BIJDRAGEN EN MEDEDEELINGEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP (GEVESTIGD TE UTRECHT). -0.0-4.- -- ZEVEN EN TWINTIGSTE DEEL. ----.0.0:31>--- AMSTERDAM, JOHANNES MULLER. 1906. INHOUD. Bladz. 'VERSLAG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJAAR 1905 . BIJLAGEN VAN HET VERSLAG A. NAAMLLTST DER LEDEN VAN HET GENOOTSCHAP . . XXIII B. GENOOTSCHAPPEN , WAARMEDE HET GENOOTSCHAP IN BETREKK1NG STAAT . MIX C. OVERZICHT VAN DEN STAAT DER KAS VAN HET GENOOTSCHAP .. XLIV D. JAARVERSLAG VAN DE CENTRALE COMMISSIE TOOL DE HISTORISCH-STATISTISCHE SCHETSKAARTEN IN NEDER- LAND OVER 1905 . XLV E. VERSLA.G VAN DE VERGADERING DER LEDEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP, GEHOUDEN OP DINSDAG 25 APRIL 1905 . . LI F. LIJST DER VAN JANUARI 1905 TOT JANUARI 1900 DOOR SCHENKING , RUILING OF AANKOOP VOOR HET GENOOTSCHAP VERKREGENE WERKEN. . • • LXXIX JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP PENDANT LES TROUBLES DE 1787, publie par HENRY DE PEYSTER • 1 ARNOLDUS BUCHELIUS , TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO , mede- gedeeld door MR. S. MULLER FE. . . 131 UITTREKSELS UIT DE BRIEVEN VAN D'AFFRY AAN DE FRANSCHE REGEERING (DECEMBER 1755-mEr 1762), uit de papieren van R. Frolll medegedeeld door DR. TH. BUSSEMAKER . . . 269 JOURNALEN VAN DEN STA.DHOUDER W1LLEM II UIT DE JAREN 1641-1650, medegedeeld door DR. F. J. L. KRAMER . . . 413 BRIEVEN VAN SYLVII7S EN BITAT , medegedeeld door W. DEL COURT en DR. N. JAPIKSE .. 536 VERSLAG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJAAR 1905. In den kring van ons bestuur hebben ditmaal — wij verheugen ons het te kunnen berichten — geene veranderingen plaats gehad. De betrekking, door Mej. Miedema verlaten , is ook dit jaar niet vervuld. Ten vorigen jare deelden wij mede, dat de ondervinding geleerd had , dat het beheer van ons genootschap voor een bezoldigd per- soon thans niet voldoende bezigheid oplevert ; wel- licht , zeiden wij , zal dit mettertijd antlers worden , in verband met het beheer onzer bibliotheek. De omstandigheden brachten mede, dat wij deze even- tualiteit thans moesten overwegen. De heer P. J. D. van Dokkum , ambtenaar aan de Universiteits- bibliotheek , die zich sedert eene reeks van jaren onzer toezicht onzer beide bibliothecarissen met de zorg voor onze boekerij belast heeft, gaat eerlang de bibliotheek met pensioen verlaten; het zal to bezien staan, of het mogelijk zal blijken, desniettemin zone gewaardeerde hulp voor onze boekenschat te behouden. De besprekingen over deze aangelegen- heid hebben nog niet tot een resultaat geleid. In het getal onzer leden is ditmaal geene belang- rijke verandering gekomen. Terwijl wij door sterf- geval of door andere redenen 21 leden verloren, hebben daarentegen. 32 nieuwe leden ons verheugd Bijdr. en Meded. XXVII. i II door de op hen uitgebrachte benoeming aan to nemen. Op het oogenblik telt ons genootschap 31 honoraire en 469 gewone leden ; de lijst hunner namen op 1 Januari 11. volgt hierachter onder Bijlage A. In den loop van het jaar zijn wij met twee nieuwe genootschappen in betrekking gekomen : met de Redactie der Annales de l'Est et du Nord te Russel en met den Geschied- en oudheidkundigen kring to Kortrijk. — Ten vorigen jare berichtten wij, dat wij, ten einde een exemplaar onzer werken te plaatsen in de Vereenigde Staten van Noord Amerika , waar de belangstelling in de Nederlandsche geschiedenis groot is , een voorstel tot ruiling van werken hadden gericht tot de New-York Historical Society; dock tot onze bevreemding hebben wij van daar geenerlei antwoord mogen ontvangen 1). Op het laatst van het jaar hebben wij thans een dergelijk voorstel gericht tot de Hystorical Society of Pennsylvania te Phila- delphia, die ons door de welwillendheid van ons medelid Planten to New-York gesignaleerd was. — Ook dit jaar zijn van verschillende genootschappen, met wie wij in ruilverkeer staan, geene werken ont- vangen, terwijl andere weder nalatig zijn gebleven in het zenden der reps. Bij sommige heeft het zenden van rappels geleid tot het toezenden van den achterstand; van andere is niets vernomen, zoodat wij , zonder de betrekkingen nog of to broken, voor- loopig de toezending van werken hebben gestaakt. Wij zijn thans in betrekking met 92 genootschappen, Wier naamlijst hierachter volgt onder Bijlage B. Onze bemoeiingen ten behoove van de bibliotheek van het Nederlandsch Instituut te Rome hebben een 1) Onder het afdrukken van het verslag is het door omstandig- heden vertraagde bericht ontvangen, dat het ruilingsvoorstel gaarne aaiigenomen wordt. III verblijdend resultaat gehad. Van zeer vele genoot- schappen is door ons de toezegging ontvangen, dat zij bereid waren hunne werken of te staan , uit die aanbiedingen hebben de heeren Blok en Brom een groot aantal werken uitgezocht, waaraan wij zelven hebben toegevoegd eene keuze uit onze eigene wer- ken , voorzoover die voor de boekerij te Rome van belang schenen te zijn. De collectie is naar Leiden. gezonden , waar prof. Blok ze in ontvangst heeft ge- nomen. Onlangs is de zending te Rome aangekomen , zooals Dr. Brom in een uitvoerig en verplichtend schrijven berichtte , waarin hij zijn dank voor onze bemoeiingen uitsprak. Van de Directie van het Nederlandsche weten- schappelijke Centraalbureau, dat zich sedert een paar jaren belast heeft met de verzending onzer werken naar het buitenland , is bericht ontvangen , dat de aanvankelijk vastgestelde som voor de verzending onzer vrij zware pakken to gering was gebleken ; men wenschte eene jaarlijksche verhooging van f 15.—. Gaarne hebben wij daarin bewilligd: de verzending langs dezen weg is nog iets goedkooper dan vroeger; en wat ons van nog grooter belang schijnt: de zeker- heid , dat onze bezendingen hunne bestemming zullen bereiken , is grooter, terwijl eventueele reclames door ons thans aan het Centraalbureau kunnen geendos- seerd worden. De toestand onzer kas is gunstig, zooals het hier- achter onder Bijlage C medegedeelde overzicht be- wijst. Wel was onze drukkersrekening ditmaal hoog , hetgeen eenige verwondering kan baren , omdat onze boekenzending ditmaal gering was; maar verschillende werken liggen thans ook voor de verzending bijna gereed. Door verschillende omstandigheden was ook het bedrag der zoogenaamde extra-correcties ditmaal bijzonder hoog. 1* Iv Wij zijn thans genaderd tot de belangrijkste afded- ling van het verslag, die onze uitgaven behandelt. Met leedwezen moeten wij erkennen, dat ditmaal (voor het eerst sedert eene lange reeks van jaren) alleen de Bijdragen en mededeelingen onze leden be- reikt hebben. Het kan wel schijnen , dat wij stil gezeten hebben; toch is niets minder waar. In het afgeloopen jaar hebben wij eene reeks van teleur- stellingen ondervonden; het heeft inspanning gekost, om daaraan het hoofd te bieden en den tegenspoed door verdubbelden fiver te boven te komen. Vrij wat vellen zijn afgedrukt en beloven thans een bij- zonder voordeelig jaar, bovendien verheugen wij ons te kunnen mededeelen , dat de uitgaaf van verschil- lende belangrijke werken in de eerstvolgende jaren verzekerd mag heeten. Wij hadden gehoopt, dat het ons gegeven zou geweest zijn, oin het eerste deel van Fruin's bewer- king der Brieven van De Witt aan onze leden toe to zenden. Inderdaad is de tekst van het eerste deel geheel afgedrukt. Maar drukke ambtsbezigheden hebben Prof. Kernkamp nog verhinderd, om de daarbij behoorende inleiding to schrijven , terwijI oak een register nog daarbij gevoegd zal worden. Dit jaar zal echter, naar wij vast vertrouwen, aan onze leden dit kostbare geschenk brengen. Ook met het Journaal van Hardenbroek waren wij niet voorspoedig. Prof. Kramer had ons beloofd , dat hij het 3e deel dozer gewaardeerde publicatie in het voorjaar van 1905 zou ter perse leggen. Maar het is hem onmogelijk geweest; het beheer van het kostbare en omvangrijke depot, dat hem toevertrouwd is, blijkt meer en meer al zijn.e krachten to eischen. Het belang dozer zaak, zoo nauw verbonden aan den bloei der vaderlandsche geschiedwetenschap , geeft ons aanleiding tot blijdschap, dat ons medelid ze V met zooveel ijver blijkt to behartigen. En zoo hebben wij dus ook gaarne er in bernst , toen prof. Kramer ons ten slotte het overigens teleurstellende bericht zond dat hij zich buiten staat zag , om de eenmaal opgenomen taak , de uitgaaf van het omvangrijke journaal van Hardenbroek , to volvoeren. Ons mede- lid heeft ons de teleurstelling willen vergoeden door zelf to zoeken naar een opvolger: als zoodanig heeft hij ons voorgesteld den hear Dr. A. 3. van der Meulen, die onlangs door zijn degelijk proefschrift Studies over het ministerie van Van de Spiegel de aan- dacht van alle belangstellenden in de geschiedenis der 18e eeuw op zich gevestigd heeft. Wij namen gaarne genoegen met het voorstel, dat ook de goed- keuring van den eigenaar van het handschrift, den beer baron Van Hardenbroek , mocht verwerven. Wij verheugen ons to kunnen mededeelen, dat de beer Van der Meulen reeds ijverig bezig is met de studie van het journaal, wij hebben hem verzocht, ons, voordat de druk hervat wordt, zone denkbeelden omtren.t de uitgaaf mede to deelen. Het schijnt ons echter in het belang der publicatie , den hear Van der Meulen, die geheel vreemd in dit werk is, den tijd to laten, om zich daarmede eenigszins vertrouwd to makers. Veel, zeer veal zorgen heeft ons ook ditmaal de uitgaaf van het Diarium van Buchelius gekost, Onze verwachting, dat het werk in 1905 geheel zou afge- drukt worden, is inderdaad vervuld. Maar daarna kwam de zorg voor inleiding en register. De be- werking van het laatste heeft Dr. Brom voor zijne rekening willen nemen, het is geheel voltooid , maar kan nog niet afgedrukt worden, daar het wenschelijk schijnt, ook de in de inleiding voorkomende namen er in op to nemen. Die inleiding was het, die ons de meeste zorg baarde. De bewerking daarvan had VI Dr. Van Langeraad zelf zich voorbehouden; omdat hij, reeds jaren lang bezig met Buchelius , over het leven van dezen belangwekkenden geleerde uitgebreide studien had gemaakt. Hij wenschte daarom aan de uitgaaf van bet Diarium eene zeer uitvoerige biographie van zijnen held te doen voorafgaan. Met ingenomenheid namen wij van dit voornemen kennis; toch hebben wij gemeend , als inleiding onzer uitgaaf slechts eene levensbeschrijving van een vooraf bepaalden omvang te mogen opnemen. Toen het Dr. Van Langeraad echter ten slotte gelukt was , te midden zijner drukke ambtsbezigheden zone biographie gereed te maken, bleek deze met bijzondere ingenomenheid bewerkte studie den geraamden omvang zeer verre to over- treffen , — zOOver, , dat wij , al wilden wij niet aan de eerste raming vasthouden , toch in geen geval het geheele stuk meenden to kunnen plaatsen. In, overleg met den schrijver hebben wij ons dus ver- oorloofd , het werk hier en daar to besnoeien , maar het was natuurlijk , dat de auteur toen weder de schade , aan den samenhang van zijn arbeid toege- bracht , wilde herstellen. Zoo is een groot deel van het jaar voorbijgegaan met correspondenties tusschen Lekkerkerk , Utrecht en Rome. Ten slotte is het werk echter afgedrukt, ook (wij verheugen ons het er to kunnen bijvoegen) ten genoegen van Dr. Van Langeraad. Eerlang zullen onze leden in staat zijn, over het werk een oordeel to vellen. Intusschen is ook Buchell's Descriptio urbis Rheno- Trajectinae , die door den schrijver bestemd was als historische inleiding voor zijn Diarium, door Mr. Muller ter perse gelegd en van eene inleiding voor- zien; de belangstellende lezcr vindt het belangrijke stuk achter dit verslag. — De uitgaaf van Buchell's journaal van zijn verblijf aan de universiteit to Douay, , bezorgd door baron De Warenghien aldaar, is door VII ons in den loop van het jaar ten geschenke ont- vangen ; evenals te Parijs heeft men ook te Douay de voorkeur gegeven aan eene vertaling boven den druk van het oorspronkelijke Latijnsche stuk. Zoo blijft thans alleen nog over de uitgaaf van Buchell's journaal over zijne Duitsche reis en zijn verblijf to Keulen. Ten vorigen jare berichtten wij, dat Dr. H. Keussen's bewerking van dit journaal voor de uitgaaf gereed lag; zij ligt daar nog steeds. Op het laatst van het jaar hebben wij tot de redactie van de Annalen fur die Geschichte des Niederrheins to Bonn , waarin het werk verschijn.en zou, eon schrij- yen gericht , om naar den stand van zaken to infor- meeren. Het antwoord zien wij met groote belang- stelling te gemoet; wij verlangen natuurlijk , dat daze zaak, reeds zoovele jaren aanhangig, ten slotte voltooid worde. Niet anders gaat het ons met de Kroniele van het Zwolsche fraterhuis , die reeds sedert jaren afgedrukt is, maar waaraan inleiding en register nog ont- braken. Daar wij tot ons leedwezen omtrent de ge- zondheid van Dr. Schoengen min gunetige berichten vernamen , hebben wij hem ten slotte voorgesteld , om zich ter wille van dozen arbeid niet langer to kwellen en het werk in het licht to geven , alleen met eon kort woord vooraf, waarin slechts het strikt noodzakelijke (bepaaldelijk korte mededeelingen om- trent de gebruikte handschriften) zou worden opge- nomen. Als antwoord ontvingen wij echter het heuchelijke bericht , dat Dr. Schoengen's gezondheid verbeterd was en dat hij zich thans dadelijk met lust en ijver zou wijden aan de taak , die hem dierbaar was en die hij niet gaarne zou opgeven. De arbeid is toen blijkbaar snel gevorderd : nog even voor het einde van het jaar hebben wij volgens Dr. Schoengen's belofte zijne inleiding ontvangen , die Diet minder VIII dan 350 bladzijden bleek to bevatten. De omvang van het stuk bezwaart ons eenigszins met het oog op de reeds belangrijke dikte van het deel, maar de inhoud is belangrijk. Terwifi wij den schrijver besnoeiing van enkele deelen in overweging gegeven hebben, zullen wij het begin van het stuk alvast ter perse leggen. Dr. Schoengen heeft ons vast be- loofd , dat de druk van bet register onmiddellijk na die van de inleiding zal kunnen volgen. Zoo zal het jaar 1906 ook dit lang voorbereide work in handen van ooze leden brengen. Ook de zorg voor het vervaardigen van registers op verscheidene onzer werken heeft ons in het af- geloopen jaar geruimen tad beziggehouden. Allereerst het register op de Journalen van Constantijn Huijgens. wij verheugen ons to kunnen berichten, dat de be- werking daarvan gebeel is afgeloopen en dat het zeer omvangrijke stuk reeds in den zomer ter perse is gelegd. Met den druk ging het echter minder voor- spoedig , het bleek alras , naarmate de drukproeven prof. Kernkamp bereikten , dat in het werk nog wel een en ander gewijzigd behoorde to worden. Natuurlijk gaf dit oponthoud de druk is zoodoende niet snel gevorderd. Toch is thans ongeveer de heeft van het stuk afgedrukt. Minder gelukkig waren wij met bet register op de Brieven der gebroeders Van der Goes, op welks vol- tooiing de uitgaaf van het reeds sedert jaren afge- drukte 2e deel dezer publicatie nog steeds wacht. De heer (bonnet, bij wien wij herhaaldelijk op spoed hebben aangedrongen, heeft ons ten slotte bericht, dat de tad voor dit omvangrijke werk hem ontbrak; ook toen wij hem mededeelden , dat wij gaarne ge- noegen zouden nemen met een naamregister alleen (in hoofdzaak eon personenregister) bleef hij bezwaar makes dit zelf to bewerken, Doch h j erkende vol- IX komen zijne verplichting , om ons aan het beloofde register op zijn boek te helpem; zoo heeft hij dan ook aan een ander onder zijne verantwoordelijkheid de bewerking daarvan opgedragen. wij vertrouwen, dat ook dit work derhalve nog in 1906 eindelijk onze leden zal bereiken. Na den dood van Robert Fruin is aan ons ge- nootschap door de commissie , die zich met de be- zorging ziiner wetenschappelijke nalatenschap belast heeft, de uitgaaf van zijne verschillende nagelaten werken opgedragen. De meeste zijn thans verschenen ; wij zullen zoo aanstonds nog hebben melding to maken van den druk der Brieven van D' Affry. Behalve de Brieven van De Witt blijven dus thans alleen nog de Brieven van Thulemeyer over , wier uitgaaf is toe- vertrouwd aan de zorg van Dr. Colenbrander. In den loop van het jaar hebben wij dozen aan de zaak herinnerd en hem gevraagd, wanneer het hem schikken zou met den druk een aanvang te maken. Hij heft ons verheugd met de mededeeling , dat hij meende nog in den zomer van 1906 met den druk to kunnen beginnen. Toen eenige jaren geleden de hoer Dr. R. Broersma, kort na zijne promotie op een proefschrift over Ley- cester's bestuur, naar Oost-Indio vertrok , stelde hij aan een lid van ons bestuur ter hand een omslag met afschriften en excerpten uit de papieren van Jean Hotman, die een tijd lang als secretaris van Ley- cester heeft gefungeerd. Doze voor onze geschiedenis uiterst belangrijke collectie , thans bewaard in de archieven van het Ministere des Affaires Etrangeres te Parijs en daar door Prof. Blok ontdekt, was door Dr. Broersma op eene studiereis bewerkt met het oog op zijne dissertatie; het waren de toen gemaakte af- schriften en excerpten, die hij ons bij zijn vertrek naar India naliet. Bij lien afstand uitte hij echter den wensch , dat bet ons gelukken zou , iemand to x vinden , die bereid was zone in korten tad en met het oug op eon bepaald doel vervaardigde kopieiin aan to vullen en to completeeren; want eene vol- ledige uitgaaf van Hotman's papieren (voor zoover zij Leycester's bewind betroffen) scheen Dr. Broersma, die geheel in de periode van Leycester to huis is, uiterst gewenscht. Destijds, na Dr. Broersma's ver- trek , hebben wij zijne afschriften toegezonden aan Prof. Blok , om ons over de zaak to adviseeren. Hij bleek Dr. Broersma's denkbeelden over de uitgaaf volkomen to deelen en meende, dat waarscbijnlijk een zijner leerlingen vroeger of later wel bereid zou zijn, de gewenschte aanvulling to leveren en dan voor de uitgaaf te zorgen. Sedert is de zaak blijven rusten. In den loop van het jaar ontvingen wij echter een brief van Dr. Broersma , die ons meldde, dat hij zelf nu het initiatief had genomen, om het tot stand- komen der zaak to bevorderen , en dat hij daartoe de medewerking had ingeroepen van Dr. G. Busken Huet to Parijs. Deze had zich bereidwillig getoond , om het toezicht te houden op de aanvulling van Dr. Broersma's afschriften, en deze verzocht ons daarom , den heer Huet met dit doel de beschikking to geven over een klein krediet. De oplossing scheen ons eene gelukkige , en hoewel nailer verkregen inlichtingen ons bewezen, dat de zaak kostbaarder was dan wij ons aanvankelijk hadden voorgesteld , maakten wij geen bezwaar, , daar ook het belang der onderneming grooter bleek dan ons eerst was voorgespiegeld. wij zullen ontvangen niet een:artikel voor ooze Bijdragen en mededeelingen, maar eon boekdeel , geheel gewijd aan de uitgaaf van Hotman's papieren. Met het kopieeren der stukken onder toezicht van den heer Huet is thans reeds sedert geruimen tijd een aanvang gemaakt. De heer Huet is bereid voor de correctie der proeven naar de handschriften te zorgen, als alle XI stukken afgedrukt zijn , zal Dr. Broersma te Samarang daarvan eene inleiding toevoegen. De voorbereiding van de publicatie der Journalen van Bentinck van Rhoon is dit jaar niet veal gevor- derd. Met het doorzien. van Bentinck's papieren in H. Ms. iluisarchief is Prof. Bussemaker geheel ge- reed genomen; thane bleef evenwel nog over de studio van het andere deel van Bentinck's archief , dat in het British Museum bewaard wordt. wij hebben bij prof. Bussemaker er op aangedrongen, dat hij deze reis , die bepaald noodig was voordat wij een plan van uitgaaf konden vaststellen , zou ondernemen ; maar zone verplaatsing naar Leiden met de daarvan onafscheidelijke beslommeringen maakten het hem onmogelijk, dadelijk aan onzen wensch to voldoen. Ten slotte heeft hij ons echter bericht , dat hij in de Kerstvacantie de reis hoopte to ondernemen werke- lijk heeft hij zich in de eerste dagen van het nieuwe jaar naar London begeven. Het verslag zijner be- vindingen zien wij nog to gemoet. Eene groote teleurstelling hebben wij ondervonden met betrekking tot het Journaal van Andries Jacobsz. , waarover wij reeds herhaaldelijk mededeelingen aan onze laden hebben gedaan. Zooals men zich her- inneren zal , hadden wij ons voorgenomen dit jour- naal, in verband met andere in het Amsterdamsche archief berustende journalen van pensionarissen , en ook met enkele andere elders bewaarde berichten over de Hollandsche Statenvergaderingen van den Oostenrijkschen tad, in eene omvangrijke uitgave to vereenigen. De hoer E. Van Biema to Amsterdam had de uitgaaf van het eerste journaal, dat van den pensionaris Andries Jacobsz. , op zich genomen. wij hebben hem nooit verheeld, dat eene dergelijke uitgaaf ons voorkwam in ieder geval slechts met belangrijke bekortingen te kunnen plaats hebben, Niet alien XII omdat de druk van het journaal , zelf zeer omvang- rijk , nog door de uitgaaf van een pear andere even lijvige gevolgd stond to worden, maar vooral omdat de reeds lang uitgegeven registers der advocaten Van der Goes zeer veel bevatten , dat de Amster- damsche pensionaris slechts in andere woorden heeft kunnen herhalen. De heer Van Biema oordeelde het echter desniettemin doeltreffend , om vooraf het ge- heele journaal of te schrijven ; hij zond ons dit , zooals wij vroeger berichtten , toe. Het ljjvige pak is toen door ons met zijne voorkennis in handen ge- steld van een zeer bevoegd beoordeelaar , die het geheel heeft doorgelezen. Zijn oordeel bevestigde volkomen onze aanvankelijke meening , dat bet stuk wel zeer belangrijk was , maar Loch niet dan met be- snoeiingen in het Edit gegeven behoorde to worden. De beoordeelaar heeft zich zelfs de moeite getroost , om de beste wijze aan te geven , waarop dergelijke bekortingen volgens een vast systeem en zonder schade voor den inhoud aangebracht zouden kunnen worden. Den inhoud van zijn zaakrijk en belangrijk rapport hebben wij in een uitvoerig schrijven ter kennis van den heer Van Biema gebracht , van wiens in- stemming omtrent de hoofdzaak wij zeker meenden to zijn. Maanden lang hebben wij op eenig bericht moeten wachten ; op ons verzoek meldde ons de heer Van Biema eindelijk , dat bij het handschrift had. terugontvangen. Toen plotseling , na een nieuw nit- stel, ontvingen wij het bericht, dat de heer Van Biema niet bereid was made to werken tot eenige besnoeiing van den tekst en dat hij besloten had, het stuk elders uit te geven. Het behoeft geen be- toog , dat deze onverwachte uitslag van deze zaak , waaraan wij eenige moeite handen ten koste gelegd , ons evenzeer verbaasde als teleurstelde. De onder- ueming is thane voorloopig misluirt. XIII Verscheidene jaren geleden hebben wij met prof. Brugmans gecorrespondeerd over de wenschelijkheid van de uitgave der Groningsche Kroniek van Abel Eppens. Het handschrift der kroniek is op onze kosten onder toezicht van prof. Brugmans overge- schreven , voorzoover de uitgaaf hem wenschelijk scheen. Sedert heeft dat afschrift steeds onder prof. Brugmans berust, de opdracht van de uitgaaf van prof. Fruin's wetenschappelijke nalatenschap, die ons juist toen gedaan werd , maakte uitstel van de uit- gaaf gewenscht. In het afgeloopen jaar hebben wij ons echter veroorloofd prof. Brugmans aan de zaak to herinneren en hem te vragen , wanneer het hem schikken zou met de uitgaaf te beginnen. De hoog- leeraar toonde zich bereid , om de zaak ter hand to nemen; doch de overweging der onderneming toonde hem de wenschelijkheid, om to Groningen zelf relaties to hebben , die het hem mogelijk maakten, om de in de kroniek medegedeelde lokale bijzonderheden telkens to verifieeren en in noten toe to Eaten. Prof. Brugmans wendde zich dus tot Jhr. Mr. J. A. Feith en stelde hem voor, om gezamenlific de uitgaaf der kroniek to bezorgen. Hij had het geluk , den hoer Feith voor deze zaak to winnen , onnoodig to zeggen , dat deze schikking , waardoor het slagen der uitgaaf nog beter dan vroeger verzekerd werd , onze volledige instemming verwierf. Wij verheugen one te kunnen mededeelen , dat de beide uitgevers ons het uitzicht geopend hebben, dat zij reeds in den zomer van 1906 met den druk zullen kunnen beginnen. Over de uitgaaf der Secreete resolution van Holland, die wij , naar wij in ons vorig verslag mededeelden , aan Dr. N. Japikse hebben opgedragen , hebben wij in het afgeloopen jaar van dezen nu en dan eenige berichten ontvangen. XIV De studio in het Algemeene rijksarchief is afge- loopen en Dr. Japikse is thans begonnen met het onderzoek van de archieven der stemhebbende Hol- landsche steden. Zijn rapport hopen wij in den loop van het jaar to ontvangen. De hoer A. Hotz to 's Gravenhage deed ons op het laatst van het jaar het voorstel , om hem op te dragen het bezorgen eener uitgaaf in de werken van ons genootschap van het Verbaal van de zending van Joannes Cunaeus naar Perzie in 1651-52. Wij hebben over dit voorstel het gevoelen gevraagd van den secre- tails der Commissie van advies voor 's Rijks geschied- kundige publication, ten einde zeker to zijn , dat de uitgaaf van dit verbaal geene schade zou toebrengen aan den door de commissie ontworpen bundel met stukken over Perzie. Dr. Colenbrander heeft ons zeer bereidwillig als zijn gevoelen medegedeeld , dat het verbaal belangrijk was , zoowel voor de geschie- denis onzer handelsrelatien met Perzie , als wegens de medegedeelde bijzonderheden over eon bezoek aan de ruines van Persepolis. De groote omvang van het verbaal maakt echter de opname daarvan in den ontworpen bundel over Perzie minder gewenscht; zelfs bij eene afzonderlijke publicatie in ooze werken schenen eenige bekortingen noodig: over de beste wijze, om deze bekortingen aan to brengen, gaf Dr. Colenbrander ook nog eenige behartigenswaardige wenken. Steunende op dit advies, hebben wij den heer Hotz bericht , dat wij gaarne van zijn aanbod gebruik zouden makes, en hem verzocht , om met betrekking tot eventueel aan to brengen verkortingen zich met Dr. Colenbrander te verstaan. De beer Hotz is daartoe bereid gebleken. — Een tweede voorstel van den hoer Hotz , om hem to vergunnen, als bijlage bij deze uitgaaf op to nemen het gedeelte van Mr. Pieter van Dam's bekende Beschrijving der XV Nederlandsche Oost Indische Compagnie , dat op Perziii betrekking heeft, hebben wij echter beleefdelijk van de hand gewezen. De publicatie van dit manuscript toch staat op de agenda der bovengenoemde rijks- commissie, en hoewel het mogelijk is, dat de com- missie het niet in extenso zal willen uitgeven , scheen het ons toch minder doelmatig, om thans, nu over doze zaak nog geen besluit genomen is, een gedeelte van het manuscript buiten het natuurlijk verband to publiceeren. Reeds in het begin van het jaar deed ons medelid Blok ons het voorstel tot eene andere uitgave. Van de erven van den hoer James de Fremery had hij de beschikking gekregen over het op diens kosten indertijd vervaardigde Naamregister op het Charter- boek van Van Mieris. Het register is zeer volumi neus en nog niet definitief lbewerkt; alleen de namen zijn bijeengebracht , maar de eindredactie ontbreekt, zoodat de uitgave van het stuk, welks praktisch nut niet twijfelachtig zijn kan , eenig bezwaar heeft. Wij hebben het werk gaarne op ons genomen, onder voorwaarde dat de hoer Blok vooraf zich met de redactie van het verzamelde materiaal zou belasten , op zijn verzoek hebben wij hem tevens een klein krediet verleend , om zich de noodige hulp to ver- schaffen bij dit uit den aard der zaak lastige en tijd- roovende werk. Van Mevr. de Wed. P. L. Muller ontvingen wij ter inzage een bundel afschriften, door haar in de nalatenschap van haren betreurden echtgenoot ge- vonden. Behalve eenige reeds gedrukte stukken (over de samenzwering tegen de Unie van Utrecht) bleken het afschriften to zijn, die blijkbaar bestemd geweest waren voor het niet uitgevoerde plan van den hoog- leeraar tot uitgaaf van een vervolg op Bondam's Verzameling van onuitgegeven stuicken tot opheldering XVI der vaderlandsche historie. Maar de collectie was to gering en to onsamenhangend, om ze thans uit to geven , de groote verzameling afschriften , indertijd door Mr. Grothe vervaardigd en aan prof. Muller ter inzage gegeven , was niet meer daarbij aanwezig. Wij hebben dus de stukken ondor dankbetuiging aan Mevr. Muller gerestitueerd. Onze Bijdragen en mededeelingen leveren ditmaal zeer veel en zeer belangrijke stof. De heer Henri de Peyster to Neuilly sur Seine zond ons reeds ten vorigen jare ter uitgaaf toe zijn afschrift van het bekende Journaal van G. K. van Hogendorp over de gebeurtenissen van 1787, tot welks uitgaaf de tegenwoordige eigenaar Mr. H. graaf van Hogendorp hem vergunning had willen verleenen. Volgaarne verklaarden wij ons bereid tot deze uitgaaf in extenso van het beroemde journaal , waarvan de tekst in de eerste uitgaaf slachts fragmentarisch en met wijzigingen was bekend gemaakt. Daar de heer De Peyster echter van het gedrukte stuk Wilde gebruik maken bij zijne aanstaande promotie to Parijs , in verband met zijne dissertatie over Les troubles de Hollande a la veille de la revolution francaise, kon de publicatie van het stuk eerst na die promotie volgen: de tekst van het journaal, reeds ten vorigen jare gedrukt, opent dus dit deel onzer Bijdragen en mededeelingen. — Reeds op het laatst van 1904 is ook het daarna volgende stuk gedrukt: de door Mr. Muller bewerkte nieuwe uitgaaf van Buchelius' Descriptio urbis Rheno-Trajec- tinae, waarvan de vroegere uitgaaf almede evenmin volledig als nauwkeurig heeten kan. — Reeds sedert lang lagen de door prof. Fruin vervaardigde excerpten uit de Correspondentie van den Franschen gezant D'Affry tot ooze beschikking. Prof. Bussemaker, die de uitgaaf bezorgen zou, had deze excerpten aan- gevuld en van noten voorzien hij was bereid ook xvIt de inleiding te schrijven , zoodra wij dit wenschten. Tot nog toe hadden wij steeds de gelegenheid ge. mist, om deze uitgaaf te ondernemen , daar wij een werk van Fruin liefst afzonderlijk wenschten uit te geven. Bij nailer inzien bleek echter de omvang daartoe to goring, en in overleg met prof. Busse- maker besloten wij dus , het stuk in onze Bijdragen en mededeelingen op to nemen. Juist was dit besluit genomen , toen wij van Mevr. de Wed. Th. Jorissen bet gewaardeerde aanbod ontvingen , om de door wijlen baron geachten echtgenoot nagelaten bower- king dozer zelfde brieven in het licht to geven. Wij hebben het manuscript natuurlijk dadelijk aan prof. Bussemaker ter beoordeeling toegezonden. Het was veel omvangrijker dan Fruin's bewerking en scheen dus op het eerste gezicht verre de voorkeur daar- boven te verdienen. Ware het manuscript ons eenige jaren geleden4, kort na de vervaardiging , toevertrouwd, stellig zouden wij :toen dan ook do uitgaaf onder- nomen7'en Fruin's oudere bewerking ter zijde gelegd hebben. Thans echter meende prof. Bussemaker, dat het met de zaak antlers gelegen was: sedert prof. Jorissen zijne afschriften vervaardigde , die in de eerste pleats belang hebben voor de geschiedenis van de Fransche politiek en hare betrekkingen met 's-Gra- venhage, zijn de werken van Coquelle en Bourguet ver- schenen, dat zich juist met dit onderwerp bezighoudt en daartoe bepaaldelijk ook de correspondentie van D'Affry voortdurend gebruikt en gedeeltelijk afdrukt; voor eene nieuwe uitgaaf van deze gedeelten der correspondentie kon dus thane nauwelijks moor aan- aanleiding bestaan. Zoo bleef dus over het andere kleinere deel: de berichten over onzen binnenland- schen toestand, die de gezant geregeld naar Parijs overmaakte. Juist aan dit gedeelte der correspon- dentie had Fruin zijne bijzondere aandacht gewjd, Bijdr. en Meded. XXVII. XVIII en het bezit dezer excerpten van zoo bevoegde hand ontsloeg ons dus van de moeite, om deze gedeelten uit prof. Josissen's afschriften bijeen te zamelen. Hoeveel Teed het ons dus deed , meenden wij ten Blotto tot ons eerste plan te moeten terugkeeren , wij hebben het pak afschriften met beleefde dankbetui- ging aan Mevr. Jorissen teruggezonden. — Op de brieven van D'Affry volgen thane de Journalen van Prins Willem II , Wier publicatie ons medelid Kramer ons reeds sedert lang had toegezegd en die de aan- dacht schijnen to verdienen, minder om het belang van den inhoud dan om den persoon van den schrijver. — Op het laatst van het jaar ontvingen wij ten slotte nog van den beer W. Delcourt to Londen afschriften van de bekende Brieven van Buat en Sylvius aan Arlington, die hij toevallig in de En- gelsche archieven had gevonden. Hoewel de brieven niets onbekends aan het licht brengen , scheen het uitgeven van deze historische stukken ons toch geheel verantwoord , wij verzochten dus Dr. Japikse , de brieven voor eene uitgave to willen gereed maken en van eene korte inleiding to voorzien. Hij heeft gaarne aan ons verzoek voldaan en zelfs aan de cob lectie nog eenige brieven van Sylvius en Buat toe- gevoegd , die geheel daarbij behooren en die hij reeds vroeger in de Engelsche archieven had afgeschreven. Nog werd ons de gelegenheid geboden , om in dezen bundel op te nemen eenige brieven, ontleend aan de Engelsche archieven en alien betrekking hebbende op de Belgische gebeurtenissen van 1830. De stukken waren van zeer groot belang, en toen ze ons door de belangstellende goedheid van prof. Alfred Stern to Zurich ter uitgaaf werden aange- boden , meenden wij aanvankelijk ze met grooten dank te moeten aanvaarden Maar eon overleg met het Bestuur der Commissie van advies voor 's Rijks XIX geschiedkundige publication heeft ons Loch ten slotte doen besluiten, om ze met hartelijke dankbetuiging aan den afzender terug to zenden. Het bleek toch dat niet alleen al deze stukken reeds voor de door Dr. Colenbrander ondernomen uitgaaf in de werken der commissie waren afgeschreven; maar dat het archief dezer commissie er bovendien nog zeer vele bevatte, die bepaaldelijk hierbij behoorden en den inhoud dozer brieven belangrijk toelichtten. In deze omstandigheden scheen ook ons, even als aan het Bestuur der commissie , eene afzonderlijke uitgaaf dezer stukken niet gewenscht. Voor het volgende deel onzer Bijdragen en mede- deelingen zijn ons door Dr. W. W. van der Meulen met zekerheid toegezegd de Brieven van J. D. van der Capelle aan C. L. van Beyma, waarvan reeds herhaaldelijk sprake is geweest. Ze liggen thans gereed voor de uitgaaf , maar ons ontbrak ditmaal ruimte om ze to plaatsen. Ook de hoer De Peyster heeft ons voor dit deel eene tweeds bijdrage van zijne hand willen toezeggen : eene uitgaaf der Brieven van den Engelschen ambassadeur lord Auckland aan den hertog van Leeds en aan lord Grenville uit de jaren 1790-1793. Ook deze brieven liggen gereed voor de pers ; maar wij konden ze ditmaal nog niet opnemen. De rekening over het debiet onzer fondsartikelen leverde ditmaal geen zeer gunstig resultaat ; doch er was niets aan to doen, en na herstel van eon paar kleine onnauwkeurigheden hebben wij het stuk good- gekeurd. — Door de voortdurende vermeerdering in waarde van ons fonds was het bedrag der som, waarvoor het verzekerd was, allengs to laag geworden; op voorstel van onzen penningmeester hebben wij dus de assurantie tot f 20.000 verhoogd. Van de Historisch-statistische schetskaarten zijn I1* XX veder twee bladen verschenen , met nog vier bladen, wier verschijning in 1906 te gemoet gezien worden mag, zal deze onderneming geheel haar beslag ge- kregen hebben. Op voorstel onder commissie hebben wij gaarne Dr. 0. Oppermann , lector in de middel- eeuwsche geschiedenis aan de Titrechtsche universiteit, tot haar medelid benoemd. Het verslag der com- missie, dat hierna volgt onder Bijlage D., toont, dat zij ijverig werkzaam is, hetgeen te meer to waar- deeren is , daar het bedrag harer uitgaven slechts f 13.50 bleek to bedragen. Opnieuw hebben wij to berichten over eene alge- meene vergadering. Op 25 April 1905 is onze vijfde ledenvergadering gehouden , die door 74 personen is bijgewoond en die in belang stellig niet voor de vorige bijeenkomsten onderdeed. Het was ons gelukt, ons eerelid , prof. Dietrich Schafer uit Berlin, to bewegen, om in deze vergadering eene spreekbeurt to vervullen , hij heeft dit gedaan door een boeiend en door tal van pikante bewijsplaatsen uiterst aan- trekkelijk overzicht to geven van de opkomst der Hollandsche zeevaart, wier oorsprong hij voornamelijk in Noord-Holland meende te kunnen lokaliseeren. Prof. Schafer heeft ons bijzonder aan zich verplicht door een kort overzicht van het gesprokene voor ons op to stellen , dat wij in het Hollandsch hebben doen vertalen. — De tweede spreker, prof. H. Brugmans, sprak over Staatsexamens voor historici; daar deze voordracht elders in extenso gedrukt is , hebben wij gemeend, ook daarvan slechts een kort overzicht to moeten mededeelen. In deze omstandigheden hebben wij ditmaal geen afzonderlijk verslag van de verga- dering het licht doen zien , onze lezers vinden hier- achter onder Bijlage E het korte, door onzen Zen Secretaris gestelde verslag, waarin de overzichten der beide redevoeringen zijn ingelascht. Een opge- XXI wekt diner, waaraan ook de beide sprekers met ons wilden aanzitten, heeft het feest besloten. Voor ooze boekerij ontvingen wij ook ditmaal , behalve de gewone bezendingen van de genootschap- pen , verschillende geschenken, waaronder wij met bijzondere waardeering vermelden het prachtwerk van ons medelid P. van Eeghen over J. en C. Luyken. De lijst der aanwinsten volgt onder Bijlage F. — A an de gemeente Utrecht hebben wij voor haren atlas ten geschenke aangeboden eenige teekeningen van merkwaardige Utrechtsche gebouwen., vroeger aan de gemeente in bruikleen gegeven ; het is toch niet to voorzien., dat ons genootschap zich ooit weder op het verzamelen van dergelijke teekeningen zal toe. leggen, nu de gemeente zelve deze zaak met zooveel ijver heeft aangevat. Voor het innaaien van eenige nog steeds in afle- veringen bewaarde boeken onzer bibliotheek hebben wij onzen lsten bibliothecaris een klein krediet ver- leend. Doze stukken, in de Universiteits-bibliotheek in duplo voorhanden , waren vroeger gemakshalve niet gebonden; voor hunne betere bewaring scheen ons dit echter wenschelijk. — Ook de assurantie onzer boekerij , die jaarlijks belangrijk aangroeit, hebben wij in het afgeloopen jaar verhoogd en gebracht op f 15.000, waarvan f 2.000 voor de in het bijgebouw in de Heerenstraat geborgen duplikaten der Univer- siteits-bibliotheek. Het aanstaande vertrek van den heer Van Dokkum , die tot nog toe onder den bibliothecaris der Univer- siteit meer bepaaldelijk belast was met het beheer onzer boekenschat, heeft ons aanleiding gegeven, het beheer der verzameling !met den bibliothecaris ernstig to bespreken. Het geregeld bijhouden van het door ons contract verlangde dagregister zal een punt van ernstige overweging moeten uitmaken. Ook de vraag, XXII of het wenschelijk moet heeten , wader eon supple- ment op den catalogus onzer boeken to doen drukken, is door ons overwogen. De aanstaande verhuizing der bibliotheek naar het nieuwe gebouw zal wellicht ook gelegenheid geven , om de aanwezigheid onzer boeken volgens de catalogi eens nauwkeurig to con- stateeren. Ons leesgezelschap, waarvoor ten vorigen jare na het aflossen onzer schuld verschillende nieuwe boeken zijn aangekocht, verkeert in zeer voldoenden toestand. Wij verloren 4 leden; doch 3 nieuwe leden traders toe. — De bodin van het leesgezelschap, die ons sedert eene lange reeks van jaren gediend heeft , is door ons gepensioneerd met behoud van haar traktement , haar hooge leeftijd stelde haar niet langer in staat , om de boeken geregeld to bezorgen. Gelukkig vonden wij de firma Bremer bereid , zich met het bezorgen der boeken to belasten voor hetzelfde bedrag, als vroeger aan de bodin ward uitgekeerd. Het Bestuur van het Historisch Genootschap , G. W. KERNKAMP IVoorzitter. S. MULLER Fz. , Secretaris. BIJLAGE A. NAAMLUST DER LEDEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP'). BESTUUR. Dr. G. W. Kernkamp, Voorzitter. Mr. J. F. B. Baert, Penningmeester. Dr. J. W. Muller, Eerste bibliothecaris. Dr. N. J. Singels , Tweede bibliothecaris. Mr. S. Muller Fz. , Eerste secretaris. Dr. W. A. F. Bannier, Tweede secretaris. Dr. P. J. Blok. Dr. C. H. Th. Bussemaker. Dr. F. J. L. Kramer. 1) Bij deze lijst is aangenomen de feitelijke toestand op 1 Januari 1946, XXIV HONORAIRE LEDEN. E. de Amicis, te Turijn. U. Berliere, te Rome. W. Bode, te Berlijn. E. baron de Borchgrave , te Weenen. G. Edmundson, te Northolt. M. Pardo de Figueroa, te Medina Sidonia. P. Fredericq, te Gent. J. A. Fridericia, te Kopenhagen. G. Galland, te Berlijn. J. Geddes, te Londen. 3hr. J. J. de Geer van Oudegein, te Utrecht. H. Havard, te Parijs. . H. Havard, te Parijs. J. H. Hessels, te Cambridge. E. Hubert, te Luik. E. Jacobs, te Wernigerode. L. Legrand, te Parijs. H. C. Vos Leibbrandt, te Kaapstad. E. Martin, te Straatsburg. E. Michel, te Parijs. 0. Nachod, te Griinewald bij Berlijn. F. Nippold, te Jena. M. Philippson, te Berlijn. 0. Pringsheim, te Breslau. M. Ritter, te Bonn. D. Schafer, te Berlijn. G. Mac Call Theal, te Kaapstad. F. Vanderhaeghen, te Gent. L. Vanderkindere, te Brussel. A. de Waal, te Rome. A. Waddington, te Lyon. E. Wrangel, te Lund. XXV GEWONE LEDEN. Dr. T. P. H. van Aalst , te 's Gravenhage. Mr. J. H. Abendanon , te Scheveningen. Dr. A. J. d'Ailly, te Amsterdam. P. Albers , te Maastricht. H. J. Allard , te Maastricht. Mr. S. J. Fockema Andreae , te Leiden. Mr. J. baron d'Aulnis de Bourouill , te Utrecht. Jhr. J. A. F. Backer, te Vreeland. Mr. J. F. B. Baert , te Utrecht. Mr. C. Bake, te 's Gravenhage. Dr. W. A. F. Bannier, te Utrecht. Mej. Dr. F. E. J. M. Baudet , te Hilversum. Dr. H. Bavinck , te Watergraafsmeer. Mr. A. J. de Beaufort, te Leusden. J. B. de Beaufort, te Woudenberg. Mr. J. F. de Beaufort, te Utrecht. Mr. W. H. de Beaufort, te Leusden. Jhr. Mr. K. A. Godin de Beaufort, te Maarsbergen. A. A. Beekman, te 's Gravenhage. J. H. Been , te Brielle. Mr. N. Beets, te Amsterdam. G. J. G. C. graaf van Aldenburg Bentinck, te Amerongen. Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn , te Utrecht. J. C. van den Berg, te Heerenveen. Mr. N. P. van den Berg, te Amsterdam. Dr. J. Bergsma , te Groningen. Mr. J. L. Berns , te Leeuwarden. H. A. van Beuningen , te Utrecht. A. F. van Beurden , te Roermond. J. J. Beyerman , te Utrecht. G. J. W. Koolemans Beynen, te Arnhem. Dr. J. P. de Bie , te Arnhem. Mr. A. S. de BlOcourt , te Zutphen. XXVI Dr. P. J. Blok , te Leiden. Mr. P. van Blom, te 's Gravenhage. Dr. J. F. D. BlOte, te Tilburg. Dr. G. J. Boekenoogen , te Leiden. P. A. M. Boele van Hensbroek , te 's Gravenhage. J. Boer Hz. , te Utrecht. Dr. M. G. de Boer, te Hilversum. Dr. U. P. Boissevain , to Groningen. Mr. A. C. Bondam , te Arnhem. B. J. M. de Bont, to Amsterdam. Dr. L. Boosten , to 's Hertogenbosch. Mr. P. G. Bos , to Groningen. Dr. A. J. Botermans , to Zwolle. M. ten Bouwhuys, to -Utrecht. Dr. W. L. Bouwmeester, , to Doetinchem. J. Brals , to Delft. Mr. P. van den Brandeler, , to 's Gravenhage. Dr. A. A. Bredius , te 's Gravenhage. Dr. J. C. Breen , to Amsterdam. D. A. Brinkerink , to Bovenkarspel. Dr. R. Broersma, to Semarang. Dr. G. Brom, to Rome. J. H. Brom, to Utrecht. Dr. W. L. C. Bronsveld, to Hoorn. Dr. H. Brugmans, to Amsterdam. C. W. Bruinvis , to Alkmaar. Dr. C. P. Burger Jr. , to Amsterdam. Dr. C. H. T. Bussemaker, to Leiden. Jhr. P. H. A. Martini Buys, to 's Gravenhage. W. J. J. C. Bijleveld, to Leiden. Dr. W. Caland , to Utrecht. Mr. A. W. van Beeck Calkoen , to Utrecht. Dr. J. R. Callenbach , to Rotterdam. Dr. H. J. de Dompierre de Chauffepie, to 's Gravenhage. J. W. Chevallier, to Amersfoort. XXVII Dr. H. T. Colenbrander, , te Voorburg. H. J. Coppens , te Schiedam. Dr. R. Corten , te Rolduc (gem. Kerkrade). W. P. Costerus , te Edam. Mr. L. M. Rollin Couquerque , te 's Gravenhage. J. Craandijk , te Haarlem. Dr. S. Cramer, te Amsterdam. C. C. A. Croin , te Dordrecht. Mr. M. Crommelin , te Zeist. W. Croockewit W.Az. , te Amersfoort. J. T. J. Cuypers , te Amsterdam. Dr. P. J. H. Cuypers , te Roermond. S. van Daalen , te Benschop. W. E. van Dam van Isselt, te Teteringen. Dr. F. E. Daubanton , te Utrecht. Mr. C. T. van Deventer, te 's Gravenhage. A. H. A. C. Diegerick , te Gent. Mr. P. A. Diepenhorst, te Amsterdam. H. C. Diferee , te Amsterdam. N. D. Doedes , te Utrecht. Dr. J. J. Doesburg , te Zwolle. P. J. D. van Dokkum , te Utrecht. C. P. J. Dommisse , te Vlissingen. P. N. van Doorninck , te Haarlem. Dr. P. Doppler, te Maastricht. W. J. van Douwen , te Almeloo. Dr. G. J. Dozy, te 's Gravenhage. Mr. H. L. Drucker, te Leiden. H. van Druten, te Rijnsburg. Mr. W. H. F. Dubois , te Utrecht. K. Dumon , te Beilen. Dr. B. Dijksterhuis , te Tilburg. H. Dyserinck , te Rheden. Mr. C. C. D. Ebell , te 's Hertogenbosch. C. P. van Eeghen Jr. , te Amsterdam, XXVIII P. van Eeghen, te Amsterdam. J. E. Elias, te Amsterdam. Dr. H. J. E. Endepols , te Maastricht. A. Engelsman , te Leeuwarden. Mr. C. Enschede, te Haarlem. J. W. Enschede, to Amsterdam. Dr. E. Epkema, te Zalt-Bommel. N. J. A. P. H. van Es, te Arnhem. Dr. W. van Everdingen, te Rotterdam. J. Eysten, te Utrecht. A. N. J. Fabius, te Brielle. Mr. D. P. D. Fabius, te Amsterdam. Mr. P. Falkenburg, te Amsterdam. P. Feenstra Jr., te Amsterdam. Jhr. Mr. J. A. Feith, te Groningen. Jhr. Mr. P. R. Feith, te 's Gravenhage. Mr. E. Fokker, te Utrecht. G. A. J. Franke , te Groningen. J. A. Frederiks , te Middelburg. Mr. R. Fruin, te Middelburg. P. Fijn van Draat, te Utrecht. Dr. J. H. Gallee , te Utrecht. J. F. Gebhard Jr., te Amsterdam. Dr. W. van Geer, te Munchen. Dr. H. van Gelder, te Utrecht. Dr. H. E. van Gelder, te Alkmaar. Dr. H. A. Geurts, te Rolduc (gem. Kerkrade). Dr. P. J. M. van Gils , te Rolduc (gem. Kerkrade). Mr. J. G. Gleichman , te 's Gravenhage. Mevr. Dr. J. Goekoop—de Jongh, te 's Gravenhage. C. J. Gonnet, te Haarlem. P. C. GOrlitz , te Nijmegen. W. Gosler, te Hilversum. Dr. J. H. Gosses, te Amsterdam. Mr. M. L. van Goudoever, te -Utrecht, XXIX J. J. Graaf, te Ouderkerk aid Amstel. J. de Graaf, te Amsterdam. Mr. J. Hooft Graafland , te Utrecht. Jhr. Mr. J. F. Hooft Graafland, te Utrecht. Mej. Dr. C. C. van de Graft , te Utrecht. Mr. S. Gratama , te 's Gravenhage. M. Salverda de Grave , te 's Gravenhage. H. E. Greve, te Amsterdam. D. de Groot, te Utrecht. Dr. J. V. de Groot, te Amsterdam. Dr. C. Hofstede de Groot, te 's Gravenhage. Mr. W. T. Grothe van Schell ach , te Utrecht. J. baron Sirtema van Grovestins, te 's Gravenhage. Mgr. G. Gul, te 'Utrecht. Dr. J. H. Gunning Wz. , te Amsterdam. Mr. H. D. Guyot , te Groningen. Mr. S. van Gijn , te Dordrecht. S. Haagsma, te Sneek. Dr. S. P. Haak , te Arnhem. J. W. G. van Haarst, te Groningen. Dr. A. Habets, te Hasselt (Belgie). L. J. J. Hageraats , te 's Gravenhage. H. van de Hagt, te Rotterdam. Dr. C. F. Haje , te Haarlem. Dr. J. Hania Pz. , te Steenwijk. G. C. D. d'Aumale baron van Hardenbroek, te Drie- bergen. Mr. G. C. D. R. baron van Hardenbroek , te Bunnik. A. T. Hartkamp , te Amsterdam. Mr. R. E. Hattink , te Almeloo. 0. ten Have, te Winterswijk. Dr. W. A. A. Hecker, te Delft. J. A. J. ter Heerdt , te Utrecht. Mr. J. E. Heeres , te Leiden. Dr. K. Heeringa , te Schiedam. xxx Dr. J. Heinsius, te Leiden. Dr. L. Heldring, te Amsterdam. L. J. van Beuningen van Helsdingen , te Amsterdam. Dr. A. H. L. Hensen , te Warmond. Dom W. van Heteren, te Rome. J. A. Heuff Az. , te Tiel. Mgr. G. W. van Heukelum, te Jutfaas. J. H. C. Heyse, te Middelburg. J. C. A. Hezenmans, te 's Hertogenbosch. L. C. Hezenmans, te 's Hertogenbosch. C. F. Gijsberti Hodenpijl, te Vrijenban. J. C. Gijsberti Hodenpijl van Hodenpijl, te 's Gra- venhage. F. A. Hoefer, te Hattem. Mr. H. graaf van Hogendorp , te 's Gravenhage. Dr. C. Hoitsema, te Utrecht. A. Hollestelle, te Tholen. Dr. A. G. Honig, te Kampen. G. J. Honig, te Zaandijk. Dr. I. M. J. Hoog, te Nijmegen. A. J. J. Hoogland, te Rotterdam. Dr. S. S. Hoogstra, te Gouda. T. van Hoogstraten, te Huissen. Mr. C. Pijnacker Hordijk, te 's Gravenhage. A. Hotz, te 's Gravenhage. Dr. M. T. Houtsma, te Utrecht. A. Hoynck van Papendrecht, te Rotterdam. Dr. J. Huizinga, te Groningen. Dr. J. de Hullu, te 's Gravenhage. G. Hulsman, te Groningen. Jhr. Mr. J. E. Huydecoper van Maarsseveen en Nigte- vecht, te Utrecht. Dr. C. B. Hijlkema, te, Zaandam. H. Italie, te Utrecht. Mr. F. A. R. A. baron van Ittersum, te Utrecht. XXxt Mgr. Dr. J. A. H. G. Jansen , te Bunnik. J. J. van Noorle Jansen , te Utrecht. Dr. N. Japikse , te 's Gravenhage. Mr. J. G. C. Joosting , te Assen. G. C. A. Juten , te Sas-van-Gent. W. F. Juten , te Bergen-op-Zoom. J. Kalf, te 's Gravenhage. Dr. G. Kalff, te Leiden. G. M. Kam, te Nijmegen. Mr. J. Kappeyne van de Coppello , te Amsterdam. Mr. Mr. A. P. C. van Karnebeek , te 's Gravenhage. P. II. van der Kemp, te 's Gravenhage. Dr. G. W. Kernkamp, te Utrecht. W. J. Kernkamp, te Edam. Dr. L. A. Kesper, , te Gouda. Dr. E. B. Kielstra , te 's Gravenhage. B. H. KlOnne , te Amsterdam. Dr. A. Kluyver, te Leiden. Dr. L. Knappert , te Leiden. Dr. W. P. C. Knuttel , te 's Gravenhage. W. Knuif, te Rijsenburg. F. Koch Jr. , te Rotterdam. Dr. W. C. G. T. Koch, te Tiel. Mr. H. J. Koenen , te Amsterdam. H. F. Kol van Ouwerkerk , te Utrecht. M. J. Kollewijn , te 's Gravenhage. Mr. A. H. Koning , te Finsterwolde. Mr. Dr. D. A. P. N. Koolen , te Utrecht. W. P. Kops , te Hoorn. F. G. Kramp , to Leiden. Dr. F. J. L. Kramer, te 's Gravenhage. Dr. M. A. Kreling, te Rotterdam. A. J. C. Kremer, te Arnhem. Dr. W. Brede Kristensen , te Leiden. Dr. P. J. Kromsigt, te Rotterdam. XXXII J. F. A. Kronenburg, te Roermond. Dr. R. Krul , te 's Gravenhage. Dr. A. F. Krull, te Scheveningen. Mr. W. Polman Kruseman, te Middelburg. Mr. H. P. C. L. de Kruyff, te Amsterdam. Dr. E. T. Kuiper , te Amsterdam. J. Kunst, te Leiden. Dr. A. Kuyper, te 's Gravenhage. Dr. H. H. Kuyper, te Amsterdam. Mr. Dr. A. R. van de Laar, te Utrecht. Dr. G. J. Landweer Az., te Arnhem. Dr. L. A. van Langeraad, te Lekkerkerk. Mr. F. J. van Lanschot, te 's Hertogenbosch. Dr. K. Later, te Utrecht. W. J. Leendertz, te Amsterdam. Dr. E. C. van Leersum, te Leiden. Dr. E. H. van Leeuwen , te Velp. Dr. 3. W. Lely, te Voorschoten. Dr. M. F. van Lennep, te Haarlem. C. L. Levoir, te 's Gravenhage. Mr. J. A. Levy, te Amsterdam. Dr. G. 3. Liesker, te Freiburg (Zw.). J. F. A. Lindsen, te Utrecht. Dr. C. te Lintum , te Rotterdam. A. C. Loffelt, te 's Gravenhage. Mr. W. H. de Savornin Lohman , te Utrecht. V. Loosjes, te Sneek. Mr. 3. de Louter, te Utrecht. F. baron van Lijnden van Hemmen, te Hemmen. Mr. Dr. F. A. C. graaf van Lijnden van Sandenburg , te Nederlangbroek. Mr. R. Melvil baron van Lijnden, te 's Gravenhage. Mr. /E. baron Mackay, te 's Gravenhage. Mej. M. G. A. de Man, te Middelburg. W. J. Manssen, te Zaandam. XXXII.' Dr. B. van Meer, te Slijk-Ewijk. Dr. R. P. Mees R.Az. , te Rotterdam. Dr. K. 0. Meinsma , te Zutphen. Mr. C. R. Merkus , te Utrecht. Dr. A. J. van der Meulen , te Utrecht. Dr. W. W. van der Meulen , te 's Gravenhage. J. L. Meulleners , te Eisden. Mr. P. A. N. S. van Meurs , te 's Gravenh age. D. C. Meyer Jr. , te Amsterdam. G. A. Meyer , te Zwolle. W. Meyer, te 's Gravenhage. M. A. Meyjes, te Hengeloo (Gelderland). Dr. E. J. W. Posthumus Meyjes, te 's Gravenhage. Mej. L. Miedema , te Utrecht. Dr. P. H. van Moerkerken Jr. , te Haarlem. Mr. G. Moll , te Rotterdam. Dr. E. C. Godee Molsbergen , te Stellenbosch. Mr. F. A. Moister, te Amsterdam. Dr. M. Monasch , te Meppel. Dr. K. W. M. Montijn , te Vlaardingen. F. D. J. Moorrees , te Buurmalsen. Dr. L. J. Morell, te Utrecht. T. Morren , te 's Gravenhage. A. Mulder, te 's Gravenhage. Dr. H. P. N. Muller, te 's Gravenhage. Dr. J. W. Muller, te Utrecht. Mr. S. Muller Fz. , te Utrecht. Mr. S. Muller Hz. , te Rotterdam. Mr. J. C. Naber, te Utrecht. Mej. J. W. A. Naber, te AmsterdAn. Dr. G. A. Nauta , te Warfum. Dr. H. M. van Nes , to Rotterdam. M. C. Nieuwbarn , to Nijmegen. F. J. Nieuwenhuis , te Utrecht. Mr. J. Domela Nieuwenhuis , te Groningen. Bor. en Meded. XXVII. III XXXIV Dr. W. H. Nolens , te Rolduc (gem. Kerkrade). R. P. J. Tutein Nolthenius , te Amsterdam. M. Noordtzij , te Kampen. M. van Notten , te Vogelensang. W. Nijhoff, te 's Gravenhage. Mr. J. G. Brouwer Nijhoff, te Utrecht. Mej. Dr. J. A. Nijland , te Amsterdam. H. L. van Oordt , te 's Gravenhage. J. van Oordt tot Bunschoten , te Velp. Dr. R. van Oppenraay, te Amsterdam. Dr. 0. Oppermann , te Utrecht. Dr. J. A. F. Orbaan , te Rome. Mr. J. C. Overvoorde , te Leiden. Mr. J. C. de Marez Oyens , te 's Gravenhage. Jhr. Mr. R. W. J. van Pabst van Bingerden , te 's Gravenhage. Mr. M. J. ridder Pauw van Wieldrecht, te Leersum. Mr. J. E. van Persijn, te 's Gravenhage. Jhr. Mr. F. H. de Pesters, te Arnhem. Mr. P. Pet, te Groningen. C. H. Peters, te 's Gravenhage. Mr. N. G. Pierson, te 's Gravenhage. A. Pit , te Amsterdam. J. R. Planten , te New-York. Mr. L. J. Plemp van Duiveland , te 's Gravenhage. C. J. Polvliet , te Amsterdam. Mej. M. W. Maclaine Pont, te Zetten. Jhr. J. C. C. den Beer Poortugael, te 's Gravenhage. J. Postmus, te Amsterdam. . J. Postmus, te Amsterdam. S. Postmus, te Amsterdam. A. Winkler Prins, te Voorburg. Dr. J. Prinsen J.Lz., te Nijmegen. Mej. J. M. Proot , te Amsterdam. Dr. F. Pijper, te Leiden. Mr. H. P. G. Quack, te Amsterdam. XXXV Mr. D. Ragay, te Utrecht. J. C. Ramaer, te Breda. Jhr. Mr. F. A. J. F. ridder van Rappard , te Utrecht. A. F. J. Reiger, te Meran. Dr. B. Reiger, te Utrecht. Mr. W. A. Reiger, te Groningen. T. graaf de Renesse , te Brussel. Mr. W. J. van Welderen baron Rengers , te Leeuwarden. Dr. H. J. Reynders , te Amersfoort. Jhr. B. W. F. van Riemsdijk , te Amsterdam. Jhr. Mr. T. H. F. van Riemsdijk , te 's Gravenhage. Mr. L. J. Rietberg , te Utrecht. Dr. P. H. Ritter, te Amsterdam. L. Freiherr Von Ritter zu Gruensteyn , te Boekarest. Jhr. Mr. J. Men , te 's Gravenhage. H. Roes, te Deurne. T. M. Roest van Limburg, te 's Gravenhage. A. A. J. van Rossum , te Benschop. G. P. Rouffaer, , te 's Gravenhage. Mr. K. J. H. Royaards, te Utrecht. Mr. W. H. J. Royaards, te Utrecht. J. A. Royer, te 's Gravenhage. Mr. C. P. L. Rutgers, te Zwolle. Dr. F. L. Rutgers, te Amsterdam. E. H. Rijkenberg , te Hoorn. F. van Rijsens , te Alkmaar. Dr. B. van Rijswijk, te Dordrecht. Mr. H. W. van Sandick , te 's Gravenhage. A. H. Sassen , te Helmond. Dr. P. D. Chantepie de la Saussaye , te Leiden. J. H. L. van der Schaaff, te 's Gravenhage. Dr. A. C. M. Schaepman , te Rijsenburg. D. F. Scheurleer, te 's Gravenhage. H. D. J. van Schevichaven , te Nijrnegen. XXXVI Mr. F. D. graaf Schimmelpenninck , te Utrecht. Jhr. Mr. F. J. C. Schimmelpenninck, te Arnhem. Dr. L. C. M. Schmedding , te Valkenberg. Dr. M. Schoengen , te Leeuwarden. Mr. A. E. Schouten Lz. , te Haastrecht. Dr. J. Schrijnen , te Roermond. J. Schulman , te Amsterdam. Mr. W. C. Schuylenburg , te Utrecht. L. Gilliodts van Severen , te Brugge. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, te Utrecht. Jhr. Mr. J. H. Hora Siccama, te 's Gravenhage. T. H. Siemelink , te Workum. Mr. J. A. Sillem , te Amsterdam. J. C. Singels, te 's Gravenhage. Dr. N. J. Singels Az., te Utrecht. Jhr. Dr. J. Six , te Amsterdam. J. C. van Slee , te Deventer. Mr. J. J. S. baron Sloet , te Oosterbeek. Dr. G. M. Slothouwer, te Wageningen. Dr. L. W. J. Smit, te 's Hertogenbosch. Mr. F. W. J. G. Snijder van Wissenkerke , te 's Graven- hage. Dr. C. J. SOhngen , te Nijmegen. J. F. van Someren , te Utrecht. Mr. L. J. Sparnaay, , te Gouda. J. F. M. Sterck, te Amsterdam. W. P. van Stockum Jr., te 's Gravenhage. C. A. P. van Stolk , te Rotterdam. Mr. A. L. E. ridder de Stuers , te Parijs. Jhr. Mr. V. E. L. de Stuers , te 's Gravenhage. W. 0. Swaying, te Middelburg. Mr. A. Telting , te 's Gravenhage. J. H. A. Thus, te Kralingen. J. C. Alberdingk Thijm, te Oudenbosch. Mr. G. van Tienhoven , te Haarlem. XXXVII Dr. G. Tjalma , te Veen (Noord-Brabant). J. W. des Tombe , te Bilt. Jhr. W. F. Trip van Zoudtlande , te Prinsenhage. Dr. A. Troelstra, te Utrecht. J. Trosee , te Nijmegen. W. J. Tuyn , te Edam. Mr. W. J. L. Umbgrove , te Zutphen. Dr. V. Vanderhaeghen , te Gent. F. Vanveerdeghem , te Luik. Mr. J. D. Veegens , te 's Gravenhage. Dr. J. S. van Veen, te Arnhem. Mr. R. van Veen, te 's Gravenhage. J. Veersema, te Utrecht. B. P. Velthuysen , te Hertme en Zenderen. Dr. J. Verdam , te Leiden. A. Verwey, te Noordwijk. I. G. de la Fontaine Verwey, te Helder. G. H. Veth , te Hilversum. Dr. H. Visscher, te Utrecht. Mej. R. Visscher, , te Leeuwarden. Mr. A. C. Visser van Yzendoorn, te Leiden. P. T. C. Scharp de Visser, te Gorinchem. Dr. T. Vlaming, te Haarlem. Dr. W. Vogelsang, te Amsterdam. Dr. C. W. Vollgraff, te Utrecht. Dr. J. C. Vollgraff, te Utrecht. Dr. D. VOlter, , te Amsterdam. Dr. G. J. Vos Az. , te Amsterdam. J. M. Vos, te Lochem. Dr. W. C. A. baron van Vredenburch, te 's Gravenhage. R. W. P. de Vries, te Amsterdam. J. D. Wagner, te 's Gravenhage. F. G. Waller, te Arosa. Mr. J. van Walre , te Utrecht. P. M. H. Welker, te Numansdorp. XX XVIII H. M. Werner, te Brummen. Dr. H. A. Weststrate , te Zetten. Mgr. H. van de Wetering, te Utrecht. Mr. G. Wicherlinck, te Zwolle. Dr. C. E. A. Wichmann, te Utrecht. Dr. E. Wiersum, te Rotterdam. Dr. J. te Winkel, te Amsterdam. Dr. J. Woltjer, te Amsterdam. Dr. R. H. Woltjer, te Amsterdam. Dr. J. A. Worp, te Groningen. Mr. G. Wttewaall, te Arnhem. Jhr. Mr. E. W. F. Wttewaall van Stoetwegen , to 's Gravenhage. B. W. G. Wttewaal van Wickenburgh, te Houten. Dr. G. A. Wumkes, te Zeerijp. W. E. A. Wiippermann, te 's Gravenhage. J. M. Wiistenhoff, te Sassenheim. C. N. Wijbrands, te Amsterdam. Jhr., Mr. H. M. J. van Asch van Wijck, to Utrecht. Jhr. J. M. van Asch van Wijck, te Utrecht. Jhr. Mr. L. H. J. M. van Asch van Wijeic , te Utrecht. Dr. J. A. Gerth van Wijk, te 's Gravenhage. Dr. P. J. Wijminga, te Amsterdam. Dr. J. D. de Lind van Wijngaarden , te Utrecht. BIJLAGE B. GENOOTSCHAPPEN , WAARMEDE HET HISTORISCH GENOOTSCHAP IN BETREKKING STAAT. ••^•••..M.,../....,,,,.., Aachener Geschichts-Verein , te Aken. Geschichts- und alterthumsforschende Gesellschaft des Osterlandes , te Altenburg. Koninklijke Akademie van Wetenschappen, te Am- sterdam. Academie royale d'Archeologie de Belgique, te Ant- werpen. Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht, te Arnhem. Historischer Verein fur Schwaben und Neuburg, te Augsburg. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten- schappen , te Batavia. Historische und antiquarische Gesellschaft, te Bazel. Verein von Altertumsfreunden im Rheinlande , te Bonn. Historischer Verein fur den Niederrhein, te Bonn. Historische Gesellschaft des Kiinstlervereins, te Bremen. XL Academie royale des Sciences , des Lettres et des Beaux-arts de Belgique , te Brussel. Societe d'ArchOologie de Bruxelles , te Brussel. De Bollandisten , te Brussel. Kongelige Universitet , te Christiania. Westpreussischer Geschichtsverein , te Danzig. Cercle archOologique de la Ville et de l'ancien Pays de Termonde , te Dendermonde. s de Termonde , te Dendermonde. Diisseldorfer Geschichtsverein , te Dusseldorp. Bergischer Geschichtsverein , te Elberfeld. Gesellschaft far bildende Kunst und vaterlandische Altertiimer, te Emden. Historischer Verein fur Stadt und Stift Essen , to Essen. Essen. Verein fur Geschichte und Alterthumskunde, te Frankfort alM. Verein far Geschichte des Bodensees und seiner Umgebung , te Friedrichshafen. Societe d'Histoire et d'ArchOologie , te Geneve. Koninklijke Vlaamsche Akademie voor Taal- en Letterkunde , te Gent. Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde , te Gent. Oberhessischer Geschichtsverein, te Giessen. Oberlausitziseche Gesellschaft der Wissenschaften, te GOrlitz. te GOrlitz. Historischer Verein fur Steiermark, te Graz. Vereeniging Die Haghe , te 's Gravenhage. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volken- kunde van Nederlandsch Indie , te 's-Gravenhage. Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage. Riigisch-pommerscher Geschichtsverein , te Greifs- wald. wald. Verein far hamburgische Geschichte, te Hamburg. Historischer Verein fiir Niedersachsen, te Hannover XLI Provinciaal Genootschap van Kunsten en Weten- schappen in Noord-Brabant , te 's-Hertogenbosch. Verein fur thiiringische Geschichte und Altertums- kunde , te Jena. Badische Historische Konimission , te Karlsruhe. Verein fur hessische Geschichte und Landeskunde , te Kassel. Stadt-Archiv, te Keulen. GOrres-Gesellschaft, te Keulen. Redactie van de Westdeutsche Zeitschrift fur Ge- schichte und Kunst , te Keulen. Gesellschaft fur schleswig-holstein-lauenburgische Geschichte , te Kiel. Altpreussische Monatschrift, te Koningsbergen. Geschied- en oudheidkundige Kring , te Kortrijk. Societe d'Histoire de la Suisse romande, te Lausanne. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde , te Leeuwarden. Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde , te Leiden. KOniglich-sachsische Gesellschaft der Wissenschaf- ten , te Leipzig. Redactie van de Kwartalnik Historyczny , te Lemberg. Redactie van de Analectes pour servir a l'Histoire ecclesiastique de la Belgique , te Leuven. Redactie van de Revue d'Histoire ecclesiastique , te Leuven. Redactie van de English historical Review, te Londen. Verein fur liibeckische Geschichte und Alterthums- kunde ,. te Lubeck. Institut archeologique liOgeois, te Luik. Societe d'Art et d'Histoire du Diocese de Liege, te Luik. MI Kongelige Universitet, te Lund. Institut luxembourgeois , te Luxemburg. Geschied- en oudheidkundig Genootschap in het Hertogdom Limburg, te Maastricht. Real Academia de la Historia, te Madrid. Abbaye de Maredsous , te Maredsous. Cercle archeologique , littσraire et artistique de Malines, te Mechelen. Verein fur Geschichte der Stadt Meissen, te Meissen. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te Mid- Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te Mid- delburg. Koniglich-bayerische Akademie der Wissenschaften, te Munchen. Verein fiir Geschichte und Alterthumskunde West- falens , te Munster. Societe archeologique de Namur, te 1N4 amen. Germanisches Museum, te Neurenberg. Oudheidkundige Kring van het Land van Waas , te St. Nikolaas. Historische Gesellschaft fur die Provinz Posen , te Posen. Posen. Historischer Verein fur Oberpfalz und Regensburg, te Regensburg. Redactie der Annales de 1'Est et du Nord, te Rijssel. Limburg. Provinciaal Genootschap voor geschied- . Limburg. Provinciaal Genootschap voor geschied- kundige Wetenschappen, Taal en Kunst, te Roermond. Biblioteca apostolica vaticana, te Rome. Reale Societa romana di Storia patria, te Rome. Gemeente-archief, te Rotterdam. Verein fur mecklenbiirgische Geschichte und Alter- thumskunde, te Schwerin. The Board for international Exchanges of the New- South-Wales-Government , te Sydney. Kongelige Vitterhets , Historie och Antiquitets Aka- demie, te Stockholm. demie, te Stockholm. XLTH Historisch-litterarischer Zweigverein des Vogesen- Clubs in Elsass-Lothringen , te Straatsburg. Verein fur Kunst und Alterthum in Ulm und Ober- schwaben , te Ulm. Carolina rediviva. Kongelige Universitets-Bibliotek , te Upsala. Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen , te Utrecht. Gemeente-archief, te Utrecht. Redactie van het Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht , te Utrecht. Kaiserliche Akademie der Wissenschaften, te Weenen. Institut fur oesterreichische Geschichtsforschung , te Weenen. Harzverein fur Geschichte und Alterthamer, , te Wernigerode. Geschied-, taal-, land- en volkenkundig Genootschap, te Willemstad (Curacao). Geschichtsverein fur das Herzogthum Braunschweig, te Wolfenbiittel. Historischer Verein von Unterfranken und Aschaffen- burg , te WUrzburg. Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis , te Zwolle. XLIV 04 it, itt itZ it5 utla %it u. Cr) N10 N .....4 IC.°0 r-i ,-.4 di I COG° oN I CO 2 1 C24 'r-4 O C--.C7 00C:7 k 4'2.4c,p 2 Or 0 CS. g 6 6 d .--; ci cNi 16 c5 ci t-: cNi -,t; ,—^ c5 cc5 Ni 0 0(5 GO '14 'Zt4 t... CO VD CO ri CO 't C:74 N N 10 ^Zt41-0 r-i di I co co N 00 CO 7-I r-I N 7.-1 N r-I N 10 00 C 0 CO co r-i I,. i-.4 rn cy v-I t+-CYD 0 • cd0------ ko . CD 0 . . • 41 al • ,-, 0 ao co d .......4 W •• . •,-t C . r-c14) k N C.) . 0 . . al W• a) al . M 4t1 b0+2 10 E-4 -4 • lei 044 . . . co 0 o -4 • P- • • Lo • 4) 0 as cm 0 0 0(1) g c•I P4 E4 • , 1 0 cm E1 . = • 0 i--1 5 — bo :44 gi tz.,(.1..) le; • 0 • : 0 • .!,) „5, 0 . . . .4.. . ta) 0 ;4 0 al 0 . ki t5 'Eta=1 0 0 -1 CI) al . . cd rrj CD ' • rSti •.-W del O CD CI) .4t ,. •r4 C.). . ,c) 0 . ;2ik . low co rkl a .1) , . 0 • -4.. IC W :CP . cd C1) CD N "..., .• 4 'SD Cl/ Q) 0 • r-4 CD ,.., CD m Q) r• ci) i-i 0 cn .a.,• 0 d .+, 4 • -4-,OZ C.,)(::::) • 4. d't F4 CrJ P.4 C11 0 F-I cil a.) , 0 C') M E...1 ,-.4 Nri2 W ---, a ..--, c) cg c3 ,..c a) ,--. • N 0 . 0 • O ,M wg '''''. g -4 ti: F-i .,5, PI P". '1 E.I4 ,-, 0 cl) r4 ,..1.,54.c"' O ,-btl .,- 7.44 s-4 -..,-tj 0 a) 0 ct S' a) aoL:) ro "C 0 $:14..0 (3) 0 0 En rt '''' C ril tz 0 ` W ki pa LI 0 Q •.-.1 4 Z k cd 0 ›' 0 , rn cd 0 rt:1 74 "Ci P •,-% r-i ca 1',3 W cn Z CI) <4 Pq 4'1 C/2 LA APLIcnOucii-tP:1-tli,40:14,4-,cn w g E_, ,.:d W w 14 E4 u-D is,,,, 1W 4 co 1 4 1 Ax i--i f S VD to to 1 c) 1 q.0 I.0 1--4 W `41 1 N W cNi c. d c.6 Ili 06 ‘4 6 it'D • LeS c.6 c^i cn 1-0 CO N N 0 N CO Z 00 -•zti cYD L--- LO =IC N LO ,...IN :0 r-i C0 0^1 i.-i 4 113 '.41 N C0 '' v-4 N '1 0 CO Ell z'4.--. :''' w ...., z • 4 g . ci) • Z 1 :-.4 , W WSW •as .4.. . r.4 W CT1 cd rnW E-I g E-4 al ,-44 , A ri2 A g E-I W0 0 0 Z w Z cl) Z .4 • ,• . ..d -4 as 'aJ g ..i, ce al E.. 0 E-I E-1 -,4 .. -Z 1..4 Z • (I) z -4 o 0 0 .D a 0l . Ow • cd ' • .4•D f•W 0 .7.2. . 0 = E-i • Q •... ',140:1 a) $., rkt a) : • .-0 ,.4) 0 • 0 8 -it ,0 "14, ,.0 1 0 Lii , ce -4.2 -4.., 0 -4.. 1•••4 0 C..) = p. 0 fa, 0 Cn 0 pi, CP 0 N 1--4,k1 i-i r.0 0 Xi 1--4 pc 0 • •••4 • •••4 GP • pr4 0 0 4) 7.4 w P4 0 ,W g 0 t:43 .. 4. 4. ,W +. r"O 5 7..., .;:10,40 PA rt 0 cdcD0 4)0 as 0 (1) 74 a3 cn g c...) P cf) Q cn ,t4 BIJLAGE D. JAARVERSLAG VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE HISTORISCH-STATISTISCHE KAARTEN IN NEDER- LAND OVER 1905. In het afgeloopen jaar nam de Heer Dr. 0. Op- permann als nieuw lid in de commissie zitting Een zeer belangrijke ligger werd in dit jaar ver- vaardigd door den hoer K. den Tex, en wel voor spoor- en tramwegen, nader hieronder beschreven. Van de verschillende heeren , die toezegging voor het vervaardigen van liggers gedaan hebben , werd bericht ontvangen , dat zij met hunnen arbeid nog niet gereed waren. De vervaardiging van onderstaande liggers werden in het vooruitzicht gesteld door de heeren : Mr. J. G. C. Joosting , rijksarchivaris in Drenthe, ligger voor de kerkelijke indeeling dier provincie. J. Geesink , adj.-commies op het Rijksarchief in Over- ijssel, liggers voor de plaatsen en plaatsnamen in die provincie. Dr. M. Schoengen, ligger voor de kloosters in Friesland. XLVI Dr. M. Schoengen en de leden van het Historisch seminarie aan de Universiteit to Groningen, Jigger voor de kloosters der Praemonstratenser-orde in de provincien Friesland en Groningen , staande onder de paterniteit van Steinfeld in den Eifel. Op het verzoek , gericht tot Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken naar aanleiding van een voorstel van Dr. H. Blink , om een kaart van wege zijn departement to laten maken , waarop de wijk- verdeeling der gemeenten voorkomt , en om een staat to mogen ontvangen , aangevende de bevolking in elk dier wijken, ward ten antwoord ontvangen , dat eon dergelijke kaart niet ter beschikking van Z. Exc. stond ; als gevolg van de aanvrage ontving het Centraal-Bureau echter van den Minister een exem- plaar van elk der provinciale deelen en van het deel van het geheele rijk van de Uitkomsten der achtste volkstelling. Hierin is voor iedere gemeente opge- geven de verdeeling in wijken, afdeelingen of buurt- schappen , zooals die door de gemeentebesturen is vastgesteld , en voor elk dier wijken enz. het be- volkingscijfer vermeld. Het is echter niet mogelijk , uit daze gegevens overal de grenzen van daze in- deeling aan to geven en dus een nauwkeurige op- gave van de oppervlakte van elk dier wijken vast to stellen ; briefwisseling met elk der gemeenten met gebruikmaking der gegevens , die men in boven- genoemde werken bezit , is dus de eenige wag , die tot eene gewenschte uitkomst zou kunnen leiden. Wellicht wil de voorsteller dezer kaart of een ander zich tot den arbeid aangorden. Aan den heer Mr. S. Muller Hz. to Rotterdam werden de aanwezige liggers van kerkelijke indee- lingen toegezonden , om hiervan partij to kunnen trekken voor zijne kaart van de kerkelijke indeeling van Nederland voor de Hervorming. XLVII Het Centraal-Bureau kwam in het bezit van onder- staande schetskaarten : 24 26 Ministerie van Binnenlandsche Zaken. 30 30 Historisch Genootschap . . 16 16 Maatschappij van Geneeskunde . 8 8 F. A. Hoefer. . . 2 2 Door de uitgave deter schetskaarten zijn thane de kaarten van alle provincien , met uitzondering van Noord-Braband en Limburg, gereed. Een reden om onzen arbeid te steunen , gebrek aan de noodige liggers , komt hierdoor voor menigeen te vervallen. Ale gevolg van de beschikking van Z. Exc. den Minister van Oorlog ontving het Centraal-Bureau van de Topographische Inrichting onderstaande kaarten : a. De herdrukte bladen der Topographische- en Mili- taire kaart des Rijks op de schaal van 1: 50000; 19. (Alkmaar). 47. (Cadzand). 24. (Hillegom). 48. (Middelburg). 25. (Amsterdam). 59. (Peer). 37. (Rotterdam). 60. (Sittard). 38. (Gorinchem). b. Van de Chromo-topographische kaart des Rijks op de schaal van 1: 50000 de bladen : 25. (Amsterdam). 48. (Middelburg). 37. (Hattem). en met belangrijke wijzigingen de herdrukte bladen : 24. (Hillegom). 40. (Arnhem). 38. (Gorinchem). c. Van de Chromo-topographische kaart des Rijks op de schaal van 1: 25000 de nieuw verschenen bladen : Nos. 208, 209, 226, 259, 291, 307, 324, 342 en 361 en de schetskaarten deter nieuw verschenen bladen. XLVII Verder onderstaande met belangrijke wijzigingen herdrukte bladen : Nos. 255, 295, 309, 310, 328, 329. 337, 347, 348, 357, 367, 382, 387, 388, 402, 458, 459, 460, 481, 522, 523, 524, 543, 544, 560, 561, 562 , 580 en 600. Van Z. Exc. den Minister van Marine ontving het Centraal-Bureau een exemplaar van kaart N° 224. Overeenkomstig de gedane toezegging volgt hier- onder een lijst van de thans op het Centraal-Bureau aanwezige liggers , met de namen hunner vervaar- digers : Mr. J. L. Berns : ligger voor de Nederlandsch Hervormde Kerk in Friesland , oudste indeeling in classes en gemeenten. J. Bruggeman : proefligger voor kloosters in Zuid- Holland in de 12 --16 eeuw. J. J. Graaf: ligger voor het bisdom Haarlem met indeeling in dekanaten en kerspelen, en afzonderlijke liggers voor de steden : Amsterdam, Rotterdam, Haar- lem, Leiden , 's Gravenhage en Schiedam. F. A. Hoofer: ligger voor de Hanzesteden. Liggers voor havezaten in het landschap Drente in 1698. Dr. R. Jesse : liggers voor vOOrhistorische en Romeinsche vondsten. (De samensteller verzocht daze liggers tijdelijk terug ter aanvulling.) G. A. Meijer : ligger voor Dominicanerkloosters in Nederland. ligger voor de kloosters der Reguliere kanun- niken , kapittel van Windesheim.ligger voor de kloosters der Reguliere kanun- niken van de orde van Premonstreit. ligger voor de kloosters der Reguliere kanun- niken van het H. Kruis (Kruisheeren) Mr. L. M. Rollin Couquerque : liggers met opgave XLIX van de plaatsen , waar oudtijds het aasdomsrecht en het schependomsrecht gold. Dr. M. Schoengen : ligger voor de bezittingen der Cistercienser abdij Klaarkamp en die der Cistercienser prioraten Genezareth en Sion in 1511. — ligger voor de Cistercienser-abdij Floridus- Campus, Oldeklooster, haar filiaalkloosters , haar kerken en uithoven tot aan de afschaffing van het conversenstelsel in 1440. ligger voor de Johannieter-kommanderij ,,Het Hospitaal" bij Sneek met hare kerken en uit- hoven in 1574. — ligger voor de Premonstratenser-abdij Lidlum, hare filiaalkloosters en hare uithoven. ligger voor de Cistercienser-abdij Floridus Campus en hare bezittingen in 1572. — ligger voor de Premonstratenser-abdij Lidlum en hare kerken. ligger voor het vermoedelijke aartsdiakonaat Winsum , behoorende tot de abdij Lidlum. D. Cannegieter: kaart van Franeker en Franekera- deel , met aangifte der voormalige stinsen, kastee1en , adellijke states en stemdragende steden. K. den Tex : graphische voorstelling van de ont- wikkeling van het Spoor- en Tramwegnet — in lengte — in Nederland. (Twee teekeningen , een een gewone graphische tabel , de andere een soort passe-partout, waarin de spoor- en tramwegkaart van het Ministerie van Waterstaat kan gelegd worden , en waaruit blijkt , hoe de lengte van spoorweg- en later ook van tramwegbanen zich verhoudt tot de grootte van ons land. Zoo ziet men, dat er in 1866 eon lengte spoorbaan bestond , voldoende om den omtrek van Ne- derland eenmaal to omspannen , in 1881 tweemaal enz.) Mr. A. Pelting: liggers voor stadrechten en hun onderlinge verwantschap. Bijdr. en Meded. XXVI1. Iv I-, S. Wigersma Hz.: ligger voor Romeinsche munt- vondsten in Friesland. ligger voor Karolingische muntvondsten in Friesland. - ligger voor Angelsaksische muntvondsten in Friesland. De Commissie stelt zich voor, een proef-atlas van Jiggers nit te geven , hopende hierdoor het nut der liggers van hare medewerkers meer in het licht te stellen en anderen op te wekken tot medewerking. Namens de Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische kaarten in Nederland, P. J. BLOK , Voorzitter. F. A. HOEFER , isle Secretaris. BIJLAGE E. VERSLAG VAN DE VERGADERING DER LEDEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP, GEHOUDEN OP DINSDAG 25 APRIL 1905 IN HET GEBOUW VOOR KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN TE UTRECHT. Volgens de presentielijst zijn aanwezig de hier- onder genoemde honoraire en gewone leden van het Genootschap : Dr. D. Schafer (honorair lid). Mr. J. baron d'Aulnis de Dr. W. van Everdingen. Bourouill. Dr. J. H. Gallee. Dr. W. A. F. Bannier. J. F. Gebhardt Jr. Mej. Dr. F. E. J. M. Baudet. Dr. P. J. M. van Gils. J Op van den Berg. Dr. J. H. Gosses. Dr. P. J. Blok. Mej. Dr. C. C. van de Graft Dr. J. F. D. BlOte. J. W. G. van Haarst. Dr. M. G de Boer. Dr. K. Heeringa. Dr. L. Boosten. L. J. van Beuningen van Mr. P. G. Bos. Helsdingen. M ten Bouwhuys. Dr. A. H. L. Hensen. Dr. H. Brugmans. J. A. Heuff Az. Dr. C. H. T. Bussemaker. F. A. Hoefer. Dr. II. T. Colenbrander. Dr. S. S. Hoogstra. H. C. Diferee. Dr. J. Huizinga. Dr. J. J. Doesburg. Dr. N. Japikse. Dr. G. J. Dozy. P. H. van der Kemp. Dr. B. Dijksterhuis. Dr. G. W. Kernkamp. Iv* TAI W. J. Kernkamp. W. Nijhoff. Dr. W. C. G. T. Koch. J. Postmus. Dr. E. C. van Leersum S. Postmus. Dr. J. W. Lely. Dr. J. Prinsen. J.Lz. Mr. J. A. Levy. Mej. J. M. Proot. Dr. G. J. Liesker. Jhr. Mr. J. ROell. Mr. W. H. de Savornin F. van Rijsens. Lohman. Mr. H. W. van Sandick. Dr. K. 0. Meinsma. J. H. L. van der Schaaff. Dr. W. W. van der Meulen. Dr. N J. Singels. W. Meyer. Dr. C. J. Sangen. Dr. M. Monasch. W. P. van Stockum Jr. Dr. L. J. Morell. W. J. Tuyn. T. Morren. Dr. C. W. Vollgraff. Dr. H. P. N. Muller. Dr. J. C. Vollgraff. Dr. J. W. Muller. P. M. H. Welker. Mr. S. Muller Fz. Dr. C. E. A. Wichmann. Mej. J. W. A. Naber. Dr. E. Wiersum. M. C. Nieuwbarn. Jhr. J. M. van Asch van F. J. Nieuwenhuis. Wijck. De Voorzitter, Dr. G. W. Kernkamp , opent tegen half twaalf de vergadering met een woord van welkom aan de aanwezige leden. Hij wijst erop , dat in af- wijking van vorige vergaderingen , het Bestuur thans in plaats van drie slechts twee sprekers heeft uitge- noodigd , daar de tijd voor het aanhooren van drie voordrachten in de laatste bijeenkomsten van het His- torisch Genootschap dikwijls nauwelijks beschikbaar bleek. In het bizonder heeft het Bestuur zich er over verheugd , dat het honorair lid Dr. Dietrich Schafer bereid werd gevonden zich de reis van Berlin herwaarts te getroosten ten elude de leden te vergasten op een voordracht , waarvan het onderwerp , zooals te verwachten was, ontleend is aan de geschiedenis der LIII Hanze, waaraan hij reeds zoo vele jaren zijn studie heeft gewijd. Vervolgens spreekt de Voorzitter de hoop uit, dat de voordracht van den tweeden spreker, Dr. H. Brugmans , aanleiding zal geven tot een op- gewekt debate Nadat hij de aanwezigen er nogmaals aan herinnerd heeft , dat na afloop der vergadering voor de leden de gelegenheid is opengesteld een bezoek te brengen aan de vergaderzalen der Ridder- lijke Duitsche Orde , Balye van Utrecht , en hen heeft gewezen op de gelegenheid om zich alsuog voor deelname aan den maaltijd op te geven geeft hij het woord aan den heer Schafer, die daarop zijn aangekondigde voordracht houdt over IViederlandisch-Hansische Beziehungen , van den inhoud waaraan hier een kort overzicht , door den Spreker zelf opgesteld , in vertaling volgt Spreker begon met eenige inleidende woorden, waarin hij zijn dank betuigde voor zijne benoeming tot eerelid van het genootschap en den wensch uitte , dat hij door middel van deze voordracht opheldering mocht ontvangen over eenige vragen betreffende de geschiedenis der betrekkingen tusschen Nederland en de Hanze , die slechts met nauwkeurige kennis van Nederlandsche toestanden beantwoord kunnen worden. Daarna sprak hij ongeveer het volgende. De Friezen maakten deel uit van het Frankische en het Duitsche rijk ; zij namen echter bijna altijd eene afzonderlijke plaats in. In hoeverre dit in politieken zin het geval was, zal hier niet besproken. worden; wat handel en zeevaart betreft zal echter beproefd worden aan te toonen dat de stam der Friezen of ten minste een deel van hen, den grond gelegd heeft voor de schitterende plaats, die de Nederlanden ten tide van hunnen hoogsten bloei en van hunne voile zelfstandigheid innamen. Dit kan slechts vol- komen duidelijk gemaakt worden, wanneer men de LIV Friesch-Nederlandsche ontwikkeling voortdurend in samenhang beschouwt met de ilanzisch-Duitsche, waarmee ze zeer nauw verbonden is. Het is bekend , dat in het rijk der Karolingen , ja reeds in dat der Merovingen de handel hoofd- zakelijk door de Friezen gedreven werd. Dit is in nog hoogere mate voor den land- dan voor den zeehandel te bewijzen , en wel in bona alle deelen van het groote Frankische rijk. Nu dringt zich dadelijk eene vraag op , die tot nog toe niet beantwoord , ja zelfs niet gesteld is en die toch in nauw verband schijnt to staan met de geschiedenis der Friezen. De ervarenste en gelukkigste zeevaarders in de Karolingische periode waren zeer zeker de Noor- mannen. Wij kennen de schepen , waarmee zij hunne verre tochten ondernamen. Te Christiania en te Kiel zijn nog zulke schepen tentoongesteld , die door gelukkige omstandigheden in den bodem bewaard gebleven en in onze dagen weer te voorschijn ge- bracht zijn. Het zijn lange , spitsgebouwde booten , door riemen voortbewogen, maar daarbij ook -van zeilen voorzien open , zonder dek , slechts weinig boven het water liggend. Dat hooge schepen destijds in West-Europa geheel onbekend waren , bewijst eene plaats in de Miracula S. Filiberti. van Ermanarius (c. 10 M. G. XV 1, 303), waar van een Sarraceensch schip , dat zich ten zuiden der Loire in de Baie du Bourgneuf vertoonde , gezegd wordt , dat bet den menschen bijna als een muur toescheen (nut murus pene ab intuentibus puta- retur"). Tot in de 12de eeuw hebben de Scandinaviers zeker geene andere dan hunne snelle, opene , spitsge- bouwde schepen, hunne „lange schepen" gebruikt. Daarnaast bestond echter al vroeg eene geheel andere soort van schepen : reeds in de 9de eeuw was eene LV eigenaardige vorm in gebruik bij de Friezen. Daar- over berichten op het jaar 897 met volkomen duidelijkheid de in dien tad geschreven Annales Anglosaxonici. Zij zeggen het volgende : bet Elfred cyng timbran lang scipu Qngen wscas , tit wieron fulneah to swa lange swa Otru. Sume llfdon 60 Ara, Sume ma. Di weeron weer ge swiftran ge unwealtran ge eac hieran tonne ZSA, Otru. NAeron nawter ne Qn Fresisc gescmpene ne Qn Nnisc, bute swa, him selfum into twt hie nyttwyrtoste beOn meahten." Dat is: „Toen beval koning Alfred lange schepen to bouwen tegen de schepen (de „esschen") der Noor- mannen , die bijna tweemaal zoo lang waren als de andere. Sommige hadden 60 riemen , andere nog meer. Zij voeren niet alleen sneller, maar lagen ook vaster (minder bewegelijk) op het water dan de andere; ook waren zij hooger. Zij waren noch volgens het Friesche , noch volgens het Deensehe (Noormansche) model gebouwd, maar zooals hem zelven het meest praktisch docht," Duidelijk worden hier de Friesche schepen gesteld tegenover die der Noormannen. Sedert bet begin der 13de eeuw hooren wij nu van eene andere soort schepen , de zoogenaamde kogge (natuurlijk het eerst de Latijnsche naam : coggo, coggones), die dan gedurende verseheidene eeuwen het heerschende schip op de wateren van Noord- Europa Wt. Het is een korter en breeder, van voren en achteren rand gebouwd , dieper liggend schip, met een dek voorzien , en alleen door middel van zeilen voortbewogen. Het heeft zich in zijne laatste exem- plaren bijna tot op heden gehandhaafd : de Friesche Helgolanders hadden nog in de 2de helft der 19de eeuw verscheidene dergelijke schepen en noemden ze ook met den naam , dien onze middeleeuwsche bronnen zoo dikwijls overleveren. De bewoners der landen LVI om de Middellandsche zee hebben dit schip nooit gekend. Waarschijnlijk is de kogge van Frieschen oorsprong , meer bepaald van die Friezen, die het tegenwoordige Noord-Holland bewoonden. Het zijn vooral twee plaatsen , waarop dit ver- moeden steunt. De Annales Bertiniani van Hincmar berichten op het jaar 867: „Rorigus , quem incolae, qui Cokingi novo nomine dicuntur, , a Fresia expule- rant etc." Deze plaats is in de M. G. I, 4758 op den naam van Prudentius van Troyes gedrukt , daar is de „nieuwe naam" niet Cokingi , maar Conkingi. Maar de nieuwe , door waltz bezorgde uitgave der Annales Bertiniani in de Scriptores rerum Germani- carunt in usum scholarum heeft , steunend op een beter handschrift : Cokingi. Het is niet te betwijfelen , dat zij , die den Noorman Rorik uit Friesland verdreven hebben en die met den „nieuwen naam" Cokingi aangeduid worden , Friezen waren. Ook spreekt er veal voor aan te nemen , dat hunne overwinning op de Noormannen in betrekking staat met den naam Cokingi , die immers juist in verband daarmede ge- bruikt wordt. De Friezen hebben zich met hunne hooger en sterker gebouwde schepen tegen hunne verdrukkers, de Noormannen, verdedigd, zooals eenige jaren later koning Alfred. Dat de naam Cokingi samenhangt met lien van een schip , en wel met de sedert ongeveer 1200 zoo herhaaldelijk genoemde kogge, wordt nog waar- schijnlijker gemaakt door eene andere plaats. In 949 schenkt keizer Otto I aan den bisschop van Utrecht o. a. „omnem censum , qui vulgariter cogsculd nomi- nator" (M. G. Dipl. I, 19540). Het woord cogsculd is nooit antlers opgevat dan als eene scheepsbelas- ting , en daze verklaring is zeer zeker juist. Dat het in hoofdzaak Friezen zijn , die daze betalen , is ook niet to betwijfelen, en wel Friezen 'aft dezelfde LYII streek , waaruit Rorik door de Cokingi werd ver- dreven. Ook hier blijkt dus weder, , dat het Friezen in Holland waren, die het eerst de kogge gebruikten. 1k wil niet nalaten er op to wizen , dat tegen deze opvatting eene tegenwerping kan gemaakt worden. Niet zelden wordt van de kleine , snelle schepen der Friezen gewag gemaakt. Juist in dezen tijd , op 885, berichten de Annales Fuldenses : „Frisones , qui vo- cantur Destarbenzon parvissimis , ut eis consuetudo, naviculis vecti supervenerunt contra Nortmannos." Vooral de Annales Egmundani spreken dikwifis van de snel aan- en afroeiende schepen der Friezen en Kennemers. Ilk wil er in dit verband op wijzen dat de „naves dunenses", die in de Annales Egmun- dani op het jaar 1170 genoemd worden, zoover ik weet , nog niet verklaard zijn. Maar de Friezen van Teisterbant zijn geheel andere, dan die naar alle waarschijnlijkheid als Cokingi aangeduid worden. De laatsten kunnen slechts Noord-Hollanders zijn. of Friezen uit de tegenwoordige provincie Friesland (volgens de Duitsche indeeling West-Friesland) en uit Groningen , dus ongeveer van het IJ tot de Lau- were , zoover het bisdom Utrecht de Friezen onder zich had. Ook is het zeer wel mogelijk , dat door dezelfde lieden kleine en groote , sterk gebouwde schepen gebruikt worden, naar gelang van het doel, dat zij wilden bereiken. Dat de kogge , het in de middeleeuwen heerschende schip , van Frieschen oorsprong is , wordt, afgezien van bet woord zelf, dat alleen uit het Friesch afge- leid kan worden , ook hierdoor waarschijnlijk gemaakt, dat de kogge nergens zoo vroeg en zoo dikwijls genoemd wordt als juist in het gebied der Friezen en als gebruikt door Friesche schippers. Het ge- schiedt vooral in de berichten over de kruistochten der Friezen, die Emo , Menko en Oliverius ono LVIII hebben nagelaten. Deze berichten bewijzen tevens , dat de Friezen tot de koenste en ondernemendste zeevaarders der Middeleeuwen behoorden. Zeereizen van de Middellandsche zee naar de zeeen van Noord-Europa zijn in de oudheid en de Middel- eeuwen uiterst zelden ondernomen. Genueezen en Venetianen en andere zeelieden nit de Middellandsche zee verschijnen eerst in de 14de en 15de eeuw aan deze zijde van de Golf van Biscaye. Op hunne rooftochten zijn de Noormannen eenmaal door de straat van Gibraltar gevaren: in 862 verwoestten zij Lucca (in de nabijheid van het tegenwoordige Spezzia) en zij waren zeer teleurgesteld , toen zij vernamen , dat de verwoeste stad niet, zooals zij gemeend hadden , Rome was. Door hunne pelgrimstochten en hunne ondernemingen naar Beneden-Italie in de 10de en 11de eeuw is hun die zeeweg later bekend ge- bleven. Van hen schijnt Adam van Bremen , die in zijne Hamburgsche kerkgeschiedenis den tocht om Europa heen naar het Ileilige Land beschrijft , de kennis van dien weg geleerd to hebben. Later zijn echter de Friezen en hunne onmiddellijke naburen bona de eenigen uit het noorden, die wij op dozen weg aantreffen. De kruistochten van 1147 , 1189 , 1217 volgen insgelijks dozen weg. Schepen van de Hanze hebben nooit de Middel- landsche zee bezocht , evenmin na de 9de eeuw schepen uit de Scandinavische landen. Emo , de monnik van Wittewierum , die ons zoovele merkwaardige berichten over den kruistocht der Friezen van 1217 heeft over. geleverd , beschrijft nauwkeurig het binnenvaren van de haven van Lissabon en zet uiteen , dat men na het passeeren van de straat van Gibraltar steeds de Spaansche kust volgen meet en nooit de Afrikaansche kust naderen mag. Hij en zijn opvolger Menko geven verschillende zelfstandige berichten over de LIX geschiedenis van de kustlanden der Middellandsche zee in hunnen tijd , die duidelijk aantoonen , dat men met deze gebieden in directe betrekking stond. En de kogge was het schip , dat deze verbinding tot stand bracht. Volgens Emo ondernamen de Friezen den kruistocht van 1217 met meer dan 100 zulke schepen. Wel waren dit volgens Emo uitsluitend Friezen uit bet gebied ten oosten van het Vile. Maar in Dart- mouth (in Devonshire) , de verzamelplaats der vloot , ontmoette men nog 112 schepen uit de Rijnstreek en uit Holland, aan wier hoofd een graaf van Wied en een graaf van Holland stonden. Dit is verreweg de voornaamste tocht , die tot aan het eind der 17de eeuw van de Noordzee naar de Middellandsche zee is ondernomen. En de kern van deze vloot vormden Friezen. Dezen schijnen nu ook eene voorname rol ge- speeld te hebben in de uitbreiding van de scheep- vaart naar het oosten. De handelswegen van het Karolingische rijk in deze richting gingen over de Rijnmonden. De beteekenis van Wijk bij Duurstede is algemeen bekend. De weg wordt aangewezen door de reis, die Anschar in 826 volgens opdracht van keizer Lodewijk den Vrome van Frankfort nit ondernam em de Denen te bekeeren. I-Ii..j ging den Rijn of naar Utrecht, van daar door de binnenwateren over de Wadden , altijd binnen de eilandenrij , naar de Rustringer Friezen aan de Jade , en van daar verder naar Slees- wijk. Albert van Stade de kroniekschrijver van de 13de eeuw, beschrijft ons dozen weg in zijn itinerarium: „Trajectum. Ibi intra navem et descende usque Muthen , et ita per mare in Stawriam et in Daciam 1)." Dat de bewoners van deze streek deelnamen aan den vroegsten Oostzeehandel , wordt bewezen door het felt, 1) Lem rniddeleeuwsche corruptie voor „Dalian-. LX dat niet alleen kooplieden uit het Saksisch-Westfaalsch gebied , maar ook uit Groningen en Utrecht de eerste handelaars waren , die op het Oostzee-eiland Gotland en in Rusland vermeld worden , en wel reeds in de eerste helft der 13de eeuw , dus in den tijd , toen hunne landslieden Damiate in Egypte hielpen bele- geren. De handel der Hanze , die zich omstreeks dezen tijd begint to ontwikkelen , heeft vooral zijnen bloei to danken aan het ruilverkeer tussehen noord- oostelijk en zuid-westelijk Europa , tusschen het Baltische en het Fransch-Engelsche gebied ; en aan deze ruiling van goederen hebben Friezen en andere Nederlandsche handelaars vroeg deelgenomen. Dat de betrekkingen der Friezen ten oosten van het Vlie (ik begrijp daaronder ook het stork Saksisch getinte Groningen , wat in dezen samenhang zeer zeker geoorloofd is) tot de Baltische landen en in het bijzonder tot de Wendische landen (d. i. het gebied van Hamburg en Lubeck tot Stralsund en Riigen) levendig waren , bewijzen wederom Emo en Menko en hun continuator, die over den graaninvoer uit het oosten (vooral bij den hongersnood van 1272) spreken , die over de groote branden te Hamburg en Lubeck in 1285 meer weten te vertellen dan de Lubecker stadkroniek zelf, en die bovendien talrijke berichten meedeelen , die slechts in zulke betrekkin- gen hunne verklaring vinden. De Nederlanden stonden echter nog op andere wijze tot dezen handel in betrekking. Wij hebben uit het jaar 1226 het bericht , dat Keulen , Tiel en hunne consorten er zich tegen verzetten , dat Lubeck en Hamburg deel zouden uitmaken van de vereeniging, die zij to Londen hadden. Utrecht en Tiel waren rinds de 1 Ode eeuw langzamerhand in de plaats ge- treden van Wijk bij Duurstede. De tegenstand had zijn grond daarin , dat de kooplieden uit Lubeck en III Hamburg concurrenten waren in den handel in Bal- tische waren en op de Baltische landen. Zoolang Hamburg en Lubeck niet aanwezig of onbeduidend waren , hadden kooplieden uit Westfalen en van den Rijn dit verkeer van de Oostzee over land en dan verder den Rijn of naar Engeland gedreven. Nu echter verzond men van Hamburg goederen direct naar Engeland. De strijd eindigde met de toelating van Hamburg en Lubeck , en daarmee hangt wel samen de achteruitgang van Tiel, welks markt en kooplieden Alpertus zoo levendig schildert. Nu zijn het echter naar alle waarsc4nlijkheid weder Nederlanders geweest , die het eerst den zeeweg naar de Oostzee gebruikt hebben. Voor zoover Hamburg en Lubeck aan het oost-westelijke verkeer deelnamen (en eeuwen lang waren zij de voornaamste stapel- plaatsen daarvoor) is dit gedurende de geheele middel- eeuwen tusschen de beide steden bijna uitsluitend over land geschied , voor een deel met gebruikmaking van het Stecknitzkanaal , den zoogenaamden „Graben". In het jaar 1251 worden voor het eerst „Omland- vaarders" vermeld. Ze worden genoemd in een pri- vilegie , dat koning Abel van Denemarken geeft en dat in origineel in het stadsarchief van Kampen be- waard wordt. Het stadsarchief van Utrecht heeft een afschrift , dat de Utrechtenaren door de Minoriten to Lund (in Zweden , destijds in Denemarken) hebben laten maken. Deze beide steden hadden dus zeker een belangrijk aandeel aan den inhoud van het privilegie. Wat „Omlandvaarders" (omme land) zijn, kan op . Wat „Omlandvaarders" (omme land) zijn, kan op grand van andere berichten niet betwijfeld worden. Het zijn schippers en handelaars , die om Jutland been en door Kattegat en Sand den zuid-westhoek van het tegenwoordige Zweden , de schiereilanden van Schonen , SkanOr en Falsterbo , bereikten , ter- wijl de anders gebruikelijke weg van Westfalen I LXI1 het Rijngebied en ook van de Nederlanden uit over Lubeck daarheen ging. Het bedoelde privilegie en andere oorkonden toonen aan , dat de ,„Omlandvaar- ders" van Falsterbo en SkanOr uit ook oostwaarts zeilden , en op die manier dus eene rechtstreeksche verbinding vormden tusschen de landen van de Noord- en de Oostzee. Dat deze dokumenten ontstaan zijn in steden, die thans geheel vervallen en alleen den geschiedvorscher nog bekend zijn, komt daardoor, , dat aan het zuideinde van den Sond van het einde der 12de tot over het midden der 16de eeuw een buitengewoon winstgevende haringvangst uitgeoefend wend, en dat visscherij en vischhandel en de ligging der beide schiereilanden op de grens van twee zean ze van de 13de tot de 15de eeuw tot eene belangrijke verkoopplaats van Baltische en Westelijke waren voor de Deensche landen maakten. Zeker heeft eene ontwikkeling van de kunst der zeevaart , die wij echter niet meer in bijzonderheden kunnen nagaan , veroorzaakt , dat later, binds de 15de eeuw, het directe verkeer den ouderen gesplitsten vorm van verkeer definitief begon to verdringen. De „Omlandvaarders" nu behooren alien in Neder- landsche plaatsen thuis , die echter alleen in bepaalde deelen van het land gelegen zijn. Het zijn plaatsen in Utrecht, Gelderland en Friesland (dit woord in Nederlandschen zin opgevat), die vermeld worden; in Gelderland slechts steden , aan de zee of aan de IJsel gelegen. En hier vertoont zich nu duidelijk eene scheiding in de Nederlandsche handels- en scheepvaart- wereld. In een ongedateerden brief, die ik echter zeker geloof, dat in de 2de heift van de 13de eeuw moet gesteld worden, bedanken Kampen en Zwolle Lubeck, welks archief den brief bewaart, dat deze stad de oude regeling handhaaft en aan de Friezen niet de vaart op de Oostzee, aan de Gotlanders niet TAM die op de Noordzee wil toestaan. Hier is volkomen deli* waarvoor trouwens nog meer bewijsplaatsen bij te brengen zijn, dat volgons de opvatting van lien tijd slechts aan de „Omlandvaarders" en aan Lubeck met zijne consorten de vaart op Oost- en Westzee te gelijk geoorloofd was. De Friezen , die Kier uitgesloten werden , en wel in overeenstemming tusschen Nederlandsche en Wendische steden , kunnen niet uit de tegenwoordige provincie Friesland zijn, want nog in 1316 vinden wij Stavoren onder de „Om- landvaarders" genoemd. Er kan bier slechts sprake zijn van Friezen ten westen en ten zuiden van het Vlie , althans hoofdzakelijk van dezen. Zoo treden dezen voor het eerst duidelijk als eene zelfstandige groep in de geschiedenis van den Europeeschen handel op. In den loop der 14(le eeuw heeft zich nu doze groepeering meer en meer ontwikkeld. In de be- kende Keulsche confederatie van 11 November 1367, die in de Hanzezaal van de groote stad aan den Rijn gesloten is, trades steden der Hanze nit het oosten op, samen met Kampen, Harderwijk en Elburg, dus met plaatsen, die tot de ,,Omlandvaarders" ge- rekend moeten worden , maar ook met Amsterdam en Den Briel. Er was sprake van eene gezamenlijke verdediging van de rechten der kooplieden in den. Sond en op Schonen tegen den Deenschen kouing Wal- demar Atterdag, die ze zeer geschonden had. In eenen gemeenschappelijken oorlog is .de koning over- wonnen , uit zijn rijk verdreven en tot den vrede van Stralsund op 25 Mei 1370 gedwongen. De rechten der kooplieden zijn weder erkend , en ook aan Neder- landsche steden zijn tal van privilegies verleend of bevestigd. Maar toch heeft deze gelukkig doorgezette onderneming niet geleid tot eene vereeniging van. alle Nederlandsche steden of tot hunne gemelnschap- pelijke toetreding tot de Hanze. De steden k.mster- LX IV dam , Den Briel , Zieriksee , Enkhuizen , het eiland Wieringen, die in het bezit van privilegien voor Schonen waren , zijn toch nooit leden van de Hanze geworden, evenmin als llindelopen in Friesland, dat toch ook op Schonen recht bezat. Daarentegen word de betrekking van sommige Overijselsche , Gel- dersche en Friesche steden tot de Hanze steeds nauwer, en is , hoewel niet zonder afwisseling , een vaste band geknoopt. Het zijn in Overijsel: Kampen, Zwolle en Deventer in Gelderland : Harderwijk , Elburg , Zutfen Doesburg , Doetinchem , Arnhem, Nijmegen, Venlo , Roermond, Tiel en Zalt-Bommel, in Friesland : Stavoren , Sneek , Bolsward en Groningen. Spoedig is , nadat men tijdelijk was samengegaan , de tegenstelling, die reeds in de 13de eeuw be- stond , scherper en duidelijker geworden, aan den eenen kant (als opvolgers van de „Friezen" uit den bovengenoemden brief van Kampen en Zwolle) : de Hollanders , de Zaanlanders en enkele Friezen ten oosten van bet Vlie , aan den anderen kant de Hanze en de tot haar behoorende Nederlandsche steden , vooral natuurlijk de Oostzee-steden onder leiding van Lubeck. De oorzaak van daze scherper wordende tegenstelling is en blijft, dat de eersten , en onder hen vooral de Hollanders, steeds meer deelnemen aan den Oostzeehandel , zich steeds meer in de Oostzee vertoonen en Lubeck en de overige steden uit de buurt van een hunner voordeeligste bedrijven dreigen to berooven. Daze tegenstelling is in de 15de eeuw zelfs eons in een open oorlog overgegaan , in 1438-1441. In den bijna 9-jarigen oorlog, dien de Hanze van 1426— 1435 met den Deenschen koning Erik van Pommeren voerde , hadden de Hollanders (onder dozen naam worden de genoemde Nederlanders gewoonlijk door de Hanze saamgevat) den koning in vele opzichten LXV ondersteund, maar daarbij ook het oogenblik waar- genomen, om de door den oorlog belemmerde Hanze- steden nog meer uit den Oostzeehandel te ver- dringen. Het blijft voortdurend het karakter van de volgende eeuw, dat de Hollanders van de telkens uitbrekende twisters tusschen de Hanze en de Noord- sche koningen gebruik maken om hun invloed en hun handel uit te breiden , terwijI zij daarin door de koningen geholpen worden omdat het vooral voor den Deenschen koning gewenscht moest zijn een tegenwicht tegen de heerschende handelsmacht der Hanzesteden to verkrijgen. Deze steden daarentegen maken van de afhankelijkheid, waarin zij de Noord- sche koningen soms gebracht hebben , gebruik , om hun beperkingen van de Hollandsche handel en scheepvaart, ja zelfs een absoluut verbod van ver- keer of to dwingen. De vijandschap tusschen de Lubeckers en de Hollanders drukte zich reeds toen uit in populaire scheldnamen, die men van weerskanten gebruikte : „Badequaste" (Lubeckers) en. ,,Hasenkoppe" (Hollanders). De vrede van Kopen- hagen van 1441 maakte door bemiddeling van Done- marken een einde aan den strijd, die van weerszij den vooral in den vorm van kaapvaart gevoerd was. Zonder twijfel bleven de Hollanders aan de winnen de hand; want Lubeck moest zijn eisch , die vrij wel voorwaarde geweest was voor de bij de troonsbestijging van den Deenschen koning Christoffel van Beieren verleende hulp , nl. uitsluiting van de Hollanders van de Oostzee, laten vallen , zoodat alles op den ouden voet bled. In 1523 schenen zij echter hun doel to zullen bereiken , toen zij den laatsten koning der Unie , Christiaan II, uit zijn rijk verdreven en van zijne opvolgers, Frederik I van Denemarken en Gustaaf Wasa van Zweden, verstrekkende rechten verkregen , van den laatsten zelfs een verbod van Bijdr. en Meded. XXVII. LXVI alien handel der „Hollanders." Maar de gegeven beloften werden niet gehouden , en toen Lubeck met de naburige steden onder Jurgen Wullenwever de naleving daarvan zocht af te dwingen in de „Grafen- fehde", bleek hunne kracht voor zulk eene groote onderneming te klein. De steden mochten blij zij n , dat zij bij den vrede van Hamburg in 1536 ten minste in Denemarken en Noorwegen den hoofd- inhoud hunner oude privilegien behielden ; tegenover Zweden kwamen zij op den duur in eene vijandelijke verhouding. Aan eene uitsluiting van de Hollanders uit de Oostzee kon niet meer gedacht worden. Reeds bij de onderhandelingen te Kopenhagen in 1532 werd door de Hollandsche gezanten de verklaring afgelegd , die later door Hugo de Groot algemeen bekend is geworden : „God en de natuur hebben de zeevaart vrij gemaakt." Hoe de handel der Nederlanders op de Oostzee in den loop van de 16de eeuw toegenomen is , en hoe die over de verschillende plaatsen verdeeld was, daarover geven de registers van den Sondtol, die eon van de gewichtigste bronnen voor de handels- geschiedenis van Europa vormen , rijke inlichtingen. Over de jaren 1497, 1503 en 1528 bestaan geisoleerde rekeningen ; maar van 1536 af zijn deze registers voor moor dan de helft, van 1574 af echter tot aan de afschaffing van den Sondtol in 1857 volledig be- waard gebleven , met uitzondering alleen van het jaar 1659, toen de Zweden den Sond beheerschten. Daar naast den oorspronkelijken scheepstol in den loop der 16de eeuw nieuwe belastingen (als baken-, vuur-, last- en andere golden) werden ingesteld , die van de goederen geheven werden , bevatten deze aanteekeningen eene bijna overstelpende hoeveelheid studiemateriaal. Het aantal der den Sond passeerende schepen steeg van 795 in het jaar 1497 , tot 2731 TAM in 1560, tot 6465 in 1587. Dit laatste getal is echter buitengewoon hoog , en werd alleen in 1597 en 1608 weder bereikt. De oorzaak van deze buitengewone stijging in de 16de eeuw ligt in de on.twikkeling van den handel in Oostzeeproducten (vooral graan en benoodigdheden voor den scheepsbouw) op Spanje en Portugal , die door de verhoogde activiteit van deze landen ter zee en de vermeerdering van do daar in omloop gebrachte edele metalen veroorzaakt werd. Het hooge cijfer van het jaar 1587 staat in direct verband met de uitrustingen voor de Armada. De Nederlanden hadden in deze stijging het leeuwen- aandeel. Van de 795 schepen in het jaar 1497 waren 492 Nederlandsche , van de 1222 in 1503 waren 790 Nederlandsche Zoo ging het de geheele 16de en 17de eeuw door, zoodat het aandeel der Nederlanders zeer zelden. beneden 112 daalt , gewoonlijk omstreeks 2/3 van het geheel blijft. Bovendien voeren in steeds grooter aantal vreemde schepen voor rekening van Nederlanders. Eigenaardig is het na to gaan , hoe de Neder- landsche scheepvaart over de verschillende streken verdeeld is. Van de 492 schepen in het jaar 1497 komen 190 uit de plaatsen in Waterland, 101 uit Enkhuizen ; eerst dan volgt Amsterdam met 75 , verder Terschelling met 36, Hoorn met 25, Stavoren met 21 schepen enz. Uit de (pier niet tot de Neder- landsche gerekende) Overijselsche steden komen 75 schepen, waarvan 69 uit Kampen. Van de 790 Nederlandsche schepen in 1503 komen 332 uit Waterland, 125 uit Enkhuizen , 116 uit Amsterdam , 44 nit Hoorn , 37 nit Dordrecht enz. De Overijselsche schepen zijn in dit jaar tot 50 verminderd , waarvan 48 uit Kampen. In het jaar 1528 zijn meer dan de helft (54.60/G) van degenen , die den Sond passeeren , Waterlanders ;v LXVIII het kleine Ransdorp („Rarop" in het register) is alleen door 67 schepen vertegenwoordigd , uit Kampen zijn er slechts 4 sneer. Men ziet , hoe de Nederlan- ders , die vasthouden aan de Hanze , uit dezen handel, die , zooals reeds dikwifis aangetoond is , voor de 16de, en ook nog voor de 17de eeuw verreweg de belangrijkste van alien is , verdwijnen , terwijl de Hol- landers in hunne plaats komen. Men ziet ook , hoe de meer landelijke dan stedelijke bevolking van Noord- Holland verreweg bet grootste aandeel heeft aan de Nederlandsche zeevaart , die den oceaan beheerscht. Met meer geluk heeft de Hanze hare plaats in den handel op Noorwegen gehandhaafd. In Bergen zijn tot aan den 30jarigen oorlog toe van de vreemde schepen gewoonlijk meer dan 80°'O schepen der Hanze. Eerst deze rampzalige oorlog, die verscheidene Duitsche zeesteden direct trof, maar aan alien haar achterland ontnam , heeft aan de Hanze de leiding te Bergen ontnomen. In 1624/25, toen de oorlog zich over Beneden-Saksen begon uit te strekken , liepen nog 103 schepen der Hanze te Bergen binnen , in 1639/40 nog slechts 25. Toen was het beslist , dat Amsterdam gedurende langen tijd de marktplaats zoowel voor de Indische en Zuid-Europeesche als voor alle Noord-Europeesche produkten zijn zou , en dat niet alleen, maar ook de plaats, waar de Duitsche zeeman werk en loon zocht. Door eene lange , maar onafgebroken ontwikkeling was het kleine Friesche gebied tusschen de Zuiderzee en de Noordzee aan de spits gekomen van den Europeeschen handel en de Europeesche zeevaart. Als de beer Schafer gesproken heeft, neemt de Voorzitter het woord om hem uit naam der vergade- ring zeer hartelijk te danken. Waar de Spreker in den aanvang had gezegd, dat hij niet kwam om te LXIX „belehren' maar om „belehrt" te worden , daar kan na hem aangehoord te hebben gerust verklaard wor- den , dat hij ons geleerd heeft. Van de gelegenheid om den Spreker naar aanlei- ding van het gehoorde vragen te stollen of hem zoo mogelijk antwoord te geven op door hem gestelde problemen wordt gebruik gemaakt door de heeren Dr. J. Huizinga, Dr. J. H. Gallee en den Voorzitter. De eerste wijst op een oorkonde van het jaar 1266, een brief gewisseld tusschen Dordrecht en Hamburg, waar gesproken wordt van burgers, die gewoon zijn ,in orientales partes" to varen , hetgeen dus wijzen zou op een vroeger verkeer tusschen Nederland en de Oostzee. De heer Schafer vraagt echter, of het vast staat , dat die burgers over zee kwamen. Dordrecht had toch een druk verkeer met de Oostzee over land. De heer Gallee dankt den Spreker ervoor , dat hij getoond heeft de waarde van de kennis der realia , in casu der oude handelsvaartuigen , voor de ge- schiedenis en de taal to erkennen. In den bodem van Nederland zullen dergelijke schepen, als waarvan gesproken is, wel niet gevonden worden , mogelijk wel Nederlandsche schepen in de moerassen van Noord-Duitschland. Hij treedt verder nog in eenige beschouwingen over andere beteekenissen , die het woord kogge heeft en wijst er ten slotte op, dat in de kleeding der Markers en Hindelopers sporen zijn, die wijzen op verbinding met Zuid-Zweden en de omgeving van Stockholm. De beer Schafer beant- woordt de opmerkingen van den heer Gallee aan- gaande de verschillende beteekenissen van het woord kogge, keg, koog. 14 is van mooning, dat mogelijk wel aan de Nederlandsche duinenkust een overstoven en verzakt zeeschip zou gevonden kunnen worden. Overigens had hij moor het oog gehad op ,,urkundliche" getuigenissen dan op die; welke uit den bodem zou- LXX den te voorschijn gehaald kunnen worden. De Voor- zitter wil nog eens de aandacht vestigen op het groote aandeel van de Waterlanders aan de vaart op de Oostzee. In een artikel van den heer Schafer in de Hansische Geschichtsblatter was hem dit ook reeds opgevallen. Hij meent evenwel , dat de conclusie in verband daarmee ten opzichte van Amsterdams handelsbeteekenis in de 14de en 15de eeuw te on- gunstig wordt. In het midden van de 14de eeuw zorgt Amsterdam met Kampen voor het onderhoud van vuren en bakens. Nog andere bewijzen voor het belang , dat die stall in de 15de eeuw bij den Oost- zeehandel had , worden door hem bijgebracht. Het groot aantal schepen uit Waterland , dat in de sta- tistieken wordt genoemd , wil hij aldus verklaren , dat de schippers in Waterland thuis hoorden maar voor rekening van Amsterdamsch kapitaal voeren , al zal er zeker ook wel aan handel voor rekening van Waterlanders gedacht kunnen worden. De heer Schafer wil deze opmerking gaarne beamen , in ieder geval blijkt de „Schifffahrts-Vberlegenheit"der Water- landers uit het aangehaalde eiger en de hypothese van den Voorzitter. Ten slotte dankt de Voorzitter den Spreker nogmaals uit naam van bestuur en leden en spreekt de hoop uit, dat hij nog vele malen deze bijeenkomsten met zijn tegenwoordigheid zal willen vereeren. De vergadering wordt daarna gesehorst , ten einde de leden in de gelegenheid te stellen in een der aangrenzende zalen het tweede ontbijt to gebruiken. Na de heropening der vergadering wordt het woord gegeven aan den heer Dr. H. Brugmans tot het houden van zijn voordracht over Staatsexamens voor historici? waarvan hieronder een beknopt overzicht volgt : LXXI Spreker begint met zijn verontschuldiging aan to bieden , dat hij nogmaals een onderwerp ter sprake brengt, dat de opleiding der historici betreft. Im- mers Da de rede van Prof. Bussemaker, twee jaren geleden in dezen kring gehouden , na het door het Bestuur van het Historisch Gcnootschap gezonden adres schijnt de zaak van de baan. Toch waagt hij het opnieuw de kwestie van de opleiding der historici aan de orde to stellen, omdat door de indiening en de behandeling van het wetsontwerp op het hooger onderwijs een nieuw element naar voren is gekomen, het vraagpunt der staatsexamens. De kwestie is niet nieuw: reeds in 1874 stelde de minister Geertsema voor aan de academische graden uitsluitend weten- schappelijke beteekenis to geven ; ware zijn wets- ontwerp aangenomen, men had moeten komen tot staatsexamens. Maar dat ontwerp is ingetrokken; de door Heemskerk ingediende en daarna aangenomen Wet op het Hooger Onderwijs , waaronder wij nog leven , kent den effectus civilis toe aan de academi- sche graden. Maar bij de jongste behandeling van de wetsvoor- stellen van den minister Kuyper zijn de staatsexamens weer ter sprake gekomen. Er was aan alle zijden, sympathie voor het beginsel , zoowel bij den minister als bij de kamer. Toch is eerst bij de tweede be- handeling door Mr. Lohman een motie in den vorm van een wetsartikel voorgesteld en zelfs met alge- meene stemmen door de kamer aangenomen , waarbij binnen vijf jaar de invoering van aanvullende staats- examens wordt gelast. Dit nieuwe artikel heeft meer beteekenis dan men eraan heeft willen geven, Principieel is beslist , dat wij staatsexamens moeten krijgen. Maar alles komt toch op de practische uitvoering van het beginsel aan. Daarop kan de heele regeling nog wel gran- LX XII den , wat Spreker van harte hoopt. Daarom ook leidt hij het onderwerp in deze vergadering in; hij hoopt het zijne ertoe bij to dragen, dat in Nederland geen staatsexamens worden ingevoerd. Er is bovendien nog iets anders : ook anderen dan juristen moeten hun meening zeggen. Bij de discussie toch werd zoo goad als uitsluitend aan de opleiding van de juristen gedacht, maar ook de andere faculteiten , met name die der letteren hebben belang bij de zaak; ook daarom moat het onderwerp in deze vergadering van historici worden besproken. Spreker herinnert , dat er twee soorten van staats- examens zijn, vervangende of parallelle en aanvullende of supplementaire. De eerste waren door den minister in zijn oorspronkelijk ontwerp opgenomen , maar, toen zich hevig verzet in de afdeelingen daartegen open- baarde , weer teruggenomen. Gelukkig, want deze staatsexamens waren niet alleen volmaakt overbodig, maar ook volstrekt onaannemelijk. De tweede soort, de aanvullende staatsexamens , worden nu voorge- schreven door het nieuwe artikel-Lohman. Wordt dat artikel uitgevoerd , dan zal dus de doctorandus in de Nederlandsche Letteren , om als leeraar in ge- schiedenis , Nederlandsch of aardrijkskunde to kunnen worden benoemd, een practisch staatsexamen moeten afleggen in de genoemde vakken. Een eerste , zeer belangrijk bezwaar daartegen is, dat vermeerdering van het getal examina niet gewenscht is. Er wordt al genoeg geexamineerd ; wie voorstelt een nieuw examen in to voeren , moat eerst bewijzen dat het noodig is. Dat bewijs nu is niet geleverd. Men be- weert wel, dat het wetenschappelijk peil der univer- siteit zal rijzen , wanneer de daar afgenomen examina zuiver theoretisch kunnen warden, doordat het prac- tische gedeelte wordt overgenomen door de staats- examens. Doze scheiding tusschen theorie en practijk LXX III is echter, zooals Spreker nader aantoont zeer bezwaarlijk tot stand te brengen en bovendien ook niet gewenscht; vooral bij de studie der letteren zal altijd wel zuiver practisch onderwijs moeten worden gegeven. Inder- daad wordt in alle faculteiten, om het zoo eens uit to drukken, hooger middelbaar onderwijs gegeven; dat is natuurlijk en ook goed ; immers , het zuiver wetenschappelijk, het eigenlijk hooger onderwijs wordt er door gesteund ; afschaffing ervan is onmogelijk en ook met het oog op de studenten zelf niet gewenscht. Eigenaardig genoeg wordt door andere voorstanders van de staatsexamens juist het omgekeerde betoogd; zij meenen juist , dat ons hooger onderwijs niet practisch genoeg is en daarom door practische staats- examens moet worden aangevuld. Men klaagt , dat de examina worden afgenomen door mannen, die feitelijk buiten de practijk staan. Dit bezwaar geldt misschien eenigermate voor de juridische faculteit, maar zeker niet voor die der letteren; theorie en practijk zijn daar niet te scheiden. Zoo heffen dus de argumenten voor de staatsexamens ten slotte elkander op ; de een wil het universitair onderwijs zuiver theoretisch houden , de ander acht het thane reeds veel to theoretisch. Maar nog op een ander zeer groot bezwaar moet Spreker wijzen. Er heerscht ten onzent een bedenkelijke verwarring van begrippen , die onderwijs vereenzelvigt met examens en verbetering van het onderwijs wil bereiken door vermeerdering en verzwaring der examens. Tegen daze opvatting voegt een krachtig protest. Examens kan men wel is waar nooit geheel missen, maar zij worden in den regal overschat, een examen kan alleen gunstig werken, als vooraf exami- nator en examinandus elkander goed kennen en dus weten , wat zij aan elkander hebben. Dat is het geval aan de academie; daar kan het examen als de LXXIV rijpe vrucht van den boom vallen.; daar houdt de opleiding nauw verband met het examen. En op- leiding mag bij geen examen ontbreken ; daarom zijn onze bestaande examens M. 0. zoo verkeerd ; daarom ook deugen de voorgestelde staatsexamens niet. Moeten zij echter worden ingevoerd , dan kan men alleen hopes dat zij denzelfden ontwikkelingsgang doormaken als onze artsexamens , die in naam staats- examens, maar inderdaad academische examens zijn. En ten slotte wat op de staatsexamens, zij mogen dan practisch of theoretisch zijn, kan worden ge- vraagd , kan evengoed worden geφxamineerd op de academische examina ten slotte zou Loch alles aan de academie moeten worden gedoceerd. Maar al is Spreker tegen staatsexamens, er moet jets antlers worden gedaan : de practische opleiding der historici moet worden verbeterd. Alles is op dit gebied nog te doen : aanstaande leeraren , archiva- rissen bibliothecarissen missen nog steeds elke prac- tische voorbereiding. Voor de toekomstige docenten is onderwijs in de theoretische paedagogie zeer noodig ; practische cursussen moeten zich daarbij aansluiten. Maar ook hier voere men geen nieuw examen in ; geen practisch paedagogisch examen is hier noodig. Wie aan het hoofd staat van de prac- tische opleiding der aanstaande docenten kan zeker wel beoordeelen , of zijn leerlingen rijp zijn om de practijk van de school in te gaan. Evenmin is een staatsexamen voor bibliotheca- rissen noodig; een stage aan een bibliotheek is zeker voldoende. Hetzelfde geldt van de toekomstige archivarissen. Maar hier komt Spreker op een gebied vol voetangels en klemmen; de archivarissen zelf hebben regels voor de opleiding van hun toekomstige ambtgenooten, die zeer sterk afwijken van wat Spreker wenscht. De LXXV wering van geschoolde historici uit onze archieven, wat het resultaat zal zijn, worden de plannen der archivarissen verwezenlijkt , zou zeer te betreuren zijn. Spreker erkent de waarde van een juridische op- leiding voor vele archivarissen, maar verwacht ook , dat de archivarissen een historische vorming op hun waarde zullen weten te schatten. De archivarissen hebben bovendien voor den aanstaanden archivaris een stage en een daaropvolgend staatsexamen willen invoeren. Het eerste is zeer aan te bevelen , maar werkt de stage goed , wordt zij b.v. een cursus in archiefwetenschap , dan zou het staatsexamen kunnen vervallen. In ieder opzicht is Spreker dus tegen de invoering van staatsexamens , de vraag : Staatsexamens voor historici? worde aldus beantwoord : (been staats- examen voor historici. Nadat de heer Brugmans gesproken heeft en de Voorzitter hem voorloopig reeds den dank der ver- gadering heeft gebracht geeft deze met goedvinden van den Spreker gelegenheid tot debat. De heer Dr. P. J. Blok wil geen pleidooi leveren voor staatsexamens , hoewel hij er een voorstander van is. Hij wil er echter op wijzen , dat na de invoering van de nieuwe wet op het Hooger Onder- wijs de toestanden ten onzent door het waarschijnlijk verrijzen van nieuwe universiteiten dermate zullen veranderen , dat het zeker ernstig zaak zal zijn over de invoering van staatsexamens te denken. Onder de aanwezigen is echter iemand , die de staatsexamens uit de praktijk kent , hij noodigt dus under instem- ming der vergadering den heer Schafer uit zijn mee- ning daarover te zeggen. De heer Schafer aan deze uitnoodiging voldoende, kan over bet behandelde onderwerp alleen van Duitsch LXXVI standpunt spreken ; hij kent de Nederlandsche toe- standen to weinig om over de vraag van Nederlandsch standpunt bekeken een vaststaand oordeel to hebben. Hij wil er echter op wijzen , dat men in Duitschland ook niet altijd staatsexamens gekend heeft, loch dat , nu men ze wel heeft , het verband tusschen staatsexamens en de academische examens nog zeer nauw is. In Duitschland ligt de school geheel in handers van den Staat; zelfs de door de gemeenten aangestelde leeraars en ook die aan bizondere scholen moeten staatsexamen afleggen , meestal tegenover academische examinatoren. Van de staatsexamens in Duitschland voor het archief- en bibliotheekwezen is hij van een wetenschappelijk standpunt uit geen voorstander. Waar de Duitsche staatsexamens naar politieke kennis vragen , zijn de academische examens in dat land meer wat hij zou willen noemen „anregend". De beer Mr. J. A. Levy wijst erop , dat de Spreker gezegd heeft zich niet op politiek terrein to willen begeven. Kan men daar echter wel aan ontkomen ? Met verwijzing naar de parlementaire retroacta herin- nert hij eraan, dat men tot staatsexamens is willen komen als een middel om to ontzeilen de klip van den effectus civilis der bizondere universiteiten. De Spreker is gekomen tot de conclusie : geen staats- examens, maar de zaak is niet zonder meer aan de hand van wetenschappelijke gegevens in bet alge- meen to beantwoorden: de quaestie is een politieke en van dat standpunt uit begrijpt hij die conclusie niet. Wij zullen staatsexamens moeten aanvaarden als middel om het grootere kwaad van genoemden effectus civilis to keeren. Ten slotte beroept zich de beer Levy tegen Sprekers grief, dat alleen de juri- dische studien tot het archiefwezen zouden mogon voeren , op het gezag van Mommsen. De heer W. Meijer vindt in staatsexamens dit LXXVII voordeel , dat de studenten dan vrijer zullen zijn in het kiezen en veranderen van universiteiten. De heer Dr. J. C. Vollgraff vindt tegenover den heer Levy, die de staatsexamens tegen den effectus civilis der bizondere universiteiten heeft overgesteld , het geneesmiddel erger dan de kwaal. De heer Mr. S. Muller Fz. merkt op , dat de heer Brugmans incidenteel de quaestie van de opleiding tot het archiefwezen in het debat heeft gebracht en wil een woord van protest niet achterwege laten. Het is een minder juiste voorstelling , dat de histo- rici in bet voorstel van de archivarissen zijn voorbij- gegaan. Er moest gekozen worden tusschen een onvolledige historische opleiding en een juridische. Ook het streven de archieven nut voor de praktijk to laten opleveren, b.v. waar het betreft het geven van adviezen aan de gemeeutebesturen , heeft bij de keuze gewicht in de schaal gelegd. Een archief is gewoonlijk een samenstel van juridische stukken; alleen zij die een juridische opleiding genoten hebben, kunnen juist de waarde van een juridisch archiefstuk vatten , een jong filoloog zal hierin dikwijls falen. Ten slotte kan een jurist zich gemakkelijker historische bekwaam- heden verschaffen dan een filoloog juridische. De heer Brugmans , de sprekers beantwoordende , constateert , dat de heeren Blok en Levy den poll- tieken kant van het vraagstuk der staatsexamens op den voorgrond geschoven hebben. waar hij de zaak alleen van de wetenschappelijke zijde bekeken wil hebben, zal hij de politieke quaestie, als buiten zijn terrein liggende , stilzwijgend voorbijgaan. Het argu- ment van den heer Meijer voor de staatsexamens heeft voor hem niet veel waarde. Wat de zaak van de opleiding tot het archivariaat aangaat , die kan thans niet door hem a fond behandeld worden. De heer Muller heeft echter het woord protest gebezigd LXXVHI en dat woord was niet verdiend. Spreker heeft een juridisch-historische opleiding als de meest gewenschte op den voorgrond gesteld , maar tevens het afge- gekeurd, dat de filologen uitgesloten werden, a aarne had hij gewild , dat de archivarissen zoowel aan de litterarische als aan de juridische richting recht hadden laten wedervaren. De Voorzitter herhaalt daarop zijn dankbetuiging aan den beer Brugmans voor de wijze , waarop hij de belangrijke quaestie van eventueele staatsexamens voor historici heeft ingeleid en sluit daarop, als niemand meer het woord verlangt , de vijfde ver- gadering der leden van het Historisch Genootschap. Na afloop der vergadering bracht een aantal leden het op het programma van den dag vermelde bezoek aan het hotel van de Ridderlijke Duitsche orde , Balye van Utrecht, waartoe door de Commissie van beheer Bier orde op verzoek van het Bestuur wel- willend verlof was verleend. Onder leiding en met voorlichting van de heeren Wentink en Grolman , werden met belangstelling de kwartierstaten der ridders alsmede een aantal historische curiosa be- zichtigd. Te half zes vereenigde zich in den huize Okhuysen een veertigtal leden van het Genootschap aan een gemeenschappelijken maaltijd. BIJLAGE F. LUST DER VAN JANUARI 1905 TOT JANUARI 1906 DOOR SCHENKING, RUILING EN AANKOOP VOOR HET GENOOTSCHAP VERKREGEN WERKEN. ...,...,,,,....V.,.... I. TEN GESCHENKE ONTVANGEN BOEKEN. A. VAN DE SCHRIJVERS. H. J. A llar d. Het doopsgezinde „Offer des Heeren" van Dr. S. Cramer. — Een merkwaardig book. (Overdruk uit Studien.) A. F. v an Beur de n. Geschiedenis van het Noord- brabantsche geslacht Cnipscheer of Knipscheer. B. W. F. von Brucken Fock en P. D. de Vos. Genealogie der uitgestorvene familie De Huybert. H. Br u gm an s. Staatsexamens voor historici? (Over- druk uit De XXe Eeuw.) C. W. Bruin vi s. Admission van Priesters te Alk- maar. 1641-1727. Maarten Jacobsz. Formerius. -- Petrus Schouten.De Stichting van bet Roomsch-Catholiek Weeshuis te Alkmaar. 'XXX C. W. Bruin v i s. Cornelis Hendrikszoon -- Dirk Harmensz. -- Alkmaar. Altaar van St. Jan Evangelist. (Overdrukken uit Bijdr. voor de gesch. v. h. Bisdom Haarlem.) Th. B u s s e m a k e r. Verslag van een voorloopig onderzoek te Lissabon , Sevilla, Madrid , Escorial, Simancas en Brussel naar archivalia, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland. -- Over de waardeering der feiten in geschied- vorsching en geschiedschrijving. J. C r a a n d ij k. Levensbericht van Dr. Jan Har- tog. (Overdruk uit de Levensber. v. de Mij. d. Ned. Letterk. te Leiden. 1904 —1905.) W. E. van Dam van Isselt. Het „Huis, de Hofstede en vier morgen land" te Isselt. (Overdruk uit De Navorscher.) H en d:r. C. Difere e. Herbert Spencer en zijn tijd. — De geschiedenis van den Nederlandschen handel. iste stuk. N. D. D o e d e s. Generaal York en het verdrag van Tauroggen. (Overdruk nit Wetenschappelijke Bladen. 1905.) P. van Eeghen, met medewerking van J. Ph. van der Kellen. Het werk van Jan en Casper Luyken. 2 dln. W. van Ever din g e n. De Oorlog in Zuid-Afrika. Tweede Tijdvak. Eerste Deel. Van Maart—Juli 1900. Mar., Fr. en R. Pardo de Figueroa etc. Notas geneal6gicas que , pars tomar el habit() de Santiago, presentaron. P. Frederic q. Antoine de Montchrκtien comme source de i'histoire economique des Pays-Bas au com- mencement du XVIIe siθcle. (Overdr. uit Bulletins de l'Academie royale de Belgique, Cl. des lettres etc. 1905. LXXXI H. E. van Gelde r. Nog iets over het Papengilde te Alkmaar. (Overdruk uit Bijdr. voor de gesch. v. h. Bisdom Haarlem.) Geschiedenis der Latijnsche School te Alk- maar. Eerste gedeelte : De Groote School tot 1572. W. Gosle r. Nederlandsche Almanak voor Levens- verzekering voor 1906. J. J. Graa f. De „Vergaderinghe der Maechden van den Hoeck" te Haarlem. (Overdruk uit Bijdr. voor de gesch. v. h. Bisdom Haarlem.) --- Een middeleeuwsch hostie-ijzer in het Bis- schoppelijk Museum te Haarlem. (Overdruk uit De Katholieke Illustratie. 1905.) J. M. Hillesum. Uri-ha-Levi. De eerste Mohel , Chazzan en predikant der Portugeesche Joden te Amsterdam in het jaar 1593. (Overdruk uit Centraal Blad voor Israelieten in Nederland.) J. H. H o r a S i c c a m a. Mevrouw van Zoutelande en hare gedenkschriften. (Overdruk uit Bijdragen v. vaderl. Gesch. en Oudheidk.) P. H. van der K e m p. Bijdrage tot de kennis der militaire toestanden in de vesting Maastricht tij dens den staat van beleg 1830-1839. (Overdr. uit De Milit. Spectator. 1905.) --- De ontbinding der schutterij te Maastricht op den 16den Nov. 1830. (Overdruk uit De Tijd- spiegel. 1905.) M. G. A. de Man. Penning ter eere van Leendert' Bomme. — Gestempelde Soeratsche Roepijen. (Over- drukken uit Tij-dschr. v. h. Kon. Ned. Genootschap voor Munt- en Penningkunde. XIII.) S. M tiller Fz. Over Claustraliteit. -- — Regesten van het kapittel van St. Pieter. --- Regesten van het archief der stad Utrecht. Bijdr. en Mewed. XXVII. vi LXXXII S. M u l 1 e r F z. De Universiteits-gebouwen te Utrecht. — Rechtsbronnen van den Dom van Utrecht. --- Nieuwe Wegen voor de Historiographie. (Overdruk uit Verslag van het Prov. Utr. Gen. 1899.) --- Levensbericht van M. S. Pols. (Overdruk uit Levensb. v. de Mij. der Ned. Letterk. te Leiden. 1898-1899.) --- Stichtingsbrieven van Utrechtsche gasthuizen. (Overdruk uit Archief voor de geschied. v. h. Aarts- bisdom Utrecht. XXX.) --- Collatierecht en incorporatie in kerken. (Over- druk uit Arch. voor Nederl. Kerkgesch. II.) 0. Nacho d. Japan 1902/3. (Overdruk uit Jahres- berichte der Geschichtswissenschaft. 1905.) Henry de P e y s t e r. Les Troubles de Hollande a la veille de la Revolution frangaise (1780-1795.) Th. M. Roest van Limburg. Een Oranje-monu- ment in den vreemde. (Overdruk uit Onze Kunst.) --- De Stamvader der Nederlandsche Nassau's. (Overdruk uit De Tijdspiegel. 1905.) L. J. Sparnaa y. De Landbouwgemeenten in Nederland. A. T elti n g. Recensie van : Het archief van Pre- laat en Edelen van Zeeland, door Mr. R. Fruin. (Overdruk uit Nederl. Archievenblad. 1905-1906.) -- Oude Rechten van het eiland Terschelling. (Overdruk uit Versl. en Meded. v. d. Vereen. t. uitg. d. bronnen v. h. oude Vaderl. Recht.) A. B. van der Vie s. Bijdragen voor de geschie- denis der Verzekering in Nederland, voornamelijk de Brandverzekering. Al b. Waddington. Le Grand Electeur Frederic- Guillaume de Brandebourg. Sa politique exterieure. 1640-1688. I. 1640-1660. LXXXII1 De Waren ghie n. Un Holla,ndais a l'Universite de Douai. Journal d'Arnold van Buchel du 11 mars 1584 au 28 juin 1585. (Overdruk uit Memoires de la Societe d'agriculture , sciences et arts, a Douai.) H. M. Werne r. Geldersche Kasteelen. Afi. 1-6. E. Wiersum. Het Archief van de firma Van Traa, Steenhouwerij en Tegelbakkerij te Rotterdam. (Overdruk uit Verslag van het Gemeente-Archief te te Rotterdam.) Het Archief van den Wulpenpolder. --- Het Archief van de ambachtsheerlijkheden Zaamslag, Aandijk en Othene. — Het Archief van de Vereeniging van am- bachtsgerechtigden van 's Heer-Arendskerke c. a. — Het Archief van de ambachtsheerlijkheid Bruinisse. (Overdrukken uit Verslagen 's Rijksarchief van 1903.) B. VAN OF DOOR DEPARTEMENTEN VAN ALGEMEEN BE- STUUR, GENOOTSCHAPPEN, MAATSCHAPPIJEN ENZ. Van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken. Verslag omtrent 's Rijks Verzamelingen van Geschie- denis en Kunst. XXVI (1903). Verslagen omtrent 's Rijks oude Archieven. XXIV. E. G. Lagemans en J. B. Breukelman. Re- cueil des Traites et Conventions, conclus par le Royaume des Pays-Bas. XV , 2. J. de Hullu en S. A. Waller Zeper, Catalogus van de archieven der kleine kapittelen en kloosters (in Utrecht), vi* LXXXIV Th. Buss e m aker. Verslag van een voorloopig onderzoek te Lissabon, Sevilla, Madrid, Escorial, Simancas en Brussel naar archivalia, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland. Van de Commissie van advies voor 's Rijks geschiedkundige publication. Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840 , uitgegeven door H. T. Colen brander. I. Nederland en de Revolutie, 1789-1795. Van het Gemeentebestuur van Deventer. De Cameraarsrekeningen van Deventer , uitgeg. door J. Acquoy. VI 2. 1384, 1385. Van het Provinciaal Museum van Oud- heden in Drenthe. Verslag aan de Gedeputeerde Staten over 1904. Van het Stedelijk Museum te Alkmaar. Verslag over 1904. Van het Koninklijk Oudheidkundig Ge- nootschap te Amsterdam. Jaarverslag uitgebracht Mei 1905. G. van Arkel en A. W. Weissman. Noord- Hollandsche Oudheden. 7de stuk. Van de Technische Hoogeschool te Delft. Bibliotheek der Technische Hoogeschool. Lijst der periodieken. LXXX V Van het Indisch Genootschap te 's-Gravenhage. Verslag der Vergaderingen van 27 December 1904 tot 29 Mei 1905. Van de Commissie voor het Leeskabinet te Rotterdam. 43ste jaarlijksch Verslag. Van de Redactie van „De Katholiek" te Utrecht. De Katholiek. Jaarg. 1905. Deel 127, Januari -- 128, December. Van de Vereeniging tot instandhouding en uitbreiding der Zaanlandsche Oudheid- kundige Verzameling H. Honig Jsz. Jr. te Zaandijk. 13de Verslag over 1903-1904. Van bet Bureau van de 8e Versammlung deutscher Historiker. Bericht fiber die 8e Versammlung zu Salzburg. 31 Augustus— 4 September 1904. Van de Direction de La Chronique de France. La Chronique de France, 5e annee. 1904. LXXX VI Van den Eersten Minister der Ka apk olo nie. G. Mac Call Thea 1. Records of the Cape Co- lony. XXIII—XXXV (Augustus 1825—April 1831); XXXVI (Register op de 35 deelen). Van de Smithsonian Institution te Washington. 21th, 22th Annual Report of the Bureau of American Ethnology. Van den heer J. R. Planten te New-York. The Annals of the American Academy of political and social Science. XXIV 1--3; XXV 1-3. H. DOOR RUILING MET ANDERE GENOOTSCHAPPEN VERKREGEN BOEKEN. A ken. Aachener Geschichts-Verein. Zeitschrift. XXVI. Amster dam. Koninklijke Akademie van Weten- schappen. Jaarboek. 1904. Afd. Letterkunde. Verhandelingen. N. R. VI 1-4. Verslagen en Mededeelingen. Poemata (Leg. Hoeufft). Fan um4e reeks. VII 1-2. Apollinis. Accedunt septe poemata laudata. LXXX VII Afd. Natuurkunde. Verhandelingen. Eerste Sectie. IX 1, 2. Verhandelingen. Tweede Sec- tie. XI, XII 1, 2. Verslagen. XIII 1, 2. A n t w e r p e n. Academie royale d'Archeologie de Bel- gique. Bulletin. 1904 3, 4; 1905 1-4. A r n h e m. Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis , oudheidkunde en recht. Bijdragen en Mededeelingen. VIII. A u g s b u r g. Historischer Verein fur Schwaben und Neuburg. Zeitschrift. XXXI. B a t a v i a. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volken- kunde. XLVII 6 , XLVIII 1. Notulen. XLII 3, 4. Rapporten van de Commissie in Nederlandsch- Indie voor oudheidkundig onderzoek op Java en Madoera. 1901, 1902, 1903. Inventaris van voorwerpen , afkomstig van de Gajo- , Alas-, en Bataklanden , verzameld door Luit.-Kol. G. C. E. van Daalen (1901-1904). B a z e 1. Historische und antiquarische Gesellschaft. Basler Zeitschrift fur Geschichte und Altertums- kunde. IV 2, V 1. B o n n. Verein von Altertumsfreunden im Rhein- lande. Jahrbiicher. Heft 111, 112. Novaesium. Das 1887-1900 ausgegrabene Legions- lager. Text. Tafeln. LXXXVIII Br u s s e 1. Academie royale des Sciences , des Lettres et des Beaux-arts de Belgique. Bulletin des Commissions royales d'Art et d'Ar- cheologie. XLII 11 , 12 , XLIII 1-8. Bulletin de la Commission royale d'Histoire de Belgique. LXXIII 3, 4, LXXIV 1, 2. Annuaire. 1905. Bulletin de la Classe des Lettres. 1904 7-12, 1905 1-8. A. W a u t e r s. Table chronologique des chartes et diplOmes imprimes concernant l'histoire de la Belgique. X. Brusse 1. Societe d'ArchOologie. Annales. XIX 1, 2. Annuaire. XVI (1905). Brusse 1. De Bollandisten. Analecta Bollandiana. XXIII 2-4 , XXIV 1-3. Danzig. Westpreussischer Geschichtsverein. Mittheilungen. IV 1-4. J. K a u fm ann. Geschichte der Stadt Deutsch- Eylau. D e n d e r mond e. Oudheidskundige Kring der stad en des voormaligen lands van Dendermonde. Gedenkschriften. 2de Reeks. XI 1, 2. Dusseldor p. Diisseldorfer Geschichtsverein. Beitrage zur Geschichte des Niederrheins. XIX. Elberfel d. Bergischer Geschichtsverein. Zeitschrift. XXXVII (1904) , XXXVIII (1905). Em de n. Gesellschaft fiir bildende Kunst und \Tater- landische Altertiimer. Jahrbuch. XV 2. Essen. Historischer Verein fur Stadt und Stift Essen. Beitrage. XXVI , XXVII. LXXXIX Frankfort a/M. Verein fur Geschichte und Alter- thumskunde. Archiv fur Frankfurts Geschichte und Kunst. 3e Folge. VIII. G e n e v e. Societe d'Histoire et d'Archeologie. Bulletin. II 9. Memoires et documents. Nouv. serie. VIII 2. G e n t. Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Jaarboek. 1904. Verslagen en Mededeelingen. September 1903— December 1904. A. de Cock en I. Teirlinc k. Kinderspel en kinderlust in Zuid-Nederland. IV. Leven en Werken der Zuidnederlandsche schrij- vers. 2de aflev. G. Seger s. Onze Taal in het onderwijs. Th. Coopman en J. Broeckaert. Biblio- graphic van den Vlaamschen Taalstrijd. Eerste gedeelte. 1787-1844. D. Clae s. Bijvoegsel aan de Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon, gedeeltelijk volgens on- uitgeg. aanteekeningen van J. F. Tuer lin ckx. J. Geurts. Bijdrage tot de geschiedenis van het Rijm in de Nederduitsche poezie. I. Programma der wedstrij den. G e n t. Maatschappij van Geschied- en Oudheid- kunde. Inventaire archeologique de Gand. Fascicule XXXVII—XXXIX. Bulletijn. 12de jaar 9, 13de jaar 1-6. Handelingen. VI 1. Giessen. Oberhessischer Geschichtsverein. Mitteilungen. Neue Folge. XIII. xc Graz. Historischer Verein fur Steiermark. VerOffentlichungen. XX, XXI. A. M ell. Regesten z. Gesch. d. Familien Von Teufenbach in Steiermark. I. 1074- 1547. Das Archiv d. steir. Stande im steierm. Landesarchiv. Steirische Zeitschrift fur Geschichte. II 1--4. 's-G r a v enh age. Vereeniging Die Haghe. Jaarverslag over 1904 , en Ledenlijst. 's-G r a v e n h a g e. Koninklijk Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indie. Bijdragen. Zevende volgreeks. IV 1-4. Naamlijst der leden op 1 Augustus 1905. 's-G r a v e n h a g e. Algemeen Rijksarchief. Het Rijksarchief to 's-Gravenhage. Februari 1904. Grei fs w al d. Riigisch-pommerscher Geschichtsverein, Pommersche Jahrbiicher. V. Hamburg. Verein fur hamburgische Geschichte. Zeitschrift. XII 2. Mittheilungen. XXIV. Hannover. Historischer Verein fur Niedersachsen. Zeitschrift. 1904 4 , 1905 1-3. C. Schuc h ar dt. Atlas vorgeschichtlicher Befes- tigungen in Niedersachsen. VIII. 's-Hertogenbosch. Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. E. van Kon ij nenbur g. Scheiding van Maas en Waal. Analecta Gijsberti Coeverincx. Pars II , bewerkt door G. van den Elsen en W. Hoe- v enaars. Karlsruhe. Badische Historische Kommission. Zeitschrift fur die Geschichte des Oberrheins. Neue Folge XX 1-4. XCI Neujahrsblatter. Neue Folge. 8: E. F a b r i c i u s. Die Besitznahme Badens durch die Miner. K a s s e 1. Verein fur hessische Geschichte und Lan- deskunde. Zeitschrift. Neue Folge. XXVII , XXVIII Suppl. XIV. L. Armbrus t. Geschichte der Stadt Melsungen bis zur Gegenwart. Mitteilungen an die Mitglieder. 1902, 1903/4. K e u l e n. Stadtarchiv. Mitteilungen. XXXII. K e u 1 e n. GOrres-Gesellsch aft. Historisches Jahrbuch. XXVI 1-4. K e u 1 e n. Redactie van de Westdeutsche Zeitschrift fur Geschichte und Kunst. Zeitschrift. XXIII 4, XXIV 1, 2. Korrespondenzblatt. XXIII 11 , 12 , XXIV 1-10. K i e 1. Gesellschaft fur schleswig-holstein-lauenbur- gische Geschichte. Zeitschrift. XXXIV, XXXV. K o n i n g s b e r g e n. Redactie van de Altpreussische Monatschrift. Altpreussische Monatschrift. Neue Folge. XLI 7, 8, XLII 1-6. Inhaltsverzeichnis von Bd. I—XL (aangekocht). Kortr ij k. Geschied- en oudheidkundige Kring. Verslagen , mededeelingen enz. I 1. Leeuwarden. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde. 76ste Verslag over 1903-1904. Leide n. Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Handelingen en Mededeelingen. 1904-1905. Levensberichten. 1904-1905. Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letter- kunde. XXIII 3, 4, XXIV 1-3. XCII L e i p z i g. KOniglich-sachsische Gesellschaft der Wis- senschaften. Abhandlungen der philologisch-historischen Classe. XXII 5, XXIII 1, 2, XXIV 1-3. Berichte fiber die Verhandlungen. Philo1.-hest. Classe. 1904 1-5, 1905 1-3. L e m b e fg. Redactie van Kwartalnik Historyczny. Kwartalnik Historyczny. Rocznik XVIII 3, 4, XIX 1-3. L e u v e n. Redactie der Analectes pour servir a 1'His- toire ecclesiastique de la Belgique. Analectes. 3me serie. I 1, 2. Leuve n. Redactie der Revue d'Histoire ecclesiastique. Revue. VI 1-4. Londe n. Redactie van de English historical Review. English historical Review. N° 77-80. L ii b e c k. Verein fur liibeckische Geschichte and Alterthumskunde. Jahresbericht. 1904. Mittheilungen. XI 7, 8. L ii i k. Institut archeologique liσgeois. Bulletin. XXXIV 1, 2. Lnik. Societe d'Art et d'Histoire du Diocese de Liege. Bulletin. XIII , XIV. Leodium. Chron. mens. II 1---12, III 1-12. L u n d. Kongelige Universitet. Acta Universitatis Lundensis. XXXIX (1903) 1, 2. Maastrich t. Geschied- en oudheidkundig Genoot- schap in het Hertogdom Limburg. Publications. XL. Madrid. Real Academia de la Historia. Boletin. XLVI 1-6 , XLVII 1-6. Mar eds ou s. Abbaye de Maredsous. Revue benedictine. XXII 1-4. XCIII M e c h e 1 e n. Cercle archeologique , littOraire et ar- tistique. Bulletin. XIV. M e i s s e n. Verein fur Geschichte der Stadt Meissen. Mitteilungen. VI 4. Manche n. KOniglich-bayerische Akademie der Wis- senschaften. Sitzungsberichte der philos.-philol. u. d. histor. Klasse. 1904 4 , 1905 1-3. Nachtrag zu dem Verlagskatalog der k. bayer. Akad. d. Wiss. M ii n s t e r. Verein fur Geschichte und Alterth,ums- kunde Westfalens. Zeitschrift fur vaterlandische Geschichte und Alterthumskunde. LXII. Register zu I—L. 4-6. Name n. Societe archeologique. Annales. XXV 1 , XXVI 1. Rapport sur la situation de la Societe en 1904. N e u r e n b e r g. Germanisches Museum. Anzeiger. 1904 1-4. Posen. Historische Gesellschaft fur die Provinz Posen. Zeitschrift. XIX 1, 2. Historische Monatsblatter. V 10-12, VI 1-9. Regensbur g. Historischer Verein fur Oberpfalz und Regensburg. Verhandlungen. LVI. R ij ssel. Redactie der Annales de l'Est et du Nord. Annales de l'Est et du Nord. I 1-4. Roe r m o n d. Limburg. Provinciaal Genootschap voor geschiedkundige Wetenschappen, Taal en Kunst. Limburg's Jaarboek. X 4, XI 1-3. Rome. Bibliotheca apostolica Vaticana. Studi e documenti di Storia e Diritto. XV , XX , XXV. XCIV R o m e. Reale Societa romana di Storia patria. Archivio. XXVII 3, 4, XXVIII 1, 2. R o t t e r d a m. Gemeente-archief. Verslag. 1903 , 1904. A. Hoynck van Papendrecht. Catalogus van het Museum van Oudheden. S c h w e r i n. Verein fur mecklenbiirgische Geschichte und Alterthumskunde. Jahrbiicher und Jahresberichte. LXX. S t.-N i k o 1 a a s. Oudheidkundige kring van het Land van Waas. Annalen. XXII 2, XXIII 1, 2. Publication extraord. , n°. 14 : G. Willem se n. Notice sur le Cercle archeolog. du Pays de Waes. 1861-1905. Straatsbur g. Historisch-litterarischer Zweigverein des Vogesen-Clubs in Elsass-Lotharingen. Jahrbuch fur Geschichte, Sprache und Litteratur Elsass-Lothringens. XXI. U 1 m. Verein fur Kunst und Alterthum in Ulm und Oberschwaben. Mitteilungen. 11, 12. Up sal a. Carolina rediviva. Kongelige Universitets- Bibliothek. I. Coll ij n. Katalog Ofver Vasteras Liiroverks- biblioteks inkunabler. Nyare Bidrag till Kδnnedom om de Svenska Landsmalen och Svenskt Folklif. 1904 1-5 (81-85). Utrech t. Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Verslag van het verhandelde in de algemeene Vergadering. 1904. Aanteekeningen der Sectievergaderingen. 1904. X CV U t r e c h t. Gemeente-bestuur. Verslag van den toestand der gemeente Utrecht in 1904. Verslag over het voorgevallene in de Gemeente- verzamelingen in 1904. Supplement op den Catalogus van den historischen Atlas van Utrecht. Utrecht. Redactie van het Archief voor de Geschie- denis van het Aartsbisdom Utrecht. Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht. XXX 2, 3, XXXI 1, 2. w e e n e n. Kaiserliche Akademie der Wissenschaften Archiv fur Osterreichische Geschichte. XCIII 1. Weene n. Institut fur Osterreichische Geschichts- forschung. Mittheilungen. XXVI 1-4. Beiblatt: Kunstgeschichtl. Anzeigen. 1905 1, 4. Wernigerod e. Harz-Verein Eh Geschichte und Al- terthiimer. Zeitschrift. XXXVII 2, XXXVIII 1. Wolfenbiittel. Geschichtsverein fur das Herzog- thum Braunschweig. Braunschweigisches Magazin. X (1904) 1-12. Jahrbuch. III (1904). W ii rzbur g. Historischer Verein fur Unterfranken und Aschaffenburg. Archiv. XLVI. Jahresbericht. 1903. Zwolle. Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis. Verslag der Handelingen der 93ste tot 95ste Ver- gadering. XCVI III. AANGEKOCHTE BOEK EN. A. AANKOOPEN VAN HET GENOOTSCHAP. De Roeve r-D o z y. Het Leven van onze Voorouders. Afl. 66-69. Revue d'Histoire diplomatique. XIX 1-4. Correspondance du Comte de Jaucourt avec le Prince de Talleyrand , publ. par son petit-fils. Documents sur la negociation du Concordat en 1800 et 1801, publ. par le Cte. Boul ay de la M e urth e. VI (supplementaire). B. OVERGENOMEN VAN HET LEESGEZELSCHAP. Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis. Nieuwe Serie. III 3 , 4, IV 1, 2. Nederlandsch Archievenblad. 1904/1905 2 , 3 , 1905/1906 1, 2. Bijdragen voor vaderlandsche Geschiedenis en Oudheid- kunde. 4e Reeks. IV 4, V 1, 2. Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem. XXIX 2, 3, XXX 1. Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. VI (1905) 1-6. De Navorscher. 1904 12, 1905 1-10. Oud-Holland. XXII 3, 4. Tijdschrift voor Bock- en Bibliotheekwezen. III (1905) 1-5. Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde. XX (1904) 1-4. Nieuwe Drentsche Volksalmanak. XXIII (1905). Groningsche Volksalmanak. 1905. Neues Archie fur hltere deutsche Geschichtskunde. XXX 2, 3, XXXI 1. XCVII Forschungen zur brandenburgischen und preussischen Geschichte. XVII 2 , XVIII 1. Deutsche Geschichtsblatter. VI (1904/1905) 3-12 , VII (1905/1906) 1-3. Hansische Geschichtsblatter. 1904/1905. Jahresberichte der Geschichtswissenschaft. XXVI (1903). 2 Thle. Mittheilungen aus der historischen Litteratur. Red. von F. Hirsch. XXXIII 1-4. Historische Vierteljahrsschrift. Red. von Se elige r. 1905 1-4. Nachrichten und Notizen. 1-4. Vierteljahrsschrift fur Social- und Wirthschaftsge- schichte. I, II, III 1-3. Historische Zeitschrift. LVIII 2, 3 , LIX 1-3 , LX 1. La Revolution francaise. XLVIII 1-6 (24e annee, 7-12) , XLIX 1-6 (25e annee , 1-6). Revue d'Histoire moderne. VI 3-10, VII 1, 2. Revue historique. LXXXVII—LXXXIX. Revue des Questions historiques. 1905 153-156. The American historical Review. X 1-4. The Scottish historical Review. 1904/1905 6-9. Guide illustre de Gand. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP PEN- DANT LES TROUBLES DE 1787, PUBLIE PAR HENRY DE PEYSTER. La Republique des Provinces-Unies vivait dans les premiers moil de 1787 une heure singulierement douloureuse et troublee. Un vent de folie avait souffle sur des cervelles qu'on pouvait croire a l'abri de pareil accident et la passion politique avait trans- forme en une serie de camps ennemis le pays le plus paisiblement joli de toute l'Europe. Les bourgeois lame, devenus prodigues de leur temps et de leur argent, etaient amoureux du panache et de l'odeur de la poudre. D'un bout a l'autre de la Republique on les voyait parader en uniformes eclatants et trans- former en places fortes leers tranquilles cites pour les mettre a l'abri des entreprises de celui auquel les destinees de l'Etat etaient confiees 1). Suspendu par les democrates de Hollande de ses 1) L'ouvrage de beaucoup le meilleur qui ait jamais pare sur le Patriottentijd est celui du Dr. H. T. Colenbrander; nous renvoyons A lui tous ceux que cette periode interesserait , cette introduction ne contenant que ce qui est strictement nkessaire pour situer le rκcit de Hogendorp. Bijdr. en Meded. XXVII. I 2 SOTTRNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. fonctions de capitaine-general et de commandant de la 'Jaye, le prince d'Orange ne voulait pas revenir a la ville de residence , ayant tout a craindre des bourgeois patriotes que menaient des matadors tur- bulents et violents, et la cour stadhouderienne , de- semparee , inquiete, errait de la Frise h la Zelande et de la Zelande a la Gueldre sans oser franchir la frontiere de la province dont elle s'etait d'abord exilee volontairement, mais oil la poussee democra- tique avait fait de tels progres qu'il lui out etc desor- mais dangereux de s'y presenter. Quelques voisins cependant avaient biers essaye d'accommoder les choses, mais leurs offres n'avaient pas eu le succes qu'ils en attendaient. Les ministres du roi de France avaient eu la pretention de tout concilier, mais , comme ils prodiguaient l'or et les conseils aux democrates qu'ils n'avaient jamais cesse d'encourager, le prince d'Orange aima mieux attendre les evenements que se livrer a ses ennemis. Il avait eu — ou plutOt sa femme avait eu — un instant d'espoir lorsque , quelques mois auparavant, au vieux Frederic II avait succede sur le trOne de Prusse son neveu Frederic Guillaume , frere de la princesse d'Orange. Il avait en effet manifesto pour sa soeur une affection qui ne s'etait jamais dementie et it s'etait toujours interesse aux affaires de Hollande. Id ais la cour stadhouderienne fut bientOt decue. Frederic Guillaume roi ne se souvenait guere des protestations du prince royal de Prusse et it reprit, ou peu s'en faut, la politique du vieux monarque. Tin negociateur, le comte de Goertz, vint de Berlin pour retablir la bonne harmonic, mais le ministere prussien ne voulait Tien faire sans la France et la France ne voyait que par les yeux des patriotes. Le diplomate que le cabinet de Versailles envoya a la Haye pour travailler de concert avec Goertz, Rayneval, ne vit JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 3 que les chefs de la cabale democratique et ne tint compte que de leurs desirs. Si telle etait la con- duite d'un des serviteurs les plus intelligents et les plus discrets du ministere francais , que pouvait-on esperer des autres et en particulier de l'ambassadeur de France , Verac , qui etait un esprit brouillon et facilement domino P Les Orangistes n'esperaient plus rien que du hasard et leur conduite etait pusillanime. Et pourtant , quelles n'etaient pas les ressources de leur parti, de tous le plus nombreux , le plus coherent , le plus susceptible Wane organisation ! Its avaient pour eux la majorite de la noblesse et du clerge , quelques bourgeois , les soldats , les marins , les juifs, les paysans , les ouvriers, tout le menu peuple des villes et des campagnes. En fait ils avaient la majorite aux Etats Generaux, ils etaient les maitres absolus de la Gueldre , qui etait apres la Hollande une des provinces les plus riches et les plus peuplees, et dans toutes les autres et memo en Hollande ils avaient une majorite assuree ou ils etaient une minorite redoutable. Appuyes sur l'armee et la marine qui leur etaient aveuglement devouees , que ne pouvaient-ils esperer ? Mais pour combattre it leur out fallu un chef et une organisation. Its n'avaient ni l'un ni l'autre. Le prince d'Orange a qui cette Wile revenait naturel- lement etait incapable de l'assumer. Consciencieux , applique mais faible et brouillon , it avait les qualites d'un subalterne , it n'avait pas celles d'un chef. Eleve par le due Louis de Brunswick dans un esprit de defiance continuelle , it ne savait oil trouver un appui et un conseil depuis qu'une cabale a laquelle la princesse elle memo n'avait pas σte etrangere , avait eloigne de lui le mentor auquel ii avait pris l'habitude de tout soumettre. D'ailleurs jaloux de tons ses conseillers et surtout de sa femme , ii se1t 4 JOURNAL DE G. K. VAIsi HOGENDORP , 1787. laissait difficilement imposer la direction qui lui etait necessaire. La princesse Wilhelmine qui etait intelligente et hautaine voyait avec une nuance de dedain celui auquel elle avait lie sa destinee, mais elle avait sacrile a l'avenir de ses enfants son amour du pou- voir et de la domination. Elle voulait a tout prix leur conserver le patrimoine her6ditaire et elle sen- tait que l'itnion etait necessaire entre elle et son marl pour aifronter la cabale democratique. Elle etait d'ailleurs trop fine pour ne pas sentir qu'entre elle , etrangere, et le prince , heritier de la race h qui la Republique devait son existence , l'affection du peuple n'efit pas }Asa& Autour d'eux .s'agitaient quelques nobles d'esprit borne qui croyaient devoir a leur nom ou h leurs relations de soutenir le premier des aristocrates , mais leur fidelite etait quelquefois douteuse et on avait decouvert des germes de patriotisme — entendez. democratie --dans les families les plus comblees par la faveur stadhouderienne : les Capellen, les Lynden, les Van der Hoop. . . Oeux-la meme dont on etait assure ne rendaient guere de service a la cause Tells avaient embrassee , n'en etant point capables 1). On avait a confier la direction du parti orangiste de Hollande a un jeune homme de vingt-cinq ans , le comte de Rhoon , orateur fougueux , mais homme d'Etat mediocre, parce qu'on n'en avait pas trouve d'autre et que le nom de celui-la etait populaire parmi les Orangistes, son grand pere avant 6te le confident de Guillaume IV et le principal artisan de la restau- ration du stadhouderat en 1747. 