DE TAAL- E) LETTERBODE ORDER REDACTIE VAN DR. E. VERWIJS EN DR. P. J. COSIJN. . ZESDE JAARGANG. HAARLEM, ERVEN F. BOHN. 1875. INHOUD. De Glossae Lipsianae , door Dr. P. J. COSIJN Bl. 1 Middelnederlandsche Varia , door Dr. J. VERDAM a7 Een vreemdsoortig Germanisroe, door Dr. EELCO VERWIJS „ 19 Het Hiker taaleigen , door K. KOFFEMAN „ 24 Over bet volksboek van „Floris en Blancefloer„ , door Dr. G. PENON „ 50 Bijdrage tot het tealeigen der Meierij, medegedeeld door DE VLAM a72 Het slot van den Esmoreit, door J. Ts WINKER.. 74 Bladvulling, door Dr. EELCO VERWIJS 78 Honderd en Duizend, door Dr. H. KERN. a 81 Swellen, door Dr. J. VERDAM a91 De tweeklank u i, door Dr. W. L. VAN HELTEN , 95 Over ft, cht en St , door Dr. W. L. VAN HELTEN. „ 107 Malegijs-fragmenten, door Dr. 5. VERDAM. „ 113 Iets over de verbuiging van het Dietsche adjectief, , door Dr. P. J. COSIJN,a 148 Boekbesehouwing, door Dr. J. H. GALan „ 158 Uit de Salische wet, door Prof. H. KERN a 177 Schijnbare frequentatieven in het Nederlandsch , door Dr. A. DE SAGER a 181 Eene wide Nederduitsche geloofsbelijdenis, door Prof. H. KERN 199 Een getijboek, door Dr. P. J. COSIJN a 212 De no der psalmen , door Dr. P. J. COSIJN a 216 De vervoegiog in het Urksch , door K. KOFFEMAN PI 220 Glossarium op de Limburgsche sermoenen , door Dr. P. J. COSIJN a 225 IV Allsverei, door Dr. P. J. COSIJN B1.239 De Nederlandsche Ogier, , door Dr. J. C. MATTHES n 241 Sprokkelingen, door Dr. EELCO VERWIJS 267 Het relatief bij Stoke, door Dr. P. J. Costrtv... m 276 Ben instrumentalis, door Dr. P. J. COSIJN 291 Middelnederlandsche Varia, door Dr. J. VERDINI 292 Boekaankoadig,,ing, door Dr. P. J. COSIJN 309 Boekaankondiging , door Dr. P. J. COSIJN 312 Anslo's voornaam, door J. G. l'anoEstits 315 Woordregister " 316 Aan den lezer f, 320 BE GLOSSAE L1PSIANAE. Onder het bewerken van de eerste heeft mijner graminatische studio betreffende de oud-Nederfrankische psalmen had ik tot mijn leedwezen geen gelegenheid om de handschriften zelve to vergelijken en moest ik mij dus tevreden stollen met de bekende uitgave van Heyne. Toen bij de bewerking der laatste helft de vormen zelve door mij waren overgenomen, zooals ik ze in die editie had aangetroffen, stelde ik de collatie der op de Leidsche bibliotheek berustende glossen tot later uit , dewijl toch de wei- nige afwijkingen van Haupt's tekst , die ik zou kunnen consta- teeren, op de slotsom van mijn onderzoek weinig of geen invloed zouden kunnen hebben. Door de heuschheid van den Heer bibli- othecaris alhier in stoat gesteld de glossen zelve met Haupt's uitgave te vergelijken, bie ik thans den belangstellenden lezer het resultant mijner collatie ann. Gelijk nader zal blijken, heeft Haupt niet overal met de vereischte nauwkeurigheid gelezen : de veranderingen, die hij zich in de spelling van 't Latijn heeft veroorloofd, billijk ik in alien deele ; maar onverklaarbaar is het mij, waarom hij op eenige plaatsen de volgorde der glossen eigen- mij, waarom hij op eenige plaatsen de volgorde der glossen eigen- dunkelijk heeft veranderd en op andere , in plaats van de lezing van den codex trouw weer te geven , onzin heeft geleverd, die niet altijd door eene conjectuur is to verbeteren. Ook op Heyne's editie heb ik eene aanmerking , die wel niet zeer gewichtig is VI. 1 2 maar toch bij eene nieuwe uitgave wel