BIBLIOTHECA REFORMATORIA NEERLANDICA BIBLIOTHECA REFORMATORIA NEERLANDICA GESCHRTFTEN IJIT DEN TJJD DER HETWORMING IN DE NEDERLANDEN OPNIEUW LIITGEGLVEN EN VAN INLEIDINGEN EN AANTEEKENINGEN VOORZIEN DOOR Dr. S. CRAMER , en Dr. F. PIJPER, Ho09leeraar aan de Uninersiteit Hooqleeraar aan de R" ksunwers'lt e'it ran Amsterdam en aan het Doops9ezind to Lei den Seminarium aldaar TWEEDE-DEEL '8-GiRAPENHAGE MARTINUS NIJHOFF 1904 BIBLIOTHECA REFORMATOItIA NEERLANDICA GESCHRIFTEN IJIT DEN TIJD DER HERVORMING IN DE NEDERLANDEN OPNIEUW UITGEGEVEN EN VAN INLEIDINGEN EN AANTEEKENINGEN VOORZIEN DOOR Dr. S. CRAMER , e Dr. Hoo9leeraar aan de Universiteit Hooq leeraar aan de Ri l~csuniversiteit van Amsterdam en aan het Doopsqezind to Leiden Seminarium aldaar TWEEDE DEEL : Hot Offer es eeren de oudMte ~erzameliug dooPsgezlnde martelaar~brleven en offerllederen BEWERKT DOOR Dr. S. CRAMER '9-G}RAVENHAQE MARTINUS NIJHOFF 1904 LEIUIEN : BOEKDRUKXERUJ VAN 1, . VAN MFTERIK H7. I NHOIID. IIIHdz . VOOILItEDE . lx . Het Offer des Heeren near de uitgaaf van 1570 . . . 1-486 INLEIDING , 3--40 Biblioi;raPhie . 'bl . 3 . Herkomst en betrouwbaarheid . LL 19 . Strekking en godsdienstiga denkbeelden . hi . 27, Het Lietboeexken . hi . 38 . PItOEVEN VAN SPELLING in verschillende uitgavers . . 41 49 TEKST 51 483 REGISTEa van de brieven, bellJ dinagen en testarnenten in het Offer des Heeren 484-486 II. Eeti Lletboeexken tracterende van den Offer des Heeren near de uitg'aaf van 1570 487 663 INLEIDING 489 498 HerkP mst en doel . hi . 489. Godsdienstibge denkbeelden . hi . 494. TEKST 499-616 REGISTER van de liederen in het Lietboecxken . . . 616 617 III. De brieven en liederen, die in de andere uitgaven van het Offer des Heeren met het Lletboecx1 en voorkornen maar in die van 1570 worden gemist 619---663 INLEIDING 621-625 TEKST 626---662 LUST van de in III voorkomende brieven en liederen . . 663 LJi.'st der lezingen in de uitgaaf van 1570 of na bl . 619 die van 1578),, van welke in dezen herdruk in letters of leesteekens is ofgewe en 665 Aanvullingen en verbeteringen 666-667 A1Pabetisch register 669 683 VOORREDE. De brdeven van een aantal der oudste doopsyPZinde martelaren uit o»s land ; hunne belvfdingen of herie&ten roan verhooren, door hen ondergaan ; hunne testamenten o f afscheidsbeden en -bermaningen, nit den kerker win de Aunnen gezonden ; de „Of/'erliederen" of liederen, op martelaren (meest andere dan de schrijvers van de brdeven) bv~' o f kort na hun dood gedicht ; en dit alles, zooals het reeds vroeg in het „Offer des .Heeren" en het daarLv~' behoorende „Lietboeexken" is bj'eengebrcacht : ziedaar hetgeen in hettweede deel dezer Babliotheca thane in n%euwe riitgaa f het licht ziet . Dat werk may een historiseh gedenkstuk heeten van de grootste waardvf . Het may dat om zvjn rvfken schat van de meest authentieke berichten uit den ti~'d der bloedage veraolginq, van ongezoehte en vertrouwelifke mededeelangen der vervolgden zelven over 'tgeen hun hart en de harten in hun kring bewoog ; ar» den grooten invloed, daen het, geliefde lektuur als het in die martelaarskringen was, heeft geoefend ; eindeljk omdat w j hier, indden ergens, de onoervalschte teal en sehr jfwj'ze van omen 16d°eeuwschen burgerstand to lezen krijgen . Dat „Offer des Heeren" is een echt volksboek geweest . Hoe bezat het ook al de deugden daarvan : met zijne beknoptheid wet het getad der daaran opgenomen martelaars betre ft, zv~'ne levendige a fraisseling van inhoud, van verhaal en brief, van gesprek en aermaning or godsdienstige uiteenzetting ; niet het minst met de toegeooegde d%ederen, op bekende wvjxen, stiehtedijke o f wereldsche, gezet . Een volksboek, eigenlijk een volksboekje „om" - zooals het in de ooorrede van ket „Lietboecxken" heel - „b j zich to dragen". Daartoe leende het zich uitnemend . De voortreffelvfke typographisehe uitooering met het even rooortreffelvfke papier der 166 eeuw heeft gemaakt, dat de tekst roan dit kloeke boekdeel toen kon eoorden saamgevat in een deeltje, 'twelk, in leder gebonden, naet meer den 12,6 eM . lengte, 7,7 cM. breedte, 3,3 cM. hoogte heeft . De eerste uitgaaf $s zel fs sdechts 10,2 cM. lang . x vooRREnE. Dat wvj dus voor cut tweede deel aan eene nieuwe u£tgaa f van dezen bundel de voorkeur gaven boven die ban andere gedenkstukken uit den hervormingstvfd, lag voor de hand . Yele van de liederen toch, voor dal van b j'zonderheden uit de martelaarsgeschiedenis de d~nige en tegeljk van tjdgenooten a fkomstage en betrouwbare zegslieden, z6jn nergens dan in de zoo zeldzame exemplaren van dat „Ofj'er des Heeren" bewaard gebleven . Era de braeven, beli~'dingen en testamenten, die w~l behalve in dexe en in de misschien noq schaarscher voorkomende „Groote Offerboeken" ook b4 Van Braght eene plaats hebben gevonden, zijn daardoor geeraszans gevrvjwaard voor het gevaar roan in hun oorspronkelvjken norm to loor to gaan . Reeds vddr Van Brayht Loch waren bid' het telkens herdrukken meer dan dens veranderangen in den tekst ingeslopen o f aangebracht. Ook hf wv~'- zigde laier en dear den zin of de taal . In zj'n werk mist de lezer iederen zvaarborq, dat hvj die brieoen z+ddr zich hee ft nieE maar min o f meer ongewvjzigd, neen, maar taoord voor woord, preeies z6d' als z j zjjn opgesteld o f ten menste zdd als zj aoor het eerst, in den regel ten hoogste een paar jaren na den dood der schrjjvers, door de hunnen aan de pets zijn toevertrouwd. Dien waarborg flu schenkt hem deze nieuwe uitgaaf. Met diplomatische nauwkeurigheid is hier de oorspronkelajke tekst afgedrukt ; ook op de daaruit aangehaalde plaatsen in de Inleid'ingen . Alles is herhaaldelfjk naar dien oorspronkedijken teksd gecorriyeerd. Eene enkele foot (intusschen nergens in den tekst.), in de argedrukte vellen ontdekt, heb ik flog kunnen heratellen in de Aanvullingen en Perbeteringen aan het eande van dit deel . Ik verzoek den dezer vriendelv~'k van deze kennis to nemen. De regelen, door mfjn mederedacteur in de Voorrede op deel I uateengezet, xvfn door mif trouw gevolgd . Evenals Prof. Piapsai daar doet, kan ook ik hier ieder verzekeren, dat, wanneer hv~' meent ergena eene foot o f eene achtelooshead to ontdekken, er alle reden is om daarbvf to denken aan eene misatellinq in het origineel. Ook de telkens noorkomende ongemotioeerde spl%tsing en samenvoeganq van woorden evenala dat dikwvjls zonder eenige reden leesteekens en hoofdlettera worden gebezigd of weggelaten : het is alles slaafseh, als men wil, uit de afgedrukte udtgaa f overgenomen ; behoudens de volgende uitzonderingen . Vooreerst is in de teksten op den rand ter walle van de gelfjkmatigheid aan den naam van het bijbelboek steeds eene hoo fdletter gegeven . Ten andere as - 't keoam op niet meet dan Lien o f twaal f plaatsen voor - eene kennel j'ke druk foot, „alleeene" moor „alleene" en dergl., verbeterd . Eindelvjk zj'n er plaatsen, waar de lektuur door de allerwonderljkste aanwending van leesteekens m . i. al to zeer bemoeiliikt wordt . Ik heb deze char gewfjxagd ; maar nooit zonder of an eene aanteekeninq aan den voet der bladxijde van die wijziginq rekenschap to geven of zulke plaatsen in de oorspronkeli~ ke lezanq op to nemen in eene lijsl, die men aan het erode van YOORREDE. %[ dit deel vindt. Deskundigen kunnen dan casu quo onjuiste verbeteringen veer opnieuw naar hun inaicht verbeteren. Daarentegen heb ik de opgaaf van de aangehaalde teksden op den rend nergens gewifziqd, hoewel die meer din dins onjuast en dan ook in andere oude uatgaven nog al eens veranderd is. Van de talr j'ke aanteekeningen zullen verscheede7ie in het ooq van taalyeleerden en geschiedvorschers overbodig zvfn. ltilen zjj echter zoo goed to bedenken, dat deze uitgaa f uitdrukkelijk ook voor zulke lezers is bestemd, die geene deskundigen zijn. Ik meen namelijk vooi • den inhoud van dit deel Ee mogen hopen op belangstellinq in een breeder krdnq days in there der geschaedvorschers alleen . Met mvjn mederedcccteur acht ik het vertrouwen niet onrechtmatig, daE gedeelten der „Bi6liothecd' allengs ook ter hand zullen worden yenomen door dezulken, die, zonder in 't midst historici to zjn, door den band van pieteit zieh roerbonden gevoelen aan o9aze vroegste protestczntsche geloo fsgetuigen en wie het daarom aantrekt zich in de sours zoo innige, din veer aangrvjpende ontboexeminyen dier mannen en nrouwen to verdiepen . Het „0ffer des Heeren" beoat van de braeven van nederlandsehe doopsgezinde martelaars de oudste, ten minste 3aet groodste gelal van die oudste ; maar vin het overgroot geheele accntal hunner brievere niet meer da» ruivn een derde . Dat zulk een overvloed daarvan moor ons an druk bewaard is gebleven, is niet vreemd . Van de ruim 2000 martelaars en martelaressen in de gexamenlj'ke Nederlanden zjn niet minder din drie vierden doopsgezind gezaeest (order deze bona een derde vrouwen) ; en al zulke brieven acerden - hoe kon het anders? - als kostbare schatten do eere gehouden en, zoolanq zip' niet waren gedrukt, zorgvuldag bewaard . Meer den ddn martelaar sehrjjft het ook met zoovele woorden, dat hV juist met dat doelzv~'n brief ann de zv~'nen xendt. Zip zouden daarin een „adieu" o f „testament" o f „uitersten te%l" van hem bezitten als bljvend aandenken ; woorden vase zone hand, die zip' trouw m.ochten dezen en herlezen . Men zee ook bl. 22 van dat werk en Van Braght, bl. 366, 421, 543. Bovendien hielp de enge betrekking waarin de oude Doopsgezinden tot elkaar stonden verhoeden, dat zulke brieven van hen, die aan alien dierbaar waren, verlorera gingen; terwv~'l zij er toe medewerkte dat die reedy vroeq aan de pers werden toevertrouzod. - Natuurlvjk hoop ik in verdere deelen der '„ Bibliothecd' de ocerige martelaarsbrieben to doers oolgen . Voor laet eerstvolgend deel is eehter een zeker Diet minder belangwekkend gebied gekozen gesehriften van de vroegsde nederlandsche tegenstanders der Hernorminq . Prof. PIJP&B is met de bewerkinq daarvan verre gevorderd, een gedeedte reeds ter perse gelegd. Ook van dit deel is, ik vermeld het met groote erkentel!jkheid, de uatgaaf snogelvfk geniaakt door den milden steun van Directeureya van Teyxn vooxsEnE. ler's Stiehting, het Haagseh Genootschap ter verdediginq van den Chrestelijken godsdaenst, het Pronineiaal Utreehtsch Genootschap van Hunaten en Wetenschappen, en verder van verscheidene particulieren. Mij rest min dank uit to spreken jegens hen, die mj in min arbeid behulpzaam xvjn geweest : de trouwe hand, die het veeleischend u'erk der correelie met mj heeft verricht ; mjia met ottze martelaarsliteratuur verlrouwde en nauwlettende vriend Ds. K. Vos to Woudsend, die insgelfjks de proevera nazag en bet register heeft samengesteld ; mine vraenden en andLtgenooteu Prof. F. PIJPEB era Prof. J. TE VPINS&L. Aan hunne vriendschap ben ik voor min arbeid veel verplicht. Bid' verscheidene plaatsen heb ik mine meeninq aan de hunne kunnen toetsen en is hun zoo deskTCndiq oordeel aan dit werk ten goede gekomen ; met name bv~' plaatsen, waar het er op aankwam in de vrv~' verwarde vodzinnen van briefschrfjvers o f dichters den gedachteng¢nq to onddekken . Wie vender mj met inlichtingen is van dienst geweest ontvange hierbj mv~'n dank daarvoor. Ten laatste : hoe dikwvjls heb ik bjj dezen arbetid mn ontslapen vader gedacht ; den kundigen schrjjner van Mennds en David Joris' leven ; den man, bj wien zich met even rake als grondage kennis van de geschriften zvjner vaderen zulk een fjn inzicht in hun geesteljk leven verbond, een inzicht door de hartelijkste lie fde voor hen maar die nooit blind wend gewekt ; en die in vroeger jnren wel me9tigmaal mijn oog hee ft geopend voor velerlei in die goede en trouwe, die vroyne en reehtsehapen wereld, waarin het „Offer des Heeren" geboren is . AMSTERDAM t 1 November 1904 . CRAMEx Het Offer des ileeren na,ar de uitgaaf van 1570 . INLEIDING. Het „Offer des Heeren" is de oudste verzameling van brieven, door nederlandsche duopsgezinde martelaars aan de hunnen geachreven ; van berichten, over bunne gevangenschap en hunnen dood door tijd- en geloofsgenooten to boek gesteld ; van liederen, in de dagen van hun verseheiden op hen gedicht : eene verzameling, die, nog midden in den tijd der vervolging en niet eerst in hare nadagen bijeengebracht, toen even vlijtig is gelezen als verbreid . In dit boekje hebben de mannen en vrouwen nit die kringen, die zich dagelijks met zwaard en brandstapel zagen bedreigd, opbeuring en vertrooeting gevonden . Daaruit is hun vroom vertrouwen op (hods genadigen bijstand telkene verlevendigd ; het heeft hun moed gesterkt om zich noch huns geloofs noch Zijner to schamen, ook niet in het bangst gevaar . Maar zy hebben ook door die brieven, in het aangezicbt des doods gedacht en geschreven, zich telkens weer laten vermanen tot dien levenswandel in rechtachapenheid en liefdebetoon en bereidheid om to lijden, die immers near de Schrift door Christus van de zijnen werd gevraagd . Als geene andere geschriften, misachien Mennds werken uitgezonderd, verplaatst ons het „Offer des Heeren" rechtstreeks, zonder tuaschenkomet van derden in de wereld van gedaebten en gezindheden, waarin het hart van die vromen en goeden heeft geleefd . Voor onze geschiedkennis vloeit hier dan ook eene bron van de grootste waardij . Toch is het bundeltje langen tijd weinig bekend geweest . In de 18i1e eeuw mocht een doopsgezind boekenliefhebber als Schagen het, zelfs in verscheidene uitgaven, bezitten : aan het publiek, dat dergelijke lektuar zocht, sehonk Van BragLt immers reeds Lang en HET OFFER DES HEEREN. in veel grooter overvloed datgeen wat het „Offer des Heeren" wilds bieden . Pit laatste was dan ook in vergetelheid geraakt. De groningsehe hoogleeraar Daniel Gerdes, op wiens veld van onderzoek toch het „Offer des Heeren" juist lag en die, zou men zeggen, toen hij zijne „Historic Evangelii renovati" sehreef, het wel eens most hebben ontmoet, noemt het in zijn „Catalogue librorum rariorum" „martyrologium rarissimum ." Iiij had er voor het eerst van vernomen door een berlijnsch predikant, Grona,u, die in het bezit was van een exemplaar, den druk van 1599, en dit aan G}erdes had gemeld. In de tweeds helft der 19de eeuw werd het anders. Iffier en char kwamen exemplaren en wel van verschillende jaren to voorschijn . De Doopsgezinde bibliotheek to Amsterdam, die der Gentsche hoogeschool, Prof . Doedes, Ds. C. P. van Eeghen e . a. kochten die, welke zij machtig konden worden, aan . De Hoop Scheffer deelde over het boekje een en under mede in de „Doopsgezinde Bijdragen", jaargang 1870 ; Doedes schreef over twee uitgaven, door hem gevonden, in zijne „Nieuwe bibliographisch-historische ontdekkingen", 1876, en in de „Studien en Bijdragen" van boll en Scheffer, IV (1878), bl . 233 vgg. Eindeljjlc leverden Vapder Haeghen, Arnold en Vanden Berghe in de „Bibliographie dea martyrologes protestants neerlanda,is", 1890, II, p . 441-499, eene volledige bibliographie er van . Het Liedboek, achter het „Offer des Heeren" geplaatst, is door Dr . Wieder, „De Scbriftunrlijke liedekens", 1900, en Dr . Wolkan, „Die Lieder der tiViedertaufer", 1903, besproken. Met een woord : het Offer des Heeren is een vrij algemeen bekende t i t e I geworden . Dien vindt men nog al eens genoemd. Van zijn inhoud echter is meestal minder sprake. Wie mag het boekje nog lezen? Welnu, aan dien inhoud weer bekendheid to verscha.ffen ; ieder in de gelegenheid to atellen om daarvan kennis to nemen en van de proeve van zestieudeeeuwsche taal en styl, die het biedt ; de aandacht to veatigen op de wijzigingen, in de op elkaar volgende uitgaven aKtingebracbt, op het kenmerkende van hetgeen de bundel bevat, op de juistheid, sours de onjuistheid vin zijne mededeelingen : ziedaar het doe, waarmee het thane opnieuw wordt uitgegeven . In de 16de eeuw zelve hooren wij over ons boekje niet veel ; weinig meer dan dat het reeds voGr April 1562 to Utrecht werd INLEIDIN(3 . verkocht (zoo beleed VPillem Willemsz . voor bet hof aldaar, „Doopegezinde Bijdragen", 1903, bL 10, 31) ; dat het op den Index vin 1570 is geplaatst (Sepp, „Verboden lectuur", bl, 240) ; en dat Joos de Tollenaer in 1589 het in een van zijne brieven noemt . Nog minder vernemen wij er van, sedert in 1615 het eerete G}root Offerboek was uitgegeven, dat in zijne vier drukken den inhoud van „seecker offerboecxken", d . i, het „Offer des }Ieeren", opnam en ftanvulde, gelijk Van Braght dit in 1660 weer met bet (root Ufferboek deed . Toeh is bet voor dien tijd, tusschen 1562 en 1600, in een buitengemeen groot aantal afdrukken verbreid geweest . Telkens was er eene nieuwe uitgaaf noodig ; in allerlei streken van ons land werd er near gevraagd en is het door verschillende drukkers herdrukt. Van niet minder dan elf uitgaven zijn nog tegenwoordig exemplaren a,anwezig, van eene enkele meer din eon, van andere slechts een enkel, en dan nog soma een in defekten staat . Misschien hebben er nog meer uitgaven bestaan . Zoo eene van 1589, die althans door Schagen in eene eigenhandige aanteekening voor in zijn exemplaar van 1599, op de Doopsgezinde bibliotheek aanwezig, en eveneens in zijn „Naamrol" wordt vermeld ; die ook (op zijn gezag?) door Seheffer, bl . 57, en Doedes, „Studien en Bijdragen", bl. 233, wordt opgegeven ; maar die, geloof ik, de laateten evenmin als ik ooit hebben gezien . Kan het jaartal 1589 op den titel van het Liedboekje van n° . 9 (zie beneden) uitwjjzen, dat dit uit een „Offer des Heeren" met volgend Liedboek, beide van 1589, is nagedrukt? Meer wasrschijnlijk is bet bestaan van eene uitgaaf, die aan de nog aanwezige zal zijn voorafgegaan en van 1561 zal dagteekenen. Ds. Cuperus van Utrecht vermeldde ha,a,r in eene aanteekening, door hem in zijn exemplaar van Schagen's „Naamrol", inagelijks thans op de Doopsgezinde bibliotheek, bijgeschreven. Moes, „De Amsterdamsche boekdrukkers enz.", 1903, afl . 5, bl. 5, neemt aan, dat deze druk er inderdaad is geweest . Pit gevoelen vindt nieuwen steun in hetgeen ik zoo even mededeelde over exemplaren, die reeds voor April 1562 to Utrecht to koop werden geboden. Inderdaad : bedenkt men, niet alleen hoe de overheid jacbt heeft gemaakt op zulke kettersche geschriften en ze, wear zij er beslag op kon leggen, ten vure heeft gedoemd ; maar ook hoe zulke boekjes niet door aanzienlijken en geleerden werden gekoeht, maar uitsluitend in den burgerstand, bij laat bet B IiET OFFER DES HEEREN. zijn niet onbemiddelde handwerks- en landlieden in omloop warm, daar dagelijks werden gelezen en dus het eerst gevaar liepen van to verslijten en verloren to gaan ; voorts, hoe men sedert de uitgaaf van de G}roote Offerboeken (1815-1631) en do talrijke gezangboeken van de 17de eeuw het overbodig moethebben gevonden flu nog de oude onvolledige „Offer's des Heeren" to bewaren ; eindelijk hoe het ~~nige bekende exemplaar van de uitgaaf van 1562 eerst in 1876, dat van die van 1566 eerst in 1887, een der drukken uit bet jaar 1578 (n° . 6) eerst kort voor dit laatste jaar door een toeval voor den dag is gekomen : dan ziet ieder, hoe de mogelijkheid geenszins is uitgesloten dat vroeg of last nog uitgaven zullen worden ontdekt, waarvan wij tot dusver niet weten . Alleen dat daaronder eene editie van 1542 zal voorkomen, zooals Schagen opgeeft, bond ik met Scheffer, bl . 55, de „Bibliographie", bl. 455, en Wieder, bl . 140, voor ondenkbaar of zoo goed als ondenkbaar. De elf thane bekende uitgaven zijn de volgende : n0. 1, 1562 ; n°. 2, 1566 ; n° . 3, 1567 ; n° . 4, 1570 ; n° . 5, 1578a bij Biestkeus ; n°. 8, 1578b to Emden (?) ; n°. 7, 1580 ; n°. 8, 1590 ; n° . 9, 1592 ; n°. 10, 1595 ; n°. 11, 1599 . Yoordat ik van deze elf bekende uitgaven ga vermelden, waarin zjj reeds bjj eerste image blijken zich van elkaar to onderscheiden, jaar van uitgaaf, naam en pleats van den drukker, omvang, enz . : eerat eon enkel woord over alle to zamen . Het is onnoodig er over nit to weiden, van hoe grooten dienst mij bjj de flu volgende beschrijving maar ook bij mijn verderen arbeid de „Bibliographie" is geweest . Daalt zjj telkens tot de kleinste bijzonderhedeu van den druk, de paginatuur, de wit gelaten bladzijden, sierletters, drukteekens enz. of : voor mijn doel is hot niet noodig haar daarin to volgen . A1 de genoemde elf uitgaven zijn in kl . 8° met uitzondering van n0. 1 en 2, die in vierkant 16 0 zijn. Zonder uitzondering daarentegen geldt van alle, dat zjj gedrukt zijn met gothische letter ; dat de tallooze randteekeningen bij de brieven enz . zoowel als in hot Liedboek slechts enkele malen iets anders inhouden dan de opgaaf van de aangehaalde bijbelteksten ; dat zjj alleen op de rectobladzijden zijn gepagineerd en recto- en verso-zijden samen voor een tellen : ook bij hot Liedboek is dit het geval ; eindelijk, dat op hot titelblad zoowel roode als zwarte letters voorkomen . In alle uitgaven INLEIDING}. begint met het Liedboek eene nieuwe paginatuur, alleen niet in n° . 8 en 10. Daarentegen loopt in a11e behalve in n° . 1, 2 en 6, de signatuur van het nOffer des fleeren" in het Liedboek door . Eindeljjk is van al deze elf uitgaven een exemplaar voorhanden in de Doopsgezinde bibliotheek behalve van n° . 2, waarvan de e~nige bekende afdruk zich in de Gentsche bevindt, en van n° . 6, dat alleen dear en in de Utrechtsche bibliotheek aanwezig is . In no. 1 tot en met 7 ontbreekt iedere aanwijzing van pleats en drukker. Dit epreekt ook van zelf. Nergens kon men toen nog zonder gevaar zijn naam aan zulke geschriften geven ; en geldt dit niet meer voor n°. 6 en 7, indien het eerste to Emden, het andere to Amsterdam mocht zijn gedrukt, dan heeft zeker de gewoonte, gevolg van den dwang die kort geleden nog heerschte, nagewerkt en gemaakt dat die opgaaf achterwege is gelaten. De titel en de voorrede zijn van de eerste uitgaaf tot de elfde toe zoo goed a1s dezelfde gebleven . Alleen wordt van n° . 2 of meestal zoowel op dien titel als aan het slot der voorrede vermeld, dat aan deze uitgaaf een en ander is toegevoegd ; ook dan als er sedert de vorige letterlijk mete is bijgekomen en die woorden eenvoudig nit eene vroegere uitgaaf zijn nagedrukt . De druk van de meeste uitgaven is korrekt . Alleen in sommige vellen van die van 1592 - ook de „Bibliographie" noemt deze in typographisch opzicht de slechtste - laat hij veel to wensehen over ; en de drukkers van 1580 en 1599 hebben vrij wat meer fouten gemaakt dan die van 1562 en van 1570, die beiden al feel nauwkeurig zijn. Dat in de spelling vaste regela zouden zijn gevolgd ; dat een volgende drukker zich bij de wijzigingen, die hij in de spelling van zijn voorganger bracht, gelijk bleef, heb ik niekunnen ontdekken . Integendeel, hierin heerscht groote verscheident heid. Dezelfde drukker, die eenige keeren achtereen „maer" in „mer", „iek" in „ic" verandert, laat dan weer en in hetzelfde vel „maer" en „ick" staan. De uitgaaf van 1567, n°. 3 heeft allerlei wijzigingen gebracht in de spelling, die n° . 1 en 2, 1562 en 1566, haar boden ; o. a. in de voorrede en in de beljjdenis van Hans van Overdam. Daarentegen nam zj b . v . de brieven van Jacques d'Auchy onveranderd over. Hare lezingen, die van 1567, zijn voor een goed deel in de uitgaaf van 1570 overgegaap en zoo in alle volgende S HET OFFER DES HEEREN. drukken gekomen . Toch is die uitgaaf vin 1570 (n° . 4) ook veer niet een letterlijke herdruk van n 0. 1, 2 of 3. Zij wjjzigde de spelling op vele plaatsen, maar ook deze wjjzigingen betreffen elechts enkele letters : „ick" voor „ic", „gheloeft" voor „ghelooft" en dergelijke . En zulke kleine veranderingen van schrijfw~;js zijn ook in alle volgende uitgaven nog wel aan to wijzen. Mass, gelijk gezegd, van eenigen regel, daarin gevolgd, kan ik niets bespeuren . Het schijnt, dat bjj iedere nieuwe uitgaaf de zetter of de corrector eenvoudig near invallen to work ging ; de eene meal aan dozen of genen brief bijzondere aandacht wijdde on da,~ .raan cone zijns inziens juistere spelling gaf, de andere maal zijn voorganger letter voor letter volgde ; of dat verschillende zetters er aan werkten . De uitgaaf, die ik thans laat afdrukken, is de vierde, die van 1570. Wanneer op eene enkele pleats eon andere druk eene afwijkende lezing biedt, waarvan hot voor iemand de moeite waard kan zjjn kennis to nemen, zal ik die in eene aanteekening opgeven . Evenzoo zal ik doers, wanneer een der Offerboeken of Van Braght ears of ander woord hebben gewijzigd of door eene duidelijker uitdrukking vervangen. En opdat de lezer over het verschil, dat in spelling tusschen sommige uitgaven bestaat, kunne oordeelen, zal ik achter deze inleiding enkele fragmenten uit meer da,n eene van deze naast elkander laten drukken . Ik sta, er echter niet voor in, dat ears die proeven de verdere bladzijden doorgaans beantwoorden, en twijfeY er dan ook roan, of zich uit dat verschil in spelling jets met zekerheid laat afleiden over het gewest, waarin die tiitgaven zijn gedrukt . Zie verder beneden . Ik laat thane volgen, wat ten opzichte ears iedere der uitgaven vermelding verdient. N0. 1 . 1562 . Bevat na de „Voorrede" de „Belydinge ende eyndinge Stephani" uit Hand . 6 en 7, die van Michiel Satler, een Testament van Anneken (Jane) en verder „belydinghen" en brieven, sommige ale „testament" of „uiterste wil" aangeduid, van 20 martelaars of beriehten over hen ; eindelijk een „Besluyt" . Vierkant 16° ; 286 bll. zonder het Liedboekje. Aan het slot : „ghedrucc (sic) irit jaer MCCCCCLXIJ". Men heeft gebist, dot Nic . Biestkens van Uiest, die toen to Frnden zal hebben gewoond, de dxukker is geweest . INLEIDINGt. De „Bibliographic" twijfelt hieraan ; DZoes daarentegen (bi.9) acht hot op grond van do gebezigde gewanc en sierletters zekcr. 7iet Liedboek, „tracterende vin den Offer dea Heeren", da,arachter gebonden, begirt met een „Totter sangher", is ?1 bladzijden groot en niet sheen als zelfstandig boekje gepa.gineerd, maar het heeft ook eene afzonderlijke signatuur, zie boven. Iiet eindigt aan het slot van het „Registerken" met : „ghedruct int jeer MCCCCCLXIIJ" . 't Bevat 25 liederen, bijna alle op andere martelaars dan die in het „Offer des Heeren" worden behandeld . Bit Liedboek is dus eerst een jaar na het ,,Offer des ileeren" afzonderlijk uitgegeven, maar met de bedoeling oin „gheuoecht to worden bij dat Offerboeck, want de Liedekens eensdeels aemaect zijn van deghene derwelcker Belydinge int Offerboeck staen (waer van wij hoepen onderscheyt to gheuen ende to stellen op den cant daer tLiedt beginner sal) ende want si van eenderley materye tracteren, so dienet wel bjj malcanderen, opdat een yegel.ick die begeerich is to singer of to lesen beyderley bij hem in een cleyn boecxken mach draghen om enz ." Beide werkjes zijn allerkeurigst gedrukt . Ytipier, letter, inkt, het is alles even fraai . Taal en spelling zijn reeds voortreffelijk, mar ook de correctie van den druk laat niets to wenschen over . Het eenige bekende ex. is op de Doopegezinde bibliotheek aanwezig . N°. 2. 1566 . Vierkant 16°. Bevat den herdruk van n0. 1 met dezelfde letter en met op iedere bladzijde dezelfde woorden . '1'och is het, ieder ziet het dadelijk aa,n den minder fraaien druk en aan de arabisehe in pleats van latijnsche cijfers in de signatuur, geenszins hetzelfde boekje alleen met nieuwen titel . De spelling is hier en dear gewijzigd : b. v . fol. 232 v° heeft n° . 1 : „tit, na volghen, ghi, scryven" ; n0. 2 : „tijdt, nae volghen, ghij, schryuen" . N°. 2 zet gaarne „die" voor „de" : „aen die raetsheeren, die Heere", hetgeen n 0. 3 veer soma wel, sours ook niet in „de" heeft veranderd . De titel meldt, „dat er sommighe belijdinghen, die weleke nog uoyt in druck geweest en zijn, hierachter zijn bygedaen ." Dit slaat op eon bijvoegsel met afzonderlijke pagineering en signatuur, hetwelk de testamenten en brieven va,n Jan Geertsz . en die van Ma,yken Booeers bevat. Daarna volgt het „Liedtboecxken", in inlwud van iedere bladzijde insgelijks gelijk aan n° . 1 ; alleen is soins de spelling gelO HET OFFER DEB I#EEREN . wijzigd en in het randschrift op fol . 15 v° jets uitgelaten ; 't heeft cigene pagineering en signatuur, en aan het slot : „gedruckt int jaer DICCCCCLXVJ". De „Bibliographie" onderstelt to recht, dat dit het drukjaar is niet alleen van deze uitgaaf van het Liedboekje mass ook van dit „Offer des Heeren" en van het Bijvoegsel, die geen van beiden een jaartal hebben . Dloes t . a. p . neemt deze uitgaaf, die anders met dezelfde letter is gedrukt als n° . 1, niet onder de drukken van Biestkens op . De signatuur in dezen druk loopt nog niet zooals die in n° . 3 door . Alleen to Cent voorhanden . N°. 3. 1567. Deze uitgaa,f bevat niets meer dan n° . 2. De testamenten enz . van Jan Geertsz . en Mayken Boosers vormen hier niet een afzonderlijk bijvoegsel, maar zijn in het „Offer des Heeren" zelf, aan het einde, opgenomen. De signatuur loopt in het Liedboek door, dat echter eene eigene pagineering heeft . Voorts is deze druk de e~nige, die jets uit de oudere heeft weggelaten : het „Totten sangher", hetwelk in het Liedboek vin n°. 1 en n°. 2 voorkomt, en vender onder de brieven van Mayken Boosers uit het bijvoegsel op n~. 2 den tweeden, dien „vanden kinderen an haer moeder" . Beide ontbreken flu ook in al de venders drukken. Voor die weglating kan ik geene reden vinden . Zie over de veranderingen, in de spelling van 1562 (of 1566) aangebracht, hierboven bl . 7. Het jaartal 1567 staat opgegeven aan het slot van het Liedboek en wordt ook voor dit „Offer des Heeren" zelf aangenomen . Volgens Moea is ook deze druk (even fraai als n0. 1) van Biestkens . Een exemplaar bevindt zich to Amsterdam, een ander was of is nog in het bezit van fir . Osgood, Chester, N . Amerika. N°. 4. 1570. Deze druk heeft dat jaartal zoowel op den titel van het „Offer des Heeren" a,ls aan het slot van het register achter het „Lietboecxken" . Hij is volgens de „Bibliographie" en Moes alweer van Biestkens. Over de spelling zie boven hi . 8. „Noch zijn hier by ghedaen veel Liedekens, Belijdinghen, ends Brieuen, die noyt in druc en zijn geweest", meldt de titel . Inderdaad bevat deze druk behalve al de brieven enz. van n° . 3 in dezelfde volgorde, vermeerderd met een nieuwen brief van Claesken, bovendien INLEIDING}. 11 achter dien van Mayken Boosers eenige met afzonderlijk titelblad : „flier nae volghen noch sommighe Belijdinghen ende sendtbrieuen enz." Daaronder zijn die van Weynken Claes (Wendelmoet Claeadochter) nit Monnikendam, 1527, van Fije en Eelken, to Leeuwarden, 1549, e . a. ; van dezulken dus, die ook ten tijde dat n0. 1-3 werden uitgegeven reeds eenige jaren geleden den ma,rteldood hadden ondergaan . Verder is hier voor het eerst achter ieders brieven en belijdenis een „liedeken" ingevoegd, „wt de voorgaende materie ghenomen ende wtgesocht, hier ende daer, dat ons dochte het principaelste ofte leerachtichste to zjjn, enz ." : zie verder het slot van de voorrede ; liederen dus, door den verzamelaar zelven uit den inhoud der brieven samengesteld . Deze uitgaaf vindt men hierachter herdrukt . In het eene van de beide bekende exemplaren, dat zich in de Doopsgezinde bibliotheek bevindt (het andere is in het bezit van Ds. C. P. van Eeghen), is fol . 114 niet verloren gegaan maar opzettelijk uitgeknipt ; zonder dat in hetgeen doze bladzijde bevat eene reden daarvoor is to ontdekken . N°. 5. 1578x . Herdruk van n°. 4 met andere letter, zoowel wat betreft de gewone als de sierletters, en gewijzigde spelling . Op den titel zijn de woorden : „Noch zijn hier by ghedaen . . . . die noyt in druc en zijn geweest" nit n~ . 4 overgenomen . De volgorde is dezelfde : Jan Geertsz, en Mayken Boosers achter de martelaars, die in n° . 1 en 2 waren opgenonien ; en eerst daarna, met afzonderlijk titelblad, tiVeynken Claes en de volgenden : alles, ook het „Lietboecxken" met doorloopende signatuur, doch dit laatste met nieuwe pagineering . Aan dat „Lietboecxken" is aan het Bind een nieuw lied toegevoegd : „van twee vrome Christenen opgheoffert tot Delft, Anno 1571" . - Het jaar staat op den titel . Deze druk wordt met evenveel recht als de voorgaande uitgaven aan de drukkerij van Biestkens toegekend . Aanwezig op de Doopszinde, de Koninklijke en de Utrechtsche bibliotheek . N°. 6. 1578b . Deze uitgaaf, die hetzelfde jaartal als n° . 5 op den titel heeft, is van eene andere drukkerij afkomstig dan deze en de overige, die aan haar voorafgingen en die alle aan Biestkens 12 HTT OFFER DES HEERLN. worden toegekend . Het verschil in spelling tusschenhaar en n° . 1-5 moge niet grooter zijn dan dat tusschen deze onderling, het formaa, t hetzelfde als dat van a° . 3-5 : de gewone zoowel als do sierletters zijn andere en de titel suet zjjn vignet komt in Been andere uitgaaf voor. De uitgever van dit n°. 6 heeft veel zorg besteed aan de inrichting van het boekje en deze zeer verbeterd . Hij nam n .l, datgeen wat tot dusver achter het „Offer des Heeren" was bjjgevoegd of in een afzonderlijk toevoegsel was geplaatst in het work zelf op eu sehikte voor het eerst al de martelaars, van wie brieven enz, worden medegedeeld, in tijdsorde . „Wij hebben," zegt hij in zijne voorrede, „eens yeghelicx Belijdinge Brieuen oft '1'estamenten gheset achtervolghende den datum van den jare daer in een yegelijck opgheoffert is" . . . . Pat er „Brieuen van personen, tot lessen toe, zijn by geuoecht," drukt hij nit de voorrede van n°. 4 of n°. 5 na, terwijl hij dan laa,t volgen : „noch hebben wij weder op nieu twee under daerby ghevoeght, met noch sommighe Liedekens." Deze twee zijn I3endrick Verstralen en 11'fayken Deynoots, beiden in 1571 gedood. Het Liedboekje, hetwelk afzonderNjlie signatuur heeft en op den titel hetzelfde jaartal en vignet draagt all het „Offer des Heeren", bevat insgelijks jets meer dan een der vorige uitgaven : behalve de liederen van n °. 4 en dat op de „twee vrome Chrietenen opgheoffert to Delft 1571" nit n" . 5, nog bovendien „Een Liedeken van XLI vrienden, binnen gent gedoot tusschen LXII en LXIX" en een „van Gerrit Corneliszoon tot Amsterdam ghebrant An. 1571". Beide zijn insgelijks op hunne chronologische plaats ingevoegd . Aan het slot van iiet Liedboekje heet het : „Voleynt den vijfsten Novembris, Anno MDLXXVIII." Het is mogelijk, dat de drukker van deze uitgaaf n" . 5 heeft gekend en daaruit dat e~ne lied heeft overgenomen . Ook komen beide veelal in spelling met elkander overeen, zelfs in kleinigheden . A1 hetgeen n°. 6 meer dan n°. 4 heeft vindt men hierachter all bijvoegsel tot den herdruk van deze laatste uitgaaf. Waar en door wien dit n° . 6 is bezorgd ? Het vignet een engel, die een doek van een altar opheft ; onder het altaar eene gekromde menschengedaante ; het randschrift luidt : ,,() heere hoe langhe en wreket ghij onse bloet niet ouer den gheene die opter aerden woonen Apocalip" komt ook voor op den titel van de INLEIDINGF . 13 tweede uitgaaf van Van Haemstede, zonder naam van plaa,ts of drukker in 1565 uitgegeven, en van „Brevis ex verbo dei tractatus etc." van Scheltco a Ieveren, Emd . 15'I5 . Dus behoorde het toen althans aan een emdenschen drukker, wiens naa,m echter op die titels niet wordt opgegeven . lle sehrijver van het artikel „Emdens Buchhandel u. s. w." in „Ostfriesisches Monatblatt", 18'I8, die op bl. 498 van een en ander melding maakt, houdt Goossen Goebens voor den uitgever, maar heeft daarvoor geen anderen grond dan dezen dat hij nit de jaren 1577-9 geen andereu drukker to Emden kent. De „Bibliographie" vindt dit niet onwaarschijnlijk . Ik wel. Immers Goebens heeft in 1579 het „ProtocolP' van het Emder dispuut tusschen de Gereformeerden en de Doopsgezinden ter perse gelegd volgens opdracht van Graaf Johan van Oostfriesland . En nu twijfel ik er ten, of de hervormde overheid die opdracht zal hebben gegeven aan een man, van wiens pers kort to voren een „Offer des Heeren" hot licht had gezien . Was het titelvignet door den emdenschen drukker van een under, die het in 1565 had gebezigd, overgenomen ; of was hij zelf reeds in 1565 werkzaam geweeet ? Ik zou niet weten, hoe dit uit to waken . Alleen de Gentsche en de iltrechtsche bibliutheek bezitten een exemplaar van deze uitgaaf. N°. 7 . 1580. Herdruk van n° . 4, 1570 met op iedere bladzijde dezelfde woorden en maar enkele wijzigingen in de spelling . Voor dezelfde letter wordt meer dan eene type gebruikt, even als dit ook in andere uitgaven voorkomt . Wat de twee uitgaven van 1578 ieder meer daai n° . 4 bevatten ontbreekt in deze, die ook de chronologische rangschikking van n°. 6 niet heeft. De vervaardiger van dezen druk heeft dus n° . 5 en 6 niet gekend. Het is niogelijk, dat n~. 5 van denzelfden uitgever is a,ls n°. 4 en dat n° . Z nit eene andere drukkerij is voortgekomen mar even goed kunnen n°. 4 en 7 van dezelfde pers, d. i. dan vermoedelijk die van Bieetkens, zijn. Zoowel op den titel als aan het slot van de voorrede woidt, al kwam er mete nieuws bij, het bericht over de „Belijdinghen enz ., hier by gheuoecht" nit de uitgaaf van 15'IO overgenomen . Aan het einde van het Liedboekje volgt (in een exemplaftr, dat in het bezit van Prof. Doedes is geweest ; in het amsterdamsche ontbreekt dit vel) 14 HET OFFER DES HEEREN. het Register en daaronder : „Ghedruckt in het jeer ons Heeren, M.CCCCC.LXXX." Ook op den titel staat dit jaartal opgegeven. Een exempTaar is in de Doopsgezinde bibliotheek aanwezig . N°. 8. 1590 ; welk jaartal echter niet op den titel van bet „Offer des Heeren" staat, maar op died van het „Liedtboecxken", dat met doorloopende signatuur en paginatuur achter het eerste volgt . Op de beide titels : „T'Amstelredam, Bij Willem Jansz . Buys, woonende in de Waermoestrate, in den Liesveltschen Bybel." Een afdruk van n°. 6, 1578b, zonder eenige toevoeging, al zijn ook op den titel en aan het slot der voorrede de woorden over bijgevoegde brieven enz . opgenomen, op den eersten uit n° . 4, 5 of 7, in de laatste uit n° . 6. Dit is de eerste uitgaaf met naam van pleats en drukker en waarin de paginatuur van het geheele bandje doorloopt, hetgeen in n°. 9 en 11 weer niet, maar in n° . 10 insgelijks het geval is . Aanwezig in de Doopsgezinde bibliotheek . Nn. 9. 1592. Deze uitgaaf onderscheidt zich in meer den een opzicht van al de andere . Zij heeft den gewonen titel, maar even als n°. 6, 1578b slechts tot aan de woorden : „wiens macht duert van eeuwicheyt tot eeuwicheyt . Amen" toe . Dan volgt : „Hier is noch by geuoecht van sommige vrienden opgeoffert, so tot Antwerpen, als to (dent ende tot Yperen tsedert den jare 1576 . tot den jare 1592 . die noyt in druc en zijn geweest" . Daaronder een vignet met randschrift : „siet ick sta aen die deure ende cloppe : etc. Apocalipsis . 3. v. 20" . Het stelt een burcht voor met twee hamerende werklieden en de initialen I. E. C. er onder, - aanwijzing van den amsterdamschen drukker Jan Everts Cloppenburgh . Onderaa,n „ghedruckt int jeer ons Heeren M .D.XCI". Op den titel van het „Lietboecxken" keert het vignet terug, waaronder : „Anno M.D.LXXXIX". Pat op den titel van dit „Offer des Heeren" van martelaars juist na het jeer 1576 sprake is vindt zijne verklaring hierin, dat in dit jeer, da't van de G}entsche pacificatie, de bloedige vervolging tot staan was gekomeB . In Januari 1576 vallen de laatste ketterexecuties, de laatste ten minste voor een tijd . Maar in hot zuiden beginnen zij weder voor to komen, schoQn in kleiner getale INLEIDINGF. 15 dan voorheen, na de onderwerping dier provineien door Parma, „nae acht oft thien jaer doen het Pausdom wederom wat op sijn voordeel quam", heet het fol . 282 r° . Daar de signatuur van hot geheele bandje doorloopt en dus het Liedboek na het „Offer des Heeren" gedrukt moet zijn ; dear voorts op den titel van dit laatste van die bijgevoegde berichten over martelaars, in het jar 1 592 geofferd, sprake is en inderdaad op fol. 282 ro gezegd wordt hoe „de tyrannye van het Pausdom nu noch Anno 1592. Jn Julius binnen Ghent op het s'Graven Casteel is ghebleken, al waer sy doen twee mermen persoonen met namen Meus Panten ende Michiel N. hebben geworcht en gedoot enz ." is het jaartal 1591 op den titel onjuiat en is 1589 op dien van bet Liedboek evenmin het jeer vin dezen druk . Doedes, de ontdekker en vroegere eigenaar van het ~enige bekende exemplaar van deze uitgaaf, heeft eene oplossing van dit raadsel aan de hand gedaan, „Studien en Bijdragen" van Moll en Scheffer, IV (1878), bl. 233 vgg. ; de „Bibliographic", II, p . 492 vgg., eene andere . Wie een vraagetuk als dit de moeite van het to overwegen waard acht, kin nog eene derde mogelijkheid aannemen, n .ll dat de drukker eene uitgaaf van 1589 (ons onbekend, maar zie boven bL 5) nadrukte en verzuimde het jaartal op den titel to wijLigen : hetgeen niets ongewoons $ou zijn . - Deze uitgave heeft jets grooter letter din al de vorige . Sommige vellen 4jn verregaand slordig gedrukt ; reeds op den titel werden, de lezer beeft het wa .arsehijnljk zoo even al opgemerkt, woorden uitgelaten . De voorrede is eenvoudig een herdruk van die van n° . 6, 1578b ; alleen is aan het clot „op nieus twee ander daerbjj gevoeeht,' in „op nieus vier ander enz." veranderd. Die twee meer zjjn de bovenvermelde Mattheus (Rerneus) Panten en Michiel N. De brieven aan en van den eerste, in dat bijvoegsel voorkomende, zjjn in de beide latere uitgaven, n°. 10 en 11, weer niet opgenomen . In den inhowl is nauwlijka reden voor die weglating to ontdekken . Of vonden de drukkers dezer uitgaven, dat die martelaarsbrieven toch to ver beneden het gemiddelde gehalte der andere blijven? Ik zou hun Been ongelijk geven . Eene andere verklaring, volgens welke Willem Jansz. Buys in 1595 deze uitga,a,f van 1592, door zjjn eigen etadgenoot bezorgd, niet zal liebben gekend, is al zeer onwaarsehgnlijk . Ik hoop aan het eind van dit deel die brieven op to nemen . Y G AET OFTER DES HEEREN. Het eenige bekende exemplaar van deze uitgaaf bevindt zich in de Doopsgezinde bibliotheek. N°. 10. „Tot Amstelredam . Bjj Willem Jansz . Buys, woonende in den Liesveltschen Bijbel, Anno 1595" . Iierdruk, bladzijde voor bladzgde, van den druk van 1590, n°. 8, die, zelf niet dan een herdruk van n° . 6, 15786, bij denzelfden uitgever was versehenen als dit n° . 10. Voor eenige letters zijn andere teekens gebruikt ; ook de spelling is bier en dear jets gewijzigd . De paginatuur loopt in het Liedboekje door, geljjk alleen nog in nO. 8 pleats vindt . Op den titel prijkt nog altijd het : „noch zijn hier by gedaen veel Liedekens . . . . die noyt in druck en zijn gheweeet," hetwelk ook reeds in n° . 5, 7 en 8 uit den titel van n 0. 4, 1570 was overgenomen, - terwijl er hier zoo min als dear ook maar e~ne bladzijde bijgevoegd is. De Doopsgezinde bibliotheek en ik zelf bezitten een exemplaar. N°. 11. „Tot Harlinghen. Bij mij Peter Sebastiaenszoon . Int jaer oils Heeren M.D.XCJX". Herdruk van no . 6, 8 of 10 . Het Liedboekje heeft hier weer eene afzonderlijke pagineering . In deze uitgaaf wordt voor het eerst niet langer op den titel van bijvoegselen melding gemaakt. Bij meer dan een exemplaar van deze uitgaaf is gebonden „Sommige Brieuen ofte Belijdingen . . . . van Joos de Tollenaer . . . . Tot Harlinghen . Bij mij Peter Sebastiaenezoon, Int jaer ons Heeren M.D.CXCJX". Het boekje heeft eigene signatuur, in het geheel geene paginatuur, en komt ook voor als afzonderlijk geschrift. Als zoodanig bevindt het zich in de Wolfenbuttelsche en de Gentsche bibliotheek ; de uitgaaf van het „Offer des Heeren" van 1599 met dat geschriftje er bij in de Doopsgezinde bibliotheek . Iiiermede is het noodige over de elf uitgaven van het „Offer des Heeren", die wij nog bezitten, gezegd . Haar inhoud ziet men in` deze lijst, die ik met toestemming van Dr . Ferd. Vander Haeghen en onder toevoeging van den naam der plaatsen en van de jaartallen uit de „Bibiiographie" • overneem. INLEIDING. Inhond van het "Offer des Heeren" en het "Liedtboecxken". 17 Ret teeken * wijst aan, dat in die uitgaaf een bericht, brieven enz. op naam van dien persoon voorkomen; - dat deze met een lied worden besloten; het teeken : ~ -, dat op de brieven van een tweetal personen een enkeI lied voIgt. * Bet Offer des Heeren. Stephanus Michiel Satler, Rottenbnrg in Wurttemberg, 1527 Weynken Claesd. (nit Monnikendam), den Haag, 1527 Anneken, Rotterdam, 1539 Jan Claess., Amsterdam, 1544 Elisabeth, Leeuwarden, 1549 Fije ende Eelken (nit Oldeboorn), Leeuwarden, 1549. Bans van Overdam, Gent, 1550 (1551 ?). . . . . Hans Keescooper (nit Wervick), Gent, 1550 Jeronimus Seghers, Antwerpen, 1551. Lijsken, zijne vrouw, " 1551 Peter Bruynen, Antwerpen, 1551 Jan de oude Cleercooper, Antwerpen, 1551. Adriaen Cornelisz. (nit Delft), Leiden, t 552. Peter van Wervick, Gent, 1552 Joos Kint (nit Kortrijk), Gent, 1552 . Peter Witses, Leeuwarden, 1553 . . Claes de Praet, Gent, 1556 Jorian Simonsz., Haarlem, 1557. Willem Droochscheerder, Antwerpen, 1557. Jacques (nit Antwerpen), Leenwarden, 1559 Claesken, "" Adriaen Pan, Antwerpen, 1559 . Hans de Vette, Gent, 1559 Hans van der Maes, Waestene in Westvlaanderen, 1559. Lenaert Plouier, Antwerpen, 1559. Gielis Bernaerts, " " Jan Geertsz, (van Texel), den Haag, 1564 . Mayken Boosers, Doornik, 1564. Gielis Mathijsz., Middelburg, 1564. Clement Henricksz., Amsterdam, 1569 Hendrick Verstralen, Rupelmonde, 1571. Mayken Deynoots, " " Aan de Gheuanghenen tot Ghent nit Antwerpen, 1592. Mattheus Panten (van en aan), Gent en Haarlem, 1592. J008 de 'I'ollenaer, Gent, 1589 II. 1 ·1 : : : ======:== : : : ----- I - * * * * * * * * * * * * *1* * * * * * * * * * * * * * * 1-\--\--1-- * :1: ===:=:=== * * * 1=1=1=:='=1== * * * ---i-- -1- * * * - - -1- - - - * * * ---,---- : : :1=1=1=1=1=1== * I: :1=:=:=:=1=1== * * i-i-i-l- - -- i=i=li=!=I=== I I -I --- ! ,*1 * * * * , i I * iii i I : I * 2 * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *y* !* * 1563. ********** ************* * * 1566. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1567. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1570. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1578a. • *************************** 1578b. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1580. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1590 . bet eenig bekende ezemplaariaverder ********************** 45922 inkompleet . • ***** ***************** *** * 1595. • *************************** 1599. 18 RET OFFER DES HEEREN. .1*1* *'*1* *1*1*' * * * * *1* * * * * 1*1* * *1* * *1 1* * i *I * * I *. * * * * 1**11* ** **1*******1** ** *1***1***1* * *1* * *:* * *1*1 * *1* * *[* * * * * ****1**** * **+:-*1**** * * * * *1* * * .ie- * ******1** * ****1**1** * * * .)Eo *1* *i* * * .;.:-******* * ******** * ******** * ******** * * * * * * * * *1 * ****1****1* * * * * .ie- * * *' * * * * * * * * *Iu~ * * * * * * * *]~. .:ilG).,a * * * * * * * 3f 1.8 :J * * I·~·: ;- : ~:j * * I' * * * tQ,)~".a=l~ ~ Een liedtboecxken. Van 't lyden Christi Frans van Boolsweert, Leeuwarden, 1545 Twee jofIrouwen van Beckom, Delden, 1544 y. Broe. ende iij. Sust., Gent, 1551 . iij. Vrienden, Antwerpen, 1551. . ij. Vrou. ende iij Man., Leiden, If)52 Dauid ende Leuina, Gent, 1554. . . Gielis ende Lijsbetb, Gent, 1551 Joos Verbeeck, Antwerpen, 1561 Willem Cleermaker, Antwerpen, 1560 Een Christen te Vueren (Veurne), 155i3 . Jan Jansz, Brant, Geervliet, 1559. Janneken, Antwerpen, 1560 . xij. Vrienden van Gent, 1559 . . . Goris ende Joachim, Antwerpen, 1560 xxij. Vrienden, Antwerpen, 1555-1560. iiij. Vrienden van Lier, 1550 (1551?) . . iiij. Vrienden te Leyden, 1552 . Ses Vrouwen, Antwerpen, 1559. Jorian ende Clement, Haarlem, 15fl7 . Calleken Strincx, Yperen, 1561. . . .. . Vraghe ende Antwoort: Peter v Wervick, Gent, 1552. Geuangenen tot Yper, 1561 Jacques (nit Antwerpen), Leenwarden, 1559 Jan Schut, Vreden, 15G1 . XLI. Vrienden, Gent, 1562-1569 Gerrit Cornelisz , Amsterdam, 1571 Jan Henricksz. en Marten J ansz., Delft, 1571. * *' * * * * * * * * * * * * *' * * * * * * * * * * * * * * * * * * * '*,* * * * * *' * * * * *' * * * *' * * * * '* * Men behoeft deze lijst maar in te zien om te begrijpen, waarom ik niet de oudste uitgaaf maar de latere van 1570, n", 4 heb gekozen om te laten herdrukken. Eerst met deze uitgaaf heeft het "Offer des Heeren" den vorm erlangd, waarin het verder zijn weg is gegaan. De bundel is daurin voltooid en tegeljjk afgesloten. Het wemige dat uit de vorige drukken is weggelaten, het stukjo "Totten Saugher" en een brief van de kinderen van Mayken Boosers aan hunne moeder, is van weinig of geen beteckenis. Evenmin brengen die stukken, die n", 6, 15781) en n", 9, 1592 nog boven den inhoud van nil. 4 bieden, in dit laatste een enkel nieuw bestanddeel of wijzigen zij iets in den toon en de strekking van het boekje. Zoo doet evenmin het lied, waarmedo n", 5, 1578a het Liedboek heeft vermeerderd. Ik neem intusschen uit * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *y* !* * 1563. ********** ************* * * 1566. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1567. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1570. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1578a. • *************************** 1578b. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1580. • * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 1590 . bet eenig bekende ezemplaariaverder ********************** 45922 inkompleet . • ***** ***************** *** * 1595. • *************************** 1599. INLEIDINGt . 19 dit alles een en ander in de derde afdeeling van deze nieuwe uitgaaf op. Van mijne keus zal ik to zijner plats, in de Inleiding up die derde afdeeliug, rekenachap geven . Het „Offer des Heeren" doet, wanneer wg het thane lezen, een drietal vragen rijzen, waarop ik voor zoover mij dat mogelijk is antwoord wil geven . Waa,r hebben wij den verzamelaar of de verzamelaars to zoeken? Voorts : vanwaar ontleende hij of ontleenden zij hetgeen zjj in druk gaven en kunnen wij er op rekenen, dat zij in hunne bouwstoffen niets hebben veranderd of weggelaten ; ook, da,t wij bier echte bescheiden voor one hebben ? Eindelijk : de vraa.g near de strekking vin bet boekske ; near de denkbeelden, waardoor bet zich kenmerkt ; den geest, die zijne schrijvers en zijne verzamelaars heeft beheerscht. Wear, in welke stad of althans in welk gewest, is let boekje samengesteld? Uit den druk, de lettertype en dergelijke blijkt dienaangaande niets. Het vermoeden is op Emden gevallen : zie boven bl. 3, 9 ; ook bl. 39. De voorrede (,,wuiisehe") pleit niet daartegen . Of zullen wij aan Holland denken P of aan Antwerpen ? Maar zie de aanteekening op fol . 88 v°. Evenmin verschaft de bijbelvertaling, door de verzamelaars gebruikt, ons eene of andere aanwijzing dienaangaande ; terwijl eindelijk daarover ook nieta volgt uit de keuze van de martelaars, van wie met voorbijgaan van andere in bet „Offer des Heeren" brieven zijn opgenomen ; uit de plaatsen, waar zy zijn gevestigd geweest of wear zij „hunne offerande hebben gedaan." De beide laatste punten verdienen echter ook om andere redenen de aandacht. Wat den Bijbel aangaat : natuurlijk moot men onderseheiden tusschen de uitgaaf, waarvan zieh de verzamelaar heeft bediend, en de _ uitgaven, die in de brieven der verschillende martelaars worden aangehaald. Welke doze laa,tsten zijn, heb ik niet kunnen ontdekken, en ik twijfel er aan of eon verder omslachtig onderzoek daarnaar de moeite zou loonen . Sommige teksten 4jn in den vorm, waarin zij bier voorkoinen, nergens to vinden : „de rooaen 20 HET OFFER DES HFEREN. voor die honden werpen", Mt. 7 : 6, in een brief van Hans pan Overdam (1550), fol . 38 rn ; „laet uw licht bernen voor die menschen", Mt . 5 : 16, bij (delis Bernaerts (1559), fol. 217 r°. Het N . T., door Mattheus Jacobs 1554 en 1558 gedrukt '), heeft dear (evenals de bijbel van Biestkens, in 1 560 verschenen) : „laet uw licht lichten". Het is natuurlijk mogeljk, dat die briefschrijvers nit het hoofd aanhalen en hun dagelijksch spraakgebruik volgen ; ook, dat zij zich hebben vergist . Waarschijnlijk echter vind ik dit bij hun staan op het letterlijke woord der Schrift en Lunne groote bjjbelkennis niet . Ten opzichte van den verzamelaar hebben wij meer zekerheid. Hjj gebruikte het genoemde N . T. van Mattheus Jacobs. Dit bljjkt uit de vele bladzijden, die hij onder „De belydinge Stephani" nit Hand . 6 : 8 vgg. volgens die vertaling uitschreef, niet volgens die van Biestkens ; en dit, terwijl toch de bybel van dezen, in 1560 verschenen, reeds in zijne handen is geweest . Immers uit dezen alleen kan hij zijne aanwijzing van de uit het 0. T. aa,ngehaalde bijbelplaatsen hebben genomen . Wel heeft n1 . ook Mattheus Jacobs de tweevoudige indeeling van de hoofdstukken zoowel in verzen als met letters, die verder in geene nederlandsche vertaling dan in die van Biestkens voorkomt ; ma,ar liij biedt alleen het N. T., niet mede het 0 ., en de dubbele indeeling wordt in de randteekeningen van n° . 1-5 en Z van het „Offer des Heeren" bij 'den geheelen bijbel gevolgd . Eerst de uitgaaf van 1578b en die van 1590 met de latere lieten de letters weg en drukten „lllatth . 5 : 1", niet langer „Matth. 5. a. 1". De andere vraag, hierboven door mij a,a .ngeetipt, om welke reden het „Offer des Heeren" de brieven en belijdenissen juist vin dezen en dien martelaar wel mag hebben opgenomen, daarentegen die van genen niet, levert, zie ik goed, geene moeilijkheid op . Die reden zal wel deze zijn, dat de uitgevers van n° . 1-4 niet meer brieven tot hunne beschikking hadden . Andere, later aan het licht gekomen, scholen in hun tijd nog in de gezinnen der getidresseerden ; en wat toen reeds gedrukt was, bepaalt zich tot het 1 Mattheus Jacobs zocht men vroeger, ook Ledeboer nog, to Amsterdam ;~ hi'J was echter to Keulen gevestigd . Zie Moes, De Amst. boekdrukkers, bl . 65 ; verder Prof. Muller, Doops9 . JaarboekJ'e, 1837, bl . 52 vgg ,; , en vooral den vliJ'tigen arbeid van Van Druten, Geschied. der nederlandsche B "~belvertaliny , II, 529 vgg . INLEIDING. 21 berieht over Satler, Anneken's testament, Wouter v . Stoelwijok's „Vermaninghe" en misschien Thomas v. Imbroeck's brieven . De eersten namen zij op, de laatsten niet . Kenden zij ze niet? of omdat Wouter's boekje geen brief en Thomas een martelaar uit den vreemde is ? Hoe 't zij, toen in en na 15'I7 van nog andere martelaars brieven afzonderlijk verschenen, die ongetwijfeld in de kringen der uitgevers van n°. 5-11 van het „Offer des Heeren" wel bekend waren : toen hebben deze eenvoudig hun boekje gelaten zooals het was . Hoe omvangrijk ware het ook anders niet geworden! Iiet moet aan zijn particulieren smaak hebben gelegen, dat n° . 6, 1578b de brieven van Hendrick Verstralen opnam ; aan eene andere toevalligheid, dat n°. 9, 1592 zoo deed met de weinig beteekenende van en aan Remeus Panten. Die van Verstralen werden nu ook in de verdere uitgaven nagedrukt. Er is geene enkele reden om daarin eene bijzondere bedoeling, een of ander bijzonder opzet to zoeken . Evenmin in de toevoeging aan hot Liedboekje van eon enkel uit de liederen, die allengs in al grooteren getale werden gedrukt . Eene eigenaardige tendenz, die jets over de herkomst leeren zou, heeft het „Offer des Heeren" niet. Zie ook beneden. De tweede vraag, waarop de hedendaagsche lezer vin hot „Offer des Heeren" licht antwoord zal verlangen, is doze : vanwaar had de verzamelaar de stukken, die hij in druk gaf ; en heeft hij die nauwgezet, zonder er jots in to wijzigen opgenomen? „So heuet o n s t) goet ghedocht" - hoot hot in do voorrode van n°. 1, 1562 - „te vergaderen Belydingen sendbrieuen ende Testamenten, van somige opgeofferde kinderen Godts n a g e 1 a t e n" 1 ) . En in hot „Totten Sangher" voor in het Liedboekje van n" . 1 : „So heuet m y t) goet gedocht by eon to vergaderen die Liedekens die ons in scrift achterghelaten zijn van opgheofferde kinderen Gods, sonderlinge die van verraden, vangen . . . . ende dooden tracterende zijn ." En later : „Aldus hebben w y t) nu wt verscheyden copien, so wel gedruct als geschreuenl), vergadert dusdanige Liedekens als voorseyt ." 7 Ik s1'atieer. --Nat uur~li'k wordt anders in deze Inleiding steeds naar de folio's van ° X570 verwezen, die in dezen herdrnk o den rand staan aangegey, er}~ 22 AFT OFFER DES-HEEREN . De uitgaaf van 1570, n° . 4 spreekt op den titel van de brieven der zes martelaars en van de liederen, beiden in haar voor bet eerst opgenomen, als van zulke „ d i e n oy t i n d r u c z ij n g ew e e s t " i). Ten opzichte van eene, Wendelmoet Claesd., vergiste zij zieh of wel zij vond het niet de moeite waard die gene uitzondering to vermelden. Immers over deze, die reeds veertig jaren geleden was gedood (1527), had zjj een bericht gerftadpleegd 't welk kort na dat sterven het licht had gezien . Het is alleen in waarschijnlijk gelijktijdige duitsche vertaling nog voorhanden : zie de „Bibliogra,- phie", I, bl . 81 vgg. ; Fredericq, „Corpus document . inquisit . Neerland.", V, bl. 274 vgg., 370 vgg., 381 . Evenzoo had reeds n° . 1 het Testament van Anneken ontleend aan een vliegend bla .d, hetwelk in het jeer van htiar dood was gedrukt en waarvan een latere druk (maar toch nog van voor 1562) op de Doopsgezinde bibliotheek wordt bewaard. Ook de brieven van Hendrick Verstralen, die voor het eerst in n 0. 6, 1578b voorkomen, kunnen zeer goed aan een gedrukt exemplaar zijn ontleend . Zjj waren in 1577 en volgens Schagen's „Naamrol," bl . 117, reeds in 1571 uitgegeven . Van die brieven enz ., die zij voor 't eerst lieten drukken, hadden de verzamelaars misachien sours het origineele schrift voor zich. Ma,sir ook aan afschriften heeft het niet ontbroken . „Ist moghelijck," echrijft de Gfentenaar Hans de Vette (1559), fol . 201 v°, „laet bier of een copije tAntwerpen aeu onse kennisse ende seyndt ecne Westwaerts aen onse kennisse ." En zij, a,an wie Hans van Overdam (1550) verzoekt : „als desen brief gelesen is, so beschict hem na Antwerpen, dat hij index gemeynte to Emden beschict werde," fol. 40 r°, zullen wel eerst zelven copie daarvan hebben genomen . Trouwens dat de uitgever (of uitgeeers) van het „Offer des Heeren" de brieven in schrift bezat, zegt hij niet alleen in de voorrede het wordt ook `vaarschijnlijk door de ometandigheid, dat hij sours eene uitdrukking, zijns inziens voor den lezer onverstaanbaar, op den rand opheldert : fol. 192 r°, 195 v°, 231 v°, 253 r° ; Liedboekje, fol. 3 r°, 12 v° . Had hg daar gedrukte stukken voor zich gehad, het zou minder voor de hand hebben gelegen zoo to doen . Hetzelfde geldt van de tuyschen haakjes in den tekst gevoegde woorden : fol. 56 v°, 206 v°, 251 v° en 273 r° . IIk s aPtieer, INLEIDING}. 23 Saar aan hetgeen de verzamelaars of drukkera van onze „Offers des I3eeren" zoo ter hunner beschikking vonden voegden zjj nog zelven een en ander toe. Zij plaatsten dikwijls achter do brieven van een martelaar een kort bericht over zjjn flood . Ook de omstandige verhalen van de gevangenschap en de verhooren van Jan Claesz . en van anderen kunnen evengoed door hen uit inondelinge beriehten zijn opgesteld, misschien uit hetgeen zij zelven nit den mond der alaehtoffers hadden gehoord, als overgenomen nit gedrukte vliegende blaadjes, die zij nog in handen zullen hebben gehad maar die thans verloren zijn. Bovendien bracht de verzamelaa, r (of verzamelaars) van n°. 4, 1570 datgeen wat door de brieven van iederen martelaar over zijne verhooren, zone pjnigingen, enz. was medegedeeld op rim, welke verzen hij flan op die brieven lief volgen. Hij vertelt zelf in de voorrede een en ander over de wjjze, waarop hij die liederen heeft gedieht . Maar heeft zijn of hun arbeid zich tot het tot dusver genoemde bepaald? Heeft hij of hebben zij de brieven, die zjj flan in sehrift voor zich hadden, letterlijk afgedrukt ; of - hebben zij ook wel eens de revideerende hand daarover laten gaan ? De autografen, waarnaar wij de afdrukken in het „Offer flea Heeren" zouden kunnen controleeren, bestaan natuurlijk niet meer . Slechts een enkele eigenhandige martelaarsbrief is nog over, een vin Maeyken Wens, 1571 to Antwerpen verbrand. Hij is een pa,ar jaren geleden aan het licht gekomen en wordt in de „Doopsgeziude Bijdragen" van 1904 beschreven . Het Groot Offerboek van 1615, flat flit document voor het eerst in druk bracht, heeft flit nauwgezet gedaan . Hebben de „Offers des Heeren" hunne bescheiden even trouw weergegeven Enkele atukken beginners of eindigen zoo abrupt, flat zjj wel fragmenten moeten zijn . Van een brief, fol . 88 v°, is flit zeker . Wij bezitten fliers namelijk elders nog in zijn geheel, terwijl de weglating wel niet zonder bedoeling zal zijn geschied : zie de aanteekening op die pleats . Maar ooze bescheiden geven geene reden om ook elders opzet to vermoeden en evenmin om to vreezen flat de verzamelaars niet letterlijk zouden hebben afgedrukt wat zij vonden . Niets pleit meer tegen deze laatste bedenking flan de ophelderingen, waarvan ik zoo even melding maakte, ophelderingen van nr~duidelijke woorden . Een mir~der na,uwgezet uitgever zou eenvoudig 24 IiET OFFER D£$ $EEB,EIIT. deze in den tekst door verstaanbaa,rder termen hebben vervangen . Die van het „Offer des Heeren" vermeed bet zoo van zijn origineel of to waken . Hij liet ook wat hij ongelukkig uitgedrukt vond staan. Ik zou hierop niet zooveel nadruk leggen, indien er niet eene omstandigheid was, die aanleiding kan geven om minder gunstig over zijne nauwgezetheid to oordeelen . Het is deze. Wij kunnen ons moeilijk voorstellen, dat Peter Witses de metselaar van . Leeuwarden en Mayken Boosers van Doornik zoo ongeveer hetzelfde ilollandsch hebben geschreven . Zou er gcen onderscheid geweest zijn tusschen de teal van een Zuid-hollander, b .v. Adriaen Cornelisz ., geboren to Schoonhoven, wonende to Delft, en die van een Kortrijker als Joos Kint? De martelaarsberichten en -liederen zullen oorspronkelijk lose blaadjes zijn geweest, die bij of na de tereehtstelling onder bet yolk werden to koop geboden, meende De Hoop Scheffer. Pat klinkt aannemelijk. Maar dan verwachten wij nog meer, dat daarin bet gewestelijk taaleigen zal uitkomen . Een volkeboekje, voor de Amsterdammers gedrukt, zal zich toeh lieht vin eene andere tail hebben bediend den het vliegend bled, dat voor het yolk van (dent of van Doornik was bestemd. En nu mag het dezen of genen verrassen, dat in de brieven, die het „Offer des Heeren" bevat, zulke verschillen al bijzonder weinig in het oog vallen . Ik heb ' dit bevreemdende in ons boekje met opzet zoo breed uitgemeten, maar kin daaraan aanstonds toevoegen da,t er eigenljjk in het geheel geene reden is em zoo verrast to 4jn . Het bevreemdende valt bij nader onderzoek weg. A1 de brieven, met eene enkele uitzondering waa.rover a,anstonds nad.er, zien er wit hunne teal betreft niet anders uit den wij moeten verwachten . Vooreerst ontbreken welbesehouwd verachillen als waarover ik spreek niet . Uitdrukkingen als „eene vraag solveeren, vieYtote, cave, strang, regneeren, ten fijne (fine), gedoen, geschrijven" vindt men wel in de brieven van den Kortrijker Joos IZint en van Peter van Wervick, maar in die van de Noord-nederlanders treft men ze niet aan . Evenmin als „delay" en „fornicateurs", die in een lied vin den Gentenaar Hans van Overdam in het Liedboek voorkomen . Maar ten andere : bet verschil in taaleigen, hetwelk zeer zeker tusschen de bewoners van sommige nederlandsche gewesten in de 16de eeuw bestond en nog bestaat, was - altoos met die eene uitzondering tusschen juist dat twintigtal mermen eat vrouwen, wier afscheidsINLEIDING} . 25 woorden aan de hunnen hier voor het nageslacht zijn bewaard, zoo groot niet. Althans niet in hunne schrijftaal, en daarmede alleen hebben wij hier to doen . Allen behoorden - zie de lijst hierboven bl. 17, 18 - to huffs in Antwerpen, Oostvlaanderen, Holland, this iii het gebied van min of meer dezelfde teal '). Noch (*elderland noch het Limburgsche of `Vestvlaanderen zijn onder hen vertegenwoordigd ; evenmin bet noordoosten, waar men in een dialect schreei, nauw aan dat van Menno, het „Oostersch" 2), verwant. blear Friesland dan? Daar sprak men toch anders? En Eelken en Fife, Jacques d'Auchy c . s., Peter Witses zijn toch Friezen geweest? De beide eersten zeker : zij waren nit Oldebourn . Doch van hun eigen hand en dus in hun eigen tail bevat het „Offer des Heeren" geene enkele later . Het verhaal van hun verhoor en flood, daarin opgenomen, is natuurlijk opgesteld niet in hunne bewoordingen, maar in die vin den berichtgever, wellicht den verzamelaar van ons boekje . En Jacques d'Auchy en zijne zuster, al hebben z misschien in Friesland niet alleen tijdelijk vertoefd maar gewoond, waren uit Antwerpen [flat zijne „belijdinghe is ouergheset wt Fransoys in nederlantsch Duytech", fol . 180 r°, hetzij het „Offer flea Heeren" zelf die vertaling heeft bezorgd, hetzij het die reeds voorhanden vond, doet niet ter zake] . Neen, de eenige, in wiens briefje pan zijne huisvrouw en in wiens „vermaning" wij een ander taaleigen zouden verwachten, is Peter Witses de metselaar, to Leeuwarden gevangen en gedood in 1553 . Dat is de uitzondering, waarvan ik boven sprak . Mar . . . nu komt juist bij dezen, fol . 251 v°, cen woord voor, flat buiten zijn gewest niet werd verstaan . Eu als 1 Zie Dr. J . to Winkel in Paul's Grundriss d . Germ . Philolo9ie I S . 793 fg. ; en vooral Dr. J. W. Mullet S reektaal en sehr" taal in het Nederlandsch in Taal en Letteren 1891, bl . 212, 213 223, 224 en elders. Teen die eene antwerPsch- oostvlaamsche-zuidhollandsche schriJ'ftaal sehiJ'nt het to Pleiten als > Offer odes Heeren > fol . 200 ro > de Gentenaar Hans de Vette tot den deken van Ronsse zeggen kan : »ick meende dat g~ h y een Brabander waert, coat g'hY wel so veel vlaemsch?" Maar er worst ook elders in dien tiJ's melding gemaakt van nBrabantsche woorden > die men in Vlaendehen luttel verstaat" : Kalif> Gesch . d . Ned . Lett . l6de eeuw > II, 223,; Muller, t, a . p., bl . 216. -- Misschien verdient het de aandacht, dat reeds in het Offer des Heeren van 1562 gesProken worst van eene vertalin g uit het Fransch in »nederlandsch Du Ytsch" zie boven. '2) Zoo beet op den titel van eenige geschriften van Menno dims taal ,; ir i de voorrede van den fiiestkensbi~'bel van 9560 worst daarentegen het Hoogsuits ch zoo genoemd . 26 HET OFFER DES HEEREN. hij, jviens eigen taal, het Friesch, in 't geheel niet geschreven word, zich verder in zuiver Hollandsch uitdrukt, dan denke men daarbij o . a. aa,n het veelvuldige keen- en weertrekken der broeders ; aan de nauwe betrekking tusschen hen, al woonden zij ver van elkander verwijderd . In het widen had de delftsche glazenmaker Adriaen Cornelisz . gewerkt ; vandaar ontving de Amsterdammer Jan Claesz, eene kist met boeken ; vandaar was de leeuwarder martelaar d'Auchy afkomstig . Dat alles heeft liet versehil in taa,leigen tusschen hen, zoo het al bestond, licht nog vat afgeslepen . Maar natuurlijk besta.at in het geval van Peter Witses ook de mogelgkheid, da,t het „Offer des Heeren" dims vermaning eerst in het Antwerpsch-oostvlaamsch-zuidhollandseh heeft overgebracht . Aan denn anderen kant schijnt poezie of rjjmkunst toen het monopolie geweest to zijn van hen, die deze teal bezigden . Wij bezitteu ten rninste geene verzen in een ander tatileigen . Mogelijk ook, dat de verzamelaars van omen bundel geen acht sloegen op brieven, waarvan het dialect hun al to ongewoon was. Natuurlijk is met al deze opmerkingen niet gezegd, dat die verzamelaars, wanneer zij een geschreven stuk ter perse legden, nooit eene enkele letter zjjn afgeweken van hunne copie . Hot „Testament van Anneken" is buiten twijfel in het „Offer des Heeren" gedrukt nfiar een afzonderlijk uitgaafje daarvan, hetwelk reeds in 1539 was verschenen. Is dit geheel gelijkluidend geweest met een tweeden druk, waarvan wij nog een exemplaar bezitten, dan las men daarin „unde" en „liefft"; waarvoor het „Offer des Heeren" „ende" en „heeft" zette . M. a . w. : het verhollandschte de taal . Maar al is dus mogelijk in de spelling jets gewijzigd, dit raa .kt de echtheid, de oorspronkelijkheid van de brieven, die wij hier v6or ons hebben, niet . Die blijkt reeds uit den ongekunstelden inhoud, nit den zeer verschillenden toon, die naar het verschil tusschen de schrijvers in die brieven klinkt . Maar zj wordt ook bewezen door de omstandigheid, dat de meesten niet langer dan een paar jaren nadat zij werden gesehreven zijn gedrukt ; dat zjj zijn ter perse gelegd door personen nit denzelfden kring als waartoe de schrijvers behoorden ; dat zij bestemd waxen voor de echtgenooten en kinderen, voor de verwanten en vrienden dier schrijvers en schrijfaters ; verbreid en gelezen werden juist onder hen, die de origineelen kenden of zelfs in hun bezit ha,dden gehad en wie het INLEIDING}. 27 dus onmogelijk was to misleiden . Dit alles bewijst, dat wij hier met niet dan betrouwbare bescheiden hebben to doen . Ik heb dit uitvoerig betoogd op bl . 77 --98 van „De gcloofwaardigheid pan Van Braght" in de „Doopsgezinde Bijdragen" van 1899, bl . 65-164, en nftar aanleiding van Maeyken Wens' brief in die van 1904 . Wij lezen in ons boekje onwraakbare getuigenissen vin de gedachtenwereld in die kringen, van den toon van hun zieleleven, ook van den grated hunner beschaving ; hier weer de bewijzen hoe zj waarlijk nict, gclijk nog Fruin meende, tot „de heffe des yolks" hebben behoord . Voor die heffe kunnen zulke keurige drukjes als enkele uitgaven van het „Offer des Heeren" en van Biestkens' Nieuwe Testament niet bestemd zijn geweest . Maar ook de brieven zelven leeren beter. Onder zoovele personen, van wie melding wordt gemaakt, beet het van niet meer dan een, van Claesken's echtgenoot, dat hij niet kan lezen. Elisabeth van Leeuwarden verstaat Latijn ; insgelijks Jan Geertsz ., die echter geen Fransch bent, en Jacques d'Auchy, die ook de zuricher vertaling van het Nieuwe Testament leest. Gielis Mathjjsz. wekt zijne broeders op om toch to gedenken aan hun vroegeren tijd, toen zij zoo „neerstich wren . . . in veel costelijeke baneketten ofte maeltijden, ja in proncken ende pralen enz .", foe . 265 r~, en Jan Claesz. had 600 exemplaren van een werkje pan Menno to Antwerpen eaten drukken . Men zie ook het in de aanteekeningen gezegde over o . a. Lenaert Plouier en Clement Henricks . Trouwens, die toen nieuw > immers eerst in het J'aar 1551 oPgekomen was . De namen der boeken ziJjn die uit de Vulg ~ ata : 1 Reg. Koningen is ons 1 Samuel • 3 Re g . ons 1 Konin en ; Abac . Habakuk • enzv. 2 Slau ale satin . 54 HET OFFER DES HEERET. * l. Ti. 3 .b.ll. eeren ende heerlijcheyt t) openbare . Ende nv dat * Cruyce Christi bysonder tot ongen tijden hem verheft ende vertoont ouer alle Godtureesende Gl-odts Kinderen, die wt dat crachtighe Saedt des I3eyli- 1.Pet.i.c.23. ghen Woordts, aenden binnensten mensche, wedergheboren zijn, Soo heuet ons goet ghedocht, lieue Leser, to vergaderen Belijdinghen, Sentbrieuen ende Testamenten, van sommige opgheot('erde Rom. l. b. li. kinderen Gods nae ghelaten (tot t troost ende sterekheyt alien Liefhebbers der Waerheyt) Waer in men mereken ende verstaen mach, Phil. 2. b.13. hoe crachtelijc dat Godt noch in zijn -{- Wtuercoren weret, ende haer inden noot troost, sterct ende bystaet : Gelijck wy oock by veel Exempelen, beyde int Oude ende Nieuwe Testament oueruloedelijck Ge.1Z.15.17. beuinden. Ten eersten : Als t Abraham wt zijns Vaders Lant ge- Ge.19. b.14. gaen was, Overt by dicwils van God vertroost . Loth worde van (hod verlost wt het verderuen van Sodoma . God vertruoste Jacob, Ge. 27. e. 43. ende gaf hem eenen moet, doen hi voor t Esau zijnen Broeder vloot . * Ge. 50. b.18. Het verdriet van * Joseph veranderde God in Egypten in groot getExo. 3. b.12. luck ende voorspoet. Als t Moses noeh ballinck was in Egypten, ende de sehapen hoedde, Overt by van Godt vertroost . // Fol. 3 r°. God stercte Josua, ende sprac tot hem : t Ic en sal v niet ver- Josue . l. a. 6. laten . (hod * spijsde Eliam inde Woestijne, als hij voor Jesabel vloot . o Iie bi .19 4 T . ..aa..1 86. Naedat Tobias ende Sara gebeden hadden, t worden sy van God a, ig, vertroost. De Joden tot Bethulien, die van Holofernes belegen 2) *Judit.l3.c.21l waren, t verloste Godt seer wonderlijck, door Judith . Desgelijex *Dan. 3. b.16. beschermde (hod seer crachtelijck de drie Jongelingen in den Dan. 14. d.32. vyerigen Ouen. Oock heeft God t Daniel by gestaen inden Cuyle Dan. 13.e.48. der Leeuwen, dat sy hem niet en verslonden . Ende Godt beurijdde Susanna van grooter schande ende vanden doot. De Apostolen * ver- Acto. 5 . C . 23, loste God wt den gereker . Ende t Paulum wt het per{jckel der 12 . b. :. zee. Ende soo voort van veel diuersche andere die to lanek souden Act. 27 .c.22. 4jn om to verhalen . Iaco. 5. b.10. Aldus lieue Leser, wilt t exempel nemen aen dese voorgaende, Peal. 3. a. 7. ende moet grijpen met Dauid, segghende : * Ick en vreese my niet voor veel hondert duysenden, die hen rontom tegen my leggen ; Op Heere, ende helpt my mijn (hod, want ghy slaet ails mijn vianden op de kinnebacken, ende breect in stucken der godloosen Eccli . 2 . b .11 . tanden. Ooc seyt Syrach : t Kinderen aensiet op de oude tjjden, ends Lees : zich openbare. 2 Belegerd . - Zooals men zie t, ziJn de voorbeelden hiei gehJk de aanhahngen het geheele werk door even goed uit de aPoeriefen van het 0 . T . 1Ji zra , Sap, d . i . WiJ'sheid van Salomo ; enzv) als uit de kanonieke boeken des BiJbels gen omen. NatuurliJ'k : de eersten komen in d e meeste hollandsche biJbels uit de 161e eeuw voor evenals in den latiJ' nschen en in dien van Luther . Zie over die aanhahngen m het Offer des Heeren Dr. boa~, De martelay en der Hervorman1885 bi . 104 v g, VOORREDEN. 55 wetet dat niemant beschaemt geworden en is, die finders Heere hoepte, ende wie is in zijnder vreese gebleuen, ende is verlaten? Oft wie heeft hem aengeroepen met betrouwen, dien by versmade? Hierom beminde Laser, t vrecset doch uwen God van gantser Mat. 22 . d. 36 . herten ende van geheelder sielen, soect hem wt alle uwe crach- Luc.10. c.25. ten, * waket nacht ende dach, clopt voor den Throon 1) zijnder genaden, '~ Mt. 24. d.42. dat by v doch met zjjn vaderlijcke hant in alle ellende behoude, Mat . 13. d.33. in alien druck ende * noot ghenadelyck bystae, ende in zijnen Wech, Psa .121. a. 2. Woordt ende Waerheyt trouwelyc beware, op dat ghy uwe t voeten Pea. 90. b. li . niet en / / stoot aenden steers, ende alsoa in v Ghelooue, Belijdinge Fol. 3 v° . ende Leuen niet en verualt, ghebroocken, ende to schanden wort Maer dat ghy uwen I- toebetrouden Schat tot op den dach vry ende 1 . Ti. 6. c. 20. reyn bewaert, ende alsoo met alien vromen Heylighen dat Beloefde Landt, Erf, Rijek, Leuen, ende * Croone vercrijgen muecht . Dat Jaco. 1 . b.12. gunne v ende ons alien de t bermhertighe lieue Vader, door zijnen 2 . Cor. l. a. 3. gebenedijden Soone Jesum Christum in cracht zijns eewigen ende heyligen geestes, tot zijnen eewigen prijse ende heerlijcheyt, Amen . Q 2) Item, noch sal den Leser belieuen to weten, dat hier op nieu achter een yeghelijcks Belijdingen, Brieuen, ofte Testamenten by ghedaen zijn Liedekens, wt de voorgaende materie ghenomen ende wtgesocht, hier ende daer, dat ons dochte het principaelste ofte leerachtichste to zijn, waer in den Text eygentljjck so na (om tgedicht der rijmen wil) element opt alderbest heeft weten to becomen onderhouden is . Noch zijn hier op nieus by geuoecht Belijdinghen ende Brieuen, van verscheyden personen, tot sessen toe, met een yeghelijcks Liedeken daer by . Aldus hebt ghi nv van beyden oueruloedich, tsy om to lesen oft to singers, na dattet gelegen sy, gedenekende des Apostels woorden, die daer seyt : * Die in ongemack is, die bidde, endo die goats Jaco . 5 . b. 13. moats is, die singe psalmen . Dus wilt dawn cleynen arbeyt ten beaten duyden, ende one finder liefden afnemen, hat welcke wy hopen tot atiehtinghe wesen sal. Vaert wel. // 1 »Voor den Throon" in alle uitgavers . 2 Het hier volgende tot het slot der voorrede toe komt in n° . 1--3 niet voor . In Plasts daarvan : »Hiernae volcht de BeliJ'dinga StePhani die de aerate Martelaer gheweest is na Christus doot daer ons die Schriftuere of meldet" . 56 BET OFFER DES HEEREN. Fol. 4 r~. Q Pit is de Belijdinge ende Eyndinge Stephani, also ons de Apostolen in schrift na gelaten hebben, Act. 6. ende Z'). Acto . 6 . b . 8 . STephanus vol gheloofs ende crachten, dede wonderlijcke ende Ego. 7 . b . 8 . P) * groote teeckenen onder dat volck . Doen stonden daer sommige op Mat. iG . c.17. van de Schole die daer heet der Libertines, ende der Cyrenen, ende der Alegandrinen, ende van Cilicien, ende van Asien, de Esa. 54 . b .17 . weleke disputeerden met Stephano, ende sy en t mochten niet weder- Luc. 21. b. 14 . staen der wijsheyt ende den Gheest die daer sprack . Does maecten ~ fit . ;;6. }', 58. sy sommige 4- manses wt, die seggen souden : Wy hebben hem hooren seggen lasterlijeke woorden teghen 1llosen ende teghen (hod . Ende sy verwecten dat volek ende de Ouders, ende de Schriftgheleerden, ende liepen hem toe, ende names hem, ende brachten hem voor den Raedt, ende stelden daer valsche ghetuygen, die seggen souden : Dese Mensehe en houdt niet op lasterlijcke woorden to spreecken teghen deae heylighe Plaetse ende de Wet : Want wy hebben hem hooren segghen, dat die Jesus van Nazareth dese Plaetse to niete does sal, ende sal veranderen de Insettingen, de Fol. 4 v° . welcke Moses ons ghegeuen heeft . Ende sy sages alle op // hem, die inden Raet eaten, ende sy sages zijn aengesichte als eens Engels aenghesiehte . Actor. 7 . a . 1 . Does seyde de ouerste Priester : Is dit also ? Hy seyde haer Ghy manses, broeders ende vaders, hoort toe : Godt der heerlijcheyt openbaerde onsen vader Abraham, ala by noch in Mesopotamien was, eer by int last Charms woonde, ende seyde tot hem : Vertrect wt ws Vaders last, ende wt v maechschap, ende coeint int Lant Gen. ll . d . 31 dat ick v wijsen sal . t Doen ginck by wt der Chaldeer last ende +Gen. 12 . a.. 1 . woonde in Charran, t ende van daer als zijn vader ghestoruen was, bracht hem Godt ouer in dit Landt, daer ghy nv in woont, ende 1 Uit het Nieuwe Testament van Mattheus Jacobs 1554 zie boven bi . 20. Tot het verschil in spelling tusschen bet Offer des Heeren van 1562 en dit van 1570 behoort o. a, dat daar dikwi'ls Nmer" staat waar bier alti'~d evenals i n Mattheus Jacobs »maer" gedrukt is . 2 Deze en de vol ;,nende tekst passes hier niet wat ook verder meer voorkomt a Beschutten beschermen . DE BELIJDIN(3HE STEPHANI . 57 en gaf hem gheen erfdeel daerin, iae niet eenen voetbreet, ende nochtans t beloefde by hem, dat to geuen, dat hijt soude besitten, G.e1n3. d .15 . ende zijnen Zade nae hem, doen by noch gheen kint en hadde . Maer Gi-odt sprat aldus tot hem : * V zaet sal een vreemdelinek zijn Gen. 15. c .13 . in een vreemt Lant, ende sullen met dienstbaerheyt beswaert worden, ende qualijck ghehandelt, t vier hondert Jaer . Ende ick sal dat volt, dien sy dienen sullen ordeelen, seyde Exo.12. f. 40. (hod. Ende daer na sullen si wtgaen, ende my dienen in dese Jndi . 5 . b.10. plaetse . Ende -I- hq maeckte met hem dat verbont der Besnijdenisse . Gala. 3 . c .17. * Ende by bracht voort Isaac ende besneet hem ten achtsten dage . ( fl . 1 7. b .l l . t Ende Isaac bracht Jacob voort . Ende ~ Jacob bracht de twelf Patri- ~ den. 21, n .l . t Ge.l5 c . l5. arcken voort. Ende de Patriareken waren nijdich op Joseph, ende +Ge. 2J ,. f. 32. vercochten hem in Egypten . t Ende Godt was met hem, ende ver- Gen. 37 . c . 28. loste hem van alle zijnen drat, ende gaf hem alsulcken genade t SaP• 10•c•l .~• ende wijsheyt voor Pharao den Coninc van Egypten, dat by hem 1' maeckte een Vorst ouer Egypten, ende ouer zijn geheele hays . Ge. 41. f. 41. Ende daer quam eenen dieren tijt, ende eenen groo//ten druck ouer Fol. 6 r° . tgeheele lant vin Egypten ende Canaan, also dat onse vaderen geen spijae en vonden. Maer doen Jacob hoorde, dat in Egypten Coren was, soo sandt by onse vaderen ten eersten derwaert, ende de ander reyse Overt ~' Joseph van zijnen broederen bekent, ende Josephs ge- Gen. 4 5 . a. 3 . slachte Overt Pharao bekent . t Joseph cant wt, ende liet zijnen Vader Gen. 46 . a . 