1) Voir a ce sujet un opuscule de M. W. H. de Beaufort: Oranje en de democratie (Geschiedkundige Opstellen. II p. 1-61). JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 5 On parlait biers aussi du pensionnaire de Zelande , Van de Spiegel , mais it n'etait guere connu en dehors de sa province. Il avait debute tres jeune comme le phenix de sa bourgade natale. Depuis, ii avait fait lentement son chemin: c'etait un homme simple, serieux et droit. Le chef le plus remuant, le plus actif et le plus intelligent du parti etait certainement le ministre d'Angleterre , sir James Harris. Mais sa situation particulierement delicate, puisque le pays sortait a peine d'une guerre avec l'Angleterre , le ren- dait forcement tres prudent, et ce n'etait pas lui qui pouvait assumer la tAche perilleuse de mener les Orangistes a la bataille. Tandis que la cour stadhouderienne vivait ainsi dans l'attente melancolique et inquiete de dιnouements nouveaux , elle vit arriver un jeune officier d'une rare distinction d'esprit qui venait lui demander l'autori- sation de quitter le service pour se consacrer a la defense de la maison d'Orange a laquelle it etait lie par les sentiments de la plus vive reconnaissance. Il ne pouvait encore aspirer aux honneurs , n'ayant que vingt-quatre ans , mais it songeait a frequenter le barreau pendant les quelques mois qui lui restaient encore h parcourir avant d'atteindre l'Age requis pour figurer dans les conseils de la Republique. A vingt- cinq ans, Dieu et le stadhouder aidant, it esperait devenir pensionnaire en second de Rotterdam et peu a peu s'elever au premier rang du parti dont it avait une fois pour toutes, adopte les idees et auquel un sentiment tres pur d'admiration pour la princess° l'attacha chaque jour d'avantage. Malgre sa jeunesse, Gisbert Charles de Hogendorp avait eu le temps de reveler son intelligence et ses talents. Il etait ne a Rotterdam, mais avait quitte tres jeune sa ville natale, son pere, qui faisait partie du conseil de la ville, avant ete elu membre du Col- 6 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. lege des Conseil'ors-deputes qui siegeait a la Haye. Il fut d'abord eleve dans le plus grand luxe , son. Ore ayant contracts dans ses voyages et en parti- culier a Paris des habitudes fastueuses qui lui faisaient aimer la vie large et les grandes receptions. Le salon des Hogendorp etait un des plus brillants et un des plus frequentes de La Haye. Du reste M. et Madame de Hogendorp appartenaient tous deux a des families extremement distinguees de l'aristocratie. Guillaume de Hogendorp etait fils d'un bourgmestre de Rotterdam et Mme de Hogendorp , nιe baronne de Haren , etait la fille du Mare poke des Gueux 9. Mais bientOt les revers survinrent; Guillaume de Hogendorp perdit sa fortune et la vie sans luxe lui devint intolerable. Il partit pour l'Insulinde afin de refaire Cant pour lui que pour les six enfants qui lui etaient nes de son mariage une situation devenue precaire. La protec- tion du prince d'Orange lui assura une riche sinecure, mais l'existence en Hollande etait devenue difficile pour sa femme et pour ses enfants. Heureusement pour Gisbert-Charles que sa mere , qui etait une femme de tete et de coeur, etait liee d'amitie avec la princesse d'Orange et avec la femme du ministre de Russie , princesse Galitzin. Elle obtint de ses deux protectrices et amies que ses deux fils allies fussent admis au corps des cadets prussiens et c'est ainsi quo Gisbert-Charles, age I) Sur la famille de Hogendorp voir les Brieven en Gedenk- schrif ten de G. K. van Hogendorp, publies par le Baron Fr. de Hogendorp et le comte Henri de Hogendorp 7 vol.; les lifemoires du general comte Dirk van Hogendorp, publiees par le comte D. C. A. de Hogendorp; Dr. H. T. Colenbrander: Gijsbert Karel van .Hogendorp in zijn rijpen leeftijd (dans Onze Eeuw); Sillem : Dirk van Hogendorp etc. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 7 de doute ans a peine , partit pour Berlin avec son frere able Thierry 1). Les deux enfants qui avaient de chaudes lettres de recommandation furent tres Bien accueillis et tout en achevant leur instruc- tion ils apprirent dans un corps d'elite le mιtier des armes. Des lors le caractere des deux freres se revκla tout entier. Gisbert-Charles n'avait pas l'intelligence vine et primesautiere de son able , mais it etait plus pondere , plus applique et , en resume, it reussissait mieux. Les hasards de la vie permirent a Dirk de donner libre cours a son imagination et de devenir successivement resident aux Indes nκerlandaises , general et comte de l'empire francais , gouverneur de Hambourg et aide de camp de Napoleon Ier. Il dut sans doute la plus grande part de ses succes a sa valeur qui etait grande , mais it le dut aussi a son etoile qui fit naitre les circonstances favorables. Charles au contraire preparait consciencieusement la route qui devait le mener naturellement aux honneurs et quand apres 1813 it devint membre du corps equestre avec le titre de comte , vice president du Conseil d'Etat, president des Etats generaux, ministre et Grand Croix de 1'Ordre du Lion neerlandais, per- sonne ne s'etonna ; c'etait justice. A Berlin deja, , it savait faire apprecier son intel- ligence reflechie et sa raison precoce. Quand le grand-due heritier de Russie visita l'ecole des cadets de Berlin, ce fat Charles qui fut charge de lui souhaiter la bienvenue. Quand le prince Henri de Prusse eut besoin d'un porte-etendard , ce fut Charles gull appela. Tandis que Dirk commencait la serie de ses aventures qui devaient le mener de Koenigs- '1) En hollandais Dirk. 8 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. berg h La Haye et de la a Batavia a la recherche de situations nouvelles ou de fiancees vite oubliees, Charles suivait le prince Henri a Dresde et frequentait la cour de Saxe. La guerre ayant &late entre 1'Angleterre et les Provinces Unies , Charles manifesta le desir de revenir dans son pays oil il fut nomme enseigne avec le rang de lieutenant daps la garde hollandaise. La vie militaire ne lui plaisait guere et il saisit avec em- pressement l'offre que lui fit le ministre de la Repu- blique aux Etats TJnis, Van Berckel, qui etait son parent , de l'accompagner en Amerique. Ce voyage eut sur ses destin.ees une influence decisive car il fut mis a memo d'etudier de pres les hommes et les choses et il en profita. 11 visita Boston , Philadelphie, Annapolis , New York , toutes les villes americaines (alors existantes), Charlestown exceptee. Ii etudia avec soin le commerce et l'agri- culture et il acquit de nombreuses connaissances sur l'economie politique. Il s'entretint avec les fondateurs de la grandeur americaine : Washington, les Morris, les Livingston et surtout Jefferson avec qui il resta en correspondance. Hogendorp savait voyager et il voulait s'impregner de ce qu'il voyait pour appliquer chez lui ce qu'il trouvait bien chez les autres. A son retour d'Ame- rique il se rendit a Londres pour se rendre compte par lui-meme du mecanisme parlementaire et appro. fondir l'etude de la constitution anglaise. Peu apres il revint en Hollande d'ou il adressa au prince &Orange un long et interessant memoire sur la grande democratie I) dont il venait de surprendre t) II avait d'ailleurs une tournure d'esprit trκs aristocratique et il se croyait appelκ par sa naissance et ses etudes a jouer un role dans les affaires de son pays. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 9 Peclosion ; ayant enfin regagne Breda oil son regi- ment tenait garnison, it nota quelques reflexions sur la revolution d'Amerique. L'oisivete militaire ne convenait pas a ce jeune esprit avide de science et d'activitκ , et it mit h, profit les loisirs du service pour etudier le droit. Ii suivit a Leyde le tours du professeur le plus illustre du temps , Pestel , et bientOt le jeune capi- taine fut docteur en droit. Mais son ambition n'etait pas satisfaite , it revait d'une vie plus glorieuse et la politique l'attirait. Dιjΰ ii avait eu occasion de faire preuve de sa science et de son talent. Quand Goertz fut charge par Frederic-Guillaume de replatrer taut Men que mal les affaires de Hollande, Hogendorp se chargea de le mettre au courant des mille rouages de la Republique et des inextricables difficultes dans les- quelles se debattaient le prince et son parti. Sa resolution etait prise : it allait consacrer son temps et son intelligence au service de la famine a laquelle it devait tout. Pour un Hogendorp la chose etait facile; it y avait toujours un des leurs dans la regents de Rotterdam et le depart de son frere acne pour les lades faisait de Charles, d'apres le systeme aristocratique alors en usage , un candidat naturel et presque oblige a la succession de son pere et de son grand pere. Mais it etait de simple courtoisie de solliciter l'ap- probation du prince d'Orange , premier magistiat de la Republique , et surtout celle de la princesse qui avait rendu possible la realisation de ses esperances en pensionnant sa mere et en lui faisant donner l'education qui convenait a sa naissance , mais que la fortune de ses parents ne permettait pas de lui accorder. Et c'est ainsi que le jeune capitaine vint a Nimιgue dans les tout premiers jours d'avril 10 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 1787 pour mettre le prince et la princesse au cou- rant de ses desirs et de ses ambitions. Il trouva a la cour un accueil cordial : on etait si peu habitue a de telles aubaines ! On lui accords tour ce qu'il demandait et ii fut entendu qu'il serait dans huit mois pensionnaire de Rotterdam. 11 revint a la Haye , resolu a plaider quelque peu levant la cour de Hollande afin de s'habituer a parler en public , mais it n'en eut pas le loisir. Ii n'etait pas encore etabli qu'une commotion populaire ou plutOt bourgeoise renversa la regence aristocrati- que de Rotterdam et installs un conseil democrate. Les places seraient desormais reservees aux ennemis de la maison d'Orange. Hogendorp fut desespere et furieux. C'etait la ruine de toutes ses esperances. Tous ses parents et amis etaient exclus de leurs charges et ii n'y avait plus d'espoir pour lui d'obtenir le poste qu'il sou- haitait. Desoeuvre , ne sachant que faire , it frequen- tait les societes orangistes que venaient de fonder les Bentinck , cherchant toes les moyens de nuire a ceux qui l'avaient ainsi frustre. Ii „respirait la vengeance" dit-il lui-meme dans son journal. On ne tarda pas a remarquer son intelligence et son savoir. BientOt on le consulta. On le chargea de quelques commissions. Peu a peu it devint necessaire. 11 fat le trait d'union entre la cour stadhouderienne refugiee en Gueldre , et les societes orangistes de Hollande. Quand le due de Brunswick arriva sur les frontieres de la Republique h la tete des regiments prussiens qui venaient chatier une insulte faite a la soeur du roi de Prusse par la province de Hollande, ce fut Hogendorp qu'on chargea de le mettre au courant de la situation. Il sentit bientOt toute son importance. Il prodigua les conseils qu'on lui demandait et memo ceux qu'on JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 11 ne lui demandait pas. Toujours on l'ecoutait, trop heureux qu'un jeune homme actif et instruit se prodi- gu'at sans compter. Il en concut quelque orgueil et it eut Fide° — heureuse pour nous — de retracer le journal des heures troublees pendant lesquelles it avait joue un role si glorieux. Son journal se ressent un peu — un peu trop peut-titre — d'un petit mouvement de vanite qu'il paya cher. Avant meme que la revolution fut achevee , it etait redevenu le jeune homme d'avenir qu'il etait au mois d'avril et it devait faire antichambre la ou it etait habitue a passer levant les autres. Il recon- nut lui-meme que c'etait justice: Jeus part a la, revolution, mais ma vanite et mon ambition y trou- verent trop d'aliments. . . B. n'y eut point de bornes a mes desirs , a mes esperances , mais je fus severement puni par les circonstances qui suivirent , ma vanite fut cruellement mortifiee , je rentrai en moi meme ! 1)" C'est a l'epreuve qu'on connait les Ames fortes. D'un mediocre la desillusion eut fait un aigri. Chez Hogendorp elle fut salutaire et elle lui inspira seu- lement le desir d'etre celui qu'on ecouterait toujours quand on l'avait ecoute quelquefois. Il etait d'ailleurs trop intelligent pour insister avec trop de complaisance sur lui-meme. Son journal n'est pas le recit d'un parvenu gonfle de son orgueil. C'est celui d'un tres jeune homme, fier d'κtre devenu du jour au lendemain le confident, l'ami , le conseil- ler de ceux qu'il considerait la veille comme les grands, comme ceux dont l'acces est inabordable pour qui n'est pas ne sur les marches d'un. trOne. Hogen- dorp avait vingt-quatre ans quand it devint chef de parti, it en avait vingt-cinq quand it ecrivit son 1) Brieven en Gedenkschriften. III, 4. 12 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. journal. Et cela seul suffit pour expliquer sa legi- time fierte. Son recit , compose avec beaucoup de simplicite et de naturel, n'est pas exempt de certaines negli- gences de style, mail cela meme sert a le rendre plus vivant. Certains tableaux sont traces avec une grande finesse et nous n'avons aucune peine a nous imaginer la cour stadhouderienne telle qu'elle etait en 1787. II y a un Bens critique surprenant chez un jeune homme de son Age et on sent des a present qu'il saura juger les hommes et les conduire. Certains fragments du journal avaient paru il y a plusieurs annees avec les Mκmoires de l'Auteur et avaient excite le plus grand desir de connattre les autres. Mais pour divers motifs dont le plus serieux est qu'a peine une generation s'etait ecoul6e depuis la revolution , M. le baron F. de Hogendorp ne crut pouvoir publier certains des passages du journal qui etaient les plus curieux pour l'histoire , et ne voulant pas en donner une edition incomplete, il se contenta d'en detacher quelques pages interessan- tes , qu'il intercala dans les lettres et memoires de son pore. Les raisons de convenance qui existaient alors ne sont plus et si M. le comte H. de Hogendorp qui a acheve la publication commencee par son oncle n'a pas juge utile de donner une nouvelle edition des volumes qui avaient (MP, paru, ii n'en ouvre pas moins fort largement ses archives de famille a ceux que le „Patriottentijd" interesse et c'est par son liberalisme et sa courtoisie que le Journal de Gisbert Charles de Hogendorp pout etre publie tel que cot illustre homme d'Etat l'ecrivit.H. DE P. JOUINAL DE G. K. VAN HOGENDORP 1 1787. 13 6 Octobre 1787. Hier j'ai commence un journal que je desirerais d'avoir pu tenir pendant les six mois que j'ai ete employe dans les affaires les plus secretes. Mais je pills dire que ma prodigieuse activite pendant tout ce temps ne m'a pas permis de faire des annotations et que souvent je n'ai que trop fatigue mon esprit, sans y ajouter une recapitulation de ce que j'avais fait et vu d'interessant. Ma sante en a souffert et je ne voulais pas l'abtmer entierement. Cependant it existe des pieces qui peuvent servir a rappeler la part que j'ai eue aux affaires et ce qui en est venu a ma connaissance. Il y a des lambeaux d'un journal ecrit a Amsterdam au mois de mai. Il y a des lettres a ma mere et des memoires en sa possession 1). Il y a surtout ma correspondance avec S. A. R. et le Due de Brunswic, quoique malheureusement je n'aie garde copie d'aucune de mes lettres, faute de temps et d'un secretaire. C'est pour donner, malgre ma negligence forcee , un recit succinct de beaucoup d'κvenements curieux, que je vais, a l'aide de ma memoire qui est asset bonne , reprendre les affaires du moment oil j'ai quitte le service et oil j'ai pu suivre mon penchant qui n'etait surement pas de monter des gardes au Binnenhof. A peine eus-je quitte l'uniforme 2) que je me rendis a Nimegue. LL. AA. etaient prevenues de mon 1) La plupart de ces pieces sont malheureusement perdues. M. le comte H. de Hogendorp , qui est fort au courant de tout ce qui concerne son aleul , suppose que sa mere les detruisit dans un moment d'inquietude. 2) 20 mars. Note du manuscrit. 14 JOURIUL DV G. IC. VAN HOGENDORP , 1781. arrivee , parce qu'elles avaient consenti a ma (Millis- sion, que j'avais demandee afin de m'appliquer au barreau et de me presenter, huit mois apres , au Pensionairat en second de Rotterdam. Recu avec bonne par le Prince , j'appuyai beaucoup sur les services que je pourrais rendre a la bonne cause, puisqu'avec la majorite qu'elle avait alors a l'assem- Mee des etats it ne manquait que du concert et de l'eloquence aux bien intentionnes pour les faire tri- ompher de la faction. S. A. R. m'entretint plus longtemps encore et m'ecouta avec la plus grande attention. Je fus invite a diner et je me souviens , qu'aecoutume, a cause de mon rang militaire, a me placer a la table du Markhal, j'attendis qu'on me prifit de passer pour me mettre avec LL AA. , oil je me trouvai au commencement un peu embarrasse. J'annoncai qu'en attendant que j'eusse 25 ans accom- plis , age gull Taut aux ministres en Hollande, je plai- derais des causes afin de m'exercer a parler en public. Il est assez singulier que j'eprouvais de la repugnance a m'expliquer sur ce point comme si d'exercer la jurisprudence eilt ete au-dessous de moi, sentiment ob- scur que j'attribue a la profession militaire dont appa- remment je n'avais pu quitter les prejuges aussi vite que l'habit. J'ai depuis , avec une satisfaction intime, entendu raconter a Mr. Grenville gull avait, ii y a peu d'annees, assiste a des plaidoyers de Mr. Pitt 1). Je ne plaidai pas neanmoins et ce ne fut pas de ma faute, comme je vais dire tout a l'heure. Vers la fin du mois, quand les patriotes, par les resolu- 1) Grenville fut chargι par ses collegues du ministκre britannique de venir se rendre compte de la situation en Hollande quand la possibilitκ d'une invasion prussienne fut entrevue a Londres. Gren- ville recut en 1790 le portefeuille des affaires θtrangκres. 3011RNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 15 Lions prises en faveur de la regence de Rotterdam , de cello de Hoorn et au prejudice du corps de Salm destine a renforcer la garnison de La llaye , s'apergu- rent que le pouvoir allait leur echapper des mains, ils formerent l'odieux projet qui faillit de les rendro tout-puissants et qui pendant cinq mois les a rendus si redoutables. Je veux dire le changement des regences d'Amsterdam et de Rotterdam 1). Sans m'ar- reter sur ces evenements generalement connus, je remarquerai sur le premier que Mr. Reigersman 2) , par ordre du Prince, alla n6gocier avec les regents et le peuple d'Amsterdam; que des premiers, taut ceux qui etaient veritablement attaches a la maison d'Orange, quoiqu'en tres petit nombre, que d'autres, inquiets et jaloux du pouvoir des soi-disants demo- crates et asset nombreux , consentirent au retablis- Bement du Prince, a condition qu'il leur accorderait un petit avantage dans l'election des echevins et dans la nomination aux emplois de l'amiraut6, tandis que le peuple insistait sur cc que S. A. fut retablie dans toutes ses dignites comme elle en avait ete revetue a sa majorite en 1766. Pour concilier ces avis peu differents de personnes fort opiniatres, Reigersman assura aux aristocrates qu'ils n'avaient qu'a demander au Prince des lettres renversales portant qu'il ne profiterait de leur signature que jusqu'au point con- vent', d'un autre cote, it montra aux chefs du peuple une lettre du Prince qui les conjurait de signer sans nommer l'annee 1766. Mais des deux parts on resista 1) Les patriotes (democrates) avaient κtθ mis plusieurs fois en minorite aux Etats de Hollande. Its dκcidκrent pour reprendre le pouvoir de renverser les rκgences aristocratiques d'Amsterdam et de Rotterdam et d'installer a leur place des conseils democratiques. Ainsi fut fait. Cf. Colenbrander, , De Patriottentijd III ch. 4 (21-23 avril 1787). 2) Trκsorier du prince. 16 JOURNAL DE G. X. VAN HOGENDORP , 1787. aux plus vives instances du negociateur et l'inaction qui suivit de pres son depart donna lieu au coup fatal porte le lendemain par la faction 1). Quant a Rotterdam oil l'exemple aurait du faire prendre des precautions, oil d'ailleurs une societ6 Orange et une declaration d'attachement au gouver- nement etabli fournissaient plus de ressources, je me bornerai h, rapporter que la veille de la revolu- tion on apprit qu'il se tramait un complot et qu'a la conference de la majorite du magistrat it vint un des constitues de la bourgeoisie pour avertir et pour demander des ordres, que Hogendorp 2) et d'Escury furent d'avis d'en profiter soit pour s'emparer de la maison de Tulle, soit pour empecher le parti oppose de s'en rendre maitre, et qu'on negligea Pun et l'autre par un effet de la pusillanimite qui a tout perdu. La conduite que les usurpateurs se permirent vis-ΰ-vis de leurs victimes, qui kaient tous mes parents ou mes amis , me revolta , mon espoir d'etablissement evanoui me touchy sensiblement , la violence du coup sans une ombre de respect pour les lois , me parais- salt une injure faite a la nation, et agite par tous les mouvements d'amour propre et d'amour de la patrie et de la gloire , je resolus, des ce moment, de punir les audacieux et je m'ecriai , en presence de mon frere Guillaume , que j'allais employer tou- tes les facult6s de mon esprit, toutes mes liaisons, toutes les connaissances que l'etude m'avait fait 1) Sur les negotiations du Stadhouder avec les aristocrates d'Am- sterdam et les Bijltjes (dθmocratie orangiste) voir Colenbrander op. cit. III ch. 4. 2) Jean-Francois van Hogendorp, parent de l'auteur et Jean Martin, baron Collot d'Escury kaient deux des conseillers destitues de Rotterdam. (J. F. de Hogendorp appartenait a la branche cadette qui portait le titre de comte.) JOURNAL DE G. IC. VAN 110GENDORP 1 1787. 17 acquerir, ma fortune et ma vie a precipiter les tyrans du fatte oil ils s'etaient eleves. Peu apres Hogendorp me dit : „Vous ne parlez pas; quelle est votre opinion ?" et je lui repondis d'une maniere 4nergique et qu'il n'a jamais pu oublier: „Je respire la vengeance!" Je commencai par raisonner sur le changement arrive par cette operation militaire des vrijcorpsen 1), sur l'assemblee de Hollande oil des regents ill4giti- mes, en se joignant h la cabale , formaient une ma- jorite , qui, nee de la violence, ne pouvait avoir une ombre de droit. Cette majorit4 agissait cependant sous le nom usurpe de Souverain. Je commencai, en consequence , par r4cuser celui-ci , je me d4clarai par devers moi-meme affranchi de toute obligation envers lui , et meme , si je mettais quelque prix a la liberte publique, autoris4 a une opposition qui aurait pour but le retablissement de l'autorite legi- time. Bien convaincu de cette verite, je reglai ma conduite en consequence et je commencai par former un projet Nardi que je confiai a quelques personnel qui me dirent: „Vous perdez la tete si vous etes decouvert!" Consideration impuissante pour me de- tourner, , mail qui dans la suite m'a ete repetee si souvent, qu'elle m'a cause de temps en temps de lives inquietudes, et quelquefois meme des insomnies. Je voulais alors faire Bonner a la garnison de La Haye un ordre par la minorite des Etats qui se serait arroge la puissance souveraine et qui aussi- Mt aurait vu tout le parti se ranger de son cote. Cette operation aurait subitement detruit la cabale , dont je penetrai des lors la faiblesse , quoique le 4) Corps-francs (organisation militaire dthnocratique, ind6pen- dante de l'arm6e et des milices. Il y en avait presque partout). Bijdr. en Meded. XXVII. 2 1 8 JOURNAL DE G. K. 'AN IIOGENDORP, 1787. monde ait ignore ou paru ignorer si longtemps ce secret. Mais comme je sentais bien qu'une operation du meme genre devait en meme temps se faire h Amsterdam, je m'y rendis et j'y employai plusieurs jours a remuer tout ce que j'y connaissais de gens a credit et propres a une telle entreprise. On venait de former une societe pour la constitution et je tAchai de preparer les esprits echauffes par la nouveaute de cette affaire. J'avais tout lieu de compter sur le bourguemattre Dedel 1) pour mettre en mouvement le magistrat et sur Hartsinck, de la maison de Hope, 2) pour mener la peuple au jour marque. Je repartis pour La Haye afin de persuader Royer 3) qui devait faire les ecritures et je me proposais d'avertir Rhoon au moment de l'execution. Qu'on s'imagine des ordres envoyes de toute part au nom de l'assemblee de Hollande, les chefs de la cabale arretes ou dis- perses par la faction, le Prince en marche avec des troupes. Le fiscal Van der Hoop 4) m'avait promis de partir 1) Dedel (Guillaume-Gerard) successivement conseiller et bourg- mestre d'Amsterdam , ami intime de Rendorp , chef des aristocrates et lui meme aristocrate convaincu. D'ailleurs podagre. Apparente aux Van der Hoop qui etaient fort avant daus la faveur de la maison d'Orange. 2) Hartsinck (Jean) echevin d'Amsterdam. La maison Hope κtait une des banques les plus consid6rables de Hollande et meme d'Europe. Les Hope etaient fameux par leur devouement a l'An- gleterre et au Stadhouder. 3) Royer (Alexandre) secrκtaire du college des conseillers-deputes. 11n des chefs de la faction orangiste. 4) Les Van der Hoop etaient trois frκres: Francois, secretaire de la Chambre des comptes de la Genλralite , auquel on songea un instant pour le poste de grand pensionnaire , et qui fut trλso- rier-genκral aprιs 1787, personnage dλsagreable et bourru; Jean- Cornelis, ami de Rendorp , fiscal de l'amirautκ de la Meuse, qu'on appelait le ndtapity8ieien de la marine; et Guillaume, general de cavalerie, alors commandant a Amersfoort (province d'Utrecht). JOURNAL DE G. X. VAN 110GENDORP , 1787. 19 pour Amersfoort oil son frere commandait, pour tout converter avec lui. ]dais pour se former une juste idee de l'effet de cette entreprise , j'en appelle a la devotion du peuple et des troupes h la maison d'Orange, qu'on a eprouvee depuis et je doffs re- marquer encore que dans ce temps-la la faction n'etait pas, a beaucoup pres , si redoutable qu'elle n'est devenue ensuite par ses armeinents et par l'activite que la commission de Woerden 1) a donnee h ses mesures. A Rotterdam je ne voulais preparer les chosen que lorsque je me croirais fonde a compter sur tout le reste, mais helas ! je n'en pus venir la , et les re- tardements que reprouvai de la part de Royer, de Tullingh 2) et d'autres a qui je me decouvris et qui penchaient tour a differer encore , m'obligerent a renoncer a mon plan , d'autant plus que le fiscal Van der Hoop me marqua la necessite oil it se trouvait de se rendre a la Haye et de me prevenir d'engager un autre a sa place , pour informer le Prince et son frere. Cependant j'ai toujours conserve de cette entreprise une intime conviction des avan- tages qui resulteraient d'une liaison publique entre les membres de la minorite des Etats, soit pour les mettre a la tete du peuple ou ils se trouvaient naturellement places, soit pour engager les provinces biers intentionnees a quelque effort extraordinaire. Peu apres je ne pus tout a fait cacher a Van Staveren, de Rotterdam, mon dessein d'y bouleverser le gouvernement arbitraire , d'autant moins que j'avais 1) Il y avait a Woerden deux commissions militaires patriotiques dont l'une avait etθ nommee par les Etats de Hollande (c'est celle dont ii est ici question) et une nominee par les bourgeois. 2) Oldenbarnevelt (Henri Juste van) surnomm6 Witte Tul- lingh; fiscal de la gκnκralite. 2k 20 JOIJRNAL DE G. T. VAN HOGENDORP , 1787. instruit van Teylingen de mon grand projet 1). Van Staveren alors me deconseilla vivement de me meler d'une affaire tres perilleuse qui regardait une seule ville, Landis que je pouvais etre employe en grand dans les correspondances et les entreprises de la cour. Il me fit part d'une conversation qu'il avait eue a mon sujet avec Reigersman, et en effet je fus trouver ce dernier qui parut charme de l'acquisition de ma personne pour les services dont la cour avait besoin dans ce temps-la. Elle se trouvait dans le cas de ne pouvoir bien juger de la situation des affaires de Hollande, a la suite d'une assez longue absence et sur . des rapports peu circonstancies et des corres- pondances entretenues par des motifs souvent tres interesses. En consequence je fus destine a faire a la premiere occasion le voyage de Nimegue pour servir d'interprete au bon parti chez le Prince et pour expliquer les intentions de ce dernier a ses amis de Hollande. Je dois remarquer lei que dans ma premiere entre- vue avec Reigersman it me fallut essuyer de sa part un long discours calcule a me donner une bonne opinion de sa personne, ce qui prouve a que point it sent la veritσ d'une maxime assez connue que la premiere impression qu'on fait sur un homme quand on fait sa connaissance a le plus grand effet dans la suite , quoique Mr. Reigersman ne se servit pas des moyens les plus propres a me donner une idee favo- rable de sa modestie. J'ai souvent eu lieu de me persuader, dans les frequentes conversations que j'ai eues avec lui, que la plus grande partie de son attention est tournee sur lui-meme, mais qu'il en I) Reynier-Frederic van Staveren et Isaac van Teylingen, con- seillers de la ville de Rotterdam, appartenaient a la majorite aristocratique contre laquelle avait ete dirigκe l'θmeute du 23 avril JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 11787. 21 6onserve neanmoins encore beaucoup pour celui avec lequel it s'entretient. Un peu auparavant j'avais vu Mr. de Rhoon en plus grande confidence que je n'avais fait jusqu'alors et comme je me suis depuis lie avec lui autant que la difference de nos caracteres peut l'admettre , je crois devoir ici toucher son caractere. Il a le coeur tres Men place , genereux , plein de chaleur pour ses amis , franc jusqu'a l'imprudence, un peu haut malgre une familiarite sans bornes ; avec une education plus soignee it aurait pu acquerir des connaissances tres 6tendues; mais trop de liberte dans son enfance , trop d'indulgence pour ses gaits qui l'entrainent gene- ralement aux exercices du corps , Font aliene de cet esprit d'ordre et de methode qui convient aux travaux de l'esprit; on decouvre dans ses conversations des traits de lumiere qui ne l'empechent pas de retomber a plat ; it est h croire que son integrite, l'interet qu'il prend a ses amis , celui qu'il inspire aux femmes et le role interessant qu'il a joue dans la revolution lui feront conserver la popularite singuliere qu'il s'est acquise et qu'il occupera toujours un poste brillant dans l'etat. Il me recherchait dans ce temps-la, comme it tachait en general de s'attacher des jeunes gees dont it avait collo une opinion favorable 1). Je m'etais fait agreer a la societe qu'il venait d'instituer a La Haye a l'exemple de celle de Rot- terdam. Il y en avait dans d'autres villes. On agitait la question s'il ne serait pas utile de les reunir par deputes et je lui en amenai un de Rotterdam. Nous nous entretinmes du sujet qui nous rassemblait avec I) Ii est curieux de comparer ce portrait du comte Bentinck de Rhoon avec celui qu'en a laisse un autre chef du parti orangiex, Kinckel, et qui a ete publie par le Dr. H. T. Colenbrander, Da Patriottentijd, III, 54. 22 JOURNAL DE G. K, VAN HOGENDORP , 1787. Mr. van der Iloeven , president de la societe de Gouda, jeune homme actif, zele , mais d'une capacite asset bornee, et nous convinmes d'un rendezvous ulterieur. Comme je n'avais eu dessein que d'introduire Mr. Suurmond, j'oubliai le jour marque pour la seconde visite , quand rentrant un soir chez moi, j'appris que Mr. de Rhoon s'etait donne beaucoup de mouvement pour me trouver. Je me rendis chez lui et j'y trouvai les deputes des societes de plusieurs villes qui m'offrirent une place parmi eux pour representer Rotterdam au defaut de Mr. de Groot qu'on attendait. Comme ce dernier s'est efforce de briller dans nos troubles, qu'il a ete h la tete de touter les requetes du bon parti a Rotterdam et qu'il est l'auteur de la premiere societe dans la province , je ne puis m'em- pecher de remarquer en passant qu'a son nom, illustre par le grand Hugues Grotius et quelque hardiesse dans les entreprises , it ne joint pas une seule des qualites qui forment un chef de parti; qu'a la fameuse journee de la remotion 1) it ne prit aucune des pre- cautions necessaires et qu'il a fini par abandonner la vine et la province, quatre semaines au moil's avant la revolution Jo touche ici son caractere pour faire voir qu'il etait fort heureux qu'il manquat a cette premiere entrevue oil chacun donna un tableau de la situation des affaires dans sa ville et ou je fus oblige de dicter celui de Rotterdam , quatre minutes aprιs que je fus entre dans la chambre. On n'en fut pas moil's tres satisfait et Rhoon, voyant l'admi- ration de ces messieurs, s'ecria: ,,Je vous assure qu'il ferait tres biers a la place de grand -pensionnaire!" L'organisation de notre assemblee fit notre principale 1) On avait donne le nom de remotion, remotie, aux change- ments de regences imposes par la bourgeoisie patriotique. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 23 occupation et l'on me chargea de faire un reglement. Dans 8 jours on promit de se revoir. Apres les affaires faites nous nous mimes a boire du punch et nous causames beaucoup sur Amsterdam oit les sig- natures pour la cause du prince et l'erection des societκs faisaient concevoir de tres belles esperances. La chose du monde qui me faisait le plus de peine, c'est qu'on ne voulait pas armer les bien-intentionnes et qu'on s'obstinait a cacher meme l'endroit oil se trouvaient les armes qu'on se vantait de posseder. J'ai tout lieu de croire , par ce que j'ai appris depuis, que ces armes n'etaient ni plus ni moins que l'arsenal des amirautes et que le plan du Cap[itaine] d'artillerie Van Rheenen , que j'avais recommande au fiscal van der Hoop , etait au cas qu'on en vint aux prises de forcer l'arsenal, pour armer son monde. Il est vrai que cela aurait ete difficile , en presence d'une bour- geoisie disciplinee et munie d'armes a feu , mais on aurait tort de disputer la realite d'un projet dans ces temps-la par la raison qu'il etait mal combine. On verra par la suite qu'il en a existe de bien plus fous. Les amis du prince , dans ces circonstances , voyant l'ouvrage des remotions acquerir une espece de solidite parce qu'on ne s'y opposait pas et que le silence paraissait entrainer un consentement , reso- lurent d'engager S. Α. a une demarche quelconque et, apres bien des deliberations, ils s'arreterent a un declaratoire qui ferait connaitre ses veritables dispositions et sa maniere d'envisager les violences commises. Pour arreter cette demarche , M. de Zuideras 1) arriva de Gueldre et recut la piece de la 1) Auguste Robert, baron de Heeckeren, seigneur de Suyderas, bourgmestre de Zutphen et un des principaux chefs du parti orangiste en Gueldre. C'est lui qui renseignait Guillaume V et les autres leaders du parti sur les κvθnements de sa province. 24 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 2 1787. main de Reigersman. Ce dernier en avait donne l'idee. Tollius 1) avait ecrit la piece et Reigersman y mit la derniere main. Je me souviens qu'il appuya surtout a differentes reprises a l'idee d'une cabale qui subjuguait la nation sous le beau nom de souverain et qu'il eut grand soin de faire retomber tout l'odieux des usurpations sur elle, de facon meme que tons les reproches ne paraissaient faits qu'aux chefs des sedi- tieux. Cette remarque est d'autant plus interessante que , par le parti qu'on a depuis su tirer de cette idee juste , mais. qui sans Reigersman etait negligee, it parait a quel point la maniere de traiter une affaire peut donner de l'avantage. Il vaut mieux regner par l'opinion que par la force, et la maniere d'employer celle-ci peut en doubler ou en tripler les effets. Peu de jours apres , je partis pour Nimegue avec des lettres de Reigersman qui insistaient h me temoigner toute la confiance qu'il avait lui memo en ma personne. Apres les avoir lues , le Prince me dit : ,,R[eigersman] se refere a vous sur la situation des affaires en Hollande." J'avais a peine acheve mon recit que la princesse entra et ce fut alors a recommencer. J'ajoutai que pour donner au parti cette union qui devait faire sa force, je priais le Prince d'ecrire une lettre ostensible a Royer, pour engager les prin- cipaux membres de la minorite a s'adresser aux confederes. Je representai que cette demarche mettrait ces membres d'Etat h la tete des habitants bien- intentionnes , qu'ils en deviendraient plus entrepre- nants , que cela ne pouvait qu'encourager les autres provinces et peut-etre engager la majorite aux Etats- Generaux de faire quelque pas qui la compromit avec le parti en Hollande. J'eus la satisfaction de 1) Ancien professeur aux universites de Harderwijk et de Franeker et depuis 1785 precepteur des jeunes princes. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. 25 voir que le meme soir on expediait cette lettre ostensible, quoique le prince , a sa maniere , qui n'est rien moins qu'obligeante , ne m'en temoignal rien. Comme depuis ce moment-la j'ai tres souvent eu a faire a lui et dans des moments oil it s'est fait connaitre parce qu'il ne se possedait pas , je vais fournir quelques traits a son caractere qui a paru indechiffrable a plusieurs personnes tres sensees. Il parait que dans son enfance la princesse sa mere, a la maniere anglaise, a tout donne au physique et qu'elle en a fait un enfant gate. Il peut soutenir de terribles fatigues et it s'y plait. Il mange beaucoup et des mets succulents. Le sommeil auquel it donne peu d'heures la nuit le surprend a table et quel- quefois a la danse. II a quelques grands talents, comme une excellente memoire , une conception facile et it a beaucoup d'esprit, ce qui nourrit son penchant a la raillerie 1). Malheureusement on n'a guere profite de ces avan- tages naturels pour lui faire acquerir des connaissances si necessaires dans sa situation. Mais surtout manque- t-il absolument d'ordre et de mOthode dans le tra- vail et memo de discernement pour juger quelles affaires sont les plus importantes, de sorte qu'il abandonne tres souvent celles-ci pour des bagatelles qui l'amusent, car it n'a jamais donne dans le grand. 1) Le portrait de Guillaume V par Hogendorp est certainement le plus curieux et le plus frappant de tons ceux que nous aient laissλs les contemporains. Il est pourtant interessant de le com- parer avec celui qu'en a trace Renfner. Renfner, secretaire de la legation de Prusse a la Haye, adressa le 23 fevrier 1792 un rap- port tres remarquable sur les affaires de Hollande , et qui contient beaucoup de details sur le prince d'Orange, la tour stadhouderienne et les principaux personnages du gouvernement. Quelques extraits du rapport de Renfner vont titre publies a la suite de mes etudes sur la Republique des Provinces- Unies a la fin du dix-huitieme stecle 26 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. Un defaut capital qui vient a l'appui de ces mauvaises habitudes, c'est qu'il est jaloux de son autorite au point de pretendre tout voir, tout ordonner, tout faire par lui-meme. Il est vrai qu'il ne decouvre guere cette jalousie qu'A, ses amis dont it attend de la deference , tandis qu'il cede toujours , quoique la rage au coeur, a des personnes qu'il craint. Cott° remarque mene au trait le plus honteux de son caractere qui est la lAchete. C'est un homme qui n'a pas une ombre de courage. Il le salt, it en rougit et Cache par tous les moyens de le cacher. De la it a pris la coutume indigne d'employer des ruses pour parvenir a ses fins. C'est par cette raison qu'il promet tout, de sorte qu'il se met dans la necessite physique de tromper la grande partie de ceux qui s'adressent a lui. Avec ses qualites it doit faire mal les affaires et c'est ce dont it convient par levers ses intimes amis dont i1 peut tout endurer. Mais it s'ensuit qu'il a pris un degout pour les devoirs de son Etat qu'il abandonnerait volontiers pour descendre au rang de simple particulier, et stire- ment aurait-il fait sa retraite au pays de Nassau, si la princesse ne l'avait retenu 1). Il se trouve biers heureux quand it s'est debarrasse de ceux qui lui parlent d'affaires , et qu'a sa table ou a la promenade avec quelques polissons de courtisans it se repand en mauvaises plaisanteries sur ses connaissances ou qu'il donne dans les propos licencieux de la mauvaise compagnie. ST y a des traits de son caractere qu' on n'a su expliquer, c'est que la plupart de ceux qui l'approchent ont trop bonne opinion de lui et surtout de son courage, puisqu'il n'en a pas du 1) Il fut trκs souvent question de ce projet et Frederic II lui- mιme intervint a la demande de sa niece pour le deconseiller au prince d'Orange. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 27 tout. C'est aussi parce que sur quelques points, a rage de 38 ans, it est encore enfant et que les caprices des enfants ont d'autres principes que les actions d'un homme et doivent etre jugσs differemment, de maniere qu'on ne peut que se perdre en de fausses conjectures lorsqu'on cherche dans la masse des motifs qui determinent un homme, la raison suffisante d'une action puerile. Voyant la facilit6 avec laquelle on avait adopte la premiere mesure que j'avais propos& et Pattention qu'on pretait a mes discours, je couchai par ecrit le lendemain de bonne heure mes id6es sur les ressources qui restaient encore au Parti et sur les moyens de s'en servir. Je fus lire ma piece a Mr. Van Citters 1) qui m'en fit un compliment tres flatteur et qui me promit de me fournir l'occasion de la lire a LL. AA., car je commengai par declarer quo le contenu etait trop delicat pour confier la piece a qui que ce filt, precaution qui me fut inspiree par ma connaissance de la negligence du prince et du desordre qui regne dans son cabinet. Comme ce m6moire existe parmi mes papiers , je ne m'etendrai pas sur le contenu. A. la cour Van Citters m'annonga que le soir ii y aurait conference et que je ferais ma lecture, mais helas! un accident vint troubler la fκte : les deneches de la Ilaye annoncerent que l'assemblee des societes armees h Leyde avaient demande par requete aux Etats la suspension du Prince en sa qualite de Stad- I) Guillaume van Citters avait 6t6 reprθsentant du Premier Noble de Mande. Diverses cabales l'avaient prive de cette situation, mais it etait restκ trκs influent dans sa province, dont un de ses Ills etait le representaut A l'assemblee des Etats Gθneraux, et oil un de ses neveux etait bourgmestre de Middelburg. Depuis fθvrier 1787 Van Citters avait remplacκ comme secataire du cabinet du prince le baron de Larrey qui avait alors plus de quatre-vingt ans. 28 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. houder 1). D'autres personnes avaient apporte des nouvelles de moindre importance, egalement mauvaises. Actable, furieux , pret a tout abandon.ner, , le Prince se trouva incapable de rien faire tout le jour. A table, ii m'epouvanta. Il y declara, du ton d'un mechant enfant, qu'il ne retournerait jamais h La Haye. La princesse souriait et paraissait au.dessus du malheur. Dans le fond , j'imaginai que les nouvelles etaient infiniment plus mauvaises qu'on ne disait. Ce qui me frappa singulierement, c'est qu'en racontant quelques anecdotes de la garnison de La Haye au general Dopff, mon voisin d'un ate , le prince , assis de l'autre , se mela familierement de la conversation et parut tout oublier. Depuis j'ai eu lieu de penser que cette requete des corps armes n'avait eu tant d'effet sur lui que parse que le plan du manifesto travaillait son esprit et lui inspirait des craintes qu'il n'osait avouer et qui devinrent infiniment plus vives par l'audace du parti contraire. Van Citters cependant m'engagea de lui confier mon papier un instant pour le faire lire a S. A. R., qui le memo soir en fit lecture au Prince et me le fit rendre en me priant de rester jusqu'au lendemain. A huit heures je me rendis a la cour. Mr. van Citters m'introduisit dans l'appartement de S. A. R., qui me demanda ce que j'avais encore a ajouter a mon memoire. Le prince se promenait par la chambre. J'avoue que ce debut ne diminua guere l'embarras que je devais naturellement Oprouver a une premiere entrevue de ce genre sur des objets si interessants et avec des personnes si elevees au-dessus de moi. Je com.mencai par insister sur les avantages d'une 1) C'est dans l'assemblk tenue a Dordrecht que l'abolition du stadhoudκrat fat proposee (25 mai 1787). La reunion de Le/de n'eut lieu qu'eu juillet. JOITTINAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 29 reunion des societes d'Orange et sur la protection que le Prince pouvait leur accorder, , entre autres par une contribution au fonds que l'on se proposait d'etablir. Apres quelques difticultes , flees du caractere timide et ombrageux du prince , it dit : „Je me trouve comme „Frederic-Henri 1). Ilc heb bet beslapen. Je me sons „plus fort aujourd'hui. Je veux tout faire." Aussi fit-il beaucoup dans cette matinee, car avant midi some, que je le quittai , it prit des arrangements pour le fond, ii ecrivit a Reigersman sur les societes en general, it relut et signa le manifesto, qui cependant fut baptise Nclaratoire , it donna des patentes pour faire partir au besoin le regiment de Suljard, menace a Geer- truydenberg d'etre desarme , it nomma le general de Monster commandant dans la province d'Utrecht et it declara que , sur l'invitation des Etats, it ne manquerait pas de se rendre a Amersfoort 2). On aurait dit que ce n'etait plus le meme homme. Differents gen4raux entrerent l'un apres l'autre et ce qui rendait le prince si courageux, c'est qu'il se trouvait entoure d'amis , une seule physionomie sinistre aurait tout gate. Aussi en signant le Declaratoire , s'ecria-t-il: „Eh biers, puisque tous mes amis le „veulent , je le ferai. J'en perirai plutOt , mais avec ,,gloire. Si je ne fais rien , ma perte sera peut-titre „retardee , mais elle n'en est pas moins certaine. „A present j'ai encore de l'espoir." J'admirai comme tous ces jours et pendant cette longue scene, la princesse conserva une egalite d'humeur, une com- 1) Frederic-Henri d'Orange-Nassau, un des Ills du Taciturne, qui fut stadhouder des Provinces-Unies de 1625 a 1647 aprιs la mort de son frκre Maurice. 2) Etats la suite des troubles clemocratiques de la ville d'Utrecht, les Etats provinciaux s'etaient rκfugiκs a Amersfoort oii ils sie- geaient sons la protection des troupes stadhoudκriennes. BO 3OURNAL DE G. X. VAN HOGENDORP , 1787. plaisance pour son epoux , une decence envers tous ceux qui etaient admis , dont it me parut que tons etaient egarement frappes. Pendant que le prince, au milieu d'affaires si importantes, s'occupait de mi- nuties militaires, elle ecrivait dans son cabinet quel- ques lettres dont elle me chargea. Mr. van Caters me donna son chiffre dont je me suis servi longtemps, et mere avec la princesse. Je partis enfin , charge de deux mille exemplaires du Declaratoire qui m'obligerent a prendre une plus grande voiture et plus de chevaux , depense a la- quelle personne a la cour ne fit attention, aussi peu qu'au risque que je courais evidemment d'κtre arrete sur la frontiere de Hollande. Le prince me quitta sans me dire le bonjour. Les grands ne se mettent jamais a la place des autres et Guillaume V a surtout l'habitude d'attribuer tons les services qu'on lui rend a quelque motif secret d'in.teret on d'amour-propre, de sorte qu'il ne salt gre de rien a personne. Je debarquai chez Reigersman apres avoir couru toute la nuit. II dinait et Rudolph Bentinck 1) etait chez lui. Au dessert je fis une petite relation et je fus un peu surpris d'entendrer dire au dernier : „Oui, quand on lui pule sur ce ton , it est quelquefois bon a quelque chose." C'etait le prince qu'il avait en vue et par ce qu'il m'en a dit et ce que j'en ai vu ensuite, je me suis apercu qu'il connait a fond son homme , quoiqu'il ait tort de joindre la haine au mκpris. Bentinck, avec peu de connaissances et un esprit 1) Rodolphe Bentinck, seigneur de Schoonheeten, dit Bentinck l'Anglais parce qu'il avait servi l'Angleterre pendant la guerre de Sept Ans, fut quartier-maitre general des camps de la Republique. 11 appartenait a une branche ainee de la famille Bentinck, issue d'un frκre du comte de Portland, favori de Guillaume III, qui avait commence la grandeur de la famille. JOURNAL DE G. K. VAN IIOGENDORP , 1787. 31 qui n'est pas cultive par l'etude , a cependant vu le monde et l'A.merique ; 1'Angleterre et l'Allemagne ont fourni h son experience. Tine grande activite est chez lui l'effet d'une ambition peut-titre demesuree et la cause d'un echauffement du sang et de l'imagination qui l'emportent souvent trop loin. Il ne s'explique pas avec clarte parce gull pense confusement , mais it agit avec plus de methode parce qu'il en a acquis l'habitude dans son metier. Tel que je le depeins , it y a des moments , comme la princesse me disait un jour, oil Bentinek a le plus grand ascendant sur le prince. Nul homme peut-titre ne lui a dit la verite plus durement , mais je crois qu'il l'a fait avec trop de passion pour le corriger. Je ne m'etendrai point sur tous les details de la maniere dont on presenta ce Declaratoire aux Etats. Je passerai pludit au parti que nous resolilmes d'en tirer par le moyen de nos societes. Elles tou- chaient au moment de triompher par le moyen de cellos d'Amsterdam, qui etaient au nombre de cinq , reunies par une sixieme oil it ne se trouvait que des gene comme it faut. Pour entrer dans ces societes it fallait signer pour la constitution et la maison d'Orange. Le nombre des signatures aug- mentait tous les jours et meme on pretendait dans le public qu'il montait a trente mille. Nous avons su depuis qu'il s'en fallait de beaucoup et qu'on n'en a jamais vu que trois mille, quoiqu'a, mon avis it y en ait en davantage. Le retour du prince a La Haye, son rκtablissement et celui de tons les regents demis formaient le but qu'on se proposait d'atteindre par des representations qui seraient suivies de moyens plus efficaces. Deja la difficulte survenue auparavant au sujet de l'ann4e 1766 entre les regents et le peuple etait aplanie par un grand nombre des premiers qui cederent 32 JOURNAL DE G. X. VAN HOGENDORP , 1787. a l'orage. NA, le patriotisme menacait de ruine par la faiblesse et les inquietudes de ses adherents. De notre cote la confiance et le courage renaissaient au supreme degre, quand ii se mit un esprit de jalousie entre les chefs de la direction qui fault tout perdre sur le champ. Pour etouffer cette dispute dans sa naissance , Mr. Tollius fut envoye par la cour a Amst[erdam] et charge d'appuyer les propositions extravagantes de Hartsinck qui voulait gouverner despotiquement. Ce n'est pas qu'on ne vit clairement ceci , mais c'est que dans des circonstances aussi critiques on pensait qu'il fallait a un homme aussi emporte tout ou rien , et que ne pouvant le mettre hors de jell , it fallait bien lui tout soumettre. Ainsi quoique Bourcourd et Wendorp 1) eussent κt4 h Nimegue pour exposer le danger eminent de la bonne cause, et pour prouver la conduite extravagante de Hartsinck , celui-ci out tout l'avantage sur ses rivaux. gun autre cote Rhoon s'y Otait rendu aussi dans la vue d'apaiser les diffe- rends et, le jour de mon arrivee a La Flaye, je l'attendis dans son cabinet, sachant qu'il etait en route pour revenir. Il fat enchante de me voir, d'apprendre tout ce que je projetai pour la reunion des societes et d'κtre inform6 de la part que la cour y prenait. Nous ames le lendemain une premiere assemblee en forme et je lui donnai par ecrit les points prin- cipaux que je croyais qu'on y devait traitor. Je lus un plan de reglement pour la maniere de traitor les affaires dont on m'avait charge huit jours auparavant. Je me souviens que je commencai par avertir cos messieurs que j'avais consulte les per- sonnes les plus sensees avant de rien mettre par ecrit 1) Orangistes d'Amsterdam. JOURNAL DE G. K. 'AN HOGENDORP , 1787. 33 et qu'ensuite j'avais soumis ma piece a leur jugement et Pavais corrige en consequence. Par la je leur fis concevoir que je croyais mon plan au-dessus de leur critique et je m'apercus du mauvais effet de mon prelude , quand , lecture faite , on se mit h examiner un article apres l'autre. Mais ce qui aug- menta l'esprit d'opposition , c'est que j'avais trop laisse percer mon systeme de concentrer toute l'acti- vite de Passemblee dans trois ou quatre personnes, au moyen d'une commission pour la correspondance secrete et d'une autre pour manier les fonds a lever. J'avais su merveilleusement faire gaiter cette idee a la tour et le Prince avait marque h Reigersman qu'a, son avis it fallait que tout roulAt sur peu de per- sonnes et que je pourrais servir de secretaire. Dans le fond la chose etait vraie , mais je m'y prenais mal. Reigersman me donna quinze a seize cents florins pour le fonds. J'annoncai que je les tenais de plusieurs personnes bien intentionnees et cette circonstance me donna plus de poids que tons mes beaux discours. Rhoon connait peu l'ordre et it n'y en eut guere dans l'assemblee a laquelle it presi- dait. L'avocat van Selderen , consulent 1) de la societe de La Faye, s'enfuit. Un Mr. van Olde , avocat , designe secretaire de l'assemblee , en fit de meme. Enfin apres de longs clebats , on en vint a quel- que chose de plus essentiel, c'etait le Declara- toire du Prince, que nous anions resolu de faire appuyer de touter parts par des requetes. Comme ce plan ne pouvait jamais s'executer plus facilement qu'au moment d'une reunion des societes et par elles , je crois ne pouvoir trouver une meil- leure occasion de les decrire et comme Rhoon en 1) Conseiller. Bijdr. en Meded. XXVII. 3 34 JOURNAL DE G. K. VAN ItOGENDORP , 1787. doit etre regarde comme le chef et le protecteur , je veux en male temps achever de depeindre , autant que j'ai pu l'approfondir, ce caractere interessant et peu connu. Il n'y a personne dans les troubles qui se soit rendu aussi populaire que Mr. de Rhoon, et se livrant a tout le monde , on dirait que chacun doit le con- naitre. Mais comme it a le germe de grandes qua- lites et qu'il n'y en a gueres qu'il ne croit posseder, it lui arrive le plus souvent ou de donner une trop grande idee de son esprit , ou de se faire apprecier fort au-dessous de sa juste valeur. II a des gaits de communs avec les bourgeois et le peuple, comme de fumer et de boire , sans jamais cependant donner dans des excess Il en a d'un seigneur , comme la representation , les chevaux , les exercices et l'habille- ment militaire. B. en a de nos jeunes gees comme it faut qui frequentent les cafes et courent les filles et tout cela ensemble en impose a la multitude qui l'aime et le craint et qui lui trouve d'autant plus de merite a se familiariser avec ses inferieurs qu'elle le juge eleve au-dessus d'eux. Tel que je le depeins on le croirait peu fait pour les affaires , et je crois que tout le monde a concu de lui cette opinion, mais cela meme sert a sa gloire , car ayant la con- ception facile, it reconnait souvent le parti qu'il faut prendre , it soutient son opinion avec audace , it donne gaiement l'exemple a de plus Ages et de plus sages que lui et tout le monde est surpris de sa capacite , a laquelle on ne s'attendait pas. Il est jeune homme, it vient d'avoir 25 ans , son education a ete peu sui- vie. 11 a ete d'abord a l'academie de Leide, de la en France pour les exercices du corps et enfin a GOttingue. Il m'a dit dans les moments de la plus grande confidence qu'il reconnaissait les mauvaises suites de cette methode , qu'il ne savait pas parley IOURNAL DE G. X. VAX 1-10G1NDORP 7 1787. 35 en public , qu'il aurait pu ecrire infiniment mieux , qu'il savait peu l'histoire , mιme de la Republique. Il est franc jusqu'a l'indiscretion ; it ne connait pas le secret ; it n'a ni application ni reflexion. Mais au moment qu'il faut agir , son regard est d'un aigle , son coeur est d'un lion et mιme salt-il parler avec une eloquence naturelle qu'on ne peut acquerir par l'etude. Jeune ii a toujours ete avec ses freres , it les a gouvernes. Son pere est mort qu'il le con- naissait a peine ; sa mere a beaucoup de faible pour lui , ce qui le rend maitre dans la maison , et si vous joignez a cette coutume de faire la loi un sentiment de superiorite , qui nait de ses facultes physiques naturellement grandes et jamais asservies a la moindre gene, vous trouverez la source de cet esprit de domi- nation qui lui fait toujours prendre la premiere place, comme si elle lui appartenait de droit. Les circonstan- ces ont c1-11 nourrir sa vanitκ , qui lorsqu'il ne la pousse pas trop loin , ne lui sied pas mal. Avec une taille fort moyenne , mais ramassee , de l'embonpoint, des muscles nerveux , un oeil tres vif, les manieres aisees quoiqu'un peu communes , se presentant avec hardiesse et presque toujours le sourire sur les levres, it plait surtout aux femmes. Les hommes qui s'aper- coivent tous qu'il peut titre gouverne , en sont epris taut gulls le croient entre leurs mains. Et voila l'homme qui, avec le nom qu'il porte, devenu fameux par l'amitie intime de Guillaume III pour son aieul et au moyen de la part qu'eut son grand-pere h la revolution qui retablit Guillaume IV, mais davantage peut-titre par la place qu'il occupe au corps des Nobles de Hollande oil ses ancetres etaient tons meprises ou sans credit, se trouva place a la tete de l'opposition depuis le moment qu'il se declara. Au mois de mars ii avait si bien fait que neuf villes s'etaient presque unies au corps des nobles et 3* 86 ,TOURNAL DE G. X. 'VA' HOGENDORP, 1787. qu'une dixieme chancelait. Ce flit alors que par le peuple on changea les regences d'Amsterdam et de Rotterdam , ce qui en meme temps changea la ma- jorite aux Etats. Rhoon resolut d'employer, pour retablir nos affaires, les memos moyens dont on s'etait servi contre nous. Il assembla partout le peuple: voila, l'origine et le but de ces societes qui des principales villes se repandirent dans les campagnes. A Rotterdam ii y en avait une de plus ancienne date, mais dans cette ville on avait agi sur les lames principes et la societe y devait servir de contrepoids a celle des patriotes. II n'y en avait guere de plus brillante que celle de La Haye oil plusieurs personnes de la premiere distinction s'etaient fait inscrire et venaient passer une partie de la soiree. Les patriotes craignirent un soulevement d'autant plus que la moitie des officiers de la garnison etait de la partie. Mr. Zeeberg 1) parla de transferer l'assembl4e des Etats; it est stir que dans ce temps-la, si nous avions voulu lever l'etendard de la revolte, comme en conscience nous aurions pu faire , peut-etre par une revolution sanglante aurions-nous retabli la maison d'Orange , mais it n'y avait pas encore d'ensemble et aucun des chefs n'avait assez de capacite pour conduire une telle entreprise. Cet ensemble nous le cherchames dans l'assemblee gen4rale a La Haye; par elle devai- ent se faire les requetes ; les requetrants formeraient h, notre avis un parti nombreux et declare. Leurs con- stitues qui signeraient seals deviendraient leers chefs. Quel que serait l'effet de cette demarche aupres des Etats, le prince devait l'appuyer, it devait meme se declarer, en vertu de ses commissions, protecteur des habitants opprimes, recuser les voix d'Amsterdam et de Rotterdam, adresser des plaintes aux confe- 1) Pensionnaire de Haarlem et un des chefs du parti dκmocratique JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 37 derκs. La minorite d'Hollande y devait joindre les siennes, elle seule aurait ete reconnue legitime, le prince alors aurait publie un manifeste fulminant contre la cabale armee , et pour delivrer ses conci- toyens it l'aurait attaquee avec les armes de l'Etat. Tel etait le plan forme plus on moins entre les personnes bien intentionnees sans qu'il y eut de concert reconnu. Chacun selon sa penetration et son caractere y voyait plus clair et Von peut dire que c'etait plutOt une pente naturelle des esprits a la- quelle ils σtaient portes par les circonstances , qu'une combinaison reflechie de vues et de projets. Je suis sur qu'en allant pas a pas on aurait mene tout le monde au point de la revolution , mais on verra par la suite que l'affaire ne pouvait jamais reussir par la, faute de celui-la, justement qui devait jouer le pre- mier role. Je donnai quelques soupcons a plusieurs de nos deputes a l'assemblee des societes sur la gran- deur de nos projets et je les enflammai de tout l'ent- housiasme qu'il faut dans les mouvements civils pour braver les dangers. C'etait mardi. B. fallait a La Haye signer un acte de qualification. Plus de trois mine personnes souscrivirent et samedi , de grand matin , on fut porter la requete au grand pensionnaire. Jean Bentinck etait a la tete des constitues a La Haye 1). Il presenta a Mr. de Bleiswijk 2) les con- stitues de quelques autres villes. Il lui remit encore les requetes de quelques villages. Le magistrat, frappe, les recut avec beaucoup de politesse et Bentinck a qui j'avais bien appris son role , s'acquit parfaitement de sa commission. Hartsinck etait alle avec lui, t) Frκre puinκ du comte de Rhoon. Il etait directeur de la sociθte orangiste de La Haye. ) Pensiounaire de Hollande, patriote mod6r6. 38 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 1 1787. porteur d'une requete, signee par lui et Helsdingen 1), son co-directeur de la Societe, au nom de plusieurs milliers d'habitants d'Amsterdam. Tous deux etaient fugitifs apres le pillage des maisons de ceux que les patriotes craignaient davantage 2). Aussi la plupart quitterent-ils la ville. Alors le public commenga de s'apercevoir que ce pretendu grand nombre de sous- crivants , porte par quelques-uns a quarante mille , n'etait qu'un mensonge grossier et les personnes les mieux instruites surent qu'on n'avait jamais vu au-dela de trois a quatre mille noms. Ceux qui soutiennent aujourd'hui qu'il y en avait six mille ne me persua- dent pas. Hartsinck garde a ce sujet un profond silence. Des ce moment les societes a Amst[erdam] furent reduites a rien et le parti n'y existait presque plus. La nouvelle arriva a La Haye mercredi , lendemain de notre assemblee des societes. Nous avions des officiers a Amsterdam qui de mιme que les chefs vinrent l'un apres l'autre apporter la terreur et la confusion. Rhoon pour donner a un de ses awls, qui y retournait, des pistolets qu'il avait a Zorgvliet 3) , au milieu de ce bruit se jeta - sur son cheval pour les chercher. Rudolph Bentinck 4) me dit alors : „Quelle idee! vous nvoyez bien qu'il peril la tete !" En attendant je songeais au moyen de retablir nos affaires dans cette puissante ville; avec Rhoon et Rudolph dans la bibliotheque , j'instruisis un certain major Van Hamel qui a fait la guerre aux deux Indes , homme intelli- 4) Courtier en produits coloniaux , κtabli a Amsterdam. 2) Il y avait eu a Amsterdam des dκsordres et un combat au pont de Kattenburg. On en trouvera le recit dans Colenbrander. op. cit. 3) Propriete de la famille Bentinck aux environs de la Haye (aujourd'hui dans la ville). 4) Son frιre, dit par erreur M. Fr. de Hogendorp. C'est Bentinck l'Anglais. JOURNAL DE G. K, VAN HOGENDORP , 1787. 39 gent, brave et ruin& Nous lui donnthnes de l'argent et des adresses ; it partit et promit de nous faire un rapport fidele dans peu de jours. Ii revint en effet, mais soit qu'il eut d'autres projets en tete , soit qu'il craignit de s'exposer avec nous qui agissions si indiscretement, it nous abandonna et je n'ai jamais remarque que Rhoon s'en soit apercu. C'est apparem- ment que ce projet n'etait pas ne dans son esprit; ii n'avait pu y prendre de fortes racines. Dans ce temps-la, je poussai avec une activitO incroyable les signatures de la requete a l'appui du. Declaratoire du Prince. J'ecrivis du Texel a Helvoet- sluys a tous les chefs du parti dans les principales villes et meme dans les villages. J'y distribuai vingt mille exemplaires du Declaratoire que Rhoon avait fait imprimer. Jo rangeais dans le plus grand ordre tous les papiers que je recevais , je faisais mettre en ordre toutes les requetes par un notaire et je marquai dans les gazettes le nombre des requetrants qui se presen- talent chaque jour. Je ne pus assez m'etonner et m'ailliger tout a la fois de la pusillanimite des per- sonnes en place qui n'osaient rien entreprendre et de la bonne foi des campagnards et du petit peuple des villes qui faisaient aveuglement tout ce que nous leur demandions. En meme temps j'entrepris avec Rudolphe Bentinck d'engager Rhoon a plus. de methode et d'ordre dans le travail; je lui proposai une distribution reglee de son temps et de ses appartements , je mis de l'ordre dans tous les papiers qui regardaient nos assemblees, les souscriptions ou en general la correspondance secrete. Dials en vain. Ii se montra incorrigible., Je fis alors de serieuses reflexions sur le peril qu'il y avait a entretenir des liaisons qui a tout moment pouvaient me perdre et ou j'avais toujours a craindre des imprudences mine fois plus redoutables que la 40 JOURNAL DE G. K. VAN HOG ENDORP , 1787. perfidie. Tous les jours j'avais a trembler pour Rhoon et par contrecoup pour moi. J'aurais desire de pouvoir servir la cause que j'avais embrassee d'une autre maniere que de concert avec ce jeune homme 1) , mail it n'y avait que ce moy en. J'avais commence une correspondance reglee avec Van Citters qui communi- quait mes lettres a LL. AA. et qui me caressait beaucoup , et comme je lisais les notules des Etats de Rhoon , mes nouvelles etaient fraiches et interessantes. Les societκs subsistaient a l'ombre de Rhoon. La garnison de la Haye jetait les yeux sur lui. Son nom encourageait les requetrants. Au cas d'une revo- lution que je l'ai toujours juge incapable de conduire, it n'y avait que lui qu'on pouvait mettre a la tete; sa maison etait le rendez-vous de l'opposition, l'asile oil l'on pouvait agir en liberte , le sanctuaire ou l'on pouvait mettre des papiers. Ces considerations m'en- gagerent a tout risquer avec lui. J'acceptai la clef d'une porte de derriere de sa maison, cello d'un bureau dont it avait l'autre. Jo me montrais quelque- fois avec lui en rue et dans la societe , taut pour gagner davantage son amitie que pour montrer que j'avais sa confiance. En ce temps-la, je me determinai a tenir mon frere Willem eloigne de ces affaires et j'appuyai son dessein d'aller a Maestricht pour quelques mois. En effet un fils aux Indes , l'autre a l'armee 2) dans la province d' Utrecht, moi tour les jours en danger: voila pour ma mere et mes soeurs assez de motifs pour menager mon frere qui pouvait demeurer leur 1) „Van denzelfden leeftijd als Gijsbert-Karel , 25 jaar" (Note de M. Fr. de Hogendorp). Rhoon avait memo quelques mois de plus quo Gisbert-Charles. 2) Dirk etait parti aux Indes; Frederic etait a l'arm6e, Guillaume devint commis. (u3rieven en Gedenkschriften, II). JOURNAL DE G. K. VAN HOG-ENDORP , 1787. 41 unique soutien. Ainsi je puis dire qu'apres de pro- fondes meditations sur le parti que j'avais a prendre, je me devouai a la cause que j'avais epousee. Il faut pourtant avouer qu'un sentiment different de tous ceux que j'ai touches m'attachait encore k Rhoon; c'etait un penchant que je me sentais pour sa soeur qui par dessus tous ses freres , sa mere et sa belle soeur qui ra'accablaient d'amities , avait pour moi des procedes plus marques et auxquels j'etais plus sensible. Charles 1) revint peu apres de Paris et je me liai avec lui dans l'espoir de gagner par lui sur l'indocilite de Rhoon ; mais Charles , avec de l'esprit , des con- naissances et du savoir•vivre n'a pas de quoi com- battre l'energie de caractere qui rend son frere intraitable des qu'il s'apercoit qu'on a dessein de le mener. Cependant a force de le pousser on obtint du Prince qu'il se rendit a Amersfoort pour Bonner plus d'activite aux operations dans la province d'Utrecht. La la ville etait devenue un boulevard de la faction par l'arrivee du Rhingrave 2) qui s'y etait rendu a la tete de son corps , des qu'il eut appris que des troupes s'approchaient et qu'au cordon de Hollande on avait donne les signaux convenus. Plusieurs regiments avaient ordre de marcher au meme instant, mais les chefs avaient refuse de passer les limiter sans les patentes usitees des Etats-Generaux. Mr. de Salm , sans avoir memo d'ordre de sa province , osa franchir le pas. Sa temerite le servit merveil- 1) Charles Bentinck, frκre de Rhoon, et ami des Fagel. Il avait alors 23 ans. 2) Le Rhingrave de Salm-Kyrburg, officier allemand, protιgι et pensionnθ par le gouvernement frangais. Un des chefs de la fac- tion dκmocratique et commandant en chef des patriotes a Utrecht 42 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. leusement en cette occasion , car it forcait le parti a le punir, ce gull ne pouvait plus , ou A, s'embarquer avec lui. Il donnait meme cette espece de contrainte k la France. Le Grand Pensionnaire l'appela un monstre ; on dit publiquement a La llaye qu'il avait perdu sa tete et cependant ii y vint et dit h Rudolph Bentinck : „Quelle sottise de croire le bruit „repandu que j'aie fait attester a la vie du Prince, ,,moi qui prie Dieu tous les jours pour sa conservation „et qui croirais mon parti ruins par sa mort!" Depuis, it avait fortifie Utrecht le mieux qu'il pouvait et tous les jours it lui arrivait des renforts de bourgeois auxiliaires. On craignit son esprit entreprenant , on voulut mettre a. couvert la province mais biers plus en- core les maisons de campagne des membres d'Etat assembles a Amersfoort. II y eut un camp a Zeyst, malgre l'avis sense de Mr. Du Moulin 1) qui le voulait sur les hauteurs d'Amersfoort. Mon dessein , en pressant le prince de se rendre en cette derniere ville , etait de l'approcher de la Hollande pour y entrer plus facilement avec des troupes. Il n'y etait pas encore que Mr. de Blitterswyk 2) arriva de Nimegue, oil l'on avait peu gouts ses plans conciliatoires, fruits perfides des conferences tenues chez le grand-tresorier et qui n'avaient d'autre but que d'endormir le bon parti. Mr. van de Spiegel etait arrive de Nimegue peu avant lui, avec le, dessein de remettre les troupes sous les ordres des Etats-Generaux. Apres de longues conferences et mainte deliberation infructueuse it fit 1) Le general Dumoulin, directeur-general du genie. 2) Baron van Lynden van Blitterswijk , representant du Premier Noble en Mande, issu d'une famille noble de Gueldre, que prote- geait le Stadhouder, mais dont plusieurs membres etaient opposes a la maison d'Orange. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 43 conelure la fameuse piece qui permettait aux troupes de se retirer du territoire de Hollande, si les ordres de cette province les embarrassaient dans l'exercice de leurs devoirs , a la suite du serment fait a la Gen6ralit6. Une autre resolution cassait Mr. van Rijssel 1). Des ce moment nous nous mimes a travailler sur tout le cordon h la fois , pour l'engager a, la retraite. Jamais entreprise n'a ete plus perilleuse. II fallait que ,les officiers suspendus dans leurs fonctions par les Etats de Hollande se remissent a la tete de leurs troupes; ii fallait surtout gulls eussent de quoi suppleer aux gages retenus par la province; it leur fallait des assurances de la part de la Gueldre et des indications pour la route. Tout cela se fit tant par lettre et par messagers que de vine voix. Bal- neavis 2), qui donna le branle , prit ses habits chez Rhoon. J'ai souvent eu des insomnies d'inquietude sur ce qui pouvait arriver et la nuit, une sonnette d'un courrier qui arrivait, ou d'un homme de confi- ance de la part de Rhoon m'eveillait quelquefois en sursaut. Je suis fiche que plus d'une fois Harris ait fourni des sommes a Rhoon, qui cependant ne peuvent guere passer six mille florins et qui servaient a sup- pleer au fonds national des societes 3). Il m'en a plus d'une fois offert davantage et voyant que je refusais constamment d'entrer dans ces sorter d'affaires 1) Ou plutOt le suspendait, 10 juin 1787. Le general Van Rijssel κtait le commandant d'un cordon de forces patriotiques κtabli sur les frontiκres de Hollande. 2) Colonel 6cossais au service de la Republique. 3) „Dans le budget anglais it y a 191.000 livres de dκpenses faites par l'Angleterre en Hollande au temps des troubles..... C'est la maison Hope qui avait fait les avances ..... " Caillard , dep. 3 juillet 1789. (Archives des Affaires Etrangκres, a Paris). 44 JOURNAL DE G. K. VAN IIOGENDORP, 1787. avec lui, it voulut enfin que je fusse l'arbitre s'il fallait ceder ou non aux instances de Rhoon , ce que le plus souvent je refusals encore. J'avertis plus d'une fois celui-ci qu'il y avait de l'imprudence a prendre de l'argent d'un ministre stranger, mais it me dit qu'il avait eu les memes scrupules, mais qu'il n'en avait plus, et que d'ailleurs it donnait quittance. Depuis le retour de Harris, qui avait eu lieu vers l'epoque du Declaratoire , it s'etait repandu un bruit sourd dans le public que l'Angleterre nous fournirait tout l'argent qu'il fallait. Il est incroyable h quel point on abusa de cette supposition. Harris doit avoir appris a mepriser un parti de gueux. Il me prenait de plus en plus en affection , d'autant plus qu'il apercut l'impossibilite de traiter avec Rhoon. Celui- ci s'offensa meme a la fin des froideurs qu'il remar- quait. Il fut jaloux de Charles, mais ii l'etait si peu de moi que ma liaison avec Harris lui faisait plaisir, dit-il, afin que par ce moyen it put etre tenu au fait des nouvelles. Harris en effet me lisait les de- peches du ministers , ses propres lettres et souvent it me priait de passer chez lui pour raisonner sur l'etat des affaires, avant qu'il ecrivit ses depeches dont quelques-unes, fort longues, prouvaient les connaissances qu'il avait acquises de notre constitution et doivent avoir fait un grand effet sur le ministere anglais. Van de Spiegel fat une couple de fois de jour chez lui et Harris l'aimait, beaucoup , le nommant soul capable de mener les Etats-Generaux et le plus propre un jour au Grand-Pensionairat. La fermetσ de cet homme, jointe a sa douceur et a sa simplicite, ne pouvait jamais paraitre dans un plus beau jour que lorsqu'apres la fameuse resolution pour le cor- don, prise le dimanche, ,on apprκhenda excessivement les deliberations des Etats de Hollan.de du mardi JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 45 suivant. Il demeura h La Haye , pour les attendre , quoique les dietes prochaines de Mande , oil it avait un grand compte a rendre et beaucoup d'opposition a craindre , l'obligeassent de presser son depart. „On m'a demands", me dit il , „au Besogne 1), ce que je ferais si on prenait des mesures violentes. Je prendrais", repliquai-je, „ma canne et mon chapeau et je me rendrais h, la Grand-Garde oil je sommerais l'officier par son serment aux Etats-Generaux de defendre un de leurs membres menace , ou si je n'avais pas le temps, farreterais le premier officier que je rencon- trerais en rue et l'obligerais a tirer 1'ep6e pour me delivrer." Je voudrais bien qu'il filt arrive quelque chose de pareil, parse que l'enthousiasme se serait empare de tour les esprits qui etaient singulierement echauffes. Cependant ces deliberations taut appraen- dees aboutirent a des propositions secretes , mail a present connues de tout le monde , d'ordonner a dix ou douze des principaux deputes aux Etats-Gen6raux de quitter la province, comme ennemis de 1'Etat. Jamais on ne put rien conclure a ce sujet , et l'on perdit les troupes sans se venger. Dans ce temps-la je renouvelai mes efforts pour engager la minorite de Hollande a une demarche et je vis clairement que tout dependait de Delft et par la d'Emans 2). Dans la Sud-Hollande nous n'avions que cette ville , Gorcum et la Brille. Les quatre villes de Nord-Hollande bien intentionnees ne fai- saient que suivre. Le corps des Nobles qui aurait pu faire la loi n'6tait pas assez considers. Aucun de ses membres n'avait la confiance des regents , par 1) Commission. 2) Emants, pensionnaire de Delft, beau-frθre du fiscal de l'ami- raute de la Meuse Pierre Paulus, qui etait un des chefs du parti patriote. 46 JOURNAL DE G. K. VAN 110GENDORP, 1787. incapacite pour les affaires. Rhoon n'etait aime que du peuple. Delft , seule entre les grandes villes, qui avec peine avait 4chappe h la remotion, donnait toute sa confiance a son pensionnaire, le plus faible des hommes , allie a Pieter Paulus et qui tremblait a la seule vue du danger que celui-ci , apparemment, lui peignait des couleurs les plus formidables. Je fus chez lui avec Rhoon et je le trouvai tel que je viens de le depeindre. C'est un homme qui a la routine de l'assemblee de Hollande, quelque discernement et voila tout son merite. Je me liai de plus en plus avec Reigersman par l'aptitude que je lui trouvai pour les affaires, sa grande activite et la confiance de Harris , dont it jouissait. Jo voyais bien d'ailleurs qu'il gouvernait De Larrey dont ii ambitionne le poste. Je reconnus encore son ambition par une espece de jalousie qu'il me cachait, mais qui parut par un mot de la Princesse, qui me marquait de ne pas parler de ses lettres a De Larrey ni a Reigersman. Dans la suite elle m'a dit que ces messieurs voulaient bien qu'on profit&t des nouvelles que je donnais , mais que la grande difference d'age . . . . Je compris par ces mots qu'ils desiraient que je ne me melasse pas de donner des avis, que la Princesse croyait pouvoir m'en demander, mais qu'elle pensait devoir manager les vieillards. Cependant a force de le pousser, Reigersman ne me consultait pas moins en particulier; Larrey un jour que je lui fis un rapport detaille de ma course a Nimegue, me dit, en me pretant la plus grande attention: „Vous avez une extreme justesse d'esprit". Un soir, dans la bibliotheque de Rhoon, que j'etais rempli de l'idee d'un grand coup a faire et plus ou moins annonce par le Declaratoire, songeant aux JOURNAL tot G. K. VAN ITOGENDORP7 1787. 47 requAtes qu'on ne cessait de presenter en faveur du prince , a la retraite du cordon qui se faisait alors , a la commission de Woerden decernee ') dans ce temps-la et depourvue de moyens pour le moment, je composai une seconde piece au, nom du Prince, qui tendait a prouver l'illegalite des Etats de Hollande tell qu'ils s'assemblaient depuis les remotions , a faire voir que tous nos maux decoulaient de cette assemblee d'usurpateurs, et h declarer que destine par son kat a proteger les droits de ses concitoyens , le Prince devait detruire ce pouvoir qui n'etait du qu'a, la violence. Apres cela les armes auraient decide , et reellement n'avait-on a craindre que pour Amsterdam, oil cependant le parti etait moins uni et la defense encore infiniment plus faible que nous ne les avons trouves apres que les colleges de defense eussent pris de la consistance. Je donnai ma piece a Reigersman qui voulut en faire une lettre aux Etats-Generaux pour leur annoncer le dessein de delivrer la Hollande. Il m'avait engage a coucher par ecrit mes idees. II en fit aussi beau- coup d'usage dans la lettre qu'il composa et dont it me pria de me charger pour le Prince. Dans ce temps-la, ma correspondance avec le vieux Van Citters etait vive et comme nous penchions tous deux pour un coup decisif, it me pressait beaucoup de tout preparer pour le faire. Le general Van der Hoop 2) etait absolument du memo avis. Je me souviens qu'it la conference dont j'ai parle qui fut suivie de la signature du Declara- toire , le general Dopif me dit a l'oreille: „Il faut marcher a la tete de quinze mille hommes" , a quoi Stockum applaudit. Je leur repondis: „Messieurs, au 1) Dλcretκe (Note de M. Fr. de Hogendorp). 2) Hoofd van 't prinsenleger to Zeist (Ibid.), 48 JOURNAL DE G. X. VAN IIOGENDORP, 1787. nom du ciel, ne perdez pas de vue ce moyen-1a". Des lore tous mes projets visaient a rendre cette demarche inevitable et legitime. Enfin Van Citters m'ecrivit peremptoirement: ,, Venez". Jo partis en consequence avec mes papiers , accompagne de Mr. Dankaerts , officier rempli d'ambition , intelligent et beaucoup employe par R. Bentinck. Van de Spiegel m'ayant averti qu'il se trouvait a Nimegue beaucoup de fusils, retires d'une seig- neurerie du Prince, oil les patriotes auraient pu s'en emparer, , je formai le projet de les distribuer a nos amis en Hollande. Je voulais etablir un magasin a Bommel, de 1A, armer les habitants de 1'Alblasser- waerd et pousser les armements aussi loin qu'il pouvait aller, , fiit-ce jusqu'aux portes d'Amsterdam , pendant que le Prince entrerait d'un autre cote dans la province. Je communiquai mes idees a Dankaerts qui se chargea de toute l'entreprise moyennant l'agre- ment de Bentinck et du Prince, dont je pouvais l'assurer. Nous tournames Gorcum parce que les regiments de Waldeck et de Salm venaient de se retirer de cette vile. C'etait un spectacle interessant que tous ces soldats ranges des deux cotes de la digue , ornes d'orange et chantant victoire comme si d'avoir echappe a la tyrannie de la cabale et aux ordres de Mr. Van Rijssel eut ete un triomphe pour eux. Les officiers et surtout Mr. Van Koeverden , major des mariniers de Salm , qui avait eu la plus grande part a la re- traite , avaient l'esprit exalt6 et it paraissait biers qu'ils avaient ete incites longtemps par leur honneur et leur devoir avant d'en venir a une extremite qui devait les ruiner, mail qui seule pouvait les preserver d'une honte certaine. J'ai vu, depuis, le general Grenier a Nimegue. Il se trouvait dans le meme kat. Un capitaine 301.111NAt DE G. K. VAN' HOGENDORP , 1787. 49 d'artillerie appele Lombach , Suisse et fort ardent, faillit perdre l'esprit a la memo occasion. Je sais bien qu'en general la clAlicatesse sur le point d'hon- neur est peu connue et nullement estimee par nos regents , mais les patriotes ont surtout neglige cette qualite des militaires et je crois qu'ils se soot repentis souvent de leur faute, puisqu'elle a revolte contre eux les simples soldats , au point qu'un bataillon de Hardenbroek , pour se retirer , a chasse ses officiers et a marche sous la conduite d'un simple soldat. Il faut bien que ce point d'honneur soit un instrument merveilleux entre des mains habiles , puisque le roi de Prusse n'aurait jamais sans lui forme une armee qui l'a place au rang des premieres puissances. Arrive a Amersfoort , je fus d'abord a la maison d'un negociant juif que le prince occupait. 11 etait au lit. Je laissai au portier le nom du logement oit j'avais dessein de me rendre, avec un billet au prince pour annoncer mon arrivee. Le matin on ne m'appela pas, Dankaerts me dit : „C'est ce que le prince ne fait jamais." Je fus chez Van Citters. Peu apres le Prince entra. Il eut de l'ombrage, comme it a presque toujours en me voyant, mais que je dissipai cette foil en le complimentant sur la retraite des troupes. A mon entree Van Citters m'avait dit: „He bien, pouvons-nous arriver en Hollande? N'y „a t-il rien a present qui nous retienne ?" C'est au milieu d'une conversation, commencee sur ce ton, que le Prince nous interrompit. Je ne sais s'il feignit pour mieux me penetrer ou s'il eut un instant de courage, mais it se montra determine a se rendre en Hollande, it se fit lire par moi la lettre de Reigers- man. 11 l'approuva , mais comme elle tendait a lui faire obtenir une autorisation des Etats-Generaux et que vela pouvait trainer en longueur, it me pria de concerter un plan qui accelerat le moment de sa Bijdr. en Meded. XXVII. 4 50 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. marche. Alors it se mit h raisonner sur les evene- ments de ces dernieres annees. Il desirait, dit-il, que le Stadhouderat eat ete aboli l'an 1782, persuade que la nation l'aurait rappele , lui ou son successeur, parce que toes les quarante ans le peuple demandait du changement. Il blama feu le Bourggrave de Lyndon qui n'avait pas voulu croire que les patriotes iraient si loin. Rentre dans ses droits , it voulait , disait-il, comme Sylla , abdiquer son pouvoir. Tout le jour it n'y out plus moyen de lui parler sur cette affaire et j'eus de la peine a obtenir des ordres pour le magasin de Bommel qui ne furent pas executes l). Mal loge a l'auberge , je demandai a Mr. Van Citters, pour ecrire a mon aise, une chambre a la cour, voisine de la sienne. Il me la promit pour y loger et je Poccupai ensuite toutes les fois que je fus a Amersfoort. J'y dressais un plan que le Prince voulut voir le lendemain matin. Il s'assit, it nous fit asseoir, Van Citters et moi, et lut lui-meme la piece avec beaucoup d'attention et presque en trem- blant. „Ce plan est beau", dit-il, „pourvu qu'il 1) Le premier doute que je concus sur la bonne foi des dispo- tions que le Prince fit paraitre en cette occasion , c'est que lorsque je l'eus mene en imagination a la Haye oil it m'avait suivi sans m'interrompre, it m'arrιta pour me dire: „Et puis it faut un pinkje tout prιt A Scheveningen." Ce soir-la le Prince me caressa beaucoup et entre autres, apres souper, au milieu de cinq ou six courtisans, en raisonnant, ou plutOt en plaisantant sur les affaires, apres une pause, it se tourna vers moi et me prenant par le bras, it dit: „Si Mr. de Hogendorp etait grand pensionnaire de Hollande, les affaires iraient mieux." Depuis ce moment Mr. de Rozendaal m'a toujours appelκ ainsi. Je rapporte cette anecdote parce que les oppositions secretes du Prince a mon etablissement de pensionnaire de Rotterdam tiennent probablement a rid& qu'il a lui-meme coupe de mon elevation future qu'il redoute a present. Note du manuscrit. Le baron Torck van Rosendael etait un membre influent des societes orangistes. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 2 1787. 51 soit executable." ,,Pourquoi non ?" repliqua le vieux conseiller. On agita la matiere et la conclusion fat de m'envoyer a la Princesse. Van Citters desirait beaucoup qu'elle vint chez le Prince, mais celui-ci trouvait mille raisons pour l'empecher, sans pou- voir cependant cacher la veritable , qui etait sa jalousie. J'avais recu de Mr. Van Citters plusieurs papiers qui avaient rapport au plan que je proposais, et qui paraissait si naturel qu'il fut naturellement concu par differentes personnel a la foil et que les patriotes meme s'y attendaient. Le general Van der Hoop avait couche ses idees par ecrit, declarant qu'il ne pouvait examiner l'affaire constitutionnellement, mais en soldat. Son plan etait tout militaire : it voulait prendre la Hollande d'assaut. La Princesse y avait ajoute des considerations politiques. Elle voulait revetir la force de la forme et cela etait fort sage. Mais quoi qu'on put dire au Prince, it ne voulait jamais consentir a entamer la province sans l'attache qu'il etait absurde de demander. Ne me doutant pas encore de l'incapacite morale du Prince de preter la main a un plan aussi eller- gigue , et ajoutant foi aux pretextes dont ii se ser- vait , je lui proposal de se faire une escorte d'officiers de ses amis , tous suivis de plusieurs cavaliers en livree , au moyen desquels je m'assurais , par la con.- naissance que j'avais des lieux et des habitants, qu'il passerait en toute siirete le faible cordon de bour- geois qui occupait les frontieres , soit qu'il prit son chemin par Nieuwersluys , facile a surprendre et que Mr. Du Moulin s'offrait de livrer, , ou soit qu'il pre- MAI la route que Mine la Princesse a prise depuis. Tout en lisant ma piece, it se troublait et je vis que Van Citters en augurait mal. A la fin it trembla, me rendit le papier et me renvoya comma j'ai dit 4 52 JOURNAL IA G. K. VAN ItOGENDORP, 1787. a S. A. R. Je m'y rendis en diligence 1), porteur d'une lettre qui expliquait la besogne. J'entretins fort longtemps la Princesse et depuis ce moment j'ai de jour en jour ete plus avant dans sa confiance. Comme des mon enfance, par un simple mouvement de generosite, elle a toujours prix beaucoup de part a moi, en m'envoyant, apres le malheur de mon pere , dans le corps des cadets a Berlin et en pen- sionnant ma mere pendant plusieurs annees , je me Buis aussi senti pour elle une reconnaissance vive qui a augmente avec ses infortunes et l'experience que le public a faite, et que j'ai plus encore faite en mon particulier, des grandes qualites et des sublimes ver- tus qui forment son caractere. Elle tient sans doute du sang prussien , portant la fermete et le courage jusqu'h, l'audace , qui neanmoins ne detruit en elle aucune des qualites qui appartiennent a son sexe dont elle conserve toute la decence , au point qu'elle n'a jamais voulu s'arroger sur son epoux une pre- eminence qui pent-titre aurait prevenu sa chute; mais au contraire tout ce qu'elle a fait c'est sous le nom du Prince , qu'elle defend toujours contre ceux qui se plaignent de lui. Il est stir qu'il lui fallait beaucoup de genie pour se mettre au fait des affaires, auxquelles elle n'a certainement pas ete elevees, et de notre gouvernement si ,complique auquel le grand nombre des membres d'Etat n'entend rien ou tout au plus ce qui est de sa sphere. Son activite est si grande qu'a Nimegue, peu avant la revolution, elle se levait au milieu de la nuit pour ouvrir des d6pe- ches , les dechiffrer et expedier une reponse. Je le sais puisqu'elle m'envoyait les papiers au moment meme et me mettait a l'ouvrage en meme temps qu'elle s'occupait. Mais son activite est encore dirige 1) Len juin. Note du manuscrit. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 53 par un esprit d'ordre et par une methode qui la double dans ses effets. Jamais elle ne remet ce qu'elle a le temps d'achever. Jamais elle ne fait attendre longtemps. La mauvaise reussite d'une entreprise ne la rebute pas. Il n'y a pas de difficult4 pour elle et sa resolution , elle l'inspire a taus ceux qui peuvent lui rendre service. Elle possλde meme un art merveilleux de s'attacher les personnes qu'elle estime , par un air gracieux et par mille dis- tinctions flatteuses. Elle cache de meme des senti- ments peu favorables , pourvu qu'ils ne passent pas un certain point, car alors son mepris eclate sans nulle reserve. Telle que je depeins S. A. R., apres m'avoir ecoute jusqu'au bout avec toute l'attention possible Elle m'appointa le lendemain matin et me dit alors qu' Elle avait commande des chevaux pour se rendre a Amersfoort. La veille je me souviens qu'Elle ba- lancait sur ce qu'il fallait faire de Hartsinck , qui etait venu avec sa femme lui faire la cour et qui voulait se rendre par Bruxelles a Londres, quoiqu'il offrit de rester pour renouer des agociations a La Haye, tendantes a peu pres au meme but que je me pro- posais et qui etait universellement adopte. J'avisai que s'il pouvait rendre quelque service a Amsterdam, it fallait profiter de son zele et qu'a La Haye it ne ferait qu'embrouiller, , ayant d'ailleurs perdu tout credit chez Rhoon et chez taus ceux qui avaient quelque pouvoir. On suivit mon conseil et Hartsinck partit le lendemain. En attendant R. Bentinck , sur le bruit de mon arrivee a Nimegue , etait venu d'Arnhem pour ap- prendre ce qu'on allait faire. A peine fut-il informe du dessein de S. A. R. qu'il s'y opposa vivement Cant envers moi qu'envers Elle. II lui representa que si , dans cette extremite, avec la mauvaise con- 54 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. duite du Prince, ii arrivait, comme it etait facile a, prevoir, , que les affaires fussent ruinees , ses enfants pourraient encore se relever, au lieu que si Elle unissait irrevocablement son sort h, celui de son epoux, une meme disgrace pouvait les envelopper et perdre toute la maison h la foie. Il appuyait sur ce que jamais le Prince ne se preterait a la demarche qu'il faisait semblant d'approuver, tandis que par une ruse grossiere et lionteuse , it abusait tous ses amis et la Princesse la premiere. Il me conta plusieurs traits du Prince pour me prouver sa lachete, entr'au- tres qu'il avait dit l'ete passe a Loo qu'il n'etait bon a rien si on ne le forpit , et que pour tirer parti de ses talents it eut fallu pouvoir le traitor a la prussienne et lui Bonner tons les matins une bonne volee de coups de canoe. Mais quoi que Bentinck fit pour l'empecher, la Princesse ne voulut pas dans cette occasion, aussi peu qu'auparavant et (du) depuis, separer ses interets de ceux de son epoux , et soit qu'elle put un instant se flatter de voir le Prince adopter des sentiments dignes de lui, soit qu'elle voulut pousser au Bernier exces sa resolution de defendre le Prince, vis a vis meme d'un homme qui le connait si bien, elle allegua ce que je lui avais rapporte de l'impatience du Prince , qui trouvait nos mesures trop lentes. Quand Bentinck la vit determinee a partir, , ii prit le parti de la suivre. Arrivant a l'hOtel du Prince, j'appris que les fourriers avaient (MA divulgue la nouvelle du voyage de S. A. It., et comme c'etait huit heures du matin, on me laissa dans l'anticham- bre , en attendant que le Prince faisait ses prieres. Je crois qu'elles n'ont jamais ete plus longues et que s'il a prie Dieu de lui accorder du courage, it n'a pas ete exauce , car en sortant tout egare, it me demanda le paquet de S. A. R. qu'il ouvrit en trem- JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787, 55 blant avec la paleur sur le visage , les joues enfl6es, la bouche beante et, comme j'attendais qu'il m'adressat la parole , au lieu de me parler, it mit de cote les lettres et lut ou fit semblant de lire , dix fois peut- 6tre , une gazette qui ne pouvait rien contenir de fort interessant. Tout le jour , jusqu'aprιs diner , quo la Princesse arriva, je demeurai dans 'Incertitude, et mes plus belles esperances de ramener le Prince a La Jaye s'κvanouirent et firent succeder un abat- tement d'autant plus grand que les fatigues avaient amble ma constitution physique , sans que je m'en fosse apergu Cant qu' avait durσ cette exaltation de l'esprit. L'arrivee de la Princesse ne me tranquillisa guere et je voyais bien que pour ne rien dire de plus, elle n'avait pas persuade son epoux. Le lendemain matin , Mr. Van Citters fat appele aux conferences dont je me voyais avec peine exclu. 11 monta et me dit , avec un sourire de pitie et de desespoir, que rien ne pouvait engager le Prince a un parti energique , et qu'il avait nomme Guillaume I ingrat envers son maitre et rebelle et Guillaume III dena- ture, tyran heureux , et que sail-je encore , quand ou lui cita l'exemple de ces princes qui ont illustre sa maison. Mr. de Zuideras fut appele ; enfin je le fus aussi. Mais le Prince, sous pretexte de l'heure de la parade et d'affaires militaires , sortit au moment qu'il me vit entrer. A cette occasion , c'etait me faire un compliment sans doute , mais a present je remarque trop que, pour l'avoir vu a decouvert , je lui inspire de ''aversion et qu'il se deferait de moi le plus volontiers du monde. Voila les Brands, et voila malheureusement la nature humaine ! A diner la tristesse etait peinte sur mon visage ; plusieurs fois S. A. R. jeta les yeux sur moi, mais le Prince evitait jusques a mes regards. Apres diner 56 JOURNAL DE G. K. VAN HOG-ENDORP , 1787. Mr, Van Otters appela Mr. R. Bentinck et moi pour nous lire un papier de S. A. R. contenant la pro- position de se rendre a La Haye , pour inspirer de l'energie et du concert au parti qui avec cela sans doute pouvait triompher encore. Un moment apres on appela Mr. de Zuideras pour etre des nOtres. Ces Messieurs etaient dans l'extase et ne conside- rerent plus la Princesse que sous l'aspect d'une heroine pour laquelle it fallait se sacrifier. J'hesitai de Bonner mon consentement , trouvant qu'il fallait preparer les chosen. Toute l'apres-dinee , le prince etait agite des plus violentes passions , it se prome- nait la tete decouverte au jardin , en spectacle k tour les courtisans. Il y eut de longs entretiens entre lui et S. A. R. Enfin Mr. Van Citters appela de nouveau , pour entrer chez LL. AA. , Mr. de Zuideras, Bentinck et moi. Il etait facile de voir gull y avait eu des altercations sur le voyage et que le Prince s'y opposait. Il le declara bientOt, mais S. A. R. avec une male fermete , lui repliqua: ,,Savez-vous un „plan plus raisonnable? Dites le ! Mais it en faut un. „Je Buis prete a souscrire au vOtre et a travailler „pour le faire reussir. Mais si vous n'en avez pas „d'autre , it faut adopter le mien." „Qu'il etait petit en ce moment!" s'eria Bentinck quand nous fumes sortie. Mr. Van Citters, qui ne m'epargnait pas, proposa de m'envoyer a La Haye pour savoir l'avis des experts. En effet la Princesse me donna ce papier qu'elle nous avait fait lire par Van Citters. Elle y joignit une lettre a Mr. de Larrey a laquelle le Prince ajouta quelques lignes ineptes qui faisaient preuve de son depit et par lesquelles it deconseillait le voyage. Il ne me fut permis de consulter que Larrey, Reigersman et Royer. Je dois a la verite le temoignage que dans ces moments le Prince etait calme , qu'il souriait en se promenant par la chambre, J-OURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 1 1787. 57 qu'il avait meme l'air railleur qui prouve chez lui une satisfaction interieure. Etait-ce qu'il se sentait debarrasse du poids de l'enorme entreprise qu'on lui avait conseillee , ou se rejouissait-il , apres taut de faux pas qui lui avaient 6te reproches , de voir S. A. R. resolue a une demarche qui lui paraissait egalement blamable ? Tout fatigue que j'etais , Mr. Van Litters me pria de partir sur l'heure. „Qu'est ce a dire", s'ecria-t-il, „si pour une bonne cause vous passiez encore une couple de nuits sans dormir ?" Je pris ma route par Wesep , oil devant le pont du Vecht ma chaise fut arretk par une vingtaine de bourgeois qui avaient cru decouvrir des cavaliers. Au moyen d'une fort bonne contenance , je passai par la ville , et prenant toujours des gens affides, j'arrivai a La Haye a dix heures du matin. J'avertis aussitOt Reigersman et je fus chez Larrey qui , sur la lettre de S. A. R. et ce que j'y ajoutai pour le mettre au fait , conclut facilement qu'Elle etait determinee et que le Prince n'osait s'y opposer vivement. En bon courtisan , it prit son parti tout de suite , declarant les apprehensions du Prince pueriles et l'arrivee de S. A. R. a La Haye necessaire au biers des affaires. Reigersman appuya l'avis de De Larrey et s'etendit sur plusieurs details, entre autres sur un plein pouvoir qu'a son avis le Prince devait donner a la Princesse avec une instruction qui abandonnait la plupart des choses a sa discretion et qu'il dressa meme avant mon depart. Quand je la presentai au Prince, it se fαcha et dit que la Princesse n'etait pas son ambas- sadeur , que ce n'etait pas comme s'il commettait Mr. Reigersman , qu'elle pouvait traitor des choses sans ce papier. II parut pourtant dans la suite que le parti patriotique se servit du pretexte que la Prin- cesse n'avait aucun droit de se meler des affaires, qu'elle ne pouvait representer la personne de son 58 JOURNAL DE G. K, VAN HOGENDORP , 1787, epoux etc. C'est que l'esprit du barreau repand ces subtilites dans noire politique et que Reigersman , comme avocat, n'en est pas eloigne. Il voulait quo la Princesse fut preparee h tout evenement. Mais tous ces vains discours ne faisaient rien a la chose. Si S. A. R. arrivait a La Haye , ce n'etait pas pour disputer sur les termes ; la question tot ou tard out 4te decid6e par le fait. Ii y out un second conseil chez moi oil Reigersman fit de son mieux pour obtenir le consentement de Royer, et c'est alors qu'il lui echappa de dire: „On ne pout rien faire ,,avec le Prince, ii faut que la Princesse retablisse les „affaires". Royer coda avec peine a nos arguments qui ne le persuaderent certainement pas. Avec un attachement a la personae du Prince , devenu en lui une habitude, et avec un peu d'ambition, ne devait- il pas voir avec douleur l'abaissement de son protec- teur et concevoir plus d'inquietude sur une entreprise aussi hardie que l'etait cello de S. A. R. qu'il avait moins su encore apprecier que nous ? Il etait d'ail- leurs tous les jours temoin de la noire malice de ceux qu'elle trouverait en tete dans la province , qu'ils gouvernaient despotiquement, A diner chez Aylva 1) , je ne dis mot, je parlai memo fort peu de mon voyage, je repartis de la a six heures du soir. J'avais passe auparavant chez Harris que je n'avais pas trouve le matin. Je le fis descendre de son diner et l'etonnai par ce quo je lui annonoi. „Le Prince", me dit-il, ,,y a-t-il con- senti?". Je fus oblige de repondre affirmativement puisqu'il l'avait remis a la decision des trois Messieurs qui venaient de donner leur consentement 2). I) Les Aylva κtaient une des grandes families frisonnes. Plusieurs d'entre eux avaient pris part au mouvement democratique frison. s d'entre eux avaient pris part au mouvement democratique frison. 2) S. A. R. trouva fort bon que j'eusse inform6 Harris. Note du manuserit, JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 59 AussitOt it depCcha un pinkje en Angleterre pour prevenir, dit-il, le ministere , au cas qu'on eut besoin de quelque secours si raffaire tournait mal. Je repassai par la meme route, en quoi je fis impru- demment. Mais toute cette course a ete si dangereuse et tout dependait en telle maniere de la diligence que je passai aisement sur des considerations de ce genre. J'arrivai a Amersfoort au matin, le surlendemain du soir que j'etais parti. LL. AA. sortaient de 1'4glise et la Princesse, en me voyant , demanda avec viva- cite : „Oui ou non ?" Je repondis : „Unanimement oui, Madame." Sa joie eclatait dans ses yeux. Le Prince etait confus. Il y eut des audiences. Jo pensais tomber de mon haut, de sommeil et de lassitude. Apres cela j'entrai chez LL. AA. et pen- dant qu' Elles etaient debout, ainsi que Mr. van Citters et d'autres qui survinrent, le Prince m'obligea de m'asseoir et de parler toujours assis. On conclut de mander a Reigersman de preparer la route et les relais. Je m'offris de partir tout de suite pour La Haye, mais S. A. R. n'y voulut jamais consenter, disant qu' Elle ne voulait pas que je me tuasse. On me prepara un lit et pendant qu'apres tant de fati- gues je goutais les douceurs d'un long sommeil, Elle partit pour Nimegue avec tant de diligence et meme de negligence pour quelques affaires, que j'ai du croire avec raison qu' Elle craignit de nouveaux obstacles de la part du Prince. Le lendemain, Elle me fit presser par Van eaters de la suivre. Le Prince me recommanda d'insister aupres de S. A. R. pour lui menager encore l'occa- sion de la voir encore a Amerongen oil ii se proposait de se rendre du camp qu'il allait visiter, pour n'avoir pas l'air d'abandonner touter choses. Que ne lui dis-je alors pour animer ce faible courage et que ne decouvris-je en lui de faiblesse, de pusillanimite! „Il. 60 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. n'avait plus que peu de temps a vivre ," s'ecriait-il , „k l'exemple de ses ancetres tous worts avant rage de quarante ans. Il allait , quand l'evenement serait fort heureux, trouver un etat dont les finances etaient dela- brees , qui conservait peu de son ancienne splendeur." Tollius m'a dit souvent que le Prince croyait pouvoir vivre plus heureux dans ses Etats , oil it se libererait de ses dettes , oil ii serait riche parmi ses egaux , que dans la Republique oil l'emploi de Stadhouder etait si penible et si coilteux. R. Bentinck m'a plusieurs fois assure que l'ambition du Prince etait de se retire'', qu'il lui avait avoue que , voyant les choses aussi bien que la plupart de ceux qui Pen- touraient , it ne pouvait se cacher l'humeur bouillante et variable qui l'empecherait toujours de se bien conduire , qu'il ferait sans cesse le malheur des siens et le sien propre , qu'il etait un malheureux mail qu'il etait incorrigible. Et ce dernier sentiment lui donnait une joie maligns. Dans le temps dont je parle , it doit , en presence de S. A. R., s'etre presents en souriant levant un miroir, , et sur ce qu'Elle lui marquait sa curiosit6 sur ce qu'il pensait , it repliqua : „Voila un joli b . .. „pour un chef de parti" , ce que la Princesse rendit a Bentinck: „Voila une jolie physionomie etc a . ." Il y a peu de temps 1) que Tollius me dit que le Prince avait declare qu'il s'amusait mieux a Amersfoort qu'il ne fait a cette heure a La Haye , se plaisant a voir les evenements a quelque distance et a scouter de temps en temps les rapports qu'on lui venait faire. A Nimegue nous attendimes , si je ne me trompe, deux jours au moins la reponse de Reigersman qui enfin arriva avec la route a prendre , les relais etaient commandos pour une baronne de * * *, tante de 1) Le 17 dθcembre 1787. Note du manuscrit. JOURNAL DE G. K. VAN HOGJNDORP, 1187. 61 Me Danckelmann 1). Van Citters 2) que le Prince voulait retenir aupres de sa personne , quelques instances qu'il fit pour suivre S. A. R. , it n'y avait que Mr. de Zuideras , Bentinck et moi qui etions instruits du projet, quand je me vis dans la necessite d'engager la Princesse a s'ouvrir a Mr. Beelaarts 3) , qui sans cela aurait pu tout gater et qui n'en fit pas moins de son mieux , comme je vais dire. Cet homme ignorant et zele se donnait beaucoup de mouvement pour les interets du Prince ; it etait toujours par voie et par chemin, it courait souvent avec Rhoon qui s'attache a tous ceux qui lui paraissent de bons com- pagnons, et it se croyait de bonne foi un des chefs du parti. Frequentant notre societe , it ne pouvait manquer d'avoir quelqu'idee de la facilite de frapper un grand coup, mais en causant a ce sujet avec quelques jeunes gens et entr'autres Mr. d'Ungeren , des gardes, l'homme le plus 4cervele qu'on ait jamais vu, it avait donne dans la folio supposition qu'on drapeau orange , plante au milieu de La Haye, aurait fait la revolution pourvu qu'au premier signal le Prince se nit mis en marche pour le soutenir. Il se croyait assure de quelques bas-officiers , determines a tout faire, et c'est pour annoneer cette belle dis- position qu'il se reedit a Amersfoort le jour apres que la Princesse etait retournee h Nimegue. Apres une premiere conference qu'il eut avec le Prince , celui-ci vint en sautant me dire qu'il y avait d'excel- lentes nouvelles de La Haye et qu'il me fallait attendre qu'il m'entretint plus au long. J'attendis et je tachai de savoir ce que e'etait, mais je m'apercus bien que 1) Dame d'honneur de la princesse venue d'Allemagne avec elle a l'epoque de son mariage. 2) La periode suivante parait mal tournee. 3) Beelaerts van Blokland , regent de Dordrecht. 62 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENI)ORP , 1787. Beelaarts avait resolu de m'en faire mystere , puis- que malgre les plus vives instances de Van Citters, it ne voulut jamais s'ouvrir a moi, se doutant bleu, je pense , que je ne l'approuverais pas. La credulite de Van Citters, qui semblait persuade par la conviction intime que temoignait Beelaarts, m'a depuis fait concevoir de justes soupcons sur la solidite de son jugement 1). Cependant Beelaarts eut le meme sort que moi de voir ralentir la premiere effer- vescence du Prince et d'etre renvoye a la Princesse. Nous partimes ensemble. A peine eut-il donne les premieres ouvertures a S. A. R. qu' Elle fit entrer Bentinck, ne pouvant, disait-elle , l'entendre seule sur une affaire de cette importance. Quand Elle eut ecoute jusqu'au bout, Elle declara que ce projet etait fonde sur une base si peu solide qu'Elle ne pouvait l'embrasser. Cette repon.se, donnee avec politesse et avec ces egards que la cour observait scrupuleusement en ce temps-la et que surtout S. A. R. ne perdait point de vue , laissa quelqu'espoir a Mr. Beelaarts et it y avait tout a craindre qu'il ne causAt un tumulte a l'approche de la Princesse sans le savoir, , mais aussi sans pouvoir jamais Oter en public la forte prevention qu'il avait tout concerte avec Elle. Je ne vis de moyen pour l'empecher que de faire confidence du voyage a Mr. Beelaarts sous le sceau du secret. Il partit le lendemain , 24 heures avant S. A. R., et Reigers- man m'a souvent assure qu'il a prevenu ses amis a Haestrecht oil. la Princesse devait passer et que par son imprudence on a congu les premiers soupcons parmi les patriotes et dans le cordon. D. faut avouer cependant que Reigersman, en commandant dix-sept chevaux pour trois voitures , ne pouvait manquer de 4) „Le sieur Van Citters est plein de probite , mais borne comme ii n'est pas permis de l'κtre'' (Renfner). JOITRNAL DE G. K. VAN HOOENDORP, 1787. 63 r4pandre l'alarme , et it est de fait que cette circon- stance a fait croire par toute la province que le Prince allait se rendre a La flaye. S. A. R. a vivement senti cette faute , mail comme Elle songe peu au passe , qui est immuable , Elle pardonna genereusement Reigersman et me dit qu'Elle se tenait trop persuadee de ses bonnes intentions pour lui vouloir du mal. Pendant que nous attendions la reponse de la Haye, je travaillais a une note que je remis a S. A. R. pour servir a se rappeler tout ce qu'il y aurait de plus interessant a faire. Elle etait determinee a voir tout le monde , excepte les trois pensionnaires 1). Tollius devait la suivre apres quelques jours une forte depu- tation de la Gueldre , gens a tout entreprendre , se disposait au preside dans les Etats-Generaux pour la semaine prochaine 2). Je me souviens qu'emporte par mon zele et par l'enthousiasme assez general en ces temps , mes expressions tenaient plus d'une instruction que d'une note presentee a une grande Princesse. S. A. R. neanmoins la recut avec bonte et m'ecoutait attentivement sur tout ce que je croyais devoir lui dire. C'est que touter les formes, a la Cour comme dans les affaires, disparaissaient devant portance des sujets qu'on traitait. On agita quelque temps la question s'il fallait aller par eau et secretement ou par terre et sans se deguiser. S. A. R. avait d'abord eu la premiere idee et paraissait dans la suite pencher pour la derniere. Bentinck l'appuya, soutenant qu'il n'y avait pas de vrijcorps qui osat toucher a une Princesse d'Orange , soeur du Rai de Prusse, et la crainte de faire paraitre la moindre apprehension a ce sujet a peut-titre , plus Zeeberg, Van Berckel, De Gijselaar, leaders du parti demo- cratique. 2) Chaque province avait droit a la praidence pendant une semaine, a tour de role. 64 JOTIRNAL DE G. X. NrAN' ItOGENDORP , 1787. que tout autre, contribue a faire prendre h S. A. R. la resolution de tenir la grande route. Elle ecrivit au Prince et s'excusa du rendezvous qu'il lui pro- posait. Les chevaux furent commandos pour elle h Amersfoort, chemin qu'effectivement it fallait prendre les premieres lieues. Le soir la Princesse prit conge de Madame de Danckelmann, qui me Berra la main avec emotion. Les jeunes princes me parurent assez tranquilles, ce qui leur avait ete fortement recom- man& La princesse Louise ne put cacher sa peine que les courtisans ne pouvaient expliquer. A souper S. A. R. etait gaie. Mademoiselle de Starrenburg 1), qui devait partir avec elle , me chargea d'un paquet pour La Haye, de sorte qu'a minuit et un quart elle ignorait encore sa destination. Mr. de Zuideras prit tout plein d'arrangements pour rendre generale en Gueldre une revolution qu'il venait d'effectuer a Zutphen oil tout le monde , apres lui, avait arbore la cocarde orange. Un cavalier tue d'un coup de mousquet par un bourgeois dont it cassait les vitres avait inspire a, toute la garnison une fureur qu'on ne put calmer que par un sign() exterieur de sa facon de penser politique. Dans peu de jours toutes les garnisons jouerent le memo role , excepte a Nimegue ou le retour de S. A. R. fut le signe propice de la revolution ). En effet le peuple 1) Mademoiselle de Wassenaer-Starrenburg, dame d'honneur de la princesse. Les Wassenaer etaient une des plus grandes familles de la Republique. Une branche (Starrenburg) etait fIxee en Hol- lande; une autre (Twickel) en Frise. Le baron de Wassenaer- Starrenburg, ancien ambassadeur A St. Pιtersbourg, et leader du corps κquestre de Hollande, κtait au dire d'Alvensleben (ler avril 1788, Archives de lttat , a Berlin) un personnage „decriκ et fletri". Le comte de Wassenaer-Twickel, bailli du pays de Franeker, avait etκ ambassadeur a Vienne. 2) H. A. Weststrate, Gelderland in den patriottentjd a donne un recit trιs Maine de ces evκnements. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 65 des grandes villes en Gueldre etait dans les principes du patriotisme , et c'est le danger des families qui les reunit au Prince et qui les fit recevoir le secours de 1'Angleterre. Je m'embarquai avec Mr. de Zuideras sur un boeijer que je quittai a Bommel pour prendre des chevaux. Je vis sur la digue , vis-ΰ-vis de la ville , mes offi- ciers sous la direction de Dankaerts , qui m'apprit la lachete des paysans de 1'Alblasserwaard qui n'osaient rien entreprendre. Tout pros de la Haye je ren- contrai Mr. van Teylingen , qui m'apprit que depuis deux jours on parlait publiquement de l'arrivee pro- chine du Prince ou de la Princesse. Nous avions calcule qu'elle pouvait venir a ouzo heures au soir. Je fus Pannoncer aux presidents de semaine , et elle aurait eu des deputations des colleges et de la gar- nison ou plutOt tous les officiers y seraient accourus. Mr. Harris me supplia de lui faire avoir la premiere audience de touter ; it voulut avoir le pas sur Mr. de Thulemeyer. Mr. Reynst me dit qu'il s'embar- rasserait fort peu de ce que ferait le general 1) , qu'il irait a la Maison du Bois et menerait avec lui tous ceux qui voudraient le suivre. Grovestins 2), adjudant des gardes , le plus brave garcon que je connaisse m'a dit depuis qu' Ungeren , informe sans doute par Beelaerts, avait ete prepare a arborer la cocarde orange. Il s'est passe a la maison de Rhoon des chores qui m'ont fait croire qu'on tramait la memo chose parmi les societes. La joie meme de Rhoon, qui ne pouvait se contenir a mon arrivee, prouvait quelque chose de plus qu'une satisfaction de voir S. A. R. I) General-major de Kretschmar, , lieutenant-colonel aux gardes. 2) Les Sirtema van Grovestins etaient une des grandes families frisonnes. Bijdr. en Meded. XXVII. 5 66 JOURNAL DE G. K. VAN 110GENDORP , 1787. Nagell 1) me demanda en sa presence ce que la Princesse avait dit du projet de Beelaerts. Je ne fis pas mystere de sa reponse et Nagell dit en sou- riant a Rhoon : ,,Je vous l'avais bien predit." Toutes mes visites preparatoires achevees , je retournai chez Moon, son valet de chambre , me rencontrant au. Vivier 2), m'ayant dit : ,,Venez promptement , Mon- sieur, on vous attend !" L'air dont it pronono ces paroles me donna de l'inquietude; arrive chez Rhoon, je trouvai la nouvelle de la detention. Un homme de confiance , Gueldrois de naissance, fort remuant et que nous avions appris a connaitre par R. Bentinek et par Beelaerts, vint nous rapporter qu'il avait vu S. A. R. tomber entre les mains du vrijcorps. Mon affliction ne se decrit pas. Nous nous jetames a cheval pour apporter cette triste nouvelle a la Maison du Bois oil Rengers 3) , Reigersman, Voigt , Kinckel 4) attendaient la Prin- cesse. Rhoon se fit suivre d'Ungeren a l'indignation de toute la compagnie. On y parla beaucoup sans rien conclure. Tout le monde etait consterne. Epuise de fatigues, je ne pus resister au sommeil qui etait plutOt chez moi un abattement qu'un repos. Nous retournames chez Rhoon qui me fit coucher dans son lit et se mit sur un matelas a terre , apres avoir recommande la tranquillite a tous ceux qui penchai- 1) Noble gueldrois, ami de Harris et plus tard ambassadeur en An gleterre. 2) Vijver, piece d'eau au centre de La Haye. 3) Les Rengers appartenaient egalement a la noblesse frisonne. Rengers dont it est ici question est probablement le chambellan du prince, frκre d'Epko Sjuck Rengers, bailli de Wymbritseradeel. 4) Le baron de Kinckel, allemand, officier de marine au service de la Republique, tres anglais et orangiste d'idees. Un des hommes les plus spirituels et les plus mordants de son temps. Ses Memoires et sa correspondance ont ete publies par M. de Jonge. JOURNAL DE G. X. VAN HOGENDORP, 1787. 67 ent pour des moyens violents, devenus dangereux depuis que la Princesse etait prisonniere. Le lendemain je fus chez Mr. de Zuideras oil je trouvai Harris dans un silence morne et qui me regardait avec douleur. Revenu de mon premier trouble, je sentis biers qu'il n'y avait d'autre moyen pour sauver S. A. R. et pour tirer parti des circon- stances que de la faire reclamer par LL. IIII. PP. 1). Le lendemain 2) je fus chez Mr. de Welderen , pre- sident. Il etait mol au Bernier point. Il pretextait de n'avoir nulle connaissance legale de la detention. Aussi n'aurait-il apparemment rien fait sans la lettre de S. A. R. J'ecrivis un billet ostensible a Mr. d'Aylva, que je lui envoyai dans l'assemblee de LL. RH. PP. et qui se trouvait tout a fait d'accord avec la lettre de la Princesse qui arrivait au meme moment. En attendant on faisait marcher des patrouilles par toute la llaye. La foule se portait encore vers la liaison du Bois. Tout le monde avait Fair surpris; on se questionnait sans pouvoir se repondre. Harris n'osait rien faire , soit qu'il out appris de De Zuideras qu'en effet le Prince avait deconseille le voyage, soit qu'il ne voulut pas que cette demarche parut concertee avec lui. Car, si je ne me trompe fort , ce fut a cette occasion que sur mes pressantes instances de depecher un courrier extraordinaire, it repliqua que le ministere ne lui saurait pas gre de ces alarmes continuelles. Quoi qu'il en soit, Mr. de Thulemeyer ne voulut pas bouger ; aussi ne me suis-je pas rendu chez lui, ce qui avec un ministre fidele aurait ete la premiere mesure h, prendre. L'apathie de Larrey n'a jamais paru davantage que dans cette rencontre , it etait 1) Leurs Hautes Puissances, terme dont on se servait officiel- lement pour designer les Rtats-Generaux. 2) C'est a dire le 29 juin, lendemain de l'arrestation, pas le lendemain du lendemain de la page precedente. 5* 68 JOURNAL DE G. N. VAN ItOGENDORP , 1787. insensible a tout. Il se r4pandit alors un bruit que le Rhingrave s'etait avance a la tete de 400 chevaux pres de Schoonhoven , offrant ses services au magistrat qui n'en voulut point, et dans le dessein de proposer h S. A. R. l'alternative ou de l'amener prisonniere a Utrecht ou de la retablir avec sa maison dans tour ses droits , moyennant des dignites et des pensions. On a dit aussi que sur la nouvelle de la detention, it s'ecria: „Tout est perdu !" comme s'il prevoyait le secours prussien qui arriva ensuite. Ceux qui accompagnaient S. A. R. etaient dans l'extase de sa fermete qu'elle inspirait encore h tout le monde. Stamford m'a dit depuis qu'elle pensait fort peu a l'effet que cette rencontre devait faire a Berlin , mail qu'il lui avait expose la necessite d'in- former le roi au plus vite. Aussi depecha-t-on un courrier qui causa effectivement la premiere effer- vescence , dont notre parti se promit tant. S. A. R. m'avoua depuis qu'elle avait de grandes inquietudes pour ses papiers qui etaient au fond de la voiture , exposes a ses ennemis , d'autant plus qu'il y avait la main de plusieurs personnes qui auraient ete compromises et qu'elle n'osait montrer la moindre apprehension de peur de se decouvrir. Il y avait entr'autres des papiers que j'avais donnes a la Princesse a Amersfoort qui regardaient l'entreprise du Prince et que j'avais dechires en partie , par depit. Van Litters, qui m'avait vu faire, peut l'avoir rap- porte a S. A. R. qui me demanda tons mes fragments, pour s'en servir, dit-elle , dans une autre occasion. Mr. de Randwijck 1), en veritable courtisan , etait fort choque de ce que les deputes et les chefs des vrijcorps — tandis que par respect it se tenait 4) Georges, comte de Randwijck, chambellan du prince, qui fut depute de Gueldre aux ttats-Generaux. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. 69 debout devant S. A. R., tout fatigue qu'il etait — s'etaient assis a cote d'elle , les jambes croisees. Lorsqu'il s'agit de la punition des coupables , que dans son premier ressentiment le roi avait demandee, S. A. R. me dit qu'il n'y avait point de coupables subalternes , puisqu'Elle ne pouvait honnetement se plaindre des manieres de gees qui ne savaient pas vivre. II parait done que la Princesse n'a certaine- ment pas ete maltraitee , comme on ra repandu dans le temps , a moins que sa fierte l'eut empechee d'en convenir. Elle m'a dit encore que Mr. de Lange , commandant des bourgeois et conseiller de Gouda — qualite dans laquelle ii a ete compris dans la satisfaction 1) -- lui avait plusieurs foil remontr6 qu'on ne pouvait la mener a Gouda, puisqu'il y aurait certainement une sedition. S. A. R. exigeait cela , comme elle m'a dit depuis, parce qu'elle s'assurait qu'a peine sa detention serait connue a La llaye qu'on donnerait des ordres pour la relacher. Mlle de Starrenburg m'a raconte qu'ar- rivee vers les cinq heures a Schoonhoven , la Princesse s'etait plaint d'avoir mal calcule, puisqu'elle vien- drait a la Maison du Bois de si bonne heure qu'elle serait embarrassee de son temps. Elle etait partie a cinq heures du matin. Milord Athlone 2) m'a dit que le Prince, en appre- nant la nouvelle par Tollius qui avait rebrousse chemin, fut comme transports de colere, qu'il declarait qu'il allait se mettre a la tete des troupes pour 1) La „satisfaction" offerte a la princesse fut l'exclusion des r4ences d'un certain nombre de patriotes, declares inaptes a toute fouction publique. 2) Le baron de Reede dlAthlone, grand-bailli d'Utrecht, un des correspondants de Guillaume V pour la province d'Utrecht (l'autre κtant De Pesters van Cattenbroek). Les Athlone avaient recu le titre de pair irlandais et le chef de la famille etait appelκ Lord 70 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. marcher au secours de la Princesse , mais que cette vivacite comme a l'ordinaire se calma bien vite et que surtout apres que S. A. IL fut en liberte , it ne parla plus de moyens violents. Le retour de la Princesse a Nimegue fut un spec- tacle touchant. Par tout le chemin on jetait des cris de joie; quand elle passa la riviere pres de la vile, dix mine cocardes orange parurent subitement sur les chapeaux. Cette circonstance de la couleur orange arboree en Gueldre lors du voyage de la Princess° a fait croire que les mesures etaient concertees , mais quoique Mr. de Zuideras puisse avoir ete ravi do choisir cette ιpoque pour accomplir un dessein qu'il avait nourri depuis quelque temps , on a travaille sur le peuple des auparavant au meme effet et quand it fit a Adolphe de Rechteren 1) la premiere propo- sition de prendre la cocarde , it m'a jure qu'un quart d'heure auparavant it n'en avait pas l'idee. De sorte que tout le concert qu'il pout y avoir eu et qui n'a rien de surprenant , comme je l'ai (MA fait remar- quer, , c'est que tons les esprits etaient a peu pres agites des memos mouvements et qu'il naissait de l'etat meme des affaires et des evenements un systeme qui fut insensiblement adopte par tout le parti et qui produisit des mesures qui avaient Pair d'un plan combine entre les auteurs. Ce qui malheureu- sement n'etait pas. Dans toutes les revolutions it faut bien prendre garde h cos mouvements dans les esprits, it faut meme les exciter et les diriger vers le but qu'on se propose. C'est le grand art d'un chef de parti de connaitre et de conduire cos mouvements; it faut du tact pour l'un et du genie pour l'autre. C'est le 1) Le comte Adolphe de Rechteren, bailli de Wijk-bij-Duurstede, membre du corps κquestre d'Utrecht. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. 71 genie qui manquait au Prince , mais plus encore le desir de gouverner et de s'elever par des travaux et par des vertus a une gloire qui fait l'objet de ses vils sarcasmes. II y eut en ce temps-la une stagnation dans les affaires qui venait de l'attente generale de la maniere dont le roi de Prusse prendrait l'insulte faite a sa soeur. Il faut croire qu'it moins du parti qu'elle prit de retourner a Nimegue, des qu'elle apprit l'approbation des Etats , elle aurait pu tres biers ne plus trouver les chemins ouverts. Cette apparition subite avait en effet deconcerte la cabale qui, quoi qu'on en puisse dire , n'a jamais eu assez de concert pour operer promptement. Cela parait a present encore par des papiers devenus publics depuis la revolution. Il est silr aussi que si S. A. R. avait voulu partir plus tot, Elle aurait encore rencontre de grands obstacles. Mr. Harris m'avoua qu'on ne pouvait rien faire avant de savoir la resolution du roi de Prusse. On ne voulut pas meme me laisser partir, quoique je brillasse du Usir de voir S. A. R. apres le danger auquel Elle venait d'echapper, disant que je devais attendre une decision. Je fus oblige d'envoyer un billet en deguisant ma main pour avertir la Princesse que les amis de La Haye pensaient qu'on ne pouvait trop lui conseiller de s'eloigner le plus tot possible. Il y avait des tetes chaudes qui, au moment oii. S. A. R. serait libre, voulaient donner le signal de la revolte, mais je prevoyais de mauvais succes et , connaissant le systeme du ministere britannique , j'opinais forte- ment h nous reserver pour des circonstances plus favorables qui approchaient. Nous avions arrange une assembles generale des societes oil je proposal infructueusement de presenter requete pour obtenir un libre passage pour S. A. R. Dans les classes inferieures on ne connait que le 72 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP I 1787. Prince , et it est adore. Alors on craignait meme que la Princesse n'eilt voulu se saisir du gouverne- ment. Les societes formaient un corps difficile a conduire. Celle de La Haye etait certainement la plus hardie de touter et les chefs y jouaient, comme partout ailleurs, le role de contenir les plus entre- prenants (Hou je maar slit). Je declarai que je ne dirais jamais rien pour apaiser les mecontents , que fort au contraire fetais du nombre, qu'on n'avait qu'a me communiquer tout ce qui parassait utile, quelque hardiesse qu'il falliit pour l'executer, et que si j'y voyais jour, j'y travail- lerais. En effet it y aurait eu beaucoup a faire, mail it y avait toujours le meme vice dans notre admini- stration. Le chef n'avait ni conduire ni secret. Il n'est bon , disaient tous ceux que le connaissaient , que pour executer et it ne faut l'avertir qu'au moment de l'action. Des longtemps Mr. Luyken (le fiscal) faisait des perquisitions pour trouver des chefs d'ac- cusation contre lui, et si on l'attaquait en justice tout etait perdu. D'ailleurs nous en imposions en- core et Von ignorait le secret de notre faiblesse, comme nous nous trompions sur les ressources des patriotes. Tout dependait de l'opinion. Il y avait cela de certain que sans le secours du Prince et des troupes, quelque faible qu'efit ete son escorte, nous ne pouvions rompre la force magique qui nous tenait assujettis. Il fallait donc attendre qu'une puissance se declarat et cette necessite , dont j'etais convaincu, m'inspirait de la patience. Je voulus pourtant voir le Prince et la Princesse pour connaitre leurs desseins et, quoi qu'on put me dire, je partis pour Amersfoort. Je voulais faire part au Prince des grandee divisions qui commengaient entre le Besogne Personnel, com- pose de M.M. de Starrenburg, van Berckel , de Gijse- JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 73 laar, Zeeberg et de Kempenaar 1), la commission de Woerden , nommee comme les autres pour la defense de la Hollande , mais avec l'addition de la vale d'Utrecht, les conseillers-committes 2), qui avaient toujours eu soin de cet object et enfin les Etats meme. Les finances etaient dissipees et le credit perdu. 11 fallut, si je ne me trompe , negocier cinq millions et l'on donna, je crois , vingt et deux pour cent dans la loterie a laquelle it fallut avoir recours. Vers ce temps-la la commission de Woerden, nominee ainsi parce qu'elle siegeait dans cette vine, mais faisant fonctions de deputes en campagne , inventa les fameuses quittances qui ont fait taut de mal a la mauvaise cause. Les officiers recevaient une annk de gages ; Hs signaient un regu , mais celui-ci se terminait par la phrase suivante : „Et je m'engage a servir les Etats de Hollande sur tout territoire quelconque." C'etait renverser le serment fait a l'Union, serment primitif auquel toute obκissance a des mem- bres de l'Union devait demeurer subordonnee. Aussi le grand hombre des officiers refusa-t-il de signer , preferant la suspension qui suivait aussitOt. Mais la Gueldre payait touter les troupes suspendues en Hollande. La garnison de La Haye [etait] com- pogo non-seulement des regiments des garden hol- landaises a pied et a cheval et du premier bataillon des garden-suisses , mais encore de 2 bataillons et 1) Chefs du parti dκmocratique (excepte le baron de Wassenaer- Starrenburg qui se rallia aux principes orangistes quand it vit que les affaires se gαtaient pour les patriotes). De Gijselaar, pension- naire de Dordrecht et Van Berckel, pensionnaire d'Amsterdam formaient avec Zeeberg le „triumvirat" des matadors. Van Berckel etait le frκre du ministre aux Etats-Unis avec qui Hogendorp avait fait le voyage d'Amerique. De Kempenaer etait un depute d'Alkmaar. 2) Committe, en hollandais gecommitteerde. Hogendorp appelle ainsi le college des conseillers-deputes. 74 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. de 3 detachements de cavalerie , forts chacun de cent chevaux , qu'on appelait communement la nouvelle garnison. L'on se gardait bien de rien proposer a l'ancienne garnison qui put l'engager a faire preuve de sa fidelite , quelque faiblesse et quelque soumis- sion qu'on ()tit rencontrees dans le commandant , Mr. Kretschmar, , general-major et lieutenant-colonel des gardes a pied , mais it arrivait parfois que les ordres du cordon etaient envoyes a la nouvelle garnison par les corps dont ces troupes etaient detachees. Il arriva un jour que la resolution de ne plus °bar aux Etats-Generaux et au Conseil d'Etat fat communi- que() aux gardes meme. Alors vous eussiez vu tout le monde en mouvement. Mr. Zeeberg exprima au general sa douleur de ce que , par une simple megarde, cette resolution avait ete etendue au-dela du cordon. Les officiers en attendant presenterent requete pour demander une explication si sous les mots „point d'ordre" ii fallait entendre generalement tous les ordres quelconques ou seulement ceux qui seraient contraires aux droits territoriaux de la Hollande. Les Etats saisirent ce subterfuge et prirent pour la garnison une resolution flatteuse qui couvrit de honte ceux qui n'avaient pas ose signer la requete. Cependant les Etats firent de nouvelles levees pour retablir ou pour completer les regiments qui avaient fait la retraite. Its en nommaient de nouveaux. La, commission de Woerden, de concert avec le Rhin- grave , formait des lors un plan de defense pour la province, au moyen de vingt et deux mile hommes de troupes reglees et des auxiliaires qui etaient les vrijcorps detaches dans le cordon ou dans Utrecht. Ces forces pouvaient etre sur pied vers la fin d'octobre, mais ni disciplinees ni aguerries. J'eus des listes que, par le Chevalier Harris, je fis passer en Angleterre pour prouver la nOcessite de nous secourir avant l'hiver. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 75 La commission offrit publiquement un prix de elm ducats a tout soldat qui des provinces de Gueldre et d'Utrecht viendrait se ranger sous ses drapeaux. Il en vint et ils furent payes. Je me souviens a cette occasion que, pen apres le sejour de Mr. Van de Spiegel a La Haye, on Int, par ordre du Conseil d'Etat , aux compagnies assemblees des resolutions de LL. HIT. PP. qui recommanderent l'obeissance qui leur etait due. Un esprit d'examen s'empara de tous les soldats et ils raisonnerent si bien sur les ordres qu'ils recevaient qu'a la fin it n'y eut plus moyen de se faire obeir et que le defaut de subordination parvint au point de causer les exces commis a Bois-le-Duc et dans d'autres villes, meme apres la revolution. Au temps dont je park, cette insubordination dans les troupes de la cabale avait de quoi Bonner de belles esperances. On avait aussi, par ordre des conseillers-committes, depuis peu arrete Mr. Timmermans qui commandait a La Haye le detachement de Hesse-Philipsthal- cavalerie. Son crime , d'abord inconnu , fut su depuis et consistait a avoir fortement parle a sa troupe sur les quittances et sur l'obligation de detneurer fideles a leur serment. Timmermans fut arrete le jour que le corps-franc de La Haye revenait de Gorcum et que toute la garnison de La Haye etait sous les armes pour empecher la populace d'assommer ces beaux defenseurs de la patrie. Je l'appris en rentrant de la campagne 1) oil j'avais dine. Dans la maison de Rhoon on avait pris l'alarme et comme les papiers de Timmermans avaient ete incontinemment arretes, les nOtres furent mis en lieu de surete , en grande partie chez 1) Sion; note du manuscrit. Sion etait la maison de campagne de la mere de Hogendorp. 76 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. Harris. Je ne puis pas dire que nos amis dans la garnison aient eu de fortes apprehensions sur leur propre compte , et quoiqu'ils s'interessassent pour lui , ils se croyaient siirs que jamais on n'oserait lui faire du mal, ce qui les tranquillisait. Ii y avait d'autres sujets d'inquietude parmi les officiers sur les bas-offi- ciers et les soldats qu'on leur debauchait et qui a tout 6venement se seraient ranges sous l'etendard patrio- tique. Le ,peril etait d'autant plus grand que l'assem- blee des Etats-Generaux menagait de ruins , depuis que peu apres les resolutions sur les troupes et , si je ne me trompe , encore pendant le sejour de Mr. Van de Spiegel a La Haye , des deputes d'ufle Diete illegitime tenue dans la ville d'Utrecht s'y etaient introduits 1) et que les deputes de la Frise chance- laient parfois , etant patriotes en partie , de sorte que ceux de la Gueldre et de la Zelande seuls paraissaient soutenir le parti, malgre la faiblesse de MM. de Wel- deren et de Blitterswijk 2), anciens de leers provinces. C'etait cependant cette majorite aux Etats-Generaux qui devait nous sauver par rapport aux puissances etrangeres , et Harris l'appelait son cheval de bataille. J'ai toujours imagine que la France prenait une part moins vive a nos differends, puisqu'elle n'a pas songs a s'assurer les Etats-Generaux, et qu'elle a ete plutOt engages d'un moment a l'autre a soutenir un parti 1) La minorite dιmocratique avait reuni une contre-assemblee A Utrecht qui envoys une deputation aux Etats-Generaux; la Frise ayant vote avec les patriotes, la deputation fut admise. 2) Le comte, de Welderen, ancien ambassadeur a Londres, fut president des Etats-Generaux pendant la semaine de l'arrestation de la princesse. Le baron de Lynden de Blitterswijk siegeait aux Etats de Mande comme representant du Premier Noble; c'etait au dire de ses contemporains, un persounage intrigant et dan- gereux. Nous avons vu d'ailleurs que, malgrσ la faveur du prince d'Orange dont ils jouissaient, la plupart des Lynden s'etaient rallies a la minorite dκmocratique du corps equestre de Gueldre. JOURNAL DE G. K. YAK HOGENDORP 7 1787. 77 qu'elle ne voulait pas perdre plutOt qu'elle n'a incite ce parti h la revolte. Il y a peu de jours 1) que le prince de Galitzin m'assura que Mr. de Vergennes en envoyant Mr. de Rayneval a La Haye ecri[vi]t a un de ses amis: „Je ne puis pas encore me faire une idee bien nette des affaires de Hollande et j'ai envoye un homme de confiance pour m'instruire et pour me mettre au fait." Mr. Harris en attendant nous assu- rait toujours que l'Angleterre travaillait a Versailles. Il me fit voir des pieces. Il avait toujours desire cette methode: „Nous ferons la guerre", disait-il , ,,si la France est opiniatre," Ii me confia le projet d'un traite entre l'Angleterre et la Hesse, conclu depuis. Ii aurait voulu aller a Nimegue et ne rentrer en Hollande qu'a la tete de trente mille Allemands. Il y avait quelque temps qu'Amsterdam avait propose , pour terminer les differends survenus dans la Republique, d'invoquer la mediation de la France. Quand j'an- noncai a Harris le voyage de la Princesse, it me dit : ,La mediation de la France a passe en Hollande, mais assurez LL. AA. que je prends cela sur mon compte et qu'Elles ne craignent rien." En effet on ne cessa depuis de travailler a faire proposer par les bonnes provinces la mediation de l'Angleterre et de la Prusse ou meme de l'Empereur, afin de ne con- sentir qu'a, une mediation composee en partie de puissances amies de l'Angleterre et du stadhouder. Mr. Harris appuyait fortement sur la necessite de laisser une porte ouverte a l'Empereur, tant it pen- chait pour l'ancien systeme de Guillaume III et taut it se promettait peu de la Prusse. J'ai dit que je me proposais de rendre compte de touter ces chosen au Prince , mais un mot que j'ap- pris , en montant l'escalier, de la bouche du general 1) 20 dκcembre 1787; note du manuscrit. 78 JOURNAL DE G. K. It AN N HOGENDORP , 1787. Dopff qui vint h moi me fit comprendre que mes nouvelles et mes raisonnements etaient hors de saison : „Le roi de Prusse", me dit-il, „fait marcher quarante mille hommes pour demander satisfaction de l'injure faite a sa soeur." Le Prince etait en extase, mais moins que ses generaux. Mylord Athlone avait une joie puerile , mais it fut le premier h s'apercevoir que celle du Prince diminuait a mesure qu'il y faisait reflexion. Le meme jour le Prince me dit que le nombre etait trop grand et que le quart lui serait plus agreable. C'est la derniere fois que je l'ai vu avant la revolution et je crois qu'il m'en a su mauvais gre par jalousie. Van Citters pourrait bien aussi en avoir ete facile, car je ne lui ai plus ecrit depuis cette ιpoque, qui est celle oil toute la conduite des grander affaires a ete remise entre les mains de la Princesse par les cabinets de Londres et de Berlin , par les meilleures tetes dans la Repu- blique et par l'indolence et l'incapacite de son mari. Il etait singulierement h Amersfoort. Les Etats ne l'avaient pas appele d'un commun consentement mais absolument a la pluralite. Encore n'etait-ce que dans sa qualite de stadhouder et point de capitaine- general , ce qu'on interpreta au desavantage de son courage personnel. On deliberait eternellement. C'etait de longues conferences avant l'assemblee des Etats taut avec les differents ordres qu'avec des com- missions. Apres l'assemblee, des individus venaient conferer encore. Mr. Van Citters etait rarement de la partie. Il se plaignait a moi que le Prince ne savait pas, avant d'aller aux Etats, quel serait le sujet des deliberations, ce qui lui paraissait 'lean- moins de la derniere importance. On mangeait tard. Apres diner, le Prince se pro- menait et causait , it soupait en petite compagnie parce qu'on rabandonnait. II recevait les papiers 3 OURNA L DE G. IL VAN HOGENDORP 7 1787. 79 publics de Nimegue, et les lisait, quelque vieux qu'ils fussent. Les courtisans se plaignaient qu'il faisait mystere des moindres nouvelles , ne parlant jamais politique. J'eus un soir une longue conver- sation avec Guillaume van der Duyn qui , avec Rechteren, s'etait le premier oppose aux ordres Me- gitimes des Etats de Hollande. II Otait fort mecontent et tout ce qu'il me dit du Prince me confirma dans l'opinion que j'ai congue de lui. Van der Duyn n'a pas l'esprit solide , mais it est fort avant dans la familiarite du Prince et it salt beaucoup d'anecdotes. Les Etats, quelque temps apres, voyant que de gou- verner les troupes comme it faisait, c'etait les miner et les empecher de rien faire, donnerent pleins pouvoirs au Prince d'agir comme it jugerait convenable et it fut sur le point d'aller s'etablir au camp. R. Bentinck en rit beaucoup, ce dont Van Citters s'offensa, croyant avoir gagne beaucoup en faisant prendre cette resolution. L'argent manquait ou paraissait manquer et toujours me chargeait-on d'en demander h Harris. Reigersman faisait les remises. On avait raison de dire que M.M. d'Utrecht , au lieu de demander a l'Angleterre de remplir leur negotiation, auraient du, au moins en partie , y mettre de leur propre patrimoine , mais it est sir aussi que Mr. Harris ne satisfit pas a tour ses engagements avec la promptitude de la liberalite qu'il avail fait esperer. Le Prince, vis-ΰ-vis de moi, fit semblant d'ignorer les details des arrangements pecuniaires. Quand je lui dis un jour qu'il n'avait qu'it nommer ce dont B. avait besoin de munitions de guerre ou de bouche , que Mr. Harris s'engageait a lui faire tout avoir, ii ne repliqua rien. Lors de la formation du magasin de Bommel qui m'a tant mate de peine et qui sans S. A. R. n'aurait jamais reussi, je le pressai un jour vivement et it lui echappa ces mots : „Messieurs de Gueldre voudraient bier 80 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP I 1787. m'embarquer clans cette affaire". Jo crois qu'il pensait de meme sur les subsides d'Angleterre , que Messieurs de Gueldre l'ont force a tout , soutenus de Mme la Princesse , et qu'il avait toujours en vue de ne pas assez s'engager pour n'avoir pas la retraite libre. Celle-ci se designait toujours par le Hartsteeg Poort, qui est la porte de Nimegue qui mene h ses Etats , et souvent je l'ai entendu nommer dans lee conver- sations les plus intimes. Les courtisans se desesperaient. Athlone , qui a table faisait le grand-marechal , me dit un jour avec son indiscretion ordinaire : „Le plus grand bonheur qui put nous arriver serait qu'il eut un coup mortel d'apoplexie". Il y avait moins d'atro- cite dans ce discours parce que le Prince meme, en substance , a plus d'une foie dit la meme chose. Mon dessein etait de passer par le camp pour y jeter un coup d'oeil et pour encourager quelques officiers commandants de ma connaissance. R. Ben- tinck , qui avait le meme dessein , me pria de lui laisser ce soin et de presser mon arrivee a Nimegue oil j'etais attendu avec impatience. Quand je vis S. A. R., je fus profondement emu. Je ne pus Lui parlor. Elle etait triomphante , it fut d'abord resolu de faire servir la revolution au retablissement du Prince; Stamford etait, si je ne me trompe , Ma, parti pour Berlin l) avec une commission que j'aurais desiree et qu'a La Haye Royer et d'autres amis me destinaient. Soit que j'en aie pule a S. A. R. ou que ce fut apres , je m'en ouvris a Elle et je La vis rougir, , apparemment de ce que je paraissais blamer son choix et Elle me dit avec bonte : „Stamford a des relations avec le roi depuis longtemps qui le met- tent a meme de l'entretenir avec plus de familiarite." 4) Officier prussien au service de la Hollande. Il avait ete chargι par la princesse d'aller faire a Berlin le rκcit de son arrestation, JOURNAL DE G. X. VAN HOGENDORP , 1787. 81 Je partis pour La Haye avec des instructions que f avais couchees sur le papier et auxquelles la Prin- cesse avait ajoute des reflexions en marge. Je me souviens que j'insistais beaucoup en ce temps-la sur la necessite de donner au peuple, pour le gagner, de l'influence dans les nominations de ses regents , ce qui ne pourrait jamais nuire au pouvoir d'un stad- houder vigilant et actif. S. A. R. me recommanda de ne traitor ce point qu'avec la plus grande delica- tesse , et a la derniere extrema& Apres la revolution, Elle m'a dit , quand je Lui parlai du peuple : „Pourvu que ce ne soft pas la democratie." Le Due peut ravoir confirmee dans ces sentiments, s'il lui a dit comme a moi: „S'il faut choisir entre ce qu'on appelle „etre l'idole du peuple ou (Are un peu craint, je ne fail „nulle difficulte de me declarer pour le dernier." Ce papier, selon mes instructions, au cas de peril emi- nent au passage , a et4 en mille morceaux jete dans l'Yssel, de peur qu'il ne tombat entre les mains des vrijcorps de Rotterdam , portes a Crimpen, et qui en effet eurent dessein de me fouiller. J'avoue qu'h cette occasion je fus indigne contre ces mise- rables. Ds m'arreterent assez longtemps pour m'in- quieter beaucoup. A La Haye je rencontrai mille doutes sur la sincerite du roi de Prusse. Dans le fond je n'ai pu decouvrir d'autre source de la nouvelle de la marche des troupes que des lettres particulieres de Mme Danckelmann , car dans la lettre du roi au prince je pense qu'il n'y avait que l'assurance qu'il demanderait une satisfaction eclatante et la punition des coupables. Le mλnioire n'en disait rien non plus. Aussi Harris commenca-t-i1 par me demander s'il n'y avait pas encore de contre-ordre. En attendant sa cour sembla se determiner a saisir cette occasion d'agir par la force , en menacant la, France d'une rupture certaine 1 si elle faisait mar- Bijdr. en Meded. XXVII. 6 82 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. cher un seul homme du cote de la Republique, afin de laisser par ce moyen un champ libre au roi de Prusse. Cette idee etait juste et fut heureusement executee , mais it en coilta a l'Angleterre de deter- miner le roi qui mollissait et qui allait peut-etre plier sous la France , sans un courrier anglais qui arriva assez a temps pour lui inspirer de la fermete. Cette anecdote est de Harris. Je tiens du meme que Mr. de Thulemeyer a eu l'impudence d'assurer le Grand Pensionnaire , en lui remettant le premier memoire, que ce n'etait qu'un emportement du roi auquel it etait fort sujet, mais qui passait tres vite 1). Reigersman m'a dit que pendant que Thulemeyer etait publiquement devoue a la France , le roi ecrivait, pour lui marquer sa satisfaction , qu'il augmentait ses gages 2), et que ce ministre, apres le rappel du marquis de Verac , pour se disculper , osa dire que son maitre jusqu'alors avait pense differemment, et quant a lui- meme, qu'il avait fait son devoir. Reigersman ajoutait que cela etait vrai et qu'on faisait agir le roi contre son inclination. Harris me confia la visite qu'en ce temps-la, Thule- meyer lui fit pour l'assurer que dorenavant it s'em- presserait d'agir de concert avec lui. „J'ai eu", me dit-il, ,,le triomphe le plus complet et je l'ai vu „comme a mes pieds". Il voulait toujours que Goltz , de Paris, et Lusi, de Londres , et Thulemeyer, de La Haye fussent rappeles , puisqu'ils etaient vendus a la France. Je rassemble tous ces traits par anticipation, comme 1) Le baron de Thulemeier, ministre de Prusse, etait trκs mal vu de tous les partis. 2) Its restaient encore fort insuffisants et Thulemeier, aprιs vingt-cinq ans d'une mission difficile, et malgrκ un train de vie plus que modeste, it laissa hl a Haye des dettes considerables (Ar- chives de l'Ιtat , a Berlin). JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 83 j'ai fait plus souvent , pour repandre sur une matiere toute la lumiere dont elle est susceptible par les chosen qui sont venues h, ma connaissance. Les patriotes , rassures par les Francais , se moquaient publiquement des menaces prussiennes et la reponse au roi fut assez leste. Nous nous en rejouimes. En attendant on travaillait de plus en plus a la defense de la province , par terre et par eau , au moyen de poster redoubles, de pontons condamnes , de barques armees, mail quelque demonstration qu'on fit, nous nous apercevions tres bien que la cabale n'avait ni la conduite ni l'autorite necessaire pour tirer de l'etat des affaires tous les avantages sans lesquels elks ne pou- vaient se soutenir. Cependant nous paraissions croire le contraire, afin d'animer notre parti faible et divise. Harris s'etait toujours extremement plaint des deputes aux Θtats-Generaux qui ne voulaient jamais venir chez lui au nombre seulement de deux a la foie; encore chacun voulait-il gouverner. Ce que j'ai tou- jours considers comme un grand malheur, c'est que le greffier, qui doit etre l'Ame de cette assemblee, etait un vieillard faible et timide, qui ne dut sa conservation lors de la chute de M.M. van Hees et Gillis 1) qu'a son incapacite. Je respecte d'ailleurs la bonte, la simplicite de ce venerable vieillard 2). Il parait que le ministere britannique pensait qu'il y aurait moyen de trouver des gene capables (a set of men) pour s'en servir a former une opposition active. Voila du moins a quoi Harris, vis-ΰ-vis de moi, attribua la mission de Mr. Grenville, envoys par 1) Secretaire du conseil d'Etat et tresorier-general , creatures de Brunswick qui les entraina dans sa chute. 2) Le vieux Fagel etait surtout un original, qui conservait les moeurs et le costume de l'ancien temps. Hogendorp avait d'abord emit „ce bonum". 6* 84 J01110.11, DE G. K. VAN HOGENDOttP , 1787. Mr. Pitt dont ii est l'ami intime. Ii fut loge A PhOtel d'Angleterre. J'eus avec lui de longues con- versations, a la priere de Mr. Harris. Apres quelques jours ii partit pour Nimegue et fut de lh a Wezel, chez le Due. Je l'ai instruit des principes de notre gouvernement , du pouvoir stadhouderien, du plan des patriotes; it m'a dit a Nimegue qu'il ne pouvait repasser par La Haye , a cause de papiers qu'il n'osait confier a d'autres et qu'il serait oblige de briller s'il rentrait en Hollande. Mais, disait-il, cela lui coiiterait infiniment. Royer et Reigersman furent un soir chez Harris pour causer avec Grenville. Il nous assurait que 1'Angleterre ferait la guerre plutOt que de nous abandonner, que le Bernier traitO avec la France etait une treve plutOt qu'une pair. C'etait d'ailleurs un homme fort gauche , sans usage du monde, serieux , desagreable , mail solide. Il n'avait pas trente ans. Harris lui donna Charles Bentinek pour le conduire a Nimegue par Breda, tant it y avait peu de surete des ce temps-la. Tous deux , assez mauvais voyageurs , ils arriverent le troisieme jour a Nimegue. Le Duc leur fit les plus fortes assurances; it parla longtemps ; ii etait prepare , it enchanta Charles qui crut avoir beaucoup appris et qui ne put rien me rendre d'un discours qui , en plus grande partie , avait consiste en phrases. Je reviens h moi-meme. S. A. R. m'avait ecrit que le Due etait attendu a Wesel, que tout dependait de lui, que 1'Angleterre devait l'engager dans ses interets, que Harris ne devait rien negliger pour cela et qu'elle me priait d'y veiller. Peu apres 1) je reps une lettre que le Due avait et6 a Nimegue; qu'il avait promis de frapper un coup; que j'eusse a venir 1) 7 aout; note du manuscrit. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. 85 le plus promptement possible. S. A. R. fut frappee de me voir arriver avec taut de celerite. „Il y a ,,peu d'heures", me dit-elle , ,,que j'ai recu la lettre „qui m'annongait votre depart." J'avais dii cependant prendre par Breda et Bois-le-Duc. Elle me fit voir le memoire dont elle avait charge Stamford ; elle me dit que le roi la pressait de s'ouvrir stir la satisfac- tion qu'elle exigeait. Comme it s'agissait d'obtenir par cette satisfaction le retablissement des affaires et que je lui avail toujours, mieux qu'un autre , su rendre compte de l'etat des affaires en Hollande, elle voulait savoir mes idees sur la reponse a faire au roi , me charger de la porter au Duc et de l'instruire des ressources de notre parti. J'examinai avec Tollius la note de S. A. R. , qu'Elle corrigea d'apres nos reflexions. Je vis le general Fawcett 1) qui arrivait de Londres par Ostende, qui etait charge de negocier un traite de subsides avec la Hesse, devenu public depuis et qui devait con- certer les moyens d'entretenir au service de la bonne cause 4 a 5.000 hommes. Il avait entretenu S. A. R. et de faiblesse , apres les fatigues du voyage, le pain mal suit qu'il avait dit prendre et, a ce qu'il me dit, par l'embarras qu'on eprouve en se presen- taut chez une grande princesse, ii tombe evanoui levant elle. 11 me confia que sa mission en Alle- magne etait fort pressee et que s'il pouvait honnete- ment se passer d'aller a Amersfoort, selon ses instruc- tions, ii lui suffirait de tout arranger avec S. A. R. Malheureusement Elle convint avec lui de mettre ces 5000 hommes au service de la Generalite, ce qui voulait dire les quatre bonnes provinces , plan difficile a executer, au lieu que la Gueldre seule aurait a 1) General anglais, chargι du recrutement de troupes rnercenaires 86 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. se charger de la levee dont la Hollande donnait l'exemple; mail je n'avais pas prevu cette tournure et ensuite it etait trop tard pour y apporter du changement , tant it est vrai qu'il y a un moment favorable dans toutes les affaires .qu'il importe de saisir et qui une fois passe ne revient guere. Je vis aussi Charles Bentinck et Grenville qui revenaient du Due et dont l'arrivee etait le signal de mon depart. C'est alors que j'eus encore une longue conversation avec ce negociateur et que je lui remis des notes sur les desseins de la cabale, sur ses forces et sur ses levees. Je le vis inquiet de ne pouvoir nous secourir asset vita. C'etait rhumeur dans laquelle je voulais qu'il partit. Peu apres son retour a Londres, Mr. Harris eut ordre de nous offrir en Hollande meme trente mine 'lyres de poudre, des canonniers et de l'argent. J'arrivai tard h Wezel et ne vis le Duc 1) que le lendemain matin. Il me rebut dan son cabinet et debuta par ces propres paroles : „Je suis charme , „Monsieur, de vous revoir dans une situation plus „agreable que vous n'etiez quand je vous ai connu „it Berlin et d'avoir pu apprendre pendant mon sejour „a, Nimegue que vous repondez aux hautes esperances „que des lors on avait concues de vous." Cela etait etudie. 