in overweging mag worden genomen: de cijfers der glossen zijn niet die van den codex, maar berusten op zijne uitgave. In deze nu moest wegens de geringe breedte der kolommen bier en daar eon enkel woord of cijfer op een nieuwen regel worden - toegevoegd. In plaats van de glossen alleen to nommeren near hun aantal, zijn door Heyne ook die toevoegselen als glossen ge,nommerd : zoo heeft b. v. afler- Minsindi een dubbel nommer, , omdat ongelukkigerwijze de cijfers 70, 13 op eon nieuwen regel moesten worden gebracht. In het Hs. daarentegen beslaan de glossen met de toegevoegde cijfers elk maar een regel 1); op zeer weinige plaatsen zijn twee glossen op denzelfden regel gesehreven , waarsehijnlijk omdat ze door den copilst — over dezen hoop ik later eens to handelen — onder het al- phabetiseeren vergeten waren en eerst later zijn bijgeschreven. Het papieren Hs. bevat 26 bladzijden met eene nu eens weer dan weer minder duidelijke hand beschreven : de inhoud der pagina's is de volgende : pag. 1 bevat (naar Heyne's cijfer) gl. 1-38; pag. 2 gl. 39-68; pag. 3 gl. 69-118; peg. 4 gl. 119-169 ; pag. 5 gl. 170-199 ; pag 6 gl, 200-233; peg. 7 gl. 234-273; pag. 8 gl. 274-326; pag. 9 gl. 327-372; peg. 10 gl. 373-418: peg. 11 ‘gl. 419-470 ; pag 12 gl. 471-516; pag. 13 gl. 517-551; pag. 14 gl. 552-595; pag. 15 gl. 596-629; peg. 16 gl. 630-658; pag. 17 gl. 659-695; peg. 18 gl. 696-733; peg. 19 gl. 734-775; peg. 20 gl. 776-- 822; pag. 2] gl. 823-873 ; peg. 22 gl. 874-915 ; pag. 23 gl. 916--958; peg. 24 gl. 959-993; peg. 25 gL 994-1046; pag. 26 gl. 1047—einde. Ziehier nu de afwijkingen van den codex en eenige opmerkingen. Gl. 3. a ccusi n H. a cusi n Cod. Doch verg. 73,6. De c is dezelfde als die van gelicoda 401; de fijne dwarsstreep er voor zag Haupt voor eene gelijke letter aan. Gl. 37. anthebbu antheban Cod. Zeer duidelijk en ale to verwachten was om het weggelaten sal. I) Een nieuwen rege] vormen g 1. 88 , waar b e g i an herhaald wordt met de verklaring onfitebim , 78; g1. 377, waar garu vooraan behoort to staan. :3 01, 42. aruechiat aruethiat Cod, en te recht. 01. 53. auigki H. auuigki Cod. en te recht. 01. 81. begegnusta begegunsta Cod. Gl. 98. behatuo IL behaluo Cod. De lent lent zijn niet altijd to onderscheiden ; waarom Haupt nu juist de verkeerde waarde aan de 1 gaf, begrijp ik niet ; even willekeurig is de wijze, waarop hij de ac zonder u-strick nu eens voor een u, dan weer voor een n liet gelden , verg. gl. 579. GI, 102. belgan H. belgon Cod. 01. 104. beriuuan beriiuuan Cod. Is beruuuan gemeend ? Verg. gl. 592. 01. 128. beuennon H. beuuennon Cod. Misschien beuudnon , mnl. bewanen (suspicari, putare), en dan eene onjuiste vertaling. 01. 149 en 152 dienen van plaats te verwisselen. 01. 167. buokestaf H. buokestaf Cod., eene omzetting voor buo ck staf, als ps. 70,15 behoort gelezen to worden. 01. 168. b im H. bun Cod. Verg. geldersch ik bun: doch de lezing kan verkeerd zijn. 01. 181. auxit H., anxit Cod. 01. 200. Dfiuil H., dfiunt Cod., to recht door Heyne verbeterd. 01. 2]2. tubis 97 [,6] H. tubis 97 et tubae, Cod. Verg. ook de vulg. 01. 222. ebventari H. ebrenlari Cod. Door Lipsius is toegevoegd 1. e uuenlar. ') Voor de r e verg. manor ef te 659. 01. 229. egislika H. egisliko Cod. 01. 234. eht H. echt Cod. 01. 267. euuu H. euun Cod. 01. 276. farbrocanussi H. farbrocannussi Cod. 01. 