1 . Jacob halen, ende al zijn geslachte, vijfentseuentich sielen . Ende Ge. 49 . c . 33 . Jacob quam in Egypten, ende sterf daer, by ende onse Vaderen, ende si zijn ouergebracht in * Sichem ende geleyt int graf dat t Abra- Gen. 50. b . 7 . ham om gelt gecocht hadde van den kinderen Hemor tot Sichem . + Ge. 23. d. 16. ;- Als nv den tijt der beloften naecte, van weleken Godt Abraham +Exo. l . a.. 7 . gesworen had, so wiee dat volck, ende vermeniehfuldichde in Egyp- PBa .105. c.14. ten, tot dat een ander Coninek opstont, die van Joseph niet en wiste . Dese benaude ons geslachte, ende handelde onse vaders qualijck, ende t geboot datmen de ionge kinderkens wech werpen moeste, Exo. 1 . b . 16. opdat sy niet to ljjue blijuen en souden : In dien tit Overt t doses Egod. 2, a . 1 . geboren, ende was aengenaem voor God, ende Overt drie maenden deb. il, c . 23. in zjjns vaders hays geuoet. Daer nae als by wech geworpen was, nam hem Pharaos dochter, ende voede hem op tot eenen cone . Ende Moses Overt gheleert in alle wijsheyt der Egyptenaren, ende by was machtich in wercken ende woorden . Doen by veertich Jaer out was, quam in zijn herte, dat by zijn broeders de kinderen van Israel besoecken woude, -I- ende doers by eenen sach onrecht laden, Eao. 2 . b .12 . beachudde ') by hem, ende wreeckte dat voor dien, die onrecht leet, 58 HET OFFER DES HEEREN . ende versloech den Egyptenaer. Maer by meynde dattet zijn Broeders verstaen souden, dat Godt door zijn hant haer salicheyt gheuen Fol. 5 v0. soude. // Maer si en verstondens niet . Des * anderen daeehs quam by by Lxo. 2. b.13. haer doen sy keuen, ende dede neersticheyt om vrede tusschen hen to maken, segghende : Ghy Mannen, ghy zijt Broeders, waerom doet ghy deen den anderen leet? Maer die zijnen naesten onrecht Mat. 21. C . 23. dede, stiet hem wech, seggende : 1- Wig heeft v tot een Ouerste ende 4cto. 4 . a. 7. Rechter ouer ons gestelt? Wildy my oock vermoorden soo ghy ghisteren den Egyptenaer vermoort hebt ? Maer Moses vloot van desen woorde, ende Overt een vreemdelinc inden lande Midian, Exud. 3. u.. 2. daer bracht by voort twee sonen . Ende -{- na veertich Jaren openbaerde hem de Engel des Heeren finder woestijnen op den Berch Sinai, in Bender vlammen des bernenden haechdoorns . Doen Moses dit each, verwonderde by van dit gesichte . Als by derwaerts ginc om to besien : so geschiede dese stemme des Heeren tot hem : Ic ben uwer vaderen Clod, Abrahams God, Isaacs God, ende Jacobs God. Moses Overt beuende, ende en dorstet niet aensien . Maer de Josu. 5. d .15. Heere seyde tot hem : * Treckt wt v schoenen van uwe voeten, want de plaetse daer ghy staet, is Ben heylich Lant . Ick hebbe ghesien dat leet mijns volcx in Egypten, ende hebbe haer suchten gehoort, ende ben of gecomen om haer to verlossen . Ende nv coemt, ende ick sal v in Egypten seynden. Dese Moses, den welcken sy loochen- Egu. l. b.14. den, segghende : t Wie heeft v tot Ben Ouerste ende Rechter gestelt ? Mat. 21. c. 23. Desen seluen sent (hod tot Ben Ouerste ende verlosser, door des Engels hant, die hem inden Haechdoorne openbaerde . Dese leydese tDeu.18. c.15. wt, ende dede wonder ende teeckenen in Egypten, ende de Roode Mat. 3. b .17. Zee, ende finder Woestijnen veertich Jaer . Dit is de Moses, die Acto 17 .a.5. tot den kinderen van Israel hese t heeft : t God sal v eenen .Fol3 . d . . 22 r . 6 . ProPheet verwecken wt uwen broderen, my ghelJi ck d en suit Exo.19. a. 9. ghy hooren . -{- Dese fist, die inde Ghemeynte finder Woestijnen metten Gala. 3. c.19. Enghel was, die met hem sprack opten Berch Sinai, ende met onsen Vaderen, Die dat leuende woort ontfinck, om dat one to gheuen . Den welcken onse Vaderen niet en wouden gehoorsaem zjn, maer sy stieten hem van haer, ende keerden met der herten in Egypten, Eao. 32. a. 1 . ende seyden tot Aaron : * Maect ons Goden, die voor ons gaen, want wy en weten niet, wit desen Mosi geschiet is, die ons wten laude van Egypten geleyt heeft. Ende sy maecten Ben Calf in dien dagen, ende offerden dien afgod offer ende sy verblijden haer vanden wereken haerder handers . Daerom keerde hem Godt, ende gafse deer Rom, i . d. 23, toe ouer, dat si dienden des t Hemels Heyr, geljjc geschreuen ataet + Jer. 7 c. 20. first boeck der Propheten : + Ghy buys van Israel, hebt ghy my oock Amo . 5, d. 25. oyt geoffert inde veertich Jaren finder woestijnen eenich offer oft beeste ? Ende shy naemt den Tabernakel Moloch aen, ende de DE BELI.TDIN(iHE fiTEPHANI. 59 sterre ws Giodts Rempham, wat beelden hebt ghy gemaeckt om to aenbidden? Daerom sal ick v verwerpen op de ander zijde van Babilonien. Onse va,ders hadden den Tabernakel des getuygenisse Exo. 25. d.42 . in de Woestijne, soo by haer dat gheordineert hadde, doen by tot Hebre . 8. a. 9. Mosen seyde, dat by dien maken soude na dot voorbeelt dat by gesien hadde, den welken onse vaders ooe ontfingen, ende brachten dien met t Josua in het lant dat de Heydenen besaten, de welcke Josu . 3 a . 3 . (hod wtstiet, voor onser vaderen aensicht, tot Dauids dagen toe, die -I- genade voor God vant, ende begheerde dat by Jacobs God een Pea . 88. a. 3. wooninge vinden soude. * Ende Salomon timmerde hem eon buys : 3 . Reg. 6 . a. 2. r DIaer de Alderhoochate en woont // niet in Tempelen die met handen +Act . 17 .b.14. gemaeckt zijn, gelijc de Propheet seyt : * De Hemel is mjjnen stoel, Fol. 6 v~ . ende de Aerde is de bancke mijnder voeten, wat buys cult ghy Esa. 66. a. 1 . my dan timmeren, seyt de Heere, oft welt is de plaetse mijnder rusten? En heeft mijn hant dit niet al gemaect? t Ghy hertneckige Deu . 9. d. 24. ende onbesnedene van herten ende ooren, ghy wederstaet altijt den hevligen geest, geljjc v vaders, also ghi ooc. Welcke vanden Propheten en hebben uwe vaders niet veruolcht ? En doodense niet den genen die daer to voren vercondichden de toecoemst des recht- 2 . Cor . l. e.l8. ueerdigen? wiens verraders ende dootslagers ghi nv geworden 4jt. t (shy die de wet ontfangen hebt door den dienst derEngelen ende Joan . 7. b.19. * en hebtse niet onderhouden . Doen sy dit hoorden, so doorsneet *Act . 15.b.1U. dat haer herte, ende knersten met Karen tanden op hem. Maer want by vol vanden heyligen geest was, sach by opwaert ten Hemel, ende sach de heerlijcheyt (hods, ende Jesum staende ter rechterhant Mat. 16 . c .19. Gods, ende sprat : Siet, ick sic de Hemelen open, ende des menschen cone ter rechterhant Godts staen. Maer si riepen luyde, ende t hielden Psa . 57, a. 5. haer ooren toe, ende liepen eendrachtelijc tot hem in, * ende stieten Le . 24. c. 24. hem ter stadt wt, ende steenichden hem . -I- Ende de getuygen leyden Act. 12. a 20. haer cleederen aen des Jongelincx voeten die Saulus hiet, ende steenichden Stephanum, die daer riep, ende sprat : -4Heere Jesu ont- Psal . 31 . a . G. fangt mijnen gheest . Hy knielde neder, ende riep luyde : * Heere en Lnc. 23. c . 33. wilt haer dese sonde niet toe rekenen. Ende als by dit geseyt hadde, soo ontsliep hy . Q Hier eyndet de Belijdinghe Stephani. 1/ BO HET OFFER DES HEEREN. Fol. 7 r°. Q Een Liedeken gemaect wt de beljjdinghe Stephani, Na de wijse Vanden eersten Psalm, Ofte het was een Clercgken, het ginc ter acholen. Joan. i, a . 5. De * duister werelt mach niet verdragen 7• a• 7• Het dare licht Gl-odes woort en wet De Schriftgeleerde stellen veel lagen Om to brengen den vromen int net . Act. 7. a. 8. t Stephanus vol geloofs ende erachten Deed wonder ende teeckenen groot Onder een volek, weleke daer op wachten Pat sy hem mochten brengen in noot . En sommige tegen hem opstonden Met grooter haet en nijde beuaen') Lnc. 21. b.14. Disputeerden met hem, -1- maer sy conden Stephanus geest geensins wederstaen. Aldus so hebben sy raet gehouwen Mt. 26. £ 58 . * En maecten sommige mannen wt Die seggen souden : Tegen den trouwen Mose en God spreect by ouerluyt . Tvolc Overt verwect met de scriftgeleerden Ende by is voor den Raet geleyt Valsche getuygen de saeck aenueerden Die hebben aldus van hem geseyt. Dese mensche spreect sonder cesseeren Tegen de Wet lasterlijcke reen 2) En dese heylige plaets des ileeren Want wy hoorden hem dit seggen pleen. 3) Als dat die Jesus van Nazarenen Sal dese plaete to niet doen snel Ende de wet van Mole voorhenen Hy gantschelijek veranderen sel. Sy alle scherpelijck hem aensagen De weleke deer eaten int gericht Maer schoon scheen zijn aensicht int aenclagen Ja gelijc eens Engels aengesicht . Is dit so? d0uerste Priester seyde // 1 Door heat bevangen . 2 Redenen. 3 Louter >• zonder meer >; eenvoudig weg. * Sy riepen seer en stopten haer ooren Pea. 58 . a . 5 . Vielen tot hem aen eendrachtelijck Stieten hem ter stadt wt met verstooren En steenden den man (hods crachtelijek . 3.Re.21.b.13. Heere Jesu -F ontfangt mijnen geeste Mat. 23 . e . 3G . Riep hy, en knielende ter neer + Pea. 31 . a. 6 . Verhief by zijn stem voor minst en meeste T.uc . 23. e.46. * Dat haer dose sond vergaef de Heer. '~Luc .23.c.33. Aldus is den dueren 2) man t ontslapen + Act. 7 . g . 60 . En rust in den Heer zijn toeuerlaet Een schoon voorbeelt alien Christen knapen 3) Die wandelen op de rechte street . // 1 De uil gebreide ruimte des hemels . 2 Hoo age~schat kostbaar uitstekend diere ; misschien hier reeds ons »dierbaar'' . , > > 3 Ridder •> ei~, de no niet tot ridder esla ene ; vol elfin • in 't al emeen man . g g g ~ g g, EEN LIEDEKEN WT DE BELIJDIN(~HE BTEPHANI. 61 Waar op dat Stephanus de Schriftuer Van Abraham tot Christum wtleyde Daer na seer hert bestraft heeft by huer . Als van herten, ooren onbesneden Die wederstaen hertneckich altijt Den heyligen geeat met hare seders Fol. 7 v~ . * Als deden hare vooruaders vol nijt . Deu. 9. d. 24. Dese hebben strenglijc de Propheten 2. Ee. 9 . c.1G. Veruolcht ter doot leuerende haer Alle die to voren deden weten Des gerechtigen toecoemst eerbaer. Weleken sy verraden en gehangen Hebben aen den Cruys met swaer verdriet, f Sy die de Wet (hods hadden ontfangen Joan 7, b .19. Door dienst der Engelen hieldens niet . Als haer alsulcx (hods vrient heeft bewesen So ontstaken haer herten verwoet En sy knersten toornich opgeresen Met den tanden op Stephanum soet . Maer by zijnde vol van C~Fodes G~eeste Sach opwaerts totters Hemel playeant En (hods Heerlijcheyt daer int Foreeste') Mar.16. 0.19. En Jesum staen aen Gtods rechterhant . Hij heeft zijnen mont lieflijck ontloken Ick sie de Hemelen opgedaen En des menschen soon (heeft by gesproken) Aen de rechterhande G}odes staen . Fol. 8 r° . B`L HET OFFER DES HEEREN. Q Ditisde Belijdinge van Michiel Satler, die weleke by to Rotenborch aenden Necker met zijnen bloede betuycht heeft 1 ). NAe menigerley handelinge op den dach zijne afscheyts van deser werelt, als die articulen veel waren, begeert Michiel Satler, dat hem eulex weder soude worden ouerlesen, ende hem weder daer op to verhooren. Daer tegen hem de Schout, (als Stadthouder zijns Heeren) stelde, ende niet en heeft willen toestaen . Mich. Sa. heeft daer op een sprueck z) begeert . Doen haer de Rechters daer op beraden hadden, so is ter antwoort geuallen, so verre hem zijn wederpartije sulex toelaten wil, so zijn de Rechters des to vreden . Daer op so heeft de Stadtscrijuer van Ensiszheym 3) als voorsprake des voorseyden Stadthouders, also gesproken : Voorsichtige, eersame ende wijse heeren, hi heeft hem des heiligen geests beroemt, is dat alsoo, so duvet my niet van noode to zijn, hem suleks toe to laten, want heeft by den heyligen geeat, so by hem beroemt, die sal hem tselfde wel seggen, watter gehandelt is. her op heeFt 1 Michael Sattler is de eeni a niet-nederlandsche martelaar, die in het Offer des Heeren voorkomt . HiJ' dankt die Plaats zeker aan de omstandigheid, dat in 1560 »ghetranslateert wt den HoochduYtsche in NederduYtsche" het boekJ'e was gedruckt : Broederlicke vereenin9a van sommi9he kinderen rods, gevolgd door een Sendbrie van Michiel Satler . . met . . waraehtich bewi's hoe dat hi' z" n leere tot IRottenburch . . met z" nen bloede betasycht hee t. Het is in 1565 herdrukt • bet slot de sententie over Sattler uitgesProken, wordt hier in bet Offer des Heeren woordeliJ'k overgenomen met toevoeging van de aanwiJ'zing der aangehaalde biJ'belteksten . Zie over Sattler (behalve Cornelius > Beck, enz . Bossert in Blatter ilr Wurtternb. Kirchen9eschichte > 1891, S . 67 fgg . Een verhaal van ziJjne terechtstelling, op grond van berichten van een ooggetuige oPgesteld, maar misschien door Reiblin oPge - sierd is aanwezig to Wolfenbuttel : Ayn newel wunderbarlichs 9eschicht von Miehel Sattler u. s. w, zie Bibl-io9raphie des Martyroloqes I > P . 339. Over de Broederlicke Vereenin9a, die in afschriften in alle landen waarin DooPsgezinden woonden was verbreid zie weder Cornelius en Beck ;~ verder Herzog's RealencJ clopaedie3 XII > art, Mennonites, S. 600 > 12 fgg. 2 >>SP ruch" ~; uitsPrack . 3 In den Elzas, tusschen Colmar en Mublhausen, DIE BELIJDING}E VAN MICHIEL BATLER. 63 Mich. Satl. geantwoort : Gh~ * Dienaers (hods, ick ben verhopende Sap . 6. a. 4. ten i) sal my niet gheweyghert worden, want die gemelde articulen Rom .13. a. 4. zijn my nv onbekent . De Stadtschrijuer antwoorde : Voorsichtige, eersame ende wijse heeren, hoe wel wy suleks to doen niet schuldich zijn, so willen wy hem dat doch om voldoeninge toelaten, /1 op- Fol. 8 v°. dat in zone ketterije niet ghedacht mach worden, dat hem onrecht geschiet, of datmen hem begeert to vercorten, so salmen hem die Articulen weder mondelijek lesen . Q Dit zijn de Articulen . .1 . Ten eersten, dat by ende zijne aenhangers tegen des Keysers mandaet gehandelt hebben. . 2 . Ten anderen, heeft by gheleert, ghehouden ende ghelooft, dat int Sacrament niet en is dat lichaem ende dat bloet Christi . .3 . Ten derden, heeft by geleert ende gelooft dat die kinderdoop totter salicheyt niet vorderlijek en is. .4 . Ten vierden, sy hebben dat Sacrament des Olijs verworpen . . 5 . Ten vjjf'sten, sy hebben die moeder Gods ende die heyligen veracht ende versmaet . . 6 . Ten sesten, by heeft gheseyt : Men sal die Ouericheyt niet sweeren . .7 . Ten seuenden, heeft hi eenen nieuwen ongehoorden ghebruyck des Heeren Nachtmaels begonnen, leggende broot ende wijn in een schotel, ende heeft dat selue gegeten 2). . 8 . Ten aehtsten is by ester orden 3) ghegaen, ende heeft een echte 4) wijf ghenomen. . 9 . Ten negenden heeft by geseyt, waert dat den Turek inden laude quaem, so en soudemen hem geen wederstant doen . Ende dat 5) erijgen recht waer, woude by lieuer tegen de Christenen trecken, dan tegen de Tureken, welcke dock een groot dinek is, onses heyligen geloofs grootste viant tegen ons to trecken . Daer op heeft Michiel Sat . begeert hem met zijnen broederen ende susteren to onderspreken . Pat Overt hem toegelaten . Doen by hem een cleyne wijle met haer besproken hadde, hief by aen, ende antwoorde onuerschrickt // also : Op die Articulen, aengaende Fol. .9 ro, my ende mijne broeders ende Busters, hoort cort bescheyt . Ten eersten, dat wy souden tegen het geyserlijeke mandaet gehandelt hebben, dat en staen wy niet toe, want dat selfde inhout, 1 Het en . 2 Deze wiJ'ze van avondmaalsviering komt onder de AnabaPtisten meer voor . 3 Uit ziJjne monnikorde. 4Zoo in alle uitgaven . ~Wettig" ? Of moest er een woord stain : »echtewiJ'f", echtgenoote ? Aldus het duitsche on ineel Eheweib . Zie Beck S. 27 . 5) Ende dat ; d, i . : En ware het dat . F)4 HET OFFER DES HEEREN. datmen die Lutersche leere ende veruoeringe niet en sal aenhangen, maer alleen den Euangelio ende twoort Gods, dat hebben wy gehouden, want tegen dat Euangelium ende woort Gods en weet ick niet dat wy gehandelt hebben, beroepe my des op die woorden Christi . Ten anderen, dat in het Sacrament niet en is dat wesentlijeke Lichaem Christi des Heeren, staen wy toe, want die schrift seyt Ephe. 4 . a . R . * Chrietua is op geuaren ten hemel, sit aen de 1- rechterhant zijns Actor. 1 . b . 9 . hemelschen Vadera, van daer by t toecomende is to rechten leven- + Collo . 3 . a . S . digen ende dooden, daer wt volcht, so by inden Hemel ende niet + Act, 10.e .41 , 2 . Ti . 4 . a . 1,: In het broot is, mach by lichamelijek niet gegeten worden . Ten derden, des doops haluen seggen wy : Den Kinderdoop en is Abac. 2. a. 4, niet nut totter salicheyt, want daer staet gheschreuen, * dat wy Rom. l . b.17. alleen wten gelooue leuen. Item. t Wie gelooft ende gedoopt 4Mar.t6 .b .1G. wort sal salich zijn . So seyt Petrus : 1- Welek v nv ooc salich +1 . Pet.3 .c .21 • maect in den doop, die door den seluen bediet is, niet dat afdoen des onreynicheyts aen den vleysche, maer dat verbont eens goeder conscientien met (hod, door die opstandinge Christi . Ten vierden, Wy en hebben de Olye niet verworpen, want het Gene . 1 . b . l i . is een * creatuere Gods, wat God gemaect heeft is goet ende onuer- 1 . Ti . 4 . a . 4. werpelijek, maer datse die Paus, Bisschoppen, Monicken ende Papen hebben willen beter maecken, daer en houden wy niet van, want die Pans en heeft noyt yet goets gemaeckt : Maer daer die Jaco . 5 . b . 4. Epistel t Jacobi of spreeckt, en is niet des Paus olye . // Fol. 9 v°. Ten vijfsten, wy en hebben die Moeder Gods ende de heyligen Luce. l. d.38. niet veramaet, maer de moeder Christi is to prijsen bouen alle -I Mat. 1 . C . 21. wijuen, want haer is de genade geschiet, dat si den t salichmaker Lnce. 2. a. 7. alder werelt gebaert heeft, maer dat si die Middelaer ende Voor- Gala . 4 . a. 4 . sprekerinne sy, daer en weet die Schriftuere niet van, want sy moet 1 . Tim . 2 . a . 5 . met ons dat oordeel verwachten. Paulus seyt tot Tim. * Christus 1 . Joa . 2 . a. l . is onse 1Vliddelaer ende Voorsprake by (hod . De heyligen aengaende, Heb. 7 . C . 24. seggen WY, dat wy de heylighen zijn, die daer leuen ende geloouen, Rom.1, a . 7 . dat betuyge ick metten Epistelen Pauli totten 1 - Rom. t Cor. * Eph. +1 . Cor . l . a2 . ende op ander plaetsen scryft by altijt : Den beminden heyligen. +A po *Eph 14 . 1 .ba . 213 . . . .. Daerom wy die daer gheloouen, zijn die heyligen, maer t de afghestoruene in den gelooue, houden wy voor die Saligen . Ten sesten houden wy, Batmen der Ouericheyt niet sweeren en Mat. 5. d. 34. sal, want die Heere seyt : -j- Ghy en suit geenen eedt sweeren, maer Jaco. 5 . c.12. uwe woorden sullen zijn : Ja, ia, Neen neen. Ten sevenden, als my God beriep van zijn woort to betuygen, ende ick Paulum gelesen hadde, daer beneuens den onchristelijcken periculosen staet (daer in ick geweest ben) bedacht, aensiende der Monicken ende Papen pracht, houerdije, woecker, ende groote i.Cor.7.a.2. hoerderije, so heb ick my begeuen, ende een wijf na den * beuele DIE BELIJDING}E VAN MICHIEL SATLER. 65 Gods genomen, want Paulus daer van wel propheteert tot Tim . -I- Het sal inden laetsten dagen geschieden, dat men sal verbieden 1 . Ti . 4. a. 3 . de echt, ende apijse die (hod geschapen heeft to nutten met dancsegglnge . Ten achteten, waert dat den Turc quaem, so en soudemen hem geen wederstant doen, want daer gesereuen staet : * G}hy en cult Exo . 20. c.13. niet dooden, wy en sullen ons den Turc, ende andere onse veruol- mat. 5 . c. 21. ghers niet verweren, maer // met strengen -I- gebeden tegen €fodt aen- Fol. 10 r°. houden, dat hyse were ende wederetant doe . Maer dat ick geseyt Mat. 7 . a . 7 . hebbe, waert dat crijgen recht waer, woude ick lieuer teghen die Coll . 4. a: l~ genaemde Christenen trecken, welcke die vrome Christenen veruolgen, vangen, ende dooden, dan tegen die Tureken . Oorsake : De Turck is een recht Turc, ende en weet van dat Christelijcke gelooue niet, ende is een Turek na den vleysche, maer ghy wilt Christenen zijn, ende t beroemet v Christi, maer ghy veruolghet die vrome Tit . 1 . b. 16. getuygen Christi, ende zijt Tureken na den Gheest . Ten besluyte : (shy Dienaers (hods, ick vermane v to ouerdencken, t waeromme ghy van (hod ingeset zijt, den bosen to straffen, Sap . 6. a. 4. den vromen to beschudden ende to beschermen . -}- Nademael wy Rom . 13. a. 4 . dan tegen God ende dat Euangelium niet gehandelt en hebben, so 1 . Pet . 2.b.13. Act 25 b 8 cult hi beuinden dat ick noch mJi'n broeders ende austere, togen ;2 8 c.17. geen Ouericheyt met woorden noch wercken gehandelt en hebben . Daerom ghy -1- dienaers Gods, indien dat ghy twoort Godts niet Rom. 13 . a . 4 . ghehoort noch gelesen en hebt, wilt nae den geleertsten schicken, ende nae die GFodtlijcke boecken der Bybelen, van wat sprake die zijn, ende laet de seluige met ons int woort Gods bespreken, ende ist dat ons die seluige wetter heyligher Schrift bewijsen, dat wy dwalen ende onrecht daer aen zijn, so willen wy geerne daer van -F afstaen ende wederroepen, ooc dat oordeel ende straffe onser be- Acto. 25 .b .13 . schuldinge geerne lijden . Maer so ons geen dwalinge bewesen en wort, so hope ick tot God, ghy cult v bekeeren ende leeren laten . Op die redene lachten die Richters, stieten de hoofden to samen, de Stadtschrijuer van Ensiszheym sprat : Ja du eerloose vertwijuelde booswicht ende Monick, soumen // met v disputeren, Ja die Fol. 70 v° . Diefhencker sal met v disputeren, gelooft my dat . Michiel seyt * Wat God ail dat sal geschieden. De Stadtscrjuer aprack : Het Eea.4G.a . 9 . waer goet dat ghy niet ghebooren en waert . Michiel antwoorde : Mgt. 6. a . 10 . godt weet wat goet is. Die Stadtschrijuer . Gihy aertschketter, ghy hebt die vrome lieden verleyt, waert dat sy nv noch van haer dwalinghe aflieten, ende haer in ghenade begauen . Michiel. Genade is alleen by God . Daer sprat ooc een wt de geuangenen : Men sal van de Waerheydt niet afwijeken. Die Stadtscrijuer . Du vertwijfelde booswieht ende aertsketter, ick segge v dat, waert dat hier gheen II . 5 F)B HET OFFER DES HEEREN. diefheneker en waer, ick woude v seller hanghen, ende meynen Joan. 16. a. 2. t God eenen dienst daer aen to doen . Michiel. .#- God sal wel + 1. Co. 4. a. 4. rechten . Daer op heeft de Stadtecrijuer sommige woorden met hem int Latijn gesproocken '), niet wetende wat . Michiel Satler antwoorde hem daer op : Indica . Also vermaende de Stadtscrijuer den Richtera, ende sprac : Hy en hoot van desen geawets desen dach niet op, daerom ghy Heer Rechter wilt inden ordeel voortuaren, dat wil ick also to recht genet hebben 2). De Rechter vraechde Rom. 13 . a. 4 . Michiel Satler, of hijt ooc to recht sette . Hy aprac : (shy t dienaers Joan. l . a.7. Gods, is en ben niet gesonden dat woort Gods to berechten, wy 18. e. 37. zijn gesonden daer van to betuygen, daerom en sullen wy in Been recht bewilligen, want wy daer van geen beuel en hebben van (hod, maer so wy den rechts niet ontslagen mogen worden, so zijn wy 2.Mac.6.b.19. bereyt om t twoort Gods to lijden, wat ons to lijden opgeleyt wort ende worden mach, alles op den gelooue in Christo Jesu onsen Job. 27. a. 2. salichmaker, diewijl 3) wry eenen t adem in ons hebben, ten si dat Fol. 11 r°. wy met ter Schrift daer van gewesen worden . De j% Stadtscryuer eeyt : die diefhencker salt v wel bewijsen, die sal met v disputeren, Aeto. 25.b.11. ghy aertschketter . Michiel : -I- Ick appelleer op de schrift . Daer na zijn die Rechters opgestaen, ende in eon ander stone 4) gegaen, ende hebben daer wel anderhalf vre gheweest, ende hebben by hen dat oordeel besloten . Die wijl hebben sommighe finder stone met Michiel Satler gants onbermhertichlijck gehandelt, hem versmaet, onder weleken een sprac : Wat hebt ghy v ende anderen voorsien, dat ghy haer also verleyt hebt ? Ooek hier met eon sweert wtgetoghen, dat op die ta.fel lath, seggende : Siet ghy ? daer mode salmon met v dieputeren . Mt. 27. b.14. Maer Michiel en * antwoorde op gheen woorden zjjns persoons aengaende, maer heeftet al willichlijc verdragen. Fen wt den go- Mat. 7. a. 6. uangenen sprat : * Men sal de peerlen niet voor de vereken werpen. Als Michiel oock geuraecht worde, waerom dat by niet eon Heer int Clooster ghebleuen en was, soo antwoorde by : Na den vleesche was ick eon Heere, maer hot is beter aldus . Hy en heeft oock niet moor woorden gebruyct, dan alsser aengeteeckent zijn, ende die selue onuerechrickt . Doen nv de Rechters weder in die stooue quamen, heeftmen 4 Zoo alle uitg aven ;~ ook de Broederlicke Vereenin9e. WaarsehiJ'nliJ'k is in de vertaling »ick" uitgevallen . Het ongineel, to Wolfenbuttel aanwezig, heb ik niet tot miJ'n dienst . 2 1k verlang, dat er recht worde 1;edaan,• eisch eene uitsPrank . 3 »DiewiJ'1 enzv ." (n°. 4, 9562 heeft ))dewi'1"J'1" en iets later »scrift"behoort iiatuurlJi'k biJ' dat sbereYt om to lJijden", 'twelk voorafgaat .'t Beteekent : terwiJ'1, zoolang . 4Stove, Stube, vertrek . DIE BELIJDING}E VAN MICHIEL BATLER . F)7 dat ordeel gelesen, also luydende : Tusschen stadthouder. Keys. Ma. ende Michiel Sat. is voor recht bekent geworden, datmen Michiel Satler den dief hencker inde handen sal geuen, die sal hem voeren op de plaetse, ende hem de tonge afsnijden : daer na op eenen wagen smijten, ende aldaer twee mael met gloeyende tangen zijn lijf schueren, daer na alsmen hem voor de poorte brengt, na der seluer maters vijf grepen geuen . Dit is also gesehiet, daer na als een Ketter tot puluer verbrant, zijn mede broedere // doort sweert gerecht, de Busters verdrenct, Fol. 11 v° . rner zijn wijf, na veel biddens, vermanena ende dreygens in grooter volstandicheit, is na sommighe dagen oock verdrenet. Gheschiet den xxj . dach in den Meye. Anno. 1527. Q Ghetranslateert wt den Hooehduytsche in Nederduytsch. (I Eell Liedeken, gemaect wt de Belijdinge van Miehiel Satler, Na de wijse : In Oostlandt willen wy varen, Ofte : 0 Rat van auontueren. ALsmen schreue vijftienhondert Ende seuenentwintich Jaer Doers Overt Satler afghesondert Van de boose Wereltsche achaer Te Rottenborch in Duytslande Aldaer aen des Neckeren oort Lieten sy hem aendoen schande Ende smaet menigerhande Maer by bleef vast staen op (rods woort . GFheleyt zijnde ter vierscharen Sprack by vrijljjek de Heeren aen Seggende : (shy * Gods Dienaren Sap. 6. a. 4. Touerdeneken ick v vermaen Rom.13. a. 4. Waeromme dat ghy (Gods Boden) 1. Pet . 2.b.13. Van (hod den Heer zijt ingheset Als den boosen wt to roden En den vromen voor den enoden Die to beschermen, daer op let. F)H IiET OFFER DES HEEREN. Den Raet. Ghy doet met uwe Consoorten A1 teghen des Keysers Placcaet Satler . Wy staent niet toe na behoorten Na dien in dat seluige staet // Fol. 12 r^ . Men sal Lutersche Leer schouwen Aenhangen Godes woort alleyn En dEuangelium betrouwen Dat hebben wy al gehouwen En niet anders mijns weten pleyn') . Acto . 25, b . 8 . 1- So tivy dan met once leuen 28. c . 17. Tegen dEuangelium fijn Nochte God hebben bedreuen, Suit ghy wel beuindende zijn Pat wy Broederen by namen En Susteren, d0uerheyt niet Tegen zijn, na den betamen Noch met woort en werck tsamen Iewers hebben gehandelt yet . Daeromme ghy Gods Ghesonden Hebt ghy Gods woort gelesen niet Noch tselue hooren vermonden 2) Na den G}heleersten dan wtsiet En na die Bybelsche Boecken Van wat sprake dat oock zijn sel Laet die selue ondersoecken In Godts woort aen alien hoecken En met oils bespreecken wel. Ist dat sy daer wt betuygen Als dat wy onrecht hebben vuer Acto . 25.b .13 . -I- GFheerne willen wy ons buygen En wederroepen ons erruer Straf der beschulding oock dragen Maer so oils gheen dwalinge sal Bewesen zijn int aenclagen Ick hoep, boet sal v behaghen En suit v laten leeren al. Den Raet bespotte zijn reden En staecken de Hoofden to saem Doen sprack de Schrijuer der steden Gheheeten Ensiszheym met naem Ja du eerlooser Booswichten 1 Rondweg. 2 Uitspreken v erklaren . EEN LIEDEKEN VAN MICHIEL SATLER . 69 En vertwijuelde Moninck ghy Soudmen wat met v wtrichten // Ja de Heneker sonder swichten poi. 12 v ° . Disputeren met v sal hy . Michiel heeft ten seluen tijden Ghesproocken wel : * wy zijn bereyt 2.11Iac.6 .b .19 . Om des Heeren woort to lijden Acto. 21 . c.13. Wat ons mach worden opgeleyt A1 op den geloof gepresen In Christo onsen Heylant soet So Lang daer adem sal wesen Ten sy saeck, men ons van desen Met de schriftuer afwijsing doet . Des doots oordeel is gegeuen Dus trat de Hencker gering 1) aen Om Satler to doen vant leuen Eerst meet by hem of de tonge eaen 2) Daer na met gloeyender tangen Heeft 4jn lijf geschuert seuenmael Voort ginet vier aen met verstrangen 3) Dat by tot each is vergangen Die een goet voorbeelt was speciael . De Broederen zijn litmaten Die werden gestraft metten sweert En in den water gelaten Sijn gedrenet de susteren weert Sijn I3uysurou daer na aengingen Met bidden ende dreygement t Maer men mochtse niet of bringen 2. Mac. 7 .~ . Vant geloof door eenich dingen Dus Overt sy ooc gedrenct int ent . Broeders austere t wilt niet vreeaen Esai . 51 . b . 7 . Voor sweert, water, galch ofte vier 4. Es . 15 . a.. 3 . Want God laet zijn volt geen wesen 4) Mat.10. d . 2t3 . TJo~ln .l4 .b .lf~ . Wanneer daer cruys coemt of dangier Aldus i wapent v to degen + El~h . G . b .11 . Met des Heeren ws Godes woort -{- Staet den viant vroomljck tegen 1. Pet . 5. b. 9. Hy sal wel werden verslegen Jaco . 4 . a. 7 . Als ghy sonder omsien vaert voort . /l 1 lug, snel . 2 DadeliJ'k, sP oedig . 1V 3 Gestrengheid . 4 Weezen verlatenen . Fol . 13 r° . 70 HET OFFER DES IiEEREN. Q her ibegint hot Testament dat Anneken Esaias haren Sone bestelt heeft, den 24.1) dach Januarij, Anno. 1539. Des morghens to neghen vren over gheleuert, als sy haer bereyde to steruen, voor den name ende dat ghetuychenisse Jesu, ende nam daer mede oorlof aen haren 2) Sone tot Rotterdam 3). Q Esaia ontfangt v Testament. Pron. i, a . 8. HOort min Sone die onderwijsinge ws moedere, opent v ooren 4. a. l. om to hooren die reden mans monts . Siet, is gae huyden den Mat. 20. c.22. weeh der Propheten, Apostelen ende 1artelaren, ende drincke den kelc, die sy alle gedroneken hebben . Ick gae den wech, segge Joan. l, a, i . ic, die Christus Jesus dat t eewige Woort des Vadera, vol genaden 1) In alle uitgavers . Elders : 14 Januari . 2 In na. 1 1562 : hueren . 3 Dit testament is hier gedrukt naar een boekJ'e, dat, in h et Oostersch reeds in het J'aar van Anneken's flood van de pers was geko men en waarvan nog een exemplaar in de Stadsbibliotheek to Hamburg voorhanden is : zie Wieder s b1 .126 . De Bzblio9raphze kept alleen het exemplaar, in de Doops ez' m de bibliotheek aan wezig, van eene uit~ ' aaf die later maar toch nog voo r 1560 is gedrukt . ZJi houdt I, p. 14, Dirk van Borne to Deventer voor den drukker daarvan . Drukte hiJ ook de eerste uitgaaf ? Is daaruit de oostersche saksisch e taal uncle moder to verklaren `.~ Over Anneken en de talriJ'ke uitg av en van haar Testament, die in de 16de en 17de eeuw het licht za~,gen en under de Doops~,gc, zinden zeer 6er liefde lektuur ware n, de Biblioqraphie I, p. 179-190 ook p .13 vvg . >•II > p.267 . Er bestaat van haar nog een brief aen D J ." ui t het J' aar 1538, De uitgever van de tweede uitg'aaf van Van Bra bght bezat e n e afschrift daarvan met de hand van Anneken's eigen zoon Esaias de Lind burge meester van Rotterdam en vY fiend van Oldenbarnevelt geschreven . HiJ' had flit van De Lind s klemzoon ontvanbnen en drukte het 11, bl . 144 af. Reeds de hoogdrave ~, r nde bewoordme~,n waarm m dat schria ven »D . J." wordt aangesPtoken makers behalve nog enkele andere uitdrukkin en die er i DAT TESTAMENT PAY ANNEREN. 71 ende waerheyte, * die Herder der schapen, by dat Leuen wesende i), *Joa .19 . b .14 . door hem seluen en niet door eenen anderen gewandelt heeft, ende heeft desen kelck moeten drincken . Ghelijek hij sprak : -I- Ick moet Lnc . 12, f. 50. eenen kelck drincken, ende met eenen doopsel gedoopt worden, hoe banghe is my, tot dat die vre volbracht is . Door ghegaen wesende, roept by zijne schapen, t ende zijn schapen hooren zijn Joa . 10. c . 27 . stemme, ende volgen hem nae, waer dat by heen gaet, want dit is den wech tot die rechte -I- Fonteyne . Joa. 4. b.14. Desen wech zijn door gheghaen de -I- Conincklijke Priesteren, t 1 . Pet . 2 .a .9 . comende vanden / / opganck der Sonnen, soo in Apocalgpsis staet, Fol. 13 v° . ende zijn ingheghaen in die tijden der eewicheden, ende hebben desen t kelck moeten drincken. Mat. 20. c. 22 . Desen wech hebben getreden de dooden, die daer -{- liggen onder Apoc. 6 . a . 9 . den Altaer, die daer roepen, seggende : Heere almachtige God, wanneer wildy wreken dat bloet dat daer wtgestort is? Ende haer zijn blinckende rocken gegeuen, ende haer is gheantwoort : Beydet een weynich, tot dat het getal uwer broederen veruult is, die noch gedoot sullen worden om dat getuygenisse Jesu, Dese hebben oock den kelck gedroncken, ende zijn opgegaen om to houden den eewigen heyligen ~' Sabbath des Heeren . Heb. 4. a. 9. Dit is den wech, dien gewandelt hebben die t vierentwintich Ape. 4 . a . 4 . Ouders, die daer staen voor den stoel Gods, ende werpen haer voorkomen , het waarschiJnliJ'k, dat deze niemand antlers is dan David Joris . Ook de bgeteekenden met het teeken Thau, die niet met vrouwen besmet ziJjn geweest verstaet dat" m ' het Testament pleiten voor dit gevoelen. Zekerheid dienaang aande eeft de zoo even vermelde, to Hamburg berustende, eerste uitgaaf . Deze g bevat nameh Jk aan het slot het lied : sIck hoer die Basuene blasen," dat in het v a n David Joris voorhanden in de Koninkl iJ'ke bibliotheek Geestel en ck wel als lied Laedtboecxken van Ann y eken N. voorkomt. Nu schiJ'nt daarbiJ' de vermaning van het Testament om z~ i'h den Heer niet to schamen voor de menschen en Never het leven to ver1a ten dan van de waarheid to wi~'ken wel vreemd . Dit is niet bep aald david-Jorisits~ ch . Immers J'uist ten opziehte van den christenPlicht om zich aan den marteldood bloot to stellen gingen de DavidJ'oristen en de DooPs~gez~ nde broederschpauiteen . Maar meni vergete niet, dat tot omstreeks 1550 toe de "nrenzen tussc,hen beide krm~~en niet scherp ofgebakend waren . De verzamelaars, die m hun Offer des He+eren aan Anneken de plaats gaven die ziJ' zoo tang onder de Doo s Pgezmden heeft behouden, hebben on~,getwiJ'fetd nog' personen gekend, met haar den waren geweest . Haar flood toch was eerst twinti g of die bare vrien' hebben eden en de samenhang tusschen de geloovigen zeer sterk . ZiJ a Jar en g el this ook wel rew1eten dat ~, zt haar moesten rekenen tot die zielen, die togelJi'k J coowel tot den eenen a1s tot den anderen kring behoorden . 1 Lees ; »wesende door hem seluen, en niet enzv ." Dat is dan bet denkbeeld van Job . 5 . Z6, 14 : 6 ,• achter uen ziiet door een anderen" moet men dan »wech" or bi J denken • dit laatste ))door" ' s e ene schriJ'fl'out . - Of we! : de komma, die ~~u a chtei »wesende" staat, behoort ac hter an, d . e. anderen" . Christus zoo word t aan bedoeld, daukt het aan zich zelven en niet aan een antler, dat hiJ' het leven is. 72 FIET OFFER DES HEEREN . croonen ende herpen voor den Steel des Lams op haer aensichten vallende, seggende : Heere, v alleen si prjjs, heerlicheit, cracht ende stereheyt, die wreecken suit dat bloet uwer knechten ende dienaren, Apo. 4. a. 8. ende suit de victorie door v seluen behouden . 1' (root sy uwen name, ghy die daer waert, zijt, ende comen suit aimaehtich . Desen wech hebben oock ghewandelt die gheteyckenden des Hee- Ezech. 9. a. 6. ren, die dat -I- teycken Thau I) in haer voorhooft ontfanghen hebben, die daer vercoren zjn, wt alle gheslachten der menschen, die niet Apo. 14. a. 4. met k vrouwen besmet zjn gheweest (verstaet dat) ende volghen dat Lammeken nae waer het henen gaet. Mat. 20. c.22. Siet, alle dese hebben den - kelek der bitterheyt moeten drincken, Ende alle die daer noch ontbreken aent ghetal ende veruul- Apo, ll . a . 2 . Tinge Sions, die Bruyt des Lams, L welck is // dat nieuwe Hieru- Fo1.14 r°. Salem, die daer van bouen wt den Hemel daelt, een woonstadt ende throon Gods, in weleken de heerlijcheyt des grooten Conincs ghesien sal worden, op die tijt alemen houden ende vieren sal dat Zac. 14. b.16. ~ hooehtijdelijcke Louerfeest z), in die dagen der f eewiger rusten +Hcsb . 4 . a . 9 . ende blijschap . Hebr. 12. a. 6. -I- Siet, dese alle en hebben daer niet toe mogen komen, sy en 1. Pet. 4. c.17. hebben eerst dat oordeel ende straffinghe in haer vleysch gedragen . Joa.14. a. 6. Want Christus Jesus die eewige * Waerheyt heeft de eerste ge- Apo. 13. b. 8. weest, als geschreuen staet : Pat * Lam dat van aenbegin ghedoot is gheweest . So coemt Paulus ende seyt : Also heeftet den Vader Rom. 8 . c . 29 . belieft, dat alle die by van t eewieheyt voorsien heeft, die heeft by gheroepen, vercoren ende gherechtueerdicht, ende heeftse ghelijckformich ghestelt den Beelde zijns Soons . Mat, lU. c.24. Oock spreekt onsen Salichmaecker ghebenedijt : * Die knecht en is niet beter dan zijn Heer, maer het is hem ghenoeeh dat hij zijnen Heer, ende 11leester ghelijck sy . Oock betuycht Petrus, segghende i .Pet.4. b.17. * Het is tijt dattet Oordeel beghint, aen den Huyse Giodts, 1st dattet dan aen ons beghint, wat eynde willet dan nemen met den genen die aent Euangelium Gods niet gelooft en hebben : Want het bout 1 In de nieuwere biJ'belvertalingen evenals in die welke in onze taal in de I6de eeuw iii gebruik waren en die ik raadpleegde, is op de aangehaalde Phats, Ezech, 9 : 4, 6, alleen sprake van peen teeken" dat sommigen zal waarmerken a is deg'enen, die biJ' het oordeel versehoond zullen bliJ'ven . Maar in de Vulgata is het hebreeuwsche woord voor »teeken"'twelk als ))Than" luidt vers 4 weergegeven door asigna thaw' • vers 6 door >)thau" alleen . Daaronder nu is reeds door meer dan een kerkvader het kruis verstaan ; dat hidden ziJ' voor het waa rmei ), door den Profeet bedoeld ; misschien oriidat de hebreeuwsche than oudtiJ'd s ook als een ligg end kruis wend ge~schreven en liet grieksche letterteeken »tau" den vof m van een kruis vertoont . De David'o~risten hielden veel van der eliJ'ke geh inz' g e ~nnighede~, In het Wonderboeck heb ik echter het teeken Thau niet gevondei a,. Loofhntteufeest . DAT TESTAMENT VAN ANNEfiEN. 73 nauwe dat die reehtueerdige salich sal worden waer wil dan die sondaer ende godloose verschjnen ? Noch staet Pro. ' 1 l . 1st dattet Pro . 11. d. 38. den oprechten her op aerden vergolden wort, waer sal dan de Sondaer ende Godloose openbaren . Siet mijn soon, bier hoordy datter niemant totten Leuen en court dan door desen wech. Daerom gaet in door de ~' enge poort, ende neemt Mat. 7 . b . 13. V des I3eeren t castijdinghe aen /l ende onderwijsinge, ende f buyget t Pro. 3. a. ll . uwe schouderen onder zijn a' Jock, ende draget lieflijck van uwer Fu1.14 v~ . Eccl. s c. 26 . ioncheyt aen, met grooter eeren ende blijschap danckende : t Want +alt. l i . d2~. h3T geenen Soon aen en neemt, ofte ontfangt, dien by niet en castyt . Heb. 12. a. 6. Voort seyt Paulus : t 1st dat ghy die castijdinghe verlaet, weleke Heb . 12 . a. S. sy alle deelachtich geworden zijn, so sydy bastaerden, ende gheen kinderen, ende cult wtghesloten worden wt dat erfdeel der kinderen Gods. So ghy dan lust ende begeerten hebt our to gaen in die deelen der heyliger werelt, ende in die erffenisse der heylighen, so t our- Luc.12 . d . 35 . gordt v lendenen, ende treedt haer na, 1- Ondersoect de Schrif- Eph . 6. b.14. tuere, ende si sal u wijsen haer gangen . Die Engel totten Propheet + Joa . 5. d. 39. sprekende, heeft hem geseyt : 1 Daer is eon Stadt vol alder goeden, 4. Es. i. a. 7. ende den inganck van desen is maer eens menachen voetstap breet, aen die een zijde staet een vyer, ende aen die ander zijde eon groot water, hoe condt ghy de Stadt tot een erfdeel ontfanghen, ghy moest eerst dat nauwe door treden. Siet mijn soone, desen wech en heeft goon wjjcken, daer en zijn gheen omme ofte cromme weechskens : weleke ter t rechter ofte ter slineker zijden valt, is die Josue . 1 . a . 7 . Boot haer erffeniese. Siet, dit is den wech die van soo * weynich Mat . 7. b.13. menschen geuonden wont, ende noch van vole mm ghewandelt, want daer zijn sommighe die wel mercken dat dit den wech totten leuen is, maer by is haer to scherp, hot doet haren vleysch to wee. Hierom mijn kindt, en acht op die veelheyt der grooter menichte niet, noch on tredet op hare weghen niet . 4- Weert uwen voet of Prou . 1 . b .15. van haren paden, want sy gaen ter Iiellen, als schapen ter doot . r • a• 8 • G}elijek Esaias // verhaelt, segghende : t Die bibe heeft haer kaecken Fol. 15 r°. wijdt op ghesperret, op dat daer in ghae, beyde, de Prince ende Esa. 5 . b . 14 . dat ghemeyne volck. t Hot is eon onuerstandich volek, daeromme Esa . 27, c . 11. on sal by haer niet genadich zijn diese gheschapen heeft. Maer waer ghy hoort, dat eon arm, slecht, verstooten t hoopken is, dat Lua 12 . d. :31. van de Wereldt veracht ende verworpen is, daer schickt v by . Ende daer ghy vant Cruyce hoort, dyer is Christus, en \v~jekt deer niet 4. Eed .2 .e .36 . van, vliet die schaduwe deser werelt, Overt Godt toegheuoecht, laet die alleen uwe vreese zijn, hewaert zijn gheboden, onthout alle zijne woorden, dat ghy da,er nae doet, t Schrijftse op de Tafelen Prou . 3. a. 5. 7. a. 3 . t Deu . 6, a . 8. *Peal1 .a.2 . P.ea 92 .b.13. 74 IIET OFFER DES HEEREN. uwer herten, t Bintse voor v voorhooft, * Spreect van zijn gesette t) dach ende nacht, so cult ghy wesen een lieffelijcken i Boom, ende een spruyt in den Hof des Heeren, een beminde plante opwassende in Sion : noemt des Heeren vreese v Vader to wesen, soo sal die Joan. 13.b.17. Wijsheyt die moeder ws verstants zijn . t Als ghy dit weet, mijn Soone, salich sydy, 1st dat ghijt doet . Houdt dat v de Heere gebiet, Mat. 5. b. 16. ende heyliget v lichaem tot zijnen dienst, t op dat zijnen naem in v geheylicht, ghepresen, heerlijck ende groot gemaect mach Mat. 10. d. 32. worden. t En schaemt hem niet to belijden voor de menschen, Eccl. 4. cl . 32. Vreest de menschen niet, verlaet 1" v leuen lieuer, eer ghy vander +2. Cor.5. a. L Waerheyt wijcket, t 1st dot ghy v lichaem dat vander aerden ghemaect id, verliest, de Heere v G}odt heeft v een beter bereydt inden Hemel. Eccl. 4. d. 35. Iiieromme mijn kindt, * strjjdet voor de gherechticheyt totter +Eph. 6. b.13. doot toe, t wapent v met de wapeninge Gods . t Zijt een vroom +Joan. l .e.47. Israelijt, vertreedt alle ongherechticheydt, de werelt ende wat daer 1. Joan. . 2.b.15 v . . ende bemint // alleen dat t bouen is, ghedenct dat ghy van Fol15 > Collo. 3. a. 1. deser * Werelt niet en zijt, soo o Heere ende Meester oock niet * Joa.15.b .18. en is gheweest, * Sijt een ghetrou Diacipel Christi : t Anders en is LuCc+o lJloao. i. a. 7. niemant be uaem om to bidden, dan die zi n Disci el heworden . . 186. , cd. .31l8 .. is~ eer niet Die ghene die daer seYden : * WJi hebben g al achter Luce. 11. a. i. ghelaten, die spreecken oock : -1- Leert ons bidden, Die warent daer +Joan . 17.b .9. die t Heere voor badt, ende niet voor de Werelt, Want als die Werelt bidt, soo roepen sy haren Vader den Duyuel aen, ende begheeren dat zjnen wille geschiede, slat ooc doet . Daeromme mijn Rom. il, a. 2. soone t en wort haer niet ghelijek, maer * schouwet ende vliet * 2. Pe. 1 . a. 4. van haer, ende t hebt gheen deel noch ghemeynschap met haer, + i . Tim . 5. c. Acht al niet wat voor ooghen is, * Soeckt ailedn wat bouen is . Co l.J oan . i.a .l l. Och mJi n kint, *llo. 3. a . L zi1t t mi nder vermanin he hedachtich ende en ~. Pet . 3. b .l8. verlaet die selue niet . F De Heere doe v opwassen in zijnder vreese, Leui. 20. a.7. veruullende met zijnen Geest v verstant . t Heylighet v den Heere, mijn Soon, Heylighet alle uwe wandelinghe met die vreese ws 1.Cor.t0.d.31 . Godts, t A1 wat ghy doet, laet zijnen Naem daer in ghepresen worden. Eert den Heere in die wercken uwer handen . La,et da,t Di:tit. 5. b.`16. t licht des Euangeliums door v lichten . * Hebt uwen Naesten * ?l t. 5. e .43 . lief, Deylt met wtgestorter vuyriger herten den 1' hongherighen +* bElsta. . 58 . a. 7. v broodt, * Cleedet den naecten, ende en be3 det niet, datter yet Mat. 26:a: c. 10. tweeuout by v sY, want daer altJi t zJi n i' diet hebreck hebben. G.en 3. b.18. A1 wat v die Heere verleent van dat * sweet ws aensichts, bouen +Paa.112.a .9 . v nootdruft, dat t deylt dien ghy weet die den Heere vreesen, En laet niet by v blijuen tot den morghen, so sa,l de Tieere die 1) Wetter. EEN LIFDEKEN VAN ANNEKEN. 75 wercken uwer * handen gebenedijen, ende zijne segheninge // v tot Pa . 5. b.13. een erffenisse geuen. Och mijn Sone, laet v ~` leuen den Euangelio ;IG4"'. ghelijek zijn, Ende die -I- God des vredes heylige Phil . 1 . d . '27 . ;1.Tes.5.c.13. V aen siel ende lijf tot zijnen prijse, Amen . Q Och heylighe Vader, heyliget den soon uwer Dienstmaget in uwer waerheyt, ende bewaert hem vanden quaden, om ws naems wille Heere . (. .) Q Een Liedekeji vin :1 nneken van Rotterdam, Na de wijse : Vanden 48. Psalm. Ofte, Geen meerder vruecht ter werelt en is '). EEn groote vruecht ist int gemeyn * Pat douders hare kinder cleyn Pro. 22. a . 6 . In Gods vreese opuoeden 1:ccl. 7 . c . 25. Met onderwijsing in den Heer Ei . 6. a . 4 . Neerstich voorhoudende Gods leer t Sparen daer toe geen roeden . Pro. 13 . c . 24. Hoort hoe Anneken oorlof nam Aen haren soon to Rotterdam Als haer de doot aenstonde Esaia ontfangt v testament -I- Wilt hooren na de reden ient '') P.rop 1 • a• 8 • Pie gaen wt mijnen monde . Siet der Propheten wech ick gae Apostlen Nlartelaren na,e * Drinek mee den Tielck ter stele flat . 20 . c . 22 . 9 Dit lied is in den Ausbunclt o Pgenornen als n~, 18 : »Ein grosse Freud ist in gemein . Geht im Ton : KomPt her zu mir, sI pricht Gottes Sohn ." De druk ?foot in het 22gte couplet »und dem emn and dreiJ'szi~ ~step gal" zal wet de aanleidin g ziJjn geweest tot de ver1;issing van Ottius Annaics, p . 53 . 2 Schoon > lief, bekoorliJ'k . 76 HET OFFER DES HEEREN. Dien sy gedroncken hebben voor Luc. 24 . C . 25. T Christus self trat desen wech door Drancli oock den Kelek mede . Desen wech zijn door gepasseert 1 . Pet. 2 . a . 9 . t Die Coninclijcke Priesters weert // Fol. lfi r~° . Die vanden Oosten quamen En zijn de tijt der eewicheyt Ingegaen door den wech bereyt Droncken den kelck altsamen . Sy gingen oock door desen pat Apoc. G. a. 3. t Die dooden die daer leggen plat Onder dAltaers behoede Die roepen en seggen : 0 Heer Du warachtighe Godt, wanneer Wreect ghy ws Dienaers bloede . flier door gaende met vroom gemoet Apo. 4 . a . 4 . ~' De vierentwintich Ouders goet Staen voor den Stoel des Heeren Sy werpen of haer Croonen fraey Voort Lam, en hare Herpen draey') Vallen neer Godt ter eeren . Door dien wech gingen si gemeyn Ezec. 3. a. 6. -I- A1 diet teycken Thau 2) hadden pleyn Ape. 7 . a. 3. In haer voorhooft ontfangen Vercoren zijnde wt alle saet Apu.14. a. 4 . Der menschen, * en so waer tLam gaet Volgen sy zijne gangen . Siet dese moesten in dit dal Mat. 20 . C . 22. t Drineken den bitteren Kelck al En so watter noch faelde Aent getal Sfons des Lams Bruyt Apoc. 21, a . 2. ~- Dat wort Jerusalem beduyt Die van den Hemel daelde . Luc. 1~ . d . 3 . Waer dat ghy van een * hoopken hoort Arm ende slecht, gestoten voort Joan . 15 .b.19. ~" Van die werelt verschouen 17. b. 14. Daer wilt v altijt voegen by En waer ghy hoort dat Cruyce sy Daer is Christus van bouen . Mat. 10. d . 28 . t Vreest Been menschen, v leuen strijct 3) 7 Haasti~,a + snel . ~ 2 Zie de aanteekeniag op bl . 72 bouen . 3 Letg uw leuen af . 1 Met merle . FIND. EEN LIEDEKEN VAN ANNEKEN . 77 Eer dot ghy vander waerheyt wijet . V lijf gemaeet van eerde 1 A1 ist dat ghy verlieset dat V heeft bereyt een beter vat // God des Hemels van weerde . Heylicht v den fleere mijn soon En heylicht uwe wandel schoon met den Deere to vresen 4- Fert uwen Godt aen alien cant In al de ercken uwer ha.nt Sijn Naem laet zijn gepresen . Mat. 10. e.39 . Fol . 1;'•° • Leui . 20. a . i . 1 . Co . 10.d .31 . * Deylt me ') v broot die homer heeft Met wtgeatorter herten geeft Cleet naecten sonder toeuen Tot eeniger tijt vertrect niet Patter tweeuout by v sy yet .{-Altjjt zijn diet behoeuen . Ea. 58 . a. 7. Tobi . I , c. 17 . Mat. 2G .b.10. A1 dat v die Heere toeleet Bouen nootdruft 1' vant aensichts sweet Gen. 3 . b. 18. Laet Gods volt daer of leuen En verbeyt niet tot morgen toe i V were sal God vermeeren soe Pea. 5 . b . 13 . Den segen sal lay v geuen. 115. b. 13. Alsmen duysent vijfhondert iaer Negenendertich schreef daer naer Liet Anneken haer Leuen Sy is geweest een schoon voorbeelt Dat welt aen veel Christenen feelt Die haer tot God begeuen . Fol. 17 v~ . 'j$ HET OFFER DES HEEREN. Q heinra volgen sommighe Testamenten ende Brieuen, de welcke Jan Claesz wt der geuanckenisse geschreuen heeft, aen zijn Huysurouwe ende kinderen,ende aen zijnen gheslachte t) . %/ (1 Sommige Testameilten geschreuen door Jan Claesz (inde geuanckenis liggende binnen Amstelredam) aen zijn Huysurouwe, kinderen, ende ander vrienden, nae den vleesche. Anno. 1544. Q Pit is het Testament aen zijn Huysurou . VRiendelgeke groete in den Heere aen mijn licue Hiiysurou, die ick nv niet langher nae den vleysche, maer na der sielen be- 1 Het vonnis over Jan Claesz . is uit het amsterdamsche Justitieboek > fol . 124, ofgedrukt in de Kroni~'k van het Historisch Genootschap > XII 107 . Daaruit bl iJ'kt hoe »cooman J. C . hem heeft vervordert anderen simpelen menschen to leeren ende to induceren totter voorsz . secte, ende . . . bekent VIe boucken by Menno SYmops gemaeckt, to hebben doen drucken binnen AntwerPen" ,; 200 waren in Holland verkocht de rest was naar Friesland g'ezonden . HJi' werd 19 Januari 1 544 veroordeeld tot den flood met het zwaard hiJ' en ziJjn 87J'arige ) geloofsgenoot Lucas Lamberts van Beveren . geboren . Voorts werden »haere goeden geconfsqueert, uYtgeseYt van den voorsz. Jan Claesz,, Poorter deser Stede, die miJjn Heeren verclaeren geconfisqueert ter somme van" - niet meer dare -- a~hondert SQMMIG}E TE$TAMENTEN VAN JAN CLAESZ. [n0 . 1 .] minne. Hoort mijn vermaninae : Guy weet, dat wy aldus langhe 79 , alst ons nae den vleysche wel ghinck met Israel, dat wy doen niet en wiaten wat wy warm, maer nv ons die goede Vader t aentast, nv voelen wy wat wy zijn : to cranek, swack, ellendich i), Job. 1'*2* . arm ende naect. Hierom mijn lieue Auysurou, neemt voor een t Exempel Jesum Christum, wat wech dat by ons voor gegaen Jaco . 5. b.10. heeft, Ende * dat wy door veel drucx moeten ingaen in dat rijek ~ • Pet . 2 . c .21 . der hemelen . Vergetet mijn vleyseh met alle v sinlijckheyt . Bidt 2 . Ti .3.b12. Act. 144 d . 222 den Iieere om t gelooue, op dat gby * verwinnen mueeht . Ende Luce .17. a. 5. is wil my so goetwillich den Heere ouergheuen, als by mijn herte * 1 : Joa . 5.a.4. troostet met zijn bhenade . Gthy hebt noch tijt ter beteringe, maer is ben gebonden aen zijn genade, daer is op betrouwe 2) . Hieromme en denet niet op // het gene da,t voorby is, maer dringet met een Fol. 18 r°. vast betrouwen aen den Heer, by sal v in alien helpen totten goede 3), gheeft v daer toe ouer ende * voecht v altijt bijden ghenen, Eccl . 9. c. 27. die den Heere vresen, want dat sal v best wesen . Want t wel hem Paal . l . a . l. die niet en wandelt inden raet der godloosen, noch en tredet op den wech der Sondaren, noch en eittet daer die spotters sitten, maer heeft zijnen lust in de Wet des Heeren, ende spreect daer van dach ende nacht . Mijn beminde huysurouwe, bi den Goduresenden spreectmen daer van, ende daer door wijct men vant quaet : Want door des "' Heeren vreese schoutmen dat quaet, ende door Eccl, i . d. 27 . die liefde volbrengtmen alle goet. Wort dock wacker, want het Prou .16. a. G. heeft met v ende met my slappelijck toegegaen . Laet v des Heeren woort tot alle goet verporren . Bidt hem om zijnen heyligen Lnce .ll.b.13. Gieest, die can v troosten, t want dat lijden van deser tijt en is +Ro .8. b. 18. niet by de glory ende heerlijcheyt die aen ons geopenbaert sal worden. -- Want dat is de proef, die aen onse Ghelooue beuonden 1 . Pet. 1 . n . 7 . moet worden, veel costelijcker dan dat verganckelijcke (bout dat doort vyer geproeft wort. Mijn lieue huysurouwe, hadden wy also dat Rijeke (hods moegen ingaen, soo wy begonnen, ende dus lange gedaen hebben, soo en hadde die wech niet nauwe geweest . Maer door t lijden ende benautheyt moate onsen Salichmaker in Luc. 24 . c . 25 . zijn eygen heerlicheyt comen, hoe willen wy daer door met ruymte comen? Want die t wech (als de Heere seyt) is nauwe, die totten Mat . 7. b. 13. huldens nae vermogen den Privilegien deser Stede ." Zie verder over dezen leeraar en boekverkoo er to Alkmaar geboren amsterdamsch oorter, de Biblio ra hie des Martyrolo9es II p. 67~3 • Schefl'er in de Doops9 ezinde Bjdra9en > 1864 > hl . 144 vfg~. • Inventaris Doop s9ezind Arehie I > n". `~57--259 . 1 Uitf;aaf van 1562 : elendich . 2 D, i . : iak s tergve~n ; op mi j nnJ eeuwig lot kan dus faeen verder gedrag van miJ' meer van invloed ziJjn. 3 Tot het ~een goed is . [no . 2 .] HO HET OFFER DES HEEREN. leuen leyt, ende weynich zijnder diese vinden, noch weynigher diese recht wandelen, Want die goede vader hadde my desen Wech +Ephe. 2. a.4 . ~'~'el vertoont, maer mgn boose vleysch heefter my al to hardt af- Act.15. b. 11 . g>>edronghen : Nochtans t betrouwe ick door de genade des Heeren // Fol. 18v0. salich to worden, Want Paulus seyt : 1- A1 gaef ick alle min goet 1. Cor .13. a.3. den armen, ende liet mijn lichaem bernen, heb ick de liefde niet ten is my niet profijtelijek . Ouerdenct wat dese liefde is, so cult ghijt al connen int beste nemen, wat v de Heere toe seynt, Hoe soude ickt moeghen wtspreken, de liefde is (hods natuer, dese si 2. Cor . l . 6.13. t met v ende ons alien, (Tek geefse v tot een vriendelijcke groete .) Die goede bermhertige Vader gietse in ons alder herten, door zjnen 3. Joan. b.15. beminden Soon, Amen. t Groet alle lieue vrienden in den Heere . * 1.Tes.5.c.'25 . * Biddet den Heere voor my, al wat de Heere my geeft wil ick weder doen. Q Noch een Testament aen zijn Huysurou. VVetet mijn hertelijeke lieue huysurouwe, dat ick v beuele, Tob. 1 . a . 6 . dat ghi in geender manieren en * wijct van dat Woordt des flee- P.r on4. a. G. ren, maer troost v altijt daer mede, Want het t lijden van deser Rom. 8 . b . 8 . tit en is niet tegen de heerlijeheyt, die aen ons gheopenbaert sal worden, ist dat wy blijuen inden gelooue . Och, laet ons doch daer Jaco. 1 . U. 12. door verwinnen, ende niet afwijcken, so sullen wy de t Croon ont- * 2. Ti . 4. b. 8. fangen, die de goede Heere * beloeft heeft alle den genen, die lief hebben zijn toecoemst, Begheeren wy hier to blijuen, so en hebben wy zijn toecoemst niet lief, maer ist dat wy hem bidden om den heylighen Gleest, die sal ons in alien dingen onderwijsen, 2. Cor . 1 . a. 4. * troosten ende stercken door zijn ghenade . t Och laet ons bidden, Mat. 7. a. Q want door bidden moeten wijt // al ontfanghen . Dus mijn lieue Fo1.19 • Mat.6. c. 25. Hu3'surou, * en sorcht voor heenen din hen die den lichaem aenghaen, maer soeckt het Rijeke Gods ende zijn gerechticheyt, so Acto. 20.e.32. salt v al toe vallen . t flier mede beuele is v God, ende dat woort zijnder genaden, dat v can stercken ende bewaren in alle tentatie . l. Pe. 5. b.14. * Die ghenade des Heeren sy met v, ende met ons alien, Amen . Eccl. 7. c.25. t Voedet mijn lieue kinderkens op in onderwijsinghe inden Heere, Eccl. 9. C . 21. dat beueel ick v, ende t voeget v seluen by den goeden, want * 2 Co. 4. b.18. die hebbent goet, &c. * Denckt om gheen tijtelijcke dinghen, want wat sienlijck is, dat moet vergaen . Wat ghy crijghen muecht, dat neemt mede, het ander beueelt trouwe vrienden, to weten, die v SOMMIG}E TESTAMENTEN VAN JAN CLAE87. . [R 0, `L. trou zijn, ende trect met v kinderkens alsoo verre, dat ghy van menschen beschermt zijt, t Voedse op in onderwjjsinghe inde ileere, Eph . 6. a. 4. ende schict v seluen by den ghenen die den Iieere vreesen . blijn lieue huysurouwe, weest wel to vreden, Pat my de Heere ghehaelt hadde met een haestige siecte, ghy moest hem hebben gedanct, doet nv ooc also. Dit laet is v tot een Testament : t Waect alle die 1 .Tim . G. b .14 . daghen ws leuens op de toecoemst ons Heeren Jesu Christi . Des Heeren genade sy met v, Amen. (I Een Testament aen zijn kinderen, Ende daer nae aen zijn Huysurou . INIIjn lieue kinderkens, Claes Janszoon ende Gent Jans Dochter I), dit late iek v tot een Testament, oft ghi tot v Jaren qua,emt . i Hoort // die onderwijsinghe ws Vaders : t A1 dat de Werelt ende Pro . 4. a. I . V sinlijchey t lief heeft, dat haet, ende hebt lief Godts ghebot, x''01.19 v°. Laet v dat onderwijsen, want het leert : 1- Wie my wil volgen, die L Joan. 2. b. Luce. 9 . c . 23. moet hem seluen versaken, dat is, zijn * eygen wijsheyt to buyten prop. 3. a. 5 . gaen 2). Ende bidden seer : t Heer uwen wil gesehiede, doet ghy dit, +Mt . 6. b.10. so sal die Heylighe Gheest v leeren, al wat ghy gheloouen cult, ghelooft niet wat menschen segghen : maer wat het nieuwe Testament v ghebiedt, dat sult ghy ghehoorsaem zijn, ende bidden God dat by v leere wat zijnen wille is . t Betrout niet op v verstant, Prou . 3. a. 5. maer op den Heere, ende la,et alle v raden in hem blijuen, ende bidt hem dat by uwe weghen stuere . Mijn kinder, hoe ghy * G}odt Mat . 22. d. 36. den Iieere suit lief hebben, hoe ghy v -{- moeder cult eeren ende tEx. 20. b.12. liefhebben, v t euen mensche suit lief hebben, sal v dat nieuwe tMat . 22.4.38. Testament leeren, ende a,lle ander geboden, wat die Heere van v begeert. * A1 wat daer niet in begrepen is, dat en gelooft niet, 2 .Joa,n .t .b.1O. ende wat daer in begrepen is, dat weest gehoorsaem. * Voecht v Eccl . 9 . c. 21 . by den ghenen die den Heere vresen, ende die vant quaet wijcken, ende die door de Liefde alle goet volbrenghen . Och siet doch niet op den grooten hoop, noch op langhe gewoonten, maer siet op het * cleyne hoopken, dat om des Heeren woort veruolcht wort, want Lnc. 12 . d . 32 . de goede en veruolghen niet, maer sy worden veruoleht . Als ghy v hier toe ghegheuen hebt, so wacht v van alle valsche Leer, want Joannes seyt : -4- Wie ouertreedt, ende niet en blijft in die leeringhe 2 Joan . b. 9. 1 Zoo in alle uitgaven . BiJ' Van Braght : Geertge . 2) Verloochenen . IL 6 [fl o , 3.] 82 HET OFFER DES HEEREfi . Christi, die en heeft geenen God, maer die in de leere Christi blijft, die heeft beyde, den Vader ende den Soon . Die leere Christi Gala. 5. c. 22 . is : -I- liefde, barmherticlieit, vrede, cuysheit, geloue, sachtmoedic//heyt, Fol.20ro . ootmoedicbeyt, ende die voile ghehoorsaemheyt (hods. Mijn lieue kinder, geeft v ouer tottet ghoede, die Heere sal v in alien ver- Job. 5 . b.17. stant geuen . Dit Beef ick v tot mijn laetste Adieu : * Neemt des Heb.12. a. 5. Heeren straffinghe waer, want wanneer ghy quiet doet, soo sal by Prou. 3. b.18. v straffen in v ghemoet, laet dan af, ende roept om hulp totten I3eere, ende haet het boose, so sal die Heer v verlossen, ende tgoede sal v ghemoeten . Godt die Vader door zijnen beminden Joa.1G. b.13 . Soone Jesum Christum d- gene v zijnen heyligen geest, die v in alle waerheyt leyde, Amen. [n°. 4.] (i Pit heb iek Jan Claesz v Vader gheschreuen als ick in de gheuanekenis lach om des Heeren woordts wille, Die goede Vader gheue v zijn genade, Amen. Ephe.6. a. 4. Q Mijn lieue Auysurou, ick beuele v dat ghy mijn t kinderen suit op voeden in alle onderwijsinge tot bet goede, ende dat ghi haer mijn Testament laet lesen ende brengt haer op inden Heer, Luc. 14 . d.16. nae v vermogen, so langhe ghy by haer zijt . * Ende is begeere op v, dat ghy v semen, noch v kinderkens niet lieuer en hebt, dan 1. Pet . 2.b.12. den Heer, ende zijn ghetuygeniase, t Laat o van v vleyseh niet Mat. 10 . c .23 . verwinnen, gunnen sy v in dese Stadt niet to woonen, 1' trect in *I:ecl . 9 . C . 26. een ander, Maer dat begeer ick hertelijck op v : * Voecht v altijt by den goeden, want wel hem die omgaet met den ghoeden . Die Luc. l . d . 48 . den + cleynen haer hulp altijt gheweest is, die sal v helpen, dat 1 . Cor. 7. a. 2. is die goede Vader : * Mueeht ghy v niet alleen onthouden, soo neemt eenen Man die den Heere vreeat, maer wat ghy doet, ver- (ien . 25. d.33 . laet den deer niet om een cleyne t schotel papa '). Ic sal v onschult Fol. 20 v". wel soo groot maecken als ick // mach 2), mer om Amsterdam to houden en verlaet den Heere niet, Met zijn genade wil is hem om fiat. 16 . d .26. die * gheheele werelt niet verlaten, doet oock also : Och laet ons +lift . 11 . b .12 . met -I- ghewelt doordringen 3), mijn vleesch moet is door des Heeren Brat . 1G.d.25. genade t verliesen, laet v oock also 4). Mijn lieue Huysurou, souden 4Gedacht is aan Ezau . 2 1k zal u biJ' de rechters zoo onschuldig mogeliJ'k voorstellen ;~ maar verlaat giJ' den Beer niet om to Amsterdam to kunnen blJi'ven. 3 Om in het riJ'k Gods in to gaan, Matth . 91 :12 . 4OnduideliJ'k . $OMMI(3E TESTAMENTEN VAN JAN CLAEBZ . [n0. 4. wy op het lijden deneken, wi bleuen daer inne steecken, maer wy moeten daer door sien op de * eewige belooninge, Ic troost my so Pea . 19. b .12 . blijdelick in den Heere, doet oock also, die Heere mocht my opt Mat. 19 .d .27. bedde gehaelt hebben, ghi most wel to vreden gheweest hebben, hoe veel to meer nv, wat weet ghy hoe langhe v tijt hier is : Daerom doet, als de Heere v radet, weeat altijt bereyt tot 1 - zijn Luc .12. d. 36. toecoemst, dan salt ghijt al connen verwinnen, * Die eewige ruate Titu . 2j.6.13 is beloeft den genen die overwinnen . Apo. 2.3.21. t Een vast gelooue, een sekere hope op de eewige belooninge, +Mt . 21 . c .21 . * een bernende liefde tot Godt ende onsen naesten, sy met v, *Mt . 22. d. 36. ende my, ende ons alien, Amen . 1. Pet . 4. b. S. Schrijft my doch teretont, hoe ghy daer aen zijt, soo sal iek to bet ') getroost zjjn, als ghy mijn begeerte voldoet . -}Biddet, die Deere Mat . 7. a. 11 . wil ghebeden zijn, dat voele ick nv, Biddet ~ al to samen dat des Jaco. 5. c. 16. i Heeren wille gheschiede in +Luc. 11 . a . '2 . my, ende ons alien, Amen. Q Een Testament aen zijn broeders ende austere 2). VVetet mijn lieue Broeders, Cornelis Claesaoon, Gent Olaeszoon, Ariaen Claes dochter mijn lieue Sueter, dat ick vriendelijek op w EFzol. 21 . e. 18.rc. 21. begeere, dat ghy v dock tot//ten Heer t bekeert, ende verlaet alle Joel . 2 . b .12. V houeerdicheyt, giericheyt met alle boosheyt, ende ooc alle quaet *Eccl . 9. c. 23. geselscap, ende hout v stille ende * voeget v byden goeden . t On- +Joa. 5. d. 39. dersoect dat woort des Heeren, * ende bidt hem om zijnen t hey- t *Luc 11. .13 . Joan.2 c .27. ligen geest, die sal v onderwijsen in al dat v van noode is, Dit sal gheschieden, ist dat ghy v seluen versaeckt, ende v eygen wil Luce . 9 . c. 23. to buyten gaet 3), Want by seyt : * Wie my wil volgen, die moet hem eeluen versaken, hi moet zijn dagelicx cruys op nemen, ende Coll . 3. a . 5 . volgen my na, seyt de Heere . t Daerom sterft al v lust, so en + Ro. 6 . c . 23 . salt ghi in eeuwicheyt niet steruen . k Want het loon der eonden is die doot, maer bidt (hod om zijnen heyligen geest, die sal 1 Beter . 2 Ms de schriJ'ver in dit en het volgende Testament als uitersten wil of laatste belle den ziJjnen toebidt dat ziJ' zich toch moi;en bekeeren, dan denkt hiJ' bliJ'kbaar daarbiJ' niet aan den dooP, maar hieraan dat ziJ' »zich zullen voegen biJ' de goeden" zullen »bewaren wat de Heer u condich heeft gemaectf to weten : Alwat ghY wilt dat v die menschen doen, dat doet haer weder." Zie in de Inleiding hierboven b1 , 34, 35 . ' 3 Verloochent . [no . 6.] 84 HET OFFER DES ftEEREN. V also veranderen v sinnen, dat ghi het quaet cult haten, op dat ghijt schouwen moecht . Rom.12. b. 9. Och mijn liefste, * haet doch het quade, ende bemint dat goede, + Luc.18.c.19. ende t Gi-odt die alleen goat is, sal met v zijn, maer ist dat ghy Rom. 8. b.13. by v * boose sinlijcheyt blijuen wilt, so ghetuyghe ick wt des Hee- Hebr. 6. a. 9 . ren wont, dat ghy u seluen verdoemen salt . t Maer is hope wat beters tot v, hoe wel ick soo spreecke . Oeh bewaert doch dat v Fiat. 7 . b .12. die Heere condich gemaect heeft, to weten : * A1 wat ghy wilt dat v die menschen doen, dat doet haer weder, so salt v wel gaen, ende alle goet sal v gemoeten, her toe help v die goede God door Jesum Christum zijnen beminden Soone, Amen . Q Nocli een Testament van Jan Claesz aen alle zijn gheslachte . VPetet mijn lieue Broeders ende Busters, Oomen ende magen, 1 Pet. 4. b.15. ende alle mijn geslachte dat ick niet en lijde als een * dief oft Fol. 21 v0. moorder oft // misdader maer voor die t ordinancie, die de Apos- Eph. 2. b. 19. telen des Heeren geleert ende ingeset hebben to weten, die ordinancie van de heylige kerck, die ouer vijftienhondert iaer gemaect Mar. 16. b.15. Overt, die -h Jesus Christus zjn lieue discipulen beuolen ende met ~Heb.9.b.16. zijnen * bloede bezegelt heeft, ende die de Apostelen t gepredict t Act. 2 . b . 14 . ende geleert hebben, "` ende mede met harm bloede beuesticht. 'Act. i;ga52: Mijn lieue vrienden, slaet v haoft om mijnent wille met neder, om dat die menschen roepen, dat is als een wederdoper ende ketter Mar. 16 . b.15 . gestoruen ben, Daer is maer een t Doope gegeuen met woorden op den gelooue, ende voor den gelooue en isser geen Doope van (hod beuolen . Nv mocht yemant vragen : Wat, salmen dan die Mat. 19. b.13, kinderkens niet doopen ? Neen, mer euen wel zjn si t salich door de verdienste Jesu Christi, ende zijn in zijnen bloede gedoopt, 1 .Cor .15 .c .2Z . Want daer staet gheschreuen : * Alsoo veel alsser in Adam ster- Ephe. 2 . a . 4 . uen, zijnder in Christo leuendich ghemaect . Pit geschiet wt ~ louter ghenade sonder eenich teecken . Maer mijn lieue vrienden, de Heere Mar. 16. b.15. heeft beuolen dat * Euangelie to prediken, die dat geloouen, die salmon doopen. Noch heeft by beuolen : Ende de geloouige sullen 1.Cor.ll .c.22. zjn t Auontmael houden, tot zijnder ghedachtenisse, op sulcker Mat, lG. b . 25 . wijse, alst de -I- b ore ingheset heeft, * ende zijn Apostolen dat Act. 2 .e . 42 . ghebruyct hebben . Anders en heeft by haer niet beuolen : GFheen 20. b . 7 . Misse, noch Kinderdoop, noch Oorbieeht, noch gheen ander wtwendighe Godtsdienst . Luc.10. c.27. Maer by heeft beuolen GFodt alleen lief to hebben ende zjn $OMMIGtE TEBTAMENTEN VAN JAN CLAESZ. [ne . B .J 85 Woort gehoorsaem to wesen, ende zijnen euen mensche als hem seluen . Och waer salmense vinden, die dit doers, 1 - Ondersoect Joan. 5 . d .39 . Godts Woort, Ten is gheen Christen, die dat niet en weet. Ghy en moghet daer niet mede voldoen, dat sy leeren, // to weten, Fol. 22 r° . dat ghy by de heylige Kercke suit blijuen, ghy moet weten, wat de heylige kercke is, to weten, de geloouige vergaderinge, die doort * Woort Gods gebaert is, want ghi weet wel, dat niemant 1 . Pet. 1. c.23. op deser werelt comers en mach, by en si geboren, also en mach niemant inde toecomende comers, hi en si t wedergeboren, gelijc Joan. 3 . a. 3 . Petrus tuycht : 1- Niet wt den verganekelijcken Zade, maer wt dat + 1 . Fe . l . c .23 . onverganckelijeke Zaet, namelijck, wt dat leuendighe woort Gods, dat eewich blijft. Och wel hem, die hier wt geboren wort . Dese Wedergeborene gebruycken rechte Doop, rechte Auontmael, * Sy scheyden haer oock van alle die schandelij ek leeren, oft onbe- 2 . Tees . 3. a.6. hoorljck leuen, sy en dooden haer lichaem niet (dat en leert (irrodts Woordt niet) t maer sy schouwen haer geselschap, so lange Mat. 18 . b.17. sy haer') bekeeren, want sy zijn de Christelijcke Kereke, de gemeyn- R Cor 5: a . 2 . schap der Heylighen, sy hebben vergiffenisse der sonden, * want Act. 4 . a . 12 . daer en is geenen anderen Naem ghegheuen in den Hemel oft finder Aerden, daer sy salich door moghen worden, dan inden Naem Jesu, dat is door zijn verdienste . Sy gheloouen, sy leuen alleen nae zijn Ordinancie. Hy en heeft niet 1' ghedoot die in hem niet Luc.19. a.10. en gheloofden, zijn heylighe Kereke en heuet oock niet ghedaen Maer by ende de zone zijn -F ghedoot vanden beginne, ende het Apoc .13. a. 8. sal ooc blijuen. her aen suit ghy bekennen, wie de zijne zijn. Niet die haer van zijnen Naem beroemen, ende staen haer dinghen met den Sweerde voor : Maer die daer leuen nae dat * exempel l . Pet. 2 . c .21 . des Heeren, ende beuestighen haer sake met Godts Woordt, t dit Jac. 5 . b .10. is den rechtgheloouigen haer Sweert . Nv mocht yemant segghen : t Eph . 6. b.17. Waer zijn onse Vooruaders dan gebleuen, die anders niet ghewe//ten Fol . 22 v° . en hebben? Dat sal k God ordeelen . Men mocht oock segghen, dat Jnd. i . c . 14 . de Heere beloeft heeft by ons to zjn, tot de * eyndinghe der Mat. 28 . c .19 . Werelt. By den Gheloouigen is by altjt, maer byden ongheloouighen nemmermeer, Te weten, by zijn Woort, ende by dat rechte gebruyck zjnder teeckenen, to weten, Doopsel ende Auontmael, ende wandelen recht, ende leuen ghelijckformich zijn Woort, dat sal by altjjt by wesen 2). Lieue Vrienden, daer was seuenderley Secte by der Apostolen tijden onder haer opgestaen, daerom en was de rechte Leere niet to verwerpen, oft nv veel quade boeuen onder den Euangelio op- 1 Tot ziJ' zich bekeeren . 2 Waar dat is, bia' dat zal HiJ' de Heer, altiJ'd wezen . Fol. 23 r° . [n° • %•] HB HET OFFER DES HEEREN. Rom, 9 . a. 6. gestaen zijn, t daer om en is Gods Woort dies niet to minder, wie salich wil wesen, moet hem daer onder buyghen. Inden tijden Tobi. 1. a. 6. vtinden heylighen * Tobias ginek gantsch Israel, ende baden gulden Calueren aen, die Jerobeam de Coninck hadde doers makers, maer by bleef alleen by den Heere zijnen Godt, ende dede wat by hem beuolen hadde . Vrienden, siet nv niet op den grooten hoope, maer siet op GFodts Jere . 17. a. 5. woort, dat en sal v niet bedrieghen . t Veruloeet sy de mensche, die op eenen mensche betrout, ende zijn vleesch set voor zijn hulpe : Maer gheseghent sy de mensche, die hem op den Heere Joan . 17.c.20. verlaet . her verlaet ick my op, -F dat by biddet tot zijnen Vader, niet sheen, voor die by hem waren, maer voor alle de gene, did door dat woort tot hem souden bekeeren . De goede Vader door zijnen eenigen Sone Je- 2. Tim . 2. a.7. sum Christum, * gheue v dat rechte verstant, dat ghy hem voort muecht leeren kennen . Amen. Q Van de Senteiltie ouer Jan Claesz. JAn Claesz met een oudt Man van lxxxvij . iaer 1), diemen noemde Besteuaer, beyde inde Vierschare comende, malcanderen groetende met eenen Cusse, seyde Jan Claesz tot Besteuaer : Mijn lieue Broeder, a} lacchende, mijn lieue Broeder, hoe zit ghy nv gemoet? Besteuaer antwoorde lieffelijek, ende heeft gheseyt met een blijde aenghesicht : A1 wel mijn lieue Broeder . Doen seyde Jan Claesz : En vreest nv Vyer noch Sweert, Och wat een blijden Maeltjjt sal ons bereyt zijn, eer de Clock heeft twelf vren . Ende doen worden sy van malcanderen Beset . Ende doen sprack de Schout : Ghy zijt verdoopt . Jan Claesz . heeft gheantwoort . Ick ben Mat. 28 . c.19. gedoopt op mijn ghelooue, alsmen alle * Christen menschen hoort Mat. 16 . b.15 . to doopen, na wtwijsen der Schriftueren, Leest dat . Doen hebben sy weder tot hem gheseyt : Ghy zijt van die vermaledijde Anabap- Act.16, e. 20. oaten, vreemde Seekten, opinien ende erroeren, ende t twist ma- 17. a . 6. kende onder dat volck. Jan Claesz. Wy en zjn alsulcken volck niet, wy en begeeren anders niet, dan dat rechte Woort Gods, sal ick daerom laden, soo begheer ick de seuen Schepenen z) . Ende 4 Lucas Lamberts zie bl 77, aanteekenin g 1 . 2 lk verlang, als Poorter der stall dat de schePenbank over mij nitsPraaL doe, SOMi1fIG}E TE$TAMENTEN VAN JAN CLAE$Z. [n0 . 7.] HZ doen wort hem geuraecht, oft hy niet en beleedt dat by verdoopt was ouer vier Jaer, oft daer ontrent . Jan Claesz . antwoorde : Ouer drie Jaer oft daer ontrent, doen words ick ghedoopt, als men ells Christen menschen hoort to doopen . Tgerecht seyde : So belijdt ghjjt dan? Jan Claeaz . Jae . Tgerecht : Wel, so als ghijt dan belijdt, so hebben wy de voile macht van // de seuen Schepenen . Jan ho!. 23 v° . Claesz. Mach is dat voile Gerecbt niet crijghen? Men gunnet Dieuen ends Moordenaren wel, mach my dat niet ghebueren ? Ende doen gingen de vier Schepenen wt om dat Vonnisse to wijsen . Jan Claesz nv opheffende zijn stemme, heeft ghesproken : 0 Bermhertige Vader, ghy west dat wy gheen -I- wraeck en begheeren, ends Ro, 12 . c.19. by wrang zijn handen, segghende : 0 Bermhertighe Vader, gheeft se uwen Gheest, op dat * ghy haer dit niet en rekent tot boos- Act . 7. £ 60. heyt. Ends doen quamen de vier Schepenen weder in de Vierschare, ends eaten neder om dat Vonnisse to verhalen, segghende aldus : Jan Claesz gheboren van Alekmar, weleke t gheleert heeft Act . 17. b. f. dat volck, valsche Leeren, erroeren, ends nieuwe Opinien . Op welt Jan Claesz gea,ntwoort heeft, segghende : Ten is alsoo niet. Doen hebben de Heeren vanden Gherechte Jan Claesz verboden to spreken, ends de goede Jan Claesz heeft doen ghesweghen, op dat by nae zijn Vonnisse hooren soude . Ends doen zjjn sy met haer Vonnisse voort ghegaen, ends hebben totten Schrjjuer geseyt : Leest op zijn misdaet . Ends by heeft ghelesen, Bat by hadde laten drucken Tantwerpen sea hondert boecken, welcke by met Mgnno Simons hadde gesloten, ends hadde die in dit Lant gestroeyt, valsche Opinien met vreemde Secten, ends Schole gehouden, ends vergaderinge gema,ect, om to brengen * erroeren onder dat volt, Act . 17. b. 6. dat welt is tegen het Placcaet vanden Keyser, ends ones Moeder de heylige Kercke, welt mijn Tileeren vanden Gerechte niet en staet to lijden, maer to corrigeren . Jan Claesz dit straffende ale voren : f Ten zijn geen Seeten, maer het is Gods Woort . Doen Act. 26. e. 27 . seyden de Heeren vanden Gierechte : Wy verwijsen v /l van lijf !'ol. 24 r°. ter doot, gestraft to worden met den Sweerde, het lijf op een rat, het hooft op eenen staec : Wy en verwijsen v niet, maer het Hof verwijst v . Jan Claesz wt de Vierschare ;aende, heeft geseit : Ghy Borgers draecht getuychenis, dat wy niet en steruen, dan om dat rechte tiVoort Gods . Dit is geschiet in de Viersehare . Jan Claesz nv opt Schauot comende, heeft gesproken tot het wick, met verin eene voltalliga zitting >• niet in eene waarin van de zeven schePenen drie afwezi g ziJj n . BiJ' eene halszaak mocht dit g eeischt worden . Volgens het lied zie hierna bl . 88 biJ' de aanteekeninh, weigerden deze drie het vonnis to »aenveerden" en ))weecken zJi' of beziJ'den" . Ook het Justitieboek, dat biJ' ieder vonnis de namen deer aanwezi a schePenen opgeeft, noemt er biJ' deze zitting slechts vier . ~' HS HET OFFER DES HEEREN. i. Pet . 4. b.15. stande ') woorden aldus : Hoort ghy Borgers van Amsterdam -I- Weet dat ick niet en lijde, als een Dief ofte Moordenaar, oft dat wy gestaen hebben na ander Lieden goet, ofte na yemants bloet, ooc niet verstaende, dat is my seluen rechtueerdigen ofte verheffen Luc.15. b. I i . soude, maer is come met den * verloren Sone 2), ende stae alleen op dat puere Woort Gods . De Buel stiet hem op zijn Borst . Ende Jan Claesz hem om weyndende, heeft gheroepen met luyder stem- Psal.37. C . 28. men 1' 0 Heere, my nu noch finder Act. 7. f. 59. eewicheyt niet en verlaet. Heere Dauids Bone -Iontfangt mijn Siele . Q flier mede beuestichde de lieue Broeder Jan Claesz het woort Godta met zijn roode Bloet. Q Een Liedekell van Jail Claesz ende Besteuaer, Na de wise vanden 8. Psalm. Ofte, het waxen twee gespeelkens goet 3). HEt waxen twee gebroeders goet Seer lieffelijck van zeden .* Mat . 24 .a .9 . * Um Gods woort storten si haer bloet Apoc. 6 . a . 9 . Tot Amsterdam ter steden . Fol. 24 v° . $estevaer Overt die eene genaemt Out seuentachtich Jaren Dander Jan Claesz wel befaemt Christi getrou dienaren . Ter vierschaeren zijnde geleyt Malcanderen sy custen Gala . 5 . a. 6 . t De vyerige liefde Overt verbreyt 1 Verstaanbare ; van verstand in den zm van vei staan baarheid . 2 Als een hoetvaardi berouwvol zoildaar. 3 Van dit lied is e ene tiT ei tahng oPgenomenm den Aushunfit pan 1583 het l Ode lied • misschien reeds in lien van 1571 maar daarvan is geen exem plaar me over. ZiJ' begint : ))Es ware n auch zween Bruder gut, Johan C1asL emer hiesseer Wirdt - esungen wie plan v ~ " om l~onihasca singt, Oiler, Es ~~r ienger awe Gespilel gut, Oder Es ieng emn 1' " ~ ~, rawlein mit dem Eru l. Pet . 4, b. 8. -'r Wy anders niet begeeren 1 Yet . 2 . . Dan dat rechte woort Gods alleen Sprat Jan vry voor de Heeren . Seuen Schepen heeft by begeert Als hem aenstont het lijden // Vyer hebben tVonnis aengeueert Drie weecken of bezijden z) . Jan riep (als dese hielden spraeck) 0 bermhertige Vader Ghy weet, * wy begeeren geen wraeck Ro. 12 . c . 19 . Sijn handt wranck by to gader . Heb.l0.d .3U . 0 barmhertige Va.der mijn Geeft ghy ha,er uwen geeste f Laet dit quaet niet gerekent zijn Luc. 23L c. :33. Act. 7. f. 60. 1 D. i. zeden, samengetrokken in zeen, dat weer om bet riJ'm is verkort tot zee . 2} Zie boven op bl . 85 de tweede aanteekening . Fot. 25 r°. VAN DE 5ENTENTIE OUER JAN CLAESZ . Comende wt thert met lusten . Jan Claesz sprat met woorden soet En met lacchenden monde Mijn lief broer hoe zijt ghy gemoet Als nn tot deser stonde . Bestevaer met vrolijek aenschijn En lieffelijcken wesen Sprat al wel lieue broeder mijn Vruecht quam wt thert geresen . 89 Och wat een bljj maeltjt ons sal Bereyt zijn voor twelf vren -I- Vreest nv sweert oft vyer niemendal Daer was vruecht en geen trueren . Die soete woorden, lief gelaet Mochten sy niet gedoogen Men scheyde haer, tbleec aen de daet Jan Claesz. l.a1t0.d .28. * Dattet zeer dee Karen oogen . Ghy zijt verdoopt sprat den Schout doof Jan sprae, na Schrifts bedieden Sale . 2 . c . 14 . r Ben ick gedoopt op mijn geloof Mat. 28. c.19. Alst behoort Christen lieden . Sy wilden haer opleggen mee Van seckten en quaey saecken Van valseh Anabaptisten zee') Die onder tvolc twist maecken. Wy zijn van suleken voleke geen Mat. 16. b.16. JO $ET OFFER DES HEEREN . Haer alien minst en meeste . Dus Overt by verwesen ter doat Te straffen metten aweerde Tlijf op een Rat, op een staeck thoot Den vromen man elck deerde . Bestevaer staende ooc onueruaert Toonde zijn vruecht voor alien A1 moest hij zijnen grijsen baert Door den sweert laten vallen . Ter doot gaende sprat Jan seer fris Mat. 5 . a . 10 . -F Wy steruen om Gods woorden Ghy Borgera hier draecht tuygenis i. Pet . 4. c .15. * Niet als Dief oft die moorden . Wy en hebben ooc niet gestaen Na ander lieden goede Noch heeft by gesproocken voortaen Oft ooc na yemants bloede . Oock niet verstaende (riep by schoon) Dat ick rechtueerdich my houwe Luc. 15 . c.21. Mer coem metten f verloren soon Op Godt alleen betrouwe . Met luyder stemmen riep by zeer Nv noch in eewicheden Luc, 23 . c. 45 . 1VIy niet verlaet, -I- neemt mijn siel Heer Act. 7 . g. 59 . 0 Dauida Soon in vreden . Ter doot zijn sy beyde geleyt Den ouden metten iongen De waerheyt hebben ay verbreyt ~Taect op, loeft God met tongen . // DE BELIJDING}HE DAN ELISABETH . (I flit is de Belijdillghe van eon teeder Meysken, geheeten Elisabeth, die een Bagijnken hadde geweest, de welcke tot Leeuwerden geuangen ende ghedoot is. Int Jaer . 1549 1). (;) DEn vyfthienden Januarij, in het Jaer M.CCCCCXLIX. Te reeckenen het beghinael des Jaera van lieu Jaers dach af, doen Overt Elisabeth gheuangen . Ende doen de ghene die haer vanghen souden int hugs quamen (te weten, daer sy woonde) so vonden sy daer een latjjna Testament . Ende doen sy Elisabeth hadden, seyden sy Wy hebben, wy hebben de rechte man, wy hebben nv de Leerarisse, ende seyden : Waer is v Man, die Leeraer Menno Simons, &c . Ende sy brachtense . op dat Raethuys . Ende des anderen daechs namen haer twee Witkouels z) tusschen haer beyden, ende brachtense op dat Blockhuys . Doen worde sy voor den Raedt ghestelt, ende sy vraechden haer by haren Eedt, oft sy oock eenen man hadde. Elisabeth antwoordde : Ons en behoort niet to * aweeren, Mat. 5 . d . 37 . maer onse woorden sullen zjn : Jae, iae, ende Neen, neen, Iek en Jaco . 5. c . 12 . hebbe gheenen Man. De Heeren : Wy segghen, dat ghi een Leera- 1 Behalve het een hier over Elisabeth voorkomt dat door Van Bra ht lI bl . 81 82 is overgenomen heeft deze op bl . 