11 me fit asseoir et tint un long discours qui tendait a me faire voir mille diffi.cultes dans sa commission , a me prouver qu'il se formait de justes idees sur la condition deplorable oii. le Prince etait reduit et a me faire convenir de la necessite d'un accommodement. S. A. R. dans sa note ne demandait rien moins 1) Ferdinand de Brunswick; it etait le neveu du due Louis de Brunswick, ancien tuteur du prince d'Orange et ancien regent de la rκpublique, mort quelques mois auparavant. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. 87 que la suppression de la commission de Woerden, l'offre d'une libre entree en Hollande , une commis- sion des Etats pour traiter des affaires de son epoux, des excuses de la part des Etats et d'autres points de ce genre. Le Due fit semblant de tomber de son haut a la lecture de chaque article. Il me demandait souvent si j'avais lu la piece. Le con- naissant , je ne me deconcertai pas. Dans ma quinzieme annee je lui avail ete presente , desirant de servir dans son regiment dans la guerre de 1778: „Vous etes trop jeune et trop &Heat," me dit-il, „vous ne pouvez pas servir encore en campagne." — „Les plus grands capitaines ," lui repliquai-je, ont „commence a mon age; Turenne fut traine assis „sur un canon parce que les forces lui manquaient „et V. A. S. etait peu plus Agee que moi lors qu'Elle „gagnait des batailles." Cette reponse l'enchanta ; it me donna la main pour m'assurer que dans huit jours , revenant de Brunswic , it me donnerait de bonnes nouvelles. Il revint et dit au comte de Heiden, envoye de Hollande a Berlin, que ne pouvant me faire officier, par le refus du roi, it ne voulait pas non plus m'engager comme porte-enseigne , ce qui ne me convenait pas. Quand it m'a vu depuis a la cour du prince Henri it m'a toujours fait mille caresses. Cette fois j'ecoutai patiemment tout ce qu'il jugea a propos de me dire, faisant voir de temps en temps que je differais d'opinion sur les dates 1) qu'il avait par rapport a nos affaires et que les patriotes lui avaient fait tenir. Peu a pea je m'en.gageai avec lui, ne decouvrant nos ressources et nos liaisons qu' a mesure qu'il temoignait du penchant a nous secourir. I) Data, donuks. 88 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 1 1787. Je puis me donner le temoignage d'avoir ate surtout fort discret a l'egard de nos mesures avec l'Angle- terre , parce que S. A. R. m'avait recommande .de ne pas donner lieu au Due de croire que la maison ,, „d'Orange, comma on le supposait a Berlin, dependait „du ministere britannique." Mais Fawcet, porteur d'une lettre du roi au Duc, lui en avait beaucoup dit et entr'autres il avait fait des efforts inutiles pour ]'en- gager a nous donner des troupes en subsides , aux frais de l'Angleterre. La fin de notre longue conversation me fat tres agre- able , puisque le Duc s'avanca aussi loin qu'il avait fait vis a, vis de S. A. R. a Nimegue , desirant que l'affaire de la satisfaction fut trainee en longueur et trainee doucement , afin de ne pas pousser a bout ni la cabale patriotique, ni la France, avant qu'il n'eilt rassemble ses troupes dont les dernieres arriveraient le 7 septembre. Alors il me fit un detail des corps qui composaient son armee , il me dit comment il s'en servirait , il me confia le plan de l'invasion et me demanda mon sentiment. Dans mes discours je faisais toujours sentir que je ne lui avais pas tout revels encore, conduite que j'ai soutenue jusqu'au dernier moment, afin de ne pas me livrer a discretion et d'entretenir l'ardeur que je lui voyais. Je lui dis : „Si V. A. est notre liberateur, Elle doit savoir tous nos secrets 77 7 , mais je ne puis sans trahison lui donner les derniers ,, renseignements avant de la voir sur nos frontieres." 77 S. A. R. me temoigna sa satisfaction a cat egard. Je fis bientOt entrevoir au Duc que libre , sans em- ploi , sans donner d'ombrage , je servais de liaison au parti , chez le peuple par nos sociσtes , chez les membres du gouvernement par mes parents et mes amis , chez la Cour par les bienfaits que j'en avais rebus, chez les strangers par la confiance qu'ils avaient prise dans ma discretion et chez tous en- JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 89 semble par mon etroite amitie avec Mr. de Rhoon qui n'avait pas de secret pour moi. J'ai souvent remarque depuis qu'il me regardait avec surprise mais avec plaisir, et it aimait h apprendre comment j'etais entre dans les affaires , comment j'avais etudie differentes branches. Mon temps fut partage a Wezel entre le Duc , qui me consulta bientOt sur touter les nouvelles de Hol- lande, et entre mon cabinet, d'oil j'ecrivais de longues lettres a S. A. R. A peine eus-je le temps de voir les generaux et jamais n'ai-je pu alley a la parade. II n'y avait rien qui me rassurat davantage que l'ardeur du Duc a se signaler par un coup eclatant , qu'il voulait bien cacher, mais qui etait trop vive pour ne pas s'echapper dans des discours familiers. Tout ce que je dis a S. A. R. , apres mon retour a Nimegue, lui causa le plus sensible plaisir. J'avais ete absent cinq ou six jours. Le Duc lui proposait un rendez- vous a Cleves dont elle voulut que j'attendisse l'issue. La tout fut confirme des deux parts et S. A. R. ecrivit , sous les yeux du Duc, une &Oche au roi, son frere. Elle m'avait dit ces mots: „Je vous suis „tres obligee ," pour la premiere foil depuis que je m'employais pour Elle. C'est du meme jour qu'est datee une lettre qu' Elle ecrivit a ma mere pour la prier d'accepter pour moi mine florins par an, en attendant que je fusse place plus avantageusement. Ma mere pendant mon absence et sans me consulter, m'excusa de les rece- voir et lui recommanda ses quatre fils , Paine pour des emplois aux Indes , moi pour l'assemblee de Hollande, Guillaume pour des emplois dependant de la Generalite et Frits pour les gardes. C'etait dans le fond refuser une grace pour en demander une plus grande. Jo ne crois pas que S. A. R. ait ete charmee de la reponse qu'elle recut, quoiqu'elle n'en 90 JOURNAL DE G. K, VAN HOGENDORP , 1787, temoignat rien , ninon que dans la suite , Elle dit h ma mere quand elle vint h Nimegue : ,,Vous m'avez „cruellement refusee." Il est difficile de decider si ma mere fit Bien ou mal dans cette rencontre , car si d'un cote les grands s'offensent aisement , surto ,t de cette fierte qui fait decliner leurs bienfaits , s'ils sont plus attaches h ceux qui jouissent de leurs graces qu'h ceux qui les meritent , et surtout h ceux qui meritent au dela de ce qu'ils peuvent Bonner, — d'un autre cote dans une republique it est avantageux pour l'Etat que les mem- bres d'Etat soient independants, et dans ce pays-ci ceux qui ne peuvent que suivre les volontes de la maison d'Orange sont moins consideres par elle-meme que des personnes qui jouissent de plus de liberte, qui ne se soumettent pas aveuglement et meme qui s'opposent a des mesures de la cour ou legeres ou mal avisees. Quant a mes sentiments , cette circonstance n'y peut rien changer et j'ai des principes Burs qui serviront toujours de regle a ma conduite. J'ai ete touchι de la bonte et de la delicatesse de S. A. R., mais je ne lui ai jamais parle d'une affaire qu'elle paraissait desirer qu'il ne pariit pas que je susse. Larrey en a parle a ma mere pour l'engager a ne pas se refuser a une seconde instance, mais jamais ne s'est-il adresse a moi. Avant de partir je reglai une correspondance entre Bommel et Wezel , par le canal de R. Bentinck , mais celui-ci en chargea dans la suite Neuwirth, fils d'un ancien fourrier de la cour, ci-devant capi- taine de haut-bord, qui a fait une fortune aux Indes, qui vivait bien en Gueldre , qui s'insinua dans les bonnes graces du Duo et qui est aujourd'hui lieute- nant-colonel a son service. La veille de mon depart Van de Spiegel et un Mr. van Citters arriverent de Zelande. Les Etats d'Utrecht avaient denaande des deputes de toutes les JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 91 provinces. Ou ne savait trop ce qu'il y avait ?i, faire. Je n'ai jamais su la source de cette mesure. On en prenait tant qui n'avaient pas de suite ! Van de Spiegel s'adressa A, moi pour apprendre a connaitre la carte du pays. Il avait manquι le Duc a Cleves. D'autres personnes accreditees se rendaient a Nime- gue en ce temps-la et la consideration que me temoignait S. A. R. m'attirait beaucoup de politesses. Ii y avait entr'autres un Mr. Sjuck Rengers, aris- tocrate de Frise, qui , dit-on, avec Haren 1) et peu d'autres, gouverne sa province. II negocia dans ces moments critiques un traite par lequel le Prince s'engageait a ne point changer le reglement en vertu d'une clause equivoque , expliquee differemment , a laisser nommer aux commissions a tour de role etc., moyennant quoi la Frise soutiendrait sa cause. La Princesse employa beaucoup dans ces affaires le con- seiller Brantsen, que Haren nomme „aristocrate par excellence" et qui est frere de l'ambassadeur 2). Depuis Grovestins m'a beaucoup entretenu de cette affaire , qu'il aurait voulu rompre , surtout quand , malgre la revolution , it ne plut pas aux Etats de Frise de porter a Leeuwarden la cocarde orange, quoique dans sa gritenie Rengers m'assura qu'il l'arborerait. Dans la fameuse conference a Amersfoort, d'oit je sortis pour me rendre a La Haye , aux prieres de Mr. d'Aylva j'agitai la question de la Frise. S. A. R. dit qu'il ne tenait qu'h trois points, dont j'ai men- tionne deux sans pouvoir me souvenir du troisieme, et que la province serait assuree. „Ah!" s'ecria le t) Guillaume de Haren, bailli du Weststellingwerf. On sait que Mme de Hogendorp etait une Haren. 2) A Paris. L'ambassadeur lui-mιme avait κte sollicite quelques mois auparavant de tenter un accommodement, mail it s'y etait prιte de mauvaise pike. 92 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP ; 1787. Prince, „a, present gulls ont tout gagne sur moi , ils „exigent encore mon consentement. Ce sont tous des Jaquins!" sur quoi it sortit furieux et se mela parmi ses courtisans a qui S. A. R. aussitOt, comme elle fait toujours en pareille occasion, se montra en souriant. Je me souviens que Van de Spiegel me dit un jour que le vieux Due avait nourri le Prince dans Pidee que tons les regents etaient des coquins , et gull fallait travailler a detruire cette erreur. Quand je vois l'esprit de jalousie qui rιgne parmi ces Bens, et comment ils elevent toujours leur credit et leur reputation sur la ruine de cello des autres, je corn- prends l'esprit de defiance du Prince. Le jour que la Princesse avait ete b, Cleves je l'avais passe a Rozendaal, oil je trouvai Jean Ben- tinck , second fils de Mine de Varel et marie a Mlle d'Athlone 1). Jeune, depourvu de connaissances et d'une bonne education, mais avec asset de bon Bens et un tres bon coeur, aimant la chasse et les exercises du corps, se donnant beaucoup de mouvements pour notre parti sans y rien comprendre, it s'arretait en Gueldre parce que ses amis voyaient du danger dans son retour a La Haye oil sa requete avait ete mice entre les mains des conseillers-committes qui le requi- rent de fournir l'original des signatures de l'Acte de consti[tu]tion en vertu duquel lui et ses collegues avaient presente requete. Sa mere m'avait prie de l'amener ce que je fis. Nous partimes ensemble et primes le memo chemin par oil yetais venu. Il me fit confidence de toutes les affaires de sa famine. En passant par Delft nous vtmes des sentinelles bourgeoises au chemin de La Haye et en approchant 4) Mme de Varel etait la mere de Rhoon qui hκrita plus tard des seigneuries de Varel et Kniphausen en Allemagne. Jean Ben- tinck etait le frere puine de Rhoon, Il avait alors 24 ans. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 93 de celles-ci nous aperciimes des piquets qui campaient h l'entree de ce lieu. BientOt nous fumes informes qu'un detachement de huit cents hommes d'auxiliaires avait enfin, muni de patentes de la commission de Woerden, marche vers La Haye et que Mr. de Starrembourg, brouille depuis pea avec la cabale, avait fait prendre aux conseillers-committes des reso- lutions pour defendre leur residence. Depuis quelque temps nous avions cette demarche des vrijcorps a craindre , et comme ce moment fat decisif pour la cabale, it est a propos de presenter lei dans son vrai jour les desseins qu'elle avait formes. Mr. le Duc de la Vauguion 1) a commence , it y a sept ou huit ans , a remettre en mouvement tour les ennemis du Stadhouder et tons ceux de l'Angleterre. D'abord it voulut priver celle-ci de nos secours, ensuite it tacha de nous engager contre elle. Le Prince avait beaucoup d'anciens ennemis qui ne pardonneront jamais a sa maison , it s'en etait fait encore par la conduite du due Louis , qui pour regner seul ne placait dans le gouvernement que des personnes incapables qui voyaient uniquement par ses yeux. Ces gens d'esprit, negliges ou rebates par lui, rendirent dans la suite l'opposition encore plus formidable. Apres que nous fumes entrdines dans la guerre avec l'Angleterre, les batteries furent dressees contre le duc, et les succes militaires, qui ne pouvaient qu' etre malheureux, lui furent attribues. Le Prince, incertitin s'il fallait le soutenir ou l'aban- donner, et ne trouvant pas peat-etre dans son epouse une amie du Duc, qui l'opprimait, ii ne le defendit pas jusqu'au bout. Quoique le Prince ait pu dire, dans l'assemblee de Hollande, d'un air pique , qu'il 1) Ambassadeur de France, dont la politique contribua beaucoup a enti ainer la Hollande dans la guerre contre l'Angleterre. 94 JOURNAL DE G. K. VAN 110GENDORP , 1787. savait voir par ses propres yeux , it n'est que trop our que le Duc ra gate dans son enfance , en l'elevant comme un sous-adjudant de bataillon, et que par son ascendant it l'obligeait a, entrer dans toutes ses vues. Le Prince m'a dit lui-meme que feu Mr. van flees ne voyait que par les yeux du Duc. Dernierement ma mere me rapporta une anecdote qui est bien dans le caractere du Prince. II doit avoir autrefois dit, au sujet de ses courses a Loo, qu'il allait de Madrid a 1'Escurial et de 1'Escurial a Madrid. Mais it ne fut pas le maitre apres le depart du Duc , ni moins persecute. La confusion se mit alors dans la conduite de la cour et la cabale frau- gaise en profita. D'abord elle voulut se rendre maitre de la Compagnie des Indes , s' allier a la France , donner des limites etroites au stadhoudσrat, mais les pretentions de l'Empereur qui profitait des desastres de la Republique pouvaient, en causant une guerre , rompre toutes ses mesures. Elle rOsolut de s'en debarraser a tout prix. Cependant la France interposait sa mediation, taut pour conserver son credit dans la Republique a laquelle elle avait declare que l'alliance ne pouvait se faire taut que durait ce differend , que pour eloigner une guerre qui pouvait devenir generale. Mr. Rendorp m'a dit qu'il tient du Rhingrave, negociateur en ce temps-la pour les pa- triotes a Paris, que la veille du jour que le traite avec l'Empereur fut signe a Versailles, ii arriva un courrier a Paris ou it ne trouva plus nos ambassa- deurs. Que sachant la raison de leer absence et craignant de nouveaux obstacles it avait arrete le courrier jusqu'au retour des ambassadeurs et qu'alors on lut dans ses depeches que , pour obtenir la paix, it n'y avait qu'a souscrire et a payer les dix millions. Ce n'etait pas cependant Petat qui Pecrivait. En ce temps-la Mr. William Sharp , de Virginie 1 JOURNAL D1 G. R. VAN HOGENDORP 1 1787. 95 homme d'esprit qui passait par Breda me dit: „Par „tout ce que j'ai vu en Hollande , je dois croire que „si vous avez la guerre , le Prince se relevera." Notez que cet homme avait beaucoup vu les patriotes. J'ima- gine que la mollesse du Prince Pa empeche alors de profiter des circonstances. Je l'ai vu arriver a la parade a Breda annongant , d'un air fort gai , que la paix etait faite , ce qui nous desesperait. II y avait quelque temps que S. A. R. etait partie de Breda pour la Frise avec ses enfants. Ce fut la premiere foie qu'Elle se separa de son epoux et qu'Elle travailla seule. Mr. van der Hoop , le fiscal, appelle ce moment la revolution de la Frise , a la- quelle ii travailla beaucoup. Quand le Prince suivit S. A. R., it ne passa pas par La Haye , quelques instances que lui fit Reigersman, qui se rendit au jacht a Leyden dans ce seul dessein. Des auparavant, quand au sujet d'une pretendue emotion populaire on lui avait dispute le droit de donner seul les ordres a La Haye , ii avait voulu remettre la commission de cap[itaine]-general a Passemblee et se retirer dans ses Etats. II y cut a ce sujet une scene oii. Reigersman deplore que Mr. Rouse, de Zwolle, ait etc present. Depuis, le Prince a mene une vie errante en Frise, en Gueldre, en Mande, en Utrecht. La fermete des Etats de Gueldre qui reduisirent les villes de Hattem et d'Elburg 1) par des troupes auxquelles le cagitainel- general , present dans la province, ne pouvait s'em- pecher de donner Fordre , cette mesure ferme , dis-je, donna un nouveau pretext° a la cabale, devenue plus 1) Les petites villes de Hattem et Elburg avaieut etc gagnees par l'agitation dκmocratique, mais les Etats de Gueldre, plus resolus que ceux d'Utrecht, se haterent d'appeler les troupes stad- houderiennes et les deux villes furent pacifiees sans resistance. Pour tout ce qui concerne la Gueldre, voir H. A. Weststrate; Gelderland in den patriottentijd. 96 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP 7 1787. forte encore par l'alliance conclue vers ce temps-1h. On repandit des bruits absurder; on osa montrer a Passemblee de Hollande une lettre sans signature qui annoncait la marche du Prince a la tete des troupes vers la Hollande. En attendant on tremblait a Loo sur le succes de l'expedition contre Hattem. Le Prince fut suspendu en qualite de Capitaine-general de Hol- lande. A Rotterdam le peuple assemble y fora le magistrat. Quand je dis le peuple , j'entends toujours qu'il y en a deux et que chaque parti avait une voix du peuple a lui. Un negotiant d'Amsterdam patrio- tique , deux mois apres la revolution me dit: „Mon- „sieur, le peuple veut ce qui se fait a present”, (et en effet un etranger devait croire que le public n'etait point partage) ,,mais auparavant it voulait aussi ce „qui se faisait alors. C'etait un autre peuple." 11 avait raison. La partie du peuple dont les chefs ont l'autorite en main , joue cependant le plus beau jeu , si sea chefs ne sont pas malhabiles. , Ce coup porte au Prince pour une querelle des Etats de Gueldre avec des sujets excites a la revolte par la cabale patriotique, les piqua vivement contre elle. Des lors les provinces se partagerent. La cabale fit des efforts pour gouverner dans touter, mais , a peine mattresse en Hollande, elle ne put gagner que l'Overyssel, oil l'on employa les m6mes moyens de violence qu'en Hollande, et la Groningue, oil elle trouva beaucoup de peine a s'etablir. En Prise les affaires paraissaient assez stables, en Zelande de meme. Les Etats de Gueldre etaient affermis. En Utrecht la ville seule se remua, entrainant depuis Wyck et Montfort. C'etait au fond , dans six pro- vinces, l'aristocratie , mais temperee, qui se defendait contre un systeme anarchique, sous le dehors feint de la dκmocratie. En Hollande le parti du Prince, qui ne voyait que de lathes regents, fut oblige de se JOURNAL DE G. IC. VAN HOGENDORP , 1787. 97 rendre populaire. J'ai remarque que le peuple , igno- rant et passionne , se laisse emouvoir par les appa- rences , mais la classe intermediaire entre lui et ses magistrate , capable comme eux d'ambition et plus riche depuis quelque temps , aspirait a obtenir une part quelconque a l'administration. Elle adopta les idees de la liberte civile et politique, defendue par Price et Priestley 1) , couronnee de succes en Amerique. Elle paya les milices bourgeoises qui paraissaient libres. Elle acheta une grande partie de la populace. Tous les sectaires en trerent naturellement dans cette ligue. On ecrivit pour prouver que la France devait proteger ce parti soi-disant democratique. La cabale frangaise ne pouvait s'y refuser : la haine contre la maison d'Orange les reunissait et , trop faibles pour rien entreprendre seuls , ils se joignirent pour tra- vailler ensemble. On ne voyait pas moins les Pensionnaires , chefs de la cabale frangaise , agir avec circonspection et ne donner dans la democratie qu'autant qu'il le fallait absolument pour gagner ce parti qui se repandait souvent en plaintes contre eux. Les demagogues gagnerent peu de regents, mais en se formant en societes politiques et armees , a force de depenses , ils vinrent a bout de forcer le gouvernement. La commission de Woerden etait de leur creation et plus ou moins ils disposaient d'elle. Es donnerent des declarations aux Etats et au public de leurs volontes , ordonnant des alterations dans la Consti- tution et menagant leurs ennemis. Par eux s'etaient faits les changements de regences a Rotterdam et a Amsterdam. En ce temps-la Delft s'opposa heureusement a leurs 1) Theologiens anglais partisans de l'unitarisme et de la liberte civile, dont les ecrits etaient alors fameux. Bijdr. en Meded. XXVII. 7 98 JOURNAL DE G. IC. VAN 110GENDORP , 1781. efforts , mais au moment dont je park , cette vine, Gorcum et Hoorn subirent successivement le meme sort. La cabale francaise ne pouvait que soutenir ces mesures. Elle se perdait en les traversant. Quand , peu apres le depart de LL. AA. de la Frise , le roi de Prusse mourut et que son successeur envoya le comte de Goertz pour soutenir les interets de la maison d'Orange dans la Republique, la cabale, pour echapper au peril , dut se jeter plus qu'auparavant entre les bras du peuple. C'etait bien pis apres les changements de regences par la vole des armes. Depuis ce temps un patriote n'osa plus Bonner le moindre soupcon d'aristocratie. La France fut comme entrainee par cette union intime. Le Rhingrave , d'abord ministre secret des Pensionnaires h Paris, ensuite chef d'une troupe au service de la Hollande seule et commandant de sept a huit mille bourgeois taut d'Utrecht que Hollandais auxillaires , et qui par lh, servait de liaison entre la France , la cabale et les demagogues, le Rhingrave poussait les affaires a outrance , forgant les Pensionnaires a approuver ses temerites, excitant les milices bourgeoises a tout oser et donnant au ministere de Versailles les plus fausses notions. Le Prince de Galitzin m'a assure que Mr. de Ver- gennes a envoye Mr. de Rayneval en Hollande pour s'iftstruire de ces affaires dont ii n'avait pas, disait it , une idee bien claire. Son envoyi recut publiquement un present de quatorze mille florins. Il n'ecouta ici que des patriotes. Il fat cependant une espece de mediateur entre le Prince et les patriotes. Peu apres son depart, Mr. de Vergennes mourut. Ce ministre, selon Mr. de Grovestins , s'est plaint a celui-ci memo d'avoir ete tromp par le Rhingrave. Mr. de Rayneval 4tait venu a La Haye avec de fortes pr4ventions contre lui. Cependant it en fat captive. Le Prince de Galitzin JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787, 99 m'a assure encore que Mr. de Vdrac avait souvent eu des avertissements de conger qu'il 6tait ambassadeur et pas chef de parti. Il avait cependant dans son hotel des 6missaires comme un Coetlouri 1) dont Mr. de Goertz m'a assure qu'il avait une commission. Il n'est pas moins stir que Mr. de la Cote , beau fils de Mr. de Verac, n'ait fait marcher ce bonhomme comme it voulait. Je crois aussi que la cabale francaise , entrainee , comme j'ai fait voir, , par les demago- gues, a engage la France plus loin qu'elle ne desirait et que la mission , par des raisons particulieres, s'y est pretee. L'ambassadeur se fit saluer par le camp de bourgeois dont je vais parlor. Enhardis par lours succes , par la faiblesse des regents patriotiques, par cello du Prince , les demagogues resolurent de mettre Passemblee de Hollande dans leur dependance en changeant toutes les regences des villes qui leur etaient contraires et en chassant alors , d'une voix unanime, le corps des nobles qui s'etait reuni en favour de la bonne cause. Pour cot effet la commission de Woerden ordonna au regiment de Sturler de quitter la Brille et pour- vut de patentes en blanc signees , plus [de] six cent milices bourgeoises qui allaient , disait-elle , purger la Sud-Hollande , tandis que dans la Nord-Hollande une autre troupe devait se former pour le nulme effet. En meme temps it y out a Amsterdam une assembles generale de toutes les societes patriotiques pour deli- berer sur la forme du gouvernement qu'on voulait introduire. Des longtemps cos societes avaient demands la suspension du Prince en sa qualite de stadhouder. Plusieurs villes avaient pris des resolutions en conse- quence et se conduisaient comme si les Etats avaient 1) Sur le comte de Coetloury, cf. Colenbrander op. cit. II. 84, 167, III. 74 etc. 7* 100 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENt)ORP, 1787. conclu l'affaire. Voila l'etat ou je trouvais la Hol- lande en versant apporter a mes amis la nouvelle que les Prussiens nous sauveraient. Its eurent de la peine a m'en croire. Le jour de la remotion a Delft enflamma la colere du peuple a La Haye. Il murmurait hautement contre Mr. de Rhoon clans toutes les societes quel- ques uns le soupconnaient de trahison. II avait cepen- dant offert au magistrat de Delft trois cents hommes qu'on n'avait eu garde d'accepter. Ces m4contente- ments firent un tres mauvais effet dans le public; on disait Rhoon perdu dans l'esprit du peuple. Je sentis la cons4quence de cette erreur qui detruirait le respect qu'il avait toujours encore inspire aux patriotes. Je tholus de me produire avec lui dans les soci4t4s et de prendre la parole. Nous convimnes du temps et de ce qu'il fallait faire. Rhoon , rep avec impatience et avec une vivacite mal r4primee , commenca par exposer tout ce qu'il avait fait pour eux, par leur montrer qu'il n'avait pu mieux faire , par Bonner de nouvelles protestations de son (14- vouement a la bonne cause et enfin it leur recom- manda de ne pas preter l'oreille a des calomniateurs, gag4s apparemment par le parti contraire , pour seiner la division parmi nous. Quand ii out dit, plusieurs voix s'414verent; peu se firent entendre; c'kaient des plaintes et quel- quefois des reproches. Il y en out un qui s'4cria: „Mettez vous a notre tete et nous vous suivrons „tous!" — „Qui suivra?" — On*cria: „Nous , nous !" Mais j'avais remarqu4 que le plus grand nombre avait garc14 le silence. Aussi je me levai un peu au-dessus de mon port ordinaire et regardant autour de moi avec un air de s4v4rite , je dis: „La plupart „d'entre vous n'ont pas r4pondu. Et ou done iriez- nvous? Supposons que domain l'on vous donne JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP ) 1787. 10 „rendez-vous ici, que vous y veniez tous, ce que nje ne croirai jamais : que faut-il faire ? Nous ne „pouvons plus sauver Delft qui a refuse le secours. „Faut-il se perdre pour ceux qui ne se dgendent „pas, que dis-je ! qui empechent lours amis de se „d4fendre ! Mais vous craignez pour la Haye? Ras- „surez-vous: nous aeons pris des precautions, nous ,) sommes informs de touter les d4marches de nos ,' ennemis. Si vous voulez , tenet-vous prets au pre- 77mier signal a vous assembler pour la dame de 77 vos femmes et de vos enfants. Si vous voulez „davantage , nommez vos Bens de confiance et nous "parlerons avec eux. Il n'y a rien de si hardi, s'il „y a du succes a en espdrer, a, quoi nous ne nous „pretions pour l'amour de vous.” Alors un homme sage et modete monta sur une table pour commenter mon discours. On resolut de ne nommer que les directeurs de la societe pour prendre les arrangements convenables. II y eut des sentinelles de tous ekes et sans doute si le camp 1) avait voulu entrer a La Haye, toute cette canaille etait massacree et la revolution commencait au moment memo a se faire. Le gouvernement avait pris les memos alarmes que le peuple. Les conseillers-committes, comme j'ai slit, avaient mis la garnison sous les armes partout ou le camp pouvait se porter. II s'etait accru jusques a pros de douze-cents hommes, peu formidables par lour valour et leur discipline, puisque c'etait en grande partie du rebut qui ne se connaissait pas aupara- vant, ni par le nombre , puisque la garnison de La Haye etait forte de cinq bataillons et de quatre ou cinq cents chevaux. Mais les Etats d'Hollande les protegeaient ou plutOt leur obeissaient, et quo ne pout 1) Camp patriotique de Yoorschoteu. 102 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. l'autorite sur des gens d'honneur, comme le grand nombre de ces militaires I Its craignaient a chaque instant de recevoir un ordre de garder leurs quartiers pendant que les milices entreraient et se joindraient au vrijcorps de La Haye. Que faire alors ? Nous y songions de notre cote. Nous rassembrames chez Rhoon , Charles Bentinck , Plettenberg , Otto Styrum , capitaine aux gardes, Graevestein , adjudant , Mysson , des ,gardes a cheval. Peu apres Bigot, depute de Frise aux Etats Generaux 1), et qui conferait avec ses collegues , se joignit a nous. Les avis etaient toujours fort partages et la conclusion, qu'on ne pouvait rien faire ; mais je reussis a les faire convenir d'une commune voix, que si par l'entree des milices a La Haye , les colleges de la Generalite avaient tout a craindre , elle a qui le serment primitif des militaires les attachait si saintement , ii fallait, plutOt que d'obeir a des ordres d'une assembl6e de Hollande illegitime, pourvoir h sa propre stirete en se rangeant sous les ordres seuls de LL. HH. PP. et du conseil d'Etat. Bigot, lorsqu'il parut, parla fortement sur le memo ton et donna des assurances auxquelles on repondit comme it pouvait le desirer. Des qu'il y aurait du danger, les colleges devaient s'assembler , toute la garnison se mettre sous les armes et la Haye etre mise en σtat de defense contre une surprise ; la bour- geoisie de La Haye, dont neuf cents hommes etaient peas a. tout faire, etait entree dans cette conspiration par le moyen du colonel et de quelques officiers , de maniere qu'a la moindre tentative des patriotes , tout se soulevait contre eux. Il est incomprehensible que ces mesures aient ete si longtemps couvertes du voile du mystere. Etait-ce 1) Et correspondant du prince d'Orange pour la province de Frise JOURNAL DE G. K VAN HOGENDORP, 1787. 103 que 1'animosit6 reciproque n'admettait plus de trahison ni mιme d'imprudence par le peu de communication entre les partis? Cette affaire etait en bon train quand je partis pour Wezel la seconde fois, comme je dirai ensuite. En memo temps Mr. Paravicini, colonel de l'artillerie , devait essayer au dela, de cent pieces de canon , et comme it n'y avait pas d'artilleurs h la Haye, ii de- manda au Conseil-committe des soldats des gardes que Royer lui fit accorder et qu'il dressait non pas pour les essais, mais pour servir, , en cas de besoin, contre le camp volant. J'ai dit que Mr. Harris fut charge de nous offrir de l'argent, des munitions et des hommes. Je menageai une entrevue entre lui et Roost, de la Brille, et je fis remettre a ce dernier trente mille florins. Harris lui promit du secours en force s'il s'agissait jamais d'un siege. Il lui offrit toute la poudre qu'il fallait, pourvu que ce fut en secret qu'on l'introduisit en vine. Il lui promit des artilleurs des qu'il en demanderait. Apres cola nous pouvions nous tenir suss de cette ville oil nous nous serious retires, en cas de malheur, pour commencer de la la guerre civile, resolus de plat& tout sacrifier que d'abandonner la patrie a des traitres , qui la gouvernaient. J'eus un chagrin; c'etait de ne pouvoir confer a Rhoon des affaires de Cette nature. Il voulait d'ailleurs former un vrijcorps ; ii faisait venir des armes , ii perdait un temps precieux a faire l'exercice. On avait moins de confiance en lui. Je le lui avais prddit des longtemps, mais en vain. J'avais me the engage S. A. R. a lui donner de bons conseils, lui remontrant qu'elle 6tait trop intd- ress6e a la conduite d'un jeune homme qui aspirait a tout ce qu'il y avait de plus grand pour l'aban- donner a mille faux pas qu'il faisait. La Princesse me dit: „Vous voulez que je lui donne une meilleura 104 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORPi 1787. „dducation?" Je n'Usitai pas de rdpondre qu'oui, mais je doute qu'elle ait ex4cut4 tout ce qu'elle me promit. Depuis, a la Haye, je sais qu'elle a eu avec lui une conversation oa tous deux ont par14 avec beaucoup de confiance, mais S. A. R. crut avoir par14 avec beaucoup de franchise et Rhoon pensait qu'il avait fait de mιme, Pun et l'autre pour op4rer une conversion et se flattant 4galement d'avoir rdussi. Je le sus de la bouche de S. A. R. et de Mr. de Rhoon le mιme jour. Revenons A, la matiere. Mr. Royer qui avait d'ex- cellents plans de nos frontieres, me donna tous ses m4moires pour en faire extrait pour le Duc. Je rassemblai d'ailleurs toutes les informations qui pou- vaient lui titre utiles. Mais un travail plus essential, c'dtait le plan de la revolution a l'approche de ses troupes. Des le 10 aout, avant de partir la premiere fois pour le voir, sur ce que j'appris de Reigersman, qu'on meditait au coup ddcisif, j'avais couch4 sur le papier mes idles. Je les fis voir a Royer et a Reigersman qui y applaudirent. Je voulais par des propositions , des requιtes, des ordres aux troupes, r4unir pour cette fois toutes nos ressources. Tout devait n'avoir d'autre but que le retablissement du Prince, ce qui coupait la racine du mal. J'ai encore les papiers et je ne m'Stendrai pas davantage a ce sujet. Il fallut mettre tout cela en ordre et Reigers- man devait, au moment propice, tout ddcouvrir a Rhoon pendant que j'agirais aux frontieres. Alors par nos relations avec les societds , je voulais tout d'un coup faire presenter requτte par tous les bien- intentionnes , faire r6tablir tumultuairement les 'Agents demis par les patriotes et proposer aux Etats de casser toutes les resolutions contre le Prince, pendant que le peuple arborerait la cocarde orange en signe du voeu unanime pour la revolution. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 105 Je sentais biers quail pourrait se faire que les choses se fissent plus vite , mais cela n'4tait pas si stir quail n'dtait essentiel de prendre toutes sortes de mesures. Peu avant l'invasion prussienne, quand S. A. R. fut voir deux escadrons de hussards qui passaient par Cleves et que beaucoup de monde s'y rendit de Nimegue et d'autres villes de la Gueldre, je remar- quai sur le visage des amis de la maison d'Orange une impression si vive de joie , d'espdrance et d'audace, que jugeant par la de l'effet que l'apparition des troupes ferait en Hollande , je dis a la Princesse que la revolution pour laquelle nous prdparions taut de mat4riaux , se ferait apparemment comme par un coup 4lectrique, avec une promptitude qui rendrait superflues toutes nos mesures. Cela arriva en effet. Jo m'en r4jouis et quand ceux qui avaient 4t6 pre venus sur les requιtes pro- jet4es vinrent ensuite me les demander, je repondis que tout cela ne devait servir qu'a op4rer le rdta- blissement du Prince , auquel it ne manquait plus lien. Je ne pouvais m'empOcher neanmoins de res- sentir de la peine de ce que par la m4sintelligence entre Rhoon et Reigersman , le premier ne fit aucun usage de la proposition a faire aux Etats par l'ordre 4questre , que j'avais coque , mais que Reigersman lui remit sous son propre nom. Si des lors cette proposition avait passe, comme tout passait en ce moment, on n'aurait pas eu depuis toutes les peines qu'on a eues. Je ferai voir cela plus en detail quand je serai parvenu h cette ιpoque. Toutes choses arranges comme ii le fallait, je partis pour Nimegue, prenant encore la route de Breda et de Bois-le-Duc. J'avais engage ma mere et mes soeurs a quitter la Hollande pour quelque temps, et elles se rendirent a Nimegue par Amsterdam et Wesep, disant en route qu'elles allaient a Zwolle chez des parents. 106 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. A peine arrive , j'appris que S. A. R. avait avec le Due une conference a Cleves; je me mis aussita en voiture pour m'y rendre et les trouvant a table chez la baronne de Spaen, je me fis annoncer a S. A. R. qui me fit demander si j'avais dine. On me pria d'entrer et de m'asseoir. Ii y a des circonstances oil l'on est extrιmement caress de tout le monde; c'est lorsque les grands, qui ont besoin de nous, ne Pdgligent rien pour flatter notre vanitd , et que ceux qui s'empressent autour d'eux et qui achetent chere- ment les moindres faveurs de leur part , sont frappes d'admiration en voyant ces bonnes graces prodigudes a un merite que dans le premier moment ils ne devinent pas. Je me trouvais dans une circonstance pareille. Mr. de Spaen 1) fils se leva pour me Bonner sa place et me forca de la prendre a cote du prince Guillaume. Adolphe de Rechteren , assis a I'autre bout de la table, me regardant avec surprise , me dit: „Voulez-vous „que je vous false place ici ?" On ne me permit pas de l'accepter et, apr6s diner, quand je m'entretins si longtemps avec les principaux personnages , soit en- semble, soit avec chacun en particulier, Rechteren, comme les autres, revint de son dtonnement. Je me dois ici le t6moignage que tout flattd que je dusse titre en ces temps-la de l'accueil qu'on me faisait tou- jours, et quoique ma vanit4 parilt quelquefois, cependant ma conduite a toujours Ad si sage a la cour memo, que depuis, quand on me laissa languir dans une antichambre, et qu'on parut avoir renoncd a me faire politesse, soit a cause du changement des circonstances ou soit que l'humeur du Prince ne s'accommode pas de ces prdf6rences , personne ne me 1) Les Spaen kaient une famille de Gueldre qui joua un grand role dans les troubles de sa province. Voir Weststrate op. cit JOURNAL DE G, K. VAN HOGENDORP, 1787. 107 traita avec moins d'dgards ni ne parut charms de cette espece de disgrace. J'ai traits dans une piece: „Sur la part des trois puissances aux affaires de la Republique" 1) de tout ce quo je fis alors tant chez S. A. R. que chez le Duc pour favoriser l'invasion. A Wezel je recevais tous les fours une cldpιche de S. A. R. qui contenait les nouvelles , mes lettres de Hollande qu'elle ouvrait et quelques lignes de sa part. Le Due me faisait voir tout ce qui lui arrivait de Prusse ou de Hollande. II n'y avait que des nouvelles secretes de la cour qu'il me faisait sentir plutOt qu'il ne me les communiquait. De retour h Nimegue j'assurais S. A. R. que le coup serait porte , mais elle doutait encore. Le rests du monde l'assurait du contraire. De la la certitude parmi les patriotes en Hollande qu'ils n'avaient rien a craindre, et leurs plaintes de trahison qu'ils firent dans les premiers moments. De la les avis qu'on voulut que des personnes clans la confidence de S. A. R. lui donnassent sur les vdritables dispositions du Due, qui a ce qu'on pr6tendait la bergait de fausses esperances. Enfin ce Prince arriva a la tete d'une colonne. La . Enfin ce Prince arriva a la tete d'une colonne. La Princesse avec sa cour se trouvait devant le Bourg oit les troupes passaient. J'dtais dans un froc si simple que ma mere en out honte. (wand le Due out passe S. A. R. , qu'apparemment it n'attendait pas la, it sauta a bas du cheval et lui fit des excuses, du geste plat& que de la voix. Elle y repondit de memo. On parla pen. Le Due 6tait reellement embarrass. Jo remarquai sur son visage de vives agitations. Il m'apercut , passa devant le prince de Hohenlohe, pour me prendre par la main et me mener a l'deart , se promenant longtemps avec moi pour s'instruire de 1) Dam les Brieven en Gerlenkschriften , II , 138. 108 JOURNAL DE 0, K. VAN HOGENDORP, 1787. 1'4tat des affaires depuis que je Pavais quittd. „Songez", me disait-il de temps en temps, „songez bien a ce „que vous faites". Ensuite h l'auberge ou ii se renferma avec moi, jetant les yeux stir une petite estampe qui reprdsentait Charles I sur Pechafaud, it me rappela tout ce qu'il m'avait dit sur le danger auquel on exposait le Prince, qui certainement perdait tout et peut-ιtre la vie a moins que l'entreprise ne fiat cou- ronnde du plus heureux succes. En effet it m'avait cit6 cette malheureuse famille de Stuart „qui certainement avait plus de droit au trOne „que la famille regnante et qui apres tant de maiheurs „croupissait dans la misere". Ordinairement j'avais tous les jours des arguments pareils a refuter, mais je ne ddsesperai jamais, parce que je d6mκlais tou- jours l'ardeur du Duc pour une entreprise aussi glorieuse que celle de retablir tin 4difice que la France minait depuis six ans et parce qu'il eut enfim une si juste id4e de la situation des affaires qu'il me dit: „II vous „faudrait tin homme qui , h la tete de cinq mille „soldats bien disciplines, vous servit deux mois , et „tout serait dit". Avant que le Duc partit de Nimegue je dis h S. A. R. que s'il avait besoin de moi pour le suivre, j'etais a ses ordres , mais que je craignais que si je m'offrais a lui, it ne crut que je le ddsirais et qu'il ne me l'accordat par politesse. Je priai la Princesse de songer quo, natant plus au service, je ne me sentais nulle vocation de prendre des villes , mais que j'4tais prκt a tout ce qui pouvait hater la revolution, dussai-je m'exposer a plus de dangers encore que je n'avais fait jusqu'alors. Jo fis en memo temps observer a S. A. R. que des ce moment si l'entreprise manquait mon sort etait decide et que ma patrie et toutes mes espdrances de fortune et d'etablissement σtaient perdues pour moi. JOURNAL PE G K. VAN 1-10GENDORP , 1787. 109 Je lui dis que , pour cette raison , j'avais engage ma mere a se retirer en Gueldre afin que dans les premiers moments elle ne IAA pas en.velopp4e dans mon malheur. „Vous sentez bien" , me r4pliqua-t-elle avec vivacit4 , „qu'on ne vous abandonnera pas". Le Due , ayant passe la riviere quand je le quittai , me pria de venir le joindre quand je le jugerais con- venable pour le bien des affaires. Il fit plusieurs graces a ma requisition; ii s'entretint avec plusieurs personnes que je lui presentai et qui pouvaient lui etre utiles dans la suite. Peu apres son entree it eut avec S. A. R. et Mr. Rengers , de Frise , frere du chambellan, une longue entrevue sur les affaires de cette province. Les mecontents , depuis la revolution dont j'ai parle plus haut , avaient conserve d'intimes relations avec les patriotes en Hollande et mιme avec la France. Its nourrissaient l'espoir de faire une seconde revo- lution qui changeat la face de cette province et qui , en joignant sa voix aux Etats-Generaux a celles de la Hollande, de la Groningue et de l'Overyssel , y format une majorite otriotique. Le chevalier de Ter- nant 1), que j'ai connu dans les treize Etats et qui avait commande , depuis , une brigade de la legion de Maillebois , liant , ambitieux et propre a prendre tous les caracteres , avait ete en Frise apres un tour en Overyssel oil les Etats I'avaient nomme generalissime de la province. Il forma le plan de la revolution dont nous dimes copie par un hasard des plus singuliers. 4) Dubar de Ternan, officier frangais , qui avait servi pendant la guerre d'Amerique. Il fut chargι par les patriotes d'organiser la defense en Overyssel d'abord , a Amsterdam ensuite. Ternan κtait fort pessimiste et it ne se faisait aucune illusion sur les forces des patriotes (Voir ses dep. aux Archives des Affaires Etrangκres, a Paris). 1 10 JOURNAL DE G. It. VAN HOGENDORP, 1787. Ce papier arriva a La Haye sous radresse de Mr. d'Aylva, patriote et fut remis a Mr. Hobbes Aylva d'Eberstein 1), officier aux garden. Se doutant de faire quelque cl4couverte , celui-ci ouvrit le paquet et me donna le papier pour l'envoyer aussitOt a S. A. R. Depuis Grovestins pare l'a donna a. Larrey avec beau- coup de mystere et celui-ci voulut le mettre en chiffre avant de le d4pecher. En attendant j'avais, depuis plusieurs jours , fait la besogne, quoique sans ιclat. Mr. de Ternant, quand je le rencontrais a La Haye, cachait levant moi ses v4ritables sentiments. Un jour je le vis en rue qui venait de Paris. Je lui en tdmoignai de la surprise, m'attendant pluttit, disais-je, a le voir arriver d'Overyssel. II fut un peu confus et comme honteux de la dignity qu'il y tenait. Dans la conversation it me dit : „Wit avait assure les Etats „gull se rendrait chez eux des qu'il s'agirait de cora- „mander, mais qu'il n'y avait rien a faire encore; que „de tenir les milices bourgeoises rassemblees coilterait „trop; que la province avait des fonds plus qu'on ne „pensait, mais qu'il fallait se garder de dissiper ces „tr4sors mal a propos; qu'au reste ces milices, quoique „composees de Goths et de Visi-Goths, valaient celles „de nos vines.” Notez qu'en ce temps-la les Prussiens s'assemblaient dιjΰ et que depuis ce lame homme, pour rassurer son parti, osa dire qu'on connaissait le prix d'un general prussien, que le due de Brunswick pouvait titre plus cher qu'un autre , mais qu'on l'aurait. Pa- roles que R. Bentinck me pria de rendre au Due. Il fallait a Mr. de Ternant pour la revolution deux 1) Le major d'Eberstein joua un role dans l'insurrection braban- conne de 1789. Sur les Aylva voir les papiers de Beyma (Archives de l'Etat, a Leeuwarden) et ceux de Dumont-Pigalle (Archives de l'Etat A la Haye). C. L. van Beyma, dont it va ιtre question plus loin, etait le chef du parti dκmocratique frison. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 111 millions de livres et Mr. Rendorp 1), si je ne me trompe , m'a confirms que deux foil on a pay6 trente mine florins h un comptoir d'Amsterdam pour les insurgens de Frise, mais, qu'apres 'Invasion prussienne, les lettres de change ne furent plus acceptdes , ce qui sans doute a donn6 lieu a Mr. Beyma de dire a ses amis assemblds a Franeker 2) que, puisque la Hollande avait succomb6 , ii ne voyait plus de moyen de se soutenir. Le prince de Waldeck 3), qui commandait a Franeker, 6tait fort Bien avec les aristocrates , mais plus entreprenant qu'eux. Ii craignait moins aussi , en ecrasant les patriotes , de trop relever le parti purement d'Orange, c'est a dire , qui aimerait voir cette maison revιtue d'un pouvoir presque absolu. de lui ai entendu dire au Duc a Overtoom qu'il y avait a Leeuwarden des bourgeois arias qu'il s'est offert d'obliger a poser les armes , mais infructueusement. Vers le temps dont je parle , quelques membres d'Etat s'etaient separes de l'assemblee et s'occupaient ?i, en former une a Franeker qui s'arrogeait la puis- sance souveraine. Quand nous regumes la nouvelle chez Harris a un grand diner , it nous dit : „Voyez „Rengers inquiet et deconcerte tout Sjuck qu'il est" 4). C'est que sous ce nom it est cιlθbre pour sa poli- tique et son credit. En me me temps plus de mille miliciens se jetaient dans la ville, et peu apres un detachement de la legion de Salm , conamande par le major Miring, vint les joindre. On ne douta plus de leurs intentions hostiles mais on eut de fortes appre- 1) Joachim Rendorp de Marquette, bourgmestre d'Amsterdam et chef du parti aristocratique dans cette vine. 2) La minorite dκmocratique avait cre6 une contre-assemblee a Franeker, les Etats continuant de siκger a Leeuwarden. 3) Le prince Louis de Waldeck etait un des nombreux principicules allemands (Hesse, Salm. . .) qui κtaient au service de la Republique 4) Sjuck etait un prκnom fort en usage dans la famine Rengers. 112 JOURNAL DE G. K. 'AN ITOGENDORP, 1787. hensions quand it y arriva de l'artillerie pendant que les Etats avaient a peine quinze cents hommes de troupes rdgMes et deux pieces de canon. Leeuwarden d'ailleurs n'est pas tenable. Dans cette extremite le prince Louis demanda du secours au Duc qui n'osa lui en accorder, se defendant par les termes de sa commission qui regardait la, Hollande seule et croyant avec raison que s'il terrassait le parti , it ne pour- rait se soutenir dans les autres provinces. Voila ce qui apparemment l'empιcha de preter l'oreille a nos frdquentes prieres pour l'engager a envoyer du monde stir les frontieres de la Groningue , qui chancelait et oil cette manoeuvre pouvait causer une revolution. Le Due, qui ne pouvait se cacher aanmoins le danger de la Frise, et vivement sollicite par S. A. R., promit de favoriser le passage de deux de nos r4gi- ments par l'Overyssel, qui suffisaient pour dgivrer la Frise. La province les demandait avec instance, mais celle d'Overyssel refusait le passage ; le Duc le demanda pour ses troupes et donna ordre aux hussards de Goltz de marcher lentement par la province. Ces hussards y demeurerent depuis pendant plusieurs mois et, au moyen d'une declaration signee par le Duc, qu'on fit repandre dans la province, it n'y eut pas la moindre resistance. R. Bentinck et Zuideras avaient depuis longtemps des desseins sur Deventer. En y retablissant la r6gence , demise par les demagogues, cette ville 'Jeanie a la majoritd du corps des nobles, cl4truisait tout l'ouvrage des patriotes. Bentinck m'en parla. Je dressai une note pour le Duc, je couchai par gerit la declaration, j'y joignis une lettre et quand Bentinck eut tout lu , it s'dcria: „Le Prince et la Pirn- „cesse devraient chasser tour leurs courtisans et „prendre a leur service deux hommes comme vous. ?lee serait sauver la maison et l'Etat.” Le Due ap- SOURNA.L DE G. K. VAN FIOGENDOI1P, 1787. 113 prouva le plan , it signa la declaration et en meme temps it me pressa de le joindre. Il y a une circonstance int4ressante que je dois bien me garder d'omettre, c'est que Mr. van Berckel, avant demand4 pour un Italien 1), 4tabli a Amsterdam et dont j'ai oubli4 le nom , un passeport des Etats de Hol- lande „ad omnes populos", ce agociateur 4tait parti pour Berlin afin de pr4venir la marche des troupes qu'il rencontra en Gueldre. Il s'adressa au Duc et a S. A. R. pour les conjurer de ne pas aller plus loin. Le Duc fut emu par ces discours, tant it 4tait ports a croire que par le coup qu'il allait frapper, loin de raablir les affaires du Prince , it les minerait. II 4crivit a la Princesse qu'elle avait tout encore entre ses mains , qu'il pouvait suspendre les operations. Elle me le raconta avec ce sourire qui marque la supdriorit4 et P4loignement de vaines apprehensions qui caracterisent la conduite qu'elle tint dans tout le cours de cette affaire. Sa reponse montrait asset qu'elle attendait du Duc l'exkution des ordres qu'il avait reps: „Ce n'est pas moi", disait-elle , „qui Buis „cause des maux auxquels la Republique est expos6e, „c'est une cabale qui aime mieux perdre la patrie que „son pouvoir usurps. Que cet envoys sans aveu aille „tenir de pareils discours aux particuliers qui l'en- „voient. Je ne recevrai plus des gees comme lui." Elle avait d'autant plus de raison de s'indigner que ce fou de Grothausen 2) , revenant de Hollande avec le dernier courrier du Duc, s'kait introduit la unit dans l'antichambre de S. A. R. qui s'4tait levee pour 1) PlutOt un Francais. II s'agit de Mandrillon: voir Fruin , Ver- spreide Geschriften V, 336 et De Beaufort, Ora* en de democratie. 2) Grothausen etait une espece d'aventurier qui avait cherche a plusieurs reprises a se mιler des affaires de la Republique. Colen- brander op. cit. II. 103. Bijdr. en Meded. XXVII. 8 114 JOURNAL DE G. K, VAN HOGENDORP, 1787. voir le courrier, , capitaine et aide-de-camp du Duc. Grothausen dκbita une morale commune et imperti- nente. Cet homme dtait arrive de Berlin h Wezel et s'etait vant6 d'une commission du roi pour prevenir les voies de fait. II fut a Utrecht, a la Haye, a Amsterdam et le Duc m'a fait voir de ses lettres , qui marquaient que les chefs de la cabale , sur ses remontrances, etaient prets a tout accorder au roi. Je l'ai revu a Overtoom et clans les rues d'Amsterdam ; on disait qu'il se mιlait de touter sortes d'affaires sans nulle vocation. Tollius me dit qu'il l'avait eu une apres-diDee chez lui , que cet homme voulait in- troduire chez nous la constitution anglaise ; que pour cet effet it pretendait qu'il fallait de nouveau em- brouiller les cartes, &tire contre le Prince et remuer les esprits. Le Duc le nommait un fou et se servait de lui en certaines rencontres comme d'un espion. Depuis l'accueil que S. A. R. avait fait au sermon de Grothausen , le Duc ne songea plus qu'a pousser ses opdrations. En Hollande on ne pouvait croire que les Prussiens fussent en marche. Les premiers jours on cl4lib4rait a 1'assembl4e avec beaucoup de skurit4. On r4solut cependant de faire marcher a Gorcum le bataillon de Sturler qui 4tait a la Brille. On en avait donn4 l'ordre quand le camp volant se tourna de ce cote, mais en vain. Le magistrat au contraire avait fait trainer du canon sur les remparts. L'autre bataillon du mem r4giment , en garnison a Helvoetsluys, s'en- tendait parfaitement avec le premier. Taus deux avaient quittd le cordon de Hollande sur une lettre du canton de Berne qui ddfendait a ses troupes de se meler des affaires entre les provinces et leur enjoignait de nouveau , en vertu de leurs capitulations, de n'olAir qu'a la G4n4ralit4. J'ignore si Mr. Harris s'est ouvert a Mr. Sturler, quoique j'en aie eu quelque JOURNA L DE 0 X. VAN HOGENDORP 7 1787. 115 soupcon , mais je sais bien qu'on forma un college de Meuse a la Brille oh. Pon admit un capitaine du regiment. Le Chevalier appuyait toujours vis a vis de Royer et moi sur la ndcessit4 de conserver le port d'Helvoet, et nous le priions quelquefois d'y faire paraitre quel- ques frdgates pour encourager les habitants. Peu avant mon dernier cl4part de La Haye , j74crivis a S. A. R. pour obtenir des artilleurs d4guisds , qui , par la Mande, se rendissent a la Brille , et Elle chargea Bentinck de ce soin. Les Suisses a Helvoet- sluys s'exercaient a manier le canon. Tous nos artil- leurs avaient fait leur retraite sur les resolutions de LL. HH. PP. Voila ce qui donna lieu aux convois francais qui firent taut de bruit quand les Etats- G dn4raux s'en plaignirent a Versailles en termer fort mesur4s, et plus encore quand aux moyens des papiers d'un l[ieutenan]t de la Barriere, on eut des pieces authentiques a produire, sans que les ministres osassent les clκsavouer1). Ces Francais out fait la defense d'Am- stelveen qui pensa arreter toute Farm& prussienne comme elle aurait a faire. L'ordre des Etats donnd par trois foil aux Suisses de quitter la Brille ne fut suivi ni par les troupes ni par le magistrat. Ce dernier envoya meme une nomination au Prince en sa qualitd de Stadhouder, en depit d'une rdsolution toute rdcente des Etats. On m'a assure que des l'epoque du camp-volant, quand Delft eut subi le joug , la majorite du conseil de la Brille voulut se soumettre, mais que le conseil de guerre bourgeois s'y opposa , faisant insinuer par une deputation qu'il ne le souffrirait jamais. best 1) Plusieurs des canonniers frangais etaient munis de passeports du general Esterhazy. Voir mon etude sur les Troubles de Rol- lande a la veille de la Revolution francaise. 116 3OURNAL tE G. K. VAN HOGENDORP7 1781. ne contribua pas peu a la contenance qui fut tenue ensuite et Van Helsdingen allait encore la tete levee a l'assemblee des Etats. Quand je donnai ces details au Duc au bourg de Nimegue , it dit tout haut: „Voyez ce que peut faire ,,une seule petite ville , quand elle a de la fermetκ." Dans le cours de cette semaine les Etats mirent encore en deliberation d'envoyer des gardes a Gorcum et dans les environs. Le corps des nobles protesta que sur une affaire de cette importance ii ne fallait pas se hater de rdsoudre , et it obtint que la propo- sition fut remise a la semaine prochaine. J'ai dit plus haut ce qui aurait eu lieu si l'ordre de la marche avait ete donne. Du reste la reponse cateprique demandee par le Roi qui donnait quatre jours de delai fit a Passemblee des Etats et parmi les chefs de la cabale l'effet que j'avais attendu et que j'avais predit au Due. Frappes comme d'un coup de foudre , les pensionnaires ne savaient s'il fallait se defendre ou souscrire a toutes les conditions. Amsterdam etait portee aux plus grandes extremites par sa situation locale qui la rend presque inabordable. Mais notez que Mr. van Berckel seul 6tait present a l'assemblee et qu'il disait dans le public que pendant son dernier s4jour dans Amsterdam , it avait reconnu qu'il coulait du sang patriotique dans les veines de ses concitoyens. Apparemment it avait assiste a quelque deliberation du college de defense ou a quelque conclave de demagogues. A mesure que les villes s'eloignaient par leur position locale de celle d'Amsterdam , les avis mollissaient. Gouda s'opposa meme a la proposition de transferer l'assembl4e a Amsterdam, soutenant que le souverain serait peu respectable au milieu d'inondations. Mr. van Wyn, pensionnaire de cette vine, avait depuis long- temps chance14 , respectant surtout les droits du Stad- JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 117 houder qu'on attaquait directement. Cette fois it parut se moquer de ses collegues. Le corps des nobles en attendant jetait les hauts cris , avec d'autant plus de liberte que ces messieurs riaient sous cape. Mr. de Twickel , it y avait longtemps , s'etait rendu h Nimegue pour recevoir de la bouche de S. A. R. des assurances de Parrivee des Prussiens. Mr. de Starrembourg , qui avait et6 voir le camp-volant a Delft, 4tait revenu ross4 par cette canaille et comme depuis ce moment it n'avait os6 lever les yeux , rien ne pouvait lui paraltre plus desirable qu'une revolution qui ordinai- rement jette un voile 4pais sur le passe. Mr. de Rhoon risquait tout si les affaires ne changeaient bientOt de face. Il voulait eriger un corps-franc it La Haye. Il faisait venir des armes de toutes parts. Charles, a mon Bernier depart, me dit: „Revenez ,7 avec les Prussiens, mail ne revenez qu'avec eux , „dussions-nous tous etre sacrigs a leur approche." Je m'ouvris a lui plus ou mains et depuis it a dit: „Sans Hogendorp les Prussiens n'y seraient pas encore". Mr. de 's Gravenmoer se rangeait toujours du eke de Mr. de Rhoon. Les conseillers-committes , qui depuis la reprimande au sujet des precautions prises contre le camp volant n'etaient plus que d'aveugles instruments entre les mains de la cabale , et qui se laissaient indignement gouverner par les membres patriotiques du college, craignant une explosion parmi la bourgeoisie armee de la Haye, resolurent de la desarmer. Il n'y avait pas longten3ps qu'ils avaient donne des decla- rations a la garnison et a la bourgeoisie qu'on fit imprimer et repandre par leur ordre pour Oter a toutes deux l'apprehension d'avoir deplu a LL. NN. PP.1) et de recevoir un ordre ou de rendre les armes ou de quitter La Haye. Cette demarche montrait beaucoup l) Leurs Nobles Puissances (les Etats de Hollande). 118 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. de faiblesse dans les patriotes qui a l'assemblee de Hollande consentirent sous main a la declaration que Royer y fit voir. Elle prouvait aussi les managements que ce college voulait conserver pour les bien inten- tionnes. En effet depuis que Mr. de Starrembourg y presidait et qu'il avait change de conduite , Mr. Royer commencait a diriger les affaires si bien que la commission de Woerden trouva beaucoup de re- sistance et que le bon parti esperait tout de ce college en cas de rupture ouverte. Ceci prouve bien ce que le fiscal Van der Hoop m'a dit souvent que le president et le secretaire d'une assemblee soot en etat de la diriger. Mais depuis la catastrophe de Mr. de Starrembourg, tout avait change. Peu a peu on mettait la bourgeoisie hors d'etat de se defendre. TantOt on lui interdisait de doubler ses gardes, tantOt de battre l'alarme , enfin on voulut lui faire rendre ses cartouches h balle. En meme temps on protegeait le faible corps-franc. On lui accordait la consigne, les honneurs militaires , une place d'as- sembl6e. Ce corps pima enfin une garde au Wage- straat avec du canon qui lui fut accords tandis qu'on le refusait au regiment des gardes. Tel dtait Petat des choses en Hollande quand la nouvelle de l'invasion prussienne fit retirer les patriotes h Amsterdam. Le Duc avait marche sur Gorcum avec sept mills hommes , le long de la digue du Waal : deux colonnes avaient longs le Leck des deux cotes jusqu'h Vianen, apres avoir en partie passe la riviere au pont d'Arn- hem. Il y avait la peu de cavalerie qui s'etait tour- nee vers le Gooiland; mais un pont avancait sur la Linge, en meme temps et a egale distance avec les corps auxquels ii servait de liaison. 11 faut attribuer a cette manoeuvre qui semblait calculee pour investir Utrecht, l'abandon subit de cette ville par le Rhingrave , a moil's de croire que JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 119 ce chef avait ate corrompu par l'entremise du comte de Kahlenberg, qui eut avec lui plusieurs entrevues aux portes de la ville. Tout ce que je sais c'est qu'avant l'invasion ou dans le moment mιme, S. A. R. me confia que le Rhingrave , moyennant huit cent mille florins et un grade a Varna& prussienne, s'offrait d'abandonner son parti , mais qu'il proposait encore, h condition que le Prince abanclonnat les aristocrates, de lui mener tous les demagogues qui le r4tabliraient dans tous ses droits. S. A. R, ajouta que le Due pressait cette negotiation, qu'il en faisait grand mystere et qu'a moins qu'il ne s'en ouvrit ΰ, moi , elle me priait de paraltre l'ignorer. „Mais", dit-elle, „je ne vois pas „que le Rhingrave vaille un si grand sacrifice , uni- „quement pour le faire partir, et puis it irait faire le „fendant a Berlin ou it cabalerait encore contre nous.” Le Due avait gagn.4 un homme qui 4tait lie aver; le secretaire du Rhingrave, ou plutOt ii profitait du commerce dtabli entre cet homme et Mr. Danckaerts. Nous apprimes par ce canal que , deux jours avant P4vacuation d'Utrecht , le Rhingrave avait rep des lettres de France qui marquaient que jamais aucun Prussien ne passerait nos frontieres. Cette evacuation se fit en ddsordre et si subitement que plusieurs habitants ne s'en 4taient pas apercus et ne l'apprirent que lorsqu'il faisait plain jour. Un officier anglais vint apporter la nouvelle a Nime- gue et nous dit qu'une patrouille du camp avait vu venir a elle une troupe de bourgeois criant : „Vivo Orange !" et que peu apres des troupes etaient entrees dans la ville. La surprise a la cour etait extreme et Pon ne pouvait s'accoutumer a penser que ce boulevard de la rebellion etait change tout a coup en une ville amie. Le Rhingrave marcha sur Amsterdam, n'entra pas dans la vile, signa un ordre a un de ses officiers 120 JOURINAL DE G. K. VAN HUGENDORP ) 1787. d'aller conduire les Francais qui se trouvaient h Eindhoven , billet que Mr. Morees, avocat a Amsterdam, a vu. Ii s'arrιta au faubourg de l'Overtoom , alebre par le Ajour que le Duc y fit depuis ; ii etait plonge dans une profonde reverie et le lendemain ii disparut sans que je sache encore authentiquement comment it fit son 4vasion. Les hussards prussiens firent des recherches exacter pour ddcouvrir son asile, pensant qu'il ne pouvait leur 4chapper. On m'a dit que le Duo tdmoignait ddsirer qu'on le saisit. Etait-ce pour mieux cacher son jeu? Je l'ignore. Mais tout bien pesd, je crois que le Rhingrave n'a fui que par laichet4, au desespoir d'avoir manque le moment favorable de changer de para. Je partis de Nimegue le lendemain de la grande nou- velle et j'appris en route que Gorcum s'etait rendu. Ma joie a cette occasion fut inexprimable , parce que le Duc m'avait dit et que tout me confirmait que de la prise rapide de Gorcum d4pendait le succes des operations. Il n'y avait rien dans cette ville qui put faire defense. Le corps de Sternbach, compose de nouvelles levees, pouvait a peine paraitre sous les armes. II y avait quatre-vingts bourgeois qui voulaient servir d'auxiliaires; it n'y avait pas grand nombre et qui pouvait compter sur eux? Mr. de Capellen, aupa- ravant chambellan du Prince et commandant des gardes du corps avait obtenu le regiment du prince de Hesse-Philippsthal que les Etats de Hollande avaient (14 dare vacant et venait d'arriver a Gorcum pour commander dans une forteresse dont it ne connaissait ni les ouvrages ni la garnison 1). L'eau pour les inondations manquait, ce qui fit dire au grand-pensi- 1) Alexandre van der Capellen, frκre de Capellen van de Marsch, chef des democrates de Gueldre, et cousin de Capellen van de Poll, qui avait κtκ le premier dκmocrate d'Overyssel. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 121 onnaire qui avait mand4 Mr. Royer chez lui : „Le „ciel est contre nous, voila l'ennemi sur les frontieres, „et l'eau baisse a chaque instant", paroles qu'il ac- compagna d'un coup de poing sur la table. Le soir, a l'approche des troupes prussiennes , it fut rdsolu , dans un grand conseil de guerre, de se rendre. Cependant a la sommation qui allait se faire le lendemain matin, une sentinelle tira sur l'officier. Ce premier coup fut suivi d'un autre. Alors on lacha une quarantaine de bombes qui mirent en feu une maison et un moulin, sur quoi on battit la cha- made et le Duc entra pendant que les auxiliaires et les soldats de Sternbach prenaient la fuite par la grande digue. Le Duc fit venir le commandant et lui dit avec une hauteur qui , dit-on, ne lui est pas etrangere, mais que je ne lui ai jamais vue : „C'est a „vows, Monsieur, qu'on doit tous les malheurs qui „arrivent dans cette vale. Connaissez-vows les lois de „la guerre ?" II le fit mener prisonnier au quartier- gen4ral et l'envoya ensuite a Wezel oil cette victime de la cabale francaise contracta une maladie 4pide- mique qui le mena au bord du tombeau et qui apres sa d4livraison ne lui laissa de forces que pour se trainer a Utrecht oil. it expira de langueur , comme si la Providence avait voulu signaler sa justice en lui faisant voir dans ses derniers moments le centre de la rebellion r4cluit a l'obdissance. Cet homme au reste n'avait qu'un esprit mediocre; it etait extremement borne ou excessivement faux, ce que je n'ai jamais Bien su approfondir. Son ingratitude envers son bien- faiteur est hors de doute. Pendant qu'on tirait sur Gorcum , Vianen et d'autres villes se rendaient. Le Due se reedit le memo jour a Asperen et de la a Tienhoven. J'arrivai le soir a Gorcum. Mr. van Lom , cιlθbre avocat qui avait dt4 depute aux assembles des soci6t4s et que peu de 122 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. jours auparavant j'avais prdsent6 au Duc a Nimegue, d'ou nous le limes partir en grande hate, me recut dans sa maison. II avait recu au gras de jambe uue ldgere blessure d'un patriote qui fuyait. Je trouvai dans sa maison quelques-uns de ses amis patriotes qui cherchaient un asile en maudissant et les Francais et leurs propres chefs. Dans cette maison je vis le bourguemaltre Verbrugge, de Delft, avec quelques messieurs qui avaient 6vitd la prison par une prompte fuite, mais que j'avais engagd a me suivre de Nimegue oil ils 6taient venus me trouver. J'y vis De Groot, de Rotterdam, qui allait au quartier-g6n6ral et de la retournait dans sa ville gull avait di]. abandonner. Mr. le bourgemaitre Repelaar et ses fils y arriverent de leur campagne. Par le moyen de ces derniers et les arrangements que je pris avec le colonel de Rom- berg, commandant prussien de Gorcum , Dort recut garnison prussienne par capitulation. Ces messieurs en gdndral par ce qu'ils me dirent et ce que je fus a meme de leur recommander, me firent concevoir 1'esp4- ranee de voir bientOt le Prince rappele a La Haye, et Amsterdam seule en etat de faire resistance. En effet j'appris le surlendemain 1) de fort bonne heure qu'on avait pris la r4solution aux Etats. Un messager de LL. HH. PP, dtait chargι pour moi d'un paquet de Reigersman qui marquait que l'ordre θquestre , avec six villes , dont la Brille seule, si je ne me trompe, consentit sans reserve , avait retabli le Prince dans tour ses droits. Mais voyant le but que je me proposais des longtemps a peu pres rempli, savoir d'operer le rσtablissement du Prince a l'occa- sion de l'invasion prussienne, j'allai plus loin et je rdsolus de profiler d'une si heureuse epoque pour affermir la maison d'Orange et la constitution. Je 1) 18 septembre. Note du manuscrit. JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. 123 sentis bien que pour l'obtenir it fallait s'assurer a l'avenir de l'assemblee de Hollancle et a cet effet rendre le bon parti dominant dans toutes les villes votantes. C'est ce que je ne croyais pouvoir effectuer sur un pied plus solide quo par une reform° des bourgeoisies armees (schutterijen) dont je pretendais exclure tous les mal-intentionnes, par un choix de personnes de confiance dans les conseils de guerre bourgeois (krijgsraad), par la demission de tons les ministres des villes mal-intentionnes et enfiu par un changement dans les regences comme Guillaume III l'avait fait en 1672 et Guillaume IV en 1747. Quoique persuade que le peuple ne dolt pas se mιler des affaires du gouvernement qu'il n'entend pas, je pensais que dans ce moment ii pouvait demander d'autres regents , taut par l'inconduite et les crimes de la cabale que pour faire executer les lois par des magistrats fideles. Je rassemblai la bourgeoisie [de Gorcum] qui s'assembla au marche levant la [xtaison de] ville et deputa quelques bourgeois des plus quali- fies au conseil pour demander une resolution qui autorisat le Prince au changement des r6gences, la demission du pensionnaire , le rappel du depute au conseil-committe , la cassation du reglement pour la bourgeoisie armee , et en consequence de promptes deliberations pour instituer une bourgeoisie nouvelle et un autre conseil de guerre. Je me flattais quo cet exemple suivi dans toutes les villes d'Hollande terrasserait le parti contraire et quo par cet acte le peuple, satisfait des changements clans le gouver- nement, qui seraient son ouvrage, ne s'arrogerait aucun droit stir des magistrats trees, ii est vrai, a ses instances , mail nullement a son choix et nommes de son propre aveu pour maintenir la constitution et non pour introduire la clemocratie. De cette fawn j'espκrais de rendre la revolution complete et solide, 124 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. d'affermir la maison d'Orange, de renforcer le bon parti, de changer la face du gouvernement par le peuple, sans lui Bonner le pouvoir de se rendre redoutable. Tout reussit a Gorcum oil je parlais tanta aux regents biers intentionnes, taut& aux Bros bourgeois, et tantOt aux artisans. J'en ecrivis a S. A. R. et au Prince. Mon dessein etait de me rendre de Gorcum par Dort, Rotterdam et Delft a La Haye , de passer ensuite a Gouda, Leide, Haarlem et enfin a Amster- dam. Le Due a qui j'envoyai copie de la resolution pour autoriser le Prince , la fit voir a Schoonhoven et le magistrat aussitOt, sur une requιte de cent trente bourgeois , l'adopta. J'ecrivis a Dort, Leide , Rotterdam et La Haye, pour preparer les esprits. Cela me paraissait d'autant plus necessaire que le Duc me pressait vivement de le joindre et m'envoyait des lettres et des officiers pour hater mon depart. Gorcum m'arrιtait pendant trois jours afin d'y achever l'ouvrage, qui exigeait ma presence et que je regardais comme le fondement de la revolution dans le reste de la province. Quand tout fut arrange , je partis , quoique sans voir la drimonie qui ne pou- vait plus manquer. S. A. R. m'avait mandd d'appuyer une priere qu'Elle avait faite au Duc, sans me dire en quoi elle consistait. Je l'ai demande a ce dernier et it m'a paru que c'etaient des instances de ne pas quitter la patrie a moins de rdduire Amsterdam. Le Duo me recut a Schoonhoven avec moins de satisfaction et plus d'inquietudes que je ne devais m'y attendre. 11 mκditait une dκpιche au roi , a ce que je remarquai ensuite, et it roulait dans sa tete les moyens de soumettre Amsterdam. Jo lui, dθclarai nettement que sans cela it n'[y] avait rien de fait. Je ne pus m'empιcher de voir clairement par la connaisance que j'avais acquise de son caractere gull κtait rempli JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 125 d'ardeur pour cette entreprise 1) mais qu'il doutait si sa commission l'y autorisait et qu'il voyait de grands obstacles. Je demelai parfaitement qu'il voulait m'en- gager a lui faire obtenir des Etats mgme et une invite d'avancer et des secours dans ses operations. Le Prince venait de passer pour se rendre a La Haye. Je lui avais ecrit de Gorcum pour l'y engager, mais it ne m'a jamais dit s'il a rep ma lettre. On croy- ait que la Princesse allait passer h tout moment et le Duc l'avait suppliκe de se transporter a Utrecht. Cependant je suivis le Prince a La Haye. Ce moment fait 6poque pour moi. Jusque la confident de toutes les mesures de S. A. R. qui seule dirigeait les opera- tions politiques , confident du Duc qui meditait la, revolution , confident a la Haye de Mr. Harris et de Mr. de Rhoon, je m'etais accoutumλ a me regarder comme le centre de toutes les entreprises, je ne travaillais que dans le grand et j'embrassais toujours l'ensemble des mesures. Le dessein que j'avais forme et clout j'avais vu reussir les commencements a, Gorcum, n'enflait que trop les espλrances que j'avais concues. J'avais dit au Duc : „Il faut me rendre a la Haye „qui ddsormais sera le centre des operations." Je croyais en un mot que si j'avais eu beaucoup de credit jusqu'alors, que si l'on avait abandonne beau- coup a ma direction et souvent defers a mes avis , je serais bien plus accredits , plus puissant encore apres taut de succes. La prevention m'empecha les premiers jours de m'apercevoir que je me trompais excessivement, mais le Prince m'ouvrit le premier les yeux d'une maniere asset rude, en me faisant 1) Beaucoup moins que Hogendorp ne se le figurait. Dans ses depιches it pule de „la trθs frtcheuse commission pour les troupes du roi": Colenbrander III pieces p. 217. 126 JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP , 1787. attendre dans son antichambre de neuf heures du matin , qu'il m'avait appointe , jusqu'a neuf heures du soir, qu'il me fit rappeler, sur ce que j'avais fait ma retraite en laissant un billet asset energique. En ce temps-la Messieurs Royer, van Citters, van Rhoon et Reigersman me temoignaient encore infini- ment d'amitie. Aux antichambres beaucoup de per- sonnes me faisaient grand accueil. Les regents de Gorcum , oil j'avais tout fait, oil Pon avait vu arriver taut de courriers pour moi , oil le commandant prussien avait ordre du Duc de me consulter dans toutes les affaires politiques , les regents de Dort qui savaient la part que j'avais eue a la prise de la vile, qui m'avaient entendu nommer par les officiers et par Mr. Dankaerts, ceux de Schoonhoven qui m'avaient vu chez le Duc , ceux de Delft qui m'avaient ren- contrκ a Nimegue, des officiers que j'avais trouth aux tours dans mes differentes visites, tout ce monde me distinguait, mais le seul dont je devais l'attendre au plus juste titre , Monseigneur, ne se souciait guere de moi. Ce fut comme par hasard que je dinai avec lui le jour de son arrivee et de la mienne. J'ai dit qu'il me fit attendre tout le lendemain, envoyant le general Dopff au Duc pour repondre h la commission dont j'avais ate charge. Le soir a neuf heures et demie it me fit entrer, me fit asseoir aupres de lui , me dit que pour me parler si tard it pourrait m'en dire davantage , me montra une lettre de la Princesse qu'il venait de recevoir. J'eus avec lui une longue conversation oil je m'expliquai sur tous les points avec lui et qui servit peut-ιtre a lui inspirer plus d'ombrage en lui donnant une grande idee de mon ambition qui me faisait embrasser tous les objets d'administration. II me dit d'Amsterdam: „qu'on ne me demande seu- t/lement pas de m'y rendre en personae. Mon pare JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 127 „s'en est trop mal trouve." Calculant avec moi quand j'aurais 25 ans accomplis pour le pensionairat , it me dit: „Dans trois semaines vous pourrez,prendre „sιance", ajoutant qu'on ne pouvait aux Etats me dispenser qu'a l'unanimite des voix, comme s'il etait biers aise de diff4rer le moment oil je prendrais une part directe aux affaires. Le lendemain , en parlant du Due et des Prussiens, it me dit: „Nur kein Schutzherr, , n'est ce pas ?". — Je me trompe fort ou it m'a cru trop attache a ce prince. Pour engager le Duc a poursuivre son entre- prise contre Amsterdam , it l'animait par les offenses de son oncle et me dit : „Cette famille est vindicative". Quand la Princesse fut a Utrecht oil it pensait qu' elle slarrιterait jusqu'apres la satisfaction , it me dit: „Pourvu qu'elle n'arrive pas comme une bombe !" et peu d'heures apres elle arriva ainsi. J'avais recu de S. A. R. une lettre par laquelle Elle me recommandait de veiller avec les vrais amis du Prince a ce qu'on ne perdit pas des moments precieux. Mais tout se perdait sans elle. Mr. van Citters me pria de joindre mes instances aux siennes. Mr. Royer me declara que, des son arrive , it s'adres- serait a Elle, que jusqu'a ce moment, pour eviter des jalousies dont it n'avait pu deviner la cause, it ne s'etait jamais attache qu'au Prince, mais qu'il estimait la Princesse seule en etat de conserver les avantages qu'on venait d'obtenir. Je lui ecrivis une assez longue depκche, ne cachant pas les fautes qu'on avait commixes et lui demontrant qu'il n'y avait encore ni concert, ni systeme dans les conseils. Cette lettre lui fut rendue par mon courrier aux portes de Nimegue , d'oil elle se rendait a Utrecht et peut-etre mes raisons l'ont-elles ddterminee a pour- suivre incessamment sa route pour la Haye. Je fus a sa rencontre jusqu'a Moer-Capel oil je lui rends une 128 JOITIMAL DE G. X. VAN ITOGE1gDORP , 1787. lettre que j'avais eu dessein de lui envoyer. Je ne lui dis que peu de moth, je lui nommai Mr. Royer et elle me promit de le voir au plus tot. Alors une seconds foil je me flattai d'un accueil gracieux et de grandes distinctions. Ayant prix les devants au Leidschendam , on. le Prince venait recevoir S. A. R., j'avais eu le temps de m'habiller et de me rendre dans l'antichambre, oil tout le monde se trou- vait pour recevoir la cour pendant que le Binnenhof et le Buitenhof suffisaient a peine a la foule qui s'y tenait. Enfin la voiture ouverte de S. A. R. trainee par des hommes et des femmes, avanca lentement aux acclamations enerales. La princess° Louise etait ravie et \telle m'avait-elle deja paru en route. S. A. R. 6tait attendrie mais les jeunes princes etaient pluttit surpris que touches. Quand la Princesse passa levant moi , je lui dis: „Voila, Madame, la voix du peuple" et elle repeta „von la voix du peuple" avec ce ton qui prouve que le coeur est trop emu pour que l'esprit puisse agir et qui bannit toute reflexion. Aussi doutai-je qu'elle m'efit vu. Le lendemain matin it y eut un conseil chez S. A. R. on assisterent le Prince, Messieurs van Citters, Reigers- man et Royer. A l'audience on m'appela chez S. A. R. qui me dit, avec sa bonte ordinaire , que sans y Bonner le nom de conseil, on avait conf ere sur les affaires et qu'elle pensait que les choses iraient bien. Mr. van Citters entra: „Je suis charmee ," me dit-elle , „que „Monsieur entre , afin de pouvoir vous dire en sa pl.& „sence que nous aeons trouve un emploi pour vous. „C'est le pensionairat de Rotterdam". Je repon.dis que je n'y voyais qu'une difficulte, c'6tait que le nom de pensionnaire 6tait devenu infiniment odieux. Mr. van Citters r6pliqua que je saurais bien lui rendre du lustre, et la Princesse me fit sentir qu'elle n'aimerait pas que je m'opposasse d'avantage. Alors Mr. van Citters JOURNAL DE G. K. VAN HOGENDORP, 1787. 129 parla beaucoup contre le grand-pensionnaire , insistant sur ce qu'on le mit incessamment hors de fonction , mais Royer avait dit que pour le moment il etait fort utile , que sans lui la confusion se rnettrait a l'assemblee de Hollande et en effet on le conserva 1). Le Prince m'avait dit en parlant de lui : „Quand „on demit Mr. Gillis , feu Mr. de Rhoon pr6tendit qu'il „n'y avait pas de perruque qui ne valut mieux que „la sienne , et puis on se trouva fort embarrass 6 et „obligO enfin a prendre Mr. Stein" 2). Quelque temps apres ces conversations , S. A. R. me confia que le Prince, quand Mr. de Bleiswyck demanderait sa demission , le somnaerait de rendre compte de sa conduite. Mais le ton dont elle accom- pagnait ses paroles me fit douter qu'elle ajoutat foi a cette assurance du Prince 3). Maintenant ii vit en paix , jouit d'une pension de f. 4000 et il a conserve Phonorable einploi de curateur de 1'Universit6. Voyant la lenteur et la faiblesse de toutes les mesures , je couchai par 6crit mes idees sur celles qu'il fallait prendre, en mettant pour base la revolution de Gorcum, oΰ j'avais fait un essai qui avait reussi, Jo donnai le inemoire 4) a S. A. R. , mais, a ce qu'il parut, sans effet. J'ai dit plus haut que pendant les troubles j'avais souvent pense qu'on pourrait accorder au peuple la nomination aux reences sans diminuer l'in fluence stadhouderienne, et que cette mesure affaiblirait 6galement le patriotisme en lui Otant le pretexte sp6- cieux d'animer le peuple contre le Prirce et l'aristo- '1) II fut presque aussitOt remplace par Van de Spiegel. 2) Prκdκcesseur de Van Bleiswijk an gratid-pensionnariat. 3) C'est surtout grace au vieux greffier Fagel, qui etait d'une grande honte, qu'on ne poursuivit pas Van Bleiswijk, patriote d'ailleurs trθs modere. 4) Imprime: Brieven en Gedenksehriften 213. Bijdr. en Meded. XXVII. 9 130 JOURNAL DE G. I. VAN HOGENDORP , 1787. cratie en mettant les grandes families dans la depen- dance de leurs concitoyens. Mais quoique S. A. R. etait r4solue a quelque sacrifice pour rκtablir les affaires de sa maison, Elle craignait la democratie lors mιme qu'elle en pourrait tirer avantage. Aussi me recommanda-t-elle beaucoup la prudence sur ce point, et je ne doute plus en ce moment que ni le Prince ni la Princesse n'ont approuve mon plan, quoiqu'ils ne me l'aient jamais temoignd. Un jour que je pressai sur la acessite de retablir les societιs Orange a Amsterdam, S. A. R. me dit : „Pourvu que ce ne soit pas la democratie." Dans une lettre de sa part, que j'ai revue it y a peu de jours, Elle me dit encore : „II y a des gens qui vous 71 reprochent vos liaisons avec les democrates-orange „mais les faits parleront pour vous." Il parait par la, qu'elle me trouverait coupable, si le reproche etait fond& Taut cette tour est eloignee des principes quo beaucoup de personnes instruites lui supposent et qu'un plus grand nombre encore lui depeint tous les jours comme salutaires et souls capables de la sou- tenir. Je n'oserais decider encore une question si delicate. Depuis que dans la prospdrite j'ai vu les demago- gues de notre parti , tout en prdtextant relevation du Prince, demander pour le peuple, c'est a dire pour eux, de l'influence dans le gouvernement, traitor d'aristo- crates tous ceux qui soot Jeurs superieurs de naissance et qui meritent des distinctions, menacer taut a Am- sterdam qu' a, Rotterdam de se liguer avec les patriotes , j'avoue que j'ai coup du parti populaire une opinion moins favorable que lorsque je l'ai vu dans l'adversite, plus fertile cent fois que de 'Aches regents, opposer un courage indornptable a la, tyrannie et a la persecution. ARNOLDUS BUCHELIUS , TRA1ECTI BATAVORUM DESCRIPTIO, MEDEGEDEELD DOOR MR. S. MULLER Fz. De geleerde Arnoldus Buchelius, die in 1641 to Utrecht op 76jarigen leeftijd overleed , heeft eene autobiographie nagelaten, die , half levensbeschrij- ving , half gedenkschrift , de geschiedenis verhaalt van zijn persoon en zijne omgeving gedurende de eerste dertig jaren van zijn levee , zooals zich de gebeurtenissen voordeden aan het oog van een studie- gragen bewoner van Utrecht. Dit belangwekkende verhaal is eindelijk voor een groot deel in het licht verschenen: de verhalen van Buchelius' reizen in Frankrijk, Duitschland en Italie zijn, op initiatief van het Historisch Genootschap, gedrukt door de zorg van bevriende vereeDigingen in het buitenland. Ook het hoofdwerk zelf, de auto- biographie van den auteur, zal eerlang door de goede zorgen der heeren Brom en Van Langeraad in de werken van ons genootschap het licht zien. Zoodoende zal de inhoud van het belangwekkende handschrift — twee lijvige folio deelen, door Buche- lius zelven geschreven en in de Utrechtsche Univer- siteits-bibliotheek bewaard eindelijk gemeen goed geworden zijn. Toch nog niet geheel: het begin9* 132 kizNoLaus BUCIIELIUS van het handschrift zal dan nog overblijven. Want met den omslag en de gewichtigheid van een geleerden oudheidkundige heeft Buchelius , niet tevreden het verhaal zijner lotgevallen te doen beginnen met het jaar 1562 (d. drie jaren vOor zijne geboorte), ge- meend de zaak nog vrij wat hooger te moeten ophalen. „A patria urbe, quae mihi vitae simul et peregrinationis initium dedit ," zoo verklaart hij aan het begin van zijn handschrift , „exordiar." Zoo is het inderdaad : voordat hij begon zijne eigene lotgevallen met die zijner geboortestad te ver- halen , heeft hij goedgevonden, het tooneel , waarop zijne belangwekkende persoonlijkheid zich bewogen heeft , uitvoerig te schetsen. Wij danken aan dezen opzet eene uitvoerige beschrijving van de stad Utrecht, zooals zij zich in het laatst der i6e eeuw vertoonde, — van de stad en van al hare monumenten, thans bijna alien verdwenen of gesehonden, geschetst met de voorliefde van een vurigen vereerder en geillustreerd door tal van historische bijzonderheden, die reeds den oudheidminnenden schrijver niet minder belang inboezemden dan ons. Ook deze taak vat de schrijver weder op met eene grondigheid en omslachtigheid , die ons ditmaal echter niet stemmen tot groote dankbaarheid. Hij haalt de gesehiedenis der stad op van hare stichting af, en bij vermeit zich daarbij in uitvoerige beschouwingen over haren Romeinschen oorsprong en natuurlijk ook over Batavia, dat den. 16e-eeuwschen schrijvers zoo buitengewoon belang- wekkend scheen. Wij lezen dit lang uitgeplozen betoog met zeker ongeduld; maar wat daarna volgt is inderdaad belangwekkend. Vooral boeit ons de opsomming der talrijke monumenten in Utrechts kerken, allereerst in den Dom, die destijds een waar kunstmuseum was, waar de meest toongevende personen van Utrecht, waar zelfs de vorsten der TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 133 aangrenzende staatjes eene herinnering aan hun be- staan hebben willen scheppen door de stichting van een of ander kunstwerk , vorstelijke geschenken , die voor hen , naar zij meenden , monumenta aere peren- niora zouden zijn. Zij zijn bedrogen uitgekomen ! De preutschheid der Gereformeerden en de slapheid der 181e eeuw heeft hunne ijdelheid gestraft; zoo is het gekomen , dat wij den werkzamen Buchelius dankbaar moeten zijn , nu hij deze gedachtenissen aan de grooten der aarde voor ons heeft bewaard. Maar er is in het verhaal van Buchelius nog meer , dat ons aantrekt. Hartstochtelijk genealoog , heeft hij vellen vol geschreven met hetgeen hij kon te weten komen over de lotgevallen der Utrechtsche families , en al is veel daarvan onrijp en niet voor eene uit- gaaf geschikt, wij vernemen met belangstelling tal van mededeelingen, die ons inlichten over het zoo moeielijke vraagstuk van de sociale positie van vele geslachten. Daarbij heeft de schrijver ook een en ander te boek gesteld over eenige beroemde Utrechte- naars , en ten slotte over de zeden en gewoonten zijner stadgenooten mededeelingen gedaan , die ons, na meer dan Brie eeuwen , ten zeerste interesseeren. Buchelius heeft dit gedeelte van zijn werk , zooals hij zelf verklaart 1), te boek gesteld in 1592, — eene tijdsbepaling , die door verschillende omstandig- heden in zijn Diarium wordt gestaafd. Maar hij heeft zijn verhaal toen niet definitief afgesloten. De geleerde , die geene vaste betrekking had en zich slechts nu en dan gedurende korte jaren liet vinden voor het bekleeden van enkele postjes , heeft zich zijn 'even lang beziggehouden met het opteekenen van ales, wat hij belangrijk achtte. Maar nooit tevreden met zijn werk heeft hij het gedurende dit 1.) Zie p. 44 der gedrukte Deseriptio. 134 ARNOLDUS BUCHELIUS , lange leven voortdurend herzien en omgewerkt. Nooit was hij geheel voldaan , nagenoeg niets heeft hij gebracht tot de volmaking, die hij noodig achtte voor een gedrukt boek. Zoo heeft hij ook in de beschrijving zijner vaderstad (die hij trouwens wellicht nooit voor de pers bestemde) voortdurend nieuwe bijzonderheden bijgevoegd , soms tot schade van het verband en van de overzichtelijkheid van het geheel, waarin hier en daar zelfs enkele tegenstrijdigheden voorkwamen. Toen het manuscript ten slotte slordig en slecht leesbaar geworden was , heeft hij , jaren na de eerste redactie 1), het geheel overgeschreven , — niet altijd met de noodige zorg , zooals uit sommige schrijffouten blijkt. En ook daarna heeft hij niet kunnen nalaten, voortdurend nieuwe toevoegselen bij te schrbven , toen de plaats daarvoor begon te ont- broken , zijn die toevoegselen allengs terecht gekomen in den tekst der autobiographie , die op de stads- beschrijving volgde en die hier en daar nog eenige onbeschreven plekken vertoonde. De beschrijving van Utrecht heeft door al die vermeerderingen naar den norm geleden ; maar de inhoud heeft natuurlijk steeds gewonnen. Het belangrijke geheel, dat zoodoende verkregen is, heeft reeds vroeger de aandacht getrokken. Een geleerde Utrechtenaar, de heer Van Wachendorff, heeft de twee folianten, die zich te zijnen tide bevonden in bet bezit van den heer Van de Capellen van Schonau- wen , opgemerkt. Voor het Diarium schijnt hij weinig gevoeld to hebben: de bloemlezing, die hij daaruit in 1801 vervaardigde , is uiterst kort en schraal. Maar de beschrijving zijner stad achtte hij , althans 1) Dit blijkt uit de vermelding van latere gebeurtenissen in de bijgevoegde kantteekeningen , soms zelfs in den overgeschreven tekst zelf. De tekst van het Diarium eindigt in 1599, waarbij zich aansluit het (afzonderlijke) journaal der tweede Keulsche reis. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 135 in hoofdzaak, merkwaardig. flij schreef het stuk nagenoeg geheel over, helaas niet met de noodige zorg: naar het schijnt was zijne kopie vol fouten, die niet gerechtvaardigd worden door den toestand van het duidelijk leesbare originee11). 'let stuk kwam in handen van den Utrechtschen archivaris Mr. P. van Musschenbroek , geestverwant van Buchelius en niet minder dan hij blakende van harts- tochtelijken ijver voor het bijeenbrengen van getui- genissen uit Utrecht's oudheid. De inhoud van Wachendorff's excerpt boezemde hem belang in , al was hij niet blind voor de fouten daarvan , en toen het hem niet gelukte toegang te krijgen tot het origineele handschrift, legde hij Wachendorff's werk zelf in 1817 onveranderd ter perse 2). Zoo is dus de Dvcriptio urbis Rheno-Trajectinae reeds sedert bjna eene eeuw gedrukt, en men zal zich wellicht verwonderen , dat desniettegenstaande daarvan nogmaals eene uitgave ondernomen wordt. Maar daartoe bestaat toch wel aanleiding. Musschen.- brook's uitgaaf is aanvan.kelijk niet in den handel gebracht, later weinig verspreid en dus zeer zeld- zaain geworden. Maar bovendien laat de wijze van uitgaaf van het stuk vrij wat te wenschen over: Wachendorff toch was bij het vervaardigen van zijn afschrift te werk gegaan met eene vrijheid en eene willekeur, , die niet zijn goed te keuren. Reeds dadelijk heeft hij de eerste hoofdstukken, die den oorsprong der stall beschrijven , geheel weg- gelaten, eene vrijheid, die wij hem niet euvel duiden om het belang van den inhoud , maar omdat zij den opzet van het tractaat ontwricht. Veel erger Vermeulen , Tijdschr. v. oudh. v. Utrecht. III p. b9 vig. Vgl. Van der Monde, Tijdschr. v. gesch. v. Utrecht. III p. 169. 2) Fruin , in Bijdr. v. vaderl. gesch. N. reeks. IX p. 150 coot 136 ARNOLDUS BUCHELIUS , is , dat hij de uitvoerige beschrijvingen der Utrecht- sche kerken , van belang niet alleen voor de geschie- denis der monumenten zelven , maar dikwijls ook voor die der daarbij genoemde personen , buitengewoon heeft bekort , en zelfs alle (grootendeels onbekende) grafschriften der Utrechtsche bisschoppen geheel heeft weggelaten. Nog veel meer heeft hij geschrapt in de mededeelingen over de Utrechtsche families, — eene besnoeiing , die wij hem zouden vergeven , indien hij daarbij was te werk gegaan volgens een vast en redelijk systeem en niet , volkomen stelselloos , hier te veel en daar to weinig had gegeven. Het ergste is dit : Wachendorff schijnt niet bemerkt to hebben , dat de lezer zijner uitgaaf niet meer nagaan kan, hoe Buchelius' Descriptio een afgerond tractaat met een bepaald plan is , — een verhaal , niet bestemd om uit to loopen op de korte en onsamenhangende mededeelingen , door hem ontleend aan Buchelius' autobiographie , die in het handschrift achter de stadsbeschrijving volgt. Nog een laatste grief: naar wij weten , is de uitgaaf zeer slordig , vol fouten , zOozeer dat de namen van personen en zaken , die de bewerker in hunne Latijnsche vermomming blijk- baar niet altijd herkend heeft , meer dan Bens on- verstaanbaar zijn geworden. Zoo scheen dus eene nieuwe uitgave van het curieuse stuk gerechtvaardigd. En ons genootschap , dat zich sedert jaren heeft beziggehouden met Buche- lius' handschrift en dat thans door zijne bemoeiingen den inhoud der beide folianten met voldoening ziet wereldkundig worden , heeft ten slotte gemeend zich niet to kunnen onttrekken aan de taak, om het werk to voltooien door eene nieuwe uitgaaf van de Descriptio urbis Rheno- Trajectinae. Het handschrift wordt uitgegeven , zooals het in TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 137 Buchell's nette kopij bewaard is gebleven. Afge- schrikt door het voorbeeld van Wachendorff, heb ik niets weggelaten , ook al was het voor de tegenwoor- dige lezers niet zeer belangrijk meer. Zelfs het vertoog over Batavia en over den Romeinschen oorsprong der stad is thans afgedrukt , om aan bet geheele stuk zijn samenhang en zijn karakte rterug te geven. Slechts gene enkele soort van mededeelingen is overal systematisch weggelaten. Wanneer Buchelius de Utrechtsche families bespreekt, weet hij van geen ophouden: steeds vindt hij nieuwe namen, waarover hij iets wenscht mede te deelen steeds zoekt en vindt hij in zijn handschrift ruimte , om die mededeelingen onder te brengen. Dit alles is opgenomen. Maar nog is Buchell niet tevreden. Achter zijne mededeelingen over elke familie heeft hij ruimte in blanco gelaten , die hij allengs gevuld heeft met lange lijsten van narnen van leden der betrokken families (meestal met bijgevoegde jaar- tallen) , die hij zich toevallig herinnerde of bij de lectuur van oude oorkonden ontmoette. Het afdrukken dezer lange en ordelooze lijsten van namen en jaar- tallen, — zoo Lang somtijds, dat zij het verband van het betoog geheel verbreken , scheen volkomen nutteloos en dus niet gerechtvaardigd. Buchells mededeelingen over de gebouwen der stad zijn meestal onvolledig. Het zou natuurlijk zeer ge- makkelijk geweest zijn , ze belangrijk aan te Maar daaraan kon in dit verband niet gedacht worden ; ik heb er mij toe bepaald, om enkele bepaald onjuiste mededeelingen met een enkel woord te rectificeeren. In den loop van zijn verhaal schrijft Buchell nu en dan op den kant of in noten enkele verwijzingen naar verschillende historieschrijvers bij, bewijzen zijner geleerdheid, die, in zijn tijd denkelijk gewaar- deerd , thans, nu de auteurs nagenoeg vergeten 138 ARNOLDUS BUCHELIUS , en hunne bekrachtiging van het verhaalde dubbel nutteloos is geworden , aan niemand meer aangenaam konden zijn. 1k heb gemeend , dat het tijdverspillen zou zijn, al deze nuttelooze citaten nog te veri- fieeren ; ik heb ze dus eenvoudig weggelaten of, wanneer dit niet ging, ze toch niet geverifieerd. Eene uitzondering meende ik te moeten maken met het vertoog over Batavia en het Romeinsche Utrecht, dat nagenoeg geheel uit dergelijke citaten bestaat of daaraan ontleend is; daar hadden dus deze citaten relatief belang. Maar aangezien ik in de werken dezer schrijvers geheel niet tehuis ben , heb ik mij gewend tot prof. Boissevain te Groningen om voorlichting en hulp. Hij verplichtte mij door de betrokken bladzijden voor mij over te lezen en waar noodig in orde te brengen ; hij aanvaarde daarvoor ten slotte mijn vriendelijken dank. S. M. (fol. 4.) A patria urbe, quae mihi vitae simul et peregrinationis initium dedit, exordiar. Trajectum Batavorum et olim et jam, si veriorem sequamur sententiam, haec appellata. At priusquam ad urbis descriptionem progrediar , de Batavia veteri , in cujus haec solo sita est, pauca dicenda arbi- tratus- sum 1). CAPUT I. DE BATAVIA VETERI. Batavorum insulam sic describit Tacitus 2), diligen- tissimus rerum Germanicarum investigator: „Batavi , 1) In HS. volgt hier eene teeketiing: Bataviae veteris delineatio. ) Hist. lib. IV [121. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 139 donee trans Rhenum agebant pars Cattorum , domes- tica seditione pulsi , extrema Gallicae orae vacua cultoribus, simulque insulam inter vada sitam , occu- pavere , quam mare Oceanum a fronte , Rhenus amnis tergum ac latera circumluit". Aperte hic 1) tibi mon- stratur Batavia et tamquam in tabula , nee imponant hae fossae cuiquam : Drusiana, Corbulonis, Merovaei , non fuerunt illae , cum suum accepit nomen Batavia. Errore multos implicuit diversa illa facies et muta- bilis amnium cursus. Minorem fecit et a Mosae ac Vahalis confluentia Cornelius Aurelius 2), Oaesarem 8) ex sua interpretatus opinione. Huic oppono Corn. Taciturn 4.), testem certissimum verissimumque, qui ait : „Rhenus uno alveo continuus aut modicas insulas circumveniens, apud principium agri Batavi , velut in duos amnes dividitur ; servatque nomen et violen- tiam cursus , qua Germaniam praevehitur, , donee Oceano misceatur." Quid his verbis clarius , quibus apertissime ad divortium Rheni Batavi agri principium indicatur? Jo. Stella et Petrus Divaeus 5) ad Flevi (fol. 4vs.) ostium extendunt, et ad Helii ostium Canine- fates collocant et Marsatios, inepte sane, si ad veterem situm , sin ad recentem aliqua ratione: nondum nempe a Druso facta illa fossa 6) , quae ab autore nomen possidet , inque Isalam aut Flevi lacus deducta Falsa haec docet Caesar 7), qui Mosam in finibus Lingonum ex monte Vogeso profluere et parte quadam Rheni , quae Vahalis vocatur, , recepta insulam efficere Bata- 1) Nam. in de teekening , vermeld p. 138 noot 1. 2) Bataviae lib. I cap. 4. 3) Belli Gallici lib. IV [10]. 4) Lib. II Annal. [6]. 5) Lib. de Gallia Belg. 6) Taciti Ann. II [8]. Vid. Suetonium in Claudio. I. 7) Belli Gall. lib. IV [10]. 140 ARNOLDUS BUCHELIUS vorum , author est. Et Plinius 1) praeter Bata Caninefates, Frisios Oisrhenanos, Sturios (vel ut Junius: Tusios ) Marsatios Cauchos, Frisiabc inter Helium et Flevum collocavit. Hi a medi Rheni nomine ostio ad orientem et Flevum e) duntur. Longitudo Bataviae controversa; et ex saris ac Plinii diversitate dubia ; hic prope C M. suum , ille LXXX ponit ; Plinius tamen mihi Caesarem credendus, ut veritati propinquior, , ( aetate notissima ilia insula , ex qua Romanae I tudinis magnum robur cum Caesar primus Roman ad ea loca pervenerit , quae vix ante eum cognita, nempe ad extrema Germaniae Gallia( Quin ab Italis hoc tempore , etiamsi notissima , e: mum orbis terrarum limitem appellari notum Conciliari tamen et Caesaris et Plinii loca hoc possent , ut hunc amnium ambitum , ilium tf rectitudinem in dimetiendo sequutum dicas ; et ne an Caesaris illa dimentio a Confluentia Mosa, Vahalis non a capite agri Batavici deducenda, mea saltem opinio. At qui primi hanc incolu nomenque dederint , ex suprascriptis Taciti v constat , qui et alio loco 3): „Omnium harum gen virtute praecipui Batavi , non multum ex ripa insulam Rheni amnis colunt. Cattorum quo' populus et domestica seditione in eas series t. gressus , in quibus pars Romani imperii fie Nomen a Batone duce inditum et quasi Ba peculium populari lingua Batohave appellatam vole: nihil hic affermo, conjectura nempe est allusic 1) Lib. IV cap. 15 [101]. 2) Cristop. Neapolit., De mor. et situ Oland. 3) De moribus Germ. [29]. 4) Junius in sua Batavia. cap. I. TRAIECTI BAT AVORUM DESCRIPTIO. 141 Beet verisimilium. Batonis vero nomen spud Ger- manos olim vulgare , cujus meminerunt Strabo 1), Dion 2), Tranquillus 3). Dubitarunt alii , Germaniae an Galliae adnumeranda esset Batavia ; disputatum est utrimque , et dubitatum magnis argumentis etiam olim. Rhenus Germaniae Galliaeque terminus 4); in medio Rheni Batavia; Germanicum flumen Rhenus. Germani incolae a Cattis , Germanissimis populis. Germani appellantur a Caesare 5) , a Suetonio 6) , ab Orosio , L. Floro , Herodiano , Dione. Dissen- tiunt inter se Ptolomaeus , qui Flevum Germaniae Galliaeque terminum constituit , sed huic minus haec loca nota , et Strabo ac Dion , qui medium Rheni ostium Galliae Germaniaeque limitem faciunt, Rheni ut puto nomine decepti ; verior hic et alibi Tacitus (quern mihi sequendum in Bataviae hac descrip- tione putavi , ut diligentissimum scriptorem , qui his in locis procuratoria dignitate aliquamdiu vixerat) ; (fol. 5.) hic Helium Galliae Germaniaeque populis terminum dedit. Plutarchus 7) etiam huic astipulari videtur. Sed ne longius ab instituta brevitate digre- diar, , ad Junium 3), amplissimum diligentissimumque Bataviae scriptorem , curiosos mittam, cujus diligentia me breviorem fecit. En aperte et dare 9) Bataviae demonstratus situs, magnitudo dimensa , habitatores indicati , Germaniae 1) Lib. VII [5, 3 p. 314]. 2) Libris LV et LVI [LV. 29 sq.]. 3) Tranq. in Caes. Lb. XXI [XX]. — In den tekst worth bij vergissing genoemd niet Suetonius Tranquillus, maar Tacitus. 4) Auson. in Epigr. de Danubio [Epigr. 28 (3) 8 p. 322 Peiperj 5) Belli Gallici lib. VII [IV? VI]. 6) In Galba cap. 12. libro VI [VII]. 7) In vita Othonis [12, 5?]. 8) Bataviae cap. 4. 9) In HS. aperta et clara. 142 ARNOLDUS BUCHEMUS 7 adjudicate provincia et nomen apertum. Nunc videa- mus , qui et quales fuerint Batavi , Romanorum elogiis clarissimi et validis etiam gentibus praelati. Duo in gente Batavorum notata a Romanis et laudata: fidelitas et fortitudo. Hac vulgo formidabiles habiti Batavi ac invictae virtutis validam opinionem acquisiverunt , illa vero supremum a Romanis honorem fraternitatem imperii maxumi meruerunt et tanquam custodes corporum fidelissimi Caesareorum venerati suet 1). Testis in Batavis inventa et terra eruta inscriptio : (TENS BATAVORUM AMICI ET FRATRES ROM. IMP. Nullis tributis vexati , sed libertate semper usi, non exiguum momentum praebuere Romanorum victoriis. Tacitus 2) : „Manet honos et antiquae socie- tatis insigne , nam nee tributis contunduntur, , nee publicanus atterit , exempti oneribus et collationibus, tantum in usum praeliorum sepositi , velut tela atque arma bellis reservantur". Dion etiam Nicaeus 3) pere- grinos equites delectos Caesarem habuisse dicit , quibus Batavorum nomen fuerit , a Batavia, Rheno circumflua insula , vocatis , quos equestri disciplina plurimum valuisse constiterit. Index quoque digni- tatum Romanarum sub Hadriano imperatore meminit Batavorum inter auxilia Palatina , item equitum juniorum et seniorum. Plura a Tacito petenda vir- tutis Batavicae elogia et exempla 4). Amor nempe legionum Romanarum Batavi et robur, , quos et jam 1) Batavorum meminit Aethici Cosmographia (II, 37 p. 98 Riese) , Lucanus truces vocat lib. I pag. 25 [I, 431]. 2) De morib. German. [29]. 3) Lib. LV [24]. 4) Tac. lib. XVII [...-,--__ Hist. I, 59]. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 143 Vitellius imperator offendere veritus fuit , nam octo eorum cohortes prout inclinassent grande momentum sociae aut adversae esse poterant. Primi semper in praeliis ac inter principia versari solid 1), amnes latissimos , profundissimos tranare equites armatique , et ut finem faciam infinitae virtutis , amicorum erant fiducia, inimicorum desperatio. Addam Martialis lepidum distichon , et verum et a nostro instituto haud alienum 2) ,PERSONA GERMANICA. Sum figuli lusus Rufi persona Batavi ; Quae to derides haec timet ora pater." Viri virtute illustres etiam Romanis aeternitate digni visi sunt. (At utinam integrum haberemus Taci- turn aut extarent Plinii De rebus Germanicis ; quae- nam virtutis miracula admirarentur postern) Cl. Civilis, (fol. 5vs.) regia Batavorum stirpe ortus, cujus res ges- tae a Cornelio Tacito integris paene libris illustratae ad posteros pervenerunt , qui et Cariovaldae Batavi ducis fortissimi meminit ; quemadmodum et Julii Brigantici, Claudii Civilis ex sorore nepotis , Julii Pauli fratris Civilis, Claudii Victoris et Veracis , item ex sorore nepotum , Claudii Labeonis. Soranus Batavus etiam Suidae nominatus et ob egregiam virtutem eleganti elogio ab Hadriano imperatore celebrates ; carmen addam ut non indoctum et Batavorum exprimens ingenium 3) : „Ille ego Pannoniis olim notissimus oris , Inter mille viros primus fortisque Batavos 1) Tacitus in Vita Agricolae [36]. 2) Lib. XIV lem. 176. 3) Est apud Strabonem Rhamis Vcromiri Batavorum principis filia. lib. VII [1, 4 p. 292]. 144 ARNOLDUS BUCHELIUS , Hadriano potui qui judice vasta profundi Aequora Danubii cunctis tranare sub armis , Emissumque arcu dum pendet in are telum Ac rediit ex alia fixi fregique sagitta ; Quem neque Romanus potuit nec barbarus unquam Non jaculo miles, non arcu vincere Parthus , Hic situs , hic memori saxo mea facta sacravi. Viderit anne aliquis post me mea facta sequatur , Exemplo mihi sum primus qui talia gessi 1)." CAPUT II. BREVIS RHENI FLUVII DESCRIPTIO. Non ab instituto nostro futurum credidi , si post Bataviae qualemeunque descriptionem Rheni 2) adji- cerem , ad cujus me ripam natum et juxta quam multoties me divagatum memini , cujus necessario saepius in hoc diario proferendum nomen. Rhenum sic depingit Caesar3): „Rhenus oritur ex Lepontiis , qui Alpes incolunt, et longo spatio per fines Nan- tuatium , Helvetiorum , Sequanorum , Mediomatricum , Tribotorum , Trevirorum citatus fertur, et ubi Oceano appropinquavit in plures diffluit partes , multis in- gentibusque insulis effectis , quarum pars magna a feria barbarisque nationibus incolitur, , ex quibus sunt qui piscibus et ovis avium vivere existimantur, , multisque capitibus in Oceanum influit". Strabo 4) : „Non longe ab istis (nempe Rhodani fontibus) sunt Rheni fontes et mons Aduallas , ex quo in septen- trionem Rhenus excurrit". Pomponius Mela 5) : 1) [C. I. L. III, 3676]. 2) De Reni ortographia et etymo vid. Scaligerurn, De causis linguae Latinae. c. XLV. 3) Belli Gallici lib. IV [10]. 4) Libro IV [3, 3 p. 192]. 5) Libro III c. 2 [24]. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 145 „Rhenus Alpibus decidens prope a capite duos laces efficit, Venetum et Acronium ; mox die solidus et certo alveo lapsus , baud procul a mari hue et illue dispargitur ; sed ad sinistram amnis , etiam turn et donee effluat, Rhenus; ad dextrarn primo angustus et sui similis, post ripis longe ac late recedentibus jam non minis sed ingens laces, ubi campos im- plevit , Flevus dicitur ; ejusdemque nominis insulam amplexus fit iterum aretior , iterum.que fluvius emit- titur". Herodianus 1) : „Hi maxumi fluminum sub septentrione feruntur, , Rhenus ac Danubius , quorum alter Germanos, alter Pannonios praeterfluit. Atque (fol. 6.) aestate quidem navigabiles , altissimo latissi- moque alveo ; per hyemem dein concreti gelu cam- porum in morem perequitantur etc." Claudianus , elegans sane poeta 2): „Rhenumque minacem Cornibus infractis adeo mitescere cogis". Et paulo ante : „totidemque diebus Edomuit Rhenum , quot vos potuistis in annis , Quern ferro , alloquiis , quern vos cum milite solus Impiger a primo descendens fluminis ortu , Ad bifidos tractus et juncta paludibus ora Flumineum perstrinxit iter". Idem 3): „Sublimis in arcton Prominet Ilerciniae confinis Rhetia silvae , Quae se Danubii jactat Rhenique parentem , Utraque Romuleo praetendens flumina regno. 1) Libro VI [7, 6]. 2) De laudibus Stiliconis. lib. I [220 sq.]. 3) De Bello Getico vel De laudibus Stiliconis. libro IV [330 sqq.]. Bijdr. en Meded. XXVII. 10 146 ARIst0LiNjS 13[1.01iELIUg 7 Primo fonte breves: alto mox gurgite regnant Et fluvios cogunt unda coeunte minores In nomen transire suum , to Cymbrica Tethis Divisum bifido consumit Rhene meatu". Idem 1) : „0 quoties doluit Menus, qua 2) barbarus ibat , Quod to non geminis frueretur judice ripis". Yalerius Martialis 3) : „Nimpharum pater amniumque, Rhene, Quicunque Odrysias bibunt pruinas , Sic semper liquidis fruaris undis Nec to barbara contumeliosi Oalcatum rota conterat bubulci 4) , Sic et cornibus aureis 5) receptis Et Romanus eas utraque ripa". Hi fere omnes bicornem (ut Virgilii 6) epiteto utar) Rhenum faciunt. Error credo a primis scriptoribus profluxit, et ut verum fateamur, , ab initio bicornis Rhenus , cum nondum Drusianum existeret opus ; quare posteriores vestigia priorum sequuti , duorum tantum ostiorum meminere. Plinius 7) aperte trig ponit , ut supra ex ejus priori capite allatis verbis patet. Ptolomaeus etiam diligentissimus autor occi- dentale medium et orientale describit. At bee sufficiant de Rheno veterum testimonia , quibus recentiorem et planam magis addam descrip- 1) In Mallii cons. I [54 sq.]. 2) In HS.: quam. 3) In HS.: bibulci. 4) In HS.: aureus. 5) Epigr. lib. X ep. 7 [1-7]. 6) Aeneid. VIII [727]. 7) Lib. IV cap. 15 [101]. TRAJECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 147 tionem 1). Rhenus nempe praeclarum et primum post Danubium Germaniae flumen , ex summis Alpibus , Gotardi jam nomine notis , et Adula monte , qui continenti satis vertice his annectitur ac quasi cornu summarum Alpium else videtur , originem sumit. Nascitur autem duobus ex fontibus , qui distant inter se , si parallelam spectes lineam , 80 stadiis, quae duo efficiunt milliaria Germanica ; sed si montium diverticula , longius. Fons veto , qui magis ad sep- tentrionem ac zephyrum fertur, , dicitur Rhenus ante- rior; alter fons dicitur posterior , et is magis ad (fol. 6vs.) orientem et austrum flectitur. Qui fontes ad Rhaeti arcem deinde confluunt et unum efficiunt Rhenum , qui infinitis pene auctus ftuviis , Germaniam Galliamque summo impetu praetervebitur, donee ad caput Bataviae circa Lobecam arcem divergium faciat , et Vahalirn majori aquarum parte a se dimittat ad laevum ; max ad dextrum Issalam efficiens fluvium, tenuis admodum procedit ad Batavodurum , ubi illicis sui assumpto nomine et prisco alveo relicto in Mero- yearn fossam se mergit et genitis a se aquis absor- hetur, , Mosaque superbiente in Oceanum devolvitur, nomine non suo. Antiquus nihilominus alveus a Batavoduro ad Cattorum vicum nomen suum mordicus retinet , plura Romanae antiquitatis reliqua demon- strans vestigia , ut suo loco dicemus. Ostium autem Rheni violento tempestatis impetu obstrusum ferunt anno Christiano 860, tempore Hungeri decimi praesulis Trajectini. Haec potior opinio; alii quadringentesimo abhinc anno vel Paulo ante obturamentum illud Rheni incidisse volunt , ut ex annalibus patriis Junius 2), qui tamen nihil in ista dubietate affirmare voluit. Mihi 1) Mollerus lib. I. 2) Bataviae cap. VIII. 10* 148 A1NOLDUS BUCHEtil3g, prior verior videtur opinio , si nempe tam recens ista clades, minime dubito quin certissima ejus extarent monumenta, etiam privatorum. Caeterum qui exactius Rheni fontes, cursum , auctores , fluvios et recentem ostiorum in Oceanum delapsum scrutari velit, adeat is Bernardum Mollerum Monasteriensem , qui ver- suum sex libros De Rheno edidit. Lambertus quoque Hortensius 1) medium Rheni alveum diligenter descrip- sit libris , quos De rebus Trajectensium composuit. Hic desinam , si unum illud miraculi instar de Rheni natura veteribus traditum retulero , nempe ejus aquas arbitras casti pollutive conjugii ; uncle Graecis dictus i4Eniya(hoc. Testes hujus rei Julianus 2), Galenus , Nazianzenus Gregorius, Nonnus et eleganter Clau- dianus hoc versu 3): „Et quos nascentes explorat gurgite Rhenus." Memini me et hoc a Graecis translatum legisse epigramma 4.) , interprete Jo. Bap. Pio 5): „Audaces rapido Oeltae nova pignora Rheno Explorant: non hos genetrix prius ubere largo Alma fovet , vitreas fluvii quam venit ad undas. Lympha novum capit alta genus, quod remigis instar Umbo regit fluidique effulcit corpus alumni , Et faetum sic unda probat , lectumque jugalem Damnat adulterii faedo si decolor igne. Post dubios genetrix casus memor Ilithyiae Ancipitis fulcit gelidis in fluctubus ortutn , Anxia despiciens cui mobilis annatat unda". 1) Libro VI. 2) In Epist. ad Maximum. [XV] pag. 181. 3) [In Rufinum II, H2]. 4) [Anth. Pal. IX. 125.] 5) Vid. Becan, Ilisp. II et Spiegel ad Bertol. Austr. lib. ult. fol. 349; Herm. Neu wait contra Scribon. fol. 2 et seq. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 149 (fol. 7.) CAPUT III. DE FRANCIS ALIISQUE GENTIBUS BATAVIAM INCURSANTIBUS VA.STANTIBUS OCCUPANTIBUS. Batavi sua libertate et Romanae societatis honore semper usi , donee a vicinis Francis , labente jam Romano imperio multisque tyrannis occupato, vexari eaeperunt ; tune nempe ruina libertatis dignitatisque Batavici , quum vel Francis paruere 1) vel Romanis ejicientibus quadam vicissitudine Francos. Francorum vero initium non a fabulosis Huni- baldi nugis exordior, , sed ab eo tempore , quo primum eorum nomen Romanis innotuit , idque circa annum. Christianum 260 imperante Galieno quum Posthu- mo imperium apud Gallias Germaniasque occu- panti et contra Galienum 3) pugnanti validis adessent copiis. Origine hi Germani et nomine ; testis Pro- copius 4) et qui huic astipulatur Agathius 5). Quidam nomen tune ortum et a libertate quam profite- bantur, , sic dictos Francos tradidere. Caeterum Ansi- bariorum multotiens a Romanis devietorum posteros et relliquias, Goropius Becanus 6) infinitis prope argumentis probare conatur ; quemadmodum et Francos sive Yrancos ex Asia ortos ad Meotidis paludes in Scythia diu consedisse , ibique liberos Schytas vocatos, nomine cum Francis conveniente , idque ex Herodoti libris constare. Quo vero tempore series mutaverint adque extrema Germaniae pervenerint , obscurum est in tanta temporum librorumque nocte. Cum nomen 1) In HS.: parere. 2) Treb. Pollio in Galieno patre [7, 1]. 3) In HS.: Galenum. 4) De bello Gotorum. lib. I [12]. 5) [Hist. I, 2.] 6) Francicorum lib, 150 ARNOLDUS BUCHELIUS , eorum , auditum noviter vel a veteri reassumptum , ad Flevum non procul a Batavis et Caninefatibus habitasse certum est , ut post dicemus. A Sycambris ortum habere voluit Nuenarius 1) , cujus etiam opinionis est Bilibaldus Pickheimerus , Lazius autem a Frisiis. Et hie et illi vicinitate locorum decepti sunt , et occupatorum nomen dedere occupantibus , et victos nominibus honorarunt victorum. Alios non facit Francos a Sycambris Apollinaris 2): „Francorum penitissimas paludes, Intrantes venerantibus Sycambris", idque ea ratione quod Sycambrorum sedes , jam vacuas vel ab aliis occupatas , deinde tenuerint ; nam in Gallias translatos Sycambros , autores Tacitus et Suetonius. Hic vides paludibus frequentem Francorum terram ad Flevi lacum , omnem deinde regionem ad Flevi ostium et Oceanum Germanicum occupantium. Sic de its Fl. Vopiscus 3) : „Testes Franei inviis strati paludibus ," et Procopius tanquam digito monstrare Francorum sedes videtur , Rhenum nempe dicit „in paludes quasdam effundi easque plurimas , et in its Germanos primum habitasse, qui tum Franci diceren- tur" , idque satis probatur, , maritimam eos inhabitasse regionem, quod rei nauticae et pyraticae haberentur peritissimi. Hine Nazarius Panegirico Constantino dicto 4) : „Franci praeter caeteros truces, quorum vis cum ad bellum effervesceret ultra ipsum Oceanum (fol. Vs.) aestu furoris evecta, Hispaniarum oral armis infestas habebat." Alius item orator 5) Britanniam 1) De origine et sedibus Franc., in Descript. Germ. utriusque 2) [Carm. XXIII, 245 sq.] 3) In Vita Probi Imperatoris [12, 3]. 4) [Cap. 17]. 5) Panegyr. Maximin. [et Constantini] dicto [c. 4]. TR AIECTI BATAYORUM DESCRIPTIO. 151 a Francis occupatam , quod non nisi navibus fieri potuit , refert. Mamertinus 1) quoque de bellis Fran- corum pyraticis , et Clare Eutropius , Saxones et Francos Belgicum et Armoricum mare infestasse scribit 2) , cui ascribit Ammianus Marcellinus 3). Ex his igitur locis Franci , vicinas occupantes incursantesque regiones , Batavos et reliquos inter ostia Rheni habi- tantes populos invaserunt ; testes supra jam citati autores. Bataviam a Francis purgavit Maximinianus ; item Constantius , qui , ut diversi Panegyricorum autores: „Multa milia Francorum, qui Bataviam aliasque cis Rhenum terras invaserant , interfecit , depulit , abduxit." Testatur id Eumenius4): „Aut", inquit, „sub dextera tua , domine Constanti ! Bataviam Brittan- niamque squallidum caput Silvis ac fluctubus exerentem recolant etc." Mox tamen Constantino imperante Bataviam vicinasque terras iterum occuparunt 5)•, sed depulsi ab imperatore Constantino, duobus eorum regibus bestiis objectis , Assaraco et Gaiso. Hine plures Francorum reges fuisse ante Pharamundum patet ; meminerunt etiam plurimorum regum, sed sine nomine, qui Bataviam occupaverint. Marcellinus 6) quoque Mallobaudis Francorum regis nomen sub Valente imperatore ad posteros transmisit. Sed ad institutum revertar. Franci , quamvis saepe Batavia depulsi a Romanis, multis magnisque cla- dibus affecti, nihilominus paululum instauratis viribus amissa repetere non destitere , et etiam interiora 1) In Maximiniani Genethliaco [c. 7]. 2) In Dioclet. lib. IX [21]. 3) Hist. lib. XXVII [2]. 4) Oratione de laud. Constantii Imperatoris [pro restaurandis scolis c. 21]. 5) Panegyr. Constantino dicta [c. 11]. 6) Libro XXXI [10, 6 sqq.]. 152 ARNOLDUS BUCHELIUS ) Galliae occupare , quare Romani imperatores coacti societatem cum its inhere , attributa agri Galliae Bel- gicae parte, et multis in praeliis tum demum Franco- rum virtute usi sunt, ut contra Cattos, Marcomannos, Quados aliasque gentes. Marcellinus praeterea autor est 1), Constantium Malaricum Francum spud se habuisse et Mallobaudum tribunum palatii fuisse , Silvanum vero pedestris militiae rectorem in Galliis ; hujus pater Bonitius strenuus vir et fortis animi, claris exemplis nobilissimus , cujus maxime auxilio Constantinus Licinium vicit. Fuit et Laniogaisus tribunus Fran.cus, cujus Aurelius Victor 2) Gaisonis nomine tantum meminit. Atqui sub Constantino et ejus filio Constantio, fortium factorum gloria maxime floruerunt Franci, eorumque viribus precipuis Galliam defenderunt Romani; licet postea iisdem perdiderint. Porro Francici nominis gloria Batavorum penitus extinxit; nam Franci cum Batavorum terra virtutem etiam gentis possessionis velut jure adepti sunt. (fol. 8.) Batavorum insula , jam a Francis ut dixi subacta, aliorum populorum inundationem perpessa est, ut Vuilcorum , Nortmannorum, Danorum. Vuilci Sclavinorum populi , quos Hollandiae annales Wiltos et Sclavos appellant, eo tempore quo Saraceni, Mahometi sectam assumentes, Asiam incurrerunt, Galliam Germaniamque invaserunt circa annum Chris- tianum 650, simulque Bataviam occupavere et bar- bare vastavere, et quaedam ut volunt monuments passim reliquere. Post centum amplius annos a Nortmannis (quos Daniae populos aut partem putat Rhenanus 3)) vastatis paene omnibus viciniis , deprae- 1) [XV, 5, 2 sqq. 33]. 2) In Annib. Constante et Coustantio [Epic. XLI, 23]. 3) Rerum Germ. lib. I, TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPT IO. 153 data est, et pars Bataviae, vel turn vel circa illa tempera, Hollandia dicta est, tanquam colonia Danicae Hollandiae et ad memoriam patriaeque lenimentum desiderii ; Batavorum nempe jam et virtus et nomen interierat, cum tanquam praeda occupantium exposits tarn nobilis olim insula. Caetertim, quae de Hollandia mihi dicenda putavi, in alium locum rejicio, et me patriae jamnunc sisto, no nimius in alienas laudes, proprias et patriae meae debitas neglexisse ingratus videar. CAPUT IV. DE TRAJECTO BATAVORUM. Variae de nomine hujus urbis aut origine opiniones, disceptationes ; quarum major pars mihi displicet , manes conjecturarum, nugae et gerris Siculis vaniores 1). Annales ferunt tempore Neronis Caesaris, quum is in omnes senatorii ordinis viros saeviret, quendam imperatoris olio Roma pulsum, in his locis , ubi nuns Trajectum, ad ripam Rheni consedisse , arcemque suo nomine Antonianam condidisse. Fidem haec mererentur, si aliquo constarent autore; sed nec illi, qui res in his locis gestas post Neronem descrip- sere (inter quos praecipuus Tacitus) , nec qui posteriorum imperatorum aut regionis descriptionem edidere, quicquam mem,nerunt, cum Tacito 2) non innominata Albiana, Batavodurum , Grines, Vada etc. Alia Junii 3) de Antonia conjectura, qui ejus nomen ad Antonium Primum, senatorem et legatum Yes- pasiani Cl. Civili amicitia junctum , quem senatoria dignitate exutum a Nerone falsique damnatum , 1) [Ex Ausonio, griph. tern. num. p. 197, 13 Peiper.] 2) [Hist. V, 20.] 3) Batavie cap. H. 154 ARNOLDUS BUCHELIUS , pristino inde restitutum ordini et loco memorat Tacitus 1), refert , ad quem procul dubio annales nostri respexisse videntur, aut ad M. Antonium , Julii Caesaris legatum , quando Galliam Belgians subjugavit , quorum alteruter in Batavia, turn Roma- norum socia , praesidiarium castellum, Rheni supereiliis impositum , condAerit , ubi in hybernis miles esset. Veresimilia haec quidem essent nec quicquam de (fol. Sirs.) veritate dubitarem, si quisquam antiquorum vel arcis vel oppidi ejus nominis apud Batavos mentionem faceret. Alii ad Antoninum Pium impera- torem nomen referunt , conditorem alii , instauratorem alii faciunt, sed levi tantum et famae inducti fumo. Nescio an ex numismatibus argenteis aereisque in agro Trajeetensi inventis , effigie et inscriptione Antonini signatis , nominis primus apud imperitos ortus. Vetera castra qui hue transponunt, nec loci situm nec autoris sensum satis assequuti mini videntur, quo- rum non unus jamdiu os obturavit. Ulpii etiam Trajani affectatum nomen ; Vultaburgi tamen magic auribus meis applaudit denominatio, gentis vocabulo vernaculo. Haec nempe in nominibus urbium locorumque investi- gandis duo observanda putavi : tempus inditi nominis et gentem ; nec nempe verisimile , Hollandum vel Vultum vel Germanum Graeco aut Latino verbulo forsan ignoto , alicui rei ac praecipue oppido indere nomen velle. Utricesii apud Ammianum 2) a Rhenano in theatrum non sine plausu deductum , vanum ex corrupto vocabulo aut potius vocabulorum notis : V TRICESIMAE, nempe legionis. Credit autem Junius (ut omnibus conjecturis suam addat explica- tionem) ex his notis V TRIO. nomen Utric. potuisse 1) [Hist. II, 86.] 2) LXVIII, 2, 5; XX, 10, TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 155 provenire , quam opinionem ego olim epistola quadam ad candi(di)ssimum meum Jo. Stefanum de Witt im- probam et ut minus verisimilem explosi ; quae nempe dementia ex notis incertis nec intellectis , in ruderibus forsitan condendae jam civitatis inventis , nomen im- ponere ! Nee me movet rusticani vulgi juditium , in explicando Caesaris dimidiato vocabulo , ab Antwerpiis nuper productum ; aliud nempe est literarum notas ab imperita plebe explicare , iisque suo ingenio illudere , aliud oppido jam condito vel condendo nomen imponere, quod non fit a paucis , nec ab imperita vulgi faece. Ego Trajectum Batavorum oppidum ad utramque ripam Rheni a Francis , ejectis et subjugatis bar- baris , Vultis , Normannis , Danis , fortean auspitiis Dagoberti Olotarii filii conditum, vel in ruinis Vulta- burgi vel saltem prope ; qui etiam Vultiburgus in antiquis Romanorum castrorum ruinis jam ante con- ditus. Ruinae etiamnum extant eertissimae Romanae antiquitatis , tam supra quam infra urbem , juxta ripam veteris Rheni ; sunt cones, manet burgi nomen 1) (fol. 9.) rudera lapidum exstant , inveniuntur urna- rum poculorumque diversorum fragmenta , nummi etiam aerei argentei Neronis, Anto(ni)norum , Severi ; invenimus ego et candidissimus meus popularis Jo. Ste- fanus de Witt lapidem , his literis signatum : GER. INF. Testantur panagyristae , ad limitem Bataviae per in- tervalla disposita castella ; astipulatur Marcellinus 2). Urbi nomen a conditoribus inditum Vuertrecht ; cum ibi Trajectus ac Telonium , ubi pro vectura et mer- cibus pecunia et tributum penderetur ; idem nempe denotat Vuertrecht , quod Ultrajectum. Videtur nempe Latine ita redditum; utroque nempe vocabulo in 1) [Nam. to Vechten.] 2) Histor. lib. XVIII [2, 4 ?]. — Plinius Hist. lib. IV in fine [122] 156 ARNOLI)US BUCHELIUS 7 monumentis., tam publicis quam privatis, olim et nunc utuntur ; quamquam Germanicum contractius , more Germanis usitato , proferant Vtrecht1), Trajecti tamen nomen antiquius videtur, , ex Itinerario illo, quod Antonino ascribitur, , sed falso , nam longe post Constantinum id editum ; meminit nempe Constanti- nopolis et aliorum recentiorum oppidorum , nec tantae mihi autoritatis est , ut Trajectum in formam civitatis ab aliis , quam a Francis , excisis ac profligatis prius Vultis, Sclavorum in Batavia reliquiis, conditum patriaque lingua vocatum credam. Poterat et ab externis hominibus Romanis Britanniamque navigan- tibus Trajecti nomine appellari, cum difficilior ejus pronuntiatio insuetis, quod et in Belgia hodie usur- pari videmus : Insulam, Gallicae Flandriae urbem , nos l'Issel, vel corrupte Rissel , Galli Lille appel- lant; sic et in aliis usui venire videmus, Sunt qui Trajectum ad Mosam et cives et nomen nostrae urbi dedisse putant ; nequicquam , nam dubito , quaenam antiquior, , haec an illa. Sed jam tempus , ut ex obscuro hoc me eximam carcere , et ex tenebris tam densis in aliquam lucem me recipiam : quo nempe antiquiora hoc fabulosiora pleraque else solent , nec quisquam in hoc genere scribendi omnibus satisfecit , certe ego nec mihi: quo progredior ulterius , obscuriores et densiores advorsum me veniunt tenebrae. Mutantur nomina , variantur fluviorum cursus tanto tempore , et exigua licet lux ab historiis et saepe nulla , animi tamen humani tam inexhausta et insatiabilis occultorum pervestigandi cupiditas , ut nunquam sui desiderii finem inveniat aut exitum , sed mentis quadam laeti- tudine etiam juditii sui infirmioris lapsus amplectatur. 1) In antiquis monurnentis Trect Pere legitur. TRAIECTI tATAVORUM tESCRIPTIO. 157 1. Pipinus dux , ut habent patriae annales , Willebrodum Angli-Saxonem, consentiente Sergio primo papa, prae- (fol. 9vs.) sulem Trajectensem constituit , ut rudem populum , Vultos , Danos , Phrisios , ad Christum converteret , anno Christiano 696. Qui ibi templum S. Crucis , sacrumque in eo lavandis initiandisque sacro baptismate Christianis, locum dicavit ; ac deinde templum D. Thomae collapsum et a Frisiis vasta- turn (erat illud a Dagoberto Francorum rege ejus nominis secundo anno 642 conditum 1)) in D. Martini Turonensis piam memoriam , sede pontificia amplissi- moque canonicorum collegio hactenus clarum , erexit 736 2). Obiit anno 736 , inter divos relatus , cum festus dies celebratur VII Idus Septembris. 2. Hunc sequutus Bonifacius Anglus , jam ante dictus Winifridus ; etiam Moguntinensis episcopus, a Frisiis propter religionem occisus 752 anno a Cristo nato. Sepultus Fuldae et inter divos relatus. 3. D. Gregorius Germanus N. Obiit anno 784. Sepult. in Salv. Traj. 4. Adelbricus Anglisaxo. Ob. 794 XII Kal. Sept. Sep. in Salv. Traj. 5. Theodardus Frisius. Ob. 800 Sep. in Serv. Traj. 6. Harmacardus Frisius. Ob. 827. Sep. in Serv. Traj. 7. Ricofridus Frisius. Ob. 836. Sep. (in) Serv. Traj. 8. D. Fredericus Frisius N. Ob. occisus 838. Sep. in Servatore. 9. Albericus Frisius N. Ob. 845. Sep. in Serv. Traj. 10. Lugerus Frisius. Ob. 856 XIX Kal. Mali. Sep. (in) Serve. Traj. 11. Hungerus Frisius. Ob. 866 XI Kal. Jan. 12. Odibaldus Frisius. Ob. 900 IV Id. Decemb. Sep. in Servat. 13. Egiboldus Frisius Ob. 901 VII Kal. Oct. Sep. ad Servat. 4) A Cuniberto consecratum, ut annales. 2) In margine: 739. 158 AINOLDUS BUCHELIUS , 14. D. Ratibodus Frisius R. Ob. 917 III Kal. Dec. In Da ventria. 15. Baldericus Clivius C. Ob. 977 VI Id. Jan. In Martiniano. 16. Volcmarus Frisius. Ob. 990 III Id. Decemb. In Servatoris. 17. Balduinus I Hollandus C. Ob. 994 VI Id. Mail. Incertum. 18. Anfridus Hoye Regul. Ob. 1008. In monte Amerford. 19. Adelboldus Frisius N. Ob. 1027 Kal. Dec. In Martiniano. 20. Bernulphus Trajectinus. Ob. 1054. Ap. D. Petrum. 21. Guilielmus Geldrus N. Ob. 1075 V Kal. Maii. In Martiniano. 22. Conradus Suevus N. Ob. 1099. In templo D. Mariae. 23. Burchardus. Ob. 1112 XV Kal. Jun. In Martiniano. 24. Godebaldus Frisius. Ob. 1128. In Oostbroeck. 25. Andreas Cuiquensis C. Ob. 1138 IX Kal. Jul. In Martiniano. 26. Herebertus Beron Frisius N. Ob. 1150 III Non. Nov. In Martiniano. 27. Hermannus Hornius N. Ob. 1156 VI Kal. Apr. In Martiniano. 28. Godefridus Rhenensis Dom. Ob. 1178 VI Kal. Jun. In Martin. 29. Balduinus 11 Hollandus C. Ob. 1196 VIII Kal. Mali. In Martiniano. 30. Arnoldus I Isenburgius N. Ob. 1198 VIII Id. April. Rhomae. 31. Theodoricus I Hollandus C. Ob. 1198. Patavii. (fol. 10.) 32. Theodoricus II Arensis N. Ob. 1210. Sep. in Martin. 33. Otho I Geldrus C. Ob. 1213 VII Id. Apr. Sep. in Martin. tRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 159 34. Otho II Lippianus C. Ob. 1227 Kal. Aug. In Martiniano. 35. Vilibrandus Oldenburgius C. Ob. 1233 VII Kal. Aug. In monast. Ser vat. 36. Otho III Hollandus C. Ob. 1249 Non. Apr. In Martiniano. 37. Gosuinus Amstelius N. Post biennium depositus. 38. Henricus I Vianius N. Ob. 1267 IV Non. Jun. In Martiniano. 39. Joannes I Nassovius C. Remotus post vigesimum annum. 40. Joannes II Ziericius Lotaringus N. Post annos 9 Tullensis episcopus factus. 41. Guilielmus II Bertoldus Mechlin. N. Ob. 1301 IV Non. Jul. In Martiniano. 42. Guido Aveniensis C. Ob. 1317 IV Kal. Jul. In Martiniano. 43. Fredericus II Zyricius N. Ob. 1322 XIII Kal. Aug. In Martiniano. 44. Jacobus Osthornius. Ob. 1323 XII Kal. Oct. In Martiniano. 45. Joannes III Diestensis. Ob. 1341 Kal. Jun. In Martiniano. 46. Nicolaus de Caputiis Romanus N. Cardinalis , postea resignavit. 47. Joannes IV Arquelius N. Ob. 1378 Kal. Julii episco- pus Leodiensis. In Martiniano. 48. Joannes V Vernenburgius C. Ob. 1371. In Martiniano. 49. Arnoldus II Hornius N. 1378 , hoc anno Leodiensis episcopus factus. 50. Florentius Vevelicovius C. Ob. 1393 prid. Non. Apr. In Martiniano. 51. Fredericus III Blanckenhemius C. Ob. 1423. In Martiniano. 52. Suederus Culemburgius D. Removetur. 53. Rodulphus Diepenholtius C. Ob. 1455 IX Kal. April. In Martiniano. 160 ARNOLDUS BucnEtius , 54. Gisbertus Brederodius Bar. Resignavit coactus. 55. David Burgundus. Ob. 1496. Batavoduri. 56. Fredericus IV Badensis Marc. Cessit Philippo post 20 annos. 57. Philippus Burgundus. Ob. 1524. Batavoduri. 58. Heinricus II Bavarus D. Ob. 1552. Ultimus, Carob V vendidit secularem jurisdictionem. 59. Guilielmus III Enckevorst Brabant. Card. D. Joan. et Pauli. Ob. 1534. Romae. 60. Georgius Egmondanus C. Ob. 1559 VI Kal. Oct. In monast D. Amandi. 61. Fredericus V Scenckius a Tautenburg N. Ultimus. Ob. 1580 1). Jam post antistitum catalogum ad urbis descrip- tionem perveniamus. At ut a primis incunabulis ad bane ejus aetatem paulatim aseendamus, sciendum erit, minorem fuisse multo ab initio ac debiliorem, saepiusque a Frisiis, Danis, Nortmannis vastatam , adeo ut vix e ruinis caput erigere tandem licuerit. Nam Nortmannorum rabies ineendio corrupit, om- nemque serum ferro absumpsit tempore Alfridi prae- sulis , ut Junius, vel Hungeri , ut annales, idque post aliquas vastationes restauratam. Cui calamitati ut mederetur, Davantriam r et Tielam cum dominiis Carolus imperator honorarii loco praesulibus con- cessit , quod propter excidium urbis episcopalis series Davantriam ab Hungero translata fuerat , quam inde retraxit ad pristinos lares Baldericus, qui recidivam urbem posuit, muro fossisque adjectis , quae a diversis deinde episcopis pro conditione temporum aucta et restaurata in bane quam vides formam 2). 4) De woorden „ob. 1580" zijn met latere hand bijgeschreven. 2) In het HS. eene geteekende en gekleurde afbeeldiug der stad Utrecht in het jaar 1590. TRAJECTI BATAVORIJM DESCRIPTIO. 161 (fol. 11.) In longitudinem juxta Rheni cursum ad septentrionem ultra mille passus extenditur , latitudo minor, nee quadringentos excedit passus, ubi major. Moenia, aggeres, munimenta, hoc praesertim bellico et calamitoso saeculo , habet non contemnenda. Fossae ad orientalem partem versus agrum Veteris vici minus profundae , ob arenae lubricae eruptionem; altior nempe ibi ager Trajectinus et siccior. Portas habet quatuor , ad solis ortum Albanam , a Virginum propinquo coenobio appellatam ; ad meridiem Telo- nariam, ubi Rhenus urbem influit , sed nomine tantum Rhenus; ad occidentem Catariniam, in proximo nempe olim Catarinae monasterium (eo loci, ubi Carolus V imperator arcem aedificavit Yredeburgum), quod deinde ad Fossam novam contra Brigidarum coenobium translatum; ad septentrionem Hospitalem sive Insularem 1). Portae Albanae insculptum epigramma vel potius insigniorum Caroli V imperatoris emblema, quo eum autorem portam jam ruinosam renovandi fuisse, con- stare poterit. Inter hanc et Telonariam cum muri essent debiliores et antiquitate ruinam minarentur, nioenia vallis aggeribusque munitissimis firmata sunt. Meo quoque tempore , ante XI fere annos, duo terrea propugnacula ibi multis civium labore et sumptubus, impulsore et consultore ut ferebatur Aurantio prin- cipe , erecta fuere , multorum tamen juditio improbata ob magnitudinem , et quod nisi magno praesidio teneri non possent 2). Ante aliquos annos, cum agerem in Galliis , murum prope llieronimianam paedagogiam , ruinam minitantem , penitus dejecerunt cives , ter- 1) Nam. de Waard- of Weerdpoort. Natuurlijk is de vertaling Insularis de juiste. 2) Lucasbolwerk en Lepelenburg. Bijdr. en Meded. XX VII. 11 162 ARNOLDUS BUCHELIUS , reumque aggerem latissimum, pulcris arboribus jamdiu consitum, terreo limbo confirmarunt 1). Post haec aliud occurrit munimentum triangulare , ex cocto lapide firmissimum, nam praetor muros 5 vel 6 pedum latos, pyramidatim ascendentes, et ag- geres terreos, in inferiori parte caveae cunt, tutissima confugia , et ex quibus irrumpentem hostem maxima Glade- afficere , defendentium minimo damno, licuerit. Huic Solis inditum nomen, ibique ex vivo lapide soils effigies, et epigramma , quod Macropedii else volunt , tale : ARX SOLIS DICOR , FLA.GRANS FULGORE CORUSCO , DURA. SILEX HOSTI , WTI MEIS STATIC). 1546. Et patria lingua haec : SONNENBURCH IS MYNEN NAEM. ANNO XLII WAS ICK VOLMAECKT , TEGEN DEN VIANDEN ALDUS BEQUAEM. Inde ad turrim et craterem Servatianam , restau- ratam anno 1516 ; vallis olim aut agger, me puero factus multo at parum utili aut firmo labore, quare opus illud ridiculo nomine Verloren cost dictum, quod sumptus impensi minus utiles pro perditis haberentur, (fol. llvs.) nam aliquoties post ex infirmo funda- mento ruinas vidimus. Iliac sequitur porta Telonaria, pulcro opere reno- vata, auspitiis Caroli V imperatoris , ad formam muni- menti Solis ab utroque latere cinctum firmatumque 1) Op fol. 57 van het eerste deel teekent Buchelius nog het vol- gende aan: Eo loci, ubi crux lapidea posita , extra urbem retro turrim Vinckianam, occisus Jodocus Laleinius, Hollandiae praefectus, cum urbem nostram obsidione premeret anno , ut habent annales, 4483. TRAIECTI EATAVORTM DESC!HPTIO. 163 munimentis , Lunae versus orientem , cum lunae effigie et disticho : ARX DICOR LUNAE, MAGNI SOROR INCLYTA PHOEBI. SAEVA ET TRUX HOSTI , CIVIBUS INNOCUA. 1559. Ad occidentem Fortis, cum armato ex lapide vivo viro , suo quoque notatum epigrammate ; Martis quoque nomen habet: HIC BELLI DEUS ATQUE FEROX DUX PRAESIDET, HOSTIS CUR ULTRA DURO PRAELIA. MARTE CIES ? 1556. Ad moenia , infra muros, turris est excelsa et rotunda , speculationi accommoda , Securitenam vocant et vulgo Bijlhauwerstoorn ; ibidem vestigia veteris portae ac murorum apparent 1). Ulterius unum pro- pugnaculum terreum , simile iis , quorum jam memini , eodemque fere tempore factum 2). Eminet deinde Castrum pacis. Sed prius descri- benda turris , quae est media inter Telonariam et Catarinianam ; ea Ferraria vocatur, , non debile prio- ribus temporibus , quo nondum Teutonicorum pro- diissent fulmina, munimentum. Portarum obstructarum apparet ibi facies ; nescio , an ibi olim exitus fuerit ; plataea certe , quae huic imminet , ampla et locus non improprius. Haec ibi inscriptio : ANNO DNI M° C° XLV° REGIS CONRADI VII, EPI HEREBERTI VI, FACTUM EST HOC OPUS 4) De overblijfselen van de westelijke der beide Roode toren- poorten , onder Karel V afgebroken. 2) Het bolwerk achter St. Maria. 11* 164 ARNOLDUS 13UCHELIUS, A PREFECTO ALFERDO AD MUNIMEN SUORUM CIVIUM ET AD HONOREM CIVITATIS TRAJECTENSIS. A M E N. Et paulo infra cum insigniis Caroli V imperatoris : ATQUE ITERUM CAROLI RENOYATUM TEMPORE QUINT' , EX TEREMUNDII 1) PLACITO QUI PREFUIT URBI SESQUIMILLENO SUBSCRIPTIS UN TRIGINTA. 1529. Murus hic firmissimus , idemque antiquissimus , ex topiario vel pumiceo lapide , quem nostrates duiffsteen, quasi driffsteen , dicunt 2). 1) In margine: Johannes Teremondanus, olim castri Traiectensis gubernator, obiit 1536, Bredae sepultus. Epitaphium apud Sweer- tium fol. 356. 2) Op fol. 119 van zijn eerste deer teekent Buchelius nog het volgende aan: Non procul a templo Gertrudano, ut ab aliis accepi, turn tem- poris (nam. in 1579) moenia lapidem antiquum monstrabant, in-. scriptione nescio an Romana, qui deinde Aquano venditus creditur. Ego legi metam, in ingressu in urbem Caroli V in ponte arcis Romanae positam, inscriptionibus his antiquitatem simulantibus: FORTISS. MIL. V ET XVIIII LEG. QUORUM OPERA FORTITER VETERA CASTRA DEFENSA SUNT POLUANDRION. Item: OSSA V ET XVIII' LEG. CUM QUINTILIO VARO MISERE TRUC1DATORUM IUSSU GERMANICI IMPERAT. HUC CONLATA QUIESCUNT. (Vid. librum de rebus in adventu Caroli V imperatoris in urbem Traiectinam.) Sed quam recte ignoro, nee tantum mihi jam est otii ut discu- tiam. Vidi etiam haec epigrammata inter vetera poetarum frag- menta , Lutetiae et Lugduni excusa a collectore quodam imperito collocata. Sic saepe nova pro veteribus , et ficta pro veris ab imperitis hominibus obtruduntur posteritati; quae tandem temporis praescriptione muniti, antiquitatis fuco venerantur. Sic plurimae inscriptiones , etiam Romanae, antiquum jus non bona fide aut titulo occuparunt , a Laeto, Jocundo , Pontano , Annio, Cyriaco effictae et obtrusae admiratoribus vetustatis. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 165 Hine continuum portae Catarinianae castrum Pacis, Vredenburg populari lingua appellatum , quam Caro- ins imperator Austriacus , dominus Trajectensium quo jure qua injuria effectus , ut civium concordiae ratio- (fol. 12.) nem haberet vel ut libertati assuetos in officio contineret , anno Christiano 1528 extrui curavit. Castrum illud fortissimum pulcherrimumque ea qua sequitur forma I), opere non dissimili. a Solis Lu- naeque monumentis sed firmiore ; fossae erant ex- tremae profunditatis , adeo ut etiamnum vix imple- antur. Quid plura ? frenum erat civium nequicquam libertatem ereptam frementium. In hoc praesidium perpetuum constituit idem imperator , ab Hollandis ut fertur alendum , quibus jam securitas non parva acquisita. Nihilominus initio Hollandici tumultus post Gandavensem pacem , quum praesidium quod erat Hispanicum ex conditione nollet discedere plu- rimisque damnis civitatem afficeret , obsessum oppug- natum et, coactis ad deditionem Hispanis , tanquam tyrannidis spelunca et unicum libertatis Trajectinae obstaculum , magna civium alacritate eversum et a fundamentis dirutum est , ut infra suo loco dicemus , relicta tamers exteriori parte ad urbis propugnaculum. Hoc quoque fuit epigrammate notatum: ARX DICOR PACTS, A QUINTO CONDITA CARLO , STATIO GRATA BONIS, SED FERREA VIRGA MALIGNIS. 1529. Memoriae traditum inveni , arcem hanc ex lapi- dibus coenobii Vreendael , cujus extant relliquiae via Albana supra Hierocomium 2), et arcis ruinosae ad Vechtam flumen Vrelant constructam ac inde nominis etymon profluxisse. Fossae , cujus extant adhuc 1) In den tekst eene geteekende afbeelding van Vredenburg 2) Het Melatenhuis aan de Biltstraat. 166 ARNOLDUS BUCHELIUS , voragines, profundissimae fuerunt, adeo ut post quindecim annos 1) nondum reppletae pars supersit. Nos quoque in Freburgum tali lusimus ante annos (fol. 12Y8.) novum epigrammate : ARX PACIS DICOR , LASS'S EGO CIVIBUS URBEM DEFEND! ET PACIS PLURIMA CAUSA FUI. ET PER ME RURSUS BUNT PASS! INCOMMOD.A. CIVES CAUSAQUE SIC BELLI CA USLQUE PACIS FRAM. Proxima est porta Cateriniana , quae novum opus postularet, paene ruinam aliquoties verita 2). Hic fossae altiores, nam hic ager depressior versus Hol- landiam; muri et turres usque ad Hospitalem portam recentiores, facti vel restaurati, ut habet inscriptio , anno a Christo nato 1541. Occurrit primum turris Pulveraria , in qua pulvis tormentarius perpetuo conficitur. Hinc turris Cabal.- lina; equus ibi cum epigrammate : EX RAC SEDE FEROX DURO FESSORE CABALLUS PROCEDET. MUROS, HMIS, ADIRE CAVE 3)! 1542. Ad occidentale Hospitalis portae latus munimentum est Stellae, tribus jamdictis , Solis, Lunae et Fortis, simillimum. Insigne huic Stella, cum epigrammate: MATUTINA VOCOR STELLA. HOSTIBUS INSTO CRUENTIS URBIS , ET EXORNO LUCE NITENTE LATUS. Hospitalis porta, quae Amsterodamensis a plurimis vocatur, et suburbium habet, muris fosfisque muni- 4) Ook dit wijst op 1592 als op het jaar van de vervaardiging dezer Descriptio. (Zie de inleiding.) 2) In margine: Ao. 1626 circa Aug. perfecta nova porta ex lapide vivo magnae molis et sumtus. 3) In margine: Versus hi plerique a Macropedio facti; pro sin- gulis vero distichis ipsi , ut fertur, numeratus thalerus imperialis TRAIECTI BATAVORIMI DESCRIPTIO. 167 tum , hac inscriptione aureis literis, sed fugientibus et plurimis deletis , notatur : AETERNITATI. D. CAROLO V. ROM. IMP. AUG. P. P., CUIUS AUSPICIIS CONCOBDIA IN URBEM REDUCTA EST ANTEACTORUMQUE OBLIVIO INSTITUTA , S. P. Q. TR. Intra Hospitalem portam et Albam duo etiam extra muros terrea monumenta vel propugnacula 1), eiusdem cum tribus supradictis formae magnitudinis- que , ac eodem tempore effecta. Suntque ibi aliquae turres, propugnaculi vice olim factae, suisque notatae emblematibus. Capraria capro insignita est et hoc carmine: HOSTIS ! SI QUAERIS RIGIDOS EVERTERE MUROS , OCCURSARE CAPRO. CORNU FERIT ILLE, CAVETO. 1537. Ab Albana ad turrim secundam , quae cincta est terreo monument° : SI LUPUS INNOCUO NON PARCIT SUBDOLUS AGNO, NEC TIBI PARCET. AB HIS MOENIBUS , HOSTIS , ABI Retro Westrenii aeries: URSUS IN HIS FOSSIS PLANTAS SUGIT. CAVE TANGAS MOENIA , SED PROCUL HINO PRAECIPITATO GRADUS. Sequitur versus In.sularem. UT LEO SUPPLICITER STRATIS MITESCERE FERTUR , SIC ET IN OBSTANTES SIBI FORTITER USQUE FEROCIT. Domus angularis vici Jerosolimitani , juxta Axelium, 1) Het_Begijnenbolwerk en Wolvenburg. 168 ARNOLDUS BUCHELIUS , de Hoolhorst dicta , aedificata anno 1524 , habetque hanc inscriptionem in frontispicio: STET DOMUS HAEC, DONEC FLUCTUS FORMICA MARINOS EBIBAT, ET TOTUM TESTUDO PERAMBULET ORBEM 1). (fol. 13.) Est inde celsa admodum turris, Obtusa, vocata, vulgo Plompentoorn 2), ubi secundus fluvius, qui Fossa nova dicitur, civitatem egreditur, et paulo post Veteris se conjungit fossae aquis. Sunt hic 3) domus, horti non inamoeni, Suppraetoris habitations dudum destinati. Sequitur turris Vulpina hoc disticho notata: ANGULO IN HOC SESE PONENS PERCALLIDA VULPES, NE PARET INSIDIAS , HOSTIS , UTRIMQUE CAVE. 1537. Proxima portae Albanae Canis habet simbolum. Epigramma vix potui legere; est autem tale, quantum oculis consequi potui: PERVIGIL HIS ABIGENS DUROS LATRATIBUS” HOSTEM MOENIBUS ASPELLET. CEDERE PRAESTAT , ABI 5)! Haec civitatis Trajectinae magnitudo , portae , moe- nia, turres et propugnacula in circuitu. Ad reliquam ejus descripsionem procedimus. 1) Dit behoort hier niet: het bedoelde huis lag op de Kromme Nieuwe Gracht, dus in een geheel ander gedeelte der stad. 2) In margine: Meminerunt ejus literae publicae ante annum 1480. 3) Nam. aan den Plompetoren. 4) Naast de woorden: his abigens duros latratibus staat in margine als verbetering: atque rapax Canis hie to ab herilibus. 5) Op fol. 50 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan: Dominus Gerardus Pellecussen vixit circa annum 1300, a qua familia porta in suburbio Lauwenrechtiano nomen adhuc retinet, vocaturque Pellecuspoort. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 169 Templa habet, canonicorurn collegiis decorata, quinque. Summum templum D. Martino, Turonensi olim episcopo , sacrum , Domum vocant, peculiari Germanorum more (de quo vocabulo Becanus in Hermathena lib. VI et VII multus, sed a me alienus); in ruinis primum (ut dixi) temp D. Thomae ex- tructum, quod demolitum. Post reditum in urbem Baldericus Clivus magnificentius aedificari jussit; qui et ibi Roma transtulit corpora divorum Benigni, Pontiani, Agnetae 1). Agnetis martyrium describit Aurelius Prudentius Peristephanon carmine ultimo: AGNES SEPULCRUM EST ROMULEA. IN DOMO FORTIS PUELLAE , MARTYR'S INCLUTAE etc. Balderici illius restauratio incidit in annum 966; deinde ab Adelboldo in majus auctum, ea fere, qua nunc videtur forma, idque anno Christiano 1015 2). Quanquam Henricus Vianius quaedam addere et superbius augustiusque reddere anno 1224 inceperit, tamen praeter magnifici istins conatus fundaments et imperfectas reliquias nil videmus; incertum, morte praeventus an sumptuous deterritus fuerit magni ille animi praesul 3). In ruderibus illis imperfectis versus turrim, quae ad cubitus aliquot exsurgunt, hi in- sculpti leguntur versus: barbaro quidem hoc saeculo facti ab ingenio non barbaro, licet verbis: ABEL. SACRUM PINGUE DABO , NEC MACRUM SACRIFICABO. CAIN. SACRIFICABO MACRUM, NEC DABO PINGUE SACRUM. 1) In margine nog: Corpus Urbani papae et martyris. 2) In margine : Dedicatum est assistente llenrico imperatore cum 12 episcopis. 3) Deze mededeeling is onjuist: de door Buchelius bedoelde on- voltooide bouwwerken waren de grondslagen van de beide noordelijke zijbeuken van het 16e eeuwsche schip. Van Adelbolds Dom bestond in Buchelius' tijd niets meer. 170 ARNOLDUS BUCHELIUS , Hoc vero templum tantae est amplitudinis ac molls, ut pauca cum hoc comparanda censeam in Iota Belgia , ne dicam et verius Europa. Turns etiam miranda , tam architecturae quam molis ac altitudinis rations, de qua meritissimo illud dixeris elogio : EXISTIT TURRIS LONGE PULCHERRIMA. MUNDI , DINUMERANDA INTER CRETICIS SPECTACULA SEPTEM. (fol. 13's.) Argentoratensem celebrent alii et orbis quasi miraculum suspiciant; subtilior haec forsan et artificiosior, inferior tamen meo quidem juditio aequa- litate et commoditate. Quadringentis fere gradibus ex vivolapide latissimis sine ullo periculo commodissime ad summum usque ascenditur, , quod in Argentoratensi secus est. Tres habet ambitus , ex quibus vicina oninia , civitates et oppida , pagos summa cum voluptate intuentium oculis enumerare licet. Ad inferiorem ambitum ipsa in turn sacellum amplissimum , divo Michaeli archigenio olim sacrum. Hujus fundamenta jacta anno Cristiano 1320 , ut habent annales , Frederici Zurichii episcopi III, perfecta 1382 Florentii Vevelichovii IV, indicant et hi versus ibidem in lapide excisi: M. TER C. BIS X. SEMEL I. FESTO 1) PAULIQUE JOHANNIS TURRIS ADAPTATUR , QUA TRAIECTUM DECORATUR. Et hoc vulgari lingua carmen rithmicum , quo tempus incaepti simul et perfecti opens continetur : DOE MEN SCREEFF MCCC. XX ENDE EEN WERDT VAN MIJN GELEIT DEN EERSTEN STEEN. ALS MEN SCREEFF MCCC. TWE ENDE TACHTICH WAS ICK VOLMIECKT, SOE MEN NU sIET WARACHTICH. 1) „Festo" is later op den leant bijgeschreven. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 171 Ad templum revertar, in quo collegium 40 canoni- corum , ab initio a Willebrordo institutum cum epis- copali sede , et quamvis a morte Bonifacii usque ad annum 1112 Trajectinus pontifex infula primariaque autoritate a pontifice Coloniensi (Maximo pontifice consentiente) praeter jus privatus sit, Godebaldus tamen Frisius perditum jus eo quo supra tempore a pontifice maxim recepit, suisque restituit succes- soribus. Monumenta sepulcrorum pontificiorum plura etiam- num visuntur Buis inscriptionibus. Ac in medio templi pavimento caeruleo in marmore trium epi- scoporum non procul ab invicem sepulcra habentur, infulis ac pedo pontificiis notata. Primum , cujus inscriptio pedibus usa : • • • Quod proximum his verbis notatur: BALDUINUS HOLLANDUS FLORENTII COMM FRATER , XXIX EPISCOPUS TRAIECTENSIS 1 QUI SEDIT ANNIS X. Ter tium : ADELBOLDUS XIX EPISCOPUS TRAIECTENSIS ) QUI SEDIT ANNIS X. Est et in chori ambitu ex marmore nigro ad tres pedes elevatus tumulus hoc epitaphio : ANNO DNI MCCCLXXVIII PRIMA DIE MENSIS IULII OBIIT REVERENDUS PATER JOHS DE ARKEL , QUONDAM TRAIEC- TENSIS POST LEODIENSIS ELECTUS EPISCOPUS ET COMES LOSSEN. CUIUS CORPUS HIC SEPULTUM EST. Est et aliud elevato in tumulo , priori simile , epi- (fol. 14.) taphium literis non insculptis sed pictis , colore jam fugiente, fragilis certe et vitrea in tanta 172 ARNOLDUS BUCHELIUS , aetate memoria; adeo ut nomen , nisi annales vivo- rent, interiisset : A. D. MILLESIMO TRECENTESIMO DECIMO SEXTO QUARTO KALENDAS JUNII OBIIT DOMINUS (GUIDO DE HANNONIA EPISCOPUS TRAIECTENSIS). Est autem Guidonis Aveniensis Trajectini epi- scopi , Joannis II Hollandie comitis fratris , ut patet ex annalibus , qui eum anno 1317 IV Calendas Junii obiisse scribunt. Ad parietem ejusdem ambitus , Buis in loculis dis- tincta , multorum episcoporum ossa aunt condita , quorum haec ibi leguntur epitaphia : BALDRICUS DE CLIVIS XV EPS TRAIECTN. TRAIECTINA FERIS DANIS URBS VERSA LATEBAT. BALDRICUS PRISCUM REDDIDIT ILLE DECUS , AUSPITIO CUIUS IAM PONTIUS AGNA BENIGNUS CONSERVANT URBEM, FULGET ET ECCLESIA. GODEFRIDUS EX RHENO XVIII EPS. TRAIECTENS. GODEFRIDE TUI RHENANUM PROVIDUS ARCEM DONA STI IURIS , AEREQUE MOX PROPRIO QUATTUOR EN PATRIAE LARGUS MUNIMINA NOSTRAE: HORST, WOERDT ET MONTFORT CONSTRUIS ET VOLENHOE. OTTO DE GELDRIA XXXIII EPS. TRAIECT. HIC JACET ANTISTES GENEROSI SANGUINIS OTTO , PRIMUS QUEM GENUIT GELDRIA BELLIPOTENS. ROMULEAM JUVENIS PETERET DUM CONCITUS URBEM, FEBRE INTERCAEPTUS COIN CIDIT ANTE DIES. OTTO EX LUPPIA XXXIV EPS. TRAIECT. SIGNATUS SOLYMAS CRUCE VIDERAT , UNDE REVERSUS OBSESSI GROENINGEN CONTULIT AUXILIUM ; INDE LOCI IGNARUM PROPE COUVERT INSIDIO SUM PERFIDA CRUDELI MORTE CATERVA NECAT. PRAIECTI BATA.VORUM tESCRIPTIO. 173 OTTO EX HOLLANDIA XXXVI EPS. TRAIECT. OTTO, QUEM GENUIT PRAEDIVES HOLLANDIA, PRESSAM NOMINE MULTIPLICI SUBLEVAT ECCLESIAM. VENDIDIT HAUD SEGNIS PROPRIAE PATRIMONIA STIRPIS ; HINC GENE PROMERITUS , SPIRITUS ASTRA TENET. HENRICUS EX VIANA XXXVIII EPS. TRAIECT. QUI NOVA PRAECELSI IECIT FUNDAMINA TEMPLI , PRAESIDIUM VRELANT EXTRUIT HIC POPULO , VIR PLACIDUS , RECTI CUSTOS 9 VIRTUTIS AMATOR , TEMPORE QUEM NULLO LAUS RETICENDA MANET. WILHELMUS EX MACHLINIA XLI EPS. TRAIECT. HUIC DEDIT AGNOMEN CELEBRIS MACHLINIA VICTO. (fol. 14v8.) OCCIDUAM FELIX PERDOMUIT PHRISIAM. OMNIA SORS MUTAT : CAESUS DUM VERTAT INIQUO MARTE , SUIS FULTUS VIRIBUS OCCUBUIT. DUORUM PONTIFICUM IGNOTORUM EPITAPHIA. HIC DUO PONTIFICES RELEVATI , NOMINA QUORUM TEMPUS EDAX RASIT , COGNITA SED SUPERIS. HAUD DUBIUM TUMULOS QUONIAM MERUERE DECENTES, PRIDEM QUIN MANEANT SEDIBUS AETHERIIS. Hos Hungerum et Balduinum primum esse arbi- tratur Cornelissonius 1), non incommodo argumento , certe ex vetustioribus esse non dubitatur. Est et ibi relevatum ex vivo lapide Rudolphi Diepholtii episcopi sepulcrum , hac inscriptione : ANNO DOMINI MCCCCLV XXIIII MARTII OBIIT RE- VEREND ..... 