dulkertoestel, o. = ber Zaucberapparat. Verbienen; om de d .. en = tvegen ber D1oneten, dulking, v. = bag Zamben; (van de kim) beg Mammon& tvegen, utng Ifebe Gelb; hij heeft Zildfng (ber Stimtn). d .. en = er bat Tioneten ; vgl. ook cent. duim, m. = Zaunten ; (mast) Solt; (aan een dultblad, o. = ber groic4b15. duitedief. 176 dunbeenig. duitedief = $fennigfudger, Oelbtvolf. her .bivirn (her et5egenbtvirn); .auge (RIcferri3gcben). Duitseh = beutfcb ; 't D. = bag .. e; in duivelstoejager = VIgertveltgbaftler ; fat= 't D. vertalen = in& .. e itberfej3en ; 't tegen- totunt ; Q3eilaufer. woordige D. = bag beuttge Z.; zijn D. = fein duivelswerk, o. = Teufefitverf; berteufette Z.; hoe heet dat in 't (op z'n) D.? = tvie &belt. beif3t bag auf . (int .. en)? duivelmelker; -meet, m.; -paar, o. = Duitsche(r)= ber (bie) Teutfcb 11 e, ein .. er Taubettil blicbter (=jord); smift; .13actr. (eine .. e). duivelpost, v.; -slag, o. (-tit, v.); -valk, Duitschland, o. = Zeutfcbfanb. m. = TaubenDoft; her fcblag; ,falfe. duivebek, m. = Taubenfcbnabef. duizelen, h : ik duizel = mir tuirb (icb tverbe) duiveboon, v. = Keine Saubobne. fcbtvinblig (ice fd9tvinbfe), tuft fcbtvinbelt; mijn duivelidrek, m.; -ei, o. = auben milt; ref. hoofd duizelt = ber SloOf fcbtvinbett mfr. duivehalskleurig = taubenbalrtg, tattbett, duizelend = fcbtvinblig, zie vender duiz e- farbig. lingwekkend. duivehok, o. = ber Taubenfd)lag. duizelig fcbtvinblig ; d. worden = fcbtv. duivekater: wat d.! = ate Setter bum tverben, ben Gcbtrinbef belommen. Oenfer ! bum auctucf I duizeligheid, duizeling, v. = ber ecbtvin= duivekervel, v. = ber Taubenferbel, her bet. arbrattcb. duizelingwekkend = fcbminbelerregenb, duivel, m. = Teufel, Satan, @ottfeibeiung, fcbminblig; d. hoog = fcbminbetbocb. tier 8i3fe; alle d s! = ate Z.! afte setter duizend = taufenb ; d.. en soldaten = T e een arme d. = ein armer T. ob. Bauder; de bon Solbaten. d. haal je = tot bicb her T. I hoe d. weet duizendIblad, o.; -bloenaegeur, m. = je dat? = nie bum T. h3eif3t bu bag? hij heeft Taufenb q Matt (bie sgarbe, bie Scbafgarbe); bag den d. in = er bat ben T. lot 2eibe ; de d. •biumentraffer. en zijn moer = her T. unb feine Orof3mutter ; Duizend-en-een-naeht = Taufenbunbeine loop naar den di = fcbere bid) of geb bum Racbt. T.1 iem. naar den d. wenschen = einen bum duizenderlei = taufenberfei. Z. tviinfcben ; ledigheid (luiheid) is des d s dulzendguldenkruld, o. = Taufenbglifben= oorknssen = 97)1iltiggang ift after 3after fraut. 9Infang, of ift beg T . inubebanf ; 't is of dulzendjarig = taufenbjlibrig ; 't d. rijk = de d. er mee speelt = eg ift algob her Z. bag T . e Meicb ; d. tijdperk = bag Wlifteno mit fin Si3iele Wire, eg ift tvie berbegt ; als nium, bag ZObrtaufenb. men van den d. spreekt, dan rammelen zijn duizendOknoop, m.; -koren, o.; -kun- beenen (dan is hij er) = man fort ben T. nicbt stenaar = Taufenb fnoten (=fniitericb); 'torn; an bie eanb maten of tvenn man ben Solt nennt foment er gerennt of Wenn man born duizend f maal ; -maal herhaald; -pon- Wolfe !VAC, guilt er fiber ben Saun; bij den dig = taufenb mat ; ,malig %43filnbig. d. te bieeht gaan = hem gucbie beicbten ; duizend poot, m.; -sehoon, v. = Taufenb 't is een d. van een wijf = rte ift ein T. fuf3 (glitter, bag %beitt); bag gfcbi3n(cben). bon einem Seibe, fie ift eine Teufelin ; wat d. duizendste = ber (bie, bag) taufenbfte ; d. mankeert je? = tvag (bum) ffcbt bicb an? (deel) = bag Taufenbftel. de d. is niet zoo zwart ale men hem maakt = duizendtal, o. = bie Taufenbbabl; taufenb, her T. ift nicbt fo fcbtvarb mie man apt malt; bag Taufenb ; (in de rek.) her Taufenber. zie ook dom. duizend II voud(*); •werf = taufenb II f4; duivelarij, v. = Teufelei. .matig (adv. .mat). duivell banner; -bezweerder; -bez we- dukaat (gouden f f 5,25; zilveren f f 2.50), ring, v. = Teufetg 11 banner ; sbefcbtviirer ; m. = utaten. dukategoud, o. = Zufaten= %befcbmiirung. gab. dukaton (zilveren f f 8.50), m. = duivelen, h. = toben, tvettern ; (einen) quliten, Zufaton. begieren ; lig niet te di = bum tienfer mit dukdalf, m. bie Tiictbalbe, Me Zucbalbe. beinem Unfinn 1 Dulcinea (geliefde, oorspr. van Don Quichote) duivelin = Teufelin, .tege, bi3fe Sieben. = Zutbinea. duiveljagen, zie duivelen. duldbaar = bulbbar. drivels! = bum Teufel I die Teufel! ate Setter! duldeloos = unertrligticb, unaugitebficb. duivelsbeet, m. = Teufelg(ab)bit. dulden, h. = butben, leiben, ertragen, augfteben; dnlvelsbrood, o. = her Vis. stil d. = (tilt b.; dat duld ik niet langer = duivelseh = teuf(e)lifcb, biabofifcb ; 't is om bag butbe, ertrage ob. leibe icb nicbt flinger; iems. d. te worden = um beg Teufel& au tverben, plagerijen niet langer (kunnen) d. = jemg. bunt Tofttverben; een d e kerel = ein ber, Vlecfereien nicbt flinger ertr. ob. augfteben; niet teufelter Rent, ein Teufelgferf, 97torbgferl. langer (willen) d. = nicbt flinger ertragen; duivelslidienaar ; -drek, m. = Teufel& II andere sekten worden hier niet geduld = .. biener; %bred (asa fcetida). bier nicbt gebutbet, nicbt bugetaffen; dat duld duivelskers, v. = Ounbgfirge, Bautv, ik niet = (ook) bag taffe 1c1 tuft nicbt bieten. Oicbtrilbe. dulder = Zulber. duivelsilkind, o.; v.; -kunst, v. = dulding, v. = Zufbung. Teufelg finb ; .flaue (plant en haak); .funft dun = blinn (in alle bet.); een d. inkomen = (6:13 Warp tunft). ein tvinbigeg ob. geringfilgigeg %Infotnnten ; d. ge- duivelskunstenaar = ecbtvarbs, Teufelg=, zaaid = b. gefat; d ne darm = Zitnnbarm, Zaufenbfilnitler. zie ook d i k. duivelskunstenarlj, v. = elf) Warm £unft. dunbeen, m. en v. = bag Ziinnbein, bag duivelso list, v.; -melk, v.; •naaigaren, 0.; Storcbbeitt, bfe lange 2atte. •oog, o. = Zeufelgi lift; =mill (ottgutfic0); dunbeenig = bitnnbetnig. dunbier. 177 dwaalspoor. dunbier, o. = Ziinnbier. dark (in een schip), m. = $untPenfob, bie dunbladerig = biinnblatt(e)rig. iilge. dunbloedig = biinnbriitig. durra (negerkoren), o. = bie %arra. dundoek, o. = bie atagge, bie A,abne. durven, h. = wagen, fit getrauen, ben Whit dunharig = biinnbaarig. baben, (in 't bijz. tegenover meerderen) fit dunheid, v. = Ziinnbeft, Ziinne. unterfteben ; dat durf ik niet vast zeggen = dunhuidig = biinnbautig. bag tvage icb (getraue it mix) nitt beftimmt gu dunk, m. = bie Beinung; een hoogen d. fagen; hij durft alles = er tvagt atteg, unter% van zich hebben = efne bobe V. bon fit ftebt fit atteg ; hij dorst niet naar binnen = er baben, ficb ettn. roe biinfen, fit fiir ettv. tvagte ob. getraute lid) nicbt bitten; als je durft! = %rote& batten; ftarf bon fit eingenommen fein; Wenn bu 0 tvagft I hij durft niet = er bat nit* een hoogen d. van zijn werk hebben = ficb bag t erg (bagu); ik heb 't niet d. zeggen = it ettv. auf feine 9lrbeit eittbilben ; ik heb geen tvagte nicbt, getraute mit nicbt ob. bate nicbt ben grooten d. van dat book = it meine, bag Out Whit eg au fagen. bat nicbt bid auf fit ; ik heb er geen grooten dus = alfo, (bijgevolg) folgtit, mitbin. d. van (nt. van iets dat men nog moet leeren dusdanig = Tack tibnlit, berartig ; (adv.) kennen, van iets toekomstigs) = it ftette mir fo, auf biefe (folte) Seife, berart. nicbt biet babon bor. dusver = fotveit; tot d. = Mg fotveit, big babin. dunken, h.: mij dunkt = mit (mir) biinft; dut, m. = Scbtutnmer, bag St bitten, Vticfer; me dunkt, we moesten naar huis gaan = icb in den d. raken = einnicfen, einbufein, eim benfe, Mr geb(e)n nacb t^aufe; wat dunkt u fcbtafen; iem. uit den d. helpen = anent aug daarvan? = tnag meinen Ste bagu ? bem Zraume betfen (vgl. droo m); ik heb een dunlijvig = biinnteibig. heelen d. gedaan = it babe einen gebi3rigen dunnen, h. = biinnen, biinn tnacben; ber- ettaf gematt, ein tftcbtigeg Stild gefcbtafen. biinnen ; (een boom) auglicbten, augfcbneiben ; dutje, o. = ettliften, her 9'licrer; een d. doen (een bosch, de gelederen) titten; (haar) aut, = ein S. maten. ftneiben. dutstoel, m. = 9licrftubl, Orotbaterftubr. dunnetjes = bilnn; zijn examen was maar dutten, h. = fcbtummern, ein Stitifcben d. = .. War nur biirftig ob. biinne; iets d. over- macben, eingenicrt fein; hij zit te d. = (fig.) doen = etw. nocb einntat ntacben, an bif3cben er trtiumt, bi3ft, biimmert ein bitcben, ift geifteg% tvieberboten; 't zit er (bij hem) maar d. op = abwefenb. el fit bei ibm nitt bid. dotter = SClifer , (suffer) bie St tafinlitle, damsel, o. = junger 2attit (ber eartenfatat). Zi3fer, Zi3gfobf. dunsnavelig = biltinfcbttliblig. I. duur (adj.) = teuer (in alle bet.); („veet dente, v. = Ziinne, Ziinnbeit. kosten veroorzakend" ook) foftipielfg, dure tijd duo, o. = Zuo. = teuere 8eit, (aigemeene duurte) bie Zeuerung. duodecimo (boekformaat van 1 vet 'in 12 II. diner, m. = bie Zauer ; op den d. = auf bladen, 12mo. of 12?), o. = Zuobeg ; een Me W., auf bie lunge, mit her 8eit ; dat kan deeltje, boekje in d. = an Zuobegblinbcben. zoo niet op den d. = bag gebt fo nicb auf Me W.; duodecimo-formaat, o. = Zuobegformat. hij heeft rust noch duur = er bat weber Raft dupe, m. en v. = bag Gcbtattopfer, ber (bie) not Rube (Rube not Raft); dat zal niet van Zilpe; ik ben er de d. van = it muf3 0 langen d. zijn = bag tvirb nicbt bon Langer Z. augbaben, icb bin bag ecf) fattopfer ob. her fein, nicbt Lange bauern; dat is niet van d. = Silnbenbod ; hij wordt, is de d. van de historie bag ift nicbt bleibenb. = er mut eg fcbttef3tit augbaben ob. entgetten. duurkoop = teuer; goedkoop d. = (alg.) dupeeren, h. = bill3ieren, ttiufcben, iibertiften. RBobtfeit foftet bid eetb ; (in een bijz. geval) duplikaat, o. = Zuptifat. mato aber fcblecbt. duplicator (versterker van etectriciteit), m. duurte, v. = Zeuerfeit ; Zeuerung (zie duur I); = 5bui3tifator. ik zal er de d. niet in brengen = burcb mid) dupliceeren (van dupliek dienen), h. = tvirb eg nicbt teuer tverben. bulltigieren. duurtetoeslag, m. = bie Zeuerungggutage. dupliek (beantwoording van de repliek), v. duurzaam= bauerbaft ; („blijvend") bauernb ; = Zuptif. (van stollen ook) baltbar. duplo: in d. = in duplo, in gtvei kemPtaren, duurzaamheid, v. = Zaueri)aftigfeit, .alt' bot4ett. barfeit. durabel = burabet, bauerbaft. duvelstoejager, zie duivelst... duren, h. = bauern, tviibren, anfteben; ficb duw, m. = Stot, $uff; (aan een kar e. d.) Scbub; batten, bauerbaft fein; 't duurt me te lang = d. in de leaden = Otippenftot; hij kan een eg bauert (tviibrt) mir gu lange; 't zal lang d..(tje) velen = er Cann einen Huff bertragen. duren voor je me weer ziet = bu tnlrft mit duwen, h. = ftoten, brengen, brilden ; (een fo bath nicbt tvieberfeben of bu fannft lange wagen) fcbteben ; iem. jets in de hand d. = Warten bebor (bid) bu mit Wieberfiebit; 't einem ettu. in bie .anb bvitcfen. duurde niet lang, of hij had weer gebrek aan dv. (dienstvaardig, zie dat woord). geld =0 bauerte nicbt lange, ba (fo) batte dw. (dienstwillig, zie dat woord). er ... ; 't zal een heelen tijd d., voordat... = eg [dwaal, v. = Zed, Ziftbecfe; bag 2eitentud).] tvirb eine geraume left bauern (anfteben) ebe dwaalbegrip, o. = fatiter ob. irviger Q3egriff, (big)... ; die vruchten kunnen niet d. = biefe ber jrrbegriff, her jrrtum. gritcf)te batten fit nitt, finb nil* baltbar ; hij dwaaljgeest, m.; -leer, v.; -licht, o. = kan nergens d. = er barrt nirgenbg aug ; 't carrIgeift ; .tetyre ; %ticbt (her 'crtvifcb). biljet duurt 3 dagen = . . . Mitt 3 rage. dwaalspoor, o. = ber jrrtveg, bie berfebrte durfal = eagebalg; Zeufelg., Olitfert. (fatfte) Spur; je bent op een dw. = bu btft durfniet = 5eigling, Oafenfuf3, itictienberg, tin Jrrtum ob. auf bent Oolgtveg ; iem. op een dw. bie femme. brengen = etnen trrefittgen; ik laat me niet VAN OIELDEREN , Duitsch Woordenbock. II. t2 dwaalster. 178 dyn am isch. op een dw. brengen = ti Utile micb nicbt tyre dwarsdraad, m. = Eluerfaben. macben. dwarsdrijven, h. = abficbtlicb tviberflarecben dwaalster, v. = ber tilanbelftern, ber $lanet. (tviberftreiten), gefucbte %inwiinbe borbringen. dwaaltithi, m. = Z5'rrgarten. dwarsdrijver = etterfopf, ,treiber; Oabe. I. dwaas, m. = Zor; ingebeelde d. = eine% rec4t, Streitbammet. bilbeter gtarr ob. @ea; verliefde d. = bertiebter dwarsdrijverij, v. = Eluertreiberei, Auer. Starr. Recbtbaberei. II. dwaas, dwaselijk (adj. en adv.) = dwarsililuit?v.; -finitje, o.; v. tart*, niirrifcb ; dom d. = atbern, einfaltig ; -bout, o. = suer(' Mite; bie ,l)feife; .fi3pflgfeit; een dwaze inval = ein tiiricbter %infaft; ik .1)016. ben niet zoo d. om dat to gelooven = icb bin dwarskijker = 8einer; (ongunstig) KO. nicbt fold) eitt Vtarr, ba4 au gtauben; wees paffer, spionierer. niet d. = lei nicbt einfattig, ook fef fein Starr; dwarsllkop, m.; -lat, v.; -legger, m. = een dwaze (min of Ineer onaangename) ge- Quer!! fopf ; •tatte; bie =fcbtoefte. schiedenis = eine bunune 153efcbfcbte ; zich d. aan. dwarsillijn, v.; -lijst, v.; -naad, m. = Auer ll. stellen = fic4 niirrffcb ob. Iiicherticb benefunen; tinie; ,teifte; bie .nabt. ben je d.I = bift bu Bei Zrofte, bift bu tort! dwarslIpad, o.; -rib, v.; -roede, v. = ber dwaasheid, v. = Zorbeit, %arrbeit; (grappe- euerPfab; bc0 =banb; =ftattge. makerij) Vtarretei; has! Been dwaasheden uit dwarsfisaling, v. ; -sehot (in schepen), o. = marl (e) feine Zummbeiten. = ZblarUfating; .fcbott (bie ,fcbotte, Quer.). dwaashoofd, m = Starr. dwarslislag, m.; -suede, v.; -spar, v. = [dwale, zie dwaal.] eller!! bieb ; ber .fcbnitt; ba4 .banb. dwalen, h. = irren; (minder alledaagsch) dwarslispier, v.; -straat, v.; -streep, v.; (berunt)fct tveifen; (berum)ftreifen; (geestelijk) o. = ber Eluerilmu&fel, .ftrate; ber irren, im Zfrrtunt fan; (rich vergissen) ficb :ftricb; •ftitcf. irren, im jrrtum fein; d. is menschelijk = dwarste, v. = euere ; in de d. = nacb ber jrren ift menfcbticb ; in een bosch d. = in einem ber nacb. En the berutnirren, (met een of ander doe!) dwarsilvoor, v.; -weg, m.; -wind, m. = berumftreifen, ficb berumtreiben; zie ook d o le n. euerlifurcbe; :tveg ; dwaling, v. = ber arrtum; iem. uit zijn d. dwarszee(s) Iiggen = btvargee tiegen. helpen = einen bon feinem abbringen, dwaselijk, zie dwaas. einem ma bem Zraume pelfett. dweepaehtig fcbtviirtnerifcb, fanatifcb; dwang, m. = 8tvang ; iem. d. aandoen = itbereifrig, einem Btu. ob. Oetvatt antun; zich zelf d. aan- dweepster = Scbtviirmerin, ganatiferin. doen = ficb Btu. antun, ficb aufammennebmen; dweepziek, zie dweepachtig. de d. van 't rijm = bie aeffel (ber BID.) be4 dweepzueht, v. = ber aanatOtntt6, Scbtviir= Oteim0 ; onder d. = atO 8tv., atvanOtveife. merei. dwangll arbeid, m.; -arbeider; -bevel, dweepzuehtig = fanatifcb. o.; -bilis, o. = bie 8tvang4tiarbeit; sarbeiter; dwell, v. = ber 8afcbs, Scbeuertapilen, (scheepst.) ber .befebt (soma ook ber Bablungaefetif); ber Gcbtvabber ; (vrouw) Scbtampe, lieberlicb0 bie :jade. grauenaimmer, Zirne. dwangildienst, m.; o. = 8tvang& dweilen, h. = (ben ioben) tvalcben, aufs bienft (bie =fron) ; mita& tuafcf)en, fcbeuern. dwangnagel, m. = 91efb., 9liebnaget. dweilstok, m. = ecbtvabberftocf. dwanicilopvoeding, v.; -plleht, m.; -reeht, dwepen, h. = fcbtvtirmen; met iem. of iets o.; -wet, v. = bie 8tvangMerafebung ; ,pfticbt; d. fitr einen ob. etto. fcbtv. .recbt; ba& :get et. dweper Scbtviirmer; (godsd. vooral) aanco dwarrel, m. = eirbet, Strubet. titer, ifferer; (droomer) $bantaft. dwarrelen, h. = (van 't stof, dorre bladeren dweperij, v. = Gcbtviirmerei, ber aanati4muL e. d.) wirbetn; 't dwarrelt me voor de oogen = vgl. dweper. ftirrt ob. flintmert mir bor ben Rugen ; (gon- dwerg 8tverg ; (spottend) attirO, Viumling; zend) fcbtvirren; gasten d. door elkaar = 2itiput(an)er, afcbenfreK (Mite fcbtvirren ob. Mittman burcbeinanber. dwergaehtig = evergbaft, •artig. dwarreling, v. = bet ber Strubet. dwerggaehtigheid, v.; -boom, m.; -eend, dwarrelwind, m. = Tairbettvinb. v. = 8thergl*ftigreit, .bautn; •ente. dwars = quer ; d.. e lijn = euertinie; d..e dwerg eik, m.; -gestalts, v.; -palm, m.; doorsnede = ber euerfcbnitt ; d. antwoord = -yolk, o. = bie Blvergleicbe; •geftatt; bie bi3fe, berfebrte ob. iirgerticbe Kntivort ; hij is altijd .patme ; •botf. dwars = er ift immer fontrar, querfatIfig, dwingeland = ZVrattn, Zef pot. tviberbaarig ob. tviberborftig, bat immer dwingelandij, v. = ZVrannei, ber Zerpo. tviinbe ; een d. mensch = ein Eluerfo0; d. ti4muL door den vijand heen = mitten burcb ben dwingen, h. = enliven; (minder met ge- aeinb binburcb ; een straat d. oversteken weld) niitigen; (van kleine kinderen) brangen, quer fiber eine Straf3e geb(e)n; d. doorsnij- quengeln, trieaen; zich d. = ficb atvingen, ficb den = nacb ber euere burcbfcbneiben ; een 8tvang antun; zie ook gedwongen. houw d. over 't gezicht = efn Eluerbieb (ein dwingend atvingenb. Veb quer) fiber ba& t. of iem. den voet d. dwinger = Ttyrann, Zranger, Quengter, vgl. zetten = einem et inberniffe bereiten ob. in ben dwingen. Beg tegen: einem entgegenarbetten. dwingerig quengetbaft, quengetig. dwarsbalk, m. = Eluerbalfen. dwingerij, v. = Quengetei. dwarsboomen, h. = (einem) Oinberniffe dynamica (leer van de bewegende krachten), beretten (in ben Beg legen), einem entgegen. v. = Z4nantif. arbeiten; einem in Me Cluere footmen. dynanalseh = Mutatnifcb. dynamiet. 179 edelaardigheid. dynamiet, o. = Zbnamit. dynast (klein vorst) = Ziptaft. dynamo, m. = bad Zt)namo, bie 504natno= dynastie, v. = Zbnaftie. mafcbine. dynastilek = bbnaftifcb. dynamometer (krachtmeter), m. = ba4 dysenterie (roode loop), v. = Zt)fenterie, 94namometer. Rub; ber Cutstvang. E. E, v. = WO e; (muz.) E; E-majeur = E.bur; echtellijk = ebelieb. E-mineur = Equal. eehtelingen, my. = %beteute. E.A. (edelachtbare, zie aid.). echteloos = *fa. e. a. (en andere(n) = unb anbere). echteloosheid, v. = %belorigreit. eau deliCologne, v.; -Javelle, v.; -Laven- eehten, h. = (efn Stinb) legitintieren, aver. de, v. = %au beMologne; %,a'abette; 02abenbe. fettnen. can forte (sterk water, eta), v. = %au forte. eehter = abet, jebocb, artein. eb, v. = ebbe (ook fig.); eb en vloed = %bbe eehtestaat, m. = ebeitanb. unb atut; als de eb begint = mit %intritt ber eehtgenoot = @entaf)f, eilatte; e.. (e) = ebbe. Gientablin, eattitt. ebanker, o. = bet %bbanfer. eehtheid, v. = %cbtbeit, alutbentfaitat, vgl. ebbeboom, m. = ebettbotabaunt. echt I. ebbehont, o. = ebenbora. eehting, v. = 2egitimation, %belicbfeWer. ebbehouten = ebenbiilaern, %benbot5 . . . !Wrung. ebben, h. = ebben; 't water is aan 't e. = echtllkoets, v.; .paar, o. = baa e4ellbett; a ebbt. obaar. e. c. (exempli causa: bijvoorbeeld = aunt eehtschelden, h. = ebefcbeibett. 8effbiel : e. c.). eehtseheiding, v. = ebeicfjeibung , e. aan- deartd (een kaartspel), o. = %carte. vragen = auf %. antragen, eine llage auf %. eearteeren, h. = efartieren, Megtverfen, einreicben. megtun, %carte fbfeten ; befeitigen ; (Marten) eeht II schender; -sehending (-schennis), tvegtverfen, meglegen. v. = tBbegfcblinber; .fcbanbung. eeee homo („daar is een mensch": afbeelding eehtll verbintenis, v., -verbond, o., -ver- van Christus met de doornekroon), o. = bet eeniging, v. = ebelicbe Zerbinbung, ber %cce:,i5orno. %bebunb, ba& ebebitnbn0. eehappement (in uurwerken), o. = Mbab% echtverklaring (van kinderen), v. = 2egis pement. timatfon, %belfcbfeitgerfliirung. echauffeeren (zieh), h. = (ficb) ecbauffieren, eclaireur (veldverkenner) = eflaireur, 9.tuf% erbiOn. Wirer. 6ehee (nederlaag), o. = ber %cbec, bie Scblabtx, eclat (opzien), o. = ber %fiat; Vtuffebett. ber Eiterfolg ; e. lijden = efnen %. ob. efne Scbl. eelatant = efiatant, glanzsenb, Vluffeben er, erleiben. regenb. eehel, m. = Olutegel. eeleetiens (die uit verschillende stelsels kiest, echo, m. = bad %cbo. eehoen, h. = ecboen. wat hem 't beste lijkt) = %fleftifer. I. echt (adj.) = ecbt, tvabr, recbt; (van oor- eeleetisch = efreftifcb. ?konden e. d. ook) autbentficb ; e. zilver, goud eelips, v. = Milie, Sonnen,, VonbfiniternM = ecbta Silber, (orb; e .. e kinderen = eje. eelipseeren, h. = effiprteren, berfinftern, ber, If* Stinber ; e .. e zoon van zijn vader = eater bunfeln (ook fig.). (tnager) Sobn feina Zaterg; e. Duitsch, vrou- eeliptiea, v. = „Moir. welijk = ecbt beutfcb, tveiblicb ; eon e .. e eeonomie, v. = tfonotnie. Rembrandt = efn eater M.; e ..e vriend = eeonomiseh = iifonontifcb, tvirtfcbaftlicb. ecbter, tvabrer, tvabrbafter ob.recbter areunb; e..e eeonomizeeren, h. = iifonomirteren, with grap = recbter ob. guter Sbaf3; e. gelukkig = fcbaftlicb leben.,. refit ob. tvabrbaft gliicfticb; hij was e. in zijn oe onoom = efonotn. element = er mar recbt in feinem %temente ; ed. (editio, editie = %bition). e. waar = Melia) tvabr ; e. van kleur = e. d. (en dergelijke = unb libitlicbe : u. ii.). farbecbt. Edam, o. = %barn. II. eeht, m. = Me %be; in den e. treden -= Edammer (Edamsehe) kaas= %banter Rifle. in bie %be treten ; zich in den e. begeven = Edda (naam van twee verschillende werken fu, in ben %beftanb begeben ; in den e. ver- van Oud-IJsl. literatuur), v. = %bba. binden = *lid) berbinben; buiten e. geboren edel = ebet; (adellijk) ab(e)fig ; e. bloed, hart, = auf3erebelicb. metaal = ebla glut, (ter& Meta; de e .. e eehtbreken, h. = ebebrecben, bie %be brecben, deelen van 't lichaam = bie ebben (eblern) ebebrikbig tverben. Xeile bed St artier& ; e. wild = ebeltvflb ; de eehtbreker = %bebrecber. e .. en = bie %betn, bie 20(e)ligen. echtbreuk, v. = ber %bebrucb ; e. plegen = edelaardig = ebetgefinnt, .finnig. bie (be brecben, ebebriicbig tverben. edelaardigheid, v. = ber %belfinn, We echtelieden, my. = 01§eleu te. ebte Oefinnung. 12* Edelachtbaar. 180 eenig. Edelachtbaar = tiocf)tooblgeboren, zijn E.. e eeltaehtig, eeltig = fcbtvielig. = Seine ,t). ; de e .. e raad = On boctjebter Rat. eeltknobbel, m. = bfe Sdpviete. edel 0 denkend ; -geboren = ebet V benfenb eeltzweer, v. = ba& ScbtbfetengefcbhAtr. (:geiinnt); •bitrtig. een = ein, eine; een Pilsener, een koffie be. edelgesteente, o. = (verzamelnaam) %bet. stellen = ein g3itfener, ein Staffee beftetten; e., geftein; (voorwerpsn.) bet gbefftein. twee, drie = ein&, billet bref; e. en twintig = Edelgrootaehtbaar = et, odnvol9fgeboren. einunbatvattaig ; 't is Eién uur = e& ift ein Ubr, e& edelheid, v. = ber %bet, Zortreffticbfeit ; ift gin& ; de klok slaat e. = ... fcbtagt ein&; man 9ibtigfeit; e. van hart = ber ter5en&abel; Uwe en vrouw zijn e. ---= . . .finb eitt&; ze zijn van E. = guer (gtv.) .0ocbtvobtgeboren. 66n leeftijd = fie finb eine& Kfter&, bon einem edellthert, o. ; -knaap; -lieden, my. = ber Rtter, glad) alt; een van ons = einer bon un& ; gbeIll birfcb ; •fnabe; steute. e. en dezelfde = ether unb berfetbe; e. van edel ll man ; -marter, m. = g bet II mann ; beide is waar = ein& bon beiben .. . ; e. op de .marber. drie = jeber brftte; mijn e. en alles = mein edelmoedig = ebelmiitig, ebet. ein?unb arta; e. voor e. = einer (eitt&) nacb edelmoedigheid, v. = bet gbelmut. bent anbern; de e. zegt dit, de andere dat = [Edelmogend = OocfprolgtOblict]. diner (ber eine) fast bieg, bet anbre bag; een edelOsteen, m.; -valk, m ; -vronw; -weisz, e. = elite gin&; eene („zekere") P = ether $, o. = %bell' ftein ; gaffe; %frau ; .tvett. ein getviffer 913. Eden, o. = %ben, 43arabie4. eenarmig = einarmig. Edenburg, o. = gbinburg. eenbes, v. = ginbeere. edict, o. = gbift. een II bladig ; -broederig; -bultig = ein ll .., [edik, m. = gift.] btlitt(e)rig ; .britberig ; sbikterig. Edith = bitD. eend, v. = ente; wilds e. = eilb., Stocfente; editie, v. = gbition, Ku&gabe, ook Kuffage, een domme e. = eine buttnue (tatt&; zie ook vgl. uitgave. b ij t. Edmond = %binunb. eendaehtig = atbern, bumm, ftullib, limpet, edoeh = attein, aber. bliibfinnig. Eduard = %buarb. eendaehtigheid, v. = 91tbernbeft 2C. edueatie, v. = greebung ; zie verder o p- eendagsvlieg, v. = gintag&ftiege. voeding. eendellbout?m.; -el, o.; -bagel, m. = bfe eed, m. = gib, gibfcbtvur; een e. doen, af- entenll feute (.braten); •ei, .bunft Raga; ber, leggen = einen sib abtegen, teiften, fcbtaren; ba& .Perot). ik doe er een e. op = icb befcbtare a&; ik eendellhok, o.; -jaeht, v.; -kom, v. = zou er geen e. op willen doen = to miiebte entenllbaa, .ictgb (.bei5e); ber ?fubt. nicbt barauf fcbivi3ren ; iem. een e. opdragen, eendelkool, v.; -kroos, o. = entenil foie terugwijzen = einem ben gib aufcbieben, Auritcf. (Zogetfoie, ber gntenberb) ; •griin (bfe •gritt3e). fcbieben ; iem. een e. afnemen = einem einen eender = gleicb, itbereinftimmenb ; bagelbe. gib abnebnten, ellen beeibigett; zijn e. houden, eende If roer, o.; -vijver, m. = bfe entenff. breken = feinen gib batten, brecben ; onder bitcbfe ; •teicb. e .. e = eibticb londer e ..e bevestigen = eiblicb eendje, o. = gntcben; alle e .. s zwemmen (mit einem gibe) beftlitigen, befrliftigen ob. erbar. in 't water = aft meine entcben fcbtvimmen ten, ettu. beeibigen; onder e..e verhoordworden int See. = eiblicb bernommen iverben; een e. afleggen eendracht, v. = gintracbt, ginigfeit; e. in handen van den voorzitter = bon bent glor. maakt macht = eintract (ginigfeit) inapt ftarf. fitlenben bereibigt tverben; e. van trouw, van eendraehtig = eintrticbtig, eintnittig ; in gehoorzaamheid = gib ber St reue, beg Oebor: gintracbt, In gfnigfeft. Same; dare, heilige, valsche e. = teurer, 4ef% eendvogel, m. = bfe %rite. tiger, fatfcber gib. eenenmale: ten e. = gtingicb, boffenb4; ten eed II allegging, v.; -afneming, v. = gibe& II? e. onmogelijk = (ook) fcbtecbterbing&, burcbatt5 reiftung ; :abnabnte. ob. einfacb unmi3giicb. eedbreker = eibbre(ter, gibbritebige(r). eener 11110. ; -zijds = ether 1 lei ; -feitg. eedbreuk, v. = ber gibbrucb ; e. plegen = eenhandig = einblinbig. eibbritcbig tverben. eenheid, v. = (in getallen) ber giner ; eedformule, v. = gibegfortnet. (grondgrootheid en ftiozollsche term) efOett; eedgenoot = %ikon* e. van handeling, van plaats en van tijd = eedgenootsehap, o. = bfe gibgenoffettfctxft ; ginbeit ber Oanbtung, be& Orte& unb ber Beit; 't Zwitsersche e. = bfe fcbtveiserifcbe g. e. in de verscheidenheid = ginbeit in bey [eedgespan, o. = alerfcbtarer ($1.)]. Zielbeit; e. van bestuur = ginbeitticbreit ber eed ll sehender (-verkraehter) ; -schen- Zertvattung. ding (-verkrachting) = %lb ll breober (.bril. eenheidsbeleider = efOetagiiiubige(r). cbige(r); ber •brucb. eenhelmig = eintnannig. Eefje = %imten. eenhoevig = einbufig; e. dier = ber ginbufer. eega = eatte, $73attin. eenhoofdig = monarcbifcb; e. bestuur = ble eek, m. = (azijn) %frig; (sehors) bfe gfcbenrinbe. Vonarcbie. eekhoorn, -horen, m. = ba& gicbbortt, ba& eenhoorn, m. = ba& %inborn. eenhoornig ,biirncben, ba& .fa#cbett, vliegende e. = ba& = einbiirnig. eenhoornviseh, m. = gin= atug(eicf))Ornen. bornfifcb? eekhoornaap, rn. = efc0Dornaffe. eenhuizig = einbaufig; e ..e plant = ber eel, zie e de 1; dat is wat e .. s = ba& ift ettv. ginbtiugter. eitte& ob. Zoraitglicbd. eenig = (sommig, ettelijk) anis; (zonder ge- eelt, o. = We Scbtviele; e. aan de handen = lijke) einaig ?(soma: „eenzaam) einfatn ; e. Scbtvielen an ben 4/Inben. geld = anise& (ettval) •etb; e ...en tijd eenigerlei. 181 eer. daarna = einige 8eit barauf; e .. en uit de eenslaehtig = eingefc§tec§tig. menigte = einige aug ber rftenge; zonder e. eensluidend = gleic§fautenb, gleic§Prtnig, gevaar = o§ne irgenb Wet* eefa§r, one bie fonfornt; e. boeken = gleic§fiirmig buc§en; zie geringfte gefakr, one febe (theft* ; e. kind = afschrift. eittaigeg Stinb; e. in zijn soort = einaig in feiner eensnarig = einfaitig. Virt; e. en alleen = einaig unb (Mein, tebfglic? eenspan, o. = eingeipann. e. mooi = tounberfc§iin; (fig.) dat is e.1 = eenstemmig = (eig. en fig.) einftimmig ; (fig. bag ift aber getungen 1 bag fit fein ! ook) eituntitig, eitt§eftig, eintrac§tig. eenigerlei = irgenb toetc, irgenb ein. eenstemmigheid, v. = ginftimmigreit 2C. eenigermate = einfgermaf3en. eentje: je bent me er e.! = bu bift mir ether! eenigheid, v. = einigfeit, gintrac§t, bag we zullen er e. nemen = tvir tool:fen eing ginberne§men. ne§men ob. trinfen ; op zijn (mijn enz.) e. = ganj eeniglijk = einaig unb caffein, febiglic? btof3. caffein. eenigszins = enigermaten ; als 't e. mogelijk eentonig = einti3nig, einfartnig, monoton. is = tvenn eg irgenb miiglic?ift, tvenn irgenb, eentonigheid, v. = einthntreft, ginfi3rmig. iniiglic? feit, Vonotonie. eenjarig = einjii§rig. een Il vervig ; -voetig ; -vormig = ein II eenkennig=leutic§eu, mettictenfc§eu, bertegen. farbig ; ,fittig; .fc3rtnig. eenkennigheid, v. = Sc§eu§eit, Zerfc§iiint. eenvornxigheid, v. = ginfartnigfeit. !deft. eenvond, m. = bie ginfac§§eit; (naiveteit) bie een II klenrig ; -lettergrepig ; -lobbig = ginfalt; vgl. ook eenvoudigheid. ein Il farbfg ; .rttbig ; :lapPig. eenvoudig = einfact); (nederig) befc§eiben, eenloopend = tebig, unber4eiratet ; e. beer = einfac? fc§fic§t ; (weinig eischend) anfl3ructlgtog; aftefttfte§enber .err. (gemakketijk) einfact left* ; e. verstand = eenmaal = einmat; e. is geenmaal = einmat nitc§terner ob. fc§ficbter eerftanb; e. maal = ift fefnmat; e., andermaal, ten derden male = fc§tic§ta ob. einfactta TRW. aunt erften, gum atveiten, sum britten unb re#ten eenvoudigheid, v. = ginfac§§eit, ec§fic§t§eit, (Wale); 't is nu e. zoo = a ift nun einntat fo. Ziefc§eiben§eit, VinfOruc§gtofigfeit, vgl. e e n- eenmannig = eintniinnig. voudig; (van 't verstand) ginfart. eenoog, m. = bag ginauge; giniiugige(r) ; zie eenzaam = enfant; bertaffen; auritcfgeaogen ; ook blinds. (doodsch) iibe; e .. e opsluiting = ginaetbaft. een H oogig ; -oorig = ein g augig ; .o§rig. eenzaamheid, v. = ginfamfeit ; Vlbgefc§ie. eenparig: e. kiezen, veroordeelen = einftitn, benbeit (bon ber sett); Buritcfgeaogentleit. mfg totibten, berurtelten ; met e .. e stemmen eenzadig = einfamig. = mit ginftimmigfeit, einftimmig ; ze meenden eenzelvig = eingeaogen, suritcfgeaogen, dn. e., dat ... = rte gtaubten eitunittig (ein§eftig) fiebterifc? een e. leven leiden = ein singes bat ... ; ze waren e. van oordeel, dat ... = rte Aogeneg eben fittyren. eenzelvigheid, v. .-- Waren ein§efttg ob. einmiitig ber Knfic§t, bat ...; gingeaogen§eit. e .. e beweging = gleic§fiirmige Zetoegung ; e. eenzijdig = einfeitig (ook fig.). versneld = gteic§mtif3ig ob. gleic§fi3rmig be. eenzijdigheld, v. = ginfeitigfeit. fcbteuttigt. I. eer, v. = g§re; de tafel e. aandoen = eenparigheid, v. = ginftinnigfett, gin. ber Zafet (bent Zifc4e) e. antun; 't maal e. miltigfeit, eteic§fiirmigfett, vgl. eenparig. aandoen = a fid) gut fc§mecfen laffen ; dat eenpersoons bed = einictiliffrigeg sett. doet uw smaak e. aan = bag mac§t ZArent eenre: ter e., zie e e n e r z ij d s. ebefc§tnacr e.; iem. de laatste e. bewijzen = eens = (eenmaal) einntat, (op zekeren dag) einem Me tet,te e. ertveifen ; een wissei, traite eintnat, dna Zageg, („lang geleden" of „in de noodige (of alle) e. bewijzen = einem Sec§fet de toekomst") einft; (eensgezind) einig, ein. Sc?3 ob. gute atufna§me bereiten, einen eec§fet berftanben; op e. = auf einmat, mit einem bonorieren; ik heb de e. u to melden = fit Wale; er was e. = eg War einmat; in e. = babe bie g., bee§re mid ;Open au metben; ik mit einem Vale, auf einntat; zoo in e. = fo heb de e. to zijn = ic?!dabs bie I. au fein; Pliiigicti, fo anal( unb gaff , storting in e. = hij heeft er e. van = a (bag) matt itim %., eintnalige eriitnienaa§tung; e. voor al = ein de e. aan zich houden = feine g. rotten, far allemal; (bjjwijze van aanroep) zeg eens fic?nic§t4 bergeben; iems. e. krenken = 'lung. Jan = Cie (bu), joljann; in e. door = in g. franfen; ik mask er mij een e. van = ic? einem Said; ik ben 't e. = lc?bin einber. roans eg mir au g.; een man van e. = ein ftanben; 't met iem. e. zijn = mit einem etnf Bann bon g., ein ebrenntann; op mijn e. = berftanben fein; we zijn 't e. = Mr flub ant, auf %., auf meine (bet meiner) g. ; iems. e. einberitanben ob. einer Reinung; 't e. worden rooven = feta. g. rauben, fte§ten, abic§neiben, over iets = itber ettv. chile tverben, fic?einigen; een e. in iets stellen = fic?elite L. mug etto. ik ben 't met me zelf nog niet e. = ic?bin macben, eine g. barein fe#en; tot zijn e. moot noel) nic§t mit mir felt* etnig ; in dit opzicht gezegd worden = au feinetn Sob muf3 . . .; dat zijn ze 't alle met elkaar e. = in biefer .tin, strekt hem tot e. = bag gereic§t Om our ti.; fictat finb alle (miteinanber)einberftanben ob. einig e. verloren, alles verloren = IL berforen, of ftintmen a& ilberein. arta berforen; 't zal me een e. zijn = a toirb een 1 sehaduwi g ; -schalig (-sehelpig) = mir chic g. fein, ft?tverbe a mir jut e. red men, ein 11 fcbattig ; :f (tang. tverbe mir eine g. baraug madtert, eere: in eensdeels=teM, jum Zeit, einegteitg, einerfeitg. e. houden = in g§rett batten; zich met e. er eensdenkend = gleic§gefinnt, .benfenb. uit redden = r-tc mit g§rett berau45feben; ter eensgezind = einmittig, einig, eintriic§tig, e. van de koningin = au %§ren ber ki3nigin, etn§etfig, einftimtnig. ber St. att ebren; e. Wien e. toekomt = %tyre eensgezindheid, v. = ginmittigfeit 2C. bent e4re gebi*t; zie ook brengen, deugd. eensklaps = pliittic? auf eitunat. IL eer = (adv.) elder, frit§er; (conj .) 0e, bebor; eerbaar. 182 eerstgeboorterecht. 't zal lang duren e. hij komt = e& tvirb lange -teeken, o. = gbrenliflibef; ber .fcbut (Me bauern, elje (bi8) er fonttnt. =ratite); sfcbufb ; leicben. eerbaar = ebrbar, fittlatn, feufcb, ait*ig. eerelltitel, m.; -trap, m.; -voorzitter = eerbaarheld, v. = gbrbarfeit 2C. gbren II titel ; bie .ftufe ; ,borrtt3enbe(r) (.Priifibent) eer II betoon, o.; -betniging, v.; -bewijs, 0.; eerellwaeht, v.; -wUn, m.; -woord, 0.; -bewijzing, v. = bfe gbrettIlbeptgung ; bie -zuil, v. = e4rentlinct*; .tbein (4ruttf); .wort; %beaeugung ; bfe .ertbeifung; militair -bewijs = .faufe. militiirifcbe el)renertinifung, tnifitiirifcbe& eon. eerigeleide, o.; •gestoeite, o. = ereitlfr- neur. geteite (.gefofge); ber .44. eerbied, m. = (diep gevoel) bfe gbrfurcbt; eergevoel, o. = e4rgefiW. (uiterlijk bewijs) bie gbrerbietung; e. voor de eergierig = ebrgefaig. wet = 9Icbtung bor bent Welef3; den e. jegens eergierigheid, v. = ber gbrgefa. iem. uit het oog verliezen = 5,4 unebrerbietig eergisteren = borgeftern. gegen efnen benebtnett; e. afdwingend, inboeze- eerkrenkend = ebrberfetenb, ebrenrilbrfg. mend = e4rfurct gebietenb ; uit e. voor = au& eerkrenking, v. = gbrenfriinfung. gbrfurcbt, elefpeft, 9.1cbtung ob. Olitcfficbt bor eerlang = in furjem, nticbiten&, mit nifabitetn. (Zat.); akte van e. = „fiirmficber 91ntrag eine& eerlijk = ebrficb, rebticb ; 0. man, e .. e strijd, grotjabrfgen St inbe4 auf erteitung ber efter= bedoelingen, begrafenis = a ..er Vann, Stampf, ficben Buitittunung sur Zerbeiratung" (in e..e afbficbten, e.. e4 Oegrabni4; 't e. meenen = Duitschl. onbekend). e& e. ob. reblicb meinen; een e ..e vent = (ook) [eerbiedenis, v.: mijn e. aan uw ouders = eine e ..e taut; e. duurt 't langst = e. tblibrt empfebfen Cafe nticb Nren tberten gitern]. am Iiingften ; zoo e. als goud = golLebrlicb ; eerbiedig = ebrfurcbt&bott, ebrerbietig; e. iets ik wil je e. zeggen, dat = icb WM Mr offen verzoeken = ergebenft ob. geborfamit um ettn. gefteben, Miff e& gerabe berau?fagen, baf3 ... ; bitten. e gezegd = offen geftanben. eerbiedigen, h. = ebren, acbten; refpeftieren, eerlijkheid, v. = e4rficbreit, Oleblicbfeit, zich doen e. --,-.: NO Refpeft ob. 9.1cE)tung berfcbaffen; iftecbtfcbaffenbeit. den ouderdom e. = bob Miter ebren; de wet eerloon, o. = ber gbrenfobn. e. = bab gefe4 acbten; de wet doen e. = bent eerloos = ebrfo4, ebrbergeffen. Oefet,e sZeltung berfcbaffen; elke eerlijke ziens- eerloosheid, v. = ebriorigreit. wijze. meening e. = jebe ebrficbe Oefinnung eerpnaam, m.; -roof, m. = gbrenlIname; acbten ob. refpeftieren. .Taub. eerbiedigheid, v. = fromtne Rfttbacbt, Rfn. eerroovend = ebrenritbrig, ebrenfcblinberifcb, bilcbtigfeit, gbrfurcbt; grgebenbeit. ebrberf4ettb. eerbiediging, v. = gbrung, Kcbtung. eerilroover; -sehender = e4rett Hrliuber eerbiedshalve = au& ebrfurcbt, au?; 9fobtung, (gbrabfcbnefber); .ftbanber. au& atelpeft, ebrfurcbt3bafber. eershalve = ebrenbafber, ebrentbalben. eerbiedwaardig = ebrtbitrbfg, acbtbar, re. eerst = (adj.) erft; (van twee) erfterer; (adv.: fpeftabef. „aanvankelijk, vooraf, vas") erft, attfang6 ; 't eerbiedwekkend = gbrfurcbt gebietenb. eerst, in 't e. =sue*, de e .. e leerling = eerder = eljer, frilber. ber erfte Schiller; de e .. e viool spelen = bie eerdief = gbrabfcbtteiber, ebrenrtiuber. erfte edge fpiefen (ook fig.); in de e .. e plaats eere, zie e e r I. = in erfter 3infe, an erfter Stette, bor alien eereilambt, o.; -baantje, o.; -blijk, o. = Bingen, buniicbit, e .. e kwaliteit = erfte (prima) gbrenll amt (bie /tette); bfe /tette (ber .poften); Elualitiit; uit de e .. e hand = au& erfter tanb; Me .bebeigung. met de e .. e post = mit erfter Wit; een e .. e eere II boog, m.; -burger; -burgersehal), plaats bekleeden = eine erfte State einnebtnen ; o. = gbrenil Bogen (rriumpbbogen); .burger; voor den e .. en keer =um erften Vale; op .bilrgerrecbt. 't e..e gezicht = beim erften VInblicf, auf ben erften eere II degen, m. ; -dieht, o. = gbrett ll begen ; slid; e .. e steenlegging = @runbfteittlegung ; bie .biobtung. de e .. e de beste = ber erfte befte; de e .. e eeredienst, m. = abotte&bienft, Stuttug ; mi- (van de twee) is al vrij oud = erfterer (ber nister van e. = St ultu&minifter. erftere) ift fcbon aiemlicb alt; een e .. e deug- eereligraf, o. ; -krans, m.; -kroon, v. = niet = efn grataugenfcbt&; de e .. en zullen gbrenll grabmat, .fran6 (Me .frone); .frone. de laatsten zijn = bfe griten tuerben Me 24ten eerellkrnis, o.; -lid, o.; -medallic, v. fein; zijn e. zoo heldere blik = fein erft (anfang&) (-metaal, o.) = gbrenlifretta; .Inftglieb, Me fo Rarer slid; e. wist ik niet, wat hij wou = .tnebairte (bie .mittly, bob .freua). erft, anfang& ob. buerit tuutte fcb nit t, tba& . . . ; eeren, h. = ebren; iems. aandenken e. = e. wou hij, toen weer niet = erft ob. buerft Matte jen0. Knbenfen in gbren batten; God e. = er, bann tuieber nicbt; e. denken, dan spreken Oat %bre ertbeffen; waar men mee verkeert, = erft benfen . . . ; nu e. is 't me duidelijk = wordt men mee geeerd = fage mir mit them nun erft fit e& !Mr flat, feucbtet e& mfr emit; bu umgebft, nub icb will Mr fagen, titer bu bift; in 't e. = anfang4, anfiingficb; v o or 't eerst nn bent Oeferfen erfennt man ben @efetten; uw = pm erften mat; ten e .. e = erften. geeerde van den ... = Z5'br Meebrte& (geebrte& eerstaanwezend = ranglifteft . . ., %bef ... Scbreiben) bom . . . eerstbeginnende = alnflinger, 9leuling. eerepalm, m. = 2orbeer. eerstdaags = niicbitett&, bentnacbit, nticbiter eere 11 pennin g, m.; -plaats, v.; -poort, v. rage. = bfe gbrenil many (.pfennig); ber .pfai3 ; .pforte. eersteling = %titling (ook fig.); bfe grit. eerellpost, m.; -president; -prijs, m. ? fing&frucbt. erett II poften (bah -amt); .priirtbent; sprei& (oak eerstens = erften&, fila erfte. de plant). eerstggeboorte, v.; -geboortereeht, o. = eere II m.; -sehot, o.; -sehuld, v.; grill' geburt ; .geburt&recbt. eerstgeboren. 183 eiereten. eerstgeboren = erftgeboren. effekten, my. = gffeften, gonb4, Sert0a0fere, eerstkomend, .volgend = ntic4it. arebttpapiere. eertijds = *meg, bormarg efnittnalg. ef fekte verzekering, v.; -zaak, v.;- zegel, eervergeten = ebrbergeffen ; (laag) nieber, o. %ffeftenll berficberung ; bag ogefcblift ; ber trlicbtig, fcblinbricr), fcbamlog. %ftent.ber. eervol = ebrenbori. effektief= effefttb, tvirfficb ; in e..ven dienst = Eerw. = eerwaarde = ebrtviirbig; (Uw) in aftibem Zienft ; 't e. = bie effeftibe Sarre, E. = (guer, giro.) gbrtviirben, Oocbtviirben ; zeer ber gffeftibftanb. E. = eobt., Oocbtviirben; E. Heer 1 = effektueeren, h. = effeftuferen, beforgen, tviirbiger err ! auggibren. eerwaardig = ebrtviirbig, ebrentvert ; e. effen = eben, graft, fracr); e. weg eb(e)ner grijsaard = ebrivitrbiger ereig ; e ..e leeftijd = RBeg ; e. land = fiacbeg ob. eb(e)neg 2anb ; e. ebrtviirbigeg 9.Ifter. water = gratteg, title ob. rubigeg gaffer; eerwaardigheid, v. = gbrivfirbigfeit. (van stoffen) einfarbig, einfacb, graft, unge% eerzaam = ebrfant, ebrenbaft. muftert ; met een e. gezicht = mit fatter, eerzueht, v. = ber e4rgeia, bie %begierbe. unerfcbilttertfcber ob. nihbterner Viene ; je eerznehtig = ebrgefaig ; ebrgierfg. bent zoo e. = bu bift fo einfirbig ; e e eerzull, v. = %4renftiute. rekening onderhoudt de vriendschap = ftrenge eest, m. = bie Zane (bag Zarrbaug, bie Recbnung gute areunbe ; e. is kwaad treffen = %rammer, ber =Oen). eg fit fcbtver eg einem jeben recbt au maven; eesten, h. = barren, bi3rren. e. maken = (een weg) ebnen, eben maven; eetbaar = (volstrekt) etbar, (ten opzichte (een rekening) begretcben; voor effen = van den smaak) genietbar. eetbaarheid, even, zie dit woord. v. = etbarfeit, qbentetbarfait. effenen, h. = ebnen; eben maven; 't pad eetbak, m. = arettrog. voor iem. e. = einem bie Oabn ebnen. eethhnis, o.; -kamer, v.; -lepel, m. = effenheid, v. = gbenbeit, %rattbeit, Rube; Speff ell baug (bie %tvirtfcbaft); bag limner (bag ginfirbigfeit, vgl. e ff en. gtatintner, .(tube); =Offer. effentjes, zie eventje s. eetlust, m. = bie etruft, alOetit; dat geeft effigie(beeltenis): in e. verbranden = in effigie e. = bag mat ; gebrek aan e. = bie ob. fin Zirbnig berbrennen. 9r4etitrofigreit. e. g. (exempli gratia: bijvoorbeeld) = gun eethservies, o.; -stokje, o.; v. a3efftviet e. g.). = Speffejlierbice; ,ftiibd)en ; bet (ber eg, v. = ggge. ettficb). egaal = egat, grad). eetwaar, v. = gf3tvare. egalizeeren, h. = egarifieren, greicbmacben, eetzaal, v. = ber fteffefaar. auggiefcben. eenw, = (tijdperk van 100 jaar) bag egalitelt, v. = ggalftlit. Nbrbunbert ; (tijd) bag Beitalter ; de Mete Egeisehe zee, v. = 1t ilf yeti Veer. e. = bag atnanaigite ; de gouden e. = bag egel, m. = Z5ger. aorbene 8.; de e. van Pericles = bag pert: egelantier, m. bie Seinrofe. freffcbe 8.; de e. van Frederik Hendrik = bag egelskop, m. = Zsgergforben, 8. ariebricb Oeinricbg ; ik heb je in geen e. egge, v. = ggge. gezien = icb babe bicb felt elner gtvigfeft ntcbt eggen, h. = eggen ; met hem is niet te e. of gefeben. te ploegen = mit ibm fit nicbtg anaufangen, eenwenhhengend, •oud = bunbertiiibrig, ift rein alugfonutten. mebrere bunbert ca'abre alt. egger = %gger. eenwfeest, -getijde, o. = 4unbertiaigige egoisme, o. = her ggoigntug. 1efer, bie Siffurarfefer, Z5Ittbittiunt. egoist = %go*. eenwig = etvig, forttviibrenb; voor e. = auf egoistisch = egofftifcb. etvig, auf (fiir) fainter; ten e .. en dage, voor e. en altijd = auf (fiir) tanner unb etrig, auf Egypte, o. = itglIpten. Egyptenaar = Ovine Beiten ; een e e babbelaar = ein uner% Kgtititer. Egyptiseh = tigt)Otifcb. mitbricber Scbtvai3er, grafcbtoi4er; 't is e. I. ell = ef ! ad acb fo 1 jammer = fft etvig fcbabe. II. ei, o. = ; vuil ei = tattle& ; 't ei wil eeuwigdurend = etvig, immertvlibrenb ; un= wijzer zijn als de hen = bag gi hat fifiger aufbi3rift. fein at& bie .0enne ; 't ei van Columbus = bag eeuwigheid, v. = gtvigfelt; in der e. niet = gi beg nolumbug ; hij doet alsof hij op eieren in g. nfcbt ; van e. tot e. = bon %. u %. of loopt = er gebt tvie auf %fern ; zoo vol als in are ; ik heb je in een e. niet gezien, een ei = gepfropft boll; eieren voor zijn geld zie eeuw. kiezen = Mein beigeben, gerinbere eaften auf. eenwhjaar, o.; -spelen, my.; -zang, m. = afeben, reingerb nebmen ; zie ook appe 1, Siifular gjabr ; .113fere ; .gefang. d o p. Efendi (Turk : „Heer") = %fenbi. [eiber, m. = Storcb.] effekt, o. = ber effeft ; (btj 't biljart) %f et; eider, v. = ber, bie giber. op 't e. werken = auf ben g. arbeften ; eider hdons, o.; -eend, v.; -gans, v. = dat heeft (doet) geen e. = bag Met nicbt, tut gfberif batmen (%bunen) (pl.); sente; =gang. (bat) fetne eirfung (feinen grforg), fit erfolgrog eier brood, 0.; -dans, m. = %ter ff brot ; %tan& 2C. ; zijn bal geen e. genoeg geven = !einem elerdooler, m. = ber (bag) gibotter. Barr au toe* gffet geben. eterhdop, m.; -dopje, o. = Me %fel fcbare; effekte hbeurs, v.; -handel, m.; -hande- ber .becber (%ttlipfcben). laar = affertenh arie ; =Dauber ; eierdragend = efertragenb. effekte ll koers, m. ; -makelaar = %fferten : elereten: dat is 't e. niet bag ift ber timbre fur& ; .tnaffer (aonbgmaffer). Orunb nfcbt, barum banbert eg ficb nitt. eierklopper. 184 ? einddiploma. eleriklopper, m.; -koek, v.; -trooper = eigening, v. = Kneignung. %ierlfcbiliger; ber .ftuben; %fiddler. eigenliefde, v. = %igentiebe. eler Ilkorf, m.; -leggen, o. = %Jeri' fork .regen. eigennik = eigentricb; e. gezegd was 't nog eierleggend = eierregenb. anders = genau genommen War e& not anbert eierillepel, m.; -mand, v.; -netje, o. = e. gezegd had ik je verwacht = offen geftanben, Gofer Iiiffer ; ber %forb; %nei3. fc Oatte . . . : 't e. gezegde Scheveningen = eieropannekoek, v.; -plant, v.; -prulm, v. ba& eigentricbe ecb. = ber %ter II fucben (ber .fraben); .13franse; .0fIctuine. eigenmachtig = eigettinticbtig. eier 0 rek, o.; .sans, v.; -sehaal, v. = ber elgennaam, m. = iigenname(n). %ierlIfttinber; %lance (%bribe); -10ate. eigenschap, v. = eigenfttaft; (toestand)Ze. eler Ilstok, m.; -struif (-via), v.; -verza- fc4affenbeit; dat is een e. van hem = ba& ift melaar; -Winkel, in. = %ter i itoct ; ber eine %igenbeit ob. %igentitmlicbteit bon ibm. .tut en (Omelette); sfainntier; bie %banbrung. elgenst: op 't e .. e oogenblik = in eben beta erg. (eigenlijk = eigentricb). (ferben) Kugenbrict. eigen = eigen ; in e. persoon = in eigner eigenwaan, m. = eigenbitnret, 5Diinter, %in. $erfort; die gewoonte is hem e. = .. ift ibtn bilbung; vol e. = bitnfelbaft. C. ; de manieren, die hem e. zijn = bie ibm eigenwaarde, v. = eigner inert, (gevoel van eignen Canieren ; uit e. waarneming = au& e.) Serbitacbtung, ba4 Gerbitgefilbt. eigner Zeobacbtung; zijn e. heer en meester zijn elgenwijs = eigenfinnig, nafetveiB, bortvi#Ig. = fein eigner Derr fein; e. wissel = eigner ob. elgenwAisheld, v. = ber %igenfinn, ?Rafe:, trodner eecbfel; hij is hier nog niet e. = er tbegbeit, ber Zorb34. ift fifer noc nicbt 5u .0aufe, filbrt fit fiferer nod) eigen 0 willig; -zinnig = eigen II iviirig; %fftutig. tticbt beintifcb ; e. met iem. zijn = mit einem eigenzinnigheid, v. = ber eigenfinn. bertraut fein, auf bertrautem aute ftefjen ; zich elk, m. = We cite. met iem. e. maken = mit einem bertraut ob. eikappel, m. = %icbapfer. familiar tberben; zich een vreemde taal e. eike ii bast, m.; -brad, o. ; -bladroiler, m. = maken = rio eine trembe Spracbe 5u e. ntaiben, bie %icben II rinbe ; . Watt ; %Mir:flier. ffcb mit einer fremben Spracbe bertraut macben, elkeboom, m. = bie %Ue, %icbbaunt. eine frembe Si:macro erternen; op den e. dag = elkegbosch, o.; -galwesp, v.; -hakhout, an (eben) beinferben ob. an eben ber Cage; zijn o.; -hoot, o. = ber etOenlitnalb; .garttbefl3e; e. moeder = lane eigne (sterker: Leibricbe) .biceicbt (%geftrit1313); 4)015. Mutter; onder mijn e. naam = unter meinem eikehouten = eicben, au& %ilte, eicbenbi315ern, efgnen %amen; voor e. rekening = Mr ague au& ei0enbor5, %icben-..; e.tatel=bereicbentifcb. inecbnung ; aan e. order = Crbre eigne (0/e); elkekrans, m. = eicken)fran5. e. haard is goud waard = dotter .t, erb ift eikekroon: (orde van de) e. = (ber Crben eborbe4 Wert; e. lot stinkt = %tgenrob ftinft; bet) eitbenfrone. zie ook drijven. eikel, m. = bie %icber. eigenaar = %igner, eigentittner; (bezitter) eikelaan, v. = %icbenarree. Oefiter, Jnbaber (eine& (refcblifte4); van e. ver- elkelil cacao, v.; -dop, m. = ber eicteills anderen = ben signer 2c. tvecbfern. Mao; bie %tappe (.fern, ba8 %niipfcben). eigenaardig = eigentittntfcb, nterfiviirbig ; elkeldragend = eicbettragenb. (zonderling) fonberbar, mertmilrbig ; (indivi- eikelkofile, v. = ber eicbettaffee. dueel) eigen(titturicb); hij is erg e. = er ift febr elkeloof, o. = %Icbentaub. eigen; 't is e. = 0 ift merftblirbig; 't zou e ..er eikelzwam, v. = ber %icber/lif5. zijn, als ... = 0 Wire geeigneter ob. paffenber, (Ake Ilmistel, v.; -mos, o. = %fitenlintifter; b3enn . . . elgenaardigheld, v. = iigenart, •inoo&. aigentiintridgeit; e. van een taal = eigenbeit elken, zie eikehouten. einer spracbe, Spracbeigenbeit; ieder heeft zijn esker, zie aak. eigenaardigheden = jeber f at feine eigenbeiten. elke0schors, v.; -tak, m.; -varen, v. = eigenares = %ignerin, %igentiitnerin 2c. vgl. e4enirfnbe; .aft; ber 'tarn (ber Oaumfarn). eigenaar. elkel wortel, m.; -woud, o. = bie %icben II 0 eigenljbaat, v., -belang, o. = ber %igennut3, Mur5er; ber .inalb. ba& Serbitintereffe, bie Gerbitfucbt. eilaas, zie helaas. elgenbelangzoekend, zie baatzuchtig. elland, o. = bie 3nfer; e..en boven den wind, eigendom, m. en o. = ba8 eigentutn, baB e .. en onder den wind = Z . . it fiber bem Zefittum. einbe, 3.. tt tinter hem einbe. eigendomsloverdracht, v.; -recht, o. = ellandbewoner, ellander=ZnfelbeitAner, %igentum&Iliibertragung; .recbt. tifulaner. eigendunk, m. = eigenbitnfer, Ziinter. Mandell groep, v.; -zee, v. = 3nfelligrupPe; eigendunkelljk = eigentitticbtig. ba& .meet. eigendunkelijkheld, v. = eigetunticbtige ellieve I = ei ! trobtan ! bu .2ieber 1 bitte 1 Oanbrung; Birifilr. elloof, o. = ber (ba&) efeu. leigenen zich, h.: zich e. voor iets = ficr) eind, o. = %nbe, Strict, bie Strecte, e. weegs = itt etto. eignen.] Strict Sege& ; een heel e. = ein gute4 Strict ob. eigenerfde = erbgefeffene(r). %nbe, eine Bute Str.; dat is een verschrikkelijk elgen 11 gebakken ; -gebrouwen; -ge- e. van bier = ba& ift bon bier ein entfetticbe& maakt = Taft II gebaden (ffauBbacfen);•gebraut; %nbe; 't is maar een klein e. = e& ift nur .gefertigt (.gemacbt). ein Statienfprung ; hij steekt een heel e. boven elgen ll gereehtlg ; -gesponnen = ferbit of de anderen uit = er refcbt ein gute& Stud gerecbt(igt); .gefpottnen. fiber Me anbern bittau4; zie ook eind e. elgenhandig = eigenblinbig ; e..e ondertee- eindbeslult, o. .-- ber %nbbefcbrut, ber enb. kening = ei..e Unterfitrift; a. schrijven = eig-er giirtige Zefebruf3. Brief, (vooral van vorsten) Oanbfibreiben. einddiploma, o. = Dieifebeugni&, Vaturi% einddoel. 185 electrofoor. gntlaffungg., Vlbiturientens, 9.16gangg: eindpaal, m. = bag Biel (bij wedrennen e. d.; seugnig. ook e. „des Leven"). einddoel, o. = ber gnbstved. chid!' punt, o.; o.; -snelheid, v.; etude, o. = gnbe, („uiteinde punt") bie -station, o. = ber gnb llbunft; ber sreim; •ge. Spft,e, bag gnbe, a. Z. bie beiben Sbit5en ob. fcbtvinbigfeit; bie .ftatfon (bie Bielitation). gnbett ber Vagnetnabel; door een ongeluk eindstemming, v. = Scbtutabftfinntung. aan zijn e. komen = barcb einen untall umg and ouritslag, m.; -verklaring, v.; -von- .2eben fommen; aan 't korste e. trekken = nis, o. = bag gnbilergebni&; .erfliirung ; ben Hire= sieben; lets bij 't verkeerde e. (enbsilltigeg Urteil). aanpakken = ettv. beim falfcben e. ob. dbl. eirond = eirunb, obaf ; eifiirmig. berfelyrt anfaffen ; lets bij 't rechte e. aanpakken els (foot), v. = bag gig. = ettv. beim recbten &f el angreifen lets bij m. = bfe aorberung; Me 9thforberung, (aan) 't rechte e. hebben Tecbt baben; 't e. (in 't strafproces) Strafantrag ; (in 't burger- van de gesehiedenis (fig.) = bag (. born lijk proces) bfe Wage; een e. inwilligen, terug- 2feb ; e. goed, al goed = e. gut, alteg gut; nemen = eine aorberung behafgen, suritcf. 't e. kroont 't werk = bag e. friint bag nebmen (fallen raffen); van een e. afzien = bon eerf ; 't e. zal den last dragen = bag bide ether a. suritcffteben ob. abiteben; iem. hooge e..en e. fommt nacb ; een e. aan een zaak maken stellen = bobe 9.1.. en an einen ftellen; e. t o t = ether Sacbe ein g. macben; maak er een e. schadevergoeding = SR. a u f Scbabenerfal3; aan = macb ein g.; hij voelde zijn e. nade- een e. tot schadevergoeding instellen = auf ren = er fitblte, baf3 eg mit ibm e. gebe ; Scbabenerfat3 Hagen; iem. zijn e. ontzeggen = 't loopt op een e. (ten e.) = eg gebt ju e. ob. einen mit Tether RI. abtbeffen; de e. is een jaar auf bfe gteige; per e. dezer maand = per e. = ber Strafantrag lautet auf ein jabr; near biefeg Donatg; 't hooger, lager e. van de tafel den e. = gebitbrenb, nacb @ebitbr, lute eg ficb = bag obere, untere G. beg Zifcbeg; te dien gebiirt. e. = su bfefem Btvede (g.); ten einde u te elsehen, h. = forbern, berlangen ; (aanspraak bewijzen = um Z51bnen su behnifen ; ten e. maken op) beanfbrucben. lezen = ju e. lefen; mijn geduld loopt ten e. eiseher(es) = = Me ehebulb gebt mfr club; ten e. raad zijn eige, o. = eicben. = nicbt tufffen tvo au& nocb an, f idj nicbt eivol = gebfrobft boll. raten (lu belfen) tuiffen; ten e. toe = big su eivorm, m. = bie giform. e.; lets tot een goed e. brengen ettv. eivormig = effOrmig. glitcflicb su L. ob. su einem guten e. fitbren; de eiwit, o. gitveit. eiwitaehtig = eitveif3? zaak is tot een goed e. gekomen ift artig. eiwitstof, v. = ber gitvelf3ftoff. ju einem guten g. ob. Kbfd)ittf3 gefontmen; 't e. e. k. (eerstkomende = nticbft). is er van weg = ba fit gar rein absufeben; ekster, v. = %titer; klappen als een e. =-- klagen zonder e. = alagen obne g., &Hagen fcbtvaten foie eine g. unb fein e.; zie ook b e g i n, elle n di g. eksteroog, o. = ,f)itbnerauge; iem. op zijp eindelijk = enblfcb, suiet3t, (ten slotte) e .. en trappen = (fig.) einem auf ben Gcbtvans fcblief3ficb. treten. eindeloos = enblog. eksteroogesnijder = titbneraugenfcltheiber. eindeloosheid, v. = gnblofigfeit. el, v. = %fie; bij de el = nab ber ; drie [einden, zie eindigen.1 en een halve el = bret ein n (but unb eindexamen, o. = bie Titaturittitg., ent. eine balbe g.); ridder van de el = Alen. laffungg., albgangg.,Vibiturientenbritfung. Titter. eindig = seitlicb, fterblicb, berglingliob ; (in eland, m. = bag glen(tier), Gtr, glcbbirfcb. wisk. en fl.) enblicb. elandshoorn, m. = bag glcbbortt. eindigen, h. en z. = enben, enbigen, ficb en. elastieiteit, v. = glaftisittit. elastiek, o. = bigen ; aufbiiren; beenbigen; zoo eindigt de eumtni; (lint) elaftifcbeg 8anb; e. (adj.), elas- brief = fo enbfgt ob. fcblief3t bet Brief ; woorden tiseb = elaftiftb. elastieken bat = Oummi. die op t e. = etirter bie auf t auggebn, bie bait; vgt. gomelastieken. ficb auf t enbigen; hier zullen we e. = bier elateriet (elastisch aardpek), o. = gfaterit. Molten Mir aufbi3Ten ; de Buis eindigt in een elaterine (purgeerende bitterstof), v. = bag bol = Me Moire enbfgt in eine auger; een %late-Tin, bag glatftt. twist e. = einen Streit enbigen ob. beenbigen ; elders = anbergtvo, irgenbivo fonft, anber. de staking is geeindigd = ber Streit *been. toeing; overal e. = f onft ftberatl, nergens e. bigt ; tragisch e. = ein tragifcbeg enbenebmen; = nirgenbtvo fonft; de klanten e. = bie nub. ik moet e. = ft mut auf la. ob. Scbluf3 tviirtigen nunben. macben. Eldorado, o. = glborabo, Zorabo. eindigheid, v. = enblicbreit; Zerglinglicbfeit, electoraal (keurvorstelijk) = ereftorat. vgl. eindig. eleetoraat (keurvorstedom, keurvorstelijke eindie, o. = enbcben ; e. kaars, touw = waardigheid), o. = gleftorat. 2icbt (ber Stumbp, g. Zinbfaben; dat e. loop eleetrielteit, v. = gleftrisitect. ik = bag e. geije (faufe) fcb ; e. sigaar = ber eleetriek, eleetrisch = efeftrifcb. Bigarrenitummer; zijn e. vasthouden = auf electrizeeren, h. = eleftrifieren. feinem Kopfe befteben. eleetrizeermaehine, v.= gleftrifiermafobine. eind klank, m.; -klinker, m.; -letter, v. eleetrochemie, v. = gleftroctemie. = gnbiflaut (Scbtuf3faut); .bofat; ber .bucbftabe. eleetroden = %tertroben. eind II lettergreep, v.; -medeklinker, m.; eleetro dynamics, v.; -lyse, v.; -magne- -oogmerk, o. = gnb V f itbe; .fonfonant tisme, o. = gleftro II biptatnif ; %Me; ber =maw (Scbluf3fonfonant); bie .abficbt. netigntug. eindlloordeel, o.; -oorzaak, v. = ftblis eleetrollmeter, m.; -motor, m.; -foor, =tell; .urfacbe. = bag (ber) efeftrollmeter .motor; .bbor. electroscoop. 186 emigratie. eleetro II scoop, m.; -teehniek, v.; -techni- Otot; de e. van den oorlog = bfe Zrangfaie cue = bag eleftrolifop ; oted)nif, .tectnifer. beg Striegeg ; geen e. voor den to = ?eine electroitherapie, v.; -typie, v. = eleftro II . Sorge bor ber Beit. *rapie; stbpie. ellendeling = %Ienbe(x), Unglitcflidie(r); (fig. elefantiazis (verharding en verdikking van ook) erbiirmli*r ob. ni(*giviirbiger 8ube, rud). de huid aan handen en voeten; ook een wort fofer (berrucbter) fftenick Cifeibid)t. uitslag), v. = elefantiartg. ellendig = etenb, iiiinnterficb; hij is e. aan elegant = elegant. elegantie, v. = elegant,. zijn einde gekomen = er f)at ein itimnierficW elegie (klaagzang), v. = elegie. enbe genommen; ik voel me e. = inir ift e. au elegiseh = elegffd). EC/lute, ic0 fit4le urfc0 furcbtbar (recbt) unbe4ag. element, o. = element; in zijn e. zijn = fit lid); 't e..e geld = bag e.. e (elb, her e.. e feinent e. fein. (fobniThe, leibige) Ttaminon. elementair (van of voor de eerste begin- ellendigheid, v. = bag elenb, bfe Nut. selen) = etementar; etementarifcb, e. onder- nierlid)fett. wijs = ber elementarunterrid)t. ellenlang = ellenlang. Eleonora = eleortore. ellepijp, v. = eabogenriifyre, bag .bein. elevatie (poolshoogte, richting naar boven), elle 11 ridder; -waar, v.; -Winkel, m. = v. = elebation. elleitilritter (.13rtna); .tbare (Sdpittivare); bie elevator (spr.: el-eveetir), m. = elebator. .lbarenbanblung (bie Sebnittivarenl)anblung). dibve = glebe, grebin. ellips (uitlating; kegelsnede), v. = Oltple. I. elf (berg-, aardgeest), m. en v. = ber elf, elliptiseh = eatotf,t. bie elf e, bie elfin. Elmsvuur: St. E. = elingfeuer. II. elf (,petal) = elf; in een dag of e. = In elpenbeen, o. = elf enbein. etin. e. Zagen; ze zijn met hun elven = rte elpenbeenen = elfenbeinern, elfenbein... finb au e., a finb f1rer e.; we liepen met I. els (boom), m. = We erfe, her erfenbaunt, ons elven = Mr gingen au elf(en); iets in (bie eaer, bie elf e); grauwe e. = ograuerle, elven deelen = etiv. in e. Xelle berteffen; ezif3erfe; zwarte e. = Sc4ivaraerle. 't loopt naar elf, naar elven = eg gel)t auf II. els (priem), m. = 9.41e, ber $friem. e. (1.10r); 't is bij e. (elven) = e& ift gleicb III. Els (eigennaam) = elf a, %ife, eigbett). e. (14r); 't is na (over) e. = eg ift e. Mr elsbes, v. = efgbeere. borbei (burci)), natf) e. ; de trein van elven elsvormig = aVenfiirmig. (van e. uur) = ber effAraug. elze II blad, o.; -boom, m.; -bosch, o. = elfdaagsch = elftiigig. erten!' Watt ; :baum (bfe &le); her .ivalb. elfde = ber (bie, bag) elfte; 't e. (deel) = bag elzellbosebje, o.; -hoot, o.; -katje, o. = %Mei; ten e. = effteng; zie ook uur. grieniftudfbcOen (.gebitic4, bey .bufcb); ,4016, elf-en-dertigst: op zijn e. = untftiinblic .ftityben. unb tangiam, mit ber ed)necfenboft. elzen = erten, aug (bon) erferAola, erten... elf!' honderd ; -jarig ; -maal = elf li fAinbert; elzetak, 4 wijg, m. = %delta% .atbeig. .iiOrig ; .mal. Elyzeesehe Velden = (bij Parijs)%figliticbe elft, m. = bie Wife, bie Klofe, EfliailifC kleine aetber; (Elyzium) eli)f(11)1fd)e Oefilbe.Elyzisch e. = bie ginte. (hemelsch, goddelijk) = eiblifcb. Elyzium elftal, o. = bie elfaabt; (voetbal enz.) bie (verblijf der zaligen), o. = elbfium. Bannfdlaft; een e. dagen = (ettva) elf Zage. Elzas de, m. = bag elfat. elfvoud, v. = bag Waite. Elzasser = %Iftiffer. elfvondig = elf fact). Elzas-Lothartngen, o. = elfat.2otbringen. elger, zie aalgeer. Elzevier = %febier. Elia = %Litz. Elias = %nag. Elle = Mt. Em. (eminente = eminent,; emeritus = elideeren, h. = elibieren, augitoten, auglaffen. enteritug). eliminatie (uitdrijving), v. = elimination. email, o. = email, bfe ematfle. elimineeren, h. = elizninferen. emailleeren, h. = ematifferen. elisie, v. = %Mimi, aluglaffung. emanatie (uitstrooming), v. = emanation. elite (keur), v. = elite, Vlugina41, Rluglefe. emancipatie (vrijmaking), v. = &liana*. elizer, elixir, o. = Migir. tion. Elize = %lila, %life. emancipeeren, h. = emanaiPieren. Elizabeth = %fitabetb; de eeuw van E. = emballage, v. = entbaliage, Zerbacfung. bag elifabetlitfc0e Bettalter. emballeeren, h. = entbaffieren, berbacten. Elize = %life. embargo (beslag op schepen), o. = embargo. elk = jeber (jebe, jebeg), jebermann' ?voor elke embleem, emblema (zinnebeeld), o. = tien woorden zooveel = fitr je aebn Sorter emblem. emblematiseh = emblemattici). fobiel. embonpoint, o. = embonpoint, bie Sol)f= elkaar, elkander = einanber; ze kennen beleibtlieit. e. = fie fennen fitt) (etnanber); ze bedriegen embouchure (mondstuk van blaasinstru- e. = fie betritgen efnanber; door e. gerekend menten, de aan-den-mond-zetting daarvan), = dug ing anbere gerectnet, burstfd)ntttlid); v. = emboud)iire. bij e. komen = aufammenfommen; bij e. zijn embrasse, v. = ber Oarbinen*tlter. = betfammen felt; dat is bij e. 10 gulden = embryo (kiem), o. = ber embrip. bag mad)t aufaininen 10 eulben, hoeveel heb- Emer. (emeritus = %meritt0). ben ze al bij e.? = tvfebiet Ixtben fie fd)on emeritaat (ambtsrust met pensioen), o. = auf ammen (gebrad)t)? emeritat. elkeen = ein jeber, jebermann. emeritus (rustend geestelijke) = %merit-10; elleboog, m. = eabogen, elienbogen. e.-predikant N. N. = $aftor emeritug 91. 91. ellemaat, v. = bag eltenmaf3. emigrant = emigrant. ellende, v. = bag efenb, ber jammer, hie emigratie, v. = emigration. emigreeren. 187 en profil. emigreeren, z. = entigrieren. e. van een kind = %tiger, Oer8engfinbcfon, Emil = %init. ,t4ermben, g•olbfinb. Emilia, Emilie = %inflict, %milk. engelachtig, = engetgleicb, engelbaft; e. mooi, eminent = eminent. zacht = engelfcbBn, .milb. eminentie (titel van kardinalen), v. = engelaehtigheid, v. = enget4aftigrett. eminent,. Engeland, o. = englanb. Emir (Arab. vorst) = emir. Engelbert, Engelbreeht = Klbert. emissario (boodschapper) = etnifftir. engelebak, m. = Climb, bag $arabieg. emissie (uitgifte), v. = entiffion. Engeleburg (te Rome), m. = bie engelgburg. Emma = %mum. engelellgeduld, o.; -gestalte, v.; -goed- emmer, m. = eimer, 't regent, alsof 't met held, v. = Me engelg II gebulb ; ,geftalt; ogilte. e .. s uit den hemel valt = eg regnet, alga engelellgroet, m.; -koor, o.; -kopje, o. = man mit Eulben gi3ffe. enget114rut (Kbe Maria); ber .cbor; =gfiSPfcben. Emmerik, o. = emmericb. engeleilrei, m. (-sehaar, v.); -stem, v.; emolnmenten,mv. = etnolutnente, 91ebenein. -tang, m. = bie engellifcbar ; .ftinne (engel= itabmen. reine etimme); ber ,gefang. emotie, v. = %motion, aliibrung. engelin = ber gngel. emphase (nadruk), v. = empbafe, ber FRacb. Engelina = Kngellfa. brucf, 8etonung. emphatiseh = empbatifcb. engelkrtuld, o. = engelfraut. empirieus (ervaringsman) = empirtrer. engel II rein ; -moot = engel II rein ; .f (ban. empirie (ervaring), v. = empirie, empirif. Engelsch = englifcb ; E .. e ziekte = e .. e empirisch = empirifcb. granfbeit, Olacbiti ; e. zout = e .. el Sal5; e. emplacement, o. = Ocibtibofgemplacement; pleister = e .. eg F$flafter; E. leer = englifcb: (alg.) ber 43lat3, Orunbitilcf. leber ; 't E. = bag englifcbe ; in 't E. vertaten = emplooi (betrekking; rot), o.= Knit; Me Oldie. ing t. .. e iiberfeben ; 't tegenwoordige E. = employ = Oeamte(r), Kngeftente(r). bag Ijeutige e.; hoe heet dat op zijn E.? = emnlsie (melkachtige vloeistof, waarin de tote beitt bag auf g. Om t .. en)? bestanddeelen van een uiterst Ain verdeeld Engelsehe = %ngiiinberin. olie- of harsachtig lichaam), v. = gmulrion. Engelschman = engliinber. en = unb; en hij en zijn vriend = foirobl er engelschoon = engelfcbiin. alg fein 1reunb. EngeltJe, o. = engel*n; (eigennaam) Enakskinderen = %nariter, Shane %nag. Kngelifa. en bloc (in 't geheel) = en bloc, fm gatmen, engelll wortel, m.; -zoet, o. = Me enne111, in Zaufcb unb Bogen. tintra ; ofiit. eneadreeren, h. = enfabrieren, einrabtnen. engerling, m. = engerling. encanailleeren zich, h. = ficb eticanailaieren, enghartig = engberbig. fteinlicb, borniert. ficb gemein macben. engheid, v. = enge, St napPbeit ; (fig.) engs en corps = en corpg, inggefamt. ber6fgfeit. encycliek (pauselijk rondschrijven), v. = en gros = en grog ; en-gros-handel = Oanbel gnatiffifa. en grog, g•rof3banbel; en-gros-zaak = bag eneyelopaedie, v. = enAftoplibie. ency- ettgroggercbtift, ,Oanblung en grog. elopaedisch = ensVioptibifcb. encyclope- engrosprijs, m. = ettgrogPreig. dist (medewerker aan de beroemde Fransche engte, v. = Inge; (zee-e.) env; (berg-e.) ber encyclopaedie: 1751-1780) = enAfloptibtft. engPat ; (land-e.) 2anbenge ; in de e. zitten = end, zie eind (e). in ber Stlemme ob. in ber $atfcbe ften; in de e. endeldarm, m. = titaftbarm. drijven = in bie e. treiben. endemie (ziekte aan een bepaalde streek enharmonisch = enbarmonifcb. eigen), v. = gnbetnie. endemiseh = enbetnifcb. enjambement, o. = enjambement. en detail = en betail, e.-d.-handel = Oanbet I. enkel (aan 't been), m. = anijobel. en betair, Meinbanbel. IL enkel (adj. en adv.) = (niet meer dan On) endosmose (vermenging van gelijksoortige einafg ; (eenige, weinige) einige ; (zonder gezel- vloeistoffen door een vlies heen), v. --... enbs schap, afzonder4ik) einbeln ; (niet samenge- ogniofe. steld) einfacb ; (stechts, alleen) blof3, nur ; e. en endossant = Z5nboffant, Oirant; de voor- alleen = einaig nub atlein, lebiglicb ; e.. e gaande (vorige), de volgende (latere) e. = ber reis = einfacbe Reif e, einfacbe aabrfarte ; 2de Zormann, ber Vntertnann (Itacbmann). klasse e .. e reisl = stbeite Maffe, einfacb ! endosseeren (aan), h. = inboffieren, girteren dat is e. verbeelding = bag ift tauter ob. pure (an); stuk, dat geendosseerd kan worden einbilbung ; dat komt maar e. voor = bag = fnboffableg $aPier, Crberpapier; de geen- fommt nur febr ferten bor. dosseerde = ber ,15tiboffat, %drat, Zotboffatar. enkelvoud, o. = bie eitmabl, bie einbeft, endosseering, v. = Z5nboffierung. her singular, enkelvoudig = (gramm.) endorsement, o. = Z5'nboffament, %fro. in ber einactbl; (niet samengesteld) einfacb. energie, v. = energie. energiek = energifcb. Enkhuizen, o. = enfbuiaen. en face = en face. Enkhuizer = %nnuter, E. almanak van enfin = enfin, furs, je nun. 't jaar 1 = e. Klmanacb bon btnno 1, eng = eng ; een e. kleed = ein e.. eg (fnappeg) (= Duitsch: ber t.infenbe tote bom Zaire kleib ; e. behuisd zijn = eng(e) ibobnen. beg t^eilg 1799); dat is er een uit den E. = engageeren, h. = engagieren, anfteaen, zich bag ift ein abgefcbtnacfter ob. abgebrofcbener 84, e. = ficb bertoben. ein Tfteibinger. engagement, o. = engagement; ber Zfenft, enorm = enorm, riefig. bie eterfung ; bie Zerbinblicbfeit ; bie Zerlo, enormiteit, v. = enormittit. bung. en passant = en paffant, beiltitifig. angel, m. = engel; gevallen e. = gefallener g.; en profil = en profit. enquéte. 188 erfrente. enquète (onderzoek), v. = %nquete ; erbebuns episch = epifit. gen ; een e. instellen = erb .. en anorbnen ; episcopaal (bisschoppelijk) = OfigoOtti. recht van e. = enqueterec4t. episeopaat (bisdom; bisschoppelijke waar- enquéte-commissie, v.=enquetefontntiffion. digheid), o. .c eptgfoPat. ensemble (gezelschap), o. = enfemble. episode (ingelascht stuk; deel), v. = e/fifobe. en suite = en futte; kamers e. = ineinanbers episodiseh (ingelascht, bijkomstig) = Otto. gebenbe Binner. bif cf). eat, v. = bag 33froPfretg. epistel, m. = bte ePtitel. entameeren (beginnen), h. = entantieren : epoque (tijdstip), v. = espocf)e; e. maken = anfangen, angreifen. e. ntacben, Kuffeben erregen. eaten, h. = pfropfen ; (bij menschen) impfen ; epos, 0. = cool. geente boom = gl3friipiling. eppe, v. = ber etlpft. entente (verstandhouding), v. = entente; equator, enz., equilibrist, zie aequator e. cordiale = entente corbiale, eralict)e& gin, enz. aequilibrist. bernebtnen. equipage, v. = equipage. enter = $fropfer. equipeeren, h. = equipteren, augftatten. enter Ilbijl, v.; -dreg, v. = ba& enterll Intl ; equivalent, zie aequivalent. ber .bregg. er = ba, a, (soms onvertaald); beren; ik ben enteren, h. = entern. e. al = icb bin fcbon ba; e. was eens = eg enterhaak, m. = enterbaren. rear einmat ; er zijn goeden en slechten = eg entering, v. =--- enterung, bag entern. gibt (lute unb R3i3fe ; e. wordt geklopt = eg enterluik, v. = bfe enterlure. tbirb gefloPft, man flopft, eg flopft; hij ziet e. enthusiasme, o. = ber enOuficc&inuL goad uit= er fiebt gut aug; wat is e.? = Wag gibe&? enthusiast = entbufictit. Wag tit la ? wat scheelt e. aan ? = Wag feblt enthusiastiseh = entbufictitifcb. bit? e. zijn e. die zeggen = eg gibt beren enting, v. = $fropfung. bte fagen, eg gibt 2eute bfe fagen, eintge fagen ; entmes, o. = $fropftneffer. ik heb er drie = fu babe beren bret, id) babe entomologie (insektekunde), v. = entomo, bra ; hebt u e. nog? = baben Ste not Wel*? logie. entomoloog = entomolog(e). eraehten: mijns a .. s = metneg eracbteng, entourage, v. = entourage, Umgebung. nacb meinem 50 afitrbarten. entoutcas, m. = entoutca6. Erasmiaanseh = eragmtantfcb. entre-deux, o. = ber (Spiten)einfat. erbarmellik=erbarinftc, iiinunertick filight. entrée, v. = (geld) bag entree, bag etntrtttg, erbarmen zich, h. = fic erbarmen ; zich gelb ; (bij lidmaatschap) bag etttfcbretbegelb ; over iem. e. = ficb fiber einen erb. (ficb eine& (toegang) bfe entree, ber Bugang, bet Bins e.); hij heeft zich over de woes erbarmd = tritt; ook voor Zoripeife. er bat ficb ber 8aife angenommen. entrepOt, o. = entrepot, earenlager, Bolls erbarming, v. = bag erbarmen, erbarmung. lager; in e. = tinter Boriberfc4tuf3. ereis = efnmal, 'mat. entresol, o. = bag, ber entrefot. eremiet (kluizenaar) = erentit. cut!' rijs, o.; -spleet, v.; -was, o. = $froOf II,erf, o. = ber ,tof, ber t.ofrautn; bag %runt), ref& ; ber sfpalt ; :Wad* ftild ; huts en e. = ,Oaug unb .0of ; op mijn enveloppe, v. = bag aubert, bet Zrieftuns eigen e. = auf eignent @runb unb obett ; umfcblag, enbeloppe. [soms voor „geerfde grond" = bag et be; enz. (enzoovoort = unb fo wetter: u. f. tn.) der vaderen e. = bet Citer erbe]. epakta, m. = bfe epafte. erf H adel, m.; -bezit, o.; -ekins, m. = erb II. epaulet, v. = bag epaulett, bfe epaulette. abet; ber -befit, (bererblicbeg gut); ?in. epenthesis (inlassching van letterklanken erfll deel, o.; -dochter = erb II tett (deftig: in een woord), v. = epentbefe. erbe); stouter. epenthetiseh = epentbetifcb. erfelijk = (van gebreken, regeering, adel e. d.) ephemeer (van den dag, kortstondig) = erbltd); e. ambt, e ..e adel = (ook) erbamt, epbenter(tfcb). .abet. ephemeride, v. = (dêndagsvlieg) ei3beinere, erfenis, v. = erbfcbaft; (erfdeel) bag erbteit, eintaggfliege ; (dagblad, e. a.) %pbeuteribe. deftig: bag erbe ; een e. aanvaarden = eine ephoor (Spartaansch overheidspersoon) = erbicb aft antreten. e0or. erfgenaam = ber erbe, bfe erbfn; iem. (bij epieurisch (verfijnd weelderig) = ePifuretict testament) e. maken, tot e. benoemen = epieurist = et)ifureer. einen tium erben einfe#en; universeel e. = epidemie, v. = %plbentie; berrfcbettbe an. Uniberfalerbe ; e. van den troon = Oronerbe; ftedenbe granfbeit. zonder e. = erbrog. epidemisch = ePtbemifcb. ern goed, o.; -graf, o.; -grond, m. =erbil. epidermis (opperhuid), v. = epibertnig. gut (•lell); sbegrtibnig ; ggrunb. epigoon (navolger, latere) = ePtgone. erfhuls, o.: e. houden = iiffentlicb berfteigern epigraaf (opschrift), v. = bag eptgra14. (ben 92acbrat eine& Zerftorbenen nitmlicb). epigram (puntdicht, bijschrift), o. = epts erfhuismeester = Vluftionator. grantm. erfilland, o.; -later; -leen, o. ; -maker = epigrammatieus = eptgranttatifer, ept, erb II fanb ; staffer; .teljn; staffer. grammatift. erfmaking, v. = bag Zermlicbtnig. epigrammatiseh = eptgrannatifcb. err! oom ; -opvolging, v.: -opvolgings- epilepsie (vallende ziekte), v. = %piteorte, oorlog, m. = erbil °eel ; ,forge; :folgefrieg. actniucbt. erfilpacht, v.; -yachter; -prins = erb li. epileptiseh (aan epilepsie lijdend) = ept: pact; spatter; :print. leptifcb. erfli prinses ; -reeht, o.; -rente, v. = %OF- epiloog (slotrede), v. = ber epilog. prinaefftn; •recbt; ber •Mug. erfrijk. 189 erwt. erfOrijk, o.; -sehuld, v.; -stadhouder = men ongelijk heeft befennen, (ein)gefteben erblireicb (ber .ftaat); sfcbufb ; 4tattbatter. ob. augeben, bat man unrecbt bat; lets met ertletelling, v.; -Rank, o.; -tante = dankbaarheid e. = mit Zanfbarfeit erf. ob. %rb (eOeinfet,ung ; .ftiicf ; :tante. anerf:; wij e. de ontvangst van uw brief = ern vijand ; -vIjandschap. v.; -yolk, o. tuir befennen nit& Sum %mpfange Nre& R3rief0; = Urb faith ; sfeinbftbaft ; %Voir. iem. voor een bedrag e. = einen fiir einen ern worst; -vorstin?-ziekte, v. -zonde, Zetrag erfennen. V. = erblifilrft; sfilrftin; sfranfbeit; erkenning, v. = RInerfennung, Knerfenntnig. I. erg, (adj. en adv.) = arg, fcbrecbt, erkentelijk = erfenntfick banfbar. Tibet; is 't e ? = ift eg fcblimm? hij is heel erkentelijkheld, v. = erfenntricbfeit, Zanf. e. 0 gebt febr fcbrecbt, er benbet rub barfeit. febr fcbrecbt, eg ftebt febr !Chum um fun; een erkentenis, v. = (dankbaarheid) erfettnt.. e e spotter, zondaar = ein arger spotter, Weft, anfbarfeit ; (erkenning) bag R3efennen ; eiinber ; 't te e. maken = eg st a. (bunt) (inzicht) erfenntnig. treiben (macben); des te e er = um fo erker, m. = erfer. fcblinner; hij komt van kwaad tot e er = erkerlikamer, v.; -venster, o. = %del. eg tvirb mit ibm bunter fcblinner; 't e ste (tube (bag slimmer); :fenfter. van de zaak = bag Stbrinunfte babel; hij. kon erlangen, h. = erlangen, befommen. 't niet e .. er maken = er fonnte nicbt at er erlanging, v. = erfangung. macben; zijn toestand wordt e er = fein Bu. Ernestine = erneftine. ftanb Verfcbrinunert ficb, tvirb fcbrimmer ; ze Ernestinus?Ernst = %mit. hebben hem e. toegetakeld = fie Ijaben ibn ernst, m. = emit; in e. = im e.; in allen a. ob. Het augericbtet; 't was zoo e. niet ge- (vollen) e. = affeg (alien) ernfteg ; 't is mijn meend = eg that nicbt fo bole getneint ; hij voile e. = eg ift mein boiler e. ; 't wordt e. = hoest e. = er buftet arg ; e. nieuwsgierig, eg tvirb g., eg gift; als 't e. wordt (ook) = koud = rest (furcbtbar, febr) neugierig, fait; tbenn'g awn rapben foment; ik meen 't in e. in 't e . ste geval (als 't heel e. wordt) = lot = icb meine a ernftlicr); als 't u e. is = Wenn fcbrintinften Taff, menn affe Strange reiten. eg klbr e. ift; hij neemt (vat) alles voor e. op = II. erg (subst.), m.: zonder e. = One Virg, nimmt affeg ffir e. argfog, obne geen e. hebben = fetne ernstig = ernft, ernftrick ernftbaft; 't onder- RIllnung 4aben, nicbtg bermuten; geen e. in lets wijs is een e e zaak = ber Unterricbt ift eine hebben = at)). nicbt bemerfen, nicbt bermuten, ernfte Smite; e. voornemen, e ..e wil = crofter ook nicbt begreifen. R3orfats, odic; e e waarschuwing = ernftricbe ergdenkend = argibabnifcb, Ittittrauifcb. earnung ; e. gezicht = ernjtbafte EfRiene ; 't e. ergdenkendheid, v. = ber RIrgtvobn, bag meenen = eg ernftficb ob. ernftbaft nteinen ; ik Eltittrauen. neem de zaak e. = icb nebtne bie Satbe ernft, ergens = irgenbtro; e. heen = irgenb Mobin ma* ernft baraug ; e. geval = ernftficber ob. e. vandaan = irgenb Worry; e. anders = bebenfricber fall; als men 't maar e. wil = wenn man eg nur ernftlicb milt; zijn toestand anbergtro, fonftmo; hier (daar) e. = bier (ba) is e. = . . . ift ernft; e. gewond = fcbtber berum; e. aan, bij, door enz. = an, bei, burcb bertbunbet ; e. ziek = ernftricb franf. 2c. (irgenb) ebb. ernstigheid, v. = ber ernft, ernftbaftigfeit, erger, zie erg I. ernftficbfeit ((vgl. ernst en ernstig). ergeren, h. = argern; (krenken) franfen ; erotiseh = erotifcb. een kleinigheid ergert hem = eine Stleinigreit erratiseh = erratifck aerftreut ; e. blok = (bie ayege an bet R33attb) argert On; zijn woorden err.. er Mod, her RBanber., ainblinggbrod. e. mfj = feine torte a. ob. berbrieten mid j; hij erts, o. = era; arm, rijk aan e. = eraartn, was geergerd over zulk een gedrag = er War =rack entriiftet fiber folcb ein R3enebnten ; zich over ertsllader, v.; -bedding, v.; E-gebergte, lets e. = fit fiber ettb. a.; erger u daar niet o. = era! aber ; .fageritatte ; .gebirge. over = a. Sie ficb baritber nicbt, faffen Ste erts graver; -groove, v.; -laag, v.; -oven, m bag nicbt berbriefien ; zich over een lage m. = era grafter ; ogrube ; 4** ; bie .bfitte. behandeling e. = ficr) fiber eine niebertracbtige eruptie, v. = eruption, ber Rugbruck R3ebanbrung entriliten, barfiber entriiftet fein; I. ervaren, h. = erfabren. zich dood e. = ficb au Zoberut abiirgern. II. ervaren (adj.) = erfabren, beiranbert; e. ergerlijk, = argerlid); (schimdalig) entpi3% koopman, staatsman = e .. er Haufmann, renb, anftnig. Staatgmann ; in kunst en wetenschap e. --= ergelijkheid, v. = RITgerricbfeit, Vinftiitigfeit. in nunft unb eiffenfcbatt belt,.; in zaken e. = ergernis, v. = bag Orrgernig, ber RInftot3 ; e. gefcbaftgfunbig. geven = Rtrg., 9inft. geben; men heeft allerlei ervarenheid, v. = ertabrenbeit. e. = afterbanb arger(nig), Zerbruf3. ervaring, v. = erfabrung ; de e. opdoen = ergo (derhalve) = ergo, affo, toroth:b. bie erf. macben; zooals de e. leert = (ook) ernst, zie erg I. erfabrungggentaf3. erica, v. = erffa. ervaringsllbegrip, 0.; -bewijs, o.; -leer, Eriemeer, o. = ber eriefee. v. = ber ertabrunggibegriff; ber .betbeig; Erik = ericb. striffenfcbaft. [erinneren, zie herinneren]. erve (erfgenaam): de e .. n = bie erben; de Erinnyen = %rinntjen, Nacbegattinnen. e n B = gladflorger. Eris (twistgodin) = Orig. erveloos = erblog. Erisappel, m. = erigapter, BanfaOter. erven, h. = erben; e. van = e. bon, (in 't erkennen, h. = erfennen, augeben,?aner% recht ook) einen beerben; de zoon erft van fennen ; de juistheid e. = bie eticttigfeit a.; zijn vader = ber Sofot beerbt fetnen Zater. een vordering e. = eine gorberung a.; e. dat erwt, T. ftbfe. erwtebeentje. 190 euvel. erwtebeentje, o. = erbfenbein. etenskast, v. = ber Speifefcbratte. erwteblazer, m. = bct& $uft,, Otaferobr. etenstUd, m. = bie effett&., eaeit, bie Zifcb, erwtellkever, m., -land, o. ; -soep, v. = belt; op e. zijn we weer terug = (ook) aum erbren II fafer; .acfer ; :lupin. Ziner finb tvir oieber ba. erwte II Steen, m.; -worst, v. = %tbien II fteln; etensunr, o. = bie et ftunbe. .tvurft (erbgtvurft). eter = effer ; hij is een goe(de) e. = er ift es (muzieknoot), v. = ba& Es; es-majeur = ein ftarfer e., rein noftberticbter, er fcbttigt eine Es-bur; es-mineur = Es-ntott. Bute (brabe) atinge; hij is een slechte e. = escalade (bestorming met ladders), v. = er if3t tvenig. afalabe. etersbaas = ftarfer effer; zie ook e ten. eseamotage (weggoochelarij), v. = afanto. etgras, -groen, o. = ber 91acbtruc0, bab tage, Zafcbenfpielerei. Racbgrag; (tweede maaisel) Grummet. eseamoteeren, h. = dfantotieren. ether, enz. zie ae the r enz. eseamoteur = Nfantoteur. ethics (zedeleer), v. = %Off. eseapada (moedwillige streek), v. = Wapabe. ethiseb = etbffcb. ., escarpe (binnengrachtsboord), v. = eaarpe. Ethiopic, o. = Vitbiopien. Ethiopiiir = each, m. = We efcbe. fftbiopier. Ethiopisch = titbiopifcb. esehdoorn, m. = Morn; Zergaborn. ethnogralle, v. = etbnograpbie, Zi3iferbe= eschlook, o. = Me Scbalotte. fcbreibung. ethnogratiseh = etbnograpbifcb. eschatologie (leer van de laatste Bingen), ethnologic, v. = etbnologie, Cilferfunbe. v. = ekbatologie. ethnologiseh = etbnologifcb, bi3iferfunblicb. escorte, o. = Me Worte. ethnoloog = etbnolog(e). eseorteeren, h. = Ofortieren. etiket, o. = bie ?tifette, ber Bead. Eseulaap, zie Aesculaap. etiketteeren, h. = etifettieren. Eseuriaal (paleis en klooster to Madrid), o. etikette, etiquette, v. = e tifette. = ber Nfortat. etmaal, o. = bier unb 0min/fig Stunben, eskader, o. = Oefcbtvaber. (scheepst. ook) %hue. eskadron, o. = bie ecbtvabron. Etrurie, o. = etrurien. Etrnrl&Sr, Etrus- Eskimo = ftrinto. ker = trubfer. Etruriseh, Etruskiseh Esmeralda = ftineratba. = etru4fifcb. esp, m. = bie efpe, Me Kfpe, bie 8itterpappet. ets, v. = inabierung. espada (degen, stieredooder) = %ipaba. etsen, h. = rabieren. espagnolet, v. = epanioiette, e4agnolette. ether = Eltabierer. espeblad, o. = eipenblatt; sidderen als een etslikunst, v.; -naald, v.; -plaat, v. ..= e. = Bittern tote ein eipentaub. espeboom, Rabier II funft (ttifunft); :nabef ; ,Piatte (914= m. = efinnbaunt. espen = Open, of pen .. . platte). esplanade (ruim plein), v. =-- efplanabe. etswater, o. ----- lit3tuaffer. essaalligewicht, 0.; -kantoor, o. = Faro- ettelijk = etlicb, einig. bier II getvid)t; %amt. etter, m. = Biter. essaleeren, h. = probieren, prilfen. etteraehtig = eiterig, eiterbaft. assaleur = Tilitnatvarbein. etter II blaas, v.; -buil, v.; -draeht, v. = essay (schets, vertoog), o. = ber effaV, bie eiter II blatter ($uftel); .beule; ber .ftuf3. Zertjanblung. essayist = effautft. etteren, h. = eitern. essence, v. = effen5. etter If gezwel, o.; -vorming, v. = Me eiterII. essentffel = effentieU, effential, tverentlicb. gefcbtvulft; ,bilbung. estafette, m. = bie eftafette, bie etafette. etterwonde, v. = eiternbe eunbe. estrade, v. = eftrabe. etterzak, m. = eiterfacf. estrik (vloersteen), m. = bie aft*, bie Stein, etude, v. = %tithe. platte. eta', o. = %tut. etablisseeren, h. = etablieren. etymologie,v.=etvinologie.etymologiseh etablissensent,o. = etabliffentent, bie Vinftalt. = ettpnologifcb. etymoloog = %tipnolog(e). stage, v. = stage. eubiotiea (gezondheidskunst), v. = eubiotif. etagbre, v. = etagere. eucharistic (R. K. avondmaalsviering), v. etalage, v. = etalage, Scbaufteffung, Waren= = eucbariftie. auglegung; (concreet) bie Kugage. [eunjer, m. = bag olleipenft]. etaleeren, h. = etalieren. eunuch (gesnedene) = eunuch. etap(p)e (rustplaats, stapelplaats), v. = euphemisme (verzachtende uitdrukking), o. etappe. = her eui4einginug, mithernber Kulcbrud. etc. (etcetera = etcetera : 2c.). euphemistiseh = eupbemiftifcb, tnilbernb, eten, h. = effen, e. en drinken = e. unb befcbi3nigenb. trhtfen, (van dieren gew.) freffen; hoe laat e. euphonic (welluidendheid), v. = eupbonie. we? = um Iniebiet Ilbr fpeifen tvir? eet sma- euphoniseh = euPbonifcb. kelijk = tviinfcbe trobt efu flnifen 1 Kftablpit ! Euphraat, m. = eupbrat. hij kan goed e. = er eft rein St oftberlicbter, eft eureka („ik heb 't gevonden") = beurefa ! ein ftarfer effer, fittligt eine gute (brabe) Stange; Europa, o. = europa. Europeaan, Euro- we gaan van daag uit e. = tvir e. beute att4. peer = %uroptier. Europeesch = europiiiicb. Wart& ; e. als een houthakker = e. tvie ein Euterpe (muze van de toonkunst) ---= euterpe. Scbeunenbrefcber ; 't e. = ba& effen; voor (na) I. euvel, o. = libel; ber.. aebter ; aan een e. den e. = bor (ncub) Zifcb, bor (nad)) hem e.; hij zal zijn e. thuis krijgen (fig.) = er befommt mank gaan = an einem ft. leiben, mit einetn (Meat) nocb rein gett; tem. ten e. vragen = U. ob. 5. bebaftet felt ; een ernstig e. = ein eitten gum Wien eittlaben, efu Stift?bitten. ernitlicbee. U. eteusbak, m. = grettrog. II. euvel (adj. en adv.) = libel; fem. lets e. euveldaad. 191 excelsior. duiden = einem ettu. beuten (nebnten), einem evenredigheid, v. = (wisk.) $roportion, ettv. mtfbeuten, berbenfen ob. beriibefit. Zerbiiftniggleicbung ; („verhouding") bob Zer= enveldaad, v. = arebei., Eiffetat, bag blittnig; in e. van 't werk = nacb Z. ber Zerbrecben. arbeit; naar e. van = int Z. au; rekenkundige, envelmoed, m. = bte Zogbaftigfeit, ber meetkundige e. = aritfpnetifcbe, geometrifcbe arebefinut. q3r. ; de e. van de deelen is verstoord = bag I. Eva = %ba, tbe. gbentnag ber Zeite ift geftOrt. II. eva (schortje), v. = Scbut3fcbilrae. eventjes = (tijd) etnen augenblicf; (graad) evaenatie (ontruiming), v. = gbafttation, fawn, eben nocb, gerabe nocb. augleerung, Rauntung. eventualiteit (gebeurlijkheid), v. = %ben. tualitat, E3glicbfeit. evang. = evangeHe, o. = gbangefium eventneel = ebentuen; (adj. ook) ettvaig (eig. en fig.); 't E. van Lucas = bag fib. Fuca. (adv. ook) ettua. evangelisch = ebangelifcb. evenveel = ebettfobief, gfeicb bid; zie ook Evangelist = %bawl*. even. Eveline = gbeline. evenveeltje, o. = =tier Ritter. even = (adj.) e. of oneven = paar ober evenwel = aber, jeboct, gleicbmobl, bennocb. unpaar, gerabe ober ungerabe; e. getal = bie evenwieht, o. = gileicbgetvicbt; in e. brengen gerabe 8abt; (adv.) e. groot als = ebenfo = ing bringen ob. fet,en; iets in e. houden = grog tote; ze zijn e. groot = fie finb gleicb etto. im Of. batten; elkander in e. houden = grof3; een e. groot gezin = eine gleicb grof3e fief) bag git. batten; staatkundig e.=politifcbeg 41St aantifie; maar e. (nauwelijks) = taunt; evenwichtsilleer, v.; -punt, o. = ogfeicb% (eventjes) etnen augenbticf, eben; kijk e., hoe getvicbtg teftre ; ber spunk laat 't is = bitte, fieb mat nacb, tviebiet Ubr even wijdig = paraftet, gleicbtaufenb; e. eg ift, zie eens e. = feben Cite mat 4er, 't is loopen = par. fein; e e lijn = bie $arattete, mij om 't e. = et ift mir etnerlet, nth gleicb; $ara ftertinie. hij is zoo e. hier geweest = er mar (fo)eben evenwijdigheid, v. = ber $araffefigmug. r)ier; daar e. = foeben. evenzeer = ebenfofebr, in gleicbent 'cage. evenaar, m. = (aan de weegschaal) bte Burge; evenzoo = ebenfo, gerabe fo, gleicbfaftg. (aardr.) actuator, Me 2inie. ever, m. = (mannetjeszwijn) eben, Reiter; evenals = ebenfo gerabe fo gleicb tote. (wild) bag Taitbicbibein, Ober. evenaren, h. = (einem) gleicben, gleicbtouttnen, Ever(h)ard = gberbarb. gteicb fen; iem. in kracht e. = einem a n Ever(h)arda = beOarbine. raft gleicbrommen; iem. in een kunst e. = everlast, everlasting (wollen stof o. = einem in etner Runft gleicbromtnen, etnen berm gberlafting. erreicben. everzwijn, o. = Zailbfcbtvein, ber gber. evenbeeld, o. = %KIM, ebenbilb hij is 't everwortel, m. bie R33ettertbura, bie gber, e. van zijn vader = er ift bag Wbbilb (ten., tbura. bifb) lane& Zaterg ob. ber leibticbe Zater; God evident = ebtbent, offenbar, augenfcbeinficb. schiep den mensch naar zijn e. = Gott fcbuf evidentie, v. = gbibena, augenfcbeinfid)feit. ben agenfcben Mtn hum Zilbe; de mensch is evoe I (jubelroep bij de Bacchusfeesten) = eiJoel 't e. der Godheid = ber Kftenfcb ift ber Malaria evolntle (ontwikkeling, ontplooiing, toer), ber Oottbeit. v. = gbotution. eveuboortig = ebenbitrtig. ex- (bijv. in ex-burgemeester, ex-minister eveneens = ebettfo, eben., gteicbfattg; ingleioben. e. d.) = ebematig. evenement, o. = %reign% Wicbtiger actg. exact = epft, genau; e e wetenschap = evenen, zie effen en. e . e Siffenfcbaft. exaetheid, v. = egaftbeit. evengelkjk = gam, gfeicb, eitterfet. exaltatie (overspanning), v. = kaltation. evengoed = ebenfotbobf ; dat is e. als nets = examen, o. = ggamen, bie $riifung; e. doen = bag ift fobiel alb (tvie) nicbtg. fein maien ob. ablegen; hij heeft een goad e. evenknie, m.: iems. e. zijn = einem gfe* gedaan = er bat (fin ti.) gut beftanben, ein foramen. guteg g. gentacbt; hij heeft gisteren e. gedaan = evenmaat, v. = bag ebentnag. evemnatig: (ook) er Mar geftern int g.; schriftelijk, mon- e. deel gleicbmagiger Zeit; (in de juiste deling e. = fcbriftlicbe, miinblicbe $riifung; verhouding) ebentniigig. vergelijkend e. = bergleicbenbe q3r. (ook evenmenseh, -naaste = Olitmenicb, ber Ronfurrenaprilfung); e. gaan doen = (stud.) ?litidgte. in fteigen. evenmin = ebenfotvenig. exameneommissie, v. = $riifunggfonttnif% evennaehtalljn, v. = ber actuator, £tnte. 'ion. evenredig = proportional, proportioniert, examenopgaaf, v. = eganten(lrilfung0). entfprettenb; $roportionaf ..; e. kiesstelsel = aufgabe. $roportionaltvablitiftem ; e e verkiezing = examinandus = %gandnanb, $roportionaftvabt; (wisk.) e .. e deelen = examinator = ggaminator. proportionate Zeile,alle overeenkomstige lijnen examineeren, h. = egantinieren, pritfen. zijn e. = ate bomologen 2inien finb proporti, exarch (Bijz. stadhouder in Itati6) = karcO. oniert; een e. aandeel in de winst = ein Exc. (Excellentie = kgerien5). entfprecbenber Vinteil am eetvin; de belooning excedeeren, h. = egaebieren, iiberfcbreiten, was e. met den dienst = bie Zetobnung ent, augfthreiten. fpracb bent Zienfte; ... was niet e. met den excelleeren, h. = egaeltieren, berborragen, dienst = ftanb in feinent Zerbtiltnig gum ficb augaeict nen. Zienfte ; de 4de e..e bie bierte 43roPortionale ; excellent = egellent, bortreffiicb, recht, omgekeerd e. zijn aan = In gerabent, excellentie, v. = %oaten& unioefOrtent Zerbliftnig *fon au. excelsior (hooger) = raelfiov; ber enelflor excentriciteit. 192 exquis. (naam van den grootsten diamant, in1893te experiment, o. = experiment, ber Zerfucb, Jagersfontein gevonden). bfe $robe ; een e. nemen = ein g. aniteffen. excentriciteit, v. = ementriaitiit. experimentaal, teel = experimental, exentriek exentriseh = exaentrifcb. experimental, experimental . . . ; experimenteele exentriek (aan stoommachines), o. = bfe scheikunde, natuurkunde enz. = experimental= gmentrif. cbetnie, ,obtifir 2c. exeeptie, v. = exaeption ; 9lugnabme ; (tegen- experimenteeren, h. = experintentieren, werping ook) %threbe ; bij e. = augnabmg. Zerfucbe macben. weft e. expert = %gpert(e), eacbberftlinbige(r), Sacly exceptioneel = exaeptioneti, augnabIngtreife. funbige(r) ; 't oordeel van e .. s vragen = bag excerpeeren, h. = exaerpieren ; einen Vlugaug lSutacbten bon experten einbolen. macben. expertise, v. = %gpertife, Unterfucbung, Ze= excerpt, o. = excerpt, ber Rugaug. gutaitung. execs (buitensporigheid), o. = ber exact. expiratie, v. = ber 9.1blauf, alirifeeit (eineg excessief = exaeffib. Reef exclamatie, v. = ftflantatfon. explicatie, v. = explifation, erflarung. exclusie, v. = egflufion, Kugfcblietung. expliceeren, h. = exPliaierett. exclusief = exflurtb, (adv.) exflufibe. exploit, zie exploot. exelusivisme (geest van uitsluiting), o. = exploitatie, v. = ber Zietrieb ; (van een mijn ber egftufibigntug. en in ongunstigen zin) Kugbeute, Vittgbeutung ; excommnnicatie, v. = exfommunifation, maatschappij tot E. van Staatsspoorwegen = ber gircbenbann. @efelifcbaft fiir ben l8etrieb bon Staatgbabnen ; exeommunieeeren, h. = egfommuniaieren. in e. zijn = in (tin) Z. fan ; in e. brengen = excrement (uitwerpsel), o. = egfrement. in Z. feten, bem ithergeben ; chef van e. = excursie, v. = egfurfion, ber ffugftug; (fig.) Zetriebgbfreftor ; verdere e. = bet Befterbetrieb ber exfurg, albfcbiveifung. exploitatie II kosten ; -maatschappij v. excusabel = berseiblid). = Zetriebg ofoften ; .gefeltf cb aft. excuseeren, h. = beraeiben, entfcbutbigen. exploiteeren, h. = (een onderneming) ber. exeuus, o. = Me %ntfcbutbfgung ; e. vragen = tbatten, in Zetrieb fet5en ; nu bar macben ; (een um Zeraeibung ob. Zergebung bitten; zijn e. mijn) augbeuten ; (iem. of iets) exploitieren, maken = rid) entfcbufbigen. augbeuten. executant = Zortragenbe(r). exploot, o. = gericbtlicbe %Nage, Me 2abung, executeeren, h. = egefutteren, bortftrecfen. Me Zortabung, bfe Bitation ; iem. een e. be- exeenteur (testamentair) = St eftatnenMoll, teekenen = einem elite 2. aufteffen ; e. van ftrecfer, Vlacblaf3pfleger. executie, v. = exefu, executie = ber Zottftrecfunggbefebt. tion ; Zolaftrecfung, 8tbanggbottftrecfung ; (te- exploratie (onderzoek), v. = exploration. rechtstelling) Oinricbtung. exploreeren, h. = explorieren. exegeet = exeget, Zibeterflarer. explosie, v. = explofion. exegese, v. = exegefe, (ZibeDerftdrung. exponeeren (blootstellen, -leggen), h. = exegetisch = egegetifcb, erfliirenb. exponieren. exempel, o. = gxetnpel. exponent, m. = exponent. exemplaar, o. = eIentplar. exponentiaal = exponential . . . ; e e ver- exemplaar = exemplarifcb. gelijking = exponentfargleicbung. exequatur (vorstelijke bekrachtiging), o. = export, m. = export, Me Vlugfubr. exequatur. exportartikel, o. = ber export., Kugfuly. exerceeren, h. = exeraieren. artifel, bfe .ibrcre. exercitie, v. = bag exeraieren ; e. houden = exporteeren, h. = exportieren, augfiibren. Üben, exeraferen Taff en. exporteur = exporteur. exercitieveld, o. = ber exeraierpla13. export', handel, m.; -premie, v.; -slach- exodus (uittocht), m. = exobug. terij, v.; -waren, my. = exportll banbel ; exorbitant = exorbitant, iibertrieben. .pretnie ; ,fcbtlicbterei ; ,tbarett. exorcisme (duivelbanning), o. = ber exor: exposant = Rugitelter. aigntug. exorcist (duivelbanner) = exoraift. expose (uiteenzetting), o. = exPoff, Me exosmose (vgl. endosmose), v. = exam*. Zarlegung. exotericus (oningewijde) = exoterifer. exponeeren, h. = augftetten, exponferen. exoteriseh (duidelijk) = exoterifcb. expositie, v. = expoiltion ; (tentoonstelling), exotisch = exotifcb, auglanbifcb, frentbartig. alugiteffung. expansie, v. = egpanfion, et3annung, Mtg= expres = expret, befonberg, eigeng, augbriicf. bebnung. if ; (met opzet) abficbtlicb ; nu e. = jest erft expansief = expanfib ; expansieve kracht = recbt; ook = exprestrein; de e .. se bestel- expanfibfraft. ling = bfe eilbeftettung, expref3lieferung, Ze= expedieeren, h. = fpebieren, trangportferen, fterfung burcb einen eilboten ; „e . se bestel- abfertfgen. ling" = bur gilboten ; e..se brief = expedient, o. = expebieng, gugfunftgmittel. eilbrfef. expediteur Spebiteur. expresse, m. = expreffe ; befonberer tote, expeditie, v. = Spebition, (mil.) expebition ; gitbote. op e. zijn = eine exp. mitmacben, bei ber exprestrein, m. = hurler:, expretaug. exp. fein. expresselUk = eigeng, befonberg, augbrildlicb. expeditie boek, o.; -bureau, o. ; -handel, expressie, v. = ber alugbrucf. expressief m. = Spebitiong obucb; 'bureau (Me eitterabferti= (vol uitdrukking) = expreffib, augbrucfgbolt. gung(gftelte)) ; •banbel. expropriatie (onteigening), v. = exproPri: expeditle kosten ; -utak, v.= Spebitiong II anon, enteignung. gebilEyren aranlportforten); bag exquis (uitgelezen) = epuffit, aulgeructt. extaze. 193 faculteit. extaze, v. = %Male, R3erailcfung ; ik was in Ezechiel = ger:bier, t efefiel. e. = ic4 mar entaiicft. ezel, m. = %fa; (schildersezel) bie St affelei, ex tempore (voor de vuist) = extempore, (voor 't schoolbord) bag (Zafet)ehefteri; hij is oug bent Stegreif ; 't e. = bag aug bent etegreif een e. = er ift ein %., Zumntfopf ob. Scbafgfopf ; Rorgetragene, bie gmprobifation. Kaapsche e. = fiibafrifanMer %., bag Bebra ; extemporeeren, h. = extemporitren. zoo dom als een e. = faubumm, biltbumin ; exterieur, o. = kterieur, bag &dere, bie een e. stoot zich seen tweemaal aan den- liutere grf*inuttg. zelfden steen = ein gebrannteg Rinb ftteut extern = extern; e..e = ber % . . e. bag aeuer ; een e. in een leeuwehuid = ein extinetenr (brandbluschtoestel), m. = ktinf, R. in ether 38tvenbaut. teur. ezelachtig = efe*tft. ezelachtigheid, v. extra = extra; e. duur, e. fijn = extrateuer, = %feta. =fern; e. dividend = ktrabibibenbe. ezeldrtIver = %fertreiber. extraatje, o. = ber fttraprofit; %xtrage- ezelen, h. = otfen, bliffeln, fcban5en, of ern. ricbt 2C. (menu = eiefin. extraboot, v. = ber Sonber,, extrabampf er, ezelinnemelk, v. = efelgittitc. bag boot. ezels il brug, v.; -distel, v. = %felg II brit& ; extract, o. = ber, bag fttraft, ber Kugaug. •tifftel. extrakosten = ktrafoften, 92ebenfoften. ezelsdom = faubumm, bli4bumnt. extraneus = 4xtratteug. ezels II hoofd (scheepst.) o.; -huid, v.; -kin- extra-ordinair = extraorbiniir. nebak, m..--- %fag 1 catpt ; ,baut ; •finnbacfett. extralpremie, v.; -trein, m. = %xtra 11. ezelslikop, m.; -oor, o. ; -rug, m. = eief411. prantfe ; Haug (gew.: Sonberbug). fopf (ook fig.); :do (ook fig.); ,riicfen (ook fig.) extravagant = extrabagant, iibertrieben, ezelsstreek, m. = bie fefei. augfcbtveifenb. ezels II vel, o.; mvenlen, o. = bie %I et(g) naut ; extriNme, o. = bag extretn. %fitEien. extremiteit, v. = extremitiit. ezelwagen, m. = ferivagen. exvoto (geloftegeschenk), o. = %x boto. Ezra = %gra. F. F, v. = bag a; (muz.) bag F; f-majeur = F-bur ; fabrieks II meester; -merk, o.; -niiver- f-mineur = F-molt. held, v. = aabrif II auffeber; ,beicben (bie Scbut., f. (florin; Porto; fiat: toegestaan = getviibrt; Oanbefgmarfe,zieook deponsere n); ,inbuftrie. fljn = fein). fabrieksffprijs, m., -school, v.; -stad, v. fa (muzieknoot), v. = bag F, bag Fa. ?aabrif 11 pret# ; ,fclittle ; •ftabt. feat: hij staat f. = er ftebt auf ber Rippe, fabrieksiwaar, v.; -worker; -wet, v. = mit !einem 63efetaft traden ; de zaak staat f. aabrif 11 mare ; :arbetter ; ,orbnung Retberbe. = bie ate Ift tuacflig ; met zijn gezondheid orbnung). staat 't f. = mit feiner Mefunblott Mahn. fabrikaat, o. = gabrirat, erseugnig. faalgreep, m. = aeljtgriff. fabrikant = aabrifant, aabrifbefiter, =ben. fawn, v. = (godin) game; (roep) ber Mut fabuleus = fabetbaft. ber 91ante; te goeder naam en f. bekend zijn façade, V. = aatiabe. = reputierficb fein, in gutem (einetn guten) Eflufe face-a-main, v. = Stierforgnette. !taint; te slechter naam en f. bekend zijn = facette (geslepen vlak), v. = aacette. libel bereumbet fein, in iibient (einem nett') facie (gezicht), v. = bag (ref rcpt. Olufe fteben ; de honderdtongige 1. = bag pun, faclliteit, v. = erfeicOterung, bequeme 8ebitt, bertgingige oaterlicbt. Bung ; f .. en toestaan = bequeme Bal)lungg? fabel, v. = aabet ; bag Viircten. bebingungen gentlibren. fabelachtig = fabelbaft. facsimile, o. = gaffintife. fabel 11 boek, o.; .dichter ; -leer, v. = aabeill. factie (partij), v. = gartion, $artei ; Motte. bucb ; .biltter ; ,Iebre (Wititbologie). factitief, o. = aaftittb(um). fabeltje, o. = Mine gabel, Varcben. factoor, factor (opzichter) = aaftor. fabricatie, fabricage, v. = gabriration, factor, m. = aaftor ; gewichtige f. = tricbtiger Knfertigung. ob. titticbtfger a. fabriceeren, h. = fabriaiereft, berfertigen, factorij, v. = aaftorei. anfertigen. factotum, o. = aftottttn. fabricooering, zie fabricage. factureeren, h. = fafturieren. fabriek, V. = aabrtf. faetuur. v. = aaftur(a); origineele 1. = fabrieken, h. = fabribieren. Originalfaftur ; consulaire f. = bom Ronfut fabriek 1 gebouw, 0.; -goed, o. = aabrir II beglaubigte a. gebtiube; bie .mare. factuurilbedrag, o.; -boek, o.; -prijs, m. fabriekmatig = fabriftnaf3ig. = ber aafturll betrag ; obu4 , .Preig. fabrieks II arbsider; -district, o.; -ge- faecalien, my. = atifatten. helm, o. = aabrif 0 arbeiter ; ber sbeerf ; ,ge? facultatief (vrff) = fafultatib, freigeftetit. eitnnfi; (8ettiebgge4eintnig). faculteit V. = gafuttlit. VAN GELDEREN. Duitsch Woordenboek. II. 13 fagot. 194 fatsoenlijk. fagot, v. = bas aagott. fagottist = gagottift. = aamiltenNfref4 (Zertvanbtenfrei&); sfranfbeit faience, zie fay en c e. (ber ,febler); ,Ieben. failleeren, z. = faltieren, in St onfuria geraten; familielnaam, m.; -omstandigheden; een huis is gefailleerd = b a t falliert, ift in -raad,m.=aamitien ll name ; , berbaltniffe; %rat. St onfur4 geraten; de gefailleerde = ber familieliregeering, v.; -stalk, o. ; -trek, aanft, Oetneinfcbulbner. m. = gantiffettilregferung; ,(erb)ftiicf (ook .ge, failliet = fault, banf(e)rott, act4fung0unftibig, malbe); :pg. in konfuri; ; f. gaan = f. iverben, in St onfur& familielltrots, m.; -veete, v.; -verdrag, geraten; f. verklaren = f. erflaren, ben Stonfur4 o. = aatnittenUto15; ,febbe (ber ,g,tvift) ; ber (fiber elnen) berbangen ob. eri3ffnen; zich f. ver- bertraa (ber 13cIft). klaren = ficb f. (infolbent) erflaren, ben St onfur& familiellwapen, o.; -zaak, v.; -ziekte, v.; anntelben ob. anfagen ; f ..e boedel, massa = -zin, m. = gamilienil tvappen; ,angelegenbeit bie nonfur8,, gartitmaffe ; f .. e firma = faltitd (,facbe); ,franfbeit; ,Finn. 4)(10, faaite girma. fanatieus = aanatifer, Mferer. fanatiek = faillietverklaring, v. = %affnung bed fanatifcb. fanatisme, o. = ber ganattgmug. nonfurfterfabrenB. fancy-fair (liefdadigheidsbazar), v. = bab faillissement, o. = aannent, ber Stonfur ; aancipfatr, ber Rilobltatigfeit4bafar. een f. uitspreken = ein a. eriaf fnen. fandango (Sp. dans), v. = ber ganbango. faillissementswet, v. = St onfur4orbnung. fanfare, v. = ganf are, ber Turd). fait accompli, o. = fait accompli, bie boll% fanfarekorps, o. = Olecbmufiffor0, %tom. enbete Tatfacbe. Ileterfor0. faki(e)r (Ind. bedelmonnik) = aafir. fantazeeren enz. zie fan ta z... fakkel, v. = aacfel , f. van de waarheid, van fantasma (drogbeeld), o. = Wantelma. de tweedracht, van den oorlog = a. ber fantasmagorie (kunstmatioe tevoorschijn- Sabrbeit, bet 8tvietracbt, beta Striega. roeping van drogbeelden), v.=93Ontagmagorie. fakkelgdans, m.; -distel, v.; -drager; fantast = glbantaft, Trautner, Scbtvartner. lacht, v. = gadeffitana; :biftet ; otrager ; ,jagb fantastisch = ocattaftitc. (91benbjagb). fantazeeren, h. = (muz.) Obantafieren; fakkellieht, o. = gacferticbt; ber ,gein ; (,.verdichten") 13bantarteren, erbicbten. serenade bij f. = bag gadefftlinbcfrn. fantazie, v. = $bantarte. fakkeloptoeht, m. = acferaug. fantaziesehortje, o. = bie Tanbelfcbitr5e. falen, h. = feblen; mitfingen, fcbeitern; dat fantoom, o. = $bantom, Oefpenft, Trugbilb. kan niet f. = ba13 faun nicbt feblen ob. au8biefben; Farao = $barao. onze pogingen hebben gefaald = unite Zer, farceeren (vullen), h. = farcieren, fiMen. fucbe finb gefcbeitert. farceur = aarceur, $offenreif3er. Falerner (wijn), m. = jaterner. farizeeer = $bariftier. false (kap, mantel), v. = ber Vantel, ber farizeesch = pbarifliffcb. iibertvurf ; Me actinme ; iem. op zijn f. geven farm (Eng.: hoeve), v. = garm. = einem bie jade bolt., au4flopfen, einem farmer = farmer. acfenfett geben, ettv. auf bie .fial3pe geben. faro, o. = (bier) garb; (spel) $baro. falikant = gang, verfebrt; 't is f. uitgekomen Farber = aari3er. = 6 ift Rana berfebrt aagefommen; (misge- fasces (roedebundel met bijl van de Rom. loopen) Me Cabe ift fcbief gegangen. lictoren) = aag50. [falkonet (klein veldstuk), o. = jatfonett, faseine (bundel rijshout), v. = gafcbine. bie galfaune.} fashion (mode), v. = gaf4ion. falsaris = atiffc4er. fashionable = fafbionabef, fein, mobifcb. falset (keelstem), v. = bag aatiett, nopfitintme. fat = Stuter, Bierbettger, Bieraffe, Vobettarr, Fama = gatna. Oecf, ¶anbb. fameus = famog ; wel f.! .--- poOtaufenb 1 et fataal = fatal, berbangnigbolt. ber Taufenb 1 fatalisme, o. = ber gatatikttug. fatalist = familiaar = familiar, bertraut; heel f. komen gatatift. fatalistiseh = fataliftifcb. theedrinken = gang, f. gun Tee fomnten. fataliteit, v. = gatalitat. famillariteit, v. = gamittarttlit, Zertraulicb, fata-morgana, v. = Bata Vorgana, auf t. felt. fpiegefung. familiarizeeren (zich), h. = (f h) familico fats, v. = ba5 Oeifegel. rifieren, (fic) bertraut macben. fatsoen, o. = (gemanierdheid) bet Knitattb ; famine, v. = aautiffe, Zertvanbtfcbaft ; van (van kleeren e. d.) We gaffon,; ber Scbnitt; goede f. = aufguter a. ; hij is f. van mij = hij heeft heel geen f. = er bat gar fetnen ift ein Zertvanbter bon mil, er ift mit mil Scbtiff; om zijn f. op to houden = anitanb4, bertvanbt; ik heb geen f. in A = icb babe feine bather ; man van f. = Mobianftanbiger ob. Zertvanbten in 1i; we krijgen f. over = Mr Mobterogener Vann; hij is erg op zijn f. = befommen Zertvanbtenbeimb ; 't blijft toch in de er bait febr auf 9.1nitanb ; zijn f. houden = f. = e8 bleibt boob in ber areunbfcaft. anftattbig fein, ben Knftattb (be)tvabren (beob, famine 11 aangelegenheid, v.; -besehei- acbten); ik kon met goed f. niet wegblijven = den, mv.= 5atniffett II angelegenbeit ; , b ofumente anitanbgbarber ob. anitanbigertveife fonnte id) (,/xViere). mobl ntcbt fortbreiben. familiebetrekking, v. = Zertvanbtfcbaft. fatsoeneeren, h. =, faffonieren, formen, famine il feest, 0.; -gebrek, o.; -gelijkenis, bilben. v. = gamilien Heft ; ber ,febler ; ,abnlicbfeit. fatsoenlijk = anftanbig, tvoblanftanbig, fein ; familie II gezieht, o.; -goed, o.; -graf, o.; (gepast) fcbicflic0; een f. bestaan = ein orbents -hut, v. = aantiftenlgeficf)t (ber Aaug); 'gut; lichee Ku4fommen; een huis op f.. en stand = begrabni4 (bie ,gruft); ,faiiite. ein Gaul in bornebmer 11mgebung ; iem. f. de famine 11 krin g, m.; -kwaal, v.; -leven, o. waarheid zeggen = einem gefArig ob. orbentlicb fatsoenlijkheid. 195 ferm. bie eabrbeft fagen, ibm gebi3rig ben Staub= feest vierders, m v. ; -viering, v.; -vreug- ,unft flar macben. fatsoenlijkheld, v. = de, v.; -zaal, v. = geftilleute, .fefer (gefer); ber Inftanb, atnitiinbigfeit, Scbicnicbfeit. ofreube; ber /ad (=bjalle). fatsoenshalve = anftanbgbaiber. I. fell, v. = ber geVer; zonder f ... en = fatterig = gefcbttiegelt, ftutierbaft, geceettbaft. feblerfref, :log. tatterigheid, v. = Oecfenbaftigfeit, 8fer= II. fell, zie dweil. bengetef. feilbaar = feblbar. fatum, o. = gatum, Scbtcffal. feilbaarheid, v. = gebtharfett. faun (Rom. boschgod) faun. feilen, h. = feblen, ficb irren, eitten gebler fauna (dierewereld), v. = fauna. macben (begeben); ook wel = fale n. fausset, zie fa Ise t. feilloos = feblerfref, febterlog, tabellog. fauteuil, m. = gauteuit, 2ebnitubl. felt, o. = bie Zatfacbe, gaftum; Me rat; 't is favenr, v. = aabettr, @unft, een f. = eg fit eine Zatfacbe (etn gaftum), favorabel = faborabel, giinftfg. Zatfate ift of eg fit tatflicblfcb (faftifcb); vol- favoriet = gabortt, Oiinftling. favorite = dongen f. = bollenbete Xatfacbe; eon f. consta- gaboritin. teeren = eine Tatfacbe fonftatieren; de f ...en favorizeeren, h. = faborifferen, begiinftigen. verdraaien bie Zatfacben berbreben ob. ent= fayence (aardewerk, halfporselein), v. = ftellen; roemrijk = ri tjmbfdje rat. gat)ence. feitelijk = tatfticbticb, !afflict); 't is 1. 'tzelfde fazant, m. = gafan ; goudlakensche, zilver- = eft ift in ber Zat (faftifcb) bagfelbe; zich f. lakensche f. = olb=, Silberfafan. aan iem. vergrijpen = ficb tiitlfcb an einem fazante haan ; -hen; -hok, o. = gafano bergreff en. feitelijkheden = Zectlicbretten. babn; bag ,bubn (=bjenne); .(en)baug. fel = beftig, fcbarf, grimmig; f.. le koorts = fazantellhond, m.; -jacht, v.; -park, o.; beftigeg Sieber; f ..le pijn = beftiger ob. fcbarfer -veer, v. = gafanenlIbener (:bunb); +lab Scbmer6; f.. le koude = beftfge, fcbarfe, fcbrei. (4)efae); ber obof (bie gafanerie); ofeber. benbe ob. grimmige Sate; f.. le slag = beftfger Febr. = Februari, m. = ber gebruar. (fcbarfer) Scbrag (Streicb); 1. .le strijd = better, fee. = fecit („heeft 't gemaakt") = fecit. beftiger, toiltenber ob. fcbarfer ampf ; f.. le federalisme (verbondstelsel), o. = ber honger = beftfger, fcbarfer ob. grimmiger giiberaMmuB. federalist = Munger; f. Licht = grelleg, fcbarfeg ob. blenben, federatie, v. = giberation. beg 2icbt ; f ..le kleur = grebe garbe; de zon federatief = fiiberatib. schijnt f. = fcbeint brennenb beff3, brennt; f.. e federeeren, h. = faberieren. zon = fcbarfe Swine; f. op lets zijn = auf etto. fee, v. = gee; vriendelijke f. = giitige gee. erbicbt fein. feeaehtig = fee(e)nbaft. felheid, v. = t^eftigfeit, Scbiirfe, Orimmigfeit, feeeland, o. = gee(e)nranb. 153reltbeft, hut, vgl. fel. feeerie, v. = gee(e)rie, 3ee(e)ret. felicitatie, v. = Oratulation, Teglitchriin. fee*sprookie, o. = gee(e)nmdrten. fcbung, ber Oliicftounfcb. felicitatiebrief, feeks, v. = bi3fe Sieben, ber (t.aug)Zracbe, ber m. = bag Oliithounicb-, eratulationgfcbreiben. (Ban! aeufer, bag Banfeifen. feliciteeren, h. = (einem) gratufferen, (einem) feeksig = 6dttfifcb, biffig, bilgartig. begitcrtritnicben; iem. met zijn verjaardig f. = feest, o. = (alg.) geft; (plechtige, feestelijke einem 3u feinent (8eburtgtag gr. viering) bie gefer; (feestelijke gelegenheid) Felix = geitg. bie geftlitfett; veranderlijke f.. en = bang, fellah (Egypt. boer) = gefiab. licbe gefte, vaste 1..en = unbetoeglicbe gefte; feloek (kustvaartuig in de Middell. zee), v. = f. ter eere van Schiller = bie Scbillerfeler; een getufe. f. organizeeren = elite geftftclifett beranftalten; felonie (ontrouw van den leenman), v. = 't zal me een waar f. zijn = eg ivirb mit febr gefonte. angenebm ob. eine tuabre freube fein. fem. (femininum: vrouwelijk = treiblicb). feesto avond, m.; -banket,o.,-eommissie, femelaar = griimmter, Knbacbtler, Wariftier; V. = geftilabenb; =gelage ; :fonttnifiton (ber (minder met de gedachte aan schijnvroom- oaugfcbuf3). heid) Sinfler, 9nucfer. feestildag, m.; -dos, m.; -dronk, m.; femelachtig = friinuttlerifcb, maulfromm. -drukte, v. = geitiltaa ; 'ictittucf ; 4runf (ook femelarij, v. = grammetei, Knblicbtetei; bag ocb); ber strubel. aucferef, sZetuittfel, vgl. femelaar. feestelijk = feftlit ; f.. e optocht = geftaug; femelen, h. = frattneln; toinfeln, fatbabern. iem. f. ontvangen = efnem efnen f . en femelkous, v. = griinuttierin 2c., vgl. f e m e- %ml3fang bereften; f. herdenken (vieren) = f. 1 a a r. begeben ; ik bedank er voor = fcb banfe befteng, femin 11 isme, o. ; = ber gemin igmug ; =ift. (6) fat mfr nfcbt lot Scbtafe ein. Fenian (Iersch omwentelingsman) =gettier. feestelijkheid, v. = geftittreit. feniks, m. = 431)iittig. feestelingen, my. = geftteute. fep, v. = Zrunffucbt, Sauferei, $itelei, her feestlgave, v.; -genoot; -geschenk, o. = Cuff ; aan de f. zijn = hem Suff ob. bent Zrunf geftlfgabe; ogenoffe ; bie ogabe. ergeben fein. feest ll gewaad, o.; -gezang, 0.; o. = feppen, h. = tticbeln, bedjern, 6ecben, faufen. geftligetranb; ber sgefang ; =fleib. Ferdinand = jerbinanb. feestillied, o.; o.; o. = ferm: f ..e kerel = tilcbtiger ob. ftneibiger Red ; geftififeb, ,loral; oeffen (ornabt, ber .fcbmaug). f.. e jongen = (uiterlijk) bilbfcber, freiftiger, feestilrede, v.; -redenaar; -regeling, v. (innerlijk) tilobtiger lunge (Stnabe) ; f. karakter = geftilrebe; ,rebtter, oorbnung. = titcbtiger, nobler ob. gebiegener %barafter; f ..e feestHspel, 0.; -terrein, 0.; -tijd, m.,-ver- houding = ftratnme, (fig.) tilcbtfge ob. fefte Oaf, maak, o. = geftli fpfel ; ber =4314; bie =heft; tung; f..e slag, schop = berber Scblag (.0teb), bie ofreube (oluftbarfeit). guttritt, f. grijsaard = rilftiger Oreig ; f e 12* ferman. 196 fijnkorrelig. toon = entfcVoffener ob. fetter 5ton; f. optreden fietsband, m. =- Nabreff en. = dj auftreten ; zich f. houden = fic4 fietsbel, v. = (lode. tildjtig ob. brab batten; f. er op lost = fietsObroek, v.; -cape, v. = etabfOr ob. brauf tog I (handelst) felt; koffle bleef f. = alabetnote; ber ontantet (opeteritte). naffee blieb felt fm $reife. fietsen, h. = rabetn, rabtabren. ferman. (bevel v. d. Sultan), m. = german. fietser = Eltabler, EllabfOrer. fermate (muz. rustteeken), V. gertnate. fietsklnb, v. = ber OtabfOrflub. ferment (gistmiddel), o. = gertnent. fietskousen = Ellabfabrerftriimpfe, Mabel= fermentatie, = gertnentation. ftrrimpfe. fermenteeren, h. = fermentieren. fietslantaarn, v. = ga4rrablaterne. fermeteit, v. = Xiic#tigfeit, etanb4aftigfeit, Bets!' pak, o.; -pet, v. = ber inabet,, gOrrab,, Giebieget4eit. Mabfatoeril anhug ; fermoor, o. = ber etettbeutel. fietspomp, v. = ga4rrabpumbe. fernambukhout, o. = gernantburo, Orafi: fietsrijden, h. = rabfabren. Ellotipth. tietsrijder = OtabfOrer. fferroniere, v. = bag etirnbattb (aug ( orb fietstasehje, o. = bie eatter,, Serfheugtafc0e. mit %beffteinett)]. Hetstocht, m. = bie Eflabfar)rt, bfe Otabetfabrt, festijn, o. = getteffen, ber 4(4111(110 (met elkaar) bfe 91abPartie, bie Rabelpartte. 8anfett. fietszadel, o. = ber gOrrabfattet. festival, o. = Eutiffett. fig. (figuur gigur : gig. ; llguurlijk = festiviteit, v. = geftibittit, geftitcWeit. festoen, o. bfe 8lumenbinbe, 3lumen5, Figaro = gigaro. 2aubgebtinge, bfe Iguirtanbe, ber geiton. figurant = (op 't tooneel) gigurant, Statitt, festonneeren, h. feftonnteren ; ftiden. bie ftumme Berton; (alg.) gigurant, 2ticfenbilter. feteeren, h. = fetieren, feiern, arett. figuratie (voorstelling; verlevendiging, ver- fetiseh (tooverding, dat goddelijk vereerd siering van rede of muziekstuk door figuren), wordt), m. = gettic. v. = giguratton. figuratief = figuratfb. fetischdienst, m., fetischisme, o. = ber figureeren, h. = figurieren. getifc4bienft, ber getifMgmug. ligunr, v. = gigur (in alle bet.); een kranige feudaal = feubat; geubal f. = eine ntlitttige F3erfiinficrifeit; een goad f. feuilleton, 0. = B=euiffeton. maken = eine gute g. nta*n; een gek, feuilletonist = ettiffetonift. dwaas f. maken = eine arberne, traurige, Rag= fez (Turk. roode wollen muts), v. = bag, ber Mcrae ganaci)en, abgeben ob. fpiefen, een ongunstig f. maken = eine unborteiPafte g. maken; een feziken, h. = tuf*In. mar f. slaan = (ook) ficti btatnieren ; zie ook (fortissimo = fortiffimo ; fecerunt: „hebben droevig. 't gemaakt" fecerunt). tiguurlijk = figiirtick bilbfic0 ; f . e taal = fiacre, v. = ber giarer. b .. e, f .. e Sinatte ob. Ellebetbeife. Hale (spits torentje), v. = gtate. lignurraadsel, o. = 1itberriittet, ber (bag) fiasco: f. maken = gia4ro macben; burc0farten; Diebug. 't is een fiasko = eg lit ein 211iterforg. figuurtje, o. = gigiirtten. fiat (?t geschiede") ! = fiat I getbiityrt huge, figuurzaag, v. = 2aubleige. flanben 1 flguurzaagwerk, o. = bie 2aubfligenarbeit. fiatteeren, h. = genebtnigen, getniibren. [fij I zie f o e i]. fibrins (vezelstof), v. = bag gibritt. fijmelaar, enz. zie femelaar, enz. fiche, o. = gifc4cten, give, We (Spiet)Earfe. fijn = (in de meeste gevallen, bijv. van goud, fichesdoos, v. = ber glidAenraften. zilver, , suiker, wijn, werk, trekken, karat, kam, fiche, o. = gtriAt. wasch, toon, gevoel, onderscheid, neus, smaak) Hate, v. = giftion, erbicbtung ; dat is = fein ; (van waren ook) prima, erfte Corte; bag ift ffngiert ob. erfonnen, ift %Inbilbung. f e huid = fein e ob. harte Oaut ; fijn gehoor = fictief fiftib, fingiert, erbitttet ; fictieve f .. g ob. fitarfeg IZOOr ; f e waschvrouw = winst = intaginiirer Oetbinn, f. entrepet = bie geintniiicterin; f. staatsman = f .. er, glauer $ribatniebertage. ob. fcbarffittniger Staatgutann ; f. koud = fideel fiber, tuftig, bergniigt, better; een benb ob. garf felt; f. verstand = f..r ob. fcbarfer f e vent = ein fibereg Daub, ein gtsauptfert. Zerttanb ; 1. van gehoor = feinOiirenb ; 't is fideliteit, = gtbetttiit. een fijn heer = ein fauberer Zoget ; f. Roomsch fidibus, m. gibtbui. = eif rig fat4otiftt ; f e zus = Oetfc4tbefter, Fidsjireilanden = gibic0i=infeln. gri3mtnterfn ; 't f.. e van de zaak = bag Olecbte athlete, v. = bag gibua, bag Zertrauen ; geen bon ber Swig ; een fij n e = ein gaiter, f. in iets hebben = rein g. hit ettp. 4aben. griinunier, $ietift ; zie ook m e rk. fiedel, v. = glebet, (eine. tijnaard, tijnbaard = gannter, Zetbruber, fiedelen, h. = fiebetn,geigen, fraten. Vett% 9Rucfer. fielt = .t.atunfe, Scbuft, l8ube, ScDurfe. ilingebouwd = fan., hartgebaut ; f e ge- fieltachtig niebertrac4tig, tumpfg, stalte = feingriebriger end* fiunbggentein. fijn gespikkeld ; -getand ; -gevoelig = fielterig, zie fieltachtig. feinogefprenfett; .gehOnt ; (feitt=, 6artfit17. fielterij, v., fieltestreek, m. = bag Zubew lenb). Wirt bie lBiiberei,bie 9liebertrticptigfeit. fijngevoeligheid, v. = bag gam:, Bartgeffibt. fier = ftoth ; nobel, 13cIftnitig, ocEgorhig. fijnhakken, h. = fteinbacfen, herfieinern. fierheid, v. = bet etoth; ber ebeffittn, tijnheid, v. = gein4eit, 8art4eit, Scharf e; toc4ergigfeit. grintnetet, vgl. f ij n. Fietje = giefcron. iljnigheden, my. = Ruffle, Wife. fiets, v. = bag IRab, bag gOrrab. fijnkorrelig = feinfi3rnig. fijnmaken. 197 flappen. Hinmaken, h. = au $ulber maven, aerreiben, lingeeren, h. = fingteren, erbWen, Vorgeben. aeritof3en. finish (eindstreep), o. = ber (bag) ginti4. [fijninan = gri3mmier; ook laumeter]. Fin = jfnne. Finland, o. = atitttlanb. ilinproever = &infdpitecfer. Finlander = ginnItinber, jinne. Fin- flinscheerder = Zudgcberer. landsch = finnlanbtfeb. Finsch = finnifcD, Hinschilder = einntater. finnlanbig ; de F . e golf = ber ginntftte fiinsnavel, m. = gefnicntibler. neerbufen. fijnstampen, -stooten, h. = berftampf en, lint, v. = ginte. aerftoten, au $ulber ftof3en. fool, v. = (fleschje) gliifc4c4en, de fljnte, v. = eittfott. fiolen van zijn toorn over iem. uitgieten = fijntjes: koud fcbitelbenb ob. fcDarf fait; Me Galen feitteg Borne& fiber alien augfc4titten, iets f. zeggen = :ettv. l)ii6fc4 ob. gang nett flolen laten zorgen = afieg auf ble lette fagen ; ze lachte f. = fie lactelte berfttinti3t. alcbfel nebnten, of Gott elnen guten Bann fein fiinwrtiven, h. = au 43tilber retben, aerretben. fallen, of fic4 gar fetne Sorge maten. fijt, v. = bag bagel-, gingergef(tmitr, ber Burnt. firma, v. = girma; onder de f. = unter ber g. fikfakken, h. = Unfinn ob. butitineg Beug firmament, o. = girmantent. macben, lig niet te f. = mac:Wein Rilifc0itvaid)t. firman, zie ferman. liks(ch) = titcbtig, frafttg, ftarf ; berb ; hij firmant = girmant. voelt zich niet al te flksch = er filblt rid) nistt fisens (schatkist), m. = aigfug, Me Staatgfaffe. recbt Mtn ift nicbt recbt tvobl. fiskaal =faltfcb; (subst.) gt4fal. fikschheid, v. = %itcbttgfett, eetvanbtbett. fistel, v. = gift& listelachtig = fiftelartig. Hkshond, m. fistelsnede, v. = ber tftelfcbttitt. file, v. = Re*. fitter (gasf.) = eagetitricbter. filet, v. = bag gflet. fitting, v. = ber %rfa4teil. filiaal, v. = afitale, Stotninanbite, bag &nip live o'eloek(tea), v. = ber gitnfu4rtee.FT3 gefcbaft; een openen = eine g. 2c. eaffnen; fixatie, v. = gigatton, geftftettung. t van een bank = bte gtitalbanf. fixeeren?h. = figieren, fteftftelfen ; iem. f. = filigraan (goud- en zilverdraadwerk), o. = etnen figteren, anftarren. gtitgran. Hum (iets oasts, een baste som, vast in- Filips = komen), o. = gigum. film, m. glint. field (hooge bergvlakte), v. = ber gielb. filmkassette, v. = gtimfaffette. fjord, v. = ber ajorb. filomeel, v. = 43biloittele, 91ac tigall. (florijn = gfortn, Oulben). filozel, v. = giorettietbe. flacon, m. = bag gfaron; zie flakon. filter, filtreer, m. = ber (bag) ante; bag Hadderen, h. = flattern. gittrum. fladdermtin, v. = gratterntine. filtreerdoek, m. = bag giltrtertu4 flagellant (geeselmonnik) = giagettant. filtreeren, h. = filtrieren, filtern. flageolet (fljn-, hoogfluit), v. = bag alageo. filtreerlikan, v.; -machine, v.; -papier, lett. Hageolettist = glageotettift. o. gtitrierli fanne; mtafd)tne ; flagrant = flagrant, offenbar, fcbretenb ; in filtreer toestel, o.;-zak, m. = ber flagranti = in flagranti: auf frifcber %at. apparat ; ibeutel. fiakkeren, h. = flacfern; (zwak) flimmern; illtrum, o. = gtftrum. (sterk) lobern; de vlam flakkerde hoog op = 'Waal = (adj. en adv.) biiatg, ganalicb, (adv.) (ook) bte aft:mne fcbtveifte 4011) auf. burcOug ; finale uitverkoop = ganalic4er Ka, flakon,. = bag hij is op de fl., zie verfauf. flesch. finale, v. = bag ginale. Hambard, m. = Scbla00f)ut. financifel = finanatea ; pefuniar ; Gelb . . .; fiambeeren, h. = angflantmen, fengen. f e krachten, maatregelen, moeilijkheid, ope- ilambouw, v. =Nadel. ratio, toestand = f .. e Zerbaltntffe, Vaf3regeln, Flamingant = glamtngant. ertMerigfett, cperatIon, Sage; f e moeilijk- flamingo, m. = gtantingo. heden = (ook) Gielbff*nierigreiten, =note, %ber% flaneeren, h. = fianteren, untberfcblenbern, legenbetten ; f e commissie, kringen, krisis, butnnteln. wereld = ginangottuntifion (ber saugfclAf3), Hanel, o. = ber graneU. ,fretfe, flanellen, = fianefien, atanell financien, my. = gtnansen ; mijn f. = indite flaneur = glaneur, 43fiaftertreter, Ountinler. finanatelte sage; zijn f. zijn niet in orde = !eine Hank, v. = Wank; rechts, links in de f.1 = Oelbber4altniffe f tnb Mott tit Orbnung ; minis- recWunt lint4untl in de f. aanvallen = in We ter, ministerie van 1. = ginanAntintiter, .titt$ al. fatten. nifteriuni; 't beheer van 1. = bte ginanaber. Hank II aanval, m.; -batterij, v. = gianfen11. tvaltung. angriff ; .batterte. financier = ginanater, ginanatnann. Hankeeren, h. = flanfieren. finanalewezen, o. = ginanameren, .ft)ftetit. flankeur = glanqueur, gtanfi3r. line: ter f. van consideratie en advies = our Hansen, h. = bubeln, fubeln, ginteren; %rtvagung unb Racbric4t ; ter f. van onder- (gooien) fcbinetten; (in 't water) inanicben, zoek = bur $ritfung. pangen, pianfdyn; (een opstel e. d.) in (lab) Sneer, o. = gamier, gournier, .0olablatt. elkaar fl. = aufaintnenitoppeln. fineeren, h. = (schrijnw.) furnteren; (goud flap, m. = (slag) SCag, Map& (kan) bie en zilver) affinteren, lantern. Zedelfanne, 4Safferfrug. fineerq hamer, m., -machine,y.,-werk,o.; Happen, h. = (praten) fclitv4en, Oral3pern, -zaag, v. = gurniernammer, %ntafc4itte; flatiften; (slaan) ffatict)en, flappe(r)n, hij flapt .arbett ; $fage. er alles nit = er 13Iappert arleg 4eraug, fast finesse, v. = gineffe. atleg tvag f4nt bar ben Vunb fonunt.1 flapper. 198 flodderen. Sapper, m. = Zecfelfrug. Sets = Welt matt, fcblaff, abgefpannt, Mat, flapuit = Scbiviitgr(in), ba& Scbnattermaul, abgeaeldrt. fletsheid, v. = Scblaffbeit, Vat. bie latfcbliefe ; hij (zij) is een f. = er (fie) tigfeit, Vlbgefpanntbeit. Plappert aria berattl. Hour, v. = ber gtor, %Hite; de f. van 't leven Harden: aan (in) f. scheuren, hangen = in Me 181. be4 2eben& ; in voile zijn = in get,en reiften, btingen. bollem at. fein, tboblauf fein; de f. is er of = Hater, m. = gebler, Sod, bad Zerfeben ; (on- tat feinen 1Rei3 ob. feine grticbe bertoren. handigheid) Zaftlofigfeit ; (gramm) Scl9niOer; fleurig = blilbenb, munter, better, Witt, lebbaft, een f. begaan = einen g. maven, einen ZS. guter Zinge; 't ziet er hier f. uit = fiebt fcbiden, einen Cann. madden, lid) eine Z. bu, bier fcbmucf ob. bebaglicb au&. fcbulben foramen laffen. fleurigheid, v. = aunterfeit, Oeiterfeit 2c. flatteeren, h. = ftattieren, (einent) fcbmeicbeln; Hexie (buiging), v. = alegion. geflatteerde balans = gefcbtneicbelte Manz, ilikilooien, h. = fucbgddtviinsen, fcbartbenbeln, Hanw = fabe, abgefcbmacft; flau, fcbtbact) ; tobbubetn, einem um ben l8art geben. ik voel me f. = mfr ift ff. ob. fcbtb.; 1. in de flikflooier = aucbgcbrviinaer, Gcbaribettel, maag = fcbibacb int nagen, f e stemming 2obbubler. flikflooierij, v. = auctOfddibtitt. (handelst.)= fi..e (matte) etinunung ob. Zenbena, beret, Scbartbenaelei, 2obidubetei. (ook:) fcbtracbe tialtung ; koffie f. = naffee ft. ; flikje, o. = (ScbofolabenA3fiitcben, Me $aftine. f.. epraat = fabO, Itippifcbe& Oetblifcb, Seug, f ..e ilikken, h. = fticfen, aabeffern, ftiicfeln ; hij aardigheden, moppen = fabe, gale, abg . e, Jai 't hem fl. = er bringt e,4 fertig ; hoe heeft fcblecbte ob. faule Qf e; maak geen grappen I hij 'm dat geflikt ? = tvie tjat er ba& gentacbt, = mane (eine fcblecbten 8113e ! (van spijs) fabe; gebeicbfelt, gebrecbrelt ob. eingefiibelti? (van bier, wijn) WI; (tar) fag ; (van oogen, flikker, m. altdictiteiber ; (ook) stemming, kleur e. d.) matt; de wind worth Sprung, Streusfprung, entrechat. f.. er = ber Sint) tbirb ftauer; f.1 = fcbibacb Hikkeren, h. = (btiksemen) bti en; (vonke- f. vallen = in Obnutacbt fallen ; zie ook len) funfeln ; (zwak) flimmern ; (Sdpverter, begrip, beset Vlugen) bitten; (ltugen, Sterne) funfeln ; (errs flauwerd = aeiging, 2affe, oafenfuf3, bie tinter) ftimmern; (afammen) tobern, flacfern ; Me:tune; aafetbanL (Sterne, eaffen, teucbtenbe arben) gliOern nauwhartig = feigberafg, mattberbig. dat flikkert niet = ba4 tut tticb0. ilanwhartigheid, v. = aeiglyqigfeit. Hikkerij, v. = bc0 atiden, bal Kuneffern ; Hanwheid, Hanwigheid, v. = gtaubett, ba4 gitchnerf. aat*ft, Scbalbeit, Rattbeit, altattigfeit, vgl. tlikkering, v. = bca aunfeln, Zlit3en, flauw. ba& atimmern, ba& Liobern, bad afacfern, ba4 Hanwiteit, v. = faber ob. fcbater Spat;; (354ern, vgl. flikkeren; f. voor de oogen = fcbmadtbeit, glaufen, buttune& 8eug ; geen fl..en I Dad Kugenflintmern. = seine afaufen1 o. = glacferlicbt, ber .fcbeirt. Hanwte, v. = Scbtviicbe, Obnmacbt, Zan*, flikkervlam, v. = flacfernbe atamme, alacfer. lofigfeit. flanune. ilauwtjes = fcbtbacb, matt. flikkervuur, o. = gfacrerfeuer. flauwzoet = abgefddinadt, Sink: een f e vent = ein tiicbtiger nett; ileemen, h. = fcbmeicbeln, fajolieren, fcbiintun. (kranig) fcbneibig ; een f. karakter = ein fleemer = Scbtneicbler, ba& outman'. tilcbtiger, gebtegener ob. nob(e)ter %barafter; f e fleemerij, v. = Scbmeicbelei, Scbiintuerei. houding = ftranune, ftattlido ob. ftraffe Oaltung, fleemkous, v. = ba& Scbmeicbefflit,cben. (fig.) mutige4 ob. uttinnlicbe& Kuftreten; nog f. fleemtaal, v. = Gcbateiddelmorte, !lite lBorte. voor zijn jaren = non ri ftfg fiir feitt Voter; Seer (klap), v. = ber 8icb4, ber Scblag, ber f e jongen = (lichamelijk) friiftiger Mai* Obrfeige, Eaulfcidette, kopfnufb ber tieb. (geestelifk) titcbtiger, gefddicfter, flibiger vb. ge. flegma, o. = 43blegma, bie aftbliitigfeit, Me ficbeiter klunge ; f e som geld = eine erflecfs fabelaffenbeit. licbe, tilcbtige ob. bebeutenbe Sunnite; een f. huis = ilegmatiek, Hegmatisch =oileginatifc0. ein bitbfcbe4 ob. folibd ; f..e wandeling = Hensje, o. = bie hint e, Reiner $fannfucben. tiicbtiger, Iiingerer ob. angeftrengter Spabtergang ; Renter, m. = ba& R3rikfcben, Splitter, geten. f e slag, trap = berber Scblag (tieb), 1uf3, Hentertje, o. Mugge& econittcben. tritt ; f e storm = gebiiriger Sturm; f. rege- [flereciejn, o. = .tilftweb, Me @iddt.] nen, drinken, eten = gebilrig regnen, trinfen, flesch, v. = glafcbe; een f. drinken = eine effen; een zaak f. aanpakken = eine Cane gt. trinfen ob. augtecben; een f. laten aanrukken fraftig, energifcb ob. forfcb attfaffen; f. aanstappen = eine gt. auffabren laffen; op flesschen doen = Wader aufcbreiten; f. aan 't work 1= frifcbauf (tappen) = in (auf) filnen ; Leidsche an bie (pm) alrbeit 1 zie ook b e e n. f. = 2eibener gt., op de f. gaan = berfracben, Sinkheid, v. = Zikbtigfeft, @efcbicfliddreit, $leite macben ; op de f. zijn unten burn eheroanbtbeit, eebiegenbeit, vgl. fl in k. fein, berfracbt fein, 431eite fein. Hintglas, o. = afintectO. flesehje, o. Flip = wytttp13. Hesehkalebas, v. = ber afaiddenfilrbi4. Hirt, m. = gart. Hessehe bakje, o.; -bier, o.; -boom, m. = Hirten, h. = flirten. ber glafcbenliteaer (.unterfeter); tbier; .bautn. Sits, m. Cit3, Strabl; fiessehell borate', m.; -mand, v.; -rek, o. tiobertgeweer, o. = globertgetvebr. = Me alaiddenlibilrfte; ber ;forb ; .gefteCE. Hodder, m. Scblatnnt, Rot, Zred ; (persoon) Hessehetrekker = Sarenfcbminbter, Scblit. Me Scblampe, Me Scbluntpe. tenfcbieber, .fabrer. Hodderen, h. = (fm 8affer, im Scblamtn) Hessehetrekkerij, v. = ber Gddivinbel. lanfcben, berumpatfdden; (bet ber Krbeit) Hessehetrekkersgilde, o. = Me fcbtbarae fcbmieren, fubeln ; (bon kleibern) fcblottern, Oanbe. fiattern. flodderbroek. 199 foliant. flodderbroek, v. = 41untObofe, $luberbofe, flattglas, o. = %bampagnergla, langet Zrinf= febr tveite Hof e. 0(14. floddermadam = Scblampe, Scl)funtpe. fluitist = floddermijn, zie fladdermijn. Battle, o = 1li3tcben, $felfcben, vgt. fluit; floddermnts, v. = gathelbaube. met 't f. 't sein tot vertrek geven = bur Doers, o. = ber ator; 't f. van den nacht = Vibfabrt pieffen, mit ber lfeife bas Beicben our ber Scbleier ber Racbt. Kbfabrt geben. flonkeren, h. = funfeltt,flinnern. fluitlikoker, m.; -partij, v.; -register, o. flonkering, V. = bas aunfein, bat Ofitern, = bat afiiten futter(af) ; Wm= ; .regifter (ber bat atimmern. .aug). flonkerlicht, o. = funfelnbd daft, attm= [fluitsehip, o. = ble ateute, ateutfMff]. merlicbt. flnitilsolo, v.; -spel, o. ; -speler = bat flonkerster, v. = ber @fat-Wien, lettcbtenber ati3ten h f oft); sf ptet; sfpieler (=Wafer). Otero (beide ook fig.). flnitlitoon, m.; -werk, o. ber ali3tenll ton ; Flora Mora (in alle bet.). =regifter (bet =bug). Floral's (F lora feesten in Rome; vereeniging fluks(ch) = (adj.) fcbttelf, getvanbt, ffinf ; tot aunkweeken van bloemen enz.) = atoratia. (adv.) flugt, burtig, ffinf. Floreal (Bloeimaand: 20 April tot 20 Mei), fluoreseentie (lichtuitstraling), v. = glus m. = atonal. oretaena. floreeren, h. = fforieren, gebeiben. Has, flusjes = (zoo pas) foeben, (dadelfjk) Florence, o. = aforen5. Florentijn gletcb. atorentiner. Florentijnsch = fforentintfcb, flnweel, o. = Santmet, Samt; zoo zacht als atorentiner ; F e flesch, F. lak = bie toren= f. = fant(nte)thnic, fo toad) tote S. titter alai*, ber Sad. fluweelachtig = fam(ne)tartig, =tveicb. I. floret (halfzijde), o. = ber forett. finweelllachtigheid, v.; -bloem, v. = baa II. floret (schermdegen), o. = alorett. Sam(me)t article ; sbtume. floretlint, o. = gforettbanb. flnweelen = fant(tne)ten, Sam(ne)t ; fl. floretten = fforetten, jtorett ; f. hand- hoed, japon, kraag, mantel = Satn(me)tbut, schoenen = atorettbanbfOuir. =fief b, :fragen, =mantel; zie ook tong. floretzijde, v. = aforettfeibe, alocffeibe. fluweel Ilfabriek, v.; -gran, o.; -werker = Flortaan = atorian. Sam(ne)tlifabrif ; =gra# ; srveber. m. = Morin. flnweelll weverIj, v.; -zwart, o. = Sant(me)t Ho Floras aforen4. tveberei; ofcbtvara. florissant = florfffant, bliibenb, prticbtig, fluweelzacht = fant(me)ttoeicb. grof3artig. o. = bet ,aut= ob. Steinntarber. flottielje, flottille, v. = glottiffe. Snide (vloeiing),. V. = alugion. flottillevaartnig, o. = alottigenfameug. fniezen, h. = ntefen. bons (my.: flouzen) = alaufen, faule fnulken, h. = (eig.) befcbneiben?(fig.) isms. futfiticbte. trots, macht f. = jentt. Stab, Edacbt brecben. flonw, v. = bat Scbnetifennets, ba& Stecfgarn. focus (brandpunt), m. = Zrennpunft. fluetuatle (dobbering), v. = aluftuation, foedraal, o. = autterat, $53ebäufe, ber ftbertfug. ectproanfung. foef, m. = nit $ftff? fluetneeren, h. = fluftuteren. foekepot, m. = i8rummtopf. fluidum (vloeistof), o. = afttibunt. foe!! = pfut Haim, v. = ber Scbleint, ber Qualfter. foelleelijk fcbeutficb, freu5=, morbbatlicb, Batmen, h. = (Scbleitn) aufterfen, fpeten, 1)iii3fic0 tote bie Stinbe ob. tide bie Racbt. fpucfett. foelle, v. = (achter spiegel, onder edelgesteente : fluisteraar = Zufcbler, 8ifcbler, bladtin) olie (Stanniolbliittcben); (kruiderV) vgl. fluisteren. ber Vac% Butfatbliite. fluisteren, h. = (alg.) fftiftern, (heimeliik) foelffn, h. = follieren. tufcbeln; (mompelen) munfeln; met elkaar foellesel, o. = zie foe I i e. f. = miteinanber tufcbeln; iem. iets in 't oor foeteren, h. = fcbimpfen, aufbegebren, tvettern. f. = (met geheime bedoeling) einem ettu. fns Obr foezel, v. = ber auf el. raunen ; (boosaardig) atfd)eln ; (klanknaboot- Fohi (heros bij de Chineezen) = au=w, send) toffpern, ptipern. auipbt, flan, v. = (muziekinstr.) (kinderfl., fkihn (warme, droge wind), m. = fl. om honden to roepen e. d.) $fetfe; (glas) fok, v. = aocf, gore; (schertsend) V3rifle. fangd Zrinfglat, %bampagnerglat ; (brood) fokhengst = Bucbtbengit, Zefcbeifer. 8ecfe; (schip) atelite, bas aleutfcbiff ; op de f. fokkebras, V. = gocfbraffe. fokkegaffel, spelen = Mate fpielen (Karen), auf ber atate v. = grof3e eaffel. fokkemast,m.= accfmart. fOiefen. fokken, h. = aitcbten, *ben, grofmteben. Matt blazer ; -boor, v. = gii3ten Mier ; ber fokker = Bilcbter. =bobrer. fokkera, v. = aocfrabe. flatten, h. (muziek, nachtegaal) ffilten; fokkerii, v. = Bucbt, Bitctung, Ziebattcbt; (op de vingers, van vogels, met den mond, (plaats) Bucbterei. van de stoomfluit, van den wind, de kogels) fokkellwant, 0.; -sell, o. = Me aodituanb; Ofeifen; een hood f. = einem .unb 1)f.; hij kan =fegel. er near f. = er mug (faun) battacb Of.; ik kon foksta, v. = aucbita. er naar f. = ddb bate bat Viadgeben; ik fluit fokvee, o. = 8 14tble4. je wat = fcp pfeife (bufte) bit nia4 (etio.); iem. fol. (folio). laten = etnen binbalten; einen bum .enter [folen, h. = necfen, Sum beften abett (batten), fcbicren. autilend flatter = dater (ook een vogel); $feifer. 1foliant, m. = otiant. folieeren. 200 foxterrier. folieeren (bladzijden nummeren), h. = fo. formaliteit, v. = aormatitiit ; norm. Iiieren. formatie, v. = aormation. folio, o. = goal); in 1. = in golf*; gek in f. = formeel = (wat den vorm betreft) formal; %a= fn a. (naar den vorm) forma; (uitdrukIcelffk) folioformaat, o. = notioformat. fiirmlieb. folklore (volkskunde), v. = goiffore. formeeren, h. = formieren, formen, bilben, folteraar = potterer, $einiger. (er)fcbaffen. folterbank v. = potter, nolterbanf ; zie ook formeerder = Oerfteller, Scbiipfer. pijnbank. formidabel = formibabei, furcbtbar, foloffal. folteren, h. = foltern, peinfgen, _ntartern. formule, v. = aormet. foltering, v. = gate; starter. formuleeren, h. = formulieren, abfaffen, in folterHkamer V. ,?-werktuig, o. = potter ll, RBorte fallen. fammer; %ger& '(tfnftrument). formulier, o. = aormular; (offlicieel) ber fommelen, zie frommelen. Zorbrucf ; een f. invullen = ein a. autfiiriett, fond, o. = ber aonb ; A fond = griinblicb. oningevuld f. = Zianfett. fondement, fondement, o. = gunbantent, formulierboek, o. = norinelbucb. We Wrunblage ; ber erunbbegriff ; (soms ook) fO. r0?(folio recto : op de rechter bladzijde= ber Ointere ; zie verder fund... folio recto). fondant, o. = ber gonbant. forneer enz. zie fineer enz. fonds, o. = (uitgeversf.) ber alerlag, Zerlag&% fornuis, o. = ber alicben%, Stocbofen, ber arttfet (a.); (ziekefonds e. d.) We (Stranfen., nocbberb. ,tilf4)Staffe ; (kapitaal) ber nonb4, napital, forsch = ftarf, fraftig, bierfcbriitig, robuft ; f .. e (ether ( 3I.); fondsen, my. = (bovendien) stem = fritftige ob. ftarfe Stimme; f..e kerel = Staat&papiere, aonM ; vreemde f. = au4. bierfcbriitiger Red; f .. e slag = Berber Scblag. Iiinbifcbe efferten; de noodige f. in handen forschgebonwd = riiftig, bierfcbri3tig, robuft. hebben = bie 1Infcbaffung in ,t.linben baben. forsehheid, V. = Sttirfe, aeitigfett, Zerbbeit. fondsilartikel, o.; -catalogus, m. = ber fort, o. = port, Zoriverf. a3erIctO II artifel; %fatalog. fortepiano, v. = ba4 nortepiano. fondsemarkt, v. = aonbniirie. fortilicatie, v. = aortififation, Zefeftigung, fondskapitaal, o. = Stainmfapital. ba& Zefeitigungginerf. fondsHlijst, v.; -veiling, v. = ba4 Zerlag40. fortissimo = fortiffitno. forto = forte. Pewit/mit; ; ,auftion. I. fortuin, v. = aortuna, ba4 (stud; 't rad fonkelen, h. = funfeln, bli4en, &Mon, van f. = WO Oiliicarab. fcbinnern. [I. fortuin, o. = Zermagen ; zijn f. zoeken = fonkeling, v. = bait aunfeln. rein eliicf berfucben; f. makers = fein .261iicf fonkelnienw = funfelnagelneu. macben; ze heeft geen f. = fie befit4 fein Zertn.; fontanel,' v. = nontanelte, ba4 gontanen. een man van f. = eM Rann bon Berm., emu fontein, v. = ber Springbrunnen, aontiine ; reic4er Mann. f. van Heron = ber ,teron4brunnen, ber ,ball; fortuintje, o. = fieind Zeriniigen; ber Wlitcf4, de f.. en laten springers = We tgafferftinfte fall; met een (klein) f. kom ik er door = fpielen ob. fpringen laffen. lvenn id) Mild babe, foinme ice burcb. fonteinobak, m. (-bekken, o.); -bass, v. = fortuingeoeker = VIbenteurer, gblitOritter. ba4 Q3runnenlibecren ; .riibre. forum (marktplein), o. = norum. fonteintje, o. = Reiner Zrunnen ; (aan een forward (bij 't voetbal), m. = gortuarb, kooi) Zrinfgliikben; (waschgereedschap) eanbs stiirtner. trafcbgefitt? fossiel (versteend) = foffil; 't f. = ball aoffif; fontenel, zie fontanel. fossilien = aoffillen. foot, v. = baa Zrinfgelb ; op de bonne f. = fouilleeren, h. = burcbfucben; 't f. = bie auf gut(el) (161itcf, auf eeratetvobl. Zurdgucbung. foppen, h. = foppen, aufaieben, tsunt beften foulard, m. = aoutarb. babett, anfitbren, narren, anutfen, itberti3lPeln ; foule, v. = Menge, ba& Gebriinge. (verschalken) iiberliften. fourage (voeder, levensmiddelen), v. = foppen = popper, Scbalf. n(o)urage, nuttermittel (C.). fopperij, v. = nopperei, Recferei, t,linfelei, fourageeren, h. = f(o)uragieren. (min of meer ruw) bet Scbabernacf. fourier = aurter. forceeren, h. = forcieren; aivingen, eratoingen ; fourneer, zie fineer. (een deur) forcieren, aufbrecben, fprengen; fourneeren, h. = berfcbaffen; vol f. = bolt geforceerde marsch = forcierter 9:flarfcb. einbablen; ook fin ee re n. force-majeure = aorce majeure, (rechtst.) fourragtres, my. = Wcbfel4niire. biibere eeivalt. I. font, v. = ber nebler, (bok) Zocf, Sdmitier; forel, v. = aorerte. (tegen grammatica, regelen van kunst, wel- forelle I net, o.; -vangst, v.; mvIiver, m. = levendheid enz.) her Zeritof3; (vergissing) ber goreiteng net ; ber -fang; ,teicb. jrrtum, baii Zerfeben ; de f. herstellen = forens = norenfe. forensebelasting, v. = (ook) ben 'J. bericbtigen; een opstel zonder gorenfenfteuer, %befteuerung. f .. en = sin Vluffa# obne a., feblerfreier Vluf% forma: in f. = in aorma; in optima f. = in fa13 ; ik kom zonder 1. = ice fomme gam, geivit ob. optima a., in better (gebi3riger) norm ; pro f. = unfeblbar; ik zal 't zonder f. doen = icb tperbe Inv a., aunt S d)ein. ntcbt ermangeln. formaat, o. = aormat. II. font, fontief = falfcb, feblerbaft, berfebrt, forma,atsegel, o. = ber Stempel, (vel papier fontvracht, v. = aautfracOt. [unricbtig. met t.) ber Stempelbogen. f0. vO. (folio verso : op de linker bladzYde)= formalisme (angstvallig hechten aan vor- folio verso). men), o. = ber aormaMmug. foxterrier, m. = aogterrter. foyer. 201 frisch. foyer, m. = ber (bag) gam. eau& unb 8rauit Ieben, berrItc0 unb in reuben fr. (franco = franfo, fret; Fransch = frangii, Ieben. fifcb ; freule = graulein). Franech = frangiififcb ; 't Fr. = bag grans fraai = (mooi) fcbiin ; (aardig) bitbfcb, nett; giirtfcbe ; in 't Fr. vertalen = ing grangifircOe (sierlijk) gerlicf); een f e geschiedenis I = iiberfeben, 't tegenwoordige Fransch = bag efne bitbfdg Oefcbfibte 1 dat staat je f. = bag beutige grangiftic0 ; zijn Fr. = fetn grangiififcb ; fft nett bon bfr; f. vernuft = ber Scbi3ngeift. hoe heet dat in 't (op z'n) Fr.? = face beitt fraaiheid, v. = ScIOnbeft, Rettigfeit, Biers bag auf grattgafifcb, granOri*n? de Fr ..e licbfeit, vgl. fraai. tijd = bte gransoienbeit; fr e titel = Scbinut3, faraaiigheid, v. = bilbicbeg Zing ; flauwe f. = titer; Fransch-Duitsche oorlog = grana011icO, ber .t5ofugl3ofug, ber .Ountbug, bfe notniibie; Zeutfcber (Zeutfcb,grangiififcber) arieg. gedwongen f. = etlbag Unumgiinglicbeg, emu 1uf3. Fransehe (vrouw) = grangifin. fraaitjes = nieblicb, 4iibic0 ; (iron.) recbt Franschman = granpie. bilbfcb, gang nett. [franakin, o. = $ergainent]. fractie, v. = graftion, ber Orucbteil, een f. Fransje = (meisfesnaam) griinscben; zie ook lager = urn etne j. niebrtger. Frans. fractuur (zoogen. Duitsche letter), v. = frappant = frabbant, auffanenb. graft= frappeeren, h. = frapWeren (ook van wijn), fragiel = fragif, gerbrecbficb. befremben, ergreffen. fragment, o. = gm:Tient. fraseur = $brafenntacber. fragmentariseh, fragmentsgewijs = frater = (Drbenb) Gruber. fraginentarifcb, brucbitildibeife. fraterniteit, v. = graternitat ; Orifberlicbfeit; frak, v. = ber grad. Zrifberfcbaft. framboos, v. = Ointbeere. fraternizeeren, h. = fraternifieren. frambozeiazfin, m.; -gelel, v.; o. = fratsemaker = $offenreffjer. Ointbeergeffig; bag ,gelee; .eig. fratsen, my. = (kuren) Ortaen, Scbruffen; (gri- framboze Dam, v.; -koekje, o. ; -limo- massen) C4rimaffen; (grappen) $offen, ber nade, v. = bag OinibeerOgelee, bfe 4abfette ; Unfinn, Me glfangeref ; geen fr.1 = feine ,Iintonabe. glauf en! fr. maken = oatrintaffen fcbnetben; framboze sap, o.; -stroop, v.; -struck, glaufen inacb en. m. = ber Ointbeerilfaft; ber .firup; :ftraucb. fraude, v. = Zefraubation, ber Zletrug ; f. frame (van 'lets), o. = ber inabinen, Oeftelf. plegen = fraudeeren, h. = befraubieren; franc, zie frank. betrftgen. Frangaise = (vrouw en dans) grancaife, frauduleus = fraubuliig, betrilgerifcb ; f. (vrouw ook) granaiiiin. bankroet = betritglfcber Oanf(e)rott. franctJn, zie fransij n. (raze, zie phrase. Francisca = arang4fa. Frederik = griebrid. Franciscaan, Franeiscaner (month) Frederika = grieberife. = granatiiraner (TIOnct); F. non = aran60, fregat, o. = bfe jregatte. fanerin. fregatvogel, m. = gregattenbogel. Franeiscus = grangiqa. frequent = frequent, gablreicb, ftarf beim*. franeiseeren, h. = fransifieren, fransiifieren. frequentatief, o. grequentatib(utn). franc-magon = greitnaurer. frequenteeren,h.=frequentieren, oft befucben. frane-magonnerie = greincaurerei. fresco, o. = gre0o, 8anbgentalbe. franco = franfo, frei, boft,, fracbtfref ; 1. aan frescosehildering, v. = gregfomaferef. boord = fret an Sorb Ong Scbiff); f. station = fret, o. = (dier)grett, gret4en; (boor) ber jritt. fret bur Zabn ; f. thuis = fret tng taug ; f. fretten (met 't fret jagen), h. = frettieren. wal alhier = fret ab bier; f. vracht en rechten freule = bag grautein; (aanspraak) gulf, = fracbt, unb gonfref. bigeb gr. franc-tireur (Fransch vrijwilliger) = grane. fricandeau, v. = bag grifanbeau. tireur, Ijranftfreur. fricassee, v. = bag griraffee. franje = grant e, grant en; (flarden) geben; &tette, = griftion, EReibung. met f. = mit granfen, gefranft ; vol f. = franfig.I. Fries (volksnaam) = grief e, grie41iinber. I. frank: vrij en f. = franf unb frei; vrij en II. fries (in de bouwk.), v. = her grfeg. f. spreken = frei beraa fprecIon. III. fries (weefsel), o. = ber griO, ber gica0. II. Frank = (volksnaam) granfe; (manne- Frieseh = friefifcb ; 't Fr. = bag grtefifctie, naam) grata. 't tegenwoordige Fr. = bag 4eutige griefifcb; III. frank (munt), m. = gran!, granfen. F e ruiters (versperring) = epanifdg ob. frankeeren, h. = franfferen ; onvoldoende griefif* Reiter; Fr.. e klok = Stanbubr. f. = ungeniigenb fr. ; 't fr. = bfe granfferung. Friesland, o. grialanb. frankeering, v. = granratur, granfierung Friezin = griefin, griattinberin. verplichte f. = ber granfaturattlang. frikkadel, v. = grifanbette. frankeerkosten, my. = granfaturfoften. Frimaire (vorstmaand : 21 Nov. tot 21 Dec.), frankeerzegel, m. en o. = (alg.) bag Soft, m. = grintaire. thertgefcben, (bijz.) bfe Oriefinarfe. frisch = (van water, wind, weer, lucht, Franken(land), o. = granfen. Franken- kleur e. d.) frifcb ; (van weer, wind, kelder woud, o. = ber granfenivalb. e. d.) ?UV; ik ben heel f. = itt bin iboblauf ob. Frankfort, o. = granffurt. gang counter; gezond en f. = mutter (ob. frifcb) Frankiseh = friinfifcb. unb gefunb of outer Zfnge ; zoo frisch als een Frankrijk, o. = granfreht. hoentje = tale ber gild) fm Riaaffer; zich niet Frans = grang ; een vroolijke Fr. = emn heel f. voelen = nicbt recbt Wool filblen, luftiger 8ruber, 8ruber 2uftig; als vroolijk met frisschen moed aan 't werk = mit frifcbem Fransje leven = efn ftotteg 2eben fitbren, fn Vut an bfe &belt. frischhaard. 202 gaaf. frischhaard, m. = arifcWrb. fuiven, h. = fcfpnaufen, lid) luftig Daften, frisehheid, v. = arifcbe, Stithle, vgl. frisch. fiteiVen; iem. f. = etnen (feftlid)) betvirten. frischjes = bietnlicE) frifcb, aiemlicl) HIV. fulminant = fuintinant, tobenb, brobenb; frisket (boekdrukkersraam), o. = 91iiimuten. blitenb. frissehen (verwijderen van de koolstof uit fulmineeren, h. = fultninieren, tvettern, 't ruwe lfzer), h. = frifc4en, abglit4en. toben. frisseher = articDer. [fulp (fluweel), o. = bet: gethet, ber Sant(me)t]. Frits = aril). fulpen = aelbet . . ., fam(me)ten, Sant(me)t .. . frivoliteit, v. = gribolittit. fumigatie, v. = aumigation, Rtiulterung. frivool = fribol, leicbtfertig. funetie, V. = aunftion, Stelle, bat Vimt, ber frizeeren, h. = frifieren. ¶ienft; in f. = in a., in 1. zijn = amtieren; frizeerillizer, o.; -mantel, m. = arifierli: buiten f. = auf3er g.; in f. treden = in a elf en; .mantel. treten, eine Stale (ein %mt) antreten; in f. frizeur = grifeur. &Izmir, v. = arifur. blijven = jot V.Intte bleiben. frObelsehool, v. = ber St inbergarten. funetionaris = aunftiontir, Zeamte(r). frebelen, h. = fri3beln. funetioneeren, h. = funftfonieren. frommelen, h. ,---- (ber)fniirten, (5er)fnittern, fundament, o. = gunbantent, bie Orunbtage, in elkaar f. = gufammenfnittien, ,fnittern. ber @runbbegriff. Fronde (staatk. partij in Frankrfik 1648- fundamenteel = funbamental. 1654; oppozitie), v. = jronbe. fundatie, v. = aunbation, etiftung. frons, fronsel, v. = atuntiel, bat etirnruneln. fundeeren, h. = funbieren. fronsen, h. = (bie Stirn) rungln, (bie Earn) fundeeren, h. = fungieren; amtieren; (van in aalten ate4en. machines e. d.) arbeiten, funftionieren ; als fronsing, v. = bat Stirnrunaeln, ba& inunaeln. voorzitter f. = ben Zorfi4enben madjen; f .. d front, o. = bie aunt; (van gebouw ook) bie burgemeester = anttierenber Zitrgermeifter. gronte; f. maken (tegen) = a. macten (gegen); furie, v. = aurae, Racf)egattin; hut; (hist.) voor 't f. = bor ber (bie) a., voor 't f. komen Spaansche 1. (1576), Fransche f. (1583) = = bor bie a. fomnten ob. treten, bortreten. Spanifd)e, aranaiffifct)e EINeuterei. frontaal (altaardoek), o. = jrontate (431.: furieus = mittenb. arontatien, ViltarbeOnge.) furore: f. maken = aurore macben, grof3e4 frontaanval, m. = arontalangriff. V1uffe4en erregen, %Vocle coact en. frontispice(vlakke gevel boven de kroonlijst), fuselier = ailfitier. o. = arontifpia. fume (samensmelting), v. = auf ion, Zerfc4ntel, frontloge, v. = aronttoge. sung. frontmarseh, m. = arontmarfcf). fusilleeren, h. = fiifilieren, erfci)iden. fronton (boven deuren en ramen), o. = fusillade, v. = giiratabe. aronton. fast, o. = gat, webinbe; wijn op f. = Lein Fructidor (vruchtmaand: 18 Aug. tot 16 Sept), in aaffern. m. = gruftibor. fustage (eaten, kisten), v. = auftage, jaftage. frugaal = frugal, mlitig, einfac0. fut, v. = (van personen) ber Ect)neib, tnergie; frugallteit, v. = grugalitat. (van spijzen) 9tal)rtiaftigfeit, Shaft; Shaft unb fruit, o. = iDbft, aritcbte. aft (ook fig.); (van andere taken) aeftigfeit, &linen., h. = tvitrben. bat Varf; een redo zonder f. = eine IRebe fruit II handel, m.; -handelaar ; -kraam- otme graft unb eaft; 't is maar f. = et ift pje, o. = CVO f)anbel, .41inbier; ber i.tattb. nur einb ; 't geld is f. (weg) = bat Gelb fruitliman; -wand, v.; -markt, v. = aft futfcb. ObitillOfer (=4iinbler); ber ,forb; ber ,marft. futiel (nietsbeduidend)= NHL minbig, nic4tig, fruitll sehaal, v.; -schilder = arucbt 1 fctate; geringfilgig. futiliteit, V. = gutilitiit 2C. fruitstalletje, o. = ber Obftftanb. [.mater. futje, o. = ivinbiget Zing. fruitstuk (schilderstuk), o. .. aructtftitcf. futselaar = (treuzelaar) Zrenbler, Zriibler, fruit g verkooper ; -vrouw ; -wankel, m. (knoeier) gifuftter; (beuzelaar) Zlinbter, lei. = Obitniinbler; vfrau; bie lanblung (bat nigfeitaretmer, (knutselaar) Zoffeter, Q3of3ler. fuchsia, zie fok sia. kieftf)tift). futselarij, v. = $fttfcberei, Ziinbetei. fuga, v. = auge. futseleu, h.= berumtrenbeln, .tri3beln, ,l3fufctiett, fuif, v. = @eferlictiaft, bat Zergnilgen, ber ttittbeln, ,boffeln, vgl. fut se laar. edintaut, Sineille ; (stud. op de kroeg) ber futselwerk, o. = bie 2apperei, bie Vipperei, gontmert, gtneil3e, ber kneipabenb ; BecOerei ; bie 43fuici)erei; bie Zoffelei. ik geef een 1. = idj gebe eine kneil3e. fuut (vogel), m. = (auben) Steitfur3, (,0auben). fuik, v. = Oteufe; in de f. loopen = in bie Zattcljer. aatte ge4(e)n; ook in4 eoejodj geraten. f. z. (fijn zilver = feinet Either). G. 09 v. = /KO 61.; (muz.) G.; g-majeur = G.bur; I. gaaf (subst.) zie gave. g-mineur = Gmtofi. IL gaaf (adj. en adv.) = unberle#t, unbe- ga = zie gads. fittibigt, Deft; (van tanden) gut erl)alten; (van gaafheid. 203 gaffelhert. vruchten) nit anbriicbig, gut; (van bout) 9.tuftnerffantfeit rege macben, rege erbalten, gefunb, nicbt angefault; g. ijs = St mei& ; dat iems. drift g. maken = temiL Born erregen, stem ik g. toe = ba& gebe ictj Mort ob. grad att. einen aum Born reign; 't gesprek g. houden = gaafheid, v. = @Lite, ba& linbefcblibigt.fein, ba& Oefprlicb fort erbalten; een werk g. houden ber unberletste ob. unbefcbiibigte Buftanb. = eine arbeit fm @ange batten; de zaak g. gash., m. = (Werner) Zogel, $apagei; (meer- houden = ba& @efcblift iiber Sailer batten; kol) %icf)ef%, .0olabliber, nargolf, ook = gaai- 't g. werk (van een klok) = bail @Owed; de ke, o. = Viinnclien, eeibcben (bon Cigeln). g. en komende man = We @denben unb gaal (in weefsel), v. = bilitne Steffe. £ommenben. gaan, z. = (in de meeste gevallen) gct)(e)n; gaanderij, zie galerij. voor uitdrukkingen met gaan zie de sub- gaandeweg = alantablicb, natt unb nact. stantieuen en bijwoorden, die er mee verbonden gaans: een uur g. = eine Stunbe eege4, eine worden; enkele bijzondere gevallen volgen RBegftunbe. hier: de bel gaat = man flingelt ob. lautet, bie gasp, m. = bc0 @iibnen. Mode (Scbefle) fcbliigt an; daar ga je = auf gaapstok, m. = eaffer, Eltaulaffe. beta el* ; ga uw gang = macben Cie nur, gaar = (van spijs en leer) gar ; hij is gear = nur au, nur lob; aan den gang g. = anfangen, ber ift fcblau, gefcbeit, getvicbft ob. gerieben ; een b(a)ran g., fhb b(a)ran macben (vgl. g a n g); gare kerel = (ook) On norbUerl; ben je er heen g. = bingebn; hoeveel glazen g. er g.! = bift bu (nicbt) bet Zrofte 1 bift bu toff ob. in een flesch? = tviebiel Oltifer g. in (auf) berrildt ! bift tvobl nicbt gefcbeit ? halve gare = eine afar*? zich laten g. = rub g. laffen ; @impel, Simpei, $infel; zie ( ok s o p, vet. (van mechanismen) funftionieren, g. ; een goed [gaarboord, o. = ber @arborb]. glas wijn, dat gaat er mee = .. ba& tut% gaard, m., gaarde, v. = @arten. ba& faun man ficb gefallen laffen; zoo ging gaardenier = Gartner. 't met die stad, met dien vorst = fo ging [guarder = Steuereitutdmer ; 2anbbrief% 0 mit (erging 0) ber Stabt, bem ailrften , triiger.] dat gaat zoo niet = ba& gebt nicbt an ; 't gaat gaafheid, v. = Warbeit, ehare ; Scblaubeit 1c. nog-al= e geljt fo aienttid), ob. feibticb, 0 macbt zie gaar. pit; 't gaat om uw goeden naam = 0 gilt gaar II haard (koperbereiding), m., -keaken, Nren guten Stamen; 't gaat om zijn toekomst v.; -kok; -koper, 0. = @aril berb ; sfiicbe = e4 tjanbett ficb um (0 gilt) feine Sufunft ; (Speifetvirtfcbaft); sfocb ; .fttpfer. 5 gaat 8 maal op 40 = 5 Belt acbt mal gaarne = gem, gerne, ; heel g. = recbt g.; in 40; de oogen over iets laten gaan = van harte g. = bon Oeraen g. ; ik geef g. toe, a. (toezicht houden) nact bent Recbten feben, dat ... = it geftet)e offen, baf3 . . .; dol g. = b. (dOOrzien) burcbfeben, burcbnebnten; wie au g. ; dat eet ik dol g. = ba& effe id) fiir gaat over de zieken? = tver bebanbelt bie mein 2eben g. ; ik zal u g. ontvangen = fc Seranfen ? wie gaat over den wijn? = tver tat tverbe Cie bereithafgft (g.) empfangen. We 9aufficbt fiber ben QBetn? tver beforgt ben gaar Moven (koperbereiding), m.; -slak, v. = eeinferter ? een koude milling ging me door @ar II ofen ; %fcbrade. de leden = a itherlief mid) fat; 't stuk gaarte, v. = @are, earbeit. gaat voor de 100ste maal = . . . byirbaunt gaar, o. = 'Zap. bunbertften Vale gefpielt; Tait jagen, uit vis- gaasaehtig = gaaeartig, .abnlicb. schen, uit wasschen g. = auf bie Zfagb, auf gaasdoek, o. = Scbteier., @asetucb. ben atic4fang g., sum eafcben au4geb(e)n; er gaasvlieg, v. = aforfitege. vandoor g. = burcbgebn, ficb au& bent Staube gaaswever = @gander. macben, auf unb babon g., (volkst.) ficb auf bie gaatje, o. = 2i3cbellbett; praatjes vullen geen Loden macben, rtcb briiden, fit biinne macben, g .. s = grof3e Sorte macben ben Gad nicbt (met de kas) burcbbrennen ; gaan + infini- boa, fiirlen ben Sad (laud) nicbt; in elle tier: g. bedelen, slapen, wandelen = bettetn, hoekjes en g .. s = in alien einfeln. fcblafen, fpasieren g. ; g. liggen, staan, zitten = gaatring, m. = 2ocbring. ficb tegen, lid) fteUen, fi feton ; we gaan hem gaats: binnen g. = auf ber Bieebe, hn .t.afett ; afhalen = tvir g. ibtt abaubolen ; ik ga hem buiten g. = auf offener Gee. bezoeken = icb ba ibn mat berucben; g. gaatstempel, m. = 2ocbftempel. eten = au Zifcbe g. (in de volkst. ook effen gabH (tol, tolhuis, oorspr. zoutbelasting), v. g.); bij iem. g. logeeren = au einem auf = ber 84, bail Bola., Sbauffee-, Vautbau4 ; (au) Zierucb g.; 't gaat regenen, dooien = [Salafteuer]. tvir tverben Diegen befommen, befommen Megen ; gade = Watte, @entail; i@attin, ebemablin; 0 fiingt an au tauen, tvir befommen Zautnetter ; g. en kroost = aratt unb Stinber. wanneer g. ze verhnizen? = Wann este4en gadeloos, zie weergaloos. fie au& ? g. werken = an Me V.Irbeit g.; ze Bader: to g. = aufammen; augteiCerbeit). zijn naar A g. wonen = rte rtnb nacb VI gaderen, zie garen. geaogen ob. iibergertebelt ; we g. kleiner wonen = gadeslaan, h. = beobacbten, =Oen auf, (be- tvir beaiden eine fleinere 2aobnung ; ik ga eens schouwen) betracbten. zien, of er nog wat in den kelder is = icb gading: is hier iets van uw g.? = ift bier WM mat nacbfeben, ob. . . . ettn. nacb',arm Oefcbmacf, ettn. bail Nnen gaarde: g. zijn = tin Gang(e) fein ; wat is gefliat ? ieder vindt hier zijn g. = jeber finbet er g.? = tric0 ift loe ? wail gebt bor ? der is bier ettv., bah.; ibm 13*. iets g. = ba ift ettn. fm RBerfe ob. fm Oange; Gaelen (yolk), my. = Oaten. Gaeliseh = iets g. maken = ettv. in 'gang bringen (fe4en), gtiftic4. ettv. anregen; iem. g. maken = einen aufregen, gaffe', v. = (Oeu., Dift)@abel; g. van Nep- aufbringen ; iem. g. (in spanning) houden = tunus = ber Zreiaace; (scheepst.) ebaffel. einett in Ktent batten; de belangstelling, aan- gaffellbok, m.; -diesel, m.; -hert, o. = dacht g. maken, houden = ba& cjntereffe, We IZabelibod (Gabler); We %beicbfel; ber .birfcb. gaffelsgewijze. 204 galvanoplastiek. gaffelsgewijze, gaffelvormig = gabef% galgemaal, o. = enter:, Vlbfeliieb&rna41, bie gaffelzeil, o. = Oaffelfegel. tenternt413eit,. ber qc§matO. gage, v. = (van scheepsvolk) euer ; (van galgenaas, zie galgeaas. soldaten) ber Solb ; (gedeeltelijke afbetaling) galgestrop, m. = eatgenftrict.] 2i34nung ; (van tooneelspelers) Gage. galgetronie, v. = ba4 ecOetmen., 076anner. gagel, v. = Wagel, ber eadObaunt. geficbt. gagement, o., zie gage. galgeveld, o. = ber ElticWpiat). gaggelen, h. = gacten, gadetn, gadf en. galgroen, o. = eatienaritn, gajoeng (Ind.), m. = ebajung, GclApf% o. = (Oostenr.) (Spaansch Gal. (Galaten = 07bataterbrief). [einter. @a/Jaen. Galieler = Oa/later. Galieiseh I. Gal, zie Gallier. = II. gal, v. = (gezwel bij paarden en runderen, galigaan, v. = ber (geif3flee. uitwas aan planten) Oahe; (leverafscheiding) galigaangras, o. = Sct)neibes, Sumpfgra Oahe (ook fig.); de g. loopt hem over = bie Galilea, o. = Galile*r = ealittier. Itiuft ilber; isms. g. opwekken = jerna. Galileeseh = galilatf c. erregen ; gift en g. spuwen = 176ift unb 176. galimatias (onzin, wartaal), o. = fpeien ; zijn g. uitbraken = feine O. augitiitten; ntatWa&, @eitriziftf), 28ifdpbafcl). zijn pen in g. doopen = feine jeber in O. galinsekt, o. = 176aftinfert. taudyit ; overloop van g. = (eig.) $26aftener: [galjas (vgl. galeas), v. = (galiaf3.] gief3ung; (fig.) ber Born, ber 13:Erintnt, bie But; galjoen,o. = bie ealeone, biaalione,(scheeps- zoo bitter als g. = fo bitter vie &ate ob. rvie sneb en uitbouw aan den boeg) (gallon, 133alion. Bermut, ganenbitter ; zie ook d u i fj e. galjoot, v. = sZateote, (gallote. gala, o. = bie @a/a; in g. = in O., (stud.) galhkanaal, -koorts, v. = ber Wager+ in bogent gervi0; zich in g. steken = gang ; ba& .ffeber. ficD in 1id0 rberfen. gallen, h. = (aifcW gatlen; (2eber, Seibe)gartert. galabal, o. = ber ea/abaft. Gallleaansch = galaehtig = (eig.) gaffenartig ; (fig.):gartici)t, gallicisme, o. = ber Oartiai4ma. ga/tig, gatt(en)filcWig, cOoterifd). o. = eanien. galafseheiding, v. = Oattenabfonberung. Gainer = @artier. I. galant (adj.) = galant. gallig = gartig (eig. en fig.) 1!. galant = @Satan, Zerfobte(r), 8rtiutigant. gallimathias, zie galimatias. galanterie, v. = IZalanterie. Galliseh = galanterieen, my. = Oalanterien, 076alanteries gallomaan = Vbattomane, rartaii&ter. Waren, ScOntuctia*n. gallomanie, v. = 176aaornanie. galanteriellwinkel, m., -zaak, v. bie gallon (Eng. inhoudsmaat, ruim 4,6 L.), o. = OalanterierbarenOnblung. Me @atone. galantine, v. = Galantine. gahn, m. = eiberf)aft, Scaft, aluf ; gal 0 appel, m.; -appeleik, m. = 1764 II apfet ; met een g. spreken = mit lantern, langge. bie .apfelel*. be4ntem ScOatt fpreiten. Galati*, o. = ebalatien. Galatier = elatater. galmbord, o. = ber Scart%, nanaelbectel; galbeker, m. = taerrnuthe*r. ScOaabrett. galbitter = gartenbitter. galmei, o. = ber ebattnei. gal blaas, v.; -buis, v. = @altenllblafe ; ber galmen, h. = (schreeuwen) fitreiert; (weer- ,gang. klinken; Darien, roiberOtten; (luid weerklin- [galeas (soort vaartuig,) v. = @aleaffe.] ken) erfc4a/ten, ertikten, de zaal galmt = gales, v. = $74aleere ; iem. tot de g.. en ver- tviberOftt im Saate; g. bij 't spreken = mit oordeelen, naar de g.. en zenden = einen bur lantern langgebefintem ecOatt fprectyn ; (een 176afeerenftrafe berurteilen, auf bie @aleeren lied) ertiinen ob. erfc4aften laffen. fcbicien. galmgat, o. = eci)aft(1)o. galeillboef (slaaf); -straf, v. = @ateeren11% galnoot, v. = ber @attapfel, ber Oatit0 (let. ftrafling (offtabe); .ftrafe. 176a/ten). galen'gang (dijkje tusschen sawah's), v. = galnotezunr, bie Oia/Cuefliure. 133alengang, ZeicE), Zann. galon, o. = bie forte, bie Zreffe, bet Oaton. galertJ, v. = @eerie, (in Indi?ook) Zeranba. galonneeren, h. = galonieren. galg, v. = ber @algen ; (draagband) ber Hof galop, m. = (galo0; (dans) OaloPp, bie trtiger ; aan de g. ophangen, helm, komen = 176aloppabe; in g. = im C6aLoOp; in vollen, in a. ben O. artgert, bringen, to aan de gestrekten g. = im baten, im geftrecrten 05atopp, g. dansen = am O. baumeln ; de korte, lange g. = furor, langer Gatoptr, een g. op = ft* ber ba ten. paard in g. brengen = ein s43ferb in WatopP voor g. en rad = fiir O. fet,en; rechtsche, linksche g. = ineWs, 2int77. tbactgen ; rijp voor de g. = relf filr beta-O.; galopp. galoppade, v. = ealoppabe. loop naar de g. = get) gum center, 3unt Zeus galoppeeren, h. = gatoppieren; (voor den fel; wat voor de g. opgroeit, verzuipt niet = dans ook:) CIO* tansen.& rba& am O. bertrocfnen foil, erftiuft ntrl)t im galspat, v. = %age, zie gal II. eaffer of rtrc0 ben lRaben geprt, ertrinft nit t; galsteen, m. = Oattenftein; (kleine) Warten. zie ook boter, druipen. grief3. galgang, m. = 03) a enga ng galsterig = ran3ig. [galgberouw, o. = bie 126afgenreue.] galsterigheid, v. = Ellartaigreit. galge II aas, o., -brok, m. = ber 116afgenll galvaniseh = galbanifc. ofcbelm, ber ,fc0tvengel, ber .bogel. galvanisme, o. = ber 1Zatbanifttu4. galgehumor, m. 176afgeni)untor. galvanizeeren, h. = galbanifieren. galgejong (VI. voor?Alruin") = ba4 sgalgen. galvanoimeter, -plastiek, v. = ber ntlinnOen. (ba&) 026albanoilineter ; %plaftir. galvet. 205 gard. galivet, 0.; -vlieg, v. = 05agettifett, sftlege GS.; achter elkaar loopen als de ganzen = im (bag sinter* Otinfentarfcb geb(e)n; domme, onnoozele g. = galvoeht, o = bie (are. bunttne, einftittige 65.; sprookjes van Moeder galweg, m. = Gartengang. de G. = St inber, unb .0augtniircben; maak dat galwesp, v. = @Scatnefin. de ganzen wijs! = bag macb(e) anbern wet& 1 gal llziekte, v.; -zueht, v.; -zuur, o. = een vette g. bedruipt zich zelf = eg tniif3te Watten II franfbeit ; :fucbt ; bie .faure. ein magrer Oraten fein, baf nicbtg abtriefenfottte. gamander (een plant), v. = ber Oantanber. [gars.. (in bastaardvloek) = pot, ...] gambiet (een zet in 't schaakspel), o. = ganseh = gang (g. Kmfterbam, Me g . . e RBett, Gambit. bon g .. em Oerben 2C.); iets g. beheerschen = gamelan(g) (Ind. muziek), v. = Oant(e)lan. ettb. g., gtingicb ob. bOttigibeberricben; g. onzeker gamma, v. = Gamma, Zonteiter. = g. ungeinif3; g. en al = g. unb gar; g. niet gander, zie g e n t. = gar nicbt. ganscheliJk = gang, glittaticb, I. gang, m. = Gang (ook in 't duel); (van Wittig ; g. niet = (gams unb) gar nit*. een schip) bie gatirt ; awl den g. brengen gansje, o. = @Stingcben (ook fig.) (maken), komen = in 0. bringen (fet,en), gansiknuppelen, -rijden, •sabelen, fommen ; iem. aan den g. brengen (ook) = -slaan, -trekken (oude volksspelen) = efnen anftacbetn, litt dill. bringen, au ebb. ber Gang ifniitteln, ,reiten, ,abets, 4cbtagen, ,bieben. antaffen; aan den g. houden = im O. erbatten, Ganymedes (schenker en lieveling van Zeus) (efnen) fit Item batten, (voor de leus) efnen = Oant)nteb(eg). binbatten; aan den (op) g. zijn = im @S. ob. im ganzebioem, v. = abotb,, 8ucberblume, Buse feitt; de zaak is goed aan den g. = lit EMarguerite. gut ob. ricbtig fin Buge ; een g. doen = efnen ganze ll bord o.; -bout, m.; -el, o. = @tittle ii. OS. tun ob. macben; zijn g. is Been dokters g. fl3iet; ,braten; .ei. = eg fcbabet nicbt, Wenn er Ind efnen ah. ganzegat, o. = junger Stubent im erften jabr, umfonft malt; ga uw g. = macben Cafe nur; aucbg. („ga voort met wat u nu doet") taffen Cafe ganzehagel, m. = ber, bag (01infe)Scbrot ; ficb nicbt ftiiren (vgl. g a a n) ; hij gaat zijn gang Zogetbunft. („houdt niet op") = er bOrt nicbt auf, ftibrt ganzellhoeder; -hok, o.; -markt., v. = fort; zijn eigen g. gaan = Tanen eignen Sea ob. @Mule 11 birt; ber .ftaft; ber ,ntarft. gebn ; zijn ouden g. gaan = fatten alten ganzellorde, v.; -pen, v.; -peper, v. = ber O., ben atten Scbtenbrian g. ; alles ging kalm @Stinfel marfcb (in -orde = im ontarfcb); %feber zijn g. = alleg ging rubig bon Patten; in (als schrijfp.: ber .fief); ber 13feffer (bag :Hein). vollen g. zijn = in bollent 0. feitt; iem. zijn I. ganzerik (mannetjesgans) = @Slinfericb, g. laten gaan = efnen getbabren ob. macben Oanfert. taffen; de taken hun g. laten g. = Me Sacben II. ganzerik (plant), v. = bag Olinfefraut, gebn taffen, ibie Pe molten; isms. g .. en nagaan Otutibura ; bag aingerfraut. = jemg. OiStinge beobacbten; op g. komen = ganzellroer, o.; -sehaeht, v.; -sehelp, v. in @S. ob. in Bug fontmen, een g. water = eine = bie etinfeliffinte, ber ,fiet; %inufcbet. Zracbt eaffer; er wat g. achter zetten = ganzellspel, o.; -tong, v.; -veer, v. = etty. %ite macben, eiten, fib etiu. mebr beeiten; (Mute 0 !pier; ,gunge (plant : bag Zafcbenfraut, daar zit g. in = bag gebt fcbarf. bag 5Ertfcbelfraut); feber (zie ook -pen). II. gang (tusschen muren), v. = ber Gang ganzellvlengel, m.; -voet (plant), m.; (ook onderaardsche en in mijnen); (in huis -wijn (water), m. = @Sante II Pilot; 4uf3 ; -mein. ook) ber atur, ber Oaugfitir, ber amain; gapen, h. = (geeuwen) ganzen; (dom ver- gangen en stegen = eiitcben unb (Stiffen. wonderd kijken) gaffen ; (van wonders en gangbaar = gangbar ; gangbare woorden, spleten) flaffen ; (van kleedingstukken e. d.) munten, waren, begrippen = gangbare Eliirter, fraffen, nicbt recbt fcblieten; g .. de afgrond = Eititnaen, emit, Oegriffe ; deze munt is niet glibnenber Wbgrunb, off ever Scbtunb; verwon- g. = ift auger Stud gefel3t, ift nicbt mebr im Um derd, met open mond staan to g. = Bautaf, lauf; 't biljet is nog g. = bie Mute ift nocb fen fell baben; Wlaut unb Rafe aufNerren; giittig. naar adem g. = nacb 2uft fcbnappen ; gaap gangbaarheid, v. = Oangbarreit, @Siittigreit. eons = macbe (fperre) ben 91unb mat auf ; gangboord, o. = ber @Sangborb, ber Zectgang. g .. de muil = aufgefperrter Macben; 't gerucht ganglion ..(zenuwknoop, overbeen), o. = gaapt verder dan de daad = bag eberticbt @anglion, Uberbein. Übertreibt ob. bergra3ert bie Zinge. ganglooper, m. =--- attn., Gangtepiticb. gaper = ablibner, @Jaffe; Wlaulaffe, vgl. gangmaker --= Scbrittutacber, $acemacber. gapen. gangmassa (ongezuiverde steenmassa van gaperig : g. zijn = ibieberbott gabnen milifen. een mijngang), v. = @Sangtitaffe, bag Gang= gaping, v. = (tuefte) bffnung ; (leemte) 2itcre; geftein. (spleet) ber Spat; een g. aanvullen = eine gangpad, o. = ber aufpfab; (in kerken enz.) 2. auggitten. ber (Zurcb)e6ang. gappen, h. = ftibit.en, tnaufen, ftauen, mopfen gangspil, o. = eangfOff, ftemmen, ftebten. gangsteen, m. = (in korridor) bie F43tatte ; sapper = Zieb, fftaufer. zie ook gangmassa. garage, v. = earage. gangwerk, o. = {bang,, &pima garandeeren, h. = garantieren, berbiirgen. gannef = (eig.) Zieb, tbauner; (schertsend) garant = @Sarant, R3iirge. Scbeint, Scbalf. garantie, v. = 05arantie, ebeiviibr ; Sicberung; ganneven, h. = ftebren, ganzen, ftibilmt, g. geven = Oar. teiften; met g. = garantfert. maufett, inopfen, ftemmen. garantiebewijs, o. = ber earantiefcbein. gaps, v. = Gang; gebraden g. = gebratene @S., Bard (garde), v. = Merte, Mute; de g. ber 120infebraten; een logge g. = eine ivatfcbetige krijgen, verdienen = bie Mute friegen, berbienen. garde. 206 gastvriend. garde, v. = earbe ; de oude, de koninklijke stigheid, v. = Otanaigfeit; eiberficbfeit, vgi. g. = bie ate, bie fi3niglicbe O. ; nationale g. ..-- garstig; (zwijneziekte) atitnenfranff)eit. gtationalgarbe; g., m. = 'Zarb*. garven, h. = earben binben. garde II oilleier ; -regiment, o. = (Maybe II, gas, o. = 'Sag; draagbaar g. = tragbareg O.; offiaier ; =regiment. ontvlambaar g. = entaiinbbareg e.; 't g. op- garderobe, v. = earberobe. en neerdraaien = bag O. auf. unb berunter= gardiaan (hoofd van een Franciskaner- breben. klooster) = euarbian. gasaehtig = gagartig. gardist = earbift. gaslaether,m.; -analyse, v.; -antomaat, gardoe(huisje), o. = (Ind.) eacbtbaugcben. m. = eagatber; ,anatbfe; .automat. gardoekerel, -waehter = Sacbter. gas 0 bek, m.; -bereiding, v.; -brander, m. gareel, o. = (eig.) St ummet, numt ; (bij uit- = gag II Brenner; ,bereitung ; .brenner. breiding) bfe Strange, bag eefcbirr, bag .Ncb; gasIlbron, v.; -buts, v.; -bnizenet, o. = in 't g. slaan, spanners = (eig.) anfcbirren ; ea4liqueffe; .riibre (bag =rob* ,robrnet,. (fig.) ing cijod) fimnnen, ing Beug legen; in Gaseogne, o. = eagcogne. Gaseogner = iems. g. draven = lid) Milienfog bon einem eagcogner. lenfen laffen; in 't g. loopen = in ben Sfelen gaseokes, v. = eagfofg. geb(e)n. gasconade, v. = eagfonabe, erotfbrecberei, gareelboom, m. = bfe t eicbfer. Renommage. Gaseonseh = gagconifcb. gareeltnigmaker = eefcbirrmacber. gas II fabriek, v. ; -fabrikatie, V. , -litter = I. garen, o. = (alg.) earn; (meer in 't bijz.: eagll anftaIt (.fabrif); ,fabrifation; .einricbter. getwijnd) ber 8tbirn; [net: 9103, earn] ; wol- gas lIgloeilicht, o.; -haard, m.; -bonder, len g. ---- Songarn ; g. en band = Stranttbaren, m. = eagglitbifcbt; .berb; ,bebalter. Wilercerietbaren; koopvrouw in g. en band = gas II kaehel, v.; -kolen, my.; -kraan, v. = SlYamtbarenbanblerin„Oanbterin mit 8ibirn ber gag II ofen ; .fobten; ber ,babn. unb earn; kluwen g. = 8tbirn., Marnfnauel; gasIlkroon, v.; -lamp, v.; -lantaarn, v. klos g. = Olorte Btrirn. garen- en band- = ber eagfrottleucbter ; :Ian*, slaterne. winkel, m. = Me gramtbarenbanbiung, gasIlleiding, v.; -licht, o.; -lneht, v. = Zanbfram, bie Sturatbarenbanblung. eagleitung ; .licbt, bet .gerucb. II. garen (adj.): g. handschoenen, kousen, gas II meter, m.; -motor, m.; -ontploiling, kant = BtutrtiOanbfcf*, ,ftritmbfe, ,fbiten. v.; -ontwikkeling, v. = cal Ilmeffer (eafo, III. garen (gaderen), h. = aufammenbringen, meter, bie eagubr); ,motor; .egbforton; ,ent. fammetn ; sparen doet g. = Sbarfcbaft bringt Mit:fauna. Oarfobaft. gaspeldoorn, m. = eafberborn, Step,, iv. garen (adv.), zie gaarne. StacbeI,, Oeibeginfter. garenlibakje, o.; -fabriek, v.; -haspel, gasilptip, v.; -pit, v.; -regelaar, m. = m. = earn,, Bmirtill becfen ; ,fabrif ; ber, bie 'Magri:4)re (bag .robr); ber ,brenner (ook We .bafbel (bie ,Mtnbe). ,ffamme); ,regfer. garenp kluwen, o.; -streng, v.; -wever; gas II retort, o.; -slang, v. ; -stel, o.; -stoker -winder ('t werktuig), m. = bag (bey) earn', = We eagretorte ; ber .fcbtaucb; ber ,focber; &fru!! fnauel; .ftrabne (bag sftiicf); ,tbeber; ;Oder. Me .tbinbe. gait, m. = 'Bait (ook van een tooneelspeler garf, v. = earbe; in garven binden = in en scheepst.); (in hotel) eaft, arembe(r); wel- 0 .. n binbett. kome g. = Minfommtter e., ongenoode g. = Garmond (lettersoort), v. = earmonb. ungebetener e.; ongenoode g .. en zijn zelden garnaal, v. = earnele, earnale; ber eranat ; welkom = ungebetene eafte filien binter ber (aan de Oostzee) Strabbe; hij heeft een ge- Tiir, ungebetener eaft ift eine 2aft; te g. zijn = heugen als een g. = . . . ein fcbtbacbeg ee. u eafte Fein; te g. gaan ?au eafte (au, auf bacbtnig, ein eebacbtnig He ein Sieb. efitcb) geb(e)n, (fig.) ficb giitlicb tun (an, tat.), garnale II brood je, o.; -markt, v.; -pastel- ficb'g fcbtnecfen laffen; zijn oogen gaan to g. = tje, o.; -visseherij, v. = earnelenll bri3tcben; eg fit flint eine VIugentbeibe; een kloeke, rappe, ber .marft; ,baftetcben; .ftfcberet. ruwe g. = ein fame; flinfer, rober Turf ; garnaat (garnaal), v. = ber eranat, We vroolijke g. = fultiger l8ruber ob. Ourfcb ; rare Marnere. g. = fonberbarer Statta, zie ook waar d I. garneeren, h. = garnieren; augfcbmilden. garneeren (gastrollen geven), h. = gaftierett. garneering, v., garneersel, o. = Marnfe. gastereeren, h. = flcb giittid) tun, fcbmaufen, rung, ber ZOO. 13raffen, fcblemmen. garni = garni; ntabliert ; hotel g. = to otel gasterth v. = bag eelage, Scbtemmerei, garni. eafterei. garnitnur, v. = earnitur. gastheer = 'dirt, sZaftivirt, eaftgeber. garnizoen, o. = Me earnifon; in g. leggen, gasthuis, o. = Stranfenbaug, Oofbital, Spite, liggen = in e. legen, liegen; in A g. houden Sbittel. = in RI ? batten, in VI fteben ob. garnifo, gastbnisvader = granfenbaug,, SPital. nteren. bireftor. garnizoensapotheker = Stabgabotbefer. gastmaal, o. = eaftntabl. garnizoensIdienst,m.;-leven,o.;-plaats, gastoestel, o. = ber eagfoci)er. v. = 1ZarnifonP bienft; ,Ieben; .ftabt. gastilreeht, o.; -rein, v. = eaft Ilrecbt ; .reffe garnizoens I troepen, mv.; -verandering (Zournee). (-wisseling), v. = earnifon Iltrubben; ber gastriseh (van de maag) = gaftrifst. .thecbfer. gastrol, v. = eaftrotte. garoebast, m. = Seibelbaft. gastro II nomie, v.., -noom = eaftro !In omie ; garst, zie gerst. snow. garstig = rattaig ; (walge10) triberlicb. gar- gastispel, o.; -vriend = abaft! fpiel ; ,freuttb. gastvrij. 207 gebbetjes. gastvrij = gaftfref, gaftlfcb, tufrtlfcb, gaft0 hut Zorbefgeb(e)n ettv. tvegfaftlen; in de g. iets freunblicb ; g. huis = gaftffcbeg ob. tvirtlfcbeg vergeten = fit ber fie env. bergeffen ; in de ttaug, iem. g. ontvangen = einen gaftfref ob. g. iets afdoen = ettv. ilberg Rifle brecben. gartffcb aufttebuten. gauwte, v. = Scbnefffgfeit, gastvrijheid, v. = e•aftfreunbrcbart, (daft, gave, v. = Gabe (in alle bet.); milde g. = frelbeft. rnifbe ; g. des hemels = Ootteg, IX,. beg gastvrouw = R3ilfrtin, Martgeberin; gastheer Ointtnefg, ,Oftnntelggabe; een man van groote en gastvrouw = bfe 1frte. g n = ein febr begabter TCann, emu Vann gaslIverbrulk, o.; -verdiehter, m. ; -ver- bon groten 033 .. tt (Tafenten); met elle g n liehting, v. = her (fag f berbraucb ; ,fonben, van lichaam en geest toegerust zijn = mit fator; ?befeucbtung. alien fdrperlicben unb gefftigen .. n (Zorgitgen) gas liverwarming, v.; -vlam, v. = Qbag auggeftattet rein. befgung; 4famme. gavotte, v. = Obabotte. gasvormig = gagfiirtnig. g. a- w. v. ( gunstig antwoord wordt ver- gas II vorming, v.; -water, o. = 6ag bilbutte; wacht = ertvarten gitnftfge Wntwort). ,thaffer. gazel, v. = igageffe. gat, o. = 2ocb (ook voor „krot", „nest van gazelleoog, o. = Oagellenauge. een stad of dorp"); (lichaamsdeel) ber ,Ointere; gazon gaien, Gage . . . ; g. sluier, kleed = (scheepst.) @aft; Brielsche G. = Orlefer @aft; Oagercblefer, ,ffefb. (alle) hoeken en g .. en = affe dat gazeuse, zie limonade. maakt een heel g. in de bears = bag mat gazometer, zie gasmeter. ob. fritt efn groteg 2ocb in ben R3eutel ; een g. gazon, o. = ber Mar en; (betr. groot) ber in den dag slapen = efn 2ocb In ben Tag Marenplat3. bineinicblaren; een g. in de lneht slaan = ge, zie gij. bor Staunen bfe tinbe fiber hem no* geaard = geartet; (met aren) geiibrt. gurammenicbfagen ; een oude rat vindt licht geaardheid, v. = Watur, ber Oarafter, een g. efne afte Matte gebt nfcbt fo fefcbt in Oemittgart; g. van den grond = Zobenbe, bie gaffe; voor elk g. een spijker weten = fcbaffenbeft. fur febeg 2oc0 einen Riagel tviffen, Unmet Zefcbeib geaarzel, o. Oegauber, Baubern, Biigern 2c., Miff en; een g. stoppen = efn 2ocb ftopfen; vgi. aarzelen. een g. maken om een ander te stoppen = geabonneerd = abonnfert ; g ..e = Ribonnent. efn 2ocb auftnacben unb bag anbere gultopfen, geaeeepteerd = argeptiert, angenommen. efn 2. gumacben unb bag anbere auf hij is geacheveerd = bollenbet, tabellob. v66r ddn g. niet te vangen = ibm fommt geaeht = geebrt, gercbd#t ; Ge te Heer 1 = man fo feicbt nicbt bef, er fcbfil.Prt burcb jebeg Meebrter, Sebr geebrter ob. Zerebrter Derr! 2ocb, er tveff3 meljr af4 ein 2oc4 ; a tit en geaderd = gedbert, ab(e)rfg, ab(e)rig. annex aucbg, ber nut efn 2. bat; iem. 't g. geadresseerde = 9.1breffat. van de deur ('t vierkante g.) wijzen = einem geaffeeteerd = affeftfert, gegfert. gefgen, tno bet 8immermann bag 2ocb gefaffen geaffeeteerdheld, v. = VIffeftation, 8fereref. ob. gemacbt bat; ik zie er geen g. in = idj geallieerd = (Inert, berbilnbet ; de g en = rebe fefnen Rfugiveg, feitte Rlidgficbfeit; gaten bfe Kftfferten. (= Auge n"); iem. in de g .. en hebben = geappeld fcbeoffg, aPrefgralt. (eig.) ellen feben, (fig.) einen burcbrcbauen, (tut gearing (versnelling), v. = liberre#ung. bem Storne (auf betn lRoljre, auf bent RIffier, gearmd = 9trm fn birm. auf hem nucf) baben; iem. in de g .. en krijgen geassureerd = affefurfert, bertiobert. = einen getvabr ob. anficbtig tverben; (fig.) einem geavanceerd = abanciert. !;auf bie Spritnge fommen; iets in de g .. en geb. (geboren = geboren). Lkrijgen = RBinb ob. 2uft bon ettv. befomtnen, eg gebaar, o. = bfe aiebürbe ; (b(j 't deklameeren) tnerfen; houd hem in de g .. en = fat ibn Me Oefte, IZeftifttfatfon ; gebaren maken = ;nit* aug ben Rfugen; zie ook gaatje. Oebarben macben, geftifulieren; een breed g. = gaten, h. = focben. efne grote Oefte. gateplateel, o., -tell, v. = bet Zurd)fcbfag. gebaard = bartig. gatlikker = 613eicioffecter, auct0f#olineier. gebabbel, o. = eepfauber, eercbrod#, OeplaP, gatlikkertj, v. = Spefcbeffecferei, aucW per; (ongeveer = kwaadsprekerij) bet Afatfcb. fcbtvlingeref. gebaf, o. = &Miff, Giebeft(e), Oebeffer. gatstopper = 2itcfenbilter. gebak, o. = Oeblicf, R3acftverf ; bakken) Gaucho (veeboer in de pampa's van La Plata) eacfen. gebakje,o. = Ti3rtcben, fleineb Giebacf ; = Oaucbo. een lief g.! (iron.) = efn fauberer Zogef, efn ganfreeren (met figuren bedrukken), h. netteb aritcWcn gaufrieren. gebalder, o. = Oepofter; her Zonner (beg ganw = raid), fcbneff, gercbtvittb, bath; (soms = eercbill3e5). „vroeg") frilb; iem. te g. of zijn = einetn fiber gebalk, o. = OSercbref, Scbrefen, ,t)eufen; bag rein; ik kom g. fcb fomme bath; maak g. jaben (beg Wig). voort macb rcbneft, mat ffg ; te g. oordeelen = ge'bang (Ind. waaierpalm), m. = bte eebang. borfcbneff urteffen, g.! g.! = burtfg 1 burtfg 1 gebannene = Zerbannter, faerbannte. gauwdief = 03aubfeb, 51bieb, sZauner. gebarellkunst, v.; -spel, o.; -taal, v. = ganwdieveggezieht, o. (-tronie, v.); -rij, Oebtirbeniffunft (fftimif); ifpfef ((ertffufatfon, v.; -teal, v. = geaunerll gertcbt (Zfebeggeficbt); siilienenfpfel); ,fPracbe. .ei (Zfeberei); :fpracbe. gebarsten vaatwerk = britcbtgeg &g in. gauwerd: 't is een g. = er fft getvanbt, gebas, o. = Qbebeff(e), Oebeffer. gerd)icet ob. bebenbe. gebazel, o. = OSeiviiit% sZefdpvii#, eetratg(e), ganwigheld, v. = ecbneffigfeft, Oefcbtvinbfg, Oetratfcb(e); bfe Quacfelef, bfe actfelef. lett, eetvanbtbeft; in de g. iets wegpakken = gebbetjes, my. = Talberefen. gebed. 208 gebonden. gebed, o. = eebet; zijn g. doen = fein fcbliigt nit* in mein ga& gebart nfit in mein berricbten ; 't g. des Heeren = ba4 0. be& Oerrn. 03ebiet; ba& tit meine& VItnte4 nicbt. gebedeboek, o. = Oebetbucb. gebieden, h. = gebfeten, befebten, beif3en ; gebedel, o. = 8etteIn, bie Zettelei, Glebettel. vgl. bevelen; stilte g. = ecbtbeigen g.; hij ge- gebedliformuller, o.; -riem, m. Ige, bood mij te zwijgen = er Met mit?fcbtreigen; bet II formet ; sriemen. (Bijb.) hij gebiedt den wind en het water = gebeef, o. = Bittern, 3eben. er gebietet bent Q9fnbe unb bent eaffer. gebeeldhonwd = (hoot) gefcbnitt; (steen) gebiedend = (bevelend) gebieterifcb, berrifcb ; getneff3eft. (onvermijdelijk) unabtreigicb, 6iningenb ; op gebeend = fnocbig. g.. en toon in g em ob. b . em tone; g. gebeente, o. = 63ebein; wee je g.! = fief) gebaar = g .. e 93eMegung ; trotsch en g. = bicb bor I Web bir ! hier rust zijn g. = bier ftota unb geb. ; g e wijs = ber ittperatib. ruben !tine e; de leugen zit hem in 't g. gebiedenderwils = fm tone eine& Riefebte&, = bie 2i/ge ftecft ibm in Barr unb eebein. gebieterifcb. gebeft = mit Zeffcben; gemanteld en g. = gebieder = Igebieter, err Oerrfcber. mit 93effcben unb %atm fgebies, o. = Bifcben, Gegfcb.1 gebeide jenever = eacbotberbrannttrein. gebint(e), o. eebtilf, 93alfentberf ; zie ook gebeier, o. = 8ammein, 93itnmetn, Mebantmet, b in t. Getliut. gebit, o. = eebif3 (in alle bet).: valsch g. = gebekt gefcbnabett; ze is goad g. = rte bat fatfcbd ein gute& 911unb, Vaultberf ob. Erlunbitiicf ; elk gebitketting, m. = bie sgebif3fette. vogeltje zingt, zooals 't g. is = jeber Zoget gcblaar, o. = (van schapen, kalveren e. d.) rtngt, Mie ibm ber Scbttabet geinacbfen ift. eebli3f, 931i3fen ; (van kinderen) Marren, G3e, gebel, o. = Qbeffinget, eettiut, Me atingetei. pliirr. gebelgd, zie beige n. gebelgdheld, v. = geblaard = bolter 93tafen ob. $ufteln. Qerftimmtbeft, Zeritartbeit; her 9.Irger. geblaos, o. = 931afen, 03ebtafe zie blaz en. gebenedijd = (ge)benebeit, gefegnet. geblaat, o. = Zli3fen, ; (van geiten) gebengel, o. = 8ammeln, Gebanttnet, Vecfern. atingeln, Oeftinget ; (alleen de beweging) gebladerd betaubt ; (wap.) bebliittert. Oebaumel, 93autnein, (van beenen en armen) gebladerte, o. = 2ccub, Otiitter (pl.); 2aubiverf, ebefcbtenfer. Ottittermerf. gebergte, o. = 03ebirge. geblaf, o. = Oebeti, f8ellen, qlebelfer, 93effern. gebergtestelsel, o. = G3ebirg&fbitent geblazeerd = btafiert. gebeten: op iem. g. zijn = erbittert ob. gebleer, zie geblaar. bitterbi3fe auf einen fein; zie ook bij t en. geblikker, o. = alimmern, @effintnter, Onto gebeteren: ik ken 't plat g. = ic?fantt nicbt5 /fern, Giegtter. bafiir, e& fit nic§t meind ecbutb. gebliksena, o. = (eig.) 931iten, eetterteuc§ten; gebeuk, o. = Scbtagen, Stoten, Oanttnern, (fig.) Me Scbererei, Oequenget ; daar heb je 't Oiebiimmer. g. = ba baben Mir bie Zefcberung. gebenl, o. = bie Scbinberet, $einigen, Tar= geblinddoekt = mit berbunbenen Kugen, tern, bie Varter. mit ether 93inbe bar ben 9.1ugen. gebeuren z. = (aig.) gefcbeben, borfontmen; geblindeerd = gettenbet ; g e train ge, (met een persoon in den datief, vooral in panaerter Bug. dagelijksche taal) Paffiereu, (dettiger ook) geblink, o. = 931infen, @lawn, 2eucbten. tviberfabren, begegnen; (plotseling, onvermoed) gebloemd = gebtiintt; (van stolen ook) borfaflett; (ale 't „hoe" in aanmerking komt) gemuftert. autragen, (met de bijgedachte aan iets gebloemte, o. = 93tunten (pl.). heimelijks) borgeb(e)n, (de ftig woord voor iets geblok, o. = Scbanaen, iBtif f eln,Chbfen. in 't oog loopends) ficb ereignen, (gewichtig, geblokt = (van weefsels) geiniirfett, fartert; deftig woord) ficb begeben; zoo iets gebeurt gebloos, o. = erriiten. [(wap.) gefcbacbt. meer = to etro. fommt mebr bar, gefcbiebt geblnf, o. = We $rablerei, bie Vluffcbneiberei, tnebr ; wat is hier gebeurd? = toad fit bier We Orof3fprecberef, bie Renommage 2c. borgefaffen ; wat gebeurt daar toch? = Ina& gebocheld = bucf(e)lig ; g..e = Zuct(e)lige(r). gebt benn ba bar? dat zal me niet meer g. = gebed, o. = Oiebot; de tien g.. en = biembn bob mirb (fort) mix Hitt Mieber paffieren ; mocht e; de g .. en atlezen = ba& 9tufgebot tun, 't mij g. uw smart te lenigen I = macbte e& (ein Zrautpaar) fircblicb aufbieten („at& ebelicb tuft getingen (au Zeit tberben) beinen Gcbtnera Zerlobte Merben aufgeboten .") ; onder de 5tt tinbern I g.. en staan = aufgeboten fein ; van God noch gebearlijk, = nti3glicb. zijn g. weten = Weber eott nor?fettle f i .. e gebeurlijkheid, v. = Ei3glictfeit, %bentuati: fennen. tat; bob Zorfotnning. geboefte, o. Oefinbet. 51b ieb&seug, ekticbter, gebeurtenis, v. = (algem., ook belangrijk) her anbaget, bte f8anbe. Zegebenbeit; (voorval) ber 93orfal; (gewichtig) geboen, o. = 93obiten; Scbeuern. bab %reigni& ; de blijde g. = ba& freubige 1..; gebof (geluk), o. = c§tbetn, ber tufet. (met 't oog op den loop van 't gebeurde) ber gebogen, zie buigen. Zorgang ; de loop van de g ..sen = ber 2auf gebolder, o. = $ottern, eepotter. ber Zegebenbeiten. gebom, o. = 93untfen, giSebunt; (van toren- gebeuzel, o. = tiinbetn, eettinbet, bie klok) l8imbam. gebombam, o. = 93imbant. beret. gebonden = gebunben (ook /1g.); g. stijl = gebied, o. = Oebiet (eine& inetcbe&, eineriStabt, g e Rebe; in g. stijl = in Zerfen ; g. warmte eine& Ittije&, eine& ailrften, ber unit 2c.); Me = g .e ob. tatente eiirtne, aan handen en Oerricbaft; 't g. voeren = filbren, ben. voeten g. = an Otinben unb gitten g. ; g. soap fcben; dat behoort niet tot mien g. = ba& = breifge ob. bide Suppe; zie ook bin den. gebondenheid. 209 gebruik. gebondenheid, v. = ebebunbenbeit; fftecbt&= (lets verkeerds) ber aeVer; (fii4erticber, fitt: berbinbticbfeit. licber a.); (Lich. gebr. ook) Oebrecben; (hebt gebons, o. = bumf en, ebebutn4, St topfen, u nog andere g.. en? = fjaben Cafe fonft nocb 43odgn, ef, hmtnern. (bebrecbett?); g. aan belangstelling, aan 't geboogd = bogenfiirmig. noodige, aan brood, geld, aan werkvolk = 971. geboomte, o. = R3iiume M.); @Wit& am Iottvenbigen (91iitigen), an ,ntereffe (Zeit. geboord, zie boorden. nabme), an l8rot, an Gelb (l8rots Oetbittanget), geboorte, v. =,.05eburt; 't kwaad in de g. an Rtrbeitern (bie Rtrbeiternot); bij g. aan = smoren = bag Ubet in feiner (im Reim) aug E. an (Zat.), (minder gewoon) in ermatt. erfticten ; een Zwollenaar van g. = aug 8tuotte getting Men.); bij g. aan beter = aug E. an gebiirtig ; een Hollander van g. = ein ,f)otttinber ettn. &fferitt ; vrienden geen g. = freunbe bon eh., ein geborner otttinber, aug ttottanb bie Venge; klagen geen g. = Mogen unb fain gebiirtig ; een man van (hooge, lage) g. = ein enbe; je zult. aan niets g. hebben = eg fat Vann bon (Bober, niebriger) (b.; de plaats van bir (an) nicbt& febten, hier heerseht groot iems g. = jent. Oeburtgort, jemg. eimat; iems. g. = eb berrfcbt bier grote Otot ; in g..e g. aangeven = an5eigen; akte van zijn = fm iniictitanb, im R3erattg ob. feiumig fein; g. = ber IX•eburtgfcbein; de zaak is nog in de in g e blijven = untertaffen, berfaumen ; ik g. = . fit nocb im Oerben ; zonder onder- zal niet in g e blijven = fcb tberbe nicbt scheid van rang of g. = obne Otiictficbt auf ermangeln, nit* berfebten; in g e stellen Nang ober eh. in R3ersug fe4en; de ouderdom komt met geboortellaangifte, v.; -adel, m.; -akte, g .. en = bag %tier bat feine ebebrecben, feine v. = ebeburig anseige ; saber; ber sfcbein (bag R3efcbtverben; de g en van den ouderdom = .seugnig), bie R3efd)tberben be& RItterg ; van g. omkomen = geboorte eijfer, o.; -dag, m., -feast, o. = bar Munger umfommen ; „mijn fiats is bescha- bie ebeburtg 116iffer ; stag; .feft (bie %feier). digd" ?„dat g. is gemakkelijk to verhelpen" geboortegrond, m. = beimattftOer l8oben, = . „biefent Scbaben (of atleen: bon) ift bie tt.eitnat. teicbt abaubelfen ; veronderd g. = beratteteg geboorteheilige = Viatnengbeitige(r). 2eiben ; niemand is zonder g .. en = niemanb geboorte o.; -land, o.; -plaats, v. = ift obne a. ob. febtertog ; zie ook brood, g e k II. Gleburtg II jabr ; 'tanb (bie Oeitnat) ; ber sort (bie gebrekkelijk= gebrecblicb, zie ook gebr ek- eirtt a t). k i g. gebrekkelijkheid, v. = @threctiticbfeit. geboortellreeht, 0.; -register, o. = e4e: gebrekkig = (van inrichting, vorming, burtg Ilrecbt ; sregifter (Me .lifte). verpakking, verlichting enz.) mangetbaft; geboortellstad, v. ; -stood, v. (-gum, o.) = (onvolledig) unbolifteinbig ; (beschadigd) fcbab. Igeburtg II ftabt (ber sort); sftunbe. Daft; die man is g. = ber Vann ift gebreCicb ; geboortig (uit) = gebiirtig (aug). zijn Fransch is erg g. = . . . ift febr mangetbaft. geboren = geboren; g. worden, zijn = geb. gebrieseh, o. = Scbnauben, Scbnaufen, e4e. tverben, fein; in 't Catholicisme g. en getogen fcbnaube. (g. en opgevoed) = im katbotisigmug geb. unb gebrild = gebrint. eraogett ; zoo iem. moat nog g. worden = fo gebroddel, o. = bie Ouberei, bie Subetei, einer foil nocb geb. Werben ; voor lets, voor een q3fulcberei, (van breiwerk e. d. voorat) bie beroep g. zijn = ettb., fiir einen R3eruf geb. q3rubelei. feitt; hij is een g. koopman = ein geborner gebroed, o. = bie Writ; (ongunstig) eegicbt; tiaufmann; een g. Hollander = ein geborner al dat jonge g. = bie gang junge R3rut ob. .0oltlinber, ein Ootttinber bon ebeburt ; een zoon SiOfcbaft; helsch gebroed = bie t.i3ttenbrut. was hem g. = ein eOn Wargeb. (tvorben); gebroeders = 153ebeiber; aan de Gebr. N = Mevrouw G geb. B = arau geborne 8. ,erren (gebr. 91. geborg, o. = Ziorgen. gebroedsel, zie gebroed. geborgen, zie Bergen. gebroken = gebrocben (ook van land, woorden, geborneerd (bekrompen) = borniert. stem, taal, een paard, oog, hart); g. getal = geborrel, o. = (geluid van water) Otiefetn, g e Bab', ber R3rucb ; hij is g. (heeft een Outman, R3rubetn ; (drinken)Zrinfen, ed)nal:14 breuk) = er ift g. (bat einen R3rucb). trinfen. gebrom, o. = ebebrumm(e), R3rummen, (knor- geborsten = geborften; vgt. b e rs ten en ren op) Scbimpf en, sgefcbimpf ; (mopperen) gebarsten. Kiturren, ebemurr; (in de ooren) Saufen; gebots, e. = Stoten, Bufammenftden. (gegons) Smitten, (befuntme. gebouw, o. = ('t bouwen) R3auen, t gebouwde) gebruik, o. = ber ebebraud); et zich bedienen ebebtiube, ber 8au; mooi, oud, groot g. = van, de gebruikmaking) bie R3enut3ung, bie fcbiineg, atteg, groi3eg (deb.; nieuw g. = neuer R3ertbenbung ; (van spigen of dranken) ber R3., Fiteubau; 't g. van onzen roam = bag eeb. ebenui3; (toepassing) Rtntbenbung; (gewoonte) unfreg Otubmeg. ber ber braucb, bie Sitte ; (in den gebr. (gebroeders ebebrither : (gebr.) handel) ber (gebr., bie Ufana ; batten g. = gebraad, o. = braden) R3raten, ebebrate; auger ebebr.; lets voor dagelijkseh g. = ('t gebradene) ebebrateneg, (vleesch) ber R3raten. etto. bum tligticben (gebr. ; voor eigen g. = gebrabbel, o. = Staubertrelfcb, Oeplapper, au eigenem (gebr.; een heilig, oud g. = (ook) ber (bag) Oaltimatbiag; ook = gekrab bel. ein beitigeg atteg Oerfommen; in g. nemen, [gebral, o. = bfe q3rabterei, Me 13rof3fprerberei]. komen = in (gebr. nebtnen, fommen; in g. gebrand, zie branden. (mode) komen = (ook) auffommen; dit woord zebras, o. = •Zepralfe, 03ercbletnnte. is niet meer in g. = ...ift nicbt melyr iiblicb ob. gebreid = geftrictt; g..e goederen = aids, im (gebr.; in-, uitwendig g. van een genees- Strict., Zrifotivaren ; handel in g..e goederen middel = innerttcbe, tittf3erticbe Rtnivenbung of Strumpf:, nub StridWarenbanblung. innerer, tiuteter (gebr. einer Virattei; dat is gebrek, o. = (wat ontbreekt) ber Etanget; Kier 't g. = bag tft_bier R3ratub ob. Sitte; VAN GELDEREN Duitech Woordenboek. II. 14 gebruikelijk. 210 gedachtenis. dat is hier geen g. = ... nicbt gebrtiucbticb, g. van de regeering = fRegierungnfonuniffar. itblicb, nit ber Oraucb, (gebr.; g. van iets gecompliceerd = fompliAtert, bertvicfelt. maken = (3ebr. bon ettn. macben, ettv. be, geconditionneerd,zie eon di ti o nn e e re n. nulon, rut) einer Sacty bebienen; ficb ettu. (eine geconsolideerde schuld = fonfoltbierte eselegenbeit) gum* macben; zult u hier ook g. Scbutb. van maken (aan tafel)? = betteben Ste aud) gedaagde = Q3eflagte(r); (in tweede instantie) babon? ik zal er geen g. van maken = id) 911313eaat(in). tnerbe nicbt(n) babon nebmen; na g. de deur gedaan: 't is met hem g. = en ift aug mit sluiten = nacf Qen. bitte bie Zia Au fcblief3en ; Om, en ift um ibn gefcbeben ; 't is g. met zijn plaatselijk g. = Ortngebraucb; ten g .. e geduld = 0 ift aun mit feiner Oebulb, feine Nan eerstbeginnenden = Aum 63ebr. ber atn. $35ebulb bat ein %nbe; iem. g. geven = einen Ringer; iem. jets ten g .. e afstaan = einem entlaffen, einetn ben Stubt bon bte Zia felon ; ettu. Aum @ebr. ob. jur Oen. ilberlaffen ; 't g. van hij kan veel g. krijgen = en lent bid augricbten; de vork = ber (gebr. ber %abet; 't g. van een men krijgt niets van hem g. = bon ibm fann woordeboek = ber (gebr., We lertn. ob. bie Oen. man nicbtn erreicben; gedane zaken nemen geen eineg Rili3rterbucben ; 't g. van den tijd = bie keer = roan gefcbeben ift, ift gefcbeton ob. ift Zen. ber Belt; 't g. van geneesmiddelen = nicbt Au tinbern ob. gefcbeben SIbtng tit nicbt Au ban 91.ebtnen ob. %ittnebtnen bon 9IrAneten; 't g. tinbern ; zie ook do en. van terpentijnolie = ber Gar. ob. bie ltntn. ben gedaante, v. = Gleftalt, foam, auf ere %r. Terpentinalg. fcbefnung ; van g. veranderen = eine anbereS. gebruikelijk = gebrducblid), ilbticb ; 't is annebnten ; de g. der dingen = bie iittfore %rid). bij ons g., dat... = en ift bet min Q3raucb, ob. bte O. ben Zinge ; de g. van een driehoek = eetvobnbeit ob. ilblicb, bat . . . ; de hier (daar) te bie gornt einen St retecfn ; daar verscheen een lande g .. e bezoeken = Me lanbenilbticben lange g. = ba erfcbten eine Lange Qb.; daardoor Oefucbe. kreeg de zaak een heel andere g. = ein gang gebrulken, h. = (alg.) gebraucben; (met anbren alttfeben; spookachtige g. = geflunittfcto nut) benulyn ; (wat men geleerd, ondervonden (left. ob. %rfcb.; 't avondmaal onder beiderlei g. heeft e. d.) bertverten ; (als middel) ficb be. = ban 9thenbmafit unten beiberlet 033. bienen (Oen.); (toepassen) anivenben; (voor gedaanteverandering, -verwisseling, een bepaald doel) bertvenben; (nuttigen) effen, v. = Oertinberung ob. Zertvanblung ben 011.eftatt, trinfen, gentef3en, nu ficb nebtnen; den heelen Vetamorpbofe. dag niets g. = ben gansen Stag nicbtn effett, gedaehte, v. = ben Oebanfe ; de g. aan zijn tot ficb nemen ob. genteten; wat wilt u. g. ? = ouders = her e. an feine Wtern ; zijn g .. n (als gastheer zegt men) tvontit faun icb calf: niet bij elkaar hebben = feine 0 .. n nicbt marten ob. bienen ? (gewoon) Wag tvotten Ste trim betfammen baben; geen g.1 = rein O.1 of fen ob. effen, than ift Nnen geRiLtig ? ik kan alles 'It* baran bit benfen 1 in (diepe) g .. n = g. = ft farm atien (ge)braucben; de baden in (tiefe) e .. n; in g .. n verzonken, verdiept g. = baben, bie Oliber ob. bte Malian.; een = fn 4 .. tt berfunfen, bertteft; in g .. n (ver- bittertje g. = einen Oittern nebmen ; ge- loren) = berfonnen, tole bertriiuntt; iets in g. duld met iem. g. = mit einem Oebufb baben; houden = rid) ettn. merfen, ettu. im Oebacbtnin (geneesmiddelen = KrAneien) nebmen ; (be)batten ; gelegentlicb mat an ettn. benfen; in (geweld = (etvatt) gebraucben ; Gods naam mijn g..n was ik thuis = tut Oeifte ob. in Udellijk g. = ben %amen Gotten tnif3brau. GI .. n Ivan fib Au Oaufe ; 't kwam me zoo in don; schippers g. 't kompas = ... gebr. de g. = en ffet mir fo ern; de kring van ben kompaf3, bebienen fid) ben Stompaffen ; iems. g..n = tem?). (lebanfenfrein; zijn g..n (atterbanb Mattel) antv.; niet te g. = nil* over lets laten gaan = fiber air). nacb. Au gear., nicbt Au bertvenben, unbraucb bar, unber. benfen, ficb ettu. itberlegen ; zijn g .. n den tvenbbar; men moet den tijd g. = man mut vrijen loop laten = feinen 076 .. n freien £auf bie Bett benulon; gebruik toch je verstand = laffen ob. nacbbangett ; zich geen g. van iets fei body bernitnftig ; (ook) nimm bocb Faernunft kunnen maken = li) feinen Oegriff ob. fettle an; tijd, stof voor jets g. = Belt, Beug nu jbee bon ettu. macben fannen, naar alle g..n ettn. gebr. ; hij is voor alles te g. = en ift Au komt hij morgen = boraunficbtlicb, nacb alien diem braucbbar, Iiif3t ficb Au ahem gebr.; zich nabricbeinlicbfett, febr tvabrfcbeinticb . . . ; hij voor iets laten g. (ongunstig) = m Au ettn. kwam op de zonderlinge g. = erlfant ob. berfiel bergeben. auf ben fonberbaren 026 .. n; iem. tot andere gebruiker = berjentge, ber ettn. gebraucbt, ficb g .. n brengen = einen auf andere lb .. n einen ea* bebient; (konsument) nonfuntent. bningen, einen untftimmen; dat zal me niet gebruiksaanwUzing, v. = ogebrambnan. Licht nit de g. gaan = ban tverbe icb fo leicbt tvetfung. nil* bergeffen; ik ben van g. = lob bin ben gebruis, o. = Oraufen, Oebraufe. Veinung ; van g. veranderen = anberer gebrul, o. = eebrittt, Orittten. FrIteinung tverben, feinen Sinn iinbern; zijn gebuikt = baucbig, bitucbig, gebaucbt. g .. n verbergen = feine 6 .. n berbergen, gebuild, zie builen. bitter bent Berge D aften ; verstrooidheid gebulder, o. = 5t obeli (ben Sturtnen); ber van g .. n = Meiftegabtnefenbeit ; zijn g .. n Zonner (ben (41(1)40); (van personen) $ol. verzamelen = feine 076 ..tt Aufantntettnebuten. tern, Oepolter enz., zie b uld ere n. gedachteloos = gebanfenfon. gebulk, o. = (van koeien) gbebrittt; (van gedaehtell beeld, o.; -gang, m.; -kring, kalveren) Oebli3fe, Oli3fen ; (van kinderen e. d.) m. = Oebanfenll WO (bie Zjbee); :gang; .frein. euten, Oebeut. gedaehte II lezer ; -loop, m.; -loosheid, v. gebult = bucf(e)lig. = Ilbebanfengefer ; .1auf (.gang); .1ofigfett. gebunr = RactAar, Fitacbbartn. gedachtenis, v. = ban atnbenfen, bte grin. geetjfer, o. = Ellecbtten. =rung; (ook) ban eebacbtnin; in g. brengen gecommiteerde=kolmniffar,18eauftragte(r); = erinnern ; iem. jets in g. brengen = einen gedachteoverdracht. 211 gedrang. an etm. erinnern; in eeuwige g. = in chili:tent gedleht, o. = t dichten) 5Dicbten ; ('t produkt) Wnb.; (een souvenir) bat; Knbenfen; zaliger sgebicbt; (van grooten omvang) bie g. = feligen 9titbenfen4; roemrijker g. = ram, Zicbtung ; alle g.. en van Vondel = Zonbel& b often WnbenfenL !audit* (gefainnielte) 076 e. gedaehte overdraeht, v.; -reeks, v.; [gediehtsel, o. = ber Sinn, &milt.] -rijkdom, m. = %ebanfenDilbertragung ; gediende = seiibter Sofbat; oud g. = veteran, oreibe (.folge); .reicbtuin (Me .filfte). alter aubegen. gedachtellsprong,m4-streep,v.;-stroom, gedienstig gefliffig, bienftfertig, bubor: m. = sSebanfenlifbrung ; ber ,ftricb; pftuf3. foinmenb, bienftbeffiffen ; g e geest = bienft, gedaehtell wending, v.; -wisseling, v. = barer Itl eift. gedienstigheid, v. = ebefaftig. ebanfenilivenbung ; ber oau4taufcb. felt zc., zie gedienstig. gedaehtig = eingebenf Men.); weer mijner gedierte, o. = setter, Tien (31.); (ook enk.) g. = benfe an micb, gebenfe mein, fel meiner eing. Tier, Ttieft; (van een mensch) dat g. I = bob gedakt = gebecft, [gebacftl. Zief) ! lIngebeuer I gedamp, o. = Giebanttif, 5Dantlifen, Elualmen, gedijen, h. en z. = (Hinber, $ftanaen, ,f)anbef equatm. unb Zetverbe, eoblftanb) gebeiben, (van plan- gedans, o. = Tanen, Oetanae. ten, bloemen e. d. ook) fortfommen (Morten); gedarmte, o. = Oebarin. onrechtvaardig (kwalijk) goed gedijt niet = gedartel, o. = 3etummet, ecbtifern, Tanbeln, unreclt (gut gebeibt nicbt. bie -Vinbefet, vgl. dart el e n. gelling o. = bie Olecbt&facbe, ber alecbt&banbel, gedakt = mit t.al4binbe, mit Strabmtte. ber etecbt&ftreit; ber $ro6ef3. gedaver, o. = Tabnen, ber Zonner; 't g. der gedestilleerd, zie gedestilleerd. toejuichingen = ber fcbaffenbe Zeifanfarni. gedistingeerd, zie distingeeren. gedecideerd, zie decideeren. gedobbel, o. = Qhetutirfef, 933iirfelibief. gedeeideerdheid, v. = %ittfcbiebenbeit, Int. gedoe, o. = Getue, eetreibe, Treiben; 't heele fcbloffenbeit, Oeftimmtbeit. g. kan me niets schelen = ber gang Strain gedecolleteerd = befonetiert. get inicb nicbt4 an, filminert mid nicbtg ; dat gedeeld = geteift (ook in de wap.); g e is 't heele g..(tje) = ber gaime kram, ber smart, halve smart = g 2eib, balbet. 2eib. gaup Oettel, ber gaup Strempef. gedeelte, o. = ber Tell; voor een g. = tell: gedoente, o. = (zaak) tBefcbiift ; zijn eigen melt e; pm Zeit; voor 't grootste g. = aunt g. = Fein eig(e)neb R3efil3tum; (ook) rein eigner grit tten T., gri3f3tenteif&; iedere maand of g. @efcbtiftMei& ; (opschudding) her 2brm, ber er van = jeber angefangene Bonat; bij g.. n Trubef, bie Wufregung. afbetalen = in Staten aften. gedomicilleerd = Eilobnfil3 babenb, anflitig ; gedeeltelijk =humZeit, tellbielfe; gedeel- g ..e wissel = ber 5Dontieftvecbfel, de g ..e = telijke acceptatie = bob Teilafaebt; (van ber maans- en zonsverduistering) Outten. gedommel, o. = Zrufeln, Zrufert, ber gedegen gebiegen (van metalen). ecbluininer, her Zufel, her Oalbfcbaf. gedelegeerde= ZeIegierte(r), Ibgeorbnete(r). gedonder, o. = Zonnern, her Zonner, her gedakt = (van orgelpijpen) [gebacet], gebecft; bonnernbe 2iirni; dear heb je 't g. = ba baben g e stroop = gebecfter ebrup; (mil.) gebecft; Mir We Oefcberung ; ook = gedonderjaag. zie verder dekken. gedonderjaag, o. = tllequengel, bie Teufelei; gedenkblad, o. = Zenfblatt, bie 91cubricbt. (gedrijf) sgelo4e; (onaangenaamheden) bie gedenk llboek, o.; -dag, m. = (bebiicbtni41. Scbererei. bud) ; ,tag. gedoogen, h. = butben, aufaffen, erfauben, gedenken, h. = gebenfen, benfen an; gedenk geftatten. mijner = gebenfe mein, benfe an mid); gedenk gedool, o. = Oeruinirren, eanbern. de armen = gebenft ber Written; zie ook gedraaf, o. = sZetrabe. aan zi en. gedraai, o. = (eig.) MebrOe, Zreben; (fig.) gedenkiljaar, o.; -naald, v.; -offer, o.; zijn g. hielp hem niets = fein Zreben unb -penning, m. = (3ebacbtniitifjabr; %obeli!! QBenben ob. fein ecbtvenfen half iljm nicf)0 ; (ge- (.faufe, 5Denf.); .obfer ; Me :tiding (Zen!. talm) = sZetri3bef. /*ding). gedraal, o. = 8i3gern, 8aubern. gedenkrol, v. = bob (refcbicbtalatt, bob gedrag, o. = (alg.) Zerbaften; (handeling ten Oiebenfbuct). opzichte van goed en kwaad) Oetragen; (ten gedenk schrift, o.; -spreuk, v.; -Steen, opzichte van de vormen) Oenebnien, (voort- m. = bie Zenfl fcbrift (bie eieblicbtitigcbrift); durende manier van zijn in een bepaalde her -113rucf); .ftein (tl ebticbtnOftein). pozitie) bie Wuffiibrung ; (in een schoolrapport) gedenkllstuk, o.; -tafel, v.; -teeken, o. = voor g. 2 a 3 = fm l8etr. 2 auf 3; bewijs van ba& Zenf ff Mier (groat); .tafel ((3ebticbtni4tafel); goed g. = gitOrung66eugni? lInbefcboltenbeith. mud (= Vonument ; anders: .6eicben). beugnif, gedenkwaardig = benftuiirbig. gedragen zieh, h. = ficb betragen, beg gedenkwaardigheid, v. = 5benftuilrbigfeit. nebinen, ficb auffiibren, vgl. gedrag; zich g. gedenkzuil, v. = sZeblicbtnigiiule, 5Denfitiule. naar = fid) ricbten nacb, fict) filgen naclj ; zich gedeporteerde = Zeportierte(r). aan een vorig schrijven g. = ficb oaf eine gedestilleerd, o. = Sliirituofen (pl.). borige Bufcbrift bebieben; hij weet rich to g. gedetacheerd = betacbiert. er tneif3 fit benebinen. gedetailleerd = betaa:Cie* (alzonderlijk) gedragingen = gedrag. bereinaelt; (in bizonderheden) in (ben) Mini gedragslijn, v. = bob Zerbaften, Zerbal. Belbeiten, umftlinblicb, augfilbrlitt. tung6(inat)regel, Micbtung4linie, Olfcbtfcbnur. gedetineerd = betiniert. gedrang, o. = (abstr. en toner.) Giebrange; gedeun, o. = ber eingfang, Oebubefe, (abstr. ook) Zrlingen; in 't g. komen (fig. ) = trifler. in bie famine, in bie emetfebe, in Me $13atfcbe, 14* gedreig. 212 geeseling. fnb Oiebr. geraten ob. rommen; ik blijf liefst uit gedwaal, o. = erumirren, jrren. 't g. (fig.) = ant liebften brefbe icb clue bent gedwarsbalkt (wap.) = mit &Oen. gedwee = (van gedrag, bedienden e. d.) gedreig, o. = Zroben, Zrobungen. gefiigig; (van personen) Maim ; (van kinderen, gedrentel, o. = eetrenbet, Zrenbeln, Scbtens paarden e. d.) lenfiatn, (volgzaam, gewillig) Bern, eefcblenber. folgfant, iviiiig, untertvilrfig ; frown; zoo g. gedreun, o. = Zabnen ; (eentonig) ber Sings als een lam= (fo) fanft ob. fromm lute ein 2amm, fang. lammfromm. gedreven: g. zilverwerk = getrtebene Silber. gedweeheid, v. = eeffigigfeit, aiigjantfeit, arbeft. 2enffamfeit 2c., zie gedwes. gedribbel, o. = Zril*ern, eetrippet. gedweep, o. = eefcbtvarm, bie Scbtvtirmerei. gedrieen = au breien; ons g. = unfer bret. gedwongen = geatvungen ; (van uitleggin- gedril, o. = eebriff, Zritten. gen, stijl, voorstellingen e. d.) geatvungen, gedring, o. = eebrtinge, Zrtingen. fteif, berfcbroben; unnatilrlidn een g. lach = gedroeht, o. = Ungetiim, Scbeufat, Eatonftrunt. ein ge., eratoungenee 2arben; g. leaning, g. gedrochtelijk = ungebeuerlicb, mitgeftalt, verzekering, g. conversie = 8tvangellanleibe, fra4enbaft, monftriie. gedroehtelijkheid, sberfitberung, sfonbertierung. v. = Ungebeuerticbfeit, gedwongenheid, v. = eeatvungenbeit 2C., gedrongen = gebriingt (fteben, ft en, bar= zie gedwongen. ftellen); g. stijl = g er Sat; (van de gestalte) geeerd = geebrt ; uw gederde van 20 dozer = unterfett, gebrungen; g. (onnatuurlijke) uit- eeebrtee (Nre Bufcbrift) yam 20. b. WI. legging = gefucbte, gestbungette %rfliirung, geef: tog.= umfonft; (schandkoop) fpottbirlig, Zeutung. gedrongenheid, v. = (van den dat is zoo good als to g..= fo gut tote ges stip e. d.) eebriingtbeit; (van gestalte) ee= fcbenft. brungentjeit. geel = gelbi 't g. = bae Gelb (als kleur), gedroom, o. = bie Trifutnerei. 't g. van 't et brie @Sae bom (t; gele koorts gedrulseh, o. = eeraufcb; (sterk) eetofe, = gad aieber, eafteber ; de gele bladeren Wetiife; (geraas) ber Winn; (van den wind, = bie gelben Matter. de zee) alaufcben. geelaehtig gaticb. gedrukt: de markt was g. = ber Ffl/arft War geel (garde, v.; -bek, m.; -book, 0.; -bee, v. gebrilcft; een artikel is g. = ift fcbtver abfelp = erbe ; %fcbnabet ; .bucb ; .beere. bar; g. voorhoofd = niebere earn; zie ook geellborstje, o.; -gieter, m.; -gore, v. = drukken. Gelb f briiftcben (bie eraemitcfe); .gief3er ; smuttier gedruktheid, v. = eebriicftbeit, Fitieberges (fgolbatnnter, ber (llating). fcbtagenbeit. geelheid, v. = eabeit. gedueht = (gevreesd) gefiircbtet; (te vreezen) geellhout, 0.; -ijzersteen, -koper, 0.; furcbtbar; (zwaar) trucbtig; een g. tegenstan- -kruld, o. = Gelb II Oda; =elfenfteitt ; sfupfer der = ein getnaltiger, nicbt au unterfcbtiOnber (Weffing) ; :fraut. eegner; iem. g. afranselen = efnen tiicbtig, geelsel, o. = Gelb. Weiblicb burcbbauen ob..briigeln; iem. een g.. en geeltje, o. = (een dier) ber ber ea. uitbrander geven = einem einen gebikigen Iing; (goudstuk) ber eolbfucbe. Vluetatt3er geben ob. erteiten, einen tilcbtig, ges geelvink, m. = ber OM* („goudstuk") biirig ob. berb abfanietn; g.! bu Heber Vilma! OolbfuctS. pot3taufenb ! afte RBett 1 die Getter 1 Jemine geeliwortel, m.; -zueht, v. = bie Gall. geduivel, o. = Me Zeufelei, bie Scbererei, bag hung; sfucbt. eequenget, bae ebetue. geelzuehtig gelbfilcbtig. geduld, o. = bie eebulb ; zijn juk met g. dragen geemancipeerd = entanaWert. =fein cjocb mit eebulb ob. getaffen tragen; g. met geemployeerde = Vingeftente(r), a3eatnte(r). iem. hebben = G. mit einem baben; g. ge- geen = fetn(er, .e, see) ; g. een = fein eins bruiken Oen ; 't g. op de proef stollen giger, nicbt eine; nietnanb ; in minder dan g. = bie auf bie l3robe fterten ; mien g. is op = tijd = in fitraefter 8eit; een meisje van nog meine G. ift au tnbe ; mfr rent bie G. ob. ber g. achttien jaar = bon nocb nicbt acbtaebn eebulbfaben; g. overwint alles = ilbers aabren; in g. half jaar = nicbt in einem balben winbet and, G. bringt 91ofett. geduldig = ge. jar. butbig ; (geraten) getaffen; iets g. verdragen = geenerhande, geenerlei = feinerlei, gar etm. geb. ertragen; papier is g. = *pier ift fein, fete eittaig. geb. geduldoefening, v. = eebulbProbe. geenszins = feineilfan. gedurende = tvlibrenb (een.); g. de voor- geep, v. = ber (ornbecbt, ber erlinfnocben. stelling = trabrenb ber Zorfterlung ; g. eon gear, v. = edge, (bij naaisters) ber 8tvicfel, jaar (een jaar tang) = ein air* tang ; g. den ber eebren. zomer (den heelen zomer) = ben Sommer geeren, h. = gebren. ilber. Geert, Geertje = eerba. gedurig = forttviibrenb, beftiinbig, unaufbiks Geertrui = ehertrub. Hit; (adv. ook) bunter, imnterfort; (teikens geervalk, m. = eierfalfe. weer) jebeemat; zijn g..e bezoeken = feine geesel, m. = Me eeitet (in alle bet. geheel Wieberbotten Ziefucbe; g..e regen = anbals gtbruikt als in 't Ned.). geeselaar = tenber Regen ; er komen er g. meer = sZeitter. fommen limner mebr; g. op de klok zien = geeselbroeder = eeitelbruber, atagettant. febebmat nacb ber Ubr feben, g ..e evenredig- geeselen, h. = geitetn, peitfcben ; met roeden heid = ftetlge glroOortion. g. = ftliupen, wit Elluten ftreicben; geiteln ; [geduriglijk = gedurig]. aitcbtigen ; (soma = „slaan") fcblagen. geduw, o. = Stoben, eeftobe, Zrangen, geeseling, v. = Ceeitelung (ook fig.), (met eebriinge. roeden) StauPe. geeselkoord. 213 gefundeerde. geesellikoord, o.; -monnik = bfe ei.eff3e111. geestgesteldheid, v. = (effteg,, Getniftg. fcbnur ; •ttti3ncb. berfaffung. geeselpaal, m. = bfe etattOfaufe. geestgrond, m. = Oeeftboben. geeselliroede, v.; -slag, m.; -straf, v. = geestig = (in de edele bet.) gefftreid), Finn. Meitelgrute (bet Staul3befen); .4feb ; ,ftrafe. refcb ; (meer alledaagsche bet.) trit3fg, [(beval- geesja (Jap. theemeisje), v. = 'Zed*. lig) aumutig]. I. geest onstoffelijke), m. = Gefft (over geestigheid, v. = 035efftrefcbbeit, bet tatmor; 't algem. in alle bet. gebruikt als in 't Ned.); (aardigheid) ber Oft). g. van 't Christendom, van de wet = beg geestkracht, v. = @efftegfraft, •ftiirfe. Rriftentumg, beg @efetleg; booze, goede, geestland, o. = @eeftfanb. heilige g. = btifer, guter, beffiger ; den g. geestrijk = (van rnenschen, trekker, gedicht, geven = ben e6. aufgeben, Me Seele aug. schrijven enz.) gefftreicb, gefftboa ; (van alcohol. baucben; in mijn g. ben ik bij u = lot e dranken) gefftfg ; g ..e dranken = (ook) SOW, I bin fcb bef mnett ; in iems. g. handelen = in tuofen. tong. (g. ob. Sinne banbeln ; opmerking in dien geestverhetrend = ben Oefft (bfe Seete) g. = Zemerfung fn bem Shine; kraeht van erbebenb. g. = eefftegfraft; de letter doodt, maar de geestvermogen, o. = bfe sgefftegflibfgfeit, g. maakt levend = ber Oudiftabe tiitet, abet gefftige gefftfge draft; g ..s = (ook) ber 03. mat lebenbig ; man van g. = Vann bet Mefftegauftanb. bon (.; naar lichaam en g. = fiirpertid) nub geestverrukking, v. = Zerbilcfung, %Male. geiftig ; g.. en oproepen = eeifter berauf= geestversehijning, v. = Qbeiftereridginung. befcbtaren ob. bitferen; g. van oproer, van vrede geestvervoering, v. = Oegeffterung, bet = (0. beg gufrubrg, bedariebeng, g. van entbufiagntug, Sd)tuartneref, entaficfung, Rler, hertshoorn, van wijn, van zout = Ofrfcbborn., 811(fung. Zap, 2Beingefft; vermogens van den g. = geestverwant = gefftegberibanbt. geestver- @eiftegfriffte; vliegende g., g. van ammo- wantsehap, v. = eeiftegberibanbtfcbaft. niak = Garmiafgeift; 't staat me nog duide- geestvoi = gefftbori, geiftrefd). lijk voor den g. = eg Refit mir nod) beutlfcb geeuw, m. = bag Olibnett ; met een g. = ber ber Seete, fcbibebt mir nod) beutricb bur; giibnenb, unter eiibnen. zich lets voor den g. halen, roepen ficb geetawen, h. = gabnen. ettv. bergegentriirtigen, bar bfe Seeie brinpen, geenwerig zijn = jebegmal ob. immerfort borfterten; den g. vormen, ontwikkelen = gtibnen milffen. ben 0. (aug)bilben, wereld der g.. en = geenwhonger, m. = ,Oeftbunger (ook fig.), eefftertnert; zie ook gedienstig, gewillig. bag rer3ffeber, Z5tibbunger, C)fenbunger. II. geest (hooge zandgrond), v. = @eeft. geiSvenredigd = berbiittnfgmlitig; broboro geestachtig = gefbenfterbaft. tionfert ; een g. deel = emu berblittnfgmiif3fger geestbesehaving, v. = eeiftegbflbung. Zeit; de hoogte is niet g. aan de breedte = geestdoodend = geffttatenb, geiftitibmenb. bfe ,Dottie ftebt In feinem Zerbliftnig Aut Zrefte ; geestdrift, v. = a3egeffterung, ber entbuffag. g. aan zijn verdiensten = im Zerbiittnig mug. geestdiriftig = begefftert. fefnen Zerbfenften, nat Val3gabe feiner Zer. geestdrijvend = fanatffcb, fcbtriirmerficb. bfenfte. geestdrijver = ed)b3iirmgefft, ecbrotirmer, geexalteerd = egartiert, ifberfpannt. janatifer. geestdrijverij, v. = Gcb tviirmeref, gefailleerde = (tegenover de credi- blinbe Zegeffterung, ber aanatginuB. teuren) Oemeinfcbufbner, [Stribar]. geestenbanner; -besweerder; -dom, gefemel, getlemel, o. = bfe o. = eeifterll banner ; ,befd)thiirer; •tutn. ari3mmerei ; bfe Scbiintueref. geestelheir, o.; v. = 05)effter II beer; gefladder, o. = glattern, Oeffatter. .rebre. geflakker, o. = alactern, Oeffacfer. geestelijk = (tegenst. van „lichamelijk") geflap, o. = Strabben, Stfaticben. gefftig; (tegenst. van ?wereldlijk") gefftfid); gefleem, o. = Qbefcbmeicber, bfe Scbtneicberef. g. overwicht = gefftfge liberregenbeft; g.leven geflikflool, o. = bfe gudOicfpriinaelef, bfe = gefftfgeg 2eben, Oefftegleben ; g. lied = gef ft. ScbartnenAeref, bfe 2obbuberef. iftbeg (fircbricbeg) 2feb ; R. kleed, ambt = gef ft. geflikker, o. = Often, aunfetn, atitnntern, licbeg Web ((etbanb), 9.1mt. geestelijke = facfern, (item (vgl. flikkeren). Gefftricbe(r). (In Duitschl. vooral van kath. geflirt, o. = bfe afirterei. geestelijken gezegd; een prot. ebeiftlfcber heet geflodder, o. = eebtattfcbe, ebefcbmier, 035e. gew. laftor, lfarrer, $rebiger). fuber, bfe Subefef, atattern, ecbtottern (vgl. geestelijkheid, v. = Oefftfidgeft. flodderen). geesteloos = (van een mensch, gelaat e. d.) gefloerst = umftort, beffort. gefftfog, gefftegfeer; (van werk e. d.) gefftfog, geflonker, o. = gutifetn, Offt3ern, atimittern. abgefcbmadt. gefluister, o. = atifftern, eseffiliter, Zufobetn, geesteloosheid, v. = Oefittoffgfeft, @effteg. @etufcber, Oemunfel (vgl. fluisteren). feere, Scbalbeft. gefluit, o. = atOtert, $feffen, eebfeife; 't g. geeste rijk, o.; -sehaar, v. = Meifterfirefcb ; (van de locomotief) ber $fiff (vgl. fluit en). .fcbar. gefnies, o. = Oliefen. geestesarbeid, m. bfe Oefftegarbeit. gefoeter, o. = ett imbfen, Oefcbfm0f, Settern. geestesli gave, v.; -inspanning, v.; -rich- gefonkel, o. = aunfern, (fatten, Scbimmern. ting, v. = bfe Oeffteg gabe, oanftrengung gefortuneerd = rack febr ivoblbabettb, bet. :.ricbtung. miigenb. geestesswakheid, v. = bey ecbtractfinn, gefrons, o. = Nunglit. 0.efftegfdpriicbe. gefronst voorhoofd = fraufe ob. gerunaelte geestelmur, 0.; -wereld, v. = bfe @elite* Stirn. ftunbe; gefundeerde schuld = funbierte Scbulb. gefutsel. 214 geheim. gefutsel, o. = bfe etiteleref, bag flbetriThei, gehaast = (subst.) bat) kaften, bagHagen; (adj.) bfe 2 alaperef, bfe 8offelet. (onrustig) baftfg ; ben je g.? = haft bu %tie? gegaap, o. = ebilbnen, 3affen (vgl. gape n). gehaat = berbaf3t. gegadigde = Ellefleftant, TItitbetberber, ,Itte. gehakkel = etammeln, Stottern. relient. gehakt, o. = gebacfteg glefg, kacffieticb, gegageerd = (aug bem Villtarbtenit) entlaffen. k act gegaggel, o. = (eager, @egacfel. gehalte, o. = ber eebalt (in alle bet.); van gegalm, o. = Oefcbref, ecbreten. gering g. = geringbalttg ; 't g. aan = ber ig•ebalt gegeenw, o. = (6tibiten. an (tat.); g. aan edel metaal = geingefAlt; gegeneerd = gentert, berlegen. een work van dit g. = emit Serf bon gegespt = mit ecOnagen; g..e schoenen = Meiem 0. ectmallettfcbube. gehamer, o. = Oiebtimmer, ktimmern. I. gegeven (adj.): op een g. oogenblik = in gehandsehoend = mit kanbicbuben, be% einem gegebenen ob. beittmmten Vlugenblid ; (ook) banbicbubt. auf efnmat; in 't g. geval = tut gegebenen gehard = (van staal) gebeirtet; (fig.) abge. actffe, in de g. omstandigheden = unter ben bartet, (vigil* ; g. tegen = abgebartet gegen. obtnaitenben Ilmitiltiben; g. lijn = gegebette gehardheid, v. = 9.1bbiirtung; (eig.) karte. 2fnfe. geharnast = gebarnifcbt, gepanaert. II. gegeven, o. = bfe 9Ingabe; betrouwbare geharrewar, o. = iZeglinf, Me kliferel(en), g..s = guberflifilge Vingaben; (bijzonderheid) bfe St =inlet bfe gletberet; bie Scbereret. %iti5etbett ; g.. s (feiten) = eaten. gehaspel, o. = (geknoei)Oeftlimper, e.epfuicte; gegleehel, gegiegel, o. = iZeficber, Sticbern. bie 43fuicteret, We kubelet ; kerumitilinpern ; gegler, o. = sgerreticf) , (van den wind) Oeulen, zie ook geharrewar. $fetfen; (lachen) icbaffenbeg ob. tviebernbeg (des gehavend = gefotunben, arg 5itgericbtet; (van Iticbter, 6$ebrilti. schip, goederen) rambottiert ; er gehavend nit- gegil, o. = 03eicbret, Oefrelicb, @ellen. zien = bericbunben augieben. geginnegab, -gap, o. = igeficter, Sticbern. geheeht: g. zijn aan iets = an etin. (eat.) geglansd = gegitingt, glactert; g. blik, gaas, fitingen , aan iem. g. zijn = an einem btingett, linnen, karton = bag Ofanablecb, Me .gaffe, einem bugetan fetn; g. zijn aan vormen = auf bfe ,leintranb, bie .00e. gormen batten. geglunr, o. = 3auern, Sit felen, Oucfen. geheehtheid, v. = 9InblingItcbrett (an, KM); gegoed = begiltert, tboblbabenb, bentittelt. Bunefgung (in); l8orlfebe (bit, fitr); zijn g. gegoedheid, v. = eoblbabenbeit, Ur RBI*, aan die oude gewoonte is zonderling = eg lit ftanb. fonberbar ob. nierftbitrbig, Me iebr er an bleier gegolf, o. = (eig. en fig.) Meb)oge, Bogen. eettiobnbett biingt. gegolfd: g. terrain = tvelienfiirmiger, Water ob. geheel = gang, gtinalicb, Wittig ; g. en al = getneater Zoben; g. haar = tvelltgeg ob. getvegteg gam unb gar; (in 't) g. niet = gay tit.* ; kaar; g. plaatijzer = Seablecb, getueliteb burcbaug tifcbt; over 't g. = tot flatten, burcb. Celt; g. karton = Me 2BelOpaN3e. itbnittlicb, fin grof3en unb gait en, itberbaubt, gegomd = gummiert. 20 in 't g. = 20 in anent; over 't g. houd ik gegons, o. = Oefumme, Oefumfe, Summen, niet van zulke maatregelen = ilberbaubt liebe =men; (van sternmen, van vliegende vogeis) tit Tot* Eaf3regeln nfcbt ; iets in zijn g. koo- eid)tarr. pen = ettn. in Zaufcb unb l8ogen (bij de roes) gegooehel, o. = Me Tagenibleleret, berkofug% faufen, bag eane faufen; een g. = emit (alma. Ofug, Me @aufelel. geheelonthouder = Zemperiinger, Mitt. gegool, o. = Serf en, ecbmetten ; daar heb je nensler, Teetotaler, 9:11attgfettgfreunb. 't g. in de glazen = ba 4aben Mir Me Oefcberung. geheelonthoudersvereeniging, v. = ber gegorgel, o. = Ourgerti. Vtilf3tgfettgberefn. gegoten ijzer = Outelien, gegoiieneg %lien; gehei, o. = Mailmen. zie verder gieten. geheld spel = bombenficbereg 60tel. gegrabbel, o. = Orabbeln, 133egrabbet. I. geheim (adj.)= geheim; (heimelijk)behnlicb, gegradueerde = Orabuterte(r). g. verbond, genootschap = gebeimer l8unb ((e, gegrauw, o. = Scberten, ecbiniOfen, Vtn, betinbunb), gebetme @efellicbaft ob. Zerbinbung ; iclinarren. lid van een g. verbond = her Oebeimbittibler; gegrien, gegrijn, o. = Ortenen, ereltien, g ..e politie, orden, fondsen, wetenschap, ziekte, I 03egrtene. stemming = gebetme $oligef, Orben, gonb& gegrijns, o. = Orinfen, Qbegrtnie. ((ebelinfonbg), eifienicbaft, Stranfbett,%Wm: gegrinnik, o. = Ortnien, kobnliicbeln. mung ; g. kabinet = gebetmeg St abtnett ; g. gegroefd = (van zuilen e. d.) fannetiert, blijven, houden = geheim bletben, batten; g.. e (aug)gefeblt, gerieft; (van 't voorhoofd, bla- zonde, bijeenkomet = 4eintlicbe Siltibe, Bufant, deren e. d.) gefurcbt. menfunft; g. doen = betmlicb tun; hij is er g. gegroepeerd, gegroept = grubbiert. mee = er matt emit Oebettnitig baraub, er tut gegrol, o. = ?1i4eln, ecbnarcben, Gebrumme, bettnlicb bailiff. (gegrunbe. II. geheim, o. = eebeinititg; (geheim gedoe) gegrom, o. = Oebrumme, Orummen, ecbelten. bie kefittlicbfeit; in 't g. = fin gebeimen, beim. gegrond = begrilnbet, berecbttgt ; g ..e rede- itch, tnggebefm; iem. die altijd g.. en heeft = nen = triftige eritnbe, gute Urfa* ; mijn @ebeinintgfratner; hij heeft altijd g.. en = er itecet meening is g. op ... = mein Fineinung gritnbet boiler ketinlicbfetten ob. eebelmittile; hij maakt ficb auf (Iff.) ob. berubt auf (eat.); g. zijn in = er geen g. van = er macbt feht kebl ob. fein fetnen 176runb baben in. gegrondheid, v. = O. baraug ; 't is nog een diep g. = eg tit bag Oerecbtigtiefn, ber Orunb. nocb tiefeb O. ; een g. verklappen = emit ). gehaakt = mit .amen berieben; (handw.) augblaubern ; publiek g. = iiffentlitteg O.; ik geblifelti ben in 't g. = IGO bin in bah (14. eittneivet4t. i geheimenis. 215 gehuppel. geheimenis, v. = bag Mebeintnig, bag Vbfteo gehoor, o. = eebi3r; (toehoorders) bie Btt: rfum. bi3rerfcbaft, Me 8ubi3rer' ?zwak, scherp, muzi- geheimenisvol = gebeimnigbort. kaal g. = fcbtoacbeg, ftbarfeg, mulifatiftteg geheimhouden, h. = gebeintbatten. OlsebOr; op 't g. spelen = nadj hem fpieten, geheimhoudend = berfcbtviegen, bigfret, g. verleenen, krijgen = 010. fcbenfen, befoul' sugefniipft, berfcbtoffen. men (erlangen); iem. g. verleenen = efttent geheimhouding, v. = esebehnbaltung, Zero 9lubleni getbtibren; een welwillend g. vinden fcbtviegenbeit; onder 't zegel van g. = unter = ein geneigteg Obr ob. eheb. finben; aan een bent Siegel ber Zerfebtotegenbeft; onder de verzoek g. geven = einer Zitte geben; stiptste g. = unter ber gratten Zigfretion. iems. raad g. geven = jentg. Mat befolgen. geheimpjes met iem. hebben = Oefinfic, gehoorilaandoening, v.; -beentjes, my.; feften mit einem Oben. -buts, v. (gew. -gang, m.) = Qilebiirggembfin. geheimilmiddel, o.; -raad; -schrift, o.; bung ; 'fniicbetcben; 'gang (-buis van Eustachius -schriiver = q•eirtin 11 ; ,rat; bie of cbrift ; = guitattifcbe COrtrompete). ofcbreiber (,fefretiir). gehoor flgewaarwording, v'.. -hoorn, m. geheimvol = gebeimnigbort. = eebbrilgentOnbung; bag 'robr(bag iirrobr). geheimzegel, o. = Oebeimfiegel. gehoorig = benbiirig. geheimzinnig = gebeimnigbort, gehoorkamer, v. = bag &bar', Kubienss ratfelbaft, g. zijn (zijn gedachten verbergen) simmer, ber 'faal. = Inter bem Zerge batten; 14 is altijd even gehoornd = getjBrnt. g. = er tut framer gebeimnigbort. gehoorg opening, v.; -orgaan, o. = sa)ebar11. geheimzinnigheid, v. = bag e4eitnni4, Offnung (Obraffnung); oorgan. bone, bag atiitietbafte, Niitfelbaftigfeit; (minder gehoorafstand, = bie Vinvette. gunstig) teintlittfeit; (gewilde g.) Oebettnnig. gehoorschelp, v. = Obrmufcbef. frtimerei; de g. van 't donkere woud = bag gehoortrechter, m. = Oebartricbter. gebettnnigbolle Zunfet beg ealbeg; een waas gehoortrompet, v. = Obrtrompete. van g. = efn gebefmnigboffer Scbleier. gehoorvertrek, o. = Oebiirsintmer. gehekel, o. = (eig. en fig.) ettetn, bie teo gehoorvleugel, m. = bie ObrflaPPe. gehoorvlies, o. = Xrontinelo, Zaufenferi. gehelmd = bebefmt, getjelmt. gehoorliweg, m.; -werktuig, o.; -zaal, v. gehem, o. = bag tetnbem. = Oebtirigang ; 'tverfseug (Me t Brmafcbine), gehemelte, o. = ber oTsaunten; 't harde, bet ofaat (bag 'simmer; in de bet. ,,auditorium": zachte g. = her bane, Wei* Qt..; 't g. stree- ber i3rfaa(). len = ben O. fitein; streeling van 't g. = gehoorzaam = geborfatn; aan iem. g. zijn = her Obautnenfityl, bet @autnenreis. einem Ref). fein; aan iems. woorden enz. g. gehemelteklank, m., -letter, v. = ber zijn = lemg. torten 2C. geborcben. 