156-158 over haar nog een ander uitvoerig bericht. HiJ' had dit nit familieoverleveringen, waarvan hiJ' de herkomst meedeelt . Dat Elisabeth of zooals zJi in het Sententieboek van het Hof van Friesland heet + Li~isbeth Dirksd . »van grooten huYse" was en in het Klooster Tieen gbJi Leer in Oostfriesland + dat zooals meer kloosters eene kostschool voor meisJ'es nit den deftig en stand schiJnt g eweest to ziJn, onderwezen was in allerlei kunsten en in 't LatiJn ; dit een en ander, door dat bericht meegedeeld, strookt met 'tgeen het Offer des Heeren omtrent haar behelst . Haar vonnis en flood vielen niet zooals flit laatste en eveneens Van Bra ~'ht en de Biblio9raphie> II, P . 686 ze ~'~'en, o P 27 Maart maer op 27 Mei 9549 . 't BliJ'kt nit het Sententieboek . Aan haar wordt een lied toe ~'eschreven, dat Blau Pof ten Cate vermeldt + Geschiedenis der Doopsezinden in Holland II, bl . 211 en 209 ; zie ook de Biblio ra hie II . 686 . Ik heb het tot dusver nergens kunnen ontdekken . 2 WitkapePn~• praemonstratenser monniken . 91 I+ul. 25 v° . 92 HET OFFER DES HEEREN. rinse zijt, die veel Lieden verleydt, ende ivy hebbent wel van v Fol. ;L6 r°, hooren segghen, Wy willen weten, wie // dat v vrienden zijn . Mat. 22 . d . 36 . Elisabet : * Mijn Godt heeft my gheboden, dat ick lief hebben sal Exo. 20 . b .12 . mijnen Heere ende mijnen Godt, daer toe mijn t Ouders eeren, + 1 .Cor.i .c .16 . daerom en wil ick v niet segghen, wie mijn Ouders zijn, -I- want dat ick om Christus Name lijde, dat is mijn Vrienden oneere . De Heeren : her mede willen wy v nv betijen laten, maer wy willen weten, wat Lieden dat ghy gheleert hebt. Elisabeth : Och neen, L Pe. 3. b.15. mijn Heeren, laet my doch met vreden van desen, ende * vraecht my nae mijn Ghelooue, dat wil ick v soo gheerne segghen . De Heeren : Wij sullent v wel soo banghe maecken, dat ghijt ons wel segghen cult. Elisabeth : Ick verhope door de ghenade van Godt, Psa. 39. a. 2. dat by t mijn tonghe bewaren sal, dat ick gheen Verradersse en worde, ende mijnen Broeder niet en leuere in den Boot . De Heeren : Wat Lieden waren daer by, doen ghy gedoopt worde ? Elisa- Joan. 18. e.21. beth : Christus sprack : -I- Vraechtet den ghenen die daer by waren, oft diet ghehoort hebben. De Heeren : Nv mereken wy, dat ghy een Leerarisse zijt, want ghy v Christo ghelijek waken wilt . Elisabeth : Neen mijn Heerea, dat waer verre van my, want ick my L Cor. 4.b.13, niet hooger en achte, dan dat * wtvaechsel, dat daer wt gheuaecht wort wt dat Huys den Heeren . De Heeren : Wat ist dan dat ghi hout vant Hugs Godts? flout ghy ones Kercke mist voor het Huys Godts? Elisabeth : Neen is mijn Heeren, went daer staet gheachre- 1. Cor. 3 . b. 9. uen : t Ghy zijt den Tempel van den leuendigen Gi-odt, ghelijck l. Cor. 6.b.16. ale Godt spreect : -I- Ick wil in haer woonen ends wandelen . De + Lev . 6. b. 9. Heeren : Wat hout ghy van ones Miss P Elisabeth : 1Vlijn Heeren, van uwe IMlisse en houde is niet, maer al wat met Godts Woort Fol. 26 v° . ouer/f een coemt deer houde is veel van . De Heeren : Wat hout ghy van dat hoochweerdighe heylighe Sacrament ? Elisabeth : Ick en hebbe mijn leuen niet ghelesen in de heylighe Schrift van een Mat. 26 . b. 25 . heylich Sacrament, maer wel van het * Auontmael den Heeren 1.Cor.l l .c.Z2. (Sy verhaelde ooc de Schrift die deer op lisp .) De Heeren : Swjcht, want de Duyuel spreeckt wt uwen mondt . Elisabeth : Jae mijn Mat. 10 . c.24 . Heeren, dit is een cleyne sake 1) ; want de t knecht en is niet beter din zijn Heere . De Heeren : (shy spreect met eenen hooch- Act. 26. e. 25. moedighen gheest. Elisabeth : Neen mijn Heeren, -{- iek spreecke met eenen vrijen most. De Heeren : Wat sprack de Heere, doen by zijnen Diseipulen dat Auontmael ghaf ? Elisabeth : Wat ghaf by haer, vleesch oft broot ? De Heeren : fly ghaf haer broot . Elisabeth : Bleef de Heei•e din deer niet sitten ? Wie woude den 1NameliJ'k dat ik miJ' door a een ,kind den duivels most hooren schelden immers dit heeft miJjn Heer ook ondergaan . DE BELIdDING}HE VAN ELISABETH . 93 des Heeren vleesch eten ? De Heeren : Wat hout ghy vanden kinderdoop, dat ghy v weder hebt laten doopen ? Elisabeth : Neen mijn Heeren, ick en hebbe my niet weder laten doopen, ick heb my eenmael laten doopen op mijn ghelooue, want daer gheschreuen staet, * dat den gheloouighen den doop toecoemt . De Heeren : Sijn Mat . 16 . b.15. onse kinderen dan verdoemt, om dat sy ghedoopt worden ? Elisabeth : Neen mijn Heeren, dat sy verre van my, dat is de kinderen t ordeelen soude. De Heeren : Soect ghy v salicheyt niet inden Mat . 7. a. l . doop P Elisabeth : Neen min Heeren, al dat water van de zee en mocht my niet salich maecken, 1- maer de salicheyt staet in Christo . Act . 4. a.12. Ende hi heeft my gheboden, * Giodt mijnen Heere lief to hebben Luc .10, b.25. boven -alle dinek, ende mijnen Naesten als my seluen . De Heeren Hebben de Priesters oock macht de sonden to vergheuen ? /; Elisa- Fol. 27 r°. Beth. Neen mijn ileeren, hoe soude ick dat gheloouen, ick seg dat Christus de eenighe t Priester is, door weleken de souden Hebr . 7. c. 24 . vergheuen worden. De Heeren : Ghy segt, dat ghijt al ghelooft, 1 . Joan. 2, a .3. dat met de heylighe Schrift ouer een coemt, houdy dan van Jacobus woorden niet? Elisabeth . Jae ick mijn Heeren, hoe soude ick daer niet van houden ? De Heeren . Heeft by niet ghesproken : Ghaet totten Outsten vande Ghemeynte, dat by v * salue, ende voor v Jac . 4, b . 14. bidde? Elisabeth . Jae, maer mijn Heeren, wout ghy dan segghen, dat ghy van sulcken Ghemeynte zijt? De ileeren : De Heylighe Gheest heeft v al salich ghemaeckt, ghy en behoeft Biechte noch Sacrament. Elisabeth. Neen mijn Heeren, ick bekenne wel dat ick ouer getreden hebbe de Ordinantie vanden Paus, de weleke de Keyser met Placcaten beuesticht heeft, maer bewijst my in eenighe Articulen, daer in dat ick ouerghetreden hebbe teghen mijn Ileer ende mijn Godt, soo wil ick o wee, o wach roepen ouer my arme ellendighe Mensche . Dit voor beschreuen, is de eerste belijdinghe . Daer nae stelden sy haer weder voor den Raet, ende leydense inden Pijnichthoren, ende de Hencker Hans daer by. Doen seyden de Iieeren : Wij hebben v dus langhe met goetheyt aenghegaen, ende ist dat ghy niet belijden en wilt, soo willen wy v met herdicheyt aengaen . De Procureur Generael sprack : Meester Hans, tact haer aen. DI. Hans antwoort . Och neon mijn Heeren, sy sal dock wel met wille 1) beljjden . Ende doen sy niet met wille belijden en woude, doen setten sy haer duymgsers op beyde haer duymen, ende op beyde haer // voorste vingheren, dattet bloedt P'o7, 27 r° , tot haren nagelen wt spranck . Elisabeth sprack : Och ick en macht niet langlier lijden . De Ileeren seyden : Belijdt, soo willen wy v pijne verlichten . Maer sy riep tot den Deere Laren (hod : i Helpt Judit . 9. a. 3. 1) Gewillig. sa. 94 . .1k+ . 1 . Cu . 10 .b .13 . 94 HET OFFER DES HEEREN. my o Heere, v sane dienstdeerne, want ghy een Noothelper zijt . De Heeren riepen al : Belijdt, soo willen wy v pijne verlichten, want wy hebben v geseyt van belijden, ende niet van roepen tot 1 . Tes.5.b17. God den Heere. Ende sy hielt " ghestadicli aen tot Godt harm ileere, als bouen verhaelt . t Ende de Heere verlichte haer pijne, alsoo dat sy seyde tot de Heeren : Vraecht my, ick ail v antwoorden, want ick en voele gents gheen pgn in min vleesch, als to voren. De Heeren : Wilt ghy noch niet belijden ? Elisabeth : Neen mijn Heeren . Doen setten sy haer twee Schroefijsers op elcke scheen een . Ende sy seyde : Och mgn Heeren, en beschaemt my niet, want my en heeft noch noyt Man aen miju Moot lic6aem ghetast. De Proeureur Generael seyde : Neen Joffrou Lijsbet, wy en sullen v niet oneerlijek aentasten. Doen beswijmde sy. Ende de een seyde teghen den anderen : Misschien sy is doot. Ende doen sy ontwaeckte, sprack sy : Ick leue, ende en ben niet doot . Doen sloegen ay alle de Schroef ijsers los, ende gingen haer met smeeckende woorden aen . Elisabeth : Waerom gaet ghy my dus met smeeckende woorden aen, met de kinderen plachmen aldus om to gaen. Alsoo en creghen sy niet een woordt van haer, tot achterdeel ') van haer broeders inden Heere, oft eenich menache . De Heeren : Alle de woorden, die ghy hier voormaels beleden hebt, wilt ghy die oock wederroepen . Elisabeth : Neen is mijn Heeren, Apo. l . b . lU. maer ick wilse -I- beze//ghelen met mijnen doot . De Heeren Ful . 28 r~ . Wy en willen v nv niet meer tenteren, wilt ons nv met goeden wille segghen, wie de ghene is, die v ghedoopt heeft . Elisab. Och peen mijn Heeren, is hebbe v ymmers geseyt, dat ick dat niet belijden en wil . Q Hier na, is de Sentencie ouer Elisabeth ghegaen, Int Jaer 1549 . Den 27. loch van de Meert '2), ende is veroordeelt ter doot, ghedrenct to worden in eenen sack, ende heeft also haer lichaem Gode op geoffert . INadeel . D . i . : ziJ' kreg en gaeen enkel woord van haar to hooren, dat tot nadeel van een van hare broeders strekken kon ~• geen woord, waarmee ziJ' een anderen geloovige verraden, dims naam genoemd en dus hem in gevaar 1 ;'ebracbt zou hebben . '2) Lees : Mei. Zie hierboven bl. 90, aanteekenin 1 . EEN LIEllEKEid VAN ELISABETH . 95 Q Eeii Liedekeii van Elisabeth, Na de wijse vanden tweeden Psalm, Ofte : Roosken root seer wijt ontloken 1). Twas een maechdeken van teder leden Elisabeth dat was haren naem De weleke was woonachtich ter steden Van Leeuwerden een Stede bequaem . In Januario Overt ey geuangen Het was int v~jftienhonderste Jaer Negenenveertich, sy had verlangen Nfte Chriatum, * dien eij beleet aldaer . Mat. lU. d. 32 . Men brachtse opt Bloekhuys in corter wijle Daer hebben sy haer ghedrongen an By haer eedt to seggen, na sWets stifle Ofte sy niet hadde eenen Man . Sij heeft geantwoort, als sy dit hoorden t Te sweeren oils geensins betaemt // Ja ia, neen neen, sullen zijn ons woorden Fol. 28 vo . Ick en ben met geenen man versaemt . Men seyt als dat ghy verleyt veel lieden Pen Raet . En dat ghy ooc een leeraersse zijt Dus wilmen dat ghy salt bedieden Wie ghy geleert hebt in v tijt. Och neen mijn Heeren last my met vreden Elisabeth . Van desen, en vraecht na mijn geloof Gieern wil ick v daer van geuen reden Heeft sy gesproocken voor bunt en doof. Mer wat ist dat ghy bout van die inisse Den Raet . Ends dat hoochweerdige sacrament Van sulex en las ick noyt yet gewisse Elisabeth . Mer we! .! van sheeren Auontmael ient 2). +Mat26.b25. Sy sprae so veel sehrifts ter seluer atonde 1.Cor.11.c.22. Dat sy aldaer seyden int gerecht De Duyuel die spreect wt uwen monde Ja * niet meer dan zijn Heer is de knecht . Elisabeth . 1 In vertaling als n°. 13 in den Ausbundt : uEin schone Histori von einer Jungfrauen Ira Thon : Wohl dem der in Gottes forchten steht : Oder Christe der du bist der belle Tag, etc, Emn Magdlein von glidern Zart, Lieblich, Schon and von guter art, u s . W." 2 HeerliJ'k, liefeliJ'k . 96 HET OFFER DES HEEREPi . Den haet . Segt den kinderdoop mach die niet vromen') *Joan .l3.b.16. Dat ghy v wederom doopen liet Elisabeth. Neen niet weer ben ick daer toe gecomen +Mar 1G .b15. t Alst eens op mijn geloof was geschiet. Den Raet . Mogen die Priesters oock sondt vergeuen Elisabeth . Neen sy, hoe loud ick geloouen soo + Heb . 7. C . 24. -~ Christus deenige Priester verheuen i. Joan. 2. a.l. Die alleen reynicht ons van sonden snoo . Daer na sonder lange to verbeyden Brachten sy Lijsbet veer voor den Raet En mite dien listen sy haer doen leyden In den pijnkelder voor den Hencker quaet . Den Raet. Wy hebben v noch alleen tot huyden Niet dan met goedicheyt aengegaen lifer wilt ghy ons vraghen niet beduyden Met hardicheyt willen wy bestaen . Sy listen haer twee duym ijsers setten Als sy niet wilds lijdeu in lanek So dat sy duym en vingeren pletten Fol. 29 r° . Datter tbloet ter nagelen wt spranek . Elisabeth . Oeh ick en macht niet langer verdragen // Pen Raet . Elisabeth Belijdt, men sal verlichten v pijn . *Judit . 9 . a. 3 . * Helpt my o Heere, sprat sy met clagen Want ghy zijt eenen noothelper fijn . Belijdt, belijdt, riepen sy ter zijden So salmen v doen verlichten wel Want wy seggen v van to belijden En niet van to roepen tot (hod snel . Maer sy hielt al aen tot God seer vuerich Esa. 43 . a . 2 . t Die haer verlichte, en sy sprat coel 1 . Co . 10 .b .13 . Wilt my nv vry voort vragen geduerich Want ick als voren geen pijn en voel . Nosh twee scroeueu setten si op haer schenen Beschaemt my niet, heeft sy doen geseyt Want van eenich mannen my noch genen Sin hant aen mijn bloot lijf heeft geleyt . Mits dien beswijmde sy onder de handen Datmen seyde sy is Boot by geual Mer sy ontwect zijnde in de banden Sprac, is ben niet doot maer leef noch al . Den Raet. En wilt ghi dat noch niet spreecken tegen 1 Baten . EEN LIEDEKEN VAN ELISABETH . 97 Het welc ghy voor ons bekent hebt hier Neen ick, sprac sy tot haer onuerslegen Elisabeth . 1- Mer wilt met mijn doot besegelen fier . +Apo.2. b.10. In Martio 1) in den Jare voorsproocken G}af ouer haer een oordeel den Raet Met drencken hebben sy haer ghewroken Aen dat lief Schaepken, die Woluen quaet. Och laet ons aenmereken wetter herten Elisabeths mannelijek gemoet tiVanneer sy ter noot leet pijn en smerten * Ileeft aengeroepen den Tileere goet . Psal. 3. a. 5, 120. a. 1. FINIB. 1 Moet zJi'n ; in Mei . Zie bl. 90, aanteekening 1 . II . 7 Fol. 29 0° . [n o . 1 .) 98 HET OFFER DES HEEAER. Q Ditisde Belijdinghe vaii Halls van Ouerdamme, de welcke by wt der gheuanckenisse gheschreuen heeft, ende daer na tot Gent met zijnen doot betuycht heeft, Int Jaer 1550 '). HAna van Ouerdamme met zjnen mede gheuanghenen om dat Apo. l . b. 9. * getuygenisse Jesu Christi, wenschet alien Broederen ende Susteren inden Iieere : Ghenade, vrede, ende een vierigbe liefde, van Godt Apoc. 1 . a. 6. den Vader, ende den Heere Jesu Christo t den welcken sy prijs, eere, ende Maieste3 t, van eewieheyt tot eewicheyt, Amen . Ende ghy mijns hertzen alderliefste, en zit mijnent haluen niet Ephe. 3. b.13. becommert, maer loeft den Heere daer voor, dat by my so goeden Vader is, dat iek om dat getuychenisse Christi mach lijden banden ende gheuanckenisse, ende ooek hope ick in een vyer daer om to gaen. De Heere gheue my cracht door zijnen heyligen Gheest, 2 . Cor . 7 .b .17 . Amen. Ende wandelt ghy in de vreese des Heeren, t ghelijek als EpL. 4 . a. 1, ghy beroepen zijt. Ende al ist dat wy malcanderen hier inden 1 Hans van Overdam is 'tgeen het Offer des Heeren niet vermeldt maar het gentsche Sententieboek oPgeeft, op den brandstaPel gestorven . Volgens zJi'n eersten brief (of : behJdinghe had hiJ' zelf op zulk een dood gehoopt . Ik heb in de Inleiding, hi . 32 en 33, getracht dat verlan~' en to verklaren en uiteengezet, waarom men daarbiJ' niet maar aan dweePzucht moet denken . Antlers dan door bloedige offers -- dit leerde de martelaars wel wat ziJ' voortdurend zanaen gebeuren - vermocht het riJ'k van God niet to zegapralen over het riJ'k der on ~e'rechtigheid welnu dan kon ook biJ' hen de afstand niet groot wezen, die de bereidvaardigheid om, als het moest, den dood to lJijden scheidde van het verlangen om zoo to doen , het verlangen om Jezus in ziJ'n liJjden na to treden . Onder de martelaars > in het Offer des Heeren vermeld is Hans in ziJ'n toon de heetigste en nevens Peter BruYnen c. s. de edniga, die aggressief of ten minste uitdagend oPtreedt . Dit laatste in het aanPlakbilJ'et waarin hiJ' zich tegen de overheid en hare vervolging wendt en dat als de laatste onder ziJ'ne brieven is oPgenomen . Van hem is, zie in den tekst hierboven fol . 31 r°> bet lied ))Van vier vrome Christenen dewelcke opgheoffert ziJ'n to Lier, anno 1550'' . Het staat op fol . 32 vo vgg . van bet Liedboek achter het Offer des Heeren . De uit1;'aaf n°. 1, 1562 heeft in ziJ'ne brieven overal »e~'screven, scandeliJ'ksten" , evenals »wunschen, wunschet" en »vuYr, vu ~yrig•e " . DE BELIJDING}HE VAN HANS VAN OIIERDAMME. [n°. l.~ 99 vleesche niet meer en eien, dat wy hier namaels malcanderen beschouwen mogen, int Rijeke ona Vadere, daer is torts verhope to wesen, de vrede des Heeren sp met v, Amen. Mijns herten wenschen ende begheeren van gantschen gronde Rom .10. a. l. mijnder sielen is 0 lieue Broederen ende Susteren inden Heel/re, Fol . 30 r° . dat ghy altijt meer ende meer neersticheyt doet, * om uwe beroe- 1 . Cor. 7.b.17. pinge waer to nemen, daer toe dat ghy beroepen zijt, van (hod Eph . 4. a. l . den Vader, door Christum, totter Maiesteyt ende heerlijckheyt des Rijeg zijns beminden Soons, die zijn -i' Uhemeynte verworuen heeft, Act . 20. d. 23. door zijn eygen Bloet, ende hem seluen ouergegeuen heeft voor haer, op dat hyse heerlijek maecte, ende heeftse ~ ghereynicht door Eph . 5. c. 26. het waterbat int woort, op dat by hem daer stelde een heerlijeke Titu . 3, a . 5. G}emeynte, die niet en heb eenige vlecke oft rimpel, oft sulcx yet, mer dat ai heylich ende onstraflijc Si . Daerom 0 lieue Vrienden, mercket hier op, wat grooter liefde dat ons de Vader bewesen heeft, dat by zijnen eenighen * Sone Rom . 8. d. 32 . niet gespaert en heeft, Ende hoe dat Christus hemseluen so gewillich ouergegeuen, ende den alder versmadelijckste ende schandelijckste t doot des Cruyces voor ons geleden, ende zijn dierbaer Phili . 2. a. 8 . bloet voor ons vergoten heeft, -F om ons to wasschen ende to rey- Apoc . l . a. G. nighen van onsen sonden. Och lieue Broederen ende Susteren, laetter ons op mereken, neerstich bidden ende waken, op dat * ons Trtn . 2. b. 11 . de salichmakende genade Gods, ende de onwtsprekelijcke liefde des 3 . a.4. Vaders ende Christi, niet t versuymelijck ofte vergetelijek en wor- +Heb .i2.c.15. den in ons, door eenige -4- tijtelijcke sorghe der becommeringhe Mat. 13 . c .22 . deser Werelt lusten ende begheerten, die de siele dooden, ende Luc. 21 . d . 31 . dat wy dan als * vlecken ende rimpelen wt de heerlijeke (the- *Eph . 5. c.27. meynte Christi ghewasschen ende gheueecht worden, Jae als een t onvruchtbaer Raneke afghesneden, ende ten viere gheschict wor- Joan . 15. a . 2 . den. Want mijn alderliefsten, het en is niet ghenoech dat wy dat * Doopsel op onsen ghelooue ontfangen hebben, ende door // dat Mat. 16. b.15. ghelooue in Christo t ingegriffijt zjjn, ist -4- dat wy dat beginael Fol. 30 v~. zJi ns wesens niet vast tot' den eynde toe en behouden. Daerom Ro. 11 . b .17 . + Heb . 3. b.14. isser yemant, die gheuoelt, dat by eon * vleck oft rimpel ghewor- Eph . 5. c . 27 . den is, die sie toe, dat by hem haeste (eer dat hem den Daeh ouerualle, als eenen -I- valstric den vogelen) ende doe -I- boete met Luc . 21 . d. 32. warachtighen leetwesen ende berouwe, ende * rechten weder op de ~ mat. 3. a. 2. neder ghelaten handen, ende slappe knien, ende loopt met vollen *geb.i2.b.i22 loope, den Camp die hem voor gheleyt wort, op dat het lamme niet wt den weghe ghestooten, maer veel meer ghesont ende sterek worde, op dat wy den tijt onser t Pelgrimagien in de vreese Gods 1 . Pe. l. b.17. moghen voleynden, ende one -F onbeuleckt houden van dese erghe + Jac . i . c. 27. boose Werelt, die doch vol bedrochs, * stricken ende Netten is, Sap. 14. b. li. 100 HET OFFER DES HEEREN. Apo.12. b.14. de weleke de Duyuel stelt, om de Sielen der Menschen to i ' verleyden, ende to vanghen door menigherley lusten ende listen . Och Joan . 8 . d. 44. Heere, bewaert dijn Pelgrims, (voor desen -I- Moorder) ') die in djjnre hope wandelen, ende verwachten alleen onse hulpe ende troost van v, 0 Hemelsche Vader, door Christum Jesum onsen Heere, dat Phili. l. a. 6. ghy dock * het goede werck, dat ghy in ons begonnen hebt, in ons oock cult volbrenghen tot Prijs ende Lof dijns heylighen Naems. 0 du Almachtige ende eewige Godt, hoe gheheel onbegrijpelijck is din ghenade ende Vaderlijcke bermherticheyt, ouer den genera die v vreesen ende lief hebben, 0 Vader, wie en soude alsuleken (hod niet vreesen, die de zijne weet to verlossen, al fist Eea. 54. a. .7. dat sy schjjnen her eenen t cleynen tit verlaten to zgn, van alle menschen veracht, verworpen ende veruloeckt op deser Aerden, Fol. 31 r° . nochtans en verlaet by de zijne niet, // door den troost zijns heslighen Gheests in onse herten, die ons vrymoedich ende vrolijek maeckt, dat wy om zijns Naema wille moghen versmaetheyt lijden, ende wy hopen door de goetheyt Gods, dat onse Pelgrimagie nv haest totten eynde sal wesen, ende van deser ellendiger werelt, 2. Cor. 5. a. l, ende dal der tranen verlost sullen worden, ende dit * aertsche hugs onser wooninghe ghebroken sal worden, op dat wy to hugs by onsen Jaco. i . b . 12. Hemelschen Vader souden comers, ende de t Croone des eewighen leuens ontfanghen, die ons nv voor gheleyt is, ende verhopen dat sy ons van gheen Creatuere genomen en sal worden . Daer toe stercke ons de almachtige ende eewige God de bermhertige Vader, door Jesum Christum onsen HEERE . Amen. WEtet lieue Vrienden, hoe dat het met my toegegaen is voor mijnder geuanckenisse, ende daer na in minder geuanckenisee, hoe dat sy met ons omghegaen hebben . HEt is gheschiet ter tijt doen de vier Vrienden opgheoffert waren (daer is dat Liet 2) of gemaect hebbe) ende hadse sien verbranden, doen hoorde is seggen hoe dat si de ander vrienden, die finder geuanckenis noch bleuen waren, met grooter listicheyt ende bedroch Jer. 14. b.13. aengeuochten hadden, door den raet der -Ivalscher Propheten, die Thre. 2. b.14. des Duyuels listicheyt altijt inden sin hebben, alsoo zijt henlieden oock beroemt hadden, dat zijt doen souden . Onse vrienden die daer ghebleuen warm, dat warm twee ionghe Knechten ende een ionck 1 Dit invoe ~s' ei reeds in nO . 1, 1562 . 2 Zie de aanteekening op bl . 98 hierboven . DE BELIJDINQHE PAN HANS VAN OIIERDAMME . [nO . 1.] 101 Meyaken, * ende wy baden den Heere dagheljjcx daer seer veer- Act. 12 . a . 5 . stich voor, vree//sende, oft sy erghens in mochten verrucket') wer- Hebr .13. a. 3. den, ende wy verwachten daghelijcks dat sy oock ghedoot souden X01.31 v~ . worden, ende ick werdt soo ghedreuen in mijn ghemoet (om haerder ionekheyt wille) to gaen staen voor aen het Schauot, daer sy ghedoot souden worden, oft sy in eenighen dingen bedroeft gheweest mochten hebben, dat ickse hadde moghen vertroosten, ende de Monicken to bestraffen, die onse Vrienden veel noots doen met quellen, als sy ter doot gheleydt worden, maar (eylacen) de acme Wichters en zijn so verre niet gecomen, maer hebben henlieden onvooreichtelijeken in disputatien met den valschen Propheten laten brengen, hoe wel nochtans henlieden daer of genoech ghewaerschouwet is gheweest, dat sy hen daer van wachten souden, so lief als sy hare sielen hadden, want een yegelijc en heeft de gaue niet to disputeren, maer dat t gelooue vrymoedich to bekennen, suleks 1 . Pet . 3.b.15. alsmen vanden Heere ontfangen heeft, dat voecht den Christenen wel : Maer doers de arme Schapen haer in disputacien hadden ghegheuen, zijnse -F in hare consciencien verwerret gheworden, ende Sap. 17 . b . ll . zijn also der waerheyt afgheuallen, daer de valsche Propheten eenen grooten roem van droeghen, ende dat sy haer sielen gewonnen, ende wederom tot de heylige Kercke gebracht hadden . Ende doers ick dit ghehoort hebbe, is min siel ende gheest seer bedroeft geworden, om dat * verlies der armer Schapen, ende om dat haer Luc. 15 . d . 32. de valsche Propheten, ende ooc de Raetsheeren, soo seer beroemt hebben int vallen ende verderuen der armer Lammerkens, ende suygelingen, die sy met besweeren daer toe gedreuen hebben, so ghy her na wel hooren salt . Aldus bedroeft zijnde, hebbe is suchtende // gheclaecht tot Godt, Fol. 32 r° . over dat gewelt ende cracht des Duyuels die by bedrijft door zijn * kinderen des ongeloofs, so is my met desen inden sin gecomen, Ephe. 2 . a . 2. dat is wilde sommige Briefkens schrijuen, om aen sommige plaetsen to placken, bestrafFende haer ydele vruecht ouer dat verlies der armer Schaepkens, die sy haer t sielen vermoort hadden . Doers Joan . lU . a . 1 . hebbe ick beghinnen to schrijuen, ende int schrijuen is mijn gemoet so vierich geworden, daer ick meynde een cleyn Briefken to achrijuen van een hantbreet, inset eenen Brief van een geheel blat geworden, ende de Heere heeft mijn verstant geopent, dat ick den heeren wonderlijck haer straffinge met den geheelen Roomschen Rijcke, ende zijn eyndinghen door aenwijsinghe der Schrift bewesen hebbe 2), ende inden Brief schreef ick, dat ick wenschede 4 MedegesleePt . '2 ) D. i . : ik wend wonderbaar in staat hesteld orn hun hunne straf to geliJ'k 102 HET OFFER DES HEEREN. ende begeerde, ende het geschien mochte met vrijheyt to disputeren jut openbaer, inde teghenwoordicheyt van een groot vier, met alle haer Geleerden, ende wie dat verwonnen worde, int vier soude gheworpen worden, ende dat sy de acme Lammerkens met vrede lieten, ende dat sp dat Sweert der Ouerheyt lieten blijuen, ende Eph. 6. b.17. streden met 4- Gods woort. Doen desen brief gheordineert was, hebbe ick hem den broederen laten sien, dien by wel behaechde, ende hebber ses ander Brieuen na laten schrijuen, van eenen Broeder die beter conde schrijuen dan ick, ende in middeler tijt zijn de arme verdoruen Schaepkens wt der gheuanckenisse gelaten, ende hebbent al wederroepen, ende den eenen ionghen knecht is gheatoruen den selven dach 1), dat by wtghegaen was, eene mijle buyten der Stadt, ende is een exempel oft spiegel gheworden, den Luc. 6 . C . 24. ghenen, * die haer leuen soecken to bej/houden . Doen dit ghe- Fol. 32 v° . schiedde, ben ick met Hansken Keescooper van Antwerpen ghecomen, ende hadden onse dingen al bestelt, dat wy de brieuen beschicken souden, ende hebben des saterdaechs tsauonts, de Brieuen den Heeren vander Stadt gesonden, ende twee open brieuen midden finder Stadt geplacket, datse een yegeljjek lesen soude, daer wy den Heere grooteljjek van louen ende dancken, dat wy dat besehicten, eer wy geuanghen worden, want wy waren alle ver- Mat. 26. a.13. raden van eenen t Judas die onder ons was, ende die scheen een de alder vroomste Broeder to wesen, van alle die dear waren, alsoo gheueynst conde by hem houden, ende heefter langhe op wt geweest (also wy nv mercken) om een hoop vrienden to verraden . Ende dese verra,der wasser by, daer de Brieuen gheplackt werden, Heb.10. C . 25. ende wy hadden bestelt des sondaechs morgens -F by den anderen to comen, om van des Heeren woort to apreken, want ick wilde mijn afscheyt met den Broederen waken z), om wech to reysen des anderen daechs, maer de Heere sy gheloeft, diet anders voorsien hadde. Doen is Haneken des morghens vroech met my na het Bosch gegaen, daer wy vergaderen souden 3), ende en hebben onse met den val vaii geheel het Roomsche riJ'k aan to kondigen . Met dit Roomsche riJ'k wordt niet eig~enlJi'k de Keizer, ook niet de PausehJke kerk op zich zelve bedoeld, maar deze laatste, zooals zij' door tusschenkomst van Keizer en overhead hare macht doet gelden . 1 Zulke berichten over togenstanders, aan wie Gods g erechtigholdd het met wonderbare en this ongedachte strafoefening iei, meestal met een Plotsehngen flood, vergeldt dat ziJ' de geloovigen vervolgd en verdrukt h ebben of dat zJ~ afva,lhg ziJn geworden, ziJjn in de 16de eeuw zeer bgewoon Men leest ze m geschriften van Lutheranen zoo goed als van Katholieke n, Do oPsgezlnden, Hervormden . Vooral over hen die geloovigen hebben verraden komen zij' v or . Zie Doops9 ezznde B ~ - dra9en 1899, bl . 139 vgg. 2 Afscheid van d e broeders nemen . 3 Van zulke dooPgeezinde ha e~,preeken word t slechts ho ogst zelden melding gemaakt .,; eens van vergaderin ~'en in een vaartui~ Van 13ra ht bl . 380 . DE BELIJDING}HE VAN HAND VAN OIIERDAMME. [no. 1 .1 103 Vrienden niet gheuonden, op de plaetse daer wy meynden, wij sochten wel een half vre') lane, wy dachten datse niet comen 2) en souden wesen, om dattet des auonts so seer gheregent hadde, wy souden schier wederomme ghegaen hebben, doen aeyde is : Laet ons gaen, her voor sullen sy moghelijek wesen, ende hebbe a1 saechteljek ghesongen, oft sy daer waren, dat zijt hooren mochten, doers hoorde ickt ruysechen int Bosch, ende seyde tot Hansken : Onse Vrienden zijn her. Doers // stonden wij stille, ende saghen, wie daer Fol. 33 r°. voort soude comers, doers quamen daer drie voort met wapenen ende stocken. Doers seyde ick : Wel ghesellen, hebt ghy eenen Hase ghesocht, ende niet gheuanghen? Doers worden sy geheel dootverwich in haer aeneichten, ende traders tot ons aen, ende grepen my by den arme, eegghende : Gheeft v gheuanghen. Daer vinghen sy ons, ende seyden Wy hebbender noch eenen grooten hoop gheuangen, doeneagen wy daer once Broederen, eenen gheheelen Waghen vol ghebonden sitten, ende drie Richteren met alle haer knechten dieae bewaerden, eenen grooten hoop . Doers wy daer by quamen, groetten wy onse Broederen met den vrede des Heeren, ende hebbense * getroost 1. Tea.4.b.18. met dea Heeren woort, vrijmoedich om zijne naems wille nv to atrijden. Daer nae straften wy de Rechters, dat sy soo ghierich warm om onnosel t bloet to verghieten. Doers hebben sy, Hansken Eea. 59. a. 7. ende my to samen ghesloten met -I- jjseren Banden, ende onse Acto.12. a. 6. Duymen oock. Doers meynden wy, dat si ons na der Stadt gheuoert eouden hebben, maer om dattet op een ander Heerlijcheyt was, daer wy gheuanghen warm, so moesten wy een half mile voorder gaen. Doers achten wijt voor een groot gheluck, dat wy noch soo langhe by den anderen warm, dat wy ouer wech gaende, malcanderen met des Heeren woort troosten mochten, eer sy one vanden anderen scheyden . Doers worden wy op een Casteel gheleyt, een Mijle van der Stadt, daer worden wy in een Camer alle ghelijck by malcanderen bewaert, daer warm wi drie dagen, want dat was dat recht vander Heerlijcheyt, daer wy gheuanghen warm, daer hebben wy den * Heere onsen // Godt ghedanckt ende gheloeft, Act . 16. d.25. dat hijt soowel wiste to schicken, dat wy so langhe tijt hadden, om Fol. 33 v° . vrijmoedich malcanderen to vermanen, daer quam oock veel volex wt der Stadt, die one quamen besien ende hooren, maer jut laetste en mocht daer niemant meer by ons inde Camer comers, daer worden wy vanden hooch Baeliu vanden Lande van Aelet gee$amineert van onsen geloove, het welcke wy hem t vrijmoedich beleden . 1 . Pet. 3. b.15. Wy meynden dat wy na Aelst gheuoert souden worden, maer om- Mat . 10. d. 32. dat de Baeliu van (dent ons hadde gheset op den Waghen, ow na In n0. I : huere . 21 Lees : gekomen. 104 HET OFFER DEB HEEREN . (dent to voeren, doen wy geuangen worden, daerom moesten wy wederom al to semen nae Gent geuoert werden. Ende onse Verrader, die ons verraden hadde, die was met ons geuangen, om dat wijt niet mercken en souden, ende sy setten hem verecheyden van one in een ander Camer, deer wy een groot medelijden mede hadden, om dat by by ons niet wesen en mochte, niet wetende dat by onse Verrader was, ende by Overt op den Waghen mede gheuoert in de gheuanckenisse to (dent, deer creghen wy eerst to weten, dat by ons verraden hadde. Doen wy nv wt dat Casteel ghebrocht worden, om nee de Stadt ghebrocht to worden, doen was deer veel volcks ghecomen van der etadt, om ons to eien, doen Overt deer mijns Broeders Vrouwe gheuanghen, die oock een Suster is, om dat sy my aensprack, ende Overt op den Waghen gheset, ende noch een ander man oock, die ons gheluek wensehede, deer spraken wy vrylijc totten volcke dat deer ghecomen was, hoe dat sy Esa. 56. b.15. * alle mans roof moeten wesen, die hen van der boosheyt of keeren, ende Christum na volghen willen . Deer was veel volcg, die met // Fol. 34 rb . ons wel hadden willen spreken, maer sy en dorsten niet, om der booser Rechters wille. Alsoo worden wy onser thieve Bontgenooten, twee staen bereyt I), ende vier Aencomelinghen, de twee andere waren gheuangen om dat sy ons aenspraken . Aldus hebbense twee Waghena vol na der Stadt geuoert by hooghe Sonne schijn, ende onder weghen vinghen sy noch een Vrouwe, om dat sy maer en seyde tot ons : (hod die beware v, Die moeste oock op den Wagen sitten. Maer doen wy in de Stadt quamen, souden sy die Mlle geuangen hebben, die ova aen spraken, ende die wy weder toe riepen met des Heeren Woort, sy en souden die op twintich Waghena niet gheuoert hebben, want dat volek quam so dicke van alle canten toe geloopen, tegen dat wy aldaer voorby quamen, gelijck water dat vanden Berghen neder loopt, ende werdt tot een groot water, also liep dat volt by den anderen, ende dit duerde vender Bender stadtpoorte tot in des Grauen Casteel, dat by dat ander eynde vender stadt staet, by Ben vre gaens verre, deer worden wy op dat Casteel geleyt . Ende de Rechter vanden Lande van Aelst leuerde ons ouer in de handen van de Heeren van des Keysers Rade, deer worden wy van malcanderen verscheyden ghe- 1 Het Offerboek van 1615 en alle verdere uit even ook Van Bra ht maken hiervan : »staende bereYt" . Wat het onderscheid is tussehen deze en hen, die door Hens aaencomelin1;'hen" worden genoemd, is miJ' niet "duidelJi'k . Later is nog eens sPrake van been J'onck broeder, die den doop noch niet ontfanghen en hadde maer stout bereYt" . -- 't Geheel beteekent : wiJ' worden met ons tienen bond~ 'enooten d . i . lot enooten : Hens Keeskoo er en ik de twee en de vier aen eduiden en no twee anderen, die, orndat ziJ' ons toesAraken, mede in hechtenis werden henomen, DE BELIJDING}HE PAN HAMS VAN oUERDAMME . [n0. 1.] 105 leyt, sommighe bouen op Cameren, de Vrouwen bleuen oock bouen, maer onser elue worden gheleyt in eenen duysteren diepen Kelder, ende inden Kelder stonden al verschesden ghemetselde oft ghemuerde donekere gheuanckenissen, daer worden wy al verscheyden gheset, Brie ende drie, Maer Hansken ende is worden in dat alder duysterste gheleyt, daer was een weynich ghemorselt stroo, so veel alsmen in eenen schoot // draghen soude, daer mochten wy ons Fol. 34 v" . mede behelpen . Ick seyde : My dunekt dat wy met * Jonas inden Jon. i . b . 1 .7. buyck vanden Waluisch zijn, soo doneker ist hier, wy moghen vast Mat. 12. d . 41 . met. Jonas tot den Heere roepen, dat by onse Trooster ende Verlosser By, want wy nv van alle menachelijcke troost ende bystant berooft zijn, waer of dat wy ons niet bedroeft en hebben, maer Godt gheloeft ende ghedanekt, dat wy t om zijns Naems wille Act. 5 . c . 42 . lijden mochten, ende wy spraken onse ander Broeders oock aen, die inde ander Speloncken lagen, want wy conden malcanderen wel hooren spreken. Doers wy daer drie ofte vier daghen gheleghen hadden, worden wy beyde, Haneken ende is bouen by de Heeren ontboden, daer worden wy gheexamineert, ende nae den grout one gheloofs gheuraecht, wanneer dat wy ghedoopt waren . Doers heeft ons de Iieere nae zijnder Beloften eenen ~ mont ghegeuen, vrijmoedich to spre- Luc . 21. b.14. ken, ende hebben begheert ons int openbaer to verantwoorden, metten woorde Cods. Doers hebben sy ons gheantwoordt, dat sy oils geleerde Mannen beschicken wilden, die souden ons onderrichten, alsoo zijn wy weder nederwaerts gheleyt. Doers torts daer na worde is bouen gehaelt op een ander Camer, by twee Raetsheeren ende eenen Schrijuer, ende hebben my daer seer scherpelijek onderuraecht, waer dat ick gheweest hadde a ende oft ick wel wiste, dat ick ghebannen was van ouer ses Jaren, in Marten Iiuereblocks tijt'), ende waer dat wy onse vergaderinghe ghehouden hadden : Pat wiaten sy al, want de Verrader haddet haer al gheseyt . Ick seyde : Wat wilt ghy my vraghen, daer ick wt // vreemde Landen come? Want ick en hebbe met opset niet Fol. 35 r° . veel willen vragen, op auontuer, oft ick gheuangen worde, dat ick dan niet veel en soude hebben to verantwoorden 2), waerom vraecht ghy so scherpelijc, en hebt ghy noch niet * onnoosel bloets ghe- Esa. 59. a . 7 . noech om to verghieten? dorst v lieden om noch meer? Vraecht vry nauwe (seyde ick) het sal v 1' wederom vanden gherechtighen Psa. 9 . b . 13 . 1 Marten Huerblock > Sakramentist> 8 Mei 1545 to Gent verbrand : Van Haemstele, uitgaaf van 1674, bl . 95 . 2 Met het ooa aop de mogeliJ'kheid, dat ik in hechtenis kwam en dan gevaar zou loopen van op de PiJ'nbank namen to noemen, naar welke men miJ' onder de loitering vraa de . IOB HET OFFER DES HEEREN. Mat. 18 . a . 3 . Rechter worden gheuraeeht, ist dat ghy v t niet en bekeert . Doen Mat. 26 . f. 62 . vraechden ai my noch meer, ende * beswoeren my by min Doopsel, ick soudet segghen, want (seyden sy) wy weten dat ghy lieden niet en liecht, daerom segget ons. Ick seyde : Dat ghy wetet dat Phil. 1 . d. 28. wy niet en liegen, dat is ons een t getuychenisee totter salicheyt, ende v ter verdoemenisee, dat ghy lieden alsulcken doodet, maer v besweeringhe en heeft gheen macht teghen de waerheyt . Ende het went al geschreuen wat ick seyde, ende dreychden my to pjjnighen, waert dat ickt hen lieden niet al segghen en wilde . Ick seyde : Dat ick niet en weet, encan is v niet seggen, ende si quelden my aldue seer lange . Doen Overt is weder nederwaert geleyt . Ende also deden sy met al onse vrienden, de een na den anderen, alleen. Q Op eenen Saterdach, so Overt ick weder bouen ghehaelt op de selue Camer : Doen waren daer vier Monicken : De Gardiaen van de Minrebroeders zjn tweester i) ende de Pater van de Jacobinen, zijn tweester, ende met my quam een ionck Broeder, die den Doop noch niet ontfanghen en hadde, maer stont bereyt . Doen is neder geseten was, ende vraechde wat sy begheerden, doen seyden sy, hoe dat ay vanden Heeren geschict warm om ons to onderrichten, ende met malcanderen to spreken vanden gront // Fol. 35 v°. ende Articulen des geloofs . Doen heb ick geantwoort, dat is bereyt was, my to laten onderrichten met Godts Woort, ende begeerde wel tsamensprekinge to houden van den (front ende Articulen des geloofs, ende dat int openbaer, in de teghenwoordicheyt vanden Rechteren, die ona ordeelen sullen, ende int bi wesen van onsen Broederen ende Susteren, die met ons gheuangen zijn . Antwoort . Dat en sullen sy also niet toelaten willen. Hans van Ouerdam Jer. 26 . b . 14. * Wel, so moghen ey doen wat sy willen, ends wy en willen aldua int heymelijek niet disputeren alleen, op datmen ones woorden niet en verdrayet achter onsen rugge . Antwoort. Wy en willen uwe woorden niet verdraeyen . Hans van Ouerd. Neen, wy kennen v wel. Vraghe. Waer voor kept ghy ons, wat quaet hebben wij v gedaen ? Segget doch, wat quaet west ghy van one ? Hans van Mat. 7 . b . 15 . Oue. Als ghijt ymmers weten wilt, so houde is v voor t valsche 2 . Tim . 3 . a . 2, propheten ends verleyders. Doen quamen wi int disputeren van harm geesteljcken schjjn 2), ends vant gebot dee Paus ouer de reynicheyt der Papers ends Monicken, ends waerom dat sy geeatelijc genoemt zijn ends dander wereltlijcke, daer si al behooren gheestelijck to weeen. Doers bewees ick, dat ey secten warm . Does 1 Met een tweeden . 2 UiterliJ'kheden. DE BELIJDINGHE VAN HANG VAN OUERDAMbLE. [n°. l .] 107 meenden sy : Dit en vordert niet, laet ons dieputeren van den articulen des geloofe . Doen seyde ick : wel alsoo ick gheseyt tiebbe . Sy seyden, sy wildent de Iieeren segghen . Also zijn wy ghescheyden, als wy wel twee vren metten anderen gedisputeert hadden. Twee daghen daer na, doen worden Hansken ende ick beyden byden Heeren ontboden, ende die vier blonicken waren daer by, ende leyden ons voor om to disputeren, Doen hebbe ick // totten Heeren ghe- Fol. 36 r°. sproken . Mijn Heeren, ick vraghe v lieden, in wat hugs dat wy zijn, in een hugs van rechte oft van gewelde? Antw . In een hugs van rechte. Hane van Ouerd . Godt gheue dattet also wesen moet, Maer mijn Heeren, waer inne beschuldicht ghy ons, dat ghy ons ale t dieuen ende moorders geuangen ende ghesloten hout, hebben Mt . 26. e. 54. wy yemant to tort gedaen, oft legt ghy ons ghewelt oft moordt 1 . Pet. 4.b.15. op, oft eenige schelmstucken ? Antw. Neen, wi en weten alsulcks niet van n lieden, Hans van Ouerd . Wel mijn Heeren, waerom hebdi ona dan geuangen? Antw. Pat sal v v wederpartije wel segghen. Hans van Ouerd . Zijt ghy dan onse wederpartije? Antw . Neen, maer wy zijn Richters : Doen seyde ick tot die Monicken Sijt ghy dan ons wederpartje P Antvc . Neen . Hans van Ouerd . Wel, is niemandt onse wederpartije, waerom zijn wy dan aldus geuangen? Doen seyde een Raetsheer . Die Keyser is v wederpartije . Dana van Ouerd. Wy en hebben teghen die Keyserlgeke Maiesteyt niet misdaen, nae den ghewelt, t die by van Godt ontfanghen heeft, Rom. 13 . a . 2 . ende') wil hem ghehoorsaem zijn in alle ordinancien, * so verre Acto . 5. d.30. als ick wetter waerheyt vermach . De Raetsheere : G}hy hebt verghaderinghen ghehouden van dese t nieuwe leeringe, ende die Acto.17. c .20 . Keyser heeft gheboden, datmen alsulcx niet doen en soude . Hans van Ouerd. Suleke gheboden to waken, en is hem van * Glodt niet Esai.10. a . 2 . ghegheuen, daer treet by buyten den ghewelt, die hem van Godt ghegheuen is, daer inne en kennen wy hem niet als een ouerste, want onser sielen salicheyt gaet ons naerder, dat wy t God gehoorsaemheyt bewijsen. Doen seyden die Monicken : WY zijn // v Fol. 36 v° . wederpartje, daer inne, om dat v Leere niet goet en is, want waerse goet, ghi en lout in bosschen ende hoecken niet predicken, mer int openbaer, Doen seyde Hansken : Verleent ons een vrije plaetse op de Merct, oft in v Cloosteren ofte Kereken, ende besiet oft wy dan in Bosschen sullen gaen, Maer peen, ghy Bout vreesen datmen v * bestraffen soude, Daerom hebt ghy vercregen, datmen Joa. 3 . c . 20 . V niet bestraflfen en mach, ende hebt ons verdreuen wt Steden ende landen. Die Monicken : Eylacen, dat en hebben wy niet gedaen, dat doet de Keyser. Hansken : Daer hebt ghy hem toe gedreuen. 9 ))Ik" is in alle uitgaven uitgevallen. lOH HET OFFER DES HEEREN. De Dlonicken : Wy en hebben. Doers begonnen die Heeren oock to spreken tegen ons, waerom dat wy metten gheloof onser Ouderen niet to vreden en warm, ende met onsen doopael . WY seyden Wy en weten van gheen kinderdoopsel, dan van een doopsel des Mat,, 28, a 19 . ~ geloofs, daervan dat ons Gods woort leert. Doers hadden wy noch Mar. 16. b.15. veel ander woorden, bestraffende, dat sy wilden Rechters wesen ouer saken des gheloofs, daer sy die Schrift niet en verstonden . Dlaer wilt ghi Rechters wesen, so hout v onpartjjch'), ende laet die saecke in redelijcker ordinantien toe gaen, ende beyde die partijen gelijckerhant byden anderen wesen, ende laet onse broederen ende austere die hier met ons geuangen ghebrocht zijn, by ons wesen, ende dan Balder een wt one spreken, dien die Heer den mondt opdoen sal, ende die ander sullen toehooren ende swjjgen, so lange ale die spreect, ende dat once wederpartie ooc alsoo doers . Die Heeren : Wy en willen v lieden by malcanderen niet laten comers, wy willen dat ghy hier alleen cult dieputeren . Doers seyden wy Fol. 37 i•°. Dlijn Heeren, het waer v lieden dat alder//bequaemste, ende het ghinck al met Bender disputatien door, anders cult ghy wederom altijt Ben disputatie op lieu beghinnen moeten met Ben oft twee smaels. Die Heeren : Wat ist • dan, wy willent alsoo niet hebben, Doers seyde Ben Raetaheer : Sy willense by den anderen hebben, om dat sy den anderen noch meer verleyden souden, daerom en machmense niet daer bi laten comers . Hans van Ouerd. Mijn Heeren, ghy segt dat ghi Rechters zijt, maer wy houden v als once partye, want ghi eoect ons in alle wegen to crenken, ende one 2 . Cor . 11 .a .5 . ende onse medegenooten met gewelt, ende lieticheyt * afuallieh to makers van onsen ghelooue . Antw. tiVaerom en souden wy dat niet doers, om dat wy se weder to recht mogen brengen . Hans van Ouerd . Wel mijn Heeren, so hoort dit : Omdat wy sien dat ghi geen Rechters, mer onse wederpartye zit, ende ghebruycket alle gewelt ende listicheyt, waer ghy condt ende moecht tot uwen schoonsten, ende tot onsen achterdeele 2) : Inden eersten hebt ghy onse Testamenten, daer wy onsen troost in vinden, met ghewelt ontnomen ende berooft, Ten anderen hebt ghy ons verscheyden geleyt, deen in diepe duystere kelderen, die andere op hooge cameren, Ende ten derden soect ghy one nv met verscheyden disputatien to verlistigen ende to bedrieghen, ende dan to seggen dat ghy one ouerwonnen hadt, achter onsen rugge tot onsen broederen ; ende dan wederom also tot ons van onsen broederen ende susteren, ende daerom mijn Heeren, en willen wy hier alleene niet disputeren, 1 Lees : onPartJi'dich . 2 Om u zoo ro~ed mogeliJ'k voor to doers en tot ons nadeel . DE BELIJDINgHE VAN HANS VAN OUERDAMME. [n°. 1.] 109 ofte once broederen ende susteren sullen daer by wesen . Doen sy hoorden dat haer voornemen ouer ons nae haren wille geen voortganek en hadde, soo worden sy seer toornich, ende // die Monicken Fol. 37 v^. oock, wi sagen wel watter to doen was, dat het al schalcheyt was, wat sy bedreuen, want al wast datmen van sommighe stucken wetter Schrift bewese, dat sy onrecht hadden, so en wilden zijt doch niet bekennen, ende ontschuldighen hen lieden metten Keyser, ende zijn mandament, ende die Monicken wetter laugher * ge- Sap . 14 . b. 16 . woonten der Roomscher Kereken, ende metten grooten hoope onser Ouderen, Ende alsmen dan wetter Schrift gewesen hadde ter contrarien, dan wart gelijek to voren, als oftmen tegen den ouen gegaept hadde i). Doen seyden wy : Wel mijn Heeren, wilt ghy ons dan niet toe laten in redelijcker ordinancien to disputeren, also wy begheert hebben? Antwoort . Neen. Wel dan (seyden wy) ghy wetet den grout ons gheloofe, die wy v vrymoedich beleden hebben, soo muecht ghi nv met t ons doers wat ghy wilt, soo verre alst (hod Jere . 26. b.14. toe laet, ende siet wel toe wet ghi doet ende handelt, want deer is noch een * Richter bouen v, ende de Heere wilt v die t Ooghen Ephe . 6. a. 9. des verstants op doers, op dat ghy sien moecht, hoe iammerlijek dat t Eph. l . c.18. ghy vanden * valschen Propheten verle3 dt ende bedroghen zijt, Jer . 14. b.14. als dat ghy tegen Godt ende dat Lam strijt, het welcke v t swaer Actor . 9 . a. 5. vallen sal, ist dat ghy v niet en bekeert . Doers zijn wy weder weeh gheleyt, als wy niet voorder disputeren en wilden, want dien raet hadden wi met malcanderen besloten, doers wy noeh opt Casteel by den anderen waren, buyten der stadt, op dat sy die eenuoudighen niet en souden oueruallen wetter disputatien, so en conden sy niemant wijs gemaken, dat syse verwonnen hebben, wel wetende, dat sy niet disputeren en sullen, ten ware dat sy by den anderen quamen, ende den gheschiet die dispute//tie tot troost ende Fol. 38 r° . vermaninge onser Broederen ende Susteren diet hooren, want doers wy sagen dat sy haer schoonste deden, en wilden wy het onse oock niet laten, want wy sagen wel dattet noot was : Doers sy saghen, dat dit niet gelucken en wilde, doers hebben sy eenen anderen raet voortgebracht, ende hebben eenen Raetsheer ende twee monicken, eenen grauwen ende eenen swarten in een tamer bestelt, ende deer wort telcken een broeder oft suster voort ghehaelt, datse disputeren souden, ende beweeren den grout haers gheloofs metten Dlonicken, Die seyden, dat sy in een tamer alleen niet disputeren en wilden, maer int openbaer, als wy by den anderen zijn voor de Heeren . Doers seyden sy : wy besweeren v 9 In het gaPen den mond van een bakkersoven willen evenaren • jets onbereikbaars wjllen . IlO HET OFFER DES HEEREPf . by v gelooue ende by uwen doopsel, dat ghi hier disputeert . Doen Marc.lG.b .19. seyde de broeder : Min gelooue ende * doopsel kenne ic, maer ie en hebbe met uwen besweeren niet to doen, dan laet ons by malcanderen comen, dat is recht onse begeeren, om met v lieden jut openbaer to disputeren, mer niet aldus in een tamer alleen, Doen ontboden sy een ander, ende also, tot dat syse alle voor hadden, ende daer en woude niemant also disputeren. Doen moeste ick oock voort comen alleen in een tamer by eenen Raetsheer, ende twee Monicken, die begonden my ooek to besweeren . Doen seyde ick Math. 7. a. G. Wat wilt ghy my besweeren, dat ick de -{- roosen voor die honden, ende die peerlen voor die verekens werpen sal, op dat ghyse vertreden sout t) ? Neen dat heeft my die Heere verboden, Neen ick P.ea1l9.b.11 . achte ~ Godts woorden al costelijeker, dan dat ie bier * dat licht '•' Luc. 8. b. 16. to vergeefs soude laten sehijnen, daer niemant door verlicht en worde, maer dattet gelastert ende bespot soude worden, ghelijek Fol. 38 v° . ghy lieden doet, alsmen // v de waerheyt seyt. Doen beswoeren sy my noch al veel meer . Doen seyde IC : Wat wilt ghy veel besweeren, ick en achte v besweeringe niet, want het is eenen aert 2. Par . 33.u .6. der t toouenaers, die teghen die waerheyt besweeren : Maer nn sie ick wel, waer door chat onse twee broeders ende Buster haer Eze.13, b .19. sielen * gemoort ende verleyt zijn, door o toouereche besweeringe, Joan . 10. a. l . dat sy haer voor des duyuels lieticheyt niet gehoedt en hebben, dat si de gauen niet en hadden to disputeren . Doen seyde die Gardiaen : G}hy hebt v beroemt in uwen brief, to disputeren jut openbaer, waer om en dorst ghy nv niet disputeren . Hans van Ouerd. Ghy Monick, dat begeer is noch van gantser herten, mijn 1. Yet. 3. b.15. * ghelooue to verweeren met (hods woort, int openbaer voor alien menschen, maer v cappe soude al anders beuen, als ghy met mi moest disputeren opt vyer, ende dat die Ouericheyt uwe beschermer niet en wear. De Raetsheere : Neen, wy en hebben daer of gheenen dorst, om v int openbaer to laten disputeren, ghy zijt nv in onsen handen. Hans van Ouerd. Ick hebbet begeert, eer dat ick wiste dat ick in uwen handen comen soude, maer ick sie wel, dat 4. Ee.11* .12* . wy in die Clauwen des * Arents 2) gheraect zijn, ende die daer in coemt, die en can daer niet weder wt comen, by en moetter siel oft lijf laten . Die Raetsheeren : Wie is die Arendt, die geyser? Hans 1 Eene vertaling van Matth . 7 :6, die ik in e~'ene biJ'beluitgaaf heb kunnen vinden . 2 Die arend is, zooals uit den tekst daarbiJ' aangehaald, bliJ'kt ontleend aan het apocriefe boek IV Ezra, hoofdstuk 11 en 42 . HiJ' komt daar, evenals de dieren in Daniel, voor als beeld van een riJ'k : hier van een riJ'k, dat geheel de wereld vii omsPannen . Zie de aanteekening op bl . 101, fol . 32 ro, De in den tekst genoemde brief aan de Heeren van de Wet to Gent volgt achter dit schriJ'ven . DE BELIJDIN(3HE VAN HAN$ VAN OUFRDAMME . [n0. 1 .] 111 van Ouerd. Neen, t het is dat Roomsche Rijck ofte ghewelt, leest Dani . 7. b. 7. den brief die ick v lieden gheschreuen hebbe, die sal v wel onderseheyt gheuen. Doen hadden wy noch veel woorden met malcanderen, ende de Monicken worden gram op my, ende beghonsten * op- Col . 2. b.18. geblasen woorden to spreecken. Doen seyde ick, dat Paulus to recht gheprophe//teert hadde van hen lieden, t dat si lasteraers, stout, Fol. 39 ra . ende opgheblasen waren . Doers Overt broer Jan de croock so toor- 2 . Tim . 3. a . 2 . nick, dat by begonete to roepen : Sotkens, Sotkens, Setters, Ketters zijt ghy lieden . Hans van Ouerd. * Siet, en is dat niet een fijn 1 . Tim . 3. a. l . Leeraer ? ende Paulus seyt : t dat een Leeraer niet kijfachtich noch t Titu . l, b . 7. toornich wesen en sal . Die Raetsheere achaemdet hem self, dat die ~I'Ionick so leelijcken ghebeerde t), ende vermaende hem stille to wesen. Daer nae op een ander tijt, quamen daer twee wereltlijeke Papers Meester Willem van den Nieuwen laude, ende die Proche-Page van S. Dlichiels. Ic vraechde haer, wat sy begheerden . Sy seyden. Wy comers om uwe siele to soecken. Dat mael hieldt ick mij so bedect, als ick conde, verhopende, dat wy int openbaer voor de Heeren, gedisputeert souden hebben, als sy my eeyden, dat sy haer beste daer toe doers souden, Maer doers ick hoorde, dattet niet zijn en mochte, doers sy ten anderen mael weder by my quamen metten Schrjjuer, dachte ick, wy moeten metten anderen al anders aent boort, dan wy laestmael waren . Doers vraechde ic . Wat begeert ghy dan ? Antwoort : Wy begeeren dat ghy v wilt laten onderrichten, want siet, wy soecken dock v siele . Hans van Ouerd. Doet ghy dan so grooten neeraticheyt om sielen to soecken? Antw. Jae. Hans van Ouerd. Wel, so gaet finder Stadt aen alien plaetsen, tot dronckaerts, hoereniaghers, vloeckers, schelders, ghierigen, houaerdigen, ende afgoden dienaers, suypere ende brassers, ende moordera die t onnosel bloet vergieten, dat zijn noch al uwe Eeai . 59. a. 7. broeders, gaet ende soect hare sielen, de mine heeft * Chrietue Lnc. 15. b. 9. gevonden. Antw. Wy vermanense, dan heb//ben wp onse sielen Fol. 39 v° . gequeten. dens van Ouerd. Het en is daer mede niet genoech, ghi moest tot haer gaen ende * bestraffense also, ende wilde e3* Mat . lS.b.15. dat niet hooren, so moest ghyse voor die gemeynte brengen, ende bestraffense first openbaer, hoorden sy dan niet, doense dan ester ghemeynten, houtse als heyden ende openbaer sondaera 2), alsoo Christus leert, Ende Paulus totters * Corinthen . Ende bestraft oock 1 . Cor. 5. b. uwe Richteren, die gewelt ende onrecht doers, Ja t onnosel bloet Eaa . 56. a. 7. 1 Zich gedroeg ; to werk ging. 2 In meer dan eene 16le-eeuwsche hollandsche vertaling wordt hetzelfde woord flu eens met »tollenaers", dais met uoPenbare sondaers" weerh'ag'even ; evenals in duitsche voorluthersche vertalign en met uOffensunder" . 112 HET OFFER DES HEEREN . storten ende vergieten. Doen seyde een Paep : Souden wy de Ouer- Act.10. d. 34. hoofden gaen bestraffen ? Doen vraechde ick, oft (hod een t aensiender der persoonen waer . Antw. Neen. Hans van Ouerd . Wilt ghy (hods dienaers wesen, ende wilt die personen aensien P Ant . Dat soude een oproer waken in die Stadt, ende 1) souden een Mat. 5 . a.10. daerom dooden . Hans van Ouerd . Soo leedt ghy om de * gherechticheyt. Maer my docht dat sy geenen grooten lust en hadden daer voor to lijden . Somma, wy handelden also veel vanden ban 2), Mat. 18. b.15. alsment also na * Christus ende t Paulus woorden nae volghen +-1. Cnr. 5. b. soude, datter Paus, Prelaten, Keyser, ende Coninck, Ja sy oock met Karen gheheelen hoope souden buyten ghesloten worden, also soude dat hoopken al cleyn geworden hebben . Doen seyde ick haer lieden, dat haer geheel hugs in brandt stont, metten helschen fat. 7. a. 5. vyere ontsteken, dat souden sy eerst blusschen * eer dat sy quamen lien, oft in ons hugs eenich dangier des vyers waer . Doen ghinghen sy wech, die eene Paep en quam niet meer weder . 1Vleester Antonius van Hille daer handelde ick oock soo mede, die quelde den anderen, maer my liet by met vreden . Hier mede beuele ick mijn lieue broederen ende austeren inden Fol. 40 r° . Heere inde handen // des almachtigen Gods ende Vaders door Jesum Chrietum onsen Heere, Amen . Geschreuen in mijnder geuane- Apo. l. a. 9. kenisse, om dat * getuygenisse Christi. In die duyster geuanekenisse heb is een maent gelegen, nv legge is in eenen diepen ronden put, daer inset wat claerder, daer in heb ick desen brief gheschre- 2 . Pe . 1, b.14 . uen. Ick verhope in dese weecke mijn t offerhande to doen, soo het den Heere belieft, metten genen die de Heere daer toe voorsien heeft, want ist dattet dese weecke niet en geschiet, so salt noch wel twee maenden verbeyden, met dat sy dan in ses weecken niet to rechte en Bitten . Weet dat onse broederen ende susteren wel ghetroost ende ghemoet zijn door de ghenade den Heeren, Godt heb lof : Ick bidde v door die Broederlijcke Liefde die ghy tot my hebt, dat ghy desen brief bescict na Vrieslant, nameljjc in Emderlant, desen selfden brief, also haest als ghy coat, ghy moecht hem wel wtschrijuen, maer haest v daer mede, dat begeere ick vriendeljjek datmen hem beware, op dat by niet gheschuert oft vuyl en worde. Die broeders die by mi inden kelder liggen, laten 2. Tesa.5.e.2G. Q altesamen * groeten metten vrede den Heeren . 4 Wy bidden da- + Col . 1. a. 9. 1) rZij" is reeds in n0 . 1, 1562 uitgevallen . 2) Met ban wordt bier alleen de algemeene eisch bedoeld, dat in de gemeente van Christus over de zeden der leden tucht worde geoefend ; niet die eigenaardige instellingen en voorschriften voor de toepassing van dien eisch, waarover in oude doopsgeainde krin ;en zooveel strijd is aeweest. Die strijd kwam in dezen tijd, 1550, eerst op, en niet in Vlaandereu, maar bij de oudsten in bet Noorden . DE BELIJDINGFHE VAN HANG VAN OIIERDAMME. [n° . 1 .] 113 gelijcg den Heere voor n lieden, doet ooc so voor ons, * Wandelt Act . 9 . d. 31 . inde vreese des Heeren, soo salt v wel gaen . Als desen brief gelesen is, so beschict hem na Antwerpen, dat by finder gemeynte to Emden beschict werde, op dat by voor een yegelijc ghelesen werde, dat begheer ie aen mijn lieue broeders door die broederlijcke liefde die ghy tot my draecht . (. .. Q Pit is eenen Brief van den selfden Hans van Ouerdamme, die by ghesonden heeft aen die Heeren van der wet to Ghent, ends aen die Raetsheeren, adaeehs to voren, eer by geuanghen words . Verstaet wel : DIe Ooren heeft om horen die hoore, Ende diet leeat, die mercke daer op, ende oordeelt met verstant der heyliger schrift, mer t wee den genen die met onuerstande oordeelt . Hoort, tot v fist dat ick spreke, o ghy vleyschelijeke generatie, ghy Ismaelijten, (shy die v beroemt Christenen to wesen, om dat ghy wten water sonder q-heest gheboren zijt, ende ghy veruolcht die kinderen der beloften, die door den ghelooue in Gods woort wten water ende Geest geboren zijn, Ja ghy veruolchtse ghelijc t Ismael Isaac dede, gelijek ~ Esau Jacob, ende als die * Joden Christum veruolchden, alsoo doen nv die vleyschelijeke geborene Anteehristen die geestelijcke geborene Chrietenen, (die de beloften des eewighen rjjcx ontfanghen sullen door Christum, t die een erfgenaem alder dingen is, die zijn * rijek wederom last vercondigen door den Euangelium, t Tot boete ends warachtich berou der dooder wereken, door den gelooue aen hem) zijn getuygen veramadende, &c . Dit is den 4. wint, o * Arent 1), wilt mereken, die daer blaest waer by wil, die ghy niet en west van waer by coemt, oft waer by henen gaet. Hoort nv zijn atemme, // die den Alderhoochaten behouden heeft tot in de laetste tijden, om v dijne misdaden ends straf to openbaren, de weleke nv begint zijn vole to verlossen door veal 1 Zie de aanteekeningen biJ' fol. 32 ro en 38 vo . IL 8 Fol. 40 v0 . n 0. Mat . 13 . b . 9 . Apoca . 2. 3 . t Esa. 5 . c.20 . + Gen .21 .b .10. Gala. 4 . C . 29 . + Ge . 27.f. 41. * bit . 26 . e .46. Joan . 5. b .16 . t Heb . 1. a . 2 . *Mat.24.b.14. Mar. 1 . b . 14. Apoc.14. a. f. + Mt. 4. b. 17. Mare. 1 . a. 4. Tit. 2 . b.12. +Joan . 3 . b.8. * 4.Eed .11.12. Fol. 41 r°. 4. Esd . ll. d . 37.12. d . 31. 114 HET OFFER DES HEEREN. catyuicheden ende verdriet. Daerom merekt, o ghy Arent, dat eynde dijns tijts is seer na by, zijt ghy niet dat vierde DierP 0 is Dani. 7. a. 7. ghi, dat Daniel each, dat met zijn * ijseren tanden al verschuerde, ende dot ouerblijfsel met zjjnen voeten vertrat, ende dat alderquaetste Hoornken voortbroehte. Ende ghy hebt bewoont dat Aert- 4. Es. 11.e.41. rijeke veel iaren met bedroeh, ende ghy hebt de werelt t geordeelt, niet wetter waerheyt, want ghi hebt die saechtmoedige gequelt, ende die ruetende gequetst, ende hebt die logenachtige lief ghehadt, ende die wooninge verdoruen der geender die vrucht maken, ende hebt ouerweldicht die v niet en misdeden, Daerom is dine versmadinge totten Alderhoochsten opgegaen, ende uwe houeerdicheyt totten Alderstercksten . Daeromme moet ghy Arent 4. .E elil. e. wech ghedaen worden, * op dat de aerde vercoele, ende wederkeere, verloat zijnde van uwer era,cht, ende hopen mach dat oordeel ende ontfermherticheyt des geens diese gemaect heeft, aliens ordeel beter ende gerechter wesen sal dan het uwe, o ghy Arent . Daerom moeten uwe quade hoofden, die totten laetsten behouden zijn, dat eynde des Arents wesen, om de alderquaetste booeheit des Arents to volbrengen met zijnen quaden vederen, die ooc tot int lactate gehouden zijn . 4.Es.li.e.45. t Hierom hoort ghy ijdel lichaem des Arents die v ijdeljjc beroemt, het gene dat ghi niet en zijt, to weten, Christenen . Iioort ooc toe ghy alderquaetste Clauwen, die gewillich ende bereyt zijt to verderuen ende to verschueren, het gene dat v alderquaetste 4 . I+:a. 11 .e.42. hoofden gebieden, door den raet der * logenachtigen, die sy lief Fol. 41 v 0. hebben, waerom verbljjt ghy v int verdriet // ende vallen der Heb. 5. b.15. armer lammerkens ende suygelingen, die noch * melt nutten, de weleke ghy met gewelt geuangen hout, ende met valsce logenaehtige listen haer sielen moordet, de welcke maer een iaer oft twee ten hoocheten aent gehoor der waerheyt ghecomen zijn, ghy en hebt noch niet, die v in alien Articulen des geloofs onderrichten connen.. Schaemt v des beroemens, dat ghy door uwe vleyscelijcke blinde geleerde, die onnosele verwonnen hebt, met subtijle logenachtige listen ende gebroken schriften . Och wee wee, der groter ellende, Mt. 14. a.12. der veruaerlijeker tijden, dat die * boosheyt so verre de ouerhant genomen heeft, dat die waerheyt so vele niet toegelaten en is, haer hit openbaer to verantwoorden . Den Alderhoochsten si geclaecht des iammers, gewelts ende groter ellende der beuruchter ende suygelingen in dese tijden, Om dat haer gheen hulpe, troost nochte bystant geschieden en mach, van den genen die de Heere meer Titu. 1 . b. il. genaden ende gauen gegeuen heeft, om de t wederstrijders den wont to stoppers . Oft ghy hier op seggen wilt : Laetse dan voort EENEN BRIEF VAN HANG DAN OUERDAMME . [ri°. 2.1 115 comers die beter begaeft zjjn, ende meer genaden ontfangen hebben. flier op antwoorden wi, dat die wolf lange roepen soude na de schapen, eer sy comers souden, wel wetende, dat si van hem verschuert souden wesen met grooter wreetheyt, eonder recht ende redelijeheyt. Och wee wee, hoe gruwelijck een oordeel, ende veruaerljjcke straffinghe des grammighen verslindenden toorne (hods, die sonder eenige bermherticheyt den onschuldighen ende goduresenden benauwen, veruolghen, ende vermoorden, ende aelue so on- *l,Cor.6 .a .10O godtlijek leuen in alder ongherechtigher wercken des vleysches, Gala . 5 . c. 20. * soo dat suleke dat rijcke der hemelen niet besitten en sullen : 0 1 . Pet . 4. a. 4. ghY gheestelJi ck BabY//lon, hoe sal de Heere die onnoael sielen Fol Apo . . 42 22. c ° .15. r . ende dat bloet zijnder getuygen aen v versoeeken ende -j- wreec- Apo . 18.a.5.e. ken, want het al in v beuonden wort : Ghy hebt die Coningen der ~A aerden ende alle volcken so * droncken gemaect met den wijn der 17 a .2.18.a.3. geesteljcker hoerderijen, als dat sy die waerheyt sien noch hooren en moegen . Och oft wi ons eens vry mochten verantwoorden int openbaer metten woorde (hods, in teghenwoordicheyt eena grooten bernenden vyers, met alle uwe geleerde Doctoren, Licentiaten, Papers ende Monicken, die Antechrists Rijeke helpers atereken, beschermen, bewaren ende onderhouden, ende dat die gene die verwonnen worde int vyer soude geworpen worden, so en waert geen hoot, die arme onnosel lammerkens to quellen ende to benauwen, so mochte v gelooue ooc beproeft worden, hoe dattet wetter waerheyt ouer een quaem, dan en waer t Pilatus hantwater, ofte des Ma. 27 . c . 24. Keyeers Mandament van geenen noode, ende die Ouericheyt soude onachuldich blijuen van tbloedt der onnooselen, als ay Gods woort lieten Rechter wesen ouer den G}helooue, Maer neen, -F de valsche Jere.14. b .13 . Propheten ende verleyders weten wel, dat haer schalekheyt ende bedroch al to seer daer door geopenbaert soude worden . Daeromme roepen sy soo neerstich, als de Schriftgheleerden ende Phariseen deden : * Cruyet hem, cruyst hem, des geysers Mandament moet I,ue . 23 . h . 20. douerhant hebben, also wart in den beginne des vierden Diers, ende nv oock alsoo int eynde dea seluen Diers . Merct met verstant diet begrijpen can, het eynde is dat alderbooste. (Vorsten) doet boete ende betert v, want * dat eynde alder dingen is seer na by : 2. Pet. 4. a. 7. Wee v ghy valsche Propheten, die de waerheyt wederstaet, ghe- 2 Tim . 3 . a. lijek de t Egypache tooue//naers Moysi widerstonden . t her uwe + Eao . 7. c. 22 . scalcheyt sal noch alien menachen openbaer worden ghelijet alrede 2 Tim . 3 . a . 8 . nv wel beghint . Wee v ghy voorvechters ende campers des Ante- Fol. 42 v° . ehriata die de lange gewoonten der Roomscher kereken aentrect als een pantsier, om v daer mede to verweeren tegen de waerheyt, ende dat mandament des geysers als eenen echilt, ende dat Sweert der Ouerheyt voor v drijft, om in alien landen ~' onnosel bloet to Eea. 59, a . Z . vergieten, der geender die hen niet en begeeren to verweeren met eenige tijtelijeke ofte lichamelijeke wapenen, dan alleene met t (soda woort, dat is ons sweert, dat tweesnijdende ende acherp is . Maer wy worden dagelijcx seer belogen van den genen die daer seggen, dat ivy one ghelooue metten sweerde souden beweeren, als die van Munster deden . Die almachtige GFodt wil ons behoeden voor alsuleke gruwelen. Weet ghy Edel Heeren, Raetsheeren, Borgermeysters, ende Schepenen, als dat wi den Staet ws dienat bekennen voor reeht ende Rom.13. a.4. goet, iae van Good geordineert ende ingestelt . Te weten, dat wereltlijeke Sweert tot straffinge der quaetdoenders, ende tot beacherminge der goeden, ende wy begeeren v in alle t schattingen, tollen ends ordinancien gehoorsaem to zijn, * so verre als het niet tegen Gtodt en is . Ends waer ghy ons in alsuleken wijse ongehoorsaem vint, begeeren wy gheerne onsen straf to ontfangen als mis- Jere.17. b.10. dadera, dat west (hod, 4 . die alle herten kent, dat dit onae meyninge is. Maer verstaet ghq Edel Heeren, dat misbruyck ends mishandelen van uwen Staet ofte Dienst, en bekennen wy niet, dat van (hod sy, maer wt den Duyuel to wesen, ends dat den Apo.18. e. 23. Antechrist v de oogen t betouert ends verblint heeft, door de liaticheyt des duyuela, dat ghy v selue niet en bekent, wie ghy J/ zijt, ends hoe swaerlijek dat ghy inden * toorne Gods gheuallen legt, Daerom wort nuchteren ends ontwaect, ends doet die -!- ooghen des verstants open, ends aiet teghen wien dat ghy * strijdet, dattet tegen geenen menschen, maer tegen (hod is, Daerom en willen wy v niet ghehoorsaem zijn, want het Godt alsoo belieft, dat wy daer door -h gheproeft sullen worden, Daeromme willen wy lieuer, door G}odts ghenade, ons tijtelijek lichaem laten branden, verdrencken, onthoofden, recken ofte pijnigen, alsoot v goet dunct, hetey gheesselen, bannen, ofte veriaghen, ends ones ghoeden laten t beroouen, al eer dat wy v lieden teghen des Heeren woort eenighe ghehoorsaemheyt willen bewijsen, ends willen daer inns verduldich ends pacientich zijn, beuelende (hod de wrake, want wy kennen den ghenen, die geseyt heeft : * Het behoort my toe to wreecken, ick salt vergelden, seyt de Heere . Ends wederomme : De Heere sal zijn volek ordeelen, Ende het is veruaerlijc to vallen inde handen des leuendighen (hods . Ends dit betuycht den G}eest, dat dit voor de duere is, ends het beghin is . Hoort toe ghy * halue grootste') : Bereydt v bedde, want ghy sult baren . Wat sal ick Heb. 4 . b. 12. Apoca. 2.3. Eph. 6. b.17. Apo. 19. b.13. Mat.22. b.17. Rom. 13. b. 7. * Act. 4. b.19. Fol. 43 r°. Matt. 3. n. 7. Ephe. 1 .c.18. Acto. 9. a. 2. Esa. 41 . b.10. 4. Es. 15. a. 3. Mat. 5, a .10. Luc.14. c. 26 . Acto. 4, b .19. 2. Tim.3.b.12. Heb.11. f. 36. APo. 2, b.10. t Esa.59.b.15. 4. Esd.16. e. 47 . g. 73. Deu. 32, d .35. Rom.12.b.19. Heb.10. d.13 . Die ter haluer tjt des barevs gecomen ziJt. 116 HET OFFER DES HEEREN. 1 Reeds de eerste uitgaaf van 1562 vond dit halve grootste" onverstaanbaar en zette er daarom op den rand de verklaring b"~~• ,evenals op fol . 206 vu, 231 ro > enzv . Zie Inleidin bl . 22, 23. EENEN BRIEF PAN HANG VAN OIIERDAMME. [n°. `L.] 117 baren? Die vrucht ws arbeyts, met pine ende smerte, daer na die doodt. Hoort ghy ter rechter zijde : Bereyt de mate. Waer toe sal ickse bereyden? Om uwen Naesten to meten, ende dan suit ghy oock t ghemeten worden. Bereydt v ghy vuyre, ende en bljjft Matt. 7 . a. 2 . niet lange. Hoort toe, v spreke ick toe, ghy looms gesinde 1) : Den dach uwer maeltijt is tegenwoordich, uwe Spijse is al bereydt, etet rasch dat vette vleesch der dronekenen, op dat de macht der * Beesten ghegheuen worde, Den sin is v // gegeuen Apo.17. b.13. also to doen, (shy suit na die Beeste een cort gewelt bebben, (shy F.ol 43 v° . strijdet teghen het Lam, maer het Lam aal v t ouerwinnen, Die Apo.17. b.14. is een Confine alder Coningen een Heere alder Heeren, * wiens Luce . l . c. 29. rijck blijft finder eewicheyt, Amen . Apo. 12 . a. i. Wy betuygen van hem, t dat hit is die daer comen sal, Jae t Apo. l. a. 4 . by coemt haestelijck, de Heere Jesus, die een yegelijck * loon Rom. 2 . b.16. gheuen sal na zijne wereken, Apo. 12 . a. 4 . Amen 2). Q Een Liedeken van Hans van Ouerdam, Na de wise vanden 26 . Psalm, ofte : Ic weet een vrouken amoreus. ICk west, die (odes woort bekent * Dat by ter werelt moet lijden Psa. 34. c. 20. Hans van Ouerdamme to Ghent 2 Tim . 3.b .12. geeecooper tot zijnder zjjden Die hebben sulcg gheproeft seer wel Met noch meer ander vromen Die door een 3) quamen int gequel Die niet scheen fel Maer zijn grout sy niet vernomen . Maer om dat Hans van Ouerdam En Hansken keescooper beyden t Door craeht die haer van bouen quam Col, l. c. 29. 1 ) D. i . : BiJ', die een hoorn van het groote beest uit Daniel IV Ezra of de 0Penbaring , een heerscher over het ~roomsche riJ'k" huldigt . Zie de aanteekening op fol. 32 ro, 3$ vo. 2 In de uitgaaf van 1562, waarin, zooals men weet, bet volgende lied evenmin als al de verdere liederen voorkomt, volgt op deze Plasts : »Hiernae volcht eenen Brief van Hans KeescooPer dewelcke met den voorghenoemden Hans van Ouerrdamme geuangen l.ac"k Die brief staat op fol. 45 vu hierachter, 3 lemand. 11H HET OFFER DES HEEREN. (hods woort sonderling verbreyden Dies moeeten sy besueren dat Sy namen haer to gader En aettense int duysterste gat Sijnde niet mat Aenbaden sy God den Vader . Mat. 10. b .17. ~ Sy zjjn to eamen voortgebrocht Lac. 21. b. il . Bouen al voor die Raetsheeren Die hebben neerstich ondersocht // Fol. 44 r° . Na haer gheloof ende leeren Luc. 21 . b .14. * Mer haer went gegeuen een moat Na des Heeren toeseggen Die der werelt niet en Overt cont Hoe cloeck van vont Te vergeefs zijt ouerleggen. Segt mijn Heeren, eprac Hans tot haer A1 met voordachtigen sinne In wat hugs zijn wy hier to gaer Bruyctmer 1) recht oft gewelt inne Den Raet. (shy zijt daermen dat recht gebruyct Hane. God geef dat so moet wesen Waerin beechuldicht ghy ons ? ontluyet Dat by v duyct 2) Ghy mijn Heeren hooch gepresen . Waerom hout ghy ons geuangen vast En gesloten na v belieuen Hebben wy gedaen ouerlast Als moordenaers ofte dieuen Oft schelmstucken, wijset ons aen Den Raet . Men weet sulex niet van v lieden Hans. Wel waerom hout ghy ons geuaen Den Raet . V weerpart plaen 3) Salt v lieden wel bedieden Hans eyschte stracx daer int gemeen Wie zijn weerparty zijn soude Daer was Raetsheer oft Monick geen Die welc den naem hebben woude . IIy sprack, waerom zjjn wy in bent Isser geen weerpartije ? Het is de Keyser valiant U wederstant 9 Gebruikt men er. 2 0tepbaart wat biJ u schuilt . 3 Eenvoudi weg. ~' EEN LIEDEHEN DAN HANS DAN OIIERDAM. 119 Sprack een Raetsheere daer bye . Tegen des Keysers Mayesteyt Hebben wy doch niet bedreuen * Na den gewelt hem toegeleyt Rom.13. a . 2 . Van God, ende wil hem gheuen Gehoor in als met goet verdrach So veer dat finder maten // Oock wetter waerheyt bestaen mach Fol. 44 v° . V luq men sach Den Raet . Vergaert tegen zijn Placcaten. Ten is niet geoorloft zijn macht Hane. t Suleke gheboden to waken + Eea.10. a . 2 . Aldaer treet by buyten de cracht Van God verleent, wy dat laken Hem geensins kennende daerin Voor een Ouerst van trouwen Meer Belt ons der sielen ghewin Dat wy met sin t Ghehooreaem Gods gebot houwen . Acto. 5. d. 30. Sy hebben aengeheuen noch Met haren quade beeweeren Wat wilt ghy my besweeren doch Hans. * Die roosen om to verneren * Mat. 7 . a . 6 . En werpen voor die honden fel Die peerlen voor de swijnen Neen, dat is tegen Gods beuel Meer acht ickt wel t Dan tlicht vergeefs laten echgnen. Luc. 8 . b . 16. Die Papen met haer valsche Leer -F Teghen de waerheyt seer crachtich Luc. 21 . b.14. Mochten niet etaen, dat deed haer seer Acto . 6 . b .10. Daeromme waren sy clachtich Aen den Wolf, die de Schapen soet Daer na aen palen dede braden Blusschen moest dat onnosel bloet Haer wreet ghemoet Eer sy haer mochten versaden . Dus quam des doots vonnis subijt Als die Procureur vermonde Dat ghy Ketters verwesen zijt Dat is daerom oorconde Dat met v is ghedisputeert Door verscheyden G}heleerden 120 HET OFFER DES HEEREN. Mer willens hebt ghy o niet bekeert Noch aengeueert Donderwijsinge van weerden . // Fol. 45 r°. Hadden wy openbaer mogen fijn Disputeren met v Clereken Wat ay a1 voor Gheleerde aijn Dat hadmen dan molten mercken Mijn Heeren, sprack Hana voor den R,aet De Prooureur antwoorden Seggende : Tis nv al to laet Tis al to laet Maer sy haer niet en veratoorden . Sy worden voort geachict daer nae Met lacchenden mondt sy gingen Hans aprack : Tis nv al to laet, iae, iae Men eachee van vruecht ontspringen Sy haddent bey fijn ouerleyt Ala voorsichtige Loeen 1) Pat geeacooper met lanck verbeyt Tis my gheseyt wt trecken soude zjjn hosen. Daer en tusschen in dit begaen Son Hans het volek wat goets seggen En also heeft by ooc ghedaen Na haren cloeck ouerlegghen Voorts elek aen een staeck staende daer Deden sy haer offerhanden Men schreue vijftienhondert Jaer En vijftich claer Wanneer ey to Ghent verbranden . Eccl. 2 . a . 1 . 0 Christen * v ten stmt begeeft + Eph . 6. b.12. t Aengrijpt nv Schilt ende Wapen Siet dat ghy voor tBeest niet en beeft Neemt een voorbeelt aen dees gnapen Dat ghy met haer vercrijcht het loon Gheen dinck laet v beletten Mat. 7 . b.13. -F Dringt door denge poort nae de * Croon ~Luc.13. c . 22 . 4. Es. 2 .f.43 . Dien (~odee Soon Apo. 2 . b.10. Den zijnen sal self opsetten . FINIB. 1 Slimmerts • looze lieden . Deze trek is ontieend aan 'tgeen fol . 47 ro volgt EENEN BRIEF VAN HANG KEE6COOPER. 121 Q Dit is een- Fol. 45 v~. en Brief van Jannijn Buefkjjn, diemen noemt, Haas keescooper, finder geuanekenis geschreuen to (dent, Anno. 1550 1). EEn t salige wandelinge, ende een leuendich geestelijck ge- 1. Pet. 1 .b .15. looue, hope, ende een warachtich Euangelijs betrouwen tot God den Vader, ende den Heere Jesum Christum, onsen * eenigen Lnc . 2. b . 11. hulper ende salichmaker, wunsche ick mijnen beminden vrienden tot een blijde tijdinge ende vriendelijeke groete, op dat ghi door het eelue gelooue ende betrouwen , tot (hod t opwassen muecht in 1 . Petr. 2. a.2 . een nieu reyn leuen, welc leuen gespoort 2) ende rijekelijc geuonden wort int heylich Euangelie . 0 ealich zijnae, die haer t reynigen Apo. 22 . b .i l . ende heyligen na het inhout des Euangelijs, * sonder weleke rey- *geb.l2 .c.14. niginge ende heylichmakinghe niemant God noeh den Heere sien Ph 1 . Joan. 3 .a .3 . il . 1 . d . 27 . en eal. Dus doet den raet des Heeren Jesu, by seyt : t Ondersoect Rom.12. a . i. de Schriftuere . Ende anders en heb is niet gedaen, gelijc is ende t Joan . 5 .d .39 . die met my geuangen zijn, voor de Heeren des Keysers Rade geseyt hebben, ende connen ons wetter waerheyt niet beschuldigen . Sy hebben ons gheuraecht, deen na den anderen, my ten eeraten, oft is gedoopt was. Ic seyde : Ja mijn Heeren . Vrage : Hoe lange is dat geleden? Antwo. Vier iaer min Heeren . Vrag. Wat hout ghi van uwen doopsel in uwen iongen tijt? Antw. Giansch niet mijn Heeren. Vrag. Van den Sacramenten der Priesteren, gelooft ghy // niet dat daer vleesch ende bloet is, ende dattet God is ? Fol . 46 Antw. Neen is mijn Heeren, wat soude dat vleesch ende bloet zjjn, ende (hod (seyde is voor de Priesters * Jesabels) legter mi 1 . Re .18.b .i9. hier dese tafel vol, ick salse al wech blasen datse stuyuen, so en zijnt dan geen goden, men can God niet handelen, noeh lichameljjc eten . Doen vraechden sy, oft ick daerby bleef. Ick seyde : Ja is mijn Heeren, tot dat men my beter bewijst wetter Schriftueren . 1 Te geliJ'k met den voorgaanden Hans van Overdam, gevangen genomen en verbrand . 2 Ges reJ urd, gevonden. 122 HET OFFER DES HEEREN. Doen was ick van den Raet wech geleyt, ende een ander voort gehaelt, ende hebben tot thien also beleden, waer of den eenen van de thien niet ghedoopt en is, ende heeft beleden dattet recht ende goet is, ende seyde, hoe dat by eens is geweeat by den Leeraer om ghedoopt to zijn . Doen vraechden hem de Heeren Hoe quamt dat by v niet en doopte ? Soo seyde desen persoon (ende is noch een ionc geselleken ende een vriendeljjc kint) Mijn Mat. 16 . b .15 . Heeren, doen de Leeraer i) my het f gelooue voor leyde, my onderuraecht hebbende, mercte wel dat ick noch ionc in het verstant was, beual mi dat is de schriftuere noch meer ondereoecken aoude . Doen begeerde ic, dattet geschien soude . Doen araechde by my, oft ick wel wiste, dat de werelt suleke menscen doodet ende verbrant. Ic seyde : Ic wetet wel . Doen seyde by my : So bidde ie v, dat ghi op deer tijt hier mede paciencie hebt, tot dat is op een Joa. 5. d. 39. ander tit wederom come, t Ondereoect de schriftuere ende bidt den Heere om wijsheyt, want ghy zijt noch een ionc man. Ende so schien 2) wy. Doen vraeehden de Heeren : 1st v dan leedt, dat ghy niet gedoopt en zijt ? . Hi seyde : Jet mijn Heeren . So vraeehden ay noch : En oft ghy nv niet gheuangen en waert, sout ghy v laten doopen ? Hy seyde : Jae is mijn Heeren . Doen Overt by Fol. 46 v° . vanden Raet geleyt. Nv // siet lieue vrienden, dit zijn schoon teeckenen ende miraculen, doet uwe oogen open, dat sulcke ionge menachen haer seluen voor die waerheyt, haer lichamen finder geuanekenisse, is finder Boot geuen . Den Heeren is geseyt dat ai alle hare geleerde voortbrengen souden, men sal haer lieden bewij- Jere.14. b.13. sen wetter waerheit dattet al * valsche Propheten zijn, ende dat Si de werelt bi na M.CCC. Jaer 3) met hare valscheyt bedrogheri hebben, ende lieuer int openbaer op een Scauot int midden der Merct met haer spreken dan int heymelijc, ende de Papen en willen dat niet doen, si aoudent haer lieuer veel laten costen . Also zijn alle geleerde beroepen geweest tot disputeren, in die consistorie present alle de Heeren van den Rade, ende daer oock vier die principals geleertste Papen van Gent by waren . Ic hebt gehoort, want is wasser present bi. Joan. 5 . d . 39 . Dus * ondersoect de scriftuere, die de Heere v gebiet to ondersoecken, ends daer na to doen, op pens van uwer sielen verdoeme- 4 Deze leeraar+ die rondreisde om to doopen, waartoe alleen mannen van ziJ'ne Positie de bevoegdheid hadden - in het Noorden heetten deze steeds »oudsten" of ~bisschoPpen+' -, had dus bezwaar er tegen gshad aan dezen broeder den doop to bedienen wegens liens J'eugdigen leeftiJ'd + weinig grondig geloof en uit vrees dat de J'onge man geen waarborg hood van volstandig to zullen b1iJ've r, 2 Scheidden. 3 Bedoeld is : sedert den tia'd van onstantia'n . EENEN BRIEF VAN HANS KEEBCOOPER. 123 nisee, ende int * eewige vyer geworpen to zijn, daer eewich wesen Mat. 3 . b.10. sal t schreyinge der oogen ende cryselinge der tanden, Welcke + Luc.13.c .26 . scriftuere o die Papen verbieden to lesen, op de pene, hier v leuen lane * gehaet to wesen van alle menschen, ende v lichaem aen Nat . 24. a. 8. eenen staec verbrant to wesen, dwelt seer haest gedaen is, somen siet. Pus doen wi lieuer dat de Heere gebiet, al zijn wi eenen cleynen tijt t veramaet, ende van den menscen wt deser ellendi- Mat . 5. a. il. ger werelt verworpen, ende rusten inden Heere, dan to doers dat de t menschen gebieden, ende den eewigen tijt (hods viant to zijn Osoe . 6 . a . 2. in die afgrjjselijeke Helle . fi Dus ondersoect de seriftuere met een Acto .l7.b.11 . gerechtich herte tot • Gl-odt, die Heere sal v verstant gheuen . Die Heere sy met o . Mijn liefde wunsche ick v. By my Jannijn Buefkijn, geuangen to Ghent, om dat * ghetuyghenisae Christi . // Ick Apoc, i . a . 