trtdIRWPIest.1.0.111.M4 VEDEDEE L1i. 1914 BIJDRAGEN EN MEDEDEETINGEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP (GEVESTIGD TE UTRECHT). VIJF EN DERTIGSTE DEEL. <;,:x>sc›— JOHANNES MULLER. AMSTERDAM, 1914. INHOUD. Bladz. V ERSLAG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJA1R 1913. • BIJ A GEN VAN HET VERSLAG : A. NAAMLI3ST DER LEDEN VAN HET OENOOTSCHAP . . XXIV B. GENOOTSCHAPPEN ENZ., WAARMEDE HET GENOOTSCHAP IN BETREKKING STAAT ..... XLI C. OVERZICHT VAN DEN STAAT DER KAS VAN HET GENOOTSCHAP .. . X LVIII D. LUST DER VAN 3ANUARI 1913 TOT JA.NUA RI 1914 DOOR SCHENKING, ROILING EN A A.NKOOP VOOR HET GENOOTSCHAP VERKREGEN WERKEN. . E. JAARVERSLAG VAN DE CiNTRALE COMMISSIE VOOR DE HISTORISCH-STATISTISCHE KAARTEN VAN NEDER- LAND OVER 1913 .. LXIX DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN DER ABDIJ VAN EGMOND, mede- gedeeld door MR. S. MULLER FZ. . 1 EGMONDSCHE ANNALEN UIT DE VEERTIENDE EEUW, medegedeeld door DR. A. HULSHOF 40 EEN AMSTERDAMSCIIE FACTORIJ TE PARAMARIBO IN 1613 , mede-gedeeld door MR. DR. S. VAN BRAKEL .. 83 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER WEST-IN DISCHE COM- PA GN IE OMSTREEKS 1670, medegedeeld door MR. DR. S. VAN BRAKEL 87 BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG OP AMSTERDAM IN 1650 , mede- gedeeld door DR. GISBERT BROM . . 105 DIRK PAULSZOON , ONDERDEKEN VAN ST. MAARTEN EN ST. VIN- CENTIUS TE GORKUM , DE WERKELIJK E AUT:EUR VAN MARCEL- LINUS' VITA SANCTI SWIBERTI APOSTOLI FRESONUM, medege- deeld door A. HULSHOF 123 EEN ITALIAANSCII IfERICHT OVER DEN LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG medegedeeld door DR. GISBERT BROM .. 135 EEN DOCUMENT OVER DE OPVOEDING VAN PRINS WILLEM II , medegedeeld door MR. DR. J. EYSTEN . . 152 LE VEN VAN ST. RADBOUD , medegedeeld door H. TER HAAR . . 158 GEGE YENS BETREFFENDE LANDBOUW-TOESTANDEN IN RIJNLAND IN HET JA AR 1575 , inedegedeeld door -MR. N. W. POSTHUMUS I 69 ,,PRECIS DE L'ITAT DE I,' UN I VER SITC: C:TABLIE A UTRECHT (1811)" 186 VERSLAG VAN HET BESTUUR OVER HET DIENSTJAAR 1913. Reeds eenige jaren achtereen hadden wij in den aanvang van dit verslag niets bijzonders te melden omtrent de samenstelling van het Bestuur in het afgeloopen jaar evenwel kwamen wij voor de noodzakelijkheid der keuze van een nieuw medelid te staan. In den zomer tech deelde de 2de Secretaris, Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet, ons mede, dat hij wegens zijn benoeming tot rijks-archi- varis in Drente zijn plaats in ons midden moest prijsgeven. De tijding kwam niet onverwacht; de omstandigheden De tijding kwam niet onverwacht; de omstandigheden hadden ons al doen verwachten , dat wij hem niet lang meer zouden behouden. Wij verheugden ons over de eervolle onderscheiding , die hem in die benoeming was te beurt gevallen toch zagen wij hem noode gaan. De heer De Jonge heeft gedurende de vijf jaren , dat hij lid van het Bestuur was, zich doen kennen ale een ijverig en nauwgezet 2den Secretaris , ale een hupsch en welwillend man , dien wij gaarne in onze vergaderingen ontmoetten wij wenschen hem dan ook op deze plaats nog eens dank te zeggen voor al hetgeen hij voor het Genootschap deed. Met ingang van September eerst legde hij zijn functie neer, waarop gedurende eenige maanden een interregnum intrad , dat een einde nam , toen in November op onze uitnoodiging om de successie van Mr. De Jonge te aanvaarden een gunstig antwoord werd ontvangen van den conservator van de handschriften der Utrechtsche Universiteits-bibliotheek , Dr. A. Hulshof, die sedert eenige jaren ale medewerlrer aan de Hydragen VI geen onbekende meer voor ons was. Wij heeten hem welkom in ons midden en spreken de hoop uit , dat het hem moge gelukken het heengaan van zijn voorganger minder te doen gevoelen. Naar gewoonte volgen thans eenige mededeelingen om- trent de honoraire en de gewone leden van het Genoot- schap. In ons vorig verslag konden wij nog juist voor bet afdrukken mei& , dat ons bet bericht had bereikt van het afsterven van bet honorair lid , den heer F. Vanderhaeghen to Gent sedert dien vernamen wij ook dat een ander eerelid, Prof. J. A. Fridericia to Kopen- hagen , niet meer in leven was. Wij brengen hier gaarne hagen , niet meer in leven was. Wij brengen hier gaarne hulde aan hunne nagedachtenis , zoowel aan die van den scherpzinnigen bibliograaf en kenner van de voorgeschie- denis van den Nederlandschen opstand als aan die van den geschiedschrijver der betrekkingen tusschen Done- marken en ons land in de 17de eeuw. Zagen wij dus het getal der honoraire leden met twee verminderen, wat de gewone leden betreft verheugt het ons to kunnen berichten , dat hun getal thans voor het eerst boven de vijfhonderd is gestegen wel verloor het Genootschap in 1913 door overlijden en bedanken het vrij aanzienlijke getal van 30 leden , maar sedert kort verheugden op onze roepstem 38 nieuwe leden ons door hun toetreding. De achter dit verslag gevoegde Bijlage A vermeldt de namen der 24 honoraire en 506 gewone leden. Als een bijzonderheid van zeldzamen aard ver- melden wij nog in dit verband , dat wij in het begin van het nieuw ingetreden jaar het voorrecht hadden twee onzer leden , de heeren Mr. N. P. van den Berg , den oud-president-directeur der Ned'erlandsche Bank to Amsterdam , en den nog altijd actieven archivaris van Alkmaar, den heer C. Bruinvis , met hun 60-jarig lidmaatschap van het Genootschap te mogen geluk- wensehen. In het ruilverkeer van het Genootschap kwam daaren- tegen een ongewone , zij het ook kleine achteruitgang. Wel knoopten wij betrekkingen aan met de redactie van het tijdschrift Neerlandia Franciscana , dat te Iseghem in Belgie wordt uitgegeven maar met twee genootschappen Belgie wordt uitgegeven maar met twee genootschappen VII staakten wij het verkeer : met den Historischen Verein fair Steierinark te Graz en den Verein fiir Geschichte der Stadt Meissen. Bit verkeer was trouwens sedert eenige jaren toch al denkbeeldig. De beide genootschappen kregen onze uitgaven niet meer toegezonden , sedert zij trots herhaalde aanmaningen in gebreke waren gebleven de ontvangbewijzen voor onze zendingen terug te sturen maar ook van hunne publicaties bereikte ons niets meer. Het scheen ons dus wenschelijker de banden ook officieel to ontknoopen. De Verein fur Liibecicische Geschichte and Altertums- kunde to Lubeck , aan wien wij voor eenige jaren evenals aan een aantal andere genootschappen hadden moeten berichten , dat zijne beperkte productie slechts met onze Bijdragen en Illededeelingen als tegengave kon worden beantwoord, deelde in het voorjaar het Bestuur mede , dat hij de beschikking had gekregen over een aantal exemplaren van de jaarlijks door het archief dier Hanze- stad uitgegeven VerOffentlichungen zur Geschichte Liibecles en bood ons aan, het Genootschap daarin to laten deelon, en bood ons aan, het Genootschap daarin to laten deelon, mits van doze zijde het volledige ruilverkeer werd her- stele]. Het behoeft geen betoog , dat wij op dit voorstel gaarne ingingen. Het Koloniaal Museum te Haarlem, dat met zijn boekerij over eenige jaren zal overgaan in het in staat van oprichting verkeerende Koloniaal Instituut to Amsterdam, oprichting verkeerende Koloniaal Instituut to Amsterdam, vroeg ons in den loop van het jaar eene reeks publicaties uit onze Boekerij voor de bibliotheek van dat Instituut to willen afstaan. Natuurlijk konden wij in dat voorstel niet treden , wilden wij niet onze boekerij ontwrichten maar wij boden het Instituut voor nu en later onze eigene uitgaven , die van koloniaal belang zijn , in de plaats daarvoor aan , onder beding eventueele uitgaven dier instelling in ruil to mogen ontvangen. wij ontvingen daarop een instemmend antwoord ; daar echter een dus- danige overeenkomst niet onder het gewone ruilverkeer kan worden gerangschikt , namen wij het Koloniaal Instituut niet in de lijst van de 106 Genootschappen enz. op , waarmede het Historisch Genootschap in betrekking staat en die als Bijlage B hierachter volgt, VIII Het jaar 1913 sluit met een batig saldo van f 2562.42. Dit hooge bedrag geeft evenwel geen zuiver begrip van den staat der geldmiddelen de drukkersrekening over 1913 was ongewoon klein en een vrij belangrijk bedrag aan honorarium , over dat jaar verschuldigd , moest door toevallige omstandigheden ten laste van het boekjaar 1914 komen toch is de toestand onzer kas , waarvan Bijlage C een overzicht geeft, ruimschoots bevredigend. Pit schaft ons intusschen stof tot dankbaarheid , daar, zooals hieronder intusschen stof tot dankbaarheid , daar, zooals hieronder blijken zal , de naaste toekomst aan de financiθn van het Genootschap buitengewone eischen stellen gaat. Het nieuwe contract met de firma Kemink en Zoon , vanouds de drukkers van het Genootschap, waarvan het vorige verslag reeds gewaagde, kwam in het afgeloopen jaar tot stand. In tegenstelling met vroeger stelt het een eenheidsprijs voor het drukken zoowel der Werken als der Bijdragen en Mededeelingen vast , in welken prijs behalve de kosten voor het zetten en drukken ook die van extra-correctie , papier, vouwen en innaaien begrepen zijn. In verband met deze vereenvoudiging van admi- nistratieven aard maakten wij ook den drukspiegel der beide soorten van uitgaven , die voorheen verschillend in aantal regels per bladzijde waren geweest , aan elkander gelijk. De verhooging van den contractueelen prijs per vel druks , een noodzakelijk gevoig van de stijging der werk- loonen , zou de kas niet onaanzienlijk belast hebben , indien wij niet , zooals wij trouwens reeds in 1913 aan- kondigden te zullen doen , het cijfer der oplage onzer uitgaven meer in overeeustemming met de behoefte had- den verlaagd , terwijl de Firma Kemink bij eene soms noodzakelijke vergrooting daarvan billijke voorwaarden heeft aangeboden. Bij wijze van bezuiniging besloten wij verder de lijst der publicaties van het Genootschap die tot nu achter alle uitgaven werd gedrukt , voortaan alleen achter de Bijdrag en te doen volgen. Wij verwachten , dat op deze wijze het bedrag van de jaarlijksche drukkers- rekening in ieder geval niet zal stijgen. Ten einde evenwel op verrassingen bedacht te zijn kwamen wij met de firma Kemink overeen , dat het nieuwe contract tot in het voorjaar van 1914 slechts als een. voorloopige over- Ix eenkomst zou gelden. Het volgende jaar hopen wij over dit punt definitief te kunnen. berichten. Ook de reeds in het vorige verslag aangeroerde op- ruiming van een aantal overtollige exemplaren van enkele oude serian der Genootschapsuitgaven heeft plaats ge- vonden zij heeft aan de kas een geringe bate wegens oud papier en aan onzen drukker een niet onaanzienlijke vermeerdering van beschikbare bergruimte bezorgd. Ver- mindering van de verzekeringssom van dezen voorraad bleek bij nauwkeurige berekening van de verkoopswaarde niet noodzakelijk. De reeds vroeger als aanstaande aangekondigde prijs- verlaging van vele vroegere uitgaven heeft mede haar beslag gekregen. In de aan het slot van dit deel gedrukte lijst komen de nieuwe prijzen voor het eerst voor wij hopen , dat in het algemeen het debiet der werken van het Genootschap er door zal toenemen en dat in het bijzonder de leden er aanleiding in zullen vinden, hunne bibliotheek met de daarin ontbrekende deelen aan te vullen. Het door de Genootschapswet vereischte jaarverslag van den lsten Bibliothecaris over den staat der aan zijne zorgen toevertrouwde boeken en handschriften bracht ook ditmaal weinig dooh ten voile bevredigend nieuws. Op .verzoek van ons medelid bevelon wij evenwel gaarne met eenigen aandrang onze Boekerij in de belangstelling der leden aan. Behalve de gewone serieen genootschaps- werken, in ruilverkeer verworven, ontving onze bibliotheek tech slechts weinig geschenken, zooals Bijlage D uitwijst. En aangezien de kasmiddelen alleen aangewend mogen worden voor de publicaties , moet zij aan present-exem- plaren, door leden en andere belangstellenden geschonken, een aanzienlijk deel harer uitbreiding te danken hebben. De verzameling handschriften werd vermeerderd met een afschrift van een Valkeniersrekening van Holland over de jaren 1410/11, vervaardigd door wijlen het lid van het Genootschap, den heer A. Sassen te 's-Gravenhage , en door mevrouw de weduwe Sassen—Teulings aange- boden, — en met een korte auto-biografie in handschrift van den beroemden kerkhistoricus Moll , indertijd op verzoek den beroemden kerkhistoricus Moll , indertijd op verzoek van diens duitschen ambtgenoot Prof. Nippold opgesteld x en thans door dezen , honorair lid van het Genootschap , aan onze Boekerij ten geschenke gegeven. Deze levens- besehrijving zal binnenkort in een der Nederlandsche kerkhistorische tijdschriften het licht zien. Door den lsten Bibliothecaris werden op verzoek aan den beer G. A. Evers te Utrecht eenige historische en statistische gegevens omtrent onze bibliotheek verschaft. Aangaande het Leesgezelschap en zijn takken valt ditmaal niets der vermelding waard te boekstaven. Zij handhaven hun bestaan, doch zouden gaarne op meerderen bloei willen bogen. In de laatste Bijlage tot dit versiag geeft de Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische Schetskaarten van Nederland haar jaarlijksch overzicht Schetskaarten van Nederland haar jaarlijksch overzicht van Naar werkzaamheden. Wij constateerden met vol- doening den goeden voortgang der uitgave van den Historischen Atlas. Na deze mededeelingen van adwinistratieven aard moge, voor wij over onze uitgaven berichten een kort versiag volgen van een aantal onderwerpen van verscheiden aard, waarmede het Bestuur zich in zijn maandelijksche ver- gageringen korter of langer tijd had bezig to houden. Gedurende den zomer nam de lste Secretaris , het ge- heele Bestuur hierbij vertegenwoordigende eenige malen te Leiden deel aan de bijeenkomsten tot oprichting van een Vereeniging voor Geschiedenis der Genees-, Natuur- en Wiskunde. Zooals hij Coen reeds de jeugdige zuster bij haar geboorte begroette , zoo willen wij ook op deze plaats haar een „welkom in het leven" toeroepen en haar verzekeren van dien steun en die medewerking bij haar streven , waartoe wij ons in staat zullen zien. Een adres van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal , tegen de voorgenomen en helaas ! sedert tot stand gekomen slooping der historische gebouwen op het Haagsche Binnenhof gericht en tegen de wijze , waarop men ze herbouwen gaat , steunden wij op verzoek gaarne. Daarentegen moesten wij weigeren daadwerkelijk deel te nemen aan de lofwaardige pogingen om Huygens' Hofwijek van den ondergang to redden, Niet dat in dit geval onze XI sympathie geringer was , het tegendeel is waar, maar onze wet verbiedt ons het geven van subsidies en richt de financieele krachten van het Genootschap uitsluitend op zijn uitgaven. Om dezelfde redenen vermochten wij ook zijn uitgaven. Om dezelfde redenen vermochten wij ook geen steun te geven , zelfs niet Tangs den weg van intee- kening , aan de iitgave van reproducties der plattegronden kening , aan de iitgave van reproducties der plattegronden van Nederlandsche steden van de hand van Jacob van van Nederlandsche steden van de hand van Jacob van Deventer, die de firma Martinus Nijhoff heeft onder- nomen. Wij zullen evenwel de kostbare uitgave Loch voor onze Boekerij kunnen winnen de Minister van Binnenlandsche Zaken immers deelde ons mede , dat hij een der exemplaren , waarvoor de Regeering had inge- teekend , voor het Genootschap had bestemd. Aan den burgemeester van de gemeente Marken, waar men een historische verzameling , het eiland betreffende , gaat inrichten , werden op diens verzoek eenige inlich- gaat inrichten , werden op diens verzoek eenige inlich- tingen verschaft , evenals aan eenige belangstellenden omtrent diverse uitgaven van het Genootschap. Op het in de maand Augustus te Gent gehouden congres van de Federation archeologique et historique de Belgique belastte zich op ons verzoek onze oud- medebestuurder, Dr. G. Brom te Rome , met de ver- tegenwoordiging van het Genootschap, terwijl we verder nog melding te maken hebben van een verzoek , dat ons in het voorjaar bereikte , om voor de to Leipzig to houden „Internationale Baufachausstellung" een Neder- landsche inzending te organiseeren voor de afdeeling „Geschichte des Siedelungswesens." Wij meenden niet beter te kunnen doen dan deze uitnoodiging in handen to stellen van het Geografisch Instituut der Utrechtsche Universiteit en kwamen daarmede blijkbaar aan het goede adres. Immers de inzending kwam door de goede be- moeiingen van Prof. Niermeyer, den directeur van het Instituut , tot stand en was , zooals ons later bleek , hoewel klein , een volledig succes. Het bundeltje , waarin wij de herziene regels voor het uitgeven van handschriften met de regels voor de indiceering en het stellen van inleidingen hopen to ver- eenigen en waarover ons vorig jaarverslag reeds sprak bleef in het afgeloopen jaar nog achterwege. Er bljjkt XII aan dozen arbeid meer vast to zitten dan wij dachten doch voor het komende jaar meenen wij goede verwach- ting te mogen geven. In 1914 hopen wij wederom de leden van het Genootschap in Algemeene Vergadering vereenigd to zien en wel naar in Algemeene Vergadering vereenigd to zien en wel naar de good bevonden gewoonte der laatste jaren op 14 April, den Dinsdag na Paschen. Hadden wij aanvankelijk de den Dinsdag na Paschen. Hadden wij aanvankelijk de heeren Dr. J. Cuvelier, den Belgischen algemeenen rijks- archivaris , en Dr. I. H. Gosses to Amsterdam aan- archivaris , en Dr. I. H. Gosses to Amsterdam aan- stonds bereid gevonden in die vergadering als sprekers op to treden , in den loop van het jaar moest de eerste ons teleurstellen met de mededeeling , dat zijn veelom- ons teleurstellen met de mededeeling , dat zijn veelom- vattende ambtsbezigheden hem tot zijn leedwezen zouden vattende ambtsbezigheden hem tot zijn leedwezen zouden verhinderen zijn belofte gestand to doen. Ons leedwezen was niet minder groat, maar wij vonden des heeren Cave- was niet minder groat, maar wij vonden des heeren Cave- hers motieven volkomen afdoende ; gelukkig mochten wij hers motieven volkomen afdoende ; gelukkig mochten wij in onzen oud-voorzitter Prof. Kernkamp , die reeds zoo dikwijls het Genootschap aan zich verplicht heeft, een zeer gewenschten plaatsvervanger vinden. De onderwerpen, die hij en de heer Gosses denken te behandelen , zullen die hij en de heer Gosses denken te behandelen , zullen in de gewone oproepingsbrieven ter Dennis der leden in de gewone oproepingsbrieven ter Dennis der leden worden gebracht. Na daze mededeelingen van algemeenen aard omtrent de werkzaamheden van het Bestuur, mogen de jaar- lijksche berichten omtrent die uitgaven volgen , waarvan het de zorg reeds op zich heeft genomen of die nog in het de zorg reeds op zich heeft genomen of die nog in staat van voorbereiding verkeeren. Het plan van werkzaamheden, dat wij in den aanvang van 1913 voor dat jaar vaststelden , kon volledig uit- voering vinden , al liep ten slotte toch nog lets anders dan wij gewenscht hadden. Behalve het vier-en-dertigste dan wij gewenscht hadden. Behalve het vier-en-dertigste deel der Bijdragen en Mededeelingen deden wij het eerste deel der Bijdragen en Mededeelingen deden wij het eerste deel der Stadsrekeningen van Leiden (1390-1434), uit- deel der Stadsrekeningen van Leiden (1390-1434), uit- gegeven door Mr. A. Meerkamp van Embden , op den daartoe bestemden tijd het licht zien ; doch het moat door een samenloop van omstandigheden niet gelukken , het vierde en laatste deel der Brieven van Johan de Witt nog voor het einde des jaars aan de leden van bet nog voor het einde des jaars aan de leden van bet Cienootschap rond to deelen. Ernstig is de vertraging XIII evenwel niet geweest, want in den loop van Januari 1914 kon ook deze uitgave verzonden worden , doch nog als een deel van het programma 1913 , zoodat wij het boek niet aan de pasbenoemde leden hebben doen toekomen. Zooals wij verleden jaar reeds aankondigden , zullen de leden achter dit vierde deel een naamregister op de ge- heele serie aantreffen. Wij maken van deze gelegenheid gaarne gebruik, onze gelukwenschen aan Dr. Japikse aan te bieden met de voltooiing der uitgave van de brieven van den grooten raadpensionaris. Moge de publicatie van de aan dezen gerichte brieven, die de heer Japikse op een omvang van twee onzer deelen schat , even viot en aan- genaam van de hand loopen, als tot nu toe het geval was. Met eenige zelfvoldoening kondigden wij in het verslag over 1912 aan , dat wij ook reeds voor het jaar 1914 ons programma hadden kunnen vaststellen; wel wat on- voorzichtig eigenlijk, zooals de ervaring van vroeger jaren had kunnen leeren , en zooals ook de uitkomst tot had kunnen leeren , en zooals ook de uitkomst tot onze spijt heeft uitgewezen. Niet dat wij vreezen, dat Mr. Meerkamp van Embden ons te leur zal stellen : de druk van het tweede deel der Stadsrekeningen van Leiden gaat geregeld zijn gang en het werk zal zonder twijfel op tijd compleet zijn ; maar de aangekondigde verschij- ning van een vierde deel der Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek zal dit jaar nog moeten uitblijven. Wij maken echter niemand een verwijt ons bekende omstandigheden van persoonlijken aard , die Dr. Van der Meulen er toe brachten een jaar uitstel te vragen , waren zoo overtuigend voor de billijkheid van zijn ver- zoek dat wij gaarne hieraan voldeden. In de nu open.- gevallen plants schoven wij toen de nieuwe vermeerderde uitgave der Lijst van Noord-Nederlandsche Kronificen, die Dr. Hulshof tegen het einde van 1913 persklaar had toegezegd ; doch ook hij deelde ons in den zomer mede , dat vermeerdering van wetenschappelijke werkzaamheden hem geen kans deed zien op den beloofden tijd gereed te zijn. Gelukkig beschikten wij over een verzameling kopij, die , hoewel de bewerker nog steeds bezig was zijn stof te vermeerderen en te verrijken , reeds zoo goed ale persklaar in onze handen was geweest. Wij bedoelen de XIV Aanvullingen en verbeteringen van het Register op de Journalen van Constantijn Huygens den Zoon, waarover op deze plaats reeds zoo dikwijls is bericht. Het deed ons te meer genoegen Jhr. Mr. flora Siccama, den geleerden en nauwgezetten bewerker , de gelegenheid tot den druk te kunnen bieden , omdat wij hem een jaar tevoren niet de minste zekerheid hadden kunnen geven, wanneer het tijdstip daarvan zou aanbreken. Wel heeft sedert ons besluit het ter perse leggen der Hugeniana eenige vertraging gevonden , deels een gevolg van den minder gunstigen gezondheidstoestand van onzen geeerden mede- werker ; maar de door hem getroffen maatregelen hebben het mogelijk gemaakt , dat thans met den druk een aanvang is gemaakt, en wij koesteren de hoop, dat wij het deel, dat lijvig belooft te worden, voor het einde van 1914 zullen kunnen verzenden. De Kronijkenlijst is nu wat op den achtergrond ge- komen, maar wij hopen Dr. Hulshof, als hij gereed zal zijn , niet al te lang te moeten laten wachten. Na het bovengemelde schijnt het waaghalzerij nu reeds over hetgeen het jaar 1916 brengen zal te gaan spreken, en wij zouden het ook niet nu reeds doen, indien een aller- gewichtigst novunt in onze werkzaamheden., dat in het afgeloopen jaar meermalen den hoofdschotel op den disch onzer werkzaamheden uitmaakte, ons er niet toe noopte. Want in de Februari-vergadering braeht de Voorzitter het eerst een plan voor een uitgave van het allergrootste gewicht ter sprake , die voor het Genootschap weggelegd scheen. ter sprake , die voor het Genootschap weggelegd scheen. In de jaren 1843 en volgende immers had Bakhuizen van den Brink op kφsten van de Nederlandsche regeering in de archieven te Brussel, te Weenen en elders een groot aantal afschriften gemaakt van stukken , betrekking hebbende op het bewind van Margaretha van Parma als land voogdes en wel in hoofdzaak van hare officieele in het Fransch gestelde briefwisseling met Philips II, die in den Raad van State ter tafel kwam. Een deel dier copieen was voor kort op het Algerneen Rijksarchief onder de nagelaten papieren van Van den Brink, die na diens dood daarheen waren overgebracht, teruggevonden terwijl ook een ander deel, de te Weenen vervaardigde af- XV schriften , die indertijd de geleerde verzamelaar aan den Belgisehen rijksarchivaris Gachard ten behoeve van diens Correspondance de Marguerite d' Autriche , duchesse de Panne had afgestaan , te Brussel wederom aan den dag waren gekomen. De llaagsche afschriften waren door de familie Bakhuizen van den Brink aan het Rijksarchief ten geschenke gegeven , terwijl de Brusselsche stukken ook tijdelijk daar waren gedeponeerd. De Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publication had daarop de pa- pieren in studie genomen en was, in aansluiting aan de belangrijke rapporten , door haren Secretaris , Dr. Colen- brander, over de zaak in quaestie uitgebracht, tot de con- brander, over de zaak in quaestie uitgebracht, tot de con- clusie gekomen, dat het materiaal voor de voortzetting van clusie gekomen, dat het materiaal voor de voortzetting van Gachard's onvoltooid gebleven arbeid hier volledig aan- Gachard's onvoltooid gebleven arbeid hier volledig aan- wezig was en ten voile een uitgave verdiende; doch de Commissie had het voornemen hicrtoe na ampel beraad moeten laten varen, omdat het haar toegestane crediet ten eenen male ontoereikend was, om bij hare andere uitgaven in de eerste zes of zeven jaar nog den kostbaren last van deze omvangrijke publicatie op hare schouders te kunnen laden. Onze Voorzitter, aan Wien dit alles niet onbekend was gebleven, bracht nu de zaak bij het Bestuur van het Genootschap ter sprake, opdat overwogen zou kunnen worden , of dit wellicht de uitgave der Parma-correspon- dentie ter hand kon nemen. Wij hebben toen aanstonds reeds dit voorstel in ernstige overweging genomen , al ontveinsden wij ons de bezwaren van financieelen en anderen aard niet , die het aanvatten van dit groote werk met zich zouden brengen. Overwegende, dat de middelen van het Genootschap alleen nooit voldoende zouden zjn om de kosten der uitgave te dragen , hebben wij toen ons principieel besluit om op het voorstel van den Voorzitter in te gaan vastgelegd aan de mogelijkheid eener subsidie der Nederlandsche regeering , die, door het Genootschap te steunen , niet alleen goedkooper en spoediger de uit- gave tot een goed einde zou helpers brengen dan indien deze door de Rijks-commissie en dus geheel op rijkskosten ondernomen werd, maar bovendien niet wel zou kunnen na- laten een onderneming te bevorderen , waartegenover zij met eenige moreele verplichting was bezwaard , als zijnde XVI indertijd Van den Brink op hare kosten met het ver- vaardigen der afschriften belast. En in ditzelfde verband overwogen wij verder de wenschelijkheid om ook aan de Belgische regeering een geldelijke bijdrage te vragen, daar het hier gelden zou den arbeid van Gachard voort te zetten, het hier gelden zou den arbeid van Gachard voort te zetten, die destijds door haar was bekostigd. Sedert heeft het die destijds door haar was bekostigd. Sedert heeft het Bestuur bijna in elke volgende vergadering over dit onderwerp gehandeld , Bens zelfs een buitengewone bij- eenkomst geheel daaraan gewijd. Ten einde niet in de toen gevoerde omstandige discussies te moeten terug- treden , geven wij nu verder een beknopt overzicht van den stand der zaak op het oogenblik dat wij dit jaar- verslag uitbrengen. In de overtuiging , dat bij het vragen van subsidie het een zaak van beteekenis zou zijn , indien het Bestuur bij de regeering zou kunnen wijzen op een volkomen bevoegd eventueel bewerker der Parma-papieren, hebben wij ons het eerst aan het zoeken van een dusbedoelden medewerker gezet. Wij slaagden hierin zeer naar wensch , daar wij den heer Dr. J. S. Theissen te Groningen , in de geschiedenis der 16de eeuw blijkens zijn wetenschap- pelijken arbeid Lang geen vreemde , in afwachting van wat er verder zou geschieden, bereid vonden met ons in zee te gaan , terwijl ons medelid , Prof. Bussemaker, zich aanbood den heer Theissen met zijn adviezen en voorlichting te steunen. Een in de maand Mei tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gericht verzoek , om een subsidie voor de uitgave der afschriften van Bak- huizen van den Brink te mogen ontvangen , viel bij de regeering in goede aarde en kwam blijkbaar nog niet to laat met het oog op de begrooting voor 1914 ; immers toen deze begrooting in het najaar bij de Staten-Generaal in behandeling kwam, bleek dat met bet verzoek van het Genootschap rekening was gehouden en thans is het Bestuur zeker, dat ook van die zjjde de uitgave zal mogelijk gemaakt worden. Immers even heugelijk nieuws vermogen wij te berichten omtrent geldelijke medewerking van Belgischen kant. Gedurende de zomer-vacantie richtte het Bestuur zich namelijk op aanwijzing van den Minister van Buitenlandsche Zaken, wiens belangstelling het voor XVII zijn plan had ingeroepen, langs diplomatieken weg tot de Belgische regeering en mocht daarbij het voorrecht ge- nieten de steunende aanbeveling van dien bewindsman te ondervinden. Het was reeds yrij ver in het jaar, toen wij hiertoe konden overgaan , en wij vreesden reeds , niettegenstaande officieuse berichten uit betrouwbaren bron ons hadden geleerd, dat ons verzoek te Brussel veel kans had ingewilligd te worden , dat wij voor dit jaar te laat waren gekomen , toen onder het vaststellen van dit verslag ons de verblijdende tijding bereikte, dat al wat wij gevraagd hadden door de Belgische regeering was ingewilligd. wij hadden door de Belgische regeering was ingewilligd. wij verheugen ons hartelijk in het welslagen onzer pogingen en deden nu onlangs het beschikbare materiaal aan den heer Theissen toekomen , die zich aanstonds aan den arbeid heeft gezet. Het meeste hoofdbreken nog kostten ons de bereke- ningen omtrent den omvang van de voortzetting van de uitgave van Gachard en van het bedrag aan subsidie , dat wij noodig zouden hebben, en de inschuiving dezer nieuwe onverwachte uitgave in ons werkprogram voor de volgende jaren. Laat ons ten slotte hieromtrent in het kort mededeelen , dat wij ons voornemen gedureude vier achtereenvolgende jaren telkens een deel , ten ver- vervolge op Gachard en in drukvorm en wijze van be- werking geheel aan zijn werk gelijk, te doen verschijnen; dat het Genootschap de heeft van de kosten zal dragen , de Nederlandsche en Belgische regeeringen tezamen de andere helft en dat wij besloten dit belangrijke werk , dat reeds zoo lang bled liggen en waaromtrent wij tegen- over onze subsidie-gevers verplichtingen op ons nemen , voor andere uitgaven te laten voorgaan , wat wij , al voelden wij de bezwaren , met te meer vrijmoedigheid deden , daar niemand onzer medewerkers , die aan de beurt waren , nog voor den druk gereed was , terwijl de kopij van Bakhuizen van den Brink zoo goed als pers- klaar daar lag en slechts bewerking en annotatie noodig heeft. Zoo hebben wij, in de verwachting te zullen slagen, voor 1915 het eerste deel der Correspondence en het vierde van _Hardenbroele als in dat jaar te verzenden Werken op ons programme gezet. Niemand behoeft te Ndr. en Meded. XXXV, XVIII vreezen , dat in de eerstvolgende jaren niet nog vele malen te dezer plaatse van onze nieuwe groote onder- neming sprake zal zijn. In verband met het bovenstaande wijzen wij nog op een andere bemoeiing van het Bestuur bij de Neder- landsche regeering. Het was ons toch deels uit de jaarverslagen der Rijkscommissie , bekend geworden , dat reeds voor eenige jaren de Minister van Binnen- landsche Zaken zijn goedkeuring aan de uitgave door genoemd instituut had gehecht van een serie bescheiden der zgn. Droogscheerders-synode , een door de Neder- landsche lakenfabrikanten der 17de eeuw opgerichte ver- eeniging, min of meer een nationaal gild, waarbij zich een andere serie stukken omtrent een dergelijke vereeniging van lakenverkoopers zou aansluiten. Het verschijnen dozer uitgave , to bewerken door Mr. N. W. Posthumus , had echter jaar op jaar uitgesteld moeten worden , omdat de staat van 's lands middelen zulks niet scheen to gedoogen een zeker to betreuren uitstel voor wie de beteekenis dozer papieren voor onze economische geschiedenis kent. Het was daarom dat het Bestuur, toen het inzake de correspondentie van Margaretha van Parma zich tot de Nederlandsehe regeering richtte, bij zijn verzoek oin steun daarvoor het aanbod voegde , de uitgave der stukken betreffende de Droogscheerders-synode van de Commissie over te nemen , indien de Regeering bereid mocht ge- vonden worden ook voor deze uitgave het Genootschap to subsidieeren. Ook met deze zaak hebben wij succes gehad. De Rijkscommissie en Mr. Posthumus waren tot deze dading te vinden en de regeering bracht het gevraagde bedrag op de sedert aang3nomen begrooting. Het zal nu alleen eenigszins de vraag zijn , wanneer wij die stukken in het licht zullen kunnen zenden. De Parma- correspondentie heeft onze planners wel wat in de war gestuurd en ook de hoer Posthumus zal , Haar wij vreezen , met het oog op eel' nieuwen eervollen werk- kring, dien hij voor kort heeft aanvaard, wel niet dadelijk gereed staan. Immers in den aanvang van 1914 berichtte hij ons , dat , met het oog op zijn nieuwe werkzaam- heden , moest afzien van zijn voornemen met den her- XIX druk van Pieter de la Court's Welvaren van Leiden in het begin van dit jaar een begin te maken. Had Mar- garetha van Parma onzen weg niet gekruist, wij hadden deze mededeeling als een teleurstelling gevoeld thans legden wij ons met gemoedsrust bij het geval neer, daar wij Loch niet tot den druk hadden kunnen overgaan. Wij reserveeren echter gaarne voor Mr. Posthumus' Welvaren of zijn Droogscheerders een plaats in de ver- zending van 1916. Weinig kunnen wij ditmaal melden omtrent de reeds lang in voorbereiding zijnde Leycester-correspondentie , evenzoo over de Grafelijkheidsrekeningen van Holland en Zeeland uit den tijd der Henegouwsche graven. Het rapport over de Correspondentie hebben wij nog niet ontvangen, terwijl wij omtrent de Grafelifitheidsrekeningen slechts kunnen mededeelen dat de afschriften, te Rijsel slechts kunnen mededeelen dat de afschriften, te Rijsel vervaardigd, thans volledig in ons bezet zijn. Wij zouden hen , die ten opzichte dezer uitgave verplichtingen op zich namen , wellicht daaraan herinnerd hebben , hadden wij niet overwogen, dat in de eerstvolgende jaren de pees van het Genootschap zoo bezet zal zijn, dat er van een nader ter hand nemen der genoemde groote publicaties „in voorbereiding" geen sprake zou kunnen zijn. Wij zouden somtjjd3 wel eens wat meer schot in ons work willen brengen , maar steeds maant tot kalme bedacht- zaamheid de beperkte omvang van het budget van het Genootschap, dat in de verste verte niet toelaat het schema van de laatste jaren : een bundel Bijdrag en en Mede- van de laatste jaren : een bundel Bijdrag en en Mede- deelingen en twee deelen Werken per jaar, ook maar eenigszins uit te breiden. Intusschen meenen wij ons te mogen verheugen, dat sedert het instellen der Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publication het Genootschap nog geen oogenblik bemerkt heeft, dat doze zoo krachtige organisatie aan zijn werkzaamheden afbreuk does. Over het koopmansarchief van den Delftschen burge- meester Van Adrichem spreken wij bier slechts pro memorie. Wij vernamen er in het afgeloopen jaar niets over. Spraken wij in het vorige verslag en vroeger niet zonder eenig scepticisme omtrent de sedert jaren beloofde Depeches XX van Lord Auckland, wellicht doen we het thans voor den laatsten keer. De stukken zijn nog wel niet voor den bundel, die door dit verslag wordt ingeleid , ont- vangen , maar toch op zeer korten termijn toegezegd en door ons, behoudens teleurstelling, voor de volgende Bijdragen bestemd. Zij zullen daar dan prijken naast de 1?ekeningen van den Amsterdamschen bankier Pompeius Occo , betreffende bet verbliejf van den Deenschen koning Christiaan II in de Nederlanden. Wij mochten er in slagen voor de uit- gave van het voor ons daarvan gemaakte afschrift een uiterst bevoegd bewerker te vinden in Prof. Kernkamp. In deze Bijdragen hadden ze reeds een plaats kunnen vinden ; maar om redenen , die men na de aanstaande Algemeene Vergadering beter zal kunnen billijken , be- waarden we ze liever tot het volgend jaar. Voor die Biidragen van 1915 aanvaardden wij ook reeds een verzameling Goudsche vroedschapsresolutien uit de jaren 1480-1581 en het Eindvonnis , geslagen door den Hoogen Raad van Holland in zake het proces, gevoerd door den admiraal Wolfert Herinansz. tegen de bewind- hebbers der Moluksche Compagnie. In een volgend ver- slag over deze bijdragen meer. Enkele ons in het jaar 1913 ter beoordeeling toege- zonden kleinere publicaties meenden wij na rijp beraad to moeten afwijzen. Het meeste heed deed dit ons ten opzichte van de omvangrijke verzameling afschriften van bescheiden betreffende de verrassing van Loevestein in 1570 , waarop wij bet vorige jaar reeds met een enkel woord doelden. De belangstellende verzamelaar, die met groote zorgvuldigheid zijn collectie had bijeengebracht en nog , hangende het onderzoek , er meerdere nieuwe afschriften aan toevoegde, moest ten slotte zelf erkennen, dat zijn verzameling te weinig nieuws bracht en to weinig dat zijn verzameling te weinig nieuws bracht en to weinig onuitgegevens dat bepaald historische waarde had om onuitgegevens dat bepaald historische waarde had om haar in haar geheel of to mogen drukken. Gaarne hadden wij ook aangenomen een reisjournaal van David Jan de Hochepied , consul to Smyrna, van twee reizen naar Konstantinopel , welk journaal berust op het Algemeen Rijksarchief, en waarvan ons een spe- XXI cimen in afschrift word aangeboden. Wij vreesden wel reeds , afgaande op dit gedeelte, dat een onverkorte uit- gave van het geheel niet wel doenlijk zou zijn ; doch de bevoegde adviseur, wien wij het afschrift hadden doers toekomen en die de moeite nam het geheele journaal door te zien , berichtte ens , dat het overigens niet zeer belangrijke reisverhaal toch zijn waarde zou kunnen belangrijke reisverhaal toch zijn waarde zou kunnen hebben door de talrijke daarin opgenomen nouvelles en ingelaschte bescheiden , indien deze niet voor het grootste deel reeds elders waren afgedrukt , althans gebruikt, ter- deel reeds elders waren afgedrukt , althans gebruikt, ter- wij l andere in een groote bronnenpublicatie zullen worden wij l andere in een groote bronnenpublicatie zullen worden opgenomen of verwerkt. Op deze gronden raadde hij opgenomen of verwerkt. Op deze gronden raadde hij afdruk in extenso van het journaal of en wij konden ons met zijn advies niet anders dan vereenigen. Eindelijk moesten wij ook afwijzend beschikken op het verzoek , om in de Bijdragen uit to geven een in het Duitsch gestelde memorie , betreffende godsdienst, onder- wijs en taal in Rusland ten tijde van Peter den Groote, berustende in het archief te Wolfenbiittel en waarvan ons een fotografische reproductie was ter hand gesteld. Het zonder twijfel belangrijke stuk bevatte evenwel niet meer dan een enkele toespeling op de betrekkingen tusschen Rusland en de Republiek to dier tijde, waarom wij moesten raden voor het document elders opneming to verzoeken , waar het meer op zijn plaats zou zijn. Aan het slot van het jaarverslag over 1913 moge het gewone overzicht dezer Bijdragen en Mededeelingen volgen. Vooraf ga een verklaring van den, in vergelijking met vorige jaren, ongewoon beperkten omvang van dit vijf- en-dertigste deel van het jaarboek. Waren over het algemeen de door ons aanvaarde bijdragen wel kleiner dan vroeger meest het geval was , de eigenlijke oorzaak van de betrekkelijke dunheid van dit boekje ligt in de noodzakelijkheid , waarin de uitgave van de Parma-corres- pondentie , zelfs met de subsidies, ons brengen zal om de drukkersrekening in de eerstvolgende jaren zoo laag te houden , als met het oog op het aanbod mogelijk zal blijken. Indien wij over eenigen tad een beter overzicht van de geldelijke gevolgen der groote onderneming voor XXII de kas van het Genootschap zullen verkregen hebben en deze , naar wij hopen , nee zullen vallen , kunnen wij altijd nog de Bijdragen tot haren vroegeren omvang terugbrengen. Op het oogenblik gebiedt de voorzichtig- heid inperking. Het stuk, waarmede deze Bijdragen beginnen, is onzen lezers reeds van het vorige jaar bekend , toen wij aan- kondigden , dat onze Voorzitter zich aangeboden had de onuitgegeven bladen uit het zoogenaamde St. Adalberts- boek , die Bakhuizen van den Brink's Haecmuudensia hadden moeten vervolgen en die wij reeds deden afschrij- ven , voor den druk gereed te maken. Onder den titel De oudste goederenlijsten der abdij van Egmond wordt thans Haar het Egmondsch cartularium in het Algemeen Rijks- archief in zijn geheel afgedrukt, wat Van den Brink slechts gedeeltelijk had uitgegeven. Het volgende stuk , Egrnondsche Annalen uit de veer- tiende eeuw , medegedeeld door Dr. A. Hulshof , sluit zich geheel bij zijn voorganger aan. Een zaakregister nit het bovengenoemde cartularium , dat Bakhuizen van den Brink had willen uitgeven maar niet uitgegeven heeft en dat sedert wel , maar in twee tempo's , elders is af- gedrukt, verdiende volgens wizen 2den Secretaris den hier- achter volgenden verbeterden herdruk daar de „index- maker ongemerkt korte kronijksehrijver geworden is," zooals reeds Van den Brink opmerkte , terwijl het Dr. Hulshof tevens gelukt is de bronnen der Tabula aan te wijzen, alsmede dat deze zelve een bron van Johannes a Leydis is geweest. Bij ons weidspel naar bijdragen voor het jaarlijksch historisch jachtmaal hadden wij het geluk meerdere dou- bletten te schieten. Immers verderop in dit deel vindt men nog een bijdrage van den heer Hulshof, getiteld Theodericus Pauli, onderdeken van St. Maarten en St. Vincentius te Gorkum , de werkelijke auteur van Marcel- linus' Vita Sancti Swiberti apostoli Fresonum , terwiji zelfs een derde door hem toegezegde op zijn verzoek liever een derde door hem toegezegde op zijn verzoek liever voor het volgende jaar werd bewaard. Ook van de hand van twee andere getrouwe medewerkers , de heeren Dr. G. Brom en Mr. Dr. S. van Brakel namen wij XXIII twee stukken op. Van den laatste ontving het Bestuur twee bijdragen tot de kennis onzer koloniale en handels- geschiedenis , waarvan de titels Een Amsterdarnsche fac- torij te Paramaribo in 1613 en Eene memorie over den handel der West-Indische Compagnie omstreelcs 1670 geen nadere toelichting behoeven. Dr. Brom had ons toe- gezegd een Italiaansch bericht over den laatsten Gelderschen oorlog uit bet Vaticaansch archief, doch in afwachting oorlog uit bet Vaticaansch archief, doch in afwachting van de toezending zijner kopij , verheugde hij ons alvast met een andere vondst uit de onuitputtelijke schatkamers, die voor hem geen gehehnen hebben , en wel met een Beschrijving van den aanslag op Amsterdam in 1650, af- komstig uit de Bibliotheek-Chigi te Rome. De heer Brom verpliclitte wederom die lezers van dit bock aan zich , voor wie de taal , waarin de door hem gepubliceerde documenten gesteld zijn, een bezwaar mocht zijn, door den inhoud daarvan in zijn inleidingen beknopt te verwerken. Een Document over de opvoeding van Prins Willem II, door Mr. Dr. J. Eysten medegedeeld uit het huisarchief van H. M. de Koningin , aan wie bij dezen voor de daartoe verleende vergunning eerbiediglijk dank wordt gezegd , vermeerdert het weinige , dat ons omtrent do jeugd van dien Oranjevorst bekend is. Naar de middeleeuwen voert ons weer terug de heer H. ter Haar met zijn Leven van St. Radboud , waarna een bijdrage van den heer Posthumus, Gegevens betreffende landb9uwtoestanden in Rijnland in het jaar 1575, ons weer op diens speciaal terrein , dat der economische gc- schiedenis , brengt. Ten slotte mocht in een bundel , die aanvangt met een jaarverslao. over 1913 een herinnering aan den tijd van voor honderd jaren niet ontbreken. Prof. Kernkamp, voorwaar een deskundige in deze materie geeft die in het sluitstuk dezer Bijdragen in een Prιcis de l' etat de Universite etablie a Utrecht (1811). Het Bestuur van het Historisch Genootschap, S. MULLER Fz. Yoorzitter. W. A. F, BANNIER , isle Secretaris. BIJLAGE A. NAAMLIJST DER UDEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP.') BESTUUR. Mr. Dr. S. Muller Fz. , Voorzitter. Dr. W. A. F. Bannier, Eerste secretaris. Dr. A. Hulshof, Tweeds secretaris. Dr. N. J. Singels, Penningmeester. Dr. J. W. Muller, Eerste bibliothecaris. Dr. A. J. van der Meulen, Tweede bibliothecaris. Dr. P. J. Blok. Dr. H. Brugmans. Dr. C. H. T. Bussemaker. Dr. F. J. L. Kramer. 1) Bij deze lijst is aangenomen de feitelijke toestand op 1 Januari 1914. — Adresveranderingen en andere correcties in deze lijst gelieve men to melden aan den lsten secretaris (J. W. Friso- straat 18). XXV HONORAIRE LEDEN. ti. Berliere, te Brussel. W. Bode, te Berlijn. E. baron de Borchgrave, te Brussel. G. Edmundson, te Londen. M. Pardo de Figueroa, te Medina Sidonia. P. Fredericq, te Gent. G. Galland, te Berlijn. H. Havard, te Parijs. 3. H. Hessels, te Cambridge. E. Hubert, te Luik. E. Jacobs, te Wernigerode. 0. Nachod, te Griinewald (bij Berlijn). F. Nippold, te Ober-Ursel (bij Frankfort ald M.). M. Philippson, te Berlijn. M. Philippson, te Berlijn. H. Pirenne, te Gent. 0. Pringsheim, te Breslau. F. Rachfahl, te Kiel. M. Ritter, te Bonn. D. Schafer, te Steglitz (bij Berlijn). H. ritter von Srbik, te Graz. G. Mac Call Theal, te Kaapstad. A. de Waal, te Rome. A. Waddington , te Lyon. E. Wrangel, te Lund. XXVI GEWONE LEDEN. Dr. T. P. H. van Aalst, te 's-Gravenhage. Mr. J. H. Abendanon , te 's-Gravenhage. Dr. A. J. d'Ailly, te Amsterdam. P. Albers, te Maastricht. H. J. Allard , te Maastricht. Dr. M. A. van Andel, te Gorinchem. Mr. J. P. Fockema Andreae, te Utrecht. Mr. S. J. Fockema Andreae, te Leiden. Mr. J. baron d'Aulnis de Bourouill, te Utrecht. Jhr. Mr. J. F. Backer, te Amsterdam. Mr. C. Bake, te 's-Gravenhage. Mr. W. E. J. baron van Balveren , te Arnhem. Dr. W. A. F. Bannier, te Utrecht. Mej. Dr. F. E. J. M. Baudet, te Groningen. Dr. H. Bavinck , te Watergraafsmeer. Mr. A. J. de Beaufort, te Leusden. J. B. de Beaufort, te Woudenberg. Mr. J. F. de Beaufort, te Utrecht. Mr. W. H. de Beaufort, te Leusden. Jhr. Mr. K. A. Godin de Beaufort, te Maarsbergen. Dr. H. E. Becht, te Hengelo (0.). A. A. Beekman, te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. F. Beelaerts van Blokland, te Peking. Jhr. Mr. W. A. Beelaerts van Blokland, te Wassenaar. J. H. Been, te Brielle. J. H. Been, te Brielle. Mr. N. Beets, te Amsterdam. G. J. G. C. graaf van Aldenburg Bentinck , te Amerongen. Jhr. Mr. Dr. E. A. van Beresteyn, te Veendam. Mr. N. P. van den Berg, te Amsterdam. Dr. J. Bergsma, te Groningen. XXVII Mr. J. L. Berns , te Leeuwarden. L. J. van Beuningen van Helsdingen, te Leeuwarden. A. F. van Beurden te Roermond. A. F. van Beurden te Roermond. G. J. MT. Koolemans Beynen, te 's-Gravenhage. Dr. J. T. Beysens , te Utrecht. Dr. J. P. de Bie, te 's-Gravenhage. W. H. van Bilderbeek , te Dordrecht. Mr. A. S. de Blecourt, te Utrecht. Mr. A. J. Blok, te Leiden. Dr. P. J. Blok te Leiden. J. H. Blum, te Domburg. Dr. G. J. Boekenoogen , te Leiden. Dr. M. G. de Boer, te Amsterdam. Dr. C. W. T. baron van Boetzelaer van Dubbeldam , te Batavia. Dr. U. P. Boissevain , te Amsterdam. Mr. A. C. Bondam , te Arnhem. Jhr. P. J. Boogaert , te Middelburg. Dr. A. Borgeld te Amsterdam. Dr. A. J. Botermans , te Zwolle. Mr. L. G. N. Bouricius, te 's-Gravenhage. M. ten Bouwhuys, te Utrecht. Mr. Dr. S. van Brakel, te Amsterdam. Dr. A. A. Bredius, te 's-Gravenhage. Dr. J. C. Breen , te Amsterdam. D. A. Brinkerink , te Bovenkarspel. Dr. R. Broersma , te Zutphen. Dr. G. Brom, te Rome. J. H. Brom, te Utrecht. Dr. W. L. C. Bronsveld, te Hoorn. Mr. J. G. Brouwer Nijhoff, te Utrecht. Dr. H. G. ten Bruggencate, te Terneuzen. Dr. H. Brugmans, te Amsterdam. Mej. C. E. C. Bruining, te Alkmaar. C. W. Bruinvis, te Alkmaar, XXVIII Dr. M. Bruijel, te Haarlem. Dr. C. P. Burger Jr., te Amsterdam. Dr. C. H. T. Bussemaker, te Leiden. Mr. A. le Cosquino de Bussy , te Utrecht. Jhr. P. H. A. Martini Buys, te Loenersloot. W. J. J. C. Bijleveld, te Oegstgeest. Mr. R. Bijisma, te Rotterdam. Dr. A. W. Bijvanck, te 's-Gravenhage. Mr. J. F. van Beeck Calkoen, te Utrecht. Dr. J. R. Callenbach , te Rotterdam. Mr. H. Blaupot ten Cate, te Scheveningen. A. Cauchie , te Leuven. J. W. Chevallier, te Driebergen. Mej. E. de Clercq, te Utrecht. Dr. H. T. Colenbrander , te Scheveningen. H. J. Coppens, te Schiedam. W. del Court, te Londen. Mej. M. M. Couvee, te Arnhem. H. T. Cox, te Amersfoort. C. C. A. Croin, te Dordrecht. J. Cuvelier, te Brussel. J. T. J. Cuypers, te Amsterdam. Dr. P. J. H. Cuypers, te Roermond. W. E. van Dam van Isselt, te Amersfoort. A. J. Derkinderen, te Amsterdam. Dr. A. H. J. V. M. Desertine, te 's-Hertogenbosch. Mr. C. T. van Deventer, te 's-Gravenhage. Mr. C. T. van Deventer, te 's-Gravenhage. Mr. P. Dieleman, te Middelburg. H. C. Diferee, te Amsterdam. C. P. J. Dommisse , te Maassluis. P. K. Dommisse, te Vlissingen. P. H. Meekhoff Doornbosch te Baflo. Mr. Dr. A. van Doorninck , te Utrecht. P. N. van Doorninck, te Bennebroek. Dr. G. J. Dozy, te Zeist. XXIX F. Driessen, te Leiden. F. J. W. Drion, te 's-Gravenhage. Mr. H. L. Drucker, te 's-Gravenhage. H. van Druten, te Rijnsburg. Mr. W. H. F. Dubois , te Utrecht. Mr. M. I. Duparc, te 's-Gravenhage. Dr. B. Dijksterhuis , te Tilburg. Mr. C. C. D. Ebell, te 's-Hertogenbosch. Mr. T. G. van Eck , te 's-Gravenhage. C. P. van Eeghen Jr., te Amsterdam. Dr. A. Eekhof, te Diemen. A. G. A. van Eelde, te Amsterdam. Mr. J. L. M. Eggen , te Gent. Dr. D. van Embden , te Amsterdam. Dr. H. J. E. Endepols , te Maastricht. Jonkvr. C. Engelen , te Zutphen. Mr. C. Enschede, te Haarlem. J. W. Enschede , te Amsterdam. D. G. van Epen, te 's-Gravenhage. Dr. E. Epkema, te Zalt-Bommel. N. J. A. P. H. van Es, te Arnhem. Dr. L. van der Essen, te Leuven. Dr. M. A. Evelein , te 's-Gravenhage. Dr. W. van Everdingen, te Rotterdam. G. A. Evers, te Utrecht. Mr. J. C. A. Everwijn , te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. Dr. W. J. M. van Eysinga, te Leiden. Mr. Dr. J. Eysten, te 's-Gravenhage. Mr. Dr. J. Eysten, te 's-Gravenhage. A. N. J. Fabius , te Bussum. Mr. D. P. D. Fabius, te Amsterdam. Mr. P. Falkenburg, te Amsterdam. Mr. P. J. van der Feen, te Domburg. P. Feenstra Jr., te Amsterdam. C. H. van Fenema, te Groningen. Mr. E. Fokker, te Utrecht. XXX T. Folmer, te Rotterdam. Mr. B. de Gaay Fortman te Willemstad (Curacao). Dr. J. J. A. A. Frantzen , te Utrecht. Mr. Dr. K. J. Frederiks , te 's-Gravenhage. C. G. Frentzen , te Leiden. Mr. R. Fruin , te 's-Gravenhage. Dr. P. Fijn van Draat , te Utrecht. A. A. Ganderheyden , te Hilversum. H. P. Geerke, te Utrecht. Mej. Dr. T. J. Geest, te Winschoten. Dr. H. van Gelder, te Utrecht. Dr. H. E. van Gelder, te Scheveningen. H. A. Geurts , te Rolduc (gem. Kerkrade). Dr. P. J. M. van Gils , te Rolduc (gem. Kerkrade). Jhr. Mr. J. J. Gockinga , te Arnhem. Mevr. Dr. J. Goekoop—de Jongh , te 's-Gravenhage. C. J. Gonnet, te Haarlem. Dr. J. W. H. Goossens , te Rolduc (gem. Kerkrade). Mr. L. J. C. van Gorkom, te 's-Hertogenbosch. P. C. GOrlitz , te Nijmegen. Dr. I. H. Gosses, te Amsterdam. P. Gouda Quint, te Arnhem. Mr. M. L. van Goudoever , te Utrecht. W. Graadt van Roggen, te Utrecht. J. J. Graaf, te Bloemendaal. J. de Graaf, te Delft. Mr. J. Hooft Graafland , te Utrecht. Jhr. Mr. J. F. Hooft Graaflaud, to -Utrecht. Mej. Dr. C. C. van de Graft , to Utrecht. Mr. S. Gratama, te 's-Gravenhage. H. G. van Grol, te Vlissingen. Dr. J. V. de Groot, te Amsterdam. Dr. C. Hofstede de Groot , te 's-Gravenhage. Mr. W. T. Grothe van Schell ach , te Utrecht. J. E. N. baron Sirtema van Grovestins, to 's-Gravenba,ge XXXI P. M. Grijpink , te Laren. Mgr. G. Gul, te Utrecht. Mr. J. M. Giilcher, te 's-Gravenhage. Mr. S. van Gijn, te Dordrecht. Jhr. Mr. N. C. de Gijselaar , te Leiden. Dr. S. P. Haak , te Arnhem. L. J. J. Hageraats, te 's-Grave uhage. H. van de Hagt, te Rotterdam. Dr. C. F. Haje , te Middelburg. Dr. J. Hania Pz., te Steenwijk. G. C. D. d'Aumale baron van Hardenbroek, te Drie- bergen. Mr. G. C. D. R. baron van Hardenbroek , te Bunnik, Mr. P. A. V. baron van Harinxma thoe Slooten , te Leeuwarden. A. T. Hartkamp, te Amsterdam. J. Haspers, te Arnhem. Dr. W. A. A. Hecker, te Delft. Mr. J. E. Heeres , te Leiden. Dr. K. Heeringa, te Middelburg. Dr. J. Heinsius, te Leiden. Dr. A. H. L. Hensen , te Warmond. P. G. Hesse , te Weert. Mr. E. J. J. van der Heyden, te Rotterdam. J. C. Gijsberti Hodenpiejl van Hodenpijl, te 's-Gra- venhage. venhage. F. A. Hoefer, te Hattem. Mr. H. graaf van Hogendorp , te 's-Gravenhage. Jonkvr. A. baronesse van Hogendorp, te 's-Gravenhage. Dr. C. Hoitsema, te Utrecht. Dr. C. Hoitsema, te Utrecht. A. Hollestelle, te Tholen. Dr. A. G. Honig , te Kampen. G. J. Honig, te Zaandijk. J. Hoogendijk, te Vlaardingen. Dr. G. J. Hoogewerff, te Rome. XXXII Dr. S. S. Hoogstra, te Gouda. Mr. F. R. ter Horst, te Scheveningen. A. P. H. Hotz, te Beyrouth. Dr. M. T. Houtsma, te Utrecht. A. Hoynck van Papendrecht, te Rotterdam. F. de Witt Huberts, te Venlo. Dr. N. G. van Huffel, te Utrecht. Dr. J. Huges, te Gouda. Dr. J. Huizinga, te Helpman (bij Groningen). Dr. J. de Hullu, te 's-Gravenhage. Dr. A. Hulshof, te Utrecht. G. Hulsman, te Groningen. Dr. H. F. M. Huijbers , te Tiel. F. A. R. A. baron van Ittersum, te Utrecht. Dr. R. Jacobsen , te Rotterdam. Mgr. Dr. J. A. H. G. Jansen, te Jutphaas. J. J. van Noorle Jansen, te Utrecht. Dr. N. Japikse , te 's-Gravenhage. Mej. J. T. ,Teigersma, te Apeldoorn. Dr. J. de Jong, te Winsum (Fr.). Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet, te Assen. H. de Jongh, te Leuven. Mr. J. G. C. Joosting, te Groningen. G. C. A. Juten, te Ginneken. W. F. Juten, te Bergen-op-Zoom. Dr. J. Kalf, te 's-Gravenhage. Dr. G. Kalff, te Leiden. G. M. Kam, te Nijmegen. Dr. A. H. Kan , te Dordrecht. Mr. J. Kappeyne van de Coppello , te Amsterdam. Jhr. Mr. Dr. H. A. van Karnebeek, te 's-Gravenhage. P. H. van der Kemp, te 's-Gravenhage. P. H. van der Kemp, te 's-Gravenhage. A. 0. van Kerkwijk , te 's-Gravenhage. Dr. G. W. Kernkamp, te Utrecht. W. J. Kernkamp, te Edam. XXXIII Dr. L. A. Kesper, te 's-Gravenhage. Dr. E. B. Kielstra, te 's-Gravenhage. J. C. J. Kleijntjens, te Nijmegen. F. K. van Ommen Kloeke, te Groningen. B. H. KlOnne, te Amsterdam. Dr. A. Kluyver, te Groningen. Dr. L. Knappert, te Leiden. F. S. Knipscheer, te Zalt-Bommel. W. L. S. Knuif, te Rijsenburg. Dr. W. P. C. Knuttel, te 's-Gravenhage. F. Koch Jr., te Rotterdam. Mr. F. C. Koch, te Rotterdam. Dr. W. C. G. T. Koch te Tiel. Mej. Dr. A. C. S. de Koe, te Rotterdam. H. F. Kol van Ouwerkerk, te Utrecht. Dr. W. J. Kolkert Jr., te Amsterdam. Mr. A. H. Koning, te Finsterwolde. Mr. Dr. D. A. P. N. Koolen, te Utrecht. Dr. L. M. G. Kooperberg, te 's-Gravenhage. W. P. Kops, te Amsterdam. Dr. F. J. L. Kramer, te Rijswijk (Z.-H.). H. F. L. Kramer, te Rijswijk (Z.-H.). A. J. C. Kremer, te Arnhem. Dr. N. J. Krom, te Batavia. Mej. M. E. Kronenberg, te Deventer. J. F. A. Kronenburg, te Roermond. B. Kruitwagen, te Woerden. Dr. R. Krul, te 's-Gravenhage. Dr. W. J. te Amsterdam. Dr. E. T. Kuiper, te Amsterdam. Mr. J. van Kuyk, te 's-Gravenhage. Dr. A. Kuyper, te 's-Gravenhage. Dr. H. H. Kuyper, te Watergraafsmeer. Mr. Dr. A. R. van de Laar, te Gendringen. A. J. F. van Laer, te Albany (N.-Y.). Bijdr. en Meded. XXXV. XXXIV Dr. G. J. Land:weer Az. , te Arnhem. Mr. F. J. van Lanschot , te 's-Hertogenbosch. Dr. L. W. A. M. Lasonder, , te 's-Gravenhage. Dr. K. Later , te Utrecht. W. J. Leendertz , te Amsterdam. Dr. E. C. van Leersum , te Amsterdam. Mej. Dr. A. E. C. van der Looy van der Leeuw, , te Amsterdam. H. J. Lenderink , te Amsterdam. Dr. H. M. R. Leopold , te Rome. Mr. J. A. Levy, te Amsterdam. Dr. G. J. Liesker, te Freiburg (Zw.). Dr. J. D. de Lind van Wijnoarden , te Putten. Dr. J. Lindeboom , te Groningen. Dr. H. van der Linden , te Luik. J. G. de Lint , te Gorinchem. Dr. C. te Lintum , te Scheveningen. Dr. A. Rutgers van der Loeff, te Utrecht. J. D. Rutgers van der Loeff, te Haarlem. Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman , te Utrecht. Dr. H. W. van Loon, te Washington (D. C.). J. C. van der Loos , te Nieuwerkerk-a/d-IJsel. Jhr. Dr. J. Loudon , te 's-Gravenhage. Mr. J. de Louter, te Hilversum. Mr. A. F. baron van Lynden, te Utrecht. F. baron van Lynden van Hemmen, te Hemmen. Mr. Dr. F. A. C. graaf van Lynden van Sandenburg , te Nederlangbroek. Mr. E. baron Mackay, te Arnhem. Mej. M. G. A. de Man , te Middelburg. W. J. Manssen, te Zaandam. Dr. R. van Marie, te Parijs. Jhr. Mr. A. H. Martens van Sevenhoven, te 's-Gravenhage. Dr. B. van Meer, te Apeldoorn. Dr. B. van Meer, te Apeldoorn. Mr. A. Meerkamp van Embden , te Middelburg. Dr. P. A. Meilink , te 's-Gravenhage. Dr. K. 0. Meinsma, te Zutphen. L. A. van Melle, te Utrecht. Mr. C. R. Merkus, te Utrecht. H. M. van der Mersch, te Zeist. Dr. A. J. van der Meulen , te Utrecht. Dr. R. van der Meulen, te Leiden. Dr. W. W. van der Meulen, te 's-Gravenhage. A. Meyboom, te Utrecht. G. A. Meijer , te Zwolle. Dr. W. Meijer, te 's-Gravenhage. Dr. E. J. W. Posthumus Meyjes, te 's-Gravenh age. Dr. P. C. Molhuysen, te 's-Gravenhage. Dr. P. C. Molhuysen, te 's-Gravenhage. B. H. Molkenboer, te Huissen. Mr. G. Moll, te Rotterdam. Dr. E. C. Godee Molsbergen, te 's-Gravenbage. Mr. F. A. Moister, te Amsterdam. Dr. M. Monasch , te Utrecht. Mr. A. M. M. Montijn, te 's-Gravenhage. Dr. K. W. M. Montijn, te Vlaardingen. Mej. Dr. H. C. H. Moquette, te Rotterdam. T. Morren, te 's-Gravenhage. Dr. W. J. M. Mulder, te Nijmegen. Dr. H. P. N. Muller, te 's-Gravenhage. Dr. J. W. Muller, te Utrecht. Mr. Dr. S. Muller Fz., te Utrecht. Mr. S. Muller Hz., te Rotterdam. Mej. J. W. A. Naber, te Amsterdam. S. P. l'Honorσ Naber, te Amsterdam. Dr. H. M. van Nes, te Leiden. Mej. Dr. E. Neurdenburg, te Amsterdam. Mej. Dr. L. van Nierop, te Amsterdam. M. C. Nieuwbarn, te Nijmegen. F. J. Nieuwenhuis, te Utrecht. Dr. W. H. Nolens, te 's-Gravenhage. XXXVI R. P. J. Tutein Nolthenius, te Delft. M. Noordtzij , te Kampen. M. van Notten , te Amsterdam. C. Nuys, te Amsterdam. W. Nijhoff, te 's-Gravenhage. Mej. Dr. J. A. Nijland, te Amsterdam. Dr. H. T. Oberman, te Vlissingen. Dr. H. G. A. Obreen, te Brussel. M. Onnes van Nijenrode , te Breukelen. H. L. van Oordt , te Breda. J. van Oordt tot Bunschoten, te Velp. Dr. R. van Oppenraay, te Katwijk-binnen. Dr. T. H. van Oppenraay , te Rijsenburg. Dr. 0. Oppermann, te Utrecht. Dr. J. A. F. Orbaan, te Geneve. Mr. J. C. Overvoorde, te Leiden. Mr. H. Pelinck, te Utrecht. Mr. P. Pet, te Groningen. Dr. W. B. Peteri, te Alkmaar. J. W. Pik, te Rotterdam. Mr. L. J. Plemp van Duiveland, te 's-Gravenhage. Dr. H. A. Poelman, te Groningen. C. J. Polvliet, te 's-Gravenhage. Dr. J. W. Pont, te Bussum. Mej. M. W. Maclaine Pont, te Zetten. Mr. Dr. N. W. Posthumus, te Rotterdam. Mr. C. W. van der Pot, te Leiden. Dr. J. Prinsen J.Lz., te Nijmegen. P. A. Pijnappel, te Hilversum. Dr. F. Pijper, te Leiden. J. C. Ramaer, te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. F. A. J. F. ridder van Rappard, te Utrecht. Dr. W. van Ravesteyn Jr., te Rotterdam. Dr. W. van Ravesteyn Jr., te Rotterdam. Mevr. M. van Reenen—VOlter, te Bergen (N.-H.). A. F. J. Reiger, te Meran. XXXV1I T. graaf de Renesse , te Bilsen (Belgie). Mr. W. J. van Welderen baron Rengers, te Leeuwarden. Dr. H. J. Reynders , te Amersfoort. Dr. H. J. Reynders , te Amersfoort. Jhr. B. W. F. van Riemsdijk, te Amsterdam. Jhr. Mr. T. H. F. van Riemsdijk, te 's-Gravenhage. Mr. P. Rink, te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. Dr. A. ROell , te Amsterdam. Jhr. H. H. ROell , te Haarlem. Jhr. Mr. J. ROell , te 's-Gravenhage. Mr. H. H. R. Roelofs Heyrmans , te Delft. H. W. Roes, te Kessel. T. M. Roest van Limburg, te Amsterdam. Dr. A. G. Roos, te Groningen. Mr. C. P. van Rossem , te Rotterdam. A. A. J. van Rossum , te Benschop. Mr. W. H. J. Royaards , te Utrecht. J. A. Royer , te Wassenaar. Dr. F. L. Rutgers , te Amsterdam. Dr. H. C. Rutgers , te Marken. Mej. Dr. H. J. A. Ruys , te Leiden. Dr. B. van Rijswijk, te Dordrecht. E. A. von Saher, te Haarlem. Jhr. Mr. A. F. 0. van Sasse van Ysselt , te 's-Her- togenbosch. Dr. J. Sassen , te Zwolle. Dr. P. D. Chantepie de la Saussaye te Leiden. J. H. L. van der Schaaf, te Leiden. Dr. A. C. M. Schaepman , te Rijsenburg. Dr. A. A. van Schelven , te Maarssen. C. W. Lunsingh Scheurleer, te 's-Gravenhage. Dr. D. F. Scheurleer, te 's-Gravenhage. H. D. J. van Schevichaven , te Nijmegen. Mr. F. D. graaf Schimmelpenninck , te Utrecht. Dr. L. C. M. Schmedding, te Amsterdam. F. Schmidt Degener, te Rotterdam. XXXVIII Dr. M. Schoengen , te Zwolle. Jhr. Mr. K. J. Schorer, te Utrecht. Dr. J. Schrijnen , te Utrecht. J. Schulman , te Amsterdam. Mr. W. C. Schuylenburg, te Utrecht. Mej. Dr. C. Serrurier te Leiden. Jhr. Mr. J. H. flora Siccama , te 's-Gravenhage. Jhr. Mr. D. G. Rengers flora Siccama , te Utrecht. T. H. Siemelink , te Goes. . T. H. Siemelink , te Goes. Dr. N. J. Singels , te Utrecht. Jhr. Dr. J. Six , te Amsterdam. J. C. van Slee , te Diepenveen. Dr. G. M. Slothouwer, te Wageningen. Dr. E. Slijper, te Utrecht. Mr. J. P. W. A. Smit , te 's-Hertogenbosch. Dr. P. A. E. Sillevis Smit , te Amsterdam. Mr. F. W. J. G. Snijder van Wissenkerke , te Was- senaar. senaar. H. Snijders , te Middelburg. Dr. C. J. Sangen , te Nijmegen. J. F. van Someren , te Utrecht. Mr. L. J. Sparnaay , te 's-Gravenhage. Mr. J. H. W. Q. ter Spill , te 's-Gravenhage. J. F. M. Sterck, te Heemstede. W. P. van Stockum Jr. , te 's-Gravenhage. C. A. P. van Stolk , te Rotterdam. Dr. K. E. W. Strootman , te Utrecht. Mr. A. L. E. ridder de Stuers , te Parijs. Jhr. Mr. V. E. L. de Stuers , te 's-Graven hage. W. 0. Swaying, te Middelburg. Jhr. Mr. R. de Marees van Swinderen , te Londen. Jhr. C. H. C. A. van Sijpesteyn, te 's-Gravenhage. W. H. baron Taets van Amerongen van Woudenberg, . W. H. baron Taets van Amerongen van Woudenberg, te Utrecht. Jhr. L. F. Teixeira de Mattos , te Beekbergen. XXXIN Dr. N. B. Tenhaeff, te 's-Gravenhage. Dr. H. Terpstra, te Hilversum. Jhr. Mr. D. A. W. van Tets van Goudriaan , te 's-Gravenhage. Dr. J. S. Meissen, te Groningen. J. H. A. Thus, te Sassenheim. J. C. Alberdingk Thijm, te Culemborg. Mr. G. van Tienhoven, te Haarlem. Mej. Dr. E. Timmer, te Haarlem. Dr. G. Tjalma, te Veen (Noord-Brabant). J. W. des Tombe, te Bilt. J. Trosee , te Nijmegen. F. L. S. F. baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen , te Zuilen. Zuylen , te Zuilen. W. J. Tuyn , te Edam. Mr. W. J. L. Umbgrove, te Zutphen. Dr. V. Vanderhaeghen , te Gent. F. Vanveerdeghem, te Luik. Dr. J. S. van Veen, te Arnhem. J. Veersema, te Utrecht. Dr. H. E. J. M. van der Velden , te Zwolle. Dr. J. Verdam, te Leiden. J. F. L. de Balbian Verster, te Amsterdam. Mej. R. Visscher, te Leeuwarden. Mr. A. C. Visser van Yzendoorn, te Leiden. P. T. C. Scharp de Visser, te Gorinchem. Mr. G. Vissering, te Amsterdam. B. R. F. van Vlijmen, te Schijndel. Dr. W. Vogelsang, te Utrecht. Dr. C. W. Vollgraff, te Groningen. Dr. J. A. Vollgraff, te Leiden. Dr. J. C. Vollgraff, te Utrecht. Dr. W. C. A. baron van Vredenburch, te is-Gra- venhage. Dr. A. G. C. de Vries, te Amsterdam. XL Mr. J. de Vries van Doesburgh, te Leeuwarden. R. W. P. de Vries, te Amsterdam. Mr. T. de Vries, te Grand Rapids. C. W. Wagenaar, te Utrecht. J. D. Wagner, te 's-Gravenhage. F. G. Waller, te Amsterdam. Mr. J. van Walrκ, te Utrecht. P. M. H. Welker , te Rotterdam. Dr. H. A. Weststrate , te Zetten. Dr. C. E. A. Wichmann , te Utrecht. Dr. E. Wiersum, te Rotterdam. Dr. J. te Winkel, te Amsterdam. Jhr. Mr. E. B. F. F. Wittert van Hoogland, te 7s-Gra- venhage. venhage. Dr. M. Wolff, te Haarlem. Dr. J. Woltjer, te Amsterdam. Dr. R. H. Woltjer, te Amsterdam. Dr. J. A. Worp , te Zeist. Dr. M. Woudstra, te Utrecht. Mr. G. Wttewaall, te Arnhem. B. W. G. Wttewaal van Wickenburgh, te Houten. Dr. G. A. Wumkes, te Sneek. W. E. A. Wiippermann, te 's-Gravenhage. J. M. Wiistenhoff, te Sassenheim. Jhr. C. H. A. van der Wyck , te Baarn. Jhr. J. M. van Asch van Wijck, te Utrecht. Jhr. Mr. L. H. J. M. van Asch van Wijck, te Utrecht. W. Wijnandts van Resandt, te Ellecom. W. Wijnandts van Resandt, te Ellecom. H. A. van IJsselsteyn, te 's-Gravenhage. J. W. IJzerman, te Wassenaar. Jonkvr. S. J. baronesse van Zuylen van Nyevelt, te 's-Gravenhage. Dr. A. Zijp, te Rotterdam. Mr. Dr. W. A. van Zijst, te Utrecht. BIJLAGE B. GENOOTSCHAPPEN ENZ, WAARMEDE HET HISTORISCH GENOOTSOHAP IN BETREKKING STAAT. Redactie der Annales des Facultes de Droit et des Lettres d'Aix , te Aix-en-Provence. Aachener Geschichts-Verein , te Aken. Koninklijke Akademie van Wetenschappen, te Am- sterdam. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, te Am- sterdam. Academie royale d'Archeologie de Belgique, te Ant- werpen. Gelre. Vereeniging tot Beoefening van Geldersche Geschiedenis, Oudheidkunde en Recht, te Arnhem. Historischer Verein fur Schwaben und Neuburg, te Augsburg. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Weten- schappen , te Batavia. Historische und antiquarische Gesellschaft, te Bazel. Verein fur Geschichte der Mark Brandenburg, te Verein fur Geschichte der Mark Brandenburg, te Berlijn. Allgemeine geschichtforschende Gesellschaft der Schweiz, te Bern, XLII Verein von Altertumsfreunden im Rheinlande , te Bonn. Historische Gesellschaft des Kanstlervereins, te Bremen. Societe d'Ernulation pour 1'Etude de 1'Histoire et des Antigua& de la Flandre , te Brugge. Academie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-arts de Belgique, te Brussel. Algemeen Archief van het Koninkrijk , te Brussel. De Bollandisten, te Brussel. Societe royale d'Archeologie de Bruxelles, te Brussel. Society di Storia patria, per la Sicilia orientale, te Society di Storia patria, per la Sicilia orientale, te Catania. Catania. Westpreussischer Geschichtsverein, te Danzig. Oudheidskundige Kring der Stad en des voormaligen Lands van Dendermonde, te Dendermonde. Diisseldorfer Geschichtsverein , te Dusseldorp. Bergischer Geschichtsverein, te Elberfeld. Gesellschaft fur bildende Kunst und vaterlandische Altertiimer, te Emden. Historischer Verein fur Stadt und Stift Essen, te Essen. Verein fur Geschichte und Altertumskunde, te Frankfort aid. M. Societe d'Histoire et d'Archeologie, te Geneve. Koninklijke Vlaamsche Akademie voor Taal- en Letterkunde, te Gent. Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde, te Gent. Oberhessischer Geschichtsverein, te Giessen. Oberlausitzische Gesellschaft der Wissenschaften, to GOrlitz. Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage. Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volken- kunde van Nederlandsch-Indio, te 's-Gravenhage. 'am Vereeniging Die Haghe , te 's-Gravenhage. Riigisch-pommerscher Geschichtsverein , te Greifs- wald. Redactie van de Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem , te Haarlem. Thiiringisch-sachsischer Geschichts- und Altertums- verein , te Halle of d. S. Verein fur hamburgische Geschichte, te Hamburg. Historischer Verein fur Niedersachsen, te Hannover. Provinciaal Genootschap van Kunsten en Weten- schappen in Noord-Brabant, te 's-Hertogenbosch. Redactie van Neerlandia Franciscana , te Iseghem (Belgie). Verein fur thiiringische Geschichte und Altertums- kunde , te Jena. Badisehe historische Kommission , te Karlsruhe. Verein fur hessische Geschichte und Landeskunde , te Kassel. Redactie van de Westdeutsche Zeitschrift fiir Ge- schichte und Kunst, te Keulen. Gesellschaft fur schleswig-holstein-lauenburgische Geschichte, te Kiel. Redactie der Altpreussische Monatschrift, te Konings- bergen. bergen. Geschied- en oudheidkundige Kring , te Kortrijk. Societe d'Histoire de la Suisse romande , te Lau- sanne. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde , te Leeuwarden. Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde , te Leiden. KOniglich-sachsische Gesellschaft der Wissenschaf- ten , te Leipzig. Redactie van de Analectes pour servir a l'Histoire ecclesiastique de la Belgique , te Leuven. XLIV Redactie van de Revue d'Histoire ecclesiastique , te Leuven. Leuven. Redactie van de English historical Review, te Londen. Royal historical Society, te Londen. Hansischer Geschichtsverein , te Lubeck. Verein fur labeckische Geschichte und Altertums- kunde , te Lubeck. Institut archeologique liegeois , te Luik. Societe d'Art et d'Histoire du Diocese de Liege , te Luik. Kongelige Universitet , te Lund. Institut grand-ducal de Luxembourg, te Luxemburg. Verein fur Geschichte und Altertumskunde des Herzogtums und Erzstifts Magdeburg, te Maagden- burg. Geschied- en oudheidkundig Genootschap in het Hertogdom Limburg, te Maastricht. Real Academia de la Historia, te Madrid. Abbaye de Maredsous , te Maredsous. Cercle archeologique , litteraire et artistique de Malines , te Mechelen. Gesellschaft fur lothringische Geschichte und Al- tertumskunde , te Metz. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, te Mid- delburg. KOniglich-bayerische Akademie der Wissenschaften, te Munchen. Redactie van het Historisches Jahrbuch der GOrres- Gesellschaft , te Munchen. Verein fur Geschichte und Altertumskunde West- falens , te Munster en Paderborn. Societe archeologique de Namur, te Namen. Germanisches Museum, te Neurenberg. The New-York historical Society, te New-York. Oudheidkundige Kring van het Land van Waas , te St. Nikolaas. Verein fur Geschichte und Landeskunde , te Osna- brack. Historische Gesellschaft fur die Provinz Posen , te Posen. Historischer Verein fur Oberpfalz und Regensburg, te Regensburg. Limburg. Provinciaal Genootschap voor geschied- kundige Wetenschappen, Taal en Kunst, te Roermond. Biblioteca apostolica vaticana, te Rome. Institut historique beige, te Rome. Nederlandsch historisch Tnstituut, te Rome. Reale Society romana di Storia, patria, te Rome. Verein far Rostocks Altertamer, te Rostock. Gemeente-archief, te Rotterdam. Verein far mecklenbiirgische Geschichte und Alter- tumskunde , te Schwerin. Gesellschaft fur pommersche Geschichte und Alter- tumskunde , te Stettin. Kungelige Vitterhets, Historie och Antikvitets Aka- demi, te Stockholm. Nordiska Museet, te Stockholm. Historisch-litterarischer Zweigverein des Vogesen- Clubs in Elsass-Lothringen, te Straatsburg. KOnigliche Landesbibliothek , te Stuttgart. Societe scientifique et litteraire du Limbourg, te Tongeren. Verein far Kunst und Altertum in Ulm und Ober- schwaben , te Ulm. Carolina rediviva. Kongelige Universitets-Bibliothek, te Upsala. te Upsala. Gemeente-archief, te Utrecht. Redactie van het Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht , te Utrecht. XLVI Redactie van De Katholiek , te Utrecht. Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen , te Utrecht. Kaiserliche Akademie der Wissenschaften, te Weenen. Institut fur oesterreichische Geschichtsforschung , te Weenen. Weenen. Harzverein fur Geschichte und Alterttimer , te Wernigerode. Verein fur nassauische Altertumskunde und Ge- schichtsforschung te Wiesbaden. Geschichtsverein fur das Herzogtum Braunschweig, te Wolfenbiittel. Historischer Verein von Unterfranken und. Aschaffen- burg , te Wu-rzburg. Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis , te Zwolle. XLVIII e.C) I I 10 op VD 0 )-0 LeD CYD 1-0 I I C9 1-4 r-1 (N CD 0 CYD C\I c6 6 ce) 6 ai LrS a; CC; C; r-1 0,6 -Tti CYD NCI 4 CYC N CCD r-1 • N CYDr-i '71'4 C9 CC) CC) CO r-i P-st .......... <1 a) Z • . . ...... . ,....i. w • r , a) cd a) r!..4 • tl r4 gli P-4 cl r. a) ,.,, C....) Q O -4, 0 P'' C., r.-4 kl) tn ,C4' CD 0 (1) T--I )• CD . r--4 7-4 ,,,A 4-4-.-4 a) C:4 • ti) c.) 0 7-, a) -4-, Z cl) C o C.. rIel „III cv . Ct Ct ' ' g (1) , — 0 5-4 . ;.-4 0.) tf) r". r• -i O CD Z • ""' bl) CD 7:1 ;.., -4-a a) (-,' Z • F. :V ;--1 0 Cn 0 ° ,-, 451 ,4 • t-i , , r---44 C.I Cn pC :: MCDcn C1) •-t•ti • P. P•1 cl 0 CD a' (It V M• C1) • ;-. C.) • , -a ,, -, --, c'. , C.4 cn -,... c •,. r.,_, 0 . c,.., p., . ,.._,1 , •,-.4 _ ;.-1 • f-4 •,-, :a) 0 CD 8 f_cl r...,''' M t C t-+ c CI) 8 -,. 7. 0.4 1-1 P.4 f) ,-, p P. Cl) . ' • r--4 rl r.. • 4-4-1 P--I C.) CD r-8 r--4-1 r--1 ..) ''' 4 rg ° c `P _ .,--) -., '4 *c=44 c:21 W _ E". 0 rt Cil CY3 ,C2i 21 00 i LO Z 6 VS 16 6 4 -,11 CD -.7t1 VD "..-41 r-I " 0 '44, T-4 N r.--1 Crz LO r-1 ""Il 0 ', i..".• t-4-•-^ :: 4`.: :: i 1.0 1-1 '71:1 XLIX C.-• I:- Crz cO c.,CD d'i '17' i a 1 I I.° c i m 1c' a cq 1 6 cy6 C-: r-4 t... aj li-J LO C-J VD 1-4 00 CO C65 00 1 41;3-J 1.-4 C.\' t•-•_ CO 1 't P-4^ 1' ti....., ,,,... W e+-, :-: 1 7 's, .-; :,. :-. .-: ::; 4-", 0 Z I 8E I Z aCh) • p., r". • 0• . -,• ca1 c) 14 . ,4 ,..c N a) a) W .,4 ;-, , P., • r--1) CO ,..1 C.-4 cd U) rn • cd - ,--, K,. • 4 c.Y• 14 0 ,-- -.4., rg '-. f---1 -ate-' CD C/3 ,-"i P +, t+-. . 0 !cn 1- 0--1 ct rt — .0" r--1 ri) • i--.1 c? c".4 P-4 . • r. (5 v, Q CE -I, oD C.) , 0 tf) . 1-1 r, cvT Cf) V.', ct ,---i O cll • P--) CD • , r-f ;.-4 . • ,-, 1-1 r•-1 Cr' 'Li VD a) w 6 cr.) • (1.) ...-4 c:rz ,--4 0 -it 7' ,-- ^ $. c.,1 a) C...) ,g W a) 0 c..),a, 1 c:4 P P', •-i CO Z 'CI ^ • i 1 :1) 7:9 0 . o . a) g: a) O 0 g ...... .., a) 0 rt 0 ;-, ci) r-c-d ......4 ,.._, Ca-1 ;4 -it Pq P cgg) I.Ve., I Go ,.9 I C-- ,---1 N 0 ! cO, I CZ C.-- N CN1 1 i–i 6 c%, cs3 4 06 1 cii c-: 6 o6 c. 6 c.7.; a ` -,14 cb cz ; c cv oo -,14 c:r r-I c) cy ,. ..,44 oc,c7,, ,--i cyd oor_i c)) 1 S, cO t-- , co Q t4., ::, :: :,‘ • '---, "I...., n n . χ. co E-i • ri) 0 '.7: 0 at r--, 0 co ,--4 41 . cd cr Z az E-1 at at ;13 W -, —; cn • ,..• 0 O 0 ., CI) C.) E4 C:::--i 62)1-4 (2) 3 E . ri., • , 0 c:: ,, _ -4 .• ..-., S:2-, 6 cd a) es) c.) 4 ,;:i a) cO cd rt O . rci c) cd ;.., c) al rt::, ''' -4, 0 rd r7,d' M (::::) . ;•-i •rn . • . ci).4,0a)a) P-, at cn cd N N 0 ;-4 r-( P., r-i (Z) 0 4' C...) '' • r-, 0 Cn CD r-4 0, 0 . . w 3 r-i c'3 ;-"8 z ,. 0 — 0 ... WI .,-. a) G) 0 . WI r0 CD .4.a 2 ,,,,, cd 0 p.ce....rn 61 E –1/41 4:2 0 •,-. 0 1T. C.) p•-t1 • r-1 O P BIJLAGE D. LUST DER VAN JANUARI 1913 TOT JANUARI 1914 DOOR SCHENKING, RUINING EN AANKOOP VOOR HET GENOOTSCHAP VERKREGEN WERKEN. I. TEN GESCHENKE ONTVANGEN, A. VAN DE SCHRIJVERS OF UITGEVERS. M. A. van Andel, Pestepidemieen to Gorinchem. (Overdr. uit: Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1913.) --- De Barbier-Heelmeester. (Overdr.) --- Jets uit de Medische Geschiedenis van Gorinchem. W. A. F. Ban nier, De Vrede van Utrecht 11 April 1713. (Overdr. uit: Programma van het Utrechtsch Stedelijk Gymnasium 1913-1914.) W. H. van Bilderbeek, Beschrij ving van de polders Oud- en Nieuw-Reyerwaard IV (in : Het Water- schap II, no. 1, 3, 4). schap II, no. 1, 3, 4). H. Br ugmans, Van Raadhuis tot Paleis. C. Br uining, Een aanbevelingsbrief uit de 17de eeuw. (Overdr. uit: Bijdr. v. Vaderl. Gesell. en Oud- heidk. 1913.) heidk. 1913.) LI C. W. Br uinvis, Alkmaar. (Overdr. uit: Historisch Gedenkboek, 1813, II.) — De Bank van Leening te Alkmaar, 1544— 1875. W. E. van Dam van Is s elt, De beteugeling van de onwillige schutters in Januari en Februari 1831. D. Erasmus, Een tweede twaalftal samenspraken vertaald en van aanteekeningen voorzien door N. J. Singels. B. de Ga ay Fortman, Adam Francois Jules Armand van der Duyn van Maasdam. (Overdr. uit: Ons Tijdschrift XVIII, 8.) H. E. van Gelder, Een nationaal monument in gevaar (De Verbouwing van het Binnenhof.) J. J. Graaf, De „Vergaderinghe der Maechden van den Hoeck" te Haarlem. (Overdr. uit: Bijdr. voor de Gesch. v. h. Bisdom v. Haarlem XXXV.) 2 stukken. Onze Doopnamen (III). (Overdr. uit: De Katholiek CXLIII, 5.) P. II. van der Kemp, Van de Bisschop-onder- zoekingen in het India-office te Londen. (Overdr. uit: De Indische Gids, Juni 1913.) --- De Nederlandsch-Indische proefgulden van 1815. (Overdr. uit: Tijdschr. v. h. Kon. Ned. Genootsch. v. Munt- en Penningk. XXI (1913), 1.) --- Bijdrage tot de geschiedenis der zoogenaamde „tweede" expeditie tot herstel van het Nederl. gezag in Oost-Indie. (Overdr. uit: Bijdr. t. de Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned.-Indie LXVII.) Nadere Mededeelingen over den opstand van Saparoea in 1817. (Overdr. uit: Bijdr. t. de Taal-, Land- en Volkenk. v. Ned.-Indie LXIX.) E. C. van Leersum, Old physiological Experi- ments. (Overdr. uit: Janus.) LII E. C. van Leer su rya , Polygonum aviculare L. als volksmiddel tegen diabetes mellitus. (Overdr. uit: Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 1913, 3.) H. W. van Lo o n, The fall of the Dutch Republic. Ch. A. van Man en , Armenpflege in Amsterdam in ihrer historischen Entwicklung. 0. Nacho d, Japan (Overdr. uit: Jahresber. d. Ge- schichtswissensch. XXXIV (1911).) A. L. H. 0 b r e e n, Verschillende Onderwerpen. IV. 0. Pringsheim, Beoordeeling van: Het Welvaren der Stad Leiden. Uitgeg. d. F. Driessen. (Overdr. uit: Arch. f. Sozialwissensch. u. Sozialpolitik XXXVI, 3.) J. C. Ram a e r, Het hart van Nederland in vroegere eeuwen. (Overdr. uit: Tijdschr. v. h. Kon. Nederl. Aardrijksk. Genootsch. 2de Serie XXX, 3 en 4.) T. H. Siem el in k, Grondwetsherziening in zake art. 171. (Overdr. uit: Vragen des Tijds , 1913.) W. P. v an St o c k u m Jr., Dutch Merchants and sailors of the past. W. E. A. Wiipperman n, Nederland voor honderd jaren 1795-1818. B. VAN OF DOOR DEPARTEMENTEN VAN ALGEMEEN BE- STUUR, GENOOTSCHAPPEN, MAATSCHAPPIJEN ENZ. Van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken te 's-Gravenhage. Verslagen omtrent 's-Rijks oude Archieven. XXXV (1912). Verslagen omtrent 's-Rijks Verzamelingen van Ge- schiedenis en Kunst. XXXV (1912). Verslag over het Kon. Kabinet van Munten , Pen- ningen en gesneden Steenen te 's-Gravenhage. 1912. LIII Van de Commissie voor 's Rijks geschied- kundige publication te 's-Gravenhage. Gedenkstukken der algemeene geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, uitgegeven door H. T. Colenbrande r. VI, 3. Inlij ving en opstand. 1810— 1813. Hoofdstukken VII VIII. Gedenkschriften van Anton Reinhard Falck, uitgeg. door H. T. Colenbrande r. De Briefwisseling van C o n st a n t ij n Huygens (1608-1687), uitgeg. door J. A. W o rp. II. 1634-1639. Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Univer- siteit, uitgeg. door P. C. Molhuysen. I. 1574-7 Febr. 1610. Bescheiden in Italie omtrent Nederlandsche kun- stenaars en geleerden, beschreven door G. J. Hoog e- w e r ff. II. Rome. Archieven van bijzondere instellingen. Van de Commissie van bestuur van het Provinciaal Museum van Oudheden in Drente te Assen. Verslag aan de Gedeputeerde Staten over 1912. Van het Stedelijk Museum te Alkmaar. Verslag (van het Archief, het Museum en de Biblio- theek) over 1912. Van den heer W. J. Manssen te Zaandam. Jaarboek der Vereeniging voor Nederl,-Luthersche kerkgeschiedenis. (Nieuwe Bijdragen tot de kennis van de geschiedenis en het wezen van het Lutheranisme in de Nederlanden. V.) UV Van het Indisch Genootschap te 's-Gravenhage. Verslagen der Vergaderingen van 13 Maart, 9 Oct. 1906, 26 Maart 1907 19 Nov., 10 Dec. 1912, 14 Jan., 18 Febr., 18 Maart, 15 April, 24 Mei, 10 Nov. 1913. Naanalijst der leden op 1 Mei 1913. Van de Linschoten-Vereeniging te 's-Gravenhage. Vijfde Jaarverslag. 1912. P. de Maree s, Beschryvinghe ende historische ver- hael van het Gout Koninckrijck van Gunea, anders de Gout-custe de Mina genaemt, uitgeg. d. S. P. l'Honore Naber. D. Ruite r s, Toortse der Zee-vaert. — S. B run, Schiffarten. Uitgeg. d. S. P. PH onore Naber. Van Mevr. de Wed. Aug. Sassen—Teulings te 's-Gravenhage. Afschrift der Valkeniersrekening van Holland 1 Oct. 1410-1 Nov. 1411 (handschrift, naar het oorspronkelijk in het Rijks-archief te 's-Gravenhage). in het Rijks-archief te 's-Gravenhage). Van Gedeputeerde Staten van Zeeland te Middelburg. Catalogus van de Provinciale Bibliotheek van Zee- land. VI. Van het Rijks-Archief in de provincie Zeeland te Middelburg. De Rekeningen en andere stukken in 1607 uit de Hollandsche rekenkamer naar de Zeeuwsche overge- bracht , door K. Heerir g a. Het Henegouwsch- Beiersche tijdvak. 1319-1432. LV Van het Bestuur van het Historisch Genootschap te Utrecht. Bijdragen en Mededeelingen. XXXIV. Stadsrekeningen van Leiden (1390-1434), uitgeg. d. A. Meerkamp van Embden. I. 1390-1424. Van Dr. A. J. van der Meulen te Utrecht. Verslag der Koninklijke Bibliotheek over 1912. Van den heer H. G. van Grol te,Vlissingen. Jaarverslagen betreffende het archiefwezen en de oudheidkundige verzameling der gemeente Vlissingen over het jaar 1912. Van Prof. F. Nippold te Ober-Ursel. Autobiographie van Prof. Dr. W. Moll (eigenhandig handschrift). II. DOOR [WILING MET ANDERE GENOOTSCHAPPEN VERKREGEN. Aix. Facultes de Droit et des Lettres. Annales de la facultκ des Lettres. IV, 3-4; V, 1-2. Annales de la Faculte de Droit. IV, 3-4. Annales de la Faculte de Droit. IV, 3-4. A ken. Aachener Geschichtsverein. Zeitschrift. XXXIV, 1-2. Amsterdam. Koninklijke Akademie van Weten- schappen. Jaarboek. 1912. Beschreibung der griechischen autonomen Miinzen im Besitze der KOn. Akademie der Wissen- schaften zu Amsterdam. Afd. Letterkunde. Verhandelingen. Nieuwe Reeks. XIII, 2; XIV , 1, LVI Afd. Letterkunde. Verslagen en Mededeelingen. 4de Reeks. XI, 3; XII, 1. Poemata (Leg. Hoeufft). Ama- ryllis. Accedunt septem car- mina laudata. Afd. Natuurkun de. Verhandelingen. Eerste Sectie. XI, 5 , 6. Tweede Sectie. XVII, 2-5. Verslagen. XXI, 1, 2. Amsterdam. Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Jaarverslag , uitgebracht in 1912. Antw erpe n. Academie royale d'Archeologie de Bel- gique. Annales. LXIV (6e serie , IV), 3, 4; LXV (Ge serie, V), 1. Bulletin. 1912, 4; 1913, 1. A r n h e m. Gelre. Vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht. Bijdragen en Mededeelingen. XVI. Werken, IX , X. Register op de Leenaktenboeken van het Vorsten- dom Gelre en Graafschap Zutphen. I—V , IX. Uitgeg. d. J. J. S. Sloet en J. S. van Veen. F. A. H o e fe r, Aanteekeningen betreffende de kerk van Hattem. Bijlagen. A u g s b u r g. Historischer Verein fur Schwaben and Neuburg. Zeitschrift. XXXIX (1913). B a t a v i a. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volken- kunde. LV , 1-6. Notulen. L (1912) , 3, 4. LVII Verhandelingen. LIX, 4; LX, 1. Rapporten van de Commissie in Nederlandsch- Indie voor oudheidkundig onderzoek op Java en Madoera. 1912; 1913, 1-3. Oudheidkundig Verslag. 1912, 4. Dagh-Register gehouden in 't Casteel Batavia. Anno 1680. Uitgeg. d. F. de Haan. Berl ij n. Verein fur Geschichte der Mark Branden- burg. Forschungen zur brandenburgischen und preus- sischen Geschichte. XXV , 2; XXVI, 1 , 2. Bonn. Verein von Altertumsfreunden im Rheinlande. Jahrbiicher. 122, 1-3. Bericht der Provinzialkommission fur Denkmal- pflege und der Altertums- und Geschichtsvereine innerhalb der Rheinprovinz vom 1. April 1910 bis 31. Marz 1911. Br e men. Historische Gesellschaft des Kiinstlervereins. Bremisches Jahrbuch. XXIV. Bremisches Jahrbuch. XXIV. Brugge. Societe d'emulation pour Petude de l'histoire et des antiquites de la Flandre. Annales. LXII (1912), 4; LXIII (1913), 1-4. B r u s s e 1. Academie royale des Sciences , des Lettres et des Beaux-arts de Belgique. et des Beaux-arts de Belgique. Annuaire. 1913. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux- arts. 1912, 12; 1913 , 1-6. Bulletin de la Commission royale d'Histoire de Belgique. LXXXI, 3, 4 ; LXXXII, 1. Table onomast. du t. LXXX. Bulletin des Commissions royales d'Art et d'Ar- cheologie. LI, 5-12; LIT, 1-4. Chroniques liegeoises , publ. p. S. Bala u. I. LVIII Bruss el. Algemeen Archief van het Koninkrijk Belgie. Inventaire des chartes et cartulaires des ducl-ies de Brabant et de Limbourg et des pays d'Outre- Meuse. le partie , V. Brusse 1. Societe royale d'Archeologie de Bruxelles. Annuaire. XXIV (1913). Annales. XXVI (1912), 3-4; XXVII (1913), 1. Tables des publications (Annales—Annuaires) 1887-1911. XXV Annees d'A ctivite 1887-1912. Brusse 1. De Bollandisten. Analecta Bollandiana. XXXI, 4; XXXII, 1-3. Catani a. SocietA, di scoria patria per la Sicilia orientale. Archivio storico per la Sicilia orientale. X , 1, 2. Archivio storico per la Sicilia orientale. X , 1, 2. Danzi g. Westpreussischer Geschichtsverein. Zeitschrift. LV. Mitteilungen. XII, 1-4. Quellen und Darstellungen. IX. Dendermond e. Oudheidkundige Kring der stad en des voormaligen lands van Dendermonde. Gedenkschriften. Tweede Reeks. XV, 3, 4; XVI, 1,2. Publications extraordinaires. XIV. G. van Wes e- m a e 1, Index general des Annales. I. 1e Serie. 1863-1867. E 1 b e r fel d. Bergischer Geschichtsverein. Zeitschrift. XLVI (N. F. XXXVI) (1913). Festschrift zum fiinfzigjahrigen Jubilaum. Emde n. Gesellschaft fur bildende Kunst und vater- landische Altertiimer. Jahrbuch. XVIII, 1. Upstalsboom-Blatter fiir ostfriesische Geschichte und Heimatkunde. II (1912-1913), 1-6. Essen. Historischer Verein fur Stadt und Stift, Essen. LIX Beitrdge zur Geschichte. von Stadt und Stift Essen. XXXV. Frankfort a.id. Main. Verein fir Geschichte und Altertumskunde. Archie far Frankfurts Geschichte und Kunst. XI. Geneve. Societe d'Histoire et d'Archeologie. Bulletin. III, 7. Memoires et documents. XXXII (2e Serie, XII), 1. G e n t. Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde. Jaarboek. 1913. Verslagen en Mededeelingen. 1912, Nov., Dec.; 1913, Jan.—Nov. F. de Potter, Vlaamsche Bibliographie. 2de , 3de aflev. J. v, Maerl ant , Dit is die Istory van Troyen , uitgeg. d. N. de Pauw en E. Gailliard. IV, 3. I. T e i r 1 i n c k, Zuid-Oostvlaandersch Idioticon. II, 1. H — Los. II, 1. H — Los. Briefwisseling van, met en over H e n d r i k Co n- s cience uit de jaren 1837 tot 1851, met eerie inleiding en aanteekeningen van A. Jacob. I. L. van Puy v elde, Schilderkunst en Tooneel- vertooningen op het einde van de middel- eeuwen. W. de Vrees e, Leekebijdragen tot de geschiedenis van Vlaanderen inzonderheid van Gent. I. T e i r lin c k , De toponymie van den Reinaert. Gen t. Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde. Handelingen. XII, 3, 4. Bulletijn. 20ste jaar, 8, 9; 21ste jaar, 1-6. Giessen. Oberhessischer Geschichtsverein. Mitteilungen. Neue Folge. XX. LX Gφrlit z. Oberlausitzische Gesellschaft der Wissen- schaften. Neues lausitzisches Magazin. LXXXVIII, LXXXIX. Codex diplomaticus Lusatiae superioris. IV. Ober- lausitzer Urkunden unter KOnig Albrecht II und Ladislaus Posthumus. 's-Gravenhage. Koninklijk Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlandsch- Indies Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indic. LXVII, 4; LXVIII, 1-4; LXIX, 1. Naamlijst der leden op 1 Aug. 1913. 's-G r a v en hag e. Algemeen Rijksarchief. Het Rijksarchief to 's-Gravenhage. Januari 1913. 's-G raven hag e. V ereeniging Die Haghe. Reglementen 1913. Grei fs w al d. Riigisch-Ponamerscher Geschichtsverein. Pomrnersche Jahrbiicher. XIII, XIV. Pomrnersche Jahrbiicher. XIII, XIV. Haarlem. Redactie der Bijdragen voor de geschie- denis van het bisdom van Haarlem. Bijdragen. XXXV, 2, 3. Hall e. Thiiringisch-sachsischer Geschichtsverein. Jahresbericht. 1912/1913. Thiiringisch-sachsische Zeitschrift fur Geschichte und Kunst. II, 2; III, 1, 2. Hambur g. Verein fur hamburgische Geschichte. Zeitschrift. XVII; XVIII, 1. Mitteilungen. XXXII (1912). Ha n n o v e r. Historischer Verein fur Niedersachsen. Zeitschrift. 1912, 1-4. Zeitschrift. 1912, 1-4. 's-H ertogenbosc h. Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant. A. F. 0. van Sasse, van Ysselt, De voorname LXI Huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch als- mede hunne eigenaars of bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche Schepenprotocollen , loopende van 1500-1810. II. Jena. Verein fur thiiringische Geschichte und Al- tertumskunde. Zeitschrift. XXIX (N. F. XXI), 1, 2. K a r ls r u ii e. Badische historische Kommission. Zeitschrift fiir die Geschichte des Oberrheins. Neue Folge. XXVIII, 1-4. Neujahrsbliitter. Neue Folge. 17. K eule n. Redactie van de Westdeutsche Zei tseb ri ft fur Geschichte und Kunst. fur Geschichte und Kunst. Zeitschrift. XXXI, 3, 4; XXXII, 1, 2. K i e 1. Gesellschaft fur schleswig-holsteinische Ge- schichte. schichte. Zeitschrift. XLIII. K o n in gsbergen. Redactie van de Altpreussische Monatschrift. Altpreussische Monatschrift. L, 1-4. K or tr ij k. Geschied- en oudheidkundige Kring. Bulletijn. IX (1911-1912), 3; X (1912-1913), 1, 2. Laus an n e. Societe d'histoire de la Suisse romande. Laus an n e. Societe d'histoire de la Suisse romande. Memoires et documents. 2e Serie, VIII. Memoires et documents. 2e Serie, VIII. Leeuwarden. Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde. De vrije Fries. XXI, 3-4. beide n. Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Handelingen en Mededeelingen. 1912-1913. Handelingen en Mededeelingen. 1912-1913. Levensberichten. 1912-1913. Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letter- kunde. XXXII, 1-4. Leipzi g. KOniglich-sachsische Gesellschaft der Wis- senschaften. senschaften. LXII Abhandlungen der philologisch-historischen Klasse. XXIX, 6, 7. Berichte Tuber die Verhandlungen d. philo1.-hilt. Klasse. LXIV (1912), 3-5. Leuven. Redactie der Analectes pour servir a I'His- toire ecclesiastique de la Belgique. Analectes. 3e Serie. VIII , 4; IX, 1-3. Le u v e n. Redactie der Revue d'Histoire ecclesiastique. Revue. XIII, 4; XIV , 1-4. Revue. XIII, 4; XIV , 1-4. Londe n. Royal Historical Society. Transactions. 3d Series. VII. Londe n. Redactie van de English historical Review. English historical Review. N° 109-112. Lubeck. Verein fur liibeckische Geschichte und Altertumskunde. Zeitschrift. XV , 1, 2. VerOffentlichungen zur Geschichte der Freien- und Hansestadt Lubeck. Hrsg. vom Staatsarchive zu Lubeck. I, 1, 2. Lubeck. Hansischer Geschichtsverein. Hansische Geschichtsblatter. 1913, 1. Pfingstblatter. IX (1913). L u i k. Institut archeologique liegeois. Bulletin. XLII (1912), 1, 2. Lui k. Societe d'Art et d'Histoire du diocese de Liege. Leodium. XI (1912), 10-12. u n d. Kongelige Universitet. Acta Universitatis Lundensis. Nova series. FOrsta Afd. VIII (1912); Andra Afd. VIII (1912). Maagdenburg. Verein fur Geschichte und Altertums- kunde des Herzogtums und Erzstifts Magdeburg. Geschichtsblatter fur Stadt und Land Magdeburg. XLVII (1912), 1, 2. Maastrich t. Societe historique et archeologique dans le Limbourg. Publications. XLVIII (Nouv. ser. XXVIII, 1912). Madri d. Real Academia de la Historia. Boletin. LXII, 1-6; LXIII, 1-5. M ar e ds op s. Abbaye de Maredsous. Revue benedictine. XXX , 1-3. Mechelen. Cercle archeologique, litteraire et ar- tistique de Malines. Bulletin. XXII (1912). Munchen. KOniglich-bayerische Akademie der Wis- senschaften. Abhandlungen. Philos.-philol. u. hist. Kl. XXVI, 4, 5. Sitzungsberichte der philos.-philol. u. der histor. Klasse. 1912, 6-8, m. Schlussheft; 1913, 1-8. Register zu den ersten 50 Jahrgangen der Sit- zungsberichte. Munchen. Redaction des Historischen Jahrbuches der GOrres-Gesellschaft. Historisches Jahrbuch. XXXIII, 4; XXXIV, 1-3. Munster en Paderbor n. Verein fur Geschichte und Alterthumskunde Westfalens. Zeitschrift fur vaterlandische Geschichte un d Alterthumskunde. LXIX, 2; LXX, 1. N e u r e n b e r g. Germanisches Museum. Anzeiger. 1912, 1-4. Mitteilungen. 1912. Nieu w-Y ork. The New-York Historical Society. Publication Fund. XXXIX—XLII. O s n a b r ii c k. Verein fur Geschichte und -Landes- kunde von Osnabruck. kunde von Osnabruck. Mitteilungen. XXXVII (1912). LXIV Posen. Historische Gesellschaft fur die Provinz Posen. Zeitschrift. XXVII, 1, 2. Historische Monatsblatter. XIII, 1-12. Regensbur g. Historischer Verein von Oberpfalz und Regensburg. Verhandlungen. LXIV (N. F. LVI; 1912). Roermon d. Limburg. Provinciaai Genootschap voor geschiedkundige Wetenschappen, Thal en Kunst. Limburg's Jaarboek. XIX, 1-4. R o m e. Bibliotheca apostolica Vaticana. Codices Vaticani latini. I, III, Studi e testi 23, 24. Rome. Reale Society romana di Storia patria. Archivio. XXXV , 3, 4; XXXVI, 1, 2. R o m e. Nederlandsch Historisch Instituut. Jaarverslag 1912. R o m e. Institut historique beige. Analecta Vaticano-belgica. I, II, IV, V. Rostock. Verein fur Rostocks Altertiimer. Beitrage zur Geschichte der Stadt Rostock. VII (1913). Rotter dam. Gemeente-Archief. Verslag over 1912. Verslag van het Museum van Oudheden over 1912. S c h w erin. Verein fur mecklenburgische Geschichte und Altertumskunde. Jahrb-iicher und Jahresberichte. LXXVII m. Bei- heft , LXXVIII. Mecklenburgisches Urkundenbuch. XXIV. Stettin. Gesellschaft fiir pommersche Geschichte und Altertumskunde. Baltische Studien. Neue Folge. XVI. Monatsbliitter. 1912, 1-12. LXV St o ckhol m. Kungi. Vitterhets Historie och Anti- kvitets Akademi. Fornvannen. VII (1912). Skines medeltida Dopfuntar. I. Stockholm. Nordiska Museet. Fataburen. 1912, 1-4. Straatsbur g. Historisch-literarischer Zweigverein des Vogesen-Clubs in Elsass-Lothringen. Jahrbuch fur Geschichte , Sprache und Literatur Elsass-Lothringens. XXIX. Stuttgart. KOnigliche Landesbibliothek. Wirtembergisches Urkundenbuch. XI. Wiirttembergische Geschichtsquellen. XIII—XV. Wiirttembergische Archivinventare. 1-10. Wiirttembergische Jahrbticher fur Statistik und Landeskunde. 1912, 2 1913, 1. Wiirttembergische Vierteljahrshefte fur Landes- geschichte. Neue Folge. XXII (1913) , 1 4. Tongere n. Societe scientifique et litteraire du Limbourg. Bulletin. XXX. Bulletin. XXX. U 1 m. Verein fur Kunst und Altertum im Ulm und Oberschwaben. Mitteilun gen. 18 , 19. Upsal a. Carolina Rediviva. Kongelige Universitets- Bibliothek. Skrifter utgifna of Kongl. Humanistiska Vetens- kaps-Samfundet. I. Uppsala. XIV. Svenska LandsmAl och Svenskt Folklif. 1912 (115-119). Utrech t. Gemeente-Archief. Verslag van den toestand der Gemeente Utrecht in 1912. I, II. Verslag over het voorgevallene in de Gemeente- verzamelingen in 1911, 1912. Bijdr. en Meded. XXXV. LXVI U t r e c h t. Redactie van het Archief voor de Geschie- denis van het Aartsbisdom Utrecht. Archief. XXXVIII, 3 ; XXXIX , 1, 2. Utrecht. Redactie van De Katholiek. De Katholiek. Jaarg. 1913 , Jan.—Dec. (peel Washington. American Historical Association. The American historical Review. XVIII , 2-4; XIX, 1. Annual Report for the year 1908 (2 vol.), 1909, 1910. W e e n e n. Kaiserliche Akademie der Wissenschaften. Archiv fiir Osterreichische Geschichte. C, 1; CII, 1; CIII , 1, 2. Weenen. Institut fiir Osterreichische Geschichts- forschung. Mitteilungen. XXXIV, 1-3. — Beiblatt: Kunst- geschichtl. Anzeigen. 1911, 3, 4; 1912, 1, 2. Erganzungsband. IX, 1. W e r n i g e r o d e. Harz-Verein fiir Geschichte und Al- terthiimer. terthiimer. Zeitschrift. XLV (1912), 4; XLVI (1913), 1-3. W i e s b a d e n. Verein fiir nassauische Altertumskunde und Geschichtsforschung. Annalen. XL (1912). Text. Tafeln. Mitteilungen. XVI (1912-1913), 1-4. W o 1 fe nbutte 1. Geschichtsverein far das Herzog- thum Braunschweig. Jahrbuch. XI (1912). Braunschweigisches Magazin. XVIII (1912), 1-12. W a r z b u r g. Historischer Verein von Unterfranken und Aschaffenburg. Archiv. LIII, LIV. Jahresberichte fiir 1910, 1911. LX VII III. AANGEKOCHT. A. AANKOOPEN VAN HET GENOOTSCHAP. Revue d'Histoire diplomatique. XXVII, 1-4. Relations de Antoine de Lumbre s. Publ. p. G. de Lhome 1. II. 1656-1660. III. 1660-1666. B. OVERGENOMEN VAN HET LEESGEZELSCHAP. Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenis. Nieuwe Serie. X , 1-3. Nederlandsch Archievenblad. XXI (1912/1913), 2-4; XXII (1913/1914), 1. Bij dragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheid- kunde. 5de Reeks, I, 1-4. — Registers op Reeks kunde. 5de Reeks, I, 1-4. — Registers op Reeks I—IV. Het Boek. Jan.—Dec. 1913. Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. 2de Serie, V, 6; VI, 1-5. De Navorscher. 1910 , 8 ; 1912, 11, 12; 1913 , 1-13. Oud-Holland. XXXI, 1-4. Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde. XXVIII (1913), 1 —6. Nieuwe Drentsche Volksalmanak. XXXI (1913). Groningsche Volksalmanak. 1914. Neues Archiv der Gesellschaft fur altere deutsche Geschichtskunde. XXXVIII , 1-3. Deutsche Geschichtsblatter. XIV (1912/1913), 4-12; XV (1913/1914), 1-3. Mittheilungen aus der historischen Litteratur.. Red. von F. Hirsch. XLI, 1-4. Historische Vierteljahrsschrift. Hrsg. von G. S eeliger. XVI (1913), 1-4. . XVI (1913), 1-4. LXVIII Vierteljahrsschrift fiir Sozial- and Wirtschaftsge- schichte. XI, 1-4. schichte. XI, 1-4. Historische Zeitschrift. 3e Folge. XIV , 2, 3; XV , 1-3; XVI, 1. 1-3; XVI, 1. La Revolution frangaise. LXIV , 7-12 (32e annee, 7-12); LXV , 1-6 (33e annee, 1-6i. Revue d'histoire moderne et contemporaine. XVII, 6; XVIII, 1-5. XVIII, 1-5. Revue historique. CXII—CXIV (1913). Revue des questions historiques. 1913 , 1-4. Revue beige de numismatique. 1913, 1 —4. The Scottish historical Review. X , 2-4; XI, 1 (N°. 35---41, Jan.—Oct. 1913). BIJ LAGE E. JAARVERSLAG TAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE HISTORISCH-STATISTISCHE KAARTEN VAN NEDERLAND OVER 1913. In ons jaarverslag over 1912 deden wij de mededeeling, dat de geregelde voortgang van den arbeid aan den dat de geregelde voortgang van den arbeid aan den Historischen Atlas ernstig bedreigd werd door een mis- verstand, gerezen tusschen de Commissie en den Minister van Binnenlandsehe Zaken , aangaande den vermoede- van Binnenlandsehe Zaken , aangaande den vermoede- lijken duur van den arbeid. Dat misverstand had ten. gevolge , dat Zijne Excellentie den reeds op de ontwerp- begrooting over 1913 voorkomenden subsidie-post ten begrooting over 1913 voorkomenden subsidie-post ten behoeve van den Historischen Atlas meende te moeten schrappen. Tevens vermeldden wij, dat wij verwachtten, dat dit misverstand voor het einde van 1912 in hoofd- zaak zoo kon worden uit den weg geruimd, dat de hoop gekoesterd mocht worden op behoud van het subsidie , zonder hetwelk de voortzetting van den arbeid op losse schroeven gesteld zou worden, zoo niet geheel moest worden stop gezet. Die hoop bleek tot ons groot leedwezen , tot onze ernstige bekommering over het lot van onze werkzaam- heid , ijdel te zijn. Tevergeefs trachtten in de kamerzitting van 4 Februari 1913 de Heeren De Beaufort , De Visser, Middelberg , 1913 de Heeren De Beaufort , De Visser, Middelberg , Hubrecht en Ter Laan, Wien wij voor hunne vriendelijke hulp dankbaar zijn , den Minister te bewegen den post weer op de begrooting te brengen. Wanneer de krachtige TJ XX pleidooien dier heeren wellicht den Minister tot herstel van den post hadden kunnen doen overhellen , de rede van den Heer De Stuers heeft zulks verhinderd. Wij zullen hier noch op de beweringen van den Heer De Stuers noch op die van den Minister ingaan. Aileen willen wij opmerken , dat wel degelijk parti- culieren , ni. de leden der Commissie zelve sedert jaren zich belangrijke offers voor de voorbereidende kaarten , voor den Atlas in het algemeen getroost hebben en nog steeds getroosten , niet alleen in tijd en arbeid. Zoo genieten de leden geen vergoeding van reis- en verblijf- kosten voor vergaderingen. Een der Commissielkden heeft orn in der tijd het tot stand komen der Historisch- Statistische Kaarten mogelijk te maken een abonnement daarop voor zijne rekening genomen. Evenzoo worden nog steeds door hem gratis een lokaal met stookplaats voor die kaarten beschikbaar gesteld en in dat lokaal evenzoo die kaarten beschikbaar gesteld en in dat lokaal evenzoo twee afzonderlijk voor die kaarten vervaardigde kasten. De slotsom van het kamerdebat was , dat de Minister in plaats van f 1000.— jaarlijks voor tien jaren een subsidie van f 500.— op de begrooting bracht onder voorwaarden , dat eerie gelijke som door de Commissie zou worden bijeengebracht. De nog ontbrekende f 500.— werden daarop door particuliere bijdragen gevonden , waaronder van leden der Commissie zelve. Aanzienlijken steun gaven , daartoe aangezocht , Teyler's Stichting, het Provinciaal Utrechtseh Genootschap, de Maatschappij der Provinciaal Utrechtseh Genootschap, de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootscbap, het Genootschap Pro Ex- colendo Jure Patrio te Groningen. De voortzetting van den arbeid is tot ooze groote voldoening thans verzekerd. Omtrent den arbeid aan den Historischen Atlas is het volgende te vermelden. Verschenen zijn in den loop van dit jaar de bladen 13, 14, 18, 19, 1 en 3 van kaart 12 , De Republiek in 1795 , zoodat deze kaart nu geheel in hariden der in- teekenaren is. Zij werd geheel door den Heer Beekman bewerkt. Tevens werd de toelichtende tekst door ge- noemden Heer voltooid. Hij is met de laatste bladen der kaart verschenen. LXXI Aan deze sobere mededeeling wenschen wij een woord van waardeering voor den Heer Beekman toe to voegen. leder, die kennis nam van de voltooide kaart der Repu- bliek in 1795 en den toelichtenden tekst , zal moeten erkennen , dat - zoo dit nog noodig was - de Heer Beekman zich door Naar een eerste plaats op dit gebied ten onzent verwierf. Dit werd trouwens in alle tot ons gekomen beoordeelingen volmondig en met hoogen lof erkend. De Regeering zelve toonde hare belangstelling in het tot stand komen der uitgave door het nemen van 50 exemplaren , die aan verschillende Rijksinrichtingen worden geschonken. Voor die gunstige beschikking be- worden geschonken. Voor die gunstige beschikking be- tuigen wij gaarne onzen dank. Voor de geregelde voortzetting van den arbeid aan den Atlas , die naar wij mogen verwachten in een tiental jaren voltooid zal zijn , worden de noodige maatregelen jaren voltooid zal zijn , worden de noodige maatregelen genomen. Al mag de bewerking iets langer tijd nemen, genomen. Al mag de bewerking iets langer tijd nemen, de geldelijke eischen voor het tot stand komen van het geheele werk zijn thans vervuld. Als gevolg van de beschikking van Zijne Excellentie den Minister van Oorlog ontving het Centraal Bureau van de Topografische Inrichting onderstaande kaarten a. De met wijzigingen herdrukte bladen der Topo- graphische en Militaire kaart des Rijks op de schaal van 1 : 50000 : 1 : 50000 : Nos. 42, 51. b. Van de Chromo-topographische kaart des Rijks op de schaal van 1 : 50000: Met belangrijke wijzigingen herdrukte bladen : Nos. 27 en 28. Met wijzigingen herdrukt : Nos. 25, 34, 40 en 42. c. Van de Chromo-topographische kaart des Rijks op de schaal van 1 : 25000: Nieuw versehenen bladen : Nos. 615, 616, 636, 657, 678, 697, 698, 699, 714, 716, 718, 729, 730, 731, 732 en 733. Met belangrijke wijzigingen herdrukte bladen Nos. 258, 367, 379, 390, 397, 401, 433, 434, 479, 542, 551, 552, 641, 662, 671 en 691. TAXI' Met wijzigingen herdrukt : Nos. 115, 204, 243, 259, 265, 277, 322, 420, 423, 438, 480, 543, 561, 605, 626, 669, 670, 692 en 708. In grijsdruk : N°. 716. Van Zijne Excellentie den Minister van Marine ontving het Centraal Bureau de kaarten : N°. 204 en 207. De verzameling van alle kaarten en bescheiden be- treffende de Historische-Statistische Kaarten in het Cen- traal Bureau. to -Hattem verkeert in goeden staat. traal Bureau. to -Hattem verkeert in goeden staat. Namens de Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische Kaarten van Nederland , P. J. BLOK , Voorzitier. F. A. HOEFER iste Secretaris. DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN DER ABDIJ VAN EGMOND, MEDEGEDEELD DOOR MR. S. MULLER Fz. leder Nederlandsch historicus kent de overoude aan- teekeningen in het Egmondsche evangeliarium en ook den inhoud van het zoogenaamde St. Adelberts-boek , zoogenaamd , zeg ik , want ik ben overtuigd , dat het opschrift op den omslag van het boek „Liber sancti Adal- berti" slechts beteekend heeft , dat dit boek toebehoorde aan St. Adelbert ; nam. aan de onder het patronaat van dien heilige staande abdij van Egmond 1). Van Wijn , Bakhuizen van den Brink en Kappeyne van de Cappello, later ook Pols en Fruin hebben hunne beroemde namen verbonden aan deze handschriften , die de oudste oor- konden der Hollandsche geschiedenis bevatten. Vellen druks zijn er door deze geleerden over volgeschreven de scherpzinnigste conjecturen zijn gemaakt over hun 1) Toevallig kan ik nog iets mededeelen over de geschiedenis van het beroernde handschrift. Buchelius vermeldt, dat hij eerie oorkonde (van bisschop Herbert d.d. 1143) heeft afgeschreveu „ex libro antiquo (van bisschop Herbert d.d. 1143) heeft afgeschreveu „ex libro antiquo monasterii S. Adalberti in Egmond, mine 1Iaerlemi apud Jo. Tol." monasterii S. Adalberti in Egmond, mine 1Iaerlemi apud Jo. Tol." Bijdr. en Meded. XXXV. DE OUDSTE GOEDERENLISSTEg oorsprong en hun inhoud; maar met dat al blijft het veel geroemde stuk nog altijd grootendeels onuitgegeven. Pols bespreekt den , inhoud alleen „voor zoover uitge- geven", en hij constateert, dat „de uitgave niet is voort- gezet". Fruin verklaart, dat eene uitgaaf hem „te yer gezet". Fruin verklaart, dat eene uitgaaf hem „te yer voeren" zou en bepaalt zich er dus toe, „de opschriften te laten yolgen , waaronder de stukken , die het Adel- bertsregister uitmaken, voorkomen". Waarom toch zoo- veel terughouding, nu het de oudste gedenkstukken betreft van de met zooveel voorliefde behandelde ge- schiedenis van het graafschap Holland? Waarom , ter- wijl die gedenkstukken nog altijd berusten in het Haagsche rijksarchief? Mr. Kappeyne heeft verkiapt, dat Martinus Nijhoff hem in 1856 in den arm genomen heeft, „als uiterste redmiddel", om Van den Brink te bewegen tot de vol- tooiing van zijn arbeid. Hij is er in geslaagd , om den genialen man , die nagenoeg nooit er toe is kunnen komen , om iets geheel of te maken , te prikkelen tot polemiek ; wij danken daaraan een belangrijk naschrift. op de inleiding zijner uitgaaf. Maar de scherpzinnige schrijver heeft zijn oolijken vriend in de kaart gekeken : tot het verder afdrukken van den tekst heeft hij zich tot het verder afdrukken van den tekst heeft hij zich dus toch niet laten bewegen. Dat is nu reeds langer dan eene halve eeuw geleden , en noch Fruin noch Pole hebben zich , naar wij zagen , toen zij later dezelfde stof nogmaals behandelden , genoopt gezien, de hinderlijke nogmaals behandelden , genoopt gezien, de hinderlijke leemte aan te vullen. Ik gevoel mij eigenlijk ook niet geroepen om te doen, wat zij hebben nagelaten. Maar toch meende ik , toen de zij hebben nagelaten. Maar toch meende ik , toen de zaak onlangs bij het bestuur van het Historisch Genoot- schap ter sprake kwam , mij niet te mogen onttrekken aan het werk , dat zoo noodig was en ook zoo eenvoudig. Zoo eenvoudig , want de uitstekende geleerden die den inhoud van het register vroeger bespraken hebben reeds overvloedig gegeven , wat men van eene inleiding op hunne uitgaaf zou hebben mogen verwachten , en nog vrij wat meer bovendien. Zij hebben den inhoud van de Evangelie-aanteekeningen en van het Liber sancti Adal- berti breedvoerig toegelicht en gekritiseerd , en ook ge- t1R ABMS VAN EGMOND. 3 handeld over den tijd , waarin deze aanteekeningen neergeschreven zullen zijn. Mij blijft dus alleen over , den tekst , dien Bakhuizen van den Brink slechts ge- deeltelijk uitgaf, nu geheel af te drukken. 1k doe dit natuurlijk naar het Egmondsche cartularium uit de vijf- tiende eeuw zelf, dat nog altijd in het Algemeene rijks- arehief berust 1). Mijn streven zal zijn , een nauwkeu- rigen afdruk te geven ; maar ook ik zal geen kompleeten afdruk leveren. Want al schijnen de vier overoude oor- konden , die Bakhuizen van den Brink wegliet , ook na de oude uitgaaf van Kluit en na den als niet zeer nauw- keurig bekenden herdruk van Van den Bergh , eene nieuwe uitgaaf wel te verdienen , zij behooren niet thuis in dit verband. Ook het oude Hollandsche kroniekje , dat aan gravin Petronella en hare zonen is opgedragen , laat ik weg , daar Fruin het in zijne Bijdragen (3de Reeks V) reeds nauwkeurig heeft herdrukt naar den eenigszins verschillenden tekst van Boudewijn van 's-Gravenhage. Een en ander valt trouwens buiten het kader dezer uitgaaf, die uitsluitend de oudste Egmondsche goederen- lijsten bedoelt te geven. Ook de latere aanteekeningen over de goederen der abdij , die het Cartularium aan het St. Adelbertsboek toevoegde, passen niet meer in dit verband. Hunne uit- gaaf moge eerlang elders bezorgd worden 2), wellicht 1) Ik zou er de varianten van den tekst van Boudewijn van 's-Graven- hage in de bibliotheek der Leidsche Maatschappij van letterkunde hage in de bibliotheek der Leidsche Maatschappij van letterkunde natuurlijk bijgevoegd hebben; maar dit afschrift blijkt met den tekst van het Gravenregister op te houden. Natuurlijk: de goederenlijst had van het Gravenregister op te houden. Natuurlijk: de goederenlijst had destijds haar belang verloren, terwij1 het Gravenregister daarentegen destijds haar belang verloren, terwij1 het Gravenregister daarentegen historisch nog van belang was. historisch nog van belang was. 2) Ook de Tabula van het Cartularium , die reeds Bakhuizen van den Brink (p. 171) aan zijne uitgaaf had willen verbinden, komt voor een afdruk in aanmerking, omdat het stuk, behalve de inhouds- opgaaf, ook vele historische mededoelingen bevat en min of meer inge- richt is als eene tweede serie Egmondsche annalen. Het hier af te richt is als eene tweede serie Egmondsche annalen. Het hier af te drukken , was onmogelijk, daar de index niet op het St. Adelberts- boek alleen, maar tevens op den verderen iuhoud van het Cartu- larium betrekking heeft; ik hoop Miler, dat die afdruk eerstdaags door andere hand geschieden zal. 4 DE OITDSTE GOEDERENLIJSTEN door den geschiedschrijver van het goederenbezit der Egmondsche abdij , dien de COmmissie voor 's Rijks ge- schiedkundige publication heeft opgeroepen 1) en die in mijne uitgaaf een spoorslag moge zien , om thans zijn werk ter hand te nemen. Over een punt wensch ik nog jets op te merken : over de samenstelling en de dagteekening der bier uitge- geven stukken , waarover ik ook na de opmerkingen der vroegere uitgevers nog jets te zeggen heb. Eerst de Evangelie-aanteekeningen. De zaak is hier Triej eenvoudig. Achtereenvolgens worden in het stuk de giften der oudste drie graven opgesomd , waarbij zich ten Blotto de lijst der partikuliere giften aansluit. Bit zit goed en logisch in elkaar; het spreekt wel van zelf, dat de aanteekening over de gift van graaf Dirk V, die midden tusschen de partikuliere weldoeners in staat , later op den kant der bladzijden zal zijn bijgeschreven ; en de daarbij gevoegde noot, die de bekende cyrograaph vermeldt, is (dit valt in het oog) nog weer jonger. Het geval pleit dus , in plaats van voor de echtheid van het befaamde charter (zooals Bakhuizen van den Brink meende) eerder daartegen ; want eerst de jongere aan- teekening vermeldt het stuk , dat de oudere nog niet blijkt te kennen. Op grond van den aldus gereconstrueerden samenhang van de aanteekeningen heeft Kappeyne zeer juist ge- concludeerd , dat de Evangelie-aanteekeningen dagtee- kenen moeten uit den tijd van graaf Arnulf. Zeer juist, zeg ik ; maar toch schijnt mij eene nog jets oudere dag- teekening mogelijk. De vorm toch van het bericht over graaf Arnulf verschilt in het oogvallend van dat over graaf Dirk II (minder eater van dat over graaf Dirk I), hetgeen aannemelijk zou kennen makers , dat het later was ingelascht. In verband daarmede vestig ik de aan- dacht op eene aanteekening aan het einde der paragraaph 1) Overzieht van de leeinten der Nederiandsche geschiedkennis, N° 9. DER ABDIJ VAN EGMOND. 5 over de private giften , waarin wordt medegedeeld , dat zekere Dirk en Hildegarde een tol te Alkmaar aan de abdij hebben geschonken. Hoewel deze personen niet versierd zijn met den gebruikelijken titel „comes", zie ik niet in , wie anders dan ooze graaf Dirk II en zij ne gemalin Hildegarde bedoeld zouden kunnen zijn immers wie anders dan zij zouden hebben kunnen beschikken over een Alkmaarschen tol? Is dit juist, dan meet deze gift eerst na het inboeken der aanteekeningen gedaan en later te verkeerder plaatse hier ingeschreven zijn (natuuriijk omdat er juist even te voren sprake was van eene andere Alkmaarsche gift). Doch indien graaf Dirk II nog leefde, toen de (nog onvolledige) lijst zijner wel- daden hier geboekstaafd werd , dan moeten de aantee- keningen (met uitzondering natuurlijk van die over graaf Arnulf) ook reeds uit zijnen tijd dagteekenen. De vraag is intusschen van weinig belang; daar eene toe- stemmende beslissing de aanteekeningen slechts enkele jaren ouder zou makers. Thans komt het St. Adelberts-boek aan de orde , welks inhoud ons wat meer moeite geven zal. Terwip wij de vier hier misplaatste konings-oorkonden voorloopig terzijde laten , behandelen wij eerst het Gravenregister. Men neemt aan, dat dit na 1125 (waarschijnlijk kort daarna) geschreven zal zijn , en wel op grond van de betiteling van gravin Petronella als „propinquam regis nunc, Deo tempora mutante et regnum cui volt dante sororem regis", die blijkbaar dagteekenen van na 1125, teen Petronella's breeder Lotharius tot koning gekozen werd. Maar de woorden „nunc Deo etc." zijn eene blijk- baar later , na de keus , ingevoegde correctie van den tekst, en het kroniekje moet dus dagteekenen van vOOr dien tijd , en wel uit de jaren 1122 tot 1125; want het spreekt gravin Petronella toe als weduwe , wat zij eerst was na den dood van haren gemaal in 1122. Wij kunnen den tijd eater nog jets nader bepalen : de Egmonder monniken , die zich (na den dood van abt Adallart in 1120) tegen de gravin verzetten , zouden wel met zeer slochte gratie van de vorstin nieuwe schen- kingen hebben gevraagd ; eerst sedert haar kapellaan en 6 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN gunsteling Ascelinus in 1124 als abt aan het hoofd der abdij troonde , werden dergelijke giften waarschijnlijk. Stellig heeft dus de nieuwe abt niets haastigers te doen gevonden , dan om spoedig na zijne keuze , in 1124 of 1125, tot zijne patrones het verzoek to richten , dat door de lange lijst van de giften harer voorgangers zoo doel- matig wordt aangedrongen 1). Waarschijnlijk was dus niemand minder dan abt Ascelinus zelf de steller van ons Gravenregister. Op het Gravenregister volgt in het St. Adelbertsboek onmiddellijk de goederenlijst der abdij. De datum van dit stuk is niet zoo aanstonds te bepalen. Bakhuizen van den Brink heeft dien , na nauwgezette ontleding der verschillende berichten in de goederenlijst, reeds ge- steld in de jaren 1125-1129. Kappeyne kwam echter de waarheid nog eene schrede nader , toen hij opmerkte, dat het geheele stuk niet uit denzelfden tijd kon dag- teekenen. Maar o wonder! de scherpzinnige geleerde heeft geoordeeld alleen naar het door zijn vriend Van den Brink uitgegeven fragment de tweede helft van het stuk , dat toch op enkele schreden van zijne woning bewaard werd , heeft hij niet geraadpleegd , denkelijk omdat bij het oude schrift niet kon lezen. Wij zijn ge- lukkiger en kunnen nu het geheele stuk overzien en be- oordeelen. Al dadelijk makers wij dan twee opmerkingen : 1°. De oorkonden , die op verschillende plaatsen in de lijst zijn ingelascht , schijnen niet daarbij te behooren daar hunne opneming strijdt met het karakter eener goederenlijst. Wij kunnen de juistheid van deze opmerking toevallig nog bewijzen, want de onder N°. V medegedeelde oor- konde van abt Adallart betreft eene gift, die onder N°. VI nogmaals aan het hoofd der cariteitsgiften vermeld Dat het verzoek niet onverhoord gebleven is, blijkt wel uit de lange lijst van giften van graaf Dirk VI, die in eene afzonderlijke af- deeling der goederenlijst (hierna IX) later werd bijgeschreven deeling der goederenlijst (hierna IX) later werd bijgeschreven (eenigszins in den geest van de opsomming der giften van graaf Dirk V in de bekende cyrograaph). DER ABDIJ VAN EGMOND. 7 staat : de samensteller der lijst kan dus onmogelijk beiden te samen in zijn werk hebben willen. opnemen 1). Ver- wijderen wij daarom deze charters (N°. IV en V) uit de lijst, dan verkrijgen wij een veel beter sluitend geheel. Fn ale wij dit geheel in verband met het vervolg over- zien , dan maken wij dadelijk eene tweede opmerking. 2°. De goederenlijst vermeldt de bezittingen der abdij in systematische volgorde : de abtsgoederen , de cariteits- goederen , de goederen der Vlaardingsche kerk, enz. Maar het vervolg van het stuk (van of N°. XI) noemt de goederen in chronologische volgorde : de aanwinsten van abt Wouter, die van abt Wibold enz. Beide stukken kunnen onmogelijk van denzelfden steller afkomstig zijn de tweede rubriek moet dus later aan de goederenlijst zijn toegevoegd. Dus beschouwd , is ooze goederenlijst een goed sluitend geheel. Zij omvat eerst de goederen , die men ook in de kapittelen samenvatte onder de Groote kamer (N°. III), — dan de cariteitsgoederen , geschonken voor het op- dragen van zielmissen en bestemd om de broeders met pitantien voor hunne moeite te beloonen , die de kapit- telen samenvatten onder de Kleine kamer (N°. VI 1) , — de goederen van de Vlaardingsche kerk (N°. VII), — de ministerialen der abdij (N°. VIII), — en dan , zich goed daarbij aansluitende, het dienstrecht der abdij (N°. X). Later werden dan bij dit stuk successievelijk ge- voegd : de lange lijst der aanwinsten onder abt Wouter (1130-1161 , N°. VI 2 en XI) , de giften van graaf Dirk VI (1122-1157, N°. IX), de aanwinsten onder abt Wibold (1161-1176 , N°. XII), die onder abt Franco (1182-1206, N°. XIII), en eindelijk die onder abt Lubbert 1) Ook de opschriften zijn soms later bijgevoegd, zooals dat van N°. V, dat dit later ingevoegde charter met den inhoud van het tot de oude goederenlijst behoorende N°. VI onder een hoofd begrijpt. De (trouwens zeer overvloedige) opschriften mogen dus niet dan met groote voorzichtigheid als bewijzen worden aangehaald bij het bepalen van de dagteekening der stukken. De opschriften zijn trouwens niet Bens altijd juist: zie b.v. No. IX, dat alleen den aanvang van het stuk betreft. betreft. 8 DE OUDESTE GOEDERENLIJSTEN (1206-1226, N°. XV). — Of de lijst der goederen te Assendelft (N°. XIV) en de lijst van de leenmannen der abdij (N°. XVI) nog bij de oude goederenlijst behooren , dan wel eerst later daaraan toegevoegd zijn, durf ik niet te beslissen ik vermoed het laatste , hoewel de (trouwens zeer korte) lijst van de leenmannen der abdij zich goed bij het dienstrecht schijnt aan te sluiten. Wanneer is nu de oude goederenlijst vervaardigd ? Zij moet ouder zijn dan abt Wouter, Wiens aanwinsten wij reeds tot het supplement hebben gerekend de lijst van de cariteitsgiften onder dezen abt is toch gemakkelijk te herkennen als eene latere bij voeging bij N°. VI der oude lijst. Men zou geneigd kunnen zijn , om ook het eerste gedeelte van N°. VI, de cariteitsgiften onder abt Adallart, tot de latere bijvoegingen te rekenen en dus onze lijst ook ouder te stellen dan dezen abt. Maar dit zou toch te ver gaan , immers het opschrift van N°. VI spreekt wel, geheel in den trant van de later bijgevoegde lijsten van aanwinsten, van de giften „tempore Adal- lardi abbatis acquisiti" maar dit opschrift is blijkbaar later toegevoegd , omdat eene gift van dezen abt zelven toevallig aan het hoofd der lijst voorkomt. De lijst dagteekent dus van na abt Adallart (t 1120) en van vOcir abt Wouter (opgetreden in 1129). Tusschen hen heiden ligt slechts een abt : het is weder abt Asce- linus (1124-1129). Derhalve, het is Ascelinus, de veel gesmade Ascelinus , die ons ook dit merkwaardige stuk heeft nagelaten! Eigenlijk is dit ook niet te verwon- deren want in die dagen was de grafelijke kapellaan tevens gewoonlijk het hoofd der grafelijke secretarie , en dus door zijne antecedenten wel de meest aangewezen man , om als registrator op te treden van de goederen eener rijke abdij. Het spreekt van zelf, dat de kapel- laan , die door gravin Petronella was afgezonden om de verwarde zaken der Egmondsche abdij te herstellen , zich aanstonds beijverd heeft, om het beheer van het groote goederen-complex van het gesticht op beteren voet te brengen. En wij kunnen het den ijverigen abt niet euvel duiden, dat hij , toen hij ten slotte zijn werk in DER ABDIJ VAN EGMOND. 9 het net liet schrijven in het register , dat bestemd was om eeuwenlang als St. Adelberts-boek bekend to blijven , daaraan het opstel heeft doen voorafgaan , dat hij zelf enkele jaren vroeger zal hebben opgesteld en dat eene natuurlijke inleiding voor de goederenlijst vormde. Wel weinig zal de zorgvolle beheerder der abdij gedacht hebben, dat reeds enkele jaren later de pen van een zijner broeders in zijn eigen register (onder N°. IV 2) eene nijdige noot zou inlasschen , die zijn naam en zijne daden , in tegenstelling met die van zijnen voorganger A.dallart , met smaad zou overdekken Zoo is dus de samenstelling van het St. Adelberts- book logisch en duidelijk geworden. Dat men later , de beteekenis van het register geheel miskennende , op de schutbladen voor het Gravenregister zal ingeschreven hebben de vier oudste giftbrieven voor de Hollandsche graven (N°. I) , die zeker in de abdij bewaard werden , maar die toch met den inhoud van ons stuk niets to maken hebben , is van weinig belang wij begrijpen , dat een monnik met historische belangstelling in deze dwaling vervallen kan zijn. En dat in den loop der eeuwen in en bij den tekst , op schutbladen en randen , nog tal van aanteekeningen en notities zijn neerge- schreven , die -niet bij den tekst behoorden en die soma den zin daarvan bedierven , kan niemand verwonderen , die dergelijke handschriften kent. Wie lust heeft, moge al deze kleine noodlottige toevoegsels bij eenzoeken ! S. M. A. DE ETANGELIE-AANTEEKENINGEN. FUNDACIONES, DOTACIONES ET DONACIONES HECMUN- DENSI MONASTERIO COLLATE A PRIMITIVIS COMITIBUS HOLLANDIE NECNON A CETERIS FIDELIBUS CHRISTIAN'S, EXCERPTE SEU REGISTRA.TE DE A.NTIQtr0 TEXTU EWAN- 10 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN GELIORITM CUR'S ANTIQUITATEM ET PER CONSEQUENS AU CTORITATEM ET VOLUMEN 0 STENDIT ET LITTERA DEMONSTRAT. I. (GIFTEN VAN GRAAF DIRK I.) Tradicio priori comitis Hollandie et Geve comitisse. Noverit omnium tam presencium quam per succedencium temporum curricula veniencium Christifidelium industria , qualiter dominus Theodericus comes una cum legali coniuge sua nomine Geva pro comparanda perpetue hereditatis por- cione partem patrimonii , quam hereditario iure visus est possidere, sua manu potestativa ad ecclesiam in honore sancti Petri Apostoli et sancti Adalberti Confessoris Christi in Petri Apostoli et sancti Adalberti Confessoris Christi in loco Hecmundum vocato primitiva donacione tradidit. In villa Franla nominata mansas novem , quarum singule annis omnibus libras duas debita exaccione persolvunt. In orientali parte fluminis, quod vocatur Fle, unam man- sam , quam mutuavit dominus Theodericus junior, filius prefati Theoderici , dans aliam mansam et dimidiam in villa Nienthorp nominata , que integra cum altera dimidia singulis annis trey persolvunt sed vi arruptae sunt. Nichilominus in villa Allecmere vocitata duas mansas , que annis singulis unam libram persolvunt , ex quibus quartam partem manse non habemus. In villa Callinge medietatem tocius possessionis. II. (GIFTEN VAN GRAA.F DIRK II.) Tradicio Theoderici comitis secundi et Hildegardis con- iugis sue. — Tradicio , quam dominus Theodericus cum legitima coniuge sua nomine Hildegarda fecerunt ad pre- dictum locum pro comparanda perpetua beatitudine , hec est. In villa Scagha nominata sex mansas, que annis singulis novem libras et dimidiam persolvunt. In Haragan mansas novem libras et dimidiam persolvunt. In Haragan mansas undecim et quartam partem manse, que singulis annis sex libras et totidem uncias persolvunt; in quo loco eciam particulam prati possidemus , de qua quinque sicli veniunt. In villa Rinignem nominata octo mansas , quarum due DER ABDIJ VAN EGMOND. 11 singulis annis duas libras persolvunt et alias sex operamur. Circa nos duas mansas , quas operamur. Inter villam Elebentere-hemerke qua nominatur, , et Sutherhemisuut mansas quatuor et dimidiam. In Wymnam integram mansam et dimidiam. In Walleshem mansas tres. In Osdem mansas duas et dimidiam. In Limban mansas quatuor et dimidiam. In Smithan mansas duas. In Bachem mansas tres , quarum terciam Odulphus presbyter cum sua adiutrice Ideca possidet sed post illorum obitum ad prefatum pertinebit locum. In Ordebolla mansas duas, que singule idem(?) XXII manse annis singulis dimidiam libram persolvunt. In villa Heram nominata mansas tredecim et unam dimidiam , quas nostri officiales tenent nee ullum censum reddunt. In eodem loco mansas novem, que singulis annis quatuor siclos et sex denarios persol- vunt. In Those unam mansam , que annis singulis sex uncias persolvit. In villa Obinghem mansam unam , quam presbyter qui ecclesiam custodit , qua sanctus Adalbertus primum requievit , tenuit , que annis omnibus quatuor uncias persolvit. In Hemstede mansam unam , de qua datur una libra et quatuor uncle. Ab oriente fluminis , quod dicitur Bamestra , unam mansam , que annis singulis unam libram persolvit. Inter rivulum, qui vocatur Sculing- leke , et alium rivulum , qui vocatur Hureslede , quatuor mansas unacum piseacione. In villa Vellesan nominata sex mansas, quas ad nostrum usum operamur ; et altare eiusdem ecclesie a nova usque ad nonam in festo sancte Agathe. In villa , que vocatur Foranholte , ecclesiam cum decimacione. Similiter et unam ecclesiam, que sita est in villa , que vocatur Noortga. III. (G1FTEN VAN GRAAF ARNULF.) Tradicio Arnulfi comitis tercii et Ludgarde coniugis sue. Notum sit et cunctis nunc natis atque iam nascituris , dominum Arnulfum cum sua legali coniuge Ludgarda hec tradere ad predictum scilicet locum Hecmundum. In villa que vocatur Thosa duas mansas, que singulis annis unam libram et quatuor uncias persolvunt. In 12 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN Castrichem duas mansas , excepts quarts parte unius manse, que omnibus annis unam libram et quinque uncias reddunt. In villa Vellesen nominata tres mansas, que singulis annis libram et dimidiam persolvunt, necnon et unum agrum , qui solvit decem denarios. In Saxnem dimidiam mansam , que singulis annis triginta denarios persolvit. In Phoranholta tres mansas que omnibus annis sex denarios dant. In villa Nortga nominata mansas quinque , que unoquoque anno novem uncias per- solvunt. In loco qui vocatur Lopsen novem mansas , ex quibus duas operamur cetere sex singule omnibus annis quinque solidos reddunt. Nichilominus in loco eodem, juxta fluvium Marne vocitatum , unam mansam , que singulis annis sex denarios persolvit. Et in eodem loco quartam partem unius manse , que omni anno quindecim denarios dat. In villa que vocatur Leythem mansam unam et sextam partem unius manse , que unoquoque anno tres uncias et decem denarios persolvunt. In villa que Bergan vocatur , ab occidente Reni posita , tres mansas , que annis omnibus tree uncias reddunt. Eccle- siam eciam super ripam fluminis , quod vocatur Flar- dinghe , cum decimacione sua. Similiter Hargan et Sche cum decimacione sua. (GIFTEN VAN PRIVATE PERSONEN.) Tradicio diversorum devotorum hominum. — Hec est hereditas , quam bone memorie Geldolfus largitus est sancto Adalberto. In Callinghem censum quindecim un- ciarum. In Rinighem duas mansas , de quibus per sin- gulos annos una libra et dimidia solvitur. Ab oriente fluminis Fle dicta unam mansam in loco , qui vocatur Buren, que per singulos annos tres libras solvit, quam Hatto frater predicti Geldolfi vi abstractam tenet. In villa nominata Castrichem dedit Rainzo unam man- sam sancto Adalberto, que singulis annis triginta denarios persolvit. Nichilominus unum pratum , quod in nostro persolvit. Nichilominus unum pratum , quod in nostro usu secamus, DER ABDIJ VAN EGMOND. 13 In Castrichem Adbret cum sua legali coniuge tres partes unius manse tradidit sancto Adalberto , et quar- tam partem eiusdem manse emimus ad ipsos. In villa Obbingem Hardnat unam mansam , que omni- bus annis quatuor uncias solvit. In eodem loco Ysbrant unam mansam tradidit , que nichilominus quatuor uncias solvit. In villa Thos dicta Reimbert quartam partem unius manse, que singulis annis triginta denarios largitur. In Vellesen Fretherard dimidiam mansam, de qua nunc singulis annis triginta denarios solvit ; sed post obitum eius ad prefatum locum llecmundum pertinebit. Item in Velsen Gherbrant et Isbrant dederunt quartam partem unius manse pro anima fratris sui Adallardi et matris et patris. In villa Scorlewalt nominata tradidit Theodericus legis- lator quartam partem unius manse , que omnibus annis quatuor uncias persolvit. In loco Wynnemmerwalt vocato Wibrant cum sua matre Adalwar possessionem dedit , que omnibus annis quinque uncias persolvit. Et idem Wibrant dedit pratum super sua uxore , quad omnibus annis unam unciam persolvit , quad ablatum est. In Alleemere Gelter dedit sextamdecimam partem unius manse. Theodericus cum legitima coniuge sua nomine Hilde- garda pro compendia perpetue beatitudinis tradiderunt sancto Adalberto in Alecmare omne tholoneum sive ea, que de mancipiis et de equis et de navibus accipitur , quia illa ad ministerium pertinent. V. (GIFT VAN GRAAF DIRK V.) Tradicio Theoderici comitis septimi cum Othehilda coniuge sua. — Theodericus comes , filius Florencii comitis , mu- tuavit novem mansas contra sanctum Adalbertum in Masa- lant a Scipleda in Mosam et in Westerbieran tres mansas a Mosa in Vronanslant , dans censum in Alecmera octo librarum singulis annis. Huius mutuacionis testes sunt Hermannus filius Popponis , Enghelbertus Scatbaloc , 14 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN Adalbero nepos comitis , Deddo de Riiswiic , Thrusing, Thiedrac , Thidger , Blankart. Hoc autem factum est Oethellilda comitissa Tolente et testimonium perhibente, eiusdem Theoderici comitis uxore , Stephano abbate pre- sente. Ipso in die datum est Stephano abbati ambacht de Alacmera, comitissa Otelida precante et adiuvante. Et notandum, quod supradicta permutacio necnon officii de Aleemaria, quod ambacht dicitur, donacio facte sunt anno domini millesimo octoagesimo tercio , die septimo Kalendas Augusti in Flardinglia, coram multitudine populi, ubi omnia fere predia et iura a primitivis comitibus Hol- landie in terris, possessionibus, ecclesiis, decimacionibus, censibus, ministerialibus, jurisdiccionibus seu aliis quibus- libet bonis , oblata , donata seu collata monasterio Hec- mundensi per predictum Theodericum comitem Hollandie septimum confirmata sunt et renovata , sicut patet plenius ex principali cyrographo dotacionis monasterii Hecmun- densis 1). VI. (VERVOLG DER GIFTEN VAN PRIVATE PERSONEN.) Ettet et Evergerd dederunt sancto Adalberto censum quatuor unciarum. Gerbrecht et Tetta dederunt sancto Adalberto in Sax- nem unum fiertala. Dominus Gherbrandus dedit sancto Adalberto pro anima uxoris sue Rutrude et filie Godile dimidium fiertala in Beveran et triune vaccarum pascua in Altorp et dimidiam mansam prati. EXPLICIUNT EXCERPTA DE ANTIQUO TEXTU EWANGELIORUM. 1) Deze alinea is eene blijkbaar later in deze paragraaf bijgevoegde aanteekening. Trouwens de geheele § V is zeker weder jonger dan de aanteekening. Trouwens de geheele § V is zeker weder jonger dan de eerste vier paragrafen. DER ABDIJ VAN EGMOND. B. HET ST. ADELBERTS-BOEK. INCIPIUNT PRINCIPALIA PRIVILEGIA COMITUM HOL- LANDIE , AB IMPERATORIBUS SEU REGIBUS ROMANORUM ET FRANCORUM DICTIS COMITIBUS CONCESSA, DE LIBRO SEU REGISTRO SANCTI ADALBERTI EXCERPTA. I. (DE VIER OUDSTE GIFTBRIEVEN A AN DE GRAVEN.) 1. (Schenkingsakte van koning Karel den Eenvoudige. 922.) Preceptum seu donacio Karoli regis, facta Theoderico comiti Hollandie primo de bonis a Swithardeshaga usque Fortrapa et Kinnetn. Gedrukt bij : Van den Bergh. I No. 26. Notatur ex hoc privilegio , quod anno Domini octingen- tesimo sexagesimo tercio , septimo decimo Kalendas Julie fait inicium comitatus Hollandie, unde cum dictus primus comes Hollandie supradicto die in comitatum Hollandie Dei gracia fuerit exaltatus , predictum diem ad laudem Dei honorare cupiens , reliquias sancti Adalberti Confes- soris hoc die de sepulcro elevans et ad monasterium Hecmundense, quod ipse construxerat , transferens , eas ibidem honorifice sublimavit. Nota eciam , quod supradictus Karolus rex dictus fuit Karolus Calvus, et fuit filius Lothowici Pii, filii videlicet Karoli Magni imperatoris; et hujus Karoli Calvi frater fuit Karoli Magni imperatoris; et hujus Karoli Calvi frater fuit Lothowicus rex Germanie et Bavarie, de quo sequens donacio processit ; et fuit Karolus Calvus genitus ex Pio Lothowico et Judith, coniuge et cognata, filia Welpi, ducis Bavarie. 2. (Schenkingsakte van koning Lotharius. 969.) Preceptum seu donacio Lothowici regis, facta Theo- derico primo comiti Hollandie de foresto Wasda nuncupato. Gedrukt bij : Van den Bergh. I No. 43. 16 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN 3. (Schenkingsakte van honing Arnulf. 889.) Preceptum seu donacio Arnolfi regis, facta cuidam Gerolfo coin de bonis inter Renum et Switherdeshaga situatis. Gedrukt bij : Van den Bergh. I No. 21. 4. (Schenleingsakte van honing Otto III. 985.) Preceptum seu donacio Ottonis regis, facta Theoderico corniti Hollandie quarto, de bonis inter duo fiumina Liera et Hisla et inter Medemlacha et Chinnelosara-gemerchi dicta situatis, necnon de comitatibus Masalant, Kinhem et Texla nuncupatis. Gedrukt bij : Van den Bergh. I No. 64. II. (HET GRATENREGISTER. 1 1 2 4 /1125.) leundacio et dotacio monasterii Hecmundensis , a primi- tivis comitibus Hollandie facta, cum genealogiis et quibus- darn gestis dictorum comitum , de libro sancti Adalberti. darn gestis dictorum comitum , de libro sancti Adalberti. Gedrukt in de : Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis. 3de R. V p. 189. III. (DE GOEDERENLIJST DER ABDIJ.) 1. Computacio de redditibus monasterii Ilecmundensis , de libro sancti Adalberti scripta. — In Scagan octo semi- libras. In Geddigmore quatuor semilibras et quartum maniplum eiusdem terre , id est Barecherenord , Crepel- fliet , Warachues: omne, quod infra istud jacet , videlicet Sibodesmaer, Thiadenvenne, Notlevenes, Overewinkel , Sibodesmaer, Thiadenvenne, Notlevenes, Overewinkel , Brunwere. Capella in Broec octo hod. In Franlo novem hod. In Aldenhorpe decemocto libras et duodecim hod. In Vreshem octo hod. In Misne sedecim uncias et decem hod. In Scirmere 22 uncias et quindecim hod ; hoc est simul sexaginta duo hod. In Wognem duos solidos. In Greft trey uncias. In Wermere quatuor DER ABDIJ VAN EGMOND. 17 uncias. In Asehusa minore undecim libras et quindecim uncias, de Aschusa in Ekkerslote et in llutgheest mutate. Dreya dudum persolverat decem libras et modo sex libras. In Alcmere de censu octo libras et de tholoneo sex libras, de scruto duas libras , insuper sex libras unam unciam minus de Ghest. In Northorpe octo libras et duos solidos. In Smithen decemseptem libras, Gestichin decem uncias, Athelhilt decem uncias, Brocchingelant septem uncias. In Adgeringhelant qua- tuor libras. In Hildebrandislant sex libras. In Swir- dinghelant duas libras , Magchanchelant octo uncias, Tiet- gerdemade tres uncias. In Quinque fiertelen duas libras et sex uncias. In Lanclosmede tres libras et sex uncias. In Linbon tres libras. In Ekersiato 12 libras et decem uncias. In Banes duas libras et quinque uncias. In, Thorengest tres uncias et novem denarios. In Escmun- delf quinque libras et sex uncias. In Kellinghe 14 libras, quod inimicus ecclesie nostre Eilgherus mutavit, dans 22 uncias. In Hargan quinque libras et duos manipulos de quinque. Iii Scorlo sex uncias. In Bergan unam libram. In Wimnom et in Rinneggem, in Hecmundo et in Herem 301/2 libras. In Bachem tres libras, quinque libras valentes. In Castringhem 9 uncias, octo denarios minus. In Hemecekyrike 22 uncias. In Velsen 12 libras et 6 uncias , quinque denarios minus. In Harlemerwalde 101/2 uncias. In Soperinga-hova et in Nortga 2 libras. In Saxnem habentui' quatuor mansus , una fiertelia et quarta parte unius fiertelle minus , et persolvunt tres libras et 8 uncias et quinque denarios, terra Reymfridi tres uncias ibi ultra Gherleta tollitur nobis pratum , persolvens quatuor uncias. In Leythan tres mansus et una fiertella, persolventes quinque libras et quinque uncias. In Leythere-broeke juxta Mernam tollunt nobis Dodo et castellanus pratum duarum librarum. In Lopsan triginta tres volgare, persolventes 4 libras et 30 denarios. In Radenburgh quatuor mansus 10 libras. In Raden- burgare-broeke 16 uncias. In Suetan 13 uncias. In Waldmanne-venna 16 uncias, sed modo nullus tenere vult. In Comitis-fridgersa 6 uncias. In Buschusa unus mansus 32 uncias. In Scerwik unus mansus 28 uncias. Bijdr. en Meded. XXXV. 2 18 DE OIMSTE GOEDERENLIJSTEN In Ruvene 16 libras. Juxta Delf 10 mansus 6 libras. In Scipliede 20 libras. Ex altera parte Delf 9 mansus 9 libras. Juxta Scie duo mansus Adaloldi 9 uncias item mansus Walteri 6 uncias et una fiertella 30 denarios. 2. Iste sunt ecclesie, ad collacionem cenobii Hecrnun- 2. Iste sunt ecclesie, ad collacionem cenobii Hecrnun- densis in Hollandia , Kenemaria et in Frisia de jure spec- tantes. — Hecmunda. Hyllenkem. Sassenem. Noirga. tantes. — Hecmunda. Hyllenkem. Sassenem. Noirga. Vorenholte. Flardinga. Berkel. Oldscie. Alcmaria. Vranla. Broec. Outerleke. Oudthorp. Heynsbroec. Opdam. Spanbroec. Wadwey. Wognem. Misen. Scermer. Orshem. Harga sive Ketel. 3. De decimis minutis in Frisia. — In Oldthorp et in Vranla de vital() obulum, de agno obulum, de legher- stede 6 denarios. In Broec de legherstede 6 denarios, de vitulo obulum, de agno obulum. In Outerleke de legherstede 6 denarios, de vitulo obulum, de agno obulum. In Spanbroec de vitulo quatuor ova, de agno 3 ova et de quolibet defuneto unum denarium. In Wadwey tantum. In Wognem tantum. In Opdam tan- turn. In Hensbroec tantum. In Orshem , Misen et in Scermere de quolibet defunct° de sepultura 12 denarios, inde eustodi monasterii Heemundensis 6 denarios et sacer- doti sex denarios, de vitulo obulum et de agno obulum. doti sex denarios, de vitulo obulum et de agno obulum. Alcmares-kerspel duodecim hode per Alcmarespensem medium. Franlo 6 hode et Franlorebroech, Altenthorp et Outerlec 13 hode per Alcmerensem modium. Misen 3 hod per Alcmerensem modium. Vreshem 3 hod per Alc- merensem modium. 4. De decimis maioribus a Rekere usque in finem terre, que vocatur Wolt. — Ibe Bols mansit in Eklant, Emeke in Emekencamp , Isicher secus in Gherlant. Isti jura- verunt dare decimam secundum pactum constitutum , de omni terra sua a Rekere usque in finem terre sue, que vocatur Wolt; et juraverunt cum eis omnes tune inhabi- tantes terrain debent autem solvere annuatim. IV. (DE RUILINGEN VAN DE ABTEN ADALLART EN ASCELINIT S.) 1. De quibusdam perinutacionibus possessionum , inter DER A13DIJ VAN EGMOND. 19 Adallardum abbatem Hecmundensem 1) et quendam Eilghe- rum inimicum monasterii factis. — In nomine sancte et individue Trinitatis. Notum sit presentibus et futuris , qualiter dominus abbas Adallardus permissu Florencii comitis mutuacionem terre in Scirmere dimidium mansum prati inter duas Gribbas et terram quinque virgarum a Gribba in Bemestre , que Acgeres-were appellatur , per- solventem annis singulis sedecim uncias , cum Eilgero fecerit prefato Eilgero retribuente juxta Alcmere terram Alting-fiertele nominatam et octo vaccarum pascua , quod gers vocant, et in Lisbon unam fiertele et in Abbatis- cache , in Harragan censum quinque unciarum , que simul composita fiunt viginti septem untie pro prefatis sedecim unciis. Item in alio loco Boclo vocato idem dominus abbas Adallardus dedit eidem Eilgero et cuidam Abboni de Menesiata in Boclerbroc , in Graft una fiertele minus quam sex manses, duas libras singulis annis sol- yentas pro quibus dederunt prefati Eilgerus et Abbo terram in Alcmere unam libram solventem et in Ilonde- gest terrain decem unciarum et in Lisbon sex unciarum. Idem dominus abbas dedit eisdem Eilgero et Abboni in Gerdinchimere terram libram solventem, insuper ad aug- mentum dimidiam marcham auri ad scrinium sancti Adal- berti ornandum. Hee mutuacio confirmata ac stabilita est presidente ac favente domino nostro Florencio comite, legitimaque coniuge sua, doming nostra Petronilla, volente, in loco Harlem nominato Kalendas Octobris coram magna multitudine populi de Kinnemelande. Cuius rei testes sunt Galo et Isbrandus frater eius, Weremboldus , Willem, Volbertus , Ludolfus de Harlem , Alnoth , Rot- bertus et Sibold de Alcmere , Ivo , Frethericus et Sibold de Lo , Rotmarus et Thiedolf de Linbon , Thiedricus , Sifridus et Luva , Brother de Scirmere et alii plures. 2. De permutacione possessionunz in Kallinghem inter Ascelinum abbatem 2) et supradictum Eilgerum conventu 1) Abt van 1105-1120. 2) Abt van 1124-1129. 20 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN reclamante facta. Rule domino Adallardo successit in abbacia Ascelinus quidam, assumptus ex servicio comi- tum et adhuc novicius substituitur, , ideoque monastice vite non bene rigidus executor. Is itaque , aut male consultus aut non bene premeditatus , mutavit maius pro minori , scilicet in Kellencgen terram , singulis annis sol- ventem quatuordecim libras , dedit predicto Eilgero pro terra, solvente viginti duas uncias in Geest. Qui quale dampnum nostre ecclesie intulerit , facile adverti potest nos vero testamur Ihesum , inspectorem omnis accionis hominum , hec sine consensu et consilio fratrum , ymmo ipsis contradicentibus et adhuc contraclamantibus , acta fuisse , ideoque ipso Ihesu Christo annuente irrita quan- doque fieri speramus. V. (SCHENKINGSAKTE VAN ABT ADALLART.) De pluribus possessionibus , per Adallardum abbatein 1) et per alios devotos Christianos conventui ad vinum emen- durn ad caritatem donatis et assignatis et banno dicti abbatis con firmatis. — In nomine sancte et individue Trinitatis. con firmatis. — In nomine sancte et individue Trinitatis. Notum sit omnibus presentibus et futuris Christifidelibus, qualiter ego Adallardus, Hecmundensis ecclesie abbas, Dei gracia quamvis indignus , sextus post primum abbatem , emi terram in loco, qui Wininon dicitur, , quinque solidos et dimidium singulis annis Kalendis Octobris pro censu solventem ex quibus constitui quinque fratribus ad vinum pro caritate in anniversario meo sex denarios ad lumi- naria ecclesie pro anima mea. Quo exemplo quidam frater nomine Gerbernus instigatus Trajecti nutritus sed tune eo tempore pro loci qualitate conversatus, adquisivit in supradicto loco terram, que singulis annis duos solidos solvit , quos fratribus pro anniversarii sui memoria ad vinum emendum permissu et licencia abbatis sui ordi- navit. Eisdem diebus quedam matrona nomine Bava in ista parte Siepelingheberche contulit fratribus terram , 1) Abt van 1105-1120. DER ABDIJ VAN EGMOND. 