2). 1) Nam. Petrus Corneliss. Bockenberg? 2) De laatste regels van dit grafschrift van bisschop Rudolf waren blijkbaar in Buchell's tijd reeds verdwenen; immers ook in het andere door hem daarvan vervaardigde afschrift (Van Engelen , Grafs en wapens. II p. 48) eindigt de tekst bier, 174 ARNOLDUS BUCHELIUS 1 Duorum praeterea imperatorum Germanicae stirpis viscera hoc templo condita memoriae proditum , nempe Cunradi secundi et Henrici quinti, quem Itali quartum vocant. Hi Frisiam orientalem usque ad rivulum Larici contulerunt episcopis , pro qua saepius cum Hollandiae principibus dimicatum est. Oarolus Magnus imperator multa quoque privilegia Rixfrido episcopo concessit , ab Othone item et Henrico I imperatoribus Hollandiae dominatu donati sent praesules. Obiit vero Trajecti Henricus V X Kalendas Augusti 1125. In libello quodam manuscripto comitum Egmonda- norum legi, quatuor Ratbodi Frisiorum regis liberos Trajecti sepultos: Pupponem , Agillum , Rovellam , matrem D. Frederici , et Teidosbim cum marito Grimoaldo. Est non procul ab ara summa arcus marmoreus cum insigniis Georgii Egmondani , cujus ibi car sepul- turn fuisse dicitur , sepuicrum tamen illud et status furore plebeo dejecta 1). Ad turrim hos legi Teutonicos versus paene fugientes : JAN VAN DEN DOM WAS SYNEN NAEM , DIE MIJN ALDUS BEGOST BEQUAEM. In coemiterio lapides sepulcrales duos vidi cum martellis, latomos ibi sepultos indicantes; ad parietem vero haec ipsorum leguntur epitaphia: ANNO MCCCCLXXXVIII STERFT JACOB GIELISS. STEEN- HOUDER ENDE LEYT HIER BEGRAVEN. BIDT GODT VOOR DE REL. INT JA ER MCCCCLXXXVIIII DEN V IN JUNIO STERFT SWEER HENDRICX STEENHOUWER. 1) De laatste alinea staat in het Hs. ten onrechte iets vroeger, midden in het verhaal van de privilegien der Duitsche keizers. TRIIECTI BITAVORITM DESCRIPTIO. 175 Vicinum est illud : ANNO MCCCCLXXV STERF JACOB VERBORCH , MEYSTER IN DEN DOEME WAS. BIDT VOOR DE SIEL. In parte australi ambitus chori : ANNO 1424 MENSIS AUG USTI XXVI OBIIT VENERABILIS VIR DOMINUS WILHELMUS DE RENEN , PRAEPOSITUS EMBRICENSIS , CANONICUS ET SCOL A STICUS TRAIECTENSIS, HIC SEPULTUS. Deese was anno 1399 vicaris van den bisschop Blanckenhem , scholaster ten Dom. (fol. 15.) Canonicorum quoque passim plurima videntur sepulcra, aut ex aere aut ex marmore. Le- gunturque epitafia, ex quibus quaedam collegi, quae hoc loco ascripsi, familiarum causa aliae, aliae vero elegantiae. Caeruleo in marmore hoc legitur spectaturque pla- num in fundamento ad exitum templi septentrionalem : D. 0. M. AMICUS UNDE ABIER AT REDIENS MONUMENTUM HOC MINI MORTUO PARAVIT. SUM ENIM , IM(M)0 FUI , JOANNES A DROLSHAGEN , EX MONASTERIO IN CLYTA WESTPHALIAE METROPOLI ORTUS ORIUNDUSQUE , HUJUS CATHEDRALIS ECCLESIAE TRAIECTENSIS CANONICUS. NUNC QUI FUERIM TENES , EGO VERO TE HOSPES NOSCERE NEQUEO ; TU TE IPSUM NOSCE ET UT BREVI MORITURUS VIVE. VIXI ANNOS LXIII. MENSES) VIII , DIES) III. MORIOR ANNO A CHRISTO NATO M ....,......-...-....DXXXVII 1). 1) De grafzerk is daarbij afgebeeld. 176 AtNOLDUS BUCEIELICS 7 Et haec quae sequuntur : ANNO 1545 DIE 27 MENSIS AUGUST' OBIIT HONORA- BILIS ET EXIMIUS DOMINUS ET MAGISTER JOANNES RUES, UTRIUSQUE JURIS LICENTIATUS, MAJOR'S ET DIVI PETRI UTRIUSQUE JURIS LICENTIATUS, MAJOR'S ET DIVI PETRI ECCLESIARUM CANONICUS , IN SEPULCRO DOMINI NICOLAI ECCLESIARUM CANONICUS , IN SEPULCRO DOMINI NICOLAI DE SPEREWAUDE CONSANGUINE' SUI, QUONDAM TEMPLI DE SPEREWAUDE CONSANGUINE' SUI, QUONDAM TEMPLI HUJUS CANONICUS, HUMATUS, CUIUS ANIMAE PROPITIETUR DEUS. AMEN 1). DEUS. AMEN 1). SEPULCRUM WALTER' ET GIS ELBERTI DE RHENEN , CANONICORUM TRAIECTENSIUM. OBIIT JOHANNES VAN DER HOELL, CANONICUS TRAIEC- TENSIS , ANNO 1543 13 DECEMBRIS. JOHANNES DE WESTENDE, CANONICUS TRAIECTINUS ET FUNDATOR XII VICARIORUM PRESBITERORUM DE NOVO OPERE. SEPULCRUM GENEROSI DOMINI ADRIAN' AB ISENDEREN, SEDIS APOSTOLICAE PROTONOTARII AC HUIUS ECCLESIAE CANONICI, QUI OBIIT 7 FEBRUARII ANNO 1566. VIATOR SISTE. QUID SIS, QUID FUERIS, QUID FUTURUS EMS, PERPENDE ET MORTUIS BENE PRECARE. VALE. EMS, PERPENDE ET MORTUIS BENE PRECARE. VALE. DOMINUS JOHANNES DE TUYL , CANONICUS TRAIEC- TENSIS , ANNO 1402 4 SEPTEMBRIS. DOMINUS FLORENTIUS DE JUTFAES, PRAEPOSITUS FT ARCHIDIACONUS TRAIECTENSIS , QUI OBIIT ANNO MILLE- SIMO . . . . . 2). SIMO . . . . . 2). Non procul ab exitu templi occid entail 3) in pavi- - 1) In margine: Est in Petrejano. 2) Nam. 1337. 3) Ms. occidentalis. TilkIECTI EATAVORUM DESCRIPTIO. 177 mento est marmor, paene detritum ambulantium pedibus, ubi haec leguntur : M. TER C. BIS (X.) SEMEL I. PAULIQUE JOHANNIS etc. in marmoris limbo : JOHAN VAN DEN DOEME, DIE DEN TOREN BEGOST HEEFP. (fol. 15vs.) Olim etiam hoc in templo plurimae divorum relliquiae monstrabantur, idque ad exemplum Agrippinensium singulis septenniis , quarum quaedam ponderoso auro argentoque inclusae. Pontiani loculum vix quatuor ferebant viri , ex puro argento ; ex solido etiam argento Benigni constabant et Agnetis. Serva- toris etiam nascentis incunabula, ex auro purissimo , multis gemmis ornata 1); crux item maxima argentea. Nunc nihil ex its reliquum , praeterquam inanis me- moria, partim nempe in nummos conflata , partim varie distracta , mutato religionis cultu periere. Orga- nicum etiam exstat ornamentum optimum , summis sumptubus aere Cornelii Miropii archipresbiteri per- fectum. In hoc templo initio anni 1546 comitiis Torquatis Carolus imperator V ad viginti Italiae , Germaniae , Hispaniae et Flandriae re gulos in amplissimum Vel- leris aurei collegium adoptavit 2). Fuere hi : Maxaemilianus, Bohemiae rex. Inigo Lopez de Mendoza, dux de l'Infantasgo. Fernandus Toletanus , dux Albanus. Cosmus Medices, magnus Hetruriae dux. Albertus , Bavariae dux. 1) De beroemde stal van Bethlehem, een geschenk van bisschop David van Bourgondie in 1489. (Zie de beschrijving daarvan: Arch, gesch. aartsb. Utrecht. XXVI p. 267.) 2) In margine: Vide carmen Corn. Valerii ad Adr. Marium, Gelriae cancellarium, poematibus A. Scorelii addituin. Bijdr. en Meded. XXVII. 42 178 AttNOLDUS BUCHEtIUS , Emanuel Philibertus, princeps Piemontius. Octavianus Farnesius, dux Camerinus. Enriques , dux Nagerius. Fredericus, comes Fu(r)stembergius. Joachimus de Rie. Philippus Lannoius , Sulmonis princeps. Pontus Laleinius, Bignicourti dynasta. Lamoralus Egmondus, princeps Gavriae. Jacobus , comes Lignius. Claudius Vergius, baro Champlittus. Philippus Lalainius, comes Tioochstratius. Maxaemilianus Burgundus , marchio Veranus. Johannes Lignius , Arenbergius comes. Petrus Ernestus, comes Mansfeltius. Petrus Verchinus, Hannoniae praefectus senescal. Johaunes Lannoius , dynasta Molembasius. Petrus Cardona, Friae comes. Tabula ibidem ad hujus rei memoriam suspensa literis deauratis , lingua Gallica, cujus haec sunt verba: L'AN XVc. XLVI. II DE MAI ET LES JOURS ENSUIVANTS SONT CELEBREES LES SOLEMNITEZ DE L'ORDRE DU TOYSON (fol. 16.) D'OR, STYLO TR AJECTENSI. APRES S'ENSUI- VENT TOUS CEULX, QUI DE L'ORDRE FURENT POUR LORS: ubi insigniis addita nomina. Nomina 1) Torquatorum principum, quorum insignia in hoc templo spectantur, sunt haec : Franciscus I Francogalliae rex, Henricus VIII Angliae rex, Jo- hannes Portugalliae rex, Jacobus Stuardus Scotiae rex, Ferdinandus Ungariae et Bohemiae rex, Sigis- mundus Poloniae rex , Christiernus Daniae et Nor- wegiae rex. 1) Deze lijst staat in het Hs. ten onrechte onder aan fol. 16vs PRAIECTI IIITAVORUM DESCRIPTIO. 179 Georgius dux Saxoniae , Fredericus Bavarus Pala- tinus , Philippus Bavariae dux , Ferrandus Gonzaga Mantuae dux. Georgius Scenck baro a Tautenburch , Florentius Egmondanus Buranus comes et dominus Iselsteinii. Hic ordo anno Christiano 1429 a Philippo Bono Burgundiae duce originem habet , cum nuptial Isa- bellae Lusitanae celebraret. Numerus eorum fait primum 25 , qui deinde auctus, ut Guiccardinus 1) et Paradinus meminerunt , et ultimo per Carolum V imperatorem anno Christian° 1516 ad 51 redactus. Patronum habet divum Andream; signum vero est Aurei velleris exuvium , de quo vide Minoen ad Emblemata Alciati. Pontus Heuterus ordinis hujus ortum in Philippo Bono refert 2). In memoriis quoque Oliverii de la Marche ceremoniae hujus ordinis plene describuntur lib. I cap. 15 3). 1) In Simbol. Heroic. 2) Vide Strabonem lib. XI pag. '107 de Aureo vellere. 3) Hier volgt in het Hs. de volgende, daar geheel niet behoorende uitweiding: Rettulit mihi Goswinus van de Voort, urbis hujus a secretis , se veteribus in monumentis legisse epistolam Swentenboldi regis ex Carlingorum prosapia , ubi inter alia haec verba habebantur : se donare episcopo Trajectino praedia regalia , ut venientes ad Chris- tianitatem gentes inde alere posset. Puto hunt Swenteboldum filium nothum fuisse Arnulphi imperatoris , quem Lotaringiae fecit regem, cujus merninit in libro de Caesaribus Cuspinianus. (Vide Annales Fuldenses circa finem.) Vixit etiam eodem fere tempore Swende- baldus Moravanorum dux, qui tamen nihil commertii cum hac habuisse provincia credendus est. Ex altero vero Saudenbalchiorum familiatn , si verum est quod ex corrupto Sventeboldi nomine deducatur, descendisse veri non est dissimile. Lutrecht quasi Lotharii regni terminus dictam , videtur innuere Zazius lib. I Comment. de genealogia Austriaca; vid. Douzae Annales VII pag. 335. De occupato Ultrajecto a Radbodo Fri- siorum rege, eoque a Pipino II hide pulso, quod et ea urbs a Francorum regibus quondam extructa , quod vetus ibidem palatium Ultrajectinis episcopis a Carolo Magno collatum, vide Douzae Annales lib. II pag. 92 et sequentibus , ubi de Clemente sive Guilbrodo , 12* 180 ARNOLDtrS BUCHELItig , Sacellum XII( virginum , olim a domino Swedero Uterloe, praeposito Trajectensi , cum altari conditum, qui et ibi sepultus , ut indicant insignia et inscriptio in pariete , is obiit 22 Aprilis anno Domini 1378. Non procul est hoc in aereo lamine epitaphium : HIC IACET SEPULTUS VENERABILIS VIR GISELBERTUS DICTUS COC DE OPYNEN , PRAEPOSITUS ET ARCHIDIA- CONUS TRAIECTENSIS , QUI OBIIT ANNO 1391 20 MENSIS MAIL (fol. 1608-.) In pavimento haec legi epitaphia : EGO SICUT FAENUM ARVI , ET DOMINUS DE PULVERE SUSCITABIT ME, UNDE RESURRECTURUS SUM IN DIE NOVISSIMO. OBIIT III JUN. ANNO MDLXV. GEORGIUS STRUT. In ambitu chori non procul ab hoc est in pavi- mento lamina aerea magna, ubi haec legebantur : REVERENDUS etc. DOMINUS HENRICUS A MIERLAER , DOCTOR DECRETORUM , ARCHIDIACONUS ET PRAEPOSITUS TRAIECTENSIS , QUI OBIIT ANNO DOMINI MILLESIMO THE- CENTESIMO SEXAGESIMO SECUNDO IPSO DIE AGNETIS. Caetera legi non poterant, deambulationibus una- cum simulacro detrita. primo a Pipino constituto episcopo; item de Wilteburgo , Wildrecht postea appellato et inde Utrecht; ibidem et an Wiltrajectum sit scribendum; idem Douza lib. V pag. 246; idem pag. 286 historiam, quae de baptismate Radbodi narratur, Ultrajecto potius (Frisiorum id temporis metropoli), quam Medemelacae attribuit; idem pag. 298 et sequentibus ex archivis Trajectinae ecclesiae enumerat anti- quissimas diocaesium et parochiarum ejus appellationes; nempe Flardingae, Kircwervae, Velserburgi, Heiligerloae, Pettemi, item Harinchemi , Schiae, II inesburgi , Warn mundae , Leithemuthae , Rinsaterwaldae, Agathenkirckae, Ascamannesdilf, Sparneraswaldae, Slotae, Ecmondae , Alcmerae, Misnemi, Wognemi, Althendorpae, Vronlae. TRAIRCTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 181 (fol. 17.) Legebantur etiam (ut testatur suo tem- pore Guicardinus) ad columnar chori, suspensis ibi in tabulis, sequentia carmina de urbis antiquitate et progressu, digna certe quae ob antiquitatis memoriam marmore sculpta ad posteros transmitterentur. I TABULA. CIRCUMQUAQUE FLUENS HOLLANDIA GURGITE RHENI , CINGITUR OCEANI FLUMINIBUSQUE MARIS , IN QUA TUN MURIS URBS ANTONINA NOVELLIS TEMPORE NERONIS AEDIFICATA FUIT. HANC DEVASTAVIT FERA. FLAMMAQUE GENS ET IBIDEM CASTRUM VULTORIUM CONDITUR INDE NOVUM , TURRIBUS EXCELSIS, QUOD ADHUC PLEBS ABRODITORUM FUNDITUS EVERTENS DIRUIT USQUE SOLUM. HINC TRAIECTENSE CASTRUM CUM MOENIBUS ALTIS CONDITUR A FRANCIS CHRISTICOLIS; SED IDEM VULGUS DANORUM CONFREGIT HUMOTENUS, OMNES CUM CLERO CIVES INSIMUL ENSE NECANS. DENIQUE BALDRICUS PRESUL NOVA MOENIA STRUXIT , Q0 AE MODO SUBSISTUNT AUXILIANTE DEO. SIC HOLLANDENSI TERRAE VERACITER OMNI TRAIECTUM CONSTAT URBS CAPITALIS ADHUC. II TABULA. TEMPORE FRANCORUM DAGOBERTI REGIS IN ISTO PRAESENTI FUNDO CONDITUR ECCE DECENS PRIMITUS ECCLESIA SANTI THOMAE PROPE CASTRUM TRAIECTUM, QUAM GENS FRISICA FREGIT ATROX ; SED PRIOR ANTISTES DOMINUS CLEMENS OB HONOREM SANTI MARTINI POST RENOVAVIT EAM DESIDIS HILDRICI SUB TEMPORE REGIS; AT ILL AM PRAESUL ADELBOLDUS FREGIT ET INDE NOVAM ECCLESIAM FUNDANS HENRICI TEMPORE PRIM CAESARIS ELECTI, QUAM DUODENA COHORS 1 82 ARNOLDUS BUCHELIETS , PONTIFICUM PARITER BENEDIXIT ; DENIQUE PRAESUL HENRICUS CAEPIT HANG RENOVARE SUAM ECCLESIAM REGIS GULIELMI TEMPORE 7 QUISNAM HOLLANDENSIS ERAT INCLYTUS ECCE COMES. Nee obmittam vitra 1), suis quoque antiquitatibus (fol. 17v8.) sed vitriis splendida. Ac in ambitu chori , ubi sacrarium olim Clivensium principum , insignia eorundem cum Ravesteinensium conjuncts, de qui- bus videndus Pigius in Hercule suo prodicio ; ubi et pictura Mariae et Josephi Christum quaerentium, et haec verba adscripta: ECCE PATER TUUS ET EGO QUAEREBAMUS TE FLENTES. In vicinis : simulacrum armati ac insignia Amste- liorum et Iselsteineorum 9, cum duobus clypeis cate- nula conjunctis , Amsteliae gentis avitum emblema, his verbis : Sonder middel. Simulacrum armati ac insignia Abcoudae , Strycn , Puten, Gaesbeec conjunctae literisque I. 1. 3) et duobus lapidibus molaribus, Gaesbeecanorum emblema. Simulacrum armatum et haec consanguinitatis in- signia: Culemborch, Iselstein , Guterswijck, Ripher- scheit, Van der Lock, Egmont, Benthem, Zolen , et literae I. W. 4). Simulacrum viri togati canonicali habitu, cum insigniis Bredenrodiorum 5) eorumque emblemate , quod est apri caput flammis scintillantibus circum- datum. 1) Intusschen heeft Buchelius lang niet alle glasvensters vermeld. 2) Da venster moet ouder geweest zijn clan de andere, daar de . 2) Da venster moet ouder geweest zijn clan de andere, daar de tak Aemstel-Ysselstein in het midden der 14de eeuw uitstierf. 3) Jacop van Abcoude , heer van Gaesbeek (t 1459). 4) Gerard II, heer van Culenborch (-1- 1481). 5) Denkelijk Gijsbert van Brederode, Domproost , in 1455 de mededinger van bisschop David. TRAIECTI BATIVORUM DESCRIPTIO. 183 In vitro Borsaliorum armati viri simulacrum, et haec cognationum insignia: Borselen, Stryen , Aen- holt , Baern , Bergen, Pellanen, Horn, Marn 1), GG DD et GD Aen alien wanch , oblongis literis. Hoc vitrum vetustate periit et renovatum jam est. Sunt, qui 4 D D D D ponunt et ita interpretantur : Die dat doen dorst aen alien wan ich. Sanderus Bommel, secretarius in den Dom, leyt int binnenpant van deselve kercke begraven met het wapen der stadt Saltboemel: een sweertgen tusschen twee rosen. (fol. 18.) Non procul a templi porta occidentali sub turri legitur epitaphium vulgare, non injucundum temporis simplicitate: DAER MEN GAET NAE SUNTE SALVATOOR , ONDER DEN DOMSTOORN , DAERVOOR MEN BOOTSCAPT VAN JESUS, DAER LEGGEN DRIE , DIE HEETEN ALDUS : HENRICUS GRUTER, REIMBURG , MECHTELT. MARIA NEEMPSE IN U GEWELT. M. CCC. LXXX. EN DRIE , SOO SIJN SY ALS ICK BESIE. Astat Basilica episcopalis 9), quam a Carolo Mar- tello conditam olim Guicciardinus in Descriptione Belgiae author est; multoties restaurata a diversis episcopis, ac praecipue a Davide Burgundo. Hoc in loco castrum Romanum antiquitus fuisse volunt , nec procul ibi Pons praetorianus, post quern et alius Romaeoburgi cum plateis ejusdem nominis. Nihil hic affirm(); malo nempe famae credere tam constanti quam incerta refellere. Hoc unum ridiculum arbitror, ex garde, Gallo-Francico recenti vocabulo , funda- 1) Frank van Borselen, de gemaal van Jacoba van Beijeren 2) Nam. het Bisschopshof. 184 ARNOLDUS BUCIIELIUS , mentum struere , ut ipsi volunt , firmissimum , non ex Romana civitate illud , nec a Francis quidem , nisi posterioribus temporibus , usurpatum 1), cum conditores hujus urbis pura puta Germanica ut patria lingua utebantur. Qua autem occasione Gallicum illud verbum civitate nostra donatum sit , ignoro , aut quo tempore, nisi posterioribus a Gallis militibus hoc loco in prae- sidio positis et ab episcopis mercede conductis , remansisse credam 2). Contiguum fere Summo templo et prope Servatoris, sacellum est exiguum sed antiquitate venerandum ; nam antiquissimum esse hisce in locis Deo sacratum aedificium , ego ex conjectura S. Crucis esse puto , ad quod Servatoris templum et collegium a Winfrido episcopo fundatum referunt annales , idque a Wille- brordo anno a Christo nato 695 dicatum , quod quidam ad S. Crucis templum extra portam Albanam referre voluerunt 3); nunc vero divi Victoris nomine indigitatur. Hie olim divi Odulphi Brabanti sepul- cram , summa Trajectensibus veneratione culti, cujus non procul hint aedes (erat nempe canonicus Salva- toris) monstrantur 4) , hoc disticho memoriam pii yid., qui vixerat tempore Alberici episcopi circa annum Christianum 840 recolentes : ODULPHUS, SACRUM QUEM CLARA BRABANTIA AB ORCHOT MISIT AD HOC TEMPLUM , HABITAVIT PRESBYTER AEDES. 1) In Hs. hier ingevoegd: qui. 2) De naam van de Gaardbrug bij het Bisschopshof heeft ook met het Fransch niets to maken: de wijk Gaarde, die daarbij lag, is gebouwd op de plaats van den kooltuin of gaarde der St. Paulus- abdij, die in 1256 tot bouwterrein verkocht werd. 3) De kapel van het H. Kruisgasthuis buiten de Wittevrouwen- poort werd eerst in 1408 gewijd. Buchelius' gissing over de oud- heid der St. Victorskapel is juist. 4) Vid. Lindanum in praef. Exhort. ad Holland. TRAJECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 185 Restauratum autum illud divi Victoris sacellum postre- mum , ut habet inscriptio ante portam : (fol. 18 s.) HANC CAPELLAM NOVAM FIERI FECIT PETRUS A STEINEN, PRAEPOSITUS HUIUS ECCLESIAE 1) , ANNO M. CCCC. XXIII. Proximum est spatio temporis et loci templum Servatori sacrum , hactenus Vetus monasterium , vulgo Oudemunster, appellatum , cujus author olim fuerat divus Bonifacius , qui collegio 40 canonicorum illud ab initio honestaverat. Plurimi illic episcoporum sepulti. Vidi illud templum, antiquitate olim et cultu vene- randum, vidi aream ejus , locum quo steterat , cujus pars jam stabulo destinata videbatur 2). Cripta hic sacra antiquorum more , in qua olim vigiliae Christia- norum , ubi sepulcrum Frederici, episcopi Trajectini, ob animae integritatem sub missae sacrificio a duobus latronibus ante aras ibidem occisi, miraculis, ut fere- batur, clarum ; tectum erat illud lapide marmoreo sudante , quod a vulgo tanquam religiosum colebatur, cui nempe naturae miracula occulta. Ad tertium veniam templum , canonicorum collegio decoratum. Id divae Virgini sacrum 3). Fundatorem ejus extitisse ferunt ilenricum IV imperatorem ; nam cum idem imperator, , ob Mediolanum templumque ibidem augustissimum Mariae Virginis exustum , quasi sacrilegii conscientia tactus, alibi ex vote novam divae Virgini aedem erecturum se constituisset , autor ei fuit Conradus Suevus episcopus , ut Trajectinam ea, urbem ornaret, quod et factum est curante eodem epis- 1) Narn. van de St. Salvatorskerk, waarbij de kapel vroeger behoorde. 2) In margine: Hic a Balderico reposita caput Abraham patriar- chae et corpus Divi Pancratii. 3) In margine: Antiquitate hoc est ultinium, 186 ARNOLDUS BUCHELIUS , copo 1). Hujus rei cum annales Italorum non memi- nerint , et Mediolanum post illud tempus a Frederico excisum constet, Guicardinus fundationem hujus templi eo rejecit contra autoritatem veterum monumentorum. Porro miraculi vice illud ad posteros translatum est, quod , dum aedis istius fondamenta jacerentur, vorago quaedam se ostendit , quae nulls caementorum lapi- dum aut carbonum congerie reppleri , nec fundamen- tum ibi stabiliri posset , quondam tamen Frisium nomine Pleberum eo se nomine jactitasse , quod fundamenta illa sine ullo subsidentis voraginis incom- modo sistere vellet , annales habent. Qui cum magni lucri spe aleretur, episcopi astutia delusus spe et pretio cecidit; is nempe muneribus ac blanditiis filium Frisonis adortus puerum , patris ab eo arcana expis- catus fertur. Hinc Friso Plebardus ille , animi impo- tentia et vindictae cupidine flagrans , episcopum post solemne sacrificium violenta et sacrilega manu occidit. Caeterum ut in palude nobilissimum olim et multis saeculis veneratum Ephesiae Dianae templum firmatum (fol. 19.) fuisse legitur, , solo taurinorum tergorum substrato pulvillo stetit inexplebilis alioqui vorago ; cujus rei memoriam medio fere in templo tuetur basis columnae paludi impositae. Haud inepto , ut tunc ferebant saecula , disticho notatam , addita et taurini capitis sculptura 2) : ACCIPE POSTERITAS QUAE POST TUA SECULA NARRES, TAURINIS CUTIBUS FUNDO SOLIDATA. COLUMNA. EST. In hoc etiam templo duo cornua maximi pretii monocerotis 3) alicujus animalis , quae canonici pos- 1) In margine: In ingressu hujus templi est atrium, cujus meminit Beca pag. 76; Colvenerius ad Cantiprat. cemiterium vocat, vulgo l'atre, Rosweidus paradisum. 2) In margine: Tauri integri ex designatione Scorelii. 3) In margine: Vide Abshovii quae apud me est epistola. TRNIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 187 terioribus hisce temporibus alio transtulerunt , frustra repetentibus Ordinibus et ipso etiam inhiante Aurantio. Longitudinis Bunt bicubitalis , ad venena pellenda conducere dicuntur. Fuere et tria idolorum simulacra antiquitus conservata , Cornelius Kempius 1) Frisonica esse vult. Frisii vero colebant Fosetam , Fredam et Woedam , hique praecipui ipsorum dii. Laudatur templi hujus forma , ut antiqui Mediola- nensis exemplar, cujus hic tibi do picturam partis occidentalis 2). Hoc templum omnium est ultimum collegiatorum , quare ejus canonici postrema solebant ferre suffragia. Ad parietem est depictum simulacrum S. Henrici imperatoris ejus nominis II, cui subscripti hi versus : HENRICI EFFIGIEM LECTOR VENERARE SECUNDI , IN COELUM MERITIS QUI RBI FECIT ITER. CUI DIVING DEDIT PIETAS EXPELLERE MORBOS , ATQUE FOVERE HOMINUM VOTA PIASQUE PRECES. OMNI LABE CARENS , OBSERVANTISSIMUS AEQUI , ROMANO HIC QUONDAM PRAEFUIT IMPERIO. RETTULIT IN NUMERUM DIVORUM PAPA SECUNDUS EUGENIUS, SACRIS INSTITUITQUE COLT. (fol. 19YR.) Historia fundationis hujus templi versi- bus ibi , pro temporis ratione non inscitis , legitur : TEMPORA CUM CAUSIS TEMPLI VENERABILIS HUIUS QUISQUIS NOSCE CUPIS , METRA TE SUBSCRIPTA DOCEBUNT. HENRICO QUARTO ROLIANI SCEPTRA REGENTS 3) IMPERII, CUM JAM TOTAM VICTRICIBUS ARMIS SUBDERET IThLIAM, SOLI PRAECLUDERE SOLA. URBS MEDIOLANUM PORTAS EST AUSA REBELLES. QUAM TANDEM C&VTAM SPOLIIS PRIUS AUCTUS OPIMIS 1) Fris. lib. III cap. 28. 2) In het Hs. eene gekleurde teekening der kerk. 3) In margine: Circa annum 1082 188 ARNOLDUS BUCHELIUS , EVERTIT VICTOR, NEC TEMPLO FLAMMA MARIAE VIRGINIS A BSTINUIT , CANDENTI MARMORE STRUCTO. UNDE DOLENS MENTEMQUE PIO SU CCENSUS AMORE , INSTAURARE NOVAM VENER AND' NOMINIS AEDEM PROPOSUIT , QuocuNquE SOLO SOLISVE SUB AXE. TUNC TRAIECTENSIS PRAESUL , NUTRITIUS OLIM PILINCIPIS ET DUCIS SEWER COMES , A CER IN AIMS , NOMINE CONRADUS , TULIT HOC A CAESARE MUNUS , UT TEMPLUM SUBLIME LOCO FUNDARET IN ISTO , TURRIBUS EXCELSIS CONSTRUCTUEAQUE PERENNI , ADIUTUS DONIS ET MULTO CAESARIS MIRO , QUALE VIDES FIRMS SUBNIXUM STARE COLUMNIS , FORNICE PERPETUO FASTIGIA. SUMMA. TEGENTE. 1100 FANUM PRAESUL VENERABILIS IPSE DICAVIT PRIMUS ET INSTITUIT PRAEBENDAS CANONICOSQUE , CANTUROS LAUDES ifIBI , VIRGO MARIA ! PERENNES. POST UK SACRATI TER SEX AB OBIGINE TEMPLI FLUXISSENT ANNI , FATALIS VENERAT HORA PONTIFICIS SACRI MISERANDA CAEDE PEREMPTI. CAUSA NECIS FUIT HAEC: NAM DUM FUNDAMINA MURO IPSIUS ECCLESIAE LATOMI PERQUIRERE TENTANT , INVENERE LUTUM FLUIDUM FIXO SINE FUNDO. HOC VITIUM TARDABAT OPUS : NEMO SAKENTUAI HUIC MORBO VALUIT QUANTALIBET ARTE MED EM ; ARS M ENDICAT OPEM , MIRATUR NESCIUS ARTIS ARTIFICUM COETUS , NON ARTEM POSSE JUVARE. DUM SIC ERGO REI SPES ESSET NULLA. SUPERSTES , EN RUDIS Min FRISO SOLIDARE SPOPONDIT AB YSSUM , PRO QUO DUM PRETIUM SIBI POSCERET IMMODERATUM , HUIC DILECTUS ERAT ADOLESCENS FILIUS, ILLUM ACCERSIT PRAESUL SECRETE , SUADET UT &RTEM (fol. 20.) ELICEAT PATRI , PROMITTIT MUNERA ; PATREM FILIUS AUXILIO GENETRICIS INEBRIAT , ARTEM ELICIT, ELICITAM PASTOR' CLAM PATRE PANDIT. CONTINUO SURGEBAT OPUS 7 JAM TEMPORE LONGO TRAIECTI EATAVORUM DESCItIPTIO. 189 POSTPOSITUM; GAUDENT OMNES SUPER ARTE REPERTA. ILLE SED IRARUM STIMULIS AGITATUS ACERB'S ; DECEPTUMQUE DOLO TANTUS DOLOR URGET , UT TPSUff JAM DESCENDENTEM GRADIBUS MISSA CELEBRATA PONTIFICEM FERRO TRUK FRISO NECARET ACUTO. EIUS IN APRILI MORTEM DANT FESTA. TYBURTI ANNO MILLESIMO NONAGESIMO Quogur NONO. Est in pariete pictura canonici in pheretro jacentis, et supra beatae Virginis simulacrum , Scorellii ut videtur manu pictum , cum hoc versu : VIVE HOSPES DUM LICET ATQUE VALE. et hoc epitaphio : ILLUSTRI VIRO THEODORICO DE BENTHEM D. D. DOLT. , HUIUS ECCLESIAE PRAEPOSITO ET ARCHIDIACONO, QUIE VIVIS EXCESSERAT ANNO MCCCCXV CAL. OCTOBRIS XVII. PIA POSTERITAS POSUIT. In marmore pavimenti invenio quoque sepulcrum domini Petri de Benthem canonici. Johannis Scorelii, pictoris excellentissimi et hujus templi canonici, est ibidem sepulcrum , cum non indocta sculptura ad parietem in lapide candid° : MORS SCEPTRA LIGONIBUS /EQUAT. in pavimento : RELIQUUM SCORELII CANONICI. et infra hoc distichum : FINIS MORS, SIC SUNT HOMINESS VANA OMNIA , PRAETERQUAM CUI DIVINO PECTUS AMORE CALET. Vicinum in pariete hoc legitur epitaphium : ARNOLDUS DORSENUS , PHILOSOPHUS ET GRAMMATICUS PERCELEBRIS , HUIUS PHANI CANONICUS , TANDEM RE- QUIEM SORTITUS IN AEVUM HIC SITUS EST. NON. MAR 1535. 190 AttNomws BTICHELITIS , In pavimento non procul : domini Ernesti de Dor- schen canonici. In oratorio Zoudenbalchiorum vernacula lingua haec legebantur scripta: ANNO MCCLXXX DAECHS NA S. JULIANE JONCKFROUWE STERFT HITYCH ZOUDENBALCH , ONSE CANONIC, HIER BEGRAVEN. BIDT. ANNO MCCCVIII DAECHS NAE CRISPINI ENDE CRISPI- NIANI STERFF FREDERICK ZOUDENBALCH SUN BROEDER, VADER VAN DEN FUNDATEUR , HIER BEGRAVEN. BIDT. ANNO MCCCXII SINT JORIS DAECH STERFF DIE EER- WEERDIGE HEER GERRIT ZOUDENBALCH, WYLEN PROOST DESER KERCKEN, NA DOMDEECKEN ENDE CANONICK TEN DOM, SINTE PETERS ENDE DESER KERCKEN TUTRECHT , FUNDATEUR DESER CAPELLE MIT TWEE PRIESTEREN IN DE EER VAN DE ALMOGENDE GODT , DER HEYLIGE JONCKFROITWE MARIA ENDE DER HEYLIGE APOSTELEN ST. PHILIPS ENDE ST. JACOB , TER ZYDEN SUN VADER BEGRAVEN. BIDT. ANNO MCCCX DEN III APRIL STERFF JONCFROU HAESS FREDERICK ZOUDENBALCH DOCHTER, HIER BEGRAVEN. BIDT VOOR DE ZIEL. In pavimento : DEO OPT. S. ANNO MDXXIII DIE THOMAE JO. AMERS- FORDIANUS CANONICUS SIC SITUS EST, CURA AMICI ANTONII BUSERII SCOLASTICI etc. Joh. de Haeften can. 1526. Dominus Petrus Kamp canonicus. 1488. Gisbertus de Rinestein senior canonicus cum parente Antonio de Brederode et matre Lumanna 14111). Reinaldus de Oisterhout can. 1421. D. Hermannus ten Busch can. 1526. 4) In margine: Anno 4561 die 3 mensis Januarii. TRAIECTI BATAVORTIM DESCRIPTIO. 191 Henricus Beyer et Gertrudis conjuges , parentes domini W. Beyer in Rhenen. Wilhelmus Beyer can. 1525. Henricus de Vollenho can. 1520. M. Petrus de Amerongen can. 15141), et Jacobus de Amerongen 1508 2). Jacobus dEedel can. 1531 cum matre Cornelia. Illustris dominus Johan. de Nieuwenar, decanus Daventriensis ac hujus ecclesiae canonicus scolasticus. 1371. Venerabilis ac nobilis dominus Jo. Vridach can. 1552. D. Stefanus de Beesde beati Johannis et hujus ec- clesiae canonicus 1403. D. Henricus de Beesde can. 1328. (fol. 20vs.) Quartum collegio canonicorum cele bre templum est divo Petro, apostolorum principi , sacrum, cujus coeditor Bernulphus , vigesimus praesul Trajec- tensis, qui, ibidem sepultus , multis hactenus claruisse miraculis fertur. Spectantur hic ad parietes picturae non mall pictoris , extremum juditium et S. Mariae Egyptiacae exprimentes , a Gerardo Turrio ut videtur, (Aim hujus ecclesiae decano, fieri jussae 1). Habet 1) In margine: Penultima Februarii. 2) In margine: Cum insigniorum tabula. 3) Op de fol. 92 vs., 60 en 228 vs. van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan.: „In templo Mariano Trajecti sunt haec, praeter supraposita, monuments sepulcralia: Venerabili magistro Jacobo de Leuwen, seniori hujus phani canonico, qui obiit anno 1566. Anno '1376 obiit Simon de Brinckhorst. Anno 1466 dominus Johannes de Wytenhorst de Deutichem. Dominus Gerardus Mor ab Amersfordia v. p. c. Vixit annos LX dies X. 1564. Nomina quaedam canonicorum, quorum sepulcra in Mariano templo vidi, cum suo loco spatium deesset, hic posui. In pavimento: D. Jacobi Krol can. 1540. 192 ATOTOLDITS MICHELIUS , hoc templum criptam, antiquitatis inditium. Epitaphia hic collegi sequentia. D. Alerdi de Molendino can. 1406. D. Bernardi de Tiela can. 1514. Francisci Beyer can. 1552. D. Am. de Broechove can. Caes., scriba Curiae provintialis et fade consiliarius. 1554. Mr. Jo. de Amerongen can. 1553. D. Johan. Bomgart can. 1560. D. Jo. Moninc can. 1535. D. Henricus de Brandenburch can. 1381. Sepulcrum Leonis Draconi, procuratoris , fratris Antonii. 1503. Jo. a Noortwijck Lethmatio can. D. Nicol. Pott can. 1507 2 Maii. Reinaldus de Oisterhout can. 1421. D. 0. M. GUILLIELMO A LOCKHORST J. U. DOCTOR!, CANONICO ET SCOT. ASTICO HUIUS ECCLESIAE. VIXIT ANN. LXXIII , ()BHT MDLIX XI JULII. D. Nicolaus van Noord , can. 1503. D. Winricus Herawer can. Ad intercolumnia et parietes: Herman Droem, decretorum doctor, decanus, obiit 1476, apud Iselsteinios sepultus. D. Hubertus de Boeckhout can. D. Godefridus Storm can. Henricus de Moyonne. Olbrandus de Alcmaria. Theodoricus Witken. M. Andreas de Vinea can. 1545. Antonius de Vinea can. 1516. D. Joan. de Worichom can. D. Henricus de Pierlepont can. 1459. D. Jacobus Braem can. 1383. D. Joannes de Cloetingen can. D. Arnoldus de Sutphania. Anno 1323 obiit D. de Leuwenberch decanus. Hugo Hardenbol. Hector Vilt. Laurentius Vuyterzout. D. Jo. Slewic decanus. Guido de Vianen. In templo Divi Andreae (name to Keulen), canonicorum collegio TR AIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 193 Ad parietem lateris sinistri templi, literis vulga- ribus ejus saeculi : SERVIENS DIVINIS HIC PETRUS BLOEM TUMULATUS IURIBUS IN BINIS ET IN ARTIBUS HIC GRADUATUS, M. CUM TER QUINIS DUM C. QUATER ES MEMORATUS HUIC VITAE FINIS, DAMASI STAT AD ASTRA LOCATUS. ANNO ORBIS REDEMPTI TRICESIMO SEPTIMO SUPRA SES- QUIMILESIMUM IPSIS CALENDIS MENSIS APRILIS FATO CONCESSIT VENERABILIS VIII DOMINUS JOHANNES UTEN- celebri, inveni sepulcrum cum epitaphio Joannis Drolshagii conter- ranei mei , cujus tanto lubentius memini quanto patria caeteris mihi urbibus carior. Precor igitur felices manes quiete dormiant, et is, qui per tot felicitates gradus dum viveret ascenderit, om- nibus miserorum mortaliurn affectubus exutus, utinc vera beati- tudine fruatur. Collegi aliquot popularium meorum epitaphia, quod pietati debebam et communi patriae; quaedam etiam amicis ipse composui , sperans idem mihi aliquando even turum , postquam hint decessero; sed doleo viri tam politi rude hoc legi epitaphium , non ad ejus curiositatem ac elegantem elegantiam accommodatum: ANNO 1581 4 AUGUST. OBIIT REVERENDUS ET EXIMIUS DOMINUS JOANNES DROLSHAGEN, JURIS UTRIITSQUE DOCTOR, PROTHONOTARIUS APOSTOLICE1S ECCLES[AE SANCTI CUNIBERTI COLONIAE DECANUS ET BEATAE MARIAE TRAIECiENSIS CANONICUS SCOLASTICUS. CUIUS ANIMAE PROPITIETUR DEUS. VITAM TRAIECTUM TRIBUIT MIHI, ROMA GALERUM MORS TUL1T ISTA 7 DEUS SED MELIOR A DABIT. DEO DUCE COMITE V1RTUTE. CORPUS JOHANNIS DROLSHAGEN IIUMATUR IN URNA , SED MENS AETERNA VIVIT IN ARCE POLI. EMERUIT QUONDAM CUNIBERTI HIC ESSE DECANUS, DEIN TR AIECTENSIS GLORIA MAGNA CHORI. PONTIFICI NOTUS ET PROTONOTARIUS , ATQUE VIRTUTUM MERIT'S CLARET UBIQUE SUIS. GENS TAMEN HUNG A SE BATAVORUM GEUSICA PELLIT, ET FUGIT WIC DONEC TERMINET WINE MALUM. Numerale hoc in fine distichum legebatur : CONDIT JOANNES DROLSHAG1VS OSSA SEPVLCRO HOC AVGVSTI QVARTO MENS COLIT ASTRIGVNAS (1581). Bijdr. en Meded. XXVII. 13 194 Alt,140LIIMS MICHELIITS , HAM, HUIUS TEMPLI CANONICUS , IN URBE ROMANA SEPULTUS , CUIUS ANIMAE PROPITTETUR DEUS 1). SEPULCRUM DOMINI JUDOCI DE WINSEM, CANONICI HUIUS ECCLESIAE , QUI OBIIT ANNO 1494. RELIQUUM 2) DOMINI JACOBI DE WINSEM , QUINQUE EC- CLESIARUM SENIOR'S CANONICI, QUI OBIIT ANNO MDXLVII 2 JANUARII 3). 1) In margine: Coenotaphium hoc. 2) In margine: In eodem marmore pavimenti. 3) Op fol. 67vs. van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan: In tempi° Petreiano collegi sequentia haec epitaphia, quae suo loco adscribere non potui: Ad parietem lateris sinistri: HIC IACET SEPULTUS VENERABILIS DOMINUS HERMANNUS DE RHENO, DECANUS ET CANONICUS HUIUS ECCLESIE, QUI OBIIT ANNO DOMINI MCCCCLXXXV!II, XXIII' DECEMBRIS. ANNO DOMINI MCCCCLI IN PROFESTO BEAT! WILLEBRORDI EPISCOPI OBIIT HONORABILIS VIR DOMINUS JOHANNES HERBOCET, CANONICUS HUIUS ECCLESIE, HIC SEPULTUS. CUIUS ANNIMA REQUIESCAT IN PACE. ANNO DOMINI MILLESIMO QUADRINGENTESIMO SEPTUAGESIMO OCTAVO MENSIS MAIL DIE XXX OBIIT VENERABILIS VIR DOMINUS HENRICUS TOSS, HUIUS ECCLESIE CANONICUS. ORATE PRO HO. ANNO DOMINI MCCCCLXXVIII OBIIT VENERABILIS VIR MACISTER NICOLAUS PETRI DE AMSTERDAM, CANONICUS HUIUS ECCLESIE. ORATE PRO EO. ANNO DOMINI MCCCCLXVIII OBIIT HONORABILIS VIR DOMINUS PETRUS JOHANNES DE AMSTERDAM, VICARUS HUIUS ECCLESIE. ORA PRO ANIMA EIUS. Hoc in pavimento cum sequenti: SEPULCRUM DEVOTI SACERDOTIS DOMINI PETRI JOHANNES PATRIS, ET MAGISTRI NICOLAI PETRI, FILII SUI LEGITTIMI. VENERABILI VIRO DOMINO PETRO ZUERMONT AB HINDERSTEIN, HUIUS TEMPLI DECANUS ET CANONICUS, QUI ANNO DOMINf MCCCCLXVII DIE XXIII NOVEMBRIS OBIIT, PIETATIS ERGO P. P. SEPULCHRUM DOMINI FLORENTII DE ZOELEN , CANONICUS HUIUS EC- CLESIE. f 1441. Ad parietem: ANNO DOMINI MDLIX DIE VERO XXV MARTI! OBIIT VENERABILIS ET EXIMIUS VIR DOMINUS FREDERICUS AB IIONSELER, CANONICUS HUIUS ECCLESIE, CONDUITS IN SERUM DECANT, COGNATI SUI. TRATECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 195 Quintum et ultimum 1) collegium canonicorum tem- plum habet divo Joanni sacrum , a Bernulpho item episcopo conditum , loco amoenissimo variisque arbo- ribus tanquam silva consito , Majalibus deambulati- onibus notissimo. In medio templi caeruleus est in pavimento lapis cum insigniis Haemstediorum , hac inscriptione notatus: D. 0. M. GENEROSO ET NOBILI DOMINO CASPARO AB HAEMSTEDE ET MUERMONDT , HUIUS ECCLESIAE SANCTI JOANNIS ALIARU1VIQUE QUATUOR SENIOR' CANONICO , QUI POST ACTOS VARIA FORTUNA VITAE SUAE ANNOS DEFUNCTUS EST 16 JANUARII ANNO 1598. VENERAB1LIS VIR DOMINUS ARNOLDUS LOEF DE RUWEEL, PRAEPOSITUS ET ARCHIDIACONUS HUIUS ECCLESIAE DIVI JOANNIS , QUI OBIIT ANNO 1340 IN DIE OMNIUM SAN- TORUM OBIIT, CUIUS ANIMA DIVINA MISERICORDIA R. I. P. Est in aere lapidi inserto. In sacello septentrionali Wassenariorum est sepul- crum e lapide vivo , Wassenariorum insigniis ornatum , levatum a terra pedes plus 3 , ubi parieti inscriptum hoc epigramma legitur : BURGRAVIUS NATUS LEYDENSIS, HIC GENEROSUS PRAE- POSITUS , PROTONOTARIUS PAPAE , THEODORICUS DE WAS- SENAER 7 URGETUR HAC SUB TUMBA. ROGITEMUS , QUOD DEUS ET HOMO, EIUS 2) DECESSIT AB ANNO M. SEMEL , I. QUINQUE , BIS TER X, , C. QUATER INQUE MARCI PROTH- NONA , DET UT VITAE SIBI DONA. (fol. 21.) Tota olim urbs in quatuor parochias ANNO DOMINI MDXVII , XXVIII DIE JULII ()BHT VENERABILIS DOMINUS GODEFRIDUS DE KONINCK , CANONICUS HUIUS ECCLESIE. REQUIESCAT IN PACE. 1) In 3margine: Alio ordine secundum antiquitatem de its erat agendum. 2) Lees: cuius. 13* i 96 .A.RNOtDU-g BUCHELIUS , divisa , unaquaeque suum habebat templum , quae etiamnum exstant, Jacobaeum, Civile, Gertrudis et Nicolai. Jacobaeum situm est in septentrionali I) urbis parte , non ita procul porta Hospitali. Turrim habet tecto in acutum desinente artificioso , quae Hispanorum ex Arce pacis ictubus paene conciderat , ut versus Teuto- nicus hic indicat , post restaurationem adscriptus : ANNO M. D. LXXVI. HEBBEN DE SPAIGNARTS MIJN GROOT LEET GEDAEN , MAER GODT VERSACHT DAT ICK NOCH BLEEF STAEN. Legi hic sepulcrale hoc epigramma : INT JAER ONS HEEREN 1520 STERFF JOFFROU HADE- WICH VAN LANTSCROON , STEVENS HUYSFROU. ANNO 1523 STEVEN VAN RUTENBURCH, HEER VAN CABAU. ANNO 1461 STERF JAN VAN HUNERSTEIN. GERRIT VAN DE VOERD. MAUTHAEN ALER 1469. ELISAB. EMS UXOR 1517. ADRIAEN 1556. Secundum Civile vocatur, in civitatis medio , divis Virgini et Michaeli sacrum. Hie plurima epitaphia leguntur, quorum quaedam hic adscribam. Ac inprimis Ruyschii tria hic habent sepulcra; in lapide unius satis vetusto , ubi insignia Rusiorum cum Haeriis conjuncta videbantur, nuper incidi curavit Jo. Ruysch de Pijlsweert majorum suorum ibi sepultorum nomina . JOHAN RUYSCH ENDE JOFFROU JACOBA VAN DER HAFR ANNO 1407 , HEER VAN PIJLSWEERT. In altero lapide , ubi haec erant antiquitus : ANNO 1378 DIRCK RUYSCH, additum : HEER VAN 1) HS. septentronali. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 197 PIJLSWEERT, ENDE JOFFROU ELYSABETH VAN TRINDEN SIJN HUYSFROUWE , cum utriusque insigniis. FRANS BOGERT , BRUER VAN JERUSALEM, ANNO 1555 DEN XV FEBRUARII. Ad parietem lateris dextri superioris in lapide candido haec legebantur : D. 0. M. ELISABETH VAN DER HORST RICHARDI FILIAE, CONJUGI DULCISSIMAE , CUM QUA ANNOS DECEM ET NOVEM SUAVIS- SIME VIXERAT, PETRUS A SYPENES AMORIS MONUMENTUM ET PIETATIS MAERENS P. VIXIT ANNOS XL MENSES III. In Jacobaeo sodalitas olim Dolorosae Virginis , famosissima jam olim, quare sollicitatur apud S. S., ut ejus festum , quod etiam alubi olim habuit solem- nissimum, ad minus posset habere solemnem. (Riquelius abbas sanctae Gertrudis in vita Beggae ad c. VI.) (fol. 21vs.) In Zulenorum sacello van Zevender vitra sunt , in quibus depicta haec insignia paterna et materna Nicolai Zuleni. THEODORICI SULENI. JOSINAE DRAKENBURGIAE. ZUYLEN A ZEVENDER, DRASENBORCH RENESSE. ASSENDELFT. ZUYLEN VAN NIEVELT, VAN DER HAER, KIJFFHOEC. PREYS VAN CUYNRE. VAN DER HAER, PELLANEN. OUDAEN, CUYLENBURCH. VAN DER MEER. SWIETEN ISELSTEIN, In vitro vicino collegii Calandrii sodales exprimun- tur, suis insigniis adpositis. Collegium hoc institutum ad odia vicinorum familiarumque dissidias dirimendas : calaigner nempe est queri aut dissidia serere. Gil- bertus Cognatus in Burgundia sua scribit , collegium calandrium apud suos Burgundos ease, quod nomen Caleudis haberet, plod singulis Calendis sodales 198 ARNOLDUS BUCHELIUS , ad sacra coirent putat , ego vero originem causamque ejus collegii nostri hujus haul dissimilem arbitrarer. Inscriptio est : 1541. HET BRUERSCHAP VAN DE CALANDER. Nomina familiarum haec aunt : Coninck, Alender p, Vuyteneng, Uchtenbroeck, Van Voird , Ruysch , Wael van Fronestein, Winsem , Grauwert , Abcoude van Meerthen, Soudenbalch, Pallaes , Lanscroon , Rinevelt, Cuyck I), Verburch , Wael, van Moers- bergen, Gruenenberch. In alio vitro: XXIIII RADEN DER STAN VAN UTRECHT PRYSELICK. (fol. 22.) Tertium , non procul a turri Ferraria , divae Gertrudi sacrum. Quartum divo Nicolao consecratum olim. In hoc sodalitas nostrae Virginis ter noot Goots, cujus pro- curator Jan Jansz. van Oldenzeel, ut ex litteris 1534. Hic sepulcra Bunt Rodenburgiorum , Van den Berch, Van der Gheer cum hac inscriptione : REVERENDUS DOMINUS JOANNES VISCHER VAN DER GHEER HOC MAUSOLEUM MAIORUM SUORUM , SENIO DIS- SOLUTUM, UT AN TIQUAM SUAM FAMILIAM AB INTERITU VINDICARET , RENOVARI FECIT AC IN EO APUD SUOS HUMARI VOLUIT ; QUI OBIIT ANNO 1591 4 MARTII. Paullo infra : SEPULCRUM GUIDONIS VISCHER A FLANDRIA , DOMINI DE RIKENBERCH , MILITIS , AC DOMINAE BEATRICIS AB HARLEBEECKIO UXORIS , EORUMQUE PROPAGINIS , POSTEA VOCATI VISCHER VAN DER GHEER; QUI OBIIT 1379 7 MAIL 1) In HS. Merenburch, doorgeschapt en vervangen door: Cuyck TRAJECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 199 Thee praeterea nomina legi , sepulcris inscripta : Dirck Jansz. van den Berch , Mr. Pauwels van den. Berch , Dirck Pauwelsz. van den Berch cum insig- niis De Wit. Horologium ibidem fieri locatum anno 1581 9 Martii 950 florenis. Est et hic Teutonicorum equitum familia , nobilium tantum ; albis hi olim palliis induti et cruce , ni fallor, rubra insigniti. Horum praefectus ex familia Tatiorum ab Amerongia ; fuere ante ilium Egmondanus et Loo, nobili admodum uterque familia. Hi olim extra urbem agebant 1), eo loci , ubi sacellum divae Annae sacrum ad mea usque tempora stetit. A Joanne vero quarto Herculano , praesule Trajectensi, illis facultas data in urbem transferrre domicilium 2), eo loci, ubi etiamnum visitur magnificum ac regium aedificium , principibus quoque recipiendis destinatum. Vocantur hi Equites Mariani a symbolo et instituto. Votum de non nu- bendo faciunt ; centum florenos annuos conferunt , donee vixerint. Si animus est Hierosolymas proficisci , sumtubus ad hoc juvantur. Initium habuerunt ad Ptolemaidem tempore Henrici VI imperatoris , quern Chronicon Martinianum quintum vocat, anno Christiano 1190 XIII Kalend. Decembribus, autoribus quibus- dam Bremensibus ac Lubecensibus civibus , qui, magnis sumptibus aedificato xenodochio in usum eorum, (fol. 22Ts.) qui familiae insererentur, , post, cum humerus crevisset , colonias inde in Germaniam de duxere. Gubernatio deinde familiae aut praefectura attributa cuidam Henrico Walpodio , qui primus munus Magistri obiit. Novae vero coloniae in Germania auctae opibusque dilatatae in tantum fuere, ut Frederico II imperante Pruissiam et aliquanto ante Livoniam , 'I) In margine: Anno 1255. 2) In margine: In stabulo episcoporum anno MCCCXLVI, 200 ARNOLDUS BUCHELIUS domitis barbaris, imperio suo adjecerint. Henricus a Saltza Borussiam occupavit; eoque tandem potentiae pervenerunt, ut cum potentissimis principibus de im- perioc ertaverint, ducisque nomen et principis assump- serint , adeo a parvis initiis magna saepe imperia accrevere , et pietas exiguis ac modicis instituta, magnis vero oppressa opibus. Magnorum magistrorum catalogum addam, ex vitreis fenestris Aulae Teutonicae descriptis 1. Henricus a Valtpot. 2. Otto a Kerpen. 3. Hermannus Bart. 4. Hermannus de Saltza. 5, Conradus. 6. Boppo ab Osterna. 7. Hanno de Sangershusen. 8. Hartmannus ab Heldringen. 9. Burchardus a Swenden. 10. Conradus a Feuchwang. 11. Godefridus comes ab Hoenloe. 12. Sifridus a Feuchwang. 13. Carolus Beffart Trevirensis. 14. Wernherus ab Orsele. 15. Ludolphus dux Brunswicensis. 16. Theodoricus comes ab Aldenborch. 17. Ludolphus Rex. 18. Henricus Tusemer. 19. Winricus a Knippenrodt. 20. Conradus Solner a Rotenstein. 21. Conradus a Valenrod. 22. Conradus a Jungingen. 23. Inricus a Jungingen. 24. Henricus comes a Plaen. 25. Michael Kuchenmeister a Sternberg. 26. Paulus a Russdorff. TRAIECTI BATAVORUAI DESCRIPTIO. 201 27. Conradus ab Ellerichusen. 28. Ludovicus ab Ellerichuss. 29. Henricus Reuss. 30. Henricus a Richtenberg. 31. Martians Truxses. (fol. 23.) 32. Dux Saxoniae et Misniae marchio , Fredericus. 33. Albertus marchio Brandenburgensis. Invenio quoque Everardum van Sanssen , Mr. in Duytschen ende Welschen landen Duytschen Ordens, circa annum 1410 vel circa. 1. Primus praefectus hujus ordinis in Trajecto , temporibus Godefridi ab Hoenloo et Conradi Feuchwang, Magnorum magistrorum , fuit An- tonius Ledersaekius , qui obiit anno 1266. 2. Segerus van der Sluyse de Heusden ; obiit anno 1279. 3. Theodoricus van der Horst; obiit anno 1283. 4. Gysbertus van den Ghoy; obiit anno Domini 1286. 5. Ludolfus de Hun; obiit anno Domini 1288. 6. Theodoricus ab Hollandia , regis Romanorum Willemi filius naturalis , obiit 1312. 7. Herbertus de Drongelen; obiit anno Domini 1325. 8. Johannes de Hoenhorst ; obiit anno 1340. 9. Gosuinus de Garnaer; obiit anno 1357. 10. Ludovicus de Keswylre; obiit anno Domini 1360. 11. Rutgerus de Ulmnerschem ; obiit anno Domini 1362. 12. Regnerus Hoenius; obiit anno Domini 1371. 13. Brooder Henrick van Alkemade anno 1371; obiit anno 1375. 14. D. Hendricus de Hoenhorst; obiit anno 1379, 15. Splinter Vuytenenge ; anno 1378 1). 16. D. Henricus de Opbueren; obiit anno 1407. I) Daarachter geschreven: Heer Gerrit Splinter van den Enge; obiit t405. 202 ARNOLDUS BUCHELIUS , 17. D. Johannes de Sande; obiit anno Domini 1437. 18. D. Swederus Cubbinck; obiit anno Domini 1440. 19. D. Hermannus van Keppel, circa annum 1440 , obiit anno 1442. 20. D. Albertus Vorstius ; obiit anno 1452. 21. D. Theodoricus Enghusius ; obiit anno Domini 1463. 22. D. Johannes Haeften ; obiit anno 1464. 23. D. Nicolaus van der Dussen; obiit anno Domini 1476. 24. D. Hendricus ab Hacvoort ; obiit anno 1477. 25. Johan van Drongelen, landcommanduer van der balyen van Utrecht van der Duytscher Oirden, 1487; obiit anno 1492. 26. D. Gosuinus de Rossum; obiit anno Domini 1504. 27. D. Stephanus de Zuylen de Nievelt ; obiit anno Domini 1527. 28. Wauterus Amstel van Minen , obiit anno 1536. 29. D. Albertus de Egmont de Meerestein ; obiit anno 1560. 30. D. Franciscus van der Loo; resignavit, ac obiit anno 1592. 31. D. Jacobus Taets ab Amerongen; obiit in fine 1612. (fol. 23's.) Sunt quoque Joannitae , qui quidem ex Rhodiorum equitum cum sint , corpora militiae sacrae non praebent, sed pecunia redimunt , jamque sacerdotum ordini adscripti sunt. Praefectum swum balivium vocant , qui plures praefecturas (commen- daturas barbare dicunt) sub se habet. Ades horum ante 65 annoy erant , ubi tune Arx pacis exstructa , translatae cum templo satin sumptuoso ad Fossam novam. Templum perfectum .. .. 1) , praefecto ... .1); bis cecidisse fertur, antequam summa el manus im- poneretur. Prima horum fundatio incidit circa annum 4) In Ms. opengelaten, TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 203 Christianum 1200. Fuit hoc in loco , ubi et nuns est, ad Plateam novam , hospitale divae Agathae fundatum anno 1378 , quad nunc vocatur hospitale Catharinianum , post fundatum templum quoque reno- vatum perfectumque , anno, ut habet inscriptio , 1562 sub praefecto Henrico Berckio. Ante templi portam interiorem scriptum hoc legitur : A° DOM. M. D. XXXI. HAEC FACTA SUNT. Ad chori vero fornices : ANNO MILLESIMO QUINGENTESIMO VIGESIMO QUARTO PERFECTA EST HAEC TESTUDO. Item ad templi summi fornices tectaque : SENE FROCURANTE BALIVO BERNARDO A DUVEN. ROSEUS COLOR INDICAT ANNUM. 1551. Heer Jacob van Zuden balivus anno 1322 , cujus meminerunt annales ; dicitur et hic fuisse suffraga- neus Ultrajectinus , dictus Jacobus a Denemerken episcopus Zudensis , 1313. Anno 1404 leefden broeder Aernt van Doeven , com. S. Catarinen. (fol. 24.) Bernhardus a Duven , qui tempore transla- tionis obiit anno 1551; Walterus a Biler ejus successor. Templum est amplum et perspicuum clarumque , fenestris vitreis egregia pictura ornatum. Chori por- ticus , quem vacant hoochsael , sustentatur marmoreis varii coloris columnis , sculptura non ignobilibus , ca- pitella columnarum ex Lydia lapide. Sepulcra ibidem spectantur, , partim aliunde trans- lata , partim ibi de novo constituta. Lentiorum amplum. Item : Dirck van Wick, die sterft int jaer ons Heeren MDXIIII op den XI December. Ende joffer Johanna van Drakenborch, 204 ARNOLDUS BUCHELIUS , Int jaer ons Heeren MDLXII den XI April sterft Jacob van Compostel , rentmeester. Int jaer ons Heeren MDVI op St. Laurens dach sterft Willem van Dornick van Zuylen van Natevisch. De wapenen sijn van Dornick ; uncle vero Zuyleni additum nomen , an ex adoptatione , ignoro 1). Anno MDLXXVII den XXI Septembris sterft joff. Remburch van der Meer, wedue wylen joncker Geerlof van Vliet, eerst begraven to Predicaren , daernae alhier getranslateert den ..... 2). Int jaer ons Heeren MDXIV (1545) den 4 July sterft Joris van Gruenevelt, soon van Aernt van Gruenevelt 3). (fol. 20.) Mendicantium ordinum sunt Minores , qui et Franciscani ab autore , et Praedicatores , qui Dominicani dicti sunt. Minorum coenobium prope Forum anserinum fait; pars ejus exstat et Ordinum nuper Confoederatorum, nunc Trajeetensium , consessui dicata. Templum vero penitus demolitum meo tempore, ante annos decem. Fundatum referunt annales anno Christiano 1310 a vidua domini de Ema , filia domini Arquelii. nunc area aedificiis occupata et coemiterii pars in vicum Teilin- gium (anatum id genus, querquedula 4) Latinis) mutata. Ordo vero Fratrum Minorum a Francisco , Assisiis Umbriae oppido oriundo , initium habuit tempore Innocentii tertii , pontificis Romani, anno 1206, ut autor Martinus Polonus. Ex hoc ordine multi viri docti prodierunt, ut Bonaventura, qui multa in qua- tuor libros Sententiarum commentatus est. Vidi horum sigillum rubra in cera, nobilium instar, I) In Ms. hierbij de afbeelding van een wapen. 2) In Ms. hierbij de afbeelding van een wapen. 3) In Ms. hierbij de afbeeldingen van vier wapens. 4) In Ms. querquedulam, TRAIECTI EATAVORUM DESOMPTIO. 205 non mendicorum, forma ovali, hac fere qua sequitur ruditer delineatum 1). Alterum Mendicantium ordinum monasterium est fratrum Dominicanorum. Initium hi habuere iisdem fere temporibus, quibus Franciscani tempore Inno- centii III, pontificis maximi, anno vero Domini 1198, autore Dominico Hispano. Praedicatores vocantur ab officio ; Jacobitas etiam nominatos scio. Causam aut originem nescio ; sunt (inter quos Carrionis aug- mentator, , nescio an Melanthon) qui nomen illud ad authorem summi sceleris , ut qui imperatorem sacrosancto mysterio corrupto occident (cujus his- toriae infra meminero , cum ad locum perpetrati facinoris pervenero) referunt. Bernensium quoque monachorum tragedia apud Helvetios invisum multis et contemptum hunc fecit ordinem. Confirmatus autem ab Honorio III pontifice , et utile admodum ab initlo horum fuit institutum , ex quibus multi tan- quam firmissima propugnacula haereticis oppositi. Floruere nempe et pietate et doctrina excellentes , inter quos Petrus Veronensis ab Innocentio IIII pon- tifice in divorum numerum relatus ; Hugo cardinalis magnae eruditionis , licet barbaro vir saeculo ; Al- bertus Magnus , ob multarum scientiarum notitiam (fol. 25.) sic dictus ; et Thomas Aquinas ejus dis- cipulus , nobili familia ingenio nobiliore. Pontifices etiam ex hoc ordine plurimi , qui omnes a suis in catalogum redacti et laudibus Buis honorati habentur. Nostri autem coenobii autorem volunt fuisse Guil- lielmum , Romanorum regem et Hollandiae comitem , anno 1262 (in vitris eius insignia adhuc spectabantur et coenae Alberti ut videtur memoria: vide Hedam), qui persuasus ab Alberto Magno illud fundaverit. Nurse aliquot annos templum eversum , area cum 1) In Hs. eene teekening van het zegel. 206 ARNOLDUS BUCHELIUS , ceteris monasterii aedificiis profano usui applicata, et jampridem sericariis occupata ; nunc domunculi ibi aliquot erecti, et via facta est satin commoda , cui a Gallis peregrinis, ibidem habitantibus , Gal- lorum nomen indita. Fuere etiam Carmelitae, sed admodum infrequentes, et aliorum ecclesiasticorum opibus verius, quam Buis sustentati. Abbatia in urbe unica, a Bernulpho vicesimo antistite ex monte Amersfortiano , quem Sacrum appellatum invenio 1) eo loci, ubi nunc est , trans- lata ab Anfrido, XVIII antistite, Benedictini ordinis instituto prius fundata. Est regia paene structura opibusque lautis; templum divo Paulo dicatum. Hic epitaphic quaedam collegi, ut: Joannis van der Sevender, qui obiit anno 1446, — domini Florentii, qui obiit anno 1457 , — et Stephani Schoonhaviae, sepulti anno 1504. SEPULCRUM DOMINI MA GISTRI GERARDI DE WESTRENEN , ECCLESIAE TRAIECTENSIS VICA RH AC FEUDORUM ABBATIAE S. PAULI SECRETARII , QUI OBIIT A NNO DOMINI 1552 DIE XX MENSIS JUNII, CUIUS ANIMA REQUIESCAT. ANNO DOMINI M XVC XLVII DIE OCTAVA JUNII OBIIT HONO- RABILIS DOMINUS ASSUERUS KERNESCHEN 2) , PRAEPOSITUS SUTPHANIENSIS ET CHORIEPISCOPUS TRAIECTENSIS. In vitro sacristiae erant nomina magistri Henrici de Eyck, domini Joannis de Uutgeest, magistri Ge- rardi de Westrenen 15 .. . 1. Ansfridus episcopus, obiit 1009. 2. Warnerus abbas, 1028. 3. Adelbertus, ultimus in Monte Santo et 1. in Traiecto. 1050. 1) In margine: Fondata in Hoechorst anno 1006. 2) Lees: Kervenhem. TRATECTI BITAVORUM DESCRIPTIO. 207 4. Gerbitus , vixit 1116. 5. Bartoldus, 1117. 6. Willebrandus, anno 1118-33. Wibrandus, anno 1133. 7. Henricus, anno 1138-47. 8. Hildebrandus abbas , anno 1173-78. 9. Waldeverus abbas anno 1196, cujus meminit Godefridus in Annalibus 1). 10. Nicolaus , 1200. 11. Warnerus, 1221. 12. Walterus , 1228-62. 13. Folcmarus, 1238. 14. Henricus, 1245. 15. Henricus abbas anno 1253, de Amersfoort , vixit adhue anno 1292, quando obiit. 16. Johan de Cleyne (Colonia) anno 1300. 1298. 17. Ioannes de Nucia 1304 , obiit 1311. 18. Henricus de Colonia. 19. Hendrik van Bickele (Ricle de Colonia); een weynich daerna 1319-22. 20. Henricus de Wolfstege, 1321. 21. Gerberdus de Cralichem, 1326. 22. Jacobus de Coelen, 1332. 23. Hermannus Wolf, 1339-43 (met het schilt van Jutphaes, de lelikens). 24. Hendricus van Bockhout, anno 1348, 52, 55. 25. Theodoricus de Arnem, 1335; resignavit anno 1371, obiit.... 26. Johan van Oey, anno 1363; obiit 1380. 27. Henricus de Rheno , anno 1388. 28. Henricus de Poelwijck, anno 1399; obiit post resignationem anno 1415. 29. Arnoldus de Leydis, 1407--19; resignavit, obiit 1421. '1) In margine: Vide S. Pantal. Colon. 208 ARNOLDUS BLTCHELIUS, 30. Gerardus de Damasco, 1422-26; obiit 1431. 31. Arnoldus Taets , electus 8 Junii 1433. 32. Willem van Heuckelum, abt anno 1438, 51; vica- rius generalis episcopi Trajectensis, 44-51. 33. Jacobus Poelgeest, qui anno 1458 fit antistes Egmondanus, obiit 1462. 34. Joannes Clauwert, 1460; obiit 1492. 35. Jacobus van der Stege, primus in reformatione abbas; obiit anno 1494 die 18 mensis Aprilis. 36. Guil de Nova Ecclesia, secundus in reformatione. 37. Matthaeus de Goch, tertius in reformatione. (38.) Gerardus de Nova Ecclesia, quartus in refor- matione 1). (39.) Theod. de Driel; obiit anno 1593. 1) Op fol. 60 vs. en 128 vs. van zijn eerste deel teekent Bu- chelius nog het volgende aan: In templo Paulino legi sequentia epitaphia , quae suo loco ponere non potui. Ac ad sinistrum chori latus in lapide Benthemico: ANNO DOMINI 1494 DIE 18 MENSIS APRIL'S OBIIT REVERENDUS PATER D. JACOBUS DE STEECH, ABBAS MMUS MONASTERII IN RE- FORMA.TIONE PRIMUS. ANNO DOMINI 1521 DIE 12 MENSIS AUGUSTI OBIIT REVERENDUS PATER D. WILHELMUS DE NOVA ECCLESIA, ABBAS HUJUS MONASTERII IN REFOBMATIONE SECUNDUS. ANNO DOMINI 1536 DIE 15 FEBRIJARII OBIIT REVERENDUS PATER D MATHEUS DE GOCH, ABBAS HUJUS MONASTERII IN REFORMA - TIONE TERTIUS. ANNO DOMINI 1572 DIE 42 MENSIS AUQUSTI OBIIT REVERENDUS PATER D. GERARDITS DE NOVA ECCLESIA DE VELUA, HUJUS MO- NASTERII ABBAS IN REFORMATIONE QUARPUS. In lapide caeruleo pavimenti: ANNO DOMINI MILLESIMO TRICENTESIMO OCTUAGESIMO OCTAVO, OCTAVA DIE BEATI MARTINI OBIIT VENERABILIS PATER HENRICUS DE RENO, HUMS MONASTERII ABBAS. ANNO DOMINI MCCCCXCII IPSO DIE SANTI PONTIANI MARTYRIS OBIIT VENERABILIS PATER JOANNES CLAUWERT, HUIUS MONASTERII ABBAS. REQUIESCAT IN PACE. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 209 (fol. 25vs.) Fuit praeterea coenobium Canonicorum regularium, ut vocant; medii hi generis inter pres- byteros, canonicos et monachos. Yeterum nempe canonicorum collegia fuere hoc modo instituta, ut communi mensa uterentur, certisque quibusdam regulis astringerentur, unaque domo , ut nunc religiosi, habi- tarent. Ex qua communitate dicti XOILOVITI, ut pluribus probat Speculator De divinis officiis; hujus etiam autor pro Decretalibus Turrianus. Ornamentis hi paene canonicorum utebantur. Tiorum domus nunc con- versae ad orphanorum usus, addita fundatoris Sauden- balchii memoria, quae EVERT VAN ZOUDENBALCH, CANONIK ENDE THESORIER IN DEN DOM VUTRECHT HEER DER HEERLICKHEYT URCK ENDE EMELOORT IN WESTFRIESLANT FUNDATEUR DER ARMEN WEESKYNDEREN. Anno fere 1500 hic aedes orphanorum fundaverat cum templo divae Elisabethae sacra, cujus adhuc reli- quiae exstant prope Forum equorum ad aream Castri pacis. Aedes vero Senatus , litium dirimendorum causa a Carolo V imperatore institutus , occupavit In lapide Benthemico ad extremam templi partem sub turri INT JAER ONS HEREN 1474 DES SONNENDAECHS NA ST. LEBUYN STERFF TIMAN MOUWER TAN HEERSEL; FNDE 1473 JOFFROU ALYDT SIJN WIJFF. DIT IS DE GRA(F)STEDE VAN WILLEM VAN BEMMEL ENDE SIJN ERFFGENAEMEN. In pavimento: BUCK VAN BOCKHOVEN ENDE ALYDT PAUWELSDOCHTER, SIJN HUYSFROUWE. Est in ambitu templi Pauliani haec inscriptio Teutonica: 0 MENSCHEN, WY BEGEEREN, DAT GRY WILT BIDDEN VOOR DE SIELEN VAN ALLEN MENSCHEN LNDE INSONDER VOOR REEK JAN VAN KUELEN, HEER WAUTER VAN ALMELO, HEER CORNELIS AERNTS, BEER PETER VAN ROTTERDAM, HEER ADRIAEN VAN SCHOONHOVEN, BEER JAN VAN RISEN, BEER PAUWEL VAN OMMEREN, PRIESTEREN. Bijdr. en Meded. XXVII. 14 210 ARNOLDUS BUCHELIUS anno 15 .. , cum ante 1) Basilicam episcopalem , mortuo Scenckio Tautenburgio , eo destinassent; et exule Rhenessio Vulpio ob relligionem violatam , regius fiscus magnificas ejus aedes ac principe dignas eo usui superbis colomnis ornatas accommodaverat ; sed pace Gandavensi reversus Rhenessius suss aedes , ut erant leges pacis, sibi restitui impetraverat , et alio translatus Senatus. Nunc ad vestalium et nobilium virginum sacrarum aedes perveniamus. Duae sunt in urbe , Servatianarum et Albarum. Anne 1227, mutata nigra veste, griseum habitum acceperunt, invita earum praefecta Hulinda , moniales ex Abstede in hunc locum transtulit. Ser- vatianarum, cum templo divo Servatio sacro (aedes) fundavit Viliprandus Oldenburgius , 35 episcopus Trajectinus, ibidemque sepultus est anno 1230. An- tistitam habent et abbatiae titulum (vide Annales anni 1227). Nunc iis, quemadmodum omnibus aliis, libertas nubendi concessa, annuoque censu ad vitam etiam nuptae gaudent. Albarum virginum cum templo aedes prope Alba- nam portam. In templo hoc legi epitaphium : DOMICELLA. ALEYDIS GRUTER FUNDAVIT HIC VICA.- RIAM BEATAE MARIAE ET OMNIUM SANCTORUM 2). 1) Dit is eene schrijffout: eerst na het vertrek van het Hof uit het St. Elisabeths-gasthuis werd (in 1580) het Bisschopshof tijdelijk voor het college gebruikt , zooals reeds uit het verband zelf blijkt. — In margine: Fuit curia ad Basilicam episcopalem propter pestem translata , quemadmodum ante obitum episcopi ad aedes Myropii (nam. het huis van den Domproost Corn. van Myerop op de Kromme Nieuwe Gracht). 2) Op fol. 59 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan : Cum suo loco spatium deesset, hic apponenda censui quaedam epitaphia, ex templo et ambitu Albanarum virginum descripta : In templo: DO(MINI) ANTHONIUS ET JOHA.NNES GRUTER FRATRES, VICARII EiUMMI TEMPLI. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO, 211 Abbatiae titulum habere quidam negant , ut nee illae, quae ad Viam Albanam monasterium , vulgo Dominarum 1), habitare solent. Sunt praeterea virginum sacrarum plurimae aedes , ut Caecilianarum in Foro boario. (fol. 26.) 'Ter osolymitanarum , quarum monasterium olim ad suburbia Insulensium , ipso die Petri et Pauli Apostolorum anno 14 .. 2) a prandio , tempore belli a civibus Traiectensibus exustum , et eo loci , ubi nuns, translatum, ubi turn erat diversorium pu- blicum , quod Egmondanum apellabatur. In templo est nostrum sepulcrum cum sarcophago , in quo quies- cunt ossa sororis meae Johannae Buchelliae, cui hoc feci epitaphium : D. 0. M. ET ETERN. MEM. JANAE BUCHELLIAE PUELLAE DOLCISSIMAE. CUIUS FORMAE VENUSTAS, MORUM SUAVITAS ET INDOLIS PRAETER SEXUM , PRAETER AETATEM MIRACULUM INVIDIAM PARCARUM EXCITARUNT. JOFFE. PETRONELLA VAN OISTRUM. WILLEM VAN NIEVELT HEER GERRITSOON. 1511. In ambitu: HENDRIC VAN GENT TICARIUS. 1556. INT JAER ONS HEEREN 1472 STEEP WENDELMOET WITTEN PRIORINNE. LISBET VROEDEN, NONNE. 1421. GERTILUDIS VAN ZUYLEN VAN AMSRONGEN, JAN VAN ZUYLEN VAN AMERONGENS DOCHTER, STERFT 1556, CLOOSTERJOFFR. VAN DE WITTEFRAUWEN. VROU BEATRIX VAN ZOUDENBALCH, STEEP MCCCCXCI. JOFFE. JUTTE GERRIT ZOUDENBALCH DOCHTER MVCXXX. 1) Het Vrouwenklooster van Oostbroek aan de Biltstraat. 2) 1515. 'Lie hierna p. 212. 14* 212 ARNOLDUS BUCHELIUS VIXIT XIII. M. III. INTEGROS. SORORI CARISS. ET AMANTISS. ARNOLDUS BUCHELLIUS BATAVUS FR. MOESTISS. NON SINE LACRUMIS P. 1). Bockenbergius anno 1478 adhuc extra urbis moenia fuisse scribit, quod nescio an verum. Fredericus episcopus Traiectensis Margarethae de Groenevelt dedit licentiam aedificandi monasterium extra muros civitatis anno 1419 2 Decembris , et inde consensu magistratus idem monasterium in urbem traductum in eum locum , ubi hospitium Nienrodiorum , anno 1515. (fol. 26vs.) Stint et Brandolinae ad viam Rhomeo- burgi regulares clausae, quarum templum, XI Millibus Virginibus sacrum , fundatum ab Abrahamo de Dolen, uncle nunc vulgo Bramdoli vocant. Domus XI Millium Virginum ordinis de poenitentia S. Francisci ; Abr. Dole civic Trajectensis Christina uxor eius et Jacobus filius presbyter, ejus fundatores , cum consensu Fre- derici de Blanckenhem 9 Octobris 1412. Fuit ibi ante domus Dromenburch , cujus possessor Johannes Broom. Item prope templum divi Nicolai quae ab Agneta virgine nomen habent 2). His vicinae , quae Nicoleae vocantur, ubi hanc in- scriptionem legi: HOC TEMPLUM AEDIFICAVIT DOMINUS IN LAUDEM ET GLORIAM MAGNIFICI NOMINIS EIUS ANNO 1512. et in fornice chori haec leguntur 1) Hoc epitaphium a Sweertio et alio nonnemine editum in Monumentis Belgicis, quad tamen ob causas lapidi incisum non fuit 2) Op fol. 61 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan : In templo Agnetis , quod est in coemiterio D. Nicolai , legitur sequens epitaphium fundatoris: ANNO MVc.... °BHT D. HENR1CUS A DOYENBURCH, PATER VAN DESEN HUYSE ENDE FUNDATEUR VAN DESE KERCKE. TRAIECTI BA.TAVORUM DESCRIPTIO. 213 A°. XV. XVI PERFECTUM EST TEMPLUM D. AGNETAE QUOD ET MONS CALVARIAE DICITUR , IN HONOREM BEI OMNIPOTENT'S. Erat ibidem ante summum altar° marmor cae- ruleum reverends domini Laurentii de Hertoge , epis- copi Ebronensis et suffraganei Ultrajectensis , qui obiit anno 15381). Brigidarum quoque monasterium et virgines habet et monachos , disjunctim at vicine habitantes, quo in loco olim hospitale S. Virginis ad Vineam in Veteri vane vocatum, fuit, quod initium habuit circa annum Christi 1378 2). In literis anno 1518, cum pridem restaurassent chorum , legi hoc exordium : WY SUSTER MARGRIET VAN TELCKHUYS MATER ENDE BROEDER JERONIMUS BORCHGARTZ PATER ENDE TGEMEEN CONVENT DES CLOESTERS VAN MARIEN WIJNGAERT, SINTE BRIGITTEN GEMEENLICK GENOEMPT, BINNEN UTRECHT etc. , quae missae fundationem continent 4). Est et monasterium divae Magdalenae sacrum, sororurn conversarum , id est ubi mulieribus venereis aditus patet. Hie sepulta Maria van der 1Vfijl, cujus hoc olim fuit epitaphium : 1) Al deze grafschriften hebben betrekking op het begijnhuis van St. Agnes; Buchelius brengt ze verkeerdelijk to pas bij dat van St. Nicolaas. 2) Onuphr. Chron. Eccl. 1370. 3) In margine: Haec Brigitta ex Suetia oriunda 8 liberos habuit, 4 mares et 4 feminas ; instituit ordinem sui nominis et pontificem Romam sua prophetia reduxit. 4) Op fol. 57 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan: Vidi Brigidanorum fratrum sigillum, quod cum suo loco appo- nere non possem, hic memoriae causa posui; erat oblongum ex caera viridi, hac fere forma. Item aliud apposui, quod hic prius, xenodochii Divae Barbarae prope Palatium, in viridi caera, hac quoque forma. kIn Ms. staan hierbij twee teekeningen van zegels.) 214 ARNOLDUS BUCHELIUS , HIER LEYT BEGRAVEN JOFFROU MARIE VAN DER MYL, WEDUWE WYLEN HEREN AELBERT VAN LOO, AMBACHTS- HEERE VAN HODENPIJL , RAET EERTIJTS VAN DE KEY- SERLICKE , NAMAELS VAN DE CONINCLICKE MAJESTEYT FINANCE. XI APRIL. 1572. Albertus vero Loo Bruxellis sepultus, ubi tale ipsi positurn epitaphium: CY GIST MONS. ALBERT VAN LOO SR. DE HODENPYL , EN SON VIVANT CONSEILLIR ET COMMIS DE FINANCES DE L'EMPEREUR CHARLES LE V. ET DEPUIS DU ROY PHELIPPE SON FILS , QUY MOURUT LE XIII. DE DECEMBRE 1572, ET MAD.AMOISELLE MARIA VAN DER MYL SA COMPAIGNE etc. Est in platea Brigidiana oratorium Trium Regum, nunc gladiatoribus aliisque ludis comicis concessum , ubi hoc legi epitaphium, fundationem hujus paene designans: IN DEN JARE 1463 DEN XIII SEPTEMBRIS IS GYSBERT VAN BA.CKERWEERT D7 EERST IN DESE KERCK BEGRAVEN. (fol. 27.) Contra Servatianas modicae cunt aedes, junctumque sacellum , ubi quondam Wolphardum Brederodium habitasse ferunt. Hie , cum senatus edicto caveretur, , ut quisque urnas coreaceas ad in- cendium extinguendum singulis in domibus civium ordinatas, in medium proferret, atque, ut aestate torrida fieri moris est , ad aedium tigna foris sus- penderet , ipso se hoc facturum negavit, atque iterum admonitus, veluti senatui illudens, depingi ante aedes suas curavit, ut etiamnum videri possint. Has 1) virgines Herculanae deinceps sibi emerunt; ob varias incursiones militum anno 1558 sibi hoc construxerunt '1) Nam. het boven bedoelde huis van den heer van Brederode TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 215 et divas Annae consecrarunt monasterium , quod et S. Mariehage vocatur ; deinde Geinenses habitant. Est quoque in urbe locus undique cinctus et templo quoque ornatus , quem curiam Beguinarum vocant ; quae hic habitant, viduae virginesque promiscue , voluntariam quandam regulam sibi imposuerunt , dis- junctim habitant, habent tamen praefectam. Conferunt hae quicquid tota contingit in urbe, adeo ut sena- tulum Elagabuli illic translatum diceres 1). Beguinarum vero nomen a superstitiosa ilia haeresi remansit, quae ()him totam paene Germaniam falsae pietatis simulatione infecerat. Haec originem habuit circa. annum 1341 sub Johanne XXII papa Romano et Lu- duvico IV Imperatore, damnaturque Clementinarum legum lib. V tit. III c. 3 Ad nostrum. (Vide et Bernardum Lutzel in Catal. haeret. in litt. B.) Habitus illarum exprimitur in Theatro mulierum cum brevi descriptione. Nosocomia sive valetudinaria in urbe duo sunt praecipua: Catarinianum , cujus curam gerit balivius 1) Op fol. 257 vs. en 121 vs. van zijn eerste deel teekent Buche- lius nog het volgende aan: Abbas Gertrudensis Lovaniensis Richelius, de sua Begga cap. CXV ad annum 1632 deceptus , sic scribit de nymphaeo sive be- guinagio Trajectensi Ultrajecti: „Olim numerosissimum habuit habetque hodie conventum relligio Christiana; et quamvis habitu discretum a cultu civili, non tamen beguinae satis distingui pos- sunt ab aliis virgin= palliis. Felices, quae inter tot millia pereuntium, adeoque inter ignes Pentapol, parvam Segor inveniunt, in qua salvam faciant animam suam." Den abt van St. Geertruit to Loven anno 1637 uuyt latende gaen een boeck van S. Begge ends St. Geert, verhaelt veel van de bagijnhoven , ende seyt van het ons: „Suet Ultrajecti in magno numero, sed non adeo felices, quod non fiat illis ibi publica potestas sacrorum, nee aperte profiteri audeant id, quod revera sunt, S. Beggae genus", id est (ut interpretor) clappeien , quae norunt „tota quidquid geratur in urbe," 216 ARNOLDUS BUCHELIUS , sive praefectus Joannitarum , eodem fere (tempore) cum templo Cateriniano conditum, et novum , cui nomen Leonis mons , vulgo Leuwenberch, quo rives, qui peste infecti, curari deberent , quanquam mili- tibus vulneratis quoque concessum fuerit. Hoc non ita dudum conditum a nobili faemina Agnete Leuwen- berga 1), cujus ibi insignia spectantur, , cum his ver- sibus Teutonicis: LEEWENBERCH IS HIER OPGERESEN DOER JOFFRAU AGNES VAN LEUWENBERCH GEPRESEN TOT BEHOEF DER BORGERS MET PESTE BEGAEFT DIE WORDEN MHER, GESPYST ENDE GELAEFT. ANNO 1567 2). (fol. 27v g.) Non procul hinc vetus nosocomium, peste olim laborantibus destinatum, nunc vacuum ac pene ruinosum 3). Extant quoque xenodochia virorum mulierumque , senio decrepitorum. Santi Spiritus, quod et divae Barbarae 1) , fun- datum a Giselberto Pistore circa annum Christi 1370. Wilhelmus ab Abcouda de Wijck fundavit hos- pitale S. Apolloniae , Via ferraria, anno 1378, cujus nomen nunc in divi Bartolomaei mutatum (1407). Hospitale S. S. Matthiae et Marguaretae fundatum a domino Gysberto de Walenborch, primo praeposito Leydensi, anno 1367 in vigilia Palmarum. Sunt et infinitae fere per totam urbem domunculae, 1) Fuit haec vidua Stephani de Rutenberch. 2) In litteris de anno 1537: „dat teinden de octaef overloopt, dat sullen dan de Beginen van dat Vijfsusterhuys halen, twelck die aen S. Jacobs kerckhof sijn woonachtich", per Thomam Ny- kercken, decanum Sancti Joannis datis. 3) Het St. Quintijnsgasthuis aan de Nieuwegracht ten westen, of het St. Magdalenagasthuis aan den wal ten zuiden van Leeuwenberch 4) Ten onrechte wordt hier het oude H. Geesthuis verward met het St. Barbaragasthuis. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 217 habitationi pauperum a piis hominibus concessae , addito annuo vel menstruo censu. Has vulgo gods- cameren vocant, quales praepositus Summi templi 11iropius duodecim testamento fieri curaverat 1). Cura- tores pauperum , consentiente senatu , ex aedibus Regulariorum has confecere et hoc epigrammate no tavere : HAS AEDES REVEREND. D. CORNELIUS A MIEROP PRAE- POSITUS ET ARCH1DIACONUS TRAIECT. EX PIA ERGA PAUPERES LIBERALITATE FIERI CURAVIT. Et Utenengius , scholasticus D. Petri, duodecim domunculas fundavit ad usum pauperum; vocant hospitale XII Apostolorum , non procul a porta Al- bana , ubi haec inscriptio legitur : REVERENDUS ET GENEROSUS DOMINUS JACOBUS AB UTENENGE DECANUS ECCLESIAE S. PETRI TRAIECTENSIS, AD HONOREM DEI SERVATORIS NOSTRI NECNON BEATAE MARIAE VIRGINIS ET SANTORUM DUODECIM APOSTOLORUM HOC XENODOCHIUIVI FUNDAVIT ANNO 1569. Est ad Forum frumentarium hospitale Jacobaeorurn, ad usum collegii vel congregationis eorum , qui D. Jacobum Compostellanum in Hispaniis Tod causa adirent, quos peregrinos vocant. Habet id collegium ibi domunculas, pauperum habitationi destinatas. templo habent collegae sua insignia, picturas et in- scriptiones , inter quay haec legi : DOE MEN LAS 1532 GYSBERT VAN WYCK ENDE COR- NELIS VAN BENTHEM GEGEVEN PIT PERCK. ENDEAN- TONIS CORNELISZ. VAN BENTHEM ENDE JAN CORNELISZ. VAN BENTHEM ZIJN INGECOMEN INT JAER 1555. DOE MEN SCREEFF M. V. XXXII GAF HANS VAN DUIN- 1) Aan den Springweg, achter het Weeshuis. 218 ARNOLDUS BUGHELIUS , KERCKEN STAT-TROMPER T'UTRECHT ENDE MARGARITA SYN HUYSFROU DIT PARC. ICK LEER ALTYT. DUIN- KERCKEN. Et Hermanni Hermanni filii Toninc Geertrudisque uxoris anno 31. Sacellum etiamnum exstat via Brigidarum, quod Trium Regum dicitur , nunc iis , qui artem ludicram gladiatoriam exercent, concessum 1). Atqui haec, quod sciam, in urbe sunt vel meo tempore fuerunt collegia, templa, monasteria, sacella, xenodochia. (fol. 28.) Restant scholae, Hieronimianae vocatae , a monasterio Jeronimitarum, ex cujus aedificiis olim factae, mortuis jam monachis. A.dest templum Jero- nimitarum, quod armamentarii vice est. Ex iisdem quoque aedificiis domus pauperum, in qua pauperes , qui studiis invigilarent, habitarent , confecta, his versibus notata: HIERONYMIANUM PAUPERUM SCHOLASTICORUM COLLEGIUM. EXTRUCTUM MENSE JULIO A°. 1550 2). Hi, post annum 1600 cum collegistis D. Wilbrordi conjuncti, nunc iisdem in aedibus habitant 3). 1) Op fol. 52 vs. van het eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan : Aediculae Sacramenti (Sacramentscapel opt cingel) fit mentio in literis de anno 1534. 2) In margine: De Magistraet heeft de schole eerst van den Bisschop anno 1576 en na van den capittulen afgevordert ende tot synen lasten genomen. 3) Hier staat in den tekst het volgende, dat bier niet thuis behoort : Everardus Pollio , Syndicus Ordinum bona sua fere omnia dedit pauperibus , ut mendicantium licentia cohiberetur, cujus testamenti executores ejus rei causa aedes emerunt in coemiterio Nicolaiano, TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 219 Habitant et hie Rector scolae et alii Magistri scolares. Macropedii in instruenda juventute dill- gentia non parum celebritatis huic scolae addidit , in omni nempe literarum scientia doctissimus fuit, quod utilissima eius scripta etiamnunc docent; natione Brabantus , civitate Silvaeducensi oriundus , professione monacus Hieronimitanus , totam aetatem docendo consumpsit , Rector scolae celeberrimae. Cornelius quoque Laurimannus non minimam ex hac laudis reportavit , doctus vir et Buis non ignotus. Et mews praeceptor Reinerus Sarcerius corruptam hanc tern- porum pravitate ju.ventutem docendo, instruendo non sine fructu se exercuit; vir bonus et doctus, philoso- phiae amantissimus , quorum utinam major esset numerus aut minor vitiosorum. Est quoque Collegium Willebrordianum , ubi tenui e plebe pueri et adolescentes ad studia aluntur, , optumo sane instituto et utilissimo. Hoc cum pri- mum esset retro Cellitas , loco incommodo , translatum inde fuit anno 1551 in domum Laet de Werlt de Werelt sin, non procul a scolis , et hinc non procul a platea Campi , ubi nunc est. Est quoque ex veteri instituto collegium Sandapilio- rum 1), qui etiarn , ut religionis aliqua specie tene- rentur, quamvis sacerdotes non sint , conjunctim habitabant , et familiae suae patrem quendam habe- bant , et templum D. Alexio sacrum ; vestibus a in qua pueri variis operibus exercerentur, cum hac inscriptione vernacula: MR. EVERT VAN DE POL , ADVOCAET VAN 'T LANT UTRECHT, IIA- TENDE DE LEDICHEIT, HEEFT DIT WERCKHUYS OPGERECIIT TOT ONDERHOUDINGE DERGEENRE, DIE LIEVER MET WERCKEN HAREM COST WINNEN, DAN MET LEDIGE BEDELERIE, DSELVE MAKENDE SYNE ERFGENAMEN. A°. -1602. 1) In margine: Confirmati anno -1463 XIII Maii. 220 ARNOLDUS BUCHELIUS 1 caetera plebe oblongis discernebantur. llorum munus erat mortuorum corpora ad sepulcrum deferre , et peste infector invisere , curare; horum vernaculum nomen Cellebroers. Vidi quoque rotundum templum Equitum Hiero- solymitanorum , Cannigerorumque 1) patrum , hic simu- lacrum ease ferebatur templi Hierosolymitani , aut saltem Santi sepulcri. Effigies horum equitum cum (fol. 28vs.) titulis ibi suspensi videbantur 2) , quod religions mutations eversum ; insula ejus domibus privatorum occupata. Pontes in urbe plurimi ; et , ut a Telonia porta exordiar, Vetus fossa hos habet lapideos : Teloniu.m , Fullonium , Gertrudis , Ferrarium , Regulariorum , Romeoburgi , Praetorium , Martinianum , Piscarium , Palatinum , Bavaricum (quem a Guilielmo Bavaro Romanorum rege ac Hollandorum principe 3) deno- minatum volunt), Pistorium, Divi Joannis , Pecua- rium , Jacobaenum et Hospitalem , quern Insularem alii, ut et portam (utrumque nempe designat Ger- mauls weert , hospitem et fluvii decedentis insulam) appellant. Ad Novum flumen (Fossam novam vocant) pontes suet Servatianus , Divae Magdalenae (a monasterio), Vici Schalcani , Divae Brigidae , Paulinus , S. Martini agger, ubi fluminis curvatura ; infiniti hinc privatorum aedium pontes occurrunt usque ad aggerem D. J oannis, ubi flexu ad urbis moenia recto cursu se proripit ; 1) Lees: Palmigerorum? 2) Deze schilderijen (door Jan van Scorel) zijn thaws in het Museum Kunstliefde. 3) Eene dwaze vergissing van Buchelius! Dat koning Willem II geen Beijer was en graaf Willem V geen Roomsch koning, is overbekend, TRAIECTI BATAVORITM DESCRIPTIO. 221 ubi pontes duo ad coemiterium D. Joannis et inde pons Albanus. Erant et cloacae publicae D. Petri et D. Joannis am- plissimae ; sed negligentia civium et etiam magistratus nullo fere usui habentur, multis immunditiis oppletae. Ad fora perveni , ac primum Palatinum , cui astat Basilica praetoria (restaurata et opere aurato variisque emblematis ornato anno Christi 1547) , ubi senatus urbis praesidet ac jus licit; ibique vigilias agunt elves; career etiam publicus astat, vulgo Mons leporum, et cella publica, aedificium satis magnificum. Est Forum aviarum sive, ut vulgo , Anserum. Boa- rium , idqu.e maxumum , vocatur vulgo Nuwe , quasi Forum novum dicas. Est et Piscarium, cui Pons adjacet piscarius, in duplum major factus anno 1583. Forum Suarium, Frumentarium, Equorum. Ad Pisto- rium quoque pontem Forum fructuarium constituere posses sive solitorium ; nam tam frequens ac nobile hoc forum, ut qui oceanum accolunt him poma navibus devehant, adeo ut forum non tantum liollandorum , sed et Caninefatum , Frisiabonum et Frisiorum quoque recte dixeris. lie pomariae mulieres , procax genus et malignum, adeo in sua arte , id est maledicendo , excellunt, ut ad longs terrarum spatia notae in proverbium provenerint, verbisque pistoriis uti dican- tur improbi oris ac inverecundi, adde petulantes hominess unde Adrianus Burchius, in poesi non ultimus, in sua Satyra: (fol. 29.) Ubi te, quem Roma, nec urbes Italiae videre umquam , id didicisse putabo ? Vicinus nimium , ni Pons pistorius istud Edocuit. Et hoc lepidum epigramma Pomonae ac Vertu(m)ni colloquentium, quorum statuae ibi positae ad Caroli V imperatoris in urbem advent= anno 1540 XVII 222 AltNOLDITS BUCHELIUg , Kalendis Septembris lepide mores accolarum hujus pontis exprimit : Vert. Pasquillus Romae mutilum deformeque saxum Ilac ego Vertumnus dicor in urbe Deus. Porn. Dicta volant Romae circum Cava tempora nobis Acria, mordaci scommata puncta stilo. Hoc quoque nunc minime dicteria ponte requiro , Quum plebs, quam cupiam, scommata plura ferat. Vert. Haec mihi sacra placent , quae si minus, uxor! amabis, Fac , litet vulgus putrida mala ferens 1). Jam vicos enumerare ab urbis meridionali parte incipiam, et a dextro intrantibus Telonaria, porta urbem occurrunt ad Fossam veterem: Via larga (vel gemina 2)), Nicolea, Templaria, Elia magna, ..... , Paieburga, Ferraria, Cathariniana parva, ..... , Abe- cedaria , Romaeoburga , Praetoria tenebrosa, Veteris coemiterii (non procul a Summo templo), Vincke- burga , Drakeburgica, 011aria , Cervina, Pontificia 3), Jacobina alta, Longa Laurentiana, ad portam Insu- larem ultima. A sinistro vero: Rosacei vallis, Ger- trudiana, Saltatoria, Ferraria alta, Incendiaria, Cyg- nina, Jacobaea, Hordearia. Ad moenia sunt: Molinaria, Argentearia, Teutonicae 1) Hier volgt in den tekst een daar niet behoorend stuk over de Utrechtsche munt, als volgt: Trajectensi urbi jus cudendae mo- netae concessit imperator Otho primus, gratificaturus Eggidae conjugi, Baldrico turn episcopo; eadem ad haec usque tempora continuo usus; variae monetae aureae, argenteae, aereae nummos conflavit, ac praecipue olim expetebantur floreni Davidici, a Davide Burgundo episcopo editi. Tenor hujus privilegii est in Annalibus. Officina monetaria non ita dudum ad Fossam novam translata, quae aedes olim Boetzelariorum fuere. 2) Twyestraat. 3) In margine: Pavonis. TRAIECTI BITAVORMI DESCRIPTIO. 223 domus. Inde ad fossam iterum: Stramentaria, Forum linearium 1), Butyriana, Choralis nova, Yolatus Fice- dularum2), Alta Marsia, Marsia inferior, Laurentiana, Pistoria, Pecuaria , Joannitata-Catariniana. Est quoque Sloyerstegen et Renessenstegen op de Breestraet , de Winsemstege , de Camp, de Brigitten- stege, de Jerusalemsteege, het Brandoliesteegken, de Scalckwijckstege, de Groenestege, de Ambachtstrate, de Yuylesloot, de Jofferestraet , de Teylingstege , de Walenstege , de Voorstraet , de Wittevrouwenstraet , de Coystraet. (fol. 29vg.) Est haec urbs tam privatis quam pu- blicis aedificiis magnifica , ex quibus arcium vice quasdam fuisse arbitrares, et non sine ratione , cum civilibus discordiis sepissime agitaretur. Sunt tales : Palatiorum 3), Rusiorum 4), Cauwenhoviorum, et quae Imperialis alts 5) et Cervina 6) appellantur, , cum in- finitis aliis. Fuit etiam ab Hadrian° VI pontifice palatium ibi extructum 7), quod scolis publicis ab eo destinatum ferunt 8). 4) Op fol. '198 van zijn tweede deel teekent Buchelius nog het volgende aan: Mense Junio 1595 Forum lintarium , de Lijnmarkt, fuit restauratum et silicibus stratum. 2) Snippenvlucht. 3) Pallaes. 4) Een huis van de familie Ruysch is mij niet bekend. 5) Keizerrijk. 6) Huis het Hart. 7) Paushuize. 8) Op fol. 58, 75 en 86 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan : Sunt in urbe Trajectina aedes insigniores in Fossa veteri: Pala- tiorum prope pontem Ferrarium, nunc Vechtiorum; Rhodiorum recentiorum prope Regularium pontem, et contra apud Lignarios domus, ubi natus Adrianus VI pontifex Romanus maximus; est domus angularis vici Incendiarii versus pontem Regularium; quam ego hoc carmine celebravi: 224 ARNOLPUS BUCHELIUS , Atque haec urbis descriptio et quasi vocalis deli- neatio, quam populosam ac praepotentem esse non negat Junius. Et Kempius: „Traiectum urbs antiqua", inquit, „dives, populosa, in qua Rhenus medio de- fluit et quasi intersecat; forma viris ac mulieribus pulcerrima. Ab exterorum incursu propria virtute EXIGUA HAEC DOMUS EST, MAGNO SED PRAESULE MAIUS NOMEN HARE; QUAM VEL BARBARA MEMPHIS HNBET. HIC VIDIT FLENTEM PARVIS NUTRICULA CUNIS , QUEM VIDIT SUMMUM MAXIMA ROMA PATREM. MOENIA QUID SPECTAS TURRITAQUE TEMPLA 7 VIATOR PRODIIT HINC MAGNI QUI CAPUT ORBIS ERAT. NEMO ANIMUM ABIICIAT, MAGNIS VIRTUTIBUS ASTAT; SORS COMES ABIECTIS GLORIA NULLA MANET. Domus pulcra, vulgo nundinis dicata annalibus; aedes Jaco- baeorum sodalium et S. Elogii. In Fossa nova: Montfortiorum heroum ; Buchellianorum , olim archidiaconi Myropii; Rhenessiorum a Wellop ; Cava publica; Stabulum episcoporum; Lockhorstiorum , Rhediorum, Saudenbalchiorum , Macellum geminum virorum mulie- rumque, praeter infinita alia canonicorum aedificia sumptuosissima. Aedes sunt in urbe caeruleo ex lapide vivo intra Palatinum et Bavaricum pontes , quondam a Gerardo Caesareo (sive van den Keiser) conditae et ab eo etiamnum Keiserryck appellatae. Idem is in- stituit in templo Civico sodalititatem Trinitatis. Ubi nunc basilica Palatina sive praetoria, olim creduntur Lich- tenbergiorum (insignis fuit olim et equestris familia) aedes fuisse, asylo munitas. Vicum Vincemium in literis de anno 1536 canonicalibus Plateam dominorum dici invenio , absque mentione Vincemii ; in literis vero de anno 1479 Plateam novam dictam Dominorurn. Vicus vero Vincemius nomen habet a nobili quodam ex familia Vincemiorum , quae etiamnunc extat. Vocatur quoque Vicus do- minorum in Veteri valle , qui nunc Vincemius ; habebantque sub episcoporum dominio canonici Salvatoris hic suum praetorem ac supremam judicandi potestatem , quod jus ipsis Carolus V impe- rator ademit, cum esset asylum hominum maleferiatorum. Omnis vero ille tractus, a monasterio Magdaleniano ad portam Albanam prope moenia , inhabitatns diu ac vallibus inaequalis fuit; unde vulgari vocabulo vocabatur In de aude dellen. Fossa vero nova ante 150 annos cloaca tantum erat, ad aggerem Martinianum per- ducta; unde canonici Salvatoris, 1500 scutis aureis magistratui traditis , ad finem perfodi curarunt. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 225 defendi potest ; episcopus nempe quadraginta millia pugnatorum , si quando necessitas ingruit, ad proelium educere potest." Astipulantur huic Munsterus, Ra- phael Volaterranus , hneas Sylvius, Barlandus, Guiccardinus. Quod si de urbe , falsissimum, si de ditione Trajectensi, non omnino ; ditionem quippe latissimam Trajectinus olim pontifex possedit , et urbes plurimas ; nam omnis ditio Transissulana , regiones Drentia, Twentia , dominates Groningensis , Frisiae quoque magna pars hujus parebat imperio. Bellicosus semper fuit populus et bellis quodammodo continuis, cum vicinis vario eventu gestis, exercitatus. Nee deerant praesules manu promti et armis idonei ; Germanico etiam more armati magis quam infulati placebant. Picturae id indicant et sepulcrorum simu- lacra, quae armatos simul et infulatos exhibent epis- copos ; cum quoque inaugurentur , arma its indue- bantur, , et ita armati in Basilicam episcopalem militari more deducebantur, quasi possessionem et limites vi ac armis contra vicinos defensuri. Baldericus Danos armata manu ejecit. Adelboldus bis feliciter pro Hollandiae imperio ad Bodegraviam pagum cum Theodorico tertio depugnavit , ipseque tandem , in acie victus et captus , fuga ad Frisios evasit. Guillielmus primus , superato Roberto Frisio, Hollandiae comitis tutore , ad Leidas , et ipsum et pupillum tota Hollandia expulit , ac jure imperiali sibi concessam possedit. Conradus Suevus aliquoties pro Hollandiae possessione cum Theodorico quinto proelium iniit. Herebertus vero Beronius pietate (fol. 30.) potius quam armis hostem ab urbes obsi- dione removit. Theodoricus ab Ara contra duos potentissimos principes, Theodoricum VII Hollandum et Othonem Geldrum, acerrimo proelio decertavit. Otho Lippianus ad castrum Coeverden in proelio occisus, cujus mors a Vileprando eius successors Bijdr. en Mewed. XXVII. I.:; 226 ARNOLDUS BUCliELIUS , fortiter vindicata. Henricus Vianius Woerdenos et Amstelios bello coercuit, quos deinde Joannes Zuri- cius , iterum tumultuantes , valide repressit. Guilliel- mus Bertoldus plurimis proeliis cum Joanne I Hol- landiae comite , iisque acerrimis, contendit , ac tandem non procul ab urbe infeliciter pugnans , et tertio pernici equo temere at fortiter , in Hollandorum in- structissimas acies sese conjiciens , viriliter pugnando occisus est. Joannes Herculanus bellator strenuus fuit , saepe cum externis , saepe cum suis rebellan- tibus congressus, urbem quoque ab obsidione Hol- landorum , postquam duo adversa proelia perpessa erat , liberavit. Joannes Vernenburgius Amersfortios, vectigalia solita pendere recusantes , bello domuit. Florentius Vevelichovius aliquot arces rebellantium funditus evertit, Bredenrodium et Abcoudium re- pressit. Fredericus Blanckenhemius Ultrajectinos provinciamque contra Gelros et Hollandos igne ac ferro fortiter propugnavit. Rodulphus Diepenholdius contra urbem bellum gessit et dissentione civium ex insidiis occupavit 1449 3 Nonas Februarias , nee tamers unquam cum ea convenire potuit; dein- ceps civile bellum fuit , a bellicis , a Martiis istis herothus potius quam externum , gestum. Etiam Trajectenses funestisimum bellum sub Davide Bur- gundo cum Hollandis gessere , ad utriusque fere gentis impotentiam et virium defectum. Hie cata- logus rerum bellicarum. Nunc ad urbis regimen deveniam. Ac initio quidem urbis conditae episcopi clavum tenuere et pietate rudem adhuc populum vicinamque gentem Christum docuere , donee adducti quidam regnandi libidine non episcopum, sed principem agere, regnum extendere, vicinis bella inferre, armatoque milite hostibus resis- tere , atque ad tantam demum potentiam evasere, TR.A.IECTI BATAV0111,11V1 DESORIPTIO. 227 ut Adelboldus, volente Henrico imperatore, principes, qui ob feuda ipsi erant in officiis , Trajectum venirent, jusserit. Inter quos erat 1°. dux Brabantinus dapifer Trajectini praesulis 1) , 2°. Geldrorum princeps vena- (fol. 30".) tor 2), 30. Hollandorum comes magister equitum 3), 4°. comes Benthemius janitor 1), 5° comes Cuykensis pincerna 5 ) , 6°. Goranus comes ab armis 6). 1) In margine: Ab aliis praefectus , quem drossatum vocant , dicitur, habuitque Tielum et, Kempos ad Turhoutum feudi nomine. 2) In margine: Comitatum Zutphaniensem et mediam civitatem Embricensem possedit. 3) In margine: Zelandiam et Kenemariam. 4) In margine : Comitatum Benthemium. 5) In margine: Suum comitatum. 6) In margine: Omnia sua. — Praeterea Flander 4 Flandriae prin- cipatus , Clivus a cubiculis Vondrichem et partem Betuae, Harla- rius vexillifer Ameidarn jure feudali possederunt , ut ex veteri chronica manu descripta decerpsi. Op fol. 95 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het vol- gende aan : Behalven de zeven principale leenmannen van het sticht Utrecht waren noch de navolgende: Den borchgreve van Groeninghen haut te leen het borchgraef- schap van Groeningen, anno 1140 Herbertus episcopus gaff sijn twee broeders bet borchgraeff- ende casteleinschap. Sifridus obiit in de Drenten anno 1173 , ende liet achter 2 sooners eerie dochter. Anno 1195 was Floris, die te leen hielt van het sticht sijn casteleynschap van Coevarden met het maerschalcampt van Drenthen. Ende daerna heer Gijsbert van Posqum ridder, ende naer de grave Otto van Benthem ende Roelof. Te vooren plegen de bischoppen selffs ofte hare maerschalcken de heerlickheyt te berichten. Anno 1115 wert gevangen Volcard, heere van Coevarden, die troude een hoochgeboren meecht anno 1196, gewan Coevarden (een wapen). De heere van Huesden hielt sijn heerlickheyt eerst van het Sticht, nae van Cleve, nu van Hollant. De heere van Arckel hielt het lant van Hagesteyn ende Haestrecht. De heere van Altenae hielt sijn heerlickheyden eerst van het Sticht, nae van Cleve, nu van Hollant. De heere van Bueren hielt sommige tienden (een wapen). De heere van Vianen hielt sommige tienden ende heerlickheden. Den heere van Cuylemburch hielt insgelijcx van het Sticht enighe sijnder tienden ende heerlickheden. Jry 228 ARNOLDUS BITCHELIIJS 7 Hinc paulatim (ut omnia sua natura cum tempore in deterius mutantur) ex vicinis principibus, vi et favore, non aequitate aut pietate , antistites haberi coeptum est ; quorum quidam inutilibus sumtubus bona, ipsorum tantum defensioni commissa , perdiderunt aut nempe suis permiserunt , aut injustis bellis aliis rellinquere coacti sunt. Multi etiam non principatum ne dicam episcopatum , sed tyrannidem exercuerunt in suos. Ultimus , qui pleno dominio et (ut vocant) seculari Trajectensis regionis fuerit potitus , Henricus Bavarus , fatalis populo Trajectino eorumque libertati , qui provinciam , caeca vindictae cupidine , ad Burgundos Den borchgreve van Montfoort hielt sijn borchgrefschap. Den heere van Aemstel hielt het meestendeel sijnder heerlick- heden (een wapen). Den heere van Abcoude hielt Abcoude ende Wijck. De heere van Vorst hielt het casteel van Vorst ende andere. De heere van lselstein hielt tienden ende andere ambachten. De heere van Woerden hielt het slot van Woerden. De heer van Aenholt ende van Zuylen hielt het casteel van Zuylen. De heer van Waterlant hielt Waterlant (een wapen). De heer van Ameyde hielt te leen van het Sticht de heerlick- heyden van Ameyden ende Jaersvelt ; ende was de negende vasal ende officier, hiet des bischops vaendrager. De heere van der Leede hielt een deel erven ende sommige tienden (twee wapens). Appendix. — Brabantinus 1. Flandrensis 2; houdt de Vier am- bachten. Hollandus tertius. Voochdie van Gelre 4; houdt half Emerick , de Betuwe ende tgraefschap van Sutphen. Cleef 5. Benthem 6, duerwachter; houdt het burchgrefschap van Utrecht ende den casteele van Benthem. Anno 1138 Otto palsgrave van den Rijn , castelein van Benthem, tUtrecht gevangen, gaf den bischop sijn casteel te Benthem ende ontfinck te leen ; wert anno 1'139 dootgeslegen van Harman van Scheckele, ende Otto van Hollant sijn susterssoone wert grave van Benthem. Cuyck 7. Heer Aernt van Goor 8. Sutphen de 9 houdt het graefschap van Sutphen ende Goylant. 10 Teysterbant hout sijn graefschap van Teysterbant. Rechem houdt de Velue, ende nae quam die aen Brabant. Goy by Beverweert houdt het borchgrefschap van Utrecht ende sijn casteel met andere goederen (4 wapens, genummerd 4, 9, 8, 10). TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 229 transtulit , sibi et populo Trajectino poenitendus , anno a salute humana 1529 , urbis vero conditae circiter 830. Causam hujus translationis et civile cum urbe bellum prolixe septem libris prosecutus est Lambertus Hortensius. Bavarus nempe , postquam urbem sua factione , fraude et proditione quorundam civium occupasset , deliberatum diu negotium exequi con- stituit , convocatisque tribus Ordinibus , apud quos summa tum potestas , ecclesiasticorum nempe , nobi- lium et civitatium , primum urbis dissidium pro- posuit , et partium acerba utrimque odia , vicinosque principes , rem suam ex discordiis vicinorum au- gentes , inhiare opibus Trajectensium et dominio , nee vires superesse , quibus resisterent tot ac tam potentes , nec spew fore urbem civilibus istis dis- cordiis liberatam iri, nisi potentiori alicui principi subditi ac defensi sese submitterent 1). Burgun- diorum vero principum potentiam , Austriacorum junc- tarn , vel maximis Europae principibus formidandam ; horum tarn vicinorum non posse effugere insidias , capta nempe occasione regionem Trajectensium quail- doque invasuros ; praestare igitur, ut jam volentes discordiis sese et metu vicinorum explicent , ac Ca- rolum V imperatorem potentissimum defensorem suum agnoscant. Quibus auditis , diversae et pugnantes (fol. 31.) Ordinum sententia eauditae : pars indignari, ereptam iri libertatem , a majoribus acceptam , per tot annos tanto sanguine et sumptu defensam , fre- mere , pars quoque , quibus jam temporum conditio perspectior, etiamsi in ea libertatis patriae amantes , necessitati caedendum putavit , et quietem urbi , non turban expetere , alioqui ad ultimam conditionem deventuram ; nec ad principis nomen dolendum , cle- 1) In margine: Videatur Epistola apologetica pro Francisco I Franc. liege contra Carolum V, fol. 5. 230 ARNOLDUS BUCHELIUS 7 mentem pricipem et defensorem non tyrannum habi- turos. Vere illud Claudiani et tamquam oraculum : Fallitur egregio quisquis sub principe credit Servitium : numquam libertas gratior exstat Quam sub rege pia 1). Quidam etiam laeti et novitate quasi mutationis illecti, plurimum gaudebant et inimicos suos tandem sic ultos iri sperabant. Hoc modo Trajectense dominium ad Carolum V imperatorem translatum est, approbante pontifice maximo Clemente VII. Quum qui nomine imperatoris praeerant, statim ad res civiles urbis et ejus defen- sionem animum adjecerunt, erecta arce et alliis pro- pugnaculis , et, ut ait Batavus ille : Effrenes populos, qui tune vix ulla tenebant Foedera justitiae, sed vi, sed caede cruenta In commune malum contemta lege ruebant , Mutua civili miscentes vulnera bello 2). Legibus et institutis ad civiliorem vitam redegerunt; nam , imperantibus episcopis, urbs ipsa libera erat, ut omnis potestas circa magistratum maneret, ipsi extra urbem sua jura constituerent. Quare, ut quisque potentia aut autoritate valebat, superior erat, et nobiles familiae mutuis factionibus preme- bantur, ut nunc hi, nunc illi ob inimicorum potentiam urbe excedere cogerentur , et ipsa quoque plebs fac- tionibus turbida descindebatur in partes, quod summas plerumque liberis civitatibus calamitates adferre solet. Erant tres Status, ut vocant, apud quos plena omnium rerum potestas , sine quorum autoritate vix 1) In margine: De laudibus Stilichonis. III. 2) In margine: Trajectenses primum jura civilia a Balduino, 29 episcopo, accepere. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO, 231 quid poterant antistites. Tiorum concessus in Summo tempi° ad septentrionem 1) ; plebs in coetus cogebatur secundum cujusque opera et artes, quae facillima ad seditiones via imperatorio edicto sublata est. Consti- tuit etiam imperator 2) Senatum litium dirimendorum causa , in quo praeses , novem senatores , quaestor aerarius , scribae etc. (fol. 31vs.) Praesides fuerunt 1. Jaspar Levinus Hogeland. 2 Martinus Nerdenus , 1538 6 lugusti. 3. Hector ab Oxsuierius , 1541 21 Novembris. 4. Adrianus van de Borch , 1547 27 Septembris. 5. Hyppolitus Persinus , 1557 19 Maji. 6. Georgius Ratallerus , 1569 17 Augustus. Praesidem hoc tem- pore non habet , quanquam vices ejus agat Jasparus Bruxellius dominus de Grandreng , idem et con- siliarius , Petrus Ruyschius , Wilhelmus Radelantius , Antonius Lonius , Theodorus Canterus , Hubertus Pauwius , Thomas Zosius, procurator generalist Wil- helmus Lamswerdius , quaestor aerarius regius , ante quern fuere Petrus Clericus 3) , Ludovicus Bugonius , Jacobus Busichemius , Thomas Zosius. Scriba pri- marius Adrianus van der Burch , ejus vicarius Lam- bertus Wynen Zutphanius 4). 1) Onjuist: het groote kapittelhuis, waar de Staten vergaderden , lag ten zuiden van den Dorn. 2) Anno 1530 Aprilis H. 3) In MS. Loenius Verharius, veranderd in: Petrus Clericus. 4) In rnargine: Cornelius Scryvers, scriba ante Hadrianum, et magister Jacob Brouchovius, cui vicarius Jo. van der Kercke. — Op fol. 53 vs. van het eerste deel teekent Buchelius nog het vol- gende aan: Fuere praefecti nomine imperatoris Caroli V Ultrajec- tensibus dati D. Antonius de Lalain , comes Hoochstratanus. In cujus locum successit anno 1540 11 Octobris Renatus Chalonius princeps Auratitiae. Huic anno 1541 4 Octobris Ludovicus a Flandria dominus de Praet. Qui anno 1546 27 Martii successorem habuit Maxaemilianum a Burgundia, marchionem Veranum. Nomine yen) Philippi regis praefecturam eorum suscepit Guillielmus Auran- tius princeps, comes Nassovius. Quo per Albanum laesae majestatis 232 ARNOLDUS BUCHELIUS, Civitatis magistratus , qui civibus jus reddunt et civitatis jura administrant, praetor , duo consules, XII viri rerum capitalium, vulgo scabini, XXIIII consiliarii. Praetoris perpetuus, ceterorum annuus tantum magistratus. Erant hi dim sine labe viri, ex nobilitate, patriciis et civium praecipuis, qui nulla plebea arte viverent, et vix mercatores admittebantur; nunc obscurior delectus. Consulum alter patricius, plebeus alter 1). Praetori etiam vicarius sive pro- praetor. Sunt quoque quaestores aerarii civitatis; sunt et praefecti fabrorum , et duo urbis a secretis. Prae- tores ex summa urbis nobilitate electi, inter quos fuere Johannes Culenburgan.us , Godefridus a Rhee eques auratus, Theodoricus Zulenus, Nicolaus Zulenus. Familiae in urbe nobiles plurimae, ut Zuleiorum , Rhenessiorum , Amsteliorum Niveldorum, Rheorum 7 7 Saudenbalchiorum , 1Tchtenbroeckiorum , Lanscronio- rum, Hardenbroeckiorum , Lockhorstiorum , Ameron- giorum 7 Sudortiorum, Brakeliorum, Baxiorum , Mar- tiorum , Walorum , Rusiorum, Vincemiorum 7 Mular- dorum , Reineveldorum, Ostromiorum, Preisiorum, Rumelariorum , Regulorum , Gruneveldorum, Risen- burgiorum , Utenengiorum, Hariorum, Grauweriorum, Cuelenbergorum. Interiere quoque aliquot familiae , ut Nienrodiorum, Abcaudiorum, Cronenburgiorum , Culemburgiorum, damnato anno 1567, successit Maxaemilianus de Henin, comes Bossuvius. Quo capto ejus vices egit Egidius Barlamontius Hiergius. Hinc fuere Gnillielmus iterum Nassovius, Johannes ejus frater etc., Mauritius. 1) Op fol. 60 van ziju eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan: Olim primus scabinus semper erat consul prior, primus vero XXIIII virorum posterior; idque usque ad annum 1529. Erant praeterea duo seniores, dicti vulgo oudermans, et decani artificum. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 233 Drakenburgiorum , Jutfaciorum , Palatiorum , Schona- viorum , Vresiorum , Ruweliorum. Patriciae et hae fuere familiae a longo tempore celebriores , ut Fokiorum , Cauchiorum, Verburgiorum, Rammiorum , Merenburgiorum , Vermatiorum , Bollio- rum , Verkerckiorum, Pilorum , Cauwenhoviorum , Lewiorum , Vermariorum , Crommiorum, Loniorum , Botteriorum , Vorniorum , Juniorum , Feitiorum, Uten- broeckiorum. (fol. 32.) Et ex plebe non ignotae familiae : Caul- forum, Bogerorum , Verhorstiorum, Honthorstiorum, Voorstiorum. Interiere quoque Hindersteinii, Lichtenbergii, Sterc- kenborgii , Utenhammii , Stoutenburgii , Harlarii , Rhenii, Wolfii, Schouteni, Blomestenii et plures alii 1). Praecipua Zuleiorum familia , olim non parum illustris , quam a Romanis ortam perhibent annales , forsan a Zulla dictatore aut Syllanorum nobilissima familia 2), cujus in Caesare meminit Suetonius. At nugae haec , pronior et verior ad antiquitatem via, ad ipsum Adamum , omnium progenitorum primum, recta prog(r)edi et omnem praecurrere antiquitatis nobilitatem. Ex eo Trojani , ex eo Romani , Graeci , barbari indubitata serie provenere. Fumum ego hunc affectatae stirpis non expetendum , imo tanquam labem , imo mendatium ignotae prosapiae , fugiendum. Certam vero et veram majorum gloriam imitandam , 1) In Ms. nog: Drakenburgii, Schonavii, Venrodii , doorge- schrapt. — Uit de hier volgende uitvoerige aanteekeningen over Utrechtsche families, die Buchelius in zijne Descriptio en verder op verschillende plaatsen van zijn Hs. heeft ingelascht, zijn alleen de hoofdzaken over oorsprong en geschiedenis der families opge- nomen , terwijl alle aanteekeningen over leden der families ge- schrapt zijn. 2) In margine: Ab Antonio tribuno , qui tempore Neronis arcem condidit Antonianam. 234 ARNOLDUS BUCHELIUS , omnibus industriae nervis proponere ; hoc demum dignum verae nobilitatis inditium , non nempe ma- jorum cineribus aut ruinis arcium eruenda, sed virtute majorum aeterna fama. AEI ab his Columnensium , nobilissimam simul et potentissimam familiam deducunt , et sunt qui hanc ab illis ; sed , fabulis remotis , clara per se est satis haec familia , et procul dubio in hisce regionibus antiquissima, unde tanquam ex equo Trojano prae- cipuae nobilium familiae prodiere : Anhaltiorum , Abcaudiorum , Culemburgorum , Viennensium , Nivel- dorum. (fol. 32vs.) Rhenessiorum nobilis et equestris fa- milia, orta ex Zelandia , ubi pagus adhuc hoc nomine. Legi tabulam in aula Teutonicorum equitum , quae memoriam Rhenessiorum continebat, ex templo aliquo , ut videbatur, translata. Hujus hie fere sensus: nobilem Rhenessiorum familiam ortam ex Zelandiae nobili villa Vornensi , quorum majores fuerant domini , et inde , fratrum partione peracta , provinciam Trajec- tensem petiisse, annum circiter 1300. Est haec familia plurimis agnominibus , a dominiis desumtis , insignis. Sunt nempe domini de Mal et Elderen , qui illustribus etiam Belgiae familiis matri- monio juncti fuere , quorum post meminero , quum a Vul viis Rhenessiis originem ducant. (fol. 33.) Annales inter liberos Theodorici VI, Hollandiae comitis , numerant Pelerinum V, burch- grevium Zelandiae et primum Vorniae insulae dominum, a quo Rhenessios oriundos quidam autumant. (fol. 33vs.) Sunt Rhenessii Moermontii a pago Zelandico , non procul a Rheness sito , originem nempe Rhenessiorum Zelandicam, praeter annales , exstantia ibidem monumenta probant. Aliis agnomen Ter Aa, ab arce et pago. Baernii quoque agnomen Rhenessiis datum, quo- TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 235 rum aeries ad Fossam novam , non procul a ponte Paulino. Sunt praeterea Rhenessii de Elderen , ex quibus Joannes , dominus de Elderen , Verfeci et Manii , frater Frederici domini de Mal, habuit uxorem filiam notham Henrici Nassovii , Viennae comitis ac Hol- landiae praefecti, qui obiit 1539. (fol. 34.) Rhenessii, tam a Baern quam Ter Aa , a Moermontiis descenderunt , qui item a juniore fratre Rhenessii a Wulp et Vulven , qui principes ejus familiae dicuntur, a quodam Peregrino, Hol- landiae principis filio , orti. (fol. 35.) Pottia familia celebres in republica viros dedit. Horum omnium insignia trium ollarum invenio. Sunt alii in Flandria, olim nobiles. Scade van Tulle olim celebris familia. Scadios quoque Frisios et Monasterienses invenio ante 140 annos. Quaribbii ex Flandria videntur orti, cum ibi sit pagus ejus nominis; Bunt tamen non ita nuper Tra- jectinis per nuptias insiti. Moudwijckii. Dolder. (fol. 35vs.) Familia olim celebris Van Rhijn ; ex qua nescio an legittimae stirpis extent relliquiae 1). Oudewateriorum familia dedit praetorem anno 1467. Sunt et hodie in plebe ejus nominis, qui et Van de Water, plane novi, neque antiquis illis annumerandi. Gruterii quamvis diversae stirpis lint, plurimi ejus nominis in hac republica olim fuere celebres. (fol. 36.) Alenderpiana familia antiqua. Langhii olim celebres in hac nostra urbe , nescio an inde hi nostri, qui in plebe hodie vivunt 2). I) In margine: Christophorus caecus, caelebs. 2) In margine: Plane alii sunt, qui jam vivunt, 236 ARNOLDUS BUCHELIUS , Gentii hic olim fuere celebri in familia. Knopii. (fol. 36vs.) Zuleiorum insignia quidam putant esse columnas , alludentes ad Columnensium Romanorum familiam , a qua se ortos arbitrantur ; vel, quod verius dici posset, Columnenses a Zulaeis originem ducere creduntur. Alii geminos arcus esse putant, pictorum ignorantia depravatos. (fol. 37.) Amsteliorum potens olim familia, et, quamvis Hollandiae principibus subdita , originem tamen habuere ex provincia Trajectensi, et poste- rioribus temporibus Hollandia pulsi in Trajectensi territorio se continuere 1). Huic propria omnis olim Amstelandia, quam Amstela fluvius intersecat , et Amsteliae paludes viciniaeque , item Iselsteinii oppidi dominium. Urbs quoque jam potens et emporium totius Germaniae maxumum ortum huic stirpi debet; Giselbertus nempe Amstelius ante annoy plus sep- tuaginta ultra ducentos hanc propugnaculis , portis , turribus , pontibusque subliciis muniri fecerat. Ex hac familia Ultrajectini habuerunt episcopum Go- suinum Amstelium anno 1249. At demum penitus depressa , cum conspirationis Velseni particeps Gis- bertus Amstelius, cum omni stirpe in exilium ejice- retur anno 1296. Omnis tum Amstellandia ei adempta; filio tamen ejus Arnoldo Iselsteinii dominium tantum concessum ; uncle Iselsteiniorum familia, obliterato Amsteliorum nomine. Vixerunt tamen ejus familiae deinceps plurimi, qui Mindeni nomen ab arce contra Cronenburgum diu possederunt ; sed nunc Amstelii nomen reassumpserunt, vocanturque Amstelii de Minen. (fol. 37vs.) Stirps Niveldica a Zuleiis provenit , imo et quidam Zuleiorum nomen praeferunt ; horum peculium non procul ab urbe , Voerdenum versus ad 1) In margine: Anno 1227 Gisbertus. TRAIECTI BATANORIN DESCRIPTIO. 237 Veteris grope Rheni rivum , arx Niveldia , vetus et multis fiduciariis clientibus (vulgo vasallis) nobilis; restaurata non ita nuper sumptubus Guilielmae Haef- tenae , Brederodii Valravii uxoris , quae emerat a Stefano Rossemio , cui uxor ex stirpe Niveldica. Rheorum familia quoque nobilis , ex qua Gode- fridus eques auratus praetor Trajectinus , qui ex uxore Gertrude Nienrodia liberos procreavit : Frede- ricum a Rhode , canonicum Marianum et dominum de Amerongen , Gerardum dominum de Horst et canonicum Martinianum. Zaudenbalchiorum stirps Trajectina celebris , ex qua Everardus, cujus virtus civilibus discordiis inno- tuit, nee praetermissus Hortensiana historia. Ilk consul et privilegiorum ac libertatis Trajectinae acerrimus contra quondam nobilium , qui Geldricam factionem sequebantur, defensor et propugnator ; donee inique ab inimicis apud plebem accusatus et repetundarum postu- latus , in exilium voluntarium abiret, cujus etiam res gestas compendio complexus est Henricus Bommelius. (fol. 38.) Hanc familiam a Zuenteboldo, Arnuiphi imperatoris filio, quidam deducunt; quem Lotaringiae magnam partem possedisse tradunt et multa ecclesiae Trajectensi contulisse 1). Lockhorstianam Hollandicam quidam faciunt , et vulgi fama minus magnifice de hac sentit. Hollandiae nempe regulum , caesis plurimis in praelio nobilibus, ditiores villicos, quorum facultates sufficerent, equestri dignitate honorasse, inter quos fuisse Lochorstianae stirpis fundatorem ; falso id. Junius quoque author est, e Trajectensi territorio profectos et ejus praeter famam certa testimonia. Uchtenbroeckiorum veterem et nobilem hujus diti- onis stirpem esse constat; ex qua legi Joannem 1) Zie hiervoor p. 179 hoot 3. 238 AgNOLDUS BITCHgLITTS , Huchtenbroeckium equitem auratum , Caput confae- deratorum nobilium contra Bavarum , captum ac deinde ex faedere solutum , et Joannem anno 1566 inter confederatos Belgicae nobiles libello supplici regi Catolico misso subscripsisse inveni. Filius, Jo- hannes supra, vivit adhuc 1), cui uxor Maria Zulena, praetoris Theodorici filia, ipse olim equitum prae- fectus , nunc vero silvarum et venationis. (fol. 3811.) Lanscronia gens. Hardenbroeckiorum stirps in haec usque tempora numerosa. Amerongii Bunt , qui Borraei vocantur , et Tatii , diversae stirpis ; Borraei olim notiores. Tatii Amerongii a Tornacensibus comitibus (si vera fama est) originem ducere voluerunt ; inter nobiles tamen Trajectenses ab annis plurimis numerati. Ohm tantum Tatii appellati fuere. Sudortiorum stirps , cui Parisiorum agnomen , nescio an ex Geldrica Bataviae parte oriunda , sane vetus. Audio Parisios circa annum 1260 vixisse et habuisse castrum suum eo loco, ubi nunc Culemborch ; est Sudoort in Ultramosana regione. Brakeliorum nobilis familia. (fol. 39.) Baxiorum ex Germaniis , ut videtur, huic provintiae insita stirps ; vel ex Lutzenburgicis, ad quorum principes insignia videntur spectare. Martia gens a notho Abcaudio initium habet ; nomen maternum paterno conjunctum , nam Martios Ab- caudios scribunt , ut Joannis Martius , cum Sudortio consul. Sunt tamen, qui praetermisso Abcaudiorum nomine Essesteinios dici malint. Walica stirps, quae Fronesteinii conjungit agnomen , inter nobiles hujus urbis refertur. 1) In margine: Ex literis feudalibus de Vulven invenio Albrechtum anno '1555, patrem hujus. TRAIECTI BATAVORUM lASCRIPTIO. 289 Rusiorum familia antiqua , ex qua Florentius Ruysch inter nobiles Florentii , cornitis Hollandiae , a Frisiis occisus 1). (fol. 39vs.) Vincemia stirps olim quam nuns cele- brior, ex qua nomen suum possidet in urbe Vicus Vincemius. Pagus est quoque Wincemius , non procul Groninga , cujus libro I Rerum Frisicarum meminit Emmius. Mulardica familia advena ex Transissulana regione ; urbem tamen a longo tempore possedit. Fuit non ita nuper praefectus Linganus ..... Mulardus , vivit adhuc in illis partibus Theodoricus. Reineveldorum stirps Tutorum agnomen possedit 2). Hanc ex infima plebe ortam calumniantur et texto- rum collegio annumeratam ; sed error iste ex tem- porum istorum consuetudine. Nam dissidentibus inter se civibus , ut facilius ad arma conveniret populus , cujusque artificii erant collegia , haec cogebantur armabantur , multi vero patritii et nobiles , ut tuti- ores essent , horum se collegiis inscribi curabant , ut a plebe agnoscerentur, nec ut adversarii premerentur ; deinde tanquam capita erant furentis et excitatae plebis, quam sedare poterant hoc nomiue aut magis incitare. Osteremiorum familia antiqua. In literis antiquis scribitur Oisterhem. (fol. 40.) Proisiorum familia non incelebris. Rumelaria Bens, quamvis externa ex Geldrica Batavia, domi quam hic nobilior , urbem tamen longa possessione demeruit. Regulorum familia quod nec adeo celebris aut anti- qua, insigniorum vitium videtur indicare , quamvis illud jam nuper correxerint. 1) In margine: 1168. Hic annales inter se dissentiutit, et stint qui in anno 1118 referunt sub Florentio II. 2) Nam, De Voocht van Rynevelt. 240 ARNOLDUS BUM-111,1UB , Grun(ev)eldica stirps ex Duvevordiis orta, vel ut quidam Wassenariis , ex Philippo nempe Wassenario Arnoldus Gruneveldius natu minimus, ut ex Wasse- nariae curione Theodorico refert Junius; Beckon- bergius tamen ex scheda vernacula vult Arnoldum Wassenarium , filium Theodorici II, Wassenarii do- mini, ex quinque natu minimum , originem Grune- veldiorum genti dedisse. Risenburgia familia ex Culemburganal) habere initium constat, sed sine nuptiis ; recens est et circa annum 1450 auditum nomen , quo se scribunt Vianios, nam ante centum jam annos fuerant domini de Risen- burch Joannes Venius et Ilubertus 2); sed dubito an ejus familiae , cujus hi qui .vivunt. Utenengiorum stirpem antiquam et nobilem ease constat. Grauweriorum antiqua et nobilis familia. Ridderiorum olim gees celeberrima. Restant quidam ejus stirpis, de quorum tamen natalibus dubitatur, cum inter plebeos censeantur. Cuelenbergii olim non incelebres invenio, nempe Walterum Cuelenbergium , qui et de Colonia appel- latur, , obiisse anno Christiano 1393. (fol. 4Ovs.) Zuleiorum familia diversis agnominibus aucta: ut Natewysch, quorum jam supra memini. Zuleos quoque dictos de Blasenburg invenio. Ar- noldus (Stephanus) dominos de Blasenburch Tul et Wael, patruus meus magnus , cui sorores Juditha, avia paterna, et Joanna vestalis Ceciliana. Blyckenburgii quoque agnomen assumpserunt. Zuleos de Zevender et Ileremale invenio. (fol. 41.) Amerongiorum quoque agnomen spud Zuleos legi. 1) Daarboven in Ms.: Viania. 2) In margine: Gerrit van Rysenborch, schout, nescio ubi, 1520 TflAIECTI BATA.VORMNI DESCRIPTIO. 241 Zulenos quoque Niveldios, praeter jamdictos supra , invenio. Ridderii quoque non unius agnominis fuere. Constat praeterea Hemertiorum familiam Trajectinae ditioni insitam. Quum dominus Jodocus miles occupa- verit possederitque dominium de Amerongen. anno 1483, et Gijsbertus castri in Amero(n)gen dominus circa haec tempora fuerit , cui fill Joannes et Rei- nerus anno 1517. Reinerus obiit in Lopicker-capelle, cujus forsan arx illa, quae ibi visitur, Capelli nomine magnifica. Verhariorum familia quoque nobilis. (fol. 47vs.) Cum 1) praecedentibus aliquot foliis nobiliores hujus urbis familial et quos ex its vixisse certis temporibus acceperam retulerim, ad patritias , deinde ex plebe celebriores me accingam. Fokiorum familia celebris fuit semper, quam etiam nobilem fuisse olim at in exilium pulsam amissis vel venditis bonis in 2) Brabantia (ni fallor) advenam , diu 3) consedisse ex monumentis constat. Caudill antiqua ex stirpe orti feruntur. Cantheri, origine licet Frisii, insiti tamen patritiis Ultrajectinae reipublicae familiis ; multi horum gen- tiles Groeninghae et Leovardiae adhuc hodie vivunt, de quibus late Sifridus Petri libro De scriptoribus Frisiae. Lambertus ex Witha , filia Johannis Au- cumae, genuit Wilhelmum, hic Lambertum Gruningae natum , qui inde consiliarius Ultrajectinus factus, uxorem duxit Johannam filiam Theodorici Wijckii , quae originem ex Abcaudiano notho deducebat; haec 1) Het hier volgende over de Utrechtsche families komt in het Hs. voor op fol. 47 vs. vlg., achter het slot der Descriptio en voor de epiloog: elogia urbis. 2) Ms. ex, veranderd in in. 3) Ms. Mc, veranderd in din. Bijdr. en Meded. XXVII. '16 242 ARNOLDUS BUCHELIUS , ipsi genuit filios duos : Wilhelmum et Theodorum et filiam Johannam , ut ipse Guillielmus 1) testatur. Theodoricus vero Bolus superstes ex uxore Catarina de Zuart, vidua Jacobi de Nienrode , sex proles genuit. Lambertum V. I. D. , Joannem, Wilhelmum et filias tres. Verburgii quoque suo tempore noti , et inter pa- tritios ascripti 2). Rammiorum antiqua familia. (fol. 48.) Merenburgios quoque ante nostram aeta- tem celebriores redditos volunt. Sunt tamen , qui viler admodum horum majores ante 70 annos fuisse volunt et ex mercatura , quam exercebant , Smeren- burgios dictos , alii ex aedibus , quay nuper posse- derunt in Foro novo Boario nomen deducunt. Vermatiorum stirps patritia. Bollia stirps antiqua; nescio an cum Boelliis eadem 3), quorum inveni ante ducentos amplius annos in repu- blica celebrem familiam. Verkerkiorum. Pilorum. Cauwenhoviorum. (fol. 48vg.) Lewiorum. Vermeeriorum. Crommiorum. Loniorum. Botteriorum familiam confusam nuns cum Snellen- bergiis videmus , insigniaque usurpare , quae ab Am- steliis deducta videri possent ex similitudine. Vornia stirps olim celebris. Lego Gerardum obiisse anno 1484; deinde consulem fuisse dim Saudenbalgio Godefridum anno 1524 , ac cum collega in exilium 1) In margine: Novar. lect. cap. XXVI lib. 2. 2) In margine: Vide Suifridum dec. XV. 3) In margine: Alia est et diversa. PRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO, 243 abiisse ob confaederatorum insidias , ac demum anno 1528 urbem cum equitibus militibusque ab episcopo acceptis occupasse fugatis confaederatis. (fol. 49.) Junios invenio anno circa annum 1300 floruisse Petrum ac 1328 Everardum. Sunt adhuc ejus nominis quidam , an ejusdem familiae nescio. Feitiorum patritiam familiam esse comperio. Utenbroeckios inter armigeros invenio. Doenburgii ex Culemburgana familia injusto thoro oriundi. D'Eedel. Moerendalios. (fol. 49,s.) Bockhoutium. Hamelenbergios spud Zoest vixisse legi circa annum 1363. Rutenbergios ; invenio Egbertum Haec de Ruten- berg anno 1366 , et Rodulphum. Originem tamen hujus ex regione Transissulana , admodum nobilis et comitibus Benthemiis quandoque connubio junctam. Lego circa annum 1337 vixisse Theodoricum do- minum Cozijn de Isselt; Wilhelmum quoque et Her- mannum 1375. Sunt etiam , qui et nomen et dominium de Isselt habent ac Velsiorum se posteritatem jactant, qui tamen diu inter plaebeos delituerunt. Hermaliam celebrem olim stirpem fuisse ex veteribus monumentis inveni , et a Zulenis quoque agnomen assumptum. Compostelios inter celebriores hujus urbis olim extitisse comperio. Pauwios inveni in Cothen habitasse et inter cele- briores jam turn numeratos anno 1336. Sunt etiam Van der Burgii , filii Adriani, prae- sidis primum Ultrajectini ac delude in Privato consilio regis primarii consiliarii ac Aurei velleris thesaurarii et archivorum ducatus Brabantiae custodis, nempe Franciscus, praeses Mechliniensis , Lambertus, decanus 46* 244 ARNOLDUS BUCHELICS 7 Marianus , Adrianus , scriba Trajectinae Curiae pri- marius. Primo ac postremo aunt jam liberi. (fol. 50.) Sequentes familias nobiles et patritias vel interiisse , vel latere arbitror. Circa annum 1300 nobiles fuere equites et multis delude temporibus celebres Vresii , quorum arcem fuisse Vresenburch comperio anno 1452. Eodem tempore vixere , et ad nostra fere tempora pervenere Lichtenbergii equites, Stoutenburgii , Amersfortii milites. Familiae quoque nominatissimae et suis temporibus celeberrimae Over de Vechtiorum , ex quibus Joannes anno 1445 praetor Ultrajectinus; Herlariorum, quorum in potestate Ameida diu fait; Linschotiorum , inter milites numeratorum , Ithenorum, Schorenburgiorum , Schalkwijckiorum, Lo- pickiorum, Zeystiorum, Vuyterverdiorum 1), Freisiorum de Dolre, Ginkeliorum, Galecopiorum, Blockhoviorum, Oucopiorum , Van der Mye , Blomendaliorum , Blo- mesteiniorum , Honsvikiorum , Vleuteniorum , Leer- semiorum , Van der Horstiorum , Clarenborgiorum (ex qua Johannes marschalcus Trajectinus), Veldiorum (ex qua Arnoldus praetor Trajectinus) , Utenhammiorum , Schadiorum (ex qua dominus Helias , domini Walteri milites filius 18 , dominus castri Wessenstein , num Westrom in 'Tauten), Goesiorum , Zandenborgiorum , Lunenburgiorum , Leuwenbergiorum (ex qua milites circa 1348), Broechusiorum , Woudenbergiorum, We- teringiorum , Spiegelenbergiorum , Rinenburgiorum , Schonortiorum , Alrehorstiorum , Zurmontiorum , Vul- viorum , Walenburgiorum , Laeriorum (ex qua Otto, campi praefectus episcopi Joannis Arquelii, occisus in Zoest 1356), Kuinreorum (ex qua Hermannus dominium vendidit episcopo Trajectensi anno 1407, cum ei essent filii Hermannus et Henricus), Boele- steiniorum, Groenewaudiorum, Bekevortiorum, Ouda- 1) In margine: Vernerus abbas Egmondanus 20. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 245 niorum , Van der la , Crieckebeeckiorum , Drieber- giorum , Wyscheorum, Mouwiorum , Woumannorum, Goberdingiorum, Pallatiorum. (fol. 50vs.) Zilios olim floruisse celebri stirpe comperio ; sunt ejus nominis in plebe. Wolfiorum inter armigeros celebris familia fuit; vivunt hoc nomine , sed plebeii. Beeriorum quoque gens ohm inter celebriores nu- merata circa annum Christianum 1348. Vijckiorum stirps ex notho Abcaudiano origiuem habet , ex qua Joannes vixit 1402, quern ejus familiae caput fuisse arbitror. Fuit et Joannes Vijckius anno 1528, conspiratione Geldrica captus et gladio caesus, cujus caedes mirabili casu accidit, temporum istorum inconsideratam vindictae cupiditatem et iniquam testante , nam reum non ante elapsum , quam alium ejus nomine consanguineum interemissent innocentem cognovere. Utenhammiorum 1) stirpem jam defecisse annotavi- mus , licet reassumptum illud nomen audiamus ab Hammii castri dominis; a feminea id, non virili parte, et quasi possessione restauratum. Famulum suum duxerat horuni avia Utenhammia 2), ex hoc filius maternam adoptavit stirpem, et ducta uxore villica hos , qui jam vivunt, produxit liberos : Joannem Wanrodium Hammii dominum et ..... 3) Wanrodium et . .. . . 3) Wanrodium; est et puer non sana mente. Pater horum vocabatur Johannes , habebatque fratres duos : Theodorum Wanrodium , qui plures habet liberos, et 3). Avus Wanroy, a pago sic dictus , aviam abduxerat et post parentum obitum fuerat reversus, possessionemque bonorum occupaverat. 'I) In Ms.: Venrodiorum , veranderd in: Utenhammiorum 2) In Ms.: Venrodia, veranderd in : Utenhammia. 3) In Ms. is ruimte opengelaten voor 66n woord. 246 .A.RNOLDUS BUCHELIUS , Cordenortii, quamvis caput jam attollant, non ita nuper inveniuntur. Canifiorum familia , quamvis plebeia, celebris tamen et in rebus turbulentis turbida. Eickii quoque inter cives (Aim non postremi , ex quibus Jodocus gladio caput amisit, factione Geldrica urbe pulsa. Rodiorum antiqua inter plebeos familia. (fol. 51.) Vechtiorum familia ex Campis navalio- rum , non adeo antiqua neque nobilis. Schonenburgiorum familiam non ante multos annos invenio , quae jam , nescio quibus meritis , nobilitatem sibi vendicare conatur. sibi vendicare conatur. (fol. 51vs.) Eckii 1). Croci. Assii. Hornii 2). Montanos vidimus nos fratres: Paulum juriscon- sultum et senatorem Curiae Trajectinae , Joannem jurisconsultum et canonicum Martinianum, Jasparem jurisconsultum et advocatum Curiae nostrae , quemad- modum et Balthazarem natu minimum jurisconsultum, Petrum praeterea presbiterum Johannitam , et Joan- nem dehonestamentum familiae , tum faeminam Lisa- betham uxorem Antonii Ridderii coctoris cerevisiarum, liberos omnes Theoderici. Polliones. Helsdingii. Rosantii 3), Omiorum familia 4) a Wingarden hic in patria mea consedit ab annis viginti p. m. Cornelius nempe , utrius- - 1) In Ms. zijn eenige regels opengelaten. 2) In Ms. zijn eenige regels opengelaten. 3) In Ms. is eenige ruimte opengelaten. 4) Het hier volgende komt in het Ms. voor op fol. 53 vs TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 247 que juris licentiatus , graphiarius oliru feudorum et consiliarius Hollandiae ex promotione Viglii, cujus cognatum Gelliam ab Hotema , filiam Mintsiae , filiae Folcardi ab Aytta , patrui Viglii , habuit uxorem, eaque numerosam ei prolem peperit : Idam jam Johanni Bilartio nuptam , Folcardum Provincialis Curiae advocatum , Clementiam , Mariam, Jetsiam , Annam , Hermannum, Viglium , Aegidium , Vilhel- mum , Gertrudem , Danielem. Familia vero Montismaeorum ex Yigliae nepotibus e Frisia hic consedit. Rintsia ab Ayta, Folcardi patrui Vigilii filia, ex Popone a Montisma peperit: 1°. Buchonem , theologiae doctorem ac praepositum divi Johannis 2'. Bauckiam , Jelgero a Feitsma primo marito ac deinde secundo Paulo Breckero nuptam; 3°. Taconem , qui hic nupsit Barbarae , filiae Cornelii Scryvers , graphiarii Provincialis Curiae , ex qua genuit Serapionem, Jesuitarum collegio ni fallor adscriptum, Cornelium , Popconem canonicum , Rintsiam , Barba- ram , Elisabetham , Viglium , Galenum 4°. Idam; 5° Folcardum , decanum sancti Salvatoris. (fol. 62,8.) Ex 1) Loenreslotiis invenio. (fol. 63.) Familias Ultrajectinas adhuc extantes, tam patritias quam plebeas, quarum mentionem in literis vetustioribus repperi , hic appono. Benthemiorum familiam inlustrem alibi , hic vero plebeam invenio, insigniis vero nobilioribus insignem; quid de ejus dicam origine non habeo , quamvis ex nothis fortean ortam crediderim. Knopiorum quoque fuit celebris familia, ut ante dixi. Bodynios. Vianensium plebeam familiam invenio. 1) Het hier volgende over de Utrechtsche families komt in het Hs. voor op fol. 62 vs. vlg., midden in het chronologische verhaal der gebeurtenissen van Buchelius' Diarium. 248 ARNOLDUS BUCHELIUS Roestios. Moddios. Coppiers. Ruempstios. (fol. 63vs.) Spallios. Winteros. Vuistingios. Scayckios ex pago Hauthenio oriundos credo, cum illic adhuc vivant Jan Willemss. et Elgis Wil- lemss., ac Jelis Daemss., coctor cervisiarius in Platea gemina , in urbem familiam invexerint. Invenio satin antiquam familiam Scatwikiorum ; ita nempe dicenda, non Scayck , nisi vulgi more dictione breviata et contracta. Zalios. Vetgens , rusticanam familiam in suburbano Pijls- weertiano fuisse notum est. Pijlsveertios ex superiori ortos notum est , cum llenricus Ruysch, Pifiswertii dominus , id nomen Willemo Vettio dederit , qui ex Nicolea Hinder- steinia filium reliquit , Wilhelmum , et filiam Cor- neliam , Cornelio Merenburgio nuptam. Backerii an ex opeficio incertum nomen sumpserint; celebres inveniuntur anno 1360, ex quibus Ermbrechtus. Mannios. (fol. 64.) Rijckios. Verhuelios, Crimpios. Druteos. Zemmios. Voorstios. Diemios. (fol. 64vs.) Spyckeros. Eliam de Terra Santa vel Van den Heyligen Lande legi vixisse anno 1470. Et Arnoldum Willemi filium scabinum anno 1475. TRAIECTI BATAVORIIM DESCRIPTIO. 249 Raveswayos. Scroyesteinios. Hoc olim Scroyken dictos invenio et ante 200 annos in republica celebres. Hensbeeckios. Invenio Joannem anno 1575 capi- taneum Trajectensem , hospitem Domi Coloniensis. Mont. Cleve. Vidi tamers in carmine famoso horum , qui jam vivunt , originem ex rustico Abcaudiano deduci. Coman. Wilde. Lappii ex Nerdeno oppido oriundi , ubi L. . • • • 2 ludimagistri filius, medicus, na(c)tus per nuptial civitatem. Noortvicorum nobilis familia. Eewijck. Van Straten. (fol. 65vs.) Grunenbergios invenio. (fol. 66.) Nomina veterum familiarum, tam patri- tiarum quam plebearum , quarum non memini in superioribus , passim conectarum : Entorp 1390. Van der Brugge 1370. Aernhem 1371. Hombout 1350. Lieboert 1370. Vos 1380. Stuyts 1380. Beeckermans 1363. Scrodekiin 1400. Rynoye 1410. Zomer eodem. Van de Bene 1420. Van den Slijs 1425. Monger 1340. Buconthuys , leertouwer 1340. Stoick 1520. Braoem 1350. Dymbout eodem. Van der Sterre eodem. De Haen eodem. Alvekin eodem. Van den Spiegel eodem. Damasscheorum eodem. llamerstei- neorum 1400. Witte eodem. Retwijckorum eodem. Van der Weyde 1410. Luttekenhuse eodem. Roye- steyn 1580. Sloyer 1400. Paelvoet 1420. Van Amers- foorde 1450. Velpen 1500. Rodenburch 1300. Van den Damme 1340. Vuyter Koornmarc eodem. Schinckel eodem. Hoen eodem. Droem eodem. Schorze eodem. De Cuper 1360. Van Niendaele eodem. Steenre 250 ARNOLDUS BUCHELIIIS , 1430. Nypyser 1440. Van Veen 1450. Van Valcken- dael eodem. Malsen 1475. Vosse 1476. Van Hove 1476. Huesden 1524. Zelck eodem. Gruenenberch anno 1500. Van Mast, alii Van Masch, eodem. Snoeck 1469. Ryswijc 1413. Stultinc eodem. Buser 1488. Roeck eodem. Brantss eodem. Boekels 1360. Van den Doem. Jacobum Stellium invenio, ab Ultrajectinis captum anno 1481 ad castrum Vreswijck, ab Hol- landis obsidione pressum cum Johanne Dorpio. (fol. 41vs.) At haec de Trajectinis familiis satis, ne in infinitum excrescat materia. Nunc restat virorum, per ingenia clarissima aeternum viventium , brevibus sed meritis celebremus elogiis. Tuque inprimis suc- curris animo meo, venerande Adriane Florenti, quem nascentem placido viderunt lumine Musae , nam ex infima at honesta plebe genitus animum non de- spondisti , diurno nocturnoque studio ipsam tuam naturam superans ad altiora aspirasti ; nee vanus iste conatus, eruditionis nempe tuae et 1) pietatis fama ad omnes pervenit, a.deo ut ad Caroli principis te- nuiorem aetatem moderandam accersitus , talem to prestiteris, ut post varios honores purpureo galero dignus non modo Caesari, sed et summis pontificibus visus fueris; et inde mortuo Leone X pontifice maximo in ejus locum electus summa concordia , absens imo invitus, nullaque ambitione sed morum integritate et insigni pietatis fama ad tam sublime fastigium evectus fueris. Et cum populus Romanus (ut moris est) ad pedes tuos osculandos venisset , deque tua elections et prospera ex Hispaniis navigatione gratulatum adesset, gravissimum responsum his verbis conclusisti : „Bono animo sitis! Princeps, qui aliud quaerit supra principatus honorem , quique haul solam t) In margine: de te, veranderd in; tuae et, TRAJECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 251 populorum utilitatem quaerit, non princeps sed tyran- nus est 1). Os meum paucis pascitur et corpus tegitur; quicquid supererit ex pontificiis redditibus in Chris- tianorum commoda effundetur." In hunt Itali , quad externus nee delitiarum Romanae aulae amator, , iniquiores, ac inprimis Zannazarius et Jovius 2). Libros, quos ediderit , nundum vidi praeter Quodlibeticas (ni falsus titulus) questiones 3). Aedes permodicae inter fabros lignarios juxta pontem Regulariorum , in quibus natus est , monstrantur adhuc cum vivae jus effigie. Verum ut episcopos martios et bellicosos supra rettuli, ita et nunc ingenio illustres ac eorum monu- menta hoc loco addam. Bonifacii exstant epistolae et vitae quorundam santorum 4). Ratbodii scripta Bunt De laudibus Martini et Bonifacii ac Amelebergae, (fol. 42.) libri homiliarum et sermonum etc. Adel- boldi scripta haec extant : Vita Sancti lienrici im- peratoris , De laude Sanctae Crucis , De laude Sanctae Mariae etc. 5). Ac postremo Fredericus Scenck Tau- tenburgius , assessor olim Spirae in Consilio imperiali, vir fuit doctissimus et jurisconsultus celebris, cujus haec extant scripta: Dialogus contra temulentos , Interpraetationes in tres Libros feudorum , Conclu- siones , Progimnasmata fori, De actis civilium judi- tiorum 6), Viridarium conclusionum juridicarum et De officio episcopali tractatus , quem nescio an ediderit. Protulit haec mea patria Cornelium Valerium , bonarum literarum Lovanii professorem , virum doc- 1.) In margine: Jacob. Spiegel in Scoliis ad Aen. Silvium De dict. et fact. illust. 2) In margine: Vide majori aequitate scribentem Onuphrium. 3) In margine: Edidit etiam Commentarium in 4 libros Senten- tiarum. 4) In margine: Vilebrordus. 5) In margine: Conradi extat Apologia pro Henrico IIII. 6) In margine: Habeo et libellum De imaginibus. 252 ARNOLDUS BUCHELIUS ) tissimum 1), qui multa ingenii sui monumenta juven- tuti utilissima reliquit, ut Grammatices , Rhetorices, Dialectices , Mathematicarumque artium fundamenta ; de quo Junius 2) : „Hoc viro delitiis suis fruitur Lovanium utrique paginae factum ingenium etc." Guilliemus quoque Canterus Ultrajectinus , juvenis inter aetatis suae primos , quem nobis immaturo nimis funere ante 33 aetatis annum abstulere fata; qui si vivere licuisset , facile omnes in suo genere superasset. Documento Bunt copiosi Novarum lec- tionum libri, Aristidis e Graeco conversae orationes , Lycophron explicatus , nec fere quisquam bonorum autorum ab eo intactus, quin aliquid lucis adferret. De hoc Lipsius et ejus morbo 3) : „Quid autem ? tabes ea est et marcor ? an quis alius languor ? De illa visas mihi dicere medicus Gemma , quod Musae tamers prohibeant et diurnare paulo magis in terras velint Pernassium hunc alumnum. Sed causa morbi quae ? Studia an curae ? Tiscrom yap Tot xa) "rdcrou; Muglai. Morbos enim producere et curae solent, ait Tra- gicus. De studiis magis credo , quae calide ille nimis habuit intente. Nunquam vidi tam indefessum inge- nium et laboris hujus musici aut appetens magis aut ferens. Semper ille in libris, ehartis , noctu diu assiduus accubuus; nec dies solum omnes appensi et numerati ad hanc curam , sed horae , quas singular ad clepsydram dividere ille solitus , et attribuere huic lectioni aut scriptioni." De Plinio suo scribit et jactat alter Plinius: „Atqui torpor ille hominis, si cum hac assiduitate comparetur." 1) In margine: Natus circa annum 1520, ut Henr.Pantaleon De vir. Germ. ill. part. III pag. 461. 2) In margine: Batavia cap. XVI. 3) In margine: Prima epist. centur. TRATECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 253 (fol. 42vs.) Hujus quocine frater Theodorus Can- terus , editis 1) II Variarum lectionum libris et emen- dato Arnobio eruditionis famam adeptus est. Ilic, quamvis jam reipublicae animum applicuerit, nihilo- minus aliorum de se operum spem promittere videtur. Gisbertus Longolius, ex nobili Langerakiorum stirpe ortus , annotationibus non indoctis multaeque lectionis turn ab adolescente editis , in libellum De morum honestate, notus ; professione medicus. Philippus Morus, Antonii excellentissimi pictoris filius , canonicus Sancti Servatoris , mathematicus acu- tus et poeta felicissimus , sed negligentior habitus nulla tam faecundi ingenii edidit monumenta. In Africam tandem profectus, ut Lusitanorum regi contra barbaros expeditionem paranti adesset , in itinere maris taedio decessit. De hoc Burchius : „More qui facili fluente vena Fundis versiculos Marone dignos Dignos Ovidio et meo Catullo." Cornelius Laurimannus locum etiam inter doctor obtinuit , diligens scolae Hieronimitanae gymnasiarcha ; praeter Comediam Hesterae 2) ab eo editam nil vidi. Georgius Ratallerus , Senatus Trajectini praeses , merito his asscribetur ; eruditus sane, qui quicquid poterat a publicis curis suffurari temporis Musis amoenioribus impendit. Ab hoc tragicum ilium prin- cipem Sophoclem versibus redditum legimus , et psal- morurn elegantibus versibus edita oracula. Hie prae- cipiti quodam fato (ut Lipsiano utar 3)) ereptus. Nam cum valens ad Curiam venisset, subito animi deliquio concidit , nec surrexit. 1) In Ms.: ae editis. 2) In margine: et Militem Christianum. 3) In margine: I Cent. epist. 254 ARNOLDUS BIYCHELIUS , Lambertus Hortensius his non falso adnumerabitur, qui Montfortiano municipio Trajectensi ortus , inter cives tamen ascitus , memoriam scriptis suis praeclaram posteris reliquit. Edidit nempe Bellorum Germani- corum et Ultrajectensium historiam , Anabaptistarum tumultum, Commentaria in Lucanum , Satyras etiam et Epitalamia. Sunt adhuc et vivunt praeclara ingenia : Albertus Leoninus philosophus, jurisconsultus, ma- thematicus , qui correctionem anni inter primos edidit ac magnifico senatui Veneto dedicavit. Est et Joannes Hornius , doctissimus medicos , professor Lugdunensis academiae. (fol. 43.) Adrianus Verburchius, qui ingenio non infelici poesim amplexus est. Lambertus Verburchius , hujus germanus et decanus Divae Mariae, vir infinitae prope lectionis. Guillielmus Eckius , poeta non infelix et mathe- maticus studiosissimus. Nec meum praeceptorem Arnoldum Eyckium, qui totam paene aetatem docendo juventutem impendit, in Graecis non indoctus , Latinas Musas attigit , sed invita Minerva, hic omittam ; ad poesim fenestram primus mihi aperuit, quamvis effaeto et senescente jam ingenio, cui quies , quam literaria haec aptior molestia. Viva adhuc Guillielmus Eckius , mathematicus et poeta non indoctus; vivit Paulus Scorelius. Sed nulla adhuc felicium ingeniorum aut perpauca extant monumenta. Pictura etiam habet quod huic referat. Quae tam benigne foverit et honoribus auxerit Joannem Scorellium , pictorem excellentissimum, eumque col- legio Mariano ascripserit et civium numero habuit. Hic cum pulposos lacertososque cum justa tamen sym- metria artus exprimeret 7 vulgi malesano juditio minus TRA.IECTI BITAVORUM DESCRI?TIO. 255 digne laudatus est , illud verum , coloribus esse austeriorem. Hujus vidi tabulam Divae Ceciliae , in qua montium , agrorum , silvarum mixta diversitas et ruinarum insitae reliquiae , mirum in modum placu- erunt. De hoc Joannes Secundus Hagiensis 1): „I fausto pede , patrios ad urbes Divinae renovator artis." et post 2) : „Pictorum sublimis honos , columenque virorum , Artifieum rudibusque novum decus edite terris , Qui procul ad patrios orbis monumenta Latini Fers agros Rhenique locas ad flumina Romam." Quern insequutus Antonius Morus , confessione artificum in discreta similitudine vultuum filo inque Banda illis symmetria palmam facile adeptus ; inque assecutus , quod rarum in artis successu inveniri posse existimat Plinius (de Parrhassio loquens) nimirum extrema corporum facere et desinentis picturae modum ineludere. Artifex operum , ut inquit de eo Junius , faecundus principalium , a quo quicquid ferme regum et primatum haec aetas habet ant habuit jampridem expressum. (fol. 43vs.) Antonius Blocklandius municipio Tra- jectensi Montfortio ortus , Trajecti educatus , qui in praesentandis venuste vultubus minime durus , in reddendis historiis nulli facile secundus audit, at viridi etiam turn aetate nuper ereptus , nondum omnibus satisfecit sui desiderio. Vidi ejus tabular : Nativitatem Christi, Pen tecosten, Lotum cum filiabus, Adonidem, Rudolphum quoque Weeldium , vividae 1) Iu margine: Epigram. lib. 2) In margine: Epistol. lib. II. 256 ARSOLDUS BUCHELIttS , multorum effigies et coloribus spirantes vultus im- mortalem reddidere. Cujus etiam filiam Mariam , puellari quadam dulcedine non invenustas exprimere imagines notum est. Duo restant in ipso aetatis fibre crescentia ingenia, temporis juditio majorum famam assecutura : Abra- hamus Blommartius et Joachimus Utevalius; quorum ille audatior, , hie mitiori quodam filo operosior ; prioris tamen , ut liberioris ingenii , magis placent comm enta. Ars quoque hac aetate usitissima , vitrum pingere et vividis coloribus ex tam fragili materia nominis aeternitatem quaerere. Et produxit haec nostra civitas hujus artis non ultimum Joannem Zylium , cujus memoria erit, donee ipsius artis in orbe vestigia. Architectum praeterea genuit nominatissimum Sebastianum Oyum , cujus magna aped Carolum V imperatorem ejusque filium Phelippum aestimatio , qui mira arte Montem Carolum , Oppidum Phelippi vel Philippopolim ac Hesdinfertum designasse , for- tissima totius Belgiae contra Gallorum impetus pro- pugnacula , fertur. Habet et nunc caelatorem argentarium excellentis- simum , Henrici 11I Francogallorum regis aurificem, Johannem Crocium. Fuere hinc quoque oriundi supra omissi : Hesius presbyter, qui Itinerarium edidit , Gerardus Lystrius Rhenensis, Gerardus Mulartius jurisconsultus, Paulus Montanus jurisconsultus, Dalius jurisconsultus , Hen- ricus Herendalius medicus, Daniel Broeckhusius medicus, Rudolphus Tollius prognosticus. Diemaeus, Consiliarius regius , quaedam scripsit in jure non- dum edita. Johannes Ridderius jurisconsultus nuper vixit. Supersunt florida adhuc ingenia : Theodorus Rhenessius, Henricus Wiltzius , Everardus Pollio , Lambertus Canterus. Edidit nuper Borrius quadam TIUIECTI BITAVORUM DESCRIPTIO. 257 nuper Origines bellorum Belgicorum patria lingua, non indiligenter 1). (fol. 44.) Nunc de moribus pauca. Quae ad reli- gionem pertinent , cum ceteris Christianorum corn- munia habuimus , dum status urbis floreret. Relligio nusquam major olim , nee pietas , sed , ut principia animi calore fervere , ita sequentia paulatim refrige- scere videmus ; paulatim nempe relligio in super- stitionem, pietas in impietatem degeneravit. Id effecit opum abundantia et regionis faelix fertilitas; pietas prima apes pepeperit ; inde filia viperino more (ut quidam ait) devoravit matrem 2). ,,Nam, ut ante sacerdotes innocentissimi atque abstinentissimi fuere, quo tempore sola sacra ceremoniasque tractabant , sic post fuere ex iis , qui cupiditate ambitioneque prae- cipites iverunt." Quare merita paene affecti , a tot jam annis, seditionibus , bellis ac religionum contro- versia agitamur. Haec pharmaca divinae clementiae, 1) Op fol. 54 en 53 van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan : Viri docti e patria mea oriundi, praeter eos , quos supra suo loco posui: Johannes Becanus , canonicus Ultrajectinus , qui scripsit Cronicon Hollandiae et Trajecti , nondum quod sciam editum. Franciscus Verhaer, qui Vitas santorum ex L. Surio collectas in epitomen redegit, Antwerpiae anno 1591 impressas in 8°, cum ante in 16° idem typographus edidisset anno 88. Nicolaus Dalius jurisconsultus , cujus carmen vide in lib. Com- ment. Lipsii ad Taciturn. Gisbertus Longolius medicus. GISBERTUS SCRIPTO LONGUS COGNOMINE LONGUS, DIGNUS QUI LONGA LAUDE VEHATUR ERAT. HIC BATAVUS CUNCTIS POTUIT CERTARE LATINIS, ARTE VALENS GRECIA BARBARA LINGUA FUIT a). Ante aliquot annos lego vixisse Joannem Block pictorem et Hubertum Lysterum, item Joannem Beyer, vicarium Martinianum. 2) Jo. Pontani Historia. VII. a) Hierbij in margine: Periander in Germ. Bijdr. en Meded. XXVII. 17 58 ARNOLDUS BUCHELIUS , quibus prurientes petulantium animos et luxuriantium sanitati restituere conatur ; utitur Deus malis tamquam flagellis et tyrannis tamquam instrumentis , quibus malos bonos faciat. At non miror , nec mecum quisquis veterum legerit historias , tam sacrorum morum cor- ruptas disciplinas , et vitae sacerdotalis diversos ab instituto , a pietate usus , cum Eusebius sit author, etiam primis Christianorum temporibus , imperatore Diocletiano, ecclesiasticos longissime jam turn a veritate recessisse, simulationem in vultu , dolum in corde , fallatiarn in verbis occulte gessisse, adeo ut Deus prop- terea offensus gravem its immiserit persequutionem ; non tamen suos oppressit , sed punivit et admonuit vitae turpiter anteactae. Templa a majoribus condita, ceremoniae institutae , bona celebrantibus sacra attri- buta , ordines discreti , idque pietatis non frigida opi- nione ; tempore accreverunt singula. Templorum jam major numerus , arae constit(ut)ae , ceremoniae cere- moniis additae , piorum memoriae celebratae , nee quicquam in religiose nimium esse putabatur , si modo religiosum. Hine quidam histriones , eodem pietatis velo, occulta sacra tanquam in theatrum populo propo- suerunt et tanquam comoedias acturi fidei Christianae habuere sacramentum. Inventi , qui se opponerent ; item alii , qui omnem salutis viam dubiam redderent, imo et religionis nostrae fundamentum in controversum vocatum a quibusdam. Sunt , qui proprio pectori (fol. 44Ts.) assentientem fingunt Jovem ; strictius alii nos colligunt , alii fusius religionis mysteria extendunt. Eadem tamen cum omnes astra spectemus , et ad eundem aeternitatis finem tendamus , quid interest, qua quisque prudentia verum requirat , qua quisque via curriculi metam attigerit ? Vere ilk, uno itinere non posse perveniri ad tam grande secretum ; unus vero omnibus finis propositus , et una properantibus janua aperta: Christum petimus , eumque sequimur, TRNIECTI BA TAVORUM DESCRIPTIO. 259 diversa licet via nec potent errare , qui sibi statuit hunc scopum. Alia majorum via ad verum ilium terminum ; alia horum, qui jam vivunt. Nunc arae Divum eversae, imagines et ornamenta varie consumpta sunt coe- nobia et templa plurima fundamento tenus diruta jacent; mortalium haec novitatis curiositas, simplicior introducta religionis species, at involucris ad pietatem trahitur vulgus ; afficiunt etiam maleferiatos animos pietatis saepe vanae spectacula. Exercentur in extantibus Calvinianorum decreta. Hi duplicis stint generis : Consistoriantes alii, Liber- tini alii. , nescio quo foedere arctissime colligati, nominibus consignatis tempora missorum Christi revo- care videntur; hi vero libertatem profitentur majorem, non nempe servitutis speciem esse religionem , sed verae libertatis, ideoque nullum conscientiae vinculum vel externurn admittunt. Horum. presbiteri et con- cionatores uxores ducunt, liberos alunt honeste , verbum Dei (sic vocant Christi monumenta) statutis diebus populo concurrente legunt, exponunt; carmina, quae Davidis Hebraei sunt cantant , quibus populus omnis indifferenter occinit , ut mirus edatur sonitus. Omnia reliqua Pontificiorum non modo negligunt, sed partim ut impia execrantur, partim ut inutilia contemnunt et aspernantur ; monumenta nil curant veterum aut majorum memorias , caelo jam sua nomina scripta dicentes , adeo quidam eorum vel ipsis Gottis barbariores. Praecipuum in religione illud Christi epulum nocturnura , quod Pontificii Caenam Dominicam vocant; hie maxuma inter Cato- licos Romanos et Evangelicos Calvinianos dissensio. Hi tantum in memoriam , et ut ultimum Christi testamentum ac mortis verissimum testimonium su- munt ; illi panem post benedictionem sacerdotis in (fol. 45.) verum Christi corpus commutari asseve- 260 ARNOLDUS BUCHETAUS , rant et firmiter credunt , et hoc esse praecipuum relligionis mysterium. Calviniani hoc modo sumunt Caenam sacram: cede- siastes duodecim vocat , qui assident mensae , ad hunc usum constitutae ; ille panem , in frusta divisum , sin- gulis porrigit , prolatis Christi verbis : „Hoc est corpus meum etc." ; deinde vinum addit; prius tamen precibus et jejuniis purgatos se reddunt, et puros se consti- tuunt ad tam purum mystirion; et sic deinceps ordine quodam cum ceteris agitur, ac unus post alium assidet, et monumentum hoc perpetuum divini erga ipsos amoris accipit. Anabaptistarum quoque hic plurimi, quorum divisae inter se et diversae opiniones , et ab autoribus nomina sortiuntur : Memnonistae , Abecedarii , Simplicistae , Adamitae; ac ita ludit in divinis humana vanitas. Factionum haec , non religionum discrimina. Horum qui primi, neminem ante aetatem perfectam sacro fonte abluendum , sumpto ab ipso Christo exemplo , putant ; ad hoc sententiam Pauli Thersitis , clarissimi Christianae legis buccinatoris , sophistice magis quam vere interpretantur, quemadmodum plura alia dissen- tiendi potius aut altercandi studio quam veritatis investigandae. Hi nec jurare nec arma gerere , quasi id Deo etiam in necessitate displiceat , volunt ; quare, cum urbanae cohortes civium ad arma cogerentur, et singulae per vices legittimas civitatis moenia defen- serent , se tamen arma sumturos , quod contra super- stitionis esset institutum , negarunt , sed lepido com- ment° delusi suet. Quidam hujus generis pascebat porcum in hara , quae erat ante liven domus; quod animadvertentes quidam ex vicinia, teinpus experientiae adesse rati aut simulationis detegendae, noctu porcutn aggrediuntur ut fures. Ille statim maxumos strepitus edere, at pii homines, qui ne pro patria arma in- duissent , pro porco arripiunt , ut fors ferebat ; hic TRAIECTI BATAVORIMI DESCRIPTIO. 261 gladium , ille baculum aut lapidem , exiliuntque porcum furibus erepturi. Haec sequenti die in vulgus sparguntur, et delusi hi simulatores; arena, quae pro porco sumpserant, ad patriae defensionem induere cogebantur. Hic religionum in hac urbe usus, abuses, discrimen. varietas. (fol. 45vs.) Illud addarn, multoruni jam studium omne, ut quid habeant etiam in relligione novum, nec id sentiant quod °clines. Ritus nuptiales hi fere observantur. Nuptias con- ciliant colloquia, amor, open. Libertas puellis summa, et facilis ad eas accessus , per quern ad ulteriora , si conditionum opumque aequalitas; si vero convenerint, ad parentes defertur res, cum its de nuptiis, de dote tractatur ; conveniunt, consentiunt, si nihil impedi- menti est. Sponsus jam designatus Taunus dat sponsae, annulum, armillas, signa consentientium, et dextruin fidei signum; praeterea quas vocant donationes propter nuptias, pro nubentium conditione ; et C11111 mulieri nihil viri testamento aut donations post nuptias acquiratur praeter usumfructum, conveniunt, ut ante nuptias donationes perpetuas et proprietatem ejus acquirant. Postquam nuptiae contraetae, earumque jam dictus dies, in templo primis trium septirnanarum sequentium diebus omnibus publicatur hac fere for- mula: „N. N. hisce diebus conjugii statum amplecturi cunt; si quis, quominus id fieri debeat, habeat, proferat, dum tempus; sin, perpetuo in posterum silentio plectetur." Nubunt autem coram sacerdote et testibus vel populo praesente, idque annuli tradi- tione et osculo dato. Qui vero templuin jam adire renuunt, ne clam sit matrimonium, ad praetoriutu conveniunt et coram magistratu vel ad hoc electis se sistunt, qui tanquam testes in actis publicis referri matrimonium contractual jubent; alioqui punirentur aut matrimonium null= esse putaretur. 262 ARNOLDUS BUCHELIUS , Moris etiam est bene precari spans° sponsae. Sponsa designata virgineum thalamum , a pactis jam nuptiis, ante consummatum matrimonium non egre- ditur; cum dies nuptiis dictus adest, convivium pro conditione nubentium paratur sumptuomina , idque solemni more , coaevae consanguineaeque virgines lec- tum nuptiale herbis odoriferis et floribus variis ador- nant ea parte, qua sponsa cubitura , qua vero sponsus, stramen tantum spargunt. Cum caenae tempus, omnia maxumo apparatu ministrantur, tubicines adsunt , et quicquid tempus patitur profertur , hint lacrumas vir- gineus excutit pudor, vel quod haec consuetudo, nam (fol. 46.) „ut flerent oculos erudiere suos." Ohm passis crinibus , nudo capite , cui florea serta , virgini- tatis indicium , imposita erat , spectabatur primo die, qui mos nunc fere aboluit. Hine choreae ad medium noctis pertrahuntur, turn juvenes earn in thalamum ducere repugnantibus virginibus sociis , donee ipso sponsus irrumpens et velut pugnando praedam optatam, ex eaque sibi debitos fructus auferat. Proximo die ad repotia redeunt , et continuatur cum sequenti nuptiarum solemnitas. Nobiliores prima die , tam sponsus quam sponsa, candidis vestibus utebantur, in honorem vir- ginei candoris. Nemo vero vel ex ima plebe hujus solemnitatis nuptialis expers ; cui non sunt opes , ut tantos sustineat sumptus , huic ab invitatis succurritur. Et haec de nuptiis. In funeribus , peractis sacris, quae cujusque relligio requirit, caereae incenduntur, et veteri ritu morientibus clauduntur oculi, corpora lineo vestirnento , nobilium quoque caereo involvuntur, , cistaeque mortuariae im- ponuntur. Earum haec differentia , ut nobilium arcuatim assurgant, plebeorum planae sine; feretrum quoque nobilium nigrum panno nigro et albo obtegitur. Corpus, donec superest, summe observatur ; caerei ardent circum, sunt et qui noctu assidentes vigilant; pietate TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 263 id faciant , an veterum ineptis persuasionibus , qui sagas mulieres mortuorum ora demorsicare , eaque ut artis magicae supplementa auferre solere credebant (ut testis Apuleius de Asino aureo secundo) , ignoro. Si virgo, coronae et serta, vario forum ornatu , a virginibus vicinis conficiuntur; feretro imponuntur tot quot annos , dies aut menses vixerit. Cum sole effertur corpus; heredes et cognati proxumi, longis atratis palliis lugent, olim et cucullis , qui mos adhuc in Gal- hiis. Et ne nimis inepto luctu se conficerent , optumum adfert remedium laetitiae ille dator Bacchus. Evangelici Calviniani ad sepulcrum Canticum Davidis canunt , et mystes conscendens suggestum , funebrem habet ora- tionem ad mortem contemnendam, fragilitatem humanam inspiciendam , circumstantes hortatur. Ceremoniorum olim major numerus Catolicis Romanis usitatus. Filius (fol. 46vs.) patrem aut matrem annum luget et sex hebdomadas ; sic uxor maritum ; frater fratrem sex menses, patruum , avunculum tres. Victus quoque hic longe alia, et mea opinione melior ratio quam ceteris regionibus. Vix quis ex plebe , qui non Octobri circa Victoris festum , quo migrationes ex aedibus in alias aeries fiunt (quemad- naodum olim apud Romanos Kalendis Julii), bovem et porcum mactent , pro ratione et magnitudine familiae. Pars, ne corrumpatur, , sale macerator ac ita per multum tempus Integra servatur , si nimium tandem salis imbiberit, aqua eluitur; pars fumo siccatur. Butiri quoque , caseorum et frumenti semper copiam habent ; praeterea ex piscibus haleces sale conditas, et pisses sole ac vento duratos ex asellorum genere, ex Norvegia advectos (stockvisch vulgo propter duri- tiem vocatur vernacula lingua); Cardanus stophim corrupto ac ipsi forsan ignoto vocabulo appellavit , sibique jucundum , quamvis alias duriorem scribit. 264 ARNOLDUS BUCHELIUS , Et horum esus non contemnendus , modo recte coc- torum 1). (fol. 47.) Festa quoque et dies solemnes veteri more observant plurimos , ut templorum dedicationes , nundinas et optumorum dierum profesta. Et licet priscus templorum cultus abolitus , festorum tamen solemnia restant , frustra reclamantibus quibusdam superciliosis , qui damnarent omnem voluptatem, cujus ipsi auctores non existerent. Humaniores Christiani imperatores ohm , crescente et fervescente jam tum religione et pietate, qui ut templorum sacrificia pro- hibebant 2), ita voluerunt publicorum operum orna- menta servari, festos , conventus civium et communem omnium Iaetitiam non patientes submoneri. Mariae Magdalenae festus dies templi Martiniani dedicationem celebrabat ohim, et hinc totius urbis solemnis dedicatia 1) Hier heeft Buchelius op eene opene halve bladzijde ingelascht het volgende, hier misplaatste: Exemplaria multorum privilegiorum et donationum sunt in Annalibus vulgari lingua conscriptis, ex ipsis archiviis ut puto translata; ut sunt: Balderici urbis ac Summi templi restauratoris; Othonis II imperatoris sive regis Germanorum donationem oppidi atque templi Tielani; Anfridi episcopi , continens donationem domi- niorum Westerlo , Odlo, Bolo, Myerbeke, Honbeke, Burente , templo et ecclesiae Divae Mariae ac Martini factum , unde patet hoc templum divae etiam Virgini olim sacrum fuisse; Ottonis III imperatoris , continens donationem dominii, telonii etc. Bommelii; item monetae et telonii Heelensis; nonnullorum item aliorum bonorum : comitatus Teysterbandiae, Henrici II imperatoris, ejusdem territorii Bommelensis confirmationem exprimens; ejusdem de dona- tione comitatus Trentensis; Conradi imperatoris de donatione comi- tatus Teysterbandiae; Henrici III imperatoris, continens donationem Daventriae ejusque monetae, telonii omniumque jurium; ejusdem, in quo tota Hollandia episcopo Willemo , tanquam vi ab Hollandiae comitibus occupata, donator; Henrici IV imperatoris, continens donationem comitatuum Oestergoe et Westergoe in Westvriesia ; Godebaldi episcopi de ecclesia Medenblicensi et archidiaconatu Westvrisiae. 