293. faruurot H. faruuiet Cod. en to recht, praet. v. faruuhan. 01. 295. faruualtannussi faruuattannussi Cod. Gl. 304. u ur than H. uui r t ha n Cod. doch de i zonder punt. 1) De toevoegsels van Lipsius geef ik uitdrukkelijk met zijn naam op; de overige zijn van den copiist. 1* 4 Gl. 309. 139[3] H. 139, 143 Cod. Dus 143,1, verg. de vulg. Gl. 333. folleiston H. folleisten Cod. Gl. 344. freison interitu 102[,4] froison,interitu 102 freison Cod. Gl. 355. fuotkippon H. fuetkippon Cod. Gl. 383. gebredun uerthit H. gehreduuerthi Cod. en to recht. Gl. 393. ungehirmelik H. ungehirmeliko Cod. Gl. 404. gelibedelic H. getibedelic Cod. eene letter- lijke vertaling van deprecabilis; verg. ge to con 467, wat de praefixen aangaat. Gl. 465. gethuuing Hope. gethuuuing II. Cod. Gl. 493. geuuisos H. geuinsos Cod. ten onrechte. Gl. 504. gipendi H. gipondi Cod. Gl. 510 en 512 dienen van plaats to verwisselen. Gl. 518. gethuuic H. githuuic Cod. Gl. 526. -ra, lapsum H. -re, lapsu Cod. Gl. 528. gothehton H. gothehten Cod. Gl. 533. guoli H. guolike Cod. Erstondguolikheide, maar h e i d e is doorgeschrapt en e v66r de rasuur geplaatst. Gl. 534 guolike H. guilike Cod. Gl. 549. harmonethandonHharnaquethandon Cod., de ware lezing, Heyne's conjectuur vervalt dus: ook is de o niet onzeker, maar de q gevlakt en niet z66 duidelijk als de overige letters en de u zonder u-strich. Gl. 579. hohtuodi H. hohtnodi Cod. Gl. 592. -fluga -fliiga Cod. Doch verg. gl. 104. Gl. 596. iagera H. iagere Cod. Gl. 626. irduuerthan Roduuerthan Cod., dat is irroduuerthan. Gl. 641. Door Lipsius bijgevoegd 1. lied. Er stond in arche- typo Of leit Of le it h; voor de verwisseling van s en f verg. gl. 365, your die van s en 14 gl. 992. Gl. 660. megincrefti H. megincrepti Cod verg. voor de pf gl. 795. Gl. 665 en 666 om to zetten. 5 01. 697. voeg bij : ri s, naar den Cod. 01. 728. ouiranungiscoht .11,o uir anungisceht Cod. In het laatste woord steekt ungesceid (vacue) van g 1. 969; ouir (of ou ir an ?) is de vertaling van super, zoodat we te lezen hebben ouir[an?] ungisceth of ungischet; verg. de th in scethint , ps. 72, 27. Heyne's conjeetuur vervalt dus. 01. 748. ratetH.ratut Cod. 01. 751. toegevoegd : at re s. Maar wat beteekent dit ? alias? 01. 759. arguam 49[,8] arguam 49 guit Cod. 01. 763, te resbane H. te reslane Cod. en tereeht, zie Heyne's glossaar op irslahan. 01. 770. ripoton ripeton Cod. GI. 777. toegevoegd : tare in den Cod. 01. 790 scaphon H. Aldus ook de Cod. Heyne's conjeetuur scdphilse wil mij maar niet bevallen, vermoedde eerst scaphocc(e), ook bij Kiliaan schaeps-hock, (ovile), doch naar gl. 203, waar d r a n staat voor dranc, emendeer ik s c aphonc; honk is in het NI. behalve plaats, waar men thuis of veilig is enz. ook slat, ten minste in de zegsw. de paarden ruiken honk; zie verder Oudemans en Epkama op Japicx. GI. 831. sepulcris H, sepulcrum, Cris Cod. Gl. 842. sprecan H. sprecon Cod. GI, 846. toegevoegd : sin et sn vide pa g. s ej. in den Cod. 01. 875. kan ook ale suenot gelezen worden. Is toegevoegd : vide gequalhit in den Cod. 01. 886. thenoda H. theneda Cod. 01. 908. toegevoegd : f. thinoda in den Cod. 01. 909. theseuuu H. theseuun Cod. 01. 959. toegevoegd : cipit es in den Cod. GI. 973: vntos H. vntes Cod. 01. 1008. 33 H. 133 (?) Cod. 01. 1014. vueruodun H. vuernodun Cod. GI. 1020. vueroldi H. vuerolti Cod. 01. 