03aumenbucbrtabe, ber Oautnentaut. gehoorzaamheid, v. = bet qeborfam; tot gehengen, h. = er(auben, geftatten, buiben. g. brengen = sum vela. bringers; iem. weer tot Gehenna (hel), o. = Oebenna. g. brengen = einen sum (v61. suriicfbringen. geheugen, o. = Oebacbtnig, bie grinnerung ; gehoorzamen, h. = geborcben (dat., in alle goed, slecht, scherp g. = guteg, fcblecbteg, bet.); zich doers g. = fist sZeborfatn berftaffen. fitarfeg eseb. ; iets in 't g. houden, bewaren = gehoorlizand, o.; -zenuw, v.; -zin, m. ettn. fm Oeb. (be)balten, be, (ber)tvabren; mijn g. ber Oebilirilfanb; ber 'nevi); /Inn. speelt mij parten = mein (deb. Ititt mi) fin gehorend = gebi3rnt. Stick fpiett mit Streit*, zich iets in 't g. gehort, o. = egserfittel, Stof3en, Oeftote. roepen = ffdj (Zat.) ettn. ing Oeb. rufen; dat gehos, o. = oZsefpringe. ligt nog versch in 't g. = bag lit notb in gehossebos, gehots (van wagens) = frifcbent Knbenfen; ik heb er geen g. van = ratter, Oebolper. icb babe feine %rinnerung baran, eg ift mfr gehouw en getronw = treu unb both, tuner' nicbt erinnerticb. geben. geheugenis, v. = (herinnering) erinuerung gehouden = berpfticbtet; berbunben, gebalten; (an), bag Knbenfen (an); (geheugen) bag ieder is g. de wet to kennen = Unfenntnig Chbacbtnig; sedert (bij) menschen g. = feit fcbii4t nit* bor bent Oefe#. (bei) Venfcbengebenfen. gehoudenheid, v. = Zerpfticbtung ; onder geheugenlikraam, v.; -kunst (-leer), v.; g. = mit ber ZerOfficbtung, unter ber Zebino -kwestie, v. = her eebiicbtnig Pram; .funit gun g. (4.ebre, Unemonif); ofacbe. ggehueht, o. = bet eeffer, ber atecren. geheugenloos = gebiicbtnigIng. gehuiehel, o. = embeln, bie gtseucbeiel, geheugen Oniddel, o.; aoefening, v.; Me Zerfteflung. -werk, o. = Oeblicbtnig mittel ; oftbung; otberf. gehnlcheld = erbeucbett, (huichelachtig) gehkjg, o. kettcben, Oefeucbe. beucbteriftt. gehik, o. = ber (anba(tenbe) Scbtuden, bet gehuifd = (van valken) bebaubt, berfabOt; Scblucffer, ber Scbtucffen. (van wagens) mit einer Vane (berfeben). gehink, o. = tinfen. gehull, o. = (van dieren, stormen e. d.) Oebetti, gehinnik, o. = Siebern, Oetvieber. teuten; (van kinderen ook) Mennen,Oisefienne. gehobbel, o. = Scbaufetn, etiefcbaufer; tolpern. gehuisd, zie behuisd. gehoefd = gebuft. gehuisvest: g. zijn = tbobnen, toobnbaft fein, [gehoefslaagd = beicbpftittig.] einquartiert fein; zie ook hu isvesten. gehoekt = ecrig, fantig. gehumeurd: goed, slecht g. zijn = (bei) gehoepel, o. = Ratan. fluter, fcblettter 2aune fein. gehoest, o. = uften. gehunker, o. = Zeriangen, bie fcbtveigenbe gehol, o. Mennen, Merenne. Zettelei. gehompel, o. = tsumpetn, etapern, gehuppel, a. = Oebilipfe, gehuwd. 216 gekheid. gehuwd = berbefratet ; g..elieden = %beleute ; to loopen = bag ift 5u tog; een g ke nit- de gehuwden = Me (neu) glermliblten ; g.. e drukking efne broffige ob. !omit* Rebengo staat = e4eitanb, etanb ber %be. art; dat stet er g. uit = bag ift efne bumme gelen, h. = gefen. Oefcbicbte; g. van plezier = tot( bor areube ; geijkt (fig.) = gebraucbticb, 4erriinatitc. 't is om g. te worden = eg ift bum % oft. geil = gel; (van personen) tititern. tuerben, urn toff au Merben; zich g. zoeken = geilen, h. = geffen, Iiiitern fein nacb. toa fucben; zie ook figuur. genheid, v. = ebeitbeit, 2iiiternbeit. II. gek, m. = Warr; (krankzinnige) gelillustreerd = Oluitriert. (dwaas) %or ; (modegek)ehed ; (op schoorsteen) ganteresseerd = intereffiert, beteifigt. Out; al te goed is bnnrmans g. = toer fhb gelser, m. = (op LIsland) eeifer, ehebfir; mifcbt unter bie Mete, ben freffen bie Sate of (ook wet voor) Oagbabeofen. Wet ficb gran macbt, ben freffen bie Blegen; dOn geisoleerd = ifoliert. g. kan meer vragen dan honderd wijzen be- geft, v. = Biege; (wijfjesree, -gems) Gieti3. antwoorden kunnen = efn Warr fann mebr geltebaard, m. = 8fegenbart;(p/ant)Oeitbart fragen al& fieben eeffe anttvorten fi3nnen, een gefteblad, o. = Oeif3bratt. g. maakt meer g.. ken = efn Warr macbt gene!' bok, -hear, 0.; o. = Biegen., biele; g .. ken en dwazen schrijven hun eeif3lbocf; .baar ; .feber. namen op deuren en glazen = glarrenbanbe gefteleeren = geittebern. befdintferen 'Zifcbe unb eiinbe; iedere g. heeft geftemelk, v. = Btegenutitc0. zijn gebrek = jebem Warren geftillt feine Stable, geftemelker (vogel), m. = Biegemneffer. de g.. ken krugen de kaart bie Zummen geftepoot, m. = 8iegen,, Oeitfut (ook plant). baben bag meifte 15)Iticf of bie biltittniten Zauern gettellvel, o.; -wol, v. = Biegeniffert, :tvotte. baben bfe bicfften nartoffern, (deftiger) leer bag geitje, o. = flefne Biege, 81cflein, Bicfcben. (Mild bat, f tibrt bie llraut beim; kinderen gatouw, o. = Oeftau. en g .. ken zeggen de waarheid = Stinber unb gejaag. o. = Hagen; Mennen, Oerenne. Warren reben bie eabrbeit; den g. seheren gejaagd = aufgeregt;(onrustig)fatiria, 4aftig ; = fcberaen, Spat macben; den g. met iem. (opgejaagd) geb4t. gejaagdheid, v. = (lets) steken (scheren) = fatten Sbaf3 mit 9Iufregung; aabrfgfeit, daft. einem (etto.) treiben, ficb fiber einen (ettv.) luftfg gejaeht, o. = Jagen, Oefaufe, eerenne, Me 00. macben; je most er den g. niet mee steken = gejakker, o. = VIbracfertt, bu muf3t feinen Scbera barau4 ntacben of bie gejammer, o. = jammern, eejammer, eeb: Gabe ift nfcbt aunt Scberaen; verwaande Kasen, ber jammer. g. = eingebilbeter Warr; volslagen = gejank, o. = einfeln, Geivinfer. %rattan; iem. voor den g. houden = einen gejast = fin Mode. aum Warren (aunt beften) 4abett; iem. voor g. gejeuk, o. = ucfen. laten loopen = einen umfonft tauten faffen; gejoeehjaeh, o. = Odd*, Oefiirm. voor g. spelen = ben Warren fbfelen ob. ntacben; gejoedel, o. = aobetn, Oejobei. zoeken ale een g. = tote bentidt; zie ook gejoel,o. = Oefoble, Gietarnt, Oefcbref,ber Wirm. April, folio, heer. gejok, o. = (scherts) ebefcberae, Oetiinbet, gekaart, o. = Startenfbfeten. 63efcbafer ; (liegen) 2iigen. gekabbel, o. = Elliefetn, eberfef el, Eurmetn? gejouw, o. = Oefcbrei, Scbreien, IgefcbtmOfe. tl emurmet. gejubel, o. Oeittbel, Zfubeln, ber aubel. gekakel, o. = (eig.) eacrern, Oegacfer, fRacfeltt,. gejuleh, o. OSeictucb3e, aaucbtfen. 05egacfet; Oefcbtvii13, ehebaber, OSeblabber., I. gek, (adj.) = (dagetijksche taal) berdicft, gekal, o. = Oeplauber, Geiviifcbe, Oefcbtotilb, tog; (minder gemeenzaam en krachtiger) ber Scbnfcficbttacf. tnabttfittnig; (zwakkeruitdrukkingen=dwaas) gekamd = mit einem namme (berfeben). albern, taricbt, narrifcb ; (zonderling, grappig) gekanteeld frenelfert, atageacaft. fonberbar, !omit& brogig ; ben je g.! = bift gekapt = (van jachtvogels) gebaubt; zie. bu ton, berriicft ob. nicbt bet Zrofte, bift Wog verder kap pen. nicbt recbt gefcbeit ! zich g. aanstellen = rut gekarteld = (van biatteren, munten e. d.)) lacberitcb betteb men ob. gebarben;hij is g.genoeg geferbt. om dat te gelooven ?er ift einfaltig genug gekef, o. = Oeflaffe, Oebelfer, @ebeff. bag au glauben ; een g ke (dwaze) gesehte- gekeperd = gef4ert. dents = efne fonberbare, fomifcbe ob. narrifcbe gekerm, o. = &trimmer, Giejammer, Oeftiibn,, Oefcbicbte ; een g. (lastig) gekal = efne bumme eetrinfel, ehnmern, attunern, admen. Gefcbicbte ; een g ke hoed = efn narrifcber ob. gekeuvel, o. = Oebtauber, Meptaufcb. fotnifcber .ut; een g ke kerel = efn fond. gekheid, v. = (onverstand) ber Unberftanb ;. fcber, berrildter ob. toner nert ; hij stond g. te (onzin) ber lIttrutn; (dwaasheid)Zorbeit,(kuur,, Walken = er macbte grof3e 9lugen; iem. g. grit) $offe, Viarrbeft, Warretef, 2aune,. maken = etnen ton, rafenb ob. berrildt macben, Scbrulle; (grap, scherts) ber Spat, ber Scbera ; einem bag Stonbept berriicfen ; g. met iem. allemaal g.! affeg Unfinn of $ofTen bag!' zijn = einen Warren an einem gefreffen baben; zonder g. of alle g. op een stokje = spat ob. hij is lang niet g. = er ift nicbt auf ben REV Scbera beifeite I ik maak maar g. fcberae gefallen ; hij is niet zoo g. als hij er uitziet fa nur; icb treibe nur Spa f3; we zullen hem (als hem de mute staat) = er fiebt narrifcber die g. wel afleeren = tvir Morten ibm biefe (bummer) au& at& er ift; ik ben zoo g. niet $offen (Minden) fcbon augtreiben ; andermans om dat te gelooven = id; bin feitt foltber Warr g. koopen = ,auf er fauf en, Me anbere gebaut bag au glauben; g. op iem. zijn = in einen baben ; ik heb 't uit g. gedaan = aug (aum, int) bernarrt fein ; g. op erwtesoep zijn = tot( ScOertf, aum Spai3; g. kunnen verdragen = ob. narrifcb fein auf %rbfenfup0e, fiir fein 2eben epaf3 berfteben; daar komt g. van (dat wordt Bern effen ; hoe ouder hoe g ker = Ritter g.) = bie ea* gebt icbief ; g, wet elkaar fcbilPt bor orbeit nicbt ; dat is te g. om alleen maken miteinanber affirm.. gekibbel. 217 gekuip. gekibbel, o. = ogefeffe, Meatinf, bfe Olifelef(en). geknetter, o. = *natter; Oefttatter, $raffern, gekield = int Sitter; (schepen, planten) &proffer, St nfftern, eefnifter. geffelt. gekneveld = mit Sebnurrbort; (gebonden) ge. gekieskauw, o. = bad rangfante %ffett one fnebeit. 9.Ippetft. geknies, o. = ber Gram, bfe eritbelef, bie gekittel, o. = Mefflier. kopfbangerei. gekijf, o. = Mefeffe, Oestinf ; bfe Blinferef. geknik, o. = 9licfett, Qiienicfe. gekijk, o. = Megude. geknikkebol, o. =opfnicfett. gekir, o. = t.frren, Mune; M•egirre, Megurre. geknikt = (plantk.) gefniet. gekittel, o. = ebefil3er. gekuip, o. = ScOnefbett, (met de oogen) gekje, o. = Wirrten. Otinaeln, Strinfern. gekkelljk = ti3rfcbt, ntirrifcb. geknipoog, o. = Kugenbrinaeln, ltrinfern. gekkejidag, m., -feest, o.; o. = geknipt (voor) = geboren, gemad)t (au). 91arren 11 tag ; %felt; bfe /abr. geknoei, o. Oepfufcbe, Mefuber, bfe $f u. gekkehals, o. = bfe Jrrenanftait, Zorfbaud, fcberef, bfe Suberef ; (fig.) ber Unfug, ber IBe. arrenbaud. trug, ber ScbMinber. gekken, h. = fcberaen, fpaten ; !Often; met geknor, o. =- (van varken)Orunett, igegrunae; iem. g. fiber einen luftfg maien. (anders) Mebrumtne, Scbetten. gekkellpraat, m., -teal, v. = ber Unfitut, geknutsel, o. = eettinber, bie Vinbeief; bri3bfinniged Oeiviifcb, briibfinnfged Selig. frefnlicbe Wrbeit, bfe Zilfteref, ogepfulcbe. gekkewerk, o. = ber Unrinn, ber Ban gekoeterwaal, o. = Slaubertverfcben. finn, bfe tarrbeft, bad gtarrenfpfer. gekonkel, o. 5t ecbteintecbter. gekkin %ant; gekoos, o. ebefofe, Mebatfcber. gekko, m. = gekoppeld gefoppert; (huwelijk) gefuppert. geklaag, o. = 'jammer; eejantmer, Eekorven = geferbt; g. dieren = Rerbtfere. (van den wind) Bfmmern, OSeivinuner. gekout, o. = Meplauber, Oeptaufcb. geklad, o. = Oefdnniere, Gefritml, bfe Oubetef, gekraagd: g e eend, duff e. d. = kragente, bfe Subelef. .taube u. b. geklank, o. = Arittgen, bet Mang, (van wa- gekraai, o. = *vibe; Oefrlibe, Mefcbref. pens) bad ebeffirre. gekraak, o. = Oefracb, Stracben. geklap, o. = Matfcben, ebefraticbe; (van de gekrab, o. = gratien, Gefra#e. zweep ook) nalIen, Oefttall, 03eidmalb. geknabbel, o. = (van een hoed aan de deur geklapper, o. = Mapper; MefraPper; (van bijv.) arabbern, IZIefrabber; (gekrouw) *taunt; zeilen) SCagen, Botta; (slecht schrift) Merri0I. geklater, o. = (van water) $fiitfc0ern, (8e, gekrakeel, o. = 03eatinf, Oefeffe, graham. praticber; (van metaal) Oeftfrr(e), Merolla. gekras, o. = (van pen, viool e. d.) Stral3e; geklauter, o. = Meffetter, Metter; Oefrat.e ; (van kraaien e. d.) Mefracime, gekleed = geffeibet, angeaogen; (goed staan:d) freffcbe. freibiant; g e jas = eebrocf; dat staat g. = gekreun, o. = Stabile; Oeftiibn(e), 91" cbae; bad ftebt fan, bad gfbt efnett Pornebmen tinftricb. eeticbae. geklep, o. (van ooievaar) Oefrapper, (van gekriebel, o. = ebefribber, Oefriebel; (schrift) klokken) Vinfcbragen, eerifute, &flinger. Oefri#el. geklepper, o. = Mapper; 63eflapper. o. = Oetofmtner, R33fmmern, Oefribber, geklets, o. = Matfcben, Oefiatfcbe, ber Matfcb. aribbern. gekletter, o. = (van wapenen e. d.) afirren, gekrieuwel, o. = Mefribber, Oefriebel. effirre; (van hagel e. d.) tatfcben, Galati*. gekrijseh, o. = Oefreffcb, gheiictrn, (van gekleurd = farbfg ; gefarbt; g. papier = (ook) biggen) Giequietfcbe. bunted $apfer. gekrljt, o. = Oefreffcb, Mebeur. o. = Knbringen, bfe Vingeberef ; (school- gekrioel, zie gekriel. jongenstaal) q3e0ett. gekroesd, gekroezeld = gefraufert. geklikklak, o. = Mapper; Ciieflapper; (van gekrol, o. = nat)engefcbref. metaal) Merfirr. gekromd = gefrilnnt, gebogen. o. = Stefgen, *fetter; 1Zeffetter. gekronkeld = genmnbett, fcbtangelttb. geklingel, geklink, o. &flinger, grins gekroond gefrihtt. ger; Melaute, (van klokjes ook) Ofmtnern. gekrui, o. = Scbfeben (tuft narren); gfdgang. geklinkklank, o. = ber klingfrang. gekruld = getofirat. geklok, o. = Orucrien, Mtucfen. gekrulmel, o. = Striitnern, Gefritmel. geklop, o. = Mefropfe, eepocbe. gekruist = nerreuat. geklos, o. = FOortern, (reporter, Oeftampfe; gekruld = (tang) gerodt, rodig, (kort) fraud, (van biljartballen) Witeittanberfcbtagen. gefraufert; g e letters = berfcbtti3rfette Zurb, geklots, o. = (reporter, (van golven)Maticben, ftaben ; zie ook hoar. (routed) Scbragen. gekseheren, h. = fcberaen, fpatett; 't is maar gekluisd = geialbt. g. = eg lit nur Sbera; dat is geen g. = bad geklungel, o. = Me Tiittbelef, eettinber, aft fein alter& Leine Meinfgfeft ob. fettle 2apparfe, MeOfuTcile. zonder g. = obne Scbera, Scbera beffelte. geknaag, o. = %age; Menage. gekskap, v. = FRarrenfappe; g., m. = Oang. geknabbel, o. = anabbern, Mefttabber. narr, 43offenretter. geknal, o. = Shane; Oefttarre. gekskolf, v. = ber 91arrenitab, F43ritfcbe. geknap, o. = Mefnatter, Mefttlfter, Stnattern, gekneb, o. = ,Difftern, Mebliftet. *flitter; $raffern, Oepraffer. gekulfd = bocbgefammt, mit einem Oaar. geknars, gekners, o. = (van tanden) KM* (vogels) gebaubt. fnirfcb, anfrfcben; (van scharnieren) Streffcben, gekuild = mit Oritbcbett. kbefreiftb, anarrett. gekuip, o. ittrtgierett, attinfe (431.). gekuischt. 218 geldhandel. gekuiseht = rein, getvablt, fein. I. geld, o. = Gelb; aan zijn g. komen = gekunsteld = gefftnftett, gesiert, affettfert, Au feinent Ct. e locomen; een waarde aan g. = (van uitlegging, eenvoud, deugd enz.) ertiinfteit. emit Bert an barem e; g. ale water = gekurkt = betroth. tvie kleu, tale Vift, tale Stroh; g. en goed gekus, o. = @efiiffe. = unb Gut; geen g., geen Zwitser = gekwaak,o.= @equate; Oefob natter; 0e0100er. fen G rein Scbtvetser; goed g. near kwaad gekwak, o. = @equate; Scbtagen, 9tuffcbtagen, g. gooien = bail Bute O. bent bi3fett nacbtverfen ecbtneitett. of fan guteS nadj fcblecbtent auStverfen; gekwakkel, o. = grantetn. dat kost een heele hoop (een handvol) g. = gekwansel, o. = ecbacbern, Giefcbacber, Tau= bait foftet ein fd)tvereS 0. ob. ein toeibengelb ; een fcben, ber Taufcbbanbel. geschenk in g. = ein Oelbgefcbent; g. in gekweel, o. = Btniticbern, Trittern, Oestnit. 't water (door de glazen) gooien = sum fd)er, Oetriaer. aenfter binauStverfen ; kontant g. = bares gekwek, zie gekwaak. 0.; als 't schip met g. komt = tvenn bag gekwel, o. = @equate, eaten, gkinigen, Meibld)iff tomtit; alle waar naar zijn g. = Vattern. barnadj barnacb Sate; g. in jets steken gekwetter, o. = Oet)tapint, eikfcbnatter; = G. in etto. ftecten (antegen); 't g., dat stem (van vogels) Sobtnettern, Oefcbmetter. is, maakt recht, wat krom is = bag O., bas gekwezel, zie gefemel. ftunttn fit, macbt grab tugs fruntm ift; te g..e gekwijl, o. = Oeffern. maken = @ e macben ; Aid is g. = gekwikt: g. en gestrikt = bebanbert unb Belt ift @.; een man van g. = eta reicber ob. befcbteift. tvoblbabenber Vann; voor g. en goede woor- gekwinkeleer, o. = Triffern, Oetritter, den = unb Bute 933orte; voor geen g. 8riAticOern, Oestvitfcber. (ter wereld) = um feitten q3reiS, um atteS gekwispel, o. = Oetnebet, Bebeln. in ber Sett nicbt; 't voile g. = bas fcbinut. gelaarsd = geftiefett; de g.. e kat = ber sige O.; waar g. is, komt g. bij = too gefttefelte hater; g. en gespoord geftiefett ift, fommt bin; zie ook afgepast, bear unb gefpornt, fig nub fertig. V, boter, bulken, ei, kleingeld, papie- gelaat, o. = (edel en verheven) 9IntriS, (edele r en e. d.). stijl) 9Ingeficbt, (gewoon) etefid)t. [II. geld (niet drachtig) = gat]. gelaatgkenner (-kundige); -kunde, v. geldladel, m.; -afpersing, v.; -aristo- = Oeficbt4Ifunbige(r) (=fnine; .beuter, g3bOrt. cratie, v. = @elb ; :erpreffung (.fdpet. ognont); .funbe (g3bnfiognontie). beret); .atiftotratie. gelaats I hoek, m.; v.; -spier, v. = geld 11 bakje, o.; -behoefte, v.; -belegging, OertcbtSitvinfet; .farbe; ber .muSfel. v. = Oelb0aftd)en (ber .becbet); ber .bebarf ; gelaatslitint, m.; -trek, m ; -type, o. = .antage (Seapitatantage). Me icbtell farbe (ber Tent); ,Sug; ber •tt)VuS.geldpbeurs, v.; -boete, v.; m. = gel aats II uitdrukking, v.; -verwringing, GeCbn barfe (ber .beutel); .ftrafe Chute); .beutet. v. = ber Oeficbt41auSbruct; .berserrung. geld ibus, v.; -crisis, v.; -dorst, m.; gelaats11 vorm, m.; -zenuw, v. = Me Oe. -duivel, m. = GelbGeIbp bitcbfe; ,friffS (strife); ficbt4 b form ; ber :Herb. .burft (bie .gfer); .teufel. gelach, o. = Sad en, Oelacbter; schaterend geldelijk = finansiett, Gelb ..; g..e omstan- g. = fcbaftenbeS eilelacbter; in g. uitbarsten = digheden = finansiette ob. Oefuniate Zerbattniffe, ein Met. erbeben ob. auffcblagen; in Get. auS= Oetbberbattniffe; g e verlegenheid, schade, bredjen. belooning = Gelb II bet .fd)aben, =be. gelag, o. = bie Becfy, Me Diecbitung; vrij = lobnung; g. belang = pefuniarea Zfittereffe ; g. trete Bede; 't gelag betalen moeten = bie .8. ondersteunen = fittansien ob. mit Gelb unter. (fig. ook ben Tans, bie (ttOpe) besabten mtiffen; ftilSen. (fig. ook) berbalten miff fen, 0 auSbaben (attit. geldeloos = BMWs, One Gelb. freffen) inliffen; 't is een hard g. = es ift febr gelden, h. = oaten, Inert fein; fict besieben unangenebm, mitlicb ob. berbrietticb. auf, betreffen; aanspraken, eischen, rechten, gelagkamer, v. = tairtSftube, bas @aft. invloed, zich doen (laten) g. = 9InfOrticbe, simmer. gorberungen, Redjte, @inftut, fid) gettenb gelakt = tactiert; (dicht g.) berfiegett. macben; verontschuldigingen, redenen, voor- gelambrizeerd = getafett, bertafett. wendsels laten g. (= toelaten) = @ntfcbulbt. gelamenteer, o. = 2antentferen, Mejatnmer, gungen, Oriinbe, Zortnattbe getten fallen ob. an= ctintnern, atagen. nebmen, dat geldt van iedereen = bag gilt gelang: naar g. van 't vermogen = je nadj bon jebermann; dat geldt mij = bag gilt mir, (bent) Zermagen, nadj Vatgabe beg Zertni3gettS; geljt auf micb ; voor geleerd, solide g. = fiir naar g. van zaken = je nacb ben Umftanben; (ale) getebrt, fotib getten; zijn bezwaren g. den naar g. (als voegw.) = je nadibent. dienst = feitte }8ebenfen besieben ficb auf ob. be. gelasten, h. = beiten, befebten ; vgl. b e v e- treffen ben Sflienft; alles geldt (bij een spel 1 en; (opdragen) beauftragen ; ik ben belast u bijv.) = Ole Zorteite getten. to arresteeren = man bat mfr befobten Cafe geldend = gettenb; de nu g .. e meening = su berbaf ten. bie jest gettenbe Veinung (Inficbt); algemeen gelastigde =Q3eauftragte(r),93eboatnacbtigte(r). g e regel = arigemein giittige Regd. I. gelaten (adj.) gefaffen, (berustend) erge. Gelderland, o. = Oelbertanb, @elbern. Gel- ben, (bedaard) rubig, (geduldig) gebutbig. dersch = getbertanbifd), getberni4. Gel- II. gelaten zieh, h.= rtd) ftetten, ficb benebtnen. derschman = Metbertattber. gelatenheid, v. = eetaffenbeit, @rgebenbeit, geldgebrek, o. = bet eetbmangel, (sterker) Dtube, eebulb; zie gelaten. geldgierig = getbgierig. [Me Oetbnot. gelauwerd = (mit 2orbeer) getri3nt. geldlIgierigheid, v.; -god, m.; -handel, gelawaai, o, = ber farm, @arm. m. = @etbilgier; .gott (Vanunon); .4anbel. geldheffing. 219 geleidsman. geldiheffing, v.; -hnur, v. = Gielb i auffage = bag in 9I geregene ob. beregene Orunbitittf ; er is (serbebung); spacbt. iets krenkends g. in zijn woorden = eg riegt ob. geldig = gilitig; g. zijn = gifitig ob. in eeltung ftecft ettv. Stranfenbeg in . .; die stad is mooi fein, (van spoorwegbiljetten e. d. ook) tauten. Sage; = biefe Stabt Heat fcban ob. at elite fcb6ne geldigheid, v. = Oilitigfeit. 2age; to g .. er tijd = au geregener Beit; geldje, o. = Oerbcben, fiebeg (herb. 't komt mij nu niet g. = eg putt (fonbeniert) geldlikast, V.; -kist, v.; -koers, m. = ber mfr jest nicbt; kom ik u g.? = fonttne fcb @elb II fcbranf (4aften); 'Effie; .furg. Ntten gelegen? aan Gods zegen is alles g. = geldlikoffer, m.; .kwestie, v.; -lade, v.; an Gotteg Gegen fit atleb gelegen; er is mij -lasten, my. = bfe eetb I fifte ; ofrage (:fade); veel aan g. = a Heat tuft bier baran, a fommt .Cabe (ber faften); .fteuern. mfr bier barauf an; wat is daaraan g.? = tvag geldilleening, v.; -loterij, v.; -markt, m.; riegt baran? Wag tut bab? tvag mat* bag aug? -middelen, my. = Gelb II ante*; .lotterie; zich aan iem. laten g. liggen = fid) f fir einen :tnarft (Stapitarmarft); :Mad. intereffieren; ficb um einen filtnmern; de zaken geldlimunt, v.; -nood, m.; -omloop, m. = zijn zoo g. = Me SatOen fteben fo, riegen fo {Zell) II miinse ; bie Snot; sutnlauf. ob. berbarten fur) fo, eb berbiiit ficb mit ber geldilopnemer; -paeht, v.; -riem, m. = Cade f o. Oelb I (auf)nebtner; .pacbt, .giirter (bie sfat,e).gelegenheid, v. = Meregenbeit; Prtlicbe geld lisehaal, v.; -sehaarsehte, v.; -sehie- Oefcbaffenbeit, .2age, Oelegenbeit] ; bij (ter) g. ter = @all Wage; %fnapitbeit (fffemme); (,ber). (van een feest) = bef @el., gelegentricb, anitifp reiber (Zarrebnggeber). ricb (eineg aefteC de g. aangrijpen, to baat geldlisehuld, v.; -snoeier; •som, v. = nemen (van de g. gebruik maken), hebben, Gelb 1 fcburb ; .befcbneiber (sfipper); ,funtine. vinden, geven, voorbij laten gaan, verzuimen = geld II soort, V. ; -straf, v.; -stud(' o. = Gelb f. Me Set. ergreifen, ben4en, baben, finben, forte; iftrafe; .ftlicf. bieten (geben), borilbergeben raffen, berfliumen; geldswaarde, v. = ber Merbegivert, ber (Zdb. de g. bij de haren grijpen (pakken) = bfe tvert). @el. beim Scbollfe (bei ber Stirniocfe) faffen ob. geldswaardig papier = Sertpapier. greifen ; de g. doet zich voor = Me (let. bietet geld II tasch, v.; -trommel, v.; -verkwister lid) bar; bij voorkomende g. = borfommenben, = Gelb I tafcbe; .faffette; sberfdpvenber. fang ; bij feestelijke gelegenheden = bei feft. geld II verkwisting, v.; -verlegenheid, v.; ticben Oetegenbeiten (Infilffen); met de eerste -verlies, o. = Gelb II berfcbtvenbung ; .berregen: g. iets zenden = mit nacbiter (let. ettv. fenben; beit ; ber :berluft. ik ben in de g. u dat to leveren = icf) bin in geld! verspilling, v.; -vertering, v.; -voor- ber 2age Zsbnen bab au riefern ; iem. in de rand, m. = Oelb II bergeubuttg; rauggabe; g. stellen = einem bie 0. berfcbaffen, einen in oborrat. ben etanb fet3en, el) einem ertniiglicben; lets geld livraag, v.; -wezen, o.; -winning, v. op eigen g. doen = auf ague aauft tun; de = Oelbilfrage (:facbe); ,ivefen (ainanatvefen); g. maakt den dief = (ber. macbt Liebe; g. ber :ertverb. maakt genegenheid = tver bab Strata bat geld il wisselaar; -wolf, m.; -zaak,v. = 0 elb l_ fegttet ficb bamit. mecbffer; :Wolf (sfreffer); :fade (.angeregenbeit).gelegenheids 11 gedleht, o.; -gezieht, 0.; geld ii zak, m.; -zending, V. ; •zorg, v.; -stnk, o.; -vers, o. = Oelegenbeitg II gebicbt ; -zneht, v. = (Zell) Hart; .fenbung ; :forge; bie ..ntiene ; .ftilcf ; .gebicbt. .fucbt. gelei, v. = bab @dee; (van dierlijke stollen, geleden: 't is lang, 4 weken g. = el) ift range, ook) OarCerte, bab @arCert. 4 eocben ber; lang, 4 woken g. = bor ranger geleiaehtig = gefee., gallertartig. Beit, bor 4 eocbett ; kort(en tijd) g. = bor geleillbiljet, 0.; -brief, m. = ber Zegreit 1, fursem ; zie ook 1 ij den. fcbein (ber (ereitfcbein; voor belastingvrije gelederen, zie gelid. spiritualien: ber $affieraettel); bab .1(breiben geleding, v. = Orieberung, Krtifulation ; [Oefeftgbrief, $af3]. eiletenfberbinbung ; (plantk.) bab Oelenf; bag geleibuis?v. = 2eitunggriibre, bab :roljr. Orieb, ber Vibfat3; (van een harnas e. d.) geleidba,arheid, v. zie geleidingsve r- auge? mogen. geleed = gegriebert; gelede dieren = @lie: geleide, o. = 3eleft; (begeleiding) bie R3e. bertfere. greitung ; (militair) g. = bie %gforte, Me, geleedpootigen, my. = Offeberfilfger. reit ; onder iems. g. = unter jemg. @el. ; in gelcend = geborgt. iems. g. = In jentg. R3egfeitung. geleerd = gefebrt ; de g .. e wereld = bie geleideltik = nacb unb nab, artmablid), gefebrte Sett; de g.. e stand = ber @elebrten: ftufentveife, regermlif3ig, geregelt. ftanb ; dat is mij to g. = bag ift mir au bocb ; geleidelijkheid, v. = erbnung,..9tegettntitig. dat ziet er g. nit = bag fiebt mitlid) aug ; hoe felt, Oleicbmiitigfeit, atimliblicber IThergang. g.. er hoe verkeerder = bfe Oefebrten finb geleiden, h. = (vergezellen) begreiten; (Leiden) Me erfebrten ; voor de g .. en is 't good filbren, leiten, gereiten; (warmte, electriciteit) preeken = Oerebrten fit gut prebigen; daarover leiten; God geleide u! = Gott geleite bid)! zijn de g .. en 't niet eons = barither finb zie ook altaar. lid) Me eherebrten nicbt einig. geleider = R3egreiter; (leider) aitt)rer (burcbg geleerdheid, v. = Oefebrfainfeit, de g. waait Lieben a. a) ; 2eiter (ber Minben; (nat.) goede, iemand niet aan = el) ift nocb fein @eiebrter slechte g. = guter, fcblecbter Leiter. bom 4)inner gefarien. geleidier (spr. : zje ..), o. = Qballerttier. gelees, o. = sgerefe, 2efen. geleiding, v. = 2eitung. geleidingsver- gelegalizeerd = regalifiert, begraubfgt. mogen, o. = 2eitunggbermiigen, bie :filbigfeit. gelegen = gelegen; eon mooi g. villa = elite geleidraad, m. = 2eftunggbrabt. Pan Ifegenbe ob. geregene AMU; 't te A g. terrain [geleidsman, zie leidsman.] geleidster. 220 gelijkmatig. geleidster = Zeglefterfn, itbrerin (vgl. grond g.maken=bent (rbbobeitgleid) tnacben; leider). er is meer g. dan eigen = Wbitlfcbfeft fit [geleidster, -star, zie leidstisr.] nocb felne Zertvanbtfcbaft ; met iem. g. op [geleidsvronw, zie leidsvrouw]. werken = einem $of batten; g. overgeven = geleiengel, -geest, m. = fgeleftgengel, guter Bug um B u g ; g. reeht voor alien = greicte6 Menfug. Recbt fitr alTe; de strijd is niet meer g. = geleigeld, o. = onboigerb. .. fit ithOt wag glefcb ; g. met g. vergelden geleikorst (spr.: zje ..), v. = Seeicbefbe. = Olefcbeg mft oglefcbein bergelten ; g. voor geleimerk, o. = Seegekben. de wet = gleicb bar hem Oefe# ; de weg is geleisehip, o. = (geleftfcbiff. niet g. = fit ttfcbt eben; op g..e wijze = in geleilspoor, o.; -stang, v. = eleftilicbfenen; grefcber (libnlicber) ob. auf biefelbe (libttlicbe) .itange. Safe; zie ook k a p, tre d e. a. geleitoon, m.-= 2eftton. gelijk beduidend; -beenig; -beteeke- geleivloot?v. = Meleitifotte. nend = grefflbebeutenb ; sicbenf(e)Ifg ; .be. gelek, o. = 2ecfen, (getriit3fel, 5tr5pfelit. beutenb. gelel, o. = Oetratfcb(e), Mefcblabber. geltike = (ber, bie, bag) egefcbe; de g. van vor- gelen, h. = ethen, gab tverben, gelb erfcbef. sten = ber Oleidie bon Whiten; mijns, zijns g. = nen; gab maven. meineg,, fefneggiefcben; dat heeft zijn(s) g. niet gelend = gab. = bag flat feittegglacben ins*, bag tit obnes gelep(per), o. = (gefcbrapper, (Yrefcblerter, greften. gelijkelijk = glefcb ; fn giefcber Safe; g. geletterd = adapt; Ifterarficb gebflbet. verdeelen = gleicb, au gfetcben Zetlen ob. gleteO. gelenter, o. = eetraticb(e), iBefafel. mdbfg berteffen; alien g. voldoen = alien fit gelid, o. Web ; kinderen tot in 't derde g. = glefcbem date befriebigen. big fng britte ; (mil.) etieb, bfe 91eibe; in gelOken, h. = gleicben, abitlicb feben, abitlicb 't g. (in gelederen) staan, marcheeren = fit fan ; Wean; hij gelijkt (geheel) op zijn vader = Reif) unb Offeb fteben, maricbierett, in 2 ge- er giefcbt (gang unb gar) !einem later; (nogal) op lederen scharen = in atint elfebern aufftenen ; iem. g. = einem libitlicb rein (fdieu); hij gelijkt in de eerste gelederen strijden = in ben erften veal op u = er fiebt (fit) Nnen febr ze g. lReiben flimi3fen; de gelederen sluiten = bfe op elkaar als broers = fie tibneln fic0 tote Oiffeber fcbtieten. Zrilber; naar (op) iets g. = efnem Singe abns geliefd = gelfebt, ifeb, belfebt; g. kind = ifdj ieben; dbnifcbfeit mit ettu. baben; ze g. op geliebteg Stinb ; hartelijk g. = beralicb gel.; elkaar als twee droppels water = fie rtnb algemeen g. = angentefit belfebt. gellefde = efnanber abitticb lute efn bem anbern ; ze g. Oeliebte(r); mijn g n 1 = tnefne .2feben ! sprekend op elkaar = fie !Oen itcb gum Zer. geliefhebber, o. = ber Zflettantginu4. tvedgefit tiOnficb ; 't portret gelijk sprekend = geliefkoosd = belfebt, beborgugt, 2ieblingg ; bag $ortrat fit illrecbenb (taufcbenb, gum Sines g. boek, schrijver, eten = 2feblingglibucb, then) iibittfcb ; dat gelijkt nergens naar = bag .icbriftitener, bie .fpeffe. fit Weber gebauen nod) geftocben; zie ook lij ken. I. gelleven, my. := 2febenbe, 2febegieute. gelijkenis, v. = dbnifcbfeit ; (parabel) bag II. gelieven, h. = belfeben, ale u van ons gezelschap gelieft te zijn = Wenn eb,Mtten (Mar:Ong ; (beeld) bag Nib, bfe Bilge ; sprekende, treffende, verrassende g. (op, met) = itIreclienbe, belfebt unb Obeiefficbaft iu lefiten; hij gelieve te bedenken = er tvorie ob. wage bebenfen ; ge- auffartenbe, ilberrafcbettbe Mitt. (wit). lieve of U gelieve mij te berichten = belfeben [gelijkerwijze = (adv.) ebenfo, giefcbfat(g; Ste nth au tnelben, Cafe tvorfen nth melben. (conj.) irk, glad) tvie.] gelig = gelbiidj. geltjkgaan (van klokken), z. = rfcbtig geb(e)n; gelijk = giefcb ; ; („zooals") kyle; g. met = itfininen gu. („tegelijk") augleicb, au glefcber Belt; lls = 2/16 gelijkgezind = greicbgefinnt. = emit acbta fit glad) eve' fecbgebntel(n); 't is [gelijkgronds, zie gelijkv1oers]. mij g. = a fit mfr glad) (efiterref, dug); nu gelijkheid, v. = eleicbbeft (van grootheden, zijn we g. = jet rtitb Mir (mitt; boom noch hoeken, voor de wet); g. van smaak = fiber booms g. = Weber R3aunt nod) ettu. bag einem einftimmung ob. abnlicbfett beb Oeicbtnacfe4 ; Tiauin abnUc fiebt (iiibe) ; ze zijn precies g. = (van den grond) %bettbeft; op voet van g. met fie glefcben efnanber genau ; g. en gelijkvor- iem. staan = mit einem auf bu unb bu ftebett. mig = glad) unb fongruent ; g. ge- gelijklhoekig; -jarig = gfetcbl Mtnr(e)fig, kleed, gestemd = glefcb geffethet, geftimmt ; ,iiibrig. g. de vogel in de lucht = geld) bem (Me ber) gelijkknippen, h. = surecbtfobnefbett, gus Zona fn ber 2uft; bleek g. de dood = blab fctneiben. tyre ber Tob ; hij boemelt, g. men 't noemt = gelijkkomen met, z. = (etnen) efitbolen, er fcbtvietneit, He man eg nennt; zich zelf g. (einem) gfetcbronttnen. bllJven = itch glefcb blethen ; dat blijft g. = gelijkloopen, h. = (van klokken e. d.) bag bleibt ficb glad); g. deelen = u giefcben ftimmen (git); (van wegen) In glefcber Olicbtung t ellen gebn, efnen gfeicben ginteit baben ob. be, tauten ob. geb(e)n (wit). fommen; een g. geval efn iibnIfiter gaff; gelijkloopend = tiarariet, glefcblaufenb. daarin hebt u g. = ba(rfit) baben Cafe recbt; gelijkluidend = gfekbrautenb ; zie ook u hebt groot g. = Ste baben gang recbt; is afs chrift. gelijkluidendheid, v. = ber uw horloge g.? = ift Zfbre Ubr rfcbtfg ? in Orefcbraut, ber (MeicOrlang. moed aan elkaar g. = an Out efnanber glefcb ; gelijkmaken, h. = (den groni) ebnen, glefcb in 't g. brengen = ing glefr:be bringen, bes inacben ; zie ook g e 1 ij k. glefcben; iem. in 't g. stellen = efnem recbt geben; gelijkmatig = glefcbtniii3fg ; g..e stij1 = ze zijn van g en leeftijd = fie flub bon glef: grefobmatfger, ebenntlitiger ob. giefcbfiirmfger them gteicben Eterg ob. giefcb aft; met den Calf; g..e bouw = &kb., ebenutlifliger $au. gelijkmatigheid. 221 gelooven. gelijkmatigheld, v. = Melt Intaf3igfeit ; gelol, o. = ber..Singfang, gbebubele. .fOrtniefeit ; %benntatigfeit (vgl. g e lij k m a t i g).gelonk, o. = Kugeln, ghedugel, 2iebtiugeln. gellikmiddelpuntlg = fongentrift. geloof, o. = ber Olaube ; aan iets g. slaan, gelijkmoedig = gleitntittig. hechten = einer Sate Olauben beitneffen ob. gelijkmoedigheld, v. = ber @leitmut ftenfen ; g. verdienen, vinden = @lauben (Me Oleit mittiefeit). berbienen, ffnben; g. aan God, aan de onster- gelijknamig = eleitnantig. felij kheid = an Gott, an bie Unfterblitfeit ; gelijksehaven,-seheren, h. = gleit t obeitt, g. in God = Of. an Cott ?'t christelijk g. = el. fcberen. ber triftlite bie cOriftlite Religion; tot gelijkslachtig= eteitartig; (stelk.)omogen, een of ander g. behooren = ffdj au irgettb gleiterabig. einem efauben ob. ether /Religion befennen; hij is gelijksoortig = gleitartig, gelijk- katholiek van zijn g. = er ift feined ghlaubend soortigheid, v. = Ofeitartiefeit, 4nlitfeit. fatbolif ; artikelen des geloofs = Maubettd= gelijkstaan, h. = gleitft0en; fibereinftimmen, artifel ; broeder in den geloove = oglaubend= entfpreten ; met iem. in kennis g. = einem genoffe, sbruber, Oruber lot Olauben ; de huis- an nenntniffen gl. ; met de baste schrijvers genooten des geloofs = bed @laubend sgenoffen; g. = ben beften riftftelIern gleitfontmen ; 't g. kan bergen verzetten = her faun zulk een antwoord staat met een weigering serge berie#en; op goed g. = auf Zreu unb gelijk = fat eine alittivort ift fobief tnie eine efauben. Seigerung ; 't woord „Xrubet" staat gelijk met geloofbaar, geloofelijk = ons „herrie" = bcc Sort V. entfbrid)t unierm efaubliaft. h.; dat staat gelijk = bad itef)t fit gleicf). geloofsilartikel, o.; -begrip, o.; -bellj- gelijkstandig = gleitfteaig ; (meetk.) 1)o= dents., v.; -beproeving, v.; -bezwaar, o. tnolog. = ber Oilaubend 1 artifel ; ber .begriff ; bad %be. fenntnid ; .pritfung ; her =ffrupel. gelijkstellen, h.: fem. met een ander g. = geloofsbrief,m.=ba& Oegtaubigungditreiben. einen einem anbern gleititetlen ; niets is gelijk geloofsildwallng, v. -dwang, m.; -for- to stellen met die daad = nicf)td tomtit biefer mutter, o. = ber @laubend irrtum ; saivana; 5t at greit. hie %forma. gelijkstelling, v. = Oleitftenung. geloofs genoot; o. = Ofauben411. gelijkstemmen, h. = gleitftintinen. genoffe ; Me .ftreitigfeit. gelijkstemmig = geloofshaat, m. = Religiond4at. gelij kstrijken, h. = Blatt ftreicfyn ; (koren in geloofshalve = glaubend4alber. de maat) abftreiten. geloofslf held; -liver, m.; -leer, v. = Watt= gelijkteeken, o. = Oleittrit&geiten. bendlifolb ; :effer; gelijktijdig = greitgeitig. geloofsillens, v.; eleven, 0.; -onderzoek, gelliktljdigheld, v. = 031e4geitigfeit. o. = bad (laubend II Wort (ber .f0rucl))) =leben ; gelliktrekken, h. = gleitgieben ; gurett= bie =01-Mune (=geritt). gie4en. geloofsovertulging, v. = religiafe fibers gellikvlengeligen, my. = eleitVingler. geugung. gelljkvloelend = gleitftietenb, ; geloofslipunt?o.; -regel, m.; -sehild, o. = (gramm.) f djtbat. ber Olaubendllpunft (bit .fate); bfe =reed (.fO); gelijkvloers(ch) = fm %rbgeftof3, ebenerbig, her .ftilb. parterre; g. wonen = parterre ob. du ebener ebe geloofs I twist, m.; -verandering, v.; -ver- trobnen. deeldheld, v.; -vertronwen, o. = %tau= gelijkvormig = glefdjf ormtg; (meetk.) bend ji ftreit ; .tinberung ; =uneinigfeit ; bie =Wm. a~nlfdj; gelijk en g. = fongruent. ficbt. gelljkvormigheld, v. = sZleitfiirmigfett; geloofs vervolging, v.; -verwant; -ver- (meetk.) efolitfeit. wisseling, v. = @laubettidifot3e; sbertuanbte(r); gelijkwaardig = efettbertig, bon gleitem her =tvetfel. Berte. geloofs verzaker;-verzaking,v4-vorm, gelijkzetten, h. = (een klok) (rfcfjtfg) ftenett. m. = Maubend I abtritnnige(r) (=berfeugner); ber gelijkzijdig = gelUkzijdig- =abfaff ; bie =form. held, v. = Oleitfeitigfeit. geloofsvrede, m. = Religiondfriebe. gelijnd = geloofs ll vrljheld, v.; -waarheid, v.; -zaak, gelljst = eingera4mt. v. = elaubendllfre*it stuctrioit ; =fate (=an= gelik, o. = eelecfe ; (laag gevlei) bie Speitel= gelegenbeit). fecferet. geloofwaardig = (van personen en taken) gelokt = gelecet, itherfeinert. glaubbArbig, glaublytft; (van zaken=„te geloo- gelinieerd = liniiert. ven") glaublicf). geloofwaardigheld, v. = gelint = bebanbert. @laubtviirbiefeit enz. vgl. geloofwaardig. gelisp(el), o. = 2irpetn, Oenturtnel; (bij 't geloop, o. = Oelaufe, sZerettne. spreken) 2ifpeln. gelooven, h. = glauben ; melnen, benfen; iem. gelletje (voor geldje), o. = eaten, Hebei; g. = einem el. ; tem. op zijn woord g. = einem Gelb. auf Sort el.; zijn oogen niet g. = feinen gelobd = tapOig, gelctOpt. Kneen faum (of nit t) ; ik word niet ge- geloel, o. = (van runderen e. d.) C ebrfttL; loofd = man glaubt mir nit t; aan (in) God, (van storm e. d.) eebettl, Oeulen. aan spoken g. = an Cott, an Oefpenfter g1.; geloer, o. = lauern, eelauer. aan de waarheid van iems. woorden g. = an gelofte, v. = bad eellibbe ; een g. doen, afleg- bie 933a4rlyit bon jentt3. torten gl. ; hij zal er gen, vervullen = eta 0. tun, ablegen, erfiglen. aan moeten g. = er tuirb b(a)ran gi. milffen ; een geloken = geftloffen. verzekering g. = eine (einer) Zerfiterung el. ; gelokt ik geloof le niet = I glaube (el) bir nitt; geloovig. 222 gemakkelijk. lets van iem. g. = etiv. bon einem gl. ; 't is geluksH bode; -godin; -goederen,mv. = niet te g. = ell ift nicbt au GI., eg ift taunt au MOH bate; sgettin ; glitter. gl. ob. taum glaublid); geloof gerust.(vriThdat gelukshans = Gang int eliicf, = Sie fennen fid) barauf bertaffen, bat ...; ik geluksikind, o.; -utast., m.; -ster, v. = geloof niet, dat hij komt = icb gfaube ob. benfe @Haft!! finb ; :ftanb ; bet sftern. nicbt, bat;...; ale u dat gelooft, dan denkt u geluksitijding, v.; -toestand, m.; -vogel, verkeerd = Wenn Cie bag °I. (meinen), fo finb m.; -eon, v. = 176111011boticbaft, ,ftanb ; .bogel Ste int ,rrttint ; dat geloof ik1 (dat zal wel (.13ita); -tonne. waar zijnl) = bag WM id) gt. 1 bag win ico gelukwenseh, m. = etiicfb3unfcb, Me era. meinen 1 bag gtaube icb 1 ik wil 't waarachtig tulation, Me Oeglitcfb3iinfcbung. wel g.1 = bag glaube ii gem geloof mij steeds gelukwensehen, h., iem. met lets = einem uw toegenegen N = icy berbleibe ob. berbarre au ettu. glitchniinicben ob. gratutieren; einen au ZLr ergeben(ft)er ettn. beglitthuiinfcben. geloovig = gliiubig ; een (de) geloovige = gelukwensehlng, v. = 23egliidtviingung. ein etitubiger, ber elaubige. gelukzalig = igelp = opt. gelt, zie geld II]. gelukzaligheid, v. = eliicffeligfeit. o. = eetilute. gelukzoeker = eliicfgrftter, %tiger, Viten: geluid, o. = (algem.) ber 604 ; (bijz.) ber teurer. 2aut; bet ron; bag ISeraufd); (klank) bet gelul, o. = eetraticb(e), eetraticb(e). *tang; hij gaf geen g. = er gab (einen 2aut (*.law = gelb. geluwen, h. = gelben]. bon rto; ik heb nooit zijn g. gehoord = ict) gemaakt: g.. e kleeren = getnacbte ob. berfer. babe (ben Mang) feine(r) Etimme Mental& tigte aleiber ; g..e bloemen = fiinftticbe gebert. men ; g e angst = affeftierte, erfiinftette ob. geluidgevend = fcbatteraeugenb, gattettb. geatvungene 9Ingft; g..e nederigheid = erfiitt. geluldsllbron, m.; -golf, v.; -leer, v. = Me ftelte l8efcbeibenbett ; (van stifl, van spreken) Scbattl (melte ; .tneffe; .tebre (2ebre bom Stbatt). geaiert. geluldsisnelheld, v.; -sterkte, v.; -tril- gemaaktheid, v. = Kffeftiertbeit, VIffeftation, ling, v. = Scbattlgefcbtrinbigreit ; sitiirfe; Biereret eesiertbeit ; zijn g. = ook fein ge: .fcbtvingung. sierta 8efen. geluler, o. = 5attlenen, Oerunttungern. I. gemaal (echtgenoot) = eeinabt, matte; gelulmd = gelaunt; goed, slecht g. = gut, Prins-G. = 43rinaseentabl; (scherts.) waar iibet (fcblecbt) gelaunt of guter, iibter (fcbtecbter) blijft uw g.? = tvo bleibt car .err O. ? 2aune. II. gemaal, o. = malen) altablen ; (accijns geluister, o. = Oorcben, 2aufcben. op 't) g. = Me gabtfteuer ; (machine) Me Wt. geluk, o. = hij mag van g. spreken = bermilble ; (gezeur) bequenget, eenerget ; g. er fann bon et. fagen ; blind g. = blinbeg et.; met dokters en onderwijzers = eetue mit g. hebben = et. baben (stud. Scbtvein ob. eau gemachtigde = Oebottntlitbtigte(r). baben); wat een g. heeft die man! = eine eau ob. gemak, o. = Me Oequentticbfeit; Me 2eicbtigs ein ectmefil bat bet Vann 1 op good g. = auf felt; hij is op zijn g. gesteld = er ift bequem, gut et., aufg eeratetvobt, tot mijn g.=st meinent er liebt bie Zequentlicbfeit, ook er bobrt rein (sum); bij g. = aum ; g. er mee! = bad .,orb; doe 't op uw g. = tun Sie eg nacb biet et.! et. au! iem. met lets g. wenschen, Wirer Zequentticbreit ob. gang gentiitticb ; houd zie gelukwunschen; een onverwacht g. uw g. = bentilben Ste tic nicbt, laffen Ste ficb = ein unberboffteg et.; zijn g. beproeven = nicbt liken; neem uw g. = macben Ste MI fetit M. berfucben; 't is meer g. dan wijsheid bequem; we zijn hier erg op ons g. = tvir = inebr alt Zerftanb ; zonder g. vaart befinben ung bier fag tuobt; voor 't g. = be. niemand wel = tint bag el. bat, fiibrt Me quentlicbfettgbalber ; iem. op zijn g. zetten = &ant Beim; 't g. is met den stoutmoedige = einen berubfgen, einen ficber marten; hij is bag M. ift bee kiibnen botb. niets op zijn g. („niet heel gerust") = gelukaanbrengend = gliicfbringenb. ift nicbt roobt in feiner 'Dant ; een huffs met gelukJe, o. = unertuarteter ob. bilbfidter fors veal g .. ken = ein Oaug wit bielen bequem. tell, unerdarteteg ob. unberboffteg @HU! ; bet licbfeiten; zijn g. er van nemen = ficb eg etilcfgfatt. bequem macben; heel op zijn g. (kalmpjes gelukken, z. = (door overleg) gelingen, aan) beklom hij den berg = gang geinticblicb (vooral door omstandigheden) Olden; (uit- beftieg er ben Zerg ; met g. leicbt, one vallen) geraten; de onderneming is gelukt = Eiibe; met 't grootste g. = gam lei*, wit bag Unternebmen ift getungen, gegliicrt ob. (gut) bet gref3ten 2eict)tigfeft; 't (geheim) g. = bet geraten; de pudding is gelukt = bet Subbing Vlbtritt, bet %bort, eine getviffe R3equemlicbfeit. ift (gut) geraten; 't zal hem niet g. mij te be- gemakkelljk = teicbt; (geriefelijk) bequem, driegen = et tuirb ibm nicbt gelingen gentiitticb, bebagticb ; men kan zich g. ver- gelukkig = gliicflicb ; g. gesternte = gtitcf. gissen = man fann ficb irren; niets is ticbeg Oeftirn, bet etildgftern; ik acht mij g. = g..er = nicbtg ift leicbter ; 't gaat g. =ell icb fcbii#e mid) gt.; G. Arabia = bag ellicflicbe ift teicbt ; 't gaat zoo g. niet = eg gebt tit* Krabien; men moet maar g. zijn = b3enn man fo 't valt (mij) g. = ell tvirb (mit) teicbt, nut etace f at; 't is g., dat ift ein ift (mit) ein teicbteg ; zoo g. als wat = finber. elm, bad...; g..e dag; g. uur ; g..e worp; leicbt; 't g. hebben = eg teiebt ob. nicbt fcbtner g..e trek = etiicfg:Itag ; .ftunbe ; .tuurf ; bug; baben ; hij is lang niet g. = er ift gar nicbt g. voor mij .was 't nog dag = aum eliicf fiir teicbt au befriebigen; er g. afkomen = leicbten mhb War ; ongelukkig in 't spel, g. in Staufg (gtintliffid)) babonfommen ; g..e stoel (ge- de liefde = Unglitcf fin S13iet, etild in bet makstoel) = bequemer Stag ob. Seffet, hij ¶iiebe; dat treft g. = bag trifft gt. ; g. spreekt g. = et fOricbt getvanbt, gelaufig ob. mit kwam ik niet te laat = gliicflit§ertueffe fain .. 2eicbtigfeit; hij beweegt zich g. (in de wereld) gelukklgerwtjze = glitalicberbnife. = er ift febr getvanbt, Oat ilebengart, een g. gemakkelijkheid. 223 gem eentesch ool. leven leiden = efn bequenteg, bebaglid)eg ob. ge, gemeenlijk = inggemeitt, ganef. miitlicbeg 3eben filbren ; 't zich g. maken = fig bequent macben ; g. ingericht (van een gemeenplaats, v. = her Oemeinplat). waning) = bequem ob. gentiltlicb eingericbtet ; de gemeensehap, v. = (gemeensehappelijk jas zit g. = fit3t bequent; hid is nogal g. uit- bezit, recht e. d.) Qbetneinfibaft ; (verbinding) gevallen = er liebt feine Oct:mantic/gat ; u Zerbinbung ; g. van bezit, van winst en ver- kunt g. praten = Cafe 4aben gut reben. lies = ebem. beb R3efilpg, beg Oetvinneg unb gemakkelijkheid, v. = 2eicbtigfeit, Q3equent. beb Zerlufteg ; g. van goederen = Oilterge: licbfeit, Oeivanbtbeit (vgl. ge m a k k el ij k). meinfcbaft ; in g. handelen = in Gem. ob. ge. gemakshalve bequentlidgeitgbalber. meinfcbaftlicb banbeln ; in telegrafische g. = gemaksneht, v. = R3equemliVeit(gliebe). in telegrabbifcber Zerbinbung ; de g. afsnijden gemalied: g. pantser = Slettenpanger. = ben Zerfebr ob. bie Zerbinbung abfcbneiben; gemalin = Oentablin. middel van g. = Zerfebrgmittel; g. der gemanteld: een g..e jongen = ein manier' Heiligen = qbem. tier .0eiligen. ? lunge; zie verder w el ge man ie r d. gemeenschappelijk = gemeinfcbaftlicb ; g. = gemaniereerd= manferiert, geffinftelt, voor g e reliening = ffir gemeinfcbaftlicbe gegiert. Otedmung ; g. overleg = gegenfeitige ob. getnein. gemanierdheid, v. = Vanierlicbreft; g. = fcbaftlicOe Oeratung. gemaniareerdheid, v. = bag FfRanierierte, genteensehaposgeest, m., •gevoel, o. = manierierteg Sefen, bie 3fererei. ber Oemeingefft, her =f inn, bag sletneingefilbl. gemanteld = fm Bantel; zie ook geb e ft. Lremeenslaehtig = beiberlei (Sefcblecbtg. gemar, o. = Baubern, Biigern, Stiumen. I4emeensman = Oetnelnbgmann, gemarineerd = ntariniert. bertreter). gemarmerd = marmoriert ; g. papier =-- gemeente, v. = Cilemeinbe ; de goe g. = bag (ook) bunteg $apier. gemeine lotf, her gemeine Vann, bie Menge, gemartel, o. = Eartern, Quillen, gottern, bobgrofie 43ublifunt ; smalle g. = bag geringe llemarter, bie Qualerei, bie starter. Zolf ; spraakmakende g. = bag fpra(bbflbenbe gemaskerd = magliert ; g. bal = bag Kftag. 'Soli; kerkelijke g. = fircblitte 03etneinbe, fenbalt ; een g..e = elite magfierte $erfon, Stircbengetneinbe ; Huis der G..n = 4)aug ber elite gitagfe. eemeinen, Unterbaug ; de g. des Heeren bie gematigd = gemtif31gt; („bedachtzaam") be. 03emeinbe beg ei)errn ; broeder van de natte g. fonnen ; g..e luchtstreek = genttitigte Bone. = naiTer Oruber ; g. Utrecht = Stabt Utrecbt. gematigdheid, v. = (van personen) VW. gemeenteacetIns, v. = ftiibtifcbe Mete. sung, $efonnenbeit ; (van klimaat e. d.) Me. gemeenteadvoeaat = Stabtabbofat. linbigfeit. gemeenteambtenaar= eenteinbebeamte(r). gemaaw, o. = Viauen. gemeente apotheek , v.; -architect; gember, v. = ber jngtver. -arts = StabtII apotbefe; .arcbiteft ; 'ant. gemberIbier, o.; -koek, v.; -plant, v. = gemeente I be graafplaats, v.; -begroo- &nivel bier ; ber ifucben; %Oft:Inge. ting, v.; -belang, 0.; -belasting, v. = ber gemberil pot, m.; -stroop, v.; -wortel, @emeinbellffrcbbof (ftilbtifcber lb.); bag .bubget; m. = kIngwerli top? ; ber .firup . bie smuts& sinter* ; .fteuer (Stonttnunalfteuer). I. gemeen (adj.) = gentein, gemeinfam, gemeentebestanr, o. = (abstr.) bie (fie. afigentein, niebrig, niebertriicbtig ; dat is hun meinbelberivaltung ; (concr.) bie .bebBrbe, ber alien g. = bag baben fie aRe miteinanber .borftanb, ber Olagiftrat, ber Stabtrat. gentein ; g. goed = Oemeingut; g. zelfstandig gemeenteblad, o. = @emeinbeblatt. naamw. her sgenteinname ; de g..e zaak = gemeentebode = Stabtbote. bag getneine Bobt ob. bag Oemeintoobl; g..e gemeentedienst, m. = fttibtifcber Zienft. zaak met iem. maken = gemeinftbaftlicbe (ge. gemeente ff eigendom, 0.; -11nancien, my.; meinfarne) ea* mit einem ntacben; g e geneesheer = (i)enteinbelleigentum, .finan. dealer, factor = Oeneralteffer, sfaftor; jets fen; ,argt (Stabtargt). met iem. g. hebben = etiv. mit einemgetnein gemeentegoed, o.; -grond, m.; -huts, 0.; baben ; de g..e vijand = ber (alOgetneine ffeinb ; -huishoading, v.; -inkomsten, my. = de g e man, soldaat = ber genteine Vann, gbenteinbe gut ; .boben ; *tug ; ben .baugbalt; Solbat ((emeiner); 't g..e yolk, resat = bag .einffinfte. getnetne %off, iRecbt ;g..e praat = niebrigeg, gemeenteinrichting, v. = ftlibtifcbe VInftalt. niebertracbtigeg, piibelbafteg qberebe; op een gemeentellkas, v.; -klerk = Stabtll fafTe; g.. e manier = auf eine niebertrad)tige Q2eife ; sfcbreiber. g. weer = ftbeuf3licbeg ob. niebertriicbtigeg Setter, gemeenteleening, v. = nommunalanleibe. .Ounbelvetter; iets (door den druk) g. maken = gemeentelid. o. = Oenteittbe(mit)glieb. beriiffentlicben; in 't g. = int VIllgemeinen, gem.eentelijk = Stotnntuttal eemeinbe inggetnein ; zie ook broader. Stabt fttibtifcb. II. gemeen, o. = her3obel, ber genteine gemeentenaar=a3iirger; Oemeinbe(mit)glfeb. aufe, bag genteine %off, bie (bag) q3lebg, bag gemeenteontvanger = alenbant, ftilbtiftber Olefinbel, her aanbagel, Stretbi unb Steuereinnebmer. gemeend: 't is g. = eb lit mein %rnit. gemeente ontvangsten, mv.; -opeenten, gemeenebest, o. = ebemetnetrobl, (hist.) bie mv.; -politic, v. = eenteinbeg einnabmen; elepublif. .guicblag (pl.: .gufcbllige); %pi:A*1. gemeengevaarlijk = genteingeftibrlicb. gemeenteraad, m. = Oi.enteinberat, bie Stabt. gemeenheid, gemeenigheid, gemeeni- berorbnetenberfammlung, Wittnigipalrat. tett, v. = Riebertrticbtigfett, eemeinbeit; ge- gemeentepaadslid, o. = ber Stabtberorbs meenheden (vuite tacit) = 03emeinbeften, nete, ein Stabtberorbneter. Boten. gemeentellretaiging, v.; -rekening, v.; gemeenlandshnis, o. = Zeicbantt. school, v. = Gemeinbelreinigung (Stabtreitti. gemeentesecretaris. 224 genade. gung, ftiibtifcbe ineinigung, (de plaats, inrich- gemoedelijk: g., ernstig man = getviifen, ting) ftlibtifcbe Oleinigungganftaft); .recfpung ; Oaf ter, ernfter ob. gemiitlicber Vann; g e ernst .fcbute (nommunalfcbule). = treubereger ernft ; iem. g. toespreken = gemeenie seeretaris; •uitgaven, my.; einem ing @etviffen reben; g e stij1 = Wag, -verordening, v. = Oenteinbellferrettir meinenb berAlicber ob. gemiltficber (Stabti.); ,auggaben ; =orbnung (Stabtorbnung). gemoedelijkheid, v. = er5ficbfeit, Zreuber. gemeentelwapen, o.; -weg, m; -werken, 5igfeit, Wetviffenbaftigfeit; Bartbeit be eemilt4. my. = •Zeineinbe tval3pen ; .tveg ; 4auten. gemoeds II aandoening, v.; -card, m.; gemeentei wet, V. ; •wezen, 0.; staan, o.; -beweging, v. = Riemiitg beim. o. = bag @etneinbe gefet (,orbnung, gung (srenung ; hevig : .erfcbiitterung); bie. art; %berfaffung, bag nommunalgefe#); .tvelen; .leben; sbetvegung (sregung). .franfenbaug. gemoedsbezwaar, o. = ber Qbetviffengffrupet. gemeenzaam = bertraut; autraulicb, trauticb; gemoedsdrift, v. = her t^eraengtrieb. g. met iem. zijn = mit einem bertraut fein, auf gemoedsdwang, m. = IZetviffeng=, Watt= bertrautem aute mit einem fteben ; g. vriend = beng5tvang. bertrauter ob. intimer areunb; (minzaam): de gemoeds gesteldheid, v.; -kalmte, v.; vorst was zeer g. = mar febr leutfelig ; g e eleven, o. = Oemiltg 11 be-dating =rube ; 4eben. uitdrukking = bolfgtfunlicbe inebengart; g e gemoeds rust, v.; -stemming, v.; -toe- stijl, taal = VIntaggitit, Untganggfpracbe. stand, m. = Oemiitg Ilrube ; .ftimmung; Me gemeenzaamheid, v. = Zertrautbeit; (fa- .befcbaffenbeit (Me .berfaffung, %5uftanb). miliariteit) Zertraulid)feit; 3eutfeligfeit (vgl. gemoeid: uw toekomst is er mee g. = gemeenzaam). gilt ,(a gebt um) Jfjre Bufunft, Zspre 8. ftebt gemeesmull, o. = ftliittiftbeg 2licbeln ; (babel) auf hem Sbiefe ; daar is veel geld mee ecbnittnaeln, vgl. m eesmui le n. g. = bag erforbert Biel Gelb. gemek(ker), o. = ebentecfer, Irtecfern. gemoet: te g. = entgegen; iem. of iets te g. gemeld = borertviibta, mejrgenannt, befagt. gaan, komen, trekkers, zien = einem, einem gemeltik = milrrifd), grieggrtimig, berbrief3ticb, tinge entgegen gelj(e)n, !oilmen, bieben, feben gramlicb. gemelijkheld, v. = @ratnticbfeit, (oog fig.); iem. jets te g. voeren (een ant- Zerbrief3licbfeit, tniirrifcbeg eaefen. woord) = einem ettv. entgegnen; iem. in de gemengd = (van gezelschap, publiek, koor, kosten te g. komen = einen in ben Rotten gevoel, huwelijk) getnifcbt; g .. e school = unterititten. (voor jongens en meisjes) gentifcbte Scbule, fgemoeten, h. = (einem) begegnend (voor leeriingen en onderwijzers van ver- gemoffel, o. = guidxfit. schillend geloof) Simultanfcbule; g. nieuws, gemok, o. = ed)inofien. g..e berichten = Zerntifcbteg. gemokkel, o. = @efofe, goebiiticbel. gemengel, o. = Oeinenge, Zurcbeinanber. gemommel, o. = Wiummein. gemerkt = (van goederen) gebeiclinet; lUtarfe. gemompel, o. = fftuntpeln ; (heimelyk of gentian, o. = 93liauen. boos of vijandig) gbemurmet, eltemunfel. gemiddeld = tin Zurcbfcbnitt, burdifcbnittlicb; gemopper, o. = @mune, Vurren, @thulim. (wetensch.) g e snelheid, temperatuur, af- gemor, o. = Oenturre, ll1urren. stand = mtttlere @efcbtvinbigfeit, Zemperatur, gemorrel, o. = Oeftiimper, Me etituttierei ; %ntfernung (ook Zurcbfcbtlittggefcbto. 2c.); g e (gedoe) @etue; (in de kachel) erumilocbern. prijs, waarde = Zurcbfcbnittgbreig, ,tvert ; g e gemors. o. = 03efcbmier(e), Me Subetei ; koers = Zurcbfcbnittgfurg, Wftittelfurg. (geplas) sZemanicbe. gemijmer, o. = bfe Zriiunteret, (zwaarmoe- gems, v. = Chenife. dig, diep) bie (l rilbefei. gemslibok, m.; -hoorn, m.; -1e(d)er, o. = gemijterd=infuffert, mit ber Vitra gefcbutiicft. Oenig bocf ; bag born ; ?feber. geminatie (verdubbeling), v. = (gemination. gemnilband = mit einem Eaufforb ; niet gemis, o. =-- %ntbebren, ber gannet; g. aan g. = oljne llRaulforb. (van) vertrouwen = Vitangel an Zertrauett; gemunt: 't op iem. g. hebben = eg auf einen bij g. aan (van) de noodige boeken = in 4r, gemilnat ob. abgefeben baben. mangelung her . . .; iem. een g. vergoeden = gemurmel, o. = eemurmer, Wlurmetn; (van einem einen Eangel erfelon, einen fiir einen een Beek ook) eeriefef, WI. fcbablog batten; 't kind voelt 't gemis niet gemutst = gelaunt ; slecht g. = ilbel (fcblecbt) = filblt nicbt, bar eb ettv. entbebrt ob. bar; gelaunt ; hij is slecht g. = er bat Me 9:1tiltm ettv. feblt. febief auf ob. berfebrt aufgefett ; ik ben volstrekt gemma, gemnae (gesneden steen), v. = niet g. om lang to wachten = idj bin gar (eintne. niit aufgelegt range 5u marten. gemodder,o. = bie Oarbbeit, bathe 2naf3regeln. Gen. (Genesis = (enefig). gemoed, o. Oentiit, tiers; in g e over- gen. (generaal = (eneral; genitief = Glenetib). tuigd = tvirffict butt ob. beralicb itberaeugt ; genaakbaar = augiinglicb ; licht g. voor = ik vraag U in g e = id) frage Ste auf Z5'br leicbt bug. fiir. eeiviffen; zijn g. schoot vol = bie Niibrung genaamd = genannt; nameng ; Thomas g. tourbe Om 5u ftarf ob. iibermannteibn, ibm iuurbe Didymus = Zboinag, genannt 8tvitting ; een bag .0er5 bolt; op isms. g. werken = einem man g. A = ern Wlann nanteng (mit stamen) ing gbetviffen reben, auf jemg. (milt tvirfen; op genade, v. = Onabe; om g. vragen = um (fin. ob. de g eren werken = auf bfe (emitter tvirfen ; um Zegnabigung bitten; g. kit gen = On. erbarten, iem. iets op 't g. drukken = einem ebb. nabe begnabigt tverben; een veroordeelde g. schenken (and etter5) legen; zeggen, wat men op zijn g. = einen Zerurteiften begnabigen ; Koningin bij, heeft = tvag man auf bent Omen bat; hij dichter van Gods g. = R., Z. bon e•otteg (naben ; !spreekt tegen zijn g. = er fpricbt anberg wel goeie g.1 = bu Lieber (gered)ter) Oinunell er mane ob. tviber feine tiberaeugung ; zie ook bu melne Gate 1 iem. (weer) in g. aannemen = beroeren. einen (tvieber) 5u enaben aufnebmen zich op genadebedeeling. 225 genieten. g. of ongenade overgeven = rut auf @n. ober [geneesmeester, zie geneesheer]. lingnabe ergebett; aan iems. g. overgeleverd genees II methode, v.; -middel, o.; -wijze, zijn = fent?, SiMUT preOgegeben fein ; van v. = Oeilimetbobe; 'mittel Mrsneitnittel, bie iems. g. afhangen = bon fetn4. eoblivolien 1Irsnei); .ntetbobe. abbiingen ; aan de g. van de golven overge- genegen = geneigt, bereittoblig ; (toegedaan) geven = ben Been (Bogen) prei4gegeben, g. sug etan, getvogen. vinden in iems. oogen = bor einem gen. ftnbett ; genegenheid, v. = Oeneigtbeit, $eteittuiltig. g. voor recht laten gelden = en. fiir alecbt felt, llefgung, 8uneigung, (welgezindheid) ergeb(e)n taffen; Uwe g. = lure din .. it; verzoek Oeblogenbeit. om g. = ber enabengefucb. geneigd = geneigt, bereft ; tot 't kwade g. = genadellbedeeling, v.; -brief, m.; -brood, sum Olifen geneigt; ik ben g. te gelooven o. = Onabenlierteilung ; ,brief, ,brot. dat .. = berfucbt ob. geneigt su glauben, bat . . ; genadell gift, v.; -kruid, o.; -leer, v. = g. te gelooven, wat men hoopt = geneigt ob. IZnaben II gabe ; .fraut ; slebre. bereft su ... geneigdheid, v. = Vleigung, genadeilloon, o.; -middel, o.; -slag, m. = Oeneigtbeit. ber Onabenillobn; :mittet ; :ftof3 (iem. den I. generaal = General; g. der artillerieenz. -slag geven = einem ben @nabenflof3 ob. ben = Gen. ber Krtinerie 2c. ; g. en chef = font= Melt geven). manbferenber Gen. genadellstaat, m.; -teeken, o.; -troon, m.; IL generaal (algemeen) = general, angemein, -verbond, o. = Onabenliftanb ; et en; in 't g. = lot angenteinen, lot groten unb 'tbron; ber ,bunb. gansen; generale staf = Oeneralftab. genadig = gniibig (in alle bet.); er g. af- generaal-agent = eeneratagent. komen = gniibig (leicbten Slauf4) babonfommen. generaal-majoor = eb eneralm ail); Origabe. genadigheid, v. = (uit de hoogte) Oerab. general. laffung; (toegevendheid) Wacbficbt; goeie g.! = generaalsrang, m. = OeneraBrang. btt, Heber etinunel 1 gerecbter Oimmel ! bu, meine generaalschap, o. = bie @eneralfcbaft. (Mite 1 generaliteit, v. = Oeneralitiit. generali- genadiglijk = gntibiglicb. tteitsland, o. = eeneralitiit&lanb. genageld = genagelt. generalizatie, v. = @eneratifation. genaken, z. = (deftig) (einem) nabett, fici) generalizeeren, h. = generalirteren. (einem) nabett, berannaben; (gewoon) nabe generatie (geslacht), v. -= Generation. (Haber) fommen, ficb (einem) nabern; als hij de generen (zich) met, h. = OW erniibren poort genaakte = aft er mar an ba& for mit ob. bon. ram, (NO) bent tore nabte; lid) bent tore naberte; generous (mild, edelmoedig) = generU. de dag genaakt = ber tag naljt (rtcb) ob. nabt generfd = nerbig. beran ; hij is niet te g. = er Ilif3t alemanb bor generositeit (mildheid, edelmoedigheid), v. = ficb, ift nicbt sugiinglicb. Oetterofitiit. [genan = 9tamen4better]. Genesis, o. = bie Oenefi4. genant (lastig) = genant. [genet (soort Sp. paard), o. = Genet, 9103, gendarme = Oienbarnt Scbulpttann. ber klepper.] gendarmerie, v. = Oenbarnterie. genetkat, genette, v. = Oettette, einfterfal3e. gendie (Ind.), v. = ba& @enbie, ber kiibffrug. geneugte, v. = ba& Zergniigen, ber ebenuf3, gene (gedwongenheid), v. = Gene. bie greube; geneugten = eenitffe, greuben. gene = fen(er, ,e, =6); deze en g. = biefer unb geneurie, o. = OetriMer, Mefumme. fetter; deze of g. = irgenb einer, frgenb tver; Genbve, 0. = @ertf; meer van G. = Genf er aan g. zijde = (adv.) fenfeit4 ; aan g. zijde van See; bewoner van G. = Genf er. 't graf = fenfeit be4 Graben. genezen, z. = (van een lichamelijke of gees- genealogie (geslachtkunde, stamboom), v. = telijke ziekte beter worden) genet en; (anders) enealogie. beilen; de zieke is g. = ift genefen ; de wond genealogisch = genealogifcb. geneest = bie 2Bunbe tjeilt; g., h. = (etnen Geneefsch = genferifd). bon einer Stranfbeit, bon feinetn Olittrauen) geneeren (zich), h. = (ficb) genieren. beiten, furieren. geneesbaar = beilbar. genezing, v. = Oenefung, Uieberberftellung, geneesheer = alrst, t oftor, t^eilfuttbige(r). t.eifung (vgl. genezen). geneesilinrichting, v.; -kraeht, v. = geniaal = genial; geniale streek = @elite, itself II anftalt ; =fraft. ftreicb. geneeskrachtig = beilfraftig; g ..e plant = genialiteit, v. = Wettialittit. arsneilicbe $fIanse, grsnelpfianse. I. genie, o. = Genie; man van g. = geniater genees 8 kruld, o.; -kunde, v. = Oeilli fraut ; Venicl) ; muzikaal g. = ntufifalifcbe& Genie. ,funbe (Olebisin). II. genie (wapen in 't krijgswezen), v. = ba.?, geneeskundig = iirstlid); mebisinifcb ; (van Genie. personen) beilfunbig ; Wtebisinal . . ; g .. e be- genielikorps, o.; -officier = Zogenieur=, handeling, bijstand, hulp = iirstlicbe Oebanb. @elite il for0 ; =of filter. lung, Ofife, g .. e raad, wet = ba4 Ellebisinatil geniep, o.: in 't g. = beitnlicb. fottegiunt (Sanitiita), bie ,orbnung; g .. e geniepig = beintlicb ; (valsch) beinitiictifcb, faculteit, kennis, studien, g. vraagstuk, g .. e tiicrifcb ; (gtuiperig) ftbleicbenb ; g.. e streek = wetenschap = ntebisinifcbe garultiit, Stettntniffe, tildifcber Streicb ; g. gezicht = Scbleicbmiene; etubien, arage, eiffenfcbaft ; g .. e dienst = g. yolk = fcbleicbenbe6 loft. eanitiithbienft ; g. staatstoezicht = EileicOge. geniepigerd = Scbteicber, t iicfebolb. funbbeitgamt. genies, o. = Vliefen, @eniefe. geneeskundige = atrst, t eilfunbige(r). genietbaar = genief3bar. geneeskunst, v. = Oeilfunft. genietbaarheid, v. = Oenietbarfeit. geneesltjk = §eftbar. genieten, h. = genieren; de vruchten van VAN GELDEREN , Duitsch Woordenboek. II. 15 genitief. 226 gepastheid. zijn arbeid, rust, 't leven, vertrouwen, achting, gent, o. = ber eettuf3; Me Sonne; hoog g. een goede opvoeding g. = bie gritcbte fehter verschaffen = boben Gen. getviibren ; hij heeft 9.1rbeit, Rube, bag 2eben, Zertrauen, alcbtung, er geen echt g. van = er bat fefnen recbten eine gute &Mauna gen. ; een goede gezond- Men. babon; een zalig g. = eine Sonne; zin- heid g. = rtcb drier guten alefunbbeit erfreuen; nelijk g. = ber Sinnengenut, rtnnficbe 201; een salaris van ... g. = efn eebaft bon .. . een g. voor de oogen = eine aittgenweibe ; bebieben; wat heb ik genoten ! = irofe (gut) 't is een g. dat to lezen = a ift eine tvabre babe icb mlc amitfiert, tvefcben rehben eenuf3 2uft (sterker: eine donne) b0 5tt fefen. babe fcb (ba) gebabt! genotmiddel, o. = eettufunittel. genitief, m. = Menetib, eettitib. genotrijk = gettutreicb, berrficb, entailcfenb, genieting, v. = ber sgenuf3, areube. tvonneboff. genitalien, my. = Menitafien. genre (soort), o. = Genre. genius, m. = Genius. genreibeeld, o.; •sehilder; -stuk, o. = genoeg = genug ; g. werken, eten enz. = 03enrefibilb ; =nutter; ,ftitcf. genug (or eenitge) arbeften, effen ; 't is tijd [genst, zie b r e m]. g. = eg ift Beit Ammo; dat is g. = bag ift I. gent (dier), m. = Miinfericb. gen., bag genilgt; geld g. of g. geld = Gelb II. Gent (stad), o. = Gent. genug; ik ben niet g. kenner = nititt Renner gentiaan, v. = her enean, bag Oitterfilf3. genug; ik heb er g. van = icb bin 0 fatt, bin gentleman = Gentleman. 0 feib (getvorben); ik heb er meer dan g. Genus, o. = eenua. Gennees = eenuefe. van = fcri bin 0 beraffcb fah; niet g. van jets Genueesch = eenuefer, genuerifcb. kunnen krijgen = nicbt genug bon etto. be, [genugte, zie gen eugte.] fommen (friegen) fiinnen, ffcb nicbt genug hut genus (geslncht), o. = Genus. fiinnen; elks dag heeft g. aan zijn eigen geodesie (landmeetkunde), v. = eeobarte. kwaad = 0 ift genug, baf3 feber Tag fefne geoefend = geitbt, gefcbuft ; g. paard, per- eigette Wage babe. soneel = gefcbufteg $ferb, $erfonaf. genoegdoening, v. = eettugtuung, SaM, geo II gnosie (leer van de aardtagen), v.; faftion. -gratif; -gristle, v. =- eeolignorte; sgrallb; I. [genoegen, h. = genilgen (tat); befrie, =rival:4)1e. bfgen.] geograilsch,----- geogral)bifcb. II. genoegen, o. = Zergnitgett, bet Mefaffen, geologie (aardkunde), v. = eeofogfe. geo- bie areube; g. met jets nemen = mit eh). logisch = riedogitcf). lufrieben rein, in eth). eintviffigen, ficb ettv. ge, geoloog = 033eolog(e). fallen faffen; 0 ofrieben rein; fic mit ettv. ein, geometer (landmeter) = Geometer. berftanben erffiiren ; zijn g. eten = bur eettitge geometrie (meetkunde), v. = Cheometrie.1 effen ; neem daarvan naar uw g. = netjmen Ste geometrisch = geometrffcb. babon nacb Zefieben, nab eutfinben ob. fobief geoord = gei3brt. Zyibnen beffebt; met g. = mit &ran.; iem. g. ver- geoorloofd = erfaubt; alai:Mfg, ftattbaft ; schaffen = einem Zergn. ob. gr. bereiten ; dat g. middel = erfaubt0 Mittel (vgl. veroor- doet mij g. -,---- bag freut mid, macbt mir gr. ob. loven). %ercitt. ; 't doet mij g. = (in een brief bijv.) 6 George = George. freut mid), icb freue micb, icb babe bag Rlergnitgen preorgel, o. = Meorgef. 2C. ; doe mij 't g. en ga zitten = tint Cafe mir Georgia, o. = Gieorgiett. Georgie'. = ee. ben eef. ob. bie 2febe, (nob) fet3en Cafe ficb bin; orgfer. niets doet hem g. = nicbtB macbt ibm Zergn., georgine, v. = eeorgine, Zablia. g. in jets scheppen, vinden = efnett eef. ob. ein gepaal, o. = 45inixtften, ZertrOften. Rlergn. an (fat.) ffnben; 't is mij een g. = 0 gepaard = Vaartveife; g .. e bloemen = ift mir ein %erg. ; ik maak er mij een g. van 1)aartveire geffeffte Mumen ; 't gaat er mee g. = kb macbe mir ein Tergn. ob. eine gr. bara0 ; = 0 ift bamit berbunben, gebt bamit Aufammen, de g .. s (van 't leven, van de jacht) = bie ift bamit berfnitOft, aanleg met vlijt g. = areubett; is 't zoo naar g.? = fit 0 fo recbt? afttfage mit giett berbunben. orders naar g. (tot volkomen g.) uitvoeren = gepak, o. = Baden, MeVacfe. 91uftriige jur (bnigen) Bufriebettbeit augfilbren; gep akt en gezakt = mit Sad unb $acf. tot g. I = auf Rilieberfebn I gepalmd = getialmt, mit Valmbfattabnficben genoeglijk = bergnfiglicb, angenebm, bebag. afguren (berfeben, gefcbmitcft). ficb, gemittficb. gepantserd = gettattert; g .. e trein, hatterij, genoeglijkheid, v. = bag Zergnitgen, Me krokodil = $att8erilbug, .batterie, :ecbre (ook areube. geVamerter 8., g .. e O.). genoegzaam = genilgenb, binreicbenb, ge, gepareld = Verfartig ; g .. e gerst, rand = nugfam ; (als adverb ook) jur 15Senitge. $erfligrauVen (,gerfte), ,-ranb. genoegzaamheid, v. = eenugfamfeit. g.eparenteerd = bertvanbt. genoemd = genannt, befagt, ertviibnt. gepasporteerd = berabfcbiebet, beurtaubt. genoffel, v. = (earten)Reffe. gepassioneerd = feibenfcbaftficb, paffioniert; genoodigde = %ingelabene(r), MO. feibenfcbaftlicb berfeffen (auf). genoopt: zich g. zien = ficb beranfaf3t, ge. gepast = (middel, antwoord, gedrag) Oaffenb, gtvungen ob. geni3tigt feben. fcbicflicb, angemeffen; g. gebruik van jets ma- genoot = eenoffe, 03efetbrte. ken = efnen angemeffenen ob. gebarigen eebraucb genootsehap, o. = Me Oefeftfcbaft, ber Zerein, bon ettv. macben; (toespraak) la alienb, angetnef, ber Zerbanb ; (zonder rechtspersoonlijkheid fen; met g .. e vrijmoedigheid = mit Offenber ook) Me Menoffenicbaft. Vffettbeit ; (geld) abgegibit; net g. = (bag) genootsehappelijk = gefenfcbaftlicb, %er. ftftnmt; dat is niet g. = bob ift nicbt paffenb, eing . . . of patt, afemt, fcbicft ficb nicbt. genootschapsdiehter =Oefeftfcbaft&bicbter. gepastheid, v. = Wttgenteffenbeit, ecbicflicbfeit. gepatenteerd. 227 gerechtelijk. gepatenteerd = .batentiert, gereVid) gefcbiltt. gepurperd = in $urbur ; IntrOurn, geburburt. gepeins, o. = (diep, ernstig) einnen, gtacb, geraakt = berfe0, berftimmt; embfinbric4 ; finnen, 91(Abenfen; (zoet) bie Viiumerei; (mv.) (geprikkeld) gerefat. gepeinzen - Gebanfen. geraaktheid, v. = ber 91rger, Oerftimmung ; gepeld = gefcVitt, au&gebilift, g e gerst = een toon van g. = eftt gereiater ron. geglifte Oerfte, Oierftengraupen. geraamte, o. = (van mensch en dier) gepelsd = im $ets. Sfetett, OeriPpe, anocbengeriift ; (van zaken) gepensionneerd = benfioniert, fn ben 9lube9 Oeribpe (eine& Scbiffe&, Oaufe&, Oucbe&); men ftanb berfetit. vond 't g. van een paard = dna gepen, o. = eeefcbreibe. q3ferbe& ; zoo mager als een g. = mager tofe gepeperd = gepfeffert (ook fig. van prijs,ge- efn (ber. ob. He emit Cif. zegde, e. d.). geraas, o. = bet farm, @etofe, ebetiofe. gepeupel, o. ber ba& Oefittbet, bfe geraaskal, o. = thiberfinnige& eberebe, un. $leb&, ber ,NttOget, ber getnefne t^aufe ; are* finnigeg Oetbiiicb, 033attimatbla&. unb VOW. geraden = ratfam, geraten; 't is g. = ift gepenter, o. - Oerumftocbern ; (fig.) &bond, ratfam, angeseigt ; iets g. achten = bie etto. f ifr ratfam (fiir geraten) ,aften ; (als drei- gepeuzel, o. = eheicOmaufe, Oefnabber. gement) 't is u niet g. ict) mi*e Mum gepleker, o. = eittnen 2c., vgl. piekeren. nit rater. gepiep, o. = Oebiebe; (van een deur) 65e,- geraffel, o. = Oefcblabber. freffcbe, Elttietfcben. geratlineerd = raffittiert (eig. en fig.); g e gepik, o. $frfen; (genaai) bie Wilber& schurk = raffinferter ob. abgefeimter ScOurfe. gepimpel, o. = $icbeln, Becben. geraken, z. = geraten, rommen, getangen ; gepiqueerd t- iiffert, beteibigt. aan den grond, aan 't twisten, buiten zich geplaag, o. = Oenerfe, (equate; 9teden, zelf, in brand, in gevangenschap, in iems. eaten (vgl. plagen). handers, in moeilijkheden, in schulden, in ver- geplas, o. = bie Vanicberei, Oonattfcbe; Orr: getelheid, in verlegenheid, in woede g. = auf umPatfcben; @OW:W(1)er (vgl. plassen). ben Orunb, in Streit, auf3er fib, , in Zranb, in geplaveld = gebftaftert. Oefangenfcbaft, in jemL iiinbe, in Scbtoferfgs gepleit, o. = Wibieren, $roseffieren. feiten, in Scbulben, in Zergeffenbeft, in &rfe geplekt = geffecrt, flectig. genbeit, in Taut geraten; achter een geheim geploegd (van planken) = genutet. g. binter ein ehebefmni4 rommen ; in onbruik geploeter, o. = eemanicbe, Oebranfcte; bie g. = abrotnmen, auter ehebraucb rommen ; tot Vanfcberei, bie Vanfcberei ; Oetue (vgl. ploe- eer g. = au nren fommen ob. gelangen ; tot zijn t ere n). doel, tot zekerheid g. = sum Bide, fur We, geplool, o. = Oermitteln, Oebeicbfer. ivifibeit getangen ; to water, in slaap g. = in& geploold (van stoffen) = gefattet, gefrauft. Saffer, in Scbtaf fatten (einfrbiafen); aan den gepluimd = mit aebent (berfeben, gefcbmiicft); man g. = tjeiraten, unter bie .cube fommen ; g .. e hoed = aeberbut. aan den drank g. = fict) bem Trunfe ergeben; gepoeh, o. = bfe $raVeref, bfe Or*, Zfcf. aan lager wal g. = berab,, tjerunterfommen, 1,:tueref. auf ben tatnb footmen; van den wal in den gepoets, o. = q3u#en, Sicbien, Scbeuern. sloot g. bon bent Ijlegen in bie Zraufe fommen ; gepoft (van kleedingstukken) = baufcbig, auf, zie verder raken. gebauict. gerammel, o. = (van borden, geld in den gepook, o. = Gtocbern, tOerumftiiren. zak, luiken) atallbern, Oeftabber ; (van rijtuig, gepopel, o. = StloOen, F43ocben ; [ook = ketens, oude piano) Raffetn, Oeraffet ; (van gepeupell. rijtuig ook) rattern ; (van ruiten, keten, sabel) gepozeerd: g. man = gefe#ter Diann; de atirren, Oeffirre; (van hortenden wagen) g e leeftijd = bfe gefeten Zfabre. Numintn ; (gebabbel) $tabbern, Oebtabtler. gepraal, o. = bie $rablerei, eebrable. gerand = gertinbert, untriinbert; zwart g e gepraat, o. Metqauber. Merebe, 124eicinviit. advertentie fcbtoars umrtinberte Knaefge. gepreek, o. ---= Oebrebige, bfe Satbaberei (vgl. geranium, v. = ba& 133eranium. preeken). gerank, o. eeranf(e), fRanfen. gepresseerd zijn = Bite ctbett, e& eilig geransel, o. = Gdgagen, Oauen, $ritgettt. tjaben. gdrant =: Oirant, Meicblift&filbrer. geprevel, o. = 1Rurmetn, Oemurntel. Gerard = blertjarb. Gerardina = 65e'Oarba, geprikkel, o. $ricfetn, Oebricfet. Gierba. gepri vilegieerd = bribilegiert ; g e bank = geratel, o. = Maffeln, Oeraffel ; elattern ; 1Jr . e 3anf. vgl. ook ratelen. geproest, o. = faute& Riefen; Stnaufen. geravot, o. = Oetummet; (vechten) bie geprolongeerd = protongiert. Oalgerei. gepromoveerd = bromobiert. I. gerecht (adj.) = gerecbt. gepronk, n. bfe $rabferei, $rablen, @e. II. gerecht, o. = qberict; een fijn g. = efne lyrabre; We ScOauftettung. fefne ScOiiffer, ein fain& ; een diner van 5 geprononeeerd= prononciert, au&gerbrocben, g .. en = ein Ziner bon Mut @iingen ; voor 't fcbarf au&gebrligt, beutticb berbortretenb. g. brengen, dagen, verschijnen = bor gepropt: g. vol gepfroOt boa. bringen, forbern (laben), erfeinen; g. over geprnikt = $erilde tragenb, mit $erilde. iem. /louden = iTher efnen batten, au O. geprnil, o. = Scbmotten, Ttaulen. ilber efnen nen. gepruim, o. = aauen, Oefaue. gereehtelijk = gericbtticb; iem. g. vervolgen gepruttel, o. = Oruntmen, .nurren, Titurren, = g. gegen efnen uorgetj(e)n, efnen 0. belangen, Oebrumme lc. ; (van kokende pap bio .) Zrobeln. alien bor OericOt anflagen (belangen); langs gepunt fpflifg, augefpftt. g .. en weg = auf gericbtlicbetn Sege, Ins Sege t5. gerechtig. 228 geronnen. MecbteM; jets g. verkoopen ettv. sum geriefelijk = bequem; angenebnt, Debagricb ; 8thang4berfaufe bringen. g. inrichten = bequem ob. getnittricb einricbten. [gerechtig = gerecbtfg.] 't geriefelijke = bie Zequemlicbfeit. ge- gerechtigd = berecbtigt, befugt; ten voile g. riefelijkheid, v. Oequentifitfeit ; de genie- zijn = Wittig berecbtigt fein, bete Oerecbtigung felijkheden des levens = bie Vinnebteicbfeiten baben; zich g. achten = fit fitr ber. batten. Web 2ebet0. gerechtigheid, v. = Oerecbtigfeit. gerieve, zie gerief. gereehts II bode ; -dienaar = Mericbt411bote, gerieven, h. = bienen, beffen ; om de reizigers biener. te g. = um 0 ben Meifenben bequem su gereehtshof, 0. = Oberranbdgericbt. macben; iem. met jets g. = einem mit ettv. gerechtslkosten, mv.; -plaats, v. = sge bienen. ricbtOroften, ber .1)14 (ber Micbt1310). gertj, o. = Ottvunb,berfabren, ber Sagentarm ; geredekavel, o. = Oin,unb-berreben, Mil o= eigen g. = etgend @efiibrt, etgend Giefcbirr. nieren. gertjmel, o. = eereime, bie Mettnerei. geredeneer, o. = Mdfonieren, Meben, eerebe. gerik(ke)kik, o. = @equate, ettafett. gereed (klaar gekomen of gemaakt) fertig; gerikketik, o. = Ticttact. (bereid tot jets) bereft; g. voor 't gebruik = gerimpeld = gerunsett, runsfig ; (van water- f. sum Giebraucb ; g. voor de reis = f. ob. b. oppervlak) gerritufert. sur Metre; g. komen = f. Merben; g. voor de gering = gering ; unbebeutenb ; zeer g. = pers = bructfertig ; g. geld = bared Gelb; geringfitgig ; iem. van e . . e afkomst = ein g e betaling = Zarsablung; des te g er = Vann bon geringer ,t)erfunft ob. bon niebriger um fo bereitivirliger, um fo eber ; zie ook ®eburt; (van prijs, kwatiteit, waarde, voor- aftrek. raad) gering ; g.. e winst = befcbeibener 9ut3en; geredelijk bereitbaig, Bern, teicbt, voornamen en g .. en = Zornebme unb eeringe; gereedheid, v. = &reitfcbaft ; ing. liggen = de g.. e stand = ber niebere ob. untere Staub; in aier. Itegen; in g. brengen = in ber. fe#en, een g .. en dunk van jets hebben = eine geringe surecbt macben. Veinung bon etm. Dabeu, gering bon etm. gereed II honden, h.; -leggen, h. = bereft II benten ; g. (nietig) mannetje = tvinsigd batten; regen. Viinncben; 't is geen g e zaak = fit nicbt& gereedliggen, h. = fertig ob. bereft riqien @cringe?. ; de schade was g. = mar gering, (vgt. gereed). unbebeutenb ; in 't minste of g ..ste niet = gercedmaken, h. = fertig ob. bereft macben nicbt lot geringften. (vgt g e r e e d); (spas en drank) subereiten ; geringachten, h. = (ettv.) gering fcbliten, (een bed voor iem.) surecbt macben; zich g. gertngacbten ; (ettv.) unterfcb4en. = ficb anfcbicten (su ettv. ob. etiv. su tun); geringachting, v. = @eringfcbtiOng, .acb. 9liene macben (dbl. su tun). tuna; .Derabtvitrbigung. gereedsehap, o. = Oerat, bfe @ertitfcbaft(en). geringd = geringelt. gereedstaan, h. = bereft, fertfg fteben (vgl. geringheid, v. = Unbebeutenbbeit, krefnbeit ; g e r e e d); (van personen) bereft fteben ; (op g. van afkomst = geringe terrunft. 't punt staan) tm $egrfff fein ob. fteben ; (van geringschatten, h. = geringfcbd4en. den trein bijv.) fertig fteben. geringschattend = geringfcrAig. gereedzetten, h. = bereft fterten. geringschatting, v. = OertngiCii3ung. gereformeerd = ref ormiert, (meer in 't bijz.) gerinkel, gerinkink, o. = @entry. farbiniftifcb. geritsel, o. = Mafcbeln ; (van dorre bladeren geregeld = regetmlif3ig, orbentficb; geregelt; ook) Aniftern, @efnifter. (vast) fttinbig ; g.. e gang = regermatiger Gang; Germaan = Germane. g e levenswijze = orbentlicbd 2ebctt; 't liep Germaansch = germanifcb. rustig en g. of = e lief ruIfg unb orb. ab ; Germanicus, = Oermanira. een g. bezoeker = efn ittinbiger ob. regermiitiger Germanic, o. = @ermanien. germanisme, Oefucber; g. denken, vertellen = reg. ob. orb. ben, o. = ber ehertnanthmt4. Germanist = Ger. fen, ersliblen; 't werd een g. (formeel) gevecht mans ft. emn orbentticbd (fiirmliobd) Oefecbt; 't is g. germanizeeren, h. = germanirteren. (bepaald) warm = lit orb. Warm. Germinal (ontkiemingsmaand : 21 Maart- geregeldheid, v. = Megermittigfeit. 19 April), m. = Germinal. gerei, o. = Oertit, Beug. gerochel, o. = Oerikbet, gerekt = gebebnt ; op g .. en toon = in ge. geroem, o. = @erilbme. betjntem Zone; (van gedicht) rangatmig, Melt, geroep, o. = inufen, Oerufe ; ber Muf ; 't g. fobtveiftg. gerektheid, v. = 03ebebntbeit, van „brand" = ber IRuf „geuer 1" 8eitfcbtvelfigteit. geroepen zijn = berufen fein. gerel, o. = Cliepleoper, gbetviifcb, ber Unfinn. geroerd = gerilbrt ; g e eieren = Milbreier. geren, o. = Oerenne. geroezemoes, o. = ber bumpfe 2drm, @eti3fe ; gerenommeerd = (van personen) nambaft, Oetvitbl. beriibmt, renommiert; (van zaken) beritbutt. geroffel, o. = eirbeln, Oetvirber. gerentel, o. = Mikbetn, @eriicber. gerokt = fm grade. gerevel, o. = Oetraticb(e), Oetrittfcb(e). gerol, o. = Morten. gergel, m. = bie Rut, bie Barge. gerommel, o. = (van donder) %rotten ; (van geribd = gerippt, gerief t; g. glas = gerifftd ingewanden) Ltnurren, Mumpern ; (in papieren e. d.) ,f)eruntframen. gericht, o. Oericbt, 't jongste g. bc0 gerond = gerunbet. jitngfte ; met iem. in 't g. treden = mit geronk, o. = Oefcnarcbe. einem itO G. geb(e)n; zie verder g er e c h t. geronnen = (van bloed, melk) geronnen ; gerief, o. = ber 911113en, ber Zorteit ; te(n) uwen zoo gewonnen, zoo g. = tote getvonnett, fo gerieve (ook) au Nrem 9114 unb growl:ten. ierronnen. gerook. 229 geschilpunt. gerook, o. = etaucben. g. = .. ift 6 Het beftent, fiebt 6 fcblimm atO ; gerookt vleesch = geraucberta aletiot al 't geschapene = die& Oefcbaffene. Mattcbffeifeb. geseharrel, o. = eetue; (gevrij) t ecbtelmecbtet. geroutineerd = routiniert, getuattbt, erfabren. gesehater, o.= (fcbattenbe4) Oetaitter; Oefttrei, Gerrit = Oerbarb, (herb. Gleaeter. gerst, v. = Oerfte; zie ook gepareld, ge- geschel, o. = Oeflingel, @elaute. p e 1 d. geseheld, o. = Oefcbimpfe, Scbetten, @efcbette, gerstellbier, 0.; -brood, 0.; -drank, m. = Me Scbimpferei. eerftettil bier ; ,brot ; %tranf (ber .ftbleint). geschemer, o. = Zammern; Stbimmern, ber gerstellkorrel, m.; -meel, o.; -melk, v. = Scbimmer. bet?, Werften Il forn ; .mebt ; :mite. gesehenk, o. = Oefttenf ; iem. iets ten g..e gerste Ilnat, 0.; -oogst, m.; -water, o. = geven = einem etty. fcbenfen ob. ium 13. macben, ber Oerftenilfaft ; bie ,ernte; %tbaffer. einem tin 13. mit eat:). mad)en; iets ten g..e krij- gerueht, o. = eerijcbt; een los, valsch, ver- gen = ettu. gefcbenft befommen; kleine g.. en ontrustend g. = ein blota (leered), feta)* onderhouden de vriendschap = Keine Oefcbenfe beunrubigenba O. ; de g .. en loopen uiteen = untertjatten bie areunbiltaft. Me @erilcbte finb febr berfcbieben; 't g. loopt = geschept papier, zie scheppen. gebt bie IRebe ob. ba4 @., e4 bertautet ; op 't g. geseherm, o. = aecten, (stud.) bie 43auferei, van = beim @eritcbte bon; bij g.. e (iets weten) g. met woorden = ber eortfram. = born ;)Brenfagen ; g .. en verspreiden, in om- gesehermutsel, o. = Scbarmilbet, (fig.) eho loop brengen = @eriicbte berbreiten; g. maken ftreite. = 2arm macben ; die zaak maakt veel g. = geseherts, o. = ecerben, Oefcberse. wirbett biel Staub auf, macbt (erregt) bid Vluf. gesehetter, o. = Scbmettern, @efttmetter; feben; heel wat g. van iets maken = bier (fig.) Gcbtuabronieren, Me atenomntage, bie Kufbeben& bon atty. maken; wee den wolf, die St idtuerei, bie atunferef. in een kwaad g. staat = tbebe bem, ber in gesehiedblad(en), -gesehiedboek, o. = iibletn inufe ftebt ; voor geen klein geruchtje (ba& Zucb ber) @efcbicbte; @efcbicbt4bucb. vervaard zijn = ficb nicbt leicbt einfcbijd)tern gesehieden, z. = gefdyben, fit() begeben, ficb fatten. ereignen, fid) lutragen (vgl. gebeuren); ende gerachtmakend = atuffeben erregenb, het geschiedde, als sij reysden = a begab fenfationett. fit abet, ba fie inanbelten; uw wil geschiede gerugsteund = geftilbt, unterftill3t. = bein eine geftbebe ; u zal geen Teed g. = geraim: g..e tijd = geraume Beit. bit fat (tvfrb) nicbt4 ecbtfmtne4 ob. rein Seib geruiseh, o. = @eraufcb ; zacht, dof, stark g. gefcb. (lviberfabren); (hand.) betaling is geschied = Leif e, bumpfe4, ftarfe4 O.; (ban zijde, mu- = Bablung ift erfolgt; de verscheping zal ziek, golven, bladeren, wind) alaufd)en ; (van onmiddellijk g. = bie Zertabuug !oft fofort regen, beek, bron) iRiefeln, inctufcben; (van vlie- erfolgen. gende vogels, stemmen) Oefdpvirr, Scbtvirren. gesehiedenis, v. = ebefcbicbte (in alle bet.). gerust = fariert, getviirfett. gesehiedkunde, v. = @efcbicbt&funbe, Oe. gerust = (rustig, kalm) rubig ; (van geweten, fcilicWes Leven, staap) rubig ; geen g. uur = feine rubige gesehiedkundig = gefcbicbtricb, biftorifcb. Gtunbe; ik ben nog niet g. = icb bin nocb gesehiedkundige = .t)iftorffer. nicbt berubigt; g. maken = berubigen; woes gesehledll rol, v.; -sehrij ver; -verhaal, g. = feien Sie rubig, unbeforgt ob. obne Gorge; o.;-vorscher = ba&@efcbidit411 butt ((efcbitt te); stel u g. = berubigen Sie ficb, geben Sie ficb fcbreiber (ttiftorifer); ,eraablung ((efcbicbte); aufrieben; u kunt er g. op zijn = barauf %forfcber. fonnen lie ficb bertaffen ; ik ben er nog niet gesehiet, o. = Scbief3en, @OM*. g. op, dat ... = lit bin nocb nicbt coma fitter, gesehikt = (voor een betrekking) geeignet, bar; ...; U kunt dat g. (vrij) doen = Sie anfteflig ; voor een betrekking g. zijn = far fonnen ba4 getroft (gaits rubig, Otte Ziebenfen) eine Sterfe geeignet fein; voor niets g. (bruik- tun; g., ik doe 't = titirflicb, it tue 6 of icb baar) = au nicbt4 tauglicb; g. (flink) jong- tue 6 (gana) getvit. mensch = tiicbtiger (getbanbter) junger Vann; [gerustelijk, zie gerust]. de kinderen waren zeer g. = recbt orbentlicb; gerustheid, v. = Olube ; met g. = unbeforgt, een g. man (in den omgang) = ein netter obne Sorge, unbefilmtnert; dat is een groote Vann; (van gelegenheid, oogenbtik) paffenb ; g. voor mij = ba4 ift eine grote Oerubigung hij is daarvoor de g..e man = er ift baiu ber fiir micb. geeignete Vann, er eignet ficb bap ; dat goed is geruststellen, h. = ?berubigen, zie ook niet g. voor winterkleeren = ba4 Beug efgnet gerust. ficb nicbt art einterfleibern, ift nicbt au S. geruststelling, v. = Zierubigung. geeignet ob. getnacbt ; dat scheen mij 't g .. ste = gerwe, v. = @arbe, Scbafgarbe. ... MO Cheeignetfte; ik achtte 't, g. iets daar- gesar, o. = Zegieren, (equate. van to zeggen = is Welt 0 Mr angebracbt geschaard = (van messen e. d.) ft artig ; ettu. babon au fagen ; (niet) g. voor den dienst zie ook scharen. = bienft(un)fabig, ,(utt)tauglicb, %(un)tilcbtig. gesehacher, o. = Sit acbern. gesehiktheid, v. = Mibigfeit, t augticbfeit, geschakeerd = abfcbattiert, nuanciert; (wap.) t itcbtigreit, Knfterligfeit (vgl. g e schik t); ook gefcbattt. ba& talent, Knlage. geschal, o. = ber Sci)aft, Scbaften, Oefcbuteto gesehil, o. = ber Streit, bie etreitfeett, bie ter, Scbmettern. Zifferena ; er is eon g. gerezen = e tit etc gesehapen = befcbaffen; 't staat er zoo mee Gtr. entftanben ; een g. bijleggen = etnen Streit g. = bie eacbe tiegt fo, bamit ift 6 fo befcbaffen ob. fd)licbten; zie ook hangende. fo belvanbt, bamit bat 0 folgenbe Zeipanbtni4; gesehilder, o. = bie Vaterei. met zijn kennis van 't Latijn staat 't slecht geschilpunt, o. = ber StreitOnft. geschimmeld. 230 gesoebat. gesehimmeld = fdiinuntig ; (van paard) geslachtswisseling (in plant- en dierk.) apfelgrau. v. = ber 0eneration4med)fel. gesehimp, o. = 0efdiftntlfe; ectiti#en, bie geslachtsziekte, v. = 0efcVed)taranf4eit. Sclintii4ung. geslagen: g. vijand = Zobfeinb, abgefagter gesehitter, o. = 0litern, 0lattaen, gunfetn. aeittb ; ze zijn g. vijanden = fie finb gefdprorette gesehoffel, o. = geinbe; g. goud = gefCagene4 Wolb, Ztatt, gesehok, o. = eeriittel. golb ; g. room = bie ScVagfabne. gesehommel, o. = Oefd)aufel, Sd)aufetn. gesleep, o. = 0e41043e. gesehooi, o. Oebettel, bie 8ettelei, Sd4nurren. geslemp, o. = 003raffe, 0efttlbelge ; bie gesehoren: leelijk met iets g. zitten (zijn) = $rafierei, bie Sd)lematerei. mit atm. red )t beriegen fein, ettu. auf bem Odle geslenter, o. = (l of Sd)lenbern. 4aben, mit ettro. in ber 43atf* fiten. geslepen = (fig.) fttlau, gerieben, burcf)trieben, geschraap, o. = kraten, Wefra#e ; (van een raffiniert. vrek) Sdiarren, (Bufamtnen)ara#en ; bie anau: geslepenheid, v. = ec4ta4eit w. zie ge- ferei; (met de keel) sZeriiitiper. slepen. geschrans, o. = 0efdjrnaufe. geslinger, o. = (van een schip bijv.) StDau= gesehreeuw, o. = Oefcfrrei, Sct reien ; s, eel fete, ednvingen, (scheepst.) Zd)lingern ; (met g. en weinig wol biet unb tvenig 8ofie; de beenen e. d.) Oefc4lenfer. veel g. over iets makers = biet Oef*ei (unb geslobber, o. 0efc4liirfe, editiirfen. Vtuf4eben0 bon dim macben. geslof, o. = ectlitrfen, 2atfc4en. gesehrei, o. = 00-mine, Oeffenne, (gefd)rei. gesloof, o. = bie l3taderei, bie Sftaberei. geschrift, o. = bie Ed)rift, ba4 ect)riftitild, geslorp, o. = 0efd)liirfe, Ed)liirfen. ba& Zofutnent; (bewijs) ber "ieteg; bij g..e = gesloten = (ab)gefc4loffen ; beritttoffen, au. ft4riftlic4, urfunblid); valschheid in g e Ur= gefniipft; g. geheel = gefd)loffen0 @alto& ; funbenfalfd)ung. g. kolonne = gelCoffette kolonne; g. als gesehrijf, o. = (handeling) Oefd)reibe; ('t 't graf = berfcbtbiegen mie ba4 Grab; hij is geschrevene) 0elcOreibe, Wefc4reibfel. erg. g. = f4r berfc4toffen, febr bugefnZpft ; hood gesehrob, o. = Grubben, Sc4euern. je g. = muctfe nidjt; zie ook book, deu r. gesehrok, o. = eCingen. geslotenheid, v. = albgefttloffen4eit zc. zie geschnbd = fituppig. gesloten. gesehuifel, o. = (met voeten) Stf)arren; geoluierd = berfd)leiert (ook fig.); (van de (van slangen) sZesifIte. stem) geblimpft; (van den horizon) trii be. gesehut, o. 00'00 ; een stuk g. = ein geslungel, o. = 0efdilenfer ; tt eruntlungern. 0efdiiiI3, eine nanotte ; grof, zwaar, licht (klein) geslurp, zie geslort. g. = grob0, fttibere&, Rena O.; (fig.) grof g. gesmaal, o. = Scfntityn, Oefcmeitr, Zerutt, gebruiken, met grof g. aankomen robe glimpfen. (ge)braudyn, mit grobent anfatyren ; 't g. gesmak, o. = (met lippen) 0egmal3e, planten = ba& aufpfianen; getrokken g. = Sap-1140i, (met de tong) 0efdinal6e, Sciptalen ; gebogene4 0.; zie ook bedienen, donder. (gesmijt) Sdrnteitett, Ecbleubern. gesehut 11 bedding, v.; -gieterij, v ; -poort, gesmeek, o. = Zitten. v. = 0eftf)iit bettung (ber :bourn); .gieterei; gesmeer, o. = Oefdrntiere, Oeffecffe, bie eubelei. -pforte. tgesmijdig, zie s m ij d gesehutlitalie, v.; -tap, m.; -vuur, o. = gesmijt, o. ec4ineiten, taerfen, Oefcmelf3e. 0efc4iltditalje; =ballfen ; sfeuer. gesmokkel, o. = ecniuggein, bie Scfmtug= gesis, o. = Wesifc0(e), 8ifc4en. gelei ; $afdyn. gesjouw, o. = (eig.) Oefttlepide; (gezwoeg) gesmul, o. = Stt maufen, 00maufe. bie $lacferei, bie Sd)inberei, bie effaberei, gesnap, o. = 0eplauber ; (minder gunstig) (losbandigheid) bie 2ieberlidifeit, bie %ut•fcbtbei, OefdpudO ; ijdel g. = leere4 Wetbiif(4, abge= Nog. fc4macete4 8eug. geslaaf, o. = bie Vacferei, bie Sflaberei. gesnater, o. = Sdrnattern, 0egnatter, 0e. 1. geslacht (vee): accijns op 't g. = bie Gd)fact)t=, plapper, Oefdrnabber. ateild)fteuer. gesnauw, o. = bie Zarfdityit, VInfdinausen, II. geslaeht (familie), o. = Oefc4lect (in linranien, ba& bare 9infa4ren. alle bet.); 't opkomende g. = ba& tyrantbad) gesnedene = Zerfdpittene(r). fenbe 0.; 't tegenwoordige g. = ba& jetige gesnik, o. = Sttludmett, Weictludie. (Ljyatige) bie jetige 0eneration; van g. tot gesnipper, o. = Gttippetit, Sdwillfetn, Gd)nit= g. = bon 0. au W. Oef geslachtilelijk, -loos = gefitteittlIfid), gesnoef, o. = 003rOte, bie q3rOlerei, bie geslachtsliboom, m., o.; -drift, v. = Kuffc4neiberei, bie Zicftuerei, bie tainbbeutelei. 0efcVecbt4 Hbaum (Stammbaum); ber .teir ; ber gesnoeld geld = gefippte4 0e1b. %trieb. gesnoep, o. = 91aidyn, eenafc4e, bie geslachtsgemeenschap, v. = gefstfed)tMer gesnor, o. = Sdrnurren, Oefctmurre, Curren; Umgang. (van pij len) Oef)rnirr ; (collectief) bie Scnurr: geslaehtsillijn, v.; -lijst, v.; -naam, m.; pfeiferei, ber airiefan5. -onderseheid, o. = ; ba& gesnork, o. = ed)narcOen; verder = g e s n o e f. %berbeid)ni&; .name (aamilienn.); ber ,unter= gesnuffel, o. = El*tiiffeln; (fig. ook) etiibern, fc0ieb. tierumfttibern. geslaehtsliregel, m.; -register, o.; gesnuif, o. = Sc4naufen, ScDnauben ; (snuif gang, m. = bie 0efItled)th Ilregel ; =regifter gebruiken) Stt nupfen. (ber etantntbaum); bie .enbung. gesnuit, o. = Sct)neuaen. geslaehts verschil, 0.; -wapen, o.; -werk- gesnork, zie gesnork. tuig, o. = ber Oefcbtec*& unterfc4feb ; =tvaPPen ; gesoebat, o. = Oettetn, R3ittett; (gevlei) =organ. ScItteic4eltt, bie edmeicfylei. gesoes. 231 gestom 0. gesoes, o. = Zrattmen, bie Zraunterei. doen = fein Sort, feinen %ib, fein Zerfpre*n gesol, o. = bie spielerei; Oe4iinfet. 4alten ob. erfiiiten. gesorteerd = affortiert. gesternd, zie gesternd. gesp, m. =-: bie Sdparte. gestarnte, zie gesternte. Isespan = eheflifIrte, Oeferte, Oefpan. g., o. = gestationeerd = ftationiert : aufgefterit, an: Chef 4:Kinn (iDc4fen, $ferbe); bie Oanbe]. gefteat. gespannen = (van verwachting,verhouding) geste (gebaar), v. = Oefte. gefpannt ; g. toestand = bie Epannung ; in g. v er- gesteeld = geftiett. wachting zijn = in gefiginnter %rwaf tung ob. ge gesteun, zie gesteun. fpannt fein (auf) ; op g. voet met iem. staan gesteente, o. = (alg.) Weftein ; (bijz.) ber = auf gejpanntem aute mit einem ft0en, mit %belftein, ber ebrabftein, ber stein. einem in epannung teben, mit einem (fiber ben gestel, o.: hij is gezond, sterk van g., heeft au f;) gefpannt fein, blanf mit einem ftelyn; een gezond, sterk g. = flat eine gefunbe, ftarfe op zeer g. voet levee = in groter Gpannung nonftitution ; einen gefunben, ftarfen SticirOer ; leben n. hij is zwak van g. = er *It eine fd)tvadje Ston. gespartel, o. = Baptietn, Oebappet. ftitution ; mijn g. kan daar niet tegen = meine gespat, o. = Oefprit.e, SPrit.en ; Oepliitfdier, Oefunblyit (Watur) ob. mein kiirper fann ba& nidit 43tatfcbern. ertragen ; prikkelbaar, zenuwachtig g. = rei6. gespatfferd = gefperrt. bard, nerbiifd Zemperament ; zijn heele g. is in gespeel, o. = 026efiliele, Spielen ; g"(persoon) de war = fein gatmer Crgani&mu4 ift 6erriittet. = Weipiele, 6)efpiettn. gesteld: 't is er zoo mee g. = bamtt 1)at e gespekt = (van een beurs) gelpicit. folgenbe Oetvanbtn0 ; met de nachtrust is gespen, h. = IcOarten. 't slecht g. = mit ber 9.1aci)trutr ift e fd)ted)t gespierd = nerbig, feiptig, mu4fulii4 ; (fig.) befterit ; zie geschapen; ik ben er op g., nerbig, friiftig ; sterk g. .-- nut&felfrtiftig. dat ... = id) 4atte barauf, bat ... ; op iets g. gespierdheid, v. = Witt&felfttirfe, nerbiger zijn = auf ettb. 1)atten, (prijs stelten) groten Zau ; (fig.) graft, frtiftiger 8au. RBert legen auf ettn. ; mama was er op g. dat gespij bel, o. = ,t)inter,biesScf)ute,ge4en, GI#1, ik haar zou vergezellen = bie Matta beftanb fd)rveinben. barauf, bafi id) fie begteiten foftte ; op geld g. gespikkeld = gefprenfett. zijn = auf eetb berfeffen rein; 't kind is erg gespin, o. = Weftlinne ; Spinnen ; (van katten g. op snoeperijtjes = ift auf Silf3igfeiten gam, ook) ettnurren, (gefc4nurre. berfeffen ob. erpidit ; op iem. g. zijn = grote gespitst: op lets g. zijn = auf ettb. gefaf3t Stiicte auf einen Otten, einen gern miigen; g., fan, lid) auf etm. gefatt gemad)t ljaben. ik had .. = gefe4t, id) L)iitte .. ; de g ..e mach- gespook, o. = Umgeben ; it.erumirren, ber 2iirm, ten = bie R3e4iirben, bie beftet)enbe 0 brigfeit. g. van den storm = Zoben bd sturitteL gesteldheid, [gesteltenis], v. = Oeld)af. gespoord = gefpornt. fenbeit, ber Buitanb, 2age ; bepaling van g. = gespot, o. = Weiptitt(e), bie Spi3ttelei. be, 43rtibifatib. gesprek, o. = (lielpreid) ; (onderhoud met een gestemd =geftimmt, aufgetegt, bi&poniert;goed, bepaald doel) bie Unterrebung ; een g. begin- slecht g. zijn = gut, f c4ted)t, geftimmt ob. aufgetegt nen, aanknoopen, afbreken, voeren enz. = ein fein; gunstig jegens iem. g. zijn = gunftig gegen Giefpr. attfangen, anfttilpfen, abbreiten, fiiL)ren einen geft. fein ; ik ben niet g. om to lachen 2c.; 't g. kwam op hem --.-- Mr (amen auf it)n = id) bin nicbt 6uut 2adyn aufgelegt, lib* in su fprec4en; zie oolc gaand e. ber Stimmung 6u tae en. Lgesprenkeld, zie gespikkeld]. gestemdheid, v. = Stinunung. gespring, o. = springen, ebefpringe. gesten, zie gisten. gespnis, o. = Oefinbet, Chetid)ter, ber 'jaw gesternd = gefternt, befternt, geftirnt. 4aget, Sad; helsch g. = 19iittild9d Oefd9meit ; gesternte, o. = @eftirn, bie Sterne; onder bie Onen,, Zeufethbrut ; 't kleine g. = bie een gelukkig g. geboren = unter einem glitet, Mine Brut. lic4en stern geboren. gest, zie gist. gesteun, o. = StiAnen, OieftiAn(e), acWn, gestaag, zie gestadig. Weiidme, Gimmern, Oetoimmer. gestaart = gefc0)iinat; mit einem Bopf, einen gesteveld = geftiefelt. Bopf tragenb, bopftragenb, vgl. staar t. gestieht, o. = (voor opvoeding, verzorging, gestadig = fortnititirenb, (onophoudelijk) uns zieken e. d.) bie Knftalt ; (gebouw) Oebtiube, ber auff)iirtid), (zonder onderbreking) unau&gefett; Zau ; (kerk of ktooster) etift ; hefdadig g. = (bestendtg) befttinbig ; een g ..e regen = ein bie 841ttitigfeit4anftalt ; g. voor opvoeding = ant)attenber Eflegen ; 't regent g. door = e bie %r3ieflung&anftalt ; zie verder stichte n. rennet in einem fort; (op de beurs, markt e.d.) gestietdatie, v. = Weftifulation. g .. e dating = ftetigd Giant. gestienleeren, h. = geftifulieren. gestadigheid, v. = W4eftlinbigreit, (volhar- gesting, zie gis tin g. ding) Kunauer. gestipt, gestippeld = 13unftiert ; (stof) gestalte, v. = Oeftalt, ber Suct# ; rijzige gefprenfelt, get4fett, getupft. (hooge)g.= 40e ob. f Cattle O., tiot)er ob. fottanfer gestoei, o. = 0 0Miter, SCifern, We Sctli. e.; magere, donkere g. = magere, bunfete 63. ; ferei ; @etiinbet ; (van spelende kinderen) ees groot (hoog) van g. zijn = bon order O. fein, ttimmet. 1)ottgetrad)fen fein; 'tlavondmaal onder beiderlei gesteente, o. = (van predikant, spreker e. d.), g. = baa Vt benbmabl. in beiderlei Oeftatt. bie Stanbet ; (anders) ber Stuf)t, ber Seffel; gestamel, gestamer, o. = Stantmetn, 026e. (collectief) Qbeitii41. ftammet. gestof, zie gesnoef. gestamp, o. = Stampfen, 65eftampfe. gestotieerd = matiert. gestampvoet, o. = Vtufftampfen, abeftampfe. gestommel, o. = 0ePoiter, $oltern. gestand: zijn woord, zijn eed, zijn belofte g. gestomp, o. = SMagen, stolen, Oeftote. gestook. 232 getto. gestook, o. = Oefen; ogeftiire ; (fig.) 026403e, gettereller, o. = Zriffern, Oetriffer, (6e. 126eftatef, bie 1tuf4e4erel. atoititer. gestoot, o. = Stoten, Gieftor3e. getij, o.: 't g. waarnemen ,---.. bie atutbeit ob. Me gestotter, o. = etottern, Oeftotter, Stains giinftige Striimung tualyttebtnen ; elk vischt op tnetn, eseftammel. zijn g. = jeber ergreift ob. benut3t bie OelegeOeit gestr. (gestreng = geftreng). (Wenn fie fit barbietet); de getijden (eb en gestreel, o. = Streiteln, Oeftreitel ; (fig.) vloed) = bie Oebeiten; hoog, laag g. = Doan, St il3etn, ber Stitef. Riebrigtoaffer ; 't g. verloopt = bie giinftige gestreept = geftreift; (muziek) geftriten, Striimung berlduft lid) ; zie verder tij. (in teekeningen) geftritelt. getljboek, o. = 8rebier. gestrekt = (hoek, galop) geftrecft. gettide, o. = bie Zfaf)re4eit; zijn g ..n lezen gestreng = ftreng (in alle bet.); g ..e heeren = fein Zrebier beten; zie verder getij. regeeren niet lang = geftrenge t^erren regieren getijdeboek, zie getijboek. nitt Lange. gettigerd = getigert, tigerffecfig. gestrengel, o. = bie ZerfcVingung, Zer. getik, o. = (van klok, houtworm e.d.)5ticren; ftlingen. (met vinger of ander puntig voorwerp ook) gestrenghetd, v. = Strenge. zippen. gestribbel, o. = Striiuben. getiktak, o. = Ziatacf. gestrij, o. = bie Otettaberei getimmer, o. = Bintmern. gestrijk, o. = Etreiten ; (van de strijkster) gettmmerte, o. = 8immeriverf, ber 3au. $liitten, Q3iigeltt. getingel, o. = Ziimmeln. gestrikt: gelint en g. = bebanbert unb be. getint (fig.) = einen (getoiffen) afttftrit fiabenb, fcbfeift. mit einem (gelbffien) Vinftritt ; zie ook tin ten. gestrompel, o. =StolbernSheitolber,umileln. getintel, o. = eprubetn, aunfetn; (in de gestrulkel, o. = etrautetn, Qbeftraucbel. vingers van kou e. d.) $ricfetn. gestudeerd = ftubiert ; een gestudeerde = getiteld = tituftert, betitelt. ein Stubierter. getjtip, o. = @estoitfter, 8tDit*rn. gestuif, o. = Stauben; Oeftliube. getjingel, o. = (op de piano e. d.) Oeffintimr, gestnmper, o. = Oeftiimber, bie Stilmberei. alimpern; (van de tram e. d.) gbertingel, gesnf, o. = Zilfen, saSeb3fe. Sitingeln. gesuls, o. = eauf en, Zraufen, Qbefaufe, (fie: getob, o. = bie Tififjfal; bie 431aderei ; na veel braufe; ik heb g. in mijn ooren = bie Cbren g. = nat bielen W1ii4feligfeiten; 't is een g. = braufen mir, 0 brauft mir in ben 04ren. a ift eine Vag ; g. over iets = 03riibeftt gesuizel, o. = Oeflittfel, Stiufeln. ,fiber etlu. gesnkkel, o. = artinfeln ; (gang) Oefriete, getoet, o. = Zuten, Oetute. Baubern; (werk) Oeftiiminr, bie Stilmperei. getogen: hij is daar geboren en g. = geboren genus, o. = Zeitinftigen, Stiffen. unb er5ogen. getaand = (kleur) loWarben, braungefb, getokkel, o. = ,t.arfett:, Saitenipief; (spottend) febern ; zie verder tanen. alummeln, alimpern. getabbaard, getabberd = tin 9intt&ffelb, getongd (wap.) = gesiingelt. fin VfmtNetuanb. getoover, o. = 3aubern. getah..., zie gutta... getouw, o. = ber Vebftubl; iets (een werk) getakt = mit %lien ob. Btuetgen, aftig, streigig. op 't g. zetten = env. in 9,Ingriff neflmen ; een getal, o. = bie 8abt, een groot g. stoelen = feest op 't g. zetten = ein feft anfterfen ob. eine grof3e %Nat't bon etittiten; 't g. van zijn beranftatten; op 't g. staan = in Rirbeit fein. vrienden = bie Babl fatter areunbe; bij 't g. getralied = gegittert, (sterker) bergittert; g. verkoopen = nat ber Batt berfaufen; weinig venster, g ..e deur = Oitterfenfter, :Mr. in g. = tvenfg an (ber) :801; in grooten g..e = getrappel, 0. = (alg.) @etrampet, (in 't bijz. in grocer Babf ; ten g.. e van 100 (100 in g.) = van vurige paarden) eheitampfe. 100 an ber Ball; g .. len zijn welsprekend = getrapte verkiezingen = inbirefte Va4fen. BaVen betueifen, zie verder b en o emd, e v en, getrenr, o. .--- Zrauern, Wetrauer. geheel, enz. getreuzel, o. = Oetabef, triibeln, bie ZrO. getalle !leer, v.; -reeks, v.; -waarde, v. = betel; @etrenbef, Zrenbeln ; Zrucffen. BaVen Il fOre ; sre* ; ber ,Inert. getril, o. = Bittern, Sttningen. getalm = Baubetn, Zriibeln, Zrudf en, aacrern, getrappel, o. = Zrippeln, Getribbef. Oeactuber, Wetriibel. getroetel, o. = Vitftetn. getalmerk, o. = bie BOIftgur, bie Biffer. getrokken (van vuurwapenen) = geaogen. getalsterkte, v. = rutnerifte Sarre, ber getrommel, o. = Zrommeln, Oetrommel. effertib(be)ftanb. getroost = getroft ; den dood g. = tobergeben. getand = (blad, rad) gesabnt, (lint) ge3acrt. getroosten zich, h. = fit eft-r). gefaUen getapt = beliebt, gerngefe4en. faffett, etiv. binnebmen ; zich de moeite g. = geteekend = ge5eicfmet; was g. (onder een fit bie Wlitbe nitt berbriefien taffen; zich op- stuk) = (ge5.); wacht u voor de geteekenden = offeringen, ontberingen g. = cpfer bringen, bilte bit bar ben 43e5eitneten. entbebrungen erbulben. geteem, o. = bie Salbaberel, Oetuittfef, 0e, getroubleerd = bertvirrt, berriieft, iiberge, pitirre, bie 2eintfieberei. ftnabl)t, frrfinnig, nitt bei Zrofte. getemperd = gemilf3igt, gebiimpft. getrouw = (in alle bet.) treu, (sterker en geterg, o. = elei5en, Quiilen, bie iluliferei. deftiger) getreu. geteut, o. = Zri5beftt, ebetrObel,actcreln,Zrucffen. getrouwd = be#eiratet. Gethsemane (tuin bij Jeruzalem), o. = getrouwelijk = (ge)treulit. et4femane. getronwheid, [getronwigheid], v. = getter, o. = Oeflirm, ber Wirtn, Oeftrei, Zreue (in alle bet.). IZetofe, Oetiife. getto (jodewijk), o. = ber, bab ietto. getuigd. 233 gevechtsbatterij. ^^•••^^^., getnigd=(paard) getAirrt; (schip) aufgetafelt. bet geflifirbet; voor rekening en g. = fiir getnige = Benge; iem. tot g. nemen, roepen = tRedpung unb (unb &Jiffy); als 't g. voor- einen sum Beugen nebinew, anrufen; g..n oproe- bij is, vergeet men te bidden = Wenn Me O. pen = Beugen aufforbern; een g. wraken = borither ift, tvtrb bet Oettige au&gelatt. einen 8eugen bertverfen; onwraakbaar g. = II. gevaar, o. = aabren, WefOre. unbertverflicOer 8.; g. a charge = Tielaftung&. gevaarlijk = gefit4rlicf); g. voor = g. fur. seuge; g. a decharge = entlaftung&seuge ; we gevaarlijkheid, v. = Werti4rlicOreit. waren g. van dat tooneel = tvfr Waren Beugen gevaarte, o. = bet notof; (bouwwerk, sa- biefer Esene; een wolk van g..n = efn (Daufen menstel) bet Niefenbau, (monsterachtig) ba& Beugen; iem. zijn g..n zenden = einem fetne linge4euer, ba& Ungetilm. eefunbanten fenben; die gebouwen zijn g..n gevaarvol = gefOrboti. van de volharding = biefe Webliube seugen gevaecineerd = geimpft ; g ..e = WeimPfte(r), bon ber 92it4bauer ...; hij heeft zich ingespan- k3n1Offinfl. nen, g. de mooie teekening = ba& betveift [gevader = Webatter.] bie fciOne Beit*tung; g..n geven = ein 8eugni4 geval, o. = bet Gall; (voorval) bet Zorfari, geben. bie OefcMc4te; (toeval) ber Bufafl; een interes- getnigellbewills, 0.; -geld, o. = ber Bett, sant g. = efn intereffanter g.; in g. van nood genii bowl& (ber Oetvet4 burct 3eugen); ble = tin gaff bet Vtot, tin 9Zotfafl; in g. van over- ,gebiii)ren (flyib). lijden, van niet betaling = tin Sterbefart, ten getuigen, h. = seugen ; voor, tegen iem. g. = 92Wsat)lung&fati; in g. van brand = im aatte fit; tvtber of gegen etnen s. ob. augagen; dat eine& geuer4; in g. van twijfel = tin Blveifel ; getuigt van onwetendheid = bat; seugt bon ob. voor 't g., dat = furben a., baf3 ob. fatt& ; in Lefunbet Untviffenbeit; ik kan g., dat = tit geen g. = feine&fan; in 't ergste g. = im fCimm, fann beseugen, baf3 ften a., fcblinnftenfati4 ; in alit) (elk) g. = getnigenis?o. en v. = ba4 8eugni&; Me auf jeben auf alle jdUe, jebenfaU, (toe- alugage; g. afleggen = 3. ablegen; volgens gevend) jebenfaU, inuner4in; dat is 't g. met zijn g. = nab feinem Beugni& ob. seiner Ku&fage; mij = bat; ift meld a.; wat met mij niet dat legt g. of (draagt g.) van zijn talent = 't g. is = tva& mit mfr niit bet gal ift; in ba& seugt bon ob. befunbet fein Zalent, legt 8. ab voorkomende g .. len = borfoinmenbenfan, bon feinein Z.; 't g. van mijn oogen Iva& eintretenben garta als 't g. er toe ligt = lit mit meinen eignen Viugen gef4en babe. gegebenenfan; bij g. = etiva ; 't g. getnigellverhoor, o.; -verklarIng, v. = wilde = bet Bufall mate; ten g.. le van iem. bie Beugenll bernebmung .erfiiirung. = einein suliebe, um ]ems. tvttlen; [bij g. (bij getuigsehrift, o. = Beugni&, Ktteft, een g. toevat) = bon ungefi#r]. uitreiken (afgeven) = ein 8. au&ftenen; zie [gevallen, z.: 't geviel, dat = el gefc, ook gedrag. bat; zich laten g. = fici) gefarien laffen; 't ge- getuur, o. = Gtarren, (naar iets uitzien) valt mij wet = e& gef dflt nth mob. gevallig epiiben. = angen0m, tvOlgefeiritg, erfreulW] getwist, o. = Weftrette; (heftig en onbeschaafd) gevangen = gefangen; zich g. geven = fic4 Oesiinf, Me Biinferei. g. geben; gevangene = Wefangene(r). gent, v. = (alg.) IRinne; (van rivier) bet gevangen bewaarder; -hok, o. = We. Zaliveg, (vaarg.) aabrrinne; (tusschen 2 zand- fiingni&llnatirter ((gefangnentviirter); (.).Vocb. banken) ba4 gevangenhouden, h. = gefangen batten. gear, m. = Zuft, WeruC (van wijn ook) gevangenhouding, v = Oefangen4altung. ba4 R3ouquet; welriekencie g. = Soiggerud); gevangenhuls, o., gevangenis, v. = ba& zonder g. of kleur = One Zuft unb aarbe; Wefarigen4au&, bats Oefiingni&; in de g. bren- in (al zijn) g.. en en kleuren = in alien gen, voeren = in& Geftingni4 abfiibren. sellytten. gevangenisstraf, v. = Wefiingnigtrafe; tot geuren, h. = buften, riecten; (fig.) (met lets) maand g. veroordeelen = su einem Wlonat g. = flunfern, fcinvabronieren, (mit ettv.) pratifen, Oeflingni4 berurteilen. bicftun, ffdj (mit etiv.) briliten. gevangeniswezen, o. = Oeftingiti&tveren. genrig = bufttg, (geurend) buftenb ; (iron.) gevangenmaken, -nemen, h. = gefangen fauber. ne4inen, sum Wefangenen maven. geiirm, o. = Weivinfel, Stagen, 2amentieren. gevangenneming, v. = WefangenitcOme. genrmaker = alunferer, $ral)ler, gevangenpoort, v. = ba4 Wefiingni&tor. broneur. gevangensehap, v. = Wefangenfctiaft. I. gems = Oeufe; g. worden = (hist.) sur gevangenll zetten, h.; -zitten, h. = gefangen Weufenpartei iibergeke)n. fe4en (legen) ; fiten. 11. gems (vtaggetje), v. = 8ugfprietfOne. gevankelAjk = geflingficti ; g. wegvoeren = genzeillied, o.; -penning, m.; -verbond, gefangen tvegfiifyren. o.; -vlag, v. = Oeufenglieb ; spfennig ; bet gevat = gef*it, getvanbt, bell; (in 't ant- ,bunb ; :flagge (sfOne). woorden) fctitagfertig. I. gevaar o. = bfe OefOr; met g. van zijn gevatheid, v. = abetnanba)eit, SCagfertiareit. leven = mit W. feine& 2eben&; daar is geen geveeht, o. = (vijandig) qbefecift, (met 't oog g. voor = ba& bat feine W.; g. van brand, op hardnekkigen tegenstand) bet Rainpf; (van van vallen = aeuerNefabr, su fatten ; g. grootere Leger- of vlootafdeelingen ook) loopen laufen, daarbij loop ik geen g. = Zreffen; g. van man tegen man = t.anbge: babel bin icfj ntcbt gefiityrbet; in g. zijn = in menge; buiten g. stellen = fampfunftiMg ma. fein, gefii4rbet fein; in g. brengen = in (4. clyn, abfilf)ren; g. op leven en dood = Stainpf bringen, geflifirben; 't in-gevaar-brengen = auf lob unb Lieben ob. btki auf4ffteffer; in de Me Oefti4rbung ; button g. zijn = auger hitte van 't g. = in bet 4)43e bet; Wefect& fein; op g. of van te vallen = auf bie bin ob. be& kampfe&. iu fallen; er is geen g. bij = e& tit nic4t& ba. gevechtsbatterfj, v. = feuernbe Zatterie. gevechtsformatie. 234 gevoelsmensch. geveehtsformatie, v. = OefecWfarmation. geviengelte, o. = Wefiiigel; Refieber]. geveehtsieer, v. = geefedtdte§re. o. = atiegen, Oefliege, Werenne. geveehtslinie, v. = Sc4tadAtinie. o.: iem. in 't g. komen = einem eat. gevedel, o. = Weftebet, aiebeln. gegenfomnten. gevederd = gefiebert (ook van pijlen); g..e gevioek, o. = Oeftuc§e, atuc§en. hoed = aebertpt. geviokt, o. = flocfig. gevederte, o. = Wiefteber. gevoeglijk = mit gutent aug ; (gerust) ru§ig, geveeg, o. = Ceefege, aegen. getroft. geveins, o. = Me ?Serftellung. gevoel, o. = (vooral lichamelijk en van geveinsd = (gehuicheld) er§eudytt, (voorge- 't gemoed, duurzaam) Oefii4t, (meer ttidelijk) wend) borgefc4iitt ; (huichela,chtig) 4euct)lertic4; bte %mpfinbung ; (beset) Woefii41; (aandoening) een g e = ,f)euctger, Woleidner. WIttpfinbung ; een g. van haat, van rust = eta geveinsdheid, v. = sZerfteitung, toeuc§elei. O. bed toaffed, ber Oh*, zedeluk, godsdienstig, gevel, m. = Wiebet, (voorg.) bte aaffabe, bie dichterluk, muzikaal g. = Patio:40, retigibied, aront; (spottend voor „neus") (Oefio§td)rfer. bic§terifc4ed, mufifalifc4ed ; gemengde g .. ens gevellimunr, m.; -spits, v.; -Steen, en.; -top, = getnifc§te Wefii§te ; g. voor 't schoone, voor = bie Wiebellinauer; :fp*, .ftein; fatsoen = fiir bad edAne, fiir belt Knftanb gevelvormig = giebelfOrmig. (Knitanbdgefii?); g. van eigenwaarde = eettift, geven, h. = geben, (ten geschenke) fc§enfen; gefii§t; nationaal g. = 92ationalgefit§L; tranen (bevel, onderwijs, verlof, een pas e. d.) geben, van g. = Zriinen ber atit§rung ; op 't g. (af ) ertetten; 't groen geeft den muur een vroolijk (op den fast) voortloopen = tappenb ob. taftenb aanzien = bad Ortin gibt ber Mater ein Meiterge4(e)n; op 't g. (af) oordeelen = nad) §eitered Vinfetien; de Heer heeft gegeven, de bent W. urteiten ; 't is zacht op 't g = ed fil§lt Heer heeft genomen = ber .Derr 'NO gegeben, fist meld) (dart) an. ber .terr §atd genommen ; wie geeft, wat ht) I. gevoelen, h. = fil§ten, emPfinben ; (merken) heeft, is waard, dat hij leeft = ein Sdytin fpiiren; (medelijden, vreugde, smart) fillgen ; gibt met)r ald er tot; iets er aan g. = eau. (berouw) empf., Oben; de behoefte g. iets te b(a)ran g. ; wat g. ze er om! = Mad fragen zeggen = bad Q3ebtirfnid empf. ob. f. eat). titt fie banactj, Mad ftintmert'd fie! God geve ...1 fagen; (lust, roeping) fit§ten, fpiiren; iem. Wott gebe ... I God gave . = matte booze luim doen g. = einen feine fable 2aune Wott ! ik geef 't je in tienen dat te f. taffen ; zich niet wel g. = Pict) untro§t f.; raden = bad raters Ste nie; men zou hem rk gevoel me niet wet = (ook) mir ift nic4t gut; geen 50 jaar g. = man miirbe i§n nid)t ftir zich het best g. als .. = (ook) ant beften ant (bet) eaten aiintaiger anfetien; dat geeft („hindert") Sege fein, Mean . . ; zich doen g. = fict) fit§lbar niets = bad tut ob. fdiabet it 40; dat geeft mad)en ; er wordt dringende behoefte (aan ..) („helpt") toch niets = babel tumult boct) nic4td gevoeld = el rnact)t fic4 ein bringenbed Oe. §eraud; ik geef niet om een beetje regen = bilrfni4 (an . .) fii§lbar; U gevoelt dat ik dal td) mact)e mir nic4td and ein bif3d)en Megen ; niet doen kan = Cie begreifen ob. fe§en ein, bat . met om iem. g. = fict) nic4t um einen fiimmern, II. gevoelen, o. = bie ilteinung, bie Vinfid)t; nit* biet auf einen geben; („zich niet aan iem. bie Wefinnung ; 't algemeen g. = We cagemeine storen" vooral) nic4t an einen fetyren ; ik Vinf. ob. V.; volgens znijn g. = nac miner V. ob. geef er niet veel voor (fig.) = ic?gebe nic4t nact) metnem Zattir§atten; ik ben van g. Biel barauf ; wat geeft 't, of...? = mad 4fift ob. = id) bin ber Vinf. ob. ber ; met tem. van g. ver- nittst ed, bat ? 't is zaliger te g. dan te schillen = berfc§iebener Veinung fein; de g ..s ontvangen = geben ift feliger bean net men; loopen uiteen = We Veinungen finb berfc4ieben ; 't was hem niet gegeven, zijn land weer te g..s (als meerv. van gevoel) = Wefii§le; ik zien ?ed War i§m nid)t gegeben ; gegeven ken uw g s jegens mid = ic?fenne jt)re Wef. te 's-Gravenhage den 15 April 1900 = gegeben gegen mid) ; met g .. s van hoogachting uw dr. im toaag am 15. llprit 1900; zie verder g e- N. N. = 4octacf)tung&boftc,j4r ergebenfter 91.; geven en de woorden, die met geven een met g s van oprechte hoogachting enz. = uitdrukking vormen. (ook) mit ben (gefinnungen ber aufric§tigften gever = Weber; (schenker) ectienfer, spenber. Ooc§ctc§tung u. f. gevest, o. = ber @riff; (aan sabel en degen gevoelig = (van ltchaamsdeelen, koude, ver- ook) Oeftit. lies, balans) empftnblici) ; g e slag = (eig.) gevestigd: een g e meening = eine fefte ob. fil§tbarer, (eig. en fig.) entpfinblictier Scbtag ; feftbegriinbete neinung (iniid)t); zie verder g. voor = empfinblid) far ob. gegen; g. voor goede vestigen. woorden = empfiingtic?fur gute Rorte; (ge- gevierendeeld = (wap.) gthiert. voelerig) entpfinbfant; een g e snaar aan- o. = jeiten, Oefeile. roeren = einen fibligen $unft beriibren ; g e gevind = (visch) flofftg, atoffen benenb; wood = fttuterb§afte Sunbe ; g. spelen = mit (blad) fieberftirmig. Wefil? ob. gefil§tbott fpiefen. gevingerd = gefingert. gevoeligheid, v. = %mpfinblic§feit, gevit, o. = ritteln, bie krittelei. famfeit (vgl. g e v o eli g); (prikkelbaarheid) geviag, o. = alaggen, ber ataggenfcfpnuct. Reibbarfeit. gevlamd = geftammt, geMilffert, moiriert. gevoelloos: g. stuk steen = fii§rtofed Stile! gevleesd = fteifc§ig; de g e duivel = ber Stein; g. mensch = (ge)fil§ttofer ifienfd); g. eingefteifc4te ob. leib§aftige Zeufel. voor koude = unempftliblict) gegen Witte; geviel, o. = Sc4nteic§eln, Weic§tneictiet, We (bewusteloos) beiouttio4. ectitneic§elei. gevoelloosheid, v. = aiiPorigfeit, gevlekt = geftecft, tofigfeit, Unempftnblic4feit, vgl. gevoelloo s. gevleugeld geftitgett; g ..e dieren = bad gevoelsieven, o. Weiniitdleben. Weftilget; g..e woorden = geffilgette Torte; gevoelsmenseh, m. = Wefil§tdmenfot, Wes g. ros (Pegazus) = aliigelpferb. nttiOmenfd). gevoelszenuw. 235 geweld. gevoelszenuw, v. = ber eatiaftnbuniOnerb. gewandel, o. = epaaieren; er is bier veel gevoelszin, m. = Oefilbl&finn, Zaftf inn. g. = bier MO bid Illabiert. gevoelvol = geftiblbon. gewankel, o. = Sactetn; Scbtvanfen (vgl. gevogelte, o. = oget (431.) ; (huisdieren) wankelen. eheftitgel, geberble4. gewapend = betuaffnet; (toegerust) gertiftet; gevolg, o. = (stoet, volgelingen) qbefolge; van top tot teen g. = bon lop bi& ju gut; (uitvloeisel) bie golge, (resultaat) ber %rfolg; b., bi& an bie Blibne ; g.. e macht, neutrali- (in de meetk.) aotgerung ; de vorst met zijn teit = betvaffnete Eliacbt, Oteutralitiit ; met 't g. = ber ail.* mit (nebft) g. geven aan g e oog = mit bewaffnetem Kuge; ik was er een wensch = einem Sunfte a. feiften ; aan op g. = f war barauf gefaf3t. een voornemen g. geven = ein Zorbaben gewapenderhand = mit betvaffneter (ge: au&filbren ob. stir altt&filbrung bringen; de tvaffneter) Oanb, mit ben Saffett in ber Oanb. g.. en van den oorlog zijn niet te overzien gewapper, o. = atattern, @effatter. = bie aotgen be& Arlene& finb nicbt ab5ufeben, gewar, gewarrei, o. = Wewirr, ber met goed g. bekroond = mit beftem getrint; wart, Zurcbeinanber ; g. van stemmen = met goed g. = mit (gutem) ; al mien pogin- ob. Z. bon atimmen, Stitnmengervirr. gen bleven zonder g. = .. btfeben erfolgto4, gewas, o. = Oetvlicb&, ber R3audd&, bie %rnte, blieben One e., batten feinen %.; ten g..e hebben Sactd&tunt; 't lagere g.= ba4 niebrige ob. untere = bur a. ob. tot qh. 4abert ; ten g. van = infoIge, O.; uitheemsche g sen=au&leinbifdde &warble; sufotge (gen.). klein van g. = bon fleinem Sucb&; dit jaar gevolg(e)lijk = mitbin. hadden we een slecht g. = elite fddleddte grnte, gevolgtrekking, v. = aolgerung, ber Ect tut; fcblecbte& eh. ; eigen g. = eigene& O., (van wijn g .. en maken aolgerungen aieben; Stitt* ook) eigene4 Sac&d&tum. madden ob. bieben; welke g. maakt u daaruit = gewaseh, o. = &WO*, Safcben. tuct& fcblief3en Ste barau& ; bij g. = burr() Scbluf3= gewast = getvitcbft ; g. linnen, katoen, taf, folgerung. papier = bie eadd&leintvanb, ber .fattun, ber gevolmaehtigd = bebotimlicbtigt ; gevol- taffet, ba& ,papier. machtigde = Zebontniicbtigte(r). gewaterd = getviiffert, moiriert, geflammt. gevonkel, o. aunfetn, aunfenfprit4en, gewatteerd = wattiert ; g.. e deken = Stepp, funfel. belle. gevorderd: op g .. en leeftijd = in borge% gewauwel, o. = (gebabbel) Weplauber, (ge- rilcttem alter; wegens 't g e uur = Wegen teuter) Oefafel, Oetraticbe, Wetrisitfcbe; (gefemet) ber fpaten ob. borgefcbrittenen St unb e, zie v e r- Me Salbaberei. gev orderd en vorderen. geweeg, o.: gewik en g. = lBagen unb Vritfen. gevorkt = gab(e)lig ; gabelfkirmig ; g. kruis = geweeklaag, o. = Sebtlagen, Wetvimmer, Oabelfreub. 2amentieren. gevouwen = gefatten. geween, o. = @etveine, Seinen. gevraag, o. = @efrage, gage. geweer, o. = ebetvebr; (met langen, gladden gevraagd = begebrt, berlangt, geforbert; 't loop) bie atinte; presenteer 't g.1 = prafert- g.. e uitstel, de g e inlichting = bie erbetene tiert ba& 0. 1; schoudert 't g.! = auf 1; zet 1rift, Ku&funft ; zie ook vraag en v r a ge n. of 't g.! = ab ; over 't g.1 = jibed; gevreesd = gefiircbtet. dabbei(loops) g. = Zoppelflinte. gevrij, o. = Wefole. geweer Ilfabriek, v.; -kogel, m.; -kolf, v. gevuld = (van armen, boezem enz.) bon; = 126elvebrIlfabrif ; bie :fugel (bie atintenf.); ber (van bloernen en ale keukenterm) gefiint. .folben. gevuldheid, v. = gate. geweerillade, v.; -lading, v.; -loop, m. = gewaad, o. = Oetvanb (ook fig.); RIM) ; ber 001)01 frbaft ; =labung ; ,lauf. (collectief) Chetvanb, bie aleibung. geweerlipatroon, v.; -rek, o.; -sehot, o. gewaagd = gewagt, gefiibrlit ; (van een beeld, = Wervel)rlipatrone; ber %ftanb (bag ,geften); een stetting) getvagt, Hap; g e aardigheid .fdduf3 (ber atintenfc4.); op -schotsafstand = = getvagter ecbera; ze zijn aan elkander g. = auf atintenidjuttreite. fie finb einanber getvacbien. geweergslot, o.; -vuur, o. = &tvebrliftiof3 gewaai, o. = Belden, Oetvebe. (glintenfcbt.)); :feuer. gewaand = angeblicb, bermeintlicb, fogenannt. I. gewei, o. = Welveib. gewaardeerd = geebrt, gefcbtit3t. II. gewei (veil), o. = ber not. gewaarworden, z. = (met 't oog) getvabr geweifel, o. = Scbwanfen, bie Unicbliiffigfeit tverben, erblicten, betnerfen ; (ruimer) einfeben, (littenticbloffenbeit). begreffen, inne Werben; (te weten komen) geweld,Io.= bie eetvalt, ruw g. = robe (raube) erfabren, in %rfabrung bringen; dat zal je ;?zacht g. = fanfte O.; onder zijn g. doen buk- hauw g.1 = ba4 birft bu bath 4eratO. ken = unter !eine 03. bringen; g. van wapenen Oben 1 = ber Saffen, eaffengetvalt ; 't g. van den gewaarwording, v. = Ittpffttbung. storm = bie ber ob. ba& lingeftiim ob. ba& gewag, 0.: g. van lets maken = ettv. erwiibnen, ben bet; sturma; daad van g. Oetvalttat, ber eine& Zinge4 ertvitbnung tun; (in 't voorbfj- %ftreicb; maatregel van g. = bie Oetvaltmai3regel, gaan) ettv. berilbren ; [g. maken (van honden: ber .fcbritt; g. gebruiken = gebraucben, tem., aanslaan) anfcbtagen]. zich zelf, de natuur,enz. g. aandoen = einem, ficij, gewagen, h.: van iets g. = ettv. ertviibnen, (felbft), ber Olatur 0. ob. &bang antun; de waar- eine& Zinge& ertvii4nung tun, bon ettv. fpredon; heid g. aandoen = ber Sabrbeit antun, bie van wier roem ook vijanden g. = bon beren ? berbreben; lets met g. doorzetten = ettv. mit Otubm ant aetnbe metben. W. ob. getvattfant burcbieten; g. gaat boven recht gewaggel, o. = Sat:rein, )/Batiobetn, &Warfel, = gebt bor Mecbt, g. plegen = @etvalts etvatfdyl; (van dronken man) Xaumeln. tiitigfeit berilben; een stem van g. = nova= gewalm, o. = Elualmen, Oequalm. tine Stimme; 't regent met g. = e& rennet gewelddadig. 236 gewik. getvaltig; g. 2tirnt ob. SOeftafel macben, tveite& 03.; met een gerust g. = mit gutem O.; g. van de andere wereld = Zeufel&s, ettiiffett, iets (schuldigs) op zijn g. hebben = ettu. auf bent 0113eftafel; met alle g. jets willen = @). baben ; zeggen wat men op zijn g. heeft = burcbau& ettva& tvorfen, ze hebben een razie fagen twit man auf bem .0eraen bat; vrijheid van g. = fie janfen Rd) tvie berrildt. van g. --= Onviffen&fteibeit; tegen zijn g. spre- gewelddadlg = (onrechtmatig) getvalttatig ; ken = gegen feine Uberaeugung fprecben; iem. (met ruw geweld) getvaltfam; g e dood = iets op zijn g. afvragen einen ettv. auf 03. getvaltfatner 'ob. gewelddadigheid, v. = fragen; nauwgezet (van g.) = getviffenbaft; Oeivalttiitigfeit, @ebmatfamfeit (vgl. ge wel d- een goed g. is een zacht kussen = ein gute& d a dig); @etvalttat. tM. ift ein fanftet Otubefiffen. geweldenaar = eeivaltberricber, Z4rann, gewetenloos = getviffen1d, berftooft, bart, Zeipot; (meer algemeen) @etvaltntenic4. gefotten. geweldenarij, v. = @etvaltttitigfeit (vgl. g e- gewetenloosheid, v. = @etviffenfofigfeit. w elddad i g), Oettialttat(en); e•etvaltberridjaft. gewetensiangst,v4-bezwaar,o4-dwang, geweldig = (van strfjd, storm, hitte, pion, m. = Oeroiffett&Ilangft (=guar); ber offrupel; inspanning, menigte, schreeuwen e. d.) ge, :5tvang. tvaltig ; (hevig) getvaltig, beftig, ungeftiitn; g e gewetenshalve = getviffen&balber. stem = Inticbtige ettintne ; g. middel = getvalt. gewetens ll knaging,v4-plicht,m4-vraag, fante& Vitte1; g e afkeer = beftiger (ftarfer) v. = enbllbif biffe ONO; bie ,pftictjt; =f rage. eebertviae, Vlbfcbeu ob. %fel; g. slordig = tiuf3erft gewetenslivriiheid, v.; -wroeging, v.; ob. entfetficb nacbliiffig ; g. groot = ungebeuer. -zaak, v. = fgetviffentilfreibeit; =biffe ($1.) [Geweldige, G. Provoost, Provoost G. = (=riige); .facbe; een -zaak van iets maken = Qbetvaltiger, 43rofor3; G. Provoost-Generaal = ficb ein Gettliffen nub ettv. macben. eneralgetvaltiger, eeneralprofot, aeibgetvai: gewettlgd = berecbtigt, begranbet. tiger]. geweven stoffen = eebftoffe. geweldmaker = Winner, soeftarter, 2iirtn, gewezen = frilber, *matt, getvef en, ex%., macber. g. officier = friiberer, ebentaliger ob. gehmfener geweldplegIng, v. = @elvaltaitigfeit. Maier; g. koning = friiberer ? gewelf, o. = @en:tine; g. des hemels = (tint= gewicht, o. = @etvicbt; We ac mere; (belang, melt/30111316e. aanzien) Oetvicbt, bie eicEjtigfeit, bij 't g. ver- gewelfboog, m. = Qietviilbebbgen. koopen = nacb bent O. berfaufen; sooitelijk gewelfd = getvi3tbt. g. = f43e6ifffcbet Qb.; medicinaal g. = Vlpotbe, gewelivorm, m. = bie @etv131befortn. fergetvicbt ; maters en g .. en = 71af3e unb gewemel, o. = Wetvimmet, einnein; 't aardsch #26 .. e; een stel g .. en = ein Sat e; g. = bab irbifcbe Zreiben, @etue ob. Oetiintnte1; zijn g. aan goud waard zijn = @vibe& inert fein, g. voor de oogen = ec4inttern ob. alinttnern bor nicbt mit ebolb besablen fein; met 't geheele ben Kugen. g. van zijn lichaam = mit ber gattejen Scbtvere ob. gewend = getvobnt; jong g., oud gedaan = eucbt feine& feiirpert ; dat legt g. in de schaal Jung getvobnt, aft getan. = bab fiat (., flint in& ; 't g. der smart, gewenk, o. = einfen, (etvinfe. der jaren = bie 2aft beb ecipnereA, ber jai re; gewennen, h. = goviiimen, iem., zich aan dat is van 't grootste g. = bon griitter eicb, lets of iem. g. = einen, fist) an ettv. ob. einen tigfeft, biid)ft ivicbtig; een zaak, man van g. = g.; men gewent aan alles = man getvi3bnt eine Sacbe, ein Vann bon 0. ob. bon eicbtigfeit, ficb (fcblief3lieb) an ale& ; bent U hier (in een tvicbtige Sate, tvicbtiger Mann; iem. over een nieuwe woonplaats) al wat gewend? = baben zaak van g. spreken = einen in einer tvicbtigen Cafe ruf, ter fcbon etm. eingetvobnt ob. eingetabnt? Kngetegenbeit fprecben; g. hechten aan jets = zie ook gewend. (16. auf ettu. legen; zich een air van g. geven = gewenseh, o. = eiinfcben, Oliicftviinfcben, eine tvicbtige Viene annebtnett ob. auffeten, fist katufteren. tvicbtig macben, tvicbtig tun. gewenscht = (verlangd, begeerd) ertviinfcbt; gewichtig = tvicbtig ; (de vermelding, de (wenschelijk) ertuiinfcbt, hAingen&tvert. aandacht waard) erbeblicb ; (van persoon, stap, gewentel, o. = eillsen; (om een as) Zreben, bericht, dienst, dag, punt e. d.) tatcbtig; hoogst bie Zrebung. g. (ook) fcbtvertuiegenb; g.. e omstandigheid gewerk, o. = Krbeiten, Scbaffen; dat eeuwige = tuicbtiger ob. erbeblicber Umftanb ; g. oogen- g. in huis = bat emige Scb. fm ,Daufe. blik = tuicbtiger ob. bebeutenber augenblicf. gewerveld = getvirbelt; g e dieren = gewichtIgheid, v. = eicbtigreit. eirbeltiere. gewichtslieenheid, v.; -deel, o.; -garan- gewest, o. = (streek) bie @egenb, bie 2anbicbaft; tie, v.; -nota, v. = Wetvicbt&Ifeinbeit; ber (land) 2anb ; (provincie) We$robing; (gebied) (,)test; .garantie; ,note. ebiet, betere, zalige g .. en = bat beffere gewiehtsithermometer, m.; -verlies, o. 3anb, bie feligen Oefilbe, IZeffibe ber setigen ; = ber, bab @Mit:401i tbermometer; ber =berluft. in hoogere g .. en = in 4ii4ern el)bdren, de gewiebel, o. = eippen, giticbeln. Nederlandsche g .. en = bie FRieberitinbifcben gewlegel, o. = Oefcbaufet, ectaufetn, @etviege, $robinsen, bie 9lfebertanbe. eiegen. gewestellik = lanbfcbaftlicb; g. bestuur = gewlekt = befcEtvfngt, beffilgelt, geffiigelt. bfe $robinatalbebi3rbe; (van woorden enz.) gewUd = (brood, hostie, aarde, stond, pries- lanbicbaftlid, munbartlicb; g e kredietver- ter) gemeifjt; g e geschiedenis = beilige eeniging = lanbfcbaftlicber lrebitberein of Vbefcbicbte, kircbengefcbicbte, g e sehrift = eenvoudig : bie 2anbfcbaft. ,peilige Scbrift. gewestspraak, v. = 2anbitbaft4fpracbe, ber gewkisde, o. = recbt&friiftige& Udell; in kracht Zialeft. van g. gaan = recbt&friiftig tverben, fRecbt&. geweten, o. = Wetviffen; goed, kwaad, zuiver, fraft erlangen. gerust, ruim g. = gutet, reinet, rubfge& gewik, zie ge w e e g. gewikst. 237 gez. gewikst = getviCt, gerteben, raffinfert, ber. feffor, alicbter ; g ..e inkomsten, uitgaven fcbfagen; (zeer ongurastig) burcbtrieben. = orbentftcbe einnabinen, aluagaben, („een- gewlkstheld, v.= Zerftblagenbeit, Raffintert% voudig") woes g. beleefd = fet fcblecbtbitt ob. bat, Scbfaubeit. fcblecbtiveg; ik vind 't g. afschuwelijk = gewold = (in trek) Begebrt, gefucbt, befiebt, tit finbe eb gerabegu (etnfacb) abfcbeulicb ; zie (in gezelschap) gerngeleben, beftebt ; (opzette- ook breuk, doen II, weg II. lijk, onnatuurlijk) affeftiert, gerucbt. gewoonheld, v. = (gewoonte) eetroEmbett ; gewillig = bat, folgfant, gefiigfg ; g. kind = (alledaagschheid) bob @annuli*, bie Vlbge tviffigea ob. folgfamea Stinb ; g. dienaar = bni t. lcbmadtbeft. ger ob. geffigiger Zfener ; de geest is g., maar 't gewoonlijk = getvi3bnfic1; hij staat g. om 8 vleesch is zwak = ber @eift ift aber baa uur op = er pffegt urn 8 Mg aufsufteben; getv., gleircb fit fcbtracb. gewillIgheld, v. = eff. In ber lRegel ob. meiftena ftebt er...; als g. = Heat enz. zie gewillig. Me gab. gewimperd = (plantk.) getvhn$rt, tvituPer% gewoonte, v. = @etvobnbeit ; zeden en g.. n artfg. = Sitten unb .. en, Sitten unb @ebrifatcbe ; gewin, o. = ber @etvinn ; 't eerste g. is katte- goede, slechte g. = Bute, fcbfecbte ; een g. gespin = ber erfte Metvinn ift triigerifcb ob. ift nat. van iets maken = eine e. aua ettv. tnacben; gengelpittn; tier guerft getvinnt, tvirb guletit ein de g. hebben (van) iets to doen = bie baben armea klub ; 't g. van de bijen = ber @rtrag (getbobnt fan) ettv. gu tun, ettv. ju tun pftegen ; ber Zfenen. dat is bij mij een g. geworden = bab ift mir [gewinnen, h. = getvinnen; (verwekken) our geivorben ; uit g. = aub ; naar de g. geugen; ik ben hier gewonnen en geboren = van veal menschen = ber biefer Etnettfcben bier fit mane ,eintat]; zie verder winnen. gemith of nadj ber ettte bider nenfcben ; als gewinzoeker = Oetvfnnfilcbtige(r). naar g. = tnfe nadj O., fife getvinttficb, gabobn% gewinzueht, v. = Oetvinnfzubt. getvobntermaten, tute limner; omdat gewis getvit, ficber; een g., se dood = sin 't zoo de g. is = (ook) getvobnbettabalber ; ob ; g.1 = afferbinga ! getvit 1 (in toe- ouder g. = nadj after O.; de g ..n van die gevenden zin) frefficb. dagen = bte Sitten, Oebraucbe ob. Oetvobnbeften gewisheld, v. = eavif3beit. fever rage; de kracht (maeht) der g. = bie [gewisselljk = getottlicf).] Eta* ber ; de g. is een tweede natuur = gewoeker, o. = Sucbern, ber ember. bie tvirb jur giveiten 8atur. gewoel, o. = eavilbf ; ('t woelen) VaiMen; gewoonterecht, o. = eetvobnbeitarecbt. druk g. = anfigea @ebriittge; (menigte) Oe: gewoonweg=fcbleterbing4, gerabegu, einfacb. Oebriinge, bie Menge; (rumoer, herrie) geworden,z.=3ttfommen, augeb(e)n; getotibren, ber rrubef ; bont g. = bunte Venge, buntea macben ; uw brief is mij g. = ift mir gugegangen, Zurcbefnanber ; aardsch g. = trbtfcbea reiben ; gugefommen, ift in indium Ziefi# ; iem. iets doen g. en gekrioel Bogen unb etnuneln, 8eben g. = einem ebb. j. fallen ; met iets Met kunnen unb limmetn. g. mit ettu. nicbt fertig tverben fi3nnen ob. nfdjtb gewold = Matta. angufangen; ik kon niet met horn g. = gewolkt = getviilft. fdj fonnte mid) mit ibm nicbt fteffen ob. nfdjt mit gewonnen = geivonnen, zoo g., zoo geronnen tbm auatommen ; laat mij maar g. = fallen Ste = tote g.,. fo gerronnen ; ik geef 't g. = tcb mid) nnr getvlibren ob. tnacben. gebe g. ; mob g. geven = ficb befiegt befennen; gewormte, o. = ehetviirtn, Ungegiefer. g. spel hebben = g (ea) SPiei baben; tijd geworstel, o. = 9ingen. g., veel (alles) g. = Sett g., biel (and) g. geworteld = getvurgeft, eingemurgeft ; (van gewoon = („gewend") geb3obnt, getviAnt; vooroordeelen e. d.) eingetvurgeft, eingeriffen. ik ben g. vroeg op to staan = getbobut gewrieht, o. = @deur. aufguftebn; 't rooken, 't klimmen g. zijn gewrlehtsliband, m.; -break, v.; -bul- = baa Raucben, Steigen getvolint fein; alles ging, v. = bob Oefenfilbanb ; ber :brucb ; gaat zijn g .. en gang = letzten getbobnten .biegung. Gang; de g., e levenswljze = bfe gemobnte gewriehtslholte, v.; -rheumatiek, v.; 2ebenatveffe; op de g..e =miler = in ber -verbinding, v.; -voeht, o. = Oletennbabfe; gavolmten Seffe; ik ben 't zoo g. = fcb bin ber %rbeumattatnua ; %berbinbung ; bie 4cbmiere ea lo getvobnt, baa ift fo meine Oelvobnbett; (ber :raft, bob zooals oude mensehen g. zijn = (ook) tote gewriemel, o. =- Oetvimmel, Simmeln ; atte 3eute gu tun 13ffegen; aan iets g. zijn = dagelijksch g. = tilglicbea Onvirr ob. @etue. an ettv. getvobnt ob. gets, nnt fen; aan iets of gewrljf, o. = ogeretbe, Metben; na veel g. iem. g. raken = ficb an ettn. ob. einen gey en geschrijf = nadj bietem Sin- unb Oerfcbretben. tabnen; aan elkaar g. zijn = anefnanber ge: gewroeht, o. = Berf, Stunftiverf (voort- fefn ; („gebruikelijk, dagelijks voorko- brengsel) ergeugnia ; g. van den geest = mend") getviibnlicb : 't g..e eten, lot = bob Me Scbilpfung beg @eiftea ; g. van kunst, fantazie :getvi3bnficbe @ffett, Scbtcflal; nets is g.. er = = 133efcbi3pf ber reunft, ber $bantafie ; zie ook nfcbta ift getvnnffcber ; 't g..e = bob Ciietabn. work en. If* ; de g ..e beteekenis van een woord = gewroet, o. = Oetvitbf, Siiblen, eraben ; (dig.) Me getabnlicbe 8ebeutung ; de g ..e loop etue, We Vaderet. der dingen = ber getviibnli* 2auf ber Zinge ; gewrok, o. = Scbmonen, @roffen. g. menseh = gavnnficber genfcb, Sturcb. gewrongen = (van schrift) berbrelt, bet. fcbnitta: Vifftagantenfcb ; op 't g.. e uur = jerrt; (onoprecht) gegtvungen ; (van redenee- ,bur getv'nuficben etunbe; 't g.. e woord = ring, stijl) berfcbroben. iiblt* Sort; ?de g.. e berk, eend, gewulf, o. Scbtvenfen, altnren. ekster = bie gemeine @nte, @liter ; g. gewnlf, zie geweif. soldaat = genteiner Solbat, eemetne(r); ? gewurm, o. = eetue, We 43lcuterei. G. hoogleeraar, rechter = orbentlitber $ro. gez. (gezang, gezusters = (gefang, Sc§tveftern). gezaag. 238 gezlcht. gezaag, o. = Sagen, Oefage ; (op de viool) gezegeld = berfiegert, geftetnpeft ; g. papier Strat,en, bfe Strat3eref, 133eftabn. = Stemperloapfer, (een vet) ber :bonen. gezaagd = (plantk.) gef ant. gezegend = gefegnet; in g . . e omstandig- gezaaide, o. = bfe Saat. heden = In gefegutten Untftanben ; zie ook gezabbel, o. = %duff*, Menutfcbe. aandenken. gezabber, o. = Sabbeln, Sabbern. gezeggen: zich laten g. = ficb fflgen, gefftgig gezag, o. = bie Oetvalt, Me 931acbt, bie Pluto. rein ; zich niet laten g. = firb nicbtg Tanen tit& ; Knfeben ; hoogste g. = bfe Obergetnalt ; fallen; ficb an %/ntabnungen nicbt febren ; ttfcbt koninklijk, wettig g. = fi3niglfcbe, gefe#matfge geborcben. eh. ob. V.; g. uitoefenen = 0. augilben; 't g. gezeglijk = nefilgig, ft/Infant, geborfant. voacen over = ben OefPg filbren ilber ; op gezel = Mefett(e); eenloopend g. = tebfger eigen g. = aug efgner Tftacbt(vorifommenbeft), junger Mann; [lefabrte]. efgenntacbtfg ; 't openbaar g. = bfe Bffentrf* gezellig = (van menschen, ook van dieren) Gehntit ob. Oebarbe, bfe Obrfgfeft ; 't g. van geferifg ; g. bij elkaar zijn = gemittlfcb bet. een schrijver, van den Bijbel = Me Kutoritat ...; fantmen fern; (van woning, inrichting e. d. op g. van een schrijver jets aannemen = confortabel) gemiltrfcb, Mobttricb, bebaglicb ; auf Me eheinabr elneg Kutorg ettn. annebmen; in den g .. en omgang = int geferffgen er. een man van g. = erne alutoritat, zijn woord fOr ; we zullen 't ons g. makers = it& tvollen heeft g. = fein Bort fit maf3gebenb. eg ung gemiltlfcb ntacben ; eens g. praten = gezaghebbend = rommanbferenb, befebienb ; mat gemiltlict tifaubern, trauffcb fcbmaten ; g..e (van een schrijver, een uitspraak e, d.) kout = trauff* 43fauberel ; zie ook b a as. maf3nebenb. gezelligheid, v. = Oeferlfgreft, OSetniltIfcbfelt, gezaghebber = (hoogste) Eacttbaber, (fie. 23ebaglfcbfelt, Zraufkbfeft (vgl. ge z ellig); ber tnaltbaber ; (meer algemeen) St ommanbeur, gefenige %erfebr; voor de gezelligheid = Sur 3ertvatter. Oefetifcbaft, /Innen ber angenebmen Oefertfcbaft, gezagvoerder = Olegferunggbertnafter ; gefel:Maftgbalber. (Scbfffg)Statiftan, .$atron, .ailbrer, St omtnan. gezellin = Oefabrtin. bant. gezelsehap, o. = bfe ebeferifcbaft (in alle bet.); gezakt = (stud.) burcbgefaaen ; zie ook g e- iem. g. houden = einem O. fefften ; ik zal niet p a k t. van 't g. zijn =1i inerbe nfcbt bon ber faartle ob. gezalfde = Oefatbter (bet (befalbte beg .t.errn). bon ber 05efertfcbaft fein, ttfcbt tuft babel fern; in g. gezaligde = Seffne(r). van (met) zijn broer = In 0. mit (bon) felnent gezamenlijk = famtlfcb ; (met 't lidw.) ge. Ziruber; zijn g. waard zijn = errs guter ob. an. famt ; (als bijw.) Aufammen, initeinanber; de genebmer OSefetifMafter fan; juffrouw van g. -,--- g.. e vrerken van Vondel = Zonbelg famtif* ebefertfcbafterin ; kwade g.. pen bederven goede Berle; de g ..e inwoners = bie gefamten zeden = Wife Oefertfcbaft berbfrbt gute SItten; %Introbner; met g.. e krachten = mit ber= zie ook hesloten, gemengd. efnten ob. gefamten graften ; g..e ontvangst, gezelsehapslibiljet, o.; -dame = Mefert. g..e waarde, g. bedrag = ebefamteinnabme, ber fcbaftg II bitlett (bfe .fabrfarte) ; .bame Mefell. -avert, ber .betrag ; voor g .. e rekening ..-- filr fcbafterfn). gemeinfcbaftlf* Redmung. Gezelsehapsellanden, mv. = Mefelifcbaftg,, gezaag, o. = ('t zingen, 't gezongene, ook Sock tatgfnfern. van vogels) ber Oefang, (minder alledaagsch) gezelschapsjuffrouw = Oefertfcbafterfn. ber Sang ; dat voortdurende g. = bag anbal. gezelsehapsHkring, m.; -lied, o. ; -reke- tenbe Oefinge. ning, v. = Oiefetifcbaftg 1 !nig ; .ileb ; .recbnung. gezangboek, o. = Oiefangbuit. gezelsehapsli refs. v.; -spel, 0.; -zaal, v. = gezangbundel, m. = bfe Veberfammfung ; ebefeflfcbaftg 11 ref fe ; .ftifet ; bag .5fnner. vaderlandsche g. = Samntfung baterfanbffcber gezemel, o. = Oefalbaber, bfe Salbaberef, Oefange. bfe 2eIntrteberef ; bfe .t.aarrlauberef. gezanik, o. = (geteut) Me Trade, 65e5auber ; gezet : op g .. te tijden = 5/1 beftimmten (geleuter) eetratiobe, Oefafet, @efalbaber ; ob. feftgefetten Beften; een man van g .. ten (getamenteer) bfe Quenneref, bfe 9tergefei. leeftijd = bon nefet5ten Zfabren ; een g. onder- gezant=s2hetanbte(r); buitengewoon g.= auf3er. zoek = erne geiniffenbafte tinterfucbung ; g .. e orbenttfcber Oefanbter ; g. des hemels = 8ote beg arbeid = ftetfge ob. regettnatige &belt; (zwaar= Ofmmelg ; pauselijk g. = Iltioftlicber (def., 9Zun. lijvig) beleibt, forputent ; (geregeld)regelmaf3fg ; tfug. [op jets g. zijn, zie gesteld]. gezantsehap, o. = Me @efanbtfcbaft. gezeten: g. burger = bentittetter, bebabfger gezantschapsli hotel, o.; -raad, m.; -seere- ob. anftanbfger Ziirger ; zie ook zitte n. tarts = Oefanbtfcbaftglibotel (.gebaube) ; .rat; gezetheid, v. = UnterreVbeft, Oefelbtbeft, .ferretar. erbnung, Negelmaf3fgfelt. gezeever, o. = Oeffern, Sabbern, @efabber. gezenr, zie gezanik en zeuren. gezegd=(genaamd)genannt; (bovengenoemd) gezicht, o. = ('t zien) ber Knblicf, bet CU ; befagt, (oben)genannt, (oben)erivabnt ; eigenlijk ainfeben; (zintuig, visioen, voorste van 't hoofd) g ..e oudheden = einentficbe 9t1tertilmer, M. Oeficbt, (gelaat) 9Intlit ; (gelaatstrek als uit- tertilmer fin eigentrfcben ob. Int engern Shine; drukkingsmiddel) bfe Mime ; (wat men ziet, eigenitik g. = genau genomnten. ook afgebeeld) Me 9Ittficbt ; (uitzicht) bfe Kug. gezegde, o. = Bort, forte (pl.); (uitlating) ficbt ; een g. als een oorworm, van ouwe lap- Wuf3erung ; (verklaring) bfe Kugfage ; wat zijn pen = ern O. /We fieben (acbt) Zane Ellegen. dat nu voor g ..n 1 = /nag fittb bag nun fair wetter; een g., alsof men 't te Keulen hoort Rebengarten ! aan de waarheid van isms. g . . (n) donderen = ern O. bale bie Sec*, tvenn1 twijfelen = an ber Babrbeft bon jentg. 9Iugs bonnert ; een heerlijk g. (om te zien) = en fage(n) ob. Borten atneffettt ; kort g. = fume berrMer Knbt. ; iem. in 't g. krijgen = elnen Nebengart ; (gramm.) 43rabffat. 51/ 0. betommen, anricbtig tverben ; de boot was gezichtein der. 239 gezwerf. in 't g. = War fa Sicbt; in 't g. van de gezoeht = (gewild, van zaken) gefucbt, beffebt, haven = fin 9Ingericbt bet tdafeng ; in 't R. van begebrt; (van personen) gerucbt, befiebt, Bern, den vijand = fm 9:inilefilbt ob. angericbtg beg gefeben, thobtagitten; (onnatuurlijk) gerucbt, geittbeB; slag in 't (eig. ook) Ziacfeno affeftfert, erfilnftett; g. voorwendsel = gerucbter rtreicb; iem. een klap in 't g. geven, iem. in ob. boin8aun gebrocbener Rlortvanb; g..e hoftaal 't g. slaan = (ook fig.) = einen Ing raga, = geAferte .0offpracbe, al to ver g. = 311 tbeitber gen ; iem. lets in zijn g. zeggen = einem etib. gebort. ing ragen ; iem. in zijn g. prijzen, uit- gezoehtheid, v. = Oerucbtbeit, 9Iffeftiertbeit, lachen = einen inS roben, augfacben ; in je MeAfertbeit. g. is hij gehoorzaam = in& Q.. (bitten) in er gezoek, o. = Sucben, %guy:be. neborram ; 't g. kost niets = baS 9Infeben gezoen, o. = igefilfre, Miff en. forte nicbtS ob. bat man umfonft; op (bij) 't gezond = gerunb (in alle bet.); we zijn g. eerste g. = auf ben erften Wier; op 't eerste en wel = thir flub tbobrauf; g. en wel aanko- g. iets spelen = etiv. bom Q3fatte rPieren; op men = g. unb Mobthebatten anfommen: zoo 't g. van dat gedrocht = beim 9Inbt. biereg g. als een visch (hoen) = ro fi. tnfe ein UngetilmS ; op 't g. koopen = nacb bent 0. ink ber gircb int Saffer; e. naar lichaam en faufen; g. op Venetic = 9inficbt bon Zenebig ; geest = fiirberficb unb gefitig g.; frisch en g. g .. en op (van) den Rijn albeinanficbten; = frircb unb g., munter unb g. ; (van maag, op je g.! = ja nucben 1 of fannit mfr ben honger, slaap, verstand (Ternunft), oordeel, Oucfer Dinauffleigen hij heeft er geen g. op begrippen, taal, lath, voedsel. lichaamsbewe- = er bat bafft feinen Oficf ; zoover 't g. ging, wonen enz.) gefunb; de zaak is g. = reikt = rotbeft baS kluge refcbt ; (scheeve) bie Sacbe ift fn Orbnung; zie ook bitter. g .. en trekken = 015 er fcbneiben; ik heb gezondheid, v. = Cherunbbeit (in alle bet.); hem nit 't g. verloren = icb babe ibn auS in (goede) g. = bet guter O.; om redenen van bent O. ob. au?ben 9tugen berloren, er irt mfr g. = auS MerunbbeitSritcfricbten, op iems. g. au& ben 9lugen gefommen ; nitgestreken drinken = auf jem& trinfen; op uw g.! = g. = lIttrcbuibStniene, $barirriergeficbt; iem. auf fibre G!.. 1, aur auf Z5'br Uobt 1 profit 1; van g. kennen = efnen bon afttreben fennen ; g. (tot iem. na 't niezen) = Aur O. een g. geen (spier van zijn) g. vertrekken = drinken = eine 0. trinfen ob. auSbringen, alien feine Utfene berecbett; g. in vogelvlucht = oat auSbringen; naar iems. g. vragen rich Zoggrcbauanficbt,9Inrubt auS ber Zogelbev nacb -fem. Q3effnben ob. Ft& bibrifin b en erfun. rPeftibe ; een vriendeltik, vroolijk g. zetten bigen: zorg voor de g. = MerunbbeitSbffege; (trekken) = ein freunblicbeS, beitereS O. ma. voor de g. = gerunbbeitSbalber; zie ook bla- then; een zunr g. zetten (trekken) ein ken, blos, bevorderen. raureS (berbrfetlicba) $26. ob. eine raure (berbr ..e) gezondheldsliattest, o.; -bitter, o. = (he, 97/liene macben; zijn g. is zwak, sterk, nog runbbeitSqatteit ; ,bitter. goed = rein (ll. lit rcbtbacb, fcbarf, nod) gut. gezondheldsbron, v. = ber Oefunbbrunnen, gezieh t einder, M.! -kunde, v. = %ericbts frets (boribont); ,funbe (93b4ffognotnie). gezondheidsji ehoeolade,v.; -eommissie, geziehtell as, v.; -bedrog, o.; -hock, m. = v.; -gordel, m. = Merunbbeitglircbofolabe; Mericbt411acbre: bfe .ttiurcbung ; 41:Aura .fommiffion ; geziehtslikring, m.; -lijn, v. = &MOH, gezondheidshalve = gerunbbeitSbather. freiS gezondheidslleer, v.; -maatregel, m.; geziehtsorgaan, o. = Seborgan. -pas, m.; -politic, v. = OefunbbeitS febre ; bie geziehtsilpunt, 0.: -trekken, my.; o. m4regef ; 4cbefn; -11offael. = ber Mericbt4 punft; (971Henen); •ferb. gezondheidsredenen, my. = MerunbbeitS, geziehtsvermogen, o. = Sebbermi3gen. rildficbten, •grilnbe: om g. = au4 MerunbbeitS: geziehts ff voorstelling, v. : -vorm. m.; riicflicbten, riefunbbeighather. -zennw, v.; -zin, m. Mericbt4 boriteffung; gezondheids toestand, m.; -wezen, o. = bie •bitbung (bie •form); (gelaatz.) ber =herb MerunbbeitS4urtanb; =bleren. (van 't oog : ber Sebnerb): .finn. gezonken = gerunfen. geztehtszintuig, o. = Sebtnerfoug, •organ. gezouten = (van boter, vleesch, haring P. d.) gezien: g. zijn = angereben rein, In Wttreben geralsen, (van taal) berb; g. boter, haring, fteben, zeer zijn = in bobem 9infeben rteben; vleesch enz. ook SatAbutter, •bering, .ffeircb 2C. g. en goedgekeurd gereben unb anerfannt. gezneht, o. = Oereuf5e. Seufpn. gezin, o. = bie gamfffe; hoofd van 't = geznip, 0. = @eraufe, Saufett. aamiffenbautit; een zwaar g. = eine itarfe g. gezusters = Scbibertern; gez. N = %es gezind = gerinnt; (van plan, van zins) ge. rcb Witter VI. ronnen; (genegen) geneigt; iem. vijandig, vrien- gezwaal, o. ecbtrenfen ; (met armen) delijk g. zijn feinbficb, freunblicb gegen einen gucbtern, Mefucbtet. gerinnt rein; iem. goed, kwalijk g. zijn = einem gezwabber, o. = (scheepst.) Scbtvabbern; tvobt, fiber tuorien; beter, anders g. zijn = (losbandigheid) 2ieb erti cbfei t. befferer, anberer Merinnung rein. gezwatel, o. = Mercbtbirr, Merumre; (van gezindheid, v. = Merinnung; goede g. (je- wind) Slittrern. gens iem.) = bag RBobttbollett ; g. ten goede = gezweef, o. = Schtbeben, Mercbtvebe. 9Ieigung Aum Outen; godsdienstige g. =reff. gezwel, o. = bie Meicinbutrt. giorer Ginn; volgens zijn godsdienstige g. = gezwelg, o. = Scbtvergen, Mercbtberge, Gcbfetn, nacb ratter Ofaubengitberaeugung, nacb Ritter men. Stonferion; kerkeltike, protestantsche g. = gezwem, o. = Scbtvintmen. fircbticbe, protertantircbe onfeiTion. gezwendel, o. = bie Scbivinbefei, ber gezindte, v. = OraubettSpartef, ogenoffenrcbaft, Scbtoinber. onfeffi on. gezwerf, o. .erumirren, ,rtreicben, .fcbtneffen, gezing, 0. = @One, .fcbtbarmen. gezwerm. 240 gijn. gezwerm, o. = Scfnvartnen. gleistachtig = birrettartig. gezwets, o. = Oieftunfer, bfe $rabteref, bte gierstellbrij (-pap), v.; -meal, o. enz. = itenottnage, bfe aluffcbnefberef. ber Ofrfett 11 bra ; :meg, tr. gezwier, o. = Scbtrtirtnen, ecbtoeben, vgl. gierst gras, o.; -.Worts, v.; -korrel, m. = zwieren. Ofriell grad ; :,n)fieber (ber grie(ef); bad :torn. gezwind = gefcblvinb ; (rap) ftinf ; met g .. en gierst 11 nitslag, m.; m.= ble Ofrfett pas = int @efcbtbinbicbritt. fteotte (gew.: ber griefet) ; sflnf ((riinfinf). gezwindheid, = Oegivittbigfeit, (rapheid) giertouw, o. = efertatt. atinf4eit. gierf valk, m.; -zeearend, m. = %der II fare ; gezwoeg, o. = bte $tacferei, bie Scbinberei. sfeeabler. gezwollen = (eig.) gefcbtvotten, an:, aufge: gierzwaluw, v. = Bauer:, Zurmftbivalbe, fcbmotten; (van gezicht, wangen ook) aufge: ber Bauerfegter. bunfen; (van stijl, taal) fcbtbittftig. gietlibui, v.; -cokes, v. = ber MuC311regett ; gezwollenheid, v. = ef cb tootienbeft; Cctvitts .ford, 113L ftigfeit (vgl. gezwollen.) I. gieteling (ruw-ijzervorm), m. = (Sans, gezworen = gefcbtvoren; g. eed = gefcbtvo: barren. r(e)ner Mb; g. vijand = gefcbroorner ob. abges II. gieteling (vogel), m. = bfe Berle. fagter aeinb. gietemmer, zie gi e t e r. gezworene = Q3efcbtbor(e)tte(r); rechtbank van gieten, h. = gieren (in alle bet.: Taetn in eta g n = 63efcbtoornengerfcbt, Scbtourgericbt. 0531c0 g. ; kupfer, Sterben g. ; bie Olutnen, G. G. (gouverneur-generaal = ebeneralgous ben @arten g.,); olie in 't vuur, balsem in de berneur). wonde g. = ind auter, Oalfam in bie eunbe ghazel (vorm van lyrischgedicht bij Perzen, g. ob. fcbiltten ; zijn gedachten in een goeden Indiers, Turken), v. = @bald, eafet, Obafete, vorm g. = feine Oebanfen in elite cute corm Oafele. g. ; 't regent dat 't giet = regnet, baf3 ed gheisha, zie geesja. ph* of ed gfer3t (bom Oimmet); zie ook bak, ghetto, zie gett o. e m m e r; een g .. de regen = eta gief3enber Giaur (ongeloovige) = Maur. Otegen, Ouf3regen ; als aan 't lijf gegoten = gibbon (een apesoort), m. = @Mott. tote (an)gegoffen ; zie ook gegoten. gibus (klaphoed), m. = Oibud, Stlat4tbut. gieter, m. = (persoon) (Meier; (werktuig) bte gtehelen, h. = ficbern. Ofetfanne, bie ebfef3e, Ofef3ev. Otis = (eig. en fig.) giibrer ; „De Nieuwe G." gieterij, v. = Miderei, Gcbmelabiitte. = „Zer neue Otbd. glettigat, o.; .gleuf, v.; -hoofd, o. = Otetll [giegagen, h. = (van een ezel) fabetti. tocb ((Mutt.); :rfnne ; ber giegelen, zie gichelen. gietijzer, o. = @!•uf3effen. giek, v. = (roeiboot) bad (Sig; (touw, zeil) @ler. gietlikroes, m.; -kunst, v.; lepel, m.; giektihout, o.; o. = ber Mier baunt ; -machine, v. = e•lef311tfeget; :funft ; :ii3ffel sieger. (bte :felle); smacbine. I. gier (roofvogel), m. = (Safer. gietnaad, m. = Me aormna4t (bte @uf3n). II. gier (gil), m. = Scbref. gietil oven, m.; -pan, v.; -raam, o. = 010311: III. gier (zwaai, als scheepsterm), m. = bie of en; sPfanne; 0faften (srabinen). Oferung, bie (Bier. giet regen, m.; -staal, o. = Glut Ilregen ; ber gier (meet), v. = ,Nucbe, :ftabt. gierachtig = geferartig. gieto tafel, v. ; -tap, m. = efe1311tifeb ; slapfen. gierbrug = ftiegenbe fifegenbe R3ritcfe. gletilvorm, m.; -waar, v.; -werk, o. = bie II. gieren, zie geeren.] euf311fortn ; striate; avert. II. gieren (scherp geluid geven), h. = (krij- gif, zie gift II. schen, gillen) freMen, fcbrelett; (aangaan) I. gift (gave), v. = Gabe. Carmen, toben; (huilen) beuten; (van plezier) IL gift (vergift), o. = Oift ; 't g. werkt = bad tofebern, freffcben, jucbaen, frtiben, getten; (van @fit tvtrft; zie ook gal. storm) ettfen, igeffen; (van geworpen steen giftlibeker, m.; -blaas, v.; -boom, m. = e. d.) faufett ; 't giert en galmt door 't gewelf = off t becber; sbtafe; :baum (:fumacb). gettt unb bait burdj bad eemiitbe, 't is om giftbrief, m. = Scbenfungdbrief, bfe :urfuttbe. to g. ! = ed ift aunt ecbfef3en giftdrank, m. = Offttrattf. III. gieren (zwaaien), h.=fcbtrenfen; (scheepst.) giftig = giftig (eig. en fig.). gferen. gift 11 klier, v.; •menger = Offt ll britfe ; IV. gieren (met gier mesten), h. = mit jauie sntifcber. biingen. giftlplant, v.; -tand, m.; m. = gierig = gef6fg ; (overdreven zuinig) fang; effto bffany ; :babn ; sfifcb. (schraperig) fnauferfg ; (verachtelijk g.) ft15fg; giftvrij = giftfref. g. op den tijd = g. wit ber 8eft. gig (Eng. sjees), v. = bad Ofg. gierigaard = e6efaiger, Oefabald, eefafragen, gigant (myth. reus) knaufer (vgl. gierig). gigantesk = gigantficb. gierigheid, v. = ber Mei& nargbeft, Stnauferef, gij = bu, Cite, fbr. aitaigfeit (vgl. gieri g); g. is de wortel van I. giji, zie c h ij 1. alle kwaad = ift bie euraet atted lIbeld. II. giji (in de brouwerij), o. = Me Vail*. giering, zie gier III en gearing. [gijien, h. = bettetn. gijier =Oettler. gijiers- m.; -ketting, m. = bad Oferil taal, v. = Tiettlerfpracbe]. tau (bad :fabel); bfe :fette. gijiieden = glerkoning, m. = RiSnigdgefer.i gijikuip, v. = bet altaffcbbotticb. gierpont, v. = ftlegenbe I. gijn, o. = ble (ten, bad Zafel. giersoort, v. = (Seferart. [IL gijn (bargoensch) L= ber .64, bet gierst, v. = bie Otrfe, ber aettn4. ectyri]. gijnblok. 241 gladharig. gijn blok, o.; -looper, m. = ber gieni god ; gis, v.: op de g. = auf gerateivobt; naar :Laufer (bag .tau). g. = muttnaf3ticb; uit de g. vallen = anberg gUntje, zie gij n II. augfarfen, anberg augfotnmen (ate man ertnartet gljpen, h. = nacb stem fOna013en; op 't g. biltte). liggen = fir ben to ten 8tigen Itegen. gispen, h. = tabern, rilgen, burcbbecbern, GUS, Gijsbert(us) = Migbert. burcbgieben. gijzelaar =bfe @effel. gijzelen, h. = in gimping, v. = ber Zabel, Oaft nebmen. glizeling, v. = (Gcbuib)Oaft, gissen, h. = berntuten, (meer beredeneerd) ber (Scbutb)Nrreft ; (concreet) bag Scbulbgefling. mutntaf3en, (zeem.) giffen; naar iets g. = auf nib, ber Sturm. etto. raten; naar den schrijver g. = na0 bem gil, m. = Curet, Nuffcbret; gellenber taut; Zerfaffer raten; naar ik gis = tote fcb bermute; (van een fluit) grefler $fiff ; rauwe g. = rauber naar men gist = mutmatlicb ; den afstand g. geilenber eOref; met een g. = taut auffcbretenb ; = bfe %ntfernung fcblit3en; men kan g., hoe ... een g. geven = einen geffenben eitret aug. = man fann rub benfen, tvfe .. ; g. doet missen ftoten ob. bon rut geben. = erraten tit nicbt triffen. gild(e), o. = bfe (tegenw. meestal) gissing, v. = &rmutung, nutmatung ; (zeem.) bfe Sunft (ook fig. van anderen dan ambachts- sgiffung; naar g. = muttnatlid ; geleerde g. = lieden); 't g. van de geleerden = bfe gelebr. konieftur. tengunft; ze is ook bij 't g. = fie gebart aucb gist, v. = Oefe, (Noordd.) Winne; (zuurdeeg) Bur One, fie fit aucb beim Stetter. ber Sauerteig; droge g. = f43ref3befe. gildebier, o. = gitbebter. gisten, h. = Oren (ook fig.). gildeOboek, o ; -brief, m.; -broader = gisteren = geftern; de dag van g. = ber 8unftg bud j; %brief (Me 'rale, bfe Emtgrotle); geftrfge Tag; ons schrijven van g. = unfer .bruber (%genot, 8tinftler). geftrigeg Scbreiben, unfer geftrigeg ; hij is niet glide II huts, o.; -meester; -penning, m. = van g. = er ift nicbt auf ben Stopt gefatten, to batt4; .meifter; .fentrig. nicbt bon geftern; g. avond = geftern abenb. gildeproef, v. = VeifterOrilfung, .1nobe. gistfabriek, v. = $ref3befefabrtf. glidegrecht, o.; -wapen, 0.; -wezen, o. = gisting, v. = garung (eig. en fig.). 8unftjlrecDt; .tbalgten; stnefen git, o. = gagat, bfe gkeigoble; (als sieraad, gillen, h. = freifcben, geffenb fcbreten, fcbarf knoopen e. d.) Jett; zwart als g. = petticinvara, burcbbringenb fcbreien ob. freifcben; 't is om te rabenfcbtuarg, fobtfcbtuarg; met gitten gegar- g. = 0 ift gum etirgen, gum Zottacben,gum neerd mit ettbefat3; een snoer van gitten = Scbieten; gillende kreet = getlenber ob. fcbrMer eine scOrtur bon aettperien. Scbret; (scheepst.) fcbritg gurdweiben. gitaar, v. = eitarre. gilling (scheepst.), v. = gifting, giffung. gitten = jetten, sett . . ; g. franje = cjettfranfen. ginder, Binds = bort; (voor verwijderde gitzwart = Oecip, folk, rabettfOtvara. plaats, een andere stad, ander land bijv. gl. (gulden = (ttiben). ook) britbett ; tot g. = big bortbin ; van g. = glaasje, o. = ^Magcben; gl. op de valreep = bortber. 031. bum Itbfcbteb; een gl. pakken = eing gindsch = jen(er, :e, .0); aan g..e zijde nebmen, eing trinfen; te diep in 't gl. kijken = = an jener ob. an ber anbern Sate. fu tief trig gr. gucfen ob. fcbauen. gingang (Engelsch, Schotsch of Weener lin- glace, o. = glace(feber). nen), o. = ber gingan(g), gingbam. glac4handschoen, mi(glace, glaceetje) ginnegappen, h. = ficbern, ficbernb fcbtuat,en. = glacibanbidjub, glace. ginoffel, zie gen o ffel. glacis (aardglooitng), o. = glad& ginst, v. = ber ginfter, (meer bijz.) ber Stec:b., glad = ( van voorhoofd, schedel, kin, gezicht, etacber., ,Deibeghtfter, ber galpetborn. haar, koeien, tong, geweer, sto fen) gtatt; (glib- ginster, v. = ber ginfter. berig ook) fcbtilbfrig, glitfcbig ; (handig) ge. gips, o. = ber WO; gebladerd g. = fafertger tvanbt, (schrander) gefcbeit, (slim) OM NI, ; dicht g. = bicbter 0.; korrelig g. = fbr. !Can; (van alle markten thugs) sit alien niger ; gebrand g. gebrannter 03. .tninben gebett, zich op g. ijs wagers = fic aufg gipsllaarde, v.; -afgletsel, o.; o. giatieig tragen ; dat is nogal g. = bag berftebt = 010411 erbe ; ber .abgut ; bfe .ftatue (bfe %f lour, rto bon lab% bag tniti id) meitten ; 't gaat hem =BD). g. of = bag macpt er gefcbiott; 't gaat er g. in I. gipsen (adj.): g. beeld, masker = ed gebt glatt ein; dat zit hem niet g. = faux (%bilb %ftatute), .mare. bag bringt er nicbt fo Ceidjt fertig, ook: ba ibirb er II. gipsen, h. = &fen. iibel anfommen, die zaak zit niet g. = bamit gips kalk, v.; -kristallen,mv.; -verband, bolPert ed, bfe ea* bat einen .tafen; jets g. o.; -vorm, m. = ber gipgilfalf; .frtftane, ber vergeten zijn (hebben) = env. rein bergeffen berbanb bfe .form. baben; iets g. bederven etto. total berberben; gipsy (Eng. Zigeuner) = g. onmogelijk = platterbing4 ob. rein untni3glicb ; giraffe, v. = giraffe. g. mis Weft gefebtt, zie a a 1. girandole (vuurzon, ook kandetaar met gladaf = ft:Vanning, glattmcg, Blatt. me'r dan 2 armen), v. = giranbote. gladakker, m. = (Ind.: slecht paard, gireeren (overdragen), h. = girieren. kamponghond) glabacfer; $ariabunb ; (gemeen girgel, zie girgel. persoon) Oalunfe: lump, 2umpenfert ; (leeperd) giro (endossement), o. Giro. geriebener Here, $fiffifug. girobank, v. girobanf. glad I boenen, -borfttelen, -hameren e. a. Gironde (samenloop van Garonne en Dor- = Blatt bobnen, g. bilrften, g. biimmern u a. dogne. Fransch departement, part(jnaam in gladiator (zwaardvechter) = INablator. Fr. 1792 . v. = gironbe. gladdigheid, v. = Carte, glarrbeit, glattig. Girondijn etronbift. felt, ecblilbfrigfett. girorekening, v. = bag girofonto. gladharig = glattbaarig. VAN GELDEREN Duitach Woordenbosk. IL 16 gladheid. 242 glimmen. gladheid, v. = elate, IZtattbeit, Otattigfeit, glas massa, v.; -oog, o.; -oven, m.; -raam, Scbliipfrigfeit tc. vgl. glad. o. = @tadOmarre, ,auge (ook van paarden); gladkammen, h. = glatt flimmen. ,ofen ; gentler. gladloopsch geweer = glattiduftged $26e. glasf raft, v.; -seberf, v.; -sehilder; mebr, glutted ebetbebr. -sehilderen, o. (-sehilderkunst, v.) = gladHmaken, -sehaven, -scheren, -slij- %tad 0 fcbeibe, .fcberbe; .mater; bie =Indere'. pen, •strijken e. a. = glatt macben (gliitten), glasslijpen, o. Otadfcbteifen. . bobetn, g. fcberen of rafieren, gcbteifen, g. glasslijper = etadrcbteifer. ftreid)en of g. platten u. a. glassnijden, o. = Otadfcbneiben. gladvijl, v. = Olattfeile. glas snijder; -soort, v.; -spinnerlj, v. gladweg: g. weigeren = fcbtanftveg, glattiveg @Had II fcbneiber ; =art; =113innerei. ob. glatt abicbtagen, g. vergeten = rein ber= glasiltraan, m.; -venster, o.; -verzeke- geffen. ring, v.; -waren, my.; -werk, o. = bie Mad Q. gladwrijven, h. = glatt reiben. triine ; gentler; =berficberung ; %Waren; ,arbeit glans, m. = (in 't alg.) Otana, zilveren g. = (concreet : .g ef cbirr). Silbergtana; g. van fakkels = Scbein bon aacreln, glauberzout, o. = efauberfata. aacfelicbein matte g. = matter O., Gcbitnitter, glazeeren, h. = glarieren, glafuren, bergtafett, ijdele g. = eitfer ; dat geeft den naam een ilbergtafen. zekeren g. = . . . einen got:1*n Scbimmer; glaze ii deur, v.; -kart, v. = Olad 0 Mx; .fcbrattf. grillige glansen = griftenbafter 2icbtfcbein; in glazemaker elafer; (insekt) bie eaffer., al zijn g. = in all feinem Cane; met g. slagen, Scblanfiungfer. iets winnen = mit Otana burcbfommen, ge? glazemakersdiamant, m. = ebtaferbia. minnen; met g. zakken, iets verliezen = mit mant. $aufen unb rompeten burcbrarten, ettb. ber, glazen = giiifern, and Mad; Mad .; g. dak, tieren; een g. van genoegen kwam op zijn oog = Otadbacb, .auge ; g. oogen (fig.) = !gage gezicht = rein Oeficbt ftrablte bar areube, ob. giliferne 9tugen ; in een g. huis wonen = in (edeler) rein @erupt berfarte ficb ; met een g. einem gliifernen Oaufe trOnen. van genoegen op zijn gelaat mit freube, glaze 11 spun, v.; -wasseher = genfter rtrabtenbent Mutt* (glansmiddel) @tans, bie fril3er; 4.tter. 91)313retur. glazig = &fig. glanserts, o. = Oranaera. glazuren, zie glazeeren. gl..nsloos = glanatod. glazuur, o. bie Otafur, (van de tanden glanspunt, o. = ber Otanapunft. ook) glansrijk = gfanareicb; (luisterrijk) gtorreicb ; gld. (gulden = Outben.) (schitterend) giiinaenb ; een g .. e overwinning glei(s)werk, o. = giafierte ton. ob. t = ein gtorreicber ob. gliinsenber Sieg; g. slagen Mayen, bie aat)ettee. = (int %gamut) gliinaenb befteben. gletseher, m. = etetfcber. glanzen, h. =: gliinaen; (stralen) ftrablen, gleuf, v. = (spleet) ber Rik ber Spat; (voeg) leucbten ; (zacht g.) fcbinnern; (flonkeren) FRut(e), ber actia; (sleuf) Winne; (in den grond) funfetn, (doen g.) glansen. gurcbe. glanzer = ettinaer. glibberen, z. = gtitfcben, gleiten, audgleiten. glanzig = gliinsenb, blinfenb ; fcflitntnernb. glibberglad, glibberig glitfcbig, glas, o. = (stof, drinkg.) Wad; zoo broos als fcbtilpfrig, Aratt, (fig. ook:) ungetbif3, unfid9er. g. = fo fpri3be ; achter g. zetten = glibberigheid, v. = Scbliipfrigfeit, (Matte. unter O. bringen; zoo helder als g. = (door- glad, zie g 1 i t. zichtig) (f o) flay Me Otad, (duidelijk)(fo)liar glidkruid, o. = .0etmfraut. tnie bie Sonne ob. tale ber tag, fonnenflar, glijbaan, v. = Scbteif,, ecblitter,, (helderklinkend) gtocfenrein; (ruit) Mad, bie %idbabn, ber Otitfcb. Sit eibe; de glazen ingooien = bie Scbeiben ob. glijden, h. en z. = gietten, ruttAen; (glibberen) aenfter eintuerfen; zijn eigen glazen ingooien gliticben; (uitgl.) audgteiten, audrutfcben; de = rem eigne Cade berberben; (scheepst., half pen glijdt over 't papier, 't scheepje over uur) Cad, (v. Olaf en); 8 glazen (bier bijv.) = 't water = bie leber gleitet fiber bad 430Ier, 8 Glad; onder een g. wijn = bet einem ebtare bad Sitiffcben ilberd eaffer; in de schoenen, Rein; (van de lamp) ber 3)tinber, bad Glad; handschoenen gl. = in bie Gcbube, toanbidtube holle, bolle glazen = fonfabe, fonbege Oteifer; fcbtilpfen; iets laten g. = etto. fcbriipfen tairen ; schilderij op g. = Otadgemalbe; zie ook de paling, 't geld glijdt iem. door de vingers = gegooi, gek, geld, glaasje. fcbtittaft einem bur bie ginger; over een onder- glasaehtig = gradartig ; g. lichaam = ber werp heen ilber einen Oegenftanb (Witting) O1adfi3rper, bie Otadfeucbtigfeit; g. vlies = bie fcbtitOen ; gedaanten g. over 't sneeuwveld, eradbaut; g e oogen = gage Kugen; g. schaduwen g. langs den muur = Oeftatten starende blik = daferner burcben fiber bad Scbneefelb, Scbatten an ber glasblazen = Mad btaf en. RBanb enttang ; 't nand raakt aan 't g. ber glasliblazer; -blazerlJ, v.; -blazerspijp, Ganb fonunt Ind Olutfcben; 't eten wil niet g. v. etad ll Wirer; =biltte; ,macberpfeife. = tiro nit rutfcben; zijn blik gleed langs mij glasileleetrieiteit, v.; -arts, o.; -fabriek, heen = rein Cid ftreifte mid), Ott an mfr v. = &ad Heteftriaitlit, sera; .fabrif. entrang, alles glijdt langs hem of = (ook) glasgordijn, v. en o. Scbetbengarbine. (Wed rutfcbt an ibtn ab. glasilhandel, m.; -harmonika, v. = glimkever, m. = 2eucbtflifer. 05 10 banbet ; ,barmonifa. glimlaeh, m. = bad .2iicbetn; met een g. = glashelder = gladbeft; zie verder (z o o Ilicbetnb. helder als) glas. glimlaehen, h. = tacbetn. glas industrle,v.;-k(o)raal,v.;-liehaam, glimmen, h. = glimmen; 't vuur glimt onder o. Mad 11 In buftrie ,perte (=foratte); ber de asch = glitnutt unter ber arcbe; g .. de hoed glimmer. 243 God. = blinfenber out; de tafel glimt als een Spie- rivier = bie %belle neigt ficb nacb bent gluffe bin. gel = Kluft lv1e ein Spiegel; de schoenen g. = glooiend = geneigt, fcbrag, fcbief, fteigenb; gfiingen; een zwak licht glimt in de verte = zacht g. = fanft genefgt, fanft fteigenb. ein fcbtvacbed .2icbt fcbintmert ob. ffintmert in ber glooiing, v. = (abstr.: af) Reigung; (op) Berne; g. van pleizier = ftrablen bor Zergnitgen. eteigung; (van heuvel, berg) ber Ribbang, glimmer, o. en m. = ber Olimmer. (techn. term) R3i3fcbung. glimmeraarde, v. = @fintmererbe. gloolingshoek, m. = R3i3fcbungdMinfel. glimmeren, h. = glintmern, flimmern; (sterk) gloor, m. = (gloed) bfe Witt; (schijn) Scbeitt ; funfeln. (glans) Ofartg, bfe $racbt. glimp, m. = (fcbtvacber) Schein; (vonkje) gloren, h. = (van kolen) glimmen; een aiinfcben; een g. van de oude liefde = ein sprankje hoop gloort = ein giinfc0ent.offnung RBiberfobein vb. Rtbglang (ban) ber aftett 2tebe; de glimmt ; (van den dag) anbrecben, erfcbeinen; zaak een g. geven = ber Sac* etnen Scbein (stralen) ftrabfen, teucbten. geben; een g. van hoop = ein Scbitnmer ber Glor. Mem,, zie G. M. uffnung, tiuffnungdfcbitunter. glorie, v. = @forte, ber /Rubin; Oerrlicbfeit, glimworm, m. = @filbtvurtn, 2eucbtflifer, $racbt, ber efang; ijdele g. = eft(e)ter Rubin bad aubannidtvitrinften. ob. Mang; in voile g. = in bottem Ofang, in [glinster, m. gunfen, bad aiittfiteni. butter $racbt unb ,errlicbfeit; in al de g. van glinsteren, h. = (van sterren, blanke zijn nieuwe equipage = in ber ganjen Herr, wapens, glas, metaal, de zee) gfit3ern; (sterker ficbfeit feiner . . . ; hij was de g. van zijn land en edeler) funfeln; (zwak) fcbimmern ; (glanzen, = Me Bierbe feined 2anbed ; (stralekrans) schitteren) gfiingen; (trillend) ftimmern. eforie, ber Ofuriett%, .eifigenfcbein. glinsterig = glinsterend. gloriekroon, v. = %brenfrone. glinstering, v. = bad Oftern enz., zie glorierijk, glorious, v. = gforreicb, ritbm: glinsteren; ook ber @gang. tick rubmbon. [glip = ber Scblt, ber SValt]. glorificatie, v. = OforiMation,Zerberrficbung. glippen, z. = fcblitpfen ; gfeiten, glitfcben; door glos (aanteekening, kantteekening, verkla- de vingers g. = burg Me Ginger fcblitbfen; den ring), v. = efuffe ; (fig.) g ..sen op iets maken teugel, een onderwerp laten g. = ben Bitgel, = (tot ien itber ettv. waken; feinen Spott mit einen Oegenftanb fabren faffen; iets (goeds) ettv. treiben. niet laten g. = nicbt entfcblitWen laffen; g., glossarium (woordverklarende lijst), o. = h. = (een veeren pen) fcbtten. Oluffar. glissen, h. en z. = gletten; gfitfcben, audgleiten. glosse, zie gl o s. glit, o. = bie (Matte, Me 231eigliitte. glosseeren (van glossen voorzien), h. = globaal = ungefitbr. gfoilieren. globe, v. = ber sZfobud. glnipen, h. = fcbielen, fauern, ft3tiben ; g .. de gloed, m. = Me efut (ook fig.); g. van de blik fcbielenber ob. iauernber F8ficf. zon, van een eerste liefde = bet tonne, glniper(d) = Titcfebolb, (Meitner, Scbfeicber. ether erften 3iebe; met g. iets verdedigen = gluiperig = titcrifcb, binterliftig, beinttildifcb. mit aeuer ettv. berteibigen; in g. raken = in glunder = munter, better, frifcb; (RIbb.) munter, el. ob. in Feuer geraten; den g. weer aanblazen better, bergficb. = Me Of. tvieber anfacben; g. van kleuren = gluren, h. = fcbiefen, fpitben, fugen; vroolijke glitbenbe aarbenprattt; in laaien g. staan = huisjes die uit 't groen g. = bie and bent licbterlub brennen. Orlin berborgucren. gloednieuw = (funfel)nagelneu. glutine (beenderlijm), v. = bad eMutin. gloelen, h. = (in rooden gloed) glitben; gluuroogen, zie gluren. (gloeiend heet) brennen ; de kachel, 't ijzer glycerine, v. = bad Oftmerin. gloeit = ber gen, bad %lien glitbt, de oogen glypten (gesneden steenen) = 01013ten. gl. koortsachtig = bfe Rfugen lt. lot gieber; glyptotheek (verzameling van gesneden g. van verontwaardiging, eerzucht = gl. bur steenen en beeldhouwwerk), v. = 01013totbef. (bon) %ntrilftung, %4rgeta; de zon gloeit = G. M. (gloriosae memoriae : roemrijker ge- bfe eunne gfilbt ob. brennt; de straatsteenen g. dachtenis = rubmbutten Rfnbenfend gl. m.). onder den voet = bad $ffafter brennt unter gneis (gesteente), o. = ber Oneid. bent 503e; wangen g. (van een slag) = gniffelen, h. = ficbern, rub ind adurtcben facten. Bangen brennen; mijn hoofd gloeit = mein gnoe (soort antiloop), m. bad Onu. Stopf brennt, ntir brennt ber Stall; de lippen g. gnome (spreuk), v. = Gnome. (van de koorts) = bie 210pett brennen ; ijzer gnomiseh (spreuk ..) = gnutnifcb. g. = %ifett gf. gnoom (berggeest), m. = oZnunt. gloeiend = glilbenb, brennenb ; g. heet = gobelin, o. = (8obefin. brennenb 4eif3; g.. e kolen, tang = glitbenbe goal (bij 't voetbal), m. = bad Goal, bad Oaf; iobten, Bange; dat valt op een g .. en steen = een g. maken = ein treten. bad fommt jur recbten Belt; zich g. amuzeeren goalkeeper, m. = ehoatfeeper, Tortviicbter, = lid; biittifcb antitfieren; g. onmogelijk = rein Tortvart. unntaglicb. God, m. = Gott; men ziet hier g. noch goed gloeierig = brennenb beif3. mensch = man fiebt bier feine tebenbe Sege; gloeihitte, v. = efilbbit3e. G. noch den duivel vreezen = rtcb Weber bor gloeiing, v. = bad Ofitben. nucb bem Teufel fitrcbten, met Gods hulp = gl i~Ikousje, o.; v.; -lieht, o.; mit totted Oiffe; in Gods naam = in totted m. = ber (bfilbliftrutnOf (ber %fi3rper); %amen; 't is g. geklaagd = fei'd geffagt; .famtoe; oficbt; .of en. Gods ter wereld niets = gang unb gar nicbt4; glooien, h. = ablaufen; fh neigen; (sterk) hij voert Gods ter wereld niets uit = er ftiebit abfallen; (oploopen) ftefgen; (op of af) grit, betn fieben Lott bie Tage ab; hoe is 't Gods fcbief ob. geneigt fein, de vlakte gloort naar de ter wereld mogelijk 1 = tote in alter belt ift 16* godbehaaglijk. 244 goed. ' e6 mOgncr) 1 He ift 03 menfotentni3gticb 1 G. be- godsdienstloos = religionglog. ware! = G. beivalge 1 bebitte 0.1 G. zij met godsdienstoefening, v. = (dienst in de ions (randschrift) = O. mit unb; G. zal kerk bijv.) ber Gottegbienft ; (uitoefening) I 't weten = GS. mag'g tuiffett ; de mensch wikt, Elletigionilithung. maar G. beschikt = ber FRenfcb benft, qh. lenft; godsdienst II onderwijs, o.; -onder wijzer; elk voor zich en G. voor one alien = jeber oorlog, m.; -philosophic, v. = ber Rens furNo unb Gott fiir unb aye; leven als g. in along II unterricbt ; slebrer ; ,frieg ; .3bilolopbfe. Frankrijk = leben mie ber Liebe S. in &attf. god sdienst II pleehtigheid, v.; -plieht, m.; read); Gods water over Gods land laten loopen -stiehter = (feiertidor) alefigionil gebraud) = ben lieben Gott (ben t)errgott) einett guten (relic:Wife geierticOreit); bie 40fficbt; .ftifter. (frommen) Bann fein laffen; zie ook al m ach- godsdienstIltwist, m.; -vraag, v.; -vrede, tig, beteren, geven. m. = Religiong pitnift (.1treit); .frage; .friebe. godbehaaglijk = gottgettillig. godsdienstlivrtjheld, v.; -waanzin, m.; godbelijder = @ottbefenner. wetensehap, v.; -zaak, v. = Dieligiong II goddank = gottlob, Gott fei Zanf. freilyit ; .tvaljn (religii3fer ea4n) ; siviffetticf)aft ; goddelijk = giittlicb; (overdr. en ironisch) .facbe. gottbort ; zij amuzeert zich, zingt g. = fie godsdienstzin, m. = refigiiifer Sinn. amufiert ficb, fingt bimmtife4. godsgave, v. = Ootteggabe. goddelijkheid, v. = 416iittlicbfeit. godsgebod, o. = @otteg 135ebot. goddeloos = gottlog; g. duur = fiinbbaft godegebouw, o. = Oottegbaug, ber Tempel. teuer ; g. kabaal = ber biitiffcbe Virtu, ber godsgemeensehap, v. = Genteinfcbaft mit .teibenitirm, (uitroep) g. 1 = bit Lieber .0inuttel I Gott. goddeloosheid, v. = sZottiofigfeit. godsgenade (plant), v. = bag Onabenfraut; goddorie! = Gott tin Oinunet I bum tender 1 blauwe g. = bag Oelmfraut. bum Ructfucf! berbammt 1 gods 11 gericht, 0.; -gesehenk, o. = Ootteg II godellbeeld, o.; -dienst, m.; -dom, o.; gericbt; bie :gabe. -drank, m.; -geslacht, o. = 0,13tterll bilb ; godsgetnige = Olaubeng., R3lutaeuge. .bienft (0i4enbienft); =tutu; .tranf ; ,gefcVe*. godsgezant = q•ottgefanbte(r). godepleer, v.; -maal, 0.; -sage, v. = godshnis, o. = Oottebaug (ook voor kl o o s- (litter 1 lebre ; mtabt ; %f age. t e r), ber 5t empei ; (gasthuis) bie eobltatig. Bode I sehemering, v.; -spUs, v.; -taal, v. = feitganftalt ; zie verder gasthuis. Witter,' blimmerung ; .fbeife ; .fbracbe. godsjammerlijk = gottegjiimmerticb. gode p wereld, v.; -zoom = @titter!' Weft ; godskraeht, v. = gi3ttlicbe Shaft. ?0bn. gods Ilasteraar; -lastering, v. = (load p : fgodes = attin]. flifterer; 4afterung. Godfried = 0 ottfrieb. godslasterlijk = gottegitifterlicb. godganseh(elijk): den g.. en dag = ben godsloon, o. = ber @otteglobn (in beide bet.); ifeben tangen rag. voor een g. = um einen 03). godgeklaagd: 't is g. = ghat fei'g geftagt. godsman = oZottegutann. godgelaten = gottergeben. godsnaam, zie God. godgeleerd = gotteggelebrt ; g.. e = Zottegs godsoordeel, o. = ogottegurteil. gelebrte(r), 5gbeolog(e); g.. e vragen = tbeolos godsopenbaring, v. = gilttlicbe Offenbarung. gifclte jragen. godspenning, m. = bag Zraufgelb, bag godgeleerdheid, v. = ehotteggefebrfamfeit. .t) anbgelb, bie 5!braufgabe; [Oottegbfennig]. god ii gellijk; -gevallig; -gevloekt; -ge- godsregeering, v. = Giottegberrfcbaft, Zbeo, wijd = Pall a4111ht (giittergleicb); .gefliaill ; fratie. .berfIttcbt; .getreibt. godsrijk, o. = 03otta OteicO ; Oottarei4 godhead, v. = ehottbeit. godsspraak, v. = eotteg Sorge); Ootteg. godin = @Bain. Stimme ; (orakel) ber Intterfbrucb, bag Drafel. godlasterend = gottegltifterlicb. godsgstena, v.; -vereering, v.; -vrees godlof! = gottlob ! Gott lei Zanf I (-vrneht), v.; -woord, o. = Giottegliftimme ; godfiloochenaar; -looehening, v. = ,berebrung ; sfurr* ; 'wort. Qh otteg I teugner ; .leugnung. godswil: om g. = um eotteg Witten. godmenseh = eiottmenfcb. godtergend = bimmelfcbreienb, berrucbt. gods p akker, m.; -begrip, o.; -bewustzUn, god 1 vereerend; -vergeten; -verlaten = o. =--- Ootteg II acfer; ber .begriff; ,betruttfein. gotti berebrenb (gotte0fiircOtig) ; .bergefien (ber: godsdienst, m. = bie Religion; (de oefening) rucbt) ; :bertaffen. (lottegbienft. godverlooehenaar enz., godverzaker godsdienst II begrip, o.; -illozoile, V. ; -ge- enz., zie godloochenaar enz. brnik, o.; -gesehil, o.; -haat, m. = ber godo vijandig ; -vreezend (-vrttehtig) = Religiong II begriff ; .) ilofoOlyie ; ber sgebraucb ; gotteg II feinblicb ; ifitrcbtig. bie .ftreitigfeit ; 4)4 godvrachtigheid, zie godsvrucht. godedienstig = religiii4 ; (vroom) fromnt, godzalig = gottfelig, (iron.) fronn. gottegfitrcbtig; g.. e gezindheid, g. gezelschap = godzaligheid, v. = Gottfeligfeit, (iron.) bag Religiong 0 befenntnig, bie ogefeltfcbaft; g. jriimmigfeit. onderwijs, g .. a meeningen, g .. e bijeenkomst goechelen, h. = ficbern. = religiiiier 'Intent,* (Religiongunterrfcbt), I. goed (adj. en adv.) = gut; hij is g. of = religfiqe Veinungen, religii3fe 93erfammlung. er ift g. bran ob. fein eratt& ; je bent al to g., godsdienstigheid, v. = gbottegfurcbt, ariint, zoo g. = bu bift au gittig, fo gittig; die is migfeit, Religiofitiit. g. I = ber (bob) fit gelungen, ift aber g. 1 dat godsdiemist 1 ij ver, m.; -krtig, m.; -leer, v.; doet je (iem.) g. = bag tut einem wool; alley -leeraar = Religiong Heifer ; .frieg; .letire; g. en wel, maar = alleb g. unb fibi3n, abet ...; ole4rer. we waren g. en wel thuis = ... g. unb tool)(: goed. 245 goedkeuring. bebalten . ; als ik 't g. heb = tvenn tidy goedaehten, h. = fur gut lalten. recbt ift ; mijn horloge loopt g. = gebt goedbloed, m. = gutberaiger Efftenfcb; Joris recbt ob. ricb tig; ik kan 114 hem nooit g. =shell g. = gutiniitiger $infet, guter Scblucfer. ?eg fin nie recbt macben, mij g.1 = nth goeddeels = grdenteirg, graf3tenteilg. recbt; hoe gaat 't hem ? ?niet al te g. = goeddoen, h. = (aangenaam zjn, goed han- . . nht hum beften; hij is er niet te g. toe delen, weldaden bewijzen) tvolttun; Qiuteg bag traue id) ifpn tvobt au; hij is niet zoo tun; (baten) nit en; dat doet goed (helpt) = g., of hij moat betalen = er wag tvotten ober bag tut gut; daar hebt u goed aan gedaan = nicbt, er fort (mut) (be)aablen; ook g.1 = Ste baben gut baron getan. fcbon g. fcbon recbt ! (weer) g. op iem. zijn = goeddoend = tvotjttuenb. einem (tvieber) fan; hij heeft g. proton, goeddnnken, h. = fur gut batten, betieben ; spreken = er 4at g. reben; voor iem. g. hij kon doen, wat hem goeddocht = tvag er spreken, zie goedspreken; zich to g. fiir gut bielt, Wag rim befiebte; naar good- doen = ficb gittriit tun; (fig.) zich te g. doen dunken = nai (a'brent, fetnem 2C.) Out, aan (op) iets = fit tvelben an (sat.), fidl ettv. bitnfen, Oefieben. auf ettv. augute tint; een g. uur = erne g e goedendag (knots), m. = Borgenftern. Stunbe; een g..e tien minuten = g. aebn goederebeurs, v. = RBarenbarfe. aninuten ; g. van hart zijn = ein 6 eg era goederell bureau, o.; -handel, m.; -kan- baben; g. van vertrouwen zijn = ben 2euten toor, 0.; -loods, v.= hie @Merl egbebition (bie rafcb bertrauen, nicbt mif3trautfcb fent; een g ..e abfertigunggftette, Me Oepticfaufgabe); *tide veertiger = ein ftarfer Zieraiger; hij voelt (earenbanbel); bie ,egpebition; her .fOuppen. zich niet g., is niet heel g. = er titbit ficb goedererekening, v. = earenrecbitung, nicbt tvobt, er tit (dm tit) nicbt gang tvobt; hij bag earenfonto. is g. voor zijn brood = er faint ficb =Oren, goedereHstation, o.; -tarter, o.; •trein, bat fein guteg Vlugfontmen; zijn vader is er g. m.; -vervoer, o. = her eitterlibabitbof; her voor = fein Zater mut aablen of fann eg ,tarif ; ,aug ; her ,berfebr (her Sarentranibort). tvobt beaablen of fit g. bafitr; dat is g. voor goederevoorraad (in de pakhuizen), m. = alles = bag fit far arteg ob. au anon g.; toch larenbeftanb. voor iets g. = boob au ettv. 6.; g. voor de goederewagen, m. = @titer., Oebacftvagen. gezondheid = g. far bie Oefunbbeit; g. voor goederezaken, my. = narengefcbafte. twee paar handschoenen = giiitig fitr . . .; goederhand: iets van g. hebben = aug voor g. = auf hunter, fiir burner, bauernb ; guter, better Querte baben ob. iviffen. voor g. afgesproken = enbgilltig abgentacbt ; goedertieren = (welwillend) tbobtivolienb ; g. wakker = recbt Wad); de wind was g. (genadig) gnabig ; (barmhartig) barmberaig. = . tear giinftig ; wilt u zoo g. zijn of goedertierenheid, v. = Onabe, Zkirinber, woes zoo g. mij to schrijven = molten Cafe fo aigfett, bag 0011mA:ten. g. (nada) fein mir au fcbreiben, feten Ste fo goedgebouwd = trobigebaut, ,gebilbet, rtiftig. g. (gatig) unb fcbreiben Ste ; zoo g. en goedgeefseh = freigebig. zoo kwaad als 't gaat = rote eg eben gebt; goedgeefsehheid, v. = greigebigfeit. zoo g. als verloren, of enz. = fo g. tvie ber. goedgehumeurd = aufgetvecft, aufgerautnt, toren, beenbet 2C.; g. zoo! = re it fo zie gutgetaunt. verder de substantieven en werkwoorden, goedgeloovig = reicbtglaubig, bertraueng, waarbij goed gebruikt word t. felt ; (orthodox) recbtglaubig. II. goed, o. = (tegenst. van kwaad) Glide& ; goedgewieht, o. = Outgetvicbt, 1Thergetvicbt. (bezit, waar) Out; goederen = @liter, Earen ; goed 11 gevormd ; -gezind = tbobl gebilb et ; (stof)8eug, her Stoff; schoon g. = reine eat* ; ogeiinnt (befreunbet). (kleeren) kleiber; (iets in onbepaalden of goedgunstig = tvobitvoltenb, gitabig ; de minder gunstigen zin) Beug; (rommel) bey g..e lezer = her genefgte 2efer; een g. ge- $1unber, her ittatn; iets, veal g ..s = ettv., hoor verleenen = ein geneigteg Oebar fitenfen. bier Outeg ; g. en kwaad = Outeg unb %get ; goedhals, m. = guter Scbtucfer. te veal van 't g..e = att bid beg Outen, beg goedhartig = gutberaig, nitittig; (minder Outen au bier; dat komt hem ten g..e = bag bepaald) gentittlfcb. !mint ibm augute; iem. iets ten g..e houden = goedhartigheid, v. = Outberaigreit, ,mittig, einem ettv. augute batten, ntitt libel nebnten; felt. (geld) aan of van iem. te g. houden = bet goedheid, v. = @Me; groote g 1= bu ineitte 0.1 einem gut baben; hoeveel hebt u nog te g.? = goedhonden zieh, zie houden. tviebtel baben Ste note au forbern ob. not gut ? ; goedig = gutberafg, guttnittig. we hebben nog een feest te g. = tvir baben goedigheid, v. = Outberaigfett, Outmiltigfeit. not etc geft fn lugficbt; 't hoogste g. = bag goedje, o. = (klein iandgoed) eittcben; kin- Diidgte Out; g. en bloed = Out unb Olut; deren is een aardig g. = rtnb artige Zinger; roerend g. = fabrenbe Vibe, betveg, 't kleine g. = bie tuber. Hite Sacben; onroerend g. = ceantutobitien, goedkenren, h. = (iems. gedrag, handetin- 2iegenfcbaften, liegenbeg ob. unbeiveglicbeg Out; gen, meening e. d.) biffigen; (sterker) gut, ik heb mijn g. aan 't station laten staan = betten; (ofilcieel een voorstet, plan, verdrag icb babe meine Sadten am Oabnbof fteben Taff en; e. d.) genebmigen; (voor den dienst) tauglicb 't kleine g. (kinderen) = We St feinen, zie ook erflaren; de notulen g. = bag $rotofoft ge, gru t; Delftsch, Keulsch g. = Zetf ter, ni3Intfcbeg nebmigen ob. Mitten; (goedvinden) gutfinben. Steingut; zie ook gedijen, gemeenschap. goedkeurend knikken, glimlachen enz. = goedaardig = (vooral van ziekten) gutartig ; beifartig niceen, ladyin 2C. (van personen) gutberaig, gutmittig, gfttig, goedkeuring, v. = Oenebmigung, Oittigung, 6mi/did). bag Outfinben (vgl. go edk eu re n); (instem- goedaardigheid, v. = Outberaigfeit, Outtitil, ming, toejuiching) her R3eifatt; de g. weg- tigfeit, (lute, Oentittlicbfeit, vgl. go eda a rd g. dragen = $effafft ffnben; aan de g. van een goedkoop. 246 gooien. commissie onderwerpen = efner ommiffion golflitroom, m. = eoffitrom. unterbreiten; teekenen van g. = Zieifattgbe, golfvormig = Mettenfartnig. aeigung ; (goede aanteekening) bag sob. Golgotha, o. = eholgatba, Me Scblibelfttitte. goedkoop = Mobtfeit, bitfig ; hij komt er g. Goliath = &Matt). of = er f ommt reitten Haufg babon; een g ..e golven, h. = (van water, koren, volksmenigte aardigheid =efn faber 84; g e spotternij e. d.) mogen; de bodem golft = bey R3oben Meat = Mobtfeite Sbiitterei ; zie ook duu rk o o p. fit ; g d haar = getvettteg ob. mettfgeg Oaar; goedlachseh = tattuftig. lokken, die haar langs de schouders g. = goedleerseh = ternbegierig; leitt ob. raft Soden, bie ity an ben Stuttern berabibatten; faffenb ; g. zijn = raft erfaffen. g .. de bodem = getoetiter, Mettiger ob. tbettenfiirs goedleven: hij is een pater g. = er Mitt auf miger Zoben. ein bequemeg ob. angenebmeg &ben. golving, v. = Settenbetbegung ; g. van de goedmaken, h. (een verkeerdheid) Mieber menigte = bag Bogen her Menge. guttnaten; (kosten) Mieber einbringen, erfe#en, golvingstheorie, v. = eettentbeorie. augeteiten ; (door lijden)gututacben,(verheven) gom, v. = bag Oummi; Arabische g. = ara, fiibnen ; (een geschenk, vriendelijkheid ook) bifteg Cummiarabifum. theft maten, fit (bafiir) rebancbieren. gomaehtig = guntntiartig. goedmoedig = gutberbig, guttniitig, getniit. Gomarist = @oinarift. fit. goedmoedigheid, v. = eutberafgfeit, gomboom, m. = eummtbaum (Oummifeigen, 2c., zie goedmoedig. baum). goedpraten, h. = beftiinigen, entitutbigen, gom-copal, o. = her Stobal. recbtfertigen. gomldruk, m.; -elastiek, o. = goedrond = (openhartig) offen, gerabe; (een- brucf ; ,elaftifunt. voudig) fcbtitt. gomelastiken = g. bal, g. kous = goedrondheid, v. = Offenbeit 2C. zie go e d- 0Zutnnti II bat; .ftrutnpf. r o n d. gomhars, o. = Sett,, teimbarb. goedsehiks = (met goed fatsoen) gomhoudend = guntntibartig ; g ..e kanalen mfr nicbtg bir nittg ; (zonder dwang) gut. = (plantk.) Oumutigiinge. tbfllfg; g. of kwaadschiks = mobt ober jibe'. gomlak, o. = ber Chummitacf. goedsmoeds = (welgemoed) guteg (guten) gommen, h. = gummieren. 9nuteg ; (koelbloedig) mir nittg bir nittg, one gomming, v. = bag 05httninieren. meitereg, wit fatten Cute. gondel, v. = 133onbel. goedspreken voor, h. = gutfagen ob. biirgen gondeller = @onbefier, Oonbolier. fiir. gondelvaart, v. = 0)onbetfabrt. goedvinden, h. = gutffnben; (goedkeuren) gong, v. = bag Zanttam, her Chong. binigen ; belieben; handel zooals U 't goedvindt goniometrie, v. = Choniometrie. = tbie eg Z5biten gutbiinft ob. beffebt; hij heeft goniometriseh = gottiometrift. goedgevonden een of ander to doen) = gonje, v. aute. a bat ibm betiebt; onderling g., dat . = gonzen, h. = (muggen, bijen, vliegen) fum, untereinanber abmaten ob. beftlieten, baf3 . . . ; men ; (spinnewiel, kogels, bijen) furren; (pijlen, g., o.: naar g. = nat (aron) t8elfeben, Out. stemmen, muggen) fcbtrirren ; min hoofd, mijn biinfen ; met g. van = fm %inberftlinbnig mit; ooren g. = eg fummt nth fmnoOfe, in ben ik laat 't aan uw g. over = iibertaffe Obren; gasten g. door elkaar = @Mite fcbtrirren Mum %rmeffen ob. @utbiinfen ; zie ook go e d- burteinanber. keuring. gooehelaar = oafcbenfbiefer; Oaufter. goedwillig = gutibinig. gooehelarij, v. = Staftenfbieferei ; Oaufelei. goedwilligheid, v. = bag nobtMotten, We gooehelbal, m. = bie Zaftenfbieferfuget. (Mite. gooehelbeeld, o. = @aufelbilb. goedsak, m. = gutmiitiger 931enft, guter gooehelbeker, m. = Zaftenipieterbeter. Scbtucfer. goochelen, h. = Zaftenfbieterfiinfte macten ; goelerd = Outer (ITtenft). met woorden g. = mit Morten fpieten. G-oel (verlosser) = Opel. gooehelli kunst, v.; -kunstje, o. = Zafeben, goelijk= gutberaig, freunblit, giitig, gemilttft. !bider If rut* ; .funfiftiicf. [goeman = Ziebermann ; Scbiebgritter, nom, gooehelspel, o. = (zinsbedrog) ehaufelfpiet ; ntiffar]. (behendigheidsspel) bfe Taftenfpieteret. goeroe (Ind.) = Guru, geifttiober Selmer. gooehellfstuk, o. (-toer, iii.); -tame', v. = [goesting (dial.), v. = ber Oefcbmacf ; Sun Zaftenfpieter 11 Ida ; .tafte. gokken, h. = fbieten. gooehem (wijs, slim) = Hug, gefcbeit, gerieben. golf, v. = (alg. dus ook van geluid, Licht enz.) goodspenning, zie godspennin g. Sette ; (zeer groote) Soge ; (poet. ook) glut, goal, = Surf ; (bij 't kegelen) cub ; aan tuten ; uit den schoot der golven = aug hem (de) g. zijn = an her 91eibe fein (vgl. gooien); St,* her eetten ob. her gluten; (zeeboezem) organs een g. naar doen = ing Otaue binein ber IX.otf; ook = golfspel. raten, fan slitiicf mat berfuten; hij doet er een golfaehtig = Mettenartig, Metienfiirtnig. heelen g. naar = feine 9tugficbten finb nitt golfilberg, m.; -beweging, v.; -breker, m. Waft ; ga je g. = macben Cafe nur, fallen Cafe = eetten II berg ; sbetbegung ; ,breter fit nicbt ftiiren. golf' dal, 0.; -geklots, o.; -kruin, v.; gooien, h. = Merfen ; (bij 't kegelen) ftieben ; -lengte, v. = 8eften0 tat; her :,fcbtag (sterker wie gooit 't eerst? = Mer bat ben erften en minder alledaagsch: her eogenpraft); her turf, tber Mirft ,uerft? (bij 't kegelen) tver ,famm; ,Iiinge. ftiebt an ? iem. van de trap en g. = elnen bie golflilijn, v.; -slag, m. = eaten f lfnfe; ,fcbtag. TrelAle binunter(berunter)tberfen ; lets naar golfspel (soort kolfspel), o. = Oofffbiel. 't hoofd g. = einem ettu. an ben St Of Merfen golfstillend = Merienberubigenb. (ook fig.), hij gooit 't altijd op de politiek goor. 247 goudlaken. er brtngt eb (bag GiefOrlicb) burner auf Me $olitir ; gort (grutten), v. = Giritt3e ; (van gerst) hij gooit er met de mute near = er rat ing 3rauben ; iem. van haver tot g. kennen = Caue Wein ; zie ook geld en werpe n. einen augo unb intvenbig lennen, einen tote feine goor: hij ziet er g. uit = er fiebt fcbmutig Tafcbe fettnen. grau aug ; een gore boel = eta fttutu#iger gortebrAj, v. = 03raubenfubbe. $lunber ; gore taal = Boten, aottge& 8eug ; gortentellen, o. = Die ateinigreitgfratnerei. gore kerel = fcbututiiger £ert, gortenteller = naufer, Stilmmerfbarter. goorheid, v. = ber Scbtnu4, bag ecbtnutiig. gortewater, o. = ber 03raubenfcbteim. 03rau ; bie Unfliitigfeit. gortig = (varkensziekte) ffttnig ; (oneig.) goospenning, zie god spenning. garftig, fcbinufgg ; 't to g. maken = arg goot, v. = (straatg.) (Ole, ber alittnftein ; ob. au bunt macben (treiben). (anders) &lune ; (langs 't dak) bte Zacbrinne ; gorring, zie gors I. hij lag in de g. (dronken bijv.) = er tag im goteling, zie gie t e lin g I; ook Werner Olinnftein ; alsof hij mij in de g. had gevonden = Steller; Mine Scbiffgfanone, ber Wrier. algob er micb linter bent Bonne gefunben bate. Goth, Got = 03ote. gootdissel, m. = bag Oobleif en. I. Gotiek, v. = 033otif, gotifcber Stif. goot II gat, o.; -Hist, v. = Minn II tocb ; II. Gotiek (adj.), Gotiseh = gotifcb ; G e oeifen ; .leifte. letters = gotifcbe Scbrift ; 't G. = bag 03otifcb. gootpijp, v. = Zacbri3bre. gond, o. = t otb ; iem. in g. beslaan = einen gootroffel, m., -sehaaf, v. = ber Sttiffbobet. in 03. faffen ; g. op snede = (mit) otbfcbnitt ; gootsteen, m. = anb., Spittftein ; voor geen g.! = um Lein O., au feinem $reife; (in keuken en werkplaats) 9Cugguf, euf30, 't is al geen g. wat er blinkt = eg ift nicbt Ebittftein. arta $53otb, Wag gang; een hart van (als) g. = gootwater, o. = ini3br., ef3itttvaffer. eta sera tote 034 trouw als g. = treu lute 03. ; gordel, m. = (alg.) sZitrtel; (bouwk.) (hurt; eerlijk als g. = grunbebrticb ; zie verder g. van smaragd = emaragbgiirtet. gewicht, haard, morgenstond, opwe- gordelband, m. = 03itrtet. gen, spreken, ton e. a. gordeldier, o. = Oitrteltfer, $angertier, goudaehtig = gotblibuticb, gotbarttg ; (fcg.) gotbig, golben. gordelen, h. = gitrten. goad II ader, v.; -agio, 0.; -amalgama, o. = gordellIgesp, m.; -hack, m.; -hagedis, v.; eta II ober ; :agio (tie •pratnie); •amalgam. -krtaid, o. = bie 03itrtellifAttatte; .bafen ; oecbfe ; gondllappel, 0.; -arend, m.; -bears, v. = •fraut (ber Meal*. ebotb if Wet ; -abler; gordel mes, o.; -riem, m. = eurtllmefler ; gondliblad, 0.; -bladelectroscoop, m. = sriemen. Bolt II blatt (=bled)); btatteteftroffq. gordelroos, v. = Olitrtetrofe, et.iirtelftecbte, gottdblond = golben, gotbig. her 03iirtet. gondllbrasem, m.; -brokaat, o.; -brons, gorden, h. = gitrten; hooggegord = bocbo o. = Wolb g braffen ; .brofat ; Die =Drone. gefcbitrgt. gondbrnin = gotbbraun. Gordiaansehe knoop, m. = gorbifcber goudildelver; -distel, v.; -dorst, m. = knoten ; den G n knoop doorhakken = ben 03otb graber ; .biftet ; •burft (Me ogier). gorbifiten nnoten gerbauen. gondldraad, m.; -druk, m. = 03 °lb brabt gordUn, o. = (ondoorschijnend, van bed, (gesponnen ofaben) ; %brut!. venter, tooneel, beekekast e. d.) ber Zorbang ; gouden = golben; 05olb .. . (meer doorzichtig, van bed, venter ook) gouden dollar; g. grond (schilderk.); 03arbine ; g. van boomen = etne eanb bon g. kwast; g. =nut = Der bolt II bortar ; Der Ciumen ; g. van wolken = ber eolfenfcbteier ; sgrunb ; Die squafte; Die .tniinge. achter de g .. en gaan = au Lett geb(e)n ; gouden standaard; g. vaatwerk = Die (vestingb.) tie urtine ; 't g. toeschuiven, OA tviibrung ; bag ogefcbirr (sgefaf3e) ; zie ook wegschuiven, neerlaten, ophalen = ben Zor= adelaar, berg, brug, bul, eeuw, kalf e.a. bang augieben, borgieben, auritcffcbieben,berunter, gondenregen, m. eolbregen, Zobnenbaunt. taffen, aufgieben. gondllerts, o.; -essaai, o.; -fazant, m. = gordijnilfranje, v.; -koord, o.; -lat, v. = 0)otb II erg; bfe •brobe; .fafatt. 03arbinen II franf en; Die .fcbitur (ber saug); ber =flab.goudgforel, v.; -gaas, o.; -galon, o. = gordijngring, m.; -roede, v.; -rol, v. = Oolb II forene ; Die =gage; Die .trefie (Me =torte). 03arbinen ring ; %flange; .rofte. goudgeel = gorbgelb. gording (scheepst.), v. = 03orbing. good 11 gehalte, o.; -geld, o.; -gewicht, o. = gorge!, m. = bie Ourget, bfe geble. Der @otbllgebatt ; ogelb ; ogetvicbt. gorgeldrank, m. = bag eurgettnittet, bag gondliglans, m.; 0.; -graver = smaffer, bag 03argarignta. l3otb II gland (metaal •blict); Die .gldtte; .graber. gorgelen, h. = gurgetn ; (reutelen) rikbetn ; gond 11 gulden, m.; -haantje, o. = otb (van vogels) tvirbein, trittern ; hij moat g. =-- gutben; (vogel).babncben (insekt: Der %tattflifer). er mud g. gondhondend = gotbbaltig. gorgelklep, v. = ber ebtbectet. gondlikarper, m.; -kart, v.; -klenr, v. = gorgelwater, zie -drank. olb farllfen ; Der .fcbranf (beitn 03olbfcbutieb gorgo, gorgone, v. (vrouwelijk monster) bag taufenfter) ; .farbe. (forgo. gondklenrig = golbfarben, gotbfarbig. gorig = fcbtlut#ig, fcbtnut3iggrau. gond 11 klomp, m.; -koord, o.; -koorts, gorilla, 03oriaa. v. = 03olb II ftumben ; Die ofcbttur (tie otreffe) ; I. gors (buitendijksch aangeslibd land), v. = bag offeber (Die .gier). ber oben. gond 'Lassen, o.; -kust, v. ; -lak, o.; II. gors (vogel), v. = 1lmmer. ken, o. = ODD fiffen ; =Rifle; ber :tad Cin gors o.= Orpbetto beic9; gaub. aye bet.); ber oftoff. goudlakensch. 248 graanmarkt. goudlakensch = (van kleeren) au?eolb. souverneur = eouberneur. ftoff ; (van hoenders) golbfarbig, golb . . ; g ..e gonverneur-generaal=eeneralgouberneur. fazant = eolbfafan. gouverneursehap, o. = bie eouberneurs gond II land, 0.; -1e(d)er, o. = eolb ll Ianb ; fcbaft, bte .leber. gouverneursehe=arau eenerafgouberneur. gondle(d)eren = golblebern. gouverno: tot uw g. = au 3brer attcbts goudlelie, v. = eolbbanbliffe. fcbnur. goudliister, v. = eolbbroffel. gouw, v. = ber (bag) @au, 2anbitbaft. goudlokkig = golbgelocIt. gouwe: stinkende g., v. = @Itoibluttra; bag goadji maker; -meerle (-merel), ' Scbell:, acbtualben., itBaraen. v. = eolbIlmacber; =amid (ber Tirol); .grube front. (ook eig. ook bag sbergtuer0. gouwenaar, m. = bie (Lange) Tontifetfe. gondmol, m. = ber @olb(ntaul)ivurf. Govert = elottfrieb. goadonderzoek, o. Me eolbprobe. goversell, o. = TopPlegel. goudoog, o. = We giorfitege. gr. (groot; grein = grot ; Gran. gondlloplossing, v.; -papier, 0.; "PlIPPe- Gr. (Grieksch = grieebtfcb). ling, m. = eolbPauft6fung ; 13ctpter; gpopin. graad, m.= Grab; g. van bloedverwantschap goad II platter; -poeder, 0.?-produetie, = Zertnanbtfcbaftggrab ; neef in den 3den g. = v. = Ova 11 platter ,bulber ; :robuftion. Zetter lot brftten erabe; academische gr. = gond II punt, o.; -purper, o.; -regent m.; afabentifcber Grab; een g. verkrijgen = pro. -renet, v. = ber tabolbiptinft; ber .purpur; mobteren, efiten afabeintfcben G. ertverben, regen; srefnette. grabuiert iverben; tot (in) zekeren g. = big au goudriJk = gotbret0. einem geivtffen Orabe, gettiiffermaten; nog een goudsbloem, v. = eolb., Ottngel. Xotenblume. graad(je) erger = not um einen G. fcblininter; goudsehaal, v. = eolbinage, zijn woorden in den hoogsten g. = tin biicbften erabe; ver- op een g ..(tje) leggen (wegen) = fetne forte gelijking van den eersten g. = eleftbung erften auf bte O. legen. erabeg; op 50 g. noorder breedte auf bun Gondsehe pip, v. = eoubaer Zonbfeffe. 50. Or. n6rblicber Brette; alle graden door- gond isehuim, o.?-slager; -smeden, o. = loopen = bon ber q3ife auf bfenen, ate ber ofb II idaunt ; :ficblager ; .fcbinfeben. burcbmatten; 50 (graden) Celsius = 5 Grab (50) goad II amid; -smidskunst, v. ; -smids- %elfiug ; verschil in g. (niet in wezen) = gra. werk, o. = eolblIftbmieb ; .fcbinfebefunft; bueller U nterfcbteb (rein iverentlicber). Me .fcbmiebearbeit. graadliboek, 0.; -boog, m.; -meter, m. = gondlistaaf, v.; -Steen, m.; -stof, o. = ber Grab lbw() ; .bogen; .ineffer (We %fetter). eta II barren ; .ftein; ber sitaub (bag •pulber). graadImeting, v.; -net, o.; -verdeeling, v. goudlistroom, m.; •stuk, o.; -veil, o. = = (grab f merfung ; net, ; ,abteilung (,etnteffung). eolb II ftrom (.bad); .ftittf ; bie smft5 (:beiLten).I. graaf (persoon) ebraf. goad II velden, mv.; -verf, v.; -vernis, o. = [II. graaf (gracht) = ber eraben]. eolblIfelber; .farbe; ber .ffrittg. graafsehap, o. = bfe eraficbaft. gondlivink?m.; -viseh, m.; -voorraad, graafsehapsraad (in Eng.), m. = eraf. m. = eat. Ilfinf (Limpet, ZontPfaff); sfifd) fttaftgrat, county council. (ook fig.); ,borrat. graafilsehop, v.; -werk, o.; -weep, v. = goad II vos, ' m.?-wassehertj, v.; Dantziger bag erablIfcbeit; bte .arbeft (bie @rbarbeit); -water, o. = eolbifucbg; :batiftberei; Zang% .trefbe. ger 4valfer. graag = (adv.) gern ; (adj.) 4ungrig ; wat g. = goudi work, 0.; -worker; -weep, v. = bie gar au gem, rectt gern, unb ob; niet of g. = eolbo arbett; .arbefter (-waver = .ivirfer); gern ober nil* ; een grage maag = ein bung. .roeflie (2efinivelpe). tiger Vagen; iem. g. waken = etnen begtertg goudi wolf, m.; -wortel, m.; -sand, o. = ob. lilitern macben. eolblituolf ; bte .tvura ; ber sfanb. graagte, v. = ber VIbtletft; (ijver) ber %Item. goad zoeker; -sucht, v. = eolb fucber ; graaien, h. = fcbarren; naar iets g. = natb sgier. env. baftben ob. grapren; in 't zandg. = fin goulard-water, o. = goularbftbeg eaffer. Sanbe gourmand (lekkerbek) = eourmattb. graal (schotel, schaal), ra = era. gouteeren (smaak in iets hebben, proeven), graal II burg, m.; -ridder; -sage, v. = bte h. = goutteren. Oral 11 burg ; .titter; .fage. gonvernante = eoubernante; (gesch.) Obers graan, o. = eetreibe. ftattbalterin. graanilakker, m.; -bears, v. ; -bonw, m. gouvernement, o. = eoubernentent; (pron. = eetreibeIlacfer, .b6rfe; .bau. bestuur) bfe Zeairfgbertnaltung; bestuurde graanilbouwer; -elevator, = GetrefbeQs gewest) ber Zerivaltunggbeairf ; 't g. Celebes = baiter; odebator. bag G. %elebeg. graanetend = f5rnerfreffenb. gonvernementsambtenaar = Regies graangewaesen, my. = eetretbe. rungg., 176 oubernementg bectinte(r). graanf grens, V. ; m.; -handel, m.; gouvernementseultures = etaatgtilan: -handelaar = eetreibe 'gene ; 'balm; :ban. tagen, ftaatlfcber aulturbetrieb. bet; .blinbler. gouvernemennsdienst, m. = etaatgbienft. graankever, = Stortimurin. gouvernementsggebouw, o.; -seeretaris graanikorrel, in.; -master, -maat, = Megferungg gebtiube ; .fefrettir. v. = bag eetreibelIforn ; bfe ,Intibmagine; bag gouvernementssehool, v. = eouberne. flict13. mentgicbule. graan II magazijn,o.; -makelaar; -markt, gouvernementswgninp V. -4.- 4futt4s v. = eetreibeilmagaain (4tiger); matter; ber ivobnung, quark graan m eter. 249 grap. graanimeter; -mot, v.; -oogst, m. = grallgesteente, o.; -gezang, o.; -gewell eetreibe I metier ; motte ; Me aerate. o. = ber Grab Mein; ber ogefang; ggetvalbe. graan Hopper, m.; -pakhuls, o.; graft heuvel, m.; -kapel, v.; -keider, m. = m. = bie eetreibellfelbfcbeune (obaufen); -lager era ; .fapelle ; ofeaer. (ber :finicber); spreig. grafkuil, m. = Me @rube, ble Oruft, vgl. graanliproductie, v.; -reeht, 0.; -school, g r a f. v. = Getreibe f Orobuftion ; ber Boll; ogarbe. gran legging, v.; -lied, o. = erabgegung; graanlisehuur, v.; -soort, v. = eetreibelo otieb (ber ogefang). febeune (ber ofinicber); Part. granucht, v. = ber erabergerucb. graantje, o. = Starnteitt; een g. pikken = grafi monument, o.; -nis, v.; -plants, v. = etn Zratifcben nebtnen ob. trinfen. Grab f benfmal (-mat); onifcbe ; oftatte. graanuitvoer, m. r bie Oetreibeaugfulyr; grafrust, v. = Orabegrube. verbod op den g. = bie Oetreibefperre. grafsehender = Oraberfcbanber. graanil veld, o.; -vrucht, v.; -worm, m. grafilschrift, o.; -stele, v.; -steep, m. = = Oetreibe fefb ; :frucbt ; Munn. Me Orab f cbrift ; :Witte ; graan g zee, v.; -solder, m.; -zulveraar m.; grafstem, v. = Orabegitintine. -zuivering, v. = bag eetreibelinteer; oboben gralstil = grab., totenftitt. grafstilte, v. = (sfpeicber); We oreittigungginafcbine; :reinigung. erabegftille. graat, v. = Grate; met een g. in de keel grafilteeken, o.; -terp, v.; -tombe, v. = spreken = fcbnarren, wit fracbaenber etintme erablIntal; ber .4itget ; bag 'mat. reben; zoo mager ale een g. = fo maser tote grafwaarts: g. dragen, geleiden = au Orabe eine Scbinbet, tvie eitt (Stiitf)Oota ob. rote ein augo tragen, geteiten ; g. gaan = bem Igrabe augeb(e)n. genommener Gering; niet zuiver op de g. zijn grafworm, m. = Ortibertvurnt. = nicbt gerabe beraug fein, (in andere bet.) nicbt gran zang, m.; -zerk, v.; -mil, v. = @rap fauber fiber& 9lierenftild fein; hij is rood op de gefang (bag olieb); ber .ftein (bie .platte); g. = er Ift ein IRoter; van de g. vallen = ftarf auk. abmagern, ook ttunger leiben. I. gram (adj.) = bale, ergrintmt, aornig ; g. graataehtig gratig. te moede = aornigen Mutes. graattang, v. = eiltitteraange. II. gram, o. = Gramm. grabbel: iets te g. gooien (eig.) = ettu. in grammatiea, v. = Igrammatif. gramma- Me @rabbet ob. in bie Rap* tverfen; zijn geld tieaal = grauttnatifatifcb. grammatieus= te g. gooien = fein Gelb tvegtverfett ob. ber. Oratnutatifer. grammatisch = granttatig. fcbleubern. grammoedig = aornig, aornmatig. grabbelen, h. = grabbeln, greif en, graOfen; grammophoon, m. = Oratnmolgton. te g. gooien, zie gr abbot. gramschap, v. = ber Born, ber Grimm, bie grabbelspel, o. = bie 91aVule. Out. graeelijk = anntutig, graaiag. gramstorig = ungebatten, bole, aornig. graeht, v. = (om vesting) ber 'graben; (anders) granaat (vrucht), v. = @ranate, ber @ranato ber Stand, (in Hamburg en andere Noordd. Wel; g. (boom), m. = Oranatbaunt, bie plaatsen ook) jteet, ook soma: @rat*. @ranate; (projectiel), v. = @ranate; g. graehtwater, o. = @rabentvaffer, Sternal. (delistor), o. = ber Oranat. roam granaatil appal, m.; -boom, m. ; -kartets, gracie, gracious, zie gratis, gratieus. v.; -Steen, m. = eranat II aOf et ; .bautn; gradatie (opklimming, trappen van verge- -fartatfcbe (ber, bag ettrapneff); oftein. lijking), v. = @rabation. granaattaseh, v. = Igranatentalcbe. gradeeren, h. = grabieren. granaten= granaten, eranat .. ; g. armband, gradeerilhuls, o.; -User, o. = Orabieribaug g. broche, g. collier = bag @ranatlarmbanb, (4verf) ; -elf en. Me .brolcbe, bie obatgfette. gradeering, v. = sgrabferung. grandioos (grootsch) = granbiob. gradueel (trapsgewjze) = grabuell. graniet, o. = ber @ranit. gradueeren, h. = grabuieren. granietblok, o. = ber Oranitbloef. Graecisnie, o. = ber erliaigutug. granieten = graniten, @ranit graf, o. = Grab; (ongemeener) bie @rube; graniet 11 rots, v.; -steep, m. = ber Oranitlio (gemetseld) Me @putt; 't Heilige G. = bag felfen; oftein. beittge @rab ; zich in zijn g. omkeeren = fitb in granuleus = granutag. feinem Orabe umbreben ob. umfelren; ten grave grap, v. = (geestigheid) ber Sit; (iets lach- dragen = au Orabe tragen; hij graaft zijn wekkends) ber Spat, (edeler uitdr.) ber Scbera; eigen g. = er grabt f li fein eigeneg 'grab; (grappige, koddige, lachwekkende handeling, g. in de kerk = bie Stircbengruft; den eenen klucht) $offe; (grappig, vroolijk verhaal) voet in 't g. hebben = mit einem aube im Scbtturre, ber Scbtoanf; de heele g. bestaat sgrabe fteben; gepleisterde graven = fiber, daarin, dat = ber gaup 84 2C. ; flauwe tiincbte Ortiber; er loopt iem. over mijn g. = grappen maken = fcblecbte ob. fabe lie reff3en; ber Zob Mutt fiber mein Grab. voor de g. = ium (fm) ecberi, hum Spat, aug grafbloem, v. = Stircbbofblunte. Jug; 't is geen g. = a ift fein ei ; geen grafdelver = Totenc,raber. grappen 1= Spal3 ob. Scbera beifeitel een g. met grafdief = 2eicbenrauber. iem. hebben = einen foOpen, eitten Spat mit grafdoek, m. = bag Igrabtutb. einem Ijaben; (koddige) grappen maken = grafellJk = graffiti); Graf en $offen reiten; dat zijn maar mane g . pen = grafeltikheld, v. = grafftcbe Tilacbt ; Graf ens bag finb nur $ollen ; V1arrengt3offen; dat had tviirbe; eraffdAft. een leelijke g. kunnen worden = bag batte grafgebouw, o. = bie Oruft, bie erabitatte, en bummer 600 ob. ein bumme @efcbicbte tver: Raufoteutn. ben fannen; hij heeft hoofd vol grappen ? grafgedicht, 0. = Orablieb, Zrauergeblebt. er bat ben Stopt boll agen; een g. van iets graphiet. 250 greep. waken = efnen Scber8 au?ettv. macben, ettv. Mnabe (noblIvorten) bertieren; bij de g. = mit ing 2ticberticbe 8iebett, zie ook m ooi. genauer (fna0er) 9tot; aug Onaben; (genade) graphiet (potlocd), o. = ber Ora0bit. ( nabe; 't jaar van g. = bag Onabeniabr; graphiseh = grapbffcb. (keizer enz.) bij de g. Gods = (Staffer lc.) bon grappemaker =$offenrefter; (guit) Scbatf. Ootteg Ottaben; recht van g. = Riegnabigunggo grappemakerij, v. = $offen, Vtarrengo recbt; verzoek om g. = Oegitabigungggefucb. poffen, q3offenreiterei. gratieus = anmutfg. grappig = (vermakelijk) fotnifcb, fcbtturrfg, gratilleatie (vergoeding), v. = Oratififation. faunig; (koddig) brottig; (jolig) fpatbaft ; (pot- gratig = griftfg. sierlijk) Ooffierlicb, (geestig) tvit,ig; hij vindt alles gratigheid, v. = bie bieten Orliten. g. = ibm macbt atteg Stmt. gratis = gratig, untfonft, unentgettlfcb, foften- grappigheid, v. ber R33f#, etigfeit, fret; gratis-bijvoegsel, g.-voorstelling = fora- $offenreif3eref. if& beitage, oborftettung. gran, o. = Grab; grassen = Graf er, Oratni: I. grauw (adj.) = grau ; g a monniken = neen; Engelsch g. = bie Otago, eattbnetfe; to graue Ertiincbe; (van den hemel e. d.) grau, hooi en to g. = bon Sett 8u Beit, nur fetten, trilbe; g a erwten = nicbererbfen, de g e gelegentticb ; iem. 't g. voor de voeten weg- = ber Oraue; zie nacht. maaien = einem bie Ziffen box bent fflunbe II. grauw, o. = (kleur) bag Orau; ('t gemeen) nebtnen, einem bag Sort fm Wlunbe abfcbneiben, ber P3bet, bag Oeftnbet, ber (7tnbaget, bag $acf. einem auborfontmen 2C. hij is nog zoo groan III. grauw (snauw), m. Knfcbnau8er; iem. als g. = er fit nocb ein fitraftid) grittier uttge, een g. geven = einen anfabren, anicbttatmen, ein ester Oritttfcbnabet; hij laat er geen g. anfcbnarren ; ik kreeg een g. (van hem) = er over groeien = er tit (eg) nit !aft tuerben; fair mid) barfob an. er tvartet, 8aubert ob. berfcbiebt (eg);tticbt Lange; grauwachtig = grauticb. met g. begroeid = gragbetvacbien; zie ook grauwbruin = grauticb braun, graubraun. adder. granwakke (gesteente), o. = bie Orautvacfe. grasaehtig = gragartfg, gragabttlfcb. grauwbaard, m. = Oraubart. gras anjelier, v.; -band, m. = Orag Hnelfe ; grauen, h. = grauen, grau tuerben; (op- bie orabatte (ber :ranb). doemen, opdagen) grauen; (van 't spreken) grasbies, v. = Voorlintfe. fcbetten, brummen. graslibloem, v.; -boeket, o. en m.; -boer; Grauwbunderland, o. = Oraubitnb(t)en. -boter, v. = (drag it brume (in 't bijz.: ba4 Grauwbunder Alpen = Orattbitnbner (iinfebtitincben, bag Octf3tfeb(cben)); bag :bufett; grauwgeel = graugetb. ofcbnefber (omiiber); abutter. grauwsehildering, v. = Orffaitte. grasduinen, h. = ficb giltifcb (augute) tun, grauwlischimmel, m.; -speeht, m. = nab Oeraengluft augreff en. Orau p fcbimmet ; ofpecbt. grasetend = gragfreffenb. grauwtje, o. = ber Oraupet8, bag Orautier, grasgewas, o. = (plant) (drag; (wat in an ber Oraue. jaar groeit) ber Oragtrucbg; g..sen= Graf er, grauwwit = grautveft. Oramineen. graveel, o. = Vtfereno, Cafengtfet, darn=, grasgroen = graggritn. 91ferenfteine. grasIgrond, m.; m. = Orag boben; graveelsteen, m. = t.arnftein. 'farm. graveerder = @rabeur, Stempel:, eteitt: grasje, o. = Ortigcben, Orligtein. fcbtteiber. grasilkaas, v.; -kalf, o.; -land, o. ; graveeren, h. = grabieren, graben, eingraben, v. = ber Oragififfe, :faro; otanb; offtfe. ftecben, fcbneiben; op hout, in koper g. = in gran h linnen, o.; -look, o.; -master; 0?8, in Seutifer ftecben. •maand, v. = Ora& II refnen, ber :Iamb ; oiniiber graveerijzer, o. = ber Orabftitbet, ber onteif3et. (4cbneiber); ber omonat. graveerkunst, v. = Orabferfunft. grasmof = (Dottanbriiinger. graveernaald, v. = fRabiernabet. grasimuseh, v.; -oogst, m., -perk, o. = [graveersel, o. = ber Stuttfer:, Siablitic0]. (drag ll milde, bie oernte; ber -prat (Rafenpla13). graveerstaal, o., -stift, v. = bet Orabfticbet. graspieper, m. = efefettigeper, bie grauto graven, h. graben. tercbe. 's-Gravenhage, o. = taag, zie haag. grasplant, v. = Oragpftatme. graven!' hoed, m. ; -huts, o.; -kroon, v.; graspreek, zie hagepreek. -titel, m. = Orafen(lbut ; :battg ; .Prone; =titer. grasrand, m. = Oragranb. graver = Orliber ; erbarbeiter. grasrijk = gragrefcb, grafig. graverij, v. = Orliberef. grasjirups, v.; -sehaar, v.; -soort, v. = graveur = Orabeur. Orag rautte ; sfcbere ; =art. gravin = ; (titel van ongehuwde grasilspriet, m., -steppe, v.; stapijt, o. = gravin) Stomteffe. Ora& Ilbatm ; sfteppe, ber oteppicb (ber Rafeno gravitatie (zwaartekracht), v. = @rabitation. teppicb). graviteit (deftigheid), v. = Orabitat. grasp veld, o.; -vlakte, v.; -zaad, o.; -zode, gravure, v. = ber Sticb, bie Orabure. v. = bag Oragl[felb (ber :anger, ber Rafen); grazen, h. = grafen, tveiben. :dem; bet ofamen; ofobe (bag Olafenittict). grazig = grafig. gratias (dankbetuiging), v. = bag Oratiag. grazioso (lieflijk) gragofo. gratie, v. = (bevalligheid) Orabfe, Knmut; greb(be), v. = ber (9.1baugg)Oraben, ber (godin) Ora*, de 3 g n = bie bref 6ragen, eaffertauf ; (eigenn.) bie Orebbe. bie %bariten; (guest) in de g. zijn, blijven = greel, zie gareel. Oabn fm norbe ob. ber 2iebting feln, bleiben; In greenhouten = ficpine.btbOtsern, ficbten, Nbren, unit ob. Onabe ffeben, bleiben; bij iem. uit de fiefern, (Am.) p g. rakers = e& bet bevberben, jet0. Ounit ob. greep, =-- ('I gr(jpen, ook muZ. en M.) greepplankje. 251 grif. @riff; een g. in lets, naar iets doen = efnen grenzeloos = grengenfot (in alle bet.). eriff in ettv., nat ettb. tun; gelukkige, stoute, grenzen, h. = grengen; g. aan = gr. an OUP; g. = gfiicfficber, fifbner @riff ; (handigheid) dat grenst aan 't fabelachtige = bag grenst @riff; (list) hniff, $fiff ; (handvol) (riff, bfe ant aabel4afte; ons land grenst ten noorden Oanbboff. gr., v. = (handvat) ber @riff, aan = unfer 53anb grenst fm Viorben (numb. (mestvork) (Zilnger)eabel. ficb) an . . . greepplankje, o. = @riffbrett. grep, greppel, v. = fcbutaler (91baugt)@ra, Gregoriaansch = gregorfanifcb ; G e ka- ben. lender = gr .. er afenber ; G e stijl = alter gretig = gierig, begierig ; (van oogen, handen, Stif ; (naar) Gr. stijl = often Stift. ooren) gierig ; g. toehoorder = begieriger Bu. Gregorius = Gregor. barer; de g e pers = bfe gierfge ob. gefriitige greidboer = 8iefenbauer, Ziebbauer. $reffe ; g. toetasten = mit Vibbetit, tiicbttg ob. grein, o. = horn ; (oud. med. gewichl) ber, effrig gugreifen ; g e koopers vinden = refs bat Oran; geen gr tje verstand = fein f3enben albfa# ffnben ; een gelegenheid g. aan- aiinfc4en ob. hiirncben Zerftanb ; geen g tje grijpen = eine Oefegenbeit Bern ob. mit beiben gevoel = rein gilds:ben ttfcbt eine Vinben ergreffen. Sbur bon @efiibf ; hij heeft geen g tje gevoel Grevelingen, o. = erabefingen. van eer of schaamte over = er ift gegen cafe& grief, v. = (bezwaar) bie Zefcbtverbe; (bekom- abgebrilbt ; (stof) ber hatnefott. mering, ergenis) bat ffrgernit, ber Zerbrut; greineeren, greinen (ruw maken), h. = (krenking) rtinfung ; grievers wegnemen = granufferen, amen. Zefcbtberbett abiteffen. greinen (adj.) = bon (aut) atnefott, ha. Griek = @tie*. Griekenland, o. = @ries greinig = fiirnfg. (tnefott .. . cbenfanb. Grieksch = grfecbifcb; dat is G. greintje, o., zie grein. voor hem = bat finb ibm biibtnifcbe Zi3rfer. greling (scheepst.), v. = t^affe, bat gittboitau, griel, v. = ber Xrief. bat Scbfebbtau. griend, v. = bat eeibenbicficbt ; (de grond) grenadier = gOrenabier. bat, ber aketbenbrucb. grenadiersgmuts, v.; -uniform, v. = griendhout, o. = junget 8eibenbolg, Orenabierilmitt,e; sunfform. griendland, o. = bat, ber eeibenbrucb. grendel, m. = Riegel; achter slot en g. = grienen, h. = flennen, greinen. inter Scbfot unb Riegel; den gr. er op doen griener = afermer, Greiner. = ben Riegel borfcbieben. griep, v. = (ziekte) Oribbe, ZNnffuenga; (meet- grendelen, h. = riegefn. vork) (Stiinger)Oabef. grenen = fief ern (fi3bren, ffcbten), (Am.) bitcb, gries, griesmeel, o. = ber Orfek bat Grid. mebf. grans, v. = Orenge (in alle bet.); natuurlijke Griet = @tete; elkaar geen G. noemen = g. = 91aturgrenge; politieke (staatkundige) g. einanber nicbtt tbeitmacben, ntcbtt aufbinben, gtationalgrenge, Staattgrenge ; De Militaire feinen brauen Zunft bormacben; graote G.! = Grenzen = bfe Titilitlirgrettge; iem. over de bu Heber t•immef ! beflfger Strobfacf 1 een booze grenzen zetten = efnen Her bie Orenge fcbaffen ; = eine bi3fe Sieben; (vogel) (grote) $fubf. een g. trekken = efne Orenge gieben; de fcfmebfe; (visch) ber Ofattbutt. grenzen uitzetten = Me Grenzen ertbeitern ; grietenij, v. = (Friesch, hist.) 2anbgenteinbe, de grenzen to buiten gaan = bie Grenzen ber Oegire, erietenef. ilberfcbreften; zie ook t e b u i t e n; den kom- Grgefietje, o. = eretcben ; (zeil) areugobermarts missionair een g. (limiet) bepalen = fbm ein fe. 21mitutn angeben. grietjesra, v. = reugoberbramrabe. grensgafsluiting, v.; -bepaling, v.; -be- grietjessteng, v. = Zefanbramftenge. woner = Grenall 113erre ; beftimmung ; =be. grietman = (Friesch, hist.) @emeinbe., Mobner. girftborfteber. grens g boom, m.; -dekking, v. ; -dorp, o. grieve, zie grief. = @renal bautn; ,becfung ; ,borf. grieve'', h. = tbebe tun, frattfen, fcbmergen; grens gebergte, o.; -gebied, o.; dat grieft mij diep = bat tut mim in ber Seefe o. = @reng gebirge ; .gebiet ; ber .ftreit (bie bleb, fcbmergt nticb fief; (minder sterk) Seib =ftreitigfeit). tun; 't grieft me = el tut mim 2eib, fcb bes grenso kantoor,o.; -land, o.; (-linie), baure. v. = Orengll goffamt ; .lanb ; .finte. grievend = friinfenb, quiifenb, fcbmerglicb, grensgmuur, m.; m.; -plaats, v.; bitter, ftecbenb. -recht, o. = bfe Orengimauer; .bfabl (bie griezel, m. = Scbauer, Scbauber, bat Bittern; 41ittfe ; ber sort (=flab); ere* (belasting : ber (van kou) bat arBitein; geen g. = fein(en) 'pa). $fifferfing, fein kiirncben. grensgregeling, v.; -rivier, v.; -whet- griezelen, h. = fcbaubern, grufeln (icb febaubere, ding, v. = @renal beticbtigung ; ber =gut ; mix gruteft). .f cbei bung . griezelig = (huiveringwekkend) fcbauberer. grensgstad, v.; -steen, m.; -streek, v. = megenb, fcbauberbaft; (minder sterk) grufelig; GrenIll ftabt ; sfteitt; ,gegenb (ber .fanbftricb).(afkeerwekkend) efeferregenb, efefbaft, antris grensgteeken,'o.; -tractaat, o.; -troepen, bernb ; (koud, rillerig) froftig. griezeligheid, my. = Orenageicben ; ber .bertrag ; ,trubben. v. = bat Scbauberbafte. grensg vesting, v.; -vlak, o.; -yolk, o. = griezeling, v. zie griezel. Orenglifeftung ; Me ,ffacbe ; =boll. griezeltje, o. = ettval eingiget, ein Hein grenswaarde, v. = (wisk.) ber 03)rengtbert, Menig, StOrncben; geen g. = fein(en) $fffferfing, (van waren gew.) ber 03irengnuten. fein hiirncben. grensgwaeht, v.; -wachter; -wijziging, grif: g. in lets zijn = getbanbt ob. gefcbicft in v. = erenall km* ; stvtictter, .beriinberung. fein ; dat gaat zoo g. niet = Bab gebt nidit griffel. 252 groen. fo lefcbt;g. van de hand gaan = rafcben VIVO grijsheid, v. = (de kleur) bag (grau; (ouder- finben, febtauf 131acterbar fefn; g. betalen = dom) bag litter, bag ereffenalter. prompt begablen; g. toegeven = gleicb this grijakop, m. = eraufopf. rautnen ob. gugeben. grAjswit = tveff3grau. griffel, v. = ber grijzen, z. = grau tverben, ergrauen, (edeler) griffeldoos, v. = ber Ortffelfaften. grauen. griffelen, h. = (met een stift) einrik,en, dn. grijzig = grauticb. graben; grabferen; (fig. bijv. op 't voorhoofd) gril, v. = (onberedeneerde zorg of begeerte) eingraben; (schrijven) fcbreiben, getcOnen ; in 't @rine; (luim, kuur, sterk wisselende stem- geheugen, in 't hart g. = in bag Webitcbtnig, ming) Beaune; (wonderlijke inbeelding)Scbrulte, frig .0erg ehtbriigen; (tuinb.) bfropfen. Eitarotte; g .. len hebben = 'Britten ob. Ruffen grift'elkoker, m. = Qiiriffelfaften. baben ; zich g len in 't hoofd halen = 'Britten griffen, zie griffelen. fangen. grime, v. = hamlet; klerk ter g. = Rangel. grillen, h. = fcbaubern. fcbretber; ter g. deponeeren = (ter inzage) grillig = (veranderlijk) taunenbaft ; (en eigen- auf bent Gerretartat gur %hitt* bortegen, (ter wijs) grittenbaft, (vreemd) pbantafttfob, tvunber. zijde leggen) gu ben VIften (ad acta) legen; g. Ifcb ; (kurig) tauntfcb. van de rechtbank = Mertcbtgfcbretberei, ,attittg, grilligheid, v. = 2aunettbaftigfeit, Orttfett, range. 4aftigrett. grifiler = hangteftbef, Santa; sgerfcbtg, [grim, m. = Born, bte fut. g. (adj.) = fcbrefber, elftuar. gornig, grtnuntg]. gritlloen, griffoen, m. = (Zoget) Ore. grimas, v. = @rintaffe, arat,e; g sen maken grifheid, v. = alinfbett, Otafcbbeft, 05)etvaffnbt= = IBrintaffen ob. sZertcbter fcbtteiben; allerlei belt. gekke g sen maken = ruo niirrtfcb gear. grift, v. = her nand; ook = gri ffe 1. ben; (om, de aandacht te trekken) Tlitilyben grifweg = fcbtanftveg, g(e)rabegu. macben ; dat zijn maar g .. sen = bag fittb grijnen, zie grienen. iircten ob. Scbrutten. grijns, m. = bag Grinfen; fra#enbafte4 2licbetn. grime, v. = artagfe. grijnsiaeh, m. = bait Orinfen, fa-6?*g grimeeren, h. = magfferen, fcbminfen. Vicbetn. grimiaeh, m. = (bitbnifcbeg) 2iicbein; (sterker) grijnsiaehen, h. = grinfen. bag erinfen. grijnzaard= Oruntmblir, 97turrfopf; (griener) grimiaehen, h. = (bObnifcb) tacbettt ; (hatelijk) atennfrf#, alenner. grinf en. grijnzen, h. = grinfen ; Me Bitbne Mecfen. grimmelen, h. = tvinuatetn. grljnzend = grinfenb, glibnebiedenb, fral3en, grimmig = grintmfg; (woedend) ivittenb. baft. grimmigheid, v. = her Born, ber Ortntm, grijp, m. = (loge() (Breit . her ,ttgrtinm ; (van den winter) Ortnttnigfeit. grijpbaar = greff bar. grind enz., zie grint enz. grUpen, h. = greffen, ergreffen; naar iets g. grinneken, h. = grinfen ; (minder kwaad- (om 't te pakken) = nact) ettv. gretfen, (naar aardig) fcbtnungelnb ffcbern, grienen. jets dat zich snel voortbeweegt) bafcben, (begee- grant, o. en v. = her Meg. rig grabbelend) grabfen; iem. in zijn nek, bid grinthgrond,m.; -pad, o.; -weg, m.; -zand, zijn kraag g. = einen beim hragen nebmen, o. = ate& boben; her =Oat); .tveg; ber ,fanb. Imcfen ob. greffen ; een misdadiger g. = etnen grissen, h. = bafcben, graipfen. Zerbrecber ergreffen ob. feftnebnten ; (iets in de gr. m. (grosso-modo : grof = grosso modo). gauwigheid, als in 't voorbijvliegen) ertvifcben; G... DI. (grootmeester = Orofinteifter). naar de wapenen, naar de pen g. (om er groef, v. = (timmerm.) Mute, ber gals; (ann zich van te bedienen) = gu ben Saffen, gUr zuilen e. d.) Mune, ; zie verder gr o ev e. weber gr.; de pen g. = bte jeber ergreffen; groefbeitel, m. = ber eptitabt. de ziekte grijpt om zich = Me Stranfbett groefbidder = 2eicbenbitter. gretft um rub, uit de lucht gegrepen = aug groefsehaaf, v. = ber acttp, Rutbobet. ber 2uft gegriffen; raderen g. in elkander = groefverband, o. = bfe aalgberbinbung, greffen fnefnanber; in de ziel g. = in bie ber aatg. Seete gr.; plants g. = ftattfinben, (gebeuren) groel, m. = ('t groeien, ontwikkeling) bag borgeben, (in zijn werk gaan) bor gebett; eacbgtunt, bag eacbfen; (toestand) alucbg; nog de voorbeelden liggen voor 't g. = Oeffpfele in den g. zijn = nocb fm Sacbfen fetn; op den finb genitgenb gur .f)anb, Tteifpfele fteben fn g. gemaakt = auf eacbien berecilltet ob. ge. grofor D1enge gu eliebote. mar*, (f o) gematt bat man bineintvacbfen grijper, m. = Oreff er. faun ; zijn vollen g. bereikt hebben = letzten grijpstaart, m. = Orefffcbtvang. botten eucbg errefcbt baben. grijpvogel, m. = Zoget ereff. groeien, z. = tvacbfen; wat zal er uit (van) hem grijs = grau (in alle bet.); een g. hoofd = g.? = tvag fon (tvirb) aug ibm tverben ? g. en efn graueb Haupt; de grijze oudheid bag bloeien gritnen unb Milben; boven 't graue WItertunt ; in de politiek g. geworden = hoofd g. = einem fiber ben *Of tvacbien; g. in ber $olttif ergraut; 't grijze Keulen = bag als kool = briicbtfg tvaebien ; in een anders attebrivitrbfge Stan; g. van ouderdom ?atterg, lead g. = fico an anbrer 2eute hummer tveiben, grau; g. in g. = grau In grau; 't g. = bag fcbabenfrob feln; hij groeit er in = eg ntacbt Oran. greube, er tat fii in& aliuMen. grijsaard = erefg. groei koorts, v.; -kraeht, v. = bag eacbg grijsaehtig = grauticb. tumgfieber; bag =turn (,bermi3gen). grijsbaard, m. = eraubart. groeizaam = gebeibtfcb, frucbtbar. groel- grijsgranw = graulfcb. zaamheid, v. = sBebeibticbfeft, aruMbarfett. gr~sggroen; -hair* = gran gritn ; ,baarfg. groen = grain; 't wordt mij goal en g. voor groenachtig. 253 grond. de oogen = eg tvirb nth gab unb bar ben robe ob. gemeine Krbeit ; in grove omtrekken = Vlugen; de g e tafel = ber griine Zifcb; rijp in groben ob. ungetlibren Untriffen ; g. spelen = en g. = reff nub unreif; g..e zeep = grime ob. bad) ftnelen; g. geld verdienen, verteren = bief fcbtvarae Seife, Scbmierfeite; 't g. = bag sgriln, (fcbtvereg) Gelb berbienen, braufgebn fallen; een et g e veld) bob Orftne; Spaansch g. = ber grove vlegel ein grober ein @robian ; eriinfpan; (student noviet) fraffer aucbg. hij wordt dadelijk g. = er tvirb gfeicb grob; groenllachtig; -blauw = griln 1114 ; 'btau. g. van beenderen, van korrel = grob f fnocbig, groenboer = eentilfebanbler. .fi3rnig; g. wild = (by ons) 91ottvilb, sam. groenen, h. = grilnen, Macbten. (anders ook) Oocbtvilb ; grove zenuwen, groen erwt, v.; -haring, m. = grilne erbfe; taal grobe ob. berbe 91erben, IReben; aan de g .. r tderfng. grove kant = ettnab grob; grove vijl = @rob. groenheid, v. = ehrilnbeit, bag Oriitt. tette; zie ook b ij 1. groenig = griinfid). grof f draadsch ; -gespierd = grob f fiibig; groenkleurig = griinfarbig. •inugfelfg (rnerbig). groenland (grasland), o. = (43riinfanb. grofgrein (van stof), o. = grosgrain, gro. Groenland, o. = eriinfanb. gran. Groenlandsvaarder = Orihtlanb&=, eat. grofheid, v. = erobbeit. fifcbfabrer, 93actifffcbtanger. grofkorrelig = grobfarnig. groenling, m. = Orilnfing, Orilttffitf. grofllschilder; -smid = Grob II mater; groenloopen, h. = Me aucOtiett burcbmacben. .fcbmieb. groenmaken, h. = befallen, mit 2aubtverf grofte, v. = fide; grobe Zefcbaffenbeit. (Orlin) fcbmilden. grofzinneitik = grobfinnlicb. groen f markt, v.; -spaan, o.; -specht, m. grog, m. = Orog. grogje, o. = her Grog. = ekitnlintarft (@emiifentarft); ber .f pan; sipecbt. grogatem, v. = ber 8ierbaf3. groente, v. = bag eemilfe; bag gliriin5eug, grol, v. = Zoffe, her Unfinn; grillen en g..len bie gritne tare; groen) bag Oritne ; ge- = Oriffen unb 2aunen, Scbruffen. droogde g n = getrocfnete ebemitfe ; g n in groan, o. = aiicbabfliffe (l3t.). bussen = Oentilfe in (Zfecb)Zilcblen, Oilcbfens grombaard= Zrummbiir,Orieggram;Zeteran. gentilfe. gromme(le)n, h. = bruntmen, murren; (van groente hoer (man); -soep, v.; -vrouw ; donder en bij vergelijking ook van town e. d.) m. (-zaak, v.) = Oentilfelbanbler grorien, gablen ; g. krijgen = Scbefte befontnten. (=mane); .fuppe (ufienne); •blinblerin; ber grommer=Zruntinbiir, 03rieggrant, bummer. dram (ben Orilttfram). grommig = milrrifcb, brummig, untvirfcb, groentijd, m. = bie guMbett. berbrietficb. groentje, o. = ber ?Ilene; (stud.) fraffer aucbg. grompot = 65rieggrant, Sauertopf, 97turrfopf. groen f vink, m.; -voeder, o. = eritniftnf; grond, m. = erunb, IBoben, bie %rbe; aan stutter. den g. rakers, loopen, zitten = auf ben Or. groenvrouw = Oetnitfeblinblerin, igriinaeug. geraten, faufen; auf bem e e fi#en, als aan friimerin. den g. genageld = tvie angenaqeft ob. angetnur. groep, v. = ebruicipe; in (bij) groepen (groep- oft; stile waters hebben diepe g .. en jes) = gruppentveife. tine aBafter tiefe Oriinbe of MU Sailer groepeeren, h. = gruppferen. griinben tief, flub tief ob. relBen tfefe Graben; groepeering, v. = eruppierung. ik dacht door den g. te zinken = idj gfaubte groepje (om iem. heen) = (ook) Me £orona. in bie %rbe bit finfen; op Hollands g. = groepsgewijze = gruppentveife. auf boffiinbifcbem (,ottanbb) ; in den g. groet, m. = @rut; met vriendelijken g. = helpen = erunbe (augrunbe) ricbten, ruts mit freunblicbitent Orufte, U moet de g .. en nieren; in den g. heeft hij gelijk = im e van hem hebben = er tart fd)iitt grii!3en, icf) bat er recbt ; in den g. is hit traag = fm 03) e ob. !oft Ste bon ibm grittett, deg .. en aan uw bon ,taug nub ift en trtige; in den g. boren, vader = griiten Cie Zbren ,Derrn Zater (bon mfr). zeilen = in ben O. bobren, fegeln; zijn am- groeten, h. = grilten; groet hem (hartelijk) bacht in den g. kennen = fein Oanbtverf nub van mg = empfeblen Cafe mid) ibm, grilf3en hem Orunbe nub hem af) berfteben; Cie ibn (berafiabft) bon mfr; ik wil u g. of ik een zaak in den g. onderzoeken = eine ea* hob de eer u te g. (bij 't heengaan) = granblicb ob. eingebenb unterfucben, einer ea* empfeble mid) (anen) ob. id) babe Me Libre; auf ben 03. gebn; een kind in den g. bederven ik groet je = (afwijzend) = fcb banfe. ein Stittb in O. unb Z. (griinblicb) berafeben; groetenis, v. = ben Ord; de g. thuis! = aardbeien van den kouden g. = %rbbeeren oaten Cie Nre aatnifie befteng bon mar. im areten (in freietn @runbe) gen:Ku:igen; hij is groeve, v. = (kuil) %rube; (graf) bag Grab, een Latinist van den kouden g = er ift ein %rube, bie @tuft (vg/. graf); (steeng.) ber unbebeutenber ob armfefiger 2atinift, mit !einem Zrucb, %rube; (mijnb.) Orube, (rimpel)aurc0e, 2atein ift e nig* Melt ben; dat boek is vrij Mullet; zie verder groe f. laag bij den g. = ift 5ieinfieb fcbal, abges groeven, h. = (een plank e. d., met scholar) fcbmadt; ik blijf maar liever laag bij den g. = fal8en, nuten; (met beitel) augfebfen, fanne. id) ftiege Heber nicbt fo bocb, bleibe Lieber auf fieren; voorhoofd) furcben. ebener erbe; den g. leggen voor = ben G. [groeve, v. = (gors) ber Oroben; (grasland) tegen au; wie heeft den g. gelegd voor (van) bag ebrilnfattb]. ooze onafhankelijkheid? = tver bat unfere groez(enig fdpnttl5ig gran, unreinficb; (van Unabbiingigfeit gegranbet ? liggende g.. en tinten) nebefbaft, afcbgrau, tab'. = tiegenbe @rilnbe; met g. = mit 0., mit grof = (van zand, brood, leugen, rout, alecbt, nub guten eriinben; alien g. missen = beleediging, handen, beenderen, schrift, ge- Wittig unbegriinbet fein; den g. omspitten schut, trekken, gezicht, enz.) grob; een grove bfe lb. (ben Z.) =graben; speorweg onder kam = emit Wetter Stamm; g. werk = grobe, den g. = bfe Untergrunbbabn; op gouden, grondakkoord. 