2) L. 3 Cod. de pagan.; L. 4 Cod. eod. TRAIECTI BATAVORUM DESCRIPTIO. 265 eo die in hunc diem observata 1). Profesto divi Martini , mense Novembri, genialis olim civium caena , qua primum mustum bibunt , ut Romanis pridie Kalendas Oc- tobres meditrinalibus ; facibus etiam ac taedis per urbem discurrunt pueri , ut olim Cerealibus fieri moris erat. Plures sunt dies geniales, quarum profestis pontificibus dapibus luxuriantur, , ut Kalendis Januariis, Trium Ma- gorum feriis , Agnetis item et Pontiani profestis; quibus diebus majores nundinae celebrantur , munera invicem mittuntur. Profesto Martini villici certatim verres gran- diores ad Forum boarium deducunt; qui vero maxumum attulerit , praemio donatur, , isque emitur et deinde Hagam Comitis ex certa lege , per multos jam annos observata, mittitur (cum 200 florenis Davidicis , pro vectigaliorum per Hollandiam et Zelandiam immunitate, quamvis vulgo aliud creditur). Bacchanalia quoque suis celebrantur solemnitatibus, autori , ut credo, gratissimis; nefas nempe tum sobrium videre quenquam et siccis faucibus ambulantem 2). Episcopi Trajectensis olim inauguratio (apud Lamb. Hortensium) talis erat. Ingressus praesul urbem pulcre 1) Op fol. 60 vs. van het eerste deel teekent Buchelius' nog het volgende aan: Annales referunt ob liberationem obsidionis Willemi IV, Hol- landiae 20 comitis, annuas lustrationes postridie Magdalenae in- stitutas anno a Christo nato 1345. 2) Op folio 59 vs. en 60 vs. van zijn eerste deel teekent Buchelius nog het volgende aan: Aprilis Kalendae stultorum sunt feriae, quemadmodum olim Quirinalia in Februario apud Romanos. Cum olim Bacchi orgia et floralia a Theodosio imperatore sint sublata , hodie eorum loco nunc celebrantur feriae ante Carnis- privium personatorum, quae vero nomine Dionisia appellari queunt, cum ebrietas tum triumphet. Hoc mense (Julio) dedicationis celebrantur feriae Traiecti, ipso Magdalenae festo; vocaturque is solemnitas carmisse vulgari voca- bulo , a Graeco fortean zap/Ace-Owl. Tuin turrim Martinianarn ascendendi omnibus licentia. 266 ARNOLDUS BUCHELIUS, armatorum apparatu , in curiam armatus pergebat; ibique faustis gratulationibus exceptus, in libertatem Trajectinorum jurabat , applaudente populo ; inde in Civicum templum deducitur, ibique arma ponit et veste episcopali ornatus in templum divi Tutelaris , comitantibus tribus Orlinibus , pergit ac privilegia majorum confirmat. Hinc in sedem Willebrordi collo- catur, , et tandem in aecles pontificias se recipit, mox Seisti (vetustissimus est pagus Trajectinae ditionis) pulsu campanae inaugurari solebat. (fol. 52.) Addam nunc epilogi vice elogia nostrae urbis et juditia authorum diversorum et ex antiquitate. Hujus meminit Itinerarium, quod Antonini nomine circum- fertur, a Cristophoro Longolio in lucem editum ; quod Trajectum collocat intra Albiana et Maranitium. Silvius Aeneas in Commentariis ad dicta factaque Alphonsi Arragonii regis 1) : „Batavos (inquit) nandi artem adeo calluisse constat, ut Rhenum; qui apud cos latissimus fluvius, armati tranarent. Illorum hodie locum Trajectenses tenent; viri bellaces et nandi peri- tiores quam coeteri Rheni accolae." Paulus Jovius 2) de hac sic scribit, fortean ex Munstero: „Natus est Hadrianus in inferiore Ger- mania ad Belgicum oceanum , in urbe Trajecto , quae provinciae dat nomen ac inter Batavos et Caninefates summam optinet claritatem. Nam episcopus, sacrorum princeps , armatis etiam praeest et late dominator; estque ex eorum procerum insignium numero, qui Caesaribus adesse bello paceque operam praestare consueverunt." Ad Philippum Morum scribens Douza pater, sic depingit: 1) In margine: Lib. II. 2) In margine: In vita Hadriani VI. TRAIECTI BITAVORVIVI DESCILIPTIO. 267 „Philippe non ego ire nunc comes tibi Ad Vtrices meos nego , Episcopale qua pererrat oppidum , Linquente Rhenus agmine." Johannes Secundus libro Epistolarum II ad Scorelium scribit : „Exspectatque diem, qua tecum cernere clari Moenia Traiecti turritaque templa Deorum Possit , et ingentem Caesar, quam Carolus arcem Tutandis posuit populis pacique dicavit." Et Trichtius 1) : „Urbem Ultrajectinam grande decus Batavum." Lipsius 2): „Splendet antiqua , potens, amoena vestra urbs inter Belgicae primas ; et vos in ea per prudentiam et virtutem , quae diffusa inter vicinos , imo etiam longinquos , et rara ut opinor in Europa gens , ad quam non penetraverit fama aliqua de utroque." Froisart vol. 4 chap. 3 , parlant du due d'Irlande , chasse d'Ingilterre en Hollande , dont luy aussy fallut partir pour lettres du roy, , dit , „qu'il vint a Utrecht l'(an) 1389 , ville franche a recevoir touttes gens , puis- qu'on paye bien ce qu'on prend." Kempius in sua Frisia 3): „urbs Trajectum est antiqua, dives et populosa , in qua Rhenus medio defluit et quasi intersecat , forma viris et mulie- ribus pulcherrima , ab exterorum incursu propria virtute defendi potest; et praecipue hoc nomine clara , quod in ea natus sit Adrianus VI pontifex Roma- nus etc." 1) In margine: Ad Senatum Trajecteusem. 2) In margine: In praefatione Epistolarum cap. I. 3) In margine: Lib. III cap. 28. 268 ARNOLDUS BUCHELILI-8 ) Vide Paulum Jovium in Vita Hadriani VI papae, circa initium. Vide etiam Gunteri Ligurini lib. I, ubi licit, Trajec- tenses incurrisse indignationem Frederici Aenobarbi tenses incurrisse indignationem Frederici Aenobarbi imperatoris, fol. 39. UITTREKSELS UIT DE BRIEVEN VAN D'AFFRY AAN DE FRANSCHE REGEERING, (DECEMBER 1755—MEI 1762) UIT DE PAPIEREN VAN R. FRUIN MEDEGEDEELD DOOR DR. TH. BUS SEMAKER. ....\,...,,,,...../...,,,,,,,,,,a,,,,,,, De bloemlezing uit de brieven van D'Affry aan de Fransche regeering, met Welker uitgave ik mij belast heb , is afkomstig uit de nalatenschap van Robert Fruin. Diens manuscript, in het welbekende fijne maar duidelijke schrift, vormt een dun bundeltje, loopend van 11 December 1755 tot 22 Februari 1760. Bij het laatste excerpt heeft Frain aangeteekend: „D'Affry vertrekt Mei 1762. Stuart II, 167." De brieven, waaruit deze uittreksels zijn gemaakt, berusten ten rijksarchieve in Den Haag. Het zijn, zooals bekend is , copieen van de depeches, die de gezant per post verzond , een in de 18e eeuw zeer onveiligen weg, want de schending van het brieven- geheim was toenmaals bij de Europeesche kabinetten algemeen in zwang. Wel werd door de diplomaten , ook door D'Affry, vlijtig gebruik gemaakt van cijfer- schrift , doch dit baatte weinig tegen onbescheiden en vindingrijke belangstelling; het cijfer werd door- gaans na korter of langer zoeken gevonden , de depeche , eerst in cijfer afgeschreven, werd later doo Bijdr. en Meded. XXVII. 18 270 BRIEVEN VAN li)AFFRY geoefende ontcjjferaars in schrift overgebracht, en aldus kregen de leden der regeering, bij welke de gezant was geaccrediteerd gelegenheid kennis te nemen van hetgeen deze over zaken en personen te berichten had. Zij moeten wel eens eigenaardige gewaarwordingen hebben gehad , wanneer zij zooals dikwijls gebeurde , zichzelf geschetst zaken in trekken, die niet bepaald vleiend mochten heeten. Hoewel D'Affry eenmaal gewaarschuwd werd, dat in de Repu- bliek zijne brieven werden geopend 1), ging hij voort ze aan de verraderlijke posterij toe te vertrouwen. Bij het eerste doorlezen van Fruin's manuscript bracht diens bovenvermelde aanteekening aan het slot mij in de meening, dat de verzameling van D'Affry's brieven ten rijksarchieve niet verder doorliep dan tot den aanvang van 1760. Toen echter de algemeene rijksarchivaris, Mr. Mr. Th. van Riemsdijk, met zijne bekende hulpvaardigheid mijn verzoek om de collectie op het rijksarchief in Groningen te deponeeren had ingewilligd, bleek mij , dat na Februari 1760 nog tal van •brieven volgen, waarvan de laatste is gedagtee- kend : 4 Juni 1762. Natuurlijk rees thane de vraag: waarom heeft Fruin uit de brieven na Februari 1760 geen uittreksels gemaakt? Voor mij als uitgever van zijn manuscript was de beantwoording dezer vraag van belang: indien ik zeker wilt, dat hij het niet de moeite waard had geacht, zou ik het van mijn plicht rekenen mij bij dit oordeel neer to leggen en zijne excerpten zonder aanvulling te publiceeren; de oor- zaak kon echter ook elders to zoeken zijn, en in dat geval zou het wenschelijk zijn, aan het door hem verzamelde materiaal, zooveel mogelijk in den geest van zijn arbeid , het een en ander toe to voegen. Bij het doorwerken der verzameling werd mij de I) Zie n°. 149. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 271 veronderstelling, dat hij de brieven van Februari 1760— Juni 1762 van te weinig belang geacht zou hebben om ze te excerpeeren hoe langer hoe minder aan- nemelijk, deze toch bevatten verschillende mode- deelingen , die geheel passen in het kader zijner uittreksels waarom zou hij dan juist in Februari 1760, een tijdstip dat hiertoe volstrekt geen bizondere aanleiding geeft , het werk hebben afgebroken ? De slotaanteekening : „D'Affry vertrekt Mei 1762" weer bovendien in eene andere richting Fruin gebruikte voor deze tijdsbepaling het werk van Stuart 1), doch de verzameling zelve wijst uit, dat zij niet juist is; de laatste brief van D'Affry is van Juni 1762. Had Fruin de papieren gekend, zooals zij thane ten rijks- archieve aanwezig zijn dan zou hij Diet tot Stuart zijn toevlucht genomen doch aan D'Affry's brieven den tad van diens vertrek ontleend hebben. Er was derhalve goede grond voor de onderstelling, dat deze brieven aan de collectie ontbraken toen Fruin haar excerpeerde. Wanneer zou hij dat gedaan hebben? Ook hiervoor was eenige aanwijzing to vinden , thans een terminus ante quem. In 1858 is verschenen de publicatie van D'Hangest baron d'Yvoy, getiteld : Frankrijks invloed op de buitenlandsche aangelegen- heden der voormalige Nederlandsche Republiek, en dit work bevat ook uittreksels uit brieven van D'Affry, ten rijksarchieve berustende. Nu komt in Fruin's manuscript nergens eene verwijzing naar dit book, waarvan hij bij de verschijning stellig kennis genomen heeft, voor; en toch zou hij die naar alle waar- schijnlijkheid wel gegeven hebben, indien het reeds in 't licht verschenen ware, toen hij aan den arbeid ging , want meer dan eons heeft hij dezelfde zinnen gecopieerd of geexcerpeerd , die bij D'Yvoy to vinden 1) Vaderlandsoke Historie 4 din. (Amsterdam, 1821-1826). 17* 272 BRIEVEN VAN fl'AFFRY zijn. VOOr de publicatie van D'Yvoy moest dus Fruin het uittreksel vervaardigd hebben. En nog een ander punt trok mine aandacht : de laatste der door D'Yvoy meegedeelde brieven van D'Affry is van 11 December 1759 , ten naastebij dus van denzelfden tijd waarin ook Fruings bloemlezing eindigt ; zoo werd het waarschijnlijk dat en Fruin en D'Yvoy dezelfde stukken te hunner beschikking gehad hadden , die slechts een gedeelte van de verzameling vormden welke thans bijeen is. Toen ik zoover was , kon ik mij om nadere inlichtingen tot den algemeenen rijksarchivaris wenden , uit Wiens welwillend verstrekte opgave thans bleek , dat in Maart 1855 aan Fruin vanwege het rijksarchief ten gebruike zijn toegezonden twee porte- feuilles brieven van D'Affry, loopende niet tot 1762 doch tot 1760 (vgl. Bakhuizen van den Brink, Over- zigt van het Ned. Rijksarchief, p. 161). Deze collectie is afkomstig van den rijksgeschiedschrijver Martinus Stuart en in 1827 door het Departement van Binnen- landsche Zaken van diens erfgenamen overgenomen ten behoove van het algemeene rijksarchief. Zoo is dan het ontbreken van uittreksels uit de brieven van 1760-62 in Fruin's manuscript niet hieruit to ver- klaren dat hij ze de moeite van het excerpeeren niet waard achtte , doch nit het feit dat hij die brieven niet gekend heeft. Dientengevolge heb ik er geen bezwaar in gezien zijne bloemlezing aan te vullen uit de verzameling, die ik to mijner beschikking had. Hoe is echter doze verzameling ontstaan? Fermoe- delijk door samenvoeging van verschillende collecties. De heer algemeene rijksarchivaris was zoo vriendelijk mij mode to deelen , dat het rijksarchief behalve de collectie-Stuart een aanzienlijk aantal brieven van D'Affry verkregen heeft, die afkomstig zijn van de stadhouderlijke secretarie , en wel van December 1755 aan Roui116, van 1757-1758 aan B. (d. Bernis), van AAN DE FRANSCHE RE€*EERING. 213 December 1758-1762 aan Ch. (d. i. Choiseul); daaren- boven brieven uit 1756 van B. (d. 1. Bonnac) aan Rouille , en uit Maart 1758 van B. (d. Bernis) aan D'Affry. Al doze brieven worden teruggevonden in de verzameling , die ik, op mijne aanvrage om de brieven van D'Affry, ten gebruike gekregen heb van het algemeene rijksarchief; doch zij bevat bovendien de brieven aan Rouille uit 1756 en uit 1757, totdat hij door Bernis vervangen werd. Vermoedelijk is dus de collectie van de stadhouderlijke secretarie aangevuld uit de collectie-Stuart. Wanneer de mij ter beschik- king gestelde collectie geordend is , vermocht men mij niet met eenige zekerheid to zeggen. Pat dit na 1886 geschied moet zijn , is mij sedert nog toe- valligerwijze gebleken. In het voorjaar van 1905 had Mevrouw de Wed. J orissen de goedheid aan het bestuur van bet Historisch Genootschap een lijvigen bundel copieen van brieven van D'Affry aan to bieden, door wijlen haar echtgenoot , prof. Theod. Jorissen, gemaakt , die mij ter kennisneming werden toege- zonden. Het bleken to zijn volledige copieen van dezelfde stukken , waaruit Fruin zijne excerpten heeft gemaakt , loopende tot het begin van 1760 en een paar briefjes , in den bundel aanwezig , bewezen dat prof. Jorissen in 1886 de brieven van het algemeene rijksarchief ten gebruike ontvangen heeft. Op dat tijdstip , mogen wij aannemen , was derhalve de col- lectie, zooals zj thans bestaat , nog niet geordend. De afschriften van D'Affry's depeches werden in- dertijd in meerdere exemplaren vervaardigd om bij de hoogste of invloedrijkste leden der regeering rond to gaan. Het Huisarchief van H. M. de Koningin bezit ook eene collectie van zulke afschriften , en daarenboven komen onder de Bentinck-papieren , eveneens in het Koninklijk Huisarchief berustende , talrijke copieen voor. 274 BRI1WEN VAN D'AFFRY Tengevolge van de aanbieding der volledige copieen door Mevr. de Wed. Jorissen heeft het bestuur van het Historisch Genootschap in overweging genomen, of wellicht de uitgave dier copieen boven de publicatie van Fruin's bloemlezing de voorkeur zou verdienen ; in overeenstemming met n4n advies is het tot een ontkennend antwoord op die vraag gekomen. Mijn advies berustte op de volgende gronden. Voor eene omvangrijke uitgave , zooals de publi- catie der volledige copieen — die dan natuurlbk zouden moeten worden vermeerderd met de volledige afschriften der brieven van 1760-1762, door Jorissen niet gezien, — ongetwijfeld ,worden zou , hebben de depeches van D'Affry geen voldoend belang , in ieder geval thane niet meer. Dank zij het manuscript van Fruin zijn wij in staat het meest belangwekkende , dat zjj over den tijd van December 1755—Februari 1660 bevatten, to publiceeren; hij heeft er, om zoo to zeggen, de room afgeschept. Wel is waar heeft hij sommige berichten van D'Affry ter zijde gelaten, n.i. dezulke die betrekking hebben op zijne relaties met geheime agenten en intriganten in Engeland en elders, en op de pogingen van enkele Hollandsche regenten en van de Pruisische diplomatic om een vrede tot stand to brengen , daarenboven D'Affry's eigen be- schouwingen over de algemeene politieke verhoudingen van Europa. Doch dit een en ander, inderdaad niet bizonder belangrijk , vindt men gedeeltelijk reeds vermeld bij Stuart, terwijl ook de Politische Corres- pondenz Friedrichs des Groszen dienaangaande vrij wat bevat; en daarenboven hebben een paar Fransche historici in de laatste jaren juist aan deze punten van D'Affry's correspondentie — in originali aanwezig in de Archives des Affaires Etrangθres to Parijs — hunne aandacht gewijd. De een, P. Coquelle, heeft de vrucbten zijner studies eerst in eenige tijdschrift AAN DE FRANSCHE REGEERING. 275 artikels gepubliceerd, daarna in een werk , dat den eenigszins vreemden titel voert van .'Alliance franco- hollandaise contre l'Angleterre, 1735-1780, en waaraan m. hier en daar veel meer lof is toege- zwaaid dan het verdient van de toestanden en in- stellingen der Republiek heeft de schrijver hoogst zonderlinge voorstellingen. De tweede , Bourguet, heeft zich in 't bizonder met de buitenlandsche poli- tiek van Choiseul beziggehouden en in de Revue historique (79, 80) een paar artikels geschreven over Choiseul et la Hollande , in de Revue d'histoire diplo- matique (17) een artikel over Le duc de Choiseul et l'Angleterre. Voor de publicatie der copian van D'Affry's brieven betreffende deze aangelegenheden bestaat dus thans geen reden meer; wat zij belangrijks bevatten over de biunenlandsche verhoudingen der Republiek heeft Fruin er uitgelicht voor de jaren, waarover Jorissen's volledige copieen loopen; deze to gaan uitgeven kon daarom niet raadzaam heeten. De geheele collectie brieven van D'Affry, zooals zij thans ten algemeenen rijksarchieve aanwezig is , bevat er 10 uit 1755, 87 uit 1756, 105 uit 1757, 111 uit 1758, 100 uit 1759, 80 uit 1760, 98 uit 1761 en 46 uit 1762. Hieraan zijn toegevoegd : 53 brieven van De Bonnac — den voorganger van D'Affry, die nog korten tijd met hem samen geweest is in de Repu- bliek uit 1756 ; 4 brieven van de Bernis aan D'Affry uit Maart 1758, en 3 brieven van den gezant- schapssecretaris Prevost uit Juni 1762, na D'Affry's vertrek. Het getal excerpten van Fruin , over den tijd van December 1755—Februari 1760, bedraagt 150; ik heb er 40 aan toegevoegd , met enkele uit- zonderingen alle uit Februari 1760—Juni 1762, die ik met een sterretje gemerkt heb, zoodat de lezer weet 276 BRIEVEN VAN D'AFFRY wat van Fruin , wat van mij is. Waar het Fruin bij het maken der uittreksels om te does geweest is, springt onder het lezen van zijn manuscript duidelijk in 't oog : hij Wilde weten , met Welke middelen de Fransche diplomatie de Republiek naar Naar hand heeft trachten to zetten bij de groote worsteling te land en ter zee, in Europa en de overzeesche ge- westen, waarvan de jaren 1755-1763 vervuld zijn geweest, hoe zij zich van de verhoudingen in de Republiek voor hare doeleinden heeft bediend ; wat de Fransche gezant aan zone regeering wilt to be- richten over personen en toestanden in het land , waar hij op een belangrijken post was gesteld. Het- geen de brieven van D'Affry dienaangaande bevatten , heeft hij er uitgelicht, nu eens met weinige woorden den inhoud aangevend, dan weer zinsneden in de eigen woorden van den gezant overnemend ona aldus de punters, waarop het aankomt , samen to vatten. Naar dit voorbeeld heb ik mij gericht bij het excer- peeren der brieven, die Fruin niet tot zijn beschik- king heeft gehad. Eenige der excerpter van Fruin zijn reeds gedrukt in de noten en bijlagen bij het werk getiteld : De Hertog van Brunswific (1889), welks auteur, Dr. D. C. Nijhoff, het manuscript ten gebruike heeft gehad. Daarenboven heeft, zooals ik reeds heb medegedeeld, Martinus Stuart voor zijne Vaderlandsche Geschiedenis uit de brieven van D'Affry geput en zijn sommige zinsneden, door Fruin gecopieerd, ook gedrukt to vinden in het bovengenoemde werk van D'Yvoy. Men zou kunnen twijfelen, of onder zulke omstandig- heden voor de publicatie van Fruin's manuscript nog wel voldoende grond is; naar mijne meening echter zal zij den historici welkom zijn. D'Yvoy geeft uit D'Affry's brieven slechts 27 uittreksels , en niet alleen in getal maar ook in aard bestaat een aanmerkelijk IAN DE FRANSCHE REGEERENG. 277 verschil tusschen de zijne en die van Fruin : ofschoon nu en dan beiden hetzelfde hebben overgenomen — D'Yvoy echter steeds uitvoeriger dan Fruin heeft eene andere maal de een joist datgene het over- schrijven waardig geacht wat de ander verwaarloosd heeft. Door Nijhoff zijn eenige aanteekeningen , en daaronder enkele zeer belangrifice , uit Fruin's manu- script getrokken, voor zoover zij voor het door hem behandelde onderwerp van gewicht schenen echter is dit toch weinig in vergelijking met het geheel, en D'Affry's werkzaamheid en zijne betrekkingen met de regenten in de Republiek , waar het Fruin om to doen was, komen niet voldoende in het licht. Met de aanvulling van Fruin's excerpten had ik verder kunnen gaan dan ik gedaan heb, indien ik deze had willen puttee uit de Archives des Affaires .Etrangeres to Parijs; ik heb hierover wel gedacht maar er ten slotte toch van afgezien. Weliswaar bevat de verzameling niet alle brieven van D'Affry : nu en dan verzond hij een depeche per koerier, , zoodat zij niet in handen der posterij en der regeering van de Republiek kwam , en hij deed dit natuurlijk niet met onbelangrijke berichten maar wanneer hij iets van beteekenis to melden had. Doch het geval heeft zich niet zoo dikwijls voorgedaan en de leemten in de aanwezige berichten over personen en verhoudingen hier to laude zijn niet zoo talrijk , dat een onderzoek in de Parijsche archieven vruchten beloofde, even.- redig aan de moeite en de kosten die er onvermij- delijk aan verbonden zijn. Nog in een ander opzicht zou ik de collectie hebben, kunnen aanvullen ; immers zij geeft slechts brieven van D'Affry aan zijne regee- ring , niet die van den Franschen minister of den koning aan den gezant , ook berustende in de Archives des Affaires Etrangeres. Maar werden ook deze to baat genomen , dan zouden doel en karakter van 278 BRIETEN VAN D'AFFRY Fruin's excerpten allicht worden gewijzigd en ver- duisterd en het zou een gansch nieuw werk worden. 1k heb gemeend datgene wat reeds bij D'Yvoy en. Nijhoff gedrukt staat wederom te moeten laten af- drukken, eene verwijzing naar de werken dier auteurs zou het gebruik van deze collectie onnoodig be- moeilijken , en daarenboven laat de tekst bij Nijhoff hier en daar aan nauwkeurigheid te wenschen over. Steeds vermeld ik Echter wat ook bij deze schrijvers te vinden is. .fan de uittreksels heb ik noten toegevoegd ; dit was gewenscht , omdat Fruin zijn manuscript goons- zins ter uitgave had bestemd maar alleen tot eigen gebruik. Toelichtingen komen er dientengevolge niet in voor; slechts of en toe plaatste Fruin een korte aanteekening ter verwijzing naar een boek of ter herinnering aan een datum. Voor hem was dat voldoende, voor eene uitgave in de Berichten en Mededeelingen van het Historisch Genootschap niet. Echter heb ik mij in de noten in den regel bepaald tot de mededeelingen en verwijzingen, die een ge- makkelijk gebruik der berichten kunnen bevorderen; uitvoerige aanteekeningen , die ik hier en daar uit ander mij bekend onuitgegeven materiaal zou hebben kunnen geven, schenen mij hier niet op hare plaats, al heb ik ook enkele malen van dit materiaal gebruik gemaakt. Eenige opmerkingen en herinneringen mogen dienen ter inleiding en ter verduidelijking der verhoudingen 1). 1) Men zie Peel VI van Blok's Gesch. v. h. Ned. Volk. Jorissen, Lord Chesterfield en de Rep. der Per. Nederlanden. Nijhoff, De hertog van Brunswijk. Colenbrander, De .Patriottentijd, I. D'Ailly, Willem Bentinck van Rhoon. Verschillende mededeelingen berusten op gegevens, ontleend aan het Bentinck-archief, in het Koninklijk ituisarchief, en aan de Archives des Araires Etrangeres te Parijs. AAN DE FRANSCHE REGEERING, 279 De Fransche staatkunde na Lodewijk XIV had den weg vervolgd, dien doze vorst in zijn laatste levensjaar had ingeslagen : zij had ten ijverigste de vriendschap van de Republiek gezocht en er naar gestreefd , eerst om door haar de vijandschap der Engelsche Whigs in to toomen, dan om haar to ge- bruiken ten einde toenadering, weldra verbinding met Engeland to verkrijgen. De handigheid van Chateauneuf had hem hier talrijke relaties verschaft, die onder zijne opvolgers vlijtig werden onderhou- den 1). De Norville beroemde er zich in 1720 op, dat zijn invloed krachtig had bijgedragen om den als anti-Fransch geldenden Simon van Slingeland te weren uit het ambt van raadpensionaris en er Isaac van lloornbeek in to plaatsen. En vooral De Fenelon, die den gezantschapspost in Den Haag zoo lange jaren bekleedde , bijgestaan door den abbe De la Ville als secretaris , was met de toestanden en de personen in de Republiek zeer vertrouwd reeds in 1728 , toen hij werd afgevaardigd naar het congres van Soissons en in Den Haag tijdelijk vervangen door De la Baune, kon hij voor dozen eon Memoire instructif opstellen, die getuigenis geeft hoe good hij hier was georienteerd eon paar jaar later keerde hij op zijn post terug , dien hij tot 1744 bleef be- zetten na zijn vertrek vertoefde De la Ville hier nog tot diep in 1746. Tijdens Fenelon's ambassade — hij was toen hier twee jaar werd Slingeland raadpensionaris; de kritieke toestand van Europa dwong als 't ware tot de keuze van hem, toen de flood van Hoornbeek Zie mijne studies in De Grids van Juli 1899 en in Nijhoff's Bijdragen, 4e reeks, I en II. 2) Corr. Polit. Bollande. Memoire instructif pour M. de la Baune, 25 Maart 1728 (Arch. M. Etr. te Parijs). 280 BRIEVEN VAN D'AFFRY het gewichtige ambt weder vacant had gemaakt; doch de regentenpartij nam hare waarborgen tegen zijne stadhouderlijke gezindheid door hem voor zijne verkiezing de belofte of te eischen , dat hij het bestaande, d. w. z. stadhouderlooze, regime zou handhaven. In de buitenlandsche staatkunde bracht Slingeland overtuigd voorstander van het oude systeem — de Republiek terug op oude paden; niet het minst door zijn invloed geschiedde het, dat bij de verdragen van Weenen van 1731 en 1732 Enge- land en de Republiek de banden met Oostenrijk ver- nieuwden , zoodat aan het samengaan sedert 1717 van Engeland, Frankrijk en in mindere mate van de Republiek (tot de zoogenaamde Quadruple-alliantie was zij nimmer toegetreden , wel weer tot het ver- bond van Hannover) een einde kwam. Ondanks eenige verkoeling bleven niettemin goede betrekkingen tusschen de Republiek en Frankrijk bestaan , ook Coen korten tijd later de Poolsche op- volgingskwestie aan de verbonden takken van het huis Bourbon het voorwendsel verschafte om den aanval op de landen der Oostenrijksche monarchic to her- vatten. Voor Simon van Slingeland, die de hand- having van het staatkundig evenwicht als krachtigste drangreden voor het herstel van bet oude systeem had aangevoerd , zou weliswaar aanleiding bestaan hebben om thans een optreden van Engeland en de Republiek ten gunste van Oostenrijk te bevorderen ; maar de zorg voor de veiligheid van den staat ver- bood het hem. De Barriere was in droevig vervallen toestand. Sedert zij bij het tractaat van 1715 — in 1718 eenigszins gewijzigd — was opgericht, was zij een voortdurende aanleiding van twist geweest tus- schen Oostenrijk, de Republiek en Engeland. Oosten- rijk kwam zijne financieele verplichtingen niet na, de Republiek, die er voordeel en geen lastpost van AAN DE FRANSCHE REGEERING. 281 verwaeht had, wilde er zich ook geene groote uitgaven voor getroosten , en Engeland , waarop de Republiek zich gaarne beriep daar het Barriere-tractaat door dit rijk was gegarandeerd , toonde nimmer neiging om hetzij zelf in de beurs te Casten hetzij door krachtige vertoogen de ontstemming van het bof te Weenen op te wekken. De Barriere-steden lagers nagenoeg weerloos voor een Franschen aanval, en toes noch Oostenrijk noch Engeland bereid bleken om onmiddellijk tot krachtige verdediging der Barriere bij te dragen en mee te werken, sloot de Republiek onder Slingeland's beleid het bekende Verdrag van neutraliteit van 1733 met Frankrijk. Voordat de vrede tusschen Frankrijk en Oostenrijk definitief was geworden, was Slingeland, die vruchteloos beproefd had in eene geheime onderhandeling 1) met den Engelschen gezant H. Walpole en met Jannel, door Fleury naar den Haag gezonden , een vrede te be- middelen, gestorven en vervangen door Van der Heim, een veel minder krachtige persoonlijkheid , die niet de kunst verstond te leiden maar zich liet drijven, vooral door Amsterdam. Natuurlijk speelde , naast de vrees voor de Fransche wapenen, ook de berekening van het handelsbelang eene groote rol in de overwegingen der regenten bij het bepalen van hun gedragslijn jegens Frankrijk. Sedert het eerste tarief van Colbert van 1664 was de Nederlandsche handel op het Fransche gebied telkens meer bemoeilijkt , en bij de verschillende 1) Arch. Aff. Etr. Illemoires et Documents, fonds France, 446. Negociations failes en Hollande pendant les annees 1733 et 1734 au sujet de la Mediation de l'Angleterre et de la Rollande etc. Nage- noeg hetzelfde onder n°. 27 van het fonds itollande, hier vindt men bovendien: „Negotiations secrettes faites en Hollande pendant les annees 1734 et 1735 etc." Ook in het archief van Slingeland ten rijksarchieve een verslag van deze onderhandelingen. X82 BRIEVEN VAN DiAFFRY vredesverdragen en tractaten in de 17e en 18© eeuw was de regeling der handelsbetrekkingen steeds een allerbelangrijkst punt geweest. Te Utrecht in 1713 waren voor den handel niet zulke gunstige voor- waarden bedongen als waarmee men zich gevleid had; in 1717, bij de Triple Alliantie, had onze diplo- matie nog enkele voordeelen verworven; maar de wenschen van onzen handel , die het tarief -van 1664 terugverlangde, waren toch niet bevredigd. De Neder- landsche koopman trok aanzienlijke winsten uit de commissies, die de Fransche handel hem gaf, en al was de waarde van den uitvoer van Fransche en Fransch-koloniale artikelen naar de Republiek vrij wat hooger dan die van den invoer der produkten uit ons land en onze kolonien 1), toch vond de Neder- landsche handel een belangrijk gebied van afzet in Frankrijk, behalve specerijen, tabak , lakens , touw- werk , boter, , kaas, de produkten der walvischvangst, waren het vooral haring en zoutevisch, die daar, in het katholieke land, gesleten werden. Verlaging der invoerrechten in 't algemeen tot de bedragen van het tarief van 1664, gunstige voorwaarden in 't bi- zonder voor haring en zoutevisch , dat was het wat de Nederlandsche koopman wenschte. Doch met die wenschen klopte de Republiek bij de Fransche regeering aan een doovemans deur; de belangen van den fiscus zoowel als de protectie van eigen scheep- vaart, handel en industrie waren haar richtsnoer, waarvan zij slechts afweek voor zoover politieke be- rekening, soms ook de behoeften der bevolking, het 1) In 4724 word in een Mgmoire ou idge ggngralle du Commerce que la France fait avec les .Etrangers etc. (Arch. Aff. Etr. .3Emoires et Documents, fonds France, 4257) de waarde van den uitvoer naar de Republiek op 45.000.000, die van den invoer uit de Republiek op 3.000.000 livres geschat. .Alt DE FRANSCHE REGEERING. 283 geboden. Zulke berekeningen waren het ook, die haar bewogen om in 1739 het handelsverdrag van 1713, dat voor 25 jaar gesloten was, te vernieuwen. Want op dit tijdstip stond Frankrijk betrokken te worden in een conflict tusschen Engeland en Spanje, waarbij het hof van Versailles veel gelegen was aan de houding der Republiek. De staatkundige verplichtingen , die Engeland en de Republiek jegens elkaar hadden , berustten op twee tractaten. Het Defensief verbond van 1678 , sedert herhaaldelijk vernieuwd , legde den bondge- nooten op aan dengene van hen, die werd aangevallen, een vastgestelde hulp te verleenen , doch het casus foederis was beperkt tot Europa. Bij het Garantie- tractaat van 1713 had Engeland aan de Republiek eene barriere, in het verdrag omschreven , gewaar- borgd , en het was ook garant gebleven van bet Barriιreatractaat, in 1715 tusschen de Republiek en Oostenrijk afgesloten, daarentegen had de Republiek de handhaving van de protestantsche successie in Engeland gegarandeerd. Buitendien bestond tusschen de twee Staten een handelsverdrag , dat aan elk van beide partijen het recht voorbehield om wanneer een van haar met een derde mogendheid in oorlog geraakte, onverlet aan die derde mogendheid alle artikelen toe to voeren , die in het verdrag niet nadrukkelijk tot oorlogscontrabande waren verklaard; en als oorlogscontrabande waren daar slechts onmid- dellijke oorlogsbehoeften kruit , lood, wapenen, geschut — genoemd. Dit tractaat was in 1674 aangegaan , toen de Republiek in oorlog bleef met Frankrijk en dientengevolge Engeland de vruchten dozer voordeelige bepaling kon plukken. Na den vrede van 1678 waren Engeland en de Republiek altijd gezamenlijk in den krijg getreden , met nit- zondering alleen van de jaren 1718-1720, toen 284 ERIEVEN VAN D'AFFIY Engeland en Frankrijk den koning van Spanje tot het aannemen der bepalingen van de Quadruple- alliantie gedwongen hadden. De Hollandsche koopman had toen eenig profijt van den handel op Spanje getrokken , maar tot ernstige moeilijkheden had dit toenmaals geen aanleiding gegeven. Bij den krijg, dien Engeland in 1739 tegen Spanje ondernam, ontkende de Republiek terecht den casus foederis, en de Nederlandsche handel wenschte thane de voordeelen van het verdrag van 1674 te genieten. Doch de Engelsche regeering Wilde dat niet gedoogen en paste den regel, om 's vijands goed overal te nemen waar het gevonden werd , ook op de Neder- landsche schepen toe. Natuurlijk luide klachten dezer- zijds , die echter onverhoord bleven. Weldra werd ten gevolge van den flood van Karel VI van Oostenrijk, de toestand veel ingewikkelder. Als bondgenoot van den keurvorst van Beyeren trad Lodewijk XV op tegen Maria Theresia, die de hulp inriep van Engeland en de Republiek krachtens de verdragen van 1731 en 1732. Wat zouden de regenten doen? De kans was groot, dat de Republiek in een algemeenen oorlog betrokken werd , en dit vooruitzicht verschrikte hen uitermate, want een ongelukkige krijg dreigde aan hun eigen heerlijkheid een einde to maken. In 1729 was de zoon van Jan Willem Friso 18 jaar geworden, en de mogelijkheid zijner verheffing tot de waardigheden der Oranjes was door velen over- dacht, toen en na dien tad. Zijn huwelijk met princes Anna van Engeland had zijn aanzien ver- hoogd , doch de Hollandsche regenten des to ijveriger gemaakt om tegen zijne verheffing te waken. Zoolang het vrede bleef, was dit niet moeilijk, doch een oorlog, die het land in gevaar bracht, de grenzen bedreigde , zou — dit was met zekerheid te voor- spellen — eene herhaling, misschien zelfs in al hare AAI{ DE FRANSCHE REGEERING, 285 verschrikkingen , van 1672 brengen. En het ge- vaar voor het land was groot : indien Lodewijk XV de Oostenrijksche Nederlanden aantastte, zouden de Barriere-steden worden aangevallen, aan wier herstel nog steeds niet de hand was ge- slagen en die in een allerellendigsten toestand ver- keerden. De Fransche diplomatic hoopte, evenals in 1733, door het schrikbeeld van een aanval op de Barriere de Republiek tot een nieuw verdrag van neutraliteit te dwingen, en ongetwijfeld zouden vele regenten gaarne dezen uitweg gekozen hebben. Doch de pu- blieke opinie , de aanhangers van den stadhouder en de drang van Engeland , na den val van Walpole, gedoogden dit niet, aarzelend, weifelend , zwak en onwaardig, de oogen steeds gekeerd naar de haven van het behoud, lieten zij zich sleepen in de rich- ting , die zij niet uit wilden. Hoewel de Republiek in de nu volgende jaren zoo goed en zoo kwaad als zij kon hare verplichtingen jegens Engeland , waarmee Frankrijk in 1744 in openlijken oorlog trad, vervulde, ging men van Engelsche zijde voort het handels- verdrag van 1674 te schenden en de Nederlandsche schepen, die hiervan wilden profijt trekken voor den handel op Frankrijk , op te brengen. Anderzijds verklaarde Frankrijk , dat reeds in 1744 begonnen was de Barriere aan te grbpen, in 1745 het han- delsverdrag van 1739 vervallen. Nog korten tijd, en de gevreesde slag viel; toen ten leste in 1747 het Fransche leger de Republiek aantastte, bracht de volksbeweging, door vrienden van den Frieschen stadhouder bevorderd , den ommekeer in het binnen- land te weeg , die aan het stadhouderloos bewind in Holland, Zeeland, Utrecht en Overijsel een elude maakte en weldra aan Willem IV alle rechten en bevoegdheden verschafte, door Willem III bezeten Bijdr. en Meded. XXVII. '19 286 BRIEVEN VAN D'AFFEN en uitgeoefend , en nog andere buitendien. Aan den loop van den krijg veranderde deze verheffing echter niets; de tegenspoed bleef voortduren , en weldra maakte het financieel onvermogen der Republiek een vrede onvermijdelijk , die ook door Frankrijk werd begeerd. Werden in dit opzicht de verwachtingen, van Willem's verheffing gekoesterd niet vervuld , ook zijne maatregelen in het binnenland verwekten teleur- stelling in breeders kring. Een aantal regenten , wier anti-stadhouderlijke gezindheid al te bekend was of die bij de burgerijen te diep in den haat stonden om hen te kunnen handhaven , werden door andere per- sonen vervangen; aan de instellingen echter werd niets gewijzigd. Met weinige warme aanhangers, met lauwe gelegenheidsvrienden , met halve of heele tegenstanders in de stedelijke regeeringen en daar- buiten de clans der afgezette regenten , die bukten voor den dwang der omstandigheden maar loerden op het oogenblik hunner revanche, moest Willem de zware taak ondernemen om de vervallen Republiek weer op te beuren , de financien te herstellen, handel en industrie te midden der toenemende en overstel- pende mededinging tot nieuwen bloei te brengen en den staat het aanzien en ontzag, zoo deerlijk ge- zonken , tegenover het buitenland terug te geven. Voor zulk eene taak schoten en zijn inzicht en zijne bekwaamheden en zijne energie en zijne krachten te kort ; toen hij in 1751 overleed , had hij bitter weinig tot stand gebracht en had het aanzien van zijn huis heel wat geleden. Aan goeden raad om althans door het vormen van een Raad, verdeeld in een aantal departementen en belast met het voorbereiden van gewenschte maat- regelen of voorstellen, gelijkmatigheid in het bestuur en meer spoed in het afdoen der zaken te brengen, A AisT DE PR &MOTIF REGEERING. 287 had het niet ontbroken. 1). Doch zooals het ook met andere adviezen van dezen raadgever gegaan was, had de prins wel zijne instemming betuigd met het denkbeeld , doch het ten slotte niet uitgevoerd. Die raadgever was Willem Bentinck van Rhoon , Binds 1727 lid der Hollandsche ridderschap. Zijn onver- anderlijke aanhankelijkheid aan het huis van Oranje , zijn bver voor de verheffing van den prins , de tradi- ties van zijn geslacht , zijne betrekkingen tot aan- zienlijke Engelsche staatslieden , rechtvaardigden zijne verwachting, dat hij na de omwenteling een invloedrijke positie bij den prins zou innemen. En hij maakte hierop ook aanspraak ; hij meende dat zijn trouw, ook zijn inzicht en zijne bekwaamheden , hem eene plaats als liefst gehoorden en ijverig gevolgden raads- man aanwezen. Van het oogenblik van 's prinsen verheffing of spaarde hij dan ook zijne adviezen, gevraagde en ongevraagde , niet; doch zij vielen niet altijd in goede aarde. Bentinck was geen plooibaar man, miste den takt om raad to geven haast onge- merkt , zoodat het prinselijk paar, in 't bizonder de prinses , hem spoedig een lastigen bemoeial begonnen to achten. Prinses Anna hechtte veel aan de oude vrienden en raadslieden uit Friesland , 0. Z. van Haren en Grovestins ; ook Van der Mieden , raads- heer in het Hof van Holland, stond hoog bij haar aangeschreven. Deze manners werkten den invloed ..............r...........................*^••^^ 1) Nijhoff, De hertog van Brunswijk , heeft eene memorie van Bentinck van 30 Maart 1752 afgedrukt (p. 223 sqq.), waarin aan dit advies herinnerd wordt; maar zoowel hem als anderen , die na hem van dit advies hebben melding gemaakt, is het ontgaan, dat het stftat afgedrukt bij Vreede, Frieder. Soph. Wilhelmine en Laurens P. van de Spiegel (1868), p. 71. — Hetgeen in den tekst volgt over de verhouding van Bentinck tot verschillende personen is alles ontleend aan het Bentinck-archief, ook hetgeen van de Engel- sche diplomatie wordt meegedeeld. 10* 288 BRIEVEN VAV D'AFFRY van Bentinck tegen , die hun haat met haat vergold zij wakkerden de ontstemming van Anna tegen hem aan , die hem aanmatigend , schoolmeesterachtig, knorrig noemde. Dit nam niet weg, dat aanvankelijk Bentinck zeer veel vermocht , vooral zoolang De Back , 's prinsen secretaris , en Gronsveld nog met hem een lijn trokken. Bij den vredehandel te Aken was hij de afgevaardigde , die gemachtigd was om in overleg met den prins en den griffier Fagel en in samenwerking met Sandwich , den Engelschen gevol- machtigde , de wezenlijke zaken of to doers, buiten tine medeafgevaardigden om. Hij was het ook , die in Februari 1749 den prins stelde voor de keuze tus- schen hem en den raadpensionaris Gilles en zoodoende uitwerkte dat Gilles gedwongen werd zijn ontslag te nemen. Tot diens opvolger had Bentinck den Leid- schen pensionaris Van der Straten bestemd en Willem keurde deze keuze goed; Van der Straten deinsde echter voor het gewicht van het ambt terug en durfde het ondanks Bentinck's aandrang niet op zich nemen; en toen was het weer Bentinck, die de aandacht vestigde op Steyn. Eindelijk was hij het ook , die den prins overtuigde van de wenschelijkheid om zoo mogelijk den hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk uit den dienst van Maria Theresia in lien der Repu- bliek to doen overgaan als veldmaarschalk een plan dat reeds in 1748 was besproken — en hem voor to bestemmen als beschermer der belangen van 's prinsen huis, indien deze mocht komen te overladen. Aan Bentinck zelf werd de verwezenlijking van dit plan opgedragen , toen hij in bet najaar van 1749 voor familiezaken en staatsbelangen naar Weenen vertrok; zooals bekend is, slaagde hij : in het laatst van 1750 kwam Brunswijk bier te lande. Gedurende het jaar van zijn verblijf to Weenen was echter Bentinck's positie geschokt; De Back en AAN DE FRANSCHE REGEERING. 289 Gronsveld waren, tegen hunne beloften., van de ge- dragslijn , in overleg met Bentinck vastgesteld , afge- weken en hadden zijne inzichten bestreden bij den prins en de prinses , die hun het oor hadden geleend. Die afwijking gold vooral de buitenlandsche politick. Bentinck was een warm voorstander van het oude systeem , op welks herstel te meer kans scheen to bestaan, nu Willem IV, de schoonzoon van George II, in de Republiek zoo groote macht verworven had. Newcastle , de 'eider der Engelsehe staatkunde, begon zijnerzijds, terstond nadat de vrede van Aken zijn beslag gekregen had, to arbeiden aan de vorming van eene groote alliantie , natuurlijk tot handhaving van den vrede. Hij rekende hierbij op den steun en de medewerking van Bentinck , die het voile vertrouwen van den minister genoot , voortdurend in het bedrijf der Britsche diplomatie werd ingewijd, van zijn kant vol vurigen ijver voor deze denkbeelden was en zeer openhartig zijne inzichten , verwachtingen en bekommeringen aan Newcastle of zelf meedeelde of door vertrouwde Engelsche diplomaten liet mede- deelen. Het plan was eene nauwe verbinding tusschen de Zeemogendheden en de keizerinnen van Oostenrijk en Rusland tot stand te brengen, wat voorshands het eenvoudigst kon geschieden , als Engelaad en de Republiek toetraden tot het verbond, in 1746 tusschen Maria Theresia en Elisabeth gesloten. Het zou dan wellicht mogelijk zijn, ook Denemarken voor deze com- binatie to winnen , misschien zou bovendien to Madrid lets goeds zijn uit te werken, en onderwiji konden cenige keurvorsten van het Duitsche rijk bewerkt worden om zich tot levering van subsidietroepen to verbinden en de verkiezing van den zoon van Maria Theresia tot Roomsch-koning to bevorderen. Met deze denkbeelden, door Bentinck warm ondersteund, hadden de prins en de prinses hunne instemming betuigd. 290 BRIEVEN VAN D'AFFRY Doch hunne verwezenlijking, althans bil Denemarken, bij de Duitsche vorsten , misschien ook elders , zou geld kosten, en de kassen der Republiek waren leeg, en zij was over 't algemeen ten gevolge van den toe- stand van leger en vloot een bondgenoot , waarvan weinig to verwachten was. In Engeland listen zich dan ook verschillende stemmen hooren , die zich tegen verbinding met de Republiek verzetten ; des- niettemin hielden koning George en Newcastle aan- vankelijk aan hunne plannen vast en wilden bij de berekening van het aandeel der Republiek in de financieele lasten eenigszins rekening houden met haar bedrukten toestand. De hoofdlijnen der Britsche ontwerpen waren dan door den prins , Bentinck, Fagel goedgekeurd , en de zending van Bentinck naar Weenen zou den weg helpen banen voor hunne uitvoering. Met groote vreugde vernamen koning George en Newcastle door Bentinck zijne geheime opdracht ten aanzien van Brunswijk; van diens optreden in de Republiek verwachtten zij krachtigen steun voor hunne plannen. Doch Bentinck had ook nog op andere wijze het herstel der nauwe verbinding van Oostenrijk met de Zeemogendheden voor to bereiden , en in dit gedeelte zijner zending slaagde hij niet. Voor eene innige verstandhouding der Brie machten was het noodzakelijk , dat de aangelegen- heden der Barriιre geregeld en de aanleidingen tot klachten en verbittering , welke zij telkens en telkens gaven , weggenomen werden. Bentinck zelf had bij den Akenschen vredehandel aan Kaunitz eene concessie gedaan , die hem door velen in de Republiek ten kwade geduid en ook slechts noode bekrachtigd was. In het artikel, dat de teruggave der Oostenrijksche Nederlanden bepaalde, was aanvankelijk een alines opgenomen , waarbij aan de Republiek nadrukkelijk alle rechten , welke zij A.AN DE FRANSCHE REGEERING. 291 voor den oorlog bezeten had , waren voorbehouden. Bentinck had zich door Kaunitz laten overtuigen, dat de handhaving deter woorden in het vredes- verdrag aan Frankrijk het recht zou geven om, zoodra tusschen Oostenrijk en de Republiek verschil van mooning ontstond over de wederzijdsche rechten en verplichtingen in de Oostenrijksche Nederlanden, zich hierin to mengen , en dat men zich daarvoor diende to hoeden. Dientengevolge waren de woorden geschrapt, en de regaling der BarriOre-aangelegen- heden was aan de betrokken mogendheden overgelaten. Toen nu Bentinck to Weenen doze zaak to berde bracht, bleek hem al spoedig, dat Maria Theresia van een herstel van het oude Barriere-tractaat niets wilde weten; de financibele lasten, aan Oostenrijk bij dit tractaat opgelegd , waren veel to bezwarend, zoo heette het, maar bovenal, de bepalingen , die ten gunste van de Republiek en Engeland den handel en de scheepvaart van de inwoners der Oostenrijksche Nederlanden aan knellende banden legden , waren onduldbaar. De regaling der verhoudingen in de Oostenrijksche Nederlanden word een steen des aanstoots voor de verwezenlijking der ontwerpen van Newcastle ; en toes hij , tijdens Bentinck's verblijf to Weenen, in Juni 1750 op zijne doorreis naar Hannover in Den Haag opnieuw met den prins de algemeene politiek besprak , moest hij tot zijn spijt ontdekken , dat 's prinsen fiver voor de goede zaak aanmerkelijk bekoeld was onder den invloed van De Back en Gronsveld , wier afwijking van Bentinck's inzichten hij ook reeds in October 1749 had meenen op to merken. Willem gaf hem to kennen , dat, alvorens op zijne plannen in to gaan en tot een verbond met de keizerinnen toe to treden , de Republiek eenige voldoening in zake de Barriιre verwachtte. En in 292 BRIEVEN VAN D'AFFRY zijne besprekingen met 's prinsen raadslieden maakten De Back en Gronsveld velerlei bezwaren en klaagden over onevenredig zware lasten , die bij de uitvoering der Britsche ontwerpen op de Republiek zouden drukken. Korten tijd later , na zijn vertrek , ward zelfs van 's prinsen zijde als voorwaarde voor de toetreding tot het verbond met de keizerinnen geeischt, dat de koning van Engeland 50.000 pond zou bij- dragen tot het herstel der Barriere-vestingen , een eisch , wier vervulling Newcastle onmogelijk noemde en die hem met verontwaardiging vervulde. Bentinck , door zijn broer Charles nauwkeurig op de hoogte gehouden van hetgeen aan het stadhou- derlijk hof voorviel, was op zijne voormalige vrienden De Back en Gronsveld hevig verbitterd ; kort na zijn terugkeer in het najaar van 1750 volgde een breuk , die nimmer geheeld ward en de vroegere mede- standers tot verklaarde vijanden maakte. Voortaan bestreden elkaar in de stadhouderlijke omgeving met vernieuwde hevigheid twee partijen : bij de oude tegenstanders van Bentinck — 0. Z. van Haren , Grovestins , Van der Mieden — voegden zich thans De Back en Gronsveld , die nauwe relaties had met den invloedrijken Amsterdamschen burgemeester Has- selaar, in 1748 door Willem op het gestoelte ge- bracht maar spoedig de oude Amsterdamsche politiek weder opnemend , aan Bentinck's zijde stonden de griffier Fagel , de raadpensionaris Steyn , Brunswijk , De Larrey, eenige laden der Hollandsche ridderschap en zijn broer Charles. Tusschen daze invloeden ward het prinselijk paar heen en weer geslingerd , want het wist er zich niet boven te verheffen en zelf stuur aan de zaken to geven. Onderwijl bleef de binnenlandsche toestand zorgwekkend : de maatregelen om de financien te verbeteren baarden weinig vrucht en wekten groote ontevredenheid , de mannen , die AAN DE FRANSCHE REGEERING. 293 in 1748 hadden moeten waken, voelden moed en kracht weer wassen en stookten het misnoegen zoo- veel zij konden aan , en de achtenveertigers , zij die voor den prins geijverd hadden , geraakten op ver- schillende plaatsen in den druk. Bet was eene groote voldoening voor Bentinck, toen in Maart 1751 eindelijk althans een gedeelte verwezenlijkt werd van het plan , dat hij vroeger den prins had aangeraden : den 19en dier maand kwam voor het eerst eene commissie bijeen — gewoonlijk de conferentie genoemd — die voortaan de buiten- landsche zaken zou behandelen. Tot leden dier conferentie , die tweemaal 's weeks , op Maandag en Vrijdag , vergaderen zou , werden door den prins aangewezen : Bentinck, Wassenaer van Katwijk , Steyn , Fagel en Larrey, die als secretaris zou op- treden , den 9en Juli 1751 kreeg ook Brunswijk er zitting in. Deze conferentie , waarbij later nog Hop, de thesaurier-generaal , werd toegelaten , vergaderde in 't vervolg geregeld , ook na den flood van Willem ; hare notulen berusten in het Koninklijk Huisarchief. Schijnbaar moest hare instelling de zege verschaffen aan Bentinck's inzichten ten aanzien der buitenland- sche politiek , doch in werkelijkheid gingen de prins en later ook zijne weduwe als Gouvernante voort , naast en buiten de conferentie om de andere vrienden to raadplegen. Zoo weinig durfde Newcastle zich op de betrouwbaarheid van Willem verlaten , dat hij in Augustus 1751 belangriike geheime stukken betreffende de toenadering van Spanje tot Engeland en Oostenrijk aan Bentinck toezond met de opmerking , dat hij ze mocht toonen aan Brunswijk , met wien hij dan kon overleggen , of den prins de inhoud ook geheel of gedeeltelijk zou worden meegedeeld. En het ant- woord van Bentinck is nog meer teekenend : aan den prins is er geen rnededeeling van gedaan, oindat 294 BRIEVEN VAN D'AFFRY men dan van geheimhouding geenszins verzekerd zou zijn! De dood van den prins maakte de verhouding nog moeilijker. De Gouvernante kon slecht met Bentinck samenwerken en onderging sterk den invloed van De Back en diens vrienden. Bijna was De Back in 1752 er in geslaagd door de hulp der Gouvernante eene plaats in de regeering van Rotterdam en dan stellig ook spoedig in de Staten van Holland to verkrijgen; de duidelijke waarschuwing van Steyn , dat hij in dit geval zijn ontslag zou nemen als raadpensionaris, was noodig om Anna tot andere ge- dachten to brengen. Anderzijds onttrokken de stede- lijke regeeringen zich meer en meer aan den invloed van het stadhouderlijk hof, en dreven wederom hare eigen politiek. In 't bizonder geldt dit van Amsterdam. Het was een bedenkelijk feit, dat ook de aandacht trok der vreemde diplomates, toen in Februari 1752 bij de verkiezing van burgemeesters van Amsterdam men zich niet stoorde aan de recommandatie der Gouver- nante. Doze had gewenscht , dat Van Collen aanbleef en gekozen werden Six , Temminck en Huydecoper van Maarseveen maar Hasselaar slaagde er in , de keuze to bewerken van Deutz , Hooft en Temminck, en van zichzelf ale aanblijvend of oud-burgemeester 1). Een maand later sloten de triumfeerende Amster- damsche regenten eene nieuwe conventie! Zulk een loop van zaken was voor Bentinck's staat- kunde van het oude systeem ook niet gunstig. De Amsterdamsche heeren waren wars van groote poll- tiek , die het land op allerlei gevaren en lasten zou komen to staan zonder tastbare voordeelen aan to bieden. Waarom niet Bever eene goede verstand- houding met Frankrijk gezocht , zich aldus voor vij- I) Elias, De Vroedschap van Inuterdam, I, inleiding um. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 295 andelijkheden gevrijwaard en getracht weer gunstige handelsvoorwaarden to verkrijgen? De betrekkingen met Frankrijk , ten gevolge van den oorlog in 1747 geheel afgebroken, moesten na den vrede hersteld worden. Te Aken was voor den handel der Republiek niets bedongen; het verdrag van 1739 bestond niet meer , en het was dienten- gevolge een dringend verlangen in de Republiek en in 't bizonder to Amsterdam , dat de Fransche regee- ring tot een nieuw handelsverdrag bewogen werd. Reeds 8 November 1748 was De Larrey door de Staten-Generaal aangewezen om als minister naar Frankrijk to gaan , ten einde voorloopig de Republiek to vertegenwoordigen , en op voorstel van den pries was horn tegelijkertijd opgedragen, om in vereeniging met Dirk van Marselis, raad van Amsterdam, to streven naar de vernieuwing van een handelstractaat; zoo mogelijk moesten zij het tarief van 1664 bedingen , en in ieder geval eischen de afschaffing van het vatgeld van 50 stuivers en de vermeerderde heffing van 4 stuivers per livre van de inkomende goederen , die in 1717 kwijtgescholden doch na 1745 opnieuw geeischt waren. Doze zending had niet de gehoopte uitkomst. De goede verstandhouding tusschen Larrey en Marselis liet spoedig veel to wenschen over, zoodat hunne samenwerking uiterst gebrekkig was. Doch al ware zij voortreffelijk geweest , dan nog zou zij weinig of niets hebben uitgewerkt , want er bestond bij de Fransche regeering niet de minste neiging om voor 't oogenblik aan de verlangens der Republiek tege- moet to komen. De langdurige onderhandelingen, later door Marselis alleen voortgezet, bidden tot niets; enkele verlichtingen, zooals de afschaffing van het vatgeld van 50 stuivers, werden louter als gunsten en als tijdelijke maatregelen , ten alien tijde herroep- 296 BRIEVEN VAN D'AFFRY baar, verleend 1). Er was geen dringende reden voor de Fransche regeering om de Republiek ter wills to zijn de verlenging van het handelsverdrag in 1739 had niet aan de bedoeling beantwoord , de Republiek was er niet door teruggehouden om , hoe aarzelend ook, aan Engeland tegen Frankrijk den steun to verleenen , waartoe de tractaten haar verplichtten. Waarom haar dan wederom hare wenschen in to willigen ? Veel raadzamer scheen het, haar thane to weigeren wat zij vroeg , om to gelegener tijd door de geheele of gedeeltelijke inwilliging , of ook maar door het voorspiegelen dier inwilliging , invloed to kunnen oefenen op hare besluiten. En er was geen reden om haar te ontzien ; hare zwakte, veel grooter dan men die had verondersteld , was droevig aan den dag gekomen tijdens den laatsten oorlog. Larrey klaagde in zijne brieven, dat uit de behandeling, die hij ondervond , de geringschatting voor de Republiek duidelijk aan den dag kwam ; er was , zooals hij terecht opmerkte, slechts een middel om hierin ver- andering to brengen : de Republiek moest er zich alley aan gelegen laten zijn hare krachten to herstellen, om naar buiten weer eerbied to kunnen afdwingen ; de financien moesten op beteren voet gebracht, handel en nijverheid weer opgebeurd worden. Met bizondere warmte beval hij een middel ter verlevendiging van den handel aan, dat later ook door Willem IV werd voorgesteld: de Republiek moest tot een vrijhaven gemaakt worden. Doch alle fraaie plannen konden voor het oogenblik aan het onvermogen der Repu- bliek en aan de kleinachting van Frankrijk niets ver- anderen , en hoe schitterend de intrede te Parijs van den ambassadeur Lestevenon van Berkenrode , in 1.) Zie over die onderhandelingen het vervolg op Wagenaar, XXII, en Stuart, I. AAN DE PRANSCHE REGEERING. 297 bet voorjaar van 1750 , ook mocht zijn , in de hou- ding der Fransche regeering kon hij al even weinig wijziging brengen als Larrey. De benoeming van een gewonen ambassadeur bij het Fransche hof, ter vervanging van den tijdelijken minister Larrey , werd van Fransche zijde gevolgd door de zending van den graaf De St. Contest naar Den Haag , die echter reeds in 1752 vervangen werd door den markies De Bonnac , noch de een , noch de ander bezat , naar bet schijnt , bizondere be- kwaamheid , en van beteekenis was voorshands ook Bonnac's werkzaamheid niet. Gemakkelijk was trou- wens de positie van den Franschen vertegenwoordiger niet, daar door de veranderingen van 1747 talrijke relaties, voor dies tijd door de Fransche diplomatie onderhouden in stall en gewest , waren verstoord , er waren vele nieuwe menschen , en oude vrienden durfden zich voorloopig niet toonen. Buitendien gaven de tijdsomstandigheden in de eerste jaren na den vrede geen aanleiding tot buitengewone inspanning en krachtsontwikkeling: het was nog rustig. Om die rust duurzaam te verzekeren, zooals het heette , werkte de Engelsche regeering onverdroten aan de bevestiging en uitbreiding van het oude systeem. Als haar vertegenwoordiger in Den Haag was in 1751 kolonel Yorke opgetreden , een man van zeer invloedrijke relaties in Engeland , hij was een noon van den veel vermogenden lord kanselier , lord Hardwicke , en een vertrouwd vriend van Newcastle, die bij zijne komst aan Bentinck schreef, dat hij geen geheimen voor hem had. Yorke kwam met de opdracht om zijn gedragslijn en zijne handelingen te bepalen in overleg met de laden der conferentie , hij moest er alles op zetten om het vertrouwen der Gouvernante te winnen , en daarom zorgvuldig den schijn vermijden van zich in de binnenlandsche aan- 298 BititVEN VAN D/AFFRY gelegenheden te mengen. Hoofddoel zijner bemoeiin- gen moest zijn, de Republiek tot het doorzetten der beraamde gezamenlijke maatregelen to brengen. Bentinck, die hem kende , had hem vroeger aan Larrey, toen daze te Parbs met hem samen was, geteekend als ,un homme mesure mail ardent et haut", eigenschappen. die Bentinck zelf ook niet vreemd waren en in den loop der jaren tot meer dan een hevige botsing tusschen beide manners aanlei- ding gaven. Voor de verwezenlijking van Newcastle's politiek bleven de vooruitzichten ongunstig. Weliswaar list de Republiek zich vinden voor de subsidie-tractaten met de keurvorsten van Keulen, Beyeren en Saksen, die in 1750 en 1751 tot stand kwamen, maar de hoofdzaak , eene schikking tusschen de Republiek en Oostenrijk over de Oostenrijksche Nederlanden , werd niet bereikt; vruchteloos bleven alle onderhandelingen, to vergeefs trachtte Bentinck met Kaunitz to Brussel tot een vergelijk to komen, de moeielijkheden bleken onoverkomelijk. En nu ontstond spoedig periculum in mora voor koning George en Newcastle. In 1754 kregen de moeilijkheden in Amerika , over wier wegruiming sedert den vrede van Aken zonder gevolg was onder- handeld tusschen de hoven van St. James en Versailles, een dreigend aanzien; in 1755 werd de uitbarsting van den krijg onvermijdelijk. Dat in dezen kolonialen oorlog de krachten van Frankrijk niet tegen die van Engeland zouden opgewassen zijn , was to voorzien; des to meer grond bestond voor de vrees, dat Lode- wijk XV op het wasteland van Europa zijn viand zou trachten to treffen. Weliswaar had het Britsche rijk daar niets to vreezen; maar George was er des te kwetsbaarder in zijn teergeliefd keurvorstendom Hannover. Pit te beschermen en tegen Frankrijk AAN DE FRANSCHE REGEERING. 209 en tegen den Pruisischen koning , die als de bond- genoot van Lodewijk XV beschouwd werd, was de dure plicht van Newcastle , als hij zijns meesters gunst en zijn ministerieel leven, waaraan hij boven alley gehecht was , behouden Wilde. Het kwam er thane op aan te verhinderen , dat een Fransch leger zich van de Barriere-vestingen en de Oostenrijksche Nederlanden meester maakte, om die tot steunpunten te gebruiken bij het voortdringen naar Hannover; de vorming van een behoorlijke legermacht , vooral door Russische subsidie-troepen in het Duitsche Rik, zou voldoende zijn om den koning van Pruisen in bedwang te houden. Met groote drift en aandrang beproefde de Britsche diplomatie Maria Theresia tot een verbond ter bescherming der Barriere-vestingen to brengen , doch te Weenen stelde men zoodanige eischen aangaande de medewerking van Engeland en de Republiek en tot die bescherming en tot de bewaking van Frederik van Pruisen, dat Newcastle geen moge- lijkheid zag om de vereischte gelden van het Parle- ment te verkrijgen , er zelfs niet om durfde vragen. De wezenlijke oorzaak van het mislukken der onder- handelingen was , dat men to Weenen den Pruisischen koning, to Londen den koning van Frankrijk als den eigenlijken vijand beschouwde. In den zomer van 1755 liepen de onderhandelingen to niet, elk ging zijn eigen weg. Koning George zocht veiligheid voor Hannover in eene toenadering tot Frederik. van Pruisen; Maria Theresia ging voort naar vriend- schap met Frankrijk to streven, ten einde zich op den roover van Sileziφ to kunnen wreken , de groote ommekeer in het politiek systeem van Europa was voorbereid en werd spoedig voltrokken door de ver- dragen van Westminster en van Versailles. Onderwifi had de Engelsche regeering getracht zich van de medewerking der Republiek to verzekeren. 300 BRIEVEN VAN D'AFFRV In Mei 1755 was Iloldernesse , secretaris van buiten- landsche taken voor het Noorden , naar Den Haag gekomen, om aan de Gouvernante en de conferentie verslag te doen van den stand der onderhandelingen met Oostenrijk en to vernemen , wat de Republiek tot de gemeenschappelijke zaak zou willen bijdragen. Het bescheid was' bitter weinig troostrijk geweest. Men wees hem op den weerloozen staat der Barriere, op de onmogelijkheid om een inval der Franschen in de Oostenrijksche Nederlanden te beletten , op den onvoldoenden toestand der grensverdediging van de Republiek , op het geldgebrek. Het zou noodig zijn de andere Barriere-vestingen to ontruimen en alle levende en doode krijgsmiddelen to concentreeren in Namen. Verder zou de Republiek tot de verdedi- ging niet kunnen bijdragen , daar hare krijgsmacht nauwelijks voldoende was om haar grondgebied to beschermen. Engeland zou een beteren financieelen toestand van den staat kunnen bevorderen , indien het de aandeelen der Republiek in de subsidies aan Beyeren en Saksen voor zijne rekening nam. Kortom, het bleek duidelijk dat de Republiek zeer beducht was voor eigen veiligheid en bitter weinig neiging had, zich ter wille van Engeland's twist met Frankrijk in onafzienbare moeilijkheden en gevaren to storten. De casus foederis van het verbond van 1678 bestond stellig niet, en vooral Steyn en Hop neigden zicht- baar tot het bewaren eener strikte neutraliteit. Dringende brieven van Newcastle aan Bentinck ver- mochten hierin geen verandering te brengen; en toen nu onderwijl de kans om zich met Oostenrijk to verstaan vervlogen en de hoop om met Pruisen tot een verdrag te komen sterker geworden was, liet men to London de Republiek voorloopig voor wat zij was. Doch tegen het Bind van 1755, toen George zich bedreigd waande door een inval der Franschen AA.N DE FRANSCHE REGEERING. 301 in Engeland , waarbij dan de leuze van den Preten- dent zou dienst doen, deed de Engelsche regeering een beroep op het tractaat van garantie en vroeg 6000 man hulptroepen. Ongeveer te zelfder tijd dat Yorke opdracht kreeg deze aanvrage te doen , in December 1755 , kwam als buitengewoon gezant van Lodewijk XV de graaf D'Affry in Den Haag aan. De tijdsomstandigheden gaven thans weer gewicht aan de houding van de Republiek , en een ervaren diplomaat werd op den gezantschapspost in Den Haag noodig geacht. Het doel zijner zending 1) was de Republiek van alle maatregelen ten gunste van Engeland terug te houden, Met beide partijen in de Republiek moest hij trachten op goeden voet te blijven, alles vermijden wat de Gouvernante en hare vrienden aanleiding zou kunnen geven tot de verdenking, alsof hij ten gunste van het vroegere regime wilde werken, en verzekeren dat op 's konings vriendschap gerekend kon worden , indien slechts de Gouvernante de gedragslijn jegens Frankrijk wilde aannemen , die de eerste vier stadhouders ge- volgd hadden. Toch verwachtte de Fransche regee- ring blijkbaar meer van de tegenpartij , aan wie de gezant het vooruitzicht moest openen op krachtigen steun, om haar een overwegenden in vloed to verschaffen en haar aan de stadhouderlijke ,,tyrannie" te ont- trekken , en tevens op maatregelen ten gunste van den handel op Frankrijk. Voor zulk optreden van den Franschen gezant waren de omstandigheden niet ongunstig. Zooals Amsterdam in 1752 zich reeds aan het recomman- datie-recht der Gouvernante onttrokken had, beproef- den ook andere stedelijke besturen hare zelfstandigheid en eigenmachtigheid terug te winnen. Van eene 1) Uittreksels uit zijne instructie bij Colenbrander, I, 371. Bijdr. en Meded. XXVII. 20 362 BRIEVEN VAN D'AFFRY deelneming aan den krijg ten gunste van Engeland wilden de llollandsche regenten niets weten , met Steyn, die in dit streven wel wat verder ging dan Bentinck en Brunswijk konden goedkeuren , wilden zij alles vermijden wat Frankrijk aanstoot zou kunnen geven, niet alleen om zich aldus buiten verwikke- lingen te houden , maar ook om van Frankrijk het reeds zoo lang begeerde handelsverdrag, althans voordeelige bepalingen voor den handel, te verwerven. Daarenboven beloofde de handhaving van de neutra- liteit der Republiek bij een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland den Hollandschen koopmau rake winsten uit het handelsverdrag van 1674 Van hoe groote waarde zou het voor Frankrijk zijn , indien de han- delsvloot der Republiek haar voorzag van de behoeften voor den scheepsbouw en over 't algemeen met hare vlag den Franschen handel dekte ! Doch daarom was het ook wel te voorzien , dat Engeland dit niet zou gedoogen. Tusschen de jaren 1748-1755, voordat van oorlog sprake was, had de Engelsche regeering , naar aanleiding van hetgeen tijdens den Oostenrijkschen successie-oorlog geschied was, met nadruk op het onhoudbare der bepalingen van 1674 gewezen en op hare herziening aangedrongen. Het was zonder gevolg gebleven. Maar zou zii dulden, dat de Hollandsche handelsvloot den Franschen handel dekte, dezen ontsloeg van alle gevaar, van alle verzekerings- kosten, het Fransche zeevolk nagenoeg geheel en uitsluitend ter bemanning der Fransche oorlogsvloot beschikbaar maakte en de materialen voor het herstel en de versterking Bier vloot aanvoerde ? Het was geen oogenblik te verwachten. De moeilijkheden., die hieruit zouden rijzen, zouden allicht D'Affry's bemoeiingen ten goede komen. Hij kwam hier boven- dien goed ingelicht over toestanden en personen; enkele regenten kende hij van een vroeger oponthoud AAIsi DE FRANSCHE IIEGEERING. 303 in de Republiek; en hij had , meer nog dan door de memories van Bonnac 1) , kostelijke aanwijzingen ontvangen uit de rijke ervaring van den abbe De la Ville, die sedert 1754 weer het ambt van eersten commies bij het departement van buitenlandsche zaken bekleedde. Zoo ging nu de Republiek, onmachtig om met kracht en waardigheid een weloverwogen neutraliteit te bewaren , de kampplaats worden van de Fransche en de Engelsche diplomatie. Yorke eischte 6000 man ter verdediging van George's troon ; D'Affry vroeg eene duidelijke verklaring van de Staten- Generaal , welke houding zij dachten aan te nemen in den oorlog tusschen zijn meester en den Britschen koning. Van zijn arbeid in de Republiek Bonnac werd spoedig teruggeroepen geven de volgende uittreksels uit zone depeches duidelijk getuigenis. Th. B. 1. 11 Decembre 1755. J'ai vu M. van Hoey 2). L'eloignement ni l'absence n'ont rien dimin.ue de sa profonde veneration pour le Roi et la plus respectueuse reconnaissance de ses bontes. 11 vit tout a fait retire et ne se mele et n'est mele de rien. 1) Bij Colenbrander, I, p. 367 sqq. 2) Abraham van Hoey (i 684-1766), in 1708 pensionaris van Gorinchem , en sedert met verschillende ambten bekleed (zie Th. Jorissen , Memoriλn van Mr. Diderik van Bleyswijk. Werken v. h. Hist. Gen. N. S. n° 45). Van 1727-47 was hij gezant te Parijs. Hij was een groot voorstander van het handhaven van vrede en vriendschappelijke betrekkingen met Frankrijk, en met de Fransche staatslieden zeer bevriend (zie o. a. de Lettres et 1Vgociations de M. van Hoey etc. Londres 1743. Er zijn twee uitgaven van dat jaar van denzelfden uitgever: een eerste, die niet , en een tweede, die wel chronologisch geordend is. Zie ook Blok's Verslag aan- 20* 304 BRIEVEN VAN D'AFFRV 2. 29 Dιcembre 1755. Il est certain que l'aversion des habitans de ce pals pour la France est diminue male qu'elle existe pourtant. La religion , reducation 1) et la crainte la nourissent. Ainsi je crois qu'on ne peut rien attendre de leur affection, mail que nous pouvons tout esperer de leur faiblesse et de leur impuissance. Le premier de ces vices remplit l'interieur de pretentious et de contradictions entre lee differens pouvoirs. L'interet general succombe sous ces differens partis, et lee factions en cherchant a se gagner, a s'affoiblir ou a se detruire, subdivisent leurs interets en interets particuliers pour chaque individu , d'oil it arrive que lee finances sont epuisees, lee particuliers enrichis et 1'Etat appauvri. C'est a ce desordre que la Hol- lande doit l'aneantissement de sa marine , la perte de sa consideration et le peu de justice et de satis- faction qu'elle a obtenu , depuis la pair , des allies 2) pour lesquels elle avoit tout risque pendant la guerre. gaande een voorloopig onderzoek te Parijs enz. 1897, p. 24). Bij het herstel van den vrede in 1748 werd van Hoey natuurlijk niet weer naar Parijs gezonden; na eene voorloopige zending van de Larrey en Marselis, vooral met het doel om een nieuw handels- verdrag te sluiten , werd de veel begeerde ambassade opgedragen aan M. Lestevenon van Berkenrode, den man die bij de verande- ring der Amsterdamsche regeering in 1748 zulk een groote rol gespeeld had. 1) Het meest gebruikte leesboek op de scholen , getiteld de „Nieuwe Spiegel der Jeugt of Fransche Tyrannye", zal stellig tot het voortduren van dien afkeer van Frankrijk in breeden kring hebben bijgedragen. Zie Hartog, De Patriotten en Orange van 1747-1787, p. 47. 2) De voornaamste aangelegenheid , waarin de Republiek sedert 4748 vergeefs bij de hoven van Weenen en Londen voldoening vroeg, was het tractaat van Barriκre. Oostenrijk weigerde de aan- zuivering der groote achterstallen, welke de Republiek te vorderen had, en wilde door een handelstractaat den Oostenrijkschen Neder- landen de gelegenheid tot vrije oeconomische ontwikkeling ver- zekeren , die de Nederlandsche handelspolitiek hun poogde te ont- AAN DE FRANSCHE REGEERING. 305 3*. 6 Janvier 1756. J'ai vu quelques personnel que j'ai parle de la conduits de la Republique en 1723 (1. 1733) 1) a l'egard de 1'Angleterre. Its conviennent de la justice et meme de l'interet gull y auroit a se conduire de meme , mais le decouragemen.t , la foiblesse et la peur les jettent dans une perplexite qui, je crois, n'a point d'exemple. Its ne comprennent pas que le mιme prestige qui les a empeche d'embrasser la neutralite en 1742 les empechera de profiter de la seule voye de salut que le Roy voudroit biers leur offrir. J'em- ployerai touts mes talents a le dissiper. 4. 8 Janvier 1756. De gezant beschrijft hoe een vreemd ambassadeur bij de republiek het best handelen zou: La mσthode de conferer avec les Deputes des villes de Hollande et des differentes Provinces, qui etoit excellente , et qui a exists jusqu'au depart de l'Abbe de la Ville 2), n'a pas etκ reprise depuis la paix. M. de St. Con- houden. Bij Engeland hield de Republiek vruchteloos aan op financieele ondersteuning om de Barriιresteden weer in verdedig- baren toestand te brengen en de bezettingen dier steden te betalen, terwijl zij bovendien te Londen niet lien steun tegenover Oosten- rijk vond, waarop zij aanspraak meende te hebben. Zie inleiding. 1) Er staat 170 doch gelezen zal moeten worden 1733, toen de Republiek den 24en Nov. met den Franschen gezant de Fenelon eene conventie van Neutraliteit geteekend had, waarbij de Fransche koning zich verplichtte om in den krijg tegen Oostenrijk wegens de Poolsche successie de Oosteurijksche Nederlanden ongemoeid te laten, en de Republiek zich verbond zich niet te mengen in de Poolsche aangelegenheden en in de daaruit voortvloeiende twisten. Deze conventie werd gesioten tegen den zin van den Britschen koning. Zie Seer. Resol. Boll. 1733, p. 613 sqq. Rousset, Recueil etc. IX p. 455 sqq. Ook mijne inleiding. 2) De abt De la Ville, secretaris van den gezant de Hnelon, bleef na diens afscheid, in 1744, met de waarneming der zakeri belast; hij zelf yertrok in 1746. 306 BRIEVEN VAN D'AFFRY test 1) ne paroit pas y avoir travaille. M. de Bonnac y a fait de son mieux , mais it n'a pu surmonter l'eloignement produit par cette conduite de notre part, et par les ordres donnes par Madme la Gouver- nante , de voir tres peu l'Ambassadeur du Rol, moyennant quoi je me Buis vu reduit a ne pouvoir conferer qu' avec Mr. le Consr Pensionaire, le Greffier et le President de semaine. Le premier est un fort honnete homme, mais peu instruit; le second vows est connu; le troisieme varie toutes les semaines, et est ordinairement asset peu de chose, et pour me tirer de cette gene , j'ai cherche a renouveller quel- ques connaissances, mais presque tout ce que j'ai connu ici n'existe plus. Je n'y ai trouve que Mr de Kruininge 2), homme qui a de l'esprit et des connois- 1) Barberie de St. Contest was Fransch gezant in den Haag van najaar 1750-1752, toen hij door de Bonnac vervangen werd. Deze was juist in den laatsten tijd er in geslaagd connecties met Amster- dam aan te knoopen. Zie Colenbrander, De Patriottentijd , I, p. 367-371. 2) P. A. de Huybert, heer van Kruininge. Zie over dezen letterheld o. a. Dr. A. J. Kronenberg , .Het Kunstgenootschap Nil Volentibus Arduum, p. 112. Ter Provinciale Bibliotheek van Fries- land berusten een aantal brieven van hem aan Willem van Haren, uit de jaren '1743-1759; zij hebben mij niet den indruk gegeven, dat hij een „homme d'esprit" was; met Mauritius, dien hij als dichter hoog bewonderde en in wiens Dichtlievende Uitspanningen ettelijke zijner verzen staan afgedrukt , was hij zeer bevriend. De naam van Slingeland komt in zijne brieven veel minder voor. Van een soort politieke vergadering te zijnen huize is mij niet ge- bleken, en afgaande op de onbeteekenende berichten die hij aan Van Haren zond, moet die al van heel weinig gewicht geweest zijn. Onze man deed meer aan verskunst dan aan politiek , hoe- wel hij zich ter afwisseling ook in staatsrechtelijke kwesties ver- diepte blijkens zijn geschriftje: La Puissance d'un Roi d' A.ngleterre mise en paralelle avec le .Pouvoir d'un Stadhouder des Provinces Unies. 1754 (Louden); vgl. Knuttel IV, no. 18473. Chesterfield, met wien hij ook bevriend was en briefwisseling onderhield en aan wien hij het opgedragen had, schreef hem: „Ce sera un monu- ment bien glorieux pour moi et je ne demanderois pas une Epitaphe AAN DE FRANSCHE REGEERING. 307 sances , mais qui est tres singulier. Il a une espece d'assemblee politique chez lui, composee ordinairement de Mr Slingelandt, fils du Conseiller Pensionaire et republicain ; de Mr Mauritius qui pease assez bien aussi, et de..... Ce sont je crois d'honnetes gens mais trembleurs. cru devoir chercher ailleurs sans les abandonner ; j'ai cherche a voir Mr le Comte de Nassau Laleck 1), avec qui l'Abbe de la Ville m'avoit fait faire connoissance a Versailles. Il m'a tres bien rep; j'ai lieu d'κtre tres content de ma liaison avec lui. Hij is namelijk zeer bekend met de regeering, maar van weinig invloed. Hij teekent voor den gezant in een almanak van al de regeerings- leden aan, hoe zij gezind zijn. Il m'a dejh fait (14- couvrir une chose tres interessante , c'est que Mr van Hoey, qui veut paroitre ne se meler de rien , se mele pourtant de beaucoup de chosen. — Monsr le Comte de Rechteren 2), homme tres m4content et tres impru- dent, m'a attaque deux fois sur le malheur du stad- houderat. De gezant laat zich niet tegen hem uit. 5*. 9 Janvier 1756. De Larrey 3) heeft hem aangesproken over zijne 'plus flatteuse que Celle d'avoir κte, Ami de l'Auteur"; hij was hier- mede hoogelijk gevleid en nam het voor goede munt aan Hij was eerst secretaris van Amsterdam , dan Brost van Muiden geweest; sedert leefde hij ambteloos. Vgl. ook: Friesehe Folksalmanak, 4840. 1) Hendrik Karel graaf van Nassau La Lecq, heer van Bever- weerd , sedert 1752 zitting hebbend in de Generaliteits Rekenkamer voor de Ridderschap van Utrecht. 2) Waarschijnlijk R. B. R. van Rechteren, heer van Grams- bergen , zie Kramer I, in voce. Met Kramer verwijs ik naar de registers op diens uitgave der Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek in de Werken van het Hist. Genootschap. 3) Thomas Isaac de Larrey. In 1748 voor korten tijd door de Staten-Generaal naar Frankrijk gezonden als minister ; aanvanke- lijk protιgι van W. Bentinck (later werd de verstandhouding minder goed); raad van den prins, later van de Gouvernante; in 308 BRIEVEN VAN D'AFFRY zending, maar hij heeft er zich afgemaakt. De Larrey bepleitte eene schikking met Engeland en trachtte hem to overtuigen , dat hij in zijne onderhandeling veel gemak zou ondervinden , indien hij er de Gou- vernante voor wilde interesseeren. Il m'a dit ensuite que je devois avoir trouve du changement dans le gouvernement de la Republique; qu'au fonds it n'y en avait pas; que c'etaient veritablement d'autres gens qui pr4paraient les matieres avant de les porter aux Etats Generaux , mais que toute negociation avait toujours eu cette preparation. 6. 9 Janvier 1756. Onderhoud met van Hoey. Deze verklaart dat de staat • der republiek niet gedoogt Engeland to mis- hagen.. llij was aangedaan over 's konings goedheid , als de gezant hem verzekerde, dat deze H. It M. in geene moeilijkheden zou wikkelen. En nous s4parant it m'a dit qu'il se rendroit chez moi , des que j'en aurois besoin , et qu'il ne me refuseroit ni lumieres ni conseils. — Its ne peuvent le souffrir ici, parceque sa seule presence leur est un reproche cruel de toutes les sottises , qu'il vouloit leur faire eviter, , et dans lesquelles leur mauvais genie et leur faiblesse les ont entraines. 1) 7. 15 Janvier 1756. De instructies , die zoo was gesteld zijn , houden ook in dat de gezant met looden voeten gaan moet. Hoe juist gezien ! L'activite a augmente a proportion 1751 secretaris van de Conferentie voor de buitenlandsche zaken, door den prins ingesteld; in 1758 secretaris van de Gouvernante. Met de voorbereiding der zaken doelt hij op de Conferentie. Zie de inleiding. 1) Ook bij d'Yvoy, p. 67; uitvoeriger, , maar met weglating van sommige stukken, o. a. van hetgeen Fruity overgenomen heeft. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 309 de ma lenteur, qui enfin a impatiente des gees que la nature paroit n'avoir forme que pour impatienter l' Univers. 1) 8, 18 Janvier 1756. M. le ete de Nassau Laleck heeft zeer goed in Utrecht gewerkt. M. van Borselen 2) , die aan het hoofd der provincie Zeeland staat, denkt ook wel. M. de Back 3), die in Friesland den grootsten invloed heeft en in Wien de Gouvernante het meeste ver- trouwen stelt, is ook zeer welgezind ; hij is de groote vijand van Bentinck. Van Hoey heeft hem aan den gezant voorgesteld. Deze, Van Hoey, heeft in Gelder- land en in Holland veel bekenden en onderhoudt eene zeer levendige correspondentie. In de handels- steden bewerkt men de kooplieden en het yolk, en toont bun hoe wenschelijk onzijdigheid voor de repu- bliek is. De gezant handelt bijna uitsluitend met den raadpensionaris; hij laat zich door van Hoey en Nassau Laleck leiden. — Ook Mr. Zikterman4) uit Groningen is den gezant komen zien. Hij is com- mandant der 0. I. bezittingen geweest , scbatrijk en begeerig naar invloed in zijne provincie. Hij denkt uitmuntend. Ook met den jongen Van der Mine 5) 1) Ook bij d'Yvoy, p. 69. 2) I. van Borssele , representant van den -pries als eersten edele van Zeeland. Kramer I, in voce. 3) I. de Back, in 1747 secretaris van den Prins, later van de Prinses. Zie Kramer I , in voce. In 1748 en 1749 was hij zeer bevriend met Bentinck, loch zijne houding en gedrag gedurende Bentinck's verblijf te Weenen in 1749 en 1750, toen hij Bentinck's buitenlandsch politiek-systeem bestreed, had een breuk ten gevolge, die tot groote vijandschap leidde. Zie de inleiding. 4) Bit zal zijn Joan Albert Sichterman, te Groningen bekend als de Bengaalsche Sichterman. 5) Bedoeld is waarschijnlijk A. van der Mieden, de zoon van den raadsheer; hij was in 1754 lid van den Raad van State ge- worden. 310 BRIEVEN VAN D'AFFRY heeft de gezant kennis gemaakt. Belle Isle, die hem van den zomer te Metz gekend had, was zeer over hem tevreden. Hij zit in den Raad van State. 9. 19 Janvier 1756. [Vroeger had Larrey den gezant reeds aangemaand de Gouvernante to winners] 1), thans komt M. de la, Barra, capitaine des cent Suisses 2) de Mr le Stad- houder, , den gezant aanraden een visite bij de Gou- vernante of te leggen , die hem wenscht to zien. De gezant begrijpt dat men o. a. daarmee beoogen kan , hem bij de republikeinen in verdenking to brengen. Hij belooft zeer voorzichtig to zijn. 10*. 22 Janvier 1756. Eergisteren heeft hij bericht, Welk antwoord ver- moedelijk gegeven zal worden op de vraag naar de houding , die de Republiek bij een oorlog tusschen Frankrijk en Engeland zal aannemen; thans nog een verslag van hetgeen men er bijvoegde, toen men hem dit meedeelde : On m'a dit: vous voyez , monsieur, que la peur et la foiblesse nous conduisent , notre etat merite que le Roi veuille biers entrer dans notre peine , vous commencez a la connaitre ; rendez en compte a S. M. et suppliez la de s'arreter moins a des expressions que notre foiblesse, nos divisions et la forme presente de notre gouvernement nous arrachent qu'au sentiment de respect et de veneration dont les vrais patriottes sont penetres pour S. M. 3) — Die 'I) Dit staat niet in dien brief, maar is eene vermelding van Frain; zie n° 5*. 2) d. i. P. De la Sarraz, bevelhebber der Zwitsersche garde. Kramer I , in voce. 3) Vgl. hiermee het bericht van D'Affry over de uitingen van Van Lynden, president van de Staten-Generaal in de week, waarin de nieuwjaarsdag viel, bij D'Yvoy. . p. 68. AAN DE FR ANSCHE REGEERING. 311 dit zeide was weliswaar geen minister, maar een der geheime hoofden van de republikeinen. 11. 28 Janvier 1756. Indruk van het tractaat van Engeland met Pruisen: 1) Le parti Anglois se croit rassure par ce traite , et ses adherans et les militaires voudroient voir la republique y acceder. Maar de Staten van Holland denken er anders over. Die verlangen onzijdig te blijven en hun voordeel te doen. Het toestaan van een voordeelig handelsverdrag zou hen zeker geheel winnen. 12. 30 Janvier 1756. De raadpensionaris, gewagende van het Engelsch- Pruisisch tractaat, zeide aan den gezant : voila le premier depuis bien longtems ou it n'est pas question de nous 2). 13. 2 Fevrier 1756. Het slot der ontworpen memorie tot antwoord aan den gezant betrekkelijk de Nederlanden en Engeland 3) 1) Het zoogenaamde Westminster-tractaat was 16 Jan. 1756 ge- teekend. 2) De raadpensionaris bedoelt : het eerste verdrag dat Engeland aangaat. 3) Dit antwoord was door Holland ontworpen ; Utrecht, Stad en Laude, Gelderland, Overijsel conformeerden er zich achtereenvol- gens mee. (Seer. Resol. St. Gen. 16, 22, 27, 29 Jan. 17h6). Fries- land stond eerie afwijkende meening voor, die reeds 16 Jan. werd ingebracht en strekte om te verklaren dat de Republiek zich met het Amerikaansche grensgeschil volstrekt niet wilde bemoeien, dat zij gaarne het geschil zou helpen bijleggen en inmiddels de striktste onzijdigheid wilde bewaren ; doch dat de Republiek vertrouwde dat de Fransche koning den Pretendent niet naar de Britsche rijken zou overvoeren , daar zij in dat geval verplicht zou zijn den Brit- schen koning bij te staan. Zeeland talmde met het inbrengen van zijn advies tot 9 Febr.; dit advies keurde , met het oog op de machteloosheid van den 312 BRIEVEN VAN D'AFFRY mishaagt den republikeinen als te ongunstig voor Frankrijk. Zij wenschen dat de koning daarover zijn misnoegen toone, en dan achten zij zich in staat die uitdrukkingen to doen verbeteren. Zip zouden aantoonen van hoeveel belang het is den koning van Frankrijk te vriend te houden. De republikeinen meenen het wel, maar zij zijn bang voor de Gouver- nante, die veel good en veel kwaad doen kan. Slechts door vrees te verwekken kan men de provin- ciκn leiden. De landprovincien zijn alleen bang voor een oorlog binnen hare grenzen de zeeprovincien , die bijna alleen de kosten van een oorlog dragon, zijn voorzichtiger. Haar gezag zou overwegend ziin , als de regeering niet vol afhankelingen der Gouver- nante was. Echter Amsterdam vermag veel. — Graaf Wassenaer 1) bericht in groot vertrouwen, dat het uitblijven van antwoord aan de tegenstribbelingen van Zeeland to wijten is. 14. 20 Fevr. 1756. Les republicains me savent bon gre du mecon- tentement quo j'ai marque sur le secret qu'on m'a fait du memoir° de M. Yorke et de la resolution qui l'a suivie. Its me pressent de parler fortement , et me dictent les memos choses quo vows me pre- Staat, de dubbelzinnigheid en duisterheid van sommige uitdrukkin- gen in het Hollandsche ontwerp of en meende dat alle verwijdering tusschen den Franschen koning en de Republiek met zorg moest vermeden worden. (Seer. Res. St. Gen, 9 Febr, 17Z6). Dienzelfden dag viel het besluit om aan de Bonnac en D'Affry te antwoorden volgens het advies van Holland. De Friesche en Zeeuwsche heeren deden aanteekening tegen die resolutie. 1) Dit zal wel zijn Unico graaf van Wassenaer Obdam Twikkel, de buitengewone gezant aan den koning van Frankrijk in 1744 en 1746, die den naam had van Franschgezind te zijn en blijkens andere berichten van D'Affry met hem in relatie stop& Zie ook Kramer I, in voce Twikkel. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 313 scrivez. — J'ose vows assurer, Monsieur, que je me confirme touts les jours dans la ferme persuasion oh je suis que la crainte est le seul mobile de ce pais '). 15. 24 Fιvrier 1756. Onderhoud met de Back. Je suis convenu avec Mr. de Back que je ne chercherois point a le voir mail que le Cte de Wassenaer continueroit a entre- tenir notre correspondance, s'il en est besoin. — Het schijnt vreemd dat die provincien , waar de Gouvernante het meest to zeggen heeft, tegen het zenden. der 6000 man zijn, 2) en Holland daarentegen er voor is. Dit laatste wordt alleen door vrees voor zijn koophandel bewogen: kortzichtig. 16. 2 Mars 1756. Monsieur de Hompesch, Lieutenant general, du nombre des Nobles de it ollande 3) , heeft gisteren den gezant bericht gebracht van de aankomst van Engelsche schepen tot vervoer der gevraagde 6000 man. Hij heeft er bijgevoegd dat de raadpensionaris 1) Uitvoeriger bij D'Yvoy, p. 69. De bedoelde memorie van Yorke behelsde de aanvrage om 6000 man hulptroepen. Stuart I, 225. 2) De memorie van 13 Febr., waarin Yorke het secours van 6000 man had gevraagd, had hij aan de gedeputeerden tot de bui- tenlandsche zaken overhandigd. Deze deden hiervan dienzelfden dag rapport, en de heeren van Zeeland en Friesland opperdeu ter- stond vele bezwaren. Doch ook Holland maakte bezwaar tegen het gevallen besluit , dat Yorke's aanvrage zou gezonden worden aan de gewestehjke staten en dat de gedeputeerden tot de buiten- landsche zaken onderwijl met eenige leden van den Raad van State maatregelen zouden beramen om eventueel snel met de inscheping der 6000 man gereed to zijn. (Seer. Res. St. Gen. 13 Febr. 1756) b) Wagenaar XVIII, 489. Hier wordt medegedeeld , dat Vin- cent Willem, baron van Hompesch, eeu Guliksch edelman , in de Hollandsche ridderschap beschreven werd loch wegens het verzet van sommige leden der Staten van Holland geen zitting kon nemen alvorens hij genaturaliseerd was. Zie ook over hem Kramer I, in voce. 314 BRIEVEN VAN D'AFFRY den gezant wenschte to spreken. Toen deze zich bij den raadpensionaris vervoegd had, heeft hij van hem de verzekering ontvangen dat noch de Gouvernante noch iemand der regeering op zoo jets was voorbe- reid. Dat , zoo de koning slechts in het zenden Bier troepen wilde berusten , de republiek zich tot geen andere hulp aan Engeland zou laten bewegen. — Je me confirme touts les jours dans l'opinion oil je suis, qu'il est des moyens de balancer ici le parti Anglois et de soutenir celui des republicains. Ces derniers ont gagn4 beaucoup dans la bonne bourgeoisie. Its ne craignent plus que le peuple , qu'on pourroit emou- voir par la haine qu'il porte au Pretendant. Mais dans ce cas ces emotions populaires ne pouroient engager la Republique a rien. Si nous pouvons alors lui montrer ce qu'elle auroit a craindre du Roi , et si nous pouvons en attendant ne lui point laisser faire d'augmentation considerable dans les troupes, parceque son kat de foiblesse poura etre un reproche aux gens qui se sont opposes aux augmentations, mail 1) it sera une arme sure dans leurs mains pour s'opposer a d'autres engagements. 17. 4 Mars 1756. 11 est possible que les republicains trouvent qu'ils sont pousses trop vivement et que nous ne leur donnons pas le terns de rassurer leur parti. Mais l'incertitude de leur sueces et la lenteur de leurs moyens peuvent ne pas convenir aux interets et aux projets de Sa Majeste. Je crois meme que leur divi- sion, leur foiblesse et leur impuissance sont de mires garanties de leur indetermination. Je fonde cette opinion sur les discours des gens qui passent pour 1) Van hier of is de zits niet in order er zijn blijkbaar eκn of weer zinsneden uit D'Affry's brief overgeslagen. AAN tE FRANSCHE REGEERING. 315 les plus fermes et qui ont encore pour texte de flouter de qui on a le plus a craindre, ou de la France ou de l'Angleterre. 18. 10 Mars 1756. De republikeinsche partij ziet in , dat bet gevaar 't welk van Frankrijk dreigt grooter is dan dat van Engeland; daarom wint zij in kracht. Meerman, pensionaris van Rotterdam, heeft den gezant bezocht en hem over de groote zaak 1) gesproken. C'est je crois un des ouvriers de la correspondance 2) : it ac- quiert beaucoup de credit. J'espere dans quelques jours avoir communication de meme avec quelcun d'Amsterdam , de Leide, de Harlem, de Delft et de Dort. Als Holland maar te bewegen was de hulp te weigeren, zouden de Gouvernante en de overige provincien de zaak niet kunnen doorzetten. (Deze brief van 10 Maart wordt in den ochtend van den Hen vervolgd met de woorden:) Je sorts, Monsieur, de chez messieurs d'Amsterdam, avec les- quels j'ai eu une tres longue conference. Its sentent combien ii seroit heureux pour la Republique de pouvoir embrasser une neutralite totale , mais ils me paroissent aussi affectes que les autres du besoin d'acheter des Anglais la seurete pour leur pavilion par Penvoy des 6000 hommes. Es paroissent forme- ment determines a donner a Sa Majeste les assu- rances les plus fortes que ce secours n'est donne en vertu d'aucun traite et qu'il sera le Bernier que 1'Angleterre pourra attendre de la Hollande. Je lui (leur) ai repondu que je ne croyois pas que Sa Majeste voulitt y consenter. J'ai ete engage a cette demarche par les republicains; ainsi, monsieur, voila 1) De zaak van het secours aan Engeland. 2) Versta: het overleg en de samenwerking der „repubhkeinen" 316 BRIEVEN VAN D'AFFRY la correspondance publique du ministre du Roi avec les Deputes des villes retablie. 19. 12 Mars 1756. De gezant heeft de gedeputeerden van Haarlem over de aan Engeland te verleenen hulp aangesproken, en hij denkt hetzelfde met de gedeputeerden van andere steden te doen , et j'espere que cette nouvelle facon portera son fruit. Celle qui avoit ete pratiquee depuis la guerre jusqu' h present portoit touter les matieres de negociation au conseil de madule la Gouvernante 1), et elles n'arrivoient aux Etats qu'apres avoir recu dans ce conseil la forme et la teinture qu'il lei convenoit de leur donne/.; et les Etats avoient moins a regler les resolutions, qu'ils n'avoient a les suivre telles qu'on les leur dictoit. L'usage de se communiquer authentiquement aux villes par leers Deputes donnera a ceux-ci beaucoup plus de consi- deration dans les Etats d'Hollande. Les Deputes des Etats Generaux s'empresseront a obtenir des ministres du Roi les memos marques de consideration, et si cet usage peut se soutenir, j'ose le regarder comme un moyen seur de soutenir et d'augmenter le hombre des republicains. Je le regarde de plus comme un moyen de deshabituer le peuple de regarder la maison de Nassau comme ses souverains , en voyant les ministres du Roi traiter avec ceux , qui veritablement les representent, et enfin comme une des plus fortes digues qu'on puisse opposer a l'autorite du Stadhouder. 20. 17 Mars 1756. Bezoek aan de gedeputeerden van Rotterdam. Doze gevleid. Meerman spreekt openlijk van zijn vroeger onderhoud met den gezant. Bezoek aan die van Dort. Its m'ont parle tres hautement de l'amour 1) Hij bedoelt de Couferentie; zie de inleiding. AAN DE PRA.XSOFIE REGEERING. 317 constant de leur vine pour l'ancien gouvernement , et ils m'ont assure qu'ils avoient herite des senti- ments de de Wit. Leur Pensionaire , qui s'appelle Bochart 1) , est un zele republicain et est homme d'esprit et de merite. Bij de overige steden is hij niet ontvangen. — Goed gevolg vooralsnog van zone nieuwe handelwijs. Les Deputes aux Etats Generaux sont etonnes de ce que je n'ai vu pourtant que ceux de la Hollande. C'est oil je les attendois, mais je commencerai a les voir demain. Mr de Slingerland est venu avant hier matin chez moi familierement. Ook hij is welgezind , maar wenschte dat de koning het zenden der 6000 man toeliet. — Zoo even verlaat de gezant den raadpensionaris, met Wien hij een langdurig onderhoud gehad heeft. 0. a. sprak de raadpensionaris ook over het bezoeken der stadsafgevaardigden. Il m'a prie de le discontinuer. Il m'a assure que comme premier ministre it exposeroit encore a l'Etat avec la candeur la plus simple les choses que je lui communiquerois , et que de cette facon de traiter avec les villes it ne pouvoit que nattre de la mefiance , de la division et de la jalousie entre elles. Daaruit blijkt hoe bang men voor het consulteeren met de gedeputeerden is. 21. 19 Mars 1756. Gesprek met M. le όte de Lynden 2) , fils du feu Bourgrave de Nimegue , que j'ai bien connu ici autrefois, over het wenschelijke van den vrede tusschen Engeland en Frankrijk , onbelangrijk. 1) K. Bosschaert, pensionaris van Dordrecht. 2) Ik vermoed dat bedoeld is F. G. van Lynden van Hemmen, burggraaf van Nijmegen. Over de Lynden's, Kramer I, in voce. De voorslagen bedoelden eene onderhandeling tusschen den Engel- schen secretaris van oorlog, Barrington, en een Fransch minister. Vgl. Stuart I, 233. Bijdr. en Meded. XXVII. 21 318 BRIEVEN VAN D'APFRT 22. 25 Mars 1756. De republikeinen, door middel van graaf Wassenaer, betuigen hun hoop dat de koning tevreden zal zijn met het niet verleenen der 6000 man 1) en niet zal eischen een bepaald antwoord op de vraag , Welk systeem de Republiek zal volgen. Zij hebben zich inderdaad goed gehouden. Es ont resist6 a l'in.fluence de Madme la Gouvernante, fille du Roi d'Angleterre, et maitresse de l'etablissement et de la fortune d'une grande partie des membres de 1'Etat. Its n'ont point ecoute les prejuges de religion ; its se soot soustrait a un engagement ruineux pour ce pals, mais qui auroit ete presque naturel, et qui les entrainoit depuis longtems a faire cause commune avec l'Angleterre sans en examiner les raisons. 23. 26 Mars 1756. De republikeinen en vooral Amsterdam zouden verlangen dat de voordeelen , door den koning aan de Ilollandsche schepen betrekkelijk tonnegeld en invoerrechten verleend, bleven voortduren a). Een verklaring in dien geest zou goed werken , het best indien men slechts voor een bepaalden tijd die voor- deelen verlengde , en dus later nog eens dezelfde guest bewijzen kon. 1) Yorke had 22 Maart aan de Gouvernante verklaard, dat lib last ontvangen had geen andere demarches te doen om het ge- vraagde secours te verkrijgen , daar het toch te laat zou komen om den koning van dienst te zijn. Seer. Res. St. Gen. 22 Maart 1756 2) De onderhandelingen , na den vrede van Aken te Parijs ge- voerd , eerst door de Larrey en Marselis te zamen, dan door Marselis alleen, om een nieuw handelsverdrag met Frankrijk te sluiten waren vruchteloos gebleven. Slechts was een tijdelijke opheffing verkregen van het vatgeld van 50 stuivers en eene ver- laging van het invoerrecht op zoutevisch met 2/3 van het bedrag, eveneens tijdelijk; en die gunsten , nu eens ingetrokken, dan weer verleend, bleven voortdurend hoogst onzeker. (Zie over deze aan- gelegenheden Seer. Res. Holt. 1749 en volgende jaren passim; vgl. ook de inleiding). Ai S DE 'RANSCHE ItEGEERINGI. 319 24. 30 Mars 1756'. Gesprek met den raadpensionaris, die misnoegd is over hetgeen aan Berkenrode door het Fransche ministerie betrekkelijk de handelsvoordeelen gezegd is 1), De gezant doet den raadpensionaris opmerken dat hij hem herhaaldelijk verzekerd heeft van 's konings geneigdheid om, zoo de republiek hem ter wille was, haar alle handelsvoordeelen te ver- leenen, niet in strijd met de belangen zijner onder - danen maar dat het voorgevallene omtrent het hulpbetoon aan Engeland den koning niet voldaan kon hebben. De gezant is echter voor het ver- leenen van eenige handelsvoorrechten. 25. 1 Avril 1756. De gouvernante heeft eene vergadering der Edelen. van Holland gepresideerd. Zij lieeft alleen M. M. les Otes de Twickel, de Starrenberg 2) et de Hompesch ongeneigd gevonden om haar ter wille te zijn 3). In 1) In een missive van 18 Maart 1756 had Berkenrode bericht, dat hij had aangedrongen op het voortduren der vrijstelling van het vat- geld en der vetlaging van het invoerrecht op zoutevisch, dock ten bescheid gekregen had , dat de Fransche regeering dienaangaande niets wilde beslissen, aleer duidelijk bleek , welke houding de Republiek in deze tijdsomstandigheden aannam (Seer. Res. St. Gen. 24 Maart '1756). Een week later bewilligde de Fransche regeering de begeerde punten voor den tijd van slechts twee rnaanden om dan onderwijl de gezindheid der Republiek te leeren kennen (t. a. p. 31 Maart 1756) `2) P. baron van Wassenaer van Sterrenburg. Lie Kramer I in voce Sterrenburg. 3) De aangelegenheid , hier door d'Affry bedoeld , gold de vraag, of, nadat koning George voor het oogenblik van het gevraagde secours had afgezien, toch nog op de door Yorke ingediende me- morie zou worden gemitwoord , en zoo ja, hoe dat antwoord luiden zou. Daarenboven had de koning van Frankrijk zich niet voldaan getoond met het antwoord van 9 Febr. (zie n°. 13), en nit zijn naam had d'Affry den ten Maart een duidelijker verklaring gevraagd (Seer. Res. St. Gen. 4 Maart 1756); ook hierop moest een besluit 21* 326 tRIEVEN VAS D'APPRY de Staten van Holland heeft het patriotisme het gewonnen. Er is nog geen besluit genomen ; den 12en komen de Staten weer bijeen. Intusschen zullen beide partijen druk werken, het is onzeker met wat uitslag. 26. 5 Avril 1756. Graafland, pensionaris van Amsterdam 1), is een zele patriote. — De gezant zal, als hem voorgeschreven is, der republikeinsche partij verzekeren dat de koning met haar te ondersteunen alleen het heil der republiek beoogt. De gezant gaat voort de afge- vaardigden der steden te onderhouden ; uitmuntend gevolg er van. — Er is een Hollandsche brief uit- gegeven '2); de gezant weet , dat Meerman, pensionaris van Rotterdam, de schrijver is. 27. 10 Avril 1756. Sedert eenigen tijd is de Back hard ziek ; hij wordt wel beter maar kan nog niet werken, dont je suis biers facile, car c'est l'ouvrier principal et le moins soupconnσ 3). II exige le grand secret, et it lui est fidelement garde. Il est vrai que le parti republi- cain a acquis depuis deux mois une consistance a la quelle on ne pouvait gueres s'attendre , mais it en est 4) pourtant l'ensemble. Het is moeilijk een leider genomen worden. Zie het rapport over beide aangelegenheden in de Staten van Holland uitgebracht in de Seer. Res. van Boll. 2 April 1756. 1) Mr. E. Graafland, sedert 1747 pensionaris van Amsterdam. 2) Men is geneigd te denken aan den „Brief van een koopman te R. aan een zijner vrinden te A.", die van J. Wagenaar afkom- stig is. (Zie diens Perzamel van hist. en pol. tractaaten, I 69, en Knuttel , IV, n'. 18508). Een pamflet van Meerman is mij niet bekend. Natuurlijk kan d'Affry zich in den auteur vergist hebben. 3) Men herinnere zich steeds, dat d'Affry's brieven onder de oogen der regeering kwamen! 4) Zoo heeft Frain. Er staat: mais it lui mais pourtant l'en- semble. (Misschien: Mais it lui manque etc.). AAN DE FRANSCHE REGEERING. 321 van de partij to vinden, want zoodra iemand daar- voor bekend stond, zou hij, als hoofd van een factie, niet meer als voornaamste der patriotten worden aangezien. De gezant is ongeveer het middenpunt door Wien de republikeinen zich beraden en aaneen- sluiten. Back heeft Friesland, een oude pensionaris 1) Zeeland in beweging gebracht, in Holland it n'est pas possible de trouver un homme qui se charge d'en faire autant; mais pourvu que s'en trouve un dans Amsterdam et dans Rotterdam , ils sufiront pour une resistance, qui nous servira encore et qui balancera dans la province le pouvoir du Stadhouderat. 28. 13 Avril 1756. Onderhoud ten huize van Grimaldi 2) met Twickel. Voorslag van dezen om door hem en Slingeland met Yorke over vrede to handelen. (Hiervan veel dat niet overgenomen wordt) 3). Herhaling van het verzoek om handelsvoordeelen. 29. 23 Avril 1756. Zege der republikeinen in de Staten van Holland: 15 stemmen tegen vier (Ridderschap , Edam, Modem- blik en Purmerende)4). De raadpensionaris heeft dit praeadvies van Holland ter Generale Staten overgelegd. 30. 24 Avril 1756. De republikeinsche partij is zelve verwonderd dat zij zooveel heeft durven ondernemen , en sommigen zelfs zijn beangst nu zij zoo ver gegaan zijn. Zij 1) Wien d'Affry hier op het oog heeft, weet ik niet. 2) H. Grimaldi, Spaansch gezant in Den Haag. 3) Daar Fruin die pogingen oin vrede te stichten overslaat, maak ik er verder ook Been melding van; vooral Slingeland beijverde er zich gedurig voor. Zie Coquelle op. cit. 4) Zie Secr. Res. van Holt. 22 April 1756. Het besluit betrof het antwoord aan Yorke, dat neerkwam op het voornemen om de neutraliteit te handhaven. 322 BRIEVEN VAN D'AFFRY zien echter nu wat zij bij behoorlijke samenwerking vermogen. En die samenwerking bestaat thane. La correspondance et la confiance est si bien etablie entre les principales villes de Hollande, qu'elles peuvent se promettre doresnavant dans les resolutions une preponderance, dont elle n'osoit se flatter it y a deux moil. — De directe handel met de gedeputeerden is hoog noodig om de voorstellen van den koning onvervalscht ter kennis der Staten te brengen , het kanaal van den raad der Gouvernante misvormt ze antlers. 31. 27 Avril 1756. Graaf Wassenaer is zeer gevoelig voor 's konings goedheid. 32. 29 Avril 1756. Les republicains de la province de Hollande ne se contentent pas d'avoir travaille chez eux , leers cor- respondances s'etendent dans touter les provinces. Zij verlangen zeer naar handelsvoorrechten , ook tot versterking hunner partij 1). 33. 3 Mai 1756. Zeeland en Friesland hebben zich met het praeadvies van Holland vereenigd 2). Van Gelderland , Overijsel en Groningen houdt zich de Gouvernante zeker ; Utrecht is onzeker. Men werkt over en weer met ijver. De republikeinen dringen den gezant de gou- vernante te bezoeken. 34. 12 Mai 1756. Friesland schijnt omgedraaid. Holland zal onver- 1) Ook bij d'Yvoy, p. 69. 2) Van Zeeland was dit bericht juist; 29 April hadden de Staten van dit gewest de resolutie genomen (Seer. Res. St. Gen. 14 Mei t756), loch ten aanzien van Friesland was d'Affry verkeerd ingelicht AAN DE FRANSCHE REGEERING. 323 zettelijk zijn. De gunsten, door den koning aan de republiek bewezen, 1) zullen uitstekend dienst doen. De gezant heeft aan den raadpensionaris bericht, dat de koning voornemens was voordeelen aan den Hol- landschen handel to verleenen en gemeend had die met 1 Juni to doen aanvangen , maar dat het to vreezen stond , dat het antwoord aan Z. M. dan nog niet zou vastgesteld zijn, en dat de gezant dus ge- drongen zou zijn den koning to verzoeken zijne gunstbewijzen uit to stellen. 's Konings gunst moet eene belooning, geen lokaas zijn. — Zoo even komt bericht, dat Utrecht het praeadvies van Holland heeft goedgekeurd. 35. 14 Mai 1756. D'Ablaing heeft getracht het overhandigen der Utrechtsche resolutie te verschuiven. llij is de gunst onwaardig die hij van Z. M. vraagt. Elle serviroit meme de moyen a Mad. la Gouvernante pour le faire entrer dans le premier membre de la province. Elle lui en accorderoit a la premiere occasion la presidence , de facon que les bienfaits de S. M. placeroient a la tete de la province d'Utrecht un de nos adversaires 2). 1) De bedoelde gunsten waren : 10 ontheffing van het vatgeld zonder tijdsbepaling en tot nader order; 2°. verlaging van het recht op zoutevisch van 12 op 10 livres per 300 pond. Berkenrode bericht dit in een brief van 13 Mei (Seer. Res. St. Gen. 18 Mei 1756) 2) De Staten van Utrecht hadden in zake het antwoord aan Engeland en aan Fraukrijk 12 Mei een besluit genomen conform het advies van Holland en den 14en Mei werd dit ter Staten Gene- raal ingediend (Seer. Res. St. Gen.). Volgens een bericht van Bonnac van 30 April 1756 had de Gouvernante tevergeefs de hulp ingeroepen van Burman (Mr. C.) om de regeering van de stall Utrecht tot een ander besluit te brengen. J. D. D'Ablaing van Giessenburg (zie Kramer I in voce Giessenburg) begeerde van den Franschen koning de verheffing in den adelstand, en reeds in 1753 sprak men er van dat hij in het lid der geeli- 324 BRIEVEN VAN D'AFFRY 36. 18 Mai 1756. Men verwacht alle dagen de oorlogsverklaring van Engeland aan Frankrijk. Dit maakt dat het ant- woord aan Z. M. vertraging ondervindt. Holdernesse moet aan Hop 1) verklaard hebben, dat Engeland na de oorlogsverklaring opnieuw de bedongen hulp der bondgenooten vorderen zal. 37. 27 Mai 1756. Uitmuntende uitwerking van 's konings verklaring aan Berkenrode aangaande de handelsvoordeelen , die hij aan de republiek met 1 Juni toestaat. Conferentie waarin de gezant daaromtrent nailer verklaard heeft2). geerden begeerde te komen als edelman (Ibid. p. 112). Hij trachtte zich in 1756 ook aangenaam te maken aan de Fransche gezanten maar werd door dezen , te recht, niet vertrouwd, die daarom, wat aangaat Bonnac (zie zijne brieven van 20 April en 7 Mei), tot voorzichtigheid en afwachten , wat d'Affry betreft tot weigering der gevraagde gunst adviseerden. 1) Hendrik Hop , gezant bij den Britschen koning. Holdernesse was van 1749-5'1 gezant in Den Haag geweest en sedert lid ge- worden van het ministerie-Pelham. Hoewel de vijandelijkheden tussehen Engeland en Frankrijk reeds geruimen tijd gaande waren, verscheen de verwachte oorlogsverklaring van Engeland eerst den nen Mei 1756. 2) Den 25en Mei was in de Staten-Generaal besloten aan Enge- land en aan Frankrijk te antwoorden overeenkomstig het advies van Holland; Friesland echter weigerde toe te stemmen , Overijsel bleef vasthouden aan het besluit, dat uitdrukkelijk vet klaard moest worden dat de Republiek zich verplicht achtte de Hannoversche successie te handhaven. Gelderland en Stad en Lande, die aan- vankelijk dezelfde reserve hadden gemaakt (Secr. Res. St. Gen. 18, 21 Mei 1756), stemden toe „uit consideratie voor de instantie van haare Koninglijke Hoogheid, en tot conservatie van de harmonie onder de Bondgenoten" (Secr. Resol. St. Gen. '25 Mei 1756). In de conferentie met d'Affry, waarin de gedeput. tot de buitenl. taken hem dit besluit mededeelden, verklaarde hij, dat zijn koning het antwoord ongetwijfeld met genoegen zou ontvangen , daarenboven kondigde hij aan, dat de handelsvoordeelen , waarvan Berkenrode reeds bericht gezonden had (zie no. 33) , zouden ingaan met 1 Juni AAN DE FRANSCHE REGEERING. 325 Permettez moi de vous dire qu'une chose, qui me flatte le plus, est que dans le courant de ma nego- tiation je n'ai eu besoin de tenter aucune voye de corruption, et que les Bens, qui m'ont eclaire et conduit, ne Pont fait que par amour pour leur patrie et pour la confiance qu'ils ont voulu prendre en moi 1). 38. 8 Juin 1756. De republikeinen achten zich in staat aan den overmoed van Engeland en aan de intrigues der Engelschgezinden het hoofd te bieden. De laatsten weren zich dapper, er komen oproerige brochures 2) uit, maar zijn hebben geen uitwerking. Meerman is om zaken naar Engeland hij zal Hop bekend makers met de onverschrokkenheid der Staten, vooral van Holland , en hem sterken in de tegenspraak tegen de Engelschen. Les deux hommes, qui m'ont le mieux servi et dont on se seroit le moins doute , sont M. le Cte d'Ogendorp , 3) gendre de M. v. Hoey, et M. le De Henry de Nassau. Lorsqu'ils m'ont permis d'en parler a M. le Cte de Wassenaar, it a ete tres etonne de me voir cheminer sur ces deux points d'appuy , mais apres lui avoir developpe l'usage que fen faisois , it l'a approuve et m'a donne les moyens de l'augrnenter. en dat deze te beschouwen waren als de voorbereidselen tot een handelstractaat, waaraan de koning ten spoedigste zou laten ar- beiden en waarbij hij den Nederl. handel zoovele voordeelen zou toestaan als maar mogelijk was (Seer. Res. St. Gen. 26 Mei 1756). 1) Men lette op deze verklaring. Voor de jaren na den vrede van Utrecht heb ik er elders (Fruin's Bijdnytgcn, 4e reeks, II 167, noot 4) op gewezen , dat men zich van de omkooping der regenten licht een overdreven voorstelling maakt. 2) De bij no. 25 vermelde brochure van Wagenaar had veel geschrijf ten gevolge, ook in sterk anti-Franschen geest, zie Knuttel, IV, p. 313-315. 3) G. C. van Hogendorp, lid der regeering van Wageningen en afgev. ter Generaliteit, gehuwd met C. J. van Hoey. 326 BRIEVEN VAS D'AFFRY 39. 11 Juin 1756. De raadpensionaris heeft den gezant meegedeeld , dat Berkenrode belast was te verzoeken , dat de Hollanders vrijgesteld werden van de belastingen en voorwaarden op den invoer van haring. De gezant spoort den raadpensionaris aan voor de beveiliging van den Hollandschen handel tegen den overmoed van Engeland maatregelen to nemen. 40. 17 Juin 1756. Je joins ici une brochure, qui paroit depuis deux jours 1). M. Yorke en est l'auteur, , ou du moins l'editeur. 41. 25 Juin 1756. J'ai ete passer quelques jours a la campagne chez M. Boreel, fiscal de l'amiraute d'Amsterdam 2). J'ai ete de la a Amsterdam oil j'ai vu l'amiraute. Les magasins n'en soot pas trop garnis. 11 y a cependant de quoi armor quelques vaisseaux. 42. 29 Juin 1756. De gezant is getroffen door 's konings goedheid , die hem toestaat Z. M. te Compiegne zijne opwach- ting to komen maken. Hij denkt Zaterdag to ver- trekken zonder afscheid van H. H. M. to nemen. 43. 15 Octobre 1756. De gezant terug in den Haag; niets belangrijks. Le ete de Wassenaar est a la campagne et reviendra domain pour ne passer quo trois jours, apres quoi it va s'etablir a une terre qui est a quarante lieues d'ici. Il y sera deux mois, dont je suis tres fachσ. 1) De brochure ontbreekt. 2) Reeds Bonnac had relaties met Boreel weten aan te knoopen. lie Colenbrander? De Patriottentijd, I, 368. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 327 Je profiterai de son sejour a la Haye pour m'instruire de l'etat reel de ce Pals. 44. 19 Octobre 1756. Toestand der partijen : Les republicains pretendent s'etre soutenus. Cela est vrai quant aux resolutions qu'ils ont prises a l'egard de noire guerre avec l'An- gleterre. Mais les autres se prevalent de la guerre d'Allemagne et des suites qu'elle peut avoir pour encourager leur parti , effrayer celui de leurs adver- saires et animer le peuple. — Beraadslaging over vermeerdering der marine 1); er wordt door sommige provincien ook op vermeerdering der landmacht aan- gedrongen. Les rdpublicains sont assez forts pour empecher une augmentation considerable dans les troupes de terre , mais je ne sais s'ils le seront assez pour resister a la complaisance qu'on exige d'eux , sous le pretexte tres specieux que les forces de la Republique teller qu'elles sont ne suffisent pas pour la simple garde de ses frontieres , et qu'il est cepen- dant essentiel d'avoir de quoi former un corps , qui puisse couvrir les provinces frontieres et les garantir des partis , qui pourroient s'echapper des armees qui se trouveroient dans leur voisinage. De gezant vraagt tot hoover hij die vermeerdering moot tegenwerken. 45. 28 Octobre 1756. La faction Angloise dit ici au peuple que l'on en veut a la religion , que le roi de Prusse risque tout pour la soutenir 2). De gezant heeft den raadpen- sionaris gezegd, hoe ongevallig het aan Z. M. zijn zou 1) Stuart I, 274. 2) De koning van Pruisen beijverde zich om zich als een kam- pioen van het protestantisme voor te stellen ten einde de Rep, voor zich te winnen. Pol. Corresp. Fr. des Grossen, XII, no. 7604 328 BRIEVEN VAN D'AFFRY ale de republiek aan de gewelddaden van Engeland ter zee niets deed en mistrouwen toonde door zich to land to versterken. 46. 12 Novembre 1756. Le Conseiller Pensionnaire, que j'ai vu avanthier, me parla beaucoup du benefice pour le hareng; et M. de Back, que je vis hier, me dit au contraire que cette grace accordee actuellement auroit l'air de la corruption, et qu'elle revolteroit les Anglois. Je crois effectivement qu'elle auroit cet effet. 47*. 24 Novembre 1756. Gesprek met den raadpensionaris. D'Affry spreekt over alle moeite , die de vijanden zich geven om in de Republiek verkeerde indrukken to wekken, en over de noodzakelijkheid dat hi j, D'Affry, de steden van 's konings guest verzekere. Il (Steyn) m'a dit la dessus qu'il me paroit de m'en tenir encore a lui. Il m'a jure, que l'intention de Made la Gouvernante etoit de mettre tout en usage pour eviter la guerre et que lui se sentoit assez de credit pour faire agreer a sa province et aux Etats Gen. les intentions du Roi et que, pourvu qu'il flit averti de nos demarches et qu'il eilt le toms d'y preparer, , it esperoit qu'elles ne trouveroient jamais de contradiction. C'est a Sa Majeste et a vows, Monsieur, a determiner, si je Bois continuer h traitor tete a tete avec Mr le Consr Pense; fen lens lee difficult& et la d6licatesse , mais it est certain aussi que, taut que nous pourrons regarder le Consr Pense comme le chef du parti republicain et l'ami de la plus grande partie des villes de Hollande, cette fawn me paroit la plus seure. Elle merite cependant une observation, c'est que par la meme raison que nous en serons plus mattres de nostre . pecret , nous en penetrerons moins celui de nos 44- AAIT DE FRANSCHE REGEERING. 329 versaires , et qu'il y a des occasions dans les repu- bliques oil it est fort bon d'en publier un, parce que le procede qui le produit en fait deceler plusieurs autres. 48. 25 Novembre 1756. De gezant heeft den raadpensionaris verwittigd dat de koning een leger naar het land van Cleef en Gelder zou moeten zenden. Hij kreeg ten antwoord, dat de Staten dan zeker eenparig een vermeerdering der landmacht zouden besluiten , zonder echter den koning te mistrouwen of te beleedigen. De gezant weet niet, of dat wel zeker is. 49. 30 Novembre 1756. De raadpensionaris houdt vol dat , als de Fransche troepen van de grenzen der republiek verwijderd blijven , de republiek onzijdig en rustig blijven zal, maar dat, als de oorlog naar de grenzen verplaatst wordt , de republiek zich wapenen moot. Hij ver- klaart zoo te spreken uit naam van Amsterdam en de meerderheid van Holland. — De gezant meant dat het verwijderd blijven der Fransche troepen de republiek wel in rust zou houden , maar niet Fransch- gezind waken, integendeel in staat stellen om zich allengs toe to rusten , misschien ten Blotto wel tegen Frankrijk. Z. M. weet, hoe het in den vorigen oorlog gegaan is. Il seroit a craindre que les memos choses n'eussent lieu, si l'on usoit des memos menagemens. — Les regens, qui avertissent aujourdhui qu'ils ne seront plus les maitres des resolutions et encore moins du peuple , si ce qu'ils appellant le danger approche , c'est a dire nos troupes, seroient biers moins maitres encore , si pendant Peloignement de nos armees un corps de troupes de nos ennemis s'approchoit d'ici et lour proposoit a main armee de se joindre a eux, 330 EitIEVEN VAN D4AFPRY 50. 2 Dσcembre 1756. Je crois , Mr, devoir continuer a traiter avec Mr le Conseiller Pensionnaire. Les republicains les plus accredites le desirent , et je sais par eux qu'il com- munique a sa province avec probite touter les chosen, que je lui confie pour en faire cet usage. M. le Conseiller Pensionnaire est un tres honnete homme, reconnu pour tel. Toute la province a confiance en lui, et les republicains surtout. Its trouvent mem qu'il a de la fermete , mais elle ne l'est qu'en com- paraison de la foiblesse genκrale dont ce pas est afftige; et si le Conseiller Pensionnaire sauve la re- publique , en lui faisant eviter la guerre, sa patrie devra plus a la sagesse de ce ministre qu'a sa force; et elle devra son salut au defaut de resolution , a celui de moiens et surtout a la volonte de S. M. de la faire jouir, malgre une partie de ses membres, du repos au milieu de l'orage qui l'environnera. — Bentinck tracht de gedeputeerden van Amsterdam in te nemen; dat zal niet gelukken. 51. 16 Decembre 1756. De raadpensionaris is zeer gelukkig met de ver- klaring van den gezant, dat Z. M. met vertrouwen jegens de republiek denkt te handelen. Hij zet den gezant aan, de Gouvernante dezelfde verzekering persoonlijk te geven. De gezant zal dit doen. 52. 16 D6cembre 1756. Onderhoud met de Gouvernante. Zij toont zich zeer voor den vrede en voor de onzijdigheid der republiek. — Hop, gewezen ambassadeur bij Z. M.1), 1) Cornelis Hop, gezant btj den Franschen koning van 1719-27, vervolgens gevolmachtigde op het congres van Soissons tot 1730, en sedert een rol spelend in de Amst. regeering. Zie Ned. Jaarb, 1762, p. MI AAN DE FRANSCHE REGEERING. 331 gelooft, dat de Gouvernante niet licht de vermeerdering der landmacht zal opgeven, hoewel zij onzijdigheid der republiek beoogt. Zij, en Hop eveneens , achten het raadzaam de republiek in staat to brengen om een aanval of te weren, van wien dan ook. De gezant oordeelt dat , zoo de troepen des konings op de grenzen der republiek komen , hitj de verzekering van 's konings welwillendheid , of van zijn gramschap zoo men zich slecht hield , met vrucht in het midden kan brengen. Zoo de troepen weg blijven , zal de rust wel ongestoord blijven , maar is men van de republiek nooit zeker. De gezant is dus voor het aanrukken van een leger. Dit zou een crisis geven : de republiek zou zich of goed moeten houden, of onvoor- bereid ondervinden wat het zegt Z. M. te mishagen. 53. 22 Decembre 1756. De raadpensionaris herhaalt zijne bezwaren tegen het legeren op de grens der republiek. De gezant antwoordt hem, dat de koning de republiek verzekert haar gebied niet to zullen schenden en alles to zullen vermijden, wat de republiek terecht zou mis- hagen. zal in Duitschland de drieerlei godsdienst onpartijdig beschermen. Er is dus geen vermeerdering van troepen noodig. 54. 27 Decembre 1756. Le parti du Prussien diminue touts les jours, mail l'animosite contre l'Imperatrice-Reine augmente. Les propos, qui se tiennent a cet egard chez Mme la Gouvernante, vont jusqui, l'in.decence. La plainte du public porte sun l'engagement de la Cour de Vienne envers nous , et sur les arriκrages dus en consequence du Traite de Barriere 1). Cette Princesse 1) Zie hoot bij no. 2. De jaarlijksche bijdrage van Oostenrijk was in 1715 bepaald op 4.250.000 gulden en bij de wijzigingen, i 832 BRIEVEN VAN D'APPRY n'a rien paye a la Hollande depuis 1744. Son enga- gement est de 1.500.000 Livres de notre monnoye par an, au moyen de quoi Elle doit aux Provinces "'flies a peu pros dixhuit millions. Les appointements des Etats Majors des places de la Barriere sont compris dans cette somme. Vous jugerez facilement, M., des clamours de ceux, qui component ces Etats Majors. Elles font bien plus d'impression que ce que l'Etat a h reclamer. C'est le mecontentement, que cola cause ici, qui les a determine a evacuer presque totalement l'ancienne barriere a l'exception de Namur 1). Jo crois que c'est pour faire servir cette place d'hypotheque et se l'assurer , que les Hollandois s'obstinent a y entretenir ooze bataillons et la valour de deux regiments de cavalerie. Its ont si a coeur l'approvisionnement de cette place, qu'ils ont voulu empecher l'Imperatrice d'en faire sortir et vendre des effete qui lui appartiennent. — Bentinck tracht zich bij den gezant en de heeren van Amster- dam in to dringen , maar men kent hem, et it ne connottra et it ne pourra interrompre notre corres- pondance. 55. 30 Dacembre 1756. De republiek zal wel onzijdig blijven, maar niet uit liefde tot Frankrijk , alleen uit onvermogen. Als men haar tijd liet zich toe to rusten, zou zij handelen als in den vorigen oorlog. Pruisen zoekt eon pro- testantsch verbond to vormen 2), en daartoe zou de 1718 in het Barriκre-tractaat aangebracht, was dit bedrag gehand- haafd. En buitendien moest Oostenrijk het logement der troepen betalen volgens het reglement van 1698. Alle onderhandeling sedert 1748 was vruchteloos gebleven. 1) Zie inleiding. 2) Pol. Corr. Fr. des Gr. XII nos 7596, 7600, 7621, p. 474. XIII, passim. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 333 Republiek toetreden, zoo het dit zonder gevaar doers kon. 56. 7 Janvier 1757 . Petitie van oorlog 1). De groote zaak is ver- meerdering der marine zonder vermeerdering der land- macht te krijgen. De gezant dringt aan op betere bescherming van den handel der Republiek. Vele republikeinen zouden eenige voorrechten op de haring verlangen, als zij de zeemacht wisten vermeerderd te krijgen zonder uitbreiding van het leger. Het zou zeker meewerken om de Republiek van Engeland te vervreemd en. 57. 17 Janvier 1757. Si on veut emouvoir le peuple pour forcer l'augmen- tation de terre , comme cela est apparent, les repu- blicains ont un plan tout pros pour l'imposition necessaire a cette operation, par lequel ce meme peuple sera charge , au moyen de quoi on espere , qu'en voyant qu'il en porteroit le premier le poids son ardour a cot egard sera Bien tot ralentie. 58. 27 Janvier 1757. Het is zaak om de Republiek zoo veel mogelijk of te trekken van vermeerdering van het leger. Daarom moot het hof van Weenen, dat wegens het verdrag van Barrier°, en vooral wegens Namen , velerlei van de Republiek vragen kan , de Republiek in het nauw brengen. Maar die taak moet met groote behoedzaamheid worden aangevat. 59. 1 Fλvrier 1757. De Staten van Holland zijn tot den 20sten uiteen , dan komt de vermeerdering van het leger ter tafel. 1) Besot. St. v. Roll. 12 Jan. 1757, waarin versterking en der landmacht en der zeemacht werd aangevraagd. Bijdr. en Meded. XXVII. 22 334 BRIEVEN VAN D'AFFRY De fondsen voor de oorlogskosten zijn niet meer dan gewoonlijk en de middelen om die te innen zijn zoo drukkend, dat reeds daardoor alle vermeerdering onwaarschijnlijk wordt. Zij vorderen een zesden opslag op de belastingen der woningen, algemeene ver- zwaring der accijnsen , en vermindering der rente van de publieke fondsen op 2 °/. 1). — Het is zeker in het belang van Frankrijk de inheemsche haring- vangst te beschermen tegen de mededinging der Hollanders, maar voor het oogenblik minder, nu er gebrek aan Fransche matrozen is. Daarom zou het niet nadeelig zijn de Hollanders daarin te bevoor- deelen. Immers die gunst is slechts tijdelijk, zij kan ophouden, zoodra de Republiek haar niet meer ver- dient. Daarmee zou men de Hollanders het meest genoegen doen , en daar de haringvangst een twist- appel tusschen de Republiek en Engeland is, zou men beide landen zoodoende het meest van elkander vervreemden. De gezant vraagt die gunst alleen, als Holland de vermeerdering van troepen tegenhoudt. 60. 8 Fdvrier 1757. Reischach heeft last gekregen de Staten-Generaal om antwoord to vragen op zijn verzoek om hulp. Ilij is dus bij de Gouvernante en bij de regeerings- leden rondgegaan en heeft zijn doel bereikt , in zoover hij hun moeilijkheid gemaakt heeft. 61. 11 .Frier 1757. Van Haren heeft uit Brussel het marcheeren van 70.000 man Franschen aangekondigd 2). Onrust daarover. 1) De petitie van 1757 in Resol. van Rolland van 12 Jan. 1757; het besluit omtrent de middelen, die in Holland geheven zullen worden, ibid. 22 Jan. 1757, waar men de vereischte toelichting op de deels onduidelijke , deels onjuiste mededeeling van D'Affry vindt. 2) Het bericht was van 9 Febr. (Seer. Res. St. Gen. 10 Febr. . 2) Het bericht was van 9 Febr. (Seer. Res. St. Gen. 10 Febr. 1757). Willem van Haren was te Brussel geaccrediteerd. AIN DE FRANSCIIE REGEERING. 335 62. 15 Fevrier 1757. De prinses blijft vermeerdering willen ; die haar omgeven stellen het thans als een punt van eer voor. Men gelooft dat Van Haren zijn bericht op inblazing van die partij gezonden heeft om daardoor de goed- gezinden te overrompelen. Zijn bericht althans is onwaar geweest. Toch was het yolk er zoo door opgewonden , dat het Vrijdag en Zaterdag oproer dreigde en wraak riep over de omgekochten door Frankrijk. Als de raadpensionaris het niet had tegen- gehouden, had men terstond na het ontvangen van Van Haren's depeches de Staten van Holland buiten- gewoon bijeengeroepen. — De gezant blijft gelooven dat conferentien de geschiktste weg van onderhan- delen in de Republiek zijn. Er zijn twee partijen , aan Wier hoofd de Gouvernante en de raadpensionaris staan. Handelt men met de eerste , dan krijgt alles, als het bij de Staten-Generaal komt, een kleur van het kanaal van den stadhouderlijken raad. De raad- pensionaris heeft to weinig gezag. Maar al wat in een conferentie wordt medegedeeld komt onvervalscht aan de provinciale Staten. 63. 18 Fevrier 1757. De tegenpartij zoekt steeds het yolk te beroeren. Cependant la pluspart des ministres ont preche avec beaucoup de sagesse avant hier, jour du jeune solemnel. — Men heeft aan de Pruisische regeering toegestaan kanonnen uit Wezel over de Republiek naar Amsterdam en verder naar Stettin to vervoeren 1) 64. 22 Fevrier 1757. Nieuwe koerier van Van Haren met bericht van den marsch der Fransche troepen. Minder hevige beweging. 1) Zie Stuart I, 308, 316. 22* 386 I3RIEVEN SAN D'ArFRT 65. 3 Mars 1757. Behandeling der zaak van het vermeerderen des legers bij de Staten van Holland. Gewenschte uit- komst 1). Het yolk is voor de vermeerdering maar tegen meerdere belasting. — Men heeft den gezant verzocht de eischen van Reischach to matigen. Dit middel heeft dus goed gewerkt. De gezant heeft zich daartoe onmachtig verklaard. Il est certain que la Hollande n'est pas en kat de fournir le secours domande mail c'est un moyen encore pret de la con- tenir. Ainsi je crois qu'il convient a la Coar de Vienne de ne pas renoncer a ses droits a cet egard , et qu'elle n'en exige pas non plus l'exkution. — Onrust der princes over de Duitsche staten van Nassau : zj zou gaarne willen dat die staten als neutraal werden beschouwd en behandeld. Er bestaat echter geen reden tot die goedheid. Zoo men er toe besloot , zou het moeten voorgesteld worden als eene belooning voor het goed gedrag der Staten- Generaal. 66. 8 Mars 1757. Vele Geldersche edelen vreezen voor hunne bezit- tingen in Gelderland gevaar van Pruisen. Zoo b.v. Van Spaan 2) , die met Rosendaal 3) aan het hoofd der Geldersche oppositie 4) staat en die de vermeer- dering van het leger heeft tegengewerkt. 67. 1 Avril 1757. Onderhoud met de Gouvernante 5). — De raad- 1) Stuart I, 353-363. 2) A. D. van Spaen van Biljoen , lid der ridderschap van de Veluwe 3) L. A. van Torck van Roozendaal , landdrost van de Veluwe, hij overleed in 1758. Vgl. no. 184. 4) d. i. de oppositie tegen de Gouvernante. 5) Zie Stuart 1, 318. AAN DE FRA.NSCHE REGEERING. 337 pensionaris gelooft , dat zijne vijanden hem van het bestuur trachten to verwijderen. De patriotten zijn niet moedig. Le Comte de Wassenaer n'a pas encore voulu revenir ici, et son fils cadet a actuellement un employ en Prise, dont la nomination ddpend de Mme la Gouvernante 1). 68. 12 Avril 1757. Er is nu geen hood van vermeerdering des lagers voor September, als men de petitie voor het volgend jaar gaat opmaken. Zoo er dan toe besloten mocht worden, zal Frankrijk waarschijnlijk troepen op de grenzen hebben en cathegorisch het doel dier ver- meerdering kunnen vragen. Zonder vermeerdering kan de Republiek Riots doen. Herhaling der verze- kering dat de neutraliteit der Republiek alleen uit onvermogen, tegen het verlangen der Gouvernante en hare aanhangers, voortduurt. 69. 19 Mai 1757. De tijding van de nederlaag der Oostenrijkers in Bohemen 2) heeft pier groote beweging veroorzaakt. De gezant heeft doen opmerken hoe nadeelig Pruisen's triumf ook voor de Republiek zou zijn , die , als de koning van Pruisen nog machtiger werd, een lastigen nabuur aan hem zou hebben , en de ondersteuning van Z. M. zou behoeven , dien de Republiek daarom wel to vriend mocht houden. Dat heeft gewerkt en er is van geene vermeerdering gesproken. 70. 26 Mai 1757. De Gouvernante gaat naar Soestdijk. In dien tijd zou de gezant wel naar Compiegne willen overkomen. I) Zie hierachter, no. 92. 2) Bij Praag, 6 Mei. 338 BRIEVEN VAN D'AFFRY Dan belooft Wassenaer in Den Haag to blijven en al wat interesseeren kan over to brieven. 71. 8 Juin 1757. Nieuwe aandrang van den raadpensionaris op be- voordeeling van de haringvisschers. Hij verwacht daarvan versterking van de zucht tot onzijdigheid. 72. 30 Juin 1757. Je ne puis m'empecher de vous dire que la nou- velle de nos succιs en Boheme 1) jette ici , surtout dans le peuple , une consternation incroyable , hors parmi les catholiques , qui se croyent delivres tour, comme les autres se croyent opprimes. J'ai bien peur que le memo motif de religion n'ait grande part a l'occupation de Erfurt par les Prussiens. 73. 17 Juillet 1757 2). Le peuple dans la pluspart des villes de la Hol- lande et surtout a la Haye est partisan si outrι du roi de Prusse qu'on a ete oblige de lui annoncer la (Waite de ce prince par degres , et en faisant im- primer des mensonges qui le consolent. Vous pourrez en juger par une feuille 3) que je joins ici , et qui est la plus moderee. On a ete oblige ce matin d'envoyer une garde a la porte du libraire qui les distribue , pour le garantir de la populace, qui vouloit forcer la maison et les enlever sous la presse. 74. 5 Juillet 1757. La consternation et le murmure, que les succes des Autrichiens y (in Holland) causent , continuent en- 1) Slag bij Kollin, 18 Juni. 2) D'Affry aan B(ernis), wien de Buitenl. zaken waren opge- dragen ter vervanging van Rouillκ, 3) Ontbreelit. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 339 core et vont jusqu'a, l'indecence. J'ai meme des raisons de croire que , si le roi de Prusse avoit continue a etr e heureux , ses partisans auroient tente de faire prendre a la Republique des partis ruineux pour Elle a la verite , mais qui nous auroient em- barasses. Le bonheur des Autrichiens nous delivre de toute apprehension a cet egard. 75. 19 Juillet 1757. Men weet niet wat bet doel is van de refs der Gouvernante naar Den Haag. Sommigen zeggen om de vermeerdering der landmacht uit to werken. Al- thans hare aanhangers zijn misnoegd dat de Republiek zoo weerloos blip; de predikanten beginnen zelfs to ge- wagen van gevaar voor den protestantschen godsdienst. Anderen zeggen dat zij de marine wil vermeerderd zien. Zoo het eerste het geval was, it me paroit qu'il seroit essentiel aux interets du Roi de m'envoyer ordre de demander sur le champ une confirmation de tout ce que les Etats-Generaux ont promis a Sa Majeste , et en meme tems une declaration de leur part qu'ils ne feront camper aucun corps sur leurs frontieres. Jo lens la durete de cette propo- sition , mais it me paroit qu'elle devient naturelle , en y ajoutant que S. M. par la juste confiance qu'Elle avoit a la parole de L. H. P. n'a point ordonne a M. le Ole d'Estrees de prendre des precautions pour la surete de la communication du Royaume ; mais que des precautions deviendroient necessaires si , malgre la parole donnee , le Gouvernement etoit entraine par les partisans de l'Angleterre et force par l'insulte du peuple a des dispositions et a des demar- ches , qui fissent craindre que L. H. P. ne s'ecar- tassent , malgre Elles , de la sagesse de leurs rιgles. 76. 22 Juillet 1757. Misnoegen alhier over het bezetten van Oostende 340 BRIEVEN VAN D'A.FFRY en Nieuwpoort 1), en toch zullen Amsterdam en Rotterdam daardoor den handel winnen , dien Enge- land op de Nederlanden dreef. Il y a quelques villes, oit quelques ministres hollandais ont preche sur le danger de la religion, mail le people n'en paroit pas anime. 77. 26 Juillet 1757. Noch de raadpensionaris noch iemand der republi- keinen weten wat de princes eigenlijk in Den Haag is komen doen, en dit maakt hen ongerust. Een der invloedrijkste is den gezant komen zeggen, dat, als de Gouvernante haar woord en dat der Republiek breken Wilde, er niets voor zijne partij overschoot dan de bescherming des konings voor zich te vragen tegen hare vijanden en zelfs tegen den stadhouder, si des interets strangers a la Hollande determinoient S. A. R. h sacrifier la Republique. Il a fini par me dire que dans ce cas ce seroit aux troupes du Rot a rendre a la Republique sa liberte et a renvoyer la Maison de Nassau dans ses Etats en Allemagne. — D'Estrees heeft den gezant geschreven, dat Seckendorf, ministre autrichien , hem had voorgeslagen of men de Republiek niet zou kunnen winnen door haar b.v. Oostfriesland bij den vrede te beloven. Maar behalve dat Engeland , Pruisen , en zelfs uit delicatesse vele republikeinen daartegen zouden zijn , wat rechtsgrond heeft de Republiek op Oost-Friesland? Zij heeft alleen het recht van bemiddeling tusschen den vorst, Embden en de onderdanen, en van dit recht maakt 1) D. w. z. door Fransche troepen, krachtens eene overeenkomst tusschen de hovers van Weenen en Versailles, waarvan de Oosten- rijksche gezant Reischach en D'Affry den 18en Juli kennis gaven aan Steyn (Seer. Res. St. Gen. 18 Juli). AAN DE FRANSCHE REGEERING. 341 zij soma wel misbruik 1). En Frankrijk kan er boven- dien geen belang bij hebben de Republiek to bevoor- deelen en to versterken , waar bet zooveel vijanden heeft. — De bevolking blijft misnoegd over het niet vermeerderen der landmacht. 78. 16 Aolt 1757. De republikeinen achten zich sterk genoeg om de vermeerdering tegen to houden , maar zij zijn niet gerust over het voortdurend verblijf der Gouvernante in het huffs in 't Bosch, terwijl men weet dat zij liever in -Utrecht is. Men vreest hare plannen. 79. 2 Septembre 1757. Het blijft onzeker waarheen de Engelsche expeditie bestemd is 2), maar zeker is het wel dat zij Holland niet ten doel heeft. Waren de Franschen geslagen, dan ware dit licht mogelijk geweest. Je crois que dans ce cas Mme la Gouvernante se seroit trouvee avoir des intelligences toutes faites et des intrigues toutes amenκes. Elle n'a pas autant de credit et d'influence qu'elle le voudroit , mais je puis vous assurer que les republicains doivent leur force prin- cipals a l'eloignement des annees ennemies et a la proximite des noires. 80. 21 Octobre 1757. Over het geschil tusschen de Gouvernante en Haarlem . nets belangrijks 3). De meeste hoofden 1) Tot inmenging in de Oost-Friesche zaken bestond voor de Republiek weinig aanleiding en nog minder gelegenheid sedert in 1744 Frederik van Pruisen vorst van Oost-Friesland was ge- worden en met de Republiek tot afdoening harer vorderingen eene schikking getroffen had. Zie Wagenaar XIX , 478 sqq. 2) Zij was bestemd tegen Rochefort, maar bereikte het doel niet 3) Het bekende geschil over de in Sept. 1757 opgemaakte voor- dracht voor de benoeming van burgemeesters. Bederl Jaarb. 1757, p. 910 sqq. 342 BRIEVEN VAN D'AFFRY der republikeinsche partij zijn buiten tot groot nadeel der partij. 81. 15 Novembre 1757. De prinses heeft ongepast hare vreugde getoond over de zoogenaamde overwinning van den koning van Pruisen 1). Het is denkelijk dat , als de voor- spoed der Fransche wapenen ophield , de vijanden hier alles in het werk zouden stellen. Het beste middel om hen in toom to houden zal zijn het voort- durend verblijf van een Fransch leger tusschen de Republiek en den koning van Pruisen. 82. 30 DOcembre 1757. In de petitie van oorlog wordt van Been ver- meerdering van het leger gewaagd. Een bewijs dat de Gouvernante zelve het belang der onzijdigheid voor de Republiek inziet 2). 83. 9 Janvier 1758. J'ai ecrit au gazettier de Leide sur deux imperti- nences qu'il avait insere dans deux de ses gazettes. Il m'a fort bien repondu et m'a promis d'κtre plus reserve a l'avenir, , mais it me marque que ces especes d'articles lui soot founds par des gens considerables d'ici et qui le menacent de leur ressentiment , s'il ne les publie pas. Il dit que malgre cela it a soustrait depuis quelques jours plusieurs pieces et entre autres un memoire des religionnaires de Clairac et des environs, dans lequel ils pimissent de leur perse- cution qu'ils souffrent, 84. 27 Janvier 1758. Onderhoud met een voornamen republikein. Volgens dezen hebben de Engelschen niets van de Republiek 1) Bij Rossbach, 5 Nov. 2) Zie de petitie in de Rasa. St. v. Roll. 1753, 11 Jan AAN DE FRANSCHE REGEERING. 343 to verwachten , zooals uit de beraadslaging over Yorke's memorie 1) moot gebleken zijn. De Heeren van Amsterdam houden zich van de gehoorzaamheid der bevolking verzekerd. Het eenige wat zij vreezen is eene landing van Engelsche troepen aan de beneden- Schelde , die wel zeer gewaagd maar bij de bekende doldriftigheid van sommige Engelschen en Engelsch- gezinde Hollanders niet onmogelijk zou zijn. De gezant, hiervan moor willende wezen, heeft bij Van Borselen 2) gehoor gevraagd. Doze heeft hem gezegd , dat dit heele plan eon verzinsel moot wezen, uitge- strooid door kwalijkgezinden , en dat de prinses daar- mede niets to waken had. 85. 3 Fe'vrier 1758. Reischach heeft den raadpensionaris en den griffier gesproken over de plannen, die men aan Engeland en. Pruisen toeschrijft, om den oorlog naar de Oosten- rijksche Nederlanden to verplaatsen. De laatste heeft dit ale eon ijdel gerucht voorgesteld en gezegd , dat hij hoopte dat Frankrijk op zoo lossen grond goon nieuw leger naar de Nederlanden zenden zou, wat hier zeer zou ontrusten. De gezant meent dat de Engelschgezinde griffier zoo wel spreken kan uit spijt over de Fransche waakzaamheid , die de Engelsche plannen verijdelt. 86. 24 Fσvrier 1758. De gezant blijft gelooven dat Engeland en vooral Pruisen gaarne de Republiek in den oorlog zouden betrekken ; zij zouden daaruit geld en krijgsbehoeften in overvloed en een 20.000 man soldaten trekkers , maar de Republiek zou er door geruineerd wezen. Er 1) Stuart 1, 328. 2) Dit zal wel J. van Borssele, de vertegenwoordiger van den eersten edele in Zeeland zijn. 344 BRIEVEN VAN D'AFFRY zijn slechts weinige regenten die dit zouden willen zien, maar eveneens weinig die , als het voorviel , er zich krachtig tegen verzetten zouden. Dus als het opgezette yolk daarop aandrong , zou de Republiek misschien in haar ongeluk loopen. De eenige hoop in dit geval is op de prinses gevestigd. Zij is meesteres van het krijgsvolk. Als zij het wil , houdt dit het yolk in toom. Maakt het krtgsvolk met het yolk gemeene zaak , dan blijkt daaruit dat de prinses het- zelfde wil. En de prinses is goedgezind en heeft eergisteren , op den vastendag , het goede kunnen hooren. D'ailleurs j'ai ete avant hier, jour de jeune, au sermon de M. Chais /) , qui n'etait qu'un discours politique , mail dicte par la sagesse et qui ne portoit que sur le bonheur de conserver la pair au milieu de la guerre; et je sais que les autres ministres de la Haye , frangois et hollandois, ont preche le meme jour dans le meme genre. — Het eenige kwade teeken is, dat L. van Brunswijk zich 's avonds afzon- dert met een Zwitsersch officier , M. de Cornabe 2), die zijn geheel vertrouwen bezit, en met wien hij werkt, denkelijk aan voorbereidenden arbeid , voor het geval misschien de Republiek in den oorlog betrokken werd. 87. 28 FJvrier 1758. De declaratie van den gezant werkt uitmuntend 3). Zij is een wapen in de hand der welgezinden. Zij hebben het wel noodig om zich to verzetten tegen de vooroordeelen van godsdienst, de geneigdheid van een groot deal des yolks en van de Gouvernante. 88. 10 Mars 1758. Le greffier vous est tres bien connu , Monsieur. II 1) De Waalsche predikant in Den Haag, Ch. Chais. 2) Zie over Cornabe Kramer I, in voce. 3) Stuart I, 337. Over de bezetting van Oostende en Nieuwpoort door Fransche troepen, AAN DE FRANSCHE REGEEHING. 345 manque a ses devoirs les plus essentiels , et lorsque je lui communique quelque chose , j'ai encore la precaution de l'avertir que j'en ai parle a M. le Con- seiller Pensionnaire , au moyen de quoi it n'ose pas soustraire ce que je lui dis ; mais je sais qu'il y donne la tournure la plus desavantageuse. M. le Conseiller Pensionnaire a effectivement la liberte de ne pas porter a la connoissance de L. H. P. les choses qu'il croit devoir reserver pour un tres petit hombre de membres du gouvernement , mais cette prerogative a Bien diminue par le Stadhouder. Le Conseiller Pensionnaire en fait usage seulement pour eclairer et rassurer quelques republicains ; mais la plupart des choses, qui se traitoient par lui et de cette facon ci-devant , sont a present examinees, traitees ,et souvent resolues dans la conference de S. A. R 1), d'oa elles sont portees aux Etats-Generaux. C'est ce premier conseil tres irregulier et contraire a toutes les formes de la republique, qui voudroit determiner toutes les affaires , et dans l'impossibilite oil les repu- blicains sont de le detruire , ils s'attachent au moins a le contrarier dans les affaires essentielles, et ils y reussissent assez. '69. 13 Mars 1758. Men had verwacht, dat op den laatsten verjaardag van prinses Caroline haar aanstaand huwelijk met Nassau-Weilburg zou bekend gemaakt zijn. De repu- blikeinen zien dit huwelijk met gen.oegen , omdat zij vreesden voor een huwelijk met een Engelschen prins, en zij vreezen zelfs dat de Engelschgezinden het daarom zullen tegenwerken. Its m'ont assure que M. Ben- tinck de Rhone avoit parle a cette occasion avec fort peu d'egards pour M. le prince de Weilburg. Ook 1) Zie de inleiding. 346 ERIEVEN VAN D'AFFIllt moet Yorke er ongunstig over spreken. De gezant heeft gezorgd , dat dit alles aan Weilburg ter oore komt. 90. 17 Mars 1758. Een republikein is den gezant weer komen ver- zoeken , dat de haringvisscherij der Hollanders be- voorrecht mocht worden. De gezant heeft hem geantwoord, dat hij over dit verlangen vroeger her- haaldelijk aan zone regeering geschreven had , maar ten antwoord had gekregen qu'elle (la faveur) etoit incompatible avec les interets des sujets de S. M., zoodat hij er niet meer van spreken mocht. De ge- zant acht het thans het best in alle geval te wachten tot den herfst of winter, als men dan namelijk de Republiek nog ontzien moet. 91. 7 Avril 1758. Swart 1) zal, zegt men, uit Petersburg teruggeroepen worden. Hij wordt verdacht van aan Engeland over- gegeven te zijn. 92. 10 Avril 1758. S. A. R. s'est enfin determin4e a, l'election de M. de Twickel, second file de M. le Cte de Wassenaer, A, une Gritenie du pals de Frise 2). M. le Cte de Wassenaer avoit cette affaire tres a coeur. Il a eu depuis une conversation avec S. A. R., dont les republicains soot un peu allarmes. J'espere etre dans peu de tems en etat de savoir s'ils ont raison, j'espere que non. Il est cependant vrai que depuis quelque tems la conduite menagee de Mr de Twickel n'a pas repondu h la fermete qu'ils en attendoient. 93. 14 Avril 1758. J'ai eu occasion de voir le Cte de Wassenaer 1) De vertegenwoordiger der Republiek bij den Czar. 2) Vgl. no. 67. De grietenij was Franekeradeel. A.AN DE FRANSCHE REGEERING. 347 Twickel. Les alarmes, qu'on avoit prix sur son sujet , n'etoient pas fondees. Je n'en juge pas seule- ment sur ce qu'il m'en a dit, mail je sais positivement, qu'il a assure S. A. H. que lui et ses enfants mar- queroient toujours a la maison de Nassau un attache- ment sincere touter les foil que les interets de cette maison ne compromettoient pas ceux de la republique ou de sa Ebert& 94. 20 Avril 1758. Toenemend geweld der Engelschen op de Hollandsche schepen. De gezant heeft den raadpensionaris de noodzakelijkheid van voldoend convooi onder de aan- dacht gebracht, maar deze erkent dat, hoe noodig ook , het zeer moeilijk is, o. a. parce que S. A. R., comme amiral, donne les ordres aux capitaines de vaisseaux de guerre, et parce qu'il seroit bien difficile de la determiner a en Bonner, qui la missent tout a fait mal avec le roi son pere. 95. 1 Mai 1758. De raadpensionaris dringt er op aan dat Frankrijk alley vermijden zal wat zou kunnen krenken, want de zaak der vermeerdering is weer opgehaald : Gelder- land voegt zich hierin bij Overijsel. Aileen op Holland, Zeeland en Friesland is to rekenen. Er worden in Den Haag oproerige briefjes gestrooid , waarvan de gezant er een overzendt. 1) Van morgen is er reeds I) Het ontbreekt, doch ik ken van elders zulk een briefje; het luidt aldus: Waarschouwing. Alle de Frausgezinde Louvesteyners, waar van JAN DE BACK het hooft is, moeten voor altoos uyt de Regeering en van hunne Ampten ontzet worden, omdat zy de Vryheid en Godsdienst, ten gevalle van de Franschen, in de waagschaal stellen: het land zonder Soldaaten bloot laaten, onschuldige Burgers onderdrukken, 348 BRIEVEN VAN WASTRY een soort van oploop geweest: kwAjongens schreeuwden Leve Frederik, zonder dat iemand hun dit verbood. Als de Gouvernante er niets aan doet , staan nog erger Bingen to wachten. De raadpensionaris is van gevoelen , dat, hoewel in die briefjes van de Back gesproken wordt, hij eigenlijk de man is, op Wien men het geladen heeft. De Back is in alles een uitmuntend man, en zijn patriotisme maakt hem vijanden ; Rhoon in het bijzonder. Uit diens vroeger gedrag in 1747 kan men wel gissen , dat hij ook thane de hand in deze beweging heeft. 96. 5 Mai 1758. Het bewuste briefje heeft nog niets uitgewerkt. In denzelfden nacht was het in meerdere straten gestrooid ; een bewijs dat er meerderen aan meege- daan hebben. Er wordt geen streng onderzoek naar de daders gedaan ; de republikeinen zijn niet gerust. 97. 11 Mai 1758. De zaak der vermeerdering is bij de Staten-Generaal ter tafel genomen en ad referendum genomen 1) ; zij zal due verschoven worden en moeilijk doorgaan. De oproerige briefjes zijn in de meeste straten gestrooid ; in Rotterdam aangeplakt in een nacht in zes ver- schillende kwartieren. Brand in de kermistenten en kramen in Den Haag 2) , misschien wel aangestoken. 98. 18 Mai 1758. De vermeerdering zal in deze zitting der Staten van Holland in ernstige overweging komen , maar voor veele Ampten geld genieten, en zich alomme, ten koste van de goede Burgerye, verryken , en hun schatten buyten 's Lands na Vrankrijk zenden. Vivat Oranje, Brittanje en Prigzen. Zeg het voort. 1) Stuart I, 404. 2) Onmiddellijk vervolg op Wagenaar I, 405. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 349 wel niet doorgaan tenzij men bet yolk beroere en opzette. Nog steeds vindt men oproerige briefjes maar in geringer getal. De Gouvernante zal wel zulke gevaarlijke middelen niet gebruiken. Maar ook zij schijnt minder goed gezind. Er zijn menschen wier houding de maatstaf is van de gevoelens der princes ; dozen nu keeren zich van den gezant hoe langer hoe meer af. Rhoon daarentegen is zeer vriendelijk tot tweemaal is hij bij den gezant aan geweest om hem met zijne bevordering tot luitenant- generaal te feliciteeren , en hij betuigt zeer naar vrede te verlangen voor de Republiek. Op eene vraag van den gezant heeft hij geantwoord dat de neutraliteit voor de Republiek bet best is, maar dat hij tech wenschte dat de Republiek zich beter had toegerust om beter figuur bj oorlog en vrede te maken. ilij geloofde niet, dat vermeerdering van het leger ten gevolge zou gehad hebben dat de Republiek aan den oorlog deel nam; daartoe waren de meest betalende provincien te vredelievend. De gezant daartegen, 99. 2 Juin 1758. Ii est arrive par la poste de Leiden, de Delft et de Schiedam a Rotterdam six cent billets seditieux , dans lesquels on donne une liste des principaux membres du gouvernement , h commencer par le Conseiller Pensionnaire. On y designe sept r4gens comme partisans outres de la France et comme indignes de conserver leurs emplois 1). Cola no tend qu'a intimider les republicains pour la prochaine assernblee, mais j'espere qu'on n'y reussira pas. 100. 8 Juin 1758. Be vermeerdering is in de Staten van Holland voorgekomen en door de meerderheid ad referendum 1) Mij niet bekend. Bijdr. en Meded. XXVII. 23 350 =EVEN VAN DiAFFRY genomen. Amsterdam en Dort waren er tegen , en daar in zulk eene zaak wel eenstemmigheid gevorderd wordt, zal er van de vermeerdering wel niet veel komen 1). (Neel hierover dat als bekend niet wordt uitgeschreven). 101. 15 Juin 1758. De gezant zendt de vertaling over van een der twee stukken, die onder bet yolk verspreid zijn. Dat stuk wil eene geheele omverwerping der regeering; bet vergenoegt zich niet met de regenten als slechte regeerders voor te stellen maar leert dat zij slechts een toevertrouwde macht bezitten en dat het yolk souverein is. Uit het kwaad, dat daarin van Frankrijk gezegd wordt, blijkt de eigenlijke strekking. Het andere stuk heeft minder te zeggen 2). 102. 27 Juin 1758. De Staten van Holland zijn uiteengegaan zonder omtrent de vermeerdering besluit to nemen. De Gouvernante zal het niet daarbij laten. De begunstiging der Hollandsche haring, die de minister den gezant heeft aangekondigd , zal zeker veel afdoen. Een republikein , dien de gezant er van gesproken heeft, acht dit het doeltreffendste middel en niet gevaarlijk, omdat de voorwaarde is voortdurende onzijdigheid der Republiek. 103. 7 Juillet 1758. De raadpensionaris is zeer gerust omtrent de intrigues der Engelschgezinden tegen het belang van, den staat en het zijne. Zij zouden hem gaarne ver- wijderen en in zijne plaats nemen un jeune homme 1) Stuaart I, 405 sqq. 2) Welke stukken bedoeld worden, durf ik niet uitmaken; de gemelde vertaling ontbreekt. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 351 de la regence de Delft 1) qui est totalement clκvoue a M. de Bentinck, et M. de B. est actuellement le chef declare du parti Anglois; mais ii est si connu , et ses manoeuvres aussi , que j'espere qu'il y perdra ses peines , et les principales villes paroissent dispos4es a soutenir le Conseiller Pensionnaire contre tous les gens qui voudroient s'en defaire. 104. 