1028. yule H. vuie Cod. en te recht; verg. de vulg. ad helium , zoodat in het HS. te vuie gestaan heeft en de on- mogelijke c vervalt. 6 Gl. 1048. vizinunt H. vizcinunt Cod. Gl. 1065. vuophes H. vuophas Cod. Gl. 1087. vnderschid I/. vnderschid Cod. ten on- rechte. Bovendien zijn sommige nommers door Haupt stilzwijgend verbeterd : zoo verwijst de Cod. op g 1. 415 naar p s. 131 , op g1. 946 naar p s. 75, op g1. 1073 naar p s. 92, op g1. 1074 naar p s. 132. Oak zijn eenige woorden , die door Haupt aan- eengeschreven zijn, in den Cod. gescheiden , als nie uuergin, gl. 711, en omgekeerd , als qui c cafe, g 1. 741; doch dit zijn kleinigheden. De behandeling van eenige duistere of verkeerd begrepen glossen stel ik tot later uit ; maar ik kan niet nalaten bij doze gelegenheid op te merken , dat g 1. 61 a f get al i niet eene gelegenheid op te merken , dat g 1. 61 a f get al i niet eene samenstelling is van of en petal (nutn erns) , maar eon afleidsel op i (got.-ei) van het adjectief afgetal, hetwelk , behoudens op i (got.-ei) van het adjectief afgetal, hetwelk , behoudens het adverbium , volkomen gelijkstaat met nanl. verghetel, eon afleidsel op -el van vergheten (oblivisci). Ook acht ik tilon in den zin van festinare voor cone samenstelling van te en Von, nl. (toe)iilen. Wat echter het raadselachtige pniz, g I. 74, en pnez, g 1. 331 te beteekenen heeft, vat ik niet : beide zijn door Haupt als p u e r gelezen , maar met walk recht Leiden, 18 Nov. 74. P. J. COS1JN. MIDDELNEDERLANDSCHE VARIA DOOR J. VERDAM. XX. CLEFVAST. Bij de tallooze verbeteringen, die mijn vriend Verwijs in den tekst van den Amand heeft aangebracht, wil ik nog enkele andere voegen. In het tweede deal vs. 6066 vgg. vinden wij eene opsomming der eigenschappen , die men vooral in een bisschop verlangt. Het beteamt hem : Helich to sine, simpel, ende vroet, Onbesmet ende helich in den meet, Al of ghesteken die weerlichede, Maer cleeft vast in de ootmoedichede. De Woorden zijn , zooals de dichter ons vs. 6020 self mededeelt , ontleend aan den Hebreeerbrief. Dear lezen wij VII. 26 : ,,Zoodanig can Hoogepriester betaamde ons, heilig , onnoozel, onbesmet , can Hoogepriester betaamde ons, heilig , onnoozel, onbesmet , afgescheiden van de zondaren , en hooger den de hemelen ge- warden". Uit de vergelijking der beide plaatsen zien wij , dat in den derden regel moat gelezen worden : Al egkestekeg der weerlichede. d. ver van elle wereldschheid of zonde verwijderd. De laatste regel mogo nu al that in do Hebreeen worden weergevonden , het blijkt tech duidelijk, dat hij het tegenovergestelde moet uitdruk- 8 ken van den vorigen regel. Men kan dus al van to voren zeg- gen , dat het ww. cleeft daar niet op zijne plaats is, en dat de woorden theft vast to zamen een adjectief moeten uitdrukken. Welk adjec- tief dat is, leert ons de dichter zelf op eene andere plants. Dl. II. vs. 149 lezen wij nl. Ende huter gracien so wast den mensche Lust, ende court to meerderen weinsche Van eender duecht t'eere andere naer, , Ende wert so deftest voorwaer In duechdelicheden ende in weldaden , Dat hi niet en sonde ten quadeu Hem selven bewinden connen. Cie/vast , dat met ons vastklevende overeenkomt en dus in beteekenis gelijkstaat met onze uitdrukking verkleefd , ziedaar het adj. dat ook in vs. 6069 vereischt wordt : Een