21 viginti sex denarios solventem singulis annis Kalendis Octobris et hos pro anima sua ad supranominatum usum pro penuria vini , quam fratres paciebantur , constituit. Hoc eciam tune temporis abbas Adallardus fratribus Buis concessit et banno suo confirmavit , ut quidquid deinceps ecclesie daretur aut quocunque modo acquireretur ad usum vini fratribus verteretur. Quodsi quis succes- sorum meorum hoc, quod non credo, infringere voluerit, justicia obstante ad effectum non deducat , sed liminibus sancte ecciesie extraneus fiat et cum Dathan et Abiron in infernum descendat et omnes maledictiones , que in Deutronomio scripte cunt, veniant, et nomen eius deleatur de libro vivencium , nec cum iustis scribatur et in die iudicii sit in sinistra parte cum Iuda traditore Domini et cum diabolo dimergatur in stagnum ignis et sulphuric. Qui Vero tradicionem nostram inconvulsam custodierit, benedictionern et misericordiam consequatur a Domino tempore oportuno et vitam eternam in futuro. Acta cunt hec publice coram Florencio comite in presencia Adallardi abbatis, ante altare sancti Petri in Hecmundo coram ydoneis testibus : Weremboldo , Galone , Isbrando , Ded- done et fratribus eius quamplurimis. VI. (LUST VAN DE CARITEITS-GIFTEN DER ABDIJ.) De possessionibus , a diversis hominibus ad caritatem assignatis , et de libro sancti Adalberti registratis. 1. Primo de redditibus caritatis , tempore Adallardi abbatis acquisitis. Adallardus abbas et frater Gher- bernus 4 uncias et 10 denarios. Florencius comes, secun- dus videlicet Florencius , duas libras. Gherwalech , con- versus et monachus , frater eiusdem abbatis, dedit terrain in Velsen solventem quinque uncias , 4 denarios minus , et in Haregan 2 solidos. Isbrandus , frater eiusdem abbatis , cum uxore sua Wela quinque uncias. Suvi, 4) Abt van 1105-1120. 22 DE OUDSTE GOEDERENLUSTEN soror predicti abbati*s , dedit terram in Spernerwalt, sol- ventem 4 uncias et ducentas anguillas singulis annis. ventem 4 uncias et ducentas anguillas singulis annis. Weremboldus de Hairlem terram ibidem , octo uncias persolventem. Folpertus Candidus terram in Eskmadelf, 7 uncias persolventem. Evo de Ekkerslato , conversus et monachus , terram ibidem , 5 uncias persolventem. Alnoth de Alkmer , conversus et monachus , terram ibidem 41/2 uncias. Walterus miles in Hiltetesbroc 4112 uncias. Folcolf cognomento Foc terram in Geest, 2 uncias per- solventem. Gericus de Velson terram ibidem , tres uncias et quatuor denarios persolventem. Wlfard et Aldwi uxor sua terram in Harem unum solidum. Burchardus de Uytghest terram ibidem unam unciam. Meinard de Casterkem terram ibidem , 10 denarios persolventem. Gab de Berghen terram in Winnerwald , in loco qui dicitur Welhem , unum solidum. Idem Galo terram cuius- (dam) Reinboldi emit et dimidietatem Deo et sancto Adalberto dedit, post mortem eiusdem Galonis , uxor eius Ghertrudis alteram dimidietatem Deo pro anima sua et pro animabus mariti sui et filii sui et filiarum suarum, postquam Ghertrudis obiit, filie eius optulerunt sancto postquam Ghertrudis obiit, filie eius optulerunt sancto Adalberto sextam partem terre, que jacet in Thene. Wibrandus medicus dedit terram super Gheest, unum solidum persolventem. Rothardus presbyter de Eskendelf terram ibidem, unum solidum persolventem. Alwaer de Eskendelf terram ibidem duas uncias. Hildegard de Eskendelf terram ibidem duas uncias. Heilwijf de Esken- delf terram in Linbon tres uncias. Frethericus de Eskendelf cum uxore sua Rieswijt terrain ibidem , 30 denarios persolventem. Godelt de Rijswijc terram in Velson, unam unciam persolventem. Bava uxor Tettolfi terram in Felson 26 denarios persolventem. Isset de Backem terram ibidem, unciam persolventem. Tetta de Harem terram ibidem , duas uncias persolventem. Lant- drat terram super Adrichem, unum solidum persolventem. Wlbrandus de Eskendelf cum uxore sua Ricswit 4 uncias. Thiedricus de Castrickem terram in Linbon , duos solidos persolventem. Bovo de Haren et Thiedelt unum solidum. In Paindrech dedit Rio sancto Adalberto quartam partem pro animabus uxorum suarum Folqui et Waltruth, que DER ABDIJ VAN EGMOND. 23 jacet inter Werenbrecht et Thiedard. Frater Godefridus dedit pro anima matris sue terram fenariam jacentem in Wardingmade juxta Santfort, quatuor virgarum , sol- ventem singulis annis duos solidos. Abbo terrain in Hemecekirche , 10 denarios solventem. Gherbrant frater eiusdem Abonis terram, sex denarios solventem. Adal- lardus terram in Hemecekirche, duos solidos solventem. Isbrandus Has Adallardi mutuavit terrain, quam dedit pater et frater, videlicet Adallardus monachus; et red- didit terrain in Hutghest, 31/2 uncias solventem, et in Ekerslate 30 denarios. Adallardus filius eius factus monachus terram ibidem , - 4 uncias solventem. Waloch frater eiusdem Adallardi dedit terrain ibidem , unuin solidum solventem. Hema de Haregan terram ibidem, 10 denarios solventem. Meinwi in Bacham terram , 4 denarios solventem. Sigerda in Rotholfen-gabroko terram, duas uncias solventem. Rodolfus, conversus et monachus, terram iuxta Wisenford , 9 uncias persolventem. Isbrandus frater Barwaldi terram in Esknemendelf, duos solidos persolventem. Bertgarda, conversa et monacha , terram in Lintthereswalda , persolventem 6 uncias et duos solidos, ad luminaria in ecclesia sancte Marie. Wlbrandus de Esknemendelf terram ibidem , quinque uncias persolven- tern, et in Casterkem terram 10 uncias. Folpertus in Felsen terram , 12 denarios solventem. 2. Adhuc de redditibus caritatis , tempore Walteri abbatis acquisitis. — Domnus abbas Walterus emit a Berewaldo et Isbrando quartam partem terre, quam imbue- runt Heike et Luva, iacentem in Haregan et in Grothen, que singulis annis persolvit octo uncias. Hugo terram in Hemecekirke, solventem duas uncias et centum ova. Pro anima Gherardi filii Mauricii data sunt duo iugera et unum hondt in Polre , que solvunt annuatim 4 solidos. Reimerus cognomento Entet, cum uxore sua Agatha dedit in Alkmere pratum duarum vaccarum. Ratther cum uxore sua terrain in Bergan , solventem 6 denarios. Cris- 1) Abt van 1130-1161. 24 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN tanciug pro anima filii sui Gerardi dedit terram in Herne- cekirche , tres uncias solventem. Wlfardi frater Weren- cekirche , tres uncias solventem. Wlfardi frater Weren- boldus dedit terram -in Harem pro anima sua , tres solidos solventem , et pro uxore sua Reinbolda unum solidum. solventem , et pro uxore sua Reinbolda unum solidum. Dedit eciam frater ipsius Reimboldi Gerit de Kaldenesse pascuam , 30 denarios solventem. Quedam virgo , Marcilia nomine , dedit terram in Polghest, tres uncias solventem. Arnoldus cognomento Spiker et uxor eius Ymma dedit Arnoldus cognomento Spiker et uxor eius Ymma dedit sancto Adalberto unum mansum , iacentem in Werthere iuxta ecclesiam. Alfricus quidam famulus sancti Adal- berti, morabatur in Warthere , qui omnem hereditatem suam dedit sancto Adalberto , scilicet agros cultos qua- tuordecim morghene , ex quibus concessit domnus abbas Walterus quatuor morghene filie cum filiis suis eiusdem Alfrici , qui iuraverunt sancto -Adalberto. In Hemeze- kirche dedit Ricbolda pro anima sua terram, solventem annuatim sex solidos. Pro Rissinda filia Theoderici data est terra prope Alkmer, , persolvens annuatim unum solidum. Quidam veniens hic de Polghest ad con- versionem monastice vite nomine Beververd cognomento Bernardus, optulit Deo et sancto Adalberto pro anima sua et pro animabus patris sui Wlbodonis et fratris sui Wlbodonis et matris sue Ethelmode domum suam et terram inibi iacentem , singulis annis persolventem 11 uncias. Quidam miles nomine Wilhelmus , de familia comitis Theoderici, relinquens seculum factus monachus , optulit Deo sanctoque Adalberto iure hereditario tres integros fiertel et quartam graminis, in Leitherdorpe iacentes ; insuper et pratum fenarium ultra Sigodessloth , quantum viginti sex hoinines in una die falcare possunt , quantum viginti sex hoinines in una die falcare possunt , et dimidiam falcacionem unius hominis ; dedit eciam et dimidiam falcacionem unius hominis ; dedit eciam domum et duas hofstede; huius rei testes sunt comes et legitima uxor eius Sophia, Bertulfus dapifer, Arnoldus de Delf, Hughe de Monstre cum aliis multis. Ivo de Benningford dedit terram, persolventem 4 uncias. Theo- dericus Fikerdey terram, que iacet in Benningfort, per- solventem duos solidos. Ludolfus de Wimnem dedit terrain in Wymnerwolt , persolventem 15 denarios. Waled). de Bakkem dedit terram in eadem villa iacentem , per- de Bakkem dedit terram in eadem villa iacentem , per- solventem 5 denarios. Reimbrandus de Alkemare dedit DER ABDIJ VAN EGMOND. 25 terram persolventem 12 denarios. Reinlof de Limbon dedit terram , persolventem 10 denarios. Aldbertus cog- nomento Abbo dedit terram , persolventem 20 denarios, que iacet in Usdam. Simon cognomento Vak dedit , pro anima sua et pro anima uxoris sue Oulin , terram , per- solventem 2 solidos , que iacet in Heilghelore-venne. Aldic de Wimnem dedit terram , persolventem 20 denarios, que iacet in Wimnon. Verthemar dedit terram persolventem 20 denarios, que iacet in NV innemerwolt. lleinricus dedit terram, persolventem sex denarios, que iacet in Velson. Gericus dedit terram persolventem duos solidos vel 20 denarios, que iacet in Velson. Thiebertus cognomento Hayco dedit nobis domum Traiecti , annis singulis solventem 30 solidos et duas libras piperis. Bernildis dedit terram , persol- ventem 10 denarios que iacet in Velson , pro anima fratris sui. Wiboldus dedit terram , 6 denarios solventem, que iacet in Wimnem. Avo Kukelin , pro se et pro uxore sua et pro anima filii sui Ludolfi, dedit unam fiertel, que iacet in Uytghesterbruch. Elzo dedit terram, 6 denarios persolventem , que iacet in Usdam. Infreith dedit terram, 2 solidos persolventem , que iacet in Pal- ghest. Imma dedit terram , persolventem 5 denarios, que iacet in Backem. Enkenradis dedit, pro anima viri sui Alfrici, duo volgeren , que iacent in Eschemendelf. Wilhelmus cognomento Kinbacke , canonicus sancti Mar- tini in Traiecto, dedit terram persolventem 20 soli- dos , que iacet in Bindelmarbruch. Aldic de Arem dedit terram, persolventem 8 denarios, que iacet in Siwir- dinghelant. Hildegarda dedit pro anima sua dimidium fiertel, que iacet in Wimnon. Ava dedit terram, per- solventem 10 denarios. Ivo de Wimnen dedit terram, persolventem 10 denarios , que iacet in Wimnom. Saxa- merus dedit terram solventem 20 denarios , que iacet in Wimnemerwolt. Sivert Batselir dedit terram , persol- ventem 3 denarios iacentem in Arem. Siburgis dedit pro anima sua terram , persolventem 6 denarios , que iacet in Wimnemerwolt. Frithericus , filius supramemorati Aldici de Arem , dedit nobis agrum, persolventem 8 denarios que iacet iuxta agrum patris sui. Ougo de .Arem dedit unum agrum , que iacet prope domum sham, 26 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN pro anima sororis sue Amelberge persolventem f dena- rios. Gerardus quidam de Wimnem dedit duos agros, qui iacent in Wimnem. Quidam homo de Wiringheest, nomine Limmo , misit domino Waltero abbati tredecim uncias per Frethericum monachum redimens partem terre sancti Adalberti inibi iacentis. VII. (BE BEZITTINGEN DER KERK VAN VLAARDINGEN.) 1. De hominibus et fundis , ad ecclesiam de Flardinghe pertinentibus. Isti sunt homines ad ecele-siam Flar- dinghe pertinentes , et solvunt in festo sancti Willibrordi singuli duos denarios. Themard et Machtilt, filii Wald- fride filie Diren; Arnold et Ostina, filii sororis Walfride ; Lifung, Fritheric, Johannes, filii Ethergarde; Gerard , Franco , Thidbodo , filii sororis Ethelgarde; Emghalbert, Baldwijn , Reinwind , Hela-wi , Duva , filii Heylawine; Conrad, Heylawijf, filii Duvan; Reinward , filius Geroldi, qui fuit frater Diren ; Ghisebert et Wivin, filii Reinwardi. 2. De fundis , pertinentibus ad eandein ecclesiant Flar- dinghe infra villain— Fundus filii Elankindi duodecim denarios persolvit in festo sancti Willibrordi. Fundus Badelogen 21/2 denarios. Fundus Everoldi tree obulos. VIII. (LUST VAN DE DIENSTLIEDEN DER ABDIJ.) De quibusdam ministerialibus monasterii , extra Hecniun- darn commorantibus , de libro sancti Adalberti conscriptis. — Apud Delf, Baldwin filius Sigheri. Reinwi filia eius- dem , apud Pildrep. Badeloga , vidua Oulrici de Theza- munda , filia Amelgeri , apud Puizabruch. Gherwara , filia Gherware. Conrad et fratres et sorores eius, et sorores Gherwine apud Utrecht manent. Fordnoth, Wille- bold , filii Aven Albe , Erkensmidt et Imma, filie Aven Albe , Brugis manent 1). Iuxta Lecca de monte Hugan , 1) Nota quod partus sequitur hie tam patrem quam matrem quoad servitutem. servitutem. DER ABDIJ VAN EGMOND. 27 Amelgerus et filii emus , filii Meynardi , fratris emus. Volpert filiam Meynardi habuit. Sibrant filiam Meynardi habuit. Godwert filius Meynardi. Apud Gherswelt Eppo et Gherbrant, filii fratris Meynardi et Amelgeri. IX. (SCHENKINGEN VAN GRAAF DIRK VI.) Oblacio Theoderici noni comitis1) et Sophie comitisse in dedicacione ecclesie , et de mernoriis eorum , anno 1143 2). Theodericus comes cum legitima coniuge sua Sophia pro censu suo , debito a Wilhelmo de Harlem Maxilla cognomento , accepit terram in agris et pratis fenariis , iacentem in parrochia Velserebruch et persolventem in unoquoque anno viginti septem uncial et dedit eandem sancto Adalberto iure hereditario possidendam anno Domini milesimo centesimo quadragesimo tercio in dedi- cacione ecclesie , que facta est a domino Hartberto Traiec- tensi episcopo nonas Octobris. Idem comes Theodericus cum coniuge sua Sophia optulit sancto Adalberto ad luminaria ecclesie eius sextum mansum, qui iacet in loco, Golda nominato. Idem vero Theodericus comes dedit sancto Adalberto duos mansus et unam fiertellam , non longe iacentes a rivulo, qui vocatur Bodegrave. Predictus comes Theodericus cum coniuge sua Sophia optulit ad altare , in honore sancti Johannis Ewangeliste consecra- tum, calicem argenteum et omnia sacerdotalia vestimenta et altaris linteamina. Ad ipsum altare celebratur omni die absque precipuis festis missa pro animabus parentum, fratrum et sororum , filiorum et filiarum ipsorum , et omnium in cimiterio quiescencium , et omnium fidelium defunctorum. Qui eciam emerunt ab uxore cuiusdam Gerberni de villa , que dicitur Ecclesia sancte Agathe , terram ibidem iacentem, solventem omni anno tres libras et quatuor uncias, ex quibus unam libram constituerunt ad luminaria eiusdem altaris, scilicet ut singulis noctibus 1) Graaf van 1122-1157. 2) De woorden „anno 1143" zijn later bijgeschreven. 28 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN ardeat ibidem lumen et in anniversario comitum et comitissarum , ibidem iacencium , quatuor cerei ad vigiliam et missam. Reliquas duas libras et quatuor uncias con- et missam. Reliquas duas libras et quatuor uncias con- stituerunt fratribus ad caritatem ter in anno , videlicet sexto Kalendas Mail et septimo Kalendas Augusti, quam- diu vixerint ; cum vero obierint, in anniversariis suis et in die qua agitur memoria omnium fidelium animarum , et in orrinium anniversariis comitum et comitissarum. Obtulerunt eciam pro anima filii sui Theoderici duodecim libras et dimidiam , quibus emimus terram , annuatim quatuordecim uncias persolventem : in Alcmere a Rein- wardo monetario duas uncias et dimidiam , in Gheest quatuor videlicet uncias et dimidiam , in Prato prepositi ab Everardo cognomento Kimpen tres uncias , in Kimp- penkaghere iuxta mare ab Everardo cognomento Scinken quatuor uncias super Gheest. Ex hiis octo uncie constitute ad caritatem fratrum , et sex uncie ad vestes pauperum. X. (DIENSTRECHT DER ABDIJ.) De iure monasterii Hecniundensis super ministerialibus suds, inter Casterkeinnzer-zande te Gheerdenweghe commorantibus. Hoc est ius quod habet monasterium Hecmundense inter Casterkemmer-zant et Gheerdenweghe super ministe- rialibus suis. 1. Quemcunque vel quoscunque ministerialium villicus abbatis ad curiam , monasterium videlicet Hecmundense , vocaverit vel ex mandato domini abbatis citaverit et venire iusserit, si con tumaciter supersederit , forefactum illud decern solidis Hollandencium denariorum emendabit. illud decern solidis Hollandencium denariorum emendabit. Quicunque vero inter prefatos terminos, sive liber sive ministerialis comitis mansionarius ecclesie Hecmun- densis fuerit citatus a villico et vocatus ad curiam , si contumax remanserit, terra ipsius , quam habet ut in vulgari dicitur te huerware , in gracia et voluntate abbatis totaliter pro hoc forefacto remanebit. totaliter pro hoc forefacto remanebit. Veniente abbate inter predictos terminos, quemcun- DER ABDIJ VAN EGMOND. 29 que villicus sous de ministerialibus suis ad presenciam suam citaverit vel venire iusserit, si contumax reman- serit in veniendo , duobus solidis emendabit; et sic uno- quoque , die abbate ibidem remanente , si non venerit , duos solidos persolvet , sub testimonio tamen duorum testium ecclesie ministerialium citacione premissa. Contumaces vero istius modi(?) per villicum punientur pena , que in vulgari pandinc dicitur qui vero pene eidem , dummodo duo testes ut predict= est adhibeantur, restiterit violenter , in decem solidis emendabit. 2. De quadam pensione buttink vocata. Quandam pensionem dare solent ministerialis ecclesie comiti terre , que buttink dicitur, cui pensioni presidebit villicus ecclesie, cuius summa est triginta solidi, duos solidos insuper; de quibus duodecim denarios recipiet ad usus suos , sculteto vero vile in Aghetskerke alios duodecim dari faciet. llanc pensionem prefatam nulli ministeriales per- solvent , nisi illi de Aghetskerke. Commutaciones vero bonorum suorum eodem precio quo fieri solet inter laycos , verbi gracia , ut sepius fieri solet, inebriatis et incrapulatis , in hunt modum Accipias mea omnia, loco simili recipiam tua , si equa vice con- tigerit cuilibet ministeriali ecclesie. In prefatis terminis nunquam eandem condicionem vel commutacionem revo- care poterunt in irritum sine consensu et voluntate abbatis vel villici. 3. De quodain iure monasterii Hecmundensis super ministerialibus, commorantibus in Hecmunda. Quemcunque ministerialium ecclesie villicus ad aggerem reparandum vel ad quascunque res vehandas curribus suis ex mandato debito ire preceperit, pena prescripta, que pandinc dici- tur si supersederit, punietur; et eadem res, que pandinc dicitur , in gracia abbatis remanebit. 4. De iure, quod evelganc dicitur, ministerialibus prohibit°. Nullus eciam ministerialium monasterii ilec- mundensis filiis vel filiabus suis vel cuicunque de gene- racione sua aut extraneo bona sua submittere poterit hoc modo , quod in vulgari evelganc dicitur , sine consensu et presciencia abbatis vel villici sui. 30 DE OtrDSTE GOEDERENLIJSTEN XI. (AANWINSTEN DER ABDIJ ONDER ABT WOUTER. 1130-1161.) 1. De pluribus possessionibus, per venerabilem patrem Walterum abbatem Hecmundensem venditis et permutatis , et preciis inde receptis in meliores uses conversis. — In nomine sancte et individue Trinitatis. Notum sit presen- tibus et futuris , qualiter domnus abbas Walterus, con- silio Theoderici comitis noni eiusque matris Petronille , vendidit in Scirmere terram tres uncias persolventem, et in Misne terram septem uncias persolventem ; et cum primo precio emit terram tredecim uncias persolventem et piscacionem sub ponte eiusdem fluminis. A Cristancio filio Dodonis emit terram in Hemecekerke, sex uncias persolventem ; et ibidem idem Cristancius pro anima filii sui Gerardi dedit terram sancto Adalberto , tres uncias persolventem. Isdem domnus abbas Walterus vendidit terram in Haregan quatuor uncias solventem , que pertinebat ad capellam sancte Marie in Hecmunda ; et cum eodem precio addita pecunia emit ab Athelheida et filiis suis , Volperto et Everardo de Noirthe , terram in Eskmundelf iacentem , duodecim et dimidiam uncias persolventem , ex quibus dedit sancte Marie octo uncias pro quatuor. Iste octo uncie in Eskmundelf et quatuor uncie in Foren- holte , date pro anima Dodonis, pertinent ad capellam sancte Marie in Hecmunda. Isdem domnus abbas Walterus emit a Roberto , famulo sancti Adalberti , hereditatem et beneficium eius , quin- decim uncias persolventem; et in eadem villa emit ter- ram ab Eynghelberto , famulo comitis , no vem uncias persolventem. Abbas Walterus cum consen‘su Theoderici comitis ven- didit terram duobus Fresonibus , Franconi et Boyoni , in Franlo iacentem et persolventem singulis annis tres libras tribus solidis minus; et recepit pro eadem centum viginti libras, et ex eisdem libris accepit triginta marcas. Et emit a Francone de Riiswijc fratribusque eius ter- Et emit a Francone de Riiswijc fratribusque eius ter- ram, in Polgheest iacentem et persolventem singulis annis tres libras; deinde de eisdem denariis dedit Arnoldo DER IBM VAN EGMOND. 31 cognomento Spikar viginti sex libras et quinque solidos et quatuor marcas , pro redimendis quinque libris, habuit in beneficio de ecclesia. Idem vero abas de predictis denariis dedit octo libras Meinteto de Alcmere, et redemit ab eo beneficium decem unciarum , quod habuit de ecclesia. In hiis supradictis expensi sunt denarii, quos suscepit de terra , quam vendiderat in Franlo. Post hec isdem abbas emit in A lkmere hofstadem decem libris a Gherbrando , Gherardo , Theoderico , eorum consanguineis , septem uncias singulis annis persolventem. Dedit eciam isdem abbas Berewoldo , ecclesie advocato, quinque libras et marcam pro terra , in Rijswikerbroeke iacente , persolvente singulis annis octo libras. 2. De terra in Aldendorp vendita et de diversis possessionibus in Poel , a Waltero abbate acquisitis. — Abbas Walterus, vendens cuidam Tyevoni terram in Aldendorpe libram unam singulis annis persolventem , et recipiens pro eadem quinquaginta sex libras. his quinquaginta sex libris triginta libras de Buis adiciens , emit terram , que dicitur Poel , quam aqua circumfluit , a Francone, comitis dapifero, et fratribus eius Alnotho et Wilhelmo et matre eorum Ymma. Ad eundem Poel pertinet terra fenaria , quam simul emit domnus abbas , quantum possunt viginti septem homines in una die falcare. Inde iacent in uno Campo , qui vocatur Maior Merecamp , quantum possunt novem homines in una die falcare, et in alio Campo , qui dicitur Minor Merecamp , quantum possunt septem homines in una die falcare; in Frankenwere quantum possunt novem homines in uno die falcare, in Kempenwere unius hominis et dimidii falcacio. Iterum emit cum quatuor unciis in Magno Horne fal- cacionem unius hominis. Iuxta Rechthesclat cum quatuor unciis emit falcacionem unius hominis. Iterum emit cum sex unciis agrum et ortum a quodam Wirico pellifice. 'terum emit in Minore Merecamp terram cum quinque solidus a quodam Andolfo. 82 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN Iterum emit abbas in Poelgheest cum sedecim libris et dimidia a Wilhelm° qui dicitur Kinbac terram, haben- tem falcacionem quinque hominum , et pascuam quinque tem falcacionem quinque hominum , et pascuam quinque vaccarum et dimidie, et yhiestlant ipsius. Idem abbas mutuavit terram quinque vaccarurn contra Alnothum extra Poel. 3. De pluribus possessionibus in Velsen acquisitis. — Abbas Walterus emit ab Everwacchoro filio Galonis de Hairlem pascuam duodecini vaccarum, que iacet in Ast- brooch, in Velserbruch et inter rivulum qui dicitur Mere. Idem Walterus abbas emit cum sex uncias a Iustacio . Idem Walterus abbas emit cum sex uncias a Iustacio pratum fenarium , quod iacet in Westbroche in Velsen inter duo flurnina. Idem abbas emit a Gozwino filio Ludolfi de Adrichem pratum fenarium unius virge, quod iacet in Westbroche iuxta fenarium terram comitis. Abbas Walterus dedit Everardo de Hairlem decem et novena libras, et redemit ab eo scrutum Alcmere, quod habuit prius in beneficium. Abbas Walterus emit a Wilhelm° filio Hugonis et Hathewe dimidiam fiertellarn, iacentem in Velsen in loco qui dicitur Smalegheest, persolventem viginti octo denarios. denarios. Abbas Walterus emit ab Hathewa matre Wilhelmi uxore Hugonis pascuam duarum vaccarum , que iacet iuxta pascuam, quam emerat ab Everwacchoro filio Galonis. Abbas Walterus emit ab Ansfrido , famulo sancti Adal- . Abbas Walterus emit ab Ansfrido , famulo sancti Adal- berti , unam fiertellam , iacentem in Velson in loco qui dicitur Hochegheest et persolventem duas uncias. dicitur Hochegheest et persolventem duas uncias. Abbas Walterus emit a Theoderico Fikerdey terciam semifiertelam terre ararie , super Adrichem unam , et in Asbroke unam, et mansum prati et pascuam sex vac- Asbroke unam, et mansum prati et pascuam sex vac- carum , in Westbroke super Hoghemade alteram dimidiam fiertelam prati. Iuxta hanc iacet terra, gum tradidit Theodericus comes pro Bennenbroke, que fuit domni Wilhelmi Kinnebacken. Dimidium mansum super Smelengheest, et super Darengheest pascuam septem dimidiam vaccarum in Pas- cua et campum in Noirtheke. In Astbroke unam fier- tellam prati et duos campos, qui dicuntur Liechtcampe. DER ABDIJ VAN EGMOND. In Westbroke extra flumen Holenflet mansum unum preter duas virgas. A Gazwijn emit abbas unam virgam, a Iustacio quin- que virgas et dimidiam in Westbroke in duas fossas , que dicuntur Fliet. Emit eciam a Wilhelmo Guls mansum plenum super Darengheest , et dimidium mansum super Smelengheest terre ararie , mansum prati et dimidium mansum in West- broke. Super Ghaghemade a. domno Ysbrando filio Galen unam fiertelam, a Wilhelmo Guls terram dimidiam libram solventem , pascuam duodecim vaccarum in Astbroke , que fuit Everwackers filii Galonis. Ab Ansfrido famulo suo emit unam fiertelam prati in Astbroeke super Adrikem. 4. De redditilrus , quos Wallows abbas ad domum infinnorum , ad luminaria ecclesie, ad victum pauperum et pro anniversario suo faciendo assignavit. — In nomine sancte et individue Trinitatis. Notum sit omnibus sancte ecclesie fidelibus, quod ego Walterus , Dei gracia Hee- mundensis ecclesie octavos abbas prospiciens fratrum infirmitati , pro salute anime mee Constitui cum consilio fratrum ad domum infirmorum decem uncias , ex quibus sex uncie solvuntur de terra , pro Gerico presbytero oblata, que iacet in villa Puthen , que ad ignem constitute ; sex vero solvuntur de terra Sancti Adalberti , que iacet in Scorla, que constitute sunt ad eiusdem domus luminaria. Constitui eciam elemosinario ad vestes pauperum red- ditum terre in Leyderdorpe , quam obtulit sancto Adal- berto Wilhelmus cognomento Timpo , et quinque uncias in Scorla cum Adallardo puero oblatas , sed et dimidiam libram , in Alcmare emptam denariis quos optulit Sophia comitissa pro filio suo Theoderico , itemque dimidiam libram in Sadenhorne , pro Wilhelmo Kinbac cognomento oblatam. Ad victum autem pauperum decimum panem ex omni- bus , que coquuntur. Ad usus serviencium et hospitum et reliquias fratrum insuper et decimam in Roderinse. Bijdr. en Meded. XXXV. 3 34 DE OTJDSTE GOEDERENLIJSTEN Ad focum vero eorum tres uncias iacentes in villa que vulgari sermone dicitur Ecclesia sancte Agathe. Perpendens eciam brevitatem vite humane, cupiensque mei memoriam devocius agi post huius deposicionem tabernaculi , constitui fratribus in anniversario meo dimi- diam libram , iacentem in villa , que dicitur Ecclesia diam libram , iacentem in villa , que dicitur Ecclesia sancte Agathe. Quin eciam ad luminaria coram altari sancte Marie in maiori ecciesia constitui octo uncias , que solvuntur de Hemcenkerke , sex ad lumen singulis noctibus , duos ad cereos in festis. 5. De guibusdam redditibus , in Eckerslote receptis. — De Kerkgheest 46 uncie. De Hundegheest 45 uncie. De prato una libra. De Ger 20 uncie. De Campo quinque solidi 8 denarii. Duo volgheren 6 uncie. De terra Ys- brandi 30 denarii. De prato Abbonis , quod secum attulit , una libra. Hoc simul aggregatum facit 13 libras 2 una libra. Hoc simul aggregatum facit 13 libras 2 uncias 10 denariis minus. Ex ista computacione notatur, quod 10 uncie faciunt libram 1). 6. De prediis , per domnuin Walterum abbatem in episcopatu Traiectensi acquisitis. Ista emit domnus Walterus abbas in episcopatu. In Suesne unum mansum et duas hofsteden a Theoderico filio Ghiselberti. Ibidem decem morghen a Gherardo et Barghero filiis Hermanni cognomento Diaboli. Item ibidem a Ghisleberto sculteto sex merghen. Ibidem eciam ab Alberno Bagga tria merghen. Mutuavit eciam a preposito sancti Petri Liberto quinque merghen in Woldekewerde pro dimidio manso in Scalwijch. Item Algothesdorpe a filiis Lothowici tria morghen. Ibidem dedit nobis Gherardus filius Ghisle- berti unum merghen. Marsne emit tria et dimidium morghen ab Alberto Monoculo. Horum omnium tenet advocaciam Wernerus scultetus. Floeten emit dimidium mansum a Seghehardo , filio Hatzonis de Alderdelle. Ibidem dedit nobis Ricswidis de Espendelf quatuor morghen. De hiis est advocatus Gherardus scultetus. 1) De laatste volzin is natuurlijk eene latere bijvoeging. DER ABDIJ VAX EGMOND. 36 Sluodwethe emit ab Heinrico , canonico Sancti Johannis, dimidium mansum. Inde advocates est Alvericus. Scalcwijch ab Heinrico Haghe emit duos mansus, de quibus dimidium dedit pro quinque merghen in Waldeke- werthe. Ibidem dedit nobis Wigerus , pater Werenboldi monachi nostri, unum mansum. Inde est advocatus Wil- helmus filius Thidrici. Mi dedit nobis Heinricus unum mansum, et Lobica dimidium. Ibidem emit abbas Walterus unum et dimi- dium fiertele. Domnus Walterus emit in episcopatu in. Suesen unum mansum a domno Theoderico filio Ghisel- berti 18 iugerum. Item sex iugera a Ghiselberto , scul- teto de Algoti villa. Item ab Alberno sex iugera. Item a fratre Alberni Begge nomine caudenam 3 iugerum. Item a Thyderico cognomento Fransoys 3 iugera et dimi- dium. Item a Gherardo Longo 10 iugera in Woldeke- werthe. Item ab Alberno vel Alberone Beggha 3 iugera. Reinerus solvit de 16 iugeribus octoginta modios havene. Stephanus solvit de viginti iugeribus quadraginta modios tritici. Meinso solvit de quinque iugeribus duodecim modios tritici. In villa Algoti 3 iugeres , empti filiis Lothowici; inde solvit Hugo sex modios tritici. In eadem villa Gerardus filius Ghiselberti dedit 1 iuger; inde solvit Reynerus de Swesen quinque modios havene. In villa , que vocatur Bruklede , 5 iugera et dimidium. In villa , que vocatur Marsen, emit sex iugeres a filiis Wescelonis ; inde solvuntur quadraginta octo modii havene. In eadem villa emit dimidium man- sum et dimidium iuger a Fritherico; inde solvuntur quadraginta modii havene et quinque solidi. In eadem villa emit ab Alberone Monoculo 3 iugeres et dimidium; inde solvuntur viginti quinque modii havene. Horum omnium advocaciam tenet Wernerus scultetus. In villa , que vocatur Sluodwethe , emit dimidium man- sum ab Heinrico canonico filio Volquini de Werkijnde ; inde solvuntur quindecim modii tritici. Jude advocatus est Alfricus. In villa , que vocatur Scalcwijch , dedit unum mansum Wigerus vel Wigherinus , pater Werenboldi monachi nostri; inde solvuntur centum modii havene et decem 36 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN solidi. In eadem villa emit ab Heinrico mansum et dimidium; inde solvuntur sexaginta modii havene. Inde est advocatus Wilhelmus filius Theoderici. In villa , que vocatur Flothen, emit dimidium mansum a Sigehardo, filio Azonis de Alderdelle; inde solvuntur decem et octo modii tritici. Ibidem dedit nobis Riswidis de Asmundelf vel Espendelf quatuor iugeres ; unde sol- vuntur...... De hiis est advocatus Gerardus scultetus. XII. (AANTEEKENING OVER AANWINSTEN ONDER ABT WIBOLD. 1161-1176.) De redempcione ecclesie de Flardinghe et de pluribus aliis , per Wiboldum abbatem expositis. Domnus Wiboldus 1) abbas dedit comiti Florencio pro redempcione ecclesie Flardinghe centum triginta libras. Item ad aggerem componendum in Malink octoginta libras. Idem dedit ad novum aggerem in Hargan septuaginta libras. Idem abbas in Scocia pergens , ad deducendam Adam , sororem regis Scocie , in matrimonium Florencii comitis decimi, amplius quam quadraginta marcas expendit. Idem abbas emit ecclesie duo preciosa ostra. XIII. (AANWINSTEN ONDER ABT FRANCO. 1182-1206.) 1. De terra in Aldenthorp , per Franconem abbatein vendita , et pecunia inde recepta in meliores usus conversa. Notum sit omnibus , quod domnus Franco abbas yen- didit terram in Aldendorpe , persolventem libram, pro qua recepit viginti sex libras; ex quibus dedit undecim libras Simoni cognomento Vak pro terra , persolvente undecim uncias , que iacet in Heylichloe , et in Warmonde dimidium mansum , persolventem novem uncias. 2. De quibusdain bonis a Rothardo monacho et Hein- rico filio suo oblatis. Rothardus monachus optulit monasterio Hecmundensi sex fiertelen et septimam cari- 1) Er staat beide malen Wilboldus, later veranderd in Wiboldus DER ABDIJ VAN EGMOND. 37 tati que solvunt annuatim septem uncias , quarum quin- que iacent in Thiedertrike-lande et due videlicet fiertele in Brotherscinghe-were. Heinricus filius eius optulit ecclesie tres gherse, que solvunt annuatim duas uncias , quarum due iacent in Ererner-venne et una in Reyn- dinghe-waghe. 3. De possessionibus , per domnum Franconein abbatem emptis , redemptis et acquisitis , et de quibusdam debitis , per eundem solutis et expositis. — In Scie domnus Franco abbas emit ab Allino unum mansum 25 libris. A Theoderico Ho Thome beneficium unius libre redemit 7 libris. IDecimam in Malinc redemit a Volkmaro 8 libris. Ab eodem Volkmaro mansum in Scipliede rede- mit 6 libris. Eidem Volkmaro persolvit quatuor marcas. Heinrico filio Philippi de Flardinghe persolvit decem marcas , quas abbati Lamberto ad servandum dederat. In Noirtiche partem decime redemit a Theoderico de Alkmade decem libris. Pro hofsteden , quas Iacobus monachus noster dederat ecclesie nostre, persolvit Hugoni de Elkerslote 4 marcas et 5 solidos , quas idem Hugo invadiaverat. Et Hubert() fillo eiusdem Jacobi dedit quin- que libras. Dedit eciam cuidam mulieri de Alkmare pro uno hofstede 18 solidos. Theoderico cognomento Roper persolvit decem libras. Reymero de Bachem pro decima in Arem dedit 12 libras. Theoderico comiti prestite aunt 48 libre , quas non persolvit. A Gherbrando Meiring et sororibus eius terram , que solvit sex uncias , emit 5 libris. Ab Ermegherda uxore Ghiselberti de Rinneghem dimidii mansi pratum et unam fiertellam redemit nov em libris , quo persolvunt 14 uncias , ex quibus octo uncias constituit in anniversario suo. XIV. (VERVOLG VAN DE GOEDERENLIJST DER ABDIJ.) De pluribus possessionibus in Escemdelf situatis. Escemdelf iuxta Wirefert in Broke octo virgas et dimi- diam. In Reynerdes-were tercium et ditnidium volchere. In Ockengen-were duo volghere. In Syrekes-were unum volghere. In Ferthemeres-were unum fiertel. In Deddes- were unum volchere. In Sculteke-were duo volchere. In 38 DE OUDSTE GOEDERENLIJSTEN novem virgin dimidiam et terciam partem virge de terra Petri quinque solidos. In Nesse in oriente quinque volchere. In Parvo-hem tres pascuas. In Nollekte-hem unam pascuam et 4 pascuas. In Oxenvenne quinque pascuas. In Ulteriori Esce quinque pascuas. In Ger- wardes-hem sex pascuas et quarta pars pascue. Ab occidentali parte Flet quartum decimum hem , a via usque in Hi. In Were-esce alteram dimidiam pascuam. De terra Wilhelmi undecirn falcaciones et quintum dimi- dium volchere , de Velsermere usque ad aquam , que dicitur Hi, in directum procedentes. In Cornevenne quinta(m) decimam pascuam. Ab occidentali parte Flet septimum hem , de via usque in Hi. In Reynwardes-were unum voicher. In Wilbrandi Magni-were duo volgher. In Franc-were quatuor volghere. In Smale-were quatuor falcaciones , de Velseremere usque in Sadne. In Frane- broeke tres falcaciones. In Wolbodenke-hem duas falca- ciones. In Ludolfenke-were unam falcacionem. In Ver- tenke-were duas falcaciones et duas pascuas. In Westen- gheest dimidium fiertel seminarie terre. Ad bane pertinet in Froanen una falcacio et in Sunderlant una falcacio et in Froanen una falcacio et in Sunderlant una falcacio et due pascue. In Nye-were duas falcaciones. In Frane- broeke unam et dimidiam falcacionem. In Brede-were terra Ricteti due falcaciones. Banesce quatuor uncial. Solvit Nyedorp viginti quatuor solidos. In Thorengheest est abbatis hem. In Hemstekes-hem duas falcaciones. In Luliolfenken-were tres falcaciones. In Ludolfenke- hem tres falcaciones. In Rethbroeke et in Novo-were duas falcaciones. In Popenkehem et in Thedricinken-hem octo falcaciones. In Cokslote duas falcaciones. In Bochem tres falcaciones. tres falcaciones. XV. (ALNWINSTEN ONDER ABT LUBBERT. 1206-1226.) De commutacione quarundam possessionum , in Ekthorp et in Scorle situatarum , facta pro quibusdam terris in Esmundelf situatis. — In nomine sancte et individue Trinitatis. Ego Lubbertus , Dei gracia abbas Egmun- densis , notum facio presentibus et futuris, quod corn- municato capituli nostri consilio cum Wilhelmo de Ek- DER ABDIJ VAN EGMOND. 39 thorp et uxore eius Aldwi , talem bonorum nostrorum in Ekthorp et Scorle fecimus commutacionem. Dedimus eis terram ecclesie nostre , deputatam usui fratrum nostro- rum infirmorum , in Ekthorp , que solvebat annuatim sep- tern uncial. Et in Searle terram, solventem sex uncial 7 proprietario usu ab eis et suis heredibus possidendam. In cuius compensacionem dederunt ecclesie nostre terram suam , que iacet in Asmendelf, habentem quindecim math. Insuper ad caritatem dedit fratribus viginti quin- que solidos. Quod ut perpetua firmitate nitatur, , scriptum hoc sigillis nostris signavimus. Huius rei cunt testes Theodericus prior , Gregorius , Heinricus , Wilhelmus , Walterus , Igerus et alii fratres nostre congregacionis. Sacerdotes : Bertholomeus de Berghen , Ambrosius de Scoirle. Laici : Ysbrandus de Hairlem, Theodericus de Alsmer Isbrandus de Egmon de , Allardus et Florencius fratres eius , Nicholaus et Nicholaus fratres , filii Nicholai de Heilghelo , Wilhelmus Evo , Ysbrandus , Loef. XVI. (LEENMANNEN DER ABDIJ.) 1. De feodo domni Franconis de My, in Leythorpe situato. Domnus Franco de My possidet in feodo a monasterio Hecmundensi sex fiertelen et dimidium , sexa- ginta unum ghers. Hee terra sita est inter terram Theoderici de Alkmade et feodum Wilhelmi de Sile, quod eciam pertinet ad ius proprietatis Hecmundensis monasterii inter Sile et ecclesiam Leitherdorp sita est terra hec. 2. De feodo Haganonis de Hairlem. Feodum , quad habet Hagano de Hairlem de ecelesia Hecmun- densi , iacet in Brechtgherts-weert , et extenditur directe a Spern usque ad flumen , quod dicitur Lede. HUCUSQITE EXCERPT.A. ET COLLECTA DE ANTIQUO TEXTU EWANGELIORUM ET DE LIBRO SA.NCTI ADALBERTI. RELIQUA VERO EX DIVERSIS ANTIQUIS CRONICIS LIBRIS REGISTRIS LITTERIS CYROGRAPHIS INSTRUMENT'S , TRANSUMPTIS COPIIS ET PRONUNCIACIONIBUS SUNT COPULATA. EGMONDSCHE ANNALEN UIT DE VEERTIENDE EFIUW, MEDEGEDEELD DOOR Dr. A. HULSHOF. Het bekende Egmondsche Cartularium op het Rijksarchief te 's-Gravenhage , waaraan ook de hiervoor afgedrukte Haecmundensia ontleend zijn, bevat voorin een zaak- register, dat meer aandacht verdient dan gewoonlijk aan dergelijke stukken wordt geschonken. Uit het opschrift : „Tabula de hiis que habentur in hoc volumine et que contigerunt in Egmunda vel eciam que contigerunt monasterio per succedencia tempora", blijkt reeds , dat het geen gewone bladwijzer is. Het is eene chronologische inhoudsopgave , vermeerderd met vele historische aan- teekeningen vooral omtrent de Egmondsche abdij en het Hollandsche gravenhuis , „eene tweede serie Egmondsche annalen" dus. „De indexmaker is ongemerkt korte kronijkschrijver geworden", zegt zeer terecht Bakhuizen van den Brink , 2) die het voornemen heeft gehad de Tabula uit te geven : „ik wil den eerwaardigen vader 1) Aldus Mr. Muller, hiervoor p. 3 noot '2, die mij op dit stuk op- merkzaam heeft gernaakt en mij verzocht het in aansluiting aan de merkzaam heeft gernaakt en mij verzocht het in aansluiting aan de door hem gepubliceerde Egmondsche goederenlijsten uit te geven. Door zijne bemiddeling mocht ik het Cartularium veer korten tijd op de zijne bemiddeling mocht ik het Cartularium veer korten tijd op de Utrechtsche universiteitsbibliotheek ter inzage ontvangen. 2) Het Bederlandscla Rijksarchief, I (1857), p. 171. EGMONDSCHE ANNALEN ITIT DE VEERTIENDE EEITW. 41 uit de abdij van Egmond en van die Tabula gaarne de hulde bewijzen , zijne anecdota aan het slot van deze Haecmundensia op te teekenen." Later heeft Van den Bergh de eerste helft dezer Tabula tot 1299 onder den titel „Necrologium van Egmond", maar zonder eenige toelichting, als aanhangsel in zijn Oorkondenboek , I , p. 332-335 afgedrukt. Den eigenlij ken index heeft hij weggelaten en alleen die aan- teekeningen opgenomen welke met den inhoud van het Cartularium geen verband hielden , blijkbaar in de mee- fling , dat zij alle waren geexcerpeerd uit een verloren Necrologium van Egmond. Op die manier werden echter historische mededeelingen buitengesloten, alleen omdat er eene verwijzing naar een folium van het Cartularium stond bijgeschreven. Van den Bergh geeft dus slechts een onvolledig brokstuk. Met behulp alleen daarvan is bezwaarlijk na te gaan, of de Tabula door middeleeuwsche kroniekschrijvers is gekend en gebruikt. Zoo staat bij- voorbeeld fol. 3b onder het jaar 1138 de door Van den Bergh weggelaten aanteekening : „Eodem anno xxxviij Theodericus , comes Hollandie , Jherosolimam proficiscens ac anno sequenti revertens presenciam domini pape Inno- cencii adiit , ubi sub annuali tributo 4 solidorum Fri- singensium monete beato Petro tam Egmondense sterium quam Reynsburgense obtulit." Nu vinden wij dit bericht over Dirk VI in bijna woordelijk gelijkluidenden vorm ook bij Beka en bij Johannes a Leydis in diens vorm ook bij Beka en bij Johannes a Leydis in diens Chronicon Egmondanum. Het is toch zeker van belang te kunnen nagaan , of beiden het misschien aan onze Tabula hebben ontleend. Onlangs heeft Dr. L. M. G. Kooperberg , het tweede gedeelte van de Tabula na 1299 uitgegeven in de Bii- dragen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem , XXXV (1913), p. 226-236. De heer K. laat ons zien , hoe men een middeleeuwsch stuk niet moet uitgeven. heeft wel begrepen , dat Van den Bergh's weglating van den index geene navolging verdiende daarom geeft hij niet alleen de historische aanteekeningen , maar ook de inhoudsopgave. Het had echter op zijn weg gelegen om Van den Bergh's verzuim te herstellen door het seuk in 42 EGMONDSCHE ANNALEN zijn geheel zonder eenige uitlating of te drukken en in eene forte inleiding ons over den tijd van vervaardiging der Tabula en over hare bronnen nader in te lichten. Maar daarover wordt met geen woord gerept. Bovendien wemelt zijne uitgave van fouten, welke grootendeels voortkomen uit palaeographische onkunde. Ter illustratie geef ik de volgende voorbeelden : Bijdragen p. 227 regel 16: que antea; lees: quia antea. In het hs. staat v, de gewone afkorting voor quia; die voor que is P. 228 regel 12 : Jan de Woude ; lees : Jacobi de Wouda. In het hs. staat iai. P. 228 regel 13: Cappelia; lees: cappellania. In het hs. staat capplia. Dezelfde fout wordt gemaakt p. 229 regel 4 v. o. ; p. 230 regel 1, 6; p. 231 regel 5 v. o. ; p. 232 regel 17, 23 , 3 v. o. Het woord „cappella" bestaat niet. P. 228 regel 15: Julii die secundo ; lees : Julii die tertia. In het hs. staat 3a. Kooperberg zet herhaaldelijk 2, waar het hs. 3 heeft , bijv. p. 229 regel 7 : II Sept.; lees,: 3a Septembris. — p. 229 regel 9 : 2 libros ; lees : lees,: 3a Septembris. — p. 229 regel 9 : 2 libros ; lees : 3 libras. — p. 229 regel 13-14: Jacobus, episcopus 3 libras. — p. 229 regel 13-14: Jacobus, episcopus Trajectensis 42, obiit xii Kal. Augusti; lees : 43, obiit 13 Kal. p. 230 regel 2 : II Kal. Oct.; lees: 3 Kal. Octobris. P. 228 regel 19: Anno xij obiit Julii die secundo Wilhelmus , filios domini Gherardi de Egmonda , qui legavit unam libram annuatim. Et sepultus est ad caput Ade , avie sue, inter patrem suum et matrem suam , Elizabeth de Strenen ; II filios reliquit ; lees: Julii die tertia en nee filios reliquit. In het hs. staat nc. De tertia en nee filios reliquit. In het hs. staat nc. De vijftiende-eeuwsche n lijkt wel lets op twee naast elkaar geplaatste letters i , maar als teeken voor twee werd de tweede i toch steeds als j geschreven. Als de hoer Kooperberg hier consequent was geweest, had hij 200 moeten lezen, maar dat Neer Willem van Egmond twee- honderd zonen zou hebben gehad , zal hem toch te on- waarschijnlijk zijn voorgekomen. P. 228 regel 1 v. o.: Guido, episcopus Trajectensis, qui obiit lees : Guido , episcopus Trajectensis 42 , obiit. UIT DE VEERTIENDE EEUW. 43 In het hs. staat 42 de vijftiende-eeuwsche 4 heeft in- derdaad wel jets van de letter q , maar q2 is het vaste teeken voor quia. Palaeographisch had de beer Kooperberg dus desnoods quia kunnen lezen, maar nooit qui ; immers de afkorting voor qui is q'. P. 231 regel 1: Anno eodem xii lees anno eodem xlj. P. 231 regel 2 v. o.: profuit lees : prefuit. In het hs. staat Pfuit. P. 234 regel 17 : in proprio Andree lees : in profesto Andree. In het hs. staat pf° andree. P. 235 regel 9 : anno 1416 , lees : anno Mccccxj. P. 235 regel 20: Anno Domini 1411 in die sancti Seracii obiit domina Margareta , uxor ducis Alberti , sacerdota ; lees : Anne Domini Mccccxj in die sancti Ser- vacii obiit domina Margareta, uxor ducis Alberti secunda. In het hs. staat s c d a. De oplossing daarvan in sacerdota is kostelijk. De heer Kooperberg heeft zeker gedacht, dat sacerdota de vrouwelijke vorm van sacerdos moest zijn en, daar de Roomsche kerk geen priesteressen kent, hier in de beteekenis van „non" moot zijn gebruikt. Dat de weduwe van hertog Albrecht hare laatste levensdagen in een klooster zou hebben doorgebracht, is wel mogelijk ; maar het gebruikelijke Latijnsche woord voor „non" is in de Middeleeuwen „sanctimonialis", „monialis" of „mo- nacha". Had de heer Kooperberg even de moeite genomen Ducange op to slaan , hij zou hebben bemerkt, dat het woord „sacerdota" in het geheel niet bestaat. Bovendien als hij jets verder had gekeken dan zijn neus lang is en had gelet op de aanteekening op het jaar 1404 , welke een tiental regels vroeger staat , dan zou hij dezen pa- laeographischen bok niet hebben geschoten. Immers daar lezen wij : „Anno 1404 , ipso die Lucie virginis , obiit dux Albertus comes Hollandie , sepultus in Hagha. Mar- garetha prima obiit ante ipsum , anno 1385. Altera Margareta, in die sancti Servacii , anno 1411." Aileen de uitdrukking naltera Margareta" zou hem reeds hebben moeten waarschuwen. P. 236 regel 9: Anno 1421 abbas Egmondensis , dominus Gherardus Ockenberch , appellatus ad curiam Romanam ; lees : appellavit. In het hs. staat : appellat. 44 EGINIONDSCHE ANNALEN P. 236 regel 8 v. o. : Anna 1446 Hoc Ghysbert van de Hoek heeft uterlic recht ant cloister ghedaen lees : Hoe Ghysbrecht van der Hoel heeft wterlic recht over tcloister ghedaen. In het staat : Ghysbr. d'Hoel ov' tcloister. Ik wijs deze fouten aan om aan te toonen , dat eene nieuwe uitgave ook van het tweede gedeelte niet over- bodig is, en tevens om door een sprekend voorbeeld te laten zien , dat zelfs een academisch gevormd historicus wel degelijk eerst ernstige studie mag maken van het middeleeuwsche schrift en vooral van bet stelsel van middeleeuwsche afkortingen , voordat hij het kan wagen middeleeuwsche teksten uit te geven. Voordat ik den tekst der Tabula last volgen , eerst nog een enkel woord over den tijd van hare vervaar- diging , de daarbij gebruikte bronnen en over hare plaats in de Nederlandsche chronicographie. De Tabula in haar tegenwoordigen vorm is , evenals het Cartularium , ge- schreven in de tweede helft der XVde eeuw. Ik houd beide echter vaor een afschrift van een ouder origineel. In het Cartularium zijn vier hoofdafdeelingen te onder- scheiden. 1°. fol. la-15a excerpten uit het Egmondsche Evangeliarium en het zoogenaamde St. Adalbertsboek. 2°. fol. 15a-81b verzameling afschriften uit kronieken en archiefstukken, zooals uit het opschrift fol. 15a blijkt: „Hucusque excerpta et collecta de antiquo textu ewan- geliorum et de libro sancti Adalberti. Reliqua vero ex diversis antiquis cronicis, libris, registris , litteris, cyro- graphis, instrumentis, transsumptis, copiis et pronun- ciationibus cunt copulata." 3°. van fol. 81b af „Dedica- ciones et consecraciones ecclesie, altarium et capellarum, reliquie et indulgencie monasterii Hecmundensis", dit breekt fol. 84b af, terwijl de katern, die daarop volgde (fol. 85-99), verloren is gegaan. 4°. fol. 100a 114a handelen over twisten tusschen de abdij en de heeren van Egmond daarop volgen over hetzelfde onderwerp nog een aantal losse stukken , niet gefolieerd en samen 26 beschreven bladen van uiteenloopend formaat, welke eerst in het laatst der XVde eeuw of in het begin der XVIde eeuw zijn bijgebonden. U-IT DE VEERTIENDE EEUW. 45 Oorspronkelijk is de Tabula alleen voor de eerste twee afdeelingen gemaakt. Verwijzingen naar de derde en vierde afdeeling komen slechts zeer sporadisch voor; zij zijn blijkbaar eerst later ingelascht. De stukken der tweede afdeeling loopen geregeld door tot 1381. Ver- moedelijk zijn dus in dat jaar niet alleen de eerste twee afdeelingen van het Cartularium bijeengebracht , maar is toen ook. de Tabula daarop vervaardigd immers met 1381 houdt de eigenlijke index op. Het stuk uit 1394 , dat fol. 79a---b staat , is dan eerst naderhand in het origineel bijgeschreven, evenals het slot der Tabula na 1381, dat echter ook wel door den XVde eeuwschen copiist kan zijn toegevoegd. Pat de Tabula niet veel later dan 1381 kan zijn opgesteld , blijkt uit het feit , dat het door Van Wijn uitgegeven en in 1384 vervaardigde Necrologium van Egmond 1) daarbij niet is gebruikt. In de tweede plaats dient to worden nagegaan , nit welke bronnen de indexmaker zijne historische aanteeke- ilingen heeft geput. Als zoodanig wordt een Egmondsch Necrologium aangehaald. Fol. 5a (hierachter p. 58): ”Anno Doinini 1208 obiit dominus Walterus de Egmonda xiij die Septembris; hic pater domini Wilhelmi et Ghe- rardi militum, quamvis cognomento malus, dedit x solidos ad caritatem annuatim primusque Egmondensiurn Kalen- dario inscriptus" 2). In het door Van Wijn uitgegeven Necrologium komt deze op 13 September 1208 overleden Wouter van Egmond niet voor. De vervaardiger der Tabula moet dus met „Kalendarium Egmondense" een ander 1) In Huiszittend Leeven , II. 1, Amsterdam 1812, p. 90-140 uit de omstreeks 1526 geschreven copie van Balduinus de Ilaga in hs. 611 der bibliotheek van de Maatschappij van Nederl. Letterkunde. Het origineel is uit de XIVde eeuw, daar weldoeners nit de XVde eeuw niet worden vermeld. Ik plaats het in 1384, omdat de meeste jaar- tallen ongeveer vallen in het derde kwartaal der XIVde eeuw en vooral de jaren 1381 tot 1384 naar verhouding zeer dikwijls voorkomen. Na 4384 zijn slechts drie weldoeners vermeld, op de jaren 1388, 1393 en 1398; zij zijn vermoedelijk later bijgeschreven. 2) Het wordt nog eens genoemd iu eene aanteekening pag. 55. 46 ΙGMONDSCHΘ ANNALEN: Necrologium hebben bedoeld. Dat er inderdaad een ouder Necrologium van Egmond heeft bestaan, blijkt overtuigend uit het feit , dat de oudste weldoeners der abdij in het door Van Wijn uitgegevene ontbreken. In de Tabula echter worden zij wel vermeld ; ongetwijfeld zijn zij daar aan het oudste Necrologium ontleend. Dit is ook de reden , waarom Van den Bergh het stuk „Necrologium" heeft genoernd. Omdat de Tabula het eenige geschrift is , dat deze opgaven van het verloren gegane Necrologium uitvoerig, blijkbaar zelfs vrij volledig heeft bewaard , nioet zij worden gerekend tot eene der belangrijkste bronnen voor de oudste geschiedenis van Egmond en van het daarmee zoo nauw verbonden Hollandsche gravenhuis. Hoe is nu de Tabula ontstaan ? Is eerst de index op het Cartularium vervaardigd en heeft in later tijd een lezer de historische aanteekeningen uit bet Necrologium toegevoegd ? Lettende op den card van den index, acht ik dit niet waarsehijnlijk , want deze is weinig anders dan eene korte chronologische lijst van giften aan het klooster met de namen der schenkers. Is het niet haast vanzelf sprekend , dat de indexmaker bij het samenstellen dezer lijst het „liber benefactorum" zijns kloosters (met dezen naam werd het Necrologium ook wel, en terecht, aangeduid) heeft ter hand genomen en daaruit de sterfjaren der weldoeners heeft overoeschreven ? In den regel worden na de graven hunne kinderen vermeld , die ongetwijfeld ook uit het Necrologium zijn overgesehreven. Nu wordt bij de namen dezer kinderen meermalen verwezen naar het folium , waarop zij in het Cartularium voorkomen. Het is Loch waarschijnlijker, dat dit is gedaan door den index- maker zelf dan door een lateren lezer, die het Necrologium excerpeerde. Ilene tweede bron der Tabula is de kroniek van Beka. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende plaatsen : Tabula fol. 2b (hierachter Beka p. 36 : Hie Aufridus p. 50) Hie Ansfridus, eciam inspirante Deo multa praedia comes Teysterbancie , multa patrimonii sui donavit ad predia sui patrimonii tradidit usum sanctae Trajectensis Trajectensi ecclesie. ecclesiae. SIT bE VEERTIENDE EEUW. 41 Tabula fol. 3b (hierachter Beka p. 43: Post obitum p. 51) : Conradus , Heynrici Wilhelmi praesulis quidam quarti Cesaris nutricius, fac- Conradus xxii electus est tus episcopus Trajectensis , episcopus, qui Henrici quarti impetravit ab Heynrico tertio Oaesaris erat nutricius. Hie rege dominationem Orientalis Conradus impetravit ab Hen- Frisie, quam marchiones vio- rico quinto Romanorum rege lenter a principibus Hollan- dominationem Orientalis Fri- die, unde captus est a comite sie, quam marchiones violen- et dimissus , sicut declarant ter abstulerunt a principibus Cronice. Hollandiae. Met „Chronice" moet de kroniek van Beka zijn be- doeld , die onmiddellijk achter de aangehaalde woorden de nederlaag en de gevangenneming van bisschop Coen- raad verhaalt. Bij het overschrijven is „tertio" in plaats van „quinto" gezet en is verder het woord „abstulerunt" overgeslagen. Zonder twijfel gaan ook de namen der Utrechtsche bissehoppen met hun volgnummer en sterf- jaar op Beka terug. Bij de vraag of de Tabula door latere kroniekschrijvers is gebruikt , richten wij in de eerste plaats bet oog op Johannes a Leydis , na Beka onzen meest bekenden en meest gelezen kroniekschrijver. Het ligt voor de hand , dat ook de Tabula is begrepen in de „diversa gesta , epistolae , epitaphia, registra , privilegia praeteritorum", waaruit hij, naar zijn zeggen, zijn Chronicon Egmondanunt heeft opgebouwd. Inderdaad komt zijne kroniek op zoo vele plaatsen met haar overeen , dat alle twijfel is buitengesloten : het is zeker, dat hij haar als bron heeft gebruikt. Wij hebben dus in de Tabula eene tweede serie van Egmondsche annalen , die met de welbekende Annales Egmundani zeker niet op eene lijn kunnen worden ge- steld , maar die toch en om de oude berichten , die er in zijn verwerkt , en om hare plaats in de Nederlandsehe chronicographie de aandacht van de beoefenaren onzer middeleeuwsche gesehiedenis wel verdienen. A. H. 48 EGMONDSCHE ANNALEN TABULA DE HIIS QUE HABENTUR IN HOC VOLUMINE ET QUE CONTIGERUNT IN EGMOND.A. VEL ECIAM QUE CONTIGERUNT MONASTERIO PER SUCCEDENCIA TEMPORA. Anno Domini octingentesimo lxiij comitatus Hollandie datus est Theoderico prima 3 1). Theodericus primus quid dederit Egmundensi monasterio sive monialibus in ea patet 1 2). Anno Domini octingentesimo lxvij donatio Lothowici regis facta Theoderico primo 3 3). Anno Domini octingentesimo octogesimo nono donatio Arnolfi regis facta comiti Gerolfo 4 4). Walgerus princeps fuit frater primi Theoderici comitis Ilollandie unde scribitur 4 5). Anno Domini nongentesimo pridie novas Octobris obiit Theodericus primus comes. Geva prima comitissa uxor. Theoderici obiit tercio ydus Januarii et in Egmonda sent ambo sepulti pro tune ante altare Beate Virginis. Eodem anno nongentesimo Odilbaldus duodecimus epis- copus Trajectensis obiit 4 ydus Decembris. Theodericus unigenitus primi comitis , quid dederit cum Hildegardi monasterio patet 1 et 2 6) et 5 7). Hujus filii ex Ilildegardi fuerunt : Arnulfus comes tercius patri successit, Egbertus , archiepiscopus Treverensis , unde scribitur hic folio 5, et obiit in crastino festi conceptionis anno 994 ; Herlinda virgo preclara, a sancto Adalberto per visum illuminata , sepulta in Egmonda. 1) Van den Bergh, Oorkonden'oek, 1, u. 26. Het cijfer achteraan den volzin duidt het folium van het Cartularium aan, waarnaar telkens wordt verwezen. wordt verwezen. 2) S. Muller Fz., De oudste goederenlijsten der abdij van Egmond, hiervoor p. 10. 3) Van den Bergh, I, n. 43. 4) Van den Bergh, I, 11. 21. 5) Het begin van het gravenregister, bij Bakhuizen van den Brink, p. 199. 6) Muller, p. 7) Bakhuizen van den Brink, p. 199. MT DE YEERTIENDE EEUW. 4 Anno nongentesimo et 1 obiit Egilboldus xiij episcopus Trajectensis vij Kalendas Octobris. Theodericus secundus comes moniales in Bennincbroee statuens monasterium lapideum struxit et monachos con- stituit ordinis sancti Benedicti. Wonoboldus , abbas Egmondensis primus , obiit xvij Kalendas Septembris. Andreas , abbas Egmondensis secundus , obiit pridie nonas Junii. Bruno , abbas Egmondensis tercius , obiit 4 ydus Februarii. Anno Domini nongentesimo xvij sanctus Radbodus , 14 episcopus Trajectensis , obiit 3° Kalendas Decembris. Anno Domini nongentesimo lxxvij Trajectensis epis- copus xv Baldricus , filius Rixfridi comitis Clivensis, obiit 6 ydus Maji. Anno Domini nongentesimo octogesimo quinto donatio Ottonis regis facta Theoderico comiti secundo patet 4 1). Anno Domini nongentesimo lxxxviij Theodericus 2 comes obiit pridie nonas Maji. Hildegardis uxor, filia Ludovici regis Francie obiit quarto ydus Aprilis. Arnulphus , tercius comes Hollandie , cum conjuge sua Lutgairdi quid dederit monasterio patet 2 2) et 5 3). Quid monasterio Egmondensi donatum sit a diversis hominibus devotis patet 2 et 3 4). Anno Domini nongentesimo xc Folcmarus , xvi Trajec- tensis episcopus, obiit 3° ydus Decembris. Anno Domini nongentesimo xciij in crastino sancti Lamberti, scilicet xiij Kalendas Octobris, Arnulfus comes peremptus est in bello, sepultus in Egmundensi monasterio. Lutgairdis uxor ejus , filia regis Grecorum , obiit pridie ydus Maji. Hujus Arnulfi fuerunt ex Lutgairda filii Theodericus et Syfridus Sicco. 1) Van den Bergh, I, a. 64. 2) Muller, p. 11-12. 3) Bakhuizen van den Brink, p. 201. 4) Muller, p. 12-43. Bijdr. en Meded. XXX V, 4 50 EGMOXDSCHE ANNALEN Theodericus, Hollandie comes quartus, et dedit mona- sterio sicut patet 5 1). Sifridus preses, qui requiescit eciam in Egmonda, dedit que patent folio 6 2). Tlietburga , Sifridi Sicconis uxor, eciam requiescit in Egmonda. De hiis dicitur : Stirps de Siccone processit in hac region e. Anno Domini nongentesimo xciiij Balduinus primus , Trajectensis episcopus xvij , obiit vi° ydus Maji et sue- cessit ei Ansfridus , ultimus comes Hoyensis , qui dedit comitatum Leodiensi ecclesie. Hie Ansfridus, eciam comes Teysterbancie , multa predia sui patrimonii tradidit Tra- jectensi ecclesie. Anno Domini 11/.viij Ansfridus , xviij episcopus Tra- jectensis, obiit quinto nonas Maji. Hie construxit triennio ante mortem suam monasterium ordinis sancti Benedicti in Monte Saneto prope Amersfordiam. Anno Domini M.xxvij Adelboldus , xix Trajectensis episcopus obiit quinto Kalendas Decembris. Anno Domini M.xxx Sifridus Sicco preses, filius Arnulfi et Lutgarde comitisse , obiit quinta die Junii et sepultus pro tune est cum Thetburga conjuge in medio ecclesie monasterii Egmondensis sed quia eadem ecclesia per Walterum abbatem transposita est , ideo sepulcrum ipsius mansit in abside australi dicte ecclesie. Anno Domini M.xxxix tercius Theodericus , Hollandie quartus comes, obiit vi° Kalendas Junii. Othilhildis comitissa rediens ad Saxoniam obiit anno 111.xliij vij ydus Marcii. Hujus Theoderici filii fuerunt ex Othilhildi 3) Theode- ricus et Florencius. Theodericus quintus conies [et que dedit patet folio 4)] modico tempore regnavit. Florencius primus , frater ejus, et que dedit patent folio vi et xvj. 1) Bakhuizen van den Brink, p. 203-204. 2) Bakhuizen van den Brink, p. 204. 3) Er staat: Othilhidi. 4) De tusschen haakjes geplaatste woorden zijti doorgeschrapt DE VEERTIENDE En*.5i Theodericus quartus, Hollandie comes quintus, Dordraci occubuit anno 111.xlviij v ydus IVIaji. Anno Barnulfusepiscopus Trajectensis xx, obiit xiiij Kalendas Augusti. Hie transtulit abbaciam de Monte Sancto. Anno Domini M.ivij Reynerus, abbas Egmondensis 4 , obiit quarto novas Septembris. Florentius primus , Hollandie comes sextus , in bello fuit occisus 4 Kalendas Julii anno 31.1xj. Gheertrudis postea ex Roberto comite Flandrie genuit Robertum et tres filias. Hee autem obiit quarto die Augusti, sepulta in Flandria. Hujus Florencii filius ex Gheirtrude Theodericus dedit que patent infra 2 1). Florencius , filius Florencii , obiit puer, sepultus ad caput patris sui postea defuncti , tumulo quo requiescit Theodericus frater suus comes 7. Anno Domini M.1xxi Godefridus dux cum Wilhelmo episcopo Hollandiam potenter introivit et Delf opidum struxit. Anno M.lxxv Godefridus dux per quemdam Ghisel- bertum Andwerpie wlneratus ad Trajectum ductus obiit v Kalendas Marcii. Anno 3,1.1xxv Wilhelmus , episcopus Trajectensis xxi, obiit quinto Kalendas Maji. Conradus, ileynrici 4i cesaris nutricius , factus epis- copus Trajectensis, impetravit ab Heynrico 3° rege domina- tionem Orientalis Frisie , quam marchiones violenter a principibus Hollandie, unde captus est a comite et dimissus , sicut declarant Cronice. Anno M.1xxxiij comes septimus Theodericus quintus quedam mutuavit erga monasterium 2 2). Eodem anno et die septimo Kalendas Augusti cum* uxore sua per patres suos data confirmavit 15 3). 1) Muller, p. 43-14. 2) Muller, p. 13-14. 3) Van den Bergh, I, n. 89. 52 EGMONDSCHE ANNALEN Anno Domini M.xci Theodericus quintus , Hollandie comes septimus , obiit quinto Kalendas Decembris , ad caput Florencii Grassi tune sepultus. Othilhildis comitissa obiit xiiij Kalendas Decembris , tumulata cum marito in Egmondensi monasterio. De hiis conjugibus nati cunt Florencius successor patris , et que dedit patent infra 6 1) Machtildis postmodum Fran- que dedit patent infra 6 1) Machtildis postmodum Fran- corum regina. Computatio de redditibus monasterii Egmondensis ex libro sancti Adelberti scripta 7 2). Ecce pertinentes Egmondensi monasterio 7 3) folio et 20, anno 4). anno 4). De decimis minutis in Frisia 7 5). De decimis majoribus 7 6). Anno 111.xeix Conradus , xxij Trajeetensis episcopus occisus est viij Kalendas Maji. Anno Domini M.cvi Stephanus , quintus abbas Egmon- densis , obiit 3° novas Januarii. De quibusdam permutationibus possessionum inter Adallardum abbatem et quendam Eilgerum 8 7). Anno M.cviij Florencius comes iram Dei imprecatus est testamentum suum infringere volentibus 17 8). Anno obiit Burchardus, episcopus Trajectensis , acv Kalendas Julii. De possessionibus per Adalardum abbatem et alios ad vinum donatis et confirmatis 8 9). De possessionibus a diversis ad caritatem assignatis 8, 9 1°). 4) Bakhuizen van den Brink, p. 206-207. 2) Muller, p. 16. 3) Muller, p. 18. 4) Van den Bergh, I, n. 131 5) Muller, p. 18. 6) Muller, p, 18. 7) Muller, p. 18-19. 8) Van den Bergh, I, n. 98. 9) Muller, p. 20-21. 10) Muller, p. 2i-23. UIT DE VEERTIENDE EEUW. 53 Anno M.cxxi Florencius comes dedit decimas in Alc- maria Egmondensi monasterio 17 1). Anno Minx Adalardus , abbas Egmondensis sextus , obiit x Kalendas Maji et sepultus est ante chorum ecclesie parrochialis , quam construxerat in honorem Beate Marie Virginis. De permutatione possessionum inter Ancelinum abbatem et supradictum Eilgerum 8 2). De possessionibus ad vinum emendum donatis patet supra. Anno Domini M.cxxi Florencius et Hollandie comes octavus obiit vj nonas Marcii. Petronilla comitissa obiit x Kalendas Junii scilicet anno M.exliiij. Ex Florencio et Petronilla nati cunt : Theodericus in comitatu succedens et quid dedit patet 11 3); Florencius occisus in Trajecto vij Kalendas Novembris et in Reyns- burch sepultus anno M.cxxxij; Symon obiit juvenis vij° ydus Novembris Hadewigis. Circa annum M.cxxvi Lotharius imperator, avunculus Theoderici , abstulit comitatus de Ostergou et Westergou ab ecclesia Trajectensi et secundum antiqua privilegia concorporavit Hollandie comitatui. Anno M.cxxxiiij Ancelinus, abbas Egmondensis sep- timus , obiit 3° Kalendas Novembris. Anno M.cxxviij Godebaldus, episcopus Trajectensis xxiiij, obiit monachus in Oestbroec pridie ydus Novembris, De redditibus caritatis tempore abbatis Walteri ac- quisitis 9 4). Item adhuc de redditibus caritatis ab eodem acquisitis 95). De hominibus et fundis ad ecclesiam Flairding perti- nentibus 10 6). 1) Van den Bergh, I, 103. 2) Muller, p. 19-20. 3) Muller, p. 29-30. 4) Muller , p. 23-25. 5) Muller, p. 25-28. 6) Muller , p. 28. 54 EGMONDSCHE ANNALEN De quibusdam ministerialibus extra Egmondam com- morantibus 101). De jure monasterii Egmondensis super ministerialibus 11 2). De quadam pensione „buttink" vocata 11 3). De quodam jure super commorantibus in Egmonda 11 4). De jure quod evelganc dicitur ministerialibus prohibito 11 5). De ceteris ab abbate Waltero permutatis quere in sequenti latere. Anno Domini DI.cxxxviij obiit Andreas, Trajectensis episcopus xxv, nono Kalendas Julii. Eodem anno xxxviij Theodericus , comes Hollandie , Jherosolimam proficiscens ac anno sequenti revertens presenciam domini pape Innocencii 2i adiit , ubi sub annuali tributo 4 solidorum Frisingensium monete beato Petro tam Egmondense monasteriun quam Reynsburgense obtulit. Ann° M.cxxxix Innocencius 2 papa dedit monasterio Egmondensi et Reynsburgensi exemptionis privilegium. Anno centesimo xliij in dedicacione ecclesie Eg- mondensis comes Theodericus et Sophia obtulerunt ut patet 116). Item episcopus Trajectensis Herbertus exemptionis pri- vilegium eodem die dedicationis roboravit 19 7). In eodem privilegiO Harberti pontificis habetur de liber- tate super exactione thelonaria 19 7). In eadem littera Hardberti pontificis post Gherardum de Theiling ponitur Berewoldus advocates 19. Anno 31.cxlvij Arnoldus episcopus Coloniensis dedit libertatem theolonii sui Coloniensis 19 8). 1) p. 28-29. 2) Muller, p. 29-31. 3) Muller, p. 31. 4) Muller, p. 31-32. 5) Muller, p. 32. 6) Muller, p. 29-30. 7) Van den Bergh, I, n. 124. 8) Van den Bergh, I, 126. UIT DE VEERTIENDE EaTw, 55 Anno 35.01 Hardbertus, episcopus Trajectensis xxvi , obiit 3° ydus Novembris. Anno M.clvi Hermannus , Trajectensis episcopus xxvii , obiit vi° Kalendas Aprilis. Anno M.clvi Gherardus abbas Ebternacensis resignavit 24 ecclesias pro monasterio Egmondensi 20 1). Anno Domini M.clvij Theodericus quintus , Hollandie comes nonas, obiit via die Augusti. Sophia comitissa supervixit sancte xix annis visitando loca sancta sepultaque est in Jherosolima. Filii comitis Theoderici et Sophie : Florencius comes patri succedens , et quid egerit patet infra anno lxij et Otto comes de Benthem Balduinus episcopus Tra- jectensis Theodericus episcopus Trajectensis Peregrinus preses. Iste fuit senior filius , sed obiit duodennis ut patet in epitapilio Egmonde ; Sophia abbatissa in Fonta- nella 2); Hadewigis , sanctimonialis in Reynsburch , obiit anno 31.clxyij v Kalendas Septembris; Geertrudis in.- fantula obiit 4 ydus Augusti Petronilla , domicella pul- cherrima obiit pridie nonas Decembris 3); Robertus allegatur frater Florencii 3ii forte naturalis patet 21 folio infra 4). Nota quod in sequenti littera venerabilis abbatis Wal- teri ponitur Berewoldus ecclesie advocatus et eo tempore fuerunt plures advocati scilicet quilibet infeodati. De isto Berewoldo processerunt Egmondenses domini, ut eciam dicunt ipsi. Ante quem Berewoldum nusquam ponuntur Egmondenses domini nec inveniuntur in Kalendario Eg- mondensis monasterii. Possessiones per abbatem Walterum permissione Theo- derici comitis noni permutate 12 5). De diversis possessionibus in Poel acquisitis 12 6). 1) Van den Bergh, I, 134. 2) Verbeterd uit: Reynsburch, 3) Verbeterd uit: xviij Kalendas Augusti. 4) Van den Bergh , I, n. 143. 5) Muller, p. 32-33. 6) Muller, p. 34-35. 56 EGMONDSCHE ANNALEN De possessionibus in Velsen acquisitis 12 1). De redditibus quos abbas ad domum infirmorum etc. assignavit 13 2). De quibusdam redditibus in Eckerslote receptis 13 3). De prediis per abbatem Walterum in episcopatu Tra- jectensi acquisitis 13 4). Anno Domini M.clxj Walterus , venerabilis abbas Eg- mondensis 8 , obiit 4° Kalendas Decembris. Abbas Wiboldus succedens Waltero redemit erga Flo- rencium comitem ecclesiam Flairding 14 5). Anno 31.clxij Florencius 3 , Hollandie comes decimus , restituit ecclesiam Flairding etc. 21 6). In littera hac ut patet post Florencium et fratem ejus Robertum , Theodericum Persijn , Hugkonem de Teylinc , Ysbrandum de Hairlem et fratres ejus Gherardum Malot et Meynsonem Symonem Gado , Aelbertum Benyaert allegatur Dodo advocatus et fratres ejus Theodericus Berwoldus , Werenboldus. Nec Dodo dicitur hic miles ant dominus de Egmonda sicut nec pater ejus Berewoldus supra et melius patet anno lxxiiij infra super advocacia 7) 21 8). Anno Domini M.c1xxiiij Florencius 3, Hollandie comes x , declaravit se advocatum legitimum scilicet Dodonem Berenwoldi ex condicto et quod advocaciam non ex bene- ficio sed ex condicto tam diu teneat quam diu utile videtur abbati et comiti 21 9). Fratres Dodonis tres erant ut ibi patet : Theodericus, Berenwoldus et Werenboldus. 1) Muller , p. 35-36. 2) Muller , p. 36-37. 3) Muller, p. 37. 4) Muller, p. 37-39. 5) Muller , p. 29. 6) Van den Bergh, I, n. 143. 7) Hierbij staat gesehreven: Advocatus id est defensor, ita exponit Archidiaconus(?) et Johannes Andreas post euin in capite generali de Archidiaconus(?) et Johannes Andreas post euin in capite generali de electione I. VI. electione I. VI. 8) Van den Bergh, I, n. 149. 