10 Juillet 1758. Men spreekt veel over een memorie die Yorke zou moeten indienen , en men verhaalt reeds wat die bevatten zou. Nog steeds is de Gouvernante werk- zaam voor de vermeerdering. Men is thans bezig Gouda en Haarlem in opschudding te brengen , te Amsterdam heeft men het te vergeefs beproefd. 105. 28 Juillet 1758. Tegen de vermeerdering hebben gestemd Dort, Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, den Briel en Gouda 2). Pus is de zaak , zoo al niet afgedaan , toch voor langen tijd uitgesteld. Als nu het bevoor- rechten der Hollandsche haring publiek wordt , is alles in orde. — IL le prince de Brunsvic se plaint des menagemens qu'on dolt avoir pour le peuple, et je sais, qu'il a dit bier hautement que ce Pais etoit sans gouvernement, et n'etoit qu'une parfaite anarchie. 106. 4 Aorct 1758. Il est certain, M. , que les marques reiterks de bonte de S. M. envers la Republique et les insultes continuelles des Anglois contre ses sujets devroient 1) Naar alle waarschijnlijkheid wordt bedoeld P. van Bleiswijk, die in dezen tijd in geregelde betrekking stood met Brunswijk en met Bentinck. 2) Stuart I, 415 sqq. 23* 352 BRIEVEN VAN D'AFFRY determiner des sentimens d'Hollande en notre favour; mais les prejuges contre nous soot si inveteres chez ce peuple, qu'on ne pout les suspendre ni les ane- antir qu'en lui prouvant sans cesse , qu'il y a tout a gagner a etre nos amis et tout a risquer a n'en point etre. D'ailleurs ce gouvernement est travaille par des maladies si compliquees, qu'il ne se croit pas ineme en etat de supporter les choses, qui lui seroient les plus salutaires , si ces choses entrainoient apres elles quelques efforts considerables. 107. 11 Aot2t 1758. Resolutie der Staten-Generaal dat Berkenrode vragen zal volkomen herstel van art. 9 van het tractaat van 1739 betrekkelijk de haring 1). Er wordt daarin niet gesproken van de moeite , die zich de raadpensionaris daaromtrent reeds gegeven heeft ; men wil die niet in eon good daglicht stellen. 108. 17 Aoitt 1758. Onderhoud met de Heeren van Amsterdam. Een der pensionarissen is niet geheel to vertrouwen 2). De gezant zet hen aan tot goede bescherming van hun handel en overreedt hen, dat de Engelschen het tot geen oorlog zullen laten komen maar voor de Republiek allengs den vrede bezwarender maken dan de oorlog zijn kan. Vooral is de declaratie van Yorke ondragelijk 3). 1) Stuart I, 414. 2) De beide pensionarissen waren J. Stael en E. Graafland; de laatste wordt warm geprezen in no. 26; wellicht werd de ander door D'Affry niet vertrouwd. 3) Stuart, I, 436. Verklaring, dat de klachten van Hollandsche zijde geen ingang zouden vinden, zoolang de Nederlanders on- geoorloofden handel, waartoe ook de handel op Fransch-Amerika gerekend werd, bleven drijven. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 353 109. 25 Aoett 1758. Advies der Edelen in antwoord op dat van Amster- dam 1). Daartegen waren Wassenaer Sterrenburg en een neef van denzelfden naam2), afwezig waren Wassenaer-Twickel, Hompesch en Gronsveld 3). Het is opgesteld door Bentinck van Rhoon. Ii est seconde par le Conte de Wassenaar Catwijk , homme d'une tres petite capacite , vendu au Stadhouder, , dont ii a accepte une place lucrative et dont le detail est au dessous d'un homme de naissance 4). M. de Catwijk et M. de van der Duyn van Maesdam 5) n'ont aucune connoissance des affaires. Its se livrent aveuglement a ce que M. de Bentinck de Rhoon leur dicte de sa part; et M. de Boetselaar est lie par le moyen de sa femme 6) de la plus grande intimite avec M. Yorke et M. de Rhoon. 110. 29 Aaat 1758. Dankbetuiging van den gezant voor de bekend- making van 's konings plan am de Hollandsche haring to bevoordeelen. 1) Stuart I, 422 sqq. Betreffende de vermeerdering van het leger. 2) Hij zal bedoelen: A. van Wassenaer van Hazerswoude. 3) Van Diepenbroek , graaf van Gronsveld. Zie Kramer I in voce Gronsveld. Gronsveld was in 1748 en 1749 nauw verbonden met Bentinck, doch speelde een dubbelzinnige rol tijdens Bentinck's verblijf te Weenen. Na diens terugkeer werd de vroegere vriend- schap afgebroken. Op verlangen van den Pruisischen koning werd hij in 1758 van de ambassade te Berlijn teruggeroepen. Pol. Corresp. Fr. des Gr. Deel XII en volgende, de plaatsen in het register van personen aangegeven in voce Gronsfeld. 4) F. H. van Wassenaer-Katwijk, den beoogden persoon , vind ik vermeld als president van Z. H.'s domeinraad; dit was waarschijnlijk beneden een man van geboorte. Zie Kramer I in voce Katwijk en Colenbrander, De Patriottentijd I, 370. 5) Zie Kramer I in voce Damn. 6) Zie Colenbrander, De .Patriottentijd, I, 370, Kramer I, p. 286. 354 BRIEVEN VAN D'AFFRY 111. 1 Septembre 1758. De Staten beraadslagen over een antwoord op Yorke's declaratie. Het zal zacht gestemd zijn , want de voordeelen der Engelschen , die de republikeinen bevreesd maken voor hun overmoed , boezemen den Engelschgezinden en de Gouvernante kleinachting voor Frankrijk in. Men zegt zelfs dat er zijn , die ook den handel op de Fransche eilanden aan Engeland willen prijsgeven. 112. 5 Septembre 1758. Les Etats de Hollande continuent lours deliberations sur les procedes injustes et insoutenables des Anglois. M. le Conseiller Pensionnaire m'a parle sun cela l'autre jour avec fermete pour la premiere fois, et it est convenu enfin que, lorsqu'une pair violee a chaque instant devenoit plus onereuse que la guerre , it valoit pour Tors mieux en courir les risques. Daaraan is echter niet veel te hechten. De weldaden des konings nemen het yolk niet in, dat door vooroordeelen van religie enz. weer met Engeland en Pruisen. wegloopt. 113. 8 Septembre 1758. Er zal eindelijk een streng plakaat op de drukpers 1) versc4nen. 114. 15 Septembre 1758. Onderhoud met den raadpensionaris over den handel der Republiek op de Fransche eilanden. Deze meent, dat men wel geen tak van handel verbieden zal maar misschien weigeren voor de vaart op de Fransche eilanden convooi te geven. De gezant daartegen. — La parti de cette princesse se rassure par la foiblesse 1) Over de talrijke pamfietten, in 1758 verschenen , zie Knuttel IV, p. 332 sqq., en speciaal no. 18679. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 355 des republicains et leur dispersion ; car it sont presque tour absents. — Cette princesse vient de porter a leur parti un coup bien sensible. M. de Back , qui etait secretaire de ses commandemens — vous vous rappellerez que c'est lui qui etoit attaque dans une de ees libelles semees dans les vines et qu'il y etoit qualifie. de chef de la faction de Louvestein —, Elle lui a fait signifier hier, qu'Elle le remercioit de ses services, et l'on m'a dit aujourd'hui qu'il perdoit touts ses emplois 1). Elle l'a remplace sur le champ par M. de Larrey. M. de Back &oft le seul homme, qui , vu le detail qu'il avoit avec Elle , fat a portee de retarder, d'adoucir ou d'aneantir l'effet des mauvais conseils qu'on lui donne , au moyen de quoi je crains bien que les resolutions, qui partiront de ce conseil, seront vehementes et peu mesurees , et comme le parti Anglois fait employer ici la force et l'insulte et que les gens, qui nous sont attaches, n'ont pas les moyens d'y resister, je crois que nous devons de meme employer la force dans nos procedes et mettre en jeu la crainte, que nos ressentiments doivent inspirer. Bien des gens croyent que la disgrace de M. de Back est un prelude de cello du Conseiller Pensionnaire, mais je crois que celle ci couteroit beaucoup plus a S. A. R. et je ne presume pas qu'Elle y reussisse. 1) Over De Back's ontslag verschillende pamfletten bij Knuttel IV, no. 18706-48709. Zie ook Kramer I, p. 293, en p. 137, noot 3. Zelfs voor iemand als Brunswijk kwam dit ontslag onverwacht: den t4en Sept. 1758 schreef hij aan Ben tinck : „Ce matin a 91-/2 van Rhiel est venu ches moi pour me dire de la part de S. A. R. qu' Elle avoit envoye ce matin Burmannia et Grovestins ches de Back pour lui annoncer qu' Elle le faisoit remercier de ses ser- vices; aussi ces deux Messieurs ont et6 ches de Back a peu prιs un quart d'heure, pendant que van Rhiel a ete ches moi. Je ne sai absollumant pas davantage de toute cette histoire" etc. 356 BRIEVEN VAN D'AFFRY 115. 22 Septembre 1758. De prinses en haar raad , vertoornd over den tegen- stand van Amsterdam tegen de vermeerdering van het leger, doen niets tot bescherming van den handel. De prinses heeft zich sedert eenigen tijd geheel aan Rhoon overgegeven, en aan hem heeft zi.j de Back, zijn vijand, overgeleverd ; het is te vreezen dat het zelfs daarbij niet blijven zal. Er loopen weer nieuwe briefjes road vol lof van de Gouvernante en van Van der Mieden 1), een barer raadslieden, qui est un homme tres decries er wordt de noodzakelijkheid in betoogd vele regenten of te zetten , wier namen later gemeld zullen worden, te beginnen al vast met den raadpensionaris en zijn schoonbroeder den fiscaa12). De republikeinen ontrusten zich zeer over dit alles; velen zijn. afwezig. — I1 n'y a qu'un homme 3) qui a cherche a faire liaison avec moi. II m'a fait des avances , auxquelles je ne me suis point refuse, sans me livrer en aucune fa con a lui, parceque c'est un homme qui a ete un de nos plus insultants anta- gonistes. Il est tres mkontent du conseil actuel de Madame la Princesse et je crois que c'est parcequ'il n'y est point admis. Quelqu'en soit le motif, son mecontentement m'est utile, et it m'a dit dιjΰ plus d'une chose dont j'ai profite. 116. 28 Septembre 1758. De Republiek kan niet als bemiddelaarster4) optreden, minder nog om hare zwakheid dan om hare verdeeld- 1) Raadsheer en in 1758 president in 't Hof van Holland. Zie Kramer I, in voce. 2) J. Wybo. 3) 0. Z. van Haren. Zie zijne deductie , bl. 76, 77. 4) In 1757 en 1758 hadden Hompesch en Slingeland zich her- haaldelijk beijverd voor eene vredesonderhandeling tusschen Enge- land en Frankrijk, waarbij eene bemiddeling der Rep. overwogen werd. Ik ga hierop echter niet in. Zie no 28. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 357 held, De stadhouderlijke partij drijft de twisten dagelijks verder. Gisteren is er weer te Rotterdam een stuk aangeplakt. Temand, die het wilde afscheuren, werd gedreigd in het water geworpen te worden als hij het deed. De raadpensionaris wist daar nog niets van. Hij zeide dat dit alles uitging van lieden, die anderen verstooten wilden om hunne plaatsen te bezetten , rnaar dat het hun wel eens kon tegenvallen. Dit gezegde van een zoo gereserveerd man doet gelooven , dat de republikeinen zich nog sterk ge- voelen. Het lot der beide partijen hangt af van. het geluk der beide strijdende mogendheden. Amster- dam en Rotterdam zoekt men tot de vermeerdering te winnen, door het te doen voorkomen dat dit het vrijgeven der in Engeland opgebrachte schepen ten gevolge zou hebben. 117. 28 Septembre 1758. Gesprek met Seckendorf 1) uit Weenen , zwager van Gronsveld. Hij geeft voor allerlei belangrijke zendingen van de keizerin te hebben; de gezant wil 1) Seckendorf of Seckendorff (ook reeds in no 77 genoemd) noemde zich in 1750: Chevalier de l'ordre de St. Jean, conseiller Imperial Aulique de S. M. Impale, Ministre d'Etat prive de S. A. S. Monseigneur le Marggrave de Brandenbourg-Anspach. In die laatste kwaliteit was hij in 1750 eu 1751 in de Republiek geweest om te onderhandelen over eene associatie der kreitzen , over de opvolging in Culmbach en over maatregelen om den markgraaf van Anspach bij de , goede" partij, d. w. Oosteurijk en de Zeemogendheden, te houden. Wat hij beweerde in 4758 over diensten, aan het stad- houderschap bewezen doelde rnisschien op een geschrift, dat hij in Nov. 1750 aan Bentinck ter hand stelde , getiteld: „Reflexions sur les moyens de conserver le stadhouderat hereditaire dans la maison d'Orange", van andere diensten van hem is mij niets bekend. Thans, in 1758, gaf hij voor gezonden te zijn om in 't belang van den vrede te werken, doch volgens Brunswijk had hij daartoe geen schriftelijke insti uctie en was het doel zijner zending slechts te intrigeeren tegen de Gouvernante en het bestaande regime. 358 BRIEVEN VAN D'AFFRY over de meeste in geen gesprek treden , en zegt alleen gelast te zijn hem en den graaf van Gronsveld te hooren our tout ce qui pourroit augmenter le credit des bons patriotes en Hollande et demasquer les artifices de nos adversaires. Oda l'a ramene a me parlor de la republique. Il m'a dit qu'il avoit beaucoup contribue au stadhouderat , qu'il y avoit dans S. A. R. beaucoup d'ingratitude envers lui et envers le Conte de Gronsfeld; que Mss. de Bentinck, de Larrey et . . . . avoient voulu culbuter son beau frere; qu'ils s'en repentiroient, et qu'ils avoient attendu le moment de son retour pour faire Mater la chute de M. de Back. — De gezant vindt hem driftig en lichtzinnig, en is op zone hoede met hem. 118. 29 Septembre 1758. Deputatie der Staten van Holland bij H. K. H. , met verzoek aan de prinses om de vier provincien of te brengen van hun verlangen tot vermeerdering van het leger 1). 119. 6 Octobre 1758. De oproerige billetten blijven voortduren , maar zij worden thans door de republikeinen beantwoord : to Rotterdam hebben dezen eon hevig stuk tegen de stadhouderlijken , bepaaldelijk tegen Rhoon , aan- geplakt 2). Misschien zal men thans doze onorde doen ophouden. 120. 8 Octobre 1758. Seckendorf, die naar Muiden bij zijn schoonbroeder geweest was, is gisteren terug gekomen. Il m'a dit que le Conte de Gronsfeld avoit lieu d'κtre mecontent de la reception de S. A. R. , qui lui avoit memo 1) Vgl. Stuart I, 433. 2) Mij niet bekend. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 359 fait de mauvaises plaisanteries a sa reception; qu'Elle refusoit de le voir a sa maison de campagne de Soestdijk , gull etoit meme question actuellement de lui ()ter une pension de trois mille florins, que le feu prince Stadhouder lui avoit assign4 sur ses Etats en Allemagne , que son baillage de Muyden ne lui rapportoit qu'a peu pres deux mine florins, que cette somme suffisait a peine pour payer les domestiques de sa maison, et que le Conte de Gronsfeld n'etant pas riche, on vouloit le forcer a recevoir de l'argent des Anglois; que lui Mr, de Seckendorf pouvoit me certifier qu'il n'en prendroit pas , apres l'assurance qu'il lui avoit donnee de la protection du Roi et de l'Imperatrice. Cela m'a paru tendre a de l'argent. Overigens spreekt Seckendorf zoo wild en onverstandig, dat de gezant niet weet wat van hem to denken. Gelukkig vertrekt hij weer spoedig, 121. 9 Octobre 1758. De Gouvernante blijft de vermeerdering der land- macht verlangen. Zij heeft aan de deputatie 1) ge- antwoord , qu'Elle ne pouvoit en conscience engager les provinces qui la vouloient a s'en desister , et elle a dit depuis , que le retour des regiments de Gotha et de Waldeck 2) ne remplissoit en rien cet objet, et que, des que l'augmentation n'avoit pas lieu, Elle aimoit autant que ces regiments restassent oil ils sont. 122. 13 Octobre 1758. Thans heeft de Gouvernante ook aan den procureur generaal Wybo 3) ,doen weten, dat hij zich vrijwillig 1) Zie n° 418. 2) Stuart I, 403, 433; troepen in Duitschland in halve soldij of waartgeld. 3) Zie no 115, 360 BRIEVEN VAN D'AFFRY van zijn ambt moest ontslaan, want dat hij anders gevaar liep dat het gemeen zijn huffs plunderde. Schande voor Hare Hoogheid , die dus door het toe- geven aan den eisch van oproerige billetten of goed- keuring daarvan Of zwakheid om ze te weerstaan verraadt. Daar de procureur na verwant en zeer bevriend met den raadpensionaaris is, zal van zijn toegeven of weerstaan of hangers wat er met den raadpensionaris zelven zal gedaan worden. — Er bestaat reden om te vreezen , dat men in de buiten- landsche aangelegenheden even hevig zou willen handelen en dat H. K. H. de Republiek in den oorlog zou betrekken , zoodra dit zonder direct gevaar mogelijk ware. De republikeinen vreezen dat men in den aanstaanden winter misschien Ferdinand van Brunswijk met zijn leger over de grenzen zal laten komen, om daardoor voor het oogenblik voor Fran- sche gramschap beschut te zijn, 123. 10 Novembre 1758. Deputatie van kooplieden bij H. K. H. 1). Als de gezant wel onderricht is , zou er in 6 weken opschud- ding in Amsterdam, Rotterdam, Dort en elders kunnen ontstaan , als de beloften der prinses zonder gevolg bleven. Moeilijke toestand van Frankrijk. Bij den minsten maatregel, die Haar bedreiging zweemt , zal het geroep om vermeerdering van het leger dringender worden ; en zoo de koning verder moest gam, zou hij daardoor terstond de Brunswijkers naar de Republiek lokken. 124. 4 Decembre 1758. De vermeerdering is nog niet opgegeven, maar de 1) Vgl. Stuart 1, 443, 462. Aandrang op bescherming van den handel. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 361 republikeinen zijn op hun hoede. De raadpensionaris stelt de vergadering der Staten van Holland zoo lang mogelijk uit. Indien de republikeinen al niet veel doen kunnen , zij kunnen tech verhinderen dat de tegenpartij zoo veel kwaad doet als zij zou willen. De slechte gezondheid der prinses geeft hun buiten.- dien moed. Men gelooft dat zij niet lang meer leven zal, en beide partijen bereiden zich voor tegen haar sterven. 125*. 29 Neembre 1758. Over den hertog van Brunswijk. B. est cependant certain, qu'il ne paye pas cette Princesse (Maria Theresia) de reconnaissance et qu'il est totalernent livr4 au parti Anglois et qu'il entre dans toutes les mesures de nos ennemis. Je suis persuade , que les Republicains travaillent des a present a restraindre le pouvoir qu'il pretend, si la Princesse Royale vient a mourir. J'en suis meme assure, mais ii auroit ete bien a desirer pour eux qu'ils n'eussent eu qu'a ordonner et point a combattre. 126. 12. Jan vier 1759. J'ai travaille doucement, parcequ'il faut en user ainsi avec les Hollandois , a faire germer chez eux l'idee de l'association 1); et ils verifient aujourd'hui 1) Bedoeld is een verbond met Denemarken en zoo mogelijk met andere machten ter handhaving der rechten ter zee van de neutralen, het verbond van neutraliteit van 1180 in den dop. Ook vroeger al had de Fransche regeering hieraan gedacht ; reeds 2 April 1756 berichtte Bonnac: „Ce ne sera, Monsieur, qu'apres que je saurai ce qu'on pense a Amsterdam, et particuliιrernent les gros negocians , auxquels je puis me confier, , que je ferai usage des insinuations, que vous me chargez de faire comme de moi mιme sur une convention pour la sirrete du pavilion hollandais entre la Republique et les couronnes de Suede et de Danemarc; jusqu'ici 362 B1IEVEN VAN D'AFFRY ce qui est dit dans mes Instructions, qu'ils finissent par souhaiter ce qu'on leur a offert sans empressement. (Deze alinea gedrukt bij d'Yvoy, blz. 75.) Les com- mergans generalement souhaittent l'association ; et les principaux republicains la souhaitent aussi , mail Hs n'osent s'expliquer ouvertement sur cela que S. A. R. n'ait les yeux fermes. Hare Hoogheid is zeer ziek. — Indien twee kleine steden klaar waren geweest , zou Holland gisteren de uitrusting van 25 schepen be- sloten hebben 1). Denkelijk zal het er morgen doorgaan. Woede van Yorke en de zijnen. 127. 26 Janvier 1759. Il ne m'est pas possible de vous envoyer un expose de l'etat present de la Republique relativement a la minorite du Stadhouder. Cet kat n'est point encore constate. II est Bien decide , que M. le prince de Brunsw, est representant le Cap. Gen. , qu'il a la nomination des emplois jusqu'au grade de colonnel , et une espece de direction et d'inspection sur les fortifications et sur les magasins militaires , et qu'il n'a pas droit de patentes , ni celui par consequent d'assembler aucun corps d'armee , ni faire aucun changement de garnison, et qu'il ne doit rneme exercer ces droits qu'en communiquant au Conseil d'Etat ce qu'il voudra faire. La charge d'Amiral general dort jusqu'a la majorite du Stadhouder, et les amirautes rentrent jusqu'a ce tems dans les droits de cette charge. Les provinces et les villes rentrent de meme jusqu'a ce tems dans le droit de la nomi- nation des emplois de la magistrature, et c'est pour it me paroit que les Etats Gen6raux prendront de preference pour prot6ger leur commerce les moyens qui dκpendront d'eux seuls". 1) Het besluit ging dienzelfden dag door. Res. St. v. Holt , 12 Jan. 1759. kAN DE FRANSCHE REGEERING. 363 eviter le changement autant qu'il leur est possible que les stadhouderiens ont force S. A. R. jusqu'a sa mort de signer des commissions par lesquelles Elle placoit de leurs creatures. Les dernieres heures de la vie de S. A. R. y ont ete employees, et dans la derniere commission , qu'Elle a voulu signer, elle n'a pu former l'a et l'u. Quelques provinces voudroient disputer la validite de ces commissions , mais it est a craindre que les republicains dans ces provinces ne soient pas assez puissans pour y reussir. Le parti des patriotes paroit non seulement superieur en Hollande mais le parti Stadhouderien paroit meme aneanti. Il est pourtant a craindre qu'il n'y travaille avec plus de courage et d'intelligence que le parti republicain. Ce dernier n'est compose que des plus honnetes Bens. Ceux qui le forment ont plus d'hon- netete dans leurs procedes que leurs antagonistes. Its poussent meme sur cela la delicatesse et pent- etre la foiblesse un peu trop loin. Le Conseiller- Pensionnaire est un fort honnete hornme , exact pour les affaires de l'interieur mais incapable de prendre un parti decisif dans le gouvernement , sur- tout si cette demarche etait relative aux affaires du dehors qu'il connoit peu; et la magistrature d'Amster- dam et des principales villes de la Hollande n'a point d'hommes capables pour se mettre a la tete d'un parti. — J'ai vu le Conseiller-Pensionnaire et les principaux republicains. Je leur ai parle comme vous me le prescrivez sur Video de l'association maritime avec le Danemarck. Its attendent , comme je vous l'ai marque, pour s'expliquer sur cela les reponses qui doivent venir d'Angleterre , mais ils me paroissent tres disposes a faire ou a ecouter des propositions sun cette association. Its ne pensent pas qu'il faille comprendre dans cette association des puissances en guerre avec l'Angleterre. 364 BRIEVEN VAN D'AFFRY 128. 30 Janvier 1759. Handelingen van de Staten-Generaal met Yorke 1). Weerzijdsche ontevredenheid. De gezant heeft hoop dat de Staten zich nu tot Denemarken zullen wenden. Maar het llollandsch karakter is al to voorzichtig en vreesachtig. Aflegging van den eed door den hertog Les deputes de quelques unes (provinces) ont ete prendre ce serment chez lui, au lieu d'exiger de ce Prince de venir le preter chez eux comme cela ce dolt. II y a meme des deputes, qui ont eu la foiblesse de le consulter sur ce gull desiroit qu'on determinoit dans les dietes particulieres des provinces relativement aux interets du jeune prince Stadhouder, quoique cela soit diametralement oppose au serment qu'ils sont exigκ et qu'il a prete, conformement a la resolution de 1752. Des gens , qui manquent aussi essentiellement a leur devoir , ne font heureusement pas le grand hombre , mail ils se rangent toujours contre ce que les vrais patriotes voudroient faire pour le bien et pour l'honneur de leur patrie. 129. 6 Fevrier 1759. Je suivrai ce que vous me prescrivez relativement a ma conduite avec M. le Prince L. de Wolfenbuttel. Ii est certain que ce prince n'a pas donne lieu jusqu'a present aux republicains de prendre confiance en lui. II tache de s'en disculper et a dit a quelqu'uns des principaux, qui me Font assure, qu'il n'avoit pas ete libre jusqu'a present de suivre son gout, qu'il lui avoit meme ete dandu de voir des gens qui etoient opposes au parti de S. A. R. Il met en usage l'art de caresser, qu'il possede tres bien, et j'ai peur qu'il 1) Zie Stuart II, 29, sqq. Over Yorke's memorie, waarbij ge- vraagd was, dat de Ned. handel zou afzien van de vaart op de Fransch-Amerik. bezittingen en van het overschepen. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 365 ne seduise. [Uit deze en andere brieven blijkt dat de gezant dikwerf to eten gaf, en zijn tafel tot middenpunt der goede republikeinen maakte, hij sloeg deswege zijne uitgaven hooger aan]. Messrs du committe de raad 1) out eu une complaisance pour M. de Brunswic, qu'ils auroient mieux fait ne point avoir, en faisant passer par lui les ordres qu'ils donneront a la garnison ou a sea officiers. C'est toujours lui Bonner les dehors de l'autorite. 130. 9 FOvrier 1759. Lauwheid der republikeinen. Its croyent avoir taut gagne a la mart de S. A. R., qu'il Taut les reveiller sans cesse sur tous les objets que leur securite leur fait negliger. 131. 25 nvrier 1759. Op een vraag van den minister Haar den toestand der Republiek antwoordt de gezant, dat het moeilijk is over hare regeering iets bepaalds to zeggen, puisque ce gouvernement n'a rien de sain et que la principale occupation de ceux qui le composent est de tacher d'y gagner une preponderance, qui donne du credit au moms jthsqu'θ, la majorite du Stadhouder. Echter zegt hij er bet volgende van. De Gouvernante had het begeven der meeste posten; nu zij flood is, ver- valt dit weer aan de Staten der provincien, en dit is do twistappel tusschen de partijen. Ceux qui out souffert sous la domination de S. A. R. veulent s'en venger sur ceux qui en out ete bien traites, et ceux-ci font leurs efforts pour tacher de n'y pas succomber, et men.acent les republicains de se venger d'eux dans sept ans d'ici. Il est a cruindre que les stadhouderiens ne conservent leur superiorite en 1.1 De Gecommittoerde Raden. Bijdr. en Meded. XXVII. 24 366 13RIEVEN VAN D'AFFRY Gueldre et Overijssel et dans Groningue ; mais it est certain qu'ils la perdront en Mande et a Utrecht, et ii me paroit decide qu'elle rest Ma, en Hollande et en Frise. In de buitenlandsche taken zal Holland weer overwicht hebben. Weinige dagen na den dood der Gouvernante heeft Gelderland , dat altijd het sterkst op vermeerdering van het leger aandrong, zijne onvoorwaardelijke goedkeuring gegeven aan Hol- land's plan tot de wapening ter zee 1). Dus moet Frankrijk zich voornamelijk met Holland afgeven. Les Etats de cette province sont composes du corps des Nobles et des deputes de dixhuit villes. Twee partijen onder de edelen ; bij het leven der princes waren de republikeinen machteloos. Aujourd'hui M. le comte de Hompesch, qui suit immOdiatement dans ce corps le comte de Bentinck de Roone, a travaille a y gagner la superiorite , et y a reussi au moyen de M. de Maasdam qu'il pourra mener h son parti. Ce parti est compose de ces deux messieurs, de trois messrs de Wassenaar 2) et de M. le comte de Gronsfeld, que le besoin reduira a accepter l'ambassade d'Espagne, dont je suis tres fache. M. Hompesch et Wassenaar- Twickel, le mime qui a eu l'honneur d'κtre envoye aupres de S. M. , ont beaucoup de credit dans la magistrature d'Amsterdam. Le premier a plus de courage que le second , mais ils craignent touts deux de se compromettre. Its travaillent cependant pour le biers et c'est eux dont je me sers pour faire dire aux deputes d'Amsterdam et des principales villes, ce que je crois avantageux aux interets de Sa Majeste. 1.) Stuart II, 58. 2) Wassenaer v. Hazerswoude, Wassenaer van Sterrenburg en Wassenaer van Obdam en Twickel. De vierde Wassenaer, die lid der ridderschap was, Wassenaer van K atwijk , behoorde tot de andere partij. AAN DE FRANSOITE REGEERING. 367 Je suis en liaison intime avec M. de llogendorp 1), gendre de M. van 'Joey; it est aussi zele que son beau-pere. C'est chez lui que je voyois les Bens qui n'osoient venir chez moi et c'est par lui que je fais parler aux deputes de quelques provinces que je ne vois pas, et c'est par eux que je fais passer plus surement les choses, que je ne veux pas qu'on sache qu'ils viennent de moi. Cette vole est d'autant plus sure qu'ils l'ignorent tres souvent eux memes. Nos antagonistes nous nomment, M. de Hompesch , Wassenaar-Twickel et moi, le triumvirat. — Je suis cependant convenu avec les principaux republicains, gulls mettront en avant dans cette seance des Etats d'llollande l'ouverture pour une association avec le Danemarc. 132*. 27 Fevrier 1759. Gisterenavond onderhoud met den raadpensionaris. D'Affry maakte hem een compliment over de wape- ning ter zee en sprak de hoop uit, dat de handel zijn herstel zou te danken hebben aan Steyn's ministerie. Il m'a repondu, qu'il y feroit de son mieux mais qu'il soutiendroit le principe, qui l'avoit toujours conduit; que ce principe etoit de mettre tout en usage pour conserver le repos a la Republique et pour eviter un embarras avec l'Angleterre. 133. 27 Rvrier 1759. Er was sprake van dat M. de la Calmette 2), die op het punt staat naar Denemarken te reizen, belast zou worden met voorstellen omtrent de associatie. Maar thans zegt men dat daartoe iemand opzettelijk 1) Zie no 38. 2) Bose de la Calmette, vroeger te Lissabon geaccrediteerd. Zijne concept-instructie in de Seer. Res. St. Boll, 12 Jan. 1759. 24* 368 BRIEVEN VAN D'AFFRY gezonden zal warden. La Calmette is te goed prins- gezind. 134. 6 Mars 1759. M. de la Calmette vertrekt eerdaags. De raad- pensionaris verzekert dat hij hem belasten zal met de bewuste voorslagen aan den koning van Denemarken. 135. 9 Mars 1759. Ontvangen den brief van den minister van den 4en. Il ne m'est pas possible d'y repondre aujour d'hui , mais je vous supplie d'κtre persuade et d'assurer S. M. que je suis principalement °coupe des moyens , qui peuvent conduire la Republique a contractor une association defensive avec le Roi de Dannemarc. 136*. 9 Mars 1759. Le jour de naissance du Prince Stadhouder a ete celebre bier avec beaucoup d'eclat. On a renstarque qu'il y a eu beaucoup plus de peuple et d'enfans, qui couroient les rues avec des rubans couleur d'Orange, qu'il n'y en avoit ci-devant. Cola a paru singulier. , et je crois en avoir ce matin la raison. J'ai appris de Rotterdam qu'on y avoit distribue vingt ducats a la plus vile populace pour l'animer a se rejouir et boire a la sante du Stadhouder. Ce n'est pas la seule conjoncture, qui me fasse conjecturer que Mr. le prince Louis de Brunswick ne voudra pas laisser diminuer Fautorite du Stadhouder entre ses mains. 137. 20 Mars 1759. Boreel gaat naar Engeland am over het geweld der Engelschen te klagen. Zoo hebben althans de Staten van Holland besloten. De gezant heeft over de handelwijs der Engelschen met den raadpensionaris gesproken en hem gezegd, dat de Franschen gedwongen werden Engelsch goed op Hollandsche schepen prijs AAN DE FRA.NSCHE REGEERIN G. 369 te maken , als de Hollanders openlijk verklaarden niet in staat te zijn met hun vlag de Fransche goe- deren vrij te waren. De raadpensionaris zegt dat de Franschen reden zullen hebben van tevreden te zijn. 138, 26 Mars 1759. De Amsterdammers hebben gedaan gekregen , dat een afgevaardigde van Holland met de hunne naar Engeland gezonden zal worden , zoodat de geheele commissie nu bestaan zal uit de H.H. Boreel en. Van de Poll 1) voor Amsterdam en Meerman, pen- sionaris van Rotterdam. Ce choix est d'autant meil- leur qu'aucun de ces Messrs n'est stadhouderien Iii partisan de 1'Angleterre. 139. 3 Avril 1759. Vous voudrez bien vous rappeler ce que j'ai eu l'honneur de vous marquer plus d une fois au sujet de M. le prince Louis de Brunswick et de l'interet , que nous aurions eu a son eloignement d'ici , si la Cour de Vienne eut ete determinee , et si elle avoit pu y parvenir. Ce prince n'a que trop d'influence dans le militaire par les emplois dont il est revetu , mais on paroit encore chercher a lui donner un pouvoir enorme dans le politique. On le regarde assez generalement comme le Stadhouder, sans avoir le titre, et l'on croit qu'il conservera sur le jeune Stadhouder un ascendant decide, lors meme que celui-ci paroitra gouverner par lui meme. Het is echter ongelooflijk , dat de hertog de Republiek zou laten deelnemen aan den oorlog. hi weet wat daarvan het gevolg zou wezen. 1) J. van de Poll. Zie over doze zending Stuart, II, 51. Seer. _Res. St. Roll. 22 Maart, 7.-12 Juni, 19 Juni, 11 Juli-6 Sept., .8 Sept., 15 Sept. 1759. 370 BEIEVEN VAN D'AFFRY 140. 6 Avril 1759. Boreel en Meerman hebben bij den gezant gesou- peerd. Yorke is daarover gram, en moet den raad- pensionaris gezegd hebben, qu'il etoit bien extra-ordi- naire qu'on choisit pour aller negocier en Angleterre mes amis declares , qui venoient chez moi prendre leur instruction le matin , et a qui je donnois des fetes la veille de leur depart pour l'Angleterre. On m'a dit que le Conseiller Pensionnaire lui avoit repondu fort brievement et fort sagement. 141. 8 Avril 1759. II y a a Rotterdam un banquier, nomme Van der Hoeven 1), tres republicain zele, d'une bonne famille, et apparente a des regents de plusieurs villes de Hollande, qui demande l'emploi de commis de la marine a Rotterdam. Hij is protestant, maar dat was zijn voorganger ook. De gezant gelooft, dat de benoeming goed zou zijn ; hij beveelt hem dus aan den Minister en aan M. Berier gerust aan. Je dois vows dire encore que, depuis que je suis en Hol- lande, M. van der Hoeven m'a toujours instruit avec le meme zele de ce qui se passoit a Rotterdam, et de ce qu'il pouvoit appendre d'Angleterre. [Hij is dan ook benoemd]. 142. 24 Avril 1759. J'ignore a quel point se trouve la negociation du Danemarc en Angleterre, mais je sais que cello des hollandois y va fort mal. D'Affry heeft gezegd dat, als Holland zich niet door Engeland doet respecteeren, er van geen vernieuwing van het handelstractaat kan in komen. Hij vraagt, of hij ook niet zou mogen 1) Welke Van der Hoeven bedoeld is, durf ik niet beslissen; in 1759 werd J. A. van der Hoeven lid der vroedschap van Rotterdam AAN DE FRANSCHE REGEERING. 371 zeggen , dat in zulk geval de voorrechten van de Flollandsche haring zouden vervallen 1). 143. 22 Mei 1759. Het schijnt zeker, dat Denemarken met Engeland tot schikking gekomen is. 144. 29 Mai 1' /59. Op een vraag van den gezant, of Yorke niet trachtte to overtuigen dat de Franschen den Pretendent in Engeland wilden zenden, antwoordde de raadpensio- naris , dat men in eene maand niets van Yorke ver- nomen had ; en toen de gezant insinueerde dat hij misschien anderen dan den raadpensionaris over die taken sprak , antwoordde deze, rood wordende van drift : que dans le gouvernement present it ne lui conseilloit pas de s'addresser a d'autres et quo, quand it le feroit , it seroit le premier a etre instruit de ses menees. 145. 1 Juin 1759. Vergadering der Staten van Holland. L'obj et principal de cette assemble' e est de travailler a la reformation de ce qu'on appelle la maison militaire du Stadhouder, en diminuant de beaucoup le nombre de ses gardes du corps et de ses cent Suisses, de meme que l'etat de sa maison domestique 2). 146. 8 Juin 1759. Onderhoud met den raadpensionaris. De gezant spreekt hem van het tractaat van Rusland en Zweden ter bescherming der vaart in de Oostzee, en toont hem aan combien cet exemple seroit heureux a suivre pour la Hollande et pour le Danemarc. Nog heeft .1) Ook bij D'Yvoy, p. 74. 2) Over die vermiudering werd heel wat beraadslaagd. 372 BRIEVEN VAN D'AFFRY hij hem gesproken over het gerucht dat Engeland en Pruisen er steeds op uit zijn de Republiek in den oorlog te trekken ; de raadpensionaris zegt daarvan niet te weten, en dat hij , aux termer oil it en etoit avec le prince L. de Br., durft zeggen dat er niets van aan is. 147. 22 Juin 1759. M. de Grovestins est accuse a plusieurs egards d'avoir abuse du credit qu'il avoit aupres de S. A. R.1). On l'a h peu pres force a donner sa demission de la place de capitaine des Gardes du Corps; et le prince L. de Br. s'est fait adjuger l'exercice de cette place sans appointements a la verite et sous le pretexte de laisser au jeune Stadhouder la libert6 de nommer a ces emplois lors de sa majorite , mais en effet pour augmenter son credit, qu'il cherche a fortifier de toute facon et qui peut devenir funeste aux repu- blicains , qui n'ont pas voulu s'en appercevoir dans les commencemense 148. 19 Juillet 1759. J'ai vu ce matin M. le Bourguemattre Hasselaar 2). M. Wassenaar Twickel sortoit de chez lui. M. Hasselaar m'a dit en entrant: Vous me trouvez de fort mauvaise humeur , et j'ai bien raison. M. de Twickel exige des choses, qui ne sont pas raisonables; et it est bien change. Je n'ai pas cache a M. Hasselaar que depuis quelque tems je m'en appercevois ; et j'en ai eu pier une forte preuve. M. de Tw. est venu diner chez moi ; it m'a parle de la fonction qu'il voudroit obtenir pour son fils , et it m'a dit: vous me voyez dans la douleur et au moment de regretter le gouvernement 1) Zie Kramer I, in voce Grovestins. 2) Zie no. 183 eu de inleiding. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 373 du Stadhouder ; j'obtiendrois ce que je ne puis obtenir des republicains 1). Je n'ai pu m'empecher de lui demander, s'il se conduisoit avec eux de facon a les y engager ; je lui ai marque mon etonnement sur ce qu'il venoit de me dire ; et j'ai fini en l'assurant que je ne comprenois pas, que M. Wassenaar put preferer le metier de postulant, et de solliciter aupres de gees nouveaux et parvenus a l'etat que lui donnent sa naissance , son rang et ses emplois dans le gou- vernement de la Republique. 149. 3 Rout 1759. [De gezant kreeg meermalen berichten uit Londen , door prins Galitzin aan M. Kauderbach , ambassadeur van Saksen te 's Gravenhage gezonden.] M. Kauder- bach a rep une lettre de M. le Prince de Galitzin, qui lui marque qu'il croit savoir positivement que les lettres, que j'ai l'honneur de vous ecrire, sont ouvertes ici , et qu'on y a decouvert tout ce que ce ministre marquoit a M. Kauderbach. Je ne le puis croire. Je tacberai cependant a le decouvrir. M. de Galitzin en paroit si effraye , qu'il prie instamment M. de Kauderbach de ne le pas compromettre s'il est possible. (Niets naders over dit onderwerp.) 150. 7 Aoiit 1759. Ogier (Fransch zaakgelastigde te Kopenhagen) be- richt dat Denemarken tot geen besluit omtrent de bewuste associatie komen zal , tant qu'il ne pourrait pas etre assure de la fermete des resolutions des Hollandois. En daarop valt niet te rekenen. 151. 17 Aoitt 1759. Les pirateries des Anglois vont si loin, et leurs 1) Vgi. wat dezelfde Wassenaer in Febr. 1764 aan den Hertog betuigde, bij Groen, handb. § 682. 374 BRIEVEN VAN D'AFFRY proades soot si enormes, que dans les actes d'assurance on evalue la rencontre des corsaires Anglois et leurs visites aux memes dommages, qu'on doit craindre de la rencontre des corsaires barbaresques; de fawn que ces accidents, qui ne contenoient que deux chapitres sous le nom de rencontres chr6tiennes ou de rencontres barbaresques, en contiennent trois aujourd'hui , c'est a dire, rencontres chretiennes , rencontres barbaresques ou rencontres Angloises 1). 152. 11 Octobre 1759. Holland en Utrecht weigeren in het huwelijk van princes Caroline met den pries van Weilburg toe to stemmen , tenzij hij gereformeerd wordt. Het is zelfs zeker dat men er niet in slagen zal de toestemming van Holland to verkrijgen. Les regens des villes principales de cette province ont toujours soubconne que ce mariage se concluroit sans leur consentement ; mail ils pretendent s'en prevaloir dans le cas , oil le prince Stadhouder mourroit sans enfans pour frustrer sa soeur du droit d'heredite au Stadhouderat. Cette princesse auroit viole les conditions , qui constituent son droit, en se mariant sans le consentement de la province et avec un prince , qui ne professe pas la religion dominante et repo par l'Etat. Prinsgezinden verzekeren dat, als het zoo na kwam , de zaak zich wel schikken zou , maar de gezant twijfelt daaraan en houdt het eer voor zeker, que la Ifollande lui refuseroit le Stadhouderat on que cette province tacheroit d'en rendre les conditions moins onereuses pour elle. Men zegt , dat het huwelijk eenvoudig voltrokken zal worden en de jonge echtgenooten eenvoudig zullen leven. 1) Ook bij D'Yvoy, p. 74. AA.N DE FRANSCHE REGEERING. 375 153. 19 Novembre 1759. De republikeinsche party is sedert den dood van H. K. H. niet krachtiger geworden : ce parti au lieu de s'augmenter et de s'affermir, , paroit avoir perdu le courage, qui le soutenoit lorsqu'il avoit une opposition a combattre ; et les republicains , qui se reunissoient touts contre les resolutions de S. A. R. , sont divises par une quantite de petits interets , dont la minorite du Stadhouder leur a remis Padministration, et je n'ose- rois a present repondre a S. M. de la fermetσ de ce parti, ni de la sagesse de ses resolutions. — De gezant bespreekt hier verder in het breeds, hoe Frankrijk thans tot de Republiek staat. Het schijnt best dat de vrede tusschen beide bewaard blijft , hoewel de Republiek genoeg gedaan heeft om haar den oorlog aan to doen. In dat geval zou de onder- lingo verdeeldheid tusschen de provincien spoedig uit zijn , tenzij men kon laten uitkomen dat een gewest de schuld van den oorlog had: b.v. Holland, zoo bewezen kon worden dat het al to toegevend voor Engeland geweest was , of Gelderland , zoo het bleek dat het den Hannoveranen hulp had verleend. 154. 20 Novembre 1759. De gezant heeft gelegenheid gevonden om gedeel- telijk 's konings planners to gaan uitvoeren , sur ce qui pourroit former une scission entre la province de Hollande et quelques ones des autres provinces. De provincie , die hij op 't oog heeft, is Friesland, dat zeer slecht met den Hertog staat. Elle est gouvernee par Mme la princesse Douairiere de Nassau 1) , avec laquelle le Due est brouille. Nu heeft Friesland zich verzet tegen het verbieden voor het vervolg van 1) Maria Louisa van Hessen-Cassel, wed. van J. W. Friso. Over haar brouille met Brunswijk , zie no. 159. 376 BRIEVEN VAN D'AFFRY doorvoer van contrabande , en heeft gemaakt dat dit verbod althans maar voorloopig zou wezen 1), en zoo- doende heeft het Frankrijk verplicht. Een afgevaar- digde van Friesland 2) heeft zelfs den gezant aangeboden te bewerken , dat dit verbod werd ingetrokken , als men hem in staat stelde aan zijne committenten te verzekeren , que S. M., reconnaissante aux bonnes intensions des Frisons et a la sage conduite de Mme la princesse de Nassau, leur en donne des marques, en ordonnant sans delai quelque soulagement dans le traitement , que la comte de Hanau essuye , et cela sur l'interet que Mule la princesse Douairiere, soeur du Landgrave , prend a cette comte. De gezant heeft zich niet bepaald uitgelaten maar alleen ver- klaard, dat de koning den Friezen hunne cordaatheid in dezen te goede hield. Ce depute est un homme, qui a ete tres attache au Stadhouder 3) , et que sa passion et son animosite contre le prince Louis de Brunsvic conduisent plus que l'interet de sa patrie. Il est meme certain que son intention est moins de nous servir que se donner du credit dans sa province; mais sa conduite me paroit repondre a ce que vous desiriez. De gezant wacht nailer bevel 4). 155. 23 Novembre 1759. De staatslieden der Republiek zijn steeds bezorgd over de wijs , waarop de laatste resolutie 5) te Ver- sailles en vooral to Londen zal worden opgevat. 1) Zie Stuart II, 73 sqq. 2) 0. Z. van Haren, zie no. 158. 3) Over Van Haren's verhouding tot den prins, zie zijn eerste Deductie, p. 10, 69-70, en de derde Deductie, p. 7. 4) Afgedrukt bij Nijhoff, De ilertog van Brunswijk, p. 240. 5) Zie Stuart II, blz. 73. De resolutie betrof de klacht van Yorke over toevoer van ammunitie uit Amsterdam aan Frankrijk, en de klacht van D'Affry dat er een oogenblik zwarigheid werd gemaakt om die ammunitie te laten vervoeren. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 377 Bentinck van Rhoon vraagt spottend aan de repu- blikeinen of men haast het leger vermeerderen zal, of daarmee wachten tot Frankrijk van dreigen tot dadelijkheden overgaat. De republikeinen beroepen zich bij den gezant op hunne goede gezindheid en verzoeken matiging De gezant antwoordt hun , dat hij zijne regeering aanhoudend doet opmerken , dat de partijdigheid voor Engeland eigenlijk alleen bij eenige landprovinciθn zit en dat met weinige uit- zonderingen de Iiollandsche regenten goed gezind zijn, et qu'il etoit malheureux que le magistrat de la premiere ville de la Hollande eut montre sa parti- alite ou de la foiblesse dans une occasion, ou it n'avoit qu'a suivre la simple justice pour marquer son respect au Roi. 156. 21 Decembre 1759. Over de familie Hope. Leur cousin germain de meme nom qu'eux est Lord en Ecosse , sous le titre je crois de Cte d'Opton 1). Its sont des millionnaires a Amsterdam, mais malgre tout cela le caractere et l'esprit de marchands Porte sa teinture dans toutes leurs affaires. 157. 4 Janvier 1760. G-esprek met den Hertog. J'ai tourne ensuite la conversation sur ce pas-ci. M. de Br. m'a rappelle a peu pres touts les evenements considerables, qui se sont passes depuis mon ministere. Il m'a parle d'abord des vaisseaux Anglois, qui vinrent ici pour y prendre 1) Naar alle waarschijnlijkheid worth. bedoeld John Hope of Hopetown (Lie Diet, of National Biography in voce); of deze wer- kelijk aan de Nederl. familie Hope verwant was, dud ik niet nit- maken , maar schijnt mij weinig aannemelijk op grond der mede- deelingen van Elias, De Vroedschap van Amsterdam, betreffende de Ned. Hope's, 378 BRIEVEN VAN D'AFFRT les six mille hommes de secours. Il m'a assure, que non seulement le parti Anglois dans la Republique n'y avoit eu aucune part , mais Mme la princesse R. et M. Yorke avoient meme totalement ignore cet envoi, et que c'etoit une equipee, dont on ne pouvoit accuser que le lord de Holderness. Il m'a dit , que le parti Anglois avoit a la verite voulu une augmen- tation dans les troupes de terre , mais sans avoir jamais eu le dessein d'engager la Republique dans la guerre. Je lui ai repondu, que je savois que S. A. R. en avoit toujours ete eloignee jusqu'en rannee 1758, dans le temps oil le pr. Ferdinand avoit passe le Rhin, mais que pour lors je crus la trouver changee et que j'etois persuade que , si la Hollande n'avoit pas eu la force de s'opposer a l'augmentation dans ce temps, la Republique auroit ete entrainee a la guerre 1). — II m'a repondu avec beaucoup de vivacite : que si Pitt avoit porte ses vues dans ce temps la au continent, comme it ra fait depuis , et que 1'An- gleterre eut envoye un nombre de vaisseaux et de troupes de debarquement aux Pais-bas, la Republique auroit ete entrainee sans pouvoir s'en dedire. Je vous avoue , M. le Due, que cet aveu , qui justifie tout ce que j'ai prix la liberte de representer dans ce teens la a S. M. , m'a fait grand plaisir. Le prince Louis m'a parle ensuite de l'extreme foiblesse de retat des troupes de terre de la Republique , et m'a prouve qu'elles suffisoient a peine pour les garnisons de Namur, de Maestricht et de Nimegue, en donnant a ses garnisons une force convenable dans les conjunc- tures presentes. De gezant gelooft, dat de Hertog tot versterking van zijn invloed het leger gaarne 1) Vgl. Pol. Corr. Friedrichs d. Gr. XVI, 164, 165, 215, 244, 274, XVIII, 32. En Ranke, Briefwecksel Friedrichs des Gr. mit dem Prinzen Wilhelm IP and mit dessen Gemahlin, p. 80 sqq. AAN DE PRA.NSCHE REGEERING. 379 vermeerderen zag , maar dat hij er de Staten niet licht toe bewegen zal I). — Op het verzoek der Staten- Generaal om verzachte behandeling van de landen van Nassau acht de gezant het raadzaam te antwoor- den , dat die landen zoo zacht behandeld zullen worden als in oorlog mogelijk is, en dat men hem tegelijk gelaste de declarer a M. de Haren , ou a quelque autre depute de Frise , que S. M. ordonnera que l'on ait des egards particuliers pour les Etats de Nassau, en consideration de la conduite de cette province, de l'influence que Mine la princesse Douairiere a dans les resolutions, des sentiments d'impartialite dont cette princesse fait profession et dont elle a instruit l'ambassadeur du Roi , it y a quelque temps, en le priant de recommander a la bonte de S. M. les Etats de son petit-file en Allemagne. Dit zou in Friesland veel good doen. 158. 17 Janvier 1760. J'ai parle a M. de Haren, depute de Frise, qui auroit voulu exiger de moi plus que je n'attendois, sun la facon dont S. M. avoit et4 reconnaissante a la fermete de la province de Frise. Van Haren namelijk Wilde gemachtigd worden niet aan de Staten van Friesland maar aan de Douairiere te verzekeren , dat Nassau hem ten gevalle gespaard zou worden. Zijn Joel was dus de prinses voor zich in te nemen , et l'engager a attacher a M. van Haren un des quatre quartiers dont elle dispose plus particulierement. Maar het is ongeraden den invloed van een man te ver- grooten , die misschien later weer vijandig wordt. Daarom zal de gezant aan meerdere gedeputeerden 1) Het volgende afgedrukt bij Nijhoff, op cit., p. 241. De Nassau- sche landen hadden van de Fransche troepen veel te lijden , evenals het andere Duitsche gebied. 380 BRIEVEN VAN D'AFFEY verzekeren, dat hun ten gevalle, om de goede be- sluiten der provincie , de gunst bewezen wordt. Dit zal beter werken. De raadpensionaris verklaart, dat hij voor het oogenblik geen vermeerdering ver- langt dan van de zeemacht maar bij den vrede zal voorstellen het leger met 10.000 man te versterken 1). 159. 31 Janvier 1760. . 159. 31 Janvier 1760. Ue gezant heeft aan Bergsma , eersten gedeputeerde van Friesland, de betuiging van 's konings bijzondere goedgunstigheid jegens de provincie overgebracht. goedgunstigheid jegens de provincie overgebracht. Hoewel van partijdigheid voor het stadhouderschap verdacht , zal deze niet durven nalaten van deze ver- klaring aan zijne provincie kennis te geven. Deze klaring aan zijne provincie kennis te geven. Deze opening bevalt niet aan Van Haren tweeden gede- puteerde, die de princes-Douairiere alleen de eer van 's konings gunstbewijs geven Wilde. La princesse 's konings gunstbewijs geven Wilde. La princesse Douairiere s'est rendu a la Haye aussitOt apres la mort de S. A. R. Les ennemis du prince Louis de Br. out voulu se servir d'Elle pour diminuer son autorite; ils n'y sont pas parvenus, et Elle a ete obligee de retourner a Leeuwarde. ont voulu du moms se servir d'Elle en Frise pour y determiner les resolutions en leur faveur, et contre les projets du prince Louis; mais cette province est divisee en du prince Louis; mais cette province est divisee en deux partis , et si j'avois augmente le credit de la princesse Douairiere, en publiant que S. M. a egard princesse Douairiere, en publiant que S. M. a egard ce qu'Elle desire, je me serois declare son partisan et l'adversaire du prince Louis. — La princesse et l'adversaire du prince Louis. — La princesse Douairiere ne pouvant par Elle-meme former un parti dans les autres provinces et surtout en Hollande , les ennemis du prince Louis lui ont associe sa petite Elle, la princesse Caroline et le prince de Nassau-Weilbourg, qui doit l'epouser. Daar Utrecht 1) Afgedrukt bij Nijhoff, op cit., p. 241. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 381 en Holland weigeren tot dit huwelijk hun toestemming te geven , dringen de vrienden der prinses er op aan dat zij meerderjarig worde verklaard, schijnbaar opdat zij ook zonder toestemming zou kunnen huwen, inderdaad om haar gouvernante te maken tot haars broeders meerderjarigheid. Le prince Louis sent le danger pour lui d'une pareille demarche , et it fera tout ce qui dependra de lui pour en empιcher le success Ii a meme dit a quelcun, qu'il sentoit qu'on vouloit elever autel contre autel , qu'on cherchoit eloigner la princesse Caroline du Stadhouder son frιre, qu'on y reussiroit , qu'on s'en repentiroit, et que cette princesse etoit bien mal conseillee que, quanta lui, it sauroit defendre le droit de son pupils et les siens , au moyen de quoi ii ne seroit point etonnant que le manage fut retards de quelque temps. De hertog spreekt den gezant over dit onderwerp niet regelrecht, maar hij spreekt altijd met veel 'of van den pries en geheel anders van de prinses. De republikeinen klagen den gezant over de partijschap, die uit dit familiegeschil zal voortkomen. Its accusent Mrs le comte de Gronsfeld , de Haren , et van der Mieden , president de la Cour de Hollande , d'κtre les chefs d'un clique , qui ne tend qu'a dechirer leur patrie sans avoir aucune utilite pour objet. Le comte de Gronsfeld a certainement bien servi sa patrie pendant son ministere a Berlin, et le roi de Prusse n'a exig6 son rappel 1) de feue S. A. R. que parce qu'il penetroit trop les projets de ce prince. II avertit entre autres que son voyage de Wezel a Amsterdam n'etoit pas fait sans dessein, que S. Prussienne avoit balance a s'assurer de la Republique etc. Mais 1) Pol. Corr. Friedrichs d. Gr. XVI, 176, 177, 226, 241, 321 Hoot 2. In 1758 was Gronsveld vervangen door Verelst , wiens instructie is van 1 Nov. 1758. Seer. Res. St. Roll. Bijdr. en Meded. XXVII. 25 882 BRIEVEisT *AN D'AFFItt le comte de Gronsfeld a des defauts, qui empechent qu'on ne puisse prendre en lui aucune confiance; et vous vous rappellerez qu'il a voulu se vendre absolu- ment a nous pour le prix de 10.000 livres. D'ailleurs son ami intime , M. de Back, que Mme la princesse Royale avoit prive de ses emplois et qui depuis six mois a tourn6 le dos au parti republicain pour se jetter dans les bras du prince Louis , a cherche a, l'eloigner , et l'envie de se venger de lui , de se rendre necessaire et d'acqu4rir du credit dans sa province sont, je crois, les seuls motifs, qui l'engagent A travailler pour la princesse Caroline. — M. van der Mieden est un homme tres savant dans les interets de l'interieur de la Republique et qui a beaucoup d'adresse et de finesse dans l'esprit; mais it est publiquement et genσralement accuse de faire un fort mauvais usage de ses connaissances et de ses talents; et je ne connois pas ici un homme d'une repu- tation sans reproche qui soit lie avec lui. Ce sont ces quatre 1) hommes , qu'on dit etre les chefs du parti contraire au prince Louis. Its ont voulu sous ce pretexte engager les republicains a s'unir a eux; mais ceux-ci ont eu la sagesse de s'en garantir. Il seroit bien a, desirer qu'ils eussent la fermete de profiter de cette division, et cela reussiroit facilement , si le Conseiller Pensionnaire etoit un homme de resolution, et si la vine d'Amsterdam connoissoit ses propres forces, mais il, regne parmi les republicains une indolence, qui feroit desesperer de tout succes , s'il failloit exiger d'eux des resolutions fermes et actives. De gezant houdt zich onzijdig en beklaagt alleen de Republiek, die van de verdeeldheid niet dan schade kan lijden 2). 1) Lees: trois, althans er zijn er slechts drie genoemd, want De Back kan niet meer tot hen gerekend worden. 2) Afgedrukt bij Nijhoff, op. cit., p. 241. AA1 DE FRANSCHE R1GEERING. 383 160. 22 F4vrier 1760. Ongeval Van Haren 1). Eergisteren is hij heimelijk naar Brussel vertrokken. Le parti qui s'elevoit en faveur de la princesse Caroline y peut perdre beau- coup , mais it y peut gagner, , si M. de Haren est remplace par quelcun , qui ait autant de talents et plus de prudence que lui. — Fraaie vrede•preek op vastendag van le premier ministre Francois 2), qui parle ordinairement comme les republicains le desi- rent. De gezant is onder zijn gehoor geweest. 161*. 25 Fivrier 1760. Over den hertog van Brunswijk. Comme ce prince a beaucoup de confiance en moi , it m'a parle des dissentions , qui se sont elevees dans la famine de Mr de Haren. Ii m'a fait le detail de la cabale dont Mr de Haren etoit le chef, et j'ai vu qu'il etoit fort biers instruit. Il croit cette cabale aneantie , et je n'ai point contredit cette ic1.6e ; mais je ne serois point etonn4 de la voir se ranimer dans quelque tems, si elle peut prendre consistance sous des chefs plus prudents. Si elle dolt se developper, ce ne sera que dans quelque tems, et lorsque la princesse Caroline, etant mariee et separee du Stadhouder son frere, voudra peutetre avoir une espece de cour a Elle et former un parti dans la Republique. 162*. 14 Mars 1760. . . de Bentinck de Rhone s'etoit plaint a lui de la reserve dont j'usois a son egard, et de ce que ne lui avois 4) De zaak van Onno Zwier van Haren. 2) Chais. 3) Zie over St. Germain: Van Sypesteyn , Voltaire, St. Germain, Cagliostro, Mirabeau in .Nederland (1869). Over zijue relaties met Bentinck bevatten de Bentinck-papieren niets. 25* 884 BRIEVEN VAN D4A.I'VRt jamais parle d'affaires. Il a ajoute, que le comte de Bentinck l'avoit assure que personae n'etoit moins Anglois que lui , qu'il etoit vraiment patriotte et plus Francois que je ne le croyois. J'ai repondu a Mr de St. Germain les gearalites les plus communes, de facon cependant a, lui faire sentir que je trouvois singulier , que le comte de Bentinck lui eut donne cette commission et encore plus singulier qu'il s'en fut charge. 163*. 25 Avril 1760. On croit que le pretendu comte de St. Germain a passι en Angleterre etc..... La conduite, que le comte de Bentinck de Rhone a tenu avec cet aven- turier, est presentement publique ici et diminue en- core son credit dans touts les ordres de l'Etat. Un grand republicain m'a donne une traduction, que je joins ici, d'un passage du Bernier volume de l'histoire de la Patrie I) qui vient de parottre. Vous verrez par la, Mr le Duo, qu'on cherche a d4masquer le comte de Bentinck, non seulement aux yeux des gens qui composent le gouvernement , mais encore dans l'ordre de la bourgeoisie et chez le peuple par le moyen d'un livre hollandois , qui est generalement lu dans les sept provinces. L'indecence, avec laquelle ii a voulu se rendre agreable au peuple lors de la revolution, est une ιpoque que nous ne scaurions jamais oublier. 164*. 27 Avril 1760. Bezoek van den Leidsehen professor Allemand , qui est l'homme de ce pals le plus attache a Mr le Comte de Bentinck de Rhone. Het ware doel zijner komst was om over Bentinck to spreken. Het dis- 1) Tom. 20, pag. 97 etc. (Wagenaar). De aanspraak van Ben- tinck bij de introductie van Willem IV in den Raad van State AAN DE FRANSCHE REGEERING 385 cours komt op St. Germain, naar Wiens avonturen Allemand zich nieuwsgierig toont. Je lui repondis que je ne lui en cacherois rien, et je lui fis alors toute l'histoire de cet avanturier depuis son arrivee en Hollande , en l'assurant toujours que j'etois persuade que Mr le comte de Bentink desavoueroit toujours ce qu'un imposteur de cette sorte avoit avance en son nom. B. me dit qu'il n'en doutoit pas; mais que Mr le comte de Bentink regardoit Mr de St. Germain comme un homme de naissance qui voyageoit, et qui avoit des raisons de cacher son nom. Je lui detaillai sur cola les impostures, dont cot avanturier a fait usage ici. Il en parut surpris ; et je ne lui cachai pas, combien j'etois surpris moi memo de la conduite de Mr le comte de Bentink jusqu'au moment de l'evasion de cot avanturier. Mr Alleman le defendit asset mal sur cela ; et laissant la Mr de St. Germain, it me parla de Mr le comte de Bentink precisement comme St. Germain m'en avoit parle , en m'assurant entr'autres que Mr le comte de Bentinck n'avoit jamais eu pour objet dans toute sa conduite que les interets et le bien de sa patrie; que mon eloignement a son egard n'existoit que parce que je ne le con- naissois que sur les relations de ses ennemis, et que si je voulois me mettre a portee de le connoitre par moi memo, je reviendrois bientOt de mes prejuges a son egard. Jo lui repondis que , dans les commen- cements de mon sejour ici, j'avois cherche a prevenir Mr le comte de Bentinck , et c'est la pure verite , mais qu'il s'etoit toujours refuse aux avances que j'avois faites, et que je convenois n'avoir pas etc lon- gues, parce quo j'avois etc peu de tems a m'apper- cevoir qu'il n'y repondoit pas. J'ai dit de plus que la faon, dont Mr le comte de Bentink s'etoit conduit relativement au depart de Mr de St. Germain de la Haye, ne me paroissoit pas une preuve de l'intention. 386 BRIEVEN VAN D'AFFRY qu'il marquoit de nous obliger. Mr Allaman m'a repondu, qu'il ignoroit ce qui s'etoit passι a cet egard mail qu'il pouvoit m'assurer que Mr le comte de Bentink avoit une veritable envie de se Her avec moi. Je lui ai repondu froidement qu'il pouvoit l'assurer, que je serois toujours fort aise de lui mar- quer ce qui est du a un homme de son rang, et qui occupe les premieres places de la Republique 1). — D'Affiy is vast overtuigd , dat die pogingen tot toe- nadering van Bentinck alleen zijn toe to schrijven aan diens sterke begeerte om zijn aanzien en invloed in de Republiek to versterken ; hij ziet hiertoe het beste middel in intieme verbindingen met de voor- naamste vreemde ministers, die met den vredehandel belast zouden kunnen worden. — D'Affry acht het van belang, dat men goed wete dat Bentinck nooit eenig vertrouwen van de Fransche regeering ge- nieten zal. 165*. 14 Septembre 1760. Le Conseiller Pensionnaire et touts les gens raison- nables qui sont ici sont bien persuades que ce sont les Anglois , qui se sont refuses jusqu'a present a une reconciliation particuliere entre la France et l'Angleterre 2). 11 est bien a craindre que les difficultes , qui se sont elevees dans les grandes Indes entre les corn- pagnies Angloise et Hollandoise 3), ne se terminent comme vows le prevoyez: c'est a dire , aux depends 1) Over den hoogleeraar Allemand, zie o. a. Schotel , De Academie to Leideis, p. 60, 202. 2) Over de pogingen in 1759 en 1760 aangewend om tot vrede to geraken (zie o. a. Stuart II 133 sqq.) bevatten d'Affry's depeches verschillende berichten , die ik ter zijde laat. 3) Zie o. a. Stuart II, 199, en Vervolg op Wagenaar, XXIII, 283 sqq. AAN DE FRA.NSCHE REGEERING, 387 de l'honneur et de l'interet des hollandois. Il n'y auroit cependant jamais eu d'occasion plus favorable pour ceux ci de se soustraire h la tyrannie, que les Anglois veulent exercer dans toutes les mers; car s'ils pouvoient prendre le parti de proteger leur Compagnie et de lui fournir quelques troupes regMes , elle pourroit en se reunissant a nous, ou meme par ses propres forces, prendre dans les Grandes Indes un ascendant sur les Anglois, dont it leur seroit bien difficile de se relever; mais l'anarchie qui regne ici et la preponderance du parti Anglois empecheront la Republique de prendre un parti, qui lui seroit aussi honorable qu'utile. 166*. 24 Octobre 1760. ..... Bien des gens ici poussent le fanatisme si loin contre nous et en faveur de nos ennemis , que je crois qu'il est essentiel de prendre les precautions les plus seures dans le cas , ou l'on pourroit soub- conner les ennemis de vouloir tenter quelque chose de nouveau sur le Bas-Rhin, etc. Hij stelt voor bij Kleef op den linker Rijnoever een fortje te bouwen om de voorbijgaande schepen te dwingen een scherpe visitatie toe te laten. 167*. 4 Novembre 1760. De St. Gen. zullen gezanten naar Engeland zenden om den nieuwen koning 1) to complimenteeren en de oude verdragen te vernieuwen. 41 est certain que les Anglois ne voudront pas renouveller le Traite sur le pied de celui de mille six cent septante quatre. Il seroit cependant fort interessant pour nous que 1) George H was 25 Oct. overleden. Als buitengewoon gezant werd gezonden J. Boreel , die last kreeg tevens de grieven over het optreden der Engelschen in Indid te bespreken. Zijne instructie Secr. Res Holl. 5 Mei 1761 388 BRIEVEN VAN D'AFFRY les Hollandois puissent le renouveller, de facon a, avoir une navigation libre et assuree toutes les fois Tells seront assez sages pour conserver la neutralite dans les differents , qui pourront s'elever entre nous et l'Angleterre , car dans ce cas les Provinces Tithes peuvent titre regardees comme le magasin le plus assure de nos approvisionnements et la marine mar- chande de la Republique comme le moyen le plus assure de nous les fournir. 168*. 7 Avril 1761. Le prince Stadhouder est totalement retabli de l'attaque violente, qu'il a essuye vendredi Bernier et qui paroit n'avoir ete qu'une forte indigestion 1). Les convulsions qu'il a eu ont ete si considerables, qu'on a dit dans le public et meme dans sa maison , qu'il etoit apparent qu'il avoit du poison. Le prince Louis de Wolfenbuttel a confie a quelcun de qui je le tiens , qu'il croyoit etre assure que ce n'avoit ete qu'une indigestion, mais qu'il convenoit qu'il n'avoit lui meme trop sceu qu'on croire , lorsqu'il l'avoit vu si mal. II est hors de toute apparence qu'on aye voulu entreprendre sur les jours de ce jeune prince, mais comme la princesse de Weilbourg , sa soeur, , fait beaucoup d'accueil h touts les gens mecontents du Stadhouder ou du prince Louis, et qu'ils cherchent d'ailleurs les uns et les autres h s'attacher ce qui reste dans le peuple des seditieux de 1747, qu'on appelle Doelistes , cette vile esp6ce de gens lour pr6te tour a tour les sentiments dignes de sa bassesse. Its en sentent le danger et les inconvenients, mais leur desunion les empeche de se soustraire. 169*. 1 Mai 1761. . I% des gendres de M. van Neck de Londres 1) Ned. Jaarb. 1761, p. 34. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 389 vient de faire une banqueroute estimee au moms de six millions de nos livres. Les engagements trop considerables, qu'il a pris pour la nouvelle souscription, sont la cause de sa chute. Cette banqueroute a fait un tres grand effet dans la bourse d'Amsterdam. Les maisons de Messrs Hope, Pels et Fils et Cliffort y sont fort interessees et si on n'etoit pas venu au seeours du comptoir des Freres de Neufville eut ate a craindre gulls n'eussent ate obliges de faire faillite 1). 170*. 22 Mai 1761. Brunswijk is ontevreden over de Engelschen , die, in plaats van zijn broer , hertog Ferdinand , verster- kingen to zenden , een aanval op het eiland Belle- Isle gedaan hebben. Naar zijne uitingen to oordeelen zijn de koningen van Engeland en Pruisen en hunne bondgenooten niet ingenomen met de keuze van Augsburg als plaats voor het congres. Nous (d'Affry en Brunswijk) avons cause sur plusieurs sujets relatifs a la Republique, et je vois que le prince Louis, qui devroit n'etre male dans les affaires que pour le militaire de terra, acquiert un tres grand credit dans les affaires meme politiques, sur lesquelles it est pour le moms consulte des qu'elles sont de quelque consequence. J'ai lieu de juger qu'il seroit tres flatte d'κtre con suite par moi dans les affaires, que je puis avoir a disputer ici , et qu'il feroit de son mieux pour nous en assurer le succes. Je vous prie de dire, si l'intention de Sa Majeste est que je Passe usage de cette voye, lorsque je la croirai utile 1) Zooals bekend is, kon het huis zich toch niet staande houden en failleerde in 1763; tien jaar later volgde het huis Clifford. Wie met „un des gendres de Mr. Van Neck de Londres" bedoeld is, weet ik niet. 390 BRIEVEN VAN D'AFFRY a ses interets, et que je pourrai l'employer sans effaroucher le parti r6publicain. 171*. 26 Mai 1761. . . membre du corps des nobles de Hollande , est wort pier. C'etoit un tres honnete et tres galant homme, qui , sans avoir beaucoup de lumieres , avoit et6 cependant souvent fort utile au parti republicain par la fermete et le desinteressement , avec lesquels it avoit resiste dans les commencements de cette guerre aux volontes de feue S. A. R. , et a la fougue du parti Anglois, qui vouloit predominer dans le corps des nobles. Il disposoit d'ailleurs de la voix de la vine de la Brielle 1) et a arrete plus d'une fois par ce moyen les entreprises du parti Anglois dans les affaires, qui demandoient unanimite de voix aux Etats de Hollande. Sa perte sera difficile a rσparer. Hij had zitting in de admiraliteit van Amsterdam. Als oudste lid der Ridderschap heeft thans Gronsveld recht op die plaats, waarvoor hij stellig zijne plaats als minister in Spanje , waartoe hij juist benoemd is, zal opgeven, indien ten minste zijne talrijke vijanden niet beletten dat hij die plaats in de admiraliteit krijgt. 172*. 12 Juin 1761. De St. Gen. zijn deter dagen bezig geweest met de benoeming van den gouverneur van Breda. Hompesch , die er recht op zou hebben, heeft er niet om gevraagd omdat hij spoedig gouverneur van Sluis hoopt to worden. Dan waren er twee generaals, die er vOOr Van der Duyn van Maasdam recht op hadden , maar 1) P. van Wassenaer Sterrenburg was baljuw en dijkgraaf vau Den 13riel en het land van Voorne, AAN DE FRLNSCHE REGEERING, 391 Brunswijk heeft diens benoeming uitgewerkt. Een bewijs van Brunswiik's invloed. Ce seroit assez juste, si ce credit ne portoit que sur les affaires militaires, mais it est a peu pres aussi puissant dans les affaires politiques et les regents de la Republique ne savent pas tirer de la minorite du Stadhouder tout le parti, qu'une aussi belle occasion leur offroit pour reparer en partie les pertes, que l'administration de la It4pu- blique a fait dans Panne() 1747. 173*. 23 Juin 1761. De Republiek is lang niet meer wat zij vroeger was. Van de zwakte , waarin zij door het gedrag der Staten Generaal tijdens den Oostenrijkschen successie-oorlog geraakt is , heeft zij zich niet hersteld. De leden der regeering houden zich slechts bezig met provincials en nog meer met particuliere be- langen. Le Conseiller Pensionnaire connott tres peu les affaires de Ntranger, , le Greffier en est fort instruit mais it est trop ouvertement attache au parti Stad- houderien et a la faction Angloise , au moyen de quoi on ne peut gueres prendre de confiance dans les chores, qu'il veut bien communiquer. Dans le rests des gens , qui composent l'assemblee des Etats Generaux , it n'y a presque personne qui conn.oisse l'etat present de l'Europe, et encore moins les differents interets , qui dirigeront les Puissances, qui la gouver- nent , apres la fin de cette guerre. Ook het corps der gezanten , die in Den Haag resideeren , is van minder beteekenis dan vroeger. (Er volgt een oor- deel over die verschillende personen , dat ik hier niet opneem.) 174*. 28 Juillet 1761. C'est par des lettres receues ici d'Angleterre samedi dernier que l'ou a appris la prise de Pondicheri par 392 BRIEVEN VAN D'AFFRY les Anglois 1). Les gens les plus senses de la Repu- blique comprennent tree bien, combien cet evenement peut devenir funeste a toutes les nations qui commer- cent dans les Indes, et combien it seroit necessaire de mettre enfin un frein a l'ambition des Anglois, qui tot ou tard voudront s'emparer de la totalite de ce commerce Mais le gouvernement de la Republique est si foible et si divise, qu'on ne peut esperer d'elle aucune resolution de fermete , clans un tems cepen- dant ou la fermete seule pourroit soustraire les nations neutres au joug, qua les Anglois voudroient leur im- poser sur mar...... Gronsveld heeft de plaats van Wassenaer Steffen- burg in de admiraliteit van Amsterdam gekregen 2): et sa nouvelle commission le met a port6e de former des liaisons intimes a Amsterdam. J'ai dιjΰ eu occasion de vous faire connoitre les talents et le caractere de Mr le comte de Gronsfeld. Ii a beaucoup d'esprit et peut daps l'occasion nous etre fort utile. 11 paroit avoir envie de se her avec moi , et sans me livrer jusqu'it un certain point, je me conduirai de facon a pouvoir nous servir de lui , lorsque l'occasion s'en presentera et lorsque vous le jugerez necessaire. 175*. 14 Aatit 1761. Jo me conduirai comme vous le prescrivez a l'κgard de Mr le comte de Gronsfeld. 11 est certain qu'il a beaucoup d'esprit , et qu'il peut avec le tems se procurer la pluralite des suffrages, s'il a la prudence de dissimuler sa passion contre le prince Louis de Wolfenbuttel et sa haine contre la maison Stadhou- derienne. Le mauvais etat de ses affaires pourroit le ramener aux intκrets de cette maison, si en se 1) Lally-Tollendal capituleerde 18 Jan. 1761. 2) Zie ook Kramer I, 187, AAN DE PRINSCHE REGEERING. 393 rapprochant it prevoyoit des recompenses capables d'augmenter sa fortune; et par la memo raison nous pourrions nous servir de lui avec utilite et par le memo moyen dans les occasions assez essentielles pour l'employer. 176*. 23 Octobre 1761. Eerste officigele mededeeling aan den Prins ce jeune Prince m'en a paru tres flatter je l'ai trouve plus instruit quo je ne l'aurois cru. 177*. 30 Octobre 1761. Over Brunswijk.... ; la facon ouverte avec laquelle it me park sur bien des choses pout nous etre utile dans plusieurs occasions. Ce prince a l'esprit fin , mais comme it ne se defend pas assez des sentiments qui l'animent , surtout contre le ministere de la Cour de Vienne, it laisse quelque fois echapper des traits, dont nous pouvons faire usage et dont je ne manque- rai pas de vous rendre compte. 178*. 17 Novembre 1761. ..... II est certain quo les Etats Gt4n6raux ne sauroient trop se garantir de la tyrannie, quo les Anglois exercent sur le commerce de toutes les nations, et it faut croire quo l'armement maritime, qu'ils continuent, garantira un peu celui de leurs sujets; mais le danger le plus reel et pout-etre le plus prochain , qu'ils agent a redouter et sur lequel on ne pout esperer quo L. H. P. prennent quelque resolution ferme , c'est l'espece de despotisms quo les Anglois exercent dans les Indes Orientales et dont la Compagnie Hollandoise pout ressentir dans peu les effets les plus funestes. B. se trouve dans la pro- vince d'Hollande bien des gees, qui en sentent la consequence ; mais les autres provinces, qui croyent y etre peu interessees , ont la foiblesse de Nair sous 894 13RIEvEt vAN 1AFFRV les pretentions les plus injustes de 1'Angleterre et ne concourroient point ou du moins tres foiblement aux mesures , que la Hollande et peut-etre la Mande pourroient prendre pour s'y opposer. 179*. 22 Decembre 1761. ..... La Compagnie des Indes hollandoises a cache tant qu'elle a pu les desordres et les troubles, qui se sont &eves dans l'isle de Ceilon 1). Its sont tels , qu'elle ne croit plus ses forces suffisantes pour les reprimer. Je crois qu'elle presentera bientOt aux Etats Genκraux une petition, par laquelle elle leur demandera des secours en vaisseaux de guerre et en d4tachements de troupes reglees de la Republique. Bien des gens attribuent aux procedes des Anglois la revolte des esclaves et des naturels de cette isle contre la Compagnie. 180*. 25 Decembre 1761. Gesprek met den raadpensionaris en den griffier over Ceylon. De raadpensionaris geeft toe, dat de zaken daar in zorgelijken toestand zijn; dat gelukkig de twee belangrijkste plaatsen van het eiland in de macht zijn van de Compagnie , maar dat zonder ver- zuim krachtige maatregelen noodig zijn. Comme it a paru que le Greffier n'approuvoit pas trop la con- fidence de Mr le Conseiller Pensionnaire, ce ministre a ajoute tout de suite , qu'il esp6roit que cette affaire seroit facilement termink et que la Compagnie n'avoit point encore domande a l'Etat les secours, qui pourroient lui etre necessaires pour cela. J'ai dit a Mr le Conseiller Pensionnaire et A. Mr le Greffier, que je desirois que la Compagnie hollandoise ne se 1) Twist en strijd met den vorst van Candia , eerst in 1766, 13 Fehr., gelukkig ten einde gebracht. N. 111 ederl. Jaarboeken , 1766, 412-420,1241. AAA' DE FRANSCItE REGEMING. 395 trouvat pas dans le cas de sentir vivement la perte de Pondichery et les suites des succes de nos ennemis dans les Indes. 181*. 5 Janvier 1762. Gesprek met den griffier over Ceylon; daze zegt dat de Compagnie op zich neemt om met eigen middelen die zaak te beeindigen, maar dat de Corn- pagnie twee uitvoerige memories heeft ingeleverd over de kwellingen , die zij in hare etablissementcn ondervindt van de Engelschen, ook op de kust van Bengalen , dat het te vreezen is dat zij gedwongen wordt , aan de Staten-Generaal hulp te vragen in manschap en schepen om zich tegen de handelwijze der Engelschen to verzetten , indien Engeland geen gunstig antwoord geeft op de vertoogen , die Boreel in last heeft to doen 1). D'Affry verwacht , dat Pitt, om het aantal der vijanden van Engeland niet nog grooter te maken , aan de Hollanders recht zal doen. Velen in de Republiek zijn onaangenaam aangedaan door het Bourbonsch familieverdrag. Engeland ver- spreidt er de meeste dwaze geruchten over. La Ilaye n'est pas qu'elle a ate autrefois. La composition des Etats Generaux est tres petite. Celle du corps des ministres strangers ne l'est pas moins , et l'on ne peut tirer qua tres peu de lumieres et des uns et des autres. . . . La pluspart des partisans de l'Angleterre dans la Republique sont tres interesses dans ses fonds, dans lesquels ils ont place autant par enthousiasme qua par confiance la plus grande partie de leur fortune. Jo ne puis vous exprimer leur inquietude depuis quelques jours. Zij veroordeelen nu zeer Pitt's houding. 'I) Stuart II, 203. Vgl. no. '167 noot. 896 13RIEVEN VAN DsAFFRY 182*. 8 Janvier 1762. J'ai vu hier Mr le Conseiller Pensionnaire. I/ m'a dit que Mr Yorke avoit assure les principaux ministres de la Republique, que Sa Majeste Britannique avoit appris avec peine les difficult& , qui s'etoient elevees entre les Compagnies Angloises et Hollandoises dans les Indes , que son intention etoit qu'il ne fut apporte aucun prejudice a la Hollandoise, et qu'Elle envoyeroit incessamment ses ordres a cet egard. Mais Mr le Conseiller Pensionnaire m'a avoue ensuite que, lorsque l'on avoit pousse Mr Yorke pour savoir a quel titre les Anglois avoient commis des hostilites sur les etablissements hollandois dans le Bengal I), it a repondu, que les Anglois avoient 4te obliges d'y soutenir les interets d'un prince leur OM. Je ne puis croire qu'il ait κte autorise par la Cour h donner une reponse aussi singuliere. Mr le Conseiller Pen- sionnaire m'a avoue aussi, que le commandant des escadres angloises dans l'Inde avoit menace le gouver- neur de Batavia d'une visite , s'il ne se conduisoit comme B. le desiroit. 183*. 12 Janvier 1762. Gisteren heeft hij een lang gesprek gevoerd over de verhouding tusschen de Republiek en Engeland met burgemeester Hasselaar. Ce magistrat jouit de beaucoup de reputation et d'un grand credit dans la ville d'Amsterdam , et comme it a toujours 6t6 fermement et ouvertement oppose aux opinions de feue Son Altesse Royale 2), et qu'il m'a pule toujours ........................................ 1) Door Clive was in 1759 Chinsura genomen, en sedert duurden de vijandelijkheden voort. 2) Dit is juist: tegen de Gouvernante is Hasselaar terstond in oppositie gekomen; in 1752 werd reeds weer een conventie aan- gegaan, waarbij de aan Willem IV toegekende recommandaties werden to niet gedaan (De Witte van Citters , Contracten van IAN IA FRANSCHE REGEERING. g97 avec franchise , j'ai cru devoir m'adresser a lui pour avoir des lumieres nettes et simples sur l'etat present de la Republique relativement h 1'Angleterre , aux disputes des deux Compagnies dans les Indes et a ce qu'on peut esperer des resolutions des Etats Genκraux pour augmenter leur marine et proteger efficacement le commerce de leurs sujets. Ma confiance n'a pas ete trompee. J'ai trouve Mr Hasselaar aussi bon patriotte que je l'ai toujours connu. Il m'a dit d'abord, que je pouvois compter que les Anglois ni leurs partisans ne pourroient venir h bout d'entrainer la Republique. Il a ajoute que , hors quelques tetes chaudes , entre lesquelles it a nomme messrs de Bentinck , it ne connoissoit personne dans la Repu- blique, qui filt capable de sacrifier ses in terets et ses tresors a la fantaisie des Anglois et au Usir de leur plaire. — Aangaande de verklaringen van Engelsche zijde over de geschillen tusschen de Compagnian zegt hij ongeveer hetzelfde als de raadpensionaris; et ii m'a dit, que son avis etoit qu'on demandat non seulement a 1'Angleterre une reparation autentique de tout ce qui s'est passe a Bengale , mais encore d'obliger la Compagnie Angloise a renoncer au traite, qui a occasionne ces hostilites et h s'engager a n'en contracter avec aucun prince de l'Inde , qui puisse lui servir de pretexte pour troubler la Com- pagnie hollandoise dans son commerce ou dans ses possessions. Il a ajoute , qu'il esperoit que cet avis seroit suivi. — Hasselaar zegt verder, , dat hij de onlangs bewilligde versterking der vloot met 12 schepen Correspondentie p. 184. Be op p. 186 genoemde burgemeester H. moet Hasselaar zijn). In 1748 en 1749 echter betoonde Hasselaar veel ijver voor den Prins en werd hij in Arnsterdamsche zaken door den Prins gekend en gebruikt; hij konkelde evenwel toes reeds met Gronsveld. Zie ook de inleiding. Bijdr. en Meded. XXVII. 26 398 BRIEVEN VAN D1AFFRV onvoldoende acht, en dat men zijn best doet meerdere versterking te verkrijgen , loch dat de landprovincies hiertoe wel niet te bewegen zullen zijn, tenzij de zeeprovincies in eene vermeerdering der militie toe- stemmen. Hij tracht d'Affry te overtuigen , dat in deze tijden daarvan geen gevaren to vreezen zijn en dat zij slechts het middel zal zijn om de versterking der vloot to verkrijgen. — D'Affry stemt met dit betoog feitelijk in, ook volgens zijn brief van 15 Januari. 184*. 9 Fevrier 1762. Over mogelijke vermeerdering van troepen. Cette augmentation , si elle avoit lieu , seroit motivee sur trois objets publics. Le premier seroit la foiblesse reelle de l'etat des forces de terre de la Republique et le remplacement des troupes, qu'elle sera peut-titre obligee de preter it sa Compagnie des Indes pour le soutien de ses etablissements en Asie contre les entreprises des Anglois. Le second seroit la necessite de pourvoir mieux de troupes les frontieres pour les mettre a l'abri des courses , que les partis des diffe- rentes armees pourroient y faire. Le troisieme ne seroit que la complaisance des provinces maritimes pour les provinces de terre , qui, fournissant de l'ar- gent pour la protection d'un commerce auquel elles pretendent n'avoir gueres de part, demandent en meme tems une augmentation dans les troupes de terre, qui leur fournisse l'occasion de placer beaucoup de lours sujets et qui lour procure de plus fortes garnisons et par consequent une plus grande consom- mation de leurs denrees et de leurs manufactures. Le premier de ces trois objets n'existera pas si, comme it est a craindre 1 les Anglois ont l'adresse de satisfaire en apparence la Compagnie hollandoise , et si les particuliers n'ont pas la force de profiter de AAN DE FRANSCHE REGEERING. 399 cette occasion et de l'embarras dans lequel se trouve l'Angleterre , pour se soustraire enfin a l'espece de domination, que cette Puissance exerce sur les reso- lutions de la Republique depuis l'avenement de Guil- laume 3e au trOne de 1'Angleterre. Le second objet seroit tres desobligeant pour nous , puisque les Etats Gen4raux croiroient une augmentation necessaire, lorsqu'il est plus apparent que jamais que dans le cours de la campagne prochaine nos armees seront les seules, qui se trouveront a portee de ses frontieres. Le troisieme objet est d'un, interet si petit et si domestique , qu'il y auroit du ridicule a vouloir le faire servir d'un objet unique a une augmentation. Ces trois objets ne pouvant y servir, it faut croire qu'il y en a de plus reels et de plus caches qui animent le corps du gouvernement et qui les enga- gent h desirer une augmentation dans les troupes de terre. Je crois qu'ils sont bien plus relatifs a des interets particuliers et personnels qu'au bien de 1'Etat; mais pour vous expliquer sur quoi cette opinion est fondee, permettez moi de vous faire un tableau abrege de retat present du gouvernement des Provinces Unies. Lorsque Sa Majeste daignoit jetter les yeux sur moi au commencement de cette guerre pour venir de sa part ici assurer les Etats-Generaux de la con- tinuation de sa bienveillance , du desir qu'Elle avoit que la guerre, que les Anglois nous avoient suscitee, ne s'etendit point au continent et pour leur proposer d'embrasser le parti de la neutralite , je trouvai Son Alte Roye, Made la Princesse, maitresse en apparence des sept provinces, mais lorsque j'eus assure quel- ques republicains caches de la protection , que Sa Majeste accorderoit a la Republique si en haine de sa neutralite quelques autres Puissances vouloient l'attaquer, , Son Alte Roye trouva dans toutes les resolutions des Etats-Generaux et surtout de la pro- 26* 400 BRIEVEN VAN D'A.PPRV vince de Hollande une opposition a laquelle Elle ne s'attendoit pas, et qui devint si forte que, malgre son envie d'etre utile au Roi son pore, Elle n'osa s'opposer au parti de la neutralite. Lorsque le prince Ferdi- nand eut passι le Rhin et apres la bataille de Cre- feld , Elle crut le moment venu de n'avoir plus a nous craindre et Elie voulut forcer une augmentation, mais les Etats de Hollande, qu'Elle fit tenir assembles pendant onze ou douze semaines, eurent la fermet4 de n'y point consentir. Cette princesse mourut l'hyver suivant. Les republicains ne seurent pas saisir ce moment. Its n'eurent pas la force de profiter de la longue minorite du Stadhouder, ils n'eurent que la foiblesse de prevoir et de craindre les evenements qui la suivroient. Le prince Louis de Brunswic et les partisans du Stadhouder eurent l'adresse , en les flattant sur l'autorite qu'ils venoient d'acquerir, de la lour faire employer a la dispute de privileges de villes et de nominations d'employs subalternes , et ceux-ci eurent la maladresse de s'en occuper et de se divisor par les raisons memes qui devoient les reunir. Le prince Louis, qui devoit n'avoir aucune part aux affaires politiques, a commence par leur offrir, au moyen de ses espions , sa mediation dans les disputes qui s'elevoient sur des nominations d'employs, dont les villes ont recupere le droit jusqu'a la majorite du Prince. On en est venu apres cola a le consulter sur ces nominations, et plus le tems de cette majorit4 approche , plus les regents s'empressent a plaire au jeune Stadhouder, sans songer que ce seroit le tems, oil it seroit le plus necessaire d'opposer des regents sages et fermes a la fougue qu'on pout craindre de son age, et a l'autorite excessive que des flatteurs cher- cheront a lui attribuer. Les rOpublicains soubon- nent, que ce jeune Prince ne sera que leur Stadhouder et n'aura d'interets que ceux de la Republique , mais AAN DE FRANSCHE ItEGEERING. 401 it est plus qu' apparent qu'on ne les lui fait envi- sager que comme relatifs et inseparables de ceux de l'Angleterre et des differentes branches de la maison de Brunswick, et l'on pout etre assure que le prince Louis le nourrit de l'amertume, qu'il a dans le coeur sur l'etat present de sa maison et du corps &van- gelique dans l'empire. II est certain que c'est dans ces sentiments que le jeune Prince entrera dans les fonctions du Stadhouderat. Il assistera aux assemblees des Etats au mois de mars 1763, et it y aura voix deliberative et active dans le memo mois 1766. On doit croire, qu'il n'attendra pas ce terns pour y avoir beaucoup d'influence et pour y prendre beaucoup d'autorite , et je suis persuade quo la pluspart des republicains no poncho a une augmentation des troupes de terre dans le moment present que dans la crainte que le Stadhouder ne les rende responsables d'avoir laisse l'Etat dans l'impuissance de seconder ses vues et de servir son ambition. L'exemple des frιres de Wit les effraye encore , mais ils n'ont ni la force ni la mauvaise intention de desirer une augmentation considerable dans les troupes de terre pour s'en servir contre nous ou pour nous obliger, comme ils ont Cache de le faire en 1668, de ter- miner la guerre , d'ailleurs la guerre presente s'etend si considerablement et pout preparer des evenements si inattendus de part ou d'autre , quo les republicains comme les autres membres du Gouvernement no doivent voir qu' avec peine l'Etat de foiblesse , dans lequel la Republique se trouve et dans lequel on pourroit les accuser de l'avoir laisse languir. J'espere cependant , comme je vous I'ai marque vendredi dernier, que cette augmentation n'aura pas lieu, et je vais vous detailler les raisons que j'ai de le croire , pour rκpondre en meme tems h l'article de votre depeche , dans lequel vous me faiths l'honneur de 402 BRIEVEN VAN D'AFFRY me dire que je dois me rendre fort communicatif avec les membres du Gouvernement de la Republique. Je me Buis toujours attache a entretenir ou a con- server une communication seure avec les gens , qui ont le plus d'autorite ou dans les provinces ou aux Etats Generaux. el 'avois un moyen de faire dire ce que je voulois en Gueldre a Mr de Rozendahl et a, Mr de Teurk 1), son frere. Es sont worts. L'homme, qui gouverne la Gueldre depuis ce tems , s'appelle Schimmelpenning van der Oyen 2). Nous sommes en relation sans nous connoitre , et c'est Mr van Hoey, ancien ambassadeur en France , qui est le tiers de notre correspondance. Il m'a dit , qu'il etoit assure de lui quant a la negative sur Paugmentation. Mr le Conseiller Pensionnaire et Mr de Wassenaer Twickel m'ont fait entendre, qu'elle ne seroit point agree() par la province de Hollande , et j'ai d'ailleurs le moyen de savoir le sentiment de la plupart des villes , qui la composent et dont la negative d'une suffit pour s'opposer a Punanimite, qui seroit necessaire dans une toile affaire. Mr de Borselle , premier Noble de Zelande et qui a dans cette province une autorite a peu pres absolue, m'a assure que cette province ne vouloit point d'augmentation dans les troupes de terre. J'ai lieu de croire que la province d'Utrecht n'insistera pas sur cela. Je Buis lie avec plusieurs des princi- paux membres de cette province et entr'autres avec le comte Henri de Nassau, qui y acquiert beaucoup de credit. Je vois peu messieurs de Bergsma 3) et de liempenaar4), deputes de Frise aux Etats Generaux; 1) F. W. Torck, burgemeester van Hattem en rekenmeester. 2) A. Schimmelpenninck van der Oye, landdrost van de Veluwe. 3) A. Bergsma, burgemeester van Sneek. 4) D. L. de Kempenaer. Hij was afgev. ter Generaliteit geweest tot 1761. In 1762 werd hij afgevaardigd in den Raad van State. AAN DE FRANSCHE REGEERING. 403 mais j'ai des gens qui se chargent d'un moment a l'autre de leur dire ce que j'aurois a leur comrauniquer, d'ailleurs le second fils de Mr de Wassenaer Twickel est dans les Etats de Frise 1) , et je puis par ce moyen faire passer dans cette province tout ce que je veux y envoyer. Quant a la province d'Overijssel, le comte Charles de Bentink et le comte de Heyden d'Ootmarsen 2) la gouvernent a peu press Ces mes- sieurs sont si publiquement vendus a 1'Angleterre et au Stadhouder, qu'il n'y a rien a en esp6rer, mais cette province et celle de Groningue ont si peu d'influence sur les resolutions des Etats-Generaux , qu'elles ne vaudroient la peine de les cultiver que dans le cas oit leur conversion les en rendroit dignes. Hij heeft zich nooit met allerlei leden der regeering zonder onderscheid ingelaten , maar alleen met die regenten , qui ont le plus d'influence dans chaque province et qui ont la reputation la plus assuree d'impartialite et d'integrite. J'ai tache de suivre ces principes depuis que je reside ici. Je les Bois aux instructions que je receus de Mr Rouille et aux conversations qu'il me prescrivit d'avoir avec mr l'Abbe de la Ville. J'en profitai avec taut de bonheur que la negociation de la neutralite , qui a dure plus de six mois , n'a rien coutd a Sa Majeste en argent extraordinaire que la somme de deux mille et quelques cent livres pour les courses de quelques courriers. 185*. 19 Mars 1762. ..... Il n'est que trop vrai que les Anglois ont trop souvent dans les deliberations de la Republique une influence d'autant plus funeste pour elle qu'elle 4) Vgl. no. 92. C. G. van Wassenaer-Twickel was grietman van Franekeradeel geworden. 2) Waarschijnlijk F. G. S. van Hoyden tot Ootmarsum, landdrost van Twenthe. 404 BRIEVEN VAN D'AFFRY n'a pas la force de travailler a s'en soustraire, et l'interet, que les sujets des Etats-Generaux prennent a la conservation et a la prosperite de l'Angleterre, augmente a proportion qu'ils font leur fortune a la seurete des fonds publics de cette Puissance. Il y passe encore touts les fours des sommes considerables de ce pals. Comme la plus grand° partie des biens des regents des villes consistent en papiers , it est bien difficile qu'ils ne s'interessent vivement a tout ce qui peut contribuer a la seurete de ces papiers, et comme les villes d'Amsterdam et Rotterdam sont les seules, qui souffrent le plus evidemment des vexa- tions des Anglois dans le commerce , bears regences sont presque toujours les scales, qui s'opposent avec fermete aux projets , que quelques villes de leur pro- vince ou quelques provinces de 1'Union voudroient former pour plaire aux Anglois ou pour adherer leur intention. Il est bien a craindre que le parti Anglois ne predomine tout a fait, malgre les efforts de ces deux villes et de quelques autres , lorsque le prince Stadhouder sera a la tete des affaires , et surtout si ce prince epouse une princess° Angloise. 186*. 16 Avril 1762. Gesprek met een der voornaamste directeurs van de 0. I. C. over den kritieken toestand op Ceylon en de geheel mislukte onderneming in Bengalen. Het eenige middel, zegt d'Affry om zich te vrij- waren tegen een bedekten viand is hem openlijk den oorlog te verklaren. Maar zuchtend antwoordt de directeur, dat de Republiek veel te zwak is om zich tegen Engeland te wagen. Je lui dis que cette foi- blesse s'augmenteroit encore par l'aveu qu'on en faisoit, par la facon dont les Anglois en abusoient et par la division qu'on leur permettoit d'entretenir dans le Gtouvernement des Provinces Unies, dont la pluspart AAN DE FRANSCHE REGEERING, 405 ne connoissoient d'autre politique que cells d'κtre entiιrement et aveuglement soumis au systeme et aux volontes de 1'Angleterre. J'ajoutai que cette mauvaise politique finiroit par ruiner la Republique , mais qu'elle s'en appercevroit trop tard. Inderdaad is de zwakte van het Gouvernement tot het uiterste gekomen; en d'Affry moet herhalen wat hij reeds meerdere malen heeft gezegd, „c'est qu'un ministre du Roi dans ce pals ne pourra presque jamais se flatter d'engager le Gouvernement a mettre dans sa conduits de l'activite et de la fermete. Il ne pourra gueres esperer de succιs dans ses negotiations que lorsqu'elles auront pour objet de ne prendre des en- gagements que passifs et defensifs", etc. 187*. 30 Avril 1762. Over Steyn. B. m'a accords sa confiance des le commencement de mon ministere et par consequent dans des tems difficiles. Cette confiance m'a attache a lui, et j'ose dire que l'usage, que Fen ai fait, l'a attache a moi. C'est un homme d'une probite h toute Opreuve. Il n'a pas autant de talents que de vertus. B. n'avoit jamais connu les affaires κtran- Ores, quand it est arrive au ministere. II n'y a pas acquis encore de grandes lumieres , mais it entend parfaitement les affaires du dedans et cette connois- sance le conduit a discerner avec justesse les vrais interets de la Republique dans ce qui la touche immediatement. 188*. 14 Mai 1762. Had de Republiek in 1740 bewaard de neutraliteit als in 1734 1), — neutraliteit „qu'elle a du dans ce tems-la au credit que le Conseiller Pensionnaire de 1) Zie de inleiding, 406 BRIEVEN VAN D'AFFRY Slingerland avoit acquis et h la sagesse de ses prin- cipes" dan zou zij Naar aanzien niet verloren hebben. „Les dettes de la Hollande sont encore tres considerables ; mais plusieurs provinces ont mis beau- coup d'ordre dans leurs finances, et la Hollande entr'autres amortit touts les ans de tres grosses sommes par la sage oeconomie de mr. le Conseiller Pensionnaire. — Je crois devoir vous dire que ce mr. Slingerland est un parfaitement honnete homme et patriotique , qui a et6 le premier qui h mon arrivee ici m'ait pule avec confiance sur les moyens de retablir le parti republicain et d'empecher Son Altesse Royle, Madame la princesse Gouvernante , d'entrainer la Republique dans les vues et dans les interets de l'Angleterre. Lorsque les Anglois parurent it y a quelques annees vouloir se reconcilier avec nous, mr. Yorke fut charge de s'adresser a lui pour nous faire passer ce qu'ils avoient a proposer, et it se conduisit dans cette affaire avec la plus exacte droiture." Hij geniet veel vertrouwen bij de regenten der voornaamste steden. 189*. 25 Mai 1762. Ce que vous pensez, Monsieur, sur la foiblesse du Gouvernement de la Republique et sun le credit des factions Angloise et Stadhouderienne , qui ont em- Oche les resolutions salutaires que l'Etat devoit prendre ou qui en ont traverse du moins l'execution, n'est que trop reel. L'esprit de patriotisme n'existe pour ainsi dire plus, et celui de l'interet personnel y est substitue. Cette malheureuse facon de penser ne sera que trop develop* dans sept ou huit ans , si le jeune Stadhouder se livre a l'ambition , et s'il epouse une princesse d'Angleterre. Engeland zal dan denzelfden invloed in de Republiek krijgen als zij op 't eind der 17e en in 't begin der 18e eeuw gehad heeft AAN DE FRANSCHE REGEERING. 407 190*. 28 Mai 1762. Van der Hoop 1), advocaat-generaal der 0. I. C., zal eerstdaags voor die Compagnie naar Engeland gaan. Il ne s'est charge d'une commission aussi desagreable pour lui que par un pur effet de son zele et de son patriotisme. C'est un des hommes de ce pals, qui pence le mieux et qui a le plus de lumieres et de capacite. REGISTER VAN PERSOONSNAMEN. (De cijfers wijzen de hummers der brieven aan,). Ablaing (J. D. d'A. van Giessenburg), 35. Allamand (I. N. S.), 164. Back (J. De), 8, 15, 27, 46, 95, 114, 115, 117, 159. Barrington (Lord), 21 noot. Belle-Isle (Marechal de), 8. Bentinck (Ch. ... tot Nijenhuis), 184. Bentinck (W. . .. van Rhoon), 5 hoot, 8, 50, 54, 89, 95, 98, 103, 109, 114 noot, 115, 117, 119, 131, 155, 162, 163, 164, 183. Bergsma (A.), 159, 184. Berier, 141. Berkenrode (M. Lestevenon van), 1 noot, 24, 34 noot, 37, 39, 107. 1) C. van der Hoop. — J. W. van Welderen ging in het najaar van 1762 als extra-ordinaris envoye der Staten-Generaal naar En- geland en behandelde daar ook de Indische taken. Zijne instructie Seer. Bo. Roll., 16 Sept. 1762, 408 BRIEVEN VAN D'AFFRY Bleiswijk (D. van), 1 noot. Bieiswijk (P. van), 103 noot. Boetselaer (J. Ph. van den ..., heer van Nieuw- veen), 109. Bonnac (de), 4, 13 noot, 35 noot, 41 uoot , 126 moot. Bored (J.) , 41, 137, 138, 140, 167, 181. Borssele (J. van), 8, 84, 184. Bosschaert (K.), 20. Brunswijk (Ferdinand, hertog van), 122, 157, 170, 184. Brunswijk (Lodewijk Ernst, hertog van), 86, 103 noot, 105, 114 noot, 117 noot, 125, 127, 128, 129, 136, 139, 146, 147, 154, 157, 159, 161, 168, 170, 172, 175, 177, 184. Burman (C.), 35 moot. Burmania (G. 0. van), 35 moot. Calmette (Bose de la), 133, 134. Carolina (princes, zuster van Willem V), 89, 152, 159, 160, 161, 168. Chais (Ch.), 86, 160 moot. Clifford (firma), 169. Olive, 182 moot. Contest (Barberie de St.), 4. Cornabe (Fr.), 86. Denemarken (Koning Frederik V van), 134, 135. Duyn (A. J. v. d. D. van Maasdam), 109, 131, 172. Engeland (Koning George II van), 3 moot, 13 noot, 22, 25, 36 moot, 94, 184. Engeland (Koning George III van), 167, 170. Estrees (Marechal d'), 75, 77. Fagel (H.) , 4, 85, 88, 173, 180, 181. Fenelon (G. A. de Salignac , mark. de La Mothe-), 3 moot. Frankrijk (Koning Lodewijk XV van), 1, 3, 6, 10, 13, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25 'loot, 26, 30, 34, IAN DE FRANSCHE nEGEERING. 409 35, 36, 37, 42, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 69, 75, 77, 90, 106, 110, 112, 135, 153, 154, 155, 157, 158, 184, 186. Galitzin (prins) , 149. Germain (graaf de St.), 162, 163, 164. Giessenburg. Zie Ablaing. Gouvernante (princes Anna) , 5, 9, 13, 16, 19, 22, 25, 30, 33, 35 noot , 47, 52, 54, 60, 62, 65, 66 noot, 67, 68, 70, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 86, 87, 88, 92, 93, 94, 95, 98, 102, 104, 111, 114, 115, 117, 118, 120, 121, 122, 123, 125, 126, 127, 129, 130, 131, 147, 153, 157, 159, 171, 183 noot, 184, 188. Graafland (E.), 26, 108 noot. Griffier, zie Fagel. Grimaldi (H.), 28. Gronsveld (B. P. S. A. Van Diepenbroek graaf van), 109, 117, 120, 131, 159, 171, 174, 175, 183 noot. Grovestins (D. Syrtema van), 114 noot, 147. Haren (0. Z. van), 115 noot 3, 154, 157, 158, 159, 160, 161. Haren (W. van), 61, 62, 64. Hasselaar (G. A.), 148, 183. Hessen-Cassel (de landgraaf van), 154. Heyden (F. J. S. van H. van Ootmarsum), 184. Hoeven (van der), 141. Hoey (Abr. van), 1, 6, 8, 38, 131, 184. Hogendorp (G. C. van), 38, 131. Holderness (graaf van), 36, 157. Hompesch (V. W. graaf van), 16, 25, 109, 116 noot, 131, 172. Hoop (C. van der), 190. Hop (Corn.), 52. Hop (H.), 36. Hope (familie), 156. 410 i3RIEVEN VAN D'AFFRt Hope (firma), 169. Hopetoun (John Hope of), 156 noot. Huybert (P. A. de, heer van Kruininge), 4. Kauderbach (gezant), 149. Kempenaer (D. L. de), 184. Kruininge , zie Huybert. La Lecq , zie Nassau. Lally-Tollendal , 174 noot. Larrey (Th. J. de), 1 noot, 5, 23 noot, 114, 117. Lestevenon, zie Berkenrode. Lynden (F. G. van L. van Hemmen), 10 noot, 21. Maria Louise (weduwe van Jan Willem Friso), 154, 157, 158, 159. Marselis (D. van), 1 noot, 23 noot. Mauritius (J. J.), 4. Meerman (G.), 18, 20, 26, 138, 140. Mieden (A. van der), 115, 159. Mieden (A. van der), de zoon, 8. Nassau (II. K. graaf van N. La Lecq) , 4, 8, 184. Nassau (prins van N.-Weilburg) , 89, 152, 159, 168. Neck (van), 169. Neufville (firma), 169. Ogier, 150. Oostenrijk (Keizerin Maria Theresia van), 54, 125. Oost-Friesland (Vorst van) , 77. Opton (graaf van), 156. Pelham (H.), 36 noot. Pels (firma), 169. Pitt (W.), 157, 181. Poll (J. van de) , 138. Pretendent (Jacob Eduard Stuart), 13 noot, 16. Pruisen (Koning Frederik II van), 45, 54, 69, 73, 74, 77 noot, 81, 95, 159, 170. Raadpensionaris. Zie Steyn. Rechteren (R. B. R. van R. van Gramsbergen), 4. Reischach (baron van), 60, 65, 76, 85. AAN DE FRANSCHE REGERRING. 411 Rhiel (van) , 114 noot. Rouille , 184. Rozendaal (L. A. van Torck van), 66, 184. Sarraz (P. de la), 9. Schimmelpenninck (A. Schimmelpenninck van der Oye), 184. Seckendorf (C. L. baron van) , 77, 117, 120. Sichterman (J. A.) , 8. Slingeland (G. van), 4, 20, 28, 116 noot, 188. Slingeland (S. van), 188. Spaen (A. D. v. Sp. van Biljoen), 66. Stadhouder (Willem V), 19, 109, 127, 128, 131, 136, 139, 145, 148, 152, 153, 159, 161, 168, 176, 184, 185, 189. Stael (J.), 108 noot. Steyn (P.), 4, 8, 12, 16, 20, 24, 29, 34, 39, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 53, 62, 67, 71, 77, 85, 88, 94, 95, 99, 103, 107, 112, 114, 115, 116, 124, 127, 132, 134, 137, 140, 144, 146, 158, 159, 165, 173, 180, 182, 183, 184, 187, 188. Swart (de), 91. Torok (L. A.). Zie Rozendaal. Torck (F. W.), 184. Verelst (D. H.), 159 noot. Ville (abbe de la), 4, 184. Wassenaer (A. van W. van Hazerwoude), 109, 131. Wassenaer (F. H. van W. van Katwijk), 109, 131 noot. Wassenaer (P. van W. van Sterrenburg), 25, 109, 131, 171, 174. Wassenaer (C. G. van W. Twickel), 67, 92, 184. Wassenaer (U. W. van W. van Obdam en Twickel), 13, 22, 25, 28, 31, 38 43, 67, 70, 92, 93, 109, 131, 148, 184. Weilburg, zie Nassau. Welderen (J. W. van), 190 noot. 412 BEIEVEN "VAN D5AFFItY gNZ. Willem IV (stadhouder), 5 noot, 88, 120, 154, 183 noot. Willem V, zie Stadhouder. De Witt (gebroeders), 184. Wybo (J.), 115 noot, 122. Yorke (J.) , 14, 15 noot, 22 noot, 25 noot, 28, 40, 84, 89, 104, 108, 109, 111, 128, 140, 144, 157, 182, 188. JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650 HE DEGEDEELD DOOR DR. F. J. L. R E R. Toen de hoogleeraar Wynne zijne studie uitgaf: „Geschillen over de afdanking van het Krijgsvolk enz.", vermeldde hij in zijne voorrede de handschriften van prins Willem II, welker bestaan hem bekend was geworden door het levensbericht van Jhr. J. W. van Sypesteyn, uitgegeven door de Maatschappij van Letterkunde. Een gedeelte dier handschriften, in het Koninklijk Huisarchief door hem gevonden, ver- werkte hij in zijne genoemde studie, maar de overige, door Jhr. Van Sypesteyn aangewezen , kwamen hem niet in handers; van enkele , met name genoemde, betwijfelde prof. Wynne zelfs of zij wel inderdaad bestonden , o. a. 's Prinsen dagboek uit 1650. Toch had de biograaf van Jhr. van Sypesteyn zich niet vergist. Door een toeval — vergissing met het hummer, naar het schijnt , van een bundel kwam den hoogleeraar slechts de helft van prins Willems schrifturen en van copieen zijner handschriften onder de oogen. Wat Jhr. Van Sypesteyn in 1864 uit Dessau had medegebracht, deels in autograaf, deels in afschrift, bleef hem verborgen. Het Historisch Genootschap verzocht en verkreeg Bijdr. en Meded. XXVII. 27 414 JOURNALEN VAN tiEN STADHOUDER van Hare Majesteit de Koningin verlof de onuitgegeven papieren van den Prins, zoo zij te vinden waren, in het licht te geven , en droeg mij de zorg daarvoor op. Ilc voldoe hiermede aan deze opdracht , en geef getrouwelijk wat van den betreurden jongen Vorst nog over is. Veel is het niet — en wat er is zal niet den indruk maken van belangrijkheid , nauw- keurigheid en volledigheid. Van 's Prinsen eigen hand zijn eenige dagboeken uit de jaren 1641, 1642, 1643 en 1647 — eenige, want om eene onbekende reden schreef hij over hetzelfde jaar meer dan eene nmemoire", zooals hij zijne aanteekeningen zeif noemt, en die verschillende exemplaren zijn, schoon in hoofd- zaak van denzelfden inhoud , niet altijd gelijkluidend. Indien er nu in het Dessauer archief, waar Jhr. Van Sypesteyn de stukken vond , meer dan een of twee waren , kon hij van 's Prinsen aanteekeningen auto- grafen medenemen; antlers moest hij zich met afschriften vergenoegen en de origineelen in Dessau laten. Het is overbodig hierbij te vermelden , dat 's Prinsen papieren door zijne zuster naar Dessau medegenomen zijn; in elk geval is het voldoende to herinneren aan hetgeen Prof. Fruin dienaangaande in zijne artikels over prins Willem II en zijne geheime onderhande- lingen met Fran.krijk heeft medegedeeld en ieder in diens Verspreide Geschriften kan lezen. Het dagboek uit 1641, 's Prinsen trouwjaar, , is van weinig of geen gewicht : de rein naar Engeland is in bijzonderheden reeds lang bekend. Toch is bet niet onaardig het verhaal te lezen, zooals het door den prins zeif is neergeschreven. Hetzelfde geldt voor de herinneringen aan de veldtochten , waaraan Prins Willem na zijn huwelijk deelnam , al geeft ook hiervoor hetgeen hij schreef niets nieuws. Hoe los en onachtzaam de Prins bij het schrijven te work ging , blijkt aanstonds uit het ongelooflijk WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 415 slordige der spelling en interpunctie, en bovendien uit het verwaarloozen der dateering, die eenvoudig is opengelaten. Het kwam mij voor een even nutte- looze als tijdroovende arbeid te zijn te beproeven al de opengelaten data in te vullen. Dit geldt ook voor de gebeurtenissen in 1648, 1649 en 1650 , de jaren van 's Prinsen staatkundige loopbaan. Voor- zoover de aanteekeningen — die zonder twijfel van meer belang zijn dan die der vroegere jaren — den twist over de afdanking der troepen betreffen, geeft Prof. Wynnes boek, aangevuld door de daarin aan- gehaalde bronnen, al wat noodig is; daarenboven staan de resolutie-boeken ten dienste. Ook het relaas van het geschil met de stall Nijmegen is gemakkelijk aan de hand van de voorhanden geschriften, aan te vullen. Andere punten uit de dagboeken heb ik kortelijk door verwijzing naar Aitzema of Wagenaar verduidelijkt of voor opheldering toegankelijk gemaakt. Voor zoover het mij wenschelijk of noodzakelijk scheen den tekst door eene aanteekening te verklaren, heb ik dit beproefd niet altijd trouwens met goed gevolg, want hier en daar is de spelling buitengemeen gebrekkig , en slechts op den klank af is te gissen wat bedoeld wordt. Aan die spelling jets te ver. anderen scheen mij ongeraden: zulk eene verandering neemt het karakteristieke van het geschrift voor een deel weg. Slechts hier en daar is, door verbetering der interpunctie en door het aanbrengen of weglaten van een hoofdletter, , de lezing vergemakkeljjkt. Veel moeite veroorzaakten de afschriften , door dlr. Van Sypesteyn genomen. Waarschijnlijk door gebrek aan tijd en daaruit voortspruitende overhaasting, die uit het schrift vrijwel is af te leiden, heeft hij zich meermalen vergist, onduidelijke woorden open- gelaten, onbestaanbare opgenomen, goed geschreven namen verminkt weergegeven. De vergelijking van27* 416 JOURNALEN 'AN DEN VADJMUDEn een door hem genomen afschrift met een duplicaat van den Prins zelf, dat hij waarschijnlijk te laat out- dekte , bewijst het bovenstaande voldoende. Des- ondanks is de arbeid van den ijverigen geschiedvorscher, die zich de niet geringe moeite van het onderzoek te Dessau gaarne getroostte , verre van vruchteloos geweest , want het bezit der schriftelijke herinneringen van den merkwaardigen jongen Prins aan de ge- weldige dagen , toen de Hollandsche leeuw ontstelde, al werpen zij ook Been nieuw licht op de gebeurte- nissen , is van genoegzame:waarde om den geschied- kundige de vruchten van Jhr. Van Sypesteyns reis naar Dessau dankbaar te doen aanvaarden. F. J. L. K. JOURNAL DE MON VOIAGE QUE JE FIST EN ENG LETERRE L'ANNEE 1641. (Naar de copie van wijlen Jhr. J.. W. van Sypesteyn) Le 17 d'avril je pris conga des estats generaux , le 18 du conseil d'estat. Le 19 avril je pris conga des estats de Hollande environ les 8 eures du matin, est sur les 9 eures je pris conga de Son Altesse et de Madame, est je me mis en carossches environ sur les 10 eures, est j'allay me mettre au Spuy dans des petits batteaux, avec lesquels j'allay a Maeslantsluys. Sit) arive sur les deux eures , apres y avoir dine je passe la Meuse avec un aces grand vent est je yin h la Brielle a 7 eures du soir , si soupe est cousche. Le 20 je demeure a la Brielle a cause qua le vent nettoit point bon. Si demeuray aussi le 21, le 22 est le 23. Le 24 d'avril le vent se fit Zuyt Oost, qui fut 4) D. i. J'y. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 417 cause que je partis h 9 eure du matin de la Brielle en schariaut , est je yin a Hellevoetsluys a 10 eures. Je me mis dans le jacht de l'amiralite, lequel me mena au bort de l'amiral Tromp , ou je m'anbarque, est je fis voile sur les 2 eures avec toutte la flotte, qui estoit de 18 navires de guerre. Environ sur les 5 eures estant venu vis a vis de Goeree , y eut un tourbillion de vent qui rompit le mat de l'amiral ; it ni eut persone de bless. Cola estant faict ii jetta d' ossitost l'ancre , comme firent aussi tous les autres navires. Je sorties hors du batteau de l'amiral est j'allay par salouppe dans le batteau du vis-amirael Wit-Wittensche , ou je cousche cette nuict la, est nous demeurames toutte cette nuit la a l'ancre 1). Le 25 d'avril nous fimes voile de fort bon matin , mail estant avance quelque peu le vent se tourna vers le West, qui fut cause qu'il fallut que nous nous retournames a la rade de Hellevoetsluys ; lk ou nous jettames l'ancre; la ou nous demeurames aussi toutte la nuit. Le 26 d'avril nous fimes voile de devant Hello- voetsluys h la points du jour jusques a 10 eures du matin que nous jettames l'ancre devant Gouree , accause que la mares estoit contre nous jusques a 4 eures apres dine, car alors nous refimes voiles est sortames de la riviere est entrames en mer est continuames a faire voile a 7 eures du soir, que jettames l'ancre devant Margaet est y demeurames toutte la nuit. Le 28 d'avril nous fimes voile d'assez bon matin de Margaet est entrames dans la riviere de la Tha- mise est fimes voile jusques It 6 miles de Graeve- sant; accause que la maree estoit contre nous, nous jettames la l'ancre. 1) Zie het verhaal in het Leven van Willem H, I. bl, 39 418 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le 29 d'avril je fis voile & la pointe du jour et j'arive a Graevesant a 8 eure du matin. Si trouvay messeurs les ambasadeurs des estats-generaux assavoir Monsieur de Brederode , monsieur de Sommerdyck , monsieur de Heenvliet est de Joachimi 1). Si dine sur les 6 eures du soil.; le conte de Lingo 2), grand chamberlan d'Engleterre , vint a Graevesant de la part du Roy, it y soups aussi est couscha. Le 30 d'avril je parties de Graevesant apres avoir faict une collation a 10 eures du matin, accompagne du conte de Lingo est de quatres ambasadeurs dans des carossches du Roi , lesquels estoit venu avec le conte de Linsge jusques a Groenevix 3) , la ou it y avoit des autres carossches du roi, la ou je me mien dedans, lesquels m'amenerent a Londres. Si arive environ sur les 5 eure du soir ; j'allay droit an Vit- haels 4) vers le roy est la rene; le prince est le duo Dion 5) vinrent au Bevan de moy dans l'antissembre est m'amenerent dans la schambre de la Rene, la on le roy est la Rene estoit; ils m'amenerent derescheft jusques au degre. Du Vithael j'allay sons 6) la rene- mere, de la renemere de 7) la princesse, de la prin- cesse a mon logic. Jo demeuray a Londres depuis le 30 d'avril jusques au 3 de juin , ce qui pass de remarquable soot les chores qui suiveront. Le 4 de maey je donne a la Rene un schapelet d'emeraude, au roy quatre gerflaux blancs , au prince unne schene est un St. George de diamans , a la princesse des pendants d'oreille est unne boats, tous 4) Leven van W. H , I bl. 24 en 40. 2) Linsey. 3) Greenwich. 4) Whitehall. 5) de York. 6) Het Woord „sens" is waarschijnlijk verkeerd gelezen voor „vers. 7) Lees: a. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 419 diamans a facettes, au due Diorc mine espee avec des diamans, a la princesse Elisabet 1) unne boete de 4 diamans a facettes. Le 12 de maey je me mania dans la schapelle du Roy par l'evecque Delile 2) conte de Holland° me vint voir dans mon logis a 10 eures du mating m'amena au palai, les ambassadeurs vinrent avec moy j'allay droit aupres du roy, apres que la schap- polio fut prete. Si alle 3) accompagne des ambassa- deurs ; la princesse vint apres, menee par le prince est le due Diorc. Le roy estoit toujours dans la schapelle, la Rene estoit dans unne gallery° par ou elle pouvoit voir dans la schapelle. Apres que tout estoit faict je sorties hors de la schapelle accompagne du prince est du due Diorc ; la princess° sortit appres menee par les 4 ambassadeurs; je demeuray tout ce jour la au Vithael. Je dine avec le roy est la Rene; it y avoit h table eux deux , la Rene-mere, le prince, la princesse, le duo Diorc est la princess° Elisabet est moy. Si soupe aussi; it y avoit a table les memos horsmis la rene-mere est la princess° Elisabeth. Apres soupe la Rene alla dans sa schambre de presence jusques h 10 eures du soir; allors le roy me prit avec tons. les hommes dans sa schambre, la ou je me des- abilia; la rene alla avec la princesse est touttes les dames ; apres que je fus desabilie le roy me mena dans la chambre , la ou la princesse estoit a lit; je me mies au lilt est je demeuray un eure en presence du roy, de la rene, des 4 ambassadeurs est encore d'autres beaucoup de seigneurs est de dames; apres je me levay est alle dans la schambre du roy, la ou je cousche cette nuit la. 1) Zuster van de bruid, in 4650 ongehuwd gestorven. 2) Lees: de Lin(coln). Le conte , etc, 3) J'y 420 JOURNALEN VAN DEN STADROUDER Le lendemain qui estoit le 13 de may je donne a la princesse unne bague de diamant en table , une boete de diamans a facettes, unne schene de 400 perles. Le 20 de maey je fus voir la maison de Hamton- court , qui est a 12 myles de Londres ; je dine a Garuscou 1), je fus aussi au parck pros de Rissemont 2), qui s'apelle le nouveau parc, entoure de murailles. Le 22 de maey je fus voir la maison est le pare de Heltem 3) est les deux maisons de Groenevix 4) , cello du roi et cello de la rene ; je dine a la ville de Groenevix dans la maison d'un marschant. Ce memo jour le visseroy d'Irlande ut la tette trancee , estant convainceu de heytraison; son nom estoit le comte Strafort. Le 29 de maey je fust voir la maison de Vimmil- bon 5), qui est a la rene, a 6 myles de Londres. Je revin le memo matin. Le 30 j'allay dans la Tour, ou j'ay veu tous les magasins ; est aussi je vis faire la monnoie; je vis aussi les lions. Le 2 de juin je pris au soir a 10 eures conge du roy est de la me; le roy me donna unne espee d'or garnie de 14 diamans, la rene me donna un grand diamand en table. Le 3 de juin je pris cong4 de la princesse est du prince au matin a 8 eures, est je parties de mon logic a 10 eures, accompagnee du comte de Hollande est des quatres ambassadeurs est des tous les seig- neurs de ma suitte ; je m'anbarque dans des berges au bas de la Tour, lesquels m'amenerent jusques a 1) Waarschijnlijk op den klank of verkeerd geschreven voor King- ston, in de onmiddellijke nabijheid van Hamptoncourt. 2) Richmond. 3) Walthampark. 4) Greenwich. 5) Wimbledon. WILLEM II UIT DF JAREN 1641-1650. 421 Graevesant , la, ou it y avoit des carossches , la ou nous nous mimes dedans , avec lesquels je vines a Rosschester sur les 4 eures du soir. Je pris la une berge est alle voir ce grand batteau, que l'on apelle le Souverain ; ii est d'unne grandeur non pareille. De la je m'en revins a Rosschester, la ou je soupe est cousche Le 4 de juin je dejeune a Rosschester a 9 eures du matin, est j'en parties a 11 eures dans les caros- sches pour aller a Quantelburri 1) , la ou j'arive a 5 eures du soir; ji soupe est cousche. Le 5 de juin je demeuray a Quantelburri, accause que le bagage n'estoit point encore arrive aux Dunnes, assavoir le bagage qui estoit alle par Graevesant par eau. Le 6 de juin je partis en carossches de Quantel- burri a 5 eure du matin est j'arrive aux Dunnes sur les 8 eures du matin , ou je dine, est apres dine, environ sur les 8 eures l'apres dine, je m'allay em- barquer dans le batteau de l'amiral Tromp, la ou le comte de Hollande est Monsieur Pambassadeur Joachimi est encores d'autres me dirent adieu; les trois autres ambassadeurs s'enlerent embarquer dans d'autres batteaux destines pour cela; je demeuray toutte cette apres-dine est aussi toute la nuit la a l'ancre. Le 8 de juin nous fimes voile a 5 eures du matin avec toutte la flotte , qui estoit de 9 navires de gheire ; nous rencontrames notre bagage apres avoir desja faict un eure voille. Nous primes des batteaux cequi nous estoit plus necessaires, est nous continua- mes a faire voille jusques a 4 eures apresdine ; lors nous jettames l'ancre , accause que la maree estoit contre nous ; cela dura jusques a 10 eure du soir, car allors nous fimes voille jusques a 4 eure du 1) Canterbury. 422 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER matin; allors nous rejettames l'ancre, qui estoit le 8 de juin, est a 8 eure du matin nous fimes derescheft voille jusques a 5 eure du matin du 9 de juin que nous jettames l'ancre , est nous levames a 11 eures du matin est nous fimes voille jusques a 11 eure du soir, que jettames l'ancre devant Hellevoetsluys. Le 10 de juin je parties du batteau de l'amirael est me mis dans le jacht de Monsieur de Brederode a 8 eure du matin, qui m'amena a Papendrecht qui est visa vis de Dort, la ou je pris des schevaux a 2 eures apres-dine , lesquels m'amenerent jusques a Bueren, la ou j'arive a 10 eures du soir. Je demeuray a Buren davant que j'allay a l'armee, jusques 24 de juin que je partis de Bueren. LISTE VAN DE EXTRAORDINAIRE PERSOONEN DIE DE REYSE SULLEN DOEN MET SYNE HOOCIIT PRINCE WILLEM NLER ENGELANDT. Persoonen. Syne hooch% Prince Willem .. Den prince Talmont met syne suite, belopende in persoonen .. . ende in peerden 11 Den Grave van Solms met syne suite . • • • Den Rhijngrave . .. 8 Grave Hendrick van Nassau . 10 Den Heere van Beverweert .. 8 Den poolschen Grave van Wismiz .. 8 Den poolschen Grave van Koniecpole Milord Cars . . • • • • • • • • • 4 Den heere van Zuylesteyn . 5 Monsr. Beringen .. 6 Den heere van Rummen . 5 Den heere van Doorewaert. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 423 Persoonen D'heere van Wymenom . . 5 D'heere Vaine den oudsten 4 D'heere Haersholt . D'heere Absele .. . 4 Monsr. de Raames. 4 Monsr. de Haultcourt . 5 D'heere van Haultain 5 Den ritmeester Steenhuysen 4 Den ritmeester Rantwyck . 4 Cap". Steward ... 4 Cap". Taet ... 5 D'heer Vaine den joncxsten 3 Cap". Paget . ... 3 Den Baron de Slavada . Monsr. de Mackvoord . 3 Monsr. Humee .. 3 D'heere Vosbergen . • • • . 4 141 LYSTE VAN DE DOMESTYCKE DIENAERS VAN SYNE HOOCHT. PRINCE WILLEM OP DE REYSE NAER ENGELANDT. Persoonen Syne Hoocht. Prince Willem . Den heere Baron van Dona . . De Heer de Knuyt .. 4 De Heer van Marlot . . 4 Den Hoffmr. . . . Den Stalmr. . . . 2 D'heer Rivet . . 2 JOT. van Marlot. . 2 L van Volbergen, ontfanger en penninckmr.. 2 424 JOURNALEN VAN DEN MIDHOUDER Persoonen P. van der Lee, requestmr. 2 D'Heer doctor Rumpf . 2 Negen edelluyden met negen dienaers . . 18 G. van Langenhoven, contreroll. en onderhoffmr. 2 Pagien . .. 7 Camerlingen . 2 Fourier . . 1 Hellebardiers . 4 Lacqueyen . 8 Trompetters . 8 Dispenciers . 2 Bottelier, , kelder- ende silverbewaerder 4 Cocx , pasteybacker ende vordere dienaers van keucken . 9 Saelknechts . 3 Gardelinge . 3 Valckeniers . 3 Carossiers . . 7 Persoonen . . 109. JOURNAL DE L'AN 1641. Le 24 de juin je parties a 2 eures apres-dine de Bueren en carossche pour aller Nimmeghen , ou j'arivay a 7 eures du soir. Le 25 de juin je parties de Nimmeghen a 7 heures du matin pour aller a l'armee. Le conte de Stirum , commissaire general de la cavallerye , vint me con- voigner avec 5 compagnies de cavallerye. J'y arivay a midi, ou je fies la reverence a Son Altesse qui avoit desja este levant Gennep depuis le 9 de juin. Toutte la circumvalation , ay 1) les quartiers estoi 1) D. i. et. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 425 desja retrensche; it y avoit 2 grand quartiers ay 4 petits, assavoir son Altesse qui avoit 127 compagnies d'infanterye , le conte Guillaume 1) 38 compagnies, apres celuy de Ferens avec 20 compagnies, celui du conte de Hoorn avec 12 compagnies , le conte Henry 7 compagnies , Brienen aussi 7 compagnies ; ii y avoit 2 ponts de batteaux en haut et l'autre en bas , tous deux sur la Meuse ; it y en avoit aussi un sur le Nirs , unne partye de la cavallerye estoit loge a Cuyck ay le reste a Middelaer 2). Les aprosches du conte Guillaume estoit desja commencee est aussi la linnie du lough de la riviere de Meuse. La nuict qui suivoit le 25 de Juin les approsches de son Altesse furent ouverte. Monsieur de Maisoneufve eut la premiere guarde. Depuis le 25 de juin jusques au 5 de juillet l'on travaillia aux approsches ay ariva en un borgh 3) du Nouveau Niers. La nuict du 5 de juillet monsieur de Afaisoneuve passa le nouveau Niers avec un dam de facines , mais l'ennemi ouvriet Fecluse , qui ronpit tout. La nuict du 6 de juillet le comte de Solms le voulut passer avec un pon de bois mais l'ennemi fit unne sortie est le ronpit. La nuict du 8 de juillet monsieur Gleser tascha de passer unne blinde est appres de passer un pont , mais it en fut empesche. La nuict de 11 de juillet monsieur Destrade devoit I) De veldmaarschalk Willem van Nassau: zie Wag. XI. fl. 306. Hij was de half broeder van graaf Johan Maurits, den Braziliaan. 2) Zie over den veldtocht van '1641 de Memoires de Frederic Henri, M. 280 vlgg., het Leven van Frederik Hendrik of Aitzema, waar ook al de hier genoemde veldoversten voorkomen. Graaf Hendrik is de jongere broeder van den veldmaarschalk (z. b.). 3) Op den rand is bijgeschreven: „ou boegh" (?) Misschien wordt bedoeld „bocht". 426 JOURNA.LEN VAN DEN STADHOUDER eysseir 1) de passer le Niers , est pour ce subject on avoit prepare un ponton avec des ponts est lequel estoit a l'epreuve du mousquet , est it devoit entrer par la Meuse dans le Niers , mais venant a l'embou- scheure du Niers it ne pu point passer accause que l'eau n'estoit pas asses creuse : c'est ce qui rompit tout ce dessain. Le 14 de juillet monsieur do Hauterive passa le Niers a la pointe du jour avec un pon de bois est fit un logement de l'autre coste. Le 18 de juillet la nuict monsieur Winberghe fit donner unne fausse allarme au deux ravelins qui estoit de l'autre coste du Niers ; les ennemies croyant que l'on voulut donner 2) firent sauter leur mines qu'ils avoit la dessous — apres cela faict Monsieur Winberghe ce sesit de deux ravelins est cy loga. Le 19 de juillet Monsieur Gleser passa l'Overwal du vieu Niers est ce loga de l'autre coste avec unne sappe. Le 22 de juillet monsieur de Colini ce Beset de l'ouvrage a couronne qui est de ce coste du Niers , les ennemies l'ajant abandon& Le 22 de juillet au soir Monsieur Herbergh com- menca a mine dans le rempart du schateau. Le 26 de juillet ceux du schateau parlementere , monsieur de Hauterive ajant la guarde envoyerent deux ostages est on en renvoya deux autres de meme. Le 27 de juillet toutte la capitulation fut accordee est aussi qu'ils sortiroit le 29 de juillet. Le 29 de juillet ils sortirent comme it avoit este dit. Tout le quartie du conte Guillaume estoit en bataillie par ou ils passerent , it y avoit encore sur 1) Essayer. 2) Een of ander woord is uitgevallen, misschien l'assaut of l'attaque WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 421 la bruiere trois regiments de cavalerye. Son Altesse fit encore entres 6 compagnies d'infanterye dans le dit fort. Si biers que tout le siege du schateau de Gennep Jura depuis le 5 de juin jusques au 29 de juillet qui fut leur sortie. Le 30 de juillet l'on commenseha a abattre les approsches de son Altesse est aussi celle du comte Gullaume. Le 2 d'oust son Altesse alla couscher a Nimeghe ; it donna le mot a monsieur de Beverweert qui faisoit allors la scharge de sergeant-major de bataillie est it le distribua. Son Altesse revint a l'armee le 3 d'oust. Le 8 D'oust son Altesse envoya monsieur Verdoes en flandres avec son regiment. Le 9 d'oust l'on commenca a retravailler pour racommoder le schateau de Gennep qui estoit fort ruyne du canon. Le 19 d'Oust l'on commanca a rompre les ouvrages qui estoit hors les lignies de circumvalation. Le 28 d'oust on commenca a demolir le quartie du conte de Hoorn est celluy la de Ferens comme aussi la lignie de circumvalation qui estoit entre le quartie de Mydelaer 1) est du conte Guillaume. Le 2 de Septembre l'on commenca aussi a demolir le quartie de Son Altesse, du Conte Guillaume, Conte Henry est Brienen. Le 5 de Septembre toutte l'armee partit de levant Gennep hoorsmies le Conte Henry qui demeura avec 5 regiments d'infanterye dans un petit quartie entre le Niers est la Meuse tout contre le fort; l'armee marcha encore ce jour jusques a Nimmeghen ou elle s'em- barqua ce meme soir comme aussi toutte l'artillerye est les monitions avec tout les bagages. I) Middelaar, bij Gennep. 428 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le 6 de Septembre les batteaux firent voille de devant Nimmeghe est vinrent jetter l'ancre devant la ville de Bommel. Le 7 de Septembre partirent de Bommel est vinrent jetter l'ancre dans le Hollantsdiep. Le 8 de Septembre partirent de la est vinrent jetter l'ancre devant St. Annelant. Le 9 de Seprembre les batteaux demeurerent devant St. Annelant, comme aussi le 10, pour attendre les batteaux qui estoit demeure derriere. Le 11 de Septembre l'on partit de devant St. Annelant est l'on vint jetter l'ancre devant la vine de Tergoes. Le 12 de Septembre partirent de la est vinrent jetter l'ancre devant Ramekens. Le 13 de Septembre l'on partit de devant Ram- mekens est l'on vint jetter l'ancre devant le fort de Philippine, ou nous trouvames la cavallerye. Le 14 Septembre Son Altesse fit desembarquer l'armee a 12 eures du jour est la fit marcher jusques au village de Assenede, la ou l'armee ce campa a l'environ ; la cavallarye ce loga au village de Boucholde est aux environs. Son Altesse fit faire un retrancement a l'entour du quartier de l'infanterye Son Altesse demeura a Assenede depuis le 14 de Septembre jusques au 29 du dit mois. Le 29 de Septembre l'on partit de Assenede; toutte l'armee commenca a marscher a 10 heures du matin est marscherent jusques a Philippine ou elle s'em- barqua encore ce meme soir. Le 30 de Septembre Pon partit de Philippine, l'on fit voile a la pointe du jour. Son Altesse ariva a Bergues 1) environ sur le midi est aussi la cavallerye qui se desembarqua d'ossitost et s'ala loge a Alteren 1) Bergen op Zoom. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 429 est a Norgees 1). L'infanterye ariva sur le soir est allerent jetter l'ancre au Langewater ou ils demeurerent jusques au 11 d'Octobre qu'il vinrent dans le havre de Bergues. La cavallerye receut les patentes le 17 D'Octobre pour aller en garnison; ils partirent de Bergues le 18 d'Octobre. L'infanterye en partit le 20 du meme mois , Son Altesse le 22 d'Octobre est ariva a la They le 23 d'Octobre. JOURNAEL DE LAN 1642. (Naar 's Prinsen handschrift, K. H. A.) Le 1 de Juin la Royne partit de la Haey, , son Altesse en estoit parti le.. de Juin 2); elle alla cousche a Tergou. Le 2 de Juin la Reyne partit de bon mattin de Tergou est vint dine a Vyane est apresdine partit de la [et] vint cousche a Bueren. Le 3 de Juin la Reyne diva a Bueren est puis en partit lapresdinee est vint cousche au fort de Voorn. Le 4 de Juin la Reyne vit toutte l'infanterye est cavallerye en bataille est puis ils marscherent tous levant la Reyne est le soir tons les mousquetaires firent unne salve. Le 5 de Juin la Reyne partit du matin du fort 1) Halteren en Noordgeest , benoorden Bergen op Zoom. 2) De Prins had aanvankelijk geschreven, dat de Koningin (van Engeland) den zesden Juni uit den Haag was vertrokken en ver- beterde dit later zonder op to merken dat de volgende datum nog open, en de maandnaam verkeerd was. Bijdr. en Meded. XXVII. 28 430 JOURXALEX VAX DEN mmouron de Voorn 1) je l'accompagne susques a Vyck 2) ou elle dina, est apres elle son ally a Vyttreck est moy je men revin a l'armee. L'armee demeura au fort de Voorn susques au 17 de Juin que son Altesse partit de la avec toutte l'infanterye est vint loge au Ryckse Meulen 3). Le 18 de Juin lon partit du Ryckse Meulen est passames la meuse sur un pont de batteaux au desous de la vine de Graefve, est vinmes lager prosche de Middelar. Le 19 de Juin partimes de Middelar est vinmes loge prosche de Uden 4). Le 20 de Juin partimes de Uden, vinmes loge au dela dalfen 5) prosche d'Ossenberg. Le 21 de Juin partimes de la est vinmes loge a boetbergen. Monsieur de Stakenbrouck avec unne Briegade logoit au village de Eversael, le Conte de Stirum a eeluij de Biersel est le Ryngraefve a Volfs- kuij1 avec sa troupe 6). Le .... de juin son Altesse donna ordre que lon retrenscheroit le quartie de linfanterie qui ce com- manscha le .. de Juin est fat ascheve de faire le .... do Juin. Le 12 de Septembere l'ordre fut donne que les soldats prendroit pour 6 jours de vivre. Le 17 de Septembere l'armee partit de bobberghen est vinmes loge a Sonsbeck 7). 4) Bij Heerewaarden. 2) Wijk bij Duurstede. 3) De Reeksche molen , ten Z. W. van Grave. 4) De marsch ging dus Zuidoostwaarts over Uden naar Rijnberk 5) D. i. Alpen, ten Noordwesten van Rijnberk. 6) Al de genoemde plaatsen liggen in den omtrek van Rijnberk en Orsoy. Vgl. Memoires de Frederic Henri, a°. 1642. 7) Bobbergen is het genoemde Butbergen, Sonsbeeck ligt op den weg naar Uden en Goch. WILLEIVI li UIT DE JAREN 1641-----1650. 431 Le lendemain, qui estoit le 18 de Septembere, delo- games de Sonsbeck ess vinmes loge a Gogh. Le 19 de Septembere partimes de Gogh est vinmes loge a Gennep. Le 20 de Septe son Altesse donna ordre que ion mit tous les schariaux devant le front des trouppes. Le 22 son Altesse donna ordre que l'on print pour 5 jours de vivres. Le 24 de Septembere l'on partit de Gennep est ion passa la meuse sur le pont que lon avoit faict faire la est on alla loge au village nomme Mande. 1) Le 35 de Septembere ion partit de la est vinmes loge a Dunge. Le 26 partimes de la est vinmes loge a Osterwijck ou nous demeurames susques au Septembere; la cava- lerye logoit a Tilbourck est a Moergessel est a Haje. Le ...... (Het handschrift breekt bier af, het slot is genomen naar de copie.) Toutte l'armee demeura a Osterwycke jusques a 11 de Novembre que son altesse donna les patentee a l'infanterye est aussi a la cavallerie. Ce meme jour son Altesse partit aussi de Osterwyck , alla dine a moytie chemin de Breda est vint cousche a Breda, la ou it demeura aussi le lendemain pour visiter les fortifications s'ils estoit en bon ordre; le lendemain, qui estoit le 13 de Novembre , son Altesse partit de fort bon matin de Breda est alla au Swaluwe ou it s'embarqua est vint dessendre a Rotterdam est vint encore ce meme soir coussche h la Haey. (Naar de copie.) Le 16 de janvier 1643 it y vinrent des deputes des estate generaulx , a savoir Monsieur Aernem, 1) Tusschen Grave en Ravestein. 28* 432 JOVRNALEN YAN DEN WIADHOUDER Matenes , Pens(ionaris) Cats , Vosberghen , Rhyns- ouwde 1), Donia , Harsolte , Aldringa est le grefier Must 2). 11 y avoit aussi des deputes du Conseil d'estat , lesquels estoit de Bie, Asperen , Schotte , Loo et le tresorier Brassaert 3) ; tous ces messieurs la estoit venu pour resoudre avec Son Altesse sur la reduction des trouppes d'infanterye. La conclusion fut que les deputes du conseil d'Estat metteroit sur le papie cestte affaire en estat comme ils le trouveroit apropos, ce qu'ils firent est la porterent le lendemain a Son Altesse est le luy 4) trouverent en presence des deputes des Estats gene- raux. Cequi y 6) contenoist estoit presque comme ce qui s'en suit. Premierement que les provinces ce devoit Bonner assurence l'un a l'autre c'est 6) aussi au conseil d'estat, est cy quelqu'un y venoit a faillir a tenir touttes les schoses mensionee cy apres, que le conseil d'estat auroit pouvoir de les y tenir, assavoir qu'ils payeroit aux oficiers est aux soldats tous leur s arrierages , par 7) l'on reduiroit toutte les compagnies de 200 hommes a 150, ceux de 150 a 120 , ceux de 120 a 100, mais l'on donna en deliberation aux provinces all ne seroit point a propos cy l'on ne laisseroit les compapnies coronelles a 200 hommes est ceux qui soot plus a les reduire a son 8) nombre la, accause que toutte la noblesse cy est, est que d'ordinaire l'on faict les officiers du regiment de ceste 1) Renswoude. 2) Cornelis Musch. 3) Govert Brasser. 4) Dit woord is blijkbaar overtollig , of wel de afschrijver heeft „trouverent" verkeerd gelezen voor „donnκrene. 5) Lees: Ce qu'il contenoit. 6) Leest: est = et. 7) Waarschijnlijk verkeerd gelezen voor „puffs". 8) Lees: ce. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 433 compagnie accause que tous les gentilshommes est annette 1) gens cy mettent. Que les provinces paye- roit tous les mois presisement est donneroit un mois d'avance aux capitennes ; que l'on payeroit a un capiteyn en schrybe 2) de bon pour luy alley crier 3) son argent la ou ii est payer que les capitennes ne seroit point oblige a avoir un solliciteur est ceux qui en ont s'en pouroit Maire. Its ne seroit aussi point oblige a donner de l'argent sous quelque pretexte que ce fut aux commis ou auttres gens de cette sorte qui leur donnent leurs ordonances , est c'ils le demandent que les officiers s'en doivent plaindre au provinces sous qui ils restent ou leurs agents; qu'ils n'auroit plus d'appointes 1), que Von le lour feroit bon, main l'estat ..... 5). L'on fera tous les mois la monstre ; it n'y aura point d'aultres commissaires ninon ceux qui feront sermons h ceux du conseil d'estat est lequels doivent avoir passe l'age de 25 ans pour le moin.s est s'ils no font point bien leur devoir l'on les punira sans remission quel qu'onne 6) de la penne qui est dans le placcart de ces monstre ; qu'en cas aussi que les cappitennes ne tiennent lours compagnies complettes seront aussi exactement punis. L'on envoira cestte proposition du conseil d'Estat a touttes les provin- ces , lesquels auront a envoyσ leurs resolution est ce qu'ils trouve bons aux premier de Mars, et l'on fera la reduction generalement a moitie du mois de Mars. 4) D. i. honnιtes. 2) D. i. un scribe. 3) Waarschijnlijk verkeerd gelezen voor : tirer. 4) Gepensioneerde invaliede soldaten. 5) De onverstaanbare zin breekt hier met .... af. Misschien wordt bedoeld, dat de Staat voor de appointes zorgen zou, 6) Lees: quelconque. 434 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Demain le conseil le dolt aprober aux estate gene- raux, desquels l'envoiront aux provinces. Le conseil d'estat fut le 18 aupres des Estate generaux est le leur donnerent. Le 22 de janvier 1643 le conseil d'estat fut aux estate generaulx et Son Altesse y vint aussi; it y avoit aussi unne grande partie des estate d'011ande. Monsieur le pensionaris leur fit unne proposition de leur part touchant la reduction est pryeroit que l'on lareteroit 1) le premier de Mars en place du 16 de mars qu'il avoit este dit. Son Altesse ajant donne Son advis est 2) du Conseil d'estat aussi, et des austres provinces le trouverent biers aussi est le leur accorderent , est le conseil d'estat prirent a soy qu'il escriveroit aux capitennes. Le 29 de Janvier 1643 la reyne d'Engleterre partit de la Haye est s'en alla embarque a Schevelinghe, ou elle prit des pinques qui la menerent au bort de l'amiral Tromp ; elle avoit pour son convoy 9 vais- seaux de guerre. Son Altesse la convoys jusques h Schevelinghe. Messieurs les estate luy firent un present de 60000 florins 3). Le 27 d'avril 1643 it ni eut aupres de Son Altesse des estate generaux assavoir Mr. Huyghens , Matenes, Pensionaris Cats, Vosbergen , Rijnsouw 4), Donia , Riperda , Aldringa est le grefier Must. Son Altesse leur proposa comme l'on avoit des nouvelles des ennemies gulls s'asembloit, est aussi que le Roy de France pressoit fort que l'on fit aller l'armee en cam- pagne, est pour l'amour de ces raisons s'ils ne trouvoit 1) D. i. l'arrιteroit. 2) Opengelaten. Misschien : l'avis of celuy. 3) Over het vertrek der Koningin en het geschenk vgl. Aitzema, 23e boek , de eerste bladzijden. 4) Zie aant. I op bl. 432. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-4650. 435 pas bon que l'on donna render-vows a l'armee pour mi mee 1), est s'ils ne trouvoit pas raisonable que l'on dona le rendes-vous au fort de Voorn; ils se confor- merent tour avec l'avis de Son Altesse; it leur dit aussi qu'il leur prie qu'ils voulurent escriere dans leers provinces afin qu'ils payasent leur Somme dans le premier demi milion. Sur la fin son Altesse leur dit qu'il avoit veu an papier de Strickland, par ou it disait que son Altesse avoit donne deux paspoort a deux vaissaux de Day- seern 2) pour les faire sortir est aller servir le Roy d'Angleterre, est leur priea de dire a l'asemblee qu'il leur pria de luy vouloir faire donner satisfaction pour ce subject. Le 2 de may vinrent de schaque province un depute des Estats Generaux , assavoir Mr Hugues , Knuyt, Rynswou, Craeck , Ysselmuyde, Aldringa et le greffier Musc 3). (Naar het handschrift van Prins W. II op het Kon. Huisarchief.) Le 14 de Mars 1647 a rendu lesprit Monsieur mon Pere a quatre heure est demi du matin. I'aj ce mesme matin despeche un ackte pour Mr Kuyt 4) affin que par sa vielle commission de feu son Altesse it put representer la plaece de premier noble de la province de Zelande , quoyque messieurs les deputes de la province de Zelande , qui ce trouvoit en grand nombre a la Haey, me vinret voir est me dire que sur lagreation de leers principaux ils me 1) D. i. mi-Mai. 2) Verkeerd gelezen voor Duynkerk(en). Over de zaak zie men Aitzema, 't 23e boek, bl. 481 van de 4° uitgave 1660. 3) Zie cant. 2 op bl. 432. 4) De Knuyt. 436 JOURNALEN VAN DEN enaKOUDER donneroit pouvoir de faire representer la place de premier noble; je lour repondis quo cola mapartenoit de droit et cine la dessus je lavois donnee; Hs protes- terent contre, est Kuyt de lautre costa, aussi comme cola cestoit fait aussi les auttres (foie 1) ). Le mesme jour lapresdinee Messieurs les Estate Generaux mont envoye des deputes pour me plaindre le deuil et me prier de vouloir venir dans leur assem- blee pour recevoir mes commissions de C. General et amiral , en ajant desja la survivance des lanne 16 . . Un heures apres qu'ils sont partis je me Buis trans- porte levers lassemblee ou j'ay faict les serment des deux charges. Le 15 de Mars 1647 tour les colleges me sont venues plaindre le deuil de la mort de feu son Al- tesse, Et messieurs d'ollande en mesme tempts mont dit qu'ils avoit pries la Resolution de me donner la commission de Gouverneur de la ditto province, ajant desja leur survivance des lannee 16 .. 2). Les nobles de la ditto Province me sont venue prier de leur faire l'honneur de vouloir prandre la premiere place dans les nobles comme feu son Altesse avoit eu. Je lour ay prie de me vouloir donner quelque tempts pour adviger la dessus. Jay faict depeche unne commission pour Madame de Dona pour esttre Gouvernante Dorange 3). 1) Dit woord staat alleen in de copie van het Dessauer handschrift 2) Het oningevulde jaartal, hier en hierboven, is 1637. 3) Ursula van Solms, de weduwe van den burggraaf van Dohna , was door haren zwager Prins Frederik Hendrik in 1637, het sterfjaar van haar man, tot gouvernante van Oranje benoemd; zij werd door Prins Willem II als zoodanig gehandhaafd tot 1649, toen, op haar eigen aandrang, haar zoon Frederik van Dohna als gouverneur werd aangesteld. Zie o. a. Pontbriant, La princi- pautκ d'Orange, p. 198 vlg. WILLEM H UIT DE JAREN 1641-1650. 437 Le 16 de Mars 1647 Monsieur de Riperda, presi- dents des Etats Generaux, a estte aupres de moy est ma demende mon advis de la part des Etats Generaux touschant deux passeports que lon demendoit , lun pour larschiduc Leopoldo , lautre pour Madame de Longeville; j'ay dit que me sembloit que ion le pouroit donner a larchiduc , mais qua mesme temts Ion en devoit advertir M. de Servient , ambassadeur de France; que pour lauttre passeport je ne voyie point de raison pour le refuser 1). Jay depeche Soule 2) levers la principaute Dorange pour y faire faire les serments est les chose que ion faict quand ion arive a la Principaute, est je luy ay aussi donne des lettres a la Reyne Regente de france 3) affin de la prier de vouloir donner ordre aux Gouver- neurs, qui soot aientour de la principaute, pour tenir bonne correspondence avec mes subjects. Le 17 de Mars 1647 jay faict depecher un passe- port pour 150 chevaux des ennemis qui doivet con- voyer Madame de longeville depuis Graevve jusques a envers 4), Messieurs les Etats Generaux lajant trouvve bon comme cela. Le Grefier Mus a estte aupres de moy est ma aporte mes commissions de C. General et amiral; je luy et faict donner 3000 florins pour un present. J'ay escrit unne lettre de recommandation pour le jeune Vosberge 5) aux deputes de friese, feu son Altesse luy ajant donne un ackte pour unne corn- 1) De hertogin de Longueville maakte voor haar genoegen een reis door de Nederlanden. Aitzema , a. b. bl. 237 en 399. 2) Saulnier, een van 's Prinsen commissarissen in Oranje; de andere heette Rafelis. Zie Pontbriant , a. w. p. 201 en S. Dohna, Les contes Dona A Orange, app. II p. 75. 3) Anna van Oostenrijk. 4) Anvers. 5) De zoon van den gedeputeerde ter Getieraliteitsvergadering. 438 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER pagnie de cavallerye , et messieurs de friese faisoit quelque dificulte de luy donner sa commission. Le 18 de Mars 1647 je donne au president des Estats Generaux un memoire que ceux de la vine de lescluge 1) mavoit donne touchant le rasement de quelque forts que les ennemis ont divers le Nort de Bruge 2). Je fis venir mon conseil aupres de moy et leur donne charge de regarder pour mettre ordre a ma depenche , et jay donne charge a mon tresorier de lever 200000 florins sur interest de 5 et demi pour cent afin de pouvoir payer quelques dettes. Jo prie aussi au president de vouloir raporte a Messieurs les Estats Generaux que Monsieur Lelecteur de Brandenbourg mavoit prie de vouloir donner conge a Frankenbourg pour pouvoir esttre Gouverneur de Ravensberg 3) est retenir sa compagnie de cavallerye icy. tray prete a Monsieur lelecteur de Brandenbourg 60 pieds de pont que j'ay faict sortir du Magasin de Delft avec deux petarts de celuy de la Haey. Le 19 de Mars 1647 j'aj faict parle aux conseillers de Monsieur Lelecteur de Brandenbourg touchant le dot de Mariage de ma sour qu'ils demendoit , je lour ay faict dire que mes affaires estoit a present un peu an desordre , mes que dossitost que ma soeur parti- roit pour aller a Clewe, que je ferois payer la moitie du dot, est que lauttre moitie je la ferois pajer ay tost que ion auroit faict prendre possession du Douaire que ma sour doit avoir 4). 1) L'Ecluse. 2) Devers le Nord de Bruges. 3) Ravensberg werd kort daarop, bij het vredestractaat, aan Brandenburg toegekend. 4) Namelijk van den keurvorst; het huwelijk was in 1646 ge- sloten. Zie de huwelijksvoorwaarden bij Aitzema , a. b. p. 319 vlgg WILLEM II UIT DE JAREN 1641 1650. 439 Le 20 de Mars 1647 les Estats de la Province de Hollande ont envoye des deputes devers moy pour me remontrer lestat de leur finances et comme Hs estoit tout les ans 6 milions de livre en ariere , est que accause de cela ii croyoit que ion devoit faire la pair et me prier et de vouloir travailler envers les auttres provinces afin que cela ce fist. Jay ce jour la acepte ce que Messieurs les nobles mavoit offert, assavoir destre le premier de leur corps. Le 21 de Mars 1647 le Conte de Bentem et Tekelenbourg ma envoje deux deputes pour me parler touschant quattre villages qui sont dans la conte de Linge , qu'il voudroit bien ravoir, est que contre cela ii me donneroit touttes les pretencions qu'il a sur la ditte conte de Linge 1) est aussi quelque pretencions qu'il a dans levesche de Munster, mail ajant faicte informer de laffaire it a estte trouve mellieur de lesser les schoses en lestat gulls sont. Il est venu quelques deputes de la province de Gueldre qui ont estte aupres de moy pour me de- mender mon advis s'il ne pouvoit point enploier Pilippe le Roy, agent despagne a la Haey 2), Bouts main est secrettement sans le leceu 3) des auttres provinces, pour tascher de pouvoir obtenir du Roy despagne la consolidation du Haut quartier de Geldres ; je leur ay demende deux jours de temts pour former mon advis la dessus, qui a estte que cela estoit unne afaire de trop grande consequence qunne province seulle traictat sans ceu des auttres, est que me sem- bloit qu'il valoit mieux remettre cela aux plenipoten- 1) Zie over Lingen en de aanspraken der Oranjes op het graaf- schap: Wagenaar VIII, bl. 474. 2) Zie over hem Wagenaar XI, blz. 158 en 451. 3) D. i. sans le su. 440 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER tikes de cast Estat qui estoit a Munster, est que la ion ponvoit recommender cerieusement cestte affaire. Le 22 de Mars 1647 les Gecommitterde Raeden ont envoye deux deputes de leur corps devers moy pour me demender mon advis ce que ion pouvoit faire sur les plaintes que ceux de la Ville de Dort faisoit , que les soldats de la ditte Guarnison est de ceux dalentour tourmentoit fort les paisans de la alentour ; raj dit que ii seroit bon que Messieurs les gecommitterde Raeden escrivisset a cos officiers des compagnies et que je joindrois mes lettres au lour pour les commender de prande coin que leurs soldats ne fisset point des extorsions. Des deputes des villes du Brabant qui sont du costte de ces Estat me sont venues voir est me dire comme ils avoit dessein de travailler en sorte que ion les voulust recevoir comme la 8 province, disans quo y avoit quelques unnes de leur villes qui avoit signs lunion, et mont prie de vouloir favoriser leur affaire. Pilippe le Roy a estte aupres de moy me plaindre le deuil de la part de Castel Rodrigo est de Pegneranda 2). Le 25 de Mars 1647 M'. Asbernam 3), getilhomme de la Reyne dengleterre, ma prie de la part de la ditto Reyne est du prince de Galles de leur vouloir preter 160.000 florins, ce que je luy ay accorde est est donne charge a Ketting 4) des faire unne lettre de change pour France de cestte somme. Le 26 de Mars 1647 jenvoye Deschamps 5) en 1) Zie Aitzema a. b. bi. 423. 2) De Spaansche diplomaten. 3) Ashburnham. 's Prinsen thesaurier Ketting de Jong. 5) 's Prinsen stalmeester, door Z. H. dikwijis voor zendingen gebruikt. Zie Fruins artikel over den Prins en zijne onderhandeling met Frankrijk. WILLEM H IHT DE JAREN 1641-1650. 441 France pour y annoncer la mort de feu son Altesse ; j'envoye aussi un Gentilhomme en Engleterre pour le memo subject et en mesme tempts reporter lordre de la jartiere quo feu son Altesse avoit. Le 10 de Mey l'an 1647 Monsieur mon Pere de tres Glorieuse Memoire fut enterre fort mennificquemen et porte depuis la Haey jusques a Delft ou it fut posse 1). L'an 1647 le . . . . de . . . . j'envoie patatente 2 a 20 conpagnies dinfanterye pour aller demeurer en batteau devant le poldre de Namur et a 6 compag- nies de cavallerye pour aller loger a St. Jan Steen proche de Hulst. Messieurs de Hollande en prindret unne grande allarme et creurent quo je voulois mettre larmee en campagne et me vindret jusque a trois divorce fois me prie de vouloir revoyer ces trouppes dans leur garnisons, ce quo je no lour voulus pas accorder, mais je les y renvoie 15 jours apres. Lan 1647 le ..... de . . .. . je partis de la Haey pour faire un voiage dans les provinces d'Overissel , Geldres et Vytreck pour y prendre possession de mes Gouvernements , et je fus receu tres magnificte- ment et fort biers trete par tout ces trois provinces. Lan 1647 le .... de . . ... je decide un proces ajant joint a moy trois Gentishommes et trois hommes de droit, un proces qu'il avoit entre les Gentishommes et les villes du guarder d'Arnem touschant le droit que pretendoit les gentishommes de nommer Bens tour avec les villes pour les places de conseiller de 1) (De)pose. 2) Patente. Het geschiedde in Mei. 442 JOURNALEN VAN DEN MUHOUDER la cour de Geldre , mail les Gentishommes furent condennees et perdirent leur proces. L'an 1647 le .. . . de . . . . Messieurs les Estats prindret resolution dassister la compagnie des Indes de West d'un secours de 600 hommes et de 12 vaisseaux de guerre ; l'on sasembla souvent dans ma chambre la desus , assavoir des deputes des Estats Generaux et aussi du conseil destat , ce qui saboutit que je fies tour les officiers , avec lesquels l'on fit un accort que chaque capitenne leveroit 50 homme pour sa compagnie , recevant 4 risdalle pour chaque homme — et que le reste seroit fournit jusques a 100 homme par lestat , lesquels ion fit lever dans la milice du pays prenant de chaque compagnie 7 hommes. Lan 1647 le . . . . de . . .. Messieurs les Estats firet licencier les trouppes qui estoit payee sur l'argent de France, les quelles troupes estoit composee de 60 compagnies d'infanterye et de 3 compagnies de cavallerye. Lan 1647 aux mois de je fus diverce foil aux Estats Generaux, la ou it y avoit grande dispute touschant unne garentie de 1) lon vouloit faire avec la France sur le traictte de pair; apres longe dis- putte avec lambasadeur de France, nom6 Servient, lon tomma 2) dacort sur unne garentie au mois d'oust lan 1647. Lan 1647 le . . . . de . . . . je fus aux Estats Gene- raux et entre aultre chose je recommende l'affaire des huts officiers des trouppes licenties affin qu'il pusset retenir leur gages leur vie durant; ii ne ce print alors point de resolution la dessus manse qu'il falloit que lafaire fut deliberee dans les provinces. 1) Lees: que. 2) Lees. tomba. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 443 Lan 1647 le ..... de y ajant eu it a desja quelques annees disputtes entre la ville de Groeninge et les Ommelandes touschant la chambre de justisce, et laffaire estant revenue devant les Estats Generaux, ils menvoyeret quelque deputes pour savoir mon opinion sur cestte affaire et sur un interim que ion vouloit faire, a quoy je macorday et fust ce mesme matin aux Estats Generaux pour cestte affaire 1). Lan 1647 au mois de ..... Monsieur lelecteur me fit prier de vouloir escrire a larchiduc pour le prier de vouloir travailler aupres de lempereur affin que it voulust permettre que M. lelecteur mist garnison dedans la vine de Ham , laquelle it devoit avoir par la paix , et que aussi lempereur voulust rabattre quelque chose des contributions qu'ils don- noit ; je luy en escrivis, mais devant que descriers je le communique a Messieurs les Estats Generaux et leur fit demende par le president sill navoit rien au contraire. Je receus unne reponce de larchiduc par laquelle it menvoyet la lettre pour L'empereur. Lan 1647 le . . . . de . . .. je trouve a propos de changer dans la conte de Lingo que 9 ce que les subjects payoit pour lentretennement 3) de 250 hommes de guerre pour la seurte du Conte, que je rabatte- rois 150 hommes qu'il netoit plus 4) a pajer, et en place decela qu'ils seroit oblige de me payer comme unne contribution unne Somme de 10000 florins par an. Lan 1647 le . . . . . de ..... Messieur les Estats Generaux envoyeret des deputes en Oostfriese pour 1) Zie over die geschillen Aitzema, a. b. passim. 