priester moet zijn Al afgesteken der weerlichede Maer elefeast in de oetmoedichede. De Amand Levert dus na mijne verbetering twee bewijsplaatsen op van dit woord, dat natuurlijk afgeleid is van eleven, elect [gkecleven] 1) en evenals wij hier op deze twee plaatsen vinden de/vast in deugden, en clefvast in ootmoed, vinden wij Amand I 271: dal in grooten duechclen" en 5436: hi elaf in grooter oolmoediekede. Cleven had in het Mnl. een uitgehreider sin dan thans, het vereenigde in zich de beteekenissen van onze ww. kleven en aankleven. Vgl. Oudeinans Bijdr , Sp. 17, 64, 11, Lanc II. 1133 , Amand 11. 1807 , 4156 , 6055. Het adj. elefvast , dat thans gelled in onbruik geraakt is, ') is evenzoo gevormd ale het Mnl. stadevast , dat eene soortgelijke beteekenis heeft. Men vindt het b. v. Ilillgb. 184, 99. Davontuer is onbereyt Stadevast mit here to bliven. en Belg. Mus. 1 , 252. Der goeder liede knechte van Bruessele , die met hen stadevaste woeuen binnen haren huys. Zoowel elelvast als stadevast kan men het best weergeven door het woord stand- vastig. 1) Het deelwoord is mij niet voorgekomen. 2) Wel kennen wij nog, althans in de spreektaal het adj. klef, hetgeen vooral van to nat opgemaakt brood wordt gebruikt. to nat opgemaakt brood wordt gebruikt. 9 XXI. SCORTEN. Weder geldt het eene plaats, die door vergelijking met het Nieuwe Testament kan worden terechtgebracht, hetgeen tevens gepaard gaat met het terugbrengen van een weinig gebruikelijk woord, De woorden namelijk van Lucas XII , 37. ,,Zalig zijn die dienstknechten, welke de beer, ale hij komt, zal wakende vinden. Voorwaar ik zeg u, dat hij zich zal omgorden , en zal ze doen aanzitton en bijkomende zal hij hen dienen worden Amand II, 6224 aldus weergegeven: ,Helich sijn die knapen, dat als haer heere Comt, ende vint wakende zeere." Want hi duo vriendelyke voort Bede: ,Ic seghe hu over gherechte waerhede, Dat hi hem sal doen storten ende doen se sitten Ende overliden ende hem dienen na ditte. Op deze woorden is het eon en ander van to merken. Vooreerst op de beide eerste regels, die, om ten goedeu zin to krijgen, al- dus behooren gelezen to worden Helich 1) sijn die knapen, die haer heere, Als hi court, vint wakende zeere. Ten tweede en vooral op de woorden : hi sal, hem doen s t o r- t e 11 , die blijkbaar beantwoorden ama : Iiij zal rich doen o m- g or den. Uit de vergelijking blijkt , dat hem reflexief is en op den heer ziet , en dat storten meet beteekenen onzgorden. Peso beteekenis kan evenwel storten niet hebben en daarom moeten wij eon ander woord veer storten in de plaats stellen. Het ge- makkelijkst zou zijn, storten to veranderen in Borden, maar dit zou toch de ware verbetering niet zijn. Om die to vinden be- hoeft men slechts de eerste t van storten in eene c to verande- ren en to lezen storten. Dat dit ww. in de ivtn deze beteekenis had, leeren ens Kiliaen en Plantijn. De eerste verklaart het door succingere , suspendere, aceingere, de tweede door lrousser, colligere vestem , succingere , en haalt er het voorbeeld bij can : Soh ort clijnen labbaert trousse la robe. In deze beteekenis 1) Men inerke op dat helich = Neil leedbende hier geheel de beteekenis van galig heeft. 