9 . wensche salicheyt alien den ghenen, die den Heere van Fol. 47 r°. ongeueynsder herten soecken . Gheacreuen int duyster met arm gereetschap. Q her ina volcht, hoe dese twee voorgaende, to weten, Hans van Ouerdamme ende Hana keescooper ter Boot gegaen zijn . ALe dose twee Schaepkens verwesen waren, sprack de Procuruer G}enerael. Dat ghy als Ketters verwesen zit, is daerom, datter diuerache Gheleerde met v ghedisputeert hebben, ende ghy en hebt v niet willen laten onderwjsen . Hans van Ouerdam . Mijn Heeren hadden wij moghen int openbaer disputeren, men soude wel gheeien hebben wat gheleerde dat geweest zijn . De Procureur GleneraeL Tis nv al to laet, tis nv al to laet . Doen worden sy beyde wech ghesehickt ende ghinghen met lachenden monde, Hans van Ouerdam segghende : Jae iae, tis nv al to laet. l?ude Hans keescooper had hem met Hans van Ouerdam besprok :n, dat by opt Schauot zijn onderhosen soude wt trecken ende terwijlen soude Hans van Ouerdam, met tvolck spreken, twelck alsoo gheschiede . Doen die scherprechter Hansken helpen wilde, begeerdet Hansken alleen to doen, om dat Hans van Ouerdam to langher totten voleke spreken soude. Dit gheschiet zijnde, zijn Si elc aen een staec gestelt, ende hebben haer lichamen Gode op geoffert . // Fol. 47 v°. Psal. 20 . a . 3. Mat. 10. C . 22. 24. b. 13 . Mat. 13 . b .13. Luc. 21 . b .11 . Den Raet Beeacooper. 124 fIET OFFER DES HEEREN. IE Een Liedeken van Hans keescooper. Na de wijae . Yanden 29 . Psalm. Ofte, GFenade ende vrede i). 0 Heer v wil ick louen GFhy die v ledekens al * Toeseynt stercheyt van bouen her in dit aertsche dal Pat sy vast staende bljjuen Tegen den quaden hoop Als haer de boose drijuen Hebben tot v een loop. Siet doch wat vromer Helden Verschenen daer to Cent Hoeseer datmense quelden t Bleuen vroom ataen ten ent Een genaemt Hans keescoper Die daer was me geuaen Daer hebben wp een proper Cleyn lietken of begaen 2). ~ Sy deden hem voor comen Die Heeren vanden Raet En hebben scherp vernomen Na zijn gemoet en daet Sijt ghy gedoopt, ey vraechden Ja ick, sprat hy gene 3) Hoe Lang jet dat ghijt waechden Vier Jaer tgeleden is. Sy vraechden zyn gemoede Van sPriestera Sacrament Oft niet was (hod vleysch bloede Hy antwoorde pertinent Neen, soud is dat geloouen Den disch legt vol vant aea Sy sullen al van bouen Stuyuen als icse blaes . 1 N°. 12 van den Ausbundt : »0 Herr dich will ich loben", met het oAschrift . nDiese nachfolgende Geschicht hat sick im Jahr 1550 . Zu Gendt and Lo wen begeben, and geht im Thon, All die ihr ~'etzund leidt Verfolgung und Trubsal.Oder wie der Bentzenhawer." 2 In handen gekregen, aangetrofl'en 3 Snel, EEN LIEDEKEN VAN HAN$ KEEBCOOPEB. 125 Aldus en zijnt geen goden Men mach lijfachtich Godt // Geensins eten als broden Fol. 48 r°. Is dit also v slot Ja, tot dat sy my wijaen Een beter met schrift elaer Doen hieten ay hem rgsen Dat by sou gaen van haer. Daer went gesegt, laet halen A1 v Gl-eleerde voort Men salse altemalen Bewijsen met waer woort Pat sy sijn * valsch Propheten Mat . 24 . b. l i . Die dertien hondert Jaer Hebben door haer decreten Bedrogen des werelts schaer . 0 menschen wilt v keeren Van dese women quaet t Die comen in schaepe cleeren fiat . 7 . b.15. Binnen zijnde vol haet Het zijn Antechrists knapen Die maecken groot getier Menschen sielen to rapen Tot dat eewige vier. Dua wilt sonder vertoeuen Gaen tot v schepper Heer A1 wat ghy suit behoeuen Dat vint ghy in zjjn leer Christus sal v recht stueren -{. Blijft ghy vast by zijn woort Mat. 7. c . 24 . En ghy suit wel gedueren Als wint, storm coemt aen boort . Duysent vijfhondert iaren Vijftich getelt daer an Doers sachmen openbaren Desen dapperen man En aen een pael staen branden By zijnen lieuen Broer * Nv zijn sy in (hods handers Sap. 3. a. l. Verlost wt awerelts beroer . / J Fol. 48 no. [ISo . 1.] 126 HET OFFER DES HEEREN. (I Dit is eenen Brief van Jerollimus Segerez, geschreuen in der geuanckenis tot Antwerpen, aen zjjn Huysurou ghenaemt Lijsken, die oock aldaer gl~euanghen lath, Anno 1551 '). Yreest God alle tijt . Q In Keysers Stoel lath ick geslooten ende bewaert, Om het getuygenisse Jesu Christi was ick seer beswaert, ende gheslooten tusschen mueren . Ende die duer is sterc, maer het is des Iieeren were, daeromme by my ooc sterekt. Jud. l . a. 2. GHenade ende vrede, ende vruecht, blijschap ende trooet, ende 1 . Cor. 1. a. 3. t een vast Ghelooue ende ghoet betrouwen, met een ~ bernende t + Col . 2 . a. 7.. 1. Pe. 4. b. S liefde tut (~odt, ~vunsche ick v, mijn alderliefste Huysurouwe Lijs- 1 Jeronirnus Segersz . ~ketelaar" of koPerslager, is 4 September 4551 levend verbrand . De terechtstelling van ziJ'ne vrouw LYsken Elisabeth Dirks werd uitgesteld tot na afloop b van hare bevallingb . ZiJ' is eerst 49 Februari van 't volgende J'aar ))al levende in eenen sack gesteken ende verdroncken", Antwerpsch Archievenbiad, Viii, bl . 416 . ZiJ' beet daar hY ~; sbeth Aertsen waarschiJ'nliJ'k voluit : LYsbeth, dochter Van Dirk Aertsz. Eeni ~'a brieven van haar aan Karen man staan tusschen de ziJ',~~ in ;~ ziJ' kon, zelve in den kerker li~'gende, hem niet bezoeken , 'tdeen antlers b : ; het toenmaliga evangeniswezen in den regel aan betrekkingen . ~' en vrienden vats de gevan e~n' en vriJ'stond . Zie over LYsken het uitvoerig bericht , uit het Groote O erboek van 1615, I, 139-441 door Van Braght, b1. '127 vg. en bl . 4l17 overgenomen ; en over Seghersz, het artikel van Ds. P . H . Veen in de boo s~' ez inde Bi'dra9en, 4864, hi . 82--902. EENEN BRIEF VAN JERONIMUB 8EGERSZ . [n°. 1.] 127 ken Diereks, die ick voor Godt ende zijn heylighe GFhemeente i) ghetrout hebbe, ende my also nae des Heeren beuel tot Bender * huysurouwen ghenomen hebbe, Trooet, blijschap ende vruecht 1 . Cor. 7. a. 2. moet by v, mijn lieue huyaurou, vermeerderen ende vermenichfuldicht werden. Ick bidde den Heere aoo neerstich voor v, dat by v wil vertroosten, ende of nemen dat v to swaer is .. Ick wetet wel, mijn wt//vercooren schaep, dat ghy seer bedroeft zijt om mijnent wil, Fol. 49 ro. maer stelt doch alle droefheyt bezijden, ende siet op den * Her- Hebr. 12 . a . 2 . toch ons gheloofa, ende op den voleynder Jesum, ende laet ons voortaen in alle gherechticheyt ende heylicheyt wandelen, als kinderen des vredes, ende laet ons t den tijt der genaden dock wel 2 . Cor. G. a. 2. waer nemen, ende deneken wat Ben grooten ghenade de Heere aen oils bewesen heeft . Och mijn lieue huysurou, ghedenct doch wat Ben t ghetrouwen godt dat wy dienen, by en sal ons niet be- 1 .Cor.l0.b.13. schaemt laten, ghedenct hoe trou dat by de kinderen van * Israel Exo. 14 . a . 2. met Ben wtgestrecte handt van den diensthuyse Pharaonie ende wt c.21. Egypten geleyt heeft, door dat roode meyr, ende gedenekt hoe sy hxer moesten bereyden, eer ay wt mochten trecken, ende hoe dat sy dat t Paeschlam aten met ongesuert broot, staesde moesten sy Eao .12. a. 3. dat Paeschlam eten, ende dat ongesuert broot dat sy hadden, dat schorten sy in haer cleederen, ende beghonsten wt to trecken na der woeatijnen, ende den Enghel des Heeren ginek voor haer, des daechs in Ben t Colomne der wolcken, ende des nachts in Ben Ego . 15 . d. 21 . Colomne des vyers, ende liehtese alsoo, * maer doen sy benaut Ego . 14. c.10. waren van Pharao ende zijn Heyr, doers beghonst dat volek to murmureren teghen Moysen, want sy en haddQn geen vast betrouwen op den Heere, dat by haer wt soude leyden, maer de Heere seyde tot Moysen wat by doers wilde, ende hoe dat by zijn macht aen Pharao ende aen zijn heyr thoonen wilde, ende by geboot Moysy, dat by de roede soude nemen, ende slaen in der zee, -! ende Ego. 14 . c. 21 . doers Moyses in de zee sloech, (soo verdroochde die zee, ende dat water deylde hem van malcanderen) ende het stelde hem als Mueren ter rechter ende ter slinc//ker zijden, so Bat sy Brooch door Fol. 49 v^ . 1 Dus in eene godsdienstoefenin ten overstaan van ziJ'ne christeliJ'k gemeente ? ~', Later ~'eschiedde het zoo. WiJ' hooren van eene godsdienstoefening to Breda in Ben huffs aan de Voorstraat, op 5 Au u~'stus 9579 of 1572, des avonds to 9 of 10 uren : er waren omstreeks honderd Personen evergaderd om Predicatie to houden en Ben Paer to trouwen" . Het Groote 0 erboek van 1695 heeft II bl. 29G > Bit bericht uit »eene Particuliere memorie der ouden" . Van Braght nam 't over, bl 604 . In het vonnis van de amsterdamsche vierschaar over Anneke Hendriks , 10 November 9571 geveld en o . a, bJi' Van Braght, hi . 538 gedrukt, wordt ziJ' beschuldigd van : »oock haer met haer togenwoordigen man op de Mennoniste maniere latende trouwen by nacht in Ben LandhuYs ." 1`LH HET OFFER DES HEEREN. de Zee ginghen, ends Pharao volehde met zijn Heyr nae, ends by verdranck met alle zijn Heeren ends volek, maer Israel quam daer Ego. 15. a. l, sonder schade door, ends * sy loefden ends daneten Godt, dat hyse vanden Diensthuyse Pharaonis verlost hadde, maer sy en waren doen noch niet jut Beloefde Lant, sy quamen in die grou- Ego.15. c . 22. welijeke t Woeetijne, ends daer en was geen broot, het broot dat Eao.12. d.34. sy wt Egypten brochten, dat en was niet vele, het was dat -4onghesuert deech, dat sy in hare cleederen schorten, doen sy wt Egypten toghen. Doen wasser benautheyt om dat sy niet to eten Eao.16. b .16. en hadden, maer de Heere spijsdese met dat * Hemela broot . Psa. 78. b .24. Alsoo oock mijn alderliefste Huysvrou, wy en hebbent oock niet al gewonnen, als wy de Waerheyt bekent hebben, ends ons al vander werelt afghescheyden hebben, ends ells wellueten ends begeerten versaeckt hebben, maer wy moeten oock strijden tegens Eph. 6 . b. 12 . de Vianden, dat is, wy moeten hier in dese werelt t strijden tegens Keyseren ends Geweldighen ends Princen deser werelt . Wy 2. Ti. 3. b. 12. moeten in dese Werelt 1j den : Want Paulus heuet gheseyt, - dat alle die Godtsalich willen leuen in Christo Jesu, moeten veruolginghe lijden : Wy moeten de Werelt, Sonde, Doot, Duyuel, ends al verwinnen, niet met wterlijeke Sweerden ofte Spiessen, maer Eph. 6 . b.17. met dat 4. Sweert des Gheests, dwelck is (hods Woort, ends metten Sebilt des Gheloofs, waer mede wy alle scherpe Pijlen, die als vier zijn, of mogen schutten ends den Helm der salicheyt op oils hooft, aengedaen met dat Pantsier der gerechtieheyt, ends om ones voeten gheechoeyt tot bereydinghe des Euangeliums . Als wy also // Fol. 50 r°. met dese wapenen versterckt zijn, so sullen wy wel met Israel door de Woestijne raken, ends ells ones Vianden verwinnen ends 2 . Tim . 3 . a . 8 . wederstaen, sy moeten tot schanden worden, die teghen de * Waerheyt strijden. gls nv de kinderen van Israel wt de Woestijne waren, wt de grouwelijcke ends veruaerlijcke Woestijne, deer de Deut. 8 . a . 2 . Slanghen vier spoghen, -1 ends veertich Jaer lanek door ghewan- Nehe. 9, c .21. delt hadden, ends waren door soo menich perijckel ghecomen, ends + Nu . 21. a. 1 . -I- hadden soo veel steden ends Landen aen dese zijde der Jordanen Deut. 2 . f. 33. in geuomen, doen hadden sy dat beloefde Lant noch niet in, want Deu. 34. a . i . sy en waren noch niet ouer de Jordane, maer de Heere * thoonde Mosi dat Beloefde Lant van verre . Och mijn lieue Huysvrouwe, is hebbe dat beloefde Lant oock al van verre ghesien, ick hope Apo. 21 . b.12. haest in de echoone Stadt to comen, deer Joannea of schrij ft, t die seer verciert is, hear Fondamenten zijn twelf costelijcke steenen, ends haer Mueren ends straten van louter ends claer gout, ends de stadt heeft twelf poorten, elcke poorte van sender peerlen, ends deer en is geenen nacht, want de Heere here Gl-odt verlichtse . Ends de Heere aeyde tot Mosen, dat by dat volt niet jut beloefde EENEN BRIEF VAN JERONIMUS SEG}ERSZ. [n°. l .} 129 Lant en soude leyden, maer -{Joaua brochtse daer in, ende de Joeue . 1 . a. 2. Heere * leydese droochs voets door de Jordane, ende geboot haer, ' Jos. 3. d.14. dat sy zijn geboden ende rechten souden houden, so soude by alle hare vianden voor hare voeten wt stooten, ende als sy zijn gheboden ende rechten ouertraden, t so gaf haer de fIeere in haerder Josu .7.a.4. vianden handen, also dat sy geslagen 'worden van haren Vianden, Jndie . 2. b.11 . doen sy nv ouer de Jordane waren, doen en hadden sy dat Lant van Beloften noch niet in, daer honich ende melek // vloeyde, Fol. 50 v°. maer Si moestent met louter geweld innemen, ende alle hare Vianden dooden, ende de steden met * vier verbranden, also moeten Joen . G . c . 21 . wy ooc het Beloefde Lant met ghewelt innemen ') : Want Christus seyt, t dat het rijcke der Hemelen ghewelt lijdt . Ick weet nv Mat. ll .v.12. eerst wat dat strijden is, niemant en wetet beter, dan diet besocht 2) heeft, sy comen soo listich aen, om ons to verleyden . Wetet dat ick uwen Brief met mijn moeder 3) ontfanghen hebbe, den welcken ick met tranen las. Ick bedanck v, dat ghy my soo hertelijeken daer mede troost, ende ick verbljjde my, als ick hoorde, dat ghy soo wel to vreden zijt . Q Wetet myn Wtuercoren beminde Huysvrouwe Lijsken, hoe dat is voor den Marekgraue gheweest hebbe, ende by hadde daer twee Preeekeren by hem, met twee Schepens, ende den Clerek vanden bloede, ende by vraechde my, oft ick my noch niet beter bedacht en hadde, segghende dat by die twee goede mannen oft heeren, daer toe verwillicht 4) hadde, waert dat ick my wilde bekeeren, dat sy mijn Siele winnen mochten . Ick seyde dat is min gelooue niet verlaten en wilde, want het is de waerheyt . Doen vraechden sy my, wat mijn ghelooue waer. Ic seyde tegen de Monicken : Vraechtet den Marckgraue, dien hebbe ick mijn ghelooue beleden, vraechtet hem . Sy quelden my seer . Ick en wilde haer niet met alien segghen . Sy vraechden, waer van dat ick wiste dattet de waerheyt was, oft (hod mondelinghe met my gesproken hadde. Als sy anders niet van my crijgen en eonden, soo worde mijn Belijdinghe ghelesen, Hoe dot ick niet en hielt van het Sacrament. Ic seyde : Neen dan eenen broot God . // Ende de Papen Fol. .51 r°. waren gram, dat ick haren Godt soo verachte . Sy wouden al met my spreken. Ick seyde : Ic en wil v niet * hooren, noch oock met Mat . 7. b.15. V spreken, maer laet mijnen Broeder hier comen by my, so wil is wel met v spreken, ende onse gelooue belijden. Doen vraechden 1 Niet in den zin der Munsterschen bedoeld >; maar> zooals reeds uit de aanhaling J'uist van dat biJ'belwoord bliJ'kt, van den ~' eesteliJ'ken striJ'd, noodig om Gods koninkriJ'k to veroveren . 2 Ondervonden. 3} Die hem dus in zJi'ne gevangenis had bezocht . 4 Toe ~e'staan . II. 9 130 IIET OFFER DES HEEREN. sy my, oft ick niet sterek genoech in mijn gelooue en was, dat ick my op mijnen Broeder beriep . Ick seyde : Ja, mijn gelooue is sterck ghenoech, maer om dat ghy onse woorden niet verdraeyen en lout. Doen seyden sy : Wy en sullen uwe woorden niet verdraeyen. Ick seyde : Ick kenne v al wel, ende weet uwe schalckheyt wel. Ende de Marekgraue seyde : Het sal v gheschieden. Ende is meynde, dat by seyde, dat h3 eenen Bibel mede soude brenghen. De Papen seyden : Als de kinderkens ghedoopt waren, dan hadden sy gelooue . Ende ick loech daer mede, ende seyde, waerom dat sy dan niet in Turckien en toghen om de Tureken to doopen, ist datmen dan geloouich wort, so ghy segt, so souden sy oock geloouich worden. Sy seyden : A1 waert datmen de Turcken doopte, het souden euen wel Tureken blijuen. Ende sy quelden my seer, dat is of soude wijeken, ende een goet kint der Roomscher Kereken zijn . Ende de Nlarckgraue met de Schepens waren so met onrechtueerdige bermherticheyt tot mywaerts beuanghen, dat sy seyden : Oftmen v het leuen liete, ende dat ghi a bekeerde, ende een goet kint der Roomscher Kercken worde, Ic soude goede hope tot v hebben, want ghy zijt hier ionek ende onnooselijck toe ghebrocht, ghelijck ick wel weet van wien, (hy haddet op GFielis van Aken) ende ooc om dat ghy van so goede Ouders zijt, ende v moeder die sterf haest van rouwe. Iek seyde Fol. 51 v°. A1 stont de // duere open, ende dat ghy seyt : Gaet, ende en segt maer : Het is my leedt . Ie en soude niet gaen, want ick weet wel, dat ick de Waerheyt hebbe . Doers seyde de Marckgraef: Ic sal v leuende branden, wilt ghy niet hooren . Doers loech ick daerom, 2. Ma . 6 . c27 . ende seyde : * A1 wat ghi my mijns geloofs haluen doet, dat wil is geerne lijden . Ende by seyde : Sin wijf is de meeste Ketteresc die in de Stadt is . Ick en can den Heere niet to vollen dancken van alle de groote stercheyt ende cracht die by my geeft in deser noot . Ick beuinde Pfla . 91. b .15 . met der tijt wel, dat de Heere met ons is, want by t helpt ons so trouwelijc wt alder noot, by is sulcken getrouwen Hooftman, Job. 5. c. 21, by gheeft zijn knechten alsulcken moet, 1- hij sterektse dat sy niet en vreesen, sy en' vreesen noch en beuen niet, door de groote liefde, die si tot haren Hemelschen Vader hebben, want Paulus Rom. 8. d. 36. seyt : * Wie sal one scheyden van de liefde Godts ? druck P oft angst? oft veruolginge? oft honger? oft naectheyt? oft perijekel? oft Pea . 44 . c . 23 . sweert ? Als daer gheschreuen staet : t Om uwent wille worden wy 2 Cor. 4. b. i t. ghedoot den gantschen dach, Wy zijn gerekent als Slachschipen, die ter doot ghebrocht worden, Maer door desen verwinnen wy verre'), 1 Uit aal van 1562 : veer. EENEN BRIEF VAN JERONIMIIS SEQERSZ. [n°. 1.] 131 om zijnent wille, die one liefghehadt heeft, want ick ben seecker, dat noch doot, noch leuen, noch Enghel, noch Vorstendom, noch heerschappie, noch ghewelt, noch teghenwoordighe, noch dat toecomende, noch hoocheyt, noch diepte, noch oock gheen ander Creature, ons scheyden en mach, van de liefde die in Christo Jesu onsen Heere is. Daerom mijn alderliefste Huysvrouwe Lijsken, * schict v na Ro. 12. b. il . den tijt, ende weest doch verduldich inden druck, ende t gesta- t 1. Tim. 5.a.5. dich int // ghebedt, ende siet doch altijt op de schoone beloften, Fol. JN 9'0. die ons ouer al beloeft zijn, ist dat wy tot den -{- eynde volstan- Mat. 24 . a .13 . dich blijuen . Ende laet ons den Schat doch wel bewaren, want wy hebben alsulcken * schat in aerden eaten, ende den seluen schat 2 . Cot. 4.a. 7 . en connen wy niet verbergen, by breect ouer al wt, by is veel to costeljjck om to verberghen, wy zijn soo blijde met desen schat, weleke achat is onse ghelooue, hope ende liefde, ende die en sullen ons niet t ledich laten, al setten sy ons alleen in een doncker 2 . Petr . 1 . a.3. gat van malcanderen verscheyden, den schat is van snicker aert, by en wil niet verborgen wesen, de eene roept den anderen aen, ende atom so zijnen schat wt, op dat by ghesien mocht worden, wy zijn so wel ghemoet, de Iieere hebbe eewich lof ende danck, wy roepen, wy singhen, met malcanderen, wy bedrjjuen alsuleken vruechde 1- om malcanderen to troosten, ende to stereken, de Mal. 3 . c . 16 . * Heere geeft alsulcken stercheyt ende cracht, dat wy hem niet to '~ Ps . 84. a. 8. vollen daneken en connen van de groote genade, die by aen ons bewijst. t Daeromme en worden wy niet moede, al ist dat onsen 2 Cor .4. b. iG. wtwendighen mensche vergaet, so wort nochtans den inwendigen mensche van loge to loge vernieut, want onsen druck die tijtelijck ende licht is, brengt een eewige ende ouer de mate ghewichtighe salicheyt, ons die niet en sien op dat sienlijek is, maer op bet ghene dat onsienlijck is. Aldus mijn lieue Huysvrouwe, en laet doch niet of den Heere uwen (hod wt * ganscher herten to dienen, ende zijne t voetstap- Mar . 12. c. 30. pen nae to volgen. Want wy weten, ist dat onse - aertsche buys ~ 1 . Yet .2.c21 . deser wooninghe ghebroken wort, dat wy een timmeringhe hebben 2 Cor . 5. a. l . van (hod, een hugs niet met handen ge//maeckt, maer dat eewich Fol. <'.2 v°. is inden Iiemel. Daer na haecken wy, na once huysinge die inden Hemel is, ende verlanghen daer na, om daer mede gecleet to worden, want wy willen lieuer gecleet zijn, dan ontcleet worden Want also langhe als wi thugs zijn inden lichame, so gaen wy Pelgrimagie int of wesen vanden Heere . Daeromme mijn lieue Huysvrouwe, siet doch neerstelijck toe, dat ghy den tgt uwer * Pelgrimagie met vreesen ende beuen vol- 2 Pet. l. b.17. eyndet, niet met suleken vreesen ende beuen dat wS de Werelt, 132 HET OFFER DES HEEREN. oft voor de Werelt souden vreesen oft beuen, om dat si so ver- Mat.10. d. 28. woet op ons zijn, maer wy sullen voor den •F Heere vreesen ende beuen, also dat wij zijn gebodeu ende Rechten sullen houden, ende also den tijt onser Pelgrimagien inde vreese des Heeren voleynden, ende het eynde ons geloofs daer of brenghen, to weten, Esa. 51 . b. li. onser sielen salicheyt, soo sullen wy eewich met den t Heere I) verblijden, ende dan sullen wy hem in de verrjjsenisse der Dooden ghemoeten. Daeromme en wilt de Werelt niet vreesen, want Mat. l0.d.30. de * hayren ws hoofts zijn al ghetelt, sy en hebben gheen macht, Joan. 19 .a .10 . ten sy datae haer van t bouen gegeuen worde . Ende Christus seyt t Mt. 10. d28. Ende -I- vreest v niet voor die dat lichaem dooden, maer vreest hem, die de macht heeft, na dien dat hit lichaem gedoot heeft, Luc.13. c. 26. oock macht heeft, de Siele in der Hellen to werpen, deer * sa,l +Eea.... 2z6di4j6n weeninge der oogen ende knersinge der tanden 2), ende t haren + Apo .14,c .11 . worm en sal niet ateruen, -I- sy en sullen daeh noch nacht rusten . De almachtige, eewighe, ende crachtighe God wil v also verstereken Apo. 2. b.10. ende vertroosten met zijn ghebenedijde Woort, dat ghij doch * ghetrouwe muecht blijuen, tot den eynde toe, so suit ghy ooc onder Fol. 53 r°. den // t Altaer comen by alle lieue (hods kinderen, deer sullen + .tp°,•: b. 9. alle 4- tranen van once oogen gewasschen worden . Deer sal alle po. 1 . a.4. Phil. 3 c 21 . tribulatie een eYnde hebben, * din sal onse verworPen lichaem . . verclaert worden, ende den beelden zijnder claerheyt geljjc zijn . Joan. 16 . c.20. Dan sal onse f weenen in lacchen, ende trueren in blijschap ver- Heb. ll . d.16. andert worden, din sullen wy (die eenen cleynen tit 4- veracht ende versmaet, iae veruolcht ende veriaecht worden, ende met grooter echande ende pijne ende versmaetheyt ter doot gebrocht Apoc. i. a. 9. zijn, om het t getuygenisse Jesu Christi) eewich triumpheren, Apoc. 7 . a . 9 . ende metten bore eewich leuen . Wi sullen met * witte cleederen gecleet worden, also Joannes in zijn Openbaringhe ghetuycht, van Apo. 20. a. 4. de sielen der geenre, t die gedoot warm om (hods woort, ende om het ghetuychenisse dat sy hadden, ende sy laghen onder den Apo. 9 • a• 9 • t Altaer, ende riepen met luyder stemmen, segghende : Heere, ghy die deer heylich ende warachtieh zijt, hoe langhe en ordeelt guy, ende en wreect ghy onse bloet niet, aen de ghene die opter Aerden woonen, ende haer wort ghegeuen een yegelijck een wit cleat, ende haer wort gheseyt, dat sy noch een we3=nick souden beyden, 9 »Ons" ontbreekt hier in alle uitgaver . 2 Deze tekst wordt door Hans Keescooper, fol . 46 v0, aengehaald in de vertaling : schreY~ inge der ooge~n ende criJ'selin~,ge der tanden . Van Liesvelt en Mattliens Jacobs hebben : huyl~i,me ende knersinga der tanden . Het Nieuwe Testament van Jan van Ghelen 9528 : ghescrey ende g~,hekners der tanden . Die lezing in de brieyen is to vreemder, omdat wiJ' J'uist biJ' een tekst als dezen geene wiJ'ziging van de woorden verwachten • of is daarin nob g eene andere vertaling gevolgd 2 EENEN BRIEF VAN JERONIMII$ $EG}ER$Z. [n°. 1.] 133 tot dat haer mode knechten ende haers broeders ghetal veruult ware, die oock noch gedoot souden zijn, ghelijck als sy . Och wat een heerljjck volck sullen wy zijn, als wy met die groote Schare, daer Esdras of schrijft ende Joannes in zijn Openbaringhe, ende seyt, * dat by een groote Schare gesien heeft, die niemant en 4 . Es. 2. e. 42. heeft connen tellen, wt alien Heydenen, Geslachten, Volcken ende Apoc . 7. a. 9. Tongen, staende voor den Stoel, ende voor het Lam, ghecleet met witte cleederen, ende Palmtacken in haer handen, ende sy riepen met luyder stemmen, segghende : Salicheyt sy hem // die op den Fol. 53 v° . Stoel ons Godts sit, ende den Lamme. Dit zijnse, die wt grooter tribulation gecomen zijn, ende hebben haer cleederen ghewasschen, ende hebbense wit ghemaeckt door dat bloedt des Lams, daerom zjjn sy voor den stool Godts, ende dienen hem dach ende nacht in zijnen Tempel . Ende die op den stool sit, sal ouer haer woonen, ende sy en sullen niet moor t hongeren noch dorsten, noch Esa . 49. b. ll). de Sonne en sal niet moor op haer vallen, noch gheenderley hitte, want hot Lam midden inden Stool sa,lse regeren, ende by salae totter Fonteynen des leuenden waters brenghen, ende God sal alle t tranen van Karen oogen afwasschen . Ende Esdras ghetuycht van Apo . 21 . u . 4 . de selue Schare, ende seyt, dat sy * stonden midden op Sions 4 . Es. 2. e.42. Berch, ende waren ghecleet mett witte cleederen, ende midden onder haer stout eon, langer dan alle de andere, ende by ghaf eon yeghelijck van haer t Palmtacken in haer hant, ende by sette eon Apuc . 7. a. 9. yegelijek eon Croone opt hooft. Ende Joannes seyt, t dat by each Apoc . 4, a . 6. als eon glasen Zee met vyer ghemengt, endc de ghene, die de vie- 15. a. 2. tone behouden hadden, vander Beesten ende haer Beelt, ende haer teecken, ende vanden getale haers naems, staende op de glasen Zee, hebbende Godts herpen, ende songen hot Liet Moysi des knechts Gods, ende hot Liet des Lams. Siet doch mijn lieue Huysurouwe, wat heerlijcke beloften dat wy ouer al vinden, * die God 2 . Cor. 2 . a. 8. alle lieue ende ware kinderen gheuen ende schencken sal, die hem hier ghetrouwelijek by blijuen, ende die haer leuen tot des Heeren prijs geeynt hebben, ende her t cleederen wit gewasschen hebben Apo . 7. c . 14 . door dat bloet des Lams . Och mijn hertgrondelijeke lieue Huysvrouwe, ick en can den Heere niet genoecli l/ daneken van alle zijn groote duecht, die by Fol. 54 r° . aen my bewijst, by geeft my alsulcken stercheyt ende cracht, dat ickt niet wt spreecken en can . Och nv beuinde ick wel, dat de ;- ileere eenen ghetrouwen Noothelper is, by en verlaetse niet, die Psa . 91 . b .15 . op hem betrouwen . * Want wie op den iIeere betrout, die en sal Esa . 45. b.17. niet beschaemt worden, by sal ons 'I' bewaren als den appel zijn- ~S~: 2. C; 73• der ooghen, by sal ons van aIle ghewelt des Duyuels ende tyra~nme deser Werclt yexlossen . Joe by sal ons bewaren, dot wy niet finder 134 HET OFFER DES HEEREN. Hellen en sullen varen, ist dat wy hem anders ghetrouwe by blij- ~Iat. 24. a. 23. uen tot den eynde toe, want Christus seyt : k Wie volstandich blijft tot den eynde, die eal salich zijn. Och mijn hertgrondelijcke lieue Huysvrouwe, blijft doch den Apo. 2. a .10. Heere * ghetrouwe tot der doot toe, want de Croone en is niet int beghin, noch oock int midden, maer int eynde . Ist dat ghy den Heere ghetrouwe blijft, by en sal v niet verlaten, by sal v Jaco . 1 . b . lZ. de t Croone des eewighen leuens gheuen, ende in zijn Rijeke ley- Apo. 21. a. 4. den, H~ sal v met prijs ende eere croonen, Hij ~ sal alle tranen van uwen ooghen wasschen . Lieue Lijsken, sal by alle tranen Mat. 5 . a. 4 . afwasschen, soo moet hier eerst * gheweent zijn. FIy sal ~,lle once laden ghenesen, daeromme moeten wy eerst in deser ti'Verelt lijden . Pea. 91. b .13. Ja~ teghen de grimmende t Leeuwen, Draecken, ende Beyren, iae + Mat . 3, a . 7. teghen dat erghe boose -~ Aderen gheslachte, ende Slanghen regeer- 12. d . 34. dera, ende teghen de listighe Serpenten deser Werelt, ende dat (yen . 4 . a. 8. boose * Cains Saet strijden ende vechten : Want Paulus seyt, t' dat t~ph.6.b.i2. wy niet met vleesch ende bloet to vechten en hebben, maer teghen de Regenten der duysternissen, ende teghens Vorsten ende (~he- Fol. .54 v~ . weldighen de//ser Werelt, Ja tegens de gheesten die in de Locht Apo.12. b.14 . wercken, welcke daer is de ~F Oude Slangbe ende Sathanas, de- 2U . a. i. Welcke (seyt Petrus) rontom ons gaet, als een * briessehende Leeu, ~ 1 . Pet. 5.a .~3. $oeckende wien by verslinden mochte. Daeromme weest neerstich 1 . Tim. 5. a. 5. in de weer met t bidden ende smeecken tot den Heere, ende bout Eph. 6 . c.18. v vast aen de Leeringhe Jesu Christi onsen Salichmaker, op dat 2. Pe. l. a. 9 . ghijt t eynde ws gheloofs daer of muecht brenghen, to weten, 2. Ti. 4. a . 7. uwer Sielen salicheyt, ende wilt doch met * Paulo eenen gueden strijt strijden. Iffier mede wil ick v mijn hertelijcke lieue Huysvrouwe ende Suster den almachtighen, eewighen, crachti- Act. 20, d .3Z. ghen (hod beuelen, ende bet 1' Woort zijnder rijckelijeker ghenaden, op dat ghy muecht Mat. 16. c.18. staende blijuen tegen alle t Poorten der Hellen. AMEN. Q Noch eenen Brief van Jeronimus Zegersz ') aen de Broeders ende Susters . Phil . l . a. 1 . DE * eewighe vruechde, vrede, ende ghenade van (~odt den Vader, ende de grondeloose bermherticheyt, gonste, ende liefde des 1 N°. 9, 1r~62 heeft ook bier~~~eli.l'k overal Se hers , ~ ~ EENEN BRIEF PAN JERONIMIIB SEG}ERBZ . [n°. 2.] 135 Soons ons Heeren Jesu Christi, de welcke van God den Vader wt genaden t ghesonden is tot salicheyt, van alien den ghenen, die GaL 4 . a . 4 . daer met hem wedergheboren zijn door zijnr onuerganckelijcke 1 . Pet . l, d.23. Woort ofte Euangelium, ende zijnen wille doers, ende de grondighe ende onwtsprekelijeken troost, cracht, stercheyt ende * ge- 2 .Cor.13.b.13. meynschap des heylighen Gheests, de weleke door haer beyden ') ghe//sonden is vanden Hemel, tot eenen eewigen troost, vruechde Fol. ;i5 r°. ende blijschap alien waren boetueerdighen ende ghehoorsame Godts kinderen, de welcke haer leuen gebetert hebben, ende also met Christo door zijn Euangelium in een t nieu leuen verresen 4jn . Rom . 6 . a. 4 . Desen seluen eenigen God, die wil v altesamen stercken in zijn eewighe Waerheyt, ende v onderhouden met dat craehtighe -IWoort Act . 20. d. 3 . zijnder ghenaden in alle gerechticheyt, heylicheyt ende waerheyt totters eynde toe, ende beware v * verstant, herten ende Phili. 4. a. 7. sinners in Christo Jesu . Den seluen sy prijs, eer, lof, cracht, gewelt, stercheyt van eewicheyt, tot eewicheyt, AMEN. Ick wensche 2) mijn lieue hertelijeke ende beminde wtuercoren Broederen ende Susteren, ende alle lief hebbers der ongheueynsder ende eewiger waerheyt, dat rechte boetueerdighe gelooue, dat door de t liefde werekende is, dat welcke voor Godt gelt, ende een Gala . 5. a. 6. reyne cuysche ende -!- heylighe conuersatie ende wandelinghe finder 1 . Pe. 2. b.12. vreesen Gods, ende een vierighe liefde tot * God onsen Hemel- Mar . 12. c. 30. ethers Vader, ende uwen Naesten, ende tot zijn eeuwighe dare ende onueranderlijcke Waerheyt . Ende bidde den Heere voor v lieden dach ende nacht, sonder ophouden, dat by v wil t openers Ephe . 1 . c . 18 . de ooghen des verstants, ende verlichten dat herte der kennissen, op dat ghy muecht bekennen dattet de rechte Waerheyt is, ende dat by v wil becrachtigen met zijn Godlijck woort, ende verstercken first gelooue, op dat ghi in dese selue waerheyt muecht wandelen, met alder ootmoedicheyt ende saechtmoedicheyt, een 1- licht we- Mat. 5. b .14. sende alien menschen, ende op dat ghy * volt f standich muecht blij- *~Iat .24 .a.133 uen totters eynde toe . Ende bidde den ileere dat by v wil bewa- Po1. 55 v° . ren van alle de grijpende Woluen, die van ons wtgegaen zijn, ende noch onder v opstaen sullen, die de t schapen niet sparen Act . 20. d. 29 . en sullen, ende van alle valsche kettersche ende duyuelsche leeren, die haer onder Christus naem opwerpen, ende in eenen heyligen 2 .Cor.ll.b.15. 1 0 merkelik geUruik der ~'uisto kerktaal . P `Z De uitgaaf n°. , 1562 J heeft hier en elders nwunsche" 'teen in onzen druk n° . 4ook sums staat . Toch za1 de y1amin Jer . Se hersz, wel »wensche" hebben geschreven . 136 HET OFFER DES HEEREN. sehijn voortcomen, recht oft sy van Chrieto gesonden waren, maer sy 4jn vanden Duyuel wtgegaen ende gesonden . Marc. 14 .c .38 . Daerom mijn lieue Broeders, weest wacker, t bidt ende waect, wantet wel noodich is ende gedenet na mijn afscheyt, dat is v gewaerschout hebbe, vande valsche Propheten t) wt der geuanckenis. Ende so heb is een weynich met der hulpe (hods v lieden geschreuen, ende met Petro een weynich vermaent, wel wetende, 2. Pe. l. b.14. dat ick mjjnen -{- sterflijcken rock torts afleggen sal, ende met mijnen Broederen ende Susteren in Christo ontslapen sal . Hoe wel dat ghy selue in dese tegenwoordige waerheyt geleert ende ge- 2. Pet. l . b .12 . sterct zijt, so achte jet nochtans * profijtelijc v noch een weynich to vermanen, oft daer noch yemant door verbetert, ghesticht ende geaterct, ende de Naem des Heeren door geloeft ende gedanct mocht worden, ende mijns daer door gedeneken, hoe dat ick v een Tit. l . a. 7. * voorbeelt geweest hebbe, int gene, dat my de Heere gegeuen heeft, ende met alder ootmoedicheyt onder v ghewandelt hebbe . Aldus vermaen ick v nv, mijn hertelijeke lieue Broederen ende Susteren inden Heere, ende bidde v met Paulo, door de ontferm- Rom . 12, a . i, herticheyt Godts, dat ghy -h v lichamen begeeft tot een offerhande, Phil . 4 . b.18. die daer heplich, leuendich ende (bode behaechlijc is, dat welck is uwen redelijeken G}odsdienst, ende en stelt v niet gelijek dese erge boose ende verkeerde Werelt, maer vernieut v door de vernieu-// Fol. 5E y°, winghe uwer sinnen, op dat ghy proeuen muecht, welt daer sy Eph. 5 . b.17. den goeden ende welbehagenden volcomen -I- Gods wille. Och mijn lieue Broeders, is bidde v hertelijeken, dat ghy doch 1.Joan .2 .b .18 . al to samen v leuen wilt beteren, ende * de werelt met haren lusten laten varen, ende al to samen wilt sien op dat leuen Christi, hoe dat by ons voor gegaen is, want Joannes seyt : t Wie hem 1. Joan. 2 . a .6 . Christus beroemen wil, die sal oock wandelen gelij c by ghewandelt heeft. Och siet mijn lieue vrienden, ten is niet genoech dat wy veel in Ctiristus naem gedoopt zjjn, ende een broeder oft suster Christi heeten, ende de naem van Christo dragen . Och neen, 1. Joan . 3. b .7 . dat en can al niet salich waken, want Joannes seyt : -1 Mijn kinderen, en laet v niet verleyden, want daer en is niemant gerech- 4 Met deze valsche profete n kunnen moeihJ"k andere dan davidJoriste leeraars ziJjn bedoeld ,• voor sacramentiste past, near ik vermoed, de term ))pr m.inderofeten . De waarsehuwing is aan Seghersz . eigen evenais biJ hem reeds m 1551 hier, fol . 56 r0v° en elders sprake is niet alleen van dezulk en die onder de ver volging afvallig worden : van deze ewa agt ook Hans van Overdam ,• g' maar tev ens van hen die zich wel avrome broeders laten heeten" of die ))den naem van Christo drabghen", en die no~g,tans Gods ge ~ boden niet vervullen niet onstr afl'eliJk voor God in de liefde wandelen . Ook de lens . ))de geweyme, die niet een vleck e of rlmpel en heeft„ ontleend aan Efez . 5 : 27 komt bia hem bet eerst v oor. EENEN BRIEF VAN JERUNIMIIS SEG}ERSZ . [n°. 2.] 137 tich, dan alleen die gerechticheyt doet, ende wie daer aondicht, is vanden Duyuel, ende daer aen bekentmen oock, welcke de kinderen Godts, ende de kinderen des duyuels zijn . Ende Christus seyt : 1- Gl-hy zit mijn vrienden, 1st dat ghy doet dat is v ghebiede . Ende Joan. 15 .b .14 . weder seyt Christus : * Die my lief heeft, die sal mijn woort hou- J oan . 14.b.21. den, ende mijn gheboden bewaren, ende die mijn geboden heeft, ende houdtse, die ist die my lief heuet. Want Joannes seyt : -F Wie daer seyt, dat by Godt lief heeft, ende niet en hout zijn 1 . Jinn. 2. a.4. gebot, dat is een luegenaer, ende de waerheyt en is niet in hem, ende ghy weet, 1- dat een luegenaer Been deel en heeft in dat Apo. 21 . b . 8 . rijeke Gods. * Daerom en wilt gheen Christenen wesen metten LJoan .3.b.18. monde, oft wetter tongen, maer wetter waerheyt, ende wetter daet. Want let is a1 to vergeefs den naem van Christo gedraghen, also lange als wy hem met woorden, wercken ende gedachten niet gelijckformich en zijn, want Paulus seyt : t Die by van to // Rom, 8 . c. 29. voren voorsien heeft, die heeft by oock geordineert, dat sy gelijek- Fol. 56 v^. formich souden zijn den Beelde zijns Soons, op dat by de eerste geboren sy onder alle Broeders . So by v daer toe geroepen ende gheordineert heeft, so weest oock neerstich hem gelijckformich to worden, op dat ghy met der daet rechte Christenen beuonden wort, als ghy finder tribulatien coemt, daer wy nv in zijn, want al fist dat wijt nv zijn, ghy muechter morgen ooc comen . Daerom, -I- waect ende bidt, want ghy en weet vre noch tijt . Daeromme Mar. 14 . e. 34. doet uwe neersticheyt dat ghi den Heere * muecht behaghen, want 1 . Tees . 4 . a.1 . wy al to semen voor den t Rechterstoel Christi gheopenbaert sul- 2 Cor . 5. b10. len moeten worden, ende deer een yegelijck in zijn lichaem ontfanghen sal, nee dat by ghedaen heeft, het sy goet oft quaet . Nv de Heere to vreesen is, soo rade ick v, ende bidde v ootmoedelijck, dat ghy v leuen wilt stellen -4- gelijekformich den Euangelio, Phil L d . 27. want dat en ghelt al niet den naem van Christo to dragen, ende Broeders to heeten, din deer ghelt alleen de * veruullinghe der 1 . Cor.7.b.19. geboden Gods, want ick heb al veel beroemers der Christenen onder oils gesien, de welcke Christum wetter tongen lief hebben, maer wetter t daet versaken zijt, dat welcke seer to beclagen is, Tit . l. b. 16. want si slaehten dat geualscht Belt, dat van buyten schoon gout schijnt to zijn, maer alst opten toetsteen oft int vier coemt, den fist binnen niet dan toper, also wandelen sy ooc [onder] ') den vromen oft si ooc eon recht Christen wa,ren, iriaer alse de Heere 1 In de uitgaaf n~ . 1, 1562 staat : »oock den vroomen" . Dit ponder" is voor 't eerst in n0 . 3 1567 ingevoegd, blJi'kbaar door den uitgever, die terecht begreep d at dit woord'e 'tziJ' dan in den oorspronkelJi'ken brief of in de uitgaaf,die hiJ' pad rukte biJ' vergissing was uitgelaten. tie de Inleidinbg bl . 22, 23 . 138 fiET OFFER DES HEEREN. Mat. 13. c. 21. finder -F tribulatien begint to proeuen, Ban sietmen Batter al opt Mat. 7 . c . 24 . * zant gebout is, ende haren t buyck lieuer hebben Ban Christo, tlio,16 . b . 17. alst nv blijct met de gene, die met ons inde banden zijn, want Bus Fol. 57 r°, lange hebben si haer al vrome Broeders laten // heeten, maer nv spreken Si wel anders. Aldus mijn hertelijcke lieue Broeders ende Jaa 5. b.10. Busters inden Heere, neemt ons voor eenen -I- spiegel, Mlle die den ileere een bequaem offerande begeeren to doen, ende wilt ons nauolgers zijn, ende en weest niet langer so traech oft so flau finder liefden, op Bat, wanneer ghy lieden ooc inde banden coemt, als din daer in niet bedroeft en zijt, Bat ghy geen beter leuen geleyt en 1 . Pe. 5, a . S• hebt, want de * Duyuel ons daer nacht ende Bath merle tenteert . Daerom waerschou ick v wt Broederlijeke liefde, Bat ghy v selfs (ia1.6. b. 11 . waerneemt, t dewjle ') Bat ghy tijt hebt . Want Paulus seyt : -I- De 4 Tit. 2. b. 11 . salichmakende ghenade Gods is verschenen alien menschen, ende leert ons Bat wy sullen verloochenen Bat ongodlijck wesen, ende de wereltlijcke lueten, maer sober, rechtueerdich, ende Godsalichlijc leuen in deser Werelt, verwachtende de openbaringe ende ver- Ephe. 5. a. 2. schijninge des grooten Godts ons behouders Jesu Christi, * die hemseluen gheoffert heeft voor onse sonden, op Bat by ons soude reynigen van alder onreynicheit ende reynigen hem also een wick, Bat neerstich waer tot alle goede wercken . Siet mine lieue Vrienden, suleken wick heeft Christus wtuercoren, die niet ydel noch lichtueerdich en zijn, maer door * ver- Rom. 2 . a . 6 . duldicheyt in goede wercken Bat eewige leuen soecken, ende daer toe so heeft by ons geroepen ende wtuercoren, op Bat wy souden Eph. l . a. 4. zijn -{heylich ende onstraffelije voor hem finder liefden, want sulc- Eph. 5. C . 27. ken heyligen Gemeynte heeft by vercoren, die niet een * vlecke oft rimpel en heeft, maer Bat si heylich, onstraffelijc ende onbe- Leu . 11. e. 44, rispelijc voor hem finder liefden wandelen . Daerom w Best heylich i. Pet. l. b.15. in alle uwe wandelinge, na Batter geschreuen is : -I- Ghy suit hey- Fol. 57 o0. lick zijn, want ick heylieh ben . Och siet ; / mijn lieue Broeders, Mat. 3. a. 10, het is tijt Bat ghy toesiet, want -F de bijle is nv aen de wortel der boomer gestelt, ende alle boom die geen goede vrueht en brengt, sal afgesneden, ende int vier geworpen worden . Want alle Mat. 7. d. 21. die daar seggen : * I3eere, Heere, en sullen niet in gaen in Bat Rijcke der Hemelen, maer alle die daer doer den wille mijns Va- Rom. 6. a. S. ders, die finder Hemel is . Want na Bier Bat ghy de t sonden gestoruen zijt, ende gereynicht dour de bekentenisse der waerheyt, soo en muecht ghy niet ledich wesen, op Bat de Duyuel niet en Mat. 12. d.43. neme de -!- seuen geesten tot hem, ende weder in v come, ende Rom. 6. b. 12. dot laetste erger sy dun Bat eerete . * Dacrorri en laet de sonde 1) N° . 1562 terwijle . EENEN BRIEF VAN JERONIMII9 BEgERSZ. [n°. 2.] 139 geen heerachappie hebben in uwe sterffelijeke lichaem, zijn wellusten ghehoorsaem zijnde, noch en begeeft v leden niet tot wapenen der ongerechtichept, maer begeeft v seluen Gode, als de gene die ester doot leuende zijn, ende uwe leden tot wapenen der gerechticheyt, ende bidt dat uwe * vlucht niet en geschiede inden Mat . 24 . b . 20 . Winter oft op den Sabbath, ende weest inde duysternisse niet beuonden lieue Broederen, op dat v den dach niet als een t Dief en 1 . Tee, 5. a . 4 . begrijpe. Want also doende, so suldy kinderen des lichts ende des daecha zjjn, want ten zijn al geen kinderen (hods, die haer des geloofs beroemen, ende met de wercken niet en volbrenghen, want Christus seyt : -1 - Salich zijt ghy dat ghjjt weet, ist dat ghijt doet : Joan . i3.b .17 . Want die dat weet ende niet en doet, die zijn by de * rotten ge- Matt . 7 . C . 24. leken, t want de knecht die den wille zijns heeren weet, ende +Luc.12.e .47 . niet en doet, die sal met veel slaghen gheslagen worden . 11Zaer die van gront haers herten gheloouen, geloouende doen, dat zijn de rechte kinderen (hods, ende die sullen oock voor de Gheloouighe in dat Rijcke der Hemelen gerekent // worden . Daerom so rade Fol. <58 r' . is v, ende bidde met Petro, dat ghy uwe neersticheyt daer toe doet, -I- dat ghy in uwen ghelooue bewijst duecht : finder duecht 2 . Pet . l. a . 5. bescheydenheyt, finder bescheydenheyt maticheyt, finder matichegt Godealighe liefde, finder Godsalighe liefde Broederlijcke liefde, finder Broederlijcke liefde gemeyn liefde, fist dat dese dingen oueruloedich by v zijn, soo en sullen sy v niet ledich noch onvruchtbaer laten wesen in de kennisse ons Heeren Jesu Christi, maer v sal oueruloedich bereyt worden den inganc tot den eewighen leuen : IMIaer die dese dinghen niet en heeft, die is blindt, ende vergheet de voorleden reyninghe zijnder sonde . Daeromme maeckt uwe eielen suyuer door de * ghehoorsaemheyt der waerheyt, in rechter 1 . Pe. i. a 22 . ongheueynsder Broederlijcker liefden, ende hebt malcanderen lief wt reynder herten, als de ghene die wederom van nieus herboren zijt, niet wt dat verganckelijcke, maer wt dat onuerganckelijke zaet, to weten, door dat leuendige woordt (hods, dat welcke daer eewelijck blijft . * Omgordet de lendenen ws ghemoets, ende weest 1 . Pe . 1 . c .13. sober, ende set idle uwe hope op Godt, ende 1 ' hebt een bra,ndende Eph . 6 . d. ]4. liefde onder malcanderen, ende eenderley sin ende moet, ende en 1 . Pet . 4. b. 8. acht niet wat hooch is, maer maeckt v den -I- minsten gelijck, Ro . 12. b,16 . ende en let gheen * vuyl gecla,p wt uwen monde ga,en, noch en ~' Eph .4. c.29. verslijt uwen tijt niet met ydele woorden, de welcke niet en vorderen, dan tot een ongodlijcl: leuen ende wesen : Maer al «Tat salich sy to hooren, wit orbaerlijek is tot beteringhe, ende laet u`ae woorden altjd finder ghenaden met rout gemengt zijn, want Ye- Col . 4. a. 5 . trus seyt : -I- So daer yemant spreeckt, die spreke als de woorden + 1 . Pe. 4.b.11 . Gods, op dat ghy alle men//schen eenen Spieghel muecht zijn : Fnl, 58 v°o 140 HET OFFER DES HEEREN. Mat. 5 . b . 13 . Want Christus eeyt : Gihy zit dat * lout den Aerden, 1st dat het sout zijn cracht verliest, soo en ist nergens mcer toe nut, dan om Mat. 5. b.15. wt gegoten, ende vanden menschen vertreden to worden, * want men ontsteect gheen keersse om onder den Candelaer, maer om daer bouen op to settee, op dat sy daer a11e van sien moghen . Ende shy zijt het licht der Werelt, laet v licht lichten voor de Werelt, op dat de mensehen uwe goede wercken mogen lien, cede uwen Vader prijsen, die daer inden Hemel is . Ende Petrus seyt 1 . Pe . 2 . b.12. ~ Leydt een goede wandelinghe onder de Heydenen, op dat de ghene, die van v achterclap doen, als van misdaders, beschaemt mogen worden, dat sy bespot hebben uwe goede conuersatie finder Pea. 33, b .13 . vreesen Gods . Ende noch seyt hij : * Wie dat leuen wil leuen, i. Ye. 3. a.10. cede goede dagen sien, die bedwinge zijn tonge dat si niet quaets en spreke, cede zijn lippen dat sy niet en bedriegen, by keere hem van dat guaet cede doe dat goet, hi soecke vrede cede sta daer na : Want de oogen des Heeren lien op den rechtueerdigen, cede zijn ooren op haer gebet, maer dat aensicht des Heeren siet op de gene die quaet doet . Daeromme siet wel toe, dat dat toornich aenschijn des ileeren op v niet en sip, want inden laetsten Oze.10.6. 8. dagen sullen de godloose roepen : t Hueuelen cede bergen valt op Luc. 23. c.29. ons cede bedect ons, op dat wy dat toornich aenscjn niet en lien, Apo. 6 . c.16. des geens die opten stoel sit . Ene Christus seyt : ~ Ten sy d~,t ~ Mat . 5 . b . Z0. uwe rechtueerdicheyt beter cede meerder si, dan der Scriben cede Phariseen, so en muechdy in dat Rijcke der Hemelen niet comer . Ende weder : Ten si sake, dat ghy v verandert cede bekeert, cede flat. 18. a. 3. * wort als kinderen, soo en muechdy in dat Rijcke der ilemelen P'ol. 59 r°. niet comer. Siet mijn // lieue Broederen cede Susteren, fist dat ghy also niet vernedert en zit, so doet uwe neersticheyt dat ghy alsoo wordt . Want Christus woorden en zijn geen luegenen, want mat. 7 . C . 22. by seyt : In dice dagen sullen veel menschen seggen : t Heere, Luc. 13 . c.22. Heere, en hebben wy niet in dijne tegenwoordicheyt gegeten cede gedroncken, cede in dijnen Naem de Duyuelen wt geworpen? Maer dan sal ick haer beljjden, dat icse niet gekent en hebbe : Gaet Rum. 8. b.13. van my alle die quaet doet . Ende Paulus seyt : 4- Die daer leeft nae den vleesche, die moet steruen . Psal. 32. a. 9. Oeh Vrienden, v 1) isser al eenen hoop die de * Ezels cede de Muylen slachten, die so traech aen gaen, die al met slagen cede met stooten moeten gedreuen worden . Och dat en is niet na der Heb.12, b.12. liefden ghewandelt, richt op de t lose knien, cede de slappe han- * Eph . 5. b.14. den, het is large genoech geslapen, want Paulus seyt : * Ontspringt die daer slaept, cede stet op vin den dooden, cede Christus sa .l 1 Is hier »onder" voor »v" uit bgelaten ? Alle uitgaven lezen zoo ,• ook Van Brah t. EENEN BRIEF VAN JERONIMUS SEQERSZ . [R°. 2.] 141 V verlichten, Sijt ghy opgestaen met Christo, so t soect dat daer Collo . 3. a. 1. bonen is, daer Christus is sittende ter rechterhant Gods zijna Vadera, Smaect dat Hemelsch is, ende niet dat Aertsch is . Och mijn lieue Broeders ende Susters in den Heere, weest doch 4- Godts nauolgers, als wtuercoren kinderen, ende wandelt finder Ephe . 5. a. 1 . liefden, gelijck by ons lief gehadt heeft, ende heeft hemseluen ouergegheuen tot een offer ende gaue, (*ode tot eenen soeten meek '), maer oncuysheyt ende onreynicheyt en sal onder v niet beuonden worden, gelijc den Heyligen betaemt, noch schandelijcke 2) woorden wt uwen monde, noch sotten clap, noeh onbetamelijcheyt, maer veel meer dancsegginghe . Want dit suldy weten, dat geen boeleerder oft onreyn, oft gierich mensch, de welcke is een dienaer der Afgoden, erffenisse en heeft // int rijcke Cods . Fol. 59 roo . Daerom en weest haerder niet deelachtich, want ghy waert bier voor tijts * duysternisse, maer nv zijt ghy een licht in den Iieere, Ephe . 5. a. 8. t wandelt als kinderen des lichts, want I- de vrucht des geests is + i . Tea . 5. a.4. alderley goethe3 t, gerechticheyt ende waerheyt, ende en hebt geen + Gal . 5. c. 22. gemeynschap met de onuruchtbare wercken der duysternissen, maer straftse veel meer. Aldus vermane ick v als medebehulpers, want de Heere seyt : * Ick hebbe v inden aengenamen tijt ver}ioort, Esa . 40. a. 8. ende inden dach der salicheyt geholpen, t nv fist den aengenamen 2 . Cor. G. a. 2. tijt, nv fist den dach der salicheyt, En laet ons nv niemanden geen ergernisse geuen, op dat onsen dienst niet gelastert en wort, maer laet ons bewijsen in alien dinghen als dienaers Godts, met groote ghedoochsaemheyt 3), met druck, met angst, met * slagen, 2 .Cor.ll.c25. met gheuanckenisse, met oproeringe, met naectheyt, met perijckel, met sweert, met cuysheyt, met kennisse, met lanckmoedicheyt, met vriendelijcheyt, met den heylighen Gheest, met de ongheueynsde liefde, met de woorden der waerheyt, wetter cracht Gods, door prijs ende versmaetheyt, door t goet gheruchte ende quaet Joan. 7 . a. . 12 . gheruchte, als verleyders ende nochtans wara,chtich, als die steruen, siet wy leuen, als de onbekende, ende nochtans alle dinck bekent, als die geslaghen, nochtans niet ghedoot, als die arme, nochtans veel rjckmakende, als die niet en hebben, ende nochtans alle dinek besitten . Mijn lieue Vrienden, mjjnen wont heeft hem wt broederlijcke liefde tot v open ghedaen, v ootmoedeljc biddende, dat een yegelijc 4) van v 1- gesint sy, so Christus Jesus ooc was, sulcken liefde Phil . 2. a. G. onder malcanderen met der daet bewijsende, want dat is de bootschap die ghy van begin ghehoort hebt, dat // ghy ma,lcanderen Fol. 60 ro. 1 N°. 4, 1562 : roock . 2 N° . 1, 1562 : schandbare, 3 LiJ'dzaamheid . 4Hier en verder in n~. 1 1562 : een yeder . 142 AET OFFER DES HEEREN. 1. Joa . 3. b.14. lief suit hebben, * Want wie niet lief en heeft, die blijft in den Boot. Maer wanneer yemant deser werelt goeden heeft, ende eiet zjjnen broeder gebreck hebben, ende sluyt zyn herte voor hem toe, hoe blijft de liefde Gods in hem? Mijn lieue broederen ende susteren in den Heere, en laet ons niet langer liefhebben wetter 1 . Joa . 3 . b .i8. * tongen, maer wetter waerheyt ende wetter daet, ende weest Jaco . 2 . b . 14 . altijt den -I- Armen ghedachtich, ende gheeft doch een yegelijck Z . Cor . 9 . a . 7 . nae zijn vermoeghen met vruechden, -I- want eenen vroljjeken ghe- * Ito . 12 .a . 8 . uer heeft God lief. Ende Paulus seyt : * Oeffent yemant bermherticheyt, soo doe by dat met Juste, want bedenckt doch eens, oft ghy so vyerich finder liefden waert, als ghy finder werelt wel gheweest hebt, oft ghy niet also wel twee oft drie stuuers en lout weten to vinden, om den Armen to geuen, als ghyse wel gheuondeu hebt om to ghaen drincken ende spelen ? Niet mijn lieue vrienden, dat ick v wil belasten oft beswaren, dan dat een yege- Tob. 4 . a . 6 . lijck daer in zijn liefde bewijse, nae zjn * cranck vermoegen, want +Job. 27.b .19 . ghy en l' moecht hat goat niet made draghen, ende ghy moecht uwen Spieghel aen my nemen, want zijt al ghenomen hebben, iae al ons Ghelt dat wy ouer ons hadden, ende vraechden, oft was') niet wear en hadden . Daerom fist veal beter, dat ghy den Armen daer made helpt, dan dx.ttet de Heer 'z) heeft, ende fiat dat ghy v i . Joa . 3 . b .1G . 4- leuen begeert voor uwen Broader to gheuen, hoe veal to wear Jaco . 2 . b .14 . behoort ghy uwen Broader by to staen met uwen t tijttelijcken Exo.16 . b .19 . goede, op dattet si als daer geschreuen staet : * Die veal vergader- 2. Cor. 9.b10. den, en hadden gheen ouerschot, ende die luttel vergaderden, en hadden gheen gLebrec, ende siet oock toe, dat hat al redelijek F()l. 60 v°. toegae, op dat hat sy een // k segheninge ende gheen giericheyt, 2 . Cor. 9 . a . 5 . ende op dat hit offer sy den Heere aengenaem, want de hantreykinghe van desen beproefden dienst, en veruult niet alleen dat gebreck der Heylighen, maer sy is oock oueruloedich daer in, datter vale Godt dancken, door dawn beproefden dienst . Daerom doet 1 . Pet . 4 . b .11 . uwe neersticheyt, dat ghy uwe liefde hier in bewij st, op ~ dat de Heere daer door geloeft ende gedanet mach worden, ende dat ghy v bewijst in alien dingen als dienaers Gods . Least Paulum totten 2. Cor. 9. a. 6. * Corinthen, die sal v leeren, hoe ghi v daer in behoort to stellen, ende als ghijt ghelesen hebt, so bidde ick v ootmoedelijck, dat ghy dan daer na ooc doen wilt, wantet wel noodieh is . Ende voort so bidde ick v doch alle ionge gehouden 3), dat ghy doch met alder 1D, i. wiJ' des daarvan . 2 Mi' niet duideli'k . De meeste uit aven ook nO . 1 1562, hebben ; ode hear". Kan daarmede de keizer worden bedoeld, ten wiens ProfiJ'te hunne goederen konden worden verbeurd verklaard ? 3 Gehuwden . ETNEN BRIEF VAN JERONIMIIS SEGERSZ. [R °. 2.] 143 ootmoedicheyt, simpelheyt, ende lieflijcheyt by malcanderen woonet, ende ghy ionge vrouwen weest doch uwe * manners onderda- 1 . Pet. 3. a. 1. nich inde vreese Gods, ende ghy t manners hebt uwe huysvrouwen t Eph . 5. c. 22. lief als v semen, ende wilt haer met alder ootmoedicheyt ende lieflijcheyt opnemen ende dragen, ende haer soetelijck vermanen ende onderwijsen met des Heeren woort, want ghy -I- en weet vre Mat. 25 . a .13 . noch tijt, wanneer v de Heere weder van een nemen saL Daer muecht ghy uwen spiegel aen my ende aen mijnder Huysvrouwen nemen, hoe corts dat ons de Heere tot zjnen prije vanden anderen ghenomen heeft. Daerom, wilt met alder ootmoedicheyt by den anderen woonen, also langhe als v de bore to samen laet, want uwen * tijt is hier cleyn, want de ileere heeft eenen lust zijn Job . 14. a. l . wtuercoren by hem to hebben. Ende voort so bidde ick v mijn lieue Broeders, dat ghy doch om weder to t woeckeren neerstieh Mat . 255 r. 27. wilt zijn, Want ick betrouwe aen den Heere, dat // door dit sien Fol. GI r° . ende hooren noch veel tot der Waerheyt bekeeren sullen, ende ick wil ooc noch mijn beste doers, aen de ghene die hier by my comers . Ende wilt dat arm -I- verstroe3 t Hoopken weder by eon vergade- Jacob . 1 . a. l. ren, dat welck my seer deert, dat weleke nauw e on weet waer gaen oft waer woonen, ende in meerder benautheyt zijn, dan ivy hier zijn 1). Maer weest ghetroost mijn lieue Broeders ende Susters in den bore, al ist dat wy nv in meerder ruymtheden sitters dan ghy, soo weest dock verduldich in v veruolghinghe, want ghy en suit de Steden van * Israel niet al doorwandelt hebben, de Beer Mat . 10. c. 23. en sal v verlossen : Daeromme weest dock neerstich om by den anderen to comers, ends ma,lcanderen to troosten ends to vermanen van des Heereu woort, op dat de -I- liefde onder v niet en vercoele . Mat. 24 . a. 1 . Aldus vermaent ends onderwjjst malcanderen finder liefden Godts, ends ick bid v lieden, dat ghy onser in v t gebedt niet en ver- Phil 1 . a . 4 . geet, ends dat ghy mijnder huysvrouwen altemet eenen brief deb . 13. a. 3. schrjjft, om haer to troosten, want sy noch la,nge sitters sal . Ends voort last ick v lieden weten, dat ick in grooter blijschappen ben, ends mijnen Heer da,ch ends nacht niet genoech gelouen ends ghedancken on can, van zijn groote liefde die by ons ghegheuen heeft, dat by ons beyde * weerdich gemaect heeft om zijnen naem Act . 5. e 42 . to ljjden, ends van zjjnder cracht ends stercheyt die by aeu ons bewijsende is, ends van zijnder beloften die by ons belooft heeft, want dit is de vre, daer is den Heere so lange om ghebeden 4 Seghersz. vindt dus ziJjn toestand rustiger, »ruYmer", dan dien van ziJ'ne broeders, die wel op vriJ'e voeten maar nergens veilsg waren . HiJ' beklaagt hen om banns »meerder benautheYt". Dit dan~ ' t zeker samen met zJi'ne bliJ'dschap, flu hi' J eenmaal weet dat hJi' waardig is geacht om voor des Heeren naam to liJ'den • zie eenim~e regels verder in dezeii brief en meer dan een van ziJ'ne verdere bs r' even, . 3. 144 HET OFFER DES HPEREN. hebbe, ende my wife niet ghoet ghenoech en kende, dat ick weerdich soude wesen om zijnen Naem to lijden . Daerom ben ick soo Fol. 61 v 0 , seer verblijt, om dat mijn vre ghecomen is, // dat is wt desen vleesche verlost sal worden . Jude. d. 20. * Aldus steret v seluen finder liefden Gods, ende verwacht de .Trade. d . 24. bermherticheyt ons ileeren Jesu Christi int eewich leuen, * Maer dien die v mach behouden sonder aenstoot, ende stellen voor dat aensicht zjjnder heerlijcheyt onstraffelijek met vruechden, God die alleen wija is, onsen Salichmaker, sy eer ende moghentheyt, rack 1 .Cnr,tG.c.20 . ende macht, nv ende finder eewicheyt, Amen . * Groet malcanderen met eenen heyligen cus des vredes . Laet desen Brief alle de Vrienden hooren, want ick heb v wt broederlijcke liefde gheschreuen, ende my is leedt, dat ick v niet meer gheschrijuen en can . Bl}jft den Heere altesaxuen beuolen . 3. Joan . a . l . Groet my Gl- . S . H. D. in den Heere, want t ickse van herten lief- He6.13. (l . 22. heb, Ende voort alle broeders ende austere inden Deere . -I- Neemt dese cleyne vermaninghe ten beaten, want mijnen gheest daer toe gedrongen heeft om n een weynich to vermanen. Geschreuen finder geuanekenisse by my Jeronimus Segeraz. Q Nocli eenen Brief van Jeroniinus Segersz, denweleken by gheschreuen heeft sera zijn Huysurou Lijsken . DIe ghenaede ende die bermherticheyt (hods des Vaders, ende .loa . 14. b. 16. die goedertierenheyt ende Liefde des Soons, ende die gemeynschap 16. b . 13 . code vrede des heylighen Gi-heests, !- dewelcke ons vanden Vader Fol. 62 r°, gesonden is door // den Naem ons Heeren Jesu Christi, tot troost Rom . 8 . b .14. ende vruechde alien waren ende ghetrouwe kinderen Godts, * door den welcken wy gedrongen, gheleert ende ghewesen zijn, Den 9e1- uen beware uwe herte, verstant ende airmen in Christo Jesu, tot lof ende prijs des Vaders, ende tot salicheyt uwer bedructer sielen, ende tot stichtinge van alle broeders ende austere die den Heere Rein. 16. c.2G. vreesen ende lief hebben, * Den seluen God, die alleen wijs is, dien sy prijs, eere, craeht ende sterekheyt van eewicheyt tot eewicheyt, Amen. Q Iek wunsche mijnder lieuer huysurouwen een rechte warachEENEN BRIEF VAN JERONIMUS SEG}ERSZ. [n°. 3.~ 145 tige godtsalige liefde, ende een recht ongheuerwet boetueerdich ongeueynst geloue, dat * door de liefde werckende is, ende een Gala . 5. a. 6. vaste hoepe ende betrouwen tot God, ende een vaste stantuasticheyt in uwen gelooue tot God den Vader, ende den Heere Jesu Christo. Den seluen beueel ick v, ende dat woort zijnder ghenaden, want na dien dat is mondelinge met v niet spreken en can, mijn lieue huysurou Lijsken, so heb ick metter hulpen (hods v een weynich gescreuen met des Heeren woort, -I- want al ist dat wy met- Col . 2 . a. :, . ten lichaem van een zijn, so zijn wy nochtans metten gheest teghenwoordich, want ick uwer ghedeneke dach ende nacht in mijn ghebedt, ende bidde den Heere, dat by v wil verstereken met zijnen geest der waerheyt ; want ick weet wel, dat ghy noch veel strijts hebben suit, eer ghi verlost cult worden, ende ick weet oock wel, dat ghy seer ghetenteert suit worden, van die loose vossen, ende grijpende woluen, is veel meer leeuwen ende draecken, ire aderen geslachte zijn, die v siele niet sparen en sullen, dan bederuen, verslinden ende t vermoorden . Daerom seyt Paulus : Col . 2. b. R. * Siet toe dat v Been roouer en bedrie/f ghe, door loose philosophie Fol. 62 v~^. ende schalcheyt der menschen, daer si ons mede aenuaren om to verleyden, Jae Christus selue heeft ons hier of ghewaerschouwet, * dat inden laetsten daghen veel vaische Propheten ende veel val- Mat . 24 . b. 24. sche Christenen sullen zijn, Ja waert mogelijc dat die wtuercooren verleyt souden worden, maer dat is onmoghelijek, want de Heere bewaertse met zijnen stercken sane, alsoo datse die t poorten der Mat . 16 . b.18. hellen niet en connen schaden, Ja Paulus seyt : * dat in den laet- 1 . Tim . 4 . a . l . sten tgt, sommige vanden gelooue sullen afuallen, ende aenhangen die dwalende geesten, ende leeringe der duyuelen, die daer verbieden to trouwen, ende die spijse to nutten die Godt geschapen heeft. Jae noch seyt hij : * En laet v niet verleyden •met ydele Eph . 5. a. G. woorden, want om dies wil coemt den toorn (hods ouer die kinderen des ongheloofs . Jae noch heeft Christus ons -I- ghewaerschout Mat. 16 . a . G . van die leeringe der Pharisees, is * vande gene die daer comes Luce. 12 . n. l . in schaepe cleederen, want inwendich zijn sy grijpende woluen, aen * Mt. 77 b . 15r haer vruchten suldyse kennen, * gelijek als Paulus seyt : En ver- 2 .Cor.11 .b.15. wondert v niet, dat die dienaers Antechristi haer sullen stellen als dienaers Gods, want die duyuel can hem wel veranderen gelijck een Enghel des lichts, want ay comes met geueynsde heylicheyt, ende sullen liegende zijn . Daerom siet min alderliefste schaep, hoe getrouwelijck dat ons Christus met zjjnen Apostolen gewaerschout heeft, van die valache slanghe, t ende listich serpent, op dat wy Gene . 3, a . 1 . ons niet en souden laten bedriegen van die * oude Slange, welcke Apo.12. c .14 . die Duyuel ende Sathanas is, die weleke anders niet en soect, dan 20 . a. 2. once sielen tot die eewige verdoemenisse to brengen, gelijek als II . 10 146 HET OFFER DES HEEREN. Fol. 63 r°. Petrus // seyt, * dat by rontom ons gaet als een briesschende 1. Pet . 5. b. 8. Leeu, soeckende weleken by verslinden mach, dien wederetaet met een vast gelooue . Daerom bid ick v mijn lieue Huysurouwe, wt grout mijns herten, na then dat wy so trouwelijek ghewaerschout zijn van die valache propheten, de welcke niet dan de leeringe der 1. Tim . 4 . a. i . Duyuelen en hebben, ende niet en soecken dan v siele to bederuen ende to verechueren. Daerom bidde is v noch eenmael dat ghy haer lieden geen ghehoor en geeft, ooe en hebt met haer Eph. 5, b . li . niet to doen, want Paulus seyt : * En hebt geen ghemeynschap met de onuruchtbare wercken der duysternissen, maer straftse 2. Joan. b. 9. veel lieuer, Ja t Joannes seyt, dat die de Leeringhe Christi niet en heeft, die en heeft gheenen ' Godt, Ende noch seyt Paulus Gala. l, b . 8. * A1 waert dat een Engel wt den Hemel quaem, ende v een ander leerde, dan is v geleert hebbe, dat sy veruloect, so si dan gheen Godt en hebben, ende niet dan een valsche, kettersche, veruloecte ende duyuelsche leeringe en hebben, hoe souden sy ons wat goets connen gheleeren? Daeromme heeft ons Christus met zijnen Apostelen so trouwelijck gewaerschout, op dat wy ons niet en souden laten bedriegen van die lose vossen, ende listighe philosophie ende 1 .Cor.3.b.1L schalekheyt, t want daer en sal ten eewigen dagen Been ander Fondament geleyt worden, Ban Batter geleyt is, to weten Christus, Gala. l. b. S. op weleke ghy ghefondeert, ghebout, ende ghetimmert hebt, ende gheen ander Euangelium en mach daer gepredict worden, Ban dat- Apo. 1, b. 9. ter ghepredict is, in weleke Bat ghy oock ghelooft, t ende oock om Bat ghetuygeniese der Euangelien in banden legt . Daerom bidde ick v min lieue huysurouwe Lijsken, door die ontfermherticheyt Fol. 6 .3 v^ . Gods, Bat ghy altijt // des Heeren woort voor ooghen wilt hebben, ende Bat ghy v niet en laet bewegen van uwen gelooue, Eph. 4. a. 14. * door schalekheyt der menschen, daer sy v mede aenuaren om to verleyden, want is weet Bat ghy noch veel tentacie lijden cult . Daerom mijn alderliefste, en wilt niet op menachen sien, want Jere. 17. b. 5. •1 die op menschen betrout, die is veruloeckt, seyt de Propheet, CPMarnaott.i ..2 9113., .c .ba ..2 556... .J~Eansedoen -nie-enno pab crhmtae nnnatic:eht e Jnoa pet ovB liseitees cnzh,i ebnnr dedene gb tl* o desettn o privmjanelin,g esdneay2e)tr, dwBeaan ttW iwBjeasrte cmikas n ddeets)r. Cl 24. tMt.l0.c.32. Heeren door gheproeft wort, Daerom i belijt nv Christum in deser tilt, so sal by ons oock belijden voor zijnen hemelschen Vader, * Sac . 13. b. 9. * want by wil Bat derdendeel met den vyere proeuen, als goudt 1 . Pet . 1. b. 7. in Bat forneys, ende al wat staende blijft, wort voor eon -1- louter gout beuonden, ende ghi hebt eensdeels beproeuinge gepasseert, in weleke beproeuinge ghy voletandich gebleuen zijt, de Heer heb 1 De wiJ'ze man, d, i . Salomo . 2 Het hohaam PJi ni en. ~' EENEN BRIEF VAN JERONIMUS BEf+ERSZ. [n°. 3.] 147 eewighen lof, prija ende eere, ende die ghenadige Heere wil v becrachtigen, ghelijck ghy begonnen hebt, also suldy voor (hod ende voor alle zjjn ghemeente een louter gout beuonden worden . Alsoo min alderliefste, blijft volherdich in de Leeringhe Christi, t want nv ist den daeh, daer Christus of gesproken heeft, dat wy Mat. 10 . b.17. voor Heeren ende Vorsten gheleyt sullen worden, zijnen naem tot 24 . a. 9. eenen getuyge, ende dat wy van alle menschen versmaet sullen Luc . 21. b. Ii worden, .- maer wie volstandieh blijft totter doot, die al salich Mat . 10. b. 22. zijn. Ende Christus seyt : * Hebben sy my veruolcht, so sullen sy Joa . 15 . b. 20. V ooc veruolgen, t ende den tijt sal comen, dat de gene die v t Joa.1G.a . 2 . dooden sullen, sullen meynen God eenen dienst daer aen to doen . Ende siet (seyt de Heere) dit heb ick v al to voren gheseyt, // op dat wanneer het geschiede, ghy gedachtich sout zijn, dat jet v Fol. 64 r'. geseyt hadde, * want dit sullen sy v al doen, om dat sy my, noch Joan . 16. a.3. mijnen Vader niet gekent en hebben, want eiet mijn lieue Huyaurou, aldus heeft ons Christua gewaerschout, hoe datee met ons handelen sullen. Daerom mijn lief, en vreest nv niet, noch en weest niet versaecht, al ist dat ghy nv in der Leeuwen cuyl geuangen legt t met Daniel, betrout den Heere, by sal v wel bewa- Dan. G . c . 1GL ren, dat sy v niet vernielen en sullen, ende by sal v verlossen wt Karen tanden, dat sy v niet verschueren en sullen, en verlaet hem niet, by en sal v niet verlaten, want by seyt : t Wie v versmaet, Luc . 10. b.16. die versmaet my, -{. Wie v veruolcht, die veruolcht my, * Wie v + Act . 9 . a . 4 . aenroert, die aenroert den appel mijnder ooghen, soo sy dan ons * sac. 2, b. 8 . niet en veruolghen, maer den Heere, so wilt doch vromelijek strijden, als een vroom Campioen Christi, ende strijdet om zijnen prijs, alsoo by ghestreden heeft totter doot toe, alsoo ghy oock door Godts ghenade, t want `vie daer campt, die en wort niet 2 . Tim. 2. a. 5. gecroont, het en sy dat by wetteljjeken campe, seyt Paulus . Daerom mijn lief, * wapent v met dat harnas Gods, ende en Ephe.6.b.l i. schaemt v niet zijn woort voor die menschen to belijden, maer gedenct altijts de woorden Christi : * Wie my beljjdt voor de men- Mat. 10 . c . 23 . schen, die sal is ooc belijden voor mijnen Hemelschen Vader, Lnce. 12. a .8 . Ofte : f Wie hem mijnder, oft mijnder woorden achaemt, die sal Mar . 8 .e.38. ick ooc beschamen voor mijnen hemelschen Vader, t want wie Mat. 16 . d . 25 . zijn leuen soect to behouden, die salt verliesen, maer wie zjn mar. 8 . e . 3F> . leuen verlieat om des Euangeljjs wille, die salt vinden, Maer wie t yet lieuer heeft dan my, die en is niet weerdich mijn discipel t Mt . 10. c. 37. to wesen, Ja * wie zijn hant // aen die ploech slaet, ende siet 14. c.26 . omme> die en is niet beq uaem totten Ri'~eke Giodts, Ende Paulus Luc. 9 . f.26 . Fol. G4 v"O eeyt : t Pit is seeckerlijek waer : 1st dat ivy mede steruen, so sul- 2. Tim .2.a .1 i . len wy oock mede leuen, maer versaken wy hem, soo sal by ons oock versaken. 148 HET OFFER DES IiEERE11' . Gen. 18 . d. 27 . Aldus mijn alderliefste, en wilt den Heere niet verlaten, t want wy en zijn niet dan stof ende asschen, Ja,e niet dan een sterffelijc 1 .Cor.15.e.43. vleysch, * dat doch in oneeren steruen moet maer in eeren opstaen. Aldus weest doch lijdtsaem inden druc, want het is den rechten wech, die daer totten eewighen Leuen leyt, den weleken Mat. 5. a. 11 . alle Gods Heyligen, * Propheten ende Apostelen, Jae Christus Mat. 20. c. 22. selue door ghegaen heeft, ende hebben alle desen 1 - Kelek moeten drineken, Daerom en siet niet op den doot, miter door den doot'), op dat voor v niet een ander en come, die v croon ontneme . Daerom mijn alderliefste, weest lanekmoedich in uwen druck, ends pacientich int lijden, ende verwacht uwe verlossinge, ghelijck den Jaco. 1 . b. 12. ackerman zijn vruchten verbeyt, want x~ salich is de mensche, die becoringbe verdraecht, want als by beproeft is, so sal by ontfinghen die Croon des leuens, die Godt beloeft heeft alle den ghenen Mat. 5, a.10. die hem liefhebben, want Christus seyt : -I- Salich is die mensche, die persecutie lijdet oin der gherechticheyt, want dat rijeke der Taco . 5 . b . 11. 13emelen hoort hem toe, Jae, * wy prijsense salich to zijn die t . Pet. 2. e.21. gheleden hebben, seyt Jacobus . i Christus heeft pock voor ons gheleden, ende heeft ons een Eaempel ghelaten, dat «y souden 1 . Pet . 4 . a. 1. navolgen zjjn voetstappen, Ja * so Christus geleden lieeft, so wapent v metten seluen sin, ende hier mede stemmen die woorden 1 .Joan .3.c.1G. Joannis ende seyt, i dat Christus zijn leuen voor ons gelaten Fol. 61 r°, heeft, ende // wy moeten oock dat leuen voor die Brocders later . Aldus en weest niet versaecht, wtuercoren Lief, voor haer drey-- gen, maer loeft ende prijst den Heere in Bier saken, want Chris- Mat. 5. a. 11. tus seyt : '" Salich sidy als de menschen v veruolgen ends veismaden om mijns naems wille, dan verblijt ende verhuecht v, want het sal v wel gheloont worden van mijnen Vader die in den IIemel is. Mijn Lief, dit en is niet geseyt, da,t w-y droeuich souden zijn, maer dat wy ors verbljjden souden, dat tivy weerdich zijn om zijns Rom. R . h.15. Naems wille to lijden . Paulus eeyt : * Ghy en hebt geenen knechtelijeken geest ontfangen om weder to vreesen, maer eenen ghecst der wtuercoren kinderen, door den welcken wS roepen, Abba lieue Vader, den seluen geest verseeckert onsen geest, dat wy Gods kinderen zjn, ist anders dat wy met hem laden, op dat wy ooc totter heerlijekheyt verheuen mogen vvorden, want dit lijden van deser tijt en is niet to gelijcken by de glorie die aen ors geopenbaert 1 . Cod. 2 . a . 9 . sal worden, t want noyt ooghe en heuet ghesien, noch noyt herte Era. 64, x .17. en heuet bekent, oft noyt mont en heuet beleden, * dan God alleen, vat den genen geopenbaert sal worden, die hem lieflhebben, Phil. 1 . d. 26, ende zijn woort bewaren, Ende Paulus sea t, * dat niet ghenoech 9 B. i. : door den dood heen naar de eeuwige zaligheid . EENEN BRIEF VAN JERONIMUS SEG}ERBZ. [n°. 3.) 149 en is, dat ghy in hem ghelooft, maer oock om zijnen Naem lijdet . Aldus mijn alderliefste, weest doch een goetwillighe Bruydt, bereyt totten strijdc, * went by en sal v niet laten becooren bouen 1 .Cor.l0.b.13. V vermoghen, maer neuens de becoringhe sal by v eenen wtganek ma,ken, ^' want al waert dat een moeder haer kint vergate, soo Eaa . 49. c. 15. en wil ick v niet vergeten, seyt de Deere, ende by sal v bewaren 5ach . 2. b. 8. gheljjek den t ap//pel van zjjnder ooghen . Daerom en * vreest Fol. 65 v°. niet de menschen, die gelijck hoy vergaen, maer tredet vromelijck Esa . 51 . c.12. op met Josua ende Caleb na dat beloefde lant, vexbeyt met * Noah Gene . 6.7. den dach des Ileeren, 1' want Christus scyt : Mijn Schapen hooren +Jua.10. c.27. mijn stemme, ende si volgen my na, maer der vreemder stemme en ' hooren sy niet, ende niemant en sake wt zijnder handt treeken, want het onmogeljjck is, dat die wtuercoren Gods verleyt mogen worden, als Paulus seyt : * Wie mach ons scheyden van Rom. S . e . 35 . de liefde Godts, Jae geen tormenten deser werelt, t want wy Rom. 8 . d .~2S . weten dat den genen die Godt lief hebben, alle dinghen ten besten dicnt, * want onsen druck die tijtelijek ende licht is, brengt ons °l . Cor .4. c.17. een ouerwichtige heerlijcheyt, want het nv des Heeren wille is, soo verhope ick, dat oock dese uwe beproeuinge v oock ten besten dienen sal, want die Heere heeft uwen tijt bestelt, ende wy en sullen daer niet ouer gaen. Daerom en vreest niet, * want 4 . Es. 16.g.76. G}odt is uwen Hooftman, by is uwe sterckheyt, by is uwe Leydtsman, verlaet hem niet, by en sal v niet verlaten, * betrout op Peal . 31 . a, i . hem, soo en wordy niet to schanden, -{- weest ghetrouwe totter + Ape . 2. b.1U. doot, die croon des Leuens is v bereyt, Ick begeer mijn lichaem ghewillichlijck to ofteren tot prijs des Heeren, Ja niet alleen mijn lichaem, maer al waer elck lidt, iae elek hayrken een Lichaem, soo wil ickse al door die cracht Gods tot prijs des Heeren offeren, om zjjn beloften to vercrijghen, * Want hoedanige liefde heeft ons 1 . Juan . 3 . a .l . die Vader ghegheuen, dat wy Godts kinderen souden heeten . Daerom en keut ous de werelt niet, want sy en kendt hem niet, Mijn Liefste, wy zjjn G}odts kinderen, ende wy weten, als by openbaren sal, dat wy hem // ghelijek sullen zijn . * Jae seyt Pe- Fol. 66r°. trus : Wy sullen deelachtich wesen zijnder Godlijeker natueren, 2 . Pet . i. a~ 4. t Jae wY sullen wesen daer Christus seluer zJi'n sal -I- ende sullen Joa. 12 . c. Z6 . 14, a . 3. met hem ordeelen alle gheslachten, * Jae wy sullen dat Lamme- + Matt, 19, c . ken volghen waer dat henen gaet, t Jae wry sullen dat nieuwe 1 . Cor. 6. a. 2. Liedeken singen op den Berch Sion, ende -.- wy weten vastelijck ~4 Es. 2. f.42. wel, ist dat onse Aertsche hugs deser wooninghe ghebroken wort, ~2 .. Cor.5.a.1. so weten wy, dat wy een ander timmerinbhe hebben van Clod, dat eewich inden Hemel is : Wie soude dat vuyl stinekende vleysch, dat niet en is da,n eenen hoop aerden, willen verheffen bouen dese schoone $eloften . Och Diet doch hue schoone beloften dat Christus 15O HET OFFER DEB HEEREN. den zijnen belooft heeft, die deer volstandich blijuen totten eynde toe, want deer en is geenen anderen wech totten eewigen leuen, Gene. 4, b . 8. den desen wech, * want alle rechtueerdighe eielen hebben van Psa. 34. c.10. aenbegin moeten lijden, ende also dat Rijeke (hods moeten inne- Mat. 23. e. 33 . men. Also mijn alderliefste huysurouwe, so deer doch gheenen anderen wech en is, so weest dock een goetwillighe bruydt, bereyt uwen bruydegom to ontfangen, als den suldy met prijs ende eere ghecroont worden . Aldus mijn alderliefste, heb ick een weynich geschreuen, waer mede ghy v een weynich muecht verstereken door des Heeren Joa. 16.c.2U. woort, want Christus seyt : * Die werelt sal haer verblijden, maer ghy sult trueren ende droeuich zijn, maer weest ghetroost, ick heb de werelt verwonnen, ende v droefheyt sal in blijschap verandert worden, ende niemant en sal v blijschap van v connen ghenemen, want die ons werct, is stereker den die in de Werelt is, 1. Joa. 5. a. 4. ende Joannes seyt, dat t once Glelooue de verwinninghe is, die de Fol. 66 v°. werelt // verwonnen heeft, * ende weest altijt gedachtich op Loths (ion. 19. e. 26. Huysurouwe, ende op den t Min Gods die vanden Leeuwen ver- L3u cR.e17.1. 3d..a 3.21.. beten was, om dat by tegen Gods gebot broot gegeten hadde, ende e.24. was bedrooghen vanden valschen Propheet, alsoo oock ghy, dat 1 . Re. 17. f.42. ghy geensins bedrogen en wort van die valsche propheten, t maer strijdet metten Propheet Dauid teghen den Goliath, ende ghy suit Mat. ll. b.12. hem als broot verslinden, want * dat rijek der Hemelen ljjdt nv Lao. 16. c.16. ghewelt, ende die geweldighe die deer staende blijuen nement inne, Josu. 8.9.10. t want Josua ende Caleb hebben dat beloofde lent met geweldiger bent ingenomen, ende die deer niet staende en bleuen, en consten deer niet in comen . Aldus en weest niet verslaghen, al ist dat ghy bier een weynich tijts beproeft wort, want bet nv dus zijnen wille is, so nemet gewillichljck van zijnder bent, bet gene dat by Rom. 8. d. 28. V toe seynt, want Paulua seyt : * Wij weten dat den ghenen die God lief hebben alle dingen ten besten dient, want Christus zijn wonderlijcke cracht ende stercheyt aen o thoonen wil, tegen die draecken ende aderen geslachte, iae teghen die grijpende woluen, die dageljjcs tegen Christum stem, ende tegen v vechten om v to vernielen, maer weest vrymoedich, ende betrout Chrietum, by en 1 . Pet . 5. a. 7 . sal v niet verlaten, want by is uwe sterekheyt, -I- by sorcht voor o, by is uwe beschermer, waer door ghyee al to semen verwinnen Ecc1.15. b. 8. suit, die tegen v zijn, want by sal n * spleen met dat broot des leuens, iae met dat broot dea verstants, ende sal v to drincken gheuen van dat water der wijsheyt, ende sal v trooeten in alle uwen druck, ende een vast bestandich ghelooue in uwe herte druc- Phil, l . a. 6. ken, dat welcke sy niet en sullen connen wederstaen, want die Fol. 67 r°, dat t goede werek in // v begonnen heeft, die salt door zijn geEENEN BRIEF VAN JERONIMIIS SEGtERSZ. [n0. 3.] 151 nade ende cracht tot zijnen prijs, totten eynde toe wtuoeren ende volbrengen, tot salicheyt van uwer sielen, ende tot stichtinghe van alle die den Heere vreesen . Die seine Godt die v wt alien druek ghehelpen can, ende verlossen, ende bewaren sal van alien stricken des duyuels ende van alle valsche Leere behoeden sal, Dien sy prijs, eere, cracht, stercheyt van eewicheyt tot eewicheyt, Amen. Siet mijn lieue huysurouwe, so ick v nv niet helpen en can met mijn weenen, ofte met mijnen bloede, so heb ick v een weynich geschreuen, om v to troosten, ende v dat tot een gedenckenisse ofte Testament, dat ghy mijnder daer door ghedenct, hoe dat ick v voor ghegaen hebbe, want ick hope desen Brief met mijnen bloede to bezeghelen, als dattet niet dan die louter waerheyt en is, ende daervoor begeer is mijn leuen to laten, tot prijs des Heeren, ende tot stichtinge van alle die den Heere vresen, ende ick bidde den Heere, dat by v wil laten volghen, alsoo ick verhope door die genade des Heeren v voor to ghaen, ende betrouwe den Heere dat by v ooc alsoo laten volgen sal, ende betrouwe v oock, dat ghy my oock so volstandich nauolghen suit door des Heeren ghenade, ende ick bidde den Heere, dat by de vrucht tot zijnen prijs laet opwassen, dattet oock mach weerdich gheuonden worden om den naem des Heeren to lijden, Alsoo heb ick die vrucht den Heere beuolen, die weleke crachtigher is v lieden to bewaren dan ick, Ende die Heere sal v bewaren, ick en twijfele daer niet aen. Ende is hoope den Segel van desen Brief mijn bloet zgn sal. Aldue * beueel ick v den Heere, ende den woorde zijnder ghe- Act . 20, e . 31 . naden, dat by o wil // bewaeren in alle Gherechticheyt, heylic- F'ul. 67 v°. heyt ende waerheyt, / Ende al ist dat wi hier van malcanderen moeten scheyden, so weet ick ende betrouwe den Iieere vasteljjek, in dat eewich leuen by malcanderen to zijn, Daeromme wil ick ghewillich mijn offerhande doen . Och mocht ick voor v lijden, ick soude gheerne mijn vleysch voor v offeren . Het is my leet, dat ick v niet meer schrijuen en mach, Hier mede blijft den Heere beuolen, ende en sorcht voor dat kint 1) niet, want mijn vrienden salient wel bewaren, is die Heere salt waer nemen. Henrick van Deuenter doet v seer groeten inden Heere, ende bidt den Heere dach ende nacht voor v, dat ghy volstandich muecht bljjuen totten eynde toe. 1 Wees niet bekommerd over het kind • - 'twelk ziJ' zie eeniga regels. vroe~ er> ook fol, 70 vo> 73 ro en elders verwachtte . na. 4j. 152 BET OFFER DES HEEREAT. Q her ivolghet noch eenen Brief van Jeronimus Segersz aen zijn Huysurou. GEnade, vrede, vruechde van herten, door die bekenteniase Jesu Christi sy met v mijn lieue huysurouwe Lijsken inden Deere . Ick wunsche v mijn lieue Huysurouwe Lijsken een vyerige liefde tot God, ends een vrolijek gemoet in Christo Jesu. West dat ick uwer Rom. i . a . 5 . * gedencke dach ends nacht in mijn ghebedt, smeeckende ends suchtende tot Godt voor v, Want ick al bedroeft ben, om uwent wills, om dat ghy deer so lange suit moeten sitten, ends wilds wel, waert des Heeren wil geweest, dat ghy wten banden geweest hadt, maer nv heuet des Heeren wills anders geweest, om dat by Ful . 68 r°. v proeuen wil, ends // zijn cracht ends stercheyt aen v openbaren, tegen ells die tegen die waerheyt staen . Aldus en can ick tegen des Heeren wills niet gedoen, op dat ick hem niet en tenteere, den ick wil hem veel meer louen ends daneken, dat by ons beyde Act. 5 . e. 42 . -{- weerdich ghemaeckt heeft om zijnen naem to lijden, want het zijn al to t) wtuereoren Schaepkens, die by deer toe vercoren heeft, Apo. 14 . a . 4 . want by heeftse -!