9) Van den Bergh, I, n. 149. UIT DE VEERTIENDE EEUW. 57 Anno eodem scilicet abbas Wiboldus quinque libras fratribus concessit annuas 22 1). Anno M.clxxv de quitatione sepulture in Ackerslote 22 2). Anno M.clxxvi obiit Sophia, venerabilis mater Flo- rencii comitis decimi , Jherusalem sepulta 6 Kalendas Octobris. Anno M.clxxvi obiit Wiboldus , nonus abbas Egmon- densis, vi Kalendas Octobris et vacabat abbacia 4 annis. Anno M.c1xxviij obiit Goetfridus, xxviij Trajectensis episcopus , 6° Kalendas Junii. Anno M.c1xxxij obiit Lambertus , abbas Egmondensis decimus , pridie ydus Maji. Abbas undecimus Franco terram in Aldentorp vendidit et in meliores usus convertit 14 3). De quibusdam bonis a Rothardo et filio suo oblatis monasterio 14 4). De possessionibus emptis et debitis per Franconem abbatem solutis 14 5). De pluribus possessionibus in Ascendelf situatis 14 6). Anno M.cxc Florencius 3 , comes Hollandie decimus obiit Kalendis Augusti, sepultus Antiochie. Ada comitissa filia Heynrici regis Scothorum , obiit 3° ydus Januarii. Ex. Florencio et Ada fuerunt filii Theodericus et 'Wil- helmus et Balduwinus et Florencius. Florencius filius Florencii et Ade , in Middelburch obiit monachus pridie Kalendas Decembris anno 1210. Theodericus comes Hollandie undecimus. Wilhelmus frater ejus anno M.cxcv de terra sancta rediens honorifice susceptus est. Quid hic Wilhelmus primus dedit postea patebit. 1) Van den Bergh, I, n. 150. 2) Van den Bergh, I, n. 151. 3) Muller, p. 40. 4) Muller, p. 40. 5) Muller, p. 40-41. 6) Muller, p. 41.-.42. 58 EGMONDSCHE ANNALEN Balduinus , filius Florencii comitis decimi , obiit xviij Kalendas Augusti anno Kalendas Augusti anno Elisabeth puella , filia Florencii et Ade comitisse, obiit vi Kalendas Septembris. vi Kalendas Septembris. Hathewidis , filia Florencii obiit ydibus Januarii , sepulta in Hairlem. Anno Domini M.cxcvi Balduinus , filius Theoderici comitis Hollandie noni, Trajectensis episcopus 29 obiit 11° Kalendas Maji. Anno Domini M.cxcvii Arnoldus , episcopus Trajec- tensis 30, obiit octavo ydus Aprilis. Anno eodem Theodericus , frater Balduini precedentis episcopus Trajectensis 31, obiit anno 1197. Anne Domini M.cc Theodericus 2 , Trajectensis epis- copus 32 , obiit nonas Decembris. Anno Domini M.cc 3° Theodericus septimus, Hollandie comes undecimus , obiit pridie nonas Novembris. Adelheida comitissa cum filia sua et genero Ludovico expulsa fuit de patria. Ada , filia Theoderici comiti Lossensi anno Km 3 desponsata. Petronilla puella , filia Theoderici comitis obiit xviij Kalendas Septembris. Anno M.ccv Otto I, Trajectensis episcopus 33 , obiit vij 2) Kalendas Aprilis. Hic de Gelria fuit. Anno Domini M.ccvi xv Kalendas Aprilis Innocencius 3 monasterium Egmondense sub sua suscepit protectione 223). Anno eodem vj° Franco , abbas Egmondensis unde- cimus , obiit quinto nonas Octobris. Anno Domini Aisccviij obiit dominus Walterus de Egmonda xiij die Septembris; Mc pater domini Wilhelmi et Gherardi militum quamvis cognomento malus , dedit x solidos ad caritatem annuatim pritnusque Egmondensium Kalendario inscriptus. 1) Verbeterd uit: xviij Kalendas Septembris. 2) Misschien is XVII bedoeld; de X is uitgeveegd. 3) Van den Bergh, I, n. 210. UIT DE VEERTIENDE EEUW. 59 Anno M.ccx Innocencius 3 dedit privilegium circa moderationem interdicti 22 1). Littera Wilhelmi comitis super exactione mansionario- rum in Popswoud circa annum 1212 22 2). Donacio Wilhelmi comitis xij super terra Slielant data monasterio Egmondensi 22 3). De feodo Domini Franconis de My in Leytorpe situato 15 4). De feodo Haghanonis de Hairlem 15 5). Anno M.ccxv de feodo Theoderici de Alsm.er phisici 78 6). De permutatione possessionum in Ektorp et in Scorle per Lubbertum abbatem facta 23 7). De redemptione sepulture in Heiligheloe 23 8). De infeodatione Wilhelmi de Egmonda super advocacia tempore Lubberti abbatis anno 13 23 9). Forma controversie inter Lubbertum abbatem et Wil- helmum de Egmonda 23 10). Anno M.ccxv Wilhelmus primus , comes Hollandia 12, composuit inter Lubbertum abbatem et Wilhelmum de Egmonda 2511). Anno M.ccxvii obiit dominus Gherardus miles de Egmonda , qui dedit x solidos annuatim sicut pater ejus. Anno M.ecxviij Aleidis , uxor prima Wilhelmi primi comitis xij , obiit pridie ydus Februarii. 1) 1210 is een vergissing; het moet zijn 1215. Van den Bergh, 1, n. 253 plaatst de bul ten onrechte in 1216. 2) Van den Bergh, I, n. 226. 3) Van den Bergh, I, n. 227. 4) Muller, p. 43. 5) Muller, p. 43. 6) Van den Bergh, II, Nalezing n. 11. 7) Van den Bergh, I, n. 377. 8) Van den Bergh, I, n. 292. 9) Van den Bergh, I, n. 239. 10) Vergelijk Joh. a Leydis Chron. Egmandanutn, ed. Ant. Matthaeus, Lugd. Bat. 1692, p. 37-40. 14) Van den Bergh, I, n. 217. 60 EGMONDSCHE ANNALEN Anno M.ccxxiij obiit Walterus, filius domini Gherardi, 29 die Maji , qui dedit x solidos annuatim ad caritatem. Anno M.ccxxvi obiit Lubbertus primus , abbas Egmon- densis duodecimus , 4 ydus Maji. Anno M.ccxxvi de infeodatione Wilhelmi de Egmonda littera Heynrici abbatis 25 1). Anno M.ccxxij Wilhelmus I, frater Theoderici, comes Hollandie 12 , obiit pridie ydus Februari. De hoc Wil- helmo ex Aleida comitissa fuerunt filii Florencius succedens et Otto 3 episcopus Trajectensis et Wilhelmus occisus anno 31.ccxxxviij 3 Kalendas Septembris. Richardis filia obiit anno 31.cclxij , domicella de Deif, in monasterio Campi regis sepulta 3° nonas Januarii, quia hoc construxerat. Hoc latere ponuntur tres primi de Egmonda qui monas- terio Egmondensi benefecerunt testamenti gracia. Anno I)omini M.ccxxv Otto 2 de Lippa, episcopus Trajectensis 34 , interfectus v Kalendas Augusti. Anne M.ccxxvij de infeodatione Wilhelmi de Egmonda super predictis 26 2). Multo post accidit sub alio Wilhelmo Bonifacii pape super eisdem confirmatio 26 3). Anno 31.ccxxviij de emphitheodatione terre Adeltrudis facta Wilhelmo de Egmonda 26 4). Eodem anno consensus conventus super emphitheoda- tione terre Adeltrudis 27 5). Anno M.ccxxx obiit Heynricus abbas Egmondensis tredecimus. Anno M.ccxxx quitatio facta quibusdam super jure dicto cuermyede 27 6). Arnoldus abbas Egmondensis decimus quartus. Anno 31.ccxxxiij , Willibrandus episcopus Trajectensis 35 , obiit 7 Kalendas Augusti. 1) Van den Bergh, I, n. 300. 2) Van den Bergh, I, n. 307. 3) Bullariuna Trajectense , ed. G. Brom, I, Haga-Com. 1891, n. 442. 4) Van den Bergh, I, n. 311. . 4) Van den Bergh, I, n. 311. 5) Van den Bergh, I, n. 312. 6) Van den Bergh, I, n. 325. MT DE VEERTIENDE EEUW. 61 Theodericus , abbas Egmondensis xv, obiit vij ydus Januarii anno M.ccxxxvij. Ysbrandus prefuit post abbatem Theodericum , sed non ponitur inter abbates propter mala opera. Anno Alccxxxiiij Florencius 4 , comes Hollandie trede- cimus , est interfectus 14 Kalendas Augusti sepultus Reynsburch. Machtildis coinitissa obiit anno 31.cclxvij undecimo Kalendas Januarii , sepulta in Lausduno. De predictis Florencio et Machtildi nati suet rex Wil- helmus, Florencius, Aleidis , Margareta , Machteldis. Anno M.ccxxxiiij dominus Wilhelmus de Egmonda , qui capellam construxit in Rynneghem , occisus est in Stadingherlant xvij die Maji. Hie eciam legavit x solidos annuatim ad caritatem. Anno M.ccxxxix gracia facta Werenboldo filio Vastradi super successione feodi 27 I). Anno Al.ccxlij in Navitatis Christi festo obiit dominus Gherardus , filius domini Wilhelmi et domine Badeloch, qui legavit 2 libras annuatim ad caritatem. Anno v Kalendas Maji obiit Badeloch, doming de Egmonda que prima ponitur dedisse x solidos annu- atim ad caritatem. Anno emancipatio Gherardi filii Ghertrudis sororis abbatis Lubberti 28 2). Anno M.cexlv privilegium innovationis concessum ab Innocencio 4° super privilegiis 28 3). Item privilegium ejusdem super remissione peccaminum anno M.ccxlvi 28 4). Anno M.ccxlvi privilegium Innocencii super decimis novalium et aliis bonis retinendis 28 5). Anno 31.ccxlviij donatio ecclesie de Hilleghem facto monasterio Egmondensi a Wilhelmo rege 30 6). 1) Bij vergissing staat er 1239, bedoeld is 1230. Van den Bergh, I, n. 319. 2) Van den Bergh, I, n. 408. 3) Van den Bergh, I, n. 411. 4) Van den Bergh, I, n. 423. 5) Van den Bergh, I, n. 424. 6) Van den Bergh, I, n. 474. 62 EGMONDSCHE ANNAIEN Anno M.ccxlix Otto , episcopus Trajectensis 36 , avun- culus Wilhelmi regis obiit 3 nonas Aprilis. Eodem anno xlviij de decimis in Wynnem Wilhelmo de Egmonda concessit 29 1). [Anno M.ccli Lubbertus abbas dedit Arnoldo de Eg- monda fratri suo decimal pro c libris. Anno M.cclij vendicio facta Arnoldo de Egmonda et Werenboldo ex Hagha. Anno 1. Goeswinus, episcopus Trajectensis 37, resignavit episcopatum. Anno nonis Augusti Lubbertus 2, abbas 16 , sed primus regalis obiit infra 2]. Anno NI.ccxlviij anno regni sui primo Wilhelmus rex dedit donacionem de ordeo in Texle 30 3). Ratihabitio Florencii fratris regis Wilhelmi super ordeo in Texle anno xlviij 31 4). Eodem anno 11/1.ccxlviij confirmatio Wilhelmi regis super rottiende 31 5). Ratihabitio Florencii fratris regis Wilhelmi super dona- tione decimarum novalium 31 6). Anno M.ccxlix Innocencius expressit per litteram ad provisionem alicujus in pensionibus cogi non posse 32 7). Eodem anno xlix misit Innocencius conservatorium ad decanum Aquensem super privilegio prescripto 32 8). Anno M.cclj preceptum Wilhelmi regis pro monasterio Egmondensi. Anno Lubbertus abbas adhuc unam litteram dedit Arnoldo fratri suo. Anno M.ccxlix infeodatio 3e partis de rottiende facta cuidam per Lubbertum 32 9). 1) Van den Bergh, I, n. 484. 2) De tusschen vierkante haakjes geplaatste woorden ziju doorge.schrapt. 3) Van den Bergh, I, n. 476. . 3) Van den Bergh, I, n. 476. 4) Van den Bergh, I, n. 476 noot, Suppl. n. 103. 5) Van den Bergh, I, n. 479. 6) Van den Bergh, I, n. 479 noot. 7) Van den Bergh, I, n. 485. 8) Van den Bergh, I, n. 486. 9) Opschrift in het Cartularium fol. 32a: „De infeodacione tercie UIT DE VtERTIENDE EEUW. 63 Eodem anno infeodatio alterius partis decimarum rot- tiende facta Theoderico Reynboldi 321). Anno M.ccl Goeswinus 37 episcopus Trajectensis resig- navit et electus est Heynricus. Anno M.ccl de mansionariis in Scaghen littera Lubberti abbatis 33 2). Anno M.ccli infeodatio quarundam decimarum facta Arnoldo de Egmonda 34 3). Anno M.ccli preceptum Wilhelmi regis pro monasterio Egmondensi defendendo 37 4). Anno M.ccli privilegium Innocentii 4 super concessione ornamentorum pontificalium 34 5). Anno Lubbertus abbas pro mansionariis in Popswoud 34 6). Anno sentencia Wilhelmi regis super successi- onibus feodorum ecclesiasticorum 35 7). Anno M.cclij vendicio facta Arnoldo de Egmonda et Werenboldo ex Hagha 35 S. Anno M.cclij aliam litteram dedit Lubbertus abbas Arnoldo fratri suo. Anno M.cclij assignatio trium librarum de terra Adel- trudis ad caritatem 35 9). Anno M.cclij xva die Februarii obiit Riswidis Russent de Rynneghem , mater Gherardi monachi. Anno M.ccliiij permutatio ministerialium facta inter Wilhelmum regem et monasterium Egmondense 3 5 10). partis decimarum rottiende appellatarum facia cuidam Theoderico Porcaes." ,,Datum anno Domini 11°C.C°XLIX° in vigilia sancti Petri ad Vincula". Bijna van denzelfdeu inhoud als 496; door Van den Bergh niet opgenomen, ook niet in het supplement van De Fremery. 1) Van den Bergh, I, n. 496. 2) Van den Bergh, I n. 533. 3) Van den Bergh, I 541. 4) Van den Bergh, I, 551. 5) Van den Bergh, I n. 543. '6) Van don Bergh, I, u. 545. 7) Van den Bergh, I n. 537. 8) Van den Bergh, I, n. 579. 9) Van den Bergh, I n. 580. 10) Van den Bergh, I, n. 592. 64 EGMONDSCHE ANNALEN Declaratio Florencii filii regis super predictis facta est anno lxxxiiij 361). anno lxxxiiij 361). Anno M.ccliiij preceptum Wilhelmi regis circa ministe- riales monasterii Egmondensis 36 2). Anne M.ccliiij de manumissione ministerialiurn in Wynnem 36 3). Anne Lubbertus abbas fecit specialem graciam Werenboldo ex Hagha 36 4). Anno M.cclv Wilhelmus de Egmonda sigillum proprium non habuit, sed usus est sigillo Simonis de Hairlem avunculi sui. Anno M.cclv x° Kalendas Octobris donacio Wilhelmi regis de x libris in Alsmaer recipiendis 37 5). Anno M.cclv Nycolaus Persijn de xl solidis ex gruto in Hairlem recipiendis 37 0). Anno M.cclv rex Wilhelmus 6 Kalendas Februarii occisus est finito anno lv et lvi intrante. Elisabeth regina, mater Florencii unigeniti , obiit anno Al.celxvj 6 Kalendas Junii , Middelburch sepulta. Anne M.cclv 2a die Octobris obiit dominus Ysbrandus de Rynnighem et Egmonda, pater Gherardi monachi Egmondensis. Anno 11.cclvij facta est emancipatio Eufrosine etc. per Lubbertum abbatem 38 7). Similes litteras habent quidam alii 38 8). Anno M.cclvij de redditibus abbatis Lubberti pro vino et pane triticeo 38 9). Ordinatio Lubberti abbatis circa ministrationem prebende monachalis 3910). 1) Van den Bergh, II, n. 507. 2) Van den Bergh, I, n. 599. 3) Van den Bergh, I, n. 600. 4) Van den Bergh, I, n. 602. 5) Van den Bergh, I, n. 618. 6) Van den Bergh, 1, n. 620. 7) Van den Bergh, H, n. 25. 8) Van den Bergh, II, n. 25 noot. 9) Van den Bergh, H, n. 26. 10) Van den Bergh, H, n. 27. tTIT DE VEERTIENDE 65 De memoria Lubberti abbatis facienda 39 1). Confirmatio Heynrici Trajectensis episcopi de prebenda monachorum 39 2). Anno M.cclxj consensus Aleidis tutricis Hollandie super decimis in Poelgheest 40 3). Eodem anno lxj consensus Heynrici Trajectensis episcopi super permutations curtis in Suesen 40 4). Eodem anno lxj de decimis in Poelgheest 40 5). Anno M.cclxij facta est littera confraternitatis colle- giorum in Trajecto cum Egmondensi monasterio 40 6). Anno M.celxij specialis gracia facta est Arnold() de Egmonda a Lubberto fratre suo 41 7). Anno M.cclxiij Lubbertus 2, primus abbas regalis , obiit nonis Augusti. Anno eodem lxj Theoderico , filio Theoderici , facta est infeodatio a Lubberto abbate 41. Anno M.cclxij die xx Aprilis obiit Mabelia de Eg- monda, que legavit 30 solidos annuatim ad caritatem. Anno .M.cclxiij die Maji xix obiit Wilhelmus domi- cellus de Egmonda , qui legavit x solidos annuatim ad caritatem. Anno M.cclxiij compositio facta per lleynricum epis- copum Trajectensem de capellis Egmondensibus 42 8). Anna eodem Heynricus episcopus Trajectensis scripsit de admissione privilegii Egmondensis 42 9). 1) Van den Bergh, II, n. 30; bedoeld is 6 Juni, evenals n. 26. Ten onrechte op 20 Juni geplaatst, er staat octavo, niet octava. 2) Van den Bergh, II, n. 29. 3) Van den Bergh, H , n. 78. 4) Van den Bergh, II, n. 80. 5) Van den Bergh, II, n. 78 noot. Suppl. n. 139. 6) Van den Bergh, II, n. 87. 7) Van den Bergh, II, n. 90. 8) Van den Bergh, H, n. 108. 9) Vidimus van Van den Bergh, I, n. 543 door bisschop Hendrik van Utrecht: „Heinricus Dei gracia Trajectensis episcopus omnibus presencia visuris salutem in Domino sempiternam. Noverit universitas vestra, visuris salutem in Domino sempiternam. Noverit universitas vestra, quod nos anno Domini M°CC° sexagesimo tercio litteras domini pape in die Lamberti in Davantria non cancellatas, non abolitas nee in aliqua parte sui viciatas vidimus et audivimus in hec verba: Innocencius, Bijdr. en Meded. XXXV. 5 , Bijdr. en Meded. XXXV. 5 66 EGMONDSCHE ANNALEI4 Anno eodem M.cclxiij Lubbertus 2 , primus abbas Egmondensis regalis , obiit nonis Augusti. 'Tic Lubbertus abbas et Arnoldus de Egmonda miles , Nicolaus de Eg- mondelf et Walterus dictus Stoutkint milites et Menso fratres fuerunt. De Nycolao milite fratre abbatis Lubberti processerunt Johannes et Wilhelmus filii Gherardi in Wijc. De Waltero Stoutkint milite descenderunt plures in Alcmar et Nuwepoirt commorantes , videlicet Jonghe Wilhelmus , Walterus et Havic et consimiles gradus. Anno M.cclxiiij emancipatio Frederici per Nycolaum abbatem 431). Eodem anno emancipatio Aelmodis filie Meynburgis 43 2). Eodem anno villicatio de Rynneghem Waltero Frisoni commissa 43 3). Eodem anno lxiiij quitatio facta quibusdam super jure cuermiede 43 4). Nomina eorum qui anno M.cclxiiij a jure cuermiede cunt absoluti 43 5). Anno eodem lxiiij alienatio quarundam terrarum in Bachem situatarum 45 6). Anno eodem in die Willibrordi licencia data Arnold() de Egmonda super vendicione decimarum in Heyloe 45 7). episcopus servus servorum Dei, dilecto filio abbati monasterii Hecmun- densis, ordinis sancti Benedicti, ad Romanam ecclesiam Hullo medio pertinentis, Trajectensis diocesis, salutem et apostolicam benedictionenri. Ad varietatem exteriorum etc. ut supra." Opschrift: „Littere Heinrici Ad varietatem exteriorum etc. ut supra." Opschrift: „Littere Heinrici episcopi Trajectensis tacite admittentis privilegium Innocencii pape quarti concessum abbatibus monasterii Hecmundensis super ornamentis pontificalibus utendis", fol. 42 a—b. Ontbreekt bij Brom. 1) Opschrift: „Emancipacio Frederici filii Helleburni". „Datum anno Domini M°CC°LXIIII (1265) Kalendis Aprilis". Niet bij Van den Bergh. 2) Opschrift: „Emancipacio Aelmodis flue Meynburgis et puerorutn ejus." „Datum anno Domini M.°C0°LXIIII Kal. Aprilis". Niet bij Van den Bergh. 3) Van den Bergh, II, n. 123. 4) Van den Bergh, II, n. 115. 5) Van den Bergh, II, n. 115 noot. 6) Van den Bergh, H, n. 118. 7) Van den Bergh, II, n. 120. VIP DE VEERTIENDE EEIJAV. 6 I Anno M.cclxv Clemens 6 papa innovavit omnes liber- tates Egmondensi monasterio datas 451). Anno Domini M.cclxvj obiit Elysabeth, regina Roma- 'loran], et est in Middelburch sepulta. Anno M.cclxvi abbas Egmondensis Nycolaus augmen- tavit prebendam monachalem 45 2). Anno eodem idem abbas consensit de tribus libris cere tantum ab ecelesia in Scie recipiendis 46 3). Anno eodem lxvj littera Florencii comitis de duabus libris annuis in Alcmaria 46 4). Anno eodem emancipacio Emeze et Hildeghardis cum filiis et filiabus 46 5). Anno eodem lxvj de jure patronatus ecclesie de Berkel 47 6). Anno Domini 31.cclxvij xi Kalendas Januarii obiit Machtildis , mater regis Wilhelmi comitis Hollan die , et in Lausdunis monasterio sepulta. Anno eodem lxvij de feodo Arnoldi de Egmunda empto erga Wilhelmum filium IJsbrandi de Rynneghem et con- sentit abbas Nycolaus 47 7). Anno eodem lxvij de quadarn terra in Wijc Alberto in Wyc emphiteodata 47 8). Anno eodem lxvij pridie nonas Julii obiit Heynricus , episcopus 38 Trajectensis. Anno Domini M.cclxviij de xix pascuis in Rynneghem a Wilhelmo de Egmonda resignatis 47 9). 1) Van den Bergh, II, n. 130. 2) Van den Bergh, II, n. 154. 3) Van den Bergh , II, n. 136. 4) Van den Bergh , II , n. 142. 5) Ontbreekt bij Van den Bergh. Opschrift: „Emancipacio Emeze, flue quondam Rodulphi et Hildeghardis, cum duobus filiis suis Fre- derico videlicet et Gerardo et duabus filiabus suis Sophia et Agnete". „Datum anno Domini NITC° sexagesimo sexto in die beati Luce ewangeliste". 6) Van den Bergh, II, n. 150. 7) Van den Bergh, II, n. 159. 8) Van deli Bergh, II, n. 162. 9) Van den Bergh, II, n. 167, 68 EGMONDSCHE ANNALEN Anno eodem lxviij de quibusdam terris apud Sasnem Theoderico Gherardi locatis 47 1). Anno Domini M.cclxix 14 Kalendas Februarii obiit Nycolaus, abbas Egmondensis 17us. Anno Domini M.cclxx 4a die Mardi Walterus de Egmonda ante patrem suum Walterum. Anno M.cclxx de restitutione cujusdain terre de Noir- tich facta 47 2). Anno lxxi in festo sancti Lamberti Heynricus abbas Egmondensis locavit terram in Buschusen 48 3). Anno Domini M.cclxxv dominus Walterus de Egmonda xxa die Augusti cum filio suo Wilhelmo occisus est a Frisonibus. Hic pater fuerat Ysbrandi monachi Egmon- densis et Walteri precedentis et domini Arnoldi. In eodem hello apud Nuburch occisus est Werenboldus ex Hagha , miles, pater Florencii monachi, cum filio suo Alberto et Theoderico de Rapurst et Gherardo fratre ejus , Jacobus de Wassenair et Barnardus ex Henghe milites et Walterus Friso , balivus Kennemarie , films Egmondensis illegitimus. Hie Werenboldus prescriptus dedit inonasterio Egmondensi ad caritatem duo gramina viij solidos annuos persolvencia. Anno Domini M.cclxxiiij infeodatio quarundem posses- sionum facta Wilhelmo Bruun 48 4). Anno Domini M.cc.lxxv vij die Julii obiit Arnoldus de Egmonda , qui legavit hic ij libras annuatim. Anno Domini M.cclxxv abbas Egmondensis 18 Heynricus de Egmonda , avunculus abbatis Egmondensis scilicet Theoderici Screvel, resignavit et electus est abbas Florencius. Anno M.cclxxvj in Parasceve Margareta de Henneberch comitissa , soror regis Wilhelmi , peperit filios et filias ecclxiiij 5) et obiit eodem [die] simul cum eisdem sepulta 1) Van den Bergh, II, 172. 2) Van den Bergh, II, n. 207. 3) Van den Bergh, II, n. 222. 4) Van den Bergh, II, n. 283. 5) IIet verhaal dezer miraculeuse bevalliiig vinden wij in uitge- werkten vorm in de Divisie-kroniek, divisio XIX cap. 10 en bij Johannes a Leydis, Chronicon comitum Rollandiae et episeoporutn Ultrajectensium, lib. XXIV cap. 11 (ed. Franc. Sweertius, Francof. 1620, p. 217-218). Bij de oudere kroniekschrijvers heb ik het niet aangetroffen, niet in LTIT DE VEERTIENDE EEUW. 69 in Lausdunis cum tali epythaphio, sculpto in lapide sarco- phagi litteris metallinis : Ista tenet fossa Matrone nobilis ossa , Que dum vivebat Lausdunis leta manebat Atque vocabatur Margreta ; quiete fruatur. Que fait germana Wilhelmi illustris regis Germanie et comitissa in Henneberch, que obiit anno Domini M.cclxxvi ipso die Parasceve Nora nona. Orate pro ea. — Hucusque epitaphium. Istius comitisse Margarete et Hermanni comitis primo- genitus obierat anno M.ccl°, sepultus in Lausdunis retro in ecclesia cum tali epitaphio litteris metallinis sculpt° : Hic jacet ilermannus bone indolis puer, Hermanni de Hennenburch filius et Margarete germane domini Wil- helmi regis Romanorum illustris , qui obiit anno Domini 111.ccl. nono Kalendas Novembris. Anno M.cclxxvj xiiij die Map obiit dominus Arnoldus de Egmonda et legavit x solidos annuos ad caritatem. Anne Domini ALcclxxx obiit Wilhelmus de Rineghem, frater Gherardi monachi Egmondensis. Anno M.cclxxxj de terra Arnesti in Buschusen concessa Rutgero 491). het Goudsch kroniekje , niet bij den Klerk , Hoch bij Beka , Wilhelmus Procurator of Melis Stoke. De Tabula schijnt de oudste bron te zijn, die het vermeldt. Mr. Muller heeft aangetoond, hoe deze legende in de wereld is gekomen. Volgens den Paaschstijl bevatte het jaar 1276 op Parasceve d. Goede Vrijdag nog slechts twee dagen. „Een liefhebber van aardigheden verhaalde blijkbaar, dat de Gravin een kind minder had ter wereld gebracht data er dagen in het jaar waren", S. Muller Fz., Bijdragen voor een oorkondenboek yen het sticht Utrecht. Programmai 's-Gravenhage 1890, p. 13 noot 3. De indexmaker of zijn afschrijver schijnt de eerste te zijn geweest, die de aardigheid niet meer heeft begrepen en er nit heeft opgemaakt, dat de gravin van 364 kinderen zoo zijn bevallen. 6) „Die" is blijkbaar bij het overschrijven uitgevallen. 1) Van den Bergh, II, n. 419. 70 EGMONDSCHE ANNALEN Anno M.cclxxxvj de x libris in Alsmair recipiendis littera Florencii comitis 49 1). Anno Domini lxxxiiij littera Florencii comitis decla- rantis que rex pater dederat 36 2). Anno M.cclxxxvi (sic) indulgencie sex episcoporum pro monasterio Egmondensi 83 3). Anno M.cclxxxvj de xxi jugeribus in Ruven jacen- tibus 49 4). Item de x jugeribus 49 5). Anno 31.cclxxxviij indulgencie vi episcoporum cum confirmations eorum 83 6). Anno M.cclxxxviij Johannes , episcopus Trajectensis 39, depositus est. Anno eodem Mcclxxxviij infeodatio xij jugerum juxta Polre jacencium 50.7). Anno eodem licencia super cappellania in Sassenem, a Balduino milite fundanda 50 8). Anno 31.cclxxxviij specialis gracia facta Wilhelmo de Egmonda super feodo suo 50 9). Anno M.ccxc de prediis a Theoderico de Akersloot presbitero collatis monasterio 5010). 4) Van den Bergh, II, n. 497. 2) Van den Bergh, II, n. 507. 3) Van den Bergh, II, Nal. n. 70 p. 531. 4) Van den Bergh, II, n. 598. 5) Achter de voorafgaande oorkonde n. 598 volgt onmiddellijk fo1.49b: Opschrift: „De decem jugeribus terre in Ruvene cuidam Gerardo Bozeghe in emphiteosim locatis". Dan : „Littere, tradite Gerardo Bozeghe a supradicto abbate Florencio super decem morghen in Ruvene, con- a supradicto abbate Florencio super decem morghen in Ruvene, con- tinent similem formam et eundem modum, et sicut suprascripte littere Gerardi dicti Hermanszoen super duodecim et dimidia post obitum, ita et iste littere Gerardi Bozeghe super novem jugeribus post obitum ejus continent". 6) Blijkbaar een vergissing; fol. 83 staat alleen de oorkonde Van den Bergh, II, Nal. n. 70 p. 531. 7) Van den Bergh, II, n. 633. 8) Van den Bergh, II, n. 637. 9) Van den Bergh, II, n. 643. 10) Van den Bergh, II, n. 759. UIT DB VEERTIENDE EEUW. 71 Anno eodem ratihabitio Florencii comitis super predictis collatis 511). Anno eodem xc confirmatio Florencii abbatis super quibusdam terris apud Sassenem 51 2). Anno Domini M.ccxci confirmatio Florencii comitis super privilegiis omnibus 51 3). Anno 31.ccxcij renunciatio juris feodalis facta Gherardo filio Arnoldi de Egmonda 52 4). Anno xcij de xij jugeribus apud Aiphen a Wilhelmo Coster libere resignatis et in feodo receptis 52 5). Anno M.ccxcv de viij jugeribus in Maeslant Jonio Johannis in feodum concessis 52 6), Anno Domini M.ccxcvi Johannes 2 , episcopus Trajec- tensis 40, per papam factus est episcopus Tullensis. Anno M.ccxcvi Florencius 5 , comes Hollandie 15 , interfectus 9 Kalendas Julii , Reynsburch est sepultus. Beatrix comitissa obiit in Parasceve x° Kalendas Aprilis anno xc , Reynsburch sepulta. Sex filii predictorum et una filia requiescunt in Laus- dunis sub uno lapide , septimus Johannes comes. Anno 31.cexcvij Ada, uxor domini , obiit xx die Januarii , que legavit unam libram annuam ad caritatem. Anne eodem Elisabeth de Strenen obiit uxor Wilhelmi de Egmonda , filii domini Gherardi , in ecclesia Egmon- densi sepulta 2a 7). [Ada domina de Egmonda, uxor Wilhelmi de Egmonda militis, obiit anno 1297, que legavit conventui unam libram annuatim ad caritatem et fuit prima de Egmondensi 1) Van den Bergh, II, n. 759 noot. 2) Bekrachtiging van II n. 172 „Datum anno Domini WOG° nonage- simo dominica die ante festum Simonis et Jude apostolorum." Ontbreekt bij Van den Bergh. 3) Van den Bergh, II, 812. 4) Van den Bergh, II, 837. 5) Van den Bergh, Suppl. n. 281. 6) Van den Bergh, II, 907. 7) Aan den rand staat: „de dominis Egmondensibus prima Egmon- densis in ecelesia eadem sepulta. 72 EGMONDSCHE ANNALEN prosapia in ecclesia sepulta, quia antea in paradiso ecclesie sepeliebantur. Quiescit autem sub petra a latere boreali domini Wilhelmi mariti sui inter eundem et Margaretam de Blanckenhem, uxorem junioris Wilhelmi filii Gherardi militis de Egmonda, postea defunctorum] 1). Anno 3/I.ccxcviij infeodatio Hughonis de Hagha et Hughonis de Rietwijc 52 2). Anno M.ccxcix Johannes , comes Hollandie 16 , obiit 4 ydus Novembris , in Reynsburch sepultus. Elisabeth uxor ejus rediit ad Angliam post mortem Johannis comitis. Eodem anno filius Aleidis , sororis regis Wilhelmi , Johannes , Johannis comitis Hannonie filius , Hollandie conies effectus est, cujus Johannis fratres fuerunt Guido, episcopus Trajectensis , Bodzardus episcopus Met6nsis , Johannes episcopus Cameracensis et Florencius princeps Morianensis. Anno M.ccc indulgencie x episcoporum folio 84 3). Anno Domini M.ccc Florencius abbas deputavit redditus ad domum infirmorum 52 4). Anno Domini M.ccc die Maji xviij obiit dominus Gherardus de Egmonda ante patrem suum Wilhelmum. Anno M.cccj Wilhelmus , episcopus Trajectensis 41, interfectus est 4° novas Julii. Anno M.ccciij pronunciacio Guidonis episcopi super jure dicto cuermiede 53 5). Anno eodem pena opposita super frangentes pronun- ciationem domini Guidonis 53 6). Anno IVE.ccciiij Johannes 2, comes Hollandie 17, filius sororis Wilhelmi regis , obiit v ydus Decembris. 1) De tussehen haakjes geplaatste woorden staan aan den voet der blad- zijde, onder „Anno MCCCVI die tiende tot Hilleghem verliet Wouter zijde, onder „Anno MCCCVI die tiende tot Hilleghem verliet Wouter van Egmont", evenwel met een verwijzingsteeken naar deze plaats. 2) Van den Bergh , II, n. 1051. 3) Kooperberg , p. 240-242. 4) P. L. Muller , Regesta Hannonensia , 's-Gravenhage 1881, p. 2 (4300 Febr, 24). 5) P. L. Muller, p. 10 (1303 Dec. 4). 6) P. L. Muller, p. 10 (1303 Dec. 18). 'MT DE VEERTIENDE EEUW. 73 Philippa comitissa obiit anno 1311 8 ydus Aprilis , sepulta cum marito apud Minores in Valencenis. Filii hujus Johannis comitis et Philippe fuerunt : Johannes Sonder Ghena occisus anno 1302 Wilhelmus dictus bonus comes ; Johannes comes Suessionis et de Bemont. Anno M.ccciiij Florencius , abbas Egmondensis xix , obiit 7 kalendas Marcii. Anno 31.cccv Clemens v papa scripsit ad prepositum Tra- jectensem contra injuriatores monasterii Egmondensis 53 1). Anno M.cccvj die tiende tot Hilleghem verliet Wouter van Egmont. Anno Domini 31.ccevij determinatio jurisperitorum super exemptione monasterii Egmondensis 54 2). Anno M.ccevij Clemens v dedit privilegium de orna- mentis benedicendis 54 3). Anno eodem idem papa dedit privilegium de pueris tonsurandis 54 4). Anno 111.ccoviij Clemens v dedit privilegium confir- mationis 55 5). Anno eodem idem papa dedit privilegium super decimis novalium etc. 55 6). Anno eodem viij de cappellania in Noirtich, a Margareta uxore Amilii fundata 56 7). Anno eodem testamentum Margarete prescripte 56 8). Anno M.cccviij Clemens v dedit privilegium innova- tionis super exemptione 56 9). Anno 111.cccviij Wernerus , abbas Egmondensis xx obiit in festo sancte Agathe. 1) P. L. Muller, p. 14 (1305 Mei '26). 2) P. L Muller, p. 20 (1307 April 4). 3) P. L. Muller, p. 25 (1308 Mei 18). 4) P. L. Muller, p. 27 (1308 Sept. 12). 5) P. L. Muller, p. 29 (1309 Mei 40). 6) P. L Muller, p. 29 (4309 Mei 10). 7) P. L. Muller, p. 26 (1308 Aug. 28 N°. 2). 8) P. L. Muller, p. 26 (1308 Aug. 28 IV. 1). 9) P. L. Muller, p. 31 (1309 Oct. 8). Het stuk staat niet fol. 56, maar fol. 57 a—b. 74 EGMONDSCHE 1NNALEN Anno M.cccix obiit domina Sophia , soror Wilhelmi de Egmonda , uxor Jacobi de Wouda militis. Anno M.cecx° consensus abbatis Bertoldi super cappel- lania in Noirtich , a Simone fundata 58 1). Anno xij obiit Julii die 3a Wilhelmus , filius domini Gherardi de Egmonda , qui legavit unam libram annuatim et sepultus est ad caput Ade avie sue inter patrem suum et matrem suam Elisabeth de Strenen nec filios reliquit. Anno M.cccxij Walterus de Egmonda iniit compo- sitionem inter se et monasterium Egmondense ad vitam. Anno eodem die Junii 27 obiit Margareta , uxor Wil- helmi de Egmonda , filia domini de Blankenhem , que legavit conventui Egmondensi I solidos annuatim, sepulta a latere boreali Ade de Egmonda circa parietem ecclesie. Anno 31.ccexiiij van xxiiij tichen tot Rynneghem. Anno M.ccexiiij grave Willems segghen. Anno M.cccxvjj privilegium Johannis pape 22 innovans et confirmans. Anno eodem xvij 4 Kalendas Junii Guido , episcopus Trajectensis 42, obiit, frater Johannis comitis Hollandie 17. Anno M.cccxix die Februarii xa obiit Johannes de . Anno M.cccxix die Februarii xa obiit Johannes de Egmonda, qui dedit unam libram annuatim et sepultus est a latere australi Walteri fratris sui inter Nycolaum militem et Walterum predictum , fratres suos. Anno M.cccxix pridie yd us Februarii obiit Bertoldus , abbas Egmondensis xxius. Anno M.cccxxi die 3a Septembris obiit Walterus de Egmonda , pater Johannis primi baronis , qui legavit 3 libras annuatim et sepultus est inter Beatricem uxorem suam et Johannem fratrem suum. Anno Domini M.cccxxi Theodericus abbas de terra lieren Harmans lant appellata 58 2). Anno M.cccxxij Frethericus, episcopus Trajectensis 43, obiit 13 Kalendas Augusti. 1) P. L. Muller, p. 34 (1310 Juni 10). 2) P. L. Muller, p. 100 (1321 Nov 1). IJIT DE VEERTIENDE EEUW. 75 Anno eodem xx obiit Jacobus , episcopus Trajectensis 44 , 12 Kalendas Octobris. Anno Domini M.eccxxiij eonventio Symonis de Hairlem de pacto in Lymmen et Heiloe 58 1). Anno M.cccxxiij privilegium Johannis 22 pape inno- vans et confirmans pro monasterio Egmondensi 60 2). Anno IVI.cecxxiij obiit Beatrix de Duertoch , uxor Walteri de Egmonda, xi die Septembris. Hee legavit conventui Egmondensi unam libram annuatim et sepulta est inter parietem borealem ecclesie et Walterum maritum suum ad caput Elizabeth de Strenen , socrus sue. Anno Domini M.cccxxvi testamentum Elizabeth de Naeldwijc de x solidis 80 3). Anno M.cccxxx testamentum Ghiselberti, filii Gherardi quondam decani 4). Anno Al.cccxxxij resignatio juris patronatus cappellanie in Noirtich facta monasterio Egmondensi 61 5). Anno eodem pridie Kalendas Aprilis pater Theoderici Screvel obiit, filius domini Arnoldi de Egmonda, Gherardus. Anno Mcccxxxiij de cappellania in Voirhout fundata 61 6). Anne) M.cccxxxv 3° Kalendas Octobris obiit Theodericus Screvel, 22 abbas Egmondensis. Anno M.cccxxxvi reordinata fuit ecelesie Egmondensis dedicacio , sicut prius fuerat 83 7). Anno M.cccxxxvi littera abbatis Hughonis circa cap- pellaniam in Voirhout 62 8). 1) P. L. Muller, p. 119 (1323 Sept. 9). 2) P. L. Muller, p. 121 (1323 Oct. 21 N°. 1). 3) Niet bij Van Mieris noch bij P. L. Muller „Datum anno Domini MiCCCe vicesimo sexto in die Crispini et Crispiniani" (Oct. 25). 4) Dit stuk staat fol. 79b-80a. Ontbreekt bij Van Mieris en bij P. L. Muller. „Datum feria quiuta post beati Eadmuudi martiris anno M°C.CC° tricesimo". 5) Opschrift „Resignatio juris patronatus facta monasterio a Johanne filio Alardi super cappellania in Noirtich". „Datum anno Domini CCC° tricesimo secundo secundo nonas Marcii" (1333 Maart 6). Ontbreekt bij Van Mieris en bij P. L. Muller. 6) P. L. Muller, p. 212 (1333 April 14). 7) Kooperberg, p. 238. 8) P. L. Muller, p. 212 (1333 April 14 N°. 76 EG-MONDSCHE ANNALEN Anno eodem xxxvi littera abbatis de una libra annua pro memoria domini Simonis de Zie 62 1). Anno Domini M.eccxxxvij vij ydus Junii Wilhelmus , comes Hannonie et Hollandie 18us , obiit , qui monasterio Egmondensi crucem valde preciosam deauratam contulit et sepultus est circa parentes suos apud Minores in Valencenis. Comitissa Johanna obiit anno 1342. Filius eorum Wilhelmus patri succedens et Ludovicus infans ; Philippa Anglie regina ; Johanna Margareta imperatrix Romanorum ; Johanna Juliacensis comitissa ; Elizabeth domicella. Anno M.cccxxxix indulgencie x episcoporum pro monasterio Egmondensi 84 2) , confirmatio episcopi Tra- jectensis 85 3). Anno M.cccxxxix Everaerdus Comanascensis episcopus dedit indulgencias pro ecclesia Egmondensi 84 4). Anno M.cccxl episcopus Trajectensis 45 Johannes de Diest occisus Kalendis Junii. Anno M.cccxl Nycolaus , episcopus Trajectensis 46 , resignavit anno suo primo. Anno M.cccxli consensus Werenboldi curati super constructione hospitalis Alcmarie 5) 62 6). Anno eodem consensus abbatis Hughonis super con- structione hospitalis ejusdem 62 7). Anno eodem xli commissio episcopi super hospitals Alcmariensi 62 8). Anno M.cccxlij littera testamentalis Jacobi curati in Alsmaer etc. 63 9). 1) „Datum anno Domini M°CCC° tricesirno seat° sabbato post ascen- sionem Domini nostri Jhesu Christi" {1336 Mei 11). Ontbreekt bij Van Mieris en bij P. L. Muller. Mieris en bij P. L. Muller. 2) Kooperberg, p. 243-244. 3) Kooperberg, p. 245. 4) Kooperberg, p. 242-213. 5) Er staat „Aelmarie". 6) P. L. Muller, p. 278 (1341 April 25). 7) P. L. Muller, p. 278 (1341 April 26). 8) P. L. Muller, p. 279 (1341 Juni 5). 9) P. L. Muller, p. 281 (1342 Maart 8). TJIT DE VEERTIENDE EEUW. 77 Anno eodem confirmatio archidiaconi super predictis 65 1). Anna Di.cccxlij 2) Johanna comitissa, monialis effecta in Fontanella , sepulta est ibi. Anno 111.ccexlij xi Kalendas Februarii reconsiliata fait Egmondensis ecclesia 83 3). Anno Domini 31.eccxliij commissio hospitalis Alkma- riensis abbati Egmondensi 65 4). Anno eodem recognitio Johannis Trajectensis episcopi quod abbas Egmondensis non citatur ad synodum 65 5). Anno M.ccexlv in die Cipriani et Justine comes llol- landie 19 Wilhelmus 4 interfectus est a Frisonibus, sicut in ejus baptismo predixerat comes Ghelrensis. Johanna, filia ducis Brabancie , post decennium fuit Wenzelino, filio regis Poortugalie , desponsata , que et lx annis Wilhelrno supervixit nee filios habuit. Johanna Margareta imperatrix ab imperatore marito suo Ludovico Hollandiam etc. suscepit. Ifujus imperatricis et irnperatoris filii : Ludovicus marchio Brandeburgensis dux Wilhelmus et dux Albertus et dux Albertus alius. Anno 3/1.cccxlv abbas Egmondensis xxiij Hugho Men- sonis obiit in octava Sancti Laurencii. Anno M.cccxlvi de cappellania in ecclesia de Span- broec 65. Anno M.cccli abbas Egmondensis 24 Wilheimus de Rollant resignavit in manibus pape abbaciam et sic Johannes prefuit , quo Johanne defuncto rursum electus fuit et rursum resignavit et sic obiit anno 65. Anno 31.eceliij abbas Egmondensis 25 Johannes Olout obiit in exaltacionis sancte Crucis festo. Anno M.cccliij cappellania in ecclesia de Heyloe per dominum Johannem Starcke fundata 66. Confirmacio cappellanie precedentis per Johannem epis- copum Trajectensem 67. 9) P. L. Muller, p. 281 (1342 Maart 8). 2) De X is grootendeels weggekrabd. 3) Kooperberg, p. 238. 4) P. L. Muller, p. 288 (1343 April 26 N°. 1). 5) P. L. Muller, p. 293 (1344 Mei 4). Is EGMONDSCHE ANNALEN Anno M.ccclvj obiit Margareta imperatrix , Hannonie comitissa , sorer Wilhelmi comitis interfecti. Anno M.ccelvj de ministerialitate Arnoldi dicti Denem 68. [Anno M.cccliiij die Junii 4a obiit Maria domicella de Rising, filia Johannis de Egmonda baronis, sepulta in sepulchre avunculi sui Gherardi militis ; a solidi annui dati pro ea. Anno M.ccclv dux Wilhelmus, frater ducis Alberti, confirmavit omnia privilegia monasterii Egmondensis. Anne M.ccelv protestatio Hughonis abbatis super cap- pellania in Sassenem fundata 67. Anne eodem lv de cappellania in Akersloot a Simone Coelken fundata 671)]. Anno M.ceclvij de cappellania in Wynnem 68. Anno M.ccelvij dotatio capelle in Wynnem 68, con- firmatio ejusdem 69. Anno M.ccelvij consensus abbatis super cappellania in Sehie, fundanda a Wilhelmo Veen 70. Anno M.ccelviij processus contra Johannem de Eg- monda duravit vij annis. Anno confirmatio Johannis episcopi Trajec- tensis super cappellania in Akersloot 68. Anno Domini M.ccclxiiij Johannes de Arkel, episcopus Trajectensis 47, factus est episcopus Leodiensis 18 Kalen- d as Maji. Anno M.ccclxv iiij die Novembris obiit Johannes, filius domini de Egmonda Johannis baronis. Anno M.ccclxv obiit Wilhelmus de Rollant v° Kalendas Aprilis. Hie bis resignaverat abbaciam. Anno Domini M.ccclxvj arbitracio domini Hughonis super decimis de Bokelsdijc 70. Anno M.ccelxvij Hugho de Assendelf, abbas Egmon- densis 26, obiit 3 kalendas Augusti. Anno M.ccclxix obiit dominos Johannes de Egmonda 1) Bij de tusschen haakjes geplaatste woorden staat een verwijzings- teeken ern ze to plaatsen tusschen „confirmatio cappellanie... Trajec- teeken ern ze to plaatsen tusschen „confirmatio cappellanie... Trajec- Gusts 67" en „Am) MCCCLVI obiit Margareta ..... ", teneinde de Gusts 67" en „Am) MCCCLVI obiit Margareta ..... ", teneinde de chronologische volgorde is hersteller). Ira DE VEERTIENDE EEUW. 79 barn 5 Kalendas Januarii, filius Walteri et Beatricis , sepultus in Yselsteyn. Anno M.ccclxx protestatio super quibusdam in Scoerle de ministerialitate infamatis 71. Anne M.ccclxxj 9 Kalendas Julii obiit Johannes, epis- copus Trajectensis quadragesimus octavus. Anno 31.ccclxxij resignacio bonorum feodalium in Rynneghem et in Lymmen situatarum 72. Anne M.ecclxxiiij emancipatio Adalberti, filii Wilhelmi de Scorle et Gheirtrudis 73. Anne M.ccclxxv taxatio solutionis decimarum et sub- sidionum papalium 73. Anno eodem lxxv emancipatio Petri de Benscop et Agathe uxoris ejus 73. Anne eodem de jure patronatus capelle in Cromnye 78. Anno M.ccclxxvi Gherardus de Egmonda eruit domum erga abbatem. Anno M.ccclxxviij Kalendis Julii Arnoldus episcopus Trajectensis 49 resignavit et factus episcopus Leodiensis, obiit anno 1388 8 die Marcii. Anne M.ecclxxviij de redditibus quos frater Johannes Weent assignavit conventui pro vino 74. Anno eodem de redditibus pro missis in altari beati Benedicti celebrandis 74. Eodem anno lxxviij de feodo Gherardi Hoflant silo in Wije 75. Eodem anno Johannes de Arkel, episcopus Leodiensis, obiit in vigilia Petri et Pauli et sepultus est Trajecti. Anne M.ccclxxix de redditibus in Noirtich pro missis in hospitali et ad vinum pro conventu 76. Anno M.ccclxxix de x jugeribus ad vinum emendum conventui assignatis 76. Anno eodem lxxix emancipatio Johannis de Scoirle et Ghertrudis cum liberis eorum 76. Anno eodem emancipatio Mathie Wilhelmi et Martini Wilhelmi Aleidis et Margarete 77. Anno M.ccclxxx emancipatio Philippi Capoen et Agnetia uxoris sue 77. Anno M.ccclxxx dedicata est Capella hospitalis Egmon- densis cum principali altari 83. 80 EGMONDSCHE ANNALEN Anno M.ceclxxxj emancipatio Gherardi , filii Bertoldi Loth , prope Wijc fugitivi 78. Anno eodem lxxxj in profesto Andree obiit Johannes de Hilleghem abbas xxvij Egmondensis. Anno M.ccclxxxv quarto Kalendas Marcii obiit Mar- gareta , prima uxor ducis Alberti comitis Hollandie. Anno IYI.ccelxxxviij obiit dux Wilhelmus reclusus , frater ducis Alberti , xv Kalendas Aprilis. Uxor ejus Machtildis ducissa obierat anno M.ccclxij 4 ydus Aprilis, in Reynsbuch sepulta. Anno Domini M.cecxcij pridie nonas Aprilis Florencius, episcopus Trajectensis quinquagesimus , obiit. Anno Fredericus, episcopus Trajectensis , de capella in Cromnye 79. Anno 31.cccxciiij confirmavit privilegia monasterii Egmondensis. Anno M.cccxcvi dux Albertus scripsit pro monasterio contra Dominum Arnoldum de Egmonda. Anno M.cccxcvi wat die abt overgaf teglien heer Arnt van Egmond. Anno M.cccc. Anno M.cceciiij in festo Marie abbas Egmondensis 28 dominus, Johannes die Weent, misit Romam, ut resig- naret abbaciam deinde in Tibureii fecit jubeleum deinde in die Prothi et Jacincti obiit. Anno 11.cocciiij ipso die Lucie virginis obiit dux Albertus, comes Hollandie, sepultus in Hagha. Margareta prima obiit comes Hollandie, sepultus in Hagha. Margareta prima obiit ante ipsum anno 1385 alters Margareta in die Sancti Servacii anno M.ccccxj. De hoc comite duce nati sunt: dux Wilhelmus 2, dux Albertus 3, 1) dux Johannes et filie Dux Wilhelmus que dedit patent infra. Dux Johannes que dedit patent infra. Dux Albertus junior obiit in adolescencia sua. Anno Domini 31.cccevij approbatio ducis Wilhelmi super fundatione monasterii Egmondensis. Anno Domini 31.ccecviij dominium altum et bassum dux Wilhelmus domino Egmondensi ooncessit. 1) Er staat: Abbertus. UIT DE VEERTIENDE EEUW. 81 Anno Domini M.ccecxi in die sancti Servacii obiit domina Margareta , uxor ducis Alberti secunda. Anno M.ccccxi hartoech Willem tScoonhoven dede een wtspaec pro domino Egmondensi. Anno 111.eccexiii worde verclairt die wtspraec tScoon- hoven bezeghelt. Anno M.ceccxv verclairde hartoech Willem wat die heer van Egmond soude hebben. Anno M.ceccxv gaf hartoech Willem een brief van den diensten tEgmond. Anno Al.eccexvi claechde hartoech Willem over den heer van Egmond. Anno Domini 11/.cccexvij in festo sancte Petronille obiit dux Wilhelmus comes 22. Margareta de Burgundia diu supervixit. De hiis unigenita filia domina Jacoba processit, que monasterio favorabilis fait. Anno M.cccxx magnas injurias monasterium Egmon- dense sustinuit litteris multis destructis 109. Anno M.ccccxxi abbas Egmondensis dominus Gherardus de Ockenberch appellavit ad curiam Rornanam etc. 102, 103 Anno IVI.ccecxxiij citacio abbatis Gherardi per ducem Johannern conquisita et cetera de illis 90 , 100. Anno M.ccccxxiij vij ydus Octobris Fredericus , epis- copus Trajectensis lj , obiit. Anno M.ccccxxiiij abbas Egmondensis xxix, Gherardus de Ockenberch, obiit vii die Marcii 108. Anno Domini M.ccccxxiiij obiit in Hagha Johannes , dux Bavarie, nonis Januarii. Anno Domini Af.ccecx)avi obiit Jacoba, ducissa, corni- tissa Hollandie , viij ydus Octobris. Anno M.ccccxxxvij dominus Egmondensis resignavit decimas de Lisse et Hilghem monasterio Egmondensi. Anno M.ceccxxxvij pronunciacio ducis Philippi inter monasterium et dominum Egmondensem. Anno Al.ccecxxxviij declaratio super premissis. Anno M.ccccxxxix confirmavit abbas Middelburgensis ducis sententiam auctoritate apostolica. I) Er staat: fovorabilis. Bijdr. en Meded. XXXV. 6 82 EGMONDSCHE ANNALEN U1T DE VEERTIENDE EEUW. Anno M.ccccxlvj. Hoe Ghysbrecht vander Hoel heeft wterlic recht over tcloister ghedaen. Anno Domini M.cccclv Rodolphus, episcopus Trajec- tensis liij , obiit ix Kalendas Aprilis. Anno Domini M.ccccivij abbas Egmondensis xxx obiit xiiijus Kalendas Junii, Wilhelmus de Mateness. xiiijus Kalendas Junii, Wilhelmus de Mateness. Anne Domini IVI.cccclxiiij abbas Egmondensis xxxi , Jacobus de Poelgheest, obiit ilija die Augusti. Jacobus de Poelgheest, obiit ilija die Augusti. EEN AMSTERDAMSCHE PACTORIJ TE PARA- MARIBO IN 1613, MEDEGEDEELD DOOR Mr. Dr. S. VAN BRAKEL. Tot op heden wist men niet beter of v6Or de verovering van Suriname door Abraham Crijnssen in 1667 hadden aan de rivier van dien naam uitsluitend Fransche en Engelsohe nederzettingen bestaan. Bij afwisseling hadden deze beide naties sedert 1630 pogingen aangewend om dit deel van Guyana te koloniseeren , zonder daarbij op veel succes te kunnen bogen. Wei deden van tijd tot tijd ook Nederlandsche schepen de Suriname aan en dreven de schippers aldaar eenigen ruilhandel — men vergelijke de reisbeschrijving van David Pietersz. de Vries in 1634 (blz. 206 der door de Linschoten-vereeniging bezorgde uitgave) doch van een geregeld handelsverkeer hoort men niets en van een vestiging der Nederlanders aldaar nog veel minder. Het hierachter afgedrukte stuk be wijst ons echter, dat, na de nominale inbezitneming door de Spanjaarden , de na de nominale inbezitneming door de Spanjaarden , de Hollanders de eerste Europeanen zijn geweest , die zich aan de Suriname hebben gevestigd. De inhoud spreekt overigens voor zich zelf. Over Dirck Claesz. van Sanen en Nicolaas Baliestiel, op wier verzoek de verklaring werd afgelegd, vergelijke men Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, blz. LXIV en LXV. 84 ELN AMSTERDAMSCHE FACTORIJ 1k ben op het spoor van deze akte gekomen door een aan- teekening voorkomende onder de door Mr. N. de Roever nagelaten fiches , die thans op het Amsterdamsche ge- meentearchief worden bewaard. Volgens deze aanteeke- ning moet ook in het protocol van den notaris J. Ram Bruynings eene dergelijke verklaring d.d. 20 Mei 1617 voorkomen. De Rijksarchivaris in Noord-Holland, aan Wiens hulpvaardigheid ik een afschrift van het thans gepubli- ceerde stuk dank , berichtte mij echter, in het protocol- Bruynings een dergelijke akte niet to kunnen vinden. Ten aanzien dezer laatste akte moet ik dus volstaan met de mededeeling van hetgeen Mr. de Roever daaruit aan- teekende. Het was een verklaring van Jacob Remmertsz. van Haarlem, die eveneens betrekking had op den „Tio- penkoller" van den factor Christoffel Albertsz. Remmertsz.' ervaringen waren echter opgedaan in 1614 , toen hij in dienst van Dirck Claesz. van Sanen , Ysbrand Dobbes 1) en Cie. Suriname had bezocht. Het blijkt dus , dat de „Compagnie" van Dirck Claesz. , zij het ook wellicht in eenigszins andere samenstelling, ook in laatstgenoemd jaar een schip naar Suriname had gezonden en ook toen daar nog een factor onderhield. Nog uit een ander oogpunt is het stuk van belang , nl. omdat het ons het hewijs brengt , dat reeds langen tijd voor de bezetting door Willoughby een dorp Parmurbo of Parmarbo bestond , waarin wij zonder moeite Paramaribo herkennen. Daardoor wordt voor goed de bodem ingeslagen aan de hypothese , dat Suriname's hoofdstad haar naam aan genoemden Wil- loughby, die graaf was van Parham , ontleent. S. v. B. 1) Dobbes was een bekende Naar in de Noordsche Compagnie. Zie Muller, Noordsche Compagaie, blz. 78. Muller, Noordsche Compagaie, blz. 78. TE PARAMARIBO IN 1613. 85 UITTREKSEL UIT HET PROTOCOL VAN FREDERICK VAN BANCHEM NOTARIS TE AMSTERDAM. 1617. Januari 31. Compareerde voor mij, Frederick van Banchem, Notaris Publicus, bij den Hove van Hollant geadmitteert, reside- rende binnen Amsterdamme , ende den getuygen naerge- noempt Cornelis Jansz. Scheur, varentman poorter deser stede , out ontrent een en dertich jaren , voor onderstuyr- man gevaren hebbende op 't schip Neptunis, daer schipper op was Jan Pietersz. Cocx, ende heeft bij ware woorden in plaetse van solemnelen eede , ten versoucke van Dirck Claesz. van Sanen ende Nicolaes Baliestiel, coopluyden ende compangions , verclaert, getuycht ende geattesteert, hoe waer is, dat hij getuyge met voors. schip Neptunis in den jaere XVIc dertien, onbegrepen in den juisten tijt , gecomen is in West Indien in de revier van Surre- nant , ende te lant gaende is aldaer op 't dorp Parmurbo van Marninbo gecomen Stoffel Albertsz. , legger van de compangie der produc(en)ten, ende alsdoen gesien, dat de voors. Stoffel Alberts Bonder eenige redenen een roer, genaempt een snaphaen, in de hande nam , wel met haegel geladen sijnde , schittende daermede een jongh- man , die op een stoel sat ende nergens aff wiste , Boo dapper, dat hij van de stoel storte , weleke jongman, wesende een indiaen., de Compangie seer dienstich was, met de Duytse natie te vertaelen tegens de indianen ende daeromme groote voordeel dede , hyer ende daer met d'selve te reysen ende pet te verhandelen, hebbende oversulcx hij getuyge vuyt medogentheyt de voors. indiaen verbonden ende over de vijftich hagels vuyt sijn lichaem gehaelt, verclaerde voorts, dat de voors. Stoffel Albertsz. de matrosen , die met hem getuyge voeren , oprockende , dat zij met hem niet varen sonde , gelijck hij oock opgerockent heeft gehadt een swart indiaen , genaempt Ballemaij , die onder zij n getuyges volck ge- heeten werde Jan 't selve te wege gebrocht hebbende ende met de swart aen 't landt in 't dorp comende, heeft de voors. Stoffel Albertsz. den selven swart vermoort off 86 EEN AMSTERD. FACTORIJ TE PARAMARIBO IN 1613. doodtgeslagen , 't gunt eenige matrosen hem getuyge seg- gende , sijn d'selve matrosen van 't scliip aen lant ge- gevaeren , die in 't dorp Parmorbo comende , over het doodtglaen , twelck d'voors. Christoffel Albertsz. hadde aen de swart gedaen , in moeyten geraeckten, waerover sijn getuyges cock doodtgeslagen werde , ende twee andere matrosen dapper gequest aen boort quamen. matrosen dapper gequest aen boort quamen. Alle twe}ck hij getuyge des hoot ende in cas van recol- lement versocht sijnde , oorbodich waere , met eede solem- neel to verstercken. Gedaen binnen Amsterdam ter pre- neel to verstercken. Gedaen binnen Amsterdam ter pre- sentie van Pieter Carelsz. ende Jan Ernst van Meerwijck , burgers deser stede , als getuygen hierover gestaen , den burgers deser stede , als getuygen hierover gestaen , den laetsten January XVIc seventies. laetsten January XVIc seventies. Rijks-archief in Noord-Holland. Protocol van den Amsterdamschen notaris Frederick van Banchem, eerste halfjaar 1617, fol. 58v0 en 59. EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER WEST INDISCHE COMPAGNIE OMSTREEKS 1670, MEDEGEDEELD DOOR Mr. Dr. S. VAN BRAKEL. Het hierachter afgedrukte stuk 1), waarop ik door Dr. Te Lintum uit Rotterdam opmerkzaam werd ge- maakt , bevindt zich in het gemeentearchief aldaar en is opgenomen in eene portefeuille met overigens weinig be- langrijke stukken betreffende de West-Indische Compagnie. De 14 bladzijden folio papier beslaande memorie is met een loopende kantoorhand geschreven , doch op enkele plaatsen door een andere hand in gotisch schrift verbeterd of aangevuld. Deze wijzigingen zijn hierachter tusschen [ 1 gedrukt. Het overzicht van den toestand der bezittingen der Compagnie en van haar handel is blijkbaar afkomstig van een met dit onderwerp ten voile bekend persoon. Daar het stuk meermalen verwijst naar een kaart , die , hoewel blijkbaar niet als bijlage bij de memorie over- gelegd , toch onder het bereik moet zijn geweest van den persoon of de personen , voor wien de memorie was bestemd en waarop de interne verdeeling der bezittingen 1) Ik ontleende er reeds enkele bijzonderheden aan in mijn werk „De Hollandsche Handelscompagnieθn der 17e eeuw"; zie aldaar bladz. 73 noot 1. Ten onrechte stelde ik, afgaande op eene, wellicht verkeerd begrepen, mededeeling van Dr. Te Lintum, het stuk op 1628. 88 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER der Compagnie met verschillende kleuren was aangeduid, is het waarschijnlijk , dat het overzicht is vervaardigd door een kierk of dienaar der Compagnie , die door zijn ervaring en kennis van hare archieven beter van de zaken op de hoogte was dan de meeste bewindhebbers en dat het bestemd was om den bewindhebbers een overzicht van de bezittingen en den handel der Compagnie te geven. De tijd der vervaardiging moet liggen tusschen den tweeden en den derden Engelschen oorlog. Immers „de oorlogh", waarop meer dan Bens wordt gedoeld, is blijkens de vermelde wapenfeiten de tweede Engelsche oorlog, terwijl Goree , dat in den aanvang van den derden Engelschen oorlog verloren ging , nog als eene bezitting der Compagnie wordt vermeld. Het zou voor de hand liggen te meenen, dat bet stuk ter kamer van Rotterdam is opgesteld. Toch betwijfel ik dit , met het oog op de wijze , waarop de handelingen dier kamer besproken worden. Bovendien is bet de vraag of men buiten de presidiale kamers zoo goed op de hoogte was van het gansche bedrijf der Compagnie. En neemt men aan , dat het dus bij een der presidiale kamers is opgesteld , dan valt Zeeland , naar ik meen , af, omdat men daar wel niet of althans wel niet anders dan vergoelijkend over de belasting der Hollandsche schepen, die voor Suriname bestemd waren, zou hebben gesproken. Vermoedelijk is het stuk dus te Amsterdam gesteld. De inhoud is in meer dan een opzicht belangrijk en het stuk verdient daarom ten voile te worden gedrukt , vooral nu van het archief der eerste West-Indische Compagnie zoo weinig is bewaard. Niet alleen geeft de memorie een overzicht van den handel der Compagnie tegen het einde van haar bestaan en van de credieto- peraties , waardoor zij zich geld trachtte te verschaffen , ook ten aanzien van de in 1628 ingevoerde decentralisatie ook ten aanzien van de in 1628 ingevoerde decentralisatie in bet beheer der bezittingen. , waarvan wij tot nu toe nagenoeg niets wisten , brengt zij ons eenig licht. Over het algemeen spreekt het stuk voor zich zelf en is nadere toelichting overbodig. Slechts zij gewezen op bet feit, dat de „behandeling" der meeste bezittingen geschiedde met geld dat op bodemerij was opgenomen. Deze mede- WEST-INDISCHE COMPAGNIE OMSTREEKS 1670. 89 deeling geeft een duidelijk denkbeeld van den berooiden toestand der kas en verklaart tevens , waarom deze handel, indien zij dan nog word gedreven en niet wegens volstrekt gemis aan middelen werd verpacht of geheel verwaarloosd , ondanks zijn profijtelijkheid aan de Com- pagnie weinig winst meer gaf. Want bij geldleening op bodemerij is men bij vergaan van het schip wel ont- slagen van de verplichting tot terugbetaling , maar daar- tegenover staat, dat indien het schip behouden terug komt , een zeer hooge premie moet worden betaald, die het grootste deel der winst zal hebben medegenomen. Enkele woorden mogen voorts worden gewijd aan het „fonds", voor welks rekening de kust van Guinea ten, deele werd behandeld. Gelijk bekend is, heeft de Com- pagnie om aan haar geldnood tegemoet to komen, her- haalde malen de participanten trachten to bewegen , hun inleg to verhoogen. Deze verhoogingen waren echter niet bepaald verplicht en het staat niet vast, hoeveel kapitaal dientengevolge werd verkregen. Wel weten wij , dat de Compagnie hare participanten door indirecte maat- regelen tot verhooging hunner inleg trachtte to bewegen, o.a. door het toezeggen van een minimum-dividend over het aldus gefourneerde kapitaal. Zoo werd in een in het jaar 1649 verschenen pamflet , het „Amsterdams Tafel- praetje", de vorming van een afzonderlijk kapitaal voor den handel op Guinea aanbevolen. In het „Haerlems Schuytpraetje" van hetzelfde jaar wordt dit denkbeeld ondersteund. Volgens het Tafelpraetje moest men de participanten der West-Indische Compagnie nogmaals f 2.000.000 a f 2.400.000 doen storten, welk kapitaal door eigen „Directeurs" zou moeten worden geadministreerd en uitsluitend voor den handel op Guinea zou mogen worden gebruikt. Van dit kapitaal zou een rente a 57° worden betaald ; wat daarna nog aan winst overbleef zou tot uit- deeling van een dividend aan alle participanten der Compagnie worden gebruikt. Wilde of kon een der participanten dit nieuwe fournissement niet doen , dan kon een niet-participant in zijn plaats aan doze onder- neming deelnemen. Tot de oprichting van een dergelijk fonds schijnt het echter eerst in 1668 to zijn gekomen 90 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER al zijn er aanduidingen , dat men reeds eerder daarover doende is geweest. De voorwaarden tot deelneming in dit fonds kennen wij uit het officieele exemplaar der kamer Zeeland van de „condition , op de welcke de participanten van de generale geoctroyeerde West-Indische Compagnie sullen vermoghen te iourneren een foes ofte capitaal , specialijck geaffecteert op de behandelinge van de goutcuste in Guinea , mitsgaders Ardra , Popo ende de Benyn" 1). Te beginnen met het loopende jaar 1668 zou het op te richten fonds een monopolie hebben voor den handel op genoemde plaatsen , den slavenhandel op Amerika daaronder begrepen , gedurende 4 jaren, d. w. z. tot den afloop van het octrooi op 31 Dec. 1671. Als deelnemers werden toegelaten alle participanten, die ten kantore hunner kamer 50/a van de nominale waarde hunner aandeelen zouden storten. Doze gelden konden alleen tot gemeld doel gebruikt mogen worden en zouden de crediteuren der Compagnie niet „concerneeren". Terwijl de verliezen op dezen handel te 1 jden geheel door het fonds zouden worden gedragen , zouden de deelnemers slechts 1/3 van de winst ontvangen. De overige tweederden kwamen aan de Compagnie en zouden allereerst dienen tot het betalen der onkosten van de Compagnie „ter kuste", doch daarna tot betaling van de interessen der door de Com- pagnie opgenomen gelden. Opmerkelijk zijn de bepalingen betreffende de deelneming van niet-participanten. Heeft een participant voor den bepaalden datum zich niet tot storting van zijn 50/0 verbonden , dan wordt zijn recht tot deelneming in het fonds aan den meestbiedende ver- kocht. De kooper had dan behalve den koopprijs , de „premie", gelijk zij werd genoemd , natuurlijk nog de 50/ van den nalatigen participant to storten , maare trad dan ook , voorzoover het fonds betreft , in diens rechten. Doze premien kwamen aan de Compagnie en zouden worden gebruikt tot betaling der interessen der Com- pagnie en voorts tot aankoop van hare action , waaruit een waarborgfonds voor de betaling dezer interessen in Rijksarchief, West-Indische Compagnie, Oude Compagnie no. SO WEST-INDISCIIE COMPAGNIE OMSTREEKS 1070. 91 volgende jaren zou worden gevormd. Daartoe zouden de action , die tot dit reservefonds behoorden, later ook weer mogen worden beleend en verkocht. Door doze bedenkelijke manipulaties hoopte men vermoedelijk niet alleen dit waarborgfonds te vergrooten , maar ook den koers der action te doen stijgen. Niet alleen de buiten- staanders loch ook de participanten , die zelve hun 50/0 wilden storten , moesten daarvoor echter jets betalen. Van de dividenden door het fonds uit te betalen zou jaarlijks nl. een bedrag worden afgehouden gelijk aan 1/8 van de gemiddelde premie, die door de outsiders voor bet recht tot deelneming zou worden betaald. Daar bet fonds 4 jaar zou bestaan , zouden de participanten der- halve voor het recht om in het fonds deel te nemen, de helft betalen van wat dit recht ter beurze waard zou blijken te zijn. Ook doze, door de participanten to be- talen, premien zouden in het bovenbedoelde waarborgfonds worden gestort. Men ziet , dat het den ontwerpers van dit plan niet aan handigheid ontbrak. Ten slotte zij vermeld dat het fonds zou worden be- heerd door de bewindhebbers der Compagnie , die echter rekening zouden moeten doen aan een college van drie gecommitteerden , in elke kamer door de twintig hoogste deelnemers uit hun midden te kiezen. Of het plan veel succes heeft gehad valt niet te zeggen zeer aanlokkelijk kan het dunkt mij niet geweest zijn. Achter het exemplaar der „condition" der kamer Zeeland , waaraan bovenstaande bijzonderheden zijn ont- leend en dat tevens als inteekenlijst voor de deelnemers- participanten werd gebruikt , teekenden slechts 36 aan- deelhouders hun naam , ten bewijze , dat zij de 50/. wilden storten. Niettemin is blijkbaar voldoende geld bij elkaar gekomen om het plan te doen doorgaan. Vergelijkt men onze memorie met de beschrijving, welke Bosman , die een dertigtal jaren later opper- koopman ter kuste was 1), van de bezittingen der 1) W. Bosnian. Nauwkeurige beschrijving van de Guinese Goud- Tand- en Stave-trust. Utrecht 1704. 92 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER Compagnie en den aldaar gedreven handel geeft , dan blijkt de tweede West-Indische Compagnie de vestigingen in Guinea, welke zij van haar voorgangster overnam , aanmerkelijk te hebben vermeerderd en den handel niet onbelangrijk te hebben uitgebreid. Opvallend is ten slotte, dat bij de beschrijving der bezit- tingen der Compagnie in Amerika noch van de eilanden tingen der Compagnie in Amerika noch van de eilanden boven den wind, noch van de kolonies, die aan de kust van Guyana, eveneens door particulieren, waren gesticht, melding wordt gemaakt. Hoewel in de vergunningen tot het uitzenden dezer kolonies de Compagnie als leenheer optrad, schijnt zij doze vestigingen toch niet als tot haar gebied behoorend te hebben beschouwd. gebied behoorend te hebben beschouwd. S. V. B. CORTE MEMORIE IN HET GENERAAL VAN DE TEGENS- WOORDIGE BEHANDELINGE VAN DE LIMITEN VAN DEN OCTROYE VAN DE GEOCTROYEERDE WEST-INDISCHE COMPAGNIE DEZER LANDEN. De limiten van den octroye van de geoctroyeerde West-Indische Compagnie strecken sich over een gedeelte van de custe van Africa , beginnende met den tropicus cancri ofte 23 graaden noorderbreete ende eyndigende met de Cabo de Bonne Esperanca , soo in de Zuydt- als Noordtzee , met alle eylanden daarontrent ende tusschen beyde geleegen , breeder gespecificeerd in den eersten articul van den octroye ende de caarte daarvan zijnde. Dese limiten werde.n bij de geoctroyeerde West-Indische Compagnie selfs ofte bij anderen met haare permissie ende consent op seekere recognitie bevaaren ende behandelt. De plaatsen , bij de West-Indische Compagnie selfs be- De plaatsen , bij de West-Indische Compagnie selfs be- vaaren ende behandelt werdende , ende op dewelcke het aan geene cameren vrij staat , volgens resolutie a° 1659 daarop genomen, aan iemant ter weerelt daartoe permissie te verleenen , bestaan in de geheele custe van Africa , sooals die in den octroy is begreepen, beginnende met WEST-IIOISdHE COMPAGNIE OMSTREEKS 1610. 03 den tropicus cancri ende eyndigende met de Cabo de Bonne Esperansa [Wederom werden die plaetsen 1)] , die van de Com- pagnie selfs bevaaren ende behandelt [werden , bevaeren ende behandelt] ofte bij ordre ende op voorgaande resolutie van de vergaderinge der xix, ofte bij de cameren particulier, 't welck daerbij toegecomen is dat in den jaare 1628 seeckere verdeelinge. van de vergaderinge der xix is gemaackt , waarbij aan eenige cameren in het particulier de directie ende den handel op eenige plaatsen particulier, nochtans onder behoorlijcke verantwoordinge , is gegeven ende de resteerende plaatsen om door het gemeen voorsien ende behandelt to werden sijn gereser- veert. De plaatsen , die bij ordre ende op voorgaande reso- lutie van de vergaaderinge der xix werden behandelt, beginnen op de custe van Afnika aan Cabo das Palmas ende eyndigen met Cabo de Bonne Esperansa , gelijek die met een roode couleur op de caarte sijn aangehaalt ende bestaan in de volgende : De Tandtcuste, beginnende aan Cabo las Palmas ende eyndigende aan Cabo La boun 2) , alwaar niets en valt als oliphantstanden ende heft de Compagnie , soo omdat het niet noodigh is, alsoock omdat de naturellen seer wreedt ende inhospitabel sijn , aldaar geen possessie, gelijck oock niet de andere natien maar werdt den handel alleen door de scheepen voorbijvaarende, dewelcke de naturellen selfs met canoas aan boort comen, gedreeven. De Quaqua(custe) beginnende aan Cabo La Noun ende eyndigende aan Assine , alwaar niet en valt als Quaqua- cleeden, die aan de negros op de goudtkust weder wegens goudt werden verhandelt , ende werdt dien handel aldaer 1) Deze toevoeging luidt in het manuscript eigenlijk: „wederom werden die plaatsen, die van de." Daar de drie laatste woorden echter slechts een herhaling zijn van den aanhef, die de steller van het stuk daaraan had gegeven , liet ik ze bij het afdrukken duidelijkheidshalve weg. 2) In den atlas van Blauw staat een Kaap Lahou aan gegeven tusschen 15 en 16 gr. oosterlengte. Op moderne kaarten komt zij niet meer voor. 04 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER gedreeven als op de tandtcuste, sonder dat de Compagnie ofte andere natien aldaar possessie sijn hebbende. De Goudtcuste beginnende aan Assine 1) ende eyn.- digende met de Rio da Volta , alwaar deese volgende possession zijn .A xem , een casteel , voor deesen bij de Portugeesen gebouwt ende door de Compagnie op deselve geconques- teert, leght aan de reviere Acchin 2) ende werdt ordinaris door een commis gecommandeert; is tamelijck sterek , door een commis gecommandeert; is tamelijck sterek , doch den handel aldaar is geringh , maar considerabel , dat twee a drie dagen reysens de reviere op, het goudt- rijck landtschap Iguina is gelegen , daar de Compagnie voor deesen een logie gehad heeft ende deftige negotie , die door onlust van den commis met de naturellen in brandt geraekt ende opgevloogen is , doch noyt om de oorloogen binnenslants herstelt heeft connen werden ; waarheenen niet wel als door die reviere sijnde te ge- raacken , heeft de Compagnie , om daarvan de volcomen possessie te bebben , aan de andere zijde een steenen redout geleyt ende een veer van overvaart gestelt, daarse den tol van is makende onder dit casteel ge- hooren de omliggende naturellen in subjectie als onder- danen , ende erkennen haare Ho. Mo. voor haare souve- reynen. Boutry voight hieraan ende is een sterck fortjen op een clip, m.eer gestight om te beletten , dat aldaar geen vreemde andere natien haar louden needersetten , als omdat aldaar veel voordeel in de negotie soude vallen. Tacorary was een fortjen van deselve nature, maar in den Engelschen oorlogh sijnde geruineert is hetselvige van de Compagnie ende de Engelschen verlaaten gebleeven. Chama is een fortjen op een reviere , daar soet water is ende dat men ordinaris voor de andere plaatsen houdt haalt, geleegen ; van seer geringe defensie , doch heeft het in den Engelschen oorlogh evenwel gehouden. De 1) Ms. Abbime. 2) Ancobar of Slangenrivier. WEST-INDISCHE COMPA.GME ONI8TREEKS 1670. 05 negotie is alsmeede weynich, ende heeft de Compagnie aldaar weynich jurisdictie. Comany is een plaatse in 't Coninckrijck Comendo ge- leegen, daar wij somtijts een logie hebben om andere natien vandaar te houden ende somtijts niet , leggende de swarten altijts met de Compagnie overhoop , want niettegenstaande deselve verscheyde maalen de stranden van het • geheele Coninkrijck aan de Compagnie hebben vercoght, soo staanse op het comers van vreemde scheepen, 't sij Engelsche ofte Franse , deselve toe haare logien op de strandt te stellen , ende alsdan sluyt den Generaal ordinaris de weegen van Comendo naar het Casteel el Mina, waardoor somtijts de naturellen getemt worden ende somtijts niet , soo datse altijts in onlusten leven. De negotie is bier van weynich importantie. Volght het Casteel el Mina, daar de Directeur-Generaal sijn residentie houdt. Dit is de voornaamste handelplaatse ende van sonderlinge stercte , doch de jurisdictie street geen half mijil ofte weynich meerder in het ronde. Hier is van de Meynse inwoonders, die geseght werden wel 8000 weerbaare mannen sterck to zijn , alie onderdaanen van de Compagnie ende goede soldaten , daagelijcx een stercke visscherije, daert heele landt meede vervult werden, ende werdt aan het casteel der vjjfden visch voor tol betaalt , welcke visscherij den Generaal stracx sluyt als de Mijnsche inwoonders haar maar eenighsins opposeeren. Hier volght de Engelsche plaatse Cabo Corp , ander- half mi.j11 van el Mina ende de Deensche plaats Fredericx- burgh onder het geschut van de Engelsche plaatse ende beyde in het Coninckrijk Fetu gelegen. Volght het fort Nassauw in het Coninckrijck Saboun ; is 1611 op 't versoeck van den Coninck , door desselfs ambassadeurs in den Hage gedaan , door den Staat tot protectie der ingesetenen tegens de Portugesen gesticht ; was voor de veroveringe van de Mina tot in het jaar 1637 de hooftplaatse ende is een van de voornaemste „alsmeede" is gotisch schrift veranderd in „aldaer meede. 96 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER handelsplaatsen op de cut. Heeft geen jurisdictie ver- der als het port van sijn canon ende moet dickwils van den Coninck veel cleynicheeden Volgt Annemabo in het Coninckrijk Fantijn ; is alleen een logie, gesticht sonder eenige jurisdictie om andere vandaan te houden, ende oock om te negotieren ten tijde de Engelschen 't fort Cormantijn hadden , in hetsel- vige landtschap gelegen. vige landtschap gelegen. Volght Adia, mede een logie ten selven eynde als Annemabo bij ons gesticht , doch met den Engelschen oorlogli in handen van de Engelschen gevallen , die 't selvige als noch possideeren. Volght Cormantijn, meede in het lantschap van Fantijn gelegen ; was eertijts de hooftplaatse van de Engelsche, maar sedert dat het de Compagnie gehadt heeft, isser om de onlusten met de naturellen , weynich negotie ge- weest; hier is geen jurisdictie bij. De naaste plaats is Aceara, een gefortificeerde logie in het Coninckrijck Accara, ende een van de voornaamste handelplaatsen. De Coninck meyntineert alle nation , hoewel de Engelsche aldaar geen possession hebben ende is dit de laatste plaatse op de goudtcuste , die de Compagnie possideert. De Bochte van Guinea (soo genoemt) begint aan Rio da Volta ende eyndight aen Cabo Lopes Gonsalves. De eerste plaatse tusschen beyde gelegen , daer handel valt is Ardra, alwaar de Compagnie een logie is hebbende met sooveel omslagh als of het een groat dorp was , op welcke plaatse jaarlijcx 2500 ofte 3000 negros ende meer door ons ingehandelt werden; de Engelsche ende Fransche hebben hier meede haare logies ende doet elck sijn best. Den Coninck is subaltern ende staat onder den Coninck van de Benijn. Dicht bij Ardra leght noch eene logie vande Compagnie aan Popo ende behoort onder Ardra ; hier vallen eenige, doch niet veel negros. Volght Rio Benijn; alhier heeft de Compagnie in de groote staat Benijn een logie, daar niet als Benijnsche cleetjens voor de negros ingehandelt werden ; ende sijn de blanken aldaar soodanigh in achtinge , dat niemant WEST-IND/Kla COMPAGNIE OMSTBEEKS 1670. 