254 groot. groenen, zwarten g. = auf 03olbgruttb, auf grondikrediet, o.; v.; -lasten, my. gritnent, fcbtvarAem 153.; op losse g.. en (iem. = ber erunbiltrebit (ber R3obentr.); .fct)f* besehuldigen) = Otte triftfge ob. beftfmmte (.Cage); .taften (.1teuern). Igritnbe; op losse g.. en (naar Indie gaan) = grond legger ; -legging, v.; v. auf gut %Mt; op welken g. zegt u dat? = -muur, m. Orunbliteger ((triinber); ,tegung au& tvelcOem g e fagen Ste bag? op g. (gritnbung); %linie; bie •mauer. van = Craft Men.) ?op g. van mijn onder- grondnoot, v. = (vrucht) trbmanbet, .ef*t, vinding, op g. van de wet = (ook) auf •nuf3, 0bobne, ScOminfb4ne ; (muz.) erunbnote. meiner grfalgung, beg gefeteg ; op den g. grondlloorzaak, v.; -paeht, v. = g•runb liggen = am 8oben Ifegen; op den g. vallen urfacbe; .13acbt (Q3obenp.) = Au 8oben ob. Aur grbe fatten; dat groeit op grondpapier, o. = bfe 1atureatapete. mijn eigen g. bag tvlic)ft auf meinem efg. grondliplan, o.; -recht, o.; -regel, m. = nen 174. unb Q3.; platte g. = Orunbrif3. (van ber @runt) ljrif3; rrect)t; bfe %regd. een skid, of streek) Van; een mooi stuk grondilrente, v.; -slag, m. = @runb II rente; g. ein fttiitteg Orunbftitcf; (stuk) g. om te bie gage (voor belasting : ber eteuergegenftanb, bouwen = 8auplat ; te g . . e gaan = e bag Steuermertutat, op hechten grondslag be- (Augrunbe) gebn; te g e richten = Au e rusten = auf fidjerer -tage ber4en; ten -slag (Augrunbe) rfitten, (door overinspanning ook) liggen = (iat.) Augrunbe Ifegen. aufreiben; wat ligt aan daze sage te g e? = grondsoort, v. = Zobenart. tvag tiegt Meier sage Au g?e? uitgegraven grondsop, o. = ber Zobenfat, bfe ,4efe; Me g. = auggegrabene ; g .. en (eerste g .. en) Mrunbruppe, ,4efe; 't g. is voor de goddeloozen van een wetenschap = eriinbe (91nfangg. = Me Oottiofen befommen Me Wage. gritnbe) efner efffenfttaft; vasten g. onder grondostelling, v. ; -stem, v. = ber grunb 1 de voeten hebben = feften Q3. outer ben artf3en fat; sitimme. baben; vette, vruchtbare, zandige g. = fetter, grondutof, v. = (scheik.) ber g•runbitoff, fruct)tbarer, fanbiger R3. (O.), tette lc. ; gtrunbfubftanA; (handel en nijv.) ber 91410f, (met 't dieplood) Been g. vinden = feinen bag alo4materfal. ftnben; g. winnen, verliezen = Q3. getvtnnen, grond ll taal, v.; -tal, o.; -teekening, v.; Vertieren; ?de Gronden (teem.) = -tekst, m. = grunbil !Ora* ; Me %Aat,t, ber Oritttbe, bfe Untiefen, zie ook bega an, g e lij k. .rft ; `tent. grondllakkoord, o.; -artikel, o.; -balk, grondlitint, m.; -toon, m.; -trek, m. = m. = ber erunb afforb; ber •artifel; %batten. Me grunb farbe ; •ton (ook jig., van een accoord grondbeginsel, o. = (van wetenschap e. d.) ook aulAton); •Aug. ber Vinfanaggrunb, 43rfnAil); (moreel) ber grondlIverf, v.; -vergadering, v. = Orunbfat, $rittAfp. Grunb farbe ; berfammtung. grondllbegrip, o.; -belasting, v.; -be- grondverven, h. = grunbferen. standdeel, o., -beteekenis, v.=ber erunb grondverzet, o. = Me grbbetvegung. begrit (voor ongebouwd).iteuer(voor gebouwd: grondvest, v. = grunbtage, erunbfefte. ebtiubefteuer); ber %beftanbteft (0auptb.); .be? grondverven, h. = gritnben. beutung). grondvester = gritnber. grondbezit, o. = Orunbeigentum, ber .befit; ; grond vlak, 0.; -vorm, m.; -waarde, v. privaat g. = q3ribatgrunbefgentunt; gemeen- Me erunbliftlicbe; Me :form; ber :tvert. schappelijk g. = Oemeingrunbefgentunt; %Wen% grond ll waarheid, v.; -water, o. = grunb berftaattfcbung. tvabOeft; stvaffer. grondlibezitter; -boek, o.; -boor, v.; grond werk, 0.; -werker = Me grbf arbeit; -braak, v. = %runbil Inner (%efgentitmer); .arbeiter. %bud); ber •bo4rer; ber •bructt. grondwet, v. = Q3erfaffung, Staatgberfaffung, grondeeren, h. = [begritnben]; (schild.) konftitution; (meer alg.) bag Orunbgefet; in grunbieren. strijd met de g. = berfaffunggtvibrig. grondileigenaar;-eiFendom, zie grondll- grondwetartikel, o. = ber Zerfaffungg. bezit, -bezitter. artifel. grondeigensehap, v. = Orunbefgenfcbaft. grondwettelijk = Q3erfaffungg .; foniti% grondel, grondeling, m. = erunbet, tutioneft. Oritnbling. grondwettig = berfaffungggentift, fonftftu% grondeloos = bobentog. tionett. gronden, h. = (peilen) ergriinben; (stichten) grond llwoord, o.; -zee, v.; v. = griittben, g. op = gritnben auf (MP; (schild.) Orunb 11 wort; •fee; %Mule. grunbferen ; zie ook ge gr o n d. Groningen, o. = Groningen, Oaningen. gronderf, o. = Orunbftitcf. groom (Eng. rijknecht) = (groom. grondgebied, o. = eebiet; (grond) ber 8oben. groot = (meestal) grog; g e kinderen = grondgedaehte, v. = ber erunbgebanfe. ermactfene kinber ; zoo dom, lui, als hij g. is = grondgesteldheid, v. = R3obenbeicttaffenOeft. eribumm, grunbfaut ; een g. uur = elite gute ob. Egrandoheer; -heerlijkheid, v.; -hoorige ftarfe Stunbe ; als g e menschen spreken enz. =-- airunb II l err; ; obotb]. = tvenn ertvactifene (vote) .2eute fprecen 2C. ; grondhunr, v. = (grunb., Zobenntlete. de g e hoop = ber grof3e Oaufe; de g e grondig = (antwoorden, studeeren, onder- wereld = Me grofe ob. borne4tne Sett; een g..e zoek) gritnbtfC g. bewijs = triftiger Zetvefg; hans = emu grof3er Oat* de G e Heer (de g e verbetering = burftreffenbe Zed*. Sultan) = her erof3tiirre, %fultan; g e mo- rung; (smaken) grunbig, grfinbfg. gendheid = grof3tnact; g e daad = g e rat, grondigheid, v. = Oritnblict)fett, Zriftigfeft, erof3tat; de g e plas = bag (vote RBaffer; g. vgl. grondig. Mokum = grot Vohtm (Kiniterbant); de g..e grondllijs, o.; -kapitaal, o.; -kleur, v. = vacantie = Me orof3en 5erien, OauOtferfett; de OrunbIlefg; %faOftal (ber -ftocf); ,farbe. g..e en de kleine Profeten= Me grof3en nabm groot. 255 grut. bie Mitten $ropbeten: hoe groot is de oplaag? grootImoedigheld, v.; -mogol; -octavo, = tbie ftarf ift bie 9.tufiage? de G.. en van 0. = Ord Ontut ; ,ntogut; .oftab. Spanje = Me ogranben bon Spanien; hij heeft groot II °Meier ; -oog, o. = Wrof311offigier een g. woord = er nintint ben Wlunb (Me (=tbitrbentriiger); •auge. %aden) boa, tut grof3; hij is daar heel g. = grootoogig = grof3augig. er ift ba ein bdufiger ob. febr tbittfoinniner waft; grootoor, o. = (persoon) Wrotobr ; (vleer- ze zijn g. met elkander = rte teen auf febr muis) Me Obrenflebertnaug, bag Wrotobr. freunbfcbaftlicbent aute miteinanber, finb bide grootouderlijk = grof3elterlicb. a,eunbe, een g. (belangrijk) station, g .. e groot li onders ; -papa = Wrotgettern ; =papa. dienst = ein ibefentticber (grocer) Ziabnbof, grootsch = grof3artig ; (trotsch) ftolg ; hij is Zienft; g. doen = bide) tun; in 't g. = lot er grootsch op = er ift flag barauf, er weft Wroten; zaken in 't g. doen = Wefcbdfte int ficb tvag bamit. erof3en betreiben, %ngrognefcblifte macben; ver- grootseheeps: g. inrichten = pracbtbon ob. koop in 't g. = Wrof3berfauf ; iets groots = grof3artig einticbten; g. leven = auf ardent etibag Wrof3eg. gute ob. grof3artig leben ; 't gaat daar g. toe = [groot (oud muntstuk), m. = balber Stither, 0 gebt ha grof3(artfg) ob. bornebm bet. %Jetting, Wrot]. grootseheepvaartkanaal, o. = ber erof3, grootaehtbaar = grof3acbtbar. fcbiff(f)abrtgfanal. grootaalmoezenler = Ordatntofenier. grootsehheld, v. = Wrof3artigfeit; (trots) grootambtenaaarsexamen, o. = grof3eg bet Stag. %Kamen far 8ibilbeamte. grootschlg (vulg. g r o o z i g) = riot& groot-auditorium, o. = Vtubitortunt grootspraak, v. = Wrof3lIfprecberef, (%)$table, maximum. ref, •tuerei, atuffcbneiberei, ftbertreibung n. grootbek, m. = bag Wrof3maut, Schreier. grootsprakig = grotilfprecberficb, (:)praVe. groot ti bladig;-bloemig= grof3Hbflitt(e)rig ; rifcb, :tuerifcb. •blutnig. grootspreken, h. = 13 raVen, auffcbtteiben. grootboek, o. = tsauptbucb ; g. van de natio- grootspreker = Wrof3ll fprecber, (,)%rabter, nale schuld = ,t auptbucb ber niebertlinbifcben =tuer, Witficbneiber. Staatgrentettfcbutb. grootsteeds(ch) = grotftliblifcb. grootbrengen, h. = grotgieben, aufgieben ; grootte, v. = write; ter g. van een hand = (opvoeden) ergieben. bon ber Orate elver .f)anb. Groot-Brittanje, o. = Wrotbritannien. grootvader = Wrof3bater. grootdoen, h. = bide) tun. grootvaderlijk = grotbtiterlicb. grootdoener = Wrof3tuer, Zietuer. groot II vizier; -vorst .; -vorstendom, o. = grootelijks = Kr, actual-1g, in bobem Orabe, Gird il weft (.begier) ; :filtft ; •farftentum. bijcbticb. grootil waardigheldsbekleeder ; -zegel, grootendeels = grof3enteftg, griif3tenteitg. o.; -zegelbewaarder = erof3111bilrbentriiger; grootlhandel, m.; -handelaar = erotif. (.)Siegel; :fiegetbetbabrer. banbet (Me ?anblung, bag %ttgroggefcbilft, gros, o.: 't g. van de werklieden, van de bag eroffogefcblift); ,btinbler (Wroffift). studenten = Me gebrgabt her Serfleute, groothartig = grotbergig, ebel, ebelfinnig, her etubenten, ook: bet Zurcbfcbnittgarbeiter, bocbfinnig. :ftubent ; g. van 't leger = era ber alrinee, Me groothartigheid, v. = erof3bergigfeft. .tauptmaffe ; hij staat boven 't g. = er ftebt ilber grootheld, v. = write; g. van ziel = Gegen, bent grof3ett et.aufen ; (voor benoeming of ver- griif3e, onbekende, onmeetbare g. = unbe? kiezing) Me St anbibatenitite , (12 dozijn) Wrog; fannte, infontmenfurabele eriif3e; (coll.) Me 12 g. = bag Eat; drie g. = bre Wrog. grofie nett; (verhevenheid)%raben4eit, Wrof3. gros de Naples, o. = Wrog be %Oleg. artigreit. groslijst, v. = St anbthatentifte. grootheidswaan(zin), m. = Wrinentbabn. grosse (afschrift van een akte), v. = groot 1 hertog; -hertogdom, o. = Out ll s Wroffe. bergog ; •bergogtutn. grossier = (prof erof3biinbler. groothertogelijk = grotbergoglicb. grossierderij, v. = Wrof3banblung, bag groothonden zleh, h. = (bij pijn e. d.) ficf) %ngroggefcbdft, bag Wroffogefcblift. nicbtg merfen tat lien; (bij teleurstellingen e. d.) grot, V. = Wrotte, Olible ; g. van Fingal = it gleicbgilltig ftetlen ; hou je maar niet groot aingat4Oble. = ftellen Sie rtcb (tun Ste) nur ttict fo; (zich grotesk (grillig, zonderling, onnatuurlijk) voor een gek figuur bewaren, btj giften = grotegf. e. d.) lid) nicbt Iumpen taffen. grotwerk, o. = Me Wrottenarbeit. grootlindustrie, v.; -lnquisiteur = gronpagedlenst, m. = Sammeflabungg? Wrotilinbuftrie (ber .betrieb); .inquifitor. bienft. grootje, o. = Wrottniittercben; loop naar je grovelijk = griiblicb, getnattig, arg. g.1 = acb, geb mix ! geb gum .,enter 1 maak grids, o. = bet Staub, ber Rutin, $ulber; dat je g. wijs = bag macben Cie anbern theig. in stof en g. vallen = in Staub unb Oraug groot li kanseller ; -kruis, o. = Wrof311. (Schutt) serf alien; 't is g. geworden = 0 ift ranger; •frettg. gertnatint; g. van steenkolen = noblenfteitt. grootmachtlg = grotntlicbtig. [grnizel, v.], grnizelement, o. = Stilcfcben, grootmajoor = Wtajor, Oberftlbacbttneifter. Stitcf, ber Splitter; in g .. en vliegen = in grootmaken, h. = grof3 macben; (big)) bocb Stitcfe, Stilcfcben ob. Splitter fliegen. loben, bocb ebren, erbeben. grnizelen, h. = gerfcbmettern, germatmen. groot 1 mama ; -meester; -moeder; -moe- I gram, grnppel, zie greppel]. dersehap, o. = Wrotlimanta, mteifter; smut. grnt, 0. : klein g. = St inber, £rabben, Mein. ter; Me .ntutterfcbaft. bolt; (ongunstig)Stropseug; (van zaken) flefneg grootaneedig = grotntittig, grof3ber6ig. 8eug ; .. ten, ..jes, = write; och g.! = acb grutmolen. 256 gust. bu Heber 1 ?Oitnntel 1?.erne 1 goeie g.. ten! gull. (gulden = (ufben.) = 4eitiger (gerecbter) Strobfact 1 I. gulden (adj.) = golben (in alle bet.); g. grntmolen, m. = bie Orill3milble. middelmaat, vlies, lessen = golb(e)ne falitte, gruttebrij, v. = ber eritPrei, bfe 4upbe. g .. e& Zlief3, g .. e 2eljren. gruttemeel, o. = Seisentnebl. II. gulden, m. = %ulbett. grutten, zie grut en gof t. guldengetal, o. = golbene ob. gitlbene 801. gruttepap, zie -b rij. gulgauw = ungestrungen; offen, offenbersig, grafter = Tflebl, Rei&banbler, Graupenbanb, rildbaltlo4. gulhartig = offen, offenbersig, ler, ereigler, eireintinbler. berslicb, treubersig. grutterij, v. = 033raupettbanblung, Oirei&, gulheid, v. = Offenbersigfeit, Offenbeit; aret, banblung. gebigfeft; Othitfreunbfcbaft. grntterswaren = Effleblinaren. Gulik, o. = Zsitlicb. grotto, v. = $fublfdthetife. gullen (jag.), h. = ftauben, ftauben. [gruwbaar, zie gruwelijk, gruwzaam]. I. gulp (golf, vloed), v. = ber Strom; 't bloed I. gruwel, m. = Greuel; de g.. en van den schoot bij g .. en nit de wond = fcbof3 ftront, oorlog = bie 63r. ob. bfe Scbrecfen be& Striege&; tbeife nub ber 3unbe (berbor). 't is mij een g. = 0 ift mfr efn Gr., it ber: H. gulp (spleet), v. = ber ecbli13. abicbeue e4; (gruweldaad) (reueltat, abicbett, gulpen, h. = ftrithten, ftromtveife berborfcbiden lido rat, Gcbanbtat. (bereinfommen). II. gruwel (brij), o. = ber Ord, bie rote @rt.*. guluit, gulweg = offen, gerabe beratO, One grnwelaltaar, o. = ber Scbanbaltar. lItnicb finite. gruweldaad, v. = 15)reueltat, Scbanbtat. gulzig = gefrtitig, begierig, gierig; g. eten = gruwelUk = area& griitlicb, fcbeuf3licb, ent, fcblingen, iiin(utt)tericblingen. fet3lid), abfcbeulicb. gruwelijkheid, v. = ber gulzigaard = areffer, Zielfraf3, 91immerfatt. emend ; Vlbfcbeulicbfeit. gulzigheid, v. = (l of (gref3) fiier. gruwellikamer, v.; -stuk, o. = Cbreuelll. gamma, o. = l3ummf, zie go m. datnnter; bie =tat (bie e*ttibtat). gummiband, m. = eummireifen. gruwen, h.: ik gruw er van = nth grant gunnen, h. = (iem. tijd, rust, genoegen, ple- ob. grauft babor; 0 ift min ein Oreuel. zier, geluk, straf) giinnen; 't is u gegund grnwzaam, zie gruwe lij k; een g. gedrocht icb githne 0 Z5bnen; (een onderhoud) getviibren, = ein griitlicbe& Ungetilm ob. ScOettrat. geftatten, berftatten; gun mij de klandizie = gruyere (soort Zwits. kaas), v. = ber Mrubere, beeljren ale micb mit ber nunbiebaft; een leve- ob. Oreberserfiife. ring aan een firma g. = ether firma eine gruzelement, zit, gruizelement. 2ieferung suireffen ob. suerteilen; iem. 't licht in guano, v. = ber Guano. de oogen niet g. = einem bie Rugen fin Stopfe gueridon (siertafeltje), m. = Gtheribon. nicbt githnen. guerilla (kleine oorlog), v. = euerilla; g..'s gunning, v. = 8uiveifung, ber BufcVag. (stroopende troepen) = Otheriact0. genet, v. = Munft; in de g. staan = in Gthnft guiehelheil (een plant), o. = eaucbbeil, bie fteljen, beliebt fein, gut angefcbrieben fein (ftelon), Merger. Dabn lot norbe fein; iem. (om) een g. verzoeken guide, m. = glitgelntann. = einen um eine 126. bitten; naar g. = nacb (ll.; guides (eskradon of regiment met een bijz. naar iems. g. dingen = rid) um jent&. O. dienst belast, meestal ruiterij), my. = Muiben. betrerbett ; uit de g. raken = au& ben O. guillotine, v. = Ouillotine. foramen, in Ungnabe fallen; hij is bij mij nit guillotineeren, h. = guillotinieren. de g. = er ift bet mar in Ungnabe, Mir finb Guinea, o. = @thinea. Guineesch gras, gercbiebene £eute; to zijnen g .. e = su feinen G. .a koorts = ethinealgra4, ba& ,fieber; G. Igunften; ten g. van de kerk = su Ounften biggetje = 9ileerfcbtbeincben. ber girdle; iem. om de g. verzoeken = (in guineesvaarder, m. = @ufneafabrer. zaken) einen um bie Runbfibaft, um geftilligen guinje (Eng. f12.60), v. = Othittee. Bufprucb bitten; (in 't alg.) ficb einem etni3feblen; guipure (relief-kantwerk), v. = GiOitre, verschillende g .. en genieten = berfcbiebene Outhilre Zergiinftigungen genief3en; bij hooge g. = aub guirlande, v. = eirlanbe, ettirlanbe. befonberm Sobltuollen, au&nabm&tveife. gait = (gunstig en ongunstig) &beim, Scbalf gunstilbejag, o.; -betoon (-bewije), o. = (vleiend) Scblifer. bie eunftll bentilbung (.betberbung); Me ,besei, guitachtig = fcbalfbaft, fibeIntifcb. guttg. guiteorij, v., -streek, m., -stuk, o. = bie gunsteling = Vinftling, 2iebling. Scbelmllerei, ber .ten)ftreicb, ba& ,(en)ftitcf, bie gunstig = (van wind, voorwaarden, wending, %ulenflaiegelei; een g. uithalen = . . . treiben, gelegenheid, oordeel, bericht, vooruitzicht, marl en. meentng e. d.) gitnftig; tot een g. resultaat guitig, zie guitachtig. komen = ein giinftige& fltefultat ersieten; g. guitigheid, v. = ecbalfbaftigfeit; de g. kijkt gelegen = in gfinftiger gage, qiinftig liegenb ; hem uit de oogen = her SOW fiebt fora au& zich g. over iem. uitlaten = ficb g. itber einen ben Vlugen. au&fprecben ; een g. oor leenen = ein geneigteg I. gnl (kleine kabeljauw), v. = her Zorfcb. E.)br leiben; g. beoordeelen, uitvallen = gilnftfg II. gal (adj.): guile grond = loiterer, fanbiger beurteilen, au&faffen; g. bekend = borteilbaft 93oben; g .. le zindweg = tueidter Sanbtveg; ob. rillthilidyft) belannt; de vangst is g. = ift g. zand --- bilrrer, loiterer Sanb; (van 't ge- ergiebig ; dat lijkt me g. = bob rtebt mfr gut moed, gezicht, vreugde, enz) offers, aufricbtig, aut, bob fat lab mfr gefalten, bab lob' id) mfr. icblicbt, treubersig, °line aaticO, natitrlicb, ritcf, [grant, zie gene. gunter, zie ginder]. baltlo4; (vrtigevig) freigebig, nobel; g. onthaal gurk, v.; gurkje, 0. .--- bie Murfe. -= berslicbe ob. gaftfreunblic§e gfufnabtne; g. ge- gust = (van vee) gelt ; (anders) unfruc§tbar, zegd = offen geftanben. Ulm Gust. 257 haan. Gust aluguft. Gusta = Kuguite, eufte. gymnasium, o. = slitmutaflunt ; leeraar aan Gustaaf = MOM). een g. = estjuinartaLfebrer. gut! = terre I Gott gymnast = turner; Otputtaft; (kunstenaar, guts, v. = bag tobreifen, ber toblineitel; beroepsg.) Q•Omnaftifer. gymnastiek, v. = 'iurnfunft, Otunnaftff ; gutsen, h. = ftriinten, firontineife berbor? bag Zurnen; mil taire g., g. voor meisjes = fcbiden; g..de regen = gietenber Negen; (van bag Vabcbenturnen. zweet) triefen; (van biped ook) quellen, trtefen. gymnastieklies, v.; o.; -onder- guttaperetita, guttaperka, v. = Outta: wUs, o. = t urn" fittnbe ; ?ofal (bie .anftatt); Oercba. ber .unterricbt. guttegom, v. = bag sZtimittigutt. gymnastiek II onderwijszer; -school, v.; gutturaalikeel ...) = guttural, Outtural -toestel, o. ; -yereeniging, v. = urn'', guar = raid); g. weer = raubeg Better; lebrer ; =fcbule (oanftalt); :gerat; ber ,berein. gure wind = rawer ob. 4erber Stub. gymnastisch=pinnaftifcb, turnerifcb, turn..; guurheid, v. = alaubeit; erbigfeit. g ..e oefening = uritiibung. guurte, v. = elaubeit, alaubigfeit, rattbeg gymnastizeeren, h. = turnen. Setter. gynaekologie (leer van de vrouweziekten), gymnasiaal = g. onderwijs = ber v. = Obtmilfologie. tgIntinartalunterricbt. gyromantie (kunst van waarzeggen uit een gymnasiast = 03tpnnafiaft. cirkellijn), v. = Oitiroutantie. H. H, v. = bag t h.. en en oogen = bag gibt (lett) bringt H. (heiiige = eilige(r). Banf ob. Gittnterigfelten ; (teeken) bieklainuter. h. a. (hoc anno, in dit jaar = in biefetn Z5abre, haakaehtig = bafenfiirmig, .libnlicb. beuer ; h. a.). haakilbeen, o.; 0.; [-bus, v.] = ha! = biz I act) 1 fen,' bein ; ber .blocf ; I. haaf, zie have. haakgaren, o. = tlifelgarn. II. haaf (schepnet), m. = oafcber, keticter; haakje, o. = tiifcben; (teeken) bie atwitter; tamen. tusschen twee h.. s = (eig.) in faututern, in hang, v. = tecfe ; ber tecrensaun; (struikge- $arentbefe; (fig.) nebenbei ob. beilaufig (benterft), was) bag ebebilftb ; Den Haag = (atom.) taag ; in glarentbefe, tusschen h s zetten = ein, in den H. = int taag; (KM) ben t aag. flammern ; (haakpen) bie tafelnabel. haagappel, m. = bag geblfiitcbeit. haakielle, v. = tafettlifle. haaglibeuk, m.; -doors, m. = bie tagell. haakNnaald, v.; -patroon, o.; -pen, v. = buite (bie Sett., tainbucbe, .ornbaum); afetllnabel; :unifier; •nabel. .born (92eir3born). haakploeg, m. = tafen(pftug). haagines, o. = ecfenmeffer. haaks(ch) = Meet:, lot,, fenfrecbt; h. staan haagpreek, zie hagepreek. = im 2ot fteljen. Haagseh = taager; H. spreken = baagifeb haaksteek, m. = tafelfikb. ftirecben; dat is echt H. = ec* 4aaglicb. haakster = tafferin. haagwinde, v. = tecfen., Bauntuinbe. haaktand, m. = tafensabn. haat, m. = aififcb ; er zijn h.. en op haaktang, v. = 8lecbsange. de kust = eg finb Ziebe in ber War, ift haakvormig = bafenfi3rutig. bier Mitt ficber, lei auf beiner ut ; je bent haakwerk, o. = bie tiifelarbeit. voor de h ..en = bu bift berforen ob. geliefert, haal, m.: aan den h. gaan = burcbgeb(e)n, flb bu bift Eattbai am letten; naar de h en gaan ant bon Etaube inacben, auf unb babon geb(e)n, su erunbe (sugrunbe) ob. in bie Ziefe geb(e)n. fic4 briden, Milne mat en, aerfengeth geben, haalachtig = baiartig, baififcbartig ; h .. en augfraten; (met geld of schulden meestal) = aiftfcbe, .0 ale. burs brengen; hij aan den h. = er auf unb haalellei, o.; -vel, o.; -yin, v. = ai(fikb) Het babon ; (aan een touw, sigaar e. d.) Bug ; (met (bie Seemaug); ,floffe. een pen) Strict), Bug; (boven den haard) haat rog, m.; m. aiorocbe(n); neffelbafen; Me zoo., nefielfette. =fticb. haalmes, o. = Scblicbteifen. haak, m. = afen ; (teekenh.) Knfttlagtrinfel, haalsehuld, v. = tolfd)ulb. Sinfet, einfelbafen, bag einfelittat; 't is niet I. haam (net), m. = .0 amen. in den h. = bag gebt nicbt mit recbten Zingen II. haam (juk van een paard), o. = reummet, sn, ift tifcbt gebeuer, bag Zing bat einett .afen; amt. er is iets niet in den h. = el ift ettn. nicbt haam beugel, m.; -kap, v.; -kussen, o. gaits ricbtig ; lets weer in den h. brengen = = bie nuntinetilfeber ; (.bede) ; .fifTen. ettn. tvieber fns Reine, ing @lei& obAng Oileicbe haan, m. = ratan (ook van een geweer); bringen, trieber ricbtig macben ; (vischhaak) stappen ale een h. = einberftolsieren ttife ein Oaten, ble Kugel; aan den h. pikken, slaan tabn ; er kraait geen h. naar = eg friibt fein = erangefit ; schoon aan den h...= 4afenrein ; (tveber taw nocb 0.) banacb ?den gebraden h .. en en oogen = tafen unb Olen; dat geeft h. uithangen = ben groten term !Olden, ma (ben ; VAN GELDEREN, Duitsch Woordenboek, haanachtig. 258 haarvlok. geen twee haven op 66n erf = bird (tonne haarllborstel, m.; -boo, m. = bie Oaari, taugen ittcbt auf efnen (ob. etnem) Milt; zijn barfte ; sbufcb (.bitfcbef, Scbopf). h. moet koning kraaien = eb muf; ttnnter nacb haarbreed = baarbreft. ;einem Bitten (Ropfe) geb(e)n ; kalkoensche h. = haarlbreedte, v.; -buts, v.; -bulge, o. = Xrutbabn, Suter; rood als een kalkoensche h. baarflbrefte (baaregbr.); ; ,rilbreben. = rot tvie ein 8ingbabn, tvie ein ?outer, Outer, haard, m. = herb; open h. = offener Ramitt. rot ; den rooden h. laten kraaien = einem ben (of en); 't hoekje van den h. = ber Vats am roten aufg baug (fad) ftecfen ob. Te n ; Ramtn ; in 't hoekje van den h.7-- am traxtlfcben hij is een echte h. = an bauptbabn; (op den gamin; aan den huiselijken h. = amittett, toren) $5abn, hie Zurmfabne. !retie ; h. en erf = baug unb bof eigen h. is haanachtlg = berrffcb. goud waard = eigner iftZotbeg Wert; haantie, o. = babmbett ; 't is een h. = eg ift Eigen H. (een weekbl.) = %igneWerb, abeint. stn bauPtbabn, Rampfbabn, ber ift bretft ; h. haard f aseh, v.; -geld, o. = herb f afcbe ; bte de voorste ber bauptbabn; (bepaald ongun- ,fteuer. stig) Egabelgfilbrer. haardgod, m. = bauggott. I. haar (op hoofd en huid), o. = haar; ver- haardljzer, o. = ber geuev, Zranbbocf. zorging, uitvallen van 't h. aartifiege, ber haardllkleed, o.; -kolen, my. = ber Ramimll. .fcbtvunb ; iets 14 de haren er bij steepen = tePPicb ; .foblett. ettv. an ben . en berbethieben, (een reden haarlidoek, m.; -dos, m.; -dot, m. = tot twist) born Bautte brecben; zijn h. doers tucb ; .thucbg ; bag .nett (ber .fnauel). opmaken = ficb bag b. macben ; hij is geen haardplaat, v. = ,t5 erbKa tte bag .blecb. h. beter = um fein b. beffer; geen h. breed haardseherm, o. = ber Ramin,, efenfcbirm. wijken = fein b. brat h3eicben; er is geen haardsehop, v. = berbfcbaufet. goad h. aan hem = eb ift fan guteg b. (feine haardstede, v. = ber herb, ber gamin; mijn gute Uber) an thin; hij zal er geen grijs h. h. = mein baugticber herb, mein Beim; naar van krijgen = baraber tvirb er ficb feine grauen de h..n terugkeeren = Aum beintifcben .erbe e tvcubfen laffen ; geen h. aan iem. heel ob. in bie beitnat auritcffebren; belasting op laten = fan guteg b. (fatten oaten gaben) an de h ..n = berbiteuer ; zie ook alt a a r. einem laffen ; er zit geen kwaad h. in hem = haardllstedegeld, o.; -Steen, m. = bte elf ift feine bilfe IlIber an (in) Mtn; geen b. op erb fteuer ; mijn hoofd, dat er aan denkt = (bag) Vint haardstel, o. = Ramingerat. wit MC lot Scbtafe ein; 't kan me geen h. haardllstotfer, m.; -vuur, o. = berb f befen ; schelen = icb frage feinen Zeut bancub, eg tft Mir =fever. gang, gletcb ; gekrulde haren, gekrulde zin- haarflln = baarfein, ofcbarf, Mein. nen = fraufeg b., fraufer Sinn of Straugfopf, haarPgras, 0.; -groel, m. = baarilgrag ; Oraugfopf ; elkaar in 't h. vliegen = ficb in .tvitcbg (bag -tvacbgtum). bfe e fabren ; elkaar in 't h. zitten = 1.4 haarhamer, m. -= Zengetbammer. in ben . en Ifegen ; met de handen in 't h. haarlIhygrometer, m.; o.; zitten = timber aug not ein ob. ftob fatten Nat m. = bag haar f bOgrometer ; seifen (ber =bagel); tviffen, in ber $atfcbe ,,ben; iem. geen h. .famm. krenken = einem rein b. frilmmen ; er haarkleln = baarftein. mankeert geen h. aan = eg febtt ntcbt bag haarilklooven, o.; -kloover; gertngfte baron ; met hold en h. opeten = v. = baarl fpatten ; .,patter (.flauber); ifpatteret mft taut unb b. aufeffen ob. berobren; alles op haarlIknippen, o.; -kroon, v.; -kral, v. -=` h.. en en snaren zetten = afteg aufbteten, age baarll fcbnefben ; ,frone; acre. 9/linen fOringen taffen, age bebet in Oetvegung haarkutf, v. = !Oen; iem. op een h. gelijken = einem auf Haarlem, o. = .aartem. b., auf etn b. ob. pin Zertvecbfern abnticb feben ; Haarlemmer weer, o.; v. = op een h. kennen = aufg ob. gattA genau baartemer Veer ; ber Oatfam. fennen ; h. op de tanden hebben = e auf haarlteden,-lat = (9tff.) fie, btefetben; (Zat.) ben Babtten baben; 't seheelt maar een h. = Ehnen, benfetben. (eg febrt nur) um ein b. ; ik heb split als haarfilint, o.; v. = Me haar c0 tette ; h .. en op mijn hoofd = tdj bebauere (es) un, Mode. enbricb, tegen de h.. en opstrijken = tviber haarioos = Daarrog. ben Strict) ftreicben ob. Bartlett; zich de h.. en afthaarllmes, o.; o.; -mos, o. = 't hoofd rukken (van spijt e. d.) ficf) big 45aarll meffer (ber sfcbaber); 'mittet; ,moog. e aukaufen ; de vos verliest wel zijn haar mug, v.: -muts, v.. -naald, v.= baar h .. en, maar niet zijn streken = ber ucttg made; (&arenm.); ,nabet. attbert ben Q3afg unb bebatt ben Scbaff ; ber haarlInet, o.; v.; -passer, m.; -pen, Bolt fatt tvobt bie e, abet ntcbt bte Mau. v. = baarline# ; bag .al; .5trfet ; ber .13feit. pen; als de wilds h.. en er maar uit zijn = haarptin, v. = ber Rater, ber Ratentammer, tvenn er rico nur erft bie bitrner abgefaufen ber Zrutnmfcbabet. bat; zie ook berg. haarlipoeder, 0.; -rook, m.; -whaler, m. II. haar = (pers. vnw.) dat. enk.: Mr; mu.: = ber baarliPuber; oraucb (bitbenraucb); bie ibnen ; acc. enk. en mu. fie; (bez. vnw.) ibr. obitrite. III. haar (voermanswoord) = tvift I Witte I haar II snij den, o.; ; -snoer, m.; mttft(e) I hot en h. = bott unb hij weet van -speld, v. = baarlifctneiben; .fcbnetber; bat hot noch h. = er fann fein 2Z bout 11 unterfcbeiben, .felt (Me .fcbttur); .nabet. er tit etn Scbafgfopf ob. SimPet ; hot en h. door haarsplt, o. = ber Zettgelffo#, ber sftocf. elkaar = bunt (funterbunt) burcbeinanber. haarlltoer, v.; -toot, m.; -eaten, my. = haarllbal, m.; -band, m. = haar Patten ; b^aarltour (ber .auffal3); =pub (4ctmucf); .gefate bag .banb (Me sbinbe). (Raptttargefate). haarbarst, m. = aarfeitter Sprung. haarllverf, v.; -vezel, m., -vleeht, v.; -viok, haarvormig. 259 hak. v. = aarilfarbe Mcbittinfe); bie ,facer; =ffecbte ; haat, m. = af3; h. en nijd = gleib unb 0., ber ,f Wind (sflode). .. unb %db. haarvormig = baarfiirmig. haatdragend = nacbtragenb ; h. zijn = (ook) haarfiwater, o.; •werk, o.; -werker = lange nacbtragen. taaril inaffer ; bie ,arbett ; .arbetter (sfitnftfer). haberdoedas, zie labberdoedas. Naar II m.; -worm, m.; -wortel, m. habitue = habitue: (van een caf?e. d.) = aaril inirbel; .baurin (ook voor Zrfcbine); Stammgaft; (in schouwburg e. d.) regefintif3iger We 41mnd. Oefucber. haarll wrong, m.; -zak, m.; -zalf, v. = hachde, v. = ba& Oa*, ba0 tafcbee, baa aaril inufft ; (anat.) obafg (bad ,flicfcben, antlers Sufafcb. sbeutel); hachelijk = bard, bebenflicb ; in haarlzeef, v.; -ziekte, v.; -zijde (van hui- een h..e positie = in alter m .. en, b .. den), v. = ba& aaril fieb; ,franfbeit; :fette. b .. en ob. peinlicben gage; de kansen staan h. = I. haas (wild), m. = ,Daie ; loopen als een h. bie %bancen finb in. ic. of unficber. = laufen bite ein iafe, ink emit Oefenbinber ob. hachelljkheid, v. = Scbinierigfett, bctii; tome ein Z5'agbPferb ; men kan nooit weten, hoe Me; bebenfitcbe ob. pettilfcbe gage. een koe een h. vangt = man faun iniffen hachJe, o. = (durfal) ber eagebca; (baas) (ber) cafe fituft; h. vreten = bange inerben, breifter 8ube, ber auptbabn; (kwajongen) Ingft befammen, fist buden; We tiirner ein: ecbeitn, XaugentcbtL Mader; 't h. er bij in- gieben; hij is zoo bang als een h. = er ift ein schieton = ba& 2eben babel einbitf3en; bang afenfut ob. ein Kngftbale. zijn voor zijn h. = um feine taut beforgt fein, haas (van rund en wild), m. = bcO 2enbeno feiner taut fiircbten. ftilcf, ba& gilet, bie Mime; (toebereid) ber hacienda (Sp. hoeve), v. = tagienba. affetbraten. hadzji (geloovige die een bedevaart naar haasje-over, o. = Ttocffpringen, Zocffpfer, ber Mekka heeft gedaan) = Ofcbt. Zocffprung ; h. spelen = mod ob. 8ocffPrung haematogeen, zie hematogeen. fpiefen. haf, o. = .aft. haft, o. = bie Sintag4ftiege, ber u. ba4 oaf t. haasspier, v. = ber 2enbenntuael. I. haast, v. = effe, Siffertfgfeit ; (gejaagdheid) hagebeuk, zie haagbeuk. hagedis, v. = eibeCe. daft; h. maken = ellen, ficb beaten; in h. = hagedoorn, zie haagdoorn. in %lie; in der h. (overhaasi) = in ber hagel, m. = taget; (schroot), bab Scbrot, eitung; haast je wat 1= tummte bicb 1 fig 1 in do .bagel; zoo dicht als h. = bagetbicbt; wat h.! = grootste h. = in gri3f3ter elle; hoe meer h. tnct4 gum aucfucf ! gum enter 1 WO Teufel 1 hoe minder spoed = fcbtecbt geeilt ift berinetit of (hagelsteen) bie Scbtote. iibereilen bringt Zerinetten ofgut Zing MU aleite hageiblank = fcbrogentneff3. baben, zie ook haastig; er is h. bij = bie hagelbui, v. = ber agerfcbauer, ber *Vag; same bat %Ile; hij heeft altijd h. = er bat'& een h. van scheldwoorden = etn bagel bon intiner ellig, bat immer %tie; waarom heb ScbimPfreben. je zoo'n h.? = tint& Men Ste fo ? hagelen, h. = bagern (ook fig.). IL haast (adv.) = faft, beittabe; 't is h. on- bagel gieterij, v.; -jacht, v.; -korrel, v. = mogelijk = eb ift f. untniigficb ; h. was ik ge- ageillgieteret (gew. Gcbrotg.) ; ber .fturin (b0 vallen = fait (beinabe) blare icb gefatten ; ik swatter); ba& =torn (Scbrotf. ; soms ook voor ben h. klaar = icb bin b. (bath) fertig ; ik had een gezwelletje op 't oog: bab Serftenforn). 't h. gedaan = is Otte eb bath getan; zal 't h. hagelsch = bertradt, berffigt, beriniinfcbt, zijn? = intrb'& balb ? 't is h. tien uur = eb ift (erg boos) tnittenb, tog. beinabe ob. bath gebn tUjr; ik zou h. zeggen van hagelsehade, v. = ber agelfcbaben; ver- niet = iniicbte inobt fagen nein; dat is h. zekering tegen h. = taget(fcbtiben)berficberung. met om uit to houden, (om) to gelooven = m.; -Steen, m.; -tasch, v. = bc0 ift faum sum Kunatten, faum gfaublicb. tagellifcbtag ; ,ftein (bc0 %font, bie Scbtote); haasten, h. = (einen) bur %tie antretben, ,tafcbe (gew. Scbrottafcbe). (einen) briingen; wat haast je toch? = hagel II v.; -vlaag, v. = ellen Ste benn ! ik ben gehaast = icb babe t age' 11(idAben)berrtcberung ; ber .Bauer (ber aft, babe Bile; zich h. = ficb beetten; zich ,fcbtag), naar beneden h. = binab baften, Mfg binab, hagelvorm, m. = bie Scbrotform. geb(e)n ; 't is altijd: haast je, rep jet= ba b et f3t hagelwit = bagelinetf3, fcblof3eninett. eb intuter : malt fcbiterf, fpute bicb 1 haast je hagelzak, m. = ecbrotbeutet. maar niet = nur gemacb; haast u langzaam Hagenaar = taager. = cite mit hageoprediker; -preek,v.= (hist.) ,Decfett-, haastig = eft, eiffertig ; (gejaagd) aftig ; Bann, ob. UirtreflIPrebiger; .prebigt. h. iets doen, op weg gaan Wig etin. tun; hageroos, v. = tecretts, 8attn., unbrofe. eitig ob. etifertfg ficb auf ben deg macben; h.. e hagiograaf (levensbeschrijver van heiligen) stap, loop = after Scbritt, sang ; h ..e vlucht = agiograPb. = eiffertfge Wu*, h. (ongeduldig) een brief Haiti, o. = tat'. openen = b Otto einen Orief Offnen ob. erbrecben ; I. hak (houw), m. = tieb; iem. een h. zetten h. besluit = itbereilter Sntfcbluf3; niet zoo h.! = einem eine 91afe anbreben, einem din. am = (ook) iticbt fo bitig1 h. gebakerd = 8euge flicfen, einem einen Scbabernacf antun. feuerfiipfig; h..e spoed is zelden II. hak (tak): van den h. op den tak springen goad = gu grote Taft b a t'4 oft berpatt, zie = bout tunbertften in& Taufenbite bitumen. ook haast I. III. hak (gereedschap), v. = Lade. haastigheid, v. = %iffertigfett, IV. hak (hiel), v. = acre; (aan schoeisel ook) etiung. ber %brat); 't heeft niet veel om de h .. ken = haasvreten, zie haas I. eb bat nicbt bid auf ift nit butt bey; hakband. 260 halfje. iem. op de h..ken zitten ...--- einem auf ben ibirb Me 92cutt nicbt mebr erreben; nnmmer Oahu fete; zie ook hie I. 46n, den Osten graad h. = Mummer eing, hakband, m. = bag Oncrenbanb. ben erften grab ertverben ob. berommen, ficb .. b., hakbank, v. = .Dacfbanr, bag Oadbrett. erfter tverben; zich een ziekte, iems. ongenade hakbeitei, m. = bag Stentmelf en. op den hals h. = ficb etne Stranfbeit, jentg. haklibijl, v.; -blok, o. = bag Own beil; ber Ungnabe attaieben; zich een proces op den hals =broct (ber =Kolb ber .ftocr, ook ber toaufrot, 2c.)h. = fitb einen q3roaef3 auf ben ,Dalg taben; hakbord, zie hakkebord. een prijs niet h. = einen 43reig nicbt b. ; 't hakbosch, o. = ber Rieberivarb, Riugfcbtago scherm h. (ophalen) = ben R3orbang aufaieben ; Web. de zieke zal 't niet h. = Mirb nicbt burcb: haken, h.: zich in iems. arm h. = ficb in foramen; er is niets te h. = babel ift nicbtg jemg. %rut bafen, flcb einbafen; aan een spijker au boten ob. baben, flint nicbtg ab; den trein h. blijven h. = an einem FItagel biingen bleiben ; = ben Bug erreicben, mitfoinnten; iem. de in elkaar h. = ineinanber greifen, rub in ettu. woorden nit den mond h. = einem bie fangen; (handw.) 41ifein; (verlangen) ficb korte born Ellunbe nebmen; (iets nit den febnen nacb. zak, uit 't water) aiebett, boten; waar heal hakhont, o. = Scbtagboia, Oebau, Unterbota. je 't vandaan? = (fig.) mie fommft bu hakig = bat. barauf ob. bap ? tvte faat bir bag ein? tvo bait hakkebord, o. = Oacfbrett. bu bag tier? de zon haalt water = bie Sonne hakkelaar = Stotterer. at* Saffer. hakkelen, h. = (als spraakgebrek) ftottern; half= bath; halve maatregel, h. woord, halve (onbeholpen, verlegen spreken) ftottern, ftant, rouw = bathe O1af3reger, bathe& Sort, bathe meta; (als van een kind of dronkaard) fallen; Zrauer; h. geld = ber bathe q3reig; h. een, twee zich h..d verontschuldigen = m ftotternb ob. = (ein) bath eing, (ein) b. itvet; voor den halven ftammelttb entfcbutbigen, h ..d vertellen = ook prijs = turn banal q3reife, als men niet ge- in Kbilitien eraiibten. slapen heeft, is men maar een h. mensch = hakkelig, zie hakkelend. bann ift man nur ein bather Vann; te halver hakken, h. = (vleesch, stroo, ijs e. d.) bacfen; hoogte = bur baleen ,Date; h. April = bath (hout) bacten, jauen; (met den hak) laden; Wprii, 9131itte RfPrit; h. zooveel = bath foblet; er op in h. = brauf fogbauen ob. fogbacten; in ten halve = tur Otilfte ; batbiveg(4), bath; h. de pan h. = niebertneteln, niebermacben; waar en h. = bath unb bath ; hij lthstert maar h. gehakt wordt, vallen spaanders = tvo man = er Ott nur mit balbem Core, nur bath au; baut, ba fallen Opine; altijd op iem. h. = een halve gedraaide = Metter Scbnitef; met immer ilber einen ber fein. iem. h. en h. doen, iem. h. staan = batbpart hakkenei, v. = ber Better. mit einem maten, mit einem pm Otiffte geb(e)n ; hakker = Mader. h. mijn! = tatbpart ! beter ten halve gekeerd hakketeeren, h. = fcbimpfen, aanfen, frafeelen. als ten heels gedwaald = beffer auf batbem hakle(d)er, o. = Oacteno, RIbiatgeber. Sege umfebren all gang berirren; een half en hakmaehine, v. = t.acrmafcbine. 1/4 = 314 = ein bath unb 1/4 = 5/4; twee hakmes, o. = Oachneffer, Oacrenteffer; (wieg- halven zijn een geheel = alba bathe macben mes) Siegemeffer. ein eanaeg; Brie en een h. el, meter = bret haksel, o. = (stroo) Oticrfet, Oacfftrob, ber ein bath %IIen, Wieter of bret unb eine bathe .01ifferting ; (vleesch) ,f)adfleffc4. ne, bret unb ein batheg Meter; half bloed; hakselbank, v. = Odcfertinggbant, =fabe. halve bol; halve maan = ,t,albliblut, bie hakstroo, o. = actftrob. .fugel; ber =ntonb ; halve beschaving; h. tint; hakstnk, o. = .actenfti/cf ; (lapje) ber Pt h. wees = .t) alb?blibung , ber =ton; bie =waif e; hall 11 tijd, m.; -vleeseh, o.; -vrucht, v. = zie ook begin, dop. Me Oactlaeit (Oauaett, tiaue); sfleifcb ; ,frucbt. halfaap, m. = Octlbaffe. hakzennw, v. = ,f)ticffe, Gaffe. half il aeht ; -bakken = bath II acbt ; =fcbiirig hal, v. = .arfe ; (fftarft=, aleifcfp, 033emilfe, (bath, unau4getnacbren). l8utter%, 2c.),ta11e ; ber Sad. half back (bij 't voetbal), m. = gtaff bad, haleyonen(ijsvogels)= OctIctmnett, Octlfimnen. Otarfmann. halen, h. = tjoten; (aan pijp, sigaar) Me4en, halftbloed, o.; -broeder = 0 cab II Mut ; (wijn, boter, enz.) boleti; h. maar niet be- =bruber (Stlefbr.). talen = borgen, aber nit aablen; hij haalt halfeirkelvormig = ettfifreigi3rinig. niet bij zijn broer = er rommt !einem R3ruber half?dek, o.; -donker, o. = .cctb 11 bed; gar nit gfeicb, ift nicbtg gegen feinen R3., ift =bunfet. nicbt mit !einem lb. au bergfeicben; 't haalt er halfdood = balbtot. niet bij = el ift nicbtg bagegett; de pen door halfdoor = mitten entaivel, mitten burg. iets h. = etm. augftreicben; alles door elkaar halfil dnister ; -gek ; -geleerd = bath,' = h. = alter burcbeinanber merfen; 't is h. en bunfet; oberrildt, .gefebrt. brengen = (eg ift) bath fcblinner, bath halfllfabrikaat, o. = .t. albfabrifat. beffer; er alles bij h. = did berbeiaieben, halfilgod, m., -goed (papierf.), o.; -held, =fcblePpen, iem. er door (door 't examen v.; -hemd, o. = ctfb 11 gott ; =pug; =belt; %bemb bijv.) h. = einen (bin)burcbicbreOen, =bringen, (gew. Rlorbemb). einem (bin)burcbbeffen; er nit h., wat er uit halfilhonderd, o. ; -jaar, o. = ,ccfb li bunbert te h. is = berauipreffen, Wag beraugauPreffen (baba fintnbert); =jabr (bathe& jabr). ift; zijn voordeel er uit h. = fetnen Zorteff halfjaarlijks(ch)= (van elk half jaar) bath= beraugfcbtagen, geld van de spaarbank h. = jabrticb; (gedurende een half jaar) batbilibrig. = ehetb bon ber Sparfaffe abijeben; ik kom halfjaarsdividend, o. = balbitibrlicbe u h. = lcb routine Cie ab(au)boten; den dokter iibibenbe. laten h. = nacb bem Irate febicten, ben Krat bailie, o. = (half glas) bie Occfbe, ber Scbttitt; b. taffen; de zieke zal den naeht niet h. = (geldstuk) bather %ent. halfjes. 261 hamer. halfjes = Oath unb oath; h. doen = OalbOart halslader, v.; -band, m.; [-berg, m.] = madjen. #alg II aber ; bag -banb; [-berg]. half! klinker, m.; -laken, o. = #alb 11 bore; halsilboei, v.; -boord, m. -boot, v. = tut (-Iafett). #ctig 11 effen; ,fragen (min of meer geptooid halveeren band, m. = #albleberbanb, (bijz. :ftreif); bag ,IcOlof3 (bie -113ange). sierlijk) iatbfran3banb. halsbrekend = Ocabredorifcb, OalgbrecOenb. halffinnen, o. = (subst. en adj.) OctIbleinen. halsbrekerij, v. = #algbrecOe; OargbrecOe- halfluid = *ablaut. riicOe Oeicbicbte, St unftftilde 2c. halfmarokijnen band, m. = #albfaffiatt, halslidoek, m.; [-gereeht, 0.]; •gezwel, banb. o. = bag #alglitucO (bie ,binbe); [,gericOt]; bie halfil maandelijks(ch) ; -naakt ; -rond = sgetcOivulft. Oath IlmonatlicO ; /twat; ,runb. halsiljuk, o.; [-karkant, m.]; -keten, v. halfilrond, 0.; -sehaduw, v. = We #albi- (--ketting, m.) = ,ct011iocb; bag ,gefcOnteibe; fuga (bfe OemilloOtire; noordelijk h. = niirblicOe bie -tette. (i., VlorbOemiNOtire); ber sfcbatten. halsliklier, v.; -kraag, m.; -lengte, v. = halfslaehtig = atritterartig, OathfcOitrig. (f)algil briife; -fragen (geplooid : bie :fraufe); halfsleet(s) = Oath abgetragen. -Lange. halflistam, m.; -steensmuntr, m. = Oath'', halsjimisdaad, v.; -reeht, o.; -riem, m. ftamm (als adj.: barb ft ii nun I g ) ; We ,fteintnauer = bag #aigil berbrecben ; -recOt; ,riemen. (1/2 Stein ftarfe Mauer). halstiring, m.; -sieraad, o.; -slagader, v; halfstok: de vlag h. hijschen = bie glagge = bag t#alg ll Wen; ber sicOmucf (%gefcbmeibe); Oalbmaft ob. ant Ocabntaft Oiffen (Oeif3en). ,arterie (-purgaber, :fcOlagaber). halfuur, o. = bathe Stunbe ; om 't h. = halslisnede, v.; •snoer, o.; -spier, v. -=.--. batbitiinblicO, jebe O. St. ber #alg II fcOnitt ; bie ,icOnur (bie :fette; -banb; halfvasten = TRittfaften (NM.). geschiedenis van 't - snoer = #algbanbgefcbicOte); halfverheven = balberbaben. ber -mugfel. half ii vers, o.; -vleugeligen, my.; -vokaal, halsstarrig = c:ligtatrig, ftbrrig, ftiirrig, m. = ber Oath I berg; ,ffilgfer; ,boral. Oartniicfig ; h. weigeren = bartniicrig iveigern. halflivol; •volwassen; -was; •weg = halsistarrigheid, v.; -straf, v.; -stuk, o.; Oath II bon; ,ertvacOten ; 413i4rtg ; .113egg (auf -talie, v. = #aiglitarrigfeit (Stiirrigfeit, #art- balbetn QBege). nticfigfeit); -Strafe; -ftitcr ; ,talje. halfwijs = nicOt gan6 bei Zrofte, nicOt recOt halster, m. en o. = ber #alfter. geicOeit (ftug). haisteren, h. = Oalf tern. halfli wollen ; .zacht = jalblitvom; ,tveicb. halsterliketting, m.; -ring, m.; -touw, halfzijde, v. = tatbfeibe. o. = bie #affterlifette; =ring; We -leine (ber halfzijden = Oalbfeibett. ftricf). haltizoolganger, m.; -zuster = #alblifoO, halsvriend = Our en-, #erbengfreunb. Iengiinger ; -tcOtvefter. halslwervel, m., -zenuw, v.; -ziekte, v. Hanel (Hebr. lofzang), o. = #aftel. = #aIg II blirbel; ber =verb; :franfbeit. Halleluja, o. = #attauja(0). halt = 4 aft; (subst.) ber #aft; h. houden = halletje: Haarlemmer h. = 45 aarlemer Bimt. b. macOen; Oaten. filcbadyn. halte, v. = #attefteffe, (station zonder wissel) hallo! = Octal)! ber #aftepunft. hallueinatie (zinsverbijstering), v. = Oaf, haltechef = StationgborfteOer. luaination. halter, m. = #antel. halm, m. = #aftn. haltsein, o. = #altfignal. halmdragend = Oartntragenb. halveeren, h. = Oatbieren, (een loon) auf bie halma (spel), o. = #ainta. #iiifte rebu5feren. halm 11 kn oop, m.; -vruehten, my. = #afttt 0 halvemaan, v. = ber #albmonb (in alle bet.). fnoten ; :friicOte. halvemaansgewijze=alfuonbfbrmig, Me hats, m. = #afg (ook van tlesch, viool, zuil, ein talbutonb. anker, beenderen); den hals uitrekken = ben halvemaanvormig = OctIbmonbfiirtnig. #. reden ob. ftrecfen; een:dier een steep om den halverhoogtc = bur *Oen #i3Oe. h. doen. = einem Mere alien Stein um ben #. halverlijve = mit Oarbem &the. bittben ; iem. om den hale vallen, vliegen = halverwegen = Oalbtvegg, auf Oalbem alege; einem um ben #. fatten, fist einem an ben #. h. den berg = auf 4 aibent Berge. tverfen; dat kost hem den h. = bag foftet iOnt halvezoolen, h. = Oath toOlen. ben ,D., , tvirb er tuft feinent #. begtOlen; op halzen, h. = (scheepst.) Oaffen. den h. gevangen zitten = auf ben Zob gefangen halzerig = eintiiItig, tiilinthaft. nen; iem. om h. brengen = einen utng 2eben ham, v. = ber Stinfen. bringen ; iem. (zich) den h. afsnijden = einem Hamansfeest, o. = #amang-, $urimgfeft. (rtcO) ben #. abfoOtteiben; een blanke h. = ein Hamburg, o. = #antburg. Hamburger = Water #. ob. Ziuten; h. over kop = iiber #. unb #antburger. Hamburgseh = Oamburgitcb. ROL #. iiber St. (ook „ov erhaast"), fopf, [hamei, v. = (staaf) Q3arre, Stange; (boom, fiber; iem. lets op den h. schuiven = einem hek) ber ScOlagbaunt ; bag Kutentord ettv. auf ben #. taben; einem ettv. auffaben; hamel, m. = #attnet, Si:W*4. zich jets van den h. schuiven = fit ettu. born hamellbout, m.; -vleeseh, o. = bie #ant. #affe icOaffen ; (aan 't zeil) bfe #alfe; tusschen ma-, S cO iipien II fettle ; ,ftelfcO. twee halzen varen = 5tvitcOen 5tvet talfen ob. hamer, m. = ,ammer (ook van 't oor);tus- bor ber einbe faOren; een goede h. = ein schen h. en aanbeeld = atvitcOen #. unb Wm guter ScOlucfer ; arme h.! = arme OelcOi5Of ! ; bob; onder den h. brengen = unter ben #. onnoozele h. = aintaltgOintel, eintaltiger Zropf, brengen (berfaufen, berfteigern); onder den h. @impel; zie ook breken, halen. komen = unter ben #. foramen (berfauft ob. ber, hamerbaan. 262 hand. fteigert tverben); wat h. 1 = baf3 bicb ber Oenfer 1 ftecren, guicbangen ob. guicbuftern, iem. een gul- Zonnertnetter 1 Iva& Zeufel 1 den in de h. stoppen = in bie briicfen; hij hamerbaan, v. = Oatittnerbabn. last zich alles in de h.. (en) stoppen = er hamerbaar = blintmerbar. fait fit aufbangen; Stem. lets in h .. en hamerbaarheid, v. = Vintmerbarfeit. spelen = einem ettn. in bfe Otinbe fpielen ; de hamerbout, m. = .fmtnuterfolben. krant is in h.. en = tvirb gelefen; den Heer hameren, h. = batnntern ; 't hamert in mijn N N in h .. en = bubanben beg .errn 91 91; hoofd = eg Omitted mfr Int nopfe ; op lets h. lets in h .. en stellen van een commissie = (aandringen) = auf OW. bringen ; zie ook ettn. einer nommiffion in bie Otinbe geben; lets aanbeeld. (een onderzoek bijv.) in h.. en nemen = etiv. hamerbaar = Damn/mar. in bie nebtnen; lets in h .. en hebben = hamerlloog, o.; -pin, v.; -sehelp, v. = ettn. in Otinbett baben; 't bestuur ('t heft), 't amtner auge (,lot); spfinne (:pinne); -mufcbel. roer in h .. en hebben = bag Regiment, bag hamerlislag, m.; -steel, m., -teeken, o. = Ruber fitbren (zie h e c ht I); brieven komen ,t^ammerlifdgag (in alle bet.); ,ftiel ; :geicben. iem. in h .. en = foramen einem gubanben; hamerli viseh, m.; o. = .9.anttnerli. iem. in de h. werken ?einent fn Me arbei, fifcb Rai); bie .babn. ten; elkaar in de h. werken = einanber (fib) hamervormig = fjammerfartnig. in Me Vinbe arbeften; lets in de h. werken = hammebeen, o. = Scbinfenbein, ber ,fitocben. eine Sacbe fiirbern, einer Sacbe Zorfobub leiften; hamster, m. =-- Oamfter. in h .. en van den voorzitter den eed afleggen zie Hand. (Handelingen = 9113oftelgefcbicbte). eed; h. in h. 0. in 0. ; ra ra, in welke hand, v. = Oanb ; rechter, linker h. = recbte, h.? = binfe banf, tuo ftebt ber ecbrani, oben fide ; aan de rechter, linker h. = rechter, ob. unten? de h, . en ineen slaan = gentein, linter 0.; gur Reobten, gur 2infen ; aan de fcbaftlicb fjanbefn (borgefjn), ficb bie retcben; betere h. zijn = auf (bent Bege) ber Oefferung de h en in elkaar slaan = bie Otittbe fen; aan de winnende h. zijn = fm lorteil gufammenfcblagen; de h. in Impel hebben = fein; wat is er aan de h.? = Wag ift fog? etlfele Daben; hij heeft overal de wat heb je nu aan de h.? = tvomit befcbtiftigft h. in = er bat bet atfem (iiberalt) Me 4). int bu bi jett? tvag treibft bu jel3t? iem. lets SOiele; koude h .. en, warme liefde = falte aan de h. doen = einem ettn. an bie geben, tvartne 2iebe, de h. op lets leggen = einem ettn. beforgen ob. berfcbaffen; h. aan h. gaan bfe auf ettn. legen ; de laatste h. aan lets = 0. in 0. g6(e)n; lets aehter de h. hebben leggen = bfe lej3te 0. an (ettn.) legen ; de h. = ettn. hinter ber baben, fiir ben %offal( ob. met Stets liehten = (met een examen, een in Referbe Oben; achter de h. zitten (bij 't verordening bijy.) babel ein binge gubritcfen, spel) = bie ,tinterbanb baben, in ber (met zijn werk) nacbliiffig macben ob. tun; met banb fiten ; iem. bid de h. nemen, leiden = de h .. en over elkaar zitten = ntilf3fg (ba)fitsett; einen bef (an) ber nebtnen (faffen), filbren ; lets met beide h .. en aangrijpen = mit befben lets bij de h. nemen = OW. anfangen, an: Otinben (mit alien fiinf aingern) gugreifen; met faffen; lets bij de h. hebben = ettn. gur h. en tand verdedigen = aufg beftigfte ob. aufg bei, boy ber baben; hij heeft altijd een ant- auterfte berteibigen; (met) de h. op 't hart = woord bij de h. = er bat framer eine VIntivort (Me) 0. aufg .erb; iem. met leege h en laten bereft; hij is (erg) bij de(r) h. = er fit getnanbt, gaan = efnen mit feeren Vinben abgieben faffen, gerieben ob. 601AI:bit; hij is nog niet bij de h. leer auggeb(e)n faffen; met h .. en vol = mit = er ift nocb nicbt auf, nocb nicbt ju fprecben ; Offen tianben; hand op den mond = reinen iem. de h... en binden = einem We tilinbe Ounb 1 een mooie h. (van schrijven) = eine binben ; een h. breed = elite 0. breit, !Clue Oattb(fcbrift); naar de h. van een vrouw banbbreit, Oanbbreit ; 't zijn twee h... en op dingen = um bie ef). einer grau inerben, iem. 66n bulk = fie fpielen tinter einer Zed, eg naar zijn h. zetten = mit einetn macben Wag finb end singer an einer .t.; (ik geef u) mijn man tvia, etnen breffieren; lets om h .. en h. er op = (icb gebe iabnen) We 0. barauf ; hebben = OW. fu tun baben, (efne) Oefitafti, h. en hart = Oerg unb ; de h. over 't gung baben; (om) de h. van een vrouw vragen hart strijken = Me 0. iiberg Oerg legen ; iem. = um eine arau anbaften, eine arau um fire de h. boven 't hoofd houden = Me O. fiber .,anb bitten; onder iems. h .. en zijn = bon einen batten, ibitifcbtiOn ob. berteibigen, *it bag einem bebanbelt tnerben ; onder dokters h .. en sort reben; de h. aan lets houden = ffit zijn = in arstlicber Oebanblung fetn, argtlicb ettn., angelegen fein laffen ; hij houdt er de h. bebanbelt tverben; lets onder h .. en nemen = niet aan = er bernacbltiffigt eg ; goederen ettn. gur O., in 9Ingriff ob. in alrbett nebtnen, etta. in de doode h. = (Miter in her toten bornebmen, iem. onder h .. en nemen = einen (Miter toter 0.; in de tweede h. = in gtvei, bornetmen, (zeggen waar 't op staat) in& Oebet ter O.; zich in de h... en wrijven = ficb t ie nebmen, einem ben Stanbtninft tar maters, linbe reiben; in andere h .. en overgaan = einen foram nebmen ; lets onder h .. en hebben in andere Otinbe iibergeb(e)n; zijn lot is in mijn = an ettn. arbeften; onder de h. (verkoopen, h. = fein 2og fit (ftebt) in meitter ; hij heeft koopen) = nub freier unter ber 0.; onder 't in de h. de zaak te doen slagen = eb ftebt de h. informeeren = ficb unter ber erfunbfgen; in feiner bfe ace gelingett gu laffen; zij iem. op de h .. en dragon = einen auf .anben komt haar moeder al wat in de h. = fie gebt tragen; op h .. en zijn = beborfteben; op h .. en ibrer Butter fcbon an bie ; in iems. h .. en en voeten kruipen = auf alien bieren get(e)n, vallen = in jemb. (einem in bie) Vinbe fallen; auf Otinben unb aiiten friecben ; ik heb hem op iem. lets in h .. en geven = einem ettv. fiber, mijn h. = er fit ob. ftebt (icb babe itn) auf *twiner geben, OW. in lentil, Vinbe legen; aan een Gate; op zijn eigen h. = auf efgene (aauft); advocaat in h en geven = in bie .anbe eineg seder op zijn eigen h (je) = (oak) jeber auf 9Ibboraten geben; iem. lets in de h. stoppen feine eigene Slappe; iem. op de h .. en zien = (om hem te bevoordeelen) = einem ettv. gu. einem auf ainger feben; 't loopt me over hand. 263 handeling. de h. = e4 tvirb ink au Biel, bie @eittlifte bon ettu. rein b3aftten; daar zou ik mijn h. tvactfen mir fiber ben Kopf ; h. over h. toe- niet onder willen zetten = ba& iniktte tit nemen = .0. fiber .0. ob. hunter in* bunettnen, Mitt unterfctreiben; geen h. vo3r oogen kunnen (van een kwaad) limner nietr einreif3en; de zien = bie bor (ben) Kugen nicbt feben h .. en reppen, roeren = bie Otinbe riltren ob. fiinnen, seine bor 11ugen feten fOnnen, de regen; de h .. en in den schoot leggen = h.. en in de zijde zetten = We Vinbe in bie bie Vinbe in ben Sttof3 legen; de h. aan lets, Seite autumn; zie verder de substantieven, aan 't werk slaan = .D. an ettv., an& Serf adjectieven, verba enz., waarmee han d legen; ik sla er geen h. aan = id) riltre nit uitdrukkingen vormt. baran; de h. aan zich zelf slaan = rut ein handappel, m. = aOlet bum Bioteffen. 2eib antun, .0. an lid) Iegen; iems. h .. en handlatlas, m.; -bad, o.; -bagage, v.; smeren, stoppen = einem bie Vinbe ob. einen -been, o. = .0anbIlatla& ; .bab ; ba4 ,septicf ; ittinieren (fpicfen); zijn h. teekenen = fluters ber .fnotten. Beittnen, .fctreiben; h .. en te kort komen = handl beweging, v.; -bibliotheek, v.; .01inbe 8tt tvenig t aben; iem. lets ter h. stellen -bijl, v. = ‘DanblIbeivegung, .bibliottef ; bat; = einem ettu. eintanbigen, auftelien, bettinbigen, .bell (.agt). iibergeben, berabreitten; iets ter h. nemen = handl blaker, m.; -boeien, my.; -bock, o. = ettv.8ur .0. netmen, in VIngriff netmen, env. .0anb leud)ter ; .ittenen (sfeffelti); sbutt. bornetmen; hij kan zijn h .. en niet thnis hand u boog, m.; -boogschutter ; -boom, houden = er faun bfe ainger nfit batten; m. = .0anbli bogen; .bogenfctiit3e; •baum. h .. en thuis! -= .01inbe tveg ! .0. bon ber Butte ! handl boor, v.; -breed, o.; -breedte, v.; .. bon' Orett I nit de eerste, tweede h. = -camera, v. = ber anb H botrer; bie .breit au& erfter, 8bmiter .0.; wetenschap uit de (zie h a n d) ; .breite ; ...camera. tweede h. = erborgte4 8iffen; dat valt (erg) handdienst, m. = Me .0anbfron. hand- uit de h. = ba& entfprictt ber %rtuartung ganj en spandiensten, my. = Oanb. unb Spann. unb gar nittt, fat gan8 anber& au& (ate man bienfte ; h. verrichten, verstrekken = Leif ten. ertuartet 41itte), iem. iets uit de h. (uit h .. en) handdik = Ianbbtct. nemen = einem ettv. au& ben Vinben nettnen; handildoek, m.; -dockerek, o.; -druk, iets uit h.. en geven = ettu. au& ber.. ob. au& m. = ba& .0anb tuct ; ber stutttalter; :brut! ben .0tinben geben, au& ber .. geb(e)n laffen ; (gew. : .0iinbebrucf). uit iems. h. eten = einem au& ber .0. effen handearbeid, m. = bie ,,anbarbeft. (freffen); om uit de h. te eten = aunt illoteffen; I. handel, m. = Oanbel, (zaak) bie Oanblung, uit de h. (ver)koopen = tinter ber 0. ob. au& ba4 Ckfttiift; (verkeer) ber %ere* ; hij is in freier .0. (ber)faufen; de h .. en nit de monw den h. = er ift naufinann ; h. drijven in = steken = We .01inbe riltren, fict rfitren, .D. Oanbel treiben mit; h. op Engeland = auf antegen, ougreifen, ti4tig anfaffen, geen h. %flglattb ; h. met de kolonien = kolonialtanbel; nitsteken = fine .0., teinen Binger ob. tveber in den h. brengen = in ben .0anbel bringen ; .0. noct ant; riitren; valsche h. = falfdy in den h. gebruikelijk = faufintinniftt ; de h. Unterfctrift; van hooger h. = 4i34ern Ort&, staat stil, kwijnt = ber anbet ftodt, Heat auf 454ern Zefetl; van goeder h. = bon guter ba(r)nieber ; in den h. bestaat geen vriendschap O.; van de h. in den tand = au& (bon) ber .0. = .0anbelfttaft fennt feine areunbittaft of in in ben Vunb; 't werk gaat hem vlug van de eelbfatben biirt bie auf ; tak van h. = bie VIrbett gett itut fctnerl ob. fig bon ber 0. h. = Oefttlift4., .0anbe38tveig ; h. in koloniale (bon flatten); de waren gaan grif (vlug) van de waren = bie kolonialtvarenil tanblung, ba4 h. = get(e)n reif3enb ab, 4aben (ffnben) rafcben .geicttift; h. in goederen = ber Qarenbanbet, V/144; (waren) van de h. doe; zetten = abfetien, ba& .gefcttift; niet in den h. (van boekwerken) lo&fd)lag en, berfaufen; iets van de h. wij zen = ettu. = at4 aitanuffriptgebrucft; iems. h. en wandel bon ber .. tveifen, ettv. abletnen, abfttlagen ob. = jein&. St un unb Zreiben, Zun unb 2affen. augctlagen ; (rechtert.) elnen mit ettv. abtveifen; II. handel(eig. handle: handvat), m. = .0anbs iets van de h. doen = ettv. berfaufen, tuegtun; gruff. (deftiger) NO eine& Zinge& entiiuf3ern; van handelaar = Oiinbrer, kaufmann. h. tot h. = bon .0. au 0.; van langer h. = handelbaar gefilgig, tvilifiitrig, bon Langer .0.; veel h .. en maken licht werk (meegaand) lenflain, nattgfebig; (van zaken) biele .0iinbe 'flatten leittl ein %flbe ; de h .. en tanblict, Leta (bequem) au 4anb4aben; (in den staan hem verkeerd = er ift ungeicticft, handel) hij is nog al h. = er taft moot mit fast cafe& berfetrt an; dat heeft h .. en en fitt tanbeln. voeten = ba& tat .. unb auf; een h. vol handelbaarheid, v. = Oefilgigfeit 2c. vgl. = eine tanbbolt, de h .. en vol hebben = a& handelbaar. Vinbe boll 8u tun baben; ik heb mijn h .. en handeldrijvend = anbeltreibenb. vol met hem = er mat mir biet au fctaffen, handelen, h. = ianbeIn; („te werk gaan" ict Labe mine Liebe Slot mit dm; voor de h. ook) berfatren; (optreden) borgeb(e)n ; hij zitten = in ber Zortanb fein, bie Zortanb jaben; handelt in zijn boek (zijn bock handelt) over 't ligt voor de h. = e& liegt auf ber (auf fiadier, de taal = er tanbett in feinem ludo (fein platter) .0., liegt oben auf ; wat of zooals 't hem l8ut tanbett) fiber bie (bon ber) Sprat*, voor de h. komt = tva& ob. tale e& it'll in bie goed jegens iem. h. = gut gegen elnen (an iinbe feint (foam* de h.. en vrij hebben=frele einem) 4anbeln; zus of zoo met iem. h. = fo 4aben; iem. de vrije h. laten = einem trete ob. fo mit einem 4. ob. berfabren, einen . be. . 4anbetn, in granen h. = mit Qbetreibe 4.; de worden ze beide schoon = eine 0. Willi* bie h .. de personen = We t anbelnben igerfonen ; anbere; Wenn eine .0. bie anbere tvilfctt, Inerben krachtig, streng h. = energif), ftrenge bor? belbe rein: zijn h.. en in onschuld wasschen = fieke)n. feine Olinbe in Unfctulb Waft:ben; zijn h .. en handeling, v. = .0anblung (ook kunstt.), rat, van iets (af)wasschen = feine Vinbe (ficb) Zerricbtung ; (De) H.. en der Apostelen = bie handelmaatschappij. 264 handig. apoftefgefcbWe; H .. en van de Tweede Kamer handels II tak, m.; -term, m.; -traetaat, o. der Staten-Generaal = Zerbanbfungen ber = 0anbef&Ilabnig, qut&bruce (faufmtinnMe Broeiten Hammer ber g6enerafftaaten; een 91ebetrenbung); ber :bertrag (ber ,fontraft). godsdienstige h. = ein refigiiifer aft. handelstoestand, m. = bie Stonjunftur. handelmaatschappij, v. = 0anbeiggefeff% handels 1 vaartudg, o.; -vennootsehap, handeloos = Onblo&. [fd)aft. v.; -verdrag, o. == 0anbef& ii icOiff ; ,gefelticaft; handelsllaardrijkskunde, v.; -agent; ber -bertrag. -akademie, v. = 0anbefMgeograOie (Wirt% handels 0 vereeniging, v.; -verkeer, o.; fcf)aftli* (eograpbie); -agent (0anbfun0, -vlag, v. = 0anbel H gefefffcf)aft (ber %berein); agent); :afabemie. ber %berfefir (ber Oefd)liftgberfebr); ,ffagge. handels 0 artikel, o.; -balans, v.; -bank, handels 0 vloot,v.,-voorraad9m.;-vriend, v. = ber 0anbef& II artifef; %bilana; %banf. m. = 0anbeW II ffotte (.marine); ,borrat ; ,freuttb handelsbediende = ,t)anbittniOgOilfe, -bie, (sgefCiftgreunb). ner. handelsgvrijheid, v.; -waar, v.; -waarde, handels II bedrijf, o.; -belang, o.; -berieht, v. = 0anbef41Ifre*it; :ware (ber ,artiref); ber 0. = 0anbel& II getnerbe (.facW; :intereffe; ber =inert. :bericOt. handels ll weg, m.; -wereld, v.; -weten- handelsbetrekking, v. = OheiCifNberbitt% sehap, v. = 0anbe1411 Meg (bie %route, Me bung; in h. staan = O. 4 aben; een levendige =ftraf3e); .tveit; :tniffenfcaft (sfunbe). h. = ein reger Oef*ift&berfebr. handelsll wetgeving, v.; -wijk, v.; -woor- handels 11 belling, v.; -beweging, v.; -blad, deboek, o. = 0anbef&llgefetgebung; bob o. = 0anbeW II bi3rfe; sbetnegung ; bie .5eitung. ,biertel (bob (refc0iift&n.); %tniirterbuc4. handels II boeken, my.; -brief, m.; -emu- handelszaak, v. = bob (0anbelg)OeiCift, pagnie, V. = 0anbM 11 bikber MeicOlifabitc*); fauftntinnif*4 ebefcblift, (rechtszaak of zaak, .brief (faufmlinnifcber Zrief); %fompagnie. die met den handel in betrekking staat) handelslleorrespondentie, v.; -crisis, v.; 0anbefbfaste. -cursus, m.; -drukte, v. = 0anbefM forre, handelwijze, v. = 0attbfung4tneife, bob fponbenb (faufmeinnige norreNonben6); .trtfi4 Zerfabren. (Sfrife); .furfu& ; ber %berfe4r (ber (refcblif0% handen, h. = bequent (5u fiantieren) fein, berfebr). anblfcf) fein. handelsll factorij, v.; -firma, v.; -gebied, handenarbeid, zie handearbeid. o. = tv. a n b OM fa f torei (.nieberfaffung); :firma; hande I paar, o.; -vonwen, o. = 0linbell. ,gebiet. paar; ,falten. handelsllgebrnik, o.; -geest, In.; -gesehie- handewerk, o. = Me 0anbarbeit. denim, v. = ber 0attbeICI brauc4 (Me lliana); handewringend = Onberingenb. %geift (feaufmann&g.); %gefcbicbte. hand II ileseh, v.; -formaat, o.; -galop, m.; halide's!! gewassen, my.; gewoonte, v.; -gebaar, o. = 0anb II tniirmffaidie; format; grootheid, v.= 0attbef4Dffan5en(%gerolicbfe); .galopp; Me .betvegung (Me sgebiirbe). ber ,brauct) (bie llfan5); %griite. handgeklap, o. = 01inbeflatf*It. handels 0 haven, v.; -hoogeschool, v.; handgeld, o. = 0anbgefb. huts, o. = ber 0anbefrnafen, ,boci)Tcule ; I. handgemeen (adj.) = cittbgetneln. ,batt& (0anbfungilbau, .0410, bie alma). II. handgemeen, o. = 0anbgetnenge. handelsjaar, o. = GiefcVift&:, Oetrieb&jabr. hand 11 getouw, o.; -gewrieht, o.; -gift, handels 0 kade, v.; -kantoor, o. = ber v. = ber 0anbil(tneb)ftubl; .gefenf; bag %gab 0 anb efg II fat , %f °Win. (erfte tfnnatme; -geld krijgen = 0. efnneljmen). handelskennis, v. = fauftniinnif* £ennt: hand II granaat, v.; -greep, v.; -habiliteit, niffe, 0anbef&funbe, :febre. v.; -harmonika, v. = 0anbligranate; ber handels 0 krediet, o.; -kringen, my.; %griff (in alle bet.); ,fertigfeit ((etnanbOeit); kweekerij, v. = ber .t.anbel411frebit ; .freife %Ormonifa (Biebbarmonifa). (faufmannifcbe Streife); .giirtnerei. handhaven, h.: zijn recht, zich (zelf) h. = handels 0 liehaam, o.; -lieden, mv.; -man= fein ate* ,fig t) bOaupten; zijn eischen, zijn bie 0 anbef& II forporation ; %fettte ; %mann (Raul: recht e. d. h. = auf feinen aorberungen, mann). Ekecbten u. a. befi4ett; de orde h. = Me handelsilmerk, o.; -monopolie, o.; -on- Orbnung auf rest erbaften (batten); een besluit, derwijs, o.; -overeenkomst, v. = Me een bezwaar h. = bel einem %ntfc4fut, einem 0anbeB II ntarfe (Me Scf)utim.,%beict)en); .monopol, eebenfen bOarren ob. bleiben ; iem. tegenover ber %unterrit* (ber faufmtinnifd)e Unterricf)t); een ander h. = einen gegen einen anbern in ber %bertrag (ber =fontraft). Scut n4tnett, berteibigen ob. recWertfgen, handels 0 papier, o.; -plaats, v.; -politlek, einem .. We Stange Often; (onveranderdlaten) v. = 0anbelCipOier; ber 1314; :politif. beibebaften. handelsll premie, v.; -privilege, o., -recht, handhaver = %rbatter, 93etnabrer, Zertei= o. = Oanbef4 Ilnriintie; =13ribifeg(fum); -rect. biger. handelsreiziger = t^anblutt*, 0anbel&%, handhaving, v. = bob R34aupten, bah attf% Igefctift&reifenbe(r). rectterbaften, aufrecWerbaftung 2C., vgl. h an d- handelsrelatie, zie -betrekking. haven. handels 0 rekenen, o.; -school, v.; -stad, handhei, V. = ,D an br attune, Stampfe, Z5ungfer, v. = Me 0anbelMaritbmetif (baa faufmtinniftte ber Stampf er. iftecbtten); oft*Ife (openbare -school = iiffentliclie handicap (wedstrijd met voorgift), m. = sicOttfe, bijzondere -school = $ribatOnbea% bob 0anbtfaip. fdittle); %ftabt. handig = (degelijk) gefCcft, tito4tig; (vaardig, handelsll stand, m.; -statistiek, v.; -stel- bij de hand) getnanbt; (behendig) bebenbe, sel, o. = 0attbefQ ftanb (kauftnanngtanb); ,Etas getnanbt; (gewik.st) Watt, getniCt, raffiniert; tiftif); %inftent. (gemakkelijk to hanteeren) banbficf); er h. handigheid. 265 hangen. bij zijn (met een antwoord bijv.) = gfeicb ob. handvast (scheepst.) = c:citbfeft. tofort (eine Kntivort) bereft baben. handvat(sel), o. = ber @riff, bag fief t, (heng- handigheid, v. = sgetcbicflicbfeit, Oetvanbto set) ber Oenfet; bie t^anbbabe ; alle dingen Deft, 2C., vgl. h an di g. hebben twee h s = jebeg Zing bat 5ivei handijzer, o. = Oanbeiten, bie Oanbfcbelle. eaten; uitlegging met twee h s = 6tveio handje, o. tOtinbcben; geef tante een h. = beutige Vtuglegung. gib ber %ante ein t.iinbcben ob. ein 43aticbblinbo hand b veger, m. ; -vergulden, o.; -vest, den (eine $atfcbbanb); iem. een h. helpen = v.; -vleugeligen,mv. ttanb II beten ; bie -ber, einem ein tvenig nacbbeffen, enter bie Krme golbung; .fefte (Gerecbtfame, bag $ribilegium); greifen, Zorfcbub feiften ; een h. van lets heb- offitgier (jtattertfere). ben = ettv. fm (riff baben, ficb barauf Vero handvol, v. = tsanbbort; dat kost een h. fteben ; daar heeft hij een h. van = (ook) bag geld = . ein fcbtvereg Gelb, ein tieibengetb. fiebt ibtn (dat is net iets voor hem), handvorm, m. = bie t.anbform of fo macbt (treibt) er'g limner, bag ift to teine handvormig = banbfiirmfg. ogetnobnbeit. handvunr llscherm, 0.; -wapen, o. = ber handjegauw, m. = ,Deitiportt. t^anbfeuerilgirm; bie .tvaffe. handjellklap, 0.; -vol, o. = (ber handl waarzegger ; -wagen, m.; -wapen, fcbmiI3, Oiinbetpiet); bfe -bolt (bag R3itcben). o.; -wasehkom, v. = tuabrtager; 41m, handlijieht, v.; -kar, v.; -Milker; troffer, gen (-wagentje (Ind), o. = abriotett); m. = OanbJ1 gicbt; ber :farren (ofarre); sgucter ; otvaffe ; bag obecfen (bag ,faf3). bie o(reite)tatcbe. haudwater, o. = ,t)anbtvaiTer ; hij heeft er handkoud teucttfait. geen h. bij = er reicbt ibm bag Satter nicbt. handkns, m. = teanbfuf3; tot den h. toe- handwerk, o. = bie tt anbarbeit; (ambacht) gelaten worden = /sum gerangen. anbtverf, Oetverbe, een h. uitoefenen ein handlauger = 8eibeifer; Oelfergbeffer, Wilt. ,Dattbtverf (be)treibett ; vrouwelijke h .. en = fcbutbfge(r). meiblicbe tOanbarbeiten ; nuttige en fraaie h.. en handle(d)er, o. = ,anbleber. = nittlicbe unb feinere . en; onderwijs in handleiding, v. = Knieitung, ber 2eitfaben. de h .. en = ber t.anbarbeitgunterricbt; 't h. handlichting, v. = (befcbriinfte) Zonjabrig: van een kunst, van een yak = bag tanbtverf feitgerfirtrung, %man5ipation; h. verkrijgen, einer nunft, eineg aacbeg. verleenen = voallibrig erfttirt tverben, erftiiren. handwerken, h. = banbarbeiten. handl' Wm v.; -machine, v.; -mangel, hand llwerker; -werksgezel; -work- m. = Oanb f rink ; .ntafcbine; bie :rolle. man = .ctnb arbeiter ; otverfggefell, otverfer hand Ilmerk, o.; -mof, v.; -molen, m. = (lIrbeiter). tDanbibeicben; ber muff; bie hand ll werksnialverheid, v.; -werks- hand Hmortier, 0.; -oplegging, v.; -paard, stand, m. = ,anb 11 tverfginbuftrie; otverferitanb. 0.; -palm, v. = ber tianbiliniirfer; oauffegung; handwijzer, m. = Segtveifer. =1:tferb ; offlicbe (ber =terfer). hand II woordeboek 9 o.; -wortel, m.; handpeer, v. = Oirne bum gtobeffen. zaag, v.; -oriel, o. = V^attb II tarterbucb ; bie handpenning, zie godspenning. =tour et; .ftige; •rab. handpers, v. = OanbOreffe. handzaam = (van personen) fed, handplak, v. = ber $1tit3er, $rittcbe. tam ; (van 't weer) banbig ; handzame wind = hand ll pomp, v.; -reiking, v.; -roer, o. = bequemer einb. anb Pumpe ; sreicbung (gew.: ilf(e)leittung, hanebalk, m. = Zacbbalfen; onder de h.. en t^ilfgreiftung); orobr. = uttter bent Zacbe, unter bent ,t abnenbalfen. hand llrug, m.; -sehel, v. = ,anb rat:fen; haney et, 0.; -gekraai, o.; -gevecht, o.; ,grocfe. kam, m. = Oabnen let ; ber ,ruf (ogetcbrei); handsehoen, m. = Oanbfcbub; h .. en met .gefecbt (ber ofamt)f); •famm (in alle bet.) bont = e mit q3e13; iem. den h. toewerpen = hanepoot, m. = (eig.) ,toctbnenfut; (schrift) einem ben 0. bintverfen ; den h. opnemen = grabenfut ; (scheepst.) Oabnenpoot. ben ,ts. aufbeben; trouwen met den h. = per hane ll spat, v.; -spoor, v.; -stap, m. = ber $rofttration betraten ; ze is geen kat om zonder (abnettl Nat (ber .tritt, ber Buctfur3); ber h .. en aan to pakken = tver mit ibr anbinben porn; ofcbritt. tvM, muf3 borficbtig fein ; fie ift eine ,Denne mit hanelltred, m.; -veer, v.; -voet, m. = C~poren. ,abnen tritt ; •feber (fig. „vechtersbaas" = handschoene fabriek, v.; -1e(d)er, o.; 91aufbolb ; „boos wijr bOte Sieben); ofttf3. -rekker, m.=toanbfcbub ilfabrie; .feber. ; orecfer. hang, m. = .tafen, .01ingebafen, Me Oiinge; handsehrift, o. = bie Oanbfcbrift (in alle alducberpiat. bet.); (manuscript) VanugfriPt; in h. = hangar, m. = ,Dangar(b). 931anuffril3t, banbfcbriftlicb. hangboog, m. = Scbtuibbogen. handschroef, v. = Oanbfctraube. hanglibrug, v.; -bulk, m. = brittle handslag, m. = anbfcbtag ; verkoop op .baucb. h. = Zerfauf fm ; iem. lets op h. beloven = hangebast, m. = Octlgenftricf. einem Om in bie .anb ob. mit 4)anbictrag I. hangen, h. = (intr.) bangen, bangen, (tr.) berfprecben; belofte op h. = bag Oanbgeri3bnig. blingen zich h. = ficb (er)biingen; gehangen handllspaak, v.; -Spiegel, m.; -spier, v. worden ?= (auDgebtingt tverben; aan 't geld, -spnit, v. = ,Danblifiteicbe (ber •baunt, ofpafe); aan iems. lippen h. = am ebetbe, an icing. ofttieget ; ber 'meet; ,fprite. 2ippen ; aan de letter, aan ?t uiterlijk h. = handtastelijk = banbgreifficb. ant Oucbitaben b. (baften), am Kuf3ern de handl tastelijkheid, v.; -teekenen, o.; kleeren h. hem aan 't lijf = ob. fcbtottern iijm -teekening, v.; -vaardigheid, v. = Oanblo ant 2eibe ; iem. niet alles aan den neus h. = greifficbreit; oseicbnen; .8eicbitung (Unterfcbrift); einem Ili* and auf bie %ate Wilbert; 't hangt ,fertigfeit. als droog nand aan elkaar = eg ift obne hangen. 266 hard. jeben Bufammenbang ; hij hangt van leugens streek, m. = Oatt411tunrft (.Harr); ,inttritiabe; aan elkaar = er Mgt bat 8Iaue born .timmet tnurftftreit. 4erunter; 't hangt van allerlei onzin aan elkaar hanteeren, h. = (pen, penseel, zwaard) filbren, = bat, ebattfie ift ber reine Unfinn ; hij hangt van bantieren, 4anbbaben. grappen aan elkaar = er ift ber etnige 13offett% Hanze, v. = anfa, ,Danfe. Hanzeaat = reif3er; bij iem. blijven h. = bei einem 4. ctilfeat. Hanzeatisch = banfeatift. bleiben, fit bei einem auf batten; aan iets (een Hanzeistad, v.; -verbond, o. = tOanfeliftabt; koop) blijven h. = ettv. ant T4ein friegen; ber .bunb. wat hangt mij boven 't hoofd? = mat, ftebt hap, m. = Oappert, Ziffen; een h. in iets doen mir bebor, bebrobt mid) ? zoo'n reis hangt er = in ettn. belf3en; in een h. was 't verdwenen in = foftet ein fcbtnerd (6elb, h. heeft geen = mit einem Vale War e& berunter(gefcblucft); haast = nitt fo eilig, bie Sate Oat fine een h. ergens naar d. = flat env. ftnaPPen; Bite; 't hangt nog in de lucht = et fcbtnebt (brok) bat Shia, R3rocfen, Q3iffen; hij weet er (41ingt) not in ber 2uft, babon Iii f3t fit not een h. en een snap van = er fennt bie Sate nicbt4 mit (etnif3beit fagen; dat hangt tegen- nur (bructffitiicfmeife ob. nur barb; h.1 = fcbnappl woordig in de lucht = bat tie& beutfiutage haperen, h. = (van machines, van de stem) in ber 2,uft; 't hoofd laten h. = ben nopf L. ftoden, waar hapert 't ? = boo bapert Ivo briicft laffen ; ik laat me h., ale = it taffe mit tno liegt (ftecrt) bie Scbtnierigfeit ? er hapert 4. Wenn . .; met h. en worgen = mit tangen iets = bie Sacbe Oat einen Oaten; daar hapert unb 8iirgen, mit Vtcb unb grad); een stofwolk wat aan = bamit hapert et; 't hapert hem aan hangt over den weg = eine Staubtuolfe btingt geduld=0 fel* *it ob. mangelt *It an @ebulb ; fiber bem Sege; 't huis hangt to huur hapert er iets aan? = febIt bir ettv.?; zonder ift fitt berutieten; de boomers h. vol vruchten h. = One etoden, ffief3enb, gellittftg. = bolter griitte; hij zit te h. = er bangt papering, v. = bat Stocfen, bie etodung. in !einem Stu4I, lungert berm; hangende hapje, o. = ber a3iffen; ber nunbboa; Q3itten; tuinen = btingenbe @tirten; met h .. de pootjes t.iippcben; ber Orocfen, Orticfcben; lekker h. = = mit 4iingenben Cbren; de zaak is nog h.. de ber 2ecferbiffen, tecferer Ziffen; dat is geen = = bie Cade ift not in ber Stmebe, biingt nod), bat ift fin Spaf3; 't is me een h.1 = eine ift not unentftieben; de onderhandelingen zijn fcbi3ne (angenebme) IZercbitte 1 je bent een lekker h .. de = bie Zerbanbtungen fcbtneben; h de (lief) h. = bu bift mir ein fauberer Zoget ob. ein de beraadsiaging = Intibrenb ber beratung. ft One& Strliutcben. II. haugen, o.: 't h. van den heuvel = ber happa I = fort 1 Meg 9.1.bbang bet Oiiget&. happen, h. = fcbnappen, belf3en, tappers; naar hanger, m.= (sieraad) bat Oebiittge ; bat iets h. = ma) ettn. fd)rtaWn; in iets h. = in ii)at&gebtinge, bat (Zegen) Webent; gleiberbafen; ettn. beif3en; lucht h.=2uft ftiipfen ob. fcbnapPen. (scheepst.) Olinger, danger. happig = begierig; (gauw) eiffertig; (gulzig) haugerig = luftla, matt, untnobt. giertg, balapig ; ik ben er volstrekt niet h. op = hanggewelf, o. = btingenbe& Oetniilbe. it bin gar nicbt barauf berfeffen ob. erpitt. hangijzer, v. = ber .t)iingebafen; een heet happigheid, v. = Oegierbe, (sterker) (bier. h. = ein beifte Sate. har, v. = (van scharnieren) angel; de deur hangkap, v. = freitragenber Zatftubl. staat op een h. = bie ilr ift angelebnt ob. balb haugkast, v. = ber ateiberftranf. offen. hangketting, m. = bie tiiingefette. hareeeren, zie arceeren. hangklok, v. = taanbubr. hareeleeren (plagen), h. = barcelieren. hang Ramp, v.; -lantaarn, v.; -mat, v.; hard = (van eieren, korst, water, waarheid, -oor, o. = Oiingelltampe; otaterne; %matte; .obr. les, woord, meester, werken e. d.) fiart; (hard- hangop, m. = Eluarfflife. vochtig) bartberbig, (van winter) 4art, ftreng ; hangplant, v. = 4tingenbe $flattfie. (van tijd, strijd) hart, fttner; (van koorts) hangli slot, o.; -stelling, v.; -vru.eht, v. = 4eftig ; (van kieur) grett; (vriezen, regenen, Otingellfcblof3 (Zorbiinge, Zortegefcbt.); bat waaien e. d.) ftarf; (loopen, rijden, varen) %geriift; %fruci) t. ftneti; (schreeuwen) taut; (werken) Tart, hang wang, v.; -werk, o. = tOtittgell bacfe ; fcbrver; h. op iets aandringen = ftarf ob. febr auf ettv. bringen; h. als een kei = fteinbart; hanig = beif3bliitig, bitig, fantPftuftig, biffig, ik ben zoo h. als een spijker = fo arm tnie eine kirtentnatt&; 't h. hebben = e& fcblett Hanna = anna, .Dannten. Ijaben, einen fcbtveren Stanb baben; een h. hannekemaaier =,tottanbganger, (lomperd) hoofd hebben = einen Often (fcbtveren) now 076robian, 5tOlpet. baben, fcbtner bon Tiegriffen rein; h. in den Hannes = Gannet; (sul)%ropf, etoffet, Ti3ffel, bek = 4artmtiutig ; h. van stal loopen = offer. eifrig anfangen; 't is h. noodig = e& ift hannesen, h. = (treuzelen) brucffett; (kletsen) bringenb nOtig, nottnenbig ; jets h. noodig heb- fttnaten, quaffeln ; iem. h. = einen ben = ettn. nottnenbig braucben ob. bebilrfen; h. Hannover, o. = annober. Hannoveraan rood = fnattrot; h. tegen iem. zijn = Bart = Oannober(an)er. Hannoverseh = ban: gegen einen fein; 't gaat h. tegen h. = finer nober(i)ft, banni3ber(i)fcb. gibt nacb, et get @matt gegen %Malt; hij Hans = Oan4 ; tanner, Zobann(0); H. komt zal 't hard te verantwoorden hebben = door zijn domheid voort = ber Zuni= bate er tnirb einen fcbtueren Staub ljaben, man rnirb tiicf; H. Fortuinig =pant int OM; zie ook ism Bart fiufeten; h ..e turf = tarter Tort, groo t. Zaggertorf; 't valt h. dat te bewijzen = Hansa, Hanse enz. Zie Hanze enz. bait ftiner (ob. 4art) bat . .; 't valt h. dat te Hansje, o. = Olitt&ten. moeten beleven = et !mint einem Bart an, hans(s)op, m. = bie Rattbofe, bie eiSembbofe. ftifft einem 4art ob. tvirb einem fcbroer bat erteben hansiworst, m.; -worsterij, v.; -worste- fiu ntilffen, h. van gehoor zijn = ein barte& hardbekkig. 267 harp. 03013r ttbett, fc4tber=, 4art4i3rig fein; h. wor- zeef = Oaarfieb ; h. kleed = 4lirene4 Oetbanb. den (van wonden) = (b)erbaricDen, h. ziek II. haren, h. = (huiden) ab4aaren, abViren, = fcWber fraud; om 't h..st = urn Me 4actren; (zeis) bengetn, aaren, fdjiirfen, ('t haar Bette; zie ook achteruitgaan, dobbel, verliezen) rub 4aaren. gela g. harent: te(n) h. = bei Or (au Oaufe), in hardbekkig = flartmliulig. iDrem (RBott)Ort. harddraven, h. = bit Zrab rennen; 't h. = harenthalve, -wege = i4ret4arben, .tbegett. b0 Zrabrennen. harentwil: om h. = *ettbegen, (um) *et. harddraver, m. = Renner, ba& Rennpferb ; Willett. h. van luie Kees = zie hardlo op e r. harerzlids = i4rerfeitL harddravertj, v. = ba& taettrennen. harig = f)aarig, bebaart. harden, h. = (metalen) Virten, ('t lichaam) harigheid, v. = Oaarigfeit. abVirten; tegen koude en hitte h. = gegen haring, m. en v. = ber Gering; versche, gezou- nate unb bite aW, an . . . getvobnen (ge? ten h. = frit*, gefaisene teringe ; als h. in ta)nen), unentpffnblicb ob. gefiiigto& maven een ton zitten -= tole Me Oeringe (in ber Zonne) gegen . . . ; zich h. = fist) ab4. ; iets niet kun- fiten, eingeplifett rein tole Me Oeringe; daar wil nen h. = OW. nit auWIten ob. ertragen ik h. of knit van hebben = id) WM toiffen, fiinnen ; 't ergens niet kunnen h. = 0 too tbie'& bamit augi4t, Inte' bamit ft* ob. tole id) nid)t auaften fanners; ik kon 't in huis niet baron bin. langer h. = (ook) 0 lftt mid) ni* flinger itn haringachtig = frringartig. it auf e. haring II bilk (-schijn), m.; -buts, v.; Harderwijker = t.arbernAlfer (%intbobner -graat, v. = OeringCl Kid ; =bilfe; .grate. unb 93ticfling). haringlijager, m.; -kaken, o.; -koning hardgeel = artgetb. = Oering4 fidget ; .Eaten ; ,fiinig. hardligieterij, v.; -glas, o.; -gram, o. = haringlikooper; -nering, v.; -net, o. = ber Oartll gut (ber ScDaten., RaPfetouf3); =OW ; Oering&II Vinbter; ber .*tnbel; met. :grog. haring!' pakker; -salade (-sia), v.;-schip, hardhandig = berb, ra4, attbfeft; unfanft. o. (-schuit, v.) = OeringClpacfer; ber .falat; hardheid, v. = (van metalen, water, enz.) 1ctiff. Otirte; t^art4eregfeit, vgl. hard. haring II ton, v.; -vangst, v.; -visscher = hard 11 hoofdig ; -hoorend (-hoorig) ; ittering4 ',tonne (bat =fat); ber %fang ; .14:ter. -huidig = ctrtilfiipfig ; .4iirtg (gew.:icOmer, haring II vieet, v.; -vioot, v. = ba& Oering411. fitirig) ; :Viutig. =fleet; ,ffotte. herding, v. = .01irtung, WbVirtung, vgl. hark, v. = Oarfe; (Zuidd.) ber Recf)en, zoo harden. stijf als een h. = fo fteif tbie ein 43fat)t, tote ein hardkop, m. = .tiartfollf. etoctftfC 't is een stijve h. = ein fteifer Zerenftier. hardleerseh = ungeletyrig, giber bon R3e= [harkebuseeren (doodschieten), h. = arre, griffen, ftupib. bilfieren, erfcbieten]. hardlijvig = Dartfethig, beritopft. [harkebuster = Krfebilffer]. hard II lij vigheid, v.; -lood, o. = tiart 11 = harken, h. = ctrfen. leibigfeit ; •bid Otntimonblei). harkerig = fteif, fOraern. hardloopen, h. = fcnerf(t)aufen, rennen. harlekijn, m. = tiariefin (ook vlinder en hardlooper = Renner, So4nerf(1)iiufer ; h. van rups); Oan&tourft. luie Kees = Me Rennidmecfe, ber 92B(Vpeter; harlekijnspak, o. = ,t)artefitt&fteib. hij is geen h. = er fommt nid)t bom ate& , h.. s harlekinade, v. = Oariefittabe. zijn doodloopers = dip guff taugt nidA. harleveensch: (op zijn) h. = fonberbar. hardbekkig = artnlicrig (in alle bet.). harmonica, zie harmonika. hardnekkigheid, v. = tt^artntidigfeit. harmonic, v. = Oarmonie ; h. der sferen = hardop = taut. .t.. ber S134iiren. hardrijden, h. = fcttert(f)aufen, rennen. harmonieeren, h. = barmonteren. hardrijder = %Wenner, Scf)nett(I)liufer. harmonie 11 leer, v.; -mnziek, v.; -orkest, hardrijdersbaan, v. = Rennbabn. o.=,D a ratonie II ref) re(Oarntonif); %tnufif; ,or*iter hardrUderij, v. = ba& %Orennett, ba& harmoniens = barmonifc0. Sdntert(i)aufen, Me (eiMennberanftartung. harmonika, v. = Oarntonifa. hardroeien, h. = i4ner(rubern, wettrubern. harmonikatrein, m. = Oarmonifaattg. hardroeier = Scnertruberer. hardroeierij, harmonisch = bartnonifc4 ; h .. e toners, v. = ba& IBettrubern, Me (Ruber)Regatta. snijding, reeks, h. middelevenredige = .. e hardrood = fnattrot. Zane, Zeilung, ale*, 1.. a Eittel. hardsteen, m. = Oauftein; (stuk) ber Eluaber. harmonium, o. = toarmonium. (ftein). hardsteenen = au& Qua ber(fteinen). harmonizeeren, h. = (Irtnonifferen. hardstikkedood = maufetot. harnachement, o. = Oefcliirr, Me 23e? hardvallen, h.: iem. om (over) iets h. = fd)irrung. einem fiber ettr. ZornAirfe macOen, einem ebb. harnas, o. = ber .t^arnifC ber Stiirat, ber Tibet ne4men, berargen ob. beriibetn. lanjer; ik zal er me geen h. over aantrek- hardvochtig = art, ccrOersig; (ongevoelig) ken = baritber Werbe ic tuft feine grauen unempfinbricf). Oaare tbactien taffen ; iem. in 't h. jagen = hardvochtigheid, v. = torte, .f) arOeraig. einen in 0. jagen ob. bringen ; de menschen tegen left; Unempfinbtid)feit. elkaar in 't h. jagen = We leute 5ufantmeng hardzeilen, h. = ittnellfegetn; tuettfegern. t)eten. hardzeiler, m. = ecnellfegfer. harnasplaat, v. = Oarttifcl)platte. hard il zeilerij, -zeilpartti, v.= Segetregatta. harnassen, h. = f)arnif*n. harem, m. = .arem. harp, v. = Oarfe (ook een soort zeef); op de I. haren (adj.) = 4tireit, bon (au5) Oaar; h. h. spelen = Me (auf ber) 0. fpielen. harpen. 268 harthout. harpen, h. = barfen. drinken e. d.) ricb an ettn. augute (gittlitt) tun, harpenaar, harpenist = t^arfner, 0arfenift. (anders) rid) erblic0 freuen an (tat.), ricb tveiben harpligezang, 0.; -hoorn (een weekdier), an (sat.); hij kon 't niet over zijn h. krijgen m. = ber 0arfenligerang ; bie :rtnecfe. (brengen) = er fonnte a nictt fiber& brin. harpij, v. = iarpgie (ook een roofvogel); gen ob. fiber fit getrattnen; iets ter h e nemen curie, bige Sieben, Nantipile. = (fit) env. ju i .. en nebtnen ; iem. een goed, harpist = et•arfenift. harpiste= 0arfenirtin. kwaad h. toedragen = einem trobltbotten (gut harpoen, m. = bie 0arintne. gefinnt rein), itbettpotten (abet gerinnt rein); nit harpoeneeren, h. = baripunieren. een goed gutem .. en (zieookweinig); harpoenier = ,DarOnierer. dat is een pak van 't h. = bamit f ant mfr ein harplispel, o.; -speler; -toon, m. = tsar. Stein (eine 2art) bom .. en ; Um van h. en den fen II rpiet; :rpieter; .ton. van zin = ein 0. unb elite Seele ; uit 't diepst harpnis o. = bie .0arOitre, Stiff4ecb. van mijn h. = au& tiefftem ob. inneritent .. en; harpnizen, h. = barpitren. au& 0enen&grunb ; van ganscher h e = bon harpzang, m. = 0arfengerang, ba& .tieb. ganjem S S. . en; van h e gaarne = bon 0.. en harrejakkes, harrejasses ! = cjerre& I bab I gem ; van h. tot h. = bom .. en Sum .. en; oui (tad)! 't gaat niet van h e = bea get nicbt bon harrewarren, h. = (ficb) sanfett, ftreiten, fief) .. en; van zijn h. geen moordkuil maken = in ben 0aaren tiegen. etta feinem .. en feine TIIiirbergrube macben ; harrewarrerij, v. = bea ehealinf, 01ifelei, hij is goed, vroolijk van h. = er 4at ein gute4 zie ook geharrewar en gehaspel. 0., lit better bon Ratur ; ik houd mijn h. vast hars, o. = Oars. = fdj miicbte fart beratneifetn, (be)fitrebte bca harsaehtig = barytrtig. Stlintmfte; waar 't h. vol van is, daar vloeit harm!' boom, m.; -eleetriciteit, v.; -gang, de mond van over = tme& (tuobon) b0 0. boa, v. ---,-- 0ared bautn; eteftribititt ; ber ,gang. bed (babon) get (WO) ber Ounb itber ; 't h. harsig = baraig. zakt (zinkt) hem in de schoenen = bade. harslneht, v. = ber 0aragerut. feint Om in bie 0oren (Scbube); zie ook b e- harst, m. Zraten ; bra 2enbetirtilcf. nauwd, bitter, bloeden, breken, druk- harszeep, v. = 0arareife. ken e. a. hart, o. = tiers (ook in bloemen, boonen e. d.); hart II ader, v.; -beklemming, v.; -bewe- (van Afrika e. d.) bea kltutere, ba& ; (van ging, v. = 0erall abet ; .beftentmung (baa de kwestie) ber Stern; (van een pomp) Zentit, .britefen); .bettiegung. bie Zentitflappe; (van sulker, chocolade e. d.) hartliblad, o.; -boezem, m. = 0er511 Katt 0.; mijn H I = mein 0.1 dat ligt me na aan (eig. en fig.); bie .borfammer (.borbof). 't h. = tiegt mfr Te4r am 0eraen; dat kun je hart II brekend;-doorborend;-doordrin- aan je h. voelen I warm tit* gar 1 alle h . ?en gend =,erallbrettenb, .burcbbobrenb ; sergrei. bij z'n (je) elgen = aft0 recbt tit; een- fenb (.erfcbittternb). vond des h .. en = bie 0erbetaeinfatt; zijn hartebede, v. = 0erbennitte. h aan iets hangen = rein 0. an ettb. bangen; hartebeest, o. = 0artebeert (We DebrenantitoPe). h. voor iem. of iets hebben = ein fur hartell bloed, o. ; -lief; -klop, 0er511. einen ob. ettn. baben ; hij heeft h. = er bat 0.; (eta)biut; ,liebe(r) (0eraenninb, 0erabilittcben, hij heeft het h. (er) niet (toe) = er bat nicbt 0ertscben); +Vag. bar 0. babu ; als je 't h. hebt 1 = Wenn bu ei harte Rap, m. en v.; -leed, o.; -lief, o. = bea lime! 't h. hoog dragen = (in goeden zin) 0era II Katt; %eta ; 4iebcben (.1iebe(r), ,liebrte(r), bocbberbig rein, (ongunstig) ben goof (bialare) ,enKiebling). bocb tragen ; in 't h. van den zomer = mitten harteliJk = 4erbfic (in alle toepassingen); im Sommer; in mijn h. geef ik hem gelijk = ik bedank er h. voor = icf) bebanfe micb recbt innertit gebe it ibm recbt ; iets is in 't h. bedor- rebr ob. 4eraficb bafitr(ook iron.), it banfe I; dank ven = fm cjnnerften berborben; iem. een h. in je h.1 = banfe berten4 ob. bergicf); h. blij = 't lljf spreken, onder den riem steken = berlietafrob, frob; h. uitlachen I;. ob. treiblit einem Vut einfprecben ob. maven; zijn h. inch- auUetcben. ten, uitstorten = rein 0. erteittern, !einem hartelijkheid, v. = 0ergicbfeit. tts . en 3urt macben, rein 0. augcbutten; met harteloos = berata. harteloosheid, v. = h. en ziel = mit garment .. en, mit ganber 0erstofigfeit. Seete ; naar zijn h. to werk gaan = nett hartelnst, m. = Me 0ersengurt; naar h. = feinem Uitten tjanbetn, feinem . en fotgen ; natt 4). dat is taal (een woord) naar mijn h. = ba& harten (kaartspel) = Oen, %oeur; hartenlaas, ift mfr au& ber Seek gerprocben; je spreekt -boor, -heer, -vrouw, -tien = toers(%oeur)la4 naar mijn h. = bu fpricbrt mfr au4 ber Seete (,bawl;), ,bube, :battle, .5ebn. 4erau& ; een man naar Gods h., naar mijn h. = Hartenkenner .0eraengfunbige(r). ein Vann nacb bem Sunrcbe Ootte4, nacb meinem hartellpijn, v.; -pit, v. = bea tier a Web ; bca eunrcbe; h. en nieren = unb 9tieren ; .btatt. iem. iets op zijn h. drukken = einem dim an& [hartevreter (Vlaamsch) = erie4grant, 0. legen ob. auf bie Seete (auf& ( etriffen) binben, Zrummblir, Fliturrfopf]. einem etty. einrcbiirfen; iets op 't h. hebben = harte II wee, o.; -wenseh, m.; -wond, v.; ettv. auf bent .. en baben; zeggen, wat men -zakje, o. = 0ersil Web (-,eteib, her .etthfummer); op 't h. heeft = ragen, tvie 0 einem um& 0. .etatuunrcb ; .Ivunbe; ber .feutet. lit (WO man auf hem .. en bat) ; als een hart II gebrek, o.; -gernisch, o. = her 0erall. steen op 't h. liggen = tnie ein Stein (3entner. febter ; ,geretureb. fcbAber) auf hem en tiegen; 't h. op de hartgrondig =4eratiC berainnig; (adv. ook) rechte plants, op de tong hebben = ba& au& t^eraen&grunb; h. berouw = aufrfcbtige auf bent (am) recbten greet auf her gunge ob. 4ergi* fReue, Berfnirfcbung. baben; zijn h. aan iets ophalen = (aan eten, harthont, o. = 0erabola. hartig. 269 hazelaar. hartig = (van spijs) fraftig, tviirgig, 13iTant; haute-vol6e (voorname stand), v. = Onto h. woord = frtiftige& ob. ergafte& Sort; h.. e bolee. geeuw = bergbaftd Olibnen. haut-relief (hoog relief), o. = 0autrelief, barge, o. = 0ergcben, alles wat zijn h. be- 0ocbrelief. geert = did tva6 fan 0erg ficb tviinfcbt. hauw, v. = Scbote; (minder juist voor) Oillfe. hartlikamer, v.; -klep, v.; -Mopping,v. hauwtje, o. = Scbiitcbett, Me ecbote. = .0erefamtner; :flappe; ba& offol3fen. Havana, o. = cabana; h.(-sigaar), v = ,t.. hartikramp, v.; -kuil, m.; -kwaal, v. = (gigarre). ber 0ergilframpf; bie .grube, bad oleiben. have, v. = 0abe, ber let its; h. en goed = hartillijn, v.; -oor, o.; -punt, v. = 0ergllo drab unb Out; levende h. = ba& Zieb, ber linie; .obr; 410. Zieb(be)ftanb. hartroerend = energreifenb, ..ertveicbenb, haveloos = gerfumpt, abgeriffen, fcblotterig; (sterker) .erft§iitternb. havelooze school = cute filr berivabrlofte hartsehelp, v. = 0ergtnufcbeI. @affenfinber, Aumpenfcbute". hartsgeheim, o. = 0ergen4iebeitnniL haveloosheid, v. = Scblotterigfeit 2C. hartshoorn, zie hertshoorn. haven, v. = ber 0afen ; een h. aandoen einen hartlislag, m.; -spier, v. = Oerallittlag 0. adaufen; zie ook behouden, binnen- (oft013); ber •tnu&fel. loopen, binnenvallen. hartstikke: h. doof = ftocrtaub, h. dood = haven ii m. ; -boom, m.,?-bootje, maufetot, h. vol = getifroPt ob. geftopft boll. o.; -bouw, m.; -dam, m. = bie 0afenilarbeit hartsterkend = bergfttlrfenb. (.arbeiten); obaunt ; ber sbampfer; ,bau ; •batunt hartsterking, v. = ,f)er5fttirrung. (Me Bole). hartstocht, m. = bie 2eibenfcbaft, bie$affion. havenen, h. = guricbten, mitnebmen; (licha- hartstochtelijk = leibengaftlicb. melijk ook) entftellett; iem. (in een krant e. d.) hartstochtelijkheid, v. = 2eibenfcbaftlicb, h. = einen ntitnebtnen; iem., iets leelijk h. = felt. einen, etto. arg (libel) j. ob. nt. ; er gehavend hartstreek, v. = 0erggegenb. uitzien = aerfcbunben augebettl, (over den hekel hartsvanger, m. = Oirfcbfanger. halen) burcbbecbeln; gehavende kleeren laartsvriend = 0ergen&freunb. gerriffene ob. seraaufte Weber. harttonen, my. = 0ergtiine. havengeld, o. = 0afengelb, ber 0afenson. hart!' verbitidend; -verkwikkend = havenhoofd, o. = bfe Bole, ber .Dafenbantm, bera erfreuenb ; ,erquicfenb. ber .2eitbantin ; ('t uiteinde) ber VoIenrotlf, hartveriamminm v. = .0ergliibmung. ber afenfol3f, ba =bauOt. hart f verseheurend; -versterkend = haven II kantoor, o.; -lieht, o.; -meester ; bergligerreitenb (ook berg=, marferfcbittternb -mond, m.; -piaats, v. = oaf amt ; =fewer; van een gil bijv.); •ftiirfenb. •meifter (in oorlogshaven: ?*U:in); bie =eitt% hart!! versterking, v.; -vervetting, v.; fabrt (Me =infinbung, .munb) ; ber =plat. -verwijding, v.; -vices,o.=0erallftiirfung, havenlipolitie, v.; -stad, v.; -tijd, m.; oberfettung; ,eriveiterung; bie =taut. -verordening, v. (-reglement, o.); hartvormig = bergfOrmig. -werken, my. = 0afenliboligei, ,ftabt, bie hartOvrucht, v.; -water,o.;-werking,v.= spit; Me sorbnung; ?verfe (,bauten, •antagen; 0erglifrucbt; olvaffer; •ttitigfeit. zie ook -arbeid). hartll worm (rugs in kool), m.; -zak, m. haver, v. = ber Oafer ; lange h. = Ofebe, (-zakje, o.) = 0ergillvurin; •beutel. Bitbfe, fanner Hafer; ; ik ken hem van h. tot hartzeer, o. = ber Gram, 0ergeleib. gort = icb fenne fbn in= unb au&lvenbig; de hartziekte, v. = 0ergfranfbeit, ba& .leiben. paarden die de h. verdienen, krijgen ze niet haspel, m. = bfe @arnivinbe, bie Seife. = $ferbe, bfe ben Oaf er berbienen, befommen haspelaar = t^afOter, (knoeier) $fufcber. (Meilen) ibn nicbt; late h. komt ook op = mit haspelarij, v. = Streitigfeit, Otifetei, Ban. ber Beit pfliicft man Oiofen. ferei, ba& @estinf, Scbererei, Stambelei. haverll (de)gort, v.; -gram, o. = oafer II haspelen, h. = (garen) bafpeln; alles door gripe; :gr(0. elkander h. = ale& burcbeinanber lverfen; haverij, zie averij. (ruzie hebben) (ficb) aanren, (ficb) ftreiten, rtcb haverkist, v. = ber afevraften; als de bok in ben Oaaren liegen ; (tobben) ftilmpern ; alleen op de h. = gang appetitifcb, refit begferig ; h. = ficb !elf* beffen. (ook) im t.arbumbreben. haspeling, v. = 0afpelung. haverklap: om een h. = jeben Kugenblict, haspelstok (van een Frieschen ruiter), n3.= um jebe kiefnigfeft. 2eib. haverkneu, v. = Oolbamtner. hatelijk = gebaffig ; Nurks was h. = tvar haver II meel, 0.?-moat, o.; -stroo, 0.; -zak, gebtiffig; (stekelig, scherp) angillab; (sneu) m. = Oafer utea; =mats; =ftrob ; =fact (aan den berbrietlicb, iirgerticb. kop van een paard gebonden: autterbeutet). hatelijkheid, v. = @ebliffigfeit, 9.Ingilgo [havezate, v. = ba& Mittergut, ber =fit]. licbreit. havik, m. = ,t)abicbt. paten, h. = baffen, dat haat ik in hem = haviks klauw, m.; -kruid, 0.; -neus, v. = ba4 4 affe tcb an ibm, ba& ift mfr an ibm ber, bie 0abicbt&liflaue; •fraut; •nafe. batt; doodelijk h. = ; zich gehaat [hawaar = ba faf; an !]. maken =fit berbatt macben. hazard, o. = oafarb. hater = ,t.affer ; aeinb. hazardspel, o. = 0afarbfWel. hausse (stijgen van beurswaarden), v. = hazelidistel, v.; -gehakt, o.; -hak, m. = 0auffe; op een h. speculeeren = auf eine 0. afen biftel ; 'Refit; bfe •bacte. fbefulieren. hazeljjaeht, v. ; -klaver, v.; -kop, m. = haussier = it.catiffer, $rei&treiber. 0afenlliagb; ber :flee (ber Sauerflee); ofolpf. hautbois, zie hobo. hazelaar, m. = 0afel(ruf3)ftraucb, bie Oaf el. hazelatuw. 270 hechtheid. hazellatuw, v.; -leger, 0.; -lip, v. = ber van, of ... = eg bat ben 9thfcbein (ffebt aug), Oafenilatticb; =lager; ofcbarte (sliiiie). algob . . . ; ik hob jets met hem gehad = icb hazellihoen, o.; -Innis, v.; -noot, v. = babe ettu. mit ibm gebabt; moet je mij h.? .0afelfibubn; =ntaug; =nub. = gilt eg tuft? ik moet niets van hem h. hazelli worm, m.; -wortel, m. = ,t4 af et II ttntrnt = ber faun tuft geftobten tverben, ber egiftiert (bie Oftnbicbleicbe); bie stnurget). filr micb (ilberbautit) nicbt; ik moot niets van hazellmond, m.; -natuur, v. = bie it)afeni= die geleerdheid h. = fcb lifeffe auf biefe Gie= fcbarte (0munb); -art. tebrtbeit; ze h. 't koud, warm = fie frieren, hazepad, o.: het h. kiezen = bag ,f)afenpanter finb fart, ibnen ift Warm, fie rtnb Warm; ik heb ergreifen. 't niet op horn = ft mag ibn nit, bin *it hazellpeper, v.; -poot, m.; -pootje (plant), nfcbt griin; ze h. 't over den oorlog = fie o.; -slaap, m. = ber t afenpfeffer ; ble 43fote flirecben ilber ben (bon bem) Shim; daar h. (ber ,ftzt); ,tifi3tcben; ,fcbtaf. we 't niet over = babon ift nfcbt bie glebe; hazel' spoor, o.; -sprong, m.; -strik, m. = we moeten 't van de vreemdelingen, van de bfe oafenll fliur (bie ,fabrte); Orung ; bag =gam verdiensten van mijn oudsten broer h. = tuir (Me %fcbringe). flub auf Me remben, auf ben lerbfenft nteineg hazelivel, 43.; -vieesch, o. = Oafenffeti (ber Mellen Zruberg angetniefen; we h. 't nit de :balg); :fletict) (gebraden -vleesch = ber ,t alert, courant = tuir D. eg aug ber Beitung; hij wil braten). niet h., dat ik uitga = er suit( nil* (Wen, hazewind(hond), m. efttbbunb; (Rus- felben), bat . . . ; ik wil er moor van h. = sische w.) ruffifcber (langbaariger) 8. (Zarfoi); babon WM fcb ntebr tniffen; (spreekw.) h. is (kleine Ital. w.) bag einbliiiel. h., maar krijgen is de kunst = b. ift b., H. B. S. (Hoogere burgerschool = Were aber befommen ift bie St unit ; gehad is eon Oilrgericbute). arm man, h. is er beter an = beer ift ber H. D. (Hoogstdezelve = 0i5cOftberfelbe; ((den.) t4abicb, afg ber Vitticb of ber ilabegebabt ift Oiict)ftbero). emit armer Vann of fitr bag eebabte gibt ber H. D. (Hare Doorluchtigheid = fibre Zurcb: ,Nbe fein @db. lamb? hebberig, [hebbig] = babfacbtig, DaDgferia, he! = (aanroep) bel beba I bo 1 (vreugde) ac! begfertg. bet; (pijn, smart) acD I a 1 ab 1 (bewondering) heblust, m. = bie .0abittcbt 0! ba! act)! et! ib ! (verachting) ab I bat)! dat Hebr. (HebrePn = %braer). is mooi, he 1 = bag (it fcb5n, tvag 1 (bite 1). Hebreer = %brae; Oebriter. hebbeding, o. = Zing, bie ateinigfeit, bie Ifebreenwsch = (b)ebratfcb. 2alibatte. hebzueht, v. = itiabfucbt. hebbeliik = orbentlfcb, anftanbia, manierlfcb. hebznehtig = babfitcbtig. hebbelijkheid, v. = (Ode) VIngetnobnbeit. hecatombe (offer van 100 stieren, groot on et"), hebben, h. = baben; iems. h. en houden = v. = befatombe. fentg. ganseg tab unb gut, (scherts.)fein ganaeg I. hecht (handvatsel), o. = deft, ber (riff ; Oabcben unb Zabcbett, hij moet nu maar h., 't h. in handen houden = bag 0. in ber .0anb wat er op staat = nun mag ef 4 b. ; daar heb bebatten; 't h. in handen hebben = bag 0. in je 'm = ba ift er, ba baben Mir tbn; links Oanben baben; iem. 't h. uit handen nemen = heb je een brug = HO& fiebft bu (fiebt man) etnem bag t. aug ber ,t4anb nebmen (Minben); eine eriicfe; dat zullen we eons h. = bag ik geef 't h. niet uit handen = icb faffe nth Mogen ttitr mat tun ob. ntacben; hij kan niet veel bag 0. nicbt aug ber (f)anb bitnben. h. = er faun nicbt bid bertragen; hij had to II. hecht (adj.) = (tart, folib, felt; h. en stork spreken, to verschijnen e. d. = er hatte au = ftarf unb bauerbaft; h .. e vriendschap =-- fprecben 2c.; eindelijk heb ik hem aan 't work tette B,reunbicbaft. = enbticb babe icb On an bie 9trbeit gefrfegt: hechtdraad, m. = Oeftfaben. ik heb niets aan hem = icb lann ibn au nidpg hechten, h. = beften; een woad h. = eine gebraucben, er ift mfr au nicbtg nut (nine); ik Bunbe beften ; een lint aan een kleed h. =-- weet niet, wat ik aan hem heb = tcb teeth ein 8anb an ein ateib beften; de vriend- nicbt, tvoran icb mit ibm bin, tvie icb mit lipt schap hecht ze aan elkander = . . . berbinbet ob. baran bin; wat h. we or aan, dat to zien ? = berfnillift fie; (losjes naaien) anbeften, anretben; inag baben tuir babon, bag au feben ? wat heb zijn zegel aan iets h. = ettn. unterfcbreibett; ik aan dien tuin? = tnag babe id) bon bezn zijn hart aan iets h. = fein ,i)era an ettn. ban, l3arten? ik heb er niet aan = eg Ili* mfr gen; den blik op iets h. = ben Mid auf ethi. nil* of ict) faun eg nicbt bertverten; iets, iem. beften ; een beteekenis (zin) aan iets h. = bij zich hebben = ettu., etnen bei fill b. ; efnen Sinn mit eth). berbinben; waarde aan loopen van beb ik jou daar of loop je niet, iets h. = elner Sacbe 8ert bettegen (beimeffen), zoo heb je niet = tauten tvag bait bu (b3ag Bert barauf teen ; ik hecht goon waarde aan fattnft bu, tvag bag 8eug batty; eenrekenmeester voorteekens = (ook) icb Date nicbtg bon Zor, van heb ik jou daar = ein Recbentneifter tute ell:ben; zich aan iem. h. = ficb an elnen bangen, nur ether, ein famoTer R. ; daar heb je (h. we) einem anbangen; zie ook gelo of, gewicht, 't all = ba b. tuir We Oefcberung ! ba b. Mir eg I gehecht. zij h. goad praten = fie b. gut reben; ik wist heehtenis, v. = (licht) oaft, (zwaarder) bag niet, hoe ik 't had = id) Muf3te nicbt, bite Oefangnig ; in h. nemen = in aft an Zerbaft) mir gercbab ; hoe heb ik 't nu met je? = tote nebtnen, berbaften; in h. zitten = ftcb in .tzaft b. tuir 0 nun miteinanber? hoe last heb (in Zerbaft) beffnbett, int 05I4eflingittg fiten ; voor- jij 't? = thiebiel Ubr bait ba? hij heeft iets loopige h. = Unterfucbunggbaft ; een jaar h. = van zijn broer = er bat ettu. bon (einfge emu ,Z15ctbr Qilef. ittAtiVeit mit) feinent Zruber; ik wou, dat hij heehtenisstraf, v. = Oaftftrafe. iets van zijn broer had = id) ivitnfcbte, er hechtheid v. = Starfe, gertigfeit, Soli. Date etto. bon feineut 8ruber; 't heefter jets bltat. hechtmiddel. 271 heenvoeren. heehtlimiddel, o.; -plaster, o. = Oeftfis Heemsklnderen: de vier H. = bfe bier mittel (Rfebem.); .Offatter. Oaimongfinber. hechtrank, v. = Ranfe. heemst, v. = ber etentalbe. hechtwortel, m. = bfe Rfattnertmtrael. heen = bin; h. en weer = lafn unb ben; h. heet., hectare, v. = bag (ber) Oeftar. en weer loopen = bin unb ber, ab unb au ob. heettsch (teringachtig) = beftticb. au, unb ab geb(e)n; loop h.! = geb mfr! 't gaat hectolgram, o.; m.; -meter, m. = met hem zoo wat h. = eg gefjt fo feibficb ob. nitt eDeftollgramm; bag (ber) Alter; bag (ber) aum betten mit Mut; (van een zieke e. d.) hij meter. is al to ver h. = er in fcbon au Weft erunter; hectografeeren, h. = beftograPbferen. ik weet wel, waar hij h. wil (fig.) = tvo er HEd. (Haar Edele = fibre noblgeboren). Wang Ha; wear moat dat heen? = tvo fort heden = beute; de dag van h. = ber beutfge bag Wang? h. en terug = bfit unb Audit; Tag; op h. = beute ; h. ten dage = beutautage; hij is over de Berate jeugd heen = er fit fiber beutigen Xageg, am beutfgen 5tage; nog h. = bfe erfte jugenb bittaug ; ik ga er h. = icb not feet; tot op h., tot h. toe = big auf beute, gebe bin. big tett, bigber; van h. of = bon b. an (ab); heenbrengen, h. = bin., fort:, tvegbringen. de krant van h. = bfe beutige Beitung; het heendringen, z. = (intr.) bittbrittrien; (refl.) h. = bag toeute; h.! = bu, mettle Belt I bu, rich binbrangen; door iets h. = burg ettv. bins Ifebe Beft ! hedenavond, -middag enz. = teute burcbbringen. abenb, b. mittag 2c. heendrulpen, z. = (berfcbiimt) abbfeben, hedendaags (adv.) = beute, beutautage, tvegs, babotticbleicbett. gegentvartig. hedendaagseh (adj.)=beutig, heengaan, z. = bins, fort., tveggeb(e)n ; (ster- gegentviirtig, mobern. ven) bingeb(e)n, beftngeb(e)n, binfcbeiben; daar hederik, zie herik. gaat 3 uur mee /teen = bag nimmt ob. fottet heede, v. = ,t5ebe, bag Berg. bref Stunben; daar gaat de heele dag moo heel = gotta; h e kleeren, schoenen = game heen = (ook) barilber bergebt bet game Tag; Welber, Scbube; h. goad = g. gut; h. mooi = met eon bulging h. = flcl mit einer %erbeu. g. fcti3n, net* tcbEitt; bij h e troepen = gung embfebfen. ganaen (bellen) Oaufett; eon h. besluit = heengitiden, z. = babingreften; over lets gamer ob. tvicbtiger Mnticbfut ; een h..e kerel = (losjes) h. = fiber ettv. (bitt)tvegbilPfen. ern gamer pert; h. zijn jeugd = teine game heenkomen, o.: een goad h. zoeken ficb ugenb ; h. Holland = gam, boffanb ; een h..e aug bem Staube macben, fhb brilden. geschiedenis = erne g e Oefcbicbte; h. wat heenloopen, z. = tveg., fortgeb(e)n, .faufen; beter = bebeutenb better; h. veal, h. wat = loop heen! = geb mir! geb both geb mfr bocf) recbt bief, far bier; h. wat anders = gam ettv. ab ! over iets h. = ettv. nacbfliffig bebanbeftt; 91nbreg; h. wat drinken, regenen = gebi3rig losjes over iets h. = fiber ettv. tvegbilpfen. trinfen, regnen ; hij meant, dat hij h. wat is = heenmarsch, m. = 45fnmarhb. er blinft ficb ettv. Grot3eg ; die kamers zijn h..e heen llmoeten, h.; -mogen, h. = Wee museums = finb orbentficb(e) Kliuteen, h. niet fortIlmftiten; sbilrfen (er h. = bin . .). = gar nicbt ; h. en al = gam unb gar. heenpraten, h. = ing b3taue Wein fcbtvat. heelal, o. = Seftaff, Uniberfunt. ben; over iets h. = nur to tveiterpfaubern heelegaar = gam unb gar. otine fhb ettv. merfen au fajten. heelemaal gam (unb gar), naught, Offig ; heenrels, v. = .t5fttreffe. h. nets = (ook) rein gar nicbtg ; ik stond b. heenrelzen, z. ab., tveg., fortreifett. verbluft = War (ftanb) orbenttfc (fOrtnficb) heenrit. m. = Me ,f)infabrt, ber 6ittrftt. berbfilfft. heenrollen, z. = forts, Imp, babonroffen; heelen, h. en z.: een p er soon heelt een bet Leven rolt heen = 'rota babitt. wonde, een been = erne $erfott furfert erne heensleepen, h. = f ort., fthttcbreboett. Outtbe, emit R3ein ; de wonde heelt = bfe lunbe heendinken, z. = babinfcbtvinben. belt; de tiid zal uw verdriet h. = tnfrb beinen heenslulpen, z. = (fhb) fort-, babon., tveg, Rummer beifen; (den dijk, eon scheur in een idifeicben; fangs de huizen h. = ficb an ben muur) beffen. Otiutern bittbrilden. heelendal, zie heelemaal. heensnellen, -spoeden, z. = babin., fort., heeler = ,efter. tvegeffen. heelgoed (papierf.), o. = Gianaaeug. heenstappen, z. = tveg., babott., fortfcbreiten; heelhuids: er h. afkomen = mit better Oaut zie hem daar h. = rteb, bile er ba einber. babonfommen. fcbreitet, (trots) einberttorafert; over iets h. heeling, v. = 4,eitung. (fig.) = fiber ettv. bintvegfeben, .geb(e)n; over heellIkruld, 0.; -kunde, v. = Oefflfraut; alle bezwaren h. = ficb fiber acre Oebenfen :funbe (=fun% %birttrgie). bintvegte#en. heelkundlg = tvuttbaratlicb, cbirurgifcb ; h e heenstulven, z. = (van de menigte, asch, e.d.) = eunbarat, %birurg. tveg., babonftieben; zie de auto's daar h. = heelkunst, v. = 45eilfunft, %birurgie. ffeb, title bfe gfutomobife babinfaufen.' heelmeester = QBunbarbt. heentrekken, z. = forts, tvegAfebett. heelshulds, zie heelhuids. heenvaart, v. = tlinfabrt, .reife. heelslag = Man& heenvaren, z. = fort., tvegfabren; (flg.) heelwortel, m. = bfe Oelftvurgel). babinfabren. heem, o. = ber Oof. heenvileden, z. = babingeb(e)n, binffieben. heemhond, m. = ISofbunb. heenvllegen, z. = fort., babonffiegen; heemraad, m. = ('t college) bag Zehtamt; (lid daarvan) Zeicbfcbi3ffe, Zeicbgegtvorne(r). heenvlieten, z. = berffiden, babinffidett.j heemraadschap, 0. = Zeicbantt, Me 51Defc4. heenvoeren, b. = fort., ivegfilbren, (ergens bertvaltung. nit.) binfilbren. heenvracht. 272 heeten. heenvracht, v. = Oittfracbt. (43faffen., Stiiniggtafelbirne); .recbt (erunbrecbt) heenwaalen, z. = bin., tvegbmben; zijn [heergewaden, my. = (f)eergetvlite, .gerlite, mantel waait om hem been = Wait ob. flattert .geinebbe]. um ibn berum, (umftattert) tbn. heerig = tuft ein (Derr. heenweg, m. = Ointbeg. heerlijk = berrticb ; (kostelijk) b., fiiftliC heenwerpen, h. = (woorden) (ba)bintberfen. tnunberboidl; (prachtig) tuunberfcbiitt, tvunber. heenwillen, h. = forts, tbegtvotten. bog; (poet.: hoogverheven) bebr; h. goed = heenzellen, z. = forts, bin., tbegfegeln, .fcbiffett. bet Oerrenfit, bag .gut, ber ebelbof, bag bet heenzenden, h. = forts, h3egfcbiden; (iem. gut, berrfcbaftlicba (tut; h. recht = Oerren., uit zijn dienst) entlaffett, teen taffen. t,errfcbaftg., @runbrecbt. heenzweven, z. = (ba)binicttreben. heerllikheld, v. = Oerrticbfeit, (macht, I. beer = Derr; (in 't kaartsp.) ; dames gebied) ierrtidgett, Oerrfcbaft; (bezitting) bag en h .. en = meine St amen unb j.. en ! den ,t)errengut, ber sfit, ber ebelbof. H. P., juwelier = k,errn Zs'utrelier 43.; zijn heerloos = berrentog. eigen h. en meester zijn = fan antler fein; heermoes, o. = ber alcferfcbacbtetbalm. een heel h. = ein antler t..; de h. des hulzes heeroom = (bet) Derr 43farrer. = ber born Oaufe (beg Oaufeg); jonge _-_-- beersehap, o. = bie Oerrentbilrbe; ber (bor. ittnger gt,.; onbeleefd h. = unbiifiticber 43atron; ttebme) Derr. de (mijn) onde h. = bet atte O., mein Ater; heersehapplj, v. = terrfcbaft; &Watt ; de h.. en van den raad = bie .. en bom onder Engelsche h. = unter englifcber Derr: Rat; raar h. = netter fauberer Ourfcbe fcbaft; h. voeren, uitoefenen = bie Oerrfcbaft (3atron), ibunberticber itau3 ; h. der schep- filbren, augitben ; zich van de h. meester maken ping = ber Scbiipfung ; den h. spelen = bie p. an ficb reif3en ; geen h. over zich zelf, (uithangen) = ben .errn fpielen ob. macben; hij over zijn armen of beenen hebben = feine loopt langs 's h .. en straten = er ift ein &Watt itber ficb, titter feine &me ob. Q3eine 43ftaftertreter, treibt gob auf ber Gaffe berm; baben. („God") de H. hebbe zijn ziel = Gott babe heersehen, h. = berrfcben (ook van ziekte, iljn feelfg; de dag, het huis des H .. en = bet Zag, stilte, duisternis, wanorde, drukte, partij, bag iaug beg Oerrn; in 't jaar des H .. en = godsdienst, wind e. d.); h. over = berricben im Zobre beg t^eilg (beg Oerrn); onze lieve H. fiber ; de h .. de meening, richting, smaak = = miler (Heber) Oerrgott; ooh h = act bu bie (bor)ljerrfcbenbe Oeinung, Thticbtung, ber Heber t. acb Oerrie wel h., bewaar me = (bor)berricbenbe Oefcbmace; (van epidemien nein, trite ift'g miigticb ! bu, Lieber Oerrgott bon ,woeden") graffieren, Mitten, berrfcben; onder Zacbgbacb h e mijn tijd, zie h e e re m ij n tij d; de h .. de omstandigheden = unter ben ob. (spreekw.) groote h en hebben lenge armen tbaltenben Umfainben ; verdeel en heersch = (handen) = flute t^erren baben fringe Oiinbe, trenne unb berrfcbe. met groote h .. en is 't slecht kersen eten = heerseher = t.erritter. mit groten Oerren ift nip* gut kirfen effen; heersehersblik, m. = Oerrfcberblicf. strange h .. en regeeren niet lang = geftrenge heerschzneht, v. = 45errfctfucbt. it)erren regieren nicbt lange; wat de h en wijzen, heersehzuchtig = moeten de gekken prijzen = Wag bie aiirften heesch = beifer; (schor) raub. geigen, tnilffen bie Untertanen tatmen; niemand heesehheid, v. = .0eiferfeit, inctubeit. kan twee h .. en dienen = niemanb faun atvei heester, m. = Straucb ; halve h. = 4)albitraucb; erren bienen ; zoo h., zoo knecht = Mie ber (elk jaar tot den grond afstervend) bie Staube. err, fo ber knecbt (Stiener) of Me ber Vetfter, heesteraehtig = ftraucbartig. fo ber Steifter; zie ook e en lo o p en d, gr o o t.heestergewas, o. Straucbgeiblicbg. II. heer enz. (leger) zie heir enz. heet = beif3; tjl ig; (van spijs, drank, tranen, heerachtlg: h. voorkomen = Oerrenauflereg, strijd, dag, zone) belt; h ..e koorts = bit)igeg .anfebett; h. gekleed = tole ein gefteibet. aieber; h. blood = bilOga ob. beiteg tut; h. heerbaan enz., zie heir.. enz. van aard = bit3ig ; op h e kolen staan = heerde, zie kudde. tide auf brennenben noblen fteben ; kokend h. heereartikel, o. = ber Oerrenartifet ; zaak = rtebenb beif3 ; britbbeit ; zoo h. als vuur = van h.. en = bag errengefcblift. brennenb tjeif, belt tbie aeuer; h. van den heereboer = 2anbtvirt, ,t)err48ctuer, tierrens rooster, h. van de naald = brilbtbarm, funfel. Bauer. nageineu 't ging er h. toe = eg ging bat heereboon, v. Bucfer., Salatbobne. tier ; in 't heetst van 't gevecht = in ber heeredienst, m. = aronbienft, bie drone, (gri3f3ten) itlit3e beg natnpfeg ; ergens h. op zijn bie ttrrenfrone. = auf ettv. erlaicbt ob. berfeffen fein; h. en koud heeregoed, o. = ber t^errenfit. uit 66n mond blazon = felt unb Warm aug heerehuls, o. = berrfcbaftlicbeg Oaug; (op einetn Ertunbe blafen ; ik hob al voor h er een landgoed) Oerrenbaug; (hoogerhuis in vuren gestaan = icb babe fcbon Scbtberereg Pruisen en Oostenrijk) terrenbattg. burcbgemacbt; men moat 't ijzer smeden, als heerejeel = berrie I 't h. is = man muf baf3 %ifen fcbmteben, fo heerekleeding, v. = ,t)errenfteibung, .garbe, lange (veil) eg beif3 ift; zie ook bak e r en, robe ; gemaakte h. = Oerrenfonfeftion. betrappen, gloeiend, hangijzer. heereknecht = 2afei, Ziener, .2ibreebe= I. heeten (heet maken), h. = beit ob. warm biente(r). marben, ertuarmen, erbiten. heereleven, o. = ferrenteben. H. heeten = beif3en; hoe heet je = tote t. heerelogement, o. = berrfcbaftlicber fgaftbof ; Cie? naar iem. h. = nacb einem b.; hij beet (slang) IZefiingnig, 9h. Sicber. P van zijn voornaam = fein R3ornatne ift 43, heeremlintljd I = bu Liebe Belt! bu meine mit !einem R3ornanten beitt er 43; hoe beet dat Beit in 't Duitsch? = note beifit bag auf Zeutfcb ob. heereilpeer, v.; -recht, o. = Oerrenli birne im Zeutfcben ? dat met nu mooi h. = bag heethoofd. 273 heiljgheid. foil nun fcbiin b.; het heet, dat = d be*, heidellgrond, m.; -kruid, 0.; o. = tvfrb gefagt, man bebautdet ob. man MA, bat ...; efbe~boben; .fraut; slanb. iem. lets h. = einem (einen) ettn. b.; wie heeft heiden = (alg.) (f) elbe; (in 't biz.) 8fgeuner ; je dat geh. = tier bat bit ba4 gebeff3en? hij aan de h .. en overgeleverd zijn = in be& heette mij op te staan = er bief3 ntfcb (mfr) Xeufel& kit* geraten fein. aufgufteben; iem. lets h. liegen = fagen ob. heidenapostel =- Oeibenapoitel, Oeibettbeo bebauhten baf3 einer ettn. Mgt, einem ettn. in& febrer. eeru* feugnen; iem. welkom h. = efnen heidendom, o. = (t^eibentunt. fommen b.; hoe heet men dat? = fife nennt heldenseh = befbnifcf); (versterkend woord) man ba& ? een man N geheeten = ein allann, beibenntiitig, eiben ; h. leven, lawaai; h. genannt (mft %amen natnen4 weer = (f)etbenll tam ; ,tvetter. heethoofd, m. = tiftfol3f, ,t5eff3fporn, aeuer% heldin = efbin. foof. heideliplant, v.; -rook, m.; o.; heethoofdig braufefObfig, -vlakte, v. = ielbellPfiange; stand) Vi3ben. heethoofdigheid, v. = 2efbenfcbaftlid)feft, rand)); .telb ; oftticbe. Gibe, ,f)eftigfeit ; beftige& (aufbraufenbe&) Zeal=helduk (Hong. lijfknecht) = t.eibucf. perament. helen, h. = rannen; (palen) efttrammen ; (den heetloopen, z. = (van machines) f ids beft grond) aunfiiblen ; het zit er bij hem geheid laufen; h., o. = earm., t^ettfaufen. in = e& fit,t bet ifjm anaubliifcblicb ; een ge- hefboom, m. qt,ebel. heide solo = efn bombenficberer, unberlier, hefboomsarm, m. = ebelarm. barer ob. ficberer Solo. heffe, v.: h. van 't yolk = ber Mbaunt ob. ber heier = IRammer. Kudtourf be4 Zolfe4, her nfebrigite $13bet. heikant, m. = ,f)efberanb, ,t.etbefaunt. heffen, h. = beben, erbeben; gewichten h. = hell, o. = ,ett; eeuwig h. = 0134;0 ,f)eil, @etofcbte b.; de hand ten hemel h. = bfe Mtge Selfgfeit; 't is voor uw h. = 0 Ment .t^ctnb gum itrammel erbeben; belastingen, gu .brem 4eil ob. Sobt, gu Z5brent gieften ; zijn rechten, schoolgeld h. = Stenern, 8iine, Scbul: h. in de vlucht zoeken fein O. in her atudit gab erbeben (beben); iem. op 't schild h. = fucben ; iem. h. en zegen wenschen = einem einen auf ben Scbilb erb.; een kind ten doop unb Segen ob. Otilcf unb tviinfcben; ik ver- h. = eftt Sfnb ilber bfe Zaufe batten ob. att4 her wacht er geen h. van = id) ertvarte Mitt bid Xaufe beben. Oute4 babon ; ik zie er geen h. in = id) febe heifer = %rbeber. ben 914en babon ntcbt (ein); h. u! = bir hefting, v. = (van belastingen) %rbebung; 't Leger des Hails = Me teil&armee. (in de metriek) h. en daling = Oebung unb hells! = gentacb (ook) beba Senfung. hellaanbrengend = beftbringenb. hefoffer, o. = Oebopfer. heiland = Oeitanb. heft, zie hecht I. heilbede, v. = her Ofilcf:, Segen&rounfcb. heftig = beftfg, (opvliegend) aufbraufenb ; heilbegeerig = beil&begferig. (geweldig, krachtig) gemaltig, (hartstochtelijk) hellil bind, o.; -hot, m. = ; •butt. lefbenfcbaftlfcb, (onstuimig) itiirtnifcb. heildronk, m. = Zrinffprucb, bfe 03efuttbbeft. heftigheld, v. = .0eftigfeft, 2etbenfcbaftficbfeft. heilgoed, o. = ble @nabengabe. heftnig, o. = Oebeseug, ble Oebetabe. heilgymnastiek, v. = .tettonmaitif. heg, v. = Oecfe, (lebenbiger) Bann; hij weet heilig = (in bijna alle verbindingen); h. nog steg = er remit weber Sege nod) Stege; h..e alliantie, oorlogen, Schrift, Maagd, Stad = over h. en steg = iiber tot unb Stein (iiber beilfge %Mang, ariege, Scbrift, cjungfrau, Stabt ; Stocf unb Nod), fiber Oecfen unb Orabern. de H .. e Vader, Stoel, Geest = her ,Dettige heggekruid, v. = Me 93/fere, ber Ellefricb. Rater, Stubl, %eft 't H..e Land=ba4bettige ob. heggesehaar, v. = $5ecfenfcbere. gelobte 2anb ; o, h . e onnoozelheid = o bet. H.E.Geb. (Hoogedelgeboren = Oocb(tnobl)? lige %infalt ! 't H e Roomsche rijk = ba& geboren). beilige ramficbe Refit beutfcber glation ; nets hegemonie (opperheerschappij), v. = tt/ege. is hem h. = nfd)t& ift ibm b.; iem. h. ver- Monte. klaren, spreken = einen b. fprecben; hij is nog H.E.Gestr. (Hoogedelgestreng = Sobrge. h. bij zijn broer = er fit emu etliger neben boren). fefnent Oruber ; ik was in de h e overtuiging I. het (werktuig), v. = lRamme. = fd) War her beffigen iibergeugung ; 't H e 1I. zie heide. der H .. en = ba& Vinerbeitigfte; h e distal = III. hell (int.) = el bet ! be ! ; te hei of te fij = Ziftterbiftet; h. hout = t^eitigenbolg. but ober 13 tut 1; zie ook b rug. heiligbeen, o. = Streugbefn. heiaal, m. = Me alingelnatter ; ook voor heiligdom, o. = ,t)ettigtum. ha zelworm. heilige = .0effige(r). heibaas = Otattint(m)effter. heiligellbeeld, o.; -bloem, v.; -dag, m.; heibel, v. banbfefte& Seib; (ook) bi3fe -dienst, m.; m. v.) = Sieben, Zracbe. tieilfg en II bflb ; .43ffange ; -tag; .bienft ; .fcbein heiblok, o. = bey inatninflot?her alammbiir. (.glang, bfe (Tork). heillboender, m.; -boer; -brand, m. = heiligeljlegende, v.; o. = Oefligen .0eibehbefen; .bauer; .branb (bat .brennen). gefcbicbte (.Iegenbe); sleben. heidaar I = beba! helligen, h. = bellfgen; 't doel heiligt de heide, v. = t^etbe ; ik wou, dat je op de middelen = her 8tved befffgt bfe Efttet ; den Mooker h. zat = fcb toollte bu totireft bort, too Zondag h. = ben Sonntag b. ob. beifig batten. bet $feffer toticbft. heiligevereering, v. = Oeflfgenberebrung. heideaehtig = eibeartig. helligheld, v. = Oefligfeit, in een reuk van heidebloempje, o. = Oeibebliintcben. h. staan = fm 'sent* her ,O. fteben ; zijn H. heidebrem, v. = her Olinfter. (de paus) = Seine Oelligfeit. TAN GEIDEREN Duitsch Woordenboek. IT. 18 heiliging. 274 helderheid. heiliging, v. = tleiligung ; (van den Zondag hekeling, v. = Oecberei, ba4 Zurcbbecbein, e. d.) O., eiligbaltung. bah 8ior3ftellen, bah $erfifiieren. heiligmaken, h. = beiligen, being macben. hekelmaehine, v. = Oecbermarcbine. heiligimaker; -making, v. = Oeiligifs hekelllschrift, o.; -teal, v.; -zucht, v. = mater; .ntacbung. bie edwiliblifctrift; 'rebe (Scbintbf:, ebottrebe); heiligsehennis, v. = entbeiligung, %tit. Mutt. tveibung. hekkespringer = Sbringin&ferb, Zurfcbe, helligverklaring, v. = Oeitigibrecbung. Sl'unbe. heilkruid, o. = t4eilfraut. heks, v. = t^ege (in alle bet.). heilloos = f)eitto4; (verfoeilijk) berrucbt; heksellei (paddestoel), o.; -keuken, v.; (noodlottig) berbtingni&bort. meester = .tiegenfi et ; sfilcbe; smarter. heilrijk = 44boa, regen&reicb. heksen, h. = begen. heilserum, o. = .0eifferunt. hekseOproces, o.; -sabbat, m.; -toer, m.; heilsleger, o. = bie ,f)eil4armee. werk, o. ber .f) egenProgr3; =fabbatb ; bie heilsoldaat = Oeil4forbat, Sofbat %brifti. .funft (bie egret); stverf (bie Oegerei). heilwenseh, m. = Segetth., elildtuttnrcb. hekserij, v. = tiegerei. heilzaam = beirram ; (nuttig) beitf am, heksluiter = ber 2e#te (einer Meibe), bers heimeltjk = beimticb, beritoblen; h e wensch jettige ber eine 91eibe abicbrief3t ; (jongste kind) = beintlicber euttfcb ; h. pad = beimlicber ob. ge. bob 91ertblifcben. beitner Raeg ; h. verdriet = gebeinter Summer; hekwerk, o. = IZItteriverf. h. gemak = ber Rbtritt, bie getuiffe Bequem. hekt., zie he c t. licbfett. I. hel, v. = ,V3rie; een h. op aarde = eine 0. heimelijkheid, v. = teintricbfeit. auf %Oen ; loop naar de hi = gel (fcbere bicb) heimwee, o. = Oeintiveb. bum Zeuret! een kind der h. = efn 0i3llenfittb ; Hein = ,t5eitt5, einricb ; vriend H., magere H. zoo donker als de h. = fo finfter tvte bie (de dood) = jreunb .,efn, areunb grabber. fobrbecbrabenrcbtuar5; hij vloekt alle duivels bein. uit de h. = ber fcbtviirt bem Teufel efn Obr heinde en ver = theft unb breit, arientbalben; ab ; hij heeft de h. in = er ift bitterbi3fe. van h. en v. = bon fern unb nabe. II. hel (adj.) = (Licht) ; (niet troebel) !tar; heining, v. = ber Baun; (van planken) ber (schel klinkend) ben. 8retter,aun, $lanfe. helm = bobs 1 beba ! gentacb Heintje = ,tein5, Oeinoten; H. Pik = ber helaas = tether, tether eott0 ; h. hij heeft Xeufer, ber Scbtuar5e, junfer iflotfut, ber 't niet molten beleven = tether bat er ; 0i3rnlemann, ber eottfeibeiun4. h. niet = tether nein. heir, o. = .eer. held = tielb (in alle bet.). heirilbaan, v.; -ban, m.; akracht, v.; heldeldaad, v.; -dieht, o.; -diehter = -Leger, o. = ,teerllftrate; .battn; ,e4fraft (fig. tielbenlitat; sgebicbt (de soort: bie .bicbtung); biibere eetuart); =lager (,eer). .bicbter. heirook, m. = til3benraucb. heldeldood, m.; -eeuw, v.; -feit, o. = heirllschaar, v.; •vaart, v.; -weg, m. = Oelben Rob ; bd. s(aeit)alter ; bie stat. 4:verllfcbar; sfabrt; .tueg (bie sftrate). heldelifiguur, v.; -geest, m.; -weed, m. = heists! = r7eif3a! tjeffaI t^elben gertalt ; .geift ; smut. heisteren, h. = (trans.) fiber ben Oaufen helder: (tegenst. van do f, gesmoord, donker) tuerfen, itberauricbten; (intr.) Itirmen, fbeftafern, bell; h ..e klanken, tonen, stem, oogen, sterren, runtoren. kleuren = bate grange, dine, Stinune, atugen, hek, o. = (van tralies of vlechtwerk) (fitter, Sterne, garben ; de zon schijnt h. = Me Gonne (grooter) (fatter; (aan trappers, balkons, brug - fcbeint bell; h. klinken = bat erti3nen; (tegenst. gen enz.:) eatinber; (van gevlochten ijzer- van troebel) fiat; h. water = flare& Saffer ; draad) ber 9245ctun ; (van latten) ber Stafet,, h e olie = flare& 451; (tegenst. van vuit) .2attettactun; ijzeren h. = (ook) eifern0 Stafet; rein, Tauber, reinlicb ; h. linnen = refine ob. faubere (deur) bie (fitters, 2attens, eattertilr, (breed 8iifcbe ; 't ziet er altijd h. uit fiebt hunter genoeg voor rijtuig) eittertor ; (hekwerk) Tauber au?,; een h. dienstmeisje = efn rein. eittertuerf ; (bij een overweg van spoor e. d.) licb0 Zienftntlibcben; h. weer = belle ob. beitere4 bie Scbranfe, Me Zarriere; hij sluit 't hek = Better; een h e lucht = efn flarer ob. beiterer er (be)fcbriett bie Refbe, foment 5urel3t; de h.. ken &Simmer; h e oogenblikken = belle (licbte) zijn verhangen = bad Ciittcben bat ficb getuetbet, 9.ittgenblicfe; h. bewijs frarer ob. beutlicber Zes bie Ilmitanbe baben gednbert ; hij is nog goad ibei4 ; h. verstand = !rarer ob. baler Zerftanb; bij 't h. = er ift nod) rU tilt; zie ook dam. een h e kop = efn offener got)f ; h .. e voor- hekel, m. = (vlasb.) bie .t.ecbel ; ik heb een stellingen, begrippen = flare Zorfterrungen, h. aan hem = icb mag ibn nicbt, icb bin ibm Zegriffe; de zaak is mij nog niet h. = ift mir nicbt grim, bab ibn auf bent Stricb, (sterker) nods nit !far ob. beutlicb; zoo h. als koffiedik = icb babe einen Sibertrifien gegen ion, er ift fo flar tvfe bide Xinte ob. tvie grotbrilbe; een h. mfr berbarit ; ik heb een h. aan vleien = Scbmeis inzicht in een zaak hebben = efn flare ob. beut. djetei ift mir autuiber; ik heb er een h. aan the einficbt fn eine Oa* baben, fiar in einer (ik walg er van) = efert micb an, ift !Mr Sacbe feben; nu is 't mij h. = (ook) jet tnibertartig ; iem. over den h. halen = einen reucbtet eb mir efn; 't staat mij h. voor den burg bie Oecber aieben, einen burcbbecbein. geest = eb ftebt mfr flay bor ber Seete. hekelaar = (eig.) .0ecbter; (fig.) grittier. helder blauw; -blinkend; -bruin = bale. hekeldieht, o. = bie Satire, Sbottgebicbt. Kau; .gran5enb ; ;Braun. hekeldiehter = Satirifer, Satirenbicbter. helderlidenkend; -geel bat benfenb ; hekelen, h. = becban ; (fig.) burcbbecbern, .gerb. burg bie Oecber geben, burcbnebnten ; (spottend) helderheid, v. = 45erligfeit, grarbeit, perftgieven. Oefterfeit, fftetnlic§feft (vig.helder); helderol. 275 hem. de h. van de stem = ber belle Mang ber Stimme; Sanbrobr, bob /MIL ber Stranbbaf er, bob de h. van de sterren = bie 0ettigreit ber 0elmgra4. Sterne. helmbloem, v. = ber 2ercbenfOorn, 0oblbutr5; helderol, v. = .0elbenroge. (ook „monnikskap") ber Sturntbut, %ifettbut. helder sehitterend; -stralend; -ziend = helmdak, o. = 0ermbact. Dettigitinenb (.1eucbtenb); .ftrablenb, sfebenb helmdraad, m. = Staubfaben. (oficbtig, icbarMcbtig). helmdnif, v. = 0aubentaube. helderziendheid, v. = ber Scbarfblicf ; (van helmet, o. = ber 0etnt. een somnambule) ba4 0ettfeben. helmhoed, m. = 0ettn; Sonnenbelm, Zro. heldellsage, v.; -tenor, m. = 0elbenllfage; OenbeInt, 0elutbut. =tenor. helmkam, m. = 0elmfamm. heldelltijd, m.; -tang, m.; -zanger = bie helmknop, m. = Staubbeutet. 0etbettilbeit; .gefang .(b0 .Ifeb); .bicbter. helmkruid, o. = Me R3rauntvurb. heldhaftig = beibenwittig, DethenDaft. helmplant, zie helm II. heldhaftigheld, v. = ber 0eIbenmut, 0elbens helm ipinim, v.; -vizier, o. = ber 0elm baftigfeit. bufeb ; :Wier (ber .fturs). heldin = 0elbitt. heloot, (Spart. staatsslaaf) = .elote. helen, h. = bebten; gestolen goederen h. = help: och, lieve h.! = at, bu Heber 0intmet! 63eftoblend D. helpen, h. = belfen; iem. h. = etnen b. ; heler = 0ebter; de h. is zoo goed als de steler daar is geen h. aan = ba bilft ob. ni4t nicbt4, = ber it,. ift fo gut (fcbtecbt) trite ber Stebter; bem fit nicbt abbubelfen ; dat helpt niets = 0. flub Stebter. bob bilft ob. unlit nicbt4; dat allesheeft geholpen Helena = 0etena, 0elene. om de zaak tot een goed einde te brengen = helft, v. = 0tilfte; de h. duurder um Me bob arte4 bat babu befgetraaen, Me ea* . . . ; teurer ; lets th de h. doen = ettv. in Me help! = bilf ! ob. st Ottfe I iem. aan zijn tetten, etiv. balbferen; ik ben op de h. van werk, bij 't kleeden h. = einem bet bet blrbeit, dat book = icb bin auf ber . ; voor de h. beim Knfleiben D.; iem. aan een betrekking klaar = bur fertig, Datb fertia; mijn andere, h. = einem att ether Stette berbetfen ; een betere h. = uteine Nebtilfte, beffere 0. meisje aan een man h. = einem Tftlibcben ju Helgoland, o. = 0efaotanb. einem 93/anne berbetfen ; iem. door 't werk helhond, m. = 03ftenbunb, Berberu4. heen h. = einem burg Me Krbeit binburcb. Helikon, m. = ber 0elifon. Deifen; iem. door de wereld h. = einem heling, v. = 0ebterei. burcbbelf en, burl Me Sett b.; iem. in 't on- hellogralle (mechanisch vermenigvuldigen geluk h. = einen augrunbe ricbten, fhb Ungtiicf van fotografieen, ook: zontelegrafte), v. = (Zerberben) fttirbett; ik kan 't niet helpen = 0eliograbbie. icb faun nicbt4 bafiir, e6 ift ntcbt meine ectutb; Helios (zonnegod) = ik kan 't niet h., maar ik geloof = icb helloscoop (zonnekffker), m. = 0elioffoO. faint mir Mitt b., abet icb gtaube ; iem. hellotroop, v. = ba4 eteliotrol), Me Sonnens met geld h. = einem mit Melb au&beffen, tvenbe. waarmee kan ik u h.? = tuomit faun ic?cjbtten hellebaard, v. = 0ettebarbe. (aan tafel e. d.) tvomit fann icb bienen ob. hellebardier = 0ettebarbier. auf marten? iem. onder den grond h. = hellebrok, m. = 0iittentvicbt. einem unter ben l8oben (Me %rbe) ; iem. Helleen = .0effene. Helleenseh = DeftenticD. wait de wereld, van kant h. = elnen in& hellen, h.: de tafel helt = ber Zifcb bangt Zfenfei0 befi3rbern, etnen beifeite (nub ber Sett) liter; de weg belt (loopt schuin af) = (zacht) TcDaffen, einem ben tbaraub matten, lets nit ber Sea fenft fit, nefgt (sterker) fft abs de wereld h. = eine Sacbe nub ber Sett fcbiiffig, faat (nacb Vtorben 5. ab; (op) fcbaffen ; iem., zich er uit h. = einem, r-4 fteigt (an); heuvel, die naar de rivier helt = berau&belfen; etnen, itcD beratareiten; iem. van 0iiget, ber ficb nacb bem aft* bin abbacbt, den wal in den sloot h. = einem bom l3ferbe ber nacb bent all* bin abfiitlt. hellend = auf ben of et b., bon bent Olegen in Me Traufe iiberbiingenb, f Icb fenfenb, Rd) nefgenb, abfcbiiffig, b.; (te h.): hij is niet te h. = ibm ift nit* abfaftenb, anfteigenb (vgl. he Ilan); h. vlak = ltt b.; zich weten te h. = ficb 5u b. tviffen, fcbtefe (genefgte) Nene. (met inf.) iem. h. trekken, duwen = einem Hellenisme. o. = ber 001enigma. bieben, fcbieben b.; iem. jets h. onthouden = Hellenist = ettenift. etnen an ettu. erinnern; ik help 't je wen- helleipijn, v.; -spook, o.; •vaart, v. = schen = fit tviinfcbe eb mit Mr of mir tviire 0i3itettlitvin (squat); ber ogeift; .fabrt. fcbon recbt, zie ook almachtig, been, hellegveeg, v.; -vorst = ber 0i3tteni bracben beetje, brand, droom, dut, grond, (bet .befen, Me Wife Sieben); ofitrft. handje, war, weg e. a. helling, v. = (van een vlak, een /in) Oteigung ; helper = 0etfer; (knecht) Oebitfe. (van een spoor-, straatweg) 9leigung, Kb% helpster = (bebttf fn. fcbilffigreit, Senfung ; (naar boven) Steigung ; helpzeel, o. = Tragbanb, ber Tragriemen. (van bergen, heuvels e. d.) ber tribbang ; (aan helsch = bnifcb; h. lawaai = blittifcber, de zficle van een straat, dfik) Q3Ofcbung; (van nthrberifcber ob.beibenmatiger2iirtn,05gentiirtn, rivieren e. d.) Senfung, bet 5a; (op scheeps- ber sfbertaret, 0eiben . . .; dat h..e wijf = bob timmerwerven) 0etting; de stroom daalt met fatanifcbe ob. teuffige Seib; iem. h. maken = zachte h. af = ber Srom Mat mft fanfter efuen bbfe macben; h ..e machine, h..e steen Senrung ; h. 20?= 1efgung 20?of 20?9/eio = Often imafcbine, -ftein; h. donker = b. gung. finfter. I. helm (hoofddeksel), m. = 0e1m, met den Helvetii% o. = 0elbetien. Havener = h. geboren = mit bem 0. geboren. 0elbetier. Helvetiseh = Delbetig. II. helm (plant), v. = ber eanbbalut, bail hem (van hij) = (dat.) tom, (acc.) On; daar 18* hem! 276 hennepvezel. zit 'm de knoop -= ba liegt ber et afe im 43feffer, hemelrijk, o. = imutelreicb. ba Heat ber unb begraben. hemelgrond, o. ; -ruimte, v, = fauna& is hem! = bent 1 4in! getviilbe ; ber .raum. hematogeen, o. = tatnatogen. hemelehblauw; -breed = bittnnet 'Mau; hemd, o. = emb ; Engelsch h. = Oberbemb ; stuff (-breed verschillen = berfcbieben half h. = Zorbemb ; flanellen h. = 51.aneriOentb, feht). bfe glanertfacte; iem. tot op 't h. uitkleeden = hemelsbreedte, v. = (antfernung) nacb her einen big auf augaieben; tot op 't h. nat = nat 2uftlinie, in graber 2infe; Mreite, $olbabei. (burcbniii3t) big auf Me et aut; hij heeft Been hemelech = binunlifcb ; het H e Rijk = bag h. aan 't lijf = er 4at fen .. auf betn 2eibe; e Reid). zijn h. van zijn lijf weggeven = bag 4). bout hemelgsfeer,' v. ; v. ; -streek, v.; 2eibe geben; 't h. is nader dan de rok = bag teeken, o. = titntneig 11 Mare ; .fpeife; ,gegenb tit (mfr) ntiber al& her fflocf. (.ricbtung, ber :Arid); luchtstr.: Sone); .5eicben. hemdbroek (combinaison), v. = embbore, hemeltergend = bimmelfcbreienb. nombination. hemdrok, m. = Me Untertacfe. hemelgtoorts, v.; -trans, m. = thin/tag'', hemdsgboord, m.; -knoop, m.; -monw, facfel; bag :getalbe (bag airmantent). v. = (Omit) 11(en)fragen; .(en)fnobf ; .(g)tirtnel; hemelvaart, v. = immelfabrt ; Maria H. .= in zijn h.-mouwen = in et etnb(g)tirmeln, 4emb, tarfa 4). iirmelig; zie ook draadj e. Hemelvaartsdag, m. = immelfabrtgtag. hemel, m. = funnel (ook van tedikant, draag- hemelvader = binuttliftber dater. stoel e. d.); (op schilderij) t^intmet, Me 2uft ; hemelval,m.= bintmlifcbe ob. giittlicbe Sprat b e; heldere, bewolkte, bedekte, donkere, tropische, We 03i3tteribracbe. Italiaansche, zachte, politieke h. = beiterer, hemelllversehijnsel, o.; -vreugde, v.; tvolfiger, bebecrter finfterer, tropiftber, italieni. vuur, o. = bie timutelilerfcbeinung ; .freube fcber, Inner, politifcber ; iem. (iets) tot den (Pruitt 4vonne, Ofnunificbe freube); .feuer. (ten) h. verheffen = einen (ebb.) (Mg) in ben hemelwaarte = 4inuneltviirt4. , erbebett ; hij was als uit den h. gevallen:= hemellwacht, v.; -water, o. = timmel . er War tote bout et. gefallen;, in den zevenden tbacbe; .tvaffer (Ikegentu.). h. zijn = im britten ob. fiebenten . fein; den h. hemelsaligheid, v. = 4itnniffge Seligfeit. aan iem.: verdienen = ben et. um einen ber. hemelsee, v. = bag et immelguteer. bienen; 't koninkrijk der h en = bag timmel. hemispheer (halve bol, halfrond), v. = reicb ; dat schreit ten h. = bag fcbreit pm ., emifp§iire. lit bittnelicbreienb; in 's h s naam, om 's hemmen, h. = but rufen, but fagen; fhb h wil = um beg (ma) tinuttelg tvirten, in riiuipern. Qbotteg namen, um ogotteg tvillen; de h. be- hen, v. = #enne ; een h. met sporen = eine wear me = Gott bebilte, bebilte her t. ; dat .enne mit GOoren; een blinds h. vindt soma weet de h. = bag Welt her ; goeie, lieve wel een korreltje = eine blinbe finbet tvobl h. I = bu lieber t. I gerecbter als de h. aucb ein £orn. valt, zijn we allemaal dood = tvenn bey et. Hendrik = teinricb ; brave H. = guter junge, fcbltigt er ane epaten tot; zie ook (iron.) Zugenbbolb, (plant) guter teinricb. aarde, bloot. Henegouwen, o. = ber .ennegau. hemelf as, v.; ..besehrijving, v. = ittnnelg henen, zie h e en. acVe; %beicbreibung. hengel, m. = (om to visschen) bie Kngel(rute, hemelbestormer = ,immerftitruter. sgerte); (hengset) her enfel. hemelbewoner = titnmel(g)betvobner. hengelaar = Kugler. hemelblauw, o. = itnmelblau. hengelen, h. = angeln ; h. naar = ange!n hemelg bode, m.; -bol, m.; -boog, m. = nat (ook fig.) imtnelg tote; bie :fugel; .bogen. hengelkorf, m. -wand, v. = ber curer:, hemelUbrood, o.; v.; -burger = Krmforb. timmelg ff brot (titnmelbrot); .braut ; :burger. hengelgplaats, v. ; o.; -roede, v. = hemel II m.; -dauw, m. = tiuttnelg ber Kngelpla0 ; orobr; =rote. freig ; .tau (ook Ikegen, binuttlifcbe inegung). hengelgsnoer, o.; -stok, m. = bie hemeldragonder = ecbtvarpocf. fcbttur ; sitocf. hemelen, h. = (sterven) bittneln. hengeel, o. = (van mand, pot, ketet e. d.) hemelg fotograite, v.; -gave, v.; -gewelf, o; her etenfel; (van deur) bie Kugel. -globe, v. = Vininet&Iptptograp4te; %gabe; hengselmand, v. = her tenfelforb, her .getvalbe; her sglobug. Krutforb. hemelheer = err beg et intutelg. hengst, m. = engft. hemelheir, o. = immelgbeer. hengetebron, v. = ber /Rot., Eltufenquell, hemelhoog = onmet4oco; iem. h. verheffen th*ofrene. = einen big in ben t tunnel erbeben. hengsten (hard werken), h. = bitifeln, ocblen, hemeling = etimmel(g)betbobtter, .burger, fcb anon, efeln. timutlifcbe(r); engel; sglilcffelige(r). henne, zie hen. hemelg kaart, v.; -koning; -koningin = hennep, v. = bey tanf. llfarte (Sternf.); .fiittig ; .fi3nigin (eta. hennep g bouw m.; -braak, v. = tanf I bau ; lige Jungfrau). sbrecbe. hemelflkoor, -krabber, m.; -kunde, v. hennepen = banfen, blinfen, anf ; hij moest = ber intmelg 'tor; .frateer (Solfenfralor, door 't h. venster kijken = er tvurbe mit her Sky-craper); .futtbe. tanfbraut getraut ob. mit beg Seiler& Zocbter hemelgliehaam, o.; o.; -photo- fobuliert. graphie, v.; apoort, v. = ber imutelg I filrOer; hennepggaren, o.; -stengel, m.; -touw, .0botograp4te; 40forte. o.; v. = tanf Warn; .ftengel; her .itricf hemelrein = 4inndrein. .fafer. hennepvink. 277 herhaling. hennepvink, m. = Olinffing. Oirten., ecbtiferigebicbt (bag Mibff); .ffiSte; hennepvreter (plant), m. = Oanftob. .bunb. hennepzaad, o. = ber Oanfianten. herdersa hut, v.; -jongen; •knaap = hennepzeel, o. = ber tattfitricf, en zie ,irten:, 60ifferibiitte; sjunge; sfnabe. helpzeel. herdersMkout, m.; o.; -lied, o. = hens: alle h. aan dek! = alte Vann bocb, Ole bag 4) irtens, 60tiferligefinlicb ; sleben; .fieb. Vann an Zed! herdersapel, o. = 60tiferfpiel; $aftorale. hepatica, v. = bag 2eberbffimcben. herdersIstaf, m.; v. = frten:, her: h. en der = bierber unb bortbin; van 60ifferiftab ; .tafcbe (plant: bag .tlifcbcben, bag ouds her = bon afterg ber; een slot van eeuwen ttifcbeffraut, bag Siideffraut). h. = ein urafteg 60Iof3; schilderijen van 2 herdersuur, o. = bie ecbtiferftunbe. eeuwen h. = Getntilbe bon boy able' accbr, herdersHvolk, o.; -vorst; -werk, o. = unberten. Oirten boff ; ,fiirft ; We arbeit. herademen, h. = (tvieber) aufatmen. herderazang, m. == bag Oirten,, Scbtiferge. Herakles = Oeraffeg, ,erfuleg. Mott, .fieb ; bag JbIla. Herakliden, my. = Oeraffiben. herdiseont, o. = ber Dificfbigfonto, Me Mids heraldica, heraldiek (wapenkunde), v. = bigfontierung. .t.erafbif. herdoop, m. = bfe efebertaufe; bfe limtaufe heraldiek, heraldiach = berafbil0. (vgl. herdoopen). heraut = Oerolb. herdoopen, h. = aufg neue ob. tvieber taufen; herbaren, h. = tvfeber gebaren ; (ook „her- (anders benoemen) utntaufen. scheppen") umfcbaffen, umtvanbeIn. herdooper = eiebertifufer. herbarium (planteverzameling), o. = Oer. h.rdruk, m. = Reubrucf, neue of Cage. barium. herdrukken, b. = tvfeber abbrucfen; (een herbenoemen, h. = aufg neue ob. tvieber ers boek e. d.) neu auffegen; het boek wordt her- nennen. drukt = bon bem Out* tvirb ein Reubrucf herbenoeming, v.= RBieberernennung, .11301. ob. efne neue Kuffage erfcbeinen, bag Oucb tvfrb herberg, v. = bag eirtgbaug, 60enfe; (oud) fm VIeubrucf erfcbeinen. .0erberge; de waarheid kan geen h. vinden = hereditair (erfelijk) = erebtt r , erblicb. REabrbett mu f3 ing Ounbefocb of mer bie eabr, herediteit, v. = Oerebitlit, erbficbfeit. belt geigt, bem fcbfligt man ben aiebelbogen hereen(ig)en, h. = tvfeber bereinigen; (fig.) an ben Stol3f. tvfeber aufamtnenbringen. herbergen, h. = beberbergen, aufnebmen; hereeniging, v. = RBfeberberefnfgung. (bevatten) entbaften. heremiet (kluizenaar) = %remit, 4infiebfer. herbergier = dirt, sZaftivirt, 60enftvirt. heremitage (kluis), v. = %rentitage, herberging, v. = gufnabtne, Zeberbergung. ffebelef. herbergzaam = gaftfreunbficb, gaftlicb ; heresie (ketterij), v. = &retie. tvirtlicb. heretiek (ketter) = Otiretifer. herbivoren(plantetenden),mv.= erbiboren. herenten, h. = tvieberimbfen, rebafainieren. herbloeien, z. = tvieber aufbffiben. herenting, v. = Bieberimpfung, Olebafai, herboren = neugeboren. nation. herborizeeren, h. = botanifieren. herexamen, o. = 9tacbegatnen. herborist = granter., $ffansenfenner. herfst, m. = 4)erbft (ook fig.). herbouw, m. = Raieberaufbau, ook bleubau. herfstaehtig = berbitlicb. herbouwen, h. = tvieberaufbauen. herfstlavond, m.; -bloem, v.; -dag, m. = Hercules = .0erfuleg; de zuilen van H. = erbft abenb ; brume; .tag. bie .0erfulegflittfen. herfstlldraad, m.; -evening, v.; -land- Herculesliarbeid, m.; -knots, m.; -tor, schap, o.; v. = tierbitlfaben (Mt. v. = bie Oerfufegllarbeit ; bie .fettle, ber ,flifer.tveiberfotnnter, ffiegenber Sommer, alugrouttner, Herculiseh = berfufig. Sonttnerfaben, Sommerffug, Varienfaben) Hercynisch Woad (in Midden-Duitschl.) macbtgfeicbe ; bfe .1anbfcbaft; .tuft. = Oeratntifcber Bath. herfstHmaand, v.; -morgen, m.; -nevel, herdenken, h. = gebenfen, aurficfbenfen; m. = ber .tSerbfti tnonat ; mtorgen; .nebet. zijn jeugd h. = an feine augenb attrilcfb.; isms. herfatsering, v. = ataminenblutne. sterfdag h. = jetng Sterbetag feier110 geb. herfstIstorm, m.; -tkiloos, v.; -tint, v. = (fetern); iem. met dankbaarheid h. = jentg. Oerbitlifturat; leitfofe (nate ,ttngfer); sfarbe mit Zanfbarfeit geb.; aan iets h. = an ebb. (.fcbattierung). auriicfb.; denken en h. = benfen unb Weber herfstil weer, o.; -zon, v. = 4f^erbitil Wetter benfen, bin, unb erbenren. (Me .tvitterung); .fonne. herdenking, v. = ftinnerung, bag 9Inbenfen, hergeboorte,v.= 8febergeburt; (inenaiiiance). bag @eblicbtnig ; ter h. van = sum Vinb. an, hergeven, h. = tviebergeben. bum eebticbtitig (Oen.); feast ter h. (van X) =-- hergroenen, z. = tvieber griinen, tvieber griin bie (2E.)03ebticOrnigfeter. tverben. herder = t.irt (in alle bet.); („schaapherder" herhaald = tvieberboft ; h e bezoeken = ook) 60iffer ; (idyllisch) 601:ger. baufige (tvieberbofte) Oefucbe; driemaal h. = herderin = .t5irtin, 60ifferin (vgl. herder). breimalig; h e malen = au tufebertotten herderinnetje, o. = Oirtett., 60iffermithcben. Oaten, tvieberboft. herderlijk = birtenmtif3fg, Itittbficb, ibigfif0 ; herhaaldellik = Wieberboft, au tvieberboften (van geestelijken) birt110, feefforgifcb; h..e Veen, efnmai fiber bag anbere; iifterg, baufig, zorg = Seefforge; h. ambt = Oirtenatnt; h..e herhalen, h. = tvieberbofen ; zich h. = 110 brief = Oirtenbrief. tvieberb.; de koorts kan zich h. = bag 5 fiber herderroman, m. = 601iferrontan. fann ficb Weber einftellen. herdersIdicht, o.; v.; -hoed, m. = herhaling, v. = nieberbolung; bij h. = herhalingsgetal. 278 heroveren. tvieber, tvieberboft, au Mieberbolten Eaten, herleeren, h.: leeren en h. = ternen unb limner tvieber; in geval van h. = fin R331eber. tvieber Lenten, ftubieren unb Weber ftubieren. bolung&fal herleidbaar = (algebra) entivitfelbar. herhalings getal, o.; -oefening, v.; -on- herleiden, h.: dat alles is tot een beginsel deruts, o.; -teeken, o. = bie Sieberboo to h. = ba0 alleb ift auf emit einaige& q3rinaib lung& Ilsabl; oilbung; ber sunterritbt (in Duitschl. aurittfaufilbren; guldens tot marken h. = ber aortblibung&unterrictt); oaeirben. gulben auf lDlarfen rebualeren, in Barr um= herijk, m. = neue gicbung, ,abreicbe, (officieel: recbtten; (algebra) entiviefeln, iets op een derde Kit:bung). h. = ettv. auf eft Zrittel rebuaieren. hereiken, h. = auf neue eicben. herleiding, v. = 8uritcffil1rung ; IRebuftion; herik, m. = alder-, .t.eibenretticb ; Oebericb ; gntivicfelung, vgl. herleiden. Kcferfenf. herleidingstafel, -tabel, v. = Ellebuftion4. herinenten, zie herenten. tabefie. herinneren, h. = erinnern; iem. jets h. = herleven, z. = tvieber auffeben; tvieber febetto efnen an ettn. erinn.; wij willen slechts h., big tverben, fieb (neu) beleben; doen h. = tvieber dat . = Mir tvollen nur in erinnerung bringen, beleben; als de natuur herleeft, voelt ook de bat ; dat herinnert mij aan den tijd toen... mensch zich h. = tvenn bie Platur 14 neu belebt, = tnabnt (erinnert) mic1 an bie Belt, Ivo ; fitblt aucb ber EIRenfcb IUD tvieber auffeben (neu iem. aan een belofte h. = efnen an ein Zero belebt); in de frissche lucht herleeft men (weer) fbrecben erinn.; we h. ons een gesprek = Mir = . . . atmet man tvieber aut. erinn. unb an ein Chef Arai (eine& (ielpad)&); herlezing, v. = ba& RBfeberaufleben, bie dat h. we ons niet = baran erinn. (barauf Sieberbefebung. entfinnen) Mir unb MC; ik herinner me niet, herlezen, h. = tvieber, nocbtnal& ob. auf neue dat... = entfinne micb nicbt, bat ; her- fefen. inner je eens goed = befinne bicb herlezing, v. = aberntalige& ref en, abermalige herinnering, v. = erinnerung; de h. aan &Mire. iem. = Me g. an efnen; ter h. aan = our e. ob. Herman = .ermann. sum anbenfen an (KM); in dankbare h. voort- Herznandad: de Heilige H. (de politie) = leven = in banfbarem Vinbenfen fortleben; in bie beifige .,ermanbab. h. brengen = in e. bringen; (geheugen) ba& hermaphrodiet (tweestachtige), m. en v. = Oebacbtni# ; in de h. terugroepen = in& (deb. ber Oerntabbrobit. auritcfrufen; een kleine h. (souvenir) = eft herme (zuil met borstbeeld), v. = t^ernte. fleine& Knbenfen. hermelijn, o. = .Derittelin (dier en bont). herinnerings beeld, o.; -medaille, v.; hernielijn hl bont, 0.; -staartje, o.; -vel, o. = -teeken, o.; -vermogen, o. = grinnerung&I. ber ertnefinibefa; .fcbtvanacben; .felt. bflb; otnebaifie; oaeicben; obermi3gen. hermelijnen = au& ob. bon Oertnefin; ook v eel herkanwen, h. = mieberfauen (ook fig).; Oertnelin . . . ; h. kraag, mantel = Oerntelino h..d = mieberfauenb; h de dieren = Sieber. fragen, .mantel. fatter. Hermes (God v. d. kooplieden) = t^ertne4. herkenbaar = tvieber erfennbar ; tvieber au Hermesznil, v. = t^ertne&faufe. erfennen. hermeten, h. = tvieber ob. nocbmaf& nteffen; herkennen, h. = erfennen, tvieber erfennen; meten en h. = meffen unb tvieber meffen. iem. aan zijn gang, zijn stem h. = efnen an herinetiseh = erntetticf). feinem (range, an feiner Stint= (tvieber) erf.; hermiet, hermitage, zie here m i e t, ik herkende hem dadelijk = icb erfannte ibn heremitage. gfe4 tvieber; een plant aan de bladeren h. = Hernzien, Hermina = Oermine. eine $ffanae an ben Zlattern erf. hermunten, h. = neu bragen, umpragen. herkenning, v. = elebererfennung. hernemen, h. = (een buit) Miebernebtnen, herkenningsteeken,o.=erfennung&aeicben. tviebererobern; (rijn plaats) tvieber einnebmen ; herkeuren, h. = tvieber ob. auf neue unter. zijn rechten h. = feine Recbte tvieber gettenb fucben, brilfen ob. befcbauen, vgl. keur en. macben; woord) Heber aufnebmen ; „ja", herkenring, v. = neue Unterfutbung 2C. vgl. hernam hij = Act", berfe#e er, ertviberte er, keuring. entgegnete er of fine er tvieber an; zijn trekken herkiesbaar = tvieber tvabfbar. h. de vorige uitdrukking = nebitten ben friibern herkiesbaarheid, v. = Siebertvablbarfeit. aluBbrucf tvieber an. herkiezen, o. = tviebertvablen, auf neue herneming, v. = Siebernabine, .eroberung. tvablen. Hernhutter = Oerrnbuter; Tfiabrifcber ob. herkiezing, v. = Siebertvabl, Reutbabf ; Oabtnifcber Zruber. (tusschen hen, die bij ecrste stemming de hernienwen, h. = erneuern; (herhaten) meeste stemmen hadden) engere Zgabf, tvieberbolen. tvabf. hernienwing, v. = grneuerung. herkomst, v. = tserfunft, (owl gebruik) ba& heroen, my., zie heros. .erfointiten; de h. van een uitdrukking, een herolde (dichtsoort: helde- heldinnebrief), schilderij = bie erfunft einer tRebett4art, eine& v. = 4)eroibe. Oentalbe& ; bewijs van h. = ba4 Uribrung&% heroiek (heldhaftig) = beroifcb. aeugni4. heroisme, o. = ber Oerol4mu&. herkomstig, zie afkomstig. heroiseh = beroiftb. herkoop, m. = Sieberfauf, atileffauf; recht Heronsfontein, v. = ber Oerott6brunnen. van h. = Reebt aum fRitcffauf. heropenen, h. = tvieberi3ffnen, (van een ver- herkoopen, h. = Mieberfaufen, auritcffaufen. gadering, zaak) tviebereri3ffnen. herkrijgen, h. = Weber., auritcfbefonutten; heropening, v. = Siebereriiffnung. zijn bewustzijn h. tvieber hum 8etuuf3tfein heron (held, halfgod; my. herob n) = VIerol!, fommen, rid) erbolen. heroveren, h. = iviebererobern. herovering. 279 herstemmen. herovering, v. = Bfebereroberung. -weefsel, o. = bie Ofrttlibaut; •bautentaiin. herpakken, h. = umOacrett. bung ; ogetbebe. herpakking, v. = bag UmPaden. hersenvlies-ruggemergsontsteking, v. herplaatsen, h. = tvieber fe#en; (in betrek- = ebenicfftarre. king) tvieber einfelyn; (in een krant) tvieber hersenwerk, o. = bie kotlf,, tl eiftegarbeit. einriicfen. hersenwerkzaamheid, v.=Oebirnttitigfeit. herplaatsing, v. = efebereinriicfung. hersenilwindingen, my. ; -zelfstandig- herplanten, h. = untbftanen, tvieber pftatmen. held, v.; -ziekte, v. = Oirniltvinbungen; herrie, v. = ber Zrubet; ber Olutnntel; de h. fubftana; ,franfbeit. begint nu pas = ber St gent jest erft tog; in hersmeden, h. = tvieber ob. auf neue ftntio de h. jets verliezen =int Zrubet ob. im Mebriinge ben; (veranderen) unticbmieben. ettn. bertieren; (ruzie) Otinbet ( ), ber Strat ; herspiegelen, zie weerspiegelen. dan heb je h. = barn gibtb kr.; (lawaai) ber herstel, o. = (van de orde, den vrede) bie farm, ber Speftafel; (erg rumoerig en woest nieberberftertung; (genezing) bie eenefung, lawaai) ber 91abau; (keet in de klasse, en eieberauffommen, bie Oefferung; tot h. van ook aig.) ber grat ; met iem. (een onder- gezondheid = sur eiebergenefung, aub Oefunbo wijzer bijv.) h. maken, hebben = mit einem beitbriicffitten; (van verlies) bie Sieberein: fraten, kracb baben. bringung, ber %rfat; ; (rechsterm) afeberein, herrijzen, z. = fit tvieber erbeben ; tvieber fet3ung (in ben borigen Buitanb); (van eer, in een auf(er)fteben ; uit de asch h. = au& ber Kite ambt) atebabititation; (' t verhelpen) Me %Wife. erfteben ob. auffteigen. herstelbaar = aubattbeffern, tvieberberatt, herrUzenis, v. = Ruferftebung. fterten, tvieberberfterfbar; erfeblit; berbefferticb, herroepbaar = tviberruftit. abaubeifen (vgt. herstelle n); dat is niet h. herroepen, h. = wiberrufen; jets in 't ge- = bent fit nit abaubetfen. heugen h. = etiv. ink; Weblittnig auriicfrufen. herstellen, h.: zijn gezondheid, den vrede, herroeping, v. = ber eiberruf; tot h. = bib de orde, de betrekkingen met iem., de tele- auf S., bib auf Giegenbefebt. grafische gemeenschap, 't evenwicht h. = feine hersehapen = umgeftaffen; tvieber,, neuge. Oefunbbeit, ben grieben, bie Orbnung, bie boren; (veranderd) bertvanbett. Rieaiebungen mit einem, bie Zeiegrallbengemein. hersehatten, h. = auf neue abitiii3en. ftaft, bag eteicbgetvitt tvieberberftetten; wat hersehatting, v. = neue 91bitii#ung. beschadigd is, kleeren e. d. h. = St abbafteb, herseheppen, h. = untftaffen, (geheel ver- ftteiber u. a. aubbeffern ob. rebarieren ; (een ge- anderen) berivanbein. bouw, een muur e. d.) reftaurieren ; de geleden hersehepping, v. = Umfcbaffung, 9leuge, schade h. = ben erfittenen Staben tvieber ftaltung, Zerjiingung, Zerivanbtung. einbringen, (vergoeden) erf e#en; een vergis- hersenen (pop. hersens), my. = bag eebirn, sing, een fout (in een opgave bijv.) h. = einen bab .t.irn; de groote, de kleine h. = ball grote, jrrtum, einen gebler berittigen; zijn fout nog bag Mine (ii.; hij heeft h. = er bat .irn h. = fen Zergeben not guttnacben; een gebrek, ((rile) im St opfe , dat zal hij wel uit zijn h. een kwaad, de wanorde e. d. h. = einem (angel, laten = bag tnirb er tuobt bleiben taffen; hoe einem itbet, ber Unorbnung abbelfen ; een zieke krijgt hij 't in zijn h.? = irk fiirtt 6 iljm ein, h. = einen Stranfen furieren ob. beiten, iem. in Me fommt er barauf ?; iem. de h. inslaan = zijn eer h. = einen in feiner Glare tvieberber: einem bag .t)irn (ben Scbabel) einftlagen, bab fterten, einen rebabititieren; iets in zijn vroe- 0. aubfcblagen, einem bie knoten fm Liethe geren staat h. = etm. in feinen frilbern Buftanb ent5tveifcbtagen ; zijn h. met iets vermoeien = tvieberberfteffen; iem. in zijn erfdeel h. = einen ficb ben Stopf mit ettv. aerbrecben; wat hij een- Heber in fan %rbteit (ein)fet;en; iem. in zijn maal in zijn h. heeft ... = bulb ber ficb einmat rechten h. = einett tvieber in feitte Recbte ein. in ben ADO gefe#t oat...; ik geloof, dat 't je fetien ; 't evenwicht herstelt zieh = ftertt fit in de h. geslagen is = it glaube, bu bift nitt tvieber bet; hij werd verlegen, maarherstelde bei Zrofte ob. bu bift tot( getvorben; zijn h. ge- zich spoedig = . . . fatte ficb aber bah; hij bruiken = feinen 93erftanb gebrauten. schrok, maar herstelde zich spoedig = .. . hersenarbeid, m. = Me StoOf., 03eiftegarbeit. erbotte ficb aber bath; zich van een verlies h. hersenberoerte, v. = ber eebirttfcbtag. = fit bon einem Zertuft erboten; de vijand hersen 11 funetie, v.; -gewieht, o.; -holte, herstelde zich = fatnntette fit, erbotte fit ; v. = VrnlIfunftion; ,getvicbt; ,biible. h. z.: uit (van) een ziekte h. = bon atter hersenkas(t), v. = etsfrnicbate; ber Scbtibet, granfbeit tvieber auffotnmen. ivieberberfteaen, (fig.) ber nopf. fit erbolen, genet en; hij is h.. de = er ift auf hersenil koorts, v.; -kwab, v. = bag itirn11' been alege ber Z5efferung; voor zwakken en fieber; ber 4attOen. h .. den = fiir Scbtvate unb Gienefenbe. hersenloos = birnia, follffoil. hersteller = eieberberfterter; (van zieken) hersenmassa, v. = .Ortunafie. Lefler. hersenontsteking, v. = Rsebirnentalinbung. herstelling, v. = Olebaratur, Kubbefferung, hersen II oppervlak, o.; -pan, v.; physio- Meftauration, eenefung, RBieberberftettung, vgl. -logic, v. = bie OirnHoberffacbe; .Rate; 444, herstellen en zie ook herstel. fiorogie. herstellingsteeken, o. = 9tufti3fungbaeiten, hersenliprodnet, 0.; -sehim, v. = .0irnP (B-)iluabrat. probuff (biei.seburt); bag qleipinft (Trugbilb, herstellingsoord, o. = bie ,t)eitanftatt; h. bie Stimare). voor drankzuchtigen = TrinferaNt, Zrinfero hersensehimmig = eitet, eingebilbet, grunb, beim. fob, unbegriinbet. herstellingswerk, o. = bie Reftaurationbo hersen ii sehudding, v.; -verweeking, v.= arbeit. Oebirn I erfcbiitterung ; .eriveicbung. herstemmen, h. = not einmal ob. antic neue hersen II vlies, o.; -vliesontsteklng, v.; abftimmen. herstemming. 280 heulen. herstemming, v. = neue Rbftimmung, (als herwiseel, m. = Mildtbecbfel, Metour., aegett, geen volstrekte meerderheid verkregen is) tvecbfel, bie Mitratte. engere OW, eticbtnabt, in h. komen = in herzamelen, h. = tvieberberfainnteln. bie engere eabI foramen. herzameling, v. = bag efeberberfammein. hert, o. = ber Vrfcb ; vliegend h. = ber .f)itfcb. herzeggen, h. = toieberbolen. !lifer, ber aeuev, Oaumfcbriiter. herzien, h. = tvieberfeben, nocb einntal feben; hertachtig = birfcbartig. (een boek) rebibieren; (een opatel) node einmal hertebeest, zie hartebeest. ob. aufg neue (priifenb) burcbfeben; (een wet) hertellbok, m.; -bout, m.; -gewel, 0. = rebibieren, bertinbern. Oirfcb II boct: bie .feule ; .getreib. herziening, v. = Mebifion, Mblinberung ; hertetjaeht, v.; -tramp, 0.; -kop, m.; een h. voorstellen = eine Mebifion beantragen. -vleeseh, o. = Oirfcblijagb ; ber =part (ber I. hes (kiel), v. = Ztufe, ber kittel. .garten); stopf; ,fleffd) (gebraden h. = ber II. Hes (uit Hessen) = OeiTe. Mebbraten). Hesperiden(dochters van Atlas en Hesperia, hertog = Oerbog. bewaaksters van de gouden appelen van hertogdom, o. = Oerbogtum. Zeus) = t•aperiben. hertogelijk = erogliff). Hesperia (avondland, Spanje, Italia), o. = 's-Hertogenboseh = .0ergogenbuicb. .0egperien. hertogin = ,f)eraogin. Hessen, o. = Oeffen, Hesslseh = beffifcb. hertogs I hoed, m.; -kroon, v. = Oerbogg 1 , het = (art.) bag (ber, bie); (pron.) 0 (er, rte); but; .frone. bagfelbe (ber., biefelbe). hertronwen, h. = lid) tvieber berbeiraten, hetaere (Gr. „vriendin") = Oetiire. elite atoeite ebe eingeb(e)n. heterodox (onrechtzinnig) = beterobg. hertshool, o. = Oartbeu. heterodoxie, v. = Oeterobagie. hertsihoorn, m. en o.; -leder, o. = bag heterogeen (ongelijksoortig) = beterogen. .t.irfcb li born ; .feber. heterogeniteit, v. = Oeterogen(e)ittit. hertslederen = birfcbtebern; ,f,irfcbleber . .. hetgeen: 't g. dat = bagienige, bag (Wag); hertstong, v. = (plant) Oirfcbaunge. bag, Wag; 't g. hij doet = toad er tut; van Ir. hertsvanger, zie hartsvangerd 't g. hij zegt = bon been, tvag er fagt; ik heb hertzwkin, o. = her %berbirfcb, Oirfcbfcbtuein. hem gezien, 't g. niet bewijst . . . = . .. toctg here. (hervormd = reformiert.) nfdjt betvefft .. . hervatten, h. = ('t werk, onderhandelingen, hetman (kozakkehoofdman) = Oetman den draad) tuieber aufnebmen; de lessen h. = hetwelk = bag, trelcbeg; („hetwelk doende ben Unterricbt tvieber anfangen; de lessen enz." tot besluit van een rekest heeft in worden hervat = ber Unterricbt flingt tvieber 't Duitsch geen aequivalent). an; zijn mood h. = fetnen Out tvieber erlan, hetzelfde = bad., (ber:, bie)felbe, bag (ber, gen, tvieber But faiTen; je moat 't eens gauw bie) niimlidn; dat is 't z. = bag ift bagfelbe ob. h. ('t bezoek nl.) = fommen Ste mat bath tote. einentei ; dat blijft 't z. = bag breibt fide ber; (een bezoek) tnieberbolen; „dus" hervatte RUM). hij ... = „affo" fing er trieber an. hetzelve, zie dezelve. hervattlug, v. = Sieberaufnainne, *Reber. hetztj = lei eg ; 't zij om te spelen, 't zij om bolting; h. van de lessen = ber 8ieberanfang to werken = fei eg um au fpielen, lei a um ber ecbule. att arbeiten; 't zij alleen of te zamen = hervellen, h. = aufg neue in Kuttion bringen. fei a calein ober sufammen; 't zij gij eet, 't zij herverzekeraar, m. = Mildberruberer. gij drinkt = lei a baf3 ibr elit ober trinft, ibr herverzekeren, h. = rftcfberrtcbern. trinft nun ober eft; ibr miigt Olen ober herverzekering, v. = Milcfberrtcberung, trinfen. Oegenberfitterung, Meaffefuranb. heug, v.: tegen h. en meug = wit taibertoiften. hervormd = reformiert. heugel, m. = bie 8 Outlaw. hervormen, h. = bertinbern, berbutnbeln, heugen, h. : de tijd heugt me niet dat.. = umgeftalten; (beter maken) berbeffern. id) erinnere inicb nil* ber Beit, baf3 . .; dat hervorming, v.=Umlinberung, Umgeftaltung, zal hem zijn leven lang h. = bag toirb er fein Reugeftaltung; (staatk.) Meform, Q3erbefferung; 3ebtag nit* bergeffen; zoolang mij heugt =-- (kerkelijk) Mefortnation; (van 't kiesrecht) fotbeit 4 buriicfbenren fann; 't heugt me nog (Sabi)Mefortn. als de dag van gisteren = bag ift mit nocb in hervormingsdag. m. = Elleformationgtag. frifcbem Knbenfen ((bebticbtnig) ob. in lebbafter hervormingsdenkbeeld, o. = ber Meform, %rinnerung ; fcb erinnere micb baran nod), gebanfe. algob a geftern gefcbeben blare; dat zal je h.! hervormlngseeuw, v. = bag aleformationg: = bag Witt ii bir gebenfen ! bu twirft nod) leitalter. baran benfen! hervormingslIgezinde ; -idea, v. = (kerk.) heugenis, v. = bie %rinnerung. Meformationg., (were ldl.) Meformo gefinbte(r); heuglijk = (verblijdend) erfreuticb, frob, .ibee. (gedenkwaardig) benfbatirbig, unbergef3licb. hervormings II partlj, v.; -plan, 43.; -werk, [I. heul (brug), v. = (babe einbogige) Oriicted o. = Meformilpartei, ber :plan; bie sarbeit. [II.. heul (plant), m. = Vobn.] herwaarts = bierber; de reis h. = bie III. heul, v. en o. = (genezing) bie .t.eilung; Oerreife. (verlichting , verzachting) bie erleicbterung, bie herweging, v. = 9leuberibiegung. 2inberung : (uitkomst) bie Kugbilfe, bie Met= herwinnen, h. = toiebererobern, tvieber. tung, bie Oilfe ; (toevlucht) bie Suftucbt; (heil) erlangen; (in 't spel) toiebergewinnen; isms. bag deft. vriendschap h. = jeing. areunbicfAft tvieber: heulen, h.: h. met = genteinfcbaftlicbe Sadie ertuerben, .getoinnen; zijn invloed h. = Tanen madjen mit, eg batten mit, tatter etner cede einfiut triebererringen. fpielen (fteden) mit. heulsap. 281 hieruit. heulsap, o. = 00funt, ber Volinfaft ; (fig.) ber .0acfen (ben serf en) fetn, folgett; zie ook hak Stroll, bie 2fnberung. IV; (scheepst.) Oacfen; Vet, ,feting. heulzaad, o. = ber UtoOtt(fopf). hielband, m. = bat; Oactenbanb. heap, v. = Oilfte; hij heeft 't op de h..en = hielbeen, o. = aerienbein. er tft fcbrecflicb ithelgelaunt, er tft fit ether hielen, h. (scheepst.) = Weien. furcbtbaren 2aune. hieling, v. = her ,Ofeling. heuplbeen, 0.; -doek, in.; -gewricht, o.; hielle(d)er, o. = Kbfa4,, aerfetu, .0acfen. lieht, v. = ber Oilftlifnocben (bad :befn); bah leber. tucb; .gelenf; bah ,tveb (bfe ZOCab). hiep, hiep, hoera I = hip, bip, top, burrat heupliontwrichting, v.; -veriamming, bier = bier; (richting) bierber; h. to lands = v. = tifIftliberrenfung (-lunation); .Itibmung. bier gu 2anbe, biergulanbe; h. ter plaatse hear, zie haar II. (stede) = am biertgen fade; de kooplui h. = heureka („ik heb 't gevonden") = ettrefa. bie biefigen Stauffeute; naar h. = bierijer; ik heuristiek (leer van 't methodisch vinden ben niet van h. (h. vandaan) = id) bin nicbt van de slot voor een opstel e. d.), v. = bon bier; h. en dear = bier) unb ba; fteffetv t.euriftif. tveife; zie Bens h.1 = rteb mai ber 1 h. met het heuristisch (zelfvindend) = beuriftifcb. geld! = ber mit bent eetbe 1 h. schuins over heusch = (voorkomend) guborfonttnenb, ge = bier quer gegenither; tot h. = bid bierber. Wig; (beminnelijk) Iiebenbtvilrbig, artfg; hieraan = i)ieratt. (vriendelijk) freunblicb; (werkelijk) tvirflicb, hierachter = bier Witten (tvobnen); hier ed)t; (in ernst) tut %Tuft, ernftlicb; (werkelljk, schuilt lets achter = ba ftedt ettu. babinter. inderdaad) toirflicf), ivabrfid), in ber Zat. hierarch (kerkvorst) = ttterarcb. heuseheitik, zie heusc h. hierarchie (rangorde van (geestelijke) macht- heusehheld, v. = ,Otifficbreft; areuttblidgeft. hebbers), v. = ,)ferarcbte. heuschig = el*, tvirffici). hierarehlek, hierarehisch = bierarcbtfcb; heave', m. = ,ftilgel; (hoogte) the VIttblibe; de h..e weg = ber Wtattgentveg. (stapel) Oaufen; h. van Aiken = 2elcbenbilgel, hierbeneden = bier unten; (in deze wereld) zie ook heuveltje. bienfeben. heuveiachtig, -ig = bilg(e)lig. hierbU = bierbei; h. komt nog = bar fommt heuvelkling, v. = t.i/gelllreibe, .fette, ber nocb; h. (in corresp.) = bierbei, anbet, biermit, ritcfen. etngefctioffen, angebogen, eingefaltet heuvelop = bilgetilauf, .an. hierbinnen = bier (brinnen); (in mijn bin- heuvelreeks, v. = t.ilgelreibe. nenste) bier fm Zthnern. heuveltje, o. = fleiner Ofigel;(k/ein kereltje) hierboven = bier obey; zooals ik h. op- ber Zrefftifebocb. merkte = tale fcb oben bemerfte. heuveltop, m. = bie ,Oilgelft4e, ber Olpfel hierbuiten = obne bad. beb (eineb) ,Dilgelb. hierdoor = t)terburcO, baburcb. heuzig, zie heuschig. hierheen = bie(rAer; nu h. dan daarheen = bevel, m. = Oder. bath bierber (bierbin), bath bortbitt. hevelbarometer, m. = ber (bah) (Oder. hierin = Werth; h. hebt u gelijk = berth barometer. baben Ste rect. hevelen, h. = beben. hieriangs = bier barbel (fommen). hevelpomp, v. = .0eberbutnpe. hiermede = biermit. hevelvormig = beberfilruttg. hierna = bternact); nacbber; eenigen tijd h. = hevig = beftig; h ..e hartstocht = beftige ob. einige Bat nacbber., gemaitige 2eibenfctaft; h..e aanval = befttger hiernaar = biernacb, banal). ob. ungeffilmer afttgrfff. hiernaast = bierneben; nebenan. hevigheid, v. = ,Deftigfett; Metvalt. hiernamaals = int jenfeitb; 't h. = bah hexameter (6-voetig dictylisch vers), m. = enfeitb. ,exattteter. hiernevens = anbel, biermit, eingefeblaffen. HH. (Heeren = .0erren). hieroglief, v. = OterogIbbbe. HH. (Haar Hoogheid = Mare Oobeit). hierogliellsch = bierogitAtiC HH. EE. 0G. AA. (Hun Ed,elgrootachtbaren hierom = bierunt, barum. = ',are ,f)ocbtroblgeboren). hleromheen = um bleb berunt. HH. KR. HH. (Hun of Haar Keizerlijke hierom II streaks, -trent = (in deze streek) of Koninklijke Hoogheden = care St afferlicben bfer berm; b. zijn we Inlet Bens = bierither ob. Sti3ttigMen .t.obeitett). ob. in biefer 45infiltt finb lair nicbt einig. HR. KIL. MM. (Hun of Haar Keizerlijke hieronder = bier unten (tvobnen 2c.); wat of Koninklijke Majesteiten=Mre Staiferficben verstaat men h. = Iva& berftOt man bferunter ob. niiniaticOen Vajeftliten). ob. barunter. HH. MM. (Hun of Haar Majesteiten = Nre Hieronymus = titerontintu4. Majeftaten). hierop = bterauf, barauf. h. 1. (haars of hues inziens = tbrer Knit* hierophant (uitlegger van de Eleusinische (b einung) nacb, ihreb %racbtenb). mysterien, Grieksch kloostervoogd) = (Otero. hiaat, m. = Oiatub. pbant. Hibernia (Ierland), o. .--. .t)thernia. hierover = bierither (fcbreiben, fbrecben 2c.); hibridisch (bastaardachtig) = bibribifcb. bierbott ob. babon (fbrecben, fcbtveigen); hij woont hidalgo (Sp. edelman) = .tibalgo. h. = er tvabitt bier gegeniiber; de juffrouw hiel, m. = We aerie, ber Oaden, ble .0acfe; h. = bad artiutein brithen. de h .. en lichten = (vluchten) aeriengelb hiertegen = tergenen, bagegen. geben ; bte laden ob. aerfert weft en; burcbbrennen; hiertoe = biergu, bap; tot h. = bib bierber. (weggaan) ficb entfernen, tveggeb(e)n, iem. op hiertussehen = biergtvifcben, bagtutfcben. de h..en zitten, volgen = einem auf ben hieruit = tjterau5, baraud. hiervan. 282 hobbelig. hiervan = blerbon, babon; wat zegt u h.? = hindernis, v. = bag Oinbernig, Scbtvierigfeit; Wag fagen Ste bap? wedren met, zonder h .. een = Mennen mit hiervoor = bierfar, bafiir; (plaats, tijd, oorz.) Oinberniffen (Oinbernigrennen), °fine t^ittber= bierbor, babor. niffe; h..sen uit den weg ruimen, overwinnen hiervoren = frilber, ebentalg; h. genoemd = = 0 .. fe befeitigen, ilberivinben. vorbin ob. oben erroalpt. hinderpaal, m. = bag Oinbernig, bag Oettutto hierzijn, o. = 51)(tfeitt. nig, Me Scbtvierigfelt; hinderpalen in den wag hierzoo =lifer; (richting) bierber. leggen = ,Oinbernifie in ben deg tegen; een hiettwen, h. = (scheepst.) bieben. h. ontmoeten = auf ein .. itoten. hij = er (fie, eg); hij, die = berjenfge, ber Hindoe = Oinbu. (metier); Wet Hindoelsme, o. = her Oinbuiginuil. hijgen, h. = (van inspanning, vermoeidheid, Hindoetijd, m. = Me Oinbu5eit. radeloosheid e. d.) feuien; naar adem h. = Hindoesch = Oittbaftanifcb, inblicb ; Oinbu ... nail) Item fcbnappen ; (haken, smachten) Hindostan, o. = Oinboftan. lectmen, fcbtnacbten. hinkebaan, v. = bag $arabieg., OinfiMel, 1 hijlik, zie huwelijk. hijliken, h. = tulle. beiraten, rub berbeiraten]. hinkelen, h. = bilpfen, bilpfeln, ljfnfen. bleach, m. = Vlufsug, Bug; (fig.) mabfatneg hinkelbaan, zie hinkebaan. Stilcf Krbeit. hinkeispel, o. = Oilpflpiel, ook = hinke- htisehblok, o. = bet alaicbettbug. baan. hijsehen, h. = aufaieben, bin en, (scheepst.) hinken, h. = binfen (ook fig. bijv. van verzen, betten (Segel, alone, Zoo* vergel(jkingen e. d.); op twee gedachten h. = hijsehtoestel, o. = ber 4) ebeapparat ; ber 5tvifcben 5tvei Oebanfen b . (fcbtvanfen); auf Vlufbug. beiben Seiten b . ; 't h .. de paard komt achter- hijsehtouw, o. = itsittau, .0eittau. aan = her binfenbe 8ote fonunt nacb. H. IJ. S. M. (Hollandsche Lizeren-Spoorweg- hinkepink = binfenb, butttpelnb. Maatschappij = Oollanbiltbe %iienbabitgefelf. hinneken, h. = tviebern. fcbaft). hipoeras, m. = .t.ippofrag, Oetviirstvein. hik, m. = Scblucren, Scblucfer, Scblucrier, hippelen, h. = bilpfen, bilpfeln. Scblucffen, Scblucfauf. hipper, h. = bilpfen. hlkken, h. = fcbluden, fcbtudien, ben Scbrucrett hippiseh (paarde..., wedren...) = W1313tic. (2c., zie hik) baben ; (snikken) fcblucbaett. hippoeras, zie hipocras. Hil =Vibe, Oifba. Hippoereen (hengstebron, die den dichter hilariteit, v. = Oilaritat, Oeiterfeit; (in bezielt), v. = .t.ippofrene. vergadering) (aagetneine) 45 eitereett 1 hippodroom, o. = )itc43obront. Hilda = Oilba, if?ilbe. hippopotamos (rimer-, Nijlpaard), m. = Hildebrand = Oilbebranb. Olpoopotainug. Hildegard = Oitbegarb. Hiskia = .t. OHO. Hildegonde, Hillegonde = Oilbegunbe. historiens = Oiftorifer. hinde, v. = it iricbfub, Oinbin; bag Tier, bag historic, v. = ttiftorie, gew.: Qbeicbicbte; na- Stitt Tailb. tuurlijke h. = 92aturgefcbicbte, museum voor hinder, m. = bag Oinbernig, bag Ungemacb; natuurlijke h. = naturbiftorifcbeg nufeutn, van die brug hebben de voetgangers veel h. 9laturalienfabinett, bie .fantmlung ; zie verder = biefe Zracfe ift fitr Me 5 ubatinger ein groteg geschiedenis. k5inbernig, 't land had veel h. van den door- historieblad,o.=@efMcbtgbuC bie eefcbicbte. tocht der troepen = entWanb mancbeg tinge. historic 0 sehilder ; -sehrijver ; -stalk, o. macb bon bent Zurcbmarfcb . . . ; ik heb h. van .----- eeicticb WI mater; . f (bract; .getnalbe. 't rumoer = ber Winn binbert mid), ift mfr historietje, o. = Otftarcben, ei)efcbicbtcben. Mk; ob. infotnmobiert tract); hij heeft h. van zijn historiseh = biftortfcb, gefcbicbtlicb. maag = er leibet ant Dagen ob. an Vagenbe, hit, m. = bag $ont), bag $ferbcben. fcbtverben; zie ook last I. hitsen, h. = bet3en. hinderen, h. = binbern, befall-igen, infotnnto hitte, v. = (04e. bieren; beetntracbtigen (ben Zerfebr 5. RI); (einem) hittegolf, v. = OitOvelle. icbaben ; iem. h. to werken = einen am alrbeiten hittewagen, m. = $ontItvagen. b.; je gebabbel hindert mij bij mijn werk = H. L. (hectoliter = .0eftoliter : hi). befit Oefcbtrati binbert mid) bef (in) ber Krbeit; h. 1. (hoc loco: op deze plaats = an bleier dat hindert niet = bag fcbabet nicbt(g), macbt Steae, an biefem Ode: h. 1.). nicbtg, bat (veiter) nicbtg 5u bebeuten; iem.voort- H. M. (Haar Majesteit = .b.re Ectieftat). durend h. (lastig vallen) = einen forttvabrenb h. In. (hujus mensis: van deze maand; hoc belaftigen ob. infommobieren; hinder ik (je), als mense: in deze maand = biefe4 allonatg, in ik blijf? = (tare icb (bicb), tvenn . . . ; 't licht biefem nonat : h. m.). hindert hem = bag 2icbt ift ibut unbequem ob. ism! = btu! infommobiert flan; er is lets, dat hem hindert ho! = bo ! bait I (tegen een paard) pr I --.---- eg ift dbl. bag ibn argert ob. berbrief3t; (van men moet geen ho! roepen voor men over de spijs) ben Wtagen befcbtveren, fcbtver lot Millen brug is = fcbrei nicbt tuck ebe bit nit* fiber liegen; kinderen h. = bide ninber, bide ben ekaben bift of man foil bar bey Stircbtvetb Sorgen. nid)t ittcb4e fcbreien; vgl. bru g. hinderlaag, v. = her .t)interbalt ; in h. liggen hobbel, m. = Outer, Oucfel, bie Unebenbeit; = im .. liegen, zich in h. leggen = fii in .f). 't is in den h. = eg ift nicbt in Crbnung ob. nicbt legen. ricbtig; bie Sacbe bat einen .0afen ob. gebt fcbief hinderlijk = binberlicb, laftig ; (ergerlijk) hobbelen, h. = fcbaufeln. argerlicb ; (verdrietig) berbrief3licb ; de kou is hobbelig = botp(e)rig, (van een weg ook) niet h. = tit nit unbebaglid) ob. laftig. b ii cf erig. hobbeligheid. 283 hoenderachtig. hobbeligheid, 1Thebenbeit, OolOerigfeit. hoegenaamd: h. niet (geen) = gar, burcbs hobbelpaard, o. = Scbaufelpferb, bfe Siege, aug ob. abfolut (fein). fcbaufel. hoegrootheid, v. = bie Or*. hobbezak, m. = unbeboffener, plumper ob. hoek, m. = Me (ode; (meetk.) einfel; (met fcbiverftiater Benfcb, blot; (van een kleeding- de bligedachte van verborgen,afgelegen) FaNn. stuk) .angel ad. fel; (om te visschen) M K e ugel; (van een hobo, v. = .oboe, Oboe. kamer, tafel, boekband e. d.) Me %de; rechte, hobolst, m. = .0oboift, Oboift. scherpe, stomps h. = recbter, ff4er, ftumpfer hoens-poens, o. = ber 450floodult. 2c3.; eenzame, afgelegen h. = einfanter, ent. hoe = Me? Met meer weten h. of wat = nicbt legener ; h. van inval, van terugkaatsing tviffen Ivo efn nocb auf, tuber emu noct aug (uitval) = ginfans, eleffegiongtvinfel, de h. tviffen; h. dan ook of h. 't zij, hij kwam niet = van 't oog, van den mond = ber Vlugett., Olunbs Me bent aucb lei er ; je moet besluiten, hoe tvinfel ; in den h. gaan staan = ficb in Me g. dan ook = bu mutt bit?irgenb tvfe enticbeiben; fteften; iem. in den h. zetten (fig.) = (bY een h. zij ook pochte = tviefebr fie aucb Orablte of fie debat) einen in bie give treiben, ing Zocfgborn moue prablen fobiel fie Write; hoe heet hij jagen, (achteruitzetten) bintanfeben; den h. ook weer? = tvie er boi (berm) gleicb ? omgaan = (eig.) um Me gcre biegen, (sterven) h. dat (zoo)? = tote fo ? je kunt begrijpen hoe zie h o ekj e; onder een h. van 20?= unter 'n hond 't was = . . . tvag filr efn .unb eg einem S. bon 20 Grab; op den h. van de War; h. eerder h. beter = je eber, je beffer; straat = an ber Strafienecfe ; hij kan aardig h. langer je wacht, h. kleiner je kans wordt nit den h. komen er faun beigiten rest = je flinger Cafe marten, je (um fo) Miner tvirb tvit3ig ob. fomifcb fein ; nu kwam hij uit den h. = bre %bone; het werd h. langer h. kouder = ba legte er log, ba fant er au& fieb f)erata; als eg tvurbe hunter falter; 't h. en 't wat = bag hij maar eens uit den h. komt = tvenn er nun bfe unb bag Rag; zie ook hebben. mal mit bet Spracbe beraugrildt ob. *nal loglegt ; hoed, m. =Out; hooge h. = 8olinber, (kachel- met anecdotes uit den h. komen = mit Knefs pijp) bie aingftri3bre; vilten, zijden h. = gap, boten loglegen; 't waait uit den goeden h. = Seibenbut; alien onder 66n h. vangen = tale eb tvebt aug bet guten g. ob. Seite; waait de wind miter einen bringen; met den h. in de hand uit dien h.? (fig.) = bliift ob. Ofeift bet eittb aug komt men door 't gansche land = mit bem bent 2ocb ; bier waait de wind uit een anderen .. fr ber .0anb foment man burcbg ganae 2anb ; h. = lifer tvebt efn anbrer einb ; van h .. en zijn h. staat op drie haartjes (op half zeven) tot kanten = bierbin unb bortbin ; de vier = er trtigt ob. fetit ben ant elf (auf balber h .. en van de stad bie bier %den ((nben) atalf) ; voor hem neem ik mijn h. af (fig.) = ber Stabt ; naar de vier h .. en des winds (uit- bor bem biebe jcb ben 0. ab (babe 1c afte eengaan) = in alIe R9fnbe; H. v. Holland = .0ocbacbtung); h .. (en) af! = ab I .0. 4erunter I ,f)oef bon toffanb ; zie ook ha ar d. (agent, klabak) Zecfel; zie ook afnemen. hoek ll band, m.; -beslag, o. = bag %cf battb hoedanig = (vrag.) tvag filr ein(e); (betr.) tole, bergleicben. hoeken, h. = (steen) tvinfeln. hoedanigheid, v. = (eigenschap) eigettfcbaft; hoeker (schip), m. = ,i)u(c)fer. (gesteldheid) Zeicbaffenbeit ; Cualittit; in h. van hoekhuis, o. = gcfbaug. = alg; in die h. = alg folcbe(r, sg), hoekig = ecfig (ook van bewegingen e. d.), hoede, v. = Out; onder iems. h. = in jentg. (voi hoeken, van een mooning bffv.) tvinfelbaft, op zijn h. zijn = auf feiner (bet) .. fein, it:gnat. ftcb borfeben. hoekigheid, v. = gcfigfeit. hoedellbol, m.; -borstel, m.; -doos, v. = hoekje, o. = gcfcben ; (plekje) 431tilyben; tattlfoOf (vorm: sitocf, Me storm); Me ; (hoekplankje) %cfcbett, gcffonfole; 't h. om- .fctacttel. gaan = abbrilden, abfafyren, auf bem lef3ten hoedellfabriek, v.; -maker = Outlfabrif; 2octe pfeifen ; zitten in 't h., wear de slagen ,macber. vallen = framer 3e Daher. hoeden, h. = (einen, bag 04) bitten; zich hock f 'Kamer, v.; -kart, v. = gcfifftube (bag h. (voor) fit 4ilten ob. ficb in acbt nebnten (bor). sentmer) ; ber sfcbranf. hoedewinkel, m. = bag eutgefcblift„Dutlaben. hoekmeting, v. = alinfehnefiung. hoeker = hoekplaatsje, o. = Wcfpfiitscben. hoedje, o. = Oiitcben; hij was onder een h. hoekpunt, o. = bet einfelpunft. te vangen = er mar febr fleinfaut ob. gefitig ; Hoekseh: H.. en en Kabeljauwschen =.ttoeffcbe onder 156n h. spelen = unter einem tOiitcben unb abelfaufcbe. (ether Zecfe) fpielen ob. ftecfen. hoeksgewijse = ecaveife. hoedspeld, v. = utnabel. hoeksnelheid, v. = 8infetefcbivinbigfeit. I. hoef, m. = .t)uf. hoekspiegeltje, o. = genfterfpiegelcben ; II. hoef, zie hoeve. Tainfelftgegelcben. hoefObeslag, o.; -blad (klein h. en groot h.), hoekOsteen, m. ; -venter, o.; -tand, m. = o.; -getrappel, o. = ber .0uflbefcblag; ber gcf pilau; sfenfter ; .balm. .latticb (ook bie $efttvura, grocer Oufiatticb); hoekiltoren, m.; -zak, m. = gcf turnt ; sgeftampfe. bag slocb (in den -zak stoppers = fnb gcliocb hoellizer, o. =Oufeifen; in den vorm van macben). een h. = bufeifenftirmig ; tafel in den vorm hoelang? = tote lange ?; tot h.? = big Mann? van een h. = .0ufeifentifcb. hoelanger-hoeliever (plantnaam), v. = hoefllijsermagneet, m.; -ijserneus (een bet, bag Z5eltingerfelieber ; (een klimplant) bag vleermuis); m.; m. = Oitterfiit, bag Oliittfebola, bag Ounbgfraut, bet eifentnagnet ; bie seifennafe; .nagel; sfcblag. Stinfteufel. hoeflismid; -spijker, m.; -stal, m. = tuf H. hoen, o. = Oubn; zie ook frisch. LicOtteb; snagel; sftaff. hoenderachtig = bill9nerartig. hoenderdief. 284 hot. hoenderldief, 0.; -ho4 m. = Ottbnerls holfelijk =f(net,beschaatd)fetn, galant; Web; Lei; ,bof. (beleefd) 413 ficb, auborfontntenb, geftifftg; (als hoenderllhok, o.; -park, 0.; -teelt, v.; aan 't hot) bi3fifcb ; stijf h. = fonbentioneff, -vogels, my. = tOillyter I bang (ber iftaft); ber fi3rmficb. ,bof (ber :parr); .aucbt; gbilgel (Scbarrbi30e1). hoifelijkheid, v. = &Hardt, feine Vanteren, hoentje, o. = .0tibncben; (als spits) iungeg gbalanterte, 0i3fficbfett, aanntittreit, vgl. h o f- 45ubn. felijk. hoep(e)1, m. = Reif en, Reif ; zoo krom als Hoffmann(sdroppels) = t^offinann(4tro13: een h. = fo frumm lute efn Oafen. fen. hoepelbeen, o. = Sabefbein. hof ggebouw, o.; -gebruik, o.; -geheim, hoepelen, h. = reif(en)fpielen, ben Leif (en) o. = .of gebaube; ber ,gebramb (We sfftte); treiben (fcbfagen), reifeln. ,gebeimnig. hoepelgrok, m.; o.; -stok, m. ; -tijd, hof II ganst, v.; -hond, m. = of I gunft ; :bunb. m. = aletf ',rod ; .(en)fpiel ; ,ftocf (qtab, bag ,bofti, [hofhoorig = bofbilrig]. sftecren); bfe 0(en)aett. hof houding, v.; -Jager = 4)of I baltung; hoephout, o. = Neffbof3, $anbbola. hoepla! = popotal hone, o. = Capital, SOittel, ,tofpital, $fritnbner, hoer = Oure. bald., Stift; (ook wet voor) her Zegtnenbof. hoera I = burra driemaal h. voor den jubilaris hof lljonker ; -juffer ; o. = Oof = breifacbeg 4). (45ocb) bem (fiir ben) ubilar. junfer ; bag ,friiulein; bfe :fabale. hoeri (mooie vrouw in Mohammeds paradijs) hof Ikapel, v.; -kapelaan; -Mick, v. = = Oofirapeffe ; ,fapfan; ,clique. hoes, v. = ber llberaug. hof II koets, v.; -kostuum, 0.; m. = hoest, m. = Outten. Oof ifutfcbe (ber .tbagen); bie ,ffefbung (bie hoestbui, v. = ber Ouftenanf all. strac1t, ber ,ftaat); .freig. hoesten, h. = buften ; ik hoest je wat = tcb hoffilakel; -leven, o.; -leverancier = bufte (pfeife, bfafe, niefe, male) bir Wag. ,t)of ufafai ; .feben; ,fieferant. hoestliniddel, o.; v.; -poeder, hof I livrel, v.; -lucht, v.; -maarsehalk = o. = Ouftenll tnittel ; opaitifte ; oputber. of II fibree ; shift ; fltarfcbaff. hoeve, v. = ber hof, bag eebi3ft, ber Ritauernbof. hof I makerkj, v.; -medieus ; -meester = hoeveel = met (z'n, ons enz.) hoe- ofimacberei (%ourmacberei, %ourfcbnetberet); velen = ,ntebifug (sar5t); smarter (gew.: Oleftaurateur, hoeveelheid, v. = Quantitat, inenge ; bag Stetbarb, najiltgberibafter). Quantum; ble 9.1n8abf ; een zekere h. feiten hofmeier = Oaugnteier. = eine gewiffe VInaabf Zatfacben ; elks ge- hof ner;-partfj, v.; -pleats, v. = Oof narr ; wenschte h. = jebe geniiinfcbte Quantittit ; ,partei; ,ftabt (ber 443).1 enorme hoeveelheden = ungebeuere Quantis hofgprediker; -rekel; -rijtuig, o. = tiiten, 9Rengen ob. fftaffen; een zekere h. kennis Oofprebiger; --,fcbranh; ,tbagen. = etn getuiffeg Quantum nenntniffe. hof rouw, m.; -schandaal, o.; -schilder hoeveelste = tbiebief(Dte. = bie Oofl trauer; her ,ffanbal; 'mater. hoeven, h. = braucben; je hoeft maar to be- hof Istaat, m.; -stad, v. = Oofiftaat; .ftabt velen = Cie braucben (Oben) nur befeblen, (fRefibena). Ste bitrfen nur befebfen ; 't hoeft niet = eg hofstede, v. = bag Igebiift, her Zauernbof. braucbt ntcbt, tit nicbt ni3tig ; wat hoeft dat? = hof llstoet, m.; v.; m. = Oof Imp benn bag? ftaat; sfpracbe; 'ftaat. hoever =lute theft; in h (re) = (in) ibiefern. hof I wereld, v.; -zanger; -zede, v. = hoewel = totetbobl, obtbobf, obgleicb. .oft Weft; sltinger; ,fitte (bey %gebraucb, ,ntanier). home& = burra I hok, o. = (voor dieren in 't alg.) ber Staff; hoezeer = (toeg.) b3tetuobf, oblrobl, obgfeicb ; (kooi voor wilde dieren) her Ref {g; (voor dui- (van graad) tbiefebr. yen) ber St/gag, bag ,Daug, (voor berping) ber I. hof, m. = Oarten; h. (van) Eden = ,of (in) ScbupOen, ber Zerfcbfag ; (verachtelijk voor %ben. huis) bte Oaracfe, 2ocb, %eft; (voor misdadigers II. hof, o. = ber 45 of ; huis en h. :---- Oaug unb en ondeugende kinderen) 24; (school, in ; aan 't h. verkeeren = bet .0ofe berfebren; gymn.) bie $enne, $ennal, iem. in 't h. ten hove ontboden worden = an ben .t4. be, zetten etnen tug 2ocb ftecfen, einfperren. fobfen therben ; open h. houden = offene Tafel hokduif, v. = Sdgagtaube. batten; iem. 't h. maken = einem ben 0. hok je, o. = Miner Staff ob. Stiifig; (plekje) macben, einem We sour macben (fcbneiben); h. van $14cben; (yak) 5ac4. justitie, van cassatie, van appel, van arbitrage hokkeling, m. = (mann.)ungftler; (vrouw.) = her Mericbtg,, Staffationg., VflAieffationg,, Starfe, lathe, Quene, aerie. Scbtebgbof; H. van Holland (hotel) = hokken, h. = (6u Oaufe) bocfen ;lbeteinanber ob. Wittier O., O. bon ff)offanb ; toegang tot 't h. bufammen (beifammen) filpn; (blijven steken) hebben 4offii4ig feitt. ing Stocren geraten, ftocfen, bapern; 't hokte hof gapotheker; -artist; -arts = 4,011, telkens = eg baberte jebegmal. apotbefer; .artift (,flinftler); :are. hokkerig = ibtnfelbaft, tntnf(e)ttg. hof I bal, o.; -beambte; -ceremonieel, o. hokus-pokus, o. = her Oofugrofug. = ber .,of 64; .beatute(r); :seremonfeff. hokvast = (ether) her homer pt .0aufe boat, hof Icharge, v.; -coterie, v.; -deg, m. = eittbituffg, einfiebleriftb ; h e man of vrouw = tof (barge; ,foterie stag. bie ft)augunfe, her Stubenbocrer. hof Idame, v.; -dichter; -dienst, m. = I. hol, m.: op h. gaan = burcbgeb(e)n; iem. Oof II bante; sblobter (.poet); .btenft. 't hoofd op h. maken, brengen = einem ben hof dignitaris ; -etiquette, v.; -feest, o. StOf berbreben, berrilcfen; zijn verbeelding is = Oofff lbiirbentritger; setifette; ,feft. op h. = feine Wantafte gebt mit lbw burcb; hol. 285 hondeneus. die kinderen brengen je 't hoofd op h. = bie [hommelen, h. = brummen, funtnten, gronen.] nittber bent/den einem bag konesept, maten hommeles: 't is h. = eb get berfebrt ob. einem ben Stopt toll. fdOef ; eg ift nicbt ricbtig ob. Id* gebeuer. IT. hol (helling), v. = eteigung, 0i31)e. hommer, m. = (visch met hom) Eilcber, III. hol, o. = Me 04le; (van vos, das e. d.) Iltilcbner; (zeekreeft) 0ummer. Me 061)le, ber R3au; (woning) 24, bie SOelunfe, homoeopaath = 0omiciopatb. bie 0i5§le; (scheepst.) loll, 04, zie ook b o L homoeopathie, v. = 0onti3oluatbie. IV. hol (adj.) = bobl (ook van kamers, wan- homoeopathisch = bomi3opatifcb. gen, zee, stem); de zee staat h. = Me Gee homogeen (gelijksoortig) = botnogen. (bag Steer) gebt bocb ob. bobl; h .. le en bolle homogeniteit, v. = 0ontogen(e)itiit. oppervlakte = fonfabe (boble) unb fonbege homologatie, v. = (gericbtlicbe) Zeftiitigung, (genOlbte) Oberflticbe, (van de maag, theorieen, Oenebmigung. ideeen e. d.) bag, leer; nets ale h .. le klanken homologeeren, h. = bontologieren, gericbt. = Jeerer Scban; h .. le frazen = leere forte, lid) beftiitigen, genebmigen. Rebengarten ; h .. le weg = 0obltbeg ; h .. le homoloog (overeenkomstig) = omolog. lens, spiegel = 0obninfe, sfpiegel; h. slijpen = homoniem (adj.) =tiontorttnn, bontonOmifcb ; loll fcbleifen, in 't h .. le (hoist) van den nacht h., o. = 0otnontm. = mitten in ber tact, ttef in ber 91acbt, in homp, v. = (groteg, berbeb) etitcf, (groper) tiefer Racbt. Orocfen; h. brood = (ook) ber Ranfen, ber bola! = Ooffa 1 SRO Ora. holader, v. = 0oblaber. hompelaar = OuntOler. holbewoner = 0i3blenbeibobner. hompelen, h. = 4untpeln. holderdebolder = Her 0alg unb goo, hond. (honderd) = f)unbert). bolterbiel3olter. hond, m. = .unb (ook fig. in verachtelijken holduif, v. = 0 obltaube, 0 oltitaube. zin); leven als kat en h. = leben tvie 0. unb holebeer, m. = Viblenblir. Stajp; zoo moe, zoo ziek als een h. = fo nine, holllilult, v.; -held, v.; -hoornigen, my. franf kyle ein .. of fjunbihnitbe, .frattf ; lange = 0obllifiBte, .beit (2eere); :bilrner. h. = Sinbbunb ; ongeloovige h. = ungliiu. holkeel, v. = 0oblfeble. tiger 0.; roode h. (ziekte) = Ri3teln (n.); holklinkend = boblflingenb. 't is een weer, je zou er geen h. door holla! = bona! sturen = a tit ein Setter, man nti3cbte Roll. (Hollandsch = bolliinbifcb). (einen 0. augjagen; eb ift ein Ounbetbetter; Holland, o. = 0oftanb ; H. op zijn smalst = (spreekw.) den h. in den pot vinden = too .. am fcbuttalften ift, (fig.) bag Minn* ob. bie ecbitffel leer ffnben, bag leere Racbfeben fluief3bilrgerlicbe 0.; dan is H. in last = bann baben; zoo bekend als de bonte h. = (fo) ift .. in Riiten (In Rot). befannt Me ein bunter (fcbecliger) 0., tote Hollander = .ofttinber. bag fcblecbte @elb ; kom ik over den h., dan Hollandsch = ()IIiinbiicr); dat is goed H. kom ik over den staart = fontute icb Her = bag ift Ka; beutlicb, entfcbieben ob. ununt, ben 0., fo routine icb aucb itber ben ecbtixtit6; ibunben gefprocben (in Duitschl.: bag ift einntal wie een h. wil slaan, kan licht een stok vin- Zeutfcb gerebet ob. gefinocben). den = Wenn man einen 0. fcblagen (luritgeln) hollen, h. = rennen, fliegen, faufen, (op hol frill, fhtbet man balb einen $rilget ; men most zijn, gaan) burcbgeb(e)n, 't is (met hem) h: of geen slapende h .. en wakker maken = fcblafenbe stilstaan = er flint bon einent %gtrem (kns Ounbe fob man nit* ibecfen ; veel h .. en zijn terften) in& anbre; h .. de vaart = faufenber, den hags zijn dood = bide Ounbe finb beg Wilber ob. toiler 2auf ; aan 't h. slaan = burcb. 0afen Tob ; twee h .. en vechten om een been, geb(e)n. de derde loopt er ras mee been = 5tbei iunbe holligheid, v. = 0i3blung. an einent !ein, fauen felten nein (foramen holoogig = bobliiugig. felten Herein); tbabrenb giblet aanfen um ein holpasser, m. = 0obterfel. C, ftecteg ber britte bet; groote h .. en bijten holrond = orgrunb, fonfab. elkaar niet = ein Rabe (eine artibe) oath bent holsblok, o. = ber 0olafcbub, bie 0olfcbe. (ber) anbern Me Kugen nicbt aug ; zie ook holschaaf, v. = ber 041(febl)bobel. bijten, bloode, dol, staand, vliegend. holster, m. = 0alfter. hondaap, m. = Ounbgaffe. holte, V. = 0Oblung; (uitholling) Zertiefung ; honde O baantje, 0.; -belasting, v.; -ilultje, h. van de hand = bie 4o4te 0anb. o. = bie Ounbe II arbeft (bag :aunt); sfteuer; holtedier, o. = 0obltier, Planhentier. .0feffcben. holwortel, m. = (aristolochia) Me efterlu5ei ; hondellgeblaf, o.; -gejank, o.; -hok, o. = (een andere plant) bie 0oblibura. Ounbeigeben; .geibinfel; .baug (ber .ftan, bie holm, v. = BM; [(een soort jabot :) her Ttufety. .Mitts). fluff] ; met h. en kuit = mit 0aut unb ,aar. hondellkar, v.; -ketting, m.; -kind, o. hombre enz. zie omber enz. = ber 0unbell tvagen (ber Marren); bie :tette; home rule (spr.: hoomroe'l, zelfbestuur, in .finb (0unbgfinb). 'tbijz. voor Ierland), o. = 0onte4Rule. home- hondekop, m. = 0unbgropf. ruler (Iersche parts)) = 0onte.Ruler. hondellkost, m.; -kot, o. = bag 0unbeHfutter Homerisch = 0onterifcb, bonterifcb ; H.. e (:fieifcb, voor „slecht eten" ook .freffen); slocb gedichten = . .. e eebicbte ; h. gelach = b .. eg (en zie -h o k). eellicbter. hondeleer, o. = Ounbgleber. homiletics, homiletlek (leer van de kan- hondellleven, o.; -ilefhebber; -wand, selwelsprekendheid), v. = 0omilettf. v. = Ounbeileben; .freunb ; ber .forb. homilie (leerrede), v. = 0ounilie. hondeneus, m. = bie Ounbgnafe; een h. hommel, V. = (mannetjesbff) 5Drobne; (bjz. hebben = sine feint Rafe ob. eine apitrnale bifesoort) 0ummel. baben. hondepenning. 286 hoofd. honde ll penning, m.; -ras, o. = bie .Ounbel, honger, m. = Ounger; h. hebben ale een tnarfe (bag :geicben); .raffe. paard, een wolf = 0. baben tvie eftt Solt efnen hondel slager; -snoet (-snit), m.; -ten- 25tuen., Cirenbunger, efnen Wren., beibetto toonstelling, v. = Vittnbellfcbliiger (8iittel, tatfligen 0. baben, Munger baben filr 30n; h. Sittueiber); ball .maul (We fcbttau5e); =ctu4ftel. lijden = .0. leiben; van h. sterven = bor 0. lung. fterben; geen h. hebben voor brood enz. = hondeltheater, o.; -trouw, v.; -vleeseh, fefnen .. (alppetit) auf 8rot 2C. f)aben; h. is o. = tsunbe II tbeater ; •treue; =ffeiN. de baste kok (saus) = ,. fft ber befte Stocb honde 1 voedsel (-voeder), o.; -waeht, v .; (Me befte %litre); h. is een scherp zwaard = -wages, m. = OunbeHfutter ; .ntacbe ; •ittagen. 0. fit ein fcbarfeg Stt Wert ob. tut tbeb ; zie ook hondell weer, 0.; -ziekte, v.; -zweep, v. = boonen. 0 unbe II Wetter (Sautoetter) ; .franfbeit ; .peitf (be. hongerbrok, m. = glimmerfatt. honderd = bunbert; h. (en) een = bunbert hongerdood, m. = .Oungertob. unb eit0 ; h. een en twintig =-, b. an unb hongeren, h. = Oungern. atoanaig ; bladzijde h. = Sefte b.; een gulden hongerig = bung(e)rfg. de h. = efnen Giuthen bag ,t.; h. tegen een = hongerOjaar, o.; •kunstenaar; -kunr, b. gegen eta; bij de h. menschen = an Me v. = Oungerlijabr; .ffinftler ; .fur. b. Eitengen; 5 ten h. = flint bow 0., MO hongerillijder; -loon, o.; -proof, v. = proaent; eenige h. (boomen) = einige b. (Munn); ,Dunger Il tether; ber .loon; ber sberfucb. h ..en jaren = .unberte bon abren ; in 't hongerl snood , m.; -typhus, m.; -vir- h. praten= in4 eetag binetn, iniS Olaue binefn ob. tuoos = Me Oungerg II not; 41)pbu4; .birtuofe. in ben einb reben (fcbtbat5en); alles loopt in hongerlzaaler; -ziekte, v. _ Oungerl. 't h. = caleg gebt brunter unb brifber ; de zaak leiber ; •franfbeit. loopt in 't h. = gebt fcbief ; hij stuurt den boel honig (honing), m. = .0onig; een land, altijd in 't h. = er berbfrbt immer baa Spiel; vloeiend van melk en h. = ein 2anb, barinnen h. uit redeneeren = ein lame& unb brefte4 Mild) unb .. fleuf3t (fit*); zoo zoet als h. = reben ; h .. en (in de rek. vow „honderdtallen") tote .0. fo flit; iem. h. om den mond smeren = Ounberter; nummer 100 = mummer %al, = etnent .. (Ord) luta Wlaut fcbmieren, einem ber Kbtritt. um ben dart geb(e)n, einem ba4 2'taut fcbmteren. honderd II armig; -bladig ; -deelig = bung honigaehtig = bontgartig, bonigabnlicb. bert I artnig ; .bliittrig ; .teilig. honigHbakje, o.; -beer, m.; -bij, v. = ber honderdduizend = bunberttaufenb ; de h. Oontg 0 bebalter ; .bar; .biene. = ba4 grote 206, ber t aupttreffer. honigHblaasje, o.; -bloem, v.; -eel, v. = honderd 1 erlei; -gradig; -jarig = bun, Me ttonigH Mate; sblunte ; .5erle. bertlerlei; .grabig ; ,jetbrig. honigHdas?m.; -dauw, m.; -drank, m.; honderdikoppig; -maal; -oogig = butt. -gear, m. ; -groefje, o. = .0onig 0 bac0 ; •tau bert II !BOA ; -mai ; •tiugig. (Zilattbonig); •tranf (,mein, Vet); sbuft (ogerucb); honderdponder, m. = Ounbertpfiinber. Me .narbe. honderdste = bunbertfte ; h. (deel) = honigheide, v. = Beibelbeibe. Ounbertftel; een h. K.M. = ein bunbertftel km; honiglikaver, v.; -idler, v.; -koek, v. = een h. mijl = eine bunbertftel El/elle; een h. ber .t °Mall flee ; •briffe; ber •fucben. van de winst = ein Ounbertftel bout eettlinn. honigllmerk, o.; -oogst, m.; -raat, v. = honderdstemmig = bunbertftinunig. Oonfg lima; Me •lefe; •toabe. honderdtal, o. = bag .unbent; bij h .. len honigrijk = bonigreiC au Ounberten ; (rek.) ber Ounberter. honigHschubje, o. ; -vogel, m.; -zeem, o. honderdvoud = (adj. en adv.) = flitberts = Me Oottfg II fcbuppe; •bogel; ber sfeim. fad;, //Mfg ; (subst. o.) = bag .Ounbertfacbe. honigzuiger, m. = Oonigfauger. honderdvoudig = bunbertfaC .fiiltfg ; honigzoet = bonigiitig (ook fig.) („honderdmaat herhaald" ook) bunbertmalig. honing, honingaehtig enz., zie honig, honderdwerf = bunbertmal ; (h. herhaald) honigachtig enz. = bunbertmalfg. honk: bij h. blijven = babeint ob. in ber male hondje, o. = Ofinbcben; er zijn meer h .. s bleiben, (fig.) bet ber Stange blefben, nicbt die blom heeten = eb gfbt ntebr Ounbe, Me abicbtbeffen; van h. gaan = fortgeb(e)n, bon Daub $ubel beiten ; van 't h. gebeten zijn = nicbt geb(e)n; hij is ver van h. = er fit twit bon ttaug. Went bon ficb eingenommen, bow Oocbittutg, honneur, v. = bag 0 onneur (ook in 't kaart- teufel befeffen ob. ein eingebilbeter Marx fein ; mijn spel); de h .. s waarnemen = Me toonnetyd h.! = mein 2febling, mein $itppcbett 1 een macben. h. van een kindje = eftt arlerliebite4 Stinbcben. fhonnig = retaenb, afferliebit] hondsbloem, v. = Ounbe,, kubblunte. honorabel = bonorabel, ebrenbon. hondseh = grob; bunMgenteitt. honorair: h. lid = gbremnftglfeb. hondsHdagen, my.; -dolheid, v. = Ounbg Ho honorarium, o. = Oonorar. tage; •tout (tolltout, eutfranfbeit). honoreeren, h. = Ionorferen; (handelsterm hondsdraf, v. = Ounbelrebe, ber eunberntann. ook) eittliffen, in 5cbut3 ne1men. hondsOgesternte, 0.; -gran, 0.; -honger, honoris eausa (eershatve) = honoris cause, m. = ber .Ounb4Hftern; ber .5abit; rbunger. ebrenbalber; Krupp werd tot doctor ingenieur honds9kers, v.; -hop, m.; -1e(d)er, o. = h. c. benoemd = pm Zoftor 5ngettieur Oren? Ounbg II firfcbe; .fopf; :leber. bather ernannt. hondsHroos, v.; -ster, v.; -tend, m.; hoofd, o. = ber nopf; (edeler) Oaupt; (voor- -tong, v.; -vot, m. ; -wortel, m. = Ounb1311. naamste) taupt ; (aan een haven) Me Stole rote; ber •ftern; .6abn (ook plantn., anders (Vela), ber t5afenbann; (aan zee, vooral in ook: %cf., SPINctbn); .hunge; •fott; Me .tbur5. badplaatsen) Me (See)8rittle, Ver; ('t voorste Hongaar = Ungar. Hongaarseh = uns van een stoet, leger, e. d.) Me Cep fie; (van garifcb, ungrifcb. Hongarije, o. = Ungarn. beenderen, spieren) Stoof , (van handelsboek, hoofd. 287 hoofdeloos. rekening) Ropf; (van een familie, huis, in aliictficbt auf (Mt.); uit dien h e = and handelshuis) Oattht; (van een zaak) biefem erunbe; van 't h. tot de voeten = %bet; (van een school) Subufborfteber, Oaupti, bom R. bid au ben iitett, bon R. bid gut ; febrer, elettor, ireftor ; (van een gemeente) men moot 't h. niet verliezen = ben R. eemeinbebaulat, ber Ofirgertneffter ; (der Kerk) nit berlieren ; zijn eigen h. voigen = feinent (Ober) aupt (ber Stir*); een h. grooter = efgnen R. (Sinn, effien) fallen; iem. voor (um) efnen R. grocer; wat staat er aan 't h. 't h. stooten = efnen (einem) bor ben R. ftoten; van dit stuk ? = toad ftebt am R .. e Meta iem. 't h. wassehen = einent ben R. tvaftben ; Stiicted, tote fit e5 iiberfcbriebett ? veel aan 't h. zooveel h .. en zooveel zinnen = bief Ri3hte, hebben bief Sorgen, bid Rottf(aer)brecbend bief Sinne; ik heb er een ,zwaar h. in = ed baben; aan 't h. van de tafel = am obern fcbeint mir bebenfficb, icb beatveiffe fcb gfaube enbe bed Zifcbed, obenatt ; de h .. en van 't a taunt; De H.. en (tusschen Dover en bestuur bfe Shit,en ber 8ebi3rbe; 't h. Calais) = bie .Doofben; zie ook boei II, bieden = bte Spite ob. bte Stirn bfeten; niet hand, hangen, hard, helder, hol, kool. wel (recht) bij 't h. zijn itn R . e ?nicbt hoofd ll aanleiding, v.; -aanval, m.; -aan- Rana ricbtig fan, efnen Sparren au bid baben; voerder = t.aupt beranfaffung ; :angriff ; de h .. den bij elkaar steken = bie ROpfe :anfilbrer. aufammenftecten; 't h. boven (water) houden hoofdllader, v.; -afdeeling, v.; -agent = = ben R. oben Debaften; iem. boven 't h. ,Dattht 11 aber (RoOfaber); ,abteifung; .agent Q(3e groeien = einetn fiber ben R. tvacbten, wat neralagent). hangt me boven 't h.? teal brobt mir, Wad hoofdllag•entuur v.; -akkoord, o.; -akte, ftebt mir bebor ? zijn (zich 't) h. met Lets V. = Oauptll agenta ; ber :afforb ; bad (.febrer), breken = rub ben R. fiber (mit) ettu. aerbrecben; bil3font. dat is me door 't h. gegaan = bad babe tcb hoofd B altaar, o.' ?-ambtenaar ; -arbeid, bergeffen; eerwaardig, grids h. = ebrb)iiro m. = ; -artikel, o. ber Oauht 0 altar; ,beamte(r); biged, gram& ,O.; gekroonde h en = bfe sarbeft; („met 't hoofd": bfe Ropfarbeit); gefriinte Viutiter; een hard h., die 't beleeft ber ,artifel (in de krant: ber lkitartifef). = bad tvirb unfer ether ntit feicbt erfeben; hoofd II as, v.; -balk, m. = ,DauOt ac4fe; een h. hebben = efnen R. fiir ficb baben; zich obalfen. iets in 't h. zetten = fti ettn. In ben R. hoofdband, m. bie RoOfbinbe, bad :barb. fe#ett: 't is hem in 't h. geslagen = bad bat hoofd V beambte ; -bedrag, o.; -bedrijf, ibm ben R. berriictt; er fit iibergetctnappt ob. o. = itauhtlIbeantte(r); ber sbetrag ; ber ,betrieb berriicet; zoo iets komt hem niet in 't h. = (bad sgefcblift)? to ettn. fommt ifjm nicbt in ben Sinn, ftifft Ibm hoofdlibeginsel, o.; -begrip, o.; -bepa- nicbt ein ; hoe krijg je 't in je h. ? tvie fait ling, v. = ber t^atthtigrunbiati (A)rittaih) ; ber bir bad ein, tvie fommt bir to ettu. in ben :begriff ; ,beftimmung (in contract e. d. ook: einn ? 't h. in den sehoot leggen = ficb ,ftihufation). untertverf en, ficf) ergeben; iniandsch h. = hoofd bestain ddeel, o.; -bestunr, o. = infiinblfcbed Oaupt (ifuhtfing, eingeborner ber Oaupt II bettanbteif ; bie •bertvaltung (ber aitrit); hij is zijn h. kwijt = er bat ben R. affgemeine Zoritanb, bie Dberfeitung). berforen; Licht in 't h. = fcblvinbfig; met hoofdllbevelhebber = Oberbefebldbaber. 't h. tegen den muur loopen = mit bem R. hoofd ll bezigheid, v.; -bezwaar, o.; -book, an (gegen) bie Banb rennen, mit bent R. bur o. = ,t.attptifbeicbtiftigung, bie •fcbtvierigteit bie eanb tvonen; iem. iets naar 't h. smijten (4ebenten): ,bucb ((runbbucb). (werpen, gooien) = einem env. an ben R. hoofdbreken,o.=Rohfaerbrecben,Ropfbrecben. tverfen, (lig.) einetn ettn. bortnerfen ob. bar bie hoofdbrekend = fopfserbrecbenb. ante tverfen; naar 't h. stijgen = au R . e hoofdbron, v. = Oauptqueffe. fteigen; 't h. neerleggen = bad nieber, hoofdbuiging, v. = RoOfbeugung, meigung. legen ; al ga je op je h. staan = unb tvenn hoofd ll buts, v.; -bureau, o.; -comity, o. bu bicb auf ben R. fteffft; zijn h. is op hol = = tiattpt ; ,bureau (zie ook -k an t o o r); er bat ben R. berforen, ift Rohffa, berrildt, •tomitee. toff ob. iibergetcbnapPt; 't h. opsteken = bad hoofdeommies = eebeitnrat. (. erbeben, rub erbeben; iem. of iets over 't h. hoofdeommissaris van politie = $ofiaeis zien = efnen, ettn. itherfeben ; f 3 per h. = Ortifibent, 'bireftor. alb. auf ben R.; mijn h. staat er niet hoofdeondueteur = naar = ber R. ftebt nth banacb, fob bin hoofdcursus, m. = bie Elitifittirtobufe. nit* bap aufgefegt; 't (zijn) h. stooten = hoofd ll dader ; -deal, o. = .0aupto tater abgetniefen, (in oorlog)aurfictgefcblagen tverben ; (,urbeber); ber =tell. de h .. en tellen = bieRiipte ob. OlittPteraliblen; hoofddeksel, o. = bie Rol)fbebectung. een h. toonen = ben R. auffet3en, feinen hoofdidenk.beeld, o.; -depot, o.; -deugd, Star-di:43f aeigen; zich de oogen nit 't h. v.; -deur, v. ber, Oauhtigebante (ber ( runb, schamen = ficb bie Kugen and bem R e gebanfe, ber ,begriff); ,begot (bie .nieberlage); fcblitnen; zich jets uit 't h. zetten = ffdj ettn. stugenb (Rarbinaft.); and bent R. (Sinn) fcblagen; uit 't h. rekenen hoofddoek, m. = bad Ropftucb. = fm R . e recbnen, topfrecbnen ; iem. jets uit hoofddoel, o. = ber Oattptatvecf, ,aiel, vgl. 't h. praten = einem ettu. audreben; dat zal doel. hij wel uit zijn h. laten = bad tvirb er tvobf hoofdeinde, o. = Ropfenbe; aan 't h. = (ook) (bilbfcb) bleiben fatten ; uit 't h. kennen, op- au Viuhten. zeggen enz. = audtvenbig tviffen (fiinnen), hoofdeigensehap, v. = .0aupteigenfcbaft. berfagen 2C. ; uit het h. (d. w. z. „geheugen") hoofdeltik : h. onderwijs = ber opzeggen, citeeren, teekenen = auk; bent Ropfe $ribatunterrictt; h ..e stemming = namentficbe berfagen, aitieren, aeicfmen; uit h e van = Rbftimmung ; zie ook o m s la g. tvegen (een.), infolge (Oen.), bermBge (een.), hoofdeloos = topfiod. hoofdeschool. 288 hoog. hoofdeschool (Ned. India'), v. = Otiupt= hoofdsehudden, o. = Kopffcbiittern. linggidmie (b. fiir Gnu bon Otiuptiingen). hoofd f schuld, v.; -sehnidenaar = hoofdllgebeurtenis, v. ; -gebouw, o.; £iauptf fcbuth ; sfstutbner. -gebrek, o. = Oauptg begebenbeit ; .gebaube ; hoordsehuldige = .0auPtfcburbige(r). ber .febler. hoofdsieraad, o. ber Stopficbutud, bie hoofdifigunr, v.; -font, v.; -gedaehte, .bierbe, (kapsel) ber.Puig(voornaamstesieraad) v. =: touptffigur; ber =febter; ber .gebattre Me ,Dauptbierbe, ber 4,auptictnucf. (erunbgebanfe). hoofd som, v.; -spoor, o. = Oauptgfuntme hoofdiseld, o. = Stopfgetb. (ber .ftamm); ==gleig. hoofd ggereeht, o.; o.; -grief, v. = hoofdspier, v. = ber Ropfutugfet. .0auptggericbt (bie sitbilffe1); bie :5abl; =befdverbe.hoofd f stad, v.; -station, o. = .attptg ftabt; hoofd f groep, v.; -haar, o.; -handeling, v.; bie gtation (ber :bablthof, vgl. station). -Hee, v. = Oaupt f gruppe; =boar (gew. Stopfb.); hoofdstel, o. = nopfs, eattptgefteff. sbanblung ; =ibee. hoordllstelling, v.; -stem, v.; -stof, v. = hoofdig eigenfinnig, ftarrfinnig, ftarrfi3pfig, (van een Leger) .cult g fteaung („grondstelling": eigentbiaig. ber =tbefe); sitinune; ber .ftoff. hoofdijzer, o. = bie Ropfplatte. hoordfstraat, v.; -straf, v.; -streek, v. = hoofdingang, m. = .0aupteingang. Oauptiftrate; :ftrafe; :gegenb(bernarbinatpunft). hoofdingeland = Zeicbrcbiiffe. hoofdistroom, m.; -strooming, v.; -stu- hoofdingenieur = Cberfngenieur. die, v. = (t) auptg ftrom ; 4triimung ; bag hoofdinhond, m. = Oauptinbatt. .ftubium. hoofdinspekteur = Oberinfpeftor. hoofdstuk, o. = apiter, ber 9bfcbnitt (in hoofdje, o. = Kopfcben (ook een bloeiwijze). den schouwburg en in den Duitschen evang. hoofdkaas, v. = ber 43ref3fopf. Kathechismus auptiliicf). hoordilkantoor, 0.; -kerk, v.; -kiesdis- hoofd Ptak, m.; -telwoord, o. =(fig.) Oauptil, triet, o. = geftbaft (van een post : =poft= 6tbeig (van boom: •aft, van rivier: .arnt); amt, bie .poft, van in- en uitgaande rechten: .8abrtvort. logamt, .fteueramt); .fircbe (ber Zorn, bie hoofd II tool, m., = ber RoPficbmucf, Statbebrale, bag 93tiinfter) ; .tvabibeairf. (voornaamste) ber kiauPtfcbutucf. hooldiklasse, v.; -kienr, v. = touptg hoorditoon, m.; -trek, m.; -troep, m. = flaffe ; =farbe. .f/auptg ton; .bug; upp(bie .truppe, bag .treffen). hoofdknik, m. = bag St opfniden. hoordIvak, o.; -verblijf, o.;-verdeeling, hoofdkraan, v. = ber 45auptbabn. v. = ,f)auptg facb ; ber :aufentbalt; =einteitung. hoofdkussen, o. = nopffiifen. hoofdliverdienste, v.; -vereischte, o.; hoofdlkwaal, v.; -kwartier, 0.; -lager, -verpleegster = (eig.) ber Vsaupt berbienft o. = bag .Dauptilitber; =guarder; Me sarmee (ber :ertverb ; fig. bob .berbienft); .erforbernig; (.beer). =miirterin (.bffegerin, eberpfiegertn). hoofd !fielder; -leading, v. = Oaupt I leiter ; hoofdgvertegenwoordiger; -voedsel, o.; iteitung (Oberteitung). -voorwaarde, v. = iauptf bertreter (Gene: hoofdletter, v. = Vajugfer, grof3er 9Infangg. raibertreter); Me =flabrung ; =bebingung. bucbftabe. hoordivorm, m.; -vraag, v.; -waarheid, hoofdlieden, my. = .0iiupter, ViuPtringe, v. = bie toaupt 0 form (vorm van 't hoofd = Vlinfitbrer. Me nopffornt) ; =frage ; =fllabrbeit. hoofd Hiljn, v.; -lass, v.; -macht, v.; .man hooffillwacht, v.; -wal, m. = Hauptg /babe; = iDauptil linie (zie ook -s p o or); =Iota (gew. =wart. ROL) ; :macbt; =mann (bag Oaupt, .0auptling). hoofdwassehing, v. = bag St opftbaftben. hoofdlimateriaal, 0.; -moment, o. = hoofdwerk, o. = Oaupttnerf, bie =arbeit ei)auptg material; ber =moment. (vgl. werk); (met 't hoofd:) Me nopfarbeit. hoordmunt, v. = %ourantutiintle. hoofdwond, v. = nopftbunbe. hoofdneiging, v. = Oauptnetgung. hoofdzaak, v. = OauPtfacbe, in h. = in ber hoordorticier = Stabgoffibier. fm luefentricben. hoofdoonderwijzer(es); -oogmerk, o.; hoordzakelijk = bauPtfticbthb, inefentlicb. -oorzaak, v.; -opsteller (VI.) = hoofdzeer, o. = ber Stopfgrinb. lebrer (ht); bie :abficbt ; :urfacbe ; .rebafteur. hoordlizennw, v.; -zetel, m.; -sin, m.; hoofdopziehter eberauffeber, sinfpeftor. -zonde, v. = ber Oauptg nerb (van 't hoofd: hoofdll orgaan, o.;•o.; -persoon, m. kopfnerb) ; ; ; :fiinbe. = t=aupt organ ; (Stopfpfilbt) ; bie sperfon. hoordzuster, v. = Cberfcbtrefter. hoofdpijn, v. = ber Kopffcbiner5, bag :tveb ; hoofsch = biififcb ; (vormelijk) feierticb, /Jere= ik heb h. babe Stopficbmerben. month , formea, farmlicb. hoofdiplaats, v.; -prijs, m.; -punt, o. = hoofsehheid, v. = .of art; atirinficfgett. ber .0auptg ort (bie .ftabt); :treffer (.getvittn, hoog = fpcb (bijy. van : betasting, betrekking, =getvinnft ; van tentoonstelling e.d. :prefg); ber bod, eer, eischen, feestdagen, geboorte, inzet, =punk koers, koorts, laars, markt, oudheid, plaats, hoofdiredaetenr; -redaetie, v.; -reden, premie, prijs, rang, rente, stand, toon, v. = Oauptgrebafteur ; .rebaftion ; ber .grunb. trap, voorhoofd, winst, zee); op h .. e beenen, hoofd f regel, m.; -register, o. = bie tutupt = pooten (fig.) = gotta entriiftet, mit gefcbtooffe= rept ; .regifter. nem Stamm; een h .. e blos op de wangen = hoofdrekenen, o. = nopfreduten. mit bocbroten ob. beftig geriiteten eangen ; 't is hoofdrekening, v. = OauPtrecbflung. h. dag = ift Bober rag, 4. ant rage; 't hoordiriehting, v.; -rivier, v.; -rol, v. = hoofd h. dragon = ben Stopf tragen ; h e OauPtgrid)tung ; ber iftuf3; druk(king) = ber Occbbrilcf; machine met hoordiroute, v.; -sehotel, m. = Oaupti= h ..en druk=.0mtbrucfmaTcOine; 't lied gaat route; bie •febliffel. h. = bag Lieb get (4inauf); de kunst h. hoogaanzienlijk. 289 hoognoodzakelijk. houden = ...D. batten, in %bre(n) batten; hoogeerwaard = Dortebr)ivilrbig ; Uw H.. e h e kleur (op 't gezicht) = beftige Mite; op = %to. Oockebr)toitrben. h .. en leeftjjd = fn boDern 9itter; de prijzen hoogelied, zie hooglied. loopen h .. er = ftellen ficb gebn hoogeltjk = biicbticb. in bie Lowe; h. van iets opgeven = ettn. hoogen, h. = (een bod) erbi3bett, eitt babereg erbeben ob. rilbmen, bid Kufbebeng bon ettn. ma, Oebot tint; (van tinten) erbeben. (ben, bon ettn. fcbrotirmen ; iets h. opnemen hoogepriester = totyinfefter. = ettn. (auf)nebtnen, ettn. auf bie bag hoogepriesterlijk = bobepriefterttcb. 9tcbfel nebmett; h. tegen fem. opzien = einen hoogereind, zie e i n d e. febr reftleftieren, bob fditi#en, bocb acbten, elite hoogerhand, zie hand. bobe Fliteinung bon einem baben; De h e hoogerhnis, o. = Cberbaug. Raad = bag Reicbggericbt (ber naffationgbon; hoogernstig febr ernft(Cicb), vgl. ernsti g. een h .. e rug = ein Bober glitcren, nal3ett. hoogerop = bi3ber ob. Welter binauf; bi3ber bucfel; h. in de schonders = bocbfcbuttrig ; binaug of nacb oben binaug (tutten). de verwachting h. spannen = bie %rtrartung hoogesehool, v. = Uniberfittit; technische b. fpannen ; of je h. of laag springt = Wenn h. = tecbnifcbe ,Oocbfcbute. bu bicb auc1 auf ben not ftetift; koffie staat hooggaand = (van twist, verbittering e. d.) h., staat h. genoteerd = .ftebt b., notfert beftig ; (van verlegenheid e. d.) ihtterft; (v. d. rtcb h. in de gunst staan = in Bober %unit zee) bocbgebenb. ftebn; dat is, gaat mij, to h. = bag ift mir hooggeaeht = boctgea Mtet, :gefcbtiO, .berebrt. b., gebt fiber metnen 4)oribont (0egriff); 't is hooggebergte, o. = Oocbgebtrge. h. tijd = eg ift bobe ob. bie bikbfte 8eit, (stud.) hoog geboren ; -gegerd ; -geel = fpc0ll bie biicbfte %ifenbabn ; een stem nit den h .. en tvoblgeboren; .berebrt; getb. = eine Stimme bon oben ; je moet zoo h. niet hooggekleurd = (van 't gezicht) ftarf ob. vliegen = nit* au b. bittaug, drie h. wonen beftig geriitet; (van kleeding e. d.) bod,, = brei Treppen b., im britten tot toobnen ; buntfarbig. 't h .. e woord is er uit = bag entfcbeibenbe hooggeleerd = febv, bocbgetebrt ; aan den ob. grote Bort ift berauB, ift gefprocben ; h e weledelh .. en Heer, Professor N. N. = Oerrn woorden (met elkaar) hebben = fib beftig $rofeffor 91. 9Z. ftreiten ob. banfen; er komen, vallen altijd h e hoogligelegen; -geloofd ; -geplaatst = woorden eg foramen burner biife eorte, eg bo II getegen (.1iegettb); .getobt (.gePriefert); Iiiuft inner auf Streit beraug ; h. en laag (h. .gefteift. en duur, h. en heilig) zweren, verzekeren hooggerechtshof, o. = Obergericbt. enz. = b. unb teuer (b. unb beitig, bei atten hoog 0 geroemd ; -gesehat ; -gestemd = )eiligen) fctuniiren, berficbern tc. ; hooger: bocbllgeritbmt (.geOriefen, bielgeritbint); .gefcblii3t h .. ere burgerschool, wiskunde, politiek = (,geacbtet); ,geftimmt. biibere Q3iirgerfcbute, 9Jtatbematif, $otitif ; h.. er hooggestreng = bocbtoobrgeboren. onderwijs = biiberer Unterricbt; hoogst: de hooggetij, o. = 400 geft, Bober gefttag. H ste = ber ;:icbfte; 't h ..ste lied zingen = hooggewelfd = bocbgetoi3lbt. bat bilicbfte2ieb ob. aug boner Rebte rtngen; h ..ste HooghaarlemmerdUkseh = bornebm, ressort biRbite ob. tet3te anftana ; op de h.. ste ftlibtifcb, bod. verdieping = im oberften eta; 't h ste hooghartig = bocbtnittig, bocbfabrenb. woord hebben = bag grde fort filbrett; hooghartigheid, v. = ber 00o:blunt, bocb. zie ook aanschrijven, aanslaan,beroep, fabrenbet 2ilefen. bieden, boom, borst, droog, graad, hoogheemlraad, m.; •raadsehap, o. = hand, tij. ZeicbbauptIlmann ; bie %ntannfcbaft. hoogli aanzienlijk; -aehtbaar = DocD an, hoogheeriijk = (souverein) oberberrticb ; febnlicb (berborragenb); .acbtbar. (verheven) beim erbaben; h..e rechten = hoogachten, h. = bocbacbten; h .. d = ac b, Regalia. tunggbdt. hoogheid, v. = °frit ; Haar Koninklijke hoogaehting, v. = nir) tnaren bref: ze = fo alt foie 931. kwamen m. zijn drieen = fie !amen au brefen ; meting, v. = Tileffung, Zertneffung,vg/.m e t e n. zie verder de woorden, waar de praep. met metier, o. = 93/etter. bj hoort. metonymia (naamsverwisseling), v. = II. met (adv.) = augreic0, au glefc0er Bat, In Vetontmie. ben Vlugenblice, ba'mit. metonymiseh = ntetontunitcf). metaal, o. = 9)letaff (ook in de stem); (in I. metriek (versbouwleer), v. = Wletrif. vergeliikingen om stevigheid en taaiheid II. metriek (adj.): m. stelsel = utetrifc0e4 te drukken ook wel) %r6; edele metalen = St)ftetn. eble Wletarie. metriseh (in verzen, ten opzichte van de meta,alachtig = metariii0n140, metallartfg. metriek) = metrifc0. metaalljader, v.; -barometer, m.; -be- metronoom, m. bob 97tetronotn. werker = Elleta111 aber ; ba4 (ber) barometer metropolis (hoofdzetel,-plaats), v. = Wiletro (bail Knerotb); sarbefter. pot% Vetropole. metaallibewerking, v.; -dekking, v.; metropolitaan (aartsbisschop) = Wletros -dread, m. = netagl bearbeitung ; ber .borrat bolft(an). (ber Iarborrat); sbra0t. metrum (versmaat), o. = Vetrunt. metaalgaas, o.; -gieterij, v.; -glans, m.; metselaar = Maurer. -klentr, v. = Detail tud); igiet3eref; .glans; metselaarslambaeht, 0.; -bass; -knecht .farbe. Vaurerll0anbtnerf ; smatter; sgeterie. metaalhondend = metati0altig. metselarij, v. = anaureref. metaalilindustrie, v.; -klank,m4 -meng- metselbil, v. = Fatauerbiene, Eaurerbiene. sel, o. = Wletaallinbuttrie; srlang; bie smitc0ung. metselen, h. = ntauern. metaalsehaar, v. = a3lec040ere. metselikalk, v.; -specie, v.; -spin, v. = metaallischnim, o.; -slak, v.; -verbin- her Eauerff fair; ber stni3rtel; gpinne. ding, v.; -voorraad, m. = ber 9:Retail metsel steen m.; -werk, o. = 911auerliftein ; fc0aunt ; .401m:re ; sberbinbung ; .borrat. .tverr (bfe Vauer,, Raurerarbeit). metalen = metallen, (ook van stem, klank) metten, my. = Vette(n); iem. de m. lezen Vetaft .. . = einem bie 2ebiten ob. ben Text lefen ; korte m. metalliek, m. = Vitanique. maken = nic0t bfa aeberiefen4 maken, Curbed metalloid. (niet-metaal), v. = bad Vitetatiofb. $roaet3 tnac0en, furae fihtfaaw macben. metallurgie (leer van de mechanwche en de metterdaad = in ber Tat, ivirrlir0, tatflic0. chemische bewerking van de metalen), v. = Retanurgfe. mettertijd = mit ber 8eft, tuu0 unb nacb, metamorphose, v. = TitetantorKpfe. Inetamorphoseeren,h. =ntetantor00offeren. mettervlucht = efligtt, 401euttigit, in fife. metaphoor, metaphors (figuurl. uit- genber drukking), v. = 92ltetapber. metterwoon : zich m. vestigen = f idj ale. metaphorisch = tnetal30oritc0. berlaffen, feftten 23o0ntii3 ne0men; (van kolo- metaphysics) (bovennatuurkunde), v. = nisten) fhb anfiebeln. Dletap0Vir. metworst, v. = Wietttnurft. metathesis (letteromzetting), v. = Vetat0014. menthe', o. = ; lastig m. = laftfge4 meteen = augleic0, au gleic0er 8eit, In been ZetdAbf; gek m. = ntirrifc0e (Crete. 91ugenblicr, ba'ntft; (straks) glad); tot m. = menbelen, h. = milbiferen, aubftatten. b13 geld). meubelgordijn, v. (o). = bfe fbarbfne, bfe metempsyehose (zielsverhuizing), v. = Staatggarbine. OletentOrty0ofe, Seelentranberung. meubellimagazijn, o.; -maker ; 0.; nieten, h. = nteffen (in b(fna alle toepassin- -stof, v. Eabel maga& (bie .banbfung); gen); (een schip, land) bertneffen ; iem. den rug smacter (:fabrirant); ber srattun (her 'bib); ber m. = einem ben Stocr annteffen, ba4 Bell .ftoff. gerben, bie 'jade att4flopfen zc., einen burcip menbelstuk, o. = 931i5bel, Stitd pritgetn; dat is m. met twee maten = bait fit menbelwagen, m. = Finabel(tran4ort)ivagen. atreferlef T1af3; zich met iem. kunnen m. = meubilair, o. = Wtobiliar; nobilien ($1.). (ook) einem bie Stange 0alten. meub(i)leeren, h. = naiblieren, aubftatten; metelloor (luchtsteen), m.; -oorsteen, m. gemeubileerde kamers te huur = mi3blierte = bad 91tetel or ; sorftein. 8fnner au bermieten. imeteoro f logie (weer-, dampkringskunde), meub(i)leering, v. = Enablierung, Viattat. v.; •loog = eReteorollogie; slog(e). tang ; smakelooze m. = gefOtnadlote K. ob. V. meublement. 414 middelzicht. meublement, o. = Wtobiliar, bfe #110ftattung. e4 gild (tcl) iveff3) refit M.; zie ook b e staan, meug, v. = ber Oeftbniatf, ble 2uft ; ceder zijn gemeenschap. m. = (ba4 flitb) Oefcbmacrfatten, feber nact middelaar = Zerinfttler, Ofttelfinann, bfe !einem (refcbmatf, jebe4 Zfercben Oat fan $1/1. sberfon. fieren ; zie ook h e u g. middelaarsehap, o. --,-- bfe Zerinfttelung. meugebet, m. en v. = ber 2ficrenbiiter, ber middel II ader, v.; M.-Afrika, o.; M.-Ame- Strobinann. rika, 0.; M.-Azie, o. = Wadi aber ; safrifa ; Mevr. = mevrouw = gran; gnabfge gr.; sainerffa ; stiffen. goeden morgen, m. = guten Wtoraen, ar. middelbaar = matter; m ..e tijd = mittlere FOrofeffor, gr. iBiirgermelfter, gr. ecl)inibt; deft; van m .. e jaren, gestalte = in .. n VIlter4 mane Onlibfge; m. (nl. de vrouw van den (bon m .. n ,al)ren), ban m .. er Ori3f3e ; 't m. dokter) bezorgt de apotheek = Me j. Zoftor onderwijs = bet m .. e linterricbt, bag Real. beforgt (berrtel)t) bfe glbottiefe, is m. thuis? = fcl)ullbefen ; m .. e school = illealfctule, Ober. lit bfe gniibige a. au Oaufe ? ift a. ed)infbt 5u realfcbule. a* ? m., dear is meneer Kegge = gniibige middellbenk, v.; -dek, o.; -ding, o.; ., ba fft Oerr St.; min m. = inane Mittibfge. -eeuwen, my. = bab WlfttelifcMff; =bed; :bfng mevrouwen, h. = ftd) „Ontibige jrau" nen. (tweeslachtig d. = 8 witterbing) ; bag salter. nen laffen. middel II eenwsch; -erwijl = Tidal' elalter14 ; mevrouwschap, o. = bet Onlibfgentltel. .lertbefle (unterbeffen). Mexico, o. = Wtegtfo. Middel-Europa, o. = Wiftteleuroba. Mexieaan = Oleglfaner. Middeleuropeesehe tijd = initteleuroptificte Mexicaansch = ittegifanift? Belt. messosopraan, m. = inemolobran. middelevenredig: de m .. e = bag Mad; Mgr. (monseigneur, zie ald.). ble infttlere $robortionale; rekenkundige. har- su. i. (mfin.9 inziens : metner finfid)t nacb). monische, meetkundige m.. e = arftl)inetif[te4, miasma, miasme (ongezonde uitdamping barnionficba, geotnetrifdy4 Mad. uit den bodem enz.), o. = Magma. middelgebergte, o. = Efifttelgebirge. miaow I = mien 1 middelgroot = inittelgrof3. miauwen, h. = mfauen. middellhand, v.; -hoogduitseh, o.; -ka- mica, o. = ber OHmmer. mer, v. = WIlttell banb (ook in 't spel); Michael(a) = Mdmel(a). .bod)beutfd); bag /limner. Michel Angelo = Ofcbelanaelo middeliklasse, v.; -kleur, v.; -koers, m.; Miehiel=VicOccet, Wild)el;st..m. = WItdmelf4, -laan, v. = Olittel II flaffe ; .farbe ; =curb; .allee. WIfcb(a)eltaag. iniddellandseh = infttettlinblicl) ; M..e Zee Miler?Oben, mv.; -cephaal (k leinschedelige); = WI .. el Meer, ba4 Mttelineer. -cosmos (de mensch als wereld in 't klein), middellUk = inittelbar, inbfreft. m. = BRifroll ben; .8e1Aale; .fo4int4. middellijn, v. = bet Zurcipneffer. mierollmeter, m.; -scoop, o. = ba4 (ber) middelloop, m. = KRUM:taut Mfro 'meter; strop. middelmaat, v. = ba4 Madinat; de m. is mieroseopiseh = intfroffobfict. de beste staat = Wlittelftrat ba& befte Eat. Midasooren, my. = WIlbagobren. middelman = talbfing, Oalging. middag, m. = Vittag; om 2 uur na den m. = middelmatig = mittelmatig; Zurcl)ftbnitta .. . um 2 Ill)r naclptittag4; van m., heden m. = middel II matigheid, v.; -moot, v.; -muur, beute tn.; des m..8 = m .. 4, beg MI . .4; in m. = Olfttellintitigfett ; baii; staid; bfe .mauer den m. = am Otad)infttage; nacinittag4. (ble .ivanb). middagibeurt, v.; -bloem, v.; -cirkel, middelinederlandsch, o.; -nerf, v.; -pad, m. = Eltittag411.0rebigt ; =brume; sfreg. o. = Eittellinteberltinbffct ; bet snerb (bet middagidienst, m.; -dutje, o.;-eten,o. =--- Oaubtnerb); ber igang (ber sPfab). Wlittag011gottabienft;sfd)Rifeben,seffen (ber stlfcb).middeluprijs, m.; -punt, o. = Mad I inel4 ; middaglhitte, v.; -hoogte, v.; -kost, m.; ber sbunft. -nasal, o. = Eftittag4 I bite; .054e; bfe sfoft ; midd elpunt 1 sbewegiug, v.; -schuwende smabl (ber stfici)). kraeht, v.; -shoek, m.; -svuur, o. = middagmalen, h. = 6u 11/fttag eden ob. Bentr I albeivegung ; stfugalfraft ; sitvinfel; sal= fpeffen. feuer. middaglislaaple, o.; -tafel, v.; -mar, 0.; middelpuntil vliedend ; -zoekend = -son, v. = Wtittag6 1 glafcben (bfe .rube); bet Bentrii fugal .. ; .petal .. . said) (bag :Oen); ble .ffunbe; sfonne. middelrif, o. = Bivercbfelf. middel, o. = Mittel; (van 't lichaam) bfe middellrijm, o.; -sehot, o.; -soort, v. = Ofifte, ble Zaffie; m. van vervoer, van ver- WIfttelirefin ; Me stuanb (bfe Binifcbenivanb); keer = Xrangbort:, $efarberungittnittel, hij is =forte (bet sfcblag). zonder m .. en = one W1., inittello4; openbare middelste = (juist in 't midden) :Mad% (bid m .. en = Staatitfittan5en; wet op de m .. en benadering) nattier, Mad . .. ; m. term = = bag Ofnnabinebubget ; m.. en weten, vinden ba4 Vittelglieb. enz. = Mad unb Sege iviffen, finben 2C.; m. middelistem, v.; -stuk, o.; -term, m. = tegen de koorts = M. gegen (fiir) bag afeber; OftteiNitintnte; sftiicf ; bag solleb. 't m. is erger dan de kwaal = bag V. ift middell tint, v.; .tocht, m.; -yak, o. = fc§linfiner alb bfe St ranfOeit ; over buitengewone Mittel l ante; bag streffen (ba4 Bentrum); :fact. m .. en beschikken (ook gezegd van acteurs, middellvinger, m.; -voet, m.; -weg, 131., zangers e. d.) = fiber autergetanblidp M. -zieht, o. = Mttellifinger; .fut ; sting (Me berffigen ; door m. van = IMMO. (Oen.); een :ftrate ; den gulden -weg houden = Me golbene man van m .. en = efit bemittelter ob. ino§lbaben. sitraf3e batten ; er is geen -weg = (d *ft) bet Mann; alle m..en in 't work stellen = entiveber ober, ba gibt 0 fetnen Mtteltbeg, ate M. anitienben; er is geen m. op = refit Mittel); ble sficbt. midden. 415 mtjnput. I. midden, o. = Me Vitte ; in ons m. = in midden, h. = (einen) meiben, (einem) aug bent unfre(r) TR.; in (met) 't m. van Januari iti3ege geb(e)n. attuar ; in 't m. van de stad = int Mittel.. miji, v. = ; bag nifonteter ; geograflsche, Punfte ber Stabt, lets in 't m. brengen Engelsche m. = geograpbifcbe, ettglifcbe Vette ; ettn. borbringen, anfilbren, (tegen iets) dn. dat is de m. op zeven = bag ift bie fieben tvenben, entgegnen, (te berde brengen) auf Ziertel, fft ein Uniting; de m. op zeven gaan Zapet bringen ; dat laat ik in 't m. = bag = einen flatting macben, umb 5Dorf in bie Stir* laffe icb babingeftent, bag mag babingeftegt geb(e)n. bleiben ; op 't m. van den dag = mitten ant =Mien Lang; -ver = meilen II Yang; .theft. Zage ; te m. = (alg.) 'mutant, (in 't middel- m. = Veitenftein, .geiger, bie :faule. punt) in ber (bie) Mtte ; item. uit ons m. = mtjlschaal, v. = ber Eatitab. einer aug unfrer 't m. houden = Me Wt. mijisteen, m. =-- Eiteilenftein. batten. mijmeraar = Zraumer, II. midden (adv.) = mitten; m. in den zomer, mtinaeren, h. = traunten ; m. over iets = tuin = mitten int Sommer, int earten; m. op grilbeln, finnen ob. fpintitieren fiber ettn. ; (einem de markt = m. auf bent Varfte ; m. op den (mbanfen, alten rinnerungen) nacbbangen. dag = mitten am Zag (am begen licbten Zage); mIlmering, v. = Trautnerei ; zij is m. in de 20 = fie ftebt in ber WI. ber I. =tin (voornw.) = metn(e); ik heb m. voet gtnangig. bezeerd = fdj babe tuft ben ant; (nteinen gut) Voor samenstelltngen met midden-, die hier berlept ; de ('t)mijne = ber (bie, bag) nteinige, niet gegeven zijn, zie men die met mid del-. (niet zoo alg.) meine ; de m en = bie Wlelnen; middenbeurs, v. = gtneite ffli3rtenftunbe. 't m. en dijn = bag Vein unb Wefn; ik wil nalddendoor = (mitten)entgtnei, mittenburcb. er 't m e van hebben = icb mitt Witten, Moran middenin = in ber (bie) Eitte, zie verder icb bin of tote bie ace ficb nerbaft ; dat is midden II. m. = bag ift mein, gebart nth; gedenk m ..er midden I perk, o.; -persoon, m.; •stand, berate an mist, gebenfe mein; zie ook denke n. m. = Mtteli beet (.parterre); bie sgPerfon II. =Mu, v. = bag Zergtnerf (in exploitatie), (Zermittler); .ftanb (bie sflaffe). bie Orube, (in mijnwerkerstaal vooral) Bette; middenstof, v. = bag Vittel, bag Tlebium. (ter ontploffing) Vine (ook onderzeesch); de middenterrein (by wedrennen), o. = 4e. m. sprong verkeerd = bfe'tine pla#te berfebrt. taut. mijnaandeel, o. = ber Rug, bie Oiittenaftie, middernaeht, m. = Me Vitternacbt. ber Ziergtverfganteit. middernachtelijk = mitternacbtlicb. migInHader, v.; -arbeid, m. ; -bass, = Zerg H. middernaehtlizending, v.; -son, v. = aber; bfe sarbeit (bie (mrubenarb.); .fteiger nitternacbt miffion ; ',tonne. (Orubenfteiger). midscheeps = mittfcbiffg. mijnibestuur, o.; -bouw, m.; -bouwkun- midwinter, m. = Wittttninter. dige; -bonwsehool, v. = &rail amt (Me Mie = Meg, Meg. ,,bebarbe); .bau ,Orubenb.); .baufunbige(r); .afa. Mien, v. = ; Iffientje = Rincben. betnie (.fcbule). I. mier (dier), v. = Vinteite ; witte m. = mijnen, h. = faufen, ftelgern, erfteben. Melte Zermite ; zoo arm als de m .. en = mijnent: te m. = bet nth (fein 2c.), gu nth to arm tvie eine kircbentnaug. (foramen 2c.), in meln(em) Oauf(e). II. mier: ik heb de ('t) m. aan hem = er lit mijnentlhalve; -wege; out = mfr gum %fel ob. tnibertnartig ; lib Cann ibn nicbt meinetp balben ; tnegen ; um Witten (ntir guliebe). augfteben, mag ibn nicbt, bin ibm nicbt grim; mijner = Muter. ik heb 't mier aan lets = babe eitten ';:ibers mijnerzijds = meinerteitg. Witten gegen ettu., bin ether Sado (eg) fiber. mUnexploitatie,v.