- ghecocht wten menschen tot eerstelingen Gods . Ends voort min alderliefste, soo hebbe iek tot deser hueren 2) seer vrolijck ghevc>eest, den Heere loouende ends danckende, dat by ons hier toe bequaem gemaect heeft, Maer als ick hoorde van v dat ghy meer bedroeft waert den uwen mont gespreken conste, dat welcke my menigen traen heeft doen weenen, ends een bedroeft hems om hebbe, want het is een groote droefheyt, Ende verstont dattet soude wesen, om dat ghy my dickwils gheseyt Bout hebben om van Assuerus to gaen 3 ), ends dat ickt niet gedaen en hebbe, dat welcke my menigen tram gecost heeft, ends hertelijcken leedt Rum. 9 . c. 19 . is, t nochtans en can ick tegen des Heeren wills niet gedoen, ends haddet zjjnen wills geweest, by soude ons wel een wtcoemst 1 Zeer, wwe!. 2 Uur. 3 Assuerus van Gheemont> een zilversmid misschien vermaner. HiJ' was togelJi'k met Jeronimus en Hendrik Beverts of »g roots Hendrik" van Deventer gevangen genomen en is, maer eerst op 22 Januari 552 en dus veel later den deze, levend verbrand na eerst op de PiJ'nbank anderen to hebben aeng egeven, fol . 89 r0 . Hiermede hangt zeker semen dat vol y~ens het boek van de antwerpsche Hooger Vierschaer de behandeling van ziJ'ne zaak herbaaldeliJ'k door den schout is uitgesteld, sours op verzoek van ziJj n advokaat, meester Lo y~ se Vogel . Van Gheemont wordt bliJ'kbaar met zekere onderscheiding behandeld . Zie Antwerpsch Archievenbled deel VIII, hl. 402 vgg . ,; ~~ waarin hiJ' ook in pie list 'ier gedooden in deel XIV l ~, , hi . 1R als t b o. 203 voorkomt. EENEN BRIEF VAN JERONIMUS SEGFERSZ. [n0. 4.] 153 gegeuen hebben, Maer by heeft ons * mate ghestelt, ende en sul- Job . 14. a. 5. len daer niet ouer gaen. Aldus en connen wy den Heere niet t ontloopen, baerom en laet ons niet bedroeft zijn om dat werck 7 .bbi. 13. a . 2 . dea Heeren, maer veel meer (als * Christus seyt) ons verblijden Niat . 5 . a . 12 . ende vroljck z~jn, want het aal ons wel geloont worden inden Iiemel, Ende ghelijek ons Petrus seyt, * dot wy den Deere prij- 1 . Ye . 4 . c .16 . sen ende louen souden van crier saken . Och myn lief, dat en is niet gheseyt, dat ivy ons bedroeuen souden . Aldus weest doch ll.b .ll. ;- verduldich in uweii druck, ende pacientich in v lijden, // Want 1+'0l. 68 v° . P•°. was haer ghenoech dat sy in Christum gheloofden, Ende noch i Stephanus, die vol vanden heyligen Gheest was, en sprack met Aeto . G. a . 5. alien toughen niet, noch alle die Bisschoppen ende Leeraers die met Paulo waren, en deden oock alle geen teeckenen, ende en spraecken met alien tongen ooc niet, ende leerden nochtans dat woort Gods onstraffelijck, Ende Paulus seyt noch, t dat de hey- 1 . Cor .12 . a .i . lighe Gheest zjn gauen geeft rode ghemeynten, Ten eersten heeft deene de gaue ghesont to maecken, Ben ander to prophete- 1 Niet op werehlsche wiJ'ze ons huweliJ'k hebben gesloten . Zie de aanteekenin g op bl. 127 boven . 158 HET OFFER DES HEEftEN . ren, een ander met voile talen to epreecken, een ander wonder to doen, een ander to vermanen, een ander bermherticheyt to doen, een ander vast to geloouen, ende dit werckt al de heylighe Uheest, Eph. 4 . b.16. * door den weleken dat die een den anderen hantreyckinge doet tot Ephe. 2. C . 20. zijns selfe beteringe, ende t wast also op tot eenen heyligen Tern - 4 1. Con . 7 . C . pel, -F ende een yeghelijck blijue in de roepinghe daer hi in geroepen is. Ende voort so iat ons genoech, dat Christus gebeden Joa.17. c . 20 . heeft, * niet sheen voor zijn Jongeren, maer oock voor de gene die door bare woorden gheloouich souden worden in hem . Siet myn beminde Huysurouwe inden Heere, hoe gheerne dat die Mat. 7 . b . 15. * grijpende Woluen de simpele sielen vermoorden eouden, met here loghenen ende listicheyt, daer sy ons mede aenuaren om to ver- ' leyden, om v siele tot den eewigen doot to brengen, Daeromme wacht v voor haer, ende en geeft haer geen gehoor, want sy zijn Joa . 10, c . 27 . seer liatich, maer doet als Christus seyt : * Mijn schapen hooren mijn stemme, maer der vreemder stemme en hooren sy niet, Mat. 24. a. 4 . Daerom en sake ooc niemant wt zynder handt ontnemen . Siet Fol. 72 v^. mijn beminde, hoe ons * Christus voor desen tijt gewaer//schout heeft, Daerom laet ons nv wel voor ons sien, op dat wy door dat Gene. 3 . a. l. listich * Serpent niet bedroogen en worden. Ende weet dat is ooc eens voor de Heeren geweest hebbe, doen ick v aenriep'), ende dat ick doers alsoo sprack, dat sy my met vreden ghelaten hebben, hoe wel datse die ander noch tweemael ghehaelt hebben, so hebbense my gbelaten, Ende noch hebbe ick eens met den Papers gesproken vande Sendinge 2), ende straftese so met des Heeren woort, dat si van gramschappen met hare vuysten op de Tafel sloegen, ende sy en moisten niet moat seggen, dan sy seyden dat Petrus Paus gheweest hadde, ende dat S. Andries de eerste Misse gedaen hadde. Doers antwoorde ick haer, dat zijt wetter waerheyt niet en 1. Tim . 4, a, i . conden bewijsen. Ende is seyde haer, dat sy waren * dwalende geesten, ende hadden de Leeringhe der Duyuelen . Ende daer mede gingen sy wech . Ende voort so laet ick v weten, mijn beminde Huysvrouwe in den Heere, dat my leedt is dat ghy geweent hebt, want doers is hoorde dat ghy beproeft waert, so hebbe is den Heere to vyeriger nacht ende dach gebeden voor v, ende weet vastelijc, dat by v 9ach. 2. a. 8. bewaren sal, als den t appel van zijnder oogen, ende ick loue den Act. 5. e . 42. I3eere altijt, dat by ons beyde ~ weerdich gemaect heeft, om zgns Naeme wine to lijden, waerom dat ick seer verblijt ben . Ende '1) Zoo in alle uitgavers : ook biJ' Van Braght. 2 Van de rechtmati heid der roe in of de wetti heid der bedienin van ~eesteli'Jken en predikanten . EENEN BRIEF VAN JERONIMUS SE(#ERSZ . [n°. 6.~ 159 doen ick uwen Brief las, ende hoorde host met v stont, ende dat ghy my den ghecruysten Christum wenschte tot Bender groete, so spranc mijn herte ende mijnen gheest op in mijn lichaem van blijschappen . Ja alsoo, dat ick den Brief niet geheel wt geleaen ') en conde, is en moeste mijn * knien buygen voor den Heere, ende Eph . 3 . b. 14. hem louen ende daneken van zjnder sterckheyt, troost ende blijschap, hoe//wel dat ick nochtans bedroeft was om onse Broeders Fol. 73 r°. wille, ende om uwent wille, dat ghy daer so lange cult moeten sitten. Ic hebbe v den Heere in zijnen handen beuolen met de vrueht, ende betrouwe hem dat, ende en twijfele daer niet aen, by en sal v de selue blijschap gheuen, die by my gheeft, ende sal v * bewaren tot den eynde toe . Ende ick hebbe suleke vruechde 1 . Pet . l . a. 5. ende blijschap in zijne beloften, dat ick niet eens gedencken en can op dese 'rormenten, dan alleen op de groote beloften, die hi beloeft heeft den genera die daer t volstandich blijuen totten eynde Mat . 24, b, 13 . toe : Ende hebbe a,lsulcke blijschap, troost ende vruechde als ick oyt hadde . Ja alsuleke blijschap dat ict niet geseggen noch geschrijuen en can, Ja dat ick niet en meynde, dat Ben mensche alsulcke blijschap in de gheuanekenisse soude connen gehebben, want is en can dach noch naeht nauwelijc geslapen van blijschappen, noch den Heere to 1- voile gedancken noch gelouen, want my Ecc1 .43. (1 .43. dunct dat ick hier niet eenen dach geweest en hebbe 2) . Och mocht ick mjjn herte in stucken breken, ende v geuen ende onsen Broederen . Och ick woude dot ick haer met mijnen bloede ghehelpen conde, ick soude so gheerne voor haer laden . Och mijn beminde inden Heere, nv gheuoele ick, hoe crachtelijc, hoe sterckelijc, ende hoe vaderlijc dat by den genera bewaert, die op hem betrouwen, ende niet dan zijnen prijs en soeeken, Jae wat Ben stercheyt, troost ende vruechde, die by daer geeft : Ende hoe schandelijcken dat hyse laet vallen, die op * menschen betrou- Jere. 17. a. 5. well, ende hem verlaten ende verloochenen, is also datse Ben t wroeghende conscientie, Ben bedroeft herte, ende Ben grouwe- Sale . 17. c. 23. lijcke veruaernisse crijghen, is dat sy niet en verwachten dan de eewige verdoemenisse ende des vyers % f pyne, ende verwachten dat Fol. 73 v°. veruaerlijc woort : -I- Ghaet ghy vermaledjde in dat eewighe vyer, Mat . 25.d.47 . * want dat aensicht des Heeren siet op dien, die daer quaet doen . * Ps. 34. b.17. Daerom siet mijn beminde Huysurouwe inden Heere, laet ons aensien op den t voleynder Jesum, hoe by ons voor gegaen is in de Hebr . 12. a. 2. doot om onse salicheyt, want siet de Croone des leuens is ons Jaco . 1 . a. 2. bereyt, t wy sullen met hem op zijnen Stoel sitten, wy sullen tMat .l9.d.28. 1 Voor : uitlezen ~• evenals gedancken, gespreken . 2 Zoo kort valt m j~ de tJi'd . 1 BO HET OFFER DES HEEREN. met witte cleederen gecleet worden . flier mede beuele ick v den gecruysten Christum, tot eenen troost ende vruechde, dat by v Eccl . 15, h . 8 . wil bewaren, ende versaden met zijn godtljc woort, 4- ende spijsen met dat broot des leuens, ende met dat broot des verstants, ende to drineken geuen vande Fonteyne des leuens, met dat water der wijsheyt, met dat ongheualschte Melck . Den semen beware uwe siele tot der Salicheyt. Amen. Q Nocli eenen Brief van Lijsken, Jeronimus Huysvrouwe. DE gena,de ende vrede, vruechde ende liefde, die Christus zijnen Jongeren achter ghela.ten heeft, die bidde ick wt ernstiger herte, dat hi ons alsuleken liefde, alsuleken bestaende gemoet wil geuen, da,t wy bequa,em geuonden mogen worden, om de schoone beloften to ontfangen, die by ons beloeft heeft, ist dat wy volstandich blijuen tot den eynde toe. Den seluen Christum sy prijs, eere, van eewieheyt tot eewicheyt. Amen. // Fol. 7t r°. Q Ick en can den Heere niet to vollen gedancken noch ghelo- Fcnl .d3.dA3. uen van de groote ghenade, ende vande grondeloose bermherticheyt ende van de groote Liefde, die by aen ons bewesen heeft, 2. Cor . 6. c.li. dat wy zijn * sonen ende dochteren souden zijn, ist dat wy vert Apo. 3 . c . 21 . winnen, t gelijck by verwonnen heeft . Och to recht mogen wy Hebr . 11. a. 2. wel seggen, - {- dat het oprecht gelooue hem schict na het gene dat (gala . 5. a. G. niet en schijnt dat weleke 'k door de liefde werckende is, dat Rom . S . U . 17 . weleke ons tot heerlijcheyt brengen sal, t ist anders dat wy met hem lgden . Laet ons bemereken lieue Vrienden inden Heere, hoe groote liefde dat de wereltlijcke 1) menschen hebben deen tegen den anderen . Daer zijnder (by hooren seggen) op den Steen 2), die h;ter verblijden als sy ter pijnbanck gaen souden, om de gene wille, die sy lief hebben, dat syse dan to naerder souden zijn, hoe wel dat sy in persoone by malcanderen niet en mochten comen . Hoort doch mijn beminde Broedera ende Susters inden Heere, heeft de `verelt alsulcke liefde, och wat liefde behooren wy dan to hebben, die so schoone beloften verwachtende zijn . Ick sie noch een schoon ghelijekenisse voor ooghen, van een Bruyt, hoe sy haer verciert 1 In n° . 1, 156`? : wereltsche . Van zulke} niet van ))geloovige" personen is ook in den vol enden voizin sP rake : die agevangenen, die er raag de P ~' iJ'nmiging voor g o over hebben als ziJ' elkander maar eens kunnen zien, 2 De gevangenis to Antwerpen . EENEN BRIEF VAN LIJSKEN. [n°. 7.] 161 om haren Bruydegom deser werelt to behaghen . Och hoe behooren wy ons dan to vercieren, om onsen Bruydegom to behagen . Och mochten ws also verciert wesen, -I- gelijek als de vijf wijse Maech- Mat . 25. a 4. den verciert waren met Olie in haer Lampen, om onsen Bruydegom to gemoet to gaen, . op dat wy ooc hooren mochten de soete stemme : * Coemt ghy ghebenedijde, besit dat rijcke mijns Vaders . Mat . 25. c.34. Ic bidde den Heere nacht ende dach, dat by ons alsulcken bernende liefde wil geuen, dat wy niet aen en lien wat tormenten sy ons aendoen // moghen . Jae to segghen met den Propheet Da- Fol. 74 v^ . uid : t Ic en vreese niet van al dat my de menschen aendoen Psa.118. a.. 6. mogen. Ende -F dese onse pijn die licht ende tijttelijek is, die en + Ro . 8 . b.18. is niet to gelijeken by de heerlijcheyt, die yen ons geopenbaert sal worden. Nv dan des Heeren wille is, dat ick met * Daniel soo Dan . 6 . b.16. langhe in der Leeuwen cuyl moot liggen, ende crijsschende ende grijpende Woluen ende Leeuwen moet verwachten, ende de t oude Gene . 3. a. l. Slanghe, die int beginsel geweest is, ende tot den eynde toe wesen sal. So bidde ick alle lieue Brooders ende Susters, dat sy mijns niet en -- vergeten in haer ghebet . Ick wil des gheerne wederom 2. Teas. l. a. 2. na mijn vermoghen doen . Och mijn lieue Vrienden, hoe can ick mijnen Hemelschen Vader ghenoech gedancken, da,t by my arme schaep hier toe bequaem gemacct heeft, om zijns Naems wille, so lange in banden to ligghen. Ick bidde den Heere nacht ende dach, dat dose min * beproeuinghe tot mijnder sielen salicheyt, ende 1 . Pet. 1. a. 7. tot prijs des Heeren, ende tot stichtinge van mynen lieuen Broe- Jaco . 1. a. 12. ders ende Busters geschien moot, Amen . Q Nicolaes op de Suyckerruyt t) bracht hier tot my twee Papen, om my to onderwijsen, den welcken ick antwoorde door de genade des Heeren . Ende sy seyden tot my, dat haer seer deerde, dat ick onder dose opinie ghecomen was, want sy en conden daer gheen ghelooue of ghemaken, moor dan eon opinie, nademael dat wy niet en onderhielden dat de Christen Gemeynte ofte Kercke gebiet. Maer ick antwoorde haer lieden, ende side : Wy en begeeren anders niet to doen, noch to geloouen, dan ons Christus Kercke gebiet : Maer wy en willed niet to doen hebben met den t Act. 97 f. 48. Baal, oft moor andere Tempels, die t met handers gemaect zijn, + M at. 15. a. 9. na -I leerin//ghe ende geboden der menschen, ende * niet nae Fol. 75 r° . Christum, daer mode en willen wy geensins to doers hebben, want Col . 2. a. 8. Stephanus seyt, * dat de Alderhoochste niet en woont in Tempelen Act . 7. £ 48. die met handers ghemaeet zijn, want by seyde dat t hij den Hemel Act. 7. g. 55. open each, ende each Christum sitters ter rechterhant zijns Vaders In n°, 1, 9562 : suckereYe ; n° . 3 > 4667 : suYckerruYe~• en zoo in de meeste volgende uilgavers . Rei of rubye is gyacht : de Suikergyacht . II. 11 162 HET OFFER DES HEEREN . 1. Cor.3.b.16. almachtich . Ende Paulus seyt, 1 dat wi zijn de Tempel des leuenden (hods, ist anders dat wy zijnen wille doen, so wil by in ons woonen ende wandelen . Sy seyden, datse de ghesonden waren, ende die op Moses stoel sittende waren . Doen antwoorde ick hen lieden, dat hen dan de weep toe quamen die verhaelt staen, Mat . Mat. 23. b.12. 23. Sy vraechden my oft ick seggen wilde, dat de gene die my deee dingen geleert heeft, oft by van Godt gesonden was . Ick seyde : Jae hy, dat weet ick vastelijek, dat dese van (hod gesonden is. Doen hebben sy gheuraecht, oft ick wel wiste hoe dat een 1 . Tim . 3 . a . 2 . Leeraer moet wesen. Ic antwoorde : * Een Leeraer moet wesen Bender vrouwen man, onstraffelijek, die gehoorsame kinderen heeft, geen dronekaert, wijnsuyper, noch Hoereniager . Doen antwoorden sy : Doen wy qualijck, het sal op ons cappe druypen, de Heere is bermhertich. Doen vraeehde ick oft sy op de bermherticheyt (hods sondigen wilden, ende seyde, dat deer geschreuen stont, dat w y Eccli . 5 . a . 5 . t deep sonde op dander niet doen en souden, ende dat wy niet seggen en souden : De Heere is bermhertich . Noch veel spraken WY, so dat to lanek waer to schrijuen . Ick seyde henlieden, dot 2 . Tim . 3 . a . 7 . sy altijts ~ leerende waren, ende en conden totter rechter kennisse der waerheyt niet geraken . Doen seyden sy, dat Christus tot zijnen Mat. 13 . b.12. Apostolen gesproken hadde : -I- V lieden iet gegeuen to verstaen, Fol. 7'.5 v°. maer den // anderen in gelijekenissen, ende parabolen . Ic seyde Diet nv oock to recht verstaen, dien ist oock ghegeuen. Ten laetsten becruysten sy hen seer, ende seyden, dat ickt wel weten soude, als ick voor doordeel soude staen . Dat sal waer zijn (seyde Mat. 19. d. 28. ick) wy sullen deer tot * Rechters genet worden, om to ordeelen dat onghehoorsame ouerspelighe gheslachte. Ende deer mede ginghen sy wech, ende ick seyde haer lieden, dat sy van den Satan quamen, om mijn siele to vermoorden ende to dooden . Noch eenmael wensche ick mijnen lieuen man inden Heere, ende my, den gecruysten Christum tot Ben onuerganekelijeke vruechde, ende Ben onuerganekelijcke liefde tot inder eewicheyt, Amen. Weet mijnen lieuen Man inden Heere, doen ick las dat ghy soo seer verblijt zijt inden Heere, soo en mocht ick den Brief niet wt gelesen, ick en moeate den Iieere bidden, dat by my oock de selue blijschap wilde geuen, ende behouden totten eynde toe, opdat wy met vruechden once offerande doen moghen tot prije van Mat. 6 . b . 9, onsen t Vader die inden Hemel is, ende tot stichtinge van alien A et . 2.0 d. 32 . lieuen broeders ende austere . -I- flier mede wil is v den Heere beuelen, ende dat woort zijnder genaden . `Veet dat is v seer daneke van uwen Brief, die ghy my gheschreueu hebt . De ghenade den Heeren sy met ons altjt. EENEN BRIEF VAN LIJSKEN. [no. 8.] 163 Q Noch amen Brief van Lijsken gheschreuen aen harm Man. // [no . Q DE oueruloedighe genade Gl-odts sy altoos met ons tween, Fol. 76 9•°. ende de liefde des Soons, ende sijn ongrondeerlijeke bermherticheyt, ende de vruechde des heyligen Gheests sy met ons tot index eewicheyt, Amen, Den seluen die ons wedergebaert heeft vanden dooden, dien si prija van eewieheydt tot eewicheydt . Amen. ICk wensche ons. tween, den gecruysten Christurn tot eenen Beschermer ende Behoeder van onser Sielen . Den seluen wil ons bewaren in alle gherechticheyt, heylicheyt, ende waerheyt tot den eynde toe, ende by sal ons oock bewaren als zijn sonen ende dochteren, ist dat wy behouden de * G}odsdiensticheyt zijns wesens tot Heb . 3. b.14. den eynde toe, Ja als den t appel van zijnder ooghen . Hierom so Zach . 2. a. 8. laet ons hem betrouwen, ende by en sal ons index eewichegt niet -I- verlaten, maer sal ons bewaren, a,ls by de zijne van het begintsel Aeb .13. a. 5. der werelt gedaen heeft, ende en * laet ons niet met eenige ten- 1 .Cor.l0.b.13. tacie beuangen, dan die menschelijck zijn. De Heere is getrouwe (seyt Paulus) die en sal ons niet laten becoren bouen ons vermoghen. t Gedanct' sy (hod de Vader ons Heeren Jesu Christi, die 2 . Cor. 1. a. 3. ons hier toe I- bequaem gemaect heeft, om zjjnen naem een cort Act . 5. e. 42. verganekelijc lijden to lijden, voor so achoone beloften, die by ons beloeft heeft, met alle den genen die deer volstandich blijuen in zijnder leere, ende * in weynich mogen wy hier lgden, maer in Sap . 3. a. velen sullen wy geloont worden . Mijnen lieuen beminden man inden Heere, ghy hebt eensdeels beproeuinge gepasseert, in welcke beproeuinge ghy volstandich ge//bleuen zijt, de Heere heb eewigen lof ende prijs van zijnder Fol. 7'6 vo . grooter genaden . Ende is bidde den Heere deer toe met weenen, dat by my oock deer toe bequaem maken wil, om zijns naems wille to lijden, want het zgn al te') wtuercoren Schaepkens, die hi deer toe vercoren heeft, Want hyse * gecocht heeft wt den Apo .14. a. 4. menschen tot Eerstelingen Gods . Ja wy weten (als Paulus seyt :) t 1st sake dat wy mede lijden, so sullen wy ooc mede heerschap- 2 . Tim2 .a.11. pie hebben, Steruen wy oock mede, so sullen wy mede leuen . Daerom en laet ons niet verwerpen -l- de caetijdinghe des Heeren, Heb .12. a. 6. 1 Zeer, wel . [n°. 9.] 164 HET OFFER DES HEEREN. want dien by lief heeft, die castijt hy, ende geesselt eenen yege- Aet. 20. d. 32, ljjeken Sone, die by ontfangt, also Paulus verhaelt . * Hier merle wil is v den Heere beuelen, ende dat woort zijnder genaden ende heerlijekheyt, door het weleke dat by ons heerlijc maken sal, fist andera dat wy daer by blijuen totten eynde toe . De gena,de des liceren sy met ons. Q her ivolcht noch eenen Brief van Jeronimus Segersz gheschreuen aen zijn Huysurouwe. DE ghenaede, vruechde, vrede van God den Vader, ende de goedertierenheyt ende liefde des Soons ons Heeren Jesu Christi, ende de gemeynschap ende troost des heyligen (Ieestes, wil ons verstercken, troosten, ende becrftchtigen, ende wil ons beyden in alle ghereehticheyt, heylicheyt houden totten eynde toe. Den semen sy prijs van eewicheyt tot in der eewicheyt . Amen. // Fol. 77 r° . Q Ick wunsche mijnder wtuercorender TTuysurouwen inden Deere, ende my de eewige blijschap, ende dat onuerganekelijc ends onuerderffelijck leuen, ende gheue ons beyden, dat wy onueranderlijek moghen blijuen by zijn Godlijck woort ende eewighe waerheyt tot den eynde toe, dat welcke by oock doen sal, want hijt ons beloeft heeft, ist anders dat wy getrouwe bl~juen, int ghene dat by ons gegeuen heeft, ende dat wy da,er voor begeeren to str~jden om zijnen prijs, also by gestreden heeft om onser salicheyt, ends Phil 2 . a. 8. zijnen * Vader gehoorsaem gheweest heeft tot der Boot toe, ist +Apa 2. b.10. anders dat wy ooc so t getrouwe blijuen tot der doot toe, so sullen wy de croone des leuens ontfangen, ende dat eewige leuen met hem besitten, ende en sal ons finder eewicheyt niet verlaten, want de Heere en sal oft en can tegen zijn woort niet gedoen, Mat. 24 . c .35 . want -!- zijn woort en sal finder eewicheyt niet vergaen, ende by heuet ons so trouwelijc beloeft, dat by ons bewaren sal, fist dat Joan. 10 . c2S . wy hem niet en verlaten, alsoo dat ons niemant wt z~~nder t hint * 'l.acii 2 .a..8 . nemen en sal, ende sal ons bewaren ghelijck den * appel zijnder ooghen, Ja als zijn Sonen ende Dochteren, want siet mijn beminde, hoe trouwel~jck dat hyse bewaert heeft, die hem trouwelijek ghe- Gene. ?. a. L dent hebben heli ck als * Noe in de Arcke be«-aert is ende t Gen .19.b15 . ' g J + Ge. 27 . d.34. t Loth wt Sodoma geleyt is, ende 4- Jacob vroor zijn broeder Esau *Ge, 37 . b .18 . bewaert is, hoe wel by hem to dooden suctit, code * Joseph voor EENEN BRIEF VAN JERONIMIIS $EG}ERSZ. [n0. 9.] 165 zijne broeders, Jacobs sonen, ende t Josua ende Caleb voor alle Jos . 8.10. 11. de ileydenen, ende int Lant van beloften gegaen zjjn, ende 4 - Dauid 1. Re. 17.f.42. voor den Goliath, ende * Susanna voor de valsche getuygen, ende * Dan . 13 . a.2. -'r Daniel voor de Leeuwen. Ende noch van vecl meer andere, die +Dan . 6.c.22. to lane waren to schrijuen . Maer hierj;'aen mogen wy mercken, Fol. 77 v° . hoe trouwelijc dat by den genen bewaert, die hem van herten vreesen ende liefhebben : Ja hoe schandelijcken dat sy ooc vallen die hem verlaten, als wy sien mogen van aenbeginne der werelt, hoe datse 4- vergaen is om haers boosheyts wille, ende hoe dat Gene . 6, a. l. a' Loths Huysvrouwe ghestraft werdt, ende t Esau zjjn eerste ghe- ~Ge .19.c.26. boorte niet weder gheuinden en condo, ende dat gantsche hugs t geb .l2.b.16. Israels is vergaen finder Woestijnen . Nu. 14. c. 20. diet mijn beminde I3uysvrouwe, dit hceft de Heere al laten geschieden, niet alleen oin ~' harem wine, die daer gesondicht had- Ro.15. a. 4. den, maer oock om oneent wine, op dat wy sien souden, hoe Christus metten rechtueerdigen is, ende bewaert, ende dat wy sien souden hoe by de Godtloosen verlaet, ende to niete doet, want Paulus seyt : t A1 watter geschreuen is, dat is tot onser Leeringhe Ro.15. a. 4 gheschreuen. Daerom laet ons wel neerstich toesien, dat wy den ;- Deere wten grout onser herten soecken, vreesen ende liefhebben, Mat . 22 . d. 36. ende hem ghetrouwelgc dienen, ende hem niet verlaten, want Christus seyt : '" Wie met mi niet en is, die is teghens my, ende Luc. 11, c . 23. wie met my niet en vergadert, die verstroeyt, ghelijck wy daghelijcks voor onsen ooghen sien, hoe crachtelijck dat hyse bewaert, die op hem betrouwen, ende hoe saen') dat sy gheuallen zijn die Ghristum verlaten, ende op menschen betrouwen . Daerom mijn beminde Huysvrouwe inden Heere, laet ons den almachtigen Heere betrouwen, ende sien altijts op den * Hertoghe des gheloofs, ende Heb. lZ. a. 2. op den Voleynder Jesum, ende laet ons altijts den ghecruysten Christum voor oogen hebben, ende hem ghetrouwelijek na volghen, ghelijc by ons voor gegaen is, ende nemen ons t cruys // Luc . 21 . c.17. op met lijdtsaemheyt, ende dencken altijts op de woorden Christi, Fol, 78 r°. deer by spreeckt dat sy ons dooden sullen, ende sullen hem ~ mey- Joan. 16 . a. 2. non deer aen omen dienst to doen, ende * deneken dattet ons to * Joan. l6 .a.4. wren gheseyt is, op dat, wanneert ons gheschiede, dat wy ons den niet verergheren en souden, want t de knecht en is niet meerder Mat . 10. c. 24. din zijn Moor. -I- Ende dit sullen sy v al doen, om dat si my noch +Joan . 16. a.3. mynen Va.der niet ghelcent en hebben . Want dat woort vanden Cruyce Christi dunct den genen die verloren worden, eon * sotheyt i .Cor. 1 .b.16. ende gecheyt to zijn, maer ons eon cracht Gods . Daerom laet ons altijt gedeneken de woorden des Heeren, dat Christus seyt : t Wie Mat . l0.d .42. 9 S oedi ; hot en elsehe s o o n . 166 HET OFFER DES HEEREN. Luce. 12. a.8. my belijdt voor den menschen, dien sal ick oock belijden voor mijnen Iiemelschen Vader : Wie my loochent voor den menachen, dien sal ick oock loochenen voor mgnen Hemelschen Vader, ende zijn heylige Enghelen . I.aet ons doch vastelijc op hem betrouwen, Heb. 13. a. 5. ende by en sal ons t niet verlaten, want by en verlaet de zijne Joan. 17 . c.24. niet, maer heeft zijnen Hemelschen * Vader gebeden, dat waer by is, dat by oock wil, dat wy met hem daer zijn sullen . Daeromme laet de werelt vast ketteren 1 ), herdooperen ende verdoemen, want ltum . 8 . d . 33. Paulus seyt : * Wie wil de wtuercoren Gods beschuldighen ? God ist diese rechtueerdich maeckt, wie wil ons verdoemen ? Christus ist die voor ons gestoruen is, die oock verresen is, ende sit ter reehter hant des vaders, ende bidt voor ons, hoe en soude by ons niet alle dinek geven? Want by zijnen eenigen geboren Sone niet ghespaert en heeft, maer heeft hem voor ons alien ghegeuen . Heeft Ra 4 . b.10. ons God so lief gehadt, doen wy noch vianden waren, hoe vcel to meer sullen wy behouden worden voor de gramschap na dien // Fol. %8 v0. dat wi gerechtueerdicht zijn door zijn bloet? -F want rechtueerdich Rom. 5 . a . l . ghemaeet zijnde door dat gelooue, so hebben wy vrede met Godt door onsen Heere Jesum Christum, door den welcken wy eenen toeganck hebben tot deser genade, .daer wy in staen, ende beroemen ons van de toecomende glorie die ons Godt geuen sal, niet alleen dat, maer wy glorieren oock in tribulatie, wel wetende dat tribulatie voortbrengt beproeuinghe, beproeuinghe lijdtsaemheyt, lijdtsaemheyt de hope, ende de hope en sal ons uiet beschaemt laten, ende dat daerom, om dat de liefde Godts wtgestort is in onser herten, door den heyligen Gheest, die ons ghegheuen is . Min alderliefste, daerom laet ons den Reere crachtelijck betrouwen, ende op aijne beloften verwachten met lijdtsaemheyt, gelijck Jacu . 5 . a. 7 . den * Ackeruian zjjn vruchten verbeyt, ende en laet ons hem niet verlaten, by en sal ons niet verlaten . Ende ick hebbe ons beyden ende de vrucht z) in zijnen handen beuolen, dat by zijnen God- 1. Pet . 4. b.1L lijoken wille met ons doe, daer zijnen naem door * gepresen mach worden, ende dattet sy tot onser sielen salicheyt ende tot trooat ende vruechde van alle die den Heere vreesen, ende ick betrout hem vastelijc sonder twijfelen, dat by ons bewaren sal als zijn Zach. 2, a . 8. sonen ende dochteren, Ja als ~- den appel van zijnder oogen . Ende ick laet v weten, dat ick seer verblijdt was, als ick uwen Brief las, ende dat ghy schreeft, dat ghy den Heere bidt met weenenden oogen, da,t by v ooc bequaem wilde maken om zijnen naem Phil. 4. a. 6. to lijden. Min beminde 1- en sorcht niet, mer bidt den Heere met 1 Verketteren voor herdoo pers uitmaken . 2 Het kind waarvan zi'~ zwanger was . Zie fol . 67 vo, 70 ~ r „ , EENEN BRIEF VAN JERONIMII9 BEGFERSZ. [rio. 9.] 167 oobmoedigher herten, dat by ons wil geuen dat onser sielen aldersalichste is, ende dat sal by sonder twijfel doen, ende en * sal ons niet 1 .Cor.l0.b.13. laten becoren bouen // ons vermogen . Den seluen wil ons bewaren Fol. 79 r°. in alle gherechticheyt, heylicheyt ende waerheyt totten eynde toe . Noch laet ick v weten mijn beminde, dat sy my seer pijnichden om de Vroeyvrouwe to weten, daer onse Busters in gelegen hebben t), maer de Iieere was crachtiger (die mijnen mont bewaerde) dan alle haer tormenten, Dc Heere hebbe eewigen prijs ende lof, die de zijne niet en verlaet : Ende en creghen gheen namen van my, dan eenen oft twee, die sy my ghelesen hadden wt eenen Brief, ende ick wilde haer lieden dat segghen, om to hooren wit sy seggen souden . Maer sy vraechden, oft ick met haer spotte, ende gauena z) my doen noch meer, ende seyden dat ict seggen soude van de vrouwe, ende noch meer ander, oft si souden my pijnigen tot sanderdaechs smorgens, ende souden my eenen voet langer recken dan ick waer, ende seyden tot Ghileyn 3) dat by recken soude, ende zijnen knape reete vast, ende G}hileyn Boot my bet lijf vol waters, ende hadden my also moeder naect op de Baneke ligghende, dat ick niet meer voor mijn mannelijekheydt en hadde, dan mijn Hemde, ende hadden my alsoo op de Baneke ghebonden met vier Coorden, dat my dochte, dat mijn Hooft ende Beenen of waren : Maer sy en hadden anders niet, de Heere hebbe lof ende prijs. Ende doen sy my los lieten, moesten sy my met haer tween ofte drien vande Baneke heffen, ende my cleeden, Ja so dat niet moghelijek en waer, de pijne to verdragen sonder de hulpe des Heeren . Ende sy seyden, dat ick my beraden soude, ende een goet kint der Roomscher Kereken worden soude, ende dat ick seggen soude al die ick wiste, oft si souden my noch beter hebben. Ende ick seyde daer op, dat is niet // ghedoolt en hadde, Fol. 79 v°. ende wil veel lieuer steruen, dan mijn ghelooue versaecken . Doen seyden sy, dat sy noch weder comeu souden : Maer sy en connen niet meer doen, dan * haer de Heere toe en laet . De Heere hebbe Joan. 19 .a.11. eewighen lof, die ons hier toe bequaem gemaect heeft, ende wil ons noch bequaem maecken, om Kinderen zijns Rijcx to worden, Amen . Mijn beminde Iiuysurouwe -i ick beuele v den Heere, ende dat Act. 20. d.32. woort zijnder genaden . 9 ))flier in Holland, in sommibge steden hebben ziJ' expresse vrouwen u »Schootsters"" genaemt, die haar in plaats van een kraemstoel laten gebruYken, en o p welckers scho ot de Vrouwen verlost worden" : Solin~gen Embry ulcia vera, Amsterdam, 698 > hi . 369 . Met »daer onse Busters enzv ." moet dus bedoeld ziJ'n : op wier 5shoot onz e zusters z1i. 'n »ge1egen", d . i, bevallen. Antlers was de tank der \roe ' ~ dvrouv eene andea ,e 2 Gaven daarvan, iii . van pil.'niging . 3 De beul, [ i O. ~ 10. 1 168 HET OFFER DES HEEREN . ci Bit is eenen Brief van Jeronimus Segersz, den welcken by gheschreuen heeft aan grooten Henrick, die oock aldaer geuangen lach, Int Jaer, 1551. Q DE genade ende vrede van God den Vader, ende de groote bermherticheyt ende liefde des Soons ons Heeren Jesu Christi, die vanden Vader wt genaden gesonden is, tot salicheyt van alien den Row. 6. a. 6. genen * die haer sonden gestoruen zijn, ende also met Christo in een nieu leuen verresen zij~a, ende de eewige ongrondige vruechde, troost, ende ghemeynschap des heyligen Gheests, stercke uwe herte, Phil. 4. a. 7. . verstant ende airmen in Christo Jesu. Den Apoa 1 . a. 6. seluen sy -!- prijs van eewicheyt tot eewicheyt, Amen. J/ Fol. 80 r°. ICk wensche v mijn lieue Broeder Henrick inden Heere, die ick 3. Joan. a. l. van * gront mijnder herten liefhebbe, om de t vasticheyt ons ge- + Col. 2. a. 7. ioofs wille in Christo Jesu, dat rechte boetueerdich gelooue, dat Gala. 5. a. 6. daer ~- door de liefde werckende is, dat welcke ghy hebt, ende een Heb. 3. b.14. vast bestandich gemoet ende volstandicheyt totten * eynde toe in dat selue crachtich salichmakende ghelooue . Ende ick ben seer verblijt van uwe volstandicheyt, dat ghy wederom so wel getroost ende to vreden zijt, de Heere hebbe eewigen prijs . Ende ick bidde den Heere nacht ende dach voor v, dat by v wil becrachtigen met zijn Gfodlijek woort, ende verstercken int ghelooue, ende dat hij v llan. 6. c. 20. wil bewaren in desen Leeuwen Cuyle, als by * Daniel bewaert heeft, ende dat by v wil bewaren met zijnen crachtigen arm, ende dat nieuwe Jerusalem tot een erfdeel wil gheuen, dat welcke by Heb.10. C . 23. oock doen sal, want by t ghetrouwe is, diet ons belooft heeft . Daerom mijn lieue Broeder inden Heere, laet ons vromeljjek strijden tegen alle de verslindende Dieren, want dat leuen is ons 1. Pet . 3. b.14. bereyt, ende en laet ons niet a- vreesen voor haer dreygen, noch Joan. l9.a.11. verschricken voor her Tormenten, want sy i en connen sonder 1.Cor.10.b.13. den wille des Va.ders niet gedoen . Ende de Hcerc t en sal ons niet laten becoren bouen ons vermogen . Ende de Heere is onse Rom. S. d. 31. Hooftman, voor wien willen wy vreesen ? Ende -I- de Heere is met Zach. 2. i. 8, ons, wie mach tegen ons? Want by sa,l ons doch * bewaren als den appel van zjjnder oogen, iae als zijn sonen ertde dochteren, EENEN BRIEF DAN JERUNIbIUS 8EG}ER$Z . [n°. IO.] 169 want niemant en sal zjjn t schaepkens wt zijnder hant ontnemen, Joan . 10. c.28. Ja het is onmoghelijck, -t dat de Wtuercoren Godts verleydt mo- Mat. 24 . b . 24 . ghen worden . /% Daerom siet mijn lieue Broeder in den Heere, en '` weest niet Fol. 80 z~ . versaecht, al ist dat sy t* leelijcken begrijsen 1 ) ende bemorren 2), 1 . Pet . 3. b.L4. sy en connen v anders niet gedoen . Laet ons vromelijek strijden teghen alle de -t Draecken ende Leeuwen, en -F neemt dat liar- Psal . 91. b.1;;. nasch Godts aen, ende dat Sweert des Geests, ende slaet vrij onti. b. 13. uersaecht op haer, ende en siet niemanden aen, sy sullen wel wt den velde moeten wjeken, want dat Sweert dat ons de Heere gegeuen heeft, is haer veel to scherp, ende de I-Ieere helpt ons strijden, vie soude daer tegen mogen staende blijuen? want onse God is eon * verslindende vier, dat zijn vianden verteert . llaerom biddc >>~ut • '1 • C • 21• is v mijn lieue Broeder, dat ghyt v niet en laet verdrieten, al ist deb . tl . c. lU . dat si v hier so la,nge laten Bitten in desen Leeuwen Cuyl, want ons de Heere hier mede beproeuende is, want by zjn * wtuercoren Sap . 3. a. 6. beproeft als tgout int forneys. Daerom weest doch t verduldich in Rom . 12.b.11. uwen druc, went daer geenen strijt en is, daer en is geen victorie, also moeten wy strijt hebben, souden wy verwinnen, ende I- wie Apo . 21. a.7. verwint die salt al besitten . Daerom let ons dat * Cruys met "b1.t.16 . d24. ootmoedicheyt ende lijdtsaemheyt op nemen, ende onse beloften verwachten, gelijek t de Ackerman zijn vruchten verbeyt, ende Jaco . 5 . a . 7 . laet ons den Heere voor ooghen nemen, ende hem totter ;- doot Apoc. 2 . b. 10. toe ghetrouwe zijn, want * in weynich moghen wy bier ljjden, Sap. 3 . a . 5 . maer in velen sullen wy geloont worden : 'Pant by sal ons op zijnen stoel setten, ende dat verborghen Hemelsch broot to eten geuen, ende sal ons tot t Pilaernen inden Tempel zijns Gods ma- Apoc . :3. L. 12 . ken. her mede blijft den -~ Heere beuolen, ende dat woort zijn- Act . 20. d. 32. der ghenaden, die wil v stercken in 4jn gherechticheyt tot den eynde toe. Voort laet ick v weten, hue slat ghy ge/%hoort hebt (is my ge- Fol . 81 r~ . seyt) als dat ick soude den Heere verlaten hebben, Om dier saken wille heb ick my seer verwondert, dat welcke so niet en is, noch ten eewigen dagen en sal worden, Maer sy hebben dat geseyt, om v weder of to trecken ende to bedroeuen, ende hebben my belogen, want ick noyt anders ghestaen en hebbe in mijn ghelooue, dari dat behoort, ende ghelijck emoet ben, a,lsoo ick was, doen ick by v lach, de Deere hebbe lof, ende en ben noyt * bewege- L Cur .15.f.5b. lijck geweest, dan ick hebbc lieuer alle daghe thien mael gepijnt to worden, ende dan noch ten ltetsteu op cCnen Rooster gebraden i 1tet S10ttende gel; ;ueu "I'1 I17,e11 gE',7,11'.li ~I'lL f(' tl'ek k tn ltOoncn . Behnorren tegen lelT and gl'OllitnetI F.ut 81 v0. [n". I1.] 170 HET OFFER DES HEEREN. to worden, dan mijn Ghelooue (dat ick beleden hebbe) to versaken . Daeromme al ist dat sy v veel segghen, d,tit ick of gheweecken ben, en ghelooues tj niet, Want de Duyuel doet dat om v daer mede to verleyden, ende to bedriegen, want ick den Heere nemmermeer, door zijn ghenade, verlaten en sal . DIaer ick hebbc crane gheweest inden vleesche reel daghen, maer mijnen Gheest was soo veel to stercker . Ende ick badt den Heere, dot by my noch sneer lijdens toe seynden soude 2), waert my salich, ende de Deere geeft my noch al meer stercheyt ende troost, tivaer af ick hem niet to vollen ghedancken en can . her mede blijft den Heere beuolen . Ende als ghy luyde singt, soo hoore ick v wel. Ende ick daneke den Deere, dat by v nocb soo veel crachts geuende is, dat ick v noch hoore singen. /1 Q Dit is den laetsteu Brief den welcken Jeronimus aen zijn Huysurouwe schreef, finder nacht doen by verwesen was. Ende is ghedoodet int Jaer, 1551. Den tweeden Septembris. Rom. 1 . a . 7 . GiHenade ende vrede van Godt den Vader, ende de ongrondighe bermherticheyt des Soons ons Heeren Jesu Christi, ende de goedertierenheyt ende ghemeynschap des heylighen Gheestea, sy v tot eenen eewighen troost, vruechde, blijschap ende stercheyt in uwe banden, druck, lijden ende verdriet in uwen arbeyt, ende tot sterck- Apoc. 1. a. 6. heyt van uwen ghelooue, ende liefde, ende druc . t Den seluen sy prijs van eewicheyt tot eewicheyt, Amen . Q Ick wunsche mijn hertelijcke beminde wtuercoren I3uysurouwe inden Heere, dat techt warachtich boetueerdich ghelooue, Gala. 5. a. 6. 4- dat door de liefde werekende is, ende een recht vast onbeweghelijck bestandich ghemoet, in onse ende uwe alderheylichste ghelooue. Ende voort so wunsche ick v den ghecruysten Christum 2. Cor.11 .a.4. * tot eenen Bruydegom, die v voor eon Dochter, Bruyt, ende Co- 7 Geloof des het . 2) NameJlik in verband met ehene tvogl~nt : »waert miJ' salich". De Heer bedoelt Seghersz,, am omgiJne gevangenscha1p verzwaren gJ elik door miJne krankheid zoo door nog meer lJijden, wanneer hiJ' dat bevorderliJ'k acht voor miJne zaligheid o EENEN BRIEF VAN JERONIMUS SEGERSZ . [n0. 11 .] 171 ninginne vercoren heeft, dien Coninck des Alderhoochsten, den eewighen Vader ende t ieloerschen liefhebbenden God, die hebbe Eav . 20. a. 5. ick v nv beuolen mijn beminde inden Deere, dat by nv uwen 34 . a. 7. trooster • ende Bruy degom sy, na dien dat by my voor geroepen ende gehaelt heeft, daer ick ooc wel in to vreden ben, als is sack dat des Heeren wille was, de Heere hebbe eewigen lof, prijs van zijn groote cracht, die hi aen ons getoont heeft . ;'/ Daerom mijn F.ol 82 r° . alderliefste inden Heere, en wilt dock geen beswaernisse waken, oft daer om seer bedroeft zjn, om dat by my voor ghehaelt heeft, want by heuet ons al ten besten gedaen, ende op dat ick v een voorbeelt soude zjjn, ende dat ghy als dan my so vromelijck moecht navolgen, als is v door des Heeren genade voor gaen sal, * die ons beyden daer toe weerdich gemaeet heeft, om zijnen naem Act . 5. e. 42 to lijden . Och mijn lieue Schaep, ick bidde v ootmoedelijcken, dat ghy de Papisten oft andere vernufte 1) menschen geen gehoor en geeft, mer wilt volstandich uwen Bruydegom ende uwen onbewegelijcken Bruydegom na volgen, ende wilt zijn t voetstappen volgen, ende 1 . Peg . 2, a21 . en 4- vreest niet voor haer dreyghen, noch en verschrict niet voor + l . Pe. 3.b.14. hare tormenten, want sy en connen niet meer gedoen, * dan haer Joan . 16.a.11. de Heere toe en laet, Want t een hayrken van uwen hoofde en + Mt . 10. d. 29 . mogen sy niet creneken, sonder den wille des Vadere die inden Hemel is. Daerom en vreest niet, mer bl~;jft volherdich ende volstandich finder leeringe Christi, ende by de rechte waerheyt, want de Heere en sal v niet verlaten, maer sal v 1- bewaren als den Sach . 2 . a. 8. appel van zjnder oogen, is als zijn docbter ende kint, want het * is onmogelijc dat de wtuercoren Cods verleyt moghen worden, Mat . 24. b. 24 . want f z~jn schaepkens hooren z~;jn stemme, code si volgen hem +Joan.l0 .c.17 . na, maer der vreemder stemme en hooren si niet . Daerom en sake niemant wt zijnder hant ontnemen, want by haer Herder ende Beschermer is. Daerom wilt nv sterckelijc strijden, mijn wtuercoren Schaep, om den prijs des Heeren, gelijc by gestreden heeft so sterckelijc om onser sielen salicheyt . Daerom so weest doch wel gemoet, al fist dat ghy noch een weynich in desen Leeuwen Cuyl liggen // moet. V verlossinge die is na by, ende die en vertoeft Fol. 82 v° . niet van comen, mer comende so 4 coemt by die deer comen sal, Abaa 2 . a. 3. ende met crachte so tivil by v ontfangen voor zijn Bruyt ende Co- Aeb .10. d. 37. ninginne, want by heeft een welbehaghen zijn Wtuercoren by hem to hebben, want by heeft eenen * lust om haer to aenschou- P~ • 44. b.12. wen, ende de t dach des Heeren is na, hier by . + Esa. 13. b. G. Joel. 2 ' a . 1 . Daerom mijn lieue huysvrouti-e inden Heere, aldus wilt nv doch 1) Vernufti ; . Ironisch of in ongunstigen zin : sluw, 4 172 HET OFFER DES HEEREN. Soph. l . c.14. vromelijc stryden, ende geen menschen en ontsiet, mer segt lieuer Dan. 13. c . 20. met Susanna, ,- dat ghy veel lieuer inde handen (Tel' menschen to Heb.10. d.31. vallen hebt, dan in de hant Gods, want * het is veruacrlijc inde handen des leuenden Gods to va,llen . Ende wilt doch den Heerc Mat. 25. a. 6 . met vieriger liefden to 'I' gemoete gaen, als guy tot noch toe ga duen hebt, door de genade des Heeren, die in v w erekende is, Jaco. 1 . b. 12. ende strijdt vromeljjc, want de -I- Croone des leuens is v bcrcyt, * Apo . 21 . a.7. want * den verwinnenden ist al beloeft ende toegeseyt, want sy Mat. 5 . a. 12. sullent ooc al besitten, Want Christus seyt : t Salich sydy als alle menschen quaet van v seggen, want hot sal v wel geloont worden Mat. 5.a.10. inden Hemel . Noch seyt hy : -I- Salich zijn sy, die daer persecutic l~jden om de gerechticheyt wille, want dot rijcke der IIemelen hoort hear toe. Ende de lflleere heeft ghesproken, wanneer sy ons al voor Heeren ende Vorsten geleyt hebben, gepijnicht ende go- Joan . 16. a.. 2. doot hebben, din * sullen sy noch meynen, dat si my daer aen eenen dienst gedaen hebben . Daerom wilt alleen vastelijc op Chris- Hebr. 13. a. 5. turn betrouwen, encle t de Heere on sal v niet verlaten, endc de croone des leuens is v bereyt . her merle evil is v den IIcere be- Act. 2.0 d . 32 . uelen, ende dat d- Woort zijnder genaden, ende evil hier merle orlof aen v nemen hier op deser werelt, want ick en dencke v aen- Apu. 6 . a. 3. schijn hier niet meer to lien, maer ick hope v onder den * Al/ /- I+'ul . 83 r° . taer Christi in corten dagen weder to sien . Daerom mijn beminde Huysurouwe inden Heere, al ist dat de werelt ons logenachtich acht, ende lichamelijek van den andereii nemen, soo sa .l ons nochtans de bermhertighe Vader in corten dagen «rederom byden anderen brengen onder zjnen Altaer, met onsen Broeder, want is daer l. Ti . 1 . b . 13. niet aen en * twjfele, maer vastelijek op hem betrouwe, want ick hebbe ons drien in zijnen handen beuolen, dot by zjnen G}odlijcken wille met ons doe, daer zjjnen na,em aldermeest door ghepresen ende ghedanct mach worden, tot salicheyt van onser sielen, ende tot troost ende sterckheyt van alien den neneu die den Heerc vreesen, zjnen naem dienen ende liefhebben, da,t welcke by oock Jud. 6 . b.14. doen sal, ende en twjfele drier niet aen, want i by en verlaet de Eccl z. b . i.. nee niet, die op hem betrouwen, ende daerom gae ick oock met een blijde gemoet, om mijn offerhandc to doers tot des Heeren prijs . Ende hadde ick noch by v connen comers, ick liadde noch ghecomen, maer Joachim en woudo des niet, l'I bl. 18-21 VIII hi . 405> 415 . ZiJ' waren : Peter de BruYne of Bruynen of Van Weert • Jan de Oude KleerkooPer of Van den Wouwer • Pleunis de Hoevele of Van den Hoevele >• Marten Du Petitz >• en Jacob Peeters . De drift eersten worden in Peter Bru5•nen's brieven meer dan eens samen genoemd, fol . 87 ro en 88 vo ;~ ziJ' lagen samen in een vertrek of hok gevanegn~• ziJ' waren het ook, die samen oh den diJ'k biJ' Austruweel een kruis en heiligenheelden hidden stuk geslagen . Zie over dit laatste misdriJ'f in verband met de vraag naar ale betrouwbaarheid van de flu volgende stukken de aanteekenin hi' fol . RR vo . 2 Van Bra ht : 'twelk . Is ))welcke" vertaald Fransch evenals o, a, fol . 86 ro aan 't slot : xhet salder verriJ'sen" ? II. 12 177 Fol. 85 r° . ~ 0 . . I 78 HET OFFER DES HEEREN. den ghenen die hem seluen to buyten gaet 1) ende vereaeckt, to Fol. 85 v^ . hulpe coemt, want by alleen // int herte der menschen woont, Mat. 4 . b.10. ende woonen wil, ende en wil niet dat wy yemant anders t buy- * Col. 2. a. 7. ten hem dienen sullen. * Dus weest nv in hem ghebout ende ghetimmert ende laet de liefde den voortganek onder malcanderen hebben, daer in Been dander behouden is, ende dat vrolijek Titum. 3. a.8. beneerstighen v een yeghelijck die * vernaemste to wesen finder duecht 2). Ende slaet niet acht op der tragher ende onachtsamer wandelinghe, namelijek der gheender die in gemack des leuens ende Mat. ll . b. 8. * vercieringe der cleedingen ofte wtwendicheyt, haer Christened heten laten, om die mate 3) na to volghen, maer neemtse waer, der weleker leuen ende bekentenisse des geloofs gelgekformich is finder 2. Joa .1.b10. -I- leeringhe Christi, op •dat ghy niet to t hooch, noch to diep, noch t Eph. 3. b.18. to breedt, noch to lanek en vaert . Want vele verloopen haer daer inne, daermede sy deen op den anderen sien, waer mede sy ver- Coll.3. a. 1. couden ~), -I- Dus mijn lieue Broeders, zijt ghy met Christo verresen, soo soect dat daer bouen is, op dot v gemoet gerichtet sy tot 2. Cor. 4.b.18. dat onuerganckelijeke, ende laet v hope wesen op dat 4- onsien- *Heb.l0.d.36. lijeke, ende weest daer inne verduldich, * want verduldicheyt moet- Jaco. 5. b. S. er zijn, so wy anders die beloftenisse beeruen willen. t Sterct * Coll . 3 . a. 6. uwe herten, want die toecoemst des Heeren genaect, * trect den ouden mensche wt, ende den nieuwen aen, verloochent dat ongodtlijek wesen, ende die wereltlijeke wellusten, weest verandert door de vernieuwinge uwer airmen, Wilt ghy de verrijsenisse Christi deelachtich zijn, soo west dat ghy to vooren den ouden mensche Rom. G . a.. G. t ghecruyst most hebben, op dat het sondighe lichaem viere, Ende 1. Cor .15.f.58. en last v niet verdrieten goedt to doen, want uwen * arbeydt niet } Heb. 3 . b .14 . to vergeefs wesen en sal. .1 Fol 8(i 7•° . Want ghi zijt Chri/f sto wel deela.ch- . tick geworden, fist dat ghijt begin zijns wesens tot int eynde behoudet. 2. Tee . 2. a. 2 . Pus en wilt v niet laten 1' bewegen door eenigherley materije, * Esa .51.c.12. * nochte en vreset niet dat menschenkint, dat gelijc hoy verdwijnt, want sy v niet ghedoen en connen, sonder toelatinghe vin Esa. 8 . a . 5 . G}odt, * maer G}odt sy v vreese, want dat is 4- volcomen Wijsheyt, + FccL 1 . c .20. Vercleynt v voor hem, want die groote ITeerlijcheyt wort van den Phil . 2 . a. 3 . nederachtighen gheeert, ~ verghclgckt v a,ltijt den ootmoedigLen, Gala . E . a. 5. so suit ghy groot zijn in Godts ooghen, -i V seluen en last niet duncken, dat ghy yet west, ofte yet zijt, opdat ghy v semen niet 1) Zich zelven verloochent ; van zich zelven afstand doet . 2 D. i . : waarin de een samen met den antler is behouden ; en :last voortga»g hebben het »benaarstig u ieder om de voornaamste to ziJ'n enzv . 3 Manier, wiJ'ze van leuen . Of : die geringen ? 4Verkoelen n.1 . in liefde ? EENEN BRIEF VAN PETER BRUYNEN . [n°. 1.J179 en bedriecht, ghaet v seluen altijt to buyten '), en acht niet v an wien v eenich ongodtlijckheyt oft lijden toegheuoecht wordt, al ist datmen v * veronghelijekt, want het is ghenade by Godt, alsmen Mat. 5 . e . 39. om * der eonecientien wille droefheyt verdraecht, ende lijdet met 1.Pe.2.b.19. onrecht . So t weest nv pacientich in uwen druck, ende weset deel- tRo.12. b.12. achtich des lijdens Christi, op dat ghy die beloftenisse beeruen muecht, want het is hier eon * cleyne tijdt versmaetheyt to lijden, 1 . Pet . 5. b.10. ende to hebben tegen die eewige vruecht . Ende dit lijden, dat * tjjteljjek ende licht is, wereket een eewighe ende ouer die mate 2 . Co. 4. b.17. groote heerlijckheydt. Want al ist dat wy een * arm leuen heb- Tob . 4. b. 18. ben, soo sal ons nochtans veel ghoets vergouden 2) worden, Ende al ist dat die doot nv die heerlijeste is ouer ons, soo salder een oosten wint des Heeren comen, die zijne qualen weder drogen sal . * meant het worter gesaeyt in oneeren, ende het sal opstaen finder 1 .Cor.15.e.43. cracht : een natuerlijek, ende het Balder verrijsen een geestelijc lijf . So moet nv dit 4- hut's deer wooninghe ghebroocken worden, fist 2 . Cor. 5. a. 1 . dat wt' het hut's, dat ons van God toe be ; /reyt is, vercrijgen wil- Fol . 86 v^. len. t Dus en doruen wt' niet vreesen die dat lijf dooden, want Mat. 10. d . 28 . sy de siele niet schaden en connen, maer het meeste dat sy ons berouen, is 3), daer wt' van Godt het meeste weder of geloont worden, ende daer nae en hebben sy niet meer dat sy doen connen . 1- Soo begordet de lendenen ws ghemoets, weest nuchteren, waect i . Pet, l . c.13. int ghebedt, ende dancksegget altyt Godt den Vader, door onsen Heere Jesum Christum, van zijnder rjekelijeker ghenaden, * ende Ephe. l. b. 9. dat by ons heeft laten weten zijnen wille, ende geopenbaert den rueck zijnder kennisse, -- ende ons de heerlijckste ende alderduerate 2 . Pet. 1. a. 4 . beloftenissen ghegheuen heeft, wt' die to voren t verureemt waren Eph . 4 . b. 18. doort vernuft in boose wercken, ende waren verureemt vant leuen dat wt Godt coemt, van daer wt' geen hopinge en hadden inde beloftenisse, * maer doen de vriendeljjckheyt Gods ons openbaerde, Titu . 3 . a. 4 . niet om der wercken wille die wt' ghedaen hadden, maer door zijn ghenade, maecte by ons salich door de wassinghe der wedergheboorten, ende vernieuwinghe des heSlighen Gheeste, t met weleken Eph . 1, b .14. wt' verzeghelt zijn tot op den tijt der verlossinge, die daer is het 4 . c. 30. pandt vande toecomende erfenisse, ende die ons versekert + ende Rom. 8 . b . iG . getuychenisse gheeft, dat wt' Gods kinderen zijn, ende ons alderley leert, den weleken ons van (hod gegeuen is * tot wijsheyt, gerech- 1 . Cor . l. c.28. ticheyt ende heerlijekheyt, door welcke ona versoeninghe gheschiet is. GFodt de Vader die alleen heeft t oneterffelijcheyt, den * wele- i . Ti. 6. b.16. 4. Apo.4.b.11. 1 Zie voriga bladz, aant . 1 . 2 Vergolden . 3 Het grootste, waarvan ziJ' ons berooven, daarvoor ontvan~' en wJi' van God de rootste belooning in de Plaats. ~' [flo . 2 .] iHO IIET OFFER DES HEEREr. ken alleen cracht ende macht, lof ende prijs toestaet, dien sy eer ende danc door Christum onsen Heere, voor zijn onwtsprekelijcke genade, van nv aen tot finder eewieheyt . Fol. 87 r° . Hoot met ons ataet, daer sy de Heere of // gelooft, den weleken wy niet genoech dancken en connen, ende vander blijschappen, Acto. 5. e. 41 . * dat hi one weerdich genoech gekent heeft om zijnen naem to lijden, ende vender blijschappen, die by ons deer beneuens bereyt heeft, deer wy inde geuanckenis zijn, die wi deer hebben, want 1 . Cor.l0.b.13 by is getrou, so dat by den zijnen * novena der tentacyen eon + Pea. 9. b.13. wtcoemst geeft, ende by en -I- laet den zijnen niet to schanden worden ofte comen, die in hem betrouwen . Die Ghenade des Heeren 2. Cor. 13, b. sy met v. G}roet v onder malcanderen met eenen heyligen curie . Jan, Pluyn, ende ick') . flier mode blijft (*ode beuoolen, elide twoort zijnder ghenaden . Gheschreuen by my Peter van Weert, deer by zijnder drier in die gheuanckenisse sadt. (I hienree volcht Peters anderde brief, orlof nemende. Act. 20, c . 32. HIer mode 2) * beuelen wy v den Heere, alle lieue Brooders, 2 . Ti . 4. a. 7. ende gunnen 3) v, dat ghy uwen t loop tot des Heeren prijs voteynden muecht, opdat ghy die Croone vercrijghen muecht, ende Mat. 24 . b.13. dot ghy * volstandich tot den eynde toe blijuen muecht, op da .t z. Tim. 2 . a . 5 . ghy de salicheyt vercrijgen muecht, want * niemant en vererijchter 1 . Co. 9. a 24. prijs, ten si dat by ridderlijc strijt, Dus t loopt, op da,t ghy hot cleynoot vercrijgen muecht . Strjjdet als ridders des Heeren, Neemt Mat. 10 . c .19 . vest voor v, als dat ghy niet en sorcht i hoe oft wat ;hij spreken silt tot dier vren, als ghy voor die Ouericheyt ghebrocht salt Fol. 87 vo, worden, want God die flee/ /re den zijnen niet bescha,emt en laet die hem betrouwen, al ist dat si als misdaders voort ghebracht worden, nochtans by den zgnen niet en verlaet, want al ist dot Psa . 30, a . G . hot -1 schreyen tsauonts inquaem, so soude die blijschap smorgens 1 Zie de aanteekening biJ' fol . 85 r° . 2 Dit schiJ'nt eon zonderling begin van eon brief en hot vermoeden zou non riJ'zen, dat de uitgever hot eerste gedeelte van lit schriJven can Peter heft the~gelaten evenals hiJ' uit eon vol anenden brief o1 p fol . 88 v~~ alleen (en gedeelte heeft ofgedrukt : zie daarover de aanteekening o} p die }Meats . T)e :iaulief past echter biJ' hot ))orlof"afscheid in let oP schrift : »met dit hier volmgende schrJi'ven nemen wiJ' afscheid van u en beuelen wiJ' enzv . 3 Zullen gaarne van u zien dat . . . . EENEN BRIEF VAN PETER BRIIYNEN. [D O. 2.] 181 wederom coemen. Ende al 1st dat by om to castijen een * ooghen- Hebr .12. a.8. blyck tijts toornich is, so behoudet by nochtans door zijn ghenade *Esa. 54. b. 7. in het leuen. Daerom en zijn wy van hem niet verlaten, al ist dat wy meer teghenspoedts hebben dan die werelt . Mijn broeders, die -i knecht en is niet meerder dan zijn I-{eere oft Meester : Ghedenct, Mat . lU, c . 24 . hoe wel Christus rijck was, om onsent wille * arm gheworden is, 2 . Cor . 8. a. 9. ende' hoe wel by verheuen was, nochtans om onsent wille versmaetheyt gheleden ende aen ghenomen heeft, op dat ivy door zjjn armoede rijc souden worden, ende door zijn versmaetheyt erfgenamen zijnder beloftenissen souden worden . Dus laet ony met * hem Hebr .l3.b.13. Uuyten den legher gaen, ende zijn versmaetheyt helpen draghen, laet oils na dat toecomende goet haecken, ende en weest niet in die duysternisse, noch i beladen met eten ofte drincken, ofte ver- Luc . 21 . d . 31 . schricket niet met enigherley neeringe oft sorge, wandelt als kinderen des Lichts, * weest altjt bereyt, als die gheene die altijt Lnc . 12. d. 36. Karen Heere verwachten, * want by sal comer gelijc als een dief Apoc.3. a. 3. finder nacht . Rustet v, neemt die staf finder handt, ~~ begordet v 16. c . 15 . lendenen, treet na dat beloefde landt, ghy Bullet wel innemen, fist ~Eph .6' cd. 13 14. 1.Pet, l. . . dat ghy niet en valt int ongheloo£ Het is lustich ende schoon, wy hebbent van verre gesien, daer wy den Heere of dancken, ende ghepresen moet by zijn : Daer of wy van v, ghy liefhebbers der Waerheyt, begheeren, dat ghv ors den Heer helpt dancken. Want ick heb oock eens den Heere een geloftenis // ghedaen, * als dat Fol. 88 r° . ick hem die dagen mijns leuens voort leuen soude, dat weleke hi Luc . 1. f. 69. my heeft helper volbrenghen, daer van is hem prijse, dat weleke ick oock neerstelijck ghedaen hebbe dickwils met wtgherecten armen '), Pat ick suleks schrijf, is op dat ghy niet en vergheet to daneken ende to louen den Heer, want hij * is meerder dan alle Ecc. 43 . d . 43 . onse leuen, want ghy en cornet hem niet alsoo groot ghemaecken, by en is nosh to wonderlijcker. Blijft in zijne woorden, ende onderhout zijn ghebooden, * Hebt v order malcanderen hertelijeken 1 . Yet . l . a 22. lief. Daer in wort by oock ghepresen van zijnder ghetrouwicheyt nae zijnder beloftenissen, die hij in ors bewijst, naemeljck, de vruechde die by ors gheeft, en weten wy v niet ghenoech to schrij uen lieue brooders : Want int beghin onser geuanckenisse als men ors gheuanghen voerden, doer wa,ren wy vrolijek ende onbeureest, des ghelijck voor die Heeren, daer nae op die brugghe 2), ende in onser gheuanekenissen met blijschappen. Ende voort Boo hoepen ivy, dat ors Godt vrymoedicheyt tot int eynde gheuen sal . 1 PriJzen met ten hemel oPgeheven, uitgebreide harden . Of : volbrengen terwiJl mine armen gerekt worden, ik ter folterin hire . J ~' 2 Naar ik verrnoed eon folterwerktuig . I8`L HET OFFER DES HEEREN. Dus onse lieue Broeders, oftmen ons eenighe meerder doodt doen wilde, soo en wilt v deer niet in verschricken, wantmen in een Mat. 13. f. 5t). vierendeel huers veel doen can, tis noch veer van de t helache pijn, ende onghelijck to verghelijcken der toecomender vruechden, Joa.16.b.20. want nae dat wy dese t bangicheyt gheleden hebben, ende die * 4 .Ee.?.b.18. * engicheyt gepasseert zijn, sdo zjn wy verwachtende die blijschap Apo. 7. b.17. ende ruymte, din salmen one alle tranen of wasschen, ende deer na en sullen wy met meer wenen of schreyen, maer van die eene vruecht in dander ghaen . Fol. 88 g 0. Och mijn Broedera, wilt v deer nee // schicken om to comen tot zjjnder vrueehden. Leydt voortaen een Christelijek leuen, ende Ro.14. b.16. maeckt dattet t Euangelium om uwen wille niet ghelastert en Matt. il .d.29. wordt. Weest altijt t saechtmoedich, ende hebt een onbeulecte *Ecc.7.d.39. conscientie, * ende in uwen dinghen bedenckt altijt dat eynde, op dat ghy niet en felet. En vergheet niet de vyericheyt der gheestelijeker beteringhe, dea beghins des Christelijcken leuens, op dat '), als ghy meynt dat ghy een volcomen Christen zijt, noch beteringhe des leuens noodich sy. Weest Gi-ode beuolen ende het Woort zjnder ghenaden . WY Jan, Pluyn, Peter, doers v 1. Tes. 5. c.25. inden Heere groeten . Biddet den Heere voor ons, dat wy onsen loop tot 4jnen prijs voleinden Wy bidden ooc voor v . Q Eell Bekenteni s oft verantwoordinge des geloofs van Jan de oude cleercooper, doers by geuan gen lach tot Antwerpen Anno. 1551 2). VRage : Wat hout ghy venders kinderdoop ? Antwoort : dat en Mat. 15. a. 9. houde ick nergens voor, den voor * menschen insettinghe . Vraghe 9 Het volgende is miJ' niet duideliJ'k . Is achter »opdat" »niet" uitgevallen 2 Dit is de phats, op welke ik in de Inleiding hl . 23 heb gewezen ,; de phats , wear het Offer des 1leeren van een brief slechts een kort fragment opnam, het grootste gedeelte wegliet . Slechts een fragment : 't geen wiJ' nog uit jets a rsders weten den alleen uit den abrupten aanvang e11 het even abrupto slot . De geheele brief is n .i. later in handers gekomen van Jacques Outerman en de ander e verzamelaars van het eerste Groote Offerboek, dat van 1615, die hem I fol . 145-147, afdrukten . Daaruit zien wiJ' ook eerst, dat deze »bekentenis" ontlee1i d is aan een brief, zeker door een der ggeuangenen aan aziJ'ne lieve vrienden" gericht . HiJ zal in deze uitgaaf der martelaarsbrieven worden opg nome n . Al de vofgende uitgeven van het Groote Ofrerboek evenals Van Braght lieten hem weer w eg en bepaalden zich er toe het fra~gment nit het Offer des He eren of to Irukken . Nn is het o imerkcli'ke van 't geval rlit . Elet Offer des J(eexe n l eat l~ le gedeelten BEgENTENIB DES G4ELOOFS. 183 Waer mede wilt ghy dan uwen * Doop bewijsen oft beweeren? Mar. 16. b.15. Antw. Mar. 16. Vraghe. Wat hout ghy van de Sacramenten? Antw . Ic en weet van gheen menschen Sacramenten to spreecken, maer het /7 * Auontmael, soot Christus met zijn Apostolen gehouden Fol. 89 r° . heeft, Bat houde is voor goet ende weert, want is deneke Batter mat. 26 . b. 25 . menich mensch is, die niet en weet wat Sacrament to segghen is . 1.Cor.il.e22. Vraghe : Wat hout gh3> van die Roomsche Merck? Antw . Daer en houde ick niet van, maer ick houde de Christelijcke Kercke voor goet ende weert, die weleke is * Christus ghemeente . Vraghe . Wat Act. 20. d.28. hout ghy van die ostie die de priester in zijn hant heeft, ghelooft i Ti . 3. b. 14. ghy niet Bat daer onse Heere in is met vleysch ende bloet ? Ant. Neen ic, want daer staet geschreuen, Actor . int eerste, Bat by * weder comers sal, ghelijek by ten hemel geuaren is . Vra. Wat Acto. 1. b. 9. hout ghy vanden Paus? Ant. * Den Antechrist . Vra. Wat hout 2 Tess . 2. a.3. ghy vande misse, ceremonien, ende vander biechte diemen finder kercken is houdende? Ant . Daer en houde ick niet af, want den Boom niet en dooch ') daert of ingheset is . Vrage. Waer sydy Mat . 7. b. 19. gedoopt? Antw . Mijn Heeren, als ghijt weet, wat wildy my Bars 12 . d. 34. van Bit schriJ'ven weg, waarin de schriJ'ver bericht hoe zoowel Jan de oude CleercooAer als Pieter Bru~ ' nen en Pleunis de Hoevele zonder omwegen voor hunne rechters bekennen Bat zJi' hebben deelggenomen aan de beeldenbreking in Augustus 1551 . Toen was het kruis, staande op den weg naar Hoboken, in stukken ngesmeten en waren de hoofden ofgezaagd van de beelden in 't kaAellelJ'e, Bat op den diJ'k naar Austruweel stond . DaaroP was eene Aremie uitgeloofd en ook uitbetaald voor hen, die de schuldigen men verdacht er herdooAers van aanbrachten : Antwerpsch Archievenblad I bl . 242 • II hi . 340, 1 . Vreemd Bat als in de schoutsrekeningen het misdriJ'f der genoemden wordt vermeld, alleen van herdooAeri'J sArake is, niets van die beeldenbreking verluidt . Dat het Offer des Heeren Bit feit of Bat schrJi'ven niet zal hebben gekend, is even onwaarschiJ'nliJ'k als Bat bet geene oPzetteliJ'ke bedoelinl;g zal hebben gehad met bet weglaten van de genoemde stukken . Vonden ziJ'ne verzamelaars misschien bet aebeurde weini eervol voor Peter Bru nen c . s . ? Verzwe ren zij het daarom liefst ? Wilden zij' zoo doende den goeden naam banner martelaars redden ? Of keurden ziJ' wellicht even weinig als BruYnen c . s . zelven het bedriJ'f of terwiJ'1 zij' toch hunne lezers niet wilden oAwekken Bat voorbeeld to volgen, en lieten zij J het daarom weg `? Naar het schiJ'nt, waren ziJ' omtrent deze manners in 't onzekere . In het Liedboek van 1562 handelt bet viJ'fde lied volgens de aanteekening op den rand : ))van Brie vrome Christenen genaernt Jan Pleun en Peter, derwelcker Brief ende BeliJ'dinghe staat Fol . CV enz ." (van het Offer des Heeren), en boven iedere bladziJ'de beet het eveneens : Jan, Pluen ende Peter". De druk van 1566 heeft ook nog die namen boven de bladziJ'den, maar in de aanteekenin ~'aan den rand niets antlers dan : ))van Brie vrome Christenen" . In alle verdere uitgavers ontbreken in bet Liedboek de namen eheel . En in het eeni a exern laar van n". 1 1562, Bat wiJ' nog bezitten, ziJj n die namen boven aan de bladziJ'den reeds oudtiJ'ds met de pen dooraehaald . Zie over die weg latinbgen in den brief en biJ' 't lied de » Riblio9raiohie", II, p . 516--8 , en miJ'n artikel over Van BBrriaggh htt in ale Doopseiznde Ri'drn en, 18991f b1 .154--156 . ,~` ~ ~' 1 Dengt niet, 184 HET OFFER DES HEEREN. Mat. 26. f. 62. noch vragen ? Doen heeft die Schout ghesproken : 'I' Ick besweere v by uwen Doop, dat ghijt ons segghen suit, waer ghy ghedoopt zijt. Antwoort . Mijnen doop houde ick voor ghoet ende oprecht, maer v besweeren en achte ick niet . Doen hebben sy ghelesen alle die gene die met my ghedoopt waxen, by namen ende by toenamen. N. t) ende geseyt : Assuerus 2) heeftet ons bekent . Doen heb ick gheseyt . Tis waer. Vraghe. tiVie heeft v ghedoopt ? Antwoort. Dat en staet my niet to segghen . Vraghe. Wy sullent v wel doen seggen. Antwa FIet vleys is to voren 3) Jere. l6. b14 . t doeter mede wat ghy wilt . // Fol. 89 V0 . Q Een Liedeken van vijf vrome Christenen, de welckc alle to semen op eenen tijt omgebracht zijn, Na de wijse : Mijn (hod waer sal ick henen ghaen ~) . TOt lof des vaders, Boons, heyligen geest 0 Christen wilt met ons beghinnen Van vijf broeders, die sochten aldermcest Pat lant van beloften to winnen Self had die goedertieren Gudt Haer al vooraien tot eon goet lot Dies waxen sy ter werelt eenen spot . Eerst almense geuangen vuerden heen Met Been druck waxen sy beladen Nat. 5 . a . 12 . * 1Vlaer groote blijschap hadden sy met eon Act. 5. e. 42 . Danckende Godt van Z1jI1 ghenaden Wiens cracht sy voelden tot dier stont Het lof Gods, gaende wt Karen mont Met singen en spreecken maecten zijt cont . Een schoon belijding hebben sy gedaen wt die schrift, naer Christen betamen Die helder waerheyt betuygende plaen Voor die Sophisten die daer quamen 1 Evenals ons »N . N ." om een bepaald persoon of personen aan to duiden, die men niet noodigg vindt biJ' name to noemen . 2 Assuerus van Gheemont ; zie de aanteekening., op fol . 70 r0 . 3 Hier is zeker jets uit r~,evallen . Alle vol~'ender, 1 ook Van t3xa,ht a lezen zoo . r In den Ausbundt n° . 10 . 1 kostbaar . 2 Is to kort geschoten . 3 Druk Praten ratelen . 4 Besluiten ; biJ' 't eindigen . EEN LIEDEKEN VAN JAN, PETER, PLUEN BLC. iSa Pat sy haer mochten schamen wel Van haer bedriecheljjck opstel tiVaer mede sy de vromen doen gequcl . Als een geuraecht was vaii die Itoornache Kerck Sprac h~;j : ick dyer of niet en houwc IMIaer t Christus gemeente beleedt by sterck E1I)h.1. c .'22 . Voor een goet ende weert gebouwe (01 . 1 . b.18 . Tbroot zijnde in des priesters hant En is dat niet het costel ') pant Te weten vleysch en bloet Christi valiant? Neent (sprat hi) want dEuangelist verclaert Ta lie . Antwoort. -I- Dat Christus wederom sal comen 4 Mat. 24.c.30. So by geuaren is ten I-Iemelwaert // Wat hout ghy van de Paus van Romen Ick houd hem voor den * Antechrist Die tegen Christum heeft gemist 2) -'r Want al zijn planting is vol argelist . Acto .1. b .11. Fol. JO r°. Vra he. Antwoort. *1 Joan .4 .a .3 . 2. Tes . 2. a . 3. 7 Mt. 15. b.13 . De Marcgraef met zijn Sophisten gelijc Hebbent versocht menigerhande '_1let aware tormenten en valsch practijck IMIaer sy quamen daer mee to schande Pie Papen hebben veel gerelt 3) Ende die Christenen seer ghequelt En int sluyten 4) zijn sy ter doot hestelt . Dus worden sy voort gheschict tille vijf blaer sy songen oft spraken langs die stra.ten Cenuecht ende vruechde was haer bedr~jf I-Ioe w el sy naer sKeysers place ten \TV souden steruen rechteuoort So bleuen sy noch ongestoort Want sy hadden van God ~ de niuu hc ;rboort . Wanneer ter werelt gestelt was het getal Duysent, en daer toe noch vijfhondert En mede eenenvijftich ouer al Doen heeftmen van does vijF verwondert Sy hebben malcander gecust De liefde Overt niet wtgeblust En aen die palen storuen sy gerust . Joan. 1 . a .13 . Gal. 6. b.17. IHB HET OFFER DES HEEREN. 0 vriendekens Christi hout goeden moet Laet liefde in v niet vercouwen Tre. 3. C . 26. * Verbeydende lijdtsaem den Heere goet Die v can stercken int benouwen Eze. 34. d. 23. t Christus den trouwen Herder fijn Joan . l0.a.i1. Die helpt zijn schapen door tgepijn Heb.13. d. ZU. Brengtse tot vette weyden Celestgn i) . FINIB. // Naa de hemejsche vette weiden, EENEN BRIEF VAN PETER VAN WERIIICg . Q Bit is eenen Brief van Peter van Weruick, de welcke by geschreuen heeft in der geuanckenisse to Gent, ende heeft al daer om tghetuygenisse Jesu zijn leuen gelaten. Anno. 1552 t) . 187 DIe oueruloedige genade ende vrede van Godt den Vader, ende den Heere Jesu Christo sy met o . Q Ghenade ende vrede sy met v van Godt onsen Vader, ende Ephe . 1 . a . 2 . onsen Heere Jesu Christo, die een Vader der t bermherticheyt is, Phite . l. a. 3. en~ie een GFodt van alien troost, die ons vertroost in al onaen 2 . Cor . l . a.3. druck, op dat wy oock troosten moeghen die ghene die in alderley druck zijn, metten troost daer wy van G}odt mede ghetroost worden, want ghelijek als dat lijden Christi ouer ons coemt, also coemt ons veel troost door Christum, -I- want onsen druck de weleke tijt- 2 . Cu. 4.b.17. telijek ende licht is, brengt ons een eewighe ende ouer maetwichtighe Heerlijekheydt, ons die niet en sien op het ghene dat sienlijck is, maer op het ghene dat onsienlijck is, want het ghene dat sienlijck is, dat is verghanckelijck, maer het ghene dat onsienlijck is, dat is eewich, Ende wy weten, ist dat onse t aertsche hugs deser 2 . Cur. 5. a. 1. Wooninghe ghebroocken wordt, dat wp een timmeringhe hebben van Godt, een Huys niet met handen ghemaeckt, maer dat eewich is inden Hemel, // ende daer nae t haecken wy, nae once huy- Fol. 91 r'. singhe die vanden Hemel is, ende wy verlanghen, dat wy daer Rom . 8 . b. 22. 1Van het Groote Otferboek van 1t115 of beet hiJ', ook biJ' Van Braght Peter van Olmen of van Werwik . In het gentsche Sententieboek ontbreken de bladen , waaro ren P de Ja 1540-T554 voorkomen : wi~' weten dan ook van Peter niets naders ook niet de wJi'ze waarop hiJ' ~geexecuteerd is . Het lied »Van vrage en antwoordt" in het liedhoek van het Offer de,5 Heeren fol . 44 ro, is volgens de daarbl staan de aanteekenin ~r, n »soalst sdiiJ'nt" door hem »ghemaeckt". Dit lied ~. kornt reeds in de Veelder/tande Liedelcens van ~1599 voor : zie Wieder. Fol. 90 v . 188 HET OFFER DES HEEREN . Apo. 16 . b .15 . merle gheeleedt souden worden, ist nochtans dat wy t ghecleedt ende niet iiaeckt gheuonden en worden, want terwj1en dat wy in 2 . Cor. 5 . a. 4. deser Wooninghe zjjn, soo suchten wy ende zijn beswaert, want WY wilden lieuer ghecleedt ende niet ontcleedt worden, op dattet sterf1e1ijeke versionden worde vanden leuen, maer die ons deer toy bereyt, dat is God, die ons den onderpandt des Gheests ghegheuen heeft. Alsoo zijn wy altijts ghetroost, ende weten, dat alsoo langhe als Wy thuys zijn inden Lichaem, soo ghaen wy Peigrimagie mt afwesen vanden ileere, want wy wandelen mt G-helooue, ende wy en lien hem niet, maer wy zijn getroost, ende hebben veel meer lust wt den Lichaem to wesen, ende daer tUluys to zijn by den ileere. Ick vermaene v liederi, lieue Broederen ende Susteren, door die Hebr. 1U.c.4. bermherticheydt Godts, dat ghy met t malcanderen neerstelijck versaemen ') wilt, om malcanderen ghoet onderscheydt 2) to gheuen, van die eewighe Waerheydt ons Salichmaeckers, terwjlen dat ghy Hebr.13.b.14, den tjt hebt, want wy en hebben bier gheen bljjuende Stadt, maar W verwachten eene, ende dat door Ljjdtsaemheyt, IEEieroin lieue Broeders ende Susters, neemt des Heeren woordt wel to herten, ende verstaet wel wat de Heere seyt, op dat ghy vroineljjck staende muecht bljjuen, als ghy beproeft werdt, want ick segghe v lieue Broeders, latter vromeljjek ghestredeii moet zjjn, al veel strangher dan ick meyiide : Want sy comen ons aeii met Fol . 91 v° . soo listighe vraghen ende met // soete woorden, op dat sy ons in eenighe woorden begrjjpen mochten, ende also afuallich to maecken . Daerom lieue broeders geeft malcanderen goet ondersehey t, weleke den wech des lEleeren, ende den wech des Diiyuels is, ende weleko Jaco . 1 . c. 27. den oprechten t dienst Gods ellde den dienst des T)uyuels ende der Afgoden is, ende weleke de kinderen des Heeren ende de kinderen des Duyuels zjjn, want de kinderemi (les Heeren en zjjn Joa. 17 . e . 1, van deser Werelt iiiet, daeroin haetse de Werelt, sy ljjden alle Psa . 44 . c . 23 . veruolginghe, sy werden gheleyt ghe1jck ± slaehschapen ter loot, ibm. 7. d.36, ende van alle menschen ghehaet, y iiioe ten alle mans roof z j n. Sy en hebben nieuwers gheen seecker stele, sy zijn alien voick Joa. 16. b .20. ter werelt, ende alle mans wechworpsel, 1 sjj weenen ende huylen, * 1 . Ti . 4.b .1O. ende die Werelt verblijdt haer, sy worden versmae t om dat sy 1 . Joa. 3.b.1O. op den leuenden (*odt hopen, 4- lEer by bekent men weicke de 1 . Joa. 3, a . 7 . kinderen cues Heeren, ende de kinderen des T)uyuels zijn, Wie recht doet die is gherechtich, gheljjck by gherechtich is, wie sonde doet is wt den Duyuel . Ocli lieue kinderkens, hierom en be- " Samenkoineii . ) Nauwkeurige kennis, oplieldering . EEIITEN BRIEF VAN PETER VAN \'VERUICK . 189 mindt de Werelt niet, noch pock wat daer inde Werelt is, want LJoa .l.b.15. iet dat yemandt de Wereldt lief heeft, in hem en is de Liefde des Vaders niet, want al wat inde Wereldt is, to weten de lust des vleyachs, ende lust der ooghen, ende hoomoet des leuens, en is niet van den Vader, maer vander Werelt, ende die werelt verghaet met harm lusten, maer die den wille Gods doet die blijft finder eewicheydt. Dlijn Alderliefste, weet dat ick eenen grooten strijdt ghestreden hebbe teghen die * Regenten der duysternissen, Eph . 6 . b.12. ende die valsche Propheten, want j I sy seyden Batmen wel hooren Fol. 92 ro . ende gheleert mach zijn van haar, a1 fist Bat sij niet en leuen nae de ghebooden des l{eeren. Doen vra,echde ick aldus : Die in de geboden des Heeren niet en wandclt, is die niet vreemt van den Heere? Sy seyden : Jae. noon seyde ick, dot Chiistus seyt, * Mijn Joy . 10. a. 4. schapen hooren m~jn stemme, ende sy volghen my na,, maer der vreemder stemme en hooren sy niet, maer sy vlien van hem, alsoo, waert Bat ick de vreemde hoorde, soo en waer ick van Christus schapen niet, want Christus schapen en hooren de vreemde niet . Antw. Sy preecken ymmers de Waerheyt, het woort en is daerom niet to minder. Doen seyde is : Joannes seyt, * Die deer seyt Bat 1 . Joa. 2. a. 9. hi God kent, ende en hout zijn gheboden niet, Bat is een logenaer, ende in hem en is geen waerheyt . Ts din in hem gheen waerheyt, hoe can by de waerheyt ghepreken ') ? So moct Jo anders dan de ewone sandalen ook een deel van den voet van bouen bedekte ? EENEN BRIEF VAN PETER VAN WFRUICK. 191 wen, ende to nutten de spijse die Godt geschapen heeft . Nv sie ick, dat ghy dit leerende zijt, want ghy verbiet to trouwen, ende de spijae to nutten. Doen was ick wech doen gaen') . Q Ende binnen een w~jle seer onlanghe daer nae, soo quam den Deecken van Ronse 2) met noeh eenen Yape, ende die oueruielen my seer strangheljjck met loose vragen, maer de Heere bewaerde my, dat ick niet verraden en Overt 3). Hy vraechde my, oft ick niet en gheloofde dattet Broot dat Christus zijnen Apostolen ghaf, het Lichaem Christi was, als by seyde : t Neemt, eet, dat is Mt. 26. b. 25. mijn lichaem dat voor v ghebroken wort. Ick seyde : Bat Broot Luc. 22. b.19. en was niet dat Lichaem dwelcke voor ons ghebroocken was, het was tot Bender ghedenckenisse . Doen seyde hy . Het Broot verandert in zijn Lichaem . Maer ick seyde dattet tot Bender gedenckteken was, ende niet het Lichaem selue . Doen vraechden sy my vant Doopsel, of die kinderen niet en moesten ghedoopt zijn . Iek seyde. Daer en staet van gheen kinderdoop, * maer van eenen Mar . 16. b.1G. Poop des geloofs. Doen seyden sy ? Siet wy sullen betooghen, dat die kinderen moeten gedoopt zyn, Joan . 3. Seyt Christus daer Joan . 3. a. 5. niet : Het en sy dat yemant van nieus gebo//ren wort wten water Fol. 93 v°. ende den Gheest, by en sal dat Rijcke Godts niet besitten? Doen seyde ick : Pat en is tot gheenen kinderen gesproken, maer totten hoorenden . Maer sy seyden : Het is . Ende daer mede wilden sy den kinderdoop beweeren ende oprechten . Also hadden wy veel `voorden, maer wi en veraccordeerden nieuwers in . Hierom vermane is v lieue broederen ende susteren, dat ghy malcanderen vin alle saken goet onderscheyt wilt geuen, to weten, vant Auontmael, vant Doopsel, ende van het -I- Dlenschwer- Luce . 1. c, 27 . den 4) Christi, ende vin de geestelijeke kinders, ende van de kinders der werelt, Ende wandelt wijsselijc in de vreese des Heeren, ende en t vreest gheen menschen, al tieren sy haer leelijck . Ic Mat. 10 . d . 28 . vermane v ooc lieue broeders ende susters, door die liefde ons Heeren, dat ghy alle to samen den Heere voor * my wilt bidden, Coll . 4 . a . 2 . op dat ie vroinelgck staende mach blijuen, als is beproeft werde . Voort bidde ic, dat ghy mijn beminde moeder neerstelijc wilt onderwijsen van a,lle saken, ende min broeder oock, ende min wijf, op auontuer, oft sy haer bekeeren mochte . De Heere vernulle v 1 Zoo in alle uitgaven . Het Groote Offerboek van 1615 heeft voor het eerst ; ))Doen was ik eheeten wech to aan"'teen in de vol ende Offerboeken ook door Van Bra maht, is overg enomen. n 2 Zie .de aanteekening op fol . 111 v~~. 3 0p eene dwaling of een onverstanding woord betraPt? 4 Hier wordt voor het eerst de menschwordin l~e' er genoemd, die biJ' biJ'na al de volgende martelaars voorkomt . Zie Inleiding bl . 36 . Fol. J4 r°. 192 flET OFFER DES IIEEREL met zijnen gheest, Amen. Gheschreuen met ancxt vanden volcke, dat daer altoos was . Die oueruloedighe genade ende vrede van God den Vader ende den Heere Jesu Christo sy met v, Amen. Eccl. 15. a. 1 . Q Die Godt vreest sal goet doers. // (I Een Liedekeli van Peter van Weruick. Nae de wijse Wij willen de Mey ontfangen t) . GFroot zijn des Heeren crachten Inden Hemel, en op Aerdt Psa. 91. a. 1. * Alle die op hem wachten Dlogen wel staen onueruaert Voor die Duyuelsche nacy 2.Cor.ll.b.15. t Die comen in Engels schijn ~ fat, ;, a, 7, ~ Der Slangen generacy 23. d. 32. Die wt spouwen haer fenijn . Seer listich sy aengingen Peter van Weruick, to Gent Om tot afual to bringhen Mat. 10. d . 32 . Maer by bleef vroom totten cut Luc. 12 . a . R . * En heeft Gods naem beleden Vrymoedich, int openbaer Die Sophisten met reden Act . 6 . b . lU . t ileeft by verwonnen aldaer. Hy doet lieflijek waerschouwen Den Broeders ende Busters al Heb.10. c. 25. 4 Om neerstich tonderhouwen Vergadering in dit dal z) En om geuen eendrachtich Maleander onderscheyt 3) goet Van die Waerheyt seer crachtich 1 Onthreekt in den Ausbuiidt. 2 D, i . : de onderlingge samenkomsten in dit aardsche dal . 3 Zie fol . 91 roaant. 1 . 1 Bedroeven smart aandoen . 2 Alle menschen sleepen met geweld hen med e. II . 4~ EEN LIEDEKEN VAN PETER VAN WERUICK . 193 Onses Salichmakers soot. * Laet twoort int hert beclijuen Pat Godt spreeckt, en wel verstaet Mat. 7. c. 24. op dat ghy vroom muecht blijuen Als de beproeuinge aengaet Vroomlijeken en moetmen strijden Jae al veel stranger certeyn Dan ick meynde in voortijden Dit segge ick v al gemeyn . Lieue Broeders, wilt geuen Malcander goet onderscheyt // En besiet hier beneuen Hoe de wech des Heeren leyt En des Duyuels, wilt mercken Welek doprecht dienst vanden Heer En dienst van dAfgods kercken Sy na der Duyuelen Leer. Voortaen om tonderscheyden Fol. 94 vo . op des Heeren kinders siet En des Duyuels van beyden t Want van de went en zijn niet Joan. 17 .b .14 . De kinderen des Heeren Daerom worden sy benijt En veruolcht met verseeren ') Van de verkeerde went wjjt . -ISy worden als slachschapen Paa . 44 . c . 23 . Ter dootwaert henen ghebracht Rom. 8. d. 36. * Alle menschen haer rapen 2) * E9a .59 .b .15 . Als een roof zijnde gheacht t Hebben gheen seecker schuylen 1 .Cor. 4.b11. Sin versmaet van alle man - - Sy weenen ende huylen Joan . 16.b .20 . En de Went coemt blijschap an . Dit Lietken is ten besten Verhaelt wt Peters vermaen Die om (hods woort ten lesten Vroom aen eon pael heeft ghestaen Int Jaer van vijfthienhondert Daer toe tweenvjftich moor fly was hier of ghesondert 194 HET OFFER DES REERFN. Om doprechte Christen Leer . Mat. 7. b.15. Brooders * schout Ypocrijten Die altijt hebben gemist ') Sy haren tijt versljjten Met leering des Antichrist Wilt doch van sulcken keeren V salicheyt leyter aen Maer blijft by twoort des Heeren So suit ghy wel blijuen staen . /7 1 Schuwt de geveinsden, (lie altiJ'd van hot recite pad ziJ'n afgedwaald ; of die altiJ'd zich met vergeefschen arbeid hebben oPgehouden . EEN (3EBEDT VAN ADRIAEN CORNELISZ . [n0. 1 .~ (I flier nae volcht een Gebedt, Yermarlinge, ende Belijdinge van Adriaen Cornelisz glaesmaker, geuangen wesende tot Leyden, ende is aldaer om het getuygenisse Jesu gedoodet, Anno 1551 '). Siju Gebedt tot Godt . 195 Fol . 9 : i'° . 0 Heere des Hemels ende der Aerden, -1 die het al wt niet Mat. 11 . c . 25 . ghemaeck hebt, * die my leden gegeuen hebt nae dat beelt ws ~ Gene . 1 . a.. Boons, so hope ick die selfde nv op to t offeren om uwen hey- I~ 12 d27 . om . a . 1 . lighen Naem, want ghy zijt die Heer, voor weleken t alle knyen Phil .' 2. a.10. buyghen, beyde die in den Hemel ende die finder Aerden zijn, Verhoort mijn ghebedt, ende laet mijn * rueckwerck voor v aenghe- Pea, 141 . a . 2 . naem 4jn : Neemt niet van my dijnder ghenaden, ick beuleckte mensehe * van onreyne lippen, Reynicht niijnen mondt, dat uwen Esa. 6 . a . 5 . Naem daer door ghepresen mach worden . Neyohet uwe ooren tot my, ende ghy suit aensien die ghene, hoe sy my oueruallen, maer * het is my beter to vallen in die handers der menschen, dan to Dan. 13 . c . 23 . sondighen in v aenschouwen, want t uwe ooghen zijn als een Ape. 1 . b .14 . vlamme des vyers, ende v woort is als een tweesnijdende .I- Sweerdt, Heb. 4, b . 