10 gebruiken wij niet meer het ww. schorten , maar wel het samen- gestelde opschorten. Van dear ons subst. schort, dat dus eigenlijk beteekent opgeschort gewaad, maar in het friesche shirte (spr. 8kurte) de bet. van school, L. sinus aanneemt, die door het opschorten der kleederen ontstaat. Vgl. ook schorteldoek , d. een doek met een schoot. In beteekenis staat het naast aan ons schort het Eng. shirt, ofschoon met eenigszins gewijzigde toepassing. Naast scorten bestaat scorssen. Beiden, Kil. en Plant., voegen de beide werkwoorden in gnen adem bijeen. Een voorbeeld van dit ww. vinden wij Rose 14065: Venus seorste hare wel hoge, Ende nam dien brant ende dien boge Ende togene in wet si mach. d. „Venus trok hoog haar gewaad op/i. Ook wij kennen dit ww. schorsen , maar alleen in de figuurlijke beteekenis van suspen- dere , nl. staken. Kil. geeft reeds op : het werk schor seen = sus- dere , nl. staken. Kil. geeft reeds op : het werk schor seen = sus- pendere , sistere , intermittere opus. pendere , sistere , intermittere opus. Zoo staan ook weder naast elkaar de composite opschorten en opschorten Rose 151 komen ze ale elkanders varianten voor in de fig. beteekenis van opgewipt , van een neus gezegd. Zoo ook 15188 in eigenlijken zin : Als hi uut coemt , vint hi ghereet Enen jongelinc voor hem staende Upgheseort Var. upgescorst. Evenals schorssen (voor schortsen) naast schorten staat, vinden wij in het Mnl. meersen naast meeren; claersen naast claeren; cleinsen naast cleinen (= to make clean); greinsen naast gr ei- nen; baersen naast baren. Zie Grimm, Gramm. I', 206 en II 271 vg. Wanneer wij nu eindelijk de lazing scorten in den tekst op- nemen , bevinden wij, dat er letterlijk in den Amami staat : „Hij ml zich doen gorden, ende zal hen (de bedienden) doen zitten, en hij zal hen langs gaan (overliden =_-- beurt om beurt pas- wren) en bedienen,tt juist zooals in Lucas XII gevonden wordt. 11 XXII. STIDE VERSTIDEN. Deal II, 4892 bidt Amend om uitbreiding van het Christen- dom in deze bewoordingen : Ha biddic hunt uwer ontfaermieheden , Dat ghi hu gracie te deser stede Nu wilt laten descenderen, So datter hu loon in moete meeren, Ende Kerstinhede in moete sijn verstijft, Dat seere crane noch ter tijt Onder 't foie es bier omtrent. Uit deze regels blijkt , dat verstiven de beteekenis moat heb- ben van versterken, bevesligen, en dit is met den aard van het woord niet in strijd, want het is afgeleid van stiff , stive dat 81erk krachlig , slevig beteekent (vgl. onze uitdr. stiff en stork volhou- krachlig , slevig beteekent (vgl. onze uitdr. stiff en stork volhou- den), b. v. Arnand I, 3875. Een Tyke grave, Jonc van daghen, scone van live Staerc van leden , grof ende stive. Grimb I, 4769. Hi hadde enen stiven scacht, Met enen pinnoncele bracht. Brab Y. V. 1094 stiff ende stout. Maar er is een ander bezwaar, waaroni verstiven niet kan be- houden worden : het rijmt namelijk niet op tijt. En nu er een middel is, om dat slechte rijm of, euphemistisch uitgedrukt , die assonance te doen verdwijnen, behoeven wij ons niet met een ge- brekkig rijm te behelpen. Naast save stag het adj stiff of slide, dat eveneens sterk , krackli g , stevig beduidt b. v. Stoke VII. 251. Si souden hem cornea also slide, Dat hijs te rechte mocht wesen blMe. wear slide door Huydecoper voor ygeen woord" wordt uitgekreten. Wag. 10536. 