97 deselve eenigh leet, als was het met het stoten van een vinger, soude derven offenceren, op de pene van de doot. Den Directeur sent twee ofte drie maalen des jaars daar een jacht naar toe om de cleeden of te haalen , 't welck clan de bocht doorhandelt tot aan Cabo Lopes toe, ende vandaar door de linie steeckende soo weder van boven afcomt , om de tandtcust te behandelen tot weeder op de goudtcust toe. Hieraan volgen Rio Calabary Cantarones, ende del Rey in de bochte van Guinea, daar den handel, bestaande in negros, met schepen, sonder possessie aan landt te houden, werdt gedreeven. De negros, die alhier inge- handelt werden sijn boos en hartneckig, brengen haar selfs om, sijn van de Spanjaerts in het contract 1) geex- cludeert ende van andere natien weynigh begeert. Aen Cabo Lopes Gonsalves lopen alle schepen uyt Guinea comende aan om 't waater ende houdt ende van- daar door de linie te steecken ende weeder thuys te comer. Hier valt geen handel. Het geheele gewest van Cabo Lopes Gonsalves tot aan Cabo de Bonne Esperansa hiet bij ons Angola , maar de hooftpossessie, die wij hebben is in Loango , alwaar de Compagnie een logic ende commis heeft, onder subjectie van de swarten, ende werden daar ende de cantooren daarontrent jaarlijcx een quantiteyt van ontrent 3000 negros door de Compagnie gehandelt. De tweede possessie is een logie in Sonho , sijnde in de caarte bekent met de naame van Rio Zaire. Den Prins van Sonho is Christen , Roomsch-Catholyck , seer genegen tot de Hollanders, van groote macht. Is meester van het Coninckrijck Congo, brenght in 14 daagen 10.000 man to velt ende presenteert altijts de Portugeesen uyt Loando St. Paolo to drijven , als wij hem met scheepen willen assisteren. Voorts sijn hier noch eenige cleyne logiesjens, als 1) Bedoeld wordt blijkbaar het z.g. assiento, het contract, waarbij de Spaansche Kroon de uitsluitende levering van slaven ten behoeve van Spaansch Amerika uitbesteedde. Bijdr. en Meded. XXX V. 7 98 EENE MEMORIE OVER DEN liA.NDEL DER Malenba ende G' oy . 2) daar mede negers ingehandelt werden. Bovendien vallen hier veel oliphantstanden ende coper, maer 't selvige werdt meest door de scheepen ende de ontrouwigheyt der ministers, als sijnde van cleyn volumen ende bequaam om versonden te werden , doot gebeeten , soo datter de Compagnie weynich ofte niets van profiteert. Zuydelijcker heeft de Compagnie geen possessie noclite negotie; maar wel de Portugueesen aan Loando St. Paolo, ende noch een plaets wat suydelijcker, hoewel geseght , dock niet ondersocht werdt , dat besuyden Cabo Negro noch vrij wat te doen soude vallen. De middelen , waarmede deese plaatse voor het gene- raal werden behandelt sijn tweederhande , als vooreerst het Pons , op welck middel alle de plaetsen behandelt werden van Cabo das Palmas of tot Rio Benijn toe in- clusie ; de resterende plaatsen werden behandelt door de penningen , gelicht op bodemerije. De plaatsen , die bij de Cameren particulier werden behandelt sijn de volgende. DE CAMER VAN AMSTERDAM. Amsterdam heeft Cabo Verde met de verdere circum- jacentien in haare directie , sooals hetselvige met de groene coleur op de caarte is aangehaalt , alwaar het hooftcomptoir is op een cleyn eylandtje aan Cabo Verde geleegen genaamt Goereede, ende zijn de 1) Volgens den atlas van Blauw lag een plaats van dien naam aan den mond van de Rio Cakongo op 34 gr. 0. L. en tusschen den 5den en Eden gr. Z. br. Op moderne kaarten trof ik dezen naam niet meer aan. 2) Deze naam is ten deele ouleesbaar en kon ook door raadpleging van kaarten niet worden geidentificeerd. Het maakt den indruk , alsof de steller der memorie er zelf geen raad mee heeft geweten en eenige ook voor hem onverstaanbare letterteekens uit een ander geschrift heeft gecopieerd. gecopieerd. WEST-INDISCHE COMPAGNIE OMSTREEKS 1 670. 99 mindere comptoiren aan bet vaste landt aan de Caap , Pourto Dalie , Refisco , Sjouale ende soo voorts ; ende bestaat de directie in een opperhooft, hebbende tot assis- tentie een , twee ofte moor ondercornmisen ende drie ofte vier assistentendie op de comptoiren aan het vaste landt leggen, ende voorts een guarnisoen, te saamen met die van de pen, tot ontrent de hondert coppen. Op bet eylandt Goereede sijn twee fortressen , het beneedenfort , 't welck het swaekste is, en het bovenfort , van de Por- tugueesen gebout, dat niet aceessibel is; heeft een waater- put, in den Engelschen oorlogh aldaar gevonden , daar te vooren het waater aan het vaste landt ende met be- lieven der naturellen moeste gehaalt werden ; ende de andere logien , gelijek meest overal , sijn maar stroye huysen om te negotieren, daar men weynich goederen tegelijek laat blijven , om de negros tot geen plonderen aan te locker) ende werden daarom aldaar altijts eenige Cleyne vaartuygen gehouden , om de goederen of ende aan to brengen. De negotie bestaat eygentlijek in ossen- huyden , die de naturellen to coop brengen , ende som- tijts wel oliphantstanden ende wasch , 't welck dan voor- valt , alsser eenige Portuguesen uyt de reviere Cascheun , dichte bij Cabo Verde gelegen, aldaar comen negotieren gelijck wel gebeurt , maar heeft in eenige jaaren weynigh opgenoomen , omdat het was en de tanden met geen voordeelinge behandelt conden werden. De middelen, tot de behandelinge geemployeert werdende , zijn golden op de bodemerije genoomen ende beef t deese plaatse niet- tegenstaende sware oncosten van guarni,;oenen etc. altijts tamelijck wel gegeven. Het capitaal dat jaarlijx ver- handelt werdt is van f 40000 tot f 60000 guldens, in twee scheepen to senders , het eene in het voor-, het andere in het naarjaar. De Fransen comen daar mode somtijts negotieren, sonder lasten en guarnisoenen alleen met haar scheepen , dat de Compagnie wel merckelijek schadelijck is , maar deselve connen met geen reclit vandaar ge- houden werden. Aan Cabo Verde vallen meede wel negers ende sijn de beste , swartste ende gautste van geheel Africa , doch sijn seer dier ende schaars soodat noyt op deselve veel toegeleyt is geworden. 100 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER Voorts heeft de camer van Amsterdam onder haar directie voor deesen gehadt Nieuw .Nederlandt ende Cajana ende nu alleen de eylanden Curacao, Aruba ende Buon- ende nu alleen de eylanden Curacao, Aruba ende Buon- aire. De Curacaosche eylanden werden gedirigeert door een Directeur op het eylandt Curacao resideerende. Het eylandt Curacao is sterck, heeft weynich acces , de for- tresse is op de costen van den Staat gebouwt lijt op de mont van de haaven daar de scheepen uyt de voile zee comende met touwen moeten ingetrocken werden, ende heeft binnen een com , om wel hondert scheepen te leggen. De besettinge is tegenswoordigh 150 ende 180 man ; de maintenue is seer noodtsaackelijck , omdat het soo ,naarbij de Spaansche West-Indiens is gelegen ende de eenighste plaats is , die de Compagnie daar is hebbende ende sonder deweicke de slaafshandelinge ende het meeste voordeel van de custe van Africa soude moeten vervallen. De negotie hiervandaan werdt door particuliere gedreeven; het incomen bestaat in de recog- nitie, hiernaar gemelt , aantelinge van hoorenbeesten, cabrisen ende peerden , waarvan de laatste voor f 40.— het stuck werden vercocht; het stockvishout, datter was(t) court meede tot voordeel van de Compagnie, mitsgaaders court meede tot voordeel van de Compagnie, mitsgaaders 't sout, dat ieder haalen mach , mits 1/4 van 't provenu gevende aan de Compagnie; 't welck te saamen , 't zij door versuym van de directeurs ofte andersints , nauwe- lijcx soo veel heeft connen als de oncosten bedraagen; maar met de slaafsche negotie werdt noch f 6.— van ieder negro voor incomen betaalt , 't welck nu de on- costen can goet maacken soodat dat eylandt meer om de commoditeyt van de negotie ende bijgelegentheyt van de Spaansche West-Indiens , als omdat het van sich selven veel soude geven, gehouden werdt. Op Aruba sijn maar een ofte twee blanken, om op het bestiaal te passen ; ingelijck op Buonaire, daar een Com- mandeur is met 20 of 25 negros , om op de soudtpannen mandeur is met 20 of 25 negros , om op de soudtpannen ende het kappen van stockvishoudt te passen. DE LAMER VAN ZEELANDT. De Camer van Zeelantlt heeft onder haare directie WEST-INDISCHE COMPAGNIE OMSTREEKS 1670. 101 Argijn ende circumjacentia , gelegen bjj Cabo Blanco , op 20 graaden noorderbreete. Hetselvige is een fortresse op een clip in een baytje geleegen ; werdt bestiert bij een opperhooft ende besettinge van 25 man. De negotie bestaat in gommen ende struysveeren ; de middelen sijn gelden op bodemerije ende geeft deese plaatse taamelijcke goede winste aan de voors. earner. Tegenswoordigh leyt het die earner daarop toe om de visscherije dieder voor deesen is geweest , weeder in treyn te brengen. De visch werdt gedrooght ende [naer] de Canarische eylanden. ge- voert , ende vandaer lichte stucken van achten in retour gebracht , die in Argijn ende daarontrent seer gewilt sijn, soodat men voor een lichte stuck van achten alsooveel crijght als voor een swaare. DE CAMER OP DE MAZE. Maze heeft Rio Siera Lione met de eircumjacentien van- dien, leggende op atilt graaden noorderbreete [aangehaelt met een blauwe couleur] ende heeft deselve aldaer een logie gehadt, maar nu geordonneert te lichten, alsoo de voorsz. earner, hoewel tegens de generale ordre, de voorsz. reviere nu eenige jaaren in contractatie heeft laten behandelen door diegeene, die, hoewel tegens de generaale ordre de greyncust meede in contractatie behandelden ende nu de voorsz, contractatien uyt zjjn , de voorsz. earner niet geraaden vindt, de logie ende de negotie aldaar te conti- nueeren , als connende soo veel niet opbrengen , datter een expresse equipagie om sonde gedaan werden. Ander- sints bestaat de negotie in oliphantstanden ende root verffhout; daar sijn oock plaatsen bequaam tot het uyt- setten van colonien , hoewel anders de custe van Africa overal heel ongesont is. DE CAMER VAN WEST-FRIESLANDT EN NOORDE RQUARTIER. De Camer van West-Frieslandt ende Noorderquartier heeft de Greyncust , beginnende aan Cabo Monte ende eyndigende aan Cabo das Palmas [op de caerte aange- haelt met een geele couleur], daar Been forten ofte 102 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL DER logien sijn maar werdt den handel als hiervooren van de tandtcust geseght is , gedreeven. Den handel , aldaar is nu tegens de generale ordre , sedert den Engelschen oorlogh , door contractatie met particuliere gedreeven , welck contract[atie] geexpireert is. De negotie bestaat alleen in greyn ende somtijts wel wat tanden, ende heeft somtijts wel excessive , somtijts wel matige , maar even- wel altijd een taamelijcke winste gegeven. wel altijd een taamelijcke winste gegeven. BE CAMER VAN STADT ENDE LANDE. De Caamer van Stadt ende Lande heeft de reviere van Gambia en de circumjacentien van dien gelegen op 12 graaden noorderbreete , met een glieele couleur in de caarte aangehaalt , die nu bij de Engelschen door haare fortresses, in de mont van de reviere leggende, geslooten werdt gehouden , soo dat alsnu in de negotie aldaar werdt gehouden , soo dat alsnu in de negotie aldaar niets te doen valt. Dan staat nog in het generaal op deese verdeelinge te noteren , dat de Camer van Zeelandt een colonie be- gonnen heeft op de Wilde Cust aan Izekepe , ende dat , soo eenige camer in gebreecke blijfft, naar behooren sijn geassigneerde plaetse te behandelen, het de andere cameren geassigneerde plaetse te behandelen, het de andere cameren vrij staat , dat gebreck te suppleren. vrij staat , dat gebreck te suppleren. De plaatsen , bij particuliere op recognitie bevaaren werdende, sijn alle de andere buyten de custe van Africa binnen de limiten van den octroye gelegen , soo Com- pagnies' eygen Spaansche Portuguesche, Engelsche als Franse. De recognitie , die de Compagnie daarvan trect , is vooreerst van alle , die naar de Franse ofte Engelsche Caribische eylanden ende de custen van Amerika, in deesen Staat ofte de Fransse gehoorende , vertrecken f 5.— per Staat ofte de Fransse gehoorende , vertrecken f 5.— per last uytgaande, ende f 5.— per last thuyscomende ; des WEST-INDISCHE COMPAGNIE OMSTREEKS 1670. 103 behoeven de voorss. scheepen geen convoy aan de colle- gian ter Admiraliteyt te betaalen , alsoo de voorss. f 5.— per last voor convoy ende recognitie betaalt werdt. Waaromtrent te noteren staat , dat de scheepen der- waarts willende , alhier eerst gemeeten ende op de voile meetinge 1/3 afslagh werdt gegeven , soodat een schip van 90 lasten voor 60 betaalt ; dat soodanige schepen haar moeten verbinden de uyt- gaande f 5.— per last contant te betaalen voor ende aleer eenige paspoorten. werden gegeven om te laaden ende de andere f 5.— op haar thuyscompste oftewel indien se in andere landen quaamen in te loopen ende haaren last te breecken ende werdt noyt op pretext van dat de scheepen haar voile last niet ende hebben, ofte dat de goederen bedorven zijn , of diergelijcke andere exception , afslagh gegeven dat verder de scheepen uyt Vranckerijck ofte elders vandaar gevaaren ende alhier binnen comende, alleen betaalen f 5.— per last voor het incomen , op deselve meetinge ende voet als vooren, ende voor dat eenige paspoorten werden gegeven ende werdt gepractizeert , dat de scheepen vollaaden zijnde ende vervolgens niet connende gemeeten werden , de recognitie bij provisie ontfangen werde volgens de opgevinge van de eygenaars, onder acte dat , de scheepen -grooter bevonden werdende, 't surplus bij haar sal worden betaalt; dat ten respecte van Serinhame , gelegen op de vaste wilde custe van America , het collegie ter Admiraliteyt in Zeelandt met de Compagnie over het trecken van de recognitie overhoop leyt willende niet toelaaten , dat de Compagnie, volgens haar recht, aldaar de voors. recog- nitie van scheepen naar Serinhame vaarende ende van- daar comende ontfanckt ; ende houdt het geinelte collegie deese haar wille , sonder recht ofte reeden, alleen door haare authoriteyt ende macht staande , sulcx dat het collegie van Gecomm. Raaden aldaar selfs van die scheepen voor gaan ende coomen trect f 5.— per last ende de Compagnie niemendal, sonder dat daarinne remedie is te vinden ; doch eenige scheepen uyt de provincie van Hol- landt derwaarts willende, heeft men tot noch toe- sulcx 104 EENE MEMORIE OVER DEN HANDEL ENZ. Diet willen permitteeren , als met de betaalinge van het ordinaris caribische lastgelt, hiervooren gemelt. ordinaris caribische lastgelt, hiervooren gemelt. Ten tweeden betaalen alle scheepen , die naar het eylandt Curacao ende de Spaansche West-indiens willen , 2 °/a van haare goederen , uytgaande , ende 2 °/0 thuyscomende, ende alzoo het bij tractaat met Spanjen voor de scheepen deeser landen niet georloft is , als op pene van confiscatie , in de Spaansche West-Indiens te pene van confiscatie , in de Spaansche West-Indiens te gaan negotieren , zoo werdt bij de Compagnie daartoe geene expresse commissie gegeven , maar alleen licentie naar het eylandt Curacao ende de omliggende plaatsen van dien. Sijnde te remarqueren , dat dit evenwel special is in de scheepen , die naar Curacao vertrecken , dat is in de scheepen , die naar Curacao vertrecken , dat deselve 1/10 van haare lasten voor de Compagnie vracht- vrij moeten overvoeren ende , indien de Compagnie geen goederen heeft om te laaden moeten deselve de vrachten van de lasten , die de Compagnie vrij heeft , op het Curacao in gelt betaalen tot f 66.— het last. Ten derden betaalen de Rieuw-Neederlandtvaarders voor recognitie 30/0 uytgaande , ende gelijcke 30/0 thuyscomende. Ten vierden betaalen de Virginiesvaarders , die selden hiervandaan vertrecken [ende] hier comende selden iets anders gelaaden hebben als tabacq, 30 stuyvers per ieder vat tabacq van 400 te weegens , ende alsoo 't selvige bij vat tabacq van 400 te weegens , ende alsoo 't selvige bij de weerde betaalt , is het wel gebeurt , dat op pretext , de weerde betaalt , is het wel gebeurt , dat op pretext , dat de tabacq bedorven zoude zijn , moderatie toegestaan dat de tabacq bedorven zoude zijn , moderatie toegestaan is, doch niet anders , als soo wanneer bij het Collegie is, doch niet anders , als soo wanneer bij het Collegie ter Admiraliteyt remissie in het veylgelt wierde gedaan ; doch is sulcx naaderhant om alle vuyligheeden te prove- doch is sulcx naaderhant om alle vuyligheeden te prove- nieren , die ordinaris onder dusdanige pretexten schuyl- den , absoluyt geexcuzeert. den , absoluyt geexcuzeert. Ende dit is alles 't geene ontrent de generalia van de behandelinge der limiten van den octroye , onder cor- rectie , to considereren staat. Gemeente-archief Rotterdam. Geschreven Inventaris : Handel no. 83. BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG OP AMSTERDAM IN 1650 , MEDEGEDEELD DOOR Dr. GISBERT BROM. De hier volgende beschrijving van den aanslag op Amsterdam trof ik onlangs in de Bibliotheek-Chigi te Rome aan. Binnenkort hoop ik van den inhoud dezer hoogst be- langrijke verzameling een gedetailleerd overzicht te geven in het derde deel mijner Archivalia, dat reeds ter perse in het derde deel mijner Archivalia, dat reeds ter perse ligt. Voor de twee bijgaande stukken was echter in het eenmaal vastgestelde kader van genoemde uitgave niet zoo gevoegelijk eene plaats te vinden. Daarom meen ik ze het best afzonderlijk aan het licht te brengen. Openbaarmaking verdienen zij m. zeker wel , niet zoo- zeer omdat zij over den aanslag zelf feitelijk nieuws bevatten , als wel om hun eigenaardige herkomst en algemeen karakter. Het zijn namelijk berichten, die met bekwamen spoed naar Rome werden gestuurd door den Keulschen nuntius Fabio Chigi, den lateren paus Alexander VII (1655-1667). Deze hield zich toen op te Aken, om de tusschen Frankrijk en Spanje voortgezette vredesonderhandelingen bij te en Spanje voortgezette vredesonderhandelingen bij te wonen en , zoo mogelijk , namens den h. Stoel daarbij als bemiddelaar op te treden. Het talrijke deelen uit- makende register van zijn drukke , met de Curie gevoerde 106 BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG briefwisseling bevindt zich in de Bibliotheek-Chigi te Rome. Hieraan nu zijn onze berichten ontleend. Merkwaardig is het, dat te Aken , nog geen week na den aanslag , het gebeurde reeds zOOzeer in bijzonder- heden nauwkeurig bekend was , dat Chigi daarvan een uitvoerige beschrijving geredigeerd had en deze , als toevoegsel bij zijn wekelijkschen brief in cijferschrift , naar de Staatssecretarie kon zenden. Gedeeltelijk zal Ilij zijne gegevens in diplomatieke kringen opgedaan hebben. Maar hij moet toch ook zelf , direct van Hol- landsche zijde, bepaaldelijk door Katholieken te Amsterdam, zijn ingelicht. Dit bewijzen de opmerkingen aan het slot der beide weekberichten , die telkens neerkomen op den toestand der Katholieken te Amsterdam , hun hopen en vreezen naar aanleiding der jongste gebeurtenissen. Zulke opmerkingen zijn blijkbaar uit de eerste hand , dus van Amsterdamsche zijde, afkomstig. Dat Chigi van- daar zoo goed en viug werd ingelicht , kan niet ver- wonderen , als men bedenkt , dat hij met den geleerden pastoor van het Baggijnhof , Leonardus Marius , en met diens specialen vriend , den tijdelijk in Amsterdam ge- vestigden bekeerling Barthold Nihusius, geregeld in brief- wisseling stond. Bijaldien het deze twee zijn geweest , of althans een hunner, die Fabio Chigi hebben ingelicht, dan zouden hun oorspronkelijke mededeelingen nog meer waarde voor ons hebben. Doch vruchteloos heb ik ze getracht terug te vinden. Het geruchtmakende incident van den aanslag te kwader ure door prins Willem II beraamd en in den nacht van 30 Juli vruchteloos beproefd , was spoedig allerwegen bekend. Men zie slechts de verscheidene pamfletten , die bij wijze van nieuwstijding of van nabe- trachting erover in het licht kwamen 1). Niet om nieuwe bijzonderheden mag het ons derhalve bij deze publicatie te doers zijn. Reeds staan ze in geuren en kleuren , nog 1) Bijr. Tiele, Parnfietten II n°. 3662-3667. — Petit II n°. 2569— 2'575. — Meulman, Catalogus II n°. 3170. 2'575. — Meulman, Catalogus II n°. 3170. OP AMSTERDAM IN 1650. 107 uitvoeriger ook , bij oudere en jongere geschiedschrijvers vermeld 1). Zelfs schiet Chigi een enkele maal de plank mis. Namelijk waar hij de gevangenneming der zes Statenleden op 29 Juli laat gebeuren, met de bijvoeging, dat twee vertegenwoordigers van Amsterdam zich aan deze gewelddaad konden onttrekken en nog denzelfden avond in hunne stad aankwamen , waar zij de magistraten bijtijds hebben gewaarschuwd tegen den nabijzijnden aanslag. Dit is strijdig met andere gelijktijdige berichten, die eenparig zeggen , dat men te Amsterdam niet op den aanslag was voorbereid. Wagenaar 2) getuigt dan ook uitdrukkelijk : „In de stad was alles den voorgaanden nagt in diepe rust geweest. Niemand vermoedde eenigen onraad van buiten." Waarbij nog komt , dat de prins , 's voormiddags 29 Juli, onmogelijk kon bluffen tegenover de gevangen Statenleden : „Weet gij niet, dat op dit uur reeds Amsterdam in mijne handen is ?" — zoo de aanslag toen nog geschieden moest. Maar wat ons in deze herichten van Chigi treft , is meer van algemeenen aard : te weten zijn juiste blik op de oorzaken , die tot den aanslag geleid hebben, en op de gespannen verhouding tusschen prins Willem en diens tegenstanders. De tweespalt dagteekende van den , op Holland's aan- drang , te Munster gesloten vrede , waarover de prins z(5.5 slecht te spreken was , dat hij 16 Augustus 1649 schreef: „Je voudrois pouvoir rompre le cola tous les coquins qui ont fait la paix" 3). En reeds geruimen tijd te voren meldde Chigi naar Rome een merkwaardig geval , waaruit blijkt , hoezeer het tusschen beide partijen had gespannen. De nuntius schreef namelijk 1 Januari 1649 , dat prins Willem door de Staten-Generaal was lastig gevallen , omdat hij zich ten opzichte der Katho- 1) Zie bijv. Aitzema, &ken van staat en oorlogh III p. 413-449. — Wagenaar, Amsterdam I p. 560-568 en Paderlandsche historie XII p. 93-107. Blok, Geschiedenis V p. '28-32. 2) Amsterdam p. 561. 3) Groen, Archives IV p. 314. 108 BESCHRIPTING VAN DEN AANSLAG lieken in Breda en Bergen-op-Zoom maar al te welwillend toonde. Maar hooghartig en scherp weer de prins deze terechtwijzing af, waarop de Staten antwoordden, dat nog geen enkele zijner voorouders hun ooit zulk een antwoord gegeven had. De prins echter repliceerde , dat ook nog geen enkele zijner voorouders z(56 slecht door de Staten was bejegend 1). Dat de knoop eigenlijk zat in de quaestie : oorlog of vrede met Spanje ? waarbij het ging om de suprematie van Amsterdam's handel of de overmacht der als een lijfwacht prins Willem aanhangende militaire partij — heeft de Keulsche nuntius even goed ingezien als de laatste geschiedschrijver van het Nederlandsche yolk, wanneer deze verklaart : „Holland had dringend behoefte aan vrede gevoeld ; het had dien vrede nu met groote inspanning verkregen en wilde hem niet laten verstoren, zelfs al moest het daarbij lijnrecht tegenover den jongen Prins komen te staan" 2). Het pleit ongetwijfeld voor Chigi's staatsmansblik , dat hij uit de verte zoo spoedig en juist den toestand doorschouwde. Des te meer valt ons op, hoe pessimistisch in wel- ingelichte kringen , voor en na den vrede van Munster, omtrent de toekomst der zegevierende Republiek gedacht werd. De nuntius schrijft namelijk , dat men algemeen het vooruitzicht was toegedaan , als zou het staatsverband der Zeven Vereenigde Provincien niet van duur kunnen zijn , wanneer eenmaal de vrede had plaats gemaakt voor den oorlog. Daarom had reeds Spinola , bij de onder- handelingen over het Bestand , den koning van Spanje hiertoe krachtig geraden. , met nadruk verzekerende , dat Zijne Majesteit zonder onkosten en zonder moeite wederom hoer en meester kon warden over de Republiek , wijI deze „mal regolata potenza" gemakkelijk uit zichzelve ineenstorten zou. Een vooruitzicht, dat ook bij de ander- 1) Brief aan kardinaal Panzirolo, d.d. I Januari 1649 (Chigi A I 17 f. 5). 2) Blok p. 16. o AMSTERDAM IN 1650. 169 handelingen te Munster nog opgeld deed en waarvan zich ten onzent de tot oorlog geneigde partij herhaaldelijk als motief bediende. Niet anders vreesde men , nadat de bestaande twee- spalt , die bij den aanslag op Amsterdam tot openlijke uitbarsting kwam , met een minnelijke schikking was bijgelegd. „Men vreest ernstig — zoo schreef Chigi 6 Augustus dat deze schikking slechts tijdelijk baten zal en dat er nog veel andere incidenten van gelijken aard te verwachten zijn , gelet op de meeningsverschillen, die bj dit yolk heerschen , en op den slecht-geregelden maatstaf, volgens welken zij of tegen buitensporigheid kunnen worden ingetoomd , Of daarna kunnen worden bedwongen , zonder tot openlijke scheuring en wapen- geweld over te gaan." Acht dagen later, toen alles scheen bij gelegd , deelde Chigi nog hetzelfde donkere vooruitzicht, en wel op gezag van meerdere deskundigen , ook in de Republiek. Want daar „gavel' niettemin de verstandigsten als hun oordeel te kennen , dat deze toenadering slechts zwak was en gemakkelijk opnieuw kon worden verbroken, nog afgezien van den slechten regeeringsvorm dezer Provincien, waar- van elke zich als souverein beschouwt, ja waar elke stad evenzoo denkt en pretendeert op geen enkel punt, waarin zij het oneens met de anderen is, eenig voorsehrift to moeten afwachten, nOch tot een andere meening te kunnen warden overgehaald." De federale opvatting van den Staat der Vereenigde Nederlanden , die aan de Republiek nog zooveel ellende en ten slotte een roemloos uiteinde zou brengen , wordt bier, in al hare noodlottigheid, door den nuntius bloot gelegd. Te Amsterdam werden na den aanslag gelijk Chigi ook mededeelt — door spotvogels aanplakbiljetten aan de muren gehecht , waarop in rijm stond geschreven : „Prins zonder hersens , Staten zonder soldaten de koning van Spanje is op komst en wordt opnieuw de baas !" Zoover is het echter, gelukkig niet gekomen. Maar toch geeft dit rijmpje welsprekend de stemming weer, 110 BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG die velen met angst de toekomst deed inzien. Daaren- tegen werd door het gewone yolk , met hart en ziel aan den Oranje-telg gehecht en nog tuk op nieuwe , roem- rijke daden, het mislukken van den aanslag grootelijks betreurd. Als de prins maar absoluut baas werd to Amsterdam — zoo geloofde het yolk dan zou hij ter bezoldiging van het leper kunnen beschikken over on- metelijrce schatten en zich opwerken tot den machtigsten vorst zijner eeuw. vorst zijner eeuw. Het laat zich werkelijk aanzien dat prins Willem , die zelfs na den mislukten aanslag zulke overmatig- gunstige voorwaarden van Amsterdam wist to bedingen , op den duur het pleit definitief zou hebben gewonnen. Maar zijn onverwachte dood — 6 November 1650 — gaf aan den loop der gebeurtenissen plotseling een heel andere wending. Hier komen wij opnieuw to staan bij een keerpunt der gesAiedenis, wanneer een hoogere Macht zichtbaar ingrijpt en het tegenovergestelde beschikt van hetgeen mensclielijk oordeel vooraf gewikt had. G. B. I. FABIO OHIGI A.A.N DEN KARDINAAL-STAATSSECRETARIS (PANZIROLO): OVER DE HEERSCHENDE STEMMING IN DE REPUBLIEK EN OVER DEN AANSL A G OP AMSTERDAM ; MET EEN U1TVOERIGE BESCHRIJVING HIERVAN EN STAAT- KUNDIGE BESCHOITWINGEN. 1650 Augustus 6. I consoli di Amsterdam, e particolarmente it Becher 1), Sono stati i pia ferventi per fare la pace col re di Sono stati i pia ferventi per fare la pace col re di Spagna, contro le oppositioni de' ministri di Francia e 4) Cornelis Bicker. OP AMSTERDAM IN 1650. 111 della provincia di Zelanda e di tutta quella fattione , dalla quale Nora si crede , che sia stato sollevato prencipe d'Oranges a vendicarsi degli affronti, che pretende haver ricevuti in non havere quella citta con altre della stessa provincia di Hollanda acconsentito alle sue dimande di ritenere un gran nervo di 'soldatesca armata per mag- gior vigore di quella repubblica , come diceva , ma come altri vogliono , per la sola conservatione dell' autorita di lui. Il quale, se s'impadroniva di Amsterdam , era anco opinione , che assistito dalle altre provincie l'haverebbe ridotta ad obbedire. flora ella tanto piu stara nella sua liberty ; e di gia ha mandati fuori manifesti a stampa in quella lingua , per cui rimostra le sue ragioni alle altre provincie e le invita alla unione antica contro l'autorith, che si piglia ii principe a pregiuditio di essa e del suo propio giuramento , fatto quando a stato assunto al governo delle arme. Se questa sorpresa haveva effetto , una grande perse- cutione si eccitava contro i nostri Cattolici , che fino al numero di sessantamila vivono in quella citta con la rnaggior liberty che in qualsiasi altra degli Stati ; ne i predicanti con le loro querele hanno potuto muovere i consoli a scemarla per gagliarde instanze , che ne hab- biano fatte anco ultimamente doppo questa pace, che anzi ne hanno havute sollenni repulse. Aquisgrano , a 6 di Augusto 1650 (in cifra). Attentato del principe di Oranges di sorprendere la citta di Amsterdam ai 30 di Luglio 1650. E stata assai comune predittione , che la forma del governo introdotta dalle Provincie Unite, doppo che si partirono dall'obbedientia del re di Spagna , che ne era padrone come duca di Borgogna , non era durabile per altro tempo che per quello della guerra, alla quale era stata ordinata. Onde it marchese Spinola, che comandava le armi di S. M. Cattolica in Fiandra e che con esse tanta reputatione si acquistava , fu uno de'primi consi- glieri della tregua fatta con esse it 1609 , et asserl chiaramente, che senza spesa e senza danno di guerra 112 BESCHRIJVING VAN DEN AAN§LAG S. Nita Cattolica haverebbe veduto piu facilmente cadere da se stessa quella mal regolata potenza. Se ne vedde qualche inditio sul bel principio per le discordie de' Gomorristi e degli Armenianisti , che furono due fattioni di quella setta di falsa religione denominate. cosi da' loro predicanti. Si sostenne nondimeno it governo per tutto it tempo della tregua put tosto in ordine preparare e continovare la guerra allo spirar del termine accordato, che in riguardo delle loro leggi et ordinationi. La fattione , che tra gli Stati in quelli ultimi mini si mostrava difficile a far la pace col re di Spagna, benche loro vantaggiosissima per ogni rispetto e di honore e d'interesse , si valeva anco tra le altre di queste ragioni. Ma la provincia di Holanda , seconda in ordine, prima per nervo di denaro e che di cento carati della spesa comune , che si ripartisce tra tutte e sette , ne paga sessanta , stanca dalle guerre e dalle spese , si mostrO sempre amica di pace , e di una pace tanto utile , per escire una volta dai debiti e per accrescere it commercio delle sue mercantie particolarmente in Amsterdam, vasta citta e principale di essa famoso emporio hora a tutto it mondo , benche cento anni sono fosse di poca conside- ratione e di minor recinto. Questa sola per i suoi interessi impedi quattro anni sono , che ii prencipe di Oranges 1) non si impadronisse di Anversa , temendo che ella non tirasse tutto a se it guadagno , per la maggior facility , the porgerebbe alle navi , le quail approdano di repente agli stessi magazzini e vengono e partono liberamente cosa che non hanno in Amsterdam , dovendo dependere da' venti et essere costrette a rimanere al Tessel , d'onde sono scaricate in piccole barche le mercantie si traghettano poi nei magazzini. La provincia dunque di Holanda , et in essa la citth, di Amsterdam , siccome la prima lode si a presa della pace fatta in Munster, cosi ne ha sostenuta l'invidia e 1) Frederik Hendrik in 1645 en nogmaals in 1646; zie Wagenaar XI p. 391 vv. en p. 427. OP AMSTERDAM IN 1650. 113 l'avversione appresso quelli che non vi si portavano ; dal che Bono nate le tante e si mordaci stampe e cartelli, e di Francia , e da' loro paesi , che sono pubblicate in quel tempo. Elora nella esecuttione di detta pace e nel licentiare la tanta soldatesca che teneva stipendiata in ordine alla guerra , ella si a mostrata talmente costante e ferma , che oltre all' haver dichiarato , che non contribuirebbe pit" a quelle spesa , e fattone ordinare it licentiamento , vedendo , che con ordini contrarii ii principe d'Oranges , assistito da alcuna delle altre provincie , l'impediva , fin di Febbraro passato con ferme risolutioni e con chiare rimostranze fece apparire , che secondo la forma della comune liberta non haveva ne it principe d'Oranges , ne alcuna provincia potere sopra l'altra , e che persisterebbe nel godere la sua pace , senza tener in piedi altra sol- datesca che la concertata di piccoli presidii e proportio- nata a' tempi di una buona pace. Opponeva it principe d'Oranges con dire , che la pace non era eseguita e che remanevano tali dubbii delle terre , che si dovevano e dividere e confinare tra quelli Stati ed it re di Spagna , che non era prudente risolutione disarmare , prima che ciO non fosse aggiustato. Ma rispondeva la Holanda sperare di venir a ci.O nel modo che si era articolato hello istromento della pace , cioe con discussione , che se ne farebbe nella Camera Bipar- tita 1), composta di ministri egualmente di ambe le parti. E quando anco questa non potesse ciO conseguire , si dichiarava non voler tanto quegli interessi , che per essi ella dovesse perdere gli altri molto maggiori di quella pace o almeno arrisicarli , col tornare in nuova guerra. Non contento di cio , it principe si fece dare due mesi sono da alcune provincie la commissione di andar a pra- ticare questo affare con la sua autorita a ciascuna citta, per citta di quelle della ETolanda , e poi con la stessa principale di Amsterdam, presupponendo , che in questa 1) De „Chambre-Mipartie", die nog geruimen tijd achterwege bleef. Bijdr. en Meded. XXXV. 8 114 BESCHRLIVING VAN DEN A1NSLA.G maniera lo superarebbe. Ma invece di superarlo benche artifitiosamente si accomodasse a' costumi di ciasclieduna e frequentasse piu del solito le loro concioni e pigliasse in tal una di esse la loro cella , ne fu ributtato quasi da tutte, e particolarmente da quella di Amsterdam assai bruscamente. Mostre di non badare per allora a tali affronti ii prin- cipe. E ritornato alla Haya , si misse di nuovo a nego- tiare co' deputati , fisso nel suo animo , che la sua repu- tations di generale d'armi tra quelle provincie consistesse in haver comando di soldati molti et effettivi. Si applicO a mettere la mano alla radice, d'onde depen- deva la repugnanza di quella provincia , che era la citta di Amsterdam confidato dall' haver seco non solamente alcune delle altre , ma gran parte de' predicanti della stessa citta, che mal volentieri vedevano la piacevolezza, con cui i consoli procedevano in permettere qualche liberta, a' Cattolici , che in grandissimo numero si trovano in essa , dicendosi da tutti, che passino 30 mila, volendo anco altri , che arrivino a 60 mila. E vi si applice in uno stesso tempo col negotio e con la forza; quello aper- tamente maneggiandolo perche ad esso solo fossero attenti , questa preparando in segreto , per vincere contrast° a man salva. Sul fine adunque del mese passato havendo ordinate tutte le cose, e precisainente it 29 di Luglio, parlb alta- mente , e quasi per fare uno ultimo sforzo , ad alcuni deputati di Amsterdam. Ma perseverando eglino nelle loro antiche commissioni e negative, fatto altiero dalla speranza certa , con cui credeva essersi gia divorata la preda , disse loro : „Voi non sapete , che a questa hora Amsterdam a in mia mano". Et in continente gli fete mettere in sequestro ; affront° , che e it maggiore ed it piu contrario, che possi ricevere la pretesa liberth, di quelle provincie. Due di essi , che non si trovavano presenti su le 11 Dit is onjuist; de gevangenneming had eerst 30 Juli plaats. Zie Wagenaar XII p. 90. Wagenaar XII p. 90. OP AMSTERDAM IN 1650. 115 here della mattina nascostamente si partirono , e prima che gionsero ad Amsterdam con la nuova di quegli affari , che it magistrato fosse andato a dormire. Onde subbito si messe a dare buoni ordini per prepararsi contro la forza et a cercare, se qualche fraude potesse annidarsi in quel numeroso popolo , adoppiando le guardie per la citta, et invigilando particolarmente per la salvezza del console Becher, che piu degli altri si sapeva essere in odio del principe e della fattione contraria , siccome era state it prime mobile della pace e di quelle risolutioni che ne dependono. Haveva it principe spinto a quella citth, 6 mila cavalli e 3 mila fanti con ordinare al governatore della Frisia , it piu Ticino e che e della sua Casa di Nassau 1), che gli mandasse tutte le soldatesche , che poteva ; siccome haveva scritto in conformity al governatore di Mastricht , che si sia saputo fin Nora, et a mold altri si presuppone, it che si sapra, di poi , havendo della sua partita la pro- vincia di Utrecht , che haverebbe potuto rendere it ten- tativo vano, col solo aprire le sue cataratte, ed essendo alta di sito, col lassare inondare la campagna intorno ad Amsterdam. Doveva l'effetto sortire al far del giorno de' 30 di Luglio nell' aprirsi delle porte , di una delle qual' ammaz- zate le guardie , bastava che s'impadronisse l'esercito. Ma parte per la pioggia del Venerdi , non potendo la cavalleria avanzare che a Narde, dove fu scoperta, parte pel lungo viaggio non comparvero a tempo. E gia,' corriere , che veniva di Hamburg, et altri contadini piu vicini ne havevano portato l'avviso a' consoli, i quali senza dimora fecero serrare le porte , mettere i cannoni su' baluardi e la borgesia tutta in arme , e poi apersero le lore cataratte. E non havendo riguardo al danno de' particolari , che tutti i fieni e tutte le biade havevano su' campi , per conservare it piu che e loro liberty, aprirono tutte le loro cataratte 2) et allagarono it paese, 4) Willem Frederik. 2) Dit is overdreven, zie Wagenaar XII p. 100. 116 BESCHRIJVING VAIN DEN AANSLAG per liberarsi non solo dall' attacco repentino di quella armata , ma da qualsisia assedio , che intraprendesse prencipe. Essendo cosi svanito it tentativo, ricoveratosi ii principe a Muida , mandO it primo di Agosto due suoi gentil- a Muida , mandO it primo di Agosto due suoi gentil- uomini et un trombetta con lettera a' consoli di Amster- dam ; e questi con la risposta inviarono quattro loro deputati , i quali tornarono l'istessa sera dentro la citta. E la mattina de' due di Agosto fattosi consiglio , ritor- E la mattina de' due di Agosto fattosi consiglio , ritor- narono alle 7 hore a trattare col principe con qualche apparenza di accordo. Ma intanto fa quel magistrato continovamente soldati, preparandosi ad ogni buona difesa; e dubbitando , che la Frisia , la Zelanda e l'ammiraglio 1) del mare degli Stati non venissero al Tessel , e poi avanti la citta , haveva armate 40 navi di guerra , 20 delle quali stavano fuori del Tessel, e tenevano netto it mare sopra la bocca del port° , e le altre stavano pronte pit presso alla citta. Intanto senza lassar fare mentione alcuna di tante novita nelle loro gazzette hanno fatta stampare la risolutione , presa fin questo inverno passato sopra la esecutione della pace e lo sbandamento de' soldati , la risposta che diedero fuori due mesi fa contro la relatione, che haveva fatta agli Stati Generali ii principe di Oranges doppo la sua commissione e visita fatta per le citta della Holanda, con molte deduttioni delle loro ragioni e liberta, tacciando it principe , che contro di essa e contro giuramento , che ha preso nell' accettar la carica di generale degli Stati havesse presa l'incombenza di quella commissione , a cui i deputati di Holanda havevano con- tradetto e quelli di Gheldria, che era la prima provincia in ordine , non havevano acconsentito , ma chiesto di riferir ciO a' loro principali. Con le prime lettere si attende l'esito di queue nego- tiationi, credendosi che in esse deve haver fine tal novita, vedendosi ii popolo di Amsterdam unitissimo et irritato vedendosi ii popolo di Amsterdam unitissimo et irritato talmente contro it principe , che pubblicamente chiama 1) Tromp. OP AMSTERDAM IN 1650. 117 un nuovo Farfax e lacera con continue declamationi e pasquinate. Temesi bene , che questo accomodamento serva sola- mente a tempo e che di simili accidenti molti altri siano per vedersi , attese le diversity degli humori , che sono in quella natione , e la poca ben concertata regola , con che si possino b raffrenare che non deviino dal giusto o ridurveli, quando siano trascorsi, senza venire a pubblica dissensione et alle armi. Che b quanto per Nora si pith dire e conjetturare di tale accidente. Aquisgrano , a 6 di Augusto 1650 (in folio). Bibliotheelc-Chigi A I 17 f. 223-228. II. EVENZOO : VERVOLG OVER DEN AINSLA.G OP AM- STERDAM. 1650 Augustus 13. Continovatione del tentativo di sorprendere Amsterdam. Per continovare it racconto della sorpresa di Amsterdam, tentata dal principe di Oranges e non seguita conforme al suo desiderio , si e poi veduta a stampa la lettera in fiammengo 1), che egli it 31 di. Luglio scrisse Ball Haya alle altre sei Provincie Unite di Gheldria , di Zelanda , di Utrecht , di Frisia , di Transisulania , di Groninga ; nella quale riducendo loro a memoria, come sotto li 5 di Giugno gli havevan data autorita di provvedere alla con- servatione del buon governo e della unione , con preve- nire ogni accidente che nascer potesse in contrario, dava 1) Deze voorloopig niet gepubliceerde brief van 31 Juli gedr. o. a. bij Aitzema III p. 445. Zie ook Wagenaar XII p. 109-110; Tiele, Tamfletten II n°. 3651-3652; Meulman, Catalogus II n°. 3147. 1 1 8 BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG parte loro, che non ostante ogni diligenza usata da esso, tanto in persona quanto per mezzo de' suoi ministri, non haveva potuto ottenere l'intento , per cagione di poche persone della provincia di Holanda e principalmente di Amsterdam, che repugnavano in contrario. PerciO haveva it giorno avanti fatti arrestare prigioni con guardie , ciascuno in divers() alloggiamento , it Wit , console di Dordrecht , it Wael console , ed it sindico Ruyl di Har- lem Duyst, console di Delft, it Keiser, sindico di Horn , e lo Stellingverf 1), deputato di Medemblic , citta tutte della provincia di Holanda , che gli contradicevano insieme con Amsterdam. Et haveva inoltre ordinato ii con to Guglielmo di Nassau , governatore di Frisia , che con esercito numeroso passasse ad Amsterdam per riunirla al suo sentimento sperando che tutto ci.O fosse per piacere alle dette sei provincie come ordinato al pubblico bene et alla riforma della for religions, e richiedendole infine a voler approvare e mantenere questo fatto. Haveva desiderio it principe sopra gli altri fare arrestare i due deputati della citta di Amsterdam, che anco erano consoli , l'uno detto Becher e l'altro ...... 2). Ma perche non Si erano trovati con gli altri et it principe subbito che hebbe fatti sequestrare questi , fatti chiamare it pre- sidente degli Stati Generali , quello del Consiglio di Stato ed it pensionario di Holanda 3), haveva data parta loro di tale detentione, questi rimanendo sospesi di animo a questo nuovo accidente , havevano chiesto di conferirne prima co' loro Consegli. E fatta tale consulta , invece di rendere al principe risposta alcuna si erano quasi tutti assentati, siccome fecero i due deputati di Amsterdam. Fece it principe trasportare quei 6 prigioni nella rocca Fece it principe trasportare quei 6 prigioni nella rocca detta Lochestein 4), situata sopra la Mosa presso a Heus- don , che a quella stessa , d'onde escl per stratagemma della moglie dentro una cassa di libri molti anni sono A) De juiste namen der zes gevangenen bij Blok V p. 28. 2) Opengelaten. — Vermoedelijk is bedoeld Cornelis de Graeff. 3) Jacob Cats. 3) Jacob Cats. 4) Loevenstein. OP AMSTERDAM IN 1650. 119 famoso e dotto Ugone Grotio , che poi fu ambasciatore di Suezia in Francia. Non havendo dunque havuto effetto la sorpresa con la forza , si pose in piedi ii trattato per via di deputati di ambe le parti. Ma parendo a quegli di Amsterdam , che le pretensioni del principe fossero troppo esorbitanti, anzi contrarie alla ragione , alle prerogative sue et alle leggi fondamentali del governo, andava tirando it negotio in lungo per sentire it senso delle altre citta della llolanda , le quali credeva haver tutte per se; e solamente di Leida dubbitava , che potesse stare della parte del principe , non cessando intanto di accrescere le diligenze per la sua difesa. Le conditioni , chieste dal principe , erano : la che Amsterdam gli pagasse 10 tonni di oro (che sono di 100 mila fiorini l'uno) per emends dell' affront() , fattogli in non haverlo voluto ammettere all' audientia due mesi sono , quando fu in quella citth 1); 2a che pagasse tutte le soldatesche , che si trovavano allora in piedi ; 3a che it magistrato lo facesse ricevere nella congregatione de' 36 senatori con facolta di entrare nella citta ogni volta e con che numero di soldati che gli piacesse ; 4a che confessasse , che haveva havuta facolta di far prigionieri quei 6 deputati ; e 5a finalmente , che quando sei delle provincie si accordavano in alcuna resolutione, la settima fosse obbligata ad assentirvi. Pretensioni tanto alte , che per essere state proposte doppo it non haver sorpresa quella citta, hanrio fatta impressione in quel popolo che it prencipe havesse havuto animo di farsi padrone assoluto e pagando i sol- dati co' tesori immensi di quel riechissimo emporio, si fosse potuto rendere it piu considerabile principe di questo secolo. PerciO continova la citta ad assoldar gente per se et a voler veder licentiate le 100 compagnie d'in- fanteria e le 16 di cavalleria, che risolve a mesi passati in ordine alla pace; o vero se le altre provincie le voglirio mantenere , che le paghino del proprio. 1) Bij gelegenheid der officieele bezending, 25 Juni. 120 BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG E quanto alle conditioni chieste dal principe, per solo riguardo de' mercanti , che desiderano di non veder deviato quel commertio , se vadano fuori le nuove di questa guerra civile , e per la invidia , che vedono portarsi ad Amsterdam dalle altre citta, delle provincie meno ricche, solamente hanno posto in campo di far qualche sborzo di denara al principe, per redimere quella vessatione e per farlo quietare con l'offerta , che credono essere proportionata al bisogno , in che si trova di presente. Avvisano intanto le lettere de' 5 di Amsterdam, che ivi erano compariti alcuni deputati di altre citth della stessa provincia , dichiarandosi di stare unitissime con essa e facendole animo con l'avviso , che portavano, come gli Stati Generali non solamente non havevano approvato iI tentativo del principe , ma oho havevano ordinato, che se ne tornasse subito alla Haya , perche rendesse conto , con che facolta et ordine l'havesse fatto, con fare ritirare da' contorni di Amsterdam tutte quelle soldatesche ,sic- come era seguito la mattina de' 3 di questo mese 1), le quali per lo spatio di 5 giorni, che vi si erano tratte- nute , non havevano fatto alcun danno et havevano pagata puntualmente ogni cosa di cui si erano valute. Havevano poi sparso e fino mandate fuori stampe di Utrecht , che la discrepanza era totalmente sopita , con che la soldatesca rimanesse in piede tutta , come sta per lo spatio di 4 anni , e che fossero privati dal consolato it Becher e due altri poco amati dal principe , al quale anco si desse ingresso honorevole , come desiderava per l'avvenire, in quella citta, con di piu non so qual somma di denaro. Ma con le piu fresche lettere si ha , che ii negotio pendeva tuttavia in trattato e che era rimesso agli Stati Generali , davanti a' quali mostravano le citta , che secondo i loro privilegii non erano obbligati a rice- vere in quel modo it principe, allegando havere escluso , senza offendere, nello stesso modo Carlo Audace di Bour- gogna , figlio del principe naturale, ed it conte di Bossii, governatore del re , ed it principe Mauritio , governatore 1) Bij het toen gesioten verdrag van Amstelveen. OP AMSTERDAM IN 1650. 121 degli Stati , e che si persisteva ancora nel licentiamento delle militie per la esecutione della pace , benche si fossero veduti cartelli affissi , che in rims et in lingua fiammenga significavano : „Principe senza cervello, Stati senza soldati , venir it re di Spagna, e tornarh padrone." Anzi si andava cercando de' conseglieri , che havevano indotto it principe a questi atti di violenza e tra essi erano incolpati un Paets , et un Gelder Capelle 1) che sono del Consiglio di Stato e tra' familiari del principe it barone de Schomberg , e tra gli offitiali di guerra Brederode , it Vieuville 2), ed it Somerdich 3), tra' quali fin di presente voglino che passi qualche contrasto per voler ciascuno apparire l'innocente contro it suo compagno, benche dicano tuttavia alla Haya e fanno scrivere fuori, che tutte le cose Bono aggiustate , perche si quieti la fama. Avvisano i piu savii nondimeno , che non potra essere se non un debole rappezzamento facile a rompersi di nuovo , oltre alla mala forma del governo sempre stato di quelle provincie , che ciascuna si tiene sovrana , anzi ciascuna citta di esse provincie , e pretende non poter esser comandata , ne ridotta al genio altrui in qualsisia punt° , che ella vogli discordare delle altre. In ordine a ciO fino le donne e fanciulli per Amsterdam disputano de' loro privilegii. E mostrando tutto quel popolo unione grandissima col suo magistratoquesto per la quantita de' Cattolici con- siderabili si dice the gli facesse interrogare , a qual numero ascendessero e che essendogli risposto essere circa a 30 mila , di nuovo havesse dimandato loro , in quelle contingenze quale era la loro opinione e con chi si terrebbono , al che doppo alcuna deliberatione haves- sero detto, che havevano sempre riverita et amata la autorita del magistrato, pel quale haverebbero impiegate 4) De Geldersche edelman Alexander van der Capellen , heer van Aartsbergen. 2) Markies de Vieuville. 3) Cornelis van Aerssen , heer van Sommelsdijk. 122 BESCHRIJVING VAN DEN AANSLAG ENZ. l'havere e le persone; cosa che fu talmente grata al magistrato , che havendo pel passato trattati i Cattolici e lassatili con piit liberth, di alcuna altra citta , speravano essi di ottenere maggiori vantaggi. Aquisgrano , a' 13 di Agosto 1650. Bibliotheek-Chigi 17 f. 229v-232v. THEODERICUS PAULI , ONDERDEKEN VAN ST. MAARTEN EN ST. VINCENTIUS TE GORKUM , DE WERKELIJKE AUTEUR VAN M.A.RCELLINUS' VITA SANCTI SWIBERTI APOSTOLI FRESONUM, MEDEGEDEELD DOOR A. IIULSHOF. Over het Leven van den heiligen Swibertus , apostel der Friezen , gestorven c. 714, dat in de achtste eeuw door diens metgezel Marcellinus of Marchelmus zou zijn yervaardigd , is al heel wat te doen geweest. Nadat de Bollandisten in 1668 een reeks van bewijzen tegen de echtheid hadden bijeengebracht , reden waarom zij het in hunne uitgave van heiligenlevens niet hebben willen opnemen , zijn er omtrent den vermoedelijken auteur allerlei vage vermoedens geopperd. Volgens den een zou hij monnik zijn geweest te Kaiserswerth , waar bet gebeente van den heilige rustte , volgens den ander had hij in Engeland geleefd deze plaatste hem in de elfde, gene in de twaalfde of dertiende eeuw. In 1859 echter kwam Bouterwek 2) voor den dag met de bewering , dat het Leven van den heiligen Swibertus was geschreven door Gerardus van Harderwijk , rector van het gymnasium Laurentinum te Keulen , die in 1503, toen daar eene besmettelijke ziekte heerschte , met zijne ambtgenooten en studenten in het klooster van den heiligen Swibertus te Kaiserswerth een toevlucht had gevonden. Hij zou 4) Acta Sanctorum, Mart. torn. I, p. 70-84. 2) Bouterwek, Swibert der Apostel des Bergischen Landes, Elberfeld 1859, p. 16 S. 1859, p. 16 S. 124 THEODERICUS PAULI. dit gedaan hebben uit dankbaarheid jegens den heilige, door wiens bescherming zij verschoond waren gebleven. Dit gevoelen vond algemeen ingang , ook ten onzent, waar a. a. Moll in zijne Kerkg eschiedertisl) en S. Muller Fz. in zijne Kr onijkenlijst2) het hebben overgenomen. Door Diekamp 3) is echter aangetoond , dat Gerardus van Harderwijk niets anders heeft gedaan dan het ver- beteren en persklaar maken der in 1508 gedrukte Vita, Welke hij in handschrift, voltooid, te Kaiserswerth had ge- vonden. Bovendien deelde Diekamp den korten inhoud mede van eene Latijnsche oorkonde van 1473, afkomstig uit het klooster Kaiserswerth , waaruit volgens hem zou blijken , dat de Vita in ons land , waarschijnlijk te Dokkum , was vervaardigd. Daarin getuigt namelijk de notaris Nycolaus Claeuwairt , dat op 24 October 1472 Theodericus Pauli, onderdeken van St. Maarten en St. Vincentius te Gorkum , voor hem en eenige met name genoemde getuigen was verschenen met een handschrift uit het St. Bonifatius klooster to Dokkum , bevattend Marcellinus' autograaf van de Vita sancti Swiberti, en drie maanden later , 1 Februari 1473 , met een tweede hand- schrift, hetwelk o. a. de canonizatio sancti Swiberti be- helsde dat Theodericus Pauli van beide een nauwkeurig afschrift had gemaakt met de bedoeling om dit naar het klooster te Kaiserswerth op te zenden. Het is Diekamp echter niet gelukt om jets naders omtrent dezen Dok- kummer auteur aan het licht te brengen. Genoemde oorkonde berust thans in het rijksarchief to Dusseldorf 4). Daar zij het middel biedt om den ver- valscher der Vita te achterhalen, jets wat blijkbaar aan Diekamp is ontgaan, druk ik haar hierachter in haar geheel af. Op het eerste gezicht maakt het stuk den indruk van 4) W. Moll, Kerkgeschiedenis van Nederland voor de Bervorming, I, p. 420; II, 2, p. 304. 2) S. Muller Fz., Lijst van .Noord-Nederlandsche Kronijken , p. 2. 3) W. Diekamp, Die Falschung der Pita s. S'wiberti, in: Ristorisches Jahrbuch der GOrresgesellschaft , II (4881), p. 272-278. Jahrbuch der GOrresgesellschaft , II (4881), p. 272-278. 4) Dusseldorf, Staatsarchiv, Urkuuden Kaiserswerth 386. THEODERICUS PAULI. 12'5 eeht te zijn. Het is opgesteld in den gebruikelijken vorm der notarieele oorkonde , met geteekend notarismerk , terwijl het zegel , dat er vroeger heeft aangehangen , verloren is. Ook het schrift is in overeenstemming met den tijd , waarin de handeling heet te hebben plaats gehad. Opmerkelijk is echter, dat het actum wel is aangegeven maar dat de datum ontbreekt. Niet ge- bruikelijk is verder een uithangend zegel bij eene gewone notarieele oorkonde. Vreemd is ook , dat hier een vor- stelijk lijfarts als notaris optreedt. Bovendien weten wij dat in 1473 lijfarts van Karel den Stoute was Simon van der Sluys , later domproost te Utrecht 1). Zou Karel de Stoute dan tegelijkertijd twee lijfartsen hebben gehad ? Meer nog dan het uitwendige der oorkonde is de inhoud verdacht. Theodericus Pauli heeft haar laten opstellen om haar als geleidedocument in to sluiten bij de copie , die hij naar het klooster te Kaiserswerth zond, ten bewijze dat zij een letterlijk en getrouw afschrift was van den autograaf van Marcellinus en van het tweede handschrift, dat de canonizatio van den heiligen Swibertus bevatte. Beide handschriften worden in de oorkonde overdreven uit- voerig en nauwkeurig beschreven: zelfs van ieder hoofdstuk worden de beginwoorden medegedeeld. Dat wekt argwaan. Van het eerste handschrift wordt gezegd, dat het, „blijkbaar wegens al to hoogen ouderdom , op de meeste plaatsen en bladen bederf, breuken en scheuren had gekregen" ; van het tweede hoot het , dat het nagenoeg even oud en eveneens stork beschadigd was. De bijvoeging echter bij beide handschriften , dat zij op papier waren ge- schreven verraadt dat hier bedrog in het spel is. Immers papier als schrystof is eerst in de eerste helft der veertiende eeuw in ons land in gebruik gekomen ; vOcir dien tijd schreef men hier uitsluitend op perkament. Het is duidelijk, die twee overoude codices hebben nooit bestaan. Ook het verhaal, dat deken en kanun- niken van St. Maarten en St. Vincentius to Gorkum en andere geloofwaardige getuigen bij de vertooning dozer '1) Matthaeus, Analecta, I, p. 717. 126 TIIEODERICUS PAULI. handschriften tegenwoordig waren geweest, en de ver- zekering van den notaris , dat hij den autograaf van . Marcellinus vier dagen achtereen aandachtig had bestu- deerd, zijn louter verzinselen geweest. Theodericus Pauli heeft de oorkonde zelf gefabriceerd om de zoogenaamde copie van de Vita sancti Swiberti , die hij aan de Kaisers- werther monniken toezond, in Dunne oogen belangwekkend te maken. Nu is het niet wel aan te nemen, dat hij om een geschrift , dat door een ander was vervaardigd , tot aanzien te brengen , valschheid in geschrifte zou hebben gepleegd zooiets zal hij alleen terwille van zijn eigen werk hebben gedaan. Hieruit volgt, dat hij zelf de auteur van het leven van den heiligen Swibertus en van diens canonizatie moet zijn geweest 1). Zijdelings wordt dit bevestigd door het twaalftal handschriften, welke van de Vita zijn bewaard : geen enkel ervan 2) is vciOr zijn tijd ontstaan. Ook het gebruik van de Vita in de his- torische litteratuur is eerst aan te wijzen tegen het laatst der vijftiende eeuw. Dat de persoon, die de oorkonde over den te Dokkum bewaarden autograaf van Marcellinus heeft opgesteld, identisch is met den auteur der Vita et Canonizatio sancti Swiberti, blijkt ook overtuigend uit de daarin voorkomende berichten omtrent dit handschrift. In den brief van bis- schop Rixfridus van Utrecht aan den heiligen Liudger, , bisschop van Munster , heet het namelijk : „Cum apud nos in nostro conventu Frisiae in vico Dock= , in quo beatus Bonifacius. . . cum quinquaginta fratribus martyrium pertulit , babeamus et reverenter possideamus, libellum continentem gesta et legendam sanctissimi Swiberti episcopi, consocii et coepiscopi S. Willebrordi , editam mandato et 1) Reeds vroeger, , in zijn Kritische Studien zur alteren .Kolner Ge- schichte, heeft professor Oppermann dit vermoeden ter loops uitgesproken, zonder echter op de zaak zelve dieper in te gaan; zie Westdeutsche zonder echter op de zaak zelve dieper in te gaan; zie Westdeutsche Zeitschrift fur Geschichte and Kunst, XIX WOO), p. 297. 2) Diekamp dateerde het oudste handschrift der Vita, in de got nklijke Bibliotheek te Berlijn theol. lat. qu. 185, dat hij zelf echter niet had kunnen inzien , omstreeks 1400. Ik heb het opgevraagd: het schrift- karakter wijst duidelijk op de tweede helft der vijftiende eeuw. TI{EODERICUS 127 authoritate apostolica sancti patris Gregorii , episcopi Trajectensis ecclesiae , a S. Marcellino presbytero, conso- dali et confratre sanctorum Willebrordi et Swiberti caete- rorumque confratrum : quern librum gloriosus Albricus sive Albertus , quartus Trajectensis pontifex natione Anglicus Eboracensis dioecesis et consanguineus S. Swiberti episcopi, in eodem conventu honore debito custodiri et servari decrevit ." 1). De auteur der Vita heeft niet alleen beschikt over een welversneden pen , maar was ook goed belezen in de oudere en jongere historische litteratuur. Uit Beda, uit de Vita sancti Frederici episcopi Trajectensis, uit Beka en tal van andere kronieken heeft hij de gegevens bijeengegaard om aan het samenstel zijner verdichtselen een schijn van historische waarheid te geven. Hij is daarin zoo wel geslaagd, dat de geleerde wereld eeuwen lang voor zijn bedrog blind is geweest. De capaciteiten daarvoor bezat Theodericus Pauli ongetwijfeld , want wij kennen hem als een vruchtbaar en veelzij dig kroniek- schrijver. Wj bezitten o.a. van hem eene omvangrijke wereldkroniek, een levendig geschreven geschiedenis van den opstand der Luikenaars tegen Karel den Stoute in 1465-1468, en eene omwerking van Beka's kroniek met een breedvoerig en hoogst merkwaardig vervolg tot 1467 , dat de grondslag is geweest voor onze vijftiende- eeuwsche chronicographie 2). Dat Theodericus Pauli de auteur der Vita S. Swiberti is geweest, kan naar mijne meening moeilijk meer be- twijfeld worden. De vraag blijft echter nog te beant- woorden , hoe hij er toe gekomen is haar op naam van Marcellinus uit te geven. Is zijne handelwijze misschien op te vatten als pia fraus, in die tijden, toen men omtrent wetenschappelijke eerlijk- heid en litterairen eigendom geheel andere begrippen had 1) Scriptores reruns Brunsvicensium, ed. G. G. Leibnitius, II, IIannoverae 1710, p. 243. 2) Zie mijn opstel De biograaf van Jacobs van Beieren ontdekt, dat weldra in De Quids zal verschijnen. 128 THEODERICUS PARTLY. dan wij, volstrekt niet als ongeoorloofd beschouwd? Ware hij monnik te Kaiserswerth geweest, zijne daad zou ongetwijfeld aldus moeten worden verklaard. Want het aanzien van dit klooster, waar het gebeente van den heilige rustte , werd er natuurlij1/4 ten zeerste door ver- hoogd. Zou hij zich echter al die moeite hebben getroost, enkel om de Kaiserwerther monniken een genoegen te doen ? Veel waarschijnlijker acht ik het , dat hij de Vita heeft vervaardigd op bestelling en tegen geldelijke belooning. Hij vertelt namelijk in de voorrede op zijne Translatio S. Apollinaris (Acta Sanctorurn, Juli t. V, p. 374), dat hij in 1463, teneinde onderzoek te doen naar diens relieken, een rein heeft gemaakt naar Remagen , Sibergk , Keulen en Dusseldorf. De veronderstelling ligt voor de hand , dat hij bij die gelegenheid ook Kaiserwerth heeft bezocht en daar van den abt de opdracht heeft gekregen om het leven van den heilige van zijn klooster te beschrijven zoo mogelijk op naam van een van diens metgezellen of tijdgenooten. Toen hij nu in 1473 met zijn werk gereed was , heeft hij de oorkonde er bij gefabriceerd ten behoeve van zijn lastgever, opdat deze daarrnede alle twijfelaars of bestrijders van de echtheid der Vita den mond zou kunnen snoeren. A. H. DE NOTARIS NYCOLAUS CLAEUWAIRT OORKONDT, DAT OP 24 OCTOBER 1472 THEODERICUS PAULI ONDER- DEKEN VAN ST. MAARTEN EN ST. VINCENTIUS TE GORKUM VOOR HEM EN EENIGE MET NAME GENOEMDE GETUIGEN IS VERSCHENEN MET EEN HANDSCHRIFT UIT HET SINT BONIFATIUSKLOOSTER TE DOKKUM, BEVATTEND MARCELLINUS' AUTOGRAAF VAN DE VITA SANCTI SWIBERTI, EN OP 1 FEBRUARI 1473 MET EEN TWEEDE HA.NDSCHRIFT DAT 0. A. DE CANONIZATIO SANCTI SWIBERTI BEVATTE ; DAT THEODERICUS PAULI VAN BEIDE EEN NAUWKEURIG AFSCHRIFT HEEFT GEMAAKT MET DE BEDOELING OM DIT NAA.R HET KLOOSTER TE KAISERSWERTH OP TB ZENDEN. In nomine Domini Amen. Anno a nativitate ejusdem THEODERICUS PAULI. 129 Domini millesimo quadringentesimo septuagesimo secundo, indictione quinta , mensis Octobris die vicesima quarta hora primarum vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Sixti divina provi- dencia pape quarti anno suo prima, in mei notarii publici ac venerabilium et honorabilium virorum dominorum magistro- rum Heinrici de Ethen decani et curati, Florencii Florencii , Rothardi Bartholomei et Johannis Wolfairdi, canonicorum ecclesie collegiate et parrochialis sanctorurn Martini et Vincencii opidi Gorinchemensis, parcium Hollandie Trajectensis dyochesis, et testium infrascriptorum presencia, personaliter propter hoc constitutus honorabilis et discretus vir dominus Theodoricus Pauli, presbiter et notarius , vicedecanus sive senior canonicus ecclesie collegiate et parrochialis beatorum Martini et Vincencii predicte , habens et tenens in manibus suis quemdam librum papi- reum , quern multis instanciis , posita firma caucione remittendi mediante honorabili et religioso viro domino et fratre Arnaldo filio Zigeri , fratre conventuali monasterii sancti Bonifacii episcopi et martiris in Dockem, parcium Frisie , optinuit , prout bona fide et in verbo religioso asseruit. Qui quidem liber in plerisque locis et foliis ruinam fracturam et scissuras passus fuit propter nirniam at videbatur ejusdem libri vetustatem, et, ut fertur seu verius ferebatur, , conscriptus et compilatus fuit a sancta Mar- cellino , presbitero et confessore ac egregio predicatore prophane Fresonice gentis editus de vita sanctissimi et apostolici episcopi et confessoris Zwiberti quern mihi ad manus optulit reverenter, , quem ab ipso recipiens tenens- que manibus meis aperui et inter cetera scriptum distincte repperi in capite prefati libri pro titulo , magnis litteris LIBER SANCTI MARCELLINI, PRESBITERI ET CONFESSORIS, DE VITA SANCTI ZWIBERTI GLORIOSI EPISCOPI ET CONFES- SORIS EGREGIIQUE PREDICATORIS GENTILIUM , per eundern sanctum Marcellinum propria manu con- scriptus. Infra que scripta parum distans scriptum erat distincte , eciam magnis antiquis litteris : Ex MONASTERIO DOCKEM EX FRISIA. ORIENTALI. Deinde perlegens per quatuor continuos dies vitam Bijdr. en Meded. XXXV. 9 130 THEODERICUS PAULI. ejusdem sancti Zwiberti episcopi scriptum repperi in prin- cipio : „Prologus Marcellini inutilis presbiteri in vitam sanctissimi Zwiberti , sacratissimi episcopi et confessoris", et incipiebat sic : Venerabili et dilecto in Christo domino et incipiebat sic : Venerabili et dilecto in Christo domino et patri domino Greyorio, sancte Trajectensis ecclesie episcopo et Fresonice gentis predicatori eximio, Marcellinus presbiter gentilium predicator inutilis etc. Quo finito inci- presbiter gentilium predicator inutilis etc. Quo finito inci- piebat capitulum de nobilitate parentum sancti Zwiberti piebat capitulum de nobilitate parentum sancti Zwiberti atque presagio nativitatis ejus , quod sic incipiebat : Tempore tamen quo sanctissimus Martinus papa et martir in apostolica sede etc. Tercium de puericia ejus et incipiebat sic : Itaque sanctus Zwibertus puer. Quartum, ut monasterium intraverit sic incipiens : Et quia cotidie de virtute etc. Quintum, ut revocatus a monasterio per sanctum Egbertum archiepiscopum factus sit canonicus Eboracensis ecclesie, sic incipiens : Igitur postquam in eodem monasterio. Sextum , ut sancti Wilfridus episcopus et Wigbertus presbiter primitus per Frisiam et inferio- rem Saxoniam Cristum predicaverunt, sic incipiens : Itaque anno ab incarnatione dozninica sexcentesiino octuagesinzo septimo. Septimum, ut sancti Wilbrordus et Zwibertus cum reliquis decem presbiteris ad Germaniam missi predi- caverunt ipsis fidem Cristi , sic incipiens : Atiamen mag- nificus presul. Octavum, de martirio sancti Wigberti et constructione sancte Trajectensis ecclesie , sic incipiens : Morabatur autem per fidus Radbodus etc. Nonum , ut Morabatur autem per fidus Radbodus etc. Nonum , ut sanctus Zwibertus incarceratus ab angelo fuit liberatus, sic incipiens : Deinde prefati sacerdotes. Decimum, ut vicum incipiens : Deinde prefati sacerdotes. Decimum, ut vicum Hagensteyn ad Cristum converterit sanctus Zwibertus, sic incipiens : Secessit deinde in diversis vicis. Undecimum, ut sancti Zwibertus et Wilbrordus episcopi consecrabantur, sic incipiens : Denique crescents cotidie numero. Duodeci- mum, ut sanctus Zwibertus episcopus comitatum Teyster- bandie converterit, sic incipiens Igitur sanctissimus Zwibertus. Decimum tercium, ut sanctus Zwibertus quen- dam submersum a morte suscitaverit et fere vicum Duer- stadt converterit ad fidem Cristi , sic incipiens : Cum vero mirificavit dominos sanctum etc. Decimum quartum , ut mirificavit dominos sanctum etc. Decimum quartum , ut sanctus Wilbrordus a Roma rediens cum sancto Zwiberto per Frisiam. predicaverit , sic incipiens : Rare anno a THEODERICUS PAULI. 131 nativitate Domini sexcentesimo nonagesirno septimo. Deci- mum quintum , ut sancti consocii et conpresbiter sancto- rum Wilbrordi et Zwiberti in diversas provincias missi Cristum predicaverunt , sic incipiens : Deinde animadver- tentes. Decimum sextum , ut sanctus Zwibertus in West- phalia mulierem paraliticam sanaverit et populum conver- terit , sic incipiens : Itaque sacerrimus pontifex. Decimum. septimum, ut sanctus Zwibertus .episcopus in Bylivelda quendam a peste squinancie sanaverit, sic incipiens : Erat autem in Bilivelda. Decimum octavum, ut quendam cecum illuminaverit , sic incipiens : Mimmigardum. Decimum nonum , ut in Bruynswyck quendam paraliticum signo crucis sanaverit , sic incipiens : Postquam igitur cum suis. Vicesimum , ut Boructuariorum magnam partem ad fidem perduxerit Cristi, sic incipiens : Cumque ad Boructuarios. Vicesimum primum , ut quendam demoniacum liberaverit et cum multis baptizaverit, sic incipiens : Erat autern eodem tempore. Vicesimum secundum , de virtutibus et conver- sacionibus sancti Zwiberti episcopi, sic incipiens licet Boructuarii. Vicesimum tertium , ut sanctus Zwibertus Coloniam veniens a felice principissa Plectrude honorifice susceptus duobus miraculis coram ea claruit, sic incipiens : Et licet dyabolus. Vicesimum quartum, ut sanctus Zwiber- tus a Pippin() Weerdam inpetrans ibidem monasterium construxerit , sic incipiens : Igitur felix Plectrudis. Vice- simum quintum , ut quendam in Weerdam a morte susei- taverit , sic incipiens : Anno vero dominice incarnacionis septingentesimo undecimo. Vicesimum sextum , ut sanctus Zwibertus multos gentilium converterit et monasterium instituerit in Weerda , sic incipiens : Sanctus vero Zwibertus. Vicesimum septimum, de vita sancti Willeici confessoris presbiteri sancti Zwiberti et de miraculo per ipsum a Deo perpetrato in Colonia, sic incipiens : Sanctus Willeicus. Vicesimum octavum , de obitu sancti Zwiberti episcopi , sic incipiens : Redeuntibus a Joppalia. Vicesimum nonum, de sepultura ejus ac miraculis aliquibus a Deo per ipsum factis , sic incipiens : Tandem sanctissimum corpus. Tricesi- 1) 8k incipiens staat er tweemaal. 132 THEODERICUS PAULI. mum, de miraculis sancti Zwiberti episcopi Weerdensis et confessoris , sic incipiens : Verum quam ego Marcellinus. Acta fuerunt hee in sanctuario ecclesie Gorinchemensis prefate sub missarum solempniis , sub anno , indictione, mense , diebus , horis et pontificatus quibus supra, pre- sentibus ibidem venerabili honorabilibus atque discretis viris dominis decano et canonicis capitularibus preseriptis ac Gerardo Martini , matriculario prefate ecclesie, Adriano Johannis , clericis Trajectensis dyocesis , et Theoderico Wolf filio Geronci , opidano Gorinchemensi , testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis. Deinde vero anno Domini millesimo quadringentesimo septuagesimo tercio , indictione sexta , mensis Februarii die prima , hora primarum vel quasi, pontificatus ejusdem, idem dominus Theodoricus Pauli in presencia infrascrip- torum ad hoc vocatorum et rogatorum optulit mihi notario infrascripto et alium quendam papireum librum, fere eque annosum eciam in multis foliis scissum, in quo habebatur inter ceteras legendas canonizatio sancti Zwiberti diffusa per aliqua certa capitula , quorum capitulorum in prologo primum sic incipiebat : Dilecto patri et con fratri Ludgero. Responsio ad predicta sic incipiebat : Venerabili con fratri et gentilium predicatori. Tercium, ut Pippinus filius Karoli Martelli in Werda construxit castrum et sanctus Zwibertus ipsum cum exercitu Cristianorum contra paganos pro- texerit , sic incipiens : Igitur anno dominice incarnacionis tricesimo tercio post celebrem transitum sanctissimi Zwiberti. Quartum , ut sanctus Zwibertus illustrem principem ilumal- Quartum , ut sanctus Zwibertus illustrem principem ilumal- dum a peste squinancie et periculo mortis cum multis aliis liberaverit , sic incipiens : Deinde anno a nativitate Domini septingentesimo quinquagesimo quinto serenissimus Pippinus. Quintum, de prima elevacione corporis sancti Zwiberti gloriosi episcopi, sic incipiens : Eodem anno sanctus Stephanus papa illius nominis secundus. Sextum, de crude- Stephanus papa illius nominis secundus. Sextum, de crude- litate Saxonum et concremacione ecclesie sancti Zwiberti et destructione opidi Weerdensis , sic incipiens : Postremo imperante Karolo. Septimum , ut male periit qui ecclesiam sancti Zwiberti primus incenderat , sic incipiens : Erat autem in eodem flagicioso exercitu. Octavum, ut duo THEODERICUS PAULI. 