12 . yen beyde zijden snijdende, ende het dringt door, tot dat siel ende geest scheydet, door zenuwen ende march, ende /% ghy zijt een Fol. 9 .5 v^. * rechter der gedachten ende sinners des herten . Ende daer en is dap . 1 . a. 7 . 1 Moet ziJjn : 1552 . De vergissing > reeds in n') . 3 1567 ingesloPen is eerst door het Groote Offerboek van 1615 verbeterd • ook Van Bra g~ht heeft he t J'uiste J'aartal . Volgens het leidsche Sententieboek ziJjn 24 November 1552 Adriaen Cornelisz . HeYnric Dircz. van Leiden en Dirck Jansz. van Bocholt veroordeeld our als herdoopers biJ'er sistePntie to wo~rden geworgd en dan verbrand, welk vonnis ook is voltrokken . Die lot enooten van Adriaen worden sours in liens Vermaning vermeld . Van Adriaen is het lied «Van vier vrienden, to Leiden o eoffert" in het Liedb oek achter het Offer des Heeren fol . 37 ro . ],96 HET OFFER DES HEEREN . Pea. 22. b .13. niet verborghen voor uwe oogen, So roep ick met t Dauid uwen lieuen Propheet, dattet beter is to validn in des menschen handen, Acto . 7 . a . 4. dan in uwen toorn, 0 Heere leyt my in dat Lant ~ Haran daer is niet een voet erfs en hebbe, namelijcken, dat beloefde Lant, dat wilt my wt genaden geuen, ende niet wt mijnder wereken oft Gen. 19 . b .14. verdienst, verlost my met ~ Loth wt dat geslacht, bewaert my Soph. 3 . a . 3. Heer, voor die grimmende Leeuwen tanden die veel zijn, * iae die grimmende Wolven aenden auont, die totten morghen niet ouer en Pro. l . b .19. laten blijuen, die met bare voeten snel loopen om * onschuldich Dan. 3 . b . 17. bloet to storten, 0 Heere bewaert my met t Sadrach, Misach ende Abdenago, dat my dat vyer der lasteringhe, dat wt haren wont gaet, niet en misdoe . 0 Heer laet mijn ghebedt verhoort worden Tob. 3 . a . 1. met 4. Tobia ende Sara, verhoort mijn ghebedt met * Elia, ende d.18. ontfangt my tot een Brantoffer, die daer 1 leuendich, heylich, ende * 33 6R,e1g9. 1a8 .4 d. v behagelijck is, op dat de Propheten * Jesabels to schanden comen, + Ro.12. a .. i ., ende v volek niet langer en verleyden. Heer bewaert my met *3.Re.18 .c25. t Joseph voor dat boose Wijf, dat ick mijnen Mantel Never late + Ge. 39 . a . 7. nemen, namelijek, mijn eerste lichaem, want daer etaet : t Wie een 1 1 .Co . a 6. b d + .M .2. ..1367 .. Hoer aenhangt, die is met haer een vleys . -I- Bewaert my Heere, want ick roep Hemel ende Aerde tot een getuygenis dat is in Mat. 16. c .25. min simpelheyt sterue, want t wie her zjn leuen soect to be- Mar. 8 . e . 35. houden, die salt verliesen, ende so - {- wie zijn leuen verliest om v Heere ende des Euanbelijs wille, die salt behouden, So roep ick ooc 2.Mac. 6 .c .18. met den ouden t Eleasar, ende hebbe veel lieuer eerlijck to steruen, dan met schanden to leuen '), 0 Heere, siet, ouer ons is 4. Es . 16 .g.69 . * ontfunct // die hette Bender oueruloedigher scharen, ende sullen Fol. 96 r°. sommige van ons wech rueken, ende sullen de ledige met afgoderije spijsen, maer ghy Heere bewaert my, ghy gheeft uwen knecht Eccl. 2 . b.13. inden noot broot, inden dorst water 1- ende inden dach der tribulatien vergheeft ghy de sonden, ende shy hebt gheseyt tot uwen Esa. 49 . b.15. lieuen Prophete : * A1 waert dat Ben moeder haer kint verga,et, dat sy selfs ghebaert heeft, so en suit ghy ons niet vergeten, want bet is v woort Heer, ghy hebt gesproken, tot uwen lieuen Apostel 2 . Cor . 6 .b17 . Paulus : t Gaet wt dat boose gheslacht, en roert niet aen dat onreyn is, als dan wilt ghy ons verlossen, ende onse Vader zijn, ende wy v sonen ende dochteren zijn . Nv gaen wy mede buyten den Heb.13. b .13. * heyrleger, ende willen v versmaetheyt helpen dra,gen, -{- Heer +Lnc. 11 . :x. L leert ons bidden na uwen wille, dat wy mogen bidden in den ,Torn . 4 . c . 23. geest ende finder waerheyt, dat wy v Ben rechte Vader noemen, Ma!. l . a . E. want eon sone sal zijn vader eeren, ende Ben knecht zijnen heere 7 De flu volgende tekst uit IV Ezra, een der APocriefen ook fol . 98 rQ door Adriaen aan eghaald, is vooral op deze laatste Plaats uiterst verward, EEN (iEBEDT VAN ADRIAEN CORNELISZ . [n°. 1.] 197 So laet ons deelachtich zijn dat woort, ale daer staet : * Dit zijnse Apo.12.d.t6. die haer leuen niet bemint en hebben, maer hebbent totter doot ouergegeuen, want die gene die daer van den menschen ter doodt ghegaen zijn, is beter hoep van Godt to verwachten, dat sy weder verwect sullen worden, * want ghy proeft v wtuercoren, ghy Pea. 66 . b.10. proeftse als gout int forneys ende ghy ontfangtse ale een offerhande Sap. 3 . a . 5 . des brandtoffers . -1- Heere laet di nen knecht in vrede, t HeYlige 2 . Ma. 7 . c.14. J + Luc. 22 e. 26. Vader, heylicht uwen soon, op dat ick onberispelijek beuonden +Joa .17.b.11. mach worden in uwer toecoemst . Bewaert my heylighe Vader om ws heylighen Naems wine, Amen. // Pit is zijn vermaninghe aen de vrienden . Fol. 96Uo . [n o , 2 .] DIe rijekelijcke ghenade ende vrede van God onsen hemelschen Rom . i. a. 7. Vader die ons ghereynicht heeft doort -I- badt der wedergeboorten, Titnm . 3. a. 5. ende die vernieuwinge des heyligen geests, ende heeft ons eenen i- claren schijn in onsen herten gegeuen, ende 1- geopent de oughen 2 . Cor. 4. a. 6. des verstanta door den hoop der Euangelien, ende gewaerachout, ~Eph .1.c.18. dat wy souden t verloochenen dat ongodlijck wesen, ende die Titu . 2 . b.12. wereltlijcke lusten, maer sober rechtueerdich ende godsalich leuen in deser werelt, ende dat wy ons 4 onbeulect souden houden van Jaco . l. c. 27. deser werelt, voor Godt den Vader, die daer wil, dat * alle men- ~1 . Ti . l. a. 4. schen salich worden, ende totter kennisse der waerheyt comen, op dat wy inden tijt der openbaringhe hoop ende troost hebben moegen, ende getelt moegen worden onder dat getal der wtuercoren, hier toe maecke v bequaem de Va,der ende zijnen ghebenedijden Soon Jesus Christus, nv ende tot alien tijden, tot finder eewicheyt . Amen. Q Wij Borgeren metten Heylighen ende Iiuysghesinnen Giodts, Eph. 2. b.18. ghetimmert op den grondt der Apostolen ende Propheten, daer -I- Christus den hoecksteen of is, op welcken alle timmeringhe aen- 1 . Pet. 2. a. 4. den anderen hangt, die daer wast tot eenen heyligen tempel inden Heere, Salicheyt den twaelf geslachten, die al om t verstroeyt zijn Jacob . i . a. 1. door die wreetheyt van placcaten, ende strenge veruolghinge . Also mijn lieue broeders ende austere, en laet v nv niet verdrieten, dat ghy nv eenen tijt lanck lijdt ende t vluchten moet'van die eene Mat. l0.c.23. stadt in die ander, maer ghe//denet mijn lieue vrienden, dattet v Fol . 97 r° . al * tot salicheyt coemt, ende neemt tot een exempel t Tobiam Rom . 8 . c. 28. met zijn huysurou ende zijn soon, hoe hi vluchten moeste, ende t Tob . i . c.21 . men moest hem naect verbergen, Deshelijcx * 14lathatyas met zijn 1 . Ma. 2. c27 . 198 HET OFFER DES HEEREN . sonen, ende die hem liefhadden, als by seyde : Die nv vroom ende wel gemoet is, die make zijn Testament, ende volge my na . Neemt Gen. 12. ~ ooc in gelgckenisse 1' Abraham, Isaac, Jacob, die daer woonden in Heb. il. b. 8. hutten, ende noch meer ander, want wy en hebben hier geen seker + Heb .li .f.37 . stede, t Sy gingen om in pelssen ende in geyten vellen, met honger, gebrec ende droef heyt, hot welt de werelt niet weerdieh en was. Siet mijn lieue vrienden, en denct niet dat ghijt alleene Eccl . 2.b.12, zijt, ofte dat ghy van' den Heere t verlaten zijt, als v aencoemt Act. 14 . d 22. eenige tempeest, maer denct da,t wy dat fi rijcke Gods door veel Hebr. il. b. lijdens moeten innemen, * Hadde dese voorseyde daer op gedacht 15• waer sy van wt gegaen waren, sy hadden ymmer tijts genoech gehadt weder to keeren, maer dese geuen to verstaen dat sy eon vaders')lant sochten, eon stadt die eenen gront hadde, der Exod. 3 . a . 6 . welcker Timmerman ende Schepper God is, * Daerom en schaemde hem God niet, haren (hod geheeten to worden, Alsoo oock mijn lieue vrienden, on sal by ooc ons niet schamen, want by spreect Esa. 49 . b.15. door zijnen vromen Propheet Esaiam : * Can oock eon moeder haer eygen kint verlaten, dat sy self gebaert heeft ? Jae al waert dat sy dat vergaet, so en sal v (hod niet vergeten, Daerom aensiet hoe de genadige Vader by alle vrome kinderen Gods geweest is, ende hoe hyse onder zijn crachtige hant bewaert heeft, ende onderhou- Gen.12. a. 1. den, Als wy wt t Abraham claerlijck verstaen moeghen, want 15. a1 .17 .a1 . doen by wtginck in eon vremt lant, so hadde by Godt dickwils Gen. 28. C. 20. tot eenen vertrooster. Hy gaf t Jacob eenen moot, als // by voor Fol. 97 v~. Esau zijnen brooder vloot. Hij spijsde ;- Ezechiam drie dagen ende 4. Re. 19. a. 6. Brie nachten, die ouer dat blasphemy van Sinnacherib claechde . Judit. 13. a. 9. Hy verloste die Joden die belegen ') warm van t Holophernes, door *Dan. 3. C. 23. Judith . fly verloste de drie * Jongelingen van die hetten des +Dan. 6 . C. 21 . vyerouens, ende ooc was by inden put bi t Danielen, dot hem die Leeuwen niet en verslonden, fly verloste Israel van der dienst- Exo.14. a . 1 . achtigher handt van t Pharao . fly verloste -1- Rahab wt die scha- + 6 Jos 1 . 1 . b.14 . duwe des doots . * Susanna verloste by door Daniel }iij verloste *Dan.13 .e .46, t Petrum wten Kercker. fly verloste Joannem wt hot Eylant + Act . 12 .c .ll . + Pathmos. * Paulum vertrooste hi doort gesiehte op den wech . Apo i. a. 9. van Damasco . De -F Apostelen vertrooste by door den vertrooster Act. 3 . b . i3 + 10O den Heylighen Gheest. fly verkeerde dat groot verdriet van -{- Jo- Acto Joa. . 16 2 . . b. . $ePh in barooter blJi schaP in EgYPten . Alsoo sal God v ooc altesa- a i. . + Ge . 50. b .18 . men v verdriet in grooter bljjschap verkeeren, ghelijck als by self Jug. 16. b . 20. spreect . * De werelt sal haer verblijden, maer ghy salt trueren ende droeuich zijn, maer zijt getroost, v droefheyt sal Godt v oock verkeeren in blijschap, Eon vrouwe als si baron sal, soo heeft sy 1 In alle uitgaven, `~ Bele era ESN VER3faNING}HE VAN ADRIaEN CORNELI9Z. [n°. 2.] 199 droefheyt, maer a,ls dat kint gheboren is, so en denet sy niet op die voorleden droefheyt, ende dat daerom, datter een kindt ter wcrelt gebooren is, Alsoo oock gh3, nv hebt ghy droefnis, maer ick sal v weder sien, ende v droefheyt sal verandert worden in blijschap, ende die blijschap sal niemandt van v nemen moeghen . Daerom en wilt niet t vresen mijn lieue vrienden, voor menschen Mat. 10. a. 28 . kinderen die als - hoy vergaen, en vreest niet ghi cleyne t ver- + Esa . 40. a .6 . gaderinge rant het is v Vader wel belrlgheljjck v to gheuen zijn 5L~ rack, en vreest niet mijn lieue vrienden voor dat tyrannich ghe- .d . . c.lz32 slacht, en // vreest niet voor den ghenen die dat lichaem i dooden, Fol. 98 r° . maer ick sal v thoonen, wie dat ghy vresen cult, vreest hem, die Mat. 10. d . 2£3. na dat ghy doodt zgt, macht heeft to werpen int eewighe vyer, Ende mijn lieue vrienden, her een weynich lijdens der tribula,tien, hot is so luttel by die x eewighe pijn ofte straffe, mer Joannes Esa, . 66. c. 24. Apocalipsis seyt also : t Vreest God ende geeft hem den prijs, Apo.14.b.11. Tnde so coemt de Propheet Esdras ende seyt alsoo : Siet Clod is ~Apo.14. a . 7. de Rechter, vreest hem, ende laet of van sonden, ende vergheet g68. sir. 16. de ongerechticheden, die niet to doen finder eewicheyt, ende Godt sal v wtleyden ende verlossen van alle tribulacy, Siet, ouer v is ontfunet die hette Bender oueruloedigher scha,ren, ende sy sullender sommighe van v wech rueken, ende sullen die leedighen met afgoden spijsen, ende die hen consenteren, sullen die tot bespotten tot lachter ende vertreden zijn, want den plaetsen sal Ben plaetse 4jn, ende inden byliggenden steden vele opsta,ndinge ouer den ghenen die den IIeere vreesen, want sy sullen z~jn als onsinnige menschen, niemant sparende, om to berouen ende to verve oesten die den Heere vreesen, want sy sullen verwoesten ende die goeden rouen, ende sullense wt haren huysen werpen, dan sal die t beproeuinbe mijn- Sap. 3 . a. G . der wtuercorender blincken, gelije hot bout dot doort vyer ghe- 1 Yet . 1. a . 7 . proeft wordt. * Hierom mijn wtuercoren, siet, de daghen der tri- ~ 4 . Esdr.1G. bulacien zijn .tier by, Bode van die sal v die 7leere verlosaen, En g • 7 o• vreest noch en wanckelt niet, want Godt is v 7looftman, ende die Deere en sal v gheen t wesen laten, want by sorcht voor ons al Joa . 14. b .18. to samen, want by sal ons bewa,ren a1s den t oochappel van zijnen Psa.17. a. 8. ooge, Daerom * en la,et niet af om ons drucs wille, daer in wy each. 2. a. 8. begeuen zjjn, maer // wilt ghy by den ?leere bl~juen, so stil v dat ~Eph .3.b.13. Fol. 98 v°. 1' tempeest haest aan boort comen, iIaer mijn lieue vrienden, go- Mat . 7 . c . 25. denct -I- gelijc des iijdens Christi veel oucr ons coemt, so coemt + `.' . Cor. l. a 5 . ooc des troosts vole door Christum, want noyt -.- Oore on hoorde, 1 . Cor . 2. a . 9. noch Ouch en sach, noch in gems iticnsclicn lierte on quam, d.Lt Godt bercyt heeft, den ghenen die hem lieffiebben, ~ daerom die L Juan. 3. a.3. dose hoope in hens hceft, die reynicht hem scluen, gel~c lii reyn is, ende ga,et tivt dit boss gheslacht, endc on hebt gheen * ge- Eph . 5 . b. ll . 200 HET OFFER DES HEEREN. meynscha,p metten onuruchtbaren wercken der duysternis, maer straftse lieuer, want wat heymelijck van her gheschiet, dat is ooc schandelije to seggen, maer wat vant licht ghestraft wort dat is Eph. 5. b. 14. licht, Daerom spreect hij : t Ontwaect ghy die daer slaept, ende staet op vanden dooden, ende Christus sal v verlichten, Daerom Heb. 5. C . 14. mijn lieue vrienden, ofter noch eenich onder v waren, * die traech of slaperich waren, laet die toch nv ontwaken, of si willen metten + Mt. 25. b.13. t dwasen maechden buyten gesloten worden . Och mijn lieue vrienden, ten sal niet baten, dat ghi uwer sommige de wetenschap hebt, 1. Cur. 8. a. l. welt den wech is, och mijn lieue vrienden, * die wetenschap ver- Joa.13 b. 17. hooueerdicht, mer die liefde die sticht, want ten * baet niet datmen den wech weet, maer men moetse treden, ende al ist datse Mat. 7, b. 13. * enge ende smal is, ende met veel arbeyt ondersocht, sy moet nochtans ghewandelt zijn, daerom mijn lieue vrienden, ghy die Hebr. 3. a. 1. * deelachtich gevsorden zijt des Hemelschen roeps, neemt waer den tijt der genaden, ende en wilt niet sien op den genen, die so lily Mat. 77 b. 133 ende traech voort gaen, maer schickt v daer na, dat ghy in + Luc.13.c.22. muecht gaen door de t enge poorte, want ~- veel sullender na ar- Fol. 99 r°. bepden om in to gaen, ende en sullender niet in comen, // be dat mijn lieue vrienden P Daerom, dat sy soecken door eenen Joan. 10. a. 1. * anderen wech in to gaen, den welcken ons niet geboden en is, Joan. 14. a. 6. maer die daer in gaet door Christum, want t by de wech is . Pat + Lua22 .b.29. zijnse die de stadt beeruen sullen, die -!- de Bruydegom ter Tafelen sal setten, ende haer dienen. Maer mijn lieue vrienden, de luye, Apo. 3 . b.16. die * noch tout noch werm en zijn, die sal God wt zijnen mont beginnen to spouwen, die daer seggen dat sy rijc zijn, ende rijck geworden, ende en weten niet, dat sy arm, iammerich, naeckt ende Pro. 6. a. 6. bunt zijn : So coemt Salomon, die seyt : ;- Gaet totters Mieren ghy luye, ende a,ensiet haren a,rbeyt, sy vergaderen inden Sourer, dat sy inden Winter verteren sullen . So coemt de Propheet Jeremias, Jerem. 8. a. 5. ende seyt aldus : 1 De Cranen, Swaluwen, mercken op haren tijt, wanneer sy weder keeren sullen : Maer mijn volck en meret op Esaie . 1, a. 3. den tijt niet. 0 ghy onbekende, * de Osse kept de cribbe zijns Mat. 16. a. 3. meesters . Ghy die daer segt : 1- bet sal morghen schoon weder zjn, ende het geschiet also . 0 ghy die de ghesteltenisse des Hemels ende der Aerden cont proeuen, waerom en proeft ghy niet onder v, dat recht is. Hierom mijn lieue Vrienden, siet toe dat niemant Ego. 12. b.ll. van v beuonden en worde van de trage, maer 4- zijt opgheschort 1.Cor. 5. a. 6. met de stock in de hant 1), our to eten dat Paeschlam, want * wy hebben een Paeschlam to eten dwelck is Christus : So laet ons nv paesschen houden, niet in den ouden deessem, noch in den dees- 1 Reisvaardig, uitgeiust tot den tocht . EEN VERMANING}HE VAN ADRIAEN CORNELISZ. [Tl . 2. sem der quaetheyt, mer in soet deech der puerheyt ende der waerheyt. Also mijn hertgrondelijcke Vrienden, en r laet v niet verwonde- 1 . Pet . 4. b.12. ren, als gby doom vyer der tribulatien ondersocht wort, recht oft v wat nieua geschiede, maer weest deelachtich des lijdens Christi, op dot ghy in // de tijt der openbaringhe, hope ende troost muecht Fol. 99 v°. hebben. Niemant en lijde onder v als een Dief oft Dloordenaer, maer ist dat yemant lijdt als een Christen, so en schame by hem niet, maer prijse den Heere in dier sake, Want het is tijt, dat het ordeel begint aenden huyse Gods, ist da,t het dan a,en ons beghint, wat eynde willet dan werden met den genen, die aen den Euangelio Gods niet gelooft en hebben, ende het hout nauwe 1), dat de gerechtigbe salich sullen worden, waer willen dan de godloose ende sondaren verschijnen ? So coemt Salomon, ende seyt t 1st dat het den Gherechtighen vergolden wordt, waer wil de Pro . 11 . d. 31 . Sondaer dan blijuen? Hierom mijn lieue Vrienden, siet nv toe -I- vliet de schadnwe 4. Esd. 2.e.36. deser Werelt, Ende mijn lieue Vrienden, en zijt niet neerstich om dat Cruys to ontloopen 2), dat ghy in ander landen trecken sout, om groote vrydom to hebben . Och neen mijn lieue Vrienden, maer sehict v altijt onder dat Cruys, want die kinderen die onder die roede zijn, die 4jn so gehooraaem van vreese, dat haer * Heere co- bit. 24, d . 46. men soude ende haer slapende vinden, soo zijn sy altijt neerstich, op dat sy niet t slapende geuonden en worden, meant als dat vleesch 1 . Tehe . 5. a. 6. een weynich vrijdoms crijcht, so neemt het noch a1 meer van hem seluen . Ende mijn lieue vrienden, al hebbe ick dit soo stout gheschreuen, wilt dat ten besten nemen, want is en ben v heere niet in dier sa,ken, maer ick schrijue nae dat my mijn eygen vleesch tuycht. Daerom mijn lieue Vrienden, "` wandelt wijsselijck tegen Coll. 4. a. 4. den genen die buyten zijn, bljjft onder dat t verstroyde Israelijtsche Esa. 41. b.14. Hoopken, want daer bloet ghestort wort, daer is profijt to doen, Mat . 25. b.15. atelt daer uwe -I- ponden to wercke, een * yegelijek na de gaue *1 .Cor.12.a.44 die by van God ont//fanghen heeft, ende gaet malcanderen to ghe- Fol. 100 r° . moet met t eerbiedinge, -I- beneersticht v dat ghy v seluen bewijst Ro .12, b. lU. God eenen beproefden dienaer to wesen. 'K Legt of alle list ende + 2 . Ti . 2. b.15. alle geueynstheyt, eude zijt begeerich nae dat verstandige onge- x 1 . Pe. 2. a. l . ualste melck, als nieuwe geboren kinderen, dat ghy daer door op- 4 Het houdt nauw ; het is nauweliJ'ks mogeliJ'k . 2 Adriaen schiJ'nt het on~e~oorloofd to vinden zich voor goed aan alle vervolin to onttrekken door bet land to verlaten • niet echter, zich uit ei en woning to verwi'deren om zoo bet yevaar to ont«aan van evannen to worden . Aithans die dit doen en nu rondzwerven troost hiJ', fol . 9G vo en 97 r°a zonder eenig bestraffend woord daarbiJ' to voegen . 202 fIET OFFER DES HEEREN. Ps. 34. a J, writ, 1st dat ghy anders ghesmaeckt hebt, dat de -h Heere vriendeljc is, tot den welcken ghy ghecomen zjjt, ale tot den leuendigen Exo. 19. a. 6 . steep, soo timmert v tot een gheestelijck hugs, tot eon -{- Conincklijck Priesterschap, tot een heylich Volck, tot een tiTolck des eyghendoms, dat ghy vercondighen salt de duechden des ghecns, 1.Pe . 4, b. li, die v gheroepen heeft, als gnehoorsame kinderen . ~Die daer spreeckt, die spreke als Godts tiVoort, voert uweu dienst redelijck Bar. 4 . C . 24. wt, op dat u«-en schat niet ghelastert en worde, ende ghelijck Ru. G . b . 19. ghy voormaels neerstich gheweest hebt vin Godt of to treden, soo doet nv soo veel to meer neersticheydt om tot den HEERE to Gal. 6 . b. 12. keeren, ende zgt in dat selue oueruloedich . 4- Doet goet aen Mlle Nlenschen, aldermeest aen de Huysghenooten des gheloofs, ende 2 . Pet . 1. a . 5. siet dat ghy * in uwen ghelooue bewijst duecht, finder duecht bescheydenheyt, finder bescheydenheyt matelijckheydt, finder ma,telijckheydt Godtsa.licheyt, finder Godsalicheyt broederlijeke liefde, ende finder broederlijeke liefde ghemeyn liefde, 1st dat dese dingen oueruloodich by v zijn, so en sullen sy v niet ledich noch onuruchtbaer laten wesen in de kennisse des Heeren : 1'vlaer die dese dingen niet by hem en heeft, die is bunt ende tact aen de wandt, ende vergeet de voorleden reyninghe zijnder sonden. Also met v niet mijn Luc. 16. b . 9, lieue vrienden, * maect v vrienden vanden onrechtueerdigen Mam- Fo1.100 v°, mop, ende in//dien ghy t de geestelijcke goeden deelachtich zjjt, R1 o.C.o r1.59. .db.. 1217.. zsioj nl,a eetn doen d-eIr- mlaaletc adnadte roernd idnee etriljitjtcek ltiojec kgea egno,e deennd eo odce ncdtee:la,chtich filet is * Act.20.d.35, saligher geuen Ban ontfangen : Want wy lesen Joan. 6 . Batter som- Joan . 6. c. 26. mige den Heere volchden, 1ylaer de Ileere seyde : ;- Ghy en volcht my niet om Bat ghy teeckenen gesien hebt, mer om Bat ghy vanden broode gegeten hebt, ende versaet zijt. Daerom mijn licue Joan . 6, c .27. Vrienden, t en werckt niet spijse die vergaet, maer die ouerblijft * Mat . 4 . a. 4, int eewige leuen : Want * de mensche en leeft niet alleen by den broode, inaer by alle woort Bat daer wt den monde Gods coemt, 1. Cor. 6 .b .13. want t die spijse hoort den buyck toe ende de buyck der spijsen, maer Godt sal den buyc ende de spijse to niet waken . Also mijn lieue vrienden, als ghy v schict na den Euangelio, so salt ghy Juan . l5.a.1 . ;-zijn vruchtbaer rancken des warachtigen wijnstocx Christi, de lieflijcke olijftacken, die daer op Chriatum gebriffijt zijn Ende mijn lieue vrienden, en laet v niet afuallich waken vanden Euangelio, Phil . 3, b . 18. vanden * genen die den Cruyce Christi viant zjjn, die da,t Euangelium willen prediken sonder Cruys, en wilt sulcl :e nict geloouen, went dot zijn de gene die v vleesch liefhebben ende uwe siclen Eze. 13.b. 18. dooden, ende het zijn de bhene die de t Cussenen onder de armen leaghen, oft onder do hoofden, maer scheyt v vin alsulcken, want Ro. 16, b, 17, alsulcke * en dicnen niet den IIeere Jesu Christo, maer haren EEN VrRMANINGIHE DAN ADRIAEN CORNELISZ. [no. 2 .] 203 buyc, ende door soete prekinge ende smeeckende woorden verleyden sy de simpele herten, want ten is ons niet onbekent wat de Duyuel in den sin heeft, want de t Duyuel can hem verstellen in 2 .Cvr.t 1 .b.15. eon Engel des lichts, ist dan wonder of zjjn Dienaers de ghedaente hebben van buyten? 0 mijn lieue vrienden, een ;- dief en coemt Joan. 10.a .1U . niet dan om to stelen ende to moorden, // daerom schict v dat Fol. 101 r° . ghy van haer niet verleyt en wort, ende also valt wt v eygen vasticheyt . Daerom * houdt dat ghy hebt, op dat niemant v Croone Apo . 3. b. 11 . en neme, Ende -I die daer staet, die sic toe, dat by niet en valle, . 1 . Cor .10. b. want t wat hebt ghy dat guy niet ontfanghen en hebt, want -I- alle 12 •Y geestelijcke gauen ende volmaecte gauen comen van bouen vanden Jac i . b .17. Vader des lichts, by weleke geen veranderinge en is noch wisse- ' linge der duysternisse . Hierom vermaent malcanderen, min lieu Vrienden, alle dagen, so veel to meer als den dach Christi voorhanden is, ~ ende dat so lange alst heden genoemt wort, Ende Hebr . 3. b.13 . siet doch dat ghy t voor malcanderen sorge draecht, ende') en Gal . 6 . a, . 4. vraecht uiet veel mijn lieue vrienden, na, ander, als ghy by malcanderen coemt, of waer een yegelijck woont, maer in suleke dingen 4jt onwijs, ende -{- 4jt kinderen finder boosheyt, mer int ver- 1 .Cor .14 .c .2U. stant zijt out, grijs, ende bewaert de * duere ws moms voor den Mich . 7 . a . 5 . genen die in uwen acme leyt. Mlijn lieue vrienden, hebt 'F ghy Eccl . 5 . U. 14 . verstant, so antwoort uwen naesten, maer is dat niet, so si v hant op uwen mont, op dat ghy niet geuanghen en wort in een onbeleeft woort, ende wort also beschaemt . ;- En laet geen vuyl geclap Eph . 4 . c . 29. wt uwen monde gaen, maer wit nut is tot beteringhe, daer het noot doet, ende salich sy om to hooren, ende en bedroeft den heyligen Geest Gods niet, met den welcken ghy bezegelt z~jt, tot 9) Iletgeen flu volgt, de waarschuwing om toch niet to veel ~~na ander" naar anderen of naar elkander to vra ren komt ook fol . 3 i ro voor in eeil brief' vau Mans van Overdam maar vooral Adriaen Cornelisz komt daarop meermalen terunn , o, a. 104 vo108 vo . Waarvoor dit zoo noodi was is duideli'k . De gevangenen werden 1;'er~e' eld naar naam en woonPlaats van geloofs1;enooten ondervraagd . Tegen de waarheid in onwetendheid omtrent deze voorwenden wilder ziJ ' niet . Weigerden ziJ' de hunnen to verraden, dan kwamen ziJ' o1) de l'iJ'ubank : order de folterin~ ger verloren ziJ' licht de zelfbeheersching en lieten ziJ ' los tivat ziJ' wisten . Het eeni a middel om een ander niet in evaar to bren bnerl was dus inderdaad niets naders van hem to weten . Vele gedoopten zor ~'den er dan ook voor, dat ziJ' den naam niet kenden van den oudste die hen gedoo t had . Adriaen Cornelisz . komt op ziJ'n raad om hierin toch voorzichtig to ziJ'n meer dan eens tern r> o . a . fol . 108 vo> ~ ~ ~eliJ'k hiJ' ook }let ~~~elukkig zeldzaam voorbeeld biedt van een martelaar, die den sehiJ'n aanneernt alsof hiJ ' den reehter niet verstaat en een ontwiJ'kend antwoord geeft fol . 9014 ro. Doelen rnisschien de uitdrnkkin ren hierboven : »hebt giJ ' verstant" eil seen onbeleeft woort" o11_ ~ der~~eliJ'ke ~ ~ voorzichtigheid, een bewi' s J ~ r 's van Adriaens »cloeche yt" of eigenli'Jk slimheidl fol . 102 vo ? 204 ftET OFFER DES HEEREN. op den loch der versoeninge . Mijn lieue Vrienden, her mede hope ick orlof to nemen, en wilt my dat niet onweerdich of nemen, al hebbe ick v een weynich geschreuen, ick hope dat het tot stichtinge zijn sal, ende ick hebbe mijn neersticheydt ghedaen, met de cleyne gaue die my de Heere gegeuen heeft . // Fol. 1o1 v°. B3 my Adriaen Cornelisz Glaesmaecker uwen onweerdigen broe- 1. Cor .15. a,9. der, die niet * weerdich en ben een broeder to heeten, geschreuen in mijnder geuanckenisse, sittende int stoc, met noch twee medegenooten, ende noch een alleen, ende noch twee Susters, die beneden ons liggen, ende wy verwaehten alle dagen nae de verbssinge ons lichaems, ende once Pelgrimagie is al half door, hope ick. Ic hope dat wy de reste haest voleynt sullen hebben . Blijft Heb. 13. a. 3 . den Heere beuolen lieue Broedere . t Gedenet den geuangenen, wy gedencken v in onse ghebeden . Groet able liefhebbers der eeniger salicheyt, by namen, den tijt is nv al to scherp ') to schrijuen, Rom.12. b. 5. dus moeten `vy ons t schicken na den tijt. Weet hoet met ons ghegaen is in onsen laetsten tijt . Sondaechs quam by ons een Pape, als wy des maendaechs geoffert souden worden, die leyde ons voor, ende seyde : Ghy moet steruen. Ant- Joan. 19 . a . 7. woort : So deden de Joden ooc, ende seyden : * Wy hebben een Wet, daer na moet ghy steruen . So moeten wy ooc na K.eysers placcaet wtwijst . Mer wy hebben den Pape geuraecht, of haer dingen oprecht waren . fly heeft ons gheantwoort : Niet al, want 1. Cor. 5. a. 5, wy hebben oock abuysen in onse Kercke. Doen seyden wy : '~ Een weynich suerdeechs, versuert dat geheele deech . Doen seyde by Het moet gedeessemt wesen. Daer aen machmen mercken, dat haer dingen niet goet en zi}n, maer wacht v van alsulcken, want sy en Jer. 14; b.14. zijn van -!- God niet gesonden . Groet ons able de liefhebbers des Goddeljjcken Woorts . // Fol. 102 r0. Dit is zijn Belijdinghe oft Bekentenisse voor de Ouericheyt, ende voor de Papen. Jaco. 1, a, l . MIjn lieue hertgrondelijcke broeders ende Busters, t salicheyt 1 . Pet . i, a . 2. den twelf gheslachten, die al om verstroyt zijn, -I- in Ponto, Gala- 1 De tiJtlsotnstandigheden ziJjn nu al to gevaarliJ'k em toe to laten vr~"Jnit to schrJijuen . EEN BELIJDINGHE VAN ADRIAEN CORNELIS7, . [n°. 3.1 205 tien Cappadocien, Asien, ende Bethynien, met * alle die den Heere i .Cor. i. a. 2. aenroepen van reynder herten, in hare ende onse plaetsen . Iek moet v nosh een weynicli schriJuen, ende bier mede hope is mijn afscheyt to maken . Ghy suit weten, hoe dattet gegaen is in mijnder geuanckenisse . hot is ghebuert dat ick tot Leyden ghecomen ben, ende ick daer spreeckendc met eenen Broeder, ende het verwonderde ons, hoet quam dat sy onse Vrienden so lange hielden 1), so droegen wy ouer een . Ick soude den Schouten knecht gaen spreken, die genaemt is Jan van Delft. Ende hem vraghende, poet met de geuangenen was, oft sy niet schier opgeoffert en sonden worden : So seyde by : Ic en hoore niet met alien daer van. Doen seyde is : Het valt v groote moeyte, dit lange liggen '). Jan. Ick naem den tijt wel verdrach 3), dat het schier een eynde waer. Adriaen. Ghy en cont nauwelijc meer voort . Jan . Ja dat is waer . Adriaen. V soude wel wat gemacks dienen . Jan. Het waer schier tijt. Adriaen. Jan Jansz, is had v wel een wevnich willen spreken van sommige saken. Jan . Ick heb hier noch een weynich to doen, ick sal wel met v spreken, vertoeft my hier een weynich . Ende ick vertoefde wat, ende by quam noch al eer by de geuangenen bestelt oft eten gebracht hadde, ende hy quam b3 my * vriende- Pea . 55. c. 22. lijc spre//kende, ende mijn woorden nam by so lieffelijc aen, ende Fol. 102 v° . ick en wiete anders niet, by en woude once gelooue ooc aen nemen . Doers seyde ick : Jan Jansz, wat dunckt v, wilt ghy dit regiment verlaten, ende de geuangenen los laten, ick salt makers dat ghy wel zijn suit, want het staet in uwe handers, ghy hebt de sluetels . Ende by hadde tegen onse vrienden al in de geuanekenisse geseyt, eer dat is hem dit seyde : Wil ick de duere eens op laten staen, dat ghy wt loopen muecht? Wat Bout ghy dat doers, seyden onse Vrienden. Ende op die sake sprat ick hem to stouter aen, ende ick worde gedachtich dat woort van Paulo ende vanden f Stock- Act. 16. d. 25. meester, oft de Heere ooc eenige genade gegeuen hadde aen desen, door het vermanen van onse vrienden, so had is veel sprekens met hem. Ende by vra.echde of ick wel kende, die hy my noemde . Ick seyde : Neen, maer is heb daer wel of gehoort, dan een noemde hy, die is wel kende . Doers seyde ick : Ja, dien kenne is wel . So vraechde by my, vin waer is was . Ic seyde : Ic ben van Schoonhouen geboren, maer ick en seyde niet dat ick to Delft woonachtich was, Maer hoe cloeck dat ik was, de * Duyuel was noch Gene . 3. a. l . looser, alst wel bekent is . Doers hadden wy lange gewandelt to 1 D. i. : zoo lan ne hielden zonder hen to vonnissen : zoo k warren wiJ' overeen n .1 . ten oPzichte van 'tbaeen flu volgt . 2 Ni . dat de gevangenen zoo lang in den kerker bleven . 3 Liet miJ ' den tiJ'd wel welgevallen indien dat enz . `LOB HET OFFER DES HEEREN. samen, ende wy quamen weder aen de gheuanckenisse. Doen seyde by : Wilt ghy de gheuangenen eens spreken ? Onuersaecht ick ingaende, quam by onse lieue Susters, ende ons onbekent houdende tegen malcanderen sprekende : Doen ginck desen Dienaer een weynich wech, ende sprac tegen eenen anderen dienaer. Doen each ick wel, hoe dat ick geuaren hadde. Nv mocht yemant vraghen oft seggen : Waerom ginct ghy daer in ? 0 lieue vrienden, mijn vleesch Fol. 103 r°. ende bloet en dreef my daer // niet in, het is al verloren gheloo- Pea.139. a. 7. pen oft geiaecht, maer het is recht ale de Propheet seyt. t Wy Sap. 16. b.15. mogen wel vlieden, maer niet ontulieden. Daerom wy moeten al comen daer wy zijn moeten . Ick en dacht niet, dat is to Leyden een geluckighe reyse hebben soude . Ende doen vraechde de ander dienaer oft ick bouen by de ander gaen woude . Ic dacht, het is so quaet alst worden mach, ende is ginc bouen, ende doen sloten sy de duere achter mi toe, ende de eene ginck om den Schout, ende een weynich bouen zijnde, ende onse vrienden sprekende, so ginc ick weder beneden, doen deden si de duere open, ende daer stont de nacht Schout voor de duere . Doen seyde by : Ghy moet hier een weynich blijuen : Doen vraechde ick, oft ick bouen gaen Mat. 10. a. 4. wilde. Hy seyde : Jae. Doen seyde ick : -I- Christus die hadde twelf Joan. 6. g. 70. Apostolen, ende deep was een Judas, maer hier en wasser maer twee, ende deep is een Judas. Nv wel aen, de Heere sy gheloeft van zijn ghenade, ende niet lange toeuende, doen sloten sy m3 Esc,. 59. b.15. bouen alleen, ende is begost terstont to singen dat Liedeken : * 0 waerheyt, hoe zijt ghy nv vertreden 1). Maer ick en hadde niet langhe respijt, want daer quam soo veel volt%, ende terstont quamen sy ende benamen my mijn Testament, ende dat Liedeken van once vier Vrienden, dat ick ghemaeckt hadde 2). Doen aloten sy my beneden by E. S. Ende niet langhe duerende, so quam de Schout met den geheelen Raet, ende de Poorten worden ghesloten, ende men seyde, daer wasser een dozen binnen Leyden, ende sy waren so neerstich, meynende dat sy een %root FIans oft Capiteyn hadden, eylaes peen sy . Doen vraechde de Schout. Waer is v rappier 3) ? Ick antwoordde : 1ylijn Meester en heeft my geen rap- Fol. 103 v° . pier lceren dra//ghen . Schout . Wie is v meester ? Adriaen. t Chris- Mat. 23. a. 7. tus is mijn meester. Schout. Christus is ons alder meester. Adriaen . tiVaer Christus v meester, ghy en lout v niet veruorderen teghen Acto. 9. a. 5. hem to veehten, maer -~ het sal v hert vallen teghen den prickel 1 Dit lied komt in alle uitggaven der Veelderhande Liedekens voor. 2 Zie in het Liedtoek hierachter fol . 37 vo. 3 Men verdenkt misschien edachti aan het komplot der Baten urg•e r. 5 Adriaen van g~,ewelddadi a plannen ; eene verdenking, die antlers in dezen tJi'd ~' weinig meer voorkomt, o . a . fol . 118 ro ,; wel de herinnerinl ,aan Munster, o . a . fol . 145 V . EEN BELIJllINGHE VAN ADRIAEN CORNELIS7. . [n0. 3 .1 207 to stooten . Schout. Bat coemt op ons. Doen vraechden sy waer ick gheslapen hadde . Adriacn. Ick hebbe wel geslapen, hebt ghy qualijek geslapen a Schout . Neen, is salt v doen scggen . Doen vraechdc een van de heeren, oft is verdoopt was. Ick seyde neen, is ben eens * recht gedoopt . Schout . Wie heeft v ghedoopt? Doen vraechde Mat . 28.c.19. ick, oft by oock gedoopt woude wesen. Schout . En schaemt v niet Mar . 16. b.15. to seggen, ick sal v wel seggen, waer ende van wien ick ghedoopt ben : Icier in S . Peters Kereke. Adriaen . Wilt ghy mede ghedoopt zijn, so sal ickt v wel seggen . Schout. Daer en heb ick noch geenen moet toe . Adriaen. Ghy en zijt daer ooc noch niet bequaem toe. Schout. Waer is de knecht metten I3oet, die met v ginc? Adriaen. Ic en weet van geenen knecht met een hoet. Schout . Wy hebben hem met v lieu gad . Adriaen . Heer Schout ghy liecht, ende 4jt ghy Christus dienaer, so * en behoort ghy niet to Eph . 4. c. 25. lieghen. Doen deden ') sy my dat Liedeken van de vrienden, ende vraechden my, wie dat geschreuen hadde . Ick seyde : Ick hebbet gheschreuen. Doers vraechden syy oft ict ooe gedicht hadde . Ick seyde : Ick hebt geschreuen, maer ick en seyde van gheen dichten. Doers seyde de Onderschout . Ghy waert een vrijdage tot mijuent, ende ghy seyt 'Z) my een Refereyn van Maria Magdalena. Adriaen . Ghy hebt ooc gelogen, want mijn Meester en heeft my gheen Refereynkens gheleert. Onderschout. Oft een Vermaninge . Adriaen. Ten // is so niet . Doers seyden de Dienaers, ende meer andere : Fol. 104 r° . De knecht is droncken. Ja lieue Vrienden, doers worde is dent- , kende om de woorden Petri, Act . 2 . Hoe die droncken warm, also Acto . 2 . b. 12. is ooc, want is en hadde bier noch broot gheproeft vanden gheheelen daghe . Doers souden sy weder wech gaen, ende sy en wisten gheenen raet met my, waer sy my leggen eouden, want Jan van Delft de dienaer seyde : Tiet is redelijck met E . S. nv sa.l hem dit boefken wreder verderuen . Nlaer sy leyden my daer noch by. Pit ghebuerden al to samen op den selfden 1Vla .endach als ick gheuanghen was. (I Donderdaechs daer nee, quam de Schout met twee Schepens, ende eenen Commissarius wt den IIage, ende my veel vragende, ende niet `villende seggen, ende noch vragende wa,er ick geslapen hadde, ende niet begeerende to seggen, Ende noch veel andere saken, die to lanck wa,ren to verhalen, noch vragende : Kent ghy Gielis van Aken wel? Ic seyde : Ic en heb mijn leuen to Aken niet geweest 3). Daer lange op vragende, doers seyde ick : Ick 1 ZiJ ' overreikten miJ', hidden miJ' voor . 2 Fontief g.eschreveii voor »zeidet" • zooals Adriaen ook doet fol . 107 v~~ . 3 OntwiJ'kend antwoord . Zie de aanteekening op fol . 101 r~ . 208 uET OFFER DES I1EE1UN . kenne hem. Doen vraechden sy waer ick by hem geweest hadde . Ick seyde : Ick en Bout v niet contien wijsen . Dat bleef daer staen . Doen seyden sy : Men salt v wel doen seggen . Doen seyde ick Mijn heeren, ick hebbe my altijt ghemijdt om niet veel to weten, op auontuer, oft ick geuangen worde, dat ick niet veel en hadde to seggen . Doen leyden sy my de Brieuen voor, die ick haer gesonden hadde, ende dat Liedeken, ende sy sagen wel dat het een schrift was, maer is en beleedt dat niet '). Ick dachte, ick sal noch vroech genoech comen, want ick moet haer dock wat seggen, als sy my pijnigen, want de sake ginek my seluen aen, ende Fol. 104 v° . daerom en // versweech ick dat niet, doen ick gepijnicht worde, maer van anderen en hadde is geen beuel, om die to belaaten, ende ooc so en begeerde ick niet to willen weten, waer de Vrienden woonden, als ick yemant sprat . Ende weet lieue Vrienden, van dese sake is groot gebreck onder sommige, die altijt vragen na deen ende na dander, ende alsmen dat niet en seyt so en nemen zijt niet wel. Och lieue Vrienden, moist ghy moat een lijden dat het is, als ghy geuangen lout zijn, ghy en Bout so niet vragen. Daerom wilt ghy moat vraghen, so vraecht na dat gelooue, twelck v siele mach salich waken . Siet mijn lieue Vrienden, wilt dit ten besten nemen, want is hebbe v dit wt liefden geschreuen . Ende alle de pijne die is geleden hebbe, dat is om ander to weten 2). Dus weet ghy luttel, to minder hebt ghy to antwoorden . Doen besach de Commissarius mijn Testament, ende by seyde : Dit is een verboden Testament . Ick seyde : Daer hebt ghy ooc ghelogen. Doen sweech by stiL Ende den auont quam . Doen ghingen sy wech, ende beloefden my een dageraet 3). Q Saterdaechs smorgens quamen si alle voor acht vren, ende sy brachten my in den Pijnkelder, ende daer was de Buel . Doen vraechden sy my, oft ick niet anders bedacht en was, om to seggen. Ic begost haer to vermanen . Doen seyden sy : Wy en zijn hier niet gecomen om van v gheleert to zijn, dan wy vragen v oft ghijt seggen wilt . Ende mijnen sin en atom soo niet . Doen ontcleede my de Buel, ende by bant mijn handen op mijnen rugge, ende daer was een wjjndaes, ende sy bonden eenen block aen mijn beenen, ende also ophalende, lieten sy my so hangers . Doers vraechden sy my int hangers, ende is en sprat niet, ende weder neder Fol. 105 r°, latende, vraechde de Schout, // waer ick ghewrocht hadde, sint 1 BlJi'kbaar was ook cjitmaal voor eene veroordeeling eigen bekentenis van den aani;eklaagde noodig : waartoe anders al die moeite ? 2 Om anderen to weten to komen . 3 Zal wel ziJjn : ziJ ' beloofden miJ' een bePaalden dag, waaroP ik hen weder zou s Preken, EEN BELIJDINgHE DAN ADRIAEN CORNEI.ISZ . [n°. 3.] 209 dat ick wt Vlaenderen geweest was . Tot Delft, seyde bk. Sy noch meer vragende, Ie niet begeerende to seggen, doen haelden sy my weder op, ende ey bonden tblock af, ende de Buel leyde een hout oft jjser tusschen mijn beenen, ende daer ginc hq op ataen, ende mijn beenen waren to samen gebonden, neder latende, vraechde de Schout, oft ick niet gheweest en hadde to Leyden op een seker tit die by noemde, met noch sea van mijn vrienden . Ick en beleedt dat niet . Doers tooth de Buel my weder op, ende sy hadden mijn ooghen verbonden, ende sy namen roeden, ende gheesselden my. Neder latende, aeyde de Sehout : Segt dat, oft ick salt v segghen. Ick en begheerde niemant to belasten. Doers haelden sy my weder op, ende togen my by mijnen baert, ende by mijn hayr, ende op mijnen rugge slaende ende geesselende, maer is en each niet, om dat mijn oogen * verbonden waren, wie dattet dede . Sy Lnc . 22. d. 63. mochten ooc geuraecht hebben : t Wie heeft v daer geslagen. Mat . 26. g. 57. Somma, dat is met seuen oft met acht roeden geslagen was. Ende Si mi neder latende, ende is in lange niet antwoordende, so begoten sy my met water, vreesende van beswijmen, ende int hangers hadden sy my ooc begoten, ende is neder sittende, in lange niet sprekende, soo seyde de Schout : Ghy en willet niet seggen, ick salt v seggen : Ghy hebt tot Steuen Claesz geslapen . Adr. Pat is waer. Schout. (shy hebt hier voor de geuanckenisse geweest met noch ses van v vrienden, ende hebt de gheuanghenen •1- vermaent, Act. 14. d. 21. dat ay vromelijc strjden souden, ende dat sy by haer gelooue blijuen souden, ende ghi zijt begaen ende hebt een schuyt ghehuert voor ses stuuers : Wat was dat voor een knecht die de schuyt toe hoorde, ende de knecht die in de ander // schuyt was, die de Fol. 105 v° . Schipper een halue stuuer gaf, daer by zijn kilt aen bestaeyde 1), om dat by met v varen soude . Ende by moist al hoe de knecht hiet, ende moat wy gedaen hadden dat moist by oock al, ende hoe datter een vrou met one was, ende hoe wy gelesen hadden, ende hoe datter twee metten blooten hoofde eaten, ende waer wy op gegaen wren. Doers seyde ic, dattet so was, ende so schreuen zijt, maer ick ontschuldichde die twee, van de gene die in de schuyt warm, maer ten baette niet, dat bleef daer staen. Poen thoonden sy my de Brieuen, tot vier oft vijf toe. Ja (seyde ick) is hebse geschreuen. Doers seyden sy : Dit is de Placcaet schrijuer, dat en behoort ymmers niet, seyden de Schepena, dat ghy den Keyser so neder set. Doers seyde is : Ic en sette den Keyser niet neder, hoe 1 Van bestaden : aan iemand van de hand doen . Bestaaien zal wel de platte uitsPrack van Adriaen Cornelisz, zJijn a die over 't geheel weinig keurig in taal en stiJ'1 is . II, t4 `LIO HET OFFER DES HEEREN. groot de geyser is, de opperste Keyser is noch grooter. Brengt my eenen Bibel, ick salt v bewjsen, dat ick geschreuen hebbe . Doen seyden sy : Waerom hebt ghy dese Brieuen geschreuen ? Ick seyde : Iek hebse gheschreuen, om dat my iammerde, ende dat gh3r uwe vingeren niet meer bebloeyt en sout maken, ende ghy eens Jone. 3. b. 5. boete lout doers, * als die van Niniue deden . Dat bleef daer staen . Mat. 12. d. 41. Doers vraechden sy, wat is hielt vant Sacrament des Altaers. Ic eeyde dattet niet en docht . Vrage . In hoc langhe en hebt ghy daer niet gheweest ? Antw. In vier Jaren niet . Vraghe. Hebt ghy soo lange van desen ghelooue geweest? Antw . Neen . Vrag. Waerom en ginct ghy dan daer niet? Antw. Wt onuerstant') wist ick wel, dattet niet en docht . Doers gingen s3T loopen. Sy hadden met my doende geweest van acht vren tot half tweluen toe, smiddaechs . Pit is mijn reden die is hadde, lieue vrienden, en versaecht v Fol. 106 ro . niet, al ist wat strenghe // geschreuen z), t de Heere helpt den 1.Cor.l0.b.13. zijnen wel, had -I- de Heere my niet geholpen, ten hadde niet +PPhsia.. 142. 4b.. a123. mogelijek geweest om to dragen, maer * wy vermogent al door . dien, die ons machtich maect, de welcke is Christus. Ende gelijc 2. Cor. l. a. 5. het t lijden Christi veel ouer ons coemt, so coemt des trooats veel Gal. 6. b. 19. door Christum. flier by wil ick dit laten . -!- Ick drage de litteeckenen (deer Paulus of spreect) in m~;jn lichaem . Q Sondaechs smorgens quamen sy, ende lasers mijn examinacie op, ende vraechden oft so was. Doers Overt ick gedachtich, dat van- Sep. 3 . a. 3. 3) den Propheet gheseyt is : * Flet zijn Woluen aen den a,uont, die Esa. 59. a. 7. totters morgen niet ouer en laten blijuen, Ja die met haren t voe- Pro. 1 . b.16. ten snel loopen om onschuldich bloet to storten. Doers seyde iclt tegen den Schout, oft by noch niet schier versaet en was van dat onnoosel bloet, dat by so neerstich was inden wech der ongerechticheyt. Doers seyde by : Ick en doode v niet. Ick seyde : Skeysers Mandament Boot ons, maer ghy Bout dan to vreden wesen met hot gene dat ghy hebt, ende niet na moor vraghen . Waer mode wilt ghy bewijsen, dat ghy ons moecht dooden. Daer staet gheschre- Mat.18 . b .15 . uen : -{- 1st dat ghy v Brooder siet sondigen, so straft hem tussehen v ende hem alleen, wil hi v dan niet hooren, so neemter noch eon ofte twee tot v, wil by dan uoch niet hooren, so segget de Gemeynte, wil by dan niet hooren, so hout hem als een I -Ieyden, iae als een openbaer sondaer . Daer en spreect de Schriftuere van gheen dooden . Schout. Wy hebben al a,nder Schrift, daer Pan- 1) Doordat ik toen mineJ tog'enwoordiga J'uiste kennis omtrent bet avondmaal no g niet laezat wist ik wel of held ik het ,plthans er voor, dat het niet deagde n .i . dat ik van let sakrament de mis wegbleef. 2 Weest niet bang, al stel ik wat booga eischen . 3} Zet'banJ's . EEN BELIJDINGFHE VAN ADRIAEN CORNELISZ . [n°. 3. 211 lus seyt : ~ De Ouericheyt en is niet to vergeefs Beset, want Godt Rom .13. a.2. heeftse selfs geboden. Adriaen. Ja, t den goeden tot bescherminge, i .Pet. 2.b.i4. ende den boosen tot straffinge, maer my dunct dattet al verkeert is, dat den goeden // tot straffinge is, ende den quaden tot be- Fol. 106 v° . scerminge . Schout. Wy sullen v wel bewijsen dat wy v dooden mogen, met Boecken. Adri. Pat en suit ghy niet doen metten Euangelio . Ondersch. Wit weet ghy dattet den Euangelium is? Adri. Daer staet geschreuen : -!- Betert v, ende gelooft den Euan- Mar. 1 . b. 15. gelio. Onders . Daer zijn acht Euangelien geschreuen . Adr. Ick ben wel to vreden met de vier, connen die my niet leeren, de ander en souden my niet leeren . Sch . Adriaen Cornelisz, wilmen v Gheleerden beschicken, dat ghy v laet onderwijsen met des Fieeren woort? Adri. Ic wil my wel laten onderwijsen met des Heeren woort. Schout. Dat is wel gesproken . Adr. Ick en wil met haer niet spreken, ten si dattet gesciede in presencie van de Wet, ende int bywesen metten genen die met my geuangen zijn . Dat en behaechde haer niet . Doen gingen sy wech, ende de Schout voer terstont na Delft. Q Drie weken daer na quam de Schout in de stock, daer wy saten onder ons drien, ende by vraechde, oft ons niet schier en begonste to verdrieten . Wy seyden : Neen. Doen seyde is : Jacobus seyt : * Neemtet voor eon exempel ongemack to lijden . Feet taco . 5 . b . 10. verwonderde haer, dat wijt so cleyn achten . Doen seyde ick tot den Schout : t Gelijc des lijdens Christi veel ouer ons coemt, so '2 . (or i a r~ coemt ooc des troost veel door Christum . Schout. Ic soude meynen, dattet v al soude verdrieten . Adr. Begintet v ooc niet to verdrieten, dit 4- bloet to storten? fly en antwoorde niet . Doen Pro. l, b, 16 . vraechde hy, oftmen ons Gelecrde bestellen wilde . Wy seyden ''` Wy willen altijt wel onderwesen zijn met des Heeren woort . 2 . Tim2.b15. Schout. Men sal v anders niet onderwijsen dan met des Heeren woort. Antw. Wy willen ons gelooue altijt geuen om eon beter, op datmen niet en seyt, dat wi ,/ t opstinaet staen, ende so be- Fol. 107 r°. hoorden ons wederpartije oock to doen. Schout . Pat is so, let v I)en .10. b.16 . onderwjsen, op auontuer, oft v blijuen bier niet lange en waer . Adriaen. -I. Ghy en weet niet, oft v blijuen bier lange sal z~jn . Mat. 25. x.13. Ende al zijn wy nv * als verlaten, de bore sal ons haest ghena- Joan . l4.b.t8. dich zijn. Dat bleef daer staen. Doen seyde by : Men sal v yemant 16 . C . 22. bestellen. Doen riepen wy hem toe, int afgaen vande tra,ppen, dat by eenen Bibel mede soude brengen, oft eon Testament . Q Achter den Noon quam daer een Pape met twee dienaers, ende by quam so ~ schoon voort, ende by dede zijn Cremerie voort'), Pga . 55 . c . 22 . 1 HiJ' trail zoo huPsch op en bond ziJ'ne koopwaar krameriJ' aan . 212 HFT OFFER DES ITI:TILF1 . ende meynde wat to vercoopen, ende by sprack so lieflijc . Ende als daer een wt ons op sprack, doen bracht by veel voort . I)oen Mar. 8 . b.15. seyde ic, dat ons de Heere ghewaerschout hadde i voor den dees- Lna 12 . a. 1. sem der Phariseen, ende voor den genen die in lunge cleederen wandelen. Pape. De cleederen en sullent niet doen . Doen seyde ick, dat haer dingen niet en docrten, Kinderdoop, Clocken luyden, Misse, ende al haer lueren '). Doen sprack by daer op, dat heylige Doopsel der kinderen, dattet recht was . Ic vraechde, wa.er dattet recht beschreuen stont . Pape. Tot den Corinthen in den eersten 1 .Cor.16.b.25. Brief, int 16 . Capittel. Adriaen. Daer stet -{Stephanens huysghesin 4jn de eerste in Achaia, die haer totten dienst der Heyligen begeuen hebben, dit en conden ymmers geen kinderen wesen, de kinderen en connen hen niet begeuen totten dienst der Heyligen, Acto.l6.e.33. maer men moet de kinderen selfs dienen . Vanden * Stockmeester met zijn huysgesin vraechde by ons, oft daer geen kinderen en waren. Ant. Neent. Pape. Wat weet ghjjt? Adri . Daer staet also geschreuen : De Stocmeester verblijdde hem, dat hij in Christum Fol. 107 v' . Jesum ;/ geloouich gheworden was met zijn geheel huysgesin, de kinderen en connen haer niet verblijden vant gelooue, want sS en hebben Been gelooue . Doen was by oock dyer wt, desgelijcx van Act. 16. b.14. - Lydea de purpur vercoopster voer by ooc so mede . Pape. Doen is ionc was, doen hadde is mgn gelooue also volcomelijc als is nv doe. Adri. Wat seyt 2) ghy doen ? Doen antwoorde by my niet . Ende by seyde : Doers is geboren Overt, doers hadde ick de hant, ende is en wistet niet, also ooc mijn ghelooue, dat was in my verborgen, ende de erfsonden die ick hadde, die worden daer mede wech genomen door de herboorte des waters, die daer op de Vonte gheschiet . Doers vraechde is hem, oft het water voor hem gecruyst was, oft Christus. Pape. Christus. Adri. Nochtans soect ghy salicheyt int water. Daer sweech by op. Doers vraechde Dierick Jansz waer dat geschreuen stout, datmen de clocken doopen sal . Pipe. Dat is van de heylige kercke ingestelt . Ende noch van dat Mis doers. Doers seyde by, dat by God inde Misse hadde in Joan. 10. a. 8. vleesch endc in bloet lichamelijc. Doers seyde ic, dat by een * vert . Joan . a. 7. leyder was. Pape. En heeft God niet geseyt : t Neemt, eet, dat is +Mt.26.b.25. mijn vleesch, ende drinct, dat is m~jn bloet, ende so dicwils als ghi van desen broode eet, so cult ghi des Heeren doot vercondigen? Daer hadden wy veel spraecx af . Doers vraechde is hem, oft by ooe wel gelesen hadde jut 1 . Tim . 4 . Pape. Ja ie. Doers 4 Loners vodden ; dit is althans de beteekenis in 't Vlaamsch . Adriaen kan ook bedoeld hebben : leuren venten zooals hiJ' nu en dan sPreekt van de kramerJi' der Papen . 2 Zeidet. EEN BELIJDINGFIE VAN ADRIAEN CORNELISZ . [n°. 3.] 213 vraechde ic, oft by een Testament mede ghebracht hadde . Pape. Ja, bier is een Testament in Latijn . Adri. Wy en hebben in geen Latijnsche hooge scholen school ghelegen, dan in dat hooge vermaerde school des Euangelije, daer de geest -'r Gods leermeester Joan. 16 .b .13 . of is . fly seyde, by Bout wel in duytsch lesen . Doen las by van die J/ daer * verboden to houwen ende to trouwen, ende verbie- Fu1.108 r° . den de spjse . Doen vraeehde ick, van wien dattet gesproken was . 1. Tim .4. a. 3. fly seyde, by en wilt dat niet. Adri . Sijt ghy een Leeraer, so behoort ghy dat wel to weten. Pape . Jae, het staet van de eyndinge der werelt. Adri . Daer staet vande laetste tijden, wilt ghy nv seggen, dattet de * laetste tijt niet en is? Doen sweech hy, 1 .Joan.2.b.18. ende seyde, dat by dat houwelijck niet verboden en hadde, noch de spijse. Doen seyden wy : V Vader heeftet gedaen, namelijc de Paus. Ende ghi hebt met t Haman wt geweest om Mandamenten 1 .Heat.3.b.8.') to vercrijgen, om ons ende den onsen to dooden, ende ghy hebt den Keyser mede helpen gheuen thien duysent ponden siluers z) . Pape. Ic en doe niet . Adri . Sijt ghy Christenen, de Christenen en behooren niemant to veruolgen. Pape. Wy en veruolgen v niet. Doen vraechde is hem, oft de Christen Ghemeente veruolchden, dan oft sy veruolch leet. Pap. Sy -Ilift veruolch . Doen vraechde 2.Tim.3.b.12. ic, waer by veruolch leet, oft wijt niet en zijn, die veruolch lijden . Pape. Wy lijden veruolch vanden Duyuel . Doen vraechden WY, waer dattet geschreuen stont, datmen ons dooden mochte om onse gelooue. Doen seyde hy, dattet gheordineert was om die quade Seckten. Wy seyden : Wy en staen gheen Secten toe 3). Pape. Men vermoedet, oft oock met v so gaen mochte . Doen seyde Dierick Jansz : Hangtmen wel een man, die men vermoedet dat by ghestolen heeft, sonder dat gedaen to hebben ? So en mochtmen ons ooc niet dooden, eer dat aen ons beuonden wort. De Pape ginc ten laetsten, ende wy hadden hem met vele dingen, daer by geen verstant af en hadde . Ende ick seyde, dattet een was, die (hod van sijn eere beroofde, door haer biechten 4), dat sy de * sonden Luce . 5. c.22. willen ver//geuen, daer was by oock in geslagen, ende doen ginc Fol. 108 v° . by wech. Ende ick hope dat wy onse offerhande haest doen sullen met malcanderen . Och mijn lieue vrienden, siet doeh toe dat ghy * malcanderen L Ti . 4. b. 13. '1 Het kanonieke boek Esther, dat bier ~4 Esther" heet met het oog 0P de vervolgen daarop, die onder de apocriefen voorkomen . 2 Bi' eene belle door de Staten toegestaan . 3 WiJ' kleven geene sekten, geene afscheidingen van de christeliJ'ke kerk a an . Verondersteld wordt : wiJ' vormeu immers zelven de eene ware kerk, onze ;.n, emeenschaP ~ wil niet antlers dan a l 1 e geloovi~gen in zich olpnemen . 4 De bieclit a(iierneu en daarotp absolutie verleenen . 214 HET OFFER DES HEEREN. doch waer neemt '), ende voorsichtelgek wandelt, want de menschen zjjn so ontstelt 2), ende sy doers so groote neersticheyt om onsen broeder 3), waer by is . Hierom wandelt hier wat wijselijeker in, dan uwer sommige doers, want lieue Vrienden, sy souden leelgck met hem handelen, waert dattet de Heere toe liet, als sy hem hadden : Daerom neemtet ten besten, want daer zijn soo weynich Mat. 9 . d . 37. t Arbeyders inden oogst. Daerom die nv inden oogst zijn, die Luce . lU. a . 2. neemt waer, dat ghy die besorcht ~). Ende noch lieue vrienden, als ghy by den anderen coemt om van des Heeren woort to spreken, 1 . Tim . 4. a. 7. so en ouerbrengt v tijt niet met onnutte clap, ~ ende met ouder Eph. 6. b.13. Wijuen fabulen, maer oeffent v finder Godtsalicheyt, * op dat ghy muecht wederstaen in den quaden dach, ende in Allen dingen bei . Pet . 2 . a. 5 . schut staen, ende 4jt altijt neerstich dat ghy met eeren t timmert +Apo22.b .11. den gheestelijcken Tempel tot op de toecomst ons Heeren . -I- Die heylich is, werde noch meer heylich, die reyn is, werde noch meer 1. Tess.4. a. 1 . reyn, ghelijck Paulus schrijft totters * Thessalomcensen, dattet haer niet noot en was to achrijuen, maer by seyde dat sy noch oueruloediger worden souden, alsoo ooc ghy lieue Broeders . Leest de vermaninge die is v geschreuen hebbe, de welcke v wel sal ver- 3. Joan. b.15. toont worden . t Groet my alle de vrienden finders Heere, bysonder G. onsen broeder 5) eenen getrouwen dienaer, ende si groeten hem alle die inde banden zijn, ende alle liefhebbers der waerheyt doers Si ooc groeten. Sijt den Heere beuolen, ende weet dat wy noch alle wel gemoet zijn, de Heere sy geloeft altijt . // Fol. 109 r°. MIJn lieue vrienden, ick moet v noch een weynich schrijuen, dat Pappier hier voor viel my al to tort, want lieue vrienden, dat pappier is al diere a,ls wy in banden zijn, maer mite dat Habacuc 6) my nosh wat pappiers brachte, so schrijue is v noch een weynich van sommige saken, die wy in de geuanckenisse hadden, die hier voor vergheten zijn . So fist ghebuert, dat de dienaer die 1 Zorgvuldig ten oPzichte van elkander handelt . 2) Boos heftig. 3 Misschien Gillis van Aken den bekenden oudste n asr wren de rechters biJ Adriaen inlichtingen hadden gezocht, fol . 904 r° . 4Hetzelfde als swaernemen" : zorgvuldig• ten hunnen oPzichte h andelen. 5) Alweer Gillis van Aken ? 6 Naam voor een of antler goed vriend die e~legenheid h ~ had bevonden om d ~ en gevangene to hezoeken ; missehien ook voor den cipier of een zJ i'ner knechts , die aan Adriaen dozen dienst bewees . De naam is ontleend aan een de r Aanhangsels op hot book Daniel : Bet verhaal van liel en den dragkand er de aPocriefe boekeii oP~~ genonnen . Daarin wordt vets 33 vgg. van den profeet H,abakuk verhaald dat de 1:ng ~ ei des Heeren hem die 'uist een schotel spisJaan de maai ors bracht natuurliJ'k elgens in hot Joodsehe land door de luclit naar Babel voei 'd e : char moest hiJ', ongedachte eu velt :,ssende bode, di~~ verkwikking a ; t!1 t!l Dttlic .l., die zieh in rlen leeuwenkuil hevond htciige~,ii. EEN BELIJDINOHE PAN ADRIAEN CORNELISZ . [n°. 3.1 215 my verraden hadde, die quam ons teten brengen . Doen vraechde ick hem, oft is hem in eenige saken misdaen hadde, dat hijt my wilde vergeuen, ende ick sprat hem so dicwils so vriendelijc toe, als ick conde, dwelt * ons oock gheboden is . Doen seyde by : (shy Mt. 5. e. 44. en hebt my niet misdaen, noch gheen vanden uwen, t doort lief- Re . 12. b. 20. lijck spreecken ende liefde toonende, schaemde by hem, dat by 1 . Pe. 3. b.16. my verraden hadde, end.e dat ick hem noch so lieffelijck toesprack . (1 Noeh sommige reden vanden Pape die daer quam om ons to onderwijsen . So vraechde ick hem oft by oock gelooue hadde. lily seyde : Ja. Adria. Sout ghy hier by ons in den stock sitten een maent, is dencke dat ghy v gelooue wel verloochenen sout. Pape. Ic en soude mogelijc niet . Doen begost by vant gelooue to spreken, ende by seyde dattet gelooue onbegrijpelijc was . Ic seyde : Islet gelooue onbegrjpelijc, hoe connen wy dan salich worden? Doen was by geslagen . Doen verhaelden wy een weynich vande Sendinge der Predicanten, ende hoe Paulus seyt, dat de -F Leeraers i . Tim . 3. a. 2. zijn sullen onstraffelijek, ende voortgaende de reden volgende, dat Tit . l. a. 7. sy sullen zijn gastvry . Doen seyde is : Ghy lout al lieuer to gast gaen, dan ghy yemant hebben lout to grit . Ende een ontfangher der vreemden . Doen seyde is : Oft is tot uwent quaem // sout ghy Fol. 109 v° . my wel willen ontfangen? Pape. Mogelijek ia . tiVy hadden noch spraec van den kinderdoop, dat woude by beweeren met de Huysgesinnen. Doen vraechde is hem tot wien dat de Schrift spreeckt, ende * spreecktse niet totten ghenen, die t ooren hebben om to Mat . 13. a. 9. hooren, ende herten om to verstaen? Pipe . Ja. Doen vraechde is +Apo. 2. a. 7. hem, oft den kinderen eenighe Schrift toe quam . Pape. Neen. Adriaen. Coemt den kinderen Been schrift toe, so en coemt haer oock geen Doope toe . Doen was by bestrict, ende doen hadde by wt met zijnen kinderdoop. Icy sprack noch van Christus -I- vleesch Joan . 6 . f. 53. to eten, ende zijn bloet to drincken, hoe Christus 4jnen Apostolen vleesch gaf van zijnen vleesche, ende bloet so wterlijc to drincken, Doen seyde ick, dat by erger was dan de Joden . Pape. Waerom ? Adriaen. De Joden murmureerden daer op, ende seyden : Hoe can ons dose zijn vleesch gheuen to eten? Ende ghy coemt nv ende willet so op eten. Verstaet vastelijck, Christus en heeft die reden') niet gesproken als ghyse treckt, seyde ick tot den Pape. Somma, by hadde geerne met eeren wech geweest, want zijn Cremerie en mocht niet ghelden (• ; •) 4 In n0 .1 X562 ; ~so niet''. 216 HET OFFER DES HEEREN. Q lEen Liedeken van Adriaen Cornelisz, Na de wijse, Vanden 106. Psalm. Ofte Ghepeyns, gepeyns, &c . * Psa .136. * DAnct Godt, en wilt zijn lof verbreyden aliens wereken zijn by ons openbaer Adriaen Cornelisz quam tot Leyden // Fol. 110 r°. t Om zijn vrienden to besoecken daer Mat. 25. c. 37 . Sijnde in bandt // der liefden brandt Die heeft hier desen iongen Man vrijmoedelijek toe gedrongen En Judas was ter baen Die sprack tot hem met looser tongen Dat by to stouter is in ghegaen . Hy quam by zijn Busters gestreecken Mocht hem daer weynich vermaecken mee Want Jan van Delft ginc eenen spreecken Dien by wat in zijne ooren see Daer ginc een snel // doers sachmen we! Hoe Adriaen was geuaren Door dese twee valsche Dienaren DOnderschout doers ter tijt Dien lietmen dat terstont verclaren Due is by daer verschenen subijt. Adriaen was daer by moest blijuen Ende Overt daer vast genet met een Maer een Liet hief by op met verstijuen t) Esa. 59. b. 15. ~- O waerbeyt hoe zijt ghy nv vertreen Twas al verstoort // men sloot Stadtpoort Den Raet quam toe gheloopen En tvolck van alle cant met hoopen Den roep was ouer al Datter waren van die weerdoopen Vergadert een dozijn int ghetal Als sy van hem veel wilden weten Ende by haer niet seggen en wou So werdet onder haer ghesleten 2) 1 Volharden . 2 Van sli~'ten, afdoen . D us :. »beslec.h t " ; »ale zaak ~ . Wed' ~ tee eindea ebracht in den zin dat enz . » 0 pijne en smaet vileyn Maer die Woluen dat niet geluckten Want vant Schaep cregen sy niet certeyn . Als nv de vre was gecomen Pat by besueren 4) soude den doot Bereyt daer toe gelijck de vromen Viel veer op zijn knyen, badt deuoot Na Christen aert, 7/ en onueruaert Is (hods orient opgeresen En zijn Offer volbracht mite desen Gheuende zijnen gheest Tot lof end eere Godts gepresen IGestrengheid . 2 Dit en de beide vol ende verzen beteekenen : een voorwer ter folterin door hem gegrepen ziJ'nde of : hiJ' dat ~'egrePen hebbende , ging de benl op dat blok dat tusschen de beenen van den martelaar was gestoken staan betrad hi' dat) zoodat deze met erge PiJ'n werd hezwaanl . 3 Gedoogen, liJ'deliJ'k aanzien . 4Doorworstelen > uitstaan > verduren . EEN LIEDEKEN VAN ADRIAEN CORNELIBZ. 217 Pat de Heneker hem pijnigen sou Hy begonst haer // vermanen daer Maer Antichrist ghesonden Dienaers, * die haetten zijn vermonden Sap. 2 . c.12. De Buel Adriaen wt trock op den rug zijn handen ghebonden Hinek by hem aen zijn beenen een block Opgehaelt lieten sy hem hangen Hebbende een wijndaes daer toe bereyt // Doen vraechden sy hem met verstrangen') Fol. 110 vo . blaer by en dede haer geen bescheyt Daer na sy weer 7f lieten hem neer Maer als by niet antwoorden Sy bouen maet op hem verstoorden . Een instrument ghevat 2) De Buel halende hem op met coorden Tradt swaerlijc tussehen zijn beenen dat. Het was haer seer pijnlijek om dooghen 3) Dat by haer niet to wille en spraek Want sy verbonden noch zijn,oogen En haelden hem wederom op strack t Sloegen zijn lijf 7/ met roeden stiff Joan. 19. a. 1. By den hayr sy hem pluckten Acto. 5. e. 41. En by zijnen baerdt sy hem ruckten `L18 AET OFFER DES HEEREN. Is zijn lijden ende Boot geweest. Alsmen oueral heeft geachreuen Duyeent vijfhondert en ten ent Noch tweenvijftich daer beneuen Doers heeft Adriaen Gods woort bekent Tot Leyden stout /% voor ionck en out Stantachtich van gemoede En bezegelt met zijnen bloede Vrienden voorbeelt neemt hier Dat ghy in druck v bout sent goede Eea. 43 . a . 2 . Want 1 God staet by in water en vyer . EENEN BRIEF OFTE BELIJDINGHE PAN JOOSKINT . [A°. 1 .] 219 Eeuen Brief ofte Belijthnglie van eenen genaemt Jooskint, geuangen wesende tot Cortrijek, ende heeft daer nae om tgetuychenisse Jesu zijn leuen aldaer gelaten, int Jaer 1553 . Te rekenen tbegin sel des Jaers van nieu Jaers dach af. C;Enade ey met v, ende vrede van God den Vader, ende onsen 1 . Cor. l. a. 3. Iieere Jesu Christo, die wil ons t vertroosten ende becrachtigen E2 Cor. l a 4. met zijnen heyligen Gheest, op dat wy mogen 4- staende blijuen Eph. 6 b. il .: teghen den aenstoot des Duyuels, den ghenen °' die ons (als Petrus 1 . Pet . 5. a. 8. seyt) omgaet als een briesschende Leeuw, soeckende den ghenen die by verslinden mach, dat wy dien souden wederstaen met een vast gelooue. Q So wetet lieue vrienden, dat is sulc eenen strut hebbe tegen de 1- vleeschelijcke 1) Heeren, also datse my op comen met hare Eph . 6 . b. lZ. vernufte redenen, soeckende my of to trecken vander gehoorsaemheyt ons liefs Heeren, hoe wel ick hope dat my de Heere bystaen sal, daer en twijfel is niet aen, want (hod spreect door den Propheet Esaiam (troostende de zone :) t A1 waert dat een moeder Eea. 49. b.15. 1 Joos Kint bezibgt deze uitdrukking meer dan eens om de geestelJi'ken aan to duiden die hem in den kerker oPzochten om hem afvallig to maken van ziJjn geloof : Polet en den deken van Ronsse (zie aanteek . 3 op fol. 111 vo . HiJ' had haar, zooals de uit evens meenden ekozen naar aanleidin van Efez. 6 :12 . Daar is sprake van den striJ'd tegen de geesteliJ'ke boosheden in de lucht, dien de $ •eloovi en hebben to voeren . Welnu zal 't bier heeten ook teen vleescheli'ke machten toi,ren menschen van vleesch en bloed, hebben wiJ' eene bange worstelin g to bestaan om in ons geloof volstandig to bliJjuen . Dit zal wel zoo ziJjn . Intusschen bedoelt Joos geloof ik, togeliJ'k iets antlers . Als hiJ' op fol. 117 ro de Aastoors en de heeren van den gerechte, die naast elkander hem in verhoor nemen, betitelt als »vleYscheliJ'ke ende wereltliJ'cke heeren", is avleescheliJ'k" bliJ'kbaar een satirieke aanduiding van hen die gewoonliJ'k gu eesteliJ'ke heeren" heeten . Joos toont meer een zeker snort van eesti heid : zoo wanneer hi' de dekens in de evangelien laat zoeken naar de Alaats, waar van »Petrus en ziJ'ne nacomers" zou gesl'Token ziJjn . Fol. 111 r° . [n° . 1 .] O HET OFFER DES HEEREN. haer kint verliete, soo en sal ick nochtans v niet verlaten, Het Pea. 150. a. 6. weleke de Heere wonderlijc aen my (* lof moeten hem alle tongen spreken) bewij et . Ja al had is so veel pappiers, als is oyt beschreuen hebbe, ende tijt om schrijuen, so en soude is v die vruecht ende blijschap, die is in my beuinde, niet connen gescrjjuen, Ja mijn Fol. 111 v°. vruecht is onwtsprekelijc . // Maer N . is cranck, ende by bidt dat 1. Tes . 5. c.25. ghy den 4- Heere neerstich voor hem Bout willen bidden, want by Phil. 3 . b. 17. is bereyt om int vyer to gad, maer de * vianden des cruyces en can by niet wederstaen '), want sy comen hem op met vernufte redenen, also Karen Leermeester de Duyuel veel vernuftheyt weet, Mat. 4. a. 3. tweleke by openbaerde aen onsen Salichmaker, ~ doen by hem quam tenteren finder woestijnen, gelijc int Euangelie staet geschreuen, heeft by dan zijne vernuftheyt gebruyct aen onsen Salichmaker, so en ben is niet bedroeft, al fiat dat is ooc een weynich strijts hebbe, want lieue vrienden, sy zjn soo goet om wederstaen 2), waert dat sy redenen gebruycten, maer sy gaen hem al met loge- Joa. 8. d. 44. nen toe, want Karen * Vader loghenachtich is, gelijck haer onsen Salichmaker oock seyde, so hebben sy oock de natuere haers Vaders, de weleke sy aen my eensdeels gheopenbaert hebben, het weleke iek v niet al en can laten weten, maer is hope dat my de Heere so veel genaden gheuen sal, dat ick v een weynich schrijuen sal, van den handel tegens die vleyschelijcke . Q V sal belieuen to weten, dat Ronse en Polet 3) quamen des saterdaechs nae de noene in de gheuanekenisse, my tot haer ontbiedende. Doen ik by haer quam, vraechde is wat haer begeerte was. Sy seyden : Pat salmen v seggen. Sy hebben my geuraecht na mijn ouderdom. Ick seyde : Dat en weet ick niet, wilt ghy goet bescheyt daer van hebben, ghi lout dat moeten mijn moeder vragen. Rons. Segt ons so nae als ghijt weet . Jooskint. Tusschen twintich ende dertich Jaren . Doen schreef Karen Sehrijuer : Tusschen dertich ende veertich Jaren . Rons. Wanneer waert ghy 1 BiJ' al zJijne bereidheid om to liJ'den voelt hiJ' zich tegen de betoogen der geesteli'Jken niet oPgewassen . 2 Zoo alle uitgeven, ook de Groote Offerboeken . Lerst Van Brag hhtt heeft ))goet enzv ." veranderd in : ))siJ' siJ'n soo licht om to wederstaen" . Bedoeld is : dat zouden zJi' ziJ'n, wanneer zij' zich op gronden > b . v, uit de Schrift berieAen : de onJ'uistheid van deze zou ons duideliJ'k genoe1; ziJ'n : maer tegen de leu ~e' ns in Plaats van gronden, die ziJ' met duivelsche sluwheid dikwiJ'ls biJ'bren e~'n, ziJ'n wiJ' ar e- ~' loozen niet altoos zoo bestand . 3 ))Ronse" is Pieter Titelman, de bekende inquisiteur van Vlaanderen : zie Bor , Brandt enzv . HiJ' was deken van Ronsse de vlaamsche naam van Renaix . Ook Peter van Werwik llans de Vette en anderen zi'n door hem ondervraa d : zie hunne brieven 7• en over een bewiJ's hoe berucht hiJ' was fol . 127 v° . Polet is misschien de KortriJ'ker Joannes Pollet kanunnik van St . Pieter to Leuven biJ' Molanus } Les quatorze livres stir l'hist . de Louvain, Publ . P . de Ram, 1861 > P .'144 vermeliL EENEN BRIEF OFTE BELIJDING4HE VAN JOOSKINT . [n°. 1.] 221 laetst to biechten ? Joos. Waerom vraecht ghy dat ? ions. Ic begheert to weten . Joos . // Guy en hebt my niet doen vangen, ghy Fol. 112 r°. en weet wel hoet met my sta,et') . Antw. Wy .en doen. Joos. Van wien zijt ghi, oft van wiens wegen zijt ghy tot my gecomen? Antw. Van Gods wegen . Joos. Pat en gelooue is niet . Vrag. Waerom ? Joos. Om dat ghy my geuangen hebt om to weten 2) hoet met my staet, want alle * die de Heere wtgesonden heeft om to gaen lee- Mat . 28. c.19. ren, ende hebben niemant in geuanckenissen doen leggen, want hi santse wt, ende beual haer, t so «per sy quamen ende men haer Mat . 10. b.14. niet en ontfinge, dat sy tstof van Karen voeten schudden souden, ende van da,er gaen. Polet . Ghy hebt wel gelesen, dat * Paulus 1 . Cor. 5. a. 3. eommighe ouerghegeuen heeft den DuyueL Joos . Toocht my waer L Tim .1.c.20. dat Paulus haer in gheuanekenis leyde, dat vrtiech is v . Polet. Ic en wetet niet. Joos. Waerom bestaet ghi v dan yemant op to brengen 3) sulcke scriften, die ghy seine niet en weet? Ja daer en bouen 5emant to vangen, om to brengen totten gelooue, oft v gelooue goet waer, dat is niet en houde dat het goet is, want is en houde v van God niet . Vrag. Waerom? Joos. Om dat de Heere seyt t Ic wil gehoorsaemheyt ende geen offerhande, ende om dat 1 . Re. 15.c.22. ghy hem niet gehoorsaem en zijt. Vrage. Waer in? Joos. Om dat Ozee . 6. b. ll . Christus gheboden heeft, datmen den t verdoolden den rechten mat. 9. b.13. 12i a. 7. wech wijsen sal, ende ghy segt dat ick verdoolt ben, waerom en tMat .iS.b.12. hebt ghy my niet het rechte gewesen? want is en soecke anders niet dant rechte . Antw. Daerom zijn wy gecomen. Joos. Daerom moest ghy gecomen hebben, daer ick woonde . Antw. Wy en wisten niet waer dat ghy woondet . Joos . (shy winter den Baeliu wel to senden. Ant. Hadt ghy een goet schaep geweest, ten soude niet behoeft hebben. Joos. Christus verliet '' die neghen en tnegentich, Mat. 18. b.13. ende by ghinek // dat verloren soecken. Doen seyde Ronse : lout Fol. 112 v° . ghy my niet als gestelt van ons heylige vader den Paus, ende ons genadich Heere den Keyser voor uwen Ouersten? Joos. Ick en kenne geenen -I- Ouersten dan Christus . Vrag. Ja,, hout ghi dan Mat. 23. a. 7. den Keyser nergens voor? Ick seyde, dat is wel to vreden was, dot lay mijn Ouerste was naet vleys . Doen screuen sy, dat is geenen Ouersten en kende na den geest dan Christus, ende den Keyser naet vleeach . Doen seyde Ronse : Wanneer waert ghi laetst to biechten, segt my toch dat. Joos. Hier en begeere is niet tegen v to spreken. Vra. Waerom ? Joos. Voor de Heeren in vollen vierschare, daer sal is wel spreken . Daer lout v (seyden sy) dat leuen 1 GJi' hebt miJ' niet doen gevangen nemen of giJ' wist wel reeds heel goed hoe 't met miJ'+ n .l . met miJjn geloof, staat >• niet zonder wel to weten hoe enz . 2 Bedoeld is : zooals giJ'lieden zegta het met onwaarheid doet voorkomen . 3 BiJ' iemand to berde brengeal, aan to voeren zulke bJi'belplaatsen, die enz, 222 IiET OFFER DES fIEEREN . gelden, dat ghi daer spraect, dat yet aen claue 1). Segt my (seyde hy) wat hout ghy van der kinderen doopsel ? Doen Overt ick gedreuen to spreken, ende seyde haer : Niet. Ronse. Ja wat hout Mar. 16.b.i5. ghy dan voor een doopsel? Joos . Ic en weet maer van t een ge- Eph. 4. a. 5. bone ende van een doopsel . Rons. Hoe lange ist geleden dat ghy gedoopt waert ? Joos. Een half iaer of daer ontrent . Pat schreuen sy. Vrag. Wat hout ghy van de Roomsche Kerek? Joos. Ick en houde niet het minste punckt van al dat sy houden. Pat was ooc geschreuen . Sy vraechden my so vele, dat is haer seyde : Ick hebbe mijn gelooue vrymoedich beleden, ende daer voor ben is bereyt leuende in een vyer to gaen, Pus bout v to vreden, als ghy mijn gelooue weet. Sy vraechden my seer vele . Ick seyde : Gaet van Phil. 3. b.17. my, ick houde v voor * vianden des Cruys Christi, Pus gaet van my, want ghy weet den grondt mijns geloofs, den welcken ick v vrijmoedich beleden hebbe, dus doet met my dat v belieft, want 2. Mac. 7. d. dese t leden besitte ick door de ghenade des Heeren, ende ick Fol. 113 r°. ben oock bereyt, dose / J selue of to leggen door die genade des Heeren, Ja to atellen voor zijnen heyligen prijs . Sy seyden vole . Maer ick seyde : Gaet van my, ende en coemt niet moor daer is Mat. 12. C . 30. ben, want ghy zijt -F teghen Godt. Vreest ghy den bore niet? Mat. 13. d.30. Besiet watter ataet, Matth . 13. Van den oncruyde des ackers, na dien dat ghy segt dat ick quaet ben, so heeft die Heere geboden, datment sal laten opwassen tot den oogst . Antw. Waert dat wijt lieten opwassen, ghy soot one al bederuen . Polet : Seyt Augustinus niet? 2). Joos. En spreeckt van Augustinus niet, want is en ken Galat . l. b. 8. hem niet, Ick on houde goon leeringhe dan der * Apostelen, Prophoton, ende der woorden die ons Salichmaker gebrocht heeft wten hoogen Hemel, wten monde zijns hemelschen Vaders, ende bezegelt met zijnen preciosen bloede, Daer voor begheere ick int vyer to ghaen, maer Augustinus, Gregorius, Ambrosius, die en ken is niet. Rouse . Jae, gelooft ghy niet dat onse ghebenedijde Salichmaker is rustende onder hot heylige Sacrament? Joos. Pat en ge- Eph. 1 . b. 20. looue is niet. Rouse . Waer is by dan? Joos . t Ter rechterhant Collo. 3. a . 1. zijns hemelschen Vaders, ~' ende sal ten laetaten of comen met die * Mat. 24. c. heerlijcheyt zijns Va.ders, om to ordeelen leuende ende doode, Vreest dat strange ordeel, ende betert v, ende doet sacken aen, Mat. 3. a. 8. ende hayre cleederen, -6 ende doet penitentie, ende gaet tottet 7 Daar, voor de vierschaar, zoo uw levee er mee gemoeid zJ i'n, ware het dat jg'J daar (jets zeidet waaraan jets kleeft jets vastzit , • n .1 . jets bedenkeli'Jks of kettersch . 2 Eerst de Groote Offerboeken en Van Bra h~t' Plaatsen achter Augustinus djt vraagteeken . Daardoor alleen wordt het ze1;gen van Polet ook verstaanbaar, als men n .l . aanneemt, dat hiJ' ziJ'ne vraag wilde voltoojen, maar door Joos jn de rede wend ~e' vallee . De geschreven brjef kan echter ook wel hi vergjssjng woorden hebben uit elaten . ~' EENEN BRIEF OFTE BET.IJDIN(iHF VAN JOOSKINT, [n°. l .] 223 volck dat ghy hout loopende, nae uwen valschen Gods dienst, waerschouwet haer, want ghy moordet haere sielen, want ghy segt, dat ghy hebt den sluetel des hemelrijcs van Petrus tjden af, ende altoos by v gebleuen is : Te recht spreeckt Christus, dat ghy t den Mat . 23. b.12. sluetel hebt, ende dat ghy da,er seine niet in comen en suit, ende die daer geerne in wilden comen, die belet ghijt . Ronse . Wie // heeft v gedoopt? ileeft v Gielis die dooper') gedoopt? Joos. Ghy Fol . 113v°. weet hoet met my ghestelt is, zit to vreden . Polet . Filet was Adam pastor. Rons. Oft Dauid Jorisz . Ic sweech. Rouse . Joos segt my wie dat v peters ende meters warm . Joos . Ic en weet van gheen peters. Rouse. V getuygen . Joos. Ick heb v gheseyt, dattet gheschiet is, Dur bout v daermede to vreden, want is heb alsuleken betrouwen op den Iieere, dat ick hope dat by de * duere mijns Psa . 141 . a. 3. monts bewaren sal, dat is v niet en sal seggen, al sout ghy my in stucken schueren . Si vraechden mi seer veeL Ic seyde : -I- Gaet Joa . 8. d .47. van my, want ghy en zijt van God niet . Ant. Wy zijn. Joos. tiVech wech, gaet van my, gaet van m3, en coemt niet meer daer ick ben . Ende noch veel datter gesciede, dat to lane waer om schrijuen . Ten laeteten gingen si wech, ende ick was weder gheleyt int cot achter. Q Des Sondaechs was ick gehaelt int Sehepen hugs, daer was de Wet vergadert ende daer was Salome 2), ende meester Cornelius den Deecken van Kestenne, Rouse ende Polet . Ic was daer genet jut midden, ende wel vaste gebonden, ende gehouden van twee diefleydere . Ic seyde : Mijn fleeren wat is v begeeren? Rouse . Dat salmon v seggen. Doen lasmen mijn belijdinge van mijn gelooue, die si beschreueYi hadden in de geuanekenis, ende vraechden oft is noch van dien sinne was . Ic seyde, is ic, daer voor bon is noch bereyt jut vier to gaen . Rouse vraechde, oft is niet en geloofde, da,t Christus vin Marie, zijn vleys ha,dde genomen . Ick seyde Neon. Doers scheent dat 1tileester Cornelius in onmacht soude geuallen hebben, eude segenden ende cruysten hem seer, ende wren alle seer onstelt, ende daer was eon weynich of gesproken, maer sy bliesen gelijc draken ha,er fenijn den Schepenen in, elck be//las Fol. 114 r°. 1Gillis van Aken van wien 't bekend was dat hij in ons land aan meer ersonen den doo had bediend dan eon der andere oudsten had edaan . Zulke oudsten tot doo en bevoegd warm er slechts enkele . Onder lien behoorde ook Adam Pastor, de scherP zinnige bestriJ'der van de drieeenheidsleer en daarom gebanners >; de man, die door de Socinianen en later de Unitariers steeds en terecht als eon hunner voorloopors is beschouwd . 2 Zoo alle uit ~gaven . Wil hot zeg gen : daar was de heest, die eons in Salome llet hoofd hot blood des godvruchtigen heeft eeischt ? Of is hot eon naam waarmerle de vrienden eon of andere vrouw, die er bi' was misschien eerie aanbren - ster, plachteu aan to duiden ? 224 liET OFFER DES HEEREN . eenen Schepen, ende seyden : Daer staet wel also gescreuen, mer by en heuet verstant niet, de Schriftuere wilt verstaen zijn, ende brochten van verre veel vernufte redenen, ende staeckeu die Heeren die ooren vol, ende vraechden my veel vernufte vraghen . Ick seyde : Ic hebbe v mijn geloue beleden, hout v daer mede to vreden, ende is bidde v, niet dat ick weerdich ben, maer door dat roode bloet ons liefs Heeren, Iaet my met vreden, ghy hebt mijn Jer. 26. b.14. Gelooue, ende my hier in uwe handen, hout v to vreden, t doet dat v belieft. Doen vraechde Ronse, oft ick nerghens by en hadde geweest, ende beswoer my by mijn doopsel ten Brie stonden, dat ick seggen soude, wie dat daer by was . Ick seyde, dat ick hem niet een woort segghen en soude. Rouse. Ghy hebt v doopsel versaect, dat en soude v Menno niet wel afnemen, dat ghy v doopsel versaecken sout 1). Joos. Mijn gelooue ende doopsel ken ick, maer met v besweeringe en heb ick niet to doen, Ic soude daer aen v toouenaers bekennen. Doen seyde Polet : Men mach wel sweeren . Mat. 5. d. 34. Joos. Beaiet . Matth . 5. oft by niet en verbiet, men sal in geender manieren sweereri. Sy seydPn : Neen. Ick seyde. Ja. Doen besach Polet in eenen Bibel, die sy met haer gebrocht hadden, eenen grooten boeek, ende het stout so ick seyde . Doen seyde M . Cornelius. Dien Bibel is vale, in ons Latijnsche staet anders . Joos. Brengt ghy valsce boecken neuen my ? waerom segt ghy dat by vals is P ende hi is gepriuilegeert, laet ghyse dan regneren 2) met prijuilegie, ende ghy vieiteertse. Ant. Ick en hebse niet geuisiteert. Joos . Yemant van die gheleerde to Louen . Doen stack Rouse M. Cornelius Roose in, ende seyde : Tis waer, sy zijn gheuisiteert, Fol. 114 v 0. ende waren goet, /1 maer den Prenter hadde een knechtken, ende prentese . valsch, binnen dat zijn meester na de stede was . Ronae vraechde my, hoet quam, dat ick so geringe eenen geloofde, die ick by auontueren noyt meer en sach, ende my liet doopen van hem, ende dat is haer niet geloouen en wilde, die ick dagelijex each, iae haer die daer present waren, ende my die reyse, ende daer to voren (also sy seyden) onderwesen, ende waerom dat is hem niet geloouen en wilde inijnen Pastoor, die dagelijcx het Euangelium predickte . Doers antwoorde ick, om dat by logenachtich was, ende dat is hem hadde hooren preeeken, datmen nergens en vant geschreuen, dat Maria moeder ende maecht was, maer (so hi aeyde) om dattet haer kereke leerde, daerom moestment geloouen, Esa. 7. C. 15. daerom (seyde ick) en wil is hem niet hooren, want is in Esaia Matt. 1 . a 23. Luce. 1. c. 26. 