2) „Que" is hier overbodig. 3) D. i. l'entretien. 4) Lees: qui n'etoient plus. 444 JOURNALEN VAN DEN STADHOtIDElt tascher di 1) ajuster les differens qu'il y a entre le Conte est ces Estats. En ce mesme tempts ariva que Lamboy 2), commendant quelque trouppes de lempe- reur, acquatat 3) et print quelques forts que Madame la Lantgraevve tenoit dans loostfriese , cela mobliga denvoier environ 20 compagnies dinfanterye et quel- ques compagnies de cavallerye levers ces quartiers la pour garder nos frontieres. Messieurs les Estats Generaux me laisseret le coil 4) que je fisse tenir un petit corps a ces trouppes ou bien des les envoyer dans les garrisons, ce que je fies, jugent cela le plus a propos. Pour dans Emden je nen envoye point, accause que Messieurs les Estats Generaux diret qu'ils escriroit a leurs deputes den parler avec ceux de la ville affin qu'ils ne refusas cet 5) point, comme ils avoit faict des compagnies qui y devoit prendre gar- nison avec patente de feu son Altesse. Lan 1647 le . . ... de ..... je partis de la Haey pour men aller a Breda, ou ils me receurent fort bien et magnifictement avec des vertoninghe , et ajant mis le long de la Rue des fluelages 6). Apres y avoir demeure 3 ou 4 jours jen partis et print avecque moy la garnison de cavallerye, et je fis venir aussi celle de Heusden et de Bolduc pour me con- voyer jusques a illaestryck , ou je pries aussi le gar- nison de cavallerye et 300 vieverers7), avec toutte ces trouppes je men alle a Spa, ou Madame 8) prenoit 4) D. i. d'y. 2) Zie daarover: Aitzemal, a. b. bl. 442. 3) Lees: attaqua. 4) D. i. choir. 5) Refusassent. 6) Sic. Wat er staan moet is onzeker. 7) Vivres: rantsoenen. 8) 's Prinsen moeder Amalia van Solms. WILLEM n UIP DE JAREN 1641-1650. 445 les eaux ; pour la cavallerye je lenvoye loger a 4 ou 5 lieux de la et je retins l'infanterye aupres de Moy, et it y avoit aussi toujourrs en guarde 4 compagnies de cavallerye; apres que ji eus demeure quelque jours je men revins et en revenant passe dan Liege, ou ion me fit beaucoup d'honneur , toutte la bourgoigie estoit en arobes 1), un des bourgemeestre me donna a dine dans son logic; toutte nosttre cavallerye y passa aussi mais cestoit trois a trois compagnies. Jen repartis le soir et de la continue mon voyage jusques a Breda et puis de la je men revins a la Haey accause des affaires des Indes , pour les achever tout a faict. Jay donne ordre le 23 de septembre 1647 au sieur Marlot 2), a Verbolt mon conseil 3) et a 1101 Resi(dent)4) daller a Cleve et de la aller au conte de Ravens- bergh pour prendre possesion et ainformer du Douaire de ma seur que M. le lecteur luy a donne , et cela doit proceder 6) le payement de laultre moitie de Dort 6) que je dois encore a lelecteur. Le 22 de septembre 1647 extant a Zylesteyn Messieurs du Magistrat de la vine de Dort menvoieret leur pensionaires Ruys pour me prier que les com- pagnies, qui estoit en leur ville en garnison et aux quelles j'avois donne patente , pusset esttre contremen- dees accause quo it y avoit grand desordre dans leur vine causee par la commune 7); je le leur ay accorde. 1) Voor dit onbestaanbare woord schijnt volgens de copie van het Dessauer handschrift, „armes" to moeten warden gelezen. 2) David Marlot, heer van Bavois, ritmeester, 's Prinsen leer- meester in het paardrijden : Leven van W. it, bl, 15. 3) D. i. lid van den Domeinraad. 4) Resident van den Keurvorst van Brandenburg. Zie over de geheele zaak : Aitzema, a. w. (uitgave a. b.) bk. XXVII. bl. 379 vlgg. 5) D. i. preceder. 6) Sic. Lees: de la dot. 7) Aitzema, t. a. p. bl. 423. Bijdr. en Meded. XXVII. 29 446 JOURNALEN VAN DEN MaHOUDER Le 25 de septembre 1647 it est revenu est ma prie de la part du Magistrat que, comme le desordre continuoit et saugmentoit et que mesme , quoyqu'il y fat arive des commissaires de la court dollande , que cola navoit rien faict, ils me prioit di vouloir envoyer quellques compagnies davantage en garnison; sur cela j'ay faict de cette 1) patente pour 4 compagnies d'augmentation de guarnison. Le 24 de Septembre 1647 estant a Eede j'apries quo le conte de Valdec est le Baron de Dona 2) avoit querelle ; je leur escrivis que je les requerois est commendois qu'ils nusset point a recevoir ni faire apel lun a lauttre , est quo je mettrois ordre a leur accommodement. Le 26 septembre 1647 soot venues a Ede deux deputes des gecommitterde Raeden dolande pour me venir parlor touschant ce desordre de Dort est me prie de la part des gecommiterde Raeden de vouloir venir a la Haey accause qu'il y avoit a present beaucoup daffaires dinportence a deliberer dessus; je leur ay [donne] lordre que javois mis pour les afaires de Dort, que pour mon retour jestois toujours prest a men retourner cy je pouvois rendre quelque sevisce aux pays. Le 27 septembre 1647 estant a Eede Mr. lelecteur me fit prier de vouloir alley a Cleve, ce que je fis et y demeure jusque au 29 Septembre 1647. Ji fus receu fort bien est ii me fit toujours passer partout devan luy et me fit grand honneur. 1) Misschien: depκcher. 2) De vroeger reeds genoemde Frederik van Dohna (of Dona). Het geslacht kreeg eerst in 1648 den graventitel. Zie S. Dohna, a. w. 4. hoot 3. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 447 Le 29 semptembre 1647 je receus une lettre a Eede de Messieurs les Estats Generaux du 26 sep- tembre par laquelle Hs me requeroit de vouloir re- venir a la Haey accause qu'il avoit des affaires dinportence a traicter 1); je les ay repondu que je viendrois le 3 doctober a la Haey. Le 29 septembre 1647 Harsolte me vint parler, , qui est L. Gouverneur doverissel , pour me demende cy je trouverois bon qu'il sensaet 2) quelque garrisons est les fit avancer levers la frontiere accause que les suedois et les inperiaux etait la tout contre ; je luy et accorde qu'il sengaet la Garnison comme it le jugeroit qu'il estoit le plus a propos. Lan 1647 le ..... de . . . . . ajant faict assembler le conseil de guerre sur laffaire du Conte de Valdec et de M. de Dona, lesquels c'estoit battus contre ma defence et lesquels javois faict areter, , et comme je voulois faire que le conseil de guerre procedat a la sentence, Madame me fit prier de vouloir le leur pardonner pour lamour delle, ce que je fies et les fies relacher. Lan 1647 le . . . . de . . . . son revenus a la Haey deux de nos plenipotentieres de Munster, assavoir Pau et Knyt , quoyque Messieurs les Estats Generaux avoit mende a Munster que personne neut a venir a la Haey. La raison pourquoy ils vindret fut pour raporter comme tout les poins entre nous et les Espagnols estoit ajustee horsmis le seul point de la Meyerie , la ou it y avoit cestte diference que Mes- sieurs les Estats vouloit que dans lartiele , la, ou les I) In margine door Z. H, bijgevoegd: (tant) spirituel que temporel. 2) D. i. changeit. 29* 448 JOURNALEN YAN DEN STADIIOUDER Espagnols nous donoit la souverenete de la Meyerie, que ion y mit ce most (nota!) que les Espanols cedoit la souverenite aussi bien en leglige quen toutte, ce qu'ils refusoit de faire , cy bien que ion remit laffaire en deliberation dans les provinces, et apres deux ou trois jours de disputtes aux Estats Generaux , aux- quels je ne me trouve poinct, comme aussi a la resolution que ion print , accause que je ne voulois point donner mon advis sur ce subject, lequel je ne pouvois aussi donner sens offencer la Hollande ou dun autre costte donner avis que l'on a treter 1) ceparement et sens la Frence, je jugai quil valoit mieux mabsenter de la Haey, ce que je fies , mais la resolution fut prise que lon ne parleroit point de lexclesiasticque dans le point la ou le Roy despagne quitoit la souverenite de la Meyerye de Bolduc, mais que lon y mettroit, sens Sommer 2) ni lun ni lauttre, que le Roy despagne quiteroit absolument les pretentions qu'il pouvoit avoir sur la Meyerye sens ce reservir 3) rien sur ce qui touschoit la Frence , lon le laissa comme les resolutions avoit estte priese icy dewant. Lan 1647 le 19 , 20', 21 et 22 novembre je tins assemblee dans ma chambre avec des deputes des Estats Generaux touschant les affaires du Bresil, oil ion areta linstruction pour le Lieutenant General que je faisois de ma part dans le Bresil, et aussi pour lamiral; it y eut beaucoup de disputte pour savoir a qui apartiendroit de donner les charges de ces 5 regiments de lestat qui y alloit : it y avoit des Estats qui vouioit que ce fut a 4) president et conseillers 1) Lees: trait& 2) Lees: nommer. 3) Reserver. 4) Lees: au.... et aux. WILLEM II UIT DE JA.REli 1641-1650. 449 qui son la, et moy jatendois que ce devoit esttre 8choppe 1) qui, comme mon Lieutenaut General, les devoit Bonner, ce que jepportai 2) aussi a la fin que Schoppe sur mon agreation donneroit les places de L.-Coronel et de Majors, me retenant les places de Coronels. Touschant les places de capitennes it les donneroit absolument ; pour les Lieutenants et enseig- nes je laisse cela aux coronels , chacun sous son regiment, sentendant que Schoppe faisant les officiers it en donneroit communication et avis au president et conseilleers dans le Bresil. Lan 1647 le . . . • de . . . . Messieurs Estats dol- lande me donneret par resolution affin que je voulus decide et regle les desordres qu'il y avoit dans les verpondinge dollande , feu son Altesse lavoit aussi eu. Lan 1647 le . . . . de . . . . jenvoye Schonbergh 3), que javois faict mon gentilhomme de la schambre , dans mon conseil pour les remercier tous du servisce rendu et retire touttes leur commission que feu son Altesse ou moy pouvoit avoir donnees. Le 19 de Decembre 1647 ceux de La province de Groeninghe ajant envoye 8 Deputes de leur corps pour me presenter la commission pour le gouverne- ment de leur Province, ce que jecepte et leur fis le serment our unne mesme Instruction que feu son Altesse avoit eu 4). Le 20 Decembre 1647 Messieurs de Hollande menvoyent 5 deputes affin que ces messieurs me I) Sigismund van Schoppen: hij had reeds onder Johan Maurits in Brazilie gediend. Zie v. d. Aa , Biogr. Wbk. i. v. 2) Emportai. 3) Dezelfde, die later Willem III naar Engeland vergezelde en aan zijne wonden bij de Boyne stied 4) In margine, met 's Prinsen hand: quoyque ceux de Zelande eussent prie par lettres de vouloir les atendre premierement la dessus 450 JOVRNALEN VAN DEN SMHOUDER menasset dans leur assemble pour y recevoir ma commission de Stadthouder, laquelle ils mavoit envoye par leur secrettere levant affin de la lire , cy bien quelle ne fut point leu dans lassemblee neenmoins je fis serment enttre les mains de M. de Brederode; ils ont chenge quelque chose dans la commission , assavoir que je ne pouvois donner gracce sans inter- rinement et que pour les crimes enormes je ne pourois donner graece, auttrement tout le restte de la com- mission comme feu son Altesse Pa eu. Le 25 de Decembre 1647 Monsieur de Heemvliet 1) alla parler aux ministtre de la Haey pour schavoir leur sentiment cy la Princesse pouvoit faire cene dans sa salle et cela a la mode dengleterre, assavoir de la recevoir a genoux; ils en alleret parler au consistoire, lesquels firet repondre que pour eux ils ne pouvoit desaprouver ni aprouver laffaire. Le 30 de Decembre jay commence a masenbler avec les deputes de la vine de Groeninge et de Omme- landes sur les differents qu'ils ont sur le changement de l'instruction des hooftmannen et de la forme de Revision. FIN DE LAN 1647. Le . decembre lan 1647 je fus requis de la part des gecomiterde Raeden par le pansionaire dollande que je voulusse escriere a M. de Kuyt 2) qu'il eut a signer la paix quand les plenipotentieres de Hollande signe- roit je mexcusay sur ce que je die que les estate de la Zelande estoit assemblee et que c'estoit leur pleni- potentiere, quo cestoit a eux de luy donner les ordres necessaires pour la conclusion. 1) doh. Polyauder van Kerkhoven , heer van Heenvliet , 's Prinsen hofmeester. 2) De Knuyt. WILLEM II ITIT DE JAREN 1641-1650 451 MEMOIRE DE LAN 1648. Lan 1648 le 1 de Janvier furet aupres de moy quattre deputes du conseil destat pour me parler touschant unne resolution que Messieurs les Estats Generaux avoit priese, par laquelle ils an chargoit le conseil destat et moy de prendre soin que ion demon- rait dans la pleyniere possession des trois quartiers doutre mouse 1) et denpecher que les ennernis ne son misset point en possession la dessus. Nous avons trouve bon que Messieurs du conseil destat feroit esmaner un placart contre celuy des ennemis et que ion tascheroit de faire prendre aussi lours officiers par retorsion , que moy jay crierois 2) au contto de Solms quil ut a faire prendre Dalem par la garnison de Maestrich , et lajant pries de le faire totalement racer et aussi quen attendant je fis assembler quelque troupes de cavallerye aux environs de Bolduc et quelque infanterye dans la vine que cas avenant ils fusset toujours prest pour aller devers les quartiers doutremeuse. Le 2 de janvier 1648 ceux du conseil d'estat avoieret lour deputes pour me diret gulls trouvoit fort bien ce que lon avoit resole le jour de devant, cy bien que les ordres et partenttes pour lexceqution du dessein. Le 2 de Janvier 1647 4) les deputes des Estats Generaux pour les affaires des Indes 5) . . . je les fis prie de vouloir venir aupres de moy avec ceux du conseil destat, auquel tous ensemble je propose que puisque 1) Outre-Meuse. 2) D. i. fkrirois. 3) D. i. envoiκrent. 4) Sic. Lees 1648. 5) Blijkbaar is iets 452 JOURNA.LEN VAN DEN STADHOUDER ceux de la compagnie des index de West avoit entre- pries de lever encore 1300 hommes et aussi que ion avoit faict dessein quan 1) recreus ion y envoyroit 900 hommes, que je voyiois que ces levees alloit cy lentement, sils ne pouvoit point trouver bon quo ion formast deux regiments et que ion les fit lever par les coronels. Lon prinst resolution dan parlor aux Estate Generaux et aussi a messieurs de Hollande. Les deputes de Groeningue furent le mesme jour aupres de moy; je leur propose sils ne pouvoit pas consentir que jassumasse quelques uns qui enten- doit bien les droits pour maider pour escouter leers differents ; ils le trouveret bon et je y assiume M. de Reygersberge est Dedel , tou deux conseillers aux tours de Hollande et de Zelande . . . 2) je fis venir Monsieur Spamheim 3) de Leyde, qui esttoit rechteur magnifique , pour luy parley touschant quelque dis- puttes survenues pour la philosophie de De Cartes; y me dit que cola estoit arete comme javois faict prier les profeseurs 4). Le 5 de Janvier 1648 jay donne commission a Zylesteyn pour sen alley changer le Magistraete a Nimeghe 5) de ma part; je fis quelque changement a ce [dont] ceux du Magistraet mavoit faict parlor, assavoir que je les vouluset laisser au nombre de 14 comme ils estoit presentement, quoyque dordinaire ils avoit estte jusques au nombre de 18; je jugay a propos de les remettre au vieux nombre, cy bien que 1) D. i. qu'en. 2) Er is hier, ondanks de stippen, Been lacune, tenzij „Le ... de ..." is weggelaten. 3) Den hoogleeraai Spanheim. 4) De strijd over de Cartesiaansche wijsbegeerte was juist weder heftig ontbrand. 5) Zie Wagenaar, XII. 68 vlg. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 453 j'en eu leu 1) les deux qui par cy devant navoit jamais estte dans le Magistraet de Nimeghe. Le 14 de janvier 1648 je fus au conseil destat pour resoudre avec eux ce que ion avoit a faire, puis- que apresent que Dalem estoit prise des nosttres et que lon disoit que les ennemis marschoit devers la , sil ne seroit pas bon que ion fit avanscher le Rhyn- graefwe avec ces trouppes devers la, ce qui fut resolu et may prie dy vouloir donner les ordres necessaires sur ce subject, cy bien quo jenvoye ordre au Rhyn- graefwe de marscher avec ces 30 Com. de Cavallerye et 30 Com. dinfanterye (que jay donne ordre de sortir de Bolduc soubs le commendement de 3 L. Coronels) devers Maestryck, y passer la Meuse, prandre la caval- lerye de la vine avec luy et sen aller loger dans les 3 quartiers douttre Meuse — Dalem , Valckenbourg Sertoherra 2) — pour cy loger en cas que les ennemis nusset point de escorte la un corps assemble 3) , qu'alors it ut a aller ci loger avec toutte ces trouppes aux environs de Dalem seul , et sil ne ce pouvoit main- tenir la, ce retirer soubs Maestryck pour y attendre ordre. M. le Ct de Solms jay donne charge den- voyer de sa garnison 200 hommes de pied dedans Dalem pour la garder, et en cas que le Rhyngraefve ut besoin de canon , de Iuy en fournir 3 pieces. Ce mesme matin furet 3 des Gecomitteerde Raden de Hollande au Conseil destat qui diret que Messieurs les Estats dollande avoit pries unne resolution par laquelle ils les chargeoit de deliberer avec le dit conseil destat et Moy sil ne seroit pas bon que ion fit unne monstre Generalle et quo comme ion trouveroit les compennies l'on les laisseroit de ce nombre. 1) D. i. elus. 2) Waarschijnlijk 's Hertogenrade. 3) Misschien: n'eussent pas encore la un corps assemble. 454 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Moy et le Conseil Destat nous leur representeret que, cy ion faisoit a present unne monstre que ce seroit pour ruiner entierement la milisce , et que touschant que l'on les laisseroit les compagnies en lestat ou ion les trouveroit, que cela ne ce pouvoit pas resoudre par unne province, car cestoit unne reduction et qu'il falloit que cela vint de la Generalite. Nous leur mismes en consideration sil ne seroit pas bon que presentement ion escrivit a tous les officiers qu'ils usset a mettre leur compagnies en bon estat, et apres que lon avoit escrit partout comme cela, que deux mois apres ion fit unne Monstre Generalle. Its diret qu'ils en feroit raport a Messieurs de hollande leurs principaux. Le 10 de janvier 1648 jay faict assembler les nobles qui estoit a la Haey pour leur proposer que puisque Monsieur Dorpf1), qui avoit estte ladmiral de hollande et apresent estoit de la part des nobles dans ladmiraute de Rotterdam, sils ne trouveroit pas apropos et bon que lon fit unne beschrijvinge a tous les nobles affin que le 27 de Javier ils voulusset esttre tons icy affin de pouvoir resoudre cy lon le pranderoit dans les nobles ; cela fut trouve bon incy et la lettre fut depechee. Le 21 de Janvier 1648 Les deputes que Messieurs de Zelande avoit envoye expres a la Haey pour ce subject me vindret presenter la commission de stad- houder de leur province et me firet faire le serment, ce que je fis entre leur mains ; ii y avoit un de chaque ville et le pansionaire. Ce mesme matin me vint voir le pansionaire dollande pour me demender quand je voudrois esttre introduict dans la court; je luy di 1) Zie over hem Wagenaar XI, 257 en v. d, Aa, biogr. wbk. i. v WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 455 que jestois prest , cy bien que cela fut arete pour le 23 de Janvier. Le 23 de Janvier 1648 les deux pensionaires des provinces de hollande et zelande vineret 1) le matin me prendre dans ma schambre et me conduiret a la court, lesquels menvoyeret quelques deputes au davant. Estant arive dans la schambre de leur assembles le pensionaire dollande commanca a haranguer et apres celuy de Zelande. Cela estant faict ils sortiret et furet reconduis par quelque conseillers ; moy je fus accom- pagne et mene par tout le conseil dans la schambre ou ion plaide, ou ii fat aussi plaide et apres cela sentence donne. Cela estant faict je retourne dans la chambre du conseil et y demeure ; un pea apres jen sortis et men revins dans ma chambre; je fus recondui par tous le conseil jusques dans ma schambre ou it prendret conge de Moy. Le 25 de Janvier 1648 Mesieurs dollande men- voyeret quattre deputes pour me prier de donner ordre Stavenisse d'aviger 2) de ma part parmi les deputes de Zelande que lon a agreer les formes de ratifications que l'on avoit envoyes de Muenster, sans que l'on renvoyat cela dans la province. Je leur repondis que je ferois donne pour mon advis comme premier noble que lon ut a ce confirmer avec ladvis du plus grand hombre des provinces. Ce mesme matin tous les nobles dollandc furet assembles dans ma chambre, ou ion delibera et conclut sur la lettre que lon avait faict escriere le 10 de Janvier a tous les nobles touchant le sieur Dorp cy ion le recevroit parmi les nobles ou point. Il fut 1) D. L vinrent. 2) D. i. d'aviser. 456 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER conch que ion le recevroit et donne charge au secre- taire dollande den depescher la lettre. Tl fut aussi trouvve bon de deputer quattre des nobles affin de vouloir mettre quelque chose sur le papie affin que doretenavant l'on ne put plus prendre de noble levant que quelqun vint a mourir de ceux qui sont apresent. Le ..... de Janvier 1648 est arive a Rotterdam un Ambassadeur du Roy despagne sen allant en Denemarcke sans passeport , mais estant arive a Rotterdam it en a envoye demender un a Messieurs les Estats de Hollande , lesquels le luy ont donne avec cestte restriction qu'il ne pouvoit point venir a la Haey. Le ..... de janvier 1648 est arive la nouvelle a la Haey comme quoy nos plenipotantieres avoit signe la pair a Munster avec lespagne et cela sans la France nia eu que Mr. de Nederhorst qui esttoit de [la] province Duijtreck qui na point voulu signer. Le ..... de 1648 sont arivees a la Ihey la plus- part des plenipotantieres et ont faict raport a messieurs les Estats de ce 1) avoit meu a faire le traicte separement avec la France. Le . . ... de Mars 1648 jay donne au president des Estats Generaux deux traictes qui avoit estte fais a Munster par Kuijt avec les plenipotantieres despagne consernant mes interes 2) et tons deux nestans que mesme schose, lun estant faict davant la vie de feu son Altesse et lauttre depuis sa mort, qui nest effectivvement que la confirmation du premier 3). 1) D. i. ce qui les avait 2) D. i. intκrιts. 3) Zie Aitzema a. w. 496, 499. WILLEM It UIT DE JAREN 1641-1650. 457 Le 2 de ..... 1648 jenvoye le fiscal a la Brielle pour faire tenir conseil de guerre sur quelque soldats qui avoit faict desordre dans le batteau qni les devoit transporter aux Indes estans de cesquours 1) que lestat envoyet. Le 15 de Mars 1648 le president des Estats fut me demender mon advis sur unne lettre que le contte Henry avoit escrit a Messieurs les Estats touschant unne assurance qu'il avoit donnee a coax de teemsche 2) que l'on ne ce saisiroit point de ce chateau. Je fus dadvis que lon lay devoit faire unne bonne et serieuse replimende. Le 16 de Mars 1648 je dis au president des Etats Generaux de vouloir proposer sil ne seroit pas necessaire que l'on renvoyat nos plenipotantieres a Munster pour travailler a l'accomodement des deux couronnes de France et despagne , et cy ion ne devoit pas envoyer quelques depute aupres M. de la Tuillerye, embasadeur de France , pour savoir de luy sil navoit point receu quelques ordres qui concernat laffaire de l'accomodement des deux couronnes. La resolution ci joint [est] conforme ce que j'avois faict proposer horsmis quen place de deputes lon envoys a lambasa- deur le Greffier des Estats Generaux. Le 17 de Mars 1648 l'ambasadeur de France fat aux Estats Generaux et lour dit que la France remettoit a larbittre de Messieus les Estats et de Moy les 5 points qui restoit enttre les deux cou- ronnes, que touschant le point de la Lorraine le Roy presentoit de rendre la vielle Lorraine, pourveu quo la demolution des places ce fit. 1) D. i. secours. 2) D. i. waarschijnlijk ,.'t Eemsche'', en „le chateau" dat vali Emden. 458 3OURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le 19 de Mars 1648 je fis assemble les noble dollande dans ma schambre pour resoudre sur la proposition de lambasadeur fat resolu que ion don- neroit pour ladvis des nobles (mon advis etant tel) que nos plenipotentieres devoit partir dossitost devers Munster pour faire tous les devoirs devers lespagne akin quelle voulust condecendre au point de la Loir- raine et vouloir aussi remettre les auttre 5 points au jugement de Messieux les Estats et de moy. Que de plus ion devoit envoyer du Corps des Estats Generaux quelque commissaires aupres M. de la Tuillerye pour luy demender encore sil navoit point a donner plus grand esclarcissement sur sa proposition. Ce meme jour envoyeret Messieur dollande quel- ques deputes de leur corps pour me demender mon advis sur trois points concernant la navigation , a savoir cc que lon feroit cy lon rencontroit en mer des turcx et des pirattes dalger 1); sur ce fai la je fus dadvis que Ion les devoit prendre et puis les revandre pour avec cest argent rascheter de nos prisoners. Le deuxsieme point estoit ce que lon feroit avec les irlandois; mon advis fat que ceux la devoit esttre menees dans nos haves et la estrre juge par les admirauttes le troisieme point estoit touschant les Espanols : touscb ant cela je mescusay 2) de donner mon advis, disant que cela n'apartenoit a Messieurs les Estats sil vouloit que ion les tint pour amis ou bleu, pour ennemis. Le 2 davril 1648 Messieurs dollande envoyeret un grand nombre de deputes aupres de moy pour .me prier de vouloir ayder et travailler aupres des auttres provinces qui estoit encore defectuese touschant la 1) D. i. d'Alger. 2) D. i. m'excusai. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 459 ratification du traicte de Munster; cestoit les provinces de Zelande et duijtrech. Je ne leur repondis auttres chose quun compliment et que je me laisserois volon- tiers enploier enttre les provinces affin de les accom- moder pour alloys prendre unne bonne resolution conjointement. Le 3 davril 1648 ils referent encore aupres de moy pour me prier de vouloir seconder leur advis , affin que aux Estats Generaux ion conclut la rati- fication. Je ne repondis auttre schose sinon que jirois aux Estats Genoraux et que la je dirois mon santi- ment sur laffaire de la ratification, et ji fus aussi le mesme matin et l'on me dementia mon advis, lequel je donoy assavoir que je voyois que les provinces estoit de diverce opinions, que je les prieois de vou- loir sentendre et demeurer unies, que pour ce qui estoit de la ratification , que me sembloit que ion devoit prendre esgards aux interest de la France et que ion devoit regarder et deliberer ce que ion pouroit faire pour la france pour tascher de faire faire le traicte conjointement avec nous, et aussi en cas que cela nariva point et que loon print resolution de faire la paix tous seuls, ion devoit aussi regarder quel contentement ion leur donneroit et que cela ce devoit deliberer conjointement avec la ratification — il y ut beaucoup de disputte aux Estats touschant la ratification et les interest de la france, mais it ni ut point de resolution priese. Le 4 davril 1648 jenvoyai . . . . 1) le pensionaire dollande et lui prie de vouloir dire aux Estats dol- Nota. lande de ma part sil ne seroit pas bon de Bonner 10 ou 12 jours a Messieurs les deputes de Zelande, 1) Be lezing van dit woord is onzeker. Er schijnt to staan „crie", wat dan „roepen" zou moeten beduiden. Het afschrift heeft: vers. 460 JOURNALEN VAN DE1 STADHOUDER lesquels navoit point ordre touschant la ratification. Je l'envoyay jusques a deux foie, mais ils ne le you- luret point resoudre je fus apres cela aux Estats Generaux ou je propose la mesme affaire et dis que me sembloit dans un affaire de cy grande importance lon ne devoit point aller avec la pluralite des voix et que ion devoit donner tempts a ceux de Zelande. Apres longues disputtes Knyt , qui estoit president pour la Zelande, fut oblige de sortir de la there et Vimenon 1) de la part de liollande y entra ; it fit la conclusion, laquelle jotmets puisquelle est au livre des resolutions des Estats Generaux. Le lendemain 5 davril 1648 je fus derecheft aux extats , ou ion fit la resolution. Ceux de Zelande prostexteret 3) et donneret leur protex pour escrit , contre la con- clusion qui avoit estte priese. Ceux duytreck diret qu'ils nestoit point encore prest. Le . . .. de .. . . 1648 ariva a la Haey Mr Darpa- jou, ambasadeur de France en Pologne , pour y aporter lordre du St. Esprit. Mr de la Tuyllerie , arnbassadeur de France en ce pays, menvoia avertir que Mr darpajou estoit arive a la Haey; je lenvoyioy visite le premier, mais it me fit la premiere visitte et moy apres la contre-visitte ; je le traictte comme je fais les aultres ambasadeurs. Le .... davril 1648 ce print la finalle conclusion aux Estate Generaux touschant la ratification, sans prendre en consideration le protext que ceux de Zelande avoit faict. Je ne mi voulu point trouver, quoyque je savois que ceux de hollande le desiraire, male javois des aultres considerations. 1) De heer van Wimmenum. 2) D. i. j'omets. 3) D. i. protestκrent. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 461 Le . . . . davril 1648 Messieurs les Estats Generaux trouveret bon de deputer de chaque province un , et deux de hollande , pour aller an Zelande tascher de faire resoudre les Estats de Zelande de ce vouloir aussi declarer sur la ratification, comme avoit faict les autres 6 provinces ; je fus requis de donner aux dits deputes unne lettre aux Estats de Zelande , ce que je fis , laquelle neenmoins nestoit qu'en termes fort generaux. Le .. . . davril 1648 je donnay au president des Etats Generaux unne requestte que ceux du Brabant, qui tiennet aparte 1), avoit faictte , par laquelle ils demendoit seance comme les auttres provinces aux Estats Generaux; cy cela ne ce pouroit , au moins qu'ils pulse gouverner leur province a condition qu'ils contriburoit pour le biers commun. Il fut rien resolu aux Estats la dessus. Le davril 1648 jaycrivis trois lettres, assavoir lunne aux Gouverneur de Lanackerchans 2) affin qu'il ut a commender de ma part a ceux des oldamptes 3), lesquels avoit prie les armes, de les mettre bas. La seconde lettre estoit a ceux de la vine de Groeninge pour Nota leur mender que javois escrit cela et les requerir de vouloir mettre aussi toutte schose en surcheance jusques a larivee des deputes que les Estats envoyoit ; la troisieme lettre estoit aux Estats de la province de Groeninge affin quill voulusset tenir la main que lon observaet ce que javois ordonne de part et daultre. Le ..... davril 1648 Messieurs les Estats Generaux 1) A partir. 2) De tegenwoordige Nieuweschans. 3) Oldambt. Zie over deze geschillen: Aitzema, a. b. bi. 489 vlgg. Bijdr. en Meded. XX VII. 30 462 SOURNALEN VA.N DEN STA.DITOUDER menvoyeret quelque deputes pour savoir mon advis quell forts ion pouvoit demolir en contresehange des forts que les ennemis demoliroit aupres de lescluge I). Je leur envoyay unne listte des forts que je croyois pouvoir esttre demolir sans prejudisce de lestat, lesquels estoit le fort de la Croix ou Lillo , Spinola, Maurits- fort, Nivelle, Hansfrisci 2) Le . .. .. de ..... 1648 ont estte aupres de moy quattre ambasadeurs de Monsieur lelecteur de Branden- bourg aux Estate Generaux pour traietter unne allieance avec c'est Estats. Je les ay traictte comme je fais les ambasadeurs des Roys. Le ..... de Mey 1648 est arive a Honslardick le Due de Jorck , lequel c'estoit sauve dengleterre ; j'ay estte le recevoir a Maeslansluys avec la princesse , jay envoie un gentilhomme en France pour en aller aporter les nouvelles a la Reyne dengleterre , donne cognoisance de sa venue aux Estats Generaux, lesquels Nota ont envoye des deputes le complimenter. Le ..... de Mey 1648 extant a Honslardick 3) don- neret scharge a deux de leur corpts de me venir prier de vouloir aller en Zelande pour tascher de les enduire de vouloir ce joindre avec lee auttres provinces pour Nota ratifier le traicte de Munster. Je fus le lendemain aux Estats Generaux ou je dis que j'estois tout prest daller en Zelande, mail que je donnois a considerer aux Estate sil ne ceroit pas bon que lon print premierement quelque resolution sur les points que ceux de Zelande allegoit , et principallement quelque contentement a la France. 1) D. 1. l'Ecluse, Sluis. 2) Hansfriesche schans. Zie over de zaak: Aitzema, Vrede- handel (ed. 1650) II. 489. Er volgt geen lacune. 3) Bier is waarschijnlijk uitgevallen: les Etats-Generaux WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 463 Le ..... de 1648 furet quelque deputes de Mes- sieurs les Estats Generaus aupres de moy et maporteret les commissions comme stadthouder des quartiers doutre-meuse et de bellinvolde 1) et receuret de moy le serment de fidelite. Le .... de .... 1648 je fus aux Estats Generaux, ou lon print les resolutions touschant la publication, Nota feux de joie est remerciments a Dieu de la paix qui avoit estte faictte a Munster, quoyque ceux de la province de Zelande prostenterent 2) contre la conclusion, mais cela ne laissa de passer. Messieurs les Estats Generaux me firet demender le 2 de Mey 1648 par le president comme quoy jaimerois mieux, que ion schangeat dans mees traicttes particulieir ou iota bene que cela ce fit par un actte particulier , je dis que jaimais mieux que cela fut change dans mes traictes. Le .... de ... Mey 1648 Monsieur de la Tuillerye , ambasadeur extraordinaire de France, print conga des Estats Generaux. Le 5 de Juin a estte publie la paix et ont estte faicts ce soir la aussi les feux de joie en tout ce pays. Ceux de Zelande sasembleret et prindret resolution iota bene qu'ils publieroit mais qu'il ne feroit point de feux de joie ni qu'il randroit graces a Dieu de la paix. Le .... de .... Mey les deputes qui avoit este a Groeninghe mont faict raport de ce qu'il avoit faict la. Le .... de .... 1648 Jay donnay commission a 1) Bellingwolde. In Westerwolde, waaronder ook Bellingwolde behoorde, oefenden de Staten-Generaal het militair gezag uit over de schansen en versterkingen. In het voorjaar van 1648 droegen zij blijkbaar den Prins dit militair gezag op. 2) D. i. protestκrent. 30* 464 JOURNALEN VAN DEN STA DHOUDER deux 1) ministres pour vouloir besoigner avec ceux Nota que Messieurs les Estats avoit ordonne pour voir quell ministres ion mettroit dan la meyerye. Le .. . . de juin 1648 me soot venue trouver quelque deputes des Ommelandes 2) pour me prier de vouloir faire schanger quelque schose dans la decision que javois faictte le'. . . . de ..... touschant les revisions qui ce feroit dans leur province. Le . . .. de juin furet aupres de moy Mr. Haren 3) et le pensionaire dollande pour me parler touschant unne requeste que les ministres de Breda avoit done aux Estats Generaux affin que lon commitat quelque ministres qui en proposeroit quelques uns pour esttre Nota mis dans la Baronie de Breda. Je leur repondis que cola mapartenoit seul a y mettre ordre. Le . . .. de . . juin jay autorise le consistoire de Breda et quelques Ministres du Sinode de Zuyt- hollande pour faire laffaire done ces deux messieurs Nota benemavoit parle. Le .... de • . .. 1648 je donnay au president des Estats Generaux unne lettre jour la communiquer du commandeur de l'escluse touchant que les Espa- gnols vouloit percer unne digue aux environs; it fut trouve bon de luy ordonner de l'empecher autant qu'il luy ceroit possible. 1) Onzekere lezing: er staat eigenlijk „lien" en het afschrift heeft niets van de geheele zaak. Vgl. Aitzema, Saken van S. en 0. a. b. bl. 571. 2) Zie over dit alles Aitzema, t. a. p. op bi. 461, aant. 3. 3) W. van Haren had voor Friesland zitting in de Staten- Generaal. WILLEM II ITIT DE JAREN 1641-1650. 465 MEMOIRE DE L'AN 1648 DEtTXIEME Le . . . . de . . . 1648 vindret me trouver des deputes de la vine de Nimmeghen 1) pour me notifie qua present [que] la paix estoit traictte ils pretendoit que le droict de schanger le Magistraet de leur vine ne mapartenoit plus mais que cestoit encore salon la ca- pitulation, la ou it estoit au 3 article que durant la Nota guerre le Prince Maurice, allors Gouverneur de Gueldre, chengeroit le Magistraet durant 2) quo la guere dure- roit. Nota bane. Jo recrivis deux jour apres a ceux de Nimeghe que je trouvois fort estrange leur notification et que je ne croyois point que cestoit a leur pouvoir de prandre resolution comme le Magistraet ce ferait, que jestois Resolu de demeurer dans la posision 3) et le droit que javois a le faire comme Gouverneur de la Province de Geldre. Jescrivis ausi a la cour de Geldre et le leur mende ce qui estoit passe et leur envoye la copie de la lettre que javois escrit a ceux de Nimeghe our la notification qu'ils m'avoit faictte. Le . . .. de . . . . 1648 le sieur Pagestercker 4) com- missaire General de Madame la Lant Graefve 5) — nota davance a Tuilerye 6) — me vint parler pour avoir quelque pontons; je lescusay, mais jescrivis a 1) Zie aant. 5 op bl. 452. 2) Durant. 3) Possession. 4) Lees: Pagenstecher. Zie over deze zaak en over den persoon : Aitzenaa, a. b. bl. 79 en 589. 5) D. i. de Landgravin van Hessen-Kassel. 6) D. w. z.: Nota qu'il en avait pule d'avance a (l'ambassadeur) La Thuillerie, 466 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER, Monsieur Vinberghe1), Gouverneur de Rhynbergh, que sil les pouvoit accomoder de quelques ponton qui ne fusset point a lestat et 2) je consentay que ceux du pays iroit jusques a Orsoy, Le .... de .... 1648 je fus au conseil destat ou ion areta de faire unne proposition aux Estats Generaux touschant de Reduire la Milice l'infanterye jusques au nombre de 34000 hommes et la cavallerye jus- ques a 4000 schevaux 3). Le .... de .... 1648 je fus aux Estats Generaux avec le conseil destat y porter la proposition qui avoit estte Resolu le jour dauparavant au conseil destat. Le . de .. . . 1648 furet aupres de moy des deputes des Estats Generaux pour aprendre mon advis et considerations touschant les affaires de Bresil. Mon advis fut que lon y devoit envoyer 3000 hommes, lesquels pouroit esttre levees des deniers que les provinces avoit consenti pour lentretement 4) des 6000 hommes qui y avoit estte envoye; pardessus cela lon devoit obliger ceux de la compagnie di envoyer le restte des 1300 hommes qu'ils avoit entrepris di envoyer, que pour de largent lon devoit travailler que les provinces consentaret dans la petition du conseil destat de 400.000 Livres et quils usset aussi a fournir largent des auttres consentemens. Le 3 de juillet 1648 furet aupres de Moy des deputes des Estats dollande pour me parler touschant la reduction de la Milice et cy je ne pouroit point trouver bon que a la proposition du conseil destat I) Ditmar van Wijnbergen: zie V. d. Aa. Biogr. Wbk. v. 2) Het woord „et" is overbodig. 3) Over de geheele zaak der afdanking van troepen zij eens voor al verwezen naar Wynne's „Geschillen enz." 4) D. i. l'entretien. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 467 la dessus ion ut encore a reduire les compagnies de 100 hommes, lesquelles dans la proposition du conseil destat ne devoit esttre reduitte qua 40 hommes, et Messieurs de hollande voudroit bien que ion les reduisit jusques a 50 1) hommes ; je leur repondis que jiroi demain au conseil destat et y en parlerois et que je remerciois messieurs dollande [de] l'honneur qu'ils me faisoit davoir envoye ces deputes. Le 4 de juillet 1648 furet aupres de Moy quelques deputes des Estats Generaux et deux de la Cour dollande pour lire quelques retroactes touschant les affaires que [ceux] de la vine de Groeninghe et les Oldamptes ont lun contre laultre. Le mesme matin je fus au conseil destat auxquels Nota je communique comme Messieurs les Estats de hol- lande mavoit envoye des deputes touschant gulls voudroit bien avoir mon advis si ion ne pouroit pas reduire encore 20 hommes des compagnies extran- geres , it fut trouve bon que je dirois a Messieur de holiande 2) ..... Le . . . . de juillet 1648 furet aupres de moy trois deputes des Estats dollande pour me demender mon advis sur unne proposition que un depute que ceux du Conseil cacolicke dirlande 3) avoit envoie touschant le trafic et la navigation , je dis que je croyois que lon devoit traictter avec luy, car nous pourions beau- coup perdre et eux navait pas beaucoup a trafiquer ; 1) D. i. verminderen met 40 resp. 50 man. 2) Met deze woorden eindigt eene bladzijde; het slot van den volzin schijnt to ontbreken. 3) D. i. „catholique d'Irlande": vgl. Wagenaar XI bl. 342, waar reeds (in 1643) van eene dergelijke zending melding wordt gemaakt. Aan den zin ontbreken een paar woorden als „avoit faite" 468 JOURNAIEN VAN DEN STADHOUDER ils me montreret un project de traictte que eux avoit concipie , que j'aprouvay. Le mesme soir je donnaj a souper dans la Gal- lerye du petit jardin aux Estate de la Province de hollande. Le . . . . de juillet furet aupres de moy quelques deputes de la province de hollande pour me prier de vouloir conferer avec le conseil destat sur la maniere quo ion pouroit mettre en execution la reduction de la milice. Jo fus le mesme matin au conseil destat pour en parler et ion y resolut que le mellieur facon seroit de la faire tout de mesme que lon lavoit faictte lan 1643. Le .... de Juillet est arivee a Hellevoetsluys Monseigneur le Prince de Galles de Fransche pour sembarquer dans les vaisseaux qui cestoit declarees pour le Roy ; je le fus voir et y demeure deux ou trois jours. Messieurs les Estate lenvoyerent com- plimenter par quelques deputes 1). Le ..... de Juillet sasembleret dans ma schambre quelques deputes des Estate Generaux et aussi de la province de hollande avec les deputes de tous les admirautes pour resoudre ce que ion pouroit faire pour tenir la mer nette de tous voleurs , corsaires, furets et pirastes; enfin it fut resole daviser aux Estate Generaux que pour faire cola it faudroit tenir en mer 20 croisseurs et 20 vaisiaux de convoy, et affin davoir toujours des vaisiaux , tenir oultre cola encore 20 vaisiaux dans les havres affin de son pouvoir servir en necessitte, et tous les ans en faire faire 2 nouvaux et dabort un pour lamiral. 1) Zie Aitzema, a. v. bl. 572. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 469 Jo fus le . . . . de Juillet 1648 aux Estats Generaux, ou les provinces prindret la resolution pour la re- duction en conformite de ladvis que le conseil destat et moy anions donne ; hors que cela fut de surplus 1) que de toutte les compagnies dinfanterye lon en ostteroit 50 hommes ; le conseil destat fut ordonner de faire faire la reduction et ion resolut que pour les vieux soldats viellis ou estropied au servisse de lestat ion ordonneroit au capiteines de les retenir en servisce par dessus le nombre le tenpts de 6 semaines cependant que les provinces resoudroit la dessus. Le ..... de Aoust furet aupres de moy quelques deputes des Estats Generaux pour me communiquer les lettres que les Estats Generaux vouloit escriere a larchiduc, au conte de Pegneranda 2), au Mr de Leyde et ladmiraute de Bruge sur ce que lon avoit amme de 3) quelque vaissaux de ce pays a Ostande , lesquels les Estats desiroit , selon le traictte fait a Munster sur la navigation, que ion les relesat 4); japrouve ces lestre et remercie messieurs les Estats de la commu- nication qu'ils men avoit donne. Le , . . . . d Aoust 1648 furet aupres de moy les deputes de ladmiraute de Rotterdam pour me demander mon advis tousschant le licenciment que lon pouroit faire de vaissaux qui estoit soubs leer admirauttes dans les rivieres au nombre de 11; je dis que je croyois que lon en pouroit licencier 9 et en retenir 2 en servisce, inn a Gennep et laultre au fort de Voorn. 1) Waarschijnlijk is uitgevallen: r6solu. 2) Den Spaanschen gevolmachtigde bij den vredehandel. 3) D. i. amen& Zie over den loop dezer zaak: Aitzema, a. v, bl. 732 vlgg. 4) D. i. relachk. 470 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le . ... . de Oust 1648 furet aupres de moy les deputes extraordinaire de la Province de Zelande it, la Haey pour me demender mon advis touschant les convois et licentes que coax de middelbourg et quelques aultres villes estoit davis que lon les osterait et ce con 1) contenteroit de la simple annotation , et les auttres de la mesme province estoit dauttres opinions et aussi les provinces ; je leur dis qu'il me sembloit qu'il falloit encore travailler aupres des auttres pro- vinces affin que ion put prandre unne resolution qui fut unanime. Le . . . . . de Oust furet aupres de moy les deputes de ladmiraute damsterdam pour demender mon advis sur le licenciement des vaissaux de guerre qui estoit sur le Rhin au nombre de 8; je leur dis qu'il me sembloit que ion en pouroit bien licencier 4 et en retenir 4 , lun a Orsoy, lauttre a Vesel [un] au Spay et un an fort de Schenck. Le . . . . de Aoust 1648 refurent aupres de Moy les deputes extraordinaires de la province de Zelande pour avoir mon advis touschant les convoys et licent- tes; je leur donnay iron advis, qui estoit que puisque lon avoit declare aux marschants quo, quoyqu'ils payasset comme a laccoutumee , que 2) quand lordre seroit arete ion leur rambourseroit ce qu'ils avoit paje de surplus, lon de voit laisser cela ainsi jusques a ce que les aultres provinces seroit presttes , pour faire allors un ordre conjointement. Le . . . . de Aoust furet aupres de moj des deputes des Estats Generaux pour parler avec moy touschant unne proposition quun envoie de lelecteur de Cologne 1) Lees: qu'ou se. 2) Het woordje „que" is overtollig. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 471 avoit faicte , it fut resolu dans cestte conferance que lon traineroit cestte affaire jusques a ce que ceux de Juiller et auttres qui en devoit esttre furet arives pour une alliance et de faire un armee pour conserver la Vestfalie et les aultres terres de toutte sorte de Nota belie Bens de guerre. Ii y ut ce mesme matin des deputes de la Province de Hollande aupres de moy pour me prier de vouloir tenir la main a ce que Messieurs de Zelande ne prinsset point de resolution particuliere touschant les convois et licentes , je leur dis lad vis que javois donne aux deputes extraordinaire de la province de Zelande. Le meme jour furet encore aupres de moy trois deputes des Estats Generaux pour prandre conge de Moy et aussi le conseil destat. Le .... de Aoust 1648 je partis de la Haey pour men aller a nimeghe, ou jarivoy le .... de Oust 1648; le lendemain la Court de Geldre me vindre querir et me meneret au lantschap I), ou lon fit la propo- sition; apres je fis lire un memoire que javois donne touschant laffaire que ceux de Nimeghe ne vouloit point que je schansasse 2) le Magistraet. Le sindic de la vine apres la lectture du papier parla longtempts pour dire les raisons que la ville avoit. Le .... de Aoust 1648 je fis depescher deux ackttes en conformite de la Resolution de Messieurs les Estats Generaux pour les deux capitaines qui devoit demeurer en servisse des onse quo coax de lamiraute de Rotterdam avoit en servisse. J'ecrivis a Messieurs les Estats Generaux que je 1) D. i. landdag: zie Aitzema , a. v. bl. 613. 2) D. i. changeasse. 472 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER lavois faict et aussi a lamirautte ; aux Estats je leur demende ce qu'ils trouveroit bon que ion fit touschant les vaisseaux de guerre qui estoit sur le Rhijn , ils me repondiret par unne lettre que jen pourois donner acktte a quattre et qu'ils feroit licencier les quattre autres. Le .... de Aoust je fus a Cleve ou je demeur trois jours , ou M. lelecteur me fit les plus grands honneurs que je pourois desirer. Le . . .. de Aoust 1648 estant a Nimeghe it vindret quelque deputes du lantschap, lesquels maporteret la resolution qui avoit estte priese touschant la disputte qu'il y avoit enttre moy et ceux de Nimeghe ; la sub- stance estoit que je aurois lelection du Magistraet dun double nombre que ceux de la ville moffriroit. Le lantschap et la -silk demeurans en lour entier pour pouvoir disputer devant la cour de Geldres , je partis cestte mesme apres dinee de Nimeghe pour men aller levers Groeninghe. Je depesche aussi ce mesme jour les commissions pour quattre capitaines de navire qui devoit demeurer sur le Rhyn, assavoir lun a Orsoy, lauttre a Vesel, au Spay et au fort de Schenc. Le 1 de Septembre 1648 je suis arive a Groe- ninge, coax du lantschap moat faict recevoir a un heure de la ville par deux deputes, lun de la ville, laultre des Ommelandes. Nota bene desputes des Estats Generaux pour les disputtes me vindret voir tour. Le lendemain je fus a loditoire de laccademie, ou lon haranga et le . . ..... 1) fat schange. De la, je fus aux lantschapt avec les deputes de messieurs les Estats, ou lon fit la proposition. 1) Niet ingevuld: misschien rectorat". WILLEM n UIT DE JAREN 1641-1650. 473 Le 2 de Septembre jescrivis a tons les Gouver- neurs que jatandois que doresnavant ion ut a faire marcher linfanterye 6 de hauts et la cavallerye trois de haut, et qu'ils usset a tenir davant la paix toujours bonne garde. Le .... de Septembre 1648 de Groeninge je fis un petit voyage jusques a la Haeyes et revins le . . . . septembre sur la nouvelle que javois eu que le Prince de Galles devoit ariver, mais je ne le trouve poinet. Le .. . . de . . . . et .... de 1648 je fus aux Estats Generaux touschant les points des convois et licentes, mais ii ni cy put point prandre de resolution accause de la disparite des advis des provinces. Le .... de .... 1648 jescrivis unne lettre a lad- mirautte de Zelande de me vouloir envojer la listte des capitaines de navires de Zelan, affin que jay lissasse 1) ceux qui devoit demeurer en servisse sur les vaisseaux quo ion ne licentoit point (nota), ce qui ce fit. Le .... de .... 1648 je fus au conseil destat ou je la prie de vouloir durant mon absence a Groe- ninge de vouloir travailler sur le point de mesnage et a mettre un nouvel estat de Guerre sur le papie pour presenter aux Estats Generaux , mais que rien ne seroit arete jusques a mon retour, et cy ceux de Hollande voulut porter leurs advis a la ... .2) ce que lon ayt a faire. Jenvoye ...... 3) au pansio- naire de hollande pour le luy dire. 1) D. i. j'κlisasse = elusse. 2) Een onleesbaar woord van vier letters. 3) Eveneens onleesbaar. 474 siOURNALEN VAN DEN MUMMER Le . . . . de 1648 je repartis de la Haey pour Groeninge, ou jarivay le . . . . de .. . . 1648. Le . . .. de 1648 je repartis de Groeninge et men revins a la Haey, touttes les affaires estant soumise. Le . . . . de .. 1648 je fus au conseil destat , ou ion lut ce que lon avoit mis sur le papier touschant le poinct de mesnage, sur lesquels jus quelque consi- deration, et lon les schangea selon mon desir. Le .... de 1648 Vimenom. fut aupres de may me demander mon advis de la part des Estats touchant les parties doutremeuse et cy lon ne devoit pas . .1) de la Duce de Linburg comme les Espalnols faisoit de ce quartier; ce fut mon avis. Le .. de . septembre nous commensames les affaires et fumes a lassemblee des Estats de Groe- ninge avec les deputes des Estats Generaux. Le 19 septembre 1648 jenvoie un gentilhomme pour faire un compliment est escrivis unne lettre au commandeur de Souvre 2) , qui estoit a Delft et qui demandoit a esttre receu de messieur les Estats Generaux comme embassadeur de lordre de Matte. Le . . . . de .... 1648 le Prince de Galles revint avec sa flotte a Hellevoetsluys et pour sa personne it vint a la Haey nota la reception. Je partis de Groening le ... de .. . . 1648 3) pour aller trouver le Prince de Galles; le Conte de 1) Zie over deze zaak: Aitzema. a. v. bl. 581. Het onleesbare woord , dat uitgelaten is, moet misschien „tirer" zijn. 2) Zie Wagenaar, , XII. bl. 28. 3) Het is duidelijk, dat de Prins door onachtzaamheid de volgorde zijner aanteekeningen omtrent zijne reizen naar en van Groningen heeft verwaid. WILLEM II U1T DE JAREN 1641-1650. 475 Varwyck est arivee a Goeree avec unne flotte du parlement 1); messieurs les Estats envoyeret demander mon advis ce que lon avoit a faire. Je fus davis que ion ut a envojer des deputes aux deux flottes affin de les requerir de ne vouloir faire nuls acktes dostilite dans nos haves, ce qui fut faict par trois deputes des Estats Generaux, et je fus aussi davis que nous devions aussi assembler unne flotte, ce que lon resolut aussi. Ceux de hollande me prieret de vouloir demeurer encore deux ou trois jours a la Haey, ce que je fis, et je 2) pour le subjec des convois et licentes. Le .. . . de 1648 fut aupres de moy le pensionaire de hollande pour me demander mon advis que nosttre flotte, qui estoit a Goeree, cy ion ne pouroit point retirer quelque vaisseaux ; je fus davis quoi 3), mail que ce fusset les plus petits et que le restte y demeurat Les gecommitteerde Raeden dollande furet aupres de moy (notabene) pour les garnisons dollande. Le .... de .... 1648 je partis de la Haey et men alle au Velau a la schasse et revins a la Haey le .... de . . .. Le .. . . de . .. . 1648 je fus au conseil destat pour oui[r] lire ce que ion avoit faict touschant la propo- sition que lon devoit Bonner aux Estats Generaux avec le nouvel Estat de Guerre. Le.... de . . .. 1648 je fus avec le conseil destat aux Estats Generaux, ou ion presenta le nouvel estat de Guerre avec le point de mesnage. 1) De geheele zaak is bij Aitzema to lezen. 2) Moet zijn: ce. 3) D. i. qu'oui, 476 SOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le .... de .... 1648 quelques deputes des Estats dollande furet aupres de moy pour me prier de vouloir faire 1) au presidents des Estats Generaux que des lettres que lon avoit resolues descriere puret esttre aretees jusques au lendemain ; je leur promis den parler au President; ce que je fis. Le .... de . .. . 1648 messieurs dollande envoyeret M. de Brederode avec quelque deputes devers Am- sterdam pour induire ces messieurs a vouloir ce con- former avec ladvis des auttres villes touschant la- faire du Bresil, j'ai seconde ces deputes avec unne lettre a ceux de la vine , mais ils nefectueret rien. Le .... de .... 1648 je fus assemble avec quel- ques deputes de Messieurs les Estats pour donner mon advis sur quelque points que Ion devoit mettre dans le traictte que l'on avoit dessain de faire avec lambassadeur de Portugal ; je donnay mon advis. Le .... de .. . . 1648 it y out un depute de larchi- duc Leopold, lequel donne un escrit aux estats Gene- raux pour leur demender de vouloir nommer des commissaires pour estimer la valour du Marquisat de Berghen sur le Zoom avec quelque deputes de lauttre costte ; je fis dire par M. Kuyt , sur ce qu'il y eut quelque disputte, que mon dessain nestoit point dengager lestat, en cas que la princesse de fiogsoldre 2) ne voulut point raccomoder, que lon le contraindroit. Le pansionaire dollande fut aupres de moy pour me demende qui je desirerois que ion nommerait .pour cestte affaire , je luy nommay Vimenom, Rijnsouw et le gr(effier) Musch. FIN DE LAN 1648 4) Waarschijnlijk is uitgevallen „prier" of „demander". 2) D. i. Hohenzollern. Zie Aitzema, a. v. bl. 578. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 477 MEMOIRE DE L'AN 1649. (Naar een afschrift van 's prinsen autograaf to Dessau). Memoire. L'ambassadeur de Denmarck vint le .... de .... 1649 me prier de la part du roy son maittre pour esttre parain de sa Mlle. J'escrivis au roy pour l'en remercier et je prie le . . —1) de vouloir tenir ma plasche a la ceremonie. Le secretaire du duc de Lorraine m'aporta aussi unne lettre de creance. L'ambassadeur d'Espagne vint me voir sur le mesme subject le 18 Decembre 1649 2). Le 2 de janvier 1649 furent aupres de moy quelque deputes des estats generaux pour me demender mon advis touschant les affaires du Bresil et du traicte que l'on pouvoit faire avec l'ambassadeur de Portugal. Je dis pour mon advis que l'on devoit areter les articles que l'on vouloit luy presenter et demender positivement sa reponse la dessus, et en cas gull ne vouloit point acchepter, que l'on devoit songer a d'aut- tres moyens et les mettre en praticke. Le mesme jour furent aupres de moi deux deputes du conseil d'estat pour me demender mon advis sur quelques petit points qui n'etait pas de grande inportance. Le pansionaire de Hollande fat aussi aupres de moy pour schavoir quelle personae je desirerois que l'on nommast de la part de cest estat pour estimer la valeur du marquisat de Bergen sur le Zoom avec ceux des Espagnols. Le .... de janvier 1649 furent aupres de moy les deputes qui avoit estte a Groeninge avec moy, 4) Niet ingevuld. 2) Bovenstaande aanteekeningen zijn bier verdwaald; zij be- hooren bij die op blz. 485, 496. Bijdr. en Meded. XXVII. 31 478 JOURNAIJEN VAN DEN STADHOUDER, et me demenderent mon advis sur ce que l'on disoit que les Oldamptes vouloit point kisser aller l'argent au Meyers de ceux de la ville et me dirent que les estats deputes de la province avoit faict un placart la conttre. II fut trouve bon que jay ecrivis aux deputes des estats pour les remercier de ce qu'ils avoit faict et les prier de me vouloir mander ce qui c'estoit passe depuis. Le 6 de janvier 1649 le due de Jorek partit de la llaey pour s'en aller en France. Le Prince de Galles , la princesse et moy nous le fumes conduire jusques a Delft. Le 7 de janvier 1649 je partis de la Haey pour m'en aller a Nimeghe schanger le magistraet. Le 10 de janvier j'arive a Nimeghe, le 12 de janvier je change le magistraedt celon la vielle forme, ceux de la ville ne s'etant pas voulu tenir a la resolution que la province avoit prise l'este passe. Je fis un tour de Nimeghe jusques a Cleve. Le .... de janvier 1649 Messieurs de Hollande envoyerent quelques deputes aupres de moy pour me prier de vouloir elucider mon advis que j'avois donne touschant les affaires du Bresil, affin que l'on mit le point ou l'on pale des restitutions en generale, sans que l'on particulariseroit les places, mais l'on mettroit a general toutes les places que l'on avoit tenue Tors de la publication de la treve entre cest estat et le Portugal. Le 20 de janvier 1649 furent assemblees les nobles d'011ande dans ma chambre. Le .... de janvier 1649 messieurs les estats gene- raux me firent prier de vouloir venir a l'assemblee , ou aussi le conseil d'estat estoit; c'estoit pour deux affaires , l'unne pour savoir quel droit l'on avoit et de quelle facon l'on avoit maintenu son droict dans le pays d'Outre Meuse , l'auttre point estoit que ceux de Hollande avoit propose que Von devroit WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 479 areter les ordonances des traitements des hauts ofi- ciers depuis le commencement de c'est annee jusques a ce que l'on ut arete un nouveau estat de guerre. L'on me demanda mon advis sur le premier — je dis que je croyois que le conseil d'estat n'avoit rien faict touschant le maintennement de la possession des trois quartiers do pays d'Outre Meuse qu'en con- formite des resolutions de Messieurs les estats gene- raux , ce que le conseil d'estat entreprint de desmontrer le lendemain. Pour l'auttre point je fus d'advis que l'on devoit laisser faire les ordonnances sur le pie I) ordinaire et que l'on devoit areter un certain jour affin que les provinces pussent apporter touttes leurs resolu- tiens touschant le nouvel estat de guerre; it ni eut point de resolution de priese , ni sur l'un , ni sur l'auttre ; le conseil d'estat fut prie de vouloir pour le lendemain aporter tous leurs documens de tout ce qui cestoit passe au quartiers d'Outre Meuse touschant le maintennement de la possession du cotte de cest estate Le . . . . de janvier 1649 furent aupres de moy quelque deputes de la province de Hollande pour me prier de vouloir induire les nobles a faire la nomination des charges vaquantes et aussi pour me prier de vouloir Bonner ordre et parler au prince 2) affin que ces soldats et matelots , qui faisoit des desordres a l'entour de Hellevoetsluys, que l'on y remediast. Sur ce point je leur dis que le prince y avoit desja donne ordre affin que l'on l'enpeschast, est que moy j'envoirois 50 soldats a Hellevoetsluys pour enpescher qu'ils ne pussent entrer dans le pays. Pour l'auttre je leur dis que je ne pouvois pas 1) D. i. pied. 2) NI. den pries van Wales. 31* 480 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER induire les nobles a faire la nomination, accause qu'il avoit aussi attasche 1) de ne point faire la nomination cy les villes ne voulurent retractor un resolution qu'ils aient pries, et moy j'estois aussi de c'est advis que la resolution devoit esttre retractee comme estant directement contre l'union. Le .... de janvier 1649 je fus aux estats generaux, ou le conseil d'estat aporterent unne remonstrance de tout ce qui c'estoit passe au pays d'Outre Meuse. Cela estant leu, le conseil d'estat parti , les estats generaux envoyerent un depute de chaque province pour aller voir le prince de Galles , lequel le jour d'auparavant avoit demende audience. Y vint 2) a l'assemblee , s'acit vis a vis du president et fit faire sa proposition, apres avoir dit luy mesme quelque chose en englois , par le president 3) du roy Boswel, lequel parla en francois, qui estoit en effect de remon- ster en 4) l'estat auquel estoit le roy son pore et de prier Messieurs les estats de vouloir prandre esgard est suplier de le delivrer du peril qu'il courut de perdre sa vie — it entra dans les estats avec le prince son esquier et tout son conseil, lequel s'asit derriere luy. Le president des estats repliqua par un compliment est dit que messieurs les estats deliberoit sur l'affaire. Le prince donna sa proposition par escrit au presi- dent en francois et puis ce leva et s'en ally et fut reconduit par les mesmes deputes en sortant. Il me donna aussi la proposition en anglois , l'on avoit assemble beaucoup de carosses pour son audience. 1) Deze onduidelijke woorden moeten beteekenen: zij hadden verklaard (of besloten). 2) D. i. Il vint. 3) Lees: resident. 4) Het woord „en" moet wegvallen. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 481 Au sortir du prince Pon delibera sur l'affaire est l'on me demanda mon advis, qui estoit que l'on devoit envoyer quelques ambassadeurs en Engleterre pour tascher d'areter les procedures contre le roy, ce qui fut resolu , est l'on resolut de envoyer Mr. de Hemstede pour ambassadeur extraordinaire est Joa- chimi, qui estoit ordinaire, de l'envoyer aussi ; ils partirent quelques jours apres 1). Le .... de janvier 1649 nous receumes la malheu- reux nouvelle comme quoy Pon avait exequte le roy a mort sur un eschafaut dresse davant le Wittehael, quoique nos ambassadeurs avoit desja parle est au parlement est aux officiers de l'armee. Le .... de fevrier 1649 furent les estats generaux encors aupres le prince de Galles , a present roy, luy faire les condolences est compliments et luy donnerent le tittre de Sire est de Majeste ; ils ce couvrirent 2), Mr. Gent fit la haerangue, ils firait par deputes aux 3) la P. (rincesse) royalle , la reyne de Boerne, moy et M. ma mere aussi faire les condolences. Le conseil d'estat furent aussi partout, comme aussi tous les auttres colleges est aussi messieurs les estats d'011ande en corps aupres du roy, ce couvrirent est envoierent des deputes aux auttres lieux; les ministres furent aussi voir le roi est aux auttres lieux aussi. Le .... de fevrier 1649 messieurs les estats escri- virent a Mr. de Hemstede de s'en revenir d'Engleterre pour faire raport. 1) Over het bezoek van de Engelsche prinsen in Den Haag zie Aitzema, a. v. hi. 572, 617 en verder. Over Heemstede en Joachimi z, a. bl. 620. 2) Nl. Nadat de Prins van Wales zich had gedekt: zie Ait- zema, t. a. p. 3) Blijkbaar is hier het handschrift verkeerd gelezen , maar wat er gestaan heeft is onzeker, waarschijnlijk: ils ilrent. , .. a la princesse ........ faire des condoleances. 482 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le .... de .... 1649 le roy envoya Boswel 1) aux estats generaux pour les remercier et leur dire qu'il le l'avoit continue comme resident en ce pays; les estats receurent le tout comme une notification. Le . . .. de .... 1649 furent aupres de moy les deputes des estats generaux touschant le faict de la marine , ou je donnay mon advis que l'on devoit suivre le vieu pale pour les vaissaux qui devoit sortir pour croiser la mer. Le .... de .. . . 1649 j'envoya a S-air s) en Fransche a la reyne d'Engleterre pour luy faire mes compliments sur la mort du roy et luy donnay scharge qu'apres ii s'en iroit a la court du roy de Pransche et demeu- reroit la jusques a autre ordre. Le .... de .... 1649 furent a9pres de moi quel- ques deputes du conseil d'estat pour me demander mon advis cy l'on ne pouvoit pas faire vendre ce qui ce pouvoit trouver de bley dans les magasins. Je fus d'avis qu'on le pouvoit faire, mais pas tout a la fois , et que l'on devoit garder l'argent qui en viendroit pour refournir les magasins. Le . . . . de mars 1649 Mr. de Wimenim par ordre des estats me vint demander mon advis touschant la mediation que lei Suedois et les Polonois demendoit de cest estat. Je luy dis qu'il me sembloit que mes- sieurs les estats la devoit acchepter et y envoyer des ambassadeurs. Le .... de mars 1649 le roy d'Engleterre fit de- mander par Boswel aux estats generaux des commis- saires pour leur donner a cognoittre des affaires d'importance , ce qui fut accorde , et l'on donna des commissaires ; le conseil du roy furent avec eux et 1) De resident van Koning Karel I in Den Haag. Vgl. bl. 480. 2) Dit verkeerd gelezen woord beteekent zeker Sonic = Saunier. Vgl. bl. 437, aant. 2. Het woordje a is overtollig. WILLEM II ITIT DE JAREN 1641-1650. 483 leur firent unne proposition , laquelle ils donnerent par escrit, qui en esfaict 1) ne consistoit qu'en deman- dant un peu d'argent et quelques vaissaux de guerre pour le transporter en quelques vers 2) de ces royaumes. L'affaire fut envoye aux provinces pour y deliberer dessus. Le .... de .... 1649 furent aupres de moy quel- ques deputes de la court de Hollande pour me rendre conte des procedures qu'ils faisoit contre la femme du president Wingarden 3). Le .... de . . . . 1649 ariverent quelque deputes d'Escosse pour traictter avec le roy d'Engleterre, mais it ne ce put rien conclure avec eux. Le . . .. do... 1649 le roy d'Engleterre me pria de vouloir venir dans son conseil et y donner mes advis touschant les affaires de corte 4.), ce que je fis et y fus quelque foil. Le .... de .... 1649 furent aupres de moy les deputes des estats generaux, qui avoit estte en con- ferance avex ceux du conseil du roy, pour me demender mon advis et me faire raport de ce qui c'estoit passe. Jo lour donne mon advis, qui estoit 1) D. i. en effet. 2) Waarschijulijk „terre". 3) Mevronw Van Wijngaarden werd beschuldigd van, en daarna veroordeeld wegens het aannemen van geldsommen „van litiganten om hunne taken en processen to bevorderen". Hare straf was: 15000 ponden =elide en verbanning voor den tijd van 12 jaren nit Holland en Zeeland. Zij heette Jacomina de Witte. Haar echigenoot, Mr. Johan Van Wijngaarden van Werkendam, reeds sedert 1621 raad en siuds 1612 president van het Hof van Holland, werd door de zaak zoo gecompromitteerd, dat hij in 1650 uit het Hof verwijderd werd („tot de hesoignes niet meer admissibel ver- klaard"). Zie crimineele papieren van het Hof. (Mededeeling van den heer Morren, R. A.). 4) Natuurlijk verkeerd gelezen voor: d'Ecosse. Zie Aitz. a. v. bl. 811. 484 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER en effect que je ne voyois pas bien comme quoy l'on pouroit refuser les demandes du roy d'Engleterre. Le .... de .... 1649 furent aupres de moy quel- ques deputes de la court de justice pour me dire comme ils avoit resolu de- faire demander le seau et de suspendre par provision le president Wingarden , et de ne plus enployer son nom daus les mandemens de la court, allegant qu'ils avoit unne resolution des estate de Hollande d'agir en tout c'est affairs comme it le jugeroit a propos. Jo leur remercie de leur communication. Le .... de .... 1649 ariva un nomme Devislaus 1), lequel estoit envoys de ceux qui gouvernent en Engle- terre , fut tue dans loshtellerye ou it logoit par quel- ques gens armees, le soir a 10 heures. Le lendemain messieurs de la court firent faire une proclamation par ou ils promettoit 1000 florins a celuy qui pou- roit decouvrir les gens qui avoit faict cela, et cy mesme un de ceux qui l'avoit faict le declareroit, it le par- donnoit — it vint deux deputes de la court aupres de moy pour me dire qu'ils ussent resolu cela , mais ne l'avoit pas voulu faire publier pour me le com- muniquer et surtout accause qu'il y avoit que l'on donnoit pardon, en ne pouvant faire cela sans mon consentement. Je les remercie et m'acorde a ce qu'ils avoit faict. Le .... de .... 1649 furent des deputes des estate d'011ande aupres de moy pour me parler cy l'on ne pouroit pas licentier des trouppes estrangeres, l'equi- valent des 50 compagnies et aussi quelques cavallerye. Je leur dis qu'il me sembloit qu'en l'estat, auquel tour nos voisins estoit, que je ne pouvois pas juger a, propos pour le bien du pays que l'on cassast des trouppes, et leur prise de vouloir superseder avec . I) Dorislas of Doreslaar: Zie o. a. Wagenaar, XII, M. 36 WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 485 cela pour le present. Trois jours apres ils furent encore aupres de moy pour la meme schose ; je demeu- ray sur ce que j'avois dit a l'auttre visite qu'ils m'avoit faictte. Cela demeura pour lore en cent estat. Le . . .. de .... 1649 le roy d'Engleterre partit de la Haey et s'en alla couscher a Breda; le jour d'auparavant les estats generaux avoit pries conge du roy. Le .... de .... 1649 le roy d'Engleterre partit de Breda pour s'en alley a Anvers; it diva a . ..... , ou don Jan de Rogis , gouverneur d'Anvers , le vint complementer et estoit venu pour le conduire a Anvers. Je fus avec le roy jusques a la bruiere, ou j'avois faict mettre en bataille quelques .. . . compagnies de cavallerye ; je prix conge la du roy , la princesse le fit aussi , qui avoit este de tout le voyage, et nous nous en retournames a Breda. Le .... de . ... 1649 fut aupres de moy l'ambas- sadeur de Denemarcken pour me prier de la part de son roy pour esttre parin de la fille du roy qui devoit estre batisee 1). Le .... de .... 1649 j'ay recommence a retra- vailler avec les deputes des estats generaux dans l'affaire de Groeninge. Le .... de .... 1649 je fis proposer a messieurs les estats generaux par le president cy it ne ceroit pas bon que l'on songeast a Bonner ordre qu'en cas que la landtgravinne vint a quitter le pays de Emden l'on y mit de nos trouppes dedan pour le garder en leur places 2). Je fis proposer aussi cy it ne seroit pas bon que messieurs les estats generaux escrivisent au province de s'asembler et nommer un jour affin que l'on put 1) Zie bl. 477. 2) Over Oost-Friesland zie Aitzema, a. v. bl. 79 en passim 486 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER prendre unne bonne resolution pour les affaires de la compagnie des Indes de West, et cela le plustost le meilleur 1). Le .... de .. . . 1649 fu.rent aupres de may quel- ques deputes de la province de Hollande pour me communiquer un advis que lours commissaires avoit forme touschant les affaires de West Jude; la subsis- tance estoit que l'on devoit ce mettre en estat au Bresil de defensive et de bien garder les places et aussi tenir quelque vaissaux sur la costte en outtre que l'on devoit envoyer unne flotte de 30 vaissaux pour tenir assieger la riviere de Lisbonne, et avec cestte flotte faire encore offrir au roy cy vouloit accepter les conditions par cy devant aretee; en cas de refus que l'on ut a declarer la guerre au roy de Portugal de la part de cent estat. Je les remercie de leur communication et me confirma a leur advis et a mesme tempts leur donne a pensche cy it ne valoit pas mieux que l'on y envoya unne flotte plus forte. Le de .... 1649 furent aupres de moy des deputes des estats generaux, lesquels de la part des estats me communiquerent le project du traictte avec l'ambasadeur de Denemarcken 2) et me demenderent mon opinion la dessus. Je dis que je remerciois messieurs les estats de l'honneur qu'ils faisoit de vouloir avoir mon advis, et dis apres que je trouve le project du traictte fort bien faict et le temps avantageux pour cost estat. Le .... de .... 1649 nous aretames , les deputes des estats generaux et moy, les sentences touschant les affaires 3), n'ajant pas peu trouver moyen de les 1) Over de W.-I. zaken zie Aitzema, a. v. passim. 2) Over het tractaat zie Aitzema, a. v. bl. 709, of Wagenaar, bk. X LV. 3) Waarschijnlijk weggevallen: de Groningue, WILLEM II UIT DF JAREN 1641-1650 487 accomoder , environ les 11 heures je fus accompagne des deputes aux etats generaux, ou l'on fit entrer touttes les parties, et Pon y prononca les sentences au nom des estats generaux , ce qui ajant estte faict je m'en retournay a mon logis accompagne des deputes. Le . . .. de .... 1649 ajant apries que ceux de Hollande vouloit a toutte force casser 50 compagnies, je leur fis proposer par le pensionaire de la province que cy ils voulut superceder avec cela je trouverois un equivalent dans le nouvel estat de guerre, par ou ils profiteroit autent que par le licenciement de 50 compagnies ; ils supercederent avec leur resolution. Le .... de Aoust 1649 je partis de la Haey pour m'en aller en Zelande. Je fis un tour premierement dans les frontieres de Flandres que je trouve en assez bon estat, et puis arive a Flessingue le .... de Aoust 1649, ou je dine, et vers le soir m'en alle a Middel- bourg. Je fus receu partout avec grinds tesmoig- nage de joie ; le lendemain , qui estoit le . . . . de Aoust 1649, les estats me vinrent encore complimenter, ce qui ajant estte faict et m'envoyant des deputes pour me mener je fus aux estats, auxquels je fis un compliment et les remerci de m'avoir donne le gou- vernement — et puis apres l'affaire de la Compagnie de West estant mice sur le tapis , je la recommende et propose que l'on y devoit prandre unne bonne et ferme resolution ; it y ut deux villes qui n'estoit pas encore prestte, lesquels entreprirent de parller a leur principaux les jours concicutifs. Je fus a l'assem- blee des estats et donne mon advis sur les points qui furent mis en deliberation. Les estats de la province et ceux de la vine me donnerent a diner, schacun un part, et moy je donne a coupe 1) aux estats ; ils me firent a mon partement un present de 1) D. i. souper, 488 JOURNALEN VAN DEN WURHOUDER 20.000 florins. Je partis le .... de Aoust 1649 et arive h la Haey le .... de Aoust 1649. Durant mon sejour en Zelande je receus unne lettre de ceux de la court de Geldres , qui me man- doit l'affaire qui cestoit passee a Doesburg et done ils m'avoit fait park a la Haey, mais depuis estoit arive que ceux de la vine avoit ostte 3 de leur vieux magistraat et avoit remis trois nouveaux contre la forme ordinaire, et la court me demanda mon advis. Je leur dis que cy l'affaire ce poura accomoder avec douceur qu'il ceroit bien le meilleur, sinon qu'il fal- Jolt y proceder a main forte, et pour ce subject je leur envoyay 5 patantes , 2 pour deux comp(agnies) de cavallerye et 3 pour 3 comp(agnies) de l'infanterye. Estant arive a la Haey le president des estats generaux me vint demender mon advis (les estats m'ajant desja escrit stir le mesme subject) qui estoit sur le siege de Liege. Je dis pour mon advis que l'on y devoit y envoyer cavallerye et infanterye pour tascher de faire un quartier aupres de la ville et pour empescher qu'elle ne fut reduitte 1). Le 1 premier et le 2 de Septembre 1649 je fus au conseil d'estat touschant les reparations et les diekages qui ce devoit faire aux villes et alantour des frontieres de Flandres. Ce resouvenir d'avoir faict Mr. de Dona 2) gouver- neur d'Orange et d'avoir escrit h la reyne , cardinal est aupres sur la pair de Fransche 3). Le .... de Septembre 1649 je donnay unne lettre au president des estats generaux pour la communi- 1) Zie Aitzema, a. v. bl. 720. 2) Zie aant. 3 op bl. 436. 3) De brieven aan de koningin (Anna van Oostenrijk), Mazarin e. a. schijnen dus over den vrede tusschen Spanje en Frankrijk gehandeld to hebben. Zij zijn, voor zoover ik weet, niet bekend WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 489 quer, qui estoit du Rhyngraefve touschant des des- ordres que quelques troupes du roy d'Espagne faisoit en ces quartiers la 1). Le .... de Septembre 1649 le pansionaire de la province de Hollande me vint prier de vouloir escriere aux estats de Zelande affin qu'il ce voulussent con- former avec les autres provinces pour l'augmentation du traicttement de Mr Boreel 2) , qui devoit aller ambassadeur en Fransche. J'escrivis la lettre. 11 me demanda aussi cy j'avois schonge a l'equivalent des 50 compagnies. Je luy dis que je serois bientost prest. Le .... de .... 1649 messieurs de Isendoorn et Huygens me vinrent faire raport de la part de la court de Geldres et me donnerent le verbal de tout ce qui c'estoit passe h Doesburg, ce que ajant veu je donne patante a la cavallerye, que j'avois faict entrer dan cestte vine, pour ce retourner a leur garnison. Le presidant des estats generaux me vint demander mon advis touschant les desordres arives aupres de Maestricht par les trouppes du roy d'Espagne. Je dis que je croyois que l'on s'en devoit plaindre A l'archiduc et luy demender satisfaction ou que l'on ceroit oblige de songer a d'autre moyen 3). Le.... de .. . . 1649 je fus au conseil d'estat, ou je proposay cy it ne ceroit pas a propos que nous allacions aux estats generaux pour reprier encore les provinces de vouloir ce declarer sur le nouveau estat de guerre et les prier de vouloir ce conformer avec l'advis que le conseil avoit donne — it fut resolu que l'on iroit, et l'on donna scharge au secretaire de mettre la proposition par escrit. 1) D. i. in de landen van Overmaas. Zie over de zaak : Aitzema, a. v. bl. 619. 2) T. z. p. bl. 831. Hij kreeg '14 duizend gld. 's jaars en 6 dui- zend voor meubelen — tegen den zin van Zeeland. 3) Vgl. aant. 1. 490 JOURNAL-EN VAN DEN STADHOUDER Le .... de .... 1649 je fus au conseil d'estat, ou nous lumen la proposition que l'on devoit faire aux estats, laquelle fut trouve bonne, et nous allames aux estats generaux ou nous la delivrames , ou ii fut resolu que l'on envoyroit la proposition aux provinces et que l'on la seconderoit avec unne lettre des estats generaux bien raisonnee. Le .... de .... 1649 je donnay au pansionaire de Hollande un project comme quoy l'on pouvoit trouver sur l'estat de guerre l'esquivalent des 50 compagnies. Le .... de .... 1649 furent aupres de moy quel- ques deputes des estate generaux pour me parler touschant les 6 vaissaux et 6 fregattes qui devoit aller au Bresil, comme quoy Pon les repartiroit; it fut trouve bon que schaque admirautte esquiperoit un vaissau est unne fregatte, hors ceux d'Amsterdam, qui esquiperoit 2 vaissaux et 2 fregattes. Le 25 d'Octobre 1649 je fus au conseil d'estat, ou ii estoit arive unne requestte des it. coronels et auttres officiers , apostillee des estats generaux, pour avoir l'advis du conseil d'estat, asschavoir cy les ge- committeerde raeden avoit en raison de faire la reduction qu'ils avoit faictte dans ces compagnies; it fut trouve que non et nous fusmes en haut I), le conte Guillaume 2) aussi et tout le conseil, et nous Times que nous ne pouvions pas trouver de raison que les gecommitteerde de Hollande devoit avoir faict la reduction, mail nous donnions a schonger aux estats generaux qu'il ne ceroit pas bon que les estats en- tendissent les gecommitteerde la dessus et le prieay de vouloir diere leur resons ; it fat resolu aux estate generaux que l'on prieroit pour le lendemain aux gecommitteerde raeden de vouloir venir aux estate •• 1) NI. naar de Staten-Generaal. 2) D. i. Graaf Willem Frederik van Nassau. WILT EM II MT DE JAREN 1641-1650. 491 generaux et de vouloir deduire leurs raisons; je me rotiray la dessus avec le conseil d'estat. Le 26 d'Octobre 1649 je refus encore au conseil d'estat, ou nous fisme schercher tout ce qui c'estoit passe l'an 1625, quand ceux de Zelande vouloit aussi faire unne reductie en particulier; nous montames avec le conte Guillaume et tout le conseil en haut, croyant que les gecommitteerde Raeden viendroit, mais it ni avoit personne; enfin apres beaucoup de disputtes de part et d'auttre, et moy ajant avise avec le conseil que l'on devoit prier messieurs les gecom- mitteerde de Hollande voudroit redresser eux mesme l'affaire ou que l'on y devoit proceder comme dans l'affaire de Zelande, et l'on ne devoit donner tempts aux gecommitteerde Raeden que jusques a 5 heures du soir, quel'on ce redevoit assembler, Monsieur de Wimenom ne voulant pas conclure , apres longues disputtes Mr. de Gendt prist la schex 1) du president et concludt que l'on devoit depescher unne lettre aux gecommitteerde raeden et leur envoyer la reso- lution, qui estoit qu'en cas qu'il ne ce declarasse point a 5 heures, qu'ils vouloit recontremender la reduction qu'ils avoit voulu faire, que les estats generaux est le conseil d'estat le ferait , asschavoir escrieroit a toes gouverneurs, commendeurs et auttre a qui ii apartenoit, que ils nussent point a soufrir la reduction, et cy ils en avoit qui l'avoit desja faictte, qu'ils ussent a reprendre leurs gens en servisse, et ceux de la province de Hollande protesterent conttre ce qui avoit estte conclu et faict. L'on ce cepara pour ce rasembler a 5 heures, ce qui fut faict, mais les gecommitteerde raeden n'envoyerent personae; it ni ut que les deputes ordinaires de la province de Hollande , qui firent unne proposition affin que 4) D. i. chaise. 492 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER l'on voulust tenir pour nul tout ce qui avoit estte faict le matin , et que l'on donast le tempts que la, province ce put assembler, affin que allors conjointe- ment l'on put prandre resolution sur l'affaire. Apres quelques disputtes les provinces reprieerent encore Mr. de Gendt de vouloir prandre la chaise du presi- dent, ce qui fut faict, Wimenom l'ajant quitte. La conclusion fut repriex comme celle du matin et les lettres pour les gouverneurs et commandeers aretees et ordonees de les envoier, l'on ce ceparast la dessus. Mais je m'en alle en bas dans le conseil d'estat, ou je propose cy ii ne ceroit pas bon que l'on des- putast quelqu'un pour voir ce que l'on feroit en cas que la Hollande ne voulust point pajer les soldats ; cela fut resolu, et l'on ce 1) deputa pour cola Lucas, de Vries, le tresorier et le secretaire. (tusschen geschreven :) Devant mon voiage de Dieren. Le .... de .... 1649 furent aupres de moy quelque deputes des estats de Hollande pour me parlor tou- schant la cassacion de 50 compagnies estrangeres en place des auttres 50. Je dis que je croyois qu'il valoit mieux prendre l'equivalant. Le .... de Novembre 1649 l'ambassadeur d'Espagne extant a la Haey fit des feux de joie pour la consom- mation du mariage du roy d'Espagne et de la fille de l'empereur 2); ii m'envoya enprunter quelque pieces d'artillerye que je ley fis donne. Le .... de novembre 1649 l'ambassadeur d'Espagne me donna a dine (ne 3) me fit prier par son secretaire); it y avoit aussi au dine le conte Guillaume et la 1) „Ce" moet wegvallen. 2) Zie Aitzema, a. v. bl. 816, 817. 3) Lees: il. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 493 pluspart des deputes des estats generaux et le greffier, lesquels it avoit faict prier comme particulier; c'estoit a unne table ronde sur laquelle ii donna diner. Le .... de novembre furent aupres de may quelque deputes des estats generaux pour l'affaire du Bresil. Le .... de novembre ils furent encore aupres de may, ou l'on trouva bon que j'ecrivisse unne lettre h l'admirautle de Amsterdam gnu qu'ils voulussent lever autant de soldats qu'ils jugeroit que les vais- saux de leur college, qui estoit prest, pouvoit trans- porter au Bresil, et l'on leur envoya de carga 1) pour ce subject toucher Willem 2) et escriere comme it avoit est6 resole. Its ne 3) repondirent et manderent quelques dificultes et aussi aux estats generaux, lesquels memoires 4) leur ecrivirent qu'ils ussent a lever les Bits soldats. Le .... de .... 1649 je fus au conseil d'estat et de la avec eux aux estats generaux , la ou ii y avoit aussi de deputes extraordinaire des estats d'011ande pour justifier cestte resolution que les gecommitteerde raeden avait voulu mettre en excecution. Pour la reduction des 27 compagnies l'on demanda l'advis de le conseil d'estat cy l'on n'avoit pas faictte toutes les reductions precedentes celon la resolution des estats generaux, ce qui fut trouvκ avoir estte faict; enfin apres beaucoup de disputtes l'on ce cepara sans rien faire, les deputes des estats d'011ande ajant dit qu'il feroit rapport de tout ce 5) que le lendemain ils raporteroit leur resolution. 4) Waarschijnlijk: une charge. 2) De bedorven woorden bedoelen , dat de prins den brief liet schrijven. Op de opengelaten plaats staat „jemtie" (?). Misschien: ... je me fis cherchez [De.] Wilhem ... 3) Lees: Its me repondirent etc. 3) Verkeerd gelezen. Misschien stond er encorres = encore. 5) Lees: et. Bijdr. en Meded. XXVII. 32 494 JOURNAIEN VAN DEN STADIIOUDEIt Le .... de .... 1649 je fis propose aux estats d'011ande par le pansionaire Cats quo je voyois que l'on ce disputoit cy fort touschant cestte reduction , ey it ne vaudroit pas mieux que messieurs d'011ande vinsent en conference avec les auttres provinces sur tout l'estat de guerre et prirent resolution la dessus, et que la dedans l'on feroit influer la reduction de ces 27 compagnies , ils ny voulurent point entendre, mais aller escrire aux estats generaux pour tascher de faire passer la resolution, mais ii n'en pouvoit venir a bout. Le .... de decembre 1649 vinrent aupres de moy des deputes de la province de Hollande, assavoir de chaque ville un avec le pancionaire, pour me remontrer l'estat de leur finances et me proposer trois points pour mesnage, assavoir: le. la cionversion des cuirassiers en carabins; 2e. de casser la moitie de la cavallerye ; 3P. et de ne point donner de scharges militaires jusques a ce que l'on ut arete le nouvel estat de guerre. Je leur dis que c'estoit tous des points qui touschoit la generalite et que me sembloit que le malleur 1) ceroit d'entrer en conference avec les auttres provinces sur ces points ; apres quelques dis- cours fut trouve bon que Von envoyoit les gecom- mitteerde raeden pour m'informer particulierement de l'estat des finances et combien la province payoit plus qu'elle en tiroit de moyens. Le lendemain les gecommitteerde raeden furent aupres de moy et me montrerent le revenu et la depance de la province et me montrerent qu'il s'en falloit environ deux millions que la depance estoit plus grande que le revenu de la province. 1) Lees: meilleur. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 495 Le 8 de december 1649 j'envoyay vers le pan- cionaire de Hollande et le prieay de vouloir proposer de ma part que je voyois bien qu'il faylloit mesnager, mais que pour la forme je croyois qu'il avoit 1) mieux pour le service du pays, en place que l'on cassat les 50 compagnies ou 50 compagnies estran- gers , l'on ut a prandre unne compagnie de chaque regiment et de plus ...... 2) regiments , que l'on pouroit casser pour l'equivalent des 50 compagnies; clue en place de casser la moitie de la cavalerie Pon ut a casser seullement 10 compagnies et reduire touttes les auttres a 45 schevaux et que je me lais- serois enploier aupres des auttres provinces pour le faire passer. La mesme apres-dinee vinrent des deputes de Hollande aupres de moy, de chaque ville un, avec le pancionaire de la province, et c'estoit pour incister sur leur cassation. Je leur montra un memoire, par lesquels je montrois des perttes 3) par equivalent a tons leur posttes quils avoit demende, par ou l'on profitoit 1300.000 florins sur l'estat de guerre. Je le leur donnay par escrit et ils direst qu'il le aporteroit a leur principaux affin de deliberer la dessus. Le .... de december 1649 messieurs de Hollande furent encore aupres de moy avec un mesme nombre de deputes que par cydevant, pour me prier de vouloir esttre de leur sentiments touschant l'affaire du mesnage; apres leur avoir dit mais raisons au con- traire et apres quelque discours ils ce retirerent. Le .... de .... decembre 1649 furent aupres de moy quelques deputes des estats generaux et nous aretames un project que l'on pouroit presenter aux 1) Waarschijnlijk verkeerdelijk voor: iroit of valoit. 2) Oningevuld, 3) Waarschijnlijk verkeerd voor: posttes = postes. 32* 496 JOVRNALEX VAX DEN STAD11011DER estats generaux pour la forme du gouvernement mili- taire et politicque au Bresil. Le .... de decembre 1649 furent aupres de moy quelques deputes des estats generaux et du conseil d'estat pour me demander mon advis sur les nouvelles que l'on avoit, que les trouppes du duc de Loiraine estoit logees dans le pays de Ravesteyn 1) [sans] en ajant donne cognoissance aux estats , en ajant recue lettre du gouvernement de Ravesteyn, et cy l'on devoit donner audience a certain secretaire qui avoit donne des lettres de creance. Je dis qu'il me sembloit que l'on devoit donner audience et en mesme temps conga, du moins pour les faire deloger de la; qu'il me sembloit que cela estoit trop Fes des frontieres de cast estat pour les soufrir la. Le 18 2) de December 1649 je fus aux estats, ou le conseil d'estat vint aussi, affin de deliberer sur le logement des trouppes loiraines dans le pays de Ravesteyn; apres que l'on ut leu deux memoires, l'un de l'envoye de monsieur de Loiraine et l'autre de Mr. Brun, ambassadeur d'Espagne, aussi concernant la mesme affaire , Von me demanda mon advis, que je donnay de cestte sorte, assavoir que je croyois que l'on pouroit entrer en conference avec l'ambassadeur d'Espagne sur ce logement , lay le demandant par l'escrit qu'il avoit faict delivrer ; que l'on devoit aussi escriere en termes significatifs et pressant a l'archiduc, au due de Loiraine et au prince de Solms, affin qu'ils fissent deloger les trouppes de la ou ils soot, ou qu'autrement Pon ceroit oblige a songer a dauttres moyens; attandant qu'il me sembloit tres a propos 1) Zie Aitzema , t. a. p. bl. 819. In de woorden „(sans) en ajant" moet weder een font schuilen: aanvankelijk was een woord open- gelaten. Misschien is to lezen : sans en avoir. 2) Er staat 48 of 10". Het is, zooals uit de volgende data blijkt, 18. WILLEM II INT DE JAREN 1641-1650. 497 que l'on fit assembler h l'entour de Bolduc des troupes de cavallerye et infanterye pour, en cas de non delogement , estre en estat de les faire deloger; apres avoir donne mon advis l'on demands celuy du con- seil d'estat , qui fut conforme. Apres cela les pro- vinces adviserent et ce conformerent avec mon advis, cy bien que ces points qui le contenoit mon advis 1), furent arete et moy remercie et priay de vouloir donne ordre pour faire assembler des trouppes. Le meme jour, 18 de Decembre 1649, je donnay patente pour 48 compagnies de cavallerye pour venir a Osterwyck, le Rhyngraefve les levant commander; en outre je donnay patente a ..... compagnies d'in- fanterye pour ce mettre dans Bolduc, et je fortifie aussi les garrisons d'alantour du pays de Ravesteyn et du Brabandt d'infanterye. Le 26 de Decembre 1649 furent aupres de moy les gecommitteerde raeden de Hollande en corps et me proposerent cy it ne ceroit pas a propos que l'on fit unne monsttre h l'infanterye et la cavallerye qui sont a l'antour de Bolduc. Je leur repondis que j'en parlerois avec ceux du conseil d'estat. Le 27 de Decembre 1649 je fus au conseil d'estat, ou je propose cy it ne ceroit pas bon que l'on depu- tast quelque deputes du conseil pour aller faire unne revue des trouppes d'infanterye qui sont dans Bolduc, et aussi de la cavallerye logee a Osterwyck, car l'on parloit que ils ceroit pas en bon etat, et par ce moy en l'on en pouroit schavoir la verite ; cela fut trouve bon et l'on y deputa pour y aller Mr Barendrecht et Lucas. Jo dis que je mi trouverois aussi. En outre Pon luct dans le conseil d'estat unne resolution des etats generaux , par laquelle ils m'otorisoit avec le 1) De zin is: qu'il contenoit, e, a. d, mon avis, of: que contenoit mon avis. 498 JOLTRNALEN VAN DEN STADHOUDER conseil d'estat pour faire ce que nous jugerions le plus a propos pour le bien de l'estat dans le delo- gement des trouppes du duc de Loiraine. Nous resolumes que l'on escrieroit a tous les gouverneurs dalantour que l'on ut a ne leur envoyer nulle vivres et aussi que ceux de la Meyerye ne leur envoyaschent ; de plus l'on m'autorisast qu'en cas qu'ils ne deloga- sent de 111, ou trainoit a en deloge, que je les ferois deloger, mais neenmoins, levant que l'on inplora la force, d'attandre la responce de l'arschiduc et du duc de Loraine; je fis dire le mesme jour par le presi- dent aux estats generaux que je m'en allois en Geldre, cy ils n'avoit rien a me com[muniquer] ; ils deputerent trois de leur college pour] me venir souhaitter bon [voyage]. Le 28 decembre 1649 je 1) pour m'en aller en Le 30 Decembre 1649 je fus a l'assemblee , les ajant faict prier de vouloir s'assembler. Es m'en- voyerent com[plimenter] par des deputes des estats de Geldres, estant arives a Aernem le soir d'aupara- vant. Je proposay qu'il me sembloit que ils devoit areter l'estat de guerre comme it estoit, et touschant les points de mesnage d'autoriser leurs deputes pour entrer en conferances avec les autres provinces et le conseil d'estat; que ceux la le manderoit a la court, a qui l'on ajoindroit des deputes pour descreter fina- lement toutte l'affaire. Je propose aussi que ceux de Nimeghe presentoit de vouloir suivre la resolution des estats, mais que, comme l'annee passee ils ne l'avoit point voulu faire, j'etois demeure en la vielle position que je cerois bien ayse de schavoir des estats comme quoy je devrois agir dans cestte affaire. Its me dirent que 1) Het blad is bier afgescheurd. De reis Bing naar Dieren WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 499 les deux propositions ils les porteroit dans les guar- tiers et que l'on y delebreroit Jesus. Le mesme jour j'aycrivis unne lettre aux estats generaux, par laquelle je leur menday quo les Lorains estoit deloges et qu'ils ne trouveroit pas a propos que l'on renvoyast nos trouppes que nous avions a Bolduc alantour . . . . 1) les renvoyait dans leurs gar- nisons. MEMOIRE VAN 'T GHEPASSEERDE TOT NIMEOHEN ANNO 1649. Syn Hoheyt gecomen synde binnen Nimeghe den 10 Jannuarius sti[lo] [vete]re , syn de magistraet hem komen wellecomen ; naadat Syn Hoheit haer daer- over bedanckt hadde, heeft haer geseyt , dat by gekomen was om volghens de resolutie van de lant- schapt de magistraet te eligeren uyt een dobbel ghetal, en dienvolgens haer versochte de nominatie van twee to willen maecken om daeruyt een te mogen eeligeren tot ordinaris borgemeester, , en daerenboven noch 4 te nomineren uyt de 6 ordinaris tot 2 regeerende borgemeesters, en dat by haere nominatie teghens 's anderen daeghs soude verwachten — nae eenighe debatten met de sindicus heeft de magistraet aen- genomen over de saecke te delibereren en syn daerop vertrocken. Die sellefste naevent syn noch by Syn Hoheyt gheweest de gedeputeerde van 't hoff van Gelderlant, deweleke seyde dat se met die van de magistraet ghe- sproocken hadde en van deselve versocht dat se soude willen eenighe voorslaeghen van aceomodatie I) Weder afgescheurd. Er kan gestaan hebben: et que ion 500 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER, voorstellen , maer hem 't selve niet willen 1) doen hebben de gedep[uteerden] te ghelyck ook ghesegt , dat de magistraet haer versocht hadde om by Syn Hoheyt te gaen en deselve te induceeren om in conferentie te comen met de magistraet om te lien off men rich soude kunnen accomoderen. Syn Hoheyt heeft geseyt , dat hy hem daerin niet konde inlaeten, maer geresolveert was te blyven by de resolutie van de lantschap , en dienshalven begeerde nominatie, en versocht de gedeputeerde hetselve voor antwoordt te segghen aen de magistraets gedeputeerden, en daerop syn die gedeputeerde vertrocken. 's Anderen daeghs, wesende den 11 Jannuarius , quam wederom de gedeputeerde van 't hoff by Syn Hoheyt en seyde , dat de magistraet by haer waeren gheweest , dewelcke haer versochte eenighe voor- slaeghen van accomodotie te willen aen Syn Hoheyt doen, noch seggende dat sy der geenc en conde does, maer dat sy der van Syn Hoheyt soude verwachten. Nae eenighe discoursen tusschen Syn Hoheyt ende gedeputeerde van 't hoff was het eynde , dat Syn Hoheyt versochte de gedeputeerde van 't hoff aen die van de magistraet te willen seggen , dat Syn Hoheyt geen voorslaeghen van accomodotie konde doen , en dat hy persisteerde te willen hebben nominatie om te eligeren volgens resolutie van de lantschap , en versochte dat se deselve souden willen doen. De gedeputeerde van 't hoff hebben aengenomen haer hetselve to seggen en haer to raeden de nominatie to willen doen. Savens ontrent 6 uren soot Syn Hoheyt den beer Schonbergh 2) aen den eersten borgemeester om hem 1) Er staat denkelijk willen = willende; het woordje „hem" moet dan wegvallen, of wel voor „hem" is to lezen: hebben, en met „doen" de zin te sluiten. 2), Zie aant. 3 op hi, 449, WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 501 aen to dienen dat Syn Hocheyt versocht , dat de magis- traet soude believers noch deselve navent comen haer resolutie seggen op 't ghene Syn Hoheyt van haer begeert hadde. Den borgemeester antwoorde, dat hy l) datelyck de magistraet soude haer resolutie aen Syn. Hoheyt brenghen. Daerop liet sijn Hocheyt de heeren van 't hoff haelen , opdat sy souden moghen horen en present wesen als de magistraet soude comen; de gedepu- teerde van 't hoff quaemen , en nae eenich verblyff quaeme de twee regeerende borgemeesters en den sindicus van de stadt, dewelche gaeven aan Syn Hoheyt een pampier over en seyde, dat het de nomi- natie was. Syn Hocheyt hetselve opgedaen hebbende each datter maer nominatie gedaen was van 4 personen om daer uyt twee borgemeesters te kysen, namentlyck twee waeren genomineert uyt de ordinaris burge- meester en de twee andere waeren uyt de raets- vrunden genoempt, en bovendat noch was een protest daeronder, gelyck breder gesien kan worden uyt de copie hier annex 2). Syn Hocheyt gaf het pampier weder aen den syndicus en syede , dat hy sulcke nominatie met protestatie niet konde aennemen, en bovendat dat hy saegh datter maer 4 genomineert was , daer ter con- trarie Syn Hocheyt aen den magistraet geseyt hadde, dat hy pretendeerde , dat se hem eerst twee uyt de raets-vrunden soude noemen, om daeruyt to eeligeren onder de 6 ordinaris burgemeester 3) en dan dat uyt de 6 vier souden moghen genomineert warren , om daeruyt electie to moghen doen tot twee regeerende borgemeesters , dat hy daerby persisteerde en haer 1) Dit woord schijnt te moeten wegvallen. 2) Deze copie ontbreekt. 3) D i. em zitting te nemen oniler de 6 ordinaris-burgemeesters 502 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER verclaerde, dat by geen nominatie soude aennemen soo se niet presiselick en sonder protestatie was, en bovendat haer geseyt dat se s'anderen daeghs teghens 9 uren hem sonde willen haer lestte resolutie laten weten , en onderen tusschen oock versocht, dat se teghens tiers uren de magistraet wilde doen ver- gaederen. Sy hebben aengenomen rapport te doen aen haere principaelen [en] teghens s'anderen daeghs to 9 uren haer resolutie to brenghen; daerop ver- trocken [sij] en weynich daernae de heeren van 't hoff retireerden haer oock. Dinsdaghs, wesende den 12 Jannuarius 1649, quame 's morghens te 9 uren by syne Hocheyt de gedepu- teerde van 't hoff en seyde datse een seeker ghe- schryfte ontfanghen hadden van den sindicus van de stadt (onder die protestatie nochtans dat in cas bet syn Hocheyt niet en gheviel, dat sy hetselve soude wederom nemen); het geschryfte was volghens de copie hier annex 1), hetwelcke niet konde ontfanghen warden doordien dat het teghens den ander strijdich was, ende dienvolgens versochte syn Hocheyt de ge- deputeerde van 't hoff hetselve gheschryfte wederom te gheven en aen de magistraet rondelyck of to vraeghen of sy geresolveert waeren nominatie te maecken ofte niet, en dat wesende, dat sy hetselve souden doen datelyck. De gedeputeerde van 't hoff syn daerop vertrocken , een weynich tydts daeraen soo syn sy wederom ge- comen en gesegt dat de sindicus haer verclaert hadde , dat die van de stadt niet antlers geresolveert was to doe'', daerop heeft syn Hocheyt gesegt aen de ge- deputeerde van 't hoff, hoe sy meynighe 2) te proce- 1) Ook deze is niet aanwezig. 2) Waarschijnlijk: „hoe hij meynde", of „hoe syn meyninghe was, WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 503 deren tot de electie van de magistraet, deweicke syn daerop vertrocken en syn dattelijck daernae gecomen de twee regeerende borgemeesters en hebben syne llocheyt gesegt dat de magistraat bij den anderen vergaedert waeren en hebben syn Hocheyt daer ge- conduiseert. (Onder staat :) NB. Kopij naar het stuk, geheel eigenhandig ge- schreven door Prins Willem II, dat berust in het huisarchief van Z. D. H. den hertog van Anhalt gecomen (door Jhr. J. W. van Sypesteyn). MEMOIRE DE L'AN 1650. (Naar een afschrift van een autograaf van pries Willem II in het Archief to Dessau). Le .... de janvier 1650 les estate de Geldres m'envoyerent dire adieu par quelques deputes et me firent present de 6000 florins; la court et la chambre des conies me vindret dire adieu en corpts. Le .... de janvier 1650 je partis de Aernem et arive ce soir la a Bolduc. Le lendemain , estant le .... de janvier 1650, je fis reveue de toutte les compagnies d'infanterye qui estoit dans Bolduc, ayant faict venir dextraordinaires pour la garnison pour 1) les quelles estoit au nombre de .... compagnies. Il y avoit deux du conseil d'estat present , lesquels l'on avoit envoye a ma requisition 2); l'on avait faict mettre toutte l'in- fanterye dans le schateau et l'on les fit defiler sur la place du chateau. 1) Oningevuld. 2) Zie bl. 497. 504 JOURNALEN VAN DEN STADROUDER Le . de janvier 1650 je fus de Bolduc a Ooster- wyck , ou je fis la reveue de la cavallerye , qui estoit composee en .... compagnies. Ji dine avec le Rhyn- graefae et revins a Bolduc coucher. Le .... de janvier je partis de Bolduc et m'en vies a Breda. Le .... de janvier 1650 je fis reveue de toutte les compagnies d'infanterye qui estoit dans Breda, en ajant faict venir quelques unes des garnisons voisinnes le nombre des compagnies estoit de . .compagnies. Je partis le mesme matin et m'en vies coucher a Bolduc. Le .... de janvier 1650 je partis de Bolduc et m'en vins coucher a Nimeghen (levant que partir de Bolduc j'escrivis aux estats generaux que j'avois veu les trouppes et les schevaux en bon estat). Le .... de janvier 1650 je fus a la maison de ville et y schangc le magistraete ; je partis encore le mesme jour de Nimeghen en batteau, apres qu'il m'avoit donne a diner et arive le lendemain a la Haey. Le .... de janvier 1650 messieurs les estats gene- raux me firent complimenter par trois deputes de leur corps sur mon arivee. Le .... de . . . . 1650 ceux du Conseil d'estat m'ont communique une lettre vouloit escrire aux estats generaux, touschant pour les admonester de vouloir resoudre sur le nouvel estat de guerre. Le .... de .... 1650 j'ay este au Conseil d'estat touschant un advis quel'on devoit donner aux estats generaux touschant le pays de Outre Meuse ; l'on a forme l'advis par lequel on demonstre que nous en sommes en justte possession. Trois deputes de la part de toes les aultres deputes de Geldre ont estte aupres de moy pour me demander mon advis sur ce que ceux de Hollande les pressoit de ee declarer sur les points de mesnage et sur le WILLEM It IflT DE JAREN 1641-1650. 505 nouvel estat de guerre. Je leur ay remercie et leur ay donne pour advis qu'ils devoit dire ce qui avoit estte resolu dans la province et prier ceux de Hol- lande de ne rien faire jusques a ce que toutte les provinces estoit partis 1). Les deputes de Zelande ont estte aussi pour le mesme subject aupres de moy — je leur ay dit la mesme schose que j'avois dict a ceux de Geldres. Le .... de .... 1650 le tresorier Brassert fut aupres de moy et me communiqua l'advis que le conseil d'estat devoit Bonner aux estats generaux sur l'affaire des (retarcioneele) ) contributions que l'on avoit a disputer avec ceux de l'auttre coste 3) ; j'aprouve l'advis et remercie de la communiquation. Je luy donnay unne lettre du Rhyngraefve pour la communiquer au conseil, d'estat touschant cy les convois, qui allait de Mastricht a Bolduc, de pouvoir 1) pas loger dans les villages sans estre obliges de payer. Le .... de .... 1650 Monsieur Capelle et Coe ont estte aupres de moy, estant deputes des estats generaux, pour me demander mon opinion sur les preparations que l'on pourait faire pour la flotte que l'on vouloit envoyer conttre Portugal. 'Pay dit que je croyois que l'on devoit mander les admirautes et leur commander de faire des listtes des vaisseaux qu'ils ont, en oultre ce qu'il y auroit de besoin , et combien d'argent pour mettre cestte flotte un estat, et aussi de faire faire unne repartition combien chaque college auroit a esquiper des vaissaux. Le .... de .... 1650 je suis parti de la Haye pour m'en aller a la schasse au Velau. 4) Lees: prιtes. 2) Verkeerd voor: retardataires. 3) D. i. de tegenpaitij. 4) Lees: ne pouvoit = ne pouvaient. 506 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le .... de 1650 je suis alle a Aerhnem , ou je fus le lendemain a l'assemblee de la court et des deputes extraordinaire de chaque quartier touschant les affaires du nouvel estat de guerre et de mesnage. Je fis unne proposition, laquelle fut arrete, a schavoir que pour contenter ceux de Hollande l'on licencieroit 55 compagnies d'infanterye et de cavallerye 12; que les oficiers licencies auroit: les capitaines d'infanterye 1000 florins par annee, et les capitaines de cavallerye 1500 florins; les cervices ceroit ostees dans les villes qui ne contribuent point pour le bien commun , et les cuirassiers ceroit chenges en cavaliers, et que le restte de l'estat seroit arrete selon qu'il a este pro- pose par le conseil d'estat. Le .... de . 1650, extant de retour a la Haey, fuirent aupres de moy les deputes des estats gene- raux touschant les affaires du Bresil et aussi tou- schant la flotte; l'on parla avec les bewinthebbers et aussi avec l'amiral Tromp touschant la flotte, mail it ni ut rien de conclu. Le .... de .... 1650 furent aupres de moy les deputes des estats generaux touschant l'affaire de Groeningue ce qui restoit a faire, et le lendemain nous aretames la sentence, qui fut prononcee dans l'assemblee des estats generaux. Le .... de .... 1650 je fis avertir le conte de WarfusO, qui avoit querelle avec le prince de Gavre 1), lequel estoit eschapp6; le lendemain it revint et je les fis venir tons deux avec moy, l'un mene par le lieutenant des garden et l'auttre par renseigne. Je les accommode et les fis embrasser. Le .... de .... 1650 je fus au conseil d'estat tou- 1) Over den graaf van Warfusθ zie Fruin, aant. op Droste, 2688. De prins van Gavre was waarschijnlijk seen won van Karel van Egmond , Lamoraals zoon. WItiLEM II UIT DE JAREN 1641-4650 507 schant les reparations des fortifications que l'on or- donna d'estre faicttes. Le .... de .... 1650 j'envoye Mr. de Heenvliet Amsterdam pour parler avec ceux du magistraet pour voir cy ils ne voudroit pas me prester deux millions sur [une] de mes terres que je leur engagerois. Le .. . de .. . . 1650 arriverent a la Haey les deputes extraordinaires de la province de Zelande touschant le nouvel estat de guerre et me vindret visitter en corps. Le .... de .... 1650 je fis proposer aux estats de Hollande de me vouloir delivrer quelques terres de fis de commis 1) en plasche d'auttres en Zelande que je remettrois en la place dans le fis de commis ; cella me fut accord& Le de .... 1650 Knuyt fut aupres de moy de la part des estats generaux pour me demender mon advis touschant Sale 2). Je fus d'advis que l'on devoit tascher de le tenir blocque autant qu'il ceroit possible Le .... de .... 1650 fut faictte unne proposition aux estats generaux de la part de la contesse d'Oost- friese, la veuve , et de moy, comme tuteurs , pour prier messieurs les estats generaux comme executeurs du testament de vouloir escriere aux estats du pays qu'ils ussent a nous reconnoisttre, ce qui fut faict 3). Le .... de .... 1650 furent aupres de moy quel- ques deputes des estats de Hollande aupres de moy pour me prier vouloir esttre de leur sentiment tou- schant le mesnage et l'estat de guerre , et de vouloir induire les auttres provinces au mesme sentiment; je les repondis que je ne pouvois pas esttre de leur sentiment et par consequendt je ne pourois pas me 4) D. i. fidei commis. 2) Zie Wagenaar, XII, bl. 202 vlg. 3) Zie over de zaak Aitzema, VI, bl. 841 vlg. 508 JOURNALES VAN DEN STADHOUDER laisser enploier a induire les autres provinces a ce conformer avec eux. Le .... de .. . . 1650 je fus aux estats generaux, ou touttes les provinces dirent leur advis sur le nouvel estat de guerre ; it ni eut que la Hollande qui de- meura seulle dans son opinion , les 5 auttres provinces estant d'un mesme sentiment; celle de Groeningue estoit absente; it ne put neenmoins esttre rien resolu. Le .... de .... 1650 je receu nouvelles qu'il y avoit un soldat prisonier a Dort qui avoit tue un homme je envoyay le fiscal et escrivis au magistraete affin gulls le luy voulussent remettre entre les mains, affin que l'on le fit juger par le conseil de guerre; ils ne voulurent point le faire et m'envoyeroit des deputes. Apres quelques disputtes je resolus, affin que l'affaire demeurast en estat , de Bonner pardon au soldat, cy bien que moy et ceux de Dort nous n'avions nul prejudices, et l'affaire s'accomoda ainsy. Le .... de .... 1650 le roy d'englettere m'envoya un gentilhomme pour me dire qu'il venoit en ce pays et me prig de vouloir envoyer mes batteaux au Sas de Gendt , ce que je fis. Je donnay cognaissance de sa venue aux estats generaux par le president de cemaine, que je priay de le vouloir dire a l'assembl6e. Et comma le roy fut arive a Breda, it en donne cognaissance aux estats generaux, lesquels luy en- voyerent quattre deputes pour le complimenter sur sa venue en ce pays et luy faire compliment. Le .... de .... 1650 fut aupres de moy Meynders- wick de la part des estats generaux pour me demender mon advis cy l'on ne devoit pas escriere a l'archiduc et au duc de L'orraine touschant le schateau de Steyn l) sur la Meuse — je fus d'advis que l'on devoit escriere. 1) In het land van Valkenburg. WILLEM II LTIT DE JAREN 1641-1650. 509 Le . .. . de . .. . 1650 furent aupres de moy Mr. Huygens et Linteloo de la part de la court de Geldre, et me donnerent une lettre de la ditto court et me proposerent de leur part que , puisque l'on devoit aller commencer le proces qui est enttre l'electeur de Brandenbourg et ceux de Geldre I), et que peut-esttre it y auroit besoin de quelque argent, ils me prioit de vouloir faire tenir quelque somme d'argent prest, affin que, cy ii y en avoit besoin, l'on s'en put servir. Je leur repondis que je donnerois scharge que l'on en tiendroit prest pour leur donner cytost qu'ils en auroit de besoin. Le . . . . de . . .. 1650 furent aupres de moy quel- ques deputes de la yule de Rotterdam pour me prier de vouloir entremettre mon autoritte aupres ceux de la court de Hollande , affin qu'ils ne ce meslassent pas dan l'affaire que la femme de Grotius 2) collicy- toit conttre ceux de la ville. Je le leur ay promis d'en parler h ceux de la court, affin que l'on laissoit l'affaire en son entier sans y rien disposer desus. Le . . . . de . . . . 1650 Mr. Barendrecht a estte aupres de moy de la part du conseil d'estat pour me communiquer que ceux de Amsterdam avoit refuse aux commissaires , que le conseil d'estat y avoit an- voye, de permettre de faire battre le tambour pour y faire des levees pour envoyer au rechift 3). Je luy ay dit que je croyois que le meilleur ceroit d'en donner cognaissance a la generalite , pour savoir ce que l'on auroit a faire. 1) Over de moeilijkheden met den keurvorst zie Wagenaar, XII, bl. 16. 2) De prins spreekt over de bekende aanspraken der familie De Groot op de uitbetaling van de jaarwedde, door Rotterdam, naar zij beweerde, nog verschuidigd aan Hugo Grotius, als pensionaris 3) D. i. het Recif in Braziliθ, Bijdr. en Meded. XXVII. 33 510 JOURNALEN VAN DEN WWTROUDEn Le .... de .... 1650 ont estte aupres de moy deux deputes de la court de Hollande pour schavoir mon opinion sur un placart qu'ils avoit envie de faire faire contre un petit livre qui avoit estte faict sur la sentence , que- l'on avoit donnee contre la femme du president Uitgaerden 3). J'ay dit que je ne trou- vois rien a redire que l'on le publiast. Le de .... 1650 je fus a Breda salluer le roy et luy donne le bien venue. Le .... de .. . . 1650 je fus aux estats generaux, ou le conseil d'estat estoit aussi, ou it fut resolu que l'on me prieroit et le conseil d'estat nous otori- seroit affin que nous ne soufririons point que quelque province Apart cassast ou reduisist de la milice de la generalite. Le .... de .... 1650 les deputes des admirautes ont estte aupres de moy pour me remonstrer comme quoy ils estoit en disputte avec ceux de la compagnie de ...... 1) touschant les prises que ceux, qui avoit des lettres de represailles , faisoit, assavoir qu'ils pretendoit qu'il n'apartenirent 2) qu'a eux d'en prandre cognoissance, et les admirauttes croyoit que cestoit leur scharge; ils me prierent d'en vouloir favoriser leur affaire aux estats generaux ou ils l'avoit portee je leur dis que je cerois bien ayse de les favoriser. Le .... de .... 1650 le president des estats ge- neraux me communiqua de la part des estats un memoire que le resident de Fransche Brasset avoit 3), tandant que l'on voulust Bonner ordre qu'il ne ce fit point icy des levees conttre la Fransche, et me de- 3) Verkeerd voor: Van Wijngaarden : Zie aant. 3 op bl. 483. 4) Opengelaten als onleesbaar (op den rand: „noesbirde"). Er heeft blijkbaar gestaan: ,,Westinde". 2) D. i. appartenait. 3) Een woord als „prκsentκ" is uitgevallen. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 51 manda mon advis , qui fut que je croyois que l'on pouvoit renouveler le placart contre les levees des gens de guerre que l'on avoit faict l'annee passee. Je me Buis accorde que l'on le devoit faire comme celuy de l'annee passee. Le .. . . de .... 1650 furent aupres de moy les deputes des estats generaux pour me parler et me montra les points qu ils avoit tithes des lettres du Bresil et aussi de l'instruction qu'avait eu ]'admiral Wit Wittense, lequels point estoit conttre lay. Le .. . . de .... 1650 furent encore aupres de moy les mesmes deputes des estats generaux avec une resolution, par laquelle l'on nous autorisoit de faire ce que nous jugions a propos. Nous resolumes de faire areter Wit Wittense , et nous resolumes aussi que l'on escriroit aux admirauttes de faire areter les capitaines qui avoit este au Bresil, et j'ay ecris ces lettres. Nous donames aussi notre advis aux estats generaux quo, pour estre les juges de ces gens icy, l'on pouroit faire assembler quelques deputes de chaque college des admirauttes, ce qui fut trouve bon et resolu; et je donnay charge a Gleser de [le] luy dire et le faire conduire en sa maison par un chergent et quelques soldats et le faire garder la jusques a auttre ordre. L'apres-dine furent encore aupres de moy les mesmes deputes de la part des estats generaux pour me prier de vouloir faire amener Wit Wittense sur la porte. Jo donnay scharge a Gleser le soin de la prison. Le .... de .... 1650 je fis venir aupres de moy le pansionnaire de Hollande et le prieay de vouloir dire a l'assemblee de ma part que je les prieois de vouloir encore resumer les propositions que je leur avois faictte par cydevant touschant le mesnage et ce qui en depent. Le,... de . .. . 1650 je vis revenir encore le pan-33* 512 JOURNAt4EN VAN DEN STADA01thEit sionaire d'011ande et le prieay de dire a l'assemblee que je demandois trois jours de tempts pour pouvoir faire de nouvelle propositions touschant le mesnage. Le .... de .... 1650 j'ay donne au pansionaire de Hollande par escrit une nouvelle proposition tou- schant le mesnage. Le .... de .... 1650 furent aupres de moy deux deputes du conseil d'estat pour me parler touschant ce nouveau placart que Von devoit faire contre les levees des gens de guerre — je me suis accorde que l'on le devoit faire comme celuy de l'annee passee. Le .... de May 1650 furent aupres de moy des deputes de la Hollande, de chaque ville un depute , pour me prier de me vouloir conformer avec eux touschant leur resolution sur les points de mesnage et de vouloir recommander l'affaire aux provinces. Je m'en Buis excuse et ay dit que je ne pouvois pas esttre de cestte opinion ni tascher de induire les auttres provinces a en esttre. Le . . . . de Mey 1650 nous fumes aux estats generaux , ou estoit aussi le conseil d'estat et beau- coup de deputes extraordinaires de la province de Hollande, ou l'on parla tout haut le faict du mesnage, mail it ni put esttre rien de conclu accuse que la Hollande demeura ferme dans sa resolution et les auttres provinces dans les leur, comme moy et le conseil d'estat dans nos advis sur ce point. Le .... de Mey 1650 fut aupres de moy le pan- sionaire de Hollande pour me prier de la part des estats de Hollande de vouloir faire remettre Wit 'Wittense de la prison dans son ostellerye, ou it avoit este arete levant que d'avoir estt6 mis en prison 1). Je dis que je songerois. Je priay le president des estats generaux de vouloir communiquer cecy a l'as- 1) Zie Wagenaar, XII, bl. 83 Ogg. WILLEM H UIT DE JAREN 1641-1650. 513 semblee des estats generaux pour schavoir ce que j'aurois a faire ; ii fat prix un resolution des estats generaux que l'on me remettoit entierement . . . . . I) de Wit Wittense d'en faire comme je le jugerois a propos. Je fus sollicit6 encore quelquefois de la part des estats de Hollande de le vouloir faire par le pensio- naire , et a la fin ajant apries que ceux de Hollande le pouroit bien faire de leur propre cheff, je juge a propos de le faire sortir, ce que je fis le ..... . de Mey 1650, le fis reconduire a son hostellerye, ou je donnay scharge que l'on le gardait par des soldats , et le lendemain je dis au president des estats gene- raux ce que j'avois faict, qui le prenderoit pour notification. Le . . . . de Mey 1650 fut aupres de moy Mr. de Rhynsouw pour me communiquer 'Instruction que Boreel devoit avoir, qui s'en alloit en Fransche pour y estre ambassadeur ordinaire de cost estat. Hier sehijnen een of meer bladen to ontbreken. (Noot vein Jonkheer v. Sypesteyn) . . neraux n'en vouloit pas faire de mesme et leur prie de prandre en bon esgard ce qu'il y auroit a faire davantage. Cola fut auscy resolu au conseil d'estat , et nous fusmes ce mesme matin aux estats generaux, ou l'on fit la proposition, et nous fusmus remercies, et it fut resolu que les estats generaux donneroit les mesmes advis contre les ordres de ceux d'Hollande que le conseil d'estat avoit faict, et les estats ge- 1) Opengelaten als onleesbaar. Waarschijnlijk „l'affaire" of jets dergelijks. 2) Hetgeen volgt viel voor op 5 Juni. 514 JOURNALEN VAN DEN STADROUDER neraux ce rassemblerent l'apres-dine, ou ii fut resolu en outtre que je cerois autorise et prie de donner tels ordres et de faire ce que je jugerois a propos pour la conservation de l'union et prevenir ce qui pourroit tendre a la rompre , et de plus fat resolu que l'on envoyeroit des deputes des estats generaux et du conseil d'estat dans touttes les villes de Hollande pour leur montrer le tort qu'ils avoit, et leur prie de ce vouloir tenir aupres de l'union , de repajer les trouppes et de ce conformer avec les auttres 6 pro- vinces , ou laisser decider l'affaire celon ce que dit l'union, et je fus autorise de nommer les deputes qui yroit, ce que j'entrepries de faire pour le lendemain. L'apres-dinee devant que les estats generaux ce rassemblerent, fut aupres de moy le pansionnaire de Hollande de la part des gecommitteerde raeden, pour me prier que les estats generaux ne ce rassem- blassent pas rapres-dinee, je m'excusay que je ne pouvois pas faire cola. Le .... de .... 1650 je fis venir aupres de moy tous les coronels des trouppes estrangeres et lour commend° et prieay de vouloir donner tel ordre et prendre soin que les compagnies, que ceux de Hollande avait cassees tout lours regiments 1), ne ce d6bandassent pas, mais que l'on tint les compagnies en estat , et que je repondais que les capitaines ni perdroit rien et que je prandrois soin pour lour payement, et qu'ils m'obligeroit fort, cy ils fairoit cola; ils me le pro- mirent tous generallement. Le .... de .... 1650 je fus aux estats generaux, ou je dis que, ayant bien considers l'envoy des deputes que l'on vouloit faire dans les villes d'011ande et voyant l'importance de l'affaire, j'avois trouve bon de presenter que je mi laisserois enploier avec les Waarschijnlijk verkeerd voor „sous". WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 515 auttres deputes que je nommes, asschavoir Mr. d' Aers- berhe, Mauregnault, Rhynswoude, Clant et du conseil d'estat Mr. d'Asperen, Lucas et le tresorier Brassert. Cela fut aprouve et je fus prie de vouloir aller dans les villes, ce que j'entrepris de faire. Le .... de juin 1650 furent aupres de moy les ge- committeerde raeden d'011ande pour me dire comme ils avoit estte le matin a l'assemblee des estats ge- neraux , ou ils avoit remontre et prie que l'on voulust recevoir 1) la deputation levers les villes de Hollande, qu'ils presentoit de faire assembler dossitost les estats d'011ande, mais que cela n'avoit pas peu estre resolu, et me venoit prier de vouloir travaieller encore affin que cela ce fit, et me prieoit de ne point aller aux villes; je m'excusay de travailler dans cestte affaire, et pour le voyage je dis que, puisque j'avois estte prie des estats generaux de le faire, que j'estois resolu de le faire et de le commencer le lendemain. Le .... de .... 1650 je manday les coronels et hauts officiers des regiments de cavallerye pour leur commander aussi, comme aux trouppes estrangeres, de ne point soufrir de caseation ou reduction dans leurs regiments ou compagnies, mais de tenir tout en cervise jusques a auttre ordre des estats generaux — ils promirent de le faire. Le .... de .... 1650 le roy d'Engleterre vint de Breda a Honslardick avec les commissaires descosse 2), ou it me manila pour avoir aussi mon advis sur son partement; Pon y tint conseil, et it fat resolu que it passeroit au plustost en Escosse, et je pries a charge de faire venir des vaisseaux de Ter Heyde, en suitte de quoy je donne ordre au commendeur van Sae- linghe , qui devoit commander les vaisseaux qui vont 1) Verkeerd gelezen; misschien „remettre" of ,,surseoir". 2,) D. i. d'Ecosse. 516 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER au levant des vaisseaux qui viennent des Indes , de s'en venir avec son esquadre levant Ter Heyde; j'envoyay le Lt admiral Tromp pour cela au Texsel , mail ils ne purent amener que deux vaisaux de guerre; je y ajoustay encore un vaissau du college de l'admirautt6 de Rotterdam. Le roy revint de Honslardick le . de .... 1650, ou je luy fus dire adieu; it s'embarqua a Ter Heyde le .... de .... 1650 et ariva heureusement en . le .... de .... 1650. Je donnay un ordre par escrits a van Salinghen, de transporter le roy en toutte secu- rite en Ecosse , et un auttre ordre aux capitaines qu'il avoit avec luy et a ceux qu'ils pouroit rencon- trer, de l'obeir a ce qu'il leur commenderoit. Le .... de .. . . juin 1650 je partis de la Haey pour commencer mon voyage dans les villes de Ho], tande. Je ne mettray pas icy touttes les particula- rites, l'ayant mis dans un memoire a part; je fus de retour de mon voyage des villes a, la Haey le. de .. . . 1650. Les estats generaux me firent com- plimenter par deputes a mon retour. Le .... de .... 1650 je fus aux estats generaux pour faire le rapport de nostre voyage. Mr. d'Aers- berghe le fit premierement de bouche et puis le donna par escrit, qui fit aussi 1); les estats generaux me remercierent et les auttres deputes aussi de la peine que l'on avoit prise — apres quo cela fut faict, je dis encore dans l'assemblee qu'il m'estoit survenu quelques affaires durant le voiage , qu'en tempts et lieu je donnerois conoistre a Messieurs les estats, et je prieois tentre 2) tempts cela put estre marque que j'avois diet a l'assemblee, ce qui fut faict. 1) Misschien: que je fis aussi. 2) Moet beteekenen: que pendant (of jusqu'it) ce temps on marquerait ce que j'avais dit. WILLEM II MT DE JAREN 1641-1650, 517 Le .... de .... 1650 furent aupres de moy en bon amitie de deputes de la part des estats d'011ande pour me prier de vouloir faire unne nouvelle propo- sition d'acommodement sur le nouvel estat de guerre. Je repondis que je le ferois volontiers pourveu que ils ne arestaschent ou decretassent quelque chose contre la deputation, que j'avois faictte avec les auttres deputes dans les villes de la province. Le .... de .... 1650 je fus aux estats de Hol- lande, ou je fist plainte de ce qui m'estoit arive a Amsterdam , et je le donnay par escrit, comme l'on le peut [voir] par ce qui cera icy joint. J'avois faict dire premierement par le pansionaire de Hollande que je voulois avoir audience; ils m'envoyerent Mr. de Brederode et quelques auttres deputes pour me venir voir et les mesmes deputes me remercierent. L'on me dit dans l'assemblee que l'on deliberoit sur l'affaire. Le.... de .. .. 1650 les deputes de la ville d'Am- sterdam, qui estoit a l'assemblee des estats, me vin- rent trouver et me dire qu'ils avoit ordre de leur principaux pour me venir trouver et m'asseurer qu'ils estoit tres marl de ce que c'estoit passe, et me prieoit de vouloir prandre satisfaction avec l'asseurance qu'ils me donnoit que ce qu'ils avoit faict ils l'avoit faict sans nulle mauvaisse intention, et qu'en touttes occa- sions it me montroit leur bonne afection et me prieoit que le papier, que j'avois donne a l'assemblee, je le retirasse, et firent 1) dire aux estats que j'estois satisfaicts de ceux d'Amsterdam. Je leur respondis que je ne pouvois pas prandre pour unne satisfaction ce qu'ils me disoit, et que, puisque l'affaire estoit entre les mains des estats, j'atandrois ce gull en ordonneroit. t) Lees: ferais of fisse, 518 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le . . . . de . . .. 1650 je fus au conseil d'estat, ou je dis que j'avois entendu que l'on disoit partout et que mesme ils y en avoit du conseil d'estat qui le disoit, que c'estoit moy seal qui enphechoit que l'on ne faisoit pas de proposition pour un accommode- ment ; que j'estois venu la expres pour dire cela et aseurent 1) l'assemblee que cy Fon trouvoit bon de faire une proposition, que sur les ingredians je cerois prest de dire mes opinions. Apres quelques discours je proposay que, cy l'on voulut faire unne proposition, que le meilleur ceroit de former un nouvel estat de guerre, et dans ce nouvell estat de guerre Von pou- roit faire influer le commendement 2) en diminuant les postes que l'on jugeroit a propos. Cela fut trouve bon , et l'on deputa quattre du conseil d'estat pour mettre sur le papier et de tempts en tempts en faire raport au conseil d'estat pour deliberer en plain con- seil, ce qui fut fait, et je fus diverses fois pour cette affaire au conseil d'estat. Le . .. . de .. . . 1650 ceux de Hollande deputerent encore des deputes aupres de moy pour venir en conference pour trouver un accommodement ; eux laisserent les affaires du voyage en repos — nous umes deux conferences: en unne je leur fis unne proposition d'accommodement; eux, apres l'avoir ex- aminee en l'auttre conference, m'en firent unne qui estoit tout auttre, et par ou it demandoit davantage que ce qu'il avoit soutenu vouloir avoir quand ils avoit estte la derniere fois a l'assemblee des estats- generaux , cy bien qu'apres beaucoup de discours de par et d'auttres nous ne pumes pas accorder, et ron- pieres 3) la conferance avec cette promesse que je leur I) Lees: asseurer. 2) Lees: raccommodement. 3) Lees: rompImes. WILLEM II HIT DE JAREN 1641 1650. 519 fis , que par le conseil d'estat je ferois faire unne proposition aux estats generaux d'acommodement. Le .... de .... 1650 je fus au conseil d'estat, ou nous aretames unne proposition d'accommodement sur l'estat de guerre, comme it ce peut voir par la proposition, qui ceroit trop longue h esttre mice icy dedans. Nous fumes aux estats generaux, ou nous la presentames et ou it fut resolu que l'on priroit les deputes de Hollande vouloir porter cestte proposition dans leur assemblee, affin que, cy ceux de Hollande l'aceptoit, allors les auttres provinces le communi- queroit avec leur principaux , mais auttrement point , en regard que cela cerviroit aussi bien h rien. Ceux de Hollande, en place de repondre aux estats generaux sur la priere que l'on leur avoit faictte de ce vouloir declarer sur la proposition du conseil d'estat, ils deputerent des commissaires de leur assemblee pour examiner cestte proposition, co qu'ils firent et formerent un advis consiliatoir, qu'ils apelloit 1), pour par ce moyen voir toutte la province de Hollande ensemble et pouvoir agir avec plus de vigueur contre les auttres provinces, et envoyerent test advis conci- liatoir aux villes , et point la proposition du conseil d'estat. Le .... de ....1650 ajant bien examine tout ce qui c'estoit passe et veu l'autorisation des estats generaux du ..... d'Aoilst, je prens resolution de faire areter quelque deputes des estats de Hollande , ce que fiis de cestte fason: je les manday de me venir trouver, , leur ayant a pule. J'avois dans ma chambre le 11. colonel Meteren et le lieutenant de mes gaides, et it y avoit quelques soldats sur le digue 2). Ces deux oficiers estoit dans ma chambre du lilt quand 1.) 1). 1. „comme ils l'appelaient". 2) Onzeker is vat hier bedoeld wordt. 520 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER les deputes arivoit; un valet de chambre leur disoit que j'estois dans ma chambre du lit et leur ouvroit la porte , ou estans entres, Meteren leur disoit qu'il avoit ordre de moy de les areter de la part des estats generaux , et puffs le lieutenant les conduisoit en haut et prenoit h, chaque fois deux soldats, car ii ne furent pas arete en mesme tempts, mais l'un apres l'auttre , le plus deux a la fois , et l'on les mettoit ceparement chaqun dans unne chambre avec deux soldats les autres Kievit 9, de Wit, de Wael, Ruyl, Duys van Voorhoutte, Keyser et Stellenwerff, en mesme tempts qu'ils avoit estte toes aretes 2). J'en- voyay dire a Gleser, qui faisoit faire l'exsercise a unne partie de mes gardes , de sen venir ossitost et feray entrer la compagnie dans la court et les fere ceparer dans les trois corps de gardes , ce qui fut faict , et allors j'envoye vers le presidents des estats generaux, auquel je dis comme j'avois faict areter ces messieurs et le prieois de le dire a messieurs les estats. En outtre je luy dis comme quoy j'avois envoye le conte Guillaume avec de la cavallerye et de l'infanterye levers Amsterdam (car it foit schavoir que, soubs le pretexte de faire honneur a la princesse , j'avois faict assembler 15 cornettes de cavallerye, et pour rinfan- terye, c'estoit la garnison d'Uytrecht) , je dis en outtre au president, que pour les raisons plus particuliers, que je les donnerois apres aux estats. Luy s'en estant alle, je fis venir le pansionnaire de Hollande, auquel je dis la mesme schose, et le priay de le vouloir aussi dire aux estats de Hollande. J'envoyay aussi vers le president du conseil d'estat, auquel je dis la mesme schose. Devers le midi le president des ') Weder verkeerd gelezen: „les autres" heeft geen ziu, en van Kievit is geen sprake geweest. Misschien: ... les quels κtoieut etc, 2) Moet beteelienen: alien terstond nadat zij enz. WILLEM II IJIT DE JAItEN 1641 —1650. 521 estats generaux vint aupres de moy et m'aporta un long discours, et me demands cy ce n'estoit pas comme cela que je luy avois dit de reporter Paffaire aux estats generaux , — je pris le papier et luy dis que je l'examinerois et que it ne fit 1) marquer que sim- plement la schose — Apres que j'avois communique cecy aux presidents et pansionaire j'envoyay vers Mr. Brasset, auquel je communique aussi l'affaire, et luy prie de vouloir wander toutte l'affaire au court. Environ un heure ariverent a la Haey 5 compagnies coronelles que j'avois faict venir de Rotterdam, Delf et Schiedam (j'avois envoy-6 des le matin des patentes pour cela). Les mesme jour, je depeche patentes pour ..... compagnies de cavallerye pour venir devers Amster- dam et pour ..... compagnies d'infanterye aussi pour venir devers la; j'escrivis de plus tous les gouver- neurs , commendeurs des places, pour leur notifier ce que j'avois faict, et leur commende de ne point obeir d'ordre que ceux que le leur envoyois de la part des estats generaux, et qu'ils ussent a faire bonne garde et estre as.seure de leur place. J'escrivis aussi aux 6 provinces ce que j'avois faict et en partie pour- quoy, mais que je leur ferois schavoir encore plus particulierement , j'escrivis aussi aux villes , done j'a- vois des deputes qui estoit prisoniers. Le soir je receus nouvelle comme quoy le conte Guillaume n'avait pas peu entrer dans la ville et qu'il estoit avec ces trouppes a Ouderkercke, qu'il avoit envoye au magistraete la lettre que je luy avois donne. L'affaire estant en cest estat , je pris resolution de m'en aller le lendemain , et j'envoyay Schonbergh le mesme soir au conte Guillaume pour lay dire que je trouvois bon gull envoyast quelques trouppes avec 1) Waarschijnlijk veikeerd voor: que je ne fis. 522 JOUR1tALEN VAN DEX STADJIOUDER Zuylesteyn devers Muyden pour s'en saisir, et qu'il ut a envoyer Sommerdick , selon l'ordre avoit, entre Amsterdam et Haerlem. Le . . .. de . . . . 1650, estant dimanche, j'envoya vers le president des etats generaux devant le presche , pour luy prier de ne point faire assembler les estats generaux, accause que je n'avois rien a proposer, estant resolu de m'en aller dever Amsterdam , et a moon retour que je demenderois audience — it me promit de [le] faire , neamoins it chenge et fit assembler les estats generaux. Comme je vis cola et le president me venant voir, je le prieay de vouloir dire a messieurs les estats generaux que je m'en allois devers Am- sterdam pour y donner les ordres necessaires et que je reviendrois dossitost; it recuest cola pour noti- fication?). Je partis dossitost apres-dinee avec tous les oficiers qui pouvoit aller avec ; je laisse Gleser a la Haey pour commender, et devant que partir je laisa ordre que Meteren auroit a conduire les estats 2) qui estoit prisoniers devers Louvesteyn , de laquelle place je luy avois donne le commendement ; on les mesa dans deux de mes carosses, conduis par 100 mousquetaires et 80 chevaux, que Pellenits commendoit, que j'avois faict venir le jour d'auparavant de ces trouppes que le conte Guillaume avoit avec luy; pour moy j'arivay a Amsterveen le soir a 11 heures, ou je demeuray loge. Le lendemain , qui etait le . . . . de 1650 , j'en- (Noot van den prins:) Note bene. J'avois oublie de mettre nue un moment devant que partir de la Haey les deux cours de justische vinrent en corps aupres de moy pour presenter leur meditation 31, je dis que estoit un affairs qui ne me touchait pas en moy, mais qu'il faloit qu'ils s'adressassent aux estats generaux. 2) Versta: deputes. 3) Lees: mediation. WILLEM H UIT DE JA.REN 11141-1650. 523 voyais un gentilhomme de bonheure devers la ville avec unne lettre au magistraet par [laquelle] je me plaignois de ce qu'il avoit refuse de laisser entrer le conte Guillaume , et aussi qu'ils ce mettoit en defense comme cy nous etions ennemies , et en outtre que je demandois a y entrer dans la vine avec seurete et avoir audience au magistraet. Its laiserent entrer le gentilhomme dans la ville et receurent la lettre; l'apres-dinee ceux du magistraete m'envoye- rent quattre deputes pour me complimenter sur ma venue et me dire qu'ils me laisseroit entrer et me donneroit audience en plain magistraete. Je leur dis que je ne voulois point entrer dans la ville ci n'avois des trouppes avec moy ; eux dirent qu'ils n'avoit ordre que de m'ofrir avec mon train ordi- naire ; je leur dis que cy ils pourroit avoir autorisa- tion de traictter avec moy, que l'on pourroit trouver l'affaire aussi bien de par la ville que cy je y estois; it dirent qu'ils en feroit raport et reviendroit le lendemain. Ce mesme jour je donnay ordre a Noort- wyck d'aller loger a 1'Overtoom, et luy donne quelque trouppes d'infanterye et de cavallerye pour maintenir ce poste, et je donnay scharge aussi a Sommerdick d'envoyer Steelant de son quartier ce saisir de Sparendam, ce qui fut faict aussi le lendemain. Le .... de .... 1650 les deputes de la ville revin- rent et me dirent qu'ils avoit pouvoir de traictter avec moy; apres quelques discours je leur dis que je donneray par escrit ce que je desirerois et qu'ils pouvoit le communiquer avec leur principaux, ce que je fis , et ils s'en retournerent devers la ville, et ne revinrent le soir que fort tard apres soupe Nous commencames de reparler touschant le traiette et anfin nous tommames 1) d'accordt et ils entrepren. 4) Tombαrnes. 524 JOURNALEN VAN DEN STADIIOVDER, droit de le raporter le lendemain a leur principaux pour voir cy ils le pouvoit faire passer. Le .... de .... 1650 les deputes d'Amsterdam s'en alloit de bonheure devers la vine. L'apres-dinee arive- rent a Amsterveen des deputes des estats generaux pour me prier de vouloir revenir a la Haey et laisser toutte choses a leur entier, et me dirent que ceux de Hollande avoit envoye a ceux d'Amsterdam des deputes et que les gecommitteerde raeden me devoit aussie venir trouver pour voir cy Von ne pouvoit pas trouver l'affaire. Jo leur dis que je voyois que l'affaire estoit trouvee et que j'atendois seulement la ratifi- cation du traicte, lequel je leur montre et qu'ils trou- verent a leur gre. Sur le soir les deputes d'Am- sterdam revinrent et aporterent la ratification, et je sigilay le traictay aussi et les deputes de la vale, qui estoit le B[ourgemaitre] de Graefv, , Verdoes, Tuylp et un nomme Cloec. Le traicttay — on le poura voir — est trop long a mettre icy. Cela estant faict, je donnay ordre et patentes a touttes les trouppes pour s'en retourner chaqun a sa garnison , et laisse le conte Guillaume pour les mener jusques a Uytrecht. Le .... de . .. . 1650 je partis de fort bonheure de Amsterveen et m'en revins a la Haey, ou j'arivay a midi. Le .... de .... 1650 les estats generaux envoye- rent des deputes aupres de moy pour ce rejouir avec moy de mon retour, et aussi les gecommitteerde raeden vinrent aupres de moy pour me dire qu'ils avoit estte devers Amsterdam pour me venir parler, mais qu'ils m'avoit manquι, et me fire un compliment; je leur fis aussi un. Le .... de .... 1650 je prieay au president des estats generaux de leur vouloir dire que j'etois revenu pour recevoir leur ordres , et je le prieay aussi de WILLEM II LIT DE JAREN 1641-1650. 525 vouloir communiquer a l'assemblee comme tout c'etoit passe a Amsterdam , et je le luy dit. Le .... de . .. . 1650 furent apres de moy unne notable deputation des estats de Holland° pour me demander mon advis et sentiment comme quoy l'on devoit agir dans l'afaire de l'estat de guerre. Je lour dis que je croyois que touschant la milice ils se devroit confirmer avec les auttres provinces , et tou- schant les traitements celon la proposition du conseil d'estat; en passant ils me parlerent touchant les pri- sonniers qui estoit a Loevesteyn — je dis que jen parlerois avec les villes particulieres. Le .. . . de .... 1650 je fus aux estats generaux et aussi le conseil d'estat et les deputes extraordi- naires de la Hollande , pour parler de l'affaire de l'estat de guerre , mais l'on ni resolut rien. Le.... de . . .. 1650 j'anvoyois vers le pansionaire de Hollande et luy donnay par escrit les raisons , pourquoy j'avois fait areter les prisoniers de Lou- vesteyn. L'on trouva bon de ne point lire mes raisons dans l'assemblee, mais que le pansionaire d'011ande les garderoit. L . . .. de .... 1650 je donnay les mesme raisons au president des estats generaux fermees , et l'on trouve aussi bon dans l'assemblee de les point lire. Ceux des villes, qui avoit des prisoniers, me yin- rent parlor, chaque vine a part, pour leurs prisoniers. A la fin nous nous accordames colon que j'ay les actes 1) et je fis sortir les prisoniers. Its ne sortirent pas tous ensemble, mais colon que je m'estois accom- mode avec chaque vine; a chaque fois que j'en faisois sortir, je les faisois notifier par le president aux estats generaux. 1) Waarschijnlijk: celon les actes que j'ay. Bijdr. en Meded. XXVII. 34 526 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER DEUSIEME MEMOIRE DE MAN 1650. (Copie van 's prinsen autograaf to Dessau door Jhr. v. Sypesteyn). Le .... de . , .. 1650 fay estre aux estats gene- raux (ou estoit aussi le conseil d'estat et beaucoup de deputes extraordinaires de Hollande) sur l'affaire de l'estat de guerre , mais l'on ne put pas accorder et Von ce cepara sans rien faire. Je presente aussi unne requestte des trouppes estrangeres , par ou it prioit que l'on ne voulut pas prandre la cassation sur leur trouppes seullement , mais sur tout le gros de touttes les trouppes. Le .... de .... 1650 je fus encore aux estats generaux, ou estoit aussi le conseil d'estat et toutte l'assemblee des estats de Hollande ; apres beaucoup de disputtes et de discours enfin la conclusion fut priese touschant l'estat de guerre et le message, et aussi l'on conclut que l'on renouveloit les resolutions pre- cedentes , concernant que ce n'est pas a mine pro- vince particuliere de licencier la milice ; l'on pent tout cela mieux voir par la resolution qui ceroit trop longue a estre inceree icy. Le .... de .... 1650 furent aupres de moy des deputes des estats generaux touschant les affaires du Bresil. Je leur dis mon advis que je croyois qu'ii estoit plus que tempts que l'on prit quelque resolution pour l'equipage de la flotte , et que, pour l'employ, je croyois que l'on en pouroit parler apres, surtout que je croyois que l'on y devroit envoyer des vivres. Le .... de .... 1650 je fus aux estats generaux touschant les affaires du Bresil et la ratification du traitt4 avec Dannemarck 1). L'on me demande mon 1) Zie Aitzema, i. a. 1649 (VI, bl. 704). WILLEM II MT DE JAREN 1641-1650. 527 advis sur ces deux points : sur le premier, assavoir l'affaire du Bresil, que je croyois que l'on devoit reconfirmer la resolution qui avoit este priese le de w . et ostter touttes les clausules que l'on y avoit ajoutte du depuis, et que devoit dossitost donner ordre pour l'equipage de la flotte , et pour ce que l'argent des provinces ne pouvoit pas estre cy tost prest que je croyois, que l'on devoit faire negotier l'argent qui ceroit necessaire par le reseveur general Doublet, lequel argent pouvoit estre renplace de l'ar- gent que les provinces fourniroit. Touschant le second point, de la ratification des traicttes de Dennemarck, je dis que je cerois bien ayce d'attendre les advis des provinces. Les provinces adviserent tout, comme l'on pent voir par mon memoire sur les deux affaires 1), mail l'on ne pout prandre nulle resolution et l'affaire fut remise. Le .... de .... 1650 furent aupres de may quelque deputes des estats de Hollande pour me parler sur les affaires du Bresil et des traicttes de Dennemarck, et me dirent qu'ils ceroit bien ayse de schavoir quelle clausule je voulois avoir ostee des resolutions les dernieres prieses sur les affaires du Bresil. Je leur diset 2) puis ils me ambeverent 3) aussi quelque schose qu'ils avoit mis sur le papier, touschant comme quoy l'on trouveroit les moiens d'argent pour payer le redemption de 1'Orisont 4) sans schanger les auttres provinces, et me dirent qu'ils croyoit porter cola a la generalite et me prieairent de vouloir presser et seconder l'affaire. Je fus l'apres-dinee aux estats generaux, ou ils porterent ce qu'ils avoit mis sur le 1) Deze memorie ontbreekt. 2) Hier is een gedeelte van den voizin uitgevallen. 3) Misschien jets als: „communiquιrent". 4) I'Orisont, d. i. de Sent (Oeresunt). 34* 528 JOURNALEN VAN DEN KaDHOUDER papier touschant les deux affaires; ils furent leus et les provinces aviserent, mais cy diversement que l'on ne put prandre qu'un concept de resolution touschant ces deux affaires, ce que Pon fit en deux, sur chaque affaire un cepa/ie. Je les ay tous deux , voila pour quoy je suis du .. . .1) Le du .... 1650 le pansionaire de Hol- lande fut aupres de moy de la part de l'assemblee pour me demender mon advis , comme je croirois que l'on devoit agir en l'affaire de Bonner des juges a Wit Wittense je luy dis que je croyois que le mellieur ceroit que l'on laissait l'affaire comme les estats generaux avoit resolu et laisser les mpsmes juges. Le .... de 1650 je fis venir aupres de moy . Le .... de 1650 je fis venir aupres de moy tous les coronels des trouppes estrangeres pour leur demender leurs advis touschant la cassation, cy seroit qu'il faloit casser par regiment ou prandre sur chaque nation en general. La plus part furent d'advis que l'on devoit casser par regiment les plus jeunes. Le .... de .... 1650 je fus au conseil d'estat touschant les affaires de la cassation des 55 com- pagnies d'infanterye et de 12 compagnies de caval- lerye. Je donnay mon advis que je croyois que dans ce que l'on nommoit trouppes estrangeres Von devoit prandre le regiment Walon, celuy de Pickier et du conte de Solms , mais l'on trouva auttrement bon de ne casser que des Francais , Englois, Escossois. Allors je dis mon advis que je croyois que l'on devoit casser je dis mon advis que je croyois que l'on devoit casser 20 francoise, 32 engloise et 3 ecossoise — pour la cavallerye je dis que je croyois que l'on devoit casser quelque compagnies, dont les capitaines estoit morts , quelque compagnies, dont les capitaines estoit morts , que it y en avoit quattre auttres qui estoit fort vieux et ne pouvoit rendre service, celles la aussi, et puis et ne pouvoit rendre service, celles la aussi, et puis I) Door Mr. van Sypesteyn opengelaten als onleesbaar. WILLEM II UIT DE JA.REN 1641-1650. 529 les quattre plus jeunes, qu'aux quattre vieux l'on devoit donner plus de traittement qu'aux auttres casses, et aussi aux lieutenants qui navoit pas eu de capitaines; tout sela fut arete aincy celon ce que j'avois avise. Le .... de .... 1650 vinrent aupres de moy des deputes des estats generaux pour me parler et me demender mon advis touschant levacuation que les Hessiens1) faisoit du Pays d'Oosfriese. Je dis que je crois que le mellieur ceroit que les estats gene- raux m'otoriserent avec ces deputes de faire en cast affaire ce que nous jugerons a propos pour le bien de l'estat; its promirent de faire leur mieux pour procurer cestte resolution. Le .... de .... 1650 its refurent aupres de moy avec unne resolution des estats generaux d'autori- sation ; nous resolumes allors de envoyer des trouppes pour prandre possesion des places que les Hessians avoit abandonnees, et Jo leur prieay d'en vouloir faire raport aux estats pour ce que je m'en allois, et moy je donnay ordre pour y fere alter 6 compagnies d'in- fanterye et deux de cavallerye et donne ordre au coronel Alua de les commander et de les distribuer dans les poster , et en mesme tempts j'ecrivis unne lettre a la contesse d'Oostfriese pour luy en donner cognoissance , comme cecy avoit estte trouve bon, avec cestte resolution que ce ne ceroit que per provision et jusques a ce que le faict du defentions- werek ceroit faict. Le . .. . de .... 1650 des deputes extraordinaires de la province de Zelande furent aupres de moy pour me complimenter sur ce que j'avois fact a Am- sterdam et l'arest des personnes de Hollande, et me 1) Over de moeilijkheden in Oost-Friesland zie Aitzema, a. v. VI en VII passim. 530 JOURNALEN VAN DEN WUDHOUDER dirent comme quoy ils l'avouoit et le conoit I) et qu'il avoit ordre de le Bonner a cognoistre dans l'assemblee des estats generaux, ce qu'il ont aussi faict. J'avois desja receu unne lettre des estats de Zelande par ou ils me remercioit de ce quo j'avois faict pour le bien de l'estat et qu'ils l'avouoit. Le .... de .... 1650 je fis proposer par le presi- dent aux estats generaux que je les priois de vouloir faire parlor a l'ambassadeur d'Espagne affin que l'on me donna satisfaction colon le traitte de pair faict a Munster 2). Le .... de .... 1650 vinrent auprιs de moy quel- que deputes des estats generaux pour me demender mon advis touschant cy Von ne devroit pas presenter la mediation a la Fransche et l'Espagne. Jo dis quo je croyois qu'aux Espagnols en mesme tempts Von leur devoit faire cognoitre que l'on no pouroit pas voir de bon oeil qu'ils avensassent en Fransche ou usset trop davantage sur les Franchois. Le .... de .... 1650 je partis de la Haey et m'en allay en Geldres a la schasse, ou me vinrent trouver ceux de la cour de Geldres pour me remercier de ce que j'avois faict, et prieois que je voulusse tousjours continuer dans la passion pour les interest du pays. Ceux de Nimeghen m'envoyerent aussi des deputes sur le mesme subject et aussi ceux du quartier de Zutphen. Je fus de retour a la Haey le de 1650. Je receus aussi unne lettre des estats de la pro- vince de Frise de remerciment. Le ... de , ... 1650 je prieay au president des i) „Conoit" geeft geen zin; misschien stond er „Iouoit" 2) NI. ten opzichte van de bepalingen ten voordeele van 's prin- sen huis. WILLEM II IJIT DE JAREN 1641-1650 531 estats generaux de vouloir communiquer a l'assemblee comme quoy j'avois receu unne lettre de Alua , par ou ii me mandoit que l'on n'avoit pas voulu laisser entrer nos trouppes dans les posttes que les Hessiens avoit quittes, et que les dits posttes estoit gardes par des gens du conte, et que je prieois que les estats me fisent schavoir leur volonte la dessus. L'on m'envoya des deputes pour me demender MOD. advis [sur] ce que l'on devoit encore en escriere a la con. tesse et mender a Alua qu'il taschast de ce loger. Le .. . . de Septembre 1650 furent aupres de moy quelques deputes des estats de Hollande pour me parler touchant l'affaire de Wit Wittense , pour me dire que les estats generaux vouloit reprandre resolu- tion, que l'on lut 1) a le remettre sur la porte, et qu'ils croyoit que cela foisoit tort a leur droict. Je dis que a present il estoit entre mes mains et, cy trouvoit bon, je le renvoyay sur le porte de mon cheft, allors personne n'auroit prejudissche , ils trou- verent c'est expedient bon et je le fis aussi con- duire. us me prieerent aussi que je voulusse tra- valuer affin que aux estats generaux l'on put trouver bon de donner scharge aux deputes des colleges de l'admiraulte , qui estoit icy, qu'ils ussent a former un advis touschant le moyen de trouver l'argent pour la redemption du Zont , et aussi que l'on escrievoit a la province de Frisse affin qu'ils ce voulussent conformer avec les auttres provinces pour les affaires du Bresil et aussi faire prier le conte Guillaume de vouloir aller 2). Je promis que je parlerois a quelques deputes des provinces affin qu'ils voulussent favoriser l'affaire. 