133 satrape Saxonum plagati a Deo iterum meritis sancti Zwiberti pristine restituti sanitati fuerunt , sic incipiens Nec hoc sufficiebat Deo. Nonum , de quodam Saxone letaliter vulnerato in bello meritis sancti Zwiberti sanato, sic incipiens : Postremo anno dominice incarnacionis sep- tingentesimo octuagesimo tercio. Decimum , ut Sanctus Zwibertus solempniter a sancto Leone papa canonizatus fuerit et sanctorum confessorum cathalogo sociatus , sic incipiens : Postremo dominice incarnacionis anno septingen- tesimo nonagesimo sexto. Undecimum de miraculis ejus. Super quibus omnibus et singulis idem sepedictus domi- nos Theodoricus Pauli ad majorem et fidei corrobora- cionem , quod eadem historia sancti Zwiberti episcopi Werdensis, quam ex eodem libro sancti Marcellini conscrip- serat , ut bona fide asseruit, nichil addendo Tel minuendo, sed de verbo ad verbum sicut conscripta erat conscrip- serat , quam in vico Werde imperialis , in quo sanctum corpus sancti Zwiberti ut fertur pausat, ad, instanciam unius venerabilis canonici Werdensis mittere intendebat, peciit a me notario publico infrascripto tamquam a publica et auctoritativa persona sibi confici atque tradi unum vel plura publica instrumenta mittendum vel mittenda vene- rabili et honorabilibus viris dominis decano et capitulo sancti Zwiberti in Werda prescripta, instanterque peciit ut ad gloriam Dei et laudem sancti Zwiberti titulum qualitatis et condicionis mearum non propter elacionem, sed ad majorem fidei corroboracionem , cum scriberem , inserere vellem. Acta fuerunt hec in prefato sanctuario Gorichemensi sub anno indiction.e , mensis diebus horis et pontificatu quibus supra. Presentibus ibidem Petro Wilhelmi, clerico Trajectensis diocesis , Theodorico Wilhelmi et Johanne Jacobi , laicis opidanis Gorinchemensibus, testibus fidedignis ad premissa vocatis specialiter et rogatis. Et ego Nycolaus Claeuwairt de Hoekelem , clericus Trajectensis dyochesis , medicinarum doctor , consiliarius et phisicus illustrissimi principis et domini mei metuen- dissimi domini ducis Burgundie , Lotharingie , Brabancie etc., necnon sacris apostolica et imperiali autoritatibus 134 THEODERICUS PAULI. notarius publicus , cum honestum sanctum et laudabile sit veritati testimonium perhibere , et premissa omnia et singula sic se habebant et acta suet ut conscripta et sic scripta prout acta et eisdem quoquo supra modo una cum prenominatis testibus interfui eaque sic facta et fieri vidi et audivi , idcirco hoc presens publicum instrumentum et audivi , idcirco hoc presens publicum instrumentum manu mea propria scriptum exinde confeci , publicavi et in hanc publicam formam redegi , signoque et nomine meis solitis et consuetis subscripsi et signavi ac sigillo mea in rubea cera ad gloriam Dei laudemque sancti Zwiberti episcopi et confessoris supradicti appendendo munivi , in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum requisitus et rogatus. Item rasuras et cor- rectiones hac eadem mea manu superius non vicio sed errors; factas approbo et illius dubium hac eadem mea manu hic scripta et conscripta deleo. Orig. perk. in het Staatsarchiv le Diisseldorf, Urkunden des Stifts Kaiserswerth, N°. 386. Hoogte 405 , breedte 570 mil. Zegel verloren, met geteekend notarismerk. Op den achterkant staat: Instrumentum de vita et canonisacione sancti Swiberti, patroni in Kyserswerde , in gelijktijdige hand. Later is daar nog bijgevoegd: de annis 1472 et 1473. EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG , MEDEGEDEELD DOOR Dr. GISBERT BROM. Wanneer vreemdelingen in ons vaderland ooggetuigeu zijn eener belangrijke gebeurtenis en zij geven daarvan uitvoerig bericht, dan verdienen zij ongetwijfeld te worden gehoord. Wij behoeven hun daarom nog geen blinde- gehoord. Wij behoeven hun daarom nog geen blinde- lingsch geloof te schenken. De onjuistheden , die hun verhaal onwillekeurig bevat , kunnen wij met onze meer- dere kennis van eigen toestanden en locale bronnen ge- makkelijk verbeteren. Toch loont het bijna altijd de moeite , naar die vreemde berichtgevers met aandacht te luisteren. Immers, zij staan persoonlijk buiten den partij- strijd zij zien nu eenmaal de dingen bij ons met andere strijd zij zien nu eenmaal de dingen bij ons met andere oogen dan de onze en allicht merken zij lets op, dat onze waarneming zou ontgaan. Zulk een bericht is het dagverhaal van den laatsten Gelderschen oorlog hetwelk een ongenoemde Italiaan 13 September 1543, uit het kamp bij Venlo, naar Rome gezonden heeft. Alvorens ik den tekst publiceer, dien ik eenig licht te ontsteken over de bron , waaraan het ontleend, en over den auteur, van wien het vermoedelijk afkomstig is. Ook mag , vooral met het oog op den lezer, die niet genoeg Italiaansch verstaat , in dit woord vooraf een kort overzicht van den inhoud — waar noodig, 136 EEN ITILIAANSCH BERICHT OVER DEN met eenige kantteekeningen voorzien niet achterwege blijven. Als gelijktijdig afschrift trof ik dit bericht in het Vati- caansche archief aan , onder de rubriek : Lettere di prin- cipi e titolati 1). Vol. 13 van deze reeks , waar het afschrift f. 125-130v to lezen staat, is eene verzameling van allerlei staatkundige brieven en stukken — door- gaans in gelijktijdig afschrift — onder het pausschap van Paulus III (1534-1549). Verreweg de meeste dezer brieven en stukken , zoo niet alle , zijn of uitgegaan van, Of gericht aan hooggeplaatste leden van het pauselijk Hof en zouden in onzen tijd deel uitmaken van de ambtelijke briefwisseling der toen nog niet als zoodanig ingerichte Staatssecretarie. Enkele stukken uit dezelfde Vol. 13 heft prof. A. Cauchie reeds openbaar gemaakt in het Compte rendu de la Commission royale d'histoire , Vme serie , tome I (1891) p. 41 v.v. Zij betreffen ook dezelfde episode uit de regeering van Karel V ; zoo bijv. een brief van den nuntius Giovanni Poggio aan kardinaal Farnese, d.d. 9 October 1543, over zijne onderhandelingen met Granvelle ; en nog een brief van 6 November 1543, handelende over de laffe vlucht van koning Frans I uit Cambresis. De schrijver van ons bericht zal Of moeten worden gezocht in het gevolg van den nuntius , die toen bij Karel V was geaccrediteerd ; Of het zal iemand geweest zijn , die op andere wijze met het pauselijk Hof nauwe betrekkingen onderhield. Nuntius bij den keizer was sinds October 1541 Giovanni Poggio, bisschop van Tropea. Zooals Friedensburg 2) getuigt , vergezelde hij den keizer „in den Klevischen Krieg." Onlangs zagen ook de Nun- tiaturberichte uit de jaren 1541-1546 het licht 3). Daar 1) Zie over deze reeks: mijne Archivalia III (1909) p. 819 v .v: — Guide aux archives du Vatican (1911) p. 89. 2) Nuntiaturberichte aus Deutschland, Band VIII (Berlin 1898) Einl. p. VII. 3) Band. VII (Berlin 1912), bearbeitet von Dr. Ludwig Cardauns. LAITSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 137 vindt men op blz. 461 een brief van Poggio aan kardinaal Farnese, ook gedagteekend 13 September 1543 , uit het kamp bij Venlo ; doch zonder melding van of toespeling op ons uitvoerig bericht, dat zeker niet zou doodgezwegen zijn, als het van den nuntius zelf of van zijn naaste gevolg afkomstig was. Mij dunkt het derhalve zeer aan- nemelijk, dat de berichtgever iemand was, die op andere wijze met het pauselijk Hof nauwe betrekkingen onderhield. Wie mag dit geweest zijn ? Waarschijnlijk niemand minder dan Ottavio Farnese, toen nog hertog van Camerino genaamd , die in 1538 huwde met 's keizers natuurlijke dochter Margaretha van Oostenrijk , uit welken echt ten jare 1544 de beroemde veldbeer en landvoogd der Neder- landen , Alexander Farnese , is geboren. Ottavio Farnese kon zich kleinzoon noemen van paus Paulus III en was oomzegger van diens meest invloedrijken raadsman op staatkundig gebied , den „grooten kardinaal" Alessandro Farnese. llij beyond zich sedert 9 Augustus 1541 in het gezelschap van zijn keizerlijken schoonvader, lien hij uit Rome naar Trente was tegemoet gereisd. llij volgde Karel V in Augustus 1543 naar Bonn. Hij nam per- soonlijk deel aan het beleg van Duren, zoodat Poggio 23 Augustus zelfs schreef aan kardinaal Farnese : „Ottavio era sempre avanti le batterie" ..... 1) Geen twijfel , of hij volgde het keizerlijke leger ook naar het kamp bij Venlo, al zijn wij daarvan niet uitdrukkelijk in kennis gesteld. Dezelfde veldtocht duurde immers nog voort ; en van den nuntius Poggio weten wij zeker, dat deze tot in de Zuidelijke Nederlanden niet week van 's keizers zjjde 2). Waarom zou dan Ottavio Farnese zijn schoon- vader, op diens beslissenden krijgstocht tegen Frans I, halverwege verlaten hebben ? Neemt men dus aan , dat deze Italiaansche vorst zich ook in het kamp bij Venlo beyond, dan ligt het tevens voor de hand , dat hij nu en dan berichten van het oorlogsveld zond naar het pauselijk Hof, waarmede hij I) Nuntiaturberichte, Band VII, p. 89, 159, 455 en 458. 2) Vgl. Cardauns, t. a. p. XIV en 435 v.v. 138 EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN door zoo enge bloedverwantschap was verbonden. Be losse en weinig-conventioneele toon van het bericht wijst trouwens op een briefschrijver, die het tegenover den geadresseerde niet zoo streng met de etiquette had te nemen. Wordt dan Ottavio Farnese vanzelf niet de aan- gewezen persoon ? Nu wij met tamelijk groote waarschijnlijkheid de voor- name plaats kennen , die onze anonieme berichtgever in de onmiddellijke omgeving des keizers innam, mogen wij aan den inhoud zijner mededeelingen des te meer waarde hechten. Eerst beschrijft hij de samentrekking van het keizerlijk leger te Bonn , 18-20 Augustus, en den opmarsch naar Duren. Nadat 23 Augustus zich Rene van Oranje met aanzienlijke hulptroepen had aangesloten bij den keizer en deze vruchteloos een laatste sommatie aan de ingesloten veste had gericht, began op Bartholomeus-dag de aanval. Niet dan na een hardnekkigen , verwoeden strijd , man tegen man, werd de veste nog denzelfden avond stormender- hand genomen. Op voorspraak van den nuntius werden, bij de plundering der stad , vrouwen en kinderen ge- spaard. Doch 's anderen daags ontstond , door een onbe- kende , maar allicht moedwillige oorzaak , brand in de stad , die bijna geheel in asch gelegd werd. Tal van jonge vrouwen vielen daarbij in handers van het ruwe krijgsvolk. Op last des keizers werden niet weinig vluch- tende vrouwen nog in veiligheid gebracht , alsook kost- bare en eerbiedwaardige reliquieen , die anders een proof zouden zijn geworden of van het woedende vuur Of van de woeste soldaten 1). Binnen enkele dagen nam het keizerlijk leger, bijna zonder slag of stoot, achtereenvolgens ook Gulik , Reins- 1) Vgl. over de inname van Duren : Pontanus-Slichtenhorst , Gel- dersehe geselciedenissen (Arnhem 1654) XIIe Boek p. 462-464— Lacom- blet, Archiv fur die Geschiehte des Niederrheins (Dusseldorf 4866) V, p. 165-166. — Dr. Paul Heidrich, Der ,qeldriselte .E'rbfolgestreit (Kassel 1896) p. 101-102. LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 139 berg , Sittard en Roermond. Aileen Venlo scheen nog weerstand te durven bieden. Voor deszelfs muren sloeg de zegevierende keizer dus zijn legerkamp op. Intusschen waren de onderhandelingen met hertog Willem reeds begonnen; deze toonde zich tot onderwerping bereid. Op 6 September kwam hij , met zijne bemiddelaars, in de legerplaats aan. 's Anderen daags werd hij door den keizer ontvangen. Eerst namen de hertog van Branswijk en de hulpbisschop van Keulen het woord, om den hertog wegens zijne jeugd en onervarenheid te verontschuldigen en namens hem ootmoedig vergiffenis te vragen. Ook Willem van Kleef, mede aan 's keizers voeten neergeknield, voegde enkele woorden hieraan toe , zoodat ten slotte Karel V genadig liet antwoorden , dat hij tot vergeving en verzoening geneigd was. Hertog Willem mocht den nu heengaanden keizer, op eerbiedig verzoek , de hand drukken en keerde vervolgens terug naar het paviljoen van Granvelle , waar hij was gehuisvest. Daar werd ook het vredesverdrag gesloten en onderteekend : 't is het beroemde verdrag van Venlo. Merkwaardig genoeg geeft ons bericht , tot twee malen toe , 8 September als datum van dit verdrag op. Maar dit is blijkbaar eene vergissing ; want zonder twijfel is 7 September de juiste dag. Weliswaar noemt een tijdige kroniek 2) der abdis Henrica van Erp : „Donderdag na Sinte Gillis dach anno 1543", wat op 6 September neerkomt , en plaatste een nieuwere schrijver 3) de ver- zoening op 4 September. Doch overigens zijn de auteurs het over 7 September als den verzoeningsdag , waarop ook het verdrag gesloten werd volkomen eens 4). Alle 1) Volgens onzen berichtgever, doch foutief: na twee dagen. 2) A. Matthaeus, Analecta (Hagae-Comitum 1738) I p. 416. 3) H. Mohrmann, in de Geldersche Polksalmanak (1879-1880) p. 121. 4) Wagenaar V, p. 285. — Blok, Geschiedenis (1912) I, p. 539. — Theissen , De regeering van Rare ,P in de noordelijke Nederlanden (Amsterdam 1912) p. 122 — C. Varrentrapp, _Hermann von Wied and sein Refortnationsversuch in loin (Leipzig 1878) p. 214. — Paul Heidrich, t. a, p. p. 107. 140 EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN twijfel wordt dan ook geweerd door den tekst van het verdrag 1), als zijnde plechtig op 7 September tot stand gekomen. Deze kleine vergissing, die iedereen bij haastig schrijven juist over nog versche gebeurtenissen vrij gemakkelijk kan begaan , doet echter niets of aan de geloofwaardig- heid van ons authentiek bericht. Ook schijnt hieraan de voorkeur toegekend te moeten worden , waar het de uiteenloopende lezing aangaande een andere bijzonderbeid geldt. Namelijk de mauler, waarop hertog Willem , bij zijn nederigen voetval , door den keizer Nerd bejegend. Volgens een gelijktijdig gedrukt verhaal , zou Karel V zich aanyankelijk onvermurwbaar getoond hebben , zelfs den jongen hertog ,,nit in Gnaden wollen empfangen." Eerst nadat Granvelle met hem alleen gesproken had , terwiji de hertog geknield bleef liggen , zou de keizer tot zijn minister hebben gezegd : „lleb dui in auff, wenn du wilt; ich wilt in nit auff heben." Daarna behield de prins van Oranje hertoc, Willem in zijne tent, „wie ein gefangnen Mann" 2). Met deze lezing komt in hoofdzaak overeen wat Arend 3) te vertellen weet: „Karel wierp op den - vernederden vorst eenen trotschen , versmadenden blik en verwees hem , zonder zich eenig antwoord te yerwaardigen , tot zijne staatsdienaars." Veel milder is bij onzen berichtgever de houding des keizers. Weliswaar liet hjj den hertog en diens be- middelaars geknield in zijne tegenwoordigheid toe , zelf „gezeten met die zwaarwichtigheid en gestrengheid, welke in zulk een geval vereischt zijn." Maar nadat de noodige verontschuldigingen waren aangeboden en nadat ook de hertog zijne onderwerpingsgezindheid duidelijk had ver- klaard , gaf de keizer, zich van een tolk als spreekbuis 1) Lie Groot Geldersch Plakaatboek, I, c. 20. — Lacomblet, Urkunden- buch (Dusseldorf 4857) IV, p. 679 n°. 517. buch (Dusseldorf 4857) IV, p. 679 n°. 517. 2) W. Crecelius, „Der Erbfolgestreit", in Zeitsehrift des Bergischen Geschichtsvereins , Bd. XXIII (Bonn 1887) p. 154. — Ook hier wordt Geschichtsvereins , Bd. XXIII (Bonn 1887) p. 154. — Ook hier wordt (p. 157) als datum van het verdrag 7 September genoemd. 3) Algemeene geschiedenis des vaderlands (Amsterdam 1849) Jim, p. 678. LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 141 bedienende , ten antwoord , dat hij tot vergeving bereid was , zoowel om inschikkelijkheid te toonen als om wille der keurvorsten en ander° groote heeren , die hertog Willem's voorsprekers waren. De jeugdige hertog mocht daarna opstaan en , naar gewoonte der Duitsche vorsten, de hem door den keizer toegestoken hand drukken. Niet als gevangene van Oranje , maar als gast van Granvelle, keerde hij naar diens tent terug, Deze voorstelling past veel beter in de toenmalige politiek van Karel V, wien het vooral om de erkenning zijner aanspraken op het hertogdom Gelre te doen was en die nog een heeten kamp uit te vechten had met zijn doodvijand koning Frans I. Zij sluit ook als een bus op de voorafgaande preliminairen , waarbij de ver- zoening reeds in beginsel was vastgesteld en reeds toe- gezegd , dat de hertog genadig zou worden ontvangen. Zij wordt ten slotte officieel bevestigd door den tekst van het verdrag; de keizer had , na den hertog groot- moedig in genade aangenomen te hebben, terstond eenige zijner raadslieden belast , „ut cum ipso Illmo duce de pacis conditione tractarent" 1). De machtige heerscher kon waarlijk — zelfs op het toppunt van zijn „plus oultre" — met deze manier van onderwerping en . . met de verkregen buit tevreden zijn. De rest van ons bericht is minder uitvoerig en ook minder belangrijk. Het deelt terloops mede, dat de bezetting van Venio 9 September in keizerlijken dienst °verging , doch niet dan nadat hertog Willem zich had verplicht , de achter- stallige soldij to betalen. Ook Maarten van Rossum onderwierp zich 11 September. Reeds zond Karel de voorhoede van zijn leger vooruit naar de Zuidelijke Nederlanden , om daar aan de Fransche grens voorgoed te kunnen afrekenen met een nog veel gevaarlijker vijand. Zelf wilde hij 14 September, met de hoofdmacht vn zijna 1) Lacomblet, Urkundenluch IV, p. 680. 142 EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN overwinnend leger, tegen Frankrijk optrekken , terwijl Oranje als gouverneur van Gelre achterbleef. De Geldersche successie-oorlog was ten einde. Hij bracht als resultaat de zoolang begeerde vereeniging der 17 Nederlandsche gewesten onder de Bourgondische heer- schappij. Maar bovendien voor Karel V nog grooter moreele voordeelen : zijn na den rampspoedigen krijgs- tocht tegen Algiers zeer geschokt prestige was in Daitsch- land thans volkomen hersteld ; hij vermocht opnieuw te land thans volkomen hersteld ; hij vermocht opnieuw te regeeren als keizer van het heilige Roomsche Rijk. Daarom mocht onze berichtgever met alle recht zeggen, dat de gelukkige uitslag van dezen oorlog inderdaad van nog weer gewicht is dan men wel aanneemt. Voortaan immers „zullen de Duitsche vorsten , die met de aan- gelegenheden van Zijne Majesteit en van den katholieken godsdienst weinig rekening hielden. , ongetwijfeld beter leeren oppassen en begrijpen , naar welken karat zij niet behooren uit te gaan." Deze voorspelling is door de uitkomst ten voile be- waarheid. Nog in onze dagen verklaarde een bekwaam geschiedschrijver 1), dat toen bij Venlo het oude hertogdom Gelre werd begraven, ook het keerpunt intrad „fur die Gelre werd begraven, ook het keerpunt intrad „fur die weitere Ausbreitung des deutschen Protestantismus" 1). Zouden wij dan niet gretig opvangen hetgeen door een ooggetuige over het verloop zulk eener beslissende episode wordt verhaald ? wordt verhaald ? In.dien op deze vraag Been twijfelachtig antwoord mogelijk is , dan behoeft ook de uitgave van het thans in zijn geheel volgende bericht wel niet te worden ge- rechtvaardigd. G. B. 11 Heidrich, Der ,geldrische Erbfolgestreit , t. a. p. 108, LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 143 IL PROCESSO DELLA GUERRA DI CLEVES. 1543 September 13. Alli 18 d'agosto l'imperatore gionse a Bona , villa de Colonia copra it Rheno, dove gia si era redutto il signor don Ferrante Gonzaga , capitanio generale , et il signor Stefano Colonna , maestro di campo con tutte le genti dell'esercito, ch'era di sedeci milia Alemani a pie, quattro milia Italiani , tremilia cinquecento Spagnoli , doi milia cavalli di gente d'arme thedeschi , li settecento cavalli del signor Don Francesco da Este et il squadrone delli gentilhomini di Sua Maesta, che potea essere di cinque- cento cavalli , molto ben et riccamente armati. Alli 19 si fece la mostra generale di tutto l'esercito in bella ordinanza, et alli 20 con cinquanta doi pezzi di artigliaria, havendosi inviato it resto, che furono settanta pezzi , a Colonia et molta monizione per il Rheno , non ne havendo bisogno di tanta. La mattina cominciO a marciare in ordinanza alla espugnatione deliberata di Dura primo luogo del duca di Cleves , ben fortificato et di molta importanza , dove si accampO l'essercito et la persona di Sua IVIaesta, alli 22. Questo giorno il cavalier Uberti, che si spinse avanti con alcuni cavalli leggieri per riconoscere et scoprir it paese , seguendo alcuni cavalli nemici con piu ardire che saria stato bisogno , havendo loro fatto una grossa imboscata , al'entrar vel bosco fu ferito di una archibusciata et preso, della qual ferita mori in poter de' nemici in Giuliers doppo la presa di Dura. Morirono anchora di quelli erano seco, quando fu preso it Savonarola , gentil'huomo Padoano et un conte de Bagni con doi altri cavalli leggieri. Et questo di medesimo s'intese come il di avanti. Il capitan Chi- ucciara et il conte Mario Greci et il capitanio Aldana spagnolo , ch'erano medesimamente iti a correr la cam- pagna et riconoscere un certo luogo verso Dura furono da un sopra-assalto de nemici , che li trovorno dismon- tati a mangiare , presi et condotti via. Ii conte Mario fu trovato ferito di colpi in Dura et poi morto departito di la l'essercito nel Camino; altri furono 144 EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN mandati in poter del duca di Cleves, et presto saranno qui salvi. Si riconobbe it luogo , it giorno ch'arivamo a Dura , et si consider') molt') bene. Alli 23 arrivO it principe di Orange con otto in none mila fanti et tre mila cavalli si attese a fare li gabbioni per l'artiglieria et fasciae per poi riempir li fossi. S. Mta mandO intanto un araHo con un trombetta a ricercar quei di dentro, che si volessero rendere, offerendo di trattarli bene et che perdoneria tutte le ingiurie di trattarli bene et che perdoneria tutte le ingiurie haveano fatto , perche altrimenti si procederia contra di loro con l'armi , come a ribelli suoi et del sacro Imperio, et li castigaria senza alcuna remissione , nelle persone et beni. Non volsero quei della citta, introdurlo ne ascol- tarlo , et lo rimandoro in dietro senza risposta , anti con minaccie et bravarie ; di modo che la notte seguente marchese di Marignano fece piantar l'arteglieria , della quale e capitano. Et la mattina sul far del di , alli 24, giorno di S. Bartolomeo, comminciO con deceotto cannoni a batter la terra et continuo per spatio di circa sei hone , nel qual tempo la batteria non fece molto effetto , ne tanto che fusse giudicato bastante per dar l'assalto, perche le muraglie erano assai grosse et bone et assecurate tutte da boni terrapieni di dentro , et mas- sime c'haveano doi fossi di aqua de fuori. Ma l'Ita- liani et Spagnoli , a' quali era stato dato questo assalto , non potendo pit soffrirse ne lassare fare l'offitio suo non potendo pit soffrirse ne lassare fare l'offitio suo all'artiglieria quasi tutto it tempo che si battesse scara- mucciato con quei di dentro , che si mostravano alle mura et alla batteria con assai braveria et ammazzorno et ferirno molti de nostri , si accostorono pit alle mura , et havendo guadagnato bastione , che Ii nemici have- ano fatto avanti una porta , dove ci facea la batteria servendosi di quella diffesa , comminciorono a far prova di vuoler montar, et quelli di dentro a diffenderla corag- giosamente. Et tanto che si combatte press') a tre hore , cosi virtuosamente d'amendue le parti , et che si dubitO piu volte che li nostri per it troppo disavantaggio sariano forzati a retirarse pur quando men si sperava di buon successo , perche quei di dentro tuttavia defendeano la batteria et offendeano li nostri etiam con fochi artificiali, LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 145 essi favoriti dall'arteglieria determinati in tutto di entrar o morire , comminciorono a rinforzar l'assalto , et come leoni arrabiati a passar li fossi assai grandi et con molta acqua , et salirono copra la batteria che era altissima et ben difficile sallita , dalla quale furon forzati retirarse li nemici et abbandonarla. Et anchor che facessero resi- stenza gran pezzo in una casa grande, che stava attaccata alle mura et batteria , cederono ultimamente alla viral et ostinatione dell'imperiali ; i quali , impatronitisi della casa et batteria et ammazzati tutti quelli che vi trovo- rono , comminciorono a buttarsi precipitosamente per le mura dentro della citta , et per un luogo cosi alto da terra et batteria cosi stretta , che parse miraculo a tutti quelli che di poi le viddero , che si havesse ottenuta una vittoria cosi difficile et periculosa , essendosi calati per un luogo, dove appena pare che con ajuto, nonche resistenza di quei di dentro, havesse osato alcuno a dis- cendere. In fine quei di dentro, faticati dal continuo travaglio et spaventati dal valor et determinatione de' nostri, persa c'hebbero la batteria, perderono l'animo et non ferono piu testa. Ma ognun cercb salvarse con la fuga, et li nostri, incrudeliti etiam per la morte et ferite de'compagni et parenti , togliarono a pezzi quanti pote- rono arrivare , non perdonando ad alcuno , et restorno in questo modo patroni di Dura circa li ventidoi hore et mezza. Erano dentro nella citta circa da doi milia soldati scielti, tutta la gente del duca di Cleves et cento cavalli, senza gli huomini della terra. Morirono di loro infiniti , et forse piu si pub stimare ; et anchor si dicesse di otto- cento , facilmente passeranno anche it migliaro , perche oltra quelli che furono amazzati dentro la citta , ch'erano piene le strade et le case , molti che si gettavano dalle mura nei fossi per fuggire , si annegarono et furono amazzati de' soldati de fuori; et de quelli fuggiano circa ...1) furono amazzati dalli cavalli leggieri et guardia di S. DN. Et ben sei cento, che si pensarono salvare 1) Een woord opengelaten in het hs. Bijdr. en Meded. XXXV. 10 146 EEN ITALIA.A.NSCH EERICHT OVER DEN tra gli Alemani nostri et corteggiani restorono presi. Et anchorche S. Mta havesse determinato di mandar appiccar tutti quelli , che si trovariano vasalli suoi de' questi Paesi Bassi , motto da pieta , ne fece appiccar doi soli , et a quattro togliere doi dita per mano , per dar essempio. A gl'altri perdonO la vita et li mandO liberare con it riscatto moderato. De' nostri tra morti et feriti mancano da cinquecento , piu di 300 Italiani et men di 200 Spagnoli , tra quali son caduti molti huomini da bene. Et vi mori ii capitan Piccino da Verona , un nepote di Fabritio Maramao , et un fratello di Hieronimo da Carpi. Presa Dura data in sacco a' soldati per ordine di S. Mta si use ogni diligenza per salvare le chiese et le donne con li figlioli piccoli. Et it signor don Ferrante con it conte di Feria con un capitano ad instantia del nuntio 1), che entroron de primi, facilmente vi providdero. Et se redussero le donne et li figlioli piccoli nella chiesa maggiore , dove era la testa di S. Anna , reliquia molto venerata in tutti questi paesi, et molte altre reliquie; la quad cosa non meno fu di molta contentezza a tutti li boni che di laude a S. Mta. Et se la sorte o malignita, de ghornini non havesse disturbato questo offitio pietoso et degno di S. 11/ta , caso di Dura, non sarebbe stato cosi doluto come fu ,poi- che alli 25 , non si sa , se a caso o altrimenti per opera, et malignity de gl'Alemani nostri et per loro mal cos- tume , o per invidia , che non erano partecipi del sacco , secondo suona it rumore universale , fit posto it fuoco in doi luoghi della citta, ; it qual lavorO di sorte in quelle case , che erano la maggior parte di legname , come son tutte quelle di questi paesi , in men di . 2) hore si abbrusciorno li sette ottavi di Dura. Et non vi potero ob- viare le provisioni, che vi mande fare S. Mta per ripararvi, che invero ne mostrO molta passione et dispiacere. In fine non vi fu piu rimedio , che si abbrusciO sino alla chiesa maggiore , della quale uscendo le donne per fuggire 4) Giovanni Poggio. 2) Een woord opengelaten. LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 147 al pericolo del fuoco , con tutto che S. Mta et questi signori della Corte facessero ogni offitio per levarle da mani de soldati et salvarle, non si puote' perO fare tanto che molte di loro , et non le pill. vecchie , non fussero prese. Ne furono perO salvate molte et condutte al padiglione dell'imperadore , dove anche furono salvate et condutte le reliquie dalli prelati et capellani di S. Alta , le quali giorno sequente furono poco , pur per commandamento dell'imperatore, riportate in S. Francesco monasterio, che si salvo del fuoco in quel puoco appartamento della citta, che non era abbrusciato. Alli 27 parti. S. Mta con l'esercito , per andare alla espugnatione di Giuliers , citta forte discosta tre leghe da Dura , dove lassO li feriti con bon ordine et medici , perchκ fussero curati , et doi bandiere de soldati fiamenghi per presidio del loco , che e forte et d'assai importanza. Si alloggiO questo giorno a mezzo camino , et S. Alta mandO ad araldo et trombetta a Giuliers a farli la mede- sima dimanda et comminatione, che fete a Dura. Trovo- ron.o , che li soldati et gl'homini della citta erano usciti tutti spaventati dalla fresca ruina di Dura et le donne , che erano restate sole , mandorono le chiavi a S. Alta et a raccommandarse alla sua misericordia. Questo di medesimo si dieron molte altre terre, et poi Heynsberg et Zitart 1), luogo fortissimo , che rests l'im- peratore assoluto signore del stato di Giuliers. Et it di seguente, facendo desinar l'esercito una mezza lega da Giuliers , S. Alta con it suo squadrons fu a visitar quella citta , qual trovO quasi inespugnabile. Et preso it giura- mento della obedienza , vi lassO tre bandiere de soldati pur fiamenghi , et tornO all'essercito , con it quale partl poi verso Ruormond , terra grossa del stato de Gheller sopra la Mosa , ricca per it commertio de mercanti et assai ben forte, dove si dicea, che se li faria resistentia Impere havendo S. Alta mandato l'araldo a ricercarli seconda it costume , quei di dentro (che non haveano 1) Sittard. 148 EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN voluto accettare it presidio che Martin Van Rossen, capitan generale del duca di Cleves, ci havea voluto porre, qual Martin sempre a andato desviato dal camino et ha sempre seguito it nostro esercito con circa doi milia cavalli men di doi leghe, et qualche volta una mezza lega appresso) mandarono a rispondere , che usciriano a basar le mani a S. Mta , quando cosi li piacesse. Et cosi ferono it sal- vocondotto et si derono , et it primo di Settembre lo giurorono solennemente per it duca di Gueller ; et S. Mta Ii confirmO le sue franchezze et privileggi , et li giure. Stando le core in questi termini , it duca di Cleves per mezza dell'arcivescovo di Colonia 1), che fece venire per cie it suo coadjutore 2) all'imperatore, cominci.O a trattar pratica di accordo. Et instando sempre it duca di Bransvich , che avanti ii partire di Ruormond di volonta, di S. Mta andO a persuaderli, che si contentasse di lassar Guelder et venesse alli piedi di S. Mta fece intendere all'imperatore, che era contento. Et cosi fattone a S. Mta oblatione et assicurato, che saria, it duca di Cleves con benignity et clementia raccolto , ritorne per lui quel con benignity et clementia raccolto , ritorne per lui quel di Bransvich ad una, fortezza sua di la, dal Rheno. Et essendo gia venuto l'imperatore con l'essercito suo ally ossidion di Venlo, tre leghe discosto di Ruormond , vista et visitata la regina Maria, sua sorella, una lega fuor del camino , si passO con qualche scaramuccia alle porte del luogo ma s'intrattenne doi giorni, senza fare altro segno di voler espugnar it loco, salvo che di riconoscerlo et mandarlo a ricercar per l'araldo piu tosto per una de- mostratione che per altro. Et alli 6 la mattina Brunsvich 3), con it predetto duca di Cleves et coadjutor di Colonia , arrivorono qul ; et venue a dimostrar et alloggiar al paviglione di Mons. di Granvela , accompagnato dal signor Ferrante Gonzaga et principe di'Orange , ch'erano iti ad incontrarlo, et solo con 50 cavalli de suoi servitori , tutti vestiti di bruna, con 50 cavalli de suoi servitori , tutti vestiti di bruna, 1) Herman von Wied. 2) Adolf von Schauenburg. Hertog Hendrik van Brunswijk. LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 149 per la morte della niadre dieci giorni sono. Fit questa inaspettata et improvisa venuta di universal° admira- tione per tutto l'esercito , penile la pratica era saputa da pochi et da pochissimi creduta. Fit it duca di Cleves aill 8 la mattina all'imperatore, accompagnato dal signor don Ferrando , principe d'Orange et molti altri. Et con- duttosi con it duca di Bransvich et coadjutor di Colonia, tutti tre genuflessi a piedi di S. Nita parlarono prima questi doi intercessori in conformita, a S. Nita quale stava sedendo con quella gravita, et severita, che ricercava un caso simili. Escusarono in sustantia li errori del duca per la giovanezza et mall consigli , et promettendo che saria per l'inanzi obbediente et fedele a S. M. et al sacro Imperio , la supplicorono , se degnasse conforme alla sua grandezza perdonarli. Nella medesima sententia parle predetto duca di Cleves con poche parole et con ogni segno di sommissione , tanto che S. 310, per interprete li fete rispondere , che era contento di escusar gli errori suoi et perdonarli, si perche conoscesse la indulgenza sua , come per amore de i principi elettori et di quei signori presenti , che ne lo avevano pregato. DimandO all'hora it duca di Cleves la mano S. Mta a baciargliela ; et fatto levar in pie , di poi aver dette alcune parole all'imperatore in voce summissa , fu licen- tiato. Et S. Mta al partire li porse et toed) la mano second() it costume di questi principi di Alemagna , et esso se ne ritornO al paviglione di mons. di Granvela. E giovane di 27 anni et di bono aspetto , et mostrano di aver prudentia. Alli 8 si conclusero et firmorono le eapitulationi tra lui et S. Nita le quali sono in sustantia che renontia al stato di Ghelder, all'amicitia di Francia et de Lutherani; the sia nella lega catholica et tenga in officio et nella vera relligione se stesso et li suoi sudditi the lassi Enisbergh 1) et Zittart, doi luoghi fortidel stato di Giuliers, per securezza dell'imperatore. Il quale , per volere in tutto mostrarse benivolo verso it detto duca, li restituisce 1) Heinsberg. 150 EEN ITALIAANSCH BERICHT OVER DEN li doi stati di Giuliers et Cleves liberamente, et Raustan 1) con recognitione del feudo , che e di S. Mta , con con- con recognitione del feudo , che e di S. Mta , con con- ditione , che sempre li dia una ricompensa di 3000 fiorini in Fiandra , che tanto vale Ravestan ogn'anno , it detto duca habbia di ritornarlo a S. 111ta. Alli 9 li soldati , ch'erano dentro Vanlo , che sono presso a tremilia di bonissima gente , uscirono del luogo et restano a i servitii di S. Mta. Et it duca di Cleves ha tolto in se it carico di pagarli, perche essi non vole- ano uscire , se non se li davano sei paghe, che dicevano essere creditori. Et quei di dentro han giurato S. Mu in duca di Ghelder in forma etc. Questo loco sta sopra la Mosa , non molto longi dove entra nel Rheno , et e inespugnabile et quello , dove gia, l'imperatore Massimiliano stette parecchi mesi all'ossidio , ne senza poter fare frutto alcuno. Et it padre di mons. ne senza poter fare frutto alcuno. Et it padre di mons. Le Grand vi more un altra fiata con tre milia homini. Et molti altri esserciti lo hanno tentato sempre in vano, et con loro danno. Questo tutto in sustantia e tutto it progresso et rius- cita di questa impress , seguita con tanta prosperity et reputatione dell'imperatore quanto si potea desiderare , et none stato di poca importanza , ma di molto piu che non si crede. Et questi grandi di Germania, che stima- vano poco le cose di S. Mta et della religione , impara- ranno senza dubio a star meglio in offitio et conoscere l'inganno loro. Hieri parti it marchese di Marignano con Partiglieria , et hoggi commincia a marciare l'esercito col signor don Ferrando al dritto verso Valentiana. S. Mta partira dimane , c'hoggi forniscono di giurar tutti l'ambasciadori delle terra di questo ducat() ; et andera dritto verso Bruxeles, dove ha intimate le Corti di questi Paesi Bassi. Et alli 23 disegna trovarse in Valentiana et entrar in persona con l'esercito in Francia. Il qual' esercito ogni di ha cresciute le forze perche oltre le genti , ch'erano in Vanlo , che serveno S. Mta , ci arrivorono anche alli I) Ravenstein. LAATSTEN GELDERSCHEN OORLOG. 151 9 settecento cavalli di Bransvich ben'armati ; et Martin Van Rossen , che arrivO qui l'altrhieri. Et hieri bacie le mani all'imperatore , che li ha perdonato da e suoi cavalli , et si accettano , et forse se serviranno anche della persona sua, che vale molto. Et hoggi se ne a par- lato. Et se li tempi, che sonno molto avanti et commin- ciano a farse sinistri , non ostassero, senza dubbio questo esercito potra, fare grandi effeti et vederse con it re di Francia, , quando esso vogli la giornata. Questa MtA in comma viva molto determinata, et Fiandra provedera l'esercito di vettovaglie et ciO die fara bisogno. 11 principe di Orange con le sue fanterie et alcuni cavalli recta governatore di questo ducato di Guelder et capitano generale della frontiers , et it duca di Cleves ritorna a casa sua. Dal campo , alli 13 di Settembre 1543. TTaticaansch archief, Lettere di principi Vol. 13 f. 125-130v (gelifict. afschrift). 1) Hier schijnt in het hs. een schrijffout ingeslopen of veeleer iets wPggelaten to zijn. EEN DOCUMENT OVER DE OPVOEDING VAN PRINS WILLEM II, MEDEGEDEELD DOOR Mr. Dr. J. EYSTEN. Ter gelegenheid van een onderzoek , door mij ingesteld in het Koninklijk Huisarchief te 's-Gravenhage omtrent het leven van Prins Willem II van Oranje-Nassau ont- moette ik een stuk , dat mij bijzonder belang inboezemde. Omtrent de vroege jeugd van Frederik Hendrik's zoon is toch weinig met zekerheid bekend. Alleen weten wij dat de hoogleeraar in de godgeleerdheid Andre Rivet aan Prins Willem van diens zesde jaar of onderricht gaf in taken van godsdienst , dat Johannes Heilersigius zijn leermeester was in talen en wetenschappen, dat David Marlot , Heer van Bavois , ritmeester, hem onderricht gaf in het paardrijden en zijn militaire opvoeding regelde. in het paardrijden en zijn militaire opvoeding regelde. Frederik Hendrik hield zich persoonlijk veel bezig met de opvoeding van zijn zoon. In Augustus 1639 klaagt hij in een brief aan „Wimpje" over diens slechte schrift en deze helooft hem voortaan beter zijn best te zullen, doen „ende oock in alle and ere deughden"; verder lezen wij : „dat ick nu in de matematiek ben alle daghen ende hoop U H haest een fort te senders , die ick in een triangel sal veranderen die soo groot sal sijn als het fort; ick leest oock latin ende ben ghecomen an het acste Boeck de Bello Gallico van de Commentarias van EEN DOCUMENT OVER DE OPITOEDING ENZ. 153 Caesar daer heel fraay latijn is (!) ende historie, ende nu bet groote plaisir dat ick nerve is de Patrise jaect ende als het leelick weer is ick s[fludere ende met het Billiart spele van alle dese hebbe ick de mademaektiek ende de (de) stydien ende oock de jaect de liefste hebbe dit eindighende sal ick godt bidden om U .11 ghesontheyt ende lanck leeven ende dat U II moghe in syn voor- nemen prospereren"; en elders : „Mijnheer, , Ick ben bedroeft dat U H myn schriven niet en vint prospere maer hooppe hier na gheen orsaeke daer weer van te hebben ende oock in alto andere dinghen . ." Nog jaren later schreef Frederik Hendrik : „. .prenes garde a l'ortograffe car it y a quelques fois un pen de manquι . ." Een groot taalkenner is Willem II echter nooit geworden ! Doch omtrent Willem's omgang met zijn zusters en ouders , omtrent de plaats waar hij in die jaren ge- woonlijk verblijf hield (het Stadhouderlijk Kwartier, het Oude Hof of Honsholredijk) , omtrent zijn speelmakkers weten wij zoo goed als niets. Het stuk , dat hieronder door de goedgunstige be- schikking van H. H. de Koningin , aan Wie hierbij eer- biediglijk daarvoor dank wordt betuigd , naar het ori- gineel in Hoogstderzelver Huisarchief, wordt afgedrukt , is de aanstelling van Andre Rivet tot opvoeder -van Willem II. Andre Rivet was een fransch protestantsch theoloog , geboren te Saint-Maixent op 2 Juli 1572 hij overleed te Breda op 1 Januari 1651. In 1592 gepromoveerd tot „maitre es arts", legde hij zich op de theologie toe , be- zocht de hoogescholen to La Rochelle, Orthez e. a., werd in 1595 gewijd en vervolgens aangesteld tot kapelaan van den hertog de la Tremouille, te Thouars aan de kerk aldaar was 14 tot het jaar 1620 verbonden. Zijn vurige ijver voor de verdediging van het protes- tantisme , waarvan hij herhaaldelijk bewijzen heeft ge- geven , maakten hem beroemd en tot een man van grooten invloed. De Kerken van Poitou vaardigden hem , in 1610 na den moord op Koning Hendrik IV, naar 154 EEN DOCUMENT OVER DE OPVOEDING de Koningin-moeder of om haar van hun trouw te verzekeren. In 1617 benoemde de Nationale Synode van Vitre hem tot haar voorzitter. Drie jaren later bood de hooge- school van Leiden hem een leerstoel in de theologie aan, die hij aannam met goedkeuring van de Nationale Sy- node van Alais , dock in 1626 riep de Synode van Castres hem naar zijn vaderland terug. Rivet, die in Holland zeer geeerd was , kon er niet toe besluiten ons land to verlaten. Echter vertrok hij in 1632 uit Leiden om zich te Breda to vestigen, als curator van de Illustre School aldaar en van het College van Oranje. In hetzelfde jaar was hij benoemd tot gouverneur van prins Willem van Oranje. Rivet was ook lid van de Academie to Oxford. Naar het schijnt heeft hij ook de hand gehad in het huwelijk van Willem met Mary Stuart. Hij vergezelde A malia van Solms naar Spa en was gedurende het beleg van Breda (waarbij ook prins Willem tegenwoordig was) haar hulpprediker. Rivet was een zeer geleerd theoloog hij bezat een verbazende belezenheid en een uitstekend geheugen hij schreef met zeldzaam gemak. Zeer streng calvinist, was hij fel tegen de aanhangers van een meer gematigde leer gekant 1). 1) Rivet schreef o. a.: Eschantillon des principaux paradoxes de la papaute etc. (1603). Sommaire et abrκgθ des controverses de notre temps etc. (1608). Le triomphe de la verite (1610). Critici sacri specimen (1612) met een voorafgaand: „Traite de la lecture des Peres" (1612). Isagoge seu introductio generalis ad Scripturam Sacram Veteris et Novi Testamenti (1618). Novi Testamenti (1618). Catholicus orthodoxus (1630). Jesuita vapulans (1635), tegen de geestelijkheid. Meditationes in VII Psalmos penitentiales (1638). Instruction chretienne touchant les spectacles (1639). Apologia pro Virgine Maria (1639). Instructions du prince chrestien (1643). Sermons sur Matth. VI. 33 (1647). Opera theologica (Rotterdam, 1651-1652-1660. 3 din. fol.). VAN PRINS WILLEM II. 155 In de „Archives", uitgegeven door Groen, vindt men onder N° 1206 , 1212 en 1216 brieven van hem aan prins Frederik Hendrik (2 , 10 , 17 Mei 1641). Zijn zoon Frederik genoot later de voortdurende pro- tectie van Amalia van Solms. Van Andre Rivet bestaat een kopergravure van J. van Mears (o. a. bij Busken Huet , Het Land van Rembrand , IP blz. 109). Zie voorts over hem : Scholten , Hervormde Kerk 4de druk I blz. 51 vlgg. Hoofdstuk : Bronnen ; op zijn naam : P. Larousse , Grand Dictionn.aire Universel , en Haag, La France Protestante. J. E. Frederic Henry Par la grace de Dieu Prince d'Orange , Comte de Nassau, Catzenelleboge , Vianden, Dietz, Lingen, Moers , Bueren , Leerdam , Marquis de la Vere et Flis- singues , Seigneur et Baron de Breda, de la ville de Grave et pays de Cuycq , Diest , Grimbergues , Herstal, Cranendoncq , Warneston , Arlay , Noseroy , St. Vyt , Doesbourg , Polanen Willemstadt, Niervaert , Isselsteyn, St. Martendyck , Geertruidenberg , Chasteau Regnard , les haults et basses Sualues et de Naeldvycq , Viscomte hereditaire d'Anvers et de Besancon, Mareschal here- ditaire d'Hollande , Gouverneur de Guelres , Hollande , Mande , Westfrise , Zutphen , Utrecht et OverIsle , Capitaine General et Admiral des Provinces Unies , tous ceux qui ces presentes verront Salut. Comme ainsy soit qu'aurions trouve a propos de commettre quelque Personne Bien qualifiee a la direction et conduicte de la premiere nourriture et Instruction de nostre fils le Prince Guillaume de Nassau , scavoir faisons que pour la bonne et entiere cognoissance qu'avons de la piete, prudence , probite et doctrine singuliere du Sieur Andre Rivet , Docteur en la Saincte Theologie et a present professeur ordinaire d'icelle en l'universite de Leiden , l'avons ap- pelle , commis et authorise , appellons , commettons et authorisons par cestes a la dite Charge , en vertu de la 156 EEN DOCUMENT OVER DE OPVOEDING quelle it aura a procurer que ledit nostre fils soit esleve et instruict en la crainte de Dieu , en bonnes meurs et en toute modestie et civilite convenable a sa naissance , dirigera la methode des exercices , auxquels nous juge- rons qu'il conviendra s'appliquer et la discipline de tel qu'on employera pour cest effect , et finalement l'assistera et conduira et accompagnera par tout oil besoing en sera avecq autant de soing , prudence et circumspection que • nous avons subject de nous promettre de son entremise. En consideration de quoy nous luy avons assigne et as- signons par cestes outre sa nourriture et celle de sa famille un traictement annuel de trois mil et six cents florins dont la premiere annee escherra le premier Jour de May 1633 et sera paye de demy an en demy an par mains de nostre thesorier general, qui pour la premiere foil en recevra nostre ordonnance speciale , et de la en avant continuera d'en faire le payement de mesme qu'a tous autres nos Serviteurs ou Domestiques. Entendons de plus et voulons que nonobstant que d'icy a quelques annees nous pourrions venir a decharger ledt Sieur Rivet de la presente vocation , it luy soit libre de demeurer ministre de la Parole de Dieu en nostre maison ou si bon luy semble , se retirer hors d'icelle et qu'en tout cas mesme quand it viendroit que par maladie ou autre ac- cident, it ne pourroit continuer son service aupres de notre dit fils it jourisse dudit traictement sa vie durante par forme de pension annuelle. Ordonnons finalement a tous et un chascun estant en nostre service et re- querrons tous autres a qui ii pourroit toucher , de recog- noistre deuernent le dt Sieur Rivet en la susdite charge , apres le serment convenable qu'il aura preste entre nos mains ou de tels qu'aurons aggreable d'authoriser pour test effect, de s'acquitter de ce que dessus en toute diligence et fidelite , faict a la Haye le 12 de febvrier mil six cents trente et deux. Par ordonnance de son exl. F. Henri d'Orange. G. le Saige. VAN PRINS WILLEM II. 151 In dorso : Ce jourdhuy quinziesme de Mars mil siscens trente deux a le Sieur Andre Rivet Docteur en Theologie preste le segment de fidelite entre les mains de Son lac de s'acquiter diligemment et fialement en la Charge contenu au blanc de ceste. (w. g.) G. le Saige. Hieraan een afhangend zegel in bruine was. Op perkament. Huisarchief van H. M. de Koningin N° 2513. LEVEN VAN ST. RADBOUD , MEDEGEDEELD DOOR TER HAAR. Langen tijd hebben de historici , die belant,o. stelden in het leven van St. Radboud, den beroemden Bisschop van Utrecht, zich moeten tevreden stellen met wat Laurentius Surius in zijn. werk De probatis Sanctorum Vitis 1) over hem mededeelde. Wij vinden daar op 29 November vermeld : Vita S. Radbodi Ultrajectensis episcopi , per fr. Laur. Surium ex Ms. codice , mutato stylo pressius descripta. Dit laatste vooral was zeer vervelend , omdat men zoo geheel van Surius afhankelijk bleef. Hij gaf niet aan uit welke bronnen hij had geput of welk handschrift hij had gebruikt. Wel deelde hij mede , dat hij den naam van den schrijver van het door hem gebruikte handschrift niet had kunnen ontdekken , maar dat hij een tijdgenoot was van velen , die oog- en oorgetuigen der verhaalde feiten waren geweest 2). Hiermede moest men zich tevreden stellen. En of dit voor iemand als Mabillon ook nog zoo on- Voor 't eerst uitgegeven in 1575. Daarna in 1581 en to Keulen in 1618. 2) Zie N°. 5, waar het blijkt uit de woorden van den schrijver „pauca commemorabimus accepta ab illis qui rebus gestis interfuere", en N°. 10, waar we vinden „plura eventura praedizit quse . ut jam a omnibus cerni licet postea completa sunt." LEVEN VAN ST. RADBOUD. 159 aangenaam was , hij moest in zijn werk Acta Sanctoru;n Ord. St. Benedicti voor het 'even van St. Radboud den tekst ontleenen aan Surius. Dat hij zijn ergernis er niet over verbergt , dat iemand zoo met het origineel kon omspringen als Surius deed , blijkt wel duidelijk , als hij van hem zegt : „ ..... melius rebus nostris consiluisset, si primigenium ejus nobis exhibuisset stilum , a quo non sine mendis et debitae auctoritatis jactura vix recedi potest" 1). Bij Mabillon is het leven te vinden Saec. V, Tom. VII, 27-31. Nog eenmaal werd dezelfde tekst met de aanteeke- ningen van Mabillon uitgegeven door J. P. Migne, Patres Latini 132 , pag. 537-46. Eindelijk brachten echter de Bollandisten den oor- spronkelijken tekst, dien zij ontdekt hadden in een hs. der Haagsche Bibliotheek , aangeduid als L. 29 2). Deze is afgedrukt in de Analecta Bollandiana, Tom. VI, 5-15. Dezelfde tekst is ook opgenomen in de Monumenta Ger- maniae , Script. XV, p. 569-573. Holder Egger, die de laatste uitgave bezorgde, had echter nog een ander handschrift dan dat der Haagsche Bibliotheek kunnen gebruiken. Dichter bij de hand had hij den Codex Monasteriensis 3) gehad , waarin dezelfde tekst is te vinden. Uit dezen tekst zijn genomen eenige uittreksels , die wij vinden in het Passionale Ecclesiae Trajectensis sive Vita Sanctorum , Ie dl. , fol. 32v 33ven, in een handschrift in het museum te Alkmaar, genum- merd VII , 73 , fol. 242r-244r 4). 1) Observationes praev. I. 2) Zie voor de beschrijving van het hs. Anal. Boll. VI (1887), p. 172— 186. 3) Codex Monasteriensis 353 Liber Canonicarum regularium monasterii Sancti Illanulfi in Bodiken , Paderbornensis diocesis. 't Is een bundel heiligenlevens door verschillende hand geschreven. 4) Zie Bibl. Hagiog. Lat. 7047 (Hist. SS.). Bit te vinden in een incunabel der Univ. Bibliotheek te Utrecht, Bistoria ecclesiastica , Fol. N°. 448. Waarschijniijk overgenomen uit de Hystorie plurimorum Sanc- torum noviter et laboriose ex diversis libris in unum collecte. Keulen 1483, fol. 385v-86v, id. Leuven 1485, fol. 213v-214v = Copiuger II, n° 6434. 160 LEVEN VAN ST. RADBOTID. Lang heb ik geaarzeld , om ook voor een uittreksel uit een der bovengenoemde teksten (bij voorkeur den Haagschen) te houden het handschrift, dat ik hierachter afdruk , nadat mijn twijfel overwonnen was. Een enkel woord ter inleiding. Door de vriendelijke bemiddeling van Mr. Dr. S. Muller Fz. kwam mij een bundeltje afschriften ter hand uit de nalatenschap van wijlen Mr. C. Pijnacker Hordijk 1). Het was, zooals mij bleek , een nog ongecollationeerd afschrift, waarbij het origineel niet vermeld was. Dr. A. Hulshof, conservator der handschriften aan de Universi- teits-bibliotheek te Utrecht, had echter reeds vastgesteld, dat het afschriften waren uit een codex der Haagsche dat het afschriften waren uit een codex der Haagsche Bibliotheek, nl. 129 G 3 2). De tekst van het hier vol- gende leven van St. Radboud is hierin te vinden op fol. 121v-125v. Dat een uitstekend kenner der middeleeuwen als Mr. Pijnacker Hordijk dit leven van St. Radboud af- schreef en 't wellicht , had de dood hem niet verrast , zou hebben uitgegeven , moet iemand , die het voor eene verkorte redactie van den tekst van L 29 hield , reeds tot aandachtiger beschouwing brengen. Mijns inziens is er dan ook we! 't een en ander, dat tegen deze onder- stelling pleit. Voor hem , die beide levees vergelijkt , is het reeds bij den eersten oogopslag duidelijk, dat de teksten volkomen van elkaar afhankelijk zijn. Nu is echter volgens mijn oordeel 't leven van St. Radboud in L 29 afhankelijk liever gezegd een uitbreiding van dat in 129 G 3. De redenen , die mij bewegen deze meening te aanvaarden , zijn de volgende. 1) De inhoud van dit bundeltje is als volgt: „De Sancto .Rabodo episcopo Irajectense." „Egloga ecclesiastica Badbodi etc." „Serino Badbodi S. Traject. Eccl. Dei famuli de S. Lebuino." „De Sancto Lebuino presbytero et conjessore". " „De Sancto Lebuino presbytero et conjessore". „De translatione corporis sancti Martini Episcopi." 2) Lie Verslag Koninkl. Bibl. 1898, pag. 14. LEVEN VAN ST. RADBOUD. 181 In de eerste plaats heeft A (laten we voor 't gemak 129 G 3 A en L 29 B noemen) veel meer 't voorkomen van een historieverhaal dan B, dat zich veel meer hagio- graphisch aandient. Met uitzondering van enkele bijzonderheden , waarop we aanstonds terugkomen , verhaalt ons B ook niets meer dan A ; waar echter A sober en kort is in 't verhaal , vertelt ons B met veel meer woorden precies hetzelfde. A munt uit door eenvoudig , doch niet onsierlijk latijn , overal even helder, terwijl B, vooral in zijn wijdloopige uiteenzetting der deugden van bisschop Radboud, hier en daar overladen en gewrongen wordt. Hierdoor alleen reeds doet A zich veel meer voor als den grondslag , waarop B is opgetrokken , dan als een uittreksel van B. Doch ook uit den inhoud van A blijkt volgens mijn oordeel duidelijk , dat het niet kan teruggaan op B. Vergelijken wij daartoe eenige plaatsen. In B staat bijv. bij de vermelding van de afkomst van Radboud , dat hij een afstammeling is van de Friesche Koningen , en wordt ook zijn naam verklaard als „Con- silii nuntius." Nu is bet toch moeilijk aan te nemen , dat een middeleeuwer, in casu de schrijver van den tekst A, zoo iets zou gelezen hebben zonder er even in zijn verhaal melding van te maken. Evenmin lijkt het mij geloofwaardig , dat hij een passus , zooals in B voorkomt (n° 10): „Justum est . . . . etc.", waarin gezegd wordt, dat St. Radboud als Bisschop zich niet in wereldsche zaken wilde mengen en zich ook Borst verzetten tegen den wil van den vorst , zoo 't noodig was , zou zijn voor- bijgegaan zonder dit even aan te stippen. En toch is van dit alles in A niets te vinden. Verder vinden we in A , wanneer er sprake is van de jeugdvrienden van Radboud, een van dezen , ni. Mansio , vermeld als den lateren bisschop van Kamerijk. Had de schrijver van A nu B gekend , dan zou hij zijn foutieve opgave niet hebben neergeschreven en eenvoudig „epis- copus Cavillonensis", zooals in B juist staat aangegeven , in plaats van „Cameracensis" hebben geschreven. Evenzoo ontbreekt in A de mededeeling, dat Radboud zich nog een tijd lang onder de leiding van den be- Bijdr. en Meded. XXXV. 11. 162 LEVEN VAN ST. RADBOLTD. roemden abt Hugo stelde , die wel voorkomt in B. Zou een man met historischen zin , na inzage van B , zoo iets stilzwijgend zijn voorbijgegaan ? Ook ontbreekt in A de persoonlijke noot niet , die wij ook in B aantreffen. Over den dood van Radboud sprekend zegt de schrijver: „nee dubitamus ei praesidia . . . etc.", waar de schrijver zelf zijn meening zegt. In B vindt men op deze plaats echter slechts : „nec dubium erat etc." Zoo zijn er nog wel enkele dingen meer, waarop ik later uitvoeriger hoop terug te komen bij een even- tueele uitgave der werken van en over St. Radboud , en die 't mij aannemelijk maken , dat geen afschrift of verkorting is van B, doch een op zich zelf staand werk. 1k meende derhalve , dat het zijn nut kon hebben on- derstaanden tekst door den druk bekend te maken. H. T. H. BE SANCTO RABODO EPISCOPO TRAJECTENSE. Sanctus Rabodus de patria rustice Lomochamim 1) nuncupata, sicut creditur, extitit oriundus. Qui puer egregie indolis existens , favore Dei et gracia perfusus , ab om- nibus amabatur. Qui suorum consultu palacium Ludovici imperatoris filii Karoli regis Francorum adiit , infra cujus parietes domesticos insigne septiformis philosophie viguit exercitium. Hujus gimnasii curam Monno 2) philosophus freno sapientie gubernabat , cui Sanctus puer litterali pollens studio , sagaciter adherebat. Erant autem 3) illi duo sodales hujus gimnasii participes , etate maj ores non 1) Lomochamim. Kau wegens de onduidelijkheid ook gelezen worden Lomochamini. Lomochamini. 2) In L 29 staat Monuo. 3) Tusschen autem en ilti later boven aan den regel et gevoegd. LEVEN VAN ST. RADBOUD. 168 studio sapientiores 1). Inter quos oriebatur clandestina morum emulatio, quis eorum precelleret alium non honoris ambitu , sed humilitatis officio , non livoris stimulo sed caritatis affectu et leccionis studio. Quos ambos meritis convincebat. Qui non multo post Kathedram sortiti sunt episcopalem , Stephanus Tungrensis ecclesie , Mansio Ca- meracensis 2) episcopi fiunt. At vero hic venerabilis ado- lescens more apis litterarum floribus inherendo, saporem gustatae dulcedinis non deperdens , se superni roris hectare debriavit. Presertim triformis philosophie operam dare non destitit argumentis , donec gemellis philosophie sic lactaretur uberibus , ut apprime peritus emicuerit omnibus. Et inter haec animi vigore carnis rebellionem parci- monie sale castigavit , mundialia celestium comparacione parvipendit. Spiritualium deliciis sollerter insudando , se penitus a rebus transitoriis alienare disposuit et in matura etate mores habendo seniles nullis se implicando illecebris soli Deo placere studuit. Formavit id secum in affectu, quod postea probavit in opere. Nee regis excellentiam hujus aromatis odor aufugit , et quo se studiosius occul- tare laborabat , eo alcius ore populi nolens volens per orbem diffamabatur in tantum, ut regi fieret acceptabilis , regni primatibus honorabilis , quia Deo Brat amabilis. Interea vero Karolo rege mortuo , sub quo vir sanctus annos adolescentie transegit , contigit Egilberto presule carnis debitum solvente Trajectensem ecelesiam viduatam existere. Filiis ergo ejusdem ecciesie pro eleccione pastoris in unum haut segniter adunatis , fit non sine nutu Dei , tam cleri quam plebis unanimis concordia , hunc virum meritis approbatum sibi in patrem exposcere , nec alium opus haberi quaerere, quia Deo dignus inventus est. Quin et rex Arnulphus, qui tune regno preerat, et principes 3) ejus laudanda delectati sancti vine opinione id idem nutu 4) Boven sapientiores met latere hand geschreven superiores , zooals in L 29 staat. 2) In marg. door latere hand geschreven Cavillonensis. 3) Dit woord principes, in L 29 uitgevallen, veroorzaakt daardoor een onduidelijken zin, 164 LEVEN VAN ST. RADBOUD. Dei ammoniti tractabant. Sic factum est, ut regis , prin- cipum, necnon populi consultu concordi sanctus vir, primo omnium rerum ignarus , post diu reluctans, episco- pali dignus asscribitur eleccione. Et dum honorem fugere nititur, honoris ad gradum promovetur, ymmo , ut verius dicam invitus rapitur. Qui mox suscepta benediccione ad pugnam Christi processurus, spiritualibus viriliter accin- gitur arrnis. Mutat habitum , ac Christi regule subjectus gitur arrnis. Mutat habitum , ac Christi regule subjectus in angusto calle vivendi, perfecte religionis efficitur mona- chus. Nec solum ab esu carnium, sed ab omni prorsus 1) chus. Nec solum ab esu carnium, sed ab omni prorsus 1) delectamento se subtrahens, biduanis ac triduanis animum pavit jejuniis. Imbecillitatem vero corporis vilibus nature mortalium necessariis sustentabat alimentis. Elilari turn vultu universis leticiam proferens et se uti deliciis eciam inter suos, paucis tamen exceptis, simulavit, et sic culmen abstinencie prout humans sagacitate potuit, occultavit. Quod tamen laycus quidam , Guminar 2) nomine , sibi familiaris , propalare non horruit. Nam quodam tempore ut familiaris sancto ad mensam assedit , consuetis utens colloquiis , tandem episcopo supplicat quod sibi liceret appositi vasis potum haurire. Solebat elfin' sibi quoddam vas onichinum auro decenter ornatum aqua plenum, unde biberet , apponi. Sed presule non consenciente ille vas furtim arripuit et sanctus, eum ne gustaret prohibere non valens , suspirans ad Deum secum ingemuit. Mox quidem unda vasis antiquo dulcorata miraculo in saporem vertitur vini optimi. Quo temptator experto evolutus sancti pedibus veniam postulat , nunquam tale quid amplius obtestans se facturum. Itaque presul , licet ignorari laboraret , opus tamen Dei celari non decuit , juxta illud Raphaelis ad Tobiam loquentis : „Consilium Dei bonum est abscondere , opera vero Dei praeclarum est enarrare." Ejus vero conversacio quoad vixit cotidiano profecit increment° ; nam quidquid in rebus hujus saeculi habere potuit , sollicite pauperibus erogavit. Singulis quoque diebus ut sui attestati sunt vix paucis solempnitatum 1) Dit woord in margine bijgeschreven. 2) In L 29 staat Gummar. LEVEN VAN ST. RA.DBOIJD. 165 exceptis suis manibus pedes pauperum lavit , victum tri- buit , nudos vestivit et infirmos visitavit , debilibus et orphanis curam adhibuit et Christi cunctis sudabat invi- gilare mandatis. Nunquam hujusmodi frangebatur negocio, idque pro spoliis mundi secum putabat quod miserorum adhibuit solaciis. Quem nec ornamentorum species ulla , nec vans mundi gloria, nec auri fames unquam oblectabat animo, quia celestium amore mundum cum suis postposuit omnibus , in eo tantum solo manens corpore. Episcopali vero sede Danorum persecutione Trajecti desolata , Daventrie sepius sedere elegit , Trajectensis non immemor sedis , quam corde jugiter inhabitavit. Et cum plures patrum ad imitandum sibi preponeret, speci- aliter tamen sanctos suos predecessores, scilicet Willi- brordum ac Bonifacium , qui primo fundaments fidei in sua ecclesia posuerant meritis et sanctitate precipuos ad imitandum ceteris preelegit , quorum alter divine pacis in confessions , alter sanguinis effusione cum triumpho laureati milicie celestis juncti sunt consorcio. forum etenim vestigiis inherendo , semina fidei commisso gregi sparsit , hostiam vivam Christo semetipsum diebus sin- gulis immolando. Nec viro Dei Spiritus propheticie deerat, quia multa ad presens predixit quibus non longe post veritatem rerum eventus attulerunt. De regibus eciam Francorum et Germanie principibus vaticinando quedam intulit , scilicet de Francorum regni humiliacione et Ger- manie ad imperium sublimacione , que ita cernebantur evenire. Prudentum igitur patrum sitibundus inherebat exemplis , memoriam eorum legere , nunc audire collo- quia vel ipse componere semper insaturabilis eorumque solempniis addere fibres ymnorem laudesque contexere , quod ne forsan lector titubes, approbare habes in integro noctis et diei officio sanctissimi Martini , quod de festo ejus translacionis asseritur edidisse. Quodam tempore commissi sibi gregis ovile cireuiens ad Fresones pervenit , ut , si in partibus illis antiqui erroris radices emergerent , spirituali vomere dirueret ac 1) In margine geschreven. 1 6 6 LEVEN VAN ST. RADBOUD. fidei documentis corda fidelium irrigaret. Danorum itaque incursu prepeditur , qui mox non mortis periculo per- territus eis inonita intulit salutis , ut errore postposito viam veritatis arriperent. Cum illi cordis obstinati malicia ei credere recusarent , ymmo penam mortis minarentur nee ob hoc cederet gladio, omnipotens Deus ulcionem non distulit , sed subito quasi fulminis ictu , execrabili peste percussi , pariter omnes fere mortui perierunt. Solitus erat eciam in multis futura predicere suis. Presul enim Baldricus tune temporis egregie indolis adolescens ac Ricfridi comitis filius , cum per vices veniret ad eum , quodam die accersitis ad se duobus de suis astantibus Sinongero 2) presbytero et Richardo milite, spiritu prophecie dixit ad eos : „Hic quern cernitis ado- lescens , mihi credite , post me erit episcopus. Per ilium enim Deus locum sedis recuperabit. Res ecclesie multis rerum ornamentis aug ebit , queque locorum destructa suis aug ebit 3) diebus." Quod post operum experimento res gesta per veritatem mundo teste comprobavit. Quodam eciam die , ipso celebrante , cum legeretur Apostolus , quibusdam presbiteris, quorum nomina Eylof, cognomento Dodo , et Radwing, de cenobio Embricensi inter legendum vocatis : „Non longum" inquit „tempus mihi restat vivendi. Dilig enciam honoris huic 4) adhibete juveni. Nam hint post triennium et anni dimidium me non dubitetis ex hac came migraturum et hunt vestre sedis regimen procul dubio suscepturum." Hoc audito pavore perterriti, animoque pereussi steterunt non modicum ammirantes. Non longe post, prefatus juvenis ordinacionum tempore secum ducens clericos , Benno et Saxo nominatos , et veniens rogat episcopum, ut sacri ordinis ab ejus manibus susciperent benediccionem. Cui vir sanctus ut semper erat oris jocundi subridens : „Noli" —, inquit — „fili , noli me ad id opus quod prevales, invitare. Tuum est, — inquit — 1) In margine geschreven. 2) In marg. geschreven Ludgero presbytero. 3) Boven dit woord geschreven: eriget. 4) Tusschen honoris en adhibete boven aan den regel geschreven LEVEN VAN ST. RADBOUD. 167 quod me rogas agere. Tuis , non meis , ne obstupescas ordinandi sunt manibus. Et id prime ordinationis officium, jam anno mediante tercio tuis celebrabis in gaudium." Ad hec lacrimis abortis mente consternabatur juvenis. Cui presul manum solacii adhibet. „Ne paveas" inquit — „ad talia nec generositatis aliquid titubet industria. Ecclesia enim , que nunc pauper habetur, Dei donis tibi multiplica- bitur innumeris. Tu sedis Trajectensis aulam , non mul- torum annorum curriculis et adhuc Danorum impulse desolatam , pristini honoris mutabis in faciem." Nee est opus verbis attestari , cum vaticinii veritas rerum tes- timonio comprobatur. Contigit eum quibusdam diebus graviter infirmari , ita ut periculum infirmitatis evadere desperaret. Quadam igitur die sancta Dei Genitrix Virgo Maria , duabus de ejus pedissequis, Agnete scilicet et Tecla, se comitantibus, preclare lucis splendors astitit ei , totum habitaculum luminis implens claritate. Qui tante visionis aspectu per- territus , vix vivendi fiduciam suscipiens semivivus emar- cuit. Cui porta salutis , Domina consolationis medicinam adhibens , timorem languoremque detergens inquit : „Ne timeas .Rabbode , quod ejus aspectum inspicis cui frequenter supplicas. Non to mea visitacione dedignor consolari, qui semper me habes in tua ad Deum invocatione. Nil modo periculi est; presentem evades languorem. Nec tamen diu post hec victurus eris in came. Securus esto vigilando et operando ut cepisti." Et confestim post hec verba splen- dor luminis non apparuit , mini tamen odoris fragrantia remanente. Et languor omnis statim velud lintheo quodam sudor de corpore detersus abcessit. Hec etenim cum clam suis assereret , nolens tamen dune viveret palam fieri , cujus forme, cujus habitus et ornamenti sancta virgo virginum sibi videbatur apparere , cujus pulchritu- dinem se asseruit non posse ammirari. Sanctas vero vir- gines Agnam et Teclam — sic enim ipso audiente se nuncupatos esse fatebantur —, et eas tam vultuum qualitate quam vestium stemate posse testatus est agnoscere. Igitur a vaticinii predicti tempore tribus annis et dimidio transactis , in terra dicta Thrente commorans , vi febrium augebatur. Quad mox ut sensit , iter secum suis 168 LEVEN VAN ST. RADBOUD. jussit accelerare ut ne graviore febre invalescente fieret impossibilitas abeundi. Qui tanti patris languore turbati, jussui tamen ejus obtemperantes, versus Othmarshem secum pergunt. Ilium enim locum , sicuti decorum parvo tamen adhuc oratorio , sepe solebat incolere. Illic tune suis ad votum dispositis , non languoris impulsu fatigatus , sed vultu hilaris , mortis intrepidus , ut ad Christi convivium invitatus , jam corpore premortuo , vivificatus spiritu , non cessavit labiis et lingua a psalmorum organis. A.stantes cessavit labiis et lingua a psalmorum organis. A.stantes vero lacrymarum imbre perfundebantur. Dum vero oris alitus alcius superfuit , non cessavit inter psalmos reci- procando , ,,Ecce leti laude", jocunde modulari. Sic enim incipit antiphona prima de Sancti Martini responsoriis, a se compositis. Nec dubitamus ei presidia affuisse angelica et Sancti Martini visionem , cui sic canebat. Et sic mense Novembri diem suum clausit extremum, migrans feliciter ad Dominum. Mox a suis versus Davan- triam perducitur. Quem tots civitas lugubri tumultu excepit. Ibique infra parietes ecclesie ejus corpus depor- tatum sepulture dederunt. Handschrift in de Koninklijke Bibliotheek to 's-Gravenhage. Cod. 129 G 3, fol. 121v-125v. GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN IN RIJNLAND IN HET JAAR 1575 , MEDEGEDEELD DOOR Mr. N. W. POSTHUMUS. De achterstaande gegevens uit het jaar 1575 aangaande het landbouwbedrijf van de in Rijnland gelegen gemeente Alfen zijn om verschillende redenen merkwaardig. De dorre opsomming van de eigenaars en van de afmetingen der gronden blijkt het mogelijk te makers een beeld te verkrijgen van den toestand van het platte land in den tijd , dat de Spaansche troepen dit onveilig maakten en de inundatie der landerijen een voorname plaats werd toegewezen bij de verdediging dezer gewesten. Ons is niet met zekerheid bekend, met Welk doel het hier gepubliceerde register is vervaardigd. Waarschijnlijk zijn het fiscale motieven geweest , die de overheid ertoe zijn het fiscale motieven geweest , die de overheid ertoe gebracht hebben de economische verhoudingen , waarin gebracht hebben de economische verhoudingen , waarin de landbewoners leefden , te onderzoeken en op te teekenen. De vermelding der „jaerscharen" in het opschrift schijnt hierop te wijzen en men zal het register wel als schijnt hierop te wijzen en men zal het register wel als een der eerste uit de reeks van boeken mogen beschouwen, waarin het landbezit en de overgang der landerijen hetzij door vervreemding of door versterf geregeld werd bij- door vervreemding of door versterf geregeld werd bij- gehouden , en die tot op onze dagen onder den naam van Morgenboeken , Gaarderboeken of Schrikkeljaarboeken bekend zijn. Enkele gegevens uit het Morgenboek van 1541 170 GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN omtrent den omvang van het pachtstelsel zijn reeds in 1896 door wijlen den heer Van Dissel gepubliceerd 1). In zooverre neemt dit register een bijzondere plaats in deze serieen in , dat hieruit niet alleen waardevolle gegevens kunnen verkregen worden omtrent den omvang van het landbezit der grondeigenaren te Alfen een jaar na het beleg van Leiden , maar ook opgaven van het aantal morgen lands , dat uit militaire overwegingen onder water was gezet of uit vrees voor den vijand door de bewoners in den steek gelaten , dus ndesolaet" was , met andere woorden opgehouden had voor de eigenaars een bron van inkomsten te zijn. Dat de uitgestrektheid dezer desolate landen niet gering was, zal aanstonds blijken. In geen geval behoeft dit te verwonderen , indien wij bedenken, dat zoowel de onveiligheid van het platte land in het algemeen als de nabijheid der Spaansche troepen , die het beleg voor Oudewater hadden geslagen, in het bijzonder de bewoners hun woonplaatsen deden verlaten en elders eon goed heenkomen zoeken. Onge- twijfeld heeft ook de langdurige aanwezigheid van den vijand in deze streken in verband met het beleg voor Leiden nog geruimen tijd nagewerkt. Bovendien was , zooals ook blijkt uit het opschrift van afd. VI , in Juli 1575 het land weer onder water gezet, in de hoop hier- door Oudewater to kunnen ontzetten. Dat dit niet gelukt is, is bekend. Het blijkt dan, dat in dezen tijd niet minder dan 92.60/0 van al het land desolaat of onbebouwd is , een percentage dat een sterken indruk geeft van den moeilijken en treurigen toestand , waarin de landbevolking omstreeks 1575 meet geleefd hebben. Waar de bewoners gebleven zijn , is te vermoeden zij zijn hoofdzakelijk naar de om- liggende steden gevlucht, met name naar het toen reeds veilige Leiden. Vooral vrouwen en kinderen hebben zich in grooten getale daarheen gered. Bij de geringe kennis , die wij van de grootte der 1) Handelingen en Mededeelingen Maatsch. v. Nederl. Lett. 1896--97, bl. 1$2. bl. 1$2. IN RIJNLAND IN IIET JAAR 1575. 