1 Misschien ligt dat verzaken hierin dat Joos weigert to antwoorden, weigert ziJjn dooP to bekennen, en daarmede den Plicht verzaakt van ziJjn Heer to beliJ'den . 2 In omlooP zJijn . EENEN BRIEF OFTE BELIJDING}HE VAN JOOSKINT . [no. 1.1 225 ende in Matheo, ende in meer ander plaetsen, gelesen hadde ter contraries hoorende de logenen wt uwen monde gaen, so en hebbe ick nae dien v noch geen gehoort, noc}i niet en sal, hope is door de genade des Heeren . Hy eeyde : Neen ? Ic seyde : Ja, ende presentere mijn lichaem ter bane, tegen het uwe . Maer by en hadde daer toe genen lust, ende seyde : Soudemen niet op de pijnbaneke?') Ronse. Ghy bekent dat ons Kercke niet goet en is, om dat wy niet onstraffelijc en zijn, zijt ghi onstraffelijc? Daer isser van uwen volcke dootslagers, om datmen haer niet en heeft willen geloouen, is haer leer niet en heeft willen aenhangen 2). Joos. Hebt ghy sulex aen my gesien, oft yet anders dant betaemt ? Ic ben hier in de handen des Rechters, dat sy my daer of straffen . Rons. Wy en weten alsulcx van v niet . Joos. En segt my dan niet wat een ander doet, noch en hout my (om dat een ander doet) niet voor Gala . 6. a. 7. quaet, * deen en sal des an//ders last niet dragen, ghy het mijne, Fol. 115 r°. noch ick het uwe, 4- de siele die sondicht, die sal steruen . Ende Ezec.18. c20. noch veel meer dat sy seyden, dat niet schrijuens weert en is . Noch seyden sy, dat Christus hadde gheseyt, * dat op Moyses Mat . 23. a. I . Stoel die Scryben ende Phariseen eaten, ende one geboden hadde to doen na hare geboden maer niet na hare wercken, daerom (seyden si) doet wat wy v raden, mer niet na onse wercken, want Christus leert v dat. Joos. alien seyde Christus, dat op Moyses Stoel eaten ? Antw. De Phariseen . Joos. Coemt v de schrift toe? Ant. Jae. Joos . So bekent ghi, dat ghi van Karen gealaehte zijt . Doen vraechde mi M . Cornelius de Prochepape, waerom dat is niet en geloofde in een punct van de Roomsche kercke, ende dat ick wel geloofde dot Christus gecruyst was, dat gelooft ooc de Roomsche kereke, dat is ymmers een punet, ende waerom dat is geloofde, dat Matheus Euangelie, Euangelie was, ende dat nergena beschreuen en staet, ende wilde my togen, dat Paulus geschreuen hadde voor die Euangeliste. Doen seyde is : Toocht my, dat Paulus I MiJ' niet duideliJ'k •~ misschien breekt Joos hier ziJjn bericht midden in een volzin van den deken van Ronsse of omdat hiJ' liever tot een ander h'edeelte van hun die uut een edeelte dat hem belan ri'ker voorkwam wil over aan . 2 Titelman bedoelt natuurliJ'k de Wederdoopere to Munster . 3 BliJ'kbaar betoogt Cornelius aan Joos : wanneer giJ' een geloofsPunt of artikel van de roomsche kerk aanneemt hebt giJ' geene reden om andere to verwerpen nergens in de Schrift wordt Mattheus' Evan e~'lie Evangelie genoemd, giJ' op uw streng schriftuurlJi'k standPunt moo~t' dit due niet aannemen • een tekst uit Mat- ~ theus heeft in ieder geval minder gezag dan een uit Paulus, die vroeger geschreyen heeft . Heel duideliJ'k is echter de bewiJ'svoering niet . Verwerpt Cornelius Joos' toePassinh van Matth . 23 : I ? Of had hiJ' in ziJjn betoog, 'twelk natuurliJ'k niet van woord tot woord wordt merle edeeld teksten ale 1 Cor. 15 :1 3 of Gal . I :9 11 aang evoerd en getracht daarmede Joos in 't nauw to brengmen II. 15 226 HET OFFER bES HEEREh'. geschreuen heeft voor Mattheus. DI. Corn. Wat hebt ghy daer mede to doen? Joos. Soude is daer niet mede to doen hebben? Het gelt my dleuen ende mijn siele, nae v seggen . M. Corn. Ay is uerwonnen. Joos . Swijcht, ghi en zijt niet spreeckens weert, ende siet toe, dat gki niet en segt na mijn afwesen, dat ghy my Lace. 7 . d . 33 . verwonnen hebt, ofte dat is den * Duyuel inhebbe, ofte my ver- Joan . 7 . b . 20 . doemt onder het simpel vole, ende noch meer verleyt . Doen seyde Ronse : Gihy zijt verdoemt, indien ghi alsoo blijft . Joos. Waerom? Ronse. Om dat ghy niet en gelooft . Joos. Ick gelooue, ende ick houde mijn gelooue so crachtich, dat is lieuer int vyer soude gaen, Fol. 115 v', dan een punet // ouertreden . Daer gheschiede noch vele, to lane om schrijuen . Ten laetsten was is weder geleyt in die geuanckenisse, daer waren my twee boeyen aen gheslaghen . Ick seyde Acto .21 .b .13 . * Ick en ben niet bereyt alleene my to laten boeyen, maer die versmaetste doodt om den Naem des Heeren to steruen . Q Polet quam des maendachs met den Smoutvercooper t), ende vraechden hoet met mi atom . Ick seyde, dat noyt soo wel en stout, dies ick den Heere loefde . Sy seyden, datse daerom seer blijde waren. Doen seyde Polet : Joos, soude v dinck goet wesen, ende v Kereke? Die Duytsche hebben een Gemeente, Die Engelsche hebben een Ghemeente, maer waer zijn die Leden van uwer Ghemeente ? z) ghi en zijt geen Kereke alleen, Laet hooren oft ghy oock een hoopken zijt, ende wie uwe Leden zijn . Doen seyde Mat. 16 . (1.23. ick vijf of ses mael : Achter, ende gaet van my * Sathanas, Ende Mat. 25 . r . 31 . liepen doe alle beyde wech. Doen seyde ick : Nu spreect ghy, t ten oordeele sal een ander spreecken . Dus en hebbe ick haer niet meer gesien. Ick hebbe gehoort, dat ick seer gepijnt sal worden, want Si meynen vin my to weten 3 ) al die ghelegentheyt, maer iek be- 1 . ToaR .5 .c .25 . trouwe den IIeere, dat by mijnen mondt bewaren sal . Dus -I- bidt den Heere voor my, dat by my wil bystaen, want haer doret na 1 wenals later ~oliemaker", fol . 117 vo, is nsmoutverkooPer" (smout beteekent niet anders dan vet smeer, olie een scheldnaam voor de Priesters die biJ' bet sacrament der stervenden en misschien ook biJ' andere Plechtigheden gewJi'de olie gebruiken . Waarom hier de deken van l3onsse zoo wordt geuoemd en Polet niet op de andere Plasts Polet »de oliemaker" heet en niet Titelman, terwiJ'l toch de een even oed als de ander riester en deken was weet ik niet . 2 Het gewone verwiJ't tegen de DooPbsgezinden, dat zJi' geene kerk vormden maar slechts een troePJ'e saamgelooPen lieden waren . - Merkwaardig is 't dat Polet her van eene duitsche en eene engealsche (kerk gemeente sPreekt als van bekende corPoraties, en dat in 1553 en in de zuidelJi'ke Nederlanden . De laatste is zeker eene bnemeente van engelsche kooPlieden geweest . Valt dit disPuut in 't laatst van 553, dan had misschien Polet no meer aanleiding om van bast melding to makeii • zi' was wellicht toes versterkt door de overkomst van uit ewekenen na de troonsbestiJg' ing van Maria . 3 ZJi' denken, dat ziJ' van mJi' zullen to weten komen . EENEN BRIEF OFTE BELIJDINl3HE VAN JOOSKINT . [n0. 2.] 227 'creel bloets, mer sy en connen niet meer, * dan haer de Heere toe Joa.19. a. il. en laet . Pus beuele is my in de handen des Heeren. Ende wat ghy hoort buyten desen Brief seggen, hout dat voor loghen . In een teecken der waerheyt hope is desen Brief to bezegelen met mijnen bloede. flier toe geue (hod zijn genade, op datter zijnen Naem mach door gepresen worden, Amen . // Q Pit is noch eenen Brief ofte Belijdinghe vanden selfden Jooskint . Tot prijs des Vaders . Fol. 116r0 . [no . 2 .] ICk Jooakint, gheuanghen om dat * getuygenisse in Christo Apoc . l . a. 9. Jesu, biddende ende vermanende alle lieue vrienden, ende alle lieue broedera ende sustera in den Heere, wetter genaden des Vaders, des Soons, ende des heyligen Geests, biddende door dese ghenade, dat sy niet alleen min bede ofte vermaninghe en souden waer nemen oft beleuen, maer dat hem een yegelijck (also ick hope by der hulpen Godts) daer toe soude willen begeuen, om die waerschouwinge des Ileeren waer to nemen, ende dat een yegelijck hem soude begeuen tot die * beteringe des sondigen leuens, also ick Math . 3. a. 8. oock daer niet aen en twijuele, dat elck doet, die den Heere van gantscher herten vreest, want de Schrift spreect : -! Die den Heere Eccli . 15. a. i. vreest, die sal goet doen, Jae de t vreese Gods is het beginsel Eccl . 1 . b . 16 . der wijeheyt . Nae dien dan dat ons de vreese Godts tot duechden stiert, soo laet ons dan den Heere vreesen, want Christus Jesus is ons dat selue eyschende, met zijnen ghebenedijden monde, daer by seyt : t En vreest niet die dat lichaem dooden, die siele en mo- Mat. 10. X128 . ghen sy niet dooden, maer vreest hem, die na dat by doot gheslagen heeft, die macht heeft siele ende lijf to werpen in die eewighe verdoemenisse . Dus vermane ick v met dese woorden, niet alleen met deae woorden, maer wetter gheheelder somme der schriftueren dat hem een / f yeghelijck soude willenbegeuen, om die te be- Fol . 116 v° . waren, want Christus seyt : t So wie dese mijn woorden hoort Luc. 11. c. 28. ende bewaert, dien sal ick ghelijcken by eenen wijsen man, die k Mat. 7, c, 24 . zijn hugs opten ateen getimmert heeft, ende als daer eenen plan regen vie!, ende als stroomen quamen, ende winden waeyden ende sloegen tegen dat hugs, so en ist nochtans niet geuallen, want het was op den steep ghefundeert . Ende wie dese mijne woorden hoort, 228 HET OFFER DES HEEREN. ende niet en doet, die is eenen rotten man ghelijc, die zijn hut's opt sant getimmert heeft, ende als daer eenen plan regen viel, ende de stroomen quamen, ende de winden waeyden, ende tegen dat hut's sloeaen, doen vielt, ende zijnen val was groot . So pijne hem een yegelijck daer toe neersticheyt to doen, om hem seluen waer to nemen, ende den periculosen tijt to lossen t) Eph. 5 . b.16. Went Paulus seyt : * Lost den tgt, want het is quaden tijt, Dus neemt den tijt waer, ende vermaent malcanderen, want den noot Ephe. G. b.12. eyschet, ende een yegelijck wapene hem wel, gelijc als ons t Paulus vermaent . Want wt' en hebben niet alleen met vleysch ende bloet to campen . Te recht heeft Paulus dat geleert, dat beuoele ick nv so wel, lof moet de Iieere hebben, die my met dese wapenen so ghetrouwelijek bystaet, ende gelijc als by beloeft heeft, Lnc. 21, b .14. als wt' voor sulcken souden gheleyt worden, * ons eenen wont soude geuen om to spreken, my nv dgn mont open ghedaen heeft, lof moet by hebben, so dat ick door de genade des Heeren my vromelijek verweere met mijns Heeren woort, ende mijn vianden vromelijck tot vhf stonden wederstaen hebbe, niet alleen mijn vian- Phil. 3 . b.17. den, * maer de vianden des Cruyces Christi, also ghy noch wel hooren cult. // Fol. 117 r° . Q G}hy suit weten, hoe dat is opten dach diemen in Babel S . Thomas noemt, hebbe gelegen int cot, daer ick altijts geleghen hebbe, nae de noene hebbe gesien ende ghehoort, als dat vleyschelijcke 2) ende wereltlijcke heeren zijn ghecomen in de geuanckenisse, ende oock den hoogen Baeliu . Doen quamen de Dienaers, ende seyden : Joos coemt wt, doen seyde ick in mijnder herten Psa. 51 . b .17 . 4- Heere, doet open mijn lippen, mijnen mont sal dijn lof wt spreken. INIet dien quam iek binnen voor haer . Doen luchte Ronse ende Polet elek haer viertote 3), ende seyden : Joos Godt groete v, ende negen my toe met haren hoofde . Doen luchte is oock mijn bonette, seggende : G}odt is my wel suleken groete weert, Jae ende noch meer, ick ben bereydt voor zijnen Naem dose leden (de welcke by my door zijn genade verleent heeft) weder voor zijnen prijs of to legghen, de Heere is my wel so veel weert, want wt' Mt. 27. d. 34. hebben hem wel so vele weert ghesien -'), als da.t by den * bitteren doot voor ons ghestoruen heeft. Doen seyden de Inquisiteurs : Joos zit ghy noch niet beraen? wilt ghy noch niet a,fstaen? Ic seyde : Pea. 34. b.15. Jae, * altijt vant quaet doen . Waerom en vraechde ghy my dat niet, doen ick noeh finder boosheyt liep, als ick alderhande onge- 4 In latere vertalingen : uitkooPen . 2 Zie aanteekening 4 op fol . 441 r° . 3 VierPunt, baret . 4N'. 41 1599 voor het eerst : »gheweest" . Zoo alle lateren, Van BBrraag hhtt . EENEN BRIEF OFTE BELIJDINGHE VAN IOOSKINT. [n°. 2.] 229 rechticheyt vseerde? Sy seyden : Ghi hadt molten ten sermoen gaen, Ende vraechden nae mijn gelooue, dwelt ick vrymoedich beleden hebbe. Doen seyden sy : Spreect tegen ons, ende segt oft ghy noch niet beraen en zijt. Joos . Tegens v en spreke is niet, want ghy en zijt van Godt niet . Hoe soude ick aen v geloouen? * Christus is voor my gestoruen, daer aen gelooue ick, maer ghy en Rom. 5 . a. 6 . Bout niet willen voor my steruen, noch den eenen Deecken noch den anderen Deecken (daer waren // twee Deeckens : Ronse ende Fol. 117 v°. den olymaker`)) noch den eenen Prochepape noch den anderen en souden niet willen voor my steruen, Ick ben op mijnen hale geuangen, laet my vry, ende sterft ghy voor my . Antwo . Wie leert datte? Joos. Christus, ende seat : * Een ghoet Herder heeft zjjn Joa . lU. a. ll . schapen lief, ende laet z~jn leuen voor zijn Schapen, Ghy segt dat ic, in dit propoost 2) blijuende, moet verdoemt zijn . Ronse . Ja,e. Joosk. Tis dan wonder dat ghy my dooden cult, aenghesien dat ick in een propoost ben, daeromme dat is sal verdoemt zijn, Laet my ghaen, tot dat ick in een beter ben. Antwo . Wy sullen van v scheyden. Joos. Ja ghy, ende my -F ouergeuen . Polet. Paulus heeft Mat . 27. a. 2. wel ghegheuen inde handers des * Duyuels . Joos. So doet ghy 1 . Cor. 5. a. 3. oock, ghy hebt my verdoemt, hout v dan to vreden, sonder my rode handers des Rechters to leueren . Paulus en heeft so niet gedaen, noch Christus en heeft so niet geleert, Mat. 28. Mar. 16. Mat. 28 . c.19. Daer by seyt : Gaet, predict dat Euangelium alien creatueren, mer Mar . 16. b.15. Christus en seyt niet : Die v niet geloouen en wipers, to sluyten in coten, ofte met groote boeyen aen de beenen. Hebben sy * Christo al gelooft, die hem hebben hooren preecken? Hebben sy Ro.10. b.16. alle de Apostolen ghelooft, diese gehoort hebben? Antw . Neen. Joosk. Hebben dan de gene die de Apostolen niet ghelooft en hebben, gedoot gheweest? Antw. Neen. Joos . Hoe coemt din dat de Apostolen sulcs niet gedaen en hebben, ende da,t ghy segt dat ghy stede houders zijt van den Apostoleu, dat ghi v bestaet ons to dooden P oft wy schoon quaet waren, na v seggen, Maer ick heb een beter hope dan ghy segt. Polet. Dat sal ick v segghen . Hebdy niet ghelesen, hoe dat Elias * Baals Priesters ter doot // brochte? Fol. 118 r° . Jooskint. Jae ick, ende dit faelter noch om v lieden oock tonder 3 . Re. 18. e. to brenghen, want ghy dient Baal noch seerder dan sy deden, ende ghy suypt ende bract veel seerder met * Jesabel, dan si deden. 3. Re.lS.b.19. Ant. Wat gaet v dat aen, ghy siet altoos na onse wercken . Jooa . Christus heeft my leeren den * boom aen die vruchten bekennen, Mat . 7. b. 18 , ende seyt, dat eenen quaden boom geen goede vruchten draghen en can, noch eenen goeden boom gheen quade vruchten, ende also 1) Zje aanteskening 1 op fol . 115 vo. 2 Voornemen besluit . 230 HET OFFER DEB IiEEREN. voort van dier materye spreeckende. Ende ick seyde : Na dat v wercken niet goet en zijn, so en houde ick v niet voor ghoet . Vraghe. Sijt ghy dan ghoet : Joosk . Dat en hoort ghy my niet Mar. 10.b.18 . segghen, Daer en is * niemant goet dan (hod alleen, ende al seyden wy dat wy goet waren, dat wy niet en doen, ghy segt daer tegen dat wy quaet zijn, ende dat by oorsake, die ghy my seyt, doen wy int Sehepen hugs waren : Ala dat wy alsmen ons niet geloouen en wilt, dat wy, die ons niet gheloouen en willen, Boot steken. Ronse . Dat eegge is noch . Joos . Waer hebt ghy sulcx aen my ghesien, nae dien dat ghy segt, dat ick tvolc geleert hebbe, heb ick yemant Boot gesteken ofte geslagen, ofte een hayr verwerret, ter oorsaecke van mijnder leeringhe, die gh3> segt dat ick leere voor een opinie? Antw. Wy en weten alsuleks van v niet . Joos. Ick weet sulcks van v, ghy verbrandtse ofte versmoortse, die uwen valschen Godsdienst niet en willen aenhanghen? Te recht hebt ghy v seluen geoordeelt in dese sake . Antw. Dit en vordert niet, laet ona disputeren vans gelooue aengaende . Joos . Ic en wil niet disputeren hier alleene . Doen seyden sy : Giheeft ghy v dan verwonnen ? Ende meenden my den Reehters ouer to geuen, hadde Fol. 118 v°. ick gheseyt, iae . Doen // sepde ick : Neen ick, waer in hebt ghy my verwonnen? ick heb geseyt, niet eens, vjjftich mael : Toocht my een beter i) met dat Euangelische woort, ick begheert of to gaen. Ant. Laet ons dan beginnen. Joos . Wel, voor dat Schepen hugs, in die tegenwoordicheyt van een groot vyer, die daer verwonnen is, salmen daer in werpen . Antw. Pat en sal v niet ghebueren. Doen seyde den onder Baeliu : Gi-hy soect commocie to maken. Joos. Ghy hebter ghemaect met mijn vanghen, hadt ghy my laten wereken, Cortrijc en stont niet alsoot nv staet, het en stout in seuen Jaren alsoo niet. Polet. Men sal v daer niet brenghen, ende dat by oorsaecke, om dat ghy v fenijn niet spreyden en sout . Joos. (shy behoort wel voor tSchepen hugs to comen, ende hoet meer volcks hoorde, hoet beter waer, want hebbe ick de luegen, ende hebt ghy die waerheyt, schaemt ghy v dan van die Waerheyt voor tvolek? Brengter my, ende toocht my, dat ick onghelijek hebbe, so suit ghy dat volck den moot stoppen, ende segt als ghi my verwonnen hebt : Pit is den man, die tegen het Christen gelooue gesustineert heeft, nv toogen wy hem met scriftuere, dat by onghelijck heeft, ende werpt my dan int vyer, dan sal het volck ghesticht wesen, Wilt ghy dat niet doen, soo en wilt ghy niet dattet vole de waerheyt weet . Rouse . Men sal v daer niet brenghen om to spreecken, alsmen v daer brengen sal, dan salmeA 1 N.1. een beter eloof. EENEN BRIEF OFTE BELIJDING}HE VAN JOOSKINT. [n°. 2.] 231 V het spreecken wel beletten . Joos . Waerom, het vole heeft vijf sinnen, ende die vijf sinnen heeft, die sal wel hooren oft ick ghoet oft quaet spreecke . Ronse. Men sal v tspreken daer wel beletten . Joos. So doet, steect my coenelijc in eenen sac, ende versmoort my by nachte, dat gheen menschen en lien, // sietet by die * her- Fol. 11!11'" . ten ende nieren doorsiet, daer sietet volcx genoech'), exde die salt 1. Re. 16.a .7 . sien, ende hem seluen wel wreecken, is latet op hem staen, want ere . 7 . b.10. Ap Z . c . 23 . ick ben doch bereyt dit vleys of to legghen, tsy int vyer oft int a water, tsy voort Sehepen hugs, oft hier in dit vyer, (ende dat was tvyer in den heert) ist niet groot genoech, maket meerder . Doen leyden Si my weder voor to disputeren, ende seyden, dat sy gesonden waren van Good, ende gestelt als stedehouders Gods . Ick seyde : Nit, want ghy hebt v beneficye gecocht, oft sy zijn v gegeuen, ofte ghy hebtse gewonnen met dienen, maer die God ghesonden heeft, die zijn van den aenbeghinne der werelt anders gesonden. Sy seyden dat sy my met schriftueren souden toogen, dat sy ghesonden waren. Ic seyde : Toocht. Antw. Dat ist, dat Petrus den sluetel was gegeuen, ende by was Paus ende by was hem gegeuen ende zijn nacomers . Joos . Toocht my datter naecomers staet. Antw. Pat salmen v wel toogen. Joos. Toget my dan . Doen las Ronse in een Testament, Mattb . 16. Van dat Christus vraechde : Mat. 16. b.13. Wie seggen de lieden des menschen Sone to zijn? Tot daer Christus seyt : Ick geue u den sluetel, doen en stonter van geen nacomers. Doen seyde by : C by hebbet wel ghehoort, doet ghy niet Joos P het is so lanck, ick soude voort lesen, maer het is to lanek were. Joos . Ic wil dat ghy voort leest . Rons. hoe verre? Joos. Tot daert staet van de nacomers . Ron. Ghi hebt wel gehoort dat by seyt : 1' Op desen steen sal is mijn Kereke funderen . Also is Mat. 16. c.18. by gefundeert op S. Peter, ende by was Paus . Joos. Christus ist fundament, geljjc als Paulus sey t, 1 . Co. 3. seggende : * Daer en 1 Cor. 3 . b. 11 . mach gheen ander fundament gheleyt worden, behaluen Batter ghef/leyt is, dwelcke is Chrietus Jesus, Maer Peter en is tfunda- Fol. 119 v°. ment niet, noch by en fundeerde de Kercke niet op Peter, maer op de belijdinghe van zjjnen gelooue, daer by beleedt : -I- Ic belijde Mat. 16 . c .18. Bat ghy zit Christus den leuenden Soone Gods, Soo is Christus Ban Bat fundament. Maer laet ons spreken (seyde ick) vanden sluetel, ghy valt vanden sluetel op de Kercke, ghy segt Bat ick 9 Verdrinkt mJi' heimeliJ'k des nachts hebtgeen Bus voorkwam : al doet bgiJ' dit nog zoo in 't verborgen ziet het de Alwetende dan ziet het genoeg yolks ,; dan is dat evengoed alsof een aantal menschen het aanschonwenr,o ogt~ genoe bg om het aan het licht to bren bgen. Immers de Heer > die 't ziet> zal zich wel wreken . In zjne ~ evo1 .gen wordt uw niisdrJi'f o1penbaar . 232 HET OFFER DES HEEREN . van deen op dander loope, blijft ghy by een'), ende toocht my gelijc als ghy geaustineert hebt, als dat Clirietus seyt : Ick gene v den sluetel ende uwe nacomers . Sy seyden : Dat sullen wy v wel togen. Mer hoort, tis dit, aeyde Polet, ende quam voort met een vernufte reden . Ic seyde : Ic en ben met geen reden to payen, toocht my int boec. Doen seyde Ronse. Wy wetent wel van buyten, so doet ghy oock, hooret ons van buyten spreken. Ick seyde . Leset. Sy seyden : 1st niet alleleens veer '') wijt lesen oft spreken Joos, hoort dat is v seggen sal . Ic seyde : Ic en ben met geen seggen to vreden . Doen zijt niet lesen en wilden, doen sprac is den hogen Baeliu aen, ende Roegaergijs 3), ende scide : Diijn ileeren, is begeere dat ghy my bystaet in dese sake, ende doet haer dit lesen, oft is segge, dat ghy geweldige zijt, ende geen Rechters. Doen seyden sy : Leset hem. Doen lasen sy, Mat . 16. Ronse last, Doen hit niet en vant, Overt by (so wit als snee ~) ) Doen seyde by : Het en stater niet. Polet. Die selue woorden en Mat. 28. c. 20. staen daer niet, mer den sin staet, Mat . 28. Ende las : * Ick blijue by v totten eynde dea werelts . Joos . Dat en is niet daer by seyt . Ic gheue v den sluetel, ende uwe nacomers . Polet. Wilt ghy iuyst die woorden hebben, die en etaender niet, maeet ghy daer of so vele? Joos. Neen ick, maer om dat ghy segt, dat ghjjt my too-// Fol. 120 7 b. gen sout. Ron. Swijcht ghy, ghy en zijt niet sprekens weert . Joos. Waerom soude ick swijghen, da,er ghy met uwen valschen Mandamenten hebt vercreghen, dat noch Procureur noch Aduocaet voor ons~ spreken en mach, noch geen vrienden, wilt ghy niet dat is spreke, hadt my dan daer achter int cot laten liggen, Mer is en sal niet swijghen, om v noch om niemandt, ick en ben noch dief nosh moorder, noch vrouwen schender, waerom soude ick spreken laten? ick sal my verweeren ten fijne 5) dat mij mijn leuen gelt, Job. 27. a. 3. ende niet swijgen, also langhe als my de * tonge inden moat roert, maer swijcht\ ghy N . fi) ghy en zijt niet sprekens weert . Ghy 1GiJ' zegt, dat ik telkens van het eene punt naar het andere afdwaal : houd giJ' dan voet biJ' stuk . 2 ))Is 't niet eenerlei of wiJ' het lezen enz ." Van Braght verstond dit uweer" niet meer en maakte er »waer" van . 3) Een der rechters die Rog ier GJi's of Ro~~arius heette ? 4 Zoo in alle uitgavers, tusschen ronde haakJ'esf terwiJ'1 d e woorden, die de uit. gevers op fol . 56 vo, 206 vo en nog op een paar lpleatsen tet verduideliJking in den tekst voeg den tusschen vierkante haak'~es staan . Miss chren was. in den brief -- 't komt J'uist in 't schriJ'ven van Joos hint mer v r e o oo , o, a . fol . 113 v en 114 v o hier jets biJ' vergissing weggelaten en vond dearom de uitUe~ver het noodi~,~ een Paar woorden in to voegen ; wet hiJ' op eene andere wJi ze wilde aanduiden dan wanneer hiJ' jets ter opheldering inlaschte . Van Braght heeft die haakJes verplaatst • 5 ))Met het oog hierop dat bet (»dat" voor ))dattet mia n leuen eldt . 6 Evenals op andere plaatsen v oor ons. »N. N ." , een Petsoo die aanaedul wordt maar (lien men niet met name wil noemen . EENEN BRIEF OFTE BELIJDINTG}FIE VAN JOOSKINT . [11u . 2.] 233 aielmoorders, ghy * vianden des Cruys Christi . Doen leyden sy Phil. 3 . b.17. my noch voor to diaputeren . Ick seyde : Voor t Schepenhuys maer hier niet. Antwoort . Daer en salmon v nict brengen . Joos . Wel, so ;- doet dat v belieft, ick hob v mijn gelooue beleden, int eerste Jer . 26. b.14. doen ick hier quam, ende ick hebt v hier to voren geseyt, moor dan vjjftich werf, ende segt v noch, dat ick niet en houde van a1 V cremerye, noch van eon punct dat de roomache Kereke hout . Ronse. Bout ghy niet vant Sacrament? laet hooren wat ghy daer of hoot. Joos . Eenen afgod, eon beetken bloemen '), ende hadde ick uwen oly, da,er soude ick mijn schoenen meede smeeren . Ron. tiVy hooren wel, dat ghy stout ghenoech zit. Doen begonster eenen strijt, ende meenden my to oucruallen, ende is weerde mij vromelijc met des Heeren Woort, alsoo omen knecht toestact, die zjjuen meester lief heeft. Ende de ~` Heere gaf m} so to spreec- Luc.21. b.14. ken, dat ick binnen Brie vren niet eon reden en sprack, sy en bloom daer in to tort. Doen werter vant Menschwerdinghe verhaelt, hot welcke sy // wilden wtuoeren op de stomme letter 2). F'ol . 120 v° . Mat. 1 . Pit is dat Boeck der gheboorten Jesu Christi des Soons Mat. 1 . a. 1. Dauids. Waer op dat ick seyde datter stont . Matth. 22. Doen Mat. 22. d. 41 . Christus vraechde den Scriben ende Phariseen : wat dunct v van Christo, wiens Sone is hi ? Sy seyden : Dauids . Hy seyde tot haer Hoe noemt hem dan Dauid in den geest eon Heere P daer by seyt * Die Heere heeft tot mijnen Heere gheseyt : Sit tot mijnder rech- Peg. 103 . a . 1 . ter handt, tot dat ick ewe vianden legghe tot eon bancke uwer voeten, 1st dat hem Dauid nv eon Heere noemt, hoe is by dan zjjn Sone? Ende niemant en condo hem eon woort antwoorden . Ende noch verha,elde ick haer * vande figuere Melchisedech, ende Hebr . 7. a. 1. Apocalypsis int laetste, dat by de 'F wortel Dauids is, De welcke + A p . 22 . b16 . Si niet hooren en wilden, ende bloom op harm stommen text . Doen ick dat hoorde dat sy haer ongelijck niet en wilden kennen, doen seyde ick : Wilt ghy van hot menschwerdinghe spxeken, oft van eenighe saecken des gheloofs, coemt voor dat Stadthuys . Doen seyde Polet : Wie soude daer oordeelen, wie ghelijck ofte onghelijck hadde . Joos. Dose ghoede heeren . Polet. Sy en verstaen de Schriftuere niet . Joos. Sy verstaense v wel ghenoech om hier to disputeren, oft int Schepenhuys, sy behoorense dan oock wel to verstaen, om voor dat Stadthuys to disputeren . En verstaen sy de Schriftuere niet, soo behooren sy haer wel to schamen dat sy Rechters zijn ouer dose saecke, daer sy de Schrift niet en verstaen . Daer ghebuerde so veel, dat ick in eon ha,nt pappiers niet schrij- 1Bloom van meet >; de ouwel . 2 Voltrekken bouwen op de domme letter tier woorden zonder dat met den zin of den geest daarvan to rade wordt laagaan . 234 HET OFFER DEB HEEREN. uen en soude hire vernuftheyt . Ende ick beuele alle lieue Vrienden, ende alle broeders ende Susters in den Heere, in de handen Fol . 121 r •° . des // Iieeren : Ende bidde haer altesamen dat sy haer willen Ephe. 6. b. ll. cloeckelijek * wapenen, want het is noot, ende als sy comen son verre als ick bon, dat sy haer niet en gheuen tot disputation, want Mt. 24. b. 24 . waert * moghelijek, sy souden ons van der waerheyt trecken. Ic laet v weten dat is so wel gemoet bon, dat is niet en soude con- Mat. 5. a.. ll . non geschrijuen de vruechde ofte t blijschap die ick hebbe, ende ick hoepe dat den zegel van down brief sal zijn hot aflegghen van mijn lichaem, Daer toe gene my de Heere zijn genade, op datter zjjnen naem mach door ghepresen worden, want ick en soecke Acto.l0.d.3Z. anders niet, dan des Heeren Prijs. t Niet moor, blijft den Heere beuolen, ende dat woort zijnder genaeden. AMEN. Bidt den Iieere voor my, ick wil den Heere gheerne voor v lieden bidden. Sy seggen : Chrietus is Dauida Soone, verstaet tbediet t) . Is by Dauids Sone, soo en is by (bodes Soone niet . Want niemant en heeft twee Vaders, twaer tegen natuere . Maer Christus is den eenigen Soone van Ciodt den Vader puere z) . Q Eynde van Jooskinta Belijdinghe . 1 De beteekenis ii .l. van dit hun ze en . Doze zoekt de vervaardi er van dit versJe, die de dooPsbgezinde menschwordingsteer belJi'dt hierin dat de mensch Christus dus - anders dan die leer inhoudt - n i e t Gods wezenliJ'ke zoon zou ziJjn . Van Braght voegt in regel 1 en 2 voor ))Dauids Soone" in : ))oorsP ronkeliJ'k" ; d, i . naar ziJ'ne afstamming, z~"ne herkomst ;~ en dit zeker om to doen opmerken dat Christus ook volgons die menschwordingsteer wel in zJi'ne hoedanigheid van Messias op den naam Davidszoon aansPrack had, maar niet uit kracht van ziJ'ne geboorte nit Maria, niet omdat hiJ' door haar lichameliJ'k van David afstammen zou . 2 Misschien behooren doze vier regelen tot het door Joos geschrevene . Maar het kan even goed eene bladvulling ziJjn, door den drukker her ingevoegd, omdat hiJ' steeds met iederen nieuwen martelaar eene nieuwe 1)ladziJ'de wil aanvangen en nor ons o de vooraf aande eene ruimte wit wil laten . Om dit laatste to vermiJ'den was op doze Plaats van het boekJ'e en char alleen, maar char ook toevalli g zoowel in n° . 1 1562 als hier in n° . 4 1570, zulk eene bladvullinn onmisbaar . Merkwaardig is nor dat de uit evens van het Groote Offerboek van 1615 dit vers hebben uitgelaten, vermoedeliJ'k om dezelfde reden waarom ziJ' ook fol . 131 v° 173 vo en 248 ro uit hun herdruk van de brieven uit het Offer des Ileeren eeniga volzinnen of woorden we l~'ieten . 0p al die vier l'laatsen n .l . wordt de oud-menniste menschwordingsteer ) die ziJ') Waterlandsche Doopsgezinden, verwierPen, met nadruk EEN LIEDEKEN DAN J008KINT . 235 Q Een Liedeken van Jooskint, Nae de wijse : De Mey staet nv in zijnen tit 1 ) . DE meeste vruecht coemt door Godta woort Waer door de Christen verquicken Veel vromicheyts werter gehoort Binnen der Stadt van Cortrijeken Vanden gheuangenen Jooskint Die Christum vyerich heeft bemint En liet zijn leuen vrijmoedich Bezeglende Gods woort bloedich . Hy quam voor die Sophisten staen Segghende, moats v begeeren Wanneer hebt ghy laetst biecht gedaen ? Wat wilt ghy dat nv voorkeeren ? 2 ) Want dat ghy my dus vangen liet AIsulcx is ymmere niet geschiet Ghy moist 3) hoe mijn saecken stonden Neen wy, sy deer op vermonden . Van wien coemt ghy, oft wt moat naem? Wy comen van Godes weghen Ick gelooft niet, sprac Joost bequaem ' Want om wet„en mijn gelegen 4) Hebt ghy my geleuert in hant Maer die de Heer om leeren wt sant Ten is niet geweest haer seggen Yemant in banden to leggen . Noch spra.ek Joost met eenen afkeer Van die Prelaten en Staten Ick gheloof aen Christum den Heer * Die hem voor my heeft dooden laten beleden . 't Is die »vervalsching , die door de uitgevers van de derde uitgaaf van dat Offerboek 1626, ditmaal voorstanders van die leer, Twisck c . s ., in hunne voorrede hefty'g ~vordt gebrandmerkt • waarop toen Alenson in ziJj n Teqhenbericht haar heeft pog en to verontschuldigen . In die uitgaaf van 9626, ook in de vierde van 463'1 alsmed e in Van Brag~ht ziJjn die uitgelaten woorden op al de vier genoemde plaatsen weer ingevoegd . Zie Doopsq ~ ezinde Bi'draqen, 9870, bl. 75-79 ,.1899, hi . 437 . 4 N0. IA van den Ausbund t : ))Die beste Freud ausz Gottes Wort", met het o pschrift : Emn antler Lied von einem der wird Jost genandt, zu Cortrick verbrandt An. 9553. Geht in Jor~,g Wagners Thon . 2 aHervorkehren" ; voor den dag, o nden voorgrond brengen . ~ 3 ))Of giJ' moist heel goed hoe enz ." 4Toestand . Fol. 121 v°. Ronse. J o05 . Joo5 . Ronse. Eea. 53. a . 8 . 236 IiET OFFER DES HEEREN. Rom . 5. a. 6. Niemant en isser onder v 1. Pet. 3. c.t8. Tsy Paep, Proclielpaep '), Deken no tJoan .l0 .a .12 . f Die zijn leuen soude deruen Ende voor my willen steruen . Runse. Wie leert dat? (daer van bescheyt doet) Fol. 122 r° . Christus, en seyt : 1- Een goet Herder Juvs . Laet tleuen voor 4jn schapen soet +Joan .l(J all . Maer ghy verstoot my al verder Verdoemende, bljjf ick hier by Daeromme ist wonder, sprack by Dat ghy lieden suit ghehenghen My aldus ter Boot to brenghen . Na dien ick ben in een propoost Waerom men my sal verdoemen So laet my gaen West ofte Oost' Om tot een beter to comen Ronse. Van v willen wy scheen geris 2) Jooa . Jae my ouergeuende gewis Stracx voort in des Rechters handen Om vast to houden in banden . Polet. * Paulus wel ouergaf Satan 3) Joos. Also doet ghy my oock mede *LTim.l .c.l0. G}heeft mj niet in sReehters hant dan Paulus doch so niet en dede Mat. 28 . c . 19 . Christus dat niet leert, t maer beual Act. 10. e. 4:3. Dat Euangely oueral Te vercondigen op eerden Voor cleyn en groot van weerden . Hy geboot niet, die niet en wil Gheloouen, int Cot to steecken En to leggen in boeyen stil. A1 die Christo hoorden preecken Iiebben die selue ghelooft hem Oft' oock die Apostelsche stem ? 4) Doen warier daer een die seyde Neen deer op met corticheyde . Joos. Sijn sy den al ter doot geleyt Die niet geloofden haer woorden ? Ronse. Neen, hebben sy weerom geseyt 11 1 »ParochiePasP", met euPhonische 1 . 2 Rasch scheden, scheiden . 3 Paulus gof wel sommigen over aan den satan . 4) N.!. en tech is bun, schoon niet geloovende, door de aPostelen geen geweld aangedaan. 9 Deaaf van 1u570 heieft )t)Bawl gtbedr~och" ; zoo ook de daaroP volgende , eerst die van 1590 en de latere uitgaven hebben den tekst verbeterd zooals ik dien hierboven oPneem . 2 ImPerfectum : Plachten . 3 aPlaYcant", liefeliJ'k, verheugend, zal wel bJi' mont" behooren . Of biJ' ))die woorden" ? EEN LIEDEKEN VAN JOOSKINT . 237 Deden syse niet vermoorden Joos. Ende ghy voor Steehouders gaet Hoe coemtet dan dat ghy bestaet Ons lieden aldus to dooden A1 waren wy (als ghy segt) snooden . // En hebt ghy oock ghelesen niet Fol. 122 v° . -F Hoe Iielias heeft beuolen Polet . +3.Re.1 S.e.40. Baals Priestera to doon met vliet Jae ick, en v onuerholen Joos. Wt to roeyen, dat faelter noeh Want ghy dient meer Baala bedroch ') Bract en suypt meer dan sy plegen 2) Met Jesabel wel to degen . Sy brachten Augustijn by int ent Dies zijnde Jooskint tonvreden Sprack : Die en is my niet bekent En brengt van hem voort geen reden Want ick en houd geen leering meer Dan der Apoatlen van den Reer En der heyliger Propheten (Voorseggende Gods secreten) . En die woorden onses Heylant Ghebracht van des Hemels Throone * Wt den mont zjjns Vaders playsant 3) Joan . 7 .6.16. En heeftse bezegelt schoone 12 . g. 49. Met zijn preciose bloet dier 14, a . 10. Daer voor begeer iek tgaen int vier Sprack desen Helt stoutelijcken Sonder eenige beswijcken. En als duysent vjfhondert iaer Drienvjftich Overt geschreuen Stont Joos aen een staeck openbaer Daer by gheeynt heeft zijn leuen lily heeft den strijt vroom wtgevoert Als een stout Camper onberoert Broeders wandelt so met lusten Dat ghy met Gods orient muecht rusten . Fixes. // Fo1.123 r° . 238 HET OFFER DES HEEREN . Q Dit is die Belijthnge van Cities de Praet, inde gheuanekenis wesende to Ghent, ende is aldaer om des Heeren woort omgebracht, Anno . 1556 1). 1 . Cor.1. a. 3. G}Henade ende vrede van Godt onsen Vader ende Heere Jesu Ephe. i, a . 2. Christo, sy met v lieden to samen mijn liefste broeders ende susters in den Heere. Ephe. l, a . 3. Gebenedijt ei God ende de Vader Jesu Christi, die ons * gebenedijt heeft met alderley gheestelijeke gebenedijnghe int hemelsche wesen door Christum, ghelijck by ons wtuercooren heeft door den selfden, eer der Werelt gront gheleyt was, dat wy souden zijn Eph. 4. a. l. heylich ende onstraffelijc voor hem finder liefden . -I- Een yeghelijck onder v die neme zijnen roep waer, daer in dat by gheroepen is, op dat v die Nathan daer mede niet en queue in uwer beproeuinge Heb. 3 . b.13. * ende vermaent neerstich die een den anderen in der liefden, 10. c. 24. want ick wil v lieden wel vermaeninge schrijuen, maer den tijt en 1.Tea.5.b.11. is my niet wel daer toe ghelegen, want ick worde seer gewaeht 2) vanden stockmeester, die den Deecken seer ontsiet, ende beureest is voor hem, nochtans ben ick seer genegen, om v lieden wat to schrijuen van mijnder examinatien, ende van der Papen boosheden, ende versierde loegenen, daer mede dat ai my meynen to verdoemen, maer Godt sy lof, dat by my het velt helpt behouden . Dit Fol. 123 v° . scrijue ick v lieden oft // yemant daer door mocht ghesticht worden, van die noeh ionck zjjn . Q Ten eersten, nae dat is geuangen was op den sesten dach, hadde is seer bedroeft geseten, ende bedruet, ende awaer van her- 1 Van hem is verder niets bekend evenmin als van Joos lout, Zooals boven is oPgemerkt, ontbreken de gentsche sententieboeken van deze J'aren . 2 Stren behoed bewaakt . bE BELIJDINGFE VAN CLASS bE PRAET. 239 ten, dat vleysch was seer verschroemt 1) : Nv moet icker aen, ende veel meer ander strijts aen wijf, aen kinderen, ende de * Satan 1 . Pet . 5. a. 8. die my om ginek, om my to verslinden met veel wonderlijcke aenuechtingen, dat to lanek waer om to verhalen . Ende op den sesten dach voor die noen, quam die stockmeyster, ende riep my wt, daer ick in gesloten was, seggende : Claea, coemt hier beneden, volcht my, Ende by ginek voor, Ende mijn herte ontstack my van vruechde totten Heere mijnen God, also dat alle mjjnen druc ende benautheyt van my gedreuen was, gelije het atof van der straeten slaet met cracht . Doen dachte ick : Och genadige God, nv beuinde ick dat ghi * getrou zijt in uwer beloften . Heere ~ regiert nv Heb.10. c.23. mijnen moat na uwer beloften . Doen leyde by my in een tamer L.ute 21. b. daer sat de Voorschepen, ende noch twee Schepenen met hem, ende die Baeliu, ende een man met eenen grooten baerde, die een groot boeck hadde om to schrijuen, ende sy besagen my seer, doen ick in die tamer quam, * ende ick dede seer groote reuerencie, 2 . Pet . 2.b.13. ende ick boot haer lieden to semen vrede . Ende die stockmeyster stelde my eenen stoel, ende seyde : Claea sit deer neder, tis soo die ordinantie. Ende iek sat deer in met eenen blijden moede, het herte totten Heere mijnen God, niet denckende op my seluen, noch op t geen dingen die op deser werelt zyn . Doen seyden sy : Collo. 3. a. l. Deckt v hooft . Ick seyde : IEet en betaemt nv niet wel . Ende de 1 . Joa. 2.b.15. Baeliu vraechde my : Hoe is uwen naem : Ick seyde : Claes de Prtiet. Doen seyde by : Scrijft // dat, ende geboren deser Stadt . Fol. 124 r° . Doen vraechde my die Schrijuer : Sydy van hier geboren? Ie seyde Ic en weet anders niet . Baeliu. Waer hebdy so lange geweeat Claes, de laetste reyse doen ghy wech waert, so lange wten huyse . Cla. In Emderlant 2) . Ba. Wat ghinct ghy deer waken ? Clae. Ick vernam dyer int lent, oft joker niet en hadde weten yet to copen of to vercopen eenich goet ofte yet to doen, drier is mijn broot hadde mogen mede winnen . Bael. Jae, ende om die broeders to besien, dat hour ick weL Claes . Jae Heer Baeliu. Bael . Ja Claes, hebdy een under doopsel ontfangen, den ghy ontfinct in uwer ioncheyt, als ghy kersten ghedaen Overt? Cla. My en gedenet deer of niet, als ick so ionck was . Baeliu . Hebdy een doopsel ontfangen, daer of dat v gedenct Claes ? Cla. Ja heer Baeliu . Ba. Hoe lunge is dat geleden ? Cla. By vier iaren. Doen verwonderden sy haer alle seer. Die Baeliu vraechde my noch eens : Hoe lange seydy ? 3) 7 Verschroomen van schroom beven . Claes verzwiJg' t het ook verder, fol . 125 vo, niet hoe zwaar het hem sours vigil getrouw to bliJ'ven . 2 Niet alleen in Afnsterdam en in Friesland maar ook in de vlaa msche gemeenten was de betrekking met Emden reeds zoo vroeg > in 1550> zeer levendig . Zie fol . 40 ro en elders . 3 Zeidet giJ' . 240 ET OFFER DES IIEEREN . Doen seyde de ander Schepene : By vier iaren . Doen each my die Baeliu seer aen, ende vraechde wie sy waren, die met my verkeeren, ende die van mijne broederen waren, die oock gedoopt waren . Ende ick seyde. Tis once wijs niet malcanderen to vragen, van waer sydy? oft waer woondy? of hoe beet ghy? of wat doet ghy? Baeliu . Ghy lieden en willet niet weten . Cla. Neen wy heer Baeliu. Bael. Bat doet ghy om dat ghi niemant belasten en soot . Clae. Ja Prou. 1 . a . ll. wy heer Baeliu, want wy weten wel, datmen seer nae * ons bloet Mt. 10. b.16. gtaet, ende die Heere heeft ons toeghelaten, dat wy t voorsichtich wesen sullen als serpenten. Doen greynden 1 ) de Baeliu op my, ende sy spraken seer veel Latijns onder malcanderen . Doen vraechde Fol. 724 v 0 . de Baeliu : Waer wart // to doen, dat ghy v doopsel ontfingt ? Claes. Tot Antwerpen . Baeliu. Waer daer? Cla . Tusschen S . Joris poorte, ende de Coeper poorte. BaeL In wat hugs? Ciaes . In eon cleyn nieu huysken. Bae. Wat ambacht dede men daer in? Claes . Ick en each daer gheen ambacht doen . Baeliu . Ja Claes wie wasser by? daer moesten ghetuygen by zijn, die ghetuychden dat ghy eon Brooder waert. Ciaes. Daer waren drie oft vier persoonen by, die jut hugs woonden, ende eenen die my daer in leyde . Baeliu . Wie wart die v daer in leyde ? Ciaes. Hot was een ionck man. Baeliu. Van waer was by ? Claes. Ick en vraechdet hem niet. Baeliu. Hoe veel wasser daer met v ghedoopt? Ciaes . Wy drie. Baeliu. Van waer waren sy? Ciaes . Ick en vraechdet henlieden niet. Baeliu, wat ambacht deden sy ? Claes . De eene was eon Metsers knape, soo my dochte . Baeliu. Waer wit by v to vinden, die v daer leyde ? Ciaes. Hy hadde my dach gheset 2) inde Cooper Poorte. Baeliu. Wat wist ghv oft de Dooper daer inde Stadt was? Claes. Iek hadde in diuersche stonden daer nae vernomen als icker ginek om mijn Coopmanschap, ende doen hoorde ick dat by daer was. Baeliu. Waer hoorde ghy da.t by daer was ? Doen seyde de Voorschepen : Sy kennen al haer lieden Voleken . Baeliu . Dat huysken daer ghy ghedoopt waert, woonen sy daer noeh, oft on weet ghjjt oock niet? Claes . Dat huysken was torts daer naa heel wt geiaecht. Bael . So on weet ghy daer niet of to spreken, en doedy ? Claes . De eene track na Engelant, dander was gebrant, dander en 1 .Tim. 3.a.2. weet is niet waer sy voeren . Bae. Wat man vast, die v doopte? Fol. 125 r^ . Cla. Hot docht mi eon * onstraffelijc // man zijn . Baeliu . Ja Cla,es, wat weet ghy vanden man die v doopte, oft by onstraffelijck was? Doen seyde eon vanden Schepenen ? Hy heeft geseyt : Heirs docht dat by onstraffelijc was. Doen seydc de Voorschepen : Dose lieden 1 Valsch lachen of griJ'nzen . 2 Ecne ontmoetinbr met tniJ' beapahl~; een our vastgestela . DE BELIJDIN(3E VAN CLAEB DE PRAET . 241 preecken oock, doense niet? Doen seyde de Baeliu tot hem : Wy plegen ') dat alle to vragen, maer wy en vseren dat niet meer . Ende sy cloncken de belle, dat de Stockmeester comen soude, ende my wech leyden . Ende dit schreuen sy . De Schrjuer vraechde, vat volck van Ghent dat ick to Emden gelaten hadde. Ende ick en wilde hem niet antwoorden, om dies wille, dattet zijnen dienst niet en was to vraghen . Ende doen seyden de Schepens tot my Claes, wy sullen mannen seynden, die sullen v leeren dat rechte gelooue . Cla. Pat rechte gelooue hope ick dat ick hebbe, ende willen sy my daerin verstercken, soo sullen sy my willecoem zijn, maer willen sy my dear of trecken, so en begeere ickse niet . Doen seyden sy seer : Claes, hoortse, hoortse altijts . Doen bedancte ick Schepenen ende Baeliu allegader hertelijc, dat sy met my gemolesteert warm . Ende de Stockmeesters bode wees my opwaerts to gaen, Doen ginc ick opwaerts . Ende ick Overt seer swaermoedich, dat sy my niet geuraecht en hadden na mijn gelooue, ende twee dienaers hadden staen hooren aen de duere, die quamen boueu by my, ende quelden my met veelderley dingen, ende seyden : Arme bloet als ghy zijt, die v leuen daer voor laten wilt, ende v wijf ende kinderen laet ghy inden noot, ten is niet wel ghedaen, dat ghy v houweljek breeckt, want Godt heuet seine inghestelt. Ick Gen . 2. e.24 . seyde : Ic en breke mijn houwelijc niet, noch mijn huysurouwe ooc niet, mer dims schult ist, die my van mijn huysurouwe ne-// men, lien staet wel toe to sien, wat sy doen. Sy seyden : Ic soude Fol. 125 v°. al spreken, so sy hooren wilden 2). Ick seyde : * Dat en heeft my Mat. 10. c. 32. Godt niet geleert. Ende is vermaende henlieden, dat sy haer wachten souden aen sine bloet to grijpen oft to comen . Ende is sprac hen wel tegen, ende sy gingen wech, ende baden God, dat by mi wilde verleenen mijn meeste salieheyt. Doen sat ick daer alleene 3), ende , de t Satan quam mi tenteren inwendich voortbrenghende : 1 . Pet . 5 . a . 8 . Arm mensche, sydy hier om ws geloofs wille ? de heeren en vragen v na geen gelooue, dan na den Doop die ghy ontfangen hebt, van alsulcken man, ghelijek ghy wel weet, ende quelde my, met a1 dat by conde voortbrengen, by dede zijn beste om my neder to werpen. Doen dacht ick : 0 ghy boose tenteerder, ghy -I- moorde- Joan . 8. d. 44. naer, ick beuoele wel dat ghy zit de selue die * Petrum quelde, ~ 1 . Pet. 5.a.3. daer by ons mede ghewaerschout heeft . Ende ick vloot tot G}odt, ende hief een geestelijck t Liedeken op, ende sanek met vruech- Jaco . 5. b.13. 1 Oud imperfectum : Plachten . 2 »Ik zou maar alles zeggen, zooals ziJ' het gcarne wilden hooren ." 3 Wat nu volgt is eerie der weiniga Plaatsen in deze brieven, waaroP de martelaars den bangen zielestrJi'd, die zeker menigmaal in hen gestreden is, can de hunnen blootle en . IL 16 242 fIET OFFER DEB HEEREN . den, ende worde vrolijc ende blijde, dat ick dien storme door ghestreden hadde. Daer was ick ontrent thien Weecken . Q Doen quam de Stockmeester, seggende : Claes, coemt herwaerts, hier zijn twee bontecraeyen t), ende beual my seer, dat ie soude peynsen om mijn wjjf ende kinderen . Ic seyde : Ic peynser Mat. 10. e.37. genoeeh om, maer Christus heeft geseyt : 1- Wie niet en verlaet Luc.14. c.26, vader, ende moeder, suster ende broeder, wijf, kint, iae zijn eyghen leuen, om mijns naems wille, die en is mijns niet weerdich . Icy seyde : Tis waer, diet gedoen 2) can. Doen leyde by my in een tamer, daer twee Jacobinen waren : Die streecken haer Cappen af, ende is dede mijn Bonette af, ende sy boden my goeden auont, Fol. 126 r°, ende ick henlieden ooc . De eene vraech//de mij ? Hoe heet ghy mijn orient? Ic seyde : Claes, ende ick seyde : Hoe heet ghy ? Hy seyde? Broer Peter de Backer. Ende by seyde my, hoe dat by geweeat hadde totten Voorachepen, ende dat die begeert hadde, dat by my soude comen onderwijsen tot den rechten ghelooue . Ick aeyde : Dat heb ick van Godt ontfangen . Vrage. Wat is v ge- Mat.1G. c.16. looue? Cla . Ick gelooue alleen in Christum Jesum, * dat by de Act. 4. a. 12. leuendighe warachtige Sone (hods is, ende datter -f- geen ander salicheyt en is in Hemel noch op Aerden . Vrag . Ieser anders niet to geloouen? waer blijft de Moeder de heylige Kercke, daer wy in geloouen moeten? Claes . Weet ghy wel welt dat de heylige Kereke is? Vrage. Weet ghijt wel? latet my hooren. Cla. Ic vraecht v, want ghy spreeckter a£ Antw . De selue diet geweest is van Christus tijden af, ende der Apostolen tijden af, ende die de Apostolen onderhouden hebben, ende noch doen. Cla,. Weleke is dat? Antwoort . De moeder de heylige Roomsche Kereke . Claes . Is dat de Apostolische Kercke. Antw : Jaet. Clae . Hebbense de Apostolen also onderhouden? Ant . Ja sy, euen gelijck wy, min noch meer. Claes . Hebben de Apostolen Misse ghedaen ? Ant. Ja sy. Clae . Waer statet geschreuen? Ant . Ic salt v toogen. En by 1 .Cor.ll.c23. toochde my totten Corinthen, daer Paulus spreect vanden Auontmael. Ic seyde : Hy spreect daer van dat broken des broots, dede by deer Misse, gelijck ghy lieden doet? Ant . Jae hy, nocli min noch moor din wy en doen . Claes . Hebben de Apostolen veruolcht, ende haer lieder Kercke gehouden met den viere ende sweerde, gelijek ghy lieden doet? Ant . Ja sy, sy hebben bloet gestort, ende Mat. 26, e . 50. verraden, ende doot geslagen . Cla . * Malcus bloet was gestort van 1 Uit de aanduiding als Jacobinen eeniga regels verder blJi'kt dat dit Dominikanen ziJjn . De uitdrukking is zeker een sPotnaam in den volksmond . De Dominikanen dra en een zwarten mantel over een wit kleed . 2 Vlaamsch voor ))doen" . DE BELIJDINGFE VAN CLAEB DE PRAET. 243 Petro, ende // t Judas verriet, maer waer hebben sy yemant doot Fol. 126 v^ . geslagen P Ant. Petrus versloech t Ananias ende Sapphyra met mat. 26. b. 24. den sweerde van zijnen monde, dat sy ter doot neder vielen . Ende Acto. 5. a. 5. by lachte ende stet zijnen vinger op, Doen seyde ick : My dunct wel dot ghy zijt vanden genen deer Paulus of spreect, 2. Timot . 3. 2. Tim. 3. a. 2. Waeraf dat wy vlien sullen, want v lieder sotheyt en blijft niet verholen, maer openbaer voor de menschen, want ghy sit en spot ende en draelt i), ende toont wel dat ghy menschen zijt van gebroken airmen, die altgt leeren, ende nemmermeer totter waerheyt en comen. Ende ick strafte hem seer, ende by wilde noeh veel spreken, ende my onderuragen van den Doop ende Menschwerdinge Christi, ende ander Articulen vanden gelooue, maer ick hadde voor my genomen, green disputacie tegen hen lieden to waken, sonder Schepens deer by to zijn, din to belijden gelijck is hier bouen beleden hebbe voor henlieden . Doen sy hoorden, dat is niet meer hooren en wilde, ende stout om gaen, so seyder oock een : Och Claes, hoe iammerlijc sydy verdoolt, ende noehtans heb iek v so lief, ick wilde wel dat ghy van mjnen sinne waert, ende dat iek mijn lichaem soude laten verbranden . Och arme mensche, is wil voor v bidden ende doen bidden als ick preke . Claes. Ic en begeere niet, dat ghy voor my bidt, noch doet bidden, want v lieder gebet is ydel, ende en Overt t voor God niet verhoort, so lange kith. 3. a. 4. ale ghy lieden blijft in uwe boosheyt . Antw. Dyer mach misschien Joan . 9 . d . 31. een oft twee zijn in al den hoop, die goet is . Cla. Trect henen, want ghy eoect to couten 2). Doen ginek by al lacchende wech, ende seyde : Ic sal voor a doen bidden, oft ghy wilt oft niet en wilt, want ghy behaecht my wel, ende ick wil noch weder comen. // Q Daer na ontrent noch twee weecken, quamender twee vande Fol. 127 ~b. selue Bende, de eene was een grof vet man, die seer veel claps in hadde, ende de ander was seer fel ende grijpich in de woorden, ende wilde my seer aenuallen om to disputeren, maer is en wilder niet aen, den met veel vragens, die ick henlieden opwierp, gelijek ick de ander hadde ghedaen, ende liet hen haer selfs boosheyt ontdecken . Want deer warm seer veel gheuanghenen comen stem achter onder de tamer venster, ende de tamer duere, om to hooren, ende dat wiste ick wel, daerom vraechde ick to meer, om dat den eenen so veel claps hadde, ends quam by draneke 3). Q Doen iek ontrent seuen weecken geseten hadde, was iek of geroepen, ends gheleyt in een tamer, deer sat de Deeeken van 9 N°. 11, 9599 en ells lateren : ))sen pdraoeltt" ; giJ' zit to spotten en dwaasheden to zeg gen ." ~Draelt" van »droelen", zie VerwiJ's en Verdam > II, 422 . 2 Babhelen. 3 DZooveel rPaats had : wet van den drank kwam ." 244 HET OFFER DES IIEEREN . Ronse met zijnen Clerck, ende noch een persoon by hem . Ende de Deecken hiet my sitten, ende ick sat voor aen de Tafel by hem, ende by ginck my een lanck Sermoen doen, ende ick hoorde Heb.11. a. 6, toe . fly verhaelde, hoe dattet * onmogelijck was, sonder gelooue Mar. 16. b.16. God to behagen, ende wie -I- niet en gelooft, die is verdoemt, Joan . 3. c. 18. seyde hy. Ende ten laetsten vraechde by my : tiVaerom hebt ghy v so laten verlcyden, ende in dolinge laten brengen, ende zijt afuallich geworden van de heylige Kercke . Doen seyde ick : Om datter geschreuen staet, dattet onmogelijek is, sonder gelooue God to behagen, so heb ick neerstich geweest om to ondersoecken dat gelooue, ende Godt to bidden, dat by my daer in stereken wilde, door zijn genade ende bermherticheyt . Ende by heuet gedaen oueruloedich, ende dat begeer is oock getrouwelijc to bewaren tot zjjnen Mat. 10. d. 32. prijs, ende om geen lijden to * versaken, noch om yet dat ter Fol. 127 0°. werelt is . Dee. V dunct dat ghy tgelooue hebt, mer ghy // zijtter verre afgheweecken . Ende dat ghylieden so vrymoedich ende ghetroost zijt tot der doot, dat is de Duyuel, die hem can verstellen in een Engel des lichts . Daerom als ghy de Schriftuere leest, dan hebdy v laten onderwijsen van eenen armen slechten Ambachts man, diese na zijn vernuft v geleert heeft, daerom zijt ghy nv bedroghen, G}hy lout v hebben laten leeren vanden genen die de rechte leeringhe ontfangen hebben, de dienaers der Heyligher Kereken, dat zijn de Pastoren oft herders . Claes. Sijnse dat, die de recite leeringhe ontfanghen hebben ? Deec. Ja sy. Cla. Waerom leuen sy dan een Duyuels leuen? gelijekmen siet . Deec. Wat gaet Mat. 23. a. 2. V dat aen ? Daer staet, 1Vlatthei . 23. Poet na haer gheboden, ende niet na haer wereken. Cla. Sijt ghy dan de Schriftgeleerden ende Phariseen, daer Mattheus of gheschreuen heeft. Deecken . Ja wy . Claes . Soo comen al de Ween op v lieden, die daer na volgen in het selue Capittel . Deecken . Ten doen niet. Ende wy hadden noch seer veel spraecks daer a£ Ende by hadde my geerne gehadt, dat ick hadde willen disputeren in de Articulen des GFheloofs, maer ick en wilder niet aen, dan met dusdanighe vraghen. De man was gewillich int apreken, ende seer saechte, ende begeerde dat men zijn reden gehoor soude geuen, ende by gaf oock goet gehoor. Ende ick daehte, ick hebbe so langhe ende so veel van Act. 9. b. 13. desen man * ghehoort t), dat by de gemeynte so seer veruolcht ende benaut, ick moet nv weten, hoe dat hijt met der Schrift wil beweren, daer ick hem spreke, want is en weet niet, dat is hem oyt ghesien hadde . Ende ick vraechde hem, waer hijt vant geschreuen, dat hS so bloetgierich soude loopen naet onnoosel bloet, 1 Zie aanteekening 3 op fol . Iii vo . DE BELIJDING}E DAN CLAE6 DE PRAET. 245 daer nie//mant en weet ouer to clagen van eenige misdaet . Deeck. Fol . 128 r^ . Mijn orient, ick en loope noeh ick en stae na niemants bloet . Claes. Ghy seynter dan v dienaers om . Deea Ic en doe mijn orient. Clae. Veruolchdy dan niemant? Deeck. Neen ick mijn orient. Cla. Noch en hebdy gheen mandamenten, deer mede dat ghijt laet docn? Deec. Neen ick mijn orient . Claes. Ghy hebt ymmers mijn medebroeders de Wet 1' ouer gLeleuert, die ghy in v Mat, 27 . a : 2 . handen gecregen hadt, die staende gebleuen zijn jut ghelooue, ende men heuet ymmers int openbaer ghesien, present voor alle de werelt . Deeck. Ick en doe mijn orient. Claes. Wat coemt ghy den deer to Bitten, by de Schepens, ende so veel to spreken, ist dat ghijt v niet en moeyt? Het sch~jnt die u hoort, dat ghy geen schult daer in en hebt . Deec. Neen ick mijn orient . Ende by wreef zijn handen in malcanderen. Cla, tiVie doetet den? Deeck . De wereltlijeke, oft de heere, diet Sweert ontfanghen heeft . Wy hadden noch veel spraecx deer af, also dat by geenen wech en wiste . Ende by vraechde wt der Schrift, Deute . 17 . Deer fondeerde hy, Deu.17.6.17. dat de Priesters de macht hadden, (&c.) Ick seyde : Dot was in de wet der wrake, maer nv zijn wy inde wet der genaden 1). Ende ick vraechde hem hoe dat by hem dorst bestaen to aenueerden dat de Heere verboden hadde, to weten, van dat oncruyt, Matthei . 13. Mat . 13. d. 30. Datmen dat goet cruyt, ende het quaet cruyt beyde soude laten opwassen. Ende ick vraechde weleke ick van beyden was, iok moet ymmers het goet oft quaet cruyt zijn. Deeck. Ghy zijt het quaet cruyt. Cla. Waerom en laet ghy my niet opwassen tot den dage des oogsts? Deec. Bat het de Heere des Ackers zijn dienaers beual, dat was daerom, dat sy dat goet niet // bederuen en souden Fol . 128 v~ . met dat quaet wt to trecken, maer ick can wel gaen langs de canten, ende plucken hier ende deer een plucxken oft twee, iae somtijts ses of acht, iae thien oft twelf, is somtijts een hondert oft twee, sonder het goet to bederuen . Claes. Ja, so sydy wijser den de dienaers des Heeren, Deeck . Ick can ymmers dat wel . Cla . Doen is met de Papen dede, ende wandelde na v lieder wille, was is doen een goet pijlken? 2) Dee. Ja ghy. Cla. Ben ick nv den een quaet pijlken? Deec . Ja ghy. Clae. Nv wel den, ben is een quaet pijlken, na v selfs seggen, so hebt ghi my, ende noch meer met my, die voor my door 3) zijn, din selue bedoruen met uwen 1 Hierin vooral zoeken de oudste DooPsgezinden a reeds de Broederli~'ke Vereeni9in9 van sommi9he kinderen Gods van 1527, de togenstelling tusschen het Oude en het Nieuwe Testament : het eerste kondigt de wet der straffende eweldda( ' ~ee b~~erechtibgheid of, het laatste `oil de h~~erschal' pi'J van (ods kwaarl door roed ove winnrnde liefde en der veerloosheid . `~ palm1J~'e . 3 N~. 1, 1562 : ~1uer 1 • ~ jO. 3 ~ 1567 reeds : door . sI)ie v~i mij doorgegaan a heen246 $ET OFFER DES HEEREN, plucken, ende ghy segt dat ghijt so wel cont. Ly arme plucker ala ghy zijt, doen ghy op de Verle plaetse 1 ) die vier pijlkens van Liere plucte ouer vhf Jeer, deer ghy opt Schauot etont ende preecte, ende de lieden seyden : Antechriet preect, doers ter t~jt begonste is to ondersoecken, om wat gelooue dat die lieden daer storuen so vrymoedich, ende ick ondersocht de Scriftuere, die ghy 2 . Tim .'1 .b.16. daer verhaelde, jut 2 . Tim. 2. ende 3 . Doers vant ick, dat ick my 3. a. 6. -- keeren moeste van sulcken volt 2), gelijc daer bescheydelijeken genoech of staet, van v lieden to bekennen, ends keerde my van sulcken hoop ends noch doe . Waer blijfdy nv met uwen plucken i arms plucker P hoe ghy meer pluct, hoe ghy meer bederft, na r sells seggen, het waer v beter dat ghy stills stout, rnde is btydo hem seer veel ester Schrift, so dat by beeabaemt was, ends en wiste niet to antwoorden. Ten laetsten seyde by : Bat en warm mijn lien 3) niet, mijn orient, my dunct dat ghy de Schrift wel doorsocht hebt, waer hebt ghy v Kereke gehouden? Cla. Daerse Chris- Fol. 129 r°. tus ends zijne Apostolen gehouden hebben, // inde Haghen, inde Luc. 6 . b.17. Bosecben, int * .Velt, op t Bergen, op de Watercanten, somt}jEs f Mat. 5 . a. i. inde ~ huysen, oft daer Si de plaetse vonden. Deec. * Christus ~ Act, l . b;L.13 2 . . Predicte oPenbaer, maer o lieden en canmen niet vinden, ~v aer gh l . Y *Joan.18 .c20O zijt, ofte wie ghy zijt . Clae . Pat mach v ten minsten wel seer spijten, dat ghyse niet vinden en tout noch niet en kent, ends datmen v lieden so wel kent. Ic hope dat God niet toelaten en sal, Joan. 15 . a . I . dat ghyse vinden suit, maer al ist dat ghy somtijts inde t raneskens snijt, ick hope dat ghy den Wijnstock niet of snjden en suit. Mat. 16 . c.16. Christus -I- Jesus de leuendige Sone Gods die sal zijn ranexkens wel bewaren ends voeden, dates vruchten brenghen, al ist dat ghy Joan. lU.a .10 . neerstich zijt, ends nv v beats doet, om to * verschueren, ends to niet to makers. Ends wy hadden noch veel spraecks vande Kercke, ends van de zijne, ends hy exalteerde de zijne seer, ends ick vraechde hem veel daer af, oft de ionghe kinderen verdoemt warm, die sonder doopsel storuen . Hy seyde : Ja sy. Ic vraechde, oft de Apostolen Miss gedaen, ends veruolcht hadden. Ends van als seyde hy : Jae sy. So dat my dochte, hoe dat ick hem meer vraechde, hoe dat by meer looch, ends is strafte hem in zijn lueghenen, gegaan, g estorven ziJjn" ;~ biJ' ons nog over in de ongunstiga beteekenis , ner van door ziJjn'' . In het lied fol . 134 vo is bdoor" ov ergezet met ))doorgetreden" . 1 Te Lier. 't ZJi'n de vier martelaars, op waer doo d Hans van Overdam het lied heeft gedicht, in het Liedboek hierachter fol. 32 v0 voorkomende . Die eaecutie heeft 31 Jan. 1.550 of 1b51 plasts gshad volgens dit zeggen van Class in he t laatstg ~ 'aar. BBeerrgg mmaann,, Geschz'edenz's van Lier > Lier 1873> bl . 202 . 2 D, i . : ))Van zulk yolk gelJi'k daar i n t Tim. Z, 3 duidehJk genoe van stad 'twelk Claes thans in 556, volgens het slot van dit fol . 129 vo van den rentschen stokmeester ontvin bli'kt niet . Dat hiJ' to AntwerPen g evangnen zat ? HiJ' is dear op 9 Juli 1557, na herroePing, berouw en wederopnervin eg (alles in den kerker , onthoofrl . Zie Brandt s 1 > hl . 983> 984 Antes . Arehievenbiad> VIII, hl . 435 . 3 01p den, n .l . den rechten > we~'. 1 . Pet . l a .15 2 . b.12 . t Mat. 7 .a . 1 2 EPh.4. a, 3 Fol. 129 v°. 248 HET OFFER DES HEEREN. Fol. 130 r°. Ende by // wees mi in een carver to gaen . Doen is daer in quam, soo sadt dear de Voorschepen met noch een Schepen, ende een Pastoor oft Pape, die seer doortrocken 1) was, once vrienden to examineren, ende seer bijtich inde woorden, dat by niet een reden en condo gehooren, by snapte daer in om die to broken 2), maer de eene Schepen en hadde noyt moor Schepen geweest, ende die verboot hem alleen 3), want hs each seer snel, ende hoorde scherp Rom.13. a . 7 . toe. Ic in de tamer comende, dodo den Heeren * groote reuerentie, 1 . Pe. 2. b.17. ende sy my ooc, ende ick sat by de Tafel, ende de Pape dodo eon Eccl. 20. a. 6. lane relaes, geljjck de Deecken ghedaen hadde, ende ick t sweech stille, tot datmen my vraechde . Doen by zijn sermoen gedaen hadde, so vraechde by my : Waerom hebt ghy v so deerlgck laten verleyden vanden gelooue in dwalinge? Claes . Ic en bon in goon dwalinge geleyt, maer wt der dwalinge int rechte Christeljjc gobone. Pape . Wat is dan v gelooue? latet ons hooren. Cla . Ick ge- Mat.16. a 16 . looue -I- dat Jesus Christus is de warachtige leuendige Godts Sone, Act. 4. a.12. ende datter * gheen ander salicheyt en is, noch inden Aemel, noch finder Aerden, noch da,er onder, noch daer boven . De Voorsche. Dat gheloouen wy ooc alle in onse Kereke . De Pape loech, segghende : Dat soude ick oock wel preken, segt ons wat anders, ende Mat. 10. c.19. spreect vry, want Christus seyde : * Als ghy voor Coningen ende Princen ende Ouericheyt gebrocht wort, en vreest niet wat ghy spreken suit, want finder seluer vre salt v ingegeuen worden van mijnen Hemelschen Vader, Ja mijnen Geest salt spreken door uwen wont. Hebdy nv den heyligen Geest ontfanghen, so spreect nv vry wt door den he3•ligen geest. Ende de Voorschepen sat alheen 4) en knicte ende en grinckelde, ende seyde : Ja, ia, Claes, Fol. 130 v'. ia, %/ eer ick eon woort gespreken condo . De Pape terstont : . Chris- Mat. 28 . a 20. tus heeft zijnder Kercken beloeft, dat by by henlieden zijn soude tot jut eynde des `verelts toe . Ende van v lieden on vinde is niemant, die my weet to spreecken la,nger dan ontrent de dertich Jaren, want da,er to voren en heuet 5) niet geweest, ofte weet ghy eenige Boecken to betoogen, die ouder zijn, van v lieder volcke, betoochtse one . Claes. Naedemael dat Christus zijnder Kercken beloeft heeft, dat by by haer zijn soude, tot int eynde der werelt toe, soo on twijfelt my niet, by en heeft zjjns lichaems behoudere geweest, ende noch is, ende zijn sal, so lange ale de werelt staen sal, na zijnder beloften . Mat. 28. Eph. 5. A1 fist da,tse somtjden 1 Doorkneed was in 't examineeren . 2 HJi' praatte daartusschen in om den ander in ziJ' n sPreken to stot en . 3 De andere echopen liet den pastoor ongehinderd doorspreken . 4Van Brtght : ))Sat gedurig en knicte" zat to knikken i »Heeft lie t ci niet geweest" ,; b heeft uwc kerk niet bestaan ,; ziJ' is i i ~ et nicer dart derti~J wren oird . DE BELIJDINGtE VAN CLAES DE PRAET. 249 in sommige landen wtgeroeyt is geweest door bloetstortinghen ende benautheyt des veruolchs, ende door valsche leere des Roomschen rijcx oft andersins, daerom en heuet niet al de geheele werelt door to niet gheweest, want de werelt is groot, ende het mocht wel in cenige hoecken des werelts ghesuckelt hebben '), ende van deen ten anderen sonder to niete to gaen . Ende dat ghy my vraecht na eenige Boecken onser kereken, de Bibel is ons Boeck, die finder kercken gheregneert heeft van ouden tijden . Pap. Is die v lieden groot genoech F ende hebdy genoech aen eenen ? Clae. Ja wy, by is ons nosh to groot . De Pape loech, ende seyde : Waer blijuen dan alle de boecken die de geleerde mannen geschreuen hebben, van de tijt der Apostolen, die den Gheest Gods ooc ontfangen hebben, so wel als de Apostolen, hebben sy al to vergeefs geschreuen, gelijc Jeronimus, Gregorius, Augustinus, ende Ambrosius, dat waren ymmers goede duechdelijcke Mermen, warent niet? Cla . Waren dat de vier Pilaernen, daer v ;/ lieder Kereke op ghefondeert staet ? Fol. 131 r^. Pape. Jaet. Claes. Ick en hebse niet gekent, maer by hooren seggen : Het waren vrome Cuecken knechten Z), fist dot sy v lieder Kereke gesticht hebben, gelijek sy noch is, somen siet . De Pape stack hem wech 3), ende seyde : Ey, ey . Ic seyde : Christus en heeft zijn Kercke also niet gefondeert, geljjc ooc Petrus ende Pa,ulus, Stephanus ende Joannes, sy cregen eer * roeden op den rugge, l.Cor. t Lc .26 . t steenen opt hooft, ende tsweert inden necke, ende alsoo voort . + Act . 7 . f. 56. De Pape was gestoort, ende seyde : Segt ons dan recht bescheyt van v kercke, went men weetse nieuwers to vinden, waer sy goet, sy soude wel jut openbaer comen, Ghy lieden en hebt Hooft noch Ouericheyt, noch ghy en kept malcanderen niet ~), data een vreemt verstant . Cla. Paulus leert ons totten Ephesien, van de rechte t kercke, de welcke Christus hem beset 5) heeft, die heerlijck is, kph . 5. c. 27. heylich, ende onstraffelijck, sunder vlecke oft rimpel, -~ die to samen 1.Cor.12.U.13. gedoopt zijn, in eeuen geest ende eeu lichaem, wiens Hooft is Christus, ende leden z~jns lichaems, to samen geuoecht . Dese hebben * eenen Ileere, een gelooue, ende een doopsel, ende eenen Ephe . 4. a. 5. God, een Vader onser aller, ende dyer bouen ons alien, ende door oils alien, ende in ons alien . Dit is de rechte t Tempel Godts, 1 . Cor . 6.b.19 . daer Godts Gheest in woout. Dese kercke heeft Christus gecocht ende verlost met zynen bloede. Pape. Heeft Christus niet alle menachen verlost, din alleen dose? Cla . Dyer staet geschreuen in by- 1 Onvast ter sluik voort esukkeld en zoo van den een tot den antler ekomen zijn . 2) »Vroom" moot ironisch ziJjn bedoeld ;~ nkeukenknechten" toch wordt bliJ'kbaar minachtend ezegd van hen, die die frame kerk zoo hebben gesticht . 3 »Peinsde terug" ~• ei~enli'k : »verstak zich" `?) . ~ J 4Zie aanteekening 1 o1 p fol . IOI r 5 Iregesteld, vastgesteld . 250 HET OFFER DES HEEREN. Mar. 16. b.16. sonder plaetsen, -{- dat de ongeloouige verdoemt sullen zjjn, wat sal hen dan de doot Christi to profijta comen? oft wat salt haerlieden baten, dat Christus gestoruen is? tis to duchten dat zijt beclaghen sullen, dat Christus gestoruen is . Maer die daer gelooft Fol. 131 v°. hebben // sent woort des Heeren, ende dat na geuolcht zijn, dat zgnse die dat rijcke der Hemelen beeruen sullen, ende met den Heere triumpheren op den Berch Sion, dat zjjnse die de doot, 1. Joan. 5. a .4 . Duyuel, Belle, ende * werelt onder de voeten hebben, al ist dot de werelt met verstoorden 1) bloede loopt al rasende um die to Joan. l7.a16. verschueren, to verslinden, ende to niete to doen : Maer * waert datse vander werelt waxen, de werelt soudese beminnen, maer nv sy vande werelt niet en zjjn, daerom haetse de Werelt, alsoo Christus gheseyt heeft. Pape. Ghy lieden en ghelooft niet dat Christus Godt ende mensche is . Claes . Ick ghelooue dat Christus waerachtich Godt ende mensche is. Pape . (ihelooft ghy niet, dat Christus van Mariena vleesch mensche is ? Cla. Neen ick z), want waert dat by mensche geworden waer van Nlariens natuerlgck vleesch ende bloet, soo moeste by zijn beghinsel ghehadt hebben aen Maria, Hebr. 7. a. 3. ende daer staet, dat by is sonder ;- begin der dagen, ende sonder eynde des leuens. Ende dat woort en wacr geen vleesch geworden, hadde by het vleesch van Maria aenghenomen, 'noch by en waer int vleesch niet gecomen, nae tbetuygen Joannis, dan by waer vanden vleesche gecomen, hadde hijt van Marie aengenomen . Ende 2. Juan a . 7. daer staet : Wie niet en belijdt dat Christtis is gecomen int vleesch, dat is de gheeat des Antechrists, ende waert dat by alsulcken vleeschelijcken mensche waer, so en conde by niet ten hemel ghe 1.Cor.15.f.50. uaren zyn, want daer staet, 1 . Cor. 15. dat vleesch noch bloet het Rijeke Gods niet besitten en sal . Pape. Nochtans de Engel GFabriel, Luc. 1 . C . 27. seyde by niet tot Mariam : -I- Ghy cult ontfangen ende baren eeuen sone ? Cla. Wel, verstaet dat woordeken recht, dat by seyde : Ghy 1+'01.132 r'. suit ontfangen ende baron, want // dot Maria ontfinc, en condo van haer niet ghewassen . Pape . Welck woort is vleesch geworden Cla. Pat selue woort, daer ons Johannes of betuycht int eerste, i. Joan. l . a. i. seggende : * Dat vanden beghinsel was, dat wy ghehoort hebben, ende wy gesien hebben met onsen oogen, dat wy beschout hebben, ende once handen getast hebben van dat woort des leuens, ende dat leuen is geopenbaert : Wat wildy noch moor bescheyts hebben ? Pape. Waer heeft Christus zijn vleesch aengenomen, in den Hemel oft opter Aerden ? Clae. Dat ick v niet en weet met Schriften to 1 Onstuimig. ~, 2 Het Groot Olrerboek van 1615 zet haer achter »ick" eon punt en last de vol~,~ende regels tot en met »Wat wildY flog meer bescheyis hebben ?" op fol . 432 ro we~,e•. Zie daarover aanteekening I op fol. 121 v0 . tiE BELIflJINCiE VIA` CLA1 ti1~ f3f~A~P. 251 betooghen, dat en vVil ie1 fii~t seggen. Pape. Geloofdy tnders niet fan daer geechreuen is ? Claes . 1rnn lck: Pape . (shy gelooft ymtners dat ghy een siele hebt, ends wad wet ghy wat uwe aisle IsY hdE grdt d j hoe lanck, hoe breet, oft wat coluerP Cla . Vat gaet iiiy dat aen, m jn saiidteyt en is deer niet in gheleghcm . Paspe. GFhy gelooft dat de dooden opstaeii sullen, ends hoe can yettnant tgjpen, ~r~dat deer to niet geworden is, dit hit opstaen sal ends leuende woYden P G~1tt ~ It late my wel genoeghen met het beseheyt dat Paulus gheschreuen heeft, 16 Car: 15. Pape. Gheloofdy niet, LCur .l5.f.51. dat Maria moeder ends maecht is? Cla. Ja ic. De Pasep sweet zijn hant op de tafel, ends stet hem seer op '), seggende : Dot en suldy iiiy iiiet vreten to betogen, men vinter nieuwers of geaehreuen in geen Schriften . Cla. fit± Propheet Esaias heeft gepropheteert, 1 ' dat Esa . 7. c. 14. by soude geboren worden van eon maget . Ends wederom, doen Gabriel tot Mariam seyde : -F (shy cult ontfangen ends baren eenen fat. l. a 23. sons. Maria antwoorde : Ic en bekenne geenen min, hoe mach Luce . l. c. 27. chat geschieden? Pap. Ja, also muecht ghijt hier ends deer grijpen, tnati' dat ay maecht bleef tot haer doot . Cla . Pat // en segge is Fo1.132 v°. niet. Pape. IJat Is m~jn meyninge. Ends wet hout ghy van let Auontmael doen Christus dat broot nam, ends dancte, ends bract, ends seyde : * Neemt, set, dat is mij n lichaem, Geloofdy niet, dat Mat. 16 . b . 25. by henlieden zijn natuerlijc vleesch ends bloet gaf? Clae. Neen ick. Pape. Seyde by niet : t Ten sy dat ghy set bet vleesch van- Joan. 6 . f. 53 . den eons des menschen, ends drinct van zijnen bloede, so en suldy Been leuen in v hebben . Ends seyde : Bat was dat rechte I{emcls broot, dat vanden Hemel gecomen is . Cla. Pat broot deer Christus of spreeet, Joan . 6 : Is dat het broot, dat ghylieden den voleke to eten geeft, to weten, dat ghylieden heet bet Sacrament? Pape . Ja, dat selue ist, dat by ons gelaten heeft . Cla. So en Balder den niemaut verdoemt worden van a,lle die deer of eten, want Christus seyde : Tie van desen broods yet, die sal eeweljjck leuen, ends het coemter ells, Hoeren ends Boeuen, Dieuen ends Moorders, waervan gescreuen is, * dat sy dat rijeke der Hemelen niet 1 .Cor.6.b.10. beeruen sullen. Pape. Sy hebben leetschap van beer sonden, eer Gal. 5 . c. 19 . zijt ontfangen, ends de Heere seyde : t Wanneer Ben sondaer eens A~e 2118 .b c.. 21.. veraucht voor zijn misdaet, is en wilt finder eewicheyt niet ghe- 33 . c . 14. deneken. Deer of hadden wy veel spraecx, maer bet is to lanck to schrijuen. Ten laetsten vraechde iek den Pape, oft by gheloufde, als by zijn Ostie in zjjnen wont neemt, oft by den Christus lichaem ontfangt in vleesch ends bloet, so groot als hi hint aen bet bout des Cruyces. Pape . Ja bk. Cla. Als ghy hem in swelcht, 9 Sloe g ziJ'ne hand op de tafel en wond zich zeer op . 252 HET OFFER DES HEEREN . waer vaert by din ? De Pape was gheheel verstoort. De Voorschepen vraechde my : Ja, waerom en cont ghy niet so wel to vreden zijn met uwen eersten doopsel, gh3T en moet v noch tens laten Fol. 133ra, doopen? // Claes Ick en weet maer van -I- ecn doopsel. Pap . V EPh• 4• a • 9 • Peters ende Meters wetent wel, dat ghy eens gedoopt zgt, ghy moget henlieden vragen . Cla, . A1 hadde jet wel geweten, dat is gedoopt was, so weet is nv wel, dattet sonder gelooue geschict is, Rom. 14 . c .24 . ende daer staet, Horn . 14. A1 wit wt den gelooue niet en geschiet, dat is sonde . Voorsche . V Peters ende Meters waren geloouich . Clae. De Apostolen en weet ick niet, dat sy yemant Act. l . d. 3 8 . ~' ghedoopt hebben, sy en t) hebbent selue ghelooft, ende hare ge- 8• d• X3 9• looue beleden . Ende wat beleedt ick, als ick ionck gedoopt was? Pap. Vraecht dat v Peters ende teeters . Ende wat hout ghy van onse vader de Paus ende 4jn rijcke? Cla. De Paus met gheheel zijn Craem ende 1Vlisse, ende al datter in is, ten dooch al niet, noch sack noch saet . Ghy lieden vercoopt ende leuert den voleke Dlisse met dozjnen, met twintigen, met dertigen teenmael, sy en hebben schey noch pinsoen 2 ), sy en snijden noch sy en steken, ende ghylieden segue den voleke voor goet ende oprecht toe, is Rom. 2 . C . 21. dat niet bedroch ? * GFhy lieden predict den voleke datmen niet droncken drincken en soude, ende ghylieden seine gaet achter de strate so versmoort als verckenen : Ghy lieden predickt datmen niet gierich zijn en soude, waer is meerder giericheyt dan inde Papen Ecc1.33. d .35. ende Monicken? Ghylieden predict datmen niet t ledieh zijn en soude, waer is meer ledicheyt dan onder v lieden ? Ghy lieden sout lieuer van duere tot duere met den sack oft korf gaen trouwanten 3) dan wereken, alsoo men siet . De Pape was toornich ende stont op, segghende : Bat is deerste dat ghy lieden malcanderen leert : De gebreken van uweu euen mensche to openbaren . Cla . Fol. 133 v° . Waerom en souden wy niet waernemen de bekentenisse die // ons Mat. 7. b . 18. Christus begeuen heeft, sebgende, datmen a- de boomen aen haer vruchten bekennen sal. Pap. Pat is al geestelijc to verstaen, ende ginc ter cameren wt. De Voorschepen vraechde my, oft ick wilde wederseggen, oft wederroepen mijn tweede doopsel, ende al dat is gesproken ha,dde. Ick seyde : Neon ic, mijn heeren, in gheender Mat 10. e . 33 . manieren to * versaken, dat in den Naem des IIeeren ouer my Lnce . 12. a. 8 . geschiet is. De Voorschepen dat hoorende, stont op, sy stonden op, ende begosten wt to gaen. Doen bedancte ick henlieden, dat sy met my gemolestecrt warm . lle Voorschepen keerde hem om, ende 1 De apostelen hebben niemand gedoo1t, of deze hebben hetzelve tn .1 . dat wat hun dooP ineehrellgt) geloofd . 2 IteI)heil schale noch priem 11 oinc~ on , werken nits nit, z)i.j n gene nutteloozo vertooning. 3 StraatsliJ'I'en . DE BELIJDINGE VAN CI.AES DE PRAET. 253 vraechde my noch eons, oft is wederroepen wilde, ofte dat ick wilde sien, watter my of comen soude . Doen was mijn herte ontateken, om hem cnde dander Schepens to doen segghen, dat sy voor hen sien souden, wat sy doen . Ende ick seyde : Mijn heeren, to wederroepen in gheender manieren, ende watter my a,f comen sal (volgende des Keysers Dlandament) dat weet ick wel : Maer daer zgn twee Mandamenten, Een van den oppersten Coninc, ende dander vanden sterffelijcken Keyser, ende dese twee staen tegen malcanderen : Deene seyt, * datment beyde sal laten opwassen, het Mat. 13. d. 30. goet met het quaet : Ende dander, datment wt trecken sal . Dus mijn Heeren, is bidde v, dat ghy de under Schepenen wilt aduerteren, dat sy ouerleggen, dat welc daer het beste is, want ghi en hebt het t Sweert niet ontfangen, om to corrigeren den onmisda- Rom . 13. a. 4. digen, ende is sea de hen seer veel, so my de Heere gaf te spreken, Ende by stont met de Bonette in de handt, ende de andere oock, ende de Stockmeester daer by, ende swegen seer stille, Ende ten laetsten baden sy God dat by my verleenen soude mijn meeste salicheyt, ende ghingen wech . // Dus groet ick de gheheele Ghemeynte, -}- verstroyt in alle Lan- Fol. 134 r°. den, met de vrede des Heeren, want nv verwachte ick van dage 1 . Pet. l. a. l. tot dage mijn offerande to doen . * Bidt 1. Tes . 5. c.25. God dat by my staende wil houden tot den eynde toe . Ick bid- Mt. 24. a. 13. de daghelijcks voor v lieden. Gheschreuen in banden. Eell Liedeken vin Clues de Pra,et, Nae de wijse : Een nieuwe Liet wy heffen aen 1). I)E Went op die Christen veretoort Vangen, dooden aen menich oort Claes Praet quam oork int lijden Te Ghent bekennende Cods woort Moest by dapperlijck strjjden . Als by nv daer gheuanghen lacli De Satan wachte zijnen slack 2) * Bestreedt hem op veel wijsen 1. Pet . 5, a . 8. 1) :Viet in den AusGtcndt. 2) Lette op de gelegenheid om ziju slag to slaan . 254 kET OFFER DES HEEREL Van wijf en kinders wast gewach') Veel drucx quam hem oprijsen . Den Beaten dach quam d0uerheyt Ontbiedende Claes met bescheyt 2) Doen ontstack by van vruechden Vant hert streeck alle swaricheyt In God by hem verhuechden. Met vragen hebben sy bestaen 3) Hebt ghy een ander doop ontfaen Dan in v ionge Jaren? Claes gaf zijn gront to kennen plaen Vrymoedich voor der Seharen . RonRe . Hoe is v aulck bedroch geschiet Dat ghy ons heylich Kerek verliet Claea . Om datter staet bequame // Fol. 134 v° . t Sonder geloof ist moeglijek niet Heb. 11 . a. G. Te zijn Godt aengename. Ronae. GFhy sout by diens leer blijuen slecht Diet ontfanghen hebben to recht Dienaers der heyliger Kereken Claes . Waerom (heeft Claes tot haer gesecht) Doen sy dan Duyuels wercken ? En hoe zijt ghy gheweest so eoen Tselfde (dat Godt verbiet) to doen Mat. 13 . d. 29. t Vant oncruyt van de velden Men sou goet en quaet laten groen Tot den Ooget, nae Schrifts melden . Ronee. Ick can wel gaen langes de cant En plucken een plucxken opt Lant Ja ses oft acht verweruen Thien, twelf, is hondert metter hant Sonder tgoet to bederuen . Claee . So zyt ghy wijser, en weet bet Dan des Heeren dienaren net Was ick doen een goet Pijlken Wandelende n..e v inset ~) * Pijlken . En ben ick nv een quaet * Tglken 5). 'I Werd gewaagd, melding gemaakt . 2 Verstand oordeel ; hier een stoPwoord om list riJ'm, 3 Aangevangen, de zaak aangevat . 4 Inzetting, gebod . 5 Zoo in allea venni.t »gTJi'lken" ? hetzelfde als »PJi'lken", nhalmPJ'e" schiJ'nt toes reeds een on ~gewoon woord to zi'n geweest . J EEY LIEDEKEN VAN CLASS DE PRAET. 255 So hebt ghy my bedoruen pleyn En noch wel meer din my alleyn Die voor zijn door ghetreden Dit coemt door v plucken certeyn Nae v selfs eygen reden . Ey arm plucker, hoe ghy meer pluet Hoe ghy meer tot bederuen ruct Waer blijfdy met v plucken Stil staen waer Ronse bet geluet Dan so plucken en rucken. Daer nae quam een Paep, die stont seer op oud ghewoont en menschen leer Als Goris'), Augustinus En die geschreuen hebben meer Jeroen en Ambrosinus. Clays sprac, niet bekent zijnse my Maer nae hooren seggen, warent vry // Goey vrome Cuecken knichten 2) Fol. 135 r° . 1st dat sy v luy kerek voorty Gelijek sy noch is, stichten . Christus en heeft zijn kereke soe Niet gefundeert, als oock deer toe Petrus, Paulus en Steuen -! Eer cregens op den rug een roe Act. 5. e. 41. * Steen op thooft, t tsweert nam tleuen . * Act . 7. f. 56. Maer wet hout ghy van onsen Vaer t Act. 12. a. 2. De Paus met zijn rijck allegaer Paep. lily met zijn craem en misse Claea. Ten dooch altsamen niet een haer Noch sack, nosh east gewisse . Voor goet vercoopt ghy, leuert me 3) De miasen met doaijn gere Twintich dertich int tale IIebben schey noch pinsoen van sne 1st niet valsch altemale ? De Paep was seer verstoort en gram Doen by suleke woorden vernam Sgn most const by niet blussen Of ter doot moest tonnosel lam 1 Gregorius . 2 Zie aanteekening 1 op fol . 931 ro . 3 ))Me" voor umede" • evenals in het volgends vers »soseerree"" voor »gerede" , gereed" en twee regels verder sne" voor ~snee"Dsnede" . 256 HET OFFER DES HEEREII. Hoe souden zijt versussen') . Dus verstietmen den lieuen min Die willich totten pael tradt an Daermen hem soud verbranden Nv hebben sy daer niet meer van dap. 3, a . 