=berOergiverfgs, Oru ben, briiffig. betrieb. mieren, h. = (aan iets) berumforffen, spetern ; mijngalerii, v. = ber Stogen, eaterie. lig toch niet te m. = bare both auf au quengeln mUngang, m. = Oerggang. ob. gu nergeln. mijngas, o. =-- Orubengag ; ontvlambaar m. miere I beer; -iSgel, m.; mv.; -*ter fcblagenbe Setter (CO = 9Inteitenlbar; .igel; refer (eig. .Puppen); mlinhaard, m. = Vinenberb. freffer. Mijnh. = mijnheer = Oteinberr, Derr; mierel gekrieuwel (ziekte), o.; -hoop, m.; Wgoeden morgen m. = guten Wlorgen 'Derr m. = 9inteifen friecben ; tbaufe (.bilgel); oftor, .err S3ebrer, .err ethntibt, gnabiger (zoogdier) .bar (insekt: .latne). t‘err, Veinberr ; is m. thuis? = ift ber mierelnest, o.; -zuur, o. = Kmeifenineft ; Wottor, Scbmibt, ber gnabige terr gu ante? Me ,,taure. onze m. = unfer Ignabiger ; is m. (uw man) mierik(wortel), m. = Eiteerrettid), Shen. weer hersteld ? = ift Jbr .err 'Bandit (ift naleter, m.: om den m. niet i = beileibe Mitt 1 .err ecbmibt) tvleber bergeftegt ? och, m., wit ik geef er geen m. om = icb fcbere mid) ben u 't raampje even open doen? = Oitte, Zeufel barunt; op zijn m. geven = burcbbauen, tuollen Ste ? zie ook binnenlaten. berbauen; op zijn m. krijgen = 41rilget maningenieuur = Zergingenieur. ob. .0iebe befontmen. mijnkamer, v. = Ntinenfammer. mieteren, h. = fcbmeif3en ; 't mietert me niet mtinliamp, v.; -lueht, v. = Orubenilatttpe fib fcbere mid) ben 5teufel barum, 13feife barauf. (bag ,licbt); bag .tnetter. Mietje = fitiegeben, Variecbett. mUmnaatsehappij, v. = Oerggetverffcbaft, miezerig = tritbe, grantlict. Oerginerfggetegfcbaft. migraine, v. = Marline. mijnongeluk, o. = ber Orubenunfaff, (ramp) migrainestift, v. = ber Maraneftfft. bie Orubenfataftropbe. (maatschappif = eefelifdAft). milinpomp, v. = erubenptunpe. mij = (dat.) mit, (ace.) mie4. m*Jnput, m. = l8runnen. mijnramp. 416 minder. mijnramp, v. = Qbrubenfataftropbe. militieraad, m. = ongeveer: bie ariato mijnsehacht, v. = ber Scbacbt. fominiffion. mijnstof, v. = Vine; bag Vineral. (millioen = Million). mijntrechter, m. = Vinentrtcbter. millennium (tfid van 1000 jaren), o. = mitinwaarden, my. = Vontantnerte, Berg= Vittennium. merfgaftien. milliard (1000,000,000), o. = bie Vffliarbe. mijnlwerker; -wezen, o.; -worm, m.; milliNgram, 0.; -meter, m. = Vilat gramm ; -ziekte, v. = Bergmann (sfnappe, :arbetter, bag (ber) :meter. Grubenarbeiter); ber =bait (.inefen); ti ruben: millimeteren, h. = mit ber baargneibei Munn; ofttcbt. ntafcbine bie ware fcbnetben. mijt, v. = (insekt)lbe, Ofete; (houtstapel) millioen, o. =die Vinton; m. inwoners = ber boraftof3, ber baufe. eine V. %intvobtter; 3 m. = brei . en. m. = bfe anitra, Otfcbofgbut, bie :ittilt,e, millioenpoot, m. = bie Scbnuraffet. bie spiel (cjnful); (fig.) bie (fatbolifebe) millioenste = ber (Me, bag) miltionfte, m. Stird)e. (deel) = bag lPlfttionftet, :tel. mOterdragend mftratragenb, infulfert. millionair = Vtaiontir. mtiteril; = trurmiticbig, bon ben 8iirmern mllreis (Port. munt: f 2,72; Braz.: f 1,375), aerfreffen. v. = bag Vilreig. I. mik (brood), v. = bag trot, bag OrOtcben. milt, v. = ; de m. kittelen = bag Thvercb. II. mik (gaffelvormig voorwerp), v. = aide; fell erfcbilttern ; de m. steekt me = is babe [voor 'tgeweer: Viefe]; hij is binnen m .. ken Gettettiticbe ob. bag Vilaftecben, bie V. fticbt mie4. (m kes) = er bat fein ecblifcben gefoboren (fm miltiklier, v.; o.; v.; -vuur, Zrocfnen), tit etn gemacbter Mann; dat is bin- o. = Vila britfe ; ,fraut; bag •ftecben; ber .branb. nen m .. ken (m kes) = bag ift eingebeimft. miltziek = milafranf; ook: Ippocbonbrifcb. III. mik, v. = bag 8ielett. miltziekte, v. = Vilafranfbeit; ook =-zucht, Iv. mik, m.: kik noch m. geven = (ficb) nicbt v. = Vilafucbt, btAmbonbrie. mud(f)en, feinen Oa tun ob. bon ficb geben. mimicry („nabootsing" b(f de dieren), v. = Mikado (keizer v. Japan) = Vifabo. Ealimifrt). mikken, h. = (m. op) atelen auf, aufg Itorn mimicus Ehnifer, nebmen ; niet kikken of m. (ficb) nicbt mud- mimiek, v. = (Den, feinen Ottcf tun (bon ficb geben). mimietje, o. = %infcbiebetifcben, ber ect#: mikmak, m.: er is een m. = bfe ea* tat flick ber Wigognetifcb. etnen bafen, eb bai3ert irgenbtno. mimosa, v. = Kfctate. mikpunt?o. = ber Bletpunft, (fig.) bie Biel: IL min, v. = fftinne, 2tebe ; ber 2tebeggott, fcbeibe; iem. tot 't m. van spot e. d. nemen Vintor ; lied van m ..ne = Otnne., 2iebegliebb = efnen bur Bielfcbeibe beg epotteg nebnien II. min (minder, geeing) = Mentger; Bering, (mitblen), efnen aufg Sorn nebmen. fcblecbt; m. of meer = mebr ober Iv.; m. juist mil. (militair = = mentger ricbtig ; 10 m. 3 = 10 in. 8 of 8 o. = Vailattb. bon 10; een m. kind = etn tvinaigeg ob. fcbtvitcbs Milanees Vailtinber. licbeg tub; 't examen was m. = tnar nur Milaneesch = mailanbifcb. fcbroacb ; de zieke is m. = eb ftebt fcblecbt um ben mild = (zacht, zachtaardig, weldctdig) fanft, Stranfen; een m. idee van iem. of iets hebben = milt) ; (vrijgevig) freigebig ; (over vloedig, ruim) Min bon einem ob. ettn. benfett ; 't is m. van iibiaig; met m ..e hand = mit wither hem = eg ift nicbt nobel, untvitrbig, banb ; m..e giften = milbe sgaben. pbilifterbaft ob. niebertabtig bon ibin ; (arm- milddadig = milbtlitig, freigebig. zatig) fcbofel, ruppig ; zoo m. mogelijk = milddadigheid, v. = -ilbtlitigfett. mihiliCt tannic, hij is me to m. = "prim jmildelijk = fretgebig ; retcblicb, wit wither III. min (voedster), v. = Amine. banb]. Mina = Mina, Vine. mildheid, v. 5reigebigreit; [(zachtheid, minaehten, h. geringfcblipn; geminacht vriendelijkheid) Vilbe]. = beradftet; m..d = geringfcbti4ig, lberacbt. milielen = Solbat, Oentetne(r). Mt, Megtverfenb. [mile, v. = birfe; ber (Zuid-Afr.: minaehting, v. = eeringfcbat.ung. milies)]. minaret (toren van een moskee), v. = bag milieu, o. = bie Rlerbtiltniffe, bie Utngebung ; EfRinarett. in zoo'n bekrompen m. = in foldjen befcbrtinf. minbekend = tvenigerbefannt. ten Zerbaltniffen. minder = tveniger, geringer, fcblecbter ; ze is I. militair (adj.) = (overeenkomende met, er niet m. om = f to ift barum nicbt fcb. ob. g. ; iets hebbende van den soldaat en ale adv.) hij wou niet m. zijn dan zijn broer = er Matte militarifcb ; (overigens in technischen zin gew. nicbt Witter !einem fflruber auritcffteben ; de m ..e eerste lid van een samenstelling) Vilitiir stand = ber untere, niebere ob. g e Staub; de bijv.: m..e akademie, m. apotheker, m ..e com- m..e man = ber gentetne Vann, ber Vann missie, m e dienst, m. gerechtshof, M e aug bem Zolfe ; van m .. en rang = ntebern Grenzen, m..e stand, M..e Willemsorde enz. Stanbeg ; m..e qualiteit = g e ; = Vilititrafabemie, sapotbefer, :fontmifffon, van m. belang = tveniger (nicbt fo) bitcbttg ; .bienft, .gericbt, ,grettae, .ftanb, dat is m. = (bag) tut (fcbabet) nicbtg ; in m. orben 2C. dan geen tijd = fm btu, tin banbuntbreben; militair (subst.) = hij doet 't niet m. = er gibt eg nicbt bittiger; militairement = militartfcb. (fig. en eig.) er tut eg nidlt b(a)runter, (fig.) militarisme, o. = ber Vilitarigutug. („dat kan hij doen") bag faun er fit leiften; v. = (auggebobene) Vannfcbaft, bag niemand m. dan de chef = Fein g er alg ber beer. $rinatpal, met zijn broer wordt 't m. = ..ge4t militteplichtig = milttlirOfficbtig. eg abtviirtg ; de regen, zijn ijver ens. wordt m. minderbroeder. 417 miraculeus. = ber alegen, feitt aleit 2C. fait nach ; min dere verantwoordelijkbeid = bag 931inifterPporte= (ondergeschikte) = Untergebene(r) ; op zijn feuine, bie sberantmortlichfeit. m .. en neerzien = auf geringere (2eute) berab. ministeriraad, m.; -resident = Wlinifteri= fehen ; officieren, onderofficier0 en m .. en = rat (sconfeit); =refibent. .. uttb Oemeine; in dit opzicht is hij de m ..e minnaar = Oeliebte(r); (van j acht, sport e. d.) van zijn broer = in biefer tinficht fteht er greunb, 2febhaber. hinter feinem Oruber burilcf, ift fein Oruber minnares = eheliebte ; (van muziek e. d.) ihm ilber(regen). areunbfn. minderbroeder = aranbigratter, 93littorit, minnarij, v. = 2fe6fchaft, 2ieberei, ber 2febeg= Tilinberer Zruber. . hanber, bag 2iebegberhiirtnig. minderen, h. en z. = abnehmen, (bij 't breien minne, v. = Wlinne, 2febe, vgl. min I; in ook) mfnbern; zeil m. = bie Gegel einbiehen; der m. = in (Mite; in der m. schikken = in regen, storm, hitte, ijver mindert = .. flif3t 011ie abntachen (beilegen), giitlich beiregen, vgl. nach ; koorts mindert :-= bag Bieber nimmt ab. minnelijk; soma = min III. minderheid, v. = (in wezen) anferioritiit, minim? ',brand, m.; -brief. m.; -dieht, o. geringerer alert; (in getal)ninoritiit, Wlinber= = bie 2febeglgrut ; sbrief ; sgebicht (bie sbi*ung). bahr, (stemmen ook) lDlinberheit. minneldiehter; -drank, m.; -gloed, m. mindering, v. = (bij 't breien) 93/inberung ; = 2febegfibichter; strata; bie =glut. in m. = abrchrligrich, alt, 9Ibfchraggbahlung; in minnelgoodies.mv.;-handell,m.;-klacht, m. brengen = in 91bbug bringen; in m. komen v.; -koorts, V. = 2febeg 0 gi3tter; =Dauber; sfrage ; = in 9Threchnung fommen. bag =ffeber. minderjarig = ntinberilihrig, ntinorenn. miunekoozen, h. = form, hergen. minderjarigheid, v. = Vinberliihrigfeft, minnekoozerij, v. = Stofexet. ginorennitat. minnelied, o. = fftinnerieb, 2iebeglieb. minderwaardig = minberivertig. minnelijk = giftrich, in (Mite, auf ber Sege mine: m .. n (m ..^) maken = fief) anfchicfen; bet +Mite; een m ..e schikking treffen = einen tun argob, fief) fteffen alga, fief) geblirben algob ; g .. en Zergreich ob. emu g .. et; 91bfotnmen treffen; (in dreigenden zin ook) Vinen machen (env. bij m ..e schikking = minnelijk; een voor- 5u tun). stel tot m.. e schikking = ein Zorichlag bur mineraal (adj.) = mineratifch ; m ..e waterers, itte. bronnen = Kflinerartoaffer, squerien; in., o. = minnelist, v. = 2iebeglift. Otineral (let. 971ineralien). minnemoer, zie min III. mineraalll blauw, o.; -geel, o. enz.; -one, minnen, h. = Hebert. v.; -water, o. = 91/Itteral H Kau; =gelb, 2c.; bag minuend paar, o. = 2febegpaar. sot; =toaffer. minnened, m. = bie %Iferfucht. mineral logie, v.; -loog = 291inera if rogie ; minnenswaard(ig) = Ifebengtoilrbig. stog(e). minneopand,o.; -pen, v.; -vlam,v.;-vuur, Minerva = Ellinerba. o. = 2iebeg Hlifanb ; spein (squat, snot); sframme; minerval, o. = ecpulgelb. .feuer (Me =glut). mineur = 971ineur; Gieniefolbat. minne II zang, m.; -zanger = 911inne I fang ; mingenot, o. = ber 2febeggettufs, bie %tuft, Manger. bie =Monne. Minorca, o. = 931ittorfa. mingevorderd = tveniger fortgerchritten. Minoriet = Vinorit, granagraner. miniatuur, v. = 931infatur; in m. = fat Mitten. Minotaurus (monster: half mensch, half miniatuurachtig = miniaturartig, siihntich. stier), v. = ginotaur(og). miniatuur II portret, o.; -sehilder; -uit- minst = minbeft, geringft; op zijn m. = gave, v. = nittiaturPortrlit (:bilb); snider; tvenigfteng, minbefteng; ten m .. e = Mettigfteng, =auggabe. febenfang; dat zou 't m..e zijn (van 't m.. e be- miniem = minimal, fehr Mitt, gering, tvinbig. lang)= bag Wire bag OSeringfte ob. bag Senigfte; minimaal = minimal. in 't m. niet = nicht fin geringften; 't m. = minimum, o. = Ellinimunt ; tot een m. terug- am Menigiten; 't m..e = bag EM .. e, C11.. e; brengen = auf ein V. 4erabielyn. de m ..e zijn = nachgeben. minimumlbedrag,o.; -gewieht, 0.; -loon, minstens = tvenigiteng. o. = bet 9J/fnimals, 9:11inbefq betrag ; sgetvicht; minstreel = Vinfiret. ber =form. minteeken, o. = 911ittugbeichen. minimumthermometer, m. = bag (ber) minus = tufting; 't m. (tekort) = ber 911inugs ginimumthertnonteter. betrag, aebthetrag. minister = ninifter; m. van Binnenl. zaken, minutieus = minuet% Oeittlich genau. van Buitenl. zaken, van Justitie, van Oorlog, minnut, v. = (1/60 uur, 1/60 graad) Vinute ; (van van Marine, van Kolonien, van Waterstaat, een akte) Itrictyrift, bag ;original, Criginalurs van Handel en Landbouw = E. beg Jnnern, funbe; op de m. of = auf bie Minute. beg ntern, bet auftib (auftibm ), beg ariegeg minnutlisehot, v.; -wezer, m. = ber 97/is (Strieggin.), ber Marine (92Rarinent.), ber nolo= nuten II fchut ; :lager. Men (Stolonialm.), ber Bffentrichen 9Ir6eiten, furl minvermogend = mitten,* un6emittelt. .,anbet nub 2anbtoirtfchaft; eerste m., pre- minzaam = leutferig, freunblich, liebengtoilr= mier, minister-president = erfter 91, lure= big; (in brieven) onder minzame aanbeveling ntier(minifter), 931inifterprlifibent; m. van staat = inbem tvir nu& freunblich empfehren; na m ..e = Gtaatgininifter ; gevolmachtigd m. = bebon= groeten = mit freunbfchaftrichent @rut. miichtiger 9N. minzaamheid, v. = 2eutfeligfeit, areunb% ministerie, o. = 9:11inifteriunt (in beide bet.); lichfeit. openbaar m. = bie Staatgantoartichaft. mirabel, v. = fftiraberte. ministerieel = mittifterien; m .. e crisis, partij miraculeus = tvunberbar; (ook) tounbers = in .. e arifig, 93artei; m .. e portefeuille, Mag. VAN OBLDEREN Duitsch Woordenboek. II. 27 mirakel. 418 mismaken. mirakel, o. = Virafer, Raunber; voor m. mtsdni'den, h. = miDeuten, ilbel beuten; liggen = bertfalifcb ob. fcbtvefnminfg befoffen fefn. iem. iets m. = (ook) einem ettv. berbenfen. mtrakels(eh) = tbunberbar; (ale verster- wise en sebte, v. = Jnfaenferung. king) tvunber unbegreffifcb, berbammt, mtserabel titfierabel, erbarntricb. fcbauberbaft 2C. misbre, v. = ,93tifere. mirliton, v. = FRobrftiite. miserere, o. 9Riferere. mirre, v. = 97114rrbe; tinctuur van m. = mts'gaan, zip misloopen. /Arrbentinftur. misgeboorte, v. = (te vroeg) ger)fgeburt, mart, m. =bfe 3t4rte. gritOgeburt, (niet welgeschapen, eig. en fig.) mirtelboom, m.; -brans, m.; -tak, m. = EtRif3geburt. alltirtenif Baum; •frants; mtsgerden, zie ontgelden. I. Ants (kerkdienst, jaarmarkt), v. = neffe ; mtsgewaad, o. = netgetvanb. ter (naar de) m. gaan = fit bfeVeffe geb(e)n; misgewas, o. = ber Eff3tvacbg, bfe Wiif ernte. de m. doen = (bfe) teen (fefern). znisgtssen, h. = ficb frren, faifcb mutinden. II. mis (niet raak): m.1 m. poes 1 = gefebrt 1 mtsgooten, h. = febbverfen, febten. fat gefcboffen 1 glad m.1 = theft gefebrt 1 dat is misgreep, m. = a4fartff, 9)114M, jrrtum. m. = bag fft berfebrt ob. farfcb ; als je dat meant, mis'grlipen, h. = falfcb ob. berfebrt greffen, heb je 't (glad) m.1 = Wenn bu bag glaubft, ba febien; wick mtsgrlypen = ficb (an einem) bfft bu (aber entfcbfeben) auf bent OorOvege, fm bergreffen. rrtttin ob. fcbfef gebkfert, ba irrft bu bftb ge, mtsgunnen, h. = mftgannen, nfcbt giinnen. tvartig; 't is weer m. = el fft Heber ttfebtg; misgunstig = ntifmitnftig, abgitnftfg. ga near huts, en zeg dat 't mis is = ger) nacb nitsha'gen, h. = 2)1/Marten; 't mishaagt mij taug unb rag, eb fit ttfcbtg; 't is een m se dat = e fft mfr unangenebm, gefiirEt mfr boel = bfe ea* fft berfebrt, fft fcbfef gegangen; nfcbt ob. mftfiirtt mfr, ball hij is de plank m. = er bat feblgerthoffen; hij mIshan'delen, h. = mffibattbern; quiiten; is lang niet m. = er ift nit* auf ben Stobf mattratferen. gefatten; dat is (lang) niet m. = bag ift nfcbt mtsbandeling, v. = 9111f3banbrung; Culiteref ; One, bag bat fie getvafcben; 't is weer m. Cunt. met hem eb fft tvieber nfcbt gebeuer (nfcbt In mis'bebben, zie mis II. Orbnung) tuft ibm ; als we niet bij hem komen, mtshemd, o. = 97tettbemb. is 't weer m. = tvenn tbfr nfcbt 5u fbm font% miskelk, m. Refit. men, (f o) gfbtg tvieber Strath. miskeirnen, h. = berfennett; unterfcbtiOn; mtsanthrloop (menschehater); -opte, v. 't is niet te m. = e fft unberfennbar, relit = Virantbrilob; ficb nicbt reugnen. misanthroptseh = niffantbrobffcb. mlskenning. v. = Zerfennung. misbaar, o. = ber 2tirm, ber Speftafet, 61.e, mis'ktjken, h. = farfcb ob. berfebrt feben. fcbref. mtsklieed, o. = 9Nef3getvanb. misbakset, o. = ecbettfal, bfe robe, ber miskleu'ren, h. = entftirben; berftirben. necbierbarg, Vitgebilbe. mtskleurtg = bunt, geffecft, Inff3farbfg, ber, misbak'ken = mff3geftait, fratenbaft, niff3ra, Katt. ten, garitfg. mtskocht: aan iets m. zijn = mit ettv. ange, [mtsbillitiken, h. = mthbillfgen, tabern}. fcbmiert fefn. misboek, o. = Vef3bucb, Efffat(e). miskraam, m. = Me aeOleburt. misbrulk. o. = ber Oftbraucb ; m. maken mlskredtet, zie miscrediet. van = WI. macben bon, (ettv.) ntftbraucben, 93t. mislet'den, h. = betritgen; (listig, huichel- tretben mit ; m. van vertrouwen = beg a3er, achtig) bintergeb(e)n; (door valschen schijn) traueng, ber Zertrauengbrucb ; m. van sterken ttiufcben ; (op een dwaalspoor brengen) frre drank = 9.11fobortnitbraucb. fftbren; (door list) itberliften; (verlokken) misbriulken, h. = niff3braucben. beritcfen ; (bedotten) beti3ren ; (verschalken) bins miscrediet, o. = ber 9311frebit; in m.bren- terO 2fcbt filbren ; door de duisternis misleid gen = fit bringen. = burcb Me afnfternig gettiu4t. mtsdaad, v. = bag Zerbrecben; iibertat; mislelder = Zetritger. (plechtig) EtRiffetat. misleading, v. = ber Oetrug, Taufcbung, misdadig = berbrecberffcb. Ofntergebung, rrefitbrung, iiberriftung, vgl. misdadtger = 2erbrecber, (plechtig) misleiden. tater. misloopen, z = berfebrt, farfcb geb(e)n, fel)! misdeeld: m. van geest ziin = inenig Zers geb(e)n; de zaak loopt mis = bie eacbe gebt fcbief, ftanb 4aben, unbegabt fefn, One Oefft fefn; hij g.tringt, fcbriigt febt ob. fcbiligrberfebrt aug; iem. is niet m. van talent = er fit nicbt entbriAt = efnen berfebten, nicbt treffen ; iets (een bon ob. er bat tvobt Zarent; de m .. en = Me Stiefs goede gelegenheid bijv.) m. ettv. berbaffen fibber beg Glitcfg; ik heb me m. = fcb babe zijn carriére m. = feinen Iberuf berfeblen. berfebrt getefft. mtsluk'ken, z. = Inftlingen, febricbragen, mtslidtenaar; -dlenst, m. = gneti blener; Neftern ; de oogst is m. bfe %rite fft mthra, bag •amt. ten ob. febrgefcbtagen; de onderneming mislukte mls'doen, h. = berfebrt ob. unricbtfg ntacben. = bag Unternebmett fcblug febr, fcbefterte ob. tuft, misdoen', h. = berbrecben, berfcbutben; iem. tang ; de poging mislukt = ber alerfucb mittingt; m. etnem ettv. (aurae) tun. mislukte oogst = (ook) Effternte; m. = misdra•gen sick, h. = $ic fcblecbt benebmen; bag Wiff3fingen te., ook: ber Ofterfolg. fhb fcbleebt (libel) auffilbren. mislukking, v. = 't mislukken. misdrtjf, o. = Zergeben, Zerbreobett. mismaakt entftellt, berunftaftet, fral5enbaft. misdrif ven, zie misdoen'. mtsmaaktheld, v. = %ntftet(Oeft, Q3erutt: misdruk, m. en o. = bfe Octfulatur, ber ftartung, UnfOrmlfcbfeft. zgeprucr. mismaiken, h. = entftetlen, berunfta[ten. mismoedig. 419 modaliteit. mismoedig = mittnutfg, niff3tnittfg, luftlog, mis'stand, m. = iibelftanb. nfebergefcbtagen. misstap, m. = aeigtritt, aebter. mismoedigheid, v. = ber Wifttnut, eebritcft. misstelling, v. = Setfebter, Zrudfebter. beft, Rfebergefdgagenbeft. misstoot, m. aeblitofi, geMfeb; Marg. misnoegd = mff3bergnilgt, unittfrieben, bale, missstooten, h. = febfftoten, baneben ftof3en. argerlfcb. I. mist (nevel), m. = blebel. misnoegdheid, v., misnoegen, o. =bfe II. mist, zie me st. lIttattfrfebenbett, bag EiRff3bergnitgen; ber Oft: mistaehtig = nebtfg. mut. mislasten, h. = febtgreffen, berfebrt greffen; misoffer, o. = fftef3oPfer. (fig.) fict frren, berfeben, efnen gititgrfff tun misoogst, m. = Me fflithernte, ook: aelgernte. mistasting, v. = ber 931ff3griff, aOrgriff, ber mispas, m.= aebltritt,(11g.)gebtgriff,Scbniter. rrtunt. mispel, v. = Effpel. misteekenen, h. = berfebrt ob. falfcb befcbnen. mispelll aar, -boom, In. -= Effpelbaunt. mistel, m. = Me Elifftel. misplaatst: zich m. voelen = ff nfcbt an mistellillister, v.; -tak, m. = altfftel H broffet ; fefnem ti3late fitblen ; m ..e bewering = Ube! .61veig. angebracbte Oebauptung ; m ..e grap = libel misten, h. = neblig fen, nebeln. angebracbter ob. unpaffenber ecbera, misthoorn, m. = bag 91ebetborn, bfe Sfrene. misprifzen, h. = ntif3bi1Yfgen, tabetn. mistig = neblfg. mispunt, o. = ber AM; (persoon) IBube, mistigheid, v. = 9Zebligfeit. lump, bag Subjeft; Olfcbtgnut3. mistral (koude N. W. wind op de Z. kust misiraden, h. = febtraten, nfcbt erraten, bane, van Frankrijk), m. = Offtrat. ben raten ; febten, misgeraden = febigefcboffen! misstrappen, h. = febttreten. mis'raken, h. = berfeblen. misstred, m. = aebitritt. mis'rekenen, h. = berfebrt ob. falfct reften, mistrooslig = inifmtutig, ntif3miltig, nfeber, ficb berrecbtten ; misreskenen zich = NI) gefcblagen, trilbfelfg; m. weer = trilbeg Setter. berredmen; ficb taufcbett. mistroostigheld, v. = ber Eftmut, 91feber, misre'kening, v. = %itttliuicOung. gefcblagenbeft, Tritbfelfgreft. mis'riiden, h. = (fabrenb) berfebten ; berfebrt mistron'wen, h. = (einem) ntif3trauen; m., fabren, ficb berfabren. o. = EMff3trauen. missaal, o. = 93/fffalf(e), Wtetbucb ; (lettirsoort) mistsein, o. = blebelfignal. Me Efffat. [misvallen, h. = mitfarten, nicbt gefanen]. missehepping, v. = bag Effmebilbe. misvat ten, h. =fliffcblicb auffailettmftberfteben. misschien = (om mogelijkheid uit te druk- misvatting, v. = ber f rrtunt, bag serf even. ken) bfeliefcbt ; (om vermoeden uit te drukken) mis'verstaan, h. = mff3berfteben, falfcb ber, ettna ; tvobi. fteben. missehieten, h. = febtfcbiefien, fen 81(1 ber. mis'verstand, o. = Eff3berftiinbnig ; Kier febren. heerscht een m. = bier tvaltet ein all. ob. misschot, o. = ber gebilitut. misvor'men, h. = berunftalten, mff3bilben, misselijk = (onpasselijk) libel, fcblecbt, brecb& entftellen. rifcb ,Veelijk) beif3Ifcb, geicbmacflog, tvibertvartig; misvoeming, V. = Zierunftaltung. (onaangenaam)tniberiftb, tvibertviirtfg, efetbaft, miswas, zie misgewas. eflig; ik ben, word m. = mit 1ft, tnirb libel ob. mis'svijzing, v. = Eff3tveffung (ber ?Magnet fsblecbt; 't is om m. te worden = eg ift gum nabel). llbergebett. miszeg'gen,h. =berfebrt fagen, llnangenebtneg misselkikheid, v. = ii6elfeft, littpiifiticbfeft. fagen. mis4en, h. = !Wen, berfeblen, berntiffen, ent, miszet, m. = (in 't spel) aeblaug. bebren ; (bij 't schieten, gooien e. d.) feblen ; miszien, h. = berfebrt ob. falfcb feben; ficb berg hij mists daartoe den moed = font febtte ber feben. But bar; dat kan niet m. = bag fann nicbt mitratilenr, m.; mitraillense, v. = f. ob. augblefben; zijn doel, zijn working m. = Vitraffteufe. fan 8fel, !eine R33frfung berfeblen; den train mite = borauggefett baf3, tvenn nur, inofern ; m. = ben Bug berfeblen, berpaffen ob. berfaumen, unter ber Zebingung bar; . iem. (in een bijeenkomst e.d.) m. = ellen mitsdien = begtvegen, begbalb, baber. bermiffen; ik mis mijn brit = fcb bermiffe twine mitsgaders = lute aucb. Q3rflle; iets, iem. niet kunnen m. env., efren mixed pickles = Efgeb $feffeg, nfcbt entb. fihtnen ; zij kan niet gemist worden mixtnur (mengsel), v. = Utigtur. = man fann fie Mott entb.; ik kan je m. (ale Mlle. (mademoiselle). kiespijn)! = bu fannft abfomtnen, bu fannff M. M. (Mfjne Heeren Leine .erren). Mcb begraben laffen, bu fannft mit geftoblen Mine. (Madame = Vabame). tverben, fcb brauthe btd) nicbt; ik heb geen M. M. H. H. (Mijne Heeren = 9Jtetne ,erren). woord gemist = fan Sort fit tuft entgangen, m. m. p. (manu mea propria: met mijn eigen fcb babe jebeg Sort berftanb en ; zie ook g is s e n, hand = mit meitter efgnen .anb. misloopen, misslaan enz. mnemollniek, -teehniek (herinnerings- missie, v. = Vffifon. kunst), v. = Enetnoll tiff, .tecbttff. missionair, missionaris =fftiffionar(miir), M. 0. (Middelbaar onderwijs, zie ald.). (R. K. ook: Ealifffongpriefter). mobiel = mobil. missive, v. = 93tiffibe, Bufcbrift. inobilai r, zie meubilair. mis'slaan, h. = berfebrt ob. fag fcMagen, febten; mobilillzatie v.; -zatieplan, o. = zie bal. macbung ; ber .ntacbunggplan. misslag, m. = aebter, geiggrfff, bag Zerfeben. mobilizeeren, h. = ntobilifierett. misstaans, h. = libel (an)fteben; nftbt ob. modaal = Robed ... febtecbt fiefben. modaliteit, v. = 93/obalitiit, 27' modder. 420 moedersvader. modder, v. = ber Scbtanttn; (vuil) ber not. modiseh = mobifcb. modderaar = tabling, tabling, Vicbfel. modiste = Wtobiftin, Wutmacberin. trager; (knoeier) etbmierer, t ubter, Sublet. modulatie, v. = fftobulation. modderachtig = fcblammig, fotig. moduleeren (door verschillende toonaarden modderbad, o. = Moor., ecblamittbab. laten gaan), h. = mobulieren. modderen, h. = baggern ; (fig.) Ofugen. modul(us)(maatstaf), m. = 93Iobet, 97tobul. modderig = febtammig, fotig. I. moe, zie Laoeder. modderbkruiper, m.; -kuil, m.; -molen, II. moe, moede = nine, ertnithet; m. van m. = ecbtammlf beifyr; bfe •grube; bie mill*. 't werken = m. bon ber Wrbeit; 't werk m. modderlipad, 0.; -plas, m. = ber Scbtamm P. = bie 9Irbeit tn. ob. iiberbrflffig; ik ben 't m. = bfab ; bfe opfilly (bfe stave). icb bing In. ob. itherbritffig, bin ob. babe a fatt, modderpoel?m. = f43fubl, Gumpf (beide babe eg fiber, ook: bin eg lefb ; m. van den ook fig.); bfe ecbtammOfill3e. verren tocht, van 't zwerven = inegemilbe; modderselmit, v. = ber WangerOrabm (zie zoo m. als een hond = bunbetnitbe. ook vlag). moed, m. = Rut; met nieuwen m. = mit modderlisloot, v.; -spat, v.; -vulkaan, frifebent 91.; kalme moed = entfcbloffener WI., m.; -weg, m. = ber Scbtattun P graben; ber eleicbtnut; m. houden, scheppen, geven = .fpritier; .bulfan ; ,iven. Wt. batten, faffen, maven; den m. opgeven, mode, v. = Robe; in. uit de m. zijn = in, laten zakken = ben WI. bertieren, finfen laffen; aug ber V. fen; uit de m. raken = aug ber Wt. hij was bang te m ..e = ibnt war barge) Au fommen; modes = 97Iobetbaren, 934tbaren; dat Bute (Aumute); ik ben blij te m. = icb bin is weer in de m. = bag ift tvieber (in ber) 931. froben 97tuteg, mfr ift frob Aumute; ik heb er modeHartikel, 0.; -boek, 0.; -gek, o. = weinig m. op = id) babe Willa Wertrauen ber Wtobeil artifel (bie Wtobe., $4b3are); =but; barauf; hij heeft goeden m. (nl. vertrouwen =nary (snecf, saffe). op den goeden afloop), = er ift (febr) Auber. modeligril, v.; -journaal, o.; -kleur, v.; ficbtlift ; zie ook ar II, koelen, sch o en. -kwaal, v. = 97tobellictune; bfe s(n)Aeitung ; moede, zie m o e II. .farbe; =franfbeit. moedeloos = mutfog, niebergeftblagen. model, o. = (voorbeeld, richtsnoer, van moedeloosheid, v. = Wluttortgfeit, 9lieber? zaken en personen) gitufter; (van kleeding- nefcbtagenbeit. stukken om de mode aan te duiden) bfe moed pr = 9:Itutter; (in gestichten) WI., for. gallon, gacon, (voorbeeld op kleiner schaal) fteberM; (klooster) Merin, Mutter; van m .. s Wlobett; (voor schilder en beeldhouwer) zijde = ben ber Wtutterfeite, bon 971..g biegen, 9Robett, een kast naar dit m. = ein Scbranf mittterticberfeitg; m. de vrouw = bfe Wt., bie nadj biefent 9:11ufter ; een m. van vlijt = ein taugfrau; m. is 't huis ---,-- (bie) V. ift Au taufe; 91tufter (91u8bunb) beg afeited; naar 't naakte hij blijft bij m. = ... bet Wlutter(n). m = nacb bem nacften tebenbett Wtobeg, studie moeileriaarde, v.; -bij, v.; -borst, v. = naar 't naakte m. = 91ftftubie; 't teekenen naar 97tutterlerbe; •biene; .bruft. 't naakte m. = 9Iftaeitbnen; hoed, m. 1907 = moederildier, o.; -hart, 0.; -huts, o. = tut, gaffon 1907; volgens m. (mil.) = bor. 97tu tter 1 tier ; ,ber,; :bang. fcbriftgmtif3ig ; als m. kunnen dienen = mufter? moederlkerk, v.; -klooster, 0.; .koek, naltig felt. m. = EitutterPfircbe; :flofter; sfucben. modelllboek, o.; -boerderij (-hoeve), v4 moederilkoren, o.; .korf, m.; kruid, 04 -klasse, v. = 97tufterlibucb ; imirtfcbaft, .flaffe -land, o. = fftutterlforn, .ftocf ; sfraut (dunn. (waar naar ' tnaakt geteekend,wordt: 9Iftflaffe). fernfraut); .lanb.- modeleeren, modeleeren, h. = mobets moederlief = liebe gutter; daar helpt geen lieren. m. aan = ba bilft fein 910 unb 9Beb, felt model(1)enr = Wlobeitierer. Witten unb felt ateben. modelmakerij, v. = nobetitifcbterei. moederillefde, v.; -WA o. = 9:11utterilliebe; modelllsehip, o.; -school, v.; -staat, m. = ber steib. 9,71ufterlIrdifff; 1.ctutte, •ftaat. moederlijk = miitterlicb; m. erfdeel = bag model! maakster; magazijn, o. = 934P , gitiltterlidy, bag mfitterlicbe %rbteit. ma dyrin (fftobiftin); bie .tvarenbanblung moeder 11 loge, v.; -loog, o. = gutter 11 l one ; (Wlobe(n)nefdAft, bie Vobebanblung). bie •c:tune. Modena, o. = 97tobetta. moederloos = muttertob. modellplaat, v.; -pop, v. = bag Rob* Moedermaagd = Offline ,ungfrau, 9'cutter fubfer (.(n)abbilbung); .bubpe(.bame, .gecf,.berr). @otteg. moderamen (synodebestuur), o. = gybe, moedermelk, v. = guttermilcb; iets met ramen. 1 de m. inzuigen = ettb. mit ber V. einfaugen. moderateurlamp, v. = 93/oberateurtamile. moedernaakt = mutternacft, fblitternadt, moderatie, v. = Wtoberation, ermatigung, fplitterfafernacft. Wilif3inung. moederlinaam, m.; -oog, o. = nutterps moderato, o. = 9:1Ioberato. name: •auge. modereeren, b. = moberieren. .moederplant, v. = ber jubenbart. modern = mobern ; m .. e talon = neuere moeder II schap,o.; .meheede, v.; -schoot, Sbracben. m. = bie Putter!' fcbaft (ber qtanb); .4beibe, modernizeeren, h. = mobernifferen. .1c403. modellwinkel, m.; -zaak, v. = bie Bobe(n), moeder II skindje, o.; -smart, v. = &Rutter II . ob. Wulgtuaren) II banblung; bag •gefcbaft. finb(cben) (Butterg 2iebling); ber .fcbmerA. modifts = mobifcb. moedersmoeder = 971utterg 97tutter. modilleatle (wijziging, beperking), v. = moederistad, v. ; -stain, m. = allutter I ftabt ; Wtobififation. .ftainnt. modilleeeren, h. = mobifigeren. moedersvader = 9Rutterg Water. moederszoontje. 421 moeten. moederjszoontje, v.; -taal, v. = %Rutter moerasjerts, o.; -gas, o.; -grond, m. = Ibbncben; .fprad)e. SuutPf er6 /Rota fters) ; .gag; •boben. moedertje, o. = Vitttercben; /We ! moerasikoorts, v.; -lueht. v.; -plant, v. moederJtrouw, v.; -vlek, T.; -worm, m. = bag Sum011fieber ; .tuft; •Pflanse. = Rutter0 treue ; bag groat (bag (3eburtgmat); moerassig = moraftig, fumpfig. bie form. moerasvogel, m. = Sutnpfbogel. moeder vreugde, v.; -weelde, v.; -ziel, moerjbei (-bezie), v.; -beiboom, m. = v. = gutterlIfreube; •tvonne (sfreube); :feete. 931aulObeere; •beerbaunt. moederzielalleen = mutterfeelenaflein. moeren, h. = (steten) fcbieten, fapern, ftibi4en; moederzorg, v. = Eflutterforge, Olutterpftege. (stuk maken) verberben, faputt madjen; (ver- moederzwijn, o. = Eutterfcbivein. knoeien) berpfufcben ; ook = mere n, zie aid. moedig = ntutig, tapfer. weer jhoen, o.; -land, o. = Sum0 11 4u tjtt ; m. = Tfluttvirte, Ubermut; (opzet) sianb. (bole) abficbt. moertje, o. = Tlittterdien, mat m., mat kindje woedwillig = muttvinig ; (opzettelijk) abficbt. = tvie bie Mutter, fo bag ginb; tairrifd)e %Rut= Lid), biit mittig. ter, niirrifc40 ginb. moeheid, v. = %rtnitbung. woes, o. = ItRug ; iem. tot m. slaan = einen moel = Zante. 6u SIR. batten, tvinbelmeicb bauen; tot in. later' moei(e)lijk = fcbtver, fcbtvierig; (met veel koken = 6u Ord ob. iu Wt. focben taffen; ook = moeite en last gepaard) mitbfant, tnitbfelig; moeder. ook: fdpuer ju befriebigen, fcbtvierig, beifel, moesgroente, v. = bag @entitfe, bag (ran= maak 't u niet m. = bemilben Ste rub 6eug, bag Sraut. nid)t; hij maakt 't zich niet m. = er moeshof, m. = eentilfegarten. fict) nicbt fauer tverben; 't valt me m. = eg moesje, o. = Iftiittercben, Oluttig ; (mouche) int (mirb, ift) mir fcbtver; 't zal U niet m. bie Equfcbe; (op stoffen)Zilpfetcben; met witte vallen = (oak) eg tvtrb Nun ein 2eicbteg m = mein getupft, gemuftert. fein. moesson, m. = Elionfun. moel(e)lijkheid, v. = (alg.) elttvierigreit; moestain, m. = eentiifegarten. (moeite, onaangenaamheid) gitbfeligfeit, Zer, I. meet (vlek), v. = Der atect(en); (spoor) brief3licbfeit; (onaangenaam geharrewar) Spur, ber tinbrucf. Scbererei (mit bem tsaugberrn ob. Botibgautten 6. II. meet (dwang), m. = Vut, bag Viijfen. 8.); in m heden komen = in ect)tv .. en ob. in moeten, h. = (natuurt. noodzakelijkheid, Ungetegenbeit geraten, zie ook financ iee 1; niet-anders-kunnen) mitffen; alien m. sterven hoe kom ik uit de m.? = tvie fomme id) au& = fterben ; kinderen m. gehoorzamen ber Mem= ? l tuber m. gebord)en; ik moest lachen = id) moeten, h. = beliiftigen, bemitben ; iem. in muf3te lacben; (dwingende noodzakelijkheid, iets m. = einen in eta). tnifd)en; in iets ge- die uit een bevel volgt) milffen; u moet mee moeid zijn = an (bei) etw. beteitigt fan; zich naar 't potitiebureau = Cie m. mit nact) bent in iets m. = fid) in etw. (ein)ntifcbett, ffct) in q3o1i6eibureau (auf bag F43olibeiamt); bij dat (mit) etw. eintaffen; zie ook ge moei d, k o e. mooie weer moet ik nu in mijn kamer zit- moeite, v. = (alg.) Er/iibe; (minder alle- ten = . . . muf id) nun in meinem 8finmer daagsch en dus ook van minder concreet werk) ft en; (minder sterk uitgesproken wit van /3entilbung, Eltilbetvattung; („poging" ook) een ander dan 't onderwerp) mitffen; u moet Zemitbung; m. doen = rid) %tube geben, fa) met mij drinken (dat wit ik graag) = Cie bemitben ; m..n en teleurstellingen = Wlitbfale tn. wit nth trinfen ; (raadgeving) milffen; (93litbretigfeiten) unb enttliufcbungen; met m. (schijnb. toevalligheid) milffen; juist moest = mit V., taum; met m. in zijn onderhoud er een agent voorbijkomen = eben muf3te ein voorzien = f idj inii4fam (mit Erlitbe) erniibren; Scbutintann vorbeigeb(e)n; (wenschelijkh.) miti, 't zal m. kosten eg tvirb fcbtver batten fen; hij moest een jaartje bij mij zijn, hij zou (fftitbe foften); m. hebben (om wakker te wet anders worden = her matte ein Zsabr blijven, om iem. wat te leeren e. d.) = ob. bei ntir fein, er tvitrbe fction anberg tverben; (wit feine tiebe 9lot baben (wad) 6u bleiben 2c.) ook: van een ander dan't onderwerp) !often ; moet fawn mad) bleiben fannen ze.; 't is de m. (van (zal) ik inspannen ? = foil icb anfpannen ? je moet at 't werk) niet waard = el ift nicbt ber 9:Ritbe komen = bu forift tommen; de kamer moest inert; ik dank u voor uw m. ?'t is de m. (zou) behangen worden = bag Simmer fottte (om er over te spreken) niet waard = id) tape6fert tverben; dat moet een tuin voorstellen banfe Zjbnen fitr Zbre (271/itbetv.) ? ift = bag foa einen Warten barftetten; wat moet nict)t ber Nebe Inert; 't gaat in een m. ( n dat? = wag foil bag ? als 't dan moet = wenn drukte) door, 't is een m. = a ift eta. 0 benn fein f oft (mean fd)on, benn fcbon); hoe tvardon ; kinderen geven m. en last = Stinber moet dat afloopen? = tie fort bag enben ? verurfadyn 92ot unb $tagen; met heel wat (taak door een ander opgelegd) Ken; ik m. = mit VIct) unb Brad; zie ook loone n. moet voor de bloemen zorgen ict) fort fiir ???; moeltevel = mitbfant. u moat de complimenten hebben van ... id) moeizaam = initbfain. fott Cie gritf3en ban...; (behooren) fatten; (be- moat, m. = bag Raul. wering) fotien (voor de subjectieve meening), I. moer, v. = (van een schroef) %gutter; miff fen (voor 't objectief als noodzakelijk (bezinksel) Mutter, toefe; de duivel en zijn voorgestelde); (gerucht) fatten; (in verbiedende m. = ber Zeufet unb fettle Orof3mutter. zinnen, ongeveer = moge n) barf en, fotten; II. moer (moeras), o. lUtoor. ik moet niet vergeten te schrijven = icb barf moeraal, m. = bie Tfturiine. nit* bergeffen iu fcbreiben ; dat moot je niet moeras, o. = ber Vora% ber Sumpf; (veen) doen = bag barf ft (forift) bu nid)t tun; (aan- 93toor. sporing, opwekkiny) fatten, sours: milffen; meerasaehtig moraftig, fumpfig. nu moet hij toonen, wat hij kan = jet fat moetje. 422 mollig. (mug) er aefgen, tvag er hum; (indir. rede van Mohammed(aan) = EINobamateb(aner). een bevel of aanmaning) follett, hij zei, dat Mohammedaansch = mobammebanifcb. ik bij hem moest komen = er fagte, ict) folle moird, o. = ber (bag) Moire. au i§nt !mitten; dat moet er noch bijkomen moker, m. Sufcblag., Zorfcblagbamtner. = bag feblte nocb gar 1 wat moet je? = Wag mokeren, h: = bammern. hart, tbiinfcbeft bit? moet (mot) je wat? = mokka(-kople), v. = berVorta(faffee). mittft bu Wag? m, is dwang = Ouf3 fit ein mokkel, m. = Fltubelcben, ecOnubelcbett, 4:Itt% bitter kraut ob. ift eine 4arte 9103. felt:ben. moetje, o. = moesje en verkleinw. van mokkelen, h. = Vitfcbeln, beraen, abterben. moet I. mokkeltjej o., zie mokke I. Moezel (riv.), v. = Void. mokken, h. = fcbmolfen, maulen, bocten, bag Moezelidal, o.; -wUn, m. = Void tat; /Wein. Van' biingen laffen. I. mof (voor de handen), v. = ber Duff, ook: mokker = et,tnoller, Vanier. bfe fftuffe. Hokum: Groot M. = Arof3motum" ; @rofp 11. Mof, m. = Muff ; zwijgen als een ftabt, in 't bijz.: tImfterbant. M. = fcbtveigen tole ein affcb (foie bag Grab), I. mol (flier), m. = Vaultburf, vet als een nicbt muctien, fen SterbengtbOrtc§en fagen, in m. = tett vie ein ecbtrein. fieben Spracben fcbtueigen. II. mol (in de muz.), v. = bag b. Moffelaud, o. = Zeutfcbtanb. molboon, v. = eaubobne. moffel, m. = bie Whiffet; (want) atinftling, Moldan (riv.), v. = Volbau. aauft4anbf (Ott 4. Moldavie, o. = bie Volbau. moffelen, h. = tucteln, tuft:befit; (emaillee- Moldavier = Volbauer. ren) muffetn. Moldavisch = tnolbautict. moffeloven, m. = nuffet., %ntatitterofen. moleculair = Volefular ...; m..e kracht = moffetoer, m. = berffigte Krbeit, fdpvereg Volefutarfraft. Said. molecule, v. = bag Volefiii. Moffrika, 0. = Zeutfcblanb. molen, m. = bie dat is koren op zijn mofJe, o. = Viiffcben; ber qktIgtvOrtner. m. = bag ift eafTer auf feine hij heeft mogelijk = tni3glicE) ; thi3glict)ertneffe; (wellicht) een slag van den m. (weg, beet) = er bat biefleicbt; zoo veel, zoo spoedig m. = fo biel, fo einen ettarren au bid, bei ibm iftb nicbt rid)tig bath al# mogIIt (nOgItcbit bid; tni3glicbft bath, im Obtritithcben, de m. is door den yang = balbmi3glicbrt); zich zooveel m. inspannen = ficb bie Sa je ift in %ertuirrung, alleg gebt brunter mOglic§ft anftrengen ; de grootst m e voordeelen unb briiber, (van personen) er ift itherge: = bie mi3g licbft gro ten (bentbar grit rtten) Zorteile; fcbttaPPt; 't koren van den m. sturen = gegen alle m ..e middelen = alle erbenflicben Mittel; fein eigneg ca'ntereffe banbeln. lets m. maken = eau. mi3glicb macben, er= molenaar = Milker (ook een visch); Vairtifer, mizigticben, al 't m e doen = atleg miciglicbe Mil r. ob. fein mitglicbiteg tun. molehaarsknecht = Viiblfnecbt. mogelijkerwils = miiglic4ertvetie. molenaarsvak, o. bie mogelUkheid, v. = Viiglicbreit; (gbentualf: molenlas, v.; -beak, v.; -berg, m. = tat; ik kan bij geen m. begrijpen, dat = Vii§Ill(en)acbfe; ber :bad); =berg. lc?faun beim beften Eiden nicbt begreifen, molenikap, v.; -kar, v. ; -klapper, m. = baf3 . . . 9:11iIbIllenbaube; ber .tbagen; bie ,flapper. mogen, h. = (verlof hebben) bilrfen; (ontk. molenlegger, m. = Unterftein, Oobenfteitt. als door 't noodlot) 't heeft niet m. zijn = molenimaker; -paard, o.; -pad, o. = bat nicbt fein rotten; (onverschilligheid) miigen; Viiblenfibauer, %pferb (een vrouw: ragoner; hij mag blijven of gaan = er mag bleiben ober werken als een -paard = arbeiten tole ein geb(e)n, (mogelijkheid) milgen, fOnnen; je mocht $ferb, tote ein &tub); ber 4veg. anders to laat komen bu mOcbteft, fannteft molenilrad, o.; .expel, o.; -steep, m. = fonft au ipat fOmmen; God mag 't weten = T.RitWijrab; ,enipiet (Me Viibte); .ftein. Gott mag eg (waarschijnlijkheid) nti3gett; molentje, o. = Viiblcben, Mine hij 't mag 3 maanden geleden zijn = eb mag bret loopt met m.. s = er ift ithergefcbnatIpt, Oat einen Vonate ber fein; (wenschelijkheid) miten ; 't Sparren au bid. moge hem wel gaan = moge eh Out tbobl erts molenlltoeht, m.; -trechter (-tremel), m.; geb(e)n; hij mag wel oppassen 1 = er mag rid) -yang, m. bag ViibIllgerinne; .tricbter; in acbt netmen ob. fit?borfeben; (gaarne when, bie .bremie (We spreffe). houden van) tnOgen; dat mag ik niet zien = molenil vliet, m.; -werf, v.; -werk, o.; id) mag bag nicbt feben, ik mag hem niet = -wiek, N. = graben; ber ,bof ; :getriebe ; It mag ifjn nicbt; ik mocht wel eons weten... Oer .fliigel. = td) mi3c4te tbobl mat tnifTen ; (toegeving) Molest (hinder, overlast), v. = Vole% 8es inagen, hij mag (moge) een braaf man zijn = er Iiifttgung ; vrij van m. = fret bon Strieggutoteit. mag ein braber Vann fen; (veronderstelling) molesteeren, h. = moleftteren, beliiftigen. mocht 't regenen, dan = forite eh regtten, mollk, m. = $opatta, krampug, bie R3ogel. fo ; (behooren) hij mocht zich wel wat in- fcbeutte. spannen = er fate rich ettbag anftrengen; ? mol kever, m.; -krekel, m. = Vaultnurfgl, 't mocht watt = ac trag act) geb mid e5 !lifer; bie bat lid) Waal fo Wan 1 ik mag sterven als.. = molleffklem (-knip, -val), v.; -vanger; icb tom fterben, tvenn -vel, o. = Vaulantriglifalte; =f anger; mogendheid, v. = Vac§t, groote m. = mollen (doodslaan), h. = abmurffen. erorpnacbt ; verbonden m..heden = berbiinbete molletje (kind), o. 43attilbticfcben, Zicrercben. Haute. mollig = utoffig, (famutet)tvetct), runblicb ; Mogol (Oostersch heerscher) = Vogul. m..e handles = (ook) $atictAlinbiten, 43aticb, mohair (angorawol), o. = ber Mot air (Vot)lir). (ten. molligheid. 423 monnikachtig. molligheid, v. = Vortigfeit, Seicbbeit. mfr; iets uit zijn m. sparen = rid) ettb. am mollusk, m. = bie gotingfe, bag Seicbtier. erfparen ob. bom abfparen ; iem. 't brood molm, m. en o. = (van turf) ber, bag Eta uit den m. stooten, nemen = einem bag trot ma; (van hout) ber Outin, ber 2notnt ; (8tO) aug bun nebinen ; den m. van lets vol- ber Staub. hebben = nicbt auf Doren bon etib. (5u reben), molmachtig = ututtart4 mqiina dig. nicbt genug bon etib. au reben tbiffen ; iedereen moimen, z = in Staub Vb. /Quint berfatten; heeft er den m. vol van = jebermann fpricbt ook iburinfticbig iberben. babon; alles wat hem voor den m. komt = Moloch, m. = Vaud). arteg tnao gait in ben V. foinint ; geen blad mollirat, v.; -sgat, o.; -shoop, m. = gatito voor den m. nemen = fan Q3latt box ben tburfg II ratte ; 4? ; ,baufe (,bilgel). Utunb nebnten ; dat gaat je m. voorbti = molsia, v. = ber 2iMenaabnfatat. bag get bir an ber %ale barbel, ba fannft bu molton, o. = ber &Raton. ate fiinf Ginger banacb lecfen (bir ben Wt. ab, Molukken, my. = Ototuffen. trifcben); er geen m. aan zetten = eg nicbt molybdaenium(een metaal),o. = anoibbblin. mit ben 2ippen be rtibren, feinen 8iffen (ropfen) mom, o. en v. = We 2AciAfe ; onder 't m. van babon nebtnen ; zie ook m o n dj e. belangstelling = unter ber V. ber Zettnabine ; mondain = monbain, monban. vgl. masker. mondaniteit, v. = Wionbanittit. momiaangezieht,-bakkes,o.= Me gagfe. mondbal, m. = anebel. moment, o. = ber Moment. mond II behoeften, my.; -deelen, my. = momentaan = momentan. ber Tflunb ff bebarf (ber sborrat); :gliebinaf3en. moznentopuame, v. = Voinentaufnabute. mondeling = momgewaad, o. = Wiagfenftelb. monden, h. = (uitloopen) miinben ; (smaken) mommelen, h. = muntmetn, muffeln. munben, ftmecfen. mommeu, h. = ficb berfteiben, rid) berftetten. mond- en klauwzeer, zie mondzeer. mommellrij, v., -spel, o. = ber 2711uminen Ho mondgat (van instrument), o. = fcban5, bag ,fpiel, bie fftuntmerei. ber Knit* mompelen, h. = murinetn, in ben Bart mondgesprek, o. = bie Unterrebung, 15e. brummen, ntunfeln ; men mompelt van ... = fpriicb ; met iem. een m. hebben = (ook) man munfett bon .. . üliicffpracbe mit einem nebinen. Momus (God van spot en afkeuring) = mondOharmonika, v.; -hoek, m.; Trlomug, Voinog. v. = gunbil barinonifa; .tbinfel ; monade (ondeelbacir wezen), v. = iRonabe. mondig = miinbig ; vgl. meerderjarig; monarch = Wtonard). m. verklaren = nt. fpredjen, (fiir m. erfttirett). monarchaal = nionarcbifcb. mondigheid, v. = monarchie, v. = Ellonarcbie. mondig(heids)verklaring, v. = monarchist = Vonarcbift. fprecbung. monarchistiseh = monarcbiftifcb. monding, v. = Viinbung. mond, m. = Ounb ; (van kanon, geweer, mondJe, o. = 211iinbcben, antiutiben ; m. toe! rivier, buis e. d.) bie Oiinbung ; bij m..e = reinen Wlunb (batten) .anb auf ben Witinb I van = burcb ; een grooten m. hebben = hij is niet op zijn m. gevallen = er ift nicbt ein grobeg Maul 4aben, bag naut immer boll auf ben 23/unb (ant& Finaut) gefatten, bat ein nebinen ; den m. houdeu = ben TR. (bag guteg Ellunbiberf ; een m. trekken = ein fibiefeg 231aut) batten; iem. iets in den m. geven = Mitzi inacben, maulen. einem air. in ben 2R. tegen ; iem. in den m. mondjesmaat = abgepatt, farg, Virg* loopen = einem in ben Scbut (Surf, .2auf) IPtirtid). !oilmen, unberfebeng begegnen; met open m. mondjevol = Ounbbott. staan = mit offenem WI.. e baftebn, Maul unb mond II klem, v. ; -host, m.; 4iim, v.; Rafe auffperren; met den m. vol tanden staan -opening, v. = 2111unb II ftemine (ofperre, = nicbtg au fagen ibiffen, beriegen fcbtbeigen, fperre); bie ,foft; ber ,teiin; ,i3ffnung. tbie bilibffnnig (Me ein tigiite, ibie auf Titan' mondprang, -prop, v. = ber Stnebel. gefcbtagen) bafteben ; met twee m.. en spreken mondispleet, v.; -spoeling, v.; -stand, = fait unb Warm aug einem alt .. e btaf en, m. = 2:11unbIliPatte; bag ,lbaffer; bie ofteating. bopipetsiingig fein ; iem. naar den m. praten mondstuk, o. = 111unbitiicf ; (aan trompetten = einem nadj bent V. (gaup reben; op zijn e. d. ook) ber 21nfail. m. gesteld zijn = gem gut ellen unb trinfen, mondtrom(mel), v. = Eaultrominei, bag auf eine gute Zafet batten; geen m. open- a3rummeifen. doen = ben V. nicbt auftun ; hij kan net mond Il vol, m.; -voorraad, m.; -water, den m. openhouden = er fann rub r o.; -werk, o. = Wittnbiboa; oborrat, .amiTer, taunt erniibren ; hij heeft acht m.. en, ef stnerf ($ftild, Vaultver0. houden = er bat acbt anduier au erittibr o . su mondzak, m. = autterfact, gutterbeutel. fiittern ; een grooten m. opzetten = °glad)) mondzeer, o. = bie Vattifeucbe ; mond- en au fcbreien anfangen ; zijn m. roeren = bag klauwzeer = 2flunb, unb atauenfembe. Sort fiibren, tie Bunge riibren; hij kan zijn mondzuiverend = munbretnigenb. m. roeren = ber bat On getitufig0 Titunbitiid moneeren (aanmanen), h. = monteren. (2:11unbinerf), eine getaufige gunge; iem. den o. = bie Vongotei. Mongool = m. snoeren = einem ben D1. (bag Maui) 271ongote. Mongoolsch = mongolifd). ftopfen, einem Scbibeigen auferiegen ; zijn m. monisme (de leer van den enkel beginsel in iets steken = mit breinreben; ?dat is den voor 't stoffelijke en geestelijke), o. = ber m. tergen (getergd) = bait matt blob ben Egloniimue, monist = Von*. V. tniifferig; je neemt me de woorden nit monitor, m. = 2Ronitor, Zurintian5erfcbiff. den m. = bu nimmft ntir bag taint au4 bern monnik = ; zie kap. U.; 't viel me uit den m. = a entiCiipite monnikachtig = miincbiftb. monnikedom. 424 moordenaar. monnike p dom, o.; -klooster, o.; 0.; mouterheid,v.= 9-unterfeit 2C , vgi. m on ter. -levee, o.; -orde, v. = klRiind)61 turn ; .flofter ; monteur = Vonteur. ilateitt (alofterlatein); oleben; ber .orben. niontuur, v. = (van militairen) Wlontierung, monnikewerk, o. = (eig.) 9315144arbeit; Vontur, Zelleibuttg; (van een brit) aaffung, (fig.) verforene (2iebet)9Riibe; unniity ob. ber. bat Oeftelt. geblicly alrbeit, m. doen = leered etrof) brefdyn, monument, o. =e 1J1onument, Zenfataf. eine leere 9tuf3 aufbeityn, ben %fel fdyren, ben monumental = monumental. aiocf melfen. moos = fcbiin ; (aardig) biibid) ; (van lets kleins monnikewezen, o. = 9Ri3ndOlvefen. in 't bijz.) nieblicb ; 't m .. e = bat ect)One; monnikilje, o.; -skap, v.; -spy, v. = ik hoor m...e dingen (van je) = icb Ore Viind)11 Lein ; .tfapPe (plant: bat Montt, ber rei8enbe Eadyn ; een m ..e grapl = (iron.) eturntbut, ber %ffenbut, ook wet: OD nOtappe); eine f .. e (refcbicbte ob. Ziefcberung 1 ook : Warm .tfutte. nicbt garl of NO feblte nod) 1 een m..e Jon- monoehordion (densnarig instrument ter gen! zie een li e v e j.; zich m. maken = berekening van de toonverhoudingen), o. = fict) 1. macben, fid) (beraud)puten; daar ben je Illonocfprb. m. mee = (eig.) bad ftett bir refit 1., bamit monocle, v. = bat Vonofel, bat Qinglat. bift bu 1., (fig.) eine unangenebme 026efcbidite MonoUgamte (denvrouwstelsel), v.; -gram, (f fir bid)); dear kan hij lang m. mee zijn = o.; -grade, v. = aRonollgatnie; .gratnnt, bat fann eine langtnierige unangenebtne 126e= fd)icbte fiir On tnerben; hoe lang ben je daar monoHliet (monument uit den steenblok), m. mee geweest ? = rote Lange bat bat ge. m.; m.; -maan; (waanvoor- bauert? dat is wat wools! = (fig.) bad tit stetting op den punt), v. = 9Ronoillitb; .tog; eine nette 135eid)icbte ! eine f .. e kBefdyrung 1 'mane; .ntanie. (eig. en fig.) ba& ift eta). ecbiinet ; niet veal mono ll poke, o.; -theisme (Ongodveree- m ..s van ism. zeggen = einem nit* bid ring), o.; -theist = Vonopol, ber .tbeitnutt; ectOne& ob. euta nacigagen; mijn m..e pak = say*. mein guter VIttbug ; je hebt m. praton = bu monotheistiseh = monotbeiftifcb. haft gut reben; dat staat je niet m. = (van monotonie, v. = 9Ronotonie. kleeren e. d. en fig.) bat ftelit bir nid)t f. ob. 4. monotoon = ntonoton. (an), (fig. ook) bat ift nid)t f. bon bir; dat is Monroeleer (geen vreemde inmenging in niet m van je = bat ift nicbt f. (nett, b.) de Avnerikaansche aangelegenheden), v. = bon bi3/4 m. weer spelen = („liefdoen") 9Ronroe:Zoftrin. Sammetpfkitcben madjen, f. tun; van een anders Monseigneur = 9Ronfeigneur, g.'llonfignore. geld enz. m. weer spelen = mit anbrer 2eute monster, o. = (staal) 9Rufter, Me 43robe; Gelb 2c. ficb giitfid) tun, ben groten ,Derrn (gedrocht) Ungebeuer, Ungetiint, eclyufal, ber madyn (fpieten); m. mitten = (van honden) Unbolb; 9Ronftrum; op m. koopen = nacb 9Rufter, f. ma en; m. zoo! = fcbiin 1 (als versterking) nadj $. ob. auf $. faufen; een.klein m. = ein ik het+ me m. vergist = babe mid) arg ob. geo fleines 9Rufter, ,Danbinufter; zonder waarde biirig geirrt; ze wordt m. oud = fie tuirb recbt = defter Dime sert; m. uit de partij zelt = alt; ik heb hem m. beetgehad = babe apt = Vlutfal/ntufter; porto voor m..s = 9Rufter. 4errfict) Sum beften gebabt ob. bilbfd) angefilbrt. pinto; veelhoofdig m. = bielfi3pftget Ungeb.; mootheid, v. = ecbanbeit, bat ecbiine. de meeste misdadigers zijn niet zulke m mooligheid, v. = Scbiittbeit, fd)Bne eacben. = finb nicl)t fotcbe ect)eu fate ob. Unbolbe; een m. mooiprater = e dm cid) I e r, 2obbubler, aud* van een woord = ein Sortungetiint, Otonftruin. fcbtviinser. monsteraehtig = ungebeuerlicf), (verbazend moots, o. = ecbi3net, fd)i3ne Sadyn; zie ook groot) ungebeuer. mooi. monsteraehtigheld, v. = Ungebeuerlid). moolijes = 4iibfd), nett, fd)i.in. felt, 9:11onftrorttlit. Mookerhei(de), v. = noofer Oeibe; ik wou monsterboek,o.=9Rufterbud), bie .fanttlung. dat je op de M. zat = id) wollte bu mdreft, monsterdier, o. = 9Ronftrunt, Ungetiint. Ill0 ber $feffer Wadi% bu fneft auf bent monteeren, h. = muftern. Zlodtberg ; loop naar de M.1 = get) sum monstering, v. = 9Rufterung. Ructuce ob. aum Zeufet. monsterikaart, v.; -korting, v.; -rol, v. mookhamer, zie moker. = 93/ufterllearte; ber .rabatt; =rale. Moor = (Moriaan, zwarte) `Mohr; (Noorda fri- monster verbond, o. = ber 9Rtf3bunb. i kaansche stain) 9itattre; (paard) ber Eflappe. monsterzakje, o. = 9Rufter., 43robeflictdyn, moord, m. = norb ; m.1 = 21, morbio 1 m. ber .beutel. en brand schreeuwen = Beter (unb Vorb) monstrans (R. K.: hostiekastje), v. = f 9Ronftrans. 'fir fd)limin 1 steek den m.1 = bol bid) monstrueus = monftri3t. `o % jell poging tot m. = ber 9Rorbberiud). monstraoziteit, v. = Fatonftrofitiit. moor 'aanslag, m. = 9Rorbberiud); (op re- montant, o. = ber 8etrag, ber Oelauf. geerende pers. dikwijls) bat attentat. monteeren, h. = (machines) montieren, auf. moorddadlg = miirberifcb, blutig ; (hevig, ftefien; (van militaire Weeding) montieren, kan geschreeuw e. d.) marberlicb, morbmatig. befleiben; 't stuk was goed gemonteerd = gut moorddadigheid, v. = miirberifc4e Qlut, autgeftattet; (een diamant) einfaffen. Oraufamfeit. monteering, v. = (van militairen) Von. moorden, h. = morben; m ..d staal, wapen tierung, 9Rontur, i8effeibung ; Uniform; (van = ber 9Rorb lifted* bas .eifen, bat .fcbtbert, machines) 9Rontage; (van tooneetstukken) bie .waffe ; m .. d (van werk, ziekte, e. d.) = Vlutftattung; (van edelsteenen) gaffung. aufreibenb ; m. en branden = fengen unb moister = taunter, better, aufgerliumt, auf ge. brennen. treat; (alleen praed.) guter Zinge. moordenaar = Tftiirber. moordenarij. 425 morsmouw. moordenarlJ, v. = bag 931orben, bag Oemorbe. = m. friib; m. aan den dag = glad) tn.; de moordgat, zie moordhol. dag van rn. = ber morgenbe Zag; m. brengen! = moordgesehreeuw, o. = Vorbgefcbrei. ja gucben ! o f profit Vabil,eit ! of id) banfe ! moordhol, o. = bie Viirbergrube, Me :bOble. morgenavond = morgen abenb. moordkreten, my. = bag Vorbgefcbrei. Samenstellingen met morgen- die hier ont- moomdkull, m. = 931Brbergrube; zie hart. breken, zoeke men bij die met ochtend-. moordillust, m. ; -tooneel, o.; -twig, o. = morgen I bezoek, o.; -dracht, v.; -drank, bie Vorb 11 tuft (bie :begieLbe, bie .gier); :fbene m.; -dronk, m. = ber Vorgenl befud); ber (Mudge Gene); bie .Inaffe. .anaug ; bag q4etrtint; trutif (arilbfcboppen). =morel' kop, m.; M.-land, o. = Vauren!lfopf ; morgenagave, v.; -gebed, o.; -gewaad, .tanb (of Wtobrenl., vgl. Moor). o. = Vorgenligabe; sgebet (bie .anbacbt, ber moorkop, m. = (paard: vos met zwarten i*egett); ,getbanb (bie ,fleibung). kop) Vobrentopf. morgenfigezang, o.; -groet, m., -jas, v. = moorpaard, o. = ber inappe. bet Vorgen 1 gefang ; sgruf3; ber %rod (voor hee- Moorseh = maurifcb. ren: ber SCafroct). moot, v. = bag edict, Me Scbeibe, ber Sarnia. morgen II klok, v.; -koelte, v. = Vorgen 0 . mop, v. = (steen) ber Siegelftein, ber V3actftein; glade; .frifcbe. (koekje) bag St fldolcben ; unktvlak) ber Alec% ; morgenkrieken, o. = ber Zageganbrud), (grap) ber spat, ber MO; een oude m. = (ook) Zageggrauen. eta Veibinger ; (licht muziek- of zangstukje) morgenland, o. = Vorgenlanb. 8olfgtoeife, ber Octifenbauer, leicbteg etild; hij morgenlandseh = morgenliinbifcb. heeft m .. pen = er bat Siniipfe, R3a0en, Ova, morgenilieht, o.; -lied, o. ; -lucht, v. = Zrabt, Viipfe ob. s.17/tofeg unb bie 543ropbeten; V orgen II lid) t ; ,Lieb ; ;tuft. m .. pen tappen = Bite reiten ob. macton ; morgenmiddas = morgen mittag. een fllauwe m. = ein fcbtecbter ob. tauter 8. morgennevel, m. = Vorgenttebel. II. mop (hond), m. = VOA. morgenochtend = morgen frill). mopneus, m. = bie Wtopgnafe, bie etutnpf% morgenipost, v.; -preek, v.; -rood, o.; nafe. -sehemering, v. = Vorgen Ilpoft (arilbpoft); moppen, h. = fcbmonen; subst. zie mop. .prebigt; .rot (bie :riite); .btimmerung. mopperaar .. Zrummbiir, 9Jturrfopf. morgenspraak, v. ..---- (comptimenten) Um% mopperen, h. = brummen, murren; mucten, ittinbe; zijn m. en zijn avondspraak komen fid) muctfen; gronen ; moat ik weer m.? = niet overeen = feine Vorgenrebe unb feine muf; id) tvieber br., fcbelten ob. fc§impfen ? Vtbenbrebe ftimmen Mitt iiberein, er Waft Stet moppetapper= 8tbereif3er, 8if3bolb, 43offew unb Iarm aug einem Ounbe. reiter. morgen II ster, v.; -stond, v.; -toilet, o. = moppetrommel, v. = (eig.) Oebticttrommet, ber Vorgen 1 (tern; :ftunbe (bat Oolb im Vunbe); (fly.) R2i4ecte. bie .toitette. mops(hond), m. = Vopg(bunb). morgen H u ur, o.; -wacht, v.; -zang, m.; moquette, o. = bie Voquette, ber Zoppel. -zon, v. = bie Vorgen II ftunbe ; .tbac§e; ber Plaid). .gefang ; .fonne. mora (vertraging), v. = Mora, ber Zerbug ; in morgue (gebouw, waar lijken van onbekende m. = in WI., im 91iictftanbe, im (in) %.; periculum verongelukten ter herkenning worden neer- in m. = periculum in m., Oefabr im Zersug. getegd), v. = Morgue. moraal, v. = Moral (ook „les"). moriaan = Wtobr ; 't is den m. geschuurd moralist = Wtoralift. (gewasschen) = bag be* einen 931 .. en bleicben moraliteit, v. = Voralitiit (ook middel- (tueit tbafdyn). eeuwsch geestel. tooneelspel). mormel, m. = bag Vurmeltler, bie 9itarmotte; moralizeerezt, h. = moralifieren. (leelijk schepsel) bad Ecbeufal, bie arate, Morava, o. = Ottibren. (leelijke hond) ber Miter. Moravier = WItibre. ]fformoon = ber Vormone. Moravisch = miibrifd); zie ook b r o e d e r. Morpheus (god van den slaap) = Vorplieug. morsel = moratifd); m. gedrag = moralifdier morphine, v. = bag Vorpbium, bag Vor. Sanbel ; m. van lets overtuigd zijn = innig P Wm ob. im Oersen non ettu. iiberaeugt rein. morphologic (vorm- gedaanteleer), v. = Morea, o. = Wlorea. WI orpiplogie. morel, v. = 11:florefle, Kmarefle %miner, morrelen, h. = fubeln, bubeln; in lets m. = Sauerfirfcbe ; brandewijn op m .. len = Kula, an ettb. berumfort fen, =petern; in lets m. = reflenbrannttrein. in env. berumftod)ern, .framen. morelleboom, m. = ImareUenbaum. morren, h. = murren, brummen. mores: iem. m. leeren = einem (einett) Voreg more, zie morsebel. 'Oren, einem ben Kopf z,urecbtfeben. morsdood = maufetot. moreske, zie arabeske. morsebel = Scbtampe, Scbntu4tiefe. morgana, zie f a t a. worsen, h. = manfcben (im ectganu, im 8af. morganatiseh huwelijk = morganatifcbe ge. fer); (stabben) fcblabbern, fabbern; m. op 't. morgen, m. = gingen (ook als oucie akker- tafellaken = ffectern auf bem Zifcbtud); (knoeien) maat); (adv.) morgen; van m. = beute morgen; fcbmieren, fubeln; met 't geld m. = bag 133etb van m. vroeg = Leute frill); vroeg in den m. = ,um Genf ter 4 inau4merfen, eg bergeuben. frii?am V. ; in den vroegen m. = ant friiben morserij, v. = i1anfd)erei, klecterei, Subelei, U. ; 's m..s vroeg = friibmorgeng, morgeng ed)mutorei, bag Wefcbmiere, vgl. m o r sen. frill) ; op een (goeden) m. = eineg (fd)iinen) morsig = fcbtampig, (vit) fcbtnutig, brectig, WI .. &; 's m..s = beg WI .. d, m .. 4, goeden fcbmierig ; (modderig) fcblammig. m.1 = guten Tft.!; (iron.) Warm nicbt gar 1 morsigheid, v. = Unreinticbfeit, eitmulsigreit bag feblte nod) ! bu mane (Mite I 2c.; m. ochtend morsiljurk, v.; -Wel, m.; -monw, v. = morspot. 426 mug. ber Scbtnublrocf ;=fitter; ber =tirmel (ber St** motiveeren, h. = motibieren, begriinben. linnet). moliveering, v. = Wiotibierung. morspot = Scbtnut3fine, %4 (unmet, ,nicfel, motor, m. = Motor. Sdpitterffnf ; bie Scbmutliefe. motje: lets in 't m. hebben = ettn. merten, mortalitelt, v. = Titortalittit, eterbitc4feit(d, tvittern, ben airaten rierben. aiffer). motorlibootje, 0.; -flets, v.; -wagOn, m. mortel, v. = ber 9Jtartel. = 9notori boot; stab; .Magen (bad Kutomobil mortel f bak, m.; -molen, m. = 9nOrtel f !libel graftivagen). (,trog); bie ,miible. motregen, m. = Staubregen. =order, o. = ber Varier (in beide bet.). motregenen, h. = ftaubregnen. mortierstamper, m. = bie 9:Rarferfeule, mots, m. = gut. Stiff3el. motten, h. = ftu4en, mul3en. morzel, m. = bag Stilcf, ber Splitter; lets mottekruid, o. = nottenfraut. to m. slaan = etW. in taufenb Stade fd)lagen, motten, h. = ftaubregnen. aerfcbmettern, aerfplittern, aertnalmen. mottig = (pokdalig) pocfett,, blatternar ; mos, o. = Mood; zie IJslandsch; met m. (van 't weer) feucbt, nebttg, naf3falt ; (doo, de begroeid = bemooft, moogbetvacbfett. mot bedorven) mottettfriitig. mosaehtig = mootartig, moofig. motto, o. = lotto, her Sprucb. mosch, zie musch. mouehe, zie moesje. mosdiertie, o. = ailoogtiercben. mousseeren, h. = mouffieren, fcbliutnett, moskee, v. = Moidye. m .. de wijn = Scbautntuein, nouffeux. moskiet, zie muskiet. mousseline, v. = ber 9Nuffelin. Moskou, o. = Vogfau. moat, 0. = Mats. Moskovie, o. = Motfotnien. m.; -bak, m., -eest, m. = Moskoviet = Votfolviter. Udall effig ; sbottieb; bie .barre. Moskoviseh = tnogromitifcb; M. gebak = mouten, h. = nttitaen, malaen. ut .. er Sanbfucben. mouterli, v. = 97/11ilaerei, bag .01a1s010. moskrabber, m. = TRoogfratier, We 9.Roog, moutwijn, m. =.. Vatatrant. trace. moues, v. = ber %met; iem. lets op de m. Moslem, Moslim = 9Roglem. spelden = einem ettu. (einen l8aren) auf binben Moslimsch = utogfetnifcb, mufelmiinnifcb. (ctufbeften), eta). auf bie Rafe binben, auf ben niosroos, v. = 9Roogrofe. irtnel beften (binben); hij heeft ze achter de morsel, v. = 9:1ufdyl ; (blauwe eetbare) m. = er bat et fauftbtct sinter ben Cbren, Udmurt:bd. ber Zdyint fist ism fin 91acfen, er bat ben mosseillbank, v.; -man; -sehelp, v.; Scbelm int 9taden ; lets uit de m. schudden = -vangst, v. = djel9 bans; .mann (4)1inbler); ettr. and bent irmel (Sacfe) fd)iitteln; ik kan .fcbale ; ber :fang. er geen m. aan passen (vast maken) = icy mossig = moo fig, bemooft. fann eg nit 104 friegen, fann nicbt flue most, m. = Volt. baraug tverben; daar is wel een m. aan to mosterd, m. = Setif, Wloftert, Voftricb ; dat passen = bag last fidj fd)ott macben; overal ruikt naar den m., is dare m. = bag ift eon m. aan weten to passen = jeber Made gepfeffert (unb gefalaen), ift fcbrecflfcb teuer ; einen Stiel ffnben; zie ook aap, hand. m. na den maaltijd = navy bent Zobe eine mouwstrepen, my. = torten. SeinfuPpe ; Senf navy ber 9:1ablaeit ; iem. tot mouwvest, o. = bie jade. m. slaan = einen au 9Rug ob. einen ivinbeltneid) moveeren, h. = auf Zapet bringen, an: tiauen (fcblagen). regen. mosterd H bus, v.; -molen, m.; -pap, v. = mozalek, o. = bag (bie) 9Itofaif. Senfli budjf a (,bofe); bie ber .teig. mozatekllsehilderij, v.; -tegel, m.; -vloer, mosterd li plant, v.; -plaster, v.; -pot, m. m.; -werk, o. = bat 9Rofaifilgerniilbe; bie = Senflpflanae; bag sPftafter (ber ,unticblag); sfacbel (bie =platte); bag spflafter; bie ,arbeit. stoof (bat .gefith), Mozalsch = moraild). mosterdlisaus, v.; -zaad, 0.; -zuur, o. = Mozes = Vold. Senn lance (%brilbe); ber .fanten ; tgurfen (m3t.). Mr. (Meester of Monsieur = Reifter; rechts- I. mot, v. = (insekt) Votte; Wine regen) geleerde Zoftor, Dr.; Mr.). ber Staubregen;(ruzie)Uneininfelt, berBanf, ber M.S. (manuscript = 9)lanugfript ; MS.). Strad); de mot zit er in = ed ift bon (ben) M. s. c. (mandatum sine clausula: onbepaalde 97R .. n anereffen ob. aerfreffen ; (fig.) de m. is er volmacht) = Zebotimiid)tigung One %infd)rlin, in = bie eado foment in bie aiap(p)ufe, gebt ein lung). ob. ift in %Waft; de m. in de maag hebben = Msgr. (Monseigneur, z. a.). einen leeren Ttagen baben; lets in de m. heb- mud, v. = bag (ber) (Deftoliter, zoo vol ale ben = etm. merten, trittern, ben Zraten riecben; m. = gepfropft boll. m. zoeken = Otinbel fudyn; m. hebben fid) mudzak, m. = Wialterfacf. aanfen, fits in ben Oaaren liegen; m. hebben, muf = =brig, muffig, (bedompt) bum0; krijgen met iem. = ook: Strad) mit einem m ..e damp = mobriger %unft; (saai) bbe, Oben, friegen. idyll, matt. II. mot, zie m o 1 m. muffeldier, o. = nuffeltier, ber Wtufflon. motet (kerkelijk zangstuk), o. = bie FOlotette. muffen, h. = muffig riedyn ob. felt. motie, v. = ber Kntrag; (beweging) Motion; muffig, zie muf. een m. voorstellen = einen 91. ftenen ob. einbrin= mniligheld, v. = 9:Ruffinfeit. gen; m. van orde = atm Tagegorbnung ; multi (Mohamed. g)dsdienstig rechter) = m. van vertrouwen, van wantrouwen = bag 9Rufti. Zertraueng%, 9I/if3trauettgbotum. mug, v. = Vitae; van een m. een olifant motief, o. = 9Notib, ber Zemeggrunb. maken = and sitter einen %lefanten madyn ; muggebeet. 427 muntvervalsching. de m. uitzuigen en den kameel doorslikken = II. mul, (adj.) = loder, Meld). .. n fefgen unb Ramie bericOluden. mulat = Wittlatte. muggellbeet, m.; -doek, o.; -gordUn =alder = shifter. (-scherm), o.; -vet, o. = Bilden!' ftfdi ; ber mulheid, v. = .2oderbeft, 1eic4fyit. srfor; .garn (sOtter); .fett. mullig, zie mul II. muggezfften, h. = fefgen, Oaare M. U. L. 0. (meer uitgebreid lager onderwj8 !paten, flitgeln. = ertuefterter Metnentarunterrid)t). mugge llzifter ; -zifterU, v.; -poot (plant), multi II plet, o. ; -plicatie, v.; -plicator, m. m.; -stock, m. = WIficfettifefger; .fefgeref ; = 9Itult1 Piet Onefirfit,fge& Blveirab); bat .bein ; /lid). Hon; .plifator. I. mull, m. = (bek) bat Maul; (van groote mummelen, zie mommelen. roofdieren, monsters e. d.) 91c4en ; een ga- mummie, v. = 9Rumfe. pende m. = ein aufgefperrter fliadyn ; zie ook Munchen, o. = Watndyn. Munchenaar, muildier. Munchensch = 9j1iind)(e)ner. H. mull (schoeisel), v. = ber$antoffel, 2atfdy. municipaal (gemeentelijk) = muniMpat. muilband, m. = Wtaulforb. munitie, v. = Wlunition. muilbanden, h. = (einem 5t fere) ben 9Itauts munitiellkist, v.; -wages, m. = ber Wtus fork attlegen ; (fig.) einem bat Mud ftopf en, nitiont faften; .tvagen. einem ecfpueigen auferlegen. monster, m. = ber (bat) gilttfter, We Ra. mull II (dier), o.; -ezel, m.; -ezeldrUver ; *brae, Zont. -korf, m.; -paard, o. = Dalai! tier; sefel; I. munt, v. = (stuk geld) We Mine; (gebouw) sefeltreiber ; .forb ; •Pferb. bat. Diftmgebliube, bat sbaut, Ming, 93rtige. mullpeer, v. = fftaulfdyffe, DOrfefge, Ropf. anftalt ; de Koninklijke m. = ble Oniglidy nut, ZacOtef, Zacfpfeffe; iem. een m. geven = Whinge; gouden, zilveren, koperen, nikkelen einem eine V. zc. geben, einen mattlidygieren. enz. m. = 043 olb:, Rupfer,, 91fdefinfittae, muss, v. = 91/aut (ook van de hand); (Stile 2C.; in klinkende m. = fn flingenber voor geraucOrtet aleiftt bow) Ong; zoo stil als een goede m. opnemen = fiir bare WI. nOmen; m. = intitOdynftfU; zie ook man. m. slaan = Wt. priigen ob. fcfgagen ; ()ig.) m. uit muisdoorn, m. = Fitiittfeborn. lets slaan = Rapital au& ebb. fd)lagen; zie ook muisgrauw =ntiftufegrau, sfarbfg, tnautfarbig. betalen, kruis. muisie, o. = Widukben; dat is een m. met munt (plant), v. = nine, Ming. een staartje = bat Zing tvirb iible (tviditfge) muntHafval, m.; -beambte; -biljet, o. = aolgen babes. Vilma abfaff (bat .gefrti0); :beamte(r) ; .biltett muisjes, my. = ber Knitaucfer. (Duitschl.: ber alefcbtfaffenfdyfn). muiskat, v. = 9:11aufefaly. munt boek, o. ; -conventie, v. ; -eenheid, muiskleur, v. = nautfarbe. v. = UMW! bucf) ; .fonbention (ber .bertrag); muiskleurig = ntliufefarbig, mautfarbfg. .einfoft. muisstil = nttiuiklynftf a. munten, h. = miltmen, priigen; 't m. = muisvaal = ntattfefa41. 9:1/iinaPriigung ; 't op iem. gemunt hebben = muiteling = Wleuterer, Kufrithrer. et auf efnen gentling ob. abgefe4en fyiben. muiten, h. = meutern, ffcb empi3ren ; aan munt- en penningkabinet, o. = 't m. slaan = Wieuteref mat en, anftiften; fabinett. (ruien) mauf ern. munter = valsche m. = mutter, zie muiteling. miittaer, 931iingdifclyr. mailer% v. = Wteuteref. muntgas, o. Vlutotnatgat. muitziek = nteuterifcb. muntgasmeter, m. = eatautomat, auto. maize I drek, m., -keutel, v. = ber Mute II. matfido 133atOr ; Witinnattneffer. bred, ber .fot. muntgehalte, o. = ber W/itnage4alt. mulzellgat, o.; -gif, o.; -hol, o.; -koorn, munting, w. = 91/iinbpriigung. o. = anufeil locO (97/aufe., 1tautloc0); .gfft ; muntje, o. = Oftnabiffett, berBefwgulbettfdyin. ?4; =font (bie .gerfte). muntikabinet, o.; -kamer, v. = WItin511: mulzemaaltUd, o. = trodene 11ctf)13eft. fabinett ( .fammlung); bat .amt. wizen, h. = maufen; (eten) fcfpabeln, muntll kenner ; -kosten, my. = fun. gnabulieren ; 't muist graag wat van katten bige(r) (sfenner, 92untitmatifer) ; sfoften (ber komt = Sta4enfittber rn gets, VIrt Cott nfitt $rage., ecblagfcOb). bon 9.1rt, ber Rater tart bat WI. nic4t; als de muntkruid, o. = 93fennigfraut, Sfefengelb. katjes m., mauwen ze niet = Wenn bie Raten muntl kande, v.; -loon, o.; -machine, v. m., mauen fie nicbt ; de kat laat 't m. niet = lDliinIgfunbe (91umitntatif); sfoften (bi = We tit* ob. ber Rater Ia t bat WI. nfd)t. 93rtigegebithr); .ntafctiftte. , muizenest, o. = Olinfeneft ; m .. en in 't hoofd munt materiaal, o.; -meester = 931iin311, hebben = 9J1 . er int Ropfe Oben, zie ook material; nneffter. muizenissen = (unni3tfge) eorgen, ariffen; m. muntolle, v. = bat. 91/itt6i31. in 't hoofd hebben = 63rfften fangen, emu 03rif. muntlipers, v.; -plaatJe, o.; -rand, m. = tenfiinger fan, zie ook mu z e n e s t. Wtifttallpreffe ; bfe .platte ; .ranb. muizelloor, o.; -tandie, o.; -toren, m. = munt recht, o.; -schaaltje, o. ; -slag, m. Elinfe ofg ; ber .6a fw (ber InaufeactO) ; turn'. = Vilna recf)t ('regal); bfe swage ; .rcbfag. muizeval V. = Wtaufefaffe. muntisnoeier; -soort, v. = beicOef. muize valk, m.; -vanger = fat! ber (kipper (unb Sipper)); :forte. (ibuffarb, 9.1/autaar) ; 'flinger. muntspeele, v. = 03elbforte; bare4 muizerd, m. = ahlifarb. muntqstelsel, o.; -Stempel, 0.; -stuk, o. muizestaart, m. = niittfegtbana (ook de = Vilna 11 ft)ftem (bit Sii4rung); -ftembel (.6ef. plant.) 'ten); •ftitcf. I. mul, v. = ber gultn, ber Wtolm. muntiteeken, o.; -ante, v.; -verval- muntverzameling. 428 muziekportefeuille. aching, v. = Viin3115eicben ; .fonbention (La- naar den m. = bab riecbt naci) Ste#erei ob. nad) tijnsche -unie = 2ateinifcbe ifonbention ob. bent Gc(). .union, Sat .. er :bunb ob. .berein); .fliticbung. mutselband, m.; -bol, m.; -maakster munt II verzameliug, v.; -vijl, v.; -voet, = bab tiauben II banb ; sfoOf (= ftocr), stnacberin. m. = Eatiin6 II fammlung ; .feile ; .fut. mutserd, zie mutsaard. mutant h waarde, v.; -wet, v.; -wetensehap, mutsje, o. = ViubcOen (van vrouwen, dienst- v.; -wezen, o. = ber etiln311 tvert ; bag lefet3 ; meisjes, doopkinderen enz.). %tniffenrcbaft (92umigniatif); %rnefen. I. muur, m. = (buitenmuur, de muurmassa) murik, v. = Zogelutiere, ber %ogelmaiericb, bie Mauer; (binnenzijde van den muur, ook ber .0iititterbarnt. lichte binnenmuur) bie RBanb ; binnen zijn murmelen, h. = murtneln, rieretn, .plat= vier muren = atrifcben Oen bier W1 .. n ( San. rdiern. ben), innerbalb ber bier WI .. en (Stinbe), ber murmureeren, h. = murren, brummen, ner. bier %fable ; tusschen vier muren zitten = getn. eingerperrt rein ; blinds, Chineesche m. = blinbe, murmureerder ------ 9tergler, %ruttnbar. %Ofnefircbe WI.; zoo vast als een m. = fo felt murw = ntiirbe, mad) ; iets m. slaan = ettu. Me eine an., mauerfeft, (fig. ook) bombenfeft ; tn. fcblagen; iem. m. slaan = einen bu 9Rug de muren hebben ooren = bie Minbe faben ob. trinbettoeid) bauen. Obren. murwheld, v. = 9Riirbigfeit. II. muur, zie murik. museh, mosch, v. = ber eperling, ber elicit, muuranker, o. = ber 9Rauerattfer. ber Sped; zie ook dak. muurbloem, v. = ber eolblacf, ber Sad; muschaehtlge vogels = eperting&bagel, (fig.) een m.. pje zijn = fcbimmeln, $eterftlie rperlinggartige R3Ogel. pftilden ob. berfaufen ; (Noordd. ook :) 9Rauer. musehwortel, v. = bie 64ierlingginurs. bliimcben rpielen. muskulatuur, v. = 9Rugfulatur. m nur 1 breker, in.; -dikte, v.; -kalk, v. = museus, zie muskus. WtauerlI brecber (RBibber); =bide (4tiirfe); ber museum, o. = 9Rufeum. sfalf (ber DIiirtet). musiceeren, h. = mufibieren. muur II kruiper, m.; -peper, v.; -schilde- musieus = 9Rurtfer, Wittrifug. ring, v.; -specht, m.; -valk, m. = Vane* muskaat, m. = 9Rugfat(wein), 9Rugfatetlev Ilittfer ; ber .13feffer ; .ntaterei; sfpecbt ; .falf. (mein). muurvaren, v. = 9Rauerraute, Steinraute. muskaatIbloem, v.; -boom, m., -hoot, v. muurvast = (stevig) mauerfeft; (fig. ook) = FIRugfatIl blunte (.btilte); o(nuf3)bauin ; snuf. bombenfeft ; (vast aan den muur) manbfert ; muskaatilolie, v.; -peer, v.; -roos, v. = muur- en spijkervast = Met, unb nagelfert. bag FiRugfat II Of ; .etterbirne; .rofe. muurversiering, v. = ber eanbrcbutuct. muskaatwkin, zie muskaat. muturiverf, v.; -werk, o.; -zwaluw, v. = muskadel(druif), v. = ber TRugfatetter, 9Rauer II fade ; =turf ((etnauer); .fcbtualbe. bie straube. muz. (muziek = Unfit). musket, o. = bie 9Rugfete. maze, v. = 9Rufe. musket II ler ; -kogel, m.; -vork, v.; -your, Muzelman = WIttlettnatt, smann, 9Roglem. o. = Mlugfet Hier ; bie .enfuget, settgabel, :enfeuer. Muzelmansch = mufe(manifd), ittlinnifc(). muskiet, v. =- ber 9Rogfito. muzen II almanak, m.; -zooms = guren II . muskletebeet, m. = Wtogfitorticb. almanac(); =fobn. muskulatuur, v. = 9Rugfulatur. muzeum, zie museum. muskus, v. = ber Wtofcbug, ber %tram. muziek, v. = Ilturif ; (gedrukte of geschreven mukusildier, o.; -eend, v. = Wtofcbug II tier m., waarnaar men speelt ot zingt) 9loten (W.); (Ziramtfer); .eitte. 4 allerlei geschreven en gedrukt muziekwerk) muskuskat, v. = 8ibetrate. 9Rufifalien (1M.); ik heb mijn m. niet bij me = act) muskuslikruld, o.; -os, m. = gorcbug II. babe meine 92. nicbt bet nth; met voile m. = fraut; .ocbg. mit ftingenbem apiet ; (fig.) met m. = gllin, muskuslipeer, v.; -plant, v.; -rat, v. = senb, pracbtbott, lute nab 9toten; op m. zetten Voiding II birne ; .0flanae; .ratte. = in 931. ob. in 92. fe#en ; de m. (voor iem.) om- muskus 1 reuk, m.; -zwijn, o. = FfilOrCbUN. slaan = bie Fltoten(bItitter) (fiir einen) umtvenben. fieruct ; .fcbtvein. muziekavond(je), in. (o.) = mufifalircbe musseheel, o. = licit.enet. Rbenbunterbattung, in . . e ,gefearcbaft. mussehehagel, m. = bag spertinggd)rot, muzlek II blad, o.; -bock, o. = 9toten II blatt ; Zogelbunft. bud) (=beft). mussehenest, o. = Spatenneft. muziekdireeteur = gurifbireftor ; *open= mutatie, v. = ber RBecbrel, Zeranberung ; meifter. (van de stem) 93tutation, ber (Gtitttnt)8ecbrel. muziekdoos, v. = e/tielbore,bag Gtonlibonion. mutje, zie hutje. muziekilfeest, o.; -kande', m.; -Instru- muts, v. = (voor vrouwen, ook nachtm. voor ment, o. = 9Rufif Il felt; bie .alienbanblung ; vrouwen) Oaube; (in baretvorm, slaapm. .inftrument. petsm., theewarmer, netmaag) Wiiite; daar muzlekllkorps , o.; -leer, v.; -les, v. = staat hem de in. niet naar, hij heeft 't niet MIR II forp4 ; .(ere; .ftunbe. in zijn m. = er bat feine hi ft baiu, ift nicbt muzieklessenaar, m. = bab 92otenpult, bap aufgelegt ; de m. staat hem verkeerd = bab .gertel er oat feine 9R. r(bief auf ; met de m. naar muzlekliefhebher = Uttriffreunb. iets gooien = in& R3taue 4ittein fcbief3en ob. raten; muzlekltjnen, my. = Itotenlinien. zoo vast als een m. met zeven keelbanden = muziek 11 meester; -moot, v.; -onderwij- mauerfeft, bombenfeft; zie ook gek. zer = 9Rurtf Iltetyrer ; .note; .lebrer. mutsaard, m. = Scljefterbaufen ; (takkebos) muzlek Hpapler, o.; -portefeullle, v. = bag flieigbilnbe(, bag aleifigbilnbel ; dat riekt 9lotettpapier ; vittappe. muziekschool. 429 naaldewerk. muzieksehool, v. = Ettfiffcbule. myrialide, v.; -gram, o., -meter, m. = muziekfisleutel, m.; •standaard, m. = Et)rial be ; 'grantin ; bag (ber) ,meter. 91otenOfcblilffel ; bie etagere (oftiinber, bag myrrhe, zie mirre. geften). mysteric, o. = 9:114fteriunt. muziekstuk, o. = Bufifftiicf. mysteriespel, o. _ 9Nbiteriutn, geiftficbeg muziektent, v. = ber Stiogf. Scbaufpiel. muziekuitvoering, v. = mufifalifcbe 91uffilb, mysterieus = mt)fteriiig, gebeitnnigbott. rung ; bag kon3ert. mysto leisme (wondergeloof, geloofsdwe- muziekrvereeniging, v.; -zaal, v. = ber perij), v.; -lens (aanhanger van de mystiek); nufif liberein ; ber ',fad (ber non3ertfaal). -tek (geheimenisleer), v. = her 9:ftbft ll iegmug ; muzikaal = mufifatifcb (in ante verbindin- 'fret; 'if. gen). mystiek (adj.) = ntbfilfcb, gebeimnigbort. muzikant = 931ufifant. mystifleatie (fopperij), v. = Obitififation. M. W. 0. (Militaire Willemsorde, zie W i I- mystifleeeren, h. = mbftiflaieren. lemsorde). mythe, v. = 9nbtbe. Mylord (Ind. rijtuig, victoria), m. = mythiseh = mbtbifcb. aniforb. mythologic, v. = 9:ftbtbologie. mytholo- myoop, m. = Vbope. giseh = mbtbologifcb. mytholoog(kenner myopie (bijziendheid), v. = 9:11tiopie. van de mythotogie) = 93/btbolog(e). N. N, v. = bag R. zijn n. naaien = fein Scblifcben fcberen; van N. (noord = Rorb, Rorben). n. tot draadje, zie naaldje. I. na (praep.) = ncut ; (om rangorde uit te naafi v. = 92abe. drukken ook) naciiit, n. mij = nab mir; n. naaf o band, m.; -bus, v.; -rem. v. = 9taben11. een jaar = nacb einem ccbre ; jaar n. jaar = ring (bag .banb); ,bilcbfe; ,bremfe. en ,abr nacb bent anbern, abr auf Zabr; naatdoos, v. = ber Rdbfaften. n. dezen = nacb beute, in Bufunft, fiinftigbin; naaien, h. = niiben; (een wonde ook) ber, n. den eten = nact Zifcb; n. dato = ma) beute, naben. nad) bato ; n. zicht = nad) eicbt, n. inkomen, naalOgaren, o.; -kistje, o.; -kussen, o. n. ontvangst = nacb %ittgang, nab %mt3fang; n. = 92iib II garn ; , fiiftcben ; stiffen. jou is hij mij de liefste = niicbit (nacb) bir ift er naaillles, v.; -machine, v.; -mandje, o. = mir ber liebite; n. regen volgt zonneschijn = 921011itunbe; mtafcbine; 'farbcben. auf Regen folgt Sonnenrcbein; n. gewerkt te naannzeisje, o.; -naald, v.; -ring, m.; hebben = naibem er (id) 2c.) gearbeitet batte, -school, v.; -schroef. v. = 921ib II mlibcben nacb ber 9Irbeit. (bie smantfert); .nabel; -ring; ofcbute; ,fd)raube. IL sus (adv.) = nabe, Mcbt; 'tact); na aan den naaisel, o. = bfe 92abt, bag Oenlibte, bfe wal = nabe (bicbt) beitn (ant) Sane; iem n. Rtiberei. op de hielen zitten = einem b. auf ben ,aden naaister = 92tib(t)eritt. fan; dat ligt me na aan 't hart = bag liegt naailizak, m.; -werk, o. ; -winkel, m.; mir nabe am Oer3en; iem. te n. komen = einem -zijde, v. = stab 11 beutel ; bie 0arbeit; We ,fcbule ; 3u nabe fotnnten ob. treten; efnen freinfen; kom me ,feibe. niet te n.1 = tomm mir nicbritabe 1 dat was naakt = nadt; 't n. = bag 91acfte; iem. n. uit- (ging) zijn eer te na = bag ging ibm anfeine schudden = efnen n. augaieben ob. liugOliinbern; %bre; zijn trouw niet te n. gesproken = feint zich II. uitkleeden = ficb n. auggeben (eig . en Zreue in afiren ; op verre n. = bei tveitem, fig.); de n , .e waarheid = bie n .. e eabrbeit; tveitaug ; bij Iange (op verre) n. niet = bet n ..e slak = nadte ecbnecre, Racftfcbttecfe, n.. e tveftem nicbt, fange nicbt; ze zijn er n. aan toe figuur = it .. e alga; Rubitiit; zie ook model. te likwideeren = fie flub brauf unb bran 3u naakt I held, v.; -looper ; -zadigen, my. =- liquibieren, voor en n. = nacb tvte bor; de eene FRacftl beit; 0i:tanner ; ofamige. domheid voor, de andere n. = eine Zummbeit naald, v. = %abet (ook : magneet-, graveer-, fiber bie anbre; op 66n n., op f 100 n. = big ifsn. en bladsoort); (van veters) her (Scbnfir). auf efnen, big auf f 100; op mijn broer n. = Stift; (gedenkn.) ber Obeligf, eptt3fliute, ook auger meinem 8ruber, mein 8ruber auggenom, wet: %abet: hie 91. her Stleopatra ; met de men; op een beetje n. = big auf tvenigeg, big auf heete n. (d. i. haastig, stordig) gemaakt = mit etn sgeringeg; op dat n. = bid auggenommen, her beiten 92. geniibt ; ridder van de n. = bieg abgerecbnet; de laatste, de beste op 63n n., Ritter bon her R.; van naald tot draad, zie op twee n. = her 3tveittetIte, .befte; ber britt: naaldje; zie ook draad. Iet3te, sbefte; mijn beste pak op Om n. = mein naald Il boom, m.; -bowl', o. = Raba iBaum 3tveitbefier 9litsug. (bag 434); ber Jima (-bola). naad, v. = Vtabt (in alle bet.); hand op n aald e I boekje, o.; -kervel, v.; -koker, den n. van de brook = .f)anb an her of ens m. = ber %abet!' brief ; tier "ferbel ; bie •bilcbfe. nabt. naaldelkussen, o.; -oog, o.; -steek, m.; naadje, o. = Mine 92(11)4 't n. van de kous -werk, o. = Rabelpfiffen, ,i3br (44); .fticb; willen weten = etiv. baarflein tviffen ivotten; bie sarbeit. naaldgeweer. 430 naast. naaldgeweer, o. = 8linbnabelgetvebr. -teekening, v. = 92amenglanberung ; her naaidllgras, 0.; -bout, o. = 91abellgrag ; .Aug; (.)Unterfcbrift. naamval, m. = afug, naaldje, o. = 91abelcben ; van n. tot draadje naamverwisseling, v. = ber 91antentvecbfel, (vertellen) = beg tveiten unb breften ergiblen 92antengberniecbf(e)tung. (bon al big 8, untftanblit. naamwoord, o. = 92enntuort, 9loinen; zelf- naald llkaap, v.; -parapin, v.; m. standig n. = Subitantib; bijvoeglijk n. = = bag 11abetlfa0 2agulbag); ber ofcbirm; Ribjeftin. =Pict) (bie Seenabel). naiipen, h. = (einem) nacbaffen, nacbabmen. naaidvormig = nabelfarmig. nits') er ; -erij, v. = Vlacbaffil er ; naam, m. = tame; (reputatie ook) Rut; I. naar (praep. en adv.) = na4; (voor per- 't kind bij zijn n. noemen = bag St inb beim soonsnamen om de richting aan te geven) gu ; recbten 91 nennen; een goeden, slechten n. de stad gaan = nacb her, in bie ob. gur etabt n. hebben = einen guten, fcbteebten 91.. it ob. IRuf geb(e)n ; een brief n. de post brengen = einen baben; te goeder n. (en faam) bekend staan = Wrief auf bie loft tragen; n. 't bal gaan = in gutem inufe fteben, einen guten 92. ob. 92 .. oaf ben tall geb(e)n; begeerig n. jets = begierig baben, rebutierlicb fen ; een goede n. is beter nacb ob. auf ettv.; n. alle waarschijnlijkheid = den goede olie = emu enter 92. ift inebr tvert diem Witicbeine ob. after eabricbeittlicbfeit Hach; alg Refcbtunt; ik wil er den n. niet van hebben n. de wapens, n. de pen grijpen Au ben = icb mag ben 91.. it nicbt baben, ; tin eaffen, Au bey weber greifen; bie eaffen er. bat man mit fo' ettv. nacbfagt; hij heeft greffen; dat is er naar bag fotnmt barauf nu eenmaal den n. van vroeg op te staan = an, bag bangt bon ben Untftanben ab, je nacb, er ftebt nun einmal fm IR., bat er frifb aufftebt; hem; ja, maar 't is er ook n. = ja, aber eft {ft 't mag geen n. hebben = eft ift itfcbt ber IRebe aucb battat Pebt auf banacb aug; zie verder Wert; in n. (is hij enz.) = bem 91.. en nacb; de woorden die met naar een uitdrukking Christen, held enz. in n. = %amen!, drift, vormen, voor n. behooren, n. buiten .belb lc.; in n. van mijn ouders = bit 91.. it gaan, n. gelang, n. gewoonte, n. mijn meening, meaner %Itern; in mijn n. = in meinem 91..21; n. iem. (jets) vragen e. d. de woorden: b e- n. maken = Pcb einen FFt.. n macben; met hooren, buiten, gelang, gewoonte, name = mit 92 ..n, natnentlicb; iem. met name meening, vragen enz. (met n. en toenaam) noemen = einen mit II. naar (conj.) = trie n. ik hoop = tjofentlict. .. it (unb Bunamen) nennen, jemg. 91.. III. naar (adj.) = unangenebm, unbeintlicb, nennen; een schilder, met name P ein Whiter, tviberlit tvibertvartig, eflfg ; (om te 92atneng $; met een n. aanduiden (bestempelen) rillen) fcbauberbaft, graufig ; (doodsch) iibe; = mit einem 91 bebeictmen, (einem tinge) n. weer = unang Better; n. gehuil van einen 92 .. n beiregett; onder den n. van vriend- den wind = unb . eft Oeuten beg R33inbeg; die schap = unter bem (ber Vagfe) ber nare gierigheid = ber I . e Oda; ze had de greunbfcbaft; onder een vreemden n. = tinter nare gewoonte = Pe batte bie 1. e ebetvobn. frembem 9t.. onder den n. van boter = bat; nare kerel, n e kost = tv er ob. eft .. er tinter bent 92 .. n Wutter; op een anderen n. Red; tv .. e ob. eft .. e noft; die flare jongen laten inschrijfven = auf ben 91.. ndna anbern her thine Junge; ik ben, word n. = mir ift, eintragen tat en; aandeel op n. = Vitae auf tvirb fcbtecbt, libel ob. fcbtimtn ; iem. onder- 92 n, 92amengaftie, auf ben fit.. it lautenbe handen nemen, dat hij er n. van wordt = Title; 't huis staat ten name van den voogd einen bornebtnen, bat eft ibm ganA bliimerant = bag Oaugiftebt auf bem .. n beg Zortnunbg ; babel Aumute tvirb ; 't is n. met den zieke = nit n. van den chef = nameng ob. im .. tt beg eft ftebt fcbtfmtit mit bem (um ben) aranfett; $rittsipatg; uit mijn n. = laon meinettvegen; hij is er n. aan toe = er ift fcblintm ob. libel iem. van n. kennen = einen hem 92 n nact) baran. fennen; een man van n. = ein Vann bon naardien = ha. 91.. tt, efn nambaf ter Vann, emu Vann bon naargeestig = trilbfinnig, triibielig, trilbe. grof3em Rut ; veel;n. hebben = Arden .. it ob. naargeestigheid, v. = ber Zritbfinn, Ruf baben ; zonder n.= obne 92 , natnentot, rifbfetigfeit. attonbin. naarheid, v. = linannebmthbfeft, Unbeim. naamllbord, o.; -christen; -cijfer, o. = licbfeit, Eiberlfcbfeft, 2eibigfeit, ftbelfeit, Scbau, her 92antettlfcbilb; .cbrift; her slug. berbaftigfeit, vgl. naar III. naamlldag, m.; o.; -genoot = naarling = bag %fel. 91amenigtag (bag .flfeft); .gebfcbt (V1frofticbon); naarmate: n. van de winst = nacb Zerbattnig .gbetter (4bruber). ob. nacb Wiafigabe beg 126etvinneg ; fm Zerbattnig na am geving, v.; -last v. = %amen gebung; Au ob. je nacb bem eetvinne, (al) n. hij werkt = bag .berbeictittig ('tifte, bag .regifter). je nactibem er arbeitet. naamloos = namenlog, anonbtn; n ..ze ven- naarstig = fteff3fg, emfig, arbeitfam. nootschap = anonbme (nawenlofe) Mefertfcbaft; naarstigheid, v. = her Welk %nifigfeit, tiftiengefellfobaft; Oefettfcbaft mit befttrattfter atrbeitfamfett. t art. g ob. OaftPftfcbt (gew. genoemd: m. I. naast (praep. en ado.) = zuiver plaatselijk : neben (tat. ob. KM); vlak naast = (Au)nact)ft naamloosheid, v. = 92atnentofigfeit. (tat.), geld) neben; (rang) act* (tat.); n. naampjc, o. = (spottend) fttiiner 9lame; God is hij mijn redder = ttacbit Gott ift er (bijnaam) lief: her Hofettame; spottend: bet mein Metter; hij woont hier n. = er tvobnt *ittpatne; met beide bet.: her 91aname. bterneben, (bier) nebenan; hij staat mij 't n. = naamllplaat?v.; -rol, v.; -Stempel, m. = er Petit nth am nacbften; ten n e bij = bey 91amenlfcbitb (:pfatte;) bag aegifter; .gfteittint nabeAtt, ungefabr ; ten n e bij 50 huizen = gew.: bag $etfcbaft). (ook) nabe an 50 4,aufer. naam I sverandering, v.; -teeken, o.; II. naast (adj.) = nacbft; de n ..e weg, bloed- naastbestaande. 431 nachtstllte. verwant, 't n..e huis = ber e Seg, der. ungelegenen Stunbe, (zie ook on t ij d); diep tvanbte, bag n .. e ,Daug ; een van mijn n e in den n. in tiefer ga., (ads alle menschen verwanten = emit naber Zertranbter bon mfr; slapen) bet (gu) nacPtfcPlafenber Belt; den ge- de n a prijs = ber ifuterfte ob. genauefte 93reig; heelen n. door = Me (game) Olatbt Pfnburd), ieder is zich self de n ..e = jeber ift rid) felbft burcP ob. fiber ; n ..en Lang = nacPtelang ; bij n. ber e; (zelfst.) de naaste = ber 9lacitite; zijn alle katt,m grauw = bef finb alle hij is er de n e toe = er bat barauf bfe Rabe (Stal3en) fcPtbarg (gran); zie ook leelij k, marten bagu !omit er guerft in hot. Q3etracPt; ik houd voor 't n e, dat = fd) naehtilarbeld, m. ; v. = bie Fitarbtg: balte bafar, baf3 arbeit (in fabrieken e. d. ook: bie sfcpicpt); naastbestaande = nticPfter Zertuanbter. ,flingel (cglode). naasten, h. = an ficb bringen; (door den naehtbezoek, o. = naclitlicPer Q3eittc0. Staat) berftaatlicPen, (verbeurd verklaren) naehtblaker, m. = FRadttleud)ter. fonfiNeren, eingiePen. naehtblind = nacPtblinb ; (ook) hij is n. = naastgelegen = nadgt(liegenb). er Pat ben 92acPtnebel. naasting, v. = ZeritantlicPung; ffingiePung, nachtllblindheld, v.; -bloem, v.; -boog, Itonii8fation, vgl. naasten; (voorkoop) ber m. = 92acPtil blfnbPeit (ber ,nebel); :biume ; 92aPerfauf, ber Zorfauf. sbogen. na-avond, eltiitabenb (nacP bent %ffen). naehtiboot, v.; -brakes, 0.; -braker = nallbabbelen, h.; -barmen, h. = (einem) ber 92acPtIlbambfer ; bfe sidtiviirmerei (ook niet nacP blaubern (:piabbern, :beten); .blabbern ongunstig : hie .arbeft); .fcPtvarmer. (cabmen). naeht broek, v.; -dienst, m. = Vtact)tibofe ; nallberieht, o.; -beronw, o. = ber 92acP is cbienft. bericPt (ber nad)treiglic:Pe Q3ericPt); (.)92eue. naehtegaal, m. = bie 92acttigaft; Hollandsche nabestaande = 93ertranbte(r). n. = boatinbifl:Pe ber grofit. nabestellen, h. = nacPbefteffen. naehtelijk = nabestelling, v. = glacPbefteffung. nachtevening, v. = Vtacbtglefdy. nabetalen, h. = nacfmaPlen, eine RacPgaPlung nachtiloers, o. = ber ScPlefer (ber alor) ber maten. Otacbt. nabetraehting, v. = (nacPtragficPe) Zetract). naehtligebed, o.; -gedachte, v.; -geest, Lung, iiberlegung, %rtrtigung, 92acPbetracPtung ; m. = 91acPtilgebet; ber sgebanfe; sgefft. een n. houden = eine FRacPbetr. anftefien. nachtligespuls, o.; -gewaad, 0.; -gezang, nabeurs, v. = 9tacPbBrfe. o. = 91acPtOgefinbet (ook voor spoken: ber nabij = nape (bet); n. de stad = n. bef ber .fpuf); sgetvanb (Me sfiefbung); ber sgefang. Stabt, In ber Fitape ber etabt; tot n. de grens naehtllgezieht, o.; -goed, o.; •grendel, = big n. au bie erenge; zeer n. = fePr n., m. = 92acPtllgeficPt; smug ; srieget. fn ittictfter 92aPe; de tijd is n., dat = bie naeht f hemd, o.; -huts( je) (teem.), o.; -jak, Beit lit n., ; dat komt de waarheid n. = o. = 92acbtliPemb ; obau4 (iPiiugcten); bie bag foment ber eabrPeit n.; van n. bekijken, sjade. beschouwen = In ber 921iPe (genau) betracbten; naehtlljapon, v.; -kaars, v.; -kapel, v. = van seer n. op iem. schieten = aug nticPfter 92iiPe bag 92alttliPemb ; grew (ook de plant; ale een auf efnen fcPieten; van verre en van n. bon -kaars uitgaan = auggeP(e)n tale bag ,Dornberger nalle unb fern; van n. kennen = fl3egieff fennen ; ScPieten); ber .falter. van n. volgen = auf ber aute ob. in ttaCter naehtllktiker, m.; -kwartier, o.; -lamp, 92dPe folgen. v. = 91acbtgaucfer (bag .fernrobr); squartier nabljgelegen = naPe(liegettb), benacPbart. (stager); slantbe. nabijheld, v. = Mfr. naehtllleger, o.; -lieht(je), o.; o. nabijkomend = naPefonnenb, fieb = 92acttl lager; slicPt; bie .Perberge (slager, nabernb. .quartier). nabijstaand = naPeftePenb. naehtlllneht, v.; o.; -merrie, v. = nal( blaffen, h.; .blijven, z.; -bloeden, h. 1acrAll tuft ; ,tnaPt; ber smaPr (ber Vflb, bag = nacb berfen (einem); •nett (,bleiben); sbluten. Kipbrilcfen). nallbloeding, v.: -bloel, m. = 91411blus naehtll mats, v.; -muzlek, v.; -panwoog, tuna; bfe sblitte. o. = (voor vrouwen) 91acttnaube (anders nabloelen, h. = nacPbliiPen. Scblafmiitte); .murtf ; cbfauenauge. nabob = nabob. naehtllpitje, o.; -ploeg, v.; -Pon, v. = nabootsen, h. = nacPaPmen, (navolgen, vooral 92acbtlilicPt ber .fatter, ber sboger); bag in kunst) NO anlebnen an Riff.). =perm oval (.1cPicbt); bag 'bemb. nabootsller; -ling, v. = 92acPaPm ; sung naehtllreiger, m ; -rok, m.; -ronde, v. = (in kunst ook: 92actbilbung). 92acbtlreiper (srabe); srod; srunbe. nallbrengen, h.; -broddelen, h. ; -brom- naehtrnst, v. = 92acPtrupe ; aangename n. = men, h.; -brullen, h. = nacPibringen; (id)) Manic:Pe MoPt fcblafen (ruPen), f(Plafen .0fulcpen; sbrutnmen; sbriitten. Sfe trobl. nabnrig = naPe, benacPbart, nabeliegenb; naehtll sehade (-sehadnw), v.; -sehel, v. ook : 91cutbar ; n. dorp, huis, land, n e = ber OtacbtlicPatten ; :fifttgel (cglocfe). staat, stam = 92acPbarlf bort, %Pang, slanb, naehtschoone, v. = eunb.rblunte, alctbe. sftaat, .ftanint. naehtsehnit, v. = bag 92acittfcPiff ; met de nabnur = 91acPbar, nib:Offer 914bar. n. komen = 4interber., nactfommen, 6u fbat nabnursehap, v. = 92ad)baricPaft. footmen. naeht m. = bie 924t; bij n. = bet 92., in naehtllslot, o.; m.; -spook, o. = ber 91.; 's n.. s = beg 92 0, nacbtg, in ber 92cuttlifcPlof3 (op 't -slot doen = ben Riegel bore 92. ; van n. = Peute n. ; goeden n.1 = Bute fd)febett); bag sgeiAirr (bag .becfen); sgefbenft. 92. bij n. en ontijd = gur Ungeft, gu jeber naehtstilte, v. = niicPtlicte Stine. nachtstudie. 432 nagelkaas. ,sachtlistudie, v.; -stnk, o.; -tafeltje, o. = bij 't n. van den vijand = beim 45erannaben bad glacbtilftubium ; iftiicf ; .tifcbcben. bed getnbeg. nachtltrein, m.; -ail, v.; -untie, o. = naderhand = nacbber, faiter, bernacf); (ach- glacbtligug ; %eule; bie motte. teraf) binterber, nacbtriiglicb. naeht 9 verblijf, 0.; -viooitje, o.; -vlinder, nadering, v. = bad ierannaben. m. = bie gZacbtliberberge (Mager); bie ,biole; naderen, zie na I. ,fcbmetterling (=falter, ook fig.). nadien = feftbern. naehtlivogel, m.; •vorst, v.; -vorstin = nadir (voetpunt, tegenovergest. van zenith), glacbtff bond.; bet sfroft; bad :geftirn (aiirftin o. = bet glabfr. ber Racbt). nadiseh, m. = glacbtifcb. naehtliwaak, v.; •waeht, v.; -waehter nadoen, h. = (ettn. efnem, 0 einem) nacbtun, (-waker) = gtacbtO /mate ; ,ivacbe (ook die nactmatten; later ze me 't maar n.1 = fie van Rembrandt; niid)tticbe iRunbe, 43atrouirle, Totten mir'8 nur nacbmacben 1 iem. n. = elnen Streifivacbe); .iblidyer. naltabmen. n aeht II wandelaar; -wandelen, o. = Nacbt:, nadommelen, h. = nacb:, ineiterfcbturnmern. Scbtafil manbler ; .ivanbeln (ber Somnambuti8, nadorst, m. = glathburft. mud). nadruk, m. = Racbbrucf (in alle bet.); (klem, nachttlwerk, o.; -werker; -wind, m. = ook) etonung ; met n. = nattbrilcflicb, mft Me giaditHarbeit (in fabriek ook: Me ofcMcf)t); Zetonung, energifcb, mit %ntfcbiebenbeit; n. leg- =arbeiter (in I abriek ook : :fcbicbter ; putteleeger : gen op = betonen, befonberg berborbeben. .raumer); .rninb. nadrukkelijk = nacbbriicflid). naehtworm, m. = efilbtburrn, bad Zfobanni8: nadrukken, h. = nacbbruden. tbiirmcben. nadrnkker = glacbbrucfer. naehtzak, m. = Zet(t)tafcbe. nadwellen, h. = nacbtvafcben, nacbfcbeuern. naehtzoen, m. = Outnacbtfull. naeten, h. = nacbeffen ; wat eten we na? = naehtzwaluw, v. = glacbtidnvalbe. Wag baben Mr gum glacbeffen, gum glacbtifcb naeljferen, h. = nacbrectmen, Orilfen. ob. 8uttitcben? nadagen, my.: in zijn n. = in feinen fOlitern nalluiten, h. = nabbfeifen. Tagen (ino matt bie befte Beit fcbon binternr Naftali = 9Zapbtali. Eltilcfen bat). nails. v. = bad (bie) glabbtba. nadansen, h. = nacbtangen. naftaline, v. = bad glabbtbatin. nadat = nacbbern. nagaan, h en z. = (eig.) nacbgeb(e)n (van een nadeei, o. = ber giacbteit, ber Scbaben; n. klok); forgen; stap voor stap iem. n. = auf doen = (einem) fcbaben ; n. toebrengen (be- Sctrittunb %rift einem rt. ob. f. (of: 't oog op hem rokkenen) = fit. ob. S. bringen; n. hebben bij = houden) On beobacbten ; we worden nagegaan S. leiben bet; je zult er geen n. bij hebben = Inir tverben beobacbtet; ('t werkvolk, de = e8 tvirb Fein S. fur bicb rein, bein S. nicbt meiden) fiberroacben, fontrottieren; de zaken, fein; in mijn n. = Au meinem gt. ob. S.; ten den boel n. = gum (ob. nacb bem) 9lecbten feben; n .. e van de firma = aunt S., auf Rotten ob. gum (gebeurtenissen van heden) berfolgen ; (ge- lt. ber airma , men kan niets ten mijnen beurtenissen van vroeger) ing Mseblicbtnig n ..e zeggen = man fann mfr nicbt8 Scblimme8 Atnild rufen ; als ik dat atles naga = tvenn nacbfagen. fit bag arid recbt bebenfe, gut ilberlege ob. in nadeelig = nacbteitig, fcbiiblicb ; n. voor de Zietracbt grebe; (nasporen) einer ea* nacb. gezondheid zijn = bet Oefunbbeit fcb. fein, ber geb(e)n ob. nacbfpilren; je kunt n., hoe ik schrok Oef. fd)aben ; dat werkt n. op de andere leer- = bu fannft bir benfen, He ... ; dat kun je lingen = bag ruirft fcf). auf bie anbern Schiller n.! = bad fannft bu bir benfen; een rekening cin ; n. saldo = bet Zertuftfalbo, bie Unterbilang. n. = erne Ellecbnung burcbfeben, fontrotfieren, [nademaal = fintemat]. prilfen ob. nacbprilfen. nadenken, h. = nattbenfen, (peinzen) grit, nagalm, m. = glac4batt. beln, finnen ; over iets n. = fiber My. n. ; nagalmen, h.: iem. iets n. = einem env. lang en breed over lets n. = ficb bin unb ber nact)baUen, .fcbrefen, .brillaen; (intr.) nadAatten. befinnen ; rijpelijk over jets n. = e8 refill:0 nagapen, m. = (einem) nacbgaffen. ilberlegen; laat me n. = tat mid) n.; ik moet nageboorte, v. = gtacbgeburt. er eens over n. = id) ivirr& mir?(nocb) mat nagedaehte, zie nadenken. ilbertegen; 't n. = bad gt., bie Uberlegung ; nagedaehtenis, v. = bad Knbenfen; ter n. (peinzen) Oriibetn, Sinnen; zonder n. = obne van iem. = gum K. ob. gur %rinnerung an einen, 91., uniiberlegt, obne fiberl., One Oebacbt; tot su fern& Oebticbtnid; roemrijker n. = glor% n. komen = fur Zefinnung fommen. reicben it.. d; feest, kerk ter n. van X = bie nadenkend = nacbbenflicb ; (oplettend) aut. 21,05ebiiditnidlifefer, $fircbe. merffam, bebacbtfam. Hegel, m. = J1agel (in alle bet.); (kruidn. Hader = naber (in alle bet.); iets n..5 = ook) bie gtelfe, bad gtiiglein; op zijn n .. a bijten ettn. gttibered ; tot n. order = bid auf ibeitere8, = rich bie gliiget Kan ben gtageln) fauen ob. bid auf rbeftere Zsinftruftion ; ik zal u n. schrij- beif3en; iems. n .. s korten = einem bie glitget ven = id) fcbreibe Mnen gttibere8 ; n. van iets befcbneiben ob. ftuten ; zie ook doodkist, hooren = ein gtlibere8 ob. bad gliibere Oren. knippen. naderbij = ntiber, mebr in ber (bie) %I*. fnagelaar = Sucfmtiuferi. naderen, z. = ficb ntibern (rnat.); ntiber nagelbloem, v. = %etre. fommen ; erannaben; (deftig van personen nagelboom, m. = Wervilrgnelfenbaum. ook) (ficb) naben (sat.); de dief naderde den nagelborstel, m. = bie 9lagetbilrfte. koopman = bet S teb ntiberte NO bem Stant, nagelen, h. = nagetn; zie ook gr on d. :mann ; we n. al meer en meer = tvir fommen nagelhout, o. = gtagelbotg; gtelfenbolA. farmer niiber; de vervaldag, de zomer nadert nagelkaas, v. = bet Oerviiranelfenftife, ber = bie Zerfatigeit, ber Sommer nabt 4eran; niimmelfafe. nagelkeep. 433 nameloos. nagelkeep, v. = (in een mes) ber %inictmitt. = einem n. ; een plicht, verplichting, belofte nagelkruid, o. = We 91elfentrurs. n. = ether Wit*, ether ZerbinblicSfeft, einem nagelnieuw = nagetneu. ZerpretSen n. ob. eine Vt., eine Zerb., ein alerft3r. nagelpproef, v.; .scbaar, v.; -sehnier, m. erfiiften ; nagekomen brieven = 113liter einges = ?Raga p probe; .fttere ; We sbilrite. faufene ahiefe. nageltje, o. = 91iigetcSen ; (kruidn.) Makin, nakomer = FRattsiigter. bie 91eIfe, ber 91effenfabf. nakomertje, o. = her Spatting, ber 91acS. nagelvast = nagelfeft; aard- en nagelvast flinunfing. = Met. unb nageifeft; wat aard- en n. is = nakoming, v. = %rfilffung, (van bevelen e. d.) 9liet.unb:91ageffefteg, 91ffige (let.). Oefolgung. nagelp vlek, v.; o. = ber Rageliffecr nakroost, o. = bfe 91actrommenfcSaft, bie (=blitte) ; Vlactfontmen (l3!.). nagelvormig = nageffiirmig. napkruipen, h. en z.; -knieren, h. en z. = nagelwortel, m. = Me 91agellbursel. (efnem) nadAfriecten ; (einem) =f0asieren. nagemaakt = nadmetnaclit, nadmeaSmt ; dat nakunr, v. = 9tacStur. is n. = bag ift 9lactmSmung ob. nadmema(St. nalaten, h. = (een vermogen, een testament, nagenoeg = naSesu, ungeflibr. een vrouw met kinderen) ointerfaffen ; (ver- nallgereeht, o.; -geslaeht, o. = ber 91acS10 maken) bermathen ; (achterwege laten) unter? Hid) ; bie =fommenfcSaft (=foramen, bie =Melt). taffen, bfeiben laffen ; ik kan niet n. u te zeggen nageven, h. = (een stukje) nafteben ; iem. = it?faun nicOt =Sin (nicSt unterf.) Nnen su lets n. = einem ettu. nacSfagen ; dat moet men fagen ; ik kon niet n. hem te doen opmerken . hem (ter eere) n. = bag mufs man iStn laffen = (ook) icS fonnte mid) nicOt entSaften su be. ob. nactyriiSmen. nterfen ; (verzuimen) berfiiumen ; (in gebreke nagewas, o. ber 91acSinucSg. blijven, mankeeren) ermangeln, berfefgen; een nap glnren, h.; -goolen, h. = (einem) nacSll. spoor n. = eine 613ur surilcflaffen ob. Sinterfaffen ; fauern (413iiSen, .Auden); siverfen. nagelaten betrekkingen = tiSinterlaffene, fn. nap gras, o.; -herfst, m. = 91acS ograg ; herb ft terbffebene; nagelaten werken = 4interlaffene (eStitSerb1t). Taerfe. na II hinken; -pollen; -hompelen = (einem) nalatensehap, v. = tinterfaifenfitaft, ber nacSIISinfen ; =ellen (sftiirsen) ; =Stuttpeftt. Itacfgat. nahooi, o. SplitSeu, Grummet, 9IfterSeu. nalatig = nacSfliffig, (zorgeloos) falyrfliffig ; nahonden, h. = (een leerling) nacSrt4en n. schuldenaar = fauntfeliger ScSufbner. faffen ; iem. lets n. = efnem ettv. na(Sfagen ; nalatigheid, v. = 91acOltiffigfeit, gabrItififg. er bedienden, honden op n. = (f it) Zfener, felt; misdadige n. = Unterfaffunggfilnbe ; zie Ounbe Saltett; (in taken) dat artikel houden ook nalating. we er niet op na = Mefen Krtifel filSren tvir nalating, v. = Unterfaffung ; misdrijf door nalef = ttaib. nalating = bag Unterfalfungg., Cmiffibbetift. naijlen, h. en z. = (efnem) nadyifen. naleven, h. = nactleben (Zat.), befolgen. natjver, m. = We eiferfutSt; (in goeden zin) naleveren, h. = nacbtiefern. 91acb., Setteffer. naleving, v. = %rfarfung, Oefolguna. nativerig = efferiiicStig (auf). naleven,. = naCefen (in alle bet.); nod) naiveteit, v. = efnmal te9ren. najaar, o. = 613litiafyr, her Oerbft. nalezing, v. = (eig.) nocOmaligeg 2efen, (fig.) najaarsbloem, v. = .1)erbitblunte. 91actifele. najaarsdraden, zie herfstdraden. napliegen, h.; -loeren, h. = (einem) tuufg, najaarspweer, o.; -veiling, v. = filgen ; (einem) =113liSen (1auern). Wetter; .auftfon. naloop, m.: dat is een heels n. ba bat uajade (bronnimf) = 91afabe. man bunter We Olinbe boa ju tun of bat; ift najagen, h. = (eig.) (efnem) nactiagen, .14en, fetne geringe Kufgabe of bag erforbert Met =rennen, =tauten, (einen) berfofgen ; 't vermaak 2aufeng. n. = hem Zergnifgen naMagen, .gefge)n ob. naloopen, h. = (efnem) nacSgefge)n, .faufen ; =faufen ; 't goede, room n. = hem tauten, hem Sinter einem Serfaufen ; een meisje n. = einem 91uStn nacSfagen ob. nacOrtreben ; een doel n. tab en nacSfteffen ob. .1aufen ; ik kan niet alles = stn Biel ob. elnen 8tbecf berfolgen. n. = fa) fann mid) nitOt um affeg filmmern, najonwen, h. = (einem) nacSittrefen, sioSten, nit auf afteg al:St Saben; (van klokken) Sinter einem ber fcbreien ob. joSfen. geb(e)n. nakalken, h. = as., nacOftOreiben. naloopertje, zie krijgertje. nakeffen, h. = (efnem) nacigfliffen. namaag = (naSer) &rivanbter. naken, z. = !talon, f itb naSen. namaagsehap, v. = Zerb3anbtfcSaft. nakend (adj.), zie naakt. namaaisel, o. = bie EllacOmaSb. nakijken, h. = (einem) nacSblicren, =Auden ; namaak, v. = 91acSaSmung ; men wordt ge- (werk, een rekening) nattfeSen, priffen, burs= waarschuwd voor n. = bor 91. tuirb getvarnt, nebmen. bor 91. bitten ! ; dat is n. = bag fit 91. ob. nalip nakiadden, h. = abfcfnieren. gentacSt. naklank, m. = FllaCtang, 91adiSaff. namaals = fpliterSin, nacfpnafg ; hier n. nalklanteren, h. en z.; h. en fm Genfeitg. z.; -klinken, h. = (einem) nacO flettern ; namaken, h. = nacSmacten, .aSmen, .bilben ; (einem) =fteigen ; :ffingen (.Saffen). ftilfdien, zie ook nagemaakt. nakomeling = 91actfonne, Vlactflimitt.nainalker; -king, v. = 91acOilmacter; =ma. ling (de 2 laatste ook van planten); SOrlitfing. (Sung (saStnung). nakomelingsehap, v. =OlacWommenictaft, namelijk = bag Sefat. FitatOlvelt. nameloos = unftiglicS, namenfog, unaugfpreeS. nakomen, z. = (eig.) nacSfontmen; iem. n.1 lfcb (vgl. naa mloo s). VAN GELDEREN I Duitach Woordenboek. II. 28 Namen. 434 nat. Namen, o. %am; stamen. narrepak, o. = Filarrenfleib, bie strati t. namens = int stamen, fin nuftrage, natnen6 narreolee, zie arreslee. (Oen.). narrig = murrfiibfig, grielgrantig, nameten, h. = nacbmerren. ntiirrirc0; n ..e kerel = Fitergler. nastaiddag, m. = Iladmittag ; des n s = narrigheid, v. = 911iirrirdgeiti 151irbeittgreit, beg 91 . . 6, n .. 6; in den n. = am 91., n .. 91ergelei. nanaeht, m. = bie 91admitternact)t, bie narukken, h. en z. = (einem) nacDriiden, nat. .tuarroDieren; Dinter (einem) bertnargteren. naneef = 91acDfontute, sarwall, m. = 91artval. nanetarii5n, h. = nacDtrattern, nacDrummen. nasaal = natal; de n. = ber 91aral(laut). naneming, v. = 91admalyne ; onder n. van na Ilsehelden, h.; -sehetsen, h.; -sehieten, de kosten = unter 51. ber Holten. h. = (einem) nab fl rcDimbfen ; .ifimieren (fobieren); nangka (Ind.), v. = OrotfrucDt ; ber Orotbaum. +Dieben. Nanking (atad), o. = 91anfing. nallsehilderen, h.; -sehreenwen, h. = flanking (stof), v. = bet 91anfing. nacpintalen (fabieren); (einem) .fDrelen. naoogen, h. = (einem) nattblicfen, naidjicbauen. nasehrift, o. = bfe 91acWOrift, $oftfript(unt). naoogst, v. = 91acDernte, 91aVere. nasehrtJven, h. = ablAreiben, fopieren; naoogeten, h. = nact)ernten, nadgeren. (iem. een schrijven nazenden) einem natt. nap, m. = 91abf ritreiben; (lets ale voorbeeld) nacDr(Dreiben. napeinsen, h. = nacDfinnen, (met dat.) nacfp nasehrjjver = 9tbrcDreiber. griibeln. mud (Md.), v. = gebiimbfter aleig; n. goreng = Napela, o. = 91eapel. geriifteter Eflei6; n. tim = ber eleiOrd)leim. napersen, h. = nadibreffen. naslaan, h. = nacpicOlagen; de boeken n. = napgat, -kruiper, m. = Striippel °Dm Oeine. in ben OilcDern n.; (geld) nacticfgagen, .brligen. naphta enz., zie nafta enz. naslag, m. = 92attrthlag. napje, o. = 91110f (Den. nasleep, = bag eltefolge, ba6 Ointerbrein, napjesdragend = cupulffertic1), be cDertragenb. met al den n. van dien = mit diem (trait) napleiten, h. = auf efne entrcDiebene Sacte brunt unb bran (Dlingt); een lange n. van on- aurildfommen nacDbeten. aangenaamheden = efne range Reify bon 11n: napinisen, h. = (einer Sep) nacDforrcDen, annelpnlidgeiten fm @efolge. nat:Dgriibeln. nasleepen, h. = nad) rid) rttlebben, fainter rid) napluk, m. = bie 91mblere. Der IcOlebben ob. gleifen; (einem ettu.) nact. Napoleon = Itaboleon. flebben. Napoleontiseh = naboleonirtt. nalsienteren, z. en h.; -slepen,h.; -mien- Napolitaan = Vleapolitaner. ren, h.; -sluipen, z. = (einem) nattil fOlett. Napolitaanseh = neabolitanticD. bern; +Dlebben (+01eifen); .(Dinter fut) ber) napraten, h. = (einem) naftlaubern, 4brecDen; ic§lebben (gleifen); (einem) .1Witten. (zonder object ook) nacDbeten; nog een beetje nasmaak, m. = 91acimegmad; een leelijke n. = nattber nod) ein me* plaubertt. n. = ein abler 91. naprater = Vlad)blaubrer, •beter. nasmijten, h. = nacDfd)tneiten. napret, v. = ba6 91acDbergniigen. nasnede, v. = ber 91acOrdmitt. nar Starr; ook = a r I. nasnellen, z. en h. = (einem) nadyilen. flares, v. = 91ar3irre, gale n. = (ook) Orter? nasnorren, h. = nacDrcDtvirren, qurren; ook brume, bet 97/1iirsbeffier. wet voor: nasnuffelen, h. = nad)ft5bern, nareislelle, v. = .f biiren. Narcissus = 91arciffuf, 91arairt. naspel, o. = 91acDrbiel. nareollse, v.; -tine, v. = Ilarfollre; ba6 .tin. naspelen, h. = nacDrbielen (in alle bet.). nareotiseh = narfotirti). naspellen, h. = nacDbud)rtabieren. I. nardus (plant, balsem), v. = 91arbe. naspeuren, h. = (einem) nacOrpiirett, iforrcDen. II. Nardns = 8ernDarb. naspeuring, v. 91acDrbiirung, .forfcDung ; narede, v. = 91actirebe, ett lufirebe, bat Scplurp bait 91ad)rpiiren. Wort. naspenrlijk = nacDaurbilren. nalreigen, h. en z.; -rekenen, h. = naispoeden, z.; -spoelen, h.; -sporen, h. reiren ; .recDnen (.brilfen; dat kanje op je = (einem) nadt !then; stvarcDett (.fbiilen) ; (einem) vingers rrekenen = bah rant* bu bit an ben Often (:forte en; n., z. per spoor: mit bent gingern bergiblen). Buge .retren ob. 'fatten). narekening, v. = 914rztnung, forilfung. nasporing, v. = 91arbforrcDung. narennen, h. en z. = (einem) nacprennen, .rel3en. naispreken, h.; -springen, h. en z. narieht, o. bie 91aeltricDt; dit tot uw n. = (einem) nacDii fprecten; Oringen. bie6 our 91. nasprokkeling, v. = Olacigere. narigheid, v. = UnannelllnlicDfeit, Zerbriet. nalistanselen, h.; -staren, h.; -stormen, licl)fett, RBibertvartigfeit, ber jammer, bat z. en h. = (einem) nacDirtatnnteln (srtottern); zie ook naarling. (einem) .rtarren; (einem) .rtiiraen (4tiirtnen). narijden, h. en z. = (einem) nacDfabren, .reiten nalstreven, h.; -stuiven, z. en h. = (einem, (vgl. rij d en); (fig.) men moet hem altijd n. = einem Biel) nact II rtreben (einem narbeiferit); man ntuf3 tbn twiner antreiben, ibm auf bent (einem) ,rtiirsen (.rennen, sfitegett, van store. d. 2eber (auf ber 45aube) ri#en, auf Me Stan. •rtieben, .ftliuben). bare retten, birder tam ber rein. nastuk(je), o. = 91aCtild. naroepen, h. = (einem) nacbruf en, sf Dreien. nalsturen, h.; -sukkelen, z. = nadjlf cbiden naroffelen, b. = nacDfritieltt. Menben) ; (einem) :trenbeln Wiiunten; narrellbel, v.; -kap, v. = 51arrenlIgege; I. nat (adj.) nan; n. weer naffe8 etter; .fattbe (nnit4e). vuil, n. weer = Ethlacrertvetter; n ..te waren = narren, zie arren. fiiirrige ob. narre Waren; n. van 't sweet = n. nat. 435 nauwkeurig. bout Scbbieff3; zoo n. als een kat = to it. role natuurgenoot, m. (alg.) bat Oftgefcbi3Vf, ein begoffener $ubel, faben., flecfer., (bijz.) Eaftittenrcb. fltfcbefaben. ob. piticbenat ; zie ook dr oo g, g e- natuurigodsdienst, m.; -historieus; meente, hemd, maat. -historic, v. = bie Matur religion ; sbiftorffer ; II. nat, o. = (water, regen, tranen enz.) Mat; sgeicbicbte. (nattigheid) bie 91ifife, 't zilte n. = bfe Sep natuurhistoriseh = naturbittorlid), .ges flat; lang n. = range 8rifbe (ook lig.); voor fcbicbtlicb. n. to bewaren! = bor bit betvabren ! er natuurkennis, v. = Fltaturfenntnig. valt n. Welt; 't is ben pot n. = et natuurkeus, v. = natfirlfcbe BucOttimOi. ?mint ant eing orraug of elner lit lute ber natuurilkind, o.; -klank, m.; -kraeht, anbre, et fit alleg eine efcbte. v.; -kunde, v. = VtaturlIfinb, =taut; slraft; nataehtig = naf3lIcb, feucbt. slunbe (.lebre, WA. natafelen, h. = nod) bet Zit* nett blefben. natuurkundig = naturfunbfg, Obtiftfaliicii; na f teekenen, h.; -tellen, h. = nacb ff getc4nen n..e kaart, instrumenten = e karte, (absefebnen, foVieren); inftrumente. nater, v. = Matter. natuurkundige=llaturfunbige(r),sforicber, naterkruid, o. = Me Scblangentmtra. $04fifer. nathals, m. = naffer Q3ruber, trocfene gel*, natuurileer, v.; -leven, o. = 9laturillebre, burftige Seele, ataffauer. sleben. natheid, v. = natuurlek = natfirlitb (in alle bet.); (over- natie, v. = Olation. eenkomstig de natuur ook) naturgeintit; n..e national = national; 9lational.. ; n..e dans, historie = 9laturgefcbicbte; museum van n..e n..e garde, n. gevoel, n. karakter; n..e kleur, historie = naturbittorifcbeg Outeunt; ook: 92a. n..e partij, n..e vergadering enz. = Otatios tur ... (in samenstellingen): n.. e aanleg, nalltan8, sgarbe, :gel, .cbarafter, sfarbe gave, geneeskunde, geneesmethode, grens = (2anbegf.), sVartel, sberfamittlung 2C. 9laturianlage, sgabe, sbeilfunbe, .beilinetbobe, nationaliteit, V. = Otationalitiit. sgrettae; (vanzelfsprekend) natitrlfcb, felbftbers nationalizeeren, h. = natfoualiftren. ttanblicb, nattjd, m. = bie Olacbgeit; ook: 'tontine; natuurlijkheid, v. = Watarlicigeft. Sliatfoinnter. natuurlijkerwijze = natitrlicb(ertveffe), nage: hij lust zijn n. en zijn droogje er felbttberftiinblicb. mag gern Olen unb trinfen; hij heel zijn n. natuarimenseh, m.; -onderzoek, o.; en zijn droogje = er oat alteg teat er braucbt. -onderzoeker = gtaturilmenfcb; bie .for? naltraehten, h.; -treden, h.; -trekken, flung; sforftber. z. en h. = (einem) nacb 11 tracbten ; (einem) :treten; natuuriphilosophie, v.; -poezie, v.; (einem) /felon. -produkt, o.: -reeht, o. = 9.1aturlObilofo. natrhium, o.; -on, o. = Watrifunt; son. Obfe; .poefte (stifcbtung); •probuft (.eraeugnig); natten, h. = niiften, nefon. srecbt. nattig = natlicb, feucbt. natuuririjk, o.; -speling, v.; -stoat, m. nattigheid, v. = Witte; geucOgfett. = gtaturireicb; bag •flifel; o(gu)ftanb. natura; in n. (niet in geld) = in nature, In natuuroversehtinsel,o.;-volk,o.;-voort- 9latur; (naakt) in (purls) naturalibus. brengsel, o. = bie Olaturlierfcbefnung; =bolt; naturalien (natuurzeldzaamheden) = 92a. •ergeugnig. turalien. natuurff vorseher; -vorsehing, v.; -wet, naturalienkabinet, o. = gtaturalfenfa? v.; -wetensehap, v. = Fitaturiforfcber; sfor, binett. fcbung; bag sgefet); .1viffentcbaft. naturalizatie, v. = gtaturalfration. nautilus (een weekdier), m. =glautflug, bag vaturalizeeren, h. = naturalifieren. ecbiffgboot. niturailisme, 0.; -list = ber Maturahlfgs nautiseh (zeevaart ...) = nautifcb. mug; .Ifft. I. nauw (adj. en adv.) = (van kleeren, schoe- nature', o. = (geaardheid) gtaturerf; (inboor- nen e.d.) eng, fnapp; n e kam = ender Ramat; n. ling) ber etingeborne; (muz.)91uffilfunggaeicben, sluiten (van kleeren)=euri anliegen (attfcblieten); Etuabrat. n. zitten = eng(e) ob. gebrangt fiben; hij neemt naturen, h. = (einem) natbblicfen, sttarren. 't n. = er nimmt eb genau; fist zoo n. kijken, natuur, v.=Fitatur,(natuuriffke aard ook) bag zien = ttfcbt fo genau ob. fcbarf aufeben; eb nicbt 9laturell9; near de n. = nat bet OZ.; getrouw fo genau itebinen, fiinf gerabe fein fatten; 't komt near de n. = naturgetreu; tegen de n. = er niet zoo n. op aan = to genau braucbt man gegen bie tvibernatifrlfcb, naturtvibrig; over- (brawl* bu 2C.) eb nfcbt u nebinen; n. van eenkomstig de n. = naturgentat; zin voor de geweten = gettiffienbaft; zie ook luisteren. n. = Maturfinn; studies near de n. = Mature II. nauw, o. = Me Inge; (minder alledaagsch) ftubfen; van nature = bon 9latur; zijn n. bie Eiebriingnig; in 't n. brengen = in be %. geweld aandoen = !eine M. gtvingett; dat is treiben; in 't n. zitten (zijn) = in her Stlentute (bij hem) een tweede n. geworden = bag ift nen; in 't n. raken = geraten; 't N. (bet 'bin) bur atveiten getvorben; de n. is van Calais = bie Stratie ban %alaig. sterker dan de leer = Me 9latur debt fiber nauwelijks = faum. Oft tarter alg) bie 2ebre, M. gait box 2ebr; nanwgezet = getvlifenbaft, (stipt) pitnet, zie ook betalen, gewoonte. Ifcb. natuur besehouwing, v.; -lbesehrijving, nauwgezetheid, v. = Oetviffenbaftigfeit, v.?-boter, v. = 91aturibeobacbtung; .be: (stiptheid) Vinftlicbfeft. fdireibung; :butter (natarlicbe) ibutter. nauwheid, v. = Inge. natuuridiehter; -dienst, m.; -drift, v.; nauwkeurig = genau, plinftlfcb, prägig, ens -111ozolle, v. = etaturibitbter; :Dienft, bey gebenb, n. onderzoek, n e waarneming = .trfeb; oottofol4te. eingebenbe filriffung ob. Zeobacbtung. 28' nauwkeurigheid. 436 ne(d)erdalen. nanwkenrigheld, v. = eenauigfeit, $iittft, Nazarener = gla3artier, %gannet. licbreft. Nazaret, o. = glautretb; kan er uit N. lets nanwlettend(heid), -nemend(held), zie coeds komen? = wag faun aug R. Outeg nauwgezet(heid) en -keurig(heid). footmen? nanwslultend = eng antiegenb, eng anicbties na 11 zeggen, h.; -zenden, h. =':nacblifagen ; benb. .fenben (=fcbirfen). nanwte, v. = Inge, ber %ngpaf3; (op zee) nazending, v. = fpiitere Senbung. neerenge, %Itge, Citrate; enge Zurcbfart; zie nazetten, h. = (einem) nactgeton. ook nauw H. nazien, h. = nacbfeben, prilfen; iem. (achter)n. nanwzlend, zie nauwlettend. = einem n., nacbbifcfen, .fcbauen; een opstel navaren, z. en h. = (einem) nacbfcblffen, nog eens n. = einen Vittffa# nocb etnmat burcb, .fegetn, sfabren. feben, n. ob. burcbtlebmen: iets in een woorde- Navarra, -re, o. = Itabarra. boek n. = ettn. in einem Siitterbucb nacbfcbta, Navarrees = glabarrefe. gen; n., of alles in orde is = it., ob atteg in Navarreeseh = nabarrefffcb. Orbnung tit; (rekeningen, boeken e. d.) burcfp navegen, h. = nadgegen, .febren. feben, priifen; n. en goedkeuren =prilfen unb navel, m. = %abet. filt ricbtfg erfennen; een thema n. = eine V.tufgabe navelllband, m.; -break, v.; -kruld, o. fortigferen, burcbfeben; 't n. van de boeken = = bfe glabetibinbe; ber ,brucb ; 'fund. Me Zurcbilcbt (sgebung) ber Cicber, 't n. van navelllsnoer, o.; -streek, v.; -streng, v. de belans = bie Ritilagrebtfion. = We glabel II fcbnur (plantk.; ber Samenftrang); nazin, m. = 9Zacfga#. ,-gegettb; ber .ftrang (plantk. ook: ber eamen, nazitten, h. = (vervolgen) (einem) nacbfetett ; ftrang). (in school) nacbrtOen; ook = narij den (fig.}nazoeken, h. = nacbfucben navenant = nacb Zerblittnig, betnentfprecbenb. navertellen, h. = nacbetAbten, Wetter er. nazomer, m. = 9240, Spationtmer. aiiblen. nazwemmen, z. en h. = (einem) nacb. naverwant = nabe bertuanbt. TO tufmtnen. navigatle, v. = glabigation, ecbiff(f)abrt; N. B. (nota bene: let wet = bemerfe ivobi : acte van n. = glabigationgafte. N. B. of n. b.). na II vissehen, h.; -vilegen, z. en h. = nab is N. B. of N. Br. (Noorderbreedte = niirblicbe fifcben (fla.: diner Cade nacbipiiren, ,forfcben); %tette: n. 18r.). (efnem) .fIfegen @fawn). n. Chr. (na Christus = nacb %brifto : n. Rr.). navolgbaar = nacbabinticb. N. C. S. (Nederlandsche centraalspoorweg = navolgen, z. en h. = (nabootsen) nacbabmen; nieberitinbifcbe Bentratbabn). een groot kunstenaar n. = einem groten neb, nebbe, v. = ber edinabet (ook van St Hater nacbfolgen; (eig. plaatselijk) einem schepen); (van een pen) SOO. nacbfolgen; dat is 't Fransch nagevolgd = Nebneadnezar = glebufabnebar. bag tft bent aranaiifigen nacbgebilbet. neeessaire, v. = bag glecelfaire. navolgll end; -enswaardig = nacbiftebenb neerologle (levensbeschrijving van een over- (.folgenb, folgenb); .ainnengivert. tedene), v. = ber Iterrolog; (doodel(fst) Ite, navolger = gtacbfolger. frotogfe. navoiging, v. = glacbbilbung, .abmung; in n. neeromantle (waarzegging door oproeping van de Russen = ?tad) bent Zorbilbe (eors van dooden), v. = glefromantie. gauge) ber Ruffen; in n. van 't Fransch = necropolis (doodestad), v. = glefropotig. bem arattaillifc4en nacbgebilbet ; ter n. = our nectar, m. = gleftar. glacbablnung. Ned. Ct. (Nederlandsch courant = nieber, novorsehen, h. = (ether Cache) narbforfrben, lanbircbe Si:d)rting). .fpiiren. neder, neer = nieber; in samenstellingen, navorseh lees; -ing, v.= glacbforfcb per; nog. waarin n e de r minder scherpe, meer alge- navraag, v. = glacbfrage; n. naar iets doen meene bet. heeft, dikwijls 4in, ; als't uitgangs- = niegen ettn. nacbfragen ob. 92. batten, lid) nacb of 't eindpunt van de beweging op den voor- ettn. etfunbigett ; dat kan n. lijden = bag fcbeut grond staat: 4inunter, berunter; btnab, 4erab; !eine Vt., ba barf man nadjfragen; [zie vraa g " op en n. = auf unb ab ; auf nub nteber; van in handelsuitdr.]. boven n. = bon oben 4erab. navragen, h. = no) einmat fragen. Neder-Alpen, my. = gtieberalpen. na I waggelen, z. en h.; -wandelen, z. en ne(d)er ibiggelen,z.;-blikken, h. = nfeber, h. = (einem) nacb II inanfett (:ivadettt); (etnem) berablrorien (.11cfern); .blicfett. :fpabferett. ne(d)erbonzen, h. = (tr.) nieberfcbntettern; naweeen = glacbineben (eig. en fig.). (intr.) mit einem ecbtage auffattett. nap weenen, h.; -wegen, h. = (einem) nacbil. ne(d)erbulgen, h. = (nieber)beugen; 't hoofd tneittett; .tviegen. n. = ben Stopf beugen, netgen, fenfen ob. btingen naweide, v. = bag glacbgrag, bag Grummet. (iinfen) taffen; zieh n. = ric4 (nieber)beugen, nawerken, h. = (clue Stunbe, etnetn) nacbar, nteberfnien. betten; nacbtnirfen; dat werkt lang na = bag ne(d)erbnigend = berabtaffenb. tbirft lance nacb. ne(d)erbultelen, z. = nieberPuraeln; bij de nawerking, v. = glacbtrirfung; de n. van trap n. = bfe ZrepPe 4erab., berunterpuraeln. iets voelen = bie 91. ether Sac* fiibten: ettn. ne(d)erbukken, h. = ficb nieberbilden. nacbfiiblen. ne(d)erdalen,z.=nteber:, Oerab., Oinabiteigen, na 0 werpen, h.; -wijzen, h. = n a OH tnerfen; ifinfen; een berg n. = einen Oerg binabftei, (einem) =ineifett Neigen; iem. met den vinger gen; (van de zon e. d.) (nieber)finfen, tinter. -wijzen = mit ghtgern auf einen bnifen). geb(e)n; de regen daalt zacbtjes neer = ber nal winter, m.; -zaat; -sang, m. = %titbit. , Negen Mat Idle nieber ob. fierab ; n .. de ltjn = Winter; .fomme; ber sgefang. nfeberftetgenbe 2inte. ne(d)erdaling. 437 ne(d)erzakken. ne(d)erdaling, v. = bag Oinab, Oerabitei. waar zal ik de boeken n.? = tea fort icb bie gen, bag 91ieberfommen. Q3itter4.? (eine Swim) erlegen; zich ft. = ne(d)er II doen, h.; -drulpen, z.; -drukken, fit n., ficb 4.; zich bij jets n. = fic0 (in ettv.) h. = nfeberlltun (stafien, oerablaffen); .triefen filgen; mit ettu. einberftattben fein. (berabtriefen); ..briicfen (binabbr.; neergedrukt ne(d)erlegging, v. = bag Viteberlegen. = niebergefttagen, sgebrildt; de opgewekte ne(d)erliggen, h. = baniebertiegen. stemming -drukken = ber gebobenen eft. ne(d)erloopen, h. en z. = binab., berab., mung einen Zlimpfer auffeten). binunter., beruntergeb(e)n, .laufen; op- en n., ne(d)erdulken, z. = nieber., untertauten. zie nedergaan. Nederdultsch, o. = 9tieberbeutft. Neder-Oostenrijk, o. = Rieberafterreit. ne(d)erduwen, h. = nieberbriicren. ne(d)erploffen = (tr.), h.: nieberftmettern, ne(d)ergaan, z. = 4htabgeige)n; op- en n. = sititraen; (intr.), z.: nieberftiirben, mit einem (heen en weer) auf. unb abgeb(e)n; (omhoog buinVfen ettage auffallen. en omlaag) auf. unb niebergeb(e)n. ne(d)errijden, h. en z. = binab,, berab%, ne(d)erglijden, z.; -goolen, h. = nieberis 4fnunter,, berunterfabren, ireiten ; (overrijden) gleiten (binab., 4erabgt., srutften); .tverfen nieberfabren, .reften; fiber ben Oaufen fabren (minder bepaald naar omlaag: bintverfen). ob. retten. ne(d)erhakken, h. = nieberbauen, .bacfett. Nederaijn, m. = Rieberrbein. ne(d)erhalen, h. = (gordijn) nieber:, berab ne(d)erlrollen, h. en z.; -ruischen, z.; bieben, .1affen ; iem. van boven n. = einen bon -rukken, h.; -sabelen, h. = nieberiroften ; oben 4ertutterbolen; (een muur) nieberreiten; (berabrotten; de trap -rollen = ook: bie ZrepOe (teem.) nieberbolen; (fig.) iem. tot zich n. = berabfortern); .rauften; sreif3en; .fli beln (.maten, einen au rid) 4erabaieben. nttelpin). ne(d)erhaler, m. = glieberboler. ne(d)ersehleten, h. en z. --,,-, nieberftieten ; ne(d)erhangen, h. = nteber, berab., ber. stralen, roofvogels, die n. = etrablen, Maul). unterbangen, .biingen; lets hier, daar n. = ettv. bagel, Me n. ; iem. n. = etnen n.; een vogel bierber, bortbin blingen. van 't dak n. = bom Zat 4erablAief3ett. ne(d)erlhouwen, h.; -hurken, h. en z. = ne(d)ersehijnen, h. = berabiteitten. nieberll bauen (.maken, :ftibeln 2c.); %liotfen ne(d)ersehrljven, h. = nieberftreiben; maar (:fauern). wat n. = nur fo tvag binftreiben. nederig = befteiben, anfOrucbgfog, einfacb; ne(d)erslaan, h. = (bie Kugen, etnen aeinb, (deemoedig) betniittg, untertviirffg ; een n. man bag Oietreibe) nieberftlagen ; (vijand ook) nie: = ein b .. er, a . . er ob. e .. er Mann; een n ..e bet., bfnftrecfett ; (den rand van een hoed) n., woning = eine b .. e ob. e .. e Sobnutte. nieberframpen; (ben,Du t) abitillmn; (neerslachtig nederigheld, v. = Zefteibenbelt, KitiPruci* maken) nieberittagen ; (deksel van een kist, lortgfeit, Zemut, lintertviirftgfeit. kleppen van een tafel, dek van een r(ituig ne(d)er if kammen, h.; -Waken, h ; -klad- e. d.) nieberflappen, abffappen ; (chemisch) den, h.; -knielen, z. = nieberifiimmen; nieberftlagen; (neervallen) nieberitiirben, bin: .feben (binab., berabfeben, .blicfen); %fcbmieren ftilrben, Oli3Igicb binfarten. (bin(ttn.); .fnien (binfnten). ne(d)ersleepen, h.= berab.,berunterft teppen. ne(d)erkomen, z. = nieberfommen (5ur %rbe ne(d)erlsmakken, h.; -smitten, h. = 5. 8,); (van een ballon ook) nieberfanen; nieberiftmettern; .fcbmeiten. daar kom ik maar op neer = barauf ha it nur ne(d)erspringen, z. = berab:, binab., ber. foramen; dat zal weer op hem n. = bag tvirb tinter., 4inunteritningett. ibm tuleber aufgelaben tverbett, tvirb er tvieber -ne(d)eristligen, z.; -storten, h. en z.; beforgen milffen ; dat komt op 'tzelfde neer = -stralen, h. = nieber I fteigen; .ftiir5en; s ftrabfen bag fommt (Mutt) auf eing 4erattfl (binaug), bag (bernieberftrablen). fommt auf it efeite beratt6; dat komt neer op ne(d)erstrtjken, h. = (hoar e d.) nieber:, wat ik gezegd heb = bag fommt fcblief3lit auf berabftreiten; (plooien) gtatt (aug)ftreiten ; mettle torte beraug (auf bag tvag Id) gefagt babe); (met 't strijkijzer) nieberOlatten, .bilgeln ; (van met een slag n. = mit einem ecblage auffatien. vogels e. d.) PO nieberlaffen. ne(d)erkrabbelen, h. = nieber., binfrteln. ne(d)erstroomen, z. = nfeber., berabitramen. ne(d)erlaag, v. = Vtieberiage ; de n. lijden = ne(d)ertellen, h. = bingiblen. bie 91. erleiben ; den vijand een n. toebrengen ne(d)eritrappen, h.; -trekken, h. = = ben geittb (aufg Oauf3t) ftlagen ob. elite R. nieberitreten; .5ieben (berab., beranterbieben). erleiben taffen. ne(d)ertulmelen, z. = berab', 4eruntertor, Nederland, o. = (offlcieel) Vtieberlanbe (i131.), fetn, .purseln. (dag. taal) 0 oflanb ; 't Koninkrijk der N.. en ne(d)ervallen, z. --,- nieberfallen, binfallen; = bag St anigreit ber 91. van de trap n. = bie ZreOpe (bon ber Zreppe) Nederlander = Vtieberlanber, tOollanber. berunterfanen; 't haar viel langs de schouders Nederlandersehap, o. = bag nieberlattbifte neer = trate an ben etultern berab. Oiirgerrett. ne(d)ervellen, h. = nieberiftrecfen, .ftlagen, Nederlandseh = nieberldnbift, 4ortattbffd); smaten. vtg. Duitsch; N.-Amerikaansche stoomvaart- ne(d)ervIlegen, z. = berab', binabfliegett. maatschappij = %.41merifanifte Zampfitiff, ne(d)ervitjen, h. = binlegen, .ftreden ; zich fabrtg.Oefellitaft; N.-Oost-Indie=91..Oftinbten. aan isms. borst n. = fit an jemg. Zruft bins ne(d)erlaten, h. = nieber., berab%, 4erttter= fcbmiegen. laffen; zie ook loodlijn. ne(d)erg vloeien, z.; -waaten, z. = nieber., ne(d)erleggen, h. = nieberlegen ; (minder berab', binabll fiieten ; stveben. bepaald „neder") binlegen ; (bie eaffen) it., nederwaarts = niebertvartg, abtvartg. ftreifen ; (bie Itrone) n.; (ein Knit, eine State) ne(d)erwerpen, h. = niebertverfen. n., aufgeben ; (eitten gefttb) niebertverfen, iiht. ne(d)erzakken, z. = nieber:, berabfinfen; ftreden ; zijn hoofd n. = bag ttutupt b. ob. n. ; (krachteloos) 5ufammenfinfen. ne(d)erzetten. 438 nekken. ne(d)erzetten, h. = (een kind, een zieke, R3tutletivar, ber Rarbunfel); ,pfiinber; .erProbe. een glas) nfeber., 4infe4en, zet dat book dear, negenlltien; -tiende; -tig = neunlisebn, hier neer = ftellen 1te bag 93ttcb bort/ft, .bebnte (een -tiende = ein 91euttbebntel); :bfg. bierber; ism. n. (kalmeeren) = beftinftigen, be. negentiger = 91euttbiger. fcbtuicbtigen; Wink n.) einem ben StanbOunft negentigjarig = neunbigjiibrig. flar macben; zich n. = lid) (ntebers, bin)felyn, negenvoud = bag 91eunfacbe. (zich vestigen) ficb nfeberfefyn, .laffen. negen I voudig; -werf; -zijdig = neun I fad) nederzetting, v. = Meberlaffung, Itnfiebe. (-maal herhaald.matig); 'mat (intalig); sieftfa. lung. neger = 9leger ; witte n. = Meittirber 91., ne(d)erzien, h. = nfeber., berabfeben. Mbino. ne(d)erzUgen, z. = nfeber., binfinfen, negeraehtig = negerartig. bufammenbredyn. negerdans, m. = Itegertanb. ne(d)erlizinken, z.; -zitten, z. en h. = negeren, h. = maltriitteren, bubeln, pifacfen, nieberifinfen (berabfinfen ; bufammenbredyn, quiiten, furanben, fujonieren. bufatnntenfinfen); .fityn (banieberfityn). neger 1 handel, m.; -hut, v.; -ii, v. = nee = nefn; n. maarl wat ben je groot ge- Olegeribanbel; sbiltte (De N. = Onfel Zontg worden = nefn, Me grof3 bu gemorben bift 1 Otte); bag .borf ()1g. ber Srobingialtbinfet, zie verder n een. bag 2ocb). neef = (ooms-, tanteskind) setter, goufitt, negerllin; -kamp, co.; -kind, o. = 9leger lin ; (oom-, tantezegger) Oleffe , voile n. = leiblicber .borf (-lager); sfinb. ob. recbter 9.3.; voile neven = Oefcbtrifterfittber; neger llkoren, 0.; •sehip, o.; -slaaf = verre n. = tbeftlauffger Setter. 9legeri torn (bte gobrenbirfe, bag Sorgbum) ; neeae, o. = Settercben, goufincben, fleiner .fcbiff ; .flabe. 91effe, vgl. neef; (mug) Me 93/fide. [negge, zie hit.] neefsehap, o. = We Setterfcbaft, Me Ser. neglig43, o. = 9leglige, Oaugfletb, ber Olorgen. manbtfcbaft. aqua. Neel(tje) = gornelia, nornelie, 2ordyn, negligeeren, h. = bernaCiiffigen, negligteren. 2endyn. negorij, v. = (Ind.) 92egorei, Orifcbaft, bag neemaehtig = nebtnetifcb, bon 91ebmingen, Zorf ; zie verder n ege rij. boot Stamtne glimm. negotiant = 9tegobiant, gteldAftgmann, tan. neen = nefn; wel n.1 = nicbt boot 1 mit nicbten 1 belgfyrr. n. zeker niet = gattb getvit nfcbt, burcbaug negotiate, v. = 5tegobtation, Unterbanbs infcbt; mit nir§ten; hij zegt van n. = er fagt lung. nein ; n. maar 1 = nein 1 of tvarum tit.* gar 1 negotie, v. = bag (fiefcbaft, Rauftbare; goede of meiner Zreu 1 zie ook ne e. n.1 = gute Serrfcbtung 1 neep, v. = ber Rniff, ber 8tvicf ; in de n. zitten negotieeren, h. = negobileren, unterbanbeln, = in ber Rim= fflyn. Melb)&fcblifte beforgen. neepjesmuts, v. = 91ornette, Rnippmilty. negotiepenning, m. = ble Oanbelg., 5abris neer, zie neder; ook voor de samenstellmgen fatfongmfinbe. met neer behalve voor de volgende: negus (koning van Abessinie) = 91egug. neerhaal, m. = erunbitricb. neien, zie hi nnik en. neerslaehtig = niebergefcblagen, gebriieft, neigen, h. = nefgen ; de zon neigt ten onder. metanc4olifcb. gang = bfe tonne nefat ficb bum Untergang; neer llsiaehtigheid, v.; -slag, m. = 911e. zie ook geneig d. t berlIgefcblagen4eit ((6ebrildtbett, Scbtverntut, 'wising, v. = 91eigung, (genegenheid)8unei. 93telancbolie); ,1 lag (chem. ook: bag 43ra. gong; (sterker en veetal ongunstig)ber bang; bipitat). (alg . voor elke aangeboren aandrift) ber Zrieb ; neet, v. = 91if3; kale n. = armer Scbltufer, (beursterm) 92., Zenbettb ; n. tot, voor iets = fcbtibiger Red. 92. au, flit env.; n, tot liegen,„om to over- neetoor, m. = alturrfolif, %crater. driven= .ang bum 2itgen, bur Ubertreibung ; [neffens, zie nevens]. een n. tot dalen, tot stijven toonen = eine negatie, v. = 92egation, Serneinung. 91. ob. Z. bum gallen, bum Steigen beigen. negatief = negatib ; 't n. = bag 91egatib. nek, m. = (eig. en vooral in Ilg.uitdrukkin- negeeren, h. = negieren; berneinen ; iem, n. gen) 91acfen ; (eig. en eenigszins plat) bag = einett ignorferen, (in den omgang) einen Genicf ; (soms) Oalg ; iem. den voet op den n. flimetben; wij n. hem = Mir fabnetben ibtt, zetten = einem ben ant auf ben 91. felyn ; (0( k) er fit 2uft ffir ung. 't hoofd in den n. werpen = ben Ropf in ben negen = tteun; alle n. = afte n.; vgl. verder 91. Merfen; een harden n. hebben = einen acht II. barten ob. ftarren 91. baben; den hoed in den n. negendaagseh = neuntligig. schuiven = ben Out in ben 91. ob. ing G. burficf= negende = ber (bie, bag) neunte ; een n. (deel) fcbieben; (eig.) een stijven n. hebben = etnen = eitt 91euntel; ten n. = neunteng. ftetfen .0. ob. 91., emu ftelfeg O. baben; iem. den negenlldeelig; -dehalf; -derlei = neunil, n. breken, omdraaien = einem ben 0. ob. bag 0. teitig ; .tebalb ; aerfei. brecben, untbreben; (fig.) dat breekt hem den negendooder, m. = Vteuntater, rotrildiger n. = bag brit* ibm ben 4Salg ; iem. in den Taitrger. n. zien = einen belucbf en, Outten; iem. met negenduims = neunbiirlig. jets in den n. zien = einen mit ettb. anfcbmies negenhoek, m. = bag 91euned. yen ; 't kuiltje van den n. = We Vtacfengrube ; negen H hoekig; -honderd; larig; -maal; zie ook aan z i e n. -maal herhaald = neuni ecfig ; .4unbert ; nekhaar, o. = 91acfenbaar. jiibrig ; dual ; malig. nekken, h. = (einem) ben Oalg ob. bag Genid negenlioog, v.; -ponder, m.; -proef, V. = bredyn, ben glaraug maiben, (einen) abmurffen; (vtsch) bag Vteun Hauge (zweer: ber aurunfel, ber (een mooi kopje, een glas e.d.) brecben; meni nekslag. 439 nettemaker. gen gulden n. = manten eulbett braufgeb(e)n set) We fttigeliciptur ; (riem, band) bie laffen. ghftel. nekslag, m. = glacfenftlag ; (lig.) tobegftof3; nestelen, h. = niften; zich n. = NI) rinniften; dat gaf hem den n. = bag gab flint ben enaben., (met een veter) nefteln, ftniiren. Tobegftofi, ben &eft. nestellibeslag, o.; -gat, 0.; -naald, v. = nek a spier, v.; -utak, o.; -veeren, my. = ber gleftelibeftlag ; ; .nabef (bet •WM. ber gladenlintugfel; .febern. nesterti, v. = Oagateffe, 2a1313alie, bet 5trilbel, nel, v. = Zrumpfneun. 2unMerei, Seinberet, (voor 't my. zie ook n e st). nemen, h. = nefnen; een stad n. = eine nesthaar, o. = gleftbaar. etabt (etn)nebmen; drie plaatsen stalles n. = nestig = (nietig) gering(filgig), lunMig, arm. bret $fii#e int Sperrff# (brei Sperrne) n.; felfg ; (klein) tvingig ; (bits) biffig, fcbttippift dienst n. = Zienfte n.; de overhand n. = nestlf kuiken, o.; -veeren, my.; -vogel, m. iiberbanbnebtnen; veal op zijn horens n. = •vol, o. = Oleftifildgein (filfen;'//g. .biiften); bief auf feine 4)iirner (Stap0e) n.; tot vrouw .febern; •Iing ; .boa. n. = gur 5rau jets op zich n. = ettv. iiber? I. net (subst.), o. = 914 (in ails sig. en fig. nefinten, ettv. auf fit n.; de vrijheid n. = fief) bet.); (grover, hoofdz. voor japers en visschers hie gref §eit n.; de moeite n. = f tcp hie Rothe ook) earn; in 't n. zitten = Ito 91. gen, ing 91. n. ob. geven; als u de moeite wilt n. om boven te gegangen fein; n .. ten spannen = .. e ftenen; komen = wenn Ste fit 4eraufbeutilben Molten; achter 't n. visschen = bag gtatfeben baben, de vlucht n. = bie atm* ergreifen; 't er van n. gu !pat fommen. = ettv. Outten, fit ettv. feiften, fit gittlit II. net (adj. en adv.) = (aardig, lief) nett, tun; zie verder de woorden, die met nemen ofibict); Ittnucf ; (fatsoenlijk) nett, anftlinbig ; een uitdrukking vormen; bijv. acht, arm, (proper) nett, fauber; (kna pj es) nett, orbenttit; tiaat, bad, gevangen, hand, hart,heeh- een n te kleederdracht = eine ffeibfante Zratt; tenis, kaartje, kwalijk, maatregel, (beschaafd) fein, feingebilbet; haar kleed was mond, overweging, voorlief,woorde.a. wel oud, maar nog n. = alt abet nocl memer = 91efpner, Vlbnelmer, Muter; (van orbentlic? (ale subst.) in 't n. schrijven = ing wissel) glefinter, Remittent. rein frtreiben, (bijw. „juist") gerabe, .hen; Nemesis (straffende gerechtigheid), v. = genau; n. mijn ides = ger., e. ob. gen. metric 3bee; glentefig. n. genoeg = g. ob. e. genug; hid thuis = et meologie (vorming van nieuwe woorden), ift e. ob. foeben nact) 4>aufe gefoutmen; n. van pas v. = gteologie. = ger. recbt; n. gepast = itinunt; dat is n. neologism.. o. = her neelogillatu4. wat voor hem = (dat kan men van hem tier- neoloog = Vieolog(e). wachten) bag liebt tom (rett) dbnllc ; (dat neophiet (nieuweling, nieuw bekeerde) = moet hij n. hebben) bag tit gerabe fefn gag; 9teopbut. n. zoolang, tot = fo hinge, big; n. goed 1 = fo nepotism. (begunstiging van verwanten), iftg recut ; ik blijf n. zoo lief thuis bleibe o. = ber gletwtigntug. ebenfo gentgu tsaufe; hij is er nog n. doorge- Neptunus = 9teptun. komen = er bat not gerabe ob. not eben be: Nereid. (zeenimf) = gtereibe. ftanben. Nereus (een zeegod) = gtereug. netel, v. = gteffel; doove n. = taube 91. nerf, v. = (van 't blad) ber herb, grippe; (in netelaehtig = neffelartig. leder) glarbe. netel I dier, o.; -doek, o. = gteffel f tier; •tut nergens = nirgenb(6), nirgenbtvo; in voor- (bet 971tuft). naamw. bijwoorden: nicbtit ; bijv. dat dient neteldoeksch = neffeltuten; l)Rutt . .; n..e n. toe = bag Went gu nittg ; n. over spreken gordijnen = auftgarbinen. = bon nittg fpreten; zich n. om bekommeren netelig = peinlicO, bebenflid), fritifd), = fist tint nittg filmmern; soms ook anders: n..e pozitie =fr..e, m..e ob. dat is n, goed voor bag bat gar feinen . e Sage; n ..e kwestie = f I. . e ob. e glutien ob. feinen 8tvecf, Loch ook : bag bient grage. (thug?nittg. neteligheid, v. = bag Winlite, Nergensbuisen = Fitirgettbfoim; (klein nest) Q3ebenflitfeit, bag kritifte. $ofentudet Ougtebube. netellkoorts, v.; o.; -roos, v. = Hering, v. = bag eefttift; ber kleinbanbel; bag gleffeliffeber; grant; sfutt (bet .augftlag ; een goede n. hebben = ein eintraglidRia rood : bait .friefel). fiaben; zet de tering naar de n. = ftrecfe bid) netheid, v. = glettigfeit, glnittinbigfeit, Salt. nod) ber Zecfe; iem. de n. geven = einem We berfeit, erbnung, aetnOeit, vgl. net II. kunbicbaft gutvenben ob. giinnen. I. Netje = Fltettten, Oannten. neringdoende = feinbiinbler, 2abenbeger. II. netje, o. = 914ten; (Ind. kleedingstuk) Nero = glero. 91e4jacfe. nervens = nerbi3g. netjes = nett, bilbit, anfttinbig, fauber, or. nervensheid, v. = glerboffttit. bentlicb, vgl. net II; net overlegd, bedacht = nervig = nerbig ; narbig, vgl. nerf. 4itbicb ook: ftlau erfonnen ; er n. afbrengen = nervositeit, v. = glerborttat. fein maten ob. burtfilbren, dat heeft hij n. gelapt nest, o. = Heft (ook voor: hol, bed, plaats, = bag bat er feitt gentatt; dat is niet n. = bag huffs); (van roofvogels ook) ber itsorft; (prul) lit ntdt nett; dat staat je n. = (iron.) bag ber Taift ; (my. = „prullen") ber Vunber, ftebt bir gut an; dat heb je hem n. gezegd = ber Quart, ber ZrObel., ber gram; (meisje) ber bag bait bu ibm gut gegeben. glicfet, ber Quad, botnafigeg Zing; in de n ..en netimaag, V. ; -meioen, m. = bet 91411ma. zitten = in bet Stlettune (l atfte) ob. fm 43et gen (.0aube); We .tnefone. fit3eit netsebrift, o. = bie gleinftrift, nopierbeft. nestei, o. = gteftei. netteilboeter; -breler (-knooper); nester, m. = etnfirftift, glefteiftift; (versier- ker = 91411fiider; .ftrider; .ntadier, neften. 440 nicht. netten, h. = (nat makers) neben, niiffen-, an., netts I gezwel, o.; -hone, v.= 91afen gefcbtufir; befencbten; (schoonmaken) reinigen. netto = netto ; n. gewicht, ontvangst, op- neusM hoorn,m4-hoornkever, m.;-hoorn- brengst, prijs, provenu, tarra, winst = bag -vogel, m. = bag 92agnorn; .bornfiifer, ,born, 92ettolgetvicbt, Me .einna1jme, ber ,erlOg (ber bagel ( iorttbogel). ,ertrag, Elleinertrag), ber ber .erli3g, neusje, o. = 92tigcben; 't n. van de zalm = We Stara, ber ogetvinn (91eingentinn). ber feinfte Zroden (Ibiffen), bag Zorbilglidgte, netivisseherij, v.; -vieugeligen, my.; bag 9ltterbefte. -vlies, o. = 920MP:beret; .ffilgler ; bie ,baut. neusliklank, m.; -knijper(tje), m. (o.) ; netvormig = neigi3rmig. -letter, v. = 91afenilaut (911ifeffaut, %aid); netwerk, o. = 914tverf (,)8tvicfer (lilemmet, teneifer); ber .bucbftabe neaten, h. = nergeln, quengeln. (bet 91afal). netarlialgie (zenuwpiln), v.; -asthenie neuslintjper, m.; -poliep, v.; -pranger, (zenuwzwakte), v. = 92eurlialgie; ,aftbenie. m. bag 91afenlleifen („lorgnet", zie neus- Neurenberg, o. = 92firnberg. k n ij p e r); bet. poltA3 ; :fnebel (,5tviinger, bag Nenrenbergseh 91firnberger. ,eifett). neurlen, h. = triinern, trfllern, fummen; een nensilring, m.; -sehot, o.; -slijmviies, o. beatje n. = ettv. bor ficb bin tr. 2C. = Vtafenliring; bie ofcbeibetvanb, bie ,fcbleitn, neurone (zenuwziekte), v. = 91eurofe. baut. neus, m. = bie %ate (ook van schip, dakpan) ; fleas', toon, m.; -viengel, m.; -warmertje, (van Schoen) Me GOO; platte, spitse, stompe n. o. = 92arettil ton; ,ftilgel; ,tviirmer. = Matte, ftumbfe 92.; een fijne, scherpe n. nenswijs = nafemeig, borivi#ig, = eine feine, fcbarfe 91.; ik zie het aan je borfaut. n. = fdj febe et bir an ber 91. an (ab); ieder neuswtjsheid, v = 91agtveigbeit, ber tit., moot zich maar aan zijn eigen n. trekken Zortufts. = ein jeber foft rid) nut an fehter eignen neuswijzig(heid, v.), zie neuswijs(heid). 5u13fen; iem. iets aan zijn n. hangen = einem nenswortel, m. = bie 92afenhaurbel. ettv. auf bie 92. binben; iem. hij den n. heb- Bent, v. = ber gragitein, bet Soda, Vintbe, ben (nemen) = einem eine 91. breben, einen an onf ; ook voor noot = 91u 13. bet 91. beruntfi*en, einem ettv. auf bie 91. neutraal = neutral; onder neutrale vlag = binben, efnen anfilbren ; door den n. praten unter neutraler alagge; zich n. houden = n. = butt Me 91. fltrecben, nitreln; iets in den bleiben. n. krijgen = ettv. in bie 91. befommen, RBinb neutraliteit, v. = 91eutralittit; gewapende bon ettn. befommen, ettu. tvittern ; niet verder n. = betvaffnete 91. zien, dan zijn n. lang is = nicbt Wetter feben, nentralizeeren, h. = neutralifieren. alg bie 91. reicbt; iem. een langen n. geven = neuzen, h. = fcbnilffeln, ftabern; in alle boe- einem eine (lange)92.macben ob.breben, een langen ken n. = in alien Oitcbern berumfdm.; (met n. krijgen = mit Langer 92. aflieben mitifen; de neuzen tegen elkaar wrijven) fa) nafen. langs zijn n. weg = tvie One Vlbfid)t; hij zei nevel, m. = blebel; (damp) Zunft; in n en langs zijn n. weg iets van ... = er fief3 ettv. gehuld = in 91. gebilfit (ook fig.); 't rijk der bon .. fatten; altijd met zijn n. in de boeken n .. en = bag 91ebelreicb. zitten = former fiber ben Otiebern iem. nevelachtig = nebelbaft (vooral fig.), neblig; met zijn n. op iets leggen, drukken = einen n e gedachten = nebelbafte (g.ebanfett; n. weer, mit bet 91. auf ettv. Itoten; hij is overal met verschiet, n e dag = nebligileg fetter, .e zijn neus bij = er ift itberaft mit bar 92. babel; aerne, .er Zag. iem. iets onder zijn n. wrijven = einem ettv. nevel aehttgheld, v.; -bank, v.; -beeld, tinter bie 92. reiben; op zijn n. kijken = ficb o. ; -damp, m. = 91ebelibaftigfeit (92ebligfeit, nntnbern, berbut3t bafteben; iem. de knip, de vgl. nevelachtig); ,fcbicbt (.banf); .bilb; pen op den n. zetten = einem ben Zaumen .buttft. aufg Vtuge fet)en ; den n. ophalen, optrekken Nevelingen, my. = 92ibefungen. voor = bie 92. rfimpfen fiber; zijn n. in alias nevellIkraal, v.; -maand, v.; -sinter, m. steken = !eine 92. in alleg ftecfen; den n. = Rebell! frabe; .monat (Ibrumaire, Duitsch: buiten de deur steken = bie 91. Sur 91ebelung, 91oVember); ,fcbleier. binataftecten; den n. in den wind steken = novel!' stet., v.; -streep, v.; -wick, v.; -wolk, bie 91. auftverfen ob. boob tragen ; iem. iets voor v. = ber Mabel II ftern ; bet ,ftreif ; bet .ftecf ; zijn n. wegnemen = einem ettv. hot ber 92. tvegnebmen ob. tvegfebnappen; 't staat voorjen.= nevenbedoeling, v. = 91ebenabficbt, bet el ftebt bit boy bet 91. ; iem. de deur voor den .gebanfe. n. dichtslaan = einem bie fit hot ber 91. 5u, nevengesehikt = foorbiniert, beigeorbnet. fdgagen; dat gaat zijn n. voorbij = ba bat nevenman = 9lebenmann. er bag 91ad)feben, ba fann et ficb ben 931unb [nevens = neben, nacbft; mit, auter]. (bag Eau') abtvildten, een wassen n. (fig.) nevensehikkend = foorbinierenb, bet. = eine tviidgerne 91., glebe', bum Scbein ; zie orbnenb. ook aangezicht, boren, boter, knip e.a nevensehikking, v. = noorbination, neusliaap, m.; -bad, o.; -been, o.; -bloc. orbnung. ding, v. = 91afeniaffe, bie ,bufcbe; ,bein; nevensgaand = anbei, beifolgenb; zie ook bag ,bluten. ingesloten. neusil titer, o.; •tioek, m.; -douche, v. = New-Foundland, o. = 91eufunblanb, 92etv, ber Raienilblir (bag .tier); bag %tut!) (gew. founbtanb. bag Zafcbett,, Gad., ScbnuOftucb); sbufcbe. Newfoundlander, m. = 92eufunbliinber. neusgat, o. = 91afenfott ; (van paard, kameel Niagara-waterval, m. = Vtiagarafaft. e.-d. groote dieren ook) bie %filter. Nicea, o. = 911clia. neusgeluid, o. = bet IttifelLaut. nicht = (ooms-, tanteskind) %online, bale; Nico. 441 Nieuw-Schotland. (oom-, tantezegster) gliti)te; voile neef en nicht n. dat alias = trot alIebem ; (conj.) trotbent, = Oefcbtvifterfinber; verre n. = tveitliiufige obgleicb, obrcbon. Nico = Mang, %Mag. niettemin = trotbem, bentto, nicbtabefto, nicotine, v. = bag 9lifotin. tveniger. nieotinevergiftiging, v. = 92ifotinbergifs nieuw = neu (in alle bet.); de N ..e Water- tung. weg = ber 92eue eaffertveg ; op n ..e rekening niemand = niemanb, Feiner. overbrengen = auf neue atectitung bortragen; niemendal = gar nicbtg, burcbaug ntcbtg ; (ook in samenstellingen) n. gebouw, n e n. bang = gar nicbt barge; hij is n. waard = druk, tijd, stud, verkiezing, n. woord = ateull% er ift gar nicbtg (feinen ecbut $ulber) inert. ban, %bruit :ftabt, =pit, :tvabl, =Wort (naast nier, v. = Mere; wandelende n. = Taattber= neuer Zan, Zrucf of neue elufiage 2c.); n. aan- niere. gekomene, n. gekozene = 91eu angerommene(r), nier II bed, o. ; -bekken, o.; -graveel, o. = =geivablte(r); 't n. = bag Rene; in 't n. steken Wieren 11 fett ; =becfen ; ogriet. = neu fleiben : 't n. is er af = eg bat ben nierilharst, m.; -koliek, v.; -11jden, o. V•latt5, bie &if* ob. ben Reit, ber 91eubeit ber' bag %fermi ftiicf ; ,folif; ,leiben. linen; de nieuweren = bie Weuern. nierliontsteking, v.; -pijn, v.; -steen, m. Nieuw-Amsterdam, o. = Vteuatniterbant. = 9lierenff entaiinbung ; ber .fcbmer5; :ftein nienwbakken = neugebacfen (vooral fig.). (,tarnftein; delfstof: Vtebbrit, bie nienwbekeerde Vleubefebrie(r). t^ornblenbe). Nienw-iCaledonie, o.; o. = Niersteiner, m. = 9Zierfteiner. %en I falebonien ; ,falifornien. niergstak, o.; -vet, o. %tenni ftiicf (ge- ntenwelichter= 2icbtfreunb; 91eugliiubige(r); braden : ber =braten) ; .fett. (alg.) Vleuerer. niervormig = nterenfiirmig. nienwelling; -maan, v. = %en I ling (in nierzlekte, v. = 9lierenfranfbeit. school e. d. ook: Vteue(r)); ber ,monb. nieslikramp, m.; o.; -poeder,o.; Nienw-Engeland, o. = Fileuenglanb. -wortel, m. = %tell frampf ; bie =tvura ; %blither; nieuw l erwetseh ; -geboren ; -gehnwd ; bie =tvurb. -gevormd = nettintobifcb; sgeboren; er. I. niet = (adv.) nit*, (subst.) bag 9ticbtg ; te mliblt; .gebilbet (-gevormd woord Me %en= niet doen = (een wet, besluit) tviberrufen, bilbung, Vteutvort). aufbeben; (vernietigen, verijdelen, enz.) sus Nienw- Griekseh, o.; -Guinea, o. gteu 1. nicbte macben ; te niet gaan = berloren geb(e)tt ; griecbifcb ; 'guinea. fcbeitern, u IBrunbe (bugrunbe) geb(e)n ; om n. = nienwheid, v. = Ffteubeit ; de n. is er af = =fon% unentgeltlfcb, foftenfog, gratig ; uit 't n. el; bat ben Mans ob. bie arifcbe ber 91. berloren. te voorschijn roepen = au& been Mott& ber, Nienw -II Holland, o.; -Roogdnitsch, o. = borrufen ; als n. komt tot iet, kept iet zich %cull botianb ; -i)ocbbeutfcb. zelf n. = tvenn nicbtg foment ettrag, traut nienwigheid, v. = (vooral van zeden, ge- ettvag fib tether. bruiken, inrichting e. d.) 9leuerung ; (nou- II. niet, v. = (in de loterij) We %tete; (klink- veautd) 91eubeit ; (nieuw voorwerp in den nagel) bag %let, bie %tete, ber 9lietbolon, ber handel) Vteuigfeit ; nieuwigheden invoeren = atietnagel. gleuerungen einfilbren, neuern; zie ook nieuws nieteling, m. en v. = Me guff, bag 92icbtg, en nieuwtje. bag Sic*, ber iurm. nienwigheidszncht, v. = Fileuerunggfitcbt. niet-gerechtigd = nicbtberecbtigt. nienwjaar, o. = 91euicibr (ook geschenk, fooi). nietig = (ongeldig) nicbtig, ungilItig ; (waar- nienwjaarsibezoek, o.; -brief, m.; -dag, deloos) nicbtig, geringfiigig ; (onbeteekenend) m.; -feest, o. = ber 91euiabrg11 &full) ; =brief ; unbebeutenb, geringfilgig ; (gering) 'tag ; ,feft. geringfiigig, arntlicb ; n. verklaren = (fitr) nienwjaarsfool, v. = bag Iteuiabr; wat nicbtig erfliiren; n. kereltje = trinbigeg Minn= krijg je voor n.? befomnift bu bum ? (ben; n. voorwendsel = teerer Zortvanb. nienwjaarsogesehenk, o.; -kaart, v.; nietigheid, v. = Vtiottigfeit, Ungilltigfeit 2C., -wenseh, tn.; -naeht, m. = 9leulabrg Hge, zie nietig; R3agatefle, 2abbalie, bag Vticbtg. fcbenf ; ,farte ; =trunfcb ; bie =nacbt. nietigverklaring, v. = Iticbtigfeitgerftli= nienw katholiek ; -modisch = nett!' fa= rung. tboliftb ; ,mobifcb. niets = nicbtg ; voor n. = umfonft ; n. voor nienwliehter, zie nieuwelichter. n. = n. utnfonft of untionft ift ber Zob ; n. Nienw- Nederlandseh, o.; -Orleans, o. = nieuws = n. %eueg ; o, 't is n.1 = a, ift n. ; 91eu nieberliinbifcb ; ,orleang. tut n.; bat n. su bebeuten ; bat n. auf fi ; of Nieuwpoort, 0. = 9tieubort. 't zoo n. is = mfr n. bir n. olio °One Seitereg ; nieuws, o. = cue ; (berichten) 92euigreiten ; ook: algob'g gar nicbtg hike; dat is n. voor mij wat is er n.? = tvag gibtg Vteueg ? er is geen = bag ift nicbt mine ecube ; 't is n. gedaan n. te melden = tvir baben nicbtg 9teueg tnitautei= e ift nicbtg bamit ; n. geen lust = gar feine ten ; iets n. (nieuw artikel, een nieuwtje) = eine 2uft ; waar n. is, verliest de keizer zijn recht Reufgreit; van nieuws aan = bon neuent; = Ivo n. ift, bat ber Staffer fein ERecbt berloren. geen n., goed n. = feine 9Zacbricbt, gute Vtacb, nietsbednidend, -beteekenend nicbtg= ricbt ; n. van den dag = bie Zagegneuigfeit ; ge- bebeutenb. mengd n. = Zertnifcbteg ; oud n. = alte nietsidoener; -doenerti, v. = tuer Mercbicbten. (931iitiggiinger); stuerei (ber 93tiltiggang). nieuwsbericht, o. = bie 91acbricbt. niet-stakende = Krbettgrafge(r). nieuwsblad, o. = Beitunggblatt, bie Beitung ; nietsiwaardig;-zeggend = nicbtg tviirbig; Schiedamsch n. = ecbiebanter 92acbricbten ob. 8. =fagenb. nienwsbode,m. = gleuigfeittbote, cote; (ook) niettegenstaande = (praep.) ungecubtet, Me Beitung. trot (®en.); n. dat -= beffenungeacbtet, trotbent ; Nieuw-Schotland, o. = 9teufibottlanb. nieuwsgierig. 442 nog. nienwsglerig = neugierig (auf); zie Aagj e. Nimrod = hintrob. nienwsgierigheid, v. = 9/eugier(be). Ninevd, o. = %thine. nienwspapier, o. = Beitungniatt. nippen, h. = (an, bon etiv.) nippen; uit een nienwstijding, v. = Fitacbriebt. glas n. = aug einem Male n. nienwtestamentiseh = neuteftament14. nippertje: op 't n. = (tud) fin le ten elugens nienwtje, o. = bfe heuigreit; n s rond- blict, in ber le#ten Minute; nod) gerabe Bur brengen = . en berumbieten ; 't n. is er of recbten Belt; is hij er door? ?op 't n. = fit = eg 4at ben heft, beg 91euen ob. ber aril* tier. er burcbgetommen ? ?mit genauer (tnaOper) hot. Toren. nirvlina (zalige bestaansloosheid), o. = Stir' nienwtjeskramer = heuigreitgfrtimer. tvana. Nienw-Zeeland, o. = 91eufeelanb. nix, v. = 9Iffcbe. nietzwzilver, o. = heufilber. nitraat (salpeterzuur zout), o. = %that. Nienw-York, o. = Oleutiort. nitro... (in samenstellingen) = Nitro .. . niezen, h. = niefen. nitrnm (salpeter), o. = hitrum. Niger (riv.), m. = Niger. nivean, o. = %Wean (in alle bet.), We lobe. Nigeria, o. = higeria. nivelleeren, h. = nibeaferen. irthil.(niets) = nihil. nivelleering, v. = Otibeftierung. nihilf isms, o.; = ber ; %ift. nivelleerinstrument, -werktuig, o. = nijd, m. = 91efb ; (sterker) bie ecbeelfucbt; hibeffierinftruntent. (boosheid) bie Out, (jn)erintin, &ger. Nivose (21 Dec.-19 Jan.), v. = ber Otibofe, nkidas = Orieggrant, hergler, 9teibbatnmel, bet Scbneentonat. Me raPfirfte ; giftige Stri3te. nix, nice = Mg, hige. nijdig= nefbifcb; (boos) tirgerlicb, grimntig, njai (Ind.) = Stontubine, %jai. fraPilritig ; mask je niet zoo n. = njo (Mal.: jongen I) = %f o, Ziunge 1 tnerbe nicbt fo bole; argere b1c nicbt fo ; n e njonja (Mal.: mevrouw) = 9/Ionia, banjo, kou = griminige Riilte; (zich verheugend in grau, nabante. andermans teed) 4abenfrol9; zoo n. als een Njord (Oud-Noorsche watergod) = 9Ijorb. spin = fpringgiftig. N. L. (Nederl. leeuw = hieberltinbifcber nijdigaard, zie n ij d a s. ni. (nameljk = niimlicb). nijdigheid, zie n ij d. N. N. (nomen nescio: den naam weet ik niet nij(d)nagel, m. = FRefb,s, hietnagel. = ben %amen weft fcb nfcbt : N. N.). nijgen, h. = ficb bernefgen, ficb berbeugen, N. N. 0. (noord-noord-oost = horbnorboft : einen anictg madden. MO.). nijging, v. = Zerneigung, Zerbeugung, ber N. N. W. (noord-noord-west = horbnorbtveft: Nijl, m. = Anictg. 91918.). nip f baars, m.,?-bronnen, my.; -gas, v. = No., Nr. (numero, nummer = numero, uttigbarfc4 ; squeiten ; bag ,gau. Mummer: hr., No.). m.; -paard, o. = bag hilf. N. 0. (noord-oost = horboft : 50.). frotobil ; spferb (alutbferb). Noaeh = 9104; zie ook a r k e. Nijmegen, o. = hintivegett. nobel = nobet ; [n. (oude munt), m. = babel]. nijnagel, zie nijdnagel. noblesse, v. = hobleffe. nijp.en, h. = tneffen, fnefinn, Bilk:fen ; zie ook nosh = nod j; n. n. = Weber . nocb. k n p e n; de koude nijpt = eg ift grim**, noehtans = bennocb, troPem. burcbbringenb ob. bitter fait. noetambnle (slaapwandelaar) = 9/ottani. nijpend: n e kou = burcbbringettbe, grinto bulug, hacbtivanbler. mige ob. bittere n e honger = nagenber nocturne (nachtgezang), v. = bag hotturno. tlunger ; n. gebrek = bittere ob. 4erbe hot. noembaar = nennbar. nijper, m. = Rueter; (van een kreeft) bie noemen, h. = (alg.) nennen ; een ding near edpre. den uitvinder n. = sin sing nacb bent brftnber nijptang, v. = kneff., Oeffmange. benennen; (bekend maken door den naam to nijver = emfig, arbeitfatn. noemen) !iamb* madden; hoe most men zulk nijverheid, v. = jnbuftrfe, bag eemerbe, een handeling n.? = tote fall man fold) eine ber Oeiverbefteif3. Oattblung n. ob.beBeicbnen? zooals men dat noemt nijverheids gewassen, my.; -man ; -ten- = inag man fo nennt ; J genoemd = J genannt ; toonstelling, v.; -voortbrengsel, o. = iatt. om (maar) eons lets n. = (ook) ettua; zie buftrie II OftanBen ; =tier (sZeinerbetreibenber) ; %aug ook naam. fteflung (0eiverbeaugft.); .erBeugnig (larobutt). noemenswaard(ig) = nennenginert, bet nikkel, o. = Wet. %rintibnung inert; („belangrijk" ook) erbeblfcb. nikkelen = hictel ; bon (aug) noemer, m. = Kenner. nikkelmnnt, v. = hicteltniine. [noen, m. = Eittag ; bie hone. noen I maal, nikken, zie knikken. o.; -tijd, m. = Ellittagg utabl; bie lett]. nikker, m. = (watergeest) hider, 911g, I. noest, m., zie knoest. Taaffermann ; (duivel) Teufel, Oenter ; (onkruid) II. nest (adj.) = emfig, unermitbet; met n..e Oran b. vlijt = mit eifernem gleff3e. Nikolaus = 91ifolag, 911folaug, %Ma& ; St. N. N. O. G. (Nederl. Onderwijzersgenootschap = = Santt hifolattg. 91feberllinbifcber 2ebrerberein). niks, zie niets. I nog = nod); n. geen twintig = n. nicbt BinanBig ; nimbus, m. = himbug, Oefligenfcbein, Strab. n. lang niet = n. Lange nicbt, bet iveitem nictt; tentrattB. hij zal n. wel komen = er tvirb fcbon n. tom. nimf = Fittmtpbe. men; 't zal n. wel in orde komen = eg inirb nimmer = nie ; (voor de toek, ook) nimmer; fhb tvobl n. ntacben; n. maar een week = nur (sterk) nooit ofte n. = nimmermebr ; zie ook n. eine F/Bocbe; gaat) nog al = fo Bientlicb, nooit. teiblict ; n. al (niet) = not hunter (nicbt); tot noga. 443 noodig. n. toe = big jest, big bierber; dat west ik n. non-interventie, v. = glicbtinterbention, zoo net niet = bag Wel fcb boot nicbt. glicbteinntiicbung. noga, v. = ber ?nougat. nonius (werkluig om zeer kleine verdeelingen nogalkraam, v.; -taart, v. = gtougatibube; af te lezen), m. = 92oniug. storte (ber .rucben). nouns (Mal.: kleurling-vrouw) = %Duna. nogal: hij is (gelukkig) n. vlijtig = er ift nonneke = 92i3nndyn. (sum (Mild) gientlicb fteitig ; 't is n. niet koud nonneffkleed, o.; -klooster, 0.; •orde, v.; = eg fit gum (Mild :debt fait, of (iron.) algob -sinter, m. = 9lonnen R fleib; $flofter; ber %orben; eg nicbt fitrcbterticb raft Mare 1 fIefer. nogmaals = nocbtnalg, abermalg. Bonnie, zie non (Ind.). N. 0. I. L. (Nederl. Oostindisch leger = nonpareille (zeer kleine lettertype), v. = 91ieberttinbifcb4Ditinblitbeg deer). 92onbareitte. I. nok, m. = (van 't dak) ber (bie) air' t; (van nonsens, m. = 91onfeng, Unfinn, butnnteg iets anders) Me Spit, eil3fet. 8eug. IL nok ( snik), m. = SOlucier. nonsensicaal = unfinnig, finntog, albern. nokbalk, m. = afrithaffen. nonvaleur (oninbare schuld, onverkoopbare nokken, h. = itblucbgen. waar), v. = Otonbateur, ber VIttgfart ; (persoon) noklijn, v. = airitlinfe. 9lonbateur ber Zaugenicbtg. nolens volens (goed- of kwaadschiks) = nonvlinder, m. = bfe 9lonne. nolens volens, tvobt ober libel. nood, m. = bie ?lot; leert bidden = 91. tebrt nomaden, my. = 92ontaben. beten (lebrt St finite); iem. uit den n. helpen = nomadiseh (zwervend) = nontablicb. einem aug ber 92. belfen; als de n. aan den man nomen (naamwoord), o. = %omen. komt = Wenn (bie) 91. an Vann gebt; vrien- nomenelatuur (lijst van namen, van ter- den in den n., honderd op een lood = freunbe men), v. = 9lontenflatur. in ben 92., buttbert auf ein tot; als de n. 't nominaal = nominal, bent Stamen nab; n. hoogst is, is de hulp 't dichtst bij = Menu bedrag, nominate waarde = ber Vtominati% bie 9i. ant bikbiten ift, ift Ootteg Oilfe am betrag, ber 'inert (ber 9lenntvert). nticbiten ; door den n. gedrongen, uit n. = nominatie, v. = %rnettnung ; kanbibatentifte; notgebrungen; een schip in n. = ein ecbiff in No. 3 op de n. = 92untnter 3 auf ber St.; op de (ref afar ob. in 91.; hij heeft geen n.?er leibet n. staan om weggestuurd te worden = grofie feine gt. ob. feinen 9:Rangel ; 't heeft geen n. = t. of tauten fortgefOicrt gu tuerben. oat feine elle; geen n.I = baben Cite reine nominatief, m. = gtontinatib; n. (adj. of Sorge! feien Cafe nur rubig I zie ook breken, adv.) = notnittatib; nominatieve lijst, staat = desnoods, deugd, geval, klagen, ter- bie 92amentifte. nauwernood. nommer, o. = bie 92untnth ; iem. op zijn n. noodifadres, o.; -anker, o.; [.beds, (hist.), zetten = einem ben Stanbpunft !tar tnacben ; v.] = bie gtotiabreffe; ber sanfer; .bebe. einem geigen Mat eine Oarfe (tvag Zrunttif) fit; noodIbrug, v.; -deur, v.; m. = n. èén = 92. eing ; no. 1, 2 (bij een examen e. d.) 92otibriicre ; stiir ; = %rite; 8tneiter of ber %rite, ber &mite; noodIdoop, m.; -drang, m. = bie No. 1, 2 halen = bag%gamen alg %rite; tante; ibrang. Bitietter, befteben ; %titer, Stvefter tuerben lot nooddruft, v. = (alg.) 92otburft; (gebrek) kamen; hij woont No. 7 = er tvobnt 92r. 7; ber O./angel, %mut ; (voorraad) 2ebenginittet No. 100 (bestekamer) = 9/. 0 (ber elbtritt); een (m t.), ber lDlunbborrat. raar n.! = ein ionberbarer ob. brortiger Staub; eitt nooddruftig = notbiiritig. fcbnurriger Red; een fijn n. = eine feine 92. nooddwang, m. = Me gtvingenbe ?tot. nommeraar = Ilutnerierer. node = ungern, (nur)„tviberftrebenb, sOgernb; nommerbord, o. = ber 9lutnntericbranf. van n. = niitig; van n. hebben, zie noodig nommerbriefje, o. = numerferter 8ettet. hebben. nommeren, h. = nutnerferen. noodeloos uttni3tig, gtvedfog. nommer I ing, v.; -machine, v.; -toestel, nooden, h. = (eitt)laben, bitten; ongenoode o. = 91unterferiung ; :ntafcbine; ber .a4313arat. gast = ungebetener %aft ; zich laten n. = nommerIverwisselaar; -viinder, m. = bitten ob. (dringend) rut niitigen taffen. 92ummer II „taufeber" (Stegbertreter, %initeber); nooder = Mintaber. .bogel (abmirat). noodIgeschrel, o.; -haven, v.; -hulp, v. non= ?Ronne; (Ind.) ?ton, bag 931iibcben, fiteine. = 92? gefOrei ; ber .bafen; ben sbebelf (ben none (slaapziekte), v. = Mona, Scbtaffustt. 'heifer, bag Vlugbiffentlibcben, Wttgbilfe; scherts : non-acceptatie, V. = 9licbtannabtne; protest ber 92otnaget). van n. = $roteit' mangelg ainnabme (911. K.). noodhulpgebouw, o. = ber 91otbau. nonactief = bur Zigbofition geitalt. noodig = ni3tig, (vereischt ook) erforberticb ; nonactiviteit, v. = bag Suraigpoiltiotto n. hebben = braucben, natio 4aben, bebilrfen, geitelltsfein, Stettung g. Z.; of tier op n. = hoog n. = febr hoog n. hebben = not. g. Z. geitatter Offtgier. tvenbig braucben; 't (hoog) n. achten = eg nonactiviteitstractement, o. = RBartegelb. fiir (bi3cbit) n. batten; zoo n. = too (tvenn) n., non-betaling, v. = Flticbt abtung ; protest atigenfattg ; ohn ding is n. = eing ift not ; je van n. = q3roteit mangelg ablung (0. 8.); hebt er niet n. = bu bait ba nicbt4 sufcbaffen; in geval van n. = lot 92 .. 4 an. je hebt er niet mee n. eg gebt bid) nicbtg nonchalance, v. = gtottitalance, aabrItiffig. an; n. maken = macben; ik moet er n. felt, 22iffigreit. keen = icb muf3 nottvenbig lain; 't noodige nonchalant = noncbalant, (fabr)tiiffig. = bag Midge; gebrek aan 't n. = Vanget nonconformist (wie niet tot de Eng. staats- am 92i3tigen ; 't hoogst n. = bag 91ottvenbigite ; kerk behoorde) = gtonfonformift. 't n. verrichten = (in zaken) bag 91. be. none (interval), v. = ?lone. forgen ; 't done n. = bag eingig 92.; 't n. op noodigen. 444 nopje. hebben = gebilrig gelaben baben, gebOrfs Noorder, 1 kwartier, o.; -lieht, o. = 91orb I. gugebecft fefn, molum feht. bfertel; slfcbt (folarlfebt). noodigen, h. = ehtlaben, bitten ; op de thee, noorderzon: met de n. vertrekken = efn op een feest n. = gum tee, gu einem ;ref to 24 fn ben Wlonb bobren, bet 9/acbt unb rebel bitten ob. eintaben; zich laten n. = PO bitten babon geb(e)n, Witter bey St fir Rbicbfeb nebmen, ob. (dringend) lid) ni3tfgen laffen. (met geld, om schulden e. d. vooral) burcb? noodiging, v. = %fnIabung ; (dringend) brennen. 923tigung. noordewind, m. = 91orbtvittb. noodjaar, o. = gtotiabr. Noord-Holland, o. = 92orbbollattb. noodklok, v. = 2iirtnglocfe. Noordkaap, v. = bag 91orbfal3. nood ilkreet, m.; -Iengen, v. = rota fcbref ; noordkaper, m. = 91orbfa0er. •Iiige. noordikant, m.; -trust, v. = bfe %orb I Tette; noodlUdend = notlefbenb ; n .. e fondsen = .fitite. n .. e 3al3fere ; in n .. en toestand zijn = lid) noordnoord II oost, 0.; -west, o. = ber 9lorb4 fn efner 9lotlage befinben. norb II oft; ber =weft. noodlot, o. = (alg.) ecbfcrfal ; (alleen ongun- noordoost, o. = ber 9torboit(ett), vgl. noord. stig) 83erblingnig. noordoostelijk = norbaftlfcb, vgl. n o o r- noodlottig = berbiingnigbol delijk. nood II mast, m.; -rem, v.; -sehot, o. = not a: noordoosten, o. = her 91orboften; vgl. matt; •brentie ; ber .fcbuf3 (fig. le#ter Rettungg, noorden. berfucb). noordoostewind, m. = 91orboitivfnb. noodffsein, o.; -stal, m.; -viag, v. = 9Iot !I ? Noord-Oostseekanaal, o. = bey Worboft? fignal ; •itaft ; sitagge. feefanal, ber kaffer•effbelmskanal. noodwe(d)er, o. = furcbtbareg (Sturm)Setter, noord !pool, v.; -poolzee, v. = ber gtorb llOol; b avid. Setter, Ounbebmtter. bag liolarmeer. noodweer, v. = Me 91ottvelo. noordpooleirkel, m. = niirblicber 113olarfrefg. noodwendig = notivenbig. noordpoolpexpeditie, v.; -landen, my., noodwendigheid, v. = 9lottvenbfgfeft. -rein, v.; -reisiger = gtorbpollegpebition; noodwet, v. = bag alugnalpnegefel). parltinber; ,fabrt; =fabrer. noodsaak, v. = Vtottvenbfgfeft, ber Ototgrunb, noordpunt, o. = ber 91orbOunft. gtvingenber Orunb ; zonder n. = obne not, Noordseh = norbffcb; 't N. = bag 91orblicb. unni3tigertneffe; uit n. = notgebrungen. noordster, v. = ber 9lorbitern. noodzakelijk = notivenbfg ; n. kwaad = noordwaarts = norbweirtg. nottvenbigeg libel ?dringend n. = notbringenb; noordwest, o. = ber 91orbineft(en), vgl. n o or d. bringenb ob. bilcbit nottuenbfg. noordwestelUk = norbtreftlfcb, vgl. n o o r- noodzakelijkerwijs = notivenbig(ertneffe). d e I ij k. noodzakelijkheid, v. = 91ohnenbfgfeit ; in noordwesten 9 o. = ber 91orbtveiten, vgl. de n. verkeeren = ficb fn ber 91. befinben ; in noorden. de n. brengen = in bfe 91, berfe#en. Noordwestewind, m. = Rorbunfttufttb. noodzaken, h. = nOtfgen, gtvingen ; zich Noord I zee, v.; -zeekanaal, o. = 9lorb 11 fee; genoodzaakt zien = fith genOtigt feben. her sfeefanal. nooft = tile; (voor de toek. ook) nimmer, noordskide, v. = 9Urbiefte. nftnmermebr ; n. ofte nimmer = (nun unb) Noorman = Olortveger ; de Noormannen nimmermebr, nie unb gu fefner 8eft. (hist.) = bie 91ortnannen. Noor = 9lortveger. Noorsch, Noorweegseh norivegficb. noord: de wind is n. = ber Ofnb fft ob. hiebt Noorwegen, o. = 91ortvegen. %orb, fommt aug Fflorben, fit niirblicb ; eg fit I. noot (muz.), v. = note; heele, halve n. = Vtorbtufttb ; n. houden = nacb Vlorben, narblicb gange, Oalbe n.; kwart, achtste, 46de, 32ste n. ob. in niirblfcber 91fcbtung fteuern (fabren) ; n. ten =93fertel., 914tels, Secbgebntel., 8tvefuttbbreffsfg4 oosten = 9/orb gu Often; om de n. varen = ftelttote; veel noten op zijn zang hebben = niirblfcb (um elf en) 4erum fabren ; 't n. = ber bfel fBinb in ber %ale baben, anfOrucbgbori 91orbett. (pretend/1g) fefn. Noord-ff Afrika, o.; -Amerika, o.; -Ame- II. noot (aanteekening), v. = aktnerfung, rikaan = Vtorb ll Odra ; •amerffa; iamerffaner. Rote, (bepaald order aan de blz.) autnote ; Noordamerikaanseh = norbanterffanficb. (aan den rand) alanbbemerfung. Noord-11Brabant, o.; -Duitsehland, o. = III. noot (vrucht), v. = atuf3; noten knuppelen 9lorb g brabant ; ,beuticbtanb. = 91ilffe bengeln; dat is een harde n. = bag Noorddnitseh, o. = norbbeutfcb. lit eine barte 91.; iem. een harde n. to kraken noordelijk = arblfcb ; n. van Parijs, van geven = einem eine barte 9/. gu Mahn geven; de rivier = n. bon 93arfg, bont gluffe (beg n. (boom), m.'= 9tutbaum. gtuffeB) ; n .. e ijszee = 91 .. 4 %142neer; zie nootje, o. = 91iitcben, (fIefne) gluts. ook haifrond. nootjeskolen, my. = 9Itti3fobIen. noorden, o. = ber Itorben ; de kamer ligt op nootOmnskaat, v.; -mnskaatboom, m. 't N. = bag 8fmmer liegt geven 91. ; 't hooge = Ffittefat ii nut ; .nutbaum. N. = ber 4 of)e 91. ; in 't n. = fm FR. ; naar, nootolie, v. = bag 9luip151. van, nit 't n. = nail), bon, au& 91. ; ten n. nop, v. = 91oppe, ber knoten, glocfe; goed in van, zie noordelijk van. zijn (de) n .. pen zitten = gut geflefbet feht, noorderbreedte, v. = narblfcbe Zireite ; op gebilrfg Welber baben. 50?n. = auf bent fihtfgfgiten Grab nOrblfcber nopen, h. = gbAngen ; (gew. minder sterk) Trefte. beranfaffen; (noodzaken) niitigen. noorderkeerkring, m. = ni3rblhber Bens nopens = fiber; 4infic§tlid) ((den.), fn betreff befrefg, O. beg kreflieg. (%en.). Noorderkroon, v. = niirblicbe krone. nopje, o. = 91613pcbett, kniitcben, alikicryn , in nopjesgoed. 445 nukkig. zijn n s zijn = in f einent %fie feht, guter notemuskaat, v. 1Rulgatnuf3. Tinge rein. noten = 9103 .. . nopjesgoed, o. = gef4erte6 Sena. note papier, 0.; -schrift, o.;.sehrgver = noppen, h. = noppett. Ototenlipapier ; We .fcbrift ; .fcbreiber. nopper = stopper. noteschelp, v. = 92utfcbale. nopschaar, v. = bat 92oOtteifen. notezeep, v. = (in hid.) 9:12u6fatbutter. nor, v. = ba6 2ocb, ber niifig ; Mummer ehber ; notie, v. = ber Oegriff, bee ; niet de minste in de n. zetten = (ook) einfperren, einftecfen. n. = feine blaffe Vlbnung. Norisehe Alpen = 9toriftbe 9110ett. notiticatie, v. = 92otififation. norm (richtsnoer), m. = Storm. notitie, v. = Vtotia, Zenterfung ; n. van iets normaal = normal; (subst.), v. = %ovulate; nemen = auf ettv. acbten, ettu. beacbten, (aan- de normale arbeidsdag, de n. prijs, de n. teekenen) 92. bon ettu. nebmen. snelheid, 't n. tarief, de n. tijd, de n. toestand, notitieboekje, o. = 92otiabucb. de n. waarde = ber normal ' arbeit6tftg, ber notori(e)teit (algemeene bekendheid), v. = .1trei6, bie ,gefcbtvinbigfeit, ber •tarif, bie 9lotorietiit. ber .auftanb, ber 'tuert. notuleboek, o. = $rotofonbutb. nonmetal f kaars, v.; -kleeding, v.;-lessen, notuleeren, h. = Orotofottieven, au $rotofoll my. = forma 11 fere; :fteibung; :ffaffen. nebmen. normaalll school, v.; -coon, m.; -woorde- notulen, my. = ba6 $rotofoll ; de n. (van methode, v. = 9tortnallidjule (in Duitschl.: de vorige vergadering) voorlezen = bat $r. ba6 2ebrerfentinar); .ton ; .tviirtermetbobe. (itber bie leSte Zerfaututtung) berlefen ; in de normalizeeren, h. = (een vaarwater) regu. n. opnamen = gu geben ; de n. houden = lieren. bob $r. fiibren, protofolfieren. Normandie, o. = bie 92ormanbie. nouveaute, v. = 92oubeaute, %albeit. Normandisch = normannifcb; N ..e eilanden Nov. (November). = 92ornitinnifcbe anfeln. Nova-Zembla, v. = 91olvala Setnlja. Norne (schikgodin) = Otorne. novelle, v. = 9/obette (in beide bet.). norsch = barfcb, tniirrifcb, untvirhb. novellist = 92obettift. norschheid, v. = Oarfcbbeit, niirrifcbfeit. November, m. = ber 92obember. norton I pomp, v.; -put, m. = Vtortonittumpe; novice, m. en v. = 92obi3e. :brunnen (Zobrbrunnen). noviciaat, o. = 92obiaiat. nostalgia (heimwee), v. = FRoftalgie. noviteit (nieuwigheid), v. = 9tobitiit. nota, v. = 92ota, Recbnung ; diplomatieke n. noviet, novitius = aucb5. = biOlomatifthe Iota; n. nemen van = (aan- Nr., zie N o. teekenen)Zormerfung ob. 92otia nebmen bon,ettu. N. S. (nieuwe stijt = neuen tit ; Cit.; ook: bornterfen, ficb ettu. notferen ob. anmerfen; (letter Naschri/t = 92acbfcbrift : S.). op) 9lotia, Zormerftmg, Renntni6 ob. Vinuterfung Ns. (nommers = 91timmern). nebmen bon, fu ettu. merfen, ettu. beacbten, rub N. T. (Nieuw Testament = 92eue6 %eftantent : ettu. ad notam nebmen; volgens onderstaande n. s.). --,-- taut unterftebenber 92ota; n. van onkosten = Nto. (netto). Sbefennota ; nota bone = nota bene bemerfe nu = (adv.) nun, jest ; (tegenwoordig) beute wag; (iron.) tvabrbaftig 1 tvarunt nicbt gar! jest; (voor 't verteden ook) nun of (= „toen") fo tva6 I ba; (conj.) nun (ba), jest ba; n. gebeurde 't, notabel = bebeutenb, anfebnlicb ; berborragenb. dat = nun of ba geftbab e6, bafi .. ; tot n. notabelen, my. = notabeln ; de n. van 't dorp toe = big jebt, bluer ; n. en dan = bann unb = bie .Donoratioren be6 Dorf tuann, ab unb au, mitunter ; van n. of = bon notabiliteit, v. = 92otabilitiit. jest an, bon nun an ; n. eerst = jest ob. nun erft, notam: ad n. nemen = fIc (ettu.) ad notam (zoo pas) eben erft ; nu weet je 't = nun Witt nebmen, zie ook nota. bu '3; nu (doe ik 't) juist = jest erft recbt ; nu notariaat, o. = 9totariat. hij rick is = nun (ba) er refit ift; n., hoe gaat notarieel = notarielf ; n e akte = n .. e 't? = nun, Me gebtl ? wet n. = je nun, tvoblan; 9.1fte, 9lotariatOurfunbe. 't nu = bag ,eSt. notaris = %eta; [9totariu6]. nuance, v. = 92uance. notaris ambt, 0.; -kantoor, o.; -klerk = nuanceeren, h. = nuancieren. 9lotariliat; bie .iat6ftube ; fiat6fcbreiber. Nubia, o. = 9lubien. notebalk, m. = ba6 9totenitiftetn, 9loten. Nubier = 9lubier. linien ($1.). Nubisch = nubifcb. note llbolster, m.; -boom, m. = bie (grline) nuchter = niicbtern (in alle bet.); op de n ..e 91u1311 gide ; :bourn. maag = (eig.) frith n., (fig.) tuenn man PO noteboomen = liutbaum nicbt6 Q33fe6 betvuf3t ift, gana abnung6lo6; een noteboom b hout, o.; v. = 9ittfibaumll: n e opmerking = erne n .. e 8emerfung, ; .allee. (flauw) erne fabe ob. 111001fcbe Effenterfung. notecultunr, v. = (in Ind.) nu6fatnut. nuchterheid, v. = 9111cbternbeit. fultur. nuditeit, v. = 5tubitiit. notedop, m. = bie %dictate. nuf = Biertmtge, Bierliefe; ba6 5liticlort; de notedruk, m. = 92otenbrucf. n. uithangen fpriSbe tun, Oct) aleren. noteeren, h. = notierett ; iets n. = (fit) eft!). nuffig = fOriThe, aimperlicb ; fofett. n.; genoteerde prijs = notierter ob. angefeSter nuffigheid, v. = Biereref, Spr3bigfeit, Weafert $rei6. belt; Hofetterie. noteering, v. = 91otierung. nettle, o., zie nut noteghout, o.; -kraker, m.; -laar, m. = nuk, v. = nude, aortae, 2aune ; bij n.. ken = 91031bola; .fnader ; .baunt. je nacb ber 2aune. notelijnen, mv. = Vtotentinfen. nukkig = mudifcb, launenbaft, launifcb. nukkigheid. 446 Oceanic. nukkigheid, v. = 2aunenbaftigreft. nut, o. = ber Fitut3en ; van n. zijn = bon M. nu', v. = Mull; hij is e rn n. in 't cijfer er fein, nill)en; zich ten n te waken = benutien, ift eine R. ; zijn invloed is gelijk n. = fein gu !einem bertvenben ; ten algemeenen n ..te %influf3 ift gleicb Mull; van n. en geen(er) = genteinitilOg ; gu affentlfcben Thvecfen; Maat- waarde = n. unb nfcbtig ; van n. en Been schappij tot N. van 't, Algemeen = Oefelifcbaft waarde verklaren = fiir nun unb iticbtig er, gum Oemeinen ; ben je ook lid van 't N. = nullfffgferen; 100 onder n. = 10 Girab bift bu aucb TItitglieb bow „Nut"? 't is van tinter ; n. op 't rekest krijgen = (wit !einem geen n. = eg niitt nfcbt, bat feinen %., feinen (befucb) abgetbiefen tnerben, abf cjtagig befcbieben Biped; ik heb er veel n. van gehad = Id) tnerben; in 't jaar n. = 91nno Zagumal, zie babe biel babon gebabt, e4 bat wir bid ook jaar. gentibt, gute Zienfte gelefftet; hij is tot niets nuiliteit, v. = 9tunftlit. n. = er taugt gu nicbtg, fit gu nicbtg nifty null meridiaan, m.; -punt, o. = (braucbbar, anftenfa). ineribtan ; ber .punft. nutteloos nutilog, unniit). Numeri (4de boek van Mozes), o. = 92umeri. nutteloosheid, v. = 9lutgofigfeit. numeriek = ber 8abl nacb, numerifcb. nutten, h. = numero = Mummer, %timer? nuttig = ntiDlicb ; (bevorderlijk voor de ge- Num. (Nameri = %tuner? zondheid e. d. ook) gutraglicb ; 't is n. dat... numismatieus = 9himigmatifer. = (ook) e4 einpffeblt fi cb b numismatiek (munt, en penningkunde), nuttigen, h. = einnebmen, gu ficb nebinen, v. = 91untiOntatif. effen ob. trinfen. numismatisch = nunti4ntatifcb. nuttigheid, v. = VtiiVidgett. nummer enz.. zie nommer enz. nuttigheidsfleer, v.; -stelsel, o. = 9114, nuntius (pauselijk afgevaardigde) = %an, licbfeitg lebre ; .fOrtent. ging. N. V. (Nieuw Verbond = 92eue0 5t eftainent: nurks: een n. ein %ergler. M. Z.) nurkseh = ibibertviirtig, querfiipftg, fatter, N. W. (noordwest = gtorbineft 926.) ti3pftfcb, nergelfg, grob. N. W. S. (Nederl. werkelffke schuld = 9/feber. nurksehheid, v. = Ofberivarligfeit, iniirri. liinbifcbe Melt* ecbulb). fcbeg taefen, 92ergelef, Grobbeft. nymph, zie ni m f. 0. 0, V. = bag 0; o = ol ob o zool = act) fol obscurant (duisterling) = Obffurant. o jeel = 1)er* I o wee! = o tveb auiveb I o obscurantism*, o. = ber Obffurantig, ja = o la ! o die mannen! = o biefe Mintier mug. 0. (oost, oosten = Oft, Often). obseuur = obffur. o. (onder andere = tinter 91nbern u. 91.) observant = Obferbant, ftrenger (grangig. 0. A. M. D. G. (omnia ad majorem dei gloriam: faner)Elliincb. alles ter grootere eere Gods = and gur obsery I antic (inachtnemirug , reg el), v.,-atie, griiBern %4Te esotteg 0. A. M. D. G.) v.; -atiekorps, o. = Dbferblang; .ation; maze, v. =' Dale. .ationgforpg. obat (Ind. geneesmiddel), v. = Virgnel. obsery atiepost, m.; •ator; .atorium, o-beenen, my. = ()Mettle. o. = Obferb ationgpoften; .ator; .atoriunt. obelisk, m. = Obelt8f. observeeren, h. = obferbieren. Oberon (koning der Wen) = Oberon. obsessie, v. = Obieffion, ber 9110. object, o. = Obleft. obstetrie (verloskunde), v. = Obftetrif. objectief = (adj.) objeftib ; o. (subst.), o. = obstinaat (koppig) = obftinat. Objeftib. obstructie (hardifjvigheid, belemmering), v. objectiefglas, o. = Objefttb(gla4). = Obftruftion. objectiviteit, v. = Objeftibittit. obstructionist = Obftruftionift. obi. (obligatie = Obligation). occarina, v. = ()farina. obile, v. = 04313e, bag fRilltcben. oeeasie, v. = Gelegenbeit, zie verder g e I e- obligaat = (adj.) °Moat, berpftfcbtet,o.(subst., genheid. muz.), o. = ber, bag Solo, ber Zortrag. oeeasioneel = gelegentlicb. obligatie, v. = Obligation (zoowel Zers occident, o. = ber Orgibent, ber neften. pflicbtung ale ecbulbberfcbreibung); bevoor- oceidentaal = ofebentalifcb. rechte o. = 43rforftlitgobl. occult (verborgen, niet verkiaarbaar door de obligatiel bonder; v. = jnijaber bekende natuurkrachten) = offult. bon Obligationen (Oblfgationiir); 91nleibe in 0. occultism., o. = ber Offultigmug. obligeeren, h. = obligieren, (gu %anf) ber. oecupeeren, h. = offupferen; befcbiiftigen. pfticbten, berbinben. oeeaan, m. = Ogean; een druppel in den o. obolus, obool (Grieksche kleine munt, pen- = ein Zropfen in ben 0.; Atlantieche, Stills, ning), m. = Obolug, Obolog. Indische 0. = titlantifcber, itbffcber 0. obseeen (ontuchtig) = obfgOn. Oeeaniden (Zeenimfen), my. = Ogeaniben. obseeniteit, v. = Obfganitat. Omani*, o. = Ogeanien. och 447 of. °chi = acb I o. koml o. watt = acb, geben Bret. unb Orbnunggitbungen ; oe .. en aan de Cite! ad) tvag I i werktuigen = eertititbungen; (godsd.) R3lbet= [ocharm! = act) I tether!] ftunbe; o. baart kunst = macbt ben tUleifter. oehtend, m. = Borgen; zie vender m o r- oefenings kamp, o., -plaata, v. = fibuna4 II. gen; evenzoo voor de samenstellingen met lager (ariebenglager); ber :pfaS (ber %grater, ochtend, die hier niet voorkomen. OW. oehtendibeurs, v.; -bezert, v.; -blad, o. oefenperk, o. = bie Mingbabn, bie VIrena, = Burgett barfe (arilbbiirre); .gottegbienft; ber iibun g gplaS. .Matt (Me saeitung). oefensehool, v. = bie 2ebrfcbule. ochtenddisch, m. = Vorgentifcb, bag Vor= oefentijd, m. = bie iibunggseit. genbrot, bag gritbititcf. oehoe, m. = oehtendlleditie, v.; -japon, ; -gloren, °el! = o I ob I ad) I au! bet! .o. = Vorgen auggabe; ber =rod; ber sgein oekaze (Russ. bevelschrift), v. = ber Mag. (ber =f dimmer). °elan& (Moh. priester) = oehtendlislaap, m.; -trein, m. = gRorgenll Oer, o. = eljenbaltige %rbe, 9Biefenp, Sumpf: fcblaf ;Paug. era, ber illafeneffenftein. Oet. (October = Oftober; ook: octaat = Oeral, m. = Ural. Oftabe). oerq dier, o.; -menseh, m. = Uri,' tier; Pmenfcb. octaaf, o. = bie Oftabe (ook R.K.ifeestdagen). oergezellig = urgentittlicb. oetaailluitje, o. = bie Oftabfti3te. oeros, m. = Ur; Kuerm§g. oetilaeder (achtvlak), o.; -ant (astrono- oerlitaal, v.; -teket, m.; m. = Uril. misch werktuig), v. = Oftllaeber ; ber pant. fpracbe; :tent; bie Oetavianus = Oftabian. oerivorm, m.; -woad, o. = bie Uri, form ; octavo, o. = ertan; in o. = in C.; o.-for- ber :tvalb. maat = Oftabformat. oest enz., zie noe at. October, m. = ber Oftober. nester, v. = Rufter. oetoldeeimo (in-18), 0.; -goon (achthoek), oesterlbank, v.; -bed, 0.; -handel, m. =- m. = Oftolbea; bag sgon. 1ufternibanf ; plager (Me .banf); p=banbel. oetrooi, o. = latent; o. aanvragen =bum oesterlkweeker; -wand, v.; -mes, o. = .amnelben, um $. einfommen; 0. verkrijgen atuftern I aitcf) ter ; ber .f orb ; smeffer. = patentiert tverben. oesterlpark, 0.: -sehelp, v.; -sehotel, m. oetrooieeren, h. = patentieren. = ber IlufternOparf .fcbale bie oeulair (oogglas in een kijker), o. = Ofular; oesteriteelt, v.; -vanget, v.; -vergifti- (adj.) ()tutor . . . ; o e inspectie = Ofulars ging, v.; -visseherij, v. = alufternlaucbt ; infOeftion. ber .fang ; .bergiftung ; .fifcberei. oculatie (enting), v. = Oblation. oever, m. = bag lifer; buiten de oe atreden oculeeren, h. = ofulieren. = it'bertreten, augtreten ; binnen de oe s odaliske (slavin in den harem) = Obaligfe. terugtreden = in Me Ufer ob. in bag Jett aurild: ode, v. = Obe. treten. odediehter = Obenbic§ter. oeveriaas, o.; -bewoner; -looper, m. = odeon, o. = Obeon. UferNaab (:baft); :betvobner ; bie .lercbe (Straub: Oder (riv.), v. = Ober. tauter). odour, v. = ber, Me (u. bag) Obeur, ber ruft. odenrtje, o. = glarfum, F3arfilm. oeverlsnip, v.; -zand, o.; -zwaluw, v. = Odin = Obin. Ufer f cbnepfe ; ber .fanb ; pfcbtvalbe. Odoseer = Oboafer. of = (nevensch.) ober; nu of nooit = jest odol, o. Obol. ober tile ; of ... of = enttveber . . . ober ; 't zij Odyssea, Odyssee, v. = Obt)ffee. of = fel eg bad . ober ; of wel = ober aber, Odysseus = Obt)ffeug. ober bed); een jaar of veertig = ettva Werth °economic (staathuishoudkunde, spaar- sabre; een dag of wat = etnige rage ; een dag of 8 = etn(e) of ettva 8 rage; (ondersch.), in zaamheid), v. = bfonomie; Olationaltlfonomie, of h.vragen: ob ; hij wist niet, of hij lachen Zolfgtvirtfcbaftglebre. of huilen zou = er Mutte ob er lacten oeconomiseh = Bfonomig, tvirtic§aft14. ober tveinen Conte; ik vroeg hem, of hij bij mij oeeonoom = Ofonom. kwam, of dat ik bij hem zou komen = .ob oceume'niseh (algemeen, van de geheele er au mfr tontine, ober ob icb au ibm !amen garde) = iifumentfcb. fate; ik twijfel, of hij komt = id) atveiffe, Oedipus = tbitnig. ob (bat) er foment; ik twijfel niet, of .. = Id) oef! = uff I alveiffe nicbt, bat ..; heeft hij geld? of hij, en of oefenaar = Oteligionglebrer, (ongunstig) = bat er herb? unb ob, unb byte of bag milt 93etbruber; (ook algem.) Uber. ic?metnen; of ik blij ben, dat = bin id) oefendag, m. = a nbacbtgtag. aber fro4, bat .. of tate trot) bin ic? bat . ; oefenen, h. = Oben; de hand, 't oog, 't ge- in toeg. zinnen : ob; of je roept of schreeuwt, heugen o. = bie Oanb, bag 9Iuge, bag $26ebii)t= ik doe toch niet open = ob bu rufft ober (at nib it.; geduld o. = Gebulb it., ficb gebulben ; bu) fcbreift, bu magft rufen ober fd)reien, ic? wreak o. = ERac§e nebmen; kritiek o. op = made bod) nid)t auf ; weer of Been weer, ... = *rifle it. an (rat.); zie verder uitoefenen; ob eb guteg ober fcblecbteg Setter tit...; in (in godsd. zin) Ritbelitunbe batten; sieh o. voorw. zinnen: algob, tote Wenn, alb; hij (in) = fit?U. (in, rat.); een ander in iets o. deed, of hij 't niet hoorde = er tat, algob er = einem ettu. einitben, einem ettv. beibringen, eg nic§t barte; alb btrte er eb nicbt; in andere einen au ettv. erateben. bijz. na ontkennende hoofdz.: ik ken niet oefening, v. = iibung ; gymnastische oef.. uitgaan, of ik kom hem tegen = Id) faun ntibt en = turnitbungen vrije en ordeoef..en = aulge1(e)n One Ont bu begegnen; er zijn niet offensief. 448 oliesuiker. veel boeken, of hij heeft ze gelezen = eo gibt -straktement, o. = bag E)ffisferll fafino; nid)t biele *Me; bfe er nicet gelefen bate iforOg ; igeeatt. (eat) ; niemand is zoo wijs, of hij kan nog = offf3i6g. wel lets leeren = nientanb fit fo plug, baf; officinaal (geneeskrachtig) = offibinen. er nicet nose ettuag ternen Unnte; het scheelde officio: ex. o. = bon amtgtuegen, ex officio. niet veel, of hij was gevallen = eg feette nic§t offreeren, h. = offerieren, anbieten. Wel, to Wire er gefatten; 't duurde niet lang, olischoon = obiceon, obgteice, obtvoet. of 't begon to regenen = ell bauerte Meet ofte = ober, zie n o o i t. Lange, ba (fo) fing eg an au regnen; nauwelijks ogief, o. = bie bathe, tier Spit3bogen ; bag zag hij me, of hij riep = taunt fat) er mice, itarnieg, bie Steetteifte. ba (fo) rfef er . .. (aid er rief . . .); (ook onver. ogiefvormig, ogivaal = °alba. taald) nauwelijks had hij gegeten, of hij lisp oho! = baao! ob, of) ! den tuin in = faum batte er gegeffen, lief er o. 1. (oozes inziens = unfrer 9Inficet nate). in ben lBarten bittatte; ik kan niet enders zeg- 0. 1. (Oost-India = Citinbien). gen, of uw boek bevalt me = fdj faun nicet oir = arbe. anberg fagen, alg bad 510 Luc nth geftiat; ik oiler, zie o gi ef. west niet beter, of hij is uit de stad = fobfel okarina, zie occarina, ice tveff3 tit er benefit; ze weet niet beter, of oker, v. = her Ccfer. 't hoort zoo = fie ntefitt eg venue ffce fo; 't okeraehtig = ocferartig. kan niet enders, of hij moat arm worden = okergeel = oefergelb, stadia, sfarben ; o. ell fann nicet feelen, er mut arm tverbett. (subst.), o. = nether Oder. offensief = offenfib; of- en defensief verbond okerkleur, v. = Ccferfarbe. = Me Offenfibs unb Zefenfiballiatta, bag ecbutp okkernoot, v. = Saftnut ; (boom) .Oats): unb Trutsbifttbnig. 91ttf3baunt. offer, o. = COfer; (eig.) een o. brengen = oksaal, o. = Mor, bie Rorbifene, bie %Inliors eftt 0. barbringen ; (fig.) groote o s voor lets fire e. brengen = fiir ettn. grof3e D. bringen; iem. oksel, m. = bie bie 9.1rnts, 914feleiiele; lets ten o. brengen = einem ettn. gum EL (plantk.) bie 9.1celet. bringen; als 't o. van een aanslag vallen = oksellIblad, o.; -holte, v.; -stuk, o. = einem Vittentat aunt C. fatten. Well! Matt; =eisele; sititcf. offer ll aar; -altaar, o.; -ande, v. = Diger er ; okshoofd, o. = bgeoft. ber 'altar; egabe (bag Diger). 0. L. (oosterlengte = iiftifc aWitco; 5. 2.). offerbeeld, o. a3otibbitb. oleander, m. = Cleanber, Otoienlorbeer. offerlibeest, o.; -blaker, m.; -blok, o. = oleaster, m. = Cleafter, Wilber blbauni. Cofer!! tier; steuceter ; ber sitocf. °lane, v. = bag Mein. offerilbrood, o.; -bus, v.; -dienst, m.; oleografle, v. = o. = Opferl brot; ber sfaften; .bienit ; olie, v. = bag EA; heilige o. = eeiligeg b.; offerers, h. = opt ern (in alle bet.). dat is o. in 't vuur = bag fit bi fog aeueN ; offerlIfeest, o.; -gave, v.; -gebed, o. = o. op de golven, in de branding gieten = D. Opferllfeft; .gabe ; .gebet. in (auf) bie I2ogen gief3en (Witten); er is geen °Miling, v.; -kelk, m.; -lam, o. = o. meer in de lamp = (fig.) er Pat rein C. weer fer lung ; /tette; .lamm. in (auf) her 2ampe; hij is in de o. = er bat offerIlmaal, 0.; o.; -pleehtigheid, 5 ttbiel auf bie 2ampe gegoffen, er eat einen v. =. COfer mael ; smeffer; sfefer. fleben, fit molum, vgl, kraa g. offerlpriester; -sehaal, v. = 00ferIliniefter ; olleachtig =j3lfg, iittcbt. .fceale. °Hebei, m. = Clitrubel; (fig.) hag nuttfergeficet, offerstokje, o. = glifulterroer. bag narbunfelgeficet. offertafel, v. = ber Obfertifc? oliedom = ftroes, blitbumnt ; bons offerte, v. = Cfferte, bag 9ingebot, bag 91n. becntlice. erbieten, Knitellung ; eon o. doen, doen toe- olie- en asijnstel, o. = bie Menage; it. komen = eine C., Wnft?airs Knerb. maceen ob. unb.%ffiggeftett. einfenben; o, op monsters = betnufterte C.; een oliellfabriek, v.; :ffeseh, v.; -gas, o.; o. laag stellen = eine bittige C. (VInft.) maceen ; -handel, m. = 011ifabrif sitafcee; gag; een o. herhalen = eine C. (efn 9tnerb.) lute. sbanbel. bereolen. oliehoudend = i3leattenb, illealtig ; offertorium (offerande, hoofddeel van de o e gewassen = Olgetuticefe. Mis), o. = Cffertorfunt. olielljas, v.; -kan, v.; -koek, m. = blll offervaardig = ottferivinig, opferfreubig. jade; sfanne; sfuteen (zie ook -b o 1). offerivaardigheid, v.; -vat, o.; olielkoop, m.; -kop, m.; -kruik, v. = v. = COfer freubfgfeft; sgeflif3(sgeiceirr); .ftantme.bilerlimer; .foof; her sfrug. offerwiehelaar = eingebnibercOauer, Baru. one lamp, v.; m. = CIA lampe; bie offerwljn, m. = DOertvein. = (lager beambte) Meant,' (mis- `ellen h. = &en. priester) Belebrant. olieinoot, v.; -papier, o.; -pers, v. = btu: offlele (ambt), o. = Offlaium. nut3 (ook: tErbnuf3, %rbittanbel); .0aOier; :preffe. °Melee' = offiAtea; auttficb (ook in kranten). oliellprojectiel, o.; o.; -slager = °Meier = Offfafer; o. van gezondheid = btlgeictpt (bfe .bombe); sung (bie fete Clung); Canittitgoffiger (Vititararat); o, der artillerie, siceliger (:prefier). der infanterie enz. = VIrtitteries, 5nfanterie. olleilslagerU, v.; -smaak, m.; -Steen, m.; offibier 2C. ; o. vanjustitie = etaatgantualt. -sulker, v. = billfceltigerei (tegenw.: .1yreffe); oilleteriesoeletelt, v.; -skorps, o.; ,gercentad, sftein (gbbieeftein); ber spider. olieverf. 449 ombabbelen. olievert v. = blfarbe; in o. schilderen = fern. prijzen om = einen foben um (lumen); OC (mit blfarbe) mafen. 't is hem om de dubbeltjes te doen el fit ibm olie II verfschilderij, y.; -verkooper; -vet, um bag (Ifebe) Gelb au tun ; om 't hardst = um o.; -vlek, v. = bag CIllgentalbe; %berfaufer; We Bette; om den broods = umg (fkg) trot; fett, ber iffecfen. om 't leven brengen, komen = umg 2eben olievormend = bringer, fommen; dikwifis andere : an denken olleizaad, o.; •zoet, o.; -zuur, o. = ber om = benfen an; nut hij geeft er niets om CI Harnett (ber 2efniamen) ; %Rif; (Oftmerfn) ; bfe = er gfbt nlcbt& barauf ; 't heeft weinig om =f sure. 't lijf = e6 bat tvenig auf lid); auf : om die olifant, m. = %Iefant. reden = aug biefem erunbe ; ik geef niet om olifantaehtig = elefantenntlitig. soep = fcb mate mir nicbt6 aug eu1313e ; fur: olifante gjacht, v.; -Jager = Mefanten 11 fag b; drie om een stuiver bra fiir efnen Stilber; =falter. ik kom om u = iI fomme fiir Ste (Nret, olifants I been, n.; -drijver (-leader); tvegen); Ofuter: fern. om de ooren geven = •orde, v. = ber %lefantenilfub (We fief anti= einen Inter We Myren fcbfagen (ook: einetn afig) ; ,filbrer (Stornaf); ber ,00ren. ettn. um bie Oren fcbtagett) ; unit: dat roept olifantspapier, o. %lefantpapfer. om wraak = bag fcbreft nacb Rabe; om den °Wants Isnuit, m.; stand, m.; -tromp, m.; dokter sturen = nac bem Irate fcbicfen ; om -ziekte, v. = %fefan tett 11 ; ; den kellner bellen = nacb bent Renner !finnan; ,franfbeit (Mefantiafig). fiber zijn plicht verzuimen om 't plezier = oligarchic, v. = Ofigarcbfe. fiber bag Zergitiigen lane F43iffcbt bernacbliiffigen ; oligarehiseh = ofigarcbifcb. om jets lachen = fiber env. laden; mut v. = Offbe. om en bij de 60 = ungeflibr 60 (an bfe olijfachtig = offVenartin. 60) ; tuenen: 't is niet om 't geld = e6 fit olijnberg, m.; -blad, o.; -boom, m. nicbt tvegen beg (elbeg; om mij kun je 'twel et Perri ; .blatt ; sbaum (Clibenbaunt). doen = meinettuegen malt bu'6 tun; hij laat olijfbosehje, o. = DfiVen11 tviilbcben, ber 'balm 't om de moeite = er unterflitt eg ber Vilbe tvegen; amber: leer om leer = nu* tufber olijfgaard, m. blgarten. Surft (lute bu mfr, fo fcb bfr); dikwifls ook oltlf If bruin; -grown = often 11 brautt ; .griln. zonder praep.: food om oud ijzer = .of lute oltjfkleur, o. = efibenfarbe. fade (zie 10 o d); als 't niet om 't geld was -- olijfkleurig = offbenfarbig, =grain. menu bag Oefb nfe4t Wire; om den kellner olijfolie, v. = bag Clfbeni31. bellen = hem (nat bem) Ratner ffingeltt; om oltiftak,m. = biatoefg. de drie uur = nile bref Stunben ; om de olijfvormig = maand = jeben llRonat, monatlicb; om beurten olijvell hoot, o.; -oogst, m. = C1111)013; bfe .lefe = ivecbfeltveffe, her Rabe nacb; om den ander (Clibenernte). = fe ber atvefte; om 't andere woord = febeg Olim: in de dagen van 0. = au Offn0 Beften. atmite sort; om de boeken sturen = bfe Olivia = Oiicber Bolen faffen; niets om handen hebben Olivier = CtiVer. = nfebt6 au tun ob. feine Zefcbtiftigung baben ; oils podrida (mengelmoes), o. = We Ma om den dood niet = beitefbe nttt; om 't even pobriba. = eitterfei; een leugentje om bestwil = eine olm, olmboom, m. = bie Ulme, bfe %offline; om te = alt : (ter inleiding van be- ber Utmenbaum. palingen van doel, gevolg of graad ook) nut olm'bosehje, o. = 11Intentutilbcben. fu: werken om te leven = arbeiten um au olograflsch (eigenhandig geschreven) = eben; heengaan om niet weer te keeren = bologzapbtfd); o. testament = eg Tertament, bingeb(e)n um nicbt auriicfaufebren; rijk genoeg $ribatteitament. om dat te koopen = refit genug (um) bag au Olympia, o. = Oftmpta. faufen; te dom om 't te begrijpen = bumm olympliade, v.; = Oftnn011fabe, sfer. (um) bag au begreifen; ik ben niet van plan om Olympisch = oftpnpficb. hem alles te zeggen = babe nicbt We Viblicbt Olympus, m. = 0142nP, 'but alleb au fagen; een gelegenheid om uit o. m. (onder meer = unter mebr). te rusten = elite Oelegenbeit augauruben; 0. M. (Openbaar Ministerie = bie Staat6an, bereid om te helpen = bereft au beffen; geen tualticb aft). stool om op te zitten = fan Stag bum efben; I. out (praep.) = mental um; om de tafel om zoo te zeggen = fo 5u Ingen; 't is om te zitten = um ben UPI) (berum) nen ; om iem. lachen, om gek te worden, niet om uit te heenloopen = um efnen beruntgeb(e)n; altijd houden = eg fit aum 2acben, bum Totituerben, om iem. zijn = hunter um efnen fan; om een nicbt bum VItabalten. kaap varen = um eln Stal, berumfabren; om II. om (adv.) = um; gauw den hoek om den hoek komen = um We %cfe fommen fcbnet1 um bfe ecfe berunt; om zijn (van weg (biegen); alles draait om hem = aaeg brebt en tijd) = um fan, (van tijd ook) berunt fan; ficb um Ion; om Paschen = um Oftern (berm); de wind is om = ber R33ittb ift umgefaufen, om dien tijd = um Neje Belt ; hij is om de bat ficb gebrebt; om en om = ber Meibe nacb, veertig = er fit um We Zferafg ; om den an- refbutn; rechts om = recbt6 um; nog een deren dag = um ben anbern Tag, einen Tag straatje om = nocb einen flefnen spasiergang, um ben anbern, feben atueiten Tag; de een om nocb efn paar Straten auf unb ab (fpaaferen); den ander = efnen um ben anbern ; oog om hij heeft hem om = er bat efnen fieben ob. nen, loog = V.tuge um %tine; om hulp roepen = vgl. kraag. um .t.iffe rufen ; zich bekommeren om = 1'4 oma = Qbrofnatna. :fiimmern um; om des keizers baard = um beg omaemen, h. = um:WI:nen. Staff erg fart; om geld schrijven = um Oa omaeming, v. = Umarmung. fcbreiben; om wil(le) = um ((hen.) tvitfen, om'babbelen, h. = in& Mane binein plaubern VAN GELDEREN Duitech Woordenboek. II. 29 ombazuinen. 450 omgeven. ob. fcbtvaten; iem. o. = einen {ibex ben ,taufen ben tiaufen briingen; onsdrin'gen, h. = fcbtratien, nieberfcbtvatien; (naar een andee umbran'gen. meening) (be)rumfriegen, (be)rumbringett, be. om'drogen, h. = abtrocfnen. fcbtvaten. om' ll dulkelen, h. en z.; -duwen, h. = until% om'bazulnen, h. = berum., au6polautten. puraeln (einen $uraelbaum ftblagen); .ftoten om'bellen, h. = au4flingeln. (.tverfen). I. omber (sped), m. = 2'fjombre, 2omber, o. om`dwalen, zie omdolen. spelen = 2. fpiden. om'dwarrelen, h. = berumtvirbeln, .fcbtvir. II. omber (aardsoort), v. = Umber, Umbra. ren; omdwar'relen, h. umtvir'betn. omberen, h. = 2'hombre fOielen. omega, v. baiS Omega; zie ook alpha. omberspel, o. = 2'bombrefViel. om'eggen, h. umseggen. ombervisch, m. = Umber(flicV, bie Kfcbe. omelet, v. = bie Omelette. ombervogel, m. = Stbattenbogel. omen (voorteeken), o. = Omen. om'benzelen, h. = berumtabeln, berum. omilfladideren, h.; -floer'sen, h. = umll. tiinbeln. flaftern; 41o'ren (met nevelen omfloerst = omiblnden, h.; .bladeren, h.; -blazen, nebefumffort). h.; -bliksemen, h. = until binbett, .bliittern ; om'gaan, z. -= unfgeb(e)n; (van den tijd) .blafen; .fcbmeir3en (fiber ben ,auf en tverfen). bergeb(e)n ; maar ook: de nacht ging maar omblad (van sigaar), o. = Umblatt. niet om = tvonte Mott enben ob. berumgebn; een omboel, m. = ba4 Bubebiir; al de o. = aff6 heel eind o. = ein grof3e6 Stiicf u.; een hock Zrum unb ran. o. = um bie ecfe biegen ob. geb(e)tt; in den handel om'boorden, h. = borbieren, bortieren, mit gaat weinig om = ber gattbel iftBering; int i8orte(n) befeten; umfliumen ; omboor'den, Oanbel (in ben Oefcbaften) ift MU, gent tvenig h. = umfausmen, umgesben. um; eb tuerben tvenig Oefcblifte gemacbt; in omboordsel, o. = bie iborte, ber Oefat. tarwe gaat weinig om in Tilden gent tue. om'brassen, h. = umbraffen. nig um; in die zaak gaat heel wat om = om'brengen, h. = (kranten e. d.) berunv biefe& ebefcbaft bat bier au tun, bat einen be. bringen, .tragen; (den tijd) ber., omringen; beutenben Umfat; wat er in iems. hart om- („dooden") um'bringen. gaat = tvab in jemb. ,Deraen borgebt; wat er omllbrufsen, h.; wbulgen, h.; lbuitelen, in de wereld omgaat = tuab in bey Belt bor. h.; -'bulderen, h.; -dam'men, h. = umII, gait; veel met iem. o. = bier mit einem it. ob. brausfen; "biegen; .Intraeln; .tosfen; berfebren; met iem. vriendschappelijk enz. o. om'dansen, h. = berumtanott ; (omver) = mit einem freunbfcbaftlicb 2 c . u. ; met men- untstanaen, fiber ben .aufen tansen; omdan'- schen (dieren) kunnen o. = mit Venfcben sen, h. = umtansaen. (Zieren) u. Mitten; met zoo iem. ga ik niet om'dartelen, h. = berumtonen, fict) berum= om = mit fo einem gebe icb micb nicbt ab; met tummeln; omdar'telen, h. = until:gegen; een g' weer kunnen o. = mit ether afinte u. umgaulein. (eine albite ljantteren) fannen, 't is niet moge- omdat = tuff. lijk met hem om to gaan = mit imam ift fern om'deelen, h. = berumstellen. U., nicbt au&aufontmen; mot leugens o. = mit om'ddelven, h.; -dilken, h. = um' O graben; 2iigen (mit 3ug unb Trug) u.; wie met pek .bereben (.blimstnen). omgaat, wordt er mee besmet = tver 43ecb om'dobberen, h. en z. = berumfcbtvimmen, angreift befubelt ficb; zie ook h o ekj e. .tanben, vgl. dobberen. om'gaand = untsgebenb; per o ..e = u., ports om'Ildoen, h.; -doolen, h. en z. = umlltun; tvenbenb; mit u ..er ob. tuenbenber $oft ; mit .irren (berumfrren, .fcbtveifen, .ftreiien). eliicfrebr ber loft; antwoord per o e = u e omedoling, v. = ,at.rfabrt. 9Inttvort. om'draal, m. = (van een rad e. d.) bie Um. omgang, m. = Umgang (in able bet.); ber: brebung; (van een weg e. d.) bie Senbung, febr; (processie) U., Untaug, Me Fl3robeffion, ge- bie Ziegung. makkelijk in den o. = umgiinglicb; hij is lastig om'draalen, h. = (trans.) um'breben, .tvenben; in den o. = mit ift nicbt au4ufommen, (intr.) rid) untbreben; (in politiek, meening veel o. met iem. hebben = bier mit einem e. d.) unt'fatteln; zich o. = fhb umbr., fiatberutnbr., fit umgeb(e)n ob. berfebren: weinig o. hebben = ik draai er mijn hand tvenig U. baben, tvenig 2ettte feben, tvenig mit niet voor om = itb made mir nit barau4; anbern umgeb(e)n. ba4 ift mir gar nicbt ber Fritilbe inert; alles omgangstaal, v. = Umganggpracbe. draait met mij om gebt age& mit mir omgekeerd = umgefebrt; juist o. = gerabe um; iederen cent driemaal o., ear men hem u.; in o ..e reden = itn u .. en Zerbtiltni4 (au); uitgeeft = jeben glfennig breimal umbr., bebor 't o ..e van een stalling = bag U e (Me Um. man ibn au&gibt; hij draait zich nog eens om februng) cinch Gate& ; de o ..e wereld = bie = er brebt ficb nab mat auf bie anbre Seite; berfebrte felt; 't o e van mooi = ba4 Oegen. 't hart draait me om in 't lijf = bad .era tell bon fcbith; zie ook b lad. febrt fitb mir fm 2eille um; zie ook n e k. omgelanden, mv. = umtvobnenbe 033runb. om'draalIng, v. = Umbrebung. befiter. om'dracht, v. = ber Umgang. om' fl -geschreven (veelhoek) = om'dragen, h.= berumtragen; een gedachte um' liegenb ; .fcbriesben(e& $oltm on). met zich o. = rtcb mit einem 03ebattfett tragen; om'gespen, h. = umfcbnagen. 't bewustzijn in zich o. = ba# 83etvitistfein in omge'ven, h. = umge'ben, (omringen) um= rtcb tragen. rin'gen; met mooi geboomte o. = mit fcbithem omOdrentelen, h. en z. -dribbelen, h. en (bebBla umg.; van vrienden o. = bon B'reunben z.; h. en z. = berumItrenbefit; umg. ob. untringt; een:dichte navel omgaf ons = :trippeln; %treiben (.fcbtvimmen). emh biter Rebel utngab (untbillite) uttB ob. bitllte om'dringen, h. = unfbrangen, nieber., itber un4 emit; om'geven, h. = umsgeben; iem. een omgeving. 451 omkronkelen. mantel o. = einem efnen Vantel u.; de kaarten h. = umillifmen Myren); oriefein (.rau'fcben, o. = bie Marten (ber)umgeben. ,4311itsicbern); .blinfttun. omge'ving. v. = (van personen en plaatsen) om' kantelen, z.; .kappen, h. - um II fthVen Untge'bung, (van plaatsen) Um'gegenb. (4anten); .bacfen. om f glan'zen, h.; -gorven, h. = um II leucb'ten omkeer, m. = (van gedachten, stelsel, toe- omoigen (=fiulen). stand) Umfcbtrung, bie Untfebr ; (meer eig.) bie om'goolen, h. = utntverfen, fiber ben Oaufen Umfebrung ; bie Zeriinberung. tverfen; (van een borrel) goof eens om = trinf omkeeren, z. = umqebren ; zich naar iem. o. mat att4 ; ook: hij gooide hem om = er fthOte = cub nail) einem u. ; *en kaart o. = eine ibn binter. carte unticblagen ob. tt.; een stelling o. = einen om'gorden, h. = untigiirten, omgor'den, Crab u. ; ieder dubbeltje o. voor men 't uit- h. = umgitriten. geeft = einen $fettnig aebnmat umbreben, bebor om'graven, h. = unt'graben; omgra'ven, man ibn au4gibt; zich in zijn graf o. = h. = umgra'ben. fm Orabe u. ob. untbreben ; de orde van zaken o. omgren'zen, h. = untgren'ben. = ben Staub ob. ben (getabnlicben) sang (2auf) om'grijpen, h. = um ficb greifen; (met de ber Zinge u. ; hij heeft zijn rokje omgekeerd handen in de lucht) beruntfucbtein; omgrly- = er bat umgefatteit ; hij is omgekeerd als een pen, h. = untfarfen, untflatnIttern. blad aan een boom = er ift tvie efn umgefekr. omgroel'en, h. = untivacb`fen. ter OanbfcMtb, gram umgeivanbelt; zie ook omgroe'pen, h. = in Orullpen (gruptieniveife) blaadje, omdraaien, omgekeerd. umgeben. oin'keering, v. = Umfebrung ; (gewelddadig) omhaal, m. = Umfttinbe (V.); (van woorden) ber Umftura. hie Beiticbtvelfigfeit, bie Beititiufigfeit, Sort, omikegelen, h.; -kenteren, h. en z. = auftvanb, Gum& ; zonder veel o. = One Um. untlfegein (.'iverfen); ,1013ett (='fanten). fcbtveife; (krul) Scbniirfer. om'kliken, h. = fic0 umfeben, ficb umblicfen ; om'haken, h. = unt'fcbnagen. naar ism. o. ficb ttacb einem untfeben ; naar om'hakken, h. = unfbacfen, um'bauen; er een knecht o. (moeite doen om to krijgen) =-- in o. = brauf fog cbtagen, (br)eittbauen; (lig.) ook ficb nacb einem Sebilfen umtun. niebertnacten Ma& ba4 Beug Batt. omkladden, h. = berumfcbmieren. omhalen, h. = (gebouw, muur) nieberreiten; omklee'den, h. = untriei'ben ; met pracht o. (schip) umiegen; (iem.)(be)runtfriegen, (be)runt. = mit $racbt untgeben; met redenen o. = bringen, ilberreben. begranben, motthieren; om'kleeden, h. = omhang, m. = Umbang. unffieiben. omshangen, h. = unt'biingen, omhan'gen, omklee'ding, v. = Umfielbung, Oefielbung. h. = umbein'gen. omklem'men, h. = untfiattentern. omhangsel, o. = ber Untbang, ber Zebang. om'kUnken, h. = (bekend maken) au4flin. om'hebben, h. = unqaben; hij heeft 'm om gein, ,fcberien ; (mit ben Ofilfern) anftof3en (fm = er ift molum, bat einen Scbtuip(00; zie ook reife benzin). o m II. om'kltutker, m. = altaffingier, :fcbeffer. ombeen = berum; er o. = brunt forum. omklinsken, h. = umtiYnett ; (met k/inkna- omhernen, h. = untbdu'nen, eittatiunen, ein, gels) untnie'ten. friebigen, einOianfen. om oklot'sen, h. ; Iklutsen, h. ; -'kneden, omheining, v. = Umbitunung ; ber Baum h.; -knel'Ien, h. = untlitvo'gen; erilbrett om'helpen, h. = (einem einen Vantel) antun (,quirien, .fcbfagen); aneten ; .fram'mern ob. antegen oelfen. (.brilden). omherzen h. = untarnten, umfaffen. om'knoeien, h. = 4eruml3futcion. omhelzing, v. = Umarmung. om'knoopen, h. = uttaniitifen, sbinben. omhoe'pelen, h. = utnreffen. ona‘nutselen, h. = irrumboffefn, .bafteln, om'hollen, h. = um ettv. beruntrentten; (iem.) filnftein. um'rennen, nieberrennen. onrkomen, z. = (om 't Leven k.) unfrommen; omhoog = in Me .0134e, ettOor ; handen, van honger o. = bar ,unger u. ob. fterben, bent hoofd omhoeg I = Oiinbe, St opt Mx() 1 naar o; hunger erliegen; een hook o. = um eine ode = nub oben, binauf ; van o. = Von oben. beruntfotnnten ; 't uur komt maar niet om omhoogidriiven, h.; -gaan, z.; -heffen, bie Stunbe tvirt aber nlcbt enben ob. felt enbe h.; •houden, h. enz. = in bit Oiibe treiben neMnen, thin ttfcbt erunt ; met jets o. = mit (I. b. 0. fcbrauben, (ber)auffcbrauben); b. ettv. atMontmen. geb(e)n (van prijzen ook: fteigen, ansieben, omkoopbaar = beftedgicb, faufficb. eine Steigerung erfabren); b. ,O. Oeben ob. er: omkoopbaarheid, v. = ZefteCic4feit, aft:: beben; b. batten, (b4 batten 2c.). licbfeit. omhoogstaan, h. = (van 't haar) au Berge omkoopen, h. = beftecOen; iem. o. = etnen fteben; (van een kraag) aufgeframpeit rein; zie b., ficb einen (er)faufen. verder samenstellingen met o p. omkooper = Zeftecter. om'hooren, h. = (bier unb ba) nacbfragen, onakooperli, omkooping, v. = Oeftectung ; fit erfunbfgen. poging tot o. = ber Zeftecbung&Verfud3. om' II h.; -houwen, h.; -hurlen, h. omkor'sten, h. en z. = untrin'ben. rid) u.; = um'llbebalten ; .4auen ; (einbiMen). (f ii) mit ether Strufte (Olinbe) iiberaieben. omhnlsel, o. = bie Umbiltiung, bie i 1Ie; omkoud: hij is er o. = er ift fait, 0 ift tun 't stoffelijk o. = Me fterbricbe ob. irbifcbe CM. ibtt gefcbeben. onvH hup'pelen, h. ; -'huts(el)en, h. = unt om II kran'sen, h.; ikreuken, h.; -krie'len, bilVfen; ,fcbittteitt. h. = umilfrlin'sen; ,Inittern (.'fnicfett); omineus (onheilspellend) omini54. mein (,fribsbetn). omissie (uitlating), v. = Ontiffion. om'krijgen, h. = beruntfriegen, ,bringen. omll joeleti, h.; -kab'belen, h.; -ka'den, om'kronkelen, h. = ficb beruntfcbitingein, 29* omkronkelen. 452 omscharrelen. ,tvinben; omkron'kelen, h. = untibin'ben, ommezien: in een o. = fm Oanbumbyeben, sicblin'gen. im 91u. om'krulen, h. = fierundarren, .ftbieben, In osamezijde, v. = Eititcfreite; aan o. = auf einetn Srbubfarren beruntfabren. ber M., untfeitig ; zie o. (Z. 0.) = tvenben %ie om'kruipen, z. = ertunfriecen; (van den gefalIigft um (S. S. g. u.), bitte trenben (l. S.). tijd ook) babitv, borbeifriecben. ommu'ren, h. = unttnau'ern omskrullen, h. = um'bfegen, fraureln, auf omnaaien, h. = untna'ben, um'naben. rotten; 0., z. = ficb fraufetn ; rtcb aufrofien, ficb omne'velen, h. = untne'beln; (fig. en sterker umlegen, aufbrafeln. ook) untnacb'ten, umbirftern. om'kuieren, z. berumf0a6feren, um (efnen omnibus, m. = Omnibug. Oft) beruntfpaaieren. omnibus! dienst, m.; -maatsehappij, v.; om'kunnen, h. = untlannen; den hoek niet -trein, m. = Otnnibug I WO; $gerellfcbaft ; lug. o. = nit* um Me %de berundiinnen. omnipotent (alvermogend) = omnipotent. om'kwanselen, h. = umtaurcben, ban, omnipotentie, v. = Omnipotent,. befit. omnivoor, m. = Drnnibor. omlaag = unten; (naar) o. = nacb u., bins om I paarlen, h.; .pag'geren, h. ; .pa'len, enter, binab, berunter, 4erab ; van o. = bon h.; wpassen, h. = umlipert'en, saliu'nett, unten beyauf ob. litnauf. 3fliblen; "probieren. om' 1 laden, h. ; -le'geren, h. = utn'll laben ; omiper'ken, h.; -'plaatsen, h.; -plak'ken, .fa'gern. h. = um Ilpfab'len (*Innen, sftbriin'fen); Ilefien om'leggen, b. = untlegen ; zich o. = rid) u., ("feign); .fieben. ficb untbyeben ; omlegsgen, h. = untle'gen. om' iplanten, h.; .plan'ten, h. = um'lls omlegsel, o. = ber R3efa# Offanben; .oftan'aen. omleiden, h. = berumfilbren, einen urn .. . omplassen, h. = DeruintionicOen, spaticben. Oerunifilren; (een rivier) untleiten. om'pleiten, h. = berutnrafonteren, (ber)um= omieuteren, h. = (niet opschieten) berm.. ftintmen; nieberraronieren. tri3beftt, .facfeln ; (babbelen) in?Olaue bfnein om' I ploegen, h.; Iploffen, h. en z.; Iplooi- traticbett ob. farein. en, h. = umlbffitgen (.actern); .1c4tagen; omlieh'ten, h. = untreucbten. .'fatten. omiliggen, h. = umgetvorfen fein, am I8oben om 1 plooren, h. ; -pran'gen, h. = um II rarten fiegen. (faltenreicb umgeben); .fiam'mern (.fcbnirren, om'liggend = untliegenb; o .. e plaatsen = .fraVien). Vtacbbarftabte, sinter. om'praten, h. = bereben, befcbtva4en, berums omliynen, h. = abgyensen. fyiegen, (bey)utnftimmen ; vgl. ook o mb a b- omliketeval, h. = einrabuten. b el en. omlijsting, v. = %I:trap:lung. omraken (van den tijd), zie omkomen. omloop, m. = (van geld, geruchten e. d.) omilransden, h.; -ran'ken, h. = umirate. Umlaut; (van 't bloed) nreiglauf; in o. zijn = bern; .ran'len. in (fm) U. rein; (geld) in o. brengen = in U. om'ranselen, h. = berunt4auen; iem. o. = fel3en; (papier) in o. brengen = in U. ret3en, einen nfeberbauen; er in o. = breinbatten. emittieyen; (geruchten) in o. brengen = in U. omrasleren, h. = untbe'gen, umgietern, mit fetien, berbyeiten; (geld) buiten o. stollen = einem Zrabtytun untgeben. auger Sturg fepen; aan den o. onttrokken = bent om'reiken, h. = berumreicben. U. entaogen; (aan den vinger) U., PBurrn; °tare's, v. = Ellunbreire; Untreffe. (aan een toren) Utngang. ontreizen, z. en h. = (hier en daar) berutn. om'loopen, z. en h.: een uur o. (een omweg reifen; (eenige mijlen) untreifen; (om iets been) maken) = eine etunbe utngeb(e)tt ; de stad o. um (etni.) berumreffen, (ettn.) umrei'fen. = um bie etabt beruntge?e)n ob. .03ableren, nog out' irennen, h.; -ren'nen, h. = uttef. een straatje o. = ein paar Straten auf= unb rennen; .yett'nen. abfimaieren, 't hoofd loopt je om = man berg omrijden, z. = (hier en daar) 4ertnfOren, Heft ben St Of babel; man Melt nicbt tro einem :reften; (een uur) unt'fabren, %reitett, o., h. = ber kopf ftebt, ber nog fcbtrinbelt einem; de (iem.) urns, nieberfabren ($reiten). wind loopt om = ber Eilittb fpringt ob. lauft um; omrin'gen, h. = untrin'gen, untge'ben. er loopen veel arbeiders om = et, tauten biet om'roeien, h. = berurnrubern; um ettu. Wybeiter 4erin; iem. o. = einen urnrennen, (berunt)rubern; (iem. of iets) utn'rubern. fiber ben ,Oaufett rennen; (van geruchten) om'roepen, h. = augrufen, auggreien, aug, geb(e)n, in (int) Untiauf rein. ftingeln. omlooper = (Oeyumlattfer, $ffaftertreter. omroeper = Kttgrufey, Viugfcbrefer, KO. omloop(s)likapitaal, o.; -tijd, m. = Um. flinger. laufg II !Oita ; Me wit. omroeren, h. = untritbren. ont'lui(d)en, h. = auglauten, %flingeln. om'rollen, h. = um'yoffen; (omwerpen) urn's omluieren, omlummelen, h. =berm/nun. iverfen, unaugeln, (zich wentelen) lid) (utn)= Bern, bie Belt berlottern, Oerutntabetn, Derum, Wilen, rid) berumtvalben; o., z. = (omvallen) fcblingeln. umfaffen; o. van 't lachen = ficb fugeln boy omman'telen, h. = umge'ben, ummau'ern. lac en. ommegang, m. = Umgattg, Utnaug, Me $ro= om'ilruilen, h.; -rursehen, h.; Irukken, geffion. h. = um' itaufcben (omruiling, v. = bet ommekeer, m. = Umrcbtbung ; bie 8enbung ; Umtauftb); =rau'fiten; %'reff3en (nfeberreitett). vgl. omkeer. om'sammelen, h. = berunttrabeln, ,lungern. ommekomst, v. = ber Kblauf, bag %ttbe. om I seha'd uwen, h. ; .schan'sen, h. = um 11 s Ommelanden, my. = bag Umlanb (bon rtbat'tett; ,ftban'aen. Groningen). omsehansing, v. = Umrcban8ung. Ommelander = Umianber. om'scharrelen, h. = berumtabeln, berunv omscheppen. 453 omstappen. imtratifferen, (luieren) berumtungern; (aan iets) om'slingeren, h. = um'fcblingen; laten o. = beruntforffen. berumfalyen ob..liegen laffen; omslin'geren, om'seheppen, h. = untsfdpffen, unfgeftatten, h. = umfcbtinigen, .fcbliin'gein ; ook: iranyfen. um'bitben; (koren) untfcbaufeln. omslui'eren, h. = umfcbterern. onesehermen, h. = (met een stok bijv.) om'slnipen, h. en z. = (ficb) beruntfcbteicben. berumfucbteln; (met woorden) in& R3laue bineht omslurten, h. = umfcbtfe'f3en, eng umgeben; plaubern; mit Borten um rut) iverfen. einfcblief3en. om'llsehieten, h. en z.; -sehij'nen, h. = om' fl smakken, h.; lsmelten, h.; -'smij- um' II gieten, .fcbei'nen (,leucty ten). ten, h. = um' p fcbmeif3en (4cOntettern); ,Icbtnet, om'sehlkken, z. = (env.) Metter riicfen, 4314 sen; s'icbtiteif3en (.1berfen). macben. om'snellen, z.=um (eh))) berunteiten, .rennen; omsehieteren, h. = untglan'en, steucblen. (van den tffd) borbeiffiegen, vg/. omvliege n. om'sehommelen, h. = (in iets) forum, om'snaffelen, h.; -sollen, h. = berum II, ftiibern, ,ntiiren; (van een waggelende persoon) fcbnilffeln ; :tanbeln. berunttnatfcbeln. om'spannen, h. = (de paarden) um'fpannen; om'sehooien, h. = 4eruniftroldon. omspan'nen, h. = untipan'nen. om'sehoppen, h. = um'treten. om'Ispatten, h.; wspartelen, h. = berum om'sehreetnven, h. = aulfcbreien. fprit,en ; .5a143eln. omsehrift, o. = We Umfd)rift. om'spelden, h. = unefteden. omsehrijfbaar = 5u umfcbreiben, au be, om'spelen, h. = berumfpielen ; omspelen, fcbreiben. h. = untrpielen. omsehrlyven, h. = utnfcbrei'ben; befcbreiben; omispin'nen, h.; -'spitten, h.=umlifpitt'nen; nauwkeurig o. = genau befcbreibett. s'graben. omsehrly wing, v. = genaue akfcbreibung ; om'spoelen, h. = augpillen, Umfdyreibung. tuaicten, auftualcben; omspoe'len, h. = um, om'sehudden, h. = um'fcbiltteln. fpirlen. omssehniven, zie omschikken. om'spoken, h. = ficb berunttreiben, (rond- win!' sehntlen, h.; -shegelen, h. = until. waren) um'geb(e)n. 5iiu'nen (zie ook -h eine n); sen'geln (.rin'gen, om'springen, z. = (eig.) berunt., umber, einfd)tief3en). fOringen; (fig.) met iets o. = mit ettu. untgeb(e)n; om'slaan, h. = (een mantel, spijker, blad) laat hem er maar mee o. = tat ibn nur ge, unffcbtagen; (muziek: Itoten, een blad) tti r e n , m a *n ob.fcbatten unb tralten; hij springt tuenben; (om'klinken) um'nieten; (omverslaan) raar met zijn geld om = er tvirtfcbaftet gaits um'fcbtagen; (een tafelblad, een stijven rand fonberbar mit feinem blelbe fierum ; aardig met van iets, iets binnenste buiten keeren) une, de jongens o. = 4itbic0 mit ben Z5'ungen um. flappen; (een rand) unt'fcbtagen, unataOlien, geb(e)n. um'biegen; (kraag) um'fcbtagen, unt'frempen; om'staan, h. = (van plaats verwisselen) de broek o. = bie R3einfleiber untfretnOeln; op ficb um'ftetten; (naar den muur bijv.) iem. of iets o. = auf einen ob. alb. logcbtagen, beruntftetten, rid) utnbrebett, iem. o. leeren = berumfcblagen; (met een stoic e. d. in de lucht einen Rein friegen; daar zal hij wel o. leeren = omsl.) 4erumfucbtein, sfcbtagen; er in o. = brauf ba ivirb er fcbon ficb ffigen (Orber parieren) ternen; togcbtagen ob. breinbauen, barb bertnfulttein; we zullen er om o. = tuft tut:den barum de kosten o. (over) = bie goften bertetten (auf); tor en. z. = (omvallen) um'fcbtagen, uneftiinen ; onrstaand = (in een brief e. d) umfeitig, (van een schip) untfcbt., fentern; („omkantelen" auf ber Otildfeite; de o .. en = bie Untftebenben; ook) umlippen; hij is ineens omgeslagen = de o ..e huizen = We beruntftebeuben Laufer. er bat mit einem Vale untgefcbtagen, (van beroep, om'stand: wat een o..en! = tveldy (mob partij e. d.) untgefattelt; de wind, 't weer is Ph) Umftiinbe 1 omgeslagen = ber R33inb, ba# Better ift ob. bat om'stander = UtnitOenbe(r). umgefcbtagen; in 't tegendeel o. = in bad omstan'dig = umftlinblicb, au5filbrtict). sgegenteil mid*, in feitt sgegenteit berfebren; omstan'digheld, v. = ber Untftanb ; onvoor- een hook o. = um eine %cfe biegen; rechts, ziene (toevallige) o. = unborbergefebener (sufiit, links o. = recbt4, linfg umbiegen; de rand tiger) U.; zich naar de o heden schikken = ficb in slaat om = legt ficb um, frempelt fid) um; We Untftlinbe filgen; in de gegeven o.. heden = sla Bens om 1 (n/. 't glas) = trinfen Ste mat unter ben obivaltenben Umftiinben ; onder Been aub: zie ook omgooien. o. = unter feinett Umftlinben; een samenloop omslachtig = ibeiticbtveiffg, untfttinblicb. van o ..heden = ein 8 ufammentreffen bon Um, omslachtigheid, v. = Beitfcbibeifigfeit, ftiinben ; geldelijke o heden = finatteette Um, Umftanblicbfeit. ftiinbe (2erbiittniffe), R3ertniigen&berbattniffe ; in omslag, m.: natte, warms o. = naffer, mar. alle o ..heden des levens = in alien 2eben?), mer Umfcblag ; (aan een kleed) Umfcblag; berbiittniffen; naar o ..heden redelijk wel = (van een brief) Umfcbtag; (van een boek) bie nad) ben Untittinben, alley in ahem (behiebung&= Tecte, ber Untfcbtag; een fotografie in een o. = bleife) bientlicb moot; naar o heden handelen = eine eingefcbtagene 43botograpbte; (omhaal) Um: je nacb ben Umftlinben banbetn; (in den handel) fttinbe (K); zonder veelo.= one bielUmftiinbe; de tegenwoordige o ..heden=bie (gegenwartige) wat een o. = tuts untittinblicb; (werk) We Viibe, gonjunftur, We gegentnartigen Umftiinbe; ver- We Rtrbeit, ber Zrubet; hoofdelijke o. = (betas- zachtende, verzwarende o. = milbernber, er: ling) We Otepartitiongteuer; (voor bijdragen) fcbirerenber U. ; in gszegende o ..heden zijn bte Umtage. in gefegneten Untftiinben, in anbern (intereffanten) om'slagdoek, m. = ba4 Unticblagetucb. Umftiinben ob. outer, ,Ooffnung Fein; (uitvoerig- om'sleepen, h.; -'slenteren, h.; -ssleuren, heid) Umftiinblicbfeit. Ih. = berunt, (umber)lifcblepOen; ,fcbtenbern om'stappen, z = berum,, umberfttageren; (.fcbtingein); 'leeren ('fcbtepOen). (met rijtuig) itn Sdyritt berumfabren. omstevenen. 454 otnwenteling. om'Ilstevenen, h.; -'stooten, h.; lstor- grooten o. = bon grotem U.; een wetenschap ten, 11. en z.; -stralen, h. = umlfcbirfen in haar geheelen o. overzien = eine Wiens (41e'getn, sfa'bren); o'ftden; .ftiiraen (s'tverfen); fcbaft in Wein ganaen U. itherfeben; de schade .ftrablen. in haar geheelen omvang overzien = bie Grote om'streek, v. = Untgegenb ; de omstreken ba4 Scbaben4 gam, itberfeben. van Utrecht = Me Utngebung bon U.; in de omvan'gen, h. = utnfan'gen, umfarfen. omstreken van U. = in ber Untgegenb bon 11.; omvangrijk = umfangreicb, (alleen eig.) de boeren uit de omstreken = bie 8auern umfiinglicb ; een o e kennis hebben = bid au0 ber Umgegenb. umfaffenbe kenntniffe baben; o e onderzoe- omstreeks' = ungefdbr, ettna ; o. duizend kingen = untfaffenbe f orfcbungen. gulden = an (bie), u. ob. e. taufenb Outben; een om'varen, h. = untfcbirfen ; um . . . berm, man van o. veertig = ein Bann um bie Zieralg; fabren; (omver) untlabren, fiber ben Oaufett o. Paschen = um Oftern (forum); of daar o. = fabren ; o., z. = (een uur) unt'fabren ; (beer ober ba berum. ' en weer) utnberfabren. omstren'gelen, h. = umfcbtftegen, otvin'ben. om'varing, v. = UmfcWrfung. omstre'pen, h. = untaie'ben, mit einem Strict) omvat'ten, h. = utnfaf'fen (ook met den geest); (ring4unt) beaeicbnen. (met de armen ook) umarmen; omvat houden om'strikken, h. = um'fcblingen, olnilpfen ; = umfcbtungen batten. omstrik'ken, h. = untftriefen, ,gar'nen. omvattend = untfaffenb ; veel o. = bid u., om'strooien, h. = beruntitreuen ; ona- aageb dint. strooren, m. = untftreu'en. om'venten, h. = feitbieten, mit (etiv.) bauo omstroo'neen, h. = umftrihnen, ,ftie'f3en. fierett. om'stuiven, h. = (van asch, stof e. d.) omver' = , fiber ben t•aufett, au Ooben, umber., berumftattben, oftiegen ; (van iets in nieber .. . snelle vaart) um , .§erumfaufen, ifffegen. omverwerping, v. = her Umftura ; voor de om'lletulpen, h.; -sturen, h.; -stu'wen, h. verdere samenstellingen, zie men die met = um' 11 ftittpen ; o'lenfen ; sbran'g en. o m... omeukkelen, h. = (op den wag bijv .) berunto, oinvlechlen, h. = umftecblen. umbertriibetn, otrenbetn; met iem. o. = om'vliegen, z. = 4eruin? umberfilegen, mn'o mit einem berumplagen ; waken lang o. = ftiegett ; den hook o. = um We Ode beruntft.; tnocbentang franfeln ob. an ettu. teiben. (van den tijd) borbeifiiegen, bOinfiief)en, cuts onitasten, h. = eruatiltappen, •taften, gum, fiieben ; omvlie'gen, h umftie'gen. mein ; Otter ficb tieruntgretfen. onivioel'en, h. = untftte'f3en, umftteten. omtim'meren, h. = umaimittern. om'voeren, h. = berunto, umberfittyren ; een om'tobben, zie omsukkelen. plan met zich o. = fidj mit einem Wane tragen, omtoeht, m. = bie Umfabrt ; :gang, .aug. einen 431an begen. omto'gen = untbittit, umge'ben, utnao'gen; om'vonwen, h. = unt'biegen, unt'legen. met wolken o. = unoviitet, mit Soften unto om'vraag, v. = Umfrage ; in o. brengen = aogen; met nevelen o. = umnebett. in U bringen. om'ff tooveren, h.; wtrappen, h. = untl. om'vragen, h. = Umf rage batten, (ber)um? saubern ?streten (mit einem auttritt untinerfen). fragen. I om'waalen, h. = untitneben; o., z. = bom om'trek, m. = (van teekening of iets dat einbe umgeroorfen tverben. als zoodanig gezien wordt) Untrit, bie Stontur; omwarlen, h. = utnivallen. (van cirkel) bie $eripberte; (gemeten) Umfang, omwalling, v. = Unavattung. (omstreek) bie Utngegenb, bie Untgebung, bie omswandelen, h. en z. = berutn., umber, Macbbarfcbaft; in algemeene, in lichte o..ken fpaaieren; um (etiv.) 4erumfpageren; (omweg) = in artgemetnen, in leicbten Umriffen ; de stad utnipaaieren, onder de mensehen o. = unter is 3 mijlen in o. = bie etabt bat brei Veiten ben Venfcben tvanbetn. fm Utnfang ob. fm Untfrei4. ona'wandeling, v. = Umblanberung, San. om'trekken, h. = (omver) untaieben, (muren omwaren, h. = um'geb(e)n. [berung. 6. d.) nieberrelion ; een vesting o. = umeine om'wassehen, h. = (bob CI)lefcbirr) auftnafdyn. I eftung berumaieben ; (een viiandelffken post) omwas'sen = untwacblen. untge'b(e)n. omweg, m. = Uniting; een o. maken = einen omtrekking, v. = (krijgst.) Umget)ung. U. macben; zonder o .. en = obne Unttnege, I. omtrent (adv.) = ungeflibr, ettna; o. f 100 obne Untfcbtneife; langs een o. = auf 11 . . en; = an (bie), ungefetbr ob. ettna f 100; of dear o. = o .. en zoeken = KuOtitcbte (Unttvege) fucben, ober ba berum. R33infelailge maters. II. omtrent (praep.) = um; (nopens) fiber omwe'melen, h. = utnivim'nteln, utnictioiir'o 3(11fr.); binficbtlicb, inbetreff ((den.). men. oullreuzelen, h. = berunttriibetn, 4erunts om'wenden, h. = umlnenben, obreben; faumen. 't hoofd o. = ben Roof unttn., f icb umfeben, om'lltrommelen, h.; -Irompetten, h. = schip) tvenben. au& II tro =flan ; :tromPeten. om'wentelen, h. = unfroalben; zich in 't slijk omlnimelen, z. = um'fatten, um'puraeln, o. = ficfj int Slot Witten. umtorteln. omwenteling, v. = Untintilaung ; (om een [omtufnen, zie omheinen]. middelpunt of as) Utnbre4ung, Rotation; (in onava'demen, h. = umfan'gen, umfarfen, de stereometrie)elotation;(staatk.) atebaution, einfaffen. Unttniitaung; her Untftura; (in denkwijze, iems. om'vallen, z. = utiffatien, uneftitraen; o. van lot) ber Untfcbmung, eenbung ; een o. teweeg- 't lachen = fib Nadu bor lac en; o. van slaap brengen = eine Rebolution (11mm.) erregen ob. = =fatten ob. bergeb(e)n bar ecblaf. berborrufen; einen Untfcbtnung 4erborrufen ob. om'vang, m. = Umfang (in alle bet.); van betvirren. omwentelingsas. 455 onaanrandbaar. omwentelingsas, v. = inotation4, Um. tue rest unb gene nfemanb ; zie verder brebung&acOfe. omkijken, rij den. omwentelingsgeest, m. = alebolittionB., om'zitten, z. = bfe $fate tvecbfeln, ficb um. Untmataungggeift. felyn ; gaan o. = rico umbreben. omwentelingsgezind = rebolutionar. om'zoeken, h. = berumfucton ; in iets o. = in omwentelingsliehaam, o. = ber Biota. ettu. berumftuben, ,framen. tion4fi3rper. om'zoomen, h. = unffaunten; omzoo'men, omwentelingstijd, m. = bfe Umlaufaeit. h. = umfau'inen ; (met galon, bont e. d.) bers omwentelingsvlak, o. = bfe Olotation&, bramen. flac4e. omzwaai, m. = Untfcbmung (ook fig.); bie om'werken, h. = (een boek) unfarbeiten ; eenbung ; (aan rek e. d.) bie %laeRe. (den grond e. d.) um'arbeiten, sgraben, :iniiblen, om'zwaalen, h. = (ber)unticbiningen, ,fcbtben, aultviiblen ; o. tot = umanbern ob. sgeftalten su. fen; ('t schip) Menben, utnlegen. om'werking, v. = Umarbeitung. om'zwabberen, h. = (lied& lijk Leven) berm, om'werpen, h. = umlverlen, um'ftiiraen, iiber fumpfen ; (op schip) berm., umberfcbtvabbern. ben ,f)aufen Merle'', niebertverfen. omzwachlelen, h. = um-Ph:rein; berbinben. om'werping, v. = ber Umftura, bai5 Umtverfen. om'zwalken, h. en z. = ficb berum., umber, om II we'ven, h. ; wwikkelen, h.; -wik'ke- treiben, berum,, umberfcbtveilen, .ftreifen, .ftrei, len, h. = umil me'ben ; emfcreltt; ,iviefein. den, .fcbMartnen ; (op zee) berumtreiben, omswinden, h. = um'tvinben ; zie ook doe kj e. .fcbtvalren. omwin'den, h. = utnivin'ben, ,tbiefein. om'zwemmen, z. = (ergens)erum%, umber, omuindsel, o. = bie Umbilaung, We Unttnicre. fctiroimmen; (iets) um . . . berumfcbtvimmen ; lung. mulct) mint'rtten. om'wippen, h. en z. = unaippen. om'zwenken, h. = utiffcbmenfen. om'svisselen, h. = um'tnecbfeln, dat wisselt om'zwerven, h. en z. = berum,, umberirren ; om = ba& tnecbfelt ab; zie ook omruilen. untberfcbtneifen, fid) berm., umbertretben, ber. om'woelen, h. = um' ivablen, unt'graben; in um., umberfcWvarmen; zijn blikken laten o. -..--- jets o. = in etiv. beruintrablen, .framen, maren ; feine slide berumfcbineifen, ,tbanbern laffen. den heelen nacht o. = bie gang 91acbt lid) om'zwerver = Oerumftreicber, ,treiber, Um. umtverfen; omwoe'len, h. = umtviefeln. berfcbweifenbe(r), eanberer. omworken, h. = umroallett. om'zwerving, v. = eanberung, ber e tr t 'foci. omwonend = umMobttenb. om'zweven, h. = berumfcbtveben ; omzwe'. omwoners, my. = Ummobner; (geogr.) Rebel', yen, h. = umfcbrve'ben. belbobner. om'zwieren, h. = berumtbirbeln; .fcWvarnten. om'wriemelen, h. = berum,, umbertnimmein. omszwikken, h. = fico ben gu t berftaucben. omwrielnelen, h. = ummim'Itteln. om'zwoegen, h. = rid) 4erumplagen, lid) om'wroeten, h. = um'Iviiblen; zie verder abracfern. o m'w oelen. onaan II daeht Ig ; -doenlijk = un II aufmerf, om'wnrmen, h. = 4eruntpluf*n, :murfteftt. fant ; ,empfinblicb. om'llzagen, h.; -'zakken, z. = um' II fagen ; onaandoenlijkheid, v. = Unempfinblicbreit. wfinfen (aufainutenfinfen). onaan 11 gedaan?-gediend ; -gekleed ; omizeggen, h. = berumfagen. -gemeld = unligeriibrt; ,(an)getnelbet; San. onrizeilen, h. en z. = (heen en weer) berum., geffeibet, ,(an)gemeibet. utnberfegeln, .fcbiffen ; (omweg) unfregeln, .fcbif. onaangenaam = unangenebm; („stuursch, fen; (omver)unf fegetn;(eenkaap enz.) umfeigefn, nurksch" ook) Paibertnartig ; („onverkwikke, untfc4if fen. lijk" ook) unerfreulicb, unliebfam ; („naar" omzeilIng, v. = Umfcbiffung. ook) leibig ; o. mensch = unang .. er, iv .. er ob. omzendbrier, m. = Oirtenbrief. 1 .. er 91enfcb; o .. e correspondentie = unang, om'zenden, h. = um., berumfcbicren. .. e ob. unerfr .. e gorrefponbena. omzet, m. = Umfaj3; Wbfaj3; een belangrijke onaangenaamheid, v. = Unannebmlicbreit o. vond plaats = bebeutenbe Umf ate famen (in alle bet.); (wederwaardigheid) eiberMar: sultanbe, wekelijksche o. = ber RBocbenumfaj3; tigfeit; (stekeligheid) Wnsiiglicbreit; (geharre- o. van waren = eilterutnfat ; o. van geld = war) ecbererei ; iem. o .. heden zeggen = einem eeibumlauf. Unangenebtne& fagen; om geen o .. heden to omzetsel, o. = ber 00'0). krijgen = um U .. feiten ob. Streitigretten au om'zetten, h. = (op een andere plaats) um', bermeiben ; o .. heden krijgen = min& merben. fejyn ; "ftetten, in geld o. = in Gelb umlelyn; onaan II geraakt ; -geroerd = unangeriibrt, (muz.) umfelyn, tran&ponieren; je moet er unberabrt, (ook = „onbesproken";unbefproten). franje o. = bu mutt aranfen rnfelyn, (scheik.) onaangestoken = (van vi uchten e. d.) nicbt bermanbeln, um'manbeln, (in handel) unt'felyn; anbriicbig, nicbt murnifticbig, nicbt angefault ; de firma zet jaarlijks voor ... om = bat) ,Vau4 (onbesmet) unangeftecrt ; (van een vat) unatts bat einen ilifyrticben Umfat, bon . . ; hij kwam geaapft. den hook o. = er fain um bie (de berum, um onaan II getast ; -gezien ; -gezoeht = un II . Me %cre gerannt; omzetlen, h. = umfet'aen, berabrt (:angerilbrt); sangefeben (,geacbtet) ; ftel'ien. 'gebeten. om'zetting, v. = Umfej3ung, sftenung. onaanlokkelijk = nicbt einlabenb, nicbt om'zoeken, h. = 4erunttrenbeitt, ,trabetn. attaiebenb. omziehtig = untficbtig, bebutfatn ; (adv. ook) onaan II merkelijk ; -nemelijk = unll be, mit Umficbt. beutenb (:betracbtlicb); sannebtnbar (van mee: omziehtigheid, v. = Umficbt, Q3ebutfamfeit. ningen e. d. ook: ,auliiffig). om'zien, h. = (rub) umfeben; zonder o. = onaannemelijkheid, v. = Unannebmbar, One ficb umbufeben; eer men omziet = ebe felt, Unsulaffigfeit. man ficb',& berfiebt; doe wel en zie niet om = onaanrandbaar = unangreifbar. onaansprakelijk. 456 onbehouwenheid. onaansprakelijk = nlcbt berantivortlicb. onlbedijkt; -bedorven = unilbebefcbt; onaanistootellik; •tastbaar = unano. ,berborbett. ftiitig (One 9Inftot 3u geben); .grelfbar (%taftbar). onbedorvenheid, v. = Unberborbenbelt. onaanvaard = nicbt angetreten. onbedreven = unerfabren, ungeilbt, unbe, onaanwendbaar unanivenbbar. tvanbert. onaanzienlijk = (van personen) unanfebn, onbedrevenheid, v. = Unerfabrenbeit 2c. 14, unangefeben, Bering; (van sommen, par- onbedrieglijk = untrilglicb, unfetjtbar, tijen e. d.) unbebeutenb, unbetreicbtlid). unberfennbar. onaanzlenlijkheid, v = Unanfebnlicbreit, onbedrieglijkheid, v. = Untrilgildifeit 2C. tinbebeutenbbelt, Unbetrlicbtlicbreit. onbedncht = furcbtia, One aurcbt, o. voor onaardig = unilebentftviirbig, unartig ; niet o. (jets) = One aurcbt bar (5Dat.); (env.) nid)t (nogal goed, mooi enz.) nicbt libel, nicbt uneben. fiird)tenb. onaardigheid, v. = UnilebenMitrblgreft. onbeduidend = (alg.) unbebeutenb ; (gering) onaehtzaam = nacbtaffig, fabriliffig, unacbt, gering; (wat niet veel oug heeft) unfdyinbar; fain. o e som = unbebeutenbe, unerbebticbe ob onaehtzaamheid, v. = 91acb1iiffigfelt, zc. geringfilgige eurnme. onlladellijk; -afbetaald; -afgebroken onbeduldendheid, v. = Unbebeutenbbeit 2C. = un II ab(e)lfg ; .beacibit ; .unterbrocben onbedwingbaar = unbestbingbar, :licb ; un% ,au4gefebt). aufbaitfain. onafgedaan = nfcbt erleblet. onbedwingbaarheid, v. = linbeattilngbar. onafgelost = (van pandbrieven enz.) un. felt, ,Ilcbfelt. eingeli3ft; (van schulden) ungetilgt; (van de onbedwongen = unbesabint, unbebinbert, wacht) unabgeliift. ungebinbert. onangemaakt; -gerieht; -gesehaft = on II beeedigd;-begaafd;-begaanbaar= unHbot(enbet (=beenbet); ,abgertd)tet (%geiibt); unll berelbigt (%beretbet, nicbt berelbet); :begabt; %abgefcr)afft (.aufgeboben). %gang bar (. ivegfant). onafigeseheiden;-gesneden;-gewend; onbegeerd = nicbt begebrt, unbegebrt. -gewerkt = un f getrennt; .abgefcbnitten (boekb. onbegeerig = nicbt beglerig, unbegebrild). ook: %befcbititten); %berivanbt ; .borienbet. onbegeerlijk = nit* wiinfcben4ibert, uner, onafhankelijk = unabbanglg. onbegeven = eriebigt. [tviinfd)t. onafhankellijkheid, v. = Unabblingigfelt. onbegonnen = (eig.) unangefangen ; o. werk onafhankelijkheids000rlog, m.; -ver- = 4offnunOlore ob. unazafilbrbare Virbelt, ein klaring, v. = Uttabbiingigfelall Meg; .erffii, eftet Q3eginnen, berlorne rung. on f begraven; -begrensbaar;-begrensd onaflosbaar (alg.) unablUllcb, %bar; (van = unll begraben ('beerbtgt); ,begrenabar; ,be. schulden ook) untilgbar; (van rente) un, grenat (.befcbriinft, zie ook onbepaald ). fiinbbar. onbegrensdheid, v. = Orensenlofigfelt. onafseheid f baar, = unertrenn I bar, onbegrepen = unbegriffen, unberftanben. onbegrijpelijk = (passief) unbegreifilcb, onafseheidelijkheid, v.=UnaertrennIlcbfelt. unberitanblicb, unfatlid); (actief) fcbwer bon °nail wendbaar-wijsbaar;-wischbaar; Oegriffen; hij is erg o. = (ook) er begrelft febr -zetbaar; -zienbaar = unlabtbenbbar (%ber. fcblecbt. melbtfcb, .auntelblicb); ,abtbeigild); onbegrijpelUkheid, v. = linbegreffilcbfelt, :abfet3bar; ,abfebbar (.abfebtfcb, nicbt abofeben). Unberftlinbild)feit, linfaf3flcbreft. onafzienbaarheid, v. = Unabfebbarfelt. onbegrootbaar = unfcbiltbar, nicbt absu. onager (wilde ezel), m. = Onager, Ourfur, fdAten. onbehaaglijk = unangenebm, tbiberivartig ; onanie (zelfbevlekking), v. = Cnante. (ongezellig, onlekker) unbebaglicb ; een niet onbaatznehtig = uneigennillOg. o. voorkomen = eln ntctjt unang .. a ob. nlcbt onbaatznehtigheld, v. = Uneigenniit,igfelt. unebeneb ituf3ere; o e toestand = pelnilcbe on I bandig; -barmhartig; -beantwoord Sage; o. gevoel = 231if3gefilbt. uniblinbig (%begovingilcb); sbartnberalg (erbar, onbehaaglijkheid, v. = Unannebinticbfelt, mungbiob); .beantlyortet (seriviebert). RBibertulirtigfelt; linbebaglidgeit, ba& tinbeba, on I bebonwd; -beeijferbaar = unf bebaut , gen; gevoel van o. = eefiibt be4 ,beredynbar. Unbebagea. onbedaarlijk = ungeftflm, unaufbaltfam, ono behaard; -behangen = un bebaart ; unbesibingbar. .tapeatert. oubedacht = unbebait, unbefonnen, uniiber, onbeheerd = berrenlo4. tegt; o. oogenblik = unbekvacbter Vlugenblicf. on II behendig; -beholpen = unogefcblcft ; onbedaehtzaam = unbebacbtfatn, unbe: .beboifen (%gefcbictt, ,gelenf, ttippifcb). fonnen, unilberlegt. onbeholpenheid, v. = Unbebolfenbelt zc. onbedaehtzaamheid, v. = Unbebacbtfam% onbehoorlijk = ungebartg, %gebilbrilcb, felt, Unbefonnenbelt. .erlaubt; (ongepast) %paffenb. onbedeeld = nIcbt unterftillit. onbehoorlijkheid, v. = Ungebiirlgfelt 2c.; onbedeesd = breift, suberficbtlicb o heden uithalen = lIttfug treiben. onbedeesdheid, v. = Suberficbtlicbfelt, onbehouwen = (eig.) unbebauen ; gig.) Stretftigfelt. plump, ungefcbtacbt, fcbtnerfiiffig, ungefcbliffen, onbedekt = unbebecft, unberbilUt; (onbe- rob, ungelenf, ungefilge, ungebarbig ; (vleget- wimpeld) unumlvunben. achtig) ftegelbaft, riipelbaft; o. antwoord, ge- onbedenkelijk: niet o. bebenfticb, nicbt drag = fiegelbafte atntivort, ft .. 0 ob. riipel. eintbanbirel; nicbt ungeflibrilcb. 1 aft0 Zenebinen. onbederfelijk = unberberbil4 onbehonwenheid, v. = 43iumpbelt 2C. vgl. oubediend (stery en) = One ble lebte Olung. onbehouwen. onbehulpzaam. 457 onbesloten. onbehulpzaam = nicbt bebilfficb. tappig, ungefcbieft, onbenullig- on!' bekeerd ; -bekeerlijk = un befebrt ; held, v. = Zaftlefbaftigfett, Ungefcbicfficbfeit, .befebrbar. Zappigfeit. onbekend = unbefannt; met iets o. = mit onbepaalbaar = unbeftfmmbar. ettu. u. ; o e grootheid = unbefannte gbri3f3e; onbepaald = unbeftfinint; voor o .. en tijd dat is hier o. = ba& ift bier u., ba4 fennt man = auf u .. e Beit; o ..e wijs = ber cjnffnitib; bier nirbt; een o e = ein Unbefannter; de o e o. vertrouwen = unbegrenata, unbebingte& ob. (in de wisk.) = We unbefannte; hoewel o., bonfontmene& Zertrauen; o. geloof = unbebing. laat hij ugroeten = er Int Cafeunbefann. ter Ofaube. teribeife griten; o. maakt onbemind = untie. onbepaaldheld, v. = Unbeftimmtbeit. fannt, unberlangt. onbepalend = nicOt beftimmenb, untie: onbekendheid, v. = ('t niet-bekend-zijn) ftimint. Unbefanntbeit; ('t-niet-kennen) Unfenntni& ; onbeperkt = unbefcbriinft, .begrenat, (ster- totale o. met de toestanden biiffige Unfennt, ker) unumfcbriinft; o. gezag = unumfcbriinfte ber Buftiinbe. @Malt; zie onbepaald. onbeklaagd = unbeffagt, .beiveint. on II beproefd ; -beraden = unll berfucbt ; on beklant = otjne Stunbfcbaft. ,befonnen (siiberfegt). on bekleed unbeffeibet. onbereden = (van paard en man) unbe, on beklemd = ungeatbungen, frei; uit o e ritten; (van paard ook) ungefcbuft; (van wegen) borst = au& balm ,Octife, au& boiler 8ruft. unbefabren. on i beklimbaar ; -bekommerd = tin it er. on II beredeneerd ; -lbereid ; -bereikbaar fteigficb (:befteigbar); .befilmmert (sbeforgt; met = unit iiberiegt (gebanfenfo&); ,aubereftet (rot) goed vertrouwen : auberficbtlicb). :erreicbbar (van personen ook: onbekookt = unbefonnen, uniiberlegt ; (ster- 'natbar). ken berrildt, birnberbrannt. ono bereisbaar ; -berelsd ; -berekenbaar on Ilbekoorllj k ; -bekrabbeld = un an. = un ivegfam; (van personen) .betvanbert mutig (sgeflittig, reialo&); -f ii (sgefcbicft; on- (van plaatsen ,beftubt); .berecbenbar. bemiddeld: unbemittelt). onberekend = (eig.) unbereciinet; (fig.) o. onbekrompen = freigebig; nicbt farg; reicblicb voor een ambt = untaugtht au einem Mute; (geben 2C.); boffauf (au effen); met o. hand = mit o. voor een taak = einer Vlufgabe nidft ge: fr .. er, nicbt . er ob. mit berfcbmenberifcber tuacbien. it)anb. onberljdbaar = (voor rijtuigen) unfabrbar, on bekrompenheld, v. = greigebigreit. (van rijdieren) unreitbar. onbekwaam = unfiibig, ungefcbicft ; betrun. on II berijmd ; -berispelljk ; -beroemd = fen; voor alles o. = au nicbt& anfteffig. gereiint (reimfot); ,tabefig (tabefia, unta. onbekwaamheid, v. = Unftibigfett, tinges beibaft); sberii (ut. fcbicfficbfeit 2C. onberoemdbield, v. = Unberiibmtbeit. onbeladen = unbelaben. onberoepbaar = (eig.) nicbt au errufen (er, onbelangrijk = unbebeutenb, unbnientficb ; fcbrefen), auf er t^Oribeite; (fig.) univiiblbar. geringfilgig. onberoerd = rubig, unbetvegt, unerfcbilttert. onbelangrijkheid, v. = Unbebeutenbbeit. onbesehaafd = (alg.) ungebilbet ; (onopge- on!' belangzuchtlg ; -belast = un eigen, voed) uneraogen ; (onhebbelijk) ungebobeit, niiig; ,befdpvert (,befteuert, fret). ungefcbliffen; (ruw) rot). onbelastbaar = fteuerfrei. onbesehaafdheid, v. = alobeit, tinges onbeleefd = unbOfficb, glob. fcbfiffenbeit, Ungeaogenbeit ; Unbilbung. onbeleefdheld, v. = Unbiiffitbfeif, Wrobbeit ; onbesehaamd = unberfcbamt, frecb. iem. o heden zeggen = einem Orobbeiten onbesehaamdheid, v. = UnberfdAintbeit, fagen. arec4feit; de o. hebben = (ook) ficb erfredyn, onbelegd = unbeiegt. vgl. zich verstouten. oubelegen nicbt abgefagert, frifcb. on II besehadigd ; -besehaduwd ; De- onbelemmerd = ungebinbert, ,bebinbert, seheiden = uni befeVibigt (van tevende ,geftiirt. wezens: :bertebt); ,befcbattet ; ,befcbeiben (in. on belezen ; -belommerd ; -beloond = bi&fret). un belefen; ,befcbattet; .belobnt (.bergolten, on If besehenen ; -besehermd = unit be. ,bergiitet, .entgettlicb). fcbienen; ,befcbiit3t (.gefdAtt, f*ttla). on belust = ungeneigt (au); hij is niet o. dat onbesehoft = unberfcbiimt, grob, freit, fiegel. to doen = er bat nit* iibe! tuft bail au tun; Oft, riipettjaf t. verder = afkeerig. onbesehoftheld, v. = Unberfcbtimtbeit 2C. onp bemand ; -bemerkbaar; -bemerkt = on fl besehretd ; -besehreven ; -besehrij- ungbemannt; .bemerfbar (nicbt mabrnebmbar); felijk = unll bemeint ; obef cbrieben; ,befd)reiblicbe ,bemerft (.bermerft). onbesehroomd ungefdyut, breift, nit* on Q bemiddeld ; -bemInd ; -bemInnelijk fabe, beberat, ungeniert. = un 1 bemittett; f befiebt ; ifiebett&Miirbig. onbesehroomdheld, v. = 8uberfic4t, Zrei% onbeneveld = ffar, beiter, unbetbkitit ; o .. e ftigfeft, a3e4erst4eft, tingentertbeit. bilk = unbefangener a3ficf. on!' besehut ; -besefbaar = un geld) iitit onbenijd = unbeneibet. (.befcbil4t, fc411#104); .fafgfcb. onbenUdbaar = nicbt au beneiben, unbes onbeslagen = unbercbtagen, o. ten ijs komen neiben&tbert. = u. auf fommen. on II benoembaar; -benoemd = unier. on! beslapen; -besleeht ; -beslist ; -be- nennbar ; sbenannt (-benoemd getal = unbe? sioten = unll benutst (nod nicbt befcblafen); nannte ob. abftrafte Bab? sgefcblicbtet (.erfebigt, nod) in ber ecbibebe); onbenul, m. = Tolpaticb, Zillpel; Jan 0. = ,enticbieben (onzeker: ,ficber, sentiCoffen); ean4 Tap. onbenullig = tapfig, (:enticbloffen). onbesmet. 458 onbezweken. onbesmet = unbeffet, rein, mafeffo& ; unan. onbevattelijkheld, v. = UngefOrfgfeit, geftecft, anftedung4frei. onll bevestigd ; -bevlekt = (van berichten) onbesmettelijk = nict anftecfenb. ung beftiitigt (van plaatsen: ,befeitiot) ; . belle& on I besnoeid; -bespied ; -bespraakt = (rein, marella ; o .. e ontvangenis = unbeffecfte un 0 befdinitten; .betuad# (.befauft); .berebt. %mpflingni4). onbesproken = (onderwerp) unbefproct)en, onbevoegd = unbefugt; unberecOtigt ; infompe. unangertibrt; (gedrag) unbeictoiten ; (plaatsen) tent; zich o. verklaren = fist) fiir i. erfiiiren. nicOt referbiert, fret. onbevoegdheid, v. = Unbefugt4eit. onbestaanbaar = umniiglic ; o. met = onbevolkt = nicf)t bebi3ffert. unbertriiglic0 mit, unbereinbar mit; (wisk.) onbevooroordeeld = borurteil4frei, borur. irrational; o. getal = bfe Zfrrationat601, irr .. e teitMo4, unbefangen. 801. on 11 bevoorreeht; -bevredigd; -bevredi- onbestaanbaarheid = Untaglic4feit zc. gend= un g beboraugt ; . befrieb fat ; .befriebigenb. vgl. onbestaanbaar. onbevreesd = unbeforgt, furc§tia, unber, on g besteed ; -bestelbaar ; -besteld = aagt, unerfd)rocren. null benut3t; .befteUbar (.anbringlid)); .beftent. onbevreesdheid, v. = aurcOttofigreit 2C. on!! bestemd ; -bestendig = un II beftim Int ; °nil bevriesbaar ; -bevroren; -bevrneht •beftlinbig (,fiat, .ftet ; bertinbertict), tbanfeltnittig, = un 0 gefrierbar ; .gefroren ; . befrucbtet. mettertvenbtfc0). on I bevyaakt ; -bewaudeld ; -bewassen onbestendigheid, v. = Unbeftlinbigfeit, = ung beim* (-bewaakt oogenblik = .be, Unftiitigfeit 2.c. vgl. onb est endi g. tvacf)ter Kugenbticf); .betreten ; ,betractgen. onbestierd zie onbestuurd. onbeweegbaar = unbetveglick oubestijgbaar = unerfteigbar, sbefteigbar. onbeweegbaarheid, v. = Unbetveglictifeit. onbestorven = (van vleeseh) Mitt abgeWt ; onbe weegllJk = unbetvegliC regungdio4, (metsetwerk) ungetrocfnet; o. weduwnaar = utterrCittertid) (dit ook fig.). Strap:lin-Jur. onbeweeglijkheid, v. = Unbetbeglictfeit, on ll bestraat; -bestreden ; -bestunrbaar Ellegung4fortgfeit, UnerfCitterlic4feit. = un 0 gepftaftert ; ,beftritten (:angefod)ten); onbeweend = unbetveint. .tenfbar (ttict su regteren). onbewerkt = unbearbeitet ; rot) ; o .. e stoffen onbestuurd = (schip) one Steuer, fteuer, = tRoliftoffe, .materiatten. lot.; (anders) unregfert, .bertbaltet ; ungefOrt, onbewerktuigd = anorganig. ungelenft. on I be wezen ; -bewijsbaar = un g betbiefen onbesnisd = unbefonnen, borettig, unilberiegt, (.ertviefen); .ermeifflicb (nic4t 3u betbeifen). feid)tfertig. onbewimpeld = unumtvunben, ritcffictMia; onbesuisdheid, v. = Unbeionnenlyit zc. vgl. o. spreken = u. fprecf)en, u. mit ber Sprott onbesuisd. 4erauftilcrett, Zeutic0 (mit elnem) reben ; iem. o. onbetaalbaar = unbeactbibar (ook „onschat- de waarheid zeggen = (ook) etnem ungefcbminft baar"); (kostelijk) mild), voraiigticO, fatthal; bie eabrbeit fagen. o ..e grap = (ook) ber ,DauptfOat. onbewogen = unbeivegt ; (ongeschokt) uner. on ll betaald ; -betamelijk = un g betAit ; Witted; (kalm) gelaffen ; (onaangedaan) .gebilbrtic4 (•fcbidtici)). unerregt, ungerilfyrt. onbetamelijkheld, v. = Ungicflict)feit, on ll bowolkt; -bewoonbaar; -bewoond = .geblibrtiVeit; my. (ook) ber Unfug; zich aan ung bemiiift (tvoifenio4); :betvOnbar; ,beivOnt. o .. en schuldig maken = Unfug treib'en. onbewust = unbetbutt, (niet wetend) un. on II beteekenend ; -betengelbaar ; -be- tviffentlic0 ; ik ben 't mij o. = ic0 bin mir tengeld = un g bebeutenb (geringfilgig); •be. beffen unbetnuf3t, ic0 bin mir nict beim*. 3 ii bmbar (31.iget(d); .gegigelt (,gegit)ut, siige00). onbewnstheid, v. = bad Unbetbuf3tfein. onbeteuterd = uneingefdAd)tert, breift, un. on H bezaaid ; -bezadigd; -bezeerd = beirrt. mill beftit ; ,geftiint (beftfg); ,berfOrt (.berletst) onbetimmerd = (van muren e. d.) unge. onbezeilbaar = nicbt st befegetn. tiifelt; 't licht o. laten = ba& 211* nicOt ber, onbezeild, zie onbevaren. bauen. on H bezet; -bezield; -bezien(s) = un II befe#t ; on ll betoombaar; -betoomd; -betrenrd; .befeett (=belebt, lebla); .befelyn. •betrouwbaar = ungbeati4mbar (6iigeno0 ; ono bezoeht; -bezoedeld ; -bezoldigd = •get,tifmtt (Agent)* .betrauert (.betveint); ?u. ung befud)t (einfam; niet beproefd : unberfuc0t); beriiiffig. .befubett (.befiedt, mafego4, rein); .befolbet onbetnigd : zich niet o. laten = gef)itrig mit. (one @efialt). ntactyn, nictt 3uritcfbleiben, fid) tiicOtig beteiligen onbezonnen = unbefonnen, unilberiegt, fiber, (an, tat.); (Bijb.) PO nict)t unbebeugt faffen. eilt. onl betwijfelbaar ; -betwixt; -betwixt- onbezonnenheid, v. = Unbefonnenbeit. baar = ungalbeifet4aft (.beatreifelbar); :be. onbezorgd = forgenfrei, (onbekommerd) ftritten (.angefocbten); .ftreitig (.anfecttbar). unbeforgt, unbefilmmert ; wees o. = babett Cie onbevaarbaar = unictiffbar. feine Sorge, feien Cie outer Sorge, feiett onbevaarbaarheld, v. = Unfcbiffbarfeit. Ste unb. onbevallig = unamnutig, 41c0iitt, .6feritcf). onbezorgdheld, v. = forgenfrei0 Oiemilt, onbevalligheid, v. = ber Vanget an Kninut, Buberficfnlicbfeit. Unfc4i34eft, .sierifdifeit, bat UnfCine. onbezwaard = fcttlbenfrei, unbetaftet ; (hart) onbevangen = unbefangen. unbeftimmert. onbevangenheid, v. = Unbefangentiett. onbezwalkt, zie onbezoedeld. onbevaren = (in beide bet.) unbefOren; onbezwangerd = ungef(ttptingert. (van matrozen ook) unerfabren. onbezweken = (moed, trouw) unerfcbitttert, onbevattelijk = ungelefofg, ictitver bon ,erfdAtterlic ; (ijver) unermiiblid), b4arrtfct, Zegriffen. ungeicOtblidit. onbijbelsch. 459 onderdoen. on I bUbelseh ; -WHO k = un II biblifcb (,bibef, o. mij laten = bag faun fcb nicbt bingeb(e)n ntiif3ig); .biffig (,gerecbt). laffen, mfr nit One tbeitereg gefaffen 'alien; onbillijkheid, v. = Unbinigfeit, lingered). zie verder de woorden, waarmee onder een tigfeit. uitdrukking vormt. on 11 bloedig; -blusehbaar; -boetvaardig II. onder (adv.) = unten; naar o. = nacb u., = un II bfutig ; ,Iiiicbbar (saugfiliCicf)); ,butfertig.bin(ber)unter; van o. = unten; de derde regel on If brandbaar ; -breekbaar ; -broeder- van o. = bie britte Bette bon u. ; van o. op = liak = un II brennbar ; ,gerbrecblicb ; , britb edict. bon u. auf ; van o. op dienen = bon bet life onbrulk: in o. zijn = auger Gebraucb vb. nil* nut (bon u. ant) bienen); van o.! = Zarficbt ! ilblicb fein; in o. raken = auger Webraucb o. in de flesch = u. in ber afar* ; o. aan de foramen, abfotnnten. bladzijde = unten an (am au fie) ber Gate; onbrulkbaar = unbraucbbar, ,bertvenbbar; de zon is o. = bie Sonne ift nieber ob. ift unter. untauglicb ; o. maken = unbr., (van wegen) gegangen; er op of er o. = arfeg ober nicbtg ; ungang bar maken. entibeber ober; ten o. brengen = untertverien ; onbruIkbaarheld = linbratutbarfeit, lin. o. fangs = u. berum. bertvenbbarfeit. onderaan = unten; o. op de bladzijde; zie onbulgbaar = unbtegbar, .fam ; infiegibef, o n der II; (in een brief) unten ob. ant aute inbeffina bet. biefeg ; o. zitten = gang u. (untenan) fil3en. onbuigbaarheld, v. = linbiegfatnfeit ; ,tt, onderaardsch = unterirbifcb. 'iffegibtfittiti Zfnbeffinabilittit. onderadjudant=lInterabiutant (in Duitsch- onbuigzaam -----.-- unbiegfam ; (fig.) unbeugfam. land: Zigefelbtvebef). onbuigzaamheid, v. = linbiegfamfeit ; onderaf = (bon) unten berab. linbeugiantfeit. onder 1 afdeeling, v.; -arm, m. = lintel. on 11 burgerlijk ; .chrlstelijk = un II bitr, abteifung ; farm (lorberarm). gerficb; ,cbriftlict). onderarmbeen, o. = bie Speicbe en bag ondaad, v. = Untat, iibeltat, arebettat. Mogenbein. ondank, m. = Unbanf; o. is 's werelds loon = onderbaas = 8erffilbrer, Dbergelege; (bij U. lit ber Sett 2vbn. 't timmeren en bouwen veelal) lj olier. ondenkbaar = unbanfbar, unerfenntficb ; onderil balk, m.; -bed, 0.; -bevelhebber; (van werk, onderneming e. d.) nub., nit -blbllotheearis = Unteril balfen ; ,bett ; .be, lobnenb. feblgbaber ; ,bibliotbefar. ondankbaarheid, v. = linbanfbarfeit, Un, on'derbinden, h. = un'terbinben, (schaatsen erfenntficbfeit. ook) anicbnarten ; onderbin'den, h. = ondanks = troti, ungeadjtet Mien.); o. alley unterbin'ben. = trol3affebetn; mijns o., o. mijzelf = Miber onderbinding, v. = Unterbinbung, .2igatur. (meinen) eirien, obne eg gu tvorfen; o. dat onderblUfsel, o. = ber nnirpg, ber ariippef. hij . .. = troPent bas er . . . on'derbliJven, z. = untenbfeiben. ondeelbaar = unteifbar; o. getal = u .. e onderbootsman = linterbovtgatann. saki, bie 43rintgabf; o. klein = unenblicb ffein. onderborg = 91acb:, Rilcf,, Vifterbilrge. ondeelbaarheld, v. = Unteilbarfeit. onderbouw, m. = Unterbau. ondeelnemend = teifnabmfog, One Xeif. onderbre'ken, h. = unterbre'cben. natjme. onderbresking, h. = Unterbrecbung. ondegellJk = (concreet) unfolibe ; (moreel) on'derbrengen, h. = un'terbringen. 4aftlog, One halt; (mtellectueel)oberftticbtfcb. onder II broek, v.; -bulk, m. = lintel bvie ondenkbaar = unbenfbar; alle denkbare (.beinffeiber); .baud (=la). en o .. e middelen = affe erbenfficben unb uns onderbnikslikwaal, v.; -ziekte, v. = bag erbenflicben Mittel; 't is o., dat = eg ift faum linterfeibg II leiben ; ,franfbeit. gfaublicb ob. faum tuabricbeinficb, bag. onderburgemeester = linterbiirgermelfter, I. wider (praep.) -,--, meestal unter (dat. en g wetter Cirgermeifter. acc.); o. de tafel liggen = unter bent 5tifcbP onderbuur = Racbbar unten. fiegen; o. de tafel leggen = unter ben ifs onderdaan = lintertan; (been) WO Zein. fegen; o. de zestig (jaar) = u. fecbgig (jabren) ; onderdak, o. = Obbacb ; geen o. hebben = niet o. de honderd gulden = nit* u. 4unbert obbactlog feitt, obne Zacb unb lac fein, vgt. Oulbett; o. en door elkaar = u. unb burcb. d a k. einanber; o. anderen = u. anbern, u. anberm; onderdanig = untertanig ; (fig. ook) unter. o. zijn voorganger = u. feinent Zorgiinger ; tviirffg, betniitig ; aan iem. o. zijn = einem een o. velen = ether u. biefen ; o. elkaar = untertan ob. untergeben fein; den o ..e spelen = u. lid), untereinanber; o. ons gezegd = u. tut& ben Untertiittigen ntacben, ficb bucfen ; zie ook gefagt; we zijn o. ons = Mir finb u. ung ; o. dienaar. de hoogere standen = u. ben bObern Stiinben; onderdanigheld, v. = lintertanigfeit. 0. den arm weg trekken = u. bem Krtn meg. onderdeel, o. = ber Zeftanbteil ; (van ma- bie4en; o. 't work inslapen = u., tviibrenb ob. chines) ber Otalcbinenteif ; o .. en (van fletsen iiber ber Virbeit einfcblaien ; o. ('t) eten = u. enz.) Bubebi3rteife; (fractie) bet Zrucbteif ; bem %ffett, bet Tifcbe; o. schooltijd = tviibrenb (onderste deel) ber linterteif, ber untere Zell. ber Scbufgeit ob. beg linterricbtg ; van o. de tafel onderidek, 0.; -deken, v. = lintel bed ; to voorschijn komen = miter bem %if* ber, sbecfe. borfvmmen; o. de brug door = tt. ber Etrilcfe on'derdekken, h. = gubecfen. bin; o. de wapens roepen = u. bie Saffen onderdeur, v. = Untertiir; zoo'n o. = fo rulen ; o. een glas wijn = bei einem elate emit St nirpg, 5Dreffiiiebod). eein; (dokumenten e. d.) o. zich hebben = in onderdirecteur = linterbireftor. Zertvabrung ob. in Vinben baben; de kas o. zich on'derdoen, h. = (schaatsen e. d) un'terbin: hebben = bie Stalie u. ficb baben; o. dienst zijn ben; (van kleine kinderen) unter ficb macben ; = beim nifitlir ob. Solbat feitt; dat kan ik niet in vlugheid voor niemand o. = feinem an oge: onderdompelen. 460 onderhoudsplicht. tvanbtbeit ettv. nacbgeben, !einem an @S. nacbs banblung; o..en aanknoopen, afbreken = fteben, Inter feinem an 476. auattfteben. U .. en anfniit3fen (einleiten), abbrecben; in o. on`derdompelen, h. = un'tertaucben. treden = in U. treten; de o..en tot een einde onderdompeling, v. = Untertaucbung. brengen = ble U..en bum Vibfcblut bringen. onderdoor = unten bin, unten burg; er mee onderhandelingsvlag, v. = 43arlententar. o. gaan = mit bingeb(e)n fiinnen (miigen); er ftagge. mee o. loopen = mit un'terlaufen. onderhanden: jets o. hebben = ettv. unter onderdoorgang (onder een spoorweg bijv.), (ben) ,tiinben baben, mit ettv. beidAftigt rein, m. = bie Unterfiibrung. ettu. in Virbeit baben; jets o. nemen = elm. onderdrempel,-dorpel,m.=Unterfcbbnae. bornebtnen, ettu. in Krbeit nebmen; iem. o. onderdruk'ken, h. = unterbriitten, (een nemen = einen (tiicbtig, gebiirig) bornebmen, yolk e. d. ook) bebrilden; (ontwikkeling tegen- einen foram nebnten, (zeggen waar 't op staat) huuden ook) nieberbalten; (een oproer) u., einem ben StattbOunft flar matben. biimpfen; (een geeuw, lath, tranen) u., auriict. onderhandseh = au& freer Oanb, o..e brengen; (een gevoel e. d. met kracht) nieber. verkoop = ein Zerfauf unter ber ,Danb of aa ftintpen. freier ,f)anb; o. contract = ber $ribatbertrag; onderdrukker = Unterbriicfer, 8ebacter. o. accoord = giitlicber Zergleicb; o..e afwik- onderdrukking, v. = Unterbactung 2C., keling = adergeritbtlicbe V.Ibtvitfelung. zie onderdrukken. onderhave, zie hondsdraf. on'derildniken, z. en h.; -duwen, h. =- onderhavig = betreffenb, bet/3dt ; in 't o.. e un'terlitautben, :batten. geval = tin borlfegenben (gegenbArtigen) gaff. ondereen = unter., burietnanber. on'derhebben, h. = (schaatsen) untergebutt. ondereenmengen, -goolen enz. = unter., ben ob. angercbnarit baben; (iem.) unterbaben. burtbeinanberatifcben, .tverfen 2c. on'derhebbend = untergeben; o..en = ondereinde, o. = untere %nbe. Vannicbaften. onderen = unten, zie on d er II. onderhelpen, h. = (schaatsen) unterbinben on'dergaan, z. = (van de zon, een staat ob. anicbttanen 4elfeit; (iem., iets) un'terbringen enz.) untergefge)n ; in de menigte o. = rid) in onderhemd, o. = Unterbentb. bie Menge berlieren; ondergaan', h. = onderhevig: aan ziekte, dwalingen, ge- (straf, smaad, den dood enz.) erteiben, er. varen e. d. o. zijn = Stranfbeiten, arrtilmern, bulben; een verhoor o. = ein Zerb3r befteben, eefalyren u. a. untertvorfen rein ob. unterlie'gen; berbiirt tverben; een examen o. = ein %paten aan Been twijfel o. zijn = fetnem 8tveifel tinter. berteirn, (verandering, verbetering) erfabren; liegen; aan twijfel o. zijn = 5tveifelbart rein; zijn lot o. = rein Scbittral erl., erb., fiber rid) aan bederf, gevaren o. zijn = bent Zerberben, (e)n 'en; een operatie o. = einer ergeb O r rut Oefabren att&geret,t rein (unterliegen). Operation unteriietjen (untertverfen), rid) ope? onderhoortg = untergeben; o. zijn (aan rieren laffen. een rechtsgebied) = reffortieren bon; o..e = ondergang, m. = Untergang (in alle bet.); Untergebene(r); Kngebiirige(r). (van een yolk, rijk ook) etura, atuitt; (mo- onderhoorigheid, v. = Untergebenbeit; reel ook) Mufti, ba4 8erberben. VingebOrigteit. ondergedeelte, o. = Ler untere Xeil. Onderhoorigheden: Gouvernement Cele- ondergesehikt = untergeorbnet; o..e po- bes en 0.= ghoubernement Selebe4 unb Bubebiir zitie = u.. e ob. fubalterne Stertung ; o.. e rot= of unb 91ebeninfeln. untergeorbnete Norte; van o. belang = bon onderhond, o. = (verzorging van menschen) geringer eid)tigteit, nebenfiicblicb, untverentlicb, ber Unterbalt, Me Unterbaltung; (van huis, aan tem. o. maken = einem unterorbnen; een weg e.d.) We Unterbaitung; (tijdverdrijf ) bfe o. punt = ein nebenfacblicber $unft; een o..e Unterbaltung; (conversatie) bie.Unterbaltung; = ein Untergebener. (gesprek) bie Unterrebung, ook : bie Bufamtnen. ondergesehiktheid, v. = Untergebenbeit, funft, (om v66r de uitvoering van 't een of ander untergeorbnete Steaung. met iem. buiten anderen om iets af to spreken) oudergesehoven, -gestoken = unterge: 9iiiterprado; in zijn eigen o. voorzien = rid) r tb oben. (felbft) erniibren; met iem. een o. hebben = under llgeteekende; -gewaad, o. = Mt, rict mit einem befinetben ; atildrpratbe mit einem terlimicbnete(r); .getvanb. nebtnen, belangrijk o. = tvicbtige Unterrebung. on'dergieten, h. = unter eaffer fe4en, fiber. on'derhonden, h. = uniterbalten; (onder fcbtuemmen. den duim) nieberbalten; onderhou'den, h, ondergod, m. = unterer Gott. = (de armen, zijn gasten, 't vuur, een ge- ondergoed, o. = We (2eib)etifcbe, Unteroug, weervuur, brie fwisseling) unterbarten; (zijn .facben ($1.). gezin) ernabren, unterbarten, (ook) erbalten; on'dergoollen, h. = (met nand e. d.) fibers (met moeite) burcbbringen; iem. over jets o. ftbiitten; zie verder ondergieten. = einen fiber etiv. our alebe ftellen, einem for. ondergra'ven, h. = untergra'ben. baltungen madpn, of (eenvoudig over jets ondergra'ving, v. = Untergrabung. spreken) einen fiber (bon) ettv. unterbatten; ondergrond, m. = Untergrunb. (een huis, weg enz.) goad o. = in gutent ondergrondsch = unterirbircb; o..e ge- (6u)Stanbe erbalten, pftegen; een goed o. weg leiding = u..e 2eitung; o..e spoorweg = bie = ein tvoblgebaltener ob. tvoblgepftegter 841; Untergrunbbabn. 't geleerde o. = bob it elernte pftegen; zieh ondergrondsploeg, m. = UntergrunbOug. o. = ficb erntibren, zich met iem. o. = ficb onderhandelaar = Unterbiinbler; (mil. mit einem (fiber ettv.) unterbalten. ook) $arlementiir. onderhou'dend = unterbaltenb, (spraak- onderhandelen, h. = unterbanbeln, (door zaam) unterbaltlicb, unterbaltfant. bespreking en uiteenzetting ook) berbanbeln. onderhon'der = %rntityrer. onderhandeling,v..------ Unterbanblung; -er. onderhondslkosten, my.; -plicht, m. = onderhout. 461 onderscheiden. Unterbaft f ung4roften (voor personen : .&foften) ; %inbernebtnen; o e overeenkomst = bag 9th- bie .4ftidg. ftnben, bag 9Ibfommen, ber Zergieicb; o e onderlhout, o.; v. = Unternbota; verzekeringsmaatschappij = Zerficberunggge. ,taut (van schepen: untere ,taut). fertgaft auf eegenfeitigfett; o. ondeelbaar = onderhuldsche inspuiting = tubfutane ob. teiterfremb, infotnntenfurabel. bOobermattfcbe onderlinnen, o. = 2etbivalcOe. onderhuts, o. = Unterbaug, bie $arterre, onderlip, v. = Unterli0Pe. ivobnung. on'derloopen, z. itherfcbbnnunt tverben; on'derhuren, h. = (een huffs of gedeelte laten o. = itherfcbtventmen Jaen. er van) in after., Untermiete nemen ; (dienst- onderineht, v. = untere 2uftfcbicbten (W.). boden) augmieten. ondermaanseh = fublunarifcb, irbitcb; 't on'derihnur, v.; -huurder = afters, 'Ins o ..e leven = bag %rbettleben; 't o ..e = bag ter n miete ; quieter. Ziegfeitg ; in (op) dit o e = bienieben, bier onderin = (Liggett) gang unten (bran); (leggen) auf trben, In bleier fubrunarifcben Sett. unten binetn. ondermaat, v. = bag nada (an 9YIa13). onderlijagermeester?-jas, v.; -kaak, v.; ondermeester = Untertebrer. -kaakabeen, o. interfiligernteifter, ber ondermen'gen, h. = untertetcben, .men'gen. prod; ber .fiefer; ,fieferbein. ondermilnen, h. = unterinfttie'ren, .gra'ben onderkamer, v. = untereg Simmer, bag (dit ook )lg.). $arterrebimmer. ondermijning,v.= Unterminterung,.grabung. onder I kanseller ; -kant, m. = . ondermuts, v. = Unte4aube. fansfer ; Me ,rette. onderne'men, h. = unternebtnett; (op zich onderkennen, h. = unterfcbeiben, erfennen. nemen ook) auf ticb netjmen, ithernebmen; onderikiesdistriet, o.; .k1.119 v.; -kleed, (beproeven ook) berfu*n ; (wager ook) o. = ber Untern tvablfreig ; bag ,finn; .fletb. lvagen, fiffi unterfteben, ficb unterfattgen ; (een onderakleeren, mv.; -klerk; -kok = refs) unterneEpnen, („aanvaarden") antreten. Unternfleiber (,fleibung, ,facben, 2eibtvii1d0); onderne'mend = unternebmenb. /*ether; ,focb. ondernemer, m. = Unternefmer. I; on'derkomen, z. = un'terfontmen. ondernemlng, v. =Unternebtnung, bag tinter. II. on'derkomen, o. = Me Unterfunft, Ob: nebmen ; (spec. in Indio) F431antage ; de o. heeft bath, Unterfommen. ten doel = Obegenftanb beg ift; een o. ondern koningl-koningsehap,o.;-korst, op touw zetten = etn U. anfangen. v. = Untern Haig (alibefantg); /Mutat= (Cad.); ondernemings f geest, m.; -zucht, v.; .rinbe (onderkorstje van een brood = -kosten, my. = Unternelmung6 I gefft ; tuft; intinftcben). of often. on'derkrtjgen, h. = un'terfriegen. onderoffieter = Unteroffiz,ter. on'derkruipen, z. = un'terftiedon; onder- onderotilleters f korps?o.; -rang, m.; -stre- krut'pen, h. = (einem) unterbie'ten, einem pen, mv.=Unteroffibiergnforpg ; rang; ,borten bur untautert, nettbelverb bie Stunben ab, (,treffen). netinen; (Mi sollicitatie e. d.) etnen augftecben. onderom = unten 4min . on'derkrulper = attirpg, Zreifiifebocb. onderonsje, o. = intime (eferticbaft. onderkrurper = unebrticber Ettbeiverber ; onderlipaeht, v.; -paehter = after., ecbteuberer; (bij staking) Streffbrecber. tern pad) t ; sigicbter. onderkrutpertj, v. = onderpand, o. = Unterpfanb, 43fanb ; op o. onderkruiping, v. Oil staking) = Streif. leenen = auf 43f. leibett ; ale o. geven = bu brecbung. Fl3f . gebett ; tegen o.van=gegen,tinterlegung bon. onder kussen, o.; v. = 'Inter 11 Mien ; onderprefect = Unterprafeft. =cage (benedentaag: untere ScOic0t). onderrand, m. = unterer Ranb. onderla-Ten (van een bed) = %obett, on`derregenen, z. = bom inegen ither, bretter. fcbtventutt tverben. onderlaken o. = untereg R3ettucb (.2afen), onderregent = Zigeregent. Unterlafen. onderrieht, o. = ber Unterr4t. onderlangs = unten bin. onderrlehlen, h. = unterricbten; van lets ondericen, o. = after., Unterleben. o. = bon etto. u., bena*id)tigen ob. in nenntnig onderlegd = (in een vak e. d.) beic4tagen ; fet,en ; goad, nauwkeurig onderricht = tu01, (met kieeren e. d.) berfeben, auggeftattet. genau unterrtd)tet. on'derleggen, h. = un'tertegen; onder- onderrlehting, v. = Vintretfung ; (inlichting) leg'gen, h. = eine Untertage miter ettv. tegen. augfunft ; tot uw o. = our Racbricbt. onderlegger, m. = bie Unterlage ; (balk) onderrok, m. = Unterroct. %riiger. ondersehat'ten, h. = unterfcblit'aett, Bering. onderlegsel, o. bie Unterlage. fobtiton, gering anfctlagen. onderleid, zie onderlegd. ondersehatting, v. = Unterfcbeitsung, Igering. onderliehaam, o. = ber UnterfOrber. fcblit5ung. on'derllggen, h. = (eig.) un'terltegen, unten onderseheid, o. = her Unterfcbieb ; men moet Itegen; (einem) unterfie'gen; unter 8after fteben. 5. maken = man mut unterftbeiben ; dat maakt onderliggend = fcbtviicber; befiegt. een groot o. bag mat einen groten U.; zonder onderltjf, o. = ber Unterletb. o. = One U., unterfcbiebgiog ; Laren des o s = onderlUfje, o. = bie Untertatae; 2eibcben. Unterfcbeibunggiabre, bag :alter; oordeel des onderljj'nen, h. = unterftredgn. o s = Urteit, Unterfcbeibunggberntiigen. onderling = gegenteltig, tvecbletteitig ; (van I. onderscheiden, h. = untericteiben, (on- twee) beiberfettig, (bijw. ook) untereinanber ; derkennen) erfennen; (eervol) augaeictpten ; o e hulp = gegenteitige Otife; met o. goed- iem. boven anderen o. = etnen bar anbern vinden = mit beiberfettigetn (gegenteitigent) au#3. ; zich o. = 14 augbeicbnen, ffcb 4er, onderscheiden. 462 onderwerp. bortun; zich boven (onder) anderen o. = fidi ondersten'nen, h. = unterftill3en (in alle bor (miter) anbern aug5. bet.), ftilten, belfen, i8eiftanb teiften. II. onderseheiden (adj.) = berfcbieben ;, ondersteuntng, v. = Unterftill3ung ; ber (verscheiden) mebrere. 23eiftanb, 23eibilfe ; een kleine o. (in geld) = onderseheidenitik= unterfcbieblicb ; ein5eItt. eine Kleine 23eifteuer; o. verleenen = U. ange- onderseheiding, v. = Unterfcbeibung ; (eer-, beiijen taffen; zie ook onderstand. vol) ffugaeidmung; eervolle o. = ebrenbe KO, ondersteuningslikas, v. (-fonds, o.); 5eicbnung ; met o. behandelen = rildficbtgbott, -viak, o. = Unterftill3ungg II raft ; ,ffiicbe (Stilt. (mit 21105.) bebanbetn. Rio:be). onderseheidingslga ve, v.; -kenmerk, on'der II stoppen, h.; -stre'pen, h. = un's o.; •teeken, o.; -vermogen, o. = enter, ter II fteden ; .ftrecben. f cbeibung3ll Rabe ; ,merftnat ; sheit§en, =bermiigen! onderstroom, m. = Un'terftramung. (Me ,fraft). on'derstroomen, z. = liberfcbinemint tverben. onderseheppen,h.=auffangen, unterfcblagen. onderstuk, o. = 91,Interitiicf, ber .fa#. ondersehepping, v. = bag 2Iuffangen, bie onderstutlen, h. = unteritill3en, ftillien. Unterfcbragung. onder II stuurm an ; -tend, m.; -teekenaar on'derlisehikken, b.; -sehikkend = = Unterll fteuertnann ; labn; ,5eicbner. un'terif orbnen ; sorbnenb (fuborbinierenb). ondertee'kenen, h. = unter5eidtnen, on'der II sehikking, v.; -sehlp, o. = unter I, , .fcbrei'ben. orbnung ; .fcbiff. onderteekening, v.=Unter5eicbttung, .fcbrift, onderseho'ren, •schra'gen, h. = unter, eignatur. ftiiten, ftilten. ondertijds, zie tusschentijds. ondersehout=linterfcbuttbeit, ,icixtbe, (Ind.) ondertoon, m. = Unterton. Unterpoliadinfbettor. ondertrouw, m. = bag Vlufgebot; bie %in: ondersehrap'pen, h. = unterftreicben. fcbreibung beg 23rautipaard. ondersehrift, o. = bie Unterfcbrift. ondertrouwde = ber 23rtiutigarn, Me i3raut; ondersehrij'ven, h. = unterfcbrei'ben (ook o..n = 23rautteute. fig.). ondertrou'wen, z. = ficb Sur %be einfcbrei. ondersehrilving, v. = Unterfcbreibung, bag ben Iaffen; aufgeboten tverben. Unterfcbrethen ; Unterfcbrift. ondertussehen = unterbeffen, in5tnifcben, on'dersehuiven, h. = un'terfcbieben. inbeffen, tblibrenbbeffen; (zuiver tijdaangevend: onder-seeretarls = Unterfefretiir. „zoolang") einfttneiren. ondershands = unter ber (Dant). onderuft = unten berauB, unten berbor ; o. onderslagrad, o. = unteriCticbtigeg (unter, glijden, zie uitglij d en. fcbItigigeB) Blab. ondervan'gen, h. = (een moeilijkheid) be, on'dersneeuwen, z. = iiberfc§neit (einge' feitigen; zie verder onderscheppen en fcbnelt) tuerben, unter bem Scbnee begraben onderstutt en. iberben. on'derverdeelen, h. = untereinteilen. onderspft, o.: 't o. delven = ben fiiraern onderverdeeling, v. = Untereinteilung. sleben, unterliegen ; in 't o. raken = berab,, on'derverhuren, h. = in enters, 2Iftertniete nerunterfontmen. geben. onderspoe'len, h. = unterittillen. ondervin'den, h. = (alg.) erfabren, (beleven) on'derspulten, h. = (mit ber Sprite) unter erleben ; (onaangenaams ook) erleiben; de Bailer fe#en. bekoring- van lets o. = ben Reit, ob. bie Ktt5ie. onderst = unter, (alleronderst) unterft ; bunggfraft ether Sacbe emOnbett; vertraging 't o .. e = bag Unterfte ; zie ook k an. o. = Zereigerung erf. ob. erleiben. on'derstaan, h. = unter gaffer ftebett. ondervinding, v. = grfabrung; bij o. = onderstaan', h. = rub unterfteben, tuagen. aub g.; een man van (veal) o. = emit (bid), on'derstaand = naCtebenb, untenftetjenb, erfabrener Vann; door o. wijs geworden = nacbfolgenb; am gute Meld; (in een lijst) burg g. betebrt ob. getvii3igt; zooals de o. leert nabberbeidutet. = (ook) erfabrungggentat ; o .. (en) opdoen = onderstand, m. = bie 8eifteuer, bie enter= g .. en tnacben ob. fanunern ; o. is de beste leer- itii#ung, (van gemeenten, rijk, vereenigingen meesteres = grfabrung ift bie befte 2ebrinei. enz.) Buftbut ; o. verstrekken = U. ob. 23. ge. fterin, ift bie Mutter ber Seigbeit. tuabren, B. getvilbren ob. leiften; om o. vragen = ondervlak, o. = bie gorunbffacbe. um eine 23., U. ob. einen B. nacbfucben ob. onder II voorzitter; -voorzitterschap, o. bitten. = %fell brafibent ; bie .13rtifibentfcbaft. onderstandig = unterftiinbig. ondervra'gen, h. = befragen; egamtnieren, onderstandsgeld, o. = Unterftii4ungggelb, augfragen, augforfcben ; (in verhoor) ber§Oren; bie 23eifteuer. tem. over lets o. = einen fiber ettv. ob. tvegen ondersteboven = bag Unterfteau oberft ; einer 6 acbe befr. alles o. gooien, rijden = ctUeg burobeinanber. ondervrager = arager. ? tverfen, fiber ben tauten tberfen, reiten (fabren); ondervraging, v. = 23efragung ; bag 23erfgor. alles gaat o. = arieg get brunter unb briiber. onderwal, m. = Fitiebero, Untertnatt, fausse- ondersteek, m. = bag Stecbbeden. braie. ondersteken, h. = unterftecren; zie on de r- onderwater staan, zetten = unter 233affer gestoken. fteben, feten. onderstel, o. = ber Unterfat; (van wagen) onderwaterzetting, v. = iiberfcbtuetnmung, Untergeftel ttunbation. ondersteld' = gefebt, angenommen, boraug, onderweg' = untertnegg. gefett. onderwel'ven, h. = untetbAlben: onderstel'len, h. = boraugelon, annebtnen. onderwereld, v. = Untertvelt. ,- ondersterling, v. = Zoraugfetung. onderwerp, o. = (ter behandelingVn ' t alg .) onderwerpelijk. 463 ondoorzichtig, ber eegenitanb; (van gevrek, opstel e. d.) onderzoek, o. = (alg.) bie UnterIucbung ; (ook) Stbetna ; (geschilderd, gebeeldhouwd ook) (nauwkeurig o., toetsing) Me fOrfifung ; (waar- ber Zortnurf ; (gramm.) Subjeft ; om weer op ons neming) Oeobacbtung ; (wetensch.) gorfcbung; o. (op 't chapiter) to komen = um Weber auf chemisch, geneeskundig, gerechtelijk o. = uhf ern eiegenftanb (auf befagten Oantmel) 5urficf. cbentffcbe, tir5tlicbe, gerfcbtlfcbe Unterfucbung ; 5ufommen; oud o. van twist, klachten = alter een o. instellen = eine U. anftenen; o. doen Streit., St lagepunft. („informeeren") naar = ficb erfunbfgen nacb ; onderwerpelijk = betreffenb, in glebe ftebenb; bij nader o. = bet ntiberer ob. genauerer U., zie ertvlibnt, befagt. ook b 1 k en; in o. zijn = unterfucbt tverben, onderwer'pen, h. = (alg.) untertverfen ; ficb in U. befinben (in U. fteben); o. near (een yolk, land) it.; iets aan een enders oor- 't vaderschap = bie glacbforfcbung nacb ber deel o. = ettv. bent Urteft dint anbern unter, Zaterfcbaft; commissie van o., recht tot o. = bretten ob. borlegen; iets aan de goedkeuring van Unterfucbungt II fontmlifion, :rect. iem. o. = einem ettu. bur eenebmfgung unter. onderzoeken, h. = unterfucben, prilf en, breften ob. borlegen; aan een onderzoek, aan qua- forfcben, erforfcben, nacbforfcben (vgl. onder- rantaine o.=einer Unterfucbung ($rilfung), ether z o e k); de bagage o. = bat eepticf tt. ob. rebi, Quarantine untertnerfen ob. unterafeben ; iets Wren; (informeeren) ficb erfunbigen nacb; aan de beslissing van scheidsrechters o. = (ook) onderzoekt elle dingen en behoudt 't goede = bfe enticbeibung (fiber ettu.) Scbiebtricbtern an: prtifet alfet unb bat eute bebaltet; o. mat beitniteflen ; zich o. = (alg.) ffit untertnerfen; 't oog op 't gehalte = auf ben $3ebalt prilfen ; zich aan een examen, een operatie o. = ficb o .. de blik = prilfenber ob. forfcbenber Olicf. einem examen, ether 013eration u. ob. unterAfeben; onderl!zoeker; -zoeking, v. = Unter II Cutter zich aan zijn lot o. .-.- ficb !einem Scbfcfrat u., (aorfcber); .fucbung ($rilfung). lid) in rein Scbfiffal ergeben ob. fiigen; zie ook onderzoekingstocht, m. = bie Unterfu. onderworpen. cbungt., aorittung8reffe. onderwerping, v. = Untermerfung ; (berus- I. ondeugd (abstr.), v. = (in de voile bet.) ting) ergebung. bat .2after; (gebrek, hebbelVkheid enz.) Untu. onderwerpszin, m. = Subjefttfat. genb, Unart; (quitigheid) Scbalfbaftigfeit, onderwieht, o. = VinbergebAcbt, Wlanfo (am Scbelmeref, ber anuttrilfe ; (stoutheid van kin- 0301140. deren) Ungeaogenbeit, Unartigfeit ; (brutaliteit) onderwijl = blab renbbeffen, einfttreflen; (conj.) areOeit. tniibrenb. II. ondengd (persoon),m.=(alg.)%augenicbtt, onderwijs, o. = ber Unterricbt; o. geven = (ernsttg) 911cbttnu#, Zunfcbtgut, (van een kind) U. geben ob. erteffen ; o. in de Fransche taal = ber Unart ; (scherts.) Scbalf, Scbelm, Zang. franOfficber Sinacbunterrfcbt; o. in 't Fransch nicbtt, Zengel; zie ook ondeugend. geven = fm granaBflicDen unterricbten, franaii. ondengdelijk = untauglicb. fifcbett U. geben; inrichting voor o. = 2ebr., ondeugend = lafterbaft ; nicbttnutig ; unges Unterricbttanitalt ; zie ook b ij z o n d e r, Bogen, unartig ; fcbalfbaft, fcbelmifcb, muttniffig ; hooger, lager, middelbaar, openbaar. vgl. ondeugd 1 en II; o..e manl (schert, onderwijskrachten, my. = .2ebrfrafte. send) = bit billfcber ob. biifer Vann (931enicb) 1 onderwijsman = ecf)ulmann. (bovendien van menschen en dieren in den zin onderwkismiddelen, my. = 2ebrtnittel. van „Blecht", „onwillig") Wife. ondervaisll regeling, v.; -vraagstuk, o.; ondengendheid, v. = 9licbttnutigfeit, Unge. -vrijheld, v.; -wet, v. = Unterricbttli orb, 5ogenbeft 2C., zie on d e u gd I. nuns; bie •f rage; .freibeit; bat .gefets. I. ondieht (adj.) = unbicbt. onderwij'zen, h. = unterrftten, lebren ; iem. II. ondieht, o. = bfe $rofa. (in) 't Fransch o. = etnen tot granbiifficben u., ondichterlijk = unbfcbterifcb. (eitten) einem (bat) granabficb lebren ; einem ondienst, m. = fcblecbter Zienft. Unterricbt im aranaiiiiicfgn geben. on ii dienstig; -dienstvaardig; .diep = onderwijzend personeel = .2ebrerperfonal. un Il bienlfcb (.tauglict), .bienftfertig (.gefal(fg); onderwijzer(es) = 2ebrer(in). 'fief (doorwaadbaar: feici)t). onderwlizersHacte, v. ; -genootschap, o. on lldiepte, v.; -slier, o.; -ding, o. = Unll. --- bat 2ebrerlibiplom; ber •bereitt. tiefe ; •tier (.gettim); •bing (ber Quad, ber onderwijzing, v. = beleljrung. Unfinn). onderwinden (zich), h. = ficb unterfteben, onlldoelmatig;-doeltreffend;-doenlijk ficb erbrefften. = unliatnecfmatfg (.angemeffen, nicbt atnecrent. onderwoe'len, h. = unterb3fiblen. fprecbenb); :tnirffam (.tauglfcb, .5trecfbienlicb, onderworpeling = Untertvorfene(r). nutlot); .tu(n)licb (.1niiglicb). onderworpen = untertnorfen; aan zegel- ondoenlijkhr id, v. = Untu(n)licbfeit, .mi3g. recht o. = ftempelpfficbtig ; (onderdanig) miter. Ifcbfeit. infirfig, betnittfg ; (berustend) ergeben, gelaffen.on ii doof ba ar ; -doordaeht = un 11 autli3fcb. onderworpenheid, v. = Untertrfirfigfeft; licb ; .iiberlegt (.befonnen, iibereilt). ergebenbeit, eelaffenbeit, vgl. onderworpe n. ondoorif drinirbaar; -grondelijk = uni, onderwroe'ten, h. = unterinfilffen, •gra'ben; burcbbringlicb ; ..ergriittblicb (van een geheim on'derwroeten, h. = un'tertviiblen, .fcbarren. ook: .erforfcblicb). onderzaat = Untertan. ondoorgrondelijkheid, v. ..= Unergriinb. onderzeeseh = unterfeeffcb; Unterfee ..; o .. e licbreft, Unerforftblicbfeit. boot = bat Untertvaffev, Unterfeeboot. ondoorl komelijk; -reisbaar; -schij- im'derzeil, o. = Unterfegel; onderzeil' gaan = nend = un II enblfcb (.abfebbar); .inegfant ; unter Segel geb(e)n. ,burcbfcbeinenb (opaf). onderzetsel, o. = ber Unterfa#. ondoorsehijnendheid, v. = Unburcbicbei. on'derzetten, h. = unter eaffer fet,en. nenbbeit. underz94e4v, r.--,--. Unterfefte., ondooriwaadbaar;-worstelbaar,-zich, ondoorzichtigheid. 464 ongedekt. tig = unl burcbtvatbar (nicbt gu burcbtbaten); onereus (lastig, drukkenel) onerii4. 4ibertvinblicb ; .burcbffcbtig. onergdenkend = argio5, fefnen R3erbacbt ondoorztehtlgheid, v. = Unburcbffcbtigfeit begenb. onIdoorzocht; -draagbaar ; -draaglijk onergerlijk = nicbt empiirenb, unanftriflig, = unilburcbfucbt (sburcbforidit); .tragbar ; ter. barmio4. trliglicb (.augteblid), ; tot o. wordens onerkend = nicbt anerfannt, unanerfannt. toe = bi4 gur Unertragticbfeit). onerkentelijk = unerfenntlicb, .banfbar. onildrinkbaar ; -dubbelzinnig = onerkentelijkheld, Unerfenntlicbreit ze. trinfbar (sgenietbar) ; sgiveibeutig (ronduit: onervaren = unerfatjren, unbetvanbert ; vgl. sumtrunben). ervaren. ondubbelzinnigheid, v. = Ungtoeibeutig. onervarenheld, v. = Unerfabrenbeit. felt ; Offenbeit. onevangeliseb = unebangelifcb. onduldelijk = unbeutticb ; unflar; unber. oneven = ungerabe; zie even en one ffen. ftiinblic?(vgl. duid elij k); o. schrift = un, onevenredig = unberbaltniiimilig ; unpro, beutticbe ob. unieferlicbe Scbrift. portioniert. onduldelkikheld, v. = Unbeutlicbfeit 2C., onfatsoenlijk = unanfainbig, .manierticb. zie onduidelijk. onfatsoenlUkheid, v. = Unanftiinbigfeit 2c. onduldbaar, zie ondraaglijk. onfellbaar = unfeblbar. onduurzaam = unbauerbaft, ,folib, .fjattbar. onfellbaarheid, v. = Unfe§lbarfeit; (van oneeht = unecbt, falfct ; o. kind = une§eficbd den paus ook) (natitrlicbe4) Hinb. onfraal = unfebiin. oneehtelijk = unebelicb, auterebelicb. onfrisch = unfauber ; (van uitzicht) matt, oneehtheid, v. = Unecbtbeit, gatIdgrit. nidjt frifcb ; zich o. voelen = ficb nicbt recbt on ed el ; •edelaardig (-edelmoedig); tuobt filbten. •eendrachtig (-eenig) = unll ebet (soma: onHgaar; -gaarne ; -gangbaar = un H gar; ,abelig) ; .ebeimittfg ; .efnfg (met iem. -eenig .gern ; .gangbar (auf3er Slur& gefet,t). worden = Pc?mit einem entstioeten ob. abet. onganseh = untvojt; rangig. iverfen). ongastvrtj = ungaftlicb, untbirtlicb, ungaft. oneenigheid, v. = Uneinigfett, 533iffereng, freunblicb. 8tnietracbt, ber Btbiefpatt; %ntgtoeiung. ongastvrtjheld, v. = Ungaftlidgeit, Untrirt. oneenparig = nicbt tibereinftimmenb, nicbt tic Left. einftimmtg, ungleicbfOrmig, ungleicbmiitig, vgl. on I geaceentueerd; -geaderd; -gebaand eenparig. = un fl betont; .gedbert ; sgebabnt (.megfam, oneens = uneinig, uneinberitanben, unein5 ; 't o. zijn = uneinig fein ; 't met zich zelf o. onHgebaard; -gebakken; -gebeden = zijn mit ficb fait uneinig (unein?) rein, nod) unfibtirtig (bartio&) ; .gebacfen ; .gebeten unentfc§feben fern. laten). oneensgezlnd = uneinig, mitbertig.- onHgebeurlijk; -gebezigd; -gebieeht = oneensgezindheid, v. = Uneinigfeit, Utif3. un tbabrfcbeinlic?(•naglicb); sgebraucbt(.benu#t); bettigfeit, ber 8tnielpait. gebeicbtet (:geftanben). oneenstemmtg = uneinftimmig, mitbeffig. ongebladerd = bititterlo4. oneer, v. = Unebre ; iem. o. aandoen = einem onHgeblanket; -gebleekt; •gebloemd Unebre macben ob. antun. = un0 gefcbminft ; igebleicbt; •geblitmt. oneetbaar = unanfteinbig, unebrbar, unfeufcb. ongebinseht = ungeli3fcbt, (fig. ook) .geftiat ; oneerbaarheid, v. = Unanftlinbigfeit 2C. zie ook kalk. oneerbiedig = une§rerbietig, refpefttbibrig, ongeboeid = ungefeffelt. ebrfurcbtUa. ongeboekt = of tgaud* nicbt eingefcbrieben. oneerbiedigheld, v. = Unebrerbietigfeit. onHgeboet;-gebogen = unogebilf3t; ,gebeugt. oneerlijk = unebrlicb ; (in afspraak, over- ongebonden = ungebunben, (boek ook) eenkomst e. d.) unreblic?; o. speler, o e uneingebunben; o. stijl = ungebunbene glebe; bedoelingen = unebrlicber Spieler, unebrficbe (losbandig) augfcbtbeifenb, ungebunben, Rbficbten ; o e concurrentie = unlauterer 34400. Bettbeiverb. ongebondenheld, v. = Ungebunbenbeit ; oneerlijkheld, v. = Unebrlicbfeit, .reblicbfeft. 910fcbtreifung. oneerznehtig = unebrgeigig, nicbt (of tvenig) ongebonwd = ungebaut ; o. eigendom = ebrgeigig, o§ne %brgeig. ungebaute4 erunbftiicf. oneetbaar = ungentef3bar. onlgebraden; -gebreideld; -gebroken oneetbaarheid, v. = Ungenic 5barfeit. = unit gebraten ; ,gegitgelt (gitgetta); .gebrocben oneffen = uneben; (van weg, terrein ook) (.gefcbtviicbt). ungleicb ; (hobbelig) bolperig ; (ruw)raub ; (van ongebruikelUk = ungebraucblicb, nicbt handschoenen) unpaarig ; ik heb Been o. woord Ungehlobilt, (handelst. ook) Mott ufang. van hem gehad = fc babe rein uneben0 ma f3fg ; o e breuk = unecbter Orucb. (unbergobreneg) Bort bon ibm gefriegt. on I gebruikt; -gebnild; -gebukt = unit, oneffenheid, v. = Unebenbeit 2C. benut,t (sgebraucbt); .gebeutett ; •gebeugt. oneigenaardig = fonberbar, abfonberlicb ; ongedaan = ungetan; o. laten = u. laffen ; (adv. ook) fonberbareriveife. o. maken = ungefcbeben macben, (van een oneigenlijk = unefgentItcb, ii 6ertragen. overeenkomst, koop e.d.) ritcfgangig macben; oneindig = unenblic? (als btu,. van graad alles blijft o. = arta bleibt liegen. ook) itberaulS, iiber bie Staten; o. klein = on Hgedaeht; -gedagteekend (ged unenblicb flan; o. veel = unenblicb bid ; de teerd); -gedeeld; -gedeerd un gebacbt 0 e = ber e, ber %Wine; (tot) in 't o . e = ('bermutet, •berbofft, .ertvartet); .batiert (obne = (bB) ind u .. e. Zatum); sgeteilt ; ..berfebrt (%berfett). oneindigheld, v. = Unenblicbfeit. ongedekt = ungebecft, (handelst. ook) oIne ongedienstig. 465 ongeluk. Zecfung ; met o en hoofde = mit entblittem on f gekwel d ; -gekwetst = un P gea ; auOte, unbebecften Oaubta, mit blof3em ,bertbunbet (.berlett). ftobfe. ongel, v. = ber Unfcblitt, ber Tag. ongedienstig = unbienitfertfg, ungefliffig. on gelaafd ; -gelaakt ; -gelaarsd ; -gela- ongedierte, o. = Ungesiefer; (fig.) Oleaiicbt, den = unlgetabt ; .getabelt; -geftiefelt; sae, :ebefcbmeit. laben. onll gedoofd; -gedoogltjk; -gedoopt = ongeldig = ungilltig; o. verklaren = fiir u. un f auggelkitcbt (ogegtvtidit); obulliffig (oftattbaft); erfItiren. ogetauft. ongeldlgheld, v. = on II gedorseht; -gedragen ; -gedroomd on I geleed ; -geleerd ; -gelegen = Re. = unllgebrofcben ; ogetragen (ibenutt); oge, gliebert; ogelebrt (of =gelernt, zie le ere n); traumt (.berbofft). ogefegen. ongedrukt = ungebrucft. ongelegenheid, v. = Ungetegenbeit; in o. ongeduld, o. = bie Ungebulb. brengen = (einem) .. en maven ob. bereiten; ongeduldig = ungebuIbig. in geldelijke o. zijn = ficb in eelbberlegenbeit ongedurig = unbeftiinbig, unittit, unrubig. befinben. ongednrigheid, v. = Unbeftiiinbigfeit, Un. on gelescht ; -geletterd; -gelezen; -ge- rube. liefd = unPgetafcbt (,geftiat); ,gebilbet (ogeo ongedwongen = ungeguungen, ungefiinftelt, febri); fgelefen; ,beliebt. ungenfert. I. ongelijk (adj. en adv.) = (in alle bet.) ongedwongenheid, v.= Ungeatbungenbeit 2C. ungleicb; (one fen ook) uneben; (verschillend on II geEerd;-geeffend= tinf gee brt ; ,p;eebnet. ook) berfcbieben; aan zichzelf o. = infonfe, ongeevenaard = unerreicbt, beifplefta, obne, quent, mit ficb fell* fm Siberfprucb; o. mooier gleicben; o. zijn feindgleicben nicbt finben, = mtg. ob. tveitau4 fcbOner. bereinAelt bafteben. II. ongelijk, o. = Unrecbt; o. hebben, geven, ongeevenredlgd = unberbaltniftectig ; krijgen = 12. a b en , geben, befommen; iem. o. (grot, flan 2c.), unproportioniert; o. zijn aan aandoen = einem u. tun; iem. in 't o. stellen = in !einem Zerbliftnig fteben au. = einem u. geben, einen ing U. fet3en; op on q gefnulkt ; -gefrankeerd; -gege- kosten van o. = Wet berliert be atilt. neerd = unlgebrocben (sgefcbtoiicbt); ofran= ongelijkbeenig = unglefcbfobenflig; (drie- nett; ogeniert. hoek) ungleicbfeitig. ongegeneerdheid, v. = Ungeniertbeit. ongelijkheld, v. = Ungleicbbeit 2c. zie on gegist ; -gegrendeld; -gegrond = ongelijk I. unf gegoren ; oberriegelt (ogeriegelt); obegriinbet. ongelijkmatIg = unglefcbmnig. ongegund = nicbt gegiinnt, ntif3gOnitt. ongelijkmatigheid, v. = Ungleicbmiif3igfeit. ongehandhaafd = nicbt bebauMet, nicbt ongelijk namig; -slaehtig(-soortig) = aufrecbt erbalten, Orei&gegeben, aufgegeben. ungleicb Pnamig ; ,artig (beterogen). onl geharnast; -gehavend; -geheeld = ongelijk slachtigneld, -soortigheld, v. uttligebarnifcbt ; sberfebrt (.befcbabigt); ogebeitt. = Ungteicbartigfeit, Oeteroccen(e)ittit. ongeheveld brood = Vita ob. ungeftiuerta ongelijkvloelend = ablautenb, ftarf. Orot ongelljkvormig = ungfeicbfi3rmig; (meetk.) on 11 gehinderd ; -geholpen ; -gehoopt = untibnlid). unligebinbert (obebinbert, .gebennt); .unter, ongeltIkvormigheid, v. = Ungleicbfarmig, ftiitt (obne Oilfe); .berbofft. felt 2c. on f gehoord ; -gehoornd ; -gehoorzaam ongelijkzijdig = ungleicbfeitig. = (eig.) unlgebiirt ,erfOrt, beifbiega); on f gelij md ; -gelijnd; -gelikt = unit go ,gebiirnt; ogeborfam. leitnt; olinifert; :plat (,gefcbliffen, ogefcblacbt ; ongehoorzaamheid, v. = ber Ungeborfam. sgebobeft). ongehonden = nicbt berOfficbtet, nicbt geo on ll gel int* erd -gelobd = unilinifert ; bunben, nicbt gebalten. ,IapMg. ongehuicheld = ungebeucbelt, aufricbtig. ongelogen = entfcbieben, trabrbaftig, icb ongehnwd = unberbeiratet, febig, o. man = nicbt. unggefelle; oude o..e vrouw = (Atte jungfer ; ongeloof, o. = ber Unglaube. o ..e staat = lebiger Staub. ongeloof -elljk = unglaublfcb, faum on I gekamd ; -gekapt ; -gekend = unp glaublicb, nicbt glauben. gefiimmt ; ogeput0; ogefannt ebergletcblicb, na. ongeloofelijkheid, v. = Unglaublicbfeit. menfoO. on II geloofsraardlg; -geloovig = un II onf gekeurd; -gekleed; •geklenrd = glaubiviirbig (.glaubbaft); ogliiubig (o ..e Tho- un p geftembelt (goud ook: .gebrobt); ,gefteibet mas = unglaubiger Zbonta4). (fm augfleibe ; 't staat o. = ftebt unfein); ongeloovigheid, o. = Ungitiubigfeit. foloriert. ongelonterd = ungelautert. on f geknakt -geknipt ; -geknot = un ongeluk, o. = Ungliicf (meerv.: Ungtiinfiitte); gefnicft (fig.: ogebrodyn, ,gefcbtvticbt); (haar) (ongeval) ber UnfaIt; (ongelukkig geval) bet ,gefcbnitten (stof: .5ugefcbnitten); oauggeputt Ungliicf&faft; (tegenspoed) Vitgefcbicf; (onge- (ogeftutit, ogefapbt; fig.: ,gefcbtracbt, igefcbmiilert). lukkige afloop, uitslag) ber Eiterfolg ; (groot onf gekookt ; -gekorven ; -gekrenkt = 0.) Unbell; (mispunt) 2untp ; verzekering unlgefocbt (rob); ogeferbt; ogerriinft (oberfebrt; tegen o .. ken = Unfaffberfid)erung ; bij o. = oangegriffett, gefunb). mum Ungliicf, unglildlicbertbeife, (bij vergissing) on Ogekrenkt; -gekromd;-gekroond = au4 Zerfeben; hij heeft een o. gekregen = unherfnittert (o e trouw: :berfe(3te, .gebro, fpm ift ein Ungliicf paffiert ob. augeftden; een o. gene ob. serfcbiitterte Xreue); sgebeugt; ,gefriint. begaan = einem ettv. antun; broeder in 't o. = ongeknnsteld = ungefiinftelt, natiirticb. Ungliicf4geftibrte, .bruber; zich een o. eten, ongekunsteldheid, v. = Ungeflinfteltbeit 2c. schreeuwen = fit franf effen, ficb alb tot VAN GNIMEREN DtatSCh Woordenboek. IL so ongelukkig. 466 ongerief. fcbrefen; een o. komt nooit alleen = ein Un. ongenadig = ungttlibig ; unbarmbergig, fcbo, gliicf foment felten (Wein; geen o. zoo groot of nungglog, een o .. e slag = ein Berber ob. Aetna', er is een geluk bij = bet jebetn UngLild ift tiger adtiag ; o. afranselen = tilcbtig, tveiblicb ob. nod) emu Mlitcf; rein Unglifcf fit io gut, eg bat unbarmbergig burcbprifgein; o. koud = fcbiinblicb emu @We fin Scbof3; een o. zit in een klein ob. abfcbeulid) fait. hoekje = (bag) Ungificf foment fiber Ilacbt, zie ongeneeslijk = unbefibar. ook ambacht, lachen. ongeneeslijkheid, v. r---. Unbeffbarfeit. ongelnkkig = ungificrifcb ; (bijw. ook) un. ongenegen = abgeneigt; ungemogen, nicbt glifcflicbertveffe, maar o. kwam ik te laat = gugetan, unbotb; iem. niet o. zijn = einem abet teiber ram icb gu Wit; hij is o. met zijn gugetan, nidjt ung. ob. nicbt abg. fein, einen Leiben kinderen = er bat Ungificf mit . . .; altijd o. miigen; daartoe ben ik niet o. = id) babe nidit zijn = 'muter Ungiiicf ob. 43ecb Ijaben; ellendig gerabe ettv. bagegen; niet o. zijn lets te doen r= (beroerd) o. zijn (in 't sped NO.) = fcbni3beg nicbt abg. fan ettu. to tun; zich o. toonen = $ecb baben; o. spelen = unglifcfifcb !Olden; hij lid) ftriitt ben. teekent o. = er geidutet erbarmifcb (jannerlicb). ongenegenheid, v. = 91bneigung (bon, gegen). ongelukkigerwijs =, unglitcflicbertveife. ongeneigd = abgeneigt, ungeneigt, untviffig. ongelnkje, o. = ficineg Ungtilcf, Reiner Unfal ongeneigdheid, v. = Vitmeigung. ongelnksll bode, m.; -dag, m.; -getal, o. == ongentetbaar = ungentetbar. Unglifd611 byte; .tag; Me ,gall. ongenoegen, o. = Off3bergnilgen, bie Ungu. ongelnks 0 kind; -profeet; -ster,v4-vogel, friebenbeft; zich iems. o. op den hale halen = m. = UnglitcfgHfinb (bet if ecbboget); -proOlyt, fit femg. U. ob. Off3faffen auffaben (gugieben); o. %tient (Hier Stern, Unftern); %Vogel (43ecbbogel). hebben = uneinig fein, voortdurend o. (met on 0 gelukzalig ; -gemaaid; -gemaakt = elkaar) hebben = f1t Unmet in ben toctaren ifegen. un II giiictfelig ; ,gemtibt; ,gemacbt (fig.: igebiert, on lgenoegzaam ; -genoemd ; -genoo- geffinfteit, ,gegtvungen). d(igd) = unlgenilgenb Nuiiinglicb, ,guref, ongemakt o. = Ungentacb (geen meerv.), Tibet; dynb); ,gettannt; ,getaben (.gebeten). (euvel) bet libeiftanb; (bezwaar)bie Oefcbtverbe, ongennmmerd = One 9lummer(n), nicbt bie Zefcbtverifcbfett; Me 2aft; allerlei o .. ken = nunteriert. afferbanb Ungentacb, bet ob. Oefcbtverben; de ongeoefend = ungeilbt; ,erfabren. o .. ken van een reis = Me Oefcbtverben einer ongeoefendheid, v. = Ungeilbtbeit. Rafe; de 0 .. ken van den ouderdom = Me on E geoorloofd ; -geopend ; -geordend ; Ziefcbtverben ob. Q3efcbtverlicbfeiten beg Kfterg ; o. -gepaard = unit erlaubt (4tattbaft, .gutaffig); aan hand, voet, been enz. = Scbaben an ber ,geiiffnet; .georbnet; ,gepaart. anb tc., is er o.? = ift ettv. nicbt ricbtig, nicbt ongepast = unpaffenb, .fcbicrifcb, sgegiemenb, in Crbnung ? hij is een echte o. = mit lbw ift ,gebilbrifd); ik houd 't niet voor o. hier te nil* auggufommen, er fit raft Mfg. verklaren = id) balte eb nicbt fur nnange. ongemakkelijk=(ongeriefelijk,geen gemak bract . . .; de vraag is niet o., of ... = Me grage gevend) unbequem; (met bezwaren verbonden, tviire nicbt unpaffenb (unangetneffen, ntiff3fg), lastig) befcbtverlict); itiftig ; o .. e houding, ob . . . kleeding, trap = u .. e Oattung, niefbung, ongepastheid, v. = Unfcbidifd)feit, Uttge. TrepPe ; o .. e reis = b .. e £Reffe ; o. humeur = bilbrlicbfeit, ongepastheden = ber Unfug, WINO Temperament; (bijw.vangraad)gebiirig, bag Unmef en. titcbtig. ongepeld = ungefcbalt. ongemakkelUkheld, v. = Unbequemitd), ongepermitteerd = (eig.) unertaubt; (fig.) reit, Ziefcbtverlicbfeit, 2afttgrett, vgl. o n g e- 't is o. = el ift eine Scbanbe, fdAnblicb ob. arg; makkelijk. een o .. e manier van doen = eine fcbtinblidy on ll gemalen ; -gemanierd = un 1 gent abiett; ob. niebertrlicbtige OanbiunggIveffe. sntanierficb (.0affenb, .anftiinbig, fcbtinblicb; van on 11 geplaveid ; -geploegd ; -geploold =-- kinderen ook: .gegogen). unligepffaftert, ,geOffilgt; ,gefaitet (faltentog, ongemanierdheid, v. 3 Unntanierlicbfeit 2c. One galten). on II gemiskerd; -gematigd = unllmagfiert; onigepoetst; -gepolitoerd ; -gepolijst = .matig. (schoenen) unligemidtft (kachel: %gercOtotirbt; ongemeen = ungemein, nicbt (of trenfg) metaal: .gepu#t); spoliert (fig.: ,gefcbliffen, rob, afftliglicb, ungetvolptt, auf3ergetviibttlicb, feiten ; raub); .poliert. o. mooi = ungemein ob. auterorbentlicb fcbi3n. on 0 geraden ; -gereehtlg; -gereehttgd = ongemeend = nicbt genteint. un ffratfatn ; .gerecbt; ,berecbtigt. ongemeenheid, v. = bag Ungenteine, bag ongereehtigheid, v. = Uttnerecbtfgfeit; onge- 9licbtaatligiftbe te., zie on ge meen. rechtigheden = Ungebilbrifcbfeiten; her Unfug. ongemengd = ungetnifcbt, sbermifcbt. ongeredderd = ungeorbnet, unorbentlid); ongemerkt = (zonder merk) ungeseicbnet; o .. e boel = bet Suit. (ongezien) unbemerft, ,beacbtet. ongereed = unfertig ; in 't o .. e raken = on il gamest; -gemeten ; -gemenbileerd abbanben fommen, in Me iffap(p)ufe fommen; = unggebiingt; sgetneffen (:ertnef3licb, senblicb, in Unorbnung geraten. ,begrengt); .mi3bliert. ongeregeld = unregelmatig; ,orbentild), ongemoeid = unbebeftigt, .geftiirt; o. laten .geregelt; regeffog ; o. goad = bet Manticb, bit = ungefcboren ob. in Rube laffen; o. laten ver- eelegenbettg,, Rugfcbuttvare. trekken = unb., ungeft. ob. fret gfeben laffen. ongeregeldheid, v. = Unregeintiitigfett, ongemullband = obne Vattiforb. Unorbnung, Blegeflofigfeit, o .. heden = onllgemunt; -genaakbaar = un 1 getniingi inubeftikungen, Unruben; bey Unfug. (.gepriigt); ,nabbar (.suglingitc?. on 11 geregen ; -gerekend; -gerept = unil, ongenade, v. = Ungnabe; (bid iem.) in o. gefcbttiirt; .geredlltet (tiff* ntitgerecbnet); .berbjrt vallen = bet einem to U. gefaiten; zie ook (.gefcblinbet, ,beffecft, rein). genade. ongerief, o. = Me Unannebmlicbfeit; Me Ungele. ongeriefelijk. 467 ongezellig. gettbeit; bie littbequemlidgeit, in o. brengen = on H getoold; -getrokken = unf gefcbmileft in %erlegenbeit ob. in Ungelegenbeit fet;en. (.gebup); ,,gebogen (nicbt ge6ogen; met -getrok- ongeriefelijk = unbequem, unbebaglid). ken loop = glattltiuffg, facia). ongeriefellikheid, v. = linbequemlidgeit; on ti getroost ; -getrouw; -get ronwd (ongemak) 8efdsverbe. un 11 getrOftet ; c(ge)treu (bericht: .rfcbtig, %buber, ongerUmd= ungeretmt, unffnnig, iniberfinnig, .genau); sberbeiratet (zie ongehuwd). abfurb, bewijs uit 't ongerijmde = ongetwernd = ungepuirnt. inbirefter Zehmig. ongetwljfeld =utt6treifelbaft, 6ibeiffelog, obne ongerijmdheid, v. = lIngereimtbeft, ber 8tueifel; atneffelgobne; (adv. ook) afferbingg. lInfinn, bag Unfinnige, Kbfurbitat. on I getwijnd ; -genit un gebibirnt; .aug, on Igerimpeld; -geroepen; -geroerd = gerprocben (sgeautert). un gerunelt ; .gerufen (.berufen, saufgefoi bert); ongeval, o. = ber Unfaft, unangeneljmer igerilbrt (sbetvegt). Btrifcbenfaff, lIngliicfgfaft. ongerust = beforgt, in Sorge, tingftlid), unru. ongevallewet, v. = bag Unfaaberficberunggs big; o. zijn over (dat 't niet goed zal gaan) = get* beforgt fein filr ; o. maken (einen) beunrubigen, ongevallig: 't zou me niet o. zijn Ware zich o. maken = ficb beunrubigen, ffcb (be)iingfti. mfr nicbt unangenebm ob. nicbt unlieb. gen, 00 beforgt macben; wees maar niet o. = ongevederd = ungefiebert, =beffebert. feien Ste nur nicbt beforgt, nur obne Sorge. ongeveer = ungeftibr, ettba; annlibernb; vgi. ongerustheid, v. = Unrube, Zieforgnig. ook o mstreeks; (bijna, haast) beinabe, onigesanst (van tabak); -gesehaafd; age- fait. -sehapen; -geseheiden = un I fauciert ; on II gevelnsd; -geverfd; -gevergd = sgebobelt;gelcbaffen (.erfebaffen); .getrennt. un 0 berftefit (.gebeutbelt, aufricbtig); .geftirbt; ongesehikt = (van personen) unftibig (6u), van personen: .aufgeforbert (igebeten ; van (van personen en zaken) ungeeignet, untauglicb zaken: .berlangt, .begebrt). (au); voor alles o. = 611 nicbtg 'tibia, tauglid) ob. on I gevierd; -gevijid; -gevlekt = int ge. anftentg; o. voor den dienst = biettituntauglicb, feiert; .gefeilt (fig. ook: .gegitittet); .geftecft op een o .. en tijd = our ungelegenen ob. unrediten (zie ook onbevlekt). Belt; je komt o. = bit fommit ungelegen; hij on II gevleageld; -gevloehten; -gevoegd is niet o. = er fit recbt artig, geftinig ob. nicbt (van muren) = unllgeffiigelt; .geffocbten; uneben. .auggefugt. ongesekiktheid, v. = Unftibfgfeit 2C. ongevoeglijk(held), zie onbetamelijk- on!' gesehoeid;-gesehokt;-gesehonden; (heid). -gesehoren = un befebubt (obne Scbube); ongevoeld = unentbfunben. serfd)iittert; .berlet,t (=berfebrt, .befcbtibigt); ongevoelig = unempfinblid), (ge)filbffog, fin* :raffert (schapen: .geftboren). o. voor u. gegen ob. fiir. ongesehreven = ungefcbrieben; o. recht = ongevoeligheid, v. = unbefOrfebeneg Raft, Gletbobttbeitgrecbt. sgefilbflofigfeit. ongesehulbd = fdlubbenfog, obne Scbubben. ongevormd = (eig.) ungeforntt, formfog; on I geslepen; -gesloten; -gesluierd = (/2g.) un(aug)gebilbet. unit gerd)liffen ; .berf djloff en (offen) ; sberfcbleiert.ongevraagd = unaufgeforbert, .gebeten, onIgesmukt; -gesnaard; -gesnoeid = :gelaben, sberufen; (van zaken) unberlangt, unlgefcbmileft; .befaitet; ,befcbnitten (boomen ,begert. ook: sauggeNV). on llgevuld; -gewaardeerd; -gewaar- ongespierd = fct tomb, fraftia. sehuwd = unllgefilfft (.auggefilat, %•angefiint); on li gespijsd; -gespleten; -gesplitst = ,getviirbigt, .getvarnt (qutgefiinbigt). unf gerbeift; .gefpalten (fijner:.geidgf#t); .geteilt. Oil gewapend; -gewassehen; -gewend ongesprokeu = ungefbrod)en. = unll betnaffnet (met 't -gewapend oog = mit ongestadig = unbeftlinbig, bertinberlicb, betuctffnetent Ruge); .gehmfcben (iem. o. de (onrustig ook) unftet, unftet. waarheid zeggen = einem ungefcbminft bie ongestadigheid, v. = linbeftiinbigfeit 2c. eabrbeit fagen), sgetvol)nt. on Igesteeld; -gesteld = un geftielt ; :trobl ongewenseht = uneriviinfcbt. (.p" ltd); hij is -gesteld = ook: tljm ift ni* ongewerveld = ivirbefiog. tvoljl). ongewettigd = unberecbtigt, unbegriinbet. ongesteldheid, v. = bag littivoblietn; Una, on I gewijd; -gewild = un 0 getreibt ; :geivont tlittgef t. (.beabficbtigt; van waren: obne Vtacbfrage, onigestemd; -gesteven; -gestoffeerd = obne Oegebr, zie ook -gevraagd). un gertinunt ; :geftiirft (.gefteift); ongewillig = itifberfbenitig, ftiirrig, ftlirrifd), onIgestoord; -gestraft; -gestremd = ungefilgfg, kviberbaarig. un geftiirt (.bebinbert, =gebinbert); .geftraft onIgewls; -gewit; -gewogen unllge (.beftraft); ,geftbrt (.gebennt; melk: .geron. Wit (onvertrouwbaar: .ficber, .6uberlaffig); nen). sgetilnibt ; .getvogen. on igestadeerd; -gestuit; -gesuikerd = ongewoon = (ongewend) ungetvobnt; (weinig unllftubfert; ,gebentint (.aufgebaften); .geaucfert voorkomend e. d.) ungetrObttlid), auf3erorbent, berb, ungeftbminft). ongeteekend = One Unterfcbrift, ununter. ongewoonheid, v. = bag Ungeiviibnlicbe. fcbtieben, anonton, blanfo. ongewoonte, v. = Ungeinobnbett. onllgetellsterd; -geteld; -getemd = unp. onigeworden; -gewraakt; -gewroken; beitngefucbt (fret); .gegiblt; .gegibmt gewrongen = unllerfcbaffen ; .angefod)ten; btinbigt). gerticbt ; .geainungen (%berbrebt). on I getemperd; -getiteld; -getoetst = onN gezadeld; -gezegeld; -gezeglijk; unigefdOntiebt (.gemtlbert, .gebtintpft); sbetitelt = unllgefattelt; ggeftempelt (op -gezegeld (.1iberfcbrieben); .gebriift (leprobt). papier = euf einfacbent q3a13fer), .geborfam 30' ongezelligheid. 468 onleerbaar. (.flefilgig, slenffam); ogefettig (onbehaaglijk: rettbar ob. untoteberbringlIcb berloren); :ref or. %fluid/tit& .bebagitcb). mtert (.berbeffert). ongezelligheid, v. = Ungeferitgfeit ; tinge. onhenglijk = unbenflfc ; sedert o e tijden miltlicbfett, Unbebaglicbfett. = (eft un(bor)benfttcben Belten. ongezien = ungefeben; :bemerft, obeacbtet; onheuseh = unfreunblicb, .tieben&Milrbig, o. koopen = unbefeben faufen. oartig ; :blifficb. ongezind = nfdjt gefinnt, ungenefgt, unbaig ; onhensehheld, v. = Unfreunblicbfeit 2C. niet o. = nicbt abgeneigt. on II historiseh ; •hoffelUk = un fibiftorifct ; ongezoeht = ungefucbt. .bliffid) (.galant, ofein). ongezond = (van personen en zaken) un: onhoffelijkheid, v. = tinhiiffidgeit. gefunb ; (van zaken ook) fcbliblicb ; (fig.) on II hollandseh ; -hoorbaar ; -huiselijk franfbaft. = bottlinbifd) ; .biirbar ; .biiuKtd). ongezoomd = ungeflitnt. old"' ll baar; -gebonden; -genaaid = ongezouten = (eig.) ungefaltien; o. de waar- un einbringlicb (.eintreibbar, setnatebbar) ; o(eitt), beid zeggen = ungefcbminft bfe 8abrbett gebunben; qiebeftet. fagen ; o. liegen = uttberfroren litgen ; (laf) (min gepakt; -gesehreven; -gewijd; ungefal8en, fabe. -sehikkelijk un f berpacet ; .eingefcbrieben onligezuiverd; -gezuurd; -gezwollen (.eingetragett); .etngetneibt; .ncutgtebig (.gefliftig) unHgereinigt (ogelliutert); .geflittert; :Geo oninvorderbaar, tie oninbaar. fcbtuorien. on ijonkvrouwelijk ; -joodseh; = [ongoddelijk = podia]. uttil jungfraultd) ; ; srld)ttg (falfd) ; unge. ongod Hist; -isterij, v. = Ktbeitit Motte?,, nau ; unbutreffenb ; onlogisch: folgeivibrig). Leugner, grelgetft); ber 461'10 (areigeffteret). onjuistheid, v. = Unricbtigfeit, Ungenaufg. ongodsdienstig = trreltgli3B, obne fReligion. felt, unricbttge Kngabe. ongodsdienstigheid, v. = ,rretigtorttiit. onkenbaar = unfenntlid); tot o. wordens ongodvrnehtig = ungottaftird)ttg. toe = (bB ) bur Unfenntlicbfett. ongraag ntd)t beriangenb; (adv.) ungern. onkerkelUk = unfircbitcb, fircbenfeinblid). ongrondwettig = berfaffung4mtbrig, tins onkiesch = unaart, Inbettfat,unfittlicb, fonftitutioneli, Infonlittutioneli. f cblitbfrig. ongrondwettigheld, v. = Zerfaffung4o onkiesehheid = Unaartbeit 2C. tbibrtgfelt. onkinderlijk = unfinblid). ongnnst, v. = Ungunft; Ungnabe; (van 't onklaar = unflar; obeutlicb ; (onwel)untnobl, weer) Ungunft, Unbitbe. :belytglict); (scheepst.) unflar, o. worden = In ongunstig unglinftig ; o. uiterlijk = nits Unorbnung geraten. angenetnne4 Kutere ; o e weersgesteldheid = onklaarheid, v. = Unflarbett. unglinfttge eitterung, bfe Ungunft ber ettte: onkostbaar = nicbt foftipteltg. rung. onkosteboek, o. = Unfoftenbud), Katt:Igen. onguur = tviberItcb, abftof3enb, garittg ; bud). Taub. onkosten, my. = Unfoften, Spefen; (voor- onhandelbaar = ungefilgtg ; unlenffatn, geschoten) KuKagen; nota van o. = Spefen. ftlirrig, ftlirrifd). nota ; op o. jagen = In U. ftilren (fe#en); onhandelbaarheid, v. = Ungefligigfeit 2C. met de o. = mit ben U., infIttfibe U., ein. onhandig = ungefcbtcft, Heti& unbeboffen, fcbltefiltd) ber U. ttippifcb, tappig; (in den omgang) ungefcbtcft, onkosterekening, v. = Spefenrecbnung, taftlog; (noeilfjk to hanteeren) unbequem, Unfoftenrecbnung. ntcbt ietcbt banbbaben. onkreukbaar = unerfcbittterlicb, unmanbel- onhandigheid, v. = Ungefcbicflicbfeit, tin. bar ; (van personen) unbeftublicb. beboffenbett; Zafttofigfett. onkreukbaarheid, v. = Unerfcbiltterlicb. on ?harmoniseh; -hartelijk; -hartstoeh- felt 2C. telijk ; -hebbelij k = unlbarmontfcb ; ate: onkrUgshaftig = unfrtegerifcb. ben4tnitrbig (.freunbil& .geflilitg, .art); stet. onkruid, o. = Unfraut; o. vergaat niet = benfcbaftItd) (letbettfcbaft444); ontanterlicb (=an.U. berblrbt nicbt ob. bergebt ntcbt ; o. onder de ogebobelt, ftegetbaft). tarwe = U. int (unter bent) Zaetaen. onhebbelijkheid, v. = Unntanteritcbfeit 2C., onkulseh = unfeufcb, unaitcbtig. vgl. onhebbelijk; (gebrek) Unart. onkuisehheid, v. = Unfeufcbbett, Unaucbt, onheelbaar = unbeilbar. Ungld)ttgfett. onheil, o. = Unbett; o. stichten = U. ftiften onkunde, v. = Unfenntni4, Univiffenbeit. ob. anrtcbten. onkundig = unfunbfg, untriffenb; o. van lets onheilbrengend, -stlehtend unbetto zijn = bon ettn. niebt# tviffen, In chi). untviffenb bringenb. fetn, ether ea* unfunbig fetn; tem. o. van onheilig = unbeillg, gottio4. lets laten = einen In Untriffenbett fiber OM. onheils bode, m. ; -dag, m. = ungtildb N bote ; laffen, nicbt babon unterrfctten. :tag. onkunstmatig = unfittiftlicb. onhenspellend = Uttbeil berflinbenb; o ..e onkwetsbaar = unbertounbbar, unberleObar, blik = unbetmlicber unberielgtcb. onherbergzaam = untutrtItcb, ungaftitd). onkwetsbaarheid, v. = Unbertvunbbar. onherbergzaamheid, v. = Untvirtticbfett. felt 2C. onherkenbaar = nicbt toleber au erfennen, onlaakbaar = untabetbaft, untabelig, Label. unfenntli& lo4. onher ll leidbaar ; -roepelijk ; -stelbaar; onlangs neultd), fitraltd), fling% bar furaent. -vormd unl rebugerbar ; .tviberrufficb; onledlg = befcbaftigt; zich met lets o. houden ibettbar (schade: perfe1314, untuteberbringlicb; = Rd) wit ettn. befafjen ob. befcbtifttgen. rebaraturunftibig, -stelbaar verloren = un. onleerbaar = nfebt au Mennen. onleerzaam. 469 onorganisch. on I leerzaam ; -leesbaar = unllgelebrig ; infbernattirlicb, (ontaard ook) entartet; (ge- •leferlid) (slegbar, vgi. le e sbaa r). maakt ook) geafert, affeftfert; (van stiji) onlekker = unbebaglid), untvobl; ik voel geafert, affeftfert, gefcbraubt. :me o. = fcb fifble mid) u.; mfr ift nicbt gut, onnatuurlijkheld, v. = Unttatilrlidgeit. nidit Mob!. onnauwkeurig, = ungenau. on lesehbaar; -1Iehamelijk = un onnauwkeurigheld, v. = Ungenauigfeft. bar; ,fi3rperlid). on II navolgbaar;-nederlandseh;-neem- onnehamellikheid, v. = lInfi3rperlicfgeit. baar; -net = un nacbabtnlicb ; sniebertlinbifcb ; on o lUdelijk; -logiseh; -looehenbaar; :einnebntbar; .anfttinbig (.feftt). -losbaar = unll ertraglid) (41eiblid); .augfteb. onnoembaar unnennbar. ,logifcb ; .leugbar (.berfennbar, •tribers onnoemelijk = unnennbar; (onuitsprekelijk) Lleglic0); .tflgbar (,fitnbbar). .augprechlid), 4411(0 ; o ..e ellende = natnen, onlust, m. = bie Unluft; lust en o. = greube fold %lettb ; o. rijk unftiglid) ob. immeng reid). unb 2eib. onnoodig = unniitig ; (bijw. ook) unniitiger: onlusten, my. = Unruben, Q9irren. Meffe. onlustlg = matt, gebritcft. onnoozel = (onschuldig) unfcbulbfg, barm, onmaatsehappelijk = ungefertfebaftlicb. to& ; nab); (onervaren) grim; (dom) einfiittig, onmaeht, v. = bag Unbermi3gen, Unfiibigfeit, caber; bumm; o e bloeden van kinderen = Vaditlofigfeit, Obnmacbt; (flauwte) Obninad)t; ungulbfge flefne ittber; nog een o e jongen in o. vallen = in 0. fatten, olmtntidttig tuerben. = nod) ein griiner Junge; o e hats (bloed) = onmaehtig = tnacbtlog, obmniicbtig, tit* OhnOel, einftittiger fmftanbe. 5trolg; o..e kleinigheid = 2appalie, Iumpige on I manierlijk ; -mannelljk ; -math/ = Stleinigfeit, 2tiOperei; een o e drie gulden un ntanierlid) (.00111101g) ; .ntlinnlfd); •ntii f3fg. lump* ob. miferabele brie eufben. onmatigheid, v. = Uttintif3fgfelt. onnoozele-kinderen(dag) (R.K.: 28 Dec.) onmedeo deelbaar; -deelzaam = unntit = ber Stinbertag. teilbar; steflfam (berfcbloffen, auritdbaltenb, onnoozelheld, v. = Uttfcbulb, Oarmlofigfeit, mortfarg, Bugefitiipft). %Walt, %Inftiltigfeft, 91Ibernbeit, vgl. o n- onmedelljdend = mitleib(g)log. nooze 1. onmeedoogend = erbarmungglog, fcrp. onnut = unnift3, ifberftifffig, untauglid), uns nunggiog, tnitlefb(g)log, unbarntberaig, beralok braucbbar. onmeetbaar = unntetbar, (rek.) irrational; onomatopee (klanknabootsing), v. = Ono. o. getal = bie rrationalaabl; onderling o. = matopaie. infommenfurabel, teiterfremb. onomkoopbaar = unbeftecblfcb. onmeetbaarheid, v. = Umnetbarfeit, ay. onomkoopbaarheid, v. = Unbeftecbtidgeft rationalitiit; vgl. onmeetbaar. on II omstootelijk; -omwonden; -ont- onmenseh, m. = Unntenfd), Oarbar, bag Un. beerliak = uniumftlif3lid) (,miberleglid)); getiltn. ,ummunben; ,entbelyrlfd). onmensehelijk = untnenrcblid), barbarffd) onl ontbindbaar; -onteijferbaar = (beide ook als bijw. v. graad). auffUlic0 (sauffilfibar); .5erleg bar; sentaifferbar. onmensehelljkheld, v. = Unntenfcbliebfeit. onontgonnen = unfultibiert, nict$ unbar onmensehkundig = One altenfthenfenntnig, gemaitt, (mijnen e. d.) nit in tetrieb gefet3t. otjne %inficbt. Oil II ontkoombaar; -ontwarbaar; -ont- °nil merkbaar?-metelijk = un n nterflicb wikkeld = un flentrfnnbar (,bernteiblfd), .um: (.nterfbar); .ermef3licb (ungetjeuer, fintneng).9 ,augbleiblfcb); senttairrbar; sentmidett onmetelljkheid, v. = Unermetlicbreit. (sauggebilbet, onbeschaafd: sgebilbet). = (van tijd) fofort, (fo)glefer), onooglijk = unicti3n, abftof3enb; unberailglid), auf ber Stefte, ben alugenblfd; (onbeduidend) unfdoinbar, Muth. o. bericht = fofortige 9lacbrfcbt; (tegenst. van on if oordeelkundig ; -open g•esned en ; middellijk) untnittetbar, bireft ; o. om den hoek -opgeelseht = unN berftlinbig (oi)ne %inficbt); = gleid) um bie %de; in de o..e nabijheid = .aufgeldpitten, .aufgeforbert in ber untnittelbaren Mibe, glefcb In her tube. onopgeloet = unaufgeliift; (raadsel e. d.) onmin, v. = Btufetracbt, Uneinfgfeit, ber :geli ft. Unfriebe; in o. leven = in 8tv. ob. U. leven; in o. onopgemaakt = ungepttf3t, .augerfcbtet; (bed, (ge)raken = ficb entatvefen, augeinanber !mutat. haar) ungentad)t. on I misbaar; -mlskenbaar; -modern; onopgemerkt = uttbetnerft, ibeacbtet, o. -moederlijk = unilentbebrlid); ,berfennbar laten = unbeacbtet ob. aufer Vicbt laffen. (4treftig, =leugbar); .ntobern; on II opgesterd (onopgerininkt); -oPge- onmogelijk = unmiiglicb ; 't o e doen tuigd; -opgevoed unlineidmiidt (.ge, Unmaglidied (bag Umniiglid)e) lefften ob. tun; een fdpninft); (paard) .gefcbirrt (schip: :getafett); o e vent ein berfcbrobener nerl. ,eraogen (..gefittet). onmogelljkheid, v. = Untni3glidifeit, in onophoudelijk = unaufbi3rlicb, ,auggef4t, de o. brengen = in bie U. berfelon. sabliiffig, anbauernb. onmondig unmihtbfg. onoplettend unauftnerffam. onmondigheid, v. = Unmiinbigfeit. onoplettendheid, v. = Vinaufmerriamfett. ono muzikaal; -nadenkend = unll muftfa. on II oplosbaar; -opreeht = un auffi3ilicb lifd); .bebacbt .(befonnen, ,libertegt, gebanfenlog) (raadsel e. d.: .lOgifd)); saufrfcbtig. onnadenkendheld, v. = Oebanfenlorigreft, onoprechtheid, v. = Unaufrittigreit. Unbebactitiamfeit 2C. onllopzegbaar;-opzettelUk = un f fiinbbar; onnaspeurbaar, -1Ijk = unerforfcblicb, .abfid)tlfd) (,borftit3lid)). .ergriinbficb. on II ordelltik ; -ordentelijk ; -organiseb onnatuur, v. = Uttnatur, UnnatilrtiVeit. = unll orbentlicb; ,gebBrig (.anfttinbig, ,gebilbr? onnatuurlUk = unttattirlid) (in alle bet.), ,gegiemenb); .organifd) (anorganifd)). onoverdacht. 4'70 ontbinden. onoverOdaeht; -dekt; -draagbaar = in unfer Oaug, bierber ; 't onze Vader = bag unitberilegt (unbebacbt, letcbtfertig); sbecft ; Waterunfer. tragbar. II. ons, o. = Oeftogramtn, We Unto. onovergankelOk = intranfitib. on samenhangend ; -sehadelijk = un onover klimbaar ; -komelijk ; -legd = aufammenblingenb ; (onschuldig: unilberllfteig14; .tvinblicb (.fteiglicb); .legt. barmlog). onover trefbaar -troffen ; -winbaar onsehadelijkheld, v. = Uttfcbtiblicbfeit. (-winnelijk) = uniiberitrefflicb; .troffen ; on II sehappenik; -sehatbaar; -seheid- toinblict) (unbefiegbar). baar; -sehendbaar = uninacbgiebig (.ge. on N overwonnen ; -overzienbaar ; -pear ifcbiii)bar; •trennbar; .berletgid) (.att. uttO befiegt (.iiberrintnben); .ilberfebbar (.abfeb. taftbar, fafrofanft). bar); .paar. onsehendbaarheid, v. = UnberleVictfeit, on f paedagogiseh; -parig; -partijdig = Unantaftbarfett. uniplibagogifd); sgepaart ; .Partetifcb. on sehoon ; -sehriftuurlijk = unit fcbiin ; onpartijdigheid, v. = Unparteilicbfeit. .fcbrifttniif3ig (.bibeintatig). onpas: to o. = ungetegen, Bur 'bolt. onsehuld, v. = Unfcbuib ; zijn handen in o. onpasseltjk = unplif3ticb, univobl ; ik word wasschen = bfe Vinbe in U. inctfcben. o. = mfr totrb libel ob. fcblecbt. onlechuldig; -sierlijk; -slijtbaar = onpasselijkheid, v. = Unptitlidgeit, iibelfeit. un fcbutbig (.fcbulbgbon ; wear heetemaal Been onpassend = unpaffenb. kwaad bij is: barmlog); (.1cbi3n, .ans onpellbaar = unermefilid), unergriinbM, mutig);.berfcbteif3bar(saerfcbteff3bar,.bertviiftlid)). bobenlog; o e diepte = grunbiofe ob. bobenlofe onIsmakelijk; -smeltbaar = unI fcbmapf: Ziefe. 4aft (:appetitlid)); .fcbmelabar. on persoonliijk ; -ple(Ozierig ; -poe. onsmeltbaarheid, v. = Unfdpnelabarfeit. tiseh; -praktiseh = unliperfanticb; range. onspoed, m. = bag Metier, baf3 Eitgefcbicf. nebm (serfreulicb ; onlekker: unbebaglicb); spoe. onspoedsdag, m. = Ungiiintag. of c); spraftifcb. onstaatkundig = unpolitifcb. onraad, o. = bie Oefabr, OiSfeg, Zerbticbtigeg, onstandvastig = unftanbbaft, unfelt; unbes Zrobenbeg; o. merken = Unrat merten ob. ftdnbig, tuanfelmiitig; o. evenwicht = labileg toittern; er broeit o. = eg ift ettvagiif eg im (unbefttinbigeg) Oleicbgettlid)t. Serfe. onstandvastigheid, v. = Unftanbbaftigfeit, onraadzaana = unratfatn. Unfeftigfeit, Unbeftiinbigfeit, ber eanfelmut. onreeht, o. = Unrecbt; ten o e = mit Un. on stelselmatig ; -sterfelljk = un fbfte. recbt, One @Jrunb ; o. aandoen = U. tun. matifcb; ifterblid). onrechtanatig = unrecbtntatig. onsterfelijk held, v.; -heidsgeloof, o. = onrechtmatigheid, v. = Unrecbtmtif3igfeit. Unfterbitcbli felt; ber .feitgglaube. onreehtvaardig = ungerecbt; o. verkregen onsterk = nicbt ftarf, unfolib. goed = unrecbt @Jut; zie ge dij en. onllstichtelijk; -stilbaar = unierbnulicb onreehtvaardigheid, v. = Ungerecbtigfett. (empiirenb, anftiii3ig) ; .ftiabar. onreehtzinnig = irrgitiubtg, nicbt recbt. onllstoffelijk; -strijdbaar; -stuimig = gtiiubig. un fiirperlid) (intntaterteti) ; .ftreitbar ; geftiim onreehtzinnigheid, v. = .at.rglaubigfeit (beftig, ftiirntifcb). on 11 red baar ; -redelijk = un rettbar ; sae. onstulmigheid, = bag Ungeftitm, Oeftig. bi3rig (.biffig, .gerecbt). felt, Oiiftbeft. onredelijkheid, v. = Unbiaigfeit, Uttgetecb. on I stuitbaar ; -taalkundig = un I bemm. tigfeit. bar (.aufbaitfaut); :gramntatifd) (nicbt fprad). onregelmatig = unregelmatig. gemiif3). onregelmatigheld, v. = Unregelmiif3igfeit. ontaard = auggeartet, entartet, aug ber Vitt onrein = unrein ; (in zedetijken zin ook) gefcblagen ; o. kind = ungerateneg (minder unfeufcb. sterk: ntif3rateneg) Stinb ; o. vader = unnatiir. onreinheid = Unreinbeit. liter later. onridderltik = unritterlicb. ontaardheid, v. = Unnatur. onrijm, o. = bie $rofct. ontaarding, v. = Kugartung, %ntartung. onrUp = unreif, grim. ontastbaar = unfiiblbar, ungrelfbar. ourijpheid, v. = Unreifbeit. ontbeerlijk = entbebrlicb. onroerend = unbetvegric4; o e goederen = ontberen, h. = entbeljren. u .. e @Jitter, tittnobilien, 2iegenfcbaften ; o.ontbering, v. = %ntbebrung. vermogen cjittmobiliarbermiigett. ontbleden, h. = beruf en, entbfeten ; iem. o. onroomseh = unfatbolifcb. = einen au fid) berufen, foramen fallen, au fid) onrust, v. = Unrube (ook in horloges); befcbeiben (rusteloosheid) inttbefofigfeit; (drukte, opwin- ontbijt, o. = ; 't o. gebruiken ding) alufregung. bag ar. einnebmen, friibftiicfen ; tweede o. = onrustbarend = beuttrubigettb. atveiteg a. onrustig = unrubig ; o e bilk, bewegingen ontbijtbordje, o. = Reiner Zetter, ber art* (zonder bewust doel) = fabriger fabrtge fiiicfgteiter. Zetbegungen. ontbljten, h. = onruststoker = Unrubftifter, Kuftniegler. ontbij t goed, o.; -kamer, v.; -servies, I. ons (voornw.) = (pers.) ung; (bez.)unfer(.e); o.; v. = ariibititcfg ngefcbirr (maeug) ; bag we zijn met o. achten = 0 finb unfer acbt, .simmer; .ferbice; ber tntr finb bu acbt(en); de, 't onze = ber, bie, ontbindbaar = aufiiigbar, bedew bag unfrige (unfre), (zelfstandig)... ; de bar, vgl. ontbinden. onzen = We Unfrigen; te(n) onzent = bet ontbinden, h. = (ontieden)aergliebern; (een ung, in unf rem ,t)aufe, bier, (richting) au ung, kracht, een getal in factoren) aeriegen, (een ontbinding. 471 ontheffen. huwelijk, wet, de kamers) auftiffen, (scheik.)' ontelgening, v. = enteignung, %gprobri. Aerfetien, (intr.) ficb aerfelyn; (van lijken e. d.) atlon; door o. = fin Wege ber o. par zone fn atiulni4 ob. in Zertvefung ifbergeb(e)n. = 8onenegprolniation; zie ook algemee n. ontbinding, v. = Berglieberung, Berlegung, onOtelbaar.tembaar = unPAiibtbar(saliblig, Ruftlifung, BerfelAtttg, vgl. on t b in den; (rot- babflog); .Atibmbar. ting) aiiutni6, Zertbefung ; tot o. overgaan = onterven, h. = enterben. in a. ob. Z. ilbergeb(e)n. onterving, v. = %nterbung. ontbladerd = entblattert. ontevreden (over) = ursufriebett (mit). ontbloot = entbliitt; van alle middelen o. = ontevredenheld, v. = 11n5ufriebenbeit. after Mittel e. ob. beraubt, One afte EMittel; niet ontevredenheldsbetniging, v. = 12411. van middelen o. = nit* mittettog, nicbt un: friebenbeftgbeaeugung, (schriftel.) bag •fcbrefben. bemittett ; van alien grond o. = Wittig unbe? ontfermen zich, b.: zich. o. over = fic0 erbar. griinbet, grunblog. men fiber, [ook met gen.]; zich over een ver- ontboelen, h. = entfeffetn. latene o. = (ook) ficb eineg Zertaffenen an: ontboezemen zich, h. = fein Oera aug. nebmen. ftbiltten. ontferming, v. = %rbarmung. ontboezeming, v. = ber %rgut, %rgietung, ontfronsen, h. = entrunsein, aufbeitern. (innig) ber Oeraengergut. ontfutselen, h. = enttvenben, tvegftibit3en, ontbolsteren, h. = fcbiiten, augfcbalen ; (fig.) tvegrapern, abflfcben ; abicinvinbeln. abilobeln, Aibitifferen. ontgaan, z. = entgeb(e)n ; de straf o. = bet ontbossehen, h. = enttvalben, abbotben. strafe e. ob. entrinnen; aan isms. aandacht o. = ontbrandbaar = entbitnbbar, entaiinblid). jemg. Kufinerffamfeit entg.; zijn naam is mij o. ontbrandbaarheld, v. = %ntaiinbbarreit, 2C. = fen tame ift mfr entfatten, nicbt erinnerlicb ob. ontbranden, z. = entbrennen (ook fig.); ficb Mitt mfr nicbt an; 't zou me erg o als = id) entbiinben, in Branb geraten, jeuer fangen; zij Hirbe mid) febr irren (tiittfd)en), wenn 0. in toorn = ibr Born entbrennt, fie geraten ontgelden, h. = entgettett; 't iem. laten o. in Born. = eg einen e. fallen; ik moet 't weer o. = ontbranding, v. = %ttteittbung. fcb muf3 eg Heber e. ob. au!baben, mut Heber ontbreideld = entaiigelt, lagelaffen. 4erOften. ontbreken, h. = (te weinig zijn) feblett, ontgespen, h. = auf., togfcbnatten. (er niet zijn) mangeln; vgl. man k e e r e n; hij ontgeven zich, h.: ik ontgeef 't me = laat 't zich aan niets o. = er Ititt f idj nfcbtg bietteicbt babe fcb mfcb geirrt. abgeb(e)n, lint eg rtcb an nicbtg feblen. ontginnen, h. = mbar ntacben; (een mijn) onteljferen, h. = entoiffern, entriitieln. in aietrieb feten. ontellferIng, v. = %ntsifferung. ontgluning, v. = ltrbarmacung; ber R3etrieb ; ontdaan = beftitrat, entfet3t, fpracblog ; o. ge- (auk grond) Robung. zicht = entftettte aniene, beritiirteg Oeficbt ; ontglijden, z. = enteetten, •fatten, .finfen ; o. van (niet hebbend) entbliitt, beraubt aug ber .daub fatten ob. befreft bon. ontglimmen, z. = entglimmen. ontdekken, h. = entbecten; (van iets dat outglippen, z. entfcblilpfen; (ontsnappen verborgen is, ook:) augffnbig macben; 't hoofd ook) entwfidien; ik liet me dat woord o. = o. fein Oaubt enbliif3en, ben Out (bfe Vilte) fcb mit bag Sort enticbt. ob. entfabren. abnebmen. ontgloelen, z. = ergtifben; (fig.) entglifben, ontdekker = entbeder... entbrennen; in geestdrift doen o. = in &gets ontdekklug, V. = %ntbectung; entbilttung, fterung fel3en (entbr., entgl. maien). Cffenbarung. ontgoochelen, h. = enttliufcten. ontdekkingslirels, v. (-tocht, m.); -rel. ontgooehellng, v. %nttliugung. ziger = %ntbectung4liretie ; .reffenbe(r). ontgraten, h. =- entgriiten. ontdelven, h. = aufgraben, auggraben. ontgrendelen, h. = aufriegetn. ontdoen, h. = befreien ; een bock van al outgroelen, z. = entivacbfen; aan de school, 't onnoodige o. = &leg Unni3tige aug einem de plak ontgroeid = ber Scbute, bet Mute e. ; 8ttcbe entfernen; zich van iets o. fid) bon hij is mij ontgroeid = er fft mfr fiber -ben Kopf ge. ettv. befreien; f!c ether Sube enttebigen; zich tvacbfen, (na lange afwezigheid bijv.) er ift van iem. of jets (lastigs) n. = ficb einen ob. 'Mr aug ben Kugen getvacbfen, zie ook kinde r- ettv. born Odle fcbaffen, (van de hind doen) schoenen. berautern; zich van zijn kleeren o. = bie outgroenen h. = (alg.) tuf#fgen; (stud.) kteiber auggebett; zich van zijn mantel, overjas (einem) bie iucbkaufe erteiten, (einen) tauten. e. d. ontd. (bij een bezoek WO.) = feinen Van? ontgroening, v. = gucbgtaufe. tel, fibersieber abtegett; zich van koopwaren ontgronden, h. = (den bodem) unterminferen; o. = bfe earen logfcblagen. (boom) augreiten. ontdoolen, h. en z. auftauen. outhaal, o. = (ontvangst) bfe 9Iufnabnte; ontdniken, h. = (de wet e. d.) umget)(e)n ; de (traktatie) hie Oetvirtung; een goad o. vinden, belasting o. = befraubferen, big eteuern Witter. bereiden = eine Bute finben, bereiten. 3ieben; een slag o. = (ficb bucrenb) einem ecblage onthaken, h. = auf., tog:, attgbafen. augtveicben. onthalen, h. = betvirten ; op iets o. = mit ontdniking, v. = UmgeOung, Ointerhiebung, etto. betv.; einem ettv. auftifcben. Zefraubation, vgl. on tdui ke n. onthalzen, h. = entbaupten; (vermoorden) onterven, h. entebren; (verkrachten ook) ben Gall (bie nettle) abfcbneiben. fcbiinbett; o de straf = entebrenbe etrafe. onthand: ik ben er erg mee (door) o. = el onterving, v. = %ntebrung, Scbtinbung. ift mfr febr unbequem ob. taftig. ontegenlisprekellik;.zeglljk = un n tviber. ontharen, h. = entbaaren. fbrecblicb (itviberteglfcb); •ftreitig. ontheffen, h. = entbeben, befreien ; van alle outelgenestip h, = enteignen, exbropriieren. verplichting o. = jeber Zerpfticbtung e.; van, ontheffing. 472 ontmoeting. een ambt o. = eineg 9Intteg e.; iem. van moeite, ontknooping, v. = 25fung (bee knoteng); zorgen o. = einen beribe, ber Gorgen e. ob. bag %nbe, ber Vluggang. iiberbeben ; van de verantwoording o. = bon ontkomen, z. = entfontmen, ainnen, .geb(e)n ber Zeranttvortlicbfeit befreien, ber 8erantiv. (alle 3 met dat.), bertneiben, umgeb(e)n; er is entbeben ob. iiberbeben ; van een eed o. = bon geen o. aan = eg ift rein %ntrinnen, eg fit an. einem gibe entbinben; iem. van straf e. d. o. bernteiblicb, nicbt 5u umgeb(e)n. = einem bie strafe u. erlaften. ontkoming, v. = bag tntrinnen. ontheffing, v. = %ntbebung, Uberbebung, ontkoppelen, h. = augfoppeln, .fcbalten. 8efreiung, %rlaffung, vgl. ontheffen; o. van. ontOkraehten, h.; -kurken, h. = enti. belasting = ber eteuererlat. Mitten; .forfen. ontheiligen, h. = entbeiligen, entineiben. ontlaadtang, v. = ber %ntlaber. ontheiliging, v. = %ntbeiligung, .treibung. ontladen, h. = enttaben (in alle bet.); („los- [ontheisteren, h. = ftbel buricbten, (gemoed) sen" ook) auglaben, (schapen) 0Tc:ben. erfcbilttern, entfeten, outer ficb bringen ; (veld) ontlader = %ntlaber; Ruglaber. berbeeren, berftliren, fatal tnad)ett]. ontlading, v. = %ntlabuttg, Kuglabung, onthoofden, h. = entbaupten. 2Ofcbung, vgl. ontladen. onthoofding, v. = entbauptung. ontlasten, h. = entlaften; (iem. voor een onthouden, h.: iem. iets o. = einem dip. zekere som, een artikel) entlaften; 't hart, 't borentbalten ; zich van stemmen o. = ficb ber gemoed o. = bem Oerben, bem (emilt 2uft Vlbftimmung entbatten, feine etimme nicitt ab. macben; fein .pert augfcbiltten ; laat ik u van geben ; zich van sterken drank o. = ficb bon uw mantel o. = Ste mid) Zfbren fl1antet ftarfen @etriinfen entbalten; (niet vergeten) nebmett; de wolken o. zich = bie Solfen bebatten, fin @ebticbtnig bebatten ; onthoud dat entiaben (entlaften) ; een onweer ontlastte wol 1 = merfen Ste rub (merfe bir) bag ont- zich boven 0 = ein QbetvItter ging in 0 nieber ; houd je dag = bag Iroia fcb bit gebenfen iem. (van rivieren e. d.) ergief3en, tnithben in. iets helpen o. = einen an ettu. erinnern ; in ontlasting, v. = %ntlaftung, %ntlabung, vgl. twijfel onthoud u = fat Btveifel entbatte bicb. ontlasten; ber etubfgang. onthouder=entbartiantreftf3freunb, Vlbftinent, ontlastpijp, v. = alugla1jriibre. Wbftinenbter; zie ook geheelonthouder. ontleden, h. = analtgieren, bergliebertt, ber: onthouding, v. = %ntbattung, %ntbaltfamfeit, legen ; (iijk) febieren, 5erlegen. 91bftinenb ; Zorentbaltung, vgl. onthoude n. ontleding, v. = Knob*, Berglieberung, onthoudingsdagen (R. K.), my. = 91bfti, Bertegung, Seftion, vgl. ontleden; (van 't nenbtage. Licht e. d.) VInathfe. onthuiden, h. = (koeien, paarden, schapen) ontleedkamer, v. = ber Seftiongfaal. abbiiuten; (vossen, hazen) abbalgen. ontleedkunde, v. = 9.thatomle. outhullen, h. = entbilltett. ontleedkundig = anatontifcb. onthulling, v. = %ntbitnuttg. ontleedkundige = binatom. onthutsen, h. = berbul3en; berbut.t ob. ftutpig ontleed mes, o.; -tafel, v. = Sertiongimeffer; macben. ber stifcb. onthutst = berbujit, berblilfft, beftiirbt, be. ontleenen, h. = (geheel overnemen) entnebtnen treten, perplex. (tat. ob. aug); (ter bewerking) entteljnen (sat., onthutsing, v. = Oeftliroung. bon ob. aug); zijn naam aan jets o. = feinen ontijd, m. = bie /twit; ten o ..e = bur U.; stamen bon ettu. t)erteiten; de maan ontleent bij nacht en o. = niicbtlicberbaelte, In fpiiter haar licht aan de zoef = ber bJlonb befommt 92acbt ; our U., zie ook nacht. fein 21cbt bon ber Sonne ber. ontijdig = unbeitig, ungetegen, unPaffenb, bur ontlokken, h. = entfocfen ; iam. geen woord Unbeit; borbeitig (bevallen nieberfomnten). kunnen o. = Fein Sort au& einem beraugbringen. ontUdigheid, v. = Unbeitigfeit. ontloopen, z. = entrinnen, ,geb(e)n, (weg- onttilen, z. = enteiten. loopen) *tauten; zijn lot, straf o. = !einem ontilbaar = nicbt aufbubeben; (onroerend) Scbicftal, feiner strafe entr. ob. entg.; ze o. elkaar unbetueglicb ; o ..e have = unb e ZJm. niet veel = ber Unterfcbfeb stnifcben ibtten ift mobitten. nicbt grof3. ontkapen, h. = tregfapern; biegitibten. ontlokken, z. = (eig. en fig.) aufgeb(e)n, ficb ontkennen, h. = (teg. van „bevestigen") entfalten, aufbfilben, berborbrecben ; o .. de berneinen ; (teg. van „be-, erkennen") leugnen ; schoonheid = aufbfilbenbe ecbiinbeit. (betwisten) in blbrebe ftetlen; 't valt niet to o. ontluisteren, h. = (ether Cade) ben 631an5 = eg It* rut) Mitt (be)nebtttett. ontkennend = berneinettb ; negatib. ont IImaagden, h.; -mannen, h. = entll, ontkenning v. = Zernefnung, Ueugnung, jungfern; ,mannett (faftrieren). vgl. ontkennen. ontmantelen, h. = fcbleiten, (einen $14) ontkenningswoord, o. = Zerneinunggivort. entfeitigen. ontkentenis, zie ontkenning. ont ll maskeren, h.; -masten, h.; -menseht; ontilkerkeren, h.; -ketenen, h. = ent11, -moedigen, h. = entl tarben (einem bie Vagfe ferfern; .feffeln (eig.: bon ber kette loginacben). abreifien) ; smaften ; :tnenfcbt (.artet) ; nnutigen. ontkiemen, z. = feinten (ook fig.); uit (aan) ontmoediging, v. = %ntmutigung. de aarde o. = ber erbe entfeltnen. ontmoeten, h. en z. = (op weg) begegnen ontkleming, v. = bag Steimen. (Sat.), antreffen ; (op een of andere ptaats) ontifkleeden, h.; -kleuren, h. en z.; treffen, antreffen, bufammentreffen (als -kluisteren, h. = entliffelben (augfieiben, tegenstand) ftof3en auf, (vinden) finben; tegen- auggeben); ,flirben (fhb sftirben); .feffeln. stand o. = Zaiberitanb finben, auf Itofien. ontknoopen, h. = (geknoopt touw enz.) ontmoeting, v. = Oegegnung ; (opzettelijk) aut., logfnilpfen ; (jas e. d.) auffni3pfen ; (fig.) 8ufammenfunft; (voorval, avontuur) bc0, pen Stnoten Wren. ertebnig, bag Vlbenteuer; ik heb daar een zon- ontmunten. 473 ontsnappen. derlinge o. gehad = icb 4atte ba ein fonber. rtiumen; iem. zijn pleats o. = einem ben $14 bare& %rtebnik mfr ift ba ebb. Sonberbare& r.; een huis o. = ein OattO r. ob. a. begegnet ob. Staffiert. ontruinfing, v. = alliumung, KnOrliumung. ontmunten, h. = unticbmetgen; enttverten. ontrukken, h. = (einem ettv.) entreifon ; hij ontnemen, h. = nebmen, abnamen ; iem. 't ontrukte 't vies aan mijn handen = er rif3 woord o. = einem ba4 Sort entaiebett. mir ba& Deffer aub ben Vinben ; de(r) wereld ontnestelen, h. = au&namen, aub bem 9lefte ontrukt = ber Sett entriicft, tveltentrildt. nebmen. ontrukken, zie verontrusten. ontnuehteren, h. = ernitcbtern ; (fig. ook) ontschaken, h. = (een vrouw) entfiibren; enttliufcben. (alg.) rauben, abgetvittnen. ontnuehtering, v. = %rnibtterung; %trt? ontsehepen, h. = (zaken) aublaben; (per- tiiufcbung. sonen en zaken) att&fcbiffen; (personen) anb ontoe gankelijk; -geeillik (-gevend); 3anb feton, au&fel3en. -passelijk; -rekenbaar = un auglingtid) ; ontscheping. v. = alu&tabung, 91u&fcbiffung, :nacbgiebig (.nacbffcbtig); ,anbmnbbar ; ?urecb. (van troepen) Wu&fet3ung. nung&ftibig. ontseheuren, h. = entreiten. ontoerekenbaarheid, v. = Unsurecbnung&? ontsehieten, z. = (snel) entfabren ; (ontglip- flibigfeit. pen) entfcblillgen, .gletten ; (uit 't geheugen) ontong (Mal.: geluk), o. = Ontong, entgeb(e)n, entfaften ; dat (woord, gezegde nl.) ontoombaar = unbealibmbar, unbeatvingbar, is me zoo ontschoten = bob ift mir fo entfabren bitgetto&. ob. beratt4gefabren. ontoonbaar = fcbtinblicb, fcbrecflicb ; hij ziet ontsehoeien, h. = bie Scbube auhieben.1 er o. uit = eb tit eine Sebanbe ivf a ber au&fiebt ; ontsehorsen, h. = entrinben, !stiffen. er fann fii nicbt aeigen. ontschullen, h. = bergen bar (lat.). ontpakken, h. = au&pacfen. [onteehuldigen, zie verontsc huldigen]. ontpakking, v. = bab KuNtacren. ontrieven, h. = berungeren, berunftalten. outpersen, h. = (fig.) entringen, berbor., ber: ontsiering, v. = Zerunaterung. autpreffen ; (eig.) au&preffen. outslaan, h. = (uit gevangenis, uit een ontploffen, z. = egptobieren, to&fnatten, dienst, ambt) entlaffen (aub); iem. uit een Otatrn. ambt o. = (deftiger ook) einen eine& Mute& ontplofling, v. = egittoffott. entfeben; iem. op zijn verzoek o. = einem ben ontplotiiingslgelnid, o.; •stof, v. = ber erbetenen atbfcbieb ob. bie erbetene (nacbgefucbte) eXPlolib II taut ; ber -(toff (ber Sinengftoff). %nttaffung ertelien (geben); zich van iem. of out)! plooten, h. ; -poppen zich, h.; -rand- jets o. = ficb einen ob. etto. bon! 4ialfe fcbaffen; selen, h. = entfifatten (zie ook ontfronsen); iem. van zijn gezelschap o. = einen ban feiner rub %puppen ; .rtitfeln. eefeltfcbaft befreten; iem. van straf o. = einem ontraden, h. = abraten, (einem bon ettv.) bie Strafe erlaffen; iem. van een opdracht o. abraten, tviberraten. = einen eine& 9Tuftrage4 entbeben ; iem. van ontrafelen, h. = att&fafern ; entroirren. de verantwoordelijkheid o. = eitten ber der. ontrampeneeren, ontramponeeren, h. anttvortlicbfeit entbeben ob. iiberbeben; iem. van iibet auricbten, ilbet (arg) witneljmen, arg den eed o. = einen ban bem %lb (beb %ibe&) befcbiibigen, ruinieren, (van schepen ook) entbinben. ramponieren. ontslag, o. = bie enttaffung, (bij militairen ontredderen, h. = Libel buricbten, net (arg) vooral) ber Kbicbieb, zijn o. nemen = feine mitnebmen, befdAbigen, gerriitten ; in een ont- %Ittl. ob. fetnen =buten; zijn o. indienen = redderden toestand = in Stimmerlicbem, etenbem feint einreicben, um fettle einfommen; om ob. 5erriittetem )3uftanbe. o. verzoeken = !eine nacbfucben; zijn o. ontreinigen, h. = berunreinigen, befubeln. krijgen = feinen befomtnen ; verzoek om ontrennen, z. = entrinnen. o. = ber entIaffung&., RIblcbieb&gefucb. ontrieven, fontrlivenl, h. = berauben ; ontslagbrief, m. = ba& entraffung§icreiben, einem Ungetegenbeiten mac/3m. ber Vlbfcbfeb. ontrimpelen, h. = entrunbetn, zie o n t- ontslaken, zie slaken. fronsen. ontslapen, z. = entfcbtafen; in den Hoer o. ontroerd = geriibrt, betvegt, (hevig 0.) er. = fm Oerrn e. ; de o.. en = bie %ntfcbtafenen. fcbitttert. ontsleepen, h. = fortfcbleAten. ontroeren, h. = (trans.) rilbren, ergreifen, ont slippen, z.; -sluieren, h. = entIIf cblitOfen; (tie f) bentegen, erfcbilttern; (intr.) geritbrt 2c. .fcbleiern (einem ben Scbteier abnebmen; ettv. tverben. entbiliten). ontroering, v. = 91iibrung, erregung. ontslniering, v. = %ntfcbteierung, %ntbillIttng. ontrollen, h. = entrotten, aufroften ; zich o. = ontsluimeren, z. = enticbtuntmern. ficb cut., aufrotten, rut) entfalten ; iem. jets o. = ontsluipen, z. = enticblitpfen ; (ficb) babon., einem enttvenben ob. Slater!. fortfcbtetcben. ontroomen, h. = enttabmen, abrabtnen, ontsluiten, h. = auffcbtief3en (in alle bet.); abfabnen. zich o. = ficb a., ficb iiffnen, aufgeb(e)n. ontroomer (toestel), m. = entralmer, Sepa? ontsluiting, v. = aluffcblief3ung. rotor. ontsmetten, h. = beginfiaieren. ontroostbaar = untriifiticb, troftlob. ontsmetting, v. = Zeginfeftton. ontrooven, h. = rauben. ontsmettingsllinriehting, v.; -middel, I. ontrouw (adj.) = untreu; (trouweloos) o.; -oven, m., -toestel, o. = Zdinfeftion411. treuto& ; iem. zijn meisje o. maken = einem auftatt ; .mittet ; .ofen ; ber .cOarat. fein Witibcben ablpenftig maien. ontsnaard = obne Saiten, ber Saften beraubt, II. ontrouw, v. = ltntreue, Treutofigfett. entfaitet. ontrnimen, h. = raumen ; (leegmaken) aubs ontsnappen, z. = enttvifcben, entftieben, ontsnapping. 474 ontvangst. de gevangenis ook) enttpringen; aan 't gevaar, onttogen = ent5ogen ; aan zich zelf, de wereld den dood o. = ber eefabr, bem robe entrin. o. = telbftentriicrt, tveItentriicft, tveltberloren. nen ; (van gas, lucht e. d.) entivekben; zich onttooten, h. = beg ecbmucfed berauben ; een woord laten o. (ontvallen) = fit?ears Sort zich o. = ben Scbmucf ablegen. entfabren ob. entfcblilpfen fatten; 't woord is me onttoomen, h. = abgaunten. ontsnapt (ontgaan) = bait Sort aft mir ents onttooveren, h. = entaaubern ; (fig.) ent. gangen ob. enttagen; aan 't oog o. = ficb bent eluge Mutt:ben. (bem CU) ent8ieben ; een kreet ontsnapte aan onttoovering, v. = entbauberung ; ents zijn borst = ein Scbrei entrang tics) feitter taufcbung. 8ruft. onttrekken, h. = entaieben; (met geweld) ontsnapping, v. I= gilt*, bad lntrinnen; entreif3en ; aan 't oog o. = item VIttge enta.; entiveid)ung, vgl. ontsna pp en. zich aan deelneming, aan zijn verplichtingen ontsnellen, z. = enteffen. o. ?fit ber Zieteiligung, feinen Zerbinbficbfeiten ontspannen, h. = (boog e.d , ook zenuwen) enta. abfbannen; zich o. = Pcti erbolen. onttrekktng, v. = entilebung. ontepanning, v. = erbolung, VlbtOanttung, onttroggelen, zie aftroggelen. vgl. ontspannen. onttronen, h. = enttbronen. ontspanningsillokaal, 0.; -rein, v. = er. onttulgen, h. = (paard) abfcbirren ; (schip) bolungn3immer (ber sraunt); sreife. abtafeln. ontspannen zich, h. = fad) entfpinnen. ontneht, v. = Unaucbt; o. plegen = U. treibett, ontsporen, z. = entgleiten. unailcbtige Oanblungen beriiben ; huffs van o. = ontsporing, v. = entgleifung. $roftitutiondbaud, lorbeU, areuben4a10. ontepringen, z. = (van rivieren e. d.) ents ontnehttg = unailcbtig. fpringen ; bij is 't ontsprongen = er aft ents ontuehtigheid, v. = Ungicbtigfeit, Unaucbt; fommen ob. entronnen; zie ook daps. (gesproken) Stigilpfrigfeit. ontsprniten, z. = 4erbor., emporfprierten, ontutg, o. her 0.uarf, bey ecbunb, her (eig. en fig.) entftirieten; (uitbotten) fOrotten, Unrat, Unaeug ; Unfraut; (menschen) 63efinbet audfcblagen. ontvallen, z. = (ber Oanb) entlinfen, and I. ontstaan, z. enfteben; daaruit is schade her ,,anb fatten ; ik liet het me o. = icb Lief; o. = baraud ift ecbabe entftanben, ertuacbten ob. ed fur entfatten ob. entfabren ; zich geen woord entfprungen ; doen o. = Veranlaffen, 4erbor. laten o. = rein Sort fatten fatten ; aan zijn bringen. gezin enz. o. = feiner aamflie 2c. entriffen II. ontstaan, o. = entfteben, bie entitebung; tverben. ?t o. der soorten" = ber Urfprung ber Krten; ontvang, m. = %inipfang. geschiedenis van 't o.= We entftebungdgercbicbte. ontvangbak, m. = alesipient. ontsteken, h. = ansiinben; o., z. = (van ontvangbewtis, o. ber empfangdfcbein ; wonde, long, oog enz.) fid enthiinben; in liefde (bij postzendingen door den ontvanger of to 0. = in 2iebe entbrennen; in woede o. = bor geven) her 91iicficbein ; o. afgeven = alas Taut entbrennen; in drift, toorn o. = int Born ftenen. entbrennen, in Born geraten, aufbraufen ; zie ontvangllavond, m.; -dag, m. = empfangd ook ontstoken. abenb ; stag. ontsteking, v. = entaiinbung. ontvangen, h. = emWangen, erbalten, ontstekings koorts, v.; -slekte, v. = bad (krijgen) befommen ; (beuren, inners) eittneb. ntaiin bungd fieber ; .franfbeit. men ; iem o. = (zooveel als begroeten)etnpf., ontateld = erfcbroden, berbuljt, beftiirat, (voor een langer verbliif) aufne§men, (iem. (sterker) entle0; (van 't gezicht) neritiirt. die om een onderhoud verzoekt) bor? ontetelen, h. = fteblen. sulaffen ; we zullen hem (den vijand bijv.) o. ontstellen, z. = erfcbrecfen, ftulien, ents = tuir molten ftjn entl3f., onderwijs, een goede fet3en, bufammenfcbrecfen ; doen o. = erfcbrecfen, opvoeding o. = Unterriebt, eine gute eraiebung beftiirat (flI 44) mat en 2c. bef.; we o. vandaag niet = tvir entpf. beute ontsteltents, v. = Zeftiirsung, (sterker) bag nicbt; (een brief, uitnoodiging) eittpf., erg., entfetett. bef., (een indruk) bef.; 't book werd ontstemd (van personen en instrumenten) goed o. (door 't publiek) = fant eine Bute berftimmt ; (van personen ook) mif3ntutig. Rutnabme ; volgens bij one o. bericht = taut ontstemdheld, zie ontstemming. einem (dna) and 5ugegangenen Zericbt(ed) ; ontstemmen, h. = berftimmen. ontvang de verzekering van mijn oprechte ontstemming, v. = gkritimmung ; (meer deelneming = genebmigen Ste bie 93erficbes blijvend) anififtimmung. rung . . . ; (op rekeningen) Q3etrag erb. ob. ontstentents: bij o. = in ermangetung ((den.); embf.; zie ook geven. (ook wet) in albtvetenbeit ((3en.). ontvangenis, v. = empftingnid. ontstiehten, h. = entrilften, iirgern, emptiren. ontvanger = (van een brief) %Inpftinger ; ontstijgen, z. = entfteigen (tat. ob. and). (van belastingen) (Steuer)einnebtner ; (tele- ontstoken = (van wooden e. d.) entaiinbet; graaftoestel) etn0flinger. in thorn enz. o. = Borns 2C. entbrannt; zie ontvangerskantoor, o. eteueramt. ook ontsteken. ontvangersplaats, v. einnebitterfterfe. ontstrijden, h. = abs, attitftreiten ; dat laat ik ontvangkamer, v. = bag entbfangdsimmer. me niet o. = bad laffe id) nth nitbt nebmen ontvangst, v. = ber embfang, Rufnabrite, tins ob. audreben. nature, vgl. ontvangen; in a. nemen = in ontstrikken, h. = aut., Iodfnilpfen. nebmen; in o. naming = empfangttabtne; ontstroomen, z. = entftriknen, berboritrihnen; na 0. van = nacb ent0f. ((den.); ik bericht u entquellen. de o. van uw geeerd schrijven = id) befenne onttakelen, h. abtafeln. mid) sum empf. .bred Oeebrten of id) beftlitige onttakeling, v. = Vlbtafelung. ben entpf . . . ; de o. weigeren = bie eatpfang. ontvangstpost. 475 ontzegeling. nabme bertveigern; bericht van o. = entpfang? ontwateren, h. = entiviiffern. anbeige ; de o. melden = ben empf. an6eigen ; ontwel(d)en, h. = au§tveiben, snebmen. de o. bevestigen = ben entpf. beftlitigen ob. er. ontweldlgen, h. = entringen, entreff3en. retina ; o. van een order = ber eingang eine? ontwellen, z. = entquelten. gluftragg ; zuivere o., bruto o., o. van een dag ontwennen, h. = (einem ettv.) abgerviibnen, = bie Orutto:, Tage§einnabtne; een vrien- (efnen bon etb).) entlatmen. delijke o. bereiden = etne freunblitbe gtufn. ontwerp, o. = ber enttvurf ; (van een ge- bereiten; zie ook e rk en n en. schrift ook) bai nott6ept; (van wet) ber Miele* ontvangstpost (op begrooting), m. = enttvurf, (ingediend) bie (e.efete? orlage; naar nabmeanfal). isms. o. uitvoeren (een vertrek bijv.) = ook: ontvankellik = (voor indrukken e. d.) nacr) fend.. glitgabe au§fitbren. empfiinglicb, empffnblicb filr ; (rechtsterm) au, ontwerpen, h. = entiverfen. Wig ; niet o. verklaren = alb unaultiffig ontwerper = entroerfer. a b metfen. ontwiJden, h. = enttveiben; entbeiligen, pro: ontvankellikheld, v. = empfiinglitbfeit zc., fanieren. zie ontvankelijk. ontwiJder entiveiber. ontveinzen, h. = berbeblen, berfcbtveigen ; ontwUding, v. = enttveibung. zich niet 0., dat = ficb nicbt berbeblen, ficb ber ontwtifelbaar = unatveifelbaft, stveffeflo? Sabrnebntung (fiberaeugung, einficbt) nfcbt ber. ontwtjk: plaatsje van o. = ber Buftucbtgort. 1011e en, bat . ontwtjken, h. en z. = au§tveidyn ONO; ontvellen, h. = bie .aut ablcbtfrfen ob. auf, (mijden) meiben, (ontsnappen) entmefdyn. rityn. ontwijkend = augtveicbenb. ontvelling, v. = 9.thictiirfung. ontwijking, v. = glugtveicbuttg; entiveicbung ontvesten, h. = (efnen 43100 entfeften. vgl. on t w ij k e n ; o. van de vraag ittngebuttg ontvettcn, h. = entfetten, (woi) att§fetten, ber jrage. entf., au§fcbiveff3en. ontwilakelaar, m. = enttvicfler (ook Tot.). ontvettingskunr, v. = entfettungigur. ontwikkeld = enttuicfelt, attOgebilbet, ge, ontvlambaar = enteinblicb, ent6tinbbar; Licht bflbet, vgl. ontwikkelen. o. = (fig.) leicbt auftobernb, leicbt entfiammenb, ontwikkelen, h. = entbAcreln (in alle bet.); (prikkelbaar) erregbar, reibbar. (vormen, tot vollen omvang brengen, zoowet ontvlanabaarheld, v. = entatinblicbreft. geestet. als licham.) auBbilben; (beschaven) ontvlammen, h. = entbilnben, (fig.) ent, bitben; algemeen ontwikkeld = aggentein ftammen; o., z. = fhb enteittben, entflatnnten, gebilbet ob. unterricbtet; zich o. = f idj enttv., in g3rattb geraten ; (fig. ook) entfiammen, ent= augb., ficb bilb.; fub augtvacbien. brennen; vgl. ontbranden. ontwikkeling, v. = entivicf(e)lung, ontvleezen, h. = entfteifcben. bung, Zilbung, vgl. ontwikkelen. ontvlieden, z. = entfLieben ; iem. o. = etnem ontwikkelinfojgang, m.; -gesehiede- entft.; att?bent Sege get(e)n, efnen meiben. nis, v.; -leer, v.; -tlJdperk, 0.; -trap, m. ontvliegen, z. = entftiegen, babon ftiegen. = entrvicflung?II gang; .gefcbidite; ,lebre ; ontvleezen, -vloeien, z. = entftieten. .periobe; We saute. ontvinchten, z. = ftiebett (aff.), entftieben ontwlnden, h. = abroinben, ablvicfeln, ents (Zat.); (au?bent (eftingtti?ook) entfpringen; tvideln. (er van door gaan) burcbgeb(e)n. ontwoekeren, h.: aan de zee o. = bent Oteere ontvluelating, v. = tut*. abgetvinnen ob. entreften; siren aan den slaap o. ontvoerder = %ntfit4rer. = bent Scblafe etunben abbrecben ob. entreif3en, ontvoeren, h. = entfifbren. ontwolken, h. = enttalfen. ontvoering, v. = entfilbrung. ontworstelen, h. = enttvinben, ent:, abringen, ontvolken, h. = entalfern. abgetvinnen; zich o. =fit entreff3en. ontvolking, v. = entafferung. ontllwortelen, h.; -wooden, h. = entll ontvonken, h. = enteittben, entftammen, o., Murbeln ; Avalben. z. = f ids ent6., entft., entbrennen. ontwrlehten, h. = berrenfen; (fig.) nub ben ontvoogden, h. = mfinbig fOrecben, fitr man: augen reif3en. big erfliiren, emattaipieren. ontwrlehting, v. = Zerrenfung. ontvonwen, h. = entfalten (ook fig.); (een ontwringen, h. = abringen. plan e.d.) au§einanberfelyn, enttvicreln, barlegen. ontzadelen, h. = (paard) abfatteln; (ruiter) ontvonwing, v. = entfaltung 2c. au4 bem eattel tverfen, abtverfen. ontvreemden, h. = entivenben. ontzag, o. = ber ifteiPett; (eerbied) bie ebr% ontvreemdIng, v. = enttvenbung. furcbt; (vrees) bie gurcbt; in o. houden = in ontwaken, z. = ertvacben, aufmacben ; (fig.: M. batten; o. hebben voor = e., . 4aben „ontstaan, beginnen") ermacben; („totbewust- bor (sat.); hij heeft er o. onder = er bait fie heid komen") auf maven (van 't gewetenbijv.). in M., er tvirb refpeftiert, vgl.: hij heeft er ontwapenen, h. = entivaffnen. den wind onder; zich o. vergchaffen = ficb ontwapening, v. = enttraffnung; (politiek) in 91. felon; uit o. voor zijn hooge jaren = glbrifftung. nub 91iicfrubt auf fan Itter. ontwapeningseonferentle, v. = brit. ontzagliJk = ungebeuer; (geducht)furcOtbar, ftung§fonferen6. getvaltig; (grootsch) grotartig. ontwaren, h. = getvabren, erbticfen, getvabr ontzagllikheld, v. = bas lingebeuere 2c.; tverben; (voelen) fpiiren. Orotartigfeit. ontwarren, h. = entivirren; (ook: een in- ontzagwekkend = imporant, majeftlitifcb, gewikkelde zaak : eine bertvicrelte eacbe) in? e§rfurclit einftnenb. flare bringen. ontlizakken, z.; -zegelen, h. = entifinfen; ontwassen, z. = entivacbien; zie ook o n t- .5egeln. gro eien. ontzegeling, v. = entfiegelung. ontzeggen. 476 onvergenoegd. ontseggen, h.: iem. 't recht o. lets te doen beiveglicb ; (slaap)Ieictt, leife, uttrul)ig ; (grond- = einent bag Re* abflnec§en ob. beftretten ettn. slag) unfelt, uttMer; (stem, hand, gangs e. d.) au tun; (iem. talent, karakter e. d.) abfinecben ; unfit:4er ; (prijs, markt) fcbttianfenb ; (in mee- mien stem ontzei mij den dienst = mane ning, oordeêl) TcOmanfenb, unicfAiiffig, uncut. etimme berfagte tuft (ben Zienft); iem. zijn fc/Aeben; (karakter, weer) unftet, unitat, un. huis o. = einem bag Oattg berbieten; een eisch beftlinbig. o. (recht.) = eine Silage abineifen; zie eisch; onvastheld, v. = lInfeitigfeit, 2oderbeit iem. een recht (bij vonnis) o. = einem ein onvatbaar = unempfinblic0 (fur, gegen), un- aberfennen. empftinglid) Mr; o. voor verbetering = fetner ontzegging, v. 8eftreitung, bag 9lbfine*n, OefTerung ft/big. bag %erbteten (bag alerbot), 9lbtueifung, vgl. onvatbaarheld, v. = UnetnOfinblicbfeit. ontzeggen. onveing = unficter, gef abrtfcb; o. waken = ontzellen, h. en z. = entlegeln, entfdiiffen ; unf. mad)en ; (bij seinen) Oefabr. de klip o. = bfe Stitp0e umfegeln ob. meiben. onvetlighetd, v. = ontzenuwen, h. = (eig.) entnerben; (bewijs, onver aeeljnsd; -anderd = unberf Bat argument) entfrtiften, tniberlegen. (4teuert, aoUfrei); .tinbert. I. outset (adj.) = entfet3t. onveranderlijk = unberiinberlitt, unablin. II. ontzet, o. = (van vesting) ber antfal); berlid) ; (minder alledaagsch) untvanbelbar ; (van een aangevallene) bfe Zefrefung. zich in 't o e schikken = ficb in bag Uttab. ontzetten, h. === entielpn ; uit zijn ambt o. = tinberlict e fligen. feineg 9Ititteg (bon !einem 9Imte) e., (etnen) onveranderlijkheid, v. = Unbertittberlid). ableten ; nit de ouderlijke macht o. = aug ber felt 2C. elterMen Metnalt e. ; (een vesting) e.; (een onverantwoord = unberantivortet. aangevallene) befreien. onverantwoordelijk = unberanttrortlicO, ontzettend = entfeVicb. (onvergeeflijk ook) unberaetbitcb. ontzettendheid, v. = %ntfetgicbfett. onverantwoordellikheld, v. = tinberant, ontzetting, v. = (ontsteltenis) bag entie#en; tnortlicbfeit. (uit een ambt) %ntielputg, (9.1mtg)ffntbebung, onverbasterd = ectt, recDt, unberftilfcbt, nid)t 1lbfet3ung ; zie ontzet. entartet. ontzettingsleger, o. = bfe %ntfatjartnee. onverbeterljjk = (in alle bet.) unberbeffer. ontOzielen, h.; -wield = entlfeelen; 'feat. Ifd) ; ook: berftodt, berfArtet. ontzten, h. = (eeren) einetn %/)rfurcOt entge. onverbiddelijk = utterbittlid), gonungglog ; genbringen, einen refpeftieren ; (sparen)fcbonen; o. zijn = (ook) rut ttid# erbitten laffen. zich o. = fd)., ficb In acbt ne4nten; (niet onverbledeltik = ungeborf am, unfolgfant. hinderers, niet kwetsen, zacht behandelen) onver0 bloemd; •bogen; -brandbaar; mit 91ficflid)t (rildfid)tgbolf) bebanbeln, gliicffid)t -breekbaar (-brekeltik) = unOberblilmt auf einen ob. ettn. nebtnen; zich doen o. = fid) (.ummunben, .befdAnigt, .beriint); .beflintert in Mitten fet3en; Been moeite, kosten o. = (..gebogen); .berbrennbar (%berbrennfid)); ,ber. feine koften fcteuen; niets ontziend = briicbticb (o e banden = unIobCtcbe t8anbe). riicfficOtglog ; zich niet o. lets te doen = f icy onverbulgbaar = unbfegbar, inbeflinabel. nid)t fiteuen ettn. au tun. onverdacht = unberblicbtig. ontztnd = toll, finttlog, bfrnberbrannt. onverdedigbaar = nid)t au berteibigen, ontsinken, z. = entfinfen. un4altbar. ontzwachtelen, h. = augmicfeln, ben 3ers onver dedlgd ; -deelbaar = nit f berteibigt ; banb bon .. abnef)tnen. steilbar. ontl zwavelen, h.; -zwenimen, z. = entH. onverdeeld = uttgeteitt ; (van bezit) gemetn. fdArefetn; .fd)tvfmtnen (babon fcbtututmen). icOaftlicO, ungetrennt ; (aandacht) ununter: onuit II blusehbaar (-doofbaar); brod)en. doofd; -gedrnkt = unauglili3fdAid) (un. onver delgbaar; -derfellijk; -dieht = unberlOfd)bar); igeldittt; ..gentrodgn. ung bertilg bar (saerittirbar); .berberblid) (Ater. (multi geweven; -gemaakt; -gesproken ganglid)); (damp)%berbid)tet (verhaal: ,erbicOtet). = (geld) unaug gegeben (dokument e. d. : nit/A onverll Blend; -dtenstelljk ; -doofbaar beri3ffentlid)t, nftt f)erauggegeben); 'genial* = unllberbtent (bffw. ook: .berbienterbnife ; (unentfMeben); .gefinocOen. zonder eigen schuld: .berfulbet); .berbienft. onnit f gevoerd; -gewerkt=unaua ff gefitbrt; (berbienftlog, one Zerbienft); .berli3fc0bar .gearbettet. (.augliifdAid)). °nun liputtelijk; -roetbaar; -spreek- onver ildorven ; -draagbaar ; -draw- baar = un erfct*fficb ; .augrottbar (%bertitg. zaam = unll berborben ; .ertraglich (.augftelAiC bar, nicbt augaurotten); .augfinecObar. lefblf ); .bertrliglid) (.bulbram, intolerant). °mall sprekellijk; -staanbaar = unaugH. onverdraagzaamheld, v. = Unbertrlig: TinedAid) (unftiglid, namenlog); .fteVid) (uner. licb felt, ,Ntolerana. unlefblid)). onverdroten = unberbrof fen, unenttnegt. onultstaanbaarheld, v. = lInaugfteblid). onverdnurbaar, zie ondraaglijk. left 2C., zie onuitstaanbaar. onvereenigbaar = unbereinbar, (niet over- onultvoerbaar = uttaugfiibr bar, .Itch. on- een te brengen) unbertrtiglid). uttvoerbaarheld, v. = Itnaugfitbrbarfett tc. onvereenigbaarheld, v. = 11nbereinbar. °mat vorsehbaar; -wischbaar = un felt 2c., zie onvereenigbaar. erforfdAtd) (.ergrilnblid)); (.ber. waver effend ; -tlanwd ; -geld = un I aug= tnifd)bar ; ber Zan bat ficb unbertnifd)bar metnent geglicOen; .geidsnlid)t (.berminbert, nid)t erfd)lafr MebadAnig eingelnagt). fenb); %bermildit (.getrilbt). onvaderlandseh = unpatriotifc4, unbater. onverll gankelijk; -iteettljk; -gelij kelt' k lattb(g)liebenb. =unber giinglid); saeilAid); .gleidgic0 (:gieid)bar) onvast = unfeft ; (van den grond) locfer, tneid), onvergenoegd = nittbergitiigt onvergenoegdheid. 477 onvoldoende. onvergenoegdheid, v. = bag O1if3bergniigen. onversehillig = inbifferent (voor: onverigetelijk; -gezeld; -glaasd; -gol- gegen); (onachtzaam) (slordig, laksch) den = un bergetlich ; ,begleitet ; oglafiert; nachliiffig, fabrliiffig ; 't is me o. = e& ift mit gleich, .bergolten. egal, einerlei; 't isms totaal o. = e& onverlhaast; -hinderd = unNbefd)leunigt lit mfr Rana egal, (stud.) tburft, ScOnuppe (gleicbinatig, abgenteffen); obebinbert (40d:fiat, ob. 43omabe; o. evenwicht =inb .. ea Ofeichges :geftiirt). tnicf)t; o. wie of waar enz. = Diet (ook: onverhoeds(ch) = unbertnutet, unertvartet, gleicbgiiitig) Wet ob. too 2C. pliitgiC jab ; (adv. ook) unertvartetertveife, onversehIlligheld, v. = @feichailitigfeit tc. unberfeben&. onverisehoonbaar (onversehoonlijk); onver lI holen; -hoopt; -hoord; laarbaar -sehrokken = uniberbeiblich, oerfchrocren = unit Verboblen (suinhntnben); oberbofft (-hors (.benagt, f)ertfbaft). bergefelyn, ,ertvartet(ertveife)); .erbart; :ber, onversehuldigd = nicht berpflicbtet, fret: iiibrbar. onver 0 huurbaar ; -huurd; -kiesbaar = onversierd = unbereert, ungefchtniicft. unilbertnietbar (nicbt bertnieten); .bertnietet ; onverslapt = nicht erfdgaffenb, ungefdpviicht. itndblbar. onver slenst; -sleten = unit berb3elft (frifc1)); onverkiesbaarheld, v. = Untvlibtbarfeft. .abgenutit. onverkleslijk = nicbt tviinfdyn&tvert, nn= onverslljtbaar = unberichteif3licb, nicbt ab: ertviinfd)t. etnut)en, unbertviiftlich, lit** ftarf. onver Hklaarbaar ; -klaard; -kleinbaar onver Ilsned en ; -staanbaar = unit ber, = unierflarlid) (oerflarbar); oerfitirt; =rebus fdtnitten (ocoupiert, oberntifcht); sberfainblicb 5ierbar (ofiirabar). (.bernebtnlid)). onverkleinbaarheid, v. = Unrebueerbaro onverstaanbaarheld, v. = Unberftlinbticb, felt 2C. felt tc. onver koeht; -koopbaar; -kort = units onverstand, o. = ber tinberftanb. berfauft; oberfaufficb ; :berfiire (ogefcbnailert; onverstandig = unberftiinbig, unfiug, van een verhaal d.: nittt Rehire). nicbt gefcbeit. on ver kit gbaar ; = unit: onver sterkt; -stoorbaar; •stoord = (nicbt befonunen, nicbt tju baben); un befeftigt; serfd)iitterlicb (van gezondheid, .erfreulid) (.1iebfant). geluk e. d. ook: obertvilftlich ; „standvastig": onverlaat=eienbe(r), Zerruchte(r), Ziifetvicbt. unentbmgt); ,geftiirt (gelaffen). onver lept ; -let; -lieht = unlbertvelft; onver taalbaar ; -taald; -teerbaar = ogefart (.bebinbert); obeleucbtet (van pijn: unit iiberfePar; oiiberfej# ; .berbattficb. ogelinbert). onverIteerd; -togen; -vaard ; -valseht onverillesbaar; -loofd; -maakt; -nataard = un berbaut; obergoren (:eben); oberbagt (ber5, = unit berlierbar ; oberlobt; oberiinbert; .beriibutt. baft; „zich aan nets storend": unberfroren); onvermagerd = nidit abgemagert. iberfaIfcht. onvermakelijk = nicht erg4licb, unerg1313. onvervoerbaar = nicbt tran4portabel. lid), nicht ob. tvenig =Want; niet o. = recht onvervreemdbaar unbertiuterlich. ergi#lid), redit broafg. onvervreemdbaarheid, v. = Unberliuter, onver I meld ; -mengd un er tuti nt ; Weft. .berntifcbt. onver 11 vulbaar ; -veld; -waeht = null ero onvermijdelijk = unbernteiblich, .untgiingo filfibar ; oerfilUt ; =ertvartet (oberbofft; adv. ook: 14; .au&bleibtid); o. noodig = unerltif3tid). -verwaehts = unertvartegertveife)). onvermlidelijkheid, v. = Unbertneiblid). onver warmd (vertrek); -welkbaar; Lfeft 2C. vgl. onvermijdelijk. -welkt = unlIgehei5t; %nennelfitdi; %bertvelit. onvermlnderd = unbertninbert; igefchbliid)t, onver II werpelljk; = un ber tuerflic0 sgeichntiiiert; (behoudens) unbefcbabet (men.). (:tabelfg); obereiglich (sgefiiumt, .bertveitt). onveriminkt ; -cooed ; •moeibaar; onverwini baar, zie onoverwin- -mock' = uniberle#t (obeichlibigt); :bermutet; nelijk. roerntiiblich ; .ertnithet (oablaffig). onver I woestbaar ; -wrikbaar = unit ber. onvermogen, o. = (eig.) Unbermiigen, Me tviiftCfdj; oerfchiittertich (.berritcfbar). ,tni3oten5; kennelijk o. = Me Bablung&unflibig. onverzaad. zie onverzadigd. reit (eine& aticht,kauftnann&); in staat van ken- onver zaeht; -zadelijk (-zatligbaar); [nelijk o. = bablung&unflibig ; bew0s van o. = -zadlgd = (Ain) null gelinbert (straf: .gentil- %rtnutilbeugni0. bert); ,erflittlid); ,gefeittigt (fig. ook : obefriebigt). onvermogend = unbertagenb; (finantieel onverizegeld; -zekerd; -zeld = unliber, ook) unbentittelt, ntitteno4. bebilrftig ; school fiegelt; .berfichert (nicbt affefuriert); sbegfeitet. voor o .. en = areifcbule, 91rtnenichule. onverlizettelljk ; -ziens; -zoeht = un er. onverlimurwbaar; -nielbaar; -nletIg- fchiitterficb (:betvegitch, obeugfant); oberfebett4; baar = un II erroeicbticb (oerbittlicb); oaerftiirbar; gebeten (niet in verzoekinq gebracht : .berfud)t). r=bertilgbar. onverfizoend; -zoenlijk; -zorgd; -zwakt onver waft; -ouderd; -paeht = units = unneriannt, ofiAttlich ; oforgt; ogefdpaticht bernitnftig (=fcbarffinnig); („nog in gebruik") (ogefcbtnlifert). :beraltet („nog jeugdig": ogealtert); oberOchtet. on vindbaar ; -voegzaam = un auffinbbar onver pakt ; -plicht; -poosd = un ber. (nitt ffttb en); .f•tictlid)(.gebiligitdmanittinbig). pacft (lofe); oberpfLicbtet (freibaig); .ablaffig onvoegzaamheid = Unfchichichreft 2C. (ounterbrodten). onvolg braeht; -daan = unilerfiatt (.beenbet); onverriehterzake = unberrichteter singe, .befriebigt (get aufcbt ; rekening : nicht quittiert). u. eacbe. onvoldaanheld, v. = Unetfriebenbeit, %nt, onversaagd = unbersagt, furcbt144, fieraaft. ttiufcbung. onversaagdheid, v. = Unberelgtbeft tc. onvoldoende = ungeniigenb, unetreichenb, onvoldragen. 478 onzeewaardig. ungultinglicb, nicbt binreicbenb ; o. frankeeren .rufild) ; .rpred)litt) ; %ftebtict (niet to stuiten: = ung. ob. ungur. franfieren. unauff)altram). onvoldragen = wadi; (kind) ungeitig ge, onweerbaar = nicbt tvebrbaft, Umbria. boren ; 0. kind = ber Ungeitling. onweeren, h. = bonnern, bliton ; ik hoor 't on vol eind(igd); -komen ; = un. o. = icy bore eg bonnern ob. bag IBetvitter. bollnenbet; .rtiinbig (.foramen); .ftlinbig (man. onweersllbni, v.; -lueht, v.; -wolk, v. = gelbaft). ber @emitter 11 icbauer (ber :gut, bag Metvitter); onvolledigheid, v. = Unbottrtanbigfeit 2c. %tuft (ber .bitnntet) ; %tvolfe (eettertvolfe). onvolmaakt = unbofLfommen. onwel = untrobt, onvolmaaktheid, v. = Unbotlfontmenbeit ; onweligevallig; -kom; •evend = unf. onze o. = unite Ungultinglicbfeit. angenebm (mitfiittig); %tvittfommen ; 0.1)Offid) onvoiprezen = nicbt genug gelobt ob. ge. (r.gerittet, brief en. onwellevendheid, v. = Unbafticbreit, Utt. onvoltallig = unbotigiiblig ; de vergadering manierticbfeit. is o. = bfe Zerranuntung ift nicbt bertblutftibig onwelluidend = iibenctutenb, mitti3nenb, Oft bercblutunfiibig). unbarmonircb. onvol toold; •trokken = unbott enbet onwel sprekend ; -voegltj k = un berebt ; (onv. verl. tijd = bag trtnerfeft); %rtrecft. srcbidCicb (%anftiinbig, sgeblibrlicb, .parrenb, %ge% onvol voerd ; •wassen = un auggeflibrt ; gietnenb). ertvacbren. onwelvoeglijkheid, v. = Unrcbicflidifeit 2c. on voor f bedaeht ; -bereid ; -dealt; = onwelwillend = ungefiiaig, unfreunblicb. unboribebacbt unabricbtlicb); .bereitet onwelwillendheid, v. = Ungeriiffigfeit 2c. (o. spreken = .bereitet rprecben, aug bent Ste? onwelzljn, o. = Untvobtrefn, bie Unpatlidgeit. reff rnrecben); .teitbaft (ook: unglinitig). onwerkzaam = unarbeitram ; (niet wer- onvoorll komend; -spoedig; -waarde- kende) unttitig ; (geen werking hebbende) un. lijk ; -ziehtig = un guborfommenb (.geriittig); tvirfrant. gliicflicb (o. jaar = u .. d, unborteilbafteg aabr); onwetend = untuirrenb ; (adv. ook) untvirrent% .bebingt (rildbattlog); .borricbtig (sberonnen, licb; o. zondigt niet = Unttgenb flinbigt nit* ; leicbtfertig). obne tairren obne Siinbe. onvoorzlehtigheid, v. = Unborricbtigfeit 2c. onwetendheid, v. = Untviffenbeit. onvoorzien = unborbergereben, ook: .ber. [onwetens = untvirrentlicb ; mijns o. = obne mutet. mein 933iffen]. onvoorziens = unberrebeng ; op 't o t = onwetensehappelijk = untviffenrcbaftlicb. gang u., urp18131fcti. onwetensehappelkikheld, v. = Untviffen. onvrede, m. = Unfriebe. fcbaftlicbfeit. onH vreedzaam ; -vrIendelijk = unorrieb% onwettig = ungerelgfcb, geret3tvibrig; o. kind 1icb; %freunblicb. = unebelicbeg Stinb. onvriendelijkheid, v. Unfreunblidifeit. onwettigheld, v. = UngereVidgeit, 600. onvriendschappelijk = unfreunbrcbartlicb. tvibrigfeit. onvrij = (dienstbaar) unfrei, nicbt fret ; (in on I wezenitik; -wijs; -wijsgeerig = un l. doen en laten) abbiinnig, gebunben, nicbt fret; tvirflici) (niet tot 't wezen van iets behoorende : 't is hier echt o. = man ift bier bar .2aurcbern stverentlicb) ; %flug (%berniinftig, thricbt, berriicft); ob. ebtibern nicbt richer. .0bilofoiAifcb. onvrij willig; -whin* = unfref tvf (un. onwijsheid, v. = Unflugbeit, Unbernunft, tuitiffirticb) ; qinnig (bercbriinft). Zerrlicftbeit. onvroom = unfromm. onwil, m. = bag 91fcbttvotten, bie Sibertvinig. onvroomheid, v. = ber Vanget an ari3tno felt; bfe eiberrnenftigfeit, bie EiberreMicbfeit. migfeit. onwillekeurig = untnittflirlicb. on f vronwelijk; -vruehtbaar = un p tveib% onwillens = obnegu molten; untvitlig ; licb; .frucbtbar (fig. ook: frucbtlog, unni4). willens of o. tvobt ober libel, icy (er 2c.) onvruehtbaarheid, v. = Unfruebtbarfeit. mag (mocbte 2c.) Molten ober nicbt. on! waar; -waarachtig; -waard = un H. onwillig = tviberreigicb, tviberrbettitig, tviber. Mato; itvabrbaft; Overt; iets o. zijn baarig ; met o ..e honden is 't slecht hazen ----- ether ea* u. rein; eine Cache nicbt Inert vangen = mit gegtvungenen tunben ift libel rein ob. nicbt berbienen). tagen. onwaarde, v. = ber Untvert; van o. = null onwilligheid, v.. zie onwil. unb nicbtig of unglittig ; van o. verklaren = onwinbaar = (van een spel) nicbt su ge. fiir null unb nicbtig (filr ungilltig) erflaren. tninnen. onwaardeerbaar = unrcbiiPar. on I wis; -wraakbaar; -wrikbaar = un n. onwaardeerbaarheid, v. = UnrcbtiParfeft. getvir; (%ficber); :berbierffici) .tabel% onwaardig = untviirbig, zie onwaard. bort, stabelig); .erfcblitterfict) (.umrtatlid), .man: on M waardigheid, v.; -waarheid, v. = belbar, felrenfert). Utt H tairbigreit ; tvabrbeit. onwrikbaarheid, v. = Uttergiitterlicbfeit. onwaarjjneembaar; -sehijnIljk = un% onyx, o. = her Onng. tvabrilnebmbar (unmerf bar, unnterflicb); .fcbein. on II zaeht; = un !rat* ; .relig (beittog). 11th. onze, onzent, zie o n s I. onwaarsehljnlijkheid, v. = Untvabricbein. onzedelljk = unrittlid), unntoralircb; (van afbeeldingen, gesehriften enz. ook) ungiicbtig. onwankelbaar = unerWitterlicb ; unman. onzedelljkheld, v. = Unrittlidgeit. belbar. onzedig = (vrij) unrittram ; (onnet) unan. onwe(d)er, o. = remitter, Ungetvitter. rtattbig, unglicbtig. onwe(d)erilegbaar; -roepelUk; -spre- onzeewaardig nicbt reebaltenb, nicbt fee. kelijk; -staanbaar = untntber I ; tilcbtig. onzeglijk. 479 oog. onzegiUk = unfiiglicb. houden") naci) bent Otecbten feben, acbt auf ettn. onzeker = ungetvit, unficber; 't is nog o. = geben; een o. in 't zeil houden = acbt geben, (ook) eg ffebt nocb babitt; in 't o ..e zijn = bie 91 .. n offen batten, („toezicht houden") im unftaren ob. int ungetviffen feht; in 't o ..e nacb bent Ellecbten feben ; in 't o. vallen (loopen, laten = fm ungetviffen ob. in ber Scbtvebe batten. springen) = ht bie al .. n (ing at.) fatten onzekerheid, v. = Ungetvitbeit. (fpringen), auffatten; in 't o. vallend (loopend) onzelfstandig = unfelbftiinbig. = augenfliflig, auffattenb, auffattig ; een in 't onzelfstandigheid, v. = Unfelbftiinbigfeit. o. loopende trek = ein berborfted)enber Bug; onzelfzuehtig = uneigennii4ig. in mijn o. = in meinen at . . n, ntefner ainficbt onze-lieve-heersbeestje, o. = ber 97/arien:, nacb ; iem. nand in de o .. en strooien = einem Sonnenflifer, ber elebenlmnft. Sanb in Me al .. n ftreuen; iets goed in 't o. onze-lieve-vrouwenbedstroo, o. = ber vatten = ettv. feft in& K. faffen; den hoed in a eibtlAtrian, ber £uenbel, ber Salbmeifter, de o .. en drukken = ben Out fief in bie Stint ber aelbfilmmet. brilden; iets (een wensch by.) in iems. o .. en onzent a halve; -wege; om -wil = unfertil. lezen = einem ettv. an ben at .. n abfeben; zijn balben; .tvegen (van -wege = unferfeit4); um voordeel in 't o. houden = feinen Zorteil fm ,tvitten. K. baben; iem. in 't o. houden = einen im K. onzerzijds = unferfeitg. bebatten, nicbt aug ben Kneen taffen, nict auf; onziehtbaar = unficbtbar. ben al .. n berlferen; men moet in 't o. houden, onziehtbaarheid, v. = Unficbtbarfeit. dat... = man fott ertvagen, bebenfen, in 18e. onzienlijk = unficbtbar; ungefeben. tracbt aieben ob. nicbt bergeffett ac., bat . . . ; hood onzijdig = neutral; (onpartijdig)unpartefifcb ; dat in 't o. = tnerfen Cie ficb bag, bergeffen (gramm.) feablicb, zich o. houden = n. bleiben ; Ste bag nicbt; iem. of lets in 't o. krijgen = o. verklaren = filr n. erfliiren. einen, ettv. anficbtig tverben, getvabr tverben, onzijdigheld, v. = 91eutratitilt. erbliden, getvabren ob. bemerfen; 't kind krijgt onzin, m. = Unfinn ; o.! =1Z.! (Scbnicf)ScOnacr 1 kleine o .. en = macbt fteine al .. n; zijn 0. praten = U. ob. butnmeg Beug reben (fcbtvat,en). o .. en den kost geven = feine al .. n gut onzindelijk = unreinticb, unfauber. gebraucben, Die al . . n auftnatben ; iem. lief- onzindelijkheid, v. = Unreinthbfeit, lin, hebben als 't lieht van zijn o .. en ,----- ehten fauberfeit. tvfe feinen alugapfel liebbaben; ik heb 't met onzinnig = unfinnig; (in strijd met 't gezond mijn eigen o .. en gezien = .. tuft (meinen) verstand) tviberfinnig. eignen al .. n gefeben; met schele o .. en aan- onzinnigheid, v. = Unfinnfgfeit, fiber. zien = mit fcbeelen (falfcben, nefbifcben) al .. n finnigfeit, vgl. onzinnig. anfeben (betracbten), fcbeet anfeben; met eon onzniver = (alg.) unrein; o. rijm, o ..e tones half o. jets zien = etin. balk ob. ffilcbtig feben; = u .. eg Reim, u .. e TOne; o .. e bron (fig.) = dat kan men met een half o. wel zien = u .. e ob. unlautere Cue& ; o..e bedoelingen = bag ffebt ein lltinber ob. ein 43ferb ; met 't o. op.. unlautere albrubten; o.. e passie = unlautere ob. = inn Oinblict ant, in ,Dinfictt auf, tuft atildficbt u .. e 2eibenfcbaft; o..e redeneering = tali* ob. auf (KM), In VInbetracbt (Oen.); iem. naar de unricbtige %etveigfilbrung ; o .. e leer = frrige o .. en zien = einem atteg an ben VI .. n at,s 2ebre; o. in de leer = nicbt recbtglaubig ; o ..e feben; auf femg. leffeften Sint acbten; ik behoef afdruk = unbentlicber ob. unftarer Rbbrucf ; niemand naar de o .. en te zisn = fcb bran* (bruto) brutto ; o ..e winst = ber Oruttogetvittn. nacb niemanb 511 fragen; o. om o. = al. um K. ; onzuiverheid, yr. = Unreinbeft, Unlautero onder vier o .. en = unter bier al .. n; iem. felt, vgl. onzuiver; onzuiverheden (in onder de o .. en zien = einem in& K. feben ; waren), my. = Uttreinthbfeiten. 't gevaar onder de o .. en durven zien = el ol lvagen ber @eft* in& K. (aingeficbt) 6u feben; 0 (percent) = 0/0, lrolent. een vraag onder 't o. zien = einer grage ooft, o. = Obrt. nifber treten; iets onder isms. o .. en brengen oofti boom, m.; -bouw, in.; -bonwkunde, = einem etin. unter, bar bie at .. it brengen; iem. v. = MN baum; 'ban; .baufunbe ($omologie). lets onder 't o. brengen = einetn ettu. bor. ooftlhandel, m.; -wand, v.; -markt, v. batten, borfilbren ob. bar Me at .. n'bringen, eitten = Mai banbel; ber .forb; ber .ntarft. auf ettv. aufmerffatn macben; iem. onder de ooftliseizoen, o.; -teelt, v. = bie Obitheit; o .. en komen = einent unter bie al .. tt footmen, .duct. au Oeficbt footmen; kom me niet onder de oog, o. = aluge (ook van dobbelsteen, op soep, o.. en = fomm mit nicbt unter (bar) bie at .. n; aan takken enz , punt in 't spel; (aan aard- op 't o. --,--- anfcbeinenb, hem ainfcbeine nacb ; appel) ber Reim; (van naald) Obr; aan 66n iets op 't o. hebben=ettv.(bedoelen)beablicbtigen, o. blind = auf einetn at. blinb ; 't o. is er (van plan zijn) borbaben, (in 't vizier hebben) of = eg bat fen febiitteg atugfeben bertoren ;1 auf fein nom baben; iem. op 't o. hebben = o. des geestes = bag geiftlge ob. inhere at.; zijn einen meinen, einen baben tvotten; op je 0.. en! o .. en zijn grooter als zijn bulk (maag) = = icb butte, niefe, Ofeife ob. male bir kra4! ook: feine 91 .. n finb grOter al& Fein Wlagen; o . en tvarutn nicbt gar! groote o .. en opzetten = achter en voor hebben = bie 91 .. it binten grde al.. It macben; 't o. op iets, iem. slaan unb borne baben; geen o. voor iets hebben = = bag K. auf ettv., einen tverfen; de o .. en feht at. fiir ettu. baben; 't o. wil ook wat heb- in 't rond slaan = Me al .. n umbergebn taffen; ben = bag VI. rota befriebtgt fein; niet veel o. zijn o .. en in zijn zak steken = bie al .. It op iets hebben = fetnen guten Slid auf etiv. einftecfen; dat trekt 't o. = bag afebt bie Kitf. baben; een (goed) o. op iem. hebben = ein K. nterffantfeit auf NO ; goed nit zijn a .. en zien auf einen baben, fein al. auf einen tverfen ; 't = fettle at .. tt gut gebraucben, bie 91..11 aut. 't heeftgeen o. = 6 4at rein fdAtteg alugfeben, macben; te lui om uit zijn o .. en te kijken = fiebt fhb nicbt fcbOn an ; 't op iets houden = au faul bat) er fief* uit mijn o.. en! = gel) bag K. auf etin. gericbtet batten, („toezicht !Mr aug ben at .. n 1 pate bfcb ! uit 't o., nit oogappel. 480 00M. 't hart = aug ben 91 n, aug bem Sinn; mijn kluge subriicten ob. sutun; eg gefcbeben Jaen obne o. viel er op = mein Zlicr fiel barauf; de ficb ettv. merfen su laffen, ficb env. nicbt merfen schellen vallen me van de o . . en = 0 Mat laffen; bij ooglniking, zie oogluikend. mir tvfe ScOuppen (bfe Scbuppen fallen mfr) oogmaat, v. = bag Kugentnat. bon ben al —It, bie .. n geb(e)n mfr auf; ik ooginerk, o. = Me Kbficbt, her Steed; met kan hem voor mijn o ..en niet zien = 't o. = in beryl. fann ibn bor K nicbt feben, fann fjn nicbt oogimiddel, o.; -ontsteking, v. = Wugen % augfteben; God voor o en houden = Gott bor mittel; %entsiinbung. 91 .. n baben; iem. lets voor o.. en houden = oogopslag, m. = einem ettv. borfterien ob. borbalten, iem. lets voor ooglipljn, v.; -pinker, m. = bag Wugen tbeD; o.. en stellen = einem ettv. beutlicb ob. anfcbau% bfe :tvintper. tic?macbett, augeinattber feI3en; voor 't o. van oogpunt, o. = (fig.) bey StanbOunft, ber de wereld = bor ben 2euten; zie verder eilertcbtgpunft; (in verrelcijker) ber Kugenpunft; bloot, doorn, draaien, giazen, groen, (in perspektief) her Wugen%, Oeficbtgpunft ; uit guitigheid, gunnen, haak, hand, 't o. van recht = bon hem St. ob. aug hem CO. meester 0. a. beg Diecbteg. oogappel, m. = Wugapfel (eig. en fig.). oogirand, m.; -rok, m.; -seherm, o. = ooglarts; -as, v.; -bad, o.; -badje, o. = alugenl(lib)ranb; hie %Out; ber %fcbirnt. Kugenlarst; %acbfe; sbab; fittipfcben. oogispiegel, m.; -spier, v. = alugen j Mega; ooglbal, m.; -bedrog, o.; -bol, m.; -diertje, ber mtugfel. o. = Kugen0 6aU (gew.: Vlugapfet); bfe %tau% oogst, m. = bie %rnte; gemiddelde, ruime o. = ftbung (ber %betrug); %ball (Kugapfel); :tiercben. lDtfttelernte, reicblicbe slechte, mislukte o. = oogeblik, o. = her KugenbItcf; in een o. = niternte, (sterker) bie geblernte ; de o. van In einem int 91u, gleicb; op dit, dat o. = dit jaar = bie biegjabrige zie ook binne n- in biefent, bent W.; op 't o. = augenblidlicb, ha I en. momentan ; voor een o. = (auf) einen ; een oogstberieht, o. = ber erntebericbt. holder o. = ein licbter oogsten, h. = ernten, einernten (eig. en fig.); oogeblikkelijk = augenblfdlicb, (onmid- wat men zaait, oogst men = tvie bie Sant, dellijk) a., foglehb, unbersiiglicb, ben Kugen% fo bie 4rnte. blid oogster %niter ; (maaier) Scbnitter. oogell dienaar ; -dienst, m.; -dokter; oogstlifeest, o.; -jaar, 0.; -lied, o.;-maand, -draeht, v. = alugenibiener; bie sbienerei ; v. = %rntell feft ; %jabr; slfeb ; her :ntonat. .ar6t; shutter ('t dragen: ber %fluf3, bag striefen). oogstiraming, v.; -tijd, m. = 4rntellfcbiits oogelijn, o. = kuglein, tugelcben. sung ; We 'left. oogelust, m. = bie Kugettluft, Kugentveibe. oogtand, m. = alugensabn. Eoogen, h. = feben, bliden, ftbauen]. oogverblindend = (augen)blenbenb. oogenblik enz., zie oogeblik enz. o.; -water, o. = We Kugen 11 baut ; oogepaar, o. = Kugenpaar. .tvaffer. oogesehijnlijk = (schijnbaar) fcbeinbar ; oogwenk, m. = (Kugen)Tainf ; in een o. = (waarsch(jnlijk)anfc0einenb, bemKnfcbeinenacb. fin (in einem) 9/1t, fm .anbumbreben. oogeffsehouw, m.; -taal, v.; -troost, m. oogOwijdte, v.; -wimper, v. = = alugenifcbein (In W. neOnten); %fpracbe; stroft tvelte; %tvintper. (%0Orafia). oogwit, o. = (fig.) alugentnerf, Biel; (eig.) oogOgetuige; -glaasje (-badje), o.; -gifts, ba4 2ileff3e (im Wuge). o. = Kugen Ilseuge ; :ttiipfcbett ; (in alle bet.) ooglzalf, v.; -zennw, v.; -ziekte, v.; %glag (in een kijker ook: Ofular). zwakte, v. = Kugenil falbe ; ber %nevi); oogHhaar, 0.; -heelkunde, v. = bie Wugen I% %franfbeit ; ,fcb Witte. tvittiPer ; %beilfunbe. ool, v. = bag 93tutterfcbaf. oogheelkundig = augenbeilfunbig ; o. zie- ooievaar, m. = Stout). kehuis = bie Kugenbetlattftalt; o e hulp = oolevaars0 been, o.; -bek, m.; -bloem, v.; augenarstlicbe Oilfe; o..e = Kugenarst; o..e nest, o. = Stoublibein (ook fig.); .finabel kliniek = Kugenflinif. (in alle bet.); %Olunte, sneft. oogH hook, m.; -hone, v. = Kugenff Mittel; ooilam, o. = Eutterlantnt ; mijn laatste o. = :table. mein 2ePteg. oogje, o. = tugelcben ; ffugIein; iem. een o. oolt = je, jentalg ; zoo o. = tvenn ; heb ik geven = einem mit ben Kugen tvinfen, einen (heb je) o. van mijn (van je) 'even! = Oat aniiugeln (anblfnieln); een goad o. op iem. man je 1 of tver 41itte je l of bu, meine hebben = efnett gem baben, einen (gent) mBgen; Mite 1 een o. toedoen = emit Wuge subriden ob. sutun ; ook = auf ; dat is waar o. = bag ift ja and) zie ook o o g. tvabr ; hoe heat hij o. weer? = tole beitt er oogjesgoed, o. = Gerftenforn., Olinfeaugen% bocb gfeicb? hoe.was dat o. weer? = tole war seug. bag nur (benn, bocb) gleicb ? kunt u me o. oogikamer, v.; -katar, v.; -kas, v. = zeggen, waar ...? = Mitten Cafe nth tv041 Vlugen II rammer ; her :fatarrb; 43?e. (bielleicbt) fagen, bus ? al is hij o. nog zoo oogllklep, v.; -klier, v.; -kwaal, v. = rijk = tvenn er aucb nocb fo reicb ift, er mag Kugeniblenbe (Scbeuflappe, bag Scbeuleber); nod) fo reit?rein; zie ook hoe. :%briife ; bag %leiben (bag %libel). oolijk = ofiffig (guitig) gainaft, een o..e ooglap, zie -k 1 e p. klant = ein $fiffifug; zich o. houden =- ficb oogilid, o.; -lijder; -lijdershnis, o. = nicbtg merfen laffen. Kugen lib ; %franfe(r); bie %Oeflanftalt. oolijkerd = Calf, $fiffifug, ect)lauberger. ooglijk = angenebm fiirg kluge, 4ithic0 (aug% oolUkheld, v. = $fiffigfeit, Scbalfbaftigfeit. febettb), fc§ntud. oom = Onfel (ook kinderwoord voor: „mijn- oogluikend: lets o. toelaten = bet ettv. ern heer" e. d.); (minder gewoon) Obeint ; Hendrik oomlief. 481 oorlogsgeweld. o., Jakob o., enz. = Onfet it)einrfc? ,arob 2C. ; zijn o. uitspreken, geven = fein U. augibrecben, hooge o .. e= grofieg Tier; zie ook Jan o o m. abgeben; daar heb ik geen o. over = barilber oonellef = Heber Onfet. babe icb rein U.; hij heeft een holder o. = er oomsehap, o. = bie Onfelfcbaft, bie Onfet hat einen Karen (bet(en) Zerftanb; volgens 't o. tniirbe. van kenners = nact bent U. ber Renner; ik oomzegger, •ster = 91effe, %Kite. ben van o. = it bin ber K. ob. V.; volgens oor, o. = Chr; (van kopje, kan, mand e. d) mijn o. (mijns o.. s) = nacb meinem U., Of); bbr ; 't uitwendige en inwendige o. = seiner VI. nacb ; zie ook dag, leven I, o n- bag auf3ere unb innere Cbr; aan dat o. is derscheid. hij doof = auf bent 0. ift er taub ob. Wirt er oordeelen, h. = urtellen; over iets o. = nicht; iem. aanhoudend aan 't o. zaniken = fiber ettu. u.; to o. naar ... = na•t ... au ur, einem beitiinbig in ben 0 .. en Hegen; iem. MI teilen; iem. o. (vooral in bijbettaal) = einen zijn o. trekken = einen bet ben 0 .. en nerpren ricbten; oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld (ook fig.), supfen ob. reiten ; geheel o. zijn = wordt = ricbtet nicbt, auf bat tbr nit ge, gaits O. fein ; geen o. hebben voor muziek = riitet tuerbet. rein 0. fiir nufif baben ; ik heb er wel o –en [oordeelkunde, v. = Urteilrfraft, bag Ur. naar = bag fagt nth tbobt au; iems, o. heb- tell; Rear]. ben = 'mtg. 0. baben; 't klonk mij vreemd oordeelkundig = berfainbig, berniinftig, In de o .. en = eg flaw( mfr fremb in ben soma: facbberftiinbig. (Me) 0 .. en; iem. iets in 't o. blazon = einem oordeelsdag, m. = ber jiinafte Tag, Tag beg ettn. ing O. raunen, einem ettu. einbrafen; iem. Oericbtg. lets in 't o. bijten = einem neibifcb ebb. ing oordeelekracht, v. = Urteilaraft. C. raunen; een snee in 't o. hebben = einen oordeelvelling, v. = bag Urteil, ber Slug. Gcbtviomg, een ob. Oieb baben ; dat zal ik in 113rucb. mijn o. knoopen = bag Will icb mfr Muter bie oordje, zie oortje II. 0 .. en fcbreiben; 't eene o. in, 't andere nit oorg gerniseh, o.; -getulge = Obren 1 Tauten Aunt einen C. hinein, Aum anbern ibieber binaug ; (,braufen, .tiinen, ,flingen); lenge. iem. 't o. leenen = einem bag 0. feihen; oorhanger, m. = bag Chrgeblinge. maar met een half o. luisteren = nur mit oorheelkunde, v. = Obrenbeilfunbe. balbent 0 .. e Koren; de stukken vlogen hem oorijzer, o. =-- (golbene ob. filberne) Rablie, om de o .. en = bie Stade ffogen Mtn nur Q3lecbbaube, Oaube, Obreifen. fo tun ben Rol* iem. om zijn o .. en geven, oorklep, v. = Obrettirlablie, her ,tbiirmer. slaan = einen hinter Me 0 .. en fcblagen, einen ooriklier, v.; -knop, m. = ObrO bale; burciibriigeln ob. obrfeigen, einem Rolifniiffe bers .ring, abreicben; iem. een klap om de o .. en geven oorkonde, v. = Urfunbe, bag Zofutnent. = einem eine Obrfeige geben; den hoed op oorkondeboek, o. = Urrunbenbutb. 136n o. = ben .Dut auf O.; 14 ligt nog op oorlIkraakbeen, o. ; -krniper, m.; -kus- 6611 o. = er Heat nosh im Zett; 't (kalf) is sen, o. = ber ObrIlenfttorliet; ,enfriecber; op een o. na gevild = tvtr finb greicb Au %nbe, .fiffen. jet bauereg nicht ntebr lange; eg ift fo gut oorlam, m. = Eatrofe, Obrlanint; Scbnalig. tote getnacbt; een open o. vinden = ein offe. oorlap, zie -k 1 e p. neg ob. geneigteg 0. finben ; een open o. voor iets oor ll lapje, 0. (of -lel, v.); -lepel, m.; -11jder hebben = ern offeneg 0. fiir ettv. baben; tot = Cbrilleililicben; affel; .enfranfe(r). over de o .. en in de schulden, in 't werk [oorlof, o. = (verlof) bie %rlaubnig; (af- zitten = big fiber bie 0 .. en in (ben) Sctufben, scheid) ber Urlaub, ber Vlbfcbieb ; (vaarwel!) in ber 9.1rbeit ftecren; tot over de o .. en ver- lebt WW1] liefd zijn = Mg fiber Me 0 .. en bertiebt fein; oorlog, m. = Arica; in tijd(en) van o. = in iem. 't vel over de o .. en halen = einem bag Rrieggseiten; in staat van o. verklaren = in ad iiber bie 0 .. en aieben, einen fcbinben, ben Rriegg:, belagerunggauftanb erfliiren; op kleine potjes hebben ook o .. en = Mine voet van o. brengen, staan ..-- auf ben Rieggfut Ti3life baben auk 0 .. en; de o –en @pitmen, fet,en, auf hem Rrieggfuf3e fteben; o. voeren opzetten = aufborcben, bie 0 .. en flifi3en; tegen = irieg filbren tuft, beflimiifen; ten o. iem. de o .. en wassehen = einem ben Robf trekken = in ben R. bieben; in o. met = bictfcben; zie ook droog, krabben, muur e.a. int St .. e mit (gegen); tot den o. gereed = oorlfaap, m.; -arts = ObrenIntari (Obraffe); frieggbereit. .arat. oorlogen, h. = friegen, Rrieg filbren (mit). oorbaar = angenteffen, fcbicflicb, liaffenb; iets oorlogsliammunitie 9 v.; -bawd'',, v.; o. achten = ettu. fiir a. batten. -bedrijf, o. = Rriegg 1 borrtite (vooral: •inutti. oorbel, v. = ber Chrring. Hon); strontliete; .4anblverf (ook = -daa d). oorlibleeht, v.; -blazer; -blazer, v. = oorlogsl begrooting, v.; -behoeften, mv.; Obrennbeichte; .bliifer; .bliiferei. -belasting, v. = bag Rrieggl bubget (ber setat); oord, o. = (streek) bie Oegenb ; (gewest) 2anb .bebilrfniffe (ber .bebarf, ber ,borrat); :fteuer. (t.: Lianbe); de heilige o .. en = bie belligen oorlogsn bende, v.; -berleht, o.; -bodem, Otte; van o. tot o. = bon einem Ort pm m.; -bust, m. = tier Arieggllbaufe (geregelde: anbern, afterorten; beter(e) o .. (en) = beffereg ,fcbar); ber ibericbt; bag .fcbiff; bie .beute. 2anb; nit ails o .. den der wereld = aug ob. bon oorlogslicontrabande, v.; -eorrespon- atm Galen unb Mnbett (her), aug alien .0intmelgs dent; -dead, v. _ Ariegg 0 fontrabanbe; ftricben ob. aleftgegenben. .forrefbonbent; ,tat (eaffentat). oordeel, o. = (alg.) Urteil ; (meening, opine) oorlogsildeugd, v.; -fakkel, v.; -felt, o. = bie Knficbt, bie Wieinung i 't laatste o. = bag Arieggjtugenb ; .facrel; bie .tat (bie l9affentat). jiingfte (le#te) Mericbt; zijn o. opschorten = oorlogsligebruik,o.;-gevaar,o.;-geweld, mit !einem U. 8urlicfbalten; dat laat ik aan uw o. = ber Rrieggllgebraucb (bie ,regein); bie o. over = bag iiberlaffe icb iNretn U. (Zenteffen); ,gefabr (verzekering tegen -gevaar = Zer, VAN GELDEREN , Duitsch Woordenboek. U. 3i oorlogsgezind. 482 Oostindisch. ficberung gegen %gefabr, gegen Strieg); bie =Re. au& of er mact ein (ref ii ivie ber %f el, ber Walt (zie ook -ru moe r). Zeta gefreffen bat; voor een o. thuis liggen oorlogsgezind = friegggefinnt. tinter bent $antoffel fteben, nicbt mit5abren. oorlogsllgod; -haven, v.; -held = Strieagi: oorlltrechter, m.; -trompet, v.; -nil, v.; Gott; ber %bafett, %belb. -veeg, v. = Obriltricbter; %trompete; %cute; oorlogsllkans, v.; -kas, v.; -kosten, my. = ,feige (931aulfcbeffe, nopfnuf3, Watfcbe, Zacfpfeife) bag griegg I glitd (geen my.); .fajle ; ,roften. oorverdoovend = (obren)betaubenb. oorlogsf kra eh t e n , my.; -kreet, m.; oorverscheurend = obrerreff3enb, in bie -kunst, v. = Strieggifrlifte (sinacbt); bag :ge% Obren fcbiteibenb. fcbrei (ook voor 't my.); 4unft. oorvljg, zie -v e e g. oorlogs f lasten, mv.; o.; -macht, oorviies, o. = Zrommelfen. v. = krieggillaften; %leben; ,macbt. oorvormig = obrfarmig. oorlogso man; -marine, v.; -materiaal, oorworm, m. = Obrinurin, bbrting ; (fig.) o. = arieggl mann (Strieger);-marine; %material. Triurrfopf, Oarbeif3er; hij zet een gezicht ale oorlogsumedaille, v.; -middel, o.; -moed, een o. = er macbt ein Oeficbt tnfe af:bt (brei) m. = Striegg benfniiinae ; :mfttet; Zage alegettivetter, tvie ein Zopf boll E01tiufe. oorlogs operatte, v.; -partij, V. -plan, o. oorzaak, v. = Urfacbe; aanleidende o. = = Striegg f operation; :partei; ber %ptan (ber Orunburfacbe; o. en gevolg = U. unb eirfung; B'elbpggplan). ter oorzake van = tvegen ((den.), infolge (Oen.). oorlogsll reeht, o.; -roem, m.; -rumoer, o. oorzakelijk = urfacblicb, faufat ; o. verhand = Striegg f recbt ; %rubm ; %getafe. = u er Bufammenbang, ber naufalpfammen% oorlogsschatting, v. = nontribution. bang, ber naufalnexug, bie Staufalitat. ? oorlogs f schip, o.; -standaard, m.; -sterk- [oorzakelijkheld, v. = Staufatitlit]. te, v. = Striegg f fcbiff ; bfe .ftanbarte; .ftiirre.oorziekte, o. = Obrenfranfbeft. oorlogsllterrein, o.; m.; -toerusting, oost, m. en o. = ber Often, (op de windroos) v. = ber arteggIfebauplat, bie =heft (duur: ber Oft; om den o. = in Mater Micbtung ; o. bie sbauer ; in -tijd = in krieggaeiten); west, thuis best = Oft, efib, Sett, p eaug oorlogslltoestand, m; -tooneel, o.;-vaan, iftg am Deft; Oost, v. = bag Oftinbien, Zn' v. = Arica& ftanb ; ber sicbauPla13; %f alone. Men, ook: ber Orient. oorlogsveld, o. = Gcblacbtfelb. oost (adv.) = oft, afflict; de wind is o. = ber oorlogs H verklarin g, v.; -verzekering, R33inb fit oft, eg fit Oftivinb; o.-ten-Noorden = v.; -vlag, v. = arieggiferftarung ; .berficbe% Oft pm %orb. rung; .flagae. Oost-f Alpen, my.; -Afrika, o.; -Azle enz. = oorlogsll vloot?v.; -vuur, o ; -wapen, o.; OM ellen; %afrifa ; .afien = Strieggliftotte; .feuer; bie ,thaffe. oosteinde, o. = Oftenbe. oorlogs if werktuig, o.; -wet, v. = bie ariegg% oostelijk = afflict; o. van Utrecht = bon U. mafcbine ; bag %ROO,. oosten, o. = ber Often; (Levant) ber orient, oorlogllvoerend;-zuchtig= Men II fiibrenb; Borgentanb; 't verre o. = ber ferne Often; .erifcb (gluitig). de Koningin van 't 0. = bie Stant& beg oorHontsteking, v.'; -peuter, m.; v. Orient?(nl. batabia). = °brit enentaitnbung ; affet (.enraunier ; slag : Oostenrijk, o. Ofterreicb. Me sfeige); ber %enfitinera (bag %eniveb). Oostenrijker = Ofterreicber. oor 0 rand, m.; -ring, m.; -whelp, v.; [-stin- Oostenrijk-Hongartie, o. = biterreicb. ger, m.] = bie Obrf leifte (%ranb); :ring; Ungarn ; de Oostenrijk-Hongaarsehe .mufcbet; bag %gebtinge. monarchie = bie Ofterreicbifcb4ingarifite oorlisieraad, o.; -smeer, o.; -smeerklier, nonarcbie. v.; -speekmelklier, v. = ber Cbrl enfcbmucf Oostenrijkseh = afterreicbifcb. (ber ienbterat); .enfcbinals; senfcbmatabriife ; oostergrens, v. = Oftgrenae. -f ,efielbritf e. oosterkim, v. = ber Mtn* ,,oritont. oorllspiegel, m. ; -spier, v. = Obrenllipieget; [Oosterland, 0. = ber Orient]. ber :niutfel. oosterlengte, v. = i3ftlicbe 2tinge; op 70?6' oorsprong, m. = Urfprung ; certifikaat, land O.L. = enter 70?6' aftlicber 2iinge (O. 2.). van o. = UrfPrunggheugnig Nertififat), :faitb ; oosterlijnen, my. = Oftbabnen. hij is van Franschen o. = bon fransafifcber oosterling = Orientate, Vorgenitinber; (in erfunft ob. 9Ibitammung. Ind.) V., Oftltinber; vreemde o .. en = frembe oorspronkelijk = urfPriinglicb ; lilt*, erft, Kffaten. Ur . . . ; (fig.) originett; de o e beteekenis = oosterlueie, v. = Oftertuaei. bfe u .. e Oebeutung ; de o ..e bewoners = bie oostersch = orientalifcb, morgenlanbifcb ; 't Urbeinobiter, bfe erften (alteften) Oeinobner; hij 0.-Romeinsche rijk = bag Oftrilmifcbe Efteicb ; is o. = er ift originen ; de o e tekst = ber de o .. e kwestie bie orientalifcbe rage.1, Urtegt; een o. stuk = ein Originalititcf; 't Oosterspoorweg, m. = bie Oftbabn. o e = bag Original; o e aandeelen = oostertrans, m. = aftlicber Stammaftien. oosterzon, v. = Ofterfonne. oorspronkelijkheid, v. = Urfpriinglicbfeit, oostewind, m. = Ofttninb. Originalitat. Oost-Fries Oftfriefe. oorllspuitje, o.; -suizen, o. (-seizing, v.) Oostfriesch = oftfriefiftb. = bfe Obrenifprite; ,faufen (bad .tanen). Oost-Friesland, o. = Oftfrieglanb. I. oortje /Wein oor), o. = bbr*n. Oost-Goten = Oftgoten. IL oortje (oud muntstukje van 11/4 cent), o. Oosthoek: de 0. (van Java) = Oftjaba. = nreuaer, $fennig 2c.; geen o. waard = fei: Oost-lndie, o. = Oftinbien. lien $fifferifng, .0etter ob. feine taube Rut inert, Oostindievaarder = Oftinbienfabrer. finberleicbt; hij kijkt, of hij zijn laatste o. ver- Oostindisch = oftinbig ; zie ook d o o f, snoept heeft er fiebt ganatbumm ob. berbutt inkt, kers. Oostinje. 483 Op. Oostinje, zie 0 o s t-I n d i e. zelf = bab eelb an (unb fiir) ficb ; de rivier oostikant, m. ; -kust, v. We Din feite ; is bier op zijn diepst = am tiefften; o. water .fitfte. en brood = bet eaffer unb trot; o. 't nade- [Oostland, o. = Oftlanb, Oftfeellinber]. ren van den vijand = beim ,i)erannaben beg oost-moesson, m. = Oftmonfun. einbeb; o. 't eerste gezicht beim erften oost-noordoost = oftnorborft. 9.1nblitt; o. jaren zijn = bei Zsabren fein ; 't oostpassaat, m. = Oftpaffat. huts ligt o. 't oosten = .. Heat gegen Often; oostwaarts = ofttutirtg. o. dat bewijs krijgt men zijn bagage terug = oostwal (scheepst.), m. = bie Oftrante. gegen biefen Sctein . . . ; o. de derde verdieping Oostlizee, v. ; -zeeprovincie, v. = fee ; = int britten Stott; o. beslisten toon = f n ifeeprobinA. enticbeibenbent tone; o. zijn Engelsch = oostzijde, v. = Oftfeite. %ngligen (auf %nglifcb) (zie boven); o. de oost. znidoost = oftfilboft. spraak brengen = in4 Oierebe bringen ; een ootje, o. = Keine, D.; iem. in 't o. nemen = man o. leeftijd = chi Vann in borgerildtent einen blinfeln, sum beften jaben, aufB horn Alter; o. den leeftijd van 20 jaar = im Kfter nebtnen, auf bie 231utt nebtnett. ban 20 cttyren; inbreuk op isms. rechten = ootmoed, m. = bie Zetnut. eingriff in jent&. alecbte; o. 't punt staan van (om) ootmoedig = betniitig. to vertrekken = im Oegrifffein (fteben) abAureifen ootmoedigheid, v. = %emut. (zie ook boven); zijn leven o. 't spel zetten = . . I. op (praep.) = in de meeste gevallen auf In bie Scbanae fcblagett ; o. school = fn ber (bie) (Zat. u. VIft.); 't ligt o. de tafel = e4 Heat Scbule ; o. een diepte van = in einer fiefe auf bent rifcb ; ik leg 't o. de tafel = icb lege bon; op den voor-, achtergrond = im (in ben) eb auf ben rifcb ; o. sprong staan = auf bent Zorber., Ofntergrunb; o. de vlucht slaan = Sinunge fteben; o. zijn recht staan = auf feinetn in Me Wu* fcbragen; o. iem. verliefd zijn = Mecbte befteben ; o. 't punt staan om to ver- in einen berfiebt rein ; o. sterven liggen = in trekken = auf bent 43unft (bent Sprung) fteben ben let3ten Bilgen, fm Sterben (am robe) liegen; abAureifen ; 't loopt met hem o. een einde = zuinig o. zijn tijd zijn = mit fatter Beit get. e4 ge1t mit 'btu auf bie 9lefge, eb fit mit *I Am; o. den leeftijd van 20 jaar = mit 20 jab- Ellattbai am letlten, er waft auf bent le ten ; ren; ik doe alles o. mijn gemak = fdj tue ale& o. de hoogeschool = auf ber (bie) Uniberfitiit; nat nteitter Q3ectuentlicbteit, tuk o. winst = o. slag = auf ber eterfe; hoe heet dat o. zijn (be)gierig nacb Metvinn; o. de maat = nacb Engelsch? = lute beitt bab auf %nglifcb hem raft; o. mast = nacb Vat ; brief o. brief Mitglifcbett)? o. zijn Engelsch gekleed e. d. = schrijven = Q3rief(e) fiber Orief(e) fcbreiben ; auf englifcbe (nacb englifcber) 9.Irt ob. Seife ges schulden o. schulden makers = ScOulben ilber fleibet ; o. den duur = auf bie Zauer ; o. een Scbulben macben; een overwinning o. de Duit- hear = auf4 Oaar, auf ein Oaar ; zich al o. schers = ein Steg fiber bie Zeutfcben; o. voor- een feest verheugen = ruo (f coon) auf ein waarde, dat = unter ber Oebingung, bat... deft freuen; zich o. een kraut abonneeren = (zie lager); o. nieuw = twit neuem (aufd = auf eine Beitung abonnieren ; o. iem., lets neue); een uitzondering o. den regel = eine rekenen = auf einen, ettn. recnen, ficb auf 91u4nablne ban ber Megel; o. de ankers (weg)- einen, berfaffen; o. goad geluk = auf gut drijven = bar alder treiben; o. iem. iets WM, auf Oeratetbobl, o. 't spel zetten = voorhebben bor einem ettu. boratt6 baben ; nut& Spiel feten; de barometer wijst, (staat) op billijke, de billijkste enz. voorwaarden = o. mooi weer = bag F8aronteter Aeigt auf Wind bltligen, ben billigften 2C. &bingungen (zie setter; ftebt auf Scban; o. nieuw = auf neue boven); o. een feest, o. de koffie uitnoodigen (zie lager); o. grond van = auf gbrunb (men.); = Au einem aerie, bum kaffee einlaben (bitten); recht o. lets hebben = ein (91n)Mecbt auf (an) dat loopt o. niets uit = bab iu nicbt4 ettn. 4abett; de pik op iem. hebben = eine (babel fonttnt nicbt4 berau4) ; de sleutel past q3ite, einen Babn ob. einen grid auf einen 4aben; niet op 't slot = paf3t nil* au hem Sit lot dikwijls ook met andere praep., en sow niet o. alles ja en amen zeggen Au arm ja door een praep. vertaald; bier volgen eenige unb %men fagen; o. den grond gooien = Au voorbeelden; voor 't overige zie men de woor- Zioben inerfen; o. dat uur = Au ber Stunbe; den,waarbij 't voorz. behoort; dat veld komt de nacht van Zondag o. Maandag, van den 10den uit o. een moeras = . fti3f3t au einen SumPf; op den 11den = bie Vtacbt bom Sonntag ium o. 't bord schrijven = an (auf) bie oafel WIontag, born 10. Aum 11.; van den eenon dag ftbreiben; een beroep doen o. ferns. goedheid o. den anderen = bon einem rag gum anbern; = an jettO. Cite aPpeffieren ; o. den grond o. etenstijd zijn we terug = Aum diner finb liggen = an bent 8oben (ber %rbe) liegen (zie Mir ivieber ba; alles o. zijn tijd = atte4 Au lager); ik verdien o. dit goad niets icb ber. feiner Belt; de gulden o. 1112 Mark = bet biene nicbt4 an biefem Beug; o. krukken loopen Oulben Au 11/2 5,Blarf ; iets o. papier brengen = an Stratten geb(e)n; o. dien dag, morgen, = etiv. iu $apiere bringen; o. iets zwijgen = avond = an bent rage, Utorgen, Vlbenb ; o. in ettn. fcbtneigen; o. den beganen grond = den Osten Maart = ant 1. Mira; o. een Au ebner %rbe ; o. visite zijn = aunt (auf) Vrijdag = an einem greitag; o. klaarlichten fucb fein ; o. 't laatst = Aulett; zonder voorz.: dag = am befMten ag ; o. een heerlijken o. drie mijien van A. = brel Meilen bon 91; herfstmorgen = an einem berrlicben 4)erbit. o. stel en sprong = anal( unb gat; o. een morgen; op 't einde van 't jaar = am %nbe woord drukken = ein sort betonen ob. befottber4 be4 ,abre4; (o.) den eersten, laatsten (van de berborbeben; tuk o. winst = getvinnfilcbtig (zie meand) = am erften, am lebten; zich o. iem. boven); orde op zijn zaken stollen = lane wreken =fit an einem rticben; o. die plaats Vingelegenbeiten orbnen ; o. hem is niets to woont, blijft hij = an jenem Ort Mobnt, bleibt zeggen = man faun ibm nicbt4 nacbfagen ; zich er; o. die plek = an biefe(r) SteUe ; o. de deur o. iets beroemen = 1.4 einer Sacbe riibmen; kloppen = an Me r iir flopfen; 't geld o. zich o. een goeien dag, o. zekeren avond enz. = 34. Op. 484 opdichten. eine& fcbiinen Tagd, eine& 9ibenb& 2c.; ik o. berborquellen ; van kokend water e. d.: mijn beurt = fcb meitterieft# ; ik west er wat •brobeln); •bfirften (bilriten). o. fcb Weft efnen Rat ob. efn opbonw, m. = ffufbau. IL op (adv.) = auf, Want, berauf ; trap o, trap opbonwen, h. = aufbauen, (deftiger) erbauen. af = treppauf, trePpab ; kom de trap o. opbouwend = auf bauenb, (stichteljjk) erg foram bfe TrepPe berauf ; ga de trap o. = gebe bauenb. bfe Xreppe 4ittauf ; o. en af, o. en neer = auf opbouwing, v. = bey 9Iufbau, irbauung. unb nieber, (heen en weer) auf unb ab ; hij opbrabbelen, h. = berplappern. wil hooger op = er Mfg 4inaug ; verder opbraden, h. = anbraten ; (weer braden) o. = Metter bittauf ; tegen den beaten o. = aufbraten. tro# bem Oeften ; ik kon tegen den wind niet opbranden, b. en z. = auf Brennen (in alle o. = fcb fonnte gegen ben efttb nit* an; hij bet.). gaat de straat o. = er debt auf Me Strafe ob. opbraden, h. = (scheepst.) aufbraffen. binau& ; hij is op = (uit bed) er ift auf, opbreeuwen, h. = falfatern. (afgemat) erfcbiipft, totntilbe, faputt, (afgeleefd) opbreken, h.: de straat o. = bab $ffaiter abgefebt, berbrautt, faputt; (in zaken) 4er, aufreff3en ; de tenten, 't kamp o. = bie Bette, untergerommen, auf ben unb gefommen ; de bab lager abbrecben ; 't beleg o. = bfe etas lamp is o. = . . . brennt; mijn jas is o. = ift gerund aufbeben ob. abbrecben ; ('t huishouden) abgetragen ; de suiker, de voorraad is op = auffaien; 0., z. = (van eten) aufftoi3en ; dat . zal hem o. = bob tvirb er bereuen, ibm teuer ift (of fcb bin mit miner (hebufb) %nbe ; au iteben fommen, ibm libel befommen, fpm o.-en-top een beer = jeber Boll efn .0err, ein fauer aufitoi3en; (van een Leger) aufbrecion ; bottenbeter Oerr; o.-en-top een vleier = emit (weggaan) fortgeb(e)n, fictj auf mien; (verhui- att4getnacbter Scbtnefftler ; tegen een belling zen) au&afeben. op = eine KW* Want ; op 1 = auf opbreking, v. = bob 9lufretten; bab 9Ibbred)en, opa = (frof3palm, Orofibater. bag 9.lufbeben, bob 91ufftof3en, vgt, opbreke n. opaal, m. = Opal. opbrengen, h. = ('t water uit polders) opaalachtig = opaltibnlicb, :artfg. binauf., beraufbringen ; lets de trap o. = opt' baggeren, h.; -bakken, h.; -bellen bfe Treppe 4inattf., beraufbrfngen; (naar de h. = auf f baggern ; .bacfen; .fcbeffen (uit bed, wacht) auf bie eacbe bringen ; (schepen, huis enz. ook: beraunlingeln ; telefoon: an. goederen) aufbringen, (een misdadiger) auf rufen, anflingein, tvecfen). bie eacbe ob. in& Oeftingni& bringen ; zooveel opbergen, h. = aufbeben, tveglegen, aufriiumen; kan ik niet o. fobfel fann fcp nicbt erfcbtvfngen; lets sekuur o. = ettn. ficber aufbeivabren, ber. belasting o. = eteuern aufbringen ob. bebablen ; Mabren ob. aufbeben. (voordeeropleveren)einbringen, eintragen; kleu- opbeuren, h. = (oprapen) aufbeben, auf: ren o. = aarben auf tragen; spijzen o. = epeffen nebmen ; (tillen) aufbeben, 4eben ; (handel, auftragen ; een hoogen prijs o. = eitten boben nijverheid, stemming e. d.) 4eben (een zieke) 43ref& ergelen ; bloed o., zie opgeven; kin. pritreuen ; (een neerslachtige) aufbeftern ; (een deren o. zie grootbrengen. moedelooze) ermutigen, erntuntern; aufricbten, opbreniing, v. = bab Vlufbringen, bob 9Iuf. aufbelfett. tragen, vgl. opbrengen. opbeuring, v. = Oebung, Berftreuung, eluf. opbrengst, v. = (alg.) her ertrag ; (gebeurd befterung, %rmutigung, %rmunterung, vgl. o p- geld) ber (aan de kas ook) ber kaffen. beuren. iturb ; (resultaat) bag %rgebni& ; o. van den opblechten, h. = befcbten; (bekennen)gefte§en; oogst = ber %ritteertrag ; de netto, zuivere alles o. = Ole& berunterbeicbten ; biecht eens o. = ber gletto., inefnertrag ; de verminderde op = (ritcr) Ind 4erattO mit her elaracbe. o. van de belastingen = bab berrfngerte ilr. opbieden, h.: tegen iem. o. = einen fiber. gebnlb ber Steuern. bfeten ; bled maar op = bieten Ste nur lob. opbruisen, h. en z. = aufbraufen (ook fig.); opt' binden, h.; -blauwen, z.,?-blazon, h. 't water bruist uit den grond op = (ook) = auf f binben ; .bfauen (=taucben); :blafen fprubelt aub ber %the 4erbor ; de zee bruist ook: .baufcben ; in de lucht laten springen: tegen den dijk op = bab Veer brauft an bent fprengen ; tegen muzikanten: blaast maar op 51)efcbe auf. = btaft nur lob). opbruisendheid, v. = aufbraufenber %bct. opblazer, m. Vaulfcbeffe, bie kopfnuf3, rafter, t eftfgreft. bab Stopfftilcf, bie 8acfpfeffe ; Oummfbaffon mit opbrullen, h. = (een lied) 4erunterbriinen, VOL au4brilffen. opbleeken, h. en z. = blefcben, blefcber lberben. opbutgen, h. = aufbiegen. op II blijven, z.; z. = auf f blefben ; opeenten, my. = ber Buicblag (nt. eteueratt? bliiben. icblag, bie 98uittlagiteuer), (of mv.) Buiclfitige. opbod, o. = bObere& Glebot; bij o. verkoopen opdagen, z. = (van zon, Licht e. d., dus meer = im alufitretcb, bent 9.7tefitbfetenben ob. unfits of min eig.) aufiteigen ; (alg.) erfcbeinen, bum bietenb berfauf en. Zorfctefn foramen; (ale uit de diepte) auf. opboenen, h. = aufbuien ; ben i8orb eine& tattdon. ecbiffe& erbauen. Opdansen, h. en z.: do trap o. = bie reppe opboenen, h. = (meubels) bobnen ; (den vloer) binaufs, berauftanon ; dans maar op = tanben auftvaicben, fcbeuern. Ste nur. opbollen, z. = aufbaufcben. opdat = bandt, ban. opbonjouren, h. = fortftiegen ; z. = opdeinen, h. en z. = auftbogen. autfraten. opdekken, h. = ben Stifcb becfen ; [('t dek °pi boomen (wev.), h.; -Boren, h.; -borre- wegnemen = aufbecfen]. len, z.; -borstelen, h. = auf I bliumen; opdelven, h. = au4., auf graben, autagefarbern. sbobren; (uit den grond bijv.).queffen (.fprubeln, opdichten, h. = (toedichten) attbfcbten; opge- opdienen. 485 open. dicht = erfonnen, erbicbtet ; een opgedicht (af- opdreggen, h. = aufbreggen. gesproken) stukje = emit abgefarteteg Stiicfcben. opdreunen, h. = ber(unter)leiern, berabteiern. opdienen, h. = auftragen. opdrijven, h. = auftretben; ('t wild) auftr., opdiepen, h. = (een boek, een merkwaardig auffcbeurben, aufftiThern ; (stof) auftr., auftvir. voorwerp, wetenswaardigs enz.) aufftiibern ; ben; (de prjzen) bittauftreiben, in bie Vibe (bij kleine beetjes) auftiiffeln, aufgabeln; (jets treiben, fteigern, auffcbrauben, in We tiibe uit den zak e. d.) berborgefpn; (bezorgen) fcbrauben, de eischen o. = bie %nforberungen berbeifcbaffen. bocb (of in We .Di5be) fcbrauben ob. treiben. opildirken, h.; -dissehen, h.; -doeken, h. opdrillen, zie op dirken. = anti' bonnern (sftriegeln, •tafeln, ifcbniegetn, opdringen, h.: iem. jets o. = einem etto. beraugputpn); .tifcben (ook fig.),.ftecren (.geben; aufbrtingen, .niitigen; .3tvingen ; o., z. = (van de winkel is opgedoekt = bag (refcbiift ift den vijand, de menigte e. d.) anbringen, bers etngegangen; je kunt o. = bu fannft abfrat3en). anbringen, borMiirt4 bringen ; zieh o. = ficb opdoemen, z. = auftaucben, ficb erbeben, aufbriingen. ficbtbar tverben. opdringerig = aubrittglicf). opdoen, h. = (den vloer) auftvafcben, frbettern; opdrinken, h. = auftrinfen; een heels flesch (een Naas) rege macben, auffcbeurbert, .treiben, o. = eine gene glafci)e au4trinfen. .ftabern; veel, weinig o. (binnenhalen) = betel, opdrogen, h. en z. = auftrocfnen, au&trocfnen; tvenig, auftreiben, einbeimfen, einfiicfeln; een (van wonder e. d.) ert)aricen; (van bronnen nieuwtje o. = eine Reufgreit auffangen, auftefen eig. en fig.) berfiegen. ob. auftreiben; (hier en daar wat) kennis,e. d. o. opdrogend = (atti)trocfnenb; o. middel =: = Renntniffe u. ti. auf gabetn, auf gattern, auf. Zrocfenntittet. tefen ob. auffangen; waar heb je dien hond opge- opdroging, v. = Vitt4trodnung. dean? = too haft bu biefen,Dunb aufgetrfeben ? opdrossen, h. = abfrat,en, abfcMeben, fort, (aanschaffen) fici)... anfcbaffen, ficb .. autegen ; geb(e)n, lid) babonmaien. nieuwe krachten o. = neue Rriifte Tatman; opdrukken,h. = aufbrucfen, (ale een stempel) (kennis, ondervinding e. d.) (ficb) ertverben, auf pragen. fammein, (bie Orfabrung) marben; de opgedane opthalkelen, h. = auftreiben, aufftilbern, nub, ondervindingen = bie getvonnenenOrfabrungen; ftnbig marben, zie ook opdiepen en opdoen. een verkoudheid, ziekte o. = fhb eine Orftil. opdniken, z. = auftatuben (ook fig.); o., tung, Stranffyit 4olen ob. 5uaie4en of chic .. . h. = (uit 't water) fjerauf4oten; zie verder auftefen ; (de wasch) beforgen; voorraad o. = opduik elen. Zorrat eintun ob. einfaufen; winterprovizie o. ,--- opdnvelen, z. = abfrat)en, fic0 sum Zeufet ben einterbebarf einfaufen; (spijzen) auftragen; fcberen. zleh o. = rid) beigen, erfdoinen ; (van een opdnwen, h. = aufbriicfen, in Me (04e briicfen; gelegenheid) ficb barbfeten; de vraag doet zich (einem bie Zrel*e) binaufbriingen ; iem. de straat op = bie gage briingt ficb auf ; (van tnoeilijk- o. = einen auf bie Citrate brangen; een kar heden) auf foramen. o. = einen Ilarren bor fict) i)erfctieben. opdoffen, h. en z. = aufbaufcben, fhb auf. opildwarrelen,z.; -dweilen,h.; -dwingen, baufcben. h. = auf II wirbein ; stmlicten, :niitigen (,stbingen). opdokken, h. = blecben, berappen, gablen. opeen = aufeinanber, sufatnmen. opdonder, m. = Oleo, ecbtag, Stof3, 43uff, opeendringen, h. = (tr.) aufeinanber,, au, We Ropfnuf3, We Zacbter. fammenbrangen; (intr.) fic sufannenbriingen. opdonkeren, z. = abfrat,en, 14 pacfen, rut opeengehoopt = aufeinanber gefAuft, au, bum Teufel fcberen. fammengebrtingt. opdonkeren, h. en z. = anbuttfeln. opeenhoopen, h. = aufeinanberOufen, auf, opdraaten, h. = aufbreben; de lamp o. = Oufen, aniOufen, suranuttenViufen. We 2ampe a.; men laat er mij voor o. = opeenhooping, v. = KnViufung. man fcbiebt eg tuft auf ben .0alg, LAM a opeenfijagen, h.; -pakken, h.; -plakken, mir auf ; ik moat voor alles o. = 1t mum; h. = aufeinanbero, 8ufainnteniliagen; :paten cad beforgen of (van iets onaangenaams (.briingen); .fteben. den last dragon) augbaben. opeenlischuiven, h.; -stapelen, h.; -tas- opdraeht, v. = (last) ber Kuftrag ; (van boek, sen, h. = aufeinanbers, sufammenhicf)ieben, kunstwerk e. d.) 8ibinung, Bueignung, Zebra: ,ftabeln (,baufen); ,f)iiufen. lotion; in o. van = int al. (Oen.); een o. ver- opeenvolgen, z. = aufeinanberfoigen. strekken, aanvaarden = einen Vt. erteilen ob. opeenvolging, v. = Kufeinanberfolge, Elle*tt, iibernebmen; in o. hebben = ben N. taben, folge. beauftragt fein. opeischbaar = einsuforbern; 't kapitaal is opdrachtlg = gebunfen, aufgebunfen, aufge. dadelijk o. = bab nalaital faun fofort einge, fcbtvemmt, aufgebliibt. forbert tberben. opdragen, h. = auftragen; iem. iets o. = opelsehen, h. = aufforbern; (geld e. d.) einz einem ettv. a., einen wit ettv. 'beauftragen; forbern; surildforbern. iem. o. een brief to beantwoorden = einem opeisehing, v. = Kuf,, (tinforberung, vgl. auftr. ob. einen beauftr. einen Orief au beant. opeischen. Morten, einen tnit bey lbeanttvortung eine& open = (geopend zijnde) offen; (bij werkw., Zriefeg beauftr., einem We Oeanttv. eineg die 't tot stand brengen van 't open zijn Zriefeg auftr.; ik draag u min belangen op beteekenen) auf ; o. brief, haven, krediet, wis- = icb empfebte Nnen meine iUntereffen ; iem. sel, rijtuig, markt, karakter = offener Ibrief, 't toezicht o. = einem bie atufficbt iibertragen; Oaten, Mrebit (8lanfofrebit), Vettfet, kBagen, iem. een boek, een kunstwerk o. = einem stn 2:11arft, (Sbarafter ; o. stad, rekening, polis, Zucb, Runfttverf tvibmen ob. peignen; een kleed lettergreep, vraag, wonde, jachttijd = offene o. = stn Rteib abs, auftragen. Stabt, Rec§nung, $ofice, Lithe, gage, Ounbe, opdraven, z. = 4inauf., §erauftraben. Beit; o. water, oog, oor, gelaat = offene& open baar. 486 opentrekken. Batt er, Mtge, E4r, (reficf)t (offene Stirn); met openhartig = offentorgig, offen. o. deuren = bet offenen Tilren; in o. zee = openhartigheid, v. = effenbergigfeit. auf offener See; in 't o. veld = auf offenent ob. openheid, v. = Offenbeit. freiem aeibe; in de o, lucht in ber freien openhouden, h..= offen batten. auf t, unter freietn k.intntel, fm areiett; o. win- opening, v. = Offnung (abstr. en contr.); ter = Sinter awe %i&; met o. vizier = mit (van een bal, tentoonstelling , Staten-generaal, offettem %tiler ; o. tafel houden = offene Tafel onderhandelingen e. d.) %riiffnung, vgl. o p e- batten ; met o, kaart spelen = mit offenen n e n; o. van zaken geven = fiber eine ea* tarten fpielen ; o, met iem. spreken = offen bkiaigen Kuffd)lut geben, alta offen barlegen. (fret) mit einem reben ; o. en bloot = gang openings o balans, v.; -koers, m.; -pleeh- (biittig) offen, unbebedit; de bakker is nog o. = tigheld, v.; -rede, v. = eraffnung411bilang ; ber Odder twat nod) often; de betrekking is o. .fur4 ; .feierlidgeit ; •rebe. = bie Stele ift frei, offen ob. erlebigt; o. werk open Oknoopen, h.; -krabben, h.; -kra- (a jour) = burd)brocione Krbeit; o. plek in 't ken, h.; -krijgen, h. = (eenjas) aufll fni.ipfen bosch = bfe 2IcMung ; uit een o. reden = teen touw: ,fniipfen); ,fraten ; (noot) •fnatten awe beftimtnten ob. Otte erlicbtlict)en tgrrunb ; 't (-kraken, z., van een deur bijv. = fnarrenb aut? open = ba4 Offene, bie offene (leere) Sterte; gel(e)n); sbefommen (,bringen, :friegen, 13ffnen). bie ff nu n g openlaten, h. = offen laffen ; een rand o. = openbaar = (publiek)iiffentticf) ; (alg.bekend) = efnen inanb (offen, fret) laffen; (een deur offenfunbig ; in 't o. = Bffentlict); o. worden e. d. ook) auffaffen. openleggen, h. = (alg.) eriiffnen; (een boek) a. befannt Werben, an Me Offentlidjfeft treten; auffd)lagen, i3ffnen ; (koopmansboeken) offen o. maken = beri3ffentlid)en ; o ..e meening, o ..e legen ; (plannen) bar%, blof3regen; (zijn spel) werken, o. onderwijs, o e vergadering, orde, aufbecfen, auf ben 04 legen. e. d. = e Veinung, e 1trbeiten, o .. er openliggen, h. = offen liegen. Unterrictt, e 9erfammlung, Orbnung ; o. openlijk = bffentlicb. geheim = (offene4) Igelyintni4 ; op de openloopen, h. = Me gilf3e) auf,, tnunb. o .. e straat (op den o en weg) = auf o . er laufen ; (een poort e. d.) fprengen, erftiirtnett. (oftener) Strate ; o e lagere school = Zolf6. open n waken, h.; -peuteren, h.; -pikken, fcule; o e behandeling van een rechtszaak h. = auf I (iiffnen, zie open e n); :Maui = D .. Zerfal)rett; in o ..e vijandschap leven peln (,boffeln); ..picren (.laden). = in offener gebbe teben; zie ook a mb t e- open0 rijten, h.; -rollen, h.; -rukken, h. naar en ministerie. = auf Ilreiten ; ,roffen ; ,reif3en. openbaarheid, v. = OffentliVeit ; o. aan open 0 sehaven, h. ; -seheuren, h.; -sehop- iets geven = eh)). affentlicl) befannt (tvettfunbig) pen, h. = auf fcMirfen ; .reif3en; ,treten (wit malign, an bie b. treten laffen. bent cute aufftden ob. auficOtneif3en). openbaarmaking, v. = Zeraffentlic4ung. open sehrammen, h.; -sehuiven, h.; openbaren, h. = offenbaren ; (meer alle- -slaan, h. = auf ll ici)iirfen (srit3en); =gieben daagsch, in de bet. van „meedeelen, bloot- (gordijnen e. d.: gurildfcMeben); ,fCagen (een leggen") eraffnen; zieh o. = o., fid) e. piano, zakmes, kistje e. d.: •ftappen). openbaring, v. = Offenbarung, eri3ffnung, openslaand = gun Kufflappen, o e ven- vgl. openbaren; de 0. van Johannes = bie sters = -aliigelfenfter. 0. beo ,aoanna (bfe O. ,ofianni0. open 0 sluiten, h.; -sntiden, h. = auf fcblieo open 11 barsten, z.; -bitten, h. = auf I berften ; f3en; ticIpteiben. •beiten. openspalken, h. = 13ffnen, auffpaltett, (ge- openbliiven, z. = offen bleiben. slacht dier) aufbrilften ; (oogen, mond) auf, opendoen, h. = aufmacben, auf tun, affnett ; reiten, auffperren. (van slot doen) auffd)lief3en; zie ook boekj e. open o sperren, h.; -splij ten, h.; -spreiden, openldraaien, h.; -duwen, h. = aufP h.; -springen, z. = auf Ilreif3en (1perren); brOett; •briicfett (.1tof3en). sfpalten; .breiten (aunreiten); .fPringen (van openen, h. = (wat werkelijk gesloten is) een slot ook: sfAnappen). of fnen, aufmacben ; (plechtiger en fig. voor openstaan, h. = offen fte0en, (van deur e. d. „beginners") eri3ffnen (bijv.: We %fir, bat, den, ook: auffterien). fter, bfe Stube, ben ectganf, bfe 9.fugen, Me opensteken, h. = (slot) mit einem Zietrid) ob. Oanb, ben Eunb, einen Orief 2c. affnen, (een .afen auf macten, .fted)en; (zweer e. d.) .itecDen ; brief ook) erbre*n; Me Zit; Me Zlutne affnet (vat) anftedien, angapf en. fid) ; ein Xertantent, eine 6113ung, einen %tart, openstellen, h. = (zijn huis) affnen ; (ik stel ein Oefc0lift, bc0 kongert mit einer StImpbonie, mijn huis open = oolc: mein 0(110 ftef)t offen); eine Vlugteaung, einen Zriefivectfer, einen krebit, (zijn bears) sur Zerfilgung fteUen ; den toegang einem eine 9.Iugicbt eri3ffnen); de koersen open- o. = ben Butritt ob. eintritt geftatten (berButritt den iets lager = bie slurfe febett etin. ntebri, ftetjt offen); een inschrijving o. = eine Sub? ger ein; de jacht, de scheepvaart is weer ge- ffription eri3ffnen; een spoorlijn voor 't publiek opend = bie agb, ScInffaigt ift luieber eraffnet verkeer o. = eine %ifenbOn bent Zerfety toorben, (om den toestand uit to drukken) ift iibergeben. tvieber offen. openstelling, v. %riiffnung. openligaan, z.; -gespen, h. = auf gef)(e)n open 11 stooten, h.; -tarnen, h. = auf II ftoten ; (f d) Bffnen); :fitnaften. •trennen. opengewerkt (a jour) = burcOrocten. openten, h. = aufpfropfen. open Woolen, h.; -haken, h.; -hakken, op-en-top, zie o p II. h. = aufll toerf en; ,Dafen ; ,acfen. opentornen, h. = auftrennen. openhalen, h. = aufgief)en, iiffnen; („scheu- opentrappen, h., zie -schoppen. ren": bijv. kleeren, de huid) aufreff3en, opentrekken, h. = aufgieben; (met een ruk) openhangen, h. = offen 4iingen. aufrelf3en. openvallen. 487 opgeven. openvallen, z. = auffaiten ; (van een be- iets, iem. o. = in ettu., einem a. ; in de menigte trekking) fret, offen ob. erlebigt toerben; openge- o. = fid) in bie gene berlieren; er ging een vallen = erlebigt. kreet op = eg erljob ein etbrei; naar openvliegen, z. = aufffiegen. Rome o. = nacb Nom gebn, aieben, reifen ob. openvonwen, h. = auffalten, angeinanber (met een vroom doel) tratten ; naar den tempel fatten; entfalten. o. = aum Zempel (binauDgebn; hij alles, ik open II waaien, z.; -werpen, h.; -wroeten, nets, dat gaat niet op = . . . bag gebt nit* h. = auflItoeben ; •Merfen; (4itarren). an ; er gaan stemmen op = eg merben openzetten, h. = dffnen, aufmadyn ; de deur, etiminen taut; een straal van hoop ging de poort o. voor allerlei misbruiken = after. voor hem op = ein Strabl ber toffnung ging banb Eitfirducben Zor unb Ziir Bffnen. *it auf ; de trap o. = bie Zreppe binaufgebn ob. opera, v. = Me Oyer; bag Opernbaug. auffteigen ; die vlieger gaat niet op = bag operabouffe, v. = fotnifdy Oyer. ivirb (ibm, bir 2c.) nid)t gelingen ; de voorraad operallgebonw, o.; -gezelsehap, o.; -or- gaat op = gebt enbe, gebt auf bie Weige ; kest, o. ; -tekst, m. = Dpern f gebdube (=bang); den weg naar A o. = ben Reg nab ein? bie .gefeflicbaft, •ordyfter, ,tegt. fcblagen, nebitten ob. gebn; 't gaat met hem den- opera 11 tear; -tie, v. = operallteur, .tion zelfden weg op = mit Jim gebt eg ebenfo, (in handel ook: bag (gefcbtift). gerabe fo; den verkeerden weg o. = auf operatiebasis, v. = Operationgbartg. berfebrte Sege gebn, auf jrrtvege geraten; operatief = operatib. 't opgaan van de zon = ber Sonnenaufgang ; operatie ff kamer, v.; -lijn, v.; -plan, o. = met 't o. van de zon = bet Sonnenaufgang. ber Cperationg Haat; slime; ber -plan. opgaand = aufgebenb ; o. metselwerk = opera II voorstelling, v.; -zanger = Cperni, a .. eg gitaueriverf ; o ..e lijn = auffteigenbe 2inie; auffiibrung ; •flinger. o. hout, geboomte = 4oCtiinntge 8dume, opereeren, h. = operieren. ber OoOlvalb ; o e weg = anftetgenber Sea; operette, v. = Operette. zie ook aanbidden. operettegezelsehap, o. = bie operetten. opgang, v. = (van de zon en wat daarmee gefeafttaft, .enfemble. vergeleken wordt; ook van een huis) Rufgang ; operment, o. = Cpernient, Kuripiginent. (van een rijk, een fabriek enz.) Kuffditoung, opeten, h. = aufeffen; iem. van liefde o. = bag 4mporfontmen; o. maken = Leif all finben; einen bor 2tebe a. ob. freffen; hij wordt opgegeten %rfolg baben; in ttufnabine ob. in ecbtoung torn. door den nijd = ber 91eib fritt men ; furore (%pody) macben. op ftladderen, z.; -flakkeren, z. = auf opgaren, h. = fantineln, bufammenbringen, (ale ftattern; ffacfern (%tobern). in voorraadschuur ophoopen) auffpetcbern. opfleuren, h. = aufbeftern, aufmuntern ; 0., opgave, zie opgaaf. z. = (van 't weer, 't gezicht) rto aufbeitern, opgeblazen = (trotsch) aufgebiafen, patiig ; fist) auffldren; (van een zieke) v1eber auffeben. ook = opdrachtig. opflikken, h. = (oplappen) flicten, augbeffern, opgeblazenheid, v. = Kufgeblafenbeit ic. zie ook opdirken. opgebruiken, h. = (aReg) gang gebraucben, opilikker, zie opdonder. berbraudyn; auf aebren. opflikkeren, z. = (vlam, vuur) aufflacfern, opgeildirkt: -hoopt, zie oplidirken, (sterker) aufb4en (beide ook fig.); iem. o. = -ho op en. einen aufbeitern; ook = opdonder en. opgeien, h. = aufgeien. z.; -Batten, h.; -fokken, h.; opgejaag d = gebei3t. -fraaien, h. = anti' blityn ; .pfeifen ; lieben opgeld, o. = Kufgelb, Kato; (fig.) o. doen = (ails:Wen); .10311116n (..putyn, augpulytt). gefuOt fein, Kbnabme finben, Oeifarl ffnben. opfrisschen, h. = (verkwikken) erquiden, opgemeld = obenermlibnt, borbemelbet. erfrifdyn, auffrifcben; geheugen, de herin- opgepropt=gepfropft (gebrlingt) boll; (opeen) nering) auffrifdyn; 't weer is opgefrischt = (aufammen)gebrangt. .. ift frifdyr ob. fabler getoorben, tint rid) abge, opgernimd = aufgerduntt, counter, better, titbit; daar ben ik van opgefrischt = bag bat aufgefrat3t. micb ercittieft; (iron.) daar zul je (niet) van o. opgernimdheid, v. = Kufgerliumtbeit ze. = bag tuirb bicb nicbt befonberg freuen, ba opgeseheept: met iem. of iets o. zijn = tot* bu mat ettu. erleben e. d. einen ob. etto. auf bent Odle baben. opfrissehing, v. = grfrifcbung, %rquicfung ; opgesehikt, zie opschikken. Vluffrifcbung, vgt. opfrisschen. opgeschoten = aufgefOoffen, aufgetoadifeit ; opgaaf, v. = (mededeeling) Vingabe; (om uit o. kwajongen = bocbaufgefcboffener Mengel. te werken enz.) Rltifgabe; (bijwijze van lijst) opgeschroefd = iibertrieben, aufgebllibt, Mtg., Bufammenfteffung; (in btizonderheden) (bombastisch) Gpe6ififation; o. van prijs = $reigangabe. opgesloten: dat ligt er in o. = bag fit berm opgaan, z. = aufgeb(e)n, binaufgeb(e)n; (van entbalten, ift barattg au entnebinen, liegt berth; zon, maan e. d.,' t gordijn, planten, een deeling) in den titel is de inhoud o. = ber itel befagt, auf g. ; (van redeneering, vergelijking e. d.) Wag bag Zittcb entbdit. autreffen, ftitnmen; (om examen te doen) in& opgesmnkt = aufgefcbmiicft, aufgeput,t ; (van @xamen fteigen ; een berg o. = einen Zerg Stijl e. d.) gefiinftelt, gebiert. befteigen, binauf, ob. binangebn ; 't eten zal wel opgesmuktheid, v. = gbeblertbeit. o. = bag effen ivirb fdpon aile tnerben ; zijn opgestreken: met o. zeil = mit gefcbtoolienent geld gaat op = gebt brauf ; die grap ging Stamm, gam, auf geregt (erbil3t). niet op = ber Stbera faith (einen iBeff all, opgetogen = entbitcrt, bcgeiftert, gebobenen mif3lang ob. fcblug nicbt ein; er ging een luid 4)erbeng. hoera op = eitt tante& Ourra erbob rtcb, opgetogenheid, v. = bag entbilden. erldwri ob. ftieg auf ; in vlammen, in rook o. = opgeven, h. = aufgeben ; (vermelden) angeben; in atatmen, in lRauc a. (dit ook )ig.); in (afgeven) bergeben ; iets o. (in de hoogte reiken) opgever, 488 opheldering. = ettu. aufg. ; (den str(id, de hoop, den moed) attnen, eingeben; (schade, wat men ten achter aufg. ; (een plan, denkbeeld) aufg., fabren is) nacbboten; de zieke zal 't wel o. = ber laffen ; zijn meaning o. = (ook) bon feiner Vet. Itranfe b3irb ficb fcbon inieber erbolen, tvirb nung abgeb(e)n; zijn aanspraken, rechten o. = fcbon burcbrommen, ivirb eg not ilberfteben; (een fettle 9InfOritcbe, inecbte auf g., auf feine .. ber- muur) erbObett; (een trein) (Welter) bortviirtg bicbten; (een zieke) aufg. ; (iem. werk, een ob. binauf bringen; een twist weer o. = einen thema, raadael) aufg. ; ik geef 't op = fa) gee Streit mieber aufriibren; (een oude geschie- 0 ant; (adressen, zfin verlies, hoe men jets denis) tvieber auf 1al3et bringen, Mieber auf. doet) ang. ; prijzen o. $reife ang., (schriftelp riibren; een verhaal heel hoog o. = mit einer ook) berbeidpen; als reden o. = at& erunb Oefcbicbte Melt attgbolen; (de stembrie fj es, boe- anfiibren; zich voor 't examen o. = Pit fiir ken e. d.) fantmetn; (geld) fatnmeln, foneftieren; bag Kamen melben ; blood, slijm o. = Ziut, heel wat o. = bid sufattunenbringen; (een Scbleint Wen, fpucfen, buften ob. augtverfen; de schilderij) auffrifcben; zijn hand aan een sprijker vloer geeft op = ber Q3oben ift feucbt, 4WD* ob. o. = Pc() bie t^anb an einem Raga aufriben, fit faltfetutt ; geef op, wat je hebt = gib 4er zie ook hart, neus. tvag bu 401; geef op 1 = ber bantit wat ophaler, m. = atufaieber, Sammie; vgl. o p- de tijd opgeeft = map bie Beit mit No bringt; halen; (een scheepstouw) Rufboter. zie ook breed, hoog. ophandon zijn = beborfteben, bar ber opgever = Rufgeber. fteben; kort, dicht o. zijn = nay beborfteben. opgewassen: tegen jets, iem. wet of niet o. ophangen, h. = (de wasch, schilder# e. d.) zijn = einer Sac e, einem twig ob. nicbt ge. aufblingen ; (schoone gordijnen) aufftecfen ; Macblen fein; tegen lam. o. zijn = einem bie aufbiingen; (iem.) beingen, benfen; zich o. = sage 4alten. erbiingen ; de ketel hangt op = ber Reffel opgewekt = counter, better, lebbaft; o. leven, biingt nem geuer; een tafereel, schilderij o e geest = repel geben; reger ob. lebbaf ter van jets o. = eine Scbitberung bon etlo. ant. Waft; (van mensch, geest, ook) aufgemecft. tverfen (geben), eine Zarftettung bon ettu. geben; opgewektheid, v. = aunterfeit, ?eiterfeit, 't e. van de arbeidslijsten = ber Rugbang ber 2ebbaftigreit, Rufgetvedtbeit, vgl. opgewekt. Krbeitgliften. opgewonden = auf geregt, erregt ; o. standje ophanging, v. = bag atufbiingen, Rufbiingung. = ber elnubetfoOf. ophappen, h. = auffcbnapOen. opgewondenheid, v. = %rregung, Kufre: opharken, h. = reden; auf:, 5ufammenrecben. guttg. ophaspelen, h. = atifbalpetn. opgezet = (van doode dieren) auggeftoOft; ophebben, h. = (hoed, pet, een lee) aufbaben; ook = opdrachtig; o..e kleur = tiocbrote 't eten, 't ontbijt o. = gegeffen, gefriibitileft Oeficbtgfarbe. 4aben, altos o.=atteg aufgegeffen ob. auf getrunfen opgezetene = Zetnobner, Kniiiffige(r). baben ; hij heeft al wat op = er bat fcton etro. opgezetheld, zie opdrachtigheid. getrunfen, fcbon einen subiel, fdon einen fteben opgezwollen(heid), zie gezwollen- (fil3en); stoom o. = ben Zantl3f angetaffen 4aben (heid). veel met iem. o. = ficb bid mit einem tuiffen, op 0 gieten, h.; -gliinmen, z.; z.; bid auf einen batten, grote Stiicre auf einen -golven, h. = auf *Den ; .glinnen ; .gliiben; batten; veel met jets o. = bid auf atm. :Mogen. batten, ettu. gern molten, fiir ettu. eiitgenommen opgoolen,h.= aufmerfen (ook: kaarten, troef); fein. nog wat kolen o. (in de kachel = nod) ophef, m. = bie $rablerei; met veel o. = mit etm. *Olen nacblcbiltten; zie ook b all e tj e. grof3ent 2arnt; veel o. van jets maken = bid opgrabbelen, h. = aufgrabbeln, aufgrapfen. Oefeng ob. Rufbebeng bon atm. maken; die zaak opgraven, h. = (fundamenten e. d.) auf gray heeft veel o. gemaakt = bie Sacbe bat bid Staub ben ; (een bedolven stad, steenen, oudheden, auf getvirbelt. lijken enz.) auggraben; (schatten) 4eben. opheffen, h. = auf beben, erbeben, aufnebnten ; opgraving, v. = Ruggrabung. (wegnemen) befettigen, beben; (de oogen) aufb., opgrljpen, h. = aufgreifen, aufnebtnen, er: erb.; (den vinger, de handen) auf f. ?de hand, greifett, greifen. 't zwaard tegen iem. o. = bie Oanb, bag opgroenen, z. = auftvacbfen, 4erantraCen, Scbtvert gegen (tubber) einen erb. ob. auf b.; (een (geheel en al) rid) augtvactgen. gevallene, iem. uit druk, verval enz.) aufb. ; opgroenen, z. = aufgriinen, griinen. beleg, een wet, de tafel: bie Zaf el, de ophaal, m. = 4,aaritricb. zitting) aufbeben; krachten, die elkaar o. = ophaalbrug, v = Bug., atufaieb., krtifte bie ficb (gegeneinanber) auf b. ; de ver- ophaalgordijn, o. = lRouleau, ber Mott. schillen o. = bie Unterfcbiebe auggleicbett, borbang. een zaak o. = ein Oefcbiift auf geben, aufbeben ob. ophaalkoord, o. = bie (Bug)Scbttur. eingeb(e)n taffen, de onderneming(is opgeheven ophakken, h. = auffcbneiben, ftunfern, renom: = ift eingegangen; zich in zijn bed o. = ficb mieren, bicftun. in feinent Bette aufricbten. ophakker = Kuffcbneiber, alunferer, Menotti. ophelling, v. =. 2tufbebung, %rbebung, Rug. mift. gleicbung, Rufgabe, ebung, Zefeitigung, vgl. ophakkerig = auffcbnelberticb, ffunferbaft, ophe ffe n; uitverkoop wegens o. der zaak renommifttid). = Kugberfauf Mogen Rufgabe beg eeicbaft4. ophakkerij, v. = Ruffcbtteiberef, alunferet, ophelderen, h. = (een tekst e. d.) erftiiren, atenommage, Zfiftueret, bag Zicftun. erttiutern, niiber belettd)ten; (raadsel e. d.) ant, ophalen, h. = (gordjjn, brug, netten, afge- ftiiren, ik zal u dat Bens o. = icy merbe Sie zakte kousen e. d.) aufaieben; (de zeilen) barftber Mai auffliiren; (intr.) zijn gezicht, 't aufbolen; (aanbrengen) boleti; (wat in 't water weer klaarde op = betterte ficb auf, fliirte ligt) auffifcben ;?de schouders o. = bie Wein auf, 4ettte fib aut. (mit ben %Can) Auden; (door den new) ein: opheldering, v. = Cgrftlirung, 4rIlluterung ; ophelpen. 489 opknappen. Kuffliirung, vgl. ophelderen; (inlichting opium leultunr, v.; -fabriek, v.; -kit, v. ook) ber 9/ufftfuf3, Vittgrunft, zieinlichtin g. = Opiumpfultur; ,fabrif; bag gliaug. ophelpen, h. = (einem) aufbeffen. opium II regie, v.; -pUp, v.; -sehuiver; ophemelarij, v. = 2obbubelei, .tseraug. -verbrnik, o. = bag Opium llmonopol (.regie); ftreiterei. 5t)feife; %ranter; her sberbraucb. ophemelen, h. = fieraugtreidyn, in ben opjagen, h. = aufiagen; (stof) att., auf, trammel erbeben, iiber ben griinen Mee toben. tvirbeln, (de prtzen) in We Oftbe treiben, op II h.; -hijsehen, h.; -hitsen, binauftreiben, 4erauficirauben, in bie ,iii3be h. = aufilangeftt (:fiften); .41ffen (scheepst.: ftrauben; (vogels e. d.) att., auffteuten ; .4eften); •bel3en (.reigen, otviegeln). (ale wild, voortdurend achtervolgen) be#en; op ihitser; -hitsing, v. = Kitt II bet3er (=stvieg.iem. de straat o. = einen cut bie Straf3e treiben; ler, itsel3er); .4eatng (4rotegelei). iem. 't land o. = (fig.) alien eirgern, pifacfen, ophoepelen, z. = abfrat3en, abitieben, fit berftimmen, einem Me Gafte aufregen. pacfen, ficb fteren, fit trotlen. opkalken, h. = -- anftreiben, notieren. ophoesten, h. = aufbuften. opkamer, v. = erbiibteg Bitnnter, Ober. ophollen, z.: de trap o. = bie Xreptie binauf., simmer. beraufrennen, .fttirmen, .ftfirgen; de straat o. opkammen, h. = aufflintmen, (fig.) tabu. = auf bfe Straf3e rennen. ban, beraugftreicten. ophoogen, h. = erbaben, aufbiiben; (schil- opkammerij, zie ophemelarij. derij, teekening) aufbiffien. opkappen, h. = (einem) bag Oaar maken, ophooping, v. = ftbiibung 2C. guritten. ophoogen, h. = auf., anbaufen; (in voorraad. opkarren, z. = abfrat,en, abitieben. schuren) auff0eitern (ook fig.); (in lagen) opkiemen, z. = auffetmen. aufftitten, (intr. en refl.) ficb auf., anbauf en.opkijken, h. = auffeben, auffcbauen, aufblicfen, ophooping, v. = alnbaufung. bfe afttgen auffcblagen, daar kijk ik (vreemd) ophooren, h.: daar hoor ik (vreemd) van van op = bag tvunbert mit, bag tore (ber. op = bag bare ob. bernebtne it mit %rflaunen, nelme) it mit %rftautten; hij zal vreemd o. = hij zal er van o. = er tvirb ficb aber Munbern ; er tvfrb (Bute) 11ugen marten ob. ftaunen, her iem. een les o. = einem eine Kufgabe itbev tvfrb fit abet Munbern; hij keek vreemd op biiren ob. abfragen. = (ook) er ftul3te ; zie ook o p z i e n. ophonden, h. = (de hand, den hoed enz. om opkikkeren, h. = erquiden, erfrifcben, auf. iets te ontvangen) fn., beriAlten, 4eriangen, friften, ermuntern. (iem.) aufbaften; („uitscheiden, niet voort- opikisten, h.; -kladden, h. = (een d(ik) gaan") aufbiiren, einbalten, (min of meer auf II fiften; .fct ntieren. plotseling) fnne batten; („zich niet verder opklaren, z. = rtct auffltiren, fit aufbef tern, uitstrekken") aufbBren; (zijn stand, zijn eer) fit aufbeften. limb 4alten, auf rest erbaften; dat werk houdt opklauteren, z. = binaufs, beraufffettern. lang op = nimmt ob. foftet biel Belt; houd toch opkleeden, h. = anffeiben; aufputen, ber. op I = for boa) auf ! 't garen, de streng o. augition. = (einer Zane) bag tarn, bie Zocre batten; opklenren, h. = (We farbe) auffriften, hier zullen we o. (bij 't lezen, 't onderw(fs (kale plekken) auffiirben; 0., z. = bie aarbe e. d.) fifer tvoften tvir auffOren, babel Morten tvieber befommen. Meg betvenben faffen; (hoed e. d.) aufbebaften, opkiimmen, h. en z. = (een heuvel, trap) 't hoofd o. = ben Roof bort batten; een binauf., berauffiettern, .fteigen; (een heuvel huts o. = nitt berfaufen, anbaften, nicbt gum ook) binanfteigen; de ladder, waarmee men Buftlage gefangen laffen ; (zijn kleed) auf. naar den zolder opklimt = (ook) bfe Leiter, batten, aufbeben; o. met regenen = gu rennen svelte nact bent Ooben ftibrt ; o ..de lijn, reeks (mit bent Ellegnen) aufbaren; o. met (te) werken, = auffteigenbe 2inie, atetbe; (in dienst, rang) schieten (min of meer tijdelijk) = bie auffteigen, borriicfen, entporfteigen, befiirbert 91rbeit, bag ecbteten duffel:ten; mit bey 2frb., tverben; van 't gemakkelijke tot 't moeielijke bem act. inne batten; er mee o. = bantit o. = bunt Leh ten gum Sttvierigen (boriviirtg) aufbiirenf; (prijzen) fiocf) batten; de regen fctreitett. houdt op = fiiirt auf, (langzaam) tact nail); opklimming, v. = Steigung, bag Wuffteigen, de zieke kon 't niet langer o. = fonnte Kuffteigung, her Vlufftieg, Zefarberung. lib* flinger aufbleiben ; de firma houdt op te opklinken, z. = berauffdAtten, erftaffen, bestaan = bie atria erliftt; de fabriek, de ertiinen; o., h. (met klinknagels) = aufnieten. school, 't tijdschrift houdt op te bestaan = oplkloppen, h.; -kluiven (-knabbelen), We a abrif 2c. geDt emit; o. lid te zijn = h. = aufliffoOfen; .fnaupeln (sfnabbern). augfcbeiben, augtreten ; de train houdt hier niet opknappen, h. = (iem. netjes maken) op = bast bier nit t; zieh ergens o. = Rd) (auf)Oul;en, fetn maten; (een zieke) furferen, irgenbmo aufbaften, irgenbtvo berineffen; zich tvieber auf bringen, i4in tvieber auf bfe Oeine met iem., iets o. = rut mit einem, ow. beftlif. beffen, (een huffs e. d.) auffriften, zich wat o. tigen, befaffen ob. abgeben; daar houd ik me niet = fit eitt bif3ten ftriegeln, fain macten, fit mee op = (ook) bantit tofu tc nittg au tun tvag gurettntaten; (ook) ficb erfriften, fit (gu fcbaffen) Oben; zonder o. = („onophou- reftaurieren; dat zal ik wel eens o. = bag delfjk") unabliiffig, unauggef4t, (zonder even tverbe it fton beitfeln, bretfeln, einfiibefn ob. te pauzeeren) obne absufeten. maten ; een zaak weer o. = eine Sate tvieber ophouder = Vtufbafter. efnrenfen; 0., z. (intr.) = fit erbolen ; hij was ephuppelen, z. = aufbil,pfen; de trap o. = gauw weer opgeknapt = (cok) er War bath bfe Zreppe 4fnauf., berauf4f4ifen, dantieln. tvieber ber Red; 't weer knapt op = bag opijlen, z. = (We %reppe) binaufrennen. Better hurt *at) fit auf ob. mactt fit; (van opinie, v. = Wieinung, zie verder m e e n i n g. personen: er beter gaan uitzien) ern beffereg opium, o. = 00ium; o. schuiven = C. raucben. Viugfeben befommen, fit beffer marten. opknoopen. 490 opleiden. opknoopen, h. = [auffnapfen] ; (ophangen) opkrOgen, h. = (oprapen) aufbeben ; ik kon auffnilpfen, benfen. hem niet o. = fib fonnte On nfcbt aufbringen ; opkoelen, h. = abniblen; o., z. = ficb abf. (een hoed, werk) aufbefontmen, auffriegen; opkoken, h. = auffodyn. (eten enz.) auf friegen, beiblittigen, 6Mingen. opkomeling = %inportiintinting. opkrimpen, z. = (van stoffen) eingeb(e)n; opkomen, z. = auf foramen, aufgeb(e)n; aut. (angers) duo, bufantmenfcbrumpfen ; (van den fteigen; binauf., berauffottunen, entOorfonunen; wind) auffrimOen. (uit den grond) aufg., auff. ; als paddestoelen opkroezeu, h. = auffraufern. uit den grond o. = kyle F/3116e aufg. ob. auf. opkrommen, h. = auffriinttnen. fcbieten, (de trap, de rivier) berauff.; (van opkroppen, h. = berfcbrucfen, berbeiten, bet- deeg, ingeente pokken, zon en maan) aufg.; f cb lumen. (van hirinneringen) aufft., tomb tverben; (van opk mien, h. = auffabren ; (van 't ijs) PO storm) rut) erbeben ; (van onweer) berauf6ieben, aufftauen. itn Kn6ug fein; (van acteurs) auftreten; („op- opkroppen, z. = binctuf., berauffriecben ; ftcb bloeien") aufbliiben; (uit lagen stand) emporf., mitbfant emporarbeiten. ficb emporarbeiten; („de Hollanders, pas aan opkrullen, h. = (haar, veeren) auffrtiufeln ; 't o." = „bie it ortiinber, eben in ibrem Kuf. (lippen) auffcbilr6en, fcbiir6en, aufgeben ; (de fcbtvung"]; (van candidates) erfcbeinen, ficb punten van bladen) aufrotten ; (intr.) ficb einfterten; (van getuigen) lid) einfinben, ficb frilufeln; fit auf6ieben ; NO aufrorten. einfterien ; (ter vergadering) erfdyinen, ficb elm opkuleren, z. en h. = tveiter fpa6ieren. finben, ficb einfterien; de meeste leden waren opkunnen, h. = auf fommen fiinnen ; auffteben opgekomen = (ook) Waren antbefenb ; (in 't fiittnen; (de trap) binauf., berauffiinnen ; iets spel) w.e moet o.? = tver !Wert an; (van eten o.=ettv. aufeffen ob. auftrinfen flinnen, betviiitigen e. d.) 't zal best o. = eg Mirb fcbon acre tverben ob. ob. tfroingen fiinnen ; zijn pleizier wel o. = nicbt ein 4nbe nebnten ; gedachten, vermoedens, die auf alofen gebettet fan, nicbt Mel areube baben; bij iem. o. = Oebanfen, Zermutungen 2C., Me hij kan 't niet op, dat.. = et fann nicbt bariiber in (bet) einem auff. ob. auf ft.; 't moest niet bij bintveg, baf3 .. of (iets niet verkroppen kun- je o. = bit fortteft eg nicbt in bit auff. laffen; nen) et fann eb nicbt berfcbmerben, baf3 . . ; ik kan er niet o. (in de gedachte) = 0 ivirt 't kan tOch wel op = eg tuirb bocb fcbon ale mir nicbt einfarten, id) fann nicbt b(a)rauffonnen; tverben; 't is of het niet op kan = eg ift, algob (nieuwe geslachteu) fommen auf ; maar: fern enbe ware; tegen iem. of jets o. = gegen 't o .. de geslacht = bag berantuacbfenbe 0e0 einen ob. ettu. anriinnen; daar kan hij lang fcbrecbt ; 't komt niet in me op = 0 MU mit niet tegen op = ba fann er m berftecfen. nicbt (int Scblafe) ein; klenren, die weer o. opkweeken, h. = auf6ieben, groimieben, = Me mieber bum Zorfcbein fommen ob. tvieber 6ieben ; (een zieke) Oftegen. auff.; laten ze maar o.! = he torten (mir) nut opkweekinm v. = bag atufgeben ; $ftege. fommen ! kom maar op ! = (foram) nut beran 1 opkwikken, h. = erquiden ; aufmuntern ; (van een plan) plotseling o. = .1013ricb (met kleeding) auftmlyn. auff. ob. entfteben; tegen iets o. = gegen etro. oplaag, v. = Kufrage; hoe groat is de o. ? = proteitieren, %infprucb erleben ob. Zermabrung lute ftarf ift Me RI.? einlegen ; tegen iem. o. = fa) einem tuiber. opillaaien, z.; -laehen, h.; -laden, h. = feben; mijn trots komt er tegen op = bag auf II tobern ; stacben; .laben (fig. ook: .bilrben). tviberftrebt meinem Stolz,; mein Sto16 fträubt, oplage, zie oplaag. empUrt ob. tviberfel3t lid) bagegen; tegen den storm oplakken, h. = racfieren. niet kunnen o. ..--- gegen ben Sturm nicbt an% oplappen, h. = fficfen, ftitcrern ; een zieke !oilmen Um ten; geluiden, die nit de diepte, uit o. = (ook) einen granfen friden. de borst enz. o. = 2aute, Me aug bet Ziefe, aug opiate'', h. = auffteigen (aufftiegen) 'alien; bet Zruft lc. aufft. ; hij zal er wel van o. = er (uit 't bed) aufbleiben laffen, auftaiien ; (hoed, tvirb fcbon nod) auff., eg not ilberfteben; de pet) aufictifen, vloed komt op = bie glut fteigt, fcbief3t an ob. oplawaai, m. = Zlicbg, Me Stopfnuf3, Me erbebt fury, voor iem. of iets o. = far einen Zacfpfeife. ob. ettv. eintreten, (iems. partij opnemen) einem oplegblad, o. = Me aurnierplatte, f urniero Me Stange batten. Matt. opkoinst, v. = (zon en maan) bet Vlufgang ; opleggen, h. = auftegen, auferregett; (in 't (van een persoon, een rtjk, handel enz.) bag pakhuis) auftagern, aufiegen; (kleuren) auf. emporfoutmen, bet Kuffcbmung, bag Kufbliiben ; legen, auftragen; iem. de hand o. = einem Me (in een vergadering enz.) Teilnabme, bet anb auffegen ; iem. een last o. = einem eine R3efucb ; talrijke o. = Mete almefenben, grof3e aft auftegen, (fig. ook) auferregen ; (iem. een Zeirnabme. taak, verplichtingen, voorwaarden, stilzwijgen, opkoopen, h. = anfaufen ; (bij massa) auf. straf, boete, belastingen, een eed) auftegen, tauten. minder alledaagsch: auferlegen ; een schip o. opkooper = Kuffliufer. = ein ecOiff auftegen; (geld) burticttegen ; een opkorten, h. en z. = hirer madyn ob. tverben; opgelegde tafel = ein furnierter (eingelegter) (van tijd) abnebtnen; (van een tijdperk) !einem %fhb ; een opgelegd spel = ein unberlierbareg %nbe entgegett geb(e)n, 6u enbe geb(e)n. (rtcbereg) Wet ; o. (bij 't schaatsenrijden) = opkrabbelen, h. = (op papier) auffrilyin ; bufammentaufen. 0., z. = (van zieken) mieber auffomtnen ; den oplegger = Wufieger. berg o. = ben l8erg binauffrabbetn. oplegging, v. = bag Kuftegen, bag Vluferlegen, opkranien, z. = (weggaan) abfratyn, ab. Kuffegung, Kuferregung, vgl. opleggen. fcbieben. oplegsel, o. = bet Zefat, Me Oarnitur. opkrassen, h. = (taken) auffraiyn, auf. opleiden, h.: iem. de trap o. = einen- Me Tauten; (op de viool) auffratwn; o., z. = Zreptle binauffilbren ; (een plant) tegen den (weggaan) ab., augfralyn, abicbieben. muur o. = an bet Mauer iiinauffiitiren ; (water) opleider. 491 opmarcheeren. Wnaufbringen, emporfiirbern; iem. voor bie Citrate get(e)n ob. faufen ; ik zal maar o. = onderwijzer, musicus o. = einen bum 2ef)rer, gee ob. tante einittveifen wetter; o., h.: ik zal Eufifer Cjeranbilbett ob. au4bilben; voor den han- hem wel o. = tverbe i4tt Ron auftreiben ob. del o. = far ben Oanbel 4eranbilben ; voor een auginbig madjen; een boete enz. o. = ND eine examen o. = f ifr ein %gamen borbereiten ; @elbftrafe susie4ent klappen o. = Oiebe iem. tot deugd o. = einen sur Zugenb ersieben ; befef9en; voor: heel wat o., nieuwtjes o., een een dame o. (naar tafel, naar 't podium verkoudheid o., zie o p d o e n. enz.) = eine Zame (4in)auffi*en, bum Ziff oploopend = fteigenb, anfteigenb ; oploo'- filfiren 2C. ; ten dans o. = Sum Zana fil4ren. pend = aufbraufenb, auffa4renb, itiNornig, opleider = %rate4er; aiti)rer. beftig, 441g. opleiding, v. = Vlunifbung, Oeranbilbung, oploopendheid, v. = aufbraufenbd, 2c. ook: Zorbifbung ; zijn o. ontvangen = beran. nefen ; ber cjiiimorn, Oeftigfeit. gebilbet ob. borbereitet tverben; wetenschappe- oplosbaar=iii41f d), aufta&ticf9 ; vg/. oplossen. iijke o. = tviffenfcf)aftlicte Zifbung (KOMI= oplosmiddel, o. = auffiifenbe4 tfae'. bung). oplossen, h. = (scheik.) auffiifen; zich o. = opleidingssehip, o. = ecf)uffMff. fict) auff. ; (een dissonant) auff.; een vraagstuk, opleidingssehool, v. = Zilbungbfcbute. moeielijkheid o. = eine jrage (Kufgabe), Sc4mie= oplepelen, h. = auffi3ffein. rigfett Iiifen ; (een raadsel) Wren, auf t.; (intr.) opletten, h. = auf merfen, acttgeben, auf rid) cuff. merffam fein, aufpaffen ; lets o. = ettv. be= oplossing, v. = Vluffafung, 2iifung, vgl. o p- merfen, beobacten. lossen. oplettend = aufmerffant ; („zorgvuldig") opluehten, h. = (lucht geven) 2uft mac en; forgfiiltig. (verlichting geven) erfeic4tern, erteict)terung oplettendheid, v. = Vluftnerffamfeit („zorg- berfitaffen. vuldigheid") Gorgfaft. opluchting, v. = %rfeicf)terung. oplenkeren, h. = auf4eitern, aufmuntern ; o., opluiken, z. = aufbliityn; aufteben. z. = ficb aufbeitern. opluisteren, h. = (opsieren) fcbmilden, een opleven, z. = auffeben. feest o. = ben @fans eine& aefte& er4ii4en, opleveren, h. = (een aangenomenwerk) einem aefte (llama berlei4en (berfcbaffen); bloei- geven, abliefern ; ons land levert weinig steen- ende dorpen luisteren 't landschap op = ber. kool op = tiefert ob. gibt tvenig Steinfol)fen, fcOnern ob. beteben bie 2anbicf)aft, een optocht de stad levert weinig merkwaardigs op = met muziek o. = einen Rufsug mit Unfit be. bietet tvenig Verftviirbige& ; voordeel o. = gleiten ; z.: zijn gezicht luisterde op = Ituten bringen ob. gelvti4ren ; winst o. = ebetvinn beiterte ob. ffiirte fic?auf ; (sterker) ber- abtverfen, eintragen ob. einbringen ; rente o. = Witte fic0. Binfen tragen ; 't onderzoek leverde nietsnieuws opluistering, v. = 91u&ictniicfung, erf)i*tng op = bie Unterfucbung ergab %end ; be& Mane& ; Ku&ftattung. wat zal 't o.? = iva& tvirb babei berau&foinnten? opmaken, h. = (al zijn geld) au&geben, ber- een mooi tooneel o. = einen fcbOnen VInblicf rcOmenben, bergeuben, burc§bringen ; alles o. barbieten ob. getvlii)ren. (eten bijv.) ate& aufeffen, nicf)t& iibrig laffen; oplevering, v. = ftbergabe, Vlblieferung. een verslag o. = einen Zericbt abfaffen ; een oplezen, h. = 19er., borlefen ; (opzamelen) lijst o. = eine 2ifte of ein ZerbeicOni4 (vgl. auffefen. lij s t) macten ob. anfertigen ; een akte, contrakt oplezing, v. = Zorfefung, ba& Oerfefen, ba& o. = eine Urfunbe, alien Qontraft auffet3en; Vtuffefen, vgl. oplezen. een verklaring o. = eine %reftirung auffe#en ob. I. opliehten (omhoog brengen), h. = auf. abfaffen ; de balans, de hoofdsom o. = bie 4eben, aufnelytten ; den hoed even o. = ben Zifants, ba& gagt bief)en ; de rekening o. = Out filften ; (den sluier, de deken, de voeten, bie DiecOnung auf., augterfen ob. macten ; een in- 't hoofd, een dievebende) auff)eben ; (sluier, ventaris, testament, proces-verbaal o. = ein gordijn ook, vooral rig.) filften ; (bedriegen) ZOtbentar, Zeftamen, $rotoroff aufnetmen, (bie betriigen, beicttvinbeln; (afzetten) prellen ; zich jnbentur mact)en), zie nog proce s-verbaal; o. = fidj aufric4ten ; zie ook opluchten. de uitslag van de stemming o. = ba& rgebni4 II. oplichten, h. en z. = (van verf) ficf) auf= ber Rbitimmung 5ufantmenftefien; daaruit maak beffen ; (van 't weer, 't getaat) Pot auf4erfen, ik op, dat = barau& fttfief3e ii (entnefne ficb auffieitern, fic4 auffitiren. net me icf) ab), bat . .; dat maak ik op oplichter = Gctuinbler, Wietriiger, (afzetter) uit de cijfers = barauf fcVief3e itt au& ben $reUer ; (die zich daarbij voornaam voordoet) Biffern; lets netjes o. = ettv. fan, Oodiftapler. orbentlicf) aurefttmact)en, in lDrbnung bringen; oplichterij, v. = Zetriigerei, (een bed, 't haar) macf)ett; (de wasch) bu= ZeutelicOneiberei, Ooclgtapelei. recf)ttna*n; beforgen; (zijden heerehoeden) oplichting, v. = KuNebung. aufbiigeln ; (dameshoeden) puten, aurecf)t= opillijmen, h.; -likken, h. = auf feinten ; mac§en; (zilver en goud) aufarbeiten ; latch =lecfen. o. = aufmacfien; (zich gereedmaken) oploop, m. = Kuffauf. angicfen; een opgemaakt werk (spel, stukje) oploopen, z.: tegen den heuvel o. = an bent = ein abgefartete& Stitt:Men. Ofiget 4inaufge4(e)n (sfaufen), ben 45iigef binauf. opmaker = alerfcbtvenber, Zurcf)bringer. geb(e)n (.1aufett)!; de trap o. = bie Xreppe opmaking, v. = Wbfaffung, afufnafime, Vluf. auftaufen, =geb(e)n, bij iem. o. = bet einem fet3ung, ba4 Vlbfaffen, ba& Kufnef)men, bad borfpre*n; de straat loopt op = fteigt an; Kuffel3en 2C. vgl. op ma k en. (van hand, gezicht) an., auffaufen, an., auf= opmalen, h. = 4eraufmal)fen. fittbeften; (van schutden enz.) and, auffaufen; opmarcheeren, z. aufmarld)ieren; (ver- (van prijzen) fteigen, attsfOen ; de tabak is trekken) abmarrMeren; aufbrecOen; ook = opgeloopen = ift geftiegen; de straat o. auf ophoe pelen. opmarsch. 492 opperduitsch. opmarseh, m. = Kuttitarg ; (naar den vijand opnemer = Kufnebmer, (tandmeter) gab. toe) alormarfcb. meffer. opmerkelijk = benterfengtvert, auffatienb, opneneing, v. = Kutnabme, Kuffaffung 2c., auffattig, fonberbar, merftviirbig. vgl. opnemen. opmerken, h. = betnerfen; (bespeuren) tvabr% opnemingsl brigade, v.; o. = nebmen ; (waarnemen met overleg) beobacbten; Zertneffung#1 brigabe; :fcbiff. iem. iets doen o. = einem ettv. benterfen, einen opneurien, h. = berfummen, 4erfingen, ber, auf ettv. auftnerffam maven. leiern. opmerkenswaardig = betnerfenftert, opnieuw = auf neue, ban nettem. .tvilrbig. opnoemen, h. = nennen, bernennen, (ver- opmerken = Q3eobacbter. melden) ertvabnen. opmerking, v. = Zienterfung, taabrnebmung, opnoeming, v. = ba4 Mennen 2c. 33eobacbtung, vgl. opmerken. opodeldok, v. en o. = ber, bah Elpobelbof. opmerkzaam = aufmerlfam; o. maken op = opofferen, h. = aufopfern, opfern; aan de auf (Riff.) a. macben. vlammen o. = ben glattunen opf. ; zijn rust, opmerkzaamheid, v. = Kufaterffamfeit. leven voor jets o. = feine alube, fein &ben opmeten, h. = (wat de tandmeter doet) berg fitr etto. oPf. ob. auto.; iets aan iem., voor iem. tneffen; (bijz.) auftneffen, aanteffen. o. = einem, tilt einen etto. auf o. ob. opfern ; al opmeting, v. = tiemeffung 2C. vgl. opmeten. zijn tijd aan iets, voor jets o. = all feine Belt opmoeten, h. = aufmiiffen (auffteben miiffen, einer Sadie opt., tvibtnen, fiir etto. opf.; iem. auf ben nopf aufgegeffen 2C. tverben o. = einen Prei4geben, opf., fatten laffen. miiffen). opofferend = autoPfernb. opmogen, h. = auf fteben bilrfen; angeoilnbet opoifering, v. = bc0 Opfer, We Kutopferung. tverben bitrfen; (van geld e. d.) braufgebn opontbieden, h. = entbieten, berufen ; (een b iirfen. menigte ook) aufbieten. opmonteren, h. = auf muntern, auf beitern. opontbod, o. = Kufgebot. opmuizen, h. = auffnabbern. oponthoud, o. = bet Kufentbalt (in alle bet.); opnaaien, h. = aufnaben (auf ettv.); ein? (vertraging) bie Zeroagerung. fcbtagen. opossum (een buideldier), o. = Opoffunt. opnaaisel, o. = %infcbtag. oppakken, h. = (van den grond) aufnebtnen, opname, v. Vlufnabme (in alle bet.); („op- aufbeben ; (vlug opsnappen) aufbafcben, (een meting" ook) a3ertneffung. diet) ergreiten, abtaffen, feftnebmen; (stoute opnemen, h. = aufnebuten; (iets van den grond kinderen) mitnebmen ; (opladen) auf Paden; 0., ook) aufbeben; (sours) ergreifen; den handschoen, z. = (weggaan) fict) Paden, ficb fcberen, fib een steek (bij 't breien), 't werk weer, zijn trotten, abrutidon. vroeger vak weer, geld, de schade, den voor- oppalmen, h. = beraufbolen, 4eraufgeben. raad, een terrein, den tijd, passagiers enz. o. oppas (Ind.) = Kuftvarter; $olioeibiener. = ben Oanbfcbub, eine Otafebe, bie Krbeit oppassen, h. = (opletten) aufpaffen, arbts toieber, fein frilbera Oanbtverf toieber, Oelb, geben; pas op! = gib at t, paf3 alit I Zorflcbt ben Scbaben, ben Zorrat, ein Zerrain, Me Sett, pas op, als 't waar is = nicbt fo blatt $affagiere te. aufn.; (geld, ook) erbeben; (etto. (zich gedragen) rid) auffilbren, ficb benebmen; gut, libel) aufn.; (ettv. ou tvicbtig, tviirtlicb, fur (zich in acht nemen) ficb bitten, tic?in actjt ob. (114 ein komplintent, al& eine Q3eleibigung nebtnen ; ik zal wel 0. dat... = icb tverbe mice le.) nebtnen, aufn.; (eine Scbleppe, Zorbange) bitten, baf3... ; ik zal wel o., dat ik 't niet aufn., (min of meer als een draperie) raffen ; doe = (ook) bal) tverbe icb bitbfcb bleiben (bie feber, bie R33affen, ben stab, ba& fort, laffen; iem. o. (ale bediende) = einen bebienen, jemL $artei) ergr., (ook : ju ben taaffen greifen); einem aufivarten; (een zieke) pfiegen, berpf le. iem. o. (met den blik) = einen beobacbten, gen, berforgen; (kinderen) bitten, berforgen ; (vijandig) mit ben Vlugen meffen ; de beenen een hoed o. = einen Out autpaffen ob. auf. o. = bie Seine unter ben Krnt nebtnen; 't probieren. denkbeeld neemt op = ber e^ebanfe finbet oppassend = orbentlicb, brab, folibe. Oeifaft; een uitdrukking in een of anderen oppasser = (alg.) Barter, %nth:tarter; (bij zin o. = einen VItt&brucf irgenbtvie auffaffen ; zieken) Stranfenpfieger, stvarter; (bediende) iem. in 't ziekehuis, in een gezelschap, iets Zebiente(r), ttener; (bij officieren) Ouritte; (bij in zich (in zijn geest), jets in de krant o. = studenten) Stiefelfucb4. einen in& araufenbau0, in eine Oefeaftbaft, oppassing, v. = $flege, Zerpftegung, Zer, ettv. in fill) (in feinen eheift), ettv. in We Beitung forgung. aufn.; (de kas) rebibieren, de stemmen o. = oppennen, h. = (schoenm.) aufstvecren; (op- bie Stintmen fain:tutu; 't tegen iem. o. = schrijven) auffcbreiben. e mit einem aufn; 't voor iem. o. = fitr opper, m. Oaufe, Scbober. einen elntreten, jentt, Bartel ergreiten, einem opper Harm, m.; -been, o. = Merl arnt; .bein. bie Stange oaten, nicbt4 auf einen footmen opperbest = au4ge6eicbnet, boroitglicb, bor, laffen ; iem. van de straat o., zie oprape n; treffticb. den vloer o. = ben autboben auftvafcben; opperilbestuur, o.; -bevel, o.; -bevel- de commissie komt de musk (den boel) o. = hebber = We Ober! berrfcbaft (bie -getvalt; bie kommiffion fommt bie Sarbe in 9lugenfcbein de personen: bie sbebarbe); her .befebl, =be, ou nebmen, ik moest 't zaakje eerst eens o. febt&baber. = icb mute mir bie Sal* erft mat anfeben; opperlbewind, 0.; -brandmeester;-eere- de zaak neemt op = bat @elcbatt ift in Kuf. monlemeester = bie °berg bertvaltung (Me imbrue, gebt gut, macbt ficb ob. !mint in Scbtuung; iberrfcbaft, ber ibefebt); ,branbbireftor (,branbs (een zijrivier: einen FRebenftuf3) aufn.; zie meifter); lerentonfentneifter. verder de woorden die met opnemen een opperidek, o.; -direetie, v.; -duitsch, o. uitdrukking vormen. = Merl' bed (ber .1auf); .bertvaltung ; .beutfcb. Opper-Duitschland. 493 oprichting. Oppersibuitsehland, o.; -Egypte, o. = opplooien, h. = falten, flilteln ; fraufen, Oberi beutfcblanb; .tigOten. fraufe(I)n. oppereinde, o. = bag obere %nbe. opOpoetsen, h.; -poffen, h.; spoken, h.; opperen, h.: een denkbeeld o. = efnen (fie: -pompon, h.