171 landbouwbedrijven uit vroeger tijd hebben moeten wij deze bron, al loopt zij over een klein — maar historisch interessant territoir, dankbaar aanvaarden. Zij brengt slechts een teleurstelling over de uitgebreidheid van het pachtstelsel licht zij ons in tegenstelling met het morgenboek van 1541 niet in. Een enkel maal wordt meegedeeld , dat het land in huur is geweest maar wij mogen deze gevallen niet als de eenige beschouwen , waarin pachters aanwezig waren. Het geldt dan bijna altijd een geestelijke stichting , die niet in de mogelijkheid verkeerde het land zelf to bebouwen en waarbij dus bet pachtstelsel vanzelf was aangewezen 1). Maar naast deze teleurstelling brengt het register ook een belofte. Het vestigt niet alleen de aandacht op de wenschelijkheid de eigendomsverhoudingen van den grond nauwkeuriger to bestudeeren dan tot heden is geschied , maar wijst ook de mogelijkheid daartoe aan. Daar dit handschrift , zooals gezegd , tot een serie registers behoort, waarin de veranderingen , die het grondbezit onderging, geregeld werden bijgehouden , moet het mogelijk zijn door de statistische bewerking der daarin voorkomende gege- vens voor bepaalde streken een beeld to ontwerpen van de ontwikkeling der grondeigendomsverhoudingen over een lange reeks van jaren , ja zelis over eeuwen. In het Archief van bet lloogheemraadsehap Rijnland, waarin ik dit stuk 2) aantrof, bleken mij dan ook bij mijn onder- zoek de in den Catalogus van doze organisatie vermelde sehrikkeljaarboeken der versehillende Rijnlandsche dorpen belangrijke gegevens hierover to bevatten. In elk schrikkel- jaar werd opname gedaan en werden de wijzigingen aan- geteekend sommige dezer registers loopen van het begin der zeventiende tot de negentiende eeuw door. Uit ons register blijkt, dat de totaaloppervlakte van, het ambacht van Alfen volgens de meting der ambaehts- 1) Vgl. o.a. §§ 8, 13, 62, 71, 472, 181, 189, 192. 2) Het hs., groot 8 fol., bevindt zich in een pakket inorgenboeken van Alphen. 172 GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN bewaarders 1822 morgen 11/2 hont bedroeg 1). Dit ver- sehilt met de opgave van het morgenboek van 1541, volgens welk het ambacht ruim 2293 morgen telde, en van die der Informacie van 1514, waarin verklaard wordt , dat er 2400 morgen land waren 2). Maar daarop wordt , dat er 2400 morgen land waren 2). Maar daarop volgt, dat hiervan 400 morgen zoo slecht waren , dat zij bet „ongeld", dus de grondbelasting, niet konden dragen. Zoo komen ook hier praktisch slechts 2000 morgen in aanmerking , hetgeen nog wel niet met de meting van 1575 overeenstemt , maar m. geen moeilijkheid behoeft op te leveren , daar in de Informacie afgeronde cijfers voorkomen , zoodat het cijfer van 1514 op een schatting berust ; het onze daarentegen is het resultant van een nauwkeurige opmeting der belaste gronden. Waarschijnlijk speelt ook in de opgave van 1541 dezelfde kwestie een rol. Wel doet zich hierbij een nieuwe vraag voor. Daar nu gebleken is , dat het ambacht van Alfen inderdaad grooter is dan 1822 morgen , de verdeeling van den grondeigendom van 400 morgen in ons register mogelijk zelfs verzwegen is , mag het dan wel als geoorloofd wor- den beschouwd het voor wetenschappelijke doeleinden te gebruiken ? M. i. door deze omissie misschien nog te meer. Immers het geldt bier blijkens de verklaring der Informacie volkomen waardelooze grond ; wat voor waarde heeft het te weten , wie hiervan de eigenaars zijn ? De financieele positie en de economische beteekenis van den eigenaar worden door het bezit deter waardelooze landen allerminst vergroot. Indien het register ook deze landen bevatte, zouden in onze telling ongelijksoortige groot- heden bijeengevoegd en het eerste voorschrift der statis- tische methode overtreden zijn. Men had dan misschien gevonden, dat er veel meer personen dan nu „groot"- grondbezitters waren, die praktisch cchter allerminst daartoe konden gerekend worden. Voordat wij overgaan tot het geven der cijfers omtrent de verdeeling van het landbezit nog een opmerking: het 1) 6 hont = 1 morgen; vgl. o.a. § 21. 2) Aldaar, bl. 310 § 5. IN RIJNLAND IN HET JA.A.R 1575. 173 geldt hier niet het totale landbezit der verschillende per- sonen vast te stellen , maar hun bezit in het ambacht van Alfen. Het is zeer waarschijnlijk , dat vele der hier genoemde personen ook elders grond in eigendom hadden. Hun geheele landbouwbedrijf leeren wij dus niet kennen. Ons overzicht geeft uitsluitend een landbouwbedrijfs- statistiek binnen de grenzen van het ambacht van Alfen. In het register worden de erven naar hun Jigging vermeld , van daar dat , wil men een overzicht van den totaaleigendom der eigenaren binnen het ambacht ver- krijgen , de verschillende en versprokkelde deelen van hun bezit bijelkaar moeten worden geteld. De volgende cijfers betreffen dus geen „arrondierte"grondstukken. Het blijkt nu, dat de opgeteekende 209 erven aan 148 ver- schillende eigenaars toebehoorden, aldus onder hen verdeeld Er hadden minder dan 1 morgen : 3 personen. 1— 2 3 2— 3 6 3— 4 8 f7 4— 5 5 5— 6 7 11 6— 7 6 7— 8 8 8— 9 7 9-10 10-15 24 15-20 15 20-25 21 25-50 27 50-75 1 persoon. Totaal 148 personen. Hieruit is de volgende groepeering samen te stellen : Dwergbedrijf ( 1 m.): 3 pers. 2.-0/0 Kleinbedrijf ( 1— 5 m.) : 22 ,1 14.901. Middelbedrijf ( 5-25 m.) : 95 64.2% Grootbedrijf (25-75 m.) : 28 18.9% 148 pers. 1000/0 174 GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN Het middelbedrijf komt dus het meest voor, het klein- bedrijf heeft eenige , bet dwergbedrijf zoo goed als geen beteekenis. Het grootbedrijf volgt in belangrijkheid ter- beteekenis. Het grootbedrijf volgt in belangrijkheid ter- stond op het middelbedrijf. stond op het middelbedrijf. Ook omtrent het verschjjnsel der afwonende eigenaren worden eenige inlichtingen verkregen. De eigendom der geestelijke stichtingen inbegrepen was , voor zoover de opgaven een berekening toelaten , 18.6% van alle land in handen van vreemde , niet in het ambacht wonende personen. In werkelijkheid zal dit percentage wel hooger geweest zijn ; onder de vermeldingen, dat de erfgenamen, de kinderen of de weezen van een of ander persoon thans eigenaars van het goed zijn , schuilt zeer zeker nog menig afwonend eigenaar, maar hoeveel , is uit den aard der zaak niet na te gaan. Het landbezit der geestelijke gestichten alleen blijkt nog 7.90/0 van de totaaloppervlakte te bedragen. Voor het meerendeel waren deze instellingen te Leiden gevestigd. N. W. P. . N. W. P. QUOYER VAN DEN AMBOCHTE VAN ALPHEN, OVER- GELEVERT BY GERRIT DIRCXZ. UUT DE STEECT ENDE GERRIT DIRCXZ. CAPITEYN AMBACHTBEWAERDERS VAN DEN VOIRS. AMBACHTE BEROERENDE JAERSCHAER ENDE GEBRUYCKTE LANDEN VAN DEN ZOMER VAN (15)75. I. Eerstelijck die ivestzgde ofte Horn, begrepen onder de Grote Polder. 1. Thonis Dircxz. 11 mergen 2, hondt, waeroff desolaet ende ongebruyct geweest zijn 10 mergen 2 hondt 1), die reste gebruyct, als 1 mergen. 2. Vrerick Dircxz. 7 mergen 2 2 hont , desolaet 6 mergen 2 2 hont , gebruyct 1 mergen. 3. Die wedue van Dirck Gerritsz. 15 mergen, desolaet 13 mergen , ghebruyct 2 mergen. 4. Die weeskinderen van Willem Jansz. ende de wedue 1) Hs.: 1 hondt, IN RIJNLAND TN HET JA AR 1575. 175 van Lenaert Jansz. tsamen 18 2 mergen 12 hont desolaet 174- mergen 12 hont, ghebruyct 1 mergen. 5. Die kinderen van Cornelis Cornelisz. Zoipgen 182 mergen 12 hont , desolaet 17 mergen 12 hont , ghebruyct mergen. 6. D'erffgenamen van Dirck Gerritsz. 18 mergen 1 hont , desolaet 16 mergen 1 hont , ghebruyct 2 mergen. 7. D'erffgenamen van Cornelis Jan Eewoutsz. merghen , all desolaet. 8. Dirck Adriaensz. huyrt van Heynrick Heermael ende van 't convent van Rodenburch off van meester Rutgaert tsamen 20 mergen 14- hont desolaet 17 mergen 11- hont , ghebruyct 3 mergen. 9. Die wedue ende erffgenamen van Dirck Louwen 151- mergen 1-12t- hont , desolaet 13 2 mergen , ghebruyct 2 mergen bout.) 10. Symon Jansz. 7 mergen 1 hont , desolaet 54- mergen 1 hont, gebruyct 12 mergen. 11. Frans Claes buytensdijcx 3 hont. 12. Huych Jansz. 101 mergen 14- hont , desolaet 81 mergen 12 hont, ghebruyct 2 mergen. 13. Die kinderen van Aert Ghijssen huyren van Heyn- rick Verlaen ende van de Repliers van Leyderdorp 184- mergen 14 hont , desolaet 161-- mergen 11 hont , gebruyct 2 mergen. 14. Willem Elbertsz. ende Maerten Symonsz. tsamen 154. mergen 24 hont , desolaet 144- mergen 2-1 hont , gebruyct 1 mergen. 15. Appolonie Jacobs , daer 't hays op staet buyten- dijcx , 2 hont. 16. Maerten Symonsz. 19 2 mergen 2 hont , desolaet 164- mergen 2 hont gebruyct 3 mergen. 17. Steven van Huesden 74 mergen 22 hont , deso- laet 6 2 mergen 2 2 hont , gebruyct 1 mergen. 18. Appolonie Jacobs 7 mergen 22 hont, all desolaet. 19. Heynrick Gerritsz. 8 mergen 2 hont , desolaet 7 mergen 2 hoot, ghebruyct 1 mergen. 20. D'erffgenamen van Beatris Jans 17 mergen hont, desolaet 16 mergen 24- hont , ghebruyct 1 mergen. 21. D'erffgenamen van Claes Noyssen 17 mergen 34- hont desolaet 16 mergen 2 hont , gebruyct 12 mergen. 176 GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN 22. Direk Ghijssen 21 mergen 34- hoot, desolaet 19 mergen 31- hont, gebruyct 2 mergen. 23. D'erffgenamen van Aert Sproncxz. 14- mergen 1 hont, desolaet. 24. D'erffgenamen van Willem Cop 5-1- mergen 2 hont, desolaet. 25. D'selve noch 5 mergen 2 2 hont, all desolaet. 26. D'erffgenamen van Beyer Jansz. 5 mergen 2 hont, all desolaet. 27. Govert Cornelisz. 82 mergen 4 hoot, desolaet 74- mergen 1 hont, gebruyct 1 mergen. 28. D'erffgenamen van Willem Coppen 331 mergen, desolaet 291 mergen , gebruyct 4 mergen. 29. Die kinderen van Willem Coppen 104- mergen 1 hont, desolaet. 30. Die wedue van Willem Dircxz. Rynenburch 23 mergen 1 hont, desolaet 20 mergen 1 hont, gebruyct 3 mergen. 31. D'erffgenamen van Louris Fransz. 7 2 mergen 1 hont, desolaet. 32. Cornelis Direxz., alias Val, 19 mergen 2 hont, all desolaet. 33. Die kinderen van Frans Jansz. 24- mergen hont, desolaet. 34. D'erffgenamen van Lenaert Gerritsz. 8 2 mergen 1 hont, desolaet. 35. Jan Adriaensz. de Wilde , fugitive , 7 mergen 21- hont, all desolaet. Belent an de oostzyde Cornelis Paedts, an de westzyde d'erffgenamen van Len aert Ger- ritsz. voors. , streckende van den Rijndijek tot d'erff- genamen van Symon Jansz.'s lant toe als bruyckers. genamen van Symon Jansz.'s lant toe als bruyckers. 36. Den uuyterdijek , groot 3 bout, toebehorende Cornelis Direxz. desolaet. 37. Cornelis Paedts 6 mergen 2 hont, desolaet 4 mergen 2 hont, gebruyct 2 mergen. 38. Die kinderen van Willem Jansz. Bouman mergen , desolaet 34- mergen gebruyct 2 mergen. 39. Die gasthuysmeesters binnen Leyden 114 mergen, desolaet. 40. Willem Thonisz. tot Leyden 41- mergen 14- hondt, desolaet. IN BIM-LAND IN HET JAAR 1575. 117 41. Die kinderen van Symon. Jansz. 141- mergen 1 hont , desolaet 114- mergen 1 hont , gebruyct 3 mergen. 42. Noch 111 mergen 2 hont, eertijts gebruyct by Boumans kinderen , desolaet. 43. Foy van Brouchoven 4 mergen 2 hont , desolaet. 44. Willem Jacobsz. Verloet 21 mergen 1 hont, desolaet. 45. D'erffgenamen van Cornelis Pietersz. 4 mergen 1 hont , desolaet. 46. Meester Jan Duyck 54- mergen 2 hont , desolaet. Eertijts bruycker Huybert Thijsse. 47. 't Capittel van den Hogelande 62 mergen 2 hont, desolaet. Eertijts bruycker Louris Fransz. cum sociis. 48. Meester Jan Duyck 5 2 mergen 1 hont , desolaet. Eertijts bruycker Louris voors. cum sociis. 49. Ael Louris met Louris Fransz. kint 4 hondt , desolaet 1 hondt, gebruyct 3 hont. 50. bucker Jacob Coppier 31 mergen 2 hone, desolaet. 51. Dirckgen Hoven 5 mergen 1 hont, desolaet. 52. Die pastorie tot Alphen 8 mergen, desolaet. Eer- tijts gebruyct by Willem Aertsz. ende Frans Jansz. 53. Claes Willemsz. 11 mergen , desolaet 9 mergen , gebruyct 2 mergen. 54. D'erffgenamen van Cathrijn Willem Bouwensz. 4 mergen 12 hondt , all desolaet. 55. Eewout Pietersz. , Willem Jacobsz. ende de kin- deren van Cornelis Pietersz. tsamen 151 mergen 2 hondt, desolaet. 56. Dirck Pietersz. kinderen 3 2 mergen 2 hont , d esolaet. 57. D'erffgenamen van Dirck Cornelisz. 4 mergen hont , desolaet, 58. D'erffgenamen van. Jan Vriessen. 8 mergen 2 hont, desolaet. 59. D'erffgenamen van Willem Jansz. Bouman 6 mergen 2 hont. 60. Die leprosen tot Leyden 9 mergen desolaet. Laetst gebruyct by Gerrit Jacobsz. 61. D'erffgenamen van meester Gerrit Verlaen mergen 1 hont , desolaet. Bijdr. en Meded. XXXV. 12 178 GEGEVE1 BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN 62. Meester Jan llogelande t' Utrecht mergen 24 hont, desolaet. Eertijts gebruyct by Jannetgen Dirck lleynen. 63. D'erffgenamen van Dirck Heynrick Claessen 54- mergen 12 hont , desolaet. 64. Jan Jansz. Broer 6 mergen , desolaet. 65. Die wedue van Vries Jansz. 6 mergen , desolaet 4 mergen , gebruyct 2 mergen. 66. Jacob Jansz. 12 mergen 3 hont, desolaet 10 mergen 3 hont , gebruyct 2 mergen. 67. D'erffgenamen van Jan van Oesterwijc 4 2 mergen 24- hont, desolaet. Eertijts gebruyct by Cornelis Janz. Lou 68. Bastiaen Jansz. 141 mergen 12 hont , desolaet 134-- mergen 14- hont , ghebruyct 1 mergen. 69. Die hoffstede, laetst gebruyct by Dirck Boeyensz., groot 104 mergen 1 hont , d'welcke toebehorende is tot Amsterdam , desolaet. 70. Mees Gerritsz. 8 2 mergen 2 hont , desolaet. 71. Meester Jan Hogelande t'Utrocht 6 mergen 31- hont , desolaet , laetst gebruyct by Joost Jacobsz. 72. Jan Claes Jannen 5 mergen 3 L hont, desolaet 3 mergen 3 2 hont , gebruyct 2 mergen. 73. D'erffgenamen van llaesgen 'Tans 13 mergen , desolaet. 74. Willem Jacobsz. 72 mergen 2 hont, desolaet 6 mergen 2 hont , ghebruyct 14- mergen. II. Hier begint Jan van Alphens polder ende leyt all- heel doorgaens desolaet ende ungebruyct. 75. Dirck Adriaensz. 18 mergen 1 hont, desolaet. 76. Willem Evertsz. 34- hondt, desolaet. 77. Die wedue ende erffgenamen van Dirck Louwen 22 mergen, desolaet. 78. Symon Jansz. 6 mergen. 79. Huych Jansz. 9 mergen 2 2 hont. All 80. Claes Willemsz. 5 mergen 5 hont.desolaet. 81. Dirck Boeyensz. mergen. 2 2 hont. 82. Jacob Jansz. 16 mergen 2 hont. IN RIJNLAND IN HET JAAR, 1575. 179 83. Die wedue van Vries Jansz. 5 2 mergen 1 hont. 84. D'erffgenamen van Dirck Heynricxz. 3 mergen 2 hont. 85. Mees Gerritsz. 12 mergen 3 2 hont. 86. D'erffgenamen van Aert Ghijssen 101- mergen 24- hont. 87. Willem Elbertsz. ende Maerten Sy- monsz. tsamen 101 mergen. 88. Maerten Symonsz. 121 mergen 2 hont. 89. Heynrick Gerritsz. 7 2 mergen 1 hont. 90. D'erffgenamen van Beatris Jans 6 mergen. 91. D'erffgenamen van Claes Noyssen 1 mergen 3 2 hont. 92. D'erffgenamen van Symon Jansz. 7 mergen 12 hont. 93. Jan Heynricxz. 42 mergen. 94. Eewout Pietersz. All Willem Jacobsz. ende tsamen desolaet de kinderen van Cornelis 24- mergen. Pietersz. 95. D'erffgenamen van Dirck Pietersz. 14- mergen 2 hont. 96. D'erffgenamen van Dirck Cornelisz. mergen 2 hont. 97. D'erffgenamen van Jan Vriessen 3 mergen 24- hont. 98. Die kinderen van Willem Jansz. Bouman 2 mergen 2 hont. 99. Die leprosen tot Leyden 2 mergen 24- hont. 100. D'erffgenamen van meester Gerijt Verlaen 6 2 mergen 2 2 hont. 101. Meester Jan Hogelande 21 mergen 1 hont. 102. D'erffgenamen van Dirck Heynricxz. mergen 2 hont. 103. Jan Jansz. 3 mergen 1 hont. 180 GEGI-EVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN 104. D'erffgenamen van Jan van °ester- \ wijc 3 mergen 1 hont. 105. Bastiaen Jansz. 10 mergen 4 hont. 106. 't Landt , toecomende t'Amsterdam , eertijts gebruyct by Dirck Boeyensz. , mergen 2 2 hont. All 107. Meester Jan Hogelande t'Utrecht desolaet. 7 mergen 2 hont. 108. Willem van Loo 50 mergen 4 hont. 109. Willem Jacobsz. 13 mergen 3 2 hont. 110. Jan Claes Jannen 5 mergen. III. Hier beghint 't Rietveltslandt 't /wick leyt va Coppierenkade ofte Dwerskade off, loopt nae de Burgooch ende leyt heel ende all desolaet ende ongebruyct. 111. Thonis Dircxz. 12 mergen. , 112. Pieter Heynricxz. 12 mergen. 118. Ael Noyssen erffgenamen 3 mergen. 114. Gerrit Dircxz. 3 mergen 12 hont. 115. Dirck Jaep Rycken 32 mergen. 116. D'erffgenamen van Claes Noyssen 3 hont. 117. Die wedue van Dirck Gerritsz. 4 mergen 2 hont. 118. Die kinderen van Vrerick Dircxz. 2 mergen. All 119. D'erffgenamen van Jan Buenissen 1desolaet. 3 mergen. 120. Jan Florijs 3f mergen. 121. De kinderen van Willem Jansz. met Barbare Jans tsamen 111 mergen 1 hont. 122. D'erffgenamen van Zoopges 19 mergen 1 hont. 123. D'erffgenamen van Dirck Gerritsz. 12 mergen 1 hont. 124. D'erffgenamen van Cornelis Jansz. 7f mergen 2 hont. IN RIJNLAND IN HET JAAR 1575. 181 IV. Hier beghint dat landt tusschen Spykeboor ende Burgooch , ende is heel onvruchtbaer ende leyt desolaet. 125. Willem Elbertsz. 1 mergen 2 hont. 126. Die pastorie tot Buscoop 1 mergen. 127. Joncker van Raphorst 15 mergen 2 hont. 128. D'erffgenamen van Pieter Claes Jan- nen 8 mergen 2 hont. 129. Gerrit Dircxz. Cuper, 3 mergen 1 hont. 130. Claes Bouwensz. 5 mergen 1 hont. 131. Die wedue van Dirck Gerritsz. 9 mergen 2 hont. 132. Willem Aertsz. met Frans Jansz. kinderen tsamen 6 mergen. 133. D'erffgenamen van Cornelis Jan Lou Desolitet. 18 mergen. 134. Baertgen Sprongh dochter 61- mergen. 135. Andries Aertsz. ende Maerten Jacobsz. tsamen 16 mergen. 136. D'erffgenamen van Symon Heynen 10 mergen. 137. Dirck Boeyensz. ende d'erffgenamen van Maerten Molenaer 6 mergen 2 hont. 138. Jacob Jansz. 14- mergen. 139. Lenaert Cornelisz. 5 mergen. 140. Jan Maertsz. 16 mergen. 141. Cornelis Jacobsz. 16 mergen. 142. Jan Claes Jannen 4 mergen. V. Hier beghint 't lant tusschen Spyckeboor ende Bos- coop , ghenaempt die...') 143. Gerrit Claes Reyntges 5 mergen , desolaet. 1.) Onleesbaar. 182 GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN 144. Cornelis Claesz. 19 mergen, desolaet 15 mergen , gebruyct 4. 145. Inge Symon Claessen 10 mergen 2 hoot, deso- laet 7 mergen 2 hont , gebruyct 3 mergen. 146. Claes Bouwensz. 3 2 mergen , desolaet 2 mergen , gebruyct 1 mergen. 147. Cornelis Jan Claesz. 41- mergen 12 hont, desolaet. 148. Aem Dircxz. 21 mergen, desolaet 17 mergen , 148. Aem Dircxz. 21 mergen, desolaet 17 mergen , gebruyct 4 mergen. 149. Die wedue van Cornelis Jansz. 17 mergen , deso- laet 13 mergen , gebruyct 4 mergen. 150. Baernt Cornelisz. 25 mergen desolaet 21 mer- gen , gebruyct 4 mergen. 151. Gerrit Claesz. 2 mergen, desolaet. 152. Cornelis Dircxz. 7 mergen, desolaet. 153. Claes Jansz. 2 mergen 12 hoot, desolaet. 154. Joost Jansz. 4 2 mergen , desolaet. 155. D'erffgenamen van Jan van Zij1 3 mergen, desolaet. 156. Willem Thomasz. 2 mergen , desolaet. 157. D'erffgenamen van Jonge Neel Ariens 2 mergen, desolaet. 158. Jan Maertsz. 104 mergen 1 hont , desolaet. 159. Lenaert Cornelisz. 11 mergen , desolaet. 160. Willem Jansz. kinderen 19-1. mergen , desolaet 151 mergen , gebruyct 4 mergen. 161. Cornelis Jacobsz. 12 mergen , desolaet. 162. Cornelis Baerntsz. 20 mergen, desolaet 17 mergen, ghebruyct 3 mergen. ghebruyct 3 mergen. VI. Hier beghinnen die landen , ghelegen an den oost- zyde van der Gouwe onder Alphen , weleke all tezamen omtrent den 17en July anno 75 onder water, omme Oudewater to ontsetten , gesedt zijn , ende hebben die buyren overmits 't water ende den viant zedert die tijt haer hoffsteden geruympt ende haer landen desolaet onder water moeten laten legghen. 163. Die kinderen van Jan Aertsz. 274 mergen 2 hont, desolaet. IN RIJNLAND IN HET JAAR 1575. 183 164. Joncker Jacob Coppier 8 mergen , desolaet. 165. Heynrick Heermael 102 mergen 2 hont, desolaet. 166. Allert Schatter ende andere 22+ mergen 2 hont, desolaet. 167. Meester Dirck Ramp 4 hondt, desolaet. 168. Joncffrouw Margriete van Calslagen 39 mergen hondt, all desolaet. 169. Foy van Brouckhoven bailliu van Rijnlant, 192 mergen 2 hont, ongebruyct. 170. Dirck Claesz. 132 mergen 2 hont , desolaet mergen 2 hont , gebruyct 2 mergen. 171. Die hoffstede van Jan van Zijl, groot 35 mergen 3-12- hont , toecomende t'Amsterdam desolaet. 172. Die kinderen van Yde Thomas 9 mergen 32 hont , desolaet 8 mergen 3 2 hont, gebruyct 1 mergen. 173. Cornelis Stalpaert van der Wielen 9 2 mergen 2 hont , desolaet. 174. Sinte Cathrynengasthuys tot Leyden met meer andere 23 mergen 2 hont , desolaet ; laetst gebruyct by de erffgenamen van Jan Roeten. 175. Willem Cornelisz. tot Leyden 1+ mergen 2 hont, desolaet. 176. D'erffgenamen van Claes [Aelwijnsz.] 6 2 mergen hont, desolaet; eertijts gebruyct by Nees Gerritsz. 177. Jan Conincxz. erven 9 mergen, desolaet. Dit plach to bruycken 178. Cornelis Stallpaert 162 Symon Heynen. mergen 22 hont , desolaet. 179. Meester Jacob van Endegeest met meer andere mergen 22 hont , desolaet 132 mergen 22 hont , gebruyct 3 mergen by Cornelis Cornelisz. Hontscoop. 180. Symon Eymbertsz. 20 merger. 2 hont mette Reguliers ende andere , desolaet 162 mergen 2 hont , gebruyct 34- mergen. 181. Den Heyligen Geest tot Leyden mettet clooster van Rodenburch ende meer ander 23 mergen 2 hont , desolaet 20 mergen , gebruyct by Aris Jansz. 3 mergen. 182. Die kinderen van Symon Willemsz. 221 mergen 14- hont, desolaet 20 mergen 12 hont, gebruyct 22 mergen 183. D'erffgenamen van Jan Govertsz. 151 mergen 184 GEGEVENS BETREFFENDE LANDBOUWTOESTANDEN 1 hont, desolaet 144- mergen 1 hont , gebruyct 1 mergen. 184. Pieter Heynricxz. 104- mergen , desolaet 8 mer- . 184. Pieter Heynricxz. 104- mergen , desolaet 8 mer- gen, gebruyct 22 mergen. 185. Govert Jansz. 84 mergen , desolaet 6 2 mergen ghebruyct 2 mergen. 186. Die weeskinderen van Jan Gerritsz. ende Dirkgen Hoven 8 mergen 12 hont , desolaet. 187. Roel Korssen ende Jan Paedts met meer andere 45 mergen 12 hont , desolaet 39 mergen 12 hont , ge- bruyct 6 mergen. 188. D'erffgenamen van Pieter Haeck tot Middelburch 29 mergen 2 hont , desolaet 26 mergen 2 hondt, ge- bruyct by de kinderen van Barbare Sprongen 3 mergen. 189. Sinte Michiels susterhuys tot Leyden 131 mer- gen , desolaet 121- mergen , gebruyct by Mees Reyersz. 1 mergen. 1 mergen. 190. Meester Jacob de Jonghe 212 mergen 2 2 hont, desolaet 194- mergen 22 hont , gebruyct by Claes ofte Jan Dircx zonen 2 mergen. 191. Symon Heynricxz. erffgenamen 14 mergen hont, desolaet 13 mergen 12 hoot, gebruyct by Gherijt Jansz. 1 mergen. 192. Die falyde bagynen 144- mergen 24- hont, deso- laet 131 mergen 24- hont, gebruyct by Jan Cornelisz. 1 mergen. 193. Die landtcommanduer t'Utrecht 31 mergen 2 hont, desolaet 28 mergen 2 hont, gebruyct by de wedue van Jan Korssen 3 mergen. 194. Die kinderen van heer Gherijt van Renes 191 mergen 2 hont, desolaet 17 mergen 2 hont, gebruyct by Gerrit Dircxz. 2 2 mergen. 195. D'erffgenamen van Claes Aelwijnsz. 7 2 mergen 14- hont , desolaet 64- mergen 12 hont , gebruyct by Adriaen Neelen 1 mergen. 196. Cornelis Symon Pietersz. 25 mergen 12 hont, desolaet 22 mergen 12 hoot, gebruyct 3 mergen. 197. Jacob Thonisz. 9 mergen 12 hoot, desolaet mergen 14- hont , gebruyct by Gerrit Dircxz. 3 hondt. 198. Sinte Cathrynengasthuys , desolaet 9 mergen , laetst gebruyct by Aris Jansz. IN RIJNLAND IN HET JAAR 1575. 185 199. D'erffgenamen van Jan Govertsz. 92 mergen 1 hont, desolaet 8 mergen 1 hont, gebruyct 14- mergen. 200. Cornelis Pietersz. ende meer andere 161 mergen 2 hont, desolaet 13 mergen 2 hont, gebruyct 32 mergen. 201. Heynrick Heermael 18 mergen 1 hont, desolaet 154- mergen 1 hont, gebruyct by de wedue van Cornelis Dircxz. 24- mergen. 202. D'erffgenamen van Cornelis Claes Pieterssen 9 mergen 5 hont , desolaet 8 mergen 5 hont , gebruyct by Roel Korssen 1 mergen. 203. Thomas Jansz. 131 mergen 21- hondt , desolaet 11 mergen 24- hont , gebruyct 21- mergen. 204. Pieter Dircxz. 21 mergen, desolaet 19 mergen, gebruyct 2 mergen. 205. Maid Symonsz. 2042- mergen, desolaet 184 mergen , gebruyct 2 mergen. 206. Die wedue van Ghijsbert Symonsz. 6 2 mergen , desolaet. 207. Die kinderen van Ghijsbert Aertsz. 44- mergen 1 hondt, desolaet. 208. Cornelis Jacobsz. Brouwer tot Amsterdam 30 mergen 2 hont , desolaet 27 mergen 2 hont gebruyct by de wedue van Claes Ghijssen ende by Cornelis Ghjjssen 3 mergen. 209. D'erffgenamen van Jan Gerrit Hoven 9 mergen, desolaet 8 mergen , gebruyct 1 mergen. Wy, Gerrit Dircxz. uut de Steect ende Gerrit Dircxz. Capiteyn , ambachtbewaerders van den ambachte van Alphen , verclaren alsdat wy alle die morgentalen vol- gende den aenbrengh, gaerbouck ende sekerheyt, daervan zijnde, terecht doen scryven hebben by onsen clerck nae onse beste wetenschap. In kennisse onse gewoonlicke handt hier elck onder gestelt opten 21en February 1576 , stilo communi. By mijn , Gherijt Dirckz. Gherijt Dirckz. Archief van het Hoogheenaraadschap Rijnland. „PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE ETABLIE A UTRECHT (1811)”, MEDEGEDEELD DOOR G. W. KERNKAMP. Toen de Senaat der Utrechtsche hoogeschool in het voorjaar van 1811 de komst verwachtte van twee „con- seillers de l'universite imperiale", wier taak zou zijn een rapport uit te brengen over de inrichtingen van onderwijs rapport uit te brengen over de inrichtingen van onderwijs in de gewesten , die in het vorige jaar bij het Fransche keizerrijk waren ingelijfd (het koninkrijk Holland en Noord-West-Duitschiand) en over de inschakeling dezer scholen in de „universite imperiale", besloot hij , ter voorlichting der keizerlijke commissarissen , een memorie te doers opstellen over den toestand der Utrechtsche hoogeschool en het daar gegeven onderwijs 1). Met de samenstelling van deze memorie werden belast de rector Heringa (theoloog) en de assessoren : van Oordt (theoloog), de Rhoer (jurist), Bleuland (medicus) en van Heusde (philosoof); wegens ziekte werd de Rhoer vervangen door zijn collega in de juridische faculteit , Arntzenius. Bovendien namen aan dezen arbeid deel de hoogleeraren Rossijn en Pareau ; Rossijn , zooals de Senaatsnotulen berichten , „ne ex philosophis aliquis deesset" : hij do- ceerde physica, metaphysica en philosophie ; van Heusde behoorde ook wel tot de philosophische faculteit, maar de hem opgedragen vakken waren oude talen geschiedenis, oudheidkunde en welsprekendheid, zoodat hij geen „phi- 1) Acta Senatus Acad. Traject. 1V biz. 167-169, 171-172. PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE ETC. 187 losophus" was in den zin. , dien de aangehaalde passage uit de Senaatsnotulen aan dit woord geeft, nl, hetzij van wijsgeer, hetzij van beoefenaar der wis- en natuurkundige wetenschappen; de theoloog en orientalist Pareau eindelijk werd aan de commissie -van redactie toegevoegd „propter suam linguam Gallo-Francicam scribendi peritiam". Den 16dell Mei 1811 werd de memorie — in de Senaatsnotulen genoemd : „Narratio de statu et condi- tione Academiae Rheno-Trajectinae ac connubio discipli- narum quae in hac academia docentur" aan den Senaat voorgelezen en door dit college goedgekeurd. Rossijn , Arntzenius en Pareau schijnen het grootste deel van het werk verricht te hebben de Senaat betuigt althans zijn dank „imprimis triumviris Rossino, Arntzenio et Paravio, qui et accurate et eleganter suam in ea paranda impen- derunt operam". Verder werd besloten een afschrift van de memorie — in de Fransche redactie getiteld : „Precis de l'etat de l'uniirersite etablie a Utrecht" — te zenden aan Fon- tanes , den „Grand-Maitre de l'universite imperiale", en hem te verzoeken het stuk ter lezing te geven aan de twee keizerlijke commissarissen , wier komst men ver- wachtte dat Cuvier en Noel met de opdracht belast waren, moist de Senaat toen nog niet 1). In den brief, die op 21 Mei 1811 ter begeleiding van het „Precis" aan Fontanes gericht werd, leest men verder dat deze memorie hem werd toegezonden „afin que Votre Exc. puisse voir d'un coup d'oeil la maniere de l'instruction parmi nous , taut en general qu'en particulier dans les differentes facultes de doctrine , ainsi que le raport et la liaison de ces facultes" verder staat daar : „quant aux autres points qui regardent cette universite , nous nous sommes d'autant plus contentes de les indiquer simplement, vu que la plupart en soot detailles dans une 1) Fontanes heeft aan dit verzoek geen gevolg kunnen geven , daar Cuvier en Noel reeds in Holland waren, toen de brief van den Senaat hem bereikte; bij hunne komst te Utrecht is hun toen een afschrift van het „Prιcis" overhandigd. 188 PRECIS DE L'ETAT DE LIUNIVERSITA memoire, que messieurs les Curateurs de notre universite ont remis a mons. Meerman et dont le contenu sera apparement entre les mains de Votre Exc." Met deze memorie wordt het geschrift 1) bedoeld , op 26 October 1810 door den burgemeester van Utrecht toegezonden aan den heer Meerman , destijds „directeur- generaal der wetenschappen en kunsten" 2). Het bevat mededeelingen omtrent de jaarwedden van de hoogleeraren en het overige academische personeel , de kosten van onderhoud der academische inrichtingen , omtrent die inrichtingen zelve , de studiebeurzen voor theologanten , het bestuur der hoogeschool , het aantal studenten enz. Al deze onderwerpen worden in het „Precis" van den Senaat slechts even aangeroerd of geheel voorbijgegaan daarentegen handelt het uitvoerig over het onderwijs zelve en de daarbij gevolgde methoden juist daarom leek het mij gewenscht , den inhoud ervan voor ieder toegankelijk to maken. Behalve over het onderwijs in de verschillende facul- teiten handelt het „Precis" ook nog vrij uitvoerig over wat in de Senaatsnotulen wordt genoemd het „connubium disciplinarum" of, zooals het in de zevende paragraaf van het „Precis" beet : „Raport et liaison des quatre facultes de doctrine". In de redevoering , waarmede Heringa in 1816 het rectoraat overdroeg , vestigt hij op- 1) Gedrukt bij Miedema, Resolution van de vroedschap van Utrecht betreffende de Academie, biz. 582-597. 2) Uit dergelijke memories, hem door de verschillende hoogescholen en atheuaea toegezonden, stelde Meerman een rapport samen, door hem in November 1810 bij den minister van binnenlandsche zaken ingediend. Dit rapport, „qui contient les renseignemens statistiques les plus de- taillκs", alsmede de rapporten der onderwijs-commissies van 1807 en 4809, de opmerkingen van den Raad van State over het rapport der commissie van 1809 en de memoridn, aan Cuvier en Noel op hunne reis door Nederland nameus de verschillende hoogescholen ter hand gesteld, worden door laatstgenoemde heeren in hun rapport (Rapport sur les 4tablissemens d'instruction publique en Rollande etc. p. 4 en 5) vermeld als de geschriften , wier bestudeering hun van zooveel nut is vermeld als de geschriften , wier bestudeering hun van zooveel nut is geweest bij de vervulling hunner opdracht. ATABLIE a UTRECHT (1811). 189 zettelijk de aandacht daarop. Over het „Precis" leest men daar : „Scribebatur a Senatus nostri delegatis simplex et dilucida eorum narratio , quae ad singulas disciplinas excolendas easque inter sese consociandas in Academia nostra erant instituta. Quae res ita fuit exposita , ut non posset non academiarum Batavarum nominatim etiam Rheno-Trajectinae praestantiam et utilitatem corn- mendare aequis rerum arbitris : its maxime, qui in patria sua plures singularum disciplinarum scholas diversis in locis disjectas viderant , raro admodum cunctas artes et doctrinas amico concordiae vinculo constrictas uno in loco habitantes et ad reipublicae literariae ac religionis commune bonum conspirantes" 1). Met deze laatste passage doelt hij op de omstandigheid , dat onder het regime van de „universite imperiale" de „facultes" in Frankrijk niet door een nauwen band verbonden maar geheel los van elkander waren en vaak zelfs verspreid over ver- schillende steden van een academiedistrict. Klaarblijkelijk vreesde men te Utrecht , dat de Keizer bij de nieuwe onderwijsregeling ook bier te lande de faculteiten niet bijeen zou laten en achtte men het daarom gewenscht , de aandacht te vestigen op den wetenschappelijken samen- hang der faculteiten en op het groote nut , dat er voor de studenten in gelegen was om behalve de colleges in hun eigenlijk studievak ook die van andere faculteiten , voor zooverre deze met dat studievak verband hielden te kunnen volgen. Bij het keizerlijk decreet van 22 October 1811 , waarbij het hooger onderwijs ten onzent naar Fransche leest werd geschoeid, werden de „facultes" wel geheel los van elkaar gemaakt, maar zij bleven toch gevestigd in een stad , wij zouden zeggen : aan dezelfde hoogeschool ; maar het begrip „hoogeschool" is eigenlijk vreemd aan het stelsel van de „universite imperiale". Zooals Siegenbeek bericht, zou de Leidsche rector Brug- mans den Keizer hebben overgehaald om in Nederland de „facultes" niet over verschillende steden te verspreiden 2). 1) Annales Academiae Rheno-Trajectinae, 1815-1816, I p. 117. 2) Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche hoogeschool, i blz. 387-389 190 PRECIS L ATAT DE L'UNIVERSITE Over enkele in het „Precis" behandelde onderwerpen: examens , dispuutcolleges , college- en examengelden , vindt men nadere mededeelingen in verschillende brieven en memories van den Senaat uit dezen tijd. Ik heb hiervan echter niet in noten bij deze uitgave van het „Precis" gewag gemaakt , omdat het belangrijkste van den inhoud dezer stukken reeds verwerkt is in mijn ge- schrift over „ De Utrechtsche hoogeschool in den Franschen tijd" 1). Het z ij m ij daarom veroorloofd, zoowel hiervoor als voor de toelichting van het „Precis" in bet algemeen, naar dit geschrift te verwijzen. Bij de uitgave heb ik aan de spelling van het „Precis" niets gewijzigd ; alleen de accenten zijn door mij in overeenstemming gebracht met het hedendaagsche gebruik. G. W. K. PRΙCIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE tTABLIE UTRECHT. Origine et I. ,L'universite etablie a Utrecht doit son origine fondation de l'amour pour les sciences, qui s'est manifesto de bonne Puniversite. heure dans la ville. En 1459 ily fut etabli une Ecole Illustre 2), dans laquelle plusieurs hommes celebres ont donne des lecons , et on y enseigna non seulement la langue latine , grecque , hebraique et chaldaique , mail 1) Vragen des tijds, Januari 1914. — Ook afzonderlijk verschenen , met aanteekeningen , bij H. D Tjeenk Willink en Zoon , Haarlem, 1914. In Hoot 17 dezer aftonderlijke uitgave zijn de hierboven bedoelde plaatsen uit de senaatsnotulen aangegeven. 2) Vermoedelijk wordt hiermede de Hieronymusschool bedoeld , die echter volgens Miedema t. a. p. bl. XXII niet in 1459, maar „kort na 1474" werd opgericht; voor dat jaar kenden wij tot dusverre alleen kapittelscholen te Utrecht. Is het jaartal 1459 juist, dan zou daardoor verklaard worden, hoe men in 1470 te Utrecht plannen heeft beraamd voor het stichten van een universiteit (Miedema t. a. p. blz. XIV vlg.); deze plannen komen uit de lucht vallen , wanneer men aanneemt, dat de Hieronymusschool toen nog niet bestond. ATA.BLIE a UTRECHT (1811). 191 aussi les mathematiques et on y exposa 1'Ecriture Sainte par le secours des langues originales et des Peres de l'Eglise. Des l'annee 1470 et par consequent plus d'un siecle avant qu'il fut question de creer une universite dans la Ville de Leide , on songea d'en etablir une dans celle &Utrecht. Mais les tentatives differentes faites pour cet effet diverses ιpoques 1) ayant touj ours echo* it fut resolu en 1632 de donner plus d'etendue a l'Ecole Illustre , resolution qui ne fut effectuee cependant que deux annees apres , ou l'on y appella pour professeurs les gees les plus capables dans les diverses sciences. Enfin la grande affluence d'etudians engagea en 1636 les Etats ou souve- rains de la province d'Utrecht a accorder a la Ville , sur les fortes instances qu'elle fit , la permission d'eriger son Ecole Illustre en une academie ou universite , avec les memos droits attaches aux universites UP, subsistantes dans la Hollande. Cette universite n'a appartenu des sa fondation qu'a la vine-memo, laquelle , pour subvenir d'abord aux fraix qu'elle devoit faire a cet effet , trouva une grande res- source dans la portion des biens ecclesiastiques qui lui echut en partage. Elle a continue depuis de la soutenir principalement a ses propres fraix, n'etant soulagee qu'en partie par le gouvernement de la province ou du depar- tement. Aussi le magistrat de la vine a-t-il fait touj ours l'office de curateurs de l'universite. situation de II. Cette universite est situee tres avantageusement , 1.1mversiκ et celκbritκ non seulement a cause de la salubrite de l'air et des . beaux environs de la vine, mail encoreparcequ'elle est au centre de la Hollande et a peu de distance d'un nombre tres considerable de villes et de villages , dont la Ville d'Utrecht est environnee de toutes parts : situa- tion vraiment unique et qui a paru de tout tems singu- lierement remarquable et interessante par raport a la I) Vgl. daarover Miedema t. a. p. blz. CXXXIV vlg. 192 PRECIS DE L'ETAT DE L UNIVERSIT vine elle-meme , mais qui sans doute &a pas peu favo- rise depuis plusieurs siecles la culture des arts et des sciences dans son sein. Aussi l'universite d'Utrecht a-t-elle ete tres Mare des son origine et a soutenu constamment avec honneur le rang qu'elle occupait parmi les institutions publiques : celebritO justement reconnue dans l'etranger et qui fait que cette universite est nommee dans Pencyclopedie Tune des plus cκlebres de l'Europe. Elle peut se glorifier d'ailleurs d'avoir eu pour professeurs un grand nombre de fameux savans, tels que Witsius, Noodt, H. Coccejus, Reland, Vitriarius , Burman , Drakenburgh , Duker, Mill, Otto , van Musschenbroelc, Albin us , Oosterdijk Schacht , Wesseling, Castillon , Saxe , Hahn , Voorda et plusieurs autres et actuellement encore it n'est point d'univer- site dans la Hollande oil elle ne voie de ses eleves illu- stres les chaires de professeur qui leur sont confiees. Enfin depuis Bien des annees it est presque sans exemple qu'un professeur ait quitte l'universite d'Utrecht pour celle de Leide, quoique plusieurs y eussent ete appelles. Au reste, dans des terns de paix et de prosperite publique cette universite a ete tres frequentee , meme par des strangers de differentes nations , et ordinairement le nombre des etudians, qui s'y trouvent, est encore au dela de deux cents. Constitution III. Le Senat academique est compose de tous les du senat professeurs de l'universite. Le president, nomme Recteur academique. Magnifique , et le secretaire en sont changes annuelle- ment ainsi que les quatre assesseurs ou adjoints du president, qui l'assistent dans des occasions solemnelles et qui sont pris des quatre facultes , dont it sera fait mention plus bas. Ce Senat s'assemble dans une salle academique. Chaque professeur nouvellement venu a l'universite , fait son entree par un discours publiquement prononce en latin sur une matiere analogue a sa profession , et 1) Opmerkelijk is, dat bij deze opsomming Voetius wordt vergeteti ETABLIE a UTRECHT (1811). 193 celui qui a fait les fonctions de Recteur Magnifique de- pose sa charge et la transmet a son successeur par un discours prononce de meme en public et en latin. Ordi- nairement it prend aussi une matiZre qui se raporte a la branche de doctrine qu'il professe , et toujours it touche ce qui est arrive de plus retharquable pendant son rectorat. Les orateurs ainsi que tous les membres du Senat viennent en leur grand costume a ces solemnites , qui se font dans le grand auditoire academique. Le Senat n'a jamais eu une jurisdiction particuliere 1), comme le Senat des autres universites de la Hollande , et it a ete de tout tems tres eloigne de la regarder comme un privilege desirable pour lui. C'etait plutOt ses yeux un privilege onereux et fertile en desagremens pour des hommes entierement voues par leur vocation et leur gout a la culture paisible et instructive des arts et des sciences , et meme un privilege prejudiciable a quelques egards aux vrais interets des etudians, qui n'etant pas soumis a la meme jurisdiction que les autres habitans de la vile et faisant une espece de societe part ne recherchent pas si aisement le commerce si utile d' une societ4 , a laquelle ils soot strangers en quelque sorte , et se laissent facilement dominer par cot esprit tout particulier de corps qui pout donner lieu a des exces et des desordres. Ainsi les fonctions des membres du Senat academique se bornent a regler tout ce qui concerne le bien-etre general de l'universite , pour autant qu'il depend d'eux , et tout ce qui se raporte a l'instruction de la jeunesse commise a leurs coins. Maniκre IV. Les instructions, qui s'etendent a toutes les scien- d'instruction. ces , se donnent par tous les professeurs chez eux aux etudians , qui pour pouvoir y etre admis , doivent , des 1) Over het forum academicum zie de aanteekening bij Ferrner's dagboek: Bijdr. en Mededeel. XXXI blz. 424, en het rapport, gedrukt bij Miedema t. a. p. blz. 529 vig. Bijdr. en Meded. XXXV. 13 194 PRECIS DE L'1TAT DE L'UNIVERSITE* qu'ils viennent a l'universitese faire inscrire chez le 7 recteur ou president , et la liste en est renouvellee annu- ellement, les 4tudians ne demeurant pas reunis dans quelque edifice particulier ou seminaire , mais dans des chambres louees chez les habitans de la vine. I1-y-a en outre quelques instructions publiques, qui se donnent par les professeurs dans des auditoires ou apar- temens academiques. Dans toutes leurs instructions les professeurs suivent un certain systeme pour toutes les branches de doctrine , qui en sont naturellement susceptibles , et se servent pour ces objets , soit de systκmes composes par d'autres savans , ou de ceux qu'ils ont composes eux-memes pour leur usage particulier, et suivant qu'ils le trouvent le plus convenable, tantOt ils dictent leurs lecons soit en general ou en partie, tantOt ils expliquent simplement en parlant a leurs auditeurs , et dans la plupart de leurs colleges ou instructions ils interrogent de tems en tems leurs eleves , afin de pouvoir juger de leurs progres et de leur capacite. Ces lecons se donnent a des heures marquees et reglees d'un commun accord par les professeurs, selon la nature des choses et le plus d'utilite des jeunes gens , et l'an- nonce s'en imprime annuellement 1), avant que le cours des 'eons academiques soit termine. Elle sert pour toute l'annee suivante , puisqu'il n'y a qu'un seul cours acade- mique chaque annee , ce qui met les professeurs plus en etat d'amplifier et d'aprofondir leurs instructions. Les heures sont determinks de maniere que les etudians qui veulent s'appliquer, ont asset de tems pour eux afin de mettre a profit ce qui leur a ete enseigne par leurs professeurs.. Afin de mettre les etudians mieux en kat de s'exercer et de manifester les progres qu'ils font successivement 1) Vroeger was de academische cursus in semesters verdeeld en ver- scheen er tweemaal in 't jaar een series lectionum; sinds 1796 duurde de academische cursus een jaar en verscheen er dus ook inaar een series lectionum, ftABLIE a UTRECHT 0814 195 it y a non seulement des colleges de dispute , ou les choses qui leur sont enseignees , se discutent par des theses, que l'un d'eux defend contre les objections , que d'autres y proposent , mais ceux-memes qui sont plus avances et qui en ont le desir, composent des dissertations qu'ils defendent en public au grand auditoire academique, tandis que l'un des professeurs y preside. Tous ces exercices se font en latin, excepts un tres petit nombre d'articles , sur lesquels , pour des raisons particulieres , les legons se donnent dans la langue du pays. Its se font en latin , non seulement pour suivre l'ancienne et respectable coutume et afin que les stran- gers , qui frequentent l'universitd , puissent aussi suivre les legons qui sont donnees , mais encore parce que c'est la langue universelle des savans que tout homme qui veut cultiver a fond les etudes, auxquelles it se devoue , ne saurait asset entretenir et se rendre familiaire; et l'on peut appliquer a toutes les etudes en general ce qu'a dit de celle de la medecine en particulier mr de Fourcroy 1) dans son discours prononce pour exposer le prof et de la loi du 19 ventOse an II sur l'exercice de la medecine : „Les ouvrages des grands maitres dans l'art de guerir sont ecrits pour la plus grande partie en latin et sent les sources, oil les eleves out du puiser les veritables principes de l'art. Comment pourraient-ils profiter de ces tresors et les avoir en quelque sorte a leur disposition , s'ils n'avaient en leurs mains la clef qui peut les leur ouvrir ?" Au reste les grander et petites vacances , qui ont lieu a notre universite comme dans les autres universites de la Hollande , en donnant aux professeurs un soulagement agreable et necessaire dans leurs penibles travaux acade- miques, les mettent en ,etat de vaguer avec plus de loisir aux travaux du cabinet, et donnent a leurs eleves l'oc- casion la plus propre de repasser avec plus de soin ce qu'ils ont appris durant le tems des legons academiques. 1) A. F. de Fourcroy (1755-1809), cheinicus; in 1793 werd hij ge- kozen tot lid der Nationale Conventie. 196 PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE Institutions V. Entre les institutions publiques pour l'utilite des publiques etudians , it faut compter outre celles dont it sera fait pour l'utilite des etudians.particuliκrement mention a l'article suivant , la bibliothe- que publique, qui Bert non seulement a l'usage des pro- fesseurs , mais qui est aussi ouverte pour tout le monde a des heures fixees. Cette bibliotheque , composee en partie de legs particuliers , et qui est du reste aux fraix de la yille , est administree par Pun des professeurs comme bibliothecaire. Il y a en outre au service de l'universite un manege , qui est pour un tiers aux fraix de la ville , et pour les deux autres tiers aux fraix du ci-devant departement d'Utrecht. D'ailleurs l'autorite publique a eu soin que les jeunes gens puissent apprendre l'escrime et l'art de danser. Enfin ceux qui desirent s'instruire dans la musi- que , le dessein et autres beaux arts , propres a cultiver l'esprit , trouvent des occasions en abondance pour satis- faire un desir si louable. Facultσs dif- VI. Les facultes de doctrine sont divisees a l'univer- ferentes de site d'Utrecht , ainsi qu'aux autres universites de la doctrine. Hollande , en quatre principales , qui sont la faculte de theologie , celle de jurisprudence , celle de medecine et celle de philosophie. Faculte de 1. La faculte de theologie, instituee pour l'instruction theologie. des jeunes gens , qui se devouent au ministere sacre pour la communion des protestans reformes ou calvi- nistes, est composee de quatre professeurs en fonction : Mrs Ro-ay ards , Reringa , Van Oordt et Pareau et de Mr Rau , qui a cause de son grand age a obtenu l'emeritat. Cette faculte dirige en particulier tout ce qui concerne ses etudians. Pour cet effet elle s'assemble aussi souvent que les affaires a traiter le demandent. Elle a son doyen ou president qui fait en meme tems les fonctions de secretaire, et qui remet chaque annee au mois de janvier sa charge au professeur en theologie, qui est en tour de lui succeder. Mais quoique la faculte de theologie ait ainsi ses th‘ABLIE a UTRECHT (1 8 1 1). 197 assemblees particulieres et ses actes particuliers , it s'en faut neanmoins de beaucoup qu'elle fasse un corps parti- culler , et ses elκves sont aussi peu reunis dans des colleges ou seminaires separes que les autres etudians qui se trouvent a l'universite. Aussi l'autorite , que les professeurs en theologie peu- vent exercer sur leurs disciples, se borne-t-elle a des conseils et a des directions pour tous , et a leur donner les attestations , qui leur sont necessaires avant qu'ils quittent l'universite et qu'ils se presentent aux examens , que les corps ecclesiastiques doivent leur faire subir avant de les admettre au ministere sacre. Avec tout cela , est des etudians sur lesquels ils ont plus d'autorite : ce sont des jeunes gees, qui obtiennent des bourses pour subvenir aux fraix de leurs etudes et les professeurs en. theologie , etant les administrateurs de ces bourses , doi- vent par la-meme veiller que ceux qui en sont privilegies, repondent aux desseins bienfaisans des donateurs. Ces bourses sont des fonds , legues par des personnes chari- tables pour des etudians en theologie , qui ont besoin de secours et qui se rendent recommandables par leur appli- cation et leurs moeurs et par raport a quelques unes de celles qui sont les plus considerables , les professeurs de la faculte doivent annuellement rendre compte de leur administration a une commission de la Chambre des Orphelins etablie dans la ville. Ces bourses sont ex- clusivement attaohees a l'universite d'Utrecht et y appar- tiennent comme une possession propre et partiouliere , et quelques-unes sont principalement destinees a l'usage des etudians, qui viennent de l'etranger, particulierement de ceux du Palatinat et de la Hongrie. Comme docteurs publics les membres de la faculte de theologie ont en general pour but de former des @eves instruits et capables d'κtre de la plus grande utilite l'eglise chretienne. A cet effet ils enseignent a leurs disciples tout ce qui se raporte directement a la doctrine theologique , a Pinterpretation des Livres Sacres , a l'art de preeher et d'enseigner aux autres la religion et a la direction des troupeaux, qui seront commis a leurs coins; et outre les colleges de dispute et autres exercices in- 198 PRΙCIS DE L'ETAT DE L'insTIVERSI'd diques ci-dessus, its ont soin d'exercer dans la predication- meme ceux qui sont assez avances dans leurs etudes. Cet exercice-ci se fait naturellement dans la langue dans laquelle les eleves seront un jour appelles a precher comme ministres de 1'Evangile. Des quatre professeurs en theologie it y a deux pre- dicateurs academiques, Mrs Royaards et Van Oordt. Its prechent thus les quinze jours chacun et dans la langue du pays , durant tout le tems des lecons academiques , et le dimanche avant que le cours en recommence, ainsi que celui qui en precede la fin , le predicateur academi- que adopte son discours a ces circonstances interessantes. A cette faculte de theologie est attache dans cette universite le professeur d'interpretation et d'antiquites sacrees et de langues orientates, Mr Pareau, et it en fait l'un des membres. Sa vocation principale est de faciliter a ceux qui se devouent au ministere sacre , l'intelligence des Saints Livres , singulierement de ceux de l'Ancien Testament. A cet effet it enseigne aux etudians en theologie , des qu'ils viennent a l'universite , les principes de la langue hebraique , necessaire pour bien entendre non seulement l'Ancien mais encore le Nouveau Testa- ment , et a tour ceux , qui le desirent , les anciennes langues orientales , qui par leur grande affinite avec la langue hebraique y repandent le jour le plus utile. Il interprete pour ceux, qui sont assez avances et suivant leurs progres differens quelques livres de l'Ancien Testa- ment. D. developpe les fondemens et les regles de l'in- terpretation et de la critique de ces Livres, selon que le besoin actuel le lui parait exiger. Enfin it expose tout ce qui apartient aux anciens usages tant religieux que civils , taut publics que domestiques du peuple hebreux , tell qu'ils sont raportes ou indiques dans l'Ecriture Sainte. Faculte de 2. La faculte de jurisprudence a deux professeurs, jurispru- dence. Mrs de Rhoer et Arntzenius. Elle traite le droit naturel , le droit des gens, le droit public , le droit criminel, le droit civil taut des Romains que celui qui est etabli par des loix recentes , en y ETABLIE a UTRECHT (1811). 199 ajoutant l'histoire non seulement de la jurisprudence, mail aussi du droit romain. Elle considκre le droit naturel comme la source, dans laquelle on pulse les principes de tout droit. Le droit des gens naturel (distingue du droit des gens volontaire , qu'on appelle , et qui depend des conventions et des alliances des peuples) n'est autre chose a ses yeux que l'application qui est faite du droit naturel aux peuples entre eux, envisages comme des personnes morales ; de meme que le droit public universel n'est que l'application du droit naturel aux fondemens d'une societe civile. Du reste it est connu que le droit public de chaque peuple s'est change entierement par les grands evenemens qui ont eu lieu depuis quelque tems. Comme le droit civil donne aux principes du droit naturel les modifications, definitions et ampliations neces- sakes et que la lettre de la loi ne suffit point , les professeurs en jurisprudence tachent d'en faire connaitre la theorie. A cet effet ils enseignent le droit romain, qui fut jusques ici la base de tour les codes civils des nations de l'Europe , et qui l'est particulierement encore en France oil le Code Napoleon contient un recueil des loix qui sont principalement en vigueur. Cette instruction se fait a cette universite de telle maniere , que des deux docteurs , a qui elle est confiee , l'un se sert de la methode qu'a suivi Domat 1), en recueil- lant l'esprit et la substance des textes qu'on trouve dans les Pandectes, pour en tirer les principes generaux, tandis que l'autre, en suivant la methode de Pothier 2), prend les textes entiers , tels qu'ils sonts , les lie et les dispose sur un plan regulier. A ces instructions est ajoutee l'histoire de la juris- prudence romaine comme montrant l'origine , les progres et la liaison des differentes parties, qui constituent cette jurisprudence, son kat sous les divers empereurs et dans les siecles barbares , sa renaissance en Italie et son in- fluence sur la legislation dans des terns posterieurs. I) Domat of Daumat (1625-1696), Fransch rechtsgeleerde. 2) R. J. Pothier (1699-4772), Fransch rechtsgeleerde. 200 PRΙCIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITA Enfin , comme la lettre de la loi ne fait pas connattre le systeme d'application et qu'il faut en connaitre l'esprit et les motifs , on regarde l'histoire du droit comme in- dispensablement necessaire puisqu'elle donne un tableau philosophique du droit romain , qu'elle en developpe les principes et les fondemens generaux et qu'elle en indique les alterations , produites par la civilisation successive et par d'autres causes. Ayant ainsi penetre l'etudiant en droit des memes principes, qui ont anime les auteurs des codes modernes, on les dispose a faire des progres reels dans l'etude du droit , actuellement en usage , a approfondir tous les details du Code Napoleon et a les appliquer a des cas particuliers. A cette fin , on demande aussi quelquefois l'explication plus ou moins etendue d'une loi , ou bien on propose des cas douteux pour les faire discuter et decider suivant les loix etablies. Facultκ de 3. La faculte de medecine a trois professeurs. Mr van medecine.Geuns enseigne la pathologie , la pratique medicinale , la therapeutique ou matiere medicale et la botanique , et comme archiatre du ci-devant departement d'Utrecht donne des lecons et des demonstrations cliniques dans la salle de l'hOpital de St Catherine. Mr Bleuland donne des cours d'anatomie, de physiologie , de chirurgie et d'ac- couchement. Mr de Fremery donne des lecons de chimie, de pharmacie, de zoologie et de medecine legale. Ces professeurs ont a leur usage un theatre d'anatomie, un jardin botanique, un laboratoire chimique , un cabinet d'histoire naturelle , etablissemens qui sont aux fraix de la vale, et un institut clinique. Le theatre d'anatomie est pour vu des instrumens neces- saires , et la vale paye un prosecteur, destine a aider le professeur d'anatomie dans ses operations. C'est actuel- lement le chirurgien Pierre Koning. Le jardin des planter est aussi grand , aussi bien entre- tenu et fourth qu'aucun autre dans la Hollande. Son directeur est en correspondance avec les principaux jar- dins botaniques de l'Europe , nommement avec celui de Paris , auquel it envoie des grainer , comme it en recoit trA.BLIE a UTRECHT (1811). 201 aussi annuellement. On y cultive au dela de 4000 especes et varietes de plantes , dont 200 sont dans des serres chaudes , et plusieurs especes rares. On y trouve aussi un cabinet, dont Sa Majeste le roi de Hollande a enrichi l'universite , et qui contient les parties characteristiques d'un grand nombre d'arbres et d'arbrisseaux artistement arranges en forme de livres. Le laboratoire chimique est pourvu d'une collection interessante de preparations chimiques , comme aussi en grande partie des instrumens necessaires a la chimie pneumatique et perfectionnes par Mr. van Maruin 1) de Harlem. Les experiences s'y font pour les tours de chimie et de pharmacie aux fraix de la vine , qui fournit aussi un aide pour preparer tout ce faut dans les demon- strations. Le cabinet d'histoire naturelle contient principalement une grande quantite d'animaux conserves en liqueur, ainsi qu'une belle collection d'insectes et de quelques zoophytes et coquillages. L'institut clinique a ete etabli it y a plusieurs annees par le souverain de la province d'Utrecht dans PhOpital de St. Catherine qui est une ancienne fondation departe- mentale. L'instruction clinique s'y donne principalement dans la medecine interne, taut parceque le grand nombre des etudians se destine principalement h la pratique interne, que parceque les malades recus a cet hOpital academique, ont pour la plupart des maladies internes. Cependant l'instruction s'y donne aussi dans la medecine externe , si parmi les maladies externes qui s'y voient, it s'en trouve d'assez remarquables pour meriter d'y fixer l'attention des etudians. Le professeur van Geuns est depuis quelques annees directeur de l'institut et it a pour assistans un medecin academique ainsi qu'un chirurgien. Comme l'universite ne possede pas un cabinet d'ana- tomie ou de pathologie et que le cabinet d'histoire natu- 4) M. van Marum (1750-1837), geneesheer en natuurkundige, direc- teur van Teyler's museum, sinds 1795 secretaris der Holl. Maatsch. van Wetensch. 202 PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE relle n'est pas asset fourni de tous les objets necessaires l'instruction dans cette science, les professeurs en mede- eine ont thche de suppleer a ce defaut , en formant leurs propres fraix des collections d'objets utiles et neces- sakes a l'instruction des etudians. Ainsi Mr. van Geuns a forme une collection de pieces pathologiques et de drogues simples , et it a d'ailleurs un cabinet de minera- logic. Mr. Bleuland a une collection des pieces , qui se raportent a l'anatomie humaine et comparee , a la phy- siologie et a la pathologic et Mr. de Fremery une collec- tion d'objets relatifs a l'histoire naturelle , a l'anatomie comparee et a la mineralogie. La faculte de medecine , dont le but est toujours de former non des praticiens routiniers , mais des medecins par principes , tache de diriger les etudes de ses eleves de maniκre que ce but si utile soit atteint aussi bien que possible. A cet effet elle exige d'abord de ses eleves , outre d'autres connaissances preliminaires qu'ils peuvent acquerir dans la faculte de philosophic parmi nous et dont it sera parle plus convenablement dans la suite , celles que notre universite leur fournit dans la faculte de medecine elle- meme, ou Pon donne particulierement des cours de zoOlo- gie , de botanique , de chimie et de pharmacie, dont it convient de parler ici. Dans son cours de zoologie Mr. de Fremery en prenant pour base le manuel de Mr. Blurnenbach 1), modifie d'apres les excellens travauoc de mss. Cuvier, Lacσpede, Dumσril 2) et autres , tathe de communiquer les vrais principes de cette science et de faire connaitre a ses eleves les especes qui meritent le plus leur attention , en ayant soin de leur mettre sous les yeux ce que peut lui fournir soit 1) J. F. Blurnenbach (1752-1840), sinds 1776 hoogleeraar in de medische faculteit to Gottingen, auteur o. a. van een „Handbuch der Naturgeschichte" en een „Handbuch der vergleichenden Anatomie." Naturgeschichte" en een „Handbuch der vergleichenden Anatomie." 2) G. Chr. L. D. Cuvier (1769-1832), B. G. E. de la Ville, comte de Lacepede (1756-1825), A. M. C. Duraril (1774-1860), Fransche zoOlogen. ETABLIE a UTRECHT (1811). 203 le cabinet academique d'histoire naturelle ou sa propre collection. Le professeur de botanique Mr. van Geuns ne cesse de donner journellement dans la saison autant que son grand age le lui permet , des demonstrations botaniques au jardin des plantes en choisissant les plantes les plus utiles, surtout en medecine et en economie, sans negliger celles, qui sont les plus remarquables par leur singularite et leur rarete. Dans le cours de chimie , qui comprend aussi les Cle- mens de la mineralogie , Mr de Fremery suit l'ordre nature' des choses selon la methode de Mr de Foureroy et en appuyant sur les principes solider , poses par Lavoisier 1), it Cache de faire connaitre a ses disciples au moins une partie de l'immensite des faits , dont cette science est composee et dont elle s'enrichit journellement, en indiquant toujours ses nombreux usages dans l'economie et dans les arts , mais insistant princi- palement sur son utilite dans l'etude de la medecine. Le meme professeur dans son cours de pharmacie , apres avoir developpι les principes generaux de la science, s'attache a faire connaitre plus specialement a ses eleves la pharmacopee batave publiee en 1805 , comme etant celle que tons les pharmaciens de la Hollande sont obliges de suivre et qui est digne des maitres de l'art qui l'ont composee. Ces deux cours de chimie et de pharmacie sont appuyes par de nombreuses experiences , faites au labo- ratoire de chimie. Imbus de touter les connaissances preliminaires , les eleves en medecine commencent l'etude de l'art par les parties theoriques , qui en font la base solide , savoir l'anatomie et la physiologic. Le professeur Bleuland , en commenont son cours d'anatomie par l'osteologie fait connaitre d'abord a ses eleves en detail les os du corps humain avec lours liga- mens et articulations et it y ajoute ensuite dans ses 1) A. L. Lavoisier (1743-1794), de stichter der moderne chemie 204 PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE demonstrations anatomiques sur le cadavre l'exposition des diverses parties molles en donnant en meme tems ceux d'entr'eux , qui le desirent , l'occasion de dissequer eux-memes les parties differentes du corps humain. Suivant ensuite dans son cours de physiologic les in- stitutions de Mr Blutnenbach, et y ajoutant les faits dont les plus celebres physiologistes francais , allemands , an- glais et autres enrichissent continuellement la science, le meme professeur s'efforce de mettre les disciples au niveau des connaissances actuelles , en eclaircissant sa doctrine par les pieces nornbreuses , qui composent son cabinet : ce qui lui fournit aussi l'occasion de comparer la physiologic de l'homme avec Celle de diverses classes d'animaux. Instruits par les 'eons d'anatomie et de physiologic sur la structure et les fonctions de l'homme sain , les elκves passent au cours de pathologic , donne par Mr van Geuns, qui suivant la route tracee par le Mare Gaubius , leur indique la nature , les causes et les symptOmes des maladies en general , en faisant usage de ce que non seulement les anciens auteurs , mais les plus modernes-memes ont ecrit de meilleur sur cette branche de la medecine. Les etudians passent en suite au cours de medecine pratique donne par le meme professeur, qui les instruit sur la nature , les causes , les symptOmes , la diagnose , la prognose et la methode curative de toutes les maladies internes , taint aigues que chroniques , et it tache de reunir dans un cadre etroit , approprie aux usages des etudians , tout ce que les maitres de l'art anciens et modernes ont donne de plus important sur cet objet, et rectifie le tout par une experience pratique de cinquante ans. Ayant recu de cette maniere une instruction pratique generale et particuliere , les eleves soot tenus ensuite de s'appliquer a bien connaitre les substances alimentaires et medicamenteuses que les trois regnes de la nature 1) H. D. Gaubius (1705-1780), rinds 1734 hoogleeraar in de genees- en scheikunde to Leiden. en scheikunde to Leiden. ETABLIE a UTRECHT (1811). 205 fournissent, ainsi que leurs vertus , afin d'avoir a leur disposition tout ce tresor taut pour le regime des sains , que pour la guerison des malades. A cette fin Mr van Geuns donne un cours de therapeutique ou de matiere medicale. Les etudians , etant ainsi prepares , passent au cours de medecine clinique, qui se donne a l'institut clinique de l'academie. La le meme professeur, qui est directeur de l'institut , choisit pour l'instruction des eleves les maladies , qui meritent specialement d'etre connues et suivies. La methode de l'enseignement est an alytique quant a la connaissance et a la diagnose du mal, en remontant des phaomenes qui paraissent, des symptOmes et des causes manifestes a ce qui est plus abstrus et cache , a la nature et a l'espece de la maladie , a la prognose , aux indications curatives etc. Les eleves sont chacun a son tour exerces dans cet ex- amen de la maladie pour venir enfin a la methode cura- tive par regime , diete et mλdicamens soit internes ou externes , qui sont ensuite prescrits et corriges par le precepteur et mis en pratique. Chaque etudiant va ob- server alors son malade sous l'inspection et la direction du medecin academique , qui tient regulierement son journal, tandis que l'eleve fait ses annotations pour etre communiquees et jugees dans les lecons ou visitations academiques sur cet objet. Dans le meme tems que les etudians s'appliquent ainsi a connaitre la nature et le traitement des maladies in- ternes , ils suivent aussi les cours de chirurgie et d'ac- couchement , donnes par le professeur Bleuland. Dans son cours de chirurgie ce professeur n'enseigne pas seulement les causes , les symptOmes la nature et le traitement des maladies externes les plus notables, en s'appuyant sur les faits et les observations des auteurs anciens et modernes, ainsi que sur sa propre experience, mais it fait connaitre aussi les instrumens de chirurgie et les operations qui se font au moyen de ces instrumens sur les diverses parties du corps humain. Les operations principales sont faites de tems en terns sur un cadavre par le professeur lui-meme en presence des eleves. 266 PRECIS DE L'ETAT DE L UNIVERSITE Le cours d'accouchement , donne par le menie profes- seur, expose les principes mkaniques de cet art selon la doctrine de Baudelocque 1) et des meilleurs auteurs ; et ce cours etant fini , les ayes font des accouchemens sur le phantOme sous la direction du precepteur. Enfin Mr de Fremery donne de tems en tems un cours de medecine legale , dans lequel it expose , selon la methode de feu Mr Metzger 2), professeur a Koningsberg, tous les cas , dans lesquels los loix , pour etre justement appliquees , ont besoin des lumieres de la medecine. Au reste les sages-femmes recoivent du professeur en Part des accouchemens , et de Mr Heyligers , docteur en medecine, accoucheur et lecteur, des instructions sur cette partie dans la langue du pays, et les demonstrations ana- tomiques , ainsi que le cours de pharmacie , se font dans cette meme langue , afin que les @eves de chirurgie et de pharmacie puissent aussi en profiter. Faculte de 4. La faculte de philosophie, qui dans les universit4s philosophie. de la Hollande embrasse toutes les sciences, qui n'appar- tiennent pas immediatement aux facultes mentionees , se divise en deux branches principales , dont l'une est des- tinee a la philosophie proprement dite et aux mathe- matiques , l'autre a l'histoire , a l'etude des langues anciennes , aux belles lettres , en un mot a toute la literature. Elle est actuellement composee encore de mss. Rossyn , van Heusde et Huisman et de mr Hennert , qui a cause de son grand age et de sa cecite a obtenu l'emeritat. Pour l'instruction des sciences , qui appartiennent a la branche philosophique et mathematique de cette faculte , it y a chez nous trois chaires distinctes. Le professeur 1) J. L. Baudelocque (1746..-1810), verloskundige te Parijs, „premier accoucheur de l'imperatrice Marie-Louise", auteur o. a. van „principes des accouchements" en „l'Art des accouchements." 2) J. D. Metzger (1739-1805), sinds 1777 hoogleeraar in de medi- cijnen te Konigsberg, auteur o. a. van verschillende werken over medi- cina forensis. *LOME a UTRECHT (1811). 