12 Hi reet up den castelein Met enen spere prof ende slide, Ende sporslaghede an elke side Metten sporen van finen goude Tors. 10723. Walewein reet enen in den buuc Met ere- glavie stijt ende stranc. Lane II 39303. (hi) quam ten riddere daer hi was Ende betastene over al na das , Bode vent den puls stide ende warm. Franc. 9521. Al te pant, daer soe ter vaert Den rechtren arem te werke waert Boot, daer bleef hi staende slide Ende verdroochde in corten tide. Vooral doze laatste plants doet ons zien, hoe nauwkeurig de woorden slide en save in beteekenis overeenkomen. Zoo is het ook met het ww. stiden, Riimb. 4732. een candelare Al ghemaect van, finen goude Maer met ijsere ghestijd binnen , waarvan als Var. voorkomt gheeti911; en met versliden, Franc. 10055 Daer worden hare verstijl de hande , De vingren beet als van brande. dat geheel met ons verstijven gelijk staat ; het was de straf voor eene vrouw, die de onbeschoftheid had om op Sint Fran- ciseusdag to gaan spinner'. Zie nog on. Lied. en Geri. 193, 22: Ten cam nye van Adaems gheslacht Een beild ghewracht , Die moor mijn vruecht verslidet. Nu wij van dit ww. twee voorbeelden gevonden hebben , aarzelen wij niet , er een derde uit Arnaud aan toe te voegen , en to lezen : 13 Soe datter hu loon in moete meeren, Ende Kerstinhede moete sijn verstijt Dat sere crane nu ter tijt Onder 't folc es hier omtrent. XXIII. STAKEN. Weder geldt het eene pleats, die wij met eene bijbelplaats vergelijken kunnen , en wel Amand II 6022 vgg. welke verzen de woorden van Hebr. VII. 23 moeten weergeven : ,,G-enen zijn wel vele priesters geworden, omdat zij door den dood verhinderd werden altijd to blijven." Bij De Wevele : Broeders, vele priesters sijn ghemaect Na der wet, omdat sij getaect Souden werden, ende verboden niet Door die doot te lidene in 't verdriet. De woorden uit de Hebreen zijn al even duister als die uit den Amand, maar blijkens het vervolg (6031) is de bedoeling : ',Hier op aarde worden priesters aangesteld, die niet onsterfelijk zijn. 11 zijn. 11 Wat is nu getaect? Het mnl. ww. taken , Eng. to take , kan hier niet bedoeld zijn en dus meet de pleats veer corrupt verklaard worden. Bij onzen dichter vinden wij het ww. 8taken , hetwelk , wat de beteekenis betreft, op de bedorven pleats uitstekend te pas komt. Amand I. 1084 lezen wij Nu es die clooster al vulmaect , Ende haer renten sijn ghestaect. Zoo ook Brab. Y. VI, 5511: Dat tusscen den hertoghe Wencelijn Ende Eduwaerde , dats waerheit fijn, Eenen Fels wert ghestaect. ib. VII, 386: Die vrientscap ende die minne groot, Die zi te voren hadden ghestaect Met ele anderen, ende ghemaect. en vs. 1647: 14 Van Lutzenbarch die capitein, Die Tot eenen capitein ghemaect Gheset sal werden ends ghestaect. Uit doze plaatsen is het duidelijk, dat staken de bet. heeft van vaststellen , instellen , aanstellen. Wat de eerste bet. van staken betreft, als afgeleid van het subst. staak , moat het natuur- lijk beduiden met staken voorzien d. Mellen of afthaten en ver- lijk beduiden met staken voorzien d. Mellen of afthaten en ver- volgens bevestigen , vastmaken. Doze bet. vinden wij Brab. Y. VII, 2055: Die merct die was ghesavelt al, Ende ghestaket, dat weghe smal Voor die hose al omme bleven. d. dus : met staken voorzien of afgezet. ib. VI, 9410: Die Brugge wort rechtvort begonnen Ends ghetimmert ende volmaeet Ende omtrent half wege ghestaect Endo gepijlt in der Mase. en Amand. II, 6081. Endo hi es hogher vele ghemaect