1 . -- Want by rust in Gods handen . Vrienden dit is geschiet to (dent Wanneer sy vijftienhondert ient 2) En sesenvijftich schreuen Het is Gods leer en fondament Pat Claes Praet heeft gedreuen . FINIS. 1 ZiJ'ne woede kon hiJ' niet koelen, ziJ'n drift niet tot bedaren bren1;en of het onnoozel lam moest sterven : hoe zouden zJi' het verkroPpen n .i. hunne woede . 2 Ei1;enhiJ'k : aardi ~ . Flier stopwoord om het riJ'm . HET TESTAMENT VAN JORIAN BIMON9Z. [no. l .] 257 a Hit is het Fol. 135 V 0. Testament, dwelck Joni . an Simonsz nae ghelaten heeft zijnen sone Simon, doen by binnen Haerlem, om des Heeren woort geuangen sat, ende is daer nae ghedoodet, Int Jaer 1557 . Den 26. Aprilis i). Q Gddt door zijn gnoote bermherticheyt gtmne mijnen cone Simon op to wassen in duechden, ende so hem de Heere tot zijnen verstande laet comen, hem to bekennen, bekent hebbende ende 2) zijnen wil, daer na zijn leuen to voeghen, ende eewich salich to werden, door zijnen beminden sone Jesum Christum, tsamen met den heylighen Gheest 3), Amen. MIjn kint ende lieue Bone, * neycht uwe ooren tot wa Pro. 4. a. 1. vaders vermaninge, ende hoort na zijn reden ende verhael, hoe 1 ) 't Is niet vreemd, dat wiJ' van verscheidene martelaars in Noord-Holland meer weten dan van de meeste elders. Over hen konden de verzamelaars van de Groote Offerboeken alien in die rovincie aevesti d het best inlichtin en bekomen • uit kris en waartoe zi' hadden behoord komen de meeste liedboeken die wi' flog bezitten . Ook met den Haarlemmer Joriaen Simonsz, is dit het geval . Het Nien Liedenboek van 1562 heeft reeds op fol . 80 het lied : aHoort toe, giJ' Christen Seharen" op hem en ziJ'ne lot~ renooten Clement Dirksz, en Mary Joris fol . 139 ro • de terechtstellin dezer laatste moest om hare zwan erscha worden uit esteld zi' is in de gevan enis estorven . Het is )icorteli'ck" na het ebeurde edicht door Wackernagel Lieder der niederl. Re ormirten S . 133 of edrukt en vermeldt reeds, zoo kort na Joriaen's flood hoe men na de executie ook ziJ'ne boeken heeft willen verbranden 'teen echter door een volkso loo waarbi' de meni to zich reti van die boeken tneester maakte is verhinderd . Dit bericht berust dus niet II. 17 258 HET OFFER DES HEEREN. ende in wat manieren dat by zijn leuen begonnen ende geeyndet Gal. 5. b.19. heeft : t Onnuttelijek, hooueerdich, opgeblasen, droncken, eygensoeckelijc onwaerachtich, vol alder Afgoderien, was den aenuanck ende dat beghin mans leuens . Ende als is nv tot mijn Jaren gecomen was ende mans, selfa man begost to worden, is en sochte 1 .Tim.3.a.3. niet anders dan dat mijn vleesch wel behaechde, een luy lecker Tit. 1 .a: 7, leuen, is was 4 begheerich nae schandelijck gewin, ick sochte Fol. 136 r°. mijns naesten dochter to brengen in schan//den, slat blijct (eylaes) Eph. 5. b.12. door dwerek van my ghewrocht, ende wat ick int * heymelijck wel dede, dat is schandelijek om seggen . Ja ick was een vat vol onbescheyts'). Maer mijn lieue kint, als is my totter Schrift gaf, Joan. 5. d . 39. die t doorsochte ende doorlas, so beuant ick, dat mijn leuen strecte tot den eewigen doot, Ja dat my dat eewige wee ouer thooft Apo. 21, b. 8. hinck, ende den ~ vierighen poel my bereyt was, die van solfer 2) ende peck brand Sulex (segge ick) was my nakende, na luyt Pau- Ephe. 5. a. 5. lus woorden, want by seyt, * die sulcks doen, die sullen (hods Gal. 5. C . 16. Rijeke niet beeruen . Doen is sulex ter herten nam, begoste ick my seer to verechric- PS.118. c. 24, ken ende to veruaeren, ende hebbe Gods woort tot mijn t Raetsman genomen, weleke voor my dat alderbeste geraden soude zijn zooals de Biblioqraphie des Martyrolo9es > II, P . 767 vermoedt, op eene dwalin van Van Braght. Het Liedboek achter het Offer des Heeren van 1563, bevat op fol . 42 ro hetzelfde bericht >; ook het Groote Offerboek van 9617 >; dat van 1626 voegbt er bi,J dat Joriaen, ))SO ons van den widen berecht is, met boeckvercoo en om inck" . Am zing Beschri vin a van . . . . Haerlern 1628, noemt daarentegen bl . 447 hem en Clement wevers • Joriaen was volgens hem uit Hallmen Hallum in Friesland . Uit AmPzin bg kwamen beiden in de latere drukken van het t;ereformeerde martelaarsboek de Historie der Martelaren enz . van Van Haemstede uitggaf van 4657 en 'volg ende. 't Was toch niet, omdat Joriaen nbiJ de Drievuldiche5yt wil aengecloP t hebben"'1 zie miJne aanteekening op fol . 437 roof omdat in : »Hoort toe, ghJi' Christen Scharen" de regels voorkomen : »Godt hadse daertoe vercoren Eer datse waxen g heboren" ? NatuurliJk zou hiJ' niet de eeniga in ziJjn tiJd ziJjn geweest, die even gwed straks zich biJ' de Hervormden kon aansluiten als DooP~ sgezind bliJven . Dat hiJ' tot deze laatsten behoorde, bliJkt uit het Offer des Heeren zelf, fol . 138 ro ; ook uit de omstandigheid, dat het lied o hem in het Liedboek hierachter fol . 42 v~' uit de pen van Bouwen Lubberts is gevloeid . No1 een lied van Joriaen zelven : nHoort dock flu al to samen Die to Haerlem binnen vomit" komt voor in de Veelderhande Liedekens van 1559 ? zie Wieder, b1 .142-145 en 1566, en is in dozen zelfden bundel »Hoort vrienden al to samen GhiJ ' die doer vreest den Heer" oPgenornen, 'twelk in hot laatste couplet vertneldt dat hot hot eerst door Joriaen en Clement is gezongen . BliJkbaar ziJjn hot mannen geweest In hun kring zeer geliefd . In hot archief to Haarlem is niets over hem to vinden . 2 Dit »ende", dat reeds in n 0 . 4 > 1562 voorkomt > rnisschien uit hot ongineel overgenomen staat hier foutief en is d,an ook in no. 6 1578b en in alle latere uitgaver, ook biJ Van Braght, weggelaten . 3 Zie de aanteekening op fol. 137 r~~ . 4 Ongemanierdheid buitensPongheid . 2 Uit gaf van 1562 : aswevel" . EEN TESTAMENT VAN JORIAN SIMONSZ. [n°. 1 .] 259 her eenen cleynen tijt lanek een wellustich leuen to leyden, ende de eewige Ilelsche pijne to verwachten, ofte hier een cleyn ellende (soment anders ellende heeten mach) to verdragen, ende daer nae de eewighe vruechde . Ick vent finder Schrift : -}- Wat batet een Mat . 16. d. 26. meneche, da,t by de geheele werelt wonne, ende zijn aiele schade lijden moeste, dat by oock niet en hadde, daer mede dat hyse mocht lossen. Daerom beminde Sone, heb ict beter geacht met 1Vlosi, * met Gods kinderen ongemac to lijden, eon cleyne tijt, dan Heb .ll.c.25. met de werelt (die vergaen sal) to leuen in al der weelden . Dus ben ick mijn gemack wt getreden vrywillich ongedwongen, ende hebbe my begeuen opten t engen wech, om Christum mijn hooft Mgt . 7. b.13. na to gaen, wel wetende, so is hem totten eynde toe volchde, dat is -I- in duysternisse niet en soude wandelen . Als ie hot oude ver- Joan . 8. b.12. doemelijcke nv eensdeels hadde wt getreden ende verworpen, ende begeerde eon nieu Godlijc creatuer to wesen, ende eon vroom boetueerdich // godsalich leuen to leyden, doen * worde is van ston- Fol. 13G ro° . den aen, gelije alle vrome die voor my geweest zijn, gehaet, is Eea. 59 . b .15 . geuangen geleyt binnen Haerlem, op S . Jans poort . (fly heeft volgende daer na om twoort des Heeren zjn leuen gelaten, Anno . 1557 . Den 26. April) . Q Dit mijn beminde Sone is mijn leuen geweest ter tijt toe, dat my de bore verliehtede . Voor hot voorste') mijn lieue kint, wil is v wel hertelijcken gewaerschouwet, vermaent ende ghebeden hebben, dat ghy v wilt wachten, ende schouwen alle boosheyt, ende wandelen inde vreese des Heeren (-I- weleke fist begin der Ps . 110. b.10. wijsheyt) van kints been af, ende so v God zijn waerheyt openbaert, on wilt dan niet vertoeuen om daar in to wandelen, want de 4- doot na gaet den iongen als den ouden. Neemt dock waer v Ecc1.14. b .15 . tijt, die v van God tot beteringhe gegonnen is, hebt uwe * con- Eccl . 9. c. 21. uersatie metten goeden, ende wacht v van den verkeerden, t als t Pro . 1 . a.10. V de sondaers locken, soo en consenteert haer niet, ende on verselt v niet met haer, weert v voeten van Karen paden, Karen ganghen raken tot der verderuinghe : Dus on raeckt hot -I- peck niet Eccl . 13 . a.. i. aen, op dat ghy niet besmet on wort : Want den quaden naeckt eon quaet eynde, hot welcke ouer al de last sal draghen . Voor dose ende voor alle quade, mijn lieue Bone, wilt v wachten, ende denckt dat Paulus seyt, -I- dat wy alle sullen ghestelt worden voor den 2 . Cor .5. b.10. Rechter stoel Christi, op dat eon yegelijck daer ontfanghe in zijn lichaem, daer nae dat by ghedaen heeft, hot sy goet ofte quaet, ende hot vleesch en sal v niet goets radon : Daerom mach Paulus wel seggen : * Vleeschelijck gesint to zijn, is de doot, Ja die vley- Rom . 8. a. 6. 1 In de eerste Plaats. 260 HET OFFER DES HEEREN. schelijc zijn, die en mogen God niet behagen . Hierom so doodet Fol. 137 r~. uwe vleeschelijc//ke leden hier op Aerden . Leest Paulum, oft laet Gal. 5. c.19. hem v lesen, die salt v wel seggen, t welcke de wereken des vleesehs zijn . Hebt ghy tijt ende plaetse, so doet vlijt ende neersticheyt, om to leeren leaen ende schrijuen, op dat ghi des to beter sout mogen leeren ende weten, wat de Heere van v eyschende is . Beminde cone, mijns herten wensehe ende belle is totten Heere voor v, dat v siele mocht beschermt wesen, voor de sentuloet des torens Gods, die ouer comen sal alle ongodlijeke die na den Heere niet en hebben geuraecht, ende in 4jn geboden niet en hebben gewandelt . Dese aenstaende toorne cont ghy niet beter ontgaen, dan dat ghy siet op Jesum Chriatum de cone des almachtigen ende Ephe. l . C . 22. eewigen Vaders, de weleke daer is dat -I- hooft ende voorbeelt elder * Heb .12. a2. geloouigen, Ja de * Hertoge des geloofs, ende de voleynder, dat is Jesus Christus . Vraecht hem om raet, wat voor v dat alder- Mat. 7 . a . 7 . beste van nooden to doers is, by salt v seggen, t clopt aen de duere zjnder heyliger Drieuuldicheyt'), ende bidt hem aen, by sal v op doers, ende geuen v tgene, dat v van nooden is . Hebt lust Mat. 5 . a. G . ende appetijt na der waerheyt, ende ghy suit -F versaet worden . Staet niet na hooge tijtelijcke dingen, hoe wel de gene diese vercrjjgen, vant gemeyn volck salich genoemt ende gepresen worden, so zijn Si nochtans voor God onsalich ende verwerpelijc . Hierom i. Pet. 5. a. 6. * vernedert v onder de crachtige hant Gods, op dat ghy index eewicheyt verhoocht moecht worden . Siet hoet hem, ende alle Luce. 2 . a . 7. vrome voor hem ende na hem gegaen is, zijn geboorte t was arm Mat. 2 . c.13. ende ellendich, by moeste terstont voor t Herodes vluchten, want by na zjjn leuen stont, by hadde als by leedt, niet daer zijn hooft +MtMat .108 . .. gc.. 2602 .. op * rusten mochte. Ende voor alle zi n mote ende heerli cke ~ Mt. 11 . c.19. weldaden hadde by to danc, dat by hare 1' verleyder -Iwijnsuy- Fo1.137 v' . per, /1 t Samaritaen, ende een inhebber des Duyuels moeste * hie- J oa ~Joa . 8 . e. 48 . ten, daer en bouen moeste by noch hare steenen wachten, so la~nge 16 . 8 . e . 59 31 c. . da~t s hem als den ti t veruult was metten aldersehandeli csten . doot verdoemden . Ende voor 2) die Wet moeste ooc den vromen Gen. 4 . a . 8 . t Abel van zjnen broeder Cain lijden, die weleke hem wt enekel 1 Behalve hier en fol . 942 vo komt de drieeenheid in deze martelaarsbrieven niet voor . 1)e biJ'voeging biJ' ))Jesus Christus" o)' fol . 935 vu en 140 vo wiJ'st er misschien op, dat Joriaen Yneer dan anderen aan dat leerstuk gehecht was . Zie Inleidin g hi . 36 . Een leerstellibge gnest is hiJ' antlers niet : vat hJi' in het oPschrift van deren brief ziJ'n zoon toebidt is dat deze moge sopwassen in duechden" +; als laet geloof »niet wtbreekt in wereken is 't doot" + fol . 140 v°, enz . Voorts ontbreekt hij hero het drukke bJi'belgebruik der andere briefschriJ'vers . HJi' doet meer aan den Noord- Hollander Jan Claesz . dan aan de Vlamin en denken . 2 Reeds in den t"d voordat de Wet ga even was. EEN TESTAMENT VAN JORIAN SIMONSZ. [n0. l.] 261 haet ende nijt (om dat zijne broeders wercken goet ende food aengenaem waren, ends die zijne quiet ends verwerpelijc) heeft gedoodet, oock hebben ells lieue t Propheten, die dat woort (hods Mt. 5. a.12. beleefden ends voorstonden, sonder eenige aensien der personen vele moeten lijden : t biicheas by Achab des Conincx tijden alleen 3 . Re. 22 .b . 14 . warachtich beuonden onder vierhondert valsche propheten, moeste van Sedekia geslagen, ends daer na in eenen put gesmeten worden . t Elias onder vierhondert ends vijftich valsche Jesabels Priesters 3 . Reg. 18. c. alleen warachtich hadde ooc veel to lijden, also dat Paulus wel 19, a . 2. mach seggen (want by haddet selfs geproeft) dat alle die godsalich 2.Tim .3.b .lz. willen leuen in Christo, veruolginge moeten lijden . Dit hebben oock beproeft alle andere vrome getuygen Christi, ends zijn volstandich gebleuen tot aent eynde, waerbm (na luyt der schrift) haer de t croon bereyt is, want Christus eygen wont sulcx ge- Jaco . 1 . b.12. tuycht, dat so * wie volstandich blijft tot sent eynde, die sal salich Mt. 24. b. 13. wesen, -I- die verwint salt al besitten, sal met witte cleederen ghe- +Apo .21.a..7. cleedt worden, * sal vant bout des leuens eten, welcke midden Apoc . 2. a. 7. inden Paradijs ataet . Dit mijn beminde sons wilt ouerleggen, hier hebt t nachts ends Peal . l. a. 2. daechs v gepeyns in, to weten : De werelt to steruen ends Christus wills to volbrengen . Ten eersten ends voor al, * wilt v wach- Mt . 7. b.15. ten voor alle valsche propheten, hypocrijten, ends beueynsde heyligen, welcke by mijn tijden waren, papen ends monicken, // welcke Fol. 138 r°. is sorge, dat by uwe tijden niet en sullen gebreken, so lange haer de vette soppen 1) volgen, wiltse niet geloouen, want het zijn * ver- l.Tim. 3.b,13. leyders der menscen, ends haer sielen moordenaers . Mijn sons, die v dit screef, die wart door experientie ends ondersoeck wel vroet 2), wt die kelc hadde hi selfs gedroncken . Leest 3) ooc niet eenige secten, die al by mijnen tijden vele waren, als Lutersche, Swingelsche ends meer andere, de welcke al hebben si wel eenen schijn van goet, euen wel in den grout zijnse quaet ends vol dootlijek fenijns . Siet na een t cleyn hoopken, die haer geheele regel des Luc.12. d. 32. leuens met die geboden Gods ouer een comen, ends die haer ordinantie ofte Sacramenten gelijckmetich tbeuel Christi ends dat gebruyc der Apostolen is, dat is de rechte gemeente Christi, sonder -{- rimpel ofte vlecke, dese is vleys van 4jnen vleysche, ends ge- Eph . 5. c. 27. beente van zijn gebeente. Dese hebben ooc Leeraers na de leeringe Pauli, -I- onstraffelijc in alles, die gehoorsame kinderen hebben, 1 . Tim . 3. a. 2 . 1 Brokken . 2 Die droeg er wel kennis van . 3 Zoo in alle uit aven . Wordt lezen = ver aderen bedoeld ? Of: »Kiest niet eene of andere sekte" ? Of we! : »leest ook niet geschriften van eene of andere sekte" ? Het Groot Offerboek van 1615 begreeP het al niet en las »leeft" ~; Van Braght die dit evenmin verstaan konmaskte er van : uleeft niet onder eeniga sekte enz ." 262 IiET OFFER DES HEEREN. ende geloouige huysurouwen, die van geenen rechten noch pleyten, van geenen vloecken noch sweeren, gheenen haet nochte nijt, geenen liegen nochte bedriegen, geen oncuysheyt, nochte ouerspel niet en weten : Daert al is liefde, paeys, vrede, eenicheyt ende waerheyt, (iala. 5 . C. 21. als Paulus v wed sal leeren, -I- dwelcke zijn die vruchten des Geests . Mijn lieue Sone ende beminde kint, dit is mijn meeate ende laetste wille, mijn Testament tot v, dit begeere ick op v, dat ghy dit met neersticheyt wilt door lesen, dit wel eercauwen 1) ende leggen dit selfde byder scrift, om v gangen hier na to voegen. Meret wel sone wat ick schrijue : Veel sullen haer in een schjjn van goede Meesters openbaren, segghende dat sy medecijn voor v Fol. 138 v°. crancke siele hebben, maer daer ghy bate by vinden suit, /1 dat zijn de gene die de waerheyt hebben, wilt v daer aen houden Ecc1 .15. c . 21, t Water ende vyer wort v voor oogen gestelt, ghy muecht v hant wtsteken tot welcke dat v gelieft, dat is de doot of dat leuen . Dit sal v, min lieue sone, eerst seer herdt wesen om hooren, Joan . 3, b. 6 . wantet v eerste geboorte contrary is 2), webe wt den * vleesche is, Mat. 18. a. 3 . maer ghi moet van nieus geboren worden ende -F omghekeert, wilt ghy andere dat rijcke Gods ingaen, Dit en coot ghy niet verstaen, 1. Cor . 2.b.14. so lange t ghy vleeseheljc gesinnet zijt, iae so lange * als ghy *1 .Cor.l.d.25. des werelts sot ende viant niet en wort. Hartgrontlijeke lieue sone, mijn bede is na als voor, dat ghy bier op dencken, ende v hier na voegen wilt, Wt getrouwer vaderljjeker herten heb is v dit nae gelaten, als ick van deser werelt soude reysen, ende om des Heeren Woordt de doot soude ateruen. De I3eere gunne v, ende alle diet lesen ofte hooren lesen, dat zijt ter herten mogen nemen, daer nae doen, ende eewich salich werden . Q Mijn Soons Testament. Q Gheschreuen int Jaer . 1557. Den eersten maendach in April, ende op den . 26. Dach des Maents met den doodt beuesticht. [no. 2.] Q her ivolgen nook drie cleyne vermaen Briefkens, van Jorian Simonszoon met zijn mede gheuanghenen. VRede ende vruechde, vertroostinge in alle druck ende lijden, 1 Herkauwen, 2 Dat giJ' zulk eerie beslissende keuze moet doen t is th striJd met uwen nna, tuurliJ'ken mensch'', met uwe zinneliJ'ke natuur . EENEN BRIEF VAN JORIAN SIMONSZ. [n°. 2.] 263 gunne Godt alle den ghenen die em zijn woort to lijden hebben, door zjjnen beminden Soone, in cracht des heylighen Gheestes, Amen. // Q Onsen seer beminde broeders ende Busters inden ileere, met Fol. 139 r° . alle die den Heere van gantscher herten soecken to vreesen, doen wy condt ende to weten, hoe dat wy alle (de Heer si eewich 104 seer wel gemoet zijn, ende verhopen by des Heeren woort to blijuen, ende daer niet of to wijcken, noch om yet dat sienlijc is is om leuen noch om steruen, want niet isser, hopen wy, -!- dat ons Rum. 8 . d . 35 . van Gods liefde sal molten scheyden, * wy sullent al vermogen ~ Phi . 4. b.13. door hem, die ons verstercket, wy verhopen met t onsen Godt Pea. 18. d. 30. ouer de mueren to springen . Ende lieue vriendekens verblijt v met ons; waerom souden wy vreesen, daer so menich menach byder werelt is, die om so cleyne gewin hem in so groote periculen stelt, beyde van siel ende lichaem, to water ende to lande, ende en weten dan noch niet, slat al wel geluct, oftet winst oft verlies vallen sal, Mer wi, dese reyse met des Heeren hulpe volbracht hebbende, weten dat het al winst voorhanden is, datter geen verlies op vallen mach, * want wy en lopen niet als op het onseker, wy vech- 1. Cor. 9. e.26. ten niet als die de locht slaen, maer WY zijn versekert, door des Heeren genade, dat wi het gene dat ons beloeft is, so wy vroom doorstrijden, als wy verhopen, sullen vercrijghen, wy denekent haer * vieruoudich wederom in to scheneken, wy sullent crijten ende Apo.18. a. 6. niet swijgen, dat ons de Heere verleent ende openbaert . Onae suster Mariken is oock seer wel gemoet, ende heeft haer geloof oock oprecht beleden, ende sy begeert daer ooc b3• to blijuen, * so lange Job. 27. a. 3. daer adem in haer is, sy is so vroom ende wel gemoet, dat sy ons alien vermaect ende verblijt. * Wjj vermanen malcanderen met 1 . Pe.4.b.lU. dea Heeren woort, so vele (hod een yegelijck to spreken geeft, dan met woorden, dan met sangen . Jae is ben menich vre, dat is niet eens dencke dat is // geuangen ben, t sulcken blijschap geeft ons Fol. 139 v° . die Heere . Ic dane v herteljjc, dat ghy mijn bede veruult hebt, Joa. 16. c. 22. ooc voor v hertelijeke vermaninge, doetet beste 1 ), aengaende mijn H. F. Den Heere ende twoort zijnder genaden beuolen. Jorian Simonsz wt onse banden. ONsen seer beminde B, ende S. in den Heere, met alle die den [n^. 3.] Heere van herten begeeren to vresen ende na to volgen, wunschen wy gebondene in den Heere, een vroom stantuastich gemoet, ende 1 De uitgaaf van 1570 heeft »veste" : eene drukfout ' de eerste 1562 > had al »beste'' . ))MiJ'n H . F' . " is uatuui'liJ'k umiJ'ne huisfrouw ." 264 IiET OFFER DES HEEREN. een volherden finder waerheyt gotten eynde, door Jesum Christum onsen heylant, salichmaker ende verlosser, in cracht des heyligen geestes. Amen. Q Seer beminde broeders ende austere inden Heere, uwer liefden sy cont, hoe dat wy alle door des Heeren ghenade nae het beste staen, ende staen van gantser herten daer na, dat wy one den Heere begeeren op to offeren in zjjnen handen, het geraecke') one to leuen oft to steruen : Wi staen noch van gantscher herten daer na, dat de Heere zijn Heerljjcke Naem door ons wil groot Heb. 12 . a. l. maken, ende stellen one voor oogen den * Iiertoch one gheloofs Mt. 10. C. 24. ende den voleynder Jesum : Wy weten 1' dat de knecht niet beter +2. Ti . 2. a.ll . en is dan zijn bleester . -1- Tis oock waer ende een dierbaer woort 1st dat wy met hem lijden, dat wy met hem sullen verblijden . her op hebben gesien alle vrome getuyghen Christi, ende op zijn groote beloften, ale wy hebben int oude Testament, van die vrome Heb. ll. ~. t voor Vaders die op die toecomende genade verhoopten, ende hebben der haluen vroom ghestreden voor Gods wet, ende hebben geen Fol. 140 r°. gemeenschap met die omligghende volcken willen // hebben, ende Dan. 3. b. 16. hebben daerom haer leuen * vrijwillich ouer ghegheuen, om dat sy niet en wilden aenbeden, nochte eeren hare ghegoten ofte gesteec- 2.Ma.6. b.18. ken 2) beelden, gelijck ale oock die vrome t Eleazar, die teghen die Wet gheen verekens vleysch eten wilde : Sijn heylsame woor- Jaco. 5 . b.10. den verhoopen wi door des Heeren ghenade tot onsen t voorbeelt to nemen, to weten, dattet best is by den Heere to blijuen . Want al waert schoon, dat wy door beueynstheyt (daer ons Godt voor bewaere) het leuen daer al of droegen, so conden wy dan noch die Ysa. 139. a. 7. almoghende hant * Godts niet ontloopen, leuendich noch doot . Hierom willen wy ons gheheelijeken ouer gheuen inde handen des Z. Ma. 7 . a. i. Heeren, gelijck ale die vrome t Machabeeusche moeder met harm c.20. $euen Sonen . Ende ghelijck alle vrome ghetuyghen Christi gedaen Act. 5. e. 42. hebben, is hebben haer -i- verblijdt, dat sy weerdich ghekent warm om den Naem Christi to lijden . Bus beminde broeders, zijn wy gemoet in den Heere ende niet anders, wy verhopen den swacken melcsuygende ionghen door des Heeren genade to wesen een Titum. 2,'a. 7. t exempel der vroomheyt ende der volherdinge . Q Dit is van my gheschreuen amaendaechs, nae dat ick tweemael voor die Heeren gheweest hadde, ende my of gheuraecht was, oft ick daer b y blijuen wilde. 1 Het loopa voor ons uit op lev en of op stemen . 2 Een »steecker" is een graveur. EENEN BRIEF PAN JORIAN 6IMONBZ . [ri° . 4.] 265 ONsen seer beminde broeders ende austere inden Heere, met [no . 4 .] alle die den Heere van ghantscher herten begheeren to vresen ende naa to volghen, wunschen wy ghebondene in den Heere, dat de ghenadighe hemelsche ;j Vader haer alien wil bewaren voor Fol. 140 v° . alle aenstoot van binnen ende van buyten, door zijnen lieuen beminden Soon Christum Jesum, met tsamen den heyligen geest 1). Amen. Q Hertelijcke lieue brooders inden Heere, wilt v doch niet t verflouwen, al ist dat ghy nv moot sweruen wt vrienden ende Eph . 3 . b. 13. ma,gen, hugs ende hof, niet wetende waer henen, * aengesien der Mat . 13. a. 6. sonnen brant nv aen alle canton dat opgewassen saet in v begint aen to tasten. Brooders weest dock niet verslagen, ende laet dat saet in v vochticheyt crijgen, ende houden, set v onder de schaduwe der scriftueren, ende die sal v eon heerlijcke beschutsel zijn . Wi weten dat wy door veel * drucs moeten gaen int rjjcke der Act. 14. d . 22 . ilemelen, alst hooft beswaert is so beswaren hem ooc mode alle de ander leden, willen wi dan litmaten wesen des lichaems Christi, * so moeten wy hot laden des hoofts mode deelachtich wesen, -I- so 1 . Pet . 2. c.31. wi dan met hem lijden, so sullen wy met hem verbljjden . Hierom 4; a.1. lieue brooders, ist dat v de Heere noch eon tijt lane laet comer- +l •Ti.2 a.il. wren * onder hot ergo geslachte so leydet doch den tit uwer Phil 2. b. 15. t pelgrimagie met vresen, stelt v * als lichten onder de bose ergo t 1 . Pe, l, c.17. werelt, laet v geloof wtbreken inde wercken, andera iat Boot. lout *Phi . 2, b .15. V oogen op den t Hertoch des geloofs, ende den voleynder Jesum JAb ll2 a.l. Christum, by is den eenigen -Ihoecsteen in Sion, eon ander t fun- 1 . Pet . 2. a. 6. dament mach niemant leggen dan daer gheleyt is, twelc is Chris- + 1 . Co. 3.b.11. tus Jesus, -{- hout dat ghy hebt, op dat eon ander v croon niet en Apo . 3 . b. ll. neme. Den Heere beuolen, die wil v geleyden in silo waerheyt, Jorian Simonsz uwen lieuen brooder, met mijn lieue medegeuangenen wunschen v al goet, ende wy ataen van ganscher herten nae hot alderbeste . // Q Een Liedeken van Jo- Fol. 141 rw. rian Simonsz, Nae de wijse, Sorge ghy moot bezijden staen 2). 0 Vaders wilt ghy eenen sehat V kinderen nalaten 1 Zie aanteekening op fol . 137 ro. 2 NO. 4 van den Ausbundt : uMerckt cuff ihr Volcker alle'' . Emn ander Lied `LSF) HET OFFER DES HEEREN. Eccl. 7. C . 25 . * Cods woort en wet, voorhout haer dat Eph. 6 . a . 4. Op dat zijt van ioncx eaten . Iioort Jorian Simons vermaen Tot 4jnen Soon gheschreuen Als by to Haerlem lath geuaen Daer by oock liet zijn leven . Na dien by wel had ondersocht Goet ende quaet van beyde Een testament heeft by bedocht Voor zijn soon, eer by scheyde . Prou. i. a. 8. t Nae ws Vaders vermaen, mijn kint 4. a. 1 . Wilt neygen uwe ooren Tot zone reden zijt gesint Met neersticheyt to hooren . Tob. 4 . a. 4. 1 - Wacht v mijn kint voor alle quaet Wilt God den Heere vresen Ysa.111.b10. * Wantmen daer duer tbeginsel vaet Eccli. ] . c.16. Van Gods wijsheyt gepresen . Opent v (hod zijn waerheyt reen Wilt daer na stracx voortvaren Eecle.i4.b.15. t Want de doot na gaet iongen cleen Als ouden sonder sparen . Dus van G}odt v gegonnen tyt Tot betering op eerden Eccl. 9. c. '21 . -I- Met goe conuerseerende zijt Wacht v van den verkeerden . Pro. i . a. lU. * Als v de sondaers locken aen Wilt haer niet consenteeren Verselt v niet op hare paen Haer ganek leyt tot verseeren 1). Denet lief Soon, dat Paulus vermelt 1. Cor. 5. b.10. t Pat wy sullen by namen J/ Fol. 141 v° . Voor Christus rechterstoel gestelt Worden alle to samen . Jere.17. b.10. 1- Daer een yeder ontfangen sel Mat. 16.d.27. Int Lichaem na zijn daden Rom. 2. a. 6. Hy heeft qualijek gedaen, of wel Apoa 2 . d.23. Wacht v voor des vleesch raden . * Ro. 8. a. 6. * Want svleesch gesintheyt is de Boot Ja die leeft na svleesch zeden eon Jorg Simons, im Niderland gericht, Anno 4557 . Im Thon : Von deinetwegen bin ich, etc . 4 Gepia'nigd worden a in ellende geraken . 0 vriendekens nv voor een slot Sgt een voorbeelt, -Iom stichten V kinders, dat sy vreesen Godt En crjjgen claer gesichten . FINIB. // Eph. 6, a. 4. EEN LIEDEKEN VAN JORIAN $IMONSZ . 267 Behaecht Godt niet int cleyn noch groot Dus loot v aertsche leden . Debt ghy tijt ende plaets bereet Poet neersticheyt, om leeren Lesen, schrijuen, op dat ghy weet Te bet de wil des Heeren. Des hertsen wunsch, en bidden mgn is totten Heere crachtich op dat ghy mocht bescermet zijn Voor den Toorn Gods onsachtich, t Die ouercomen sal met vlict r11 die ongodlijc wandlen Die na den Iieere vragen niet En aen zijn Wet mishandles . Jorian heeft 4jn soon veel nicer Vermaent voor zijn afsteruen En ga,f, als goet Vader, een leer Om Gods Rijck to beeruen . Men heeft vijftienhondert getelt Daer toe vijftich en seuen Als Jorian aen een padl gestelt Vroom heeft geeynt zijn leuen. Apo. 3. b. 10. `LBH HET OFFER DES HEEREN. Fol. 142 r°. (1 EeII Bekentenisse des Glieloofs van eenen genaemt Jacques, finder geuanckenis wesende, die by daer na met zij nen doodt betuycht heeft Anno. 1559 i). [no . 1 .] ICk geloof in eenen eenigen God, den Vader almachtich, seepper des Hemels ende der aerden, gelijc als geschreuen staet, Gene . 9 Behalve het een bet Offer des Heeren van d'Auch 's hand bevat zine geloofsbJelidenis en het au rietlvaaose vraing zJine verhooren, biedt Van Braght over hem nog twee artikelen : hi. 221-236 en bl . 101, 102 . Beide zJin door hem of6edrukt uit de tweede uitgaaf van het Groot Offerboek die van 9617 . Het eene > aldaar bi . 231-233 bevat het bericht hoe d'AuchY ~ to Harlinnen verraderliJk is evan en enomen door den raadsheer Del Vailie De la Faille : Reitsma flonderd ,7'aren, hi . 89) . Het is voor het grootste dgedeelte eene bewerking in hroza van het lied uit het Liedboek achter het Offer des Heeren fol . 50 ro : aOch siet hoe droeue ding eenn Ick u hier vertellen sal" . Pit is bins woord voor woord gevolgd . Het lied is van Jacques zelven . Maar dat bericht behelst bovendien op hi. 234 vg . het verhaal, hoe J'ammerliJk het met dies verrader is ofgeloopen, waarin een Paar coutpletten uit dat gedi chtJ zin ingelascht ; en de mededeeling hoe Jacques »niet op den richtP J laetse maer bi nachmt ehelY iJck is vermoort gheworden . Waer van noch onlancks" - het gebeurde valt in 1559, de druk van dit bericht in 969.7 maar de opteekening kan wel ties J'aar ouder ziJn, Doop~ ~ sg Bi'dra9en> 1899> b1 .99 > aanteekening 1, - »lof-waerdingghhee Personen gheleeft hebben, die des morghens vroech als hY de voor nacht vermoordt was hem ghesien hebben in sYn leren" lederen ~kleederen ende in sYn bloedt versmoort ende vermoordt legghen" . Volh, ens het Sententieboek van het Hof van Friesland is Jacques aDoussY" met Hendrik Euwesz. en Claeske Gaeled ochte r op 14 Maart 1559 veroordeeld om smitten watere geexecuteert to worden" . Het andere bericht eveneens voor het eerst door de tweede uitgaaf van het Groot Offerboek > die van 9617> bl . 840-842+ aan hetgaeen het Offer des Heeren over d'AuchY biedt toegevoegd en daaruit in de volgende Offerboeken en in Van Bra ~'ht overgagaan, is inseglJiks de omzetting in hroza van een lied en weder van een van Jacques zelven . HJi' had dat in het Fraedniscchth: gwiJ bezitten het no g in de vertaling van Karel Van Mander, in liens Gulden Hare . Vele liederen daarin da teekenen van 1605, misschien ook deze vertaling • ik heb alleen den tweeden druk van 1620 tot minJe beschikking, waarin op hi . 520 voorkomt : »Een Liedt van Jac ues Dosie eert ds gevanghen tot Leeuwaerden u yt Franso ys vertaalt. Nae de wYse : Gheeft my to drineken etc, : ))Tot Leeuwaerden op eenen EEN BEKEN'PENI$SE DES GHELOOFS VAN JACQUES. [n°. 1 .] 269 1. a. 1. Exod. 3. a. 6. 20. b. 11. In den weleken Abraham, Isaac, Jacob, ende Moyses, ende alle de Propheten gelooft hebben, Heb . 11. *. Ick geloof in Jesum Christum, den eenigen Sone des Vaders, dahh} Den Heer en Vrouw van Vrieslant quamen 0P my die daer gevanghen lat;11+ enz .'' . Die »Heer van Vriesland" is natuurliJ'k de stadhouder, de graaf van Arembert; . Het is echter eigenliJ'k de gravin - Aremberg zelf nt ;ing zYne gananen" } zegt Jacques - die even uitvoeri ~'als harteliJ'k en deelnemend den gbevan1; ene ondervraagt naar ziJ'n t;'eloof en hem tot herroePing zoekt to brengen . Hun hesprek maakt den inhoud van het lied en dan ook van dat bericht in het Groot Offerboek nit . Maar dit laatste leidt ziJ'ne Proza-omzetting in met de woorden nHet is nocb Tesehiet o1' een seker t ~•d t, die wY ~ niet e~v ~mentl5yck hebben konnen bekomen } dat een J'onck-gesel met »amen Jaques Dosie tot Leeuwaerden in Vrieslandt + our de Waarhe5yt des H . Euanhgeliums, hhevangen gheweest is, van welcken ghereYdt werdt } tnaar omtrent v5yfthien J'wren oudt gheweest to zYn" . Het is zeker al heel vreemd dat Twisck en de andere bewerkers van dezetl tweeden druk van het Groot Offerboek zich door de andere spelling van d'AuchY's naam zoo hebben late» misleiden en niet hebben begrePen, dat met »Dosie" in het gedicht van Van Mander deze werd bedoeld . Hing dit same» met hun wensch our toch vooral to toonen } dat ziJ' een veel grooter hetal martelaars ware» op het spoor gekomen dan de verzamelaars van den eersten druk } die» van 9615 ? ZiJ' gewahen in hunne voorrede en op den titel van seen groote menichte vrome getuYghen Godts , waarmee zY die» eersten druk hebben vermeert" . Het zJi'n er 58 . Ook in zJi'n Chronyk van den odder9anc der Tyrannen II hi . 1130 a maakt Twisck h'ewag7 van een viJ'ftienJ'ari~p J'ougellug} in 1550 to Leeuwarden verbrand . Vanwaar hiJ' dezen kende } laat zich niet gissen : misschien is het eene verwarringb met Peecke Vulckes f toe» aldaar eexecuteerd van wien Twisck niet meer wist dan van die» Dosie uit Van Mander . Dat deze in dat lied door de gravin sours met )kind" wordt toegesPToken en ))500 J'onck eeu kint" heet + pleit niet tegen ziJ'ne ideutiteit met d'Auch Y, die anders (Offer des Heeren } fol . 165 r~ vrouw en gezin had en wel vermaner kon ziJ'n . homers ook in de verhooren noemt Lindanus hem sours naar toenmali g sPraakgebruik nkint" en »soon", fol . 162 v°, 170 ro . Behalve de enoemde hestaat er nog een lied van d'Auch , no voor »Och siet hoe droeue dinhgen" reeds in 9562 in bet Niea Liedboek ggedrukt en ook in verscheidene latere bundels o1 'bgenomen . Het is een verrnaanlied en begint : nGh y Borgers Jerusalem aensiet", terwiJi de laatste coup letten aanvangen : nVrienden } ontfangt ten besten dit liet } Wt myn gevanckenis ist geschiet + De liefde dedet my dichten" }• en : » B`1 my, u broeder Jacques t Hoort , Is di~t ghesonggen wt Gods Woort" . Dat ik al die ~~~enoemde liederen aan d'AuchY zelven toeschriJ'f en het er niet voor houd dat deze daarin alleen s1prekende wordt ingevoerd + grondt zich o1p ziJ'n eigen schriJ'ven + fol . 160 r~ : 't kon misschien schiJ'nen alsof er togensPraak bestond tusschen 't«~een hiJ' van ziJ'ne verhooren verhaalt en ziJ'ne liederen . Ook in deze laatste» moet hiJ' dus uit die verhooren een en antler hebben mee1 ;'edeeld : 'tgeen inderdaad met een Paar van die welke ik besPrak het hreval is our er van to zwiJ gen dat Van Mander dat eene ttit bet Fransch heeft vertaald, waarin d'Auch Y ook 't verslag over zJi'ne verhooren schreef. Dat is bliJ'kbaar ziJ'ne tnoedertaal geweest . Wel onderhield hiJ'+ die ate Antwerl J yen zi'ne conversatie had ~gehad'' > fol . 148 r > zich met den inrluisiteur Lindanus flu in 't Fransch loll in 't Vlaatnsch maar dit laatste zegt hi' zelf, fIn! . 160 r°o dat andere ~evan~enen die aan de deur kwamen luisteren Item zouden kunnen verstaan . Dat v~rsLtg is door hem eerst een tJi'dlang nadat de verhooren hadden a n elaats gehad op~emaakt ; hJi' zelf stelde ze »ten meesteltdeel op vragdhe en ant- o ~ 270 IIET OFFER DES IIEEREN. Juan. 1. b. 14. De welcke van den beginne by Godt was, Mich. 5. a. 1 . Joan . 1 . a. 1 . Ende als den tijt veruult is geweest, Gal . 4. a. 4. Den welcken Clod belooft hadde . Ge. 3. b. 15. Esa . 7. c. 15. 9. b. 5. 11 . a. 1 . Is dit woort vleysch geworden, Joan . 1. b. 14. Ende gebooren vanden geslachte Dauid, Ro . l . a. 3. 9. a. 5. Van een reyne maget, ondertrout eenen man, genaemt Joseph vanden gealachte Dauid. Mat. 1 . c. 18. Lu. 1. b. 22. 2. a. 4. De welcke is ghebenedijt bouen alle vrouwen, Lu . 1 . d. 38. Ic geloue dat dese warachtighe Sone Gods heeft door veel teeckenen ende wonderdaden vercondicht dat woort van zijnen Vader, Joan . 15. c. 24. Ende na desen is by den doot ouer geleuert gheweest, onder Pontio Pilato gecruyst, ende begrauen. Mat. 26. e. 46. 27. a. 1 . Marc. 15. a. 1. Luce. 23. a. 1. Joan. 18. 19. Ic gelooue dat dese selfde Jewoort'') fol . 144 ro . Vandaar dat allerlei hem »niet wel in de memorie" was, fol . 452 V° ) • sommiha »alleg J atien" had hi verzuimd dadelikJ op to teekenen, t, a, p Lilt ziJ'n grondigen betoogtrant fol . '166 vo ) 167 r~~ ) 161 vu enz) bliJ'kt ) dat d'Auch 5 een man van deftigen stand en meer dan t;ewone kennis was, al moest hiJ' in ziJ'ne balhngschaP met ukramer~t" zjn brood winner . Als Lindanus hem verzekert : uik wensch niet dat t;Y op mi~ne t;'etuig enis woort gevonnisd") antwoordt hiJ') fol . 172 ro lick en hebbe soo lane ~tiJjt die PractiJ'cke niet gehanteert ) ende ewoont scum oft ~' debt Jaeren in den Raedt ick en weet wel wat dat 1;helden mach", Elders beet bet »ick hebbe miJn wandelin a meest bnhehadt onder Priestess ) Canonicken ) Monicken" . ~' IliJ verstond behalve Vlaamsch en Fransch ook Duitsch + bet Duitsch van de Zuricher vertalin) J ~ ~ fol . 150 r°en Latin • het trok zJine aandacht dat Lindanus eenNieuw Testament van den pJ b arischen uitgever Robertus Step hams bi Jzich had . Lindanus vermoedt dan ook ) dat hiJ' wel vermaner of ten minste diaken zou 1;eweest ziJ'n + fol . 148 vo. Misschien han1t het met die deftiga afkomst samen dat er zoo lane • en blikbaar zoo welgemeende poging J en ziJn gedaan om hem weer to doer ternt;keeren tot bet roomsch geloof); dat hiJ' zooveel lant?er dan andere martelaars op zJine executie moest wachten . HiJ' zat van Sept. 1557 tot 14 Maart 1559 t;evangen . Maar Lindanus behandelde zoo ook anderen ) Reitsma b1 .104 :'t kan ook in verband stann met bet verzet ) dat de inquisiteur in Friesland vond . De belangstellint; van Arember1; had zeker haar oorzaak in Jacques' P ersoon •~ evenals die van Filips II zelven ) van wien't volgeirs Winsemius, Hist. serum Fris . ) p . 19 bekend was dat hiJ' dan den stadhouder b van Brabant Lalaing had t ; eschreven om inlichtin~e, n over d'AuchY uit Ant werpen in to winner en dan het friesche Hof om op dims executie dan to dripgen . Intusschen, Filips bezat een g rroooott talent om zich to Madrid met iedere bizonderheid in ors land, vooral met iederen ketter van wien hiJ' had vernomen ) to bemoeien . Men zie de Correspondance de Marguerite d'Autriche maar in . Evenmin als Dr, bog, t . a p . bl . 130, 131 , hegJ riP ik ) hoe Lindanus miet en wiste van wat ghemeente dat hiJ') was )" fol 165 vo en hem telkens kon voorhouden , fol . 157 ro+ 159 r°+ dat hiJ' door ZwingJ li en KalviJ'n tot tine ketterJi was verleid rriet : door Luther +• sedert 1555+ ~, den augsbur s~'chen godsdienstvrede, is niet deze , maar zin Hervormden Sacramentisten AnabaPtisten) da ketters ) terwiJl toch J Jacques niet had geloochend dat hiJ' zelf door den oudste Lenaert Bouwens was gedoopt, fol. 149 roen uitdrukkeliJ'k den kinderdoo Phad bestrederl fol . 159 ro , 153 r° en elders . Iii verraadt niets ondoopst; J ezinds Hoe hiJ over de menschwording dacht ) zie daarover de aanteekening op fol . 165 v~~ , ' w1t de j raag betreft ) of de rnartelares Claesken ziJrie zuster is geweest, die oP fol . 182 i, EEN BEKEATTENISSE DES G}HEI .OOFS VAN JACQUES. [nO. 1.] 271 sus Christus voor ons geleden heeft, Esa . // 53 . a. 7. Ende als wy Fol. 142 Qua . zijn vianden waren, heeft by den doodt voor ons gheleden, Rom . 5. a. 8. Op dat die in hem gheloouen, niet en vergaen, maer dat eewige leuen hebben . Joan . 3. b. 16. Ick ghelooue dat dese onse Salichmaker op verwect is van den dooden. Mat. 28. a. 6. Marc. 16. a. 6. Luc. 24. a. 4. Joan. 20. a. 9. Ghelijck by to voren gheseyt hadde, Mat. 17 . b. 9. Mr. 9. a. 8. Lu. 9. c. 22. Ende sit ter rechter htint van Godt zijnen Vader, Marc . 16. c. 19. Acto. 7. £ 56. Ick gelooue ooc inden heylighen Geest, geljjc als Joannes dat getuycht in zijn eerste Epistel int 5. cap . segguende, datter drie zijn die inden hemel getuygenis geuen : De Vader, dat Woort, ende de heylige Geest, dose drie zijn eon, 1 . Joan . 5 . a. 7 . r) Ick ghelooue oock in de gemeynschap der heyligen, van den weleken da,t gebedt veel vermach voor ons, Jaco . 5. a 16 . 1ek gelooue oock in die heylige gemeente, in de welcke zijn de ghene, die in Jesum Christum geloouen, de welcke zijn door eenen Geest gedoopt in een lichaem, gelijc als Paulus seyt, L Cor . 12. b. 13. Ende Jesus Christus is dat hooft daer van, to tiveten van de heylige gemeente, gelijck daer staet gheschreuen, Eph . 5. c. 23. Col. 1 . b. 18. Ick ghelooue dat dose heylige gbemeente ma .cht heeft to sluyten ende to ontsluyten, to binden ende to ontbinden, ende wat si binden op aerden, is oock gebonden in den hemel, ende al vat sy ooc ontbinden op aerden, is ooc ontbonden inden Hemel, Mat . 16. C . 19. Ick gelooue dat God in dose heylige gemeente geordineert heeft Apostolen, Prupheten ende Leeraers, 1 . Cor. 12. c. 28. Bisscoppen, Diakens, 1 . Timo. 3. b. 12. Titum. 1. b. 5. Ick gelooue ende belijde ooc eon doopsel / ; inden naem des Va.- Fol. 143 r°. ders, des Soon ende des heyligen Gheestes, ghelijck als onse Heere Jesus Christus heeft beuolen ende gheordineert, Mat. 28. c. 19. Mar. 16. b. 15. Ende ghelijck alst die Apostolen gebruyct hebben . Act. 2. d. 38. 8. d. 34. 9. c. 18. 10. e. 47. 16. d. 30. 19. a. 3. Ende gelijc ala sy daer van gescreuen hebben, Rom . 6. a. 4. 1. Co. 12. b. 13. Gal . 3. d. 27 . Eph. 4. a,. 3. 1 . Pet . 3. c. 21. Ende gelooue oock dat alle de ghene die dit doopsel ontfangen hebben, leden zijn van dat lichaem Jesu Christi in die heylige gemeente . 1 . Corin . 12. b. 13. Aen;aende dat heylige Auontmael van Jesu Christo, daer van geloue ick ende bekenne . gheljck als Christus dat seluer gheseyt 1 Zie aanteekening 1 op b fol . 137 r, ~. Van den striJct over de drieeenheid Adam Pastor besp curt men bi Jd'AuchY niets . Hiernaar moet de opmerking in miJne Inleidin bl . 35 onderaan worden verbeterd . 272 HET OFFER DES HEEREN . heeft, als daer staet geschreuen, Mat . 26. b. 25. Doen si dat Auontmael aten, Jesus nam dat broot, danete, ende bract, ende gaft zjnen Discipulen, seggende : Neemt, eet, dat is mijn lichaem . Ende nam den kelc, ende danete, ende gaf hem haer, seggende : Drincket, ende deylet onder v lieden, want dit is mijn bloedt des nieuwen Testaments, dat welek wt gestort sal worden voor velen, tot vergeuinghe der sonden, Mar . 14. c. 22. flit doet tot minder gedachtenisse, Luc. 22. b. 19. Ic gelooue dit, gelijek slat Paulus ghetuycht, segghende : Den kelc der gebenedijngen, den welcken wy gebenedijen, ist niet een ghemeenschap van dat bloet Christi ? ende dat broot dat wy breken, ist niet een gemeenschap van dat lichame Christi ? 1 . Cor . 10. b. 16. 11 . c. 22. So wie mijn vleys eet, ende mijn bloet drinet, hi heeft dat eewige leuen, ende ick sal hem verwecken inden laetsten dage, Joan . 6. f. 54. Ick bekenne ende belijde den Echten staet to zijn een ordinantie Gods, Ge. 2. c. 24. Te weten, een man, ende een vrouwe to samen Fol. 143 v°. versaemt in den Name des Heeren, inde hey('/lige Ghemeente, 1. Corin . 7. a. 2. Daerom sal een mensche verlaten vader ende moeder, ende sal aenhanghen zijnder huysurouwen, ende die twee sullen een vleys zjn, daerom en zjn sy niet twee, ma,er een vleys . Daeromme wat Godt to samen gheuoecht heeft, dat en sal de mensche niet scheyden, Math. 19. a. 5. Mar. 10. a. 7. ende dat bedde is sonder vlecke, want God sal de hoereerders ende ouerspeelders ordeelen, Hebr. 13. a. 4. Ic bekenne ooc, dat vasten ende bidden seer profijtelijck is, Mat . 6. b. 16. Gelijek als de Apoatolen gedaen hebben, Act . 13. a. 2. 14. d. 23. Ick houde die woorden vanden heyligen Jacobo voor goet ende oprecht, daer by seyt : Beleyt de een den anderen de sonde, ende biddet voor malcanderen, op dat ghy salich muecht wesen, Jaco . 5. b. 16. Ick ghelooue, datmen dit moet doen met een oprecht herte . Ic bekenne ende belijde ooc, de Ouericheyt gestelt ende gheordineert to zijn van Godt, Sap . 6. a. 4. Rom. 13. a. 1. Tot straffinge der boosen ende bescherminge der goeden, 1 . Pet. 2. b. 14. Want si en dragen dat Sweert niet sonder oorsake, Rom . 13. a. 4. Weleke Ouericheyt de Schrift ons beueelt onderdanich to zgn, Rom. 13. a. 1 . Tit. 3. a. 1 . 1. Petr . 2. b. 13. Ende onderwijst ons to bidden voor de selue, op dat (gheljjck als Paulus seyt) wy moegen leyden een stille ende gerust leuen, 1 . Tim. 2. a. 2. Paulus noemt ooc de Macht to zijn een Dienaersse (hods, Horn . 13 . a. 4. Nademael dan, dat sy is een Dienaerase Godts, is wilde wel bidden, dattet haer beliefde bermhertich teghen my to zgn, ghelijck als God bermhertich is, Ezec. 18. c. 21 . 33 . c. 14. her versaeck EEN BEKENTENISSE DES G}HELOOFS VAN JACfZUES. [n°. 1.] 273 ick alle de gene die daer willen de Macht wederstaen doort sweert ende gewelt, ende houde dat voor een Duyuelsche Leere i) . // Ic gelooue ooc in de verrijsenisse der dooden, gelijek als daer Fol . 144 ro . geschreuen etaet, Job. 19. c. 25. Dan. 12. b. 12. Joan . 5. c. 28. 1. Corin . 15. b. 12. 1. Tess . 4. c. 16. lla t alle menschen sullen opstaen van den dooden in haer eyghen lichamen, Job. 16. e. 25. 1 . Con . 15. d. 35. Als de Heere sal comen in de Wolcken met zijnen Enghelen, daer by sal ordeelen een yegelijck nae zijn wereken, Matt. 24. c. 30. 25. c. 31 . Rom. 2. a. 6. l. Tess . 4, b. 16. Jut generale, Ic gelooue al wat een warachtich Christen schuldich is to geloouen van die heylighe Ghemeente, ende van die articulen des geloofs, gelooue is wt gantscher herten, ende wil daer in leuen ende steruen . IIier versaecke ick alle valsche leeriuge, heresien ende secten, de weleke niet en accorderen met (hod ende zijn woort . Ende deer in ick gedoolt mochte hebben in eenighe valsche leeringhe, deer of bidde ick den almoegenden Heer, dattet hem belieue door zone groote liefde ende bermherticheyt my to vergeuen. Ick bidde ooc, waer in dat ick soude moghen ghesondicht hebben tegen den Keyser ofte den Coninc, ofte tegen eenige a,ndere, dattet hen belieue my to vergeuen, door die groote liefde ende bermherticheyt (hods. (I heivrolcht de Belijdinghe van Jacques, de weleke by ghedaen heeft voor den Commiesarius, ende den Inquisiteur, diemen noemt Kettermeyster, Ten meestendeel op vraghe ende antwoort gestelt 2). // NAdat ick thien weecken geuangen hadde gheweeat, soo is dit Fol. . 144 v°. mijn eerste ondereoeck geweest. [no , 2,] Q Den derden dach Januarij, Anno. 1558 . Te reeekenen tbegintsel des Jaers van nieu Jaere dach af, so quam na middach den 1 Met nadruk om de verdenking van~ overeenstemmnng met de WPderdoopers to ontgaan : zie fol. 145 vo . 2 Zie aanteekening I op fol . 142 ro bl, 269 lin' en boven . Eerst eenigen toJd na de verhooren teekende d'Auch5y ze op, natuurliJ'k in eigen redactie II . 18 274 HET OFFER DES HEEREN. atockmeyster tot my, seggende, dat is moste verschjjnen voor den Commissaries t), om ondervraecht to worden van mijnen ghelooue . Als dan heb ick met eenen blijden moet bereyt gheweeet, ende ben daer heen ghegaen met den voorseyden stockmeyster . Ende comende inde sale, daer by was sittende, soo heb ick hem ootmoedelijek gegroet, ende by heeft my ooc wederom gegroet, aprekende dose woorden : Jacques, is uwen naem Jacques . N. Jacq. Jaet mijn heere. Com. Jacques, ick ben hier gecommitteert van wegen des Confines ende des Procureurs Generaels, om v to hooren ouer die articulen des geloofs . Jacque. Wel mijn Heere, in den naem des Heeren moet dat geschien. Ende nae veel woorden die wt' tsamen hadden tgeloof aengaende, so begonste by my to vragen, van waer ick gebooren was, ende van mijnder wooninge, residentie, ende conuersatie, van den tijt mijnder ionckheyt af, tot op deem tegenwoordigen tijt toe, dat welcke is hem beleden hebbe . Daer na Overt is wederom geleyt int hut's van den stockmeyster. (no . 3.] Des anderen daechs, namelijck, den vierden Januarij des selfden Jaers, so worde ick na middach wederom gheleyt voor den selfden Commissaries . Ende voor hem wesende, soo begonste by to lasteren, to schelden ende to basphemeren van de herders ende Cudde Fol. 145 r°. Christi, segghende : 1st niet // een iammerlijck dinek, dat wy lieden ons aldus laten verleyden? Jac . Jaet mijn heere . Corn . Ick eegge van v lieden ende ander meer, die daer verlaten onse moeder de heylighe kercke, ende laet v bedriegen van eenen hoop lichtueerdige leechgangera ende lantloopers . Jaa Ick en hebbe my niet laten bedriegen van sodanigen. Com. Neen ? als ghy ghelooft die abominabele snot' 2) mensehen ende bedelaers, als Menno, Lenaert 3), Henrick van Vreden, Frans de cuyper, Gielis van Aken, ende sulcke rabbauwen meer, ende verlaet ons ende dat warachtige woort Godts, laet ghy v dan niet bedriegen? Jacq. Ick en hebbe dat woort (soda niet verlaten, want mijn ghelooue is gefondeert op dat woort Gods, ende niet op menschen, noch op menschen leer, Jere. 17. a. 5. nademael dat de Propheet Jeremias roept : t Veruloeckt ende vermaledijt is de mensche, die hem betrout op de menschen, ende stelt dat vleys voor zijnen arm . Ende een weynich daer na so riep ht', ende seyde : 0 die boose, als Menno ende Lenaert, Hoe veel Lieden hebben sy verleydt, ende gheleyt- tot alle duyuelen ende die verdoemenisse . Jac. Mijn heere, is bid v, dat ghy sulcke woorden niet spreken en wilt, want het waer v swaer ende herdt to 1 Deze gecommitteerde was geen geestelJi'ke : zie slot van fol . 145 r . 2 Min gering , • of : slecht . 3 Lenaert Bouwens . De genoemden zJi'n bekende dooPsgezind e oudsten. DE BELIJDING}HE VAN IACQUES . [n°. 3.] 275 bewijsen, dat sy sulcx zijn, als ghyse noemt . Ende ten anderen : Sy en hebben niet bedroogen, maer claerlijck onderwesen dat woordt Gods. Ende ick en ghelooue niet, dat de gbene die daer aent woordt Gi-ods ghelooft hebben, dat sy comen tot verderffenisse, maer die Heere salt al wel oordeelen . Corn. Ic en wil niet disputeren, want is selue late my onderwijsen van den ghenen die daer geleert zijn in de heylige kercke. Maer ick weet wel wat van v lieden is, ende van v lieder leere : waert // dat ghy macht hadt, so Bout ghy Fol. 145 v°. ons geerne de keele afanijden, ghelijck alsmen wel heeft sien geschieden van v lieder volek tot Munster, tot Amsterdam, ende tot ander plaetsen meer? Jacqu . 0 mijn heere, en segt doch suleke woorden niet teghen v conscientie, want ick ghelooue dat ghy wel beter weet, nademael ghy hier geweest hebt inden Raet den tijt van twintieh Jaren, gelijc als ghy segt (dit hadde by mi van to vooren geseyt) daerom laet ick my duneken, dat ghy ons wel beter bekent, want hadden wy so bole herten, die lieden to willen vermoorden, soo en souden wy ons seluen alsoo v lieden niet ouergeuen in de handen, want wilden wy alleenlijc spreecken tegen ons herte, ende v lieden de waerheyt ver'aerghen, soo en sout ghy geen macht hebben ouer ons, nademael ghy niet vinden en cult, die hem mach beclaghen metter waerheyt van ons, dat wy yemant onghelijek ofte schade ghedaen hebben . Corn. Waer van comen dan so veel secten, ende heresien ? Waer wt spruyten so veel oproeren ende muteryen ? Jacq. So veel de secten ende heresien (die op aerden zijn) aengaet, als die van Munster, ofte Amsterdam, ofte elders, so en hebben wy in geender manieren ghemeenschap nochte deel met haerlieder wereken, nochte met haer leeringhe, mer wi houdense voor duyuelsche leeringe, ende alle sulcke dinghen en beletten niet, dat de waerheyt de waerheyt niet en ay, ende dat de Christenen niet en zijn de rechte Christenen, niet moor dan ten tijden der Apostolen alle secten ende heresien, die deer rontom haer waren, die eenige gedaente hadden vanden woorde Godts . Nae dese ende veel meer andere woorden die wy to semen hadden, begonste by to versoeten, ende seyde tot // my : Gi by en moet soo Fol. 146 r° . hooch niet studeren, maer v laten onderwijsen van gheleerder ende wijser din ghy, ende ghy moot geloouen aent woort (hods . Jacq . 0 mijn heere soude ick aent woort (hods niet geloouen? om dat selue woordt ben ick hier geuangen, ende stae tegenwoordich voor v, om deer van to antwoorden . Corn. Gihy en zijt niet geuangen om twoort (hods, mer om uwe quade feyten . Jacq . Mijn heere, hebt ghy gehoort Batter yemant geweest is, die hem beclaecht heeft van my, Bat ick hem in eenigher manieren onrecht ofte achade ghedaen hebbe ? Corn. Neen ick, ick en hebbe niet verhoort, dat` LZB HET OFFER DES HEEREN. men eenighe clachten van v ghedaen heeft 1). Jacq. De Heere s3 1 . Pet. 4 . c .15 . gelooft, * dat het niet en is om mijnder ongerechticheyts wille, Apoc. l, a . 9, maer om dat t ghetuychenisse vin het warachtighe ghelooue. Corn . Ten is alsoo niet, maer het is om uwe misdaden, daer ghy mede miadaen hebt tegen de Keys . Maiest. ende hebt ouer getreden dat mandament des Conincs onses Heeren . Jacq . Heb ick dat mandament van den Coninck ouer getreden, dat is eon cleyne sake, naet1po. 19. b.16. denmael ick dat doende, hebbe volbracht dat mandament des * Conincks der Coningen, die de warachtige God ende eewige Coninek is. Corn. (Thy hebt ooc ouer getreden dat mandament van God, ende van once moeder de heylighe Kercke. Jacq . Mijn heere, ghy en sout my dat niet connen bewijsen by de heylighe schriftuere, nochte oock eenich mensche, dat ick daerin ouerghetreden hebbe dat Mandament van Godt . Comm. Men salt v wel bewijsen . Wel aen, laet ons beginnen die articulen to voleynden, die my beuoolen zijn om v to ondervraghen . Wy hadden noch veel moor ander Fol. 14G v0, woorden, die my to lanck // waren to verhalen, ende oock dat sy my niet wel in die memorie en zijn . De selue Commissarius was vat versacht 2), ende gaf my goet gehoor om to spreecken na mijnder begeerte . Daer na begonst by my to vragen, wanneer dat ick to Emden quam, ende waer dat is my neer sloech 3), ende oft is eenighe aenwijsinghe hadde om to comen by suleken volck. Ick tintwoorde : Jae ick. Corn. Van wien hadt ghy die aenwijsinge? Jacq. Van eenen goeden orient . Comm. In wat hugs waert ghi ? Jac. Ic on bekenne 4) dat hugs niet dyer ick was. Com. Wie wart die v tot Lenaert leyde ? Jacq. Hot warm mannen ende gesellen, vrouwen ende dochteren . Corn . Hoe warm h er namen? Jacq. Aengaende haer lieder toenamen, so soude is veel to doen hebben ghehadt, om haer alien to bekennen by namen endc toena,men, om dat ick da,er niet langhe tijt gheweest en hadde, om die to moegen bekennen. Corn. Als ghy int hugs quaemt, waer was Lenaert? waer €if predicte hy? Jac . Hy predicte dat reyne woort Gods . Coin . +M Caotl .. 33.. aa.. z9 •. Wdaee r* abfe,t eernidneg hvea nde sw alte uaerntsi,c uelnedne pwrte dtioc tdeo ebny d?eJna cIq- .o Tuadye no nmdeernrs~c~heee,s ende aen to trecken den nieuwen, bewijsende crachtelijck by de Rom. 8 . b . 13. schriftuere, -4- dat die daer wandelen nae den vleysche, ende nae Eph. 5 . a. 5 . hare wellusten, t gheen deel en hebben hit rijcke (rods . Corn . Sprac iii niet van eenige under sa,ken . Jacq . Mijn heere, ick soude veel to doen hebben, om a1 to ontliouden, gelijek als is wel deneke, dat 1 Zie fol . 429 ro. Z Van n°. 19 1599 of bi' alle lateren : »versaecht" . 3 Zich vestigen zich nederzetten . 4 Hier en eeniga regels verder of kennen of herkennen, zich herinneren . DE BELIJDING}HE VAN JACQIIEB . [n0. 3.] 277 ghy met grooten arbeyt sout onthouden eon sermoen, dat nv ouer eon Jaer ende half ofte twee geschiet waer. Comm. Ontfingt ghy e .~bl r at28 b . daer v tweede doopsel? Jacq. Ik en hebbe mae rer een doopsel ont- Ma .16.1.c519. . fangen, * ende dat na de ordi//nancie Christi. Corn . Debt ghy niet Fol. 147 r° . een doopsel ontfangen in uwer ioncheyt ? Tae. Ic en Crete niet watmen my ghedaen heeft in mijnder ioncheyt, ende ick en hebbe Been ghedachtenisse daer a£ Comm . V vader oft v moeder, hebben zijt v niet gheseyt, dat ghy ghedoopt waert, ende en hebt ghy gheen peters ende meters gehadt? Jac . Ick denckc wel ia, dat zijt my gheseyt hebben, ende iek heb ooc sommige lieden peter ende meter ghenaemt, maer dat en is niet gheweest na de schriftuere . Corn. Wel was dat niet genoch ? Hebt ghy bouen dien noch yet ontfangen van Lenaert? to weten twater, ofte het doopsel nae uwer meeninghe. Jacq. Ick hebbe van hem ontfangen dat * doopsel nac Mat. 16. b.15. dat woort Clods. Coin. Bat doopsel dot ghy ontfanghen hebt in uwer ioncheyt, hout ghy dat niet voor goet ? Jac. Had ickt voor goet gehouden, ende voor een doopsel, ick en soude geen antler ontfa,nghen hebben, want daer staet geschreuen, Batter * een Hecr Ephe. 4. a. 5. is, een gelooue, ende een doopsel, ende niet veel doopselen . Corn . Pat Doopsel Bat ghy ontfangen hebt van Lenaert, ontfingt ghy Bat int hays daer ghy vergadert waert ? Jacqu. Jae ick. Com. blast na de predicatie oft voor ? Jac. Na de predicatie . Commix. Sprack by niet vant doopsel? Jacq . Ja hy, ende bewees bider heyliger Rum . 6. a. 3. schriftucren, * wat dattet was, ende wat het doopsel beduyde, Ver- C.ol 2th b. 13. manende ootmoedelijck den genen die Bat doopsel begeerden to ontfanghen, wel aen to mercken ende acht to hebben, op het ghene Bat sy aen namen, bewijsende Bat t cruyce ende veruolch Batter 2.Tim .3.b.ll. na volget, den genen, die so verre gecomen zijn, ende veel mecr under bewijsinghen door de heylighe Schriftuere. Corn. Vreesde ghy niet voor Bat Placcaet van /I den Keyser ? Jacq. Neen ick, 1'x1 .147 v°. nochte ooc nu ter tijt . Corn . Jacques ten sal v niet wel vergaen, ten sy Bat ghy v in de ghenade onderwerpt van uwer misdaet . Jacq. Mijn heere, ick t verwachte wel genade va,nden Heere, mcr Psa .130. a. 7. ick en weet niet, Bat is misdaen hebbe tegen den Keyser ofte den Coninc, waeromme Bat ick ghenade verwachten soude, ende is Bat Placcaet teghen Bat woordt Gods, so en dunct my niet Bat ic misdoe (volbrenghende Bat Mandament Gods) teghen eenighe peraonen, wie dattet sy . Commiss. Jacques, Jaeques peynst om het gene Bat het placcaet in hout . Jacq. Mijn Heere, ick weet wel dattet heerscha, ppye heeft in deser Werelt bouen Bat woort Godts, om to doen steruen de gene die da,er geloouen yen zijnen Naem, * ende die Esa. 59. b.15, daer wijcken vander ongherechticheyt, t gelijck daer geschreuen t Mt .10. b.17. staet, dattet also soude geschien. Maer wat salt wesen, als ghy 2.limo .3. HET OFFER DEB HEEREN. met my cult gedaen hebben na dat placcaet, ende my salt gedoot hebben ? So salt ghy doch anders niet hebben, dan een snoode t) ende sterfFel~ek lichaem, dwelcke de verrottinge onderworpen is, bIat.10. d. 28. maer so veel de t siele aenghaet, daer en moecht ghy niet aen Sap. 5. a. l. comen, ende als ghy salt comen voor dat * oordeel G~odts, dan suldy weten wat ghy ghedaen hebt. Com. Jaeques, ick en soecke uwen doot niet, trod wetet, ende het waer my leet, dat ghy wee hadt , aen dat wterste ws vingers . Jac . Mijn Heere, men salt wel sien in het eynde, ~~oe coemtet dan, dat ghy hier aldua dat onnosel bloedt verghiet, naedenmael ghy niet en coot onderscheyden van dat gelooue, als ghy my gesept hebt, waeromme en ordineert gh3 dan niet, dat de ghene die niet en connen verstaen v lieder fFol. 1489• . gheloof, als recht ende goet to %/ zijn, ghebannen worden buyten den lande? behoudende haer lichamen ende goederen 2), gelijck alsmen doet ouer dat geheele Duytslant, ende oock in Oostlant, die welcke niet en willen ordeelen ouer dat woort (hods om bloet to verghieten. Nae veel meer ander woorden, vraechde hij : Wat hout ghy ende gheloofdy vent Sacrament des Altaers ? Jac . Is v meeninge dat breken des broots? Com . Jaet. Jac . Ick belijde ende Mt. 26. d. 25. gelooue, ~1- gelijck alst Christus gheordineert heeft, Ende ghelijck Mr.14. c. 22. slat die -4- Apostolen ghebruyct hebben, * Ende gelijek Paulus deer +Act. 22U. .e .b .4 67.. of schrijft totter Corinthen . Com. ~~oe verstaet ghijt P Jacq. Gel~c ~1 .Co.il.c.22. alst geschreuen is, ende ick en begheere niet to gloseren 3) dat woort Gods . Deer was by mede to vreden, ende by teyckendent 4) alsoo op zijn peppier. Com. Wat bout ghy vande misse, biechte, ende absolutie des priesters ? Jac. Aengaende die misse, ick en kense niet, nochte oock die scriftuere selue, ende is en hebbe die name noit gelesen in het woort Gods. Com. Wat sal ick den deer van schr~uen? Jac. Ic en weets niet, dat v belieft mijn heere . Comm. Sout ghy niet willen belijden simpelijcken, dat ghy ghelooft aen die ordinancye van die warachtighe ende heylighe kercke, na dat de schriftuer wtwijat? ende gelijck een goet Christen schuldich is to geloouen? Jacq. Jae ick mijn Heere, wt geheel mijnder herten. Hy screeft also. Comm. Wie zijn v onderwijsers geweest in sulcke leeringe, ende met wien hebt ghy int beghin gheconuer- 1 Weini g waard erin . ,g ~ 2 Volg ens den odsdienstvrede van 1555 . Order Oostlandt werden zoowe d g le lender aen de Oostzee als de Hanzestede, n Hambur enz . verstaen . De urea welke g g, teal bedoeld is als het op den titel van Menno's Fundamentboek van 1562 heet »wt dat Oosters in deze onse Nederlantsche s prake vertael '' die tea dan wel h t 1 , et Oostfriesch eischt een to uitvoerig onderzoek dan dat zi' hier k n rd ~, h J a wo en be andeld . 3 Eene uitle in er o maker iets aen het woord gg g s p God toevoe ~en van ei en t;' menscheli~'ke vindin alsof dat woord niet o zich ze f d i i' g l 1' u del k enoe is . J 1;' g Zoo reeds no. 1 1562 . Eerst n°. 10 1595 ten a o e ~ , : »te yck d ". ile ~ ~ rt lien . en et 1 0Pdracht, bediening . 2 De bekende Lindanus, DE BELIJDING}HE VAN JACQIIE$ . [n°. 3.] 279 seert, ende in wat plaetse? Jac . Ick heb mijn conuersatie ghehadt tot Antwerpen, met vele sprekende van die Schriftuere, maer principalijck ben ie onderwesen geweest, ende heb mijn fondament ghenomen, met dat heylighe woort // des Heeren to lesen . Hy schreeft Fol. 148 v° . also. Corn . Maer nv siet hier een groot artikel, to weten, of ghy niet gheweest en hebt een Dienaer oft Diaken ouer de armen, ofte Vermaender, ofte eenighe last i) hebbende in die vergaderinge onder die broeders . Also wart gescreuen op zijn pappier, nae dat ick heb connen mercken ofte aien . Ick en wiste ten eersten niet, wat by wilde seggen met dit, soo groot een artikel . Ende ick antwoorde daer op : Neen ic, ende is en beuinde my niet bequaem dyer toe, * maer ick ben een cleyn lidt in de vergaderinge. Corn . 2.Cor.12.b.12. Hebt ghy niet geweest in die vergaderinghe, eer dat ghijt doopsel ontfingt? Jacq . Jae ick, twee ofte driemael to minsten . Corn . In wat plaetse islet gheweest ende hoedanighe huysen ? Jac. Aengaende die huysen, ick en weet niet wie datse toe behooren . Comm. Wat soorte van huysen groot ofte cleyn? Jac . Wy vergaderen ons daer wy best moeghen, na dattet to passe coemt, ende ick gedeneke wel geweeat to hebben in seer arme huyskens, die bet ghelijckenisse hadden van een stal, dan van een hugs . Hy schreeft also op zijn pappier. Commise . Hebt ghy oock geweest under die broeders inde vermaningbe nae dat ghy het doopsel ontfanghen hebt . Jacque . Mijn Heere dat brengt zijn selfs antwoort mede, ghy moecht wel dencken, heb icker to wren geweeat, dat icker namaels noch bet geweest hebbe. Corn . Is o huysurou vander seluer leeringe als ghy, ende is sy ooc herdoopt? Jac . Ic heb genoech to doen voor my seluen to antwoorden sunder to antwoorden voor mijn wijf, ende waert dat sy hier waer, soo mocht sy voor haer semen antwoorden, maer niet to min, is houdese voor een vrouwe die den Heere vreest. Ende daer was by mede to vreden . // DEn achtsten Dach Januarij des voorseyden Jaers . 1558. op Fol. 149 r°. eenen saterdach des morgens, so was ick geleyt in de selue sale, [n°, 4,] voor den Inquisiteur ofte Kettermeyster 2) de welcke in corten tijden herwaerts is hier ghestelt gheweest vanden Coninck van Spaengien, hebbende van hem alle macht, to binden ofte ontbinden, to laten ghaen vry, ofte to doen steruen. Ende als ick voor hem quam, soo groette is hem ootmoedelijc, ende by groette my oock, seggende tot mij : Jacques, is ben seer verblijt ouer een sake, dat is ouer het gene, dat my die Procureur Generael geseyt heeft, dat `LHO HET OFFER DES HEEREN. ghi wel to vreden zijt to belijden uwe schult, ist datmen v can bewijsen byder schriftueren, dat ghy ouergetreden hebt dat ghebodt (hods, ende dat ghy in dwalinghe zijt, zijt ghy noch in dit seine propoost, ende wilt ghy die serift aennemen ? Jac. Ja ick, ende ick ben bereyt to hooren alle goede onderwijsinge na den woorde Godts . fly hadde mijn belijdinge, die is gedaen hadde voor den Commissarius, ende by vraechde my . Wilt ghy noch belijden, dat ghy ontfanghen hebt dat Doopsel van Lenaert? Jac. Min woort Mat. 5, d . 37. en is niet iae ende neen, * maer ia, ia, ende gelijek als ick be- 2.Cor.1 . b.17. leden hebbe, so belijde is noch opentljjek . Ket. Is v niet genoech geweest het doopsel dat ghy in uwer ioncheyt ontfanghen hebt, sonder noch eens een ander to ontfangen ? Jac. Ic en houde dat selue doopsel, dat ick in mijnder ionckheyt ontfanghen hebbe, voor gheen doopsel, na dat woort ende ordinantie (hods . Bet. Ick salt v bewijsen : maer gelooft ghy oock dat de kinderkens ghebooren Psa. 51 . a. 7. zijn in erfsonde? Jac . t Dauid seyt wel, dat by ontfangen is geweeat in aonden, gelijc ooc alle kinderkens, maer die sonde en is Fol. 149 v0, haer niet // toegerekent, aenghesien dat Christus ghestoruen is om Rom. 4.d. 25. die sonde wech to nemen, * gelijc als Paulus ouer al in zijne brie- 2.Cor. 5 5. .c a. . 618 . , uen getu9cht, -I- Ende gelJi ck als die sonde door een mensche e Gala. 2 . c. 21. comen is hide werelt, ende door die sonde die doot, also heeft de Ephe. l. b. 7. ghenade ouer gheuloeyt door Jesum Christum. Ket. Hoe worden He+b. 9. b.14. die kinderkens ghereynicht, ist dattet niet door het Doopsel en HebR. om 9. .b 5 . 1 . 3 . . b geschiet ? Jacq• SY zJi n ghereYnicht * door het bloet Christi, Nadet Joa. 1. d. 36. Gael by dat t Lam is, dwele wech neemt die sonden der werelt . Ketter. Hoe gatet toe, dat sy gesuyuert worden van de erfsonde Jac. Mijn heere, ick hebt v geseyt, namelyc, door dat bloet vanden Rum. 5 . a . 6 . Sone Gods, die gestoruen is voor ons * doen wy noch zijn vianden ende ongheloouich waren . Ket. Ghelooft ghy niet dat de kinderkens dragen haer sonde van Adam, ter tijt toe dat sy doort doopsel ghereynicht worden ? Jac. Men soude my dat moeten bewijsen met der Schriftueren . Ic geloof dat woort vanden Propheet, Den. Z4. b.16. die daer seyt, t dat het kint niet dragen en sal de misdaet des Eze. 18 . a 20 . yaders, noch de vader de misdaet des coons, maer de siele die sondicht, die sal de doot steruen. Kett . Ten is also niet to verstaen, maer dat kint is onreyn, tot dattet dat doopsel ontfangen heeft . Jac. Worden de kinderen gereynicht door dat wterl1jcke teecken vanden water P kett . Neen, maer sy moeten gereynicht wesen metten water, ende daer na metten heyligen Geest . Ja,c. Weleke wasschinge gaet voor, to weten, de wasschinge van buyten, oft de wasschinge van binnen P kett . De wasschinge van buyten, ende na dese gesproken woorden : Inden naem des Vaders, ende des Soons ende des heyligen Geests, worden sy d :~er ryaa bereynicht van binnen . Jac.. DE BELIJDING}HE VAN JACQUES. [n0. 4.] 281 Mijn heere, ghi f/ segt dat sonder Schriftuere, want Jesus Christus Fol. 150 r° . seyt, ;- dat sodanighe Hypocrijten zijn, die daer eerst reynighen Mat. l3 .c .24 . dat buytenste, maer to reynigen dat binnenste, ende dat buytenste sal oock reyn wesen. kett . Gliy doolt, ende en verstaet de schriftuere niet, ende hebt v laten verleyden van eenen hoop Lantloopers . Jac . Mijn heere, ick en stuene niet op de menschen, maer ten is my anders niet gegeuen to verstaen, ende de menschen en sullen my dat gelooue niet geuen, want daer staet geschreuen inde Propheten? * Sy sullen alle van God geleert worden . Ende Jesus Ear, 54, a 15 . Christus die seyt, * dat niemant tot hem en mach comen, ten sy Jere . 31 . c . 33. dattet hem vanden Vader gegheuen sy : Maer nv mijnheere, be- *Joan . 6.e .44. wijst my alleenlijek byder Schriftueren, dattet doopsel der cleynder kinderen een plantinge ende ordinancie Gods sy, ende gebruyct byden Apostolen, ende is salt geloouen . kett . Die ordinancie is gemaect van Jesu Christo, seggende : t So wie niet geboren en is Joan. 3 . a . 5 . wt den water ende den Geest, by en mach niet ingaen in dat rjjcke Gi-odts . Jac . Christus en spreect niet tot den kinderen, maer tot eenen Doctoor in de Wet, ende by en spreect oock niet vanden cleynen kinderen nv nieuwelincx geboren, want Christus seyt da~er na int selfde Capittel : Dat vanden vleesche geboren is, dat is vleesch, dat vanden geest geboren is, dat is geest, En verwondert v niet, dat ick v gheseyt hebbe : Ghy moet wederom herboren wesen, de wint blaest daer by wil, ende ghy hoort zijn stemme, maer ghy en weet niet van waer by coemt, oft henen vaert . Also ist met alien, die geboren zijn wt den geest. Na dat ick ghelesen hadde in zijn Testament in hoochduytsch, gedruct to Zurich, seyde ick : Mijn heere, ist dattet wterlijck doopsel der // kinderen een Fol. l<50 v°, nieuwe geboorte is, soo weetmen Gael vin waer dat sy coemt, want men sietse metten oogen. Ket. Hoe verstaet ghjjt dan? Ja.c. Ic verstae dat de nieuwe geboorte is vanden genen -{die inden ouden Collo . 3 . a . 5 . Adam was, in dat vleesch der sonden, datmen die moeste wt doen, dooden ende cruycen, dat vleesch der sonden, met alle zijn begeerten ende lusten, om wederom geboren to worden in * een Rom. F, a . 4 . nieu leuen, na den nieuwen mensche Christus Jesus, gelijek Pau- Eph . 4 . c. 22. his breedelijck getuycht . Iiet. Pat is to verstaen van de groote ende oude lieden, ma,er de cleyne kinderkens die onsuyuer zijn, moetmen met water reynigen om de salicheyt to vercrijghen . Jac . Wat gelooft ghy vande kinderkens, die hier geen doopsel en ontfangen, na dat ghelooue dat ghy hoot, to weten, vanden Faus? Ketter. Sy gaen voor alle duysent Duyuelen. Jac. O mijn heere, daer staet geschreuen : * Als ghy ordeclt, so ordeelt rechtueerdige Deu . 1. b . 16. ordeelen : !- Ooc met sulcke ordeelen (seyt C}iristus) als ghy ordeelt, 7 • b. 24. cult ghy gheordeelt worden : Cihy verdoemt de onnoosel kinder- + Mat. 7 . a. 2 . 282 HET OFFER DES HEEREN. Mat. 18. a. 2. kens, daer nochtans Christue seyt, ~ dat sodanighen het rijeke (hods 19. b. 14. toe behoort . Ket. Die warm ghedoopt oft ten minsten hadden sy de Besnijdinge ontfangen, de welcke haer was inde stede des Doopsele. Jacq. De Sehriftuere en roert daer of niet, dat sy beaneden warm, ende ghy en suit niet connen bewjjsen, oft Jootsche oft Heydensche kinderen warm . Ketterm . Het warm al Joden die to Jerusalem warm, ende daer ontrent int Jootsche Lant . Jac . Lucas Acto. 2, a . 5. ghetuycht wel anders, Act. 2. * dat binnen Jerusalem in het Jootsche lant alle soorte van spraken warm, die onder den Hemel zijn . Fol. 151 r° . Fetter. 1st niet een arm dinek // van v lieden, dat ghy aldus doolt Eph. 5. C . 26. in der Schriftueren? seyt Paulus niet, t dat by sijn Ghemeynte gereynieht heeft in dat bat des waters? Jacques . Paulus seyt : Int Joan. 15. a. 3. bat des waters door het woort . Wel, suldy wel kinderen t reynigen door het woortP oft alleenlijck door het bat des waters? want sy en connen den woorde niet geloouen . Ket. So zijn si dan verdoemt, nademael dat sy niet en gheloouen . Jacq. En apreeckt doch Mat. 5 . a . 3 . also niet, want sy zijn onnoosel, ende * arm van geeste, ende sodanigen behoort dat rijcke der Hemelen toe . Hy seyde, gelijc by ooc to voren geseyt hadde : Men moetse voor al reynigen door den doop des waters, om totter salicheyt to comen . Jacq . Petrus de 1. Pet . 3. c.21. Apostel betufcht claerlijck : Gelijek als de t Arcke die Noe gheinaect hadde, vanden doot bewaerde, ende vande gramschap Gods alle de gene, die verlaten hadden dat geselschap der boosen ende der werelt, ende warm daer in getreden, dat in sulcker manieren dat doopsel ons is totter salicheyt, maer de Apostel en acht niet van eeniger weerde, dat doopsel, dwelt wech neemt de onreynicheit des vleescha, ten sy dat daer sy een goede getuychenisse van goeder conscientien voor (hod, ende ick en gelooue niet, dat de kinderkens hebben dat getuychenisse van goeder conscientien, nade- Deu. 1 . d . 39 . mael si niet en t weten dat goet oft dat quaet . Op dese sake en antwoorde by my niet, ende such my scherpelijc aen, ende een weynich daer na seyde by tot my : Tis Caluinus die daer schrijft Attestation (dat is getuychenisse) der goeder conscientien, sulcke valsche Propheten, die v lieden verleyden, maer den waerachtigen text en seyt also niet . Jac . Ic en ben niet geuangen om de lee- Fol. 151 v°, ringe van Caluinus . Ende ick badt hem me//nichmael, dat by my soude laten lesen in zjjn Boeck, }roe dattet de Apostel doch schreef, to weten, in zijn eygen Testament, dat by voor hem hadde, oft in zynen Bibel, int latijn, de welcke was een seer cleyn formaet, getranslateert, ende gedruct by Robertus Stephanus to Parijs . Maer wit ick hem badt, by en wildet my niet laten lesen, ends is seyde tot hem : Mijn heere, ghy en behoort my niet to beletten, dat woort to bewijsen, nadenmael dat ghijt wederspreect. Ends na DE BELIJDINC+HE VAN JACQIIEB. [n°. 4.] 283 noch meer andere woorden, seyde by tot my : Na dien dat ghy niet geloouen en wilt aen de heylige Leeraers, als S . Ambrosius ende S. Augustinus (ende noch een hoop ander ileyligen, die by my noemde) ende aen de ordinancien, die de heylige kercke ingheset heeft, iae wat wildy dan geloouen ? Jac. Ic gelooue alleenljjc aen de ordinancie Christi, oft bewijst my dat de Apostolen cleyne kinderkens gedoopt hebben, ende is salt geloouen . her mede wilde hijt my proberen 1), met de huysgesinnen die ghedoopt waren, daer wel mochten cleyne kinderen geweest zijn, so by seyde . Ick antwoorde, dat de Schriftuere daer of niet en roerde, dat daer kinderkens gheweest zijn, maer bewijst 2) seer wel, dat sulcke huysgesinnen aenhoorden dat woort, ende geloofden, gelijc alsser geschreuen staet vanden * Stocmeester, ooc van t Cornelio den Act . iG. e . 32 . Hooftman, met alle de gene die van zijnen huyse waren, de welcke tAct, 10. e.44. ontfingen den heyligen Geest, gelijck als de Apostolen, to weten, de gene die dat woort hoorden . Ende daerom mijn heere, ghy en sout my niet connen bewijsen, dat daer cleyne kinderen waren . kett. Ic en wil daer niet vast op staen, om to seggen Batter waren, oft Batter Been en wren, want Bat is in twijfel, maer ghy moet geloouen, twelck ,l/ de Ouders ende de heylige Doctoren daer of Fol. 152 y°. also geordineert bebben inde kercke, ende gebruyct tot nv toe . Jac. Hebben de selue Leeraers dese ordinancie ingeset tot goeder meyninge 3), oft hebben sy die ingheset, om dattet was een ordinancie Godts finder Schrift veruaet P ket . Sy hebben gedaen na den woorde gods tot goeder meyninghe . Jac. Mijn heere, ghy weet wel, hoe etrengelijek dattet beuolen was den volcke van Israel, niet to doen eenige dingen na haerlieder * goetduncken, maer Bat ay doen Deu . 4. a, z . souden alleenlijc tgene Bat de Ileere haer beual ende ordineerde. lz . d. 32. Want t Saul was verworpen van (hod, om Bat by niet gerechtelgc 1 . Re. 15. c.2L . gedaen en hadde na Bat woort des Heeren, Bat hem beuolen was, maer hadde gebruyct zijn eygen goetduncken . Ende na veel meer andere woorden die wy tsamen hadden, so ginck by van my wech, ende seyde : Jacques, ick bidde v, Bat ghy v daer op Both wel beraet, want ghy zit in dwalinghe ende verleyt . Jac . Ick en ben niet in dwalinge uoch verleyt, ick ben al beraden, nademael ghy my niet bewijsen en cont byder Schriftueren, dattet Doopsel der cleynder kinderen eon Ordinancie Gods sy, ende daerom en gelooue let oock niet. kette . Wat wilt ghy Bat ick v bewijse, naedemael ghy niet en ghelooft aen de heylighe Leeraers van de Catoljjeke kercke, noch oock haer ordinantie . Jacqu . Mijn heere, daer BewJ i'zen, 2 AanwiJ'zen mededeelen . 3 Van Bra ht : umet goeder me nin e." Als ons : ate" oeder trouw . Gemeend is : naar eigen goeddunken, toch met vrome bedoeling. GO. 5, 284 HET OFFER DEB HEEREN. Mat. 15. b.13. staet gheschreuen : -I- Alle plantinghe, die mijn Hemelsche Vader niet gheplant en heeft, sal wtgheroeyt worden . Ende na noch veel meer ander woorden, so is by wech gegaen, ende seyde tot my Adieu Jacques, beraet v dock wel, ende bidt Godt neersteljck . Ick scyde ooek : Adieu, ende seyde tot hem, dattet wel mijn hope was, Fol. 152 v° . den // * Naem des Heeren altijt aen to roepen tot mijnder hulpen . Pea. 116. a. 4. Daer waren noch veel meer ander woorden, die wy tsamen ha,d- Ro. lU. b.13. den, de welcke is niet gheschreuen en hebbe, om dies wille dat sy my niet wel inde memorie en zijn, ende dat de cortse my aen quam. Ick hebbe vergeten to schrijuen zijn allegation, waer mode by wilde bewijseti, dat de Besnijdenisse eon figuere was op hot doopsel, ende datment alsoo moeste gebruxeken na gheljcke wijse, Ge. 17 . b. 11 . waer op ick hem bewees by der Schriftueren, hoe dat de * Besnjdenisse was eon figuere op hot Verbont, ende on beteeckende anders niet, dan om to kennen to gheuen, dat sy begrepen waren in hot Verbont, ende kinderen de welcke de Beloften toe quamen . Rum. 9. a. 6. &Iaer Paulus bewijst ons nv, t dattet niet on is eon Jode, noch Gal. 4. c. 23. kint van Abraham, diet van buyten is, oft na den vleesche van Joan. 8. c. 39, zijnen zade, mer de gene diet int herte zjjn, als Cllristus seyt, -F dat sodanige Abrahams kinderen zijn, die de wereken van Abraham doen, hoe wel dat sy nochtans comen van dat vleeschelijcke zaet der Heydenen . Ende is betoondc hem, hoe dattet Doopsel beteec- Joan. 3. a. 5. kent de warachtighe * wedergheboorte, gelijck als Christus Nico- + Ro. 6. a. 4, demo bewees, ende de t aflegginghe des ouden mensches in eon Gal. 3, d . 27. nieuwe leuen ende Batmen daerom moeste wederom herboren we- Eph. 4. c. 22. $en, ende niet nieuwelinex t) geboren, gelijck als sy lieden willen segghen, ende so waer Bat gheen wedergeboorte on was, daer on dicnde oock geen teecken, want bet waer met Godt ghecken . Hy seyde tot my : Souden Ban de kinderkens goon deel hebben aen Bit Sacrament ? Ic seyde tot hem, Bat de Sacramenten achter gelaten 2) Fol. 153 ~b, waren om die to ghebruycken inde heylighe Ghe//meynte voor Mat. 13. e. 43. den ghenen die -I- ooren hebben om to hooren ende herten om to begrijpen, ende to onderscheyden van de Sacramenten. Ende niet voor de onnoosele. Wy hadden noch veel moor ander Propoosten ouer die Artijckel, ende ick bewees hem hot misbruyc Bat sy hebben in haer doopsel tegen de schriftuere, ende van Bat doopsel (ber wijser 3) vroeyvrouwen, hoe Bat zijt voor goet houden, ende herdoopen noch eons, daerom seyde ic, Bat sy tiVederdoopers waren . DEs maendaechs den thienden January des selfden Jaers, was ick wederom geleyt voor den selfden Kettermeester, ende na sommighe 1 Pas, kort geleden . 21` ))Nagelaten", n .l . door Christus . 3 WiJ'ze vrouw = vroedvrouw . DE BELIJDIN(3IiE VAN JACQUES . [ne. 5.] 285 reden, so vraechde by my : Hoe hebt ghy v beraden, aengaende dat doopsel? Jac. Ick en weet gheenen anderen raet, dan ick v gheseyt hebbe, aengesien dat ghijt my niet en cont bewijsen bijder schriftueren, dattet cen ordinantie Christi is, de cleyne kinderkens to doopen, ick en gelooue daer oock niet aen, maer ick houde my aen het doopsel, geordineert * van Jesu Christo, ende beuolen zij- Mat. 28, c .19 . nen Apostolen . Ket . Also hebben v onderwesen de valsche Prophe- Mar . 16. b.1 15. ten, van den welcken de Schriftuere scyt, dat sy comen sullen, ende zijn wt ons ghegaen . Jacq . Suleke valsche Propheten salmen t ken- Mat. 7 . b.15. nen by hare vruchten, seyt de Heere . Ende also veie als dat aengaet, dat ghy segt, dat si wt v lieden ghegaen zijn') : Paulus wesende to Mlileten, bew•ees den Ouders van Ephesien, -{- dat wt haer lieden Act . 20, d . 29. ende wt de cudde soudeYi opstaen quade menschen, die daer souden leeren quade dinghen, ist niet also mijn heere? Iiet . Jaet . Jac . 1st niet wel mijn heere een verkcerde sake, ende geheel contrarie dat doopsel dtit ghy lieden gebruyct, want f j Christus heeft be- Fol. 1 .53 v° . uolen to doopen, den ghenen die * geloofden . Ende die daer t on- Mc. 1 6 . b.15. derwesen waren ende geleert . Ende de 1- Apostolen hebben gedoopt } fit. 288 c .19. Act 2 d 38 alleenli c de gene die dat woort ontfingen . Eride ghY lieden dooAt . . . . J 8. b.11 . alleenlijek die niet en geloouen, ende die niet en moghen onder- 10 . e. 47. wesen noch geleert worden, noch die dat woort niet en conneu ontfangen, want si zijn onnoosel, ende dot dunct my geheel contrarie to zijn, ende de wagen voor de peerden to settee . IZet . Tia om dat ghi in heresien zit mijn kint, cede dat ghy niet en gelooft de heylige Leeraers, siet hoe dattet v wil vergaen . Nv wel aen, laet ons van eon ander Artikel spreken . Ende na dat by gesien cede gelesen hadde mijn Belijdinghc, ghedaen voor den Commisstirio, gelijc is to wren geseyt hebbe, so vraechde by my : Wit geloofdy dock v.tiu de Eucharistia,? J