207 Rossyn enseigne toute la philosophie theorique ou specu- lative , tant la logique et la methaphysique , en y com- prenant la psychologie et la theologie naturelle , que la physique experimentale et mathematique. Il a a son usage un cabinet de physique assez Bien garni , et un local propre a faire les experiences necessaires , et qui sont Pun et l'autre fournis par les curateurs de l'univer- site. II y a en outre une collection riche et bien choisie d'instrumens, dont une societe d'amateurs, etablie depuis quelques annees dans cette ville , veut bien permettre l'usage au professeur de physique, qui lui-mere preside a cette societe depuis sa fondation. Ce cabinet et cette collection d'instrumens surtout le mettent en etat de donner a son cours en physique toute l'etendue et tout l'appui de l'experience, que l'etat actuel de cette science puisse exiger. Quant aux autres sciences naturelles, elles sont enseig- Dees par la faculte de medecine , comme it a etc mar- que ci-dessus. La partie pratique ou la philosophie morale est enseignee par un professeur en titre, Mr Huisman, qui prefere de se servir pour cet objet de la langue du pays, afin de pouvoir etre d'une utilite plus generale et quanta Pin- struction sur le droit naturel , elle se donne par l'un des professeurs en jurisprudence. La chaire , qui en cette universite est particulierement destinee aux mathematiques , vient de devenir vacante par la mort prematuree du cιlθbre professeur van Beecle Calkoen. Cet illustre savant, qui constamment et jusques a peu de jours encore avant sa mort a rempli son poste avec autant de zele que de succes , enseignoit touter les branches des sciences mathematiques taut pures qu'appli- quees , et avait la satisfaction rare et peut-etre unique aux universites de la Hollande , de trouver un nombre suffisant de disciples, qu'il ait pu conduire depuis les premiers elemens jusques aux parties les plus sublimes des mathematiqueS. Le meme professeur dirigeoit aussi l'observatoire d'astronomie , que Sa Majeste le Roi de Hollande a decors, it y a deux ans , du titre d'observa- toire royal , et gratifie de quelques instrumens , en atten 208 PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE dant une amelioration promise. L'emploi , que feu Mr. van Beeck Catkoen en a fait taut pour Pinstruction de ses eleves que pour l'avancement de l'astronomie et de la geographie est connu de tout le monde. Nous desirons ardemment que la perte , que nous venous de faire , soit bientOt reparee. Dans l'autre branch de la faculte de philosophie , ou celle de la literature, sont donnees des legons dans l'his- toire taut generale qu'ecclesiastique et dans la literature grecque et latine. L'histoire ecclesiastique est traitee par le professeur Huisman avec tout le detail et le developpement neces- saires en suivant l'ordre naturel des tems. Le professeur van Heusde traite l'histoire universelle d'une maniere ethnographique, qui se raporte aux peuples eux-memes et d'une maniere synchronistique , qui se raporte a l'ordre des tems. Il applique cette methode alternativement tantOt l'histoire ancienne , tantOt a l'histoire moderne, et it Cache ainsi de presenter d'une fagon liee et suivie l'histoire de ainsi de presenter d'une fagon liee et suivie l'histoire de chaque peuple en particulier et le raport des divers peuples entr'eux. Il se propose pour but non seulement de faire connaitre les evenemens , les religions , les legislations , les moeurs , les arts et les sciences des peuples divers , en y ajoutant la determination necessaire des tems mais aussi de rechercher avec soin les causes et les occasions de toutes ces chores et puisqu'il considκre la connais- sance de l'histoire non seulement comme devant servir de preparatif aux autres branches d'etude mais encore comme une science a part, qui presente un tableau in- structif des penchans , des moeurs et des actions des hommes , it donne sous ce double aspect de tems en tems des questions , que les jeunes gens doivent discuter, con- formement aux principes auparavant etablis. Dans ses legons sur les antiquit4s romaines le meme professeur explique tout ce qui concerne la religion , le gouvernement, la guerre et l'etat domestique des Romains et ces legons se raportent non seulement a l'eclaircisse- ment des anciens auteurs classiques , mais aussi a d'autres branches d'etude. ATABLIE h UTRECHT (1811). 20 Les lecons de literature grecque et latine sont aussi donnees par le meme professeur. Dans la literature grecque it traite le Nouveau Testa- ment et les auteurs classiques. Son exposition du Nou- veau Testament est entierement philologique et gramma- ticale et it n'allegue que ce que le genie de la langue , l'histoire et les antiquites peuvent lui fournir pour l'in- terpretation. Quant aux auteurs classiques de la Grece , it prend ordinairement un poste et un ecrivain en prose , qu'il fait lire aux disciples et traduire en latin. Au reste , afin de subvenir aussi aux besoins de ceux qui sont pen avances, it y a a cette universite un lecteur de langue grecque Mr Nyhoff 1), qui traite des auteurs moins dill Giles et cette instruction preparative met les jeunes gens en etat d'assister avec plus de fruit aux autres 'eons. Les lecons de literature latine , dounees par le profes- seur, ont pour but la connaissance exacte de la langue , l'intelligence des auteurs et l'exercice du stile. Enfin le meme professeur expose aussi l'histoire des lettres chez les Grecs et les Romains. Quant a la literature orientale , elle est enseignee par l'un des professeurs en th4ologie , ainsi qu'il a ete dit en parlant de cette faculte. Raport et VII. II resulte du coup d'oeil rapide que nous venous liaison des de presenter sur ce qui est enseigne parmi nous dans uatre facul- tes de doc- les differentes facultes de doctrine, que nous embrassons trine. toute l'etendue des principales sciences. Ces facultes ont ete toujours reunies dans les universites de la Hollande et particulikrement dans la nOtre , parceque l'on en a considers la reunion comme etant tres naturelle en elle- meme et singuliκrement utile aux etudians. En effet, quoique la science de la theologie , celle de la jurisprudence et celle de la medecine n'ont pas un raport direct et immediat entr'elles , chacune d'elle est neanmoins etroitement liee avec celle de la philosophie et de la literature , tellement qu'elles en ont touter un I) Rector van de Hieronymusschool. Bijdr. en Meded. XXXV. 210 PR1CIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE besoin indispensable , puisqu'il n'est pas possible d'ac7 querir une connaissance tant soit peu aprofondie de ce qui apartient a l' une de ces premieres facultes , sans etre auparavant imbu de ce qui est enseigne dans la derniere et doit servir de preparatif et de fondement ce qui est enseigne dans les autres. La grande utilite par exemple de la logique et des elemens des math& matiques est universellement reconnue ; et que l'intelli- gence de la langue grecque et latine fournit l'unique moyen de mettre vraiment a profit les excellens ouvrages ecrits dans ces langues , que d'ailleurs l'intelligence de ces memes langues savantes ouvre les plus riches sources ces memes langues savantes ouvre les plus riches sources du vrai gout, si desirable pour tout homme d'etude et qui influe si heureusement sur la maniere de s'exprimer et d'ecrire , c'est ce dont nulle part on n'a etc toujours plus intimement convaincu que dans la Hollande. plus intimement convaincu que dans la Hollande. En particulier, un theologien parmi nous trouve dans l'etude du grec , du latin , de l'histoire tant generale qu'ecclesiastique, des antiquites romaines et de la philo- sophic tant theorique que pratique des sources abondantes, sophic tant theorique que pratique des sources abondantes, dans lesquelles it doit puiser pour cultiver et enrichir dans lesquelles it doit puiser pour cultiver et enrichir son esprit et pour avancer avec succes les interets de la sainte religion. L'etude des langues grecque et latine lui est surtout du plus grand secours dans 'Interpreta- tion des Livres Sacres et elle s'unit avantageusement avec celle des langues orientales si recommandables pour lui. Cette meme etude enfin des langues savantes et des meilleurs auteurs, qui y ont ecrit, influe considerablement aussi stir l'eloquence de la chaire ; et celle de la philo- aussi stir l'eloquence de la chaire ; et celle de la philo- sophic influe singulierement sur cette justesse d'esprit et sophic influe singulierement sur cette justesse d'esprit et sur cette solidite de raisonnement qu'un ministre de la sur cette solidite de raisonnement qu'un ministre de la religion ne saurait assez rechercher. Le jurisconsulte , qui se destine aux fonctions d'avocat on de juge , a besoin de connaitre l'histoire generale et les antiquites romaines , principalement pour connaitre l'ancienne legislation, consideree comme faisant la base de la nouvelle , et pour en faire ''application necessaire d'etudier les anciens auteurs classiques afin de se former a l'eloquence du barreau , et de s'attacher enfin a la philosophic , pour former et aprofondir son jugement , kABLIt a 'UTRECHT (1811). 2j1 particulierement aux sciences physiques 7 pour pouvoir bien juger par lui-meme des causes , qui y ont quelque raport a l'etude de l'esprit et du coeur humain , ainsi que des principes eternels de l'equite, sur lesquels repose la base immuable de tout droit. Quant a ceux qui, aspirant plus haut , souhaitent d'obtenir avec le tems quelque charge politique, non seulement ces memes etudes leur sont indispensablement necessaires , mais it faut encore qu'ils les aprofondissent d'avantage ; et particu- lierement plus ils etudient a fond et philosophiquement l'histoire , plus ils pourront appliquer utilement tout ce qu'elle leur fait connaitre de la liaison intime qu'il-y-a entre les loix d'un peuple et entre son caractere , ses moeurs sa culture et sa forme de gouvernement ; et c'est ainsi qu'ils trouveront dans l'histoire une foule de lecons de prudence pour bien manier les affaires impor- tantes , qui seront un jour commises a leurs coins. Enfin une connaissance etendue des sciences physiques pourra etre a ceux-ci du plus grand secours dans tout ce qui concerne l'agriculture , le commerce, les manufactures et les arts les plus utiles a la socike. La faculte de medecine enfin, outre qu'elle exige aussi de ses eleves une connaissance du grec et du latin , qui ne soit pas superficielle , afin de pouvoir lire et etudier dans leur propre langue les grands auteurs, qui ont eerit sur cette science , veut absolumeut d'ailleurs qu'ils etu- dient toutes les branches des sciences physiques , afin de pouvoir en faire l'application aux etudes de la medecine, qui ont avec elles un raport si particulier et si intime. La psychologie merite aussi d'κtre consideree comme etant de la plus grande utilite aux medecins , parceque la connaissance des maladies et leur guerison dependent dans beaucoup de cas taut de Fame que du corps et que plus un medecin est capable d'agir efficacement sur l'une aussi bien que sur l'autre, plus it peut se promettre le succes desire. Ainsi done les etudians des facultes differentes trouvent chez nous dans un seul et meme endroit et en menageant le terns et les fraix , tout ce qu'il faut pour etudier comme it convient ; et les doctrines ou instructions , qui 212 PRECIS DE L'ETAT DE L'UNIVERSITE servent de preparation a thus , leur etant en general communes , leur font sentir et toucher en quelque sorte le lien commun, qui lie toutes les sciences, et c'est sans doute cette raison importante qui a porte nos ancetres a etablir des ecoles sous le nom d'universites , ou l'uni- versalite des sciences fut enseignee. Aussi , telles que les universites sont constituees daps la Hollande, les jeunes gens, qui desirent d'acquerir une erudition vaste , solide et moins ordinaire , et de se dis- tinguer glorieusement avec le tems dans la republique des lettres, s'y trouvent-ils dans l'occasion la plus propre pour satisfaire un si noble desir, en cultivant des sciences pour satisfaire un si noble desir, en cultivant des sciences differentes a la verite en elles-memes , mais toujours differentes a la verite en elles-memes , mais toujours liees ensemble par plus d'un endroit et de marcher ainsi sur les pas de taut de grands hommes, qui par l'etendue de leurs connaissances et par la profondeur de leurs vues ont fait la gloire de leur siecle et l'honneur de leur nation. Particulierement telles que les facultes sont constituees a notre universite , elles se pretent un secours mutuel et interessant. Ainsi le professeur d'interpretation et d'antiquites sacrees et de langues orientales , attache a la faculte de theologie , est dispose a enseigner l'ancienne literature orientale a l'amateur de l'ancienne literature en general et a donner sur le droit mosaique un cours de lecons , dont les etudians en jurisprudence pourraient aussi profiter. Les instructions sur le droit naturel et sur le droit Les instructions sur le droit naturel et sur le droit des gens , donnees dans la faculte de jurisprudence, sont non seulement utiles aux etudians en droit , mais aussi en theologie. Enfin une grande partie des sciences naturelles telles que la chimie , l'anatomie , la zoOlogie , la mineralogie et la botanique, qui sont enseignees par la faculte de mκde- la botanique, qui sont enseignees par la faculte de mκde- eine , ne sont pas uniquement considerees ni enseignees comme auxiliaires de l'etude en medecine. Les profes- seurs de cette faculte les traitent en meme tems comme des sciences a part, en aprofondissent les principes et elevent leurs instructions au niveau de la hauteur, a laquelle ces sciences ont ete portees dans les derniers *TOME h UTRECHT (1811). 213 tems , et par consequent aussi comme des sciences, que les etudians des autres facultes puissent appliquer a leur usage particulier, et les lecons donnees dans la memo faculte sur la medecine legale peuvent etre d'une gran.de utilite pour un futur jurisconsulte , qui voudra juger par lui-meme de certains cas qui peuvent se presenter. Promotions VIII. Suivant la division des quatre facultes , dont dans les nous venous de parlor, les promotions se font dans cha- quatre facultes.cune d'elles par l'autorite du Recteur Magnifique ou President, et par le consentement du Senat acad6mique. Le grade qu il est principalement en usage de conferer dans notre universite , est celui de docteur. Quelquefois on confere celui de licencie a ceux qui le souhaitent de preference , mais ce grade exige les memes formalites et donne h peu pros les memes droits, nommement celui d'obtenir en tout terns le titre de docteur. Ainsi l'on cree parmi nous des docteurs en theologie en jurisprudence , en medecine et en philosophie. En medecine nous ne conferons point le grade de docteur en chirurgie , parceque la chirurgie n etant consideree que comme une partie de la medecine , et l'examen d'un docteur en medecine roulant sur toutes les parties de l'art de guerir, les docteurs en medecine , quand ils ont satisfait dans cet examen, sont censes avoir les connais- sances nκcessaires de chirurgie theorique. D'ailleurs pour exercer la chirurgie elle-meme , ainsi que l'art d'accou- cher, on a bosom de subir un examen particulier devant une commission d'examen et de surveillance, etablie a cet effet dans le ci-devant departement. Et quoique au titre de docteur en philosophie est joint parmi nous celui de maitre es arts , conformement a un ancien usage , nean- moins l'examen prealable ne roule que sur les parties de la branche philosophique de la faculte. Pour obtenir le grade de docteur dans quelque faculte que se soit celui qui y aspire , apres avoir ete interroge en particulier et juge en etat de se presenter a l'examen , doit subir a notre universite trois examens dans la Salle du Senate Dans les deux premiers examens l'aspirant est interroge sur les parties differentes de la doctrine , 214 PRftI15 DE L'JTAT DE L'UNIVERSITE dans laquelle it souhaite la promotion. Dans le troisieme le theologien est interroge sur l'histoire ecclesiastique et doit expliquer deux textes de l'Ecriture , un de l'Ancien et un du Nouveau Testament, le jurisconsulte une loi du Code Justinien et une des Pandectes , le medecin un cas de medecine pratique et un aphorisme d'Hippocrate , et le philosophe enfin deux questions de philosophie ou de mathematiques. Ces points divers sont prescrits par les facultes-memes , et doivent etre discutes en latin et par ecrit dans l'espace de 24 heures. Ayant satisfait dans ces trois examens , l'aspirant est declare candidat , ce qui lui donne le droit de se faire recevoir docteur, apres avoir publie et soutenu une disser- tation ou des theses , analogues a la faculte a laquelle apartient. Des qu'il y a satisfait, l'un des professeurs de la faculte lui confere le grade desire et si c'est le grade de docteur en medecine , le candidat doit s'obliger auparavant a un exercice regulier de l'art par une pro- messe solemnelle. Cet acte de soutenir une dissertation ou des theses peut se faire devant le Senat academique soul, convoque a cot effet avec les curateurs dans la salle du Senat, ou publiquement au grand auditoire academique , ou it est permis a chacun de proposer des objections contre la dissertation ou les theses et dans ce second cas l'acte de promotion , qui se fait ordinairement dans la salle du Senat , peut se faire aussi en public dans le grand audi- toire avec des solemnites antiques ou more majorum si le candidat le souhaite et s'il est juge digne de cet honneur rare et extraordinaire. Apointemens IX. Les apointemens des professeurs a notre univer- et κmolu- site sont en general tres modiques en egard a la cherte mens des professeurs.des vivres dans la Hollande et aux depen.ses qu'ils sont obliges de faire continuellement pour leurs bibliothκques, afin d'κtre , autant que possible , au niveau des sciences qu'ils enseignent. Les emolumens , qu'ils tirent des promotions academi- ques font un point de quelque consideration pour les professeurs des facilites de jurisprudence et de mκdecine, trABLIE a UTRECHT (1811). 215 dans lesquelles les promotions sont ordinairement asset frequentes. Rarement elles out lieu dans les autres facultes , et ce que les professeurs , qui ne sont pas de la faculte , dans laquelle les promotions se font , en retirent , est peu de chose. Les honoraires, que les professeurs obtiennent pour leur leQons, ne sont pas considerables et quelquefois difficiles a percevoir. Les professeurs en theologie proprement dite n'en ont point et pour cette raison ils out un peu plus d'apointemens. En general les apointemens pour chaque chaire de professeur ne sont pas fixes , mail se sent regles selon le plus ou moins de sacrifices que les professeurs ont ete obliges de faire pour s'etablir dans notre universite , ou ils ont ete augmentes pour les engager d'y rester, lors- qu'ils etaient appelles ailleurs sur un pied plus avantageux. Enfin les professeurs demeurent tous a leurs propres- fraix, excepte le professeur de botanique, qui occupe une maison de la vine attenant au jardin des plantes. Au reste les professeurs a notre universite jouissaient ci-devant de plusieurs privileges et immunites , qui com- pensoient en partie la modicite de leurs revenus 1). Mais ils les ont perdus presque totalement par les dernieres circonstances , sans en avoir ete dedommages jusques ici en quelque maniκre". Involucrum chartarum Senatus Academiae ab anno 1811 ad annum 1815 , N°. 1. — Archief van den academischen Senaat van Utrecht , gedeponeerd in het archief der gemeente Utrecht. 1) Over de voorrechten, die professoren en studenten oudtijds geno- ten, en de latere intrekking daarvan zie Loncq, Historische Schets der Utrechtsche Hoogeschool, blz. 108-109 en Miedema t. a. p. blz. 531. IJITGAITEN VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP TE UTRECHT. (De met cen * geteekende deelen zijn uitverkocht.) KRONIJK. 1848-1875. 2° jaargang') f (5.-) 1.50. 178 jaargang . f (5.80) 1.50. 36 jaargang. - (2.70) 1.50. 188 jaargang . - (6.60) 1.50. *4e jaargang. - (3.70) 2.50. 198 jaargang . - (7.40) 2.-. 5e jaargang. - (6.-) 2.50. 206 jaargang . - (7.20) 2.-. 66 jaargang. (6.-) 2.-. 218 jaargang . • (7.60) 2.-. *7e jaargang. - (6.40) 3.-. 226 jaargang . - (7.20) 2.-. 8e jaargang. - (5.80) 3.-. 236 jaargang - (9.20) 2.50. *98 jaargang. - (6.80) 3.-. 248 jaargang . - (9.40) 2.50. *10e jaargang. - (6.80) 3.-. 258 jaargang . -(10.70) 3.-. 1 le jaargang. - (3.20) 1.-. 266 jaargang . - (8.00) 2.50. 128 jaargang. - (3.60) 1.-. 276 jaargang . - (8.20) 2.50. 138 jaargang. - (4.80) 1.50. 288 jaargang . - (6.20) 2.50. 148 jaargang. - (5.10) 1.50. 298 jaargang . - (8.30) 2.50. 15e jaargang. - (4.60) 1.50. 306 jaargang . -(10.30) 3.-. lfie jaargang. - (5.90) 1.50. 31e jaargang . (8.40) 2.50. BERIGTEN. 1848-1863. le deel. 16 stuk. f(3.40) 1.50. *46 deel. 26 stuk. f (2.50) 1.50. le deel. 2e stuk. - (2.20) 1.50. *5e deel. P stuk. • (3.20) 1.50. 2e deel. le stuk. - (2.20) 4.50. 5e deel. 2, stuk. - (2.50) 4.-. *2e deel. 2e stuk. - (3.80) 3.80. fie deel. le stuk. - (2.50) 1.-. 3e deel. 16 stuk. • (3.-) 1.50. 6e deel. 26 stuk. - (2.10) 1.-. *38 deel. 2e stuk. - (3,-) 1.50. 78 deel. le stuk. - (5.50) 1.50. *4e deel. le stuk. - (3.-) 2.-. 7e deel. 26 stuk. - (6.50) 2.50. CODEX DIPLOMATICUS. *EERSTE SERIE. (IN 4°) 1848. 1 deel. M. 9.60 f 5.20. TWEEDE SERIE. (IN 8°) 1852-1863. *le deel. le afd. (3.75) 2.50. 3e deel. 2e afd. f (3.40) 1.50. *le deel. 28 afd. - (3.10) 2.50. 48 deel. le afd. - (3.10) 1.50. *28 deel. le afd. - (6.20) 3.50. 46 deel. 26 afd. - (5.20) 1.50. *26 deel. 2 6afd. - (3.20) 2.-. 56 deel . . -(12.00) 4.-. 3e deel. le afd. (6.50) 2.-. 6e deel . . . - (1.20) 1.-. 1) De eerste jaargang is niet in druk yerschencn. BIJDRA GEN EN MEDEDEELINGEN. 1878-1913. I e deel . . f (5.20) 2.50. 18e deel . . f (5.75) 3.-. 2e deel . (5.20) 2.50. 196 deel - (5.25) 2,75. 36 deel (5.20) 2.50. 20e deel - (3.25) 1.75, 46 deel • • (8.80) 4.-. 21e deel - 56 deel . . - (5.40) 3.-. 22e deel - (4.90) 2.50. *6e deel - - (4.90) 2.50. 7e deel • - - *86 deel • - (3.60) 3.60. 25e deel - (5.90) 3.-. 9e deel . - (6.10) 3.25. 26e deel ... f 4.50. 10e deel - . • • - 6.50. 11 e deel - - 6.50 12° deel - (4.10) 2.25. 29° deel . - 5.25 13e deel - (5.-) 2.50. 30e deel - 5.50 14° deel • (3.80) 2.-. 31e deel . - 6.-. 156 deel - (4.90) 2.40. 32e deel . - 166 deel . - (4.75) 2.50. 33e deel . 5.75 17e deel . . - (4.-) 2.-. 34e deel . - 6.50 REGISTER op de Kronijk van 1846-1854. 1857. f (5.80) 1.50. REGISTER Op de onderwerpen , behandeld in de Kronijk , de Berigten en den Codex diplo- matieus (1877) - (1 80) 1.50. WERKEN. NIEUWE SERIE. 1. Annales Egmundani .. . f (1.20) 1.-. 2. Verbaal van de ambassade naar Engeland. 1685 . . - (1.80) 4 .-. 3. Memoriin van Roger Williams . - 4. Kronijken van Emo en Menko . - 5. HORTENSIUS Opkomst en ondergang van Naarden . . . • ...... • - (4.50) 1.50. 6. Kronijk van Holland van den Clem uten laghen landen bi der see ... - (2.30) 1.-. 7. Kronijk v. Eggerik Egges Phebens. 1565-1594 - (2.40) 1.-. 8. VERWIJS De oorlogen van Albrecht van Beieren met de Friezen ...... . - (9.80) 2.50, 9. Verbaal van de ambassade naar Dene- marken , enz. 1625 ...... . . - (2.30) 1.-• 10. Verbaal v. d. ambassade n. Engeland. 1625 . - (1.90) 1.-. 11. Brieven van J. Wtenbogaert. I. (1584-1618) - (4.00) 1.50. 12. Brieven v. J. Wtenbogaert II 1. (1618-1621) - (2.80) 1.-. 13. Memorials of P. P. J. Quint Ondaatje . - (4.00) 1.50. 14. Verhooren van Hugo de Groot . . . . f (4.80) 2.-. 15. Brieven v. J. Wtenbogaert. II 2. (1621-1626) - (5.50) 2.-. 16. MemoriSn van Cornelis Pieterszoon Hooft. - (4.90) 2.-. 17. Brieven v. .1. Wtenbogaert. 1111. (1626-1627) - (6.50) 2.-. 18. Onderzoek omtrent de Middelburgsche be- roerten van 1566 en 1567. ..... - (3.40) 1.50. 19. Brieven v. J. Wtenbogaert. 11I 2. (1628-1629) - (8.20) 2.50 20. Brieven v. Joh. Wtenbogaert. III 3. (1630). - (6.10) 2.-. 21. De rekeningen der grafelijkheid van Hol- land. I. . . 22. Brieven v. J. Wtenbogaert. III 4. (1631-1644) - (4.50) 1.50 23. Journaal van Constantijn Huygens den. zoon. 1688-1696 I. . ...... - (6.70) 6.70. 24. De rekeningen der grafelijkheid van Hol- land. II. . . ....... . - (7.20) 2.50. 25. Journaal van Constantijn Huygens den zoon. 1688-1696. II. ...... - (7.90) 7.00. 26. De rekeningen der grafelijkheid van Hol- land. III ......... ... - (6.20) 2.50. 27. Brieven van en aan J. D. van der Capellen van de Poll ........ .. -(10.80) 3.-. 27b. Brieven van en aan J. D. van. der Capellen van de Poll. (Aanhangsel.) ...... - (1.40) I.-. 28. BOMELIUS Bellum Trajectinum . . - (1.40) I.-. 29. De rekeningen der grafelijkheid van Zee- land. I. ........ . . - 30. De rekeningen der grafelijkheid van Zee- land. II .......... .. - (5.30) 3.-. 31. MuLLER, Lijst van Noord-Nederlandsche kronijken ........... - (1.90) I.-. 32. Journalen van Constantijn Huygens den zoon. 1673-1678 . . ... ... - (3.50) 3.50. 33. Negociations de D'Avaux a. la tour de Suede. 1693-1698. I. . (8.00) 2.50. 34. Negociations de D'Avaux. II. . 35. Negociations de D'Avaux. III 1. - (5.60) 2.-. 36. Negociations de D'Avaux. III 2. - (3.90) 1.50. *37. Brieven van Lionello en Suriano en ver- slag van Trevisano aan den Senaat van Venetia. 1616-1620 ... - (6.10) 3.50. 38. Brieven aan R. M. van Goens. I. . • • - (6.60) 3.50. *39. Dagverhaal van Jan van Riebeek. I. (1652- 1655). .......... . 40. Rijmkroniek van Melis Stoke. . . f (5.00) 2.50. 41. De geschillen over de afdanking van het krijgsvolk. 1649--1650. . . . - (5.40) 2.50. 42. Rijmkroniek van Melis Stoke. . . . 43. Brieven aan R. M. van Goens. II. . . - (4.60) 1.50. 44. Brieven van Jhr. Arend van Dorp. I. . . - (6.60) 3.-• 45. Memorien v. Mr. D. v. Bleyswijk, 1734-1755 - (4.50) 3.-. *46. Journalen van Constantijn Huygens den zoon. 1680-1682. . . • . . ; . • - (2.20) 2.20, 47. Correspondentie van Lodewijk van Nassau - (2.90) 2.90. 48. Kroniek van Sicke Benninge . . - (2.40) 2.40. 49. Narracio de Groninghe , de Thrente et de Covordia. . • • • • - (2.10) 2.10. 50. Brieven van Jhr. Arend van Dorp. II. . - (7.80) 2.50. 51. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. I. (1576-1578). • (6.80) 6.80. 52. Resolutin van de vroedschap van Utrecht betreffende de akademie. 1632- 1812 . . - (7.-) 7.-. 53. De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325-1336. I ..... .. - (7.30) 5.-. 54. De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325-1336. II. . . . . • • - (8.-) 5.50. 55. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et lea Pays-Bas. II. (1578-1579) - (6.25) 3.25. 56. Brieven aan It. M. van Goens. III . . • - (3.-) 1.25. 57. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. III. (1579-1581) ( 8.90) 4.50 58. Dagverhaal v. Jan v. Riebeek. II. (1656-1658) - (8,--) 4.-. 59. Dagverhaal v. Jan v. Riebeek. III. (1659-1662) - (8.-) 4.-. 60. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. IV. (1581-1583). - (4.50) 2.50. 61. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. V. (1583-1584). - (8.50) 4.50. DERDE SERIE. 1. Fa. DUSSELDORP Annales. 1566-1616 . - (7.50) 4.-. 2. De oudste stadsrekeningen van Dordrecht. 1284-1424. .. • (2.40) 1.25. 3. Het oudste cartularium van het sticht Utrecht - (4.60) 2.50. 4. Brieven van Willem V aan Van Lijnden van Blitterswijk - 5. Lettres de Pierre de Groot a Abraham de Wicquefort. 1668-1674 . • f (5.25) 2.50. 6. Rekeningen van de gilden van Dordrecht. 1438-1600 . . - (2.80) 1.50. 7. H. BONTEMANTEL , De regeeringe van Amsterdam. 1653-1672. I. . . . (5.50) 4.—. 8. H. BONTEMANTEL , De regeeringe van Amsterdam. 1653-1672. II. . . - 9. Rekeningen d. stad Groningen u. d. 16° eeuw. - (4.—) 2.— Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes. 1659-1673. I. ...... (6.—) 3.—. 41. Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes. 1659-1673. II. ... (6 2 12. Diarium Everardi Bronchorstii. 1591-1627. - (2.40) 4.25. 13. Jacobus Traiecti alias De Voecht, Narratio de inchoatione domus clericorum in Zwollis met Akten en Bescheiden betreffende dit Fraterhuis . . f 8.75 14. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Har- denbroek. 4747-1780. I.. . - 45. Brieven van Nicolaes van Reigersberch aan Hugo de Groot . - 7.50. 16. Collectanea van Gerardus Geldenhauer Noviomagus. . - Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Har- denbroek. 4780-1781 . II ... 7.50. 18. Brieven van Johan de Witt. 1650-1657. I. - 6.50. 19. Notulen der Staten van Holland , gehouden door Hop en Vivien. 1671-1675 . • • - 20. Willelmi, capellani in Brederode, postea mo- nachi et procuratoris Egmondensis Chronicon. - 3.90. 24. Diarium van Arend van Buchell . . - 7.—. 22. Register op de Journalen van Constantijn Huygens Jr. . . - 3.90. 23. Journalen van de admiralen Van Wassenaer- Obdam en De Ruyter gedurende hunne scheepstochten in de Deensche wateren. 1658-1660 . . - 24. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van liar- denbroek. 1781-1782. III . . f 6.50. 25. Brieven van Johan de Witt. (1657)1658- 1664. II. . ....... - 26. Journaal der reis van den gezant der 0. I. Compagnie Joan Cunaeus naar Perzie in 1651-1652, gehouden door Cornelis Speel- man . . • • • • • - 6.50 27. De Kroniek van Abel Eppens tho Equart. I . 6.75 28. De Kroniek van Abel Eppens tho Equart. II. - 8.50 29. Verslagen van kerkvisitati6n in het bisdom Utrecht uit de 16de eeuw . . 5.50 30. Depeches van Thulemeyer. 1763-1788 . - 7.—• 31. Brieven van Johan de Witt.1665-1669.III. - 6.—. 32. Stadsrekeningen van Leiden. 1390-1424. I. - 33. Brieven van Johan de Witt.1670-1672. IV. 6.—. ABRAHAM DE WICQUEFORT, Histoire des Pro- vinces-Unies des Pais-Bas. 4 vol. . . . f (26.—) BULLARIUM TRAJECTENSE. 2 tom. . . - VERSLAG van de algemeene vergadering der leden op 16 April 1895 . . f 0.60 VERSLAG van de algemeene vergadering der leden op 20 April 1897 .. - 0.90 VERSLAG van de algemeene vergadering der leden op 14 April 1903. . - BEPALINGEN over de uitgave van handschriften - 0.25 BEPALINGEN over het uitgeven van hand- schriften, betrekking hebbende op de nieuwe geschiedenis . . • • - 0,20 CATALOGUE der boekerij van het Historisch Genootschap. 3e uitgave. (1872) . , . . - (1.60) e SUPPLEMENT op den Catalogus der boekerij van het Historisch Genootschap (1882). . - (1.10) f1 .50. 2e SUPPLEMENT op den Catalogus der boekerij van het Historisch Genootschap (1895) . (2.40) UITG AV t VAN HET HISTORISCH GENOOTSCHAP TE UTRECHT 1). (De met een * geteekende deelen zijn uitverkocht.) Lijst van Noord-Nederlandeche kronijken , met opgave van bestaande handschriften en litteratuur. Door S. Muller Fz. 1880 . . . . . . f (1.40) 1.—. Volledige lijst van alle Noord-Nederlandsche kronijken en weg- wijzer door de bestaande handschriften van uitgegevene en onuit- gegevene kronijken. Annales Egmundani. 1863 ...... f (1.20) 1.—. Oudste bron voor de geschiedenis van het graafschap Holland. Rijmkroniek van Melis Stoke. Uitgegeven door W. G. Brill. 2 deelen. 1885 ....... f (9.80) 5.—. Belangrijk verhaal van een grafelijken klerk omtrent de geschiedenis van de laatste tijden van het Hollandsche en bet optreden van het Henegouwsche huffs. • Willelmi , capellani in Brederode , postea monachi et pro- curatoris Egmondensis Chronicon. Uitgegeven door C. Pijnacker Hordijk. 1904. ...... f 3.90. Nieuwe uitgaaf van deze belangrijke kroniek (vervolg der Egmon- dsche kronieken) volgens het eenig bekende handschrift. Kronijk van Holland van een ongenoemden geestelijke (gewoonlijk genaamd Kronijk van den Clerc uten laghen landen bi der see). 1867 . . . . . f (2.30) 1.—. Kronijk , waarvan de tekst nauw verwant is aan de Hollandsche vertaling der belangrijke kronijk van Beka. HENRICUS BOMELIUS Bellum Trajectinum. 1878. f (1.40) 1.—. Verhaal van de gebeurtenissen, die aan de annexatie van het sticht Utrecht door Karel V voorafgingen. Kronijken van Emo en Menko. Uitgegeven door Feith en Acker Stratingh. 1866. . Belangrijkste bron voor de oudste geschiedenis van Friesland, vooral voor de sociale historie. 1) Doze inhoudsopgave der uitgaven van bet genootschap bedoelt alleen den hoofdinhoud, niet den volledigen inhoud der werken to vermelden. Quedam narracio de Groninghe , de Thrente , de Covordia et de diversis aliis sub diversis episcopis Trajecten- sibus. Uitgegeven door C. Pijnacker Hordijk. 1888. f (2.10) 2.10. Belangrijk voor de geschiedenis van Groningen en Drente in de 12e en 13e eeuw. Uitgaaf volgens een handschrift, dat aan de uitgevers der Monumenta Germaniae onbekend is gebleven. De kroniek van Sicke Benninge. 10 en 2° deel (kroniek van Van Lemego) Uitgegeven en met kritische aan- teekeningen voorzien door J. A. Feith ; met eene inlei- ding van P. J. Blok. 1887 ..... f (2.40) 2.40. Verhaal van een hooggeplaatst getuige van de gebeurtenissen to Groningen in de 15e en het begin der 16e eeuw, hier voor het eerst op betrouwbare wijze uitgegeven. Ook de hier overgeno- men kroniek van Lemego over de 15e eeuw is het work van een tijdgenoot. Het oudste cartularium van het sticht Utrecht. Uitge- geven door S. Muller Fz. 1892 . . . f (4.60) 2.50. Bevat elle keizeroorkonden van het sticht Utrecht en alle andere giftbrieven uit de oudste tijden van het bisdom. Bullarium Trajectense. Romanorum Pontificum diplomata usque ad Urbanum Papam VI in veterem episcopatum Trajectensem destinata. Edidit Gisb. Brom. 2 tomi. 1891, 92. .... ... . f (24.—) Volledige verzameling van de in het pauselijk archief aanwezige oorkonden, betrekking hebbende op het bisdom Utrecht. De rekeningen der grafelijkheid van Holland onder het Henegouwsche huis. Uitgegeven door H. G. Hamaker. 3 deelen. 1875-78 f (19.20) 7.50. De rekeningen der grafelijkheid van Zeeland onder het Henegouwsche Huis. Uitgegeven door H. G. Hamaker. 2 deelen. 1879 , 80 ... . f (12.10) 6.—. Oudst bewaarde rekeningen van de Hollandsche graven, overrijk aan bizonderheden betreflende de geographische, administratieve en sociale toestanden van Holland in de veertiende eeuw. De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht. 1325- 1336. Uitgegeven door S. Muller Fz. 2 deelen. 1889, 91. f (15.30) 10.50. Eenige bron voor de kennis van de administratie van het bisdom Utrecht in het begin van de veertiende eeuw. De oudste stadsrekeningen van Dordrecht. 1284-1424. Uitgegeven door C. M. Dozy. 1891. f (2.40) 1.25. Bevat o. a. de eenige stadsrekeningen uit de dertiende eeuw, die in Nederland bewaard zkjn. Stadsrekeningen van Leiden. 1390-1434. I (1390-1424). Uitgegeven door A. Meerkamp van Embden. 1913. f 5.25. Bijdrage tot de kennis der huishouding eerier Hollandsche stad in de middeleeuwen. E. VERWIJS De oorlogen van hertog Albrecht van Beieren met de Friezen in de laatste jaren der XIVe eeuw. 1869 f (9.80) 2.50. Bewerking van deze belangrijke episode der Nederlandsche ge- schiedenis, voornamelijk getrokken uit de grafelijkheidsrekeniugen van Holland. Jacobus Trajecti alias De Voecht, Narratio de inchoatione domus clericorum in Zwollis , met akten en bescheiden betreffende dit Fraterhuis. Uitgegeven door M. Schoengen. 1908. ........... . . Belangrijke bron voor de kennis van de Broederschap des Gemeenen. Levens. Rekeningen van de gilden van Dordrecht. 1438-1600. Uitgegeven door J. C. Overvoorde. 1894. f (2.80) 1.50. Eenige bewaarde middeleeuwsche rekeningen van Nederlandsche gilden, van belang voor de kennis van de inrichting dezer cor- poraties. Rekeningen der stad Groningen uit de 16e eeuw. Uitge- geven door P. J. Blok. 1896 . . . . f (4.—) 2.—. Geven een volledig overzicht van de administratie der stad Gro- ningen in de eerste helft der zestiende eeuw. G. GELDENHAUER NOVIOMAGIIS Collectanea. Uitgegeven door J. Prinsen J.Lz. 1901 .... . . Aanteekeningen en opstellen van den bekenden humanist, be- langrijk voor de kennis van zijn tijd, vooral voor de geschiede- nis der hervorming en voor de gebeurtenissen in het bisdom Utrecht. Verslagen van kerkvisitatien in het bisdom Utrecht uit de 16de eeuw. Uitgegeven door wijlen F. A. L. ridder van Rappard en S. Muller Fz. 1911. . . . f 5.50. Belangrijke bron voor de kennis der kerkelijke toestanden vd6r de invoering der hervorming. Onderzoek van 's Konings wege ingesteld omtrent de Middelburgsche beroerten van. 1566 en, 1567. Uitgegeven door J. Van Vloten. 1873 ..... f (3.40) 1.50. Zeer belangrijke bron voor de geschiedenis van de hagepreeken, den beeldenstorm en het eerste gewapende verzet tegen de Span- jaarden in Zeeland. Bijdr. en Meded. XXX V. 15 Correspondentie van en betreffende Lodewijk van Nassau en andere onuitgegeven documenten. Verzameld door P. J. Bloke 1887 . ... f (2.90) 2.90. Bevat o. a. de onuitgegeven apologie van Lodewijk, de rechter- hand van zijn broeder prins Willem van Oranje, en eene corres- pondentie betreffende zijne onderhandelingen met het Fransche hof HORTENSIUS , Over de opkomst en den ondergang van Naarden. Uitgegeven door Peerlkamp en A. Perk. 1866 ..... . . f (4.50) 1.50. Dit geschrift van Lambertus Hortensius, rector der Latijnsche school to Naarden, is vooral merkwaardig om de mededeelingen over het begin van den 80-jarigen oorlog en het uitvoerig ver- haal van bet uitmoorden van Naarden door de Spanjaarden (1572). Memorien van Roger Williams. Uitgegeven door J. T. Bodel Nyenhuis. 1864 . . . . . . f (2.10) 1.—. Merkwaardig voor de oorlogsgeschiedenis der j aren 1572-1574 ; de schrijver was ooggetuige der gebeurtenissen in de eerste jaren van den opstand tegen Spanje. Brieven en onuitgegeven stukken van Jonkheer Arend van Dorp, heer van Maasdam. Uitgegeven door J. B. J. N. ridder De van der Schueren. 2 deelen. 1887, 88. f (14.40) 5.50 Papieren van een handlanger van prins Willem I, belangrijk voor de intieme geschiedenis van den opstand tegeu Spanje. Documents concernant les relations entre le due d'Anjou et les Pays-Bas. (1576-1584.) Publics par P. L. Muller et Alph. Diegerick. 5 vol. 1889-99 . f (34.95) 21.55. Yolledige bronnenuitgave betreffende de tusschenkomst van den hertog van Anjou , broeder van Hendrik III, in de zaken van den Nederlandschea opstand en de aanneming van de souvereini- teit over de Nederlandsche gewesten. De kroniek van Abel Eppens tho Equart. Uitgegeven en met kritische aanteekeningen voorzien door J. A. Feith en H. Brugmans. 2 deelen. 1911 . . f 15.25. Belapgrijk verbaal door een om den gelove uitgeweken Groning- schen boer, in hoofdzaak betrekking hebbende op de dertig eerste jaren van den opstand tegen Spanje ea inzonderheid ge- beurtenisEea in het Noordoosten der Nederlanden behelzende. Kronijk van Eggerik Egges Phebens. 1565-1594. Uit- gegeven door H. 0. Feith 1867. . . f (2.40) 1.—. Groningsche kronijk van een onpartijdigen hervormingsgezinde, bron van Emmius. Uittreksel uit Francisci Dusseldorpii Annales. 1566-1616. Uitgegeven door R. Fruin. 1894. . . f (7.50) 4.—. De geschiedenis van den opstand, door een katholiek tijdgenoot geschreven. Diarium van Arend van Buchell. Uitgegeven door G. Brom en L. A. van Langeraad. 1907 . . . Zeer belangrijk voor de kennis der oudheden , der zeden en gewoonten in het laatst der 16de eeuw, voornamelijk to Utrecht. Diarium Everardi Bronchorstii sive Adversaria omnium quae gesta sunt in academia Leidensi, 1591-1627. Uitgegeven door J. C. Van Slee. 1898. f (2.40) 1.25, Curieuse aanteekeningen over bet onderwijs en bet leven aan de Leidsche academie, *Brieven van Lionello en Suriano uit Den Haag aan Doge en Senaat van Venetie in 1616-1618 , benevens Verslag van Trevisano betreffende zijne zending naar Holland in 1620. 1883 ...... • f (6.10) 3.50. Merkwaardige brieven van de bekende Venetiaansche diplomaten over de geschillen tijdens het bestand. Memorien en adviezen van Cornelis Pieterszoon Hooft. 1871 ... ... . Belangrijk voor de geschiedenis van Amsterdam in de jaren 1578-1620 en voor de houding van deze stad in de godsdien- stige geschillen. Verhooren en andere bescheiden betreffende het rechts- geding van. Hugo de Groot. Uitgegeven door R. Fruin. 1871. . . . . . . f (4.80) 2.—. Belangrijk voor de kennis van den strijd tusschen de twee groote staatspartijen in het begin van de republiek , waarbij Grotius eeue belangrijke rol vervulde. Brieven en onuitgegeven stukken van Johannes Wten- bogaert. 1584-1644. Uitgegeven door H. C. Rogge. 7 deelen. 1868/74. — . . . . . f (37.60) 12.50. Deze correspondentie van den bekenden Remonstrantechen hof- prediker van prins Maurits is in de eerste plaats belangrijk voor de geschiedenis van de kerkelijke woelingen tijdens het bestand. Verbaal van de ambassade van Aerssen , Joachimi en Bur- mania naar Engeland. 1625. 1867 . . f (1.90) 1.—. Bevat de onderhandeling over een verbond van onderlinge be- scherming na bet afspringen van bet huweiijk tusschen den zoon van den Engelschen koning en eene Spaansche prinses. Verbaal van de ambassade van Gaspar van Vosbergen bij den koning van Denemarken , den Neder-Saxischen kreits en den koning van Zweden. 1625. 1867 . f (2.30) 1.—. Behelst de onderhandelingen over een verbond tegen den keizer en den koning van Spanje in het begin van den Dertigjarigen oorlog Brieven van Nicolaes van Reigersberch aan Hugo de Groot. Uitgegeven door H. C. Rogge. 1902. . f 7.50. Belangrijk voor de geschiedenis van De Groot; bevat voorts eene reeks van gewichtige berichten over de toestanden in Nederland in de jaren 1622-1643. Resolution van de vroedschap van Utrecht betreffende de Academie. Uitgegeven door J. A. Wijnne en Lucie Miedema. 1888 , 1900 . ........ f 7.—. Met een uitvoerige inleiding over de inrichtingen van hooger onderwijs to Utrecht voor 1636. ABRAHAM DE WICQUEFORT, Histoire des Provinces-Unies des Pals-Bas , depuis le parfait establissement de cot estat par la paix de Munster. 4 volumes. I. 1861. II. 1864. III. 1866. IV. 1874 ...... f (26.—) 16.—. De beste gelijktijdige geschiedenis van de Nederlanden in de tweede heift der zeventiende eeuw door een diplomatiek agent. De geschillen over de afdanking van het krijgsvolk in de Vereenigde Nederlanden in de jaren 1649 en 1650. Toegelicht door J. A. Wijnne. 1885. . f (5.40) 2.50. De bekende gesehillen van het jaar 1650 worden bier toegelicht uit onbekende stukken uit het Huis-archief van H. M. de Koningin Brieven van Johan de Witt. 1650-1672. Bewerkt door Robert Fruin , uitgegeven door G. W. Kernkamp (I) en door N. Japikse (II—IV). 4 deelen. 1906 , 1909, 1912, 1913 ...... . . . . Zeer belangrijke bron voor de binnen- en buitenlandsche geschie- denis van de Republiek gedurende de eerste stadhouderlooze periode en voor de kennis van het particulier leven van den Raadpensionaris. Journaal der reis van den gezant der 0. I. Compagnie Joan Cunaeus naar Perzie in 1651-1652 , gehouden door Cornelis Speelman , met route-kaart en plattegrond en plaat van. Persepolis. Uitgegeven door A. Hotz. 1908 ... ........... . f 6.50. Belangrijk voor de kennis der handelsbetrekkingen der 0. I. Compagnie met Perzie in de 17de eeuw. * commandeur aan de Kaap de Goode Hoop. 1652-1662. 3 deelen i). 1884-93. f (23.80) 15.80 Merkwaardig verhaal van den stichter der Kaapkolonie omtrent de geschiedenis van deze kolonie. 4) Deel I uitverkocht. H. BONTEMANTEL De regeeringe van Amsterdam , soo in. 't civiel als crimineel en militaire. 1653-1672. Uit- gegeven door G. W. Kernkamp. 2 deelen 1897. f (11.50) 8.—. Gedenksehriften van een Amsteraamsch regent nit den tijd van Jan de Witt, belangrijk voor de kennis van de regeering en de regeeringsintriges van Amsterdam. Journalen van de admiralen van Wassenaer-Obdam en de Ruyter gedurende hunne scheepstochten in de Deensche wateren. 1658 —1660. Uitgegeven door G. L. Grove. 1907 .... ... .... 1 3.50. Eigenhandige journalen der beide admiralen beheizende bet dagelijksch relaas van bet voorgevallene gedurende hun verblijf in de Deensehe wateren, waar zij den koning van Denemarken in den Noordseheu oorlog assistentie kwamen verleenen. Briefwisseling tusschen de gebroeders Van der Goes. 1659-1673. 2 deelen. Uitgegeven door C. J. Gannet. 1899, 1909 . . . . ..... f (12.—) 6.—. Belangrijko mededeelingen over het politieke en maatsehappelijke leven , vooral in Den Haag, in het derde kwart, der 17de eeuw. Lettres de Pierre de Groot a Abraham de Wicquefort. 1668-1674. Publiees par F. J. L. Kramer. 1894. f (5.25) 2.50. Brieven van P. De Groot, den zoon. van Hugo De Groot , voor- namelijk loopende over de Keulsehe vredeshandeling in 1673. Notulen gehouden. ter Staten.vergadering van Holland door Hop en Vivien. 1671-1675. Uitgegeven door N. Japikse. 1904 f 5 50 Uitvoerige mededeelingen over het voorgevallene bij het nemen der resolution in de Staten-vergadering van Holland gedurende deze belangrijke jaren. Journalen van. Constantijn Huygens den. zoon. 1673-1678. 1881. . ........... f (3.50) 3.50. *Journalen van Constantijn Huygens den zoon. 1680-1682 en 1649 —1650. 1888. . . . . f (2.20) 2.20. Journaal van Constantijn Huygens den zoon. 1688-1696. 2 deelen. 1876 ...... f (14.64 14.60. Journalen van den secretaris van Willem III, hoogst belangrijk voor de kennis van personen en de zedengeachiedenis van de laatste helft der zeventiende eeuw. Register op de Journalen van Constantijn Huygens Jr. Onmisbaar bij het gebruik der Journalen.f 3.90. Verbaal van de buitengewone ambassade naar Engeland in 1685. 1863. . . f (1.80) 1.—. Gewichtig voor de kennis van de verhouding der republiek tot koning Jakob II na diens troonsbestijging en den opstand van Monmouth en zijne aanhangers. Negotiations du comte D'Avaux ambassadeur a la tour de Suede , pendant les annees 1693 , 1697, 1698. Publiees par J. A. Wijnne. 4 volumes. 1882, 83 . f (22.90) 8.—. Beiangrijk voor de geachiedenis van de diplomatieke betrekkingen der mogendheden ten tijde van den Negenjarigen oorlog. Memorien van Mr. Diderik van Bleyswijk, burgemeester van Gorinchem. 1734-1755. Uitgegeven door Theod. Jorisson. 1887 f (4.50) 3.—. Belangrijk voor de geschiedcnis van de fanailieregeering en de regentenintriges in de steden van Holland. Gedenkschriften van Gijsbert Jan van Hardenbroek. 1747-1780. Uitgegeven door F. J. L. Kramer (I en II) en A. J. van der Meulen (III). 3 deelen. 1901, 1903, 1910. f 20.50. Dagboek van een hooggeplaatst edelman, aan het hof der stad- houders verkeerende en dagelijks met alle invloedrijke personen omgaande. Brieven van en aan Joan Derck van der Capellen van de Poll. Uitgegeven door W. H. De Beaufort. Met aanhangsel door J. A. Sillem. 2 deelen. 1879. ... f (12.20) 4.—. Brieven van den bekenden adellijken patriotschen leider, hoogst belangrijk voor de geachiedenis van de jaren 1763-1784. Depeches van Thulemeyer. 1763 —1788. In de bewerking van Robert Fruin, ingeleid en aangevuld door H. T. Colenbrander. 1912. ......... f 7.—. Officieele briefwisseling met zijn hof van den Pruisiscben gezant in den Haag, van belang voor de kennis van den Patriottentijd. Brieven aan R. M. van Goens en onuitgegeven stukken hem betreffende. 3 deelen. 1884--90. f (14.20) 6.25. Belangrijk voor de autobiografie van R. M. Van Goens en voor de kennis van zijne verhouding tot de stadhouderlijke partij. Bevat bovendien eene uitgebreide correspondentie met buiten- landsche geleerden. Brieven van prins Willem V aan baron Van Lijnden van Blitterswijk. Uitgegeven onder toezicht van F. De Bas. 1893 ............ . Vertrouwelijke brieven van den prins aan zijn vertegenwoordiger als eerste edele in Zeeland. Memorials and times of Peter Philip Juriaan Quint On- daatje. By Mrs. Davies . . . . Biographie van den bekenden Utrechtschen patriot van 1784 en volgende jaren. KRONIJK. EERSTE SERIE. le jaargang. (Is niet in druk verschenen.) jaargang. 1846 . .. . f (5.—) 1.50. Behelst tal van bijzonderheden over historische personen, kerke- lijke zaken, universiteitswezen enz. — Inventaris van brieven uit het archief der voormalige vijf kapittelen te Utrecht (1380- 1513). — Kleine historische mededeelingen enz. enz. Hie jaargang. 1847 . . . . f (2.70) 1.50. Vervolg van den inventaris der brieven uit het archief der voor- malige vijf kapittelen te Utrecht (1514, 1515). Vele wetens- waardigheden over archaeologie, genealogie, archiefwezen. — Vgrklaring van spreekwijzen (dialecten) en spreekwoorden enz. enz *iVe jaargang. 1848 .. .. f (3.70) 2.50. Verschillende brieven van prins Willem I, Paulus Merula (min- nebrief), Wtenbogaert e. a. — Verroig van den inventaris der 5 kapittelen (1510, 1517).‘.— Mededeelingen over Czaar Peter en zijne vrouw e. a. — Toestand der archieven van Nijmegen, Utrecht, Groningen, Dordrecht en andere steden enz. enz. Ve jaargang. 1849 ... .. f (6.—) 2.50. Inventarissen van verschillende stads-archieven. Brieven van David van Bourgondie , Philips II, prins Willem I, Hugo De Groot, e. a. — Bijdragen tot de geschiedenis van het Neder- landsche zeewezen en krijgswezen (1618) enz. enz. TWEEDE SERIE. Vie jaargang. 1850 . . f (6.—) 2.—. Inventarissen van verschillende archieven van steden, gerechten en gasthuizen. Brieven o. a. van Adolf en Karel van Gelder (1456-1477), Christiaan II van Denemarken (1525), Karel V (153?), Philips II (1561, 67), E. Leoninus (1581), prins Wil- lem I (1582), Maurits van Nassau (1600) e. a. — Bijzonderheden over Utrechtsche bisschoppen , hertogen van Gelre e. a.; over den vredehandel te Utrecht (1713); over aflaatgelden, papiermerken enz. enz. *VIIe jaargang. 1851 . .. f (6.40) 3.—. Inventarissen van archieven. — Academie te Franeker. Middel- eeuwsche kerkgebouwen in Friesland en Groningen. — Graftombes in Germaanschen smaak en in dien der Renaissance. — Tien brieven betreffende de Geldersehe aangelegenheden in 1535— 1537. — Brieven van bekende personen ; genealogien enz. enz. Yule jaargang. 1852 . . . . f (6.80) 3.—. Reproductie van den „Almanach nee den nieuwen ende ouden stijl. Opt Juer ons Heeren M.D.XCVIII", in 12° te Delft bij Bruyn Harmansz. — 19 brieven van Anna van Egmond aan Karen brooder Maximiliaan. Keuken-rekening van do grafelijkheid van Holland en Zeeland. 1401. — Stukken over de Oost-Indische Compagnie. Emigreerende families uit Antwerpen naar Mid- delburg. 1586 enz. enz. *IXe jaargang. 1853 .. . Belangrijke onderschepte Portugeesche briefwisseling. 1634. Stukken van Jan Pietersz. Coen over den handel in Indio. 1622, 1623. — Fragmenten van oude kronieken. Journaal, gehouden te Batavia door den directeur-generaal Ph. Zwart. 1636. — Chro- nologische opgave der oorkonden over de 13e en 14e eeuw in het stads-archief te Harderwijk. Bijdragen tot de gesckiedenis van het geschntwezen (1491-1528). Brieven ; genealogische mededeelingen enz. enz. *Xe jaargang. 1854 . .. . 1Jiterste wil van prins Maurits. — Eenige merkwaardige von- nissen. 1524-1645. — Handel op Perzid en de golf van Ben- galen 1633. — Stukken over de Oost-Indische Compagnie. 109 Brieven van Maria van Nassau. 1605-1615. — Charters in het stads-archief van Harderwijk. 1402.-92 enz. enz. DERDE SERIE. XIe jaargang. 1855 .. .. f (3.20) 1.—. Betrekking tusschen de Nederlanden en Geneve in '1589, 1590. — Stukken over de West-Indische Compagnie. Geslachtswapenen en rouwborden in kerken. Stukken betreffende de krijgsgeschie denis. Brieven enz. van en aan Anna Maria van Schurman. Onuitgegeven gedichten van Const. Huygens enz. enz. XIIe jaargang. 1856 .. f (3.60) 1.—. Rechtstoestand in het begin dcr 45e eeuw. Rechtsgebruiken in de middeneeuwen. Eenige merkwaardige vonnissen uit den tijd der geloofsvervoiging to Amsterdam in de 16e eeuw. — Bijdrage tot de geschiedenis van den bouw van den Dom te Utrecht. — Autobiographie van den gouverneur-generaal P. A. van der Parra. Grafateden der oudste bewoners van Denemarken enz, enz. XIIIe jaargang. 1857 ... .. f (4.80) 1.50. Oorkonden betrekkelijk den twist tussehen den bisschop van Utrecht en den beer van Wisch in 1490. — Inventaris van bet stadsarchief te Oudewater. Begiftigingen en bezittingen van het Carthnizer-convent bij Utrecht. — Charter van 1368, be- vattende een overzicht van bet bisdom Utrecht in 1278. XIVe jaargang. 1858. . .. f (5.10) 1.50. Stukken betrekkelijk den oorlog met Frankrijk in 1672. Oude doopvonten (met afbeeldingen). Stukken betrekkelijk de her, vormingsberoerten te Utrecht in 1566 en 1567. — Expeditie naar Portugal in Sept. 1857 enz. enz. XVe jaargang. 1859. . . f (4.60) 1.50. Brieven van prins Willem van Oranje aan zijne vrouw Anna van Egmond. Liefdadige stichtingen te Utrecht. — Charters uit bet stads-archief te Harderwijk, 14e en 15e eeuw. Ge- vangenneming van Paulus Buys, 1586 enz. enz. VIERDE SERIE. XVIe jaargang. 1860 ...... . f 5.40) 1 50. Aanteekeningen betrekkelijk bet beleg van Haarlem. — Overland- reis van Indic naar Europa in 1757. -- Stukken voor de ge- schiedenis van de jaren 1588 en 1589 enz. enz. XVIIc jaargang. 1861 .. , f (5.80) 1.50. Stukken voor de geschiedenis der jaren 1588 en 1589. — Ver. dedigingswerken van de IJssel. 1672. — Brieven van Willem van Liere. Onkosten der judicature van Oldenbarnevelt Onkosten der Dordsche synode enz. enz. XVIIIe jaargang. 1861. . .. f (6.60) 1.50. Stukken voor de geschiedenis der jaren 1590 en 1591 enz. enz. XIXe jaargang. 1863. ...... f (7.40) 2.—. Stukken voor de geschiedenis van het jaar 1592. — Wicquefort's Memoires. — Heinrici ab Hovel Speculum Westphaliae enz. enz. XXe jaargang. 1864. ...... f (7.20) 2.—. Stukken voor de geschiedenis der jaren 1593 en 1594. — De benoeming van graaf Johan van Nassau tot stadhouder van Gel- derland. — Beschrijving van eeti tocht naar de bovenlanden van Banjermassing in het jaar 1790. — De bekostiging der voor- malige fortificatiewerken der stad Utrecht enz. enz. VIJFDE SERIE. XXIe jaargang. 1865 .. .. f (7.60) 2.—. Stukken voor de geschiedenis van het jaar 1595. — Thysius Leere en Order der Ned. Geref. Kerken. — Rapport faict par Monsieur de St. Aldegonde au Conseil d'Estat de sa negociation en France. 1581. — Bijdrage tot de geschiedenis der gewevene en andere behangseltapijten , vooral in Denemarken enz. enz. XXIIe jaargang. 1866 . .. f (7.20) 2.—. Stukken betreffende de onlusten binnen Utrecht in 1610. — Verbaal van de legatie van Leoninus, van Loozen, Valcke en Franckena naar Engelawl in 1596. — Stukken betrekkelijk de Remonstranten enz. enz. XXIIIe jaargang. 1867. . .. f (9.20) 2.50. Concept van eene Compagnie van assurantie en van haar octrooi. 1628, 29. — Brieven van Joh. Heinsius over den in 1632 aan- geknoopten vredehandel. Eene bijdrage tot het leven van Onno Zwier Van Haren. — Over den geest en de strekking van het Amsterdamsche patriciaat enz. enz. XXIVe jaargang. 1868 .. . Brieven van Maarten Harpertsz. Tromp en van Witte Cornelisz. De With. — Brieven van Bilderbeck , Nederlandsch agent te Keulen, betreffende bet laatste gedeelte van den Dertigjarigen oorlog. Aegidius Daalmans Indiaanse aanteekeningen enz. enz. XXVe jaargang. 1869 . f (10.70) 3.—. Stukken betreffende den vrijen handel op Brazilie. '1637. — Origi. neele brieven van H. Doedens ann Ant. Van Hilten betreffende de West-lndische Compagnie. 1641-1648. — Journaal van Joh. Van Kerkhoven, beer van Heenvliet , hofmeester van de princes- royaal, over de ziekte en den flood van prins Willem II en de kwestien omtrent de voogdij van den jonggeboren prins. — Gebeime correspondentie uit Engeland. 1659, 1660 enz. enz. ZESDE SERIE. XXVIe jaargang. 1870 ...... . f (8. --) 2.50. Geschillen to Nijmegen. 1617. — Het Geusen Liedboek. — Ver- volging van de Remonstranten in Land en Stad van Utrecht. 1619 enz. — Eenige aanteekeningen wegens bet gebeurde to Utrecht in 1786 en '1787. — Reisjournaal nit de 17e eeuw naar het Heilige Land enz. enz. XXVIIe jaargang. 1871 . . f (8.20) 2.50. Aanteekeningen betrekkelijk het gebeurde te Utrecht in 1786 en 1787. — Stukken rakende de Quadruple Alliantie. Grondig verhaal van Amboyna. 1621. — Verhaal van eenige oorlogen in Indie. 1622 enz. enz. XXVIIIe jaargang. 1872 . . . . Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost-Indische Com- pagnie. — Brieven van R. Hoogerbeets. Doleanti8n over mis- bruiken in de regcering van Friesland. 1627 enz. enz. XXIXe jaargang. 1873 . ... f (8.30) 2.50. Stukken betreffende de geschiedenis van den oorlog in 1630 en eenige volgende jaren. Reformatie van 's Hertogenbosch. 1630. -- Classicale acts van Braziliφ. 1636-1644. -- Brieven. van Willem Van Oldenbarnevelt Ran Hugo De Groot. — Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost-Indische Compagnie. Aanbevelingen voor scheepskapitein enz. , ingekomen bij Johan De Witt. '1653-1672 enz enz. XXXe jaargang. 1874. . f (10.30) 3.—. Staat van ontvangsten en uitgaven der geestelijke goederen tot onderhoud van predikanten. 1590. — Politieke brieven uit de jaren 9784, 1785 en 1786, meerendeels van den beer Maxim. D'Yvoy — Uit de papieren van eenen bewindhebber der Oost- Indische Compagnie. Verhaal der gevangenschap van Olden- barnevelt, beschreven door zijn knecht Jan Francken enz. enz. XXXI° jaargang. 1875 .. . f (0.40) 2.50. Rapport der geheime staatscommissie nopens de toekomstige in- riehting en huishouding van den staat. 1818. — Journaal van Splinter Helmich, soldaat en later hopman in dienst van den larde. 1572-1598. — De magistraatsbestelling te Utrecht ouder de republiek. — De vorming van het Oversticht. Brieven van prins Willem V. 1786-1793 enz. enz. BERIGTEN. Ie deel le stuk. 1846. . . 1 (3.40) 1.50. Dodt van Flensburg over Valerius Andreas. — Visscher over Jan van Rode, vertaler der Somme le Roy. — Dodt van Flensburg over Adam en Paul van Vianen. — Otrechtsch handschrift der Snorra-Edda. — Eyck van Zuilichem, Bouw- en beeldhouw- kundige voortbrengselen in ons land. Ie deel 2e stuk. 1848 ... .. f (2.20) 1.50. Nederlandsehe handschriften in de Keizerlijke bibliotheek te Petersburg. — Asch van Wijck , Schuttengilden in Nederland. IIe deel le stuk 1849 . . . $ f (2.20) 1.50. Verblijf van Christiaan II van Denemarken in Nederland. 9521. — Beroerten te Gent onder Karel V. *He deel 2e stuk. 1849 . . . f (3.80) 3.80. Verhooren van Oldenbarnevelt. Tile deel le stuk. 1850 . . Geschiedenis van bet geslacht Van Mathenesse. — Catalogue de documents manuscrits relatifs a l'histoire de la Hollande dans les bibliotheques de Paris. *Ille deel 2e stuk. 1851 . . . f (3.—) 1.50. Journaal omtrent de vredehandeling te Utrecht. *.iVe deel le stuk. 1851 . . . Gesc-niedenis van het geslacht Nyenrode. *IVe deel 2e stuk 1851 . f (2.50) 1.50. De Upstalboom bij Aurich. Bescbeiden over het eerste tijdvak van de geschiedenis der hervorming in Utrecht. 4524-1566. *Ve deel le stuk. 1853 . . . f (3.20) 1.50. Rapport van den gouverneur generaal Loten over Makasser. — Rapport van den beer van Sommelsdijk over zijne legatie naar Venetie in 1620. Ye deel 2e stuk. 1856 . • . Rapport van ecne reps naar bet hof van Candie. 1671. — Auto- biografle van den gouverneur generaal Rijklof van Goens. 1678-1681. — Memorie betreffende bet ciland Ceylon door R. ran Goens Jr. 1679. VIe deel le stuk. 1857 . .. f (2.50) 1.—. De Wicquefort, M&moires sur la guerre de 1672. Vie deel 2e stuk. 1857 . . f (2.10) 1.—. Dagelijksche aanteekeningen over bet verblijf der Franschen te Utrecht in 1672 en 1673. Vile deel 1e stuk. 1861 . .. f (5.50) 1.50. Stukken betrekkelijk de veravering van Malakka. 1641. The deel 2e stuk. 1863 .. .. f (6.50) 2.50. Verbaal van de Nederlandsche gezanten in Engeland. 1648-1619. — Rapport van het gebesoigneerde te Tunis en Algiers. 1622-1623. CODEX DIPLOMATICUS. EERSTE SERIE (IN 4°). *le deel le stuk. 1848 . ..... f (2.60) 2.60. Oorkonden betreffende bet voormalig handelsverkeer van Utrecht.— Oudste kameraarsrekeningen van Deventer. 1337-1347. *le deel 2e stuk . . Brieven van Leibnitz en Cuperus o. a. over den Utrechtschen vrede. TWEEDE SERIE (IN 8°). *le deel le stuk. 1852 . .. f (3.75) 2.50. Rekening van de testamentoren van Jacoba van Beieren. deel 2e stuk 1852 . .. f (3.10) 2.50. Lettres de Paul Choart seigneur de Buzanval. 1600. *ID deel le stuk. 1853 . .. f (6.20) 3.50. Oudste burgemeestersrekeniug van Middelburg. 1364. — Oudste kameraarsrekening van Utrecht. 1380. Rekening van de brui- loft van Jan van Touraine. 1406. Bisschoppelijke rekening van 1377. lie deel 2e stuk. 1853 . . . f (3.20) 2.—. Verbalen van Van Grijspere en Van Lent, commissarissen in de troubles van 1567 en 1568. Tile deel le stuk. 1855 . Oude kroniek van Brabant. IIIe deel 2e stuk. 1856 .. . Verbaal van de gedeputeerden in Engeland tot vereeniging van de Engelsche en Nederlandsche Oost-Indische Compagnien. 1618. IVe deel le stuk. 1859 . . .. f (3.10) 1.50. Lettres in4dites du comte de Boussu. Oudste rekening van .Antwerpen. 1324. Rekening van Lier. 1377. IVe deel 2e stuk. 1860 .... . f (5.20) 1.50 Lettres de Marnix de St. Aldegonde et de Jean Casimir, comte Palatin. Briefwisseling met Don Jan van Oostenrijk. 1576— 1577. Ye deel. 1860 .. . Toe Boecop, Kronijk der bisschoppen van Utrecht. VIe deel. 1863 . . f (1.20) 1.—. Kronijken van Brabant, Holland en Vlaanderen. BIJDRAGEN EN MEDEDEELINGEN, Iste deel. 1878 ... .. f (5.60) 2.50. Sautijn Kluit , Utrechtsche courant. — Boele van Henabroek, Guicciardini. IIde deel. 1879 .. f (5.20) 2.50. Rapport van Aubery du Maurier. 1624. IIIde deel, 1880 .. f (5.20 2.50. Itekeningen der Buurkerk to Utrecht, 15de eeuw. — Brieven aan den hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel. I-Vde deel. 1881 .. f (8.80) 4.—. Verloren van Themaat , Geschiedenis van de vicarien in de pro- vincie Utrecht. Vde deel. 1882 .. . f (5.40) 3.—. Staatkundige berichten uit Frankrijk. 1650-1653. — Stukken over de lichting der waardgelders to Utrecht. — Relaas van 't gepasseerde op Alsen. 1658. *Vide deel. 1883 . . .. f (6.--) 6.—. Documenten voor de geschiedenis der Nederlanders in het oosten. — Steven Van der Haeghen , Avonturen. 1575-1597. — Trois arrSts du Grand Conseil de Malines. \Tilde deel. 1884 . . f (6.—) De Bas, Overgaaf der Bataafsche vloot 1795. — Verslag van Fr. Micheli. 1638. — Visitatie der kerken in het Sticht Utrecht. 1593. *VIIIste deel. 1885. . f (3.60) 3.60. Dagboek over 4672. — Apologie van Lodewijk van Nassau. IXde deel. 1886 . . . . f (6.10) 3.25. Stukken betreffende den strijd der bisschoppen van Utrecht met de stad Utrecht. — Stukken over den tegenstand der 'Utrecht- ache katholieken tegen de Unie van Utrecht. Xde deel. 1887 .. f (5.80) 3.—. Buchelius, Observationes ecclesiasticae sub presbyteratu meo. — Zending van Dirk Van Hille naar Spanje. — Onbekende kroniek van het klooster Windesheim. XIde deel. 1889 . . • f (6.60) 3.50. De Wicquefort, Memoires sur la guerre de 1672. — Drie Briefe der Stadt Londen an die Stadt Dordrecht. 1359. — De Bye, Gedenkschrift betreffende het bewind van Oldenbarnevelt. — Drie Utrechtsche kroniekjes vO6r Beka's tijd. XIIie deel. 1890 . . . Politick journaal van 1795. — Bijdragen tot de geschiedenis der Hervormde kerk to Gent. 1578-1584. XIIIde deel 1891 . . . . . . f (5.—) 2.50. Gedenkschrift van Don Sancho de Londono. Vervolg op het Recueil de Hopperus. XIVde deel. 1892 . . . f (3.80) 2.— Resolutien der Staten van Holland. 1577 en 1578. — Stadsreke- ningen van Dordrecht. 1323-1399. — Reisjournaal van Jhr. Coenders van Helpen. XVde deel. 1893 . .. f (4.90) 2.50. Journaal van Const. Huygens' rein naar Venetic. 1620. — Sommaire de la forme du regime des Provinces Unies. 1647. — Memorie van den gouverneur Van der Graaff over de gebeur- tenissen aan de Kaap de Goede Hoop. 1780-1806. XVIde deel 1894 .. f (4.75) 2.50. C. Block , Kroniek van het Regulierenklooster to Utrecht. — Buyck, Aanteekeningen over het geus worden van Amsterdam. XVIIde deel. 1895 ...... . . f (4.—) 2.—. L. Reael, Amsterdamsche gedenkschriften. 1542-1567. — Ma- gistraatsverandering to Utrecht in 1618. XVIIIde deel. 1896 .. . . Fragment van de autobiografie van Const. Huygens. — Notulen en munimenten van het College van commercie te Amsterdam. 1663-1665. — Simon Van Leeuwen's Bedenckingen over de stadhouderlycke macht. XIXde deel. 1897 . . .. f (5.25) 2.75. Memoires de M. De B. sur la tour de Guillaume III. — Memorie van Byam over de overgave van Suriname. — Stukken over de Noordsche Compagnie. XXste deel. 1898 .. .. f (3.25) 1.75. Kroniek van het Goudsche fraterhuis. Notulen van de Patriot- tische partijdagen. 1783-1787. — Reisebericht des Mgr. Garampi in Holland. 1764. XXiste deel. 1899 . .. f (4.50) 2.25. Koopmansadviezen aangaande het plan tot oprichting eener Com- pagnie van assurantie. 1629-1635. — Opgaven omtrent inkom- sten , goederen, hoorigen , dienstmannen en rechten der abdij Egmond. 1130-1161. - Reisverhaal van Jacob van Neck. 1598-1599. XXIIste deel. 1900. . .. f (4.90) 2.50. Brieven van Sorbiere over den toestand van Holland in 1660.— Het oude register van Graaf Florens. Correspondentie tus- schen Prins Maurits en Reynier Pauw. 1617-1619. XXIIIste deel. 1901 .. .. f (4.90) 2.50. De kroniek van A duard. Memorien van Th. Rodenburg over verplaatsing van industrieen naar Denemarken. Correspon- dentien in steden van Zeeland. XXIVsto deel. 1902 . . .. f (5.25) 2.75. Memoire d'Abraham de Wicquefort. Memoire touchant le negoce des Hollandois. — Contract tot oprichting van een Zweedsch factorie-comptoir to Amsterdam. XXVste deel. 1903 .. .. f (5.90) 3.--. Utrechtsche kroniek over 1566-1576. — De oudst-bewaarde stadsrekening van Gouda (1437). — De confiscatie der goederen van Gillis van Ledenberch — Das Giiterverzeichniss Graf Hein- richs von Dale (1188). — Rekening van de kosten van bet rederijkersfeest te Leiden in 1596. — Beschrijving van eenige Westindische-plantageleeningen. XXVIste deel. 1904. .. .. f 4.50. De gebeurtenissen op den Amsterdamschen Doelen in 1748. — Armenzorg te Leiden in 1577. — Correspondentien to Middel- burg en te Goes. — De inventaris van het archief van Filips van Marnix. Memorien van den Zweedschen. resident Harald Appelboom. XXVIIste deel. 1905. .. . f 6.50. Journal de G. K. van Hogendorp pendant les troubles de 1787. — Arnoldus Buchelius , Trajecti Batavorum descriptio. Uittrek- sels uit de brieven van D'Affry aan de Fransche regeering (December 1755—Mei 1762). — Journalen van den stadhouder Willem II uit de jaren 1641-1650. Brieven van Sylvius en Buat. XXVIIIste deel. 1907. .. .. f 6.50. De tegenpaus Clemens VII en het bisdom Utrecht. — Brieven van J. D. van der Capellen tot den Pol. — Bescheiden be- treffende de Doelisten-beweging to Amsterdam in 1748. — Rekeningen van schilderijen en muziekinstrumenten , door Dr. Jonas Charisius in 1607 en 1608 in de Nederlanden gekocht. — Lijst van ambten en offici8n ter begeving staande van burge- meesteren van Amsterdam in 1749. XX1Xste deel. 1908 f 5.25. Brieven van Samuel Blommaert aan den Zweedschen Rijks- kanselier Axel Oxenstierna , 1635-1641. — Brieven van Louis de Geer, 1618-1652. — Varia betreffende Louis de Geer. XXXste deel. 1909 .. . Onuitgegeven beseheiden nopens de berenning en de overgave van Amersfoort in 1629. — Utrechtsche kout van 1769. — Een memorie over de republiek uit 1728. — Twaalf onuitgegeven oorkonden uit de 12e eeuw — Brief over een op den 17den November 1572 to Delft gehouden vergadering van de Staten van Holland. — Vroedschapsresolutiθrt , sententai en notarieele acten betreffende de Noordsche Compagnie. XXXIste deel. 1910. . . . Stukken betreffende de kamers der noordsche compagnie na af- loop van het octrooi. — Een Rotterdamsch gedenkschrift den patriottentijd en de dagen der re volutie. — Brieven van Gijsbert Karel van Hogendorp, 1788-1793. Advies van het hof van Gelderland aan den Raad van State over het verblijf van Jezuieten to Emmerik. — Gesprekken met koning Willem I. — Bengt Ferrner's dagboek van zijne reis door Nederland in 1759. XXXIIste deel. 1911 f 5.50. Gegerens betreffende de haringvisscherij op het einde der 16de eeuw. — De Keulsche Nuntius Pallavicino in en over Holland ten jare 1676. — Doorloopend verhaal van de dienstverrich- tingen der Nederlandsehe pontonniers onder den majoor G. D. Benthien 1797-1825. — Bijdrage tot de gesch'edenis der plooierij in 1702. — Oorkonden in de Archives Nationales to Parija aangaande de betrekkingen der Hollandsche graven uit het Henegouwsche en het Beiersche huis tot Frankrijk. — De dijk-aflaat voor Karel V in 1515-1518. XXXIIIsto dee!. 1912 .. f 5.75. Eon zestiende-eeuwsche enquete near de buite.nneringen rondom de stad Leiden. — Onuitgegeven oorkonden uit de 13de eeuw , betreffende het klooster Jeruzalem onder Biezelinge op Zuid- Beveland. Oorkoriten en regesten betreffende de stad Dordrecht en bare naaste omgewing tijdens het grafelijke huis van Holland, 1006-1299. — Aanteekeningen over eene inriehting van hooger onderwijs te Rouen en het onderwijs-personeel, dat or aan ver- bonden was, in de XVIIde en XVIIIde eeuw. — Johann Beckmann's dagboek van zijne reis door Nederland in 1762. XX.XIVste deel. 1913. . . . f 6.50. brieven over het Leyeesterscbe tijdvak uit de papieren van. Jean Hotman. Adviezen van 'den Hollagdschen Ingenieur Johan van Vaikenburg over de bevestiging van Rostock. — Lijst van Nederianera, studenten to Orleans (1441-1602). — Statistische en an.dere gegevens betreffende on.zen handel en scheepvaart op Rusland gedarende de 18de eeuw. — De Reguliere Kanunniken te Utrecht en bun prior Johannes Passert tijdens bet Utrechtsche schisma. Onuitgegeven oorkonden betreffende de betrekkingen tusschen Holland en Brabant gedurende de XHIde eeuw. — Philips Willem van Oranje nogmaals aan. bet Spaansche hof, ten jare 1602. — Statistiek van -den in- en uitvoer van Amster- dam in het jaar 1774. — Statistiek van den in- en uitvoer van Rotterdam en Dordrecht in het jaar 1680. Eenige brieven over de voorbereiding van den Bredaschen vredehandel van 1575. REGISTER op de Kronijk van 1846-1854. 1857. f 1.50. Minder goed bewerkt dan het latere register, doch veel uitvoe- riger , daar alle voorkomende namen vermeld worden. REGISTER op de onderwerpen, behandeld in de Kronijk, de Berigten en den Codex diplomaticus. 1877. f 1.50. Voortreffeliik register, bewerkt door Dr. P. A.. Tiele; bevat alleen de onderwerpen, waarover de artikelen handelen. BEPALINGEN over de uitgave van handschriften. 1894. f 0.25. BEPALINGEN over het uitgeven vim handschriften, betrek- king hebbende op de nieuwe geschiedenis. 1896. f 0.20. Doze regels, gedeeltelijk gesteld naar Duitsche voorschriften, wor- den gewoonlijk gevolgd bij de uitgaven van het Historisch Genootschap. VERSLAG van de algemeene vergadering der laden van het Historisch Genootschap ter gelegenheid van het 50- jarig bestaan van het genootsehap op 16 April 1895. 1895 .... ........... f 0.60. Bevat o. a. eon uitvoerig verslag van de rede van prof. Fruin over den veldtocht van het jaar 1572. VERSLAG van de algemeene vergadering der laden van hot Historisch Genootschap, op 20 April 1897. 1897. f 0.90. Bevat de op deze vergadering gehoudene voordrachten der heeren De Beaufort, Hofstede de Groot en Muller. VERSLAG van de algemeene vergadering der laden van het Historisch Genootschap, op 14 April 1903. 1903. f 0.90. Bevat de voordraehten van prof. Bussemaker over de opleiding van historici, van mr. Fruin over schot en bode in Zeeland en van dr. Brom over het onderzoek der arebieven to Rome CATA.LOGUS der boekerij van het Historisch Genootschap. (30 uitgave.) 1872. Met 2 supplementen dd. 1882 en 1895. 3 deelen ........ . f (4.80) 1.50. Bovenstaande werken zijn, voor zoover zij voorhanden zijn, voor de laden tegen de heift van den prijs to bekomen. Men wende zich daarvoor direct tot den uitffever JOHANNES MULLER to AMSTERDAM. Bijdragen en mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 35