= auf II buI3en; .baufcben; (:)fcbiiren; banfen 'augfprecben (auftuerfen); een plan o. = .pumpen (ook van den luchtband). einen $lan borfcblagen (aufg Zaint bringen); opponeeren, h. = obbonieren. (een bedenking, twijfel) tiutern, auftverfen; opponent (bestrijder) = Opponent. (een bezwaar) erbeben, auftverfen; (hooi) auf opporren, h. = (oppoken) auffcbiiren; (aan- fcbobern; (als werkman) tagetabnern. porren) auf:, erntuntern, antreiben ; (wekken) opperigebied, o.; -gezag, o. = ber Merl. aufflobfen. befebl; We .getvalt (bie .4erricbaft). opportunist (die, vooral in politiek, zich oppergod = oberfter Gott, toaubtgott. naar de omstandigheden schikt) = 00bortu, opper I heer ; •heersehappli, v.; sheer- nift. seher; -herder = Oberl ben; .4errfc4aft; opportuniteit (geschikte gelegenheid), v. = berricber; shirt. Opportunftlit. opperhondignitaris ; smaarsehalk ; opposant = Igegner, Eiberfacber; (pop.) sineester= Oberb of 1 tuilrbentriiger; smarfcbari ; Streitbammel. smeifter. opponeeren, zie opponeeren. opperIlhoofd, o.; shoutvester; -huid, v. oppositie, v. = oppoiltion. = eberibaupt (van min of meer wilden stam : oppositielblad, o.; -part% v. = ObOori. Odutitling); Orfter, sbaut. tiong II Blatt; .bartei. opperintendant = Oeneralintenbant. oplipotten, h ; -prikken, h.; -pronken, Opper-Italic, o. = Oberitatien. h. = aufiliparen (auriicflegen, gufamtnenfcbar, opperojager;lagermeester= Ober 1 iliger, ren) ; .ftecfen (fig.: stafeln, siciptiegeln); :01113en -jiigermeifter. (.fcbmilden, augbut3en, augfcbmilden). opperkaak, zie bovenkaak. opproppen, h. = bortbfropfen, .ftobfen; we opperikamerheer; •kleed, o. = Obeli zaten opgepropt = ivir !den aufammengebriinat, fammerberr (gfammerer); ,fleib. zie ook opgepropt. opperknecht = (bij landbouwers) Ord. oppruimen, zie oppeuzelen. fnecbt. opOpuilen, z.; -putten, h. = anti! fcbtverten opperlikok; [-landvoogd]; -last, m. = (anfcbtvenen); =8ieben. Cberlifocb; ,lanbbogt (=ftattbalter); We .raft. oprakelen, h. = (vuur) auffcbilren; (asch) opperllieenheer; -maeht, v. = ()berg. auffcbarren; (oude geschiedenissen) aufritbren, leb(e)ngberr, .getvalt (bilcbfte 9Nacbt ob. (etvalt, auf tviirmen. God: ber Rlamiicbtfge). opraken, z. = (van geld en goed, eten en oppermachtig = alantlicbtfg, fouberiin. drinken enz.) alle tverben, bu %nbe (auf bie oppermajesteit, v. = t3clflte Ectiefttit. Vleige) geb(e)n; mijn geld, geduld raakt op = opperman =, Oanblanger. (ook) bag Gelb, bie eebulb get mfr out; hij opperiOffieier; -priester; -rabbljn = raakt op = eg gebt mit ibm bit %nbe ob. auf bie Ober 1 offiaier ; =briefter ; .rabbiner. %eine, er bfeift auf been ret.ten 2ocbe, eb gebt oppero rabbinaat, o.; -reehter; -schen- abtviirtg mit ibm 2C. kel, m.; -sehenker= Ober 1 rabbinat ; :ricbter oprammelen, h. = (een gedicht e. d.) bey. (biicbiter Richter, bag bijcbfte (ericbt); .fcbenfel; blabbern. fcbettf. oprapen, h. = (van den grond) aufbeben, oppersehipper = erfter Offiaier. aufnebmen; (hier en daar) aufgabeln; (gevallen oppersen, h. = (water e. d.) erauflireffen; steek) aufnebmen; iem. van de straat o. = (kleeren) aufbilgein. einen bon ber Stu* aufiefen ob. aufgreifen; ik opperst = oberft, 430ft. ben niet van de straat opgeraapt = (ook) opper I staimeester ; -stu airman; -toe- icb bin niit auf her Straf3e gefunben. zieht, o. = Ober' ftantneifter; gteuermann; bie opreeht = aufricbtig ; (rondborstig) gerabe; auf fiat. (van waren e. d.) ecbt, ricbtig. oppervlak, o. = bie Oberffiicbe, bie aid*. opreehtheid, v. = Rtufricbtigfeit 2c. opperviakkig = (adj. en adv.) oberfiticblicb ; opredderen, h. = aufriiumen; (de tafel)ab. (adv. „vluchtig" ook) obenbin. !rotten. oppervlakkigheid, v. = Oberfilicblicbfeit. opreddering, v. = Riufriiuntung. oppervlakte, v. = Oberffiicbe, gliicte; een oprekenen, h. = aufammenrecbnen. o. van 3000 M2 -= eine aliidg bon 8000 qm. oprekken, h. = recfen. opperwal, m. = Obber, Cbbertvan. oprennen, z.: de helling o. = bie VInbi3be opperwater, o. = Oberivaffer. binauf, beraufrennen; de straat o. = auf bie opperwezen, o. = bag biiCte ref en, ber Strafe rennen. Writnacbtige. opriehten, h. = erricbten, grilnben, auf rich. oppeuter, m. = Oieb, RBicbg, bie It opfnuf3, ten; (een gebouw, steiger, school, standbeeld, iftibbenftot. loodlijn) err.; (een handelshuis, vereeniging) oppeuzelen, h. = auffcbmaufen, aufflauben, err., gr. ; (een zaak ook) erbffnen, begrilnben, aufbabben, auffnabbern, berfpeifen. etablierett ; (een gevallene,bedroefde)aufr.; (1 oppikken, h. = (van vogels of als vogels) hoofd) aufr., erbeben ; de zieke richtte zich in aufbiden; (hier en daar) aufgabeln, aufgattern; zijn bed op = rfcbtete ficb in feinem Bette auf ; (opgrabbelen)aufgrapfen, (opnemen)aufnebtnen; zich in zijn volle lengte o. = ficb bocb aufr. ; ze hebben hem opgepikt = fie baben On 't o. = bie Orilnbung 2c. ertvifcbt, feftgenommen ob. abgefatt. opriehter = eriinber 2C., vgl. opric hte n. opOpinnen, h.; -plakken, h.; -ploegen, opriehtersaandeel, o. = Me it riinberaftie. h. = auflatvecren; offeben (landkaarten e. d. opriehting, v. = @riinbung 2C., vgl. o p- op linnen: saieben); ,13fiiigen. ric ht en. oprichtingskosten. 494 opschik. opriehtingskosten,mv.=--- (3riinbung4roften, legen, tvegriiutnen; (de kast, de kamer e. d.) 135ritnbung4filefen. ' auf r.; (de tafet) ants, abrtiumen; een artikel, opridderen, zie opredderen. koopwaar o. = mit einem gfrtifel, mit einer oprijden, z.: den heuvel o. = ben tiigel Bare aufr. ; eaten berramicbett, (afschaffen) 4fnauf., berauffabren (=reften); naast iem. o. aufr. mit, abfctaffen; dat ruimt op = ba& = neben einem berfabren (.reiten); den weg o. mat 2uft. = auf ben Beg tyro*, bfnauffaDren (..reften); opruimer, m. = Kufrtiumer, Nautner ; (in- rijd maar op, koetsier! = fabren Ste (nur) 8u, strument) Me illeibatle, kutfcber opruiming, v. = glufriiumung, (handel ook) oprijgen, h. 3= aufbeften. ber glutberfauf; in een kamer o. houden = oprljlaan, v. = = gluffabrt. in einem &miner aufrtiumen. oprijten, h. = aufreif3en. opruisehen, h. = aufraufcten. oprijzen, = fit erbeben; (zich oprichten) oprukken, z. = aufbrecben, aufmarfctieren ; aufrictten, dichters, kunstenaars, profeten tegen den vijand o. = gegen (auf) ben aeinb enz. rijzen op = fteben auf; (nit 't graf) anrilden, (an., foOntarfcbieren; je kunt o. = auferfteten ; (van hemellichamen, wolken, bu fauna abfratien ob. abicbieben; ruk op! = vlammen, klanken e. d.) auffteigen, emborftei. frat5 ab pace bid) bict ! gen; (van gedachten) auffommen, auffteigen, opsehaffen, h. = auf tragen, auftifcben. (van 't verleden, van beelden voor den geest opseharrelen, h. = auftreiben, aufftabern, e. d.) fhtj auf tun, 'auffteigen, auftaucten, de aufgattern; (bijeen)8ufammenftobOeln, ergattern; vraag rees bij me op = Me arage brtingte fhb de trap o. = bie reppe binaufftiimpern ob. mfr auf. binauffrabbeln. oprispen, h. aufftofien, rillpf en. opsehepen, h. = be., aufbobern. oprisping, v. = ber bah glufftofen. opsehellen, h. = aufflingeln, tveden; zie ook oprit, m. = bie gluffabrt, bie Bufabrt. o p b ellen. oproeien, z. = (de rivier) binaufrubern ; opsehenken, h. = (water op thee e. d.) tegen den stroom o. (fig.) = tviber (gegen) ben aufgfeten ; (alles o.) afte8 einfcbenfen. Strom fct tvitnmen. opsehepen, h.: iem. met lets of iem. o. oproep, m. = glufruf. einem etto. ob. einen aufiaben, auf ben ,c116 oproepen, h. = (wekken) aufrufen, tract Inben; zie ook opgescheept. rufen, tract fctrelen, tvecfett, tot den strijd o. opseheppen, h. = (met een schop) aut. = gum Stambfe aufrufen ; (beelden nit 't ver- IcOattfeln ; (met een schep) aufict4fen; iem. teden, 't gevaar e. d.) beraufbeictiviiren; (ge- lets o. = einem ettv. auf ben Zeller fegen ob. tuigen) borlaben; (mititairen) einberufen; (ter gegen, einen mit ettv. bebienen; ze scheppen verantwoording, deelneming e. d.) aufforbern; daar goed op = man tifctt ba gut auf ; 't is (een vergadering) 8ufatnmenberufen, berufen, er opgeschept = man Oat5 ba bollauf ob. in (de leden) einfaben; (namen enz.) abrufen, One unb Witte; 't is er niet opgeschept = berfefen; (aansporen) aufforbern. rte fommen nur fnabb auf; goede onderwijzers oproeping, v. = ber glufruf, bag (Oeraufo zijn er niet opgeschept = an guten 2ebrern befcbtaren, Zorfabung, einberufung, giufforbeo ift fein ilberffuf3; („opsnijden") bid tun, re rung,g3erufung,einfabung,Kbrufung,g3erfefung, nommieren, ffunfern; de peentjes, den boel vgl. oproepen; (van militairen ook) bcO o. = (efnen) lRabau niacben. glufgebot. opsehepperU, v.. zie opsnijderij. oproepingsbrief, m. = Me 2abunggctrift, opseherpen, h. = fcbtirfen, auff(ttirfen, tvet3en, ba& .fctreiben. fctarf macben; den eetlust o. = ben 9.1130etit oproer, o. = (van de woeste menigte tegen reien ob. fib. ; verstand) f4, tret3en, ge- Wien ook) ber VIttfrubr; (tegen de hoogste heugen) auffrifcten ; o .. de sans = 43ricfelnbe macht) bie em013rung; bie jnfttrreftion; (op- sauce. stand) ber Kufftanb; in o. komen = In 9lufr. opseheuren, h. = (kleeren, grond) aufreif3en; !mitten, fit entpiiren; o. maken = einen gfufr. (huid ook) aufrilpn. macten ob. erregen; (fig. van de heele stad, 't opsehieten, z. = auffcbieten, inauffcbieben bloed, de zinnen) in o. zijn, komen = in (van planten) auffcb. ; welig o. = ilppig auffcb., VIttfr. fein, fommen. in4 grant fc4feten ; (nit den slaap) auffcbneften, oproerig = aufriibrerifcb, aufftlinbifcb, tneu, auffabren ; (van tijd) 8tt ettbe geb(e)n; bent enbe terifct. entgegen geb(e)n, borfcbreiten; de tijd begint oproerkraaier = gluftriegfer, Zumultuant, op to schieten = bie Beit ift bath berum ob. bath linrubftifter, 9iiibeBfilbrer. 8u enbe; we schieten al aardig naar Paschen oproerkreet, m. = glufrubrictrei; -kreten = op = Liftern ift fcton atemlid) 't werk ba8 .gefcbrei. schiet op = bie gfrbeit get gut bon flatten ob. oproerling= Rufriltrer, empiirer, 5nfurgent, nut bortrtirt4; we schieten goed op = lRebett, glufftlinbffcte(r). fommen gut bortviirtg; 't werk wil niet o. = oproerhnaker; •vaan, v. = Vlufrubrii. Wirt nicbt rilcfen ob. ffecfen, nictt recbt bor ficb ftifter; ifabne. gebn; hij schiet maar niet op = er fommt gar oprollen, h. = auf:, 8ufatnmenro1fen, .tvideftt ; nictt bout Mecf ob. nit* bortvtirtit; de jongen zie ook mat I. schiet aardig op (op school bijv.) = ber June oprooken, h. = aufraucten. mactt bilbfcbe aortfcbritte, fommt 4iibld) bor. °prude'', h. = aufbe#en, aufreisen, auftriegeftt; tviirt&; met iem. kunnen o. = mit einem cpgeruide golven = aufgerilbrte, beftig betvegte auffommen ob. ficf) mit einem ftenen fiinnen; zie ob. ungeftiime Bogen. ook o pgesc hote n; o., h.: al 't kruit o. op ruler; -ruling, v. = glufgrotegfer (sbet3er); arid q3ufber berfcbieflen; schiet maar op = .tx)iegelet (.1013erei). fcbieten Sie nur lob; touw o. (scheepst.) = oprulken, h. = einatmen, einoieben. Zan auffcbfef3en. opruimen, h. = aufriiumen; (opbergen) Imp opsehik, m. = 434, ectnucf, Rufput,. opschikken. 495 opsluiten. opsehlkken, h.= puton, fcbmiicfen, aufputon, opsieren, h. = fcbmiicren, aufput3en, auf:, auefcbmiicfen, aufftuton, beraueput,en; de Lis- fcbmiicren. sens o. = Me Stiffen aurecbtlegen; schik wat opsiering, v. = Vittefcbmitcrung, Zerbierung. op 1 = riicfen Ste ettv. Welter, env. auf ob. opidersel, o. = ber Bierat, ber Scbmucf, ber binauf. $143- opsehilderen, h. = aufmaten. opsjorren, h. = (scheepst.) aufforren; (iets opsehoffelen, h. = fctaufeln, auffcbilrfen. zwaars) berauf:, bittauffcbteppen, .6erren ; (af- opsehokken, z. = 5tufenb auffatjren, auf Auden. gezakte kleeren) aufbieben. opsehommelen, h. = aufftiibern, auftreiben. opsjouwen, h. = binauf., berauffcbtepPen. opsehoolen, h. = erbettetn, aufantmenbettetn. opslaan, h. = (een sluier, kraag, dekens, opsehoppen, h. = mit bent aute auftverfen, 't oog, den blik, een kaart, een boek, een aufftof3en. plaats in een boek, kramen, Lenten) aufftbla. [opsehorsen], opsehorten, h. = (kleeren) gen; (een klaptafel, deksel, piano e. d.) auf. auffcbtiren, fcbiirben; (uitstellen) auffcbieben, flaPPen ; (kraag van een jas) auf., binauffcbta. berfcbieben; (betaling) einfteffen; zijn oordeel gen; (broekspijpen, rand van een hoed e. d.) o. = mit feinem Urteil auriicfbalten, fein Urteit auffrempetn; (mouwen) auffcbtagen, auffrent. auffcbieben; zijn ongeduld o. = feine Ungebutb petn, auffcbilraen ; zijn woning ergens o. = feitte bebtvingen. Sobnung irgenbtvo auffcblagen, rub irgenbtvo opsehorting, v. = ber Vtuffcbub, ginfteftung, niebertaffen ; den prijs o. = ben $reie fteigern, Zerfcbiebung, Cc {rung, Kuffcbilraung, vgl. mit bent $reffe auffcbtagen; de huur, den huur- opschort en. der (f 50) o. = Me niete, ben Meter (um f 50) opsehransen, h. = berfpeifen, auffcbmaufen. fteigern; (iems. salaris) erbOben, aufbeffern; opsehreeuwen, h. = auffcbreien. zijn werklieden o. = bae Oebalt fatter Virbeiter opsehrift, o. = (van brief, pakket, deur, weg- erbbbett ob. aufbeffern; (goederen) tagern, ein., wijzer, finch e. d.) bie aluffcbrift; (van mun- auftagern, auf lager neImen (bringen), in ben ten, penningen, monumenten, gebouw) Me Speicber bringen, (in 't entrepOt) binterregen ; nfcbrift; (van een boek, opstel, boven een goederen liggen opgeslagen = 8aren lagern; voorraad o. = (opdoen) Zorrat eintun ob. ern: deur, boven een schilderij enz.) Me tiberfcbrift; faufen; o., z. = (van prijzen en waren) aut. (van munten ook) Me Umicbrift, Me .2egenbe. fcblagen ; de vloer slaat op = her 8oben fcbtviV. opsehrijfboek, o. = 91otiabucb. opslag, m. = (van kleeding, van 't oog, van opsehrijven, h. = auffcbreibett, (aanteekenen) hout) Kuffcbtag; (van 't oog ook) 011c1; (muziek) auffcbr., aufbeicbnen, anfcbreiben, notteren; ik Kuftaft, Nuffcbtag, 91ufftricb ; (van prijs) atuf. heb geen geld bij me, wilt u 't maar o.? = Wag, tile Steigerung; (van huishuur) Me Stei. tvotten Sic ee nur (auf meitte Ellecbttung) fcbreiben, gerung; (van loon) Kufbefferung (bee 2obnee), anfcbreiben? den boedel o. = bae nbentar 2obnbefferung, %rbi3bung, Butane; om o. vragen aufnebmen; ten doode opgeschreven zijn = = um %rb5bung, 2obnbefferung, Butane bitten; bent Zobe getvibmet rein. een daalder o. = einen Tater Butane; iem. o. opsehrtiver = Vtuffcbreiber, Knicbreiber. geven = /eine. 2obtt erbOben, einem eine Btts opsehrtiving, v. = bae Nuffffireiben 2C. tape geben, (iron.) einem Oiebe, eicbfe ob. $riigel opsehrikken, h. = auffcbrecfen ; o., z. = geben; (van goederen in 't pakhuis)Me Sage. auffcbrecrett, 3ufammenfcbrecfett, (uit den slaap rung, Me Kuftagerung ; zie oogopsla g. ook) auffabren. opslagligelden,mv.;-kosten, mv.;-plaats, opschrobben, h. = auftvafcben, auffcbrubben. v.; -rnimte, v. = bae 2agerg gelb ; .foften opsehroeven, h. = (ber)auf., emporfcbraubett, (.fpefen); her .raum (bcte *cue); her .raum. in Me ,V3be fcbrauben; (lets op lets) auffcbrau. oplisleepen, h.; -sleuren, h. = binauf., ben; (fig.) aufbaufcben; ilbertrefben ; elkaar o. beraufll fcbtePpen ; .fcbleppen (sierren). = lid) of efnanber beraueftrefcben; zie ook oplIslibben (-slijken), z.; -slijpen, h. = opgeschroefd. aufllfcblicfen (:fcbtventmen, .fcbtemmen); .fcbteifen. opsehroeverij, v. = StIviilitigfelt, ber opslijten, h. = abnuben, abtragen. Scb Wulff, ftbertreibung. opslikken, h. = berfcbtuden, ook =o p slij k en. opsehrokken,h.=berunterfcblingen, .tviirgen. opslingeren, h. = (iets) binauffcbteubern ; opsehudden, h. = aufftVitteln (in alle bet.); (van een pad, weg enz.) icta binauftvinben, (sterker: iem. uit den slaap, uit zijn werke- (van ranken) ficb binauffcblingen, .ranfen. loosheid) aufriittern. opslobberen, h. = auffcbrappe(r)n, .fcbliirfen, opsehudding, v. = (eig.) bad aluffcbiitteln, .tutfcben. bae Viufriltteln ; (fig.) Vlufregung, %manna ; in opsloffen, z. = (de trap) binauf., berauf. o. brengen = in 9tufrubr ob. Nufregung bringen, fcbtilrfen, ,fcbturfen, sicbtarfen, fOrtirf en. aufregen ; die zaak heeft heel wat o. gemaakt opslokken, h. = ber., auffcblucfen, ber., auf. = (ook) bat bid Staub aufgetvirbett. Wittaen. opsehnieren, h. = auf biirften. opslokker = greffer, glimmerfatt. opsehuimen, z. = auffcbiiumen. opsiorpen, h. = (auf)fcblitrfen ; aut., einfaugen, opsehulfraam, o. = Scbiebefenfter. abforbieren. opsehuiven, h. = auf., bittauf., berauffcbiebett; opslorping, v. = bae Kuffcblitrfen zc., vgl. (gordijnen op zij schuiven ook)5uriicffcbieben; opslorpen. o., z.: een beetje o. = ettvae auf., tveiterriicfen; opalulpen, z. = (de trap) (ficb) . . . bittauf., de mouwen schuiven op = Me drutel fcbieben berauffcbteicben. ficb in Me .0i3be ob. fcbiiraen fit auf ; (in rang) opsluiten, h. ------ einfcblief3en ; (misdadigers) auf., borriicfen. einfperren, einfteceen, (wegsluiten) berfcbtief3en; opsehniving, v. = bag Oinauffcbieben, bait (gelederen) auffcblief3en; zich o. = rub eitte Kufriicfen, vgl. opschuiven. fcblieten, ficb einfperren; (ftg.) ficb berfcblief3en opsehuren, h. = fcbeuern, auffcbeuern; (op- (openers) in rub feltift, in fettle Belancbolie 2C. b.); bergen) auffpeicbern. (openen) aufftbliefien; zie ook opgeslot e n. opsluiter. 496 opstellen. opsluiter = 9.1uffd)Iieter, Nottenic§lleter. opspuiten, h. = auffprthen, auftverfen ; o., opsluiting, v. = einfc§lief3ung, %infi3errung ; z. = auffinit3en. zie eenzaam. opstaan, z. = (alg.) aufftelon; (deftiger) fief) opslurpen, zie opslorpen. er§eben; er is een profeet opgestaan = eg Ift op f smeden, h.; -smelten, h.; -smUten, h.; ein 43ropbet aufgeftanbett; (uit 't graf : aug bent -smoken, h. = aufildmieben, sfe§ntelben ; erabe, bon ben Roten) auferfteben, erfte§en ; stverfen (4c§ntelf3en); .1clunaudyn. met zitten en o. stemmen = burg R. unb opsmuk, m. = Sc§ntuer, 434; (ijdel, nietig) eitsenbleiben abftimnten ; tegen iem. o. = gegen Zanb. eitten auffteben, fld) gegen einen entOaren, (in opsmukken, h. = augfc§milden (ook fig.), edeter taal) fie?gegen einen erloben, (van een (auf)1314en, fc§ntiicren. enkele, tegen Wien ook) Rd) auffe§nen ; (zich op I smullen, h.; -snappen, h. = auf ll fc§ntau. verzetten) rtm einem tviberfejou ; fie?entb., fen; :fc§nalapen (auf., er§afiten; aan den haak fie?ftriiuben, fie?auff. pikken: erangeln). opstaand: o ..e kraag = Ste§fragen, fteten. opsnellen, z. = (de trap) §inauf., 4eraufefien; ber Rragen. de straat o. = auf bfe etre* ellen. opetaander: een vroeg o. zijn = frii?auffte§en. opsnUden, h. = auffc§nelben; (drukte maken) opetal, m. = Zaulic§felten; recht van o. = auffc§n., renommieren, ffunfern, bag etaut boll %rbbaurec§t. ne§men, bid tun; (een gedicht e. d.) bortragen, opetallen, h. = einftallen. bum beften gegen. opstand, m. = Kufftanb, Kufru§r, bie %nts opsnUder = Kuffc§neiber, inenvmmift, alun, bi3rung, bie 5nfurreftion (vgl. oproe r); in o. ferer, Zicrtuer. komen = (gegen einen) auffteben 2c., zie o p- opsnUder-ii, v. = V.luffdptelberel, Zicrtuerei, st a an; (van winkel e.d.) bag Oeftell; (verti- aienommage, IRenommifteret. cale projectie) Vlufrif3; (van een Bosch) Oes opsnikken, h. = auffc§luc§ben. ftanb, ealbbeftanb. opsnoelen, h. = suftni3en. opstandeling=9tufftiinbirMe(r), Kufrii§rer 2c. openoepen, h. = aufnarc§en. zie oproerling. openorren, h. = auffti3bern, auftreiben, aug. opatanding, v. = Kuferftebung. fbilren; (nieuwtjes e. d.) aufgabeln, auffattgen; opetapelen, h. = (vooral van voorraad) 0., z. = (van vogels e. d.) auffc§tvirren. aufftaimln; (ophoopen) aut., anbilufen; (in lagen) opsnuffelen, h. = auffe§niiffeln, .fc§nubbern; auffd)lc§ten; zich o. = f icy an§aufen, fid) an. (fig) aufftiThern, augibiiren. fatnmeln. opsnuffen, h. = auffc§nuOfen. opstapeling, v. = Vlufftabelung 2C., vgl. o p- opsnuiven, h. = einatmen, einfelptiefen, (water stapelen. e. d.) aufferptubfen, einfe§liirfen. opstapae), m. (o.) = ber Kuftritt. opsommen, h. = §er., aufbii§len. opetappen, z. = (de stoep) Dinauf., §erauf. opepalken, zie openspalken. get(e)n, 41c§reiten, .fteigen; de straat o. = auf bie opspannen, h. = (snaren, pees, Braden, Strategelge)n,fc§relten,einpergefcbritten foramen; linnen e. d.) aufble§en; auffimnnen. we zullen o. = tvir Molten fortge?e)tt, Welter. opsporen, h. = auffbaren, beireite. ge?e)n; flunk o. tlic§tig ob. rilftig bufd)retten ; legen. (voor „instappen") einfteigen ; (sterven) abmars op spatten, h. en z.; -spelden, h. = fc§ieren, abrutfc§en, abfratien, abfabren. 'fiirit,en (van vonken: ?brii§en); •ftecren. opetaren, h. = §ittaufblieren, sftarren. opepelen, h. = (beginnen) anfOielen ; (een opsteigere-n, h. = fie?aufbilumen. kaart) augibielen; (razen) fpertafeln, auf be. opsteken, h. = (vlag, vaan) aufftecren; (haar) gegen, tvettern, fc§imigen. auf., §oc§ftecfen ; (de handen, den vinger) opepeler = Sbeftafler, 60eftafelmadyr. aufbeben, In bie Oii§e ftecfen ; den vinger o. (in opeperren, zie opensperren. school) = ben ginger borftreeren ob. beigen; stem- op speuren h.; -sptjkeren, h.; -spitten, men met 't o. van de handen = burg Olinbes h. ------- aufl fpiiren (1ti3bern, augfbiiren); inageln ; auTheben abitimmen ; 't hoofd o. = (lett.) ben .graben (auggraben). R130 (bag Oaupt) er§ebett ob. auf§eben, (fig.) de opspltJten, zie opensplij ten. socialisten steken 't hoofd op = er§eben rul), opspoelen, h. = (lijken e. d.) auffc§tvemmen, rii§ren fic? partijgeest steekt 't hoofd op = (vaatwerk) auftvalc§en. $arteigeift ntac§t fic?brett; (de ooren) aufricbten opsporen, h. = auf., augfigiren, augfinbig. (als een paard fbit3en; (in den zak) macben, ermitteln, auffti3bern. einfteeren; zwaard) einfteden ; (geld ook) opeporing, v. = bag 9lugfpilren, bag plug. einfacfen, einfiicreln; hij zal er niet veel bij o. finbigntac§en, bag Kuffti3bern, %rtnittelung. = er tvirb nic§t biel babel aufftecfen; (een opsporingsmantschappU, v. = %gOlora. lamp) anginben; aufftecren; (sigaar, pijp) an. tionggefeltic§aft. fteden,anginben, anbrennen; (een vat) anboljren, opspraak, v. = bag eberebe, iible 9lac§rebe ; anbabfen ; (paraplu) auffbannen ; een opge- in o. komen, brengen = ing @erebe, ing stoken werk eine abgefartete Cade; (van sleflatiMe ob. in ber 2eute Muter foramen, storm) fht erbebett ; de mast steekt boven 't bringen ; alle o. vermijden = alfeg ber. water op = ber Staft ragt Kier bag gaffer tneiben. §eraug (bjerbor, embor). opepreken, h.: spreek maar op! = nur foraug opeteker, m. = Knbiinber ; Oaten, Kuffberr. mit ber elm* ! fc§lef) log ! leg log ! §afen. opepringen z. = auffiningen ; (van een bal opsteking, v. = bag Vlufftecfen, bag Kuflieben ook) auf prallen ; (van schrik, uit den slaap) 2c., alufftecrung, 9luf§ebung zc., vgl. o pstek e n. auffalyen; tegen iem. o. = an einem §inauf. opstel, o. = ber Ruffat, ; (van een wagen) finingen. Oeftel opsprokkelen, h. = aufferen. opstellen, h. = (eat leger, posten) aufftellen ; opeprulten, z. auf., oerbortinieten. (geschut, batterijen) aufpflanben, auffii§ren ; opsteller. 497 optrekking. (een machine) auffteriett ; zich ergens o. = optassen, h. = a*, anbaufen, aufftatmtn. fub irgenbtvo aufftetten, tvo Rtufftettung nebtnen; optatief (wenschvorm), m. = Optatib. (geschrift) auffe#en, abfaffen ; (paten e. d.) opteekenen, h. = aufseicbnen, auffttreiben, aufricbten. notieren. opsteller = Zerfaffer. optee'ren (kiezen), h. = oVtieren. opstelling, v. = Nufftertung, ba# aluffteften, optellen, h. =- (zuiver rekenk.) abbieren; VtufVflattaung, albfaffung, vgl. o p st e lien. aufammenAblen; (opsommen) aufsiibten. opstijgen, z. = auffteigen (ook: tot eer: au optelling, v. = Ribbition ; Buicunmenati4tung, %4ren 2c.), enti3orfteigen; (de trap) binauffteigen; alufgibtung, vgl. optellen. (opdagen) auftaucben ; o .. de lijn, linie = aufo opteisom, v. = Ibbition, Kufgabe (bum fteigenbe gIbbieren). opstijging, v. = ber Kufftieg, Kuffteigung ; optelteeken, o. = F131106eicben. (van 't bloed) ber Ztutanbrang, gongeftion. op'teren, h. = (geld en goed) aufsebrett; (een opstikeen, h. = (hoed, linnen) auffteifen ; schutting) aufteeren, teeren. :(personen) fttirfen. optics, v. = Dotir. opstikken, h. = auffteppen. optiens = DOtifer, Optifa. opstoepje, o. ber Kuftritt. optie, v. = 801; in o. = nat taabl. opstoken, h. = vuur) fttitren, auffcbitren; optiereeht, o. = bie E4tion; van 't o. ge- je moet eens o. = Ste mitffen mat nacbtegen ; bruik maken bie auNben. iem. o. = einen aufbet5en, anbetten, aufreiaen; optellen, h. = aufbeben, aufnebmen. wie heeft 't je opgestookt? = Ivey bat d optimisme, o. = ber cotimignitO. abnen eingegeben ? (alle kolen) aufbrennen. optimist = Optintift. opstoker = Rufbetier, Meter; (politiek) alatf% optinaistisch optimiftifcb. tviegter. optimmeren, h. = auffcblagen, aufbinunern. opstokerij, v. = atufbeterei, atuftuiegelei. optiseh = optifcb. opstommelen, z. = (de trap) binaufftotpern. optobben, h.: met iem. den heelen nacht o. opstooten, h. = binaufftden ; (wild) = ftcb bie gaup 91acbt bittburcb mit einem be. aufbeten, auffcbeucben ; [auftreiben, aufftiThern; fcbtiftigen. aufftden]. optocht, m. = Kufgug ; (stoet) Bug; in plech- opstootje, o. ber tratvaU, ber Vtuftauf. tigen o. = in feierticbem 9.Iufattge. opstoppen, h. = (vullen) boUftopfen, boa: optoetsen, h. = nacbbef fern, aufaieben. Ofropfett; iets met een doek o. = ettv. mit optoolen, h. = attf%, aulfcbmitcren. einem Xtute suftopfen? (van spijs) berftopfen. optooling, v. = ba4 Rtuf., atttgcbmitcfen. opstopper, m. = Buff, 9itippenftot, Oieb, bie optoomen, h. = (paard) aufatiumen, (hoed) golf nub. auffrempen, auffrempeln. opstopping, v. = Q3eriperrung, .0emmung, optornen, h. = (lostornen) auftrennen; voor Kufftauung; (van de maag) Zerftopfung. 't anker o. = tun bem Inter auftornen; (fig.) opstormen, z. = (de trap) binauf,, berauf. voor iets 0. = etiv. nicbt fertig ob. nicbt att. ftiirmen. ftanbe bringen fiinnen, ether So* (Kufgabe) opstouwen. zie opstuwen. nit gelvacbien fein; 20. ik moet er voor o. opstoven, h. = fcbmoren, btimpfen, bitnften, = icb mut 0 aunaben; tegen iets o. = einer (opnieuw) auffcbmoren 2c. Sadie entgegenarbeiten ob. bie Stirn bieten. opstreek, m. = Vtufftricb. optrede, v. = ber Kuftritt. opstrijden, h. = beftreiten, leugnctt, (met optreden, z. = (in vergadering, voor de een volgende ontk.) bebauPten. gemeente, in schouwburg, voor of tegen iem., opstrijken, h. = (mouwen) aufftreifen; (haar, als schrijver enz., ook van ziekten e. d.) knevel) aufftreicben; (geld) einftreicben; de auftreten; handelend o. = einfcbreiten, krachtig, winst o. = ben (ganben) eeivinn einftreicben, streng enz. o. = energifcb, ftreng Vorgeb(e)n. einfacfen ob. einfteden; (hoed) aufbitgeln, (linnen) optreding, v. = ba& Vtuftreten, bad a3orgeb(e)n. aufpflittett, Ottitten; zie ook o p ges t r eke n. optrek, m. = bie gBobttung. opstrompelen, z. = (de trap) binauf., 4ers optrekje, o. =- bie (Keine) 92obnung, bie aufftolpern, .bumpetn. Sommerfrifcbe. opstroopen, h. = aufftrelfen, auffcbitrett. optrekken, h. = aufbiebett; o .. de spier = opstuiven, z. aufftieben, (opdwarrelen) ber atufbieber ; de schouders o. = (minachtend, auftvirbetn; (met kracht) aufbraufen, (van onverschillig enz.) bie ob. mit ben Kcbfettt aucren, levende wezens) auffabren; (toornig) aufbrau. (anders) bie %Can ob. bie Scbuttern aufaieben; fen, auffabren (gegen einen); (de trap) binauf., (de lip) aufb. ; de neus voor iets o. = bie %ate beraufftitrmen, sftitraen. fiber ettv. rittnpfen (aufb., aufwerfett); jets (uit opstuivend = auffabrenb, aufbraufenb, een diepte e. d.) o. = ettv. (ber)aufbieben; ftiebenb 2C., vgl. opstuiven. (een gebouw, muur e. d.) auffitbren, aufbauen; opsturen, h. = nacbfcbicren ; fcbicren, Welter. met iem. o. = mit einem au fcbaffen baben, fcbidien. mit einem feine Liebe 9-tot baben, ficb mit einem opstuwen, = auftreibett ; o.. de kracht = befcbtiftigen milifen; de vloer trekt op = ber auftreibenbe graft, (nat.) ber Kuftrieb, vgl. 8oben ift feucbtfalt ob. fcbtt4t; (optellen) aufamo o p waartsch; (water) aufftaueu, auffcbit4en; menAtiblen, abbieren; o., z. = (van mist, damp (waren in 't ruim) aufftauen; (elkaar) brangen, e. d.) auffteigen; (van onweer, wolken) fidj boranbriingen. beraieben, tvegsieben; (den berg) binaufaieben; opstuwing, v. = Rtuftreibung, atufftauung, (van de wacht) aufs.; (van troepen) aufbrecben,- ba4 Zrlingen, vgl. opstuwen. aufbieben; tegen den vijand o. = gegen ben opsukkelen, z. = tangfant 4inaufgeke)n. geinb aufmarfcbieren ob. anrilden. optakelen, h. = aufbiffen; (een schip) aufs, optrekker = Wufbieber (ook de spier). betafelst; (fig.) auftafeln, aufbonnern. optrekking, v. = Vittfaiebung, Vluffilbrung optarnen, zie optornen. 2C. ; bat. Vlufateben, ba4 9.1uffitbren 2c. vgl. VAN GELDEREN, Duftach Woordenboek. II. 32 optrippelen. 498 opwegen, optrekken;ook:8ufautineitatifgung,91bbition. loonen, weelde) fteigern, in bie Vibe ftbrauben, optrippelen, z. = binauf:, berauftrittOeln. binauftreiben ; (van een stuk ten tooneele) auf, optrommelen, h. = auftrotnnteln. fiibren; (eenpersoon) auftreten auffilbren. optnigen, h. = (een schip) auttafetn; (mast) opvoering, v. = (van tooneelstukken) 91ufs autafeln ; (fig.) auft.. aufbonnern, (paarden) Wrung ; (van water) bag Oeben. fcbirren. opvolgen, h. en z. = (iem. in rang, ambt opvaart, v. = Nuffabrt. enz.) einem nacbfolgen ; een voorbeeld o. = opvallen, z. = auffanen; in bie Kugen fatten. ein /3effpfet befolgen, einem foigen; een opvallend = auffartenb. read o. = einen Rat befolgen, einem Rate aerie opvangen, h. = auffangen; (die ontsnapt is) leiften ob. folgen ; een bevel o. = einen Q3efebi einfangen. befolgen, einetn Q3efeble aolge leiften ob. nacb, opvaren, z. = (ten hemel) auffabren; de footmen; een wet o. = einem Oefebe geborcben rivier o. = ben atut binauffabrett, btt Oerg ob. folgen ; 't een volgt 't andere op = bag fabren, ftromauftvartg fabren; tegen 't tij o. = eine folgt auf bag anbere, folgt nacb bent anbern, tviber ben Strom fegeln. folgt bent anbern. opvarenden, my. = $affagfere unb Ze, opvolgend = aufeinanberfolgettb. mannung. opvolger = 9Zad)folger. opvatten, h. = aufnebtnen, auffaffen ; de studie, opvolging, v. = glacbforge, (op den troon) 't werk, den dread van 't gesprek weer o. = 5tbronfolge; Ziefolgung, bag befolgen; vgl. bag etubium, bie Krbeit, ben jaben beg (es o p v olgen; (opeenvolging) Vtufeinanberforge, fOrlicbg tuieber aufn. ; jets juist, verkeerd, zus Reibenfolge. of zoo, als een bedreiging enz.o. = ettv. ricbtig, opvorderbaar = einauforbern, vgl. o p- fall& fo ober fo, alg eine Zrobung auff.; iets eisc hbaar. ernstig o. = ettu. croft aufn., auff., nebnien; opvorderen, h. = einforbern, surildforbern, (vermoeden, besluit, plan, denkbeeld) faffen; forbern ; (oproepen, aanmanen) aufforbertt. neiging, liefde voor iem., haat tegen iem. o. opvordering, v. = %inforberung 2C. Vteigung, glebe au einem, .00 gegen clout opvonwen, h. = 8ufammenfalten, fatten, 51t, faffen ; (de pen, de wapenen,' t woord ) ergreifen. fatntnenlegen. opvattIng, v. = Kuffaffung ; (wijze van zien) opvragen, h. = (geld e. d.) Attrildforbern, Knff:bauung. fiinbigen ; (van andere zaken) bitten um, opveegsel, o. = bag (ber) kebricbt. fcbretben um, anfragen. opvegen, h. = (stof) aufnebnten; (de kamer) opvreten, h. = auffreffen ; (verkroppen) ber, augatiuben, augfebren; (den vloer) !Oren. beif3en, berftbluden ; opgevreten van nijd = opverven, h. = anftreicben. = bon Vteib beraebtt. opvijlen, h. = auffeilen. opvreter = 9Iuffreffer, Scbmarober. opvijzelen, h. = (eig.) auf,, entOorfcbrauben, opyriezen, h. = tnieber Itt frieren anfangen. auftvittben ; (fig.) beraugftreicben, in ben tiNtntnel. opvroolijken, h. = auf beitern, auf muntern. erbeben. opvroolijking, v. = Kufbeiterung 2C. opvijzeling, v. = .bag eDeraugftreicben, 206, opvullen, h. = anfiltten, fiinen ; (opgezette bubelei ; bag Vluffcbrauben, vgl. o p vij zelen. dieren) augftottfen ; (kussen e. d.) anftopfen, opvissehen, h. = auffifcben (ook fig.). feftftolafen. opvlammen, h. = aufffantmen. opvulling, v. = 9infilffung 2C., vgl. op vull e n. opvliegen, z. = (van vogels, stof, schepen) opvnlsel, o. = aufffiegen; (de trap) binauf,, beraufffiegen, opwaalen, h. = auftveben ; 0., z. = aufge, .rennen, ,ftiirnten ; (plotseling van den stoel, ivebt tverben, aufffattern, auftvirbeln. van 't bed e. d.) auffabren, auffpringen, auf: opwaarts = auftuartg, binauf, nab oben. Itinterien ; (woedend) auffabren, aufbraufen ; zie opwaartseh = auftviirtg (pub oben_))gericb, ook buskruit. tet ; o e druk (van vloeistoffen) = Ruftrieb. opvlie'gend = auffabrenb, aufbraufenb, beftig; opwaehten, h. = ertuarten,- tvarten auf ; (met jiibbornig ; o. karakter opvliegendheid, vgandige bedoeling) einem auffauern, anti:41Rn; V. = auffabrenbeg, aufbraufenbeg ob. beftigeg den koning aan 't station o. = ben Wittig am eef en. Oabnbof ertu. opvltjen, h. = auffebicbten. opwaehting, v.: bij iem. ztjn o. maken = opvloelen, z.: op- en afvloeien = ants unb einem feine eluftvartung macbett. abffieten, (fig. vooral) ,ffuten, ,tvogen ; o., h.: opwaken, z. = auftvacben. een intvlek o. = einen Zintenflecfg tvegli3fcben. opwakkeren, zie aanwakkeren. opvoeden, h. = eraieben. opwalmen, z. = (ale rook) aufqualmen; opvoeder = Wrafelyr. (als uitwaseming) auf bunften, (alg .) auftvatten, opvoeding, v. = %rbiebung ; een man van aufftefgen. o. = ein feiner ob. gebilbeter Vann, ein Vann bon opwandelen, z. = (den weg) beraufiVabieren ; %. ob. bon Vlbung ; zonder o. = obne unge, we zullen maar o. = toir fintaierett wetter. btlbet, oboe Zilbung. opwarmen, h. = (spijs) auftviirmen ; (fig. oude opvoedingsff gestieht, o.; -middel, o.; geschiedenissen) auftuartnen, aufrilbren ; iem. o. enz. = bie %reebungg anftalt ; o. = einen Meru, befcbtvaben ; opgewarmde kost ,mittel, :fbitetn, 2C. = auf getvarmter ROL ovoedkunde, v. = eraiebungglebre, sfunbe, opwasemen, z. = auf bunften. lbagogif. opwassehen, h. = auftvalcben. opvoedkundig = 13iibagogifcb. opwassen, z. = auftvacbfen ; opgewassen zijn opvoedkandige = $iibagog. tegen iem. of iets (voor iets) = einem ob. opvocrder = Kuffilbrer. ether ea* getvacbfen fein. opvoeren, h. = (naar boven voeren, brengen) opwater, o. = Cbertvaffer. binaufg, berauffitbren, iftbaffen; (water)§inauff., opwegen, h.: iets met (tegen) goud o. = beben;(gemoed,ziel)beben, entOorbebengprffzen, ettv. mit eolb auftviegen ; 't een tegen 't ander opwekkelijk. 499 opzetten. o. bag eine gegen bag anbere abiviigen ; 't een opliwItten, h.; -woelen, h. = auf f iveigen weegt (tegen) 't ander op = bag eine iviegt (itiincben); bag anbre auf, halt bem anbern bte Sage, opworstelen, z. = rub binaufarbeiten, gleicbt bag anbre aug; 't weegt tegen elkaar op I wrijven, h.; -wroeten, h.; -zadelen, op = el gel* ficb aug. h. = auff (Witten (40olieren); :iviiblen (*barren); opwekkelijk = anregenb, er., aufmunternb ; (,)fatteln. („stichtelfjk") erbatilicb. oplzagen, h.; •zamelen, h. = auf I ftigen opwekken, h. = (uit staap, dood, gepeins (op viool: .fraten, ab., iierfrat,ett, opdreunen: e. d.) aufivecfen, eriveden ; (uit den dood ook) berleiern); Ofanimelit. auferiveden ; (naijver, begeerte, medeltjden, opzegbaar = fiinbbar. toorn, verdriet, verwondering enz.) erregen, opzeggen, h. = (den dienst, de huur, een eriveden; (gaande maker) erregen, anregen, kontrakt, de gehoorzaamheid,' t tidmaatschap) rege macben; tot lets o. = gu etiv. anregen, auffagen, volgens den regel: fiinbigen, auf: aufmuntern ; 't leven (bij iem.) weer o. = (einen) fiinbfgen ; iem. (zijn betrekking) en zijn be- ivieber beteben; (tot een christelijk Leven) er, trekking bij iem. o. = einetn f. ob. auf f.; (een ntabnen; (herinneringen) ivacb rufen ; (electri- gedicht) berfagen, (ook) auffagen (een les) ceteit) erregen, ergeugen ; zich tot iets opge- for., auffagen; zeg op! = fag cot ! berattg wekt gevoelen = rub gu etiv. aufgelegt ob. ges mit ber eliracbe beraug ! tot o .. s toe ftimmt filblen, bie 2uft gu etiv. !Often. = (big) auf eiberruf. opwekkend = (prikkelend eig. en fig.) an. opzeggIng, v. = kiinbigung, Kuffiinbigung, regenb ; (vroolffic stemmend) ermunternb. bag KO., Vserfagen, vgl. opzeggen; met opwekking, v. = 9tufivecrung, Kuferivecrung twee maanden o. = mit gtvetmonatlicter Rans 2C. zie opwekken. btgung(gfrift), mit give' Wtonaten kiinbigung. opwellen, z. = (uit den grond, ook fig.) opzeggingsterintin, m. = bie kiinbigungg, aufoueffen, berbor., berautquenen ;tranenwellen frill. op in 't oog = Tanen quetten tot Wage; (van opzeilen, z. en h. = (de rivier) 4inauf,, berauf, gedachten) auffteigen, auffoninten; (van aan- fegein ; komen o. = beratt., beraufgefegeit doeningen, die in iem., in iems. hart o.) rut fomtnen; near R o. = nacb iR fteuern; (een regen, auffteigen, aufivatten; (van hevige harts- schip) auffegetn; tegen den stroom o. = zie tochten) aufivarfen. oproeien, opwerken. opwelling, v. = bag Vlufauenen; (fig.) voar- opzenden, h. = (geld, brieven, boeken, enz.) bijgaand, zwak: Witivattblung ; hartstochtelijk: fenben, laden; (nazenden) itacbfcbiden; (mis- 91ufivatiung ; in de eerste o. = in ber erften dadigers e. d.) befOrbern (nett)); (stukken) dn. 91ufregung. fenben; (blik, gebed enz.) auffenben, auffcbiden. opwerken, h. = (omhoog) 4inauf,, beraufar, opzending, v. = Genbung, OefOrberung, beiten; zich o. = ficb empor., beraufarbeiten ; %infenbung, bag gtadgcbiden, vgl. opzenden. (den grond) aufiverfen, auf graben, aufiviiblen; I. opzet, m. = (van kast, buffet, geschut e. d.) (een teekening) fiberarbeiten, aufgieben; (een Ruffat,; (van een boek, kunstwerk) bie 91titage. oud stuk) auf arbeiten, auffrifcben, aufffiden ; II. opzet, o. = (plan) Zorbaben, ber Zorfat, tegen den stroom o. = bent Strom entgegen. (bedoeling) Me Kbficbt; (aanslag) ber 91nfdgcri; arbeiten, loftier ben Strom fcbiviinmen; tegen (strafrecht) ber a3orfati ; met 't o. (iets iem. o. = eg einetn gleicbtun, gegen einen auf. stelen bijv.) = in ber 9.ortc4t, intt bem Zor. fontmen, einem geivacbfett fein; de grond werkt baben; met o. = abficbtlicb, borfiittid); zonder op = ber t8oben bunftet au& ob. fcbtvipt ; pout o. = unabficbtlicb. werkt op = tvirft ficb.. (auf). opzettelUk = borfaVicb, ablicbtlicb ; (alleen opwerking, v. = Uberarbeitung, bag 91uf. voor dat doel) adj.: befonber; adv.: eigeng, Witten, vgl. opwerken. befonberg. opwerpen, h. = (omhoog) binauf., berauf. opzettelijkheld, v. = 93orfiiVicbfeit, Wbfid)t. tverfen ; (meestal) aufiverfen ; (dam, barricade, lidgeft. moeilijkheden, stetting, paradox, vraag, enz.) opzetten,h.=auffelpn, auffteffen; (keg els, snor, auftv. ; (aarde) nutty., auffcbiitten ; een be- kraag, een som, hoed, bril, kroon, water om denking o. = eitt t8ebenfen auf iv., einen te komen, spijs en drank op tafel,een verdie- tvanb erbeben; (voor 't eerst te berde brengen) ping op een huis) auffe.; (stukken op 't schaak- anregen; zich tot leider enz. o. = rich gum bord, een vat) aufftellen; (kleuren) auf le., auf, ai*ec. (tufty.; zie ook opgooi en. tragen ; (in 't spet) antic., einfeten; (paraplu) o#werper = Kufiverfer, Inreger. opwer- auffpannen; (dier) atigftolifen; (ledikant) auf, ping, v. = bag Kufroerfen 2c. vgl. o p werp e n. fcbtagen, auf ft.; (winkel, zaak, school e. d.) opwellen, h. = aufivotten (auffteben tuollen); errfcbten, eri3ffnen; (eigen huishouden) griinbett; Brennen often. iets breed o. = env. brat (grog) anlegen ob. opwinden, h. = (lasten, anker, garen) auf. auffe. ; ('traam)auffnadgn, (kous, haakwerkje) tvinben; (garen ook) aufivicfein; (tol) Within; anfcbtagen; (boek, kunstwerk e. d.) anlegen; (klok, anker) aufgebett; (iem., zich) auf regen, de markt o. = bie $reffe in bte .NOe treiben; (meer „boosmaken") aufbringen, reigen; (zich de wind zet 't water op = tretbt bag eaffer druk maken) ereifern; zie ook o p g e- auf ; yolk) aufbet5en, auf regen, aufiviegetn; wonden. zich (in 't bed bijv.) o. = fitauffe., rid) auf: opwindIng, v. = 9tufregung ; Unrube; bag ricbten ; zich o. (turnoefening) = fic auf. 91ufivinben, bag Rufividefit, bag Rufsfeben, vgl. fternmen; 0., z. = (zwellen) fcbtverien, anichivel, opwinden. ten; 't water zet op = fteigt ; komen o. = opwippen, h. en z. = (van een delcsel e. d.) (van storm koorts)fic erbeben ; (van onweer) auffla1313em(omhooggaan) auftvippen, .fcbnetten, aufsieben, nt Ktigug !chi; (van den vloed) i (de stoep) binauf,, beraufbillifen, .03ringen; berauffommen, rub erbebeit ; (van personen) (van zijn stoel) aufivippen, auficOnenen, (met niibern, bergegogen fommen ; („opdagen") spa, koevoet e. d.) atiftuffilmn. auftaticben ; zie ook opgez et en boom, 32 opzetter. 500 orchidee. borst, hoorn, keel, mond, oog, oor. opzouten, h. = einfalsen ; (fig.) aufbetvabren opzetter atuffetyr, Ruffterter, Kugftopfer, fiir fit) bebalten. Rufbeller, vgl. opzetten. oplzulgen, h.; -zuipen, h.; -zwabberen, opzetting, v. = bag Ruffelyn, Ruffteaung, h. = auflifaugen (in alle bet.); ,faufen; sfd)tvabs ffugftopfung, ftricbtung, Rut., Knfcbtvertung, Bern. Rufbeuing, Ruftviegelung, vgl. opzetten; o. opzweepen, h. = aufpeiticben; 13eiticion, an, van de lever =2eberanid)opOuttg, :anfcbtveltung. tram ; (opruien) aufbelyn, auftviegetn. opzet g ring, m.; m. = Ruffej3 0 ring ; opzwelgen, h. = berfdgingen. isfiget. opzwellen, z. = ans, auffcbtverten; fcbtvetten ; opzeuren, h. = berleiern, teruntertefern. (van hout, deuren) quetten; o. van trots = opzieht, (toezicht)bfeRufilcbt; (betrekking) ficb aufblafen bar Stab; zie ook voor „opge- bie inficbt; bie R3esiebung; ten o e van [met o. zwollen": ge zwollen. tot] = in Oesug auf (Mifr.), fjfnficf)tIfit ((den.),opzwelling, v. = Knfcbtvettung. bestiglid) (Oen.); te mijnen o e = in Oesug opzwemmen, z. = (de rivier) binauffdovims auf mid), tuft gegenfiber, gegen mfr; in dit o. men; tegen den stroom o. = hither ben Strout = in biefer ; in elk o. (in alle o .. en) = in fcbtvimmen, gegen ben Strom anicbtvitnnten. jeber 0. ob. O., In atten Stficren; 't o. hebben opzweven, z. = binauffd)theben. over = bfe Ruff. filbren fiber. opzwoegen, z. : de trap o. = fid) mtibfant opsiehtelijk = auffattenb; ook = opzieh- bie Treppe binaufarbetten. tens =binNttli(0 2C., zieten opzichte van. orakel, o. = Orafel (ook fig.) opziehter = Ruffeber, Jnfpeftor. orakelaehtig = orafetbaft, opziehtig = auffiittig; auffattenb; (van kleuren orakelen, h. = orafeln, tw Orafetton reben. ook) gra greienb. orakelgspreuk, v.; -taal, v.; -toon, m. = opziehzelfstaand = einsetn, bereinsett; ab. ber Orafellifprud); .113racty; .ton. gefonbert, troffert. orang, m. = Vann, Seri, Rauh. opzieden, z. = (fig.) auftvatten. orangist = Orangift. I. opzlen, h. = (omhoogzien) bittauffeben, orangistiseh = orangiftifcb. ,blicfen, sfcbauen; ook: sum Oimntel 2c. ant: orang-oetan(g), m. = DrangslItan. feben, aufblicfen; (alg.) auff., aufbl., aufgauen, oranje, o. = (vorstedom) Oranten; Huis bie btugen auffcbtagen ; ik durt haast niet o. = van 0. = ti5au3 Oranten; O., m. en v. = id) Mane eg taunt aufsufeben ob. bie lIugen auf su. ()ranter, Oranterin. oranje, m. = (boom) idgagen; van zijn werk o. = bon Feiner Krbeit bie Orange, Orangenbautn; 0., v. = (vrucht) auff., aufbf. ; niet van zijn werk o. = (ook) Orange, $omeranse. oranje (kleur) = (adj.) rein Ruge bon ber Krbeit faffen; tegen iem. o. orangens, orangefarbig, sfarben; (subst.)Orange, = einen Oren, berebren, abici)liOn; hoogtegen bit Drangefarbe; o., blanje, bleu = oranges iem. o. = einen fay berebren, ebrfurdttgbon tvelf3sblau; 0. boven ! = bocb Oranfen! Dranten su einem emporbliden, an einem entOorfcbauen; Occf) tegen iets o. = (al naar den zin) rtcb bar oranjeaehtig = (plant) orangens, pome. etm. Rbeuen, ettv. uttgern hut, bar etta. surficf. ransenartig ; (vorstehuis) flit Oranien, Oranien fcbrecren, (etner Sady) mit lIngft entgegenfeben; sugetan, orangtftifd). tegen een feest o. = einem aeite mit Sebrecfen oranjeappel, m. = bie Orange, bie $onte, entgegenfeben; niet tegen de moeite o. = bie range. Vithe nidtt fcbeuen, fit bie Viibe nit* ber. oranje g bitter, 0.; -bloesem, m.; -boom, brief3en laffen ; er tegen o., de waarheid te m. = bet Orangens, 43onteransenilifiir; sbliite; zeggen = fid) fdyuen Me eabrbeit su Tanen ; •baunt. (vreemd) o., zie o p k ij k e n. Oranjefeest, o. = Oranfenfeft, bie ,feter.1 II. opzlen, o. = Kuffeben, eluffcbauen ; o. oranjegeel = orangegelb. baren (wekken) = Ruff. erregen ob. maven, oranjegezind, zie oranjeachtig. (drukte en beweging veroorzaken) Staub ants Oranjehnis, o. = a u4 Oranien. tvirbein ; onder o. tot God = int Zertrauen Oranjeklant = Drantenfreunb, .mann. auf Mott; onder biddend o. = tinter %Wen oranjekleur, v. = Orangefarbe. unb 8eten (fgebet). oranjeklenrig = orangefarbig, ifarben.1 opzienbarend = Kuffebenerregenb. oranjelint, o. = orangefarbigeg eanb.I opziener = atuffeber, Zinipeftor. Oranjeman, zie -k la n t. opziJn, zie o p II. Oranje-Nassau, o. = Oranien.Raffau; orde opzingen, h. = anftitnmen, erfcballen laffen; van 0.-N. of O.-N.-orde, v. = ber Drben eens lustig o. = tuftig (brauf) togfingen ; (op ban DAL 't schip) auffingen. oranjerie, v. = Drangerte, bag Oetviicbgbaug. opzitten, h. = (overeind zitten, in bed bijv., Oranje-rivier 0, v.; -kolonle, v. = ber niet in bed zijn, te paard stijgen) auffilyn; Oranjefluf30; sfolonie. (van honden) fc0iin matten ; o. en pootjes oranjellsap, o.;.schil, v.; -snippers, m v. = geven = Orbre parteren, untertviir4 fein ; ber Orang ens, $otneransenll faft; sid)ate; sidllutte. daar zal wat voor je o. = ba ivirft bit et v. oranjestrik, m. = bie orangefarbene Scbleffe. abfriegen ; er zit niets anders op = *nun Oranjelvaan(del), v. (o.); -vlag, v. = einmat fo, eb ob. ba bfeibt niffitg anbreg OrantenHatine; sffagge. gebt nicbt anberg. Oranje-VrtJstaat, m. = Oranje,areirtaat. opzoeken, h. = auffucben ; (in een woorde- oratgeur; -11e, v. = Bleb i ner ; -e. boek ook) nadgcblagen, ('t wild) auff., aufftnern, oratorisch = oratortfcb. ik kom je eens o. = It befucbe Mb mat bath, oratorinm (bidvertrek, muziekstuk), o. = fprethe mat bath bef btr bor. Oratoritn. opzolderen, h. = auffinidyrn. Oreadisehe eil., zie Orkadische eil. opzomeren, z. = Sommer tverben, beffereg orehestrion, o. = Orcbeftrion. Sommertvetter tverben. orehidee, v. = Orcbibee. ord. 501 orgelman. ord. (ordinair = orbintir). op o. van = int K. ((den.); tot nader o. = ordali6n (godsoordeelen), my. = Orbalien. bit auf nliberet, bit auf tveiteret, bf3 nuf orde, v. = (regel, klasse, stijl) Orbnung; (in Meitern O.; in afwachting van uw gederde de klasse ook) 5DitbiOlin; (van geestelfiken, o s = abren gef. Nuftragen entgegenfebenb; ridders enz.) ber Orben; (van den dag) Zaget, overeenkomstig uw o. = aljtent I. (Wirer Z.) orbnung ; o. van de vierhandigen e.d. = Orb, gentlif3; een liggende o. = ein ftebenber VI.; nung ber 931erbattber; Ionische o. = aonifdo iemand een o. geven = einem einen geben Orbnung ; o. der Tempeliers, der vrijmetse- (ertellen), einen beauftragen ob. beorbern, om o a laars = ber Orben berempler, ber areitnaurer verzoeken = 9.1uftrtige erbitten; stukken aan of Xempler., areintaurerorben; aan de o. zijn o. = Orberpapiere, inboffable (iibertragbare) = an ber Tagetorbnung fein, auf ber Zaget. Raptere ; to betalen aan de o. van = aablen orbnung fteben ; aan de o. stellen = auf bfe Ste an Me 0. bet tierrn agetorbnung bringen; o. houden = Orbnung orderboek,o.= 93efteriungt.,vitt bud). ob. 5Ditaiptin batten; in o.= in Orbnung, ricbtig ; orderbiljet, orderbriefje, o. = eigner ob. goed in o. = in guter Drbnung; in o. ont- trocfner eecbfet, ber Solatvedget, ber Orber, vangen = in Orbnung ob. ricbtfg entpfangen ; fcbulbfcbein. zorgen, dat alles in o. blijft = 'tact) bent ob. order q eognossement, o.; -papier, o. = bum £Recbten feben; iets in o. brengen = ettn. Orb er fonnoffement ; apier. in Orbnung bringen, fns rent bringen, orbnen, ordeteeken, o. = Orbenteicben. („afdoen") ertebigen, (van iets dat verkeerd is) ordinair = (van waren) orbindr, (antlers) einer Cale abbelfen, eine Scuba rfcbtig ntad)en ; ofbintir, atittiglit getnein. iets weer in o. brengen = (ook) eine Set* ordinantie, v. = 93erorbnung, ailgung. tuteber einrenfen; dat is in o. = bat ift ertebigt, ordinaris, v. en o. = bat Spelfebaut. in Drbnung, georbnet, im retnen; dat zal wel ordinatie, v. = Orbination. in o. komen = bat tuirb ficb fcbon geben, finben ordineeren (wijden), h. = arbinieren. ob. macben; dat vind ik geheel in o. = bat:finbe ordonnans, m. = bie Orbonnana. icy fgana in ber Orbnung; hij is weer in o. = ordonnansildienst, m.; = Or, er ift inieber bergefteat, bat rtcb Weber erbolt ; bonnana bienft ; .offfaier. in o. van parade opstellen = in 43ctrabe auf. ordonnantie, v. = (voorschrift) Orbonnatta, fteften; een o. krijgen, verleenen = einen lerorbnung, (besluit) ber &tat; (van een Orben befointnen, berlelben (ertellen); een kunstwerk) 91norbnung, nieuwe o. van zaken = eine neue Drbnung ordonneeren, h. = (een kunstwerk) att. ber Zinge; op (in) o. = in Orbnung; partij orbnen; (voorschrtjven) befeblen, beiten, bers van o. = Orbnungtpartel; o. op zijn zaken orbnen. stellen = feine Sacben (91ngelegenbelten) in oreeren, h. = reben, bitfurrieren, fcbinnbro, Orbnung bringen ob. orbnen, (voor mogelijke nieren. gevallen) fein daub beftenen ; tegen de o., orego, v. = ber getneine Zoft, ber Milbe in strijd met de o. orbnungttnibrig; tot de najoran. o. roepen = bur Orbnung rufen; tot de o. °reams: 't is o. = et ift nicbt gebeuer ; rte (van den dag) overgaan = bur Zagetorbnung 5attfett liegen ficb in ben .aaren, (ook) ba ilbergeb(e)n; een motie van o. voorstellen = lit ber Zeufel log; hij is o. = er ift motum. bie Zagetorbnung beatttragen; voor de goede Orestes = Oreft(e6). o. = orbnungtbalber. orgaan, o. = Organ. ordellbroeder ; -geestelijke; -keten, v. organdie, o. = (fijn katoenen weefsel) Or, = Orbent f bruber ; ,geiftlicbe(r); tette. ganbin, Organbt). ordellkieed, o.; o. = Orbentilfleib ; organiek: o e wet = organifierenbet Mei* 'heti& organiseh = organifcb. ordelievend = orbnungtliebenb. organismke, o. = ber Organitnutt. ordelievendheid, v. = Orbnungtliebe. organist = Organift. ordelUk = orbentlicb, orbnungtataf3ig; orbs organizatie, v. = Organifation, %inricbtung ; nungtliebenb. (wet op de) rechterlijke o. = Gerfcbtlaber, ordelUkheld, v. = Orbnung ; Orbnungtliebe. faffung(tgefe13). ordelint, o. = Orbentbanb. organizeeren, h. = organtfieren, einricbten; ordeloos = orbnungglot, unorbentlicb. (een feest, bal) beranftatten. ordeloosheid, v. = Orbnungttofigfeit. organsin, o.; organsinzijde, v. = ber ordenen, h. = orbnen;(geestelfyken)orbittferen. Organfin, Organfinfelbe. ordening, v. = Orbnung; (van geestelijken) orgeade, v. = Orgeabe, ber Orgeat, 1lanbel, Orbination. mild) ; ber Eanbelteig. ordentelijk = orbentticb, anftiinbig, fcbicflicb. orgel, v. = We Orgel; op 't orgel (in de kerk) ordenteligkheid, v. = etbicflicbfeit, ber staan = auf ber D. (nuf bem Orgetcbor)fieben; 9Inftanb. (ouderwetsch straatorgel) ber 2eierfaften. ordeoefening, v. = Orbnungtiibung. orgel bespeling, v.;-blaasbalg, m.; -con- order, v. = ber 93efebt; Zorfcbrift; (last) ber cert, o. = bat Orgeti Wet (bet .bortrag); altiftrag ; (handel) Oder, Orbre, ber Ruftrag; :balg; ,fottaert. wat is er van uw o s? = mat ftebt st 93e, orgeilldeun, m.; -draaier = bat febl? tvat fit gefiillfg ? nog iets van uw o ..s? faftenlieb ((oaffenbauer); .mann (Orgelmann). (ift) fonft nod) ettn. geflitag ? (ik ben) tot uw orgeien, h. = organ. o = (icb ftebe) Itt Zefebl; daartoe heb ik orgeill fabrikant; -gesehut, 0.; -ist = geen o. gegeven = bap babe Id) !eine C., Orgelll batter (sfabrifant); ogefcbilb; .fpfeter. feinen 91. ob. feinen gegeben; aan o. = an 0. ; orgel kast, v.; -klank, m.; -koor, o.; aan o. stellen = an O. ftellen; aan de o. van = -maker = bat OrgellIgebaufe (ber ,faften); an bie O. ((den.); aan den Heer P of o. = %Hang; ,cbor ; .bauer. an 4)errn q ober O.; aan eigen o. = 0. eigne; orgelman = infer., Orgettnann. orgelmuziek. 502 oud. orgeillmuziek, v.; -pUp, v.; -punt, o. = Orpheus = fOrploug. Orgel II tflutif ; 40feife ; bet slaunft. arseille (plant, verfstof), v. = Orfeine. orgelllregister, o.; -spel, 04 -stem, v. = orthodox = ort§obog, rec§t., ftrengglaubig. Orgeliregifter (ber lug); sittiet; sftimme. orthodoxie, v. = Ort§obogie. orgellstij1 m.; -coon, m., -trapper = ortho 1 epic (uitspraakleer), v.; -graile (spel- Orgellftti ; .ton; streter. ling), v.; -paedie (herstel van lichaams- orgel 1 trio, 0.; -werk, o. = Orgelf trio; slyer?. verIcrommingen door mechanische middelen), orgie (zwelgpartij), v. = Orate. v. = Ort§ol Ole ; .gralAie; =gable. Orient, m. =.. Orient. ortolaan (tuinmerel), m. = Ortolan. orientalist (keener van de Oostersche talen) 0. S. (oude stiji = alien (Mg : a. 6.). = Orlentalift. os, m. = Oc§g ; lompe os = edge, aleGet, ero. orienteeren, b. = orientieren ; (een globe, Man, Mill3e1; zoo dom als een o. = bunun bile kerk)1 or. ; zich o. = tic?o., fic?aurec§tfinben.bie 9lac§t; oc§fen., ftocf:, bliPunun ; slapen als orienteering, v. = Orientierung. een o. = fc§lafen :Die ein Matte, lute ein Ziir ; oritiamme (oude Fransche Rijksbc.nier), v. snurken als een o. = fc§narc§en We sin Zefen. = Oriftamme. binber ; werken ale een o. = oc§fentnatig ars originalitelt, v. = Origittalitat. beiten, °Men ; van den o. op den ezel springers orients v. = Oerfunft, aftantutung, afunft; = bom .unbertften ing Zaufenbfte foramen. van o. een Duitscher = bon Qbebutt ein Oscar = Ogfar. Zeutfc§er. Osiris (zonnegod) = Craig. origineel = (adj.) origind; Original . . . ; Osmaanseh = ogmanifc? ottomanifc? (echt) originea, (zonderling) originell, :bun. osmose, v. = Ogntofe. berlic? o ..e uitgave, tekst, verpakking, wis- osse 1 bloed, o.; -drijver ; -gal, v. = Oc§feni. sel e. d. = Originalauggabe, stegt (Urtegt), blut ; .treiber ; :lane. berScrung, .tbec§fel u. li.; o ..e bewijsstukken ossellgebraad, o.; -haas, m.; -hoorn, m. = urfunblicte Zeibeigitilde; o., o. = (subst.) = ber &ARM braten (Minberbr.) ; bag =filet Original, ber Urtegt, bie Urfc§rift; een o. = (ber ailetbraten); bag .§orn. emit Original, Sonberling, ibunberliclor gang, °smell huid, v.; -kop, m.; -leer, o. = Oc§fen I s origineller 9Renic? in 't o. = itn Original; in 4aut ; :NO ; sleber (£Rinbgleber). o. = urfc§riftlic? ossellmarkt, v.; -oog, o.; -span, o. = ber orillonspasser, m. = %infalmirfel. Oc§fenintarrt ; .auge ; sgefOnn. Orinoco, v. = ber Orinoco. osse I tong, v.; -vleeseh, o.; -wagen, m. = orlon, m. = Orion. Oc§fenlaunge (plant ook : 6 c§minfhntra) ; .fleifc? orka (zwaardvisch), in. = Scf)mertival. sibagen. orkaan, m. = (Man. Ostende, o. = Oftenbe. Orkadisehe eilanden = Orfabifc§e jnfelit, ostentatie (praal, pralerij), v. = Oftentatlon. Orfnet)s,anfeln. ostentatief (pronkerig) = oftentatib. orkest, o. = Orc§efter (plaats en personen). osteologie (beenderleer), v. = Ofteologie. orkest 1 begeleiding; -besetting, v4 -bi- ostracisme (schervegerecht), o. = ber Citrus bliotheek, v. = Orc§efterl begleitung ; =be. sigmug. fetaing ; .bibliot§ef. 0. T. (Oude Testament = 911teg Teitament : orkestdireeteur = nandmeifter. 91. Z.). orkestklasse, v. = Orc§efterflaffe. otema, otepa, zie oma, opa. orkestmeester = nonaertmeifter. otter, m. = ber (We) (gifc?Otter. orkestlinummer, o.; -partij, v.; -parti- otteribont, 0.; -jaeht, v.; -vangst, v.; tuur, v. = We Orc§efter I numtner; .ftimme; •vel, o. = ber Otte= II pelb; .jagb ; ber gang ; 'fel -partitur. Otto = Otto. orkesppodium, o.; -spel, o.; -toon, m. = Ottomaan (Turk) = Ottomane. 0 rc?efter Pobiunt ; sfpiel ; :ton. ottoman. (rustbed), v. = Ottomane. orkestratie, v. = Orc§eftration, nftrutnens oublie, zie = ob lie. tati on. oud = alt; („vroeger") frii§er, e§entatig ; de orkesireeren, h. = orc§eftrieren, inftrunten. o ..e wereld,geschiedenis, talen en z. = bie a .. e tieren. Belt, Oefc§ia§te, We a .. en 61)radon 2C. ; hij is Orkney-ellanden = Orfttetnieln. weer de o .. e = er ift :Weber ber 91 .. e, (na orleaan (roode verfstof), o. = ber Orlean. een ziekte ook) ber Sled; 't blijft bij 't o ..e Orleanist = Orleanift. = eit bleibt beim alten; o. en Jong = a. unb Orleans, o. = Orleang ; (de stof) bet 0. jung ; o .. en en jongen = ffite unb aunge ; ornaat, o. = ber Orttat ; in vol o. = in boaent voor o. koopen = fiir alt faufen ; o. lid 0. ; (iron.) in bofEent R3344. van de firma = fril§erer Sosiug ber airma ; ornament, o. = Ornament (vooral kunst- de o .. e lui, de o .. en, de ouwetjes = bie term) ; (anders ook) bie Zerbierung, ber 8itrat. 91 .. en (met meer respect, bijv. van eens ornamentatie, v. = Ornamentierung. anders o ..e lui, ook) bie alten Oerrfc§aften; ornamenteel = ornamental. een o. merk = eine alte narfe, (van wijn ornamenteeren, h. = ornamentieren. ook) ein alter Nbrgang ; 't o ..e in 't nieuwe ornamenteering, v. = Ornamentierung. houden (vieren) = eilbefterabenb balten, een ornamentiek, v. = Ornamentil. o .. e rot = ein a . . er auc§g, eine a . . e Matte orneeren, h. = fc§mticfen. (in ber Salle); o .. en van dagen = a .. e 2eute; ornament enz., zie ornament enz. van ouds her = bon alterg 4er; mijn o .. e ornitholliogie (vogelkunde), v.; -loog = vrouw = mettle 91 .. e; 't ligt daar voor o. Ornit§o i logie ; =log(e). vull = irk ein fired; hij is o. geworden = orollgraaf (gebergtebeschriiver); -graflie, er ift a. gelvorben, (zoo dat 1 hem aan to v. = Orollaral* 'firan§ie. zien is of dat hij't voelt) er ift ob. §at gealtert ; orogratiseh = orograt:§ifc? zoo o. ale de weg van Kralingen = fo alt oudachtig. 503 over. foie bie Belt; zie verder de woorden waarmee Oudnederlandseh = altnieberlanbifcb. o u d een uitdrukking vormt, zooals: Adam, oudoom = erotonfel, sobeim. brief, dag, door, gek I, beer, j ongen, oudraad = %gat (bon nbiett). knecht,koe, liedje, liefde, lood, Methu- oudroest, o. alted %lien ; 0., m. = Zrabler. salem e. a. ondroomsch = altfatbolifcb. oudachtig = Edict). ouds: van o., zie ou d. oudlladellijk;-bakkem-bissehoppelijk oudsoldaat = ebemaliger Solbat. = altilabelig ; .bacten (ook fig.); sbifdAflicb. oudste = altefte(r). oudblauw, o. = alted Olau, alted Olaupor. oudstrijder = ebentaliger Krieger; vereeni- 3ellatt. ging van o ..s = ber Striegerberein. oudburgemeester = ebetnaliger (frilberer) oudtante = Girof3tante. Oilrgermeifter, ook : 9Iltbilrgertnetfter, R3iirgers oudtestamentiseh = altteitamentifcb. meifter a. Z. oudtgds= in alien 8eiten, bormald, *maid. oudehristelijk = altcbriftlicb. [oudvader = („grootvader") alltbater ; (meer Oudduitseh = (adj.) altbeutfcb ; (subst.) bad alg.) 43atriarcb ; o s = alltborberni. VIltbeutfcbe. oudivaderlandseh; -vaderlijk = aft'. oude, m. en v. = %Rev, Kite; mijn o. = mein baterliinbig ; .baterlicb (ongunstig : tbateri1C. meine %lite; wet, ouwe I = nun, 911ter I outings, zie oudtijds. :alter Anabe I de o = bit 91Iten. outer (outaar), o. = her alltar ; vcor samenst. oudejaar, o. = ber Santt.Silbefter. zie altaar... oudejaarsllavond, m.; -dag, m.; -naeht, outsider (nietbelanghebbende, buitenstaan- m. = Silbefter abenb (illtiabrdabenb); :tag; der; op wedrennen een paard, dat Been win- bie .nacbt. kans heeft e. d.) = Outfiber. oudekleerkoop = (fileiber)triibler. outreeren (overdrijven), h. = outrieren. oudemannehuis, o. = Oofpital, Capital, ouverture, v. = Dubertilre. tiltmannerbeitn, Wratenbaug fiir ate Manner. ouwe voor o u de. ouder = later ob. Mutter; van o. tot o. = ouwel, m. = bie Oblate. burg tnebrere eefcblecbter binburcb. ouwelijk = altItcb. ouderdom, m. = bad WIter ; tot in den ovaal = (adj.) °bat, (subst.) bad DWI. hcogsten o. = bid ind bi3obfte ; zie ook ovatie, v. = Dbation, %brenbegigung. gebrek. oven, m. Ofen ; (in een tornuis) R3ratofett, ouderdomsllkwaal, v.; -verzekering, v.; bie R3ratri3bre; brood in den o. schieten -zwakte, v. = VIlterg I befcbtverbe (bad .ge. l8rot in ben D. !Olden ob. fcbieflen. bredjen); sberficberung; sfcbtuticbe. ovenlldeur, v.; -dwell, v.; -gaffe', v.; ouder I huis, o.; -liefde, v. = %Lternil baud ; -gat, o. = Ofen ; her :ivifcb; .gabel ; .loch. Liebe. ovenhuis, o. = a3actbaug, bie .1tube. ouderlijk = elterlicin 't o e hells = bad ovenllkrabber, m.; m.; -plaat, v.; bliterlicbe Oaug, bag Wternbaug. -sehop, v. = bie Ofen frifcre ; .1cbieber ; .platte ; ouderling = 9:Utefte(r), Stircbenaltefte(r). sic auf el. ouderloos = elternlod. I. over (praep.) = fiber (sat. u. KM); o. wader llloosheid, v.; -pear, o.; -vreugd, (boven) de stad zweven = fib. ber Stabt v. = WIternillofigteit ; .pear; .freube. fcbtveben ; o. zijn werk gebogen = U. feiner ouderwets(eb) = altmobifcb ; (herinnerend 91rbeit geneigt (gebeugt); o. de straat wonen aan vroeger tijd) altertitntlicb ; (uit de ouwe = ber Strate tvoljnen; 't kind o. den doop dove) altfriintifd); ((link, danig, zeer) gebbrig, houden = bad limb bie Zaufe batten; er tiicbtig 2C. kwam een onheil o. 't land = eg tam ein oudevrouwehuis, o. = ,Oofpital, Sttital, Unbeil if. bag 2attb ; heerschen, regeeren, wa- Oeitn ob. Krtnenbaud fiir ate grauen. ken o. iem. = 4errfcten, regieren, tbacben oudewijvepraat?m. = VUttvetbergefcbtv4. einen; een brug o. een rivier = eine fflrecte oudgast = %ginbienmann, ktolottift, alter einen aft* van A o. U naar P = bon al nolonift, alter .ttbier. U. (bie) U nadj 43; o. een steep vallen = It. oudgediende Zeteran. einen Stein fallen; o. acht dagen = U. alt oud f gereformeerd ; -grieksch = aft' re. Zage; (tot) o. de ooren verliefd zijn = bid ft. formiert ; .griecbifcb. Me Dbren berliebt fein; 't loopt o. den rand = oudheid, v. = (tijd) bag 91Itertunt ; (voorwerp) eg lauft (ffiett) ben Rant,; een man van o. Vintiquitift ; oudheden, my. = (met 't oog op de zestig = ein Vann bon bie fedmig ; 't is wetenschap, kunst, gebruiken, zeden) 9.1Iter. o. edn = ed lit U. eind, ein Ubr, ed fit ein Hinter, (in den meest (Ligon. zin) 9Intiquitaten, Ubr burg ob. borbei; een enketen keer ook door Grieksche, Romeinsche, Germaansche, Mexi- andere praep. vertaald: nat o. 't heele licbaam kaansche, Peruaansche o. = griecbifcbe zc. = ant gatmen St5rper nat, unb U. naf3; 911tertiftner; handel, koopman in o., verzameling meer dan een uar o. lets doen = mebr alg N an o. = 9Intiquittitenbanbel, =bauble; .fatnm. eine Stunbe an ether Sacbe arbeften, au ettu. lung. bramben zc.; o. dag = ant Zage (taggifber, oudheidkenner = Mter'atmdtenner, stun. Ub. Zag); hij heeft lets o. zich, dat vertrouwen bige(r), 9.11 cbaolog(e), 9.Inticittar. wekt = er bat situ. (an PC, bad 8utrauen oudkatholiek = alttatbolifcb. meth; niet goed o. iem. to spreken zijn = oudheidkuude, v. = 911tertumdfunbe, 9ircbti. nut einen nicbt gut au fbrecten fefn ; o. den ologie. hekel halen burdj bie Oecbel aieben ; o. mij oudheidkundig = arctifologficb. zat mijn vriend = mfr negeniiber fat mein oudheidkundige, zie -k e n n e r. areunb; tevreden zijn o. iem. = mtt einem Oudihollandsch; -hoogduitseh = alit bufrieben fein; zich o. iem. bezorgd maken = ljollanbifdj; sbocbbeittfcb. UM (if.) einen Sorge baben ob. in Sorgen fein; oudje = ber, bie Kite; bad Viltterdyn. spreken o. lets = bon ettu. fprecben ; O. over. 504 overdrachtelijk. politiek beginnen (gaan spreken) = bon $13. o'verbrengen, h. = (een geschenk, brief, litif anfangen ; maak u daarover niet bezorgd = boodschap, bericht e. d.) iiberbrin'gen; (groeten, baben Ste begivenett fefne gorge; zie verder boodschap) augricbten ; (geld aan iem.) dn. de woorden, waarmee over een uitdruk- btinbigett, aufteffen; (wat geheim had behooren king vormt. te blijven) augOlaubern, angeben, einem ettn. H. over (adv.): o. 't geweer 1 = bag getnebr fiber! anbringen, binterbrin'gett, 5utragett; (trillingen, hij lisp de straat o. = er ging fiber bfe Strate; beweging, besmetting, in de nieuwe spelling, o. en weer = gegettfeitig, bin unb tier; o. en zijn liefde op een ander e. d.) iibertra'gen; weer praten = bittilber, beriiber fprecben ; al dat (uit een andere taal) fibertra'gen, fiberfet3en ; o. en weer gepraat = at bag Oin. unb :bergerebe; (voorwerpen van hier naar Binds) trangpor: morgen zijn we o. = morgen finb tvir untge, tieren, binfiberbringen; naar 't pakhuis o. = avant; mijn broer is o. = (bevorderd) berfet,t, nacb bem .2agerbaug bringen ; (over een rivier (op bezoek) bum Zefucb (ba); de boot is in 10 enz.) binfiberbringen, .fe#ett; (een handelszaak, dagen o = legt in 10 t agen bie Reife 5urilcf, den zetel der regeering naar een andere plaats) fit In .. ba; de vesting is o. = Oat ficb ergeben ; berlegett ; naar de gevangenis o. = in& tbe. vlak o. is de gevangenis = gerabe fiber ift bag fiingnig abfiibren; (den strfjd op een ander @eflingnig ; de pijn is o. = ber Scbtner5 ift bor. terrein) berfeben, binfiberfOielen; (bij ' t boeken) fiber; er is niet veel o. = ba (eg) fit nicbt biel ithertragen, bortragen; op nieuwe rekening o. iibrig; tijd te o. hebben = eine Venge Belt ob. = auf neue lRedjnung bortragen. Beit int iiberftuf; baben; als ik een uurtje o. overbren'gen: heel wat met iem. o. = mamba heb = tvenn itO eine etunbe abfommen Latin. mit einem burcOmacben ob. iiberfteben, feine Liebe b'ot mit einetn Wien. o'verijaangenaam; •aardig = inunber., o'verbrenger = 11berbringer, Vlugricbter, aff6u, auterft 2C. II angenebm; .bfibfcb ('fcbiitt). RIttbringer, Butriiger 2c. vgl. o'v er b re n gen; overal = itberan, allentbalben; an alien gcfen nab gnben. (aan telefoon e. d.) libertrager. o'verbabbelen, h. = augpfaubern, .fcbtnaten. o'verbrenging, v. = iiberbringung, fiber= o'verbakken, h. = (anders) umbacfen; (weer) tragung, tiberfet3ung, Vlbffibrung lc.. vgl. o'v er- nod) eintnai bacfen ; tien brooden o. = bebn b re n gen. Grote ntebr bacfen. o'verbrieven, h. = (eig.) fcbreibett, briefficb overbankvuur, o. = aeuer fiber Zanf. ntitteilen ; (fig.) interbrin'oen, angeben. o'verbeen, h. = iiberbein. o'verbrug, v. = bobe 3riicfe, imerfilbrung. o'verbekend = alfbefannt, tveltbefannt. overbrug'gen, h. = iiberbritcfen. o'verbelast = itherbiirbet; au fcbtver belaftet. overbrug'ging, v. = itberbriidung. o'verbeleefd = ilbertrieben, alf5u ob. lit** overbrursen, h. = fiberbraufen. Iii5fiht. o'verbuigen, h. = irberbiegen, borbeugen; o'verbesehaafd = itberbilbet, iiberfeinert. 't hoofd naar iem. o. = ben Stopi nacb einetn o'verbesehaving, v. = iiberfeinerung. bittneigen; zich o. = ficb borniiber., fhb fiber., ficb overben'ren zich, h. = lid) berbeben. borneigen; (naar een of andere zijde slap) o'verbevolking, v. = ftberbOlferung. fiberbiingen. o'verbevolkt = fiberbi3Ifert. o'verbnur = bag eegenilber; glacbbar brfiben. o'verbevruchting, v. = iiberfrucbtung, tact- o'vereijferen, h. = nacbrecbnen. o'vereompleet = fiberaiiblig,att biel. entOlingnig; iiberfcbtutingerung. o'verbezwaren, h. = fiberlaften. o'verdaad, V. = ber fiberflut, lippigreit; der. fcbtvenbung. o'verbinden, h. = noc4 eittmal bittben, anberg bfnben. overda'dig= berfcbtvenberifcb, ii0Oig, uttmtif3ig. o'verblank = iittf3erft tveif3. overda'digheid, zie o v e r d aa d. overdag' = am rage, tag(g)iiber. o'verblijfsel, o. = ber iiberreft, (geringsch,at- overdek'ken, h. = ilberbeclen, berbecLen; tend en minderwaardig) Uberbleibfel. iiberba'eben, bebatben. ? o'verblijven, z. = (resteeren) fibril; bleiben; overdek'king, v. = 1Therbeclung. een train o. = big ben folgenben 8ug bleiben; overden'ken, h. = din. ilberben'fen, (fiber een dag o. = einen tag bertneilen ob. babtelben. ettu.) nacObenfett, (ficb) ettn. ilberlegen, betracbten. overbltivend; de o .. en = bie tlinterbfie. overdenking, v. = bag Racbbenfen, fibers benen; 't o .. e = bag tibrige, ber Reit; o .. e legung ; Zetracbtung. plant = augbauernbe ob. Oerennierenbe $flan5e. o'verdienen, h. = (anger bienen. overliblik'ken h.; -bluffen, h. = iiber11, o'verdierbaar = innig ob. berblicb gelfebt. batten; .thipeln (berbliiffen). o' verdijken, h. = abbiimmen ; overdif ken, overbo'dig = iiberfliiffig, unttiitig. h. = iiberbei'cben. overbo'digheid, v. = Überfliiffigfeit, bag o'verdoen, h. = (weer doen) nod) einntal Unni3tige. tun ob. macben; (o'vermaken) nod) einmal tnadyn, o'verboeken, h. = fibertra'gen (in ein anbreg umarbeiten ; een zaak o. (aan iem.) = efn Zucb). o&fcbtift iibertragen ob abtreten ; (zijn meubelen o'verboeking, v. = iibertragung. enz.) berfaufen, iiberlaffen , ablaffen; (in een overboord' = fiber Oorb ; o. gooien = fiber andere flesch enz.) iibergidett 2c. ; doe er een lborb tnerfen (ook fig.). doek over = becfe ob. lege ein t ucb fiber. overbou'wen, h. = fiberbau'en. overdon'deren, h. = berbliiffen, fibertiiipeln, o'verbraaf = afibu brab. einfcbiicbtern. o'verbraden, h. = nocb eintnal braten ; over- o'verdraeht, v. = iibertra'gung ; libergabe ; bra'den, h. = bu ftarf braten. („cessie" ook) albtretung. ., overbrauwd': de oogen o. door zuivere overdrachtsbrief, m. = libertragunggfcbein. bogen = ban reingeaognen Orauen fibertalbt. overdrach'telijk = iibertraegen, figiirlicb, o'verbreien, h. = fraugftricfen. bilblicb, metapborifcb. overdragen. 505 overgeven. o'verdragen, h. = beritbertragen ; overerTellijk = (van ziekten) erblicb, here. jets aan fem. o. = einem ettv. itbertra'sen ; een bitlir ; (van rechten) bererblicb. zaak o. = eitt eefcbaft itbertragen, itbergeben ob. o'vererven, h. = (trans.) bererben; (intr.)(f4) abtreten; (een recht)iibertragen, abtreten; (een bererben (auf), (ffcb) forterben (auf). wissel) inboffieren. o'vererving, v. = Zererbung. o'verdraging, v. = iibertra'gung. overe'ten !deli, h. = f idj itbererfen. overfijn = itberfein. overdre'ven = ithertrieben; o. lof = (ook) o'verfiltreeren, h. = nacbfiltrieren. augfcbtveifenbeg 2ob ; o. duidelijk = aft5tt beut. overfloerisen, h. = itberfto'ren, .fcblefern. ticb. o'verfinisteren, h. = ein:, guffitftern. overdresvenheld, v. = iibertreibung. o'vergaaf, zie overgave. o'verdrUven, h. = binitbertreiben ; o., z. = o'vergaan, z. = itbergeb(e)n; (van den een op borilberaieben, (van onweer e. d. ook) ficb den ander) it. auf; in andere handen o. = in beraieben overdrtfven, h. = ilbertrefben. anbere ; (in een anderen toestand, overdrilving, v. = fibertreibung. anderen toonaard) it. in; tot ontbinding, gis- °veil droevig; -droog = liuterft ob. 6u ting o. = in glittin16, (wrung it. ; (van vestingen traurig; itbertroden. e. d.) U. ; (tot een andere partij, een ander I. o'verdruk, m. = (afzonderlijke afdruk) geloof, den vijand) U., ilbertreten; tot stemming eonberbrucf, Separatabbrucf, ssabsug ; (kopie) o.= jur 9Thftimmung fcbreiten ; de brug o. = itber Vibbrucf, bag 9bbilb ; (op postzegets) Kufbrucf ; bie aril& (binitber)geb(e)n ; de straat o. = ilber (stoomwerkt.) iiberbrud. bie etrate geb(e)n; de grenzen o. = fiber bie II. osverdruk (adj.)= tiuterft ob. affau unrubfg (brengen geb(e)n, bie 03r. ilberfcbreiten; den ob. gefcbliftig, abut* bercbliftigt 2c. vgl. dr u k. Rubicon o. = ben Olubifon itberfcbreiten ; naar o'verdrnkken, h. = abbrucfen, auf bruden, Engeland o. = nacb englanb binitbergeb(e)n; vgl. ov e r dr uk I; mebr brucfen ; aufg neue (van pijn enz.) it., auf Boren, nacbtaffen, bor? bruden. itbergeb(e)n, fhb geben; die gril gaat over =; overdrukplaatje, o. = 91bbie1bilb. bie Wrifie gebt boritber ; (verhuizen) umaieben overdnidelUk= ntebrIalg ob. tit** beutficb. (op school) beftirbert ob. berfeist tverben; de be overdnivelen, zie overdonderen. gaat over = bie (Mode Belt; tot liquidate overdwars = iiberquer, quer fiber, itberatvercb, o. = in 2iquibation treten; eer ik daartoe in bie Quere. overga eije icb micb bap enticbtiete ; zie overeen: o. uitkomen = auf dug ob. auf ook orde. eleicbe beraugfonttnen (binauggeb(e)n), egal overgaar = affbugar, itbergar. fein. overgal'men, h. = ilberfcbaften. overeenbrengen, h. = in tibereinftimmung overgang, m. = (een plaats; tot een anderen ob. in %inflang bringen; hoe wil je dat met je toestand; van den een op den ander; in mu- woorden o. = tvie reintt ficb bag mit beinen ziek en schilderk.) iibergang ; (naar .den vij- Zgorten. and, een ander geloof) ftbergang, iThertritt; overeenkomen, z.: jets o. = Mr. Überein. (op school) bie R3erfet3ung, iibertritt ; (sterrek.) foramen, bereinbaren; (een prijs) bereinbaren; Zurcbgang, iibergang. in jets o. = in ettv. itbereinftimmen ; o. met = overgangsbepaling, v. = tiberganggbes itbereinftimmen mit; dat komt met zijn neiging ftimmung. overeen = bag entipricbt feiner Ffteigung, ftimmt overgangsexamen, o. = ZerfeOunggegamen. mit feiner gleigung itberein; uw woorden komen overgangsHmaatregell, m.; -periode, v.; niet met uw daden overeen = beine Sorte -reehten, my. = bie fibergangglintaf3regel; ftitnmen nit* au (mit) beinen Zaten, ftintmen .13eriobe; :gebitbren. Id* mit . . . itberein; zooals 't met uw stand overgangsistijl, m.; m.; -toestand, overeenkomt = tvie eg beinem etanbe anger meffen ift. m. = fiberganggliftft, bie .6eit ; ,buftanb. overeenkomst, v. = (gelijkheid) overgankelljk = tranfitib, jlelenb. overgaspen h. = betvültigen. ftimmung, iibttlicbfeiti(afspraak)ftbereinfunft, o'vergaren, h. = eritbrigen, auf bie Ijoije &tante Zereinbarung, bag Ubereinfontmen, bag atb. tegen. foramen; een o. sluiten ein 91., eine tiber. overgave, = iibergabe; (van zich zelf,in einfunft ob. Z. treffen. moreelen zin) Oingebung ; (van bestuur) fiber. overeenkomstig (adj.) itbereinftimmenb, tra'gung ; tegen o. van = gegen Olitcfgabe ob. abnlicb ; o e gevallen = it .. e, a .. e aline; %intieferung ((ben.). o .. e hoeken = Zegentvinfet, forrefponbierenbe overgedienstig = itbergefattig, itbertrieben Winfet ; (praep.) gentlif3, entfprecbenb (tat.); o. hiermede = bententfpreebenb, beingemlif3. overgedwee = anau gefitgig, foigfam. overeenstemmen, h. = itbereinftimmen. overgeestig = auf3erorbentlid) tvit3ig. overeenstemming, v. = Ubereinftimmung ; overgelnkkig = iittterft fiberglitct. in o. zijn met = im %inflang fein raft, einer Sacbe entfOrecben ; in o. met de bepalingen = overgeven, h. = iiberge'ben, Ube.. rerebett, ein% tat ginflang mit ob. conform ben Oeftimmungen; 4linbigett; (een vesting) itberg. ; (braken) ftcb in o. met = (ook) goat, entfOrecbenb (sat). ; erbred)en, itberge'bett ; (bloed, gal) augtvers in o. brengen = in U., in ginflang bringen; fen; geef over! = gib ber zich o. = (aan in o. brengen met den heerschenden smaak = den vijand, 't spel, den drank enz.) = f icb betn borberrfcbenben sgefcbmad antmffett. ergeben ; zich o. (willoos, uit sterke neiging, o'vereernik = ditterft ebrifcb. met volle toewijding) = bingeben; zich overeind' = aufrecbt, aufgericbtet ; o. gaan (zonder verzet, willoos aan overmacht) o. = zitten = aufricbten, f idj auffet5en. ficb iiberlaffen; zich aan droomerijen o. = (ook) overef schen, zie overvragen. Zrtiumereien nacbbtingen. overgevoelig. 506 overhouden. overgevoelig = ilberempfitiblicb; (gevoeterig) over = e fannte beffer fein ; iem. o. = einen empfinblant. bum Zeittcb baben. overgewleht, o. = libergetvicbt. overheen' = Ober bin; er o. = bariiber (bin); (bovendien) obenbrein; ik ben er nu o. o'vergieten, h. = (in een ander vat, over = lt bin lest barilber Witting; zie verder de 't vat) it'bergiden, (in:een ander vat, nog eerie) werkwoorden. um'gief3en ; overgielen, h. = ilbergie'f3en [o'verheer = Oberberr.] (ook /lg.); ze zijn met 'tzelfde sop overgoten overhee'ren, h. = erobern, bemeiftern, unter. = fie finb ilber einen 2eiften gefcbtagen, einer fft tverfen. Me (nil* beffer aft)) ber. anbre. o'verheerlijk = (voortreffelijk) overgieting, V. = baf. ftbergiden, ber atagebeicbnet; (verrukkelijk) enteicfenb, tvun% overglan'zen, h. = iibergitin'6en. berid)5n. o'verglUden, z. = gleften titter; Wilber% overheer'schen, h. = ilbernteiftern, unteriocbt gleiten. batten, Nrannifferen; (fig.) beberrfcben; de wan- overgol'ven, b. = ilberftulen. hoop overheerschte haar = bentiicbtigte ficb o'vergooleu, h. = (een mantel) il'bertverfett, ibrer; ook = overwe'gen. in ein anbra gat lc. tverfen; roer) um. overheerscher = Gletimitt)aber, Oetvalt. tverfen ; nodj einmat tverfen; (naar een ander) berricber; Zefpot, Xtgann. bent ber%, binifbenverfen. overheersching, v. e Iv a I t errg a f t overgordijn, o. = ber (Ober)Zorbang, bie ;•Oerrfcbaft, Oetvalt ; bas llbergetvicbt tibergarbine. overheld, V. = (gezag) &watt, Obergetvalt; overgroefen, h. = ilbertvadyfen. (de ,personen als machthebbers) Obrigfeit ; overgroot = ilbergrot, attbit grot. (ale ambtenaren voor een bepaalden tak) overgrootilmoeder; -ouders; -vader = Q3e1iirbe; geestelijke, wereldlijke o. = geiftlicbe, UrroIrnutterr ; .eltern ; %bater. Wadi* Obrigfeit. overflgul; -gullet* = duterft frefgebfg (zc. overhelds I ambt, o.; -gezag, o.; -persoon; vgl. g u 1) ; it. giinftig. -school, v. enz. = obrigfeitlicb VItitt; a . . e o'verhaal, m. = bte al:10re. Oetvalt; o . . e $erfon (9Ragiftrat4perfon); a e o'verhaalglas, o. = ber51)eftittietfolben. cute (Staatgcbule). o'verhaalschnit, v. = ber aii4rfabn, ba& o'verhellen, h. = (eig) ilberblingen, %fcbiff, We Stridftibre, bfe 5iibre. neigen, rub bornetgen ; (fig.) fhb neigen, genetgt overhaast' = ilbereitt ; (minder sterk) 0aftig. fan u . .; tot een meening o. = fl f) 6u einer overhaas'ten, h. = itbereiten. VInfid)t n. ob. 4inneigen, rid) atter auneigen. overhaas'ting V. = libereitung. o'verhelling, v. = 9/eigung, Oinnetgung. o'verhalen, h. = (uit een ander land e. d.) o'verhelpen, h. = einem Wier ettu. biniiber% berilberbolen; (met een schuilje) Uberbolen; belfen. haal over! = bot fiber (destilleeren) beftittieren, o'verhemd, o. = Oberbentb, (met geplooide abaieben ; (bepraten) fiberreben, bereben, be. borst ook) aattenbemb ; (hal( hemd))orbeinb. tvegen, beftimmen, befcbtoaton; (ompraten) ber. o' verhemds borst, v.;-knoop,m ; -mouw, umbringen, %friegen; (iem. tot een partij) ber: V. = ber Oberbemb einfat3 ; sfnopf (Zorbembfit.); iiber% ob. binilberaieben, %locfen; (een (whip) ber 'linnet. utntegen; (de bet, de noodrem) aleben; (den overhoeks'(ch) = ilbered, in ber Ziagonate, haan) fpannen. quer. o'verhaling, v. = 51Deftittierung; iiberrebung ; o'verhollen, z. ilber rennen. ba llintegen, vgl. overhalen. overhoop' = burtetnanber, brunter unb overhand, V. = Oberbanb; de o. hebben = brilber ; (omver) fiber ben Oaufen ; zie verder be C. baben, bar'berricben(b fein), de samenstetlingen. gen(b fein); de o. krijgen = bie 0., bag overhoopgooten, h. = (omver) iiber ben getvicbt ertangen ob. gebtintten ; de o. nemen = Oaufen tverfen; alles o. = afild burcbeinanber: ilberbanbinebmen; de o. behouden = bie D. tvetfen, brunter unb briiber tverfen. bebalten. overhoophalen, h. = burcbetnanber tverfen; overhan'digen, h. = iiberrercben, einblinbi. 4erbor4oten. gen, ilbergesben, au&Winbigen, abgeben ; (in een overhoopliggen, h. = burcbeinanber ob. in brief) beblinbigen; (een dagvaarding e. d.) Unorbnung liegen; met iem. o. = fid) mit einem suftetten, beblittbigen. ilbertvorfen ob. entitveft batten, mit einem berfaUen overhands(ch)' = ilbertvenblicb(e WOO, feiit, mit einem in Btviefpalt liegen, (ruzie ilbertvenbling4 (nliben). hebben) fit b in ben Kaaren liegen. o'verhangen, h. = irberbargen; (van klip- overhooploopen: iem. o. = fiber ben Oaufen pen, daken e. d. ook) borfteben, borfpringen ; taufen, nieberrennen. (over 't vuur) fiber ba& (bent) aeuer biingen ; overhoopraken, z.: alles raakt overhoop (van torens, muren, e. d.) (fl) borneigen. atteg getjt brunter uub brilber, ?mint (gerlit) overhan'gen, h. = ilberbiin'gen, berbiingen. in Unorbnung; met iem. o. = rid) mit einen o'verhebben, h. = (overgehouden) ilbrig ba. ftbertverfen (entoveien, berfenben), mit einem ben; ik heb niet veel over = mfr bleibt Ott babe) 5erfatten ob. au4einanber ?pitmen. nicbt biel ilbrig ; voor iem. jets o. (fig.) = fur overhoop schleten, h.; -smij ten, h.; -ste- einen ettu. ifbrig baben, voor zijn kind alles ken, h. = Lifter ben Oaufen fcbieten (nieberfcb.); o. = fur fein Stinb age& bingeben, opfern ob. tun b. O. fcbmeif3en(zie ook ov erhoopgooien); itiotten; daar heb ik geen geld, geen moeite U. b. 0. ftecben (ftitten). voor over = bafilr gebe ici) mein eelb overhoo'ren, h. = abbilren,„iiberbaren. ber, gebe lib mfr feine geen goed woord overhoo'rIng, v. = Uberbi3rung, ba4 voor iem. o. = einen fein flute eon glinnen ; 91b., iiberbi3ren. ik zou er wat voor o., als ik dat kon zien = overhouden, b. = itbrig bebalten; (sparen) id) glibe ettv. bafiir, ivenn ...; 't heeft niet erilbrigen ; hoeveel houd je over? = tviebiet overig. 507 overleveren. bleibt bir iibrig ? iem. 's nachts o. = einen ,berommett ; gum g3efud) berommen ; familie o. fiber Racbt ob. Me Racbt,iiber (bei RC bebaften ; = gamilfenbefuct) befommen. die planten kan men o. --- biefe $ffanoen fann overkrop'pen, h. = iiberia'ben, tbilebett, man ben Sinter fiber erbalten, fie batten NO ; .btittsfett. dat houdt niet over = bag rannte beffer fein. overt. (overleden = geftorbett: geft.). overig = iibrig ; zijn o..e dagen = ber &left o'verlaad I kosten, mv.; -station, o. = Um* feiner tage ; 't o..e = bail Ubrfge, ber Neft; label fltefen ; Me .ftelfe (Me Unticbfagftene). voor 't o ..e = fin ilbrigen, auf3erbem ; ilbrigettl; o'verlaat, m. = iTherfail. ., al 't o.. e = aftel ilbrige. overlaatdam, m. = bat Uberfafitrebr. overigens = ilbrigettl. o'verladen, h. = um'laben, irberfaben ; in overiJ'len, h. = ithereflen. lichters o = in 2eicbter unit. ob. ilberfcbiagen; overtiling, v. = iThereilung. overladen, h. = ilbericeben, ilberbileben, Overijsel, o. = Obert)fief, Oberifffel. iiberbeittlen ; (met sieraden, bezigheden, zijn overjach'ten, h. = iiberbaften, abbet,en, ab. maag) iiberiaben ; (met werk, lasten e. d.) treiben. ilberbilrben; (met orders, weldaden, eer e. d.) o'verladen, h. = fiber ... (§inilber)jagen, iiberbliufen; de markt is o. = ift ilberfilbrt. .treiben; overja'gen, h. = ilberjaigen, ab. o'verlading, v. = Umfabung ; kosten van o. treiben, abbelptt. = Untlabeipefen ; overla'ding, v. = fiber. °veils's.* = iiberjSiffrig. ictsbung..; ilberbilr'bung (vooral bij 't onder- overjas, v. = ber Uberoieber. w(fs); Uberbaufung. o'verkaiken, h. = abfcbreiben, abfcbmieren. overland' = fu 2anbe. overkal'ken, h. = ilberfallen. overland !mall, v.; -refs, v.; -spoor(weg), o'verkant, m. = anbre Sate; aan den o. = v. (m.) = Uberianb ll Oft ; =retie; Me =babn. an ber anbern Seite, brilben ; de mensehen aan o'verlang' = mebr ail fang genug, ou fang. den o. = Me 2eute briiben; aan den o. van de overlangs' = ber 2linge nod) ; ook: in ber zee = jenfeit belt Wleereg. (Me) 2iinge. overkap'pen, h. = ilberba'c§en, bebacben; overlangsehe doorsnede = ber 2tinglfc1nitt. o'verkappen, h. = nocb efnmat frifieren (Me o'verlast, m. = Me /Therfaft; o. aandoen = Oaare maven), umfrifieren. belliftigen ; ii. antun ; tot o. zijn = our U. fein. o'verkenrig = auterft fein 2 c . zie keuri g. overlaslig = irberlaftig. o'verkliken, h. = burcbfeben, .nebtnen; over o'verladen, h. = (overig laten) ilbrig faffen; kij'ken, h. = ilberfeben. aan zijn lot o. = feinent Scbicrfai ilberlarfen ; overkist, v. = Ofecbrifte, Oolobebecrung. dat last ik aan u over = bob ilberfaffe id) o' verk 'sten, h.= (lijk) umfargen; (goederen) Zfbnen, gebe (fterle) kb Nnen anbeim ; meat dat untimcfen, in anbre *Olen Oahu. maar aan mij over = bag laffen Cie meine o'verkladden, h. = abfcbutieren. Sorge feitt ; (over een water e. d.) E'er:, fiitt. o'verklappen, h. = aul4)1013ern, sicbtvapen, iiberfaffen. (schoolslang) pepett. overle'den = geftorben; de o .. e = bet (Me) o'verklanteren, z. = fiber .. flettern, bins Zerftorbene, Oingefcbiebene; (formed) relict. ilberfiettern. overleer, o. = Oberfeber. o'verkleed, o. = /Therrien) ; (van priesters) o'verleeren, h. = nocb einmai burcbfeben, %borbentb ; (op 't vloerkleed)ber Tettt)idgcboner. burc§nebtnen ob. fernen. o'verkleeden, h. = unaleiben ; overklee'? den, h. = ilberflei'ben, beffeibett. overleg', o. = Me Uberlegung, Me %rtutigung, ber t8ebatt, (slim o.) Me niugbeit ; zonder o. overklee'ding, v.= iiberftenung, Zerleibung. o'verklikken, h. = aulttiaubern, anbringen, = one U. ob. O.; na rijp o. = nacb reifficber ii. angeben, outragen, (schootslang) 13 elon. ob. %.; in o. met = Inc ffinberne§nten ob. 4in. o'verklimmen, z. = inter .. fteigen (flettern), berftiinbnil mit; o. plegen met, in o. treden (bin)irberfteigen, sfiettern. met = ficb wit .. in& %inbernebnten fel)en, ficf) o'verklimming, v. = bat Oinilberfteigen; mit .. beraten ; in (met) gemeen o. = im %in, diefstal met o. = Ziebitabi mittell %infteigung. berftiinbnil; o. is 't halve werk = Wobl fiber. overiklursen, h.; -'koken, h. = Jibe*, fegt ift 4a1b getan. tarben ; .'focben. o'verleggen, h. = (er een doek) fi'berfegen, overko'melijk = ilberfteiglicb, ilbertvinb: sbeden; (' t roer) ii'beriegen; („besparen") tiuriicr= iicb. fegen, erilbrigen, erfparen, auf Me 4o4e Sante o'verkomen, z. = bin., berlilberrommen; de fegen ; (nota) einreicben; (stukken, de boeken rivier o. = ilber ben afttf3berliberf. ; een weekje e. d.) borfegen, bortveifen; overleg'gen, h. = o.= eine Love ou Zefucb fommen ; („betalen") fiberfe'gen ; ik zal 't nog Bens o. = id) tverbe bfecben, berattOen, mit bem Melbe berattlrilden; el nth nocf) einntal U.; ik zal 't met mijn broer (te boven komen) fiber . . . binattlfommen, fiber. o. = ic?tverbe el mit meinem tlruber U. ob be. Winben, nertvinben ; overko'men, z. = pat. fOrecrott ; dat heeft hij netjes overlegd = fieren, gefcbeben, begegnen, suftoten, Wiberfabren; = bilbfcb ob. fcbfau erfonnen. dat is me nog nooit o. = bag ift mfr nod) tile In., o'verlegging, v. = alorlegung, %Ittreicbung, Ilaffiert ; wat overkomt le? = teal ift Mr ? Ina& vgl. o'verleggen; overleg'ging, v. = febit bir? ook: Watt fiifit Mr ein? of Wal fiat Uberle'gung, %rtuligung, Zeratung. bid) geftocben ? overle'ven, h. = ilberfe'ben (in alle bet.). o'verkomst, v. = Oeriiberfunft, 9thrunft. overlevende = ber (Me) liberlebenbe. overkor'sten, h. en z. = fiberfrteften, Ol)) mit o'verlevendig = ante* ob. afiou febbaft zc., ether Strufte ilberoie§en. zie levendig. overkraal'en, h. = ilberfarben, :green. o'verleveren, h. = iiberliefern, aulliefern ; o'verkrabbelen, h. = ab'frit,eln, sfcbmieren. (mien, gebruiken e. d.) iiberf. ; (een stad aan o'verkrijgen, h. = erilberi, binfiberbringen, den vijand, een misdadiger) null.; (een stad overlevering. 508 overschatten. aan plundering) prefOgeben ; (misdadiger aan o'vername, V. = ihernabitte ; (door den staat) de politie) tiberge'ben. Zerftaatticbung. o'verlevering, v. = abertieferung, rabition ; o'verneigen, zie (over)hellen. Vtugfieterung, o verlev er e n ; bij o. = o'vernemen, h. = (een winkelzaak, 't bevel, burst Uberlieferung. iems. schulden e. d.) ilberneblnen ; (iets uit een overle'ving, v. = Ubertebung. schrijver enz.) entnebtnen (tat.); verschillende o'verlezen, h. = nocb einmal Wen ; (vluchtig) bladen hebben 't overgenomen . Oben e5 burcblefen. aufgenomtuen ; (in 't spel) een slag o. = etnen o'verleiring, v. = not:naiad iteren. Slid) ii'bernebnten. o'verneming, v. = 1Thernabme ; (door den o'verlichten, h. = bin', berilberbeben. staat) Zeritaattlitung. o'verligi dagen, my.; -geld, o. = ftberfiege II. o'vernoeming, v. = gtamenbertaufcbung, tage (bie spit); We qtebilbr (.getber). Vetottbmie. o'verliggen, h. = Langer itegen. o'veroud' = urait; sedert o ..e lijden = felt overliyden, z. = fterben, berfcbetben, (ba)$ ureter Belt, bon jeber. binfcbeiben, entfcbtafen, bag Beitlicbe fegnen, o'veroudgrootmoeder enz., zie b e t- tuft robe abgeb(e)n ; 't o. = ber rob, 91bfterben, overgrootmoeder.., tinldniben, bag. Kbiebett ; bij 't o. van = beim o'verpad, o. = ber 1Thertveg, ber autfteig. robe (e'en.); bij o. = int 5t obegfaffe. o'verpakken, h. = umpacfett. overlom'meren, h. = itberfcbatten. overpein'zen, h. = fiber .. fittnen, natbfinnen, overloop, m. = (gang) St orribor ; (portaal) nacbbenfen, Zetracbtungen anfteffen, (eenigszins atur, Zorplat ; (op schip) Überfauf, Cbertop, af keurend) gritbetn. (passage) Ubergang, .tveg ; (Ind.: gang tus- overpein'zing, v. = bag lJ1aclbenten, bag schen 't huis en de keuken) (itberbacbter) @Sang ; 9latfinnen, tetras Lung, Mritbetei. o. van gal = 4Saftenerguf3. o'verplaatsen, h. = berlet3en. o'verloopen, z. = (een brug e. d.) fiber ... o'verplaatsing, v. Zerfe4ung. (bintiber)geb(e)n, slaufen ; (overvtoeien) trbev overplak'ken, h. = iiberfle'ben. tauten, .ffteten ; (naar den vijand) ilberfaufen o'verplanten, h. = unt'Offangen, berpftangen (gum aeinbe) ; o. van vriendelijkheid = bon (dit ook fig., evenals) berleirn. areunblAreft it'berffieten ; (een brief e. d.) o'verplanting, v. = Umpffangung zie iiberlaulen; zie ook hart, gal; overloo'. overplanten. pen, h. = itherlaulen (in alle bet.). overplersteren, h. = berput3ett, abOttOtt. o'verlooper = iiberfaufer, zie ook looper. overpoeferen, h. = itberpu'bern. overloopertje (een spel) = Stammercben o'verpotten, h. = (een plant) uml4en, in bermieten. einen anbern ropf !Oen ; (geld) eritbrigen, auf overlaid' = taut ;,o'verluid = iiberfaut. Me bobe Stante legen. Overmaasch' = Liberntaartic. o'verpraten, h. = augplaubern, gutragen, an. o'vermaat, v. = ber 8ufcbtag ; (fig.) bag iiber: bringen. man; tot o. van ramp = um bag Vat bolt overprik'kelen, h. = itherrergen. gu macben (boll tverben gu fallen), bantit nicbtg overprik'keling, V. =.. iiberreigung. febten loffte. o'verproductle, v. = U'berprobuftion. o'vermacht, v. = iipermatt ; o. op iem. overre'den, h. = fiberre'ben, bereben, betvegen. hebben = &matt ob. Ubergetvitt ilber etnen overre'ding, v. = iiberrebung. Oben; (force majeure)babere Oetnalt, untviber. overre'dings gaveiv.;-kracht,v.,-kunst, ftebtido (lletvalt. v. = iiberre'bungg llgabe ; draft; sfunft. overmachlig = inermattig. o'verreiken, h. = iiberrercben, reicben. o'vermaken, h. = (werk) nod) ettimal macben, o'verreizen, h. en z. = reifen fiber umarbeften, umfcbreiben; driemaal o. = brei. o'verrekenen, h. = nod) chum' augretnen, mat ntacben ; (overzenden) iibertnaIten, remit. nacbrobnen. ? tieren ; (pijn e. d.) lurferen, bertreiben ; dat zal o'verrennen, h. en z. = fiber (binilber). ik wel o. = bem tverbe icf) fcbon..abbelfen. rentten ; overren'nen, h. = ilberren'nen. o'vermaking, v. = (zending) Ubermastung, o'verrijden, h. en iiber fabren (retten); Senbung, (van geld ook) tRimeffe. iem. o. = etnen bins, bertiberfabren ; over- overman = $artner; (van 't gilde) Zorffanb, rifden, h. = iibeifairren (iiberreilett) ; (een Veifter, Oerr. paard) tiberrerten, (sterker) gu ecbanben reiten overman'nen,h.=itbertnarmen, iibertvaltigen. o'verrok' = itberreicb. overmalig = O'verrijnsch = itberrbeinift. overmeesleren, h. = iibertneiftern, ilberman: o'verrijp' = itherrelf. nen, bent eiftern , bertntittigen, befiegen , begtvingen.o'verroelen, h. en z. = fiber (ben aitti3) overmeeslering, v. = eroberung ; 8egtvin. fibers, berilberrubern ; beriiber., bintiberrubern ; guns, tibertniitttgung. ftberrubern. o'vermeten, h. = not eintnal ineffen. o'verrok, m. = kletberrocf. overmits' = melt, [Monett]. overrom'peling, v. = iiberrutn'Pelung. o'vermoed, m. = iiberntut. overschaiduwen, h. = ilberltat'ten ; (fig. overmoedig = iibertniitig; o. optreden = ook) iiberftrablen, in ben Scbatten ftellen, ber. (ook) fic maufig maten. bunfeln ; o'verschaduwen, h. = not dn. overmoedigheid, zie overmoed. mat fcbattieren. overmorgen = ilbermorgen ; ja, 0.1 = ice ii.1 [o'verscharig = tibrigbfeibenb, iiberfcbilffig, ja gluten I libergabfig.] o'vernaad, m. bie nappnabt. o'versehatten, h. = aufg neue abfcbitOen ; o'vernaaien, h. = not efnmat Witten. overschatten, h. = ilberfd)titon, gu bocb overnach'ten, h. = ilbernacb'ten. anfcbtagen, ook: eine st gute Illeinung baben bon overschatting. 509 overstem m en. o'versehatting, v. = neue tIbicblit3ung ; over ilsneen'wen, h.; •snoe'ven, h. = fiber overseharting, v. = iiberfcblit'aung. fOneeen; sfcbreren. o'versehenken, h. = it'bergieben, untgleten. o'verspannen, h. = unt'fbannen; een doek o'versehepen, h. = um'faben. ergens o. = ein tucb it'berfbannen; over- o'verseheping, v. = Umlabung. span'nen, h.: met een brug, met doek o. = o'verseheppen, h. = untfdAbfen, (koren) mit einer %rade, mit Zucb fiberfban'nen ; (een untfcbaufeln. boog, zijn eischen) ilberfban'nen; (de hersenen) 1. o'versehieten, h. = nocb einntat fcbteten. itberreraen, itberattitrengen, ilberfban'nen ; zich o'versehieten, z. = iibrig fein, itbrig bleiben; o. = ficb itberanftrengen, .afbeiten; hij is o. = er zal niet veel (voordeel) op o. = tuirb er ift fiberreiat; o. (excentriek) = aberfbannt. nicbt bier abgeben, nicbt biel babel abfaaen ; overspan'ning, v. = ilberan'ftrengung, liber, als 't er op over kan schieten = tvenn tater reraung ; itberfban'nung, flberfbanntbeit, vgl. iibrig brat; 0.. de brokken = iiterrefte, ber overspannon. VIbbub; o..d geld = ilberfcbitifig0 (herb; hij o'versparen, h. = erfbaren, erilbrigen, auritcN schiet over = er ift itbrig, au Wet ob. itberalibrig. regen. oversehla'nen, h. = iiberfcbernen, .ftrablen. o'verispeelster; -opel, o. = %bell brecberin ; o'versehilderen, h. = nocb einntat maten ber :brucb (ftreicben); driemaal o. = breimar ftreicben. o'verspelen, h. = nocb einmal fbieren, oversehit'teren, h. = iiberftraffien, o'verspeler = %bebreiter. beribieren. ben, berbunfeln. overspe'llg = ebebrecberifcb. o'verschoen, m. = eummifOub, iiberfcbub, o'versporen, z. = (tot Buy) fabren fiber. Me Oa/0(0e. oversprel, v. = Zettfbreite, ook: Zech. o'versehoon' = tvuttberfOn. o'verspreiden, h. = breiten fiber, aunreiten o'versehot, o. = ber Melt, ber Ilberreft ; (aan fiber. geld vooral) ber flberfcbuf3; ber Garbo ; (in de oversprenskelen, h. = ilberfprengen, kas) ber Debrbetrag ; (van de tafel) ber Vibbub ; .fbrenfern. zie ook overblij feel; stoffelijk o. = bie o'verspringen, h. en z.: een sloot o. = fterbricben ob. irbifcben ülefte, bie irbilcbe OfilCie; fiber einen Graben (bin)fbringen, einen (Sr. 't overschot is voor de goddeloozen = ber fiberrbrin'gen; (een regel enz.) itberibrin'gen, Reit ift far bie Oottrofen. aberfcbra'gen ; zich overspri n'g e n = ficb oversehreen'wen, h. = (iem., zich) fiber= iiberfbrin'gen ; 0., z.: van 't een op 't ander fOret'en. o. = bom alien auf anbre frberfbringen, (van oversehrilden, h. = (de grens, een limiet, den hak op den tak) bom .unbertften in4 krediet, raming, term(fn, instructies e. d.) Taufenbile footmen; electrische vonken sprin- aberfcbreiten; h. zal min dorpel niet o. = gen over = Mogen (gebn) fiber. er Tea nicbt fiber meinScbtberfe fommen. o'verstaan, h. = fiber bem 5euer fteben; ten oversehrilding, v. = iiterfOreitung. o. (van) = in eegentuart Men.), bor (tat.); o'versehrUven, h. = nocb einmar fcbreiben, ten o. van een notaris = burg Zermittefung um'fcbreiben ; (naschr.) abfOreiben, fobieren; einen Vtotarg, burg einen gtotar ; o .. de hoeken op een anderen naam o. = auf einen anbern = SOeitertvinfel. stamen untfcbreiben ob. ilbertra'gen, (in de regis- overstag' = fiber stag ; o. pan = fiber ters) eintragen. Stag geb(e)n; iem. o. helpen = einem ein Zein oversehriiver = tibfOreiber, nopift. fteaen. o'versehrliving, v. ,, = ba4 Utn'fOreiben, D'verstapje, o. = (kaartje) bie VinfOluf3farte; VlbfOreibung; (handel)Libertra'gung, bas (afro; 't is maar een o. = eb ift nur emit nalsnfbrung. biljet, kosten van o. = ber iibertragung411fOein, o'verstappen, z. = plain) fiber . fOreiten; troften. een plas o. = fiber eine 43f f* treten; (bg o'verselnen, h. = brabten, telegrabbieren. treinen) untfteigen; dat zal ik maar o. = ba4 o'verslaan?h. = (een les, hoofdstuk) fiber= tnerbe it nur auf ficb beruben /alien; (een fcbtalgen, =gel(e)n, .1britt'gen ; (een reqel, woord hoofdstuk e. d.) itberfbrin'gen. enz.) itberfOra'gen, fiberfeben ; anti/Olen ; bij- overate = Oberft (ongeveer gelijkstaande met wonen van iets) berfliumen ; iets o. (een poos Oberftreutnant in 't D. leger); (in 't klooster iets niet doer) = ettu. augfelsn; (een doek) e. d.) Suberior(in), ?Obeyer (Oberin, Scbtnefter irberfcbragen ; (een bal) (ber., bin)iiberidgagen ; Merin). („ramen") itberfcbra'gen ; (van de stem, de o'versteken, h. en z.: een rivier, meer o. = balans) irberfcblagen; de brand slaat over = fiber einen aid 2C. fetsen, binfiberfeten, (bin. fOrligt fiber, greift um ficb ; de brand slaat op.. aber)fabren, .fegern; naar Engeland o. = nacb over = fOrligt auf .. fiber; (van ziekten) an. %ngranb 4inilberfa4ren, .fcbiffen, siege/It; de fteden, anftectenb fete; de ziekte is op hem straat o. = ben -Zan= (We Straf3e) baffieren, overgeslagen = 4at ibn angeftectt ; van 't eene quer fiber.. geb(e)n; (ruilen) taufcben; tegelijk uiterste in 't andere o. = bon einem %gtrent o. = augreicb itberge'ben. anbre umfOragen; liefde ken in (tot) haat overstel'pen, h. = (met aangenaams en o. = farm in Oat it'berfcbtagen. onaangenaams) itberbiftefen, (vooral met on- overslag, •m. (aan kleeren) 11micblag ; aangenaams) .fcbileten; (door aandoeningen) (raming) Liberfcbrag, 9Infcblag. overstelpt = ilbermannt, .trifitigt, (met werk) o'versleepen, h. = (bin., ber)iiberfcblebben. ilberb., iiberla'ben, itberbarben; (de markt) overslin'geren, h. = iiberrataen. ilberfill'lett. o'vershdpen, z. = (fiO) beriiber. oversterping, v. = 11berbaufung 2c., zie !Oleic/sit. ..stelpen. o'versmijten, zie overgooien. o'verstemnaen, h. = aufg neue (bon neuem) o'versmokkelen, h. = (iets de grenzen o.) abftfutmen, overstenz'anen, h. =, (in alle ettr. ft6er (r)infther, 1)eritber) rOmuggern. bet.) aberftintInen. overstijgen. 510 overvloedig. o'verstligen, z. = (een muur) iiberftel'gen. overtreffende trap = her euperlatib. oversttj'gen, h. = fiberftel'gen. o'vertrek, o. = (voor meubels) ber fiberaug, o'verstooten, h. = nocb einmal ftoten; bin:, ber %wig ; (voor paraplu) bag autterat, ber beriiberftiten. fiberbug ; (van bed, kussens) her R3eimg. her overstor'ten, h. iiberfcbiltiten; o'verstor- iiberaug. ten, b. = unifcbiltten. o'vertrekken, z.: de rivier, bergen o. = overstralen, h. = iiberftraVIen, berbunfeln, fiber ben aid, fiber bie Zerge (binilbers, ber. in ben ecbatten ftellen. fiber)afeben ; (v(jandig) de grenzen, de Alpen o'verstreng' = duterft ftreng, atm ftreng. o. = bie %tenon, bie Minn iiberfcbreften ; overstriSken, h. = ilberfireicOen. (van een onweer e. d,) boriiberbieben, fh her, overstrooten, h. = liberftreu'en. bieben ; o., b. = (een schip, balk enz.) (bet). o'verstroomen, h. en z. = (van vloeistoffen, iiberbieben ; (een teekening e.d.) burkolcbiten. een vat, vijver) irberftrainen, .ffief3en ; (van abbeicbiten; den haan o. = (bab Metvebr) ab. rivieren) ii'bertreten; o'., h.: van lof, van briiden; overtrek'ken, h. = iibersie'ben, dankbaarheid enz. o. = bon Sob, Zanfbarfeit befletben. 2C. ii'berft. ob. 4lief3en; overstroo'men, h. = overtreksel, zie overtrek. iiberfcbtvein'men, ilberfItt'ten (beide ook fig.), o' vertroeven, h. = iibertrunt/rfen,ilberftelott. ilberftriYinen. o'vertronwen, h. = trauen. overstroosming, v. = iitertcfpuent'inung. overturgen, h. = ilberoeugen ; iem., zich o'versturen, h. = iiberfen'ben, ifcbiefen, van iets o. dun, ficb bon eft). ; ik ben, .tita'don. houd me er van overtuigd, dat = overstune = fn Unorbnung, In R3,ectvirrung; iibertseugt, glaube fibber, bat ; alles is o. = eg ift age& brunter unb briiber ; (overtuigend bewijzen) iiberfirbren, .tveffen ; (van de maag) berangfert; hi is heelemaal iem. van een misdaad o. = einen eine& o. = er ift gaits au& ber (outer) waffung ob. aug Zerbrecteng iiberf. ob. liberty. Dent Odugiten; ganb Wm; gam, aug bent 2eint; overtufgend = iiberheu'genb. hij is er van o. = a bat On aug ber gaunt; overturging, v. = llberaeugutto ; tot de o. gebracbt ob. ftarf angegriffen; er is niets aan o. = komen = au her gelangen, bfe U. getvinnen. eg ift gar nfcbt fcblinint, (ook) fcbabe brauf, fcbabe auf ben; ze laat niets o. gaan = tart nict& o'vernren, my. = .11'berftunben. bertoren geb(e)n. o'vervaart, v. ilberfabrt. overent'keren, h. = fiberbuclern. o'verval, m. = Uberfall ; (van zie1cte) eInfag; overtallig = aan o ..len lijden, zie t o e v al. o'vertappen, h. = unt'filgen, um'oalifen, overval'len, h. = iiberfarlen (in alle bet.); irberffigen. door een storm o. = (ook) bon einem Sturm o'verteekenen, h. = aufg neue (bon neuent) fiberrafcbt, door een ziekte o. = (ook) bon aeicbnen, uin'geicbiten; (naar een voorbeeld) einer granfbeft befallen. ab., nacbaeldmen ; (mil.) filly bet einem anbern o'vervaren, h. en z. = beriiber, .binfiber. norpg efitrei4en la5en; near de Oost o. = rid) fabren ; ii'berfabren. tiir Ditinbien berbinben. o'ververfUnd = iiberfel'nert. o'vertellen, h. = nadViblen. oververfljnIng, v. = iiberfernerung. o'vertellen, h. = ber., biniiberbeben. oververhit = fiberbibt. overtimemeren, h. = ilberbeefen, .baAen. oververhitting, v. = iiberbib'ung. overtoeht, m. = iibergano (fiber ben Mbefit o'ververtellen, h. = nod) eintual ergiblen; 6. %.); (reis) te water: bie ilberfabrt; te land: treiterergiblen, tvieber fagen, iyelterfagen; (rond- bie dtetf e. strooien) augtOrengen ; iem. lets o. = einem overto'gen = itherbecrt, bebecft. ettn. eradVen, (klikken)autragen,fiinterbrin'aen. overtorlig = o e vraag o'ververven, h. = (stoffen) neu fdrben ; (huis = unn e ob. iniitige grape. e. d.) neu ob. Ivieber anftretten. overtolligheld, v. = 924: o'ververzadtgen, h. = fiberidetigen. loffgreft. o'ververzadiging, v. = llberfatitigung. o'vertoom, m. Oriicrenflifire (bum .0fniiber. overvIen'gelen, h. = iiberffirgelit, (einem) 6feben bon Scbiffen fiber einenZainin), Obertoom. ben Mang ablaufen. overtopt' = ilberbalte. o'vervllegen, z. en h. = (naar iem.) ber. o'vertreden, z. = irbertreten; overtre'den, fiber., binfiberffiegen, de hoenders zijn over- h. = iibertrelen, (schenden) berleten, (han- gevlogen = fig) iibergeffogen; ik kom nog delen tegen) gegen .. berftof3en; de wet o. = eens o. = fc ftlege nocb ntal bittliber; over- (ook) bab &fel; iibertreten, bent Gi.efebe 5utniber vlie'gen, h. = banbeln. o'vervlleger, zie hoogylieger. overtre'der iibertreter. overvlieten, z = irberffiefien. overtre'ding, v. = iibertrelung; (vergrijp, o'vervloed, m. = iiberfid ; bie bie misslag) bag Zergebeit (gegen); ber Zerftot. Menge; in o. = fin In Otte unb ; overtreffen, h. = (alg.) iibertreffen, zich vliegen in o. = allegen bie (fcbtvere) Venge; zelf o. = tict f elbff iibertr.; (een bedrag, de o. van mooie boeken = u an tctAnen Oficberit ; verwachting) fiberftefgen; iem. in kennis, ten o e = bum obenbrein ; zie ook boor n. kracht e. d. o. = efnen an tienntnfffen, graft overvloe'dig = refcblicb ; fin ilberffut, in u. d. iibertr., einem an ... iiberlegen fein; iem. o. (iets beter, vlugger doen, als in wedstrfid) Otte unb aline, bollauf, (te veep iiberreicb. d einem aubortun, (in uiterl(jkheden, in Hot; o e oogst = reicblicbe %ritte; o. werk hebben = bollauf ob. age Otittbe bog au tun vertoon vooral) einen iiberbielen; de aan- voeren o. den verkoop = bie 8ufubren fiber. 4aben, flrbeft fat tiberffut baben,p ze zijn dit tviegen ben %errant. jaar o. = fie flub 6fereg c!ifjr iin Uberffut ba. overvloedigheid. 511 overzicht. overvloe'digheld, v. = zie overvioed. overwerdigend = o'vervloelen, z. en h. = ii'berffieten (ook overwerdig er ; v. = U ber Nig er fig.); een land o .. de van melk en honing = :ung. em n 2anb, barittnen (no) TRilcb unb .08nig fieutt overwelfsel, o. = eletvOlbe, bie al3Olbung. (friett); zie ook hart. overwel'ven, h. = fibertniffsben; (dichtmaken) o'vervloeting, v. = bag iiberffieten. butt:la/ben. o'vervinehten, z.: de rivier, de bergen o. overwervIng, V. = libertal'bung. fiber ben aid, We 8erge ffieben. o'verwerk, o. = ktraarbeit; (V.) .ftunben, overvoe'den, h. = ithermiiI ntibrett, fiber% liberftunben. nif'bren. o'verwerken, h.; twee our o. = 5tvel nber% o'vervoeren, h. = berfiber., binilbertilbren; ftunbett macben; (een vraagstuk e. d.) nocb de zee o. = fiber& Veer filbrett ; overvoe'ren, eitunal burcbnebmen; zieh overwer'ken, h. h. = (de markt) fiberfill'len, ilbertilb'ren; (over- = fic ilberarbeiten, ficb ilberan'ttrengen. voederen) ilberffirtern. o'verwerkuren, my. =. iiberftunben. o'vervoering, v. = bag Oin., erilbertilbren. overweeking, v. = iTherar'beitnng, %an'. overvoe'ring, v. = itbertiib'rung ; Ubertut% ftrengung. terung. o'verwerpen, zie overapoien. o'vervol' = o'verwleht, o. = (eig.) Ubergetvicbt; eutge. o'vervoldoen'de = utebr al g genfigenb, meljr tvicbt, ber grugfcblag; (ilbertufegenber) alg 41nreicbenb, ilberrehblicb. infittf3, bie fiberregenbeit, Ubergetvicbt; 't o. o'vervracht, V. = n'berfracbt. hebben = ilbertnie'gen. overvra'gen, h. = ilberfor'bern, .teu'ern, o'verwiehtig = irber(ge)tvid)tig. .fet'en. overwin'naar = Sieger ; o. van de Engel- oivervrIendelijk = ilberntithig treunblic, schen = Oefieger ber %lig/dither. iibertreunblicb. overwin'nen, h. = (intr.) fiegen, (trans.) o'verwaalen, z. = berilber%, binilbertneben; einen, ettu. beffegen; fiegen fiber einett ob. ettn.; (in komen o. = bin:, 4erilberfommett, berilbergeffo. enkele, vooral fig. verbindingen) ithettuinben; gen foutmen; hij kwam plotseling o. = er fam (smart, een gevoel, hartstocht, schaamte, alit einmal berfibergefcbneit ; dat zal wel o. = moeilijkheden, hindernissen) ilbertvinben, ook: bag 8iebt fcbon borne; tvirb fit b fcbon geben befiegen; o'verwinnen, h. = erilbrtgen, (macben), tutrb fcbon nacbtaffen. overwIn'nend = fiegreicb. [getninnen. o'verwaard = reicblicb ob. boppert tvert.,, overwIn'ffing, v. = ber Sieg, Oefiegung, o'verwaarde, v. = ber Bebrtvert, ber Uber% fibertnin'bung, vgl. overwin'nen; de o. der tvert. (op de) Engelsehen = ber Sieg Uber bie ob. We o'verwaardig = mebr alg tviirbig. Zefiegung ber %ngliinber ; 't kost een groote o'verwaggelen, z. = fiber ... (bWilber) o. dat to doen = eg foftet nth bier Ubertuinbung Madera. bag au tun; zie behalen. overwa'ken stela, h. = fic ilberbm'cben. o'verwinst, v. = ber Bebrgetvinn. o'verwandelen, h. en z. = 4initberipaaferen; overwIn'teren, h. = ilbertnin'tern. fiber . . (binilber)rmtiieren ; kom eens o. = fprecben Ste mar bor. overwin'terIng, V. = iibertnin'terung. overwa'semen, h. = fiberbfiniten, bebiinften ; o'verwippen, z. = 4erilbertrippen, eons (ademen op) anbaucben. o. = mat ber%, beritberftiOn ; kom eons o. = overwas'sen, h. en adj. = fibertnacbien. (ook) preen Sie mat bor. o'verwitten, h. = neu (bon neuem) tiincbett I. o'verweg, m. = (R3abn)flbergang. ob. tveiflen. It. overweg': met iem. (goed, niet al te best) overwonneling = Oefiegte(r). o. kunnen = fief) mit einem (an a gut, nicbt overwnrven, zie overwelven. tonberlicb) ftefen ?Outten, mit einem.. augrommen overzaaren, h. = fiberfif'en ; o'verzaalen, fOnnen, fhb mit einem . . . aurettflnben (fiinnen); h. nocb eitunal (bon neuem) ftren. met elkaar o. kunnen = (ook) fhb bertragen; overzeeseh' = fiberfeeffcb. met iets (niet) o. kunnen = mit ettu. (MOO o'verzeggen, h. = tvieberbolen, nod) einntal burecbtfonunen fOnnen. fagen ; tveitereratiblen. o'verwegen, h. = nod) einntal tviegen ; nab. o'verzellen, h. en z.: 't meer o. = fiber ben tviegen ; overwe'gen, h. = (overdenken) era See (binilber) fegeln; overzeilen, h. = fiber. tutigen, rid) ilberlegen; jets rijpelijk o. = ettv. fe'gern. reffficb ertu., ficb ettv. reifficb Jibed.; o .. de, datoverzerling, v. = liberfe'gelung. = in ertnagung bat . ; alles wel overwogen o'verzenden,h.=tiberfen'ben,stna'clyn,fenben. = ale Mob/ ertvogen ; zwaarst zfjn, 't o'verzetilboot, v.; -geld, 0.; -sehonw overwicht hebben) fibertniegen; een o .. de reden (-sehult), v. = alibrle (ber .fan); .gelb (ber = ein .. bet erunb ; van o ..d belang = .form); bag .fcbiff (alibre). bon ii . . ber ob. biScbfter nicbtigfeit. o'verzetten, h. = (met een bootje buy.) fi'ber. overweging, v. = %rtnligung; in o. nemen fet;en, .tabren; (vertalen) ilbertefen, %tragen; = in %. afeben; in Oetracbt nebtnen (bieben); (een tramwissel) baiter/en. ? iem. iets in o. geven = einem atm (an)empteblen o'verzetter, h. = gibrittattn, Uberfet'aer. ob. anraten ; ik gee! 't u wel in o. = Sie ficifg Mob/ reifileb ilberlegen; een punt van o. o'verzetting, v. = bag Uberfel3en, bag %fabrett; uitmaken = ertvogen b3erbett ; uit o. van de iiberfersung, .tra'gung; bag Rlerfterten, vgl. redenen enz. = in e. ber eriinbe 2C.; door overzett en. allerlei 0.. en gebonden = burl) Elliicfricbten o'verzieht, o. = We tiberficbt; ber tiberbricf; aUer atrt gebunben. kort o. = fury U., (kort begrip) (furor) 916% overwerdigen, h. = fibertntilligen, Oberman', Tit; (revue) Me tRunbfcbau; wekelijksch o. = nen ; bestvingen, bePegen. bte Socbenilberfiebt. overzichtelijk. 512 paardehandel. overzieh'telijk = iiberfid)tlicb. o'verzorgvuldig = dip genau. overziehtsehrijver = Nunbicbauer. [overzulks' = begibegen]. overziehtstabel, v. = iiberficbtgtafel. o'verzwemmen, h. en z. = fiber . . . (binfiber., o'verzien, h. = fiber . . . bin., 4eritherfe4en; berilber)ffinbinttnen, iiberfcbmintsnten; 't kanaal o. (een les, rekening) burcirfebett, ,nebmen, nab. = ben nand burcbfcbmitntnett. feben; overzien', h. = fiberfeben, .blicIen; Ovidius = Cbibiug, bib. niet te o. = nicbt abbufeben, unabfebbar; ge- oxaal, zie oksaal. makkelijk to o. = fiberficbllicb. oxaalzuur, o. = bte Oat', St(eeftiure. overzien'baar = abfebbar. oxydatie, V. = ?OgI)bation. o'verzijde, v. = anbere Sete, gegeniiberlie. oxyde, o. = fOEbb. Renbe Seite; aan de o. = an (auf) ber anbern oxydeeren, h. = ogt)bieren. seite, jenfeitg; (daar-, hiertegenover) baben; oxygeen, oxygenium (zuurstof), o. = hij woont aan de o. van de beek, van de straat 0.gbgen = fiber bent Oad)e, fiber ber Strate, (aan gene oxymoron (stijlfiguur : verbinding van twee zijde van) jenfeit (en.). elkaar tegensprekende begrippen), o. = 0E4- o'verzijdseh = jenfeitig. moron. overzirveren, h. = iiberfit'bern, berfithern. ozon' (actieve zuurstof), o. = $36on. o'verzingen, h. = nod) einntal fingen. ozonhoudend = obonbattig. o'verzoet' = irberfilf3. ozonsterilizatie, v. = Obonfteritilation (beg overzo'meren, h. = ilberfom'ntern. Trinftbafferg). p. ..^ P, V. ---- bad 43.; zie pee. paapseh = Offiffifd); paapsehgezind = P. (pagina = Seite; pinait: heeft geschilderd waffifcb, patAitticb, 13tip1tifcb. = bat gentatt ; piano ; papier). paapsehgezindheid, v. = ber $apigmug, p. a. of p. A. (op brieven: per adres(se) of $fiOftlerei. par amiti?= burcb Zeforgung; 13. VI., au& paar, o. = (twee bijeenbehoorende) $aar ; areunbicbaft; ook: pro anno: voor 't jaar = (eenige) paar ; bij paren, p. aan p. = in $aaren, fu r& ,ctbr). paartveife, $. unb $. ; twee p. schoenen = 6tbei pa = $apa, Zater. $. Sebube; p. of onpaar = 43. ober unpaar. paadje, o. = Reiner $fab, $fabcben. paard, o. = $ferb ; (edeler) 910 ; (zeer alg. I. paid = 9.11te(r), Zliterdon, oude p. = alter zooals ons „peerd") ber Saul; (minachtend: Stracber, alter 9203fnacrer, after knopf. „knol") ber Saul, bte grade; (schaakspel) ber II. paid, V. = (op schip) 8ablung. springer, tferb, inifflet; (gymnastiek) (Spring). paaiement, o. = ber 8ufcbuf3; bte Zeil6ablung, $ferb ; p. rtjden = reiten; to p. = pt 43f. ; to We Rate. p. stijgen = au $. fteigen, auffiben; van 't p. paaien, h. = befcbtricbtigen, beflinftigen ; met stijgen = born $, fteigen, abfil3en; te p. zitten ijdele beloften p. = mit teeren Zerfprecbungen (op eon stoel, eon tak enz.) = ritttingg (auf ...) bertraften, 4ittlialten ob. fpeifen. rtOen ; 't gevleugelde p. = bag geffitgelte $f., paid, m. = (alg.) $fa41; (in paardestal ook) ber $egalug ; 't Trojaansche p. = bag trojaniftte $iCar; (Ind. wegmaat: 1507 M.) $aal;binnen $f. ; 't p. achter den wagon spannen = bag de vier palen = Antifcben ben bier $ftibten, $. Muter ben Sagen ob. bte Odnen tinter ben innerbatb ber bier $flible; aan jets p. en perk $fiug fpannen, bag q3. beim Scbtrane auf: stellen = ether Sadg Srenen (etne Scbranfe) admen; 't baste p. kan struikelen = em n $. fetien, (tegengaan) etner Sate fteuern, Ctinbalt bat bier Seine unb ftolpert bod); iem. to p. tun; zoo vast als eon p. = unumfaitlicb, (op 't p.) helpen = einem ht ben Sattet beifen ; mauerfeft ; dat stoat als eon p. boven water = iem. over 't p. tillen = etnen iibermeif3ig loben; bag ftebt unutufti313lict feft, ift ununtftiif3ticb mar, p. onder den man = $. unter bem Sattel gan6 her, unatbeifelbaft, barauf fannft bu sift (tegenst.: 93. fin eeicOirr); koorts als een p. = nebmen ; her is p. (bij krijgertje e. d.) = 4ter pferbenttififgeg Weber; werken als een p. = lit fret; binnen de palen bltjven, zie p e r k. arbeiten Me eta t3. ob. tote ein fib ;; zie ook paalf brag, v.; -dorp, 0.; -fundeering, V. = bek, hinken, haver, man, rijtuig. $fabt 'bade (ocbbriicre); %bort; .funbierung paardell arts; -bek, m.; -bit, o. = $ferbe 11. (.grattbung). art; bag maul; .gebit. paal II gording, v.; -hoofd, o. = ber $fabt H. paardebloem, v. = netten-, Rub., Vai=, roil; ber -bamm (bie smote). :'unbe-, Fautter-, $uftblunte; ber 2thoettaabn paalsteen, m. = Oren6ftein. U. a. paalvast = ntauerfeft. paardellboon, V. ?-borstel, m. = $ferbeli: paallwerk, o.; -woning, v. = $fabli wed; bobne (Rot., 69 'aubofme), .biirfte. =ban (mv. obauten, .tbobitung). paardeldek, o. ; -deken, v.; -diet = paaliworm, m.; -wortel, m. = $fabill- $ferbelbecre; (over 't zadel: bte (dmbracfe); Munn (F8obrtburnt) ; bie -tburel. .bee (Stagbecfe); /bleb. paap = $faff(e). paardeldokter; -drek, m.; -fokker = paapje, o. = $Niffcben, (vogel ook) 8rautt, $ferbe II argt; .ntift; -6itcbter. febtdon ; een snort tot) ber Band). paardelfokkerlj, v.; -haar, o.; -handel, paardeharen. 513 padvisch. m. = $ferbelloucbt (zie sto e te rip; •taar paaregewijs, -gewtJze = Oaartreffe ; p. ge- (gew.: Mottaar); otanbet (Motbanbel). plaatst (plantk.) = ff epaart. paardeharen = rottaaren, Mottaar paartijd, m. = bie $aarbeit ; bie Orunft(beit). paarde hoef, m.; -horzel, v. ; longen ; Paaschaehter, o. = wetter Sonntag. -kam, m. = 43ferbell buf (bie :flaue ; plant: Paaschavond, m. = Ofterabenb. ber Ouffattict); obrentie; 'binge (oburge); .famm Paasehbeest, zie -o s. (oftrieget, ook: Motf., Mof3ftr.). Paasehbest, 0. = ber befte ainattg, ber Conn- paardekastauje, v. = Mdfaftanie. taOftaat ; op zijn P. = fin beften Stoat; in paarde 0 kenner; -kenring, v.; -keutel, boaent SW. m.; .kleed, o. = gtferbel !cutter ; bie sfctau ; Paaschblecht, v. = iifterticbe Zeictte. .a0fel ; bfe =belle. Paaschll bloem, v.; -brood, o.; -eommu- paardellkneeht; -kooper; -kop, m. = nie, v.; -dag, m. = Ofteri blame; obrot (ber q3ferbell fnectt ; (Mottiittfcter, minach- sfucten; joodsch: bie Va#e) ; .fontutunion ; .tag. tend: Motfamm); ofopf. Paaseh ei, o.; -feest, o. ; -kaars, v.; -koek, paarde kraeht, v.; -kunde, v. = $ferbe I : v. = Offer!! et ; .felt (C)ftern); ofery ; ber •fucten ftarfe (Shaft ; van 600 -kracht = bon 600 .fttirfen, Paaschlllam, a.; v.; -maandag, m. ofraft, HP.); •funbe (.fenntni8). = Ofterillanun ; stifle (9laraiffe); omontag. paardeknur, v. = eetraltfur. Paaschilmarkt (Leipziger -markt, -mis) v.; paardeleer, o. = Motieber. m. = ber Oftera tnarft (2eib5iger omeffe); paardeleeren rotlebern, Mofileber ,0I (in Duitschl.: aaftnac4t., $fingftoct4). paarde liefhebber ; -markt, v.; -meet, Paaschpronk, zie -b e st. m. = q3ferbe iliebtaber (ofreunb) ; ontarft ; Paasehllspel, o.; m.; -vaeantie, v. Ofter fpiet; Me wit; •ferien (H.). paardemiddel, o. = Me 43ferbearbnei; (fig.) Paaseh vnur, o.; -week, v.; -zondag, m. Straftmitter, esetuattmittel, bie ghetraltfur. -= Offer feuer ; •tbocte (ook: de week :Air P.: paardepeen, v. = 8auno, Moj riibe. Startrocte) ; .fonntag. paardelpoot, m.; -poster;, v.; -rae, o.; paatje, o. = $abacten. -slaehter; -slachter& v. = $ferbelfuf3 ; pacemaker = $acemacter, Scbrittmacber. oboft ; bie .raffe ; .fctrtictter (Motfctliictter) ; paten, h. = *teen, fcbrittmacten. ofcblticbterei (Motictlactteref). pacha = $afcba. paardespel, o. = ber Sirfug. pacht, v. = 13acbt (ookvoor : ber $acbthin? ba4 paardespons, v. = ber $ferbefctivamm. ogetb); in p. geven, hebben, nemen = In l3. geben, paardesprong (in 't schaakspel), m. = baben, netmen; de p. is om, verstreken bie Maffelfbrung. ift um, abgelaufett ; de wijsheid in p. hob- paardellstaart, m.; m. = $ferbel ben = Me Sei4beit mit 26ffeln gefreffen (ge, fcttnatta (+Muff; Motictiveif, dit laatste vooral geffen) baben ob. gebacttet baben. als Turksch onderscheidingsteeken; plant: pachtlacte, v. of -brief, m. of -eeel, v. of Sctactteitarm); -contract, o. = ber 43actt if brief, bie .urfunbe, paardestoeterij, v. = bad Stuterei. ber .bertrag, ber ofotttraft. peardestroo, o. = bfe Streu. pachten, h. = bactten. paadelteelt, v.; -tram, v.; o. = paehter = Victter, $actter. F43ferbellauctt ; obatn ; ogefctirr. pachtllgeld, 04. -hoeve, v.; -huur, v. = paardellvijg, v.; -vilder; -vleeseh, o. = $acbtilgelb ; ber sbof ; ber Werbellfeige (Mof3feige, ber •ctlife0 .4tinber ; paeht penningen, mv.; -recht,o4-som, v.; offeifct (-vleesch gegeten hebben = lute Cued: -stelsel, o.; -waarde, v. = FOadAllgelber (ber giber fein). .5ing) ; orectt ; ber ; .14ftent; ber avert. paarde M vlieg, v.; -voeder, o. ; -voet, m. = pachydermen (dikhuidigen), my. = g3a*.), 43ferbeg ffiege (ibrentfe, Motiliege, obremfe); .fut, bertnen, Zicftiiuter. ter; ofuf3 (gebrek: alunibfur3). paciticatie, v. = q3a5ififation. paardevolk, o. = bie nabarferie, Me Meiterei. paeifieeeren (bevredigen), h. = pabiNieren. paarde 0 wed, o.; -werk, o. = $ferbe paeitlek = rubig, gentiltlicb. ictiventtne; bfe •arbeit. Paeitiekspoorweg (in N.-Am.), m. = bie paardewikke, v. = £Rof3tvicfe. $acificbabn. paardeziekte, v. = $ferbefranfbeit. pacotille (bijvracht), v. = 43afotiae, Oeilaft. paardezoen, m. = bfe Vauffcberte; 5uttritt. I. pad (weg), o. = ber $fab ; altijd op 't p. paardegetrappel, o. = $ferbegetrapbel. zijn = tanner auf ben f3einen fein ; al vroeg op paardje, o. = $ferbcten ; p. spelen = $ferb 't p. zijn = febon friit auf bent Sege (oaf ben fidett; gauw op zijn p. zijn = Oct pak,fg i8efnen) fein ; 't begane p., zie b egaan, (fig.) macten, ficf) fctiten auf $ferb fen. 't begane p. volgen = ben aften ectlenbrian paardmenseh, m. = 8entaur, $ferbtnenfcb. fortgelen; zie ook afbrengen. paardrijden, o. = Meiten, Me Meitfunft. II. pad (dier), padde, v. = rate, (norbb.) paardrijder = Metter, Habatierift, $abbe, opzwellen als een p. = berften bor mann; kunftreiter. hut; zoo naakt als een p. = fabennacft, fput% paardrijdster = (aunft)Metterin. terfafernacft. paarl, zie parel. paddebloem, v. = Stinffamitte. paarlemoer, o. = bie $erlmutter. paddellgif(t), o.; -nest, o.; -Steen, m. = paarlemoeraehtig = pertmutterartig, Stri3ten gift; •neft (sloe; fig. fctmul)iga 24); .Rein. paarlemoeren = $ertmutter .. . paddestoel, m. = WEB; als p .. en uit den paarlemoerl glans, m.; v. (-vlin- grand opkomen b3ie bie flip aufgeb(e)n der, m.) = $ertmutterl (liana; ber :falter. ob. auffcbieten. paarl.. enz. zie paarl. Padvinder = 43faMittber. pears = biolett, beilctenblau. padvisch, m. = katenffict. VAN GELDERZN Duitsch Woordenboek. II. 33 padi(e). 514 paleis. padi(e) (rijst), v. = ber l3abbk. pakhuls, o. = Loner, earenlager, bey 2ager. padisjah (Groote Heer : Sultan van Turkije) vaunt, 2agerbaug, F4acfbaug, Vagahin; in 1 p. = $abifcbab. liggen (zip) = lagern; in 't p. hebben = auf paedagogle(k), V. = $iibagogif. 2ager baben. paedagogiseh = piibagogifcb. pakhuisllbaas (bewaarder); -hnur, v.; paediagogium (opvoedingsgesticht), o.; Økosten, my.; -meester = 2agerilbaugauf. -agoog; -ologie (kinderstudie), v. = tbIla. feber ; .ntiete ; .foftett (bag .getb, his :gebtibr); gogium ; ,agog(e); ,ologie. ,baugbertnatter (Ind.: 43acfbaugtneifter). I. paf, m. = tag, fOuff ; 't rooken) $aff ; pakijs, o. = q3acfeig. (van 't geweer) zacht: 3aff; luid: gnat; pakje, o. = Videben, $afet ; ber %mug (vgl. paf! = paff! p a k); met een p. onder den arm = mit einem II. paf (adj.) = ntatt, laff, fraftlog ; auf: Q3iinbetcbett unter bent artne ; ook : Stittcben; gebtabt. elk moet zijn p. dragen = e bat jeber felt paffen, h. = paffen (ook bij 't rooken); p. (van ffli/nbet u tragen, jeber bat feine eigette 2aft. de warmte enz.) = feucben, blafen. pakjesdrager = Ziettitmann, Oeigicftriiger. pafferig = aufgebtlibt; matt. pakkage, v. = bag IZepticf. pafzak, m. = Zichnanft. pakkedrager 2afttriiger. pag. (pagina = Seite). pakkelder, m. = 43acfferter, (als pakhuis) pagaai, V. $agaie, bag i3abbel. 2anerfetter. pagaaien h. = pagaien, pabbetn. pakken, h. = (boeken, glaswerk, reisgoed, paganist (heiden) = $aganift. koffer) peen, eintmfen; in verschillende will page = $age, %belfnabe. p. = in berfcbiebene goat berpaden; in matten pager, m. = (Ind.) $agget, Baun; bie ,tecfe. p. = in eltatten etnbattieren; in papier p. = paggerkotlie v. = ber Baunfaffee. in $apier (ein)micfetn; (omhelzen) umarnten, pagia, v. = '$agina, Seite. filffen ; (haring) pacren; op elkaar p. = infants paginatuur, V. = $aginierung. menbreingen, gimcfen ; (een mes, stok e. d.) pagineeren, h. = paqinieren. ergreffen; (een misdadiger) ergreifen, faffen, pagineering, v. = $aginierung. paden; pak ze = fat an of bet; bet! iem. pagode (Chin., Ind. tempel; atgodsbeeld), v. te p. krijgen = duet ertrifcben; je krijgt hem = $agobe. niet te p. = man tomtit Mut nicbt bet ; bent pall! = ob ift nicbt beigtfotnmett een kou p. = fic erfiitten, pailletten, my. = glittercOen. rtieitten Scbitulgen bolen; hij heeft 't te pak- pair (lid van 't Eng. Floogerhuis) = $air. ken = er bat ficb erfaltet ob. (Mils verkouden, pairsehap, o. = bie $africbaft, We tatrfe. ziek, verliefd) er bat '4 hie g ob.(hij begrijpt pajong (zonne-, regenscherm), *along, er bat '4 Meg, bat fapiert ; dat boek pakt = Scbirm. biefeg 93ucb paitt ob. ergreift ; (zijn gehoor) er. pak, o. = (iets ingepakts, vooral van waren) greffen; we zullen er eentje p. = tvir molten ber tad, ber eaten; (paket) tafet; p. papie- einen (eing) nebmen ob. 13feifen; zie ook b i e s, ren, stukken = ber aftenftof3, ber Stot $abiere; boeltje, koffer, kraag. p. boeken = q3act ob. 43afet 93ticber ; p. brieven = pakkller; -erij, v. = Wailer (Zat(ettbinber); $afet ob. Chiba Zriefe; p. slaag = Me Zracbt .eref. $riiger; iem. een p. slaag geven = einem eine pakket, o. = $afet; Vicfcben, R3iinbelcben ; Zracbt lrftgeIgeben, einen(burcb)prilgetn, burcb, zie ook paket... bauen; iem. een p. voor de broek geven = pakketllpost, v.; -weger, m. = $afetlooft; einem bie jafe augflopfett ; met 't p. loopen = bie =Wage. mit Mlentbaren 2C. baufleren ; p. kleeren = pakking, v. = $acfung, Zicbtung, l3lberung. ber att5ug ; dat ligt me als een p. op 't hart = pak llkist, v.; -linnen, o.; -loon, o. = bag liegt mix trie em n Stein (3entnerfOlver) auf q3aof fifte ; bie :leintvanb (bag .tucb); ber ,erfobn bent oerien dat is een p. van mijn hart = pakllmachine, v.; -naald, v.; -paard, o.; flint mix title em n Stein bom ()men; (voor -papier, o. = $acintafcbitte; .nabef ; ,pferb zuigelingen) eicfelbett; (een zuigeling) in 't p. (Saumbferb); ipabfer. doen = Milan; iem. in 't p. steken = einem paksehttit, v. = bag 2aftfcbiff. (life) ittether angeben, einen angeben; iem. in paktouw, o. = ber Oinbfaben; (een p.) bie een nieuw p. steken = einem efnen neuen $arficbnur, ber sitricf. attaug geben; met p. en zak = mit Sad nub paklizadel, o.; -zolder m. = ber fact fattel ; $13acf ; een nat p. halen = fh burcbregnen .boben. laffen, burcbniitt tnerben; fug alaffer fatten; hij I. pal, m. = Me (fterr., gatt)Stlinfe. (de herstelde) heeft een heel p. uitgetrokken II. pal (adj.): p. staan = felt ob. unerfcbiltterlid) = er ift arg abgentagert; bij de r) .. ken neer- felt Sleben, aufratt fteben; nicbt bon ber %tette zitten = bie Vinbe In ben Sod legen, gant Meicben ; Mitt Manfen. mutrog felt. paladlin (ridder, held) = Wtabin. pakdoek, o. = bie q3acfleintranb. palaeograaf (kenner van oud schrift) = paket, zie pakket. $altiogral3b. paketHboot, v.; •vaart, V. = bag $afet11. palaeologen (Oostromeinsch keizergeslacht), boot (bag .rebiff, ber $oftbantpfer, ber Scbnell. my. = $atiiologen. bambfer); :fart. palaeontologie (leer van de versteeningen), pakilezel, m.; -garen, o. = $acfl efel ; 13arn V. .grapble. (her Q3ittbfaben). palankijn (draagstoel), m. = fl3alanfin. pakfong (nieuwzilver), o. = $acffong, gteu. pale ale (Eng. bier), v. = Bale ale. filber. [palei (katrol, foltertuig), v. = ber Wlafcben: pakgeld, o. = her later., 8attenb1nbertobn, atm ; ber 143fabl]. eattengelb. paleis, o. = (alg. voor: prachtig gebouw) her pakgoed(eren),o.(my.)= Zattentraren Mt.). :Valaft; (bepaaldeltik als vorsteverblijf) Scbtot; paleisrevolutie. 515 panghoeloe. koninklijk, keizerltk p. = NMI]'Mgt 2c. etbio13; I. pan, v. = (stoofp., koekep., zoutp., aan p. van justitie, voor volksvlijt = ber jufflaaft machines, van 't geweer) 43fanne; (braadpan (bet Oexicbtlibof), ber nbuftriebalaft. ook) ber Ziegel; (dakp.) vlak: ber 3fenet; paleisrevolutle, v. = 43ataftrebotution. golvend: 43fanne; in de p. hakken = nieber: paleiswacht, v. = Seblotivad)e. mel)eln, niebermad)en, [in bie 43fanne batten!; palen, h. = grenben (an, VIM), ftoten (an, KIP. kruit op de p. doen = 43ufber auf bie 43. Palestina, o. = 43alliftina. icbiitten; de heele p. is geen cent waard = palestra (worstelschool), v. = 43altiftra, ber gang Armin! (Rummer, ecbtninbel) 1f1 2C.; glingfcbute. iem. een veeg nit de p. geven = einem etnen palet, V. = ber (43att)Scblegel; p. (van schil- Ku64m13er (Maffei) geben, eine VD au fcblucfen ders), o. = We$alette, jarbenbrett. geben; p. hebben = fi) amilfieren; een koste- paletot, V. = ber q3aletot, ber iiberaieber. lijke p. = em n berrlicber Jux ; (drukte) ber palfrenier = 2ibreebebiente(r), .21brees 5t rubel, ber Virtu, ber Sbertafel.; (herrie, ruzie, biener, (eig.:) Stattrnecbt. keet) ber grad). pall (heilige Boeddhistetaal), o. = 43ali. II. Pan (veldgod) = 43an. paling, m. = Kai; zie verder aal. pausal, v. = 43ado, 93rataal. palingenesie (wedergeboorte), v. = 43alin: panacee (universeel middel), v. = 43anage. generte. panach6 (een ijs), o. = 43anafcbee, 43anadO. palinodie (herroeping), v. = gialinobfe. panama (hoed), m. = q3anama(but). palissade, V. = q3alifabe. Panamakanaal, o. = ber 43anantafanal. palissadeeren, h. = Imitiabteren. panappel, m. = Q3ratabfel.N palissadeering, V. = q3alffabierung. panboor, V. = ber Scbithelbobrer, ber Zreban. palissander, o. = ber 43aiifanber(43olifanber). panboring, V. = 5Erebanation. palissanderhout, o. = $ctri:,$oltianberlio18, pand, o. = (waarborg, ook fig. voor kind Coiettbota. enz.Ldeel van een dijk) 43fanb ; (huis) tau6, palissanderhouten = bon (emit) 43alifan, Oebaube, (van jas) ber ecbot ; p. van een jas berbola, 43alifanber . . . , 43olifanber = ber Modfcbot ; (van kleed) ber Zeit ; in (op, paljas = Zajamo, Oantlburft; 43ofienreiter, te) p. geven = awn (a16) 43. geben ; geld op ecbairtnarr. p. opnemen = Gelb auf 43. borgen ob. feiben; palladium (beschermend heiligdom, eig.: op p. uitleenen = auf letben. beeld van Pallas), o. = q3aftabium. pandaemonium (r(k van alle booze gees- Pallas (Godin: Minerva) = $attag. ten), o. = q3anbiimonium. pallas (ruitersabel), m. = $400. pand beleener ; -bezitter ; -brief; -brief- palliatief (lapmiddel), o. = 43alliattb. bonder; -contract, o. = lfaithIIIetter pallium (schoudermantel, schouderband, deel (Zerpftinber); :inbaber; .brief, ,briefinbaber; van 't bisschopsornaat), o. = 43affium. ber .fontraft (We ,berfcbreibung). I. palm (boom en talc), m. = bie 43alme ' ?p. pandecten (verzameling van Rom. Rech(- van den roem, van de overwinning enz. =bie spreuken), my. = q3anbeften. q3. bet) bet Siege ; den p. wegdragen pandemisehe (over veel landen verspreide) = bie 43. errfngen ob. babontragen. ziekte = banbeintfcbe granfbeit. II. palm (van de hand), v. = 4)anbfidcbe, ftad)e panden, h. = Ofiinben; (beleenen) berbflinben. ,,anb, ook: berOanbtefter;(maat)bagZesimeter, pand gever; -houdend crediteur; -bon- ,A3alm" ; (kruid) ber Zucbt(baum). der; -jeshnis, o.=q3faubgleiber (Zerbfeinber); palmiblad. o.; -boom, m. = q3aimi Matt ; .giliubiger; .inbaber; .baut (lleibbaut). .baum (bie 43atme). pandjesjas, v. = bat glocrjacrett. palmboompje (heester), o. = ber Zud)tbaum. pando lossing, v.; -Berner = q3fanb litlifung ; path//mooch, o.; -bosehje, o. = ber 43al, latiubfger (mebnier). well Math ; .tviilbcben (ber .bain). pandoer (Hong. soldaat) = 43embur; p. (een palmen, h. = palmen. kaartspel), o. = 43anbur. paimet (palmbladversiering), 4. = $atmette. pandoeren, h. = l3anbur fplefen. palmhout, o. = $ctIntbola. Pandora = l3anbora ; doos van P. = 43ilebfe palmhouten = balmbillaern, q3a1m4ota... ber 43., 43anborabildjfe. ook: au & Zucbtbaum, vgl. palm I en II. pandlirecht, o.; -sehuld, v.; o. = palmiet, o. = fRaimit, 4:lemma 43fanb graft; .gulb; ofpfel (gew.: 43ftinber, palmitine, v. = bat q3aimittn. 1131e0. palmitinezeep, V. = 43almitinfeife. pandverbeuren, o. = 43flinber1piet, we zul- palmIkool, v.; -merg, 0.; -olie, v. = ber len p. = tvtr lvorien em n 43. macben. 43aTmlfobl; mart; bat pandwet, v. = bat 43fanbgefet3. palmIpaschen, v.; -net, o. = ber 43aimis paneel, o. = (van een deur e. d.) q3aneel, ionntag; erieb (ber Motang, ipanifcbd Robr). bie giiffung; op p. schilderen = auf 0015 malen; palmslag, m. = .0anb1dgaR? (deel van een groot schilderij) aacb. palmstrulk, m. = ZuclAbaunt. paneelhout, o. = Vifelbola. palmitak, m.; m.; -sondag, m. = paneeltje, o. = Heine& GSemiiibe, Stilectien. 43atml(en)ameig; .thin; sfonntag (atmarum). paneelwerk, o. = resultaat)5Eilfelluerf, [palster, m. = 43ilgerftab]. eettifel; (wijze van bewerking) Me geftemmte Paha, v. = fa; van de P. = Oftilefcb, 9lrbett. 43ftilAer. paneelzoldering, v. getiifette Zede. Paltsgraaf = 43falagraf. panegyricus, m. = (lofredenaar) q3anegbri? pamflet, o. = $ambblet. ter; of panegyriek, v. = (lofred,e) ber pamtletist = foctinpyetlit. q3anegl)rifut. pampa (grassteppe in Z.-Am.), v. = 43ampa. panfluitje, o. = bie 43ang1iate, bie pampernoelje, v. = etbarer pra, %bam. pangeran (Jay. prins) 43angeran. Pignon. panghoeloe (moskeepriester) = 43angbulu. 33* pangermanisme. 516 papiersnipper. pangermanisme (een alg. germaansch na- papa = $aba. tionaliteitsgevoel), o. = bar $angermanWmut; papaehtig = breifg, breiartig ; p. zijn .--,-,- ben panharing, m. = Oratt)ering. 8rei molten ob. lieben. paniek, v. = $anif. papaver, v. = ber 931obn ; (klaproos) Stlatfdp papier (Fr. mandewagentje), m. = norbtbagen, rofe. $anter. papaveraehtig = mo4nartig; p .. en = panieren, h. = banieren; mit $aniertne4l $ababerayen. beftreuen. papaverObloem, v.; -bol, m.; -olle, v. = paniermeel, o. = $aniernte41. 9Roimilblutne, sfobf; ba4 .61. panikgrassen, my. = $antaeen, ,t4irfengriifer. papaverlisap, o.; -stroop, v.; -zaad, o.; panisehe schrik = banifc4er Cared. -zunr, o. = ber Dam II faft; ber =Rub; ber panje, m. = %4atnbagner, Sett. -fame; bie sfaure. panlikken, h. = fttnaro4en. papegaai, m. = Fi3abagei (ook fig.). panlikoker; -kerij, v. = ecO mart* II er ; seref. papegaaiaehtig = papagetartig, (als een panne ll bakker ; -bakkerij, v.; -bakkers- papegaai) babagetmatig. aarde, v.; -dak o. = 81egelllbrenner; sbrens papegaalo ducker, m.; -ebek, m. ; -ekooi, nerei (.ei); .erbe; .bacb. v. = $abagefenll taud)er ; .fcintabel, ber .bauer. panne ii deksel, o.; -koek, m.; -koekspan, papegaaieinens, m.; -tong, v.; -veer, v. = v. = ber $fannilenbecrel; sfuten (Zuidd. : bie $abageten In*, ,3unge ; sfeber. Strabfen); .fu*nbfanne. papegaaivisch, m. = $abageififtt. pannetje, o. = $ftintt*n, ber 5tiegel. papebloem, v. = ber 26tbeniaint. pan I; optimum, o .;-orama,o. = $an 1 obtiftt m; papehoedje, o. = (plant) $faffentAt(ten. orama. paperassen, my. = eifcbe; (minder minach- pansee, v. = ba& $enfee,:ba4 Stiefmiltterrben. tend) Zrieffttaften, $abiere. panser, zie pantser. papeter = Oreleffer; Zrobf, ebimbel ; Welbs pansfluit, v. = $anifliite, (6-tiring. fcbnabel. Panslavisme (streven om alle Slavische papeterie, v. = $abeterie, ScOreibmabbe. stammers te vereenigen), o. = ber $anfla: papier, o. = $abier (ook geldswaardig p., bi4tttu. stukken e. d.); kort, lang p. = furgficbtig)e.4, pantalon, v. = ba6 $antafon. lattg(ficWg)e4 $.; prima p. = prima Sed)fel; panter, m. = $an*r. (op de koerslijst) ber Brief (0.); gezegeld p. painter o haai, m.; -huid, v.; -jacht, v. enz. = = etempelpOter, hij heeft goede p .. en = er bat $antberilbai; ba0 .feff; ,jagb lc. gute 8eugniffe ob. $abiere; p .. en (paperassen) panthellisme (beschouwing van 't heelal als = Orieffcbaften, p. zonder einde (papier-sans- god zelf), 0.; -ist = ber $ant4e114tttu&; sift. fin) = ettblofa $.; rol p. = Fl3abierrofie; zoo pantheIstiseh = bantbeiftifd). dun als p. = babierbiinn; papiers de com- pantheon (tempel voor alle goden), o. = merce = (refcblitapapiere; zie ook b r en g en, $antbeon. geduldig, loopen. pantoen (Mal. liedje), m. = bc0 glantun. papierachtig = babierartig, sli4nticf). pantoffel, v. = ber fOantoffel, ber Oatafttu4; papier o bekladder; -bereiding, v.; onder den p. zitten, komen, raken = unter bent -bloom, v. = $apter0 befdpnierer (sffecffer); $. ftOen, unter ben $. foramen, geraten. sbereitung); 4lutne (StroOlunte, cjmntortefie). pantoffellbloem, v.; -held; -haat, o. = papierilboona, m., -drukker = 43apier11. $antoffelll brume; setb ; =fiat,. baunt; ,bef ct) Wren pantoffelparade, v. = ediaubrontenabe. papieren = babieren, $abier . . .; p. vlieger pantoffeltje, o. = $antaffelc4en, (plantn. enz. = babierner Zrac0e, $abierbracDe 2c.; ook) bie $antoffelbtume. p. bloemen, geld, behangsel, kraag, front, pantoffeldiertje, o. = $antoffeltiercfon. zak, standaard = $abier li blunten, sgelb, stabete, pantograaf (teekenaap), m. = $antograbk ofragen, sbo4emb, otilte, ,tbiifyrung; p. doos Storcljfnabel. = $abbictaditel, p. adel = $abierabet, %riefs pantomime, v. = $antontinte. abet; p. mannetje = tvinifigd ob. berbrecbticb0 pantomimisch = bantontimig. Finlinncl)en; p. kind = fd)riftfteaerifc4e 2eiftung, pantser, o. = ber $an5er. p. eeuw = babiernea 8eitalter. pantserdier, o. = $anbertier. papierlifabriek, v.; -fabrikant; -fabri- pantseren, h. = banaern (ook lig .) ; gepant- katie, v. = $abierlfabrief ; sfabrifant ; gabris serde kanonneerboot, trein enz. = $anbers lotion. fanonenboot, sang 2c. papier Oformaat, 0.; -geld, 0.; -handel, pantseril batter% v.; -dek, o.; -dekschlth m. = $abierilformat, ,gelb; 4anbef. o. = $atterli batterie, =bed ;becffaji'ff. papier 0 handelaar; -Industrie, v.; -kuip, pantserohagedis, v.; -hemd, o. ; -bag, v.; v.= $abierlibanbler; sinbuftrie; sfufe (Ooftanber). -kreeft, v. = $anberled)fe; 4entb ; sung; ber papierfilinnen, o.; -into, v.; -mand, v. = ,freb8. bie $abterl tulifd)e; .lau& ; ber sforb. Pantser II plaat, v.; -ring, m.; -sehip, o. = paplerl-machd, o.; -machine, v. = q3a. $an3erIblatte; .ring; .fcbiff. 13ierilmadO (bie .tnafTe); :maictitte. panvisch, m. = Oratfifdi. papiermerk, o. = eafTerbei*n. pap, v. = ber 93ret ; Orot., Tfittcf)fubbe; (voor papierilmes, 0.; -naolen, m.; -nautilus, een klein kind ook) $allpe; (omslag) ber m. = bie $abierilfrbere (.nteffer); bie .milble, Oreiumiltlag; (om te plakken) $appe, (in snautila (91rgonaute, bai .boot). katoen enz.) ber 2eint; (fig. voor modder e. d.) papierlipap, v.; -plant, v. = $abierintaffe ber Orel; hij heeft er geen p. van gegeten = (ber .,bret); sftaube. babon berftOt er nicW ; iem. de p. in den papierriet, o. = iiRoptifite& Eltofg, ber$00116. mond geven = 0 einem in ben ifilunb legen ; papier-sans-On, zie papier. met de p. groot brengen = aufbiibbein. papierisnlimachine, v.; -snipper, m.; papiersoort. 517 paren -soort, v. = 43apier 5 fcbneibemafcbine; ,fcbtatiel ; paragraaf, v. = ber $aragrapb. %forte. paragrateeren, h. = paragrapi)feren. papierlstrook, v.; -struik, v.; -tie, o. = parallax (een zekere hoek in de sterrek.), ber 43aPier 5 ftreffen ; Ilan be ; ,cben. V. = 43araffage. papierliwinkel, m., -worm, m. = bfe 41a, parallel = (adj .) paraftel; (subst.) We 43aranele Wel banblung (.Iaben); ,ivurm (.fiifer). (in alle bet.); een p. trekken = eine 43arallele papil (huidtepeltjel, v. = 43apifle. bieben (eig. en fig.). papillot, V. = 43apfUotte, ber Oaarirofcret ; parallelljeirkel, m.; -klasse, v.; -lijn, v. p .. ten zetten = We ,t^ctare Micfein. = q3arafiel I frei4 ; .flaffe (cbtbefterffaffe) ; stink. papillottepapier, o. = 2ocfenpapier. parallelogram, o. ; -opipedum, o. = papiniaansche pot, m. = 43apinfcber ob. 43a, q3arallet ogramm (-ogram van krachten = pini(ani)fdyr Zopf. :ogramm ber kriifte); .epipeb on. paplisme, o.; -ist, = ber 43ap 0 i&int0 ; aft. paralyseeren (verlammen), h. = para14, papje, o. = 8reidyn, eiippcben, Miner gird, fieren. utnicbtag, vgl. pap; (papegaai) $apcfpn. paralysis (verlamming), v. = 43aratbfiL papkind, o. = aufgeplipPelta klub ; (ook: paralytiseh (verlamd) = paratbtifcb. „zwakkeling" = $impelfrif3, .meier, ,Ifefe). paranimf (geleider) =--- $aranntniA. paplkom(metie), V. (o.); -lepel, m. = ber paraphrase (omschrijuing), v. = 43arapbrafe. 8reillnapf; ,Iiiffel (zie ook in geven). paraphraseereu, h. = parap4rarteren. PaPoett = $apua. paraplu, V. = ber (Regen)Scbirm. pappel, zie populier. paraplull bak, m., -maker; -stander, m.; pappen, h. = bi:iben, 8reiumfcbilige aufiegen ; -stok, m. = Scbirmlitiinber, .cntacber ; ,ftiittber ; appretieren, glatmen, leimen. .ftocf. papperlepapi = papperlapapp 1 (subst.) ber parasiet = $arafit, Sci)maroOr. airlefana, ber edmicffebnctscf. parasietisch = parafitifcb. pappig = Indio, (van brood ook) gittfebig. parasietplant, v. = ber q3arafit, ecbmaro#er. pappigheid, v. = Oreligfeit, ebLitfcbigfeit. pftanae. papping, V. = 431ibung. parasol, v. = ber Sonnenfcbirm, ber 43ara fol. pappot, m. = R3reitopf ; bij moeders p. blijven Farce (schikgodin) = 43artie. = bet Eatuttern binterm Ofen bocfen (bleiben). pardel (panter), m. = $arbef. papyrus, m. = q3atAnt4. pardoen (zwaar touw), v. = q3arbune. papyrusrol, v. = 43apbrukoffe. pardoes = parbaua, Barba% ; hij loopt p. in papzak, m. = SD ice tvanft. zijn ongeluk = er Itiuft bitnblin0 in fein par. (paragraaf = 43aragrapb). Ungiiice. paraaf (onderteekening met initialen), v. = pardon, o. = ber 43arbott; p. vragen = tun 43araPbe, ber 9tamen4aug. Zerbetbung bitten; geen p. geven = fatten 43. paraat (vlug, dadelijk) = unberaiiglfcb, f o: geben; p.! = 43. 1 berbeiben Ste 1 entfcbutbfgen fortig ; unberatiglic. Cie 1 erlauben I ! Mae ! parabel, v. = 43arabet, ba& Oiefcbni4. pardonneeren, h. = parbonnieren. parabolisch = parabolifc4. pareeren, h. .--- (een stoot) parieren, a btbebren, parabool, V. = 43arabel. abmenben ; order p. = Orber parieren ; (sieren) parachute, V. = ba4 43aracbute, ber actil, fcbmiicfen; (goed staan) gut fteben, f (abut. fcbirm. parel, V. = 43erie (ook in alle fig. bet.); p .. en parade, v. = 43arabe (in alle bet.); p. houden, voor de zwijnen werpen = 43 . . n bor bie since maken = 43. abbalten, macben. Merfen ; garnituur van p .. en = ber 43erietv paradebed, o. = 43arabebett. fcbtnucf ; diadeem van p .. en = We 43erienfrone. paradeeren, h. = parabieren. parelaehtig = perk:crag. paradellmarseh, m.; -paard, o.; -pas, m.; parelaseh, v. = 43erlafcbe. -plaats, v.; -uniform, v. = 43arabe marfcb ; parel bank, v.; - duiker, v.; P.-eilanden, ,pferb ; acbritt ; ber 4iat3; ber sanaug. my. = 43er1en5 banf ; qifcber (.taucber) ; anfein. paradigma (voorbeeld), o. = 43arabignta. parelen, h. = 15erten. paradiis, o. = q3arabid ; aardsch p. = ir,. parelll gerst, v.; -glans, m., -gort, v.; -gras, bifcbe4 43. o. = 43ert 5 graupe (.gerfte); %englan6; ,graupe ; paradtjsaehtig = parablefifcb. :grab. paradlisilappel, m.; -geschiedenis, v. = parelgrUs = petigrau. 43arabie# 5 Wel ; .gefcbid)te. parelligruis, 0.; -handel, m.; -hoen, o. paradijskostnum, o. = Vibant&foftilm ; in q3eri II enputber ; oenbanbet ; sbubn. p. = in at. parelljkleur, v. ' ?-kroon, v.; P.-kust, v. paradlis II vijg, v.; -viseh, m.; -vogel, m. = 43er illfarbe; efrone ; :enfiifte.tt = 43arabia 5 feige ; sfilA; .bogel. parelmoer, zie paarlemoer. paradijsvreugde, v. = Me areuben be parel Ilmossel (-oester), v.; -rand, m. 3arabiefeg. 43erf(en) 0 mufcbet (.aufter); .ranb. paradox = (adj.) parabog ; (subst.) ba4 lao parellIschrift, o.; -slak, v.; -snoer, o. rabo(on). We q3er10 fcbrift ; :fcbnecfe (,mutterfcbnecfe; stof: paradoxaal = parabog. .enfeblacfe) ; Me qnfcbttur. parafeeren (zie paraaf), h. = ixtrat)bieren. parelli visseher ; -visseherii, v. = 43erien 5 : parafilne (wasachtige stof), v. = ba# 43a. fifcber ; .fifcberei. raffin. parelvormig = pertfiirmig, paraffine ll kaars, v.; -olle, v. = 43araffin5, parelllzaad, o.; -ziekte, v. = ber 43ert5 eno fere ; ba4 obi. fame (ber ,enftaub); .fucbt (=franfbeit, tubers paragoge (achtervoeging van spraakklan- fulofe). ken), v. = 43aragoge paren, h. = paaren; zich p. = ficb 0.; (fig. paragogiseh = paragogifcii. meestal) (ficb) berbittben mit ; zie gepaar d. parentage. 518 partij. ,parentage (verwantschap), v. = Zertvanbt, I. part (deel), o. = ber Xeit, ber 91ntett ; p. fcbaft; zie geparenteerd. noch deel aan jets hebben = bet ether ea* parenthese, v. = $arentbefe; in p. = in $. gar nicbt beteilfgt fetn, wit ettn. gar nicbt au par force (met geweld) = parforce. fcbaffen 4aben ; voor mijn p. = (eig.) ftlx met. parforeelhond (brak), m.; -jacht, v. = nen Zeit; (fig.) ntetnettvegett. Wirt orce bunb ; .jag b. II. part (list, streek), v.: iem. p en spelen parfnm, o. = $arftint, $arfuut. = einem etnen *Olen ob. einen Streicb !Olden; parfumeeren, h. = parfitmieren, parfumteren. mijn geheugen speelt me p en = mein %es parfumerie, v. = 43arfititterte, $arfunterie, blicbtni?last mid) im Sticb ob. berfagt nth ben ba?$arfitm, bait $arfunt ; $arfittnerietvare. %ten% I. pair'. = part; a p. = at part; p. staan = part. corr. (particuliere correspondentie = (al) 43. fteben; boven, onder p. iiber, unter 13.$rtbatforrefbonbett5). II. parr (weddenschap), o. = Me 8ette; een parterre, 0. = ba?$arterre. p. waken = parteren, tvetten, eine Sette ein. Parthenon (tempel van Minerva), o. = get(e)ii. $artbenon. Paris = $aria. participium, o. = q3artibli(ium). parieeren, h. = parteren, tvetten. particularisme ('t streven in eigen richting Partjs, = $art? van ieder afzonderlijk deel), o. = ber 13ar. Partisch = $arifer ; P e waren = artifel. tifulart§mu? Parijsche = $artferitt. partioularlst = $arttfularift. ParUzenaar = $arifer. partieularitelt, v. = %Ittaerbeit, a3e1onber= paring, v. = $aarung. 4eit. Pariseh marmer = $ariftber D1armor. partienlier = (adj.) Ortbat, q3artifular . , Parisienne = $arifienne (in alle bet.). $ribat . . , %inset ; p. persoon, p ..e aange- pariteit (rechtsgelijkheid; handelst.: pari- legenheid, p. belang, p. bericht, p. eigendom, stand), v. = $arttiit. vermogen, p e rekening, p. secretaris = bie park, o. = ber $arf. $ribatiperfon (ber %mann, ber $ribatter), parket, o. = (houten vloerbekleeding, zitplaats .angelegenbett, .1ntereffe, ber .beriebt, =etgentum, in schonwburg) $arfett ; (rechtst.) We Staat? .bertnitgen, :reinung, 4efretar; iem. p. kennen antvattfcbaft ($arfett); iem. in een leelijk = einen gan5 gut, berfiiniteb ob. fpeateft fennen ; (lastig) p. brengen = etnen in eine nittlicbe p. (subst.), m. bte $rtoatperfon, ber 'mann, £age bringen ; in een leelijk p. zitten = ber $rtbatter. PO In einer mititcben Sage befinben, in ber partied l = partieft, tettweife. s43atfcbe fil;en, ntcbt auf &Oen gebettet fen. part% V. = $artie ; $artet; (hoeveelh). $artie, parketteeren, h. = Oarfettieren. ba?Quantum ; p. koffie, goederen = $artie parketvloer, m. = $arfettfu#boben. (2o4) lIaffee, earen ; p. boeken = $artie, parkiet, m. = sperlingt4papagei. Menge ob. Oaufe Zitcber; een p. dieven, schur- parlement, o. = $ariatnent. ken = elite Zattbe Ziebe, Scburfen; p. biljart, parlementair = (subst.)$artamentiir; (adj.) whist = $artie a3ifiarb, ebtft; een p. wigs- vartamentartfd); p e vlag = $ariantentiir, ten = elite q3artte ebift fpieten (macben); (roei-, ftagge; p ..e regeeringsvorm = partatnentartfcbe jacht) p. = lathe; de p .. en van een schil- Regierunpform, ber $arlantentarignittit. derij, van een landschap = bte $artien etne? parlementarisme, o. = 43artamentarifcbe 176entdtbeg, ether 2anbfebaft ; de liberate, soci- Megierung§fortn; ber $arlamentart§ntug. alistische enz. p. = bie liberate, foatatiftifcbe parlementeeren, h. = parlantentieren, un. 43artet ; de belanghebbende, contracteerende, terbanbetn, berbanbein. strijdende enz. p .. en = bie intereffierten (be. parlementen, h. = (iron.) fcbtoaton, fcbtva. tetligten), fontrabierenben, ftrettenben 2c. $aro bronieren. teten; MI (in) p en verkoopen = in taartien ob. parlementsigebouw (-huis), 0.; -lid, 0.; partfetoefie berfaufen; een p. geven = eine zitting, V. = $arlament?1 gebiiube; Zefeafcbaft geben ob. Daben; zij is een goede p.= ($artamentarter); .fiOung. fie tit eine gute $artie; een goede p. doen = parlesanten, parievinken, h. = faubern, One gute $artie macben; iems. p. houden = fcbtoaten, plappern. 5u etnetn batten; p. kiezen = Stettung nebmen; Parma, o. = $arma. iems. p. kiezen = jetn? $artet ergretfen ob. parmaniig = ftattlicb, ftotaferenb, bre*, nebnten ; p. voor, tegen tern. of iets kiezen = fed; p. stappen = Anberftotateren. $artei fit; gegen einen ob. etio. ergreifen ob. parmantigheid, v. = kedbett, Zreifttgfett. nebnten; de wijste p. kiezen = ber nittgfte feitt; Parmezaan = $artnefaner. ik moet Haar een p. = t mut in eine 03e. Parmezaanseh = $annefan ; P ..e kaas feltfcbaft ; zijn p. spelen (op 't tooneel) = fetne ^ $arrnefanfitfe. Rolle ob. $artte figelen ; zijn p. spelen, zingen Parnas(sus), m. = $arnat, $arnatia. (in orkest, koor enz.) = feine $artte, Stimme parnaskruld, o. = erablatt, ,kieberbittmcben, fptelen, fingen; hoe stoat de p.? = tote ftebt StubentenrUdien. bte $artie ? ik stel me in deze zaak geen p. parochiaal = $arocbiat . . . = lc gebiire in biefer Sacbe au feiner $artet ; paroehiaan = FOarod)tan. p. trekken van iets = ficb etto. bunulp ntacben, parochie, v. = $arocbie, ba?Nirc§fpiet; etto. benttign, aubnuen, bertverten ; van een $farre. gelegenheid, van de verwarring p. trekken = parochiekerk, v. = $arocbtalfircbe. We Qbelegenbett, bte Zertotrrung bent4en, rut parodic, v. = $aroble. bie 91 sunt* marten; p. trekken van wat parodieeren, h. = parobteren. men geleerd heeft = tva?man gelernt bat paroniem (stamverwant woord), o. bertverten; p. trekken voor iem. = $artei fitr rottbm. einen ne4men, jemb. $artet ergreifen, etnent parool, o. bie $arole; bie 2ofung. bob Sort reben, etnent We Stange 4i:then; (ook) partijbelang. 519 passeeren. van de p. zijn = bon ber $artie fan, bie bur recbten Belt; [op dat p. = in biefem (bem) tOctrtie mitmacten, an ber $artie teitnebtnen, Ilugenblicf] ; zie ook k r a a m. ficb an bet glartfe beteiligen, aucb babel fein, III. pas (adv.) = foeben, eben, faum; hij is and) mittnadon, mittun. p. aangekomen = er Ift eben (erft) angefont= partijbelang, o. = $arteiintereffe. men; ze is p. zes jaar = fie lit erft 6 .ctbre; ik partijdig = Oartetifcb; (minder ongunstig) heb 't p. gehoord = fdj babe ed foeben gelArt; partetticb. p. zag hij me, of hij = taunt fab er mid), partU Ildigheld, v.; -ganger; -geest, m. ba . . . er of fount fab er mid), aid er . . . ; *artet licb felt ; ganger; .geift. p. (bekeerd, getrouwd, geboren) = nett ; partUPgenoot; -haat, m.; -hoofd, o. = p. (geplukt, geverfd) frifd) .. . $artetigenot ; .403; .baupt. pasanggrahan (Incl. openb. rusthuis), v. r--- partij I leader; v.; -man = 43artei H. ber q3afanggra ban. filbrer; .1ofung (ber eablfinud)); ,ittann. Paseha, o. = $nlTab, $afcbct. partijinaam, m.; -sehap, v.; -strljd, m. Paschen, o. = Oftern Ofterfeft; een = $arteillname, sung (=fuclo); .fant0f. groene kerstmis, een witte P. = grime Rae* partijtie, o. = Mine fOartei, $artte 2C, vgl. nacbtett, tveif3e (*ern; zijn P. houden = feine p art ij ; p. biljart, schaak = $artfe 8iaarb, 0. batten, bum Vlbenbinable geb(e)n; zie ook Ecbacb, een p. maken =- ein 643felcion macben, beloken en Paasch... einen rempei auffegen. pasIgang, m.; -ganger = $af3Hgang ; partUverband, o. = ber barteilicbe Bufant. oganger. ntenbang. pas geboren; -gehuwd = neull geboren; partijverdeeling, v. = $artien., Stimmen: .berms bertettung, :befe4ung. pasgeld, o. = bie SObeibentilnae, Mined tlelb. partial 11 woede, v.; -zucht, v. = $arteill Witt; pashoogte, v. = $atblibe. qucto. paella = $afcbct. purtikel, o. = bie $artifel. pasje, o. = Reiner Scbritt, ecbrittcben ; partisaan (spies), v. = 43artifane]. don, vgl. pas I; bie Knfcbluf3farte. partitie, partituur, v. = $artitur; in p. paskaart, v. = $af3farte. brengen = in q3. feton. paskamer, v. = bad KnOrobefabittett. partlzaan, zie partisaan. pasklaar = bum VInprobieren fertig. partner = $artner, (in 't spel) the. paskwil, o. $adquitt, bie ecbmabicbrift ; partner, v. = $artei; dat is geen p. = bie bie Zerfpottung ; 't is een p., zooals hij schil- . en ob. We 03egner fittb ficf) nit* gleicb ; dat dert = el; lit file ber malt. rs geen p. voor hem, dat is zijn p. niet = bad paslood, o. 2ot, Meilot, bie Sobrottrage, lit nicbt feine $artei. bie Selpnage. paruik, zie pruik. pasmunt, v. = ecbeibemiln5e, Mined (gab. parure, v. = $arure, ber ecbmucf, earnitur. paspoort, v. = ber $03; (mil.) ber W./Uttar.= parvenu = 43arbenu, %ittporfiimmling. pai3; rood p. = ber etrafabfcbieb ; iem. zijn p. parvenuaehtig = parbenuartig, .ntaf3tg. geven = einen entlaffen, einem ben Vlbfcbteb 1. pas, m. = (slap, danspas) edgitt; (door- geben, (iron.) einem ben 2aufpat geben. gang, bergp., paspoort) ber $4; in den p. paspoorteeren, h. = beurlauben, entiaffen, loopen = im 6obr. geb(e)n ; in den p. blijven = ben albfd)ieb geben. im C. bleiben, 6. batten; uit den p. raken = passaat(wind), m. = $affat(tbinb). and bent 6. foramen; op 10 p. afstand(s) = passabel = paffabel, leibliob. auf 10 6. %ntfernung; ook gezw in d,v er- passage, v. = (doorgang, doorvaart, mu- sneld; iem. den p. afsnijden = einem ben deg ziekt.) $affage; (met winkels enz.) $afiage, (fat) berlegen ob. berfberren, einem Buborfom. ealerie ; een mooie p. (in een book) = eine men; vrijstelling van p. = 113atfreibeit. fcbiine etene, ein fcblitter $ailud ; drukke p. II. pas, o.: dat komt me goed te p. = bad (in een straat) = lebbaf ter Zerfebr ; (overtocht) fommt mir gut au flatten ob. febr gelegen; dat kan iiberfabrt ; p. bespreken = befprecIon te p. komen = bad faun man (f pater) braucben, ob. nebmen. bad fann nocb feinen gluten ba ben, feine der, passagebiljet, o. ber gaOrgeitt, 'blflett. menbung ftnben; ik moet er altijd aan te p. passagegeld, o. = $affagiergelb. komen = icf) muf3 tanner binaurommen, tinnier passagetarief, o. = ber $affagetartf. nacbbelfen, ntfcb hunter einmifcben lc.; hij is leelijk passagier = $affagier, gdyrgaft; blind p. = te p. gekomen = er ift fcbi3n (libel) angerannt, blinber libel angelaufen, fcbiin fn bie inte geritten, passagteren, h. = (auf ein pacur rage) and 4at ba arg berlel3t 2c.; dat kwam zoo onder £anb geb(e)n, einen Vlitoflug maien. 't spreken te p. = ed fam fo bie IRebe barauf ; passagters boot, v.; -goed, o.; -Last, v. = dat komt niet te p. (geeft geen p.) = bad her $affagieril bambfer (bad 'boot); .gut (Retie, gegentt ficb, fcbidt ficb ob. paf3t lid) gar nicbt ; dat gebace); .lifte. komt hier niet te p. = bad baf3t fidj nicbt passagterstrein, m. = $erfonen5ug. 4ferOer, jets te p. brengen (in 't spreken) = passagtersvaart, v. = 43affagierfabrt. tie IRebe auf ettu. bringen; goed te p. brengen passant, m. = $affant, Zurcbrelfenbe(r); (aan = tuobl ob. gefcbicft anbringen; (een regel) te p. de uniform) oaf ant; en p.= im Zorilbergeb(e)n, brengen = antbenben ; dat komt net van p. im Zorbeigeb(e)n, beilaufig, nebenbei. = bad rotund gerabe recut ob. bur recbten Beit ; passantehuls, o. = $affantenbaud. je komt net van p. = (ook) bit fotninft bite passato = baffato ; anno p. = tm Zoriabr. gerufen ; 't iedereen van p. maken = ed einem passeeren, h. = paffieren; 't schip is Dover jeben ref* madon ; de jas is net (van) p. = gepasseerd = bat rober paffiert, dat kan ik ber Rod pact genau; een jas p. maken = einen niet laten p. = bad fann kb nicbt (f o One Rod Offenb madon ; een woordje op zijn. = weltered) 4fttgeb(e)tt laffen ; een akte p. = elite ein trobl (gut) angebracbted Sort, efts Wort llrfunbe aufnebmen ob. audfteffett ; den hamer p. passelijk. 520 patres. = unter ben Oammer fommen; iem. p. (bij be- pastel I bakker ; -bakkerij, v.; -deeg, 0.; noeming e. d.) = efnen itberfpringen, fiber= -korst, v. = 43aftetenhbacfer; obacterei, ber ge'bn ; zie vender de Nederl. woorden als: .teig ; .frufte. doortrekken, voorbijgaan, gebeuren, pastel, o. = 43aftefi . . . ; (plant) ber nctib ; in doorbrengen enz. p. schilderen = in 43afteltfarben malen; tee- passelijk = leiblicb. kening in p. = 43afteriaeicbnung. passement, o. = q3ofatnent, g3affement. pastel 11 kleuren, my.; -sehilderen, o.; passement lierie, v.; -werk, o.; -worker; -stilt, v. = 43aftefillfarben; We ontalerei; ber $ftift -winkel, m. = 43ofamentieri Waren; bie pasteurizeeren, h. = pafteurifieren. .arbeit ; .(er); .laben (bag .gefcbaft). pastille, v. = l3aftifle. passers, h. = liaffen; die jas past me = Oatt pastinak (plant, wilds peen), v. = 43aftinafe. min; de sleutel past op (in) 't slot, de kurk op pastoor = 43farrer, q3aftor. de flesch = .. pafit in bag Scblot ; . ..paf3t auf pastoorsehe = q3farrerin. bie gictic0e; dat past op hem = bag Ott auf paatoraal = paftorat; pastorale brief = In; p. bij = 0. au; bij elkaar p. = auf ants $aftoralbrief; pastorale (idylle), v. = bag tnettpaffett; 't past hem niet zoo te spreken = 43aftorale. eg Ott flcb (fcbicrt ficb) nicbt fitr ibn, (ge)aietnt pastoraat, o. = 43aftorat. ibm ntebt, ftebt Om nicbt an fo au fprecben ; pastorie, v. = bag 43farrbattg, 43farre. 't past me nu niet = eg paf3t nth jet nicbt, pat (in 't schaak) = patt. fommt mfr jest nittt gelegen ; dat zou me juist pataat, v. = Oatate, 43atate, Rartoffel. p. = bag fame ob. Wire nth gerabe recbt; ik pas Patagonia, o. = 43atagonien. Off 't spel) = icb paffe; ik pas er voor, hem Patagonter = 43atagonier. te bedienen = icb bebanfe micb bafitr, Um . . .; Patagontsch = patagonifcb. ik pas (er voor) = 1(0 banfe; voor een be- pateen, v. = 43atene, ber Ooftientefier. trekking p. = ficb au einer Stene eignen; pas I. patent, o. = 43atent; een p. aanvragen op 't rijtuig 1 = gib act auf ben eagen ! voor iets = env. pm 43. anmelben; houder pas op de zakkerollers 1 = bitte bicb bor ben van een p. = 43atentinbaber; p. geven, ver- Zafcbenbieben ! op de kinderen, op 't huts leenen = 43. ertellen; p. nemen op iets = p. = bie Rinber, bag Oaug bitten; een hoed, 43. auf (far) ettv. nebtnen, ettv. patentieren la t. jas p. = einen Out (auf.), einen Rod (an)13ros fen; gepatenteerd (op waren) = gefelgid) ges bieren; geld p.= Oelb abpaffen ob. abaablen, zie fcbit#t. ook g e past; wien de schoen past, trekt hem II. patent (adj. en adv.) = bortreffiicb, aug. aan = iver ficb getroffen titbit, aupfe ficb an ber geaeicbnet, boraitglidi, augnebmenb; een p .. e gtafe; met p. en meters wordt de tijd versleten baas = ein fibeler Rnabe. = tver ariaubiel bebenft, tvirb tunic; leiften. patentbelasting, v. = q3atentfteuer, stage. passend = imffenb; p.. a gelegenheid, kleu- patenteeren, h. = patentieren. ren, uitdrukking = 0 .. e @elegettbeit, garben, patentolie, v. = bag Rabat; bag 2aml3en., iRebengart (13 .. er %ugbrucf); een bij 't onder- Orennal. werp p ..e stijl = emit bent Oegenftanb angel patentplichtig = patent0fitcbtig. uteffener Stir; 'tp .. e woord vinden = bag patentireeht, 0.; -slatting, v.; -wet, v. = entfprecbenbe, angemeffene ob. 13 .. e fort finben ; 43atentirecbt; ber sberfcbluf3; bag ogefel). (behoorlijk) 13., fcbicfLicb, gealemenb. pater = later ; p. goedleven = 153olgeber. passe-partout, m.=$affepartout (in alle bet.). paterbier, o. = 43aterbier, befteg %ter. I. passer, m. = Bidet; kromme p. = Oreif? paterniteit (vaderschap), v. = 43aternitat. airfel, Zafter. paternoster, o. = ber Nofenfrana; zijn p. II. passer (Ind. marktplaats), m. = 43affar, bidden = ben R. beten; (handboei) We ,,antis Ow; Earft(014). fcberie, We sfeffel. passerbeen, o. = ber Birfelfcbenfel. paternosteren, h. = We Oanbicbefien ano passerdoos, v. = bag ateif3aeug. legen. passestelsel, o. = 43attvelen, ber .atvang. paternosterllkraal, v.; -werk, o. = bag passie, v. = (lijden, hartstocht, lief hebberij) 43aternofterl fitaelcben ; 'mere (We Rettenfunft). q3affion; (drift) ber Born; als de vos de p. paternoaterkap, v. = bag Montt, ber preekt, boar pas op je ganzen = tvenn ber %ifenbut, bet Sturmbut, Eattcb3faOpe. jut bie @ante febrt, ibren Mragen er alt. paterstuk, o. = Ellittetrippenftitcf. 3ebrgelb begebrt. patertje, o. = W1i3ncblein; p.-langs-de-kant passiellbloem, v.; -boek, o. = 43affiongl. = ber IRelgen, ber Reibentana. blutne ; .bucb. pathetisch = patiotifc1). passief= (adj.) paffib (in alie bet.); p. blijven pathollogie (ziekteleer), v.; -loog = lea. = (ook) lid) leibenb berbalten; p., o. = 43afs tbo II logie ; .log(e). fiba, 43affiben (pl.); 't. bedraagt bedraagt = We pathologiseh = patbologifcb. 43affiba belaufen ficb auf . .. ; (lijd. vorm.) pathos, o. = 43atbog. F43affibunt. patience (een spel), o. = q3atience. passielpreek, v.; -spel, o.; 410, m. = patient = 43atient, Rranfe(r); ik ben p. = icb 43affiong ll prebigt ; ofpiel ; We .nett. bin leibenb. passieve handel, m. = 43affibbanbet, patientie, v. = embulb. passie II week, v.; -zondag, m. = 43affiongif. patina (laagje grijsgroen op owl brons), v. mode; .fonntag. = q3atina. passiviteit, v. = 43affibitat, Untatigfeit ; patjakker = Oang ,Vieberlicb, 2otterbube, etaffenbeit. Ounbgfott, bie kanarne. passim (overal, op versehillende plaatsen) = patjol (Md.: schop) = We ecbaufei, bie Oade, *Mint. ber Rarft. pasta, o. = bie 434a. patois (boeretaal), o. = 43atoig. pastel, v. = 43aftete, zie ook b r o o d. patres: ad p. gaan = ab 43atreg geb(e)n, fterben. patriarch. 521 peil. patriarch = $atriarcf). pauzeeren, h. = paufieren. patriarchaal = Oatriarcfmlifd). panzeering, v. = $aufe. patrieier = $atrtater. paveien, zte plaveien. patrielsela = patrioifcb. Pavia, o. = $abia. patrijs, v. = bag Oteb4ulpt; (norm, stempel) paviljoen, o. = ber earten4au4. bfe glattip. paviljoensysteem, o. = $abitionft)ftem. patrijshond, m. = R3orfte4., eteti= paviljot, zie papillot. bunb. patritishont, o. = fRebtp4n4o15. p.c. (op kaartjes: pour condoleance: voor patrijspoort, v. = etiicrOforte. rouwbeklag = um aieileib 5u be5eugen). patrtJzellJaeht, v.; -vanger = Elieb4i14ner II = pc., pet. (procent = 43roaent : P.C. of pCt). jagb; .flinger. P. D. (Pro Deo: om Godswil, gratis = utt, patrimonium (vaderlijk erfgoed), o. = entgeltlicb). $atrintonium. pd, zie pee. patriot = 43atrfot. peeeo(thee), v. = ber $effotee. patriottiseh = patriotifcb. pech hebben = $ect) then. patriottisme, o. = ber $atriotignna. peehvogel, m. = $ecObogel. patronaat, o. = bie ed)ulAerricipft; (kerk. peeuniair vermogen betreffend) = pea recht) $atronat. funitir ; p e omstandigheden = e Zer: I. patroon = (beschermheer) ecbutAerr, biiltnifie. pecunieel (geldelijk) = finattaiel 016nner, 8ef)iit3er; (heilige) ecbuOatron, pedaal, o. = (aan or el, piano, Teets) 43ebal. ?eilige(r); (meester, baas) $tinalpal, Wof, pedaalharp, v. = $eballytrfe. ECReifter, .err. pedagogie enz., zie paed... II patroon (om to schieten), v. = 3atrone; pedant = (adj.) pebantifd); (verwaand) ein. scherpe p. = fd)arfe $.; losse p. = WO. gebilbet, gecfen4aft ; (subst.) $ebant. patrone. pedanterie, v. = $ebanterie; ber Ziinfel, III. patroon (model), o. = 93/ufter, 9Robea, bilbung. Zeffin, bie $atrone. peddelen, h. = rubern; rabeltt. patroonlfabriek, v.; -bonder, m.; -hula, pedel = 43eberi. v.; -taseh, v. = $atronettlfabrif ; (,)Nalpten; pedes apostolorum: per p. a. = per pedes gapostolorum, gut, auf ecipiter4 Nappen. patroonteekenaar = Enuiter5eWter, Zef. pedestal, o. = 43febeita, auf3geftert. finateur. pedometer (stag-, wegmeter), m. = bag patroontrekker, m. = 91u4ieber. $ebometer. patrouille, v. = $atrouirie, Streiftvalte. pee, v.: de p. in hebben = 't land hebben, zie patronilleeren, h. = patrouigieren. land; in de p. zitten = in ber $atIcto iit3en ; pats, v. = ber $atici), ber Mal* ber .Dieb ; 't is een heele p. = eg ift ein ganser .terr. p.1 = patitt peel, v. = bag Moor. patser = lump, 61310bube, Oalunfe, $rolet. peen, v. = gate Rabe, TRObre; (kort en patserig = ook: 13roOig, stomp) karotte; witte p. = $aftinafe, tueite bidtuerifcf). Nine; dat is andere p. = bag ift ein anber patsjoelie, v. = bag 43atic4uti. Slorn, eine anbre Mummer ob. gaits ettb. anbera ; pattepoef = 5.Hcful!.. zie ook opscheppen. pack, v. = $aufe. peenlof, o. = 9Ri3kren., Niibenfraut. pauken, h. = Oaufen. peer, v. = $irne; (aan petroleumlampen) paukenist, paukeslager = $aufenrcbliiger. ber bIbeVilter; p., m. = Zirnbaum, bie Zirne; Paul = 43ata. hoe smaakt je die p.? = (fig.) ivie idpnerft Mr Paula = $aula. ba? daar zit hij nu met zijn gebakken peren Pauline, = $aulina. = ba fitt er nun In her Zerlegentjeit ob. in ber Paulinisch = klemme, jet theft er feinen IRat. Paulus = $aulta. peerdrops, my. = arucf)tbonbor0, ZroPb. pauper = pauper, arm; (subst.) ber $auper. peervormig = birnenfOrmig. pauperisme, o. = ber $auper14m10, bie pees, v. = Seime, atec4fe ; (van een boog) (931affen)1irmut. Selpe; meer dan den p. op zijn boog hebben pauperteit, v. = $autlertiit, %mut. = me4rere n an !einem Ziogen Ijaben. pails = $apft. peesachtig = pausdom, o. = $apfttum. peesgezwel, o., -knoop, m. = Nerbenfttoten. pauselijk = peesseheede, v. = Selpieniciyibe. pansgezind paOtftifcb, gefinnt. peet = ber, Me Bate, bie $atin; ber eebatter, pausgezinde = $tipftler, $atifft. bie Ohebatterin; p. staan = Oebatter ft0en. pans keuze, v.; .chap, o. = $apft I tvaiA ; peetdoehter = late, $atin. .tum. peetoom = p e e t. panw, m. = $fau ; zoo trotsch als een p. = peetsehap, o. = Me paten., (hebatterfc4aft. fo fto15 tufe ein $.; de p. pronkt = ber peettante = pee t. ftbiligt efn Nab; stappen als een p. = tole ern peetzoon = late. 43. ob. Ofauenbaft einberitolsierett. Pegasus, m. = 43egaft3 (bag 5}id)terrof3). pauwachtig = (als een pauw) pfauen§aft; peignoir (damesochtendkleed), m. = $ei. (tot den pauw behoorend) pfauenartig. gnoir, Titorgenrocf. pauwelei, o.; -oog, 0.; -staart, m.; -veer, peil, o. = ber $egel ; beneden, boven Amster- v. = $fauettllei; :auge; .1d)tuants, .feber. damsch peil = unter, fiber 9Intfterbamer l3.; panw Ilfazant, m.; an; .00g (Winder), o.; (van een schip) ber Ziefgang ; beneden p. zijn •staart, m. = $faull fafan; *tine (•fn); .enauge = unter bein %Wean ftetjen, Otter ben Kn. (ber senfl3feget); sicfnnans (We .fdOvanataube). forberungen 5urildbletben; 't p. to boven gaan = pause, v. = $aufe. ba4 91ibeau ob. bag getniiiptlicOe Oat iiberfteige peilen. 522 pennetrek. (iiberfc§reiten); dat gaat 't p. van zijn vermogen pelgrimsllgewaad, o.; -kleed, o.; wets, te boven = bag iiberfteigt fein 8ermi3gen ob. !eine v. = $ilgerfigeivanb; 4a§rt (.14)aft, k ally 3ermagengber§altniffe; tot een hooger p. stij- fal)rt, vgl. p e 1 gri m; een -rein doen = pilgern, gen = gu einer §B§ern etufe gelangen ob. empor, tnaltfa§ren). fteigen; dear is geen p. op te trekken, op hem pelgrimslistaf, m.; -toeht, m. = is pen p. te trekken = barauf, auf i§n ift flab; bie :fa§rt (bie 8arifalot, vgi. pelgri m). rein alerlaf3. pelikaan, m. = $elifan. peilen, h. = (zeew.) Often; de zon, een vuur- I. pollen, h. = !Oaten; met iem. een eitje toren, landspits, de diepte p. = Sonne, to p. hebben = mit einem ein Cifputen einen'2eud)tturm, eine 2anbfpi4e, Me Ziefe 0.; rupfen §aben ; zie gep el d. (een vat e. d.) eic§en, bifferen, rot)en; de harten II. pellen (een stof), o. = bey Zrea, ber p. = We Oeraen ergritnben; de diepten van Zrtl(Ii)d). ellende p. = bte Ziefen beg Wenbg ergritnben ob. pelmolen, m. = bie erau0enmit§le. ermeffen; ik zal hem eens p. = ic?mill i§n mal Peloponnesiseh = peloponnertic? fonbieren. Peloponnesus, m. = $eloponneg. peiler = %ic§er, Zifierer, $4rgriinber, peloton, o. = $eloton. vgl. peilen. pelotonsvuur, o. = $elotonfeuer. peilglas, o. = eafferitanbgglag. pels, m. = ber $ela; iem. op zijn p. komen peiling, v. = $eflung 2c., zie peilen; iem. = einem ben q3., bie Jade ob. bag R.Bamg aug., in de p. hebben = etnen auf hem Lorne §aben. bortflopfen. peilketting, m. = bie alifierfette. o.; -handel, m.; -Jager = peilllkompas, o.; -lood, o. = ber tier; .§anbel, .jager. fompat ; .lot (Senfblei). pelslljas, v.; -kraag, m.; -laars, v. = ber peilloos = bobenlog, unernief3lic? unergritnblic? 43e1611 rod; .fragen; bey :fttefel. pellstoh, m. = $eilftab, bie sitange; pelsll mantel, m.; -mof, v.; -mot, v. = 43elg f. Bifierftab, vgl. peilen. mantel; ber .muff, .motte. pellsehaal, v. = ber 43egel(ftab), Me $egel. pelsllmuts, v.; -werk, o. = $efamilt3e, Mita ; de p. teekent 1 M. ander, boven A.P. = ftnerf (.1varen, iRaut§maren). ber Kmfterbamer $egel 5eigt minug 1 m, ift 1 m. pelswerker = nitric/per. peine: 't is niet de p. waard = eg ift ntd)t pelterijen, my. = bag $el5iberf, $eIgs, Naucfp, ber Only tvert, bat nic§tg bebeuten. Sterfc§nerivaren. peinzen, h. = finnen, nad)finnen; (met de peluw, o. = ber nopffeil, bey [bag] $fit?, b(fgedachte van rusteloos, angstvallig) grit. ber [bag] Stopfpfii§l. beln; op wraak p. = aueRad)e f.; over lets pen, v. = (van vogets en schrtjfp.) weber; p. = liber etto. nac§benfen ob. nadifinnen. pennen (dicht. voor vteugets) = Scf)tuingen, peinzend = finnenb. gIttt*; stalen p. = (eig.)Sta§lfeber, (fig.) her peinzer = @Sri/bier. Sc§niepel; (houten, ijzeren p) ber Ragel, (om Weis, v. = ariebe p. en vree = griebe unb iets aan op te hangen) tier afen; (van een Lginigfeit. stekelvarken) ber etad)el; eon Scher e, bitse pek, o. = $ec? wie met p. omgaat, wordt p. = eine fd)arfe, beitenbe, fpipige g.; eon er mee besmet = iber q3e) angreift, befubelt welversneden p. hebben = eine gute ft* NO; zie verder p i k en zjn samenstellingen. ren; man van de p. = Vann bon her g. ; pekel, v. = her $iifel, ealalafe; in de p. iem. lets in de p. geven = einem ettv. in bte doen, zetten (eig.) = einpiifeln; in de p. zitten geber biftieren; in de p. bltiven = in her geber = in her $rit§e fteden, in ber in ber fteden bleiben; 't is in de p. = 0 toirb bor. $atfc§e ob. gleam nen; iem. in de p. laten bereitet, man begiiftigt fic?bamit; zie ook zitten = einen tin Sad) laffen, in bey fOatido news. fteden (fit3en) Iaffen; 't vleesch good onder de penant, V. = ber (genfter) 3feifer. p. houden (fig.)= fit Mitt aug' ob. bertrodnen penant llspiegel, m.; -tafel, v. = Taff en; p., o. = bie Zalbflut, bag Veer. fpiegel (genfterfpiegel); ber pekelaehtig = Wog. penarie; in de p. zitten = im $feffer ob. in bey pekelen, h. = pi3feln. Zinte fi4en, in ec§tpulibug fein. pekelharing, m. = 431cfelbering, FINfelfiering. penaten (huisgoden), my. = 43enaten. pekelHnat (de zee), o.; -sans, v. = bie pendant, o. = $enbant, Oegenftitcf. Saltd flat; ,brit§e (Varinabe). pew dop.,)o (Ind.), v. = $enboppo, Odle. pekel vat, o. ; -vleesch, o. = 43i3fel faf3; pendule, V. = $enbule, etutiu§r. penetrant = penetrant, burd)bringenb. pekelzonde, v. = Keine ob. tilf3lid)e Siinbe. penibel (pfinlijk, lastig) = penibel. Peking, o. = lefing. penis, m. = $enig. pel, v. = (vlies) t•aut; (van ei: dop) edytle, penitent (boeteling) = 43Onitentiarier, sBilf3er. (van erwt e. d.) ec§ote, penitentie, v. = Wnitena. Pelagiaan = 43etagianer. penkras, m. = aeberftrid), pelargonium (geraniumptant), o. = bie penneilbak, m.; -doosje, o.; -houder, m. gielargonie, her a tor Obnabel. = geberifaften; bte .fd)aditel; si)atter. pole-mole (als een mengelmoes, warklomp) pennelkoker, m.; -kras, m. = bie aeberil. = petemele. bilc§fe; •ftrid) (:lug). pelerine, v. = q3elerine. pennekunst, v. = ec§iinfc§reibefunft, Stan pelerwt, v. = 43a?., ect)oten., aneifelerbfe. grap§fe. pelgrim = $1Iger; [ 3ilgrim]; (bepaaldelfik pennelllikker; •mes, o. = aeberfifudger naar een veelbezochte heitige piaats) Safts (4)engft); .meffer. falyer. pennen, h. = fdireiben, flatten; (schoenma- pelgrimage, v. = $figerid)aft; ook: sfa§rt, kerswerk) itneden, pinnen. TaallfOrt. pennellsehacht, v.; -strijd, m.; -trek, m. pennevrucht. 523 perehout. = ber geberli fief (:fpule) ; :fampf (.frieg, .ftreit); m.; -tench (vijf boeken Mozes), m. = Mental= :bug (=ftett)). tborb ; bag :gon ; :gram=; =meter; :teud). pennevrucht, v. = ftbriftftetteriftbe 3eiftung. penteekening, v. = geberbeidpung. pennewisseher, m. = gebertrildier. penterlbalk, m.; -hank, m.; -talie, v. = penning, m. = $fennig, Getter; Me Spiel: $enterl batten; :bafen; .talje (bad .tafel). marfe; (gedenkp.) bie Zenfmiinae; gereede penurie, zie penarie. p en = bares Gelb; Been p. meer hebben peper, v. = her $feffer ; p. en zout = $. unb = fetnen $. mebr baben; tot op den laatsten Sala, (kleur ook) Himmel unb Sala(farbe); p. betalen = big auf ben letsten be5ablen, Spaansche p. = 93eitbeere, fpaniftber $. ; bet auf Getter unb $f. bebablen ; hij is op den p. $aprifa ; ronde p. = ganber $.; dat ruikt (16) = er ift gierig auf ben $fennig, er fieljt naar de p. bag ift gepfeffert (nub gefalaen), ben $. an, bat lid) ben 5flaumen berrenft, ift ift ftbrecflid) teuer. ein $fennigfutbfer; 's lands p .. en = bie i3ffent. peperachtig = ofefferartig. lidyn Gelber; de 10de p. = ber aelmte $. peperibast?m., -boom, m. = bie $fefferli. penningblad, o. = $fennigfraut, Siefen: rinbe; sbaum. gelb. peperboompje, o. = ber nellerbalg, ber penningkabinet, o. = 9:ftiinafabinett. Seibelbaft. penningkruid, zie -b 1 a d. peperlbus, v.; -diet = $fefferll badge (shale, penningikunde, v.: -kundige = ber .ftreuer, bag .flifyben); 'Vogel (.freffer). gen)Ilfunbe Mumigmatif); .funbige(r) (91tunig: peperduur = gepfeffert, gefalgen, gepfeffert matifer). unb gefalben. penningimeester; -meestersehap, o. = peperen, h. = 13feffern (eig. en fig., zie ook Act eon f tibrer (Raffierer, Scbalmeifter) ; =f iiljrerf gepeperd). amt. pepereter, m. = $fefferfreffer, :Vogel. penningske, o. = ber $fennig, ber Oetter ; peperhuisje, o. = bie Mite. peperig = Ofefferig. 't p. der weduwe = bag Stberfiein ber *Whin. penningsteen, m. = 3infenftein. peperlikers, v.; -koek, m.; -korrel, m. = penningversamelaar 9:11iingen)fammler. bag $fefferilfraut; :fucben; bag .forn. Pennsyiva o.; -flier = $ennft)lba I Men ; peperlikruid, o.; P-kust, v.; -land, o. = $fefferifraut; ; :lanb (iem. naar 't -land :nier. Pennsylvaniseh = pennftgbaniftb. wenschen = einen fns $feffertanb miinftben). peperl molen, m.; smunt, v.; -mantle, o. pens, v. =- (le maag van herkauwers) ber $anfen (bie $anfe), bey Row, ber QBanft; = $fefferlimiible; :ming ; :minapliityten. (maag) her nagen; (buik) ber l autb ; (ver- pepermuntliolie, v.; -water, o. = bag achtelijk voor: dikke buik) ber eanft; (om $fefferminali31; .Maffer. to eten) nalbaunen, nutteln ($1.); zijn p. vol pepernoot, v. = $feffernuf3. eten = lid) ben Sault (93a1g, %iamb, Vagen) peperplant, zie -boompje en -struik. peperlisans, v.; -struik, m. ; m. = fiinen; iem. op zijn p. geven = dnen burcb: mamien ob. .bauen ; zie ook r a a p. $fefferil briibe; hie :ftaube (=ftraucb); bag .felb pensbuik, m. = Zicfmanft. (bie :13flanaung). peperivogel, m.; -vreter, m.; -wortel, m. pensee(bloem), zie pansee. penseel, o. = her $infel. = 43fefferll Vogel; :freffer ; We :Mara. penseelbakje, o. = ber $infeltrog. peppel, m. = bie $appel. penseelen, h. = malen; (geneesk.) Pinfeln. pepsine, v. = bag $ePfin. penseelfflapje, o.; -streek, m.; -trek, m. pepton, o. = lepton. = ber $infelitviftker) ; •ftricb ; -bug. per = per, burg; p. procuratie = p. $rofura ; penseelvormig = 13infelfOrmig. p. post = p. (burd) bie) loft; p. postwissel = pensioen, o. = bie $enflon, Olubegebalt; (burcb) $oftantueifung ; p. maand = monat: aanspraak, recht op p. = ber $enfionganfPrucb, ; p. mule = Vine; zie verd,er de sub- bie .berecbtigung ; op p. stellen = in ben Rube: stantieven. ftanb berfelpn, penfionteren ; zijn p. nemen = perceel, o. = (alg.) bie Vlbteilung, bie $artie ; fidj penfionieren laffen. (van grond) bie $arbeffe; (gebouw) Maus; p. pensioenlifonds, o.; -kas, v.; -regeling, bouwgrond = bie Oauftene; in p ..en ver- v.; -reglement, o. = ber $enfiong fonbg ; deelen = Parbettieren ; een lastig p. = ein :faffe ; •orbnung ; sreglement. laftfges Geftt)iipf. pensioenslaanvrage, v.; -bijdrage, v. = perceelsgewUs in $artien ; in $arbetten. bag $enflongllgefuct); her .beitrag. percent, o. = $rosent ; tegen 4 p. = t,u 4 $. ; pensioenwet, v. = bag $enrionggefe13. 4 p. rente = 4 $. 8infen; 4 p.-rentedragende pension, o. = bie $enfion; in p. = in $. ; obligaties = mit 4 113. Verainglitbe Obligationen ; in p. doen = in $. geben; met of zonder p. een leaning a 4 p. = etne bierproontige 91n. = mit ober one $. leibe; in p .. en = in $ .. en. pensionaat, o. = $enfionat. percentage, o. en v. = ber $rosential3; een tpensionaris = $enfloniir, Stabtabboratb zeker p. = ein gemiffer Zell. pensionhouder(ster) = $enfionbalter(in). percentrekening, v. = $robentretbnung. pensionnaire = $enfionar. percentsgewijs = pro5entMeife. pensionneeren, h. = penfionteren, in ben pereussie (geneesk.: beklopping; art.: schok), tRubeftanb berfeten. v. = $erfuffi on. pensionneering, v. = $enfionierung. percusstedopje, o. = Bilnbbiltdon. pensum (taak), o. = $enfum. percussielgeweer,o.; -hamer, m.; pentalehord (viffsnarig instrument), o.; v. = $erfuffiong getvebr ; =hammer; inabel. pereibloesem, m.; -boom, m., -cider, m.; -goon (vijfhoek), m.; -gram (drudenvoet -bout, o. = bfe $irnil Witte ; :baunt; .moft; "Pr ), o.; -meter (vijfvoetig dactylisch vers), (baum)bols. perel. 524 persoonsverbeelding. perel, zie parel. ... tar, fed., fotrett ; p. (subst.), v. = We pere II laar, m.; -moes, o. = Oirn a Baum; =mug. $erpenbifel, We Senfrette. peremptoir (afdoend) = peremtorfic4. perpetueel (altijddurend) = perpetueti, Per= peren, h. = 6esten, pidieln. petuferlirt. pere 11 sap, 0.; -sehil, v.; -wtin, rri. = ber perpetunm mobile = $erpetuunt mobile. Zirttlifaft; =gale; =mein. perplex = 13erpleg. perfect = Perfert. perron, o. = ber Oannfteig, ber $erron. perfeetie, v. = q3erfertion, Zabeflortgfeit; in perronkaartje, o. = We Oannfteigfarte. de p. = perf eft, bortrefilicn. I. pers, v. = $reffe (ook fig. voor : „dagblad- perfeetionneeren, h. = perfertionieren, wezen"), 't boek ligt, is ter p. = ift meter berboarommnen. ber 43.; gaat ter (op de) p. = gent bur (In We) perfectum, o. = $erfeftunt. $. ; komt van de p. = fommt aug ber $. ; bij perfide (trouweloos, valsch) = perfib. 't ter p. gaan van ... = tutinrenb ... eben our perforeeren (doorboren), h. = perforierett, $. gent; 't hooi ligt onder de p. = liegt fluter bunnlocnen, bunnliicnern. ber $. perforeermaehine, v. = $erforiermalltine. II. Perm (volksnaam) = $erfer. perform, zie par force. persbaar = pref3bar. pert (beschermgeest), m. = $eri. persil beugel, m.; -boom, m., -bureau, 0.: perieulum in mora (gevaar in uitstel) = -delict,o. = $ref31 fttnengel (.bengel); sbaum ; $ericulum in Mora, sgefanr fm Zerattg. =bureau; :bergen(e)n. perihelium (zonnenabijheid), o. = $erine= persen, h. = preffen (in alle bet.). Hum. persenning, zie presenning. perikel, perijkel, o. = Me eefanr. .. persico, v. = ber $erfifo. perlode, v. = $eriobe, ber Beitraum, Kira; persienne, v. = $erfienne. (taalk.) bag Satigefiige, $eriobe, (muz.) ber 60. persiflage (spot, bespotting), v. = $erfifiage. periodebonw, m. = $erfobettbau. persifieeren, h. = perfiffieren. periodielteit (regelmatige terugkeer), v. = persijzer, o. = fret=, Nigeleifen. $erfobiaitift. persing, v. = $reffung, bag $refien. periodiek = (adj.) periobift ; p. (subst.), persisteeren, h. = perfiftferen (bei), beftenen o. = bie Beitftrift. auf (sat.). pert 11 petie (keerpunt), v.; -pherie (omtrek), persklaar = brudfertig. v. = $erillpetie; /Aerie. perskuip, v. = Seinpreffe, Reiter. peripherisch = perfigrrirdi. persman = 'journal*, Vann bon ber $reffe. periphrase (omschrilving), v. = $eripnrafe. pers II machine, v.; -muskiet, m. = $re1311:: periphraseeren, h. = perfpnrafieren. mafitine; bag =int& (aubringliter Siteporter). peristaltisch (wormvormig) = periftaltifcn. personage, o. = We $erfon ; (gunstig) We peristyle (zuilegang om een gebouw), v. = $erfiinlicnfeit; (ongunstig) ber tinettft, We bag $erifttg. $erfon; een raar p. = emu fonberbarer Raub; perk, o. = (bloemp.) feet, $arterre; (alg.) ber (in een stuk) We Serf on. (abgefcnioffene) Otaunt ; (grens) bie Orense, bie personalia, my. = 43erfonalten. etranfe ; dat gaat de p .. en te buiten = bag personaliteit, v. = $erfonalitlit. gent au weft, fiber bie 0 .. n (et .. n) ninaug ; personnel = (adj.) perfiittlicn, p .. e belasting, dat gnat alle p .. en te buiten = bail burets unie = bit $erfonalfteuer, We =union; p. ver- britt cafe St .. n; zie ook p as 1. mogen = $ribatbermi3gen ; p., o. = $erfonal; perkament, o. = lergament. (belasting) We $erfonalfteuer. perkamentachtig = pergantentartig ; p. personellreeht, 0.; -trein, m.; -verkeer, gezicht = leberneg fief tit. o.; -vervoer, o. = $erfottenirecnt; =bug perkamenten = 13ergamenten, $ergantent...; ($affagieraug); ber =berfenr; We =befiirberung p. band = $ergamentbanb ; p. voorhoofd = (ber :trangPort). p .. e ob. leberne etirn. personilleatie, v. = $erfonififation. perkament II fabriek, v.; -maker; -pa- personilleeren, h. = perfoniffaieren. pier, o.; -rol, v. = $ergantento fabrif ; =miter; persoon, m. = We $erfon ; personen en taken =papier ; =role. = l .. en unb eaten; vorstelijke personen = perkara (Ind.) = Oiinbel, etreitigfeiten, fiirftlite $ .. en; dep. :der koningin, des WeRnicnte. konings = We $. ber Stiinigin, beg Wittig& ;in permanent (blfjuend, onveranderlijk) = (eigen) p. = fit eigner $.; ik voor mijn p. = permanent, fttinbig ; p .. e commissie = fainbige ft fiir tneine $., ft meinerfeitg, Id) fiir mitt; St ommiffion ; zich p. verklaren = fit p. ob. fit?de goedheid in p. = We eiite in la., We Ofite in $ertnanena erflaren. fait; fem. van p. kennen = etnen bon $. ob. permis, permit, o. = ber $ermif3, bfe %r= perfiinlien fennen; knap van p. = niibien bon laubnig, ber %rlaubnigitein, ber $affieraettel. $. ob. bon diefialt, Waft getuatfen; een gulden permissie, v. = (toestemming) $ertniffion, de p. = efnen Oulben a $.; ken je dien p.? %rlaubnig ; (verlof, vrijaf) ber Itrlaub ; met = fennen Ste ben Venften? (meer 't karakter, p. = (iron.) tether Ootteg, Cott fet 'g geffagt. den aard betreffende) interessante p. = fit= permissiebiljet, o. = ber 9Iuglieferungg= terefiante $erfiinlitfeit; de geschikte p. = We ftein (beg Borfatnteg) ; (voor toegang e. d.) ber geeignete $erfiittlitfett, zie ook aanzien. erfaubniiliftetn. persoonitik = perii:4AM); p. recht = a'nbi= permit, zie permis. bfbualrett. permitteeren, h. = erlauben, Permittieren. persoonitlkheid, v. = $erfilnlicnfett. permntatie (omzetting), v. = $ertnutation. persoonsbesehrijving, v. = $erfonalbe= perniciens (verderfelijk) = perniati3g. fdgeibung. peroratie (rede), v. = $eroratf on. persoonsverbeelding, v. = $erfonifffa= perpendiculair = (adj.) perpenbifular, thou. persoontje. 525 pezerik. persoontje, o. = ?Leine $erfon, mijn p. = petitionneeren, h. = petitionieren. m eine Senigfeit. petitionnement, o. = bie $etition, bie persoverzieht, o. = Me Nunbid)au. fOetitionierung. perspektief, v.; p., o. = bie $eripeftibe. petit-maItre (modegek)=$etitmaitre, ?Robe, perspektievisch = perfpeftibild9. Bierbengel, Stuter. perspomp, v. = Zrucfpumpe. petje, o. Efftillyten ; dat gaat boven zijn p. pers)lproces, o.; -produkt, o.; -revizie, = bag get)t iiber feine R3egriffe ob. fiber feinen v. = ber $ref3110robef3; :Orobuft (sereugnig); ,Ooriont. ,rebifion petrefaeten (versteeningen), my. = q3etre? perslitelegram, o.; -vrijheid, v.; -wet, v. fafte(n). = $ref311 telegramm; -freitrit; bag ,gefet, petrilleatie, v. = $etrifffation. persuadeeren (overreden), h. =perfuabieren, pretrilleeren, z. = petrifibieren. zie ook overre den. petroleum, v. = bag $etroteum. pertinent = entfdiieben, feft unb fid)er, uner= petroleumlaether, m.; o.; -boot, fd)ii tterlit ; p ..e leugen = unberfdAmte v.; -bron, v. = $etroleum ; ; bag Peru, o. = $eru. oot : quette. Peruaan = $eru(i)t)aner. petroleum damp, m.; -fornuis, o.; -gas, Peruaansch = peru(bi)antfd). o. = 43etroteumlbamOf ; ber .4erb ; :gag. Perubalsem, m. = perubianifdor Oalfam, petrol cum o. ; -komfoor, o.; $erubatfam. -lamp, v. = $etroteumigtiWicbt; ber sfoc4er; pervers (tegennatuurlijk, verdorven) = per, -tamps. berg. petroleum II motor, m. ; -Spiritus, m.; perversiteit, v. = $erberfitiit. -stel, o. = $etroleum II motor ; •f grit; ber Perzie, o. $erfien. :rod)er (ber sa0parat). perzik, m. en v. = ber (bie) $firrtcf). petroleum ll tank, m.; -vat, o. = $etroleutn perzik 8 bloesem, -boom, m.; -bowl, tanf (bag obaffin); -faf3. v.; -brandewijn, m. = bie $firfidAbliite; petrol 11 eur ; -ease = $etrollleur ; :eufe. .baum ; :boiole; •branntivein. Petronella = $etronetta. perzikkruid, o. = altiVraut. Petrus = 43etrtt4, deter. Perziseh = perfitco ; P e Golf = $erfifdjer Petruspenning,m.=$eter&pfettnig, sgrof (Oen. neerbufen. pettcmaker = Viitenmalter. peseta (Sp. munt : f (0,475), v. = $efeta. petto: in p. = in petto. pessim isme, o.; -1st = ber $effim f Bum& ; ift. peueraar = Walfiinger, Water. pesslmistiseh = peffimiftild). peueren, h. = aaten. pest, v. = left (ook fig.); de p. aan iets peukel, zie peukel. gezien hebben = etio. Offen tote Me q3. ; I. peal, v. = (plantk.)Sdjote, ;(groente) schuwen als de p. meiben Mk Me $.; de ed)ote. p. in hebben, zie 't 1 an d hebben. II. peal, zie peluw. pestaektig =peftartig, peul erwt, v.; -gewas, o. = ecboten II erbfe; pest II azi-jn, m ; -blaar, v.; -buil, v.; -damp, sgetviid)g (bie -Offanae). m. = 43eftleffig; =Matter; -beule (.bubone); peulsehil, v. = Scbotenfd)ale; p..(letje), -bampf (-bunft). fig.: (zaak) teinigfeit, ftgatette ; ber $apOen- pesten, h. = pifacfen, tnaltratieren, furanben, ftiet; (persoon) ber Btverg, ber knirpg, bag fd)ifanieren. Zliumling, ber Zaidienfrebt. pestllgezwel, o.; -gif, o.; o. = bie peuluw, zie peluw. 43eft gefcMoutft (bie •bubone); -gift; st)iit)te. peulvormig = fd)otenfOrmig. pest II huts, o.; v. = 43eftflOaug; peulvrueht, v. = tiilfenfrud)t. pestkop = elenber (berftucOter) WienfC peur, v. = Watftate, •pupoe, .quafte. both, Satan. peuren, zie peueren. pestIlijder -lueht, v.; -pokken, my. = pearder, zie peueraar. eftf franfe(r); 'tuft (reuk: ber :gerud)); -blattern. pent, m., tie peuter (klap). pest I stank, m.; -stof, v. = $eftil geftanf ; ber peuter, m. = (pijpewroeter) 43feifenraumer, RI) ff. .reiniger; (klap) ba4 StoPfititcf. Me HoOfnuf3, pestverwekkend = Oefterbeugenb, Oeftiten- q3uff, Oieb, 9tippenftof3;(kereltje)knitOg, 8merg, biatif of). ZreiftifOocO, (van klein kind ook) bag q3ur, pestivogel, m.; -ziekte, v. = $eftll boget; Set en. .franft9eit. peuteraar = Tiff telex, Zoffeter ; kleinigfeitg- pet, v. = ante; p. met klep = Sit irmmiite ; framer. daar neem ik mijn p. voor of = ba biet)e id) peuteren, h. = (in 't vuur, in de tanden) bie Eilte ; bij ism. met de p. in de hand fto*rn; (pulken) paten; (knutselen) baftein; staan bet einem um gut Setter betteln. (aan iets p.) an env. berumforffen, berumpetern, [petarde (springbus), v. = tetarbe]. tetra; men moet er niet aan p. = man barf petegift, v. = bag $atengefd)enr. nici)t baron rattan. petekind = bet, bie $ate. peuterig = tiift(e)lig ; fteintict ; (schrift) petemoel = late, Satin. frit3(e)lig. peter = Sate, eebatter. peuterwerk, o. = Oeboffer, bie Rein. Peter = FOeter. tid)e Krbeft. Petersburg, o. = (Sanft) $etergburg. peukel, m. = (treuzel) Zrufffer, Bauberer ; petersehap, o. = bie (ebatterfct)aft. kereltje, zie peulschil, peuter. peterselie, v. = $eterrilie. peuzelen, h. = fc4maufen, fnaulnin, fnabbern, peterseliesans, v. = $eterfilienfauce. ictinabutieren. penile, v. 43etftion ; recht van p. = $eti: pezerik, m. = Odifenbiemer, bie arbatfcte, tiongrect. bie 43eitido. p. f. 526 piepen, p. f. (op kaartjes: pour fdliciter = um MU photoggravure, v.; -meter, m.; -typie,v. gn miinfcion). ?---: 4notolgrabilre; bag .meter; ,tt*te. p. f. v. (op kaartjes: pour faire visite = um phrase (zin; zinledige zegswijze), v. = qnrafe. Ste 5u beimben). phraseologie (leer v. d. eigenaardige zegs- phaenomeen (iets buitengewoons), o. = wiizen; verzameling van zegswijzen; wijze $0tinoinett. van uitdrukking), v. = Wrafeologie. phaenomenaal = obtinontend. phraseur = 93brafenntac4er, ,4eIb. phaeton (licht rijtuig), m. = qnaeton. phrenesie (krankzinnigheid), v. = $0renefie. phalanx (gesloten slagorde), v. = 43balang. phreneliek = 430-renetfic0. phantaseeren, enz. zie fantazeeren enz. phrenologie (schedelleer), v. = 43brenologte. phttrizeer, zie farizeer. phrenologlseh = pbrenologii* pharmaceut = $0armaseut, Wpot0efer. Phrygie, o. = qArtigien.! pharmaceutisch = 44armaseutfic0. Phrygiseh = 44.001(0. pharmacie (artsenijkunde), v..... Warmage. phthisis (tering), v. = nOirtg. pharmaeologie (artsenijleer), v. = ilnar, phylloxera (druifluis), v. = $411tfogera. mafologie. physica, v. = qnnfif. pharmaeologisch = pbarmafologlid). physicaliseh = OptAlfalifcb. pharmacopoea,-eopee(artsenijbereidings- physieus = 43fAiifer. boek), v. = A3Ejarmafopi3e. physlek = (adj.) 444iii(0; ph., o. = bie Ron, pharus (vuurtoren), m. = $fictrug. ftitutfon, Me 2eibabelcOaffenett. phase, v. = $0are. physiogeratie (een oeconomische school), phenacetine, v. = bag $0enabetin. v.; -logic (leer v. d. levensverschijnselen)= phenol (carbolzuur), o. = wend. $bt)rwIlfratie; •logie. phenomeen, zie phaen... physiologisch = pbtirtologifd). phi lano throop ; -thropie, v. = $4iianfis physio I ioog ; -nomie (gelaatkunde, gelaat), thro0; •throOte. v.; -noom = $linffoillog(e); ,nomle; •notn. philanthropiseh = lAilantigopifc0. physiseh = Wlitici). phila Otelie (postzegelkunde), v.; -telist = pianino, v. = $ictrino. $bilciotelfe ; •telift. pianissimo = Otanffftmo. philharmonisch („muziekminnend") = pianist = Valli% St lablerfpfeler. bbffbartnonlid). piano, v. = bag alabier; p. (Vibb.) = piano. Philhelleen (Griekevriend) = qnilheltene. pianoconeert, o. = St labterfonaert. philipplea (heftige strafrede), v. = qnilip. pianoforte, v. = bag, $fanoforte. Mfa . piano 1 gerammel, o.; 4 uf trouw; -klasse, Philippljnen, my. = qnftfOinen. v. = Silablerigeflimiper; •lebrerin; ,flatfe. Philippine = (naam)$0uftpine;(amanclel) pianolikruk, v.; -les, v.; -maker = ber bag alieffiebcOen. kfabiergitu41; sftunbe; •bauer. philister = qnflifter. piano li meester; -muziek, v.; -spel, o. = philologie (taalgeleerdheid), v. = 4nllo, ntabfer if iebrer ; ,mufif ; ,f0tel. logic. piano II speler ; -stemmer = St labierifOleler philologisch = 430ifologifc0. (Van*); .ftfmmer. philoloog = qnilologe). piaster (Sp. munt: ?f 2.50), m. = Vatter. philosofeeren, h. = 44.110100feren. pia vote (vrome wenschen), mv. = Pa bate. philosofie, v. = $Elfloloppie. Picardie, o. = bie FINfarbie. philosofiseh = ObilorolAffc. Picardie'. = $ifarbe. philosoof = 14311oto134. Pleardisch = pirarbitcf). Phoebus (zonnegod) = gniibu5. piccolo (knopejongetje in hotel of caf?ook: Phoenieff, o. = gniSniaten. kleine Ault) = Vrfolo. Phoenicier = FinOniater. pickles, my. = 43icfleg, Bidets. Phoenicisch = Oiiniaffct. picknick, picnic, m. = bag Vcf(e)nicf. phonetiek, phonetiea, v. = qnonetif. picknicken, h. = sin $icf(e)nicfbatten. phonetisch = 430onetig. picol (Ned. Ind.: 61,5 KG.; Chin.: 60,5 KG.), phonoggraaf, v.; -la (automatische piano), o. = ber pfol, ber $iful. v.; -liet (klanksteen), o. = ber 434onolgralA ; pidjitten, h. = (Ind.) maffteren. :la ; ber •ittb. piedestal, zie pedestal. phosphor, m. = qnoWor. pief paf! = Off, Oaf!! pifflaaff ! phosphoresceeren, li. = plIoNAjoreVeren. piek, v. = We Vfe; (bergspits) ber cif; zijn phosphoreseentie, v. = qnoWore4Aents. p. schuren = au4relten, &rfengelb geben, phosphorigzuur, o. = 4,00400orige Saure. fiaug nOmen, bag .Dafenpanier ergreffen ; phosphorus, m. = q3bog4Aor. rid) brihten; zie ook p i k. phosphorzuur, o. = bfe $0,313430orfaure. piekdrager, piekenier = 43ifentrager, photo, o. = qnoto; bfe tlufnOme, bie $4oto, Vfenter. grapbte. Plekeren, h. = finnen, finnteren; grilbeln, photograaf = FOotogral31). fOintifieren. photografeeren, h. = Oljotocirapf)teren. piekfijn = piffetn. photogralle, v. = qnotograpl)fe. piel, m. = junge %nte, bai %ntcl)en; (penis) photogratlealbum, o. = 4notograp4fe, $fel3babn. album. Piemont, o. = Vemont. photogralleartikelen, my. = 44otograo Piemontees = Vemontere. plitfcbe Krtifel. Piemonteesch = ptemonterticf). photogralletoestel, o. = obotograptilfdpr piep! = ptep! Vioparat, camera. piepen, h. = piepen, tilepfen, (scherper)quiefen; photogralisch = p0otogra4)011c0. (van een deur) freffc§en, zie ook j o n g ILI piepend. 527 pijpemaker. piepend = biebenb, biebfenb; (scherp)quiefenb, pijllsehot, o.; -slang, v. = ber $fellifcbub; 13feffenb. ,rdgange (matter). pieper, m. = 3teper, q3febbogel; Me fflobr, pillsnel = bfellicbtteft, .gercblvinb. bfeffe; Keine& Zing; (leeuwerik) $ieper. m.; -steen, m.; -vergift, o. = pieperig (van de stem) = feln, bilnn. $feffifcbtvatt6 (eig. en naam van enkele dieren; piepjong = blutfung, affenjung. vlinder : ecbb3lirmer); .ftein ; =gift. piepkulken, o. = pijlvormig = Ofeflfi3rmig. piepzak: in den p. zitten = fm $feffer rttpen, pijIwortel, m. = bfe $feillburh. in taufenb kngften rein, eg mit ber 9Ingit baben. I. piln (smart), v. = ber Camera; bag .. Web; pienter = getuanbt, titcbtig, interlfgent, p. in 't hoofd, in de keel, in de maag enz. = berfcbmtt. bag nobftveb, sicbtnerAen; toalgiveb, .fcbmeraen; plepie doen = pinfeln, q3itt macben, bibfen. FeltaaenfcbmerAen; dat doet p. = bag tut Web 1. pier (worm), v. = ber (%rb)eurtn, (8tegen) (ook fig.); ik heb (pier en daar) p. = eg alum; zoo dood als een p. = maufetot; hij fcbmerat mid) (bier unb bort); ik heb er p. aan is voor de p en = er Ift abgerutfcbt. = fd) 13feffe barauf, eg fit mir pipe; ik heb p. II. pier (hoofd), m. = Vey, bfe (ber) 111ole, aan je fcb bfeffe ob. butte bir dm, bit fannft Me Seebriicfe. mir aeftoblen toerben; p. lijden = Scbmergen) III. pier: de kwade p. zijn = eg inutter ge, erreiben ob. augfieben. freffen Darien, ber Sitnbenbod fein; aan de p. II. lain (boom), m. = (spar) bie Wicbte: (grove zijn = fcblviemeln, bummeln. den) Me Rider, bie aiibre, (van Zuid-Europa) pierebak, m. = eurmfaften. bie 'dere'', h. = fobben, Sum beften [Wen, pilnappel, m. = Tann(en)5aigen, Japtel. anfilbren. pilnappelklier, v. = Birbelbriffe. piereversehrikkertje, o. = ber Zrobfen. pijnbank, v. = aolter(banf); op de p. leggen pierewaaien, h. = fcbtrfetneln, buntmettt, = auf bfe dotter fbannen. fcbulofen. pilnlboom, zie p ij n II. pierewaaier = 8ununfer, Scblviemler. pijnboomhout, o. = alcbten,, fefernbol6, piernaakt = fabennacft. vgi. p ij n II. Pierrot = Verrot. pijnen, h. = breffen, augbreffen; gepOnde pies enz., zie pis enz. honing = $retbonig ; zich p. = ficb abmilbett, piesporter, m. = Vegborter. itcb martern. Piet =$eter; een heele (groote) P. emu grober pilnigen, h. = laeinigen, martern, foltern. 4)ang; die jongen is een p. = fft eftt Vatabor ob. pillager = $einfger. (schoolw.) Oecbt; P. snot = bummer pillaging, v. = $einfaung, darter, gotterung. Mintbet, Trobf; voor P. Snot staan = tote efn piinkamer, v. = aorterfatnnter. iBettler ob. We ber buntme $eter baftebenz Piet pijnlijk = (lichamelijk : van wonden, ope- Lut = Oang Taps, Aber Valid); ratie bijv.) fcbmenbaft; (moreel: van onder- aleinigfeftgfriinter, zwarte Piet = fcbtvaraer $.; vinding, teleurstelling e. d.) fcbmergicb ; (lastig, P. de Smeerpoes = Struintvelbeter. netelig) beintfcb; die tijding deed ons p. aan pieteit, v. = Vettit. = . . beriibrte ung fcbmergicb (beinlicb) ; p e Pieter = $eter. stilte, verlegenheid = peinficbe StMe, Q3ertegett: pieterig = fcbtreicblicb, bimbelig, fcbtaff, matt; belt; ik ben p. in al mijn leden = eg fitment (min) tritt5ig ; (heerig) ftut,erbaft, geftriegelt, micb In alien tagfebern. nefcbniegett. plinloos = fcbmeralog. Pleterman (visch), m. = bag $etermiinncben. pijnolie, v. = bag Stieni3l. Pieternel = $etronerfa. pijnstillend = fcbmeraftinenb ; p. middel = pieterselie, zie peterselie. fcb .. eg Ettter, ettftunaBmittel. Pieterspenning, zie Petruspenning. pilnwoud, o. = ber Stiefern:, aftettivalb. piagisme (overdreven vroomheid), o.; -ist; pijp, v. = (voor tabak, van orgel) $feife, -isterij, v. = ber $fetffigntug; sift; .ifteref. (voor sigaren, sigaretten) spite; steenen p. pletistiseh = = Zonbfelfe; korte steenen p. (stompje) = Pietje = Fi3etercben; $etronerla, P. ongeduld Stumtnetbfeffe; Turksche p. = tilrfifobe q3f., = ber tottiropf; P. de voorste, zie haantj e. bag 92argfleb; (voor leidingen, kachelp. enz.) pietlut, zie P i e t. bag Robr, Me ERi3bre; looden p. = Ofeiriibre; pietluttig = tapoict, tiilbelbaft; Mini* i3be. (van stoomboot) ber Scbrot; ( lak, drop) Stange, pious (vroom) = fromm. (kaneel) Mine, Stange, Norte; (van pantalon) pigment, o. Vgtnent. bag IBein; (hol van konijn, das, vos) bie 9113bre, pigmentdruk, m. = $igmentbrucf. bet Zan; (voor de kaars op kandelaar) Ziirte ; pij, v. = autte; op zijn p. geven = bfe jade (Spaansch vat) 431.0e; hij zal er een leelijke boll: ob. augflobf en. p. rooken = ba tvirb er libel anfommen; hij pijjekker, m. = 5riegrocf. zal er een leelijke (vuile) p. aan rooken er m. = fj3feit (ook fig. en meetk.); als een trirb fdaecbt babel tbegfommen, bag tbirb tbm p. uit den boog = (gercbtvinb) tnfa ein born libel berommen: hij gaat de p. uit = er friegt, l8ogen; al zijn p .. en verschoten hebben = befommt ob. erblitt ben 2aufbat, (hij sterft) er all feine e berfcboffen baben enz. geheel als Ofetft auf bem lepten 2ocbe, Draft hum Vfbtnarfcb. in 't Ned.; recht als een p. = Ofefigerabe. pijpaarde, v. = ber $feffenton. pillOboog, m.; -bundel, m.; -er, m. = pilpbloem, = Ofteriumf. Veit!! bogen ; bag sbitnbel; oer. pijpelbeslage o.; -dop, m.; -fabriek, v. pill flgif(t), o.; -gras, o.; -koker, m. = ber $feffenibefcblag ; .bedet; ,fabrif. $feil II gift ; .grag; .Thcber. pilpelfabrikant; -kop, m.; v.; -ma- o.; -naad,1 m. = '$feillfraut, ker = $feffenlfabrifant; ofobf; .Iabe (een bie :nabt. kamer als -la = eta Simmer fo fdpnal pijlriet, op -.4-- rablo ifefirsbr. lute eta Oanbtud)); number (fbrenner). pigpen. 528 pinksterzondag. pkjpen, h. = (ftuiten)pfeifen; (rooken)batnOfen, pilaar, !dollar, m.; -heilige = eauletth. fdpnaucben. bollar; :beilige(r) (SOW). Alper = $fetfer. pilaarlhoofd, 0.; -Schacht, v.; -voet, m. pijpeirek, 0.; -roar, o.; -stander, m. = = ber 6i:intent' fnauf (ber •fopf); ber ofcbaft ; $feifettHbrett (We ,galge); .robr; bag ,geftel pilaster, m. = Vlafter. Pfuf3. pijpelsteel, m. ; -stroot-je, o.; •wroeter, Pilatus = $ilatug, zie ook Pontius. m. = qtfeifenliftiel ('t regent -steeltjes = eg pilleildraftier; -doosje, o. = $illettibrOer rennet 23inbfaben); .gran (bfe .binfe); .rtiunter. (ook de kever); Me .fcbacbtel. pijpgast = Robrfiibrer, -letter. pillegift, v. = bag $atengelb, bag ogefcbettf, pijpgezwel, o. = iflilbrengefitibiir, bfe giftel, ber .Pfenttig. pkjpje, o. = $feifcben, bfe apit;e, 91iibrcben, pillen, h.: ganzen p. = Olittie nubeItt. vgl. p ij p; (oin een kanon af te trekken) Me pilo, o. = ber Zarcbent. ecblagriAre; papieren p. = bfe $apierfpitw ; wie I piloot (foods) = $ilot, 2otle.] in 't riet zit, kan p .. s maken = titer fin Moly Pilsener (bier) = $ilfener Mier); een P. rtt faun (bat gut) $feifen febneiben. drinken = ein q3. trinfen. ptJpkaneel, o. = ber 91i3bren3im(tte)t. piment(Jamaica-peper),n.=ber(ba4) $iment. pijpkoraal, o. = Me $feifett=, aliibrenforaae. pimpel, m.: aan den p. zijn = bent 5t runt pijpkruid, o. = geftecfter ecblerling. ergeben fen; p. (mees), zie pi mp elm ees. pijpmuts, v. = St ornette. pimpelaar = Siiufer, Sauf? 8ecbbruber, pijpslentel, m. = iRobrfcblitffel. glicbler. pkjpnithaler, zie pijpewroeter. pimpelen, h. = picbeln, becben, pofulieren. pijpzak, zie doedelzak. pimpelmees, v. = airaunteife, ook = p i m- pkjpzwavel, v. = ber etangenfcbibefel. pelaar; ook: unicbeinbareg, tbittaigeg, fad. pkjpzweer, v. = zie pijpgezwel. lid)* pimpeligeg nerlcben. I. pik, o. = F43ecb, zie ook pek. pimpelpaars = blaurot; (fig.) futtterbunt. II. pik, m. = (met pork) pit; (met snavel) pimpernel, v. = $impinene, Zibernea. tit* 43icf; eet een p. mee = effen Sie eine pimpernoot, v. = $intPernuf3. @abelboff mit; 't is een fijne pik = eg ift env. pin, v. = (van hout of metaal) ber %and, gaud ; een p. op iem. hebben = einen 13if ber etift, 43inne ; (gew. van hout en stevig) (eine fife), einen Balm, etnen tafen (ein ttifcben) ber $ffocf, (klein, voor schoenmakers b(jv.) ()b. einen Zricf auf einett oaben ; 't is altijd p. op Btoecfe, ber Stift. den kleinen jongen = er bat (icb babe) eg pinacotheek (kunstverzameling), v. = bunter gefreffen, er ift (fcb bin) framer ber Silnbett% $inafotbef. boa, muf) hunter berbalten. pinang (palm), m. = bfe States let= III. pik, v. = (houweel) fide, etiage. yang ; p. (vrucht), v. = Zietelnuf3, VIrefanut. pikaehtig = pecbartig, pecbig. pines (sloep), v. = $inaffe, $inctfj. pikant = pifant, p. op iem. zijn = neibifcb pince-nez, m. = bag $incenea. auf einen fein. pincet, o. = gtinaette. pikanterie, v. = (gezegde) $ifanterie ; (af- Pindarns = $inbar. gunst) ber FReib, anif3gunft. Pindns, m. = $inbog, $inbug. pikbroek = Me Teeriacfe. pingelaar = aettfcber, St nicfer. pikdonker = ftoceffnfter, fticbbunfel, pecb, pingelen, h. = feilfeben, marften, fnicfern, fcbtoara, fo bunfet tote in einem Sad. fnaufern. pikdraad, m. = $ecbbrabt. ping-pong(-spel), o. = if3ingMong(sePiel). pikee, zie pi qu 6. pinguin, v. = ber $inguin, Me 8,ettgang. pikeeren, h. = pifferen; gepikeerd zijn = I. pink (vinger), m. = Miner ginger (Obrs piftert ob. berlet3t rein. finger); A heeft meer verstand in zijn p. piket, o. = FiNfett. dan B in zijn heels lichaam = I ift gefcbicfter piketlipaal, m.; -spel, o. = $ifettl1Pfabl ant fleinen ainger alg 18 am ganton Stiirper. (namPierpfabl); .fbiel (3iquetipiel). II. pink (vaartuig), v. = bag alfcberboot, piketten, h. = $ifett fpielen. $infe; hij is bij de p .. en = er ift getbanbt, pinker = $ifiir. getbicbit ob. bet ber Sprite; hij is nog goad bij de pikfakkel, v. = 43ecbfaclet. p .. en = er ift nocb gut beiefnanber. I. pikken (steken), h. = pfcfen; (wegpikken) III. pink (kalf)(m.)=Z5ungftier, (v.) = Starre, maufen, ftibit3en; (met woorden) fticbeltt; Rabe, Queue, atirre. (naaien) ndben, fticbein; nog een hapje p. = pinken, h. = atbinfern, blittaeln; (een traan nod) einen tsappen nebmen ob. aufgabeln. uit 't oog) thifcben. II. pikken (met pek bestrijicen), h. = picben; pinker (ooghaar), m. = Me Simper. (van binnen geheel p.) augpicben. pinkoogen, zie pinken. piklikrans, m.; -lap, m.; -pleister, v. = pinkpillen, my. = $infpiaen. 43ecb 1 fram ; .Iap pen ; bag .pffafter. Pinkster, v. = $fIngiten (I.). pikzwart = pecbfcbiroar5, (overdrikend) fobts pinksterianjelier, v.; -avond,m4-bloem, becbrabenicipbarb. v. = 43fingfthtelfe (gebernelfe); sabenb ; .blutne pikol, zie pico 1. (in Duitschl. atelidgitume, en voor b re m:: pH, v. = $iffe; (dikke boterham) bide (binfter; in Holt. ook voor: boterbloem, koe- Scbnitte; (om ganzen te meRtPn) etopfnubel, koeksbloem, veldkers, gele lisch). 9tubel; (wizens.) ecbiffgarbt, Wpotbefer ; bitters pinkstergdag, m.; -dinsdag, m.; -feest, p. = bittere $. (ook jig.); de p. moeten slik- o.; -maandag, m. = Windt I tag ; .biengtag; ken = We $. (ber) fcbluden tniiffen; de p. vergul- .feft (.en); .montag. den = Me g3. bergolben (berbudern, berfilten). pinksternakel, zie pastinak. pilaar, m. = $feiler, Me eaule; p. van de pinksteriroos, v.; -vacantie, v.; -week, beurs (fig.) = Saute ber Q3iirie. v.; -zondag, m. = Wingftirofe; ,ferien (R.); pilaarbkjter = arOntinler, Under. •toody; ofonntag. pinkstier. 529 plaats. pinkstier = aungftier. plaagziek = quiilerifcb ; (scherts.) nedifd). pinkstokje, o. = Me Vide. piaagzueht, v. = Quiilfucbt, (scherts.) %ea: pinnen, h. = atnecfen, pinnen. fucbt. pinsbek, zie spinsbek. plaat, v. = (plat stuk) $fatte ; (gravure enz.) 'pint. v. = Pointe]. ber Sticf); (kopergravure ook) bad kupfer ; pinter, zie pienter. (prent) bag Mb; (in zee of rivier) Untiefe, pintheuker = ktimmerfpalter, Ofennigfuebfer. ber Sanb, grate, Olatte; een belichte, ge- pioen(roots), v. = Ofingftrofe. voelige p. (phot.) = eine beltd)tete, lid)tentOnb. Pion, m. = Bauer. If* Matte; de p. poetsen = bag Bette futben pionier = Oionier, Oatinbrecber. zie „zijn piek schuren" bff p i e k. pion ieroos, zie pioen. plaatdruk, m. kupferbrucf. pip, v. = ber Oipg. 'Alsatians, o. = Olagtafeln, Mail, in Zafeln. pips = WO, Witer. plaattJzer, o. = Mienblecb. pipet (zuigbuis, steekhevel), v. = $iPette. plaatje, o. = Heine Matte, Miner Stitt), 011b, pippeling, m. = 43eping. Qlilbden, vgl. plaat; (van een slot) Scblof3= pipseh = pieprtg, frtinflicb, fdpvlid)lid), 131111. bled). petit]. plaatkoek, m. = Olerbfutben, auf eitter aifen. piquO,o. = Oifee, Vane; p.vest = Me Oifeetnefte. Platte gebacfener kucben; Me eaffer. piraat = Oizat, Geerliuber. plaats, V. = deel van de ruimte) ber piramidaal = ptirantibal; (fig.) riefig. Ott Orte); (dorp, stad, vlek) bet Crt piramide, v. = Ouramfbe. (b31. Otter); (klein dorp, stadje) bie Ortfcbaft; pirouette (draaisprong), v. = Oirouette. (binnenp.) ber Oof; (plek) eterte, soma bey pis, v. = $iffe, ber Urin, ber Oarn. led; (betrekking, passage in een boek e. d.) Pisa, o. = 43ifa. tette; (pl., waar iem. behoort te zitten, te staart, Pisaan = $ifaner. te liggen) bet Val); (in handelsstijl voor pl. pisang, m. en v. = ber Oifang, Me 8anane, ber van schrijver of geadresseerde veelat) bet 43ifangbaum; rare p. = Munberlfc§er Rau& flab (MP. op onze p. = auf bieflgent 431.; Oifang. van Uw p. = auf 3brem $1. of bort; een pisaugboom, m. = $fiangbaunt. goede p. voor een handelsartikel = emit ge. pisbak, m. = $iffoir. eigneter fiir . . . ; ter p ..e aanwezig = am pislblaas, v.; -buss, v.; -gang, m. = e); (ingericht voor een bepaald doet, meest darn darnI Mate ; .rii bre ; =gang. in samenstellingen, soma) Statt, etiitte; pitiless, 0.; -kijker; -leader, m. = tsarnli. (boerenp.) bet Oauernbof, ber .,of, bag Med glad; .gtufer (=bottor); =letter. haft; (buiten) bat (hut; de p. van mijn ge- pispot, m. FRacbttopf, bag (.)(0egirr. boorte = mein Gieburtgort, indite t^eintat ; 't is pispraatje, o. = Me gafelet, bummed Seug, hier niet de p. daarover te spreken = eg ift fabeg Oefcbtnii#. bier nit* bet Crt ; een goed woord vindt pissebed, m. = (kind)fflettOffer; (insekt) een goede p. = emit guteg Sort finbet etnen Me 9.Iffel; (plant) 25tvenhabn. gaten Ott; p. hebben, grijpen = ftattfinben, pissen, h. = 13iffen, fd)iffen; barium (ook voor „gebeuren") fad begebett, (,,in zijn pistaehe, v. = Oiftabfe ; ber (bad) knagbonbon. werk gaan") bar fit?geb(e)n ; in de eerste p. piston, m. = bag $iiton. = an erfter Stare, in erfter 6unticbrt; in pistonist = kornettift. uw p. = an inter Stare; stel je in mijn p. = I. pistool (wapen), v. en o. = bfe fOiftole, Vert* bid) an Indite eterte ob. in *mine gage; bag Oiftor. in p. (van) .. = anftatt, ftatt ((den.); p. II. pistool (goudstuk), v. = Vitae. maken (eig.) voor tem. = einem Or. macron; pistooll holster (-koker), m.; -sehot, o. voor lets = Ma= ob. Of. fair ettn. atm:ben; (fig.) = Oiftolenli ['after; ber 4(1)4 voor zijn opvolger p. maken = !einem %alto pistooltje, o. = fleine $iftore; (vlinder) bfe forger bie Sterre (ein)rdunten ; de zwakken ma- abammaeute, bet $iftorenboger. ken p. voor de sterkeren = Me ecbtvachen pislvioed, m.; -weg, m.; -zuur, o.; -scout, tvekben ben ettirfern, madien ben etiirfern Or. ob. 0. = Oarniftuf3; :tneg (.gang); bie .faure; stark. rautnen ben etarfern bag 5elb ; mask p. dear! pit, v. = (van lamp, kaars) ber Zocbt; (gas) = ba I p. 'semen = Of. nebtnen, Rd) ber Orenner, glantme, (van peer, appel, Hoot) fetett; op alle p.. en tegelijk zijn = an alien ber kern; (van perzik e. d.) ber kern, ber i:Drten guglefd) fein ; op een kleine p. wonen = Stein; (merg van vlier e. d.) bag Oar!; er fn einem Mitten Otte tnobnen ; iets op zijn p. zit geenp. in die redo = biefe Glebe bat feinen leggen = ettv. an Ort unb eterfe legen ; dear Oebart, ift faft. unb fraftrog, bat tneber eaft is hij op zijn p. = bag ift eine geefgnete ob. pat- nod Shaft; er zit p. in dat taken = Meld fenbe etette fair ibn, er paft gerabe in biefe Tuct ift ein Sternftoff; er zit p. in dien jongen State; op enkele p ..en (plekken) = fteilen. = a fist ecbtteib in betn Zungen, ber Junge tneife; op de p. (dood) bljven = auf ber Stet:le, bat ScOneib. auf bent Or.. e ob. am 31. (tot) bleiben; dat pitch-pine, o. = $itthpftte. woord is hier niet op zijn p. = ift bier Mott pittig = friiftig, fraftboll, marffg, ?mfg. am Or.. e ob. nfcbt angebracbt; ga op mijn p. pittoresk = pittoregf, ntalerifcb. zitten feign Ste fid) auf meinen $.; 't hart pitvrneht, v. = kernfrucbt. op de rechte p. hebben = bag 4)ert, auf bent pl. (pluralis). recbten 5tede baben; iem. op zijn p. zetten = plaag, v. = Wage, Ctuar; bet Oerbrttf3 ; de einem ben etattbpunft flat ntadyn ; dat zal ik plagen van Egypte = Me tigOptifcben 43 it; op zijn p. laten (fig.) = bag mu id) basin. hij is een p. = er nedt gent, ift ein QuarGeift, geftellt felt raffen ob. auf rtcb beruben laffen; dat kind is een p. = ift qualerifd), ein ear, (op de) p. rust! = rilbrt euc?een prettige O p. = (al naar de bet.) ein angene§nter Ott, plaftagbeest, o., -geost, m. = ber tattargeift. eine angene§tne Stale, ein angenebnter *fat) VAN GELDEREN Duitsch Woordenboek. II. 34 plaatsaanwijzer. 530 plakstijfsel. (vgl. Oven); pnblieke p. = OffendKier 431.; plaatsingsburean, o. = Stenenberntit. we zijn ter p ..e = finb an Oft unb t(e)lung&bureau. Stene; daar ter p..e = bafeltift; klagen ter plaatsje, o. = (plekje) $Itilyben; (stadje, p ..e waar 't behoort = gebi3rigen Orta fla. dorp) life Ortfcbaft; (betrekking) !Leine State gen; niet van de p. komen = rub iticbt 2C., vgl. plaats. bout ale& ritbren, („talmen") Mitt bont plaatskaartje, zie plaatsbewijs.1 atede !mitten; een versterkte p. = etn plaatskosten, my. = $1410efen. befeftigter Ort, elite aeftung; iems. p. ver- plaatstnajoor = 431a13inajor. vangen = jeing. State bertreten; p. voor plaatsnaam, m. = Ortilitante.1 vier personen = $1. filr bier $erfonen ; eenige plaatsnijden, h. = in Stupfer (Stab') ftedon, p.. en voor-, achteruitgaan (op school NO.) grabteren. = efnige $111#e bi3ber., jerunterfommen; plaatHsnijder; -snijkunst, v. = Stutifer. zekere p. = eine getbiffe R3equentlicbfett, ber (Stabl)IIftecber (erabeur); .ftecberfunft. abort, ber abtritt; zie ook aanhalen, be- plaatsruhnte, v. = ber &aunt. kleeden, beslaan, bespreken, bestem- plaatsfftljd, m.; -verandering, v. = bfe men, innemen e. a. OrMaeit; .beriinberung (ber plaatsaanwijzer = $14anttleffer plaatsverlies, o. = ber Ellaumberluft. Zbeater). plaatsvervangend = ftellbertretenb. plaatsbekleeder = ,rtbaber etner Stefte, plants,' vervanger; -vervanging, v. = ook = plaatsvervanger. Steff I bertreter ook: %rfatanann, %ittfteber; plaatsbepaling, v. = Ortilbeftftninung. een -vervanger stollen = &fat; ftenen); .ber. plaatsbesehrijvend = ortilbefcbreibenb, tretung. toliograpbtfcb. plaatsvulling, v. = ber 2itcfenbnfor. plaalsbesehrijving, v. = Ort4befcbreibung, plaatszin, m. = Ortilf inn. Topograpbfe. plaatwerk, o. = $racbt., Q3ilbertverf. plaatsbewaarder (in schouwb.) = 2ogen. plaeet (toestemming, in 't bijz. van den staat icbtiefier. tot openbaarmaking en uitvoering van bis- plaatsbewijs, 0. = $iftett, bte aintrittgfarte, schoppelijke beschikkingen), o. = Vatiet. (in D-trein) bfe 4314farte. pladijs, v. = ber $lattftfcb, Watteife. plaatsbureau, o. bte kaffe, Zureau. plafond, o. = ber 1/3Ectfonb, bfe Zecfe. plaatseonainandant = Oouberneur, kont= plafonneeren, h. = ben $1afonb anbringen, ntanbant. pfafonnieren. piaatselijk = iirtlicb, total; p e toestan- plag, v. = Waage, Rite; p .. gen steken = den = e, I.. e 8uftanbe, Rlerbaltniffe ; p. . n ftecben. bestuur = ble Ortgbebarbe, fttibtifcbe ZiebOrbe; plagen, h. = plagen, qualen; (hinderer, boos p. adjudant = $talottafor; p. commandant, Lmaken) iirgern; (schertsend) necfen; (er tus- zze plaatscommandant; p..e tijd = bfe schen nemen) banfeln; (met stekelige woor- Ortgbett; p. onderzoek = bte Unterfuttung an den) fticfoln, ftbratiben; zich p. = ftcb fid) Ort unb Stele; (handelsstijl) p ..e behoefte, qu. ; mag ik u even p. ? (beleefdheidsformule) gebruiken, p. verbruik = ber $14bebarf, = barf icb Ste einen 9Iugenblicf infommobieren, .gebrduclo (sufanaen), ber oberbraueb. beftiftigen of (aan tafel WO.) geftatten Cafe? plaatsen, h. ftellen, felon; de stoelen tegen plager = Wager, eater, 9tecfer, vgl. p I a gen. den muur p. = bfe edible an We eanb ftenen ob. plagerig = quaterifcb; nectifcb. felon; waar wilt u al die meubels, schilde- plagerij, v. = ettitleret, Vacferet; atecferet, rtjen p.? = too tooften Cie alt biefe Vinfelei, &Motet, Scbrauberei, vgl. plagen. igeintilbe bfnftellen (anbringen)? ik kan al plagge, zie plag. die menschen niet p. = fdj babe fiir an biefe plagiaat, o. = 43tagiat, fiterartfcfor Ziebftabl; 2eute feitten (fRaum), id) faun nicbt p. plegen = 43. begeb(e)n. unterbringen; (een monument, stoelen, banken plagiaris = .tor. ergens) p. = aufftenett; een vlag p. = elite plaid, v. = ber (bail) Wait). aline (Waage) aufVfanaen ob. auffterfen; (een plaisanterie, v. = $latfanterie. ambtenaar) beftafien, een nieuweling in de plak, v. = (owl tuchtmiddel) $ritfcbe ; (vrff derde klasse p. = einen 91euett In bfe britte vertaald) ber Mute, aucbtet, her Stoir, Stfaffe felon ob. eittreiben; iem. b0 een bankier ber £Bafel; (p. brood, vleesch) Scbititte; met de p. = einen bet efnem Oanfier anftenen ob. unter. p. krijgen = alien ob. titebe befommen; er de brengen; geld p. = anlegen; op hypotheek p. op leggen = brauf logdilagen; de jongens p. = In 4)0otbefett antegen; een advertentie, onder de p. hebben = unter ber auct)tel ob. unter artikel in een courant p. = eine %noise bem Zaunten baben; onder de p. (van de vrouw) (annonee), einen artifel In eine Beitung felon ob. staan = unter bem $antoffel fleben. etitritcfen; ik kan hem niet in mijn zaak p. = plakalbum, -book, o. = klebealbuin. .... In ineinent gbefcbiift aufnebinen; goederen plakkaat, o. = 43tafat; (vlek) ber p. (aan den man brengen) = earen anbrin. plakken, h. = fleben, (met stijfsel) fleiftern; gen, tilaateren, abfelon. een postzegel op een brief p. = eine $oftinarfe piaatsgebrek, o. = ber actuntmangel. auf einen q3rief fleben; dat plak ik aan mijn plaatsligebengen, 0.; gresteldheld, v. = laars = bai binbe nth unteri sZetn; Lan Oft& ggebticbtnia ; .berctaffenbeit. p. (fig.) lange fleben. plaatsing, v. = aufftenung, anbrtitgung, plakker = glebe; Rleffterer; hij is een echte anfteftung, Unterbringung, %Wage, bail ante. p. = er tft ein ricbtigeil Stlebepftafter. gen, ffittriicfung, ber ftbrate, vgl. plaatsen; plakkerig = &brig. grif p. vinden (van waren) = fOlanfl3Iciaterbar plak f plaatje, o.; -pleister, o. = itlebe I bilb ; feitt, retfonb abgeb(e)n; bureau voor p. = .I3ftafter. Stenenberittitge)tung4bureau; zoekt p. (adver- plaksel (pap), o. = ber aleffter. tentie) = Steffengefucb. plakstlifitel, v. = Stleifterftarfe. plakzegel. 531 plat. plakzegel, o. = ber CluittunggftentPel (felebes tutu); .enfenner (8otanifer); sfcbule (ber sgarten); ftentpel). senlebre (Zotanif). plamuren, h. grunbieren, bolLfdynieren. plantellleven, o.; v.; -melk, v. = plamuur(sel), o. = bfe erunbiermaffe. $fiatt5en ; .laug ; .inftc1). plan, o. = ber $tan; (bedoeling) bfe Vlbficbt ; planten, h. = pflattben ; 't geschut, de vlag (voornemen, oogmerk) ber glorfa# ; Zorbaben, p. = bag Glefcbilb, Me galitte aufpflanhen ; Wornebtnen (beide laatste zonder meerv.); 't p. = bag $f., Me Unpfiatt8ung. (ontwerp) ber %nttrurf ; (platte grond) ber plantephysiologie, v.= $flanbenpbt)flologie. Van, (van een huis ook) ber Glrunbrit ; planter = $flanor (in aide bet.), Cantagen. p .. nen makers, beramen = $Itine ntacbett, bettor. entiverfen ; een p. voor een aanslag beramen plantersibond, m.; -hoed, m. = 43flanberlis = einen VInglag planen, ben $. au einem bunb ; .,ut. VInfcblag Incteben ; van p. zijn, 't p. hebben = planteirijk, o.; -sap, o.; -soort, v. = bfe baben, beabficbtigen ; ik heb er geen p. Wiatt8en I reid) ; ber sfaft ; .art (sgattung). op = fi babe nicbt benfe nid)t baran; plantelispuit, v.; -stelae', o.; -teelt, v. = met 't p. = in ber ; p. van afloesing, van $flangen fpril3e ; sft)ftent ; saucM. betaling, van uitloting, van trekking = ber plantetuin, m. = botanifiber Marten, 43f tangs gunge, 8abfunggs, 9Ittglofungg., 8feOunggtilan. garten. plapperen, h. = planieren, ebnen. planteur (sigaar), m. = $lanter. plauect, v. = ber $lanet ; isms. p1. lezen = plantellvezel, v.; -vernieler; -verzame- einem bag Ooroffop, bfe Kfpeften ob. Me Watts ling, v. = $flangen fafer ; .aerftiirer; gamins bit& fteflen. lung. planeetilbaan, v.; -jaar, o.; •leser = planteivoeding, v.; -vorm, m.; -wereld, $laneten I ban; stabr ; :lefer. v.; -slekte, v. = $fianbenll ernlibrung ; Me planetarium, o. = $lanetatiunt. storm; .melt; .franfbett. planetestelsel, o. = $lanetenftiftent. plantlijser, o.; -lag, v. = $flana n ellen; planetolden (kieine pianeten), my. = Va. sung. netoiben, Kfteroiben, Heine ?3laneten. plantkunde, v. = Zotanif, s,afiansenfuttbe. planiliglobe (wereidkaart), v.; -metrie, v. plantkundig = botanifeb, pflamenfunbfg. = ber ; itnetrie. plantkundige = Q3otattifer, $fianaenfenner. plank, v. = (alg.) bag Orett; (van boekekast plantsoen, o. = Knlagen (3t.), ber Stabtparf. ook) bag ; (deet) Mete; (voor sehepen plantsoenaanleg, m. = Me $arfs, Marten: veelal) $lanfe ; (meer dan 5 cl dik) ttoble ; anlage, 9Inlagenbau. (over een sloot, op 't fis e. d.) ber Steg ; zoo plapperen, pictOpern ; (ook „ploeteren") dik als een p. = fo bicf tvfe ein Zrett ; zoo stiff planfcben, ntanicben. als een p. = fo fteif foie ein $fabl ob. tote efn m. = (op straat) Me Vittp, (ook, gew. Oolg ; de p. mis zijn = rtcb irren, ftcf) tiittfcben, dieper) Ziintpel ; (bloed) bfe 2acbe; een p. auf bent 0(4511:lege fein ; iets van de bovenste melk = eine Menge MC de Zuidholland- p. = etiv. bortreffitebeg ; een jongen van de ache p sen = Me filbboUtinbifcbett Seen; de bovenste p. = ein Oauptfunge, ein 43racbtiunge, wijde p. = her grote Zeid), bag grope eaffer, auggebeicbtteter (bortrefflicber) Junge; op de bag Veer. p .. en (tooneel) komen = (van personen) Me plasdankje, o. = Nailer Zan!, ein Zanfe, getter befteigen, (van een stuk) itber Me Bret. !On; om een p. (te krijgen) = um fib einaus gebn ; zie ook h o u t. fcionchtoln, um TIC einen fcbilnen Zanf au plankebesehot, o. = ber $retterli berfcblag, berbienen. Me .ivanb. plasma (bloedwater), o. = Vagina. plankekoorts, v. = bag 2antpenffeber. plasregen, m. = Vatregen, ettf3regen, 9les plankeloods, v. = ber Zretterfcbuppen. genguf3. planken = brettern. plasregenen, h. = (in Strihnen) gieten, (tote planket, o. bfe Wancbette, Vettifclyben. raft Vtulben) gieten. plankevloer, m. = l8retterboben, Me Vele. plassen, h. = (in 't water) pattfcben, planfcben, plankier, o. = Me fElretterplattfornt, (aan ntattfcben ; altijd wasschen en p. = limner tn. spoorwagen) Zrittbrett. unb 13.; 't water plant = bag RIlaffer pliitfcbert. plannemaker, m. = 113rojertenntac§er, sbauer. plassertJ, v. bag eepanicbe, bag Giemanfcbe. plant, v. = $flattae. plastiek (boetseerkunde), v. = Folaftif. plantaarde, v. = $ftangenerbe. plastiseh (aanschouwelijk, duideijk) = plantaardig = pfianalfd), pflanbenartig ; p. plartifit. voedsel = 143ffangennabrung. plastron, o. = her (bag) 431aftron. plantafdruk, m. = $fianynabbrucf. I. plat, o. = (dak, elke platte afdekking) Me plantage, v. = Watttage, $fianaung. FSIattforin ; (terras) Me 'tent* ; (van een plantdier, o. = 43ftangentier, ber (bag) BoopfAt. degen) Me ffacbe atinge. planteialbum, o.; -aseh, v.; -toter, v. = II. plat (adj.): p. vlak = ebene glade; p e $flangen album (Oerbariunt); safcbe ; abutter. grond = her $lan, (van een gebouw e. d. oak) plantelibus?v.; -eel, v.; -dons, o. = ber IR1 ; (dak, news, waarheid) Platt; 't p te $flatmen I rapid ; .5elte; sbunen OK.). land = bag platte 2anb ; op 't p te land wonen planteinsvit, o.; -etend; -*ter = Viani = auf bent 2anbe toolinen ; p. gezegde = Aen n dive% (salbutnin); p.sfreffenb (frduterfrefs platter, nfebrfger, genteiner ob. tribfaler Rugbrucr; fenb) ; .freifer (nriiuterfreffer). p. Amsterdamsch = Kinfterbainer $atotg, platte planteigeogralle, v.; -gif(t), o. = $fians Vinifterbanter SPracbe ; p. bord = fiacOer Zeller; bettigeograpbie ; .gift. p ..te beurs = platte ob. leere 63rfe; p. slaan = plantegordel, m. = bfe R3egetationgbone. Platt febtagen; ism. de deur p. loopen = einem planteigroel, m.; -kenner; -kweekerij, Me St iir einrennen ; p. op zgn bulk gaan liggen v.; deer, v. = taftanalentnucbg (bag Pestivacbg. = Platt auf ben Baudj leggin; p. op den 34' plataan. 532 grond vallen = Platt (ber 2tinge nat) auf bie pleehtigheid, V. = eferlid)fett, (plechtige %rbe fallen; p. to bed liggen = bettlitgerig fein. viering) defer; (R.K.) Solennittit. plataan, m. = bie Zlatane. pleehtmatig, -statig = feferlit, (in op- Plataea, o. = Waal& treden en manier) Infirbebon; (iron.)grabittitift. plataf (weigeren) = !Canning, runb eraug. plectrum (citerstaafje), o. = Zleftron. platbol (van een lens) = planfonbeg. plee, v. = ber albtritt, ber Mort. platboomd vaartuig = ffactbobtgeg aatrgeug, pleegbroeder = Stranfentvarter, .pfieger ; ffacbeg Zoot (Stiff), Ztattfctiff. (ook 91bolitibbruber). platdrukken, h. = Platt britifen. pleeglidoehter; -kind, 0., -moeder = Platduitseh, o. = Zlattbeutft. $ftege totter ; .finb ; :mutter. plateau, o. = plateau. pleeg I ouders ; -vader ; -moon = Zfteg e I . plateel, o. = Me aatience, Steingut. ettern ; .bater ; .fotn. plateel II bakker ; -bakkerg, v.; -goed, pleegzuster = Stranfentvarterin, .pflegerin, o. = gatlence:, eteingutI fabrtfant ; .fabrif ; .ittvefter; (ook Vlboptitifttvefter). .tvaren pleet, o. = Verfilberte Save, 92eutilber, plat. platform, o. = bte 1431attform. tterte Saxe. platheid, v. = Zlattteit, Gemeinteit, Zak plegen, h. = (gewoon zijn)pflegen; (bedrijven) alitiit; (met andere bet.) bag 91bgeplattetfein. veritben, beget(e)n; (verzorgen) oftegen]. plathol (van een lens)= planfonfab. pleiaden, my. = Zleiaben, bag efebengeftirn. platina, o. = $latina, Zlattn. pleidooi, o. = ZlaiboVer, bte Zerteibigung(4. platina blik, o.; -draad, m.; -druk, m.; rebe). -spons, v. = FOlatin f blet ; .bract; :brucf ; ber o. = ber $103; (met tuin tusschen •f ttnararn. huizen) equate. platitude (platheid), v. = Zlatitube, Zlatttett. pleinpouvoir (volmacht), o. = Veinpouboir. platje, o. = fleine Wattform; (quit) ber Stair, pleinvrees, v. = 3lat3angft, ifurctt, igen, bet Stain; (verhullend your) Me 2aug. algoraptobte. platkloppen, h. = Platt fctlagen (ticiniinern), I. pleister (op een wond), v. = bag Zfiafter; pliitten. Engelsch p. = englifteg ; een p. op de platkop, m. = Zlattfopf. wond = etn auf Me eunbe. platlood, o. = Oleiblect. IL pleister, o. = (gips) ber Chipg ; (op muren, platluts, = afigaug. aan plafotuis enz.) bet Rapt* ber qSub (bon platmaken, h. = platten, Platt marten. 31i3rtel, Bement, etpg). platneus, m. = bte Ztattnafe. pleisteraar = tOtpfer. Plato = fOlato(n). Platoniseh = platottifc4. pleister afgletsel, 0.; o.; -beeldje, platsehieten, h. = gufammenitieben, in o. = ber @DM abgut ; .bilb ; bie :flour. (runb unb 8oben ftlefien. pleisteren, h. = (muur e. d.) gipfen, abliu#en ; platslaan, zie plat IL gepleisterde graven = tibertitiutte ograber ; platteeren, h. = tilattieren. (een wond) pftaftern ; (onderweg aanleggen) platteerwerk, o. = plattierte Krbeft. etnfetren, fit auftalten. plattegrond, zie plat II. pleister groeve, v.; -kalk, v.; -model, o.; plattelandbewoner = ffletvotner born -ornament, o. = eitig grube (bet =brut); (platten) 3anbe, 2anbbetvotner. ber .falf (ber lug); .mobea ; .ornainent. plattelandsheelmeester = 2anbargt. pleisterplaats, v. = %Wet; station; .f)alter platterd = Zuminfopf. ftelle, ber .0alteplat). plattrappen, h. = Platt treten; gertreten. pleisterwerk, o. = bte Qe.tpgarbeit, bfe Ste. platuit = !Canning, runb teraug. faturarbeft, ber Stucf. plat viseh, m., -voet, m. = $latt fift ; pleat, o. = ber Zrogef3, ber Streit ; (fig.) Cate; platvoeten, h. = lange fteten unb tvarten. ook = pleidooi. platvoetig = plattfittfg. pleitbezorger = albborat, Olettgantvalt, platvoetwaeht, v. = Ounbgtvate. Rettgbeiftanb ; (fig.) Vlbbofat, 5iittnecter, platweg = platuit. R3ertetbfger, Zerfectier. platworm, m. = Zlatttutirm. pleitdag, m. = Oerittittag. platzak zijn = nfttg inetr taben, alteg aug= pleiten, h. = tiltibieren, ptaibferen ; !paten, gegeben baben; p. thuiskomen = mit teeter ftretten ; dat plait voor hem = bag !Int*, be= Xafte nat aufe foramen. tveift ob. geugt fitr itn. plausibel (aannemelijk) = plauftbel. pleiter = VIbborat, Zerteibiger. plavei, v. bet Zftafterfteln ; SteinPlatte. pleitgeding, o. = bet Otettgftreft, bet itanbel, plaveiblok, o. = tanbramine, bie Stampfe, bet $rogef3. ber etainpfer, ble Oungfer. pleitkunst, v. = Zlifibierfunft, Zlaibierfunft. plaveien, h. = pftaftern. pleitrede, zie pleidooi. plaveter = Zftafterer. plaveisel, o. = pleitzaak, zie plettgeding. Zftafter. plaveisteen, m. = $fiafterftein. pleitzaal, v. = ber Oertittgfaal. plavuls, v. = attefe, Zlatte. pleitzak, = ble Kftemnappe. plebejer = Zlebefer. pleitztek, •zuehtig = progetitittig. plebejisch = plebeitft. pleit II zieke (-zuehtige); ziekte (-zueht), plebisciet (volksbesluit), o. = $lebiggit. v. = Zrogetlfriinter; quitt (.frtimetet). plebs, o. = ble (ber) $lebg. pleizier, o. = Zergnitgen, bfe areube; veal plecht, v. = bag Rafteri; Zflicbt. p. 1 = Viet Z. 1 ; p. hebben = 4aben, pleehtanker, o. = ber Vtotanfer, (fig.) bet amilfferen; p. maken = fidj amilfferen; voor inettungganfer, late fioffnung. p. = gum Z., gum Spat; dat doet me p. = pleehtgewaad, o. 91mtgfleib, bie etaatg. bag freut mit, matt mir greube (al.); p. hebben fleibung, Crnat, geierfletb. (vinden) in = Oefalten ob. R3. finben an (50at.), pleehtig = feterlit. !eine 8,reube babett an (sat.); p. hebben in de pleizierboot. 533 plombeerloodje. studio = (ook) 2uft aum etubium baben, gent 't mij tot p. = lc?refine a nth bur $.; op ftubieren; ik heb er geen p. in = et matt mij rust de p. = mfr Heat bie $. (Zenifiicb: mfr rein l3., icb babe feine 2uft bast; doe tuna) ob ; getrouw aan zijn p. = Officbtgetrett; me 't p. niet moor to schreeuwen = tun in strijd met den p. = pflicbtmibrig. Ste niir ben Oefaiten (bie 2iebe) unb fcbreien pliehtbesef, -gevoel, o. = $fficbtgefiibl. Ste tit* ntebr; u zult me p. doen als u pliehtmatig = Officbtgetniit, .mtif3ig, getrett, gaat = Cie tnerben mid) berOfild)ten ob. sfcbuibig. oil tvirb mfr freuen Wenn Cafe geb(e)n; p. aan pliehtpleger = komptimententnacber, 1Im? iem. beleven = (feine) 5reube an einem ftanbgl fonttniffariug, :taften, .peter. erleben; een leven van p. = ern fablic§eit plichtpleging, v. = Cifficbfeitgbeheigung, 2eben; een leven van louter p. leiden = in OfficEleit ; p .. en = (ook) Nebengarten unb eaug unb Oraug leben; met alle p. = mit gomplimente; zonder p .. en = obne bent griAten ll.; p. hebben voor zes = fict ftlinbe. riefig ob. &Mild) antiifieren ; tot pl.! = auf Sies plichtsbetrachting, v. = $filcbterfiiitung. berfeben zie ook op k u nn en. plichtschnidig = 13flicbtfcbuibig. pleizierboot, v. = bag 2uftboot. pliehtshalve = aug $fticbt, Officbtbalber. pleizieren, h.: iem. p. = einem ein Zergniigen plichtvergeten = $fticbtbergeffen. maien. pliehtverznim, o. = bie q3flicbtberfebuttg. pleizierig = luftig, angenebtn, p. plint, v. = eanbleifte. gezelschap = f . e, I e ob. a .. e eefeilfcbaft; plisseeren, h. = Oliffieren, fiiiteln. p ..e Kerstmisl = f e RBeibnacbtent p. bij I. pioeg (landbouwwerktuig), m. = $fiug ; elkaar zijn = f. ob. I. beifanunett fein, een p. leven de handen aan den p. slaan = Oanb an ben leiden = ein f eb ob. I .. et 2eben filbren; p ..e $. fegen. rein! = a .. e Retie; iets p. vinden = ettv. a. II. ploeg (afdeeling yolk), v. = Vibteilung, finben; ik voel me niets p. = id) fiible mid) (of Gru1313e; in twee p .. en = in Mimi ec§icbten. mir ift) gar nicbt Mobl; (vermakelijk) antilfant, ploegbaas = Vibteitunggauffeber, Sertfiibrer. ploegbaar = pffitg bar. pleizierigheid, v. = ariAlicbreit zc., zie ploegboona, m. = $fingbaum, .balfettl pleizierig. pioegen, h. = Offilgen; (de zee) burcbfurcbett, pleizierjaeht, o. = bie 2uftlacbt. ifcbiffen, .fcbneiben, Nfiligenj; (hour) nuten, pleiziermaker = Mater l8ruber. ofiligen; 't strand p. = ben eanb, bie 2uft, pleizieripartij, v.; -reds, v.; -reiziger = ant gaffer Zergniigungg tour(2uftpartie);.reffe;.reifenbe(r). ploeger = $fiiiger. pieiziertrein, m. = Sonberaug (fiir Zer, ploeg Ozer, o.; -machine, v.; -mes, o. = gnilgunggreifenbe). $fittgleifen Oneffer, Sect), goiter); .1unit:bine ; pleiziervaart, v. = Zergniigunggfabrt, 2uft. .tneffer. faigt. ploeglos, m.; -paard, 0.; -schaaf, v. = Plejaden, zie Pleiaden. Wing 11 oc? ; .0ferb (ber Vicfergaut); ber ,loner plek, v. = etette; (ruimer en minder nauw- (ber gap, SOuttto, geberbobet). keurig) ber Ort ; (vlek) ber aleden, ber Med. ploeg schaar, v.; -staart, m. = $ffun II icOar; plekje, o. = bie $11ittc§en, 51ecfcben ; 'Req. een lief p. = eM reiaenbeg $. ob. 5.; een heer- ploert = pump, 2untpenfer1, Scbuft, ategel ; lijk stil p. = ein faufcbigeg $itityben. (burgerman) Spfetbiirger ; (stud.) Mu, $big plekken, h. = fiecfen, Iemdjt fiectig merben. lifter. plekkerig = fiat. ploertachtig = gentein, fiegelbaft ; luntpig ; plempen, h. = sufcbiittett, autnerf en. libilifterbatt. plengen. h. = (tranen, bloed) bergieten; ploertachtigheid, v. = Oenteinbeit, ategelef, (wijn) oOfern. $bilifterbaftigfeit. plenging, v. = bag 00f ern; bag Zergieten. ploertedoni, o. = $bilifterium. plengoffer, o. = ZranfoOfer. ploertedooder = Zotfcbliiger. plenipotentiaris (gevolmachtigd gezant) = ploerterij, v. = ploertachtigheid en: $lenipotentiariug. Sine (ll.). plenum (voile zitting), o. = llenum, bie ploertestreek, v. = gbemeinbeit, inhere!, $fenarfilptng. alegefet. pleonasme, o. = her $ieonagntug. ploertig = genteitt, bitbifcb, niebertrticbtig, pleonastisch = pleonaftifcb. fiegelbaft, pletilhamer, m.; -machine, v.; -molen, ploertin = m. = *Mt., $lattnantnter (Zrettbantmer); ploeteraar = (in water e. d.) $lanitter, ,mafcbine (Salami/file, bag nalamert, Strecf, fflianfcber ; (werker) Ocbf er, Ziiffier, ecbattber. mafcbine); ploeteren, h. = Olattfcben, pants en, manfcben; pletrol, v. = Sale. (werken) ocbf en, ficb Olacten, ficb fcbinben unb pletten, h. = ttlatten, Maiben. ptagen. pletter = Matter; te p. slaan, trappen = plof, m. = $rati, (buntOfer) ecblag ; (in' t water) aerfcbmettern,sermaimen ; te p. slaan, vallen $funtl)g ; = plump 1 Olutni3g !I (intr.) = serfabefien, 3erfcbmettert merben. ploffen, z. = buntpf auffallen, Oraften. pletterij, v. = bag Elialgtuerf. plok, m. = gni:1nel, bie Oanbbotl. pleurense (rouwband, rouwrand), v. = plomb, v. = (fcbtuereg) 911ibriffen. $leureufe. plombe, v. = $lombe ; ber Zleiberfcbluit ; pleuras, v. = $leuritig, $leurefie. 8abnfiiitung. plicht, m. = bie $fifcbt; We Scbuibigfett, zijn plombeeren, = plombieren; bertrelen; p. doen, vervullen, betrachten = feitte $. tun, fitifen. erfilaen; volgens p. = Officbtgenttifi; ik acht piombeering, v. = $lombierung. 't mijn p. = §aite et fiir :mine fl.; ik maak plombeerloodje, o. bie $iontbe, bet plombeersel. 534 plunderen. Zleiberglut ; p .. s aandoen = q3 .. it antegen, pluimage, o. = Gefieber. 13Iombieren. pinball again, o.; -ball, m.; -bos, m. = ber plombeersel, o. = bie tombe, glitlfel. 5eber I alatut ; 'bait; .bufcb. plombibre, v. = $lotnbiere. pluhnen, h. = (plukken) rupfen; (bepluimen) I. plomp (geluid), m. = $lumpg, 43Iuntp ; befiebern, mit aebern (einem geberbufcb) fcbtntif. p.I = pluntpg ! fen. II. plomp (plant), v. = (witte) Seerofe, pluimgedlerte, o. = geberbieb. Saffertilie ; (gele) Zeicbrofe, Fitigblume, See. [plulmgrauf = tilbnerbogt, .tvarter]. fanbet. pluimgras, o. = aebergrag. III. plomp (adj.) = plump, fcbMerflittig, unge. plulmmuts, v. = 5t robbetuttilp, 8ipfelmilip. idgacbt ; (onbeholpen) tatiptiet), ungefcbidt. pluimpje, o. = fleiner 5eberbufc, TrObbet. plompen, z. = plum fen. cben 2c., vgl. pluim; iem. een p. geven = plomperd = Folumpiact, aneifter lIngefcbicf, einem emit lob erteilen, elnen toben ; een p. Tolpatfcb, Oang ZOO. krijgen = efnen 2obfprucb erbafcDen, gelobt plompheld, v. = iplumpbeit, ecbtverfattigfeit. Merben. plompverloren = mfr nicbtg bir nicbtg, pluimstaart, m. = bufc0fger etbtnan6, R33ebels otjne meitereg. fcbtnan6. plompweg = gerabe 4erau6, unberbliitnt; plulmstrUken, h. = fuctgfcbtramen, (einent) iem. p. de waarheid zeggen = einem bie um ben Bart geb(e)n, fcbarmenbeln. eabrbeit ing eft fcbleubern. plulmstrUker = gucbgotiviinaer, ecbar. pions, zie plomp I. Menet, Speicbenecfer. plonsstok (van visschers), m. = bie eti3r. pluimstrijkerfj, v. = aucbgfcbtrattberei, ftange, bie aifittrantpe. ecbartvenbelei, Speicbettederei. plonsen, h. = plumpfen; (ploeteren) plan? plulmvaren, v. = ber kOniggfarn. fdon, platfcben. plulmvee, o. = B,eberbieb. plot* v. = gate; in p .. en vallen = ctltett I. plats, v. = (vlokje) ba3 atiidc4en, bag merfen; zijn gezicht in de p. zetten = eine ettiubcben; (pluche) ber Viticb. ernfte Efene auffePen ; ergens een p. aan geven II. plaits (geplozen touw, werk), o. = Sera, = einer lace eine eenbung geben ; dat is bie Oebe, 43iiig. weer in de p. = mieber in befter erbnung, III. plats (adj.) = ricbtig, in Orbnung; dat wieber ricbtIg ; de p .. en van 't menschelijk is met p. = bag get nict mit recbten Zingen hart = bie a .. n beg . . . ; 't voorhoofd in p. 6u; 't is bij hem niet p. = bei ibut fit 0 nicbt trekken = Me Stint in a .. n 6ieben, Me Stirn ricbtig fmOberfttibcben; die zaak is niet p. = runeln, hi komt niet uit zijn p. = er rildt bie ace fit nicbt ricbtfg, nicbt gebeuer, ift ber. ', nid)t aug !einem q3blegma beraug. bacbtig ob. (ik vertrouw 't zaakje niet) tcf) ploolbaar = biegfant, (fig.) gefcbmeibig, gee Crane bent jr1eben nicbt; 't leek hem niet p. Mgt, fligfant. = eg Mar ibm nicbt gebeuer; 't is hier niet p. ploolbaarheld, v. = aliegfainfeit 2c., vgl. = bier Ift 'g nfibt gebeuer. plooibaar. pluisaehtlg = faferfg, flocfig. ploolen, h. = fatten; ('t voorhoofd ook) pluisen, h. = (tr.) Offilefen, fafern, augfafern ; run6eln ; (plisseeren) Pliffieren, falteln ; ik zal (lakenfab. en scheepst.) pltifen; (peuzelen) 't wet p. = icb merbe el fcbon beicbfeln ob. ntacben; fnaupetn, fcrmabulieren ; (onderzoeken) ftiibern, ik zal 't zoo p., dat ... = icb tverbe eg fo emit. beruntftiiEern; ftauben: (intr.) Oct fafern, .may rtcbten (anorbnen, arrangieren, einflibeln), bat . . abfafrrn, lid) abfareln; ftauben, ftauben. zich p. = fir?fiigen; dat zal zich wel p. = plulser = $ffilcfer, aferer; (11g.) Rlauber, i bag tvfrb ficf) frbon geben (macben). Vlugflauber, Wrilbler. plooler = calmer; (fig.) Zeicbfler, 92trrangterer. plulserig, zie pluisachtig. plooischaar, v. = bag galbel., $liffier., plulzertJ, v. = Gefucbe, Geflaube, eetteneilen, pink, m. = bag $fiticren, bie Wttide, We (it rnte ; ploolsel, o. = bie aalbel, bie EF/ilfcbe, bie Rraufe. bie (Sein)2efe; 't is een heele p. = eg ift plooltang, v. zie plooischaar. ems tiicbtigeg etiirf Virbeit of etne bitbicbe Guntme plootwol, v. = Rant., Gerbertvotte. of emit fitivereg Gelb of else game Menge. ploten, h. = abtvollen, ..lifcbern. plukharen, h. = einanber (ffcb) in ben ploter = Gerberfnecbt, 9.1Wrer. .aaren tiegen, ficb raufen, Tidy balgen, ficb 1. plots, m., zie plof en plomp I. 6aufen. II. plots = pti3ottd), fiiblingg, unbermittelt. plukken, h. = pflticfen; (boomvruchten ook) plotseling = pfiitlicb, lacy; (alleen adv.) brecben; (pluimvee) rupf en, of.; (trekken aan auf einntal, wit einem gale; een p ..e schrik baard, kleed e. d.) 6upfen ; (iem. Jig.) rupf en, = ein Faber scored. Pliittbern; de vrvchten van zijn work p. = Me plotsen, zie ploffen en plompert. arilc§te feiner Krbeit ernten. plumb*, o. = her $111fcb. plukker = With:Ur, fRupfer, vgl. plu kk en. plug, v. = ber spunb, ber Bapfen ; (schoenm.) plukkorf, m., -wand, v. = ber Obftforb. 81vede. plukloon, o. = ber $flitcf(er)loip. plasm, v. = (op hoed, helm e. d.) ber 5eben pinks.% o. = bte Scbarpie; p. maken = bufcb, ber zug), geber; hoed met p. = aeber. S. 6upfen. but; (kwastje aan mute e. d.) Strobbel, ber plukselwatte, v. = ecbarpietvatte. : Btpfel ; (aan staart e. d.) ber 4)aarbilfcbet ; pluktljd, m. = bie %rnte(6eit), ble 2efe(6eit), (staart van vos, haas, konffn, here) %%fume, Me $ftticf6eit. (van vos en wolf) etanbarte, (van eekhoorn) plukvruehten, my. = bag *Irectobft. F g,abite; (bloeiwijze) alifpe; nog in de p .. en plumeau, m. = aeberniebet, ibefen. liggen = nod) In ben aebern liegen ; iem. een plumpudding, m. = Wumpubbing. p. op de mute (den hoed) steken = einem plunderaar = q3liinbrer. env. ecbmeictylbafteg fagen. plunderen, h. = (iem., een stad, een boom, plundering. 535 pofbroek. een boek) plitnbern; (sterker, vooral fig.)attS. poederikleed, o.; -kwast, m.; -mantel, plihtbern. m.; -sulker, v. = iiktbelfteib ; Me -auafte; plundering, v. = 431iinberung. .mantel; ber ibucfer. plunderziek = plitttberunggfitcbttg. poedervormig = putherfiirmig. plunge, v. = Stleibung; Welber (W.); (bijz.) bet poeet = $oet. Vittaug; (boeitje) Siebenfacben (V.). poef! = oaf ! puff ! plaralls, m. = $tural(tg). poeha, poehaai, zie b o eh a. pluraliteit, v. = Foittralittit. poeler enz., zie poeder enz. plus = (adv.) plug; (subst.) bag $lug. pool, m. = $fubi (ook fig.), Sumpf; (plas op plusminus = ungeflifir, etiva. den weg) Me $filte, Tittnpel; p. van ellende = plusteeken, o. = $lugaetcf)en. 13f alit beg Menbg. Plutarehus = 431utard)(og). poelier = OitimerDlinbler. Pluto (god v. d. onderwereld), = $luto(n). poellimees, v.; -snip, v. = SumPflimeffe, plutoleraat (geldaristocraat); -crane, v. = 4d)ttePfe (43fufgfc§n., Zerafftne). 431u to I Prat; .fratie. poelviseh, m. = $fttlitfifd), Scratninbetter. plutoniseh (vulkanisch) = Plutontfci). poelvogel, m. = Suntpfbogel. plutonisme (leer, dat aile vervormingen poems, m. = ber 1uma. van de aardkorst vulkanisch zijn), o. = bet poeem, o. = 43oent, giebtdit, bie Zicbtung. Vutonignutg. poen, m. ----- lump, 2umpenfert; (bed, Stu er, Plutus (god v. d. rifkdom) = $lutog. Bierbengel ; [(geld) Zrabt, 23a#en; Stni3Pfcion]. Pluviale (groot misgewaad), o. = $lubfat(e). [poene, v. = Strafe.] pluvier, v. = ber Regenpfeifer. poenig = gedentmft, itu#erntlif3tg ; gemein. Plaviose (regenmaand: W Jan.-19 Feb.), v. poep = (Duitscher) Ruff ; (wind) curb, einb; = ber $lubiofe. (vuil) Zrect, Rot. p. In. (plus minus = ungefabr ; pro memoria poepen, h. = etto. matten. = bur (grinnerung ; piae memoriae: zaiiger poeperd, m. = tintere, $opo. gedachtenis = feligen Vinbenfeng; per mine= poer, zie p e u r. per taufenb ; post meridiem : na den middag = poerem, zie b o e h a. nadmittagg). poeren, zie peure n. pneumatiseh = lineuntatiftb ; 2uft . . ., 2uft. Poerim, o. = $uritn(fert). bruct . . . ; pu .. e post = Ello4rpoft. poes, v. = Slate, (ale roep) 9:Itteae; (bout) her pneumonic (longontstektng) = $itettutonie. $elafragen; ht is voor de p. = er ift berloren; p. o. (per order =int Kuftrag ; per omgaande er pfelft auf bent te#ten 2oc§e; el tit aug mit = mit umgeljenber $oft 2C. zie omgaan). ibm ?hi' is niet voor de p. = er tat nicbt mit poebel, m. = fflucfel. ficb !paten of („hfi is schrander") er ift Mitt poehen, h. = prablen, poten, grog=, Micf)tigtun, ant ben koPf gefatien; dat is niet voor de p. rut britften; p. op = pr. mit, gr. mit, 5t0 br. = bag ift feine 2appalie ob. rein 43aPpenftiel. mit, pod)en auf; hoe gaat 't? ?ik mag niet p. = poesaka (Ind.), v. = $ufara, bag (MIMI. kyle gebt eg ? ?nur letblitO of 0 fiinnte beffer poetje, o. = St titAen, Wifely:ben ; (snoesje) fern of tit* gum beften. 2febd)en, Scf)nubeldpn, Scbnutcben. poeher = $rabler, $rOffmng, $ocber, Orof3. poeslief = tiuf3erft tiebengiviirbig. fpred)er, Muffitnetber. poesmool = vie aug bent %i gepetit. poeherij, v. = $ra§teret, $odieret 2c., vgl. poespas, m. = 931ifd)tnafd), Stubbeitnubbel. pochen. poesta, (Bong. heide), v. = 43utta. pochhans, zie poc he r. poesten, h. = Karen, puften. poeuleeren (drinken), h. = Pofulieren. poester = $ufter, Maier; (130) bag $uftrobr. podagra (voetjicht), o. = $obagra, Me 5uf3s poetaster = 43oetafter, Zicbterling. gtd)t, 8iPPerletn. poetlea, poetlek, v. = $oetif. podagreus = pobagrag, gict)tig. poiitisch = poetifcb. podagrist = $obagrift, gbid)tfrattfe(r). poetje = 9:Ramadyn, 9:1Iiittercben, nuttig ; podding = ghtbbing. (snoesje) Scnubeicign, $utcben.f poddingvorm, m. = bfe $ubbingform. poets, v. = $offe, bey $offen; ber Stret0 ; podesta (burgemeester in kleine Ital. steden) iem. een p. spelen (bakken) = einem einen = $obefta. $offen (Strad), SO abernacf) fpielen. poddome I poddoriel = pot3taufenb I 13013., poets I doek, m.; -doom, v. = bag $411tuct) bitt, ! potpvetter ! (SdoueriapPen, Scbeuerthiftt) ; .fcbacbta. podium, o. = $obtunt. poetsen, h. = (metaal enz.) puten ; (schoe- poedel, m. = $ubel (in beide bet., ook fig.). nen ook) tvicbf en, polteren; In p. = fitt poedelen, h. = pubein. brilden, ficb biinne inadyn ; zie ook plaa t. poedelhond, m. = $ubethunb. poetser = 934er. poedelnaakt = pubeinadt, zie ook m o e- poetsgerei, o. ....-- 93u13facben (l31,). d e rn a ak t. poetsgoed, o. = 93utlfadyn ($1.); =mitt& poedeloven, m. = 93ubbelofen. poetslap, m. = bag $ut3tut:b ; Scbeuertappett, poedelprtis, m. = 93ubetpreig. s Mif 0. poeder,o. = (alg.)q3ufber (ook geneestnicklel); poets If iniddel, o.; -poeder, o.; -pomma- (voor 't Naar en de huid) bet tuber; (kleur. de, v. = ghttfintittel; .puther; .pontabe. eel voor de huid) -= Me Sciptinfe. poezel(ig), zie molli g. poederehocolade v. = bag karaopulber. poilzie, v. = FOoefie. poederdoos, v. = $ubericOacttel. poihslealbum, o. = $oeffeatbutu. poederen, h. = pubern ; (fig.) onder de mus- pof, m. = (slag) 43uff, Stot ; 9tippenftof3; p.! schen p. = unter bie SPat,en 13feffern. = puff ! op den p. halen = auf Borg ob. auf poederig = putherig, puberin, vgl. poeder; Bump netpnen; (aan mouw e. d.) $uff. ook:jtaubig. pofbroek, v. = q3untp4ofe. poffen. 536 polsstok. poffen, h. = (siaan, dor geluid geven) Imtffen; Polen, o. = $olen. (een moues) tiuffen, aufbaufcben ; (borgen, zoo- polenta (maisspifs), v. = $olenta. wet nemen als fleven) borgen, puittpen ; (kas- polichinel = q3olictneno, tangtvurft. tanjes) (in bet 9Ifcbe) braten. poliep, v. = ber 43oltjp. poffer,m. = $uffer, Me 5tafcbenpiftole; (borger) Lpoliet = felt, nett]. $uffer, q3umlier ; ook pofferd (gebak) = polijstaarde, v. = bag $olieril rot, •erbe. ToWfulten, $uffer, RIO; p. met rozijnen ? polUsten, h. = Oolteren, &Men (ook fig.). Nortnenflof3. poli-Ister = $olterer. poffertje, o. = $iiffercben, 43iiffercben. polijstlhout, o.; -polder, o. ; o.; pofinouw, v. = ber Zaufdp, $untbs, $uffitrutel. -Steen, m. = 43olterli bola; spulber ; her .ftabl ; pogen, h. = berfuoten, fudgn, ficb beftreben, sftetn. ficb bemitben ; 't p. = Zeftreben, Zracbten. polikliniek (stadkliniek), v. = 43olifttnif. poging, v. = ber Zerfucb ; een p. doen = polls, v. = $olice ; open p. = offene $. efnen 93. mact)en, een uiterste p. = etn let.ter polishonder = $olicentitbaber. ijverige p .. en = elf rige bentilbungen. politicize = $olitifer. point d'orgue, zie orgelpunt. politic, v. = (abstr.) $olibet, (concr.)43otibei polute (tine van lets, van een anecdote bebi3rbe, $olibei; door (van wage) de p. = MO.), v. = $otnte. geheime p. = gebetnte $. ; plaatse- pointeeren, h. = pointieren. lijke, gemeentelijke p. = Drtg., 2ofalpoltset. pointer (Eng. patrijshond), m. = $otnter. politie Nugent; -beambte; -bureau, o. = pointeur = $ointeur. 3otiieI II Mener (43olfairt, edmIptiann, gkitiets pointilleeren, h. = bunftieren. agent); •beantte(r); .bureau (saint). pok, v. = 43ode, Matter; (puist) bag aniitcben ; politieNeommissaris;•dienaar; -dienst, $uftet ; de p .. ken L= bte 43ocfen, bie Olattern; m.; -hond, m.;-huisje, o. = q3oliaet I infinftor ; van dep .. ken geschonden = blatternarbig, sbtener; .btenft; .bunb; bfe .b,adje (her spoften). bon ben 43 . it ob. Of . n entfteat ; lijder aan de I. politick, v. = potitif ; uit p. = aug pond, p .. ken = $odenfranfe(r). 1c en eritnben ; in p. (gekleed) = in Stbll. pokaal, m. = $ofal. II. politlek (adj.) = liolittfcb ; (fig. ook) pokaehtig = poden,, blatternaring, •abitlicb. Watt, biOlornattid); p ..e tinnegieter = pokdaal, v. = 8tatternarbe, %grube, 43otteia (Ootittfcber) Stanne(n)gieter. narbe. poiltiekamer, v. = (eig.) $oltaelftube; (fig.) pokdalig blatternarbfg, pocrennarbig. bag Wrreftatinnter, ber IIrreft. pokel, m. = $orat. politiemaatregel, m. = polibetlicte Eaf3s poken, h. = fcbitren, anfcbtiren ; in 't vuur p. react. = bag aeuer fib. ob. anicb., fm geuer ftodorn. politiemaeht, v. = 43olfbeintacbt; (troep) bag pokgif(t), o. = glocrens, Olatterngift. saufgebot. pokhout, 0. = $ocf., euctiarbola. politiemnts, v. = gelbmi*. pokinenting, v. = Stub.,ScbuOodentinpfung, politie opiziener (hul.); -overtreding, Zafaination. v.; -post, m. = $oltbeillinetfter ; bag .berge? pokkel, zie pochel. ben; %I:soften. pokkebriefje, o. = ber Zutipffcbetn. politiefireehter; -reglenzent, o.; -rol pokkeepidemie, v. = $ocfeneOlbentie. (Ind.), v.; -soldaat = $oltaet Ilricbter ; bie pokken, h. = bte $ocfen baben ; p. en mazelen sorbnung ; bag .gertcbt ; :folbat. = (fig.) and (bfeld) burcbittarben, p. (subst.), politietoesieht, o. = bfe 4346efaufficbt, zie p o k. potion:be Ruf fW. poklpuist, v.; -pat, m., -stof, v. = *den Is politic verordening, v. ; -waeht, v.; -we- puftel ; Me sgrube ; ?4inpir (ber anipfftoff, bey men, o. = $oltbeilberorbnung ; Jim* ; •ibefen. Stufpocfenftoff). politiseeren, h. = polittfieren ; (iron.) fanne. pol, m. ktutnpen, Ciftly1; (persoon) $uble. (*tern. polair = $olar . politoer, o. = Me $orttur. Polak = 143olact. politoeren, h. = polituren. polariteit, v. = $olarttlit. politoereel, o. = bte $olttur. polarisatie, v. = $olartfation. polka, v. = 43olfa. polder, m. = $otber, Rog. polkahaar, o. = glattgefcbititteneg taar. polder H bemaling, v.; -bestunr, o.; pollen (stuirmeel), o. = ber (bag) $olIett. m. = $olberientiviifferung; bie .berivattung, pollepel, m. =odgiiffet. polonaise, v. = $olottlife, 43olonctife. polderIgast (-jongen), m.; -land, o.; pole, m. = (poisslag en plaats bff 't polsge- -molen, m. = 4301.ber arbetter; %Laub ; I ble wricht) Wig; (gewricht) bag Oanbgeteng; (stok) Springftoct; krachtige, zwakke, enz. p. polderlsehouw, v.; -water, co.; -worker = ftarfer, fcbitoacber 2c. q3.; iem. den p.voelen = $olberlfcbau ; sivaffer ; :arbetter. = etnent ben I. fitblen; iem. aan den p. voelen poleeren, h. = polteren. = einem an ben q3. (auf ben 8abn) ffiblen, poleerilhanzer, m.; -rood, o; o. ook: (bet etnent) auf ben Zug) floOfen. = $olter I balmier ; =rot; bey •ftabl (•etfen). polsOader, v.; -adergezwel, o. = 43u1111. poleer steen, m.; -stok, m. = $olter ftetn ; aber ; bte sgefcbtvulft. sitocf. pollen, zie „iem. aan den pole voelen" poles (plant), v. = ber 43olet. pots. polenzions, zie polemist. polsIklopping, v.; -meter, m.; -mofje, polemiek (twistgeschr(ff), v. = fOolentif. o. = bet 43ulggicigag (I uliation); imeffer polemiseh = (letdmer); .mariner. polemist = $oleniffer. polsslag, m. = q3ufg, $ulgfcblag. polenziseeren, h. = Iioleintfleren. polsstok, m. = epringitocf. polyarchie. 537 p 00S. polyarehie (regeering van velen), v. = pondpondsgewUs= berOaltnigngifft, gleid)? 43olt)arcOte. ngifft, Pro rata. polyehromeeren (met veel kleuren beschil- ponjaard, m. = Zola). deren), 11. = poltArontieren. I. pens, zie punch. polyllehromie, v.; -gamic, v. ; -glotte II. pons (doorslag), m. = 43unben, bie $un5e. (veettalig boek), v. = 43?14 d)romie ; .gamie ; ponsen, h. = pun5teren. .grotte. ponsmaehine, v. = $ungerittaicbine. polyglottiseh (veeltalig) = 13olOgiottifd). pont, v. = ; (gierp.) Monte, Wierponte. poly llgoon (veethoek), m.; •graaf (veel- pontenier = ontonter. schrijver); -histor (veetweter) = bag FOolt31. poutgeld, o. = at*gelb. non ; ,graph; 4tftor. poutifex (opperpriester) = $ontifeg. Polyilhymnia (zangmuze); -nest*, o. = o. = plipftlicOeg Ornat ; in p. = $olt) htonnta (43ott)mnia) ; 'nefien. in pontificatibug ; (scherts.) in bottent Bicbg ; Polynesisch = polVnefifC p. (adj.) = ontifilat . . bildAfLid); piipftlic4 ; polymorph(iseh) (in veel vormen voorko- pontiflcale mis = $ontififatineffe. mende) = tiottnnorpb. pontilleaat (opperpriesterschap), o. = leon. poly phaag (veetvraat, veeteter); -phonie tififat. (veelstemmigheid), v.; -syndeton (herhaling Pontfinsehemoerassen= $ontinif ebe eitinpfe. van verbindingswoorden), o.; -teehnieum Pontius: iem. van P. naar Pi latus sturen = (technische hoogeschool), o. = WU) ipbag ; etnen bon $ontiug au 431 tatug fd)idett. %phonie ; .ftmbetott ; stedmifunt. pontje, o. = bie StridftiL)re. polyteehniseh = poIntecimifit ; p ..e school ponto (in 't kaartspel), v. = $onte. = .e ed)ule, bad $olntec§nitum. ponton, v. = ber $ontott. poly theisme (veelgodedom), o.; -theist = pontonllbrug, v.; = $ontott briide ; :ter. bet $01011 tf)eigutug ; pontsehipper, -voerder = atitymann. pomerans, v. = Fpomerattae; (aan een keu) pony, m. = ber (bag) q3ott. bad eueueleber, Meberfappe. ponyhaar, o. = q3ont)toden, eimpelfranfen pomeransbitter, o. = 43omeranhenelixter. k beide pl.). pommade, v. = $onta be. pooien, h. = becOen, Pofulieren. pommadeeren, h. = pomabirteren. pooier = Becber, $idger, naffer $ruber ; ook pommade I fat; -pot, m. = 43ontaben110engft ; = patser. bie 'budge. pooieren, zie pooien. Pommeraan = $ontmer. pock, m. = SCirbafen, Sd)tirer, bag Sc§iir, Pommeren, o. = 43mtnern. ellen. Pommerseh = pontmer(0111). I. Pool (uit Polen) = Bole. pomolllogie (ooftkunde), v.; -loog = q3o. II. pool (aardr., natuurk.), v. = her 43ot. mo Ito& ; .log(e). III. pool (overjas), v. Langer Zilffel. pomologiseh = pontologifd). iv. pool (haar van 't fluweet), o. = ber $131, Pomona (godin v. d. vruchtboomen) = bte dole. omona. poollbeer, m.; -eirkel, m.; -expeditie, v. pomp, v. = ('t werktuig) $umpe, (met 't oog = $olari bar; .freig; .egPebition. op 't water) ber Orunnen ; loop naar de p.1 = poolOgewest, 04 -gordel, m.; o. = bi geb boob ab I get) 5mn .enter $olarigegenb ; .giirtet ; .eig. pompadour, o. = $ontpabour. poolllanden, my.; -lieht, o.; -naeht, m. = pompllbak, m.; -boor, v.; -buts, v. = $olar lanber; ; Me .nad)t. 43um pen H faften (zeem.:.bact); ber sbol)rer; 3rafire.poolsafstand, m. = bte $o1(ar)biftan5. Pompejaan = $outpetaner. Pompeji, o. Poolseh = polnifit ; P..e landdag = (fig.) = FOompell. Pompejiseh = pompef(att)ifC e Birtfcbaft. pompelmoes, v. = $outpettnufe. poolshoogte, v. = $010310; p. nemen pompll maker; -einmer, en. = R3runnen., (eig.) bie nteilen; (fig.) auf ben Zufd) flop= 43umpen mador ; .eimer. fen ob. fd)lagen, fonbieren. pompon, h. 3= imittpen; p. of verzuipen = poolllster, v.; -streak, v.; -vos, m.; -zee, 0. ober erfaufen, afte artifte anftrengen ober v. = her $olarH ftern ; .gegettb (.5one); %fucbg ; hugrunbe gap, entmeber ober. bag .nteer. pomper = jumper. poort, v. = (om of to siuiten) bad Tor; (als pompernikkel, m. = 43umpernicrel. opening, en minder gebruikettk) !forte; pompous (prachtvol) = pont056. (scheepst.) $forte ; even buiten de p. wonen pompgast = Sprit,ens, aeuertveigmann, = bar bent Tore tvolmen ; wat buiten de p. $ompter. gaan = borg Z. geb(e)n; de p. uitmoeten = pomp H hart, o.; -klep, v. = $untpen I 1)er5 fortgefcbicit tverben, ben 2aufpaft befommen, (ber 3fd)Ith) ; .flappe. Rd) aug bent Staube mad)en milffen ; zie ook pompoen, = o p enzetten. pomp llslag, m.; m.; -stang, v. poortader, v. = 43fortaber. (-steel, .stole, m.) = FOuntpen I fd)lag ; .f amen. poorter = !urger, Stlibter. gel; bie .ftange. poorterreeht, -echap, o. = Otirgerred4t. pompstation, o. = bie lj umpftation. poortgat, o. = $fortgatt. pompwater, o. = Orunnentvaffer. poortgeld, o. = Zorgeib. pomp ll werk, o.; Nudger, m.; -zwengel, poortje, o. = Tiird)en, 43fiirtd)en. m. = $umpen tverf ; ofotben; ifdvengel. poortll klopper, m.; o.; -vleugel, pon, v. = bag 9tad)tbemb. m.; -waehter = Tor I flopfer ; her 4d)Luf3; pond, o. = $funb ; Nederl. p. = Allogramm ; .fttiget ; Wider (.tviid)ter). per p. = per ob. bag 43f. ; per of bij 't p. = pooh, v. = Bette, Bettlang, einige 8eit; iem. pfunbMeife ; p. sterling = Sterling. een heels p. niet gezien hebben = einen poosje. 538 portie. hinge nitbt gefeben babe!'; 't zal nog een heels Lid); zich p. maken = fftb 13. (beim %Dire be= p. duren = eg tvirb not eine geraunte 8eit fiebt) madjen. bauern ; een p. geleden = boy efnfger 8eft; popularitelt, v. = 43opularittit, Zolfggunft, bij poozen = bon 8ett git 8eft, bann unb Memeinberfttinblidgett, vgi. populai r. Mann; in 8Miftbettraumen. popularizeeren, h. = tiolmlarifteren, tatter poosje, o. = bie Odle, netts en, fume 3eft. bem ZIolf berbreiten, genteinberitanblid) madjen. 1. poot (lichaamsdeel), m. = (vooral van populier, m. = bie WO/id, $11130elbaunt. kleinere dieren, ook scherts. en onbeschaatd populieren = bon 43atitielbolg, glatipel van menschehanden) Me $fote ; geef me een populler I bout, 0.; -laan, v. = 511appel p. = gib tuft bte $.; (van grootere dieren, bolg; .affee. van meubels) 503; (breede klauw van roof- por, m. = Stoft ; q3uff; p. in de zij = dier, verachtelijk ook van menschehand) We glititienftof3. Tate; op zijn p. spelen = aufbegebren, Oftern, porder = Rufiveder, Ueder. SPeftafet madjen; die brief staat op p en = porous = tiortig, orig. ber ffirief bat Oanb unb gut; blijf er met je poreusheld, v. = $orofittit. p .. en of = toanb bon her ffiutte ; p. aan spelen porder, o. = ber $orObtjr. =pit anftrengen, titcbtig loglegen,. rid) tng 3eug portleren = tiorObbren, $ortAtir ',gen, beetten; dadelijk op zijn achterste porie, v. = l3ore. p .. en gaan staan = fftb gfeicb auf We Otnter. porUzer, zie p o o k. fitte ftegen; op zijn p .. en terechtkomen = auf porno I graaf (onzedelijk schruver); -grafie, bie aitbe fatten, fib madjen, gut ablaut en, tit& v. = $orno I grag^ ; -gratAte. 2ot fommen; (een zaak) op p .. en zetten = pornografiseh Oornogral3bifd). in Orbnung bringen, arrangieren, einridjten; porren, h. = (in 't vuur, in de tanden enz.) jets weer op p .. en zetten = due Sadie ftodjern ; (bag Feuer) fdjitren ; (met degen, mes) wieber auf bie Oefite fteffen; zie ook been. ftedjen; (staan, ranselen) burd)bauen, -Oritgefn ; II. poot (stekje), v. = ber Stuffing, bet Set3ling. (aandttven) treiben, antreiben, anfpornen; pootaardappel, m. = ble Saats, $ffangfar- (wekken) iveden, aufivecren. toff el, Getting. porselein, o. = $orgettan; p., v. (groente), poothout, o. 431tangbolg, bet sftocf. zie postelein. poet* = oanbf eft, bierfcbriltig, fttinnig. porselehmarde, v. = 43orgeffanerbe, ber -ton, pootijzer, o. $ffangeifen. bag Rodin. pootje o. = $fi3tdjen,gittcben, vgl. p o o t; porseleha laehtig; -blauw; -en = ponels een smerig p. (van schriiven)= ehte fdjeutfidie fan f artig ; .btau (sfarbig); fen (43orgettan . . .) ittaue; met hangende p s komen = 5u Streuge porseleinifabriek, v. ; -kart, v.; -morsel, Merton; 't p. hebben = bag 8i0erlein ob. v. = $orgettanlifabrif (soma: -inanufaftuo; 43obagra baben ; op zijn p s terecht komen her ifcbranf (zie v-o orzichtigheid); sinuftbel. (fig.) = in Orbnung ob. ing 2ot fommen; zie porselein I oven, m;-whelp, v.; -sehilder ook poot en opzitten. = 43orgeganlofen; smufcbet ; (mater. poet viseh, v.; -vIjver, m. = 5ifOlibrut ; porseleha !Mak, v.; m. *or- •teid). geflan f fdpecfe; -faben (Me -banblung). poorer = arm, iirinfftb, arntfelig, fitinnterftd), porster = Secffrau. Wield); (kaai) 1. port (wijn), m. = 43ortivein. pooverheid, V. = tfrmut, trintftbfett, Km- H. port (vracht), o. = 43orto ; p. uitschieten feligfeit. = bag 43. auglegen; vrij van p. = franfo, poovertjes, zie poover; ook: unbebeutenb. Ooftfret, Vortofrei; vrijdom van p. genieten = poozen, h. = paufteren, ruben, augruben. $oftfreibeit ob. $ortofreibeit 4aben; to betalenp. I. pop, v. = WI* (ook voor „tneisje,kindje"); (op brieven enz.) = 5ur (grbebung bon 9/ad). (van insekten) 43.; (van vogels) bag taetbdjen ; Porto. (van sneeuw) bet SOneentann; zie ook danse n. portaal, o. = (vO6r in 't huis) ber (.0aug)- II. pop (gulden), m. = Oulben, StoOfflitcf. glur; (op trap) ber a3or13103, bey (Tre0Ven). popaehtig = tittAienntiitig, 13u143enartig. gCur, (onderbreking v. d. trap) ber Vlbfat3; pope (Russ. printer) = 43o0e. (hoofdingang van kerken, kasteelen en andere popel, m. = bie $atit)el. groote gebouwen) 513ortaf. popelen, h. = (van 't hart) ffoOfen, fcblagen, Porte, v. = lforte; Ottomanische, Verheven tmOtiern, bubbern ; hij popelt = 0 Ruppert P. = Ottontaniftbe, ,f)obe $f. ibm. ports-bris4e, v. = glitgeftitr. popje, o. = $itlitidyn ; mijn p.! = meth l3., portde, v. = Tragivette, 58ebeutung. Oergiten I portefeuille, v. = Q3rieftaidje; bag $orte- poppeigezieht, o.; -goed, o.; v. = feutfle; (voor grootere stukken) 23140e, 91ften- 43ulgienigefidjt (bie .larbe); sgeug (ber 'tram); inalitie, bag q3.; (van den minister en 't mi- bag sfleib. nisterambt geheel als in 1 Ned.) bag 43.; poppellkast, v.; -kleeren, my.; -kop, m.; wisseling van p. = ber $ortefeuittetvedgef ; in -kraam, v. = bag 43u0Ven !Mel (bag -tbeater, p. = tin $. bag Staftierftbeater); sffetber; sfol3f ; •bube (voor portelmanteau, m.; -monnate, v. = ?g o e d" : ber -tram). bag $ortellinanteau (Oarberobe(n)ftanber, (4av popperig =0110/3enttilittg, (van kleeding e. d.) berobebatter); bag smonnaie. geftbniegeft ; (stijf) fteif. porter (Eng. bier), m. = $orter. popperoover, m. (een kever) = 43uppen- portglas, o. = $ortiveinglag. ember. portie, v. = $ortton; her Tell, ber %Well; poppespel, zie poppekast. flinke p. (in een restaurant MP.) = titdjtige ob. poppetje, zie popje. ftattlidje $.; een p. geld, work enz. = eine populair = bolfgtitinfid), affgentein 931affe (sin .auf e) ogefb, Krbeit; legitieme p. belfebt; (van geschriften e. d.) genteinberftanbs = her $fticbtteit. portiek. 539 postpaard. portiek, v. = ber $ortifug. (handel) eenige p en afdoen = einige $often 1. portier (persoon) = (in hotels en woon- ($artien) berfaufen, einige albfcbliiffe macben; huizen gew.) t foortfer, (aan stations ook) een p. boeken, overbrengen enz. = dun *often Zabnfteigfcbaffr er; (anders) $fiirtner ; (in ge- bucben, itbertragen 2C. ; een kwade p. = sin vangenis meat) ecblieter. iibler l3often. II. portier (zaak), o. = ber (Sagen)ecblag, II. post, v. = Soft; (in Ind. van de paarde- Me 'Zit; bie $ortiere; (van de maag) ber post) $oftftation; de p. wordt geopend, ge- $fdrtner. sloten = bie if . mtrb geOffnet, gegloffen ; op portibre, v. = $ortiere, ber Zorbang. de p. brengen (doen) = auf bie $. tragen, portierraanapje, o. = autfcben., Zitrfenfter. bur $. geben ; van de p. halen = bon ber portiersi huisje, o.; -woning, v. = $or. bolen ?hij is bij de p. = er ift auf ber $. ; de tierg.,$fr3rtnergi bliugcben(bie.loge); smobnung. p. is binnen = Me $. ift eingelaufen ; per p. = portierster, V. = Foortiere, n3fi3rtnerin. bard) Me $., mit ber $. ; per keerende p. = porlandeement, o. = ber (bag) $ortlanb? umgebenb, mit umgebenber $., poftivenbenb, dement. mit tvenbenber $oft, mit &fig* ber $. ; de porto, zie port II. p. betreffende, post . = portalifcb ; met de Portorico, o. = $ortorifo; p. (tabak), v. = p. reizen = wit ber reffen. ber $ortortfo(tabar). III. post, o. = $oft., Zriefpapier. portret, o. = $ortrat, bie Iv. post (vischje), zie p o s. $botograpbie ; sprekend p. = fprecbenbeg (bum posthalbonnement, o.; -administratie, alertuecbleln libnlicbeg) %fib ob. $. v.; -ambtenaar = ber $oftlbeitunglbebug ; portretialbum, 0.; -lijst, v. = $botogra? ibertvaltung (sbebBrbe, bag .amt); .beamte(r). pbtei album; ber .cabmen. postament, o. = 143oftament, $iebeftal, 50. portretisehilder; -sehlideren, o. = 43or. geftelf, ber Sorrel. trati water; .malen (bie •malerei). postband, m. = (in Odn richting omgeslagen) portretstandaard, m. = $botograpbie. bct4 Streifbanb, (overkruis) ba3 Streubbanb. ftiinber. post! beanabte; -bewijs, o.; -blad, o. = portretteeren, h. = portratieren, photo. $411 beamte(r) ; bar •bon (ber saugibeig, bie grapbieren. :note); ber (.)Startenbrief. Portugial, o.; sees = $ortuglal; siefe. postibode; -bus, v.; -cheek, v. = $oft. Portugeeseh = portugiefffcb. bote (Zrieftrager) ; bag .face (bag ecblietfacb) ; portulak (plant), v. = ber $ortufar. ber •fcbecf. portuur, zie partuur. posteommandant (Ind.) = $oftfonunan. portvrtj = portofrei, fret, 13oftfret. bant. portvrUdom, m. = bie $orto., $oftfreibeit. postdateeren, h. = poftbatieren. portwUn, m. = $ortbnin. postidienst, m.; -direeteur; -duff, v. = portzegel, m. = bie glacbportomarfe, bie $oftil bienft; .bireftor; •taube (gew.: ifirieftaube) 5tagmarfe. posteeren, h. = poftteren, auffterIen ; rich p, pos (vischje), v. = ber Seaulbarfcb. = ficb aufftefien, $often faffen. pose, v. = $ofe, etenung, Oaltung. posteketen, v. = loftenfette. poseeren, h. = 43ofieren (eine Oaltung an. postelein, v. = bet $ortulaf. nebmen); (einem Paler, $botograpben) ff#en, posten, h. = auf bie Soft tragen, bur (auf $ofe fteben, 113ofe fi#en ; p. als = ficb bag Stn. Me) $oft geben ; (bij staking) (Streif)$often felon (Oen.) geben, fit auftverfen alb; p. als fteben. tem. van ondervinding = ficb all ben %rfab. post?en telegraafdienst, m. = $oft: unb renen auffpieleft. Zelegrapbenbienft. Poseidon (God v. d. zee) = Sitoretbon. poste restante = poftlagernb. positie, v. = $ofition, eteUung ; (betrekking) postertjen, my. = bag $ofttnefen ; inspecteur etene, (vooral met 't oog op de verhouding) der p. = $oftinfpeftor. eteltung, (toestand) gage, Itmfttinbe ($1.); in een posteriori: a. p. = a posteriori, 4interber, onaangename p. zijn = in efner unangenelmen nacbtriiglicb, aug ber ferfabrung. 2. fein ; p. kiezen = Steam% nebmen (eu); in posterijoriteit ('t later zlin, achterstaan een valsche p. komen = in eine falfcbe Steliung in rang), v.; -telt (nakomelingscluzp), v. = f °mitten ; ze is in p. = fie ift fn anbern (gefeg. $ofteri I yet& ; .tat. neten) Ilmitanben. postgids, m. = Oanbbucb fiir ben loft. unb positief (adj.) = pofitib ; (gan5) beftimmt ; p., Zelegrapbenbfenft. m. = (gramm.) $ofitib ; p., o. = (phot.) posthouder (Ind.) = Stationgborfteber. $offtib. post! hoorn, m.; -huts, o.; -Won = bag positieve, v. = bag R3eivuttfein ; niet bij zijn $oft II born ; obaug ; .ift(i)on. p. zijn = nicbt bet PJerftanbe fein, bebnifitIog postikantoor, o.; -kar, v.; [-knout] = fein, auter waffung !du; weer bij zijn p. .amt (bie .anftalt) ; ituagen ; [.fnecbt]. komen = Mieber ficb fommen; blijf bij je postflkoets, v.; -kwitantie, v. = loft! p. = Mae bei P3erftanbe, berliere bie gaffung futfcbe ; ber .auftrag. nicbt. postlooper = 2anbbrieftrtiger ; $oftlaufer. positivism., o. = ber $ofitibigmug. postindium (naspel), o. = $oftlubium. possessie, v. = $offeffion, ber left*. post' meester ; -merk, a. = $oft meifter ; I. post, m. = (aan deur, raam enz.) $foften ; ber :ftempel (datum -merk Zatum beg loft' (mil. standplaats, schildwacht, handelsterm) ftempelg). $often; (ambt, betrekking) loften, Me etelte; postmonsterr, o. = Zriefmufter. (taak) bfe Rufgabe, bie 2aft, bie fIrbeit ; (bode) postnnmerando (met nabetaling) = poft, $oftbote, 93rieftrliger, op p. staan, trekken = auf numeranbo, nacbbablenb. $often fteben, bieben ; p. vatten = $often ob. postovereenkonast, v. = bar $oftbertrag. $ofto fallen; op zijn p. zijn = auf bem $often fain;postpaard, o. = $oftpferb ; met p .. en postpakket. 540 potvisch. reizen = mil ber 1/3oft reifen; hij loopt als een fclifoffen; (van personen) Raub augefni3pft, ber' p. = er fauft (remit) that bag 8eug 4tilt ; dat fcfitniegen. gaat (als) met p .. en = bag ge4t trite tuft potdoek, m. = zoo., Safclgappen. %gtrapoft. potdoof ftodtaub. postllpakket, o.; -pakketkaart, v. ; -pa- poteling, m. = 641ing. pier, o.; -quitantie, v. = gloftipafet; poten, h. = Offanben, felpn; (aardappets) pafetabreffe (ffbref3farte); .paPier (giriefpapier); fegen; (visch) ein., augfepen. ber .auftrag. potentaat = 43otentat; een rare p. = ein post recta, 0.; [-Alder];-Aituig, o. ;-serip- tuunberficber Raub. tum, o. ber $oftlifcljettt ; [:fnettt, ..router, potentiaal = (adj.) potential, $otential..., Scfnvager; nu: 43oftiti(t)on] ; ber .tvagen; potentieff; (subst.) bat $otential. ,ffriptum (.ffript, bie Itacbicf)rift). potentiaalversehil, o. = Me 43otential: postllsjees, v.; -spaarbank, v.; -spaar- bifferen6. bankboekje, o. = $oftirOatie; :fparfaffe ; potentialis (mogelijkheidsvorm), m. = 431:s .fparfafienbucO. tentialig. postOstempel, o.; -stuk, o.; -tarief, o.; potentie (macht), v. = $otett6. ?0, m.; -traetaat, o.; -trein, m. = ber potentieel = potentiel 43ofti ftetnpel ; ; ber :tarif ; bie .6eit; ber poter, m. = bie Saat., $flan6fartoffef, 64. .bertrag ; Hug; (persoon) $ffattber. postulant (onbewijsbare ; vereischte), poterne (doorgang in een vestingwal), v. = o. = $oftulat. $oterne. postulant (verzoeker) = 43oftulant. pot-eten, zie p ot. postunie, v. = ber R33eftpoftberetn, ber 43ofts potgeld, o. = Spargelb. berbanb. pot gieter ; -hen gsel, o. = %Of I giefier; postuur, o. = bie Geftalt, bie gigur ; een ber sf9enfel. mooi p. = eine fclAne a. ob. O.; Oink van p. = pothuis, o. = ber Stefferborfprung. bon einer itattlitten (ftramtnen) a. ob. ()., bun poting, v. = bag $ffamen 2C., vgl. pot en. ftattlittent Suc01) ; zich in p. zetten = ficf) in potje, o. = Xiipfclon, ebefttirrcben, vgl. pot; p. $orttur fe#en. bier = Ziipf*n, ber ScOoppen, Seibel, Me Nanne postiuur, o. bie 43oftftunbe, bie ""eft. Zier; in de kleinste p s gaat de beste zalf = postIverbinding, v.; -verdrag, o.; -ver- ffeine Q3iicfifen gute Salbe; er staat een p. voor eeniging, v. = $oftll berbinbung ; ber .ber. je to vuur = Nt fannft bid) auf ettb. (Unange. trag ; ber .berein. nOtneg) gefdt madden; eon p. maken = Gelb post f verkeer, o.; -vlag, v.; -wagen, m.; auritcrtegett, auf Me Dole kante legen; zie ook -meg, m.; -wet, v. = ber gSoftiberfelg ; oor, broken. .ftagge; 'Innen; We :ftrde; bag sgefeI3. potjeslatijn, o. = Stiittenlatein. postll wezen, o.; m.; -zak, m. = potkIlker = Zopfgucfer. $oft I tvelen ; bie santretfung (per, tegen-wissel potlepel, m. = not*, Knricf)tfaffel, Me aill)r. = burtt (per), gegen santuetfung); .fad (:beutel). feffe. postzegel, m. = bie $oft., Orief., greintarfe; potlikker = Zopffecfer, .naftfpr. bag g3ofttvert6eicben ; p. van 1 cent, van 21/s potlood, o. = (stof) bat aziPlet, ber (rapt*, cent = %mt., 21/2:%entntarfe. (om mee to poetsen ook) $ottlot, Sc#tviir6blet, postzegellalbum, 0.; -doosje, 0.; -ver- Me %Ifettfcbtutirbe; (voorwerp) ber Zleiftift ; zamelaar; -verzameling, v. = lofts rood p. = ber Notftift; blauw p. = ber R3latts warren., Zrieftnarfenl album ; sftiftdon ; +mtt, ftift. ler ; .fammlung. potloodborstel, m. bie e*uer., 43u1)., postzending, v. = $oftfenbung. Gcl)witr6bitrfte. pot, m. = (alg.) Zapf; (keukengerei van steen potlooden, h. = fdprarben. ook) 9.11c1); de p. kookt ber Z. ?vitt; de potlood 'sniper, m.; -teekening, v. = gewone p. = bie getalmlicte no% bie tSaug. Rit UMW I fpit,er ; .6eitOnung. manngfoft; p. bier = ber SclioPPett, bag Setbel, potnat, zie nat. bie lain Zier; (nachtpot) Vtac§ttopf, bag potplant, v. = ZoPfilpffanbe, bag •getblidjg. (3tad9t)Oefcbirr; (van 'cachet) geuerraunt, Zopf ; potpourri, o. = $otpourrt. (bij 't ..pet) %Infa#, SO, Stamm; eten, wat de pots, v. = Me Joffe, ber $offen. p. schaft = tniteffen (borliebnelmen) trait, Me pot! scherf, v.; -sehrapper = Zopf f fd)erbe ; Rene (ber Zoo, Me Seitcf)e) gibt; met den p. .fra#er. bezig zijn = in ber itficOe beittaftigt fein, fitr potsell maker; -maker% v. = 43offen II Me Fatal)16eit forgen ; bij iedereen in den p. reiter, .retheret. kijken = in affe Ziipfe gluten; hij is zoo dicht potsierlijk = broffig, fotnifcb. ale een p. = er ift furottbar augefniipft ; den potspel, o. = bie $oule. p. winnen = ben Sa# getbinnen; den p. ver- pottembakker; -bakkerij, v.; -bakkers- dubbelen = ben Stamm berboppeln; in den klei, v. = Zi3pfer f ; .et; ber .ton. p. zetten = einfeteen; p. spelen = eine FI3oule pottebakkers kunst., v.; -sehtlf, v. (-wiel, maven; op den p. gaan = (fig.) banferott o.) = Tilpfer II funft; Me sfcbeibe. **warn, unteu burc4 germ; een raar pot-eten pottekast, v. = ber ZopficOranf. = etn tbunberlicf)er Rauh, clue putOge 9lubel; potten, h. = Gelb 6uriteffegen, erilbrigen ob. zie ook deksel, hond, ketel, nat. aufantntenfct arren. potaarde, v. = ber Zkipferton, :erbe. potter = Sparer. potage, v. = g3otage. pottewinkel,m.=Zopftaben, bie Zapfertvaren. potaseh, v. = $ottaftte. anbtung. pot llbloem, v.; •boter, v.; -deksel, u. = potverblomme! potverdikkiel = pot3: Zopff bfutne ; .butter; ber ,bedel (Me .ftiir6e). blit3 pot.taufenb 1 polpretter potdieht = (van een huffs bijv.) felt ber. potvisch, m. = $ottfifcl), $otttual. poulespel. 541 prairiewolf. poulespel, o. = $oule(ipiel). wat, p s 1 = act wag, 1iu4reben, augfiiicbte, pourparier, o. = $ourliarler, bfe Zerbanb. fettle atfd)e, bummeg 8eug, girlefana 2c. zonder Lung; bag Ofn. unb :bergerebe; (ook: „praatje") verdere p = One meftere Nebengarten; bfe Nebengart. veel p maken = bfel fliebeng macten; maak ponsseeren, h. = Dottfileren, fi3rbern, begi3ns geen p ..s macbe fettle atebengarten; p s nern; antreiben; befcbleunigen. rondbrengen = $often tragen; p .8 vullen pousse-eaf4, m. = qafferaffee. geen gaatjes = grote forte macben ben Sad pouvoir, o. = We gacbt, bfe Oetvalt. nicbt Von, fillIen ben Sac! (R3aucb) nicbt ob. macben pozeeren, positie enz., zie poseeren, ben ROI 'debt tett; die jongen heeft altijd positie enz. p s = muf3 (tvilt) tinnier plaubern. p. p. (pater prior, ook : praemissis praemitten- praatjesmaker = ecbtvlit3er ; unauverltififger dis : vooropgezet wat vooropgezet moet wor- genfcb. den d. i. met weglating van aide Meta e. d.; praatiustig, zie praatachtig, ook: retie. ook: per procura = per $rofura). luitig. pp. (pianissimo). praats: p. hebben = efn Orof3fprecber, eta p. p. e. (op kaartjes: pour prendre congd = Zraufglinger ob. braufglingerticf) fan; (veel, um Vlbfcbfeb au nebmett). allemans) p. hebben = ficb pat.fg macben, bag p. r. (op kaartjes: pour remercier = beften 2/taut (ben Dtunb) boa nebmen, efn groteg Zan?). Raul 4aben. P. R. (Populus Romanus: 't Rom. yolk = praatsmaker =Bungenbreftber,gbrof3fprecber, bag rihnficbe Zolf). gaulbelb, Vluffcbnefber, 5Draufganger; eerste Praag = Wag. p. = oberfter 51)r. Prager = $rager. praatstoel, m.: op zijn p. zitten = bag Sort Praagseh = glrager. filbren, brauf logplapl3ern, nictt au enbe fommen. praalen, h. = anrufen, fOrecben, Orden. praatvaar = alter 431auberer, praal, m. = bag ee..tirtinge, $otttp, bfe 143rad)t, praatztek, zie praatachtig. $runf. praatzueht, v. = OefcbtviiIggfeit, ecbtva13. praalbed, o. = $arabebett. baftfgfeit, Eilebielfgfeft, praalgewaad, o. = etaatg., $racbtflefb. [praehen, h. = fcbmefcbeln, fcbuteicbeinb bitten praalgraf, o. = gaufoleum. (betteln)]. praalhans = 143rablbang. praeht, v. = $racbt. praalhanzerij, V. = hableret. praehtif band, m.; -exemplaar, o. = praalkoets, v. = etaatgfutfcbe, beraalatvagen. $racbt (ein)banb ; .egemplar. praalvertoon, o. = (Scbau)4BeOrtinge, ber praehtig = $racttaufbmnb. praeht kever, m. ; v. = $racbt 'rater ; praaiziek = Orablerffcb, prablfitcbtfg. praalzueht, v. = $rabIfucbt. praehtlievend = pracbtlfebenb, Orunfbaft. praam, v. = ber $rabnt, bag $lattfcbiff. praehtilievendheid, v.; -stuk, o.; praat, m. = bag ( eOlauber, bfe SOracbe, bag gave, v. = $rad)tIlfebe ; .ftilcf ; .auggabe. @erebe; iem. aan den p. houden = einen fluter: praeht M vertoon, o.; -werk, o. = ber $racbtl. batten, befcbtiftigen, (aan 't houden) auftvanb (zie praalver to on); 'Mee einen binbalten, fn ber ecbtvebe batten; den p. praetiens = (tegenover theoreticus) $raftifer, alleen hebben = (burner) affein bag sort (practisch man) $raftifug. filbren; wat is dat voor p. ? = tvag Pub bag praetijk, v. = $ragfg ; p. van den handel = fiir aleben? dat is geen p. = bag flub fettle 4anbelg., eefcbliftgOr., faufmannifcbe 43.; in p. berniinftigen (anftlinbfgett 2c.) Elieben; geen p. brengen = Oraftifcb antvenben (augilben), in voor iem. hebben = raft einem nit* finerben; 9lnmenbung (Vlugiibung) brfngen; een goede p. 't is geen p. waard = eg Eft nicbt ber IRebe hebben = eine gate $r. baben ; uit de p. Inert; op den p. komen, raken = in& eerebe weten = aug Mrfabrung, erfabrungggemtif3 ob. !written; zotte (dwaze) p. = alberneg eerebe, burl ben 13raftifdott „embraucl) miffen; de p. buntuteg Seug; de derde man brengt den p. verleeren = aug her libung form/ten; (kwade) an = ber britte Vann bringt bfe linterbaltung p .. en = $raftifen, unebrIfcbe gittel, niffe. mit; ale hij eenmaal aan den p. komt = Wenn praetiseh = Oraftifcb (in aide bet.). ber efmnal au Sort tomtit ob. einntal anfeingt; prae woorden met prae..., die hier ont- zonder verderen p. = dine tveftere Rebengarten. breken, zoeke men ander pre... praataehtig = plauberbaft, fcbtvag)aft, ges prae 11 eeptor; -dleaat, o. = $riillaeOtor ; fcbtviiI5fg, rebfelfg. .bifat. praatal, m. en v. = Scbtvii#er(in), Me $lau. praedieatief = prabffatib. bertafdx, bag Scbnattermaul, bfe etabtflatfdo. praefix, o. = $rcifigutn). praatgraag, zie praatachtig. praehistorisch prlibiltorficri. praatje, o. = Die gffauberef, bag terebe, bfe praellsens, o.; -see = $rei Rug ; .feg Graft. glebe; een gezellig p. = eine gentiltlkbe 431.; bent). los p. = leereg (Deriicbt; een p. hebben (hou- praesidiaal = $riffibial den), maken = efnen Mitten Scbtva# ob. eine prae M sidium, o.; -teritum, 0.; -tor = $lauberef baben, macben ; 't is 't algemeene FOrti fibiu ; .terftunt ; star. p. = jebermann fagt ; zooals 't p. gaat = pragniatiek, pragnaatiseh (zakelijk; in kyle bfe Nebe gebt; p..9 = bag eerebe, ber de wetenschap: in 't verband beschouwend) Stlatfcb, bfe klatfcberef; zich aan geen p s = Inagmatifd). storen = ficl) nfcbt tun bag eerebe filtnmern; p ..s Prairial (grasmaand: 20 Mei-18 Juni), m. voor de vaak = leered eerebe, ber 5irtefang, ber = $rafrial. 6ebnidfcbnatf, ber fauatfcb zij houdt van p s = prairie, v. = qriirte. fte liebt ben *latfcb ; domme p s = buntmeg prairiellgras, o.: -bond, m.; m. = 8eug ; moose p s fcbikte Rebettgarten ; ach Brag; •bunb ; .tvolf. prakkezeeren. 542 premie. prakkezeeren, prakkizeeren, h. = nacb. preemie (juistheid), v. = 43riecgiflon. benten, nad)finnen; (m$jmeren) finnen, griibein Pred. (Prediker = 43rebiger Safontenfh). fbftttifterett; Cuitdenken) erfittnen, aulbenfen. predestinatie) v. = 43-rabeftfnation, ena. prakttjk, zie practijk. bentbabf. praktizeeren, h. = prafttateren; over iem. p. predlcaat, o. = $rtibtfat. = efnen bebanbeftt ; ook = prakk predikam.bt, o 43rebigtantt, $rebigeramt. teeren; p..d geneesheer = praftlidor Vint. predikant = $rebiger, (in de prot. kerk praktistin = fftecbthfonfufent. ook) $farrer, 43aftor. pralen, h. = giiinsen, prangen; (minder predikantslplaats, v.; -woning, v. = gunstig) prablett; p. met = prablen mit, rid) $rebiger I ftene (43farrfteffe); .Mobnung (bah brfiften mit. $farrbauh, $farrivobstung). praler = $rabfer enz., zie pocher; hoe predikbearteblad, o. = ber Stircbengettel. grouter p., hoe slechter betaler = grocer predikbeurten, my. = Reibenfolge ber 43re: fcblecbter 8abler. biger. pralertJ, v. = $rablerei 2C., zie p ocherij. prediken, h. = preb tg en ; voor doove ooren praline, v. = p. = (boy) tauben (f fir taube) Moen pr.; de prangen, h. = preffen ; geprangde dominee preekt Been tweemaal voor 'tzelfde boezem = gebreftteh ob. beffommeneh Oen, gee geld = streintal prebigt bey fArebtger nicbt pretter 2C. Zufen; de nood prangt = bie 9tot umfonft; pre e k e n (minachtend) = fafbabern. bringt ; (zeem.) prangen; in 't p. van den nood prediker = Webiger ; de P. ('t boek) = bey = int Zrang ber 9tot. fOr. Salonto(nig.). prangijzer, o. = bie %Ironic predikheer = $rebigermi3ncb, 43rebiger, prat = fto15; p. zijn op = ftola fein auf, fiat 5Dotninifaner, Witten mit. predikheereklooster enz. = $rebfger. praten, h. = fbreiben, (babbelen) Ofaubern, flofter 2C. fcbtba#en; (redeneeren) reben; 't kind kan al prediking, v. = bah Webigen; de p. van p. = faun fcbon; niet p = nicbt !, 't Woord = bie Zerfiinbigung beh REorteh. fcbtv. !, nicift geplaubert I hij heeft gepraat (ge- predileetle (voorliefde), v. = ;Mkt) = er bat gefcbmatt ; je hebt mooi p. = predisponeeren (voorbestemmen, voorbe- bu bait gut r. ; p. over = fiber (bon) .. fOr. ob. schikken), h. = Ortibilq3onferen. r. ; praat er niet over = reben Cie nfitt ba. predisposttle, v. = Wrifbihbofition. bon; hij laat met zich p. = er met ficb predominatie, v. = $rtibomittation, for. r. laat hem maar p. = laffen Ste ibn nut r.; berrfebung. hij praat maar wat = er rebet nur fo %bah f)in predomineeren, h. = Ortibontinieren, bor. (unb ber); met u kan ik p. = mit 5bnett fann berricben. r., faf3t 110 ; zich er uit p. = bey. preek, v. = Webigt. auhreben, er valt met hem niet verstandig preek 0 en. -er, zie predikien, -er. te p. = er liff3t flcb auf feine erfinbe emu; al- preekerig = befebrettb, falbunghbon, feferffcb, tijd over zgn vak p. = facbfintinfn ; zie ook falbabernb. brugman, hoold, mond. preekstijl, m. = Rangelftif. prater = $lauberer, 43104:erer; Scbtviiter. preekstoel, m. = bie Rangel, ook: farebigtftubf. pratertj, v. = eeblauber, gOefcbtval). preektoon, m. = Itan8elton, (ongunstig) pratertje, o. = 4,110:bertntiufcben. g3rebigtton. prauw, v. = $rau. preektrant, m. = bie $rebigtmanier. prauwel, v. = ber tRoftfutteu, Oblate, taaffel. prefect = 43rtifeft. pre; de p. hebben = bah q3rti baben. prefectuur, v. = q3riifeftur. presadandet (menseh vddr Adams t#d) = preferabel = boraugeben. $rtiabamit. prefereeren, h.= uorgeben, een geprefereerd preadvies, o. = tier 4rtiabbig.; borfauffgeh merk = eine R3orgughntarfe. Outaebtett, bort/inkier 8eritht. preferent = beboraugt, beborrecf)tigt; p..e prealabel = borfilufig ; de p e quaestie aandeelen, p..e crediteuren, p..e leening, stellen = hie Worfrage fterten. p..e obligatien, p..e schulden = $riorittitgl. Preanger regentschappen, my. = We. aftten; .01ilubiger (beboraugte (fol.); .attleibe; anger Otegentfcbaften. .obffgationen; sfitufben (bebcrraugte Scbulben). prebends (kerkelffk jaargeld), v. = preferentle, v. = fOrtiferena, ber %argue, benbe. ber lorrang, bag Zorredg; bij p. = borough= precair = preflir, unfieber. :vette. precedent, o. = 43--ctiebetth. prel, v. = ber $orree, ber 2aucb. precies = genau, page, gerabe, bitnftficb: prejudice, o.=1:11riitubfa, Zorurtett, (rechtst.) precies te 3 uur of te 3 uur p. = !unft ob. fir., bie 93orentftbeibung; (handelst.) qr., bey &Vag bret Ubr, briiaife um brei Ubt, um 92acbteil; zonder mijn one mein !r., obne brei Ubr pr.; 't is p. 3 uur = eh ift gerabe 8 inane Oefafir. Ubr; p. op tijd = aerobe stt rester 8eft ; hij prejudgeteerezz (vooruitloopen; benadeelen), is erg p. = er ift fair Oilnftficb ; hij kOkt niet h. = priijubfaieren ; borgreifen; gintrag tun. zoo p. = er fiebt (nfmmt el) nicbt fo genau; prelaat = lardlat. west u p. hoe laat 't is? = tuff fen Ste genau, prelaatsehap, o. = bie $ralatur. triebief l/fr eh ift? preilmizzairen (voorloopige schikkingen), preciesigheid, v. = VInftlicbfeit. my. = $rtifitninarien. preciosa (kostbaarheden), my. = $rebiofett, preludeeren, h. = Ortilubieren. $retiofen. preludizma, o. = Preeiosa (eigennaam) = WreAfofa. prematuutr = Ortimatur, fritigeff, boreffig. precipitaat (neerslag), o. = ghtigiOtat. preside, v.dude; matige p. bedingen = preeiseeren, h. = Ordaffierest. etnen ntlif3fgen ihnfenfal3 bebingen; terugbe. premieaffaire. 543 prevelen. taalde p. = riftornierte (auritcferftattete) $.; preservatief (behoedmiddel), o. = $rtifer. een p. laten afloopen = eine $. auf geben ob. batib, ectu#ntittel. rabanbonnieren ; een p. opvragen eine 3. presgang, m. = $refigang. erbeben; een p. to ontvangen = (ButpfanggPr. presideeren, h. = (ether Zerfanuniung) pros :',(91itcfpr.); een p. to leveren = 2ieferunggpr. fibieren. (Zorpr.); een p. to leveren of to ontvangen president = $riifibent, (in een vergadering = boppelfeittge $. (bag eteftgefcblift, eteftage); ook) Zorfit3enbe(r), $riifeg. jaarlijksche p. = aafiTegin p. (kaplaken) = president-commissaris = ber Zorrt#enbe bie 43ritnage. beg 9.Iuffict Mated. premiellaffaire, v.; -bedrag, 0.; -dag9111.; presidentschap, o. = $rilfibiunt, ber Zorfi# ; = bag $rantienigefcbtift (bag SifferenggefdAft); (van republiek) bie $rtifibentenrcbaft. ber .103 (ber •furg); .tag. presidentezetel, m. = $rlifibialftubt, $riis premieileening, v.; -lot, 0.; -regeling, fibentenftubr? v. = $rtintien anleibe; slog; .erflarung. presidium, o. = $riifibium ; 't p. hebben = bag premieiternaljn, m.; -trekking, v. = We $. fitbren ; 't p. aan tafel = bag $. bet %ifcbe. $rtimieni bauer (bie /pit); liebung. preskop, m. $ref3fopf. premier = 3remfer, %rite; ook voor: erfter pressant = preffant, bringenb, briingenb, Mfg. ginifter. presseeren, h. = preffieren. premiere, v. = $retniere. pressen, h. = preffen. premisse (stellirtg, waarvan men uitgaat), presse-papier, m. = briefbefcbtoerer. v. = $rtimiffe. pres ser ; v.; -sing, v. = $ref Her ; :fion prengel = Mega, ebrobtan, (ber 8tuang, ber Ibrucf); 'rung. prent, v. = ber Ottberbogen; (plaatje) bag prestatie, v. = 2eiftung, $retftation. Zilb ; ber 4)ofectnitt, ber Stitt. presteeren,. h. = leiften, praftterett. prentaehtig = fteit. prestidigitateur = $reftibigitateur, Zaftben. prentbriefkaart, v. = iftuftrterte $oftfarte, !Older. Vinficbtgpoftfarte. prestige, o. = $reftige; zijn p. ophouden = prentelbijbel, m.; -boek, o. = bie Zither!. bag $r. aufrecbt erbatten. bibet; .bud. prestissimo = preftiffimo. prentekabinet, o. = bie kupferftictiantm. presto = prefto. lung. presumeeren (vermoeden), h. = Orlifuntitren. prentje, o. = Zilb(cten); p s kijken = presumptie, v. = $rtifumtion, 03-ertnutung; Zither befeben. ber Zerbactt. prenten, h.: zift lets in 't geheugen p. = fict prat, v. = bag Zergnitgat, ber Spab, bag ?ettu. ink Oeblicbtnig prtigen, fict etto. einpriigen. %maim, &tube ; dolle p. = riefiger Op.; prentkunst, v. = StuOterftectorhtnft. p. hebben = Z. baben, fit?amilfieren ; p. prennmerando (met vooruitbetating) = hebben in, over feint Wreube babett an (sat.); pranumeranbo. p. maken = fib amitfieren, fict ergil#en, Rd) prenumeratie, v. = $riinunteration. luftig macben, einen Jug macten; dat was me prenumereeren, h. = priinumerieren. een p. = bag Mar nth eitt 43). ob. ein 00434003 ; preparaat, o. = $riiparat. voor de p. = gum Z., /sum ep. preparatief, o. = bie Zorbereitung, bit Vinftalt. pretbederver = 613telberberber, etarenfrieb. prepareeren, h. = priiparieren. pretendeeren, h. = 13rtitenbitren, bean. prepositie, v. = $rapofition. fpructen ; bebaupten. prerogatief (voorrecht), o. = q3r og atib, pretendent = $Tiltenbent. Me $ritrogatibe. pretensie, v. = $riitettlion, ber VInfprud); pres. (president = $rafibent). Vinmatungl; veel p. hebben = anfOructgbort ob. presbyteriaan (rechtzinnige in de Eng skerk) anntaflenb fetn; een p. op iem. = eine garberung = $reg4tertaner. an elm, presbyteriaanseh = pregbOterianiftb. pretentious = PrtitentiOg, anmagenb. presenning, v. = $erfenning, $refenning. pretext, o. = ber $rittegt, ber Q3ortvanb. I. present, o. = 0.•efctenf, $rtifent ; p. seven pretje, o. = fteineb Zergnitgen; hij is b Rile = fctenfen; p. krijgen = gefcbenft befoutmen ; p ..8 vooraan = er ift 8actiiug auf alien Stint. je kunt hem p. krijgen = ben fdonfe tcb bir, toetbett. ber fann mir geftobten toerben. pretoriaan (soidaat v. d. ifffwacht v. d. H. present (adj.) = antoefenb, gegentartig, Rom. keizer) = $riitorianer. sugegen ; morgen moat ik p. zijn (voor 't ge- pretmaker = luftiger lbruber, Ibruber &Mg ; recht, in dienst e. d.) = morgen muf JO mitt 2uftigntador. fteffen ; p.! = tier! latoobl 1 et Zefetf ! prettig: 't is hier niet p. = nicbt amitfant, presentabel = priifentabef. niott bergnilglicb ; lets p. vinden = ettu. an. presenteerbiad (-blaadje), o. = $refen: genebnt ob. berrticb finben; p. bij elkaar zitten = tierbrett, ber .teller, Z ablett, Zrett. gemittlicb, frOblift ob luftig beifantuten nen; presenteeren, h. = pritfentieren; anbieten ; ik voel me niet erg p. = Witt reebt toobf ob. borfteften ; presenteer 't geweer 1 = priifentiert munter. We (etoebre als de gelegenheid zich pre- preutelen enz., zie pruttelen enz. senteert = toenn We ehelegenbeit ficb barbietet ; preutseh = !prat, 3imper14, Pritbe; preut- zich pr. = (ook) fid) borfteften. seize = SprObe. presenteertrommeltje, o. =bit Zigfuttbole. prentsehheid, v. = Sprilbigfett, 8imperlid). presentexemplaar, o. = aretegemplar. felt, FOritberte. presentie, v. = $rtifenb, Eintoefenfeit, &gen. prevaleeren (overwe'gen), h. = priibalieren. mart. prevalent = prdbalent. presentielgeld, o.; v. = $rtifenfiligelb prevelaar = Titurut(e)ler. (Stntoefenbettggelb, agegelb, Stiffen); .11*. prevelen, h. nturutein ; hij prevelt nog prevelmis. 544 prikkelend. wat = er brummt (murmelt) nocb ebb. atuiftben 0. = foregil beredpung ; ber •furant (bie :Hite); ben 8ifEmelt. •gebicbt. prevelmis, v. = StineFIReffe. prUseltik = IsreigbArbig, tobengtviirbig. preventlef = briibentib; p. p ye prtjstluetuatte, v. = 43refgfcttranfung. maatregel = bag 43riibentibmittel, Me smatregel; prilisgerteht, o. = 43rifengericbt. p..ve hechtenis = Unterfucbunggbaft. prijsgeven, h. = breiggeben; (afzien van) prevot = aecOtmeffter. fabren ber81cbten auf. prezenning, zie presenning. prtishoudend = breigbaltenb. present, enz., zie present enz. prijeje, o. = Miner (gerfnger, niebriger) 43. ob. Prissmus = $rfatnog. Igetrinnft, vgl. prij s; voor een p. = um (Mr) o. = We £aube. ein Sbottgetb, um ein 43utterbrot; ook = priegel, priegelen = britgeln. pluimpje, zie ald. [priel (nauwe geul in de wadden), m. = prijskamp, m. = nettfambf. 4rfeI, bfe 43riefe]. prijs011ist, v.; -nommer, o.; -notes v. = priem, m. = 43frient, bie 3frfeme; ook: bie 43re1g Mite (bag .ber8eicbtlig); (op waren) bie Stricfnabet en Zolcb. •angabe (in de loterij: bie ( etvinnummer); priemen, h. = oftlemen; burcbbobren, burcb, sit ota. ftedjen. prijell noteering, v.; -opgaaf, v.; -opslag, prtemgetal, o. = bfe tortmactbi (bie Stamm. na.=43reig llnotferung; .angabe (voor wedstrijd: 8a bp. .aufgabe); .auffcbtag. priemigras, 0.; = 43frientett grag ; prtjs llreehter; -sehteten, o.; .fraut. v. = (bij wedstrijd) q3reiggricbter (over wat priemvornstg = bfriemenfOrmfg. ptifsgemaakt is: $rifenric4ter); .fcbieten; •ber: prtester = $riefter. teflung. prtesteriambt, o.; -dlenst, m.; -dom, o. priisliveranderIng, v.; -verbeterIng, v.; = *defter! atnt; .bienft; .tunt. -verhandeling, v. = Foreidgberiinberung; priester 9 es; -gewaad, o.; -heersehapplj, :befferung (.aufbefferung); .fcbrift. v. = Foriefterlitt; :getvanb ; .berrfcbaft. prUsliverhooging, v.; -verlaging (-ver- prlesterlikaste, v.; o.; -koor, o. = mindering), v. = 33reig erbi3bung ; .erntiitt: 43riefter I fafte (.8unft); .fteib ; gung (aberminberung, .erniebrigung). priesterlijk = briefterticb. prijsM versebtl, 0.; -vraag, v. = ber 43reig I. priesterischap, 0.; -staat, m.; -stand, m. unterfcbieb (bie sbifferen8); .frage (bag sang. = bie q3riefterli fcbaft ; sftaat; iftanb. fcbreiben). priesterllwijding,v.;•megen,m.= 43riefteri. prijswaardig = (van waren) breigtvert; kJ:vibe; gegen. anders zie prijzenswaardig. prij, v. = (eiq. en fig.) bag Wag, bag tuber; prijswinner = $rettgetvinner, .trtiger, Sieger. (alleen fig.) bi3fe Sieben. prijzen, h. = (alg .) loben, (wat sterker) ineffen; prtJken, h. = brangen; (schitteren) (Witten; gelukkig, zalig p. = fella 13.; iedereen (pralen) prablen. (ieder koopman) prijst zijn waar = jeber prigs, m. = q3reig ; (in de loterij) ber Zreffer, Cramer lobs !eine Bare; (van waren) ben ber Oetninnft; hooge, lage, billijke p. = 4ofor, q3reig ob. bfe 43reife angeben; waren p. = earen ntebriger, biffiger 43.; een behoorlijke, normale mit bet q3reigangabe berfeben, earen etifet, (gewone) p. = efn angenteffener (baffenber), tieren. iiblicber (getuabnlicber) q3.; de naaste, uiterste prijzenswaardig =Ore16., tobengtviirbig. p. = ber genauefte, auterfte 3.; ongeveer de pails* = boll) (gut) tin 43reffe. p. = ber ungefabre ob. annabernbe 43.; p. ver prik, m. = Stfcb ; p. met een speld = St. onder de markt = Scbleuberbreig ; zich aan mit ether Stecfnabet ; een p. zuurkool = etne een p. houden = ft an einem 43. flatten, eabelboll Sauerfraut ; (punt) bie SOfte; (visch) einen 43. einbalten; beneden den p. = unter bie 2ambrete, bie Oricre, bfe q3ricfe ; op een bent 43.; ver beneden den p. verkoopen = p. kennen = auf Oiircben iniffett, big auf Z8 ob. berfcbteubern, au ScOteuberpreilen berfaufen; in: unb augtnenbig fennen ; an ben gingen (am de hoogste p. (in de loter(i) = ber Oaubt. Scbnitrcben) baben; iem. op een p. gelijken = getnfnn, ber .treffer, bag art* 214; lof en 4p. einent auf Oactr glehben. = lob unb 43.; een p. maken = efnen 3. prikje: iets voor een p. koopen = etin. ergeten ob. erreicben, maar p. maken = erbeuten; einent Sbottbreife, fiir (um) emit Spottgelb (ein op p. houden = fm 43. erbalten; op p. blijven 3utterbrot) faufett (erfteben), zie ook pr i k. = ficb im 43. 4alten; de stand van de prijzen prikkel, m. = (om te prikkelen, aan te = ber 43reigftanb ; een p. stellen op = einen drijven, aan planten en dieren, aan den 43. felpn auf, maar p. stollen op = Bert baard, fig. van de satire enz.) Stacbet ; (be- legen auf ; ebb. (8u) milrbigen (tbiffen); tegen koring) Reit, ; (aansporing) 613orn. den p. van =bum 43. ban; tegen vaste prijzen prikkelbaar = reibbar ; (licht geraakt) = 8tt feften ff retfen; een p. toekennen = embfinblidt. efnen 43. 8uerfennen; tot iederen p. = 8u prikkelbaarheid, v. = Nefabarfett, Gimp. jebetn (lig.) um jeben 43.; jets tot elken finblid)fett. p. willen verkoopen = etm. au jebein 43. log. prlkkeldraad, o. = ber Stacbet4, 6134brabt. fcbTagen tvollen; tweede p. = 8tveiter 43., prikkelen, h. = (alg.) rei8en; (aandoening 91ebenbr.; voor goede p. verklaren = van kleine prikken en wat daarmee vergele- (ate) Bute 43r1fe erflaren; zie ook b e hal en, ken wordt) bricfeln; (opwekken jig.) anregen; kosten, uitloven e. a. (aanzetten) ftacbeln, reiben, anfbornen, anregen, prtlellbederver; •behaler; -bepaling, antretben; gehemelte) ff#eitt, refien. v. = 43reig M berberber; •etvinner, •beftint. prikkelend = reienb, bricfeinb, anregenb, mung. vgl. prikkelen; (scherp) Offant, prilisiberekening,v4-eourant,v4411teht, fcbarf. prikkeling. 545 pro Deo. prikkeling, v. = ber Reig, bfe Nefgung, bag privaatkas, v. = (van een vorst) Schatune; 43rfifeln, ber etachei, vgl. prikkelen. (anders) Wibatfalre. prikken, h. = ftechen. privaatfidoeent; .lee, v.; -recht, o. = q3rfs prikelee, v. = ber q3eefichlitten, ber bat!! bogent; citunbe; ,recht (biirgerlfcheg Recht). ft:Kitten. privaatreehtellik = pribatrecbtlicb. priketok, m. = Stachelftocf. privatief (uitsluitend) = lyribatfb ; 43ribat priktol, v. = ber Streffel. privd = 43rfbat ; p. rekening, vermogen = pril: p jeugd = erfte, friihe ob. garte q3ribatllrechnung, -berntiigen ; voor zijn p., in ugettb. p. = Orfbatint, fiir go. prima = prima; p. qualiteit = erfte ob. privilege, o. = 43ribfleg(fum), Zorrecht, eon, feinfte erfte %lite; p. huis = Oaug berrecht. erften Range& ; p. papieren = tt. nechrel; p. privilegieeren, h. = bribflegferen. referentien = bfe beften Referengen; de p. pro = pro : filr; p. Deo = fortenfref; 't p. en (van een wissel) = bfe 43., ber 43rfmatvechrel. contra = bag 43ro unb bag nontra, bag primaat (R. K. aartsbisschop) = 43rimag. unb bag ether. primadonna = $rintabonna. probaat = brobat. primage, v. = $rintage. probeeren, h. = brobferen, berfuchen; pro- primair = printar; p e gebergten e beer 't eons! = magen Cafe eg nur l probeer Mebfrge, Urgebirge; p e kleuren = R•runb- 't niet, jets to zeggen Mogen Ste 0 nicht, farben; p e vormen = 43rftntirformen. ettvag bu fagen ; 't p. = bag ber Zerfuch. prima vista of a p. v. = bout Matt. probeersel, o. = ber Q3erfuch. prime (eerste toon van een octaaf), v. = probeersteen, m. = Wobierftein. q3rftne. probleem, o. = q3robletn, bfe Vlufgabe. primeur: de p. hebben = ben erften Oenut problematisch broblematfich, fraglich. haben, Me q3ritneur haben. proeddd, o. = Zerfahren, bfe Oerfteltunggtveffe. primitief = Orintftfb. proeedeeren, h. = brogefrferen, einen 43roger3 primo = brim?; p. Januari = ant erftenanuar. fiihren, gerichtlich berfahren; tegen iem. gaan primogenitnur, v. = Wimogenftur, p. = efnen 43roger3 gegen einen'efnleften ob. an= geburt, bag %rftgeburtgrecht. ftrengen. primula, v. = $rftnel, procedure, v. = l3roiebur, bag alechtgbero primns = $rintug. fabren, q3rogefsberhanblung. principaal = %het 43rfugfOal; (voor wien procent = progent, zie percen t. men taken doet) nottunfttent. proces, o. = ber 43rogef3, ber atechaftreft ; principe, o. = q3ringfp, ber erunbrat3; 't in chemisch, natuurlijk p. = chentircher, natiirlicher p. Bens zijn = fm q3. efnberftanben rein; in 3.; iem. een p. aandoen = efnetn ben 43. strijd met ons p. = gegen unfern uit p. 'rotten, efnen gerichtlich belangen, efnen 43. grunbragich, bringfpfel gegen einen anftrengen ob. efnleften; in p. liggen principleel = bring0fell, grunbfatilich. = in 43. Ifegen ; in een p. gewikkeld zijn = prins = Wing; soma: giirft; hij heeft den p. in efnen 43. bertvidelt rein; p. tot herziening = gesproken = (scherts.) er fft betrunfen, fm efeberaufnahmeberfahren. ffebenten timmel, hat efnen 614 (804, proceskosten, mv. 43rogefiforten. Schtvfp(0)6 2c.); van den p. geen kwaad weten proeessie, v. = q3rogerrfon, (feferlicher) 9Ittfit, fo unichulbig rein tvef efn neugeborneg Stfttb, Umgug ; in p. = in 43. gang ahnunggiog rein; zie ook blo ed. processielfrups, v.; -vlinder, m. = 43ro- prinsdom, o. = aitritentutn. gefffongiraupe; -fpfttner. prinseliJk = prin5110. proeesstukken, my. = 43rogef3aften. prinseleven, o. = giirftenleben. procesverbaal. o. = q3rotofoli; p. opmaken prinseroof. m. = Wingenraub. = fm 43. aufnehmen; p. van jets laten op- prinses = 43ringefffn, g3ringet. maken = ettv. iu 43. geben; p. tegen iem. prinsesseboon, v. = Orechbohne. opmaken = efnen protorollferen; efnen gerfchts prins-gemaal = Wing.Mentahl. Itch belangen. prinsgezind = orangiftfich; p ..e = eranf en, proeeszaak, v. = 43rogetfache. freunb, Erangfft. proeesziek = proadificbtig. prins-regent 43ring4Regent. proclamatie, v. = Fl3roflamatfon, 93erfilnbf6 print, zie pre n t. gung, Q3efanntmachung. prior = 43rfor. proelameeren, h. = tiroffamferen ; een prioraat, o. = 43rforat. staking p. = efnen Streff efnen 9.1ttgrtanb priores = Wforin, Cberfn. erfliiren. priori: a p. = a priori. proerustesbed: op 't p. leggen (willekeurig prioriteit (voorrang), v. = Fl3rforitat, ber wijzigen) = au( bag q3rofruftegbett tegen. Zorgug. procuratie, v. = q3rofttra ; p. verleenen, prioriteitslaandeel, o.; v.; hebben = 43. erteflen (geben), haben; de p. -obligatie, v. = bfe qhforftiitgo, Rlorgugg I wordt ingetrokken, vervalt = bfe q3. erltrcht; aftfe; santeihe, -obligation. per p. teekenen = ber 43. gefchnett; gemeen- prise d'eau, v. = q3untpftation, QueIlen- schappelijke p. &faint-, olieftftrofura. farrung. procuratiehouder = 43rofurfft, Worurao prisma, o. = q3rignta. Winer, sfiihrer. prismatiseh = prigntatifit. procurator = l3rofurator, Zeboanttichtfate(r); prismolde, o. = Wigmofb, Wigmatofb. (in klooster) later 13., alorterfchaffner. privaat, 0. = ber 9,Ibtritt, ber Lbort, £abinett, procureur = Ellechtgantvalt. glorett, bfe inetirabe; (adj.) Orfbat; p. persoon, procureur-generaal = eberreichganwalt, bezit, gebruik enz. = qltibatintann (Wfbatier, Oberftaatgantualt. IRentner), ber .beft# (%efgentunt), ber sgebrauch. pro Deo = foftenf ref. VAN GELDEREN, Duitach Woordenboek. U. 35 produceeren. 546 pro forma. produeeeren (te voorschijn brengen; voort- proefff rit, m.; -sehot, o. = (te paard) $robelk brengen) = Orobubieren; boraeigen; berbor? ritt (anders: bfe .fabrt); ber .fcbut. brengen, beugen. proefsehrift, o. = (afabemifc§e) Ziffertatf on, produeent = $robtment, %rgeuger. bfe $robefcbrift. product, o, = $robuft. proefilentt m.; -station, o. = $erfucb#11, produetie, v. = $robuftion, %raeugung. fcbnitt; bfe .ftation. produetief = Orobuftib, nut3bringenb, ergies proefsteen, m. = $robierftein. big ; (in staat om iets te leveren, te prae- proeill stuk, o.; -tijd, m ; -toeht, m.; -vel, o. steeren) teiftunggflibig ; (van land) ertra* = $robeliffitcf, Me .heft; bfe .fabrt; ber .bogen. fabig ; p. maken = (frucbtbringenb) bertverten, proefveld, o. = Zerfucbgfelb. nutbringenb berivenben. proeillwerk, o.; -zending, v. = Me $robell, produetie 1 kosten. mv.; -streken, my. = arbeit (voor talen vooral ook: %gtemporate); $robuftiong II (often (0erftertunggf.) ; .gegenben. .fenbung. prod uctievermogen, o.=2efftunggfiibigfeit, proefsnivelboerderti, v. = bait. Zerfucbg. $robuftibittit. molfereigebi3ft. productiviteit, v. = $robuftibittit. proesten, h. = niefen; Oruften; p. van lachen proef, v. = (toets, onderzoek) (robe; (om te = nruften bor 2acten, logOruften, taut auf laden. proeven) $robe; (om te probeeren) ber Zero proeve, v. = q3robe, ber Zerrucb ; zijn eerste fucb; (drukproef) ber St orrefturbogen ; (na- p..n als schrijver = feine erften Zerruc§e alb tuurk. p.) bag kperiment, ber Terfucb ; de p. eariftftener, feine erften fcbriftftetterifcben $er, op de som = bfe $. auf bag %gembel; iem. Tucbe; zie vender p r o e f. op de p. stellen = einen auf bfe g3. rtetten, proeven, h. = ('t eten onderzoeken) bag erOroben ; p. wijn, waren = 3robe (bag Mutter) %ffen foften ob. berfuc§en ; de harten p. = ble bon Ban, eaten; nein., earenOrobe; op p. ,i)eresen ,riff en; (op de tong merken)fcbmecfen; koopen = auf $. faufen, (op staal) not?$. daaruit is de koopman te p. = baran (baran) faufen ; op p. leveren = bur $. Ifefern ; een erfennt man ben Staufutann; je moet ze maar p. van (met) iets nemen = efne 93. ob. efnen R. p.! = (fig.) tvenn man eg nur begrefft; hij zal met ettb. macben (anfteften); bijwijze van p. = er van p.1 zie lusten. berfucbginefie ; op p preeken = bur $. prebfs proever = softer; (iron.) naffer $ruber, gen ; proeven nemen = ft3erimente ob. Zerfucbe 9litiber. anitetten; proeven nemen met luchtballons, prof. (professor). met lampen enz. = Zerrucfn macben mit ...; profaan = 13rofatt; de profane geschiedenis de p. doorstaan = bfe $. befte§en ob. augbatten; = bfe $rofangegfc§te. proeven van bekwaamheid afleggen = 3roben profanatie, v. = $rofanation, %nttreibung, ber (feiner) atibigfeft ablegen. entbeiligung. proefbalans, v. = $robe., ERobbitan6; (voor profaneeren, h. = profanieren. gewicht) (robe., $robiertoage. profeet = $rObet; een p., die brood eet = proefballon, m. = Zerfuc§gbatton. ein 2flgenprop§et; een p. is in zijn (eigen) proefibestelling, v.; -blad, o.; -dag, m. land niet geeerd = ber 93. gilt ttfc§tg in !einem = $robeHbeftetfung : %Katt (ber sbogen); .tag glatertanbe; de Groote en de Kleine Profeten ($rilfunagt.) = Me Orden unb bfe ateinen $roObeten. proefdier, o. = Zerfuc§gtier; (fig.) gIrrfucbg. professen (R. K.: gelofte afleggen), h. = fanincben. $rofef3 tun. proefdruk, m. = We ZrucfOrobe; (gravure) professie, v. = $rofeffion ; leeraar van p. = $robebrucf. 2ebrer bon $. ob. bout aac?; van p. = (ook) proefll tiesehje. o.; -gewleht, o.; -goad, o.; $erufg .. . -glas, o. = $robeiftlifc§c§en; igeiviebt; .golb ; professioneel = getverbticb, dad .. . 'gag (bfe sfcberbe). professor ,,-,-- $rofeffor ; p. in de theologie, proefhondend = Orobebattig, er,robt; p. in de medicijnen enz. = $. her Stbeologie, ber blijken = (ook) ficb betod§ren. 9:Itebfbin 2C. proefjaar, o. = $robefabr. professoraal = Orofeffor§aft; $rofefforen ...; proefje, o. = &hie $robe, $rilbc§ett; (hapje) p. kwartiertje = afabentifiteg Certet. ber Seoftbal*en. professoraat, o. = bfe $rofeffur. proefkistje, o. = $robeffft(§en. professorsHplaats, v.; -titel, m. = $ros proefkonign, o. = Zerfuffigfaninc§en. fefforiliterte ($rofeffur); .titet. proefkraan, v. = $robfers, q3Toberii§re; profeteeren, h. = nrol3begefen, Ineigfagen. ber eafferitanbgbabn. profetea = $rObetin. proefil leerling ; -lea, v. = q3-robe 0 lebrling ; profetesehool, v. = $rol3betenfcbute. steftion (2ebrOrobe). profetie, v. = $roObeAefung, $rObetie. proeflokaal, o. = bfe $vobieritube, ber Vlug- profetiseh = Oranbetifcb. f(banf. proflel, o. = $rofit; in p. = fin $., en proefilmaat, v.; -naald, v. = bag $robell: profil. mat; :nabei. profit, o. = bet $rofft, bet 92u#en, her 1140 proefneming, v. = ber Werfm? bag %gin. Winn, ber Zorteff. riment, $robe. prolljtelijk = profftabel, borteitbaft, ergiebig, proefnnmmer, o. = bfe $robenummer, entrligtic? .heft. prolljtertje, o. = $rofitc§en,7_!, ber 2fcbt, proefondervindeltik = erfabrungggentii13, fnecbt. aug (grfatgung'; (wetensch.) 040erfutental . . . ; protileeren, h. = Orofilieren. p .. e natuurkunde, scheikunde = Qit 0 ex int nit al: proiltabel = 13rofitabel. 00t)fir, sttemie. profiteeren, h. = Orofitieren (bon ettv.), proeflorder, v.; -plant, v.; -preek, v. = ettn. benufpn ber $robe I auftrag; ber -brucf; sPrebigt. pro forma = Oro forum, bet (btof3en) got= prognose. 547 prop. ivegen, anftanbgbalber, gum Stein;p. f.-reke- zijn les p. kennen = feine %Mon genau (ant ning = Orofornta Recbnung, *onto linty. ecbuiircion) !Outten; p. in zijn zaken = Piinft. prognose (voorafbepaling van 't ziektever- lib, Prompt ob. (Murat in feinen Oefcbliften. loop), v. = Srognofe. pronk, m. = (tool) Scbmtuf, (in kleeding prognostiek, v. = Srognoftif. vooral) Staat ; (van 't opireden en programma, o. = Srograttun, ber Zbeater. 't vertoon)irunl, ble Sracbt; te p. staan = gettel; volgens p. = programmatig. aur etbau auggeftent fein ob. fteben, (te schande) progres, o. = ber Srogreft, ber gortfitritt. am Sranger fteben; te p. dragen, met iets te progressie, v. = $rogrefilon. p. loopen = bur ectau tragen ; de .p. van de progressief = progreffib; progressieve be- familie = Me 8terbe ber gamine; min beaten lasting = Srogreffibiteuer. p. aan hebben = feinen beften Staat anbabett. progressist = Srogreffift, gortfcbrittler,fort. pronkbed, o. = Srunfi, Staatgbett ; ook: fcbrittgmann. F4krabebett. progresdstisch = Progreffiftiftb. pronkbeeld, o. = bfe Sracbtftatue. progymnasinm (in Holt.: gymn. met pronkboon, v. = their* Same, geuerbobtte. 4-jarigen cursus), o. = $rogtimnaliuttt (in pronkdegen, m. = Staatgbegen. Duitschl.: of een school met de 3 laagste pronken, h. = prunfen, Stoat ntmten (mit), kiassen van een Duitsch gymn. overeenko- etiv. bur ecf)au tragen; (prijken) prangen; mend, of een gymn. zonder de hoogste klasse). (van een pauw) ein Rab Wooten ; ook = prohibitionist (voorstander van de uiterste pralen. protectie) = Srobibitionift. pronker = l3runfer, Srabler, Bierbengel ; project, o. = Sroiert, ber %nttrurf. zie ook kaal. projecteeren, h. = (ontwerpen) projeftieren ; pronkerig Prunfbaft, prablertfcb, prunf. (meetk.) proligieren. boa, (met geld of eer) lyro#enbaft, Prolk. projectie, v. = Srojertion. pronkerij, v. = Srunferet, Srablerei, bag projectiel, o. = Srojeftil, Oefcbot. etbaugepriinge. projeetie I lantaarn, v.; -leer, v.; -teeke- pronkgewaad, o. = etaatggeManb. ning, v.; -vlak, o. = ber Srojettiong lap. pronk Memel, m., -juweel, o. = Sracbtlli Parat; ilebre; .geitbnung; bie :ebene. titunel; qutret. Prokrnstesbed, zie Procrustesbed. pronk Wainer, v.; -kart, v. = bag Srunfis prol (afkorting van) proleet = lump, Zunis ifmmer (Staatgg.): ber .fcbranf. penferl, isroiet. pronklelie, v. = q3racbtliiie. prolet I ariaat, o.; = $rotet I ariat ; pronkpaai:d, o. = etaatgpferb, Sarabepferb. pronkpleistertje,o.=ScOnloitgOfflifterMen, prolixiteit, v. = SroligitOt, SSeiticbiveifigfeit. bfe EINufrbe. prollig = fiegelbaft, luntPig. pronkster = Bierliefe, ,puPPe. prolongatie, v. = filvolongation, Serliinges pronkstnk, o. = Sracbtftiicf. rung; in p. geven = bineingeben, in 9. ob. in pronksiek = prunfg, pracbtfikbtig. St oft geben, reportieren laffen; in p. nemen pronkzucht, v. = lrunf., Sracbtflubt. = Deretnnebmen, in S. (ibit) nelptten, reportferen; pronomen, o. = Sronotnen, giirtuort. een p. sluiten, aflossen = elite abfcbliefon, pronominaal = Sronontinal einligen; geld op p. nemen = 6elb in S. prononceeren, h. = prononcieren; zie ge- nefpnen. prononceerd. prolongatiekoers, m. = Srolottgationgs pronselaar enz. zie kwanselaar enz. furg. pronunciamenio (Sp.: openbare opstands- prolongatief gever ; -nemer ; -premie, verklaring), o. -= Sronunciamento. v. = loft f getter (Oittelngeber) ; .nebmer (tenth: pronunciatie, v. = alulafOractie, $ronons nebmer); bag sgelb (ber Report). dation. prolongatierente, v. = Srolongationg. proof, v. = Q3eute (ook fig.); een p. zijn van, ginfen (M.). ten prooi vallen aan = (fat.) bur Merben; prolongeeren, h. = prolongferen, fic0 repor? eine S. ((Olen.) iverben ob. fein ; (%at.) anbeint. tieren Calf en, bineingeben. faften ; een p. der vlammen = ein Raub ber proloog, m. = Srolog. glammen; ten p. aan wind en golven = bent promenade, v. = Srontenabe. Sinb unb ben neffen Preiggegeben. promesse, v. = Srouteffe, tIftienpromeffe, ber [proosdij, v. = Sropftei.] 5ntertmfcbein. proost = Sropft.proostschap, o. = Me pro mile: twee p. = give' Srotnitie. SroPftei, Mel rliPolitur. promotie, v. = (tot doctor enz.)$rontotion, prop. (proponent = Srebigtatntgranbibat). (antlers) 8efarberung ; p. maken = abancteren, prop, v. = ber SfroPfen; (op geweerl ber 9thancement *urnMen. fropf ; (van papier) ber WroOfen, Rugg, bag promotielkans, v.; -lust, v. (-staat, m.) gehign ; (in den mond om 't schreeuwen = SefOrberungg cbance ; bie .lifte. te beletten) ber itnebel, bag 60errivia, (om promotiepartij, v. = ber oftorfcbmattg. ganzen vet te mesten) 92ubel; (kort persoon) promotor = Urbeber, Knftif ter, R3efOrberer ; ber St3pfel, ber Sumutel; ik had een p. in de (aan de universiteit) ber Inomobierenbe Sro. keel = Me it eble Mar nth tnfe gugefcbniirt; eg feff or. Miirgte mfr fm t affe ; eg ftieg mir title ein promoveeren, h. = promobieren ; feinen attliuel in ben 4)arg ; eindelijk kwam hij op Zottor nta (ben. de p .. pen = . . . erfcbien er auf ber 8ilbfta e, prompt = prompt, febnen, piinftlicb ; p e lam er gum Sorfcbefn; met iets op de p pen bediening = e, Id) e, pit e ob. forgfOltige komen = ettn. geigen, mit bey Spracbe ber. Sebienung ; een p..e uitvoering = eine fantege attgrilefen, etw. bur Spracbe (aufg apet) ob. piinftlicbe 9Ittgfilbrung; p ..e betaling bringen; weer op de p .. pen ztjn = tufeber prompte 8ablung ; p. uur = lunft 101110; auf bent Zamme (ben Seinen, ben gnat) feht. 35' propaedeutiek. 548 provoost, propaedentiek (voorbereidende weten- protest, o. = ber $roteft ; p. aanteekenen schap), v. = $ropdbeutif. tegen=$. (infinueb) einlegen ob. erbeben gegen; propaedentiseh = proOtibeutifcb. p. opmaken = aufnebtnen ob. erbeben ; onder propaganda, v. = $roimganba ; p. van de p. = unter 3.; p. van non-acceptatie = daad = $. ber fat; p. maken = $. macben. manna& Knnabnte (WI. 91.); p. van non-betaling propag(and)eeren, h. = Oropaganbieren. = $. mangelg 801ung 8.); krachtig p. propagandist = $roOananbfft. = energifcber $. propeller, m., propellersehroef, v. = protestant = 4roteitant, (adj.) proteftatt. 4ropeffer, 4roinnerfcbraube. filet). proper = fauber, rehab, propre; er p. en protestantebond, m. = $roteftantenberein. netjes uitzien = Tauber unb nett aafeben. protestantisme, o. = ber $roteitanti4inult. properheid, v. = Sauberfeit, aleinlicbfeit. protestantseh = Orotertantifcb. propertjes, zie proper. protestatie, v. = $rotertation. prophylaetiseh (voorkomend, verhoedend) protesteeren, h. =proteftieren (ook handelst.); = propbblaftifd). $roteft (einfOruct) erbeben ; met nadruk p. = prophylaxe voorkomen van ziekten), v. mit %Ittfcbiebenbeit ob. energifd) = $ropbblagig. protestIkosten, my.; -meeting, v. = $ros propje, o. = $friipfdien 2C., zie prop; (borrel) teftl !often (=Wen); meeting. IZItikben, ber ecbna003, Zr4fcben. Protects (een zeegod, die allerlei gedaanten proponeeren, h. = proOonferen, borfcblagen. Icon aannemen) = $roteug. proponent = $roponent, gew.: $rebigtamt4. prothesis (taalk. voorvoeging), v. = lro. fanbibat. tbefe. proportie, v. = Wroportion; naar p. van = prothese, v. = $rotbefe. nad) a3erbtiltnig (een.); near p. = berbaltni4. protocol, o. = $rotof at. proto plasma (celstof), o.; -type (oerbeeld, proportioned = proportional, berbartni§f eersteaf druk), o.; -zoen (uit een celbestaande dieren), my. = $roto lipla4ma ; itb1); .goen. propositie, v. = $ropofition, ber Zorfcblag, pronveeren, h. = aeugen (f fir), fOred)ett (Mr). ber VIntrag. prov. (provincie, provinciaal = $robin5, proppen, h. = Ofropfen, itolgen ; alley in den 4robingat .). koffer p. = and in einen St offer bineinftoOfen, prove, v. = $friinbe, $rdbenbe. .5tviingezt ob. -13reffen; (ganzen)nubetn; p d vol Provengaal = $robenaale. = geOfropft ob. gebrangt boa. Provencaalseh = probenbatifft. proppesehieter, m. = bie filatfcbbiicble, bie provenier = $frilnbner, VIrmenbau4ler. olpiftole. proveniershnis, o. = elrmenbaug. proppetrekker, m. = Scbufmieber. proven'', o. = ftgebnig, ber glob, ber propvol = gel3frOft ob. gebriingt bog. trag ; netto p. = ber 9lettoertrag. propylaeen (voorhal), my. = $roOblden. proviand. v. = bet $robiant, 2ebengmittel proratavraeht, v. = iftanbfracbt. ($1.), bey Ealunbborrat. proscenium (voortooneel), o. = 4roibentunt. proviandeeren, h. = probiantieren. proseetor (assistent in de anatomie) = proviand eering, v.; -huts, o.; -meester $rofeftor. = $robiantHierung ; stbaug ; .fommiffariula. proseliet (bekeerde) = 4roietot. proviandIschip, o.; -wagen, m. = $ro. proselieteI maker; -maker* v. = $rof Want I fcbiff ; magen. felb ten inacber ; .macberei. I. provineiaal (subst.) = (tem. uit de pro- Proserpina (koningin v. d. onderwereld) = vincie) $robingale ; (R. K. hoofd van een $roferOina, $erfel3bone. ordeprovincie) 4robiftatat. prosit I = profit 1 II. provineiaal (adj.) = $robingal ; p. prosodie (leer van de versmaten), v. = bestuur ; p. blad; p .. ale Staten = bie$robin. $rof able, $rofobtf. bfatilbertvattung (.befOrbe); .btatt; iftaaten. prosopopee, v. = $rofol3o133te, $erfoni. provineialisme, o. = ber $robinaialtihnug. fifation. provinete, v. = $robing. prospectus, o. = ber $rofOeft(u13). provineiehont, o. = Wernambuf., Notbota. prostitu6e = $roftituierte. provineieroos, v. = $robencer Role, $om. prostitneeren (acin schande prijsgeven), h. ponrofe. = proftftuferen. provizie, v. = $robifion; tegen goede (hooge) prostitutie, v. = $roftitution. p. = gegen 4o4e ; onder aftrek van 1/00 P. prof. (protocol = $rotofon; protestant = = nacb 9Ib8ug bon 1/20/o $., abailglicb ihoio 43. ; $roteftant). met bijvoeging van 1/2, 0/0 p. = attaileid) 1/20/0 proteetie, v. = $roteftion ; (economisch gew.) f13.; (voorraad, alg.) bet alorrat, $robifion, (op ber Scbut); (alg.) ber Scbu#, bfe sgiinnerfcbaft. schip) ber $robiant, (voor den winter) bet protection I isme, o.; = ecbu#11541bitem einterbebarf. ($roteftiongfbftem, ber $roteftioniihnut3); provizie lI kamer, v.; -kast, v.; -kelder, m. ner ($roteftionift). = epetie., ZorratO1 rammer ; bet .fcbranf ; ber protectionistisch = ect ulmon 13roter. .fetter. tioniftifcb. provizienota, v. = $robilion¬a. protect Ior ; -oraat, o. = $rotefth or ; .orat. provizioneel = probiforifcb, borldufig. protdg6 = $rotege, C~djii ling. provizor = $robifor. protegeeren, h. = Orotegieren, fcbittpn, provizoriseh = probiforifcb. begiinftigen, *Urn. provoeatie (uitflaging), v. = $robofation, protein. (eiwitstof in engeren zin), v. = ba4 Oeraugforberung. $rotein. proponeeren, h. = proboateren. protelnestoffen, my. = $roteinftoffe. [I. provoost (persoon) = $rofot.] provoost. 549 pud. II. provoost, v. = bag 9Irreftlofal, bag .aims prullegoed, o. = ber ed)unb, fcblecbteg Betta. me; :ftube; ftrenaer Knelt. prulleihok, o.; -kast, v.; -kilt, v. = Prov. St. (provinciale stater = fprobinalat. $1unber., Numpelli fatnnter ; ber .fci)ranf; .fifte Rooter). (ber -falter). proza, o. = bie 43rofa. prullekraam, v. = $1unberbube ; (rommel) prozalsch = prolaifcb. ber $1unberfrant. prozallisme, o.; -ist; -mensch = ber fro. prullemand, v. = ber $apierforb. fa ligmug; .ift Offer); smenfcb. pruner& zie prullaria. prozalisehrijver; m.; -werk, o. = prullewerk, o. = $fulcbtverf, ber Quart $rolagfcbriftfteaer (.ffer, sift); /tit; bie sarbeft We $fugerei; (schrift, teekening enz.) We (bie .fOrift, .tuerf). Subelei. prudentie (beleid), v. = kluabeit, Untficbt; prallig = unbebeutenb, nic4atniirbig, lunt010, jets aan isms. p. overlaten = etiv. bent %r% armfelig. meffen ob. bem Urteile jeing. iiberlaffen (anbeinv prulpoeet, zie pruldichter. fterien). prulsehrijver = efribler, Ziltlyrfittnierer. pruderie, v. = $riiberie, 8futperlistreft. prulwerk, zie prullewerk. pruik, v. = $erilde, (staartp.) ber Boot; die prunel, v. = jongen heeft een heele p. = einen iippi0en prat: p. zeggen = brobeln. Oaarmucbg, atter tibttigen Oaarbufcb ; de p. pruts, v. = ber happen, ber2umpen; ophebben = feine Vii #e fcbief auf4abent een 2a1313alie. oude p. = ein alter 8., ein Sopftnenicb ; de prutsen, h. = Wein, tilfteln; (oplappen) oude p .. en = bie Oerren bom 8. ffiefen ; (beuzelen) tiinbeln. praikeff bol, m.; -boom, m.; -maker = prutsertJ, v., prutawerk, o. = $fufcberei, 13eriicren !Of ; %baunt (sfuntacO, Suntact); bag Giefficfe, bag @eboffel, We Zoffelei, stracber. Zilftelei. pruikerig = 800fig. pruttelaar = Zrunnbar, EurrfoOf, 91eraler praikerigheid, v. = 8opfigreit, ber alte Bolg. (9213rgler),nuffel. m.; -tijd, m. = &WIWI ; bie pruttelarU, v. = bag Garnitre, FRergetei. left. pruttelen, h. = murren, brummen, nerneln, prullemuilen, h. = fltmollen (unb Broiler). fcbitrOfen; (van kokende kofile e. d.) brobeln, prailen, h. = mauler, aufntuden, brubeln. ein !Meta Maul maien. pruttelig = miirrifc0,0rieggriintig, muff (e)143. pruiler = kopf4iinger, edproffer, Vanier. P.S. (postscriptum $oftlfrilAum : PS.). prailhoek, m. = Scbmoatrinfel. ps. = psalm, m. = $falm ; 't Boek der pruim, v. = $flaume, &Intl* ; (tabak) bag p .. en = bag Oucb ber . fOrfemc§en; hij heeft p .. en (geld) = er 4at psalm( boek, o.; -diehter ; -gezang, o.; nOpfe, Za#en, zie ook m o p; p., m. = -1st = *Rama bucb ; sbicbter; ber ,gefatt0 ; sift. $flauntenbaum, We $lfautne. psainizingen, o. = $falmlingen, 43falmo: pruimeboom, m. = $fiautnenbaunt. bieren. pruisnedant, v. = $rilneffe. plusher, o. = ber if alter. pruime H jam, v.; -"noes, o. = bait ftlffaunten pseudo... (valsch, zoogenaamd) = $feubo 0elee; pseudoniem, o. = $feuboni)tc. pruimemondje, o. = fpit,eg anduldon, een pat/ = Oft 1 6111 p. trekken = ntattlf134en, bag Maul f13113en; p. st. (pond sterling = if unb Eterling). (ook) aimperlicf) ob. flit tun, ffc0 aieren. Psyche (ziel, personificatie v. d. ziel, een pruimen, h. = (tabak) primer, St abaf vlinder, een groote spiegel), v. = F13f4cf)e. fatten ; (eten) lcfmtabulteren, fclittabeln. psychillater (zeriuwarts); -atrie, v. praimepit, v., -steep, m. = ber 43ffaunten. q314c10 ater ; fern, .ftetn. psyehiatrisch = OftAiatrifd). pruimer = FOrienter, Tabaffauer ; (eter) %tier. psyehiseh (de ziel betreffende) = OftAifcb. praline sap, o.; -taart, v. = ber *flaunter!: psycho Q graaf(schrifftoestelvoor opgeroepen raft; ber .fuct)en (storte). geesten), v.; -logie, v.; -loog = ber $fticboll. pruimtabak, v. = ber forfents, autabaf. grapb ; .logle; .106(e). Pruitt = $reuf3e. psyehologiseh = pitybotogig. o. =1$reuten. P.T. (praemissis titulis : de Melt) veronder- Pruisiseh = peuf3ifc(); P. blauw = $reutif0? steld zijnde d. i. met weglating van de titels blau, Q3erliner Blau; P. zuur = bfe Zlaus = mit Zoraugfelping ber Zit& P. T.). fliure. Ptolemaeus = $tolemilug. prul, v. = (lap, lor) ber 2appen, ber 2utnpen; puberteit (manbaarheid), v. = $ubertiit. (voddig papier, geschrift) ber eifc1); prul van publikatie, v. = 8efannttracbung ; (van een een kerel (man) = 2umpenterl, Ztiimper; boek e.d.) Zeriiffentlicbung, $ublifation, (ook) (lafaard) bfe Ventme ; p. van een boek = Scbrift, bag Serf, bag Owl). iiintnterlicigg Zud), ber F/33ifc1), ber Einar!; publieeeren, h. = beriiffentlicen, publibieren. prune'', my. = ber Vunber, ber gram, ber publicist = %rObe(, (voor tydverdriff of versiering) ber publieiteit, v. = Cffentlicigeit, %attb ; allerlei p. = alierlianb rimgframg. Offerfunbigeit ; ergens p. aan geven = elm. prulaehtig, zie prulli.g. offenfunbi0 macbett, iiffentlicb befannt madyn. pruldiehter = Zicbterling, I. publiek, o. = q3ublifum. Wetafter. II. publiek (adj.) = iiffentlicf), offer: prullaria = ber Scbridfcbracf, ber 131unber, funbig ; het engagement wordt morgen p. = ber krimgframg, unnillog Seug, ber Zarb. bie Zerlobung tvirb mown offibieff ; vgl. o pe n- prulleboel, m. = Sham, $luttber, grim!. b a a r. tram!, Quart pud (Russ. Gewicht: 16, 38 K.G.), o. = lj3ub. pudding. 550 pupil. pudding, m. = $ubbing. punctuur, v. = $unftur. puf, v. = £uft; geen p. in lets hebben = Puniseh = Outdid); de P e oorlogen = bte fetne tuft alt etm. 4aben. .. en St riege, P e trouw = e Zreue, puffen, h. = blafen, fc§naufen, erfttcfen (bow Untreue. 4)itle). I. punt, v. = (spits) SOO; p. van een naald, pufferlg = britcfenb §eif3, ftfituitt, fticetg ; (van degen, van den neus, van een sigaar enz. = 6. personen) mum %rfticfen §eif3. etner Raba, eitteg Zegeng, ber Rafe, ether put, v. = aaffabe, aunt. 8fgarre 2c. of %abet., iegen., 8tgar. puik = auggeaetc§net, prima, erfter Qualttitt; renfp. 2c.; (van doek, driehoekig stuk land e.d., 't p. = bag Rflerbefte, bag aeinfte, bag Vlugers ook afgesnedenp. van sigaar, worst) ber 8ipfet; lefene, ber Vlugbunb, Me aluglefe; 't p. van de een p. aan een potlood enz. maken = etnen ridders bte Butte, bie Blume ob. ber %Ob. Zletftift 2C. attfott,en; iem. op de p. uitdagen bet Ritter; 't p. der schooners = bfe Witte = etnen auf %egen forbern; (zinteeken, stip ob. $erle ber (unter ben) SciOnen. in een teekening e. d.) ber $unft; dubbele p. pulkbest = fuperfetn, §oc§feitt, afferbor. = bag St olon, ber Zappelpunft; p. op de i. = treffIt ci9 ft. ber $. ob. bag 5EitPfelc§en auf bent t; daar kan puik lldiehter, -sebilder, -sehrliver enz. hij een p. aan zuigen ba fann er ftdj ber. = Zic§ter, Veer, ScOrtftfteffer erften !Range!. ftecfen; p., zand er over 1 = $unftunt, Strew puikje, o.: 't is een p. = eg ift etn Oauptiunge, fanb brauf .mtibel; een. van een leerling = ein II. punt, o. = ber $unft; (plek van een weg ScOiller aug bent a5; zie ook: 't p tit k. een water e. d.) bte State, ber iunft; op itfm puilader, v. = StramPfaber. p. samentrekken = auf efnen fonentrteren, puilen, h. = borquelien; zijn oogen puilden p. voor p. beantwoorden = filr beant. uit hun kassen = Me flugen quollen tljm aug mortett ; 't p. in quaestie, een kritiek, duister, ben Oii§len §erbor. ondergeschikt p. = ber ftrettige, emu fritifc§er, pailoog, o. = borquenenbeg Kuge, 614auge. bunfler, nebenftic§lic§er $.; p .. en van behan- puiznen, h. = bintien. doling = Me VIgenba; (in 't spel) ber *int, pulinsteen, m. en o. = ber Ottngftetn. ber $unft; 't aas is elf p .. en = bag 21.6gilt pain, o. = (door atbraak) ber ec§utt; (mane) elf glunfte; (bij 't schfffschieten) her Zreffer; bie Trilmmer ( 3I.); p. neergooien = Seib. abla. op 't p. staan (van, om) to vertrekken = int Bern; in p. liggen = fn Zrittnntern Ifegen; in Zegriff fein (fte§en), auf bent q3unfte (eprunge) p. valien = serf alien, in 5E. ge?e)n. fteben abaureifen; op 't p. van to sterven = tut puinhoop, m. = Sti) utt., 5triinttner§aufen ; 9.1ugenbItcre beg tobeg ob. beg eterbeng ; op (ruine) bte 5tritninter; vgl. p ui n. 'tp. flauw to vallen = (ook) einer 0§nntacbt puissant: p. rijk = !doffed, getvaltig ob. ints na§e; op 't p. van to wanhopen = na§e Baran went; ref bit berameifeln, her alerametflung nato; op 't p. paint, v. = q3uftel; (klein) ainne; (knobbel) van eer = tm 43tenft ber %Ore; p. van uitgang, ber knoten; een p. aan iemand hebben = einen van aanraking = ber Kuggangg., R3erit§runggs nic§t augfte§en Unnen; een p. aan ietshebben puttft; op 't doode p. staan = (vanmachines) = ebb. berabfc§euen ob. §affen, einen eiberMillett fin Xotpunfte ob. fin toten $unfte fte§en. gegen ettv. 4aben, zie ook la chen. puntafsniklder, m. = 604entntOfer. puisterig = puftelfg, Onnig. puntlbaard, m.; -beitel, m.; -boor, v. = puistje, o. = $uftelc§en, ber p. vangen 60f#11 Bart; bag .effen (.1tteif3e1); ber xbolger. = ScOetten atelon (unb babonlaufen); een p. puntildieht, o.; -dlehter teptigramm vangen = eine abic§liigtge Knttuort befontnten, („einngebtc§t"); .grammatifer. pritcfgeldefen ob. abgetviefen tuerben. puntdiertje, o. = sgettels, $unfttterc§en. putt, m. = arofc4. puntdoek, = bag 81Pfeltud). puitaal, m. = bfe WalquaPPe, bie Kalraupe. puntdraad, o. = bey Sp*, etacfplbra§t. pakkel, v. = ainne, ber punteeren, h. = Punftteren. pal, v. = Zafe, ber arug. punteering, v. = bagq3unftterenMunftierung. pulken, h. = Pffitcfen, flauben, paten; (in punteerllkunst, v.; -werk, o. = $unftierl. den neus) grilbeln. funft (Oeontantte); bfe :arbett. pulp, v. = (Ottiben)Sttnipel ($1.); (van aard- punters, h. fpi#en, attfp4en; (haar) att. appels) fc§netben. pulsatie (polsslag), v. = $ulfation. puntllhaak, m.; -homer, m.; -hoed, m.; pulseeren (staan kioppen), h. = pulfferen. -houweel, o. = 60431 §afen ; .!jammer; '!jut; pulver, o. = $ulber. bfe .!jade. pulveriseeren (tot stof maken), h. = puts puntig = foi#, attgefp4t, fc§arf (alle bertfteren. ook fig.). pulverizator (verstuiver van vloeistoffen), puntigheid, v. = Spii3tgfett, ec§iirfe. m. = Berftiiuber, $ulbertfateur. pantie, o. = $iinftc§en, Spity§en, 8ipfelc§en, pummel = 2itntmel, 5tratnpel, vgl. punt I en II; in de p ..s = (gekieed) punaise, v. = ber Ref5., Oeftnagel, ber gefc§ntegeft unb geftrfegelt, gefc§n. unb ge. Reif3brettftift, Rettptnne, ber Oeftstved, bfe bitgelt; (anders) in feinfter Orbnung, aug bent Oeftamecfe. aa., piinftlic?to Orbnung ; de Nile p ..5 zijn punch, v. = ber $unfc? P., m. = ber $unc? er of = bag Oefte tit ba§itt; de p..8 op de i punehllbowl, m.;-glas,o. = bleq3unfc? botule; zetten = (eig.) bfe tunfte (5Eilpfeld)en) auf =gag. bag t fet,en, (jig.) recbt tettrtitcb fen. punehlepel, m. = Zotdettlaffel. puntkogel, m. = bag 604gefttof3, bfe .fugel. punctualitelt, v. = $ituftlic§feit. puntsgew1jse = punettneife, $unft fitr Wunft. punetuatie, v. = Zinterpunftion. I. pupil (onmondige), in. en v. = her (We, punetueel = btinfttict). bag) Vitnbet, [her, bfe 13uptIte]. punetum, o. = $unftum. II. pupil (van 't oog), v. = $103111e. pupilleschool. 551 qualiteit. pupillesehool, v. = upilIenictute. Zrunneni bobrer (%rbbobrer) ; .1m4rung ; ,griiber puree, v. = ba# (bie) itree. (Sc4acbtgr.). [wren, h. = faugen ; fic4ten]. putlemmer, m.; -graver; -haak, m. = purg g atie, v.; -atief, o.; -atorium, (vage- Zrunnen I diner (60i313feitner); ,grii ber (60act% vuur), o. = $urg I ation ; =alit) (We 'and); gr.) ; *fen (bit ,ftange). satoriunt. putgketting, m.; -rainier = bie Zrunnett II= purgeeren, h. = Ourgieren. fette; sriitttner (sfeger; nachtwerker: Stioafen. purgeerend = Ourgatib; p. middel = We puts, v. = q3i4e, $ittfe. [feger). 43urgana, ba4 $urgatib, bc0 $urgiertnittel. putsen, h. = pittfen. purgeermiddel, o. = $urgiermittel, q3uv putsteen, m. = Orunnenftein. gatin, We q3urgana. platten, h. = fcbi3pfen (ook fig.). Purim, zie Po erim. putter = taafferfCipfer ; (vogel) Stieg114, pur isme, o.; -1st; 4sterij, v. = ber q3urii4, Ziftelfinf, ba4 Ellotricipfc4en. mu& ; ,ift ; ,ifterei. putting, v. = (scheepst.) Putting. puritein = $uritaner. puttingwant, o. = s.puttingtaue (WO. puriteinseh = puritanig. putgtouw, o.; -water, o. = 8runnen I fell ; purper, o. = ber 431trOur ; 't p. dragen = ben .traffer. q3. tragen ; 't p. ontvangen = ben q3. erfpften, guar = our, rein, tauter; p. uit babbelzucht tuft bent $. beffeibet tverben. = I. out St latfdfluOt. purperaehtig = Ourpur4aft. puzzle, v. = bab 4346U, bat Zegierfpiel, ba2, pnrperbrons, o. = We $urpurbronae. ba4 @ebtabfpiel. purperen (adj.) = purpurn, FOttrOur . . . ; p. pygmee (dwerg), m. = $t)gtniie. (werkw.), h. = purpurfarbig madyn, IntrOurn pyrami g daal, -de, zie pir a ... farben. Pyrenean, my. = $tgettiien. purperglans, m.; -hoen, o.; o. = Pyreneeseh = 04renitifd) ; P. schiereiland = $urpuril .4u§n ; ,4ola. e OaIbinfel. purpurine, v. = ba4 43urlaurin. pyroll gees ( lichtstof),o4-meter(hittemeter), purperkleur, v. = $urpurfarbe. m.; -technie(k) (vuurwerkerskunst), v. purperkleurig = purpurfarbfg, ,farben. q134ro II en; ba0 (ber) =meter; .tec4nif. pnrperikoorts, v.; -mossel, v.; -reiger, pyroteehniseh = 134rotecbuifcb. m. = ba0 3urpurg fieber ; ,mufttel ; .rei4er. pyrrhusoverwinning,v. = ber $tyrr4ttgrieg. purperrood = purpurrot. Pythagoras = $04agora?; stelling, theo- pnrpergslak, v. ; -verf, v. ; P-zee, v. = rerna van P. = 04t4agoreffctor .2444, 0.. eg FOurpur fdinecfe; ,farbe ; ba4 %weer. ueorent. put, m. = (kuil, beerput) We erube ; (voor Pythagoreeers, my. = $1#1)agoreer. water) airunnen ; (mtnp.) ber ecf)ad)t ; een Pythagoriseh = Ot#4agoreifcb. p. Koren = einen Zirunnen bobren; zie Art e- Pythia = Pythiseh (Delphisch, si se h, kalf. overdr.: duister, oraketachtig) = 404040. putbaas = VIttfiefor ; (in mijn) Steiger. python (reuzestang ; myth.: een draak), m. putg boor, v.; -boring, v.; -delver = ber = 434tbott. A. Zie ook Kw. Q, V. = bat O. daagsche vasten), v.; -ant, o.; -atnur, v. = Q. D. b. v. (Quod Deus bene vertat: wat God Quabr agefima (Sonntag itbocabft); ber ,,ant moge doen getukken = Wag Gott atun beften (op geschut: bag 2thertenquabrant); .atur. lenfen ntiSge). quadrgille, v.; -iga (vierspan), v. = Qua. Q. E. (Quinta essentia: quintessens = Quint, brittle; siga. effena). quadrilleeren, h. = Quabrifie fatten, Qu. E. D. (quod erat demonstrandum : wat to fpiefen. bewijzen was = tva4 au betneifen War). quadrgillinen (millioen in de 4e macht), q. 1. (quantum Tibet: zooveet als men belie ft o.; -goon (kleurling); -umanen (vierhan- = fobtel alb befiebt). digen), my.; -upeden (viervoeters), my. q. p. of q. pl. (quantum ptacet : zooveet men bie Quabr Mon ; .one (Quarterone); .utuanen ; wenscht = foblet alb geftinig ift). .13eben. q. q. (qualitate qua: in zijn hoedanigheid = quadrgupelalliantle, v.; -uplet, o. = in feiner eigenid)aft). Quabrilupelagiana ; q. 0. (quantum sates: zooveet ala genoeg is quaestie(us), zie k w . = fobiel alb genitgt). quaestor (Rom. schatbewaarder) = Quiiftor. qua (als) = qua. qualifleatie, v. = Qualififation. quadrant enz., zie k w a ... enz. qualitatief = quatitatth. quadriagesima (eerste Zondag van de 40- qualiteit, v. = Qualittit. quantitatief. 552 raadselachtig. Zie ook Kw. quantitatief = quantttatib. quibus, zie k w quantlliteit, v.;-um, o. = Quaid II itiit (Menge, quietOisme CI opgaan in God), o.; = bag Quantum); ium. ber Quiet Rigtnull ; quarantaine, v. = Quarantine; in q. lig- Quinquagesima (Zondag voor de vasten), gen = Q. batten; 't schip is aan q. onder- v. = Quinquagefinta, Sonntag laftontibt. worpen = bent ecbiff ift auferlegt ; de q. quint, zie k w opheffen = bie Q. aufbeben. quintessens voornaamste, beste, krach- quarantainellinriehting, v.; -maatrege- tigste, de kern), v. = Quinteffen8. len, my.; m.; -vlag, v. enz. = Quaran. quintet, zie k w gine II anftalt ; .matregeln ; bie %pit (bie ..bauer);quintuplet, o. = Quintuplet. quart, zie kw... Hlagge lc. quiproquo (verwisseling, vergissing), o. = quarteroon, zie quadroon. Qutbproquo. quartll et, -ijn, zie k w Quirinaal (konink/ffic, eerst pauselijk,paleis quarto, o. = Quart, Quartformat ; in q. = in Rome), o. = Quirinal. in Quartformat ; een in-q. = ein (ber) Quartant, quitte, zie k i e t. ber Quartbanb. quivive? = tber be? op zijn q. zijn = auf bent quasi = angeblicb ; Bum e'cbein ; een q.-geleerde Quibibe fein (fteben) ; tbadgant ob. auf ber Out = etn Quafigelebrter, edyingelebrter ; q.-con- fein. tract = Qualifontraft. quodlibet (mengelmoes, potpourri, laffe Quasimodo (eerste Zondag na Paschen), m. woordspeling), o. = Quobtibet. = Quartmobogeniti, tveif3er Sonntag. quota, quote (evenredig aandeel), v. = Quatertemper (vastendag in 't begin van Quote. elk jaargetijde), m. = Quatentber. quotient, o. = ber Quotient. quatrain (vierregelige strofe), o. = ber Qua: quotiseering (berekening van 't aandeel), train. v. = Eluotifierung. quatre-mains, o. = bag Quatrentaing, bier. quotum, zie quota. 41inbigef$ etilcf. q. v. (quantum vis: zooveel je wilt = fobiel queue, zie k e u. bu iviflft). R. RI v. = bag in. ficbt nebnten, jentg. Alter 2C. berilefficbtigen, R. (op recepten: recipe: neem = ninttn; na- [te rade worden = 8t1 e Merben, fa) eats tuurk.: Reaumur; meetk.: rechte hoek = fd)lieten]; overal r. voor weten = fiir alteg recbter einfel; telegraaf : rccommander : aan- in. Miff en; hij wist r. = er mute einen R.; teekenen = einfcbreiben). geen r. meer weten, ten einde r. zijn = Oct) ra, v. = Dia4e; groote r. = exotra4e. feinen R. tit* tbifien, Weber auf not() eta raad m. = &at (in alle bet.); zie ook e- tniffen ; ik weet geen r. = t Weft mfr nfcbt me ent eraaci, maar: vandaag is er geen r. 8u raters; met zijn geld (zijn tijd) geen r. = Ieute tit !eine Si4ung ; R. van State, r. van weten = Mitt iviffen that anaufangen mit beheer, r. van toezicht (v. commissarissen) = rub feinen R. tuiffen ; zie ook d a ad, etaatgrat, 93ermattunggrat, gufficbtgrat ; Hooge voorbedacht. R. = Oober IR., bag inetcbggericbt; R. van raadgevend = beratenb ; r ..e stem = b .e Indie = R. bon Znbien ; r. van eer = bag etintme. %brengerfcbt ; hi wil geen r. aannemen = raadgeving,. v. = ber Rat, (my.) iRats er tuirt feinen R. annebmen, ibm ift nicbt 8u raters, er nimmt feine Zernunft an ; daar is raadhuis, o. = Ratbaug. geen r. voor = bafiir tft feta (gtht 0 feinen) raadje, o. = Rithcben; (zelden: verkleinw. v. R. ob. gibt eb fein Titittel, bent ift nicbt raad) Rtitcben; 't is me 't r. wet = eta Tau= belfen; dear is wel r. voor („dat kan wen = bereg Stilcfcben bon Rat. bap fann in. tverben ; r. geven = geben raadkamer, v. = bag Oeratunggemmer; (erteiten), raten ; bier is goede r. duur = ook: Gebeintft4ung. bier ift guter R. teuer ; goede r. komt onver- raadpensionaris = ehrofWenfioniir. wachts guter in. rotund iiber Vtacbt ; r. in- raadplegen, h.: iem. r. = einen au Rate winnen = R. Bolen, f tdjMatt. erbolen; bieben, um Rat fragen, flcb bet einem Rat (er): lid van den r. = Oemeinberatgmitglieb, EOMs buten; met iem., met elkaar r. = ficb mit glieb beg in .. 0, etabtberorbnete(r) ; lid van den einent, ficb tniteinanber beraten ; een boek r. r. zijn = (ook) hut R. fitpn; near r. luisteren = eta bud) st Rate geben ob. nacblcbtagen. = auf (anew siren; iem. om r. vragen raadpleging, v. = Zeratung ; bag Racb. = einen um R. fragen, 8u e *ben; op fcblagen, vgl. raadplegen. iems. r. = auf jentg. IR.; stedelijke r. = raadabesluit, o. = (van den raad) ber Rath- ftlibtifcber sgemehtberat ; met iem. to rade befcbluf3; Gods r.. en = Giotteg Ratfcbliiffe. gaan = mit einetn 8u 81 . e geb(e)n, einen ou raadsel, o. = Rtitfel; in r s spreken = in tR . e atefon; met zyn beurs te rade gaan = in .. n reben ob. fOrecben; een r. opgeven, oplos- fici) nacb fatter OBrfe ritbten ; met iems. leeftijd sen , raden = eta R. auf geben, Laren, erraten. enz. te rade gaan = auf jentg. Ater tc. Rik& raadselaehtig = ratielbaft. raadaelachtigheid. 553 raderboot. raadselllaehtigheid, v.; -bock, o. = Rats rant, v. = Babe, Scbefbe. fell, baftigeett; .bud). raband, m. = bag Rabbanb. raadsheer = Ratgberr; (schaakspei) Winter. rabarber, v. = ber Rbabarber. [raadslag, m. = Ratfcblag ; KO:Vag.] rabarberibitter, o.; -steel, m.; -stroop, raadslid, o. = ber Rat, ber Stabtberorbnete, V. ; -tinktuur, v. = Rbabarber g bitter ; :ftero Ratgmitglieb. get (=Mel); ber .firup (ber =faft); .tinftur. (raadslieden my. van) raadaman = robot, o. = (korting) ber Rabatt, ber Vlbaug, }8erater, Ratgeber, 8etftanb. ber Vlacblaf3; (omslag, zoom; smal tuinbed) raadsvergadering, v. = Ratgberfammlung, We IRabatte. eft,ung. rabat 0 User, o.; -rekening, v. = (scheepsb.) raadsverslag, o. = ber Ratgberfcbt, ber Rabattieffen; .redpung. ef4unggberid)t. rabatteeren, It. = rabattferen. raad II szliting, V. ; -zeal, v. = Ratg 1 fiOng ; I. rabauw, v. = (appel) ber Rabau, ber aura. ber %f ad. Wel, bfe graue Renette. raadzaam = ratf am, rlitlicb, geraten; voor II. rabauw, m. = Oalunee, &buret. r. houden = fur ratfam batten. rabbelaar = Wapperer, ScOnatterer, bag raadzaamheld, v. = Ratfameeit, Ratlfcbfeft. Scbnattermaul, Rauberer. raaf, v. = ber Rabe; een Witte r. = efn rabbelartl, v. = bag Geplapper, bag (le' meffier Rabe ob. Sperling; stelen als de raven = fcbnatter, bag Rauberivelfcb. fteblen mie ein Rabe. rabbelen, h. = plappern, ftbnattern, faubern. raafaehtigen, my. = Raben. rabbeltaal, v. = bag Raubermelfcb. raafeend, v. = fcbivarbe ante. rabbi = Rabbi. rabbkin = Rabbfner. raagbol, m. = bfe aule, ber EBootvffcb ; (woeste rabbUnsch = rabbinficb. haardos) Strubmveleopf, Strobel. rabbinaat, o. = Rabbfnat. raagstok, m. = %ulenitoce, bfe .ftange. race, v. = bag (Sett)Rennen. raai, v. = $rofil., Ricbtungglinfe. race.baan, v. = Rennbabn. raaigras, o. = &afar* ber 1?olcb. raeen, h. = rennen. raak = getroffen ; een r. antwoord = elite raeepaard, o., racer, m. = ber Renner, fcblagenbe ob. treffenbe Knttvort ; 't schot is, was bag Rennpferb. r. = ber Scbuf3 trifft, trap; dat (die zet, slag) raehitis, v. = Racbitig, englifcbe Stranebeit. was r. = ber ,Ofeb faf3, bag traf ; die slag is r. racket, o. = ber Scbitiger, bag &curet. = (ook) ber Scblag biebt an ; die zet (van I. rad, o. = Rab ; iem. een r. voor de oogen je) was r. = bag Daft bu lim gut gegeben; zie draaien = einem efnen blauen Zunft (Rebel) ook I u k. bortnacben, einem Ofnb bormacben; alle rade- rankgoolen, -sehieten, -slaan, h. = ren in beweging brengen = die Oebel in treffen. Ziemegung feten, ate &teeter bfeben ; 't vijfde raakIleirkel, m.; -lijn, v.; -punt, o. = r. aan den wagen zijn = bag flInfte R. am Zerifbrunggliereig ; .linie; ber spunft. eagen fan; iiberfliiffig fefn ; een r. slaan = raaksehot, o. = ber Zreffer. en R. fcblagen ; 't slechtste r. maakt 't meeste I. raam, o. = (lijst, omvatting, ookborduurr., geraas = bag fcbIecbtefte R. fnarrt am meiften ; geraamte e. d.) ber &Omen; (venster)5enfter ; zie ook avontuur, galg. uit 't r. kijken = mum g. bin., beraugfcbauen; II. rad (adj.) = (vooral in 't bewegen) flint, bij (aan, voor) 't r. staan = am g. fteben. rafcb ; (handig) geivanbt, gerfeben, een r..de II. raam (raming), m. = bfe Scblit;ung, Kn. tong hebben = bungenfertig felt, efn guteg fcblag ; ergens een r. naar doen = auf etiv. nunbtvere 4aben; r. spreken = fcbnea fprecben. raten ; zijn r. te hoog nemen = bu boci) bfelen. radii band, m.; -barometer, m. = bag raamkoord, o. = bfe genfterfsbnur. Rat, 1 banb (bfe Rablcblene); bag /barometer. raampje, o. = fiefner Raben; genfter, radbraken, h. = rabebrecben (ook eentaai), aenfterdyn, vgl. raam I. rabern; ik ben (als) geradbraakt = Id) bin raap, v. = Rube, (bedoeld wordt gew.) Rd* tvle geriibert, vie berfcblagen. rube; (iron.) 4)aut, bag gen., ber Oalg; iem. raddraaler = Reibelgfifbrer, Vluffvfegler. op zijn r. geven = einem ben 8alg bottfcblagen, radeeren, h. = CwegkrabbenXrabieren; (gra- bag aell gerben ; je krijgt op je r. = bu frfegft veeren) rabferen, ciljen. bag flea (ben R3ctig) boa Sobltige. radeer 1 gummi, o.; -ing, v.; ...kunst, v. raapkalk, v. = ber $4., &appeal?, ber Viirtel. = Rabferigummi; sung; ofunft (fftifunft). raapkoek, m. = Rapgrucben. radeerimesje, o.; -naald, v.; -poeder, raaplikool, v.; -land, o.; -loot, o. = ber o. = Rabierlimeffer ; •nabel; .pulber. Rilbeniffobl (ber Roblrabf); .felb(sianb); seraut radeloos = ratio& ; r. zijn = (ook) nfcbt (=frifuterfcb). tviffen tvo aug nod) efn. raaplolie, v.; -steel, m. = bag RUM& (bag radeloosheid, v. = Ratlofigfeit. Rabat); .ftiel (Stengel). radon, h. = raten ; iem. iets r. = einem ettu. raapzaad, o. = ber Rapg, ber Roblrapg, bfe r.; naar iets r. = nacb (auf) etiv. r.; (oplossen) Roblfaat, ber Rifbien. erraten; geraden 1 = geraten 1 laat je r. = raar = fonberbar, munberlicb, furiog ; een rare tat bfr r.; (dreigend) dat zou ik je (ook) niet Chinees = ein iv .. er ob. t .. er Raub, efn merf. r.1 = bag ma icb Mr and) (nfcbt) geraten babenl iviirbiger Rerl, emit Btviceel; 't gaat er r. toe = wie zich niet last r., die is niet te helpen = (ook) 0 get ba bunt ber (au); ik voel me ivem id* bu r. ift, bem lit nfcbt bu belfen ; zoo r. = mfr fft fo munberlicb. zie ook geraden. raasbol = $olterer, 2iirmmarber, SPeftafler. rademaker = Rabmacber. raasbollen, h. = 13oltern, Ilium, ivettern, Radon (Ind. titel) = Raben, Regent. Speftafel macben, fbeetafeln. raderlas, v.; -bear, v. = Rab I acbfe ; .babre. raaskallen, h. = irre reben, fafeln, Unfinn raderboot, v. = bag Raberboot, ber Rab. reben. bampf er. raderbus. 554 rammelen. raderbus, v. = Rabbi/tie. raken, h. = (niet missen) treffen ; (bereiken) raderdiertie, o. = Rabertterten. erreiten; (aangaan)ange4(e)n, betreffen; (deren) raderen, h. = riibern. itaben; (geraken) geraten, fommen, getangen raderikast, v.; -stoomboot, v. = ber zie g eraken; („aanraken") berilOren; r. aan Nab Iraften ; ber .bautpfer (ba5 Rliberboot). = berii§ren, maar: aan 't vertellen, aan 't radertjes, my. = Riibten, Raberten. rollen enz. r. = in5 %ratiClen, In5 Rotien 2c. raderwerk, o. = Riiberiverf. geraten ob. rommen; hoe raak ik aan mijn geld? radheid, v = (alg.) eetvanbtfieft, RaftCeit; = rule routine it au metnent Oelbe ? dat raakt (van tong) 8ungentertigreit. veel belangen = bat. beriiCrt (trifft) bide I. radieaal, o. = 5Diplom, ber Titel; (scheik.) ntereffen; 't raakt zijn eer = e5 gelit inabiraf; r., m. = (poi. en godsd.) Rabiral. an lane %Cre; cirkels, uitersten, die elkaar IL radieaal (adj.) = rabiral. r. = areife, %gtreme, bie einanber ob. fit radlealisme, o. = ber RabiraIi5utu5. berilbren; in zijn eigen woorden gevangen radii% v. = ba5 Rabie5ten, bet Rettit. r. = fic?in feinen etgnen RBorten ob. Reben radikand (wortelgetal), m. = Rabiranb. fangen; in oorlog r. = in einen Strieg berividelt radiolaetiviteit (stralende kracht van Merben ; ze raakten met elkaar in oorlog = sommige stoj7en), v.; -gristle (fotogralle eb entftanb ein Strict; aiviften 'Oen; hij kan door ROntgenstralen), v. = artibittit; 'm raken (eten) = er ftltigt eine gute (brabe) Stlinge, er faun effen ob. trinren; 't raakt radiollmeter (graadmeter en lichtmolen), me van zeer nabij = ba5 gebt mice feCr naCe m.; -therapie (geneeswijze met ;Röntgen- an; dat raakt me niet = bai$ gebt mtc nitt stralen), v. = bab Rabio 'meter; .tfyrapie. an, ift mit gleit, fcabet mfr nit t, (vulg.) ift radium, o. = Rabiunt. mfr eurft (Stituppe); nit 't spoor r. = au5 radius (straal), m. = Rabitt5. bem 0(e)leife fommen, entgleifen; hoe raak„ik radix, m. = Rabig, We Burnet. er nit? = (uit een huis) tole routine it radja (Ind. vorst) = Ellabicba, RafaC. Cinau5? (uit een moeilijkheid) foie siefx ob. rette radlUn, v. = Blab 84floibe. it mit ? van den weg r. = bout RBege radvormig = rabfkmig. abrommen, fit berirren, (ook per 'lets of rij- rafaetie, zie raffac tie. tuig) fit berfaCren; zie vender g eraak t, Rafael = iRaffael, Rafael. kant, kwijt, mode, praat, slaags, wijs, Rafaeliseh = raffaelift. en andere woorden, die met raken een uit- rafel, v. = gafer, Baler, 8afet. drukking vormen. rafeldraad, m. = bie 5ctier, 8aferfaben. rakende = inbetreff ((den.). rafelen, h. = (tr.) fafern ; (intr). fu4 fafern, I. raket (kaatsnetje), o. = Rarett, bie Rafette. abfafern, fic?abflifeln. II. raket (vuurpijl), v. = Rarete. rafelig = faferig, aaferig. raketbal, m. = geberbal rafeling, v. = bas gafern, ba5 Kbfafern. raketslag, m. = Rarettftlag. raffaetie, v. Refaftie, Refartion, Zonifiration. raketspel, o. = geberballiptel. raffelen, h. = ftlabbern, unberftiinblit ftnell raketten, h. = aeberbag ftlagen, a. fOielen. reben (lefen, 2c.). raking, v. = ZieriiCrung. raffinitade, v.; -aderij, v.; -adeur = Olaf. rakingshoek, m. = 93eritCrung5tuinfel. fin 11 abe; .erie ; .eur. rakker = Zaugenitt5, Strict Rader (ook affineeren, h. = raffinieren; zie geraff i- schertsend), faubere5 griittten ob. Strautten ; neerd. (kwajongen, kwaje meid) Range; [Oenfer. rallinement (geslepenheid, siuwheid), o. = fnett]; kleine r. = fleiner Stair. Raffinement, bie eertebenfoit, bie etlauCeit. rakketalie, v. = Racrtalje. rag, o. = apinnengetnebe. ralijk, o. = RaCleif. rage, v. = Mante, Rage. rallentando (afnemend, vertragend) = rat, ragebol, zie raagbol. lentanbo. ragen, h. = eulen. ram, m. = Ribber (ook teeken v. d. diereriem ragnin = fein tole 613innengettiebe. en stormram), Ramm ; (aan schepen) bie ragout, m. = bag Ragout. IRamme, Sporn. rahont, o. = Ramadan ( Vastenmaand v. d. Mohamme- raid, m. = (Eng.) Raubanfall, Raib. danen), m. = Rantaban. rail, v. = etiene; rails = Scbienen, ba5 ramen, h. = beranftlagen, ftti4en ((tut); (elate, ba5 @UR. iiberftlagen; (mikken) aielen. railleeren, h. = raMteren, fteraen, necfen, ramenas, v. = ber ll Rettit. ipotten, ftrauben. raming, v. = Stii#ung ; r. der kosten = raillerie, v. = Rattler'', ber Stern, Recrerei, ber noftenanftlag. Spi3tterei. rammei, v. = ber fibber, ber Vauerbreter, raisonneeren, h. = rafonieren, fdnuct#en, ber Sturinbocr. bier alebett5 maten, l5intvenbungen maten. rammeien, h. = Celtic; ftlagen, ftof3en auf ; raisonneur = Rtifoneur, Raifonneur, einrammen. Sand Veliigter. rammel = ba5 R3Iapper., Stnattermaul ; hou rak, o. = (scheepst.) Rad; (rij) bie Reify. je r. = bait bie alappe rakel, m. = Ofenlyiren, bie Of ens rammelaar, m. = (voor kinderen) bfe alaffel, gabel. bie alapper, bie (babbelaar) ba5 rakelen, h.= fc§iiren, ftarren, ftoterit, rilfyen. gllapper., etnatterntaul; (mannetjeskonijn, rakelijzer, zie rakel. -haas) Rammler, ba5 Elinnten. rakelings: r. langs lets gaan = etw. ftreffen ; rammelen, h.: wagons, spuiten r. door de iem. r. voorbijgaan = cart (gam, itaCe) an straat = raffeln buret) bie Straf3e; (van hor- einem borbeige4(e)n, einen (fin R3orrleigeOen) tende wagens) runipeln, flappern, rattern ; (aan ftreifen, fart beriagen. iets,een deur bijv .) rattan ,rammettr,(v an ketens rammeling. 555 rapun(t)sel(klokje). raffeln, Myren ; (van messen, vorken, geld e. d.) Rang l lifte (vooral in 't Leger; anders ook flirren; (van borden, luiken, geld in den zak) Ranbfbatenlffte); Me mummer; 'orbnung. flattOern ; (op de piano) fitntOern ; oude piano's rangregeling, v. = Rangorbnung ; r. in r. = raffeln; (babbelen) fOnattern, 01a00ern, een faillissement = ber allittbiger beim (van siechte verzen) fla013ern, OolOern; r. van Ronfurg. den honger = etnen morbmiibigen Ounger ob. rangschilaken, h. = orbnen; (naar grader) etnen Q3aren19unger **ben. abftufen ; een stoet r. = etnen tlufgug o. ob. rammeling, v., zie gerammel; ook: 5tractt ret4en ; r. onder = etnretcton miter (KM), $ritgel ; een r. krijgen = (ook)burcOge§auen ob. red pen unter (Rff.), au; unter (2Iff.), gu :georitgelt tverben, zie ook aframmelen. rangsehikkend = orbnenb ; r. telwoord = rammelkast, v. = (piano) ber RIfittOer., bfe Orbnungggaig. RIapperfaften ; (wager) ber eluntOeffaften, bie rangselbikking, v. = £rbnung, Vlbitufung, RIctlaperfu4re. ainret§ung, vgl. ran gsc hikk en; ook = rammelkees = bag ect natter., 431apperntaul. rangregeling. rammelkous, v. bag SOnatter., Vapper. rangstrijd, m. = Rangftreft. maul, Vaubertafc§e, Rlatfcbbafe, .Ifefe. rangtelwoord, o. = Me Orbnungggaig. rammelslag, m. = ec§tviii5er, Sebnatterer. I. rank, v. = Ranfe; (loot) ber Trfeb. rammen, h. = (stooten van ramschepen) II. rank (adj.) = Wane, (teer) IcOntitc4ttg ; de rammen. r a boot = ber fcbtvacIn (fcttnale) Ract)en. rammonitor, m. = Rantutonftor. ranken, h. = ranfen; zich r. = ficb r. ramp, v. = bag UtOefl, bag Unglitcf, Rata. rankgebouwd= fcf)lanf ob. fcfpntictittg gebaut. ftropty; ook: bag Mel; de r... en van den rankheid, v. = ectganf4ett; ectintlid)tigfett, oortog = bfe Zjammer ob. bag Herb beg artegeg; vgl. rank II. de r.. en der wereld = bfe libel ber welt; ranonkel, v. = Ranunfel, bar ifutiptenfuf3. zie ook overmaat. ranonkelachtigen, my. = Ranunfelageen. rampassen, h. = (Ind.) rauben, Vlitnbern. rans = rangtg. ramponeeren, h. = rantOonferen, befOti. ransheid, v. = Rattegfett. btgen. ransel, m. = (vierk. tasch, vooral van 801- rampspoed, m. bag TRitgefcbtcf, bag Unglitcf, daten) Zornifter; (alg. ook) Rangen, (kleiner) bie etberivarttgfett, bie (bag) Zritbfal; r.. en bag Riingel; (slaag $ritgel, 45fe6e, eld)fe, = .. en, SE e. (ook zooals ons „huid, bast") bie Oaut, bag welt, ber Zafg, ber Z3ucfel; (iron.) zijn r. vol- rampspoedig = unglticrItcb ; uttOeflbort. stoppen = Pc?ben Rangen ob. ben Sault bolt rampsalig = unglitatc(), unfeltg, unglitcf. ftopf en. fella, 4eirfog, fammerbon ; zich r. gevoelen = ranselen, h. = prttgeln, 4ctuen. unglitcfficf) f if Len; (min) elenb, ranseling, v. = $ritgelung. mfferabel. ransig(held), zie r ans(h e i d). rampzaligheid, v. = Unglitcffelfgfelt, bag rantsoen, o. = 251egelb, Me Rangton; (portie) %ten?), ber Jammer. bte Ration, (in 't D. leger voor de manschap- ramsehip, o. = RanuttfOlff. pen) Me $aortion; op r. stellen = auf Rationen ranehdro (ruiter en Jager in Mexico) = feben; bte befc§rtinfen. Ranclyro. rantsoeneeren, h. = fretfaufen, rangtonteren. raneune, v. = Ranfitne, ber ransig(heid), zie rans(heid). rand, m. = Ranb (in bijna alle bet.); raout (soil* ash hof zonder bat), m. = Me (voor behangsel) bfe borbitre, bte Oorte, Me Wbenbgeferffcbaft, Raout. *ante; (gedrukte r. als oml(fsting) Me %in. rap = flint getvanbt, fertig, rag) ; Jan R., zie faffung ; aanteekening op den r. = Ranbbe. Janrap. merfung ; gekleurde, zwarte r. = farbtger, rapalje, 0. = ber label, bag (2untpen)Gle. fcbtvarger 91.; (opstaande r. van een hoed ook) ber firet4t unb Wed* Me Rrempe ?r. van 't verderf, van 't graf = 91. rapt, rapes, v. = bar Rattee. beg Zerberbeng, beg IRrabeg. I. rapen (opzoeken), h. = fammeln, auffoben; randaanmerking, randaanteekening, bijeen r. = (ook) gufatnntenraffen. v. = Ranbbenterfung. II. rapen (met kalk enz.), h. = (ab)putien, randbelegsel, o. = Me IBorte. berappen, bemerfen. randen, h. = (munten) riinbeln. rapheid, v. = atinfOeit, Oetvanbtf)eft. randiglosse, v.; -schrift (op munten), o. rapier, o. = Rattler; ber aec§tbegen. = Ranb ff gloffe ; Me .1c§rift (Me UnticOrift). rappeleeren, h. = ertnnern ; iem. lets r. = Randolf = 9anbo10. etnen an ettu. e.; zich lets niet r. = ffr einem randvaren, v. = ber eaumfarn. Sadie tit,* entfintten. randversiering, v. = fRanbbergterung. rapponiseh = ratiliontfc4, auf3erorbentlict. randwerk (aan munten), o. = Rtinbeltverf. rapport, o. = ber Zerfitt, ber Rapport; (van rang, m. = Rang; van hoogen r. = bon Oofyin deskundigen) eutac§ten; r. uitbrengen over R.; van den eersten r. = erften Rangeg, = erftatten fiber; eln abgeben, ettv. be. erftflaffig ; plaats op den Zen r. = WO) auf gutacOten; (schoolr.) Me 8enfur. bent Anniten ; in r. boven iem. staan = fm rapportboekje(van school), o. = Senfuren. 91. fiber etnem fteljen. eft. rangeijfer, o. = bfe Rangnummer. rapporteeren, h. = bertOten, ZertOt erftatten, rangeeren, h. = rangteren. rapportteren. rangeerlioeomotief, v.; -station, o. = rapporteur = Q3erfiteritatter, Rapliorteur. Rangterilofontottbe; ber .ba4n1of. rapsode (zanger) = Matifobe. rangexamen, o. = Me Ranginilfung. rapsodie, v. = Mat3fobte. ranggetal, o. = Me Orbnunggsafg. rapun(t)sel(klokje), o. = ber Ralmingel; rangliiist, v.; -nummer, o.; -orde, v. = Raptingdyn. rarekiek. 556 reagens. rarekiek, v. = ber gudfarten. rats, v. = (eig ) (Zothaten)9Rittaggfort ; (fig.) rarigheid,v. = Sonberbarfeit, Ounberlidgeit, in de r. zitten = int $feffer, in ber sauce, in Sturtorittit. ber int eurftfeffel, in ber Stip:dere, in rariteit?v. = Marililt, kuriofitiit. ber $atfcbe ob. in ber St inte 4en, Vanfcbetten rariteitelkamer, v.; -kast, v.; -verza- 4aben, SDantbf baben, (stud.) in ecbtrulibu# rein. meling, v. = bat. Rarittiten fabinett ; ber ratsen, h. = fatten, maufen. .fcbranf ; •fammlung (bait .fabinett). ratsketel, m. = Venage., eolbatenfeffel. I. ras, o. = (soort) fRaffe; er zit r. in = eb irt ratteggif, 0.; •hol, o.; -klem (-knip), v.; (ftecft) R. in ibm, er bat R.; (stof) ber iflarcl); -koning = Ratten ll girt ; inert (.loct)); .fientme (kolk) ber Strubel. k.falie); anig. II. ras(ch) (viug) = raid), Well, gercbtrinb ; rattekruid, o. = Wrienif. bath. ratte finest, o.; v.; -vanger,= Ratten II raschheid, v. = ScOnettigfeit, Oef*roinbigfeit. nett; 'fate ; .flinger. raseeren, h. = rafteren, fcbleifen. ratteistaart, m.; -vel, o. = Matteni fcblvang ; rasgenoot = Rafrenberivanbte(r). if eg. raslhoen, 0.; •hond, m. = Raffenlibubn; rauw = (ongekookt) rob; (ontveld) tounb ; .bunb. r e wond = offene Sunbe ; r. yleesch (van rasp, v. = (in de keuken) ber Eu4fatreiber, een wonde) = blutigd atelid) ; r e stem (keel) Retbe, bat Reibetren; (snort viii) Rafpel. = rat* etimme (Tauber .,a16); r ..e kreet = raspaard, o. == alaffenpferb. Tauber edyrei; dat valt me r. op 't lijf = bob raspen, h. = (muskaatnoot, brood) reiben ; itherrunitmlt mid), macbt mid) ftubig. (brood, kaas ook) fcbaben ; (hout, hoorn e. d.) rauwheid, v. = &obeli, Raubeit, Raubigfeit, rarpeln. vgl. rauw. rasphuis, o. = Rafbelbatd. ravanger, m. = &alfang. ra,ssehoonheid, v. = Rafferd)dnbeit. ravellaard, m.; -aas, 0.; -bek, m. = bie rassehhaat, m.; -strUd, m. Raffeni bat; Raben art ; .act4 ; =fcbttabel. %fampf. ravelbeksuitsteeksel, 0.; -gekras, o.; raster, m. = bie 3atte. -god = ber Rabenlifortfal); .getreicbge; =gott. rasterdraad, m. = Baunbrabt, etacbelbrabt. ravelUn, o. = &Odin, bie Zorfcbange. rastering, v. = bie Untgaunung, bat Sitter. ravelmoeder; -nest, o.; -ouders, my. = mere. Raben mutter ; .neft ; .eltern. rasterwerk, o. = @ittertverf, ber etafet., ravezwart = rabeniclOnara.; .2attengctun. ravUn, o. = bie Scblucbt, ber Ooblweg. raszuiver = bon reiner Raffe. ravotten, h. = ficb bacon; gd) 4ertuntunt. rat, v. = Ratte ; leepe r. = fcblauer 5ucbg ; mein, rumoren. zie ook: kaal, oud. ravotter = Oalger, Range. rata: pro r. (naar evenredigheid) = pro Rata. ravotter*J, v. = Oalgerei. ratatia (vruchtsaplikeur), v. = Ratafict. raygras, zie raaigras. rataplan! = rataplan! rumbumbunt 1; de rayon (kwing), o. = ber !Raton, ber IlinfreiL heele r. = ber gange Zrdbel, $1unber, Strain razeeren, zie raseeren. ob. Strempel. razen, h. = rafen, toben, bitten; (van kokend ratatouille, zie ratjetoe. water) gifcben, fingen. ratel, m. = bie Maffei; (van nachtwacht en razend = raienb, b3iitettb ; hij is r. = er ift speelgoed) We ecbnarre, bie knarre ; (voor tbiltenb, toll, raienb ; r. op iem. = tviltenb kinderen ook) bie Mapper; 't is een r.! = gegen einen; ben je r.? = bift bu tog ob. berrildt ? ein 4310313er=, ecbnatterntaul, eine 43laubertardg, 't is om r. to worden = et ift gum 5t Dia. emit 3la1313erer, Sdpatterer ! hou je r. I = bat fenbiverben; r e hoofdpijn = b3i/tenber Stopf. bie glabl3e; zijn r. staat geen oogenblik stil = icbmerg; r . . e honger = rafenber Ounger ; feine alapperntilble ftett nicbt ftia. r. verliefd = fterblicb berlfebt; r. veel pleizier ratelaar, m. =(persoon)bat Va.1313ertnaul zc. hebben = fit ungebeuerlicb ob. riefig andifteren ; zie rat el; (boom) We 8itterpappel, bie t ft3e ; r. veel geld = fcbauberbart biel Oelb ; als een (plant) bie Selapber, Stlappertopf. r e = kyle ein Rafenber ob. Zobrii0tiger. ratelen, h. = raffeln, flabOern ; (van rijtuig razerniJ, V. = q3errildtbeit, ber eabnfinn; ook) rattern ; (babbelen) platipern, fcbnattern. (woede) Out, Raferei; (Ws ziekte) obruebt; rateLkous, v. = bat $10313ermaul 2C., zie aanvallen van r. = tautanfalte. ratel. razzia (plundertocht), v. = 11106610. ratelpopulier, m. = bie Sitterbappel, R. C., zie R. K. %flu. R.D. (reverendus dominus, reverende domino: ratelslag, m. = 4eftiger, raffelnber (Zonner), eerwaardige heer = ebrivilrbiger Oen). ecblag. re (muzieknoot), v. = bob Re, bab D. ratelslang, v. = Stlapberfcblange. I. reaal (oude Sp. munt, ook enk. van Port. ratelwacht, m. = Racbtiviicbter. r el m. = Real. ratilleatie (bekrachtiging), v. = Ratififation. II. renal (adj.), zie red e 1. ratitleeeren, h. = ratifigferen. reactie, v. = Reaftion ; dat is de r. = bob ratUn (een krullige Laken stof), rating, o. ift We ber Riidfcblag ; partij der r. = = Ratini (ber IRatin). Rildfcbritt4bartei. rationalllisme (redegeloof), 0.; = ber reactionair = reaftiontir ; een r. = ein 111., Rational H igntug ; =fft. Riidfcbrittler. rationalistisch = rationaliftifcb. reageerbuisje, o.=Reageng.,43robiergllikben. rational (redelijk, gegrond) = rationeff, reageeren, h. = reagieren (auf ettv.) rational. reageermiddel, o. = Reagent. ratjetoe, v. = ber Eircbtnarcb ; (mil.) bob reageerpapier, o. = Reagengbapier. Vittageffen. reagens, o. = Reagent ($1:..gengiett). realia. 557 rechtkloppen. reality reallen (zaakkennis), my. = Neaten. = eericbt batten, berfcbt fit3en (fiber) (vgl. realisatie, v. = Realifierunq, Realifation. boven); r. op iets hebben = ern R. ob. ern realiseeren, h. = realifieren, bertvirflicben, alnrecbt auf ettv. baben; 't r. hebben om z66 Au Gelb macben, in Gelb umfeljen. te spreken = ba6 R. baben ob. berecbtigt fern fo reallisme, o.; = ber Reallithnu6; sift. Au fpreiben; in zijn r. zijn = im R. fein; in realistiseh = realiftifeb. de r .. en studeeren = bie R .. e ftubieren; reallteit. v. = ReaMit, 9331rflicbfett. student in de r .. en = etubent ber R .. e ; realisatie enz., zie realisatie. in r.. en vervolgen, aanspreken = gericbtlicb Rebecca = Rebeffa. berfolgen, belangen ; in r..en = im Sege rebel = Kufrilbrer. ea; met r. (te r.) = mit R.; met des rebelleeren, h. = rebeftieren, ficb empiken. te meer r. = mit um fo grit terem ; met 't rebellie, v. = Rebellion, emparung, ber 9luf. volste r. = mit balm R., mit Rug unb R. ; ftanb. 't is om 't r. van 't spel = e6 ift um ba rebelseh = rebeaffcb, aufrilbrerifcb. Bute ber Cade; r. spreken = R. fprecben; rebus, m. = ber (baa) Reba, ba6 ~tlberratf el. r. van den sterkste = ba6 R. be6 ettirfern ; rec. (recensent = ?1eAenfent). die schilderij komt bier niet tot zijn r. = recalcitrant = tviberiPenitig, tviberfelgicb ; nimmt fief) bier nicbt recbt aa ; hij komt ftarrig. niet tot zijn r. = er fann f llb nicbt geltenb reeapitulatic, v. = Refapitulation, Sieber. macben; van r s wege = bon Ri .. 6 tbegen ; bolung. vrij van r . . en = A °Mut ; zie ook bestaan reeapituleeren, h. = refaPitulteren, Aufam. I, gelden, niets, ongeschreven e. a. menfaffen, tnieberbolen. reehtaan, zie r echt I. reeenseeren, h. regenfieren. rechtbank, v. = bat Q4ericbt ; r. van gezwo- reeens M ent ; v. = Rebenf I ent; 'ion. renen = ba6 Scfpntrgericbt ; r. van koophandel recensie-exemplaar, o. = ReAenfloargent. = ba6 Oanbe16., naufmann6., lAetverbegericbt ; plan. zie ook aanrecht. recent = filrAlicb gefcbeben, neu, frifcb, regent; reehtbnigen, h. = gerabebtegen. van r en datum = bon jungent Tatum. reehtdag, m. = eftung3tag. recepis (voorloopig ontvangbew0s), o. = reehtdraads = nab bem gaben. ReAepiffe, ber anterim6fcbetn. reehtelijk = gerid#14. reeept, o. = inesebt. reehtelooe = recbtlo6. reeepteboek, o. gtpotbeferbucb. reehteloosheid, v. = Recbtlofigfeit. reeepteeren, h. = reAeptieren. reehten, h. = ricbten ; aufrfcbten, erricbten. reeepteerkunst, v. = ReAeptierfunft. reehtens = Recbtett6. reeeptie, v. = ber %tupfang ; (aanneming) I. reehter (persoon) = Ricbter ; ook: ba6 Elleoption, 9.1ufnabme. Oericbt, bijv. civiele r. = baa 8ibilgericbt ; receptor, m. = empftinger. strafr. = ba6 Strafgericbt; r. van instructie = receptuur, v. = Reeptierfuttft. Unterfucbung6ricbter; voor den r. verschijnen = reees, o. = ber Rept, ber 9thfcbieb ; de kamer bor (gee.* erfcbeitten. is op r. = Me Stammer bat Ott bertagt ob. bat II. reehter (adj.) = recbt; rechterarm, -been, bie Si#ung bertagt. -zijde enz. = recbter KTM, recbte6 13ein, recbte reeette, v. = INinnabme, ber affenfturA. Seite 2c. recherche, v. = Zeteftibpolfaet. reel ter-eommissaris = 1Interfuebung6. rechereheur = Zeteftfb. ricbter. reeht (adj. en adv). = (niet krom of reehterhand, v. = recbte .0anb, Recbte ; aan scheef) gerabe; (goed, gepast, echt, juist) uw r. = Au Jbrer Recbten ; hij is mijn r. = recbt, ricbtfg ; („billfik")recbt; r. zitten, staan = er ift matte recbte .anb. aerobe fteben; een r e sul = ein recbter reehterlijk = ricbterlicl); 116erfcbt6 ; r e ZroPf ; r. en billijk = recbt unb r. macht = ricbterlicbe Gietralt; r..e welspre- door zee = gerabegtvegS, offen unb *lid); kendheid = gerfcbtlicbe tlerebfamfeit; r. ambte- ben geraben Beg; r. jammer! = recbt fcbabe !, naar = Me Mericbtlperfon. hij is er de r ..e man voor = er ift gerabe ber reehterlsambt, o.; -stoel, m. = Riebterl. Vann bap; de r ..e man op de r..e pleats = amt; ber recbte Mann am recbten 431a1); hij liep er rechtersijde, v. = recbte Sette ; (politiek) r. op aan = er ging gerabe(6tveg6) barauf Recbte; aan de r. (zich bevindende) = recbtfettfg. Au; r. op 't doel of = gerabe auf bag Biel reehtgeaard = (bra,af) reblicb, recbtfcbaffen; lo6; r. toe, r. aan = burner gerabe au6 ; je (echt) ecbt, MOT, recbtfebaffen. hebt den r e getroffen = (iron.) ba bfft reehtgeloovig = recbtgltiubig. bu an ben Recbten gefommen; r. van lijf en reehtgeloovigheid, v. = Recbtglaubigfeit. leden bon gerabem Sitcb6; ik vertronw reehthebbende = R3erecbtigte(r). hem niet r. icb traue ibm nicbt ref*, de reeht hebber ; -hebberti, v. = Otecbt e weg = (eig.) ber gerabe See, (fig.) ber baber; :baberei. recbte Seg ; 't r .. e woord = ba6 ricbtige reehtheid, v. = Oerabbeit. Sort; zie ook hart, hoofd, kantoor e. a. reehthoek, m. = ba6 Recbtecf. 1. reeht, o. = Recbt; Me eerecbtigfeit; (beletsting) reehthoeklg = (met rechte hoeken) recbt. ber Bon, bie eteuer; iem. r. doen, r.laten weder- trinflig ; (ale een rechthoek) reOtecfig. varen = einem Oerecbtigfett triberfabren laffen ; reehthoekssUde, v. = Statbete. internationaal, Romeinsch, gewoon r. = inter. reehthouder, m. = G3erabebalter. nationale6, rOmifcbe6, gemeine6 R.; burgerlijk reehthuis, o. = ftnttbau6; (mental de dorps- r. = biirgerlicbd R., $ribatt, Bibilrecbt; een herberg) her *rug. artikel aan een r. onderwerpen = einem rechtigen, h. = bereibtfgen, ermilcbtigen. 9Irtifel einen 8. auferlegen; aan een r. onder- rechtkanser, v. = ogericbtOftube. worpen zijn = einem 8. unterliegen; r. doen reehtkloppen, h. = gerabe flopf en. rechtlijnig. 558 reconvalescentie. rechtlidnig = gerabfinfg ; r. teekenen = -verkraehting, v. = Flecbtg f ffeberbeft; :ber. 2theargefcbnen. brebung ; beriet3ung. reehtmaken, h. = gerabe macben, tfcbten. rechtsvervolging, v. = gerfcbtlfcbe Zerfoi. reehtmatig = recbtmtitig. gung; bag eerfcbtgberfabren. reehtmatigheid, v. = Mecbtntiftfgfeft. reehtsverznim, o. = iftecbtgberfauntnig ; reehtop= aufrecbt, r. loopen = aufr. ob gerabe gerfcbtlfcbeg aletfeben. geb(e)n ; r. zetten = aufrkbten; r. gaan zitten = reehtsvorderaar = Stiliger. ficb auftfcbten; Oink r. = ftramm. reehtsvordering, v. = MecbtgOftege; sforbe. reehtopstaand = aufrecbtftebenb. rung ; (eisch) Silage; wetboek van burgerlijke rechts = recbtg; r. richten! = r. rfcbt eucb I r. = bie 8ibilinoptorbnung. reehtsaf = recbtg ; r. gaan = nacb r. geb(e)n, reehts ff vorm, m.; -vraag, v. = bie Mecbtgli: recbtg abbfegen. form ; .frage. reehts fl bedeeling, v.; -begrip,o.=Mecbtgli. reehtswege: van r. = bon Mecbtg tvegen. Oftege; ber ,begriff. rechtslweigering, v.; -wetensehap, v.; reehtsbevoegd = berecbtfgt, befugt; recbtg. -wezen, o.: -isekerheid, v. = Mecbtg bet. fabfg. tvefgerung (Juftfgbertvefgetung); .iviffengaft; reehtsibevoegdheld, v.; -bron, m. = .tveren; .ficberbeit. atecbtglifabfgfeft ; bie 'queue. reehtszitting, v. = eberfcbtgli#ung. reehtseh = recbtg; r..e draai = Ztebung reehtnit= getabeaug; (ronduit)gerabe eratt4, nacb r. gerabebu. reehtsehapen = recbtfcbaffen, rebfig, recbtiftt. reehtvaardig = retbtifcb, gerecbt. reehtsehapenheid, v. = Mecbtfcbaffenbeft, reehtvaardigen, h. = recbtfertigen; de ver- Meblicbreft. wachting r. = gu bet ftivartung berecbtigen. reehtseollege, o. = elfcbterfonegfunt. reehtvaardigheid, v. = MerecOtigreit, Red* reehtsdraaiend = recbtgbrebenb. Ifcbfeft. rechtsildwaling, v.; -gebied, o. = bet rechtvaardigheidsgevoel, o. = Glerecbtfg: MecbtgRirctum; .gebfet. feftggefilbl. reehtsgebouw, o. = eerfcbtggebaube. reehtvaardiging, v. = ületbffertigung. reehtsIgebrnik, o.; -geding, o. = bet reehtvaardigmaking, v. = Mecbtfertigung. Mecbtgli braucb; bet ibanbel (bet sftreft, ber reehtverkrtjgende = Mecbtgnacbfolger. *road). reehtvieugelig insekt = ber Oerabffitgler. reehtsgeldig = recbtgfraftfg, .gilltig; r. ver- reehtzaak, v. = bet Mecbtgftreft, bet .banbel, binden = recbtlfraftfg binben. .facbe, bet Roger. rechtsgeldigheld, v. = MeOteraft, sgfiltig. rechtsaal, v. = bet Zeticbtgfaal. felt. reehtzUdig = gerablinfg (vgl. r e chte r- reehtsgeleerd = recbtggelebrt. z ij de). reehtageleerde = Mecbtggelebrte(r), 5urfft, reehtzinnig = recbtglaubfg, ortbobog. Mecbtgberftanbfge(r). reehtzinnigheid, v. = Mecbtglaubfgfeit, reehts I geleerdheid, v.; -geltikheid, v.; Ortbobogfe. •evoel, o. = Mecbtgligelebrfamfeft (.1vflTen. reeldlive (terugval in een ziekte; herhaling Flebaft) ; .glefcbbeft (eleicbberecbtigung); sgefitbl.van een misdaad); = bet Megalith (ber reehtsigeschiedenis, v.; -grond?m.; Mitcffatt; bij -lye = int efeberbotunggfall); -handeling, v. = Mecbtgligefcbfcbte; .grunb ; .tbfft (rikffiinfger Zerbrecber). , bag .gercbtift. reeler, o. = bet enthfanggfcbeftt, MegeOfffe, reehtsheerlijkheid, v. = Gerfebtgberricbaft. Mecief. reehtsingang verleenen = ben Mecbtgbmg reciet, o. = bie Megftation, bet 8ottrag. gultilffg erfliften; (in 't strafproces) Me eirbes recipieeren, h. = regthferen; eml)fangen. bung bet i3ffentlfcben Silage befcbtleten. recipient (klok van een luchtpomp), m. = reehtskundig = recbtgfunbfg, turfftifcb ; zie Megipfent. advizeur. recitatief, o. = Megftatib. reehtskwestie, v. = Mecbtgfeage. reeiteeren, h. = regftferen. reehtsmaeht, v. = rfcbterlfcbe eetvalt. reelamant = Meflantant. reehtsmiddel, o. = Mecbtgmfttel ; een r. reelame, v. = Meffame; (bezwaar)Olefianta. aanwenden = efn M. efttiegen. tfon, Rugiteffung, Zefcbtverbe, bie Silage; ter- reehtsom = recbtlum; r. keert! = recbtgum mijn r = bie Mligeftlft. febrt! r. keert maken = recbtgumfebrt macben. reciameartikel, o. = bet Meflameartffet. reehtspersoon = jurfftige Serf on. reelameeren, h. = reflamfeten, ficb befcbtves reehtsopersoonlijkheid, •leging, v.; ren, Meffamation macben. Hagen; iets r. = -pozitie, v.; -punt, o. = iftecbtgliftibfgfett; ettv. r., gurildforbetn. .13fiege; .berbaltniffe ($1.) (recbtlfcbe etenung); reeognitie (erkenning, herkenning), v. = Me .f rage (bet Ante* Mefognitfon. reehtspraak, v. = Mecbtfprecbung ; saerfcbtg: recommandabel = etntafeblengtvert, tefoms barfeft. tnanbabel. reehtspreken, h. = Mecbt threcben. reeommandatie, v. = oZt mpfeblung, IRefom. reehtsiregel, m.; -staat, m.; v. = manbatfon. bie Mecbtg !read ; .ftaat ; .fpracbe. reeommandeeren, h. = refontmanbieren, reehtletammig; -standig = gerab M flaw. embfeblen ; ik houd me gerecommandeerd = *nig ; .ftiinbig. icf) bete mitt befteng etnbfoblen. reehtsiterm, m.; -toestand, m. = inecbtgli. reeonstruetie, v. = 91efonftruftfon, bet augbrucf ; .(bu)ftanb. R33feberaufbau. reehtstreeks(eh) = gerabegtvegg, bireft, reeonstrneeren, h. = refonftruferen. untnittelbar; (adj.) bireft, unmittelbar. reeonvaleselen*t -antis, v. Mefonba reehts I veiligheid, v.; -verdraaling, v.; legal ent ; Jena record. 559 red en eertrant. reeord, o. = ber Elleforb; 't r. slaan = ben redekaveling, v. = bag 6301auber, bag N. Widen. eerebe, bag eitifonnentent, bag Ohio unb hers reereatie, v. = Reheat-Ion, erbolung. gerebe. reeruteeren, h. = refrutferen. redekunde, v. = Ellbetorff, Nebefunft ; ook: reerulteering, v.; -tesebool, v. ; -ut = 2ogif, St enffebre. elefru 0 tierung ; otenfebufe; gt. redekundig = rbetorifcb ; thee?; r .. e ont- reetilleatie, v. = Neftifiration, Zericbtigung, leding = I .. e gfnalt)fe; r..e figuren = v .. e Olicbtfgfterfung. aiguren. reetifieeeren, h. = reftiftoferen. redelkunst, v.; -kunstenaar = glebe! funft rector = (van klooster of stichting) Elieftor; (Mbetorif); ofitnftler (91§etorffer). (van gymnasium in D. meestal) Zireftor; r. redekunstig = rbetorifcb. magnificus = ineftor Vagnifirug. redelljk ?(verstandig) berniinftig; berftiinbig; reetoraal = aleftoral .. . (binijk) Hug; (gepast) paffenb, angetneffen, reetoraat, o. = Reftorat, iReftoramt, Zireftos geotemenb, gebilbrfic? (tamelijk) Menai& letb. rat, vgl. rector. IfI ; r. wezen = berniinftfgeg nefen; r .. e rev'', o. = ber Scbeitt, ber %Inpfanggfc§ein, ber prijs, r. voorstel = bilafger $reig, Zoric§fag ; MeOlicffcbeftt, bte Zefcbeinigung ; (van aanget. een r. denkend man = efn Main benfenber brief) ber %infieferunggfcbein. Vann; r. goed = ofentife?ob. feiblic?gut. red. (redacteur, redactie). redelljkerulis, .. weft = bffffgero ob. ber. redaeteur = Rebafteur, ecbriftleiter, ver- nitnftigertneffe, wit aug unb Ole*. antwoordelijk r. = beranttnortfictor M. (ook: redellikheld, v. = Offfigfeit; geven wat in eflgebafteur). r. gevraagd wordt = geben Wag birfigerMeffe, redaetle, v. = alebaftion, Scbriftleitung ; ('t wit Me* ob. wit aug unb Re* gefragt (ge. onder-woorden-brengen) bag 91bfaffen, aaffung. forbert) botrb. redaetioneel = rebaftfonell. redeloos = unbernfinftfg, bernunftfog. redaetriee = illebaftorin. redeloosheld, v. = Zerttunftfofigfeit; Unbero reddeloos = rettunggfog, unrettbar;boffnungg. nunft. fog. redemptorist (lid van zekere R.-K.orde)= reddeloosheld, v. = Otettungg-, Ooffnunggo Rebemptorift. lofigfeft. reden, v. = (grond) Urfacbe, her 63runb; (aan- redden, h. = retten; r. van, uit = retten, leiding) Zeranfaffung ; (verhouding) bag ter. (sterker, deftiger) erretten bon, aug; zich r. bliftntg ; om die r. = aug ber 63runbe; niet = ficb r.; men moet zich weten to r. = man zonder r. = aug guten Giritnben, nicbt obne mut ficb ou betfen tuff fen; zich er uit r. = ffct) 63. (Urfa*); om r .. en van gezondheid = aug beraugretten; ze kunnen zich goad r. = fie Oiefunbbeitgritcffic§ten; de voornaamste r. = fi3nnen gut leben ob. gut augfommen; hoe gaat 't ber OauOtgrunb ; om r .. en van finantieelen hem? zoo. zoo. hij redt zich = ... er bringt aard = aug finanofetlen Ellitcfricbten ob. eritnben; (bifft, fcbldgt, otebt) ficb burl. zonder eenige r. iem. beleedigen = obne redder = Netter, (deftig) eirretter. frgenb Mel* 18eranl. (obne frgenb melcben redderen, h. = fn Orbnung bringen; een (hrunb) efnen beleibfgen; gegronde r. = triftiger kamer r. = efn Bintmer aufraumen, den boel tr. ; ale 't niet goed gaat, dan is de r. daarvan r. = affeg beforgen ob. fn Orbnung bringen. altijd, dat... = Wenn eg ni* gut gebt, fo Iiegt reddering, v. = bag Orbnen, bag Nufriittmen. bag bunter baran (fo ift bie Uri. babon ',inner), redding, v. = Nettung, (deftig) %rvettung, baf; .. . ; om de eenvoudige r., dat... = aug poging tot r. = ber Mettunggberfuc? been einfac§en erunbe, melt . . . ; om r. (dat) redding(s) II boa, v.; -boot, v.; -gordel, hij ... = Weil er ... ; in r. van 1 tot 2 = int m. = Ellettungg I bole ; bag obo ot ; .gitrtel (oring). Zed). bon 1 ou 2; in rechte , omgekeerde r. reddingsladder, v. = aeuerletter. = int geraben, untgefebrten Zerb. ; meetkundige, redding(s) II maatsehapplpe; -medallic, rekenkundige r. = geometrif*g, arft§metiKeg v. = Rettungg!gefentaft (OefelIfc§aft our Zerb. Nettung Sc§iffbritcbiger); stnebafite. redenaar = IRebner. reddln(s)plank, v. = (eig.) bag alettungii, redenaarsligave,v.;-gestoelte,o.,-kunst, Brett; (fig.) bag Kugfunftgntittel, bfe Buffucbt. v.; -talent, o. = Rebnerligabe (rebnerifcbe redding(s)istation,o.;-toestel, o.; -work- Gabe); ber :ROI (ook: ble •bitbne); . funft ; tnigen, my.; -wezen, o. = bte Rettungglo 'talent (rebnerifcbeg X dent). ftatf on; ber sapparat; ogeritte; otnefen. redenatie, v. = bag ellifonnement, bag Oierebe, rode, v. = (redevoering) 9? ebe, (toespraak ook) Neberef. 91nrebe ; (denkvermogen) Zernunft; deelen der redeneerder = 911ifoneur, Sdpvtilpr. r. = Ellebeteire; iem. in de r. vallen = einem In redeneeren, h. = (berniinftig) reben, ritfonfeo bte M. Ong nort) fatten; een r. houden (tot) = ren ; ik redeneer zoo = fib benfe, fage fo..; (rede- eine M. (9.1nr.) batten (an); met r. begaafd = twisten) bigOutieren, ftreiten; (redekavelen) fin- wit Z. begabt, bernitnftig; iem. tot r. brengen unb berreben; er valt met hem niet to r. = er = efnen our Z. brIngen, (krasser) einem ben latt fic?auf !eine eritnbe ein; zie ook k i p. StoOf surecbtfeljen ; r. verstaan = Z. anne§men; redeneering, v. = Zetreigfilbrung, efrgutnetto near r. luisteren = ber Z. (debar geben, Z. tation; ber Mebanfengang ; lange r.. en houden annebmen, fib bebeuten laffen; dat ligt in de = bide torte mac§en; r.. en over humaniteit, r. --= bag berftebt rub bon fait, fit felbftbero beschaving enz. = Neben bon Ountattiteft, fttinblfc? liegt In ber Zernunft, ift bernunfto Ault= 2c. getnith. redeneerkunde, v. = 2ogtf, Zenflebre ; rededeel, o. = ber elebeteil. 513faleftif, Zig/mtierfunft. redekavelen, h. = Kaubern, reben; rtifoo redeneerkundig = Toed) ; bialeftifcb. 'nferen, bin. unb berreben; ze zijn weer aan redeneertran t, m. = bier tirguntentation, 't r. =Vie ftreiten Pc?mat Heber. Me Zialeftif. redengevend. 560 regeering. redengevend = taut al, begrfinbenb ; r .. e fen ; (scheeps-, vischnettouw) bag Reel,; (soms zin = Staufalfal). ook: „hoepel" ) Reif en. rederUk = berebfant, berebt; (ongunstiger) reepel, m. = Mine& Reel). rebielig, gefdpvtil3fg. reepmaker, -slager = Reepfcblager. rederUker = (oudtijds) Rbetorffer ; (later) reepoot, m. = bag Rebbein. 2febbaberafteur. rest, v. = bet IRiS, ber Rft,e, bee Spalt ; redertJkerskamer, v. = (oud) ERbetorifer. (voc r 't vlas) Ri3fte; (braak) Zrecbe. rammer ; (later) brantatifcber 2iebbabernerein. reexpeditie, v. = Reextiebition, Seiterbefi3r. redetwist, m. = Streit, nortftreft. berung. redetwisten, h. = ftreiten, bigfutferen, big= ref. (referent = Referent). Outieren. refaetie (reductie bij spoorwegvervoer), v. = redetwister = Strefter, SortflintOfer. Refattle. redevoerder Rebner. refeetorium (eetzaal in klooster), o. = Re. redevoeren, h. = reben, Reben (eine Rebe) fettoriunt. batten. referaat, o. = Referat, bet R3ericbt, bet redevoering, v. = Rebe ; 9Inrebe, vgl. r e de. Zortrag. redieule, zie reticule. refereeren, h. = referferen; zich r. aan = redigeeren, h. = rebigieren, (stellen ook) beeeben ob. ffie5ug nebmen auf (elff.); mij r .. de abfaffen. aan . = inbent fcb IMO bee* auf, unter redmiddel, o. = alugfunftgmittel, bie Viugfunft, (bi3flicber) 8e5tignabtne auf. bie 9ibbUf e. referendaris = £Referenbar, Vinifterialrat ; redoute (schans; gemaskerd bad), v. = (in D. is Ref. de titel voor juristen na 't lReboute. eerste examen in practische opleiding). redres, o. = bit nieberberftenung ; er is Been referendum, o. = Referenbunt. r., 't is niet to redresseeren bag ift referent = Referent, Zericbterftatter, IRebnet, nicbt infeber gutsummben ob. nicbt rlictiingig Zortragbalter. macben ; zieh r. = itch erbolen, ficb macben, referentien,mv. = Referenaen; zie ook prima. Mieber in Orbnung !oilmen. referte, v. = Zeaugnabtne ; onder r. aan ... redueeeren, h. = rebutiferen ; berabrepen, = unter (bi3fficber) Q3eaugnalmte auf (VIM) . ertneff3igen ; tot de helft r. = auf bfe Vilfte r. reiteeteeren, h. = reffettieren (in alle bet.). reductie, v. = Rebuftfon ; ber Mang, bet retleetant=91effertant, Reffeftierenbe(r) ; r .. en Vtacblaf3. worden verzocht = ?1 tauten tuetben gebeten, rednit (binnenverschansing), o. £Ributt. R .. en belieben. reduplieatie (taalk.: verdubbeling van stam- reit Ileetie, v.; -eetor, m.; m.; -ease, v. men), v. = RebuOlifation. = £Refl exion ; .ettor ; .eg ; reduplieeeren, h. = rebttpligferen. rellexbeweging, v. = Reffegbethegung. 1. ree (pert), v. = bag Reb. reilexief= reflegib ; (subst.) bag Reffegib(um). II. ree (ligplaats), zie reede. reform, v. = bfe Reform; op r. stellen = III. ree (adj.) = bereft, fertig ; (vlug) flint; augrangferen. (scheepst.) liar; reel = ree reformalltie, v.; -tor = Refornta Won ; =tor. reellbok, m.; -bout, v. = Reb I boa; .feule reformeeren, h. = reformferett. (gebraden: bet .braten). reformist (iem. die op verbetering van wetten reede, v. = Reebe ; op de r., ter r. auf e. d. aandringt) = Reforntift. bet R. reformIkleeding, v.; -kostuum, o. = ree(d)en. h. = in Orbnung brfngen, macben, Reform f !fauna ; .foftfint. beforgen, fertig bringen, fertig frfegen, beicbleln ; reformpaard, o. = augrangferteg l$fetb. Peen whip) augritften, reeben. refractie, v. = Refrattion, Strablenbrecbung. 'seeder = IReebet, Se§iffgreeber. refrein, o. = bet Refrain reederti, v. = Reeberef. refer (eetzaal in kloosters), m. = Rent(0)ter. reedertivlag, v. = Reeberefflagge. refugie = Refugie. reeds = fcbon, bereitg. refus, o. = Refug. revel teen, intend); r. beeld = r el, refuseeren, h. = reffifferen, abfcblagen, bet. OrAfffcbeg ob. oblettineg R3ilb, Sammelbilb ; r .. e meigern. waarde = bet Realinert, bet urgtvert. refuus, zie re fu s. reef, o. = Reef, Reff ; een r. innemen (eig.) reg. (regel = bie Regel ; regeering = Regierung ; tin R. einftecten ; (fig.) fib ob. feine 9luggaben regiment = Regiment; registratie = Reef. ehtfcbriinten ; eon r. losmaken = etc R. aug= ftratur). ftecfen. regaal (een orgelregister; landsheerl(jk recht), reenband, m.; -gat, 0.; -talie, v. = bag o. = Illegal. Reef I banb ; .gatt ; .talfe. regaleeren (onthalen), h. = regalieren. reegeit, v. = Mae, eeit, Rebgeff3. regalia. regalien (landsheerlijke rechten), reek, v. = bet Recben, Oath. my. = Regalien. reekalf, o. = Rebfalb, bie .114e, bet (bag) .114. regard, m. = bie Rilefficbt; r. slaan op = reeks, v. = Reibe ; Serie; meetkundige, re- R. nebmen auf (KM), berlictficbtigen. kenkundige, opklimmende, afdalende = regardeeren, h. = angeben, betreffen. in geotnetrifcbe, aritinetige, ftefgenbe, faltenbe regatta (roeiwedstrijd), v. Regatta. R.; eon r. van Laren, rampen ----- eine R. bon regeerder = Regterer, Regierenbe(r). accbren, Unglitctgfiillen; (opeenvolging, van regeeren, h. = regieren (in alle bet.); r. over geslachten WV.) Kufetnanberfolge, aolge, R.; = T. fiber; een land, zich zelf, een paard enz. letterkundige studien, nieuwe r. = literarige r. = ein !id) felbft, efn $ferb t.; in staat Stubien, neue Wolge. om to r. = regferunggftibig. reeling, v. = bet, bie Dieting. regeering. v. = Regierung ; onder de r. = reap, m. (van papier, linnenyenz.) etre'. unter bet RR.; aan de r. komen = aur regeeringloos. 561 registreerapparaat. foramen ob. gelangen ; (gramm.) Regierung, Ref, bie Regenibogentaut (bie rig); ber 4ctauer tion. (her sant); stag. regeeringloos = regierungglog. regendicht regenbittt. regeeringloosheid, v. = Regierunggloligs regenidop, m.; -drop(pel), m. = iRegeng: felt. becfel; stropf en. regeeringslaimanak, m.; -ambt, o.; regenen, h. = regnen; 't regent kogels = -beleid, 0.; -blad, o. = bag Regierunggii eg regnet Stugeln; 't regent baksteenen, oude latrbutt, .amt (i3ffentlitteg Mitt, etaatgamt); wijven = eg regnet Oinbfaben, Zauernfungen; ifiitigfeit; .blatt. zie ook gieten. regeeringsleandidant; -commissar's; regeneratie (weder-ontstaan, vernieuwing), -gebouw, 0.; -Jaren, my. = Regierunggil, v. = lRegeneratfon. fanbibat; sfotnntiffar; rgebaube; regenereeren, h. = regenerferen. regeerings partij, v.; -persoon ; -post, regenerator, m. = lRegenerator. m.; -reglement, o. = Regierunggpartei; regen Mutter, m.; -gesternte, o.; -getij, Me 4terfon; bag .amt; ,regletnent. o. = Regenpfeifer; :gettint; bie left. regeeringslistelsel, 0.; -ttJd, m.; -versiag, regenggeul, v.; -gordel, m.; -hoogte, v. = o.; -vorm, m. = Regierung#114ftetn; bie qeit; Regettlrinne (our*); sgiirter (Me none); siplifie. ber sberictt, bie =form. regenljas, v.; -kaart, v.; -kap, v. = ber regeeringswege: van r. = feiteng (bon Regetthrod (sons: ber (llummirocf); .farte; Seiten) ber Regierung. .fal3pe. regeeringszaak, v. = fRegierunggfacte. regenliucht, v.; -maand, v.; -maker = regeer I kunst, v.; -sueht, v. = Regierunggl, Regettiluft; ber mond; .matter. funft; guttt (Oerrfctfuttt). regen l mantel, m.; -meter, m.; -moesson, regel, m. = (richtsnoer, orde) Me Read; m. = Reaenitnantel; smeller; monfun. (lijn, schrift, druk e. d.) bie Belle; in den r. regenlpijp, v.; -pomp, v.; -put, m. = = in ber Mega; orde en r. = Drbnung unb Regettliri3Dre, ber .tvafterbrunnen (bie stvaffer, Regeintlif3igfeit, de r. der welvoeglijkheid = buntpe); .tang (bie Bittetne). bfe ER. beg VIttitanbg, bie 9,Inftanbgregel, een Regensburg, o. = Regengburg. man van r. = ein StRann ber een r. in regenoseherm, o.; -schreeuwer, m.; -set- acht nemen = eine IR. beobactten ob. befoIgett, soen, o.; -stroom, m. = ber RegenifOirm; ale r. stellen = alb aufftetten; zich tot r. spfeifer; bie spit; .bad) Ostrom). stellen = our IR. marten; r. van drieen = regent = (staatk.) Regent; (van weeshuis We RegeIbetri; volgens alle r s (van de kunst) e. d.) Zertbaltunggrat. = regelrettt, in strijd met den r. = regeltbibrig ; regentekamer, v. = bag SiOngesintmer geen r. zonder uitzondering = ?eine ER. otne (beg Zerivaltunggrateg). Vlugnattne; nieuwe r.1 = newer Vl6ta41 schrijf regentestuk, o. = lRegentenftitcf. me een paar r..s = fttreiben Ste mfr ein regent! tijd, m.; -ton, v. = We Regettheit; paar 8.. tt; tuaschen de r..s lezen = tstniftten bag gat. ben 8.. n lefen. regentsehap, o. = bfe Megentictaft. regelaar = Regulator. regen l val, m.; -verdeeling, v.; -vlaag, v. regeleeren, h. = regeln, regulieren. = Regenhfaa; .berteilung ; ber gttauer (ber regelen, h. = regeln, anorbnen; geregeld bij .nuf3). de wet van den 21 April 1886 = geregelt burg regen l vogel, m.; -vorming, v.; -water, bag (ref el) bom 21. V/pril 1886; (in zaken) o. = Regenlibogel; .bitbung ; .tbafter. regulieren, orbnen; zich r. naar = rictten regenilweer, o.; -wind, m.; -wolk, v. = nact; de rivier r. = ben glut regeln. Regeni Metter; stninb ; =Wolfe. regeling, v. = IRegelung, Regulierung; 9hn. regen l worm, m.; -wulp, m., -zon, v. = orbnung; een r. treffen = chic Sache anorbnen, Regen Mum; :Ofeifer; 'tonne. chic Regelung maien; (scheepst.) Regelung, regie, V. = Regie (in alle bet). Melina. regime, 0. = Regime; bfe Regierunggfornt, regelloos = Me Q3ertoaltung ; bie 2ebengorbnung. regeilloosheid, v.; -mast, v. = Regelll, regiment, o. = Regiment. lotigfeit; .ntatigfeit. regiments! commandant;-dokter-kas, regelmatig = regelmatig. v. = Regintentglifommanbeur; .arit; sfaffe. regeimatigheid, v. = Regelmatigfeit. regiments II kind, o.; -kwartiermeester ; regeireekt = gerabegMegg, Weft; (liinrecht) -musiek, v. = Regitnentilfinb; squartiers fctnurgerabe, f ttnurftradg; (ronduit):gerabe I nun, meifter; afapeae (.muffs). 'Meg, .81t, fOlanftveg. Regina = Regina, Regine. regen, m. = lRegen, (meerv. gew.) Regengiiffe; regisseur = etegiffeur. na r. komt zonneschijn = auf folgt eons register, o. = Regifter (in alle bet.); in een nenictein; gouden r. = ( olbregen; blauwe r. r. inschrijven = in eitt eintragen; r. van eiltmine, de zon haalt r. = bie Gonne 8iett den burgerlijken stand = Bibitttanbgregifter, Sailer; hoeveelheid r. = bie Regenmenge; zie een r. uithalen = ein t,i0ett, alle r ..s uit- ook drop I. halen = auk boaem ,Oalfe fctreiett, regenaehtig = regnerift. registerf lump, m.; -stank, v.; -ton, v. = regenachtigheid, v. = regneriftteg Better, RegitterUnoOf; ber :bug; .tonne. fortmlitrenber fRegen 2C. registratie, v. = Regiftratur. regenarm regenarm. registratiekantoor, o. = bie ERegiftratur. regenllbak, m.; -beek, v.; -bong, m. = registratie kosten, my.; -recht, o. = Rent. Regenlfang (Me Bitterne); ber /bad); sbogen. ftraturl fatten; tgebiibren. regenboogkieurig = regenbogenfarbig. registrator (voor briev en), m. = R3rieforbner. regenboogvisek, m. = Eateeriunfer. registreerapparaat, o. = ber Regiftrier. regenllboogviies, 0.; -but, v.; -dag, = apparat, bag 4m1hannent VAN GELDEREN Duitsch Woordenboek. IT. 36 registreeren. 562 reizend. registreeren, h. = regiftrieren, eintragen ; refs, v. = Reife; kleine r. (ook voor zaken) eon firma r. = eine ginita (banbelggericbtlicb) = tour; r. van een dag = agegtour; (keen) eintragen. bc0 Val; op r. gaan = auf 1R.. n gebn, registreering, v. = Regiftrierung, Regiftratur. berreifen ; (voor zaken) auf bte gebn; we reglement, o. = Reglement, (van orde) Me gaan om 8 uur op r. = tvir reifen (fabren) (Oefcbaft0Drbnung. um 8 ttbr; op r. zijn = auf n fein, ficb reglementair = reglementarifcb, reglemena., auf ber R. be5nben, berreift fein; (voor zaken) borfcbrift6=, orbnungOntafitg. auf ber fein; goede r.! = OW* R. I reglementeeren, h. = reglententieren. enkele r. = einfacbe RJR.; enkele r., tweeds reglementeering, v. = Reglementierung. klasse Arnhem! = alrnbeim, gtvetter (Mae), regres, o. = ber Regre3. einfatb(e Retie); heen- en terugr. = .0in= unb regressief (teruggaand) = regreffib. terreife; 't is een heels r.! = bcl ift eine regularizatie, v. = Regulierung, Regulari. gauge (grof3e) ; 't is geen r. = eb bat nicba fatton. itt bebeuten, ift gar feine 1k., ift nur efn Staten. regularizeeren, h. = regulieren; regeln. fOrung ; de groote r. = Me grofte R., Me 91. regulateur, .. tor, m. =Regulator. inf$ 5enfeiti; ; telken r. = jebet.mal ; zie ook reguleeren, h. = regulteren, regeln. k o ud. reguller = regular, regelmatig. reit; apotheek, v.; -avontuur, o. = Reifell. regulieren (ordsgeesteljjken), my. = Mean: at3otbefe ; .abenteuer. fierte. reisbaar weer = Reifetvetter. rehabilitatie, v. = Rebabilitation, Rebabi= reisibenoodigdheden, my.; -besehrij- litterung. wing, v.; -bears, v. = Retie q artifel (.gebrauc0= rehabiliteeren, h = rebabilitieren. gegenftanbe, .utenfilien, .bebiirfttifie); sbefcbrei. rei, m. = Gabor; (darts en dansers) Reigen, bung; ba4 .ftiOenbiunt. Ref ben. reisibibliotheek, v.; -boek, o.; -bureau, reidans, m. = Reigen, Reiben, Reibentang, o.; -convert, o. = 1Reif ellbibliotbef; 'bud); Runbtang. =bureau; .hefted. reien, h. = fm %bor rtngen; (dansen) refgen, reisideken, v.; o.; -gelegenheid, etnen Reigen tangen. v. = Retell becfe; .gelb ; .gelegenbeit. reiger, m. = iReiber. reislIgenoot (-gezel); -gezelsehap, o. = reigeraehtigen, my. = Reiberartige, Reiber. illetiellgettibrte; Me .gefelfftbaft. reigeribos, m. v.); -boseh, o.; reisgids = (persoon) aitlyrer ; (boek)(Elletie)0 .send, v. = Reiberlibufcb (Me Aigrette); ber giibrer ; (voor spoorwegen enz.)ba4 itur4buC =ftanb (,gebege); .ente. ber aabrplan. reigerffsbek, m.; -soort, v.; -valk, m.; reisigoed, o.; -japon, v. = Reifeggepacf -veer, v. = Reiberlfcbnabel, .art; sfalf(e); (%ffeften, $1.); ba4 ,fleib. .feber. reisje, o. = Heine Retie, ber 9,1uMiug, bie tour; reiken, h. = reicben; iem. de hand r. = einem (bij een groote) ber abftecber. Me .anb r.; r. tot aan = r. bi3 an; aan den reislikaart, v.; -kleed, o.; -koets, v. = zolder r. = an Me Zech r. ; naar lets r. = nacb farte ; =fleib ; ifutfcbe (her =tvagen). etm. r. ob. langen; zoover reikt zijn macht niet refs ll koifer, m.; -koorts, v.; -kosten, my. = = folveit reicbt (erftredt fi(b) feine Eat* nicbt ; Melte II foffer ; ba4 =fieber .foften (.fpefen; ver- zoover 't oog reikt = folveit ba# 9.fuge reicbt. goeding van -kosten Reifebiaten ; r.- en ver- reikhalzen, h. = Itch febnen (nacb); (eig.) blijfkosten = Reifefoften nub agegelber.) ben Oat & refen. reisilkostuum, 0.; -leetunr, v.; -lust, m. relkhaLzend = febttfucbti3bolf; r. verlangen = ber aleffelangug (sfoftiint, vgl. k ostuum) , naar = (ook) ficb febnen nat. .leftiire ; bte .1uft. reilen: zooals hij reilt en zeilt = mie er gebt reislustig = reifelufttg. unb ftebt, tote er feibt unb lebt; 't heele huts, relsomakker; -neeessaire, v.; -pak, o. = zooals 't reilt en zeilt = ba4 gauge Gaul mit Reid gefalyrte ; ba4 =neceffaire; ber =angug &lent drum unb Iran ob. tote 0 ftebt unb liegt. (:foftiitn, vgl. kostuum). Retmond = Raimunb. reboil pas, m.; -penning, m.; -pet, v.; -plan, rein = rein (in alle bet. en alle toepassingen); o. = 1Reifellimf3; .pfettnig ; .ntiit3e; her .plan. dat zal ik wel weer in 't r e brengen = (ook) reisroute, v. = Route; ber ReifeOlan. ba4 tverbe f fcbon tvieber einrenfen. reislitaseh, v.; -toilet, o. = Reifelltafcbe Reinaert de Vos = Reinefe ZIA, attc0. (touriftentaftte; om op den rug te hangers: reina(a)rdij, v. = Scblaubeit. ber Rucffacf); bfe =toilette. reineultuur, v. = Reinfultur. reisvaardig = reifefertig. Reindert = Reinbart. reis verhaal, o.; -wagers, m. ; -weer, o. = refine-elande, v. = Reineclaube. Me Retie! ergablung (bie .gefcbicbte); .tvagen; reinette, v. = (plant) her Qbei13., 3tegenbart; .Wetter. (appel) zie renet. reiswtizer, m. = ba4 Seur4bucb, Watyrplan; reinheid, v. = Reinbeit, (weer alledaagsch) ait4rer. Reinigfeit; (zindeliikheid) Reinficbfeit. reize, zie re is; telken r. = jebeBntal. Reinter = Reinbarb, Renatug. reizen, h. = reifen; (trekken) tvanbern; heen reinigen, h. = reinigen (in ails bet. etg. en en weer r. = bin unb her r.., to.; voor zijn /lg.); (poet. ook wel) reinen. pleizier r. = eine ZergniigungOreife macpen; reiniging, v. = Reinigung; voor een firma r. = far ein haul r. ; voor reinigingslidienst, m.; -feint, o.; -mid- zaken r. = in Oefcbaften r. ; wear refs je del, o. = 1Reinigung6 q bienft; =felt; omittel. heen? = too gebt bie Reife bin? 't r. te voet Reinout = Reinbolb. bal autreifen. Reisitie = &Ulnae (uch4). reizend = (van muzikanten, tooneeispelers reinvaar, v. ?ber Rainfarn, ber Molbfnopf. ens., in 't aig. van geen-vaste-piaats-heb. reizensmoede. 563 rekken. benden) beruntafebenb, tvanbernb, fabrenb; betalen = ettu. an8ablen; per slot van r. 't r e publiek = bie Reffenben, bag reifenbe am knbe, 8u guter 24t; r. en ver- $ublifunt, bie 5t ouriften. antwoording, v. = ber Eftecbenfcbaftgbericbt; reizensmoede= reifentilbe, beg Reifeng mitbe, 91enungglegung; zijn r. bij iets vinden = tvegentiibe. feine ER. (f einen Zorteit) bei ettr. finben; reiziger = Oteifenbe(r);$affagier, (voor zaken) volgens ingediende r. = taut erteitter (ge. Oefcbtiftg., Oanblunggreifenbe(r); betrek king van fanbter) 91.; voor eigen r. = fiir (auf) efgene r. = ateifeftette, ber •poften, r. in wijn = N., (fig. ook) auf fein (mein 2c.) 91ififo, auf Seittreifenbe(r). feitte (meine lc.) Oanb; voor mijn r. bafitr rek. (rekening = Olecbitung). ftebe ft?sin ob. biirge it?, menu id) eg bir rek, m. en v. = (trekken) bag Reden, bag fage; voor halve r. = auf 4a1be R. ; voor Zebnen; er zit geen r. in die laarzen = biefe gemeenschappelijke r. = flit (auf) gemein. Stiefet betwen ob. recfen fit nicbt; (gymn.) bag fcbaftticty 91.; dat is voor mijn r. = bag ift lied; zwevende r. =? Scbaufetred, Scbtueberecf, fair mine iR., bag ift meine Sorge, bag fiber. bag Zrape8; (eind weegs) bie Strecfe; (tijd) bie laffen Sie mfr nut ; dat neem ik voor mijn r. Beit; 't is een heele r. = bag ift eine ti/cbtige = bag name icb auf mid); dat laat ik voor r. Str. ob. ein guteg Stiicf, (om iets op te zetten of van den schrijver = bag man ber Vtutor berant. te leggen) bie %tagere; bag Oefteft; bag ($11cber). Morten; zie ook afleggen, kind, opma- Otegat; bag (213ffe1)$rett; ber ' tafc§etrocfner; k en e. a. bag ($feifen)Zirett; bie (iibner)Stange, (voor rekening-courant, v. = bet Sontoforrent, schotels, ilesschen) ber Rabuten. taufenbe Ree§nung, bie atutfcbuf3tecbnung ; met rekbaar = (alg.) bebnbar; (v. metalen ver- iem. in r. staan = mit einem in R. ob. in deeld in) afebbar (in draden te trekken), (taufenber) Rec§nung fteben. ftrecfbar (tot platen te persen), bantmerbar rekening-courantboek, o. = ontofor. (lenig bij 't hameren); (van begrippen e. d.) rentbucb. bebnbabr, etaftifc? rekenkamer, v. = Recbenfammer, bag :amt, rekbaarheid, v. = Zebu., Bieb., Strecf., Otec§nunggfantitter, bet .bof ; lid van de r. Vitntnerbarfeit, vgl. rekbaar. Rectwunggrat; ambtenaar van de r. = Red). rekbank, v. = Biebbanf. nunggbeamte(r). rekdraad, o. ber 931etaffbrabt. rekenkast, v. = bag Rectenbrett. rekel, m. =eine; (fig.) itaugenicbtg, Scbtingel, rekenkunde, v. = Virit§metif. (Oalgen)Strict, Mader, Oengel. rekenkundig = arit§metifc? rekelaehtig = fteget., fcbtingetbaft. rekenkundige Writimetifer. rekenaar = Rawer. rekenlikunst, v.; -lee, v.; -lineaal, o.; reken baas; -bock, o.' ?-bord, o. = Recbenl. -machine, v. = Recbettlfunft; .ftunbe; bet meifter, .bitcb; bie stafel (.brett). .fcbieber; .ntafcbine. rekenen, h. = rec§nen ; fatfutierett; buiten rekenmanier, v. = atedwunggart, .tveife. den waard r. = bfe Rec§nung one ben' Wirt rekenmeester = 9tecbentebrer; (baas in 'tr.) macben; die jaren r. dubbel = bie Zabre v. ob. stneffter. 8ablen boppett; op iem., iets r. = auf einen, rekenmunt, v. = Rectwunggtniime, fingierte ettu. r., ftcb auf einen, ettn. bertaffen; reken Ming, beattniinbe. dear maar op = barauf bertaffen Sfe ficb ; rekenllonderwtis, o.; -penning, m. = bet reken daar maar niet op = (ook) maven Sie fldj Recben unterrict) t; :Ofennig. barauf feine Necbmtng; iem. tot zijn vrienden rekenpliehtig = fomptabet, recbnunggs, r. = einen au feinen reunben ob. unter feine recbenfcbaftgbfficbtig. anunbe redwen; 't een door 't ander?r. = rekenplichtige atecbnunggfilbrer. eing ing anbre r.; door elkaar gerekend = rekenpliehtigheid, v. = omptabititiit. afteg in ahem, eing ing anbre geredwet; we r. rekenraam, o. = fRectenbrett. 't ons tot een eer = Mir ref:linen eg ung bur rekensehap, v. = Eltedyttfcbaft ; r. geven, %bre; te r. van dien dag of = bon bent Stage afleggen = IR. geben, ablegen ; r. van iem. an gerectwet; den gulden op twee francs r. = vragen = M. bon einem forbertt, einen jut at. ben Oulben au atuel 5ranfen r. ?we r. hier bieben. met guldens = Mir r. bier nacb ; zie rekenisehool, v.; -Nom, v. = fRec§enifdwie; ook hoofd; 't rekenen = bag iRecbnen. .aufgabe (bag .egembel). rekenfout, v. = ber Ellecbenfebler. rekeet, o. = bie R3itticOrift; een r. indienen rekening, v. = atecbttung; een r. betalen = eine $. (sin Oittgefud) einreic§en; een r. = eine 91. beat:Igen, begleicten, auggleitben ob. indienen om (voor) = ook: um ettu. einfotnnten berfcbtigen; r. doen = ER. legen ; een streep ob. borfteffig tverben ; zie ook n u 1 en verder door de r. = emit Strict) burg bie sin requ.. Querftridn r. houden met den toestand = rekkelijk = be§nbar; gefc§meibig, (fig.) Mg,- bent 3uftanb 91. tureen, fftildfic§t ($ebacbt) fatn, nadmiebig. ne§tnen auf ben Buftanb; r. houden met iems. rekkelijkheid, v. = Zebnbarfeit, 2c., zie leeftijd jetng. SItter beriicfficbtigen, Min* rekkelijk. nebula' auf jentg. 9.11ter; zonder r. te houden rekken, h.: linnen r. = etifcbe recfen; (een met 't publiek = obne tRiicfrubt auf bag q3u. redevoering, zijn verblijf, de uitvoering van [Qum; in r. brengen = in R. Wen, be. een besluit e. d.) in bie 2linge gie§en; 't is recOnett; korte r. (maakt) lange vriendschap maar nom 't te r. = eg ift blot um Belt Act = tune N., Lange areunbicbaft; r. op iem. geivinnen; (zijn woorden) *ben, bebnen ; zijn maken = auf einen rettnett, auf einen 'even, 't bestaan r. = fein &ben, bag Zafein berfaffen, op r. stellen = in (auf) fR. fteffen; ftiften; de schoenen r. nog wel = bie ec§u§e op r. koopen = auf faufen; betaling op- belmen fit, geben fic? ttieften nod; rich r. = r. = gbfc§laggaa§fung; op nieuwe r. over- fit?recfen, be§nen, (sterker) fic?recfen un brengen auf neue R. bartragen; jets op r. ftrecren; rich ongemanierd r. = refeitt. as rekker. 564 renvoyeeren. rekker = atecfer, Zebner. Me ,borricbtung (bey Oetntn., 93rentgal3parat, bie rekkerig: r. zijn = ficb forttuabrenb recfen Zrentgborricbtung). tvoffen ob. ntiiffen. I. ren, m. = £auf, Oaloi)b, bag 1Rennen.1 rekking, v. = bag Zebnen, bag filecfen, Zeb. II. ren, v. = ber (Oitbner)Zerfcblag. nung. renaissance, v. = atenaiffance. rekoefening, v. = atecriibung. renardtrein, m. = atettarbbug. rekstok, m. = bat Med. renbaan, V. = atennbabn. relaas, o. = bie (trbiiblung, ber 18ericbt. renbode = %Dote' relatie, v. = bag Zertvanbtfcbaftgberbaftnig, rendeeren, h. = (rub) rentieren, Gietvinn ab, Zertvanbtfcbaft; (in zaken) 8erbfnbung, tverfen, ettu. einbringen, ficb bebabit tnacben. fcbiiftgberbinbung; de r. verbreken.= bfe Zers rendement (opbrengst), o. = Nenbement. binbungen abbrecben. rendes-vows, o. = alenbebboug, eteribicbein; relatief relattb, berbaltnigntatig. bet 6=1'1414; elkaar r. geven = efnanber releveeren, h. = bur Spracbe brtngen, ber. ern at. ob. ein et. geben, r. spelen = pit b orbeben. erbrecben. relief, o. = &diet; en r. = in atelief; (fig.) rendier, o. = alenntier. 1%._ nan jets geven = efner eadr Vinfeben ob. rendier Wald, v.; -mos, o; -vel, o. = Olanb berieiben, fie berbortreten fallen. iRenntier I baut ; :moo& ; .fell. rellefkaart, v. = atelieffarte. renegaat (atvallige) = alenegat. rellek, v. = aleliquie. Tenet, v. = alenette. religie, v. = renkever, m. = 2auffiifer. rel igie oorlog, m.;-twist, m. = ateligiong rennen, h. = rennen, laufen, galottpieren Meg; .ftreit (.8tvift). (ook van menachen); (te paard ook)finengen. religiens = renommee, v. = bag alenonunee, outer 91ante, religieuse v. = ateliatiffe. bet Mut. m. = ateligiongfriebe. renonee, v. = atenonce; ik heb r. in ruiten relikwie, reliquie, v. = ateliquie. = icb bin in !taro renonce. relikwieelkastje, :04 -veneering, v. = renonceeren, h. renoncieren. ber ateliquienifcbrein; .berebrung (ber .bienft). renonkel, zie ranonke 1. rellen, h. = plapirrn, febnattern, gacrern. renoveeren, h. = renobieren, erneuern. relletje, o. = bag Merebe; ber Strftafel, ber renllpaard, 0.; -perk, o.; -sport, v. = aluftauf, ber Stratvan, (op school, fabriek enz.) fitenniOferb; bie .babn; bet .f port. ber racb ; (lets dat opgedreund wordt) bey rentabel = rentabel, bingtragenb, eintriiglicb. 2eierberg. rentabiliteit, v. = atentabilittit. relmnis, v. = ber SiebenfcbIlifer, 93itc1) , Rea. rente, v. = (handelst. en vooral met 't oog op ntaug. 't hooge of Cage van de percentsgewfize op- rem, v. = Zirentfe ; (aan gewone wagens ook) brengst) ber 8Ing, gew. mv.: 8infen ; (geregelde ber Oettnftbub. opbrengst of uitkeering) atente?op r. zetten remblok, o. = ber Zretngflo#, bfe -bade. = auf 8infen anlegen; verschilldigde r. rembours, o. = bie atacbnabitte; tegen r. = fcbulbige 8.. en; de r. bij 't kapitaal voegen = gegen (unter) at. bfe 8.. en pun teapital fcblagen; de r. gaat in .. Rembrandtiek = rembranbtticti. = Me Zerbinfung fangt an ...; van zijn r. remedie, o. = fRentebiutn, gtrattehnittel; leven = bon feinen at n ob. 8.. en Ieben; jets daar is Been r. voor = bagegen bilft (gibt eg) met r. terugbetalen = (fig.) ettv. mit 8.. en rein 97tittel. behnbablen. reminiseentie,v.= atentinigbenb,Wrinnerung. rentell bedrag, 0.; -berekening, v.; -be- Reminiscere (tweede Zondag in de vasten), sparing, v. = ber 8ingibetrag; .(en)bered. v. = ber aletninigcere. nuns; bag .erfbarnig. remise, v. = (handel) Minteffe, ffletneffe; r. rentebetaling, v. = Zugbablung bet 8infen. zenden = al. (iiber)tnacben; (koetshuis) Rem*, rentellbewijs, 0.. -brief, m.; -garantie, bet eagenfcbupOen; (adj. bij 't schaakspel) v. = ber 8ingifcbein; 'brief; ggarantie. retnig, $artie rentife. rentegevend = gingtragenb. remissie (terugzending ; kwljtschelding), v. renteloos = ginglog, .f ref, unberbinglicb; r. = 1Remff f fon. voorschot = bingfreieg ob. u eg Zarleben. remitteeren, h. = rentittieren. renten, h. = &f en, 8infen tragen, rentieren; remketting, m. = bie Oetnntfette. r.. de 4% = bierbrobentig. remmen, h. = bretnien, bennen. rentenier = Mender, alentner. resamer = giretnfer. rentenieren, h. = bon feinen atenten (8infen) remonstrll ant; -antic, v. = atentonftriant leven. (Krittittianer); .ation (.ank. renterekening, v. = 8ingrecIrtung. remonstrantseh = remonftrantifcb, amts rentesehuld, v. = £Rentenfcbulb. ntantfcb. rentellstandaard, m.; -vergoeding, v.; remonstreeren, h. = retnonftrieren, fn. -verlies, o. = 8inglfal3; .bergiitung; ber fbrucb erbeben. .berluft. remonte, v. = atentonte. renteversekering, v. = (2eib)1Rentenoerffs remontelleommissie, v.; .depot, 0 .; cberung. •paard, o. = Retnontelfonniffion; .begot; rentevoet, m. = 8ingfuf3. .13ferb. rentmeester = (Q6utg)%ertnaiter. reinontoir, o. = bie alentontoirubr. rentmeestersehap, o. = Qlertvalteraint, remplagant = aletnplagant, eteUbertreter, We .ftelie. einfteber. renvooi, o. = bie Zertveifung, bie 4)intvelfung. remplaeeeren, h. = rentOlacieren, erfetten. renvooiteeken, o. = .0intveifunggbeicben. remjsehoen, m4 stoestel, o.=.0etnntlfcbub; renvoyeeren, h. = Ord:mites; bertneffen. reorganizatie. 565 ressorteeren. reorganizatie, v. = Reorganifation, Um', requisitoir (eisch van 't openbaar ministerie), :,91eugeftaftung. o. = ber VIntrag (beg Staatgantvalt0), $ftibotier. reorganiseeren, h. = reorganifieren, um., rase. (rescontre = Regcontre). [neugeftalten. reseript (officieel bescheid, pauselijk ant- rep : in r. en roer brengen = in Vlufru§r ob. in woord), o. = ReffriPt. Rufregung bringen, aufregen. reseda, v. = Refebe; wilds r., zie wouw reparatie, v. = ReParatur, ffugbefferung. reserve, v. = Referbe ; de r. vaststellen = repareeren, h. = reparieren, augbeffern, bie R. (Stapitafreferbe) feftreten ; bij de r. plaat- tnieberfterfteffen, eine ReParatur borne§men. sen, dienen = fn We R. ftellen, in ber R. bienen; repartitie (verdeeling, v. d. belasting bijv.), in r. houden = fn R. batten; onder r. sets V. = Repartitf on. meedeelen = unter Zorbeftalt ettn. mitteffen. repasseeren, h. = repaffieren; (horloges e. d. reservelanker, o.; -boot, v.; -corps o. ook) abbie§en. = ber Referbelanfer ; bag 'boot; ,t§rpg. repatrieeren, z. fns Zaterfanb ob. In bie reserveeren, h. = referbferen, (plaatsen r. .,eimat aurildfebren (bef. aug ben St ofonien). ook) belegett; een gereserveerde houding aan- repel, m. = repelaar = Rifffer. nemen = eine referbierte t^aftung anne§men ; repelen, h. = riffeln, reffeln. gereserveerd zijn = referbfert ob. surilcf§aftenb repertoire, o. = Repertoire. fen. repertorinm (zaakregister, verzameiboek), reservefonds, o. = ber Referbefonbg ; bij o. = Repertorium. 't r, voegen, in 't r. storten = bem R. aufc§rei- repeteeren, h. = repetieren ; r.. de breuk = ben, pun fdtfagen. periobtfc§er Zrut?; (instudeeren) r., iiben ; reservekader, o. = ber Referbefaber, (tooneel e. d.) lrobe fictiten. reservehapitaal, o. = Elleferben ($1.). repeteergeweer, o. = Repettergetne§r. reservelkorps, o.; sotlieler = Referbel repetent, m. = (van een breuk)bie $eriobe. forpg ; .offisfer. repetitie, v. = Repetition, `4: feberiptung ; reserviist; o. = Referblift; .oir. (voor muziek- of tooneeluitvoering) $robe; resideeren, h. = refibieren, feinen So§ttfit naar de r. gaan = in We $. geI(e)n. baben. repetitielgesehut, o.; -geweer, o.; -her- resid I ent ; v.; -entiehnis, o.; loge, o. = Repetferlgegift ; .getnefo; We sag. -entiestad, v.; -entsehap, o. = Refib I ent ; repetitiewerk, zie proefwerk. .ens (in Ned. 0. : =entiltaft) ; .ententno§nung ; repenter = RePetitor, Repetent. .ettAftabt; bfe .entic§aft. replieeeren, h. = replfaieren, entgegnen. residenteche = grau Refibent. repliek, v. = RePlif, Vinttnort, Igegenrebe. reside (rest, bezinksel), o. = Refibuunt. report, o. = ber Report, Stoftgelb. resignatie (berusting), v. = Refignation, reporter = Reporter, Zeric§terftatter. ergebung. reppen, h.: de handen r. = bfe Olittbe rit§ren; resigneeren, h. = refignieren de vleugels r. = We alitgel regen; zich r. = resolutie, v. = Refolution, ber Zefc§full. ril§ren, fit?beeifen, (f ii) ellen, ffc tuntmein ; resoluut = refolut, entfc§foffen. geen woord r. van Tots = einer Sadie mit resonans (weergalming), v. = Refonanb. !einem Bode gebenfen ob. ertvii§nen ; als je er resonansbodem, m. = Ref onanabobett, een woord van rept = tvenn bu ein sort Mang., ec§affboben. babon f alien Int; hij rept er niet van = er resonator (toestel om samengestelde toners fprittt gar nic§t babon. en geruischen to ontleden), m. = Refonator. represailles (vergeklingsmaatregelen), my. rasp. (respectievelfik = refpeftibe). = Repreffaffen. respekt, o. = ber Refpeft, bie 91c§tung ; r. reprezentant = Reprafentant. voor ism, hebben = R. bor einent §aben; zich reprezentatie (vertegenwoordiging, vertoon r. verschaffen = ficf) in R. feten ; met alle aan een of ander ambt verbonden), v. = r. = mit at. au ntelben, mit Orer %rfaubnig ; Reprtifentation. met alle r, voor mijnheer P = trot tnefttem reprezentatie I gelden, my.; -kosten, mv. R. bor Oerrn 1. = Reprafentationglgelber ; sfoftett. respektabel = refpeftabef, reipeftierlitt. reprezenteeren, h. = reprlifentieren. respekteeren, h. = refpeftieren. reprimande, v. = Reprimanbe, Rifge, ber respektief = refpeftib, betreffenb, jetreffig, Zertreig. berfOieben. reprise (herhaling), v. = Reptile. respektlevelijk = reipeftibe, besieftunggs reprodueeeren, h. = reprobttaferen. tveffe. reproduetie, v. = Reprobation. resptjt, o. = ber 91ufft§ttb, bie reptiel, o. = Reptif. resptjtdagen, my. = Refpeft., %§rentage. repubiliek, v.; -Mein = Repubillf; Matter. respiraitietoestel, o.; -tor, m. = ber republikeinseh = republifanifc? Ref pfra f tiongapParat ; .tor. reputatie, v. = Reputation, (guter) iRuf, respondeeren, h. = ref ponbieren. tame; een slechte r. hebben = in itblent respondent (beantwoorder, verdediger); (barent) IRufe fte§en. -sieeollege, o.; -sorie (beurtzang van request, zie rekest. priester en zangkoor), v. = Refponl bent; requestrant = Zittfteffer. .bferfoffeg ; .foriunt. requestreeren, h. = eine Zittfc§rift (eitt ressort, o. = Reffort, gad, ber Oeft§tiftgereig, Q3ittgeruc? einreic§en, zie ook re k e s t. Mebiet ; in 't hoogste r. = in ?3c§fter ,ttftana; requiem (zielmis), o. = Requfent. dat behoort niet tot mijn r. = bag RelArt nic§t requireeren (verlangen, inroepen), h. = att meiner StomOetena ob. au meittem aorum, bag requirferen. fciffligt Mitt in mein and). requisiet (benoodigde zaak), o. = Requifit. ressorteeren, h. = reffortieren ; r. onder requisitie (opvordering), v. = Requifition. ism, = ou tang. @diet ob. %Staid ge§Oren. rest. 566 reven. rest, v. = ber Reit, ber 1Therreft ; bag fibrige, r. staan = (ook) in 8erruf ftel)en ; in een r. ber Reftbetrag ; voor.,de r. = ithrigeng. van heiligheid staan = fm @S. ber Oefligfeit restant, o. = ber 1Therreft, bet Reit; (bff uit- fteben ; den r. van iets hebben = ben O. bon verkoop bffv.) ber (Reft)Oeitanb, ber Reit ($1.: etin. treg aben. Reiter); (van 't eten ook) ber RXWb. renkaltaar, o. = bet Raucbaltar. restaur it ant, o.; -ateur = Reitaur 11 ant; reuklballetje, o.; -doosje, o. = 1Rfeci)1. .ateur. filgelc§en ; Me sbiicfge. restauratie, v. = (in alle bet.) Reftauration ; renkeloos = gerudgog. (restaurant ook) Reftaurant ?(in de kunst reukeloosheid, v. = eerudgoligfeit. ook) Reftaurierung, Reftauration. renktlesehje, o. = Riecbffiffite4en. restauratiewagen, m. = Reitaurationg. reukgras, o. = Rucgrag. tvagen. reukje, zie luchtje. restaurator (hersteller van kunstwerken) renkkussentje, o. = RfecOfTen. = Reftaurator. renkmaker = $arfilmeur. restanreeren, h. = reftaurferen, irtfeber4er. reukoffer, o. = RaucboOfer. ftellen; zich r. = ficf) r. ; rid) eriplen, er. reukorgaan, o. = eerucOgorgan. frifclyn, f icy ftarfen. reukpoeder, o. = Rtiucterpulber. resteeren, z. = reftteren, Urfa rein (bletben); reukstof, v. = bet Rfectftoff, bag q3arfiim. r d = Orig. reukvat, o. = 1flaue§faf3. resten, z. = Urfa blefben, reitieren. reukwater, o. = Rfecbtvaffer, q3arfiint. restitneeren, h. = reftituteren, erfetsen, tvieber, renk werk, o.; -werker = bte $arfilm ale erftatten, aurticrerftatten. (ERtiucberWerf); :am restitntie, v. = Reititution, Zergiftung, ber reukzeep, v. = parfiimierte Seffe. %riap, efebererftattung. renklIzenuw, v.; m. = ber eeruc401, resto: per r. = Oro refto. herb (ber atiecimerb); /inn. restrietie, v. = Reftriftion, %infclytinfung, reukzout, o. = Riedga15. ber Zorbef)ait. rennie, v. = Reunion, Bufainntenfunft. restrictief = reftriftib, befcbrtinfenb. rens = Mere. resultant, o. = Refultat, ber %rfolg, (wat reusaehtig = riefig (ook bijw. van grand), iets oplevert) %rgebni4; slecht r. = fd)led)teg rfefenbaft; r. gebouw, plan = (ook) bet gliefen. R., ber Viterfolg ; een r. verkrijgen, tot een ban, ber .plan; r. stark, groot (ook) riefen. r. komen = ein erafelen ; zonder r. blijven ftarf, sgrot. = erfolgrog fein ; 't r. van de verkiezingen, rensachtigheid, v. = bag Riefige, bag de laatste r.. en van de wetenschap = bag Riefenbafte. Cirg. ber ala4ien, bie iiingften ogrgebnifie ber retisseeren, z. = gelingen, reifffieren. Siffenid)aft. reute, v. = 1Ri3fte. resultante, v. = Refultante. rental, m. = bag Rikteln. resulteeren, z. = refultferen, ergeben, reutelaar = l8rummer, Q3rununbar. folgen. reutelen, h. = racbeln; (brommen) brummen, rdsumg, o. = Refung, Regime, ble Bufam. murren ; (babbelen) 01413ern. menfaffung, bie iiberficbt. reuteling, v. = bag 1Ri3cbein. resumeeren, h. = reffintieren. reuzelarbeid, m.; -bed, o.; o. = resumtie, v. = résum6. Me Riefen arbeft ; .bett (ber %otmen); bag reticule, v. = ber (bag) Ribifill, ber arbeitgs .bilb. beutel, ber fOompabour. Renzegebergte, o. = Riefengebirge. retina, v. = Retina, 914§aut. renzelgeslacht, 0.; -gestalts, v.; -graf, o. retirade, v. = Retirabe ; ber Riicfpg ; ber = Riefen gef cOiet§t; sgeftalt; .grab (ber Zotmen). abort. reuzegroot = riefengrot, riefenbaft. retireeren, z. = retirferen, fic0 auritcfaie§en. renzelhaal, m.; -hagedis, v.; -kever, m. retecitt, o. = bie Retorte. = Riefen t bat; seibecOfe ; &O r. retoucheeren, h. = ietuft§feren. reuzeikraeht, v.; m. = Riefen I !raft retoucheur = RetufMerer, Retufeur. (4taee); .fam0f. retour = retour, gurid ; de r., v. = Me reuzel, v. = bet (Scfittietne)Sdnalb. Retour ; Ritcflabung, Matra*, Rinteffe. renzefpaddestoel, m.; -salamander, m.; retourbiljet, o. = Retourbiliett, Me .farte, mehildpad, v.; -sehrede, v.; -slang, v.; Me Rilefabrfarte. -step, m. = Rfefenibobfit; .faramanber (.moll); retonrneeren, h. en z. = retournferen, ,f flblrate; ber .fcbritt; :fAlange; .1d)ritt (gym- huriicfrefIren, aurifcfidOcfen. nast.: Runblauf). retonr rekening, v.; -vracht, v.; -wissel, renzesterk = riefenftarf. m. = Rita lirecnung (Retourrectnung); .frattt; renzellstrijd, m.; -yolk, o.; -werk, 0.; :tnecl)fel (Me Ritratte). m. = Riefenifampf ; .bolf ; Me .arbeit ; retraite, v. = Retraite, ber Ritcfaug ; bet :fcfuung. Ruirii#, bet BuffucWort. revaceinatie, v. = Rebafenation, Sieber retranehement, o. = Retran*ment, Me im0fung. Zerfcbanaung. revaeeineeren, h. = rebargnierett. retributie (teruggave), v. = Retribution, revanche, v. = Rebambe; r. nemen = fidj aliebererftattung, rebanct)ieren. retrogrademethode, v. = 1Riicfrec4nung. reveal (opbloei van 't godsd. Leven omstr. 1840), retrospectief (terugblikkend) = retroilaeftib. o. = reu, m. = Rabe. reveille (weksignaal), v. = Rebeirk. reek, m. = %crud) ; (reukwater) bag $arfilm ; revelaar = oafelf)anO. in een goeden (slechten:ot kwaden) r. staan'= revelen, h. = fafeln, tratfc4en. in gutem (iiblem) G. ob. fRufe fte4en; in slechten reven, h. = reffen, reef en. revenu. 567 ridderzwaard. revenn, o. = bfe Rebenue, %infommen, bie ribbetje, o. = Rippcben; oteIett. %Infiinfte; (ook) ber Metvinn. ribllstuk, o.; -vlies, o. = Efitippenliftilcf ; gen. reverbbre, v. = Reberbere, ber Refiertor, rieaneeren, h. = rifanieren, grinfen, bobns bet ecOeiniverfer. tacben. r6vdrence, v. = Zerbeugung, ber knidg, riehel, v. = ber Ranb, 2eifte. Reberens. riehtbaak, v. = ber Rfcbtpfabl, sitattge. reverentie, v. = Reberetts, a4rfurcbt, %brers richten, h. = ricbten; een brief, 't woord, een bietung. verzoek , vraag tot iem. r. = efnen arief, bag revers (omslag), m. = Reberg, Sort, elite 8ttte, eine `,rage an dun r. ; eon aluffcblag ; bie Stebrieite. verzoek tot iem. r. = (ook) efnen (um ettv.) revideeren (nazien, herzien), h. = rebibieren, bitten, lid) mit ether Zitte an efnen tvenben ; pritf en. een vraag tot iem. r. = (ook) einem eine revizie, v. = Rebifion. gage ficb mit efner gage an efnen revolteeren, h. = reboltieren, ficb entpiiren. h3enben; te gronde r. = su @runbe r., ruinie. revolntie, v. = Rebolution, Staatguntiviii. Ten; zijn oog, 't kanon op jets r. = fan Vluge, sung, ber liinfturs. bag Giefcbii# auf ettv. T. ; 't oog op jets r. (fig.) revolutiebouw, m. = ectivinbelbau. = (ook) fein Vlugennterf auf ettv. r. ; den blik revolutieggeest, m.; -man; -tUd, m. :- ten hemel r. = sum .fmmet aufblicfen ; zich Rebolutiong geift ; mann ; Me lett. tot iem. r. = rtcb an efnen tvenben; zich revolutionair = Rebolutionar. naar lets, iem. r. = ficb nail) ettv., einem r. ; revolver, v. = ber Rebotber. richten 1 = ricbt eucb revolverllgeweer, /3.; -kanon, o. = Reba% richter = (bij 't kanon) Ellfc0tranon1er ; (bijb.) berllgetvebr ; Ricbter; 't Boek der R.. en = bag gthcb revue, v. = Rebue; (mil.) Oeerftbau ; (alg.) ber R. Eufterung ; (tijdschrift) Runbfcbau; de r. pas- riehthont, o. = Ricbtbols. seeren = Reb. paffieren, getnuftert tverben. riehtig = ricbtig. rezeda, zie reseda. richtigheid, v. = rhapsode enz., zie raps ... riehting, v. = Ricbtung. rhetor (redenaar) = Rbetor. riehtingslijn, v. = Ricbtungglinie. rhetorica, rhetoriek (redekunde), v. = richtlat, v. = (van metselaars) bag Ricbt. Otbetorif. fcbeit ; (bij 't geechut) Ricbtratte. rhetorisch = rbetorifcb ; rh e vraag = richtlijn, v. = Ricbtlinte ; Zifierlinie; (koord) rb .. e rage. Ricbtfdthur, 91bitedleine. rhenmatiek, v. = bag Rbeunta, ber Rbett. richtllmachine, v. = Ricbtutafcbine. matignmg. richtllschroef, v.; -snoer, o.; -toestel, o. rhenmatisch = tbeumatifcb. = Ricbtllfcbraube; bfe ifcbitur (ook fig.); bie rheumatisme, o. = ber Rbeutnatigmug. .mafcMne. rhinoceros, m. = bag Rbinosero;, bag rieinnsolie, v. = bag Risinugiil. glagborn. ridder = Ritter; iem. tot r. slaan = efnen rhinoscoop (neusspiegel), m. = bag Rbi. sum R. fcblagen; r. van den zwarten adelaar not fop. enz. = bom fcbivarsen 9Ibler lc.; dolend r. Rhodesia, o. = Rbobefia. = irrenber ob. fabrenber ; r. van de el = Rhodisch = rbobifcb. Gtfienritter ; r. te voet worden = bout FSferbe ob. rhododenOdron, -drum, m. = bag Rbos aug bem eattel getvorfen tverben; arme r. bobenbron, bfe allPenrofe. (gebak) = armer R.; zie ookblaam, droevig, Rhodes, 0. = Efibobug, Rbobog. kouseband, naald. rhombisch (ruitvormig) = rbontbifcb. ridderllburcht, m.; -dienst, m.; -dom, o. rhombolde (scheefhoekig parallelogram), v. = Me Ritter Ilburg ; .bienft; ,tutn. bag Rbombvib. ridderen, h. = sum Ritter fcbtagen; (modern) Rhone, v. = in ben Ritterftanb erbeben, (einem) efnen Ritter.. rhytmiek (leer van de versmaat), v. = orben berleiben, efnen *tern; ook = r e d- rhytiniseh (in de maat) = rbOt% d eren. rhytmus (versmaat), m. = RiAttnug. riddeflepos, o.; -gebruik, o.; -gesehie- rib(be), v. = Rippe (ook aan planten, bla- denim, v. = Ritter llePog ; ber sbraucb (bie deren, gewelven, schepen, zuilen, ingebonden .fitte); .gefcbicbte. boeken, ook „balk");(meetk.)Stante; ware, val- ridderllgoed, o.; -hof (-kasteel), o.; sche r.=ivabre, fatfcbeR.; (bij den stager) dikke, -knaap; -krnis, o. Ritterllgut; ber sbof ; dunne r. = bide, biinne R.; dat kleeft aan de (.)attapPe; .freus. r .. ben = bag macbt fett; men kan zijn r .. ben ridderlijk = ritterlicb ; ook: rittermatig. tellen = man fann Om Me R stibren; iem. ridderglijkheid, v.; -lint, o.; -orde, v.; de r..ben breken, stukslaan = einem Me R n m. = Ritter lllicbreit ; sbanb (Crbenb. brecben, entsiveifcblagen; iem. de r .. ben smeren banb); her 'orben; bie .13fficbt. = einem bag gett gerben, einem ecbmiere geven. riddergpoezie, v.; -roman, m. ; -Schap, ribbebreuk, v. = ber RiPpenbrucb. v. = Mittel poefie ; -roman; .fcbaft. ribbekast, v. = ber Oruftforb ; iem. wat op riddergslag, m.; -slot, o.; o. = zijn r. geven = ethent ben Zucfel bon fcblagen Ritterllicbtag ; .fcbtot (ber .rtto ; (priigeln). ridderllspoor, v.; -stand, m.; -tijd, m. = ribbeling (appel), m. = Streiffing. ber Ritteriftorn (ook de plant); .ftanb ; Me ribben, h. = rippen. ./seit (bag salter). ribbesmeer, o. = Zs'adenfett, bie ecbmiere, ridderlltronw, v.; -wczen, o.; -woord, o. tdebe (fi.). = Ritter ll treue ; .tbefen; /Mort. ribbe g @peer, v. ; -scoot, m. = ber RiPPenll. ridderllzaal, v.; -zwaard, o. = ber Ellitter fpeer ; foal; ifcbtvert. ridicuul. 568 rijk. ridieunl, ridiknui = ribifill, ilicberlicb ; de rijilbaan, v.; -beest, o.; -broek, v. = gleit Ili r., zie reticule. babn (4cbuie); •pferb (:tier); .bole. I. riek, v. = (erab)@abet (bref61nfig). rijden, h. = (op een dier) reiten; (in eon II. Rick = Rife, illifcben. rijtuig, op een fiets) fabren; (schaatsen: rieken, h. = rtecben. Scbifttfcbub) iaufen; (op een examen) suo riem, m. = (voor Schoen, aan 't paardetuig, biatnieren, Rd) feftfabren; zelf r. = feibft f.; aan rijtuigen, aan machines, om boeken to die wog rijdt gemakkelijk = eg flibrt (reltet) dragen, voor 't scheermes) ERtenten; (gordel) tic?feicbt auf biefent Sege; wie heeft je ge- Oiirtel, (hurt; (papiermaat) bag /Meg; (roei- reden? = tier bat bid) gefabren; we gaan spaan) bag Elluber, (in schipperstaal en r. = tvir macben eine Spablerfabrt (einen Nederd.) Rienten; r. zonder eind = R. obne spagerritt), eine Tour; een paard halfdood, %nbe, Treibrfenten; zie ook and er mans, kapot r. = ein 43ferb aufcbanben r.; iem. in boot, hart, roeien. de wielen r. = einem in bie Quere foramen; riem i beslam 0.; -bled, o. = Dittber i banb ; een paard naar 't wed r. = ein ?3ferb in bie sicbaufel. bie ecbtvemme r. ; hij kan r. en omzien = riembloem, v. = Ottemenbiunte. ber ift mit alien Ounben gebett, in alien eat: riemdol, v. = bie Tone, ber $fiocf ; Oilmen: tein gerecbt, ift ein Taufenbfafa, getvanbt, be! Babel. ber Sin*, daarbij moat men r. en omzien = riemgat, o. = etienteniocb. babei mut man bie Kugen ilberaii baben; op riempen, v. = ber lRubernagel, :pinne. welk paard wil je r.? = tvelcbeg ii3ferb haft riemsehly, v. = aliemenfcbeibe. bu r. ? op een stok r. = auf einent Stott r.; riemslag, m. = Ruberfcbiag. rij niet zoo op die bank = ruff* nid$ fo rilem II visch, m.; -worm, m. = inietnentififcb ; bin unb ber auf ber Zan!, op de tong r. = .trurnt. in ber 2eute 97/1Oufern fein, befiatfcbt b3erben; riet, o. = Nob; ecbtif:, Teicbrobr, Otieb, 6011f; op zijn ankers r. = bor Vinfer r. ob. trelben; de (in Ind. vooral) Bucferrobr; Spaansch r. = train rijdt er eon uur over = mit bent fpanifcbeg Nobr ; wankel, zwak r. = fcinvan. Bug if! eg eine etunbe, ber Bug tutg in einer fenbeg Moto; met r. dekken = mit Roby becfen; Stunbe; altijd r. en rossen = tinnier f. unb den boel in 't r. sturen = bag epiel ob. Die r.; heeft Sinterklaas goad gereden? = oat Swig berberben, ben Barren in ben Zred eanft Riflag bid) gut befcbenft? fabren; de boel loopt in 't r. = Die ea* rijdende artillerie = reitenbe 9Irtifierie. gebt fcbief, alles loopt in 't r. = arieg gebt Alder = Reiter; gouden, zilveren r. = gOolb:, brunter unb brilber; hij laat den boel in 't r. Silberrijber (ook: •reiter) (ref p. f 14 unb f 3,16; loopen = er bernacbiliffigt !eine Sacben; beven eitberrilber anti) Zufaton). als een r. = bittern bite ein %fpettlaub (.bratt); rijdier, o. = Reittier. zie ook kluitje, pijpje. Alf, v. = IReibe; Oarfe. rietaehtlg = robrartig. rijfelaar = anobler, RBilrfier. riet II boseh, o.; -dekker = Otobr II bicftcbt rijfelbeker, m. = Sinobel., eiirfelbecber. (.gebilicb, ati3bricbt); .better. rijfelen, h. = fnobeln, tvilrfein. rieten = 91obr . ., robren, rabren; r. stoel, rijg II band, m.; •bottine, v. = bag Scbniir i? dak, stok = ber Eflobritubi (•f of bag •bacb banb ; ber /Hefei. (StrobbaC, bey :ftocf. rtjgdraad, m. = Oeft., Efiefbfaben. rietliinit, v.; -gore, v. = inobril Mite (:pfeife); rtJgen, h.: kralen r. = q3erien (an:, auDreiben; her .1003 (.ammer). een corset, zich r. = ein St orfett, fit fOttiiretr, rietgras, o. = Miebgrag. (met groote steken na,aien)§eften, reiben; iem. riethoen, o. = fRobrbubn. aan de lans r. = einen an bie Zane ftecfen, rietje, o. = 918brcben (in alle bet.; van den auffpidett, einem bie lan3e bur ben 2eib meester ook) ber Nobritocf. rennen. rtetkolf, v. = ber Olobr:, Otiebfolbett. rtjgg gat, o.; -koord, o.; -Mars, v. = ecbniir I . rietland, o. = FRObricbt, illieblanb. locb; :banb; ber sftiefel. rietOlijoter, v.; -mat, v.; -museh, v. = rijgillijf, o.; •naald, v.; -smite', m. = Nobr 1 broffet ; :matte (=We); ber :too (ber ecbniirileib (bie :bruit); .nabel (iReibttabei, ber :fperiing). Reibbafen); Me •eftel. riet 11 pljp, v.; -pluim, V. ; -snip, v. = Nobril. rijgpen, zie rijgnaald. Pfeife; :rifpe; •ittnepfe. rijgsehoen, m. = Scbniirfcbub. rietffstok, m.; -sulker, v. = Robriftocf ; ber rijgsteek, m. = ERA:, 4)eftftfc0. .iucfer. rijgveter, v. = ber ecitiirlenfel, :neftei. rietveld, o. = alObricbt. rij fool, m. = bie Sprite, bie SPriVabrt. riet I wink, m.; -voorn, m.; -vorseb, m.; I. rijk (adj.) = retch (in alle bet.); (rijk van -zanger, m. = 9104 fpal3 (bie :antmer); inhoud ook) reicbbaltig; r .. e lijst = refcb: .farpfen ; :frofcb ; :fancier. oartige6 E3ervicbnig, hij is goon cent r. = er rif, o. = (bank) Riff ; (geraamte) Oerippe; bat feinen $fennig, feinen roten Geller; milli- (in 't zeil) zie reef. oenen r. zijn = Vitifonen beffi3en; r ..e oogst rifleuver, m. = Tauring. = ref* ob. reicbficbe !rnte; r. aan = retch an rij, v. = Oleibe; (maatlat) bag Micbtfcbeit, op (Tat.); r. aan (in) deugden = tugenbrefcb; r. eon r. staan = in einer R. fteben; op de r. in (aan) vruchten = retch an Dbft, obftreicb ; of = ber 91. nacb, reibunt; vier op een r. = r. gemeubetd = reidj mObliert; r. en arm = je bier in ether 91.; op de r. gaan staan = retch unb arm; r .. en en armen = Net* nub PO in R. unb ehlieb (aupfteiten; r .. en van Virme. straten = Straf3enreiben, etraf3enailge ; jas H. rijk, o. = Meld) (ook fig.), ber Stant; 't r. met den r. knoopen = einreibiger Mod; met der wetenschappen = bag EReicb ob. Oebiet ber twee r .. en knoopen = atveireibig ; op (in) eiffenicbaften; zijn r. is uit = mit feiner err. r .. en = reibettiveife, in Vetben. fcbaft, feinem DURO ob. fatter Oerrlicbfeit ift 0 rijkaard. 569 rtjpen. aug ; zijn r. uitbreiden = fein thick fein ee. rtikswege: van r. = bon Staatg tvegen. Met ob. feine OerrRaft augbe§nen; dit behoort rtjkswerI v. = bag (bie) Rrieggg, Earinetverft. aan 't r. = bieg ge4Ort bem Staate ob. bem Reid) rijkslwet, v.; o.; •zuivelstation, an; op kosten van 't r. = auf etaatgeoften; o.; •zwaard, o. = bag 1Reic40 gefe# (bag de drie r .. en der natuur = bie brei R . e StaatIg.) ; griegel (Staatgfiegel, .ftent),eI) ; Me bey gtatur ; 't r. der fantazie = bag Reict bey ,molfereiftation ; 4i:invert. $f)antafie. rtJkunst, v. = Reitfunft. rijkaard = rekter Raub, Reic4e(r), sgelbprot5. rtjlat, v. = bag Ricbtfcbeit. rijkdom, m. = Reicbtum. rtj flaars, v.; -les, v. = ber Reitiftiefef; %ftunbe rijkeltik = reictlici); r. genoeg hebben = I. rijm (klank), o. = her Reim; staand, sle- mar alg genug 4aben; r. reel drinken = raft pend, glijdend r. = ftumpfer (miinnlicfgr), bid trfnfen. flingenber (tvefblicOer), gleftenber R. ; gepaard, rtIkelijkheid, V. = Reicblicf)feit, bey fiber, afwisselend (gekruist) r. = paariger, gefreubter tint. R. ; op r. brengen = in R .. e bengen ; op r. rijkelui = ref* 2eute. vertellen ='m R. erbtiVen ; verhaal op r. = rijkheid, v. = ber ReiCunt. gereimte eraii4fung; 't kwam zoo in 't r. te rtilkleed, o.; -kneeht ; -kostuum, o. = pas = eg pat te (mir, ism 2c.) fo in ben R. Reit' fleib ; .fnecbt ; ber ganbug. II. rijm (rfjp), m. = Reif ; (ruige, dradige r.) Alike Haeademie, v.; m.; -adelaar, Raubreif, Rau4froft, Raucf)froft. m. = 1RefcOtgf afabemie; :abet; =abler. rijmader, v. = Reimaber, poetifc0e ether. rijk s II advocaat ; -ambt, o.; -ambtenaar rtjmantel, m. = Reittnantel. = Reicbgll abbofat ; ount (etaatgamt); gbeatnte(r) m.; -elaar; -elartj, v. = Me (Staatgbeamte(r)). Rent!' Mel; 'both (sfcfmtieb, geeing); 'ere'. rijks arehief, o. ; -arehivaris ; -ban, m. riJmelen, h. = Refute fcttnieben, reintern. = 1ReicI)0 arcf)ib ; garctibar ; bie •acOt. rijmen, h. = reinten ; r. op = r. auf ; hoe rijks f bank, v.; -belasting, v.; -bestuur, is dat te r.? = tnfe refmt ficf) bag bufammen? o. = ReicOg N banf (Staatgb.); gfteuer (Staatg: dat rij mt niet met zijn bewering = bag reimt fteuer) ; 4mrtvaltung (gregierung). fief) nicf)t mit feiner R30aulitung ; dat rijmt ale rijksbestnurder =Regent, Reicbgbertvalter. bezem op pompstok = bag reintt Sid) tvie Mang rijks f bears, v.; -bodem, m.; -eommissie, unb ariebrict, tote Me 5attit auf huge ob. v. = 1Refdjgf ftipenbium (Stew tgf13.) ; :boben; tvie actftnacbt unb Rarfreitag. g fommiffion. rijm er; -erg, v.; m. = Reimier ; rtjksidaalder, m.; -dag, m.; igebied, o. /sere'; gflang. = Reirtgll tater ; -tag; ggebiet. rijm f kroniek,v.; -kunst,v.; -lettergreep, rliksligelbonw, o.; -gezag, o. = etaatg v. = Reim ; gfunft; gebiiube (RefclOg.); Me 'getvalt. rijmloos ref:nth& ; r. yers er Zerg ; rUksigraaf; -grens, v.; -grond, m. = r ..e vijfvoetige jambe = ber Zranfberg. Reicbg f graf ; .grenge; :boben. riimpje, o. her Reim, Reimcfon. rjjksgroote = ber @rote beg Reicbg. rijmispreuk, v.; -woord, o.; -zneht, v. = rijksihoogereburgersehool? ber 1ReimN fpruci) ; .wort; gfuctt. sten, my.; -insignes, my. = Reicbg N realfcbule Rijn, m. = Rbein ; een tochtje langs den R. (R. bnereViirgergule); geinfilnfte(Staatgeinf.); = eine fleine ineinreife. ginfignien. Rijn llaak, v.; --Beleren, o.; -boot, v. = her rijks f kanselier ; -kw eeksehool, v.; Mein' actf ; ,bat)ern (bie .Pfatb), bey sbantOfer- o. = ReicISIlfanbler ; .bilbunglanftalt Rijn dal, 0.; -graaf; -haven, v.; -land, o. (bag .lebrerfetninar, ftaatlfciog 2eIgerf.); slanb. = 1Rt efn N tat; ggraf; bey .baten; .lanb. rijkslandbonw f proefstation,o.;-school, Rijnlandeeh = rOeinItinblicf). v. = bfe reicfSlanbtvirticljaftlic§e Etterfuc4gftag Rijn f oever, m.; -provincie, v.; - -Pruisen, Hon; r. Scfwle. o. = bag %ban' ufer ; 4robinb; .12rett3en. rijksileening, v. ;-mart, v.; -muzeum, o.; Rijnseh = rbeinifci). -normaalschool, v.= Reictg anleify(Staa tgg Rtinschip, o. = Meittfcf)iff. ganl.) ; .ntiittbe ; gmufeum ; bag gle§rerfeminar. Rijnspoor(weg), m. = Rfoinifcfg %ffettbalpt. rijksontvanger = ginne§nter ber etaatilg RUnfstoomboot, v.; -streek, v.; -stroom, fteuern. m. = bey Motu! bamOfer ; igegenb ; .Itrom. rijksopvoedingsgesticht, o. = bie 8tvanggg Rijnivaart, v.; -verbond, o.; m.; erbiebungga Oat. •zalm, m. = Mein I fcbiffa4rt ; her .bunb ; rtikspolitle, v. = 2anbegpolibei. 'tvein; .rac§g. rijksf postspaarbank, v.; •raad, m.; I. nip (adj.) = (in alle bet.) reit; bijwoorde- -scepter, m. = ReiciMpoftflictrfaffe ; 'rat; lijk: reiffic0 ; op r eren leeftijd = in reiferem :better (sfcepter). Utter, in reifern 5afgen; r. voor de galg, rijksl sernminrichting, v.; -sieraden, 't gekkehuis, de vrijheid = r. fiir ben Gigalgen, m v.; -stad, v. = ReicI)B eilferumanftalt; Mein? bag 5toftfAug, Me aret§eft; r. voor opneming Men; ,ftabt. = r. bur Kufnalme; vroeg r. vroeg rot = rijksistaf, m. ; -subsidie, v.; •troepen, tvag bath r. tvirb, fault bath ; zie ook b eraa d. my.; -universiteit, v. = Reic§g1ftab; gfubbeng II. m., zie r ij m II. Hon; :tru1313en ; .uniberrttlit. rij paard, o.; -pad, o. = ReitPferb ; ber rijksveel arts ; -artsenijsehool, v. = .tveg (ber ,pfab). Retcbgtier f are; ,arbneifdjule (:tirbtlicbe Scbute).rijparttl, v. = bey epabierritt, hie gfa§rt; rijksveld f waeht, v.; -waehter = 91eic10. (stud.) 60%10, Spriga4rt. oft Mei ; /Ht. rtipelijk = reifficf). rijksf verzekeringsbank, v.; -vorst; rijpen, h. en z. = (in alle bet.) reifen; (rip pen, o. = Reid$ f berficberunggbanf (bag sber. maker, worden ook) beitfgen; tot man r. = ftcOerunggantt); (2anbegfilrft); gtvapinn. bum ilRanne (ijran)r. rijpheid. 570 ringetje. rijpheid, v. = £Reife. Rib aug bent GiebOts; (van deeg e. d.) aufgeb(e)tt , rlirok, = eteitrocf. auffaufen; er r. moeilijkheden = eg entfteben o. = 9164 (verzamelnaam)teffig; jong ect)tvierigreiten, 0 foramen . . . auf ; r. en dalen r. kan men buigen, oude boomen niet = man = (van golven, de borst e. fjeben unb mut efne Baum biegen fo rang er lung fit. (fitb) fenfen; (van gedachten, vermoedens, rijsband, m. = bag Figetbenbanb, bfe ffebe. twijfel) auf foramen, ertnacben ; de vraag rijst rijsIbank, v.; -berm, m.; •beslag, o. = = bie arage foment auf, brangt rut auf, man gaid)ineni bane; bfe sbafcbung ; bfe .befleibung. fragt tic eg fragt ticb; zie ook berg. rUsIbezem, m.; •bos (-bundel), m. = rtJzend fteigenb, aufgebenb ; r e zon = fRef.: Rein befen; bag .bitnbet (voor dammen aufg .. e Sonne. enz gaic§fue). Atria* = bocb, ftbfanf ; (van menschen ook) rljsboseh, o. = Seibengebilfcb. bocbgetvacbien; r e gestalte = bobe Oeftalt ; rijschaaf, v. = ber Scblicbtbobel. bogs ob. f dganfe gigur; van een r e gestalte = rUsehool, v. = Rettfcbule. bon bobent 9ucbg ; r . . e verschijning = bocb. rUsdam, m. = actfc§inenbamin. geroacbfene %rfcbeinung. rtjshout, o. =Reigbola, fReffg. rijsing, v. = bag eteigen, bag Kufgeb(e)tt itspoor, o. = Oeleife, gabrgeleffe, bte Bagen. (vgl. rijzen); (van den grond) Steigung ; (van fbur ; r. (aan de laars), v. = ber Efleitfborn. prijzen) bag eteigen, eteigerung, %r1i3buttg, Itijssel, o. = Oebung. rest, v. = ber rijzweep, v. = Reittniticbe. rUsti aar, v.; -akker, m.; o.; -bouw, Rik& = Mira, Olircben. m. = Mfg II afire; .acfer; bfe sffautpfe, :bau. rlkkikken, h. = quafen. rijst I brandewljn, m.; -eultuur, v.; -ebrlj, rikketlk, m. = bag Ticftad ; van r. gaan = v. = Reg! brannttnein (trraf); sfuttur (bet- rIkketikken = ticftacfen, Ticrtacr ntatben. .bau); ber '6ref. riks m. = Meicbgtater. rijstebrljberg, m. = ($fann)Sittcbenberg ; riksja (Japansch rijtuigje), v. = bag Rid. door den r. heeneten = $1i bur ben $f. fcbab. effen; zie ook brij berg. rll, v. = (groove) Rhine, Mine, gurcbe; rIjsteimeel, o.; v.; -pap, v. = ook = zie dit woord. Nei& lintebl, stnittb (ber .brei); ber /bre'. Allen, h. = (alg.) atttern, beben ; (van koude rijstelisoep, v.; -taart, v. = fiteig ifttbbe; ook) fcbauern, frafteln; (van angst, afgrijzen .torte. ook) fcbaubern; van iets r. = bor etty. rijstIglas, o.; -koekje, o.; -korrel, v. = fcbaubern ob. erbeben; 't is om van te r. = eg ift aletg t (gag (91(abafterglag); ber slut en; bag .forn:fcbauberbaft. restf land, o.; 0.; -oogst, m. = Bldg 1, rilling, v. = ber ecbauber, ber Scbauer; tanb (bie ibiantage); stuaffer; b .ernte. koude r. = ber aroftfcbauer, (in koorts) ber rijstlipapler, o.; -pellerU, v. (-pelmolen, Sdfiltteffroft; hi kreeg een r. op zijn lijf = m.); -pudding, m. = Re% I impier; bfe intiible; eg iibertief ibn fat, eg ilbertief flan tin ecbauer, .Oubbing (4103). ein Stauer tiberlief rijetisoort, v.; -stlifsel, v.; •stroo, o. = m. = (in 't voorhoofd, in vruchten tRefg !forte; .ftarfe ; .ftrob. e. d.) bie atuttbet; (plooi) bie &tte; geen r. rijstiltafel, v.; -veld, o.; m. = op 't water = nicbt bag leifefte &haute. auf Mfg f tafel ; .fetb; %fie bent Saffer; glatt fit bag eaffer. rijstffvogeltje, 0.; -ureter, m.; -water, o. rimpelen, h. = ('t voorhoofd e. d.) run6eln ; =-- ber Reig f bogel; .freffer (=bleb); .traffer. (stof) fraufeln; (van 't water) tr.: hi:intern, rijswaard, v. = bag Seibengebtifcb. intr.: ftc fraufeln; zie ge rim p el d. ridswerk, o. = 5afcbtnentverf. rimpellg= runaltg, gerunaelt ; fraufelnb; vgl. wljten, h. = relf3en; in stukken r. = gerreiten. rimpeIen. rifted, m. = (van visch) bfe tai Veit, bte ring, m. = Ring (in alle bet.); (minder alle- 2aido. daagsch voor vingerring ook) Reif; naar den rijtoer, m. = bie Simaterfabrt, ber ,rftt, bfe r. steken = nacb bem Ringe ftecben ; (kerkelijk) Tour, bie Sagenbartie. Ring, Streig. rljtulg, o. = (alg.) at4riverf; (bjz.) ber ringganker, 0.; -bean, v. = bey lRing f anfer ; %%gen ; eigen r. = efgener R33.; gehuurd r. = .babn (eitrtelbabn). ber Web:Dagen, (vigelante) Me Zroftbfe; paard ringbaard, m. = Zonart. en r. = fferb unb Q9agen, bag eefcbirr; paard Anal band, m.; -bout, m. = bag Rind banb; en r. te huur = au4rtver! bertnteten. .b den. rijtuigf fabrlek, v.; -fabri k ant ; ringbroeder = Strefaruber. der; -verhuurder = eagen f fabrif ; sfabri. ringidier, o.; m.; -duff, v. = Ring II el. fant; .mater ; iberntieter. tier ; sbeicb ; seltaube. rtiwagen, m. = aubrivagen. ringelen, h. = (kruilen) ringein, zwijnen r. rUlweg, m.; o. = aabr f tveg ; •rab. = Scbtneine r.; ftingetn, ftirrett ; (fig.) banbigen, rijwIetband, m.; -belasting, v.; -berg- begibmett. plaats, v.; -fabrlek, v. aOrrab tretfen; ringeling (in kindertaal voor „ringvinger") .fteuer; ber 4cbutiben (bie Garage); .fabrif. m. = Motbranb ; r.! = flinging rijwielllhandel, m.; -hersteller = aabr, ringelmuseh, v. = bet aelbfberting, ber rab f banbel ; .reparateur. Ringet., ealbfbal3. riljwIellantaarn, -tasehje, zie fiets... ringelooren, h. = fujonteren, bubetn; fcbur, z. = ftetgen, fn bie t•abe geb(e)n; (van igen, bifacfen, mattratieren. prijzen) ft., in bie tabs geb(e)n, an5feben; in ringelrups, v. = ber Mingeffbinner. waarde r. = fin Bert ft. ; (van barometer, 't ringen, h. = ringen, berfngen, ringetn. water) ft. ; (van de zon e. d.) aufgeb(e)n, emttor. ringetje, o. = atingelcben ; men kan hem fteigen; gebouwen r. uit 't geboomte = erbeben door een r. halen = er tit lute aug bent 61 ringkanaal. 571 robuust. gegalt ob. geOelft of lute gebrecbfelt of gefOntegett ritus (oud gebruik, vooral b(f godsdienst), m. unb geftriegelt of geldmiegelt unb gebilgelt. = °Mug. ringlikanaal, o.; v. ; -kraag, m. = rivaliteit (wedijver), v. = ber Mug I I ?anal; ber .faften ; .fragen. rivier, v. ber 5luf3; (dikwijls met 't bff- ringillijn, v.; -lister; v.; -loop, m. = denkbeeld van grooter, breeder, sneller) ber Ring I babn(etirtelbabn); .elbroffel;bag .elrennen. Strom; de r. af, op = ffutab of au %al, flub: ringillister, v.; -muur, m.; m. = auf of gu 8erg. Ring] amfel ; bte •mauer ; .nagel. Rivi6ra, v. = Ribtera. ringirgden, o.; -raps, v.; -slang, v. = rivierlaal, v; -arm, m; -baars, m. = ber Ringelirennen; .rau0e; (natter. alut I aal ; .arm; .barfcb. ringspier, v. = ber ecblietmugfel. rivieribad, o.; -bedding, v.; -dal, o. = ringisteken, o.; •vaart, v.; -Valk, m.; 5luf311bab; bag :bett ; .tal. -vinger, m. = Ring 11(el)rennen ((el)ftecben); rivieridUk, m.; -elland, o.; -haven, v. = ber .fanal; .falfe ; 'finger (Oolbfinger). 5101 bete; We sin el (ber Berber, We glue); ringvormig = ringfOrmig ; r. kraakbeen = ber .bafen. ber Ringfnorpel. rivierilkant?m.; -karper, m.; v. = ringworm, m. = (de hoogst ontwiklcelde alutiranb ; .farpfen ; ber debm (ber .ton). worm) Ringeltvurm; (huidziekte) Rtngtvurm. rivierikreeft, v.; -loop, m.; -mond, m.; rinkel, m. = Me ecbelle. -morsel, v. = ber glut freb#13; .1auf; rinkelibel, v.; -bom, v. = Scbefleniraffel .mitnbung ; .muftbel. (SELingelbildge, ninberflapl,er); .trommel. rivierinet, o.; -nimf, v.; -oever, m. = rinkelen, h. = (van glazer, scherven e. d.) atufillne# :OntObe ; bag sufer. flirren; (van arren e. d.) flingeln; (van 't geld) rivierotter, v. = atfcbotter. flat*ern, fitmOern. rivieripaard, o.; -paling, m.; -prik, v.; rinkelroolen, h. = fdnviemeln, berms -slab, o. = glut 113ferb (Olilpferb); ,aal; *pride; id) miirmen. ber rinkinken, zie rinkelen. rivierllstand, m.; -stoomer, m.; -stelsel, rinseh = frifdpfauerlitb. o.; -vaart, v. = glut 11 ftanb ; .bamlifer; .Mtem; rioleeren, h. = fanalifteren. .fcbtffabrt. rioleering, v. = nanaltfation. rivierivaartuig, o.; -visch, m.; -water, riool, o. = ber 9lbauggfanal, bie toafe. o.; -sand, o. = atut ictiff ; sfifcb ; .Maffer ; riooll buts, v.; -net, o.; -stelsel, o. = ber .fanb. nand Nrilbre ; mei); .ffattongf4ftem. R. K. (roomach-katholiek riimticb fatbolficb). B. L P. (requiescat in pace: hij, zij ruste in R. K. S. (r(fIcskweekschool voor onderwijzers, vrede = er, fie rube In arteben). zie ald.). rips, o. = bet &too, ber ROL R. (Regia Majestas: koninklifke majesteit ris, v. = Reno. = ki3ntglicbe naleftiit ; ook: Reverendum Mi- risde, v. = bag OefOtt, ber Oegenftanb beg nisterium: eerwaardig leeraarsambt = bag obneg. ebrmitrbtge $rebtgeramt). risico, o. = Rififo, bte t. of op uw r. = R. N. C. (Reverendi Ministerii Candidatus : :auf abr R., auf abre O. ; voor rekening en r. kandidaat van 't eerwaardige leeraarsambt :van = fitr Recbnung unb O. ((den.); een = FOrebigtamtgfanbibat). r. aanvaarden (voor zijn rekening nemen) = R. N. S. (Rfjksnormaalschool voor onderwij- ein itbernebmen. zers, zie ald.). risico-premie, v. = RtfifoOrtimie. R. 0. (rechterlifice organizatie Oericbtgber. riskant enz., zie risq... faffung ; ook: Ratione ambtshalve = rispen, zie oprispen. bon gtintg Megen ; ook bff de internationale risquant = rigfant, geMagt, gefitbrlicb. telegrafle: rendre ouvert: open te bestelien risqueeren, h. = rigfieren, tvagen. = offen gn befterten). rissole (vleesch-, vischpasteitje), v. = roastbeef, ros(t)bief, m. = bag Roaftbeef. rist, v. Rabe, ecbnur(bort). I. Rob, zie Robert. risten, h. = an., aufretben; (afristen) abbeeren. II. rob, m. = Me Robbe, Seebunb ; een oude ristorneeren, h. = (rpitornteren. r. (n/. zeeman) = etn alter Seebtir (Seeliitue, 'Intorno, o. = Storno, Riftorno. .4tutb). I. rit (tocht), m. = (te paard) Eflitt ; (in rijtuig, robbedoes = Bilbfang ; (van een meisje ook) per 'lets e. d.) Me aabrt. tune Oummel. II. rit, zie kikkerrit. robbedoezen, zie ravotten. ritardando (vertragend) = ritarbanbo. robbe I huid, v.; -jacht, v.; -plaat, v. = bag ritmeester = lRfttmeifter. Robben f fell ; iiagb (ber .fcblag); *plate (•banf). ritornel (refrein; klein It. volkslied), o. = robber, m. = Robber (bij 't whist). Ritornefl. robbe I vangst, v.; o. = ber Ellobben H fang ritsI = ritfcb I (soms ook subst.) ber bie (ber 'Wag) ; gel edmarre. robe, v. = Robe, bag (Staatg)Stletb. ritselen, b. = (van dorre blaren, muizen in Robert = Robert. stroo e. d.) ratbeln; (van zijde) raufeben. robljn, m. = Rubin. ritsen, h. = aetcbnen, rit3en, einbrennen. robUnglas, o. = Rubinglag. ritsig = britnftig ; (van honden ook) lituftg. robUnrood = rubinrot. ritslizer, o. = Retf3., 8renns, Zranbeffen. robUntie, o. = ber rituaal (de gebruiken bif den godsdienst), o. robljnzwavel, v. = ber Rubinfdpvefel. = robot (heeredienst), m. = Me, ber Robot. ritueel (volgens den ritus) = ritueli; subst.: roburiet (een ontploningsstof), o. = Roborit, = Ritual; r ..e moord = rituelter Tiorb, fit oburit. Ritualmorb. robuust = robuft, ftarf, bierldotitig. rochel. 572 roeren. roehel, v. = ber Scbleim, ber Qualfter ;.('tge- Roement6r = Runtline. tuid) bag RiScbeln. Roemeenech = rumanifd). roehelaar, roehelpot = Qualfterer, Ri3cbler. roemenswaard(ig) = rubmtviirbig, rilbm. roehelen, h. = racbeln, qualftern. rococo = rotor?; r., m. = bag Rofofo. I. roamer (persoon) = 2obrebner, (minder roeoeostijI, n3. = RoforoftiI. gunstig) 2obbubier ; (pother) Wager. roe, zie roede. II. roamer (beker), m. = Mime; Rbeintvein. roebel (Russ. munt), m. = Rubel. glag, lecher, Reid). roede, v. = (gard, straf, staf, hengelroede, roelnglerig = rubmbegierig. maat, mannelijk lid) Rute; (tuchtmiddel ook) roeingtertgheld, v. = Olubmbegierbe. sgerte ; (voor gordijnen) Stange; (van wind- roemi loos; -rijk = rubm I ; .reicb (abuts molen) R33inbrute, ber Virm ; de r. ontwassen lid, rubmbol). zijn ber R. entivactien fein; met r .. n roemrtjkheld, v. = Riibmlicbfeit. geeselen = mit R.. n ftreicben ob. fcblagen; (met) roem I ruchttg; -vol; -waardig = rubut de r. krijgen = bie R. befommen ; vierkante bon (riibutlicb); .bon (riibmlicb); r. = £uabratrute. roemzueht, v. = Rubmfucbt, sbegferbe. roef, v. = ber Roef, ber Roof, Ref ; r.1= roemsuehtig = rubutfilcbtig, .begferig. bufct I rifcbrafcb I roep, m. = Rut ; de r. van den koekoek = roet I bank, v.; -boot, v.; -dol, v. = Ruberl. ber 91. beg Stuctudg ; de r. van zijn daden = banf; bag .boot; 'butte (.bone). ber 91. feiner %aten; er is maar een r. over roeien, h. = rubern; (meten) aicten, eicben, hem = man ift einftimmig in feinem 2ob ; er rotten, (van vochtmaten ook) bifieren ; men gaat een groote r. van hem uit = er tvirb moet r. met de riemen die men heeft = man febr geriibmt; de r. gaat, dat... = eg gebt Me muf flcb Au bebelfen tviffen, man mut rtcb nacb IRebe, bait... ber Zech ftrecfen; zie ook oproeien. roepen, h. = rufen ; om hulp r. = um Oilfe roeler = lRuberer; nicber, %f ber, toter, r. ; dat roept om wraak = bag fcbreit nacb 23ifierer, vgt. roeien. Racbe ; om de meid r. = nacb ber Olagb r.; roeilklamp, v.; -partU, v.; -pen, v. = hij komt als geroepen = er fontmt gerufen ; Ruber 11 flambe; .partie (Stabnliartie); ber 13fioce brand, moord r. = aeuer, lPtorbfo r. ob. fcbreien; (Zune, Zone). moord en brand r. = Beter unb Inorbio fctreien; roethpoort, v.; -pootigen, my. = Rube* zich heesch r. = better r. ob. fctreien; in 't ge Oforte; .filf3ter. weer r. = fug Oetvebr r.; tot zich r. = Au fict r.; roetriem, m. = Niemen, ba Rube; v I. r i e m. iem. om 6 uur r. = elnen um lett& ubr ivecfen ; roetisehtp, o.; -sehutt, v.; -slaaf= Ruber iedereen roept er over = jebermann rilbmt ob. fctiff ; .barfe ; .fflabe. loot eg; voor den rechter r. = bor Giericbt roetspaan, zie r i e m. laben ; ter zijde r. = beffeite nebmen ; ik ben roeisport, v. = ber Ruberfbort. niet (voel me niet) geroepen om = fit bin roeistok, m. = 9.IIctftab, Zifierftab, vgl. nticb) nicbt baAtt berufen fable (f pure) roeien. feinen (nit ben) Zeruf ; velen zijn geroe- roe' N toehtje, o.; .vereentging, v.; .voet, pen, maar weinigen uitverkoren = biefe Rub m. = bfe Ruterlfabrt (bie Stabnfabrt); ber berufen, ober tvenfge augertviibit; zie ook .berein; /fut. getuige, orde, ho! roetwedstrijd, m. = bie IRegatta ; bag netts roepende: de stem eens r n in den rubern. woestijn = Me Stimme eineg Zrebigerg in ber rook, m. = bie Saab, Wderfriibe. roekeloos = leicbtfinnig, unbefonnen; (ver- roeper = (persoon) Rufer; (instrument) bag metel) bertvegen, tonfilbn. Spracbrobr, op schip ook: Muter. roekeloosheid, v. = ber 2eicbtfinn, Rube. roeping, v. = ber Zeruf; geen r. tot iets fonnenbeit 2C., vgl. roekeloos. gevoelen = feinen Z. Au ebb. filblen, flit Au roekoeken, h. = girren, gurren. env. nictt berufen fiiblen.l Reel = Rubolf. roepnaam, m. = Rufname. Roeland = Rotanb ; razende R. = eiltericb, roepetem, v. = ber Rut; de r. van 't geweten StonfoOf. = ber R. ob. Me Stimme beg eetviffeng ; aan een Roelof = Rubolf. r. gehoor geven = einem R. folgen. room, m. = Rubm ; zich met r. overladen = roer, o. = (van 't schip) (Steuer)Ruber, ftclj mit R. bebecren ; r. op iets dragon =fib Steuer ; (buis) bag Robr, (geweer) bie 511nte, bie eine %4re aug etto. macben, rid) einer Scube Ziiictfe ; 't roer omsmijten = bag Steuer Her. riibmen; lets tot isms. r. zeggen = einem legen ; 't roer van den staat = bag Staatgruber ; gum lR .. e nactgagen ; met r. overladen (fig.) aan 't r. zijn' zitten, 't r. houden = am (part.) = rubmbebecft ; met r. bekend = riibm. IR. nen, bag 91. filbren; aan 't r. komen = licb befannt ; (in 't kaartspel) bie Sequeng', ang R. fommen ob. gelangen ; 't r. in handen bie 5olge, (van drie = bie berg; van vier enz. hebben = bag 91. In tattben baben ; 't r. recht = bie Quart, Quint, Segte, Selitinte, Oftabe). houden = ben Strfcb batten, gerabeaug geb(e)n; roemen, h. = rilbuten, loben, Oreifett ; (in 't near 't r. luisteren = bem R. geborcben ; zie spel) eine SequettA' anfagen; r. op iem. of iets ook rep. ettv., elnen r. of = „roam op lets dragen", roerbak, m. = Riibrbotticb; (papierbereiding) zie roem; hoe gaat 't? ?ik mag niet r. = 4,onlinber. ...10 faun nicbt r. ; zonder to r. = one Rubut roerdomp, m. = bie Robrbommel. Au melben. roeren, h. = rilbren (ook = aandoen); de Itoemelle, o. = 91untelien. trom r. = Me Zrommel r.; zijn snater r. = Roemelt*r = Runteller. feht If/outlinegam laffen ; hij kan zijn mond Roemellseh = runtelifcb. r. = er ift niabt auf Maul (auf ben aRunb) Roemenff, o. = Runtlinien. gefatien ; r. aan = berilbren; zich r. = fic?r. ; rOerend. 573 rolketting. hij kan zich niet r. = (eig.) er fann ficb nicbt roes* = tvtlb, ftUrntifcb, bertvirrt. r. ; zich goed kunnen r. = (fig.) e6 gut baben, roffel, m. = (trommelslag) $53irbei;(schaaf) in guten Zerbaltniffen fein, troblbabettb fein, Scbrubb., Scbrupp., Scbrot., Scburfbobel een ficb Rut fteben. r. slaan = einen fcblagen; een r. krijgen roerend = (treffend) rilbrenb ; r. goed = = burcbgepritgelt ob. berfoblt Merben; Spietruten betveglidog Out, Vobtlien (j I.). laufen ; einen 91i/ffel (standje) ob. KuOpuper be? roerganger = Rubergiinger, •befteurer, foramen; er met den r. overheen gaan = , Steuermann. nur fo binrufcbeln, ettv. jibed ante brecben. roerhard (van een sehip)= ['art aufg Oluber, roffelaar = Rujcbler, $fufcber. 'Muer gu fteuern. roffelen, h. = (op de trom) Mirbeln, einen roe's* = unrubig. frbel fcbtagen; (knoeien) rufcbeln, (ettv.) nur roerigheid, v. = Unrube. 10 4111=410ln; (babbelen) plappern, tratfcben, roaring, v. = Mibrung, Unrube; (aandoening) fcbnattern. 91iibrung ; er komt r. = eil ftingt an ficb gu roffelig = rufcbdig, rob. regen, eb foment 2eben in bie 8ube. roffelschaaf, v., zie r o f fel. roerkruid, o. = filubrfraut. roffelwerk, o. = Me 91ufcbelef. roerlikuip, v.; m. = bet 91iibril bot, rog, m. = alocben, 91ocbe. ticb (zie -b a k); .1kiffet (bie .fete). rogge, v. = bet Roggen; in veel streken ook roerloos = unbetneglicb, regung6log ; (zonder bat) porn genoemd. roer) ruberlog. roggeaar, v. = Ologgeniibre. roerloosheid, v. = Unbetveglicbfeit 2c. roggebloem, o. = feinftd Ologgenmebl. roerznaker = 91ubermacber ; Chbfenntacber. roggelbrood, o.; -gran, 0.; -meal, o. = Roermond, o. = aloermottb. Ologgeni brot (gew. Scbtuargbrot); 'arca; .mebl. roeronz, m. = bie eneblipeife ; FRifcbttutfcb. roggeloogst, m.; -stroo, o. = bie /Roggen'. roerpen, v. = 91uberpinne, ber .ftocf, ber ernte; :ftrob. tOeltnitocf. roggetje, o. = Ologgenbriitcben. roersel, o. = bie filegung, ber Zrieb. roggelvangst, v.; o. = bet inocbettl roerlspaan, v., -Stang, v., •atok, m. =- fang ; .fen. ber 91ilbrifpatel, ber if paten, bie 4tange, bie roggeveld, o. = 9loggenfelb. :felle, bie sfcbaufel, ber .ftod. Rosier = roertalie, v. = elubertalie. I. rok (kleedingstuk), m. = (van vrouwen) roertrog, zie roerbak. Mod; (van mannen) aracf, spott. Sibniepel, roervink, m. = (lokvink) atubrbogel ; (rad- in r. = fm Arad; zie ook he md; (plantk.) draaier) Vluftviegler, 91tibel#fgbrer. Me Scale. roes, m. = (bedwelming) 91aufcb ; bij den r. II. rok (aan 't spinnewiel), zie rokken. verkoopen = in eaufcb unb Bogen berfaufen; rokade (in 't sehaakspel), v. = Olocbabe. een r. (aan)hebben, uitslapen, zich een r. rokeeren, h. = rocbieren. drinken enz. = einen 91. baben, aultidgafen, rokje, o. = Reiner grad, vgl. rok I; efnen 91. trinfen 2c. zijn r. omkeeren = untfatteln; hij heeft een I. roest, o. = :(op metalen en planten) ber r. uitgetrokken = er ift febr abgemagert, bat aloft; (in 't koren ook) bet 8ranb. einen Olocf au4gegogen. II. roest (voor de kippen), v. = (0iUmer). rokken, o. = ber Olocfen, We kunfel. Stange, RufflPange. rokkostuum, o. = ber aractanaug. roestaehtig roftfartig, rokophouder, m. = Kuffcbilrger, *tether. roesten, z. = roften; doen r. = roftig maven; rafter. oude. liefde roest niet = alte 3tebe roftet nfibt; roksknoop, m. = aracfritopf, vgl. r o k I. rust roest = tver raftet, bet roftet. rokskraag, m. = gradtragen. roestig = roftig. rokslijf, = 9locfLeibcben. roestkleur, v. = 91oftfarbe. rokispand, o.; -zak, m. = bet grad' gob ; roestkleurig = roftfarbig. bfe .tafcbe. roestimiddel, o.; o.; -viek, v. = rol, v. = lRoUe (in alle bet.); een voorname, Mort! febutintittel ; 'Papier; bet •f red. dubbelzinnige, ondergeschikte r. spelen root, o. = bet Mut; r. in 't eten gooien = eine bebeutenbe, gtveibeutige, untergeorbnete 91. bie Suppe berfalgen ; er valt r. = eb rust; met fpielen ; r. (om de aardkluiten plat to tnaken r. besmeren, van r. ontdoen = ruten. ook) aiderMarge; de r..len zijn omgekeerd = roetaanlading, v. = 91utabfelmng, .ab. We 91. . n finb berMecbfelt ob. untgetaufcbt; aan de lagerung. r. zijn = fcbtbietneln, lieberlicb fein ; een r. roetaehtig = rutfg, rufiartfg. behangsel, tabak enz. = eine 91. ZapetenpaPfer, roetibruin, o.; -deeltje, o. = Rut! Braun; Zabaf 2C. nit de r. vallen = au& ber 91. steilcben. fallen; 't geld speelt een groote r. Welt roet(er)ig = rutig. eine grote 91. ; dat is een van zijn mooiste' roetkieur, v. = 91uffarbe. r .. len (erdaties) =ba4 fft eine feiner fcbtinftett roetkleurig = rufifarbfg. Zarftenungen ; blik, koper enz in r low roetlueht, v. = bet inutgerucb. 91oliblecb, .fttpfer 2C. roetmop, m. = Scbmarge(r). Rolandslied, o. = 91olanbglieb. roetlsmaak, m.; v.; -Swart, o. = roflband, o.; -bed, 0.; -besetting, v. =, Oluf3igefcbmacr ; bet .fled; .fcbtnarg (om te 91offienbanb ; .bett ; .enbefe#ung. deren: Stienfc4inari). rolblok, o. = bie 9lolIe, We Sale. roesemoes, m. = Sirrinarr, ba6 Zurcbein. rolibrug, v.; -gewrieht, a.; o. = anber ; Zrubel. 91ofill Wide (ectiebebr.); .gelenf ; bet .borbang roezemoezen, h. = rumoren, tofen, brauf en. (gew.: lRouleau). roesemoezig = bertoirrt, unorbentlick rollhout, o.; -ketting, m. = fRoUlbolg; bie 'enfette. rolkever. 574 ronddraiding. rolkever, m. = 5aftriifer. R. tner fragt fommt Liberal( bin; R. is niet rolklaver, v. = ber Sit otenfiee. op 66n dag gebouwd, zie Akan. rollaag, v. = Olottfcbicbt. Romeln = (Romer; (drukletter) bie 91ntiqua. rollade, v. = fRoutabe. Romelnseh = rihnifcb. rollebollen, h. = puraetn; 43uraelbliume comer, zie roemer II. -fcbtagen, (ru) fottern, futtern. rommel, m. = Rummel, $tunber; (warboel) rolleeren, h. = bfe Rotten berteiten. Butt; (oude r., prullen) bag Oeritmpet, *rent. rollen, h. = (alg.) rotten (bfO. van wagens, pet; (slechte waar) iftamict, airaf3; (snuiste- treinen, de oogen, golven, tranen, steenen); rfien) ber krintgfrantg ; allerlei r. = afterbattb met de oogen r. = Me Rugen ob. wit ben 9tugen kritngfraing ; wat kost de heels r.? = that r. ; de donder rolt = ber Bonner rout ob. grout; foftet ber game krentint ob. bergang ttettel ; van de trappen r. = bon ber replie (berunter). daar ligt de r. = ba Heat ber qm. , 8ettel ob. rotten, .Ouraetn, fottern; over elkaar r. = ber gaup Sham; 't is daar een r. = et ift ba Ubereinanber r. ob. fottern ; in 't zand r. = Ulf) eine faubere tairtfcbaft. in bem eanbe Wilton; hij (de dronkeman) rommelarij, v. = bey $tunber, bag aeriintint. rolde de kamer in = torfelte ing Simmer rommelboel, zie rommel. herein; door de wereld r. = f1i burOfcbtagen; rommelen, h. = (in papiereftisna.) *rum). hij zal er wel door r. zie d o o rro 11 e n; een iti3bern, .framers; (v. d. donder) groUen, bumpf stuivertje kan raar r. = et gebt fonberbar au rotten; (in den bulk) fnurren, rumbetn. (ber) in ber nett; men kan nooit weten, hoe rommelig = unorbentlicb. een stuivertje rolt = man faun nie tviffen, tvie rommeling, v. = bag erotten, bag &often ; Otife Itiuft; mijn horloge is gerold = man bat bag nnurren, vgl. rommelen. mfr indite ltbr aug ber oafcbe geftoblen. rommelikamer, v.; -kart, v.; -la(de), v. rollend = rottenb; r. materiaal = rottenbeg = Eltuntpet., $tunberlfatnuter, .fcbranf ; .labe. Tlateriat; een r..e steen verzamelt geen rommelpot, m. = Orumintobf. mos, begroeit niet = tvlitsenber Stein begrafet rommelzoo(1), v. = rommel; ook „alle- Viiblfteine tnerben nicbt moofig. gaartje": bag eauttnelfuriunt. rollende, v. = lRoulabe. rommentom = rinnoum. roller, m. = (een golf) Molter. romp, m. = Numbf (in alit bet.). rolletje, o. = 9113ffcben ; 't gaat ale op r..s rompparlement, o. = alumpfbartament. = eg gent tvie gefcbtniert ob. tvie nacb Ototen. ronapslomp, m. = $tunber, num; 't is eau rolling, v. bag Rotten. heele r. = eine umftiinblicbe Saio, ein gamer rollood, o. = &able. Stram. rolmops, v. = ber Ellottmopg. I. rond = (adj.) runb ; r ..e som, r. getal = rolneut, v. = Zolute. r e Summe, Sabi; een r. jaar = ein bolteg rolipaard, o.; -plank, v. = iflotOferb ; bag 5abr; de r..5 waarheid = bie '.:abrbeit runb bret t (6 cbrotteiter). berau6; een ....a vent = efn ffliebermann, rolrond = rotten., tuataenfarntig. aubertiiffiger (offenberaiger) nert ; (adv.) r. voor rolisehaats, v.; -seherm, o.; -sehot, o. = Lets uitkomen = ettu. gerabeau ob. runb beraug bet Nottlfcbub; bie .fcbuljtbanb ; ber .fcbut. gefteben. rollaag, m. = 2auf. II. rond (praep.): r. den haard = um ben rolgslak, v.; -slang, v. = Mottlfcbnecfe herb; r. de tafel = um ben tifd) Derum ; de (Eataenfcbn.); .fcbtange. heele wereld r. = in ber ganaen Sett berm. rolstaart, m. = eicfelfcbtvana. III. rond (subst.), o. = bie fRunbe; in 't r. = roll steen, m.; m.; -stok, m., -tabak, in ber (bie) IRunbe; berunt, in 't r. (= heen v. = Nottiftein(mv. ook: bag (Menu);(Menu);.ftubf en weer) umber ; tiers mijlen in 't r. = /Abu (aabrftubi, jai tleffel); .ftocf ; ber .tabaf. Veilen im There% ob. in ber tRunbe. v.; -tong, v.; -trek, m. = ber rondaehtlg = runblicb. OlottlIttral (812#8) lunge (van vlinders: ber rondas, o. = ber atunbfcbitb, (ktein) bie NAM); bie .furbe (bie 80floibe). tartfebe. rolvast = rottenfeft. rondibabbelen, h.; -bazninen, h. = augl. rolverdeeling, v. = Ellottenberteitung. plaubern (berunttragen); .0ofaunen. rolvormig = rotten., tvataenfartnig. rondbek, m. = bag Nunbntattl. rolwagen, m. = atottivagen. rondblIkken, h. = berum., untberbliden, roiwlel, o. = bie lRoUe. .fcbauen. Rom. (Romeinsch = rOntifcb). rondlboog, m.; -bogentkil, m. /Runt+. Romania = Roman. bogen; sbogenftil. Romaanseh = rontanifcb. rondborstig = aerobe, off en; bijw. ook: runb roman, m. = (Roman; r. in brieven = brief s beraug. roman. rondborstIgheid, v. =-- Glerabbeit, Offenbett. romanaehtlg = rontanbaft. rondbrengen, h. = berumtragen (ook fig.); roinanice, v.; -vier = Romani* ; .tier de kranten r. = Beitungen D. ob. augtragett. (•£enbicbter, .fcbreiber). rondbrenger = gtugtrager. ronaanesk = rentantiici), abenteuerlieb, Obans rond I brieven, h.; -dansen, h.; -dartelen, taftifcb. h4 -deelen, h.; -dlenen, h. =-4ertintitragett romanist = Montan*. (augfprengen); .tanaen (untbert.); .totten (ficb ronpaniheldpleser;mehrillver= /Roman II rtuntmetn); ereicben (:geben); .reicben. loth; clef er; sicbriftftetter (.fcbreiber, ibicbter).rondidobberen, h.; -dolen, h.; -draisten, romanitiens; -tlek, v. = fRontanitifer; stir. h. = berumitretben (uinDertr.); .irren (sftreicben, romantiseh = romantifcb. .fcbtbeifen, ficb .treiben ; ook: umber ..); .breben romantisme, o. = bie etomantif, rontantifcbe (intr.: lid) .breben). ecbule. ronddraatend = umbrebenb. Rome, o. = Mom; met vragen komt men to ronddrataling, v. = Umbrebung. ronddraven. 575 rondzwerven. rend II draven, h.; -drentelen, h.; -drti yen, rondsehreeuwen, zie rondkraaien. h.; -dwalen, h. = berum., umberitraben rondlsehrift, o.; -sehriftpen, v. = We (.rennen, staufen) ; striibeln (stungern, .f ten. Ellunb I fcbrfft ; sfcbriftfeber. bern); .trelben (intr. ook: .fcbtvinttnen); .frren. rondsehriJven, o. = Munbidgefben, Birfular, rondo, v. = Olunbe ; de r. doen = bfe N. thnlauffcbrelben. macben; (fig.) allerlei geruchten doen de r. = rondsel, o. .-- eetriebe. 0 geben atterbanb eeriicbte; 't bericht doet al rondosjouwen,h4-sleepen,h.,-slenteren, de r. in heel de stad = fit fcbon In ber gangen h. = berum II fumpfen (.rnelpen ; iets r. = ettv. etabt berum. berunticbteOpen); .fcbleOpen (umberfcbt.); .fcbten. rondeau (een soort klinkdicht), o. ...--- FRonbo, bern (slungern, ruo .trelben ook: umber.). Mingetgebfcbt, .refnt. rondisleuren, h.; -slingeren, h.; -snuf- rondedans, m. = alunbtang, 9ifttgeltang, felen, h. = berum II Idgel*en Nerren; ook: iningefrelben. umber..); intr.: •Ifegen (.fabren, ook: umber . . ; rondeel, o. = Otunben, ber EllunbOlat3; ook trans.: umber., 4erumic§leubern); .fcbnilffeln rondeau. (sitabern). ronden, h. = runben, runb matben. rondspoken, h. = untgeb(e)n. ronditadderen, h. = berum., umberftattern. rondspringen, h. = berum., untberfpringen. rondgaan, z. = beruntgeb(e)n ; den schotel rondstrooien, h. = berumftreuen ; (geruch- laten r. = bfe ecbilffel berumrelcben ob. :geben ; ten) aulfOrengen, •ftreuen. bfe ecbilffel berumgeb(e)n fallen ; 't praatje gaat rondsturen, h. = berum., umberfcblcrett, r. = el gebt Me lRebe ob. bal eerilcbt ; een .fenben. straatje r., zie omloope n. rondsukkelen 9 zie rondscharrelen. rondgeven, h. = beruntgeben ; (spijzen ook) rondtasten, h. = berutntappen; zie ook .reicben. duister. rondigluren, h.; -gitpen, h. = berum., rondte, v. = atunbe ; in de r. zitten = In umber if fcbfelen (Oliben); stappen. ber R. nen ; in de r. gaan staan = NO (fin rondheld, v. = Munbbeft; (fig.) Zfeberreft, nreffe) 4erumftenen; in de r. draaien = rub 0 ffen beft, Offenbergigreit. berumbreben; twee mijien in de r. = poet rondhollen, h. = berum., umberrennen. Wielfen in ber St. ob. flu Murrell. rondhout, o. = fflunbbolg. rondhollen, h. = flay (tole emit kreffel) 4erum, ronding, v. = Nunbung, Elliinbung. breben. rondte, o. = (voorwerp) Munbel ; een r. rondtrekken, z. = berum., umbergfeben, spelen = elnmat 4eruntipielen ; een r. geven = .tvanbern. elite Lage ob. elite etunbe fcbmeiten (geben). rondtrekkend = tvanbernb ; fabrenb ; rondkijken, h. = umberfeben, fld) untfeben; berum., umbergfebenb ; r. predikant = Melt e. je mag niet r. = bit barfft blob nicbt umfebett. Orebiger; r.. e troep = Manbernbe ob. fabrenbe rondkomen, z. = (de rij r.) berumfomnten ; etrupi3e. (uitkomen) aulfonttnen. rondtrompetten, h. = aultrompeten, .0o. rondkop, m. = illunbrolpf. faunen. rondkraalen, h. = aulfcbrefen, berumfcbrefen. rondult = runb berauL gerabe beraug, utts rond II kruipen, h.; -kruisen, h.; -kuieren, umtvunben, runbtveg, fdflanftveg, biattfbitt. h. = berum., umbel friedon ; .freugen ; .fpct. rondvaren, h. en z. = berum., umberfabren. bleren. rondventen, h. = baufieren (mit). rondileiden, h.; -leuteren, h.; -loeren, rondvertellen, h. = aullitaubern, berunts h. = berum-, umber Ifitbren; .trObeln (:lungern); tragen. :f paten. rond II vliegen, h. en z.; -voeren, h. = rondloopen, h. = berm., umbergeke)n; berum., umber II fliegen ; .fitbren. .fpagferen, (omzwerven) rub berutntreiben; je rondvraag, zie omvraag. kan r. = fcb bufte, Ofeffe, male, bfafe ob. niefe Mr rondvragen, zie omvragen. teal; (btt) fannft :Mr aul bent Tornfiter fatten, rondwandelen, h. = berum., untberftiagferen; ben Oucret 4erauffteigen, % ee rotten, fannft toen Jezus nog op de aarde rondwandelde = bid) begraben laffen, taf3 bar Mail maten. alb Zfeful nosh auf (trben tvanbette. rondlummelen, zie omlummelen. rondwaren, h. = (van spoken) untgeb(e)n ; rondom = ring& berm, runb berum; r. de (anders) forum., umberfrren. tafel = um ben 5Efict forum; loop r.; zie rondwentelen, h. = trans.: (ber)umtvalgett ; rondloopen. intr.: NI) (ber)umtvalgen. rondpraten, zie rondbabbelen. rondsaag, v. = Nunbitige. rondplassen, h. = berumpatfc0en, .13anfcben. rondisaaien, h.; -seggen, h.; -zeilen, h. rond i rats, V. ; -reisbiljet, o. = Munb !retie ; = berum II ftien (.1treuen ; ook: umber . .); •fagett bfe .refferarte (in een boekje: .reffebeft). (attic/gen); .feneftt (umberfegetn ; trans.: (bet). rondreizen, h. = berum., umberreffen ; umfegein ; ifcbiffen). (.)Manbern ; de klanten r. = (auf ber 91unbreffe) rondlizenden, h.; -zeuren, h. = berum l. . , bfe it unben befucben. fcbicfen (.fenben, ook: umber ...) ; strabeln rondrijden, h. = berm., umberfabren, (.tungern). .reften, vgl. r ij den; de stad r. = In ber Stabt rondzien, h. = untberfeben, fit:0 umfeben ; r. berum., umberf., .reften of um Me etabt naar = ffcb untfeben ma). 4eruntf., .reften. rondzwalken, h. = (op zee)bevutit., umber. rondseharrelen, h. = berum:, umbertren. treiben, .febtvintuten, sicbtvalfen; anders = beln, .triibeln, .urniffieren; (moeilfik Leven) M rondzwerven, h. = berum., umberirren, rico mit Bilbe burcbfcbtagen, 4erumftittnpern ; :f/t tveffen; (van oogen,blikken)umirrfctincifen; (moeilijk rich bewegen) berumfrabbeln. (van soldaten) bertunicbtvartnen ; (ander zwer- rondsehenken h. = 4erunticbenfen. vend yolk) ficb berumtreiben, fhb berumftrelcbett, rondschoolen, h. = §erumbetteln. berumftrol'ben. rondzwieren. 576 rooktabak. rondzwieren, h. = (in de danszaal) berm: roofikever, m.; -meenw, v.; -inter, v. = fcbiveben; in de stad r. = in ber Stabt berums Raublifater; .milive; 'ornate. Wittman. roofa nest, o4 -Adder; o. = Raub 11 rong, er v. = b ber 2efterbaum; (aan nett; srftter; .10fff. een wagen) Runge. rooflislot, o.; -stoat, m.; -tocht, m. = ronken, h. = fdlltarcben. Raublitcblot; .ftaat; snug (santalp. ronker = lumber. roofilviseh, m.; -vogel, m.; -vogelnest, ronselaar = Berber, eeelenberfauter. o.; -weep, v. = Raubifficb; .bogel; .bogelnett ronselen, h. = iverben; Oreffen; fcbacbern. (ber 014); stvetbe. Riintorenstralen, my. = Eliiintgenftrablen, roofziek = riiuberitcb, raublii0tig. :Strablen. roofzucht, v. = Rau**, :gier, "lutt. ronsebons, v. = bagVuObentbeater, bat root, v. = bag 8felen, bag 8fel; geen r. hou- bag Ratberletbeater; ook: StalAnmulif. den = it* ricbtfg 51elen; (rooilijn) aim*, rood = rot; r. worden = (alg.) r. iverben; ook: ficb riiten; (blozen) errs ten; r. kleuren = I. rooien, h. = (mikken) afelen; (schatten) r. farben, riiten; met r ..e wangen, met r. fc0iipen, hij kan 't (met zijn inkomen) niet r. haar, met r..en board enz. = rotivangig, er fomint Mitt aug; hij zal 't wel r. = er .baarig, •bartig 2c. ; r..e spook = bag r..e bringeg tcbon tertfg; ik kan 't met hem niet Oefinnit; r. blanketsel = r..e 60minfe, bag r. = feb fomme mit 'bin nit aug, Cann mfg Rot; de R..e zee = bag R..e Veer; een mit t4ut itfcbt ftellen. r..e = ein R..er (in alle bet.); r. wild, pot- II. rooien (delven), h. = auggraben; aard- lood = bag Rotibilb, ber •ftitt; zoo r. als een appelen r. = ook: kartoffeln augmacben ob. kroot = puterrot; 't r. = bag Rot, bfe RiSte; flauben; boomen r. = ?iittine augbeben ob. een glaasje r. = ein e•Iiigcben ,aoljannfgbeerliti3r; augrotten; den akker r. = ben 9Icfer roben. zie ook haan, hond, kool, krijt, loop e.a. rooilijn, V. = aluct)t(littie), 8attflucbt(linfe), roodaarde, v. = ber Riltel, ber lRotftein, Zaulinfe. rote Mrbe. roolmeester = Zaufitibeftor. roodaarden, h. = ratan. rootnek, zie roodnek. roodaehtlg = rOtlfcb. roolpaal, m. = roodbaard, m. = Rotbart. I. rook (damp), m. = Raucb; in den r. han- roodbloedig = rotbliitfg. gen =fit ben R. blingen; naar den r. smaken roodbol, m. = Rotfolit. = nacb bent R. f0ineden; in r. opgaan = fit roodbont = rotbunt. aufgeb(e)n (ook fig.); in r.veryllegen = 5u roodborstje, o. = Rotfeblcbett. ecbaunt ob. au Batter Merben; geen r. zonder roodlbros; = rotibrifcbfg; .braun. vuur = fan /R. obne aeuer. roodelkool, v.; m. = ber Rotifobl II. rook, v. = ber teubccuten, ber .bfemen. (bag .fraut); .taut (gew.: rote Rubr, bfe Zbien. rookaehtig = rihuberfg, raucbfg. terfe). rookafdrnk, m. = Rtitabbrucf. roodflgurIg = rottigfirig; r..e Stijl, vans = rook II altaar, o.; -artikelen (-benoodigd- r..er r..e Zate. heden), my.; -eoupd, o. = bey Ram I altar; rood igeaderd; -geel;-gespikkeld;-ge- .artffel (srequifiten); streept; -gloelend = rotiab(e)rfg; sgelb; rookeloos = raucblog, sfref, nu: 401vac4. •gefbrenfelt; .gettrefft; .glitbenb. rooken, h. = raucben; 't rookt hier = roodgloelhltte, v. = RotgliibbiPe. raw* bier; daar kan de schoorsteen niet van roodharig = rotbaarig. r. = bag matt bfe Sulibe iticbt tett, babon roodheld, v. = Rate. Latin man nfcbt effen, bag gibt nicbtg in ben roodlhont, o.; v.; o. = VON die pijp rookt prettig = Mete Vette Rothbol5 (gernambuf., 8abama:, &Offen: raucbt rub angenebtn; niet-rooken (op coupes) bola); .baut; = (filr) FRIcbtraudjer, (vieesch, visch)ritudynt; roodkleurig = rotfarbfg. zie ook p ij p. rood II kop, m. ; -koper, o. = Rota fobt ; cooker = Naudyr. dubfer (ber .gut, .nteffing). rookerig = raucbfg, riituberfg. roodkorst (kaas), v. = (voter) italonfolit. rookerlj, v. = ber Mitt*** sfanutter, roodInek, m.; .rok, m.; mehimmel, m. bag Raudjern. = Rotinacfen; .rod; .10fnttel. rook II gang, m.; •at, o.; o; -gran, roodsel, o. = Rot, ber RiStel. o. = Raucbllfanal; .loch (ook fig.); ,gertit (zie rood =navel, m.; -staartje, o.; -Steen, m. ook -arti'kelen); =grog. = Rotitcbitabel; .fcbintingben; .fteht. rookhok, o. = (om vleesch enz. to rooken) roodvonk, o. = ber 60arlacb, 60arlacb. bfe inucberfaminer; (kamer vol rook) Raucb. ffeber. locb. roodvos, m. = Rottucbg, gucbg. rookhol, o. = Raucblocb. rood wanglg; -zijden = roti Mauer; (=bn: rookkamer, v. = Raucbitube, bag sfabfnett, ffg); .faben. bag saftnitter, (aan locomotieven enz.) Raucb? I. roof (diefstal), m. = Raub; bfe Rtiuberef. rammer. II. roof (op een wond), v. = ber erfitb-, ber rooklikast, v.; -kolom, v. = ber Rand& Scbort, bfe Q3orfe. fatten; roofaehtig = rauberficb, bfebitcb. rookloos, zie rookeloos. roon bonw, m.; -dier, o. = /Raub I bau; 'tier. rookilneht v.; o.; -salon, o. = ber roofgierig = raubgferfg. Rau 0 geruck; sloth (:neft); :simmer (ber roofilgierIgheld, v.; -good, o.; o. 'talon). Raubigfer (.begferbe); •gut; .bi3ble (Rau. rookeeherm, o. = her Stainint0fritt. berbi3ble). rookispek, o.; 0.; .tabak, v. = ber roofje, o. = Strilitcben, Orinbcben, 60340en. Ratutiltpecf; .terbice, ber .taDaf. rooktopaas. 577 rot. rook II topaas, o. (m.) ; -vat, o.; -verbran- rooster, m. = (om op to braden, in kachel, ding, v.; -verdrtiver = ber OlauCitoPag; ter afsluiting e. d.) ROI; (WO 2ifte, bie alone; 'fan (Me spfanne); .Verbrennung, :bertreiber r. van werkzaamheden = (it/school) Stunbett: (ectornfteinfeger). plan, (in vergadering e. d.) bie Tagegorbitung; rookverterend = rauctberAebrenb. volgens den r. aftreden = nod) bem Zurnug rookvleesch, o. = Otaucbfieifcb. attgid)eiben, ber nod) abtreten; iets op den rookvrij = rauc0fref; nu: .fcbtvacb. r. brengen = ettv. auf bie Zagegorbnung ftellen; rookliwagen, m.; -walm, m.; -wolk, v. = beet van den r. = britbtvarm. Eflaucbgtvagen (.waggon); ,qualm; =Wolfe. roosteren, h. = eig., zie ro °sten; fig : rook 1, worst, v.; -zeal, v. = Elictucbitvurft, rotten, Verfengen, berbrennen, braten. bag /fainter. roosterwerk, o. = Rofttverf ; (op schip) rookzolder, m. = 011ityterboben. Ni3ftertverf. rookzail, v. = Nauct)fliule. roosting, v. = bag Elli3ften. rookzwak = rauclbf tvact). roostpan, v. = Mi3ftpfanne. rookzwalaw, v. = Raucbgtvalbe. roosvormig = rofenfOrmig, .artig. rookzwart, o. = 5ienruf3, bie iengtvtirae. root, v. = room, m. = (alg.) Maim; (ook wed) bfe Salm; rooven, h. = rauben. de r. is er al of = (eig. en fig.) ber IR. ift roover = Eliiiuber. fcbon abgefd)i3pft. roover bende, v.; -gesehiedenis, v.; room', afseheider, m.; -boter, v. = bie -hoofdnian = 911iuberlibanbe; •gegicbte; alabmIlicbleuber (Separator); .butter (Sabnett= ,baupt(mann). butter). roovern tj, v.; o.; -kapitein; -snest, roomen, h. = rabmen. o. = Ottiuberi et; We =bi3ble; ,fapitiin; .heft (Me roomhoorn(tje), m. (o.) = bfe Scbilierlode. ?03bIe). roonshals, o. = Me Sitolferei. ropif (munt in Perzie, Engelssit I., 0. I.), v. roomijs, o. = %f8, ogefrox(e)ne4. = rooml kaas, v. ; -kannetje, o.; -klenr, v. I. roe, o. = (spott.) ber Upper, Me = ber NabmIftife, bie .fanne; .farbe. Roffnante. roomklenrig = rabmfarbig, creme. II. [roe (slaag), m. = Ofebe, F43riigel.] room plepel, m.; -onus, v. = Rabin iliiffel; roe (adj.) = rot, ratlicf), fucbgrot. .fauce. rosaehtig = ri3tlicb, fucbgrot. Rom:notch = (rOntifcb.)fatbolifcb; r ..e curie = rosachtigheid, v. = !Rate, lRatlfcbfeft. fliiimifcbe urie; 't Heilige R e Rijk = bag rosariam (bidsnoer, rozekrans; rozetuin), Oeilige ER . e !Reich Zeutfcber Station; zie ook o. = Ellofariunt; ber alofenfrano; ber Nolen. boon. garten. roomsehepper, m. = bie ,fete. rosbaard, m. = lRotbart. roonischgezind fatbolig gefinnt. [rosbeier, m. = bag !Rot Zabart, 8elter; roomseh-katholiek = riitilnifcbfatbolifcb. (iron.) alepPer, bie etoffnante]. Boomsehkoning = Miimifcber kiittig. rosbief, zie roastbief. roomsehotel, m. = bte roset zie rozet. roomsoes, v. = ber 8inbbeutel mit Caine. rosharig = rotbaarig. roomlitaart, v.; -taartie, o. = admen., roskam, m. = Striegel. Olabmil torte (ber sfucben); ,ti3rtcben. roskammen, h. = ftriegeln; burcbbecbeln, roomvla, v. = ber %ierrabin. ihieben, ook: ftriegeln. roomvlootje, o. Rabmnapfcben. roskammer = Striegler; (koopman) coos, v. = (in bijna aide bet.) Rote; (op de fatntn, ,titufcber, sblinbler. schijf) bag Bentrum, bag Scblvarbe; (huidziekte) roskanomerij, v. = iRobitiufcberei. Note, ber inotlauf, bag %rbfipel; (op de hoofd- roskam lant, v. = etriegeigianae. huid) Sci)upben, Scbinnen (beide pl.); wilde r. rosmarijn, = 9/amain. = Ounbg., t^ecfenrofe; de Roode en de Witte rosmarUnliolie, v.; •zalf, v. = bag !Rog. R. = bie Mote unb bie RBeff3e ; op rozen marin BC; .falbe. wandelen = auf n geb(e)n ob. gebettet fein ; rosmolen, m. = Rof3miible; (spott.) Zretntilble; slapen als een r. = feft unb rubig fcblafen, in den r. loopen = ffdl abracfern, fid) plagen; (ruwer uitgedrukt) fcblafen tvie ein Zacbg, 't lijkt hier wed een r. = eg ift bier eine tale eine Matte ob. etc Bar; de rozen op de wangen Oirtfcbaft. hebben = bie &Dien auf ben bangen, rofige rossen, h. = pritgeln, berbauen; zie ook eangen ob. Olofentvangen baben, augfeben tvie rijden. nig unb glut; onder de r. ="sub rose, unter rossig = rot, ri3tlicb, fucbgrot. ber (in de) r. schieten = ing Bentrunt ob. rooksigheid, v. = !Rote, ing Scbtvarbe treffen; zie ook b ar en, door n. rosvaal = rotgrau, roosaehtig rofenartig, rotlaufartig, .1ibn.[rostuischer = alobfann, auger]. vgl. r o o s; hij is erg r. = er bat &id) I. rot (dier), zie rat. bie Rofe 2C. II. rot, o. = (bende) Me Zanbe, Me IRotte; roosaehtigheid, v. = glofenartigfeit ; Mots (mil.) Me Eflotte; de geweren aan r.. ten zet- laufartigfeit, .libnlicbfeit, vgl. ro o s. ten = Me 65etvebre 8ufammenftetlen ob. in 430ra, roosje, o. = ali3gcben, (eigenn. ook) 91ofette; miben aufftellen; r.. ten rechts = in Reiben (diam.) Me Rofette, linfgunt roosiesslUper Rofen., RofettenfCeffer. III. rot (adj .) = foul, bermobert; (van vruehten, rooskleur, v. = Rofenfarbe. vleesch, eieren, hout e. d.) f.; (van hout e. d.: roosklenrig = rofenfarbig, rofig (dit ook „vergaan") Vermobert, morfcb ; r te boel = fig.); r. voorstellen = im rofigften tattle 8irtfcbaft ; „er is iets r. in den staat erblicfen laffen. van Denemarken" = eg ift ettu. f. int Staate roosten, h. = Men, auf bent aloft braten. Vinentarf. VAN GELDEREN, Duluth Woordenboek. II. 37 rotachtig. 578 royaliteit. rotachtig = angefautt, anritcbig. ronleau (rolgordjjn), m. = bag Nouleau. rotas, zie rotting. rouleeren (omloopen), h. = routferen. rotatie (omdraaiing), v. = Notation. roulette (rolschijf, een hazardspel), v. = rotatiepers, v. = Rotation& II fcbtteribreffe, ma= Roulette. roulettetafel, v. = ber Roulettetifcb. fcbine. route, v. = Route. roteeren (om een as draaien), h. = rotieren. routine, v. = Routine, Gleivanbtbeit, Ilbung. roten, h. = (hennep, vlas) raften, rotten. routineeren, h. = routinieren. rotertj, V. = bag Mallen ; Riifte, IRotte. I. rouw, m. = Me Zrauer; in den r. gaan, rotgans v. = $aumgattg, Rotgang. den r. aannemen = Z. anlegen ; uit den r. rotgezel = eaffenbruber: etlief3gefert. gaan, den r. afieggen = Z. ablegen ; in den r. rotkoorts, v. = bag B,aul5eber. zijn over = in Z. fein, trauern um. fiber dun; rotkull, m. = Me Riiftgrube. in diepe r. gekleed = in tiefe Z. gefleibet; rotkuip, v. = (papierb.) gaulbutte. heele, halve (lichte) r. = bie %atm., toct16. rotlueht, v. = ber 9Nobergerurb ; (dierlijk) trauer; een dame in den r. = eine tame in Zr. ber Kaggerucb, ber 9Iaggeftanf. II. rouw (adj ), zie r u w. [rotmeester = norOoral, alttfilbrer]. rouw Hartikelen, my.; -band, m. = Zrauerli. rotonde, v. = lRotunbe. artifel; bie .bfnbe (ber (tor). rots, m. = aerfeit , (minder gewoon) j eig; rouwbedrijf, o. = Zrauern, bie Zrauer. zoo stevig (vast) als een r. = felfenfeft; zoo rouwbeklag, o. = R3eileib, Me Oeiletbgbe= hard als een r. = felfettbart ; gelijk een r. = Aeigung ; brief van r. = ber Oelleibgbrief, bag felfengleicb. Zefleibgfcbreiben ; bezoek van r. = ber Q3eileibg. rotsachtig= felfig ; (gelijk een r.)felfenartig. befucb ; verzoeke van r. verschoond to blijven = rotsllbank, v.; -been, o.; -bewoner = bag Zeileibgbriefe ob. .befucbe tverben berbeten, ook: gefiettliriff; =ban; ..betvolmer. tvir bitten um ftitle Zeilnabme ob. um ftineg rotsbes, v. = Zorf=, Rogmarinbeibe. Oeileib. rotsll blok, o.; -brok, m.; -bureht, m.; rouwbloem, v. = Sfabiofe. -gebergte, o. = ber getfenibtod (ber ae101.); rousvilbrief, m.; -das, v.; -doek, m. = bag .ftilcf, We .burg; =gebirge (ook eigenn.). Zrauerll brief ; sfratvatte ; bag stucb (her alor). rotsligevaarte, 0.; -graf, o.; -grond, m. rouwdrager = Zrauernbe(r), 2eibtragenbe(r). = her aelfen H !dot (bie =Ittaffe): =grab; ,grunb. rouwen, h. = trauern, Zrauer tragen; 't rouwt rotsgruis, o. = Oeriiff, bte Vorline. me niet = ict bebauere eg nicbt; icb bereue rotslhelling, v.; -hol, o. = ber aelfeniab. eg niebt; dat zal je r. = bag WWI by bereuen; bang ; bie =bable. laken r. = Zucb rauben. rotsig = felfig. rouwer = Rauber. rots II v.; -klomp, m.; -kloof, v. = rouwtioers, o. = her Zrauerflor. aelfenifette; bie .maffe ; .fluft (.fcblucbt). rouwgeld, o. = Reugelb ; r. geven = N. rotslikristal, o.; -kruin, v.; -laag, v. = 5ablen. ber (bag) gelfenfl Mita( ; ber .gipfel; ,fcbicbt. rouwllgesehrel, o.; -gewaad, o.; -goed, rot-sluiter = Nottettfcblieter. o. = Zrauer0 gefcbrei ; .getvanb ; .ftoffe (V.) (bie rotsllmuur, m.; -nest, o.; -plateau, o. = •fleibung). bie aeffenituanb ; =neft (eig. en fig.); Me =platte rouwig: ik ben er niet r. om = icb bebauere (=plateau). eg ntcbt. rotslpunt, v.; -spelonk, v.; -spleet, v. = rouw II jaar, o.; -japon, v.; -kapel, v.; aelfen PO* (.fullVe); =bbble; ber =fbalt. -klaeht, v. = Zrauerlljabr; bag .fleib ; .fa. rotsistruik, m.; -tempel, m. = ber pelfettil. petie; =fiage. ftrattcb; =tetttOel (ti3blententpel). rouwklagen, h. = tvelgtagett. rot-straal, m. = bie Strablfaule. rouw II kleed, o.; -kleeding, v.; -kleur, v.; rotstrap, v. = aeffentreppe. koets, v. = Zrauerifleib ; .fleibung ; =farbe ; rotsvast = felfenfeft. .wages. rots,' wand, m.; -woning, v. = bie gale* rouwkoop, m. = Neufauf. tvanb ; :tvotmung. rouwlak, o. = ber fcbtvarse (Siegel)2acf. rotszout, o. = eteinfala. rouwillied, 0.; -loge, v.; -mantel, m.; rottan, zie rotting. mis, v. = Zrauergieb ; =loge; =mantel (ook rotten, h. = (bederven) tauten, berfaulen, een viinder); .nteffe (Seelentneffe). bermobertt, vgl. rot III; (van vlas) raften, rouwilpapier, o.; -rand, m.; -slider, m., rotten; ook = samenrotten. stoet, m. = Zrauerlipapier; ,ranb ; =fd)lefer; Rotterdammer = Rotterbanter. bag .gefolae. Rotterdamsch ---- Rotterbamer ; R.. e Water- rouvelltijd, m.; -vlag, v.; -Winkel, m.; weg = N. eafTertveg. zaug, m. = bte Zrauer115eit, ,fabne; bag see, rottevuur, o. = Rottenfeuer. fcbaft; .gefang. rottig = angefault, ntobrig ; (fig.) angefault, royaal = freigebig ; nobel; r. leven, r. han- nittgtvitrbig, etenb, tniferabel, armfelig. delen (tegenover arme familie bby.) = nobel I. rotting ('t rotten), v. = aliulitt8, R3ertvefung ; leben, nobel banbeln; 't gaat daar r. toe = eg (van vlas) bag Raften, bag /Rotten. gebt ba bocb her ; hij heeft een royale bui II. rotting (riet), m. = IRotang, Zatnbug, bag = er bat bie Spenbierbofen an ; een royale Robr ; (wandelr.) bag Robr, Sbabieritocf. belooning = eine fitritlicbe Zielobnung ; ik heb rottingkuop, m. = Stocfgriff. 't hem r. gezegd = i babe eg Om gerabeaug, rottingolie, v.; iem. r. geven = einen mit runb beraug ob. unumtvunben gefagt; 't r. winners Oafetal fcbmieren, einem elite $ritgelfuppe gebett. = eg glatmenb ob. mit elan getvinnev. rottingwerend = faulttigtvibrig. royalisme, o. = ber Notytlignmg. Rottman, o. = Rouen. royalist = Robalift. rout (lichtmis) = Roue. royalistiseh = rotmliftifcb. roulade (toonroller), v. = lRoulabe. royaliteit, v. = areigebigreit, 2iberalittit. royeeren. 579 ruiker. royeeren, h. = (iem., jets) ftreicben ; (jets) = eg lief mfr eigfalt fiber ben M., tiberlief annaieren, tiff fen. micb eigfatt; fem. den r. smeren, meten = rozelaztin, m.; -balsem, m.; -bed, o. = einem ben Oucfel fcbmieren. MI:OW(0N ; .batrant (We ,I3omabe); :beet. rugader, v. = Mitcfettaber. rozellblad, o.; -bouquet, o.; -boschje, o. rugband, m. = (van een boek) We Mibbe, = Morenll biatt ; ber sftraut ; qlebtircb (ber .baitt). bag Mildenbanb. rozebottel, v. = t^agebutte. rugge ll graat, m.; -graatsverkromming, roze feest, o.: -gaard (e), m. (v.); -geur, v. = bag, ber tRudhgrat; .gratgberfrilmmung. m. = Moren11 felt ; ber .garten (ber ibain); .buft. ruggelings = ritcflinag, ritcfnitirtg ; -sch: rozehoedje, o. = Reiner Morenfrans. een r e sprong = ebt Mitcfrprung, efn Sprung rozellhoning, m.; -bout, o.; -.hater = `.1181ofenP (jonig ; :bora ; ,jungfer. ruggemerg, o. = Mildentnarf. rozellknop, m.; -kraus, m.; -kruis, o. = ruggemergeholte, v. = Mitcfgrat(g)bi3ble. bie Rofen Morin; =franc; ,freus. ruggemergslItering, v.; -zenuw, v. = rozellkruiser; -kweeker; -laar, m. = MildenmarfglIfdnbittbrud)t (.barre); ber site*. Moreno freuser; citirtner, Nticbter, ElloffIt); sItraucb ruggespraak, v. = Mitcfrbracbe; r. houden .bautn). = nebmen (mit einem). roze laurier, m.; -maagd ; -maand, v. = ruggesteun, zie rugsteun. Morenliforbeer ; :jungfer ; ber .monat. ruggestreng, tie ruggegraat. rozemarijn, zie rosmarijn. rugge 11 vat, o.; -zwemmerije, o. = Mitdenn. roze meisje. o.; -metaal. o.; -mond, m. = fiefat ; .fcbibimmer. Moren Iniibcben ; 'metal( (Rbobium); smunb rugilklier, v.; -korf, m.. -krabber, m.; (R.-mond (eigenn.) = Rotamunbe). -leaning, v. = &Men britre ; =forb (gew.: bie rozellnobel (Eng. gouden ~Hunt), m.: -olie, Riebe); :fral3er; siebne. v.; -oorlog, m.; -pommade, v. = Moren II 0, rugmand, v. = Stiepe, ber Mitcfenforb. bet; bag ; &tea (ftrieg ber eaten unb ber ruglipijn, v.; -pootigen, my.; -riem, m. Roten More); ,potnabe. = ber Nitcfettlfcbmers; :futfrabben (gfitf3er); rozerood = rofenrot. iriemen. rozeispons, v.; -stele, m.; -struck, m. = ruggschild, o.; -spier, v.; -steam, m. = ber EllorenlIfd)Iratnm ; .ableger ; =ftraud) (.ftocf). Mitcfen fcbilb ; ber .mugfel; (voorwerp) 'baiter rozet, v. = inorette (ook eigenn.). (abstract: Mitcfbatt). rozetak, m. = Morenstbeig. rugsteunen, h. = rtitt,en, (einetn) ben Ritcfett rozevingerig = rofenftngrig. batten. roze wang, v.; -water, o.; v.; -zeep, rugistuk, o.; m.; -yin, v. = Mitcfeno, v. = 910 en II mange; .tuarfer ; =lathe ; .reife. Wier (in alle bet.); ditet; offorfe. rozig = rag (in alle bet.); rotlaufartig, vgl. ragwaarts = ritchriirtg ; r the beweging r o os; erg r. zijn = gfeicb bie More Oben. = Mitcfbetvegung, R3eivegung rad tviirtg. rozigheid = Mofigfett. ruglwervel, m.; -wol, v.; -zenuw, v.; rortju, v. = Rofine. -Aide, v. = MitcfettlIttgrbei ; =Wale; ber .nerb, rozijne pit, m.; -wijn, m. = °linen fern ; ofette. rugzull, v. = tairbetraute. rozinant (eig. paard van Don Quichot), m. rui, v. = ?Maurer, Eauferung; in de r. zijn = bie Rofinante. fn ber fftaufer rein. R. P. (reverend ptre: ebriviirbiger 8ater; rulen, h. = (ficb) maul ern. reponse payee op telegrammen = Vintwort ruff, v. = Raufe. besablt). ruig = (niet glad, oneffen) Taub; (harig) Rubicon, m. Rubifon ; den R. overtrekken baarig, sottig ; (borstelig) Itrubbig, boritig; = ben M. tibericbreiten. (fig.) rob, WO; een r e apostel = ein robe( rubriek, v. = Rubrif, Mae, Vlbteilung. Oeferie, ein Grobian: r. vriezen = reifen. rubriceeren (in rubrieken afdeelen), h. ruigbehaard, ruigharig = raubbaarig, = rubrisieren. sottig, boritig, vgl. ruig; (van planten) borftig. ruche. v. = Nitrite. ruigheid, v. = Maubbeit, 8 ottigfeit, ruchtbaar = rucbbar ; r. worden = (ook) ber. pigreit, Oorftigfeit, vgl. rut g. Tauten, befannt tverben; r. maken = r. macben, ruigpootig = raubfittig. bertauten befannt maken. ruigschaaf, v. = Maubbanf. ruchtbaarheld, v. = Mucbbarfeit; r. aan ruigte, v. = (wild ge was) bob ehertrilbp; ook = jets geven = ettn. rudjbar (befannt) macbett. ruigheid. rudiment (beginsel), o. = Mubiment. ruiken, h. = (alg.) riecben, (van dieren en rudimentair = rubimentiir. dan ook van menschen) ibittern ; (fig. ook) Rudolf = &ubolf. ppiiren ; de houden r. 't wild, 't wild den Lager rug, m. = atticfen (in alle bet.); op zijn r. = bie tatnbe iv. bag eflb, bag eft ben ,Jager; liggen = auf bem liegen; met de handen je moet spreken, ik kan 't niet r. = bu mutt op den r. = bie Vinbe auf bent M. ; achter reben, r. fann icb eg nicbt; hij ruikt wat = er iems. r. kwaad van iem. spreken = einem hinter riecbt ben braten, Ivittert (Ibitrt) ettn., vg/. 1 o n t; bent M. Tiiireg nacbragen; dat is alweer achter aan een bloem r. = an ether Cume r. ?r. naar = den r. = bag ift fcbon hgeber binter bent M., rtecben nad) ; naar ketterij r. nacb eteret r.; hinter ung, ilberftanben ob. borilber; iem. den r. lekker, heerlijk r. = gut, fcblecbt (libel) T.; hi.) toedraaien = einem ben 91. sufebren; iem. met kan er niet aan r. = bag gebt fiber reinen den r. aanzien = einen mit bem M. anfeben; Oorisont ; hij zal er niet aan r. = ba roirb er F den vijand fn den r. (aan)vallen bent aeinbe bag 91acbreben baben, er befonunt nicbtg babon, in ben fit fatten, ben aeinb lot M. ancireifen; bag ivirb ibm an ber Mare borbeigeb(e)n; zie ook een breeden r. hebben = einen breften M. ob. lont, mosterd, mutsaard. Zucfel Oen; 't liep me ijskoud over den r. ruiker, m. = bat 0ouquet, bag Zufett, Straufj. 37 ruikfleschje. 580 ruk. ruiktiesehje, o. = Riabffiticbten. ruimnaald, v. = Rautnnabel. ruil, m. = Zaufd), 1.1mtaufcb ; in r. met = (fin ralmsehoots = reicblicb, in bobem (reicbent, Z.) gegen ; een goeden r. doen = einen guten rehbilcbem) Eate ; (zeem.) raumfcbootg, mit Z. tnacben. raument Sinb ; r. tijd = reicblicb Beit, Beit ruilartikel, o. = ber Zaufcbartifel. fm ftberftuf3. ruilbaar = umtauftbar. raimte, v. = ber Ram; r. beslaan, laten = ruilebuiten, h. = taufcben. einnebmen, laffen; leege, oneindige r. = ruilen, h. = taut then, umtaufeben, bertaufcben, Jeerer, enblofer RR.; r. maken = 4314 maken; augtaufcben; ik zou niet met hem willen r. = gebrek aan r. = ber IRaummangel; om r. te lc?mite nIcbt tuft ibm t. ; wat niet bevalt winnen = her RautnerfOrnig ivegen, r. van kan geruild worden nit* Oefallenbeg fann beweging = freie R3etvegung, bey SOfelraum; utngetauftt tverben; iets voor iets anders r. ruimte van blik umfaffenber Ziff?; geld in = ettv. gegen (Mr) ettn. anbereg (ber)t. ; de eene de r. = Meth um 1Therftuft; (open zee) bie offene waar tegen de andere r. = Me eine dare ob. babe See, (zeem.) bfe Raumte ; (mech.) door- gegen bfe anbere autt. loopen r. = aurildgelegter R.; (uitgestrektheid) ruilhandel, m. = Zaufcbbanbel, Zlarattbanbel. ~luhgebebntbeft. railing, v. = ber auftb, ber Unttaufcb, ber ruimtemaat, v. = bag St ubiftnaf3; bag 9lugtaufcb. it.obitna13. o.; •verdrag, o.; -verkeer, ruimteuitgebreldheid, v. = rautttlitbe o. ; -waarde, v. = Zaufcb tnittel; ber .bero Vlugbebnung. trap ; ber .berfebr (bie •tvirtfcbaft); ber ,tvert.ruin, m. = eallacb. I. maim (adj. en adv.) = (van een kamer, mine, v. = Ruine; (fig.) her Ruin, her linter, huis, zitplaats, trap enz.) gertiumfg; (van gang. straten, pleinen, zee, veld, kleeren) melt; (van rulneeren, h. = ruinteren. aanbod, geldmiddelen, inkomen) Teicijitcf) ; r. rnisehen, h. = raufcben; (in de ooren) braufen. vijf pond, r. vijf jaar = rettlfcb ob. gut flint ruischgeel, o. = Raufcbgelb, Wuripigment. $funb, filnf abre; 't is r. 6én uur = et Ift ruimehhoorn, m. = bag Segborn. ein lltjr burg ob. borbel ; r. adem halen = fret rnisehing, v. = bag Raufcben, bag Oiertiufdt. %tem bolen, fref atmen; weer r. adem halen ruisehingsgelnid, o.=ber fngen., IReibelaut. = aufatmen; r.. e blik = umfaffenber l iifd; [raimehpijp, v. = her Zubelfacf, Saftfeffe]. een r. gebruik van iets maken = efnen run, v. = (glasr.) Scbeibe; (meetk.) Raute, augalebigen ehebraucb bon etio. malten: de Rbombe; (op dam-, schaakbord) bag Gelb; geldmarkt is r er geworden = ber @elb. (op stoffen) ber eitrfel, Raute; (op diamant) ftanb fit ffilfffger gemorben; de handen r. Raute ; good met een r. = farferter Staff; hebben = bfe Olinbe fret baben; 't r. hebben (plant) &tante; (schurft) Rtiube. = ficb gut fteben, in guten Zerbaltniffen fein, ruiten, my. = ( op kaarten) Stara, Rauten, eg gut baben, Moblbabenb fan; 't niet r. heb- %cffteftt. ben = nur fnapp augfontmett, ficb einfcbriinfen ruiten, h. = farteren. milffen, et nicbt boactuf baben; een r ..e kens ruitenlaas, -boor enz. = Slam, Rauten=, = eine refcbe 9lugtvabt ; in r .. en kring = %nein ag ; .bube 2C. fm tveften nreife; r. leven = biel braufgebn ruiter = Refter (ook een vogel); r. te voet laffen ; in r ..e mate = In relcblIcbent Tltaf3e; worden = abgetvorfen tverben ; een oude r. = r. meten = retcblift ob. gut nteffen; r. uit emu alter $raftlfug; Spaansche, Friesche r elkaar staan = Weft augetnanber Ilan; r. (versperring) = fttattifcbe, frIeflfcbe R.; Spaan- een uur (wandelen bijv.) = refcblicb eine sche r. (op schip) = Stampfitocf. Stunbe, elite ftarfe (cute, bide) Stunbe, gut ruiterlibende, v.; -drom, m.; -geveeht, eine (tunbe; r. voldoende = ref:1)1ft ge% o. ber Refteribaufe (her ,trup13); bie ',Aar; nilgenb ; een r e voorraad emit grof3er ob. qiefecbt. reicber Zorrat; r. voormien zijn van = ruiterij, v. = Ikefteref, Ilabatferle. relcblicb berfeben fen mit; r ..e wind = raumer rulterlijk = offen, unumtvunben, runb beraug, R33ittb ; in den r .. sten min = fm tuefteften gerabegt. Sinne; zie ook baan, beurs e. a. ruiterilmantel, m.; -pad, o. = Reitl(er)= II. o. = her Raum ; (zeem.voor 't „ruime mantel; her %Meg (ber .0fab). sop") bie Rtiuntte ; (van kerk) Stiff. ratter,' standbeeld, o.; -stoet, m.; -tie, o. ruimanker, o. = IRaumanfer. = bfe Reiter Iftatue (=ftanbbilb); .aufaug (.6ug, ruimbaan, zie b a an. bfe =fear); =then. ruimen, h. = (een vesting, kamer, 't veld, ruiterlvaan, v.; -vogel, m.; -waeht, v. = borden van de tafel) rautnen ; uit den weg Reiter 11 fame; .(bogel); siva*. r. = aug hem Sege riiunten ; iem. uit den ruitijd, m. = Me 931aufer., Eauferunggbeit, weg r. = elnen aug hem Sege fcbaffen ob. beifette bfe Eaufer. fcbaffen, efnem ben Oaraug marten; moeilijk- ruitie, o. = fleine Scbeibe, ettelbcben; Heine heden uit den weg r. = Scisvierigfeften aug Raute (vgl. ruit); (op goed ook) ber Siirfel; hem Sege riiunten, tvegriiumen, befeltigen ob. met r s = getviirfelt, fariert. abbelfen ; ze moet altijd r. = fie muf3 burner ruitjesgoed, o. = farierter Staff. aufraumen ; de wind begint te r. = .. flingt ruitkever, m. = Rautenftifer. an au raumen. rultmlerometer, m. = bag aabettintfrouteter. rnimer (persoon) = Rtiunter, 9lbtrIttgfeger; ruitvormig = Rautenfiirmig. (instrument) Ramer, We Melba*. ruizelen, h. = fliufeln, riefeln. rulestizer, o. = Raunteffen. ruk, ra. = Rua; 8ug eenrr. geven aan miming, v. = Riiumung, Kufrattutung, bag iem., iets = fluent, ettv. einen R. geben; in Miiumen. (aan) 66n r. door = in elnetn Buge, dat is ruimingswerk, o. = bie Viufraumungg. een heele r. = bag ift eine gantie V33eile ; bij arbeft(en). r .. ken = ruchvelfe. rukken. 581 rustverstoring. rukken, h. = (trekken) 5ieben; (heftiger) rust, v. = 9itube; (in de muz.) q.kluie; 114,1/8 5erren, (nog krachtiger) reif3en; (marcheeren) r. = eine Ziertel., VIcbtelbaufe; (in poezie) ritcfen; iem. iets uit de hand r. = etnent attn. ber Rubetittnet, $aufe, &fur; (aan instru- alit her ,,anb reiflen ob 5.; aan de deur, aan de menten) Rube; den haan in de r. zetten = bel r. = an her Zit; an ber alinget 5.; de ben et abit in bie felon; (scheepst.) Ruft, woorden uit hun verband r. = bie Oorte aut Ritfte; wat r. nemen = OM. Rube nebmen, bent 8urantinenbang reiten; ben Sinn ber Borte een uurtje r. (van 't dagwerk) Rube:, berbreben ob. entftellen ; in 't veld r. = sujaelbe aeierftitnbcben, iem. met r. laten = efnen in bieben, gelb ritcten. Rube, in arieben ob. auf rfeben larren; zich ter r. rukking, v. = bat Bieben, bat 8erren, begeven = ficb bur [begeben, bur Rube bat Reiten, vgl. r ukk en; (zenuwtrekking) geb(e)n; de eeuwige r. ingaan=jur einigen Rube Bucfung. eingeb(e)n, tot r. brengen = jur Rube brengen, rukwind, m. = einbftor3, Stor3ininb. berubigen, bertinftigen, bercbinidjtigen; tot r. ral = rani), uneben, locter. komen = rubig inerben, fit berubigen; in o. = bottnriget Wt. r ..e = in ben lRuljeftanb berrett, (van geeste- rum, v. = ber Rum. telijken vooral) emeritus; zie ook duur I I, rumgrog, m. = Runtgrog. plaats, roesten. Rumenie enz., zie Roemenie enz. rust', altaar, o.; -bank, v.; -bed, o. = der rumoer, o. = ber 2iirm, ber Speftafel, Oetore, Rubellattar, sbanf ; .bett. ber Rumor. rustbewaarder = Micbter. rumoeren, h. = Written, tor en, rbeftafeln, rustdag, m. = Maytag. rum oven. rusteloos = rubel* ook: WOW; r. kind = riunoerig: 't is hier r. = et tft fifer geraufcip ritbriget ob. unrubiget Stinb; r. doorwerken = boll ob. unrubig; de jongens zijn r. = bie jungen rafttot, unautgerett ob. unabliftfrig inciter at. flub unrubig, macben hnnter 2artn. beiten. rumoerigheid, v. = Unrube, ber Winn. rusteloosheid, v. = Rubelorigfelt, Unrube, rumoermaker = Sbertafelmacber. Ritbrigfeit. rum ',pudding, m.; -stokerij, v. =Runt rusten, h. = ruben (in bijna alle bet.); (na pubbing ; .fabrif. 't dagwerk ook) feiern; (toerusten) ritften; run, v. = 2obe. hier rust = bier runt; rust zacht! = rube rand, o. = Rinb. fanft I hij rusts zacht I = bie erbe lei ifpn rundergebraad, o.; -hags (-harst), m.; letdjt ! Rube ob. ariebe (fei) feiner alfcbe I zie ook -huid, v. = her Rinberl braten; bat sfitet a sc h ; wel to r. = initnrcbe irobl 511 r. ob. au (ber ailetbraten); .baut. fcbtafen, Waten Ste 't is hier goed runderillapje, o.; o. = hie &in* r. = et rust rid) bier gut; ik moot wat r. = fieircbicbnitte; ,Oleber. id) mut (micb) ein ivenig autruben; we zullen runderilpest, v.; -ras, o.; -rib, v. = tnitp dat maar laten r. = infr molten bat auf rid) berlipert (iebreuebe, Ziebbert); bie 0-raft (Me beruben fallen; mijn meening rust op ... =--- Rinbbiebraffe); meitte KReinung berutjt auf (fat.) ob. griinbet flit render ll stal, m.; -teelt, v. = Rinbbieb Malt ; auf (91ft.); zijn blik rust op ... = rein ltd runderziekte, v. = atinberfranfbeit. rubt auf (Zat.); op hem rust de plicht = rund vee, o.; -veestamboek, o.; -vet, o.; ibm liegt bfe $flicbt ob ; een zware ver- -vleesch, o. = Rinbit bleb; .biebitammbud) denking rust op hem = ein fcbinerer Zerba* (,biebberbbucb); .13.fett, •fteifcb (toebereid: ser. rubt auf ibm; na gedaan werk is 't goed r. braten). = nacb getaner Virbeft ift gut r. ob. feiern. runen, my. = Eltunen. rustend = in ben Rubeftanb berfett ; (van runensehrift, o. We Runettfcbrift. geestelijken ook) emeritut. runkleurig = lobtarbig, tobfarben. rustieiteit, v. = Ruftigtitt, 21inblicbreit. runmolen, m. = bie 2obmitble. rustiek ruftif, runnen, h. = (stollen) gerinnen, aura:Inen. rustig = rubig; zich r. houden = fidj r. tauten; [ook = r en n en]. berbalten. runnel, o. = ('t vaste produkt t stremmen) rustigheid, v. = Rube. eerinnfel; (middel) Vberinnutittet, 2ab. rustigjes = rut*. raps, v. = taupe; van de r en zuiveren = rusting, v. = iRtiftung. rauben, abraupen. rustkamer, v. = Oiliftrantnter. rupseildooder, m.; 0.; -hank, m. = rnstkuur, v. = Rubetur. Raubettiti3ter; .et; bat .eiren. rustlievend = rutetiebenb. rupseljaeht, v.; -nest, 0.; -sehaar,v.; -tang, rustlijn (scheepst.), v. = Ritftleine. v. = fRau0enlijagb; 'nett; .fcbere ; bat •eifen. rustoord, o. = ber Rubefil3. rupsklaver, v. = ber ScOnectenftee. rustpauze, v. = 43cture; (onder 't dagwerk ruptuur (vredebreuk), v. = Rubtur, ber ook) Scbicbt. Orucb. rustplaats, v. = ber Rubeblat, ber .ort ; ruraal (landelijk) = rural, Ilinblicb. /Witte; laatste r. = tette Rubefttitte; (op een Bus = Rurre. trap) ber %brat. ruseh, m. = bfe Oinfe, bfe Shure, aturcb. rustHpunt, 0.; -stoel, m. = ber Rubellpunft; rusgeel, o. = Realgar. .feffet (ligstoel: bat aelbbett). Rusland, e. = atuf3tanb. rustIlteeken, o.; -tijd, m.; -uur, o. = russilleatie, v. = Ruffilifation. Rubell5eicben; bie sett (bij arbeiders ook: We russificeeren, h. = rufrifisieren. ecbicbt); ble .ftunbe (bij arbeiders ook: bie aciev Russiseh = ruffircb; R. leer = r .. et 2eber, ftunbe ; op school: bie rbolungtftunbe). ber ittd)ten. rustveer (in uurwerk), v. = Sberrfeber. Russollmanis, v.; -phial; -phobie, v. = rust,' verstoorder; -verstoring, v. = Rufrointanie ; ,bbfle; .pbobfe. Rube n rtOrer ; ,fterung. rut. 582 saffraan, rut: r. zijn = nid)tg mebr 4aben, abgebrannt fein. ruwbast = erobiatt, atilbet. Rutger = 91fIbiger. ruwharig = gottig, borittg. Rutheen = Eftutbene. ruwheid, v. = 91aubeit, ERobeit, Grobbeit, Rutheensch = rutbenifcb. vgl. ruw. rutsehbaan, v. = Mutfd)babn. ruwigheid, v. = Raubigfett. ruw = (one fen; onaangenaam aandoend; rawkruld, o. = ber *Rat:natter. bar) raub; (forsch; ongekunsteld) berb ; (on- ruwsmid = @robiciptieb. bewerkt; onbeschaafd, gemeen) rob; (niet ruzie, v. = ber 8attf, (rower) ber .aber, zorgvuldig, niet lljn, brutaal) grob; r. ijzer, (minder ruw) her Streit; Olinbet (431..); r. r ..e zijde, r ..e stoffen = robes %lien, robe hebben = fit ganfen, ficb ftretten; r. maken Seibe, robe Stoffe, of Mobeifen, sfeibe, .ftoffe ; = Vinbel anfangen; r. krijgen = Olinbet be. een r..e gast, grap, toon = do rober Rhtrfcb, footmen; hooge r. = lief tiger Bata; hooge r. atter& % on; r..e grap, r. snijwerk = (ook) hebben = ook: fit) beftig ftreitett; r. stoken = berber Spat, berbe Sdmil3arbeit; r .. e wind, been, Otinbel ftiften ; r. zoeken = Vinbei r. weer = rauber eittb, raubeg setter; r. fudyn ob. anfangen; met geweld r. zoeken = bewerkt = bon grober Krbett; 't r..e huis- einen Streit ob. 8anf boot 8aune breien; ze werk = bie grobe Oaugarbeit; iem. r. be- hebben aanhoudend r. = fie ganfen ficb be. jegenen = einen grob bebanbetn; in 't r..e ftiinbig ob. limner; fie Iiegen lid) beftlinbig in ben bewerken = aug bent Oroben arbetten; 't r..e Oaaren. er afnemen = polieren, bie rattly Oberfiiicbe ruzieachtig = giinfig, ganffitcbtig, biinbet= ivegnenten; in 't r..e begrooten = ungefitbr fitcbtig. fcbti#en ob. angtagen; in 't r.. e ontwerpen, ruziemaker (-zoeker) = &infer, Strafeeter, teekenen = rob enttberfen, gegnen. bag 8anfeifen. ruwaard = 03$ ouberneur, ERegent. R. Z. (roebel zilver = Silberrubel). S. S, v. = bag S. sabellgevest, 0.; -houw, m.; -kling, v. = s. (sanctus, sint = Sanft; sive: of = ober; Siibeligefitt (ber .griff); sbieb ; oftinge. signe = untergetcbnet ; op recepten: signetur: sabellikoord, 0.; -koppel, m.; -kwast, 't worde geteekend = man begelcbne; solo; m. = Sabel 1 banb ; bag gobbet; We .trobbel stere = kubiftneter). (van ofilcieren en hoogere onderofficieren: s. a. (sine anno: zonder jaartal = One bag $ortebee). abrgabt). sabelischeede, v.; -schermen, o.; -slag, sal = fa! buffa 1 inobtan 1 m.; -lasch, v. = Stibell fdyibe ; .fecbten; .bieb; 1. said, o. (v.) = We Serge, We Serge. stafcbe. II. saai (adj.) = langtbettig, fabe, trocren, sabelvel, o. = 8obeifeft. Iebern, tangftielig; s..e kerel = tiber (Ieberner) Sabtin = Sabiner ; Sablinsche maagderoof Serf, 2eintfieber, 2angtvetter; s ..e rede = = ber Raub ber Sabinerinnen. langmeilige ob. jibe Metre; s..e klaas = 2eitn. sabotage (kwaadwillig vernielen of bederven fteber, iDtgite, 2angtbeifer, 't gnat er s. toe van 't werk of 't materiaal van den patroon), = eg gebt ba lebern 2C. ber. v. r--- sabotage. saaien = aug (bon) serge, Serge... saccharine, v. = bag SafiOrin. saam, zie samen. sacrament, o. = Saframent; de s..en der saamgezworenen, my. = Zerfcbtror(e)ne, stervenden = le#te blung ; s.! = poVaufenb 1 Zerfcbrviirer. die nett 1 facferment, fabberment 1 Saar(tje) = Sara. saeramenteel = faframental, faframentifd). sabbat, m. = Sabbat(b). saeramentslidag, m.; -huisje, o.; -strijd, sabbatdag = Sabbat(b)tag. m. = Safrantentiltag (bad grottlefdpantiqeft); Sabbatist (Christemekte, die den joodschen obaugdyn (Zabernafel) ; .ftreit. sabbat viert) = Sabbattft, Sabbatarier. saerisitein; -tie, v. = Saftfilian; yet. sabbatiljaar, o.; -lamp, v.; -rust, v.; Sadduceeer = Sabbustier. -schender; -stilte, v. = Sabbat(1))11fabr; safe-deposit, o. = ber Zref or, bte Stabl. gtambe, •rube; .fcbtinber; .fttae (:rube). fammer. sabbelen, sabberen, h. = fabbertt, fabbeln, safe-depositloket, o. = Trefor., Stabli, nutfcben, lutfcben. Scbranffact). I. sabel (zwaard), v. = ber Stibet. safety (fiets), v. = ber fRober. II. sabel (dier), m. = Sobel. saillaan (marokijn), o. = ber Safftan, ber III. sabel (bunt), o. = ber 8obel, ber Bobelpe15. ERaroquin, bag Ealaroffoleber. IV. sabel (zwart in de herald.), o. = Scbtbarg. saltier, o. = ber Zap). sabellibeen, o.; -bek, m.; -beslag, o. = sailleren = fabbiren, Sabbtr . .. S libel II ban; 4c:bunter (ed)ufterboget); ,befcbtlige.satlioer(s), o. = ber Saftor, bie atirbebtftel; sabel II bout, o.; -dier, o. = ber 8obelibefg; (verfstof) ber 8affix, ber Saffor, ber St abaft. 'tier. tailor. sabelen, h. = flibeln. saffraan, v. = ber Safran; zie ook boer. saffraanachtig. 583 samenkonisi. sairraanachtig = fafranartig, salpeter, o. = ber Salpeter. saffraanObloem, v.; -geel, o.; v. salpeteraarde, v. = Salpetererbe. Saf ran Witte; :gelb ; -farbe. salpeterachtig = falpeterartig, sagaai (werpspies), v. = Sagafe. salpeterilbereiding, v.; -bloemen, mv.; sage, v. = sage. damp, m. = Salpeter I bereitung ; ber %fcliaunt; sago, v. = ber Sago. bampf (bal .0(0). sagobloem, v. = bc0 Sagotnet)l. salpeterofabriek, v.; -geest, m.,?-groove, sagoin(tje), m. (o.) = Saguin, ba4 granen% v.; -hut, v. = Salpeterifabrif; -geift; %grube ; tiffd)en. sagolmeel, o.; -palm, m.; -pap, v.; -soep, salpeterig = falPetrig, falpeterlytttig ; s. zuur v. = Sagoll null; bie -palme ; ber %bra; sfuppe. = falpetrige Siiure. sagoweer (palmwijn), v. = ber Gagueer, bet salpeter koker ?-kokerkj (-ziederij), v.; 43atmtvein. zuur, o. = Salpeterlifieber; -fieberei ; bie sagrUn, zie segrijn. %ftiure. Saguntum, o. = Sagunt. salpeterzunrzout, o. = fatpeterfaure4 Sala. Sahara, v. = Sahara. salpOtribre, v. = Salpetriere. saillant (in 't oog loopend) = berborragenb, salseparille (een geneesmiddel), v. = Sarfa% auffaaenb ; s. (subst.), o. = bet %aftionts, parifte, Saffaparitte. a3ortmert4punft, bie $tinte. salts (een spel), o. = Salta. sajet, v. = Sabette, etrictworie, bai) Stricfgarn. salto, m. = Salto ; s. mortale = Salto mortale. sajetten = molten, Soften .., Sabett salueeren, h. = nrit5en, falutieren. [sak, v. = Stielb.] salunt, o. = ber (4) ru f3 ; (met scheepsgeschut) saki (een soort aap), m. = Safi. ber Salta. sakkerloot = factertot, fapperlot, facterntent, saluutschot, o. = ber SaluticDut. fapperment, fcbtverebrett beim Ruch& 1 salvator (redder) = Saloator. sakrement, zie sacrament. salvo, o. = We 6albe. Saks Sad*. Saksen, o. = SacOfen. Sak- sale. tit. (salvo titulo: behoudens den titel = ser = Sad*. Saksisch = fiidgift; S. Zwit- mit Zorbehatt bed Zitel4). serland = bie S e ectitveia. Saksisehe = isamaar, v. = Satnarie, Simarre]. Sac~f in, Stidgifc0e. Samaria, o. = Samaria. salade, v. = ber Seat; zie ook sta. Samaritaan = eamarit(an)er. Salamanca, o. = Salamanca. sambal (Ind. gepeperde toespijs), v. = Samba, salamander, m. = Salamanber; Bold); Olegbufpeifen (scheldw.) Vold). samen = Igufammen, mitetnanber; goeden sal-amoniak, o. = Knnoniafialb. dag s. = guten Zag mitetnanber; 't s. eens salarieeren, h. = befolben, fatarieren. zijn = mitetnanber etnberftanben fen ; s. yeah' salon s, o. = eebalt, Scar; vast s. = fefte0 ten = fid) (untereinanber) fc0lagen. igum; 't s. klimt tot = bait (). tntrb er4i34t sameno aarden, h.; -bedelen, h.; -binden, auf ...; tegen hoog s. = bet 1)0ent 03. ob. S. h. = = aufammen II Offen (niteittanber aunont: saldeeren, h. = falbtetett. men); -betteln ; -binben. saldo, o. = ber Salbo; batig, nadeelig s. = samenll brengen, h.; -doen, h. = aufam- Oetvittn%, Zertuftfalbo; per s. = per S. men II bringen ; =tun (=madden, OemetnicOaft salep, v. = ber Salep. madrn). salepo drank, m.; -wortel, m. = Salepps samendrukbaar = fontineffibet, auf am= :tranf ; bie .1mtrael. menbritcrbar. salet, o. = ber salon; Cilefelliclytfaaimnter. samendrukbaarheid, v. = ompreffibtittiit, saletjonker = Samba; Stuiser, %legant, ufammenbritabarreit. nobenarr, Bierbenget 2c. samendrukken, h. = bufammenbriicten, saletjaffer, -pop, v. = Bierouppe. fomprimieren; (drukwerk) 8ufammenbruden. salicylzunr, o. = bte Salf~~If sure. samendrukking, v. = kompreffion, Bu, salie, v. = bet (bie) ealbet, Sabel; zie Jan- fammenbrilcfung. salie. sameno duwen, h.; -ilaniten, h.?-gaan, saliemelk, v. = Saba:, SalbeintilcO. z. = sufammenliPreffen; %fticten (-141ttieren, Sailer = Salter. %ftittern ; van hier en cbar : -ftoppeln); %g0(e)tt saliestrnik, m. = Saba-, Salbeiftrauc4. (/1g. ook: fiat miteinanber bertragen). Salisch = fatifc4. samengaren, zie bij e en gare n. salmi (wild gevogelte in pikante saus), v. = samengesteld = gulanttnengefelit; erg s. = ba4 Salmi. bertvicrett, fomplibiert; s.-bloemigen = F8ereitt&:, saimiak, v. = ber Saltniat ; geest van s. = orbbliitler. Salmiafgeift. salmoniak, zie s a 1 m i a k. samengesteldheid, v. = nontplibiert4eit, Salome = Salome. Bufammenfet.ung. Salomo(n) = Salomo; oordeel, uitspraak van samengroeien, z. = aufatnntentvaCen. S. = fatomontic0e4 Urtett. samenhang, m. = Buiainntenhang. Salomoniseh = falomonig. samenhangen, h. = atticumnenVingen (=ban- salomonszegel (plant), o. = ealomongiegel. gen), fm 8 uratznen4ang fteben. salon, o. = ber Salon. samenhoopen, zie opeenhopen. salon !I ameublement, o. ; -boot, v.; -held; samenketenen, h. = sufammenfetten. kastje, o.; -muziek, v. = Salotthnteubles samenklank, m. = 8ufatmnenftang, %itt- went; bad -boot; 4ielb ; ber 'grant (bet Q3er% ftang. tifo(tv)); =muff. samenliklinken, h.; -klutsen, h. = au= salonOroman, m.; -stnk, o.; m.; fammenil ftingen ; %rill)ren. wagen, m. = Salonlirontan ; ; =bug, samenkomen, zie b ij eenkomen. -tvagen. samenkomst, zie b ij eenkoms t. samenkoppelen. 584 sandwichman. samenkoppelen, h. = aufammenful30ein, Stirn ruttaeln; zich s. (van onweer, wolken) .fol*eitt (vgt. ko ppe len). = fly a. samenlading, v. = Satninettabung. samentrekkend = aufammenbief)enb. samen lappen, h.; -leven, h. = aufammeni% samentrekker, m. = (spier) Bufammen, fticfen ; Sieben. Meyer, Sct)tief3tnugfet, aufammenbietonber 93/u4, samenleving, v. = 15)efeafctaft ; gefettfd)aft. fel. licber 3erfetr ob. Untgang. samentrekking, v. = Burammengebung samenloop, m. = 8ufammenfauf, (van ri- (verkromming) Stontraftur. vieren ook) 4103 ; s. van omstandigheden = samentrekkingsteeken, o. = 8irfutnfieg. bab Bufantmentreffen (ber Umftiinbe); bie nons samen vallen, z.; -vatten, h. = Bufammeni% junftur. fallen (.treffett) ; sfaffen. samenloopen, z. en h. = aufammentaufen samenvatting, v. = Bufautmenfailung ; (in alle bet.); alles loopt samen om hem to liberfitt. redden = &le& trifft aufammen ob. tract ba5u samenvleehten, h. = bufammenftecbten, bet *I au retten. (fig. ook) berftec4ten. sanisnmengen, zie ondereenmengen. samenvleehting, v. = Bufammenfieottung, samenlipakken, h.; -persen, h.; -plak- 93erfted)tung. ken, h. = ottfammenpaden (zich s. van samenvloeien, z. = 5ufantntenftief3en. wolken, onweer, enz.: ficf) s5ietott); .preffen; samenvloeling, v. = ber 8ufantmenftuf3. fieben. samenvoegen, h. = bufammenfilgen; .faffen. samenraapsel, o. = sufammengeraffte& ob. samenvoeging, v. = Sufammenfitgung. sgeftoppette4 Beug, Me Sufammenftoppetung; samenvouwen, h. =- 3ufamtnenfaiten ; (ser- Sammelfurium ; s. van leugens = Milgenge. vet, vet papier e. d.) .legen. tnebe. samenweefsel, o. = (emebe. samenrapen, zie bijeenrapen. samenwerken, h. = aufammenarbeiten ; samenrijgen, zie aaneenrijgen. alles werkt samen om = ariWtriigt ba5u samenroepen, zie bijeenroepen. bet, trifft aufammen, berbinbet ficb ob. bereinigt samen rollers, h.; -rotten (en -seholen), lid) (tun) . . .; (van krachten) bufanunennArten. = aufammentrotten; Rcb srotten (f icy an. samenwerking, v. = gemeinfame Virbeit, fatnmeln). Bufammentuirfung, genteinfcbaftlidy& Birfen, samenscholing, v. = 8ufammenrottung ; bereinte Strait; altittnirfung. s.. en op den openbaren weg = Vinfammtungen samen II weven, h. ; -wonen, h. = bufammen II auf iiffentlictier Strafe. tveben (fig. ook: bertveben); %tuoi)nen. samensehrapen, zie bijeenschrapen. samenzijn, o. = Zeifammenfein, 8ufammen, sameng schroeven, h.; -smelten, h. en z. fein. = aufammenilfd)rauben, .fciptel5en (fig. trans. samenzweerder = Zerfe§tviirer. miteInanber berfctuneloen, intr. fid) miteinanber sanaenzweren, h. = fist berfctuaren. berfcbtnet5en). samenzwering, v. = Zerfcinviirung ; een s. samensinelting, v. = 8ufammenistmet3ung ; smoden = berldparen, eine Z. antetteln. (fig.) Zerfd)meibung. sammelaar = Zrabter, Zrucffer. samensnoeren, h. = 5ufammenfcOnaren, sammelen, h. = tri3betn, brucffen. (intr.) rtd) 5. Samoa-eilanden, my. = Samoainfein. samenspannen, h. = fict) berfdpviiren; (in samoem, m. = eamum, Oarrur. minder scherpen zin ook) unter drier Zee Samojeed = Samot)ebe. fpie(en, oenteinicbatlido Say mact)en ; (fig.) fberbinben. somovar, samowaar (Russ. theeketel), m. rid) bereinigen, = Samotuar. samenspanning, v. = Zerict)Marung. Samuel = Samuel. samenspraak, v. .= ber Ziatog, bat, &vies samum, zie samoem. gefOrticb; (samenspreking) Unterrebung. sanatogeen, o. = Sanatogen. samenspreken, h. = ficy unterreben; alto sanatorium, o. = Sanatorium, bie Oeititatte, fattttenfpredyn. bie Oeitanftatt. samenspreking, v. = Unterrebung, Oera= sanetie, v. = eau! tion, ebenefintigung;(rechtst.) Lung, nonferen5; booze s .. en bederven goede Strafanbrobung. zeden = fdilect)ter Umgang berbirbt cute Sitten. sanctificatie (heitigspreking), v. = Sanftifi. samenstel, o. = Stompteg, eefilge, bie Per: fation. binbung, bie 8ufammenftettung. sanetifieeren (.. ileeeren), h. = fanftifi. samenstellen, h. = aufainntenfetpn ; (maken) sieren. t)erfteften; (schrijven) berfaffen; (vormen: een sanetionneeren, h. = fanftionieren, ge. ministerie, commissie b(jv.) bitben. netmigen. samensteller = Oerfteller; alerfaffer; Zither, sancta's (R. K. lofzang), m. en o. = Sanftug. vgt. samenstellen. sandaal, v. = Sanbate. samenstelling, v. = .0erfteriung, Zerferti. sand arak, zie sandrak. gung, %tnrIcinung, 8libung ; (taatk.) 8ufant% sande' II boom, m.; shout, o.; -one, v. = menfe4ung; vgt. samenstellen. Sanbetu bot5baunt ; :Lola, bad sat. samen I stem men, h.; .stroomen, z.; -tel- sandelrood, o. = Santalin. len, h.; -treffen, h. = 5ufammenfiftimmen I. sander (visch), m. = eanber, 8anber, (iibereinftimmen); .ftri3men (sfitef3en); liit)ten ecotbarf ct). (abbieren); .treffen. II. Sander = Meganber, Sanber. samentrekbaar = 5ufantmenbiefbar. sanderen, zie zanderen. samen.trekbaarheid, v. = Bufammengeb. sandrak, o. = ber Sanbaraf. barfeit. sandwich, m. = ba# Sanbruict). samentrekken, h. = aufammengeben; de Sandwich-ellanden, my. = SanbtvIct)infeln. wenkbrauwen s. = bie Kugenbrauen 5., bie sandwichman (advertentieman, met een sanguinisch. 585 Scandinavisch. advertentiebord op borst en rug) = Sanbtvicb. satansch = fatanifcb ; (meer oneig.) bero mann, $fafattriiger. teufelt, berffigt, bertractt. sanguinisch (driftig) = fanguinifcb. satans I kind, o.; -work, o. = %eufelg I finb ; Sanhedrin (hoogste joodsche gerechtshof), divert. o. = Sanbebrin. satelliet, m. = Satettit, Zrabant. sanitair (gezondheids..) = fanitiir. safer, m. = Safi); ealbgott. sanseulotte (ultra-revolutionair, in 't bijz. satijn, o. = bet Satin, bet Ktiag. die van 1789) = Saniculotte. satijnaehtig = fatin., atiailartig, .tibnlicb. sans-gene (vrfi, ongedwongen) = sans-gene. satUnen = Satin ... , Mktg ... Sanskriet, o. = Sangfrit. Sanskrietisch satkinhout, o. = Satinbolo. = fan4fritifcb. Sanskritist = Sanigritift. satkinsaeht = fatintveicb. sant = .0eilige(r). satineeren, h. = fatinieren. santekraam: de heels s. = ber gaup gram, satinet, o. = Satinett. ber gaup kremPet, ber gang alintbint. satire, v. = Satire. San* = eitikben, Sufanne. satir 1 ediehter ; -lens = Satir i enbicOter; mintiest = profit! (rifer); •ifer. santorie, v. = ba4 Taufenbgitthenfraut. satiriek = fatiriftb, fpOttifcb, beitenb. sap, o. = ber aft (in alle bet.); kwade s.. pen satisfactie, v. = elenugtuung ; (in eerezaken = bi3fe Safte. vooral) Satit3faftion. sapajoe, m. = eapaitt, Mottfcbtvan8affe. satraap (in Oud-Perzie landvoogd) = Satrap. sapanhout, o. = Sapanbola, 9113004. satrapie, v. = Satrapie. sap( blauw, 0.; -groen, o. = 6 aft., 2afuril. Saturnalien (Oud-Rom. Saturnusfeesten), Wan; .grain. inv. .= Saturnalien. saps (Jay. rand), m. en v. = ber SaPi, ba4 Saturnus = Saturn(u4) Ellinb.: satyr, zie sater. saploos = faftio4, burr, trocten. saueijs, v. = Orattvurft. saploosheid, v. = Saftiofigfett, Ziirre. saucijsebroodie,o. = 9Burftbriitcben, Sauci00 saponiet (zeepsteen), o. = eaponit. briitdon. sappe, v. = Sappe, ber 2aufgraben. saucis de Bologne = bie fflolognefer emit. sappeeren, h. = fappieren. sans, v. = Sauce; (voor tabak ook) Zleiae; sappeloos(held), zie saploos(heid). (spat.) bet IRegen; een lenge s. van iets maken sapper i (de)bleu,-dekriek,-lootonent/ = einen tangen Setif itber (eine Lange Sauce ob. = fapperlot, fappertnent, fapperntoft, po#tvetter, !rube um) ettv. ntacben; iem. van de s. geven beitiger Strobfact, fcbtverebrett I = eg einem geben, einem fein 1ett geben, einen sappeur = Sappeur. berb abfanbein, einem ben StoPf tvafcben 2c.; sappig = faftig. zie ook hon ger. sappigheid, v. = Saftigfeit. sausen, h. --.--- in Sauce eintunfen, mit Sauce sapverf, v. = Saft=, itafurfarbe. ilbergteten;(kruiden) When; (regenen)regnen, Sara .---: Sara. gieten; (tabak s.) fatteeren, aubereiten. sarabande (Sp. dans), v. = Sarabanbe. sauskom, v. = Sauciere. Saraeeen = Saragsene. sauslepel, m. = Sauceniiiffel. Saraceenseh = farabenifcb. sauteeren (keukenwoord), h. = fautierett. sarcasm., o. = ber Sarfa4ntu0. sauveeren, h. = fOonett; rotten. sareastiseh = farfaftifcb. savanne (prairie), v. = Sabanne. sareophaag (steenen doodkist), v. = ber savante = Sabante, bet Cauftrumpf. Sarfopbag. savelboom, m. = Sabe., Seben., Sabinero Sardanapalus = Sarbanapal. &cunt. sarder = Quitigetft, 43ifacter. savonet, o. = bie Stapfelubr, bie Ubr wit sardine, v. = earbitte, earbette , ook: ber Sprungbedel. Ziriitling. savoureeren (genieten), h. = langfant, recbt sardinellbakje, o.; -blikje, o. = bie ear. genieten. binen0 bofe; bie .bildge. Savoyaard = Sabotyrtbe. Sardinie, o. = earbinien. Savoys, o. = Sabotpn. Sardinier = Sarbinier. savoyekool, v. = bet eirfing, bet Sabot or, Sardiniseh = farbinifcb. foot. sardoniek, sardoniseh = farbonifcb. Savooyseh = fabot)ifcb. sardonyx, m. = Sarbonvg. sawah (nat rijstveld), v. = Satva. sarong, saroeng, v. .-= bet Sarong, bet saxilhoorn, m.; -ofoon, m. =--- ball ea* Sarong. born; bats sopbon. sarras (groote Sabel), m. = Sarraf3. se. (scilicet: namelffk = namlicb ; sculpsit: sarren, h. = begieren, pifacfen, quaten ; (een heeft gegraveerd = bat geftocben). hond) reign. s. e. (suo conte: op zijn rekening = auf feine sarrig = begierenb, quittertfcb. inectmung). sarsaparilla, zie salseparille. scabiosa, v. = Sfabiofe, Grittbe, anopfblutne. I. sas, v. = bet Sal; (bet 2ettcbt, 8ranbict13). seala (schaal), v. = Grata. II. sas, o. = bie Sdgeufenfaninter; (scheepst.) scalp, v. = bet Sfalp. bet Strubel. realpeeren, h. = ffalpieren. III. sas: in zijn s. zijn = in feinent %ffe ob. in scalpel (klein chirurgisch mes), o. = Sfaiperi. !einem ant fetn. scaudeeren (in versvoeten afdeelen), h. = sarsaparilla, zie salseparille. ffanbieren. sassefras, m. = Saffafrag. Scandina I vie, o.; -vier = Sfanbinalbien; Satan = Satan. 'bier. satanisch = fatanifcb, teuffifcb, biabolifcb. Scandinaviseh = ffanbinabifcb. scaphander. 586 schaardijk. scaphander (zwem- of duiktoestel), m. = schaamlbeen, o.; -boog, m. = Scbamlbein; Sfapbanber. sbogen. seapulier, o. = Gfaimlier. schaambrok, o. = bag le#te Stiicf (in ber searabee (heilige kever), v. = ber Sfarabaug. Scbiiifel). sebne, v. = Ssene; zie ook tooneel. schaamildeelen, my.; -krnid, 0.; -lid, 0.; sebnerie, v. = eaenerfe. -lippen, my. = Scbanth tette; ,fraut, =glieb; scepticisme (twijfelzucht), o. = ber Sfeptio ,tippen. 614mu&. sehaamrood = (adj.) fcbamrot, s., o. = bie scepticus = Sfeptifer. Scbctutriite; iem. 't s. op de kaken jagen = sceptisch = ffeOtifcb. einem bie S. ing Oeficbt treiben. seha, zie schade. schaamlispleet, v.; -streek, v. = Scbam II = schaaf, v. = ber .0 °bet, ; de sch. over lets fpalte (-ri#e); ,gegeub. laten gaan = ettb. bebobeln, (over een werk) schaamte, v. = Sdiattt; valsche s. = fatfcbe etm. fellen, met de ruwe sch. er over gaan = C.; alie s. afgelegd hebben = die S. (aUeg etm. obenbin bearbeiten (bebanbetn), dm. aug bem Scbamgeffibl) bertoren (abgeftreift) babett; feine Groben bearbeiten, ettv. Utter& gide bredyn ; S. tnelyr im 2eibe babett; alley S. ben kopf met de fijne sch. er over gaan = etm. ber, abgebiffen tjaben. feinern; feilen, augfellen. schaamteblos, zie schaamrood. schaaf II bank, v.; -beitel, m. = .0 obeli' banf ; schaamtegevoel, o. = Scbcangefilbl. bag ,eifen. schaamteloos = fdytntiog, (minder sterk) schaafgras, o. = ber Scbacbtets, Scbaftbattn. unberfdYitnt. schaaf II Ozer, o.; -krul, v.; -machine, v. sehaamteloosheid, v. = Scbandortgreit, = Oobelll ellen (van looiers e. d.: Scbabeifen); Unberfcbamtbeit. ber sfpan ; imafcbine. schaap, o. = Scbaf (ook fig.); mak s. = sehaafmes, o. = ber Scbaber, Scbabeifen ; fromnteg S.; s. van een man = S. bon (einem) ook: tobeleiren. Vann, (verachteigk) ber $infel; onnoozel s. sehaafsel, o. -------- (van de schwa f) Oobeffpiine = bey %infaitgpinfet, ber Scbafaopf ; mal s. ( 3t.); (van 't schaafijzer) 9.lbfcbabfet. = Vtarrin, niirrifcbeg Zing; verloren s. = sehaafspaanders, my. = Oobelfptine. berIor(e)neg ob. berirrteg S.; een schurftig s. = schaafstroo, zie schaafgras. ein raubigeg Scbaf (fte& bie gange .i) erbe an); sehaak, 0. = Scbacb ; sch. aan den koning = wie rich tot sch. maakt, wordt door de wolven Scb. bem nattig ; de koning staat sch. = ber opgevreten = mer ficb sum 6 .. e macbt, ben AB* ftetjt tm Scb.; sch. aanzeggen = ect). freffen bie 2t1;31fe; de een scheert de schapen, bieten; sch. zetten = Scb. macben, (fig.) de ander de varkens = her eine fcbltigt auf VI:bac/matt ntacben; sch.! = Scb.1 ben %tufa), her anbre friegt ben Zogel; zie ook schaak li bond, m.; -bord, o.; -congres, o. dam, mak. = Scbacb II bunb ; sbrett ; bie ,berfannlung (ber schaapachtig = fdytfartig, :iibttlitt ; (fig.) fongref3). einftilttg, bliiblinnig. sehaakmat = matt, fcbacbmatt (ook fig.); s. schaapachtigheid, v. = her ZIBbrinn. zetten = matt (fcbacbmatt) macben ob. fel3en. sehaapherder = Scbafbirt, Scbafer. sehaakipartij, v.; -probleem, o.; -spel, schaapherders Ilhond, m.; -hut, v. ; -star, o. = edytcb II partie ; ,problent; .fpiel. m. = Scblifer II bunb ; :biitte; ,ftab. sehaak II speler; -stuk, 0.; -vereeniging, schaapje, o. = Scblifcben (ook „wolk"); zijn v.; -wedstrijd, m. = Scbacb 11 fpieter; bie ,ftgur 5 .. 5 op 't droge hebben = fein S. int Zrocfnen (ber ,ftein); ber ,berein; ,tvettfantpf (4tvettftreit). 4 aben ; zijn 5 .. 5 scharen = fein S. fcberen. school, v. = (graadverdeeling) Sfala ; (maat- Schaapmannetjc, o. = Oiligcbett, her staf) ber Eatftab; (van schaaldieren, v. eieren, Sttnapg. v. balans) Scbale ; (schotel) Scbale, E cbitiTet, schaapl schaar, v.; -scheerder; -seheer- bag Oecfen ; (om to collecteeren) ber Zener, derij, v. = Scbaflicbere; ,fcberer; •fcbur. ber Stofteftentetter; (weegschaal) sage, Sag: sehaapsdoorn, m. = bie t4attbecbel, RBeibev To:4de; (tooniadder) Zonteiter, Sfala; op een frieg, Ocbfenbrecb. s. van 1 : 1000 = its V. bon 1 : 1000; op groote schaapsildrayik, m.; -kleeren,mv.; -kooi, sch. leven = grotartig (ht grotartiger tileife) v. = bag Scbafilgrag ; ,gfteiber (etc ttBolf in teben; op groote sch. taken doen = in grofem .fleibern); her ftaff (sbiirbe). Umfange (itn grofien) (fiefcbafte maven; dat doet schaapsilkop, m.; -pokken, my.; -yacht, de sch. overslaan = bag gibt ben Kugfd)lag, v.; -vel, o. = Scbaf II gropf ; =pollen (41attern); bag entfcbeibet; met de sch. rondgaan = mit bag :feat (ber .pelg); .fell. hem Terfer beruntgebn; zie ook gewich t. schaar, v. = (werktuig, ook van kreeft) Scbere; schaalbljter, zie schallebij ter. (menigte) Sear, Menge, her ,Daufe ; (aan ploeg) schaalcollecte, v. = Xeflerforiefte. Scbar; de sch. in jets zetten = bineinfobneiben; sehaaldeel, o. = ber Grab, ber Zeit ber Sfala. een lap door 't oog van een s. halen = ftcb sehaaldier, o. = firuftentier. einen ctlatten gueignen, etnen happen fteblen sehaalgeld, o. = Sage!' gelb, ber .lobn. (fitiblijen, einftecfen); daar hangt de s. uit = sehaalhoren, m. = bie ROffcbnecfe. a ift ba eitt teureg $fiafter, ha mirb man ge, schaapje, o. = Scbalcben, Scbiiifelcben, fcbnitten; in groote scharen = ook: in 4 enen FIttiOfcben. aufen. sehaalverdeeling, v. = erabeinteifung; schaarbosch, o. = Zicficbt. berteilte Grata. schaard(e), v. = Sdytrte; (vol) met s .. en schaalvisch, m. = nofferfifcb, $angernb. = fcbartig ; de 5 .. en uitsnijden = bie 6 .. n schaamachtig = berfcbtintt, fcbambaft ; augtvet3en. fcbticbtern. schaarden, h. fcbartig maven. schaamachtigheld, v. = 93erfcbamtbeit, sehaardig = fcbartig. Scbambaftigfeit; Scbficbternbeit. schaardijk, m. = Scbarbeicb, Oefabrbeicb. schaardkruid. 587 schaker. sehaardkruld, o. = etartenfraut, bie atirs schadeloos = itabla ; (onschadelfjk) §artn. berftarte, bie aiirberbiftet. unittiblit ; s. stellen = entftabigen, schaarhont, o. = edgag4ola, Zicf4t. ft. batten. sehaars = (zelden) felten ; (nauwelijks) faum. sehadeloosheid, v. = Sit abiorigreit ; Oartn, schaarsch = feften, fttal)1), fOrlit ; geld is fofigfeit; vgl. schadeloos. s. = laelb ift fnal4 ; s e tijd = teuere 8eit, sehadeloosstelling, v. = %ntitlibigung, 5teuerung. edjabloillytttung. sehaarsehheid, sehaarschte, v. = Stnapp sehaden, h.= (alg.) ftaben; iem., lets s.= einem, Lett; (weinig aanbod) geringe# VIngebot ; er einer Cate ft.; iets s. (ook) ettv. ftlibigen, heerscht s. in dit artikel = bleier &Mel ift beeintrattigen, iem. in iets s. = (ook) einem 000 fe§r felten, (schaarsche t(jd) teuerung. in eth). %intrag tun, efnen in ettv. beeintrlito schaarslijp (-sltep) = erenftteifer. then; baat 't niet, 't schaadt ook niet = §ilft sehaats, v. = ber Stfittftu? s .. en rijden (nul3t, frommt) eta nitt, fo ftabet eb awl; nit t. = Sttittitu?tauten; een schuine s. rijden = schadepost, m. = Zerfuftpoften. fjerumbummeln, ein focfer0 2eben fil§ren; een schadevergoeding, v. = ber eci)abenerfa4; goede s. rijden = ein guter etlittftu§ltiufer ook = schadeloosstelling, zie aid.; s. fein ; (fig.) (Hitt 4aben ; feinen Stnitt (an etm.) toestaan, geven = 6. getva§ren, 'Olen; ook: madjen. %rfa# leiften; ben Zertuft erf eten, entitabigen ob. sehaatsebaan, v. = (voor rolschaatsen) ber erftatten ; verplichting tot sch. = bte %rfats, efatings9tinf ; (op 't ijs) %1Kaufba§n. %Ittfitlibigungdbfficbt, zie eisch. sehaatse II band, 0.; -n,o.;-r=Cc fittftu411, sehadeverhaal, o. = her ?Regret, bie Stab. banb ; .laufen (.fa§ren); .11ittfer (qa§rer). 10§altung, bie %ntftabigung. schaatsell riem, m.; -rider; -sniper = schadevordering, v. = ber %atfc§abigung&: ecE)Cittistit4Orternen; ,Itiufer (=fairer); ,ftleifer. anfprut, kiage auf Stabenerfat. sehaatstjzer, o. = Stfittitu§eifett. schadaw, v. = ber etatten (in alle bet.); [schaanw, v. = ber etatten]. [(spiegelbeeld) Spiegetbilb, vroeger ook SO.]; [sehabberig, schabbig je kunt niet in zijn s. staan = bu reic§ft sehabel, v. = ber (auf3)Etemef, autbanf. ba& eaffer nit t; in de s. stellen = in (ben) schabloon, o. = bie Stablone, bie form, ftelten ob. fe#en; naar een s. grijpen = nac? aorinbrett, Wtobeli. einem S. greifen; geen schijn of s. van boos sehabrak, v. = Se§abracre, 43ferbebecfe. opzet = rein 6., Lein etintmer bon biifer schach, zie sj ac h. Kbficbt; iem. als zijn s. volgen = einem mit sehaehelaar = ec§ac§erer, %abler. fein Statten folgen. schachelen, h. = itatern. sehaduwachtig = ftatten§aft, bertviitt, schaehelarU, v. = etaterei, ber ecbacter. unflar. sehaeherliaar,-en,zie schachell a a r, -en. schadnwbeeld, o. = C attenbilb (ook fig.), sehacht, v. = (van een veer) ber Spule ; ber Sc§attenrif3, bie Sil§ouette. (van laars, zuil, tans, geweer) ber Staft, schadawboom, m. = ecbattenbauut. (van mijn) ber Stattt; (van steutel) schaduwen, h. = ftattieren. sehachtbeschoellng, v. = attbersitn= schaduwkegel, m. = ecoattenregel. merung. sehadawloos = ftattento5; s..loozen, my. schachten, h. = fttiften. = Stattentofe. sehaehthalm, m. = aft%, etatt,, sehadnwrtik = (adj.) ftattig, ftattettreit ; ScOad)telbattn. 't s. = ba& etattenreit. schachtleer, o. = Diuml)ffeber. schadnvillspel, o., -Aide, v. = et atteni. sehachtleest, v. = ber aftfeiften. fpief (=heater); :feite. [sehadde, zie p la g]. sehaffen, h.: raad s. = Mat ftaffen; eten sehade, v. = ber Gabe; ber %Intrag, R3eein, wat de pot schaft = efTen but4 bie Rene gibt. triic§tigung ; s. lijden = adj.. n feiben, erleiben sehaft, zie schacht. ob. nefpnen ; de geleden s. = ber erfittene Cato.; s. sehaften, h. = effect; (van arbeiders op 't toebrengen, veroorzaken = ed).. n guffigen, werk) Orotbett maten, Stitt maven, Nufje, berurfaten ob. bringen; s. doen = ftaben (tat.), ftunbe ticaten. einem .. n tun, einen beeintrlittigen, einem schaftgat, o. = ber Statter, %aft* tintrag tun; 't onweer heeft veel s. gedaan = sehaftklok, v. = iflu§egtocfe. fiat groten Scdj.. n getan ob. angerittet ; daar zul sehaftmeester = 43robianttneifter. je geen s. van (bij) hebben = bat. foil (tvirb) bein schafttijd, m., o. = bie R3rot, %ifett4, nicf)t fetn; tot s. van = aunt Scf) n ((den.) ; belt, We %tftuttbe. de s. is aanzienlijk = bet ec4. fit er§eblit ob. schakeeren, h. = (kleuren) ftattieren, ab, bebeutenb; de s. vaststellen = ben St n ftufen, abtiinen, (kleur, stem) nuancieren. feftfteflen ; iem. de s. vergoeden = einem ben sehakeering, v. = attierung, bluance, Sci)..tt exiet;en (bergitten), einen entiCibtgen, Ruancierung. alien fc0ablo& batten; s. door 't wild = ber en= sehakel, v. = bab (ketten)efieb ; ber Ming; fc0abe; door s. en schande wordt men wijs = ook = schakelnet. burg St n tvirb man Hug; wie de s. heeft, schakelbord, o. = altbrett. heeft de schande er bij = tver ben ecb ..n sehakelen, h. = fetten, reiLen, berbinben. braucOt fur ben ebott nic4t au forgen. schakeling, v. = Zerfettung. schadeafinaking, v. = ed)abettabntac4ung, sehakellijm, v. = ber etafeffeim. ,regulterung. schakelnet, o. = bie jtafe, breitnaftig0 stet). sehadeliJk = fcbiiblic? natteilig; unborteif, sehakelrad, o. = tsemmung4., sgang= oaf t; s. voor de gezondheid = ber Igefunb§eit rab. fabli ; s .. e ruimte, insekten = fit er sehaken, h. = (schaakspelen) cat fOiefett ; &awn; fd)..e Z(nferten. (een meisje) entfit§ren. schadellikheid, v. = schaker = etatfpiefer; %ntfit§rer. schaking. 588 scharrebijter. sehaking, v. = entfilbrung. sehans, v. = Scbange ; (op schip ook) Stant. sehako, zie sj a k o. panic. sehal, m. = Sc§ait. sehansarbeid, m. = Scbangarbeit. sehalie, zie 1 e sehansen, h. = fd)angen. sehalk = ect alf , &beim, Scbtifer; ook ad j. = sehansllgraver; -kleed (van 't schip), o.; sehalkachtig = febalfbaft, fcbeIntifcb, pfiffig. -korf, m. = Scbang graben; sfieib ; .forb. schalkaehtigheid, v. = Scbalfbaftigfeit, schansllooper (van zeelui), m.; -net, o.; Sdointerei, $fiffigfeit. m., -werk, o. = Scbang I Laufer (.lDoper); sehalkje, o. = Miner ob. lofer Scbalf (Scbeitn, snel); 1441 (We $alifabe) ; We .arbeit. Scbtifer) ; ik ken je, mijn s. = id) fenne bid, sehap, v. = bag tirett. mein arihtteign. schapellaard, m.; -bloem, v.; -horst, v. = sehalkseh(heid)= schalkachtig(heid). Scbafil art (.natur); .blunte (tvette kieebiume); sehallebijter, m. = 2auffiffer ; goudgele s. sbruft (Sciipienbruft). = eotbictuffiffer, eolbicipnieb. sehapebout, m. = bie Scblipienfeute, sehallen, h. = fcbaiien, etfcbarien. sehape fokker; -fokkerij, v.; -gezicht, sehalm, zie schakel. o. = Sci)afIgild)ter ; saw* (.6iid)teret); .ggegcbt. sehalmei, v. = Scbaimei, inobrpfeife, sfii3te, sehapelgras, o.; •hok, o.; -kaas, v. = ttirtenpfeife. ScbafIgrag; ber .ftait; ber .flife. sehaloos = beriaffen, unbeaufficbtigt; berrenlog. sehape kervel, v.; -kentel, m.; -kop, m. sehainel = ber Scbaf ferbei ; .fatei (=fot, :tnift, We (.)2or. sehamelheid, v. = artnitd)feit lc., zie beere) ; .gfopf. schamel. sehapellleer, o.; -Isis, V. -mak, v. = sehamen skit, h. = ficb fcbtimen; zich voor SOO leber ; siaug (Sae) ; iem., voor zich zelf s. = f tdj bor einem, bor sehapeinelker (zwaluw), m. = 8iegenmelfer. rid) fait fcb.; ik schaam me voor iem. (die sehape 'Meat, m.; -pokken, my. = ectafl. me schande doet) = id) fcbante ntict) fur einen; mift (.biinger); .pollen (41attern). zich dood, zich de oogen uit 't hoofd s. = fid) sehaper = Scblifer. au Zobe, filly in bie Seeie bittein, rid) bie alugen sehape Watt, o.; -seheerder; -seheren, o. aug bent St opfe fcb., bor Scbant bergelj(e)n. = bie ScbafIraffe; sidorer; bie sicbur. sehamp, m. = bie Scbramme, bie Streit. sehapelstal, m.; -teelt, v.; -yacht, v.; tounbe; zie ook schampscho t. •vel, o. = SOO i ftait; .gucbt; ber .pets (fig. sehampen, h. = (licht wonden) fcbrammen; bag .fteib, (mv.) .gfieiber); sfefl. (even langsraken) ftreffen. sehape I vet, 0.; -vleeseh, o. = ber SciApfen I sehamper = bitter, berbe, fcbarf. talc;; sfieifd) (ber :braten, Scbaffielfd)). sehamperheid, v. = erbigfeit, Scbarfe, sehapellwol, v.; -wolkje, 0.; -miring, v. Oitterfett. = SOO mite ; .tvi3ifd)en (Scbliftben, 2timuters schampsehent, zie schimpscheut. talfcben); ber sampfer (ber Spil)anttsfer). sehampsehot, o. = ber Streiffcbut. sehappeltjk = (van prigs e. d.) biiiig, an. sehandaal, o. = ber Sfanbat; s. maken = ftiinbig, fcbictiid) ; (van inkomen e. d.) 81entlici), etregen, (herrie maken) macben; 't is gietniid) gut; (van personen) untgiinglid) ; (in een s. = eS lit ein Cif. ob. eine Scbanbe. zfin eischen) getniitigt, ; (van gedrag) sehandalens = ffanbalaS, fcbitnblicb. gietnitd), s. afloopen = sehandalig = ffattbatag, fcbtinblid); s. duur, glimpflid) abiaufen. koud = fd)tinblicb, fcbauberbaft ob. fdieuf3lid) sehappelijkheid, v. = Oiaigfeit tc., zie .010,4 teuer, fait. schappelijk. sehandalizeeren, h. : iem. s. = einen [sehapraai, v. = bag ber Speifefebranf]. fcbodieren, entpiiren, einem Vinftot geben; iets sehar, v. = ber afunber. s. = ettv. fcbanben. sehare, zie schaar. schanddaad, v. = adjanbtat. seharen, h. = fcbaren, (in edgacOtorbnung) sehande, v. = Scbanbe; 't is s. = el ift S.; aufftellen; zich om den heard s. = fidj um ben 't is zonde en s. = CS ift Sitttbe unb S. ; s. .erb (4eruni)felon; zich om een leider s. = fie() inleggen met = G. einlegen mit; je doet me um einen aiikrer fcb. ; zich s. aan de zijde van s. = bu mad* mit S., tuft mir S. an; dat = fill) fteften auf bie Seite (,en.); in twee rijen strekt hem tot eeuwige s. = bag gereicbt ibm geschaard = in atvei Ellei4en aufgefteat, netjes au etviger S.; to s. maken = au S n (au: geschaard = 4itbici) in Reiff unb eiieb. fcbanben) maken; to s. rijden = au S schareslUper = Sdprenftbleifer. (gufcbanben) reiten ; hij is de s. van zijn famine seharlaken, o. = ber, bag Scbariad); (adj.) = er fft bie S. ob. Me ecbmaci) feiner at:milk; fcbartacbfarbig, Scbariaci) . zie ook armoede. seharlakenbes, v. = We kermegbeere. schandekoop = fOotttvobifeil. seharlaken Wear, v.; -koorts, v.; schandelijk .= fd)tinblict), fcbmitblict), zie ook m. = Scbariad)Ifarbe; bag ..fieber (ber sc handalig. Scbarlact)); bag .forn (bag Sterniegforn). schandelUkheid, v. = 2C. seharlaken Hints, v.; -rood, o.; -verver schandligeld, o.; -mark, o.; -pail, m.; = Scbaria iaug (ioceniae, Scbilblaug); scot; -schrift, o. = ecbanb gelb (Siinbengelb); .ftirber. .ntal; ,pfabi Granger); bie :fcbrift (Me Scbutlib, seharlei, v. = ber augfaterierfalbei, bag icOrift, bag $agattiii). Scbariad)fraut, her Scbariei. sehandstraf, v. = befcbintpfenbe Strafe. seharminkel, m. = bie opfenftange, bag schandllteeken, o.; v. = ed)attb ertOpe; Scbtvacbutatifug. mat; her .fied. seharnier, o. = ed)arnier. sehandvlekken, h. = befiecfen, fcbiinben, scharniergewrieht, o. = Scbarniergelettf. entebren, branbmarfen; (einem) einen Scbattbfiecf seharrebier, o. = ber nofent, Ziinnbier. anbtingen. seharrebijter, zie schaliebijter. scharrel. 589 scheepsbouwkunst scharrel = eelfebte(r). sehedelibeenderen, mv.; -berg, m.; -be- seharrelaar =(schacheraar)StriibIer, (breke- sehrijving, v. = Scbtibellfnocben; bfe.fttitte been) Unfiinger, etiimOer ; (rare) fonberbarer (ber Stalbarfenberg); ibefcbreibung. Rang; (los beer) locferer Zogel. sehedellboor, v.; -boring v.; -break, v. seharrelen, h. = (woelen) (berunt)Miblett, = ber Scblibellbobrer (ber 5trepan); sbobrung (berum)ftilbern, (in laden, kasten e. d. ook) (Strebanatfon); ber .brucb. (berunt)framen, (in den grond) fcbarren: (als sehedellholte, v.; -bald, v.; -leer, v. = een brekebeen) ftifittpern; (schacheren) trilbeftt ; Scblibel I bi3ble; .bout; •febre. (met moeite rondkomen) NO (mit Rabe) burcbs sehedelluieting, v. ; -naad, m.; -vorm, m. fcblagen; met een meisje s. = efn Etibcben = ecblibellmeffung ; bfe inabt; bfe .form. Oouliferen, 't is maar s. = eg fit nur elite seheede, v. = Scbefbe (in alle bet.). 2febelef ; wat scharrel je toch? = teat maift ob. seheedesnaveligen,mv.=ecbefbenfcbttlibler. treibit bit bocb ? bij elkaar s. = gufamtnen: seheef = fcbief; s. trekken = (van deuren ftoppeln. e. d.) tict toerfen, (van 't gelaat e. d.) fid) seharrelparttjtje, o. = Tecbteltnecbtel, bfe berlerren; s. voorstellen = fcbief barftetten; 2febelef. scheeve verhouding, pozitie = fcbiefeg Zer. seharreltje, o. = 2febcben. baltnig, fcbfefe gage; Gen beetje s. dat zwiert wel sehat, m. = 600) (in alle bet.); een s. van = efn bifyben frumm ift nicbt bumm; efn bffyben kennis = efn Scba# bon Stenntnifien. fcb. ift bornebm; fcb. ift Robe; scheeve nek = sehatbaar = fcbtipar, fdAengtoert, (ook: fcblefer ,0a1g, Scbfefbalg; hij zet een s. gezicht „schatplichtig") tributpftfcbtig. = er tnacbt efn fcbfefeg Raul. sehatbewaarder = ecbc4tneffter. seheefil been, m.; -bek, m.; -held, v. = bag schateren, h.: s. van 't lachen = taut facben, Scbief II befn; bag ,maul (een visch: bag Omer, britaen bor taien, tviebern, in emit fcbaaenbeg maul); .heft (:e). eelticbter augbrecben, ook: in efn tufebertibeg seheefhoekig = fcbieftofttflfg. Melticbter augbrecben; (klinken) batten. scheefkelk, v. = etinfefreffe, bag .fraut. sehaterend = fcbalienb, tofebernb ; s. lachen seheeflineus, v.; -smoel, m.; -te, v. = = schateren van 't lachen (zie daar). bfe Scbiefinafe; bag .mauf; .e. sehaterlaeh, m. = febaaenbeg eelticbter, lauteg seheef trekken, zie scheef. 2acben. I. seheel (adj.) = fcbeef; hij is, kijkt, ziet s. schaterlachen, h. = schateren van 't = er Weft ; hij is aan 't rechter oog s. = er lachen (zie daar). ftbieft auf bent recbten Vluge; iem., jets met schatgraver = Scbatsgrtiber. a.. e oogen aanzien = ethen, chit. fcbeel, mit sehatje, o. = Scbtit,then. fcbeelen efugen ob. niff3alinftth anfeben; sch .. e sehatkamer, v. = ecbatgammer. hoofdpijn = bie Martine, einfeftfger (baIbid. sehatkist, v. = etaatgraffe. tiger) StoOffcbtnerg ; zie ook oog. sehatikistbiljet, o.; -meester; -meester- [II. seheel, o. = (scheiding) ber Scbeftel; sehap, o. = bfe ecbal31antoeffung (ber .fcbefit, (deksel) ber Zecrel]. ber .fammerfcbein); smeifter; stneffteramt. seheelheid, v. = bag ecbfelen. sehatpliehtig = tributtlffcbtfg, tributtir, fns seheeloog, o. = fcbfelenbeg Muse; (fig.) sehatrUk = fteinrefcb. [Officbtig. Scbiefauge; ook wet: nefbifcber Venfcb. sehatten, h. = (taxeeren) fcbtifjen, taxieren, seheelzien, o. = &Olden. beranidgagen; iem. s. (taxeeren naar zijn ver- seheen, v. = bag ecbienbein, ecbtene ; iem. mogen, aanslaan) eftten eittfcbtiOn; laten s. = 't vuur na aan de schenen leggen = einem abfcbii#en laffeni te hoog s. = au ijocb anfcblagen; hart sufepen, einem Me ..lie belt macben ; zijn hoe oud schat je hem = fiir tole alt batten Ste schenen stooten =fiber tvegfommen (anfommen), fbn? ik schat hem op 40 jaar = kb fcbtite fbn mft ether tangen %ale abgfeben maffen ; zie auf 40 aabre; (waardeeren) fcbtiOn. ook blauw. sehatter = ecbti#er, Vlbfcbtitier, Tagator. seheenbeen, o. = Scbfenbein. sehattig = ilbict, refgenb, Mali& tounber, seheen 1 plaat, v., -stuk, o. = bie Oen. Ottbfcb ; Mt. febtene. sehatting, v. = Scbii#ung, 5t agferung, Kb; seheep: s. gaan = NO einfcbiffen, an klorb fcblitiung ; (cijns) ber St rfbut ; naar s. = mut, gebn; wie s. is moet varen = toer VI fagt math ; naar mijn s. is hij 40 jaar = fct mut autb 18 fagen. fcbtit3e fbn auf 40 ,sabre; (meer = „achting, seheepje, o. = ecbfffcben (ook van naai- waardeering") SertfcbtiOng. machine e. d.); (van luchtballon) bfe Glonbet. sehauw, zie schaduw. seheepsiaandeel, o.; -agentuur, v.; -af- sehaveelen, h. = (zeew.) fcbablefen. fit% o.; -artillerie, v. = Sit ffiglanteff sehaveling, m. = Oobeff0an. (bie ,part); •agentur; ble .1afette; .artfaerfe. sehaven, h. = (met de schaaf) bobeln; (hoi- seheeps II behoeften, mv.; -bekleeding, v.; den) fcbaben, beftden: zijn huid s. = ficb ble -bemanning, v. = ber ecbiffg!probfant taut fcbarfen ob. fcbfttben; (fig.) feffen. (Ziftualfen); .beflefbuna ; mannfcbaft. sehavot, o. = ecbafott, Olutgeritft. seheeps ! benoodigdheden, my.; -be- sehavotkleur, v. = ecbafottfarbe. sehuit, v.; -bestuur, o. = Scbfffg 0 materfalfen sehavuit = eliftbube, Zaugenfcbtg, ecbelm, (.bebarfniffe); ber :gtofebacr; We rbefteuerung Scburfe, ecbuft, t.alunre. (.1eftung). sehavultestreek, v., -stork, o., enz. = ber seheepsffbevraehter; -bevraehting, v.; Scburfen., 8ubens, ecbelmenftrefcb; bag Zuben., -bezem,m. = ecbiffg I befracbter ; : befracbtung ; Scbelmenftitcr ; bie ect urteref, ble Milberef, We .befen. Scbelmeref. seheepsIbittl, v.; -blok, o.; -boord, o.; schedel, m. = ecbtibel; hij heeft een harden -boot (weekdier), v. = bag ectiffg! bell; ber s. = (fig.) er bat efnen Wen 6(0., fft efn :god; bey .borb; bag •boot. Zictfebtibel. seheepslbouw, m. ; -bouwer ; -bouw- scheepsbouwmeester. 590 scheidingsbrief. kunst, v.; -bouwmeester edifffi bau ; = Scbiff4itaulberf; bfe, bag .lverft, oangelegens .bauer; •baufunft; •baumelfter (.bauer). beiten. scheepsff bulk, m.; -contract, o.; -dek, seheepvaart, v. ==.- Scbiff(f)abrt. o. = Scbiffg Ilbaucb; ber •fontraft; .bed. seheepvaartllacte, v.; -beriehten, my.; seheepsildienst, m.: -dokter: -doop, m. -kanaal, o. = Scbiffabrtgllafte; .nacbricbten ; = Sftiff4311bienft, obortor (:arAt); Me .taufe. bet ..anal. scheepsdweil, v. = ber Scbtbabbet. scheepvaartilkunde, v.; -premie, v. = seheeps elevator, m.; -gelegenheld, v.; Scbiffabrtg funbe; geleide, o.; -geschut, o. = Scbiffg f elebator; seheepvaartverkeer, o. = ber Scbiffg. .gelegenbeit (met -gelegenheid = mit ,gefegens berfebr. heft; per eerste -gelegenheid = nth erfter seheepvaartwet, v. ?bab Scbiffabrtggefet. .gelegenbeit); .geleit ; .gefcbil$. Scheer (klip), v. = Scbiire, ed) eere, Sflire. scheepsgevecht, o. = Scbiffgefecbt, ber seheerbaas = 8arbfer. Zartfcterer. fampf, ble Seefcblacbt. seheerbekken, o. = Rafierbecfen, bet •napf, seheepsilhaak, m.; -huid, v.; -hour, v. = 93arbierberfen. StiffBilbafen; %baut; .mfete. scheerder = 8arbfer, Oattfcberer, (van seheeps huarder; 011 gen; lournaal, schapen enz.) Scberet. o. Scbfffglimieter; 5journal (2ogbucb). scheerlidoek, m.; -door, v. = bag alafferils @cheeps kameel, o.;-kapitein;-keuken, tucb; bab ?euq. v. = Scbiffglifamel; ,fapitiin; •filcbe. seheerdraad, m. lettenfaben. scheepslIkiel, v ; -kok; -kompas, o. = seheerligerei (-goed), o.; -klant;-kwast- ber Scbiffg II fief; =.focb: bet .rompat (bfe .rote).je, o. = Rafier115eug, 5.funbe ; ber 5?pinfel. scheepslikraan, v.; -kroon, v.; -lading, seheerling, v. = bet Scbierling. v.; -lantaarn, v. = bet Scbiffgliftan; shone; seheerling(s)llbeker, m.; -drank, m. = =labung; olatetne. Scblettingg becber ; .4tran'f. seheepslapper = kalfaterer. seheer II machine, v.; -mes, o. = bet alarterl. seheepsillast, m.; -lengte, v.; -leveran- aPParat; .tneffer. cier = bfe Scbiffg raft; .iiinge; .lieferant. scheerriem, m. = etteicbriemen. scheepsillijst, v.; o. = Scbiffg Mite seheerspiegel, m. = alafieripiegel. (.totle); bfe .tufe. seheertijd (voor de schapen), m. = bte I. seheepsmaat(grootte),v.--=ba8Scbiffdmat. Scbutaett. II. seheepsmaat (persoon) = Scbif f4maat. scheerll water, o.? m. = seheepsilmaatje, o.; -macht, v.; -make- Maffer; bfe sftube (bfe 8arbierftube). laar = Scbiffg 'gunge; smart; smafler (sfla% seheerwol, v. = Sdnriborte. rierer). seheerzeep, v. ?alafferfeife. seheeps meter ; -mossel, v.; -naam, m.; schel, v. = (scheidingl bet Scbeftel; (scheede) = Scbiffg I bermeffet (.either); smutcbel Scbeibe; (dwarshout) bab Eluerbola, ber allege!. (bab .boot); name; .offfbier. scheiboom, m. = Scbeibe., sarenh., Scblag. scheeps0 papieren, mv.; -part, o.; plank, Baum, Me Scbranre. v. = ScbiffgipaPiere; bfe ,part; •planfe. scheidbaar = trennbar. seheepslponip, v.; -portle v. = Scbiffg scheldbaarheld, v. = Trennbarfeit. bumbe; oportion. tseheldbrief, m. = (ine)Scbefb., Scbeibungg? seheepspraat, m. = (praatje) bfe Schiffer. brfef; zie ook afscheidsbriefl. Plaubetei; (taal) bfe .fPracbe. sehelden, h. = (verband, samenhang op- seheeps prlester; -raad, m.; -ramp, v.; he ffen, ook scheik.) f cbefbett; (in-deelen of stuk- reeht, o. = Sctiffdlibrebfger; srat; :fataftropbe; ken verdeelen, splitsen; met min of meer .recbt (zie driemaal). geweld uiteen, vaneen doen gaan) trennen; seheepslireeder; -roeper; -rol, v. = ('t haar) fcbeiteln; (echtgenooten) fcbeiben; Schiff l reeber ; .tufer ; stone. (vechtenden, beschuldigden) trennen; ale vrien- scheepsilromp, m.; o.; -rulmte, den s. = atb areunbe Ter). ; hij scheidde met v. = Scbfffg II rumPf; bet sraum; bet :ram. een zwaar hart = er fcbleb ob. berabfcbiebete rico seheepssehrobber, m. = Sdflvabber, met fcbmerent tlet5en; s. van tafel en bed = Scbrubber. fd). banifch unb Sett; hij leeft gescheiden scheepssehroef, v. = Set iffifitraube van zijn vrouw = er lebt bon feinet arcut ge. seheepssloep, v. = ScbaluPpe. fcbfeben; de Pyrenean s. Frankrijk van Spanje seheepssoldtj, v. = bet Scbiffgfolb. Me Wreniien I'd). ob. tr. aranfreic19 bon Spanfen, seheepsstrijd, m. = Scbifffampf, bfe See. akkers van elkaar s. = ecfer bonefnanber tr.; fcbtacbt. hier s. (zich) onze wegen = bier RD. ob. tr. NO scheepsterm, m. Scbifferaugbrucf. unfre eege; 't hoofd van den romp s. = ben scheepstimmerliman; -well', v. = (op de Stopf born alumpfe tr.; eindelijk acheidde men werf) Scbiff II bauer (op 't schip ?6inunermann); = enblfcb trennte man ficb ; ik kon niet van bte, bag .gtverft (bet .baupla13). hem s. = id) !mute mtcb nicbt bon Ibm tr.; scheepsHtoebehooren, o.; -toerusting,' zie ook kaf, markt. v. = Scbiffgl ger& ; 5,augtilftung. schelding, v. = Scbeibung, 5Ermnung, bet scheepsil ton, v.; -touw, o.; -touwwerk, Scbeitel, vgl. scheid en ; sch. tot in den o. = Stiff& Ronne ; .tau; .tautnerr. nek = ber atacfenicbeitel, (afscheid) bet RIb. seheepsatnig, o.; -type, o. = Scbiffi gerlit ; fcbieb; (tusschen de aanhangers van een bet ?00. partij, van een stelsel enz.) Spaltung; s. van seheepsvictualle, v. = Ziftualien (NM.). tafel en bed = ect efbung bon Xitc1) unb Lett, seheepsl volk, o. ; :vracht, v.; -waeht, v. (ongeveer 'tzelfde als in D.) 91ufbebung bet (alq.) Scbiffggleute (van een bepaald schip: ebelfcbett ebemeinfcbaft; s. van kerk en staat = •bolt, bfe %aufPage); .fracbt; .rvacbe. Zr. bon Staat unb Stird)e. *cheeps -werf, v.; -saken, my. scheldingsbrief,:zie scheidbrief. scheidingslijn. 591 schemerlamp. seheldingslijn, v. = Scbeibelinie, Scbeibe; sehelkruid, o. = ect)ettfraut, brae ScbetttourA. erenalinfe. seheilak, o. = ber ed)ett., Vatttacf; scheidsggerecht, o.; -man = Scbiebg ge. 2acfbara. ricbt; (officieel benoemd) .ntann (anders: sehellen, zie bellen ; soms ook = schillen. ,ricbter). sehelling, m. = Sd)iffing, f)arbe Ear?. seheidsmunr, = bfe ecbeibetnatter, bfe sehellinkje, o. = (in den schouwb.), zie Btoffcbenntauer, bfe Stvifcbentvanb, bfe Scbeibe engelebak. toanb (dit ook fig.). sehelluidend, zie schelklink end. scheidsrechter = Scbiebgricbter. sehelm= Scbeitn, Scburfe, .Datunfe, Sot uft ; scheidsrechterlijk = fcbiebgricbterlicb; s..e (scherts.) Scbetnt, Scbalf. uitspraak = ber Scbiebgfprucb, fcbiebgrfcbter. sehelmachtig = fcbeltnikb, fcburfifcb, fOlto licber alugfprucb. bilbirct ; (scherts) fcbettnifcb, fcbalfbaft. seheidsvronw = Sot iebgrid)terin, Zermitis sehelmachtigheid, v. = Zurcbtriebenbeit, terin. 9.1bgefeinttbeit, Sehetmerei, Sturferei; (scherts.) seheik, zie sj enc. ScbeInterei, Scbalfbaftigfeft. scheikunde, v. %bank. sehelmerij, v. = Sobettnerei, ScOurreref, scheikundig = *wig). SOftbilberei. scheikundige = %bentffer. sehelmseh, zie schelmachtig. scheisloot, m. = Scbeibe,, Mrettagraben. sehelmstreek, m., o. = ber Scbel seheiteeken, o. = Satmetcben. menftreicb, bag .ftlicf, bfe Scbettnerei; ber S8uben. [scheivoeht, -water, o. = ScOetbetvaffer]. ft-reith, bag ,ftiicf. I. sehel, v. = Scbelie, atingel; (buiten aan whelp, v. = aufcbet; (klep van mosselen, 't huis ook) ber Gitocfen., atingelaug ; de s leu oesters e. d.) Gate, (van slakken) bag tie. vallen hem van de oogen = bfe ScbuOpen biufe; zie ook kruipen. fatten fbm bon ben Kugen, eg fiitft tipt tnie sehelpaarde, v. = Erittfcbelerbe. Scbuttpen bon ben Vlugen ; aan de s. trekkan schelpachtig = ntufcbettibefcb, 4trtin. = (buiten) bfe Scb. aieben, anfcbetten, (binnen) sehelplibank, v.; -dier, o.; -epad, o. = fiingetn, fcbetten; electrische s. = deft-rift:be M. enufebelff fcbicbt (41age); -tier (Scbccitier); ber II. sehel (adj.) = (van geluid) fcbrift, grett, .0fab. gettenb ; (van licht, kleur) Brett. !whelp ll good, o. ; -kabinet, o.; -kalk, v. .--- scheldlboek, o.; -brief, m. = Scbfinpfs, EllufcbellIgolb (natergolb); .fabinett ; ber -tail. ScOntab., Scbettibucb ; .brief. sehelp kunde, v.; -kundige ; -merge], Schelde, v. = Scbelbe. v. Eufcbetiffunbe; sfenner ; bet •nterget. schelden, h. = (met scheldnamen noemen) schelpvisch, m. = bag Scbaltier. fte[ten; (heftiger en meer krenkend) !Mutt). schelpvormig = tnufcbelffirtnig. fen; (minachtend) fcbmtiben; tem. s. = einen schelpilwerk, 0.; -zand, o.; -zijde, v.; fcbetten, fcbintOfen, fcbuttiben; op iem. s. = auf -zilver, o. = Ellufcbetil Wee; ber qanb ; ofeibe ; efnen fcbetten, fctfittOen ob. fcbmiiben; iem. (voor) Other. een verrader s. = einen etnen Zerrliter fcbeiten; scheluw = frumm, getvorfen. s. als een vischwijf = fcbitOfen tvie ein sehelviseh, m. = Scbettftfcb. f$13, tote ein affc0tveib ob. tote efn autofnecOt. sehelvisehoogen, my. = matte, lebtofalugen. seheldnaam, m. = Scbimpfname. schelworteLv. = 'Scbentintrb, bag .fraut.! seheldwoord, m. = Scbttnpf., Scbeittoort. schema, o. = Scbenta. scheldraad, = Otodettbrabt. schematisch = fcbetnatifcb. seheleend, v. = Scbeffente. [schemel, m. = Scbemet]. sehelen, h. = (verschillend zijn) bifferieren, schemer, m. = bfe Vitnmerung, bag Stofeticbt. berfcbleben fein, etnen Unterfcbteb (eine Ziffe. sehemerachtig = blitnnt(e)rig; (fig. ook) rena) macben; (mankeeren) febten, bapern ; unflar. zij s. niet in leeftijd = fie bifferferen nil* an schemert avond, m.; -donker, o. bfe Ziabren, fnb gteicb alt ; dat scheelt veel = Zeimmeroung(bie .fitunbe, bfe 91benbbiitnnterung); bag macbt einen groten Unterfcbieb; 't scheelde bfe sung (bag Btoieticbt). weinig of ... = eg febIte tvenig, fo ; wat sehemeren, h. = bammern; de avond, de kan 't sch.? = Wag Ifegt baron, tvag tut'g ? morgen, 't schemert = ber albenb, ber Wlorgen, 't kan me niet s. = eg ift nth einerlei (ntefcb: eg blimmert; een beetje s. = emit Zlintmero glittig, egat, Surf Scbnubl)e), eg tient MIT fifinbcben batten; er schemert me lets van nicbig baron, fit tnacbe nth nicbtg baraug ; wat voor den geest fcb babe baran (babon) eine kan u dat s.? = tvag Beat bag Cafe an, Wag fcbtocube grinnerung, eg fcbtvebt mit babon ettu. filmmert eg Ste? wat scheelt je ? = Wag febtt bunfet bar; 't licht schemert door de blaren, bir, Wag haft bu ? hij scheelt wat aan zijn de huid door 't gaas = bag 2icbt fcbinunert voet = er bat ettv. am guf3e, eg febtt ibtn et u. burst bfe Matter, Me taut bur bfe sZabe; am cute; 't scheelt hem in 't hoofd = eg 't schemert me voor de oogen = eg ftintmert ob. febtt ibm int St opfe (im Oberftilbcben) er ift fttintmert mfr bar ben Kugen; 't schemert nfit bet Trofte, nicbt gut bet aleritanb 2c.; hem niet = er ift nitbt auf ben StoOf gefatten; er scheelt altijd wat_aan = eg febtt ob. i)aPert 't schemert hem een beetje = er ift ein bifyben framer ettv. baran; man fanteg fbm nie resat ilbernefcbnaM, eg rappett bei Mtn lot Ober: macben. itilbeben. sehelf, v. = ber (4)euVaufen, ber =Scbober; schemer* = baintit(e)tig. (plant) bag (ber) Scbilf. schemering, v. = Zifittmerung, bag Btnielicbt, Sehelfzee, v. = bag Sdltifilleer? bag t.ctIbbunfel; de s. valt = brae bricbt schelheid, v. = bag Scbrine, erettlyit, bag herein. eftenbe, vgl. sch el. schemeringsl eirkel (-gordel), m.; sehelklinkend = fc0rift., grettOttenb. der, m. = 5i)iimmerungglifreig; .falter. schelknop, -koord, zie b el ... schemerlamp, v. = Sittrmiantre. schemerlicht. 592 schermen. sehemerillicht, o.; -oehtend, m.; -nur, 0.; schepje, o. = 2iiffelcben tc., zie sch ep; ook -uurtje, o. = Siitntnerilicbt?(ber .fcbefn); bthcben. .morgen (bfe Vorgenbilunerung); Me .ftunbe; sehepkuip, v. = ScOil fbiitte. .ftiinbcben (ein .ftilnbcben batten). sehepnet, o. = Scbi3fnet. sehendiblad, 0.; m.; -brok, m. = seheppen, h. = water, zand enz. in, uit lets Gcbanb., ecbtniibibratt, .brief; sbube (bag s. = Saffer, eanb 2C. in, aug ettb. friti3bfen; vol 2afterntaut). s. = boa fcbiStfett, fiitten; (papier) fe41313fen; lucht, schenden, h. = fcblinbett, (boomen, stand- adem s. = tuft, 91tem fcbi3Ofen; een luchtje s. beeld, schilderff 6. d.) fcb. ; (een boek, voor- = ettn. 2uft fcbiibfen, ein Me* in Me 2uft werp in een winkel) befcblibiaen; geschonden gam; mood s. = Out faiTen ob. fcbiillfett; ver- (exemplaar e. d.) = fcbabbaft; (wet, plicht, maak in iets s. fein Qlergniigen finben in waarheid) berieten; (iems. eer, naam) fcb. , (tat.), !eine ireube baben an (sat.); (tot stand befubetn; (sabbat, graf, kerk, e. d.) fcb., ent. brengen) fcbaffen; (door God ook) erfcbaffett, trefbett; (belofte, eed, neutratiteit) brecben; geschept papier = a3iittenbapier, OanbOapier, (iems. vertrouwen) mitbraucben. brecben; (een gefiipfteg $03ier. meisje) entebren, notaiicbtfgen ; zie ook seheppende fantazie = fthiSpferifcbe $batt. aangezicht, pok. tafie. sehender= Scbiinber, 8efcblibiger, Gcbmiiber, sehepper = Gcbabfer; (voorwerp) Gcbi30er, Zrecber, %Ittebrer, vgl. schenden. bie taafferrcbaufel, bfe ettlibffette. schenderti, v. = (elke moedwillige onbe- sehepping, v. = Gcbilpfung. tamelsjke handeling) her Unfug ; (schande- seheppings0boek, o.; .dag, m., -sage, v. lijk heid) ecbanbtat; overig ens = schen- Gcbabfunggfibucb (Me Oenefig); -tag; .fage. ding. scheppingslitheorie, v.; -verhaal, o. sehendig = fcbeinbenb, berteumberifcb ; zie tbeorie, bie lefcbicbte. ook schandelijk. scheppingsvermogen, o. = fcbCipferifcbe sehending, v. = Scblinbung, Zefcbtibigung, graft. Zertetsung, %ntebrung, ber Viftbraucb, bag scheppingswoord, o. = Gcbii5 unggivort. 8recben, vgl. schenden ; s. van den sod. de scheplplank, v.; -rad, o. = bag Gcbaufetil. neutraliteit. van vertrouwen = ber 9/ett. brett (gew.: Scbaufet);. grab. tralitatg., Zertrauengbrucb. sehepsel, o. = eefebi314; 8.1 = Wienfcb, Ben. sehendsehrift, o. = bie Scbanb., ecbtttlib. fcbenfinb 1 men ziet geen s. = man rtebt seine fcbrift, $agcluirt. Venrcbenfeete. sehendtong, v. = 2afterbunge, bag .maul. schepter, m. = bag (ber) Bebter (of eceOter); schenkage, v. = bag ogefcbenf, ScOenfung. den s. zwaaien = bag 8. filbren. sehenkambt, o. = Scenfatnt. seheren, h. = (in de meeste gevallen)fcberen; sehenkblad, -blaadje, -bord, o. = Ger. (schapen, honden, heg, taken) fob. ; (den baard) bierbrett, gabarett, Fol a t ea u fcb., rarteren; iem. s. = einen rafieren, bars sehenkel, m. = Gcbenfet. bieren; (fig. „afzetten") fcb., fcbtteiben, fcbinben; sehenken, h. = (in alle bet. en wendingen) de schapen s. 't gras = bie Gthafe fcb. bag fcbenfen; (water op de thee) s. (ook) gieten, Crag, tveiben bag (drag ab; de zwaluwen s. (zie ook) k 1 a ar ; zegen s. = (ook) Gegen langs 't water, langs den grond = bie Gthtnal: fpenben. ben ftreicben fiber bag ectlier bin, am Iboben sehenker = Genf, %infcbettfer; (ambt) entlang; steentjes langs 't water sch., zie anunbfcbenf ; (gever) ecbenfer, epettber. keilen; een lijn s. = eine 2eine fcb. ; zie ook sehenking, v. = Scbenfung ; s. onder de gek, geschoren, kam, ketting. levenden = sib. unter 2ebenben; s. bij doode seherf, v. = Scberbe; (bij overdrijving) fcbabs ecb. bon Tobeg tvegen. bafteg sehenkingsakte, v. = ecbenfunggurfunbe. sehering, v. = Stette; (van de schapen) sehenklkamer, v.; -kan, v. = ectenfIl. ecbur; zie ook inslag. (tube (bag .Aftntner, Nertauration); sfanne. seheringdraad, m. = gettenfaben. sehenkketel, m. = Keefeffel, bie matt:bine. seherlei, zie scharlei. schenklikurk, v.; -tafel, v. = ber ScOenfi. seherm, o. = ber Scbirm; (v6Or 't tooneel) fore; .tifcb (ber greben5tifcb, bag Zliifett). ber Zorbang ; (plantk.) bie Solbe; achter de sehennen, zie schenden. s .. en = binter ben guliffett; (fig.) achter de sehennis, v. = Gcbtinbung, %nttueibung, s .. en zitten = babinter fteden. %ntebrung, ecbanbtat, ber grebel; zie verder sehermlbloem, v.; -bloemigen, mv. = schending. %Jaen bfunte ; .bustler (.blumige). sehep, v. = (voorwerp) ber 2iiffet (ook voor sehermilboek, o. ; -club, v.; -degen,m. = ' kolen), aerie, (voor water) ber Scbi3Ofer, ber eclitil bud) (Me .fcbute); ber =berein; .begen glabf: (hoeveelheid) ber 2Offel(bott), bfe &ban. (Stobbegen, bag glorett, bag Rapier, bij fel(bott), ber glabf(bott); een s. menschen = Duiteche stud.: Gcbtiiger). eine Menge ob. ein Oaufen Vet/ft:ben; dat kost schermdragend = botbentragenb. een s. geld = bag foftet einett Oaufene•elb ob. ein schermen, h. = fecbten: (studenten op de fcbtvereg Meth. schermschool voor de Ttenfur :) paufen; leeren sehepbord, o. = bie Gcbauf el, ecbObfbrett. s. = f. ternen; met woorden s. = mit Borten sehepel, o. = ber Scbeffel. um ficb tberfen, mit torten ftreiten; in den sehepelingen, mv.=bie ecbiffittanttfcbaft, wind s. = in ben einb reben, mit Elittbmiibten %quibage; ook wet : q3affaatere, gabrglifte. fecbten; met zijn voorname vrienden s. = •chepemmer, m. erbiSOfeitner. intmer bon feinen bornebmen a reunben reben; [sehepen = Scbi3ffe]. met een stok om zich been s. = einen Ste rschepenllbank, v.; -kamer. v.; -sehap, umcf, berunt fcbtvingen; met de armen in o. = SdAffenlbanf (ber .ftubt); /tube; saint]. de lucht s. = mit ben 9Irmen in ber 2uft seheper = ectitifer, Sttafbirt. berumfucbteln ob. 4enuttfalgen. schermer. 593 scheurziek. sehernaer = aect)ter; hij is een goad s. = seherpannIgheld, v. = her Sct arffinn. (ook) er fcbfligt eine gute glinge. (ook) bet Scbarfbficf. scherml handsehoen, m.; •kunst, v. = seherts, v. = ber ectera, (gewone grap) aecbtltanbfd)ut; sfunft. ber Spat, ber jug; vgl. grap; s. ter zijde = schermkwal, v. = Sct irmquaffe. Sct. ob. sp. beifeite; s. verstaan = berfteben; sehermlap, m. = 8ruftfcbu#, bag Sc§utleber. die s. gaat to ver = bah get ilber ben Sp., seherm Iles, v.; -masker, o.; -meester = bog gett au melt. ecttgitunbe ; bie .magfe; ,meifter (.1ebrer ; sehertsen, h. = fcteraen, fpaf3en; hij laat stud.: .lbort). niet met zich s. = er ldf t nictt mit fief) fcb. ob. sehermOoefening, v.; -school, v. = ael*11, fp.; u schertst I Cie (betieben au) fcb., Ste ?fp. iibung; sictufe (stud.: :boben). sehertseud = fcberaenb, fcberataft, fpaf3baft. sehermlnkel, zie scharminkel. schertsenderwUs, ..wfize fcberatreife, sehermutselaar = Sc§armiltger. im ectera. sehermutselen, h. = fttarmi4eIn, Oftinfeln sehertser = Scteraer, St:100?d. (beide ook fig.). sehertsertJ, zie scherts. schermutseling, v. = bag ectarmiltel (ook sehervegereeht, o. = ect erbengerictt, ber fig.); (iron.) bag Geplanfef, glopffectteref. Oftraaihnuth. scherml wedstrUd, m., -zaal, v. = gecbtt. seherven, z. = riffig tverben, atiffe befommen. Ivettfireit; .fcbule (ber .plat)). sehets, v. = Sfiase (eig. en fig.); een B. van I. scherp (adj. en adv.) = (van mes, punt, jets geven ?eine S. bon etw. geben; (schit- mosterd, specerij, patroon, smaak, lucht, dering) Scbilberung; s. van een brief, opstel Licht, vocht, toespeling, tong, kant, trekker, = Cf., ber %ntivurf ob. bag gonaept cinch ffiriefeh, omtrekken, onderscheid, afscheiding, reuk, Ruffaloh; s. van de algemeene geschiedenis gehoor, gezichi, verstand, verhoor, kritiek, = ffbrifi her neftgefctic§te ; s .. en uit de ge- gevecht, drat e. d.) !d'art; scherpe hook = schiedenis = Silber aug her eleictictjte. fpilgr R33infel, (van dolk) fc§arf, !pit; ; s ..e kin schetsboek, o. = Sfiaaenbuct. = fctarfeh ob. fpii3e4i .inn; s. geluid = fcbar. schetsen, h. = ffigaieren, (teekenen ook) odd). fer, geffenber ob. burctbringenber 2aut ; s..e nen; (ontwerpen ook) enttverfen; (schilderen, pijn = fcbarfer ob. Derber Scbmera; s. woord beschrijven) fctilbern, malen, auhmafen, be: = fcbarfeh, fPitseg, berbe ob. bethenbeg Sort; fcbreiben. s ..e wind = fctarfer ob. fcbnetbenber 28inb ; sehetser = Sfiaaierer; %nttrerfer. s..e koude = fcbarfe, fctneibenbe, ftrenge, sehetsteekentng, v. = Sfiaae; (bouwk.) her bittere ob. grimmige Witte; s. opmerker = atit, her %runbrit. fctarfer ob. ftrenger Oeobactter, s. verwijt, sehetteraar = Starftfctreler, Ruffctneiber, s..e berisping = fcbarfer ob. berber Zertbeih, aRaultelb, alunferer. fcbarfe ob. berbe Binge; s. toezicht = fcbarfe ob. sehetteren, h. = (van trompetten) fcbmettern; ftrenge 9luffictt, s e blik = fctarfer 18M, (vanpersonen) fcbreien, ben llRunb boll netmen, ectarfblicf ; met s e kanten, klauwen = fcbumbronieren. fcbarffantig, Mania; hij is s. = er ift 10(14 ; sehetterend = (van trompetten e. d.) fcbmet, s. hooren, veroordeelen, bewaken enz. (even- ternb ; (bombastisch) marftfctreierifcb, bom- als 't adj.): fcbarf Doren, berurteiten, beivacten bairn,* 2c. ; s. gebouwd (van een schip) = fttarf ge. sehettering, v. = bah Sdpnettern, bob (des baut; (op) s. zetten (een paard) = fctarf fctmetter. befctlagen, fcbarfen, fpitsen; al to s. snijdt niet scheuken itch, h. = ficb fctaben, f icf9 juden. = (Mau fc§arf matt Ictartfg ob. *tact nicbt. seheukpaal, zie wrijfpaal. II. scherp, o. = (van een mes e. d.) bie seheur, v. = ber Sc§neibe, bie Scteirfe; met s. schieten = fctarf seheurbulk, v. = her efarbut, ber•Sctarbod. fctief3en; met s. geladen = fctarfgelaben. seheurbulkIlider = eforbut., ectarbocf. seherpen, h. = .(mes, dolk enz.) garfen, franfe(r). !beton, ictleifen; (molensteen, verstand, blik, seheurder = Berreifier. gehoor, gevoel e. d.) fOrfen; (potiood,griffel) seheurdoek, o. = cite 2eintbanb. fpf#en, aufpit3en; sieh s. op = fict berlegen seheuren, h. en z. = (trans. en intr.) reifien, auf OUP, rid) iiben in (Zat.). (sterker) aerreiben; uit de handen, van 't hart scherper, m. = ectiirfer, net)er, (voor potlood s. = aug ben AStinben, bom Oeraen iem. e. d.) Spitler. van zijn pleats, iem. de kleeren van 't lijf s. scherpgekant = fctarffantig. = einen bon !einem l4Iabe, einem bie kleiber scherpheid, v. = Sctiirfe, SpitOgfeit, Oerbs bow 2eibe r. ob. jerren; zich awn een spijker s. best, tierbigfeit, Strenge, Zerbbeit, vgl. scherp. = d) an einem 91agel (schrammen) ritsen ; seherphoekig = fpf#., fctarfivinftig. in stukken s. = aerreif3en, in Stiicfe r.; (van seherping, v. = ectiirfung. steen, glas, enz.) Rifle ob. efnen elikbefommen, seherpklinkend = Karftanenb, .flingenb. riffig tverben. scherpireehter; -reehtersambt, o.; seheuring, v. = (in parte, kerk, enz.) Zren: .sehutter = ectarfirictter (92actricbter, nung, Spaltung, (kerketijk ook) bag ectigma; Veifter Vimmerling); srictteramt; •fctii#e. (in de ingewanden) bag ect neiben, bag (kiln. scherpschutterslifeest,o.; -vereenigIng, men, reibenber ScOntera. v. = Scbilt3enifeft; her .berein (.gefeUfcbaft). seheurkalender, m. = fibreif3fafenber. seherpsnUdend = fct arffctneibenb. scheurlak.en -linen, a. = afteh 2afen, seherpte, v. = ScOarte. tate 3eintvanb. scherpzlend = (eig.) ictarfficttig; (eig. en fig.) seheurmaker = Sebigmatifer. fcbarfbfidenb. seheurpapler, o. = afteg *apier, (misdruk scherpslendheid, v. = est arfficUisteit, ber e. d.) bie Eafutatur. ecbarrblid. seheursiek = (gr' scheurend) reibenb; seherpainnig = fc§arffinnig. (Behaving makend) f igmatifcb. VAN GELD BEN Duitsch Woordersbosk. IL 38 scheut. 594 schjjn. sehent, m. = (van planten uit den wortel) den neus s. = einem einen $fropfen (ern ScOnling, Rugtauter, (uit stam, tak) Zrieb; getcben) gegen (an) We %ale fcbnetten ; nit den s. rum, melk enz. = Scbut ob. ein tventg Num, grond s. = aug ber trbe bernor. ob. auffd). ; 9:1/itcb; (van pijn) Stid), zie ook ache ur in g; 't mes schiet iem. uit de hand = bagBeffer s. krijgen = in bie Obbe !Mellen; ook wet = flibrt einem cub ber itSanb ; ergens een stokje sc hot. (schotje) voor s. = ether Cade einen Riegel sehentig = freigebig, fpenbabet. boric bieben; zie ook ballast, binnen, blad, sehentigheid, v = ,areigebigfeit. bok, bras, kort, kuit, lach, oven, over- sehentje, o. = ein ftefn Menig. hoop, plat, vonk, wortel, zaad e. a. sehentvril, zie schotvrij. sehieter, m. = SMeter, (ook een mot) bie sehibboleth, zie sjibb... Olotte; ook: bie (R3acf., Ofen)Scbaufel, bie sehieht, v. = ber $feit; (poet.) bey etre* ectiebe, bie ectief3e. sehiehtig = fcbeu, fcbrecfbaft, fopffcbeu; s. sehletgat, o. Scbielgocb, bie Scbfetfcbarte. worden = fcbeu tuerben, fcbeuen. sehietgebedje, o. = Stotgebet, ber Stol3. sehtehtigheld, v. = edgedbaftigfeit. feufber. sehiefer, o. = ber Scbiefer. sehieggeweer, o.; -hagel, m.; -katoen, sehielijk = rafcb, fcbnea, bath, gefcbtvinb, o.; -kraam, v. = SMel3llgetnebr; =bagel; bie ourtig. s(baum)tvorie; Me %bube. sehielijkheid, v. = Nafcbbeit, Scbneftigfeit, sehietlijn, v. = Scbuf3linie. eeldminbigfeit. sehietlood, o. = Scbief3tot, Meitot, R3leimak sehieman = Scbiemann. Oticbtblei. sehiensannen, h. = fcbiemannen. sehletmasker, o. = bie Scbulnagfe. sehtemansligaren, o.; -gasten my.; -maat sehietmot, v. = saffermotte, kikberjungfer. = SMemanng garn ; .gaften; :maat. sehietlloefening, v.; -plants, v.; -proof, sehier = [fcbier], fart, beinabe. v. = Scbiel311 ilbung; ber .pla# ; .probe. sehiereiland, o. bie Oalbinfel. sehietllregels, my.; -schijf, v. = SMef311. Sehieringers (Friesche cartij in de Middel- vegan (Me .borfcbrift); .fcbeibe. eeuwen), my. = Scbieringer. sehietsehouw, v. = %igfiibre. Sehlermonnikoog, o. = Scbiermonnifoog. sehietslaehtmasker, o. = bie Scbulmagfe. sehietbann V. = (voor geweer) ber Scbiets, sehiet sleuf, v.; -spool, v. = Scbiel3 llfcbarte ; Scbeibenftanb9, ber Staub; (voor artillerie) ber .tote. Scbiefplat.. sehietstroom, m. = reitenber Strom, Met. sehietbeitel, m. = Stecbbeutel, bag Stenun. bath. eif en. sehtettabel, v. = Scbuf3tafel. schietboog, m. = bie 9trmbruft, ali#bogen. sehietllterrein, o4 o. = ber Scbietl. sehietbotzt, m. = Scbietbotben. plat; ber .bebarf. sehietbas?v. = (oud wapen) Scbielp, Stets sehietvaardig = fcbuf3fertig. benbitcbfe; ook = klapbus. sehietvereeniging, v. = ber SMelperein. sehieten, h. = fcbiden ; (ook geld, de zon, sehietwapen, o. = bie 5euer., &but., .0anb. een sloot, een dijk) fdy ; een gedachte schiet feuermaffe. me door 't hoofd = etc eebanfe fiibrt sehietwedstrUd, m. = SMel3tvettfampf. ob. guilt mir burcb ben Stop; de bliksem schiet sehietwond, v. = Scbulonunbe. door de lucht = ber Zli# guilt (fcbiel3t) bur sehiften, h. = fonbern, abfonbern, ook: ficbten; bie 2uft ; schoot voorover 't water = prilfen, unterfucben; soh., z. = (van melk e. d.) er fcbol3 (fubr) frpfilber ing F/Saffer; in de gerinnen, gufammentaufen, (van zticle e. d.) fici) hoogte s. = in bie 08be fcb. ; 't bloed schiet (aug)faiern. iem. in 't gezicht = bag 8Iut fcbief3t einem schifter = FOrilfer, Unterfurber, f orfcber, ing eeficbt ; in de aren s. = (in) tbreit fcb. ; Sicbter. een schip in den grond s. = etc &WV in schifting, v. = bag Sonbern, bag Sortieren, erunb unb Zoben fcb. in ben erunb bobren; Sicbtung ; q3rilfung ; bag eerinnen ; vgl. sc h i f- de tranen s. hem in de oogen = bie Zranett t e n; er heeft een s. pleats gehad = eg oat RO. tom aug ben 9lugen berbort fpringen tipt eine Rugfdpibung ftattgefunben. in bie 9lugen; daar schiet me lets in de ge- schtjf, v. = (alg.: bfO. van een appel, om dachte = ba Mat mir etm. ern, fommt mir op to schieten, van zon en mean, een ronde etin. in ben Sinn; in de kleeren s. = in bie plak van iets) Scbeibe; (van katrol) Rolle; Stleiber fabren, ficb in bie Sftetber tverfen ; (van damspel) ber Stein; (bif den stager) 't touw, den teugel listen s. = bag Xau Elloulabe, Norte; hij heeft schiiven = er bat (Sell), ben Bagel 4. Talfen ob. nacblaffen ; een aniipfe (Q3aten, aiicbfe); dat loopt over zooveel woord laten s. = (opzettetijk) ern Sort fatten schijven = ba baben fo bide mit breinbureben, taffen, (onwillelceurig) entfcblitPfen laffen ; we bag gebt bur fo bide 4,Siittbe. laten de zaak s. = mir laffen bie Cade fabren, sehtjfappel, m. = Vattapfel. Mallen ob. ant fill beruben; iem. laten s. = sehijfje, o. = Scbeibcben ; grog met een s. = ethengeb(e)n, ablaufen ob. fabren taffen, einen ab. Grog mit Bitrone. fertfgen; suet spek s. = (mit bem groten sehMilkoper, o.; -kwai, v.; -schieten, o. Defier) auffcbneiben, bag vote 97teffer ge. = Scbeibenllfupfer; .quarie; .fcbief3en. braucben ; naar de schijfs. = nod) ber Scbeibe sehtjfvormig = fcbeibenfarmig. fcb. ; de wind schiet near 't oosten = ber sehijfwerper = Scbeiben., ZigfugMerfer. efnb fpringt nacb Often um; er naast s. = sehUn, m. = (alg.) ettein; (bijz.) ainfcbein; baneben fcb., borbeifcbieten; de netten s. = (van fakkeis e. d.) Scbein; s. bedriegt = Scb. Me bee augmerfen ; op iem. s. = auf alien triigt; den s. redden = ben Scb. retten; de s. fcb. ; de valk schoot op den reiger = ber is tegen mij (ik heb den s. tegen me) = ber 5alfe fcbot auf ben ateiber; stralen s. = Scb. ifs gegen mid; s. en wezen ten werkelijk- Strablen fcb.- tverfen; ism. een prop tegen heid) = nub Seth; voor den s. = bum SO.; schijnaanval. 595 schilderschool. onder den s. van vriendschap = unter bent lid); telblicb; fo fo ; op AI s. = auf bfe Sate ber greunbfcbaft; 't heeft den s., alsof.. rilcfen, Val) macben ; alles is weer geschikt = eg bat ben VI., algob .; near alien s. = = atteg fft tvieber ITO reine ob. in £rbnung (ge: affent Vi. nacb ; in s. = fcbeinbar, anicbeinenb. bract tvorben); een zaak s. = efne Sacbe schijnaanval, m. = ecbetnangtiff. bellegen ob. In4 retie bringen; ik zal 't zoo s., sehijnbaar = fcbeittbar, anfcbeinenb. dat = icb tverbe eg fo einricbten (arrangleren, sehijnilbeeld, o.; -besehaving, v.; -be- anorbnen, madien), bat...; zich a.: dat zal weging, v. = ett ein I Mb; sbilbung; obetvegung. zich wel s. = bag toirb fcbott geben ob. sehUn bewAls, o.; -christen; -deugd, v. macben; zich in 't onvermijdelijke s. = = bet ecbeinil betveg ; -cbrift; -tugenb. in; lInbernteibticbe filgen (fcbicfen, geben); zich schijndood = (subst., m.) ber Scbeintob ; in alles s. = f idj in and fcb.; hij kon zich in C(adj.) fcbeintot. dat eentonige leven niet s. = er fonnte ficb sehUnen, h. = fcbeitten; near 't schijnt = Irk In bag einfOrmige 3eben nicbt ffnben; hij schikt eg fdnint, bent Vinfcbein nai. zich heel goed in zijn nieuwe betrekking = sehUnli geleerde; -geleerdheid, v.; er finbet ficb gang gut pre* In fatter neuen o.; -geluk, o. = ecbeinigetebrte(r); etetie; zich naar iem. s. ficb nacb einem -gelebrfamfett; ber iglaube ; oglilcf. ricbten (fd)Iden, fitgen); zich naar de omstandig- sehiingestalte, v. = (van de maan) $baie, heden s. = flcb ben llmfttinbett anf,affen, 2Icbtgeftalt. In bie Utnittinbe ; zich om een tafel s. sehijnOgevecht, 0.; -grond, m. = Scbelnio ficb um efnen Viet) (berum)fet.en; zich tot gefec4t, .grunb. deugd s. = flc ft/gen, Hein befgeben. sehijnheilig = fcbeinbellig. sehikker = 91norbner, Orbner. schijn heiligheld, v.; -koning; -troop, sehikking, v. = bag Orbnen; bag grange. m. = adoinibeiligfeit; ofOnig; -rout. went; (overeenkomst) her Zergtefcb ; in een s. schijnimanoeuvre, v.; -reden, v. = bag treden = efnen 93. eingeb(e)n ob. an nebtnen; zich ecbeinimanliber; ber .grunb. met een s. vereenigen = einem Z. beftreten; schUnredeneering, v. = ber Trugfcblut, zie ook minn e 1 ij k; de noodige s.. en maken Spielnbigfeit. = bfe niitigenVinorbnungen ob. Vinitatten macben. sthijuschoon = (adj.) anfcbeittenb fcbi3n; sehil, v. = ecbale; de sch ..len vallen hem van (subst.) ber atittergiana, ber fdpline ectetn. de oogen, zie schel I; zie ook aardappel. sehijnsel, o. = ber Scbein, Zicbt. sehild, o. = (ter afwering, wapenbord, van schijnsiag, -stoot, m. = ble 5Inte, ecbeitti padden) ber Scbilb ; (uithangbord, naambord bleb, iftof3. e. d.) bag ecbilb ; (van sommige insecten) bie sehijntje, o. = fcbtbacbe6 2icbt, fcbtvacber Scbint. aliigelbecfe, (op 't kopborststuk) ber ecbilb ; in uter; (meestal fig.) er is geen s. (van) hoop, zijn s. voeren = (eig . en fig.) int ecbilbe filbren ; van succes = e4 III ob. beftebt rein ecbimuter bon iem. op 't s. verheffen = alien auf ben Scb. 4)offnung, bon (rfolg; geen s. van recht = beben (erjeben). fen ecbatten bon &edit; hij heeft geen s. van schild Hbloem, v.; o.; -drager = kans = er bat ttfcbt bie geringfte Viugficbt ob. 6(1)01611nm ; -bad, (persoon):triiger (herald.: %bone; ()ea s. melk = emu Rein bthcben Wild ; 'batter). voor een s., zie pr ikj e; aan een zaak een s. schilder = (zoowel huffs- als kunstsch.) geven = ether Sadie efnen ec'ljefn geben. dater; (bepaald „verver")Vinftreicber, etubeno, sehijn verdienste, v.; •verkoop, m.; 8lintnermater. -vriend, -vrede, m. = bag ecbefttiberbienft ; sehilderacademie, v. = Vaterafabemie, zie .berfauf (bie :auftion); -freunb ; ofriebe. ook schilderschool. sehUnvroom = fcbeinfromm. sehlideraehtig = materIfcb. schijnIvroomheld, v.; •vrucht, v. = schilderachtigheid, v. = bag 9nateriftbe. ecbetnifri3mmigfett ; ,frucbt. sehilderbent (in de 17e eeuw een vereeni- sehijveling, m. $tattapfel. ging van Ned. schilders in Rome), v. = sehik, m. = bag Zergnitgen; ik heb veal s. „Stilberbent", ber TRaterbunb, ber Wlalerberefn. gehad = icy babe biel gebabt, mid) recbt gut sehilderdoek, o. = bfe 2eintvanb. amilfiert; in zijn s. zijn = counter, aufgetegt, schilderen, h. = maim ; („verven" ook) guter Tinge ob. guter Beaune fein; uit zijn s. zijn = (an)ftrefcben; (fig. „beschrfiven") fcbilbern, mitbergnilgt, mitgeftimmt, berbrietticb ob. anger. maten; ecbilbtvadg fteben ; (fig.) Soften fteben, HO refit; met iets in zijn s. zijo = mit (fiber) ettv. eadte batten; als geschilderd zitten = erfreut fan; s. in iets hebben (lane) jreube angebredflett, tvie angegoffett ffben; 't sehil- an (Tat.) laben, iiber (fr.) freuen, efnen deren = bait Eaten; Me Vaterei, bag Vino tgefatien an (Tat.) finben; ik heb er geen s. ftrekben; bag eacbefteben, bait $oftenfteben, in = eg gefilitt mfr Mitt; met s. kon ik niet vgl. schilderen. anders = anitanbitbalber ob. fcbicflicbertveffe schilderen = Eaterin. fonnte Ict) nit anberg tun. sehilderhuis(je), o. = ScbliberbauUben. sehlkgodin = etbicffaiggiSttin, 43arbe. sehliderij, v. = bag eemalbe. sehikkelijk = reblicb, nacbgtebig; 't sch. met sehliderije nkabinet, o.; -kooper; iem. maken = alien gnabig ob. nacbgiebig beban? zenm, o. = bie eenttilbell gaterie (Me Vita. ban; verder = schappelijk. fotbef); obanbler, bie -gaterfe. sehikken, h. = orbnen; (meubets en andere sehilderijelltentoonstelling, v.; -verza- voorwerpen) orbnen, gurecbtfletten, burecbt- meling v. = augftertung; -fammtung. rilcfen; („gelegen komen") als 't u schikt = schilderijlkoord, o.; v. = Me Meo tvenn elf ,abnen pact, gelegen fommt ob. recbt fft ; miitbelliciptur ; her 'Tamen. 't examen, dat zal wel s. = bai?. %gamen, bag sehildering, v. = ecbtlberung ; Tarfteifung. tvlrb fcbon gam; (boeken) orbnen; schik sehilderikunst, v.; -sambaeht (-shand- wat hierheen = Tilden Ole etto. naber ob. work), o.; -sehool, v. = Valeria (.funft); bferfrr; 't schikt noral = d gent; f o gem. obanbtverf ; ofebute. 88* schildersezel. 596 schoeien. sehildersezel, m. = bfe Staffed. sehImp, m. = Scbimpf, bte Scbmacb, ber 4)obn. sehildersil gereedsehap, o.; -koliek, o.; schimpaehtig = bi3bnifd), fpattficb, fcbmal), •kwast, m. = bfe 931alerli geratid)aft (.gerat); fiicbtfg. bfe .folif (bte Ceffolif); .pinfel. schimpdieht, o. = Scbfutpf., Spottgebfcbt. sehIldermes, o. = ber Spate. sehimpen, h. = fcbimpfen, fcbittaben; s. cp = sehildersmodel, o. = Otalermobel fcb. auf. sehilderspalet, o. = Me $alette, jarben: sehimper = Scbfmpf er, Spiitter. brett, bfe analerftheibe. sehimperij, v. = bag Oefcbimpfe. sehildersipenseel, o.; -stokje, o. = ber sehimp Ilnaam, m., -rede, v. = Scbimpf. Valeripinfel ; ber sitocf. name ; .retie (Scbmabrebe) sehilderstak, o. = eetnalbe. sehimpsehent, v. = ber Seitenbieb. sehilders 1 werkplaats, v. (-winkel, m.); sehimpOsehrift, o. ; -taal, v. ; -woord, o. = •verf, v. = TRaferli Merfftatt ; .farbe (kiinftler. bfe ScbfinPf., Scbmab lifcbrift; .reben (V.); farbe). %Mort. schilderwerk (aan huizen e. d.), o. = gelid'', v. = Scbinne. Baler., unb 9Inftreicberarbeft(en). sehinkel, zie schenke I. sehild 1 hoek, m. ; 'shoulder, m.; -kever, sehip, o. = Scbfff (ook van een kerk): schoon m. = bfe Scbilb 1 abteflung (bag Quartier); s. maken = retie Oabn, refne Rairtfcbaft ob. .batter; =rat er. refnen Zfft macben; klein s., klein zeil = sehild 11 kller, v.; -knaap ; -krab, v.; -In's, menig Stitbe, toenig Dottie of flefne Oaugbal. v. = Stbffb 1 brilie ; sfnappe (knappe); .frabbe ; tuna, Heine Sorgen ; een s. op strand een .faug. baken in zee = anbrer gebter flub gute I. sehildpad (dier), v. = Scbilbfrate. 2ebrer; zijn schepen achter zich verbranden II. sehildpad (stof), o. = Scbilbpatt, ook: = ate Oritcfen hinter ficb abbrecben; zie ook .frot ; van s. = bon, aug S. appel, dubbeltje. sehildpadden = Scbilbpatt . ., Scbilbfrot ... sehipbrenk, v. = ber Scbfffbrucb; s. lijden sehildpadsoep,v. = Scbflbfraten., Vocfturtle. = S. lefben; fcbeftern; (NJ s. lijden op = fupPe. fcbeftern ob. S. fefben an (sat). sehildvarken, o. = 9.1rmabfa, Garteltier, sehip 1 bren.keling, m.; -brag, v. = ScbMi Tatu. briid)fge(r) ; .(g)brilde. sehild 0 oink, m.; -viseh, m. = Scbilblfinf sehipper = Scbfffer, Scbiffgfitbrer, Stapftan. (Q3ucbfinr) ; 4114. sehipperen, h.; we zullen 't wel s. = Mr sehildvlengel, m. = Me aritgelbecre. iberben eb fcbon macben, Merben felon efnfg sehildvlengelig = mit gifigelbecten; s. iberben, Merben ung fcbon berglefcben; hij last (insekt) = ber Sect:, Scbeibenffiigler. wel met zich s. = er latt fhb febon finben, sehildvormig = fcbilbfarmfg ; 8. kraakbeen laf3t nocb mit ficb reben; men most een beetje = ber Scbilbfnorpel. s. = man mut leben unb feben laffen. sehildwaeht, v. = ecf)fibivacte, op s. staan sehipperij, v. = Scbfff(f)alyrt; (schippers) = S. fteben, Soften fteben ; verloren s. = Scbiffersunft. berforener $ often. sehippersji boom, m.; -dracht, v. = sehildwachthuisje, o. = Scbilberbaugcben. Scbifferllbafen; .tracbt. sehilfer, v. = ber Scbuppen, (op 't hoofd ook) Sehipperseilanden,mv.=Scbfffer., Samoa., Scbinne; (van den muur e. d.) bag Olattcben, gtabigatoreninfeln. 9.1bicbilferung. sehippershaak, m. = Scbifferbafen. sehilferachtig = fcbupPen., fcbinnenartig. sehippersjongen = Scbiffgjunge. schilferen, h. en z. = lid) fcbuppen, jicb sehippers il kneeht ; -knoop, m.; -term, abfcbuPPen, ficb abblattern, Rd) fcbalen. m . ; -vronw = Scbfffer II fnecbt ; .fnoten ; .augi sehilfering, v. = Vibfcbuppung, Vlbblatterung, brucf ; .frau (•in). 91bfcbilferung. sehippertie, o. = (dier) ber 92autflug, Berl., sehilferfikool, v.; -Steen, m. = Scbieferi. Scbiffgboot. for* ; bag .geften. schisms (kerkscheuring), o. = Scbigma, bfe sehillen, h. = fd)alen (in alle toepassingen); Spaltung. zie ook appeltje. sehismatiek (scheurmaker) = Scbigntatffer. sehiller = Scbaler. schitteren, h. = (alg., eig. en fig.) &non ; sehilletje, o. = Scbalcben ; (drank) ber Bf: (van hemellichamen, vuur, oogen, blikken, tronenlifOr. wapens in de zon e. d. ook) leucbten; (met seblin, v. = ber Scf) atten ; (om 't inhoudlooze beweeglfike lichten) glft,ern. uit to drukken vooral ook) ber Sc§enten , sehitterend = glangenb, lembtenb, glfOrnb, (van de dooden) ber Scbatten, ber (ref ft, vgl. schitteren. 9Ranen (bK); hij is nog maar een s. = er ift sehitterglans, m. = Otani unb Scbinner. nur nocb en C.; Chineesche s. = cbittefficbe sehittering, v. = ber Glans, bag Hansen, Scbattenbilber. bag 2eud)ten, bag Oilijorn, vgl. schitteren. sehimmel, v. = ber Scbinunel; seh. (paard), sehitterlieht, o. = glangenbeg 2tcrit, (be- m. = Schimmel. weegtfik) glf#ernbeg ob. ffimmernbeg 2fcbt ; (van sehimmelaehtlg = fcbinnelartig. vuurtorens) Q3linffeuer. sehimmelbek, m. = Orlin:, @Selbfcbnabel. sehlem, o. = (in 't kaartepel) ber Scblemm; sehimmelbles, v. = Scbimmelblaffe. s. maken = S. macben. schimmelen, z. = fcbfmnteln. sehobbejak = Oalunfe, Scbuft, 2aufeferl, sehimmelig = fcbinnelfg, fcbinttlfg. (Noordd. ook) Scbubbejacf. sehimmelkleurig = fcbitnmelfarbfg. sehobberd = ecbuft, Ounbgfott, lump. sehlmmelplant, v. = ber Scbinnelpils. sehobberdebonk: op s. loopen = auf ber sehimmelspel, o. = elocfe unb Oammer. eurft reften, fcbmarolon. sehimmeriUk, o. = &battened). sehoeien, h. = (van schoeisel voorzien) be. schoeiing. 597 school. fcOu4en; (van schoeiing voorzien) (mit Oda) I. sehoft (schavuit) = SOuft, 2ump, tatunfe, befteiben; zie ook lees t. SOurfe. schoeiing, v. = 8effeibung, Oolabefteibung, II. sehoft, v. = (bovendeel v. d. rug) ber epunblvanb ; (urn vlechtwerk) ber Otlifiter. *Merv* ; (arbeidstild) Scr)10t. sehoeisel, o. = SOube ($1.); Me autbeffei. sehoften, sehofttijd, zie schaften, bung, bie Oefctubung, ectuimeug, Scbumerf. schafttijd. sehoelje = schavuit. sehofterig = fctuftig, tumpig. sehoeljeaehtig = fc§uftig, 104bilbifc/j, !Our: sehok, m. = (kortaf) Stot; (hevige beweging, fenbaft. ook hevige aandoening) bie %rict)iitterung ; sehoeljestuk, o. = l8uben., SOelmenftild. (botsing) Bufammenftot ; electrische s. clef. sehoen, m. = tub (ook van een tans en trifOer ScVag ; [(60-tal) bag Sci)ocf] ; zijn aan- om een vlaggestok in te dragen); (van een zien heeft een s. gekregen = fein 9Infeben sabejecheede) bag ScVeppeifen; de s. wringt lit erictiittert, ook: 4at einen Stot befommen, me = ber Scfm0 bra& mid); ieder weet 't eine ScVappe ertitten ; van dien s. heeft hij best, waar hem de s. wringt = jeber twit am zich nooit hersteld = bon biefem Stot (Si:Vag) beften, tvo fin ber SttuE) daar wringt fat er fict) ale e0oft ; een s., en de trein hem de s. = ba brit& ber Scbuf), ba itegt ber stond stil = eta etot (Rua) unb ber Bug Oafe tin 43feffer, ba liegt ber Ounb begraben; ftanb (ftin). vast in zijn s .. en staan = feiner Cade geivit sehokken, h. = ftoen, erfcblittern, vgl. fan; de moed ('t hart) zinkt hem in de s.. en schok ; (van wagens e. d.) rum0eln, riittein, = bag tSera ift tOt in Me toofen gefaffen, Been ftden; doen s. = erWittern ; diep geschokt = oude s.. en weggooien, voor men nieuwe heeft ttef ericVittert; de betrekking met Rusland is = Mid bie atten Scbube nicOt die bu neue geschokt = bag alerbtiltni8 81t lRu1lanb fit baft ; ik zou niet graag in zijn s .. en staan = erWittert ; geschokte gezondheid = berriittete ict mi3cOte nicOt an feiner State fein ob. nftt in Oefunbbeit. feinen 5cbu4en fteden ; zie ook a an tr ek ken, sehokker, m. = bag aild)erboot. looden I, passen. sehoksehouderen, h. = bie (of mit ben) sehoenJ aantrekker, m.; -band, m.; -bor? 910fein Auden; s .. d = acdjfelaudenb. stel, m. = Sd)ublianbieber; bag .banb ; bie sehol, v. = Sctoae (in alle bet.); (visch ook) .bitrfte. her $fatteig. schoendraad, m. = SOO., $ecObra4t. seholastiens = Scbotaftifer. schoenefabriek, v. = ScOu4fabrif. seholastiek (schoolsche wijsbegeerte), v. = sehoenejood = Stiefetjube. ecbolaftlf. sehoener, m. = Scboner. seholekster, v. = her alufternfifcber. sehoenerIbark, v.; -brik, v. = e(t onerll. seholen, h. = ficb berfammetn, rut) anfammein. bad; sbrigg. seholier = ScViter. sehoenIgesp, m.; -boors, m.; o. = sehollevaar, scholver(d), m. = bie bfe Scbu411jAnalle; .anai0er; ber .tad (ber Scbarbe, bie atutiOarbe, Sormoran, bie Stor. .2ebertad). moranfOarbe. sehoenOlap, m.; -lappen, o.; -lapper = [seholte SOutge, SOut*f13. seholteboer Scfm411fied (sffiden, illiefter) ; •ffiden; ,ffider. = t•offdjuip]. sehoen lapperswinkel, m.; -leer, o.; I. sehommel, m. = bie SOaufef. -leest, v. = ScbuVifficferfram; .leber ; ber II. sehommel (dikke vrouw), v. = bide 5rau. .leiften. schommelen, h. = (op den schommel) fcbau. sehoenlepel, zie -h o o r n. fan; (van slinger e. d.) (m) fdobingen, benbeln, sehoen maken, o.; -maker = Scfpf) ? in Sot mingung fein; (van prijzen e. d., onvast marten (Scf)uftern, bie Scuiteref); .matter zijn) fettvanfen ; (met de beenen) fcVenfern, (ScOufter ; zie leest). baumeln; in iets s. (zoeken) = in etto. ftilbern ob. sehoenmakerslijongen; -mes, o.; -voet. berumframen ; de trein schommelt je door plank (-voetbank), v. = Sc4ufterlliunge ; elkaar = fitiittett ob. riittett einen burOeinanber; .fneif; ber .fuf3tritt. (waggelend loopen) tbadern, Watfc4ein. sehoenIpen (-pin), v.; -poetser = ber sehommelend = fctiaufetnb, fcVvingenb, Scr)ufg ftift (.6thede, bet spftod); .pater (Stiefel. pettbeittb, feVuanfenb 2c. vgl. schommelen. pater). sehommelig = Wadefig ; gefOliftig, fcbuf3110, sehoenriem, m. = SOOrienten; niet waard fai)rig ; unorbentlk . zijn iems. s .. en te ontbinden = nictt Wert fein sehommeling, v. = Scipringung ; Scfitvan, einem Me S. auf8uti3fen. fung, vgl. schommelen. sehoenIsmeer, o.; -spijker, m.; -waren, sehommein stoel, m.; -touw, o. = Scf)aurefils my. = bie SOO II toicVe ; snood ; .ivaren. ftuffl ; sehoen warenfabriek, v.; •werk, o.; [schongel, zie schommel I.] -winkel, m. ; -cool, v. = ecttb trarentabrif ; sehonk, v. = her Stno0en. .trerf (.tharen); .laben ; sfoVe. sehonkig = (grob)fnocbig. sehoep, v. = Scf)aufet, bag eciApfbrett. sehoof, v. = Qbarbe; aan schooven zetten = seh3er, zie schouder; ook : „bui" = ber in (4) n feben. Sctauer. sehooien, h. = betteln. sehoerhaai, m. = l!3leerenget, %ngelfifcf), sehooler = Oettler ; (minder bepaald) Strad), %ftgeMai. Zagabunb, bergetaufene Feerfon, 2umbenferi. sehoffeerder = Sit anber, ItotaiicViger. sehoolerig = bettelf)aft, fci)ofet, tumpig. sehoffeeren, h. = fcVinben, notaticbtigen. sehoolerij, v. = b3ettelef, bag Oerumftrohten, sehoffeering, v. = ScVinbung, Itotaild)tigung. bag ,erumbetteln. sehoffel, v. = (voor den tuin) (Sege)ScOaufet, sehooiersvolk, o. = I8ettelbolf, 2umpenbad, (voor 't land) Std., Zfatbade. Q3ettelbad. schoffelen, h. = fc§aufein; schuifelen. school, v. = Soule; (visschen) her Bug, Me schoolarts. 598 schoonouders. ecbar ; s. voor M. U. L. 0. = Zfirgerfcbille, schoolech = fcbolaftifcb, fcbulmeifterlicb, febul? Were (ertoeiterte) Zolfgfcbule; neutrals s. = gerecbt. fonfeffionglofe Scb. ; s. met den bijbel fon. sehoolschheid, v. = $ebanterie, Scbulutei. feffionelIe, (in 't bijz. *tftlfcbe) ecb. ; s. gaan fteref. = eine ecf). befucben, gur ecb. geb(e)n ; naar s. schoolisehip, o.; -spaarbank, v.; -straf, gaan in bie Sci). gel(e)n; een s. houden = v. = ecbulff fcbiff ; •ftmrfaffe ; .ftrafe. Scb. 4alten; de s. verzuimen = bfe Scb. bers sehoolgtaseh, v.; m. = ber Gulf, fiiuuten, (opzettelijk) 4inter bie tauten, Me rangen (bag •rtingel, •tabbe, ber Zornifter); ecb. fcbtoiingen; de s. gaat aan, gaat uit = Me Me •geit (onder -tijd = loilbrenb ber klaffe, ecb. fiingt an, gebt aug; er is vandaag geen tvtibrenb beg linterrfcbtg). s. = teute ift feine toir baben Igute (Me school II toestanden, my.; -toezieht, o.; Scb.) fret; (titel) s. voor de piano, de viool -tueht, v. = Scbulliberbiiltniffe ; Me •aufficbt ; enz. = Stlabter., Oeigenicbule, s. des levens, .gucbt (.biggiblin). Wagnersche s. enz. = ed). beg.2ebeng, 2ilag? sehoolguitgave, v.; -nay, o.; -vacantie, nerfcbe C. 2c. ; in (op) een goede, strenge s. v. = Stull! auggabe ; Me .ftunbe; •ferien opt). zijn = in guter, ftrenger eci). fein ; zie ook school 11 vereeniging, v.; -vergaderin g,v.; bijzonder, klappen, laag I, middel- verznim, o. = ber ecbulll berein (4ogietiit); baar, openbaar. •fonfereng (•berfammlung); .berfaumnig. school !tarts; -atlas, m.; -bad, 0.; -bank, school!' vos; -vosserij, v. = adAtl fucb g; v. = ecbullargt; .atlag ; •bab ; •banf (technisch .fucbferei. ook: bag Subleffiutn). sehoolvossig = fcbulfucblig. schoolbehoeften, my. = 2ebrutittel. sehoolwandeling, o. = ber ecbitleraugflug, sehoolg bestuur, 0.; -bezoek, o. = Me ber ecbulaugfiug. ecbullibertvaltung (Me •bebiirbe, ber .borftanb, sehooliwerk, o.; -wet, v.; -wezen, o. = Me .foltegium); ber sbefucb (van 't bestuur enz. Scout arbett (•aufgaben, let.); bag .gefel3; •toefen. ook: Me sbifttation) school II wijsheid, v. ; -woordeboek, o.; school h bibliotheek, v.; -blad, o. = ecbutO? zaken, my.; -ziekte, v. = ecbuliloeigbeit bibliotbef(Scbillerbibliotbef); bie•geitung(.biatt).(minachtend: bet •fram); .tharterbucb ; .facten sehoolblijven, z. = nactften. (•angelegettbeiten); .franfbeit (in de beide bet.). school g eommissie, v.; -dag, m.; -district, I. sehoon (adj.) = (mooi) f(tiitt; (rein, niet o. =founiffion (bag •folregium, ook: vuit) rein; 't s.. e geslacht = bag fit e ber :rat); •tag ; ber =begirt. &fcblecbt; Philips de S e = ber schoollexamen, o., -feest, o.; -fonds, o. ecb ..e; s e handen = reine Otinbe; s. linnen = ctut H egamen (Me .priifung); Me :feier (.feft); = retie elifcbe; alles s. opeten = cafe& rein Me .faffe. aufeffen; mijn geld is s. op = mein eelb fit sehoolgfrik; -gebouw, o.; o. = rein (total) age; s..e (heldere) kleeren = reine, Scbull]fucbg; .gebliube; .gelb. reittlicbe ob. faubere aleiber; zie ook k un st, school 0 geldhening, v.; -geleerde; -10- schip en vgi. mooi; 't sehoon = Me leerdheid, v. = gelbe4ebung ; %gel*. ScOnbeit, bag Scbi3ne. te(r) ; sgelelgiantfeit. IL sehoon (conj.), zie ofschoon. sehoolghoofd, o.; -houder; o. = sehoonblad, o. = Scbanblatt; ber ect)Onbrud. ber Scbulliborfteber ; •balter (.mann); ?aug. schoonbroeder = ecbtrager. school 0 hygiene, v.; -inspekteur ; aar, sehoondoehter = Scbtoiegertocbter o. = ScbulMmtene (:gefunbbeitgPfiege); .in? sehoondrnk, m. = Scbiittbrucf. fbeftor ; sehoone, v. = Gone; seh., o. = ecbi3ne; school!' jeugd, v.; -jongen; luffronw = de leer van 't s.,= Me 2ebre ob. R33iffenfcbaft bout ecbullqugenb ; .junge (•fnabe); ?e4rerin (ook: Scbiinen, Me Kftbetif. sehoonen, h. = reittigen, reinmacben. school gkaart, v. ; skanter, v.; -katmteraad schoonheid, v. = ScOnljeit. = farte :ftube ; .famerab (•freunb). sehoonheids begrip, o.; -gevoel,o.,-leer, sehoolgkennis, v.; -kind, o.; -kwestie, v. = ber ecbi3nbeitg begriff; :gefitbl; •Iebre v. = abstr. Scbulifenntniffe (Fa) (minachtend Oftbetif). ber 'tram; persoon:.befanntfcbaft); .finb ; .frage.sehoonheids Bin, v.; -middel, o. = Scban. sehoolglasten, my.; o.; -makker belt& h Hide : .mittel. = Scbutillaften ; limner; •fanterab (•freuttb). sehoonheidsgpleistertje, o., -vlekje, o. school g man ; -meester = ecbul I mann = ecbiinbeitt bfitifterdon (SclAnbffiiftercben, Me •lebrer (.meifter). Tftufcbe); .mal. schoolmeesterachtig = fcbulmeifterlicb, sehoonheidsg water, o.; m. = SdAn. bebant ; s e toon = ethulmeifterton. beitg Mailer ; •fittn. schoolmeesterachtigheid,v.=43ebanterie, sehoonhouden, h. = rein batten. Sobutmeifterei, Sit ultneifterliVeit. sehoonklinkend = loot*, fdOnflingenb; sehoohneesterswkisheid, v. = ecbulmei. Mobllautenb ; (iron.) anicbeinenb fcblin, gut 2C.; fteril tveigbeit, .gelebrfamfeit. s e woorden = fiti3ne alebengarten. school g muzeum, o.; -onderwitis, o.; -op- sehoonmaak, v. = bag Meirtmacben, Efteini? ziener = Scitullimufeum; ber :unterric4t ; •rat Bung; de groote s. = bag grofte M., bag Orof3? (.auffeber, .infbeftor). reinmacben. sehoolgorde, v.; -paard, o.; -plants, v., sehoonmaakster= Efleinmacbefrau; ecbeuer: -plicht, m., -praktijk, v. = Sdjulf orbnung ; frau. .pferb ; ber .bof ; Me .0fficbt (.6mang); •bragig. schoonniaaktijd, m. = Me Efleittmacbeseit. schoolpliehtig = ittulpflicbtig. sehoonmaken, h. = refmnaclon, reinigen, schoolgreglement, o.; -rUden, o. = Me Out,en; 't = bag aleinutacben. Gcbut arbnung ; Me •refterei (als ww. We bate sehoongmoeder; -waders, my. = ecbtoie. ediute reiten). geritnutter; •eltern. schoonrijden. 599 schot. sehoonirliden, o.; -rlider = Schi3n1laufen; 2aufpat geben; (afwqzen) efnem ben Sorb geben. .1aufer. H. sehop, v. = (om zand, koren etc. to schep- sehoonsehijnend= fchi3n icheinenb; fcheinbar pen) Schilbpe, Schippe, Schaufel, (spa) ber (anfdpinenb) Win, richtig, tbahr 2C. S13aten ; (schommel) Schaufel. sehoonsehrift, o. = Me nattigraphie, fchi3ne I. sehoppen (in 't kaartspel), v. = bob $if, Schrift. (in 't Duitsche spel) bag eriln; schoppenars sehoon 1 sehrij fkunst, v.; -sehrij wen, o.; enz. = $ifag 2C. -sehrOver = Schilnifchreibe(e)funft (Rani. II. sehoppen, h. = (efnen) treten, (efnem) gra0bie); .fchreiben (bfe SeaUfgratlhie); .fchreiber efnen (aut)ritt geben; de deur uit s. = Sur (Staftigra0h). 5t Er hinaug merfen ob. Ichmethen; achteruit s. school' ties, zie schoon I. (van paarden) Mitten augfcblagen, een standje sehoonvader = Schtviegerbater. s. = efnen Maffei ob. efnen Itugputier geben; iem. schoon N vegen, h.; -wassehen, h. = rein I een geducht standje s. = efnem tiichtig ben St off fegen (:tuffchen); =thafchen (fig. zich -wasschen km:lichen, efnem efnen berben Pliiffel (Viugtmlor) = fich meifibrennen). geben; kinderen in de wereld s. = kinber in sehoonzleht, o. = bfe SchOnficht. bfe Sett fetwn; lawaai s. = "nn, Speftafel sehoonzoon = Schibiegerfohn. ob. lRabau machen. sehoonzuster = Schtviigerin. sehopstoel, m. ?[933ilgvalgen]; op een s. sehoor, m. = Me Stiii3e, (horizontaal) Zrtiger, zitten = auf ber 84313e linen. (schuin) bfe Strebe; zich s. zetten = fid) I. sehor (adj.) = (van stem) heifer ; (van stem, ftemmen, Peh anftemmen (geben). keel) Taub. sehoorbalk, m. = (horizontaal) Tragbatien, II. sehor, v. = her Groben, bag Zorlanb. 5rrliger ; (schuin) Strebebalfen. sehorem, o. = ber $i3bel, 133efinbel, q3acf, sehoorhaal, zie schoerhaai. Me }8anbe. sehoorilhout, o.; -munr, m.; -ptiler (-pl- Isehoremer = $rolet, 43roletarier, Oettler, laar), m. = Strebel holt.; bfe smauer; /Weiler. 2umpenferl. sehoorplank, v. = autterboble. schoren, h. = ftilgen. sehoorsteen, m. = Schornftein, ook: Schlot, sehorheld, v. = .,efferfeft, inaubeit. We %ffe; ('t open deel in de kamer vooral) sehorploen, m. = eforPion (in alle bet.); gamin; zie ook rooken. met s .. en geeselen = met S .. en oilchtigen. sehoorsteenboezeni, m. = bfe gamin., sehorlemorle (wijn met mineraalwater, jeuermauer. citroen en suiker), v. = bag Schorlemorle. sehoorsteenbrand, m. = Schornftein:, sehorre, zie schor II. Staminbranb ; bag -Feuer. sehorriemorrle, o. = Strethi unb q3lethi, schoorsteengcld, o. = Routh., Oerbgelb. (2umpen)Oermbel, ber $i3bel. sehoorsteen i kap, v.; -mantel, m.; -pljp, schors, v. = Ziorfe ; (bast) 9finbe: (looischors) v. = Schornfteinifallm (4aube, ber .but); lobe; aan de s. hangen = (fig.) bet her Ober:, .mantel (Staminmantel); :riihre (Staminrahre). fitiche fteben Meiben. sehoorsteen k plaat, v.; -sehnt, o. = sehorsen, b. = (een ambtenaar) fugpenbieren ; gamin! pratte ; ber .ichirtn. (een zitting, behandeling voor 't gerecht) clug. sehoorsteen veger = Sttornfteinfeger, %flew fet3en ; (betaling) einftellen. febrer. sehorseneel, aehorseneer, v. = Stow. sehoorsteenwissel, m. = Stenerivechiel. nere, Schmaraiburael ; wilds s. = ber Zocfgbart. sehoorsteenzwalnw, v. = FRauchfchmalbe. sehorsing, v. = Sugpenflon; Kugfe#ung ; sehoorvoetend = mit baubernben Schritten, ainfteffung, vgl. sc horse n. aaubernb. sehorsingsbestalt, o. = bey Sugpenflongo sehoot, m. = (van lichaam, kleed, garde, befchlut. kerk, gezin enz.) Schof3; (van 't zeil) We sehorskever, m. = a3ortenflifer. Schote ; (van een slot) Riegel; ook = sehort, v. en o. = bfe &Vire; (klein voor 't s c h e u t; de schoten vieren, aanhalen = bfe mooi) bfe Zlinbelfchilrae ; (voor werklui ook) Schoten bferen, anaiehen; de schoten vieren = ber Schur& (fig.) ben Sage' idtieten Jaen; zijn hartstochten sehorteband, m. = bag Schilrbenbanb. den s. vieren = leinen 2eibenfchaften ben 8figel sehorteldoek, m. = Me Schitroe. laffen; zie ook Abraham, hand, hoofd. sehorten, h. = (kleerer, rokken) fchitrben; sehootgaan, z. = babon., burchgeh(e)n, (schelen) fehlen ; hapern ; wat schort je? = Mag burchbrennen. fehlt Mr, Wag haft bu? vgl. haperen. sehootgat, o. = Schot(en)gatt. I. sehot, o. = ('t schieten) bey Schut ; (groei sehoothondje, o. = Schothtinbchen. van planten) her Schuf3 ; (voortgang, bewe- sehoothoorn, m. = bag Schothorn. ging) We tetvegung, her Gang; (afschutting) sehootkind, o. = Schof3Nnb. ber Zerfchlag ; (op schepen) Schott, We Schotte; sehootilUn (rnimte), v.; -snide, v.; -sta? [s. en lot = Steuern] ; ook wel = k o t; een s. fel, v. = Schuf31 linie; /Melte; data. doen = efnen Sch. tun; onder s. = in Schufk sehootsteek, m. = Schotenftich. toefte; als ik je Bens onder s. krijg (fig.) = sehootsvel, o. = Schurafel tvenn bu mfr mal in ben surf !mull; button sehootsveld, o. = Schuf3felb, bfe Schuf3Meite. s. = auger Schut(meite); er is geen s. in 't sehootvrij = fchuf3frei, %tett; s. voor den werk = Me llrbeft MU nicht ftecren ob. nit in laster = licher bor her (gefeit geben bfe) Zer. Schuf3 (in gluf3) fommen ; er komt s. in = bfe leumbung. Sadie fommt in glut; wat s. in 't werk bren- sehooven, h. = in Oarben bfnben ob. feign. gen = Me Krbeit ebb. befchleunigen ; s. geven sehooverzell, o. = ett oberiegei. (aan een touw bijy.) = fchiefien fallen, naib. I. sehop (met den voet), m. = &Witt, Zrftt; laffen; s. krijgen = grner tverben, tvadgen; iem. een s. geven = efnem efnen Zr. geben ob. waterdicht s. = Mafferbichteg SOott; leder s. berfe#en; fem. den s. geven =(#9.)einem hen is seen eendvogel = ea ift die %age Jagbtag, Schot. 600 schrap. aber nicbt acibtag ; nicbt alit Sibliffe treffen ; sehouwburg direeteur ; -kaartje, o.; zie ook kruit. -orkest, o. = Xbeater bireftor; II. Sehot (persoon) = ecbotte. ,orcbefter. III. sehot (jonge koe), v. = 5titie. sehouwburglpublilek, o.; v. = sebotel, m. = bie etbtiffel; kop en s. = %beater' publifutn ; ber .faal. unb Untertaffe. sehouwen, h. = gaunt; beficbtigen; een schoteldoek, m. = bag Oefcbirrtueb. lijk, wegen, dijken s. = eine 2etcbe, sehotelen, h. = auftifcben. Zetcbe fcb.; de dijken s. = (ook) ein ,Scbauen sehotellInkker?-rek, o. = ecbitffelll leder batten. Mreunb, ecfnarol5er); ,geftell (,brett). sehouwing, v. = ecbau, Zieficbttgung, bag sehoteltje, o. = ecbtiffelcben ; ber Unterfe#er, Scbauen. bte Untertaffe. sehouwlustig = fcbauluftig. sehothout, o. = Zitterfitt. sehouwiplaats, v.; -spel, o. = ber ecbaul, sehotje, o. = Miner Q3erfcblag 2C., zie sch o t ; 014; 40kt. ergens een s, voor steken ether eacbe einen sehouwtooneel, o. = bey ecbaupla#. Mega borfcbteben, einen 43flocf baborftecfen. sehraag, v. = bag Oeften, ber *3ocf, ber Schotland, o. = Scbottlanb. edyragen. I. sehots, v. = (eig)6cbolie. schraagbalk, zie schoorbalk. II. sehots (adj. en adv.) = fonberbar; 't gaat sehraal = (van personen) wager, baser, er s. toe = eg gebt ha bunt ber; s. en scheef burr; (van stemmetje, toon, bier, saes e. d.) = quer burdoinanber, quer unb fcbief, fcbief Minn; (van spijs, kost, ontbijt enz.) !Orli& unb fcbrag. bitrftig, farg, fcbmal ; (van inkomen, loon e. d.) Sehotseh = fcbottifot ; bag ecbottifcb ; (stor) bitrfttg, farg, fOrlicb, fna00, wager; (van ecbottifcb(er etoff); met een s e ruit = fcbot. grond) mager, trocfen, burr, farg; (van weer, tifcb fariert ; s. rokje = fcbottifcbeg Elliicfcben ; wind) raub, herb ; (van troost) f•ttuad), wager, s. (dans), m. = ecbottifcb, bie ecoffaile. leer, fabl, gering, letbig, fcblecbt; (van de beurs) sehotsehbont = fcbottifcb fartert. wager; er s. van eten = ficb bitrftig niibren; sehotsehrift, o. = 43ampblet, bie edpentib. maar s. rondkomen = nur fnal343 augfont. Ictrift. men ; s, wegen, meten enz. = fnat:43 Wiegen, sehotvaars, V. = nteffen 2c.; de jas zit s. = fil3t eng ob. fnapp; 8. sehotvrij = fcbutfret, auber 6(4uf3t:tette ; np de borst zijn = einen trocfnen ,uften icbubtert. Oben. sehotwillg, m. = bie norbtreibe. sehraalhans = ecfnalbang; hier is S. kok sehouder, m. = bie etbulter; (in sommige = bier ift ecbtnalbang Stitdonmeifter. uitdr. ook) bie 9Icbfel; breede s s = breite sehrsalheid, v. = Vagerfeit, Oagerfett, Zfirre, 6 . n; breed van s s = breitfcbultrtg, bier. Zitrftigfeit, Stargbeit, Otaubeit, ftbratig ; de s s ophalen = bte (mit ben) el. n Oerbbeit, 6cfpnitdo, vgl. sehraal. 8ucfen ; heel wat op de s s hebben = bieleg sehraaltjes, zie schraal. auf ben 6 . n (auf bent half e) baben ; hooge sehraapaehtig = fnauferig, filatg, babfildpfg, s s = bobe 6 .. ; iem. over den s. aanzien babgterig. = einen fiber bte at. (6.) anfeben; op de s s sehraapaehtigheld, v. = nauferet, aft: van onze leermeesters staan = auf ben 6 . n aeret, atibigreit, .0abfucbt. unferer 2ebrer fteben. sehraapUser, -mes, o. = her ecbaber, sehouderilband, m.; -bedekking, v.; ecbabeifen, ecbabtneffer. -been, o. = (anat.) bag ecbulteri banb (chir.: sehraapsel, o. = Sebabfel, Kbicbabfel. bie .biitbe; draagb. bag -banb); .flaOpe (Mb, sehraapzucht, zie schraapachtigheid. felfl.) ; -bein. sehrab, v. = ber 91%, Sebramme, ber that). sehouder blad, o.; -breedte, v.; -break, sehrabben, h. = ri#en, fcbrannen, fralpn; v. = ett utter blatt ; .breite ; ber .brucb. (”isch) fcbuttOen, abfcbupOen, (wortelen, krijt) sehouderen, h. = fcbultern. fcbaben. sehouderligewrieht, o.; -hock (van een schrabber, zie krabber. bastion), m., -klep, v. = Scbulterigelenf ; sehrabUzer, -mes? zie schraap... ,Winfel; :fla130e. sehragen, h. = ftitt3en, unterftit#en. sehoudermantel, m. = bie $eleritte, (tang) sehraging, v. = Unterftill3ung. Utntang. sehralen, h. = (zeew. van den wind) fcbralen, sehouderophalen, o. = ficbfelattcfen. fcbief lauf en. sehouder ',punt (v, een bastion), v.; -stuk, sehram, v. = ecbrantme, ber o. = ber 6 cbuIter punft ; (in alle bet.:) .fold sehrammen, h. = fcbrantten, rijon, frapen. (van harnas ook: sehrammetje, o. = Efterlein. schout = Scbulae, ecbultbeif3; (in Ind.) $olitfet. sehrander = Rug, intelligent, fcbarf, fetn ; matter, Attfpeftor. s .. e kop = finger ob. Rarer *Of ; s .. e inval sehoutambt, o. = Scbulhenamt. = finger %intuit ; hij is heel s. = er ift febr sehout-blj-naeht = nonterabintral. intelligent. I. sehouw, v. = (schoorsteen) ber ecbornftein, sehranderheid, v. = alugbett, ,titeltigetta, ber gamin:bet Oevb; (pons) Sabre; (schouwing) Scbarfe. ecbau. sehrans = 5reffer, altelfraf3, Vtitittnerfatt, IL sehouw(adj.)= fcbmtt#1g, sotenlytft, unftiitig, 5rei3fad. o big*. sehransen, h. = fcbitabeln, fcbnabulteren, sehouwburg, m. = bag (beater; een voiles.= fcbtnaufen. etn bolleg (Dan& ; naar den s. gaan = ins Zb. gebn. sehranser = Scbmaufer, zie verder sch r an s. sehouwburglibezoek, o.; -besoeker; I. schrap, v. = (streep) Strict) ; ook = sch ram, -brand, m. = ber Zbeateribefucb ; .beftuber; schr a b; een s. onder jets zetten = einen .branb. Str. unter ettv. ntacben ob. fet3en ; een s. door iet sch rap. 601 schrijftuig. halen = efnen Sty. burs etiv. maeben, etiv. sehreiend = tveinenb; s..e stem = Weiner. aug:, burcbftreicben. licbe etintme; op s.. en toon = fo Weiner. II. sehrap (adj. en adv.): zich s. zetten = licbent Zone. (eig.) fidt (felt) binpfianaen, (min of weer fig.) sehreier = nether. lid) in 43ofttur igen, lid) ftenttnen (unb fteifen); schreierig = tveinerlicb. zet je nu maar s. = jest macbe bfcb auf bag sehriel = fare, ffiafg, fnauferig, fnicferig; ecttimmite get*, bate bicb bereft; zich s. 't graan staat s. = bag C4etrefbe ftebt Minn; zetten tegen = Oct anftemmen gegen; s. staan ook wet = schraal. = felt fteben. sehrielhannes = ehefActi8, aft, nnaufer. sehrapen, h. = (schrabben: visch, peen bijv.) sehrielheid, v. = kargbeit, fcbaben, (krabben) fraton; (bijeenschrapen) Stnauferef. fcbarren, fnauf ern, sufammenfraSen; (met de I. schrift, o. = bie edit*, (schrijfboek) Oeft, keel) fief) riittipern, (met de stem) fcbttarren. ecbreibbeft; loopend s. = Me ecbrlig. kurrent? sehraper = (eig.) iftelber, kraSer; (vrek) fcbrift; staand (steil) s. = Me iteilicbrift; annufer, Stnicfer, 5i18, 43fennigfuct)fer, gamma. rond s. = Me Eflunbfcbrift; op s. brengen = hu q3apier bringen, nieber., auffcbreiben, fcbrift. sehraperig, zie schraapachtig. licb abfaffen, ik heb 't op s. = babe eg sehrapUzer, zie schraapijzer. fcbriftlicb. sehrappen, h. = ftreicben, augftreicben; (wor- II. Schrift: heilige Sch. = beitige ecbrift, Me telen enz. fcbaben; (visch) fcbuppen, abicbttp. ecbrift. pen; (krabben) fraSen, iem. van de lijst s. = sehriftelijk = fcbriftlicb; (per brief) briefitcb. etnen bon ber 2ifte fir. schrift geleerde; -kenner = cbrift ge. sehrapper, zie voetschrapper. iebrte(r); .berfteinbige(r)(van oud schrift: 13ctitio: sehrapsel, o. = ecbabfel. fog(e); ook wel = schriftgeleerde). sehred, m., sehrede, v. = ber etbritt; geen schriftleser = eralAotog(e). s. = feinen ecb.; de eerste s. doen = ben sehriftmatig = fcbriftmatig, erften S. tun; met rassche s .. en = mit sehriffitur, v. = (stuk) bag ecbriftftiicf; fcbtteften ob. ralcben C .. en, of alleen raft* (bijbel) ( eMae) Sit rift. schredeteller, m. = Scbrittaiibler, bag (ber) sehriftutarlUk = fcbriftmlif3fg, .gemliS, bi, g3ebometer. Scbrift schreef, v. = ber Stricb, bie 2inie; dat gaat schrift' verklaring, v.; -vervalseher ; buiten de s. = bag gebt welt, iiberfcbreitet -vervalsehing, v. = Ccbrift ff erfitirung ; %ber. bie Orettben; hij gaat wel eens buiten de fatfcber; .berflilicbung. s. = er 4aut Mobi mat fiber Me Sebnur; de sehrUden, h. = fcbreiten. deur staat op een s., zie k i e r. schrijf Ilbehoeften, my.; -boek, o. = sehreefje: een s. vOor hebben = (bet einem) Scbreiblimaterfaiien (ber :bebarf); .ebucb :heft). einen stein fin i8rett lieb Stittb fein, sehrijflbord, o. = Me ecijuitafel. etne %tate boraug 4aben, itn Zee fein. schrldfNbureatt,o.; -cassette, v.; -font, v. sehreenw, m. = ecbref, 9.1uffcbrei; een s. = ber Scbrefb f Wit (bureau); ifaffette; ber sfebler. geven = etnen S. tun, auffcbreien. sehrijf ilgarnituur, o., -gereedsehap, o., schreenwachtig = fcbreienb; fcbreitibnitcb, -gerei, o., -goed, o. = Gcbretbseug. zie schreeuwerig. sehrijfgraag = fcbreibliicbtig, •felig, :luftig, schreettwbek, m. = Scbreibctig, .frits; bag .f rob. ebrottnauf. sehrijf linkt, m.' ?jeukte, v.; -kabinet, o. schreeuwen, h. = (alg.) ftbreien; (gillend, (-kamer, v.) = Me Scbreiblitinte, ber scherp, ook) freticten; (van ekster ook) gettern; Me .ftube (bag Oureau). Hood, angst ook) 6etern; om brood s. = schrlyllkoker, m.; -kramp, v.; -kunst, nacb trot fcbr.; om hulp s. = um .tSilfe fcb. ob. v. = ectreiblifikber; ber .frampf; ofunft. rufett; iem. de ooren doof s. = einem Me sehrijf kunstenaar ; -leesmethode, v.; Obren taub (bog) fcb.; uit alle macht s. aug -les, v.; -lessenaar, m. = Scbreiblifiinftler, boftent (Odle fcb.; dat schreeuwt om wraak = .lefemetbobe; .ftunbe; bag :(e)imit. bag Weft nacb hate; hij schreeuwt voor hij sehrijiletter, v. = Scbriftbucbitabe. geslagen wordt = er fcbreit bebor man ibm sehrtifiloon, o.; -lust, m.; -machine, v. ettv. tut; zie ook moor d; om te s. zie gillen. = Ne Scbreiblgebitbr (particulier: ber Scbrei. sehreenwend = fcbreienb (in alle bet.). beriobn); .tuft; /mail:bine (ber ZOetticbreiber). sehreenwer = ectreier; (schreeuwleelijk) sehrellustig, zie schrijfgraag. Scbretbaig, .f rip; (pother) bag Orofitnauf, sehrijilmanier, v.; -map, v.; -materia- erof3fOrecber, $rabler, 93taulbelb, Zidtuer. len, mv.; -meester = ecbreiblart; stnappe; sehreenwerig = fcbreienb; (van de stem •materialien, .febrer. ook) genenb; (van kleuren ook) grett; een s. sehrijf fi mouw, v.; -oefening, v.?-onder- kind = ein Miner Scbreibaig. wijs, o. = ber ecbreiblitirtnel; ber schreenwleelijk = ecbreibalg, ofriP; bag .unterricbt. romaut. sehrijf papier, o.; -pen, v. = cbrei b I Opfer; sehreien, h. = iveitten, (dwingerig van kin- .feber. deren) fiennen, dat schreit ten hemel, om sehrijfster= ecbriftftenerin 2.c. vg/. s c hr ij v e r. wraak = bag id)reit mum .immet, nab inacbe; sehrtif 11 stilt, v.; -stof, v. = ber ecbreibllitift, zijn oogen rood s. = ft Me ffugen rot iv.; (ber Oriffel); ber .ftoff. van vreugde s. = bor areube tn.; 't s. staat sehrijftaal, v. = Scbriftipracbe. hem nader dan 't lachen = bag eeinen ift sehrijf Ntafel, v. ; -tafeltje, o. = ber Scbreib Mtn nader ate bag 2acben, tot s..s toe = tifcb; .tifcbcben (oud wastafeltje: Me .tafel). big au Triitten; tot s..s toe lachen = fitly sehrtjfteeken, o. = edgiftbeitben. fart Irani ob. fit?4alb tot facben, fib augfcbiltten sehrUfitelegraaf, v.; -trant, m. ; -twig, o. bor 2acben. = ber Scbreibitelegrapb; Me .art; :pug. schrijfvoorbeeld. 602 schrompel. sehrijf Nvoorbeeld, 0.; -werk, o. = bfe sehrikwekkend = fcbrecfenerregenb. ecbreib l boriage ; bfe 'arbeft (fcbriftlicbe &Mt). sehril = (van stem, toon) are% Witt; (van sehrijfwitize, v. = (spelling) Ortbograbbie; kleur, Licht, tegenstelling) gren; (van contrast (manier) ecbretbart. ook) fcbroff. sehrijf I woede, v.; -sueht, v.= ecbreibll tout; sehrobbeeren, h. = ritffeln, (berb) abfanbein, sehrijlings = rittlingg. Hu*. (einem) ben flopf tvalcben. [sehrijn, m. = ecbrein, Raften, bait Raftcben]. sehrobbeering, v. = ber Ottiffel, ber Bigot, sehrijnen, h. = (bezeeren) fcbrantmen, ti#en, ber Vlugpujor. (bfe Omit) auffcbitrfen, fcbaben; de woad schrijnt schrobben, h. = fcbrubben, fcbeuern. = bfe unbe brennt. sehrobber, m. = ectrubber, ect rubbefen. sehrijnwerk, o. = Me 5tifcblerarbett. sehrobnet, o. = ecbarrnet3. sehrijnwerken, h. = tifcbtern. sehrobsaag, v. = etid)fdge. sehrijnwerker = Ttfcbler; (Zuidd.: ecbreis sehroef, v. = ecbraube; (bankschr.)ber ecbrau. net). b(en)ftocf; op losse schroeven staan = in bet sehrijnwerkersibatts; -bank, v.; Shift fcbtveben, unrtcber fetn, auf ecbrauben fteben; v. = Zifcblerimeifter; .banf, ber stein'. op losse schroeven zetten = tng Ungetviffe I. sehrijven, h. = fcbreiben; (min of meer ritcfen; s. van Archimedes = arcbtmebtfcbe minachtend voor „aan schrtiverfj doen") eafferfcbraube; s. zonder eind = ecb. obne fcbriftftellern ; op lets (een advertentie MP.) %ttbe; (van een whip) ecf)., bet Propeller, s. = Oct melben ; er staat geschreven = Zroperterfcbraube. ftebt gefcbriebett. sehroeflas, v.; -blad, o.; o. = (van II. sehrliven, o. = ecbrefben, ook: ber 't schip) edgaubenitrette (:ad)fe); ber :ftitget; Orief, bfe Seilen ; uw s. van ... = Syr ge. bie :40nefbentaictine (iblect). Odd ob. tverteg 6., 5br Gleebrteg, byre iverten sehroeflboor, v.; -boot, v.; -bout, m. = Betien tc. bom; onder bevestiging van ons bet ecbrauben I bobrer ; bet .bantOfer ; :bolaen. vorig s. = unter Zeftittigung unfrer tepten sehroefldraad, m.; -gang, m.; -boom Betten; met verwijzing naar ons s. = unter (soort schaap), m. = bag ScOraubenigeminbe; Zegugnabtne auf unfer 6.; uw s. is m0 ge- gang; bag 'Zorn. worden = zor G. 2C.babe fi erbalten. sehroeflkop, m.; v.; -micrometer, sehrijver = (alg.) ecbreiber; (die literair m. = ScbraubenifoOf; .linie; bag .mtfronteter. werk schtifft) ecbriftftetter, Tutor; (als 't werk sehroeilmoer, v.; -molen, m.; -oog, o.; ook genoemd wordt) Zerfaffer, elutor, de s. -passer, m. = ecbraubenimutter; bfe sntitble van dit book = bet Z. ob. K. biefeg Otubeg; de (arcbtmebtfcbe eafferfcbraube); ber •ring; .6trfel. groote s s = Me groben ecbriftfteller ob. 91..en; sehroefpomp, v. = eafferfcbraube. zijn verdienste ale s. = fein fcbriftftefieriftbeg sehroefsehip, o. = ScOraubenic4iff. 3erbfenft. sehroefsgewlize = fcbtaubentvetfe. sehrilverij, v. = Sebreiberet, Schrtftftetteref, sehroefislak, v.; m.; -snijma- bag ecbriftfteffern; aan de s. doen = fcbrift. chine, v. = Sctraubenlictnecre; (eng. fteltern. tiff:ter Set HIND; .fftnelbentaff:tine. sehrijversbent, v. = ecbriftfienersunft, sehroeflisninser, o.; v.; -stoom- •foterte. boot, v. = Me Scbraubettlflubbe (voor moe- sehrlivertje, o. = (tor) Zrelj iifer. ren: ber .bobrer, Scbneibbacfe); ber .1phtbel, sehrik, m. = ecbrecfen, (Scbrecf); iem. s. aan- ber sbambfer (bag .bambffcbiff). jagen = einen tit 6. fe#ett, einem alien 6. sehroensysteem, o.; -tang, v.; -tap, v.; eittiagen; door s.bevangen = bon 6. evgriffen ob. -ventilator, m. = ecbrauben ft)ften ; .6ange; itbermannt; met den s. vrijkomen = mit bent bet shapfen; •bentitator. blob en 6. babonfommen; met een s. wakker sehroefvormig = fcbraubenfOrntig. worden = aug bent Scbtafe auffcbreden ; met sehroefwinding, v. = ectraubentvinbung. a. lets tegemoet`tzien = mit 6. ob. 9Ingft ether sehroeien, h. = fengen; (geneesk.) ea* entgegenfebent. sehroeitiser, o. = elitbeifen. sehrikaaniagend = etfcbrecfenb, fcbrecfen. sehroeiing, v. = bag Sengen; (geneesk.) erregenb. 97113ung. sehrik I achtig; -barend = fcbredibaft ; sehroevedraaier, m. = Scbraubengeber. .Itcb (entfe#lic* furcbtbar, baaritraubenb). sehroeven, h. = fcbrauben. sehriklbeeld, o.; -bewind, o. = ecbrecfl. sehrok = eittingtatg, areffer, 91immerfatt, bilb; bfe .engberrfcbaft (ber Terrorigmug, col- Zielfraf3. lectief : bfe sengregierung). sehrokaehtig, zie schrokkig. tsehrikkeldag, m. = ect aittag. sehrokdarm, -hans, zie schrok. sehrikkeldans, m. = Me Zantentvabt. sehrokken, h. = fcblingen; naar binnen s. = sehrikkelijk = fcbrecf14, fitrcbterticb ; abs binunter., berunter., (binein., berein)fcbUngen; fcbettlicb, fiteutikb. bereintvitrgen. sehrikkeliikheid, v. = ecbrecritcbfett 2C., sehrokker, zie schrok. vgl. schrikkelijk. sehrokkig = gefrlittg, (fref3)gtertg, ninuner. sehrikkelljaar, o.; -maand, v. = ScOatt I. Rat; (fig.) 4ablittOtig, 4abgiertg. fatr; ber gmonat. sehrollen, h. = bruntmen, murren, fcbelten. sehrikken, z. = erfcbrecfen, (van paarden sehromelijk = arg, getvaltig ; zich ook) fcbeuen; wakker s. = aug bent cafe s. vergissen = Pict getvaltig ob. gat !etc ircen. auffcbreden ; zich dood s. = tablicb erfcbrocfen sehromen, h. = (einen, ettv.) fcbeuen, ficb (erfcbrecft) fein; iem. doen s. = einen erfcbt. fcbeuen (bar); niet s. jets te bekennen enz. = macben, einen in ecbrecren felsen, einen erfcbr.; rub nicbt fcbeuen ettv. gefteben 2C.; zonder om van te s. = fcbrecflicb, fcbauberbaft; hij s. = obtte aurc§t, furobtlog, Otte Scbeu, vgl. ziet er uit om van te s. = er fiebt aub tvfe erne schroom. ecbredgeftait. sehrompel, v. = alunoel. schrompelen. 603 schuin. sehrompelen, h. = runaeltt, fttrumpfen. sehuifknoop, m. = (laufenbe) eittfitge. sehrompelig =runalig, gufamtnengefcbruntOt. sehuifilade, v.; 0.; -potlood, o. = sehroodbeitel, m. = ecbrotineitel. ecbieb:, (Scbub)Illabe; ber slaben; ber .(bleOftift sehrooten, h. = (sn(fden) fcbneiben, fcbroten ; sehulfNraam, o.; -Stang, v.; -tafel, v. = (vaten neerlaten) fcbroten. ecbiebs, (Scbub)fenfter; .ftange ($leuelftange); sehrooitouw, o. = ect rotfeil. ber .tifcb (9lugafebtifcb). sehroom, ,m. = bie ecbeu; (sterker) bie sehuiftrompet (-trombone), v. = 8ugs aurcbt, Me Knaftlicbfeit, bag Bagen; terughou- polaune. dende s. = bie 8uriicfbaltung. sehulfull, sehuffult, m. = Me Kblereule, sehroomaehtig, -hartig = gaga% ber: Scbubu. fcbffmt, fttiicbtern, blabe, iingftlicb. sehuil = gefcbill#, fieber, berftecft, zie schuil- sehroomvallig = tingftlicb, berfcbiimt, fcbitcb. houden. tern; s. alles vermijden, wat aanstoot kan sehulleinuiltje, o. = glerftetf, 93erftecfen. geven = iingftlicb afteg bertneiben 2C. sehuilen, h. = (voor den regen e. d.) un'ter. sehroot, 0. = 3d trot, 93lei, alintengrot, fteben, (gaan s.) fitt un'terftenen, un'tertreten, ber Oagel. 604 fucben; (verborgen riin, rich verbergen) sehrootibus, v.; -hamer, m.; •vuur, o.; fteden; rid) berftecfen ; daar schuilt lets achter -sak, m. = ectroti bilcbfe (Startatfcbe); .ant. = et ftedt ettnag babinter; er schuilt veel titer; .feuer ; ,beutel. gezond verstand in die kringen = el fteeft sehub, v. = Scbupt)e. biel gefunber 93erftanb in biefen kreffen (eg sehubaehtig = fcbui*enartig. liegt berborgen); de wind gnat s. = ber sehubben, h. = fcbuppen. einb butt fcbulen ob. litf3t nacb. sehubbig = ftbuppig. sehuilevinkje, zie schuilemuiltje. sehubdier, o. = ecbuptIentier. sehuilgaan, z. = fib berbergen, Ott berftecfen ; sehubkever, m. = Cattbornflifer. ficb berlieren. sehub R kruid, o.; -mes, o.; -vleugeligen, sehuilhoek, m. = ecbluOftbinfel, bag 93erftecf ; my. = ecbttl* II entrant; .tneffer; .enftilgler de s.. en van 't hart = bie berborgenen 5alten (2epibot'teren, Scbtnetterlinge). beg .Derheng. sehubvormig = fcbuppenfiJrntig. sehuilhoekje, zie schuilemuiltje. sehubwortel, m. = bie ed)00eitinura. sehuilhol, o. = edgupflocb. sehuebter fcbiicbtern, sehuilhouden zilch, h. = ficb berftedt ob. sehnehterheld, v. = Stt ilcbternbeit, 931i3big4 berborgen 4alten, fldj berftecfen. felt. sehullnaam, m. = angenomtnener Otatne, Zed. schuddebol = Sacfelfolif. name, bag $feubontlln. sehuddebollen, h. = mit bent Stoge inacfeln. sehuilplaats, v. = ber Burituf#4ort, Suffuittg. sehudden, h. = fcblitteln; 't hoofd, met Witte; ook = schuilhoek. 't hoofd s. = ben Kopf, mit bent St. fcb. ; iem. sehuim, o. = (eig.) ber ecbautn ; (van eiwit de hand s. = einem Me .anb fcb. ; appelen s. = ook) ber ect)nee, bag ectneentug; (heffe van dpfet fcb.; de sneeuw van zijn jas s. = ben 't yolk) ber 91bfcbautn; 't s. van de maatschappij edpee bout Rode fcb.; s. van 't lachen = rid) ber Olbfcbaunt ber Gefelifcbaft, bie q3lebg, fcb. ob. fie augfcbiitten bor 2acben; iem. doen ber Gefinbel; met 't s. op den mond (laten) s. van 't lachen = 'flatten, baf3 einer = ben 6. bor bent munbe; de uit 't s. (der flcb tual5t (ficb fugelt) boy 2acben, einem bag zee) geborene = bie ecbctuntgeborene (93enug). Stnercbfea erfcbilttern, lc., vgl. ook lack?n; sehulmaehtig = fcbauntartig. iem. wakker s. = einen aug bent ecblafe ob. Watt sehuimbeestje, o. = etbauuttiercben, ber riitteln (fcbiitteln), fig. aufriitteln; s. van de koorts = bout gieber geftbiittelt tverben; de sehuimbekken, h. = fcbiiunten; hij schuim- kaarten S. Me Sfarten 'Witten; 't huis, de bekt = er fcbdumt, ber edit:cunt tritt ibtn bor grond schudt = bag 4,aug, We lrbe (er)bebt; ben Eatunb ; s d = ben Scbaunt bor bent zie ook m o u w. 931unbe, fcbtiumenb. sehudding, v. = bag Sebiitteln; (schok) sehuimibier, o.; -blaasje, o. = ecbatuttl. istiitterung. bier; bie ,blafe. sehuier, m. = bie 93iirfte. sehuimen, h. = ittliunten; (afsch. ook) ab. sehuieren, h. = biirften. fcbautnen; (op zee) Seerauberei treiben; (stelen) sehuier..., zie borstel... fteblen, rauben ; (klaploopen) fcbmaroOn. schuif, v. = (verschuifbaar plankje, deksel, sehuimer = edgiunter; Seerauber, Ifrat; deurtje e. d.) ber ecbfeber; (grendei, knip) ber 3dmarot3er, vgl. s chui m en. Riegel; (zet, op 't dambord bijv.) bet Bug; sehuimklopper, m. = Quirt, ecbaum., (aan kachel) Stlappe; een s. geld = tin Oaufen ecbneefcblliger. Gelb ; (holte waarin lets schuift) /Mune, auge. sehuhnllkruid, o.; m. = 3tbaunt11. sehuifblad (van een tafel), o. = ber fiugaug. trout; (bie pfelie). sehuifdenr, v. = ecbiebetiir. sehnimlooper = ect)mayotoy. sehuifelaar = (eig.) Scbarrer, 2aticber, sehnimple, o. = Taff er. ecblitrfer, vgl. sc huife len; (fig.) Scbmarotter. sehuim ispaan, v.; -steen, m.; -vlieg, v.; sehulfelen, h. = (sloffen) Iatfcbett, fcbliirfen; -wijn, m.; -worm, m. = edmunt I fete; .ftein (met de voeten gedruisch maken) fcbarren; s. .fiiege (:airl'e); %Wein (tnouffierenber Thin); en brullen = fcbarren unb griilen; (rich 'MUM. schuivend voortbewegen) fcbieben, fcbleicben, schuin (sehuins) = (van /fin, vlak,stralen, (van siangen) efcben; [(kiaptoopen) fcbtna. gang, beweging, richting, Jigging enz.) fcbrag ; ro#ett]. (scheef) fctief; hij woont hier s. over = er sehuifgordUn, o. = bie 8uggarbine. iflobnt fcbrag (gegen)iiber ; (van anecdote) sehuifikar, v.; -klep, v. = ber ecbieb., btbeibeutig,; s e moppen vertellen (Scbub)farren; bag .bentil. = Boten reiten; s. heer = loderer glogel; schuinbalk. 604 schuren. rechts! = 4alb rec§t6 1 iem. s. aanzien = etnen elgene S.; buiten mijn s. = one meine S., bon ber Sette anfelyn, efnen SettenbItcf auf one mein Zerfctulben ; iem. de s. van iets efnen tverfen. geven = einent bie S. an ettu. geben, beinteffen ob. schuinbalk, m. = Scbragrec§t6., Sc§riiglinf6+ aufcbretben ; aan wien ligt de s.? = tveffen S. batten. tft ? an them liegt Me 6.? tver ift ftf). baran? sehutnen, h. = fc§ragen., abfc§ragen. vergeef ons onze s .. en = bergtb unb unfere sehulnheid, v. = ScOritglyit ; Stveibeuttgfeit 6 . en; die zijn s.. en betaalt, verarmt niet = 2C., zie schuin. Met feine 6 .. en beact§lt, berbeffert feine (litter; sehuins(eh), zie schuin. zie ook o o r, schuiven en verder de ww. sehulnsmareheerder = locferer die met schuld een uitdrukking maken, als Ountmler. aanzuiveren, afdoen, aflossen, belt- schuinte, v. = Sc§ragbeit, St rage; in de s. den, delgen, e. d. = fctriig, (helling) ber Vlb§ang ; ('t hellende) sehuldbekentents, v. = (concreet) ber %eigung, Ithic§itffigfett. ed) utbfd)ein, .berfc§reibung; (abstr.) ba6Scf)ulb, sehutt, v. = bat) Sctiff; ber act§n; (in Noordd. befenntnt6, bat) fgefteinbnig. havens ook) ediiite; blauwe s. = Strampf. sehuldbeladen = fc§tabelaben. aber(n), elberbein(e). sehuldbelijdents, v. = bat) Sctulb., Siinben. sehuttehuts, o. = Zootimug. 'befenntnit3. sehultevoerder = Sc§iffer. sehuldlbesef, o.; -bewijs, o. = Sit ulbl. sehuttevraeht, v. = Sc§iff&labung betvuttfein; her ,beiveia. (geld) Sta§ns, Sc§iff6frectt. sehuldbewust = fdAtibbettutt. sehultgeld, o. = act§ngelb. schuld f brief, m.; v.; -delgings- sehuttje, o. = Stii§nc§en, Sc§iffcben, ber gtacten, kas, v. = Situlb II brief (gees.: bie Obligation, ber Raw, (van luchtballon) bie eonbel; (spoel) Sct ulbtitel, bie .berfc§retbung); .entilgung(elmor. ectiffc§en, (van wevers ook) bie UAW); s. tifation); .entilgung6faffe (bat) Vintortfiation6. tin = ber 8locf 8inn; met iem. in den s. varen fonb6). = In berfelben (in gletc§er) gage ob. fin gleicben sehuldeiseher = elaubiger. 5afte fein, miteinanber efnberftanben fetn, unter sehuldelast, m. = bie Sit ulbenlaft. ether Zecfe fPielen; wie in 't s. is, most mee- sehuldeloos = marettolt. varen = tver fagt, mut autt fagen; hij sehuldeloosheid, v. = Situlblofigfeit. komt al in n4n s. = er nii§ert meiner sehuldelimaker; -naar = Sdntib 11 entnadier; Erteinung ftt on. .ner. sehuttjevaren, h. = eine Sta§nfa§rt madyn; schuldig = fttulbig ; aan een misdaad s. zijn 't s. = bat) Sectipfa§ren. = eine6 8erbrecben6 f. fein; aan een misdaad sehuttlijn, zie jaaglijn. s. bevonden worden = and alerbrec§en6 fiber. sehultschipper = Sta§nfc§iffer. fil§rt tverben ; zich aan iets s. maken = fic? sehultvorm, m. = bte 91acbenform. ettu. sufcEntiben fommen laffen, fic?eind R3er. sehuttvormig = naclonfiirmig. brettett6 f. mac§en; iem. geld, dank s. zijn = sehulven, h. = fctteben (in Mina alle bet.); einem Gelb, Zan! f. fen; hoeveel ben ik u de schuld op een ander s. = bie Sc§ulb auf s.? = (ook) *mg tit melte admibigreit? 't ant. etnen anbern fib.; jets op een ander s. = einem woord s. blOven = bie VInttvort f. bleiben; zijn anbern ettu. fn bie ed)u§e feb., iem. iets op s ..e plicht = !eine 1.. e ob. feine berbammte zijn dak s. = einem ettu. auf ben Oalit laben; 113ffict t. jets van zijn hals s. = fic?ettu. bout Oalfe sehuldigverklaring, v. = 6c§ulbiger. fc§affen, ettu. bon fit TO.; een ring van den flarung. vinger, een moues in, de hoogte s. = efnen sehuldinvordering, v. = ffintreibung ether Ring bout ginger, bie *mei in bie ,t16§e ftreffett; ScEntlb. de gordijnen op zij s. = We Marbinen autildfc?; schuld it offer, o.; -post, m. = Scbulb f opfer, opium s. = OPfum razz ten; de rok schuift in spoiten. de hoogte = fe§iebt fid) in bte ta§e ; hij schuift sehuldregtster, o. = Sitnbettregifter. de deur uit er fc§tebt fid) au6 ber Stitr §tnatt6; sehuldsplitsing, v. = Zeilung. de stoelen bij elkaar s. = bie Stil§le auf am. sehuldvereffening, v. = Q3egleic§ung. menritcfen; uit elkaar s. = au6einanber ritcfen, sehuldvergelUking, v. = (rechtst.) Vlufa (in 't damspel) bfe§en ; ik ga s., ik schuif hem recOnuttg. = lc?fc§febe ab, brittle Wei), fli#e aua, 'mte nth? sehuidvergeving, v. = SOulberlaffung. baton (fort), made mitt bitnne; zie ook baan. sehuidvordering, v. = Sc§ulbforberung ; sehuiver, m. = Sc§feber; hij nam een s. = er tat ber 'titel. efnen Sprung. sehulp, zie schelp. ? sehutvult, m. = edpfm. sehuipboor, v. = Zorbo4rer. schuld, v. = Sit ulb; dubieuze s. = unfic§ere ob. schulpen, h. = (uithollen) riefeln, au6fe§len, atveifel4afte C.; geconsolideerde s. = fon'olf. fannelieren; (schelpvormig uittanden) bierte ob. funbterte S.; nationals s. = Staat 5acfen, au61c§b3effen. aleicbganlet§e; rentegevende s.=hin6tragenbe ob. sehulper, m. = 4)o§lbolger. ber5in6licte Obligationen ; rentelooze s. = unber. sehulpzaag, v. = inunbflige. aitt6licte ectulbfc§eine;uitgestelde se=au6gefe4te schunnig = fc§abig, ruppfg, armfelfg. ob. prolongterte S.; uitstaande s. = au6fte§enbe schuren, h. = fc§euern; zich 't vel van den S., 9.1u6ittinbe ( i.); vlottende s. fdpiebenbe arm s. =9fIc?bie .taut bout VIrnt fcbaben ob. ab, S.' ?werkelijke s. = tvirflitte ob. funbferte S. ; fcbitrfen; 't hemd schuurt de huid = fe§euert met s .. en beladen = bericOulbet, mit S .. en be. bie 4,ctut; de kiel schuurt over 't zand = her laftet; s. hebben aan iets. = C. an ettv. §aben ob. Setel ftretc§t (ftreift) fiber ben Sanb ; de rivier tragen; 't is zijn s. = tit feine S., er fit ftt. schuurt langs den oever = ber tut nagt am baron; 't is allemaal zijn s. er tft an ahem lifer ; zand schuurt de maag = Sanb reinigt fc? ; door eigen s. = felbftberfc§ulbet, buret ben Hagen; zie ook piek. schurft. 605 secretaris. schurft, v. = (bij menschen) Stri4e, (by m.; -paal, m. = bat Sti)euerll tucb ; :seug; .14. menschen en dieren) ber Ortnb, (bff dieren) pen (stutfC ; OW. gitiube ; s. leert krabben = Olot felyt beten. sehuurpapier, o. = eceuerg, Santo, (dais, sehurftachtig = grittb? fra#arttg. OtoftlutOter. sehurftdiertje, o. = bte attiube., St rtiOnilbe. sehuursteen, m. = u1)., Zintgftetn. sehurftig = rtiubig, grinbta ; een s. schaap sehuurzand, o. = ber Sd)euerfanb. steekt de heele kudde aan = efn r . . et Sc4af sehuw = fcfpu; s. worden = fc? tverben, ftedt Me ganse .erbe an. fctguen. schurftigheid, v. = inaubtg., ertnbigfett. sehuwen, h. = fdieuen, metben; (moeite, sehurftkruld, o. = Ortnbfraut. gevaar) fdouen ; ('t booze) tnetben. sehurft Ilmiddel, o.; -mijt, v.; -zalf, v. = sehuwheld, v. = ScbettOett. Strat 1 inIttet ; smtlbe (inaubentntibe); .f gAbe. sehuwleelljk, zie foeileelijk. schuring, v. = ha?, ScOeuern; bat Gtretien, selopticon (tooverlantaarn), m. = bat bat atetben, ffleibung. eftopttfon. schuringsgeluld, o. = ber Retbetaut. seoliose (ruggegraatverkromming), v. =-- sehurk = ScOurre, Oatunfe, ediuft, ept#bube. efotiore. sehurkachtlg = fcburftid), fd)uftig. sconto, zie disconto. schurkaehtigheld, v. = fcOurferet, ecf)uf. scorbut, zie scheurbuik. tigfett. ser. (scripsit : heeft 't geschreven = fiat e4 sehurken Mak, h. = fide ffaben, lilt fcbeuern. gefOrteben). sehurkeirij, v.; -streek, m., -werk, o. = seriba (schrijver) = efriba. ecOurf II eret ; .enftreid); bie :eret. seribent (veelschrfiver) = efrtbag, Sfrtbent. sehut, o. = ber ec§irtn, (vdOr kachel, haard) serofuleus = ffrofttli34. ber Ofett., Staminfcf)trtn; (kamerschut) Ipantid)e serupel (klein gewicht), o. = efrupet. Rilanb ; (beschot) ber Zerfd)lag. serupule (bezwaar), v. = ber Sfrupel, ba# sehutblad, o. = (plantk.) Zedblatt; (van Bebenfen. boek) Zorfe#biatt, tvettet Matt. serupuleus = ffrupuliA, getniffen4aft, tine. what II bord, o.; -dak, o. = ec4 u#1 Brett; ltd). .batt (ScfOrmbac0). scalps. (sculpsit: heeft 't gegraveerd = fiat sehut II deur, v.; -geld, o. = bat ecigettfenli? el geftoctten). tor; bte .gebit4r (.gelb). seulptuur, v. = efulOtur, ffillbfiauerfunft; sehuthok, o. = ber $fanbitaft. ecOntbarbett. sehutkolk, v. = eMeufenfainnter. Scylla, v. = estgta, efigta, zie Char ib d i s. sehutpaal, m. = Scbut0fafg. Scythe = estsbe, eNtbe. sehutpeil, o. = SdAeufenpeti, .pegei. Seythie, o. = es4tbten, eftitblen. schutpoort, zie gesc hutp o o rt. seythiseh = fotttblict), fft)ttjtfct. sehuts, v. = ber Scbut3. S. D. A. P. (Soczaaldemocratische Arbeiders- sehutsel, o. = ber adOrtn, bie se§u4trattb. partij = fosialbentofrattNe Wrbetterpartet). sehuts 1 engel, m.; -god, m.; -peer = Situ') 7% S. D. G. (Soli Deo Gloria : aan God alleen senget ; spa ; :err. de eer = Mott aftetn bte Wre). schutsluis, v. = Statntnerfctieufe. sdance, v. = Seance, Chung. sehutspatroon = 6/44batron, .eilige(r), Sebastlaan = Sebafttatt. .berr. see. (secretaris). schutstal, m. = $fanbrtal S. E. C. (salvo errato calculi : behoudens een sehutsii vrouw; -wapen,o. = Scut II 4errin ; rekenfout = mit Zorbetialt etnet OteOnungt. Me stuaffe (bfe 0tbel)r). fel**. sehutten, h. = (schepen) burOtleuren, see = unbertntictt, pur ; ruiten zat s. = garb fditeufen, (water) fctitlyn, abfcf)11#ett ; (vee) fat furs. etttf4terren, etttfOltden, etnpferdten; [ber4inbern, seeans, v. = Sefante. (ether Sage) %ini)alt tun, tuebrett]. seeessie (afzondering), v. = Seseffion. schutter = (schieter) ectitip; (van de vroe- secessionist (iem. uit de zuid. staten in den gere schutterij) ectitter, Eittstnann. Amerik. burgeroorlog; aanhanger van een sehutteren, h. = in ber Mils bienen, ever= jongere schilderschool) = Sesefftonift. bitten. seelusle, v. = Seffulion, KutfdAtetung ; Acte sehutterlg = fOrtg. van s. = Seflutiontafte. sehutterU, v. = eciAtterti, 8iirgermtits. seeondair = fefunbar. schutterijmuziek, v. = 93/1Itsmufif. seeondant = (bij een duel) gefonbant; (in schutterkoning = ecbit#enfantg. een instituut) 2e0rer. schutterpliehtig = mtlfspfitcbtig. seeonde, v. = Sefunbe. sehuttersboog, m. = Me Krntbruft. seeondeeren, h. = fefunbteren, beifteryn, schuttersIdoelen, m.; -gilds, o.; -hof, o.; beffen. -maaltijd, m. = eCit,ettilpf ; bte .1111be; secondelhorloge, o.; •slinger, m.; -sill- ber *f (4)(7110); bte .maigsett (bie ? .. mat* zer, m. = Me SefunbettitOr; bat ottenbet; sett" ban ban ber Oda). :setger. schuttersraad, m. = Vittsrat. seer. (secretaris). schutting, v. = ber 8aun, ber Zrettergaun. seereet, o. = Gieirtinnit ; Sant; ber Mort. sehutwater, o. = 6dgenfentwaffer. seeretaire, v. = ber Sefretitr, ber ecioetbtifef). schuur, v. = ectieune, ecf)euer; (berghok) seeretariaat, o. = Sefretartat. ber 6 ctuppen. seeretarie, v. = Rangel, bat Sefretartat, sehuurilbak, m.; -borstal, m. = ecf)eueri: eeirtntictretberet. faften; bfe .bitrfte (bte Olattsbitrfte). seeretarleklerk = Sefretartatfcbretber. schuurdeur, v. = bat edgunentor. secretaris = Sefretar (ook de vogel), (van schuur !dock, m.; -gerel (-goed), o.; -lap, vereeniging gew.) ettriftfillyer, ittrotofoltfillye secretarisambt 606 sepiabeen. seeretarisambt, o. = Sefretariat. sekte 1 geest, m.; -haat, m. = Se! ten I getit ; seeretaris-generaal = eenerallefretlir. .bat. secretarissehap, o. = Sefretarfat. sektesehool, v. = fonleffionelte ScOule. seeretarisvogel, m. = Sefrettir, Stelbengeier, sektestiehter = Seftenftif ter. gratticbgefer. sekuur = fic§er; genau, biinftlid); hij is (een) secret'. (afacheiding), v. = Sefretion. Jantje S. = er ift ein Sicberbeftgfotnntiflar(fug), seetaris = Seftieret. er gebt glummer Sicber. seete, zie sekte. I. Seladon (smachtend minnaar) = Selabon. seetie, v. = (van een lijk; militair) Seftf on ; II. seladon (slap. en Chin. porcelein), o. = (van een tramlfin) 5reilftrede ; (parlement Selabon. e. d.) Vlbtellung ; in s..s = feftiongroeffe. seldertJ, v. = bie, ber Senerie, bey ftpfd). sector, m. = Sefton, (meetk. ook) greigaug: selderijiknol, v.; -loot, o.; -soep, v. = fd)ttitt. Setterie ?tunnel ; .laub (.fraut) ; stuppe. seeularizatie, v. = Safularilation. seldrement! = bol3taufenb 1 seeularizeeren (intrekken van kerkelyke Selene (Maangodin) = Selene. bezittingen), h. = flifularilieren. selenograaf = Selenograbb, Vonbbefcbreiber. seeunda, v. = Me Sefunba, ber Sefunba. selfgovernment, o. = Selfgoberntnent, We mecblel. Selbftberivaltung. secundair, seeunde, seeundeeren, zie self-made man = Selftnabestnan, burd) eigne secon... graft %mborgefommene(r). seeundo = fefunbo. Seltzerwater, o. = Selteribaffer. secureeren, h. ?in Sicberbeit bringen; zich semaphoor (optische telegraaf), m. = bag, EL = flc fit ern. ber Sema0bor. seeuriteit, v. = Sefttritift, Sicberbeit, Me. semester, o. = Semefter, 45albjabr. naufgfeft. semestraal = fenteftral. secuur = ficber, zie ook s e k u u r. Semlet = Semit(e). sedert = (adv.) feitbent, feitber ; (prap.) felt Semiettsch = lemitild). (sat.); (conj.) feitbetn, felt; s. kort = felt seminarie, o. = Seminar. furaem ; s. lang = liingft, felt lange. seminarist = Senttnarift. sediment (bezinksel), o. = Sebintent, ber seminarian, o. = Seminar. Zobenfal), ber 9tieberfcblag. Sen. (Senator). S. E. et 0. (salvo errore et omission: mit sen. (senior). corbel alt ban 3rrtfintern unb Vluglaffungen). senaat, m. = Senat. segment, o. = Segment, ber greigabfcbnitt. senator = Senator. segrAjn, o. = ber ii )agrftt. senebladen, my. = Sen(n)egblatter. segrkinleer, o. = ebagrittleber. Senegal, m. = Senegal. segrtinen = sZbagrin . . ., cbagrittlebern. Senegambia, o. = Senegambien, Senegal. seigneur = Seigneur; den grand s. spelen = senegroen, o. = (plant) ber eitnfel, tinter. ben grofien Oerrn macben. nvittlIben. mein, o. = Signal ; s. van vertrek = S. ob. seneplant, v., -struck, m. = her Sen(n)eg. 8eicben bur Vlblabrt. seniel (ouderdoms...) = fent'. [ftraud). ein I bal, m. ; -boek, o. = Signal! ball; .bud). senior = Senior, fenfor. seinen, h. = Signale ob. ein Signal geben ; genus, v. = her Sen(n)egftraud). fignalifieren ; (telegrafeeren) telegrapbferen, sennhut, v. = Settitbfitte. brabten. Neuman., v. = Senfatfon ; s. maken, veroor- seiner = Signalgeber; Srabter, vgl. seine n. zaken = S. ob. Kuffeben erregen. seiniiiuit, v.; -gever; -hoorn, m.; -korZ sensatielbericht, o.; -roman, m. = bie m. = Signalpfeife; :geber (v. d. telegraaf: Senfationg inac§ricfit ; .roman. Senber); bag .born; .fort. sensationeel = fenfationea, aluffebenerregenb. seinkosten, my. = telegramm., Srabtforten. sensitiviteit (ftjne gevoeligheid), v. = Sen. seinilantaarn, v.; -lieht, o.; -mast, m. = fitibitlit. Signal I laterne ; •lidit (end*, 2fibtfignal); sensualisme (leer, dat alle voorstelling op 'malt. zinnelfike waarneming berust), o. = ber seinontvanger, m. = %tnttftinger. Senlualigniug. seinlpaal, m.; -post, m.; -raket, v. = sensualist (aanhanger van 't sensualisme) Signal 1 Wag (.maft) ; .poften ; .rafete. = SenTualift. seini whip, 0.; -sehot, o.; -station, o. = sensualiteit, v. = Senfualftat, Sintabfett. Signallitc4iff ; .fcbut ; bie .ftation. sent, v. = (scheepsw.) Sente. seinteeken, o. L-= signal. sententie (uitspraak, spreuk), v. = Sentena. seinItoestel, o.; •vlag, v.; -vuur, o. = sententleus = fententilig. bey Signallabbarat; .flagge; .feuer. sentiment, o. = sentiment, Mtti3finbung. sein 11 vuurplil, m. ; •wtjzer, m. = bfe sentimentaliteit, v. = Sentimentalftlit, Signal!! ra fete ; (.)8eiger. atnblinbfamfeft, inillyrfeligfeit. seism?II graaf (aardbevingschrifver), m.; sentimenteel = fentfmental, entbfinblant, -meter (-scoop: aardbevingmeter), m. = rilbrfelig. Seignto II graiab ; ber, bag .meter (bag .flop). separ lane, v.; -Minute (afzonderingszucht), seizen, h. = (scheepst.) !ellen. 0.; -atilt (afgescheidene); -ator (melkschei- seizing, v. = Selling. der), m. = SeOar II ation ; ber satigniug ; 'atilt; seizoen, o. = bie Saffon, (riebtige) 3abregaeit. .ator. sekreet, o. = Abort. sepia, v. = Sepia (visch en kleur), (visch ook) 'mks., v. = bag aseldged)t. Sepia, ber Stuttel., Zintenfifd). sekte, v. = Sefte, (religiale, elaubeng.)$artef, sepiabeen, o. = Sfilactlifd)bein, bey Sepfen. .0enoffenfthaft. fttoeen. sepiateekening. 607 sigarestandaard. sepiateekening, v. = Sepiabeicbnung. sextlet, o.; v.; -uplet, o. = Segtlett; Sept. = September, m. = ber September. .ole; suplet. Septembermaand, v. = ber Septembers Sexual = feguell, Sepal ... monat. sfeer, v. = SpOttre ; dat ligt buiten mijn s. = septennaal (zevenjaarl(iksch) = feptennal. bag liegt outer meinent Shelf; ob. auger meiner septlennaat (zevenjarig tffdperk), 0.; -et Sta.; dat goat boven mijn s. = bag gebt iiber (zevenstemmig stuk), o.; -ime (zevende toon), meinen 4)orfesont ; in hoogere sferen = in biSbern v. = Septllennat; sett; state. Negionen. Septua jj gesima (3de Zondag vOOr de Vasten), sferiseh = fpbtirifcb. v.; -ginta (de Alexandriinschebfibelvertaling sferolde (afgeplatte bol), v. = bag Spbtiroib. van de 70 Joden), v. = Septual gefitna ; Minx, v. = ber Spbing. sequester (beheerder van goederen, waarop a. h. (salvo honorer met behoud van de eer beslag is gelegd) = Sequefter; s. (beslag), o. = unbefcbabet ber %bre). = Sequef ter. shampooing (haarwassching), v. = Sbams seraf, serafljn, m. = Scrota). pooing. seraline, v.; seratineorgel, o. = bag Oar. sheik, zie sjeik. tnonium, bie Bintterorgel. sherry, m. = Sberrt). serail, o. = Serail. shilling, m. = Scbitting. Serapgnm (Serapistempel), o. = Serapeum. shirting (katoenen weefsel), o. = Sbirting. serenade, v. = erenabe, bag Stiinbcben. shocking (stuitend) = !boding, anftatig, ems serenissim f a, v.; -us, m. = Serettiffim I a; sub. pOrenb. serge, v. = Serge, Serf*. Siam, o. = Siam. sergeant = Sergeant. Siameeseh = fiantefifcb. sergeant-majoor = aelbtvebel. Siberie, o. = Sibirien. sergeantsstrepen, my. = Gergeantgborten Siberier = Sibitter. (in Duitschl. streffett). Siberiseh = fibitifcb. aerie, v. = Serge, Re*, gage. sibille, stbylle, v. = serie I lot, o.; -trekking, v. = Serienllog ; sibilliinsch = ; de s..eboeken = .biebung. bfe S . en Vidor. serieus = ernftbaft. sic (zoo Blast er) = Pc. Bering, v. = ber glieber, ber mice-atter, o. = Siffatib, Zrodentnittel. (ook wel: ber, bag eliingerjelteber). Sicilisan = Siailioner. seringeboom, m. glieberftrauct). Siciliaanseh = sermoen, o. = ber sermon, bie 43rebigt, bfe Sicilians (dans), v. = Siailtana. Strafprebigt. Sicilia, o. = Sibilien. seroen, m. = bie Serone. sidderaal, m. = Bitteraal. serpent, o. = bfe ecblange ; (instrument) Ser. sidderen, b. = bittern, beben pent, Scblangenrobr; (vrouw) bie Scblange, bafe siddergras, o. = Bittergrag. Sieben, Xantippe. siddering, v. = Bittern. serpentig = bogbaft, MOO, Ott. sidderrog, m. = 8itterrocbe. serpentine (kanon), v. = 5eibrdgange. sideriseh'(van de sterren, sterre...) = ftbe. serpentUn(steen), o. = ber Serpentin. rif d). serpentine, v. = Serpentine. siepel v. = serpentist = Serpentift. siepelen, h. = ficfern. serpentstong, v. = 5tattertjunge. siepoog, o. = Xriefauge. serre, v. = bag Oeibticbgbaug, bag 5treibbaug, sier: goede s. maken = in Sang unb %rang Olagberanba. leben, fict gittlicb tun, etnen guten 5tifcb filbren, serum, o. = Serum. fcblemmen unb biimmen; ook = sieraad, o. = seruminspuiting, v. = Serumeinfpritung. (versiersel) ber, bie Sierat; (echt sieraad) Me Servaas = Serbattug. ierbe (ook fig.); (een of ander voorwerp)ber serval (Afr. Wgerkat), m. = Serbal. dotud ; (poet. ook) Me Bier; allerlei sieraden servet, v. = eerbiette. = caterbanb 8ieraten ob. Scbittudicoben. servetiband, m.; -goed, o.; -ring, m. = sierboom, m. = Bierbaum. Serbietten N baiter; /pug; .ring. sieren, h. = fcbmiiden, emit, Servie, o. = Serbien. siergewas, o. = Me 8terpflange. Servier = Serge. siernik = aierlicb, fein, nett, gefcbmacfbolt, serviel ferbil, fnecbtifcb, fflabifcb. elegant, (van een rede, van moose letter enz. serviliteit, v. = Serbilittit. ook) fcbibungboll. servies, o. = Serbice. sieritikheid, v. = %legatta. serving, v. = (scheepst.) Serbing. sieri palm, m.; v. = Me 8ier palate ; Serviseh = ferbifd). spfiange. servitnut, o. = Serbitut. siersel, o. = ber, Me &rat, Me Zerbierung. sesam (een tropisch oliezaad), v. = ber sierra (bergketen), v. = Sierra. Gefatn. siesta, v. = Siefta. sesamolie, v. = bag Sefamin. sigaar, v. = 8ificare. sessie, v. = Sit.ung(gperiobe). sigareffaseh, v.; -baker, m.; -fabriek, v. setter, = setter. = BigarrenlaRbe; .bedier; .fabrif. se venboom, zie zevenboom. sigarell fabrikant ; -histje, o.; -koker, m. Sevresporeelein, o. = Sebregponellatt. = Bigarrenlfabrifant; sfiftcben; bie .tafdie. Sexagesima (2de Zondag v66r de Vasten), sigare I maker; -pAipje, o.; -pantie, o.; v. = Segagefitna. -schaartje, o.; -standaard, m. = &gar. sextant (hoogtemeter), m. = Segtant. Ten 'matter ; Me sfpi#e ; Me sfpi#e ; ber .fpitetts sexte (zesde Won), v. = Segte. abfcbneiber ; sfttinber. sigaret. 608 Sisyphusarbeid. sigaret, v. = 8igarette. simulant (die ziekte of gebreken veinst) = sigarette *tut, o.; -papier, o.; •pilpie, o. Simulant. Sigaretten ; .0a.pier ; bie sfpity. simulatie, V. = Simulation. sigarellwinkel, m.; -zakje, o. = bag Bigar. simuleeren, h. = fitnutieren. Ten! gefcbaft (bie .4anbiting, otaben); Me *tate. simultaan (gelijktijdig) = fimultan. sign. (signatum: geteekend = untergetcbnet ; sinaasappel, m. = bie 9.10felfine, We Orange. op recepten : signetur: 't worde geteekend = sinaasappelschil, v. = 9,113felfinenfdytte. eg tverbe beaeicbnet). Shia% m. = Sinai. signaal, o. = Signal; zie sein. rinds, zie seder t. signaalhoorn (van auto's e. d.), m. = bie sinecure (post zonder werk), v. = Sinefure. 45u0e. sing. (singularis = Singular). signaleeren, h. = fignalifteren. Singalees = Singbalefe. signalement, o. Signatentent. Singaleesch = Singbalefig. signataur, v. = Signatur, Unterfcbrift. Singapoer, o. = Singapur. signet, o. = Signet, e tici) a f t; ook: Me Zignette. singel, m. = 91inggraben, Stabtivall, Ming; sOfelen, h. = 5ifcben, faudyn. (riem) Burt. Sijmen = Simon. singelen, h. = gluten. sijpelen, h. = Merit, !intern. singelgracht, v. = ber Ming*, Stabtgraben. sijs, m. = 8eifig ; een vroolijke s. = ein lufti. singulier = fingutar, merftvitrbig, feltfaut. ger Fogel (Gruber), eh* Gruber .2uftig ; een sinjeur = .err. rare s. = etn fonberbarer Rauh, ein tvunber: sinjo = Sittio, Oalbbartige(r). Myr goeiliger. Sinoloog (kenner van 't Chineesch) = sijsje, o. = ber 8effig. Sinolog(e). sik, v. = ber kinnbart; (geit) Siege, Side. sinopel (harald: groen), o. = I. Nikkei (mes), v. = Sic jet; s. der maan = slut = fanft, being; de s. = ber Oeitige, (in bie Vonbficbet; s. des doods = bfe Senfe beg 't b(jz.). Sanft %Meg, Sanft %Helot& Zobeg. Sint-Andrieskruis, o. = 9.1nbreagfreua. II. sikkel (oude munt, gewicht), m. = add. Sint-Antonieskruid, zie helm kruid. sikkelvormig = Pit elfiirtnig. Sint-Antoniesvunr, zie gordelroos. sikkeneurig = Verbrietlicb, granitic% grid* lintel, m. = Sinter, Me SOlacte ; (van kooks) griitnig, fauertapfifcb, lirgerlid) 2C. 3inber. sikkepit(je), m. (o.): geen s. = nicbt bie Sint-Eimusvuur, zie Elmsvuur. R3obne, rein kiirncben, Fein Quentdyn, Vein Sinterklaas = Seat 91ifolaug, Sanft %Meg; R3raglein, feinen $fifferting. ook: Sanftniflaugrudyn, Spefulatiug. sikker = molum. Sint-Gotthard, m. = Sanft Gottbarb. silene, v. = atebnelfe, bag 2eitufraut. Sint-Jaeobsbloem, v., •kruid, o. = bag Sliest*, o. = Scblefien. aafobgfraut. Silezier = Scblefter. Sint-11Jan, na.; -.1ansbrood, o. = obatt: Silezisch = fdgefifcb. nig 0 tag (24 Juni); 'brat. silhouet(te), v. = Silbouette. Sint-Jansvlinder, m. = bag Sibbercben. silhonettemaker = Silbouettentuad)er, Sint-Jutmis, zie Jut (t e )m i s. Scbattenretter. Sint- fl Maarten, m.; -Maartensgans, v. = silhouetteeren, h. = filbouettieren. Vatting II tag (WIartini); *gang. , silicium, o. = Sitigiunt. Sint,Nicolaas, zie Sinterklaas. silicaat, o. = Silifat. Sint-Pieterskruid, o. = bie 43rimet, bie Silo, v. = ber Silo, bag tgetreibentagaain, ber *fetter, ber *finicber. Sint-Pieterspenning, m. = $etrugpfennig. Silvanns = Silbanug. Sint-Veitsdans, zie Vitusdans. Silvia = Silbia. sinus, m. = Sinug. Silvesteravond, m. = Silbefterabenb. Sion enz., zie Zion enz. sina, v. = (aan een hengelsnoer) (9Inget). sip = beittire, berbriebticb, aug bent tsaugcben; ber (.)Sterf, ber Scbtvinttner, ber (nor? s. kijken = ein langeg Oeficbt macben, Vero 5103; (aap) ber Wife. brieigicb breinfeben (*fcbauen). m. = Similibiamant. siphon, m. = similor (halfgoud), o. = Shutter. sirammen (Ind.) = begiefon; ficb simmen, h. = greinen, fiennen. sire = sire, Ttaieftat. Simon = Simon. siren., v. = Sirene (in alle bet.). Simonie (handei met geestelijke goederen), sirenejistem, v.; -sang, m. = Sirenettl. v. = Simonie. ftimute ; *gefang. simpel = einfact ; (onnoozel) f impel, sirs, v. = ber Siri, ber Betel. einfiiltig ; (enkel) fintOel, blob, einfacb ; voor siri f blad, o.; -door, v.; -prnim, v. = Siri., een s e rijksdaalder = fitr einen tuntOigen Q3etelll Blatt; .bole; bag *Ortemcben. ateicbgtater. Sirius, m. = Stria. simpelaehtig = einfaltig, gtutpetbaft. Sirocco, m. = Siroffo. simpelhetd, v. = effnfaltigfeit, flinfaebbeit, siroop, zie stroop. vgl. simpel. sisklank, m., -letter, v. = ber Stfcbtaut. simplex (grondwoord), o. = Sintpleg. sismograaf, zie seismograaf. simplieiteit, v. SintOttaititt. sissen, h. = 8iWn. Simplonspoorweg, m. = bie Simplon. sisser = 8ifcber ; (vuurw.) 60h:4:inner, &Oct) ; babn. 't loopt met een s. of = eg Verlauft fm Sanbe, Simson = Simfon. eg foment fcblietticb tvenig babel 4eratt4, am Simsonsversnehting, v. = ber Stutfong* Mnbe ift eb nicbtg. feufher. Sisyphusarbeid, m. = bie SiftAttgarbett. sits. 609 slaap. sits, v. = ber 84. sla, v. = bey Seat; dat is andere s. = bag sitsen = 84 . . ift elite anbre Mummer oh gang anber Rom. sitsjes, my. = 84e. slaaf = Sflabe (ook fig.); (Eigenn.) Slabe, sitspapier, o. = Ountpapier. Statue. situatie, v. = Situation, gage, ber Buitanb. slaafaehtig, slaafseh = !Unbent aft, fflabffce. situatiellkaart, v.; -teekening, v. = slaafsehheid, v. = !Habil* Untertviirflgreft, Situation& II forte ; ogeicenung. Stnecticeaft. SixtUnsch = Sixtinifcb. slaag = $ziluel, ,Ofebe, Scbliige, eicefe; zie S. J. (societas Jesu: Jezuieteorde = Z5efuitett, ook p a k. orben). slangs: s. raken, worden = eanbgemein therben, sjaal, v. = ber Sceal. atteinanber geraten, itbereinanber eerfallen. (Mach = ScOab. slaak, o. = bie Zurcefabrt. sjaeheraar enz., zie schacheraar enz. slaan, h. = fcelagen (ook van 't hart; nachte- sjakes: zich s. houden = ?ice nicetg merfen gaal, vink e. d.); (in 't spel) iem., een steen laffen, Cid) CO berbalten. s. = efnen, einen Stein Icel. ; de reveille, de sjako, v. = ber 5Cfcbafo. taptoe, den aanval s. = Me Nebeille, ben sjalot, v. = Scbalotte. 8apfenftreid), gum Ringriff fcel. ; een plank aan sjamberloek, m. = ecbtafrocf. den muur s. = ein l8rett an bie eanb (Mauer) sjappi(tonwer) = $rolet, 2umpenferl, inii. Icel. ; iem. aan 't kruis s. = einen an bag Streug pel, taugenicbtg, lump. feel.; zich door den vijand heen s. = PM sJees, v. = %baife. burg ben a einb binburcefcel.; de regen slaat sjeezen = (op 't examen) burcbfaften ; (heen- door 't dak = ber Regen fcbliigt burcb bag gaan) rice (tug bent Staube mat en, fice briicfen ; Zace ; zijn tong slaat &abbe' = er fpricet mit iem. s. = efnen abfertigen. lallenber 8unge, er lath, !eine 8unge infrb sjeik = Sceeif, Scbece, Sceeice. fcbtver; in 't rond s. = (um ficb) eerunticbl. ; sjerp, v. = SceiirPe. de bliksem is in den toren geslagen = ber sjibboleth, o. = Sceibbolete, %rfennungglbort. 311# eat in ben Turin gefcblagen; de schrik sjiek = fcbicf. slaat hem in de beenen = her Scereden fcbliigt Sjiieten (Mohamm. sekte), my. = Sceiften. (feibrt) thin in bie i8eine; de klok slaat (4 uur) sjilpen, b = gtvitfcbern, girpen. = hie Ubr Wife (bier); met de deur s. = sjirpen (van krekels), h. = girpen. mit bey 5tiir flappen; met 't hoofd tegen den sjofel = fcbofel, fcblibig, ruppig, artnfelig. muur s. = mit bent stopt an bie 9anb (Mauer) sjofelheid, v. = Seeofeleeit, Scelibigfeft. fcbl. ; 't oog naar boven e. = bag huge (ben sjofeltjes, zie sj o fel. CU) in hie CVO fcbl. ob. emporfcel. ; (5I) gr. ; sJokken, h. = latfcben; (zwaar) trampeln. de armen om iems. gals e. = bie Rirnte um sjoksjok I = Ratite flatice ! jettig. Oalg fcel. ob. fcblittaen; de damp slaat me sjorhont, o. = Burr., Sorreolg. op de borst = her qualm fcelligt (gebt) mit sJorren, b. = forren, gurren. auf bie 8ruft; dat slaat me op de zenuwen = sjorring, v. = Burring, Sorring, Sorrung. bag gent ob. fiiltt nth auf We FiZerben; dat slaat sjortonw, o. = Burrs, Sorrtau. op mij = bag gent auf mice, ift auf mice ab, sjonw, v. = 2aft, !I:0=re 2aft, fcbmereg SW gefeben (gentling?; dit woord slaat op ... = Irbeft; een heels s. = ein tiicetigeg Said Med fort begiebt ficb auf MP; op hol (aan Krbeit; aan de S. zijn = eerutnbuntmeln, eerunt, 't hollen) s. = burcegeen; den mantel over fumPfen, naceticetblirtnen. den arm s. = ben Pante fiber ben Virtu fcbl. oh. sJouwen, h. = (iets) fftlepPen, tragen ; (intr.) toerfen; de golven s. over 't schip = hie Bogen flc0 Olagen, (ffcb ab)radern, fcbuften; zich half fcbl. fiber bag 6c4fff; zijn slag s. = fehten dood s. = fhb abradern, ficb abmilben, ficb Scenitt 'flatten, fein Scedfcben fceeren; hij slaat fcbinben; (blokken) oceren, bilffeln, fcbangen ; er een slag naar = er rift fng Cane Iiinein; (aan de bootee) fceauen; (los Leven) lieberlice sla er eens een slag naar = raten Ste mat; fein, fcbtbietneln, (be)rutniumpfen, (e)rumbutn, tegen den grond s. = au R3oben !MI , auf man, nacbtfcetblirmen, in locfereg &ben (tots ben Q3oben biniC.; eiwit tot schuim s. = terleben) fiteren. %limit bu Sit nee fcbl. ob. peitfeben; de vlam slaat sJouwer = Oafenarbeiter, Scbauermann; nit 't dak =?bie a famine fcbliigt aug bent 'ace Schlepper, 2afttriiger ; Ocefer, R3tiffler, Scbanger ; (berattg); zijn voordeel uit iets s. = feinen 8ummler, Gruber 2ieberlicb, bag Sumpfetten, Zortell beraugfcel.; uit 't veld s. = (fig.) bet. vgl. sjouwen. buljen, ftuj3ig maceen, berbliiffen, beftiirgen, simmer% v. = fcbtvere VIrbeit, 431aderei, auger a affung bringen; zijn laatste uur is R3iiffelei, bag 2otterleben, vgl. sjouwen. geslagen = fehte lel3te Stunbe eat geglagen; sjouwerman, zie sjonwer. zich voor 't hoofd s. = r4 nor t en Stopf Icel.; sjouwermanswerk, o. = We Sceauermann, zie verder geslagen en de woorden, die ?arbeit ; robe, fcbtnere 91rbeit. met slaan een uitdrukking maken als: Skalde (oud-Skandinavisch zanger) = Sfalbe. aanbeeld; aard; acht I; alarm; beleg; skalp, enz., zie scalp enz. binnen II; blindheid; doorslaan; ge- skating-rink, v. = ber Sfatingrinf, fRoll: loof; gezicht; hond; hoofd; keel; kop; fcbubbaen. kort; lam; maat; munt; oog; oor; skelet, o. = Sfelett. record; stuk; vlucht; thee; wind e. a. skeletteeren, h. = ffelettieren. slaand = fcblagenb; 5.. e klok = bie Scelaguer; ski (sneeuwschoen), v. = her Sfi. s. werk = bag Scelagtberf ; met s..e trom = skink (aardkrokodil), m. = Sfinf. mit flfngenbem Spiel. sky-scraper, m. = tOintntelfraipr, R33olfen. I. slaap (aan 't hoofd), m. = We Sceltife. frater, bag iniefeneaug. II. slaap (verdooving), m. = edgaf (ook in s. I. (suo loco : to zijner plaatse = an feinetn een lichaamsdeel); in s. zijn = fcelafen ; in Otte). diepen s. liggen = in tiefent 6 .. e liegen; s. VAN MIMI= , Duitsch Woordenboek. II. 39 slaapachtig. 610 slag. hebben, krijgen = fcbitifrig fetn, tnerben; in s. slacht, v. = bag %fiticblacbten; bag %Juges vallen = In S. fatten, einfcbrafen ; in s. sussen fcbtacbtete. = (eig. en fig.) einfCtifern, einlutlett; in s. slaehtllbank, v.; -beest, o.; -belasting, v.; wiegen = (eig.) In S. tufegen, (fig.) efttfcbrafern, v. = Scbracbti ban! (ter -bank voeren = eittrullen ; ik heb den s. in mijn been = mein Aur .banf fitbren); .tfer; .fteuer; bag ibefl. Oeftt fit mfr eingegrafen ; zie ook o m v al I en. slaehtllblok, 0.; -briefje,o. = ber Scbracbtff. slaapaehtlg = fcbltifrig. brocf ; ber .lettel. slaaplader, v.; -bear; -bank, v. = Scbrafs slachten, h. = fcblacbten; hij slacht zijn va- abet; (in havensteden),ba(a)#$ (anders: .ftegen, der = er artet ob. gerat nacb fetnem mater inbaber); sbanf. (fetnem 3ater grefcbt fetnent Zater ; als slaapbeen, o. = Scbtlifenbein. je mij slacht = Wenn Ste finb tnie fcb. slaapbol, m. = norm; ook = s la apko p. slaehter = atetiffier; (in Z.- en W.-Duitschl.) slaapllbroek, v.; -coup*, v.; -deuntje, 0.; Elletger; (in Neder-Saksen) Stbrifcbter, anti: -dijk, m. = Scbraf bole (Olacbtbofe); bag cbenbauer. scoub?; sliebtben (efegenlfebcben); sbetcb. slaehterlj, v. = Gcbliicbteret. slaapdoek, m. = bag kobftucb. slachtersbedrijf, o. = ateit(tergetnerbe, slaaplldrank, m.; -dronk, m. = Scbrafils sbanbtnerf. trunf (.tranf); strunf. slachtersboom, m. = bag Strunimbols. slaapdronken = fcblaftrunfen. slaehtershamer, m. = Scblacbtbammer. slaaplldronkenheld, v.; -god, m ; -goed, slaehtersHjongen; -kneeht; -rues, o.; o.= Scbraf trunfenbett; .gott; sAeug (91acbtgeug). -winkel, m. = aletfcberil funge; :geferte; slaaphemd, o. = Otacbtbemb. .meffer; staben. slaapllhuls, o.; -jak, o. = Scbrafilbaug (Me slaehtllgeld, o.; -hamer, m.; -hats, o. = Me 91c4tberberge); ble sfacfe. Scbracbtligerb (Me .gebilbr); •Dammer, .4attb slaapje, o. = SClifcben; een s. doen = emit (ber .bof, ber utterbof). S. macben; s ..s doen = fcblafen, fcbrafen geb(e)n. slachting, v. = (eig.) bag Scblacbten, Scbltiob. slaapokamer, v.; -kameraad; -kamer- teret ; (bloedbad) Vetere, bag Olutbab, Scbretcbs o. = bag &brat OAttnnter ; sfanterab ; stains teref. ntercben (bie .famtner). slachtmaand, v. = ber lobember, ber etnbs slaapllkoorts, v.; -kop, m.; o. = monat, ber 9lebefung. bag Scbraflifteber; We =mine (ZiSgfotif ; eig.: slaehtllmasker, o.; -rues, o.; -inethode, .rab, Me :rate); .fraut. v.; -offer, o. = Me Scblacbtlmagfe; stneffer; slaapplied, a.; -mlddel, 0.; -mints, v. = smetbobe soPfer (Dbfer). Scbraf H lfeb (33fegentieb); .mitter, .tnifte (ook fig.).slachtofferen, h. = binobfern. slaapllmutsje, o.; -pleats, v.; -rat, v. = slaehtllplaats, v.; -tijd, me; -vee, o. = bag Scblaf itnittcben (fig.: ber ,truttf); 'Witte (bag Scbracbtljbaug (in een abattoir: ber sraunt); 2ager; ook = slaapstee); sratte (.rate, ber Me ssett ; sbieb. sra13). sladood: lange s. = Me obtten., Kopf en. slaapllrok, m.; -stede, v.; -stee, v.; -stee- ftange, range 2atte. header = Scf)raffirocf; sftlitte (bag Sager); slaenamer, m. = Saratforb. sfterie ; siteriettinbaber. I. slag, m. = (met hand, vuist, stok, bbl, slaapster, v. = Scbraferin ; Somnantbule ; de hamer, vlegel, vleugels, van 't hart, van Schoone S. = bag orttri3gcben. vogets, geweer, noodlot, van donder, klok, slaaptijd, m. = Me ScbrafAelt; ook: Me munt, van een touw, wiel, schip, 't dam- Scbrafengseft. men, eleetrisch enz.) Scbrag; (met zweep, slaspverdrtJvend = fcblafbertreibenb. stok, Sabel e. d. ook) Ofeb ; (met hand, vuist, slaapvertrek, o. = Scblafgemacb, Scbrafs stok e. d. ook) Strad); (aan een zweep) Me simmer. Scint4e, Me analle; (maatslag ) raft; (veld- slaapverwekkend, zie slaapwekk end. slag) Me Scbracbt (Me Scblacbt bet 91teubort); slaap wagen (wagon), m.; -wandelaar ; (in 't kaartspel) Sticb (alle Stfcbe macben); -wandelen, o. = Scbrafil tragen; ,tnanbler („kunstje") ,Oanbgriff (eg ift nut ern Oanb, (Fltacbtmanbler); stnanbeln (FRacbttranbeln). griff); die s. is jou = gut gefagt, gut gegeben; slaap wekkend ; -werend = ftbraf Ilbrins aan den s. gaan = anfattgen, bran germ; nu genb (smacbenb); sbertrefbenb. gaan we aan den s. = Jett gate& fog; een s. slaapllzaal, v.; •zlekte, v.; -zueht, v. = ber doen = efnen Scbtag tun, (b(j 't schermen Scbrafll fad (in klooster ook: bag Zornittorfunt); e. d.) efnen toteb fifbren; hij deed een s. op sfranfbeft, sfucbt. den grond = er fief ob. fcbrug auf ben f8oben slaatje, o. = (Miner) Seat; ergens een s. auf, ftifrAte wit etnetn Scbrage Au Zoben ; geen uitolaan = Tanen Scbnitt an ettn. macben. s. doen (werken) = fetnen Strefcb arbeften; slab, slabbe, v. = ber 20, bag 21itaben; een harde, zware s. barter Scblag (front) bag Zorbentb. hij heeft er den a. van (beet) = ber beritebt slabak, m. = Salatforb, Me ,fcbilffel. ber berftebt ficb barauf, ber bat eg tut %riff slabak'ken, h. = tabern, frfecben, fiiumen ; hij heeft er geen s. van = er bat fern ebefebicf (luilakken) faufenAen; loopen to s. = berunts bap, berftebt rub nfcbt barauf; hij heeft er s. fungern; (afnemen) natbraffen, erfcbraffen. van om to makers, dat men zich op zijn ge- slabak'ker = St abler. mak gevoeit = er Weft eg gefobfift ob. taftbott slabakkerij, v. = ri3befet, bag Glefrfecto, etnAurfcbten, bat . . .; s. houden (bV 't roeien aauleneret, vgl. slab ak k en. e. d.) = Scbrag ob. raft batten; met den Fran- slabbers, h. = (morsen) fcblabbern, fabbern, schen slag iets doen = ettn. ilberg ante (kwijlen) serf ern; (leppen) fcblifrfen, Itippern. brecben: hij kwam met den s. van tweoen = slabbetje, o. 2iityben. . Scbtag ob. l$unft eve; met don s. waar- slall bed, o.; -bled, o.; -boon, v. = Salatil. schuwen = trarnen tvenn'g Au 113iit fit, obne beet ; sblatt; sbobne (R3recbbobne). borgangige Taarnung banbeln, ftrafen, slag. 611 slangebloem. greifen; met 61511 S. = mit einem (auf efnen) Scblagi3ofe; iem. de s .. nen uittrekken = einetn Strad) ob. ScOiag; met een doffen s. = mit einem bie . butnpfen SOlag ob. $rall; een s. om den arm slagpil, v. = houden = M ein ,Ointertfircben (.0interWrtcben) slagpreparaat, o. = ber naffpriibarat. offen batten; ik kom op s. (.,dadelijk") = id) slagliregen, m.; -ring, m.; m.; fomme gleicb; ik kan niet op s. komen = icb -schadnw, V. Ecblagilregen; ring; bie faun nit in Bug ob. in gang fommen; ik kan 4abne; ber .fcbatten. niet op (mijn) s. komen = fcb finbe nicbtg, slagschip, o = Scblacbtfcblff. ma g mfr Ott ob. geftiat ; 't is op s. van tweet% slagtand, m. = .t4ctuer, t^atibOn; (van = eg tbirb grad) Ur fcblagen ; s. op s. = olifant) Stofmabn. Scbtag auf Ecblag, einntal fiber anbere, slagunrwerk, = We Ecblagnbr. tvieberbolt, over s. zeilen = fiber Scblag slagvaardig fcblagfertig. fegeln ; 't kwam tot s..en = man b3urbe slag vaardigheid, v.; -veer, v. = taII banbgemein; daar zullen s ..en vallen = ba fertigfeit; .feber. tvirb'g Ecbliige ob. Oiebe (ab)fet3en; van s. zijn slagveld, o. = Ecblattfelb. = berfebrt fcblagen; zonder s. of stoot = slagvlonw, zie slagnet. oboe Scbtvertftreicb; zie verder o o r, lev ere n, slagliwater, o.; -werk, o. = Scblag tvaffer; molen, slaag, slaan e. d. ,tberf. II. slag, o. = (soort) bie VIrt, ber Scltlag ; (til) slagwind, m. = aaatuinb. ber Scblag ; (slagkooi) We Oaumfarle, (luikje slag zee, V.; -zijde, v. = Scblag tvelte; van een til) ble alapbe; menschen van zijn s. .feite. = 3eute feineg E eg ob. bon fetnem ; van slagzwaard, o. = Ecblacbtfcblvert. allerlei S. = alter Krt. slak, v. = (dier) Scbnede; (van metaal) slagader, v. = 9Irterie, claw, $ttlgaber ; Scblacfe; zoo vlug als een s. op een teerton = groote S. = Korta, grote fo fdperf tote bie Scbtt. auf hem StoPpelfelbe. slagaderbloed, o. = arterielieg Cut. slakachtig = ictnecrenartig, .1ibnlicb, .baft. slagaderbrenk, v. = ber Ecblagaberbrucb. slaken, h.: een gil, zucht s. auffcbreien slagaderlijk = arterieff. auffeufben; einen einen Eeufaer mtg. slagaderopening, V. = Scblagaberi3ffnung, ftoten; iems. boeien s. = tem& Zanbe ob. &flan 9Irterfentiffnung. Wien, ibn au g ben aeffein befreten. s1ag0 balk, m.; -bed, o. -bedding, v.); slakhoorn, m. = (voeler van een slak) gtibier, -beitel, m. = ecblag Patten; .bett; bag .eifen bag Ecbnecfenborn ; (schelp) bab eeliborn. (9in1cbroter). slakkelboor, v.; -drieblad, o.; -gang, rn. slagoboeg, m.; -boom, m.; -bosch, o.; = ber Ecbnecfettli bobrer; ber ,fleeftrattcb (ber -bout, m. = Ecblag 11 bug (Stredbus); .baum Ellonbflee, (eine 940 2u3erne); sgang (den -gang (Sperrbaum, bie Sperre, bie Oarriere); ber gaan = ben .gang gebn). .tbalb ; ber =bolaen. slakke huts( je), o.; -klaver, v. = slagdeur, V. = gafttitr. Ecbttecfett bang (.gebaufe); ber ,flee. slagildrempel, m.; -dnif, v. = (van sluis) slakkekuil, m. = bie Ecbttecfetto of SCacten% Soblagibrempel (Me ,fcbtvelle); .taube. grube, vgl. slak. slagel, m. = ecblegel. slakkelijn, V. = Scbttecfenlinie. slagen, z. = gelingen, glitcfen, (bij een examen) slakkeoven, m. = Scblacfenofen. burcbrommen; ik slaag in lets = ettu. gelittgt ob. slakkepnt, zie slakkekuil. gliicft mir ; de teekening is goed geslaagd = slakkeslijm, o. = ber Scbnecfenfcbleim. bie Beicimung lit gelungen ; met iem. s. = mit slakkesteen, m. = Ecblacfenftein, st,tegel; einem einig ob. fertig tberben ; ben je nogal naar (delfstof) Scbnecfenftetn. je zin geslaagd? = baben Ste ettu. $affenbeg ob. slakkewol, V. = Scblacfentbolle. ettu. nacb Nrem Vilunfcb gefunben? ik heb veel slakketrap, V. = Scbnecfe(ntreppe), apinbel, moeite gedaan, maar kon niet s. = fonnte treppe. aber mane Wbficbt (meinen Btvecf) nit* erreicben; slakom, v. = ber Ectlatnapf, Ealatfcbilffel. de weg om in zaken to s. = ber Sea in 176e, slakprik, m. = 2anaettfifcb. fcbliften %rfolge au erringen (er8telen 2c.); 't niet slakvormig = fcbnecfenftirmig. S. van de onderneming = bag gebiglagen, slalepel, m. = Salatli3ffel; s. en -vork = bob bie %rfolglofigfeit ob. bab Wittlingen beg linter, Ealatbeftecf. nebtneng ; tegen een lagen prijs s. = 3u einem slamat (Incl.) ! = Elatnat ell ! eratulation I ntebern F43retfe anfommen. slamier = Me Oobnenftange, bie lane Batte. slager, slagerij enz., zie slachter enz. slampampen, h. = fcblemmen, praffen; slaggeweer, o. = q3erfuffionggetnebr. fcbtrolirmen, augfcbtveifen, berumfumpfen. slaghamer, m. = ecbtagbantmer; (I* geschut) slampamper = ecbletnmer, lhaffer; Ecbtniir= ecblagbolsen. met, 0c:tug 2ieberlicb. slaghoedje, o. = 8iinbfAtcfpn. I. slang, v. = (dier) lane; gladde s. slag!' horst, o.; -instrument, o. = glatte ob. ectingnatter; (buis) bet Ecblaucb; bolts ; .inftrument. (vuurwerk) ber Ecbtviirmer, Scblange ; (fig. slagkooi, V. = Oauntfalle, ber Veifenfaften. voor een persoon) Scblange; vgl. adder. slagkruit, o. = Scblagpulber. II. slang (eigenaardige, niet tot de gewone slagkwik, o. = Stnaltquecfillber. beschaafde taal behoorende, uitdrukking), o. slaglllicht, o.; -lijn, V. = Ecblag = slang. .leine. slangachtig = fcblangenartig, ,iibttlicb. slaglinie, V. = Ecblacbtlinie, .orbnung. slangbrandspuit, v. = Scblauebil3riOe. slagnet, 0. = Scblagne#, .garn, bie :manb, slange aanbidder; -arend, m.; -beet, slagorde, v. = Scblacbtorbnung; in s. scharen, m. ; -bezweerder = Ecblangenll anbeter ; stellen = in E. fterlen. .abler; ,befcbtri3rer. slagpen, v. = Ecblagfeber, Ecbtuungfeber, slangebloem, v. = bag RBeibenagcben. 39* slangebroedsel. 612 slechtheld. slangelbroedsel, o.; -dans, m.; -dienst, slaperigheid, v. Scbliifrlareit. m. bte Scbtangeni brut; stand; •bienft. slaphartig = furebtfant, aagbaft. Slangeleiland, o.; -gebroed, o.; -gif(t), slaphartigheid, v. = aurcbtfamfeit, Sag, o. = bie SCangenlltnfel; ble -brut (ggeallcbt); baftigfelt. salft. slreid, v. = ed)laffbett, ScblaPpbeit, grafts slangellhaar, o.; -bout, 0.; -Mad, v.; -kop, Io tare% Scbtracbbeit, Sebtbacbe, tileicbbett, (des m. = edgangenibaar; %bola; bie 'bout; ifopf. idneibtafelt, Vlbgeflianntbeit, 21iffigfett, 2afdp slangekruid, o. = ber Ratternfopf. belt, vgl. slap. slangejlijn, v.; -list, v.; -look, o. = slapjes = fcblaff tc., zie slap; 't pat s. Scbtangettlfinfe; stilt; ber :faucb. vooruit = el gebt febr langfam boribartg. slangeloop, m. = Scbliingeffauf. slaplant, v. = Salatigianae. slangejmarmer, o.; -mensch, m.; ?20E4 slaplendig = 'abut, fcblaPPig, fd)laPpfig. o. = ber Scblangenliftcin; onettid); ,mood (ber slapte, v. = edgaffbeit, Vlbgetpanntbett ; (in 8iiriaPP). taken) 03efcbliftgrtftte, Oefcbiiftglofigfeit. slangejoom 0.; -papier, o.; -star, m. = slatten, h. = (een sloot) bertlefen. Scbiangettilauge; simpler; .ftab. slatuin, m. = Me Salatpfianaung ; Oemilfe, slangejsteen, m.; •stok, m.; -tand, m. = garten. Scblangen Mein; .ftab; saabn. slavelarbeid, m.; -dienst, m.; haler = slangetje, o. = Scbilingetcben ; (vuurw.) bet Me effabenffarbeit; ,bienft ; bag sicbiff (gapitiin arofcb, bet Scbtutirmer. eineg sfcbtffeg). slangejtong, v.; -vel, o.; -vereering, v. slavelhandel, m.; -handelaar; -huts, o.; = Scbtangenliaunge; ble 'bout (fig. bie bale -ink, o. = Sflabennanbel; .41inbier; ber Sieben, bte Scbtange, bfe Teufelitt); sberebrung. .aivinger ; ,jocb. slangejvisch, m.; -ureter, m.; •wortel, slavelketen, v.; -kust, v.; o. = m.; v. = Scbtangenllfifcb ; sfreiTer; Me eflabenifette; afte; ,tanb. :touraef (Me smura); sitiule. slavejleven, o.; •markt, v. = eflabenl, slanghagedis, v, = Scbtangeneibecbre. leben ; ber slangsgewijze fcbiangentreife, stibnlicb. slaven, h. = ficb (akplagen, rut) abmilben, slangstuk, o. = Me (aelb)Scbiange. tid) fcbtnben, radern. slangvormig = fiblangenfOrmig. Maven, my. = Slaben, Siatben. clank = icfganr. slavejoorlog, m.; o.; -staat, m. slankheid, v. = Scblanfbeit. = eflaben !Meg ; ,fcbiff ; sftaat. slaolie, v. = bag Satati31; bag %f3i31. slavellwerk, o.; •ziel, v. = Me Griot:len Os slap = (alg. van mensch, geest,ijver,trekken, arbeft ; ,feele. armen, handen, touw, tevgel e. d.) fcbraff; slavernlJ, v. = Sflaberef. (van houding, spijs en drank ook) WOO; slavin = eflabin; handel in blanke s .. nen s.. pe soep = bilttne, fraftlofe ob. fcblappe Suppe, = atibcbenbanbel. Suppe One graft unb aft ; (van dranken, Slaviseh = fiatutfcb. kofftie e. d.) fcbtoatb, Minn; s..pe soep, koffin Slavonen = Staben, Statoen. enz. Me 431empe; s..pe pen = met* weber; Slavonic, o. Stabonien, Statoonten. (lenig) gefcbmeiblg; (van 't zenuwgestel) ab, Slavonier = Slabonter, Slaibonier. gefpannt ; s. in de maag = fcbtoaci) tin aRagen; slavork, v. = Saratgabet. s. weer = fcbiaffeg ob. matteg Wetter; (vermoeid) sldo. (saldo). abgefpannt; (laksch) lafcb ; s. bestuur = s. 1. e. a. (sine loco et anno: zonder plaats fcblaffeg ob. fcbtoadieg Regtment; 't is s. in de en jaartal = oboe (Zrucf)Ort nub (s)Z5abr). zaken = bag (ref cart tit febr MU; de beurs sleeht = fcblecbt; (erg, boos ook) Wham ; was s. = Me 8i3rfe Mar abgefpannt; s. pe s. werk, bier, ruiter enz. = fcblecbte thbeit, tijd = ftiffe Belt; zie ook koord, lachen. fcbtedgeg fifer, fcbtecbter Metter tc.; s. weer = slapeloos = fcbiaffog. fcblecbteg, febtimmeg ob. bi3feg Wetter; s..e tijd = slapeloosheid, v. = Scbtaffortgfett. fcbtecbte ob. fcblinune Beit; s..e jongen =fcbtecbter slapen, h. = idgafen; gaan s. = fcbt. geb(e)n; ob. fcblimmer Zunge; s e gewoonte = fcbledtte s. als een os = fcbl. tote ern Zacbg, Mai3, Sad ob. •Beitiobttbeit, (gebruik) Unfitte; hij ziet er s. uit tote erne Matte; s. als een roos = feft unb rubfg = er fiebt fd)fecbt aug ; dat ziet er s. uit = fcbt.; slaap wel = fdif. Cie Mob', iviinfcbe Mob' bag tiebt fcblintnt aug; hij is er s. aan toe = au !C.; mijn voet slaapt = ber dub ift nth er tft fcblecbt ob. Jibe' baron, eb ftebt fcbtinint eingefcbtafen; bet ant !daft mfr; hij zal er mit fir n; er s. afkomen = fcbted$, fcblimm ob. nog eons op s. = er tviII rub bie Oaths no) Jibe' Megfommen ; iem. s. maken (in s! .. en mat befcblafen ; zie ook gat. roep brengen) = etnen fcbled)t madden; s. ge- slapend = fcblafenb ; zie h o n d. humeurd = fcblecbt ob. libel getaunt; recht en s. slapenstijd, m. = Me Scblafengseit. = fcbtecbt unb recbt; van s. tot erger = twiner slayer = Scbltifer, (fig. ook) Tritumer, Me fcblecbter ; [(eenvoudig) einfacb, fcblicbt.] Scbtaftnilip; (gast) Scbtafgaft; (die 's nachts slechtaard = fcblecbter Vetticb. in een slaapstee is) Scblafaiinger, Aurfcb, slechtbljl, v. = bag Brett., Simmers, 'caterer, Oettgeber; de zeven S s = Me bell. SiebenfcbItifer; (standaard) bag glortnal(tnaf3); slechten, h. = (een huffs) nieberrelf3en, stn. (scheepst.) Scbilifer. retf3en; (wallen, dijk) abtragen; (vesting) slaperdljk, m. = Scbtafbeid). fcfgeifett, bent trbboben glefd) madden; („effe- slaperig = (van menschen, kinderen, oogen, nen") fcbitcbten; (een twist) fcblicbten; de wind 't weer, voordracht, en ook voor .,suf, saai") slecht = bet Winb legt rub. fcbCaf rig, („suf" ook) buttg, Wig; (tengevolge sleehterik fitlettter fftenfcb. van 't slapen) er s. uitzien = berfcblafen augs sleehthamer, m. = Scblicbtbantmer. feben ; s. lien = ook : berfcblafett tun; (slaap- sleehtheid, v. = Scblecbtigreit; de s. van 't wekkend ook) einfd)Iiifernb. weer = bag fcbtecbte Wetter. slechthoofd. 613 slibachtig. sleehthoofd, o. = ber %infattglaittfet, ber slempdag, m. = Scbmaug., Scblemmtag. Giimpel. slempen, h. = fcbmaufen, fcblemmen, praffen, sleehtigheid, v. = Scblecbtigfeit. in Sang unb 8raug feben. slechting, v. = nieberreitung, %inreiflung, slemper = St:Witmer, 43raffer. Kbtragung, ecOtetfung, sChttung, vg I. s 1 e c h- slemphout (scheepst.), o. = Scblembbo16. t e n. slempmaal, o. = ber Scbmaug, bie Scbmau. sleehts = nur, blob, soms ook: attein. ferei, bie ed)lentuterei. sleehtweg = fcbledAtueg. fcblanftveg, gerabeott. slempmelk, v. = Bucterinitd). 1. slede, slee, v. = ber Sc§fitten (in alle bet.); slemppartij, v. = edgennerei, $rafferei. s. rijden = S. fabren. slendang (Ind. draagdoek, -bandelier), v. = sle(d)emenner = Scblittenfilbrer. Sienbang, %ragfdArpe. sleden, h. = Scblitten fabren. slendriaan, m. =- Scblenbrian. sle(d)e I sport, v.; -vaart, v. = ber Scblitten Ito slenter, m. = (sleur) Scblenbrian, 3eiergang; fbort ; ofabrt. (draaierij) Scbtvinbel; s..s = 9itinfe, Steel= H. slee (pruim), v. = ecblelje. mine; met s..s omgaan = mit 91.. n untgeb(e)n, III. slee (adj.) = fauer, §erbe; ftumpf. a mactien; (vod) 2apben, getett. sleeboom, -doors, m. = We SC*, slenteraar = eCenbrer, fabler, Xrenbler. Scbtoar3born. slenteren, h. = fcbtenbern; op straat s. = sleef, v. = ber nocblilffel. in ben etraf3en berumidgenbern ob ,fungern. sleep, m. = bie Scbleppe; (fig.) Kuban& Zrof3, slentergang, m. = Scblenbergang ; (sleur) bag Oefolge; s. van straatjongens = bie Oete ecblenbrian. bon Straf3enjungen. slepen, h. = (van japon, anker, uitspraak) sleepasperge, v. = ber etangeniparget. fcbiebpen ; (van japon e. d. ook) fc0teifen; met sleep boot, v.; -dienst, m. = ber Scblepli II o de voeten s. = We aithe (wit ben aitben) bantpfer (bag gboot, bag ofcbiff, ber .er, bag fcbleifen ; de japon sleept over den vloer = bag Zugfierboot, ber Ougfierer, ber Nentorriir, ber aleib fcbleppt fiber ben 8oben tin; de uren s. alentorqueur); .bienft. voort = bie etunben friecben ob. fcbleicben. sleepdrager = Scbleppentrager. slepend: s..e gang, manier van spreken = sleepers, h. = (een last, schip, iem. naar de fcbtebbenber Gang, icblepbenbe 91ebemeife ; s..e gevangenis enz.) iditopen; (een schip ook) ziekte = langtvierige, fcbleicbenbe Strantbeit ; bugfieren ; zich naar huis s. = ficb nact)