1) Waarschijnlijk voor „eiit". De „Porte" is de Gevangenpoort 2) Indien dit woord er werkelijk staat, inoet het beteekenen: naar F r ies 1 an d gaan. 532 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le .... de Septembre je fis venir aupres de may tous les hauts oficiers des trouppes estrangeres pour leur dire que j'aprenois que l'on ce plaignoit de moy que j'aurois abandonne leur interest. Je leur dis que cola estoit faux et que j'avois Valet] tout ce que j'avois peu et que je ferois toujours pour leurs in- terest tout ce que je pourois et y hasarderois ma personne et tout mon bien, et que je leur prieois de vouloir dire cola a lours officiers de ma part. Le 21 de Septembre 1650 me vinrent parlor des deputes des estats generaux pour me demender mon advis touschant un traictte que ceux de l'admirautte d'Amsterdam proposoit que l'on feroit avec ceux de Salee 1) pour les prisonniers aussi j'avois veu le project du traictte. Jo dis pour mon advis que je croyois que l'on no devoit point faire de dificulte de faire ce traictte la en cestte forme. Le 21 Septembre 1650 furent aupres de moy quelques deputes de Hollande pour me recommender les affaires de Denemarck et du Bresil et vouloit travailler aupres les provinces affin que cola put estre arete. Jo leur promis de faire mon mieux et d'aller le lendemain a l'assemblee des estats generaux pour voir comme quoy l'on pouvoit faire presser l'affaire. Le .... de Septembre 1650 furent aupres de moy les trois deputes ordinaires de la province de Zelande pour me demender mon advis comme quoy ils auroit a ce comporter en cas quo ceux do liollande vien- droit aux estats generaux sur l'affaire de Denne- mareke. Jo leur dis que je croyois que en cas que ceux de Hollande vouloit se declarer ouvertement et bien touschant les affaires du Bresil, qu'en ce cas l'on ce pouvoit eslargir touschant les ratifications des traicttes de Dennemarck. 1) Het tractaat werd in 1651 gesloten. Aitzema a. w. VII. bl. 509 WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 533 Le . . .. de Septembre 1650 furent aupres de moy des deputes des estats generaux pour me demander mon advis cy l'on devoit recevoir l'embassadeur de Portugal qui estoit nouvellement venu. Je dis -pour mon advis que je croiois , que les articles que l'on avoit envie d'envoier au roy pour luy demender cy it les vouloit achepter et en cas de refus que l'on luy declareroit la guerre , l'on les devoit envoier par le greffier a l'embassadeur, et luy faire demender cy it avoit aces l) d'auctorisation pour acchepter ces articles et finir le traictte la dessus. En cas qu'il diet oui et qu'il les signeroit, je croyois que l'on luy devoit Bonner audience , et cy it ne ce vouloit pas declarer, quo je croyois que l'on luy devoit signifier que l'on ne le recevroit pas Je prieay aussi aux deputes de vouloir recommender aux estats que l'on fit negotier les 200.000 florins qui avoit estte con- senti pour envoier des vivres au Bresil , et que Von les devoit envoier. Le . . . . de Septembre 1650 furent aupres de moy deux desputes de la compagnie d'Oost pour me prier de vouloir ratifier unne nouvelle artickelbrief qu'ils avoit faict; feu Son Altesse avoit aprouve l'auttre. Je dis que cy it ni avoit pas grand chengement avec la vielle , que je le ratifierois , et apres l'avoir faict examine[r] et trouve presque tout conforme , je luy ratifie 2). Le 31 (sic) de Septembre 1650 furent aupres de moy quelques deputes des deputes extraordinaires qui estoit a la Haey de la province de Zelande, pour me parler touschant jusques a ce 3) qu'ils pouvoit aller pour ratifier les traicttes faict avec Denemarcke. 1) Assez. 2) Lees : je l'ay ratifie. 3) Voor „ce" lees: oil. 534 JOURNALEN VAN DEN STADHOUDER Le mesme jour furent aupres de moy des deputes de la province de Hollande pour me prier de vouloir travailler aupres les deputes des auttres provinces affin qu'ils voulussent ratifier les traiettes avec De- nemarck , et que eux c'elargiroit aussi touschant les affaires du Bresil. Je leur promis que j'en parlerois , ils me prieerent aussi de vouloir aller le lendemain a l'assemblee des estats generaux. Le ler de octobre 1650 je fus aux estats generaux, en avant estte requis d'eux , ou 1) l'affaire des ratifi- cations des traicttes de Dennemarck et la flotte que l'on enverroit contre Portugal , ou, apres que les provinces avoit advise et la Hollande faict sa propo- sition, je donnai mon advis, comme l'on pours voir par le memoire que fen ay tenu et des 2) advis des provinces, mais l'affaire ne put pas esttre menee a unne resolution. Le 2 d'octobre 1650 furent aupres de moy deux conseillers de la court de Hollande pour me dire comme quoy ils avoit unne dispute avec ceux de la cour provincialle 3), lesquels avoit receu en apel des personnel contre lesquels ils avoit procede extra- ordinairement et lesquels estoit prisonniers , ils avoit peur que ceux de la court provincialle ne le you- lusent faire reprendre 4) par force et que eux avoit envie, cy je le trouvois bon, d'envoyer le greffier a la court provincialle pour en mon nom et au leur les prieay 5) de vouloir laisser l'affaire en son entier jusques h ce que ceux de Hollande seroit assembles. Je dis que j'estois bien content qu'ils ce servissent aussi de mon nom. 1) Lees: sur. 2) Lees: les. 3) D. i. de Hone Raad. 4) Dit woord is door Jhr. v. S. b ij gissing ingevoegd. 5) Lees: prier. WILLEM II UIT DE JAREN 1641-1650. 535 Le 3 d'Octobre 1650 furent aupres de moy des deputes des estats generaux et du conseil d'estat pour me demender mon advis touschant que ceux de Rurmonde avoit arete un vaissau. Je leur dis que je croiois que Von en devoit areter par represailles et le notifier a l'ambassadeur d'Espagne. Le memo jour furent aupres de moy des deputes des estats generaux pour me plaindre le deuil sur la mort de la princess° Elisabeth d'Engleterre 1). 1) Zie aant. 1 op bi. 419. BRIEITEN VAN SYLVIUS EN BURT , MEDEGEDEELD DOOR W. DEL COURT EN DR. N. JAPIKSE 1). Het is het fatum van historische studien , dat ze nooit een onderwerp geheel uitputten. In het ergste geval ontdekt een later komende schrijver fouten bij zijn voorganger; in het beste geval vindt hij nieuwe gegevens , die hem in de gelegenheid stellen zijn onderwerp beter of van een andere zijde to be- lichten. Daartusschen zijn andere mogelijkheden denk- baar, , die telkens een nieuwe behandeling van een historische materie wenschelijk of noodzakelijk kunnen maken. Toen Fruin in 1882 over het proces van Buat 2) schreef, beschikte hij over slechts enkele der corpora delicti. Voortgezet archiefonderzoek bracht er een paar meer aan het licht , die duidelijker bewezen, dat de rechters van 1666 geen onschuldige , maar evenmin een onnoozel werktuig van hooger geplaatsten ter dood hadden veroordeeld 3). Er kon verder uit 1) Voor de inleiding 'en de noten, bij den tekst der brieven gevoegd, is alleen de tweede „mededeeler" verantwoordelijk. 2) Verspreide Geschriften, IV, blz. 261 vlg. 3) Zie daarover mijne studie: Buat als diplomaat, in Bijdragen voor Vad. Gesell. en Oudheidk., IV, 4, blz. 55 vlg. I3RIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 531 aangetoond worden , hoe uiterst lichtzinnig de joviale ritmeester te werk gegaan was , en tevens kon de politiek der Engelsche regeering ten opzichte van de onderhandelingen van Sylvius 1) en Buat meer ge- accentueerd voorgesteld worden. Eenige brieven van Sylvius aan Lord Arlington een der Engelsche secretarissen van staat, en een paar epistels van Buat aan Sylvius , alle gevonden in het Engelsche Staats- archief, maakten dit mogelijk. En nu volgt de derde gradus ad Parnassum. Eenigen tijd geleden verraste de heer W. del Court te Londen door bemiddeling van de commissie van advies voor 's Rijks geschiedkundige publication belangstellenden met de toezending van copieen van eenige door hem ontdekte brieven van Buat aan Sylvius. Ontdekken is hier het ware woord , want het geschiedde op een plaats , die voor den heer Del Court aan meerdere Nederlandsche historici , die op het Staatsarchief to Londen werkzaam waren en die er toch hun voor- deel mode hadden kunnen doen , onbekend bleef. Tot hunne verontschuldiging moge dienen, dat de reeks der „News Letters" — dit is de bedoelde plaats — in den vorigen inventaris van het Public Record Office niet zeer duidelijk vermeld stond; eerst in den nieuwen, onlangs voltooiden inventaris Bier verzameling is zij moor onder de aandacht gebracht. En dit schijnt overeenkornstig haar belang: het lijdt goon twijfel, of in een serie nieuwstijdingen uit de Republiek zal voor onze geschiedenis belangrijke stof te vinden zijn, al dient een eventueele onderzoeker er van zich op veel kaf voor to bereiden. Echter, ook verrassingen zijn niet uitgesloten: wie zou met voorbedachten rade brieven van Buat over geheime 'I) Gabriel de Sylvius. Zie de biografie van Mr. J. H. Hora Siccama, in Revue d'histoire diplomatique , XIV, p. 598 sv. 538 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN 1311AT. diplomatieke onderhandelingen onder News Letters" gaan zoeken? Dit zou ongeveer hetzelfde zijn, als wanneer men tegenwoordig officieele nota's in kranten onder „gemengd nieuws" ging opsporen. Maar de scheiding in rubrieken op het Public Record Office, die waarschijnlijk al van ouden datum is 1), is niet zoo scherp methodisch , als wij met onze twintigste- eeuwsche denkbeelden geneigd zijn dit te verwachten. In de ten onzent wel bekende reeks der „bundles" van de „Holland-Correspondence" 2), die in den nieuwen inventaris omgedoopt is in de reeks der „Foreign State Papers, Holland" 3), komen een groot aantal documenten voor, die wij yonder aarzelen onder het gemengd nieuws zouden rangschikken. Onder de documenten der jaren 1660-1672 , die ik indertijd bestudeerde , vond ik brieven van Van Ruyven, Wicquefort, kolonel Bampfield — om maar alleen de meer algemeen bekende correspondenten der Engelsche regeering te noemen. Zoo mag men met zekere waarschijnlijkheid ook rekenen op de aanwezigheid van meer documenten in de „News Letters", die men daar niet zou verwachten , dan alleen de brieven van Buat. Eon overzicht van den inhoud der reeks „News Letters", voorzoover ze voor onze geschiedenis van belang zijn, geeft het volgende extract uit den nieuwen inventaris: 'I) De kern van de „records", uit den tijd van Karel II bewaard, is afkomstig van den veel verzamelenden sir Joseph Williamson, secretaris resp. van Nicholas en van Arlington, en in 1674 zelf tot Secretaris van staat benoemd. 2) Dr. H. Brugmans, Verslag van een onderzoek in Engeland naar Archivalia, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland, blz. 47 vlg. 3) De „bundles" hebben nu ook een andere nummering; bij het citeeren van de plaats van herkomst der hierna gedrukte stukken is overal de nieuwe nummering gebruikt. BRIEVEN VAN SUNNIS EN BUAT. 539 1. Flanders, 1579-1602. 2. id. 1603-1637; (8 bundles). II. Holland , 1584 )-1748 (n° 45-69). III. News from France , Switzerland and the Low Countries, collected at the Hague , 1702-1726 (n° 100 121). IV. Copies of despatches sent from Dutch agents abroad to the Hague, 1662-1668 (n° 122); 1711— 1715 (n° 123-135) Enkele korte mededeelingen over den aard dezer stukken mij verschaft door den beer Del Court, aan wiens welwillendheid ook de opgave uit den inven- taris te danken is , wekten bij mij den indruk , dat deze verzameling bij nader onderzoek ook daarom van beteekenis zal blijken te zijn, omdat er berichten uit allerlei plaatsen van de Republiek in voorkomen waaronder ook over handelsaangelegenheden. Het Bestuur van het Historisch Genootschap ver- klaarde zich bereid de door den beer Del Court ge- zonden stukken in de Bijdragen en Mededeelingen op te nemen. Het scheen voor de meerdere voile- digheid der collectie wenschelijk daarbij tegelijk nit te geven de in de serie der Foreign State Papers (Holland) voorkomende brieven van Sylvius en Buat, ofschoon daarvau reeds vroeger gebruikt gemaakt is (zie boven). Daartoe werden de zich in mijn bezit bevindende copieen gecollationneerd en voorzoover noodig aangevuld door den heer Del Court. Tevens verschafte de vriendelijke welwillendheid van den beer Markies van Bath ons de gelegenheid twee in het archief van Longleat berustende minuten van 1) Het aativangsjaar van deze serie is dus een ander dan dat van de serie der vroegere „Holland-Correspondence", die men in 4577 heeft laten beginnen. In beide gevallen is tamelijk wille- keurig gehandeld (cf. Brugmans, t. a. p., biz. 47-48). 540 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BURT. brieven van Sylvius mede te deelen; de brieven zelf werden na de ontvangst door Buat ten vure gedoemd, omdat hij door de bekendmaking er van nadeel aan zijne vredesplannen vreesde toe te brengen 1). Van buitengewoon groot belang zal niemand deze uitgave willen noemen 2). Enkele der brieven van Buat kunnen de voorstelling van zijne droeve ge- schiedenis, zooals die gangbaar dient te zijn, ver- volledigen; het blijkt o. a. , dat hij reeds vroeger met Sylvius in schuldige betrekking gestaan heeft (n.l. reeds in November 1665) dan tot nog toe met stellig- heid bewezen kon worden. Overigens veranderen zij in geen belangrijk punt onze opvatting der Buat- tragedie. De bedoeling der uitgave is dan ook in hoofdzaak alleen deze: bet aan belangstellenden mogelijk te makers zich zelf met een afdruk der origineele stukken vOOr zich een oordeel over een 1) Cf. Bijdragen, t. a. p., blz. 103. Voor verdere bijzonderheden over deze twee brieven verwijs ik naar de noten op blz. 577 34, van deze uitgave. 2) Behalve de hier uitgegeven stukken behooren er tot de Buat- geschiedenis ook eenige brieven van Arlington en Sylvius aan den ritmeester, die bewaard zijn onder zijne processtukken (Algerneen Rijksarchief, Den Haag). De belangrijkste hiervan , nl. de bekende brief van 29 Juli/ 8 Aug „pour vous mιme" en de minuut van een brief van Buat aan Arlington (cf. hierna , blz. 582, noot 2) zijn reeds gedrukt bij Wicquefort, Histoire des Provinces Unies, t. IV, p. 260, noot 1. De overige zijn brieven aan Buat, die door dezen aan De Witt waren ter hand gesteld; zij zijn van weinig beteekenis (cf. Fruin , t. a. p., blz. 279, en Bijdragen, t. a. p., blz. 103, noot 1). Het scheen onnoodig ze uit te geven. Voor de volledigheid deel ik mede, dat het zijn: brieven van Arlington, 19/29 Maart, 31 Maart/10 April, 12/22 Juni; brieven van Sylvius, 23 Februari/5 Maart, 19129 Maart, 31 Maart/10 April, 2/12 April, 6/16 April, 27 April/7 Mei, 3/13 Juni, 29 Juli/8 Augustus 1666; — de laatste der hiergenoemde brieven is een andere dan die „pour vous mιme" van denzelfden datum (cf. Bijdragen, t. a. p., biz. 109, noot 1), De eenige brief van Sylvius aan Mevrouw Buat is gedrukt bij Fruit', t. a. p., biz. 266, noot 3. BRIEVEN VAN MMUS EN BITAT. 541 zaak te vormen , die meermalen gediend heeft om De Witt's politiek op een hatelijke wijze verdacht te maken. Moge dit dan tevens zijn „pour la cloture definitive". Behalve de brieven van Buat zond de heer Del Court ook nog eenige extracten uit anonieme brieven van een paar Engelsche correspondenten hier to laude , geschreven op 20 Augustus 1666 en volgende dagen, die handelen over de wijze, waarop Buat's arrestatie plaats had , en over zijn proces. Er is echter in die brieven niets, wat na de studie van Fruin over bet proces de mededeeling waard zou zijn. Een uitgave van brieven van Buat gaat gepaard met de moeilijkheid om zone taal en vooral zijne spelling te doen begrijpen. We wisten het al van Wicquefort , dat Buat de Fransche taal niet ten voile machtig was, als hij zone gedachten aan het papier moest toevertrouwen, maar dat iemand van Fransche afkomst zulke kakografieen zou leveren, als onze ritmeester, , hadden we op verre na niet durven ver- moeden. Daarom zijn vooral in de eerste brieven ophelderingen van 's mans schrijfwijze noodig geacht; in de latere brieven is meer ter verklaring aan den lezer zelf overgelaten: een zekere routine, om deze spelling, waarbij alleen eenigermate met de uitspraak schijnt rekening te zijn gehouden, to begrijpen , is spoedig te verkrijgen. Overigens zijn zoowel in Buat's als in Sylvius' brieven de bij uitgaven van het His- torisch Genootschap voorgeschreven bepalingen in acht genomen. Hier rest alleen nog de opmerking, dat de meeste brieven van Buat met zijn eigen hand geschreven en niet onderteekend zijn dat de adressen meestal zijn' geschreven door Mevrouw Buat; dat Sylvius' brieven geheel door hem zelf geschreven en niet onderteekend zijn. In afwijkende gevallen is van bet verschii in een noot melding gemaakt. Bijdr. en Meded. XXVII. 35 542 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN MAT. Voor de verwijzing naar de plaats van herkomst der medegedeelde stukken zijn de volgende afkor- tingen gebruikt: P. R. 0. Public Record Office, London. S. P. F. , Holland = State Papers Foreign , Hol- land. S. P. F. , N. L., Holland = State Papers Foreign , News Letters, Holland. N. J. 1. BRIEF VAN BUA.T AAN ARLINGTON 1). [Novembre 1662?] Monsieur, vous annaves 2) use avecque taut de bonte au mon egart que ie cerois tout-ΰ-fait ingrat, si ie ne vous temoignois laic resantiment que i'anne 3), et la part que ie prans de vous voice dans unne charge qu' apparannant vous ayes deseire. Je vous ieure sur ma fois que vous n'orais 4) iamais taut de 1) P. R. 0, S. P. F., Holland, 173. Dit ongedateerde briefje (geteekend: Le Buat) is blijkens de aanteekening achterop (zie aan het einde van het briefje) door Sylvius aan Arlington ter hand gesteld en ongetwijfeld voor dezen bestemd, want Buat noemt Sylvius altijd: „cher ami". 1k waag verder de veronderstelling, dat 't gedateerd is in November 1662: in October van dat jaar n.l. werd Sir Henry Bennet (hij werd eerst in 1663 tot het pairschap verheven en heette sedert: Lord Arlington) tot secretaris van staat benoemd; Buat's schrijven is dan een gelukwensch bij die gelegen- heid. — Het briefje is van niet veel beteekenis , maar het wordt hier medegedeeld om aan to toonen, hoe hartelijk Buat den En- gelschen staatsman vereerde. Zie daarover verder Bijdragen t. a. p., blz. 59 vlg., ald., blz. 61, sprak ik van dit briefje ten onrechte als een gelukwensch bij de verlieffing van Arlington tot het pairschap. 2) En avez. 3) Pen ai. 4) N'auriez, BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 543 Bien ney de feleiseite que ie vous an souhaite. Jo se que vous ne voules pas que vos amis vous face dais conpleimant; say I) pourquoi que i'an demeure las , vous soupleiant quand l'oucasion ce presenteras de vous resouvenir touiours de moil. Madame La Doiriere m'a ancore donne unne laitre que i'anvoye a Mr. Kopeel 2) [?] et vous demande ancore vostre bonne aseitance ; sei lei a 3) quelque chose de vostre service an say cartie , ie vous congeure de m'anploie e de croire que ie suis antierement, ..... Mr. Buat without date, received from Mr. Silvius Dec. 2d 4). 2. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 5). De la Haye , ce 26 Novanbre [1665]. Cher amis, ie suis arive jer au soir isi et ie 6) laise l'arme de France du l'on l'issel 7), oil ils doive 1) C'est. 2) Wie met Mr. Kopeel bedoeld is? Iemand van dien naam ken ik niet. Misschien is te lezen : Mr. Cooper, en dan zou bedoeld kunnen zijn: William Cooper, die indertijd predikant aan het hof van de „Winterkoningin" geweest was (Diet. Nat. Biogr., i. v.). Van eenen Mr. Cooper zijn ook enkele briefjes aan Nicholas, den voorganger van Arlington als staatssecretaris , bewaard (S. P. F., Holland, 163), waaruit blijkt, dat hij in betrekking stond tot het buitengewoon Nederlandsch gezantschap, dat van 1660-1€62 in Engeland was. 3) S'il y a. 4) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. 5) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 47. 6) J'ai. 7) Buat was aangewezen om de Fransche cavallerie, behoorende bij het legertje van Pradel, te begeleiden van Maastricht of om voor logies etc. te zorgen (D'Estrades, Lettres, Mκmoires et Nego- tiations, III, p. 458). — Met „du l'on l'issel" is waarschijnlijk bedoeld: ,,le long de l'Issel". De troepen namen eenige dagen rust in de buurt van Arnhem (D'Estrades, 1. c., p. 560). 35* 544 BRIEVEN VAN S!LVIUS EN BURT. demeure ancore deux ou trois iours pour ce rafrai- chir, et aprais cela doive marche pour antre dans le pays de Munstre; nous devons y ioindre douze ou catorse mil homme de nos troupe. Sei saitoit 1) dan le printan, i'orois 2) mechante aupignion 3) pour l'evaique, mais nous antrons dan leiver 4), et a pre- sant que ie vous ecrit, ii a gele et, sei celas dure deux iours, l'evaique reteireras say troupe qui sont anferme dans le marais. Je ne 5) veus ancore personne depuis mon arive, tellemans que ie ne point de nouvelle a vous mantle ; Paprehans qui ni a plus de moyin de faire la pais , car la France est trop anbarque ;* pour- taut ie parteres a quelqun de mais amis pour Cache de savoir, an quel terme sont lais chose. Ie vous preie de savoir du Roy, sei it trouverois pour agreable que Mr. de Bevergnin et moy vinsion annangeltaire 6) et, sei Sa Majeste l'e troupe bon, it fot que vous l'ecreivies an terme aubleigant 7) pour le dit Bevergnin, et ie luy feres voire la laitre , parce que qui com- mance de ce detache de l'intairais du pansionnaire 8) et, sei it voit que le Roy a de la confiance pour luy, i'espaire de le maitre de nostre partei. Anfin, cher amis, ie ne risqueres rien pour le Roy 9); faite moy responce au plustot et, ecreive moil par la maime adraise 10), mais que ce soit un autre qui maite le desus. A Dieu, cher amis, ie receu toute lais vostre, 1) Si c'etait. 2) J'aurais. 3) Opinion. 4) L'hiver. 5) N'ai. 6) En Angleterre. 7) Obligeant. 8) Cf. Bijdragen, t. a. p. blz. 88. 9) Hij bedoelt: „ik zal den koning in niets compromitteeren". 10) Adresse. . 10) Adresse. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 545 3. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 1). De la Haye , ce 3 Daisaubre [1665]. Cher amis, depuis ma derniere ie receu unne des vostre , par laquelle vous me mantle que l'amis 2) veux que ie luy donne un rande-vous pour me parks; ie vous dires pour responce qui me ramble que cet painne perdu dans la raison, oil nous somme , car it nei a rien a faire pour le presant. Mr l'anbasadeur de France praise fort 1'Etat pour faire revenir leurs anbasadeur Van Gogh , mail it y annas unne parteie qui ne le trouve pas a propos qui revinne , quoi qui deisi 3) qui nei a plus d'aparance que l'on pulse trete avecque l'Angeltaire, a moins que la France ni soit conpreise, et efeitivemant 4) ie croi que , puisque le cecour de France est arive, qui nei a plus de remaide. Je vous et ecrit plus de quatre laitre que ie vous preioy de me mande , sei le Roy trouve bon que ie vince avecque Mr de Beverlgnin annangeltaire, et ie ne point receu aucunne responce de vous sur ce subjet, et maime quoique presantemant la chose soit trop tart , ie voudrois bien que vous m'ecreivies sur ce subjet pour faire voire audit Beverlgnin que le Roy n'a rien contre luy et cau contraire qui cerois bien ayse qu' it ey viens; anfin, ie vous dires an un mot que ie desin de le maitre de nostre partei , et sei ie luy peux faire voire que le Roy l'esteime, celas l'asoureras fort, car it fot que vous sachie qui n'es plus sei bien avecque le pansionnaire , comme it a este autrefois. L'arme de France et la nostre march 1) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 47. 2) Arlington is hier bedoeld. 3) Quoiqu'il (D'Estrades) dise. 4) Effectivement. 546 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. dans huit iours. Je vous mandre ce qu'il hont fait. A. Dieu, ie suis tout a vous; ie peur que vostre adraice ne soit pas bonne. 4. BRIEF VAN SYLVIUS AAN ARLINGTON 1). De La Haye, ce 25 decembre 1665. Mylord, je vous ay escrit par precaution dans le moment que je partois d'Anvers, et vous ay envoye la lettre de Buat, laquelle vous informera du subject de mon voyage en ce quartiers, mais j'ay fait asset de dilligence pour me rendre icy trois ou quatre heures avant le despart de la poste, afin d'avoir le temps de vous pouvoir informer de la disposition, oil. Buat a mis les affaires; it y a taut des circon- stances a vous dire sur ce subject qu'il est impos- sible de vous en bien esclaircyr par lettre, de sorte que luy et moy aeons iuge a propos qu'il estoit neces- saire pour le service du r o i que je vous allasse trouver et vous dire de bouche l'estast des chosen; cepen- dant j'ay crew vous devoir faire scavoir la grande disposition qu'il y a icy pour la pair , et que l'on pent former dans la province d'llollande un party tres considerable et qui peut traverser tous les des- seins du pensionnaire (pi est plus que jamais at- tache aux interets du roi de France, mais les personnes bien intentionnees icy incistent fort qu'ils puissent scavoir au vray, ce que le r o i souhaite, pro- mettant que, si les demandes de l'A n g 1 e t e r r e sont dans le pouvoir de l'estast et qu'il le puisse faire 1) P. R. 0., S. P. F., Holland, 178. Zie over dezen brief: Bij- dragen, t. a. p., biz. 58 en 86. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN MIT. 547 avec quelque honneur, ils pousseront l'affaire au point que nous pouvons souhaiter , it y a sur ce pied-la divers autres advantages a tirer lesquels j'auray l'hon- neur de vous dire de bouche, et pour ce subject je foray toute la dilligence imaginable , afin que 1'A n- gleterr e puisse profiter de cent conioncture qui est tres favorable , suivant les ordres et instructions que vous m'avez donnes. La Province de Flollande est separee et les traites de Denemarke et Branden- bourgue sont pas encores entierement conclus , mail il y a grande apparence pour l'un et pour l'autre. Il y est venu a ce matin icy nouvelle que le conte de Waldik 1) c'est ionct avec six mille hommes a l'armee des Estats et que les Francois avoyent prins par assaut une place 2) qui est a quatre lieuees de Zutphen, oil ceux de Munster y avoyent garnison dedans, et ont tout tue comme l'on marque, iusques aux bourgois , l'on [dig de plus que l'Evesque de Munster c'est retire et a mis son armee dans toutes ces fortes places dont l'on est fort marry icy, car, s'il fut demeure en campagne , it se fut consume, oit les Hollandois qui sont presentement si fors, es- peroyent de l'engager en quelque combat. Its sont un peu en peine presentement, oil ils fairont subsister toutes ces troupes auxilliaires, car dans le pays de 1) Waldeck was het hoofd der voor den oorlog tegen Munster in dienst genomen Lunenburgsche troepen (Der Kinderen, de Neder- landsche republiek en Munger, 1650---1666, blz. 29 vlg.); doze troepen hebben zich echter in 1665 niet met het Nederlandsche leger vereenigd (t. a. p., blz. 337 en 353 vlg.). 2) Lochem , dat zich reeds 13 December aan de Nederlandsch- Fransche troepen had moeten overgeven , kan bier niet bedoeld zijn , waarschijnlijk zinspeelt Sylvius op de plundering van het dorp Luchtingen (bij Bocholt) door de Fransche troepen, die 23 Dec. had plaats gehad (Aitzema, Saeken van Staet en Oorlog, V, blz. 525; cf. Der Kinderen, t. a. p., blz. 355). 548 BRIEVEN VAN SYLVIUB EN BUAT. Munster it n'y a rien et en ceste saison it est pres- ques inhabitable et pour s'atacher a quelque place forte, Hs ne le fairont pas, car elles sont trop bien garnies et ruineroyent leur armee, et faire des courses dans la Westphalia, ils ne l'osseroyent entreprendre , car c'est parmy toutes ces grosses garnisons de l'Evesque , oil ils recevroyent indubitablement quelque affront , de sorte qua l'on croit qu'ils seront obliges de leur faire tenir la campagne, ce qui les ruiners fort et mescontentera plus le peuple et leur coutera beaucoup d'argent, des quoy ils commencent icy h fort manquer. Les deputes des colleges de Padmi- raute sont este obliges de s'en retourner sans en avoir receu, mais l'on leur a donne des esperances qua cela seroit a la premiere assemblee d'Hollande qui sera dans quinxe iours, mais ils le prendront sur de nouvelles impossitions qu'ils vont mettre sur le peuple qui n'en peut plus, et i'ay veu et entendu moy mesme diverses plaintes. Lorsque i'auray l'honneur de vous voir, i'espere vous pouvoir asses bien informer de l'assieste , oil cast Estat est. Attendant qua i'aye ceste honn.eur, , ie Buis..... Mylord , 1) Silvius estant ysi , m'a fait la grace de me dire qua vous avies la borate de vous resouvenir de moy dont je vous remerscie bien fort, et vous preie d'asure Sa Majeste qui ney a personne qui a plus de passion pour son services qua moy, et qua j'espaire dan ce rancontre luy an donne dais preuve et, quand it vous plairas, Milort, m'an ouvris lais moyns, je tacheres de vous faire connoistre an vostre particulier, combien je suis.... .. 2). 1) Dit schrijven van Buat komt voor aan het einde van den brief van Sylvius van 25 December. 2) Onderteekend: „Le Buat". BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 549 5. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 1). De la Haye, ce 31 Daisanbre [1665]. Cher arais, voisi la segonde que ie vous ecrit depuis vostre depart , et vous dire ce que ie vous e mande dan ma premiere , qui est qui fot que vous fasie toute lais deligance inmaginable , parce que i'aprehande que l'on n'aye le van 2) de nostre desin, car ie se de bonne part que Mr. de l'Estrade praise fort, et ie croi que cet de ce caute isi que l'on l'au- bleige a celas ; anfin , la province de Holande est asanble auiourduy et ce dolt c4pare a, ce sok ; yl ei a dais ians 3) qui m'ont aseure que la ditto asanble ne set faite que pour la plase de traisorie qui est cello que Mr. de Bevergning quite, comme ie vous et dit, mais d'autre m'ont ausei dit que la plase de tresorie n'estoit que le praitesque 4) , mais que l'asanble devoit pule de quelque chose qui devoit estre segrait, tellemant que i'aprehande touiours que l'on fase le coup avecque la France 5); anfin , hate-vous et faite moy savoir de vos nouvelle. A Dieu , ie suis tout. 6. BRIEF VAN BUAT AAN ARLINGTON 6). De la Haye , ce 14 ianvie [1666]. Cher Milord , ie suis fort an painne de savoir dais 1) P. R. 0, S. P. F., N. L., Holland, 47. Het adres op dezen brief is niet door Mevrouw Buat geschreven, maar door een andere, onbekende hand. 2) Vent. 3) Gens. 4) Pretexte. 5) Cf. Bijdragen , t. a. p., blz. 87. 6) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 48. Op dezen brief is geen adres. 550 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. nouvelle_ de Silvius , car it est partei d'isei yl ei a 18 fours 1), et it m'avois asseure causeitot 2) qui ceroit an nangeltaire qui me feroit savoir ce que le Roy diroit du proget que ie fait et que ie luy e corn- meunique , lequel it devoit vous raporte de bouche ; anfin, ie vous dire, cher Milort , que , sei i'avois h presant ce que ie creu que le Roy me pouvoit m'an- voye, i'orois fait un coup de parteis , car i'avois trois dais puisante ville 3) pour mon desin, et sei par hazart le pauvre Silvius n'aitoit point arive che vous et qui luy soit arive quel maleur qui l'aye anpaiche de vous faire raport de ce que ie luy et dit, it m'et inpauseible de vous mantle toute lais chose , car celas ne ce peux ecreire, mais ie vous dire Bien an peux de mos que cet Estat ne peus plus anvoye che vous a cause de la France, et que la Bite France cet 4) tout ce qui ce fait dan vostre consaill prive. Say 5) pourquoi que cet Etat n'ose rien antreprandre de cegret avecque vous, ce qui m'avoit aublige de vous ranvoye Silvius pour vous deire toute say chose et beaucoup d'autre que ie n'ose fie au papie, et que, si le Roy veux rehusir isi, qui fot qui m'anvoye lais condision que Sa Magest6 deseire avoir de cet Etat , et qu'il ne parle poi[n]t de son neveux, mon petit maitre, qu'an terme fort siville , an disant cautrefois l'on luy a pro- mis de faire pour luy et que Sa Majeste ne doute point qui 6) ne s'an resouvinne. Depuis , l'arive de 1) Dus: 27 December (665 of 2 dagen Ili zijn boven, blz. 546 vlg , gedrukten brief van 25 Dec. 2) Qu'aussitOt. 3) Hiertoe rekent Buat stellig: Rotterdam en Haarlem; verder: Amsterdam of Leiden (cf. hierna, blz. 555). 4) Sait. 5) C'est. 6) Hij bedoelt: „qu'on; BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BURT. 551 l'anbasadeur Van Gogh et la laitre du Roy 1) fait baucoup de bruit; sei ie pouvois an maime tans faire voire ce que le Roy deseire , i'Otonnerois bien dai fans avecque leurs caballe ; anfin, ie vous preie de dire au Roy qui ne doit point haprehande , an m'anvoiant colas, parce que premieremant que ie ne suis point de 1'Etat, et que ie suis asseure que say trois vine dirons dan leurs asanble qui fot que 1'Etat mande au Roy qui luy aufre 2) toile proposision , tellemant que la chose vindras de ce caute isi et non pas du vostre et, sei la chose reiehusit , vous voirais bin dais brouliereie dan cette province , mail ie vous dire qui Taut ce hate, car le tans praise. A. Dieu, cher Milort , ie demeure tout a vous. 7. BRIEF VAN BUAT AAN ARLINGTON 3). De la Haye , ce [21 (?) Janvier 1666] 4). Cher Milord, ie vous ranvoye mon amis pour vous deice de bouche ce que ie ne puis vous mande , ie vous seupleie de faire an sorte que l'on n'aye croance dan son raport , car ie vous asseure qui n'y a rien de plus vrai que ce qui vous liras; anfin, cher Milord , it fot concleure et ne point perdre de tans 1) Cf. Bijdragen, t. a. p., blz. 87; de hier bedoelde brief was door Van Goch, den gezant in Engeland, bij zijn terugkeer (einde Dec. 1665) medegebracht. 2) Offre. 3) P. R. 0., S. P. F., N. L , Holland, 47. — Het adres op dezen brief is van de hand van Buat zelf. 4) Waarschijnlijk is deze brief door Buat aan Sylvius bij zijn vertrek in Januari 1666 medegegeven; zie over dit bezoek in Jan. het volgende stuk, waaruit o. a. blijkt, dat Sylvius 21 Jan. vertrok. 552 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. et i'ose vous asseure que 1'Etat an ceras reconnoisant; voilas ce que ie puis vous deire sur ce subget. Au reste, cher Milord , ie bien suget a me plindre de vous, car l'on dit isi pour asseure que vous nous anleves unne de nos prinsipalle bautes 1), et que vous ne m'annaves rien fait savoir , ie vous prosteste que vous ayes tort, car vous save que toute ma vye ie fait profaision de servir mais amis , et ie vous con- geure , sei yl ei a ancore quelque chose qui reste a faire, an quoi ie vous soye hutil , ie vous conieure de ne me point epargnie et de croire que ie suis vairitablemant antieremant a vous. Monsr. Bplat] at the Hague 2). 1) N.1. Isabella, de dochter van Lodewijk van Nassau-Bever- weerd, den bekenden bastaard van Maurits (zie over haar: Fruin, Aant. op Droste, II, blz. 314). Dit huwelijk was in Januari 1666 vastgesteld; D'Estrades schrijft '21 Jan. 1666 aan Lionne: „Depuis que le mariage de Milord Harlington a este dθclaree avec Made- moiselle de Beverwert, elle a estκ visit& des principaux de l'Estat ; Madame la Princesse d'Orange lay a fait de grandes caresses, Monsieur 1'Electeur de Brandebourg et Madame l'Electrice luy ont fait faire compliment par Mr. de Pellenez (1. Pellnitz) qui est venu exprθs a la Haye. C'est une personne de mκrite et d'esprit et qui a de trκs bons sentimens pour la France; si vous jugez qu'il y eut quelque chose a mesnager pour les interests du roy par son moyen, vous me le ferez scavoir, s'il vous plait, avant qu'elle parte. Je tascherois a la disposer de nous estre favorable; son Ore estoit mon intime amy. Il m'a recommends ses enfans en mourant et n'a voulu voir que moi pendant sa maladie; toute la famille me regarde comme leur Ore ...... " (ongedrukt gedeelte van D'Estrades' genoemden brief: Corresp. de Hull., tome 79, Min. des Aff. Etr., Paris). Lodewijk XIV heeft dit aanbod van zijn gezant in Den Haag niet afgeslagen. 5 Febr. 1666 schrijft D'Estrades: „Je ne manqueray pas de parler a Mile Bevrever sans affectation, quand elle sera preste de partir pour l'Angleterre, conformement a ce que V. M. m'ordonne par sa depesche" (ongedrukte brief aan Lodewijk XIV, Corr. de Hon., t, a. p.). 2) Aauteekening van ontvangst achter op den brief. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 553 8. RAPPORT VAN SYLVIUS 1). Quelques fours avant mon arrivee a la Haye Monsr du Buat receut la copie de la lettre du Roy aux Estats 2) avec une lettre que je luy avail escriste d'icy 3) trois iours avant mon despart, le contenu de laquelle je monstray a Sa Majeste avant que 'en- voyer , avec cela it s'en alla trouver Monsr Beverling, auquel it la luy monstra et l'asseura de mon arrivee en ces quartiers-la au premier four ; le Sr Beverling luy tesmoigna en estre bien ayse et le pria gull me put parler a mon arrivee, et luy dit que l'on le pres- soit fort d'accepter la commission pour aller a Cleves, mais qu'il s'en estoit deffendu expressement a cause de ceste affaire, laquelle it avoit extremement a coeur, et promit h Monsr du Buat de s'en excuser, s'il pouvoit , mais le lendemain it fut de nouveau attaque et l'Estat envoya en corps le prier d'accepter ceste commission, de sorte qu' it luy fut impossible de s'en deffendre. Pendant ce temps-la Monsr du Buat ayant apprins par ces amt's que l'assemblee d'Hollande estoit advancee de dix ou douxe iours, et Fon l'as- seura que le pentionnaire l'avoit fait a dessein pour faire passer le traite de France, et cela estoit fort apparent, puisqu'un point de la convocation portoit que les villes donneroyent plein pouvoir a leurs des- put& qu'ils envoyeroyent a l'assemblee de conclure sur tout ce qu'il leur seroit propose, de sorte que 1) P. R. 0., S. P. F., Holland, 179. Pit stuk is hetzelfde, dat ik (Bijdragen , t. a. p., blz. 87, noot 2) vroeger bij vergissing als een brief van Sylvius van 20 Januari heb aangezien. Nu ik het geheel voor me heb, wordt het me uit den inhoud duidelijk, dat 't een rapport van Sylvius moet zijn, opgesteld na zijn terugkeer in Engeland in einde Januari 1666. 2) Als bierv66r, blz. 551, noot 1. 3) flit „d'icy" bewijst , dat Sylvius dit stuk na zijn terugkeer to Londen opstelde (zie hierboven, noot 1). 554 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. pour prevenir le coup, it fat s'asseurer en toute dilligence de la vine de Roterdam qui estoit capable de retarder la chose jusques a ma venue , en cas qu'elle eut este proposee, et it avoit parolle pour cela; it monstra au bourguemaistre ') de ceste vale la copie de la lettre du Roy dont it avoit bien ouy parler, mais it ne l'avoit pas veuee , car le pentionnaire l'a cachee le plus longtemps qu'il a pea et ne l'avoit communiquee qu'h certaines villes d'Hollande qui sont le plus dans ses sentimens , esperant par leur moyen de faire insignuer au reste de l'Estast que Sa Maieste n'estoit pas si portee a une pair ou accommodement , comme it paroissoit dans sa lettre , et it avoit desia tasche a faire glisser ceste opinion-la adroitement et mesme it avoit fait quelque progres et donne quelque impressions a, des esprits mesfians et incredulles. Voila l'Estast, ou je trouvay les choses a mon arrivee a la Haye qui fut le lundy au soir 8/18me de ce moil 2) qui estoit le jour, arreste pour l'assemblee d'Hollande; Monsr du Buat m'ayant fait un rapport de tout cecy et que la lettre du Roy avoit fait un merveilleux effect dans toutes les villes et particu- lierement dans les grosses de la Hollande qui sou- haitent pationnement la pair, nous jugeasmes qu'il falloit travailler de ce coste-M, , aussi ce que nous avons fait avec assez de sucxes avec les amys que Monsr du Buat a employes, qui sont des personnes d'esprit et intrigues ou allies parmy la pluspart des villes, de sorte que les choses que des personnes comme cela disent ont plus de poix et plus de force et font plus d'effect sur les esprits de ces desputes des villes qui sont preoccupes de longue main par le 1) Johan Kievit. 2) Dat Januari bedoeld moet zijn, blijkt uit de vermelding van Van Beverningk's zending naar Kleef Om de onderhandelingen met Brandenburg verder to voeren), die in die maand plaats had. 1RIE\EN VAN SYLVIUS EN i3UAT. 555 pensionnaire, et it faut que ce soit des personnes en qui ils ayent quelque confiance , pour les pouvoir guerir de leur mesfiance et incredulite ; enfin, ces Messieurs ont si bien agy que le lendemain qui estoit le mardy vers le soir, ils me vindrent porter parolle que Amsterdam, Harlem , Leyden , Rotterdam s'op- poseroyent , en cas quo l'on proposeroit l'affaire de France, de sorte quo par ce moyen nous feusmes asseures d'arester non seulement ce coup, mais nous Wen sommes pas demeures la, mais nous avons fait des grands progres dans ces villes que je puis mieux dire de bouche, et nous ne jugasmes point de pousser l'affaire plus loin de ce coste-la, mais de voir aupa- ravant , comment Monsr Beverling s'y prendroit , et tascher a descouvrir son interieur, s'il estoit possible, voyant bien que s'estoit la voye la plus plausible de faire reussir l'affaire , s'il vouloit aller du bon pied. Nous trouvasmes done a propos que Mons" du Buat l'iroit voir avec la lettre que luy et moy avions con- certee , dont voicy ionct la copie 1), et s'estoit pour agir avec plus de precaution et afin que Monsr du Buat peut l'engager davantage et tirer parolle d'hon- neur de luy de mesnager le tout avec le secret et discretion qu'un subiect si delicat le desiroit , sur quay it luy donna toutes les asseurances qu'il pouvoit souhaiter, et luy tesmoigna de plus que la plus forte passion qu'il avoit, estoit de pouvoir donner des marques de son respect a Sa Maieste et de faire quelque chose qui luy puisse estre agreable et qui luy peut faire acquerir ce bonnes graces, et luy fit cog- noistre qu'il seroit bien ayse de m'en asseurer moy mesme de bouche, et it luy dit que, quoyqu'il s'estoit engage a luy la derniere fois qu'il le vit, de n'accepter point ceste commission de Cleves, que du despuis 1) Niet weer aauwezig. 556 13RIEVEN VAN SYLVIUS EN BItAt. Messieurs les Estats luy avoyent envoye en corps pour l'en prier , de sorte qu'il n'avoit pas peu de bonne grace s'en deffendre, mais qu'il retarderoit son voyage de deux on trois lours expressement pour me voir ; it luy dit aussi que it en avoit parle au pen- sionaire en des termes qu'il mesnagoit quelque chose avecques Monsr du Buat, oil it voyoit quelque four pour venir a un aecommodement , mais ii ne s'ouvrit, a ce qu'il Bit, pas davantage et luy promit de luy en parler, s'il y voyoit quelque apparence et que l'affaire fut plus meure ; cecy estoit le mardy au matin et le mesme soir Monsr du Buat luy envoya dire a dix heures que je venois d'arriver, sur quoy it le pria par un mot de lettre qu'il me pout voir le lendemain au matin, ce qu'il fit, et me confirma les mesmes chosen qu'il avoit Bites le jour auparavant a Monsieur du Buat, mais en des termes pleins de soubmission et de respect pour Sa Maieste ; ensuite nous common- cames a entrer en matiere et sur le point, oil it s'agissoit , it me tesmoigna la passion que luy, mais encore tout l'estast , avoit pour la pair et qu'il la recevroit de Sa Maieste comme une grace et faveur, et que s'ils eussent peu deviner ce qui auroit peu contenter le Roy, ils le luy eussent desih, fait proposer, mais qu'ils avoyent este assez malheureux d'avoir este persuades que Sa Majeste n'avoit point d'incli- nation h la pair, mais que la lettre que le Roy avoit fait l'honneur d'escrire a Messrs les Estats sur ce subject, en avoit desabuse plusieurs, et que pour son particulier it l'estoist entierement par les asseurances que ie luy en donnois et par ce quo je luy avois monstre, et me pria d'asseurer le Roy qu'il s'engagoit de ce moment-la a travailler a une si bonne oeuvre, et apres avoir biers leu et examine les demander I) 1) Het waren er vier cf. hierna, blz. 561, noot 1. BRIEVEN VAN MMUS EN BM. 551 que Sa Majeste faisoit, il me pria de luy Bonner quelque temps pour conger bien la-dessus, et que apres il me diroit franchement ces sentimens, s'il y avoit lieu de faire quelque chose , avec asseurance que cela n'iroit pas plus loin ; il me quicta done et revint une heure apres et me dit qu'il avoit bien rumine cola dans son esprit et qu'il voyoit qu'il y avoit lieu de porter les chosen a un bon accommodement, mais qu'il me diroit h coeur ouvert que ce premier article des dommages, souffert avant la guerre, estoit un peu bien ambigu et estoit un peu estendu , et qu'il luy estoit impossible de pouvoir bien coniecturer, iusques- oil ces pretentious peuvent aller, puisque le temps ny les particularites des dommages n'y sont point exp4ssifflees , mais que , s'il plaisoit au Roy de se vouloir expliquer un peu plus sur ce terme des dom- mages, souffert avant la guerre 1), car c'est une mer des pretentious et il est si estendu qu'il peut estre ap- plique a divers temps comme aux dommages, soufferts avant le traite, et il peut aussi estre comprins sur les dommages, soufferts apres le traite , et il peut aussi estre entendu sur les dommages, soufferts avant la rupture, qui sont trois divers temps; de sorte qu'il incistoit fort la-dessus que Sa Majeste eut la bonte de faire scavoir ces sentimens un peu plus particu- lierement la-dessus; il diroit aussi franchement, iusque- oil il croit que l'Estast peut aller, mais il est d'opinion que, s'il falloit examiner ou traitor sur ces dommages, cela pouvoit perdre beaucoup de temps lequel est fort cher, et que de plus cela pourroit faire naistre des difficultes qui pouroyent retarder une si bonne oeuvre, a laquelle les Provinces ont taut d'inclination , 1) Hier raakt de constructie van den zin in de war door een langen tusschenzin; de bedoeling van Van Beverningk's beweringen is cchter wel to volgen. Bijdr. en Meded. XXVII. 36 558 ERIEVEN VAN syrivius EN BURP. jl m'a done propose un expedient, ou h son opinion l'Angleterre aura beaucoup au-dela de ce que ces dommages peuvent monter ; c'est que si Sa Majeste vouloit se contenter de la Nouvelle-Amsterdam ou autrement la Belgique, et de toutes les terres, vais- Beaux et effects que les subiects de Sa Majeste ont prins sur eux avant et apres la rupture en quelque lieu que ce soit, cela vaut a ce qu'il croit trente fois la valleur des dommages que les subjects de Sa Majeste ont souffert; it entend aussi que l'isle de Poleron sera rendue et toutes les places que ils auront prins sur l'Angleterre, enfin, si Sa Majeste ne gouste pas ceste proposition , qu'il luy plaice de demander quelque chose de positif sur cent article et qu'il n'y aye Hen de ambigu et qui ne laisse rien de deriere qui pouroit leur faire soupconner ou causer a l'advenir quelque nouveau subject de m4sintelligence, de sorte que, suivant que Pay peu comprendre, Hs se resoul- droyent plustost a Bonner quelque chose de plus et que cost article fut racle net; voila a peu pros les particuliarites et circonstances que ma memoire m'a peu fournir sur cost article. Pour ce qui regarde le second qui est le reglement de commerce dans les Indes Orientalles et dans 1'Affrique, ils souhaitent que ce reglement pout estre universel: aussi bien dans l'Europe et dans l'Asie et l'Amerique. Pour ce qui regarde les deux autres articles, it n'a rien du tout obiecte la contre et, h ce que Pay peu comprendre, s'il ne tenoit qu'a cola, asseurement la paix seroit faite. J'ay a adjouster icy des reflexions que des gens bien intentionnez pour les interests de Sa Majeste ont fait: c'est que, si le Roy demande une grosse somme d'argent, ils l'accorderont plustost que de n'avoir pas la paix, mais it faut considerer aussi que, l'achetant a si haut prix, it y aura moins d'incli- 13IttEVEN VAN SYLVIUS EN BURT. 559 nation et plus d'excuse a ne faire rien pour le Prince d'Orange, et ces ennemys se prevaudront de cola et l'interest que le Roy pout avoir dans la suite dans la Ilollande par le moyen du Prince et de son party , est bien plus considerable pour le Roy que s'il recevoit presentement divers millions. Ii y a diverses autres circonstances a dire que ma memoire h present ne me fournit point, et que 10 pouray aussi mieux expliquer de bouche que par escrit, comme la resolution que Amsterdam a prinse dans le conseil de la ville de proposer a PassemblOe d'Hollande d'envoyer quelqu'un icy sous pretexte de prisonniers pour voir, s'il n'y auroit pas lieu de faire quelque proposition de paix. Le iour avant mon despart qui estoit le Jeudy 1), le pensionnaire demanda que les desputes resoul- droyen.t sur ce qui lour seroit propose sans envoyer a leurs principaux , diverses villes s'y opposerent et dirent hautement qu'il n'avoit point du pouvoir pour cola. Le mesme iour Monsr de 1'Estrade, voyant que son affaire, au lieu d'avancer, reculoit, fut aupres de trois ou quatre villes en particulier et leur dit qu'il scavoit que, nonobstant tous les engagements et promesses que l'on avoit fait au Roy son Maistre , it estoit asseure que it y avoit des villes qui avoit envie que l'Estast traitat Boos main avecques l'Angleterre, et a fait grand bruit de cola. L'on m'a asseure que le traite avec l'Electeur de Brandebourg est conclu , que les Estats luy rendent Orsoy et Genep et gulls luy quictent une vielle depte de deux millions et deux cent mille franc et que la Hollande payera les deux tiers de dix mille 1) 21 Januari. 36* 560 I3RIEVEN VAN SYLVIUS EN 131111. homme qu'il a levds , et hormis cela Madame 1'Elec- trisse a par dessus le marche plies de cent mille franc et l'on dit qu'elle dolt partager avec quel- qu'autre ; la Hollande a donne hormis cela bien de l'argent a ces Ministre sous main et la France y a fait des belles contributions 1). Le traite de Denemark , a ce qu'ils m'ont asseure , est aussi conclu 2) et que les Estats luy quittent une grosse depte et [11] aumengte le peage du Sont dune bonne Somme. Pour la Suede, ils confessent qu'ils n'ont peu faire qu'un traite de neutralite lequel ils croyent presen- tement conclu, car ils ont envoye ordre a leur ambas- sadeur 3) pour cela et ils sont asseures qu'il de- meurera neutre et que leurs ports leurs demeureront ouverts comme a nous. Il y a une circonstance dont ie me resouviens , c'est que l'on m'a asseure aussi que ils croyent que presentement tous les Anglois sont presque chasse des Indes, c'est-h-dire ceux de la Compagnie de ce pays, car celle d'Amsterdam qui y est fort puissante et y a beaucoup de milice , a envoye ordre k leur general de prendre tout ce qu'il pourroit , de sorte qu'ils iugent que cela aura desa este execute. 1) Wat Sylvius hier over het pas 16 Februari 1666 met Branden- burg gesloten verdrag vermeldt , is grootendeels onjuist (zie Der Kinderen , t. a. p., blz. 371). Over geschenken , bepaaldelijk aan de keurvorstin gegeven, is mij nooit lets gebleken , wel betoonde zich de keurvorstin „vrij genegen tot het verbond met H. H, M." (t. a. p., blz. 365). 2) Ook dit is onjuist. De verdragen, waarvan Sylvius den in- houd niet juist weergeeft , werden pas 11 Februari gesloten (Aitzema, V, blz. 888 en vig.). 3) Johan Ysbrants. — Een verdrag met Zweden werd eerst in Juli 1667 gesloten (Aitzema, VI, blz. 222 en vlg.). De verhouding tijdens den oorlog liet veel to wenschen over; Zweden toonde zich meer ED gelschgezind. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 561 Il fut propopse aussi le Jeudy aux Estats-Generaux de renvoyer au Roy tous les prisonniers , et une personne qui est fort serviteur de Sa Maieste, a sus- pendu la chose pour scavoir, , si cela agreera au Roy ou, si ceste generosite que ces Messieurs pretendent fair, l'embarasseroit. 9. INSTRUCTIE VOOR SYLVIUS 1). 23 Januari/2 Februari 1665/66. La Somme de deux cent mille livres sterling a Sa Majeste pour les dommages levant la guerre et l'ac- complissement du Bernier traite dans tous ces points. Pour le reglement du commerce, si telles conditions viendront a estre offertes au Roy, comme la derniere reponce insignue , on pent s'asseurer que Sa Majeste se contentera de ce qui sera raisonnable, et si l'on trouve a propos d'en faire des ouvertures particu- lieres, Sa Majeste y faira bientost reponce. Sa Majeste se charge de faire en sorte que ces allies se contenteront de ce qui sera raisonnable; cela servira de reponce aux points, dont on a sou- haite d'estre esclaircy. Si Sa Majeste peut estre asseuree que Messieurs les Estats veulent reellement se ioincdre avec luy et contre la France qui est veritablement la voye unique et asseuree a leur seurte et pour les garantir contre leur trop proche voisinage, et de plus, si Sa Majeste pent estre morallement asseuree que le restablisse- 1) P. R. 0., S. P. F., Holland, 179. Deze instructie werd op- gemaakt naar aanleiding van Sylvius' bovnstaand rapport. Zij behelst de voorwaarden , waarop Engeland vrede wil sluiten. Cf. Bijdragen , t. a. p., blz. 91 vlg., waar ook de inhoud van de vorige instructie van Sylvius (die uit vier artikelen bestond) medegedeeld is 562 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. meat du Prince d'Orange peut suyvre la paix , Sa Majeste en remettra la methode et la conduite de cela a leur discretion et en tel cas vous leur dires que vous croyes gulls pouroyent obtenir quelque deduction de la Somme, proposee par Sa Majeste, ou un temps competant pour le payement. Instructions for Monsr Sylvius. Jan. 23 65/66 '). 10. BRIEF VAN BUAT AAN ARLINGTON 2). De la Haye , ce 11 Febverie [1666]. Cher Milord, ie suis aubleige de vous dire que le Roy est trahi par quelqun du consail prive , car Mr. de l'Estrade a fait voire unne laitre de the vous au pansionnaire, par laquelle l'on luy mantle que le Roy veux faire la pals avecque cet Etat et que l'on doit anvoye un homme isi pour cet efait 3); ie croi que cette laitre n'a pas pleu au dit pansionnaire, mais ie vous dire que je ne le crins plus gaire, car ie fait un partis si considerable qui faudras bien qui livienne 4), mais it auroit este mieux que la chose ut demeure segraite a cause de la France. Anfin , cher Milord, i'espaire an sortir colons mon desk, mais Paprehande tousiours nostre anbassadeur 5), car it est for ruse, et vous save que le pansionnaire fait tous ce qui luy hordonne. Je ne conpran pas, ou demeure si lontas 6) 1) Aanteekening achter op het stuk. 2) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 48. 3) Uit D'Estrades' Lettres blijkt hiervan niets. Cf. den volgenden brief van Sylvius aan Arlington , blz. 568. 4) Qu'il (n.l. de Raadpensionaris) y (n.l. tot den vrede) vienne. 5) D'Estrades. 6) Longtemps. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 563 mon amis 1), car le tans praise fort et prinsipalemant a presant que la chose se vante 2). A. Dieu, cher Milord, ie vous conjeure de croire que ie suis antieremant a vous. 11. BRIEF VAN SYLVIUS AAN ARLINGTON 3). De la Haye, ce 16rile fevrier [1666]. Milord, Je me suis donne l'honneur de vous faire scavoir mon arrivee a Anvers et vous ay envoye par mesme moyen deux lettres de Buat que i'avois trouve la, par lesquelles vous aures veu la necessitι gull y avoit de me rendre en ces quartiers au plustost , ou que I'on iugoit que ma presence y estoit extremement necessaire , et quoy que ie feusse mesnace de quelque danger asses apparent et qui meritoit bien qu'o4 y fit quelque reflection, neantmoins, ayant une affaire de ceste importance a mesnager et qui regardoit si avant le service de Sa Majeste, et voyant que le des- lay y pourroit porter non seulement quelque preiu- dice, mais mesme la gaster: j'ay creu que, quand i'aurois eu cent viees a perdre , ie ne les pouvois hassarder plus glorieusement que dans un rencontre de ceste nature, de sorte que i'ay ferrne les yeux a diverses considerations que des personnes moins zellees que moy eussent peu faire avec fondement , mais graces a Dieu aures avoir surmonte diverses difficultes et eschappe par un bonheur extraordinaire sept ou huict cent hommes des troupes de l'Evesque de Munster lesquelles dans le mesme temps que ie passois, avoyent pine quelques villages environ la 1) Sylvius. 2) S'evente. 3) P. R. 0., S. P. F., Holland, 179. 564 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BURT. route que ie tenois, et avoyent prins un poste dans le village de Audenboos entre Breda et Berguen-op- Zoom , oil ils s'estoyent fortifies dans un semitiere avec deux pieces de canon; leur dessein estoit de se maintenir la, attendant un renfort de deux ou trois mine hommes de nouvelles levees qu'il font dans le petit Brabant 1); des que les Estats en eurent le vent, ils commanderent au Prince de Tarente 2) de tirer des garnisons les plus proches quatre ou cinq mille hommes et quelques pieces de campagne , avec les- quelles it marcha pour les battre comme it a fait, car ils n'ont fait aucune resistance; enfin , par un bonheur extraordinaire i'ay eschappe et les uns et les autres et suis arrive le plus heureusement du monde sans aucune mauvaise rencontre a Rotterdam dimanche au matin, 14me de ce mois , oil i'ay trouve l'amy 3) qui m'attendoit avec beaucoup d'impatience et bien en peine qu'il ne me fut arrive quelque malheur ou que ie ne fus prins, puisque ie ne m'estois peu rendre la au four que ie luy avois mande par un expres. Il m'a fait une relation bien ample de tout ce qui s'estoit passι dans l'assemblee de Hollande depuis mon despart, mais comme it vous en a monde quelques particuliarites dans quelques lettres 4) qu'il vous a escrit , ie ne toucheray la chose que supperficiellement et ne vous diray que ce que ie croiray le plus essential, 1) Deze benaming van Zuid-Brabant ken ik niet, van elders. — De bisschop van Munster onderhield betrekkingen in de Zuidelijke Nederlanden, waar de stemming de Republiek in het algemeen niet gunstig was. Over de invallen van den graaf Van der Nat, Carp en Cleuter (Sylvius doelt in den tekst op dien van Carp, die Oudenbosch plunderde), zie Der Kinderen, t. a. p., blz. 378. 2) Toen gouverneur van Den Bosch. 3) Bedoeld is Buat, zooals eenige regels later duidelijk blijkt. 4) Buat heeft dus na Sylvius' vertrek in Jan. nog meer brieven geschreven dau de hiervO6r, blz. 562, gedrukte. BRIEYEN VAN SYLYIUS EN BUAT. 565 afin que vous puissies iuger plus facillement de l'estast et de la disposition des choses et de la suite qu'elles pourroyent avoir, , et de la conduite que nous avons resolu de tenir. Je ne nay, si rainy vous aura mande , comme De Witt aprθs mon despart d'icy voulut taster le poux et l'inclination de 1' assemblee sur le subject du traite avec la France et sur le point d'un general qui estoit le marechal de Turene que luy avoit dessein de proposer, qui estoit une affaire d'une tres dangereuse consequence pour les interets du Roy, mais encore plus pour ceux du Prince d'Orange, et pour mieux faire reussir son des- sein, it vouloit esblouyr les yeux des amys qu'il a dans les Etats-Generaux et dans l'assemblee [de Hol- lande], et ii leur dorois la pillulle, oil estoit le poison qu'il leur vouloit faire avaller, en proposant en mesme temps que l'on donneroit la charge de general a Mon- sieur de Turene, que le Prince seroit fait admiral et general de la cavalerie 1) et qu'il apprendroit le meatier de la guerre a des coste d'un si grand capitaine ; le De Witt [parla] sur ce subiect avec beaucoup d'eloquence sur sa personne et son merite et tascha a faire corn- prendre a l'assemblee, comme cela donneroit grande reputation aux armes de 1'Estast, et dit cent choses la-dessus qui seroyent supperfluees a vous mander, et aussi bien le temps m'et trop precieux. De Witt depuis ce temps-la par ces creatures a tasche de persuader partout que s'estoit l'interest du Prince que ces amys donnassent les mains a cela, que mesme la Princesse-Douairiere a est6 portee dans ce sentiment par des personnes que ie cognois bien et qui sont 1) Haast onnoodig is het op te merken, dat er bij dit bekende voorstel om den Prins onder Turenne's leiding tot den krijgsdienst op te leiden , geen sprake van is geweest den Prins tevens adrni- raal te waken. 566 13RIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. gaignees par l'argent de France , et l'on m'a mesme asseure qu'elle avoit consenty que De Witt dit cela en son nom dans l'assemblee, comme un argument puissant pour induire ceux qui soot bien intentionnes et qui croyent que c'est le plus grand malheur qu'il peut iamais arriver au Prince , et l'opinion des plus sages est que si une fois ceste personae 1) a le moindre pied dans le gouvernement qu'il n'y sera pas un an qu'il ne soit generallissime , et le Prince exclus, et c'est a quoy ils croyent que De Witt butte et a des promesses que la France luy a fait en son particulier. Vous voyes que l'affaire est d'asses grande consequence et pour la France et pour De Witt pour mettre tout en oeuvre pour en venir a bout; aussi le De Witt n'y a rien oublie et, ayant pressenty sous main que it rencontreroit des obstacles et que l'affaire ne passeroit pas h son souhait, rompit l'assemblκe, pour lors esperant de trouver plus de disposition aupres des villes une autre fois, et pour cest effect it a travaille depuis ce temps sous main avec les crea- tures qu'il [a], pour disposer les v i 11 e s a embrasser les propositions qu'il pourroit faire, et it a fait agir D'Estrade lequel depuis ceste grande liaison de France De Witt et luy 2) ont des frequentes conferences secretes sur tout ce qui se passe, et ils concertent ensemble des moyens dont it se Taut servir pour gaigner telles v il le s, telles humeurs ou telles personnel, et D'Estrade fait parler la France de la facon que De Witt l'inspire et produit dans les occasions des lettres et papiers de France qu'il a tousiours en poche au besoin, et it fait des voyages en particulier Amsterdam et aux autres vines 3) par la direction 4) Turenne n.l. 2) De constructie deugt hier niet, maar de bedoeling is duidelijk. 3) Over een reis van D'Estrades naar de hier genoemde steden . 3) Over een reis van D'Estrades naar de hier genoemde steden in Febr. 1665, zie ziju Lettres etc., IV, p. 85 sv. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 567 du pensionnaire De Witt, ayant ces instructions de luy, comme it doit parler au gene qui ont le plus de pouvoir et de credit, et leur tient un langage con- forme a leur humour ou leur interests, et par ce moyen tasche a les engager dans ces sentimens ; enfin , B. n'oublient rien, soit par adresse ou autrement, de venir a lour but. Buat estant informs de ces menses par des personnes qui ont part dans le gouvernement et qui ont des interests tons differens , ii a travaille avec eux pour contreminer leurs desseins et avec beaucoup de sucxes et d'adresse rompu iusques-icy leurs mesures et c'est asseure de certaines puissantes villes et per- sonnes de credit, taut dans la Hollande quo dans les Estats-Generaux, pour esloigner la conclusion du traitte avec la France et eluder la proposition de Mons'' de Turenne, laquelle a este derechef miss sur le tappis dans ceste assemblee qui est expresse- ment convoquee pour ce subject, et presentement De Witt espere remporter, main l'on lay a bien taille de la besoigne et it a trouve bien plus d'obstacle et difficulte qu'il ne pensoit , et par les soins de Buat Harlem et Ro ter dam se sont opposes ouvertement a ces deux propositions iusques a ma venue , et touts l'adresse dont le De Witt c'est peu servir, , n'a peu les faire changer, de sorts quo je croy quo ces pro- positions sont en estat d'estre reiectees, et par la suite vous verres le progres que nous avons desia fait despuis mon arrivee; mais pour mettre les chosen par ordre, je croy qu'il est a propos que je vous dise que Buat, ayant este asseure de bonne part que Beverling avoit communique a De Witt, comme it m'avoit veu et les dispositions qu'il voyoit a la pair, et de peur que De Witt ne romptt nos mesures et ne desguisAt l'affaire aux v ill e s et ne les preoccupαt, it fut conseille par ces amys de le faire scavoir aussi en confidence aux principalles villes de Hollande et 568 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BURT, qui avoyent le plus de penchant et inclination a un bon accommodement, et par lit on prevenoit le mau- vais dessein qu'il eusse peu avoir, et l'on luy tendoit un piege, oil it est presques dedans, car vous verres que une de ces choses arriveront : ou it se verra comme force d'embrasser ces ouvertures que je porte, ou se rendre adieux a l'assemblee, en se declarant ouvertement contre la paix , et je sgay qu'il a desia senty venir cela, et ie sgay de fort bonne part que D'Estrades et De Witt sont fort embarrasses et so,- chant de science certaine que la plus grand part des villes sont desabusees de l'impression que l'on avoit eu le soin de leur donner autrefois que Sa Majeste n'estoit point enclinee pour la paix, mais que de plus Hs ant secretement cognoissance des demandes que Sa Majest6 leur fait, auxquelles ils sont prestes a donner les mains ou du moins sont de ce senti- ment d'envoyer en Angleterre. De Witt wait que la plus grande part le sgavent et qu'ils n'en disent mot; cola luy a donne du soupcon et pour mieux sander le sentiment de l'a ssemb le e sur ce subiect, it c'est nervy de tests ruse que ie troy , it a concertee avec D'Estrades, car je voy que la chose n'est pas apparente et que ce n'est qu'une invention et une tour de politique. Je troy que Buat vous en a escrit, comme ii me dit, qu'il y avoit quelqu'un du conseil qui mandoit les choses icy, mais ayant balance di- verses circonstanees et particuliarites , je ne suis pas de son opinion et ie l'en ay desia mesme desabuse; pour venir done a sa ruse, it dit a l'assemble e, avec un visage gay et riant: „Messieurs, j'ay une bonne et une aggthable nouvelle a vous donner, mais ie demands le secret de toute l'assemblee, c'est que ie vous advertis comme it y a de grandes apparences de paix dont ie vous en diray en son temps les par- ticuliarites , et meswe Monsr D'Estrades me vient de BRIEVEN VAN SYLVItIS EX BUAT. 560 me les confirmer et de m'asseurer qu'il a receu une lettre d'une personne de consequence d'Angleterre", qu'il nomma, lequel luy avoit mande, que, s'il eut este en Angleterre avec les autres ambassadeurs 1), qu'il ne doute pas que leur negotiation n'eut eu un meil- leur effect, et que mesme a present, s'il y estoit pour une heure , que la chose se trouveroit , mais qu'il l'asseuroit que asture it voyoit grande disposition pour la paix et que le Roy leur devoit envoyer des demandes par un gentilhomme, et dit de plus que l'ambassadeur de France luy avoit tesmoigne souhaiter fort cela et que la chose se conclut et pent avoir une bonne issue; sur cela it s'arresta, esperant que quelque vine parle- roit, mais pas une ne dit mot, quoiqu'il y en avoit plusieurs qui en scavoyent plus que luy, mais Buat avoit tire promesse d'eux de ne rien dire iusques h ce que la chose fut proposee, comme elle le sera devant la fin de ceste semaine. De Witt, voyant que personne ne disoit rien , quoyqu'il voyoit une grande joye dans le visage et la contenance de la plus grand part de ces Messieurs, it repeta done encore : „est-ce que ie ne m'explique pas Wen"? mais personne ne repliqua et la chose n'eut aucune suite et De Witt n'a point peu descouvrir les sentimens de Pas- semblee , le temps est trop cour pour m'estendre sur les raisons que ie pourrois alleguer pour faire voir que c'est une adresse et une ruse de D'Estrades et de luy pour venir a leur but et Bonner ceste impres- sion a la Hollande que la France souhaiteroit que la paix fut faith.; enfin , ii y a d'autres visees qu'ils ant 1) Bedoeld zijn de hertog van Verneuil, Comeiige en Courtin, die in 1665 als de „cιlθbre ambassade" naar Engeland gezonden waren om den vrede to bemiddelen. Er was toen sprake van ge- weest , dat D'Estrades op verzoek van De Witt ook zou medegaan, maar Lodewijk XIV had hem Diet uit de Republiek wilien laten vertrekken (zie o. a. D'Estrades, t. a. p., III, p. 112 en vig.) 570 BRIEVEN "VAN SYLVIUS EN MAT. cache la-dessous , sur lesquelles it y a diverses re- flecxions a faire, mais le temps me presse et ie vous diray seulement que it a donne ceste impression a l'assemblee d'Hollande que Monsr De 1'Estrade a des grandes correspondances en la cour d'Angleterre et dans le conseil 1). J'ay sceu toutes ces particuliarites de la bouche de deux bourgmestres de Rotterdam 2), avec lesquels j'ay disne dimanche dernier 3), et its m'ont informe particulierement de l'estast de toutes doses et [je] leur ay aussi communique ce que i'ay apporte en dernier lieu qui les a fort satisfait , y ayant adioust4 de bouche ce qu'il falloit, de sorte que nous convismes alors de presser la chose , et que pour cest effect ils trouverent a propos que Buat iroit commu- niquer l'affaire au pensionnaire De Witt ; Beverning n'estoit pas icy 4), de sorte que , lorsque le pension- naire en aura cognoissance, it sera oblige de le proposer a l'assemblee, laquelle nous aillons tra- vailler a la preparer h recevoir la chose, comme ii faut; ces deux bourgemestres de Rotterdam 5) se chargerent de gaigner Delffe , Harlem , Leyde , et ils esperoyent aussi Ter Gouw , et sur vela Buat et moy partismes le dimanche au soir pour venir icy, pour 1) Cf. hierv6Or, blz. 562, noot 3. — Het geheele, zeer zonderlinge verhaal van Sylvius is niet te controleeren bij het ontbreken vaa particuliere Notulen van de vergaderingen der Staten van Holland uit dezen tijd (cf. Bijdragen, t. a. p., blz. 95). 2) In het origineel is het cijfer 809 hier fout opgelost als: „la Haye". Door dit cijfer wordt, zooals verderop blijkt , Rotterdam aangeduid; voor Den Haag wordt 623 gebruikt. — Sylvius noemt Kievit en Van der Horst, met wie hij te Rotterdam in verbinding gestaan heeft, ten onrechte beiden burgemeester. Alleen Kievit bekleedde in Febr. 1666 deze waardigheid ; Van der Horst was van Mei 1663—Mei '1666 lid van Gecommitteerde Raden. 3) NJ. bij zijne aankomst te Rotterdam, 14 Februari (zie biz. 564) 4) Hij was toen in Kleef. 5) Hier is 809 goed ontcijferd. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 571 nous asseurer des villes de la Northollande, h quoy nous avons travaille bier qui estoit lundy, avec assez de sucxes, et i'ay vue un des principaux bourgmestres de ce quartier 1) et qui a plus de pouvoir lequel est bien meu, et ie l'ay entierement satisfait et desabuse des diverses impressions que l'on luy avoit donne de longue main, non seulement contre 1'Angleterre, mais contre le Roy. Nous avons aussi hyer au matin de- peschO un des parens 2) de Buat qui est tres habille homme , a la vine d'Amsterdam a Monsr Falquenier qui est son parent et son intime et lequel est fait depuis ceste nouvelle election president-bourgemaistre et par consequent presques tout puissant et fort enclin et dispose a la pair , pour luy communiquer toutes doses et luy donner aussi part de ce que fay ap- porte , de sorte que nous esperons bon sucxes de ce coste-la, et je troy que a I'heure que je vous escris, l'affaire est sur le tappis en ceste ville , et nous avons parolles des autres principalles que, s'ils voyent que le pensionaire va du bon pied , quand it proposera la chose, ils l'animeront et ne diront pas mot et le laisseront faire, mais, s'ils voyent qu'il biaise, ils soot resolus de tomber rudement sur luy. Ayant done 1) Blauw uit Purmerend is bedoeld, zooals uit Buat's verhooren (Rijksarchief, Den Haag) blijkt. 2) Aan de hand van Elias, De vroedschap van Amsterdam, ben ik tot de ontdekking gekomen , dat bier bedoeld is: Diederich Pauw, Ridder van Rijnenburg etc., Wiens tweede echtgenoote was de weduwe van Cornelis Musch, de welbekende Elisabeth Cats, vrouw van Carnisse; Buat als echtgenoot van Elisabeth Musch was aan dezen Pauw verwant. Vender was Diederich Pauw een achterneef van Mr. Gillis Valckenier : deze was een kleinzoon van Claertgen Pauw, die een zuster was van Reynier Pauw, den Amsterdamschen burge- meester uit het Twaalfjarig Bestand , den grootvader van Diederich (Elias, blz. 12, 13, 197, 198, 411). — Van een intieme vriend- schap van Diederich Pauw en Mr. Gillis Valckenier is mij van elders niets gebleken. 572 13RIEVEN VAN SYLVILTS EN MAT. prepare les choses, comme je vous marque, nous avons creu qu'il ne falloit plus tarder de communiquer l'affaire au pensionaire lequel de necessite le dolt sgavoir suivant les formes du gouvernement de 1'Es- tast, mais les choses sont disposees de telle maniere que, a mon opinion , nous luy avons oste le moyen de nous nuire , quand mesme ii en auroit envie , de sorts que hyer 1) au soir Monsr du Buat l'alla trouver et au premier abord it le receut avec un visage affable et ouvert et luy dit : „Monsr, je sgay bien a peu pros de ce que vous me venez parler et Monsr Beverling m'en a desia entretenu"; it luy tesmoigna estre fort enclin a la paix , disant que s'estoit l'interest du pays, mais qu'il falloit la faire en sorts qu'elle fut de duree , et qu'il souhaitoit que l'on pout trouver quelque expedient pour cola, sur quoy Mr. Buat se trout oblige de luy monstrer les premieres demandes que Monsr Beverling luy avoit desia, dictes et les objections qu'il y avoit faits, et apres it luy monstra la responce et l'esclaircissement 2) que i'ay ports en dernier lieu. Il ne trouva guere des choses a dire sur la somme de deux cent mile livres sterling, mais bien sur les termes de l'accom- plissement du dernier traits en tous cos points ; it dit que ce traits estoit une chose imparfaite et it y a diverges choses qui se disputent de part et d'autre et qui a este en partie un des plus grands motifs de la guerre et que c'est une affaire pour le moins de six mois a desbattre seulle , mais que , si le Roy eusse la bontO de dire la reduction de Poleron et que ces deux cent mile livres sterling aboliroit et 1) Deze passage tot — „ce qu'il ne peut pas luy refuser" (blz. 573) heb ik reeds in extenso medegedeeld in Bijdragen, t. a. p , blz. 96-97. 2) HiervO6r, blz. 561. I3RIEVEN VAN BMWS EN BUAP. 573 amortiroit tout le reste , car ce sont ces propres parolles (!); voila ce que i'ay peu comprendre par le rapport de Monsr du Buat; la plus grande objection qu'il a faite dans l'autre article du commerce , [est qui il eusse bien souhaite que Sa Majeste cut voulu s'ex- pliquer un peu plus nettement avec un terme plus positif, car en disant que Sa Majeste se contentera de ce qui sera raisonnable , il trouve que cela n'est pas limite et peut estre explique en divers lens, et de mesme sur l'article des alliees , car ce terme y est aussi; voila a peu pres les objections qu'il a faites, et ie voy qu'en Bros nous ne sommes pas fort eloignes les uns des autres ; le temps est trop court pour pouvoir m'estendre sur ce qui c'est dit de part et d'autre , mais Monsr du Buat m'a dit que il laissa eschapper dans le discours qu'il voyoit que la paix se pouvoit faire , mais enfin : la conclusion de leur conversation fut que il le prioit d'attendre que Monsr Beverling fat icy qui seroit dans deux ou trois iours tout au plus tard , que luy m'avoit parle et m'avoit fait des objections et que le dit Beverling me verroit ; que, s'il n'avoit pas eu le caractere qu'il a, il m'eusse you luy-mesme, et sur cela ils se separerent et il pria Monsr Buat de luy laisser ces demandes ce qu'il ne peut pas luy refuser, et il est alle encore au- iourd'huy pour les requerir, et il l'a trouve encore plus affable et il luy a encore dit diverses chosen, mais le temps me presse si fort et i'en ay perdu beaucoup a l'entretenir, de sorte que ie Buis oblige de finir pour ne perdre pas la poste. Il vous plaira seulement me repondre , si vous le iuges a propos , sur ces objections qu'il a faites, et m'envoyer, comment vous voules que ie mesnage ce que vous m'escrires sur ce subject , mais a vous dire la verite , ie troy que, avant que la reponse soit icy, Passemblee aura, rOsolu quelque chose la-dessus, et i'espere qu'ils de- Bijdr. en Meded. XXVII. 37 514 13RIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. puteront du moins ; i'y voy bien de l'apparence , mais, oil les resolutions despendent de tant des testes , l'on ne peut s'asseurer de rien ; tousiours ie puis vous asseurer que nous avons Men des fers au feu et que, si cecy nous manque, nous avons encore quelqu' autre ressource , et ie puis vous asseurer que de quelle facon que la chose aille , le Roy y trouvera son compte. II faut que ie vous dise avant que de finir, que i'ay apprins que ces 18 navires 1) qu'ils ont fait sortir, n'est pas pour aller du coste du Canal, quoy- qu'ils en agent fait courir le bruit, mais que c'est pour aller rencontrer sept ou huit fergates que nous avons du cost4 de l'Elbe ; si le vent a este bon, ils ont desia, fait voille ; vous en profiteres , si vous iuges que l'advis soit vray et qu'il en vaille la peine. I'ay encore apprins pour certain qu'il y a des lettres des Indes venuees, que Hs avoyent mis les Anglois en possession de l'isle de Poleron et que mesme ils luy avoyent preste deux vaisseaux pour les ayder a y transporter, et ils en estoyent en possession, mais la nouvelle leur estant venue de la rupture avec l'An- gleterre, ils ont est4 reprendre l'isle de Poleron, et la lettre marque que it les ont tons chass4s de ce pays-1a. I'aurois diverses autres choses a vous wander, mais ie n'ay plus de temps que pour fermer ma lettre et vous asseure que ie suis plus que iamais. L'amy 2) est entierement a vous et it est si °coupe 1) Sylvius doelt hier waarschijnlijk op de wintervloot van 36 schepen, die onder commando van Cornelis Evertsen , na het op- bergen van de hoofdmacht in October 1665, in zee was gehouden (De Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen , 112, biz. 244); deze vloot zal wel Diet aanhoudend op voile sterkte ge- weest zijn, zij viel midden Februari binnen , bedreigd door een sterkere Engelsche vloot (t. a. p., en cf. Swinnas , Engelse, Neder- landse en Munsterse Krakeelen , II, biz. 7). Van een expeditie naar de Elbe in Februari 1666 is mij nergens iets voorgekomen. 2) Buat. I3RIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 575 apres vos affaire qu'it ne peat vous en asseure luy- mesme. 6116 febr. 1666. Monsr. S[ylvius] 1). 12. BRIEF VAN SYLVIUS AAN ARLINGTON 2). De la Haye, le nme f4vrier 1666. Mylord, je vous avois fait esperer par cello que ie me suis donne l'honneur de vous escrire hyer au soir 3), que ie vous manderois quelques nouvelles sur nostre affaire; i'ay attendu iusques au dernier moment que la poste partoit, esperant scavoir ce quo l'assem- blee d'Hollande avoit resolu sur ce sujet, car depuis deux fours l'affaire est sur le tappis et elle a este chaudement desbatue, mais tout l'assemblee est sous un serment de ne lien reveller, de sorte que Pon ne spit lien que par coniecture; ils ont este assembles hyer au soir jusques plies de unxe heures qui est une chose toute extraordinaire 4). Enfin, je pais vous dire que, quoyqu'il arrive, ie vous promos que Pon leur a taille de la besoigne qui esclastera bien- tost, et a mon petit iugement le pis qui puisse arriver, le Roy y trouvera tousiours son compte , car asseu- rement, si l'affaire ne se conclut a nostre satisfaction, nous aurons le plaisir de les voir batre entre eux. Touiours le grand coup de Monsr de Turene est absolument rompu, quoique D'Estrade fat encore hier 1) Aanteekening van ontvangst met Arlington's hand achter op den brief. 2) P. R. O., S. P. F., Holland, 179. 3) Deze brief is niet teruggevonden. 4) Deze mededeelingen van Sylvius zijn evenmin to contzOleeren als vroegere over de beraadslagingen der Staten. Cf. Bijdragen, t. a. p., blz 99. 37* 576 BRIEVEN VAN SYLVIVS EN lint plies de trois heures avec la Princesse-Douairiere pour la persuader qu'il falloit que l'affaire se fit encore, mais j'ay l'esprit en repos de ce coste-la, , enfin, ie sgay taut des circonstances sur ce sujet que ie n'ose fier sur le papier. L'on croit que l'assem- blee d'Hollande se doit separer demain et , si ie n'avois peur de mes lettres , ie pourrois vous dire quelque chose de bien secret, mais ie n'ose a cause de cela et i'espbre par le premier ordinaire vous parler plus clairement. Le plus grand obstacle que je vois, c'est que ids sont tellement engages avec la France qu'ils cherchent des moyens pour s'en desta- cher et qu'ils ont de la peine a les trouver ; par-1A, vous pouves voir, comme la chose estoit allee bien avant et qu'elle estoit dans sa crise ; voila a peu pres l'estast, oit est la province de Holland°, mais, quand cela nous manqueroit, ce que pourtant je ne crois point, nous avons d'autres grandes ressource dans les provinces en general, mais i'espere que nous n'aurons pas besoin d'avoir recours a cela. Beverning n'a pas marche de si bon pied que nous avions creu, et nous avons trouvi qu'il alloit de concert avecques De Witt, ce qui a fait que nous nous sommes asseures des villes. Je n'ose m'es- tendre pour le present davantage ; aussi ne me reste-il gueres plus de temps. Je finiray done dans Pesperance de vous donner par l'ordinaire prochain des nouvelles certaines du cours que les affaires pren- dront 1); en attendant avec impatience ce temps-la, ie vous prie de croyre &c. Monsr. S[ylvius] Febr. 9119 1665/6 2). 1) Een volgende brief van Sylvius aan Arlington is niet voor- handen. 2) Aanteekeniug van ontvangst als bij den vorigen brief. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT, 577 13. BRIEF VAN SYLVIUS AAN BURT 1). [London P] , 25 Februari/7 Maart 1665/66. In my last of [23 Febr.] 2) I told you my paper 3) had been read , but nothing resolved upon it, since which it bath bin againe considered, and all the answer which I can yet obtaine, is, that the paper loth not chew any inclination to peace, containing noe pro- posalls , buth only arguments to approve the very 1) Archief van den markies van Bath , Longleat, County Wilt- shire. Op dezen brief komt de volgende aanteekening voor: „Finale draught of a letter from Silvius to Buett , made in my Ld Arling- tons presence and with his direction , Silvius being also present. Feb: 25th/65"). Deze brief berust in de Coventry-collectie van genoemd archief (een uitvoerige beschrijving van deze ook voor onze geschiedenis zeer belangrijke verzameling geeft het vierde Report of the Hist. Ms. Comm., Part I, p. 227 vlg.) en wel be- paaldelijk in dat gedeelte er van, dat afkomstig is van William Coventry, den secretaris van den hertog van York. Door dezen zijn de minuten van dezen en den volgenden brief van Sylvius (deze heeft ze bij de verzending waarschijnlijk in het Fransch vertaald) geschreven. — Coventry was evenals York een sterk voorstander van den oorlog met de Republiek geweest en werkte ook tijdens de vredesonderhandelingen, die in 1665 gevoerd werden, deze zooveel mogelijk tegen (zie over de fluctuation tusschen vrede en oorlog in dien tijd in Engeland: Bijdragen, t. a. p., blz. 74 vlg.). Het blijkt uit het felt, dat hij den brief geconcipiθerd heeft, dat de oorlogspartij na Sylvius' rapport de bovenhand behield. 2) Dezen brief van 23 Febr.15 Maart vindt men onder Buat's Processtukken (zie hiervOOr, blz. 540, noot 2). Hij vertelt er in van zijne reis en aankornst in Engeland en dat de Privy Council wel beraadslaagd heeft over zijn rapport, maar nog niet tot een besluit is gekomen: „comme c'est une chose fort delicate et de grande consequence". — „En attendant, continues a entretenir ces messieurs dans le mιme sentiment, on je les ai laissκs". 3) Bedoeld is natuurlijk Sylvius' rapport, opgesteld na zijn terugkeer in Februari (dat niet bewaard is gebleven), waarbij hij zal hebben overgelegd een copie van het door De Witt op de En- gelsche voorstellen aan Buat gegeven autwoord (Bijdragen, t. a. p., blz. 99). 578 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. proposalls of the French King 1), which the King, having long since refused , cannot now with honour accept. The King thinks, what he hath already done, is soe much as hee loth not judge it for his honour for mee to returne , since the States have not thought fitt to send any to him , for hee will not be under- stood to sue to them for peace. It is concluded heere that this paper hath bin connived by the French party amongst you , and they are soe fully perswaded of the French King's interest to continue this warre , and that all his nego- ciations have tended to it — what, they say, appears most undesirable 2) by his calling away his owne and the States ambassadours, when the King proposed the meeting of commissioners on both sides 3) — that they cannot believe, there can be a peace produced from the consultations, submitted to the French King, 1) N.1. die gedaan waren door de „cιlθbre ambassade" van 1665. — De zaak wordt overigens niet geheel juist voorgesteld. De laatste vredesaanbiedingen waren niet gedaan door de Fransche gezanten, maar door de Staten-Generaal zelf in hun brief, aan Karel II gezonden bij de terugroeping van Van Goch (II Dec. 1665; Aitzema , t. a. p., Y, blz. 396). Op het hierin vervatte voor- stel om vrede to sluiten of op den grondslag van : „uti possidetis" Of op lien van: „status quo", was door Engeland geen afdoend antwoord gegeven; immers , in den bovengenoemden, aan Van Goch medegegeven brief werd wel in zeer ruime mate 's Konings vredelievendheid verkondigd, maar van het positieve voorstel der Staten geen gewag gemaakt. 2) Lees: Undeniable ('1). 3) NJ. in zijn antwoord van 7 Nov. 1665 (bij D'Estrades, t. a. p., III, 472 sv., met verkeerden datum) op een derde voorstel der Fransche ambassadeurs van 31 Oct. 1665 (Corr. d'Angl., t. 87, Min. des Aff. Etr., Paris). — De voorstelling van de houding van Lodewijk XIV, bier in den brief van Sylvius gegeven, is geheel scheef: de Fransche koning had met het uiterste geduld zijne ge- zanten den vrede laten bemiddelen en had hen eerst, nadat Karel II tot driemaal toe hunne aanbiedingen verworpen had, teruggeroepen. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 579 To conclude , the King thinkes, he hath made as much advance to a peace, as he can with honore; when the States shall thinke fitt to send any to him , they will be convinced of his desires of peace, which doubt- lesse are reall , because they are fully perswaded here, that the designes of France during this warre are prejudicable to the interest of England as well as Holland. 14. BRIEF VAN SYLVIUS AAN BUAT 1). [London ?], 25 Februari/7 Maart 1665/66. Besides the enclosed — which you must bee the judge, how farre it is fitt to communicate 9, - I thinke it not unfitte with a little freedome to adde to you a few words, and to tell you, that the paper, which I brought, being very cut and meagre in other points, there wanted some good encouragement to hope well of the Prince of Orange his interest, to make it better digested here, for I find the King soe con- cerned for the Prince of Orange, that I believe nothing would induce him soe Boone to moderate his expec- tations on other points, as the assurance, that the Prince of Orange's interest should be granted. Therefore, whatever become of this present nego- ciation , lett those that desire peace, keepe the Prince of Orange's interest from being desperate; doing soe and preserving their owne inclinations to peace, they 1) Plaats van herkomst als bij den vorigen brief. Op dezen brief komt de volgende aanteekening voor: „Finale draught of a 2nd letter from Silvius to Buett, done in presence of Ld. Arlington and Silvius and by Ld. Arlington's directions, Feb. 25th," 2) Buat's oordeel in den brief van 19 Maart (hierna, blz. 582). 580 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. will alwayes find the like inclinations to peace heere, though the successes of this summers action may enhance or bring downe the termer. If the Prince of Orange could be restored before the peace — in which the affairs could not have the least colour of dishonore -- there would be little diffi- culty in procuring a good peace , because that would give the King assurance of the intentions of making and — what is more — of keeping a peace with the King. Nor would it be lease pleasing to the King, that the Prince were restored by the single act of the States than if it were done at the King's inter- cession, for which it is thought heere a very faire opportunity, now that a generall is to be chosen 1). 15. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 2). De la Haye , ce 16 Mars [1666]. Cher amis , voisi ma 5 (P) femme que ie vous et- crit et i'espere que vous lais aures receue. Anfin , I) De in dezen brief zoo levendig schijnende belangstelling van Karel II voor den Prins moet met voorzichtigheid worden aan- vaard. Noch voor noch tijdens den oorlog had Karel II de be- vordering van de belangen van zijn neef bijzonder ernstig ter harte genomen (cf. Bijdragen, t. a. p., blz. 83 vlg.). Eerst in de voorwaarden, die Sylvius in Februari medebracht, werd van 's Prinsen verheffing gesproken, maar klaarblijkelijk , omdat Buat c. s. daartoe de wenschelijkheid geuit hadden (t. a. p., blz. 92, en hiervOOr, blz. 558 en 561). Wanneer we den brief, hierboven af- gedrukt, uit dit oogpunt bezien, dan wordt de bedoeliug er van duidelijk: den Prinsgezinden wilde Engeland meer in het gevlei komen, waardoor hier to laude de tweedracht kon worden bevor- derd. Na het mislukken van Buat's intrigues is Karel II op 's Prinsen belangen bij latere vredesonderhandelingen niet terug- gekomen. — Dat Buat met dit schrijven ook niet ingenomen was, blijkt uit zijn brief van 19 Maart (hierna, blz. 582). 2) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 48. BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUA.T. 581 l'asanble de Holande recommanse demin et tous le monde me demande , sei ie n'ay point de bonne nouvelle a leurs donnes, ie leurs e dit que ie ne receu qunne de vos laitre 1) et que i'espaire d'an resevoir bienttit, par-las vous voye qu'ils aspeire tousiours a unne bonne pais, et sertennemant vous ne sories croire, conbien le Roy cet aquis de monde dan ce rancontre; hormis quelqun que vous connoise bien 2), tous le monde est pour luy, et ie vous diray que ie decouvert leurs desin qui est de faire coure le bruit que la France deseire la pais et que 1'Etaat n'an doit point doute, et ie croi maime que l'on vous le mantle de France , mais ie vous asseure que ce n'est pas leurs desin, mais bien de faire coure se bruit, anfin que le Roy ne se hate point, et qui l'orons le tans de traite avecque l'evaique soumin 3) , comme l'onna daigas commanse , et ie vous asseure qu'il est bien advance et presque conclus, et ie ne doute point qui ne ce fase , parse que la France fais tous say est for pour la cheve 4); aprais celas leurs desin est de venir avecque toute leurs force boulverse toute l'Am- geltaire et anpaiche que mon petit maitre ne soye iamais rien isi; anfin, voisi le proget de la France [lequel] et d'un sertin homme que vous connoise , mais i'espaire que le Roy couperas rasinne h tous celas , et ie vous preie de deire au cher Milort qui porte le Roy a se hate , car it n'y a point de tans a perdre , et i'ose Pasure qui seras le plus grand monnarque de PUrope , car it feras ce qui voudras isi. A Dieu, cher amis, faire mais recommandasion a tous laic bons amis. 1) Die van 23 Febr./8 Maart moet bedoeld zijn (blz. 577, noot 2'; 2) Natuurlijk is De Witt bedoeld. 3) Sous main. 4) Tous ses efforts pour l'achever. 582 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 16. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 1). [Den Haag, 19 Maart 1666] 2), Cher amis , ie bien du deplaisir de voire la res- ponce que ie receu de vous, et vous dires que ie lais et toute iaites dans le feux par l'advis d'un de mais melieurs amis 3), parceque celas auroit fait tort dans l'asanble de Holande pour mon petit maitre, car Pon n'est sur le point de faire quelque chose pour luy ; ie vous advoue que ie ne compran pas le desin du Roy, car an fesant la paix, it ron 4) tous lais desin de France et retablei mon petit maitre ; ie vous et mande par l'autre ordinaire 5), comme quoi la, France publeie qu'il souhaite la paix et que l'Angel- taire ne la veux pas , et ie touiours dit le contraire et 'ie tache par mais asseurances que ie donne au bon partis [a les persuader] que celas estoit faux , et que ie n'atandois que mais laitre pour leurs faire voyre le contraire ; anfin, ie suis au desespoir et ie ne point fai voire vostre laitre, car ie vous ieure ma fois qui ce vont donne a la France. Vous me mande que, sei it fesoit quelque chose pour le petit maitre, 1) P. R. 0. , S. P. F., N. L., Holland, 48. 2) Deze brief is het antwoord op Sylvius' brieven van 25 Febr. 0. S. (hiervO6r, blz. 577 vlg.). De datum is blijkens de aantee- kening achterop (zie aan het einde van den brief): 19 Maart 1666. Dit blijkt ook uit een brief van denzelfden datum aan Arlington, waar boven staat : „De la Haye, ce 19 Mars"; dit epistel (getee- kend: Le Buat) aan Arlington is ook aanwezig in de News Letters (t. a p.), maar is hier weggelaten, omdat de minuut er van met den datum in den ouden stijl reeds gedrukt is bij Wicquefort (Histoire des Provinces Unies , t. III, p. 260, noot 1). Het verschil tusschen de minuut en den brief is, behalve in de spelling niet groot genoeg om een opnieuw afdrukken to rechtvaardigen. 3) Uit Buat's verhooren blijkt, dat bier de beer van Zuilestein bedoeld is. 4) Rompt. 5) Zie den vorigen brief, BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 583 que colas satieferois le Roy; ie vous conieure d'asure Sa Majeste que celas ce feras ; vous me ma[n]de ausei que l'on deveroit quasar les ileusion 1); ie vous dire qu'il ei a plus de quatre an que colas est fait. Et pour la leiance 2) dont vous pules, ii fot premie- remant faire cello-sei 3) pour maitre la France , comma elle doit estre, et que say ians 4) isi soya desangage 5); aprais celas ii an ferons un autre ; ancore faut-il ce maitre dans la raison et donne lieu au ians de faire ce que l'on souhaite ; anfin , it depan du Roy de prandre quel lieu qui luy plairas pour la pair. Je vous die que cello de l'eveque est faire; lais article an soot venu isi et Mr. de Beverlinge est parti ce iourduy pour s'annaler a Cleif pour lais siner 6). Anfin , ie ne se plus ce qui fot mande pour faire connoltre au Roy say advantage, car sur l'es- perance et assurance que ie leurs et donne, l'on ne parloit que de luy dan l'asanble de Holande , dont quelcun 7) anragoit fort, mais lais 8) voilas au-desus de tout, et ie vousdrois de tons mon Coeur que l'on n'ut iamais parles de rien 9). L'on m'avoit ausei asseure que l'on feroit dais presant 10) jusque h un milion et maime par delas , sei besoin estoit; anfin , ie vous ranvoye vostre homme 11) au plus vita pour 1) Caser les illusions. 2) L'alliance. 3) N.1. vrede met Engeland. 4) Ses gens. 5) N.1. van den Franschen invloed. 6) Van Beverningk vertrok 20 Maart uit Den Haag; de vrede werd 18 April geteekend (Der Kinderen , t. a. p., blz. 390 en 399) 7) De Witt is natuurlijk bedoeld. 8) De Witt en D'Estrades moeten hier bedoeld zijn. 9) Hij bedoelt : „ik wenschte, dat men nooit over vrede ge- sproken had." 10) N,1. als schadeloosstelling bij den vrede met Engeland. 11) N.1. den brenger van Sylvius' brief_ Aan het einde van den brief aan Arlington (zie blz. 582, mot 2) de volgende passage 584 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. voyre, sei Sa Mageste ne pouroit pas prandre confiance an ce que ie vous mande, et ranvoye au plustOt ou &rim. Dite au Milort que ie ne donneres sa laitre e ce que vous saves que das quel tans pour dais raison, car autremant elle 1) voirait que ie receu dais laitre qui ne faut pas qu'elle chase. A Dieu, ie vous prie de croire que ie suis tout a vous. March 9/19 166516, liollande 2). 17. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 3). De la Haye, ce 23 Mars [1666]. L'on vient tout presentement de recevoir la vostre du 5 courant, par laquelle vous escrives a peu pres la mesme chose comme le precedentes; Von vous a ranvoye vostre homme. Il vous doit dire l'estat, estoit les chosen; vous les prene mal , car vous saves bien , que ces gens ici ne veulent pas estre forces. Aujourdhui l'affaire du petit 4) doivent estre sur le tapirs. Si vostre precedentes avoit estees un peu plu (die in de bij Wicquefort gedrukte minuut ontbreekt): „ie vous ranvoye an diligence ce porteur et ie donneres a la bienemκ [n.l. de Beverweert] ce que vous luy anvoye, et croie qu'il est for antre lais mains de celuy qui fait profaision d'aitre, cher Milord, antiκrement a vous." Wie „elle" is, blblit uit de vorige noot. De geheele zin wordt duidelijk, wanneer men onder „das quel tans" verstaat: „aprθs quelque temps", en „chase" aan Whet slot verklaart als: „sache". 2) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. 3) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 48. Deze brief is zonder adres , maar, ofschoon ook het gebruikelijke „cher ami" ontbreekt, maak ik geen bezwaar hem als aan Sylvius gezonden te beschou- wen. Hij is van de hand van Mevrouw Buat. 4) Het voorstel oin den Prins als Kind van Staat aan te neaten. BIUEVEN VAN SYLVIUS EN BUIL 585 favorable , la chores estoit faites au souhait et au cl4sir de Sa Majestee; c'est ce qui m'a obligee de le yetter dan le feu 1) , esperant que nous en recevron de milleure, et eroye moy d'une chose , que , quand un Roy trouve ses interests, it ne faut point s'atascher a des point d'honneur, comme presentement dans ce rencontre 2) , car Sa Majestee a un parti ici si puis- sant et si considerable et, si j'avoit montre ce que vous avees envoyee , se parti-la auroit changee dans le moment mesme et ce seray joint a lautre parti pour se donner a vos voysins. Au nom de Dieu, representes cela, car sa ce fera et peut-estre plustOts que vous vous l'imagine , et pour rompre le coup, comme je vous l'ay monde plusieurs fois, it faut que Sa Majestee desire la payx; et qu'il faut qu'on envoye quelqun the luy, je ne doute pas que l'on ne le fasse, car vostre parti est le plus fort, mail on les a tellement persuade que ce n'est qunne feynde 3), Sa Majestee a fayte , en disant gull souhaittoit la payx et que se n'est que pour mestre le pays en divorce; vous voyee done par-la, que c'est au Roy a lee desabuser do la bonne man.niere 4). Au nom de Dieu, profites des ce conseyl. On dit que la Reyne-mere se melle fort de la payx et que Pon a choisi sa maison pour traitor 5). Monsieur de van 1) Het schijnt, dat Buat ook den boven genoemden brief van 5 Maart (0. S.) in het vuur gegooid heeft, want ook daarvan is geen spoor onder de brieven van Sylvius, die bij de proces- stukken bewaard zijn (zie hierv6Or, blz. 540, foot 2) te viuden; evenmin elders. 2) Karel II eischte n.l., dat de Staten een gezaut naar Engeland zouden zenden. 3) Men zou na „feynde" verwachten: „que". 4) N.1. door nader zijne vredesvoorwaarden mede te deelen. 5) Het paleis te Chaillot bij Parijs (cf. over de daar in April gevoerde onderhandelingen: Bijdragen, t. a. p., biz. 105 vlg.). 586 BR!EVEN VAN SYLVIUS EN BILIT. Beunning a escrit a Messieurs les Estats-Gen4raux qu'il suppliet de l'autoriser pour cola; je vous prie de me mender au vray ce qui en est; ii me semble que Sa Majestee auroit mieux fait de choisir ce lieu ici pour les rayson que je vous ay Bites, car je me fait fort de luy faire avoir tout ce qu'il auroit desire, mes le mal est qu'on ne say pas chez vous de quel maniere it faut agir ici, car vous en prenes tout-a-fait les contre-pied , encore une foil, profites au nom de Dieu de cost advis et ne perde pas vos amis. A Dieu, je demeure. Pour vous faire voir que vous ne saves pas ce qui c'est fait, je vous envoyes ces papier 1) et je vous menderay vendredi ce quo l'on a fait pour le petit, mais j'aprehende qu'on n'attasche sa fortune a la reponce qu'on recevra de chez vous. March 23 [1616516 Hollande 2). 18. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 3). De la Haye , ce 20 Avril [1666]. L'on a leu den l'assemble vendredi et sammedi 4) vos quatre lettre 5); it ont estes fort exsaminκ ; tout 4) Welke papieren Buat hier bedoelt, is niet uit te maken. 2) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. 2) P. R. 0, S. P. F., N. L., Holland, 48. Deze brief is, evenals het adres , van de hand van Mevrouw Buat. 4) 46 en t7 April. 5) Waarschijnlijk zijn bedoeld brieven van Sylvius van 19/29 Maart, 3i Maart/10 April, 2/12 April en eon van Arlington van 31 Maart/10 April 1666 (hierv66r, blz. 540, noot 2). De hoofdzaak van deze brieven is de voortdurend herhaalde eisch, dat de Staten-Gene- raal iemand naar Engeland zouden zenden om te onderhandelen. illtIEVEN VAN SYLVIUS EN BURT. 587 ce qu'on y trouve a redire , est qu'il ne dise rien du memoire ont envoye au Roy; par consequent s'imagine que c'est encore un plιge qu'on leur veut tendre; nonobstant tout cela , it ont conclus de faire dire a la France qu'il estoit rκsolu d'envoyer ches vous et que, si Sa Majestee y voulut joindre quelqun de sa part, que cela ne dκpendroit que de luy autrement qu'il le feront tour soul 1). Par-la vous voyee que la chose est assee bien passe ce qui est fascheus en ceci, est qu'il faudra un peu de temps pour nous. 11 me semble que le Roy pouroit envoyer par advance un pasport pour un vaisseau de guerre et laisser le nom du capitaine et du vaisseau en blanc , car je suis assure que ceus qui ne desire point la payx , chercheront tout le moyen du monde pour prolonger la chose et tascher de nous faire venir au mains ce quo j'esperes que n'arivera point. L'Estat a receu nouvelle avanthyer que le traitee avec 1'4ves- que est fait et passe. A Dieu, voila tout ce quo je vous puis mender. Si le Milordt voulut escrire encore une lettre, l'on croft que cola feroit encore du bien. Il pouroit prendre pretexce que le Roy et ravi d'apprendre que l'Estat a coin de son neveu, et que cola luy fait trouver les proposition 2) qu'on luy a envoye plus agreable et qu'il ne manque rien que d'envoyer chez vous. Hague 20 Aprill [16]66 3). 1) Hier is schromelijke overdrijving. Cf. Bijdragen, t. a. p., blz. 104. 2) Bedoeld meet zijn het voorstel der Staten in hun brief van 11 December 1665 (hiervOer, blz. 551, noot 1); ook met de in het begin van dezen brief genoemde „memoire qu'il ont envoye au Roy" meet dit voorstel, dat to Chaillot herhaald was, bedoeld zijn 3) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. 588 ERIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 19. BRIEF VAN BUAT AAN ARLINGTON '). De la Haye , ce 20 Avril [1666]. Cher Milord , ie donne dans l'asanble de Holande cello qui vous a plus de m'4creire 2), laisquelle hont este bien receue. L'onna deleibere quelque chose Jesus, mais it le tinne segrait; say pourquoi quo ie ne vous an park point, car ausi bien yl ei a du danger d'escreire, car souvant nos laitre sont inter- septee. Anfin, i'espere , cher Milord , de venir a bout de mais desin, et je vous conjure d'avoir la bonne de me tenir dans lais bonne grace de Sa Majeste et de me conserve unne petite plase dans vostre amitie, car ie vous asseure quo ie suis antieremant, cher Milord, a vous. Hague 20 Aprill [16]66. Monsr. Buat 3. 20. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 4). De la Haye , 8 juin [1666]. Cher amis, ie eroit quo vous aurais receu 4 dais mienne qui vous auront advertis , comme lais chose ce cont passe isi. Anfin nostre flote est sorteie avantsjer 5) et ceux qui hont estes pour la faire hater, sont revenus jer, qui promaite mervaillie. Le tans nous aprandras toute chose, mais ie pretans avoir commerce taint quo ie poures ; ie vous dire quo, sei 4) P. R. 0., S. P. F., N. L., Holland, 48. Het adres is van een onbekende hand. — Geteekend: „Le Buat". 2) Cf. hierv6Or blz. 586, noot 5. 3) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. 4) P. R. 0., S. P. F., Holland, 180. 5) Avanthier. tRIEVEN VAN SYLVMS EN BUAT. 589 ie pouvois vous parks, que ie vous dirois bien dais chose que ie vousdrois bien que vous seusie et que ie n'ose vous mander. Anfin 1), sei l'avantage du compat vous demeure, ie daigas fait unne breigue qui anpaicheras ce que ie touiours crint; ie croi que vous matande 2) bien , et selon maaiance 3) l'asanble de Holande ceras complaite anvirons, quand laic deux flote ce ceront rancontre, et, sei toute chose ne vont pas bien, vous vairais un etrange changement contre celuy, pour lequel vous m'aves ecrit taut de petis biliet. Je vous aseure que ie ne rien negleig4 de ce caute-las et que ie l'asvois daigas fait advans tous vos advis 4), mais tout colas n'a rien Beryl; sei ie pouvois vous antertenir, ie vous dirois bien dais chose sur ce chapeitre; anfin , it fot ce batre ancore unne fois. L'on vous croit isi fort faible et yl ei a dais freipons chevous qui font croire dais chose qui ne cont point, laisquelle abeuse le monde isi, et avand que l'on puisse remaidier, le tans s'ecoule et l'on viens au moins , comme nous somme a presant. Je vous prie , faite may responce sur ma presedante et sei vous ayes receu mais catre laitre depuis la reup- ture de l'asanble ; voisi la singimme 5). A Dieu , cher amis, mais recommandasion au cher Milord; ie vous anvoye dais consultasion pour son afair 6). Monsr B[uat] 7). 1) De hier beginnende passage tot: „il fot ce batre ancore unne fois" is reeds medegedeeld: Bijdragen, t. a. p,, blz. 107. 2) M'entendez. 3) Ma croyance (?). 4) Buat zinspeelt op zijne pogingen om tegen De Witt's wil toch iemand naar Engeland te doen zenden. 5) La cinquiκme. 6) Welke raadgevingen hier bedoeld zijn, is moeilijk met zeker- heid te zeggen. Waarschijnlijk hadden zij betrekking op het huwelijk van Arlington, dat in April voltrokken was. Deze be- dankt in zijn brief van 12/22 Juni (hiervOOr blz. 540, noot 2) Bua Bijdr. en Meded. XXVII. 38 590 BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BUAT. 21. BRIEF VAN BUAT AAN SYLVIUS 1). De Patinebour 2), ce 11 Juin [1666]. Cher amis, ie ne point receu de vos nouvelle depuis deux hordinaire; i'aprehande que l'on ne prainne nau laitre ; ie . vous anne ecrite sing tout de suite que ie cerois bien marls que fuse perdeue , car ie vous mandois bien dais chose que ie cerois bien ayse que vous susie. Anfin, l'on veux ancore et prouve 3) vos force et ie vous lure an verite que ie fait tout mon pausible , pourque l'on na voyase 4) cho vous, mais cela a estκ de trouve 5) de la mayniere que l'on vous a man* et ie n'ause plus vous an parles de peur que celle-si ne soit prise. Anfin, lais Etats- GEineraus hont dispute depuis deux iours pour anvoye ancore the vous, avant que la batalie soit donne, mais l'on n'[a] rien concleut, et ie croit que l'on n'an veux voire l'eiseue; sei ie pouvois vous pules , ie voor diens moeite om hem in te lichten over het gevaar, „que ma femme couroit, n'ayant pas fait faire les anonces pour son mariage selon les formes du pals"; van het door Buat aan de hand gedane expedient zou Arlington zich bedienen, als met het sluiten van den vrede de gelegenheid zich daartoe voordeed. — Ook aan het einde van den volgenden brief van Buat (hierna , blz. 591) is van de „consultations" sprake, maar daar in verband met de pogingen van Buat om de vredesonderhandelingen te doen beginners. Had Buat wellicht den raad aan de hand gedaan , dat Arlington over de huwelijkszwarigheden aan de Staten zou schrijven , om dan tegelijk er op aan te dringen, dat de Staten zich toch om vrede tot Engeland zouden wenden ? 7) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. (Deze noot behoort bij de vorige bladzijde). 1) P. R. 0 , S. P. F., Holland, 180. 2) Patijnenburg, een landgoed onder Naaldwijk, behoorende aan Pauw (genoemd hiervO6r, blz. 571, noot 2; Elias, t. a. p., blz. 198). 3) Eprouver. . 3) Eprouver. 4) N'envoyαt. 5) Bedoelt hij: „Mourne'? BRIEVEN VAN SYLVIUS EN BIM. 591 vous deirais bien dais chose sur ce chapeitre que ie n'ause feie au papier. Nostre flotte est an mer, mais ie las croi ancore a l'auposite du lieu , d'oiis elle est sorteie 1); Fon tiens lais hordre fort cegraite ce qu'elle doit faire , mais ie croi qui doive vous aler cherche et qui n'auront pas grand painne de vous trouve , anfin , nous voirons bientOt ce qui annariveras , et ie vous preie : etcreive mois touiours, et je vous aseure que, si nous somme batus, que [vous] voirais un etrange changemant pour de sertainne personne. Je 2) vous supleie de me faire savoir, sei par le credit du cher Milord ie ne pouvois pas avoir lais deux pasport dont ie vous et parles, et qui m'envoye ausei ou bien h quelqun de parans de Madame sa fame cette procu- rasion qui faut que nous [ayons] pour faire draice 3) ce memoire qui faut presante h Pasanble ou bien faire, comme j'ay anon* comme lais consultasion 4) porte que ie vous e envoye. Anfin, i'atandre say hordre et ie vous congeure de l'asure que n'an- ploiras 5) iamais personne pour son service qui le fase avecque plus de ioye et qui soft plus son ser- viteur que ie le suis. A Dieu, cher amis. M on sr B[uatj 6). 4) Onjuist. Op 11 Juni was de vierdaagsche zeeslag al begonnen 2) De hier beginnende passage tot: „que ie vous e envoy6" is reeds medegedeeld: Bijdragen, t. a. p., blz. 108. 3) Dresser. 4) Hierv(56r, blz. 589, mot 6. 5) Qu'il (n.l. Arlington) n'emploiera. 6) Aanteekening van ontvangst achter op den brief. 38* UTTGA.VEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP TE UTRECHT. KRONIJK. 1846-1875. 2e jaargang.(*)f (54-) 1.50. 17e jaargang , f (5.80) 4.50. 3e jaargang . - (2.70) 1.50. 18e jaargang . - (6.60) 1.50. 4e jaargang . - (3.70) 2.50. 19e jaargang : - (7.40) 2.-. 5e jaargang . - (6.-) 2.50. 20e jaargang . - (7.20) 2.-. 6e jaargang . - (6.-) 2.-. 21e jaargang . • (7.60) 2.-. 7e jaargang . - (6.40) 3.-. 22° jaargang . - (7.20) 2.-. Se jaargang . - (5.80) 3.-. 23e jaargang , - (9.20) 2.50. 9' jaargang . - (6.80) 3.-, 24e jaargang . - (9.40) 2.50. 10e jaargang . - (6.80) 3.-. 25e jaargang . -(10.70) 3,-. Ile jaargang . - (3,20) 1.-. 26e jaargang . - (8.00) 2.50. 12e jaargang . - (3.60) I.-. 27° jaargang . - (8.20) 2.50. 13e jaargang . - (4.80) 1.50. 28e jaargang . - (6.20) 2.50, 14e jaargang . - (5.10) 1.50. 29° jaargang . - (8.30) 2.50. 15e jaargang . - (4.60) 1.50. 30e jaargang . -(10.30) 3.-. 16e jaargang . - (5.90) 1,50. 31e jaargang . - (8.40) 2.50. BERIGTEN. 1846-1863. le deel. le stuk.f(3.40) '1.50. cle deel. 2e stuk. f (2.50) 4.50. le deel. 2e stuk. - (2.20) '1.50. 5e deel. le stuk. - (3.20) '1.50. 2e deel. le stuk. - (2.20) '1.50. 5e deel. 2e stuk. - (2.50) 4.-. 2e deel. 2e stuk. - (3.80) 3.80. 6e deel. le stuk. - (2.50) 'I.-. 3e deel, le stuk. - 3.-) 1.50. 6e deel. 2e stuk. - (2.10) 4.-. 3e deel. 2e stuk. - (3.-) 1.50. 7e deel. 1° stuk. - (5.50) 4.50. 4e deel, le stuk. - (3.-) 2.-. 7e deel. 2e stuk. - (6.50) 2.50. CODEX DIPLOMATICUS. EERSTE SERIE. (IN 4°.) 1848. 1 deel. M. 9.60 f 5.20. TWEEDE SE1IIE. (IN 8°.) 1852-1863. le deel. le afd. f (3.75) 2.50. 3e deel, 2, afd. f (3.40) -1.50 le deel. 2e afd. - (3.10) 2.50. 4e deel, le afd. - (3.10) 4.50. 2e deel. le afd. - (6.20) 3,50. 4e deel. 2e afd, - (5.20) 1.50. 2e deel. 2e afd. - (3.20) 2.--. 5e deel . . . -(12.00) 4.--. 3e deel. le afd. - (6.50) 2.-. 6e deel . . . - (1.20) 4.-. (*) De eerste jaargang is niet in druk versehenea. BIJDRAGEN EN MEDEDEELINGEN. 1878-1906. • I e deel . f (5.20) 2.50. 14e deel f 3.80. 2e deel . - 15e deel . - 3e deel . - 16e deel - 4.75. 4e deel . - (8.80) 4.—. 17e deel • • • - 4.—. 5e deel i. - (5.40) 3.—. 18e deel - 5.75. 6e deel . f 6.—. 19e deel - 7e deel . - 5.—. 20e deel - Se deel - 3.60. 21e deel - 4.50. 9° deel . - MO. 22e deel . - 4.90. 10e deel - 5.80. 23e deel - 4.90. 11 e deel - 6.60. 24e deel - 5.25. 12e deel - 4.10. 25e deel - 13e deel . - - REGISTER op de Kronijk van 1846-1854. 1857. f (5.80) 1.50. REGISTER op de onderwerpen , behandeld in de Kronijk, de Berigten en den Codex diplo- maticus (1877) ........... - (1.80) 1.50. WERKEN. NIEUWE SERIE. 1. Annales Egmundani .. . a f (1.20) 1.---. 2. Verbaal van de ambassade naar Engeland. 1685 ............. - (1.80) 1.—. 3. Memorien van Roger Williams. • - (2.10) 1.—. 4. Kronijken van Emo en Menko . . (3.70) 1.50. 5. HORTENSIUS , Opkomst en ondergang van Naarden ............ - (4.50) 1.50. 6. Kronijk van Holland van den Clerc uten laghen landen bi der see ..... . - (2.30) 1.---. 7. Kronijk v. Eggerik Egges Phebens. 1565-1594 - (2.40) 1.—. 8. VERWIJS , De oorlogen van Albrecht van Beieren met de Friezen ....... - (9.80) 2.50. 9. Verbaal van de ambassade naar Dene- marken , enz. 1625 ....... . - (2.30) 1.—. 10. Verbaal v. d. ambassade n. Engeland. 1625 . - (1.90) 1.—. 11. Brieven van J. Wtenbogaert. I. (1584-1618) - (4.00) 1.50. 12. Brieven v. J. Wtenbogaert II 1. (1618-1621) - (2.80) 'I.—. 13. Memorials of P. P. J. Quint Ondaatje . . - (4.00) 1.50. 14. Verhooren van Hugo de Groot . • • • - (4.80) 2.—. 15. Brieven v. J. Wtenbogaert. 11 2. (1621-1626) - (5.50) 2.—. 16. Meinoria van Cornelis Pieterszoon Hooft. - (4.90) 2.—. 17. Brieven v. J. Wtenbogaert. III 1. (1626-1627) - (6.50) 2.— 18. Onderzoek omtrent de Middelburgsche be- roerten van 1566 en 1567. ..... f (3.40) 1.50. 19. Brieven v. J. Wtenbogaert.1112. (1628-1629) - (8.20) 2.50. 20. Brieven v. Joh. Wtenbogaert. III 3. (1630). - (6.10) 2.-. 21. De rekeningen der grafelijkheid van Hol- land. I. ... ....... . (5.80) 2.50. 22. Brieven v. J. Wtenbogaert. III 4. (1631-1644) - (4.50) '1.50 23. Journaal van Constantijn Huygens den zoom 1688-1696 I. . - 24. De rekeningen der grafelijkheid van Hol- land. II. . .. . - (7.20) 2.50. 25. Journaal van Constantijn Huygens den zoom 1688-1696. II. ... - 26. De rekeningen der grafelijkheid van Hol- land. ..... - 27. Brieven van en aan J. D. van der Capellen van de Poll .......... -(10.80) 3.-. 27b. Brieven van en aan J. D. van der Capellen van de Poll. ( Aanhangsel.) .. - 28. BOMELIU8 Bellum Trajectinum - 29. De rekeningen der grafelijkheid van Zee- land. I. .......... .. - (6.80) 3.-. 30. De rekeningen der grafelijkheid van Zee- land. II .......... .. - (5.30) 3.-. 31. MuLLER, Lijst van Noord-Nederlandsche kronijken . - 32. Journalen van Constantijn Huygens den zoon. 1673-1678 ..... - (3.50) 3.50. 33. Negociations de D'Avaux a la cour de Suede. 1693-1698. I. - (8.00) 2.50. 34. Negociations de D'Avaux. II. . - 35. Negociations de D'Avaux. III 1. . 36. Negociations de D'Avaux. III 2. . 37. Brieven van Lionello en Suriano en ver- slag van Trevisano aan den Senaat van Venetie. 1616-1620 .. - 38. Brieven aan R. M. van Goens . I .. - 39. Dagverhaal van Jan van Riebeek. I. (1652- 1655) ............. - (7.80) 7.80. 40. Rijmkroniek van Melis Stoke. I. . - (5.00) 2.50. 41. De geschillen over de afdanking van het krijgsvolk. 1649-1650 ....... (5.40) 2.50. 42. Rijmkroniek van Melis Stoke. . . . 43. Brieven aan R. M. van Goens. 11. . . f (4.60) 1.50. 44. Brieven van Jhr. Arend van Dorp. I. . . - (6.60) 3.-. 15. Memorien v. Mr. D. v. Bleyswijk. 1734-1755 - (4.50) 46. Journalen van Constantijn Huygens den noon. 1680-1682. . ... . : . . - (2.20) 2.20, 47. Correspondentie van Lodewijk van Nassau - (2.90) 2.90. 48. Kroniek van Sicke Benninge . - (2.40) 2.40. 49. Narracio de Groninghe, de Thrente et de Covordia. . . . ........ - (2.10) 2.10. 50. Brieven van Jhr. Arend van Dorp. II. . - (7.80) 2.50. 51. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. I. (1576-1578). - 6.80 52. Resolution van de vroedschap van Utrecht betreffende de akademie. 1632- 1812 . . - 7.-. 53. De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325--1336. I .. .. - 7.30 54. De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325-1336. II. ...... - 8.-. 55. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. II. (1578-1579) - 6.25 56. Brieven aan R. M. van Goens. III . . . - 3.-. 57. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. III. (1579-1581) - 8.90 58. Dagverhaal v. Jan v. Riebeek. IL (1656-1658) - 8.-• 59. Dagverhaal v. Jan v. Riebeek. III. (1659-1662) - 8.-. 60. pocuments concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. IV. (1581-1583). - 4.50 61. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. V. (1583-1584). - 8.50 DERDE SERIE. 1. FR. DUSSELDORP , Annales. 1566-1616 . - 7.50 2. De oudste stadarekeningen van Dordrecht. 1284-1424. . - 2.40 3. Het oudste cartularium van het sticht Utrecht - 4.60 4. Brieven van Willem V aan Van Lijnden van Blitterswijk . . . • • . - 3.50 5. Lettres de Pierre de Groot a Abraham de Wicquefort. 1668-4674 . - 5.25 6. Rekeningen van de gilden van Dordrecht. 1438-1600 • • • .. 2.80 7. H. BONTEMANTEL, De regeeringe van Amsterdam. 1653-1672. I. . . f 5.50. 8. H. BONTEMANTEL, De regeeringe van Amsterdam. 1653-1672. II. .. - 6.—. 9. Rekeningen d. stad Groningen u. d. 16e eeuw. - 10. Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes. 1659-1673. I. ...... - 12. Diarium Everardi Bronchorstii. 1591-1627. - 44. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Har- denbroek. 4747-1780. I. .. - 15. Brieven van Nicolaes van Reigersberch aan Hugo de Groot . - 7.50. 16. Collectanea van Gerardus Geldenhauer Noviomagus . . - 3.75; 47. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Har- denbroek. 1.780---1781. II .. . - 7.50. 19. Notulen der Staten van Holland, gehouden door Hop en Vivien. 1671--1675. . - 5.50. 20. Willelmi, capellauie in Brederode, postea mo- nachi et procuratoris Egmondensis Chronicon. 3.90. ABRAHAM DE WICQUEFORT , Histoire des Provinces- Unies des Pais-Bas. 4 vol.. • • . 26.—. BULLARIUM TRAJECTENSE. 2 tom. . . • - 24.—. VERSLAG van de algemeene vergadering der leden op 16 April 1895 .. - VERSLAG van de algemeene vergadering der leden op 20 April 1897 .. - VERSLAG van de algemeene vergadering der leden op 14 April 1903 .. . - 0.90. BEPALINGEN over de uitgave van handschriften . . - 0.25. BEPALINGEN over het uitgeven van handschriften , betrekking hebbende op de nieuwe geschiedenis . - 0.20 CATALOGUS der boekerij van het Historisch Genoot- schap. 3e uitgave. (1872) . . - '1.60. 1 e SUPPLEMENT op den Catalogus der boekerij van het Historisch Genootschap (1882) . . - 2e SUPPLEMENT op den Catalogus der boekerij van het Historisch Genootschap (1895) . - 2.40. UTTGA YEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP TE UTRECHT 1). Lijst van Noord- Nederlandsche kronijken, met opgave van bestaande handschriften en. litteratuur. Door S. Muller Fz. 1880. . . ..... f (1.40) 1.—. Volledige lijst van alle Noord-Nederlandsche kronijken en weg- wijzer door de bestaande handschriften van uitgegevene en onuit- gegevene kronijken. Annales Egmundani. 1863 .. . . Oudste bron voor de geschiedenis van het graafschap Holland. Rijmkroniek van Melis Stoke. Uitgegeven door W. G. Brill. 2 deelen. 1885 ....... f (9.80) 5.—. Belangrijk verhaal van een grafelijken klerk omtrent de geschiedenis van de laatste tijden van het Hollandsche en het optreden van bet Henegouwsche huis. Willelmi, capellani in Brederode , postea monachi et pro- curatoris Egmondensis Chronicon. Uitgegeven door C. Pijnacker Hordijk. 1904. . ..... f 3.90. Nieuwe uitgaaf van deze belangrijke kroniek (vervoig der Egmon- dische kronieken) volgens het eenig bekende handschrift. Kronijk van Holland van een ongenoemden geestelijke (gewoonlijk genaamd Kronijk van den Clerc uten laghen landen bi der see). 1867 ..... f (2.30) 1.—. Kronijk, waarvan de tekst nauw verwant is aan de Hollandsche vertaling der belangrijke kronijk van Beka. HENRICUS BOhtELIUS Bellum Trajectinum. 1878. f (1.40) 1.—. Verhaal van de gebeurtenissen , die aan de annexatie van het sticht Utrecht door Karel V voorafgingen. Kronijken van Emo en Menko. Uitgegeven door Feith en Acker Stratingh. 1866 . . . . . f (3.70) 1.50. Belangrijkste bron voor de oudste geschiedenis van Friesland, vooral voor de sociale historie. 1) Deze inhoudsopgave der uitgaven van het genootschap bedoelt alleen den hoofdinhoud, niet den volledigen inhond der weaken to vermelden. Quedam narracio de Groninghe , de Thrente , de Covordia et de diversis aliis sub diversis episcopis Trajecten- sibus. Uitgegeven door C. Pijnacker Hordijk 1888. f (2.10) 2.10. Belangrijk voor de geschiedenis van Groningen en Drente in de 12e en 13e eeuw. Uitgaaf volgens een handschrift , dat aan de uitgevers der Monumenta Germaniae onbekend is gebleven. De kroniek van Sicke Benninge. le en 2e deel (kroniek van Van Lemego) Uitgegeven en met kritische aan- teekeningen voorzien door J. A. Feith met eene inlei- ding van P. J. Blok. 1887 ..... f (2.40) 2.40. Verhasi van een hooggeplaatst getuige van de gebeurtenissen to Groningen in de 15e en het begin der 16e eeuw, hier voor het eerst op betrouwbare wijze uitgegeven. Ook de bier overgeno- mene kroniek van Lemego over de 15e eeuw is het werk van een tijdgenoot. Het oudste cartularium van het sticht Utrecht. Uitge- geven. door S. Muller Fz. 1892 ...... f 4.60. Bevat alle keizeroorkonden van bet sticht Utrecht en alle andere giftbrieven uit de oudste tijden van bet bisdom. Bullarium Trajectense. Romanorum Pontificum diplomata usque ad Urbanum Papam VI in veterem episcopatum Trajectensem destinata. Edidit Gisb. Brom. 2 tomi. 1891, 92 . . . . . ....... f 24.—. Volledige verzameling van de in het pauselijk archief aanwezige oorkonden, betrekking hebbende op het bisdom Utrecht. De rekeningen der grafelijkheid van Holland onder het Henegouwsche huis. ITitgegeven. door H. G. Hamaker. 3 deelen. 1875— 78 ... . De rekeningen der grafelijkheid van Zeeland onder het Henegouwsche Huis. Uitgegeven door H. G. Hamaker. 2 deelen. 1879, 80. . ..... f (12.10) 6.—. Oudst bewaarde rekeningen van de Hollandsche graven, overrijk aan bizonderheden betreffende de geographische, administratieve en sociale toestanden van Holland in de veertiende eeuw. De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325— 1336. Uitgegeven door S. Muller Fz. 2 deelen. 1889, 91. f 15.30. Eenige bron voor de kennis van de administratie van het bisdom Utrecht in bet begin van de veertiende eeuw. De oudste stadsrekeningen van Dordrecht. 1284-1424. Uitgegeven door C. M. Dozy. 1891 . . . . f 2.40. Bevat o. a. de eenige stadsrekeningen uit de dertiende eeuw, die in Nederland bewaard zijn. Rekeningen van de gilden. van Dordrecht. 1438-1600. Uitgegeven door J. C. Overvoorde. 1894 . . f 2.80. Eenige bewaarde middeleeuwsche rekeningen van Nederlandsche gilden, van belang voor de kennis van de inrichting dezer cor- poraties. Rekeningen der stad Groningen nit de 16e eeuw. Uitge- geven door P. J. Blok 1896 ...... f 4.—. Geven een voliedig overzicht van de administratie der stad Gro- ningen in de eerste helft der zestiende eeuw. E. VERWIJS , De oorlogen van hertog Albrecht van Beieren met de Friezen in de laatste jaren der XIVe eeuw. 1869 ........... . Bewerking van deze belangrijke episode der Nederlandsche ge- schiedenis, voornamelijk getrokken uit de grafelijkheidsrekeningen van Holland G. GELDENHAIIER NOVIOMAGUS , Collectanea. Uitgegeven. door J. Prinsen. J.Lz. 1901. ...... f 3.75. Aanteekeningen en opstellen van den bekenden humanist, be- langrijk voor de kennis van zijn tijd , vooral voor de geschiede- nis der hervorming en voor de gebeurtenissen in het bisdom Utrecht. Onderzoek van 's Konings wege ingesteld omtrent de Middelburgsche beroerten van. 1566 en. 1567. Uitgegeven door J. Van Vloten. 1873 ..... f (3.40) 1.50. Zeer belangrijke bron voor de geschiedenis van de hagepreeken, den beeldenstorm en het eerste gewapende verzet tegen de Span- jaarden in Zeeland. Correspon.dentie van en betreffende Lodewijk van Nassau en andere onuitgegeven documenten. Verzameld door P. J. Blok. 1887 . . . . . . Bevat o. a. de onuitgegeven apologie van Lodewijk, de rechter- hand van zijn broeder prins Willem van Oranje, en eene corres- pondentie betreffende zijne onderhandelingen met het Fransche hof. HORTENSIIIS , Over de opkomst en den ondergang van Naarden. Uitgegeven door Peerlkamp en A. Perk. 1866 ....... .. . f (4.50) 1.50. DA geschrift van Lambertus Hortensius, rector der Latijnsche school to Naarden, is vooral merkwaardig om de mededeelingen over het begin van den 80-jarigen oorlog en het uitvoerig ver- haal van het uitmoorden van Naarden door de Spanjaarden (1572). Memorien van Roger Williams. Uitgegeven. door J. T. Bodel Nyenhuis. 1864 ..... . f (2.10) 1.—. Merkwaardig voor de oorlogsgeschiedenis der jaren 1572-1574; de schriiver was ooggetuige der gebeurtenissen in de eerste jaren van den opstand tegen Spanje. Brieven en onuitgegeven stukken. van Jonkheer Arend van Dorp, heer van Maasdam. Uitgegeven door J. B. J. N. ridder De van der Schueren. 2 deelen. 1887, 88. f (14.40) 5.50. Papieren van een handlanger van prins Willem I, belangrijk voor de intieme geschiedenis van den opstand tegen Spanje. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. (1576-1584.) Publies par P. L. Muller et Alph. Diegerick. 5 vol. 1889-99. f 34.95. Volledige bronnenuitgave betreffende de tusschenkomst van den hertog van Anjou, broeder van Hendrik III, in de Laken van den Nederlandschen opstand en de aanneming van de souvereini- teit over de Nederlandsche gewesten. Kronijk van Eggerik Egges Phebens. 1565-1594. Uit- gegeven door H. 0. Feith 1867. . . f (2.40) 1.—. Groningsche kronijk van een onpartijdigen hervormingsgezinde, bron van Emmius. Uittreksel uit Francisci Dusseldorpii Annales. 1566-1616. Uitgegeven door R. Fruin. 1894 ..... f 7.50. De geschiedenis van den opstand, door een katholiek tijdgenoot geschreven. Diarium Everardi Bronchorstii sive Adversaria omnium quae gesta sunt in academia Leidensi , 1591-1627. Uitgegeven door J. C. Van Sloe. 1898. . . f 2.40. Curieuse aanteekeningen over het onderwijs en het leven aan de Leidsche academie. Brieven van Lionello en Suriano uit Den Haag aan Doge en Senaat van Veneti8 in 1616--1618, benevens Verslag van Trevisano betreffende zone zending naar Holland in 1620. 1883 ..... . . . f (6.10) 3.50. Merkwaardige brieven van de bekende Venetiaansche diplomates over de geschillen tijdens het bestand. Memorien en adviezen van Cornelis Pieterszoon Hooft. 1871 .. . . . . . , f (4.90) 2.—. Belangrijk voor de geschiedenis van Amsterdam in de jaren 1578-1620 en voor de houding van deze stad in de godsdien. stige geschillen. Verhooren en andere bescheiden betreffende het rechts- geding van Hugo de Groot. Uitgegeven door R. Fruin. 1871 ..... . Belangrijk voor de kennis van den strijd tusschen de twee groote staatspartijen in het begin van de republiek , waarbij Grotius eeue belangrijke rol vervulde. i3rieven en onuitgegeven stukken van Johannes Viften- bogaert. 1584-1644. Ilitgegeven door H. C. Rogge. 7 deelen. 1868/74. . ..... . f (37.60) 12.50. Deze correspon.thartie van den bckeiiden Rernonstrantmehen. hof- prediker van pries Maurits is in de eerste plaats belangrijk voor de geschiedenis van de kerkelijke woelingen tijdens het bestand. de geschiedenis van de kerkelijke woelingen tijdens het bestand. Verbaal van de ambassade van Aerssen , Joachimi en Bur- mania naar Engeland. 1625. 1867 . . f (1.90) 1.—. Bevat de onderhandeling over een verbond van onderlinge be- scherming na het afspringen van het huwelijk tusschen den noon van den Engelschen koning en eene Spaansche prinses. Verbaal van de ambassade van Gaspar van Vosbergen bij den koning van Denemarken , den Neder-Saxischen kreits en den koning van Zweden. 1625. 1867 . f (2.30) 1.—. Behelst de onderhandelingen over een verbond tegen den keizer en den koning van Spanje in het begin van den Dertigjarigen oorlog. . Brieven van Nicolaes van Reigersberch aan Hugo de Groot. 1902. ............ f 7.50. Belangrijk voor de geschiedenis van De Groot; bevat voorts eene reeks van gewichtige berichten over de toestanden in Nederland in de jaren 1622-1643. Resolution van de vroedschap van Utrecht betreffende de Academie. Uitgegeven door J. A. Wijnne en. Lucie Miedema. 1888, 1900. ........ f 7.—. Met een uitvoerige inleiding over de inrichtingen van hooger onderwijs to Utrecht voor 1636. ABRAHAM DE WICQUEFORT, Histoire des Provinces-Unies des Pais-Bas, depuis le parfait establissement de cet estat par la paix de Munster. 4 volumes. I. 1861. II. 1864. III. 1866. IV. 1874. . . . . . . . . f 26.—. De beste gelijktijdige geschiedenis van de Nederlanden in de tweede helft der zeventiende eeuw door een diplomatiek agent. De geschillen over de afdanking van het krijgsvolk in de Vereenigde Nederlanden in de jaren 1649 en 1650. Toegelicht door J. A. Wijnne. 1885. . f (5.40) 2.50. De bekende geschillen van het jaar 1650 worden hier toegelicht nit onbekende stukken uit het Huis-archief van H. M. de Koningin. Dagverhaal van Jan van Riebeek, commandeur aan de Kaap de Goede Hoop. 1652-1662. 3 deelen. 1884-93. f 23.80. Merkwaardig verhaal van den stichter der Kaapkolonie omtrent de geschiedenis van deze kolonie. 13ONTEMANTEL , De regeeringe van Amsterdam , soo in 't civiel als crimineel en militaire. 1653-1672. Uit- gegeven door G. W. Kernkamp. 2 deelen. 1897. f 11.50. Gedenkschriften een Amster(iamsch regent uit den tijd van Jan de Witt, belangrijk voor de kennis van de regeering en de regeeringsintriges van Amsterdam. Lettres de Pierre de Groot a Abraham de Wicquefort. 1668-1674. Publiees par F. J. L. Kramer. 1894. f 5.25. Brieven van P. De Groot, den zoou van Hugo De Groot , voor- namelijk loopende over de Keuische vredeshandeiing in 1673. Notulen , gehouden ter Staten vergadering van Holland door Hop en Vivien. 1671-1675. Uitgegeven door N. Japikse. 1904. ......... f 5.50. Uitvoerige mededeelingen over het vourgevailene bij het nemen der resolution in de Staten-vergadering van Holland gedurende deze belangrijke jaren. Journalen van. Constantijn Huygens den. zoon. 1673-1678. 1881 ............. f (3.50) 3.50. Journalen van Constantin Huygens den zoon. 1680-1682 en 1649 —1650. 1888. ...... f (2.20) 2.20. Journaal van Constantijn Huygens den zoon. 1688-1696. 2 deelen. 1876. ...... . f (14.60). 14.60. Journalen van den secretaris van Willem III, hoogst belangrijk voor de kennis van personen en de zedengeschiedenis van de laatste helft der zeventiende eeuw. Verbaal van de buitengewone ambassade naar Engeland in 1685. 1863 ......... f (1.80) 1.—. Gewichtig voor de kennis van de verhouding der republiek tot koning Jakob II na diens troonsbestijging en den opstand van Monmouth en zijne aanhangers. Negotiations du comte D'Avaux , ambassadeur a la cour de Suede, pendant les annees 1693, 1697, 1698. Publiees par J. A. Wijnne. 4 volumes. 1882, 83 . f (22.90) 8.—. Belangrijk voor de geschiedenis van de diplomatieke betrekkingen der mogendheden ten tijde van den Negenjarigen oorlog. Memorien van Mr. Diderik van Bleyswijk , burgemeester van Gorinchem. 1734-1755. Uitgegeven door Theod. Jorissen. 1887 ........ . f (4.50) 3.—. Belangrijk voor de geschiedenis van de familieregeering en de regentenintriges in de steden van Holland. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek , 1747-1780. I, II. Uitgegeven door F. J. L. Kramer. 1901, 2. f 14.—. Dagboek van een hooggeplaatst edelman, aan het hof der stad- houders verkeerende en dagelijks met alle invloedrijke personen omgaande. Brieven van en aan Joan Derek van der Capelien Vali. de Poll. Uitgegeven door W. H. De Beaufort. Met aan- hangsel door J. A. Sillem. 2 deelen. 1879. f (12.20) 4.—. Brieven van den bekenden adellijken patriotschen leider, hooget belangrijk voor do geschiedenis van de jaren 1763-1784. Brieven. aan R. M. van Goens en onuitgegeven stukken hem betreffende. 3 deelen. 1884-90. f (14.20) 8.— Belangrijk voor de autobiografie van R. M. Van Goens en voor de kennis van zijne verhouding tot de stadhouderlijke partij. Bevat bovendien eene uitgebreide correspondentie met buiten- :andsche geleerden. Brieven van prins Willem V aan baron Van Lijnden van Blitterswijk. Uitgegeven under toezieht van F. De Bas. 1893 ............... f 3.50. Vertrouwelijke brieven van den prins aan zijn vertegenwoordiger als eerste edele in Zeeland. Memorials and times of Peter Philip Juriaan Quint On- daatje. By Mrs. Davies ...... f (4.—) 1.50. Biographie van den bekenden Utrechtschen patriot van 1784 en volgende jaren. K R ON IJ K. EERSTE SERIE. Ie jaargang. (Is niet in druk verschenen.) He jaargang. 1846 ........ f (5.—) 1.50. Beheist tal van bijzonderheden over historische personen, kerke- lijke taken, universiteitswezen enz. — Inventaris van brieven uit het archief der voormalige vijf kapittelen to Utrecht (1380- 1513). — Kleine historische mededeelingen enz. enz. IIIe jaargang. 1847 .. .. f (2.70) 1.50. Vervolg van den inventaris der brieven uit het archief der voor- malige vijf kapittelen to Utrecht (1514, 1515). — Vele wetens- waardigheden over archaeologie, genealogie, archiefwezen. — Verklaring van spreekwijzen (dialecten) en spreekwoorden enz. enz IVe jaargang. 1848 .... .. f (3.70) 2.50. Verschillende brieven van prins Willem I, Paulus Merula (min- nebrief), Wtenbogaert e. a. — Vervolg van den inventaris der 5 kapittelen (1516, 1517). — Mededeelingen over Czaar Peter en zijne vrouw e. a. — Toestand der archieven van Nijmegen, Utrecht Groningen, Dordrecht en andere steden enz. enz. Ve jaargang. 1849 ........ f (6.—) 2.50. Inventarissen van verschillende stads-archieven. — Brieven van David van Bourgondid, Philips II, prins Willem I, Hugo De Groot, e. a. — Bijdragen tot de geschiedenis van het Neder- landsche zeewezen en krijgswezen (1618) enz. enz. TWEEDE SERIE. VIe jaargang. 1850 . . .. f (6.—) 2.—. Inventarissen van verschillende archieven van steden, gerechten en gasthuizen. Brieven o. a. van Adolf en Karel van Gelder (1456--1477), Christiaan II van Denemarken. (1525), Karel V (1537), Philips II (1561, 67), E. Leoninus (1581), prins Wil- lem I (1582), Maurits van Nassau (1600) e. a. — Bijzonderheden over Utrechtsche bisschoppen , hertogen van Gelre e. a.; over den vredebandel te Utrecht (1713); over aflaatgelden, papiermerken enz. enz. jaargang. 1851 . . f (6.40) 3.—. Inventarissen van archieven. — Academie te Franeker. Middel- eeuwsche kerkgebouwen in Friesland en Groningen. — Graftombes in Germaanschen smaak en in dien. der Renaissance. — Tien brieven betreffende de Geldersche aangelegenheden in 1535- 1537. Brieven van bekende personen ; genealogien enz. enz. VIIIe jaargang. 1852 . . .. f (6.80) 3.—. Reproductie van den „Almanach nae den nieuwen ende ouden stijl. Opt Jaer ons Heeren M.D.XCVIII", in 12° te Delft bij Bruyn Harmansz. --19 brieven Tan Anna van Egmond aan Karen broeder Maximiliaan. Keuken-rekening van de grafelijkheid van Holland en Zeeland. 1401. — Stukken over de Oost-Indische Compagnie. Emigreerende families nit Antwerpen naar Mid- delburg. 1586 enz. enz. IXe jaargang. 1853 . .. f (6.80) 3.—. Belangrijke onderschepte Portugeesche briefwisseling. 1634. — Stukken van Jan Pietersz. Coen over den handel in Indic. 1622, 1623. — Fragmenten van oude kronieken. — Journaal, gehouden te Batavia door den directeur-generaal Ph. Zwart. 1636. — Chro- nologische opgave der oorkonden over de 13e en 14e eeuw in het stads-archief te Harderwijk. Bijdragen tot de geschiedenis van het geschutwezen (1491-1528). — Brieven ; genealogische mededeelingen enz. enz. Xe jaargang. 1854 . . . . triterste wil van prins Maurits. — Eenige merkwaardige von- nissen. '1524-1645. Handel op Perzie en de golf van Ben- galen. 1633. — Stukken over de Oost-Indische Compagnie. 109 Brieven van Maria van Nassau. 1605-1615. — Charters in het stads-archief van Harderwijk. 1402-92 enz. enz. DERDE SERIE. XIe jaargang. 1855 .. .. f (3.20) 1.—. Betrekking tusschen de Nederlanden en Geneve in '1589, 1590. — Stukken over de West-Indische Compagnie. Geslachtswapenen Bijdr. en Meded. XXVII. 39 en rouwborden in kerken. Stukken betreffende de krijgsgescbie denis. Brieven enz. van en aan Anna Maria van Schurman. Onuitgegeven gedichten van Const. Huygens enz. enz. XIIe jaargang. 1856. . . f (3.60) I.—. Rechtstoestand in het begin der 15e eeuw. Rechtsgebruiken in de middeneeuwen. Eenige merkwaardige vonnissen nit den tijd der geloofsvervolging te Amsterdam in de 16e eeuw. — Bijdrage tot de geschiedenis van den bouw van den Dom te Utrecht. — Autobiographie van den gouverneur-generaal P. A. van der Parra. — Grafsteden der oudste bewoners van Denemarken enz. enz XIIIe jaargang. 1857 .. .. f (4.80) 1.50. Oorkonden betrekkelijk den twist tusschen den bisschop van Utrecht en den beer van Wisch in 1490. — Inventaris van bet stadsarchief te Oudewater. Begiftigingen en bezittingen van het Carthuizer-convent b'ij Utrecht. — Charter van 1368, be- vattende een overzicht van het bisdom Utrecht in 1278. XIVe jaargang. 1858 .. . . f (5.10) 1.50. Stukken betrekkelijk den oorlog met Frankrijk in 1672. — Oude doopvonten (met afbeeldingen). Stukken betrekkelijk de her- vormingsberoerten te Utrecht in 1566 en 1567. — Expeditie naar Portugal in Sept. 1657 enz. enz. XVe jaargang. 1859. . .. f (4.60) 1.50. Brieven van prins Willem van Oranje aan zijne vrouw Anna van Egmond. Liefdadige stichtingen te Utrecht. — Charters uit het stads-archief te Harderwijk, 14e en 15e eeuw. Ge- vangenneming van Paulus Buys, 1586 enz. enz. VIERDE SERIE. XVIe jaargang. 1860 ....... f 5.40) 1.50. Aanteekeningen betrekkelijk het beleg van Haarlem. — Overland- reis van Indic naar Europa in 1757. -- Stukken voor de ge- schiedenis van de jaren 1588 en 1589 enz. enz. XVIIe jaargang. 1861 ... . f (5.80) 1.50. Stukken voor de geschiedenis der jaren 1588 en 1589. — Ver. dedigingswerken van de IJssel. 1672. — Brieven van Willem van Liere. — Onkosten der judicature van Oldenbarnevelt. Onkosten der Dordsche synode enz. enz. XVIlie jaargang. 1861 .. . f (6.60) 1.50. Stukken voor de geschiedenis der jaren 1590 en 1591 enz. enz. XIXe jaargang. 1863. . ... f (7.40) 2.—. Stukken voor de geschiedenis van het jaar 1592. — Wicquefort's Memoires. Heinrici ab Hovel Speculum Westphaliae enz. enz. XXe jaargang. 1864 . . . . . f (7.20) 2.—. Stukken voor de geschiedenis der jaren 1593 en 1594. — De benoeming van graaf Johan van. Nassau tot stadhouder van Gel- derland. — Beschrijving van een tocht naar de bovenlanden van. Banjermassing in het jaar 1790. — De bekostiging der voor- malige fortificatiewerken der stad Utrecht enz. enz. VIJFDE SERIE. XXIe jaargang. 1865 .. .. f (7.60) 2.—. Stukken voor de geschiedenis van het jaar 1595. — 'physics Leere en Order der Ned. Geref. Kerken. — Rapport faict par Monsieur de St. Aldegonde au Conseil d'Estat de sa negociation en France. 1581. — Bijdrage tot de geschiedenis der gewevene en andere behangseltapijten , vooral in Denemarken enz. enz. XXIIe jaargang. 1866 . . ..... f (7.20) 2.—. Stukken betreffende de onlusten binnen Utrecht in 1610. — Verbaal van de legatie van Leoninus, van Loozen, Valcke en Franckena naar Engelawl in 1596. — Stukken betrekkelijk de Remonstranten enz. enz. XXIIIe jaargang. 1867 .. . f (9.20) 2.50. Concept van eene Compagnie van assurantie en van haar octrooi. 1628, 29. — Brieven van Joh. Heinsius over den in 1632 aan- geknoopten vredehandel. — Eene bijdrage tot het leven van Onno Zwier Van Haren. — Over den geest en de strekking van het Amsterdamsche patriciaat enz, enz. XXIVe jaargang. 1868 ...... . f (9.40) 2.50. Brieven van Maarten Harpertsz. Tromp en van Witte Cornelisz. De With. — Brieven van Bilderbeck , Nederlandsch agent te Keulen, betreffende het laatste gedeelte van den Dertigjarigen oorlog. — Aegidius Daalmans, Indiaanse aanteekeningen enz. enz. XXVe jaargang. 1869 ...... f (10.70) 3.—. Stukken betreffende den vrijen handel op Brazilie. 1637. — Origi- neele brieven van H. Doedens aan Ant. Van Hilten betreffende. de West-lndische Compagnie. 1641-1648. — Journaal van Joh, Van Kerkhoven, heer van Heen.vliet , hofmeester van de princes- royttal, over de ziekte en den dood van prins Willem II en de kwstien omtrent de voogdij van den jonggeboren prins. — Geheime correspondentie uit Engeland, 1659, 1660 enz. enz ZESDE SERIE. XXVIe jaargang. 1870 .. ... f (8. • -) 2.50. Geschillen te Nijmegen. 1617. — Het Geusen Liedboek. — Ver- volging van de Remonstranten in Land en Stad van Utrecht. 1619 enz. — Eenige aanteekeningen wegens het gebeurde te Utrecht in 1786 en 1787. — Reisjournaal nit de 17e eeuw naar het Heilige Land enz. enz. XXVIIe jaargang. 1871 . .. f (8.20) 2.50. Aanteekeningen betrekkelijk het gebeurde te Utrecht in 1786 en 1787. — Stukken rakende de Quadruple Alliantie. — Grondig verhaal van A.mboyna. '1621. — Verhaal van eenige oorlogen. in Indid. 1622 enz. enz. XXVIIIe jaargang. 1872 .. .. J (6.20) 2.50. Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost-Indische Com- pagnie. — Brieven van R. Hoogerbeets. — Doleantien over mis- bruiken in de regeering van Friesland. 1627 enz. enz. XXIXe jaargang. 1873 ... . I (8.30) 2.50. Stukken betreffende de geschiedenis van den oorlog in 1630 en eenige volgende jaren. — Reformatie van 'a Hertogenbosch. 1630. — Classicale acta van Brazilie. 1636-1644. — Brieven van Willem Van Oldenbarnevelt aan Hugo De Groot. — Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. — Aanbevelingen voor scheepskapitein ens., ingekomen bij Johan De Witt. 1653-1672 enz. ens. XXXe jaargang. 1874 ...... f (10.30) 3.—. Staat van ontvangsten en uitgaven der geestelijke goederen tot onderhoud van predikanten. 1590. — Politieke brieven uit de jaren 1784, 1785 en 1786, meerendeels van den beer Maxim. D'Yvoy. — Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost- Indische Compagnie. — Verhaal der gevangenschap van Olden.- barnevelt , beschreven door zijn knecht Jan Francken enz. enz. XXXIe jaargang. 1875 .. . . f (0.40) 2.50. Rapport der geheime staatscommissie nopens de toekomstige in- richting en huishouding van den staat. 1818. — Journaal van Splinter Helmich , soldaat en later hopman in dienst van den laude. 1572-1598. — De magistraatsbestelling te Utrecht onder de republiek. — De vorming van het Oversticht. — Brieven van prins Willem V. 1786-1793 enz. enz. BERIGTEN. Ie deel le stuk. 1846 ... . 1 (3.40) 1.50. Dodt van Flensburg over Valerius Andreas. — Visscher over Jan van Rode, vertaler der Somme le Roy. — Dodt van Flensburg over Adam en Paul van Vianen. — Ctrechtsch handschrift der Snorra-Edda. — Eyck van Zuilichem , Bouw- en beeldhouw- kundige voortbrengselen in ons land. Ie deel 2e stuk. 1848 ... .. f (2.20) 1.50. Nederlandsche handschriften in de Keizerlijke bibliotheek to Petersburg. — Asch van Wijck , Schuttengilden in Nederland. He deel le stuk. 1849 ... . Verblijf van Christiaan II van Denemarken in Nederland. 1521. — Beroerten to Gent onder Karel V. He deel 2e stuk. 1849 . . . f (3.80) 3.80. Verhooren van Oldenbarnevelt. Ille deel le stuk. 1850 .. . f (3.—) 1.50. Geschiedenis van het geslacht Van Mathenesse. — Catalogue de documents manuscrits relatifs h l'histoire de la Hollande dans les bibliotheques de Paris. IIIe deel 2e stuk. 1851 . . . . f (3.—) 1.50. Journaal omtrent de vredehandeling te Utrecht. I'Ve deel le stuk. 1851 . . f (3.—) 2.—. Geschiedenis van het geslacht Nyenrode. IVe deel 2e stuk. 1851 . . . . f (2.50) 1.50. De Upstalboom bij Aurich. — Bescheiden over het eerste tijdvak van de geschiedenis der hervorming in Utrecht. 1524-1566. Ve deel le stuk. 1853 . .. f (3.20) 1.50. Rapport van den gouverneur generaal Loten over Makasser. — Rapport van den hoer van Sommelsdijk over zijne legatie naar Venetie in 1820. Ye deel 2e stuk. 1856 . . . . f (2.50) 1.—. Rapport van eene reis naar het hof van Candi& 1671. — Auto- biografie van den gouverneur generaal Rijklof van Goens. 1678-1681. — Memorie betreffende het eiland Ceylon door R. van Goens Jr. 1679. VIe deel le stuk. 1857 . . De Wicquefort , Memoires sur la guerre de 1672. VIe deel 2,-) stuk. 1857 . . f (2.10) 1.--. Dagelijksche aanteekeningen over het verblijf der Franschen to Utrecht in 1672. en 1673. Vile deel le stuk. 1861 . . f (5.50) 1.50. Stukken betrekkelijk de verovering van Malakka. 1641. Vile deel 2e stuk. 1863 .. .. f (6.50) 2.50. Verbaal van de Nederlandsche gezanten in Engeland. 1618-1619. — Rapport van het gebesoigneerde te Tunis en Algiers. 1622-1623. CODEX DIPLOREAT1CUS. EERSTE SERIE (IN 4°). Ie deel le stuk. 1848 . . . f (2.60) 2.60. Oorkonden betreffende het voormalig handelsverkeer van Utrecht. — Oudste kameraarsrekeningen van Deventer. 1337-1347. he deel 2e stuk . . .. f (2.60) 2.60. J3rieven van Leibnitz en Cuperus o. a. over den Utrechtschen vrede TWEEDE SERIE (IN 8°). Ie deel le stuk. 1852 . ..... f (3.75) 2.50. Rekening van de testamentoren van. Jacoba van Beieren. Ie deel 2e stuk. 1852 ...... f (3.10) 2.50. Lettres de Paul Choart seigneur de Buzanval. 1600. IIe deel le stuk. 1853 . . . . . . f (6.20) 3.50. Oudste burgemeestersrekening van Middelburg. 1364. — Oudste kameraarsrekening van Utrecht. 1380. — Rekening van de brui- loft van Jan van Touraine. 1406. — Bisschoppelijke rekening van 1377. Tie deel 2e stuk. 1853 . . Verbalen van Van Grijspere en Van Lent, commissarissen in de troubles van 1567 en 1568. Tile deel le stuk. 1855 . f (6.50) 2,—. Oude kroniek van Brabant. Ille deel 2e stuk. 1856 .. . f (3.40) 1.50. Verbaal van de gedeputeerden in Engeland tot vereeniging van de Engelsche en Nederlandsche Oost-Indische Compagnien. 1618. IVe deel le stuk. 1859 .. . f (3.10) 1.50. Lettres inedites du comte de Boussu. — Oudste rekening van Antwerpen 1324. — Rekening van Lier. 1377. IVe deel 2e stuk. 1860 ..... f (5.20) 1.50. Lettres de Marnix de St. Aldegonde et de Jean Casimir, comte Palatin. — Briefwisseling met Don Jan van Oostenrijk. 1576- 1577. Ve deel. 1860 .. .. f (12.—) 4.—. Toe Boecop, Kronijk der bisschoppen van Utrecht. Vie deel. 1863 ... ... f (1.20) 1.—. Kronijken van Brabant, Holland en Vlaanderen. BIJDRAGEN EN MEDEDEELINGEN. Iste deel. 1878 ....... . . f (5.60) 2.50. Sautijn Kluit, Utrechtsche courant. — Boele van Hensbroek, Guicciardini. Ilde deel. 1879 ....... f (5.20) 2.50. Rapport van Aubery du Maurier. 1624. Tilde deel. 1880 . .. .. f (5.20 2.50. Rekeningen der Buurkerk to Utrecht, 15de eeuw. — Brieven aan den hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel. IVde deel. 1881 .. . f (8.80) 4.—. Verloren van Themaat, Geschiedenis van de vicaritin in de pro- vincie Utrecht. Vde deel . 1882 . . . . Staatkuudige berichten uit Frankrijk. 1650-1453. Stukken over de lichting der waardgelders te Utrecht. — Relaas van 't gepasseerde op Alsen. 1658. Vide deel. 1883 . . • f 6.—. Documenten voor de geschiedenis der Nederlanders in het oost en. — Steven Van der Haeghen , Avonturen. 1575-1597. — Trois arrets du Grand conseil de Malines. VIIde deel 1884 . . . . , . . . De Bas, Overgaaf der Bataafsche vloot 1795. — Verslag van Fr. Micheli. 1638. — Visitatie der kerken in het Sticht Utrecht. 1593. VIIIste deel. 1885 . . f 3.60. Dagboek over '1672. — Apologie van Lodewijk van Nassau. IXde deel. 1886 . . . • . f 6.10. Stukken betreffende den strijd der bisschoppen van Utrecht met de stad Utrecht. Stukken over den tegenstand der Utrecht- sche katholieken tegen de Unie van Utrecht. Xde deel. 1887 .. .. f 5.80. Buchelius , Observationes ecclesiasticae sub presbyteratu meo. — Zending van Dirk Van Hille naar Spanje..-- Onbekende kroniek van het klooster Windesheim. XIde deel. 1889 . . . f 6.60. Wicquefort, Memoires sur la guerre de 1672. — Drie Briefe der Stadt Londen an die Stadt Dordrecht. 1359. — De Bye, Gedenkschrift betreffende het bewind van Oldenbarnevelt. — Brie Utrechtsche kroniekjes v66r Beka's tijd. XIIde deel. 1890 . f 4.10. Politiek journaal van 1795. -- Bijdragen tot de geschiedenis der Hervormde kerk te Gent. 1578-1584. XIIIde deel. 1891 . . . f 5.—. Gedenkschrift van Don Sancho de Londono. Vervoig op het Recueil de Hopperus. XIVde deel. 1892 . . . f 3.80. Resolutien der Staten van Holland. 1577 en 1578. — Stadsreke- ningen van Dordrecht. 1323-1399. Reisjournaal van Jhr. Coenders van Helpen. XVde deel. 1893 . . Journaal van Const. Huygens' reis naar Venetia. 1620. — Sommaire de la forme du regime des Provinces Unies. 1647. — Memorie van den gouverneur Van der Graaff over de gebeur- tenissen aan de Kaap de Goede Hoop. 1780-1806. XVIde deel 1894 . . . 4.75. C. Block, Kroniek van het Regulierenklooster te Utrecht. — Buyck, Aanteekeningen over het geus worden van Amsterdam. XVIIde deel. 1895 . .. . L. Reael, Amsterdamsche gedenkschriften. 1542-1567. — Ma- gistraatsverandering te Utrecht in 1618. XVIIIde deel. 1896 . . . .. f 5.75. Fragment van de autobiografie van Const. Huygens. — Notulen en munimenten van het College van commercie te Amsterdam. 1663-1665. — Simon Van Leeuwen's Bedenckingen over de stadhouderlycke macht. XIXde deel. 1897 ... .. f 5.25. Memoires de M. De B. sur la cour de Guillaume III. — Memorie van Byam over de overgave van Suriname. — Stukken over de Noordsche Compagnie. XXste deel. 1898 ... . Kroniek van het Goudsche fraterhuis. — Notulen van de Patriot- tische partijdagen. 1783-1787. — Reisebericht des Mgr. Garampi in Holland. 1764. XXIste deel. 1899 . .. f 4.50. Koopmansadviezen aangaande het plan tot oprichting eener Com- pagnie van assurantie. 1629-1635. — Opgaven omtrent inkom- sten , goederen, hoorigen , dienstmannen en rechten der abdij Egmond. 1130-1161. -- Reisverhaal van Jacob van Neck. 1598-1599. XXIIste deel. 1900 f 4.90. Brieven van Sorbiere over den toestand van Holland in 1660.— Het oude register van Graaf Florens. — Correspondentie tus- schen Prins Maurits en Reynier Pauw. 1617-1619. XXIIIste deel. 1901 .. . f 4.90. De kroniek van Aduard. — Memoriκn van Th. Rodenburg over verplaatsing van industriegn naar Denemarken. Correspon- dentien in steden van Zeeland. XXIVste deel. 1902 .. . Memoire d'Abraham de Wicq.uefort. — Mecnoire touchant le negoce des Hollandois. — Contract tot oprichting van een Zweedsch factorie comptoir te Amsterdam. XXVste deel. 1903 . . Utrechtsche kroniek over 1566-1576. — De oudst-bewaarde stadarekening van Gouda (1437). — De confiscatie der goederen van Gillis van Ledenberch. — Das Giiterverzeichniss Graf Hein- richs von Dale (1188). Rekening van de kosten van het rederijkersfeest te Leiden in 1596. — Beschrijving van eenige Westindisehe-plantageleeningen. XXVIste deel. 1904 .. . . f 4.50. De gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen in 1748. — Armenzorg te Leiden in 1577. — Correspondentien te Middel- burg en te Goes. — De inventaris van bet archief van Filips van Marnix. — Memori8n van den Zweedschen residtnt Harald Appelboom. REGISTER op de Kronijk van 1846-1854. 1857. f 1.50. Minder goed bewerkt dan het latere register, doch veel uitvoe- riger, , daar alle voorkomende namen vermeld worden. REGISTER op de onderwerpen, behandeid in de Kronijk, de Berigten en den Codex diplomaticus. 1877. f 1.50. Voortreffelijk register, bewerkt door Dr. P. A. Tiele; bevat alleen de onderwerpen , waarover de artikelen bandelen. BEPALINGEN over de uitgave van handschriften. 1894. f 0.25. BEPALINGEN over het uitgeven van handschriften, betrek- king hebbende op de nieuwe geschiedenis. 1896. f 0.20. Deze regels , gedeeltelijk gesteld naar Duitsche voorschriften, wor- den gewoonlijk gevolgd bij de uitgaven van het Historisch Genootschap. VERSLAG van de algemeene vergadering der leden van het Historisch Genootschap ter golegenheid van het 50- jarig bestaan van het genootschap op 16 April 1895. 1895 ............... f 0.60. Bevat o. a. een uitvoerig verslag van de rede van prof. Fruin over den veldtocht van het jaar 1572. VERSLAG van de algemeene vergadering der leden van het Historisch Genootschap, op 20 April 1897. 1897. f' 0,90. Bevat de op deze vergadering gehoudene voordrachten der heeren Dc Beaufort, Hofstede de Groot en Muller. VERSLAG van de algemeene vergadering der leden van het Historisch Genootschap, op 14 April 1903. 1903. 1 0.90. Bevat de voordrachten van prof. Bussemaker over de opleiding van historici, van mr. Fruin over Schot en bede in Zeeland en van dr. Brom over het onderzoek der archieven to Rome CATALOGUS der boekerij van het Historisch Genootschap. (3° uitgave.) 1872. Met 2 supplementen. dd. 1882 en 1895. 3 deelen ........... f 4.80. Bovenstaande werken zijn, voor zoover zij voorhanden zjjn, voor de leden tegen de helft van den prijs to bekomen. Men wende zich daarvoor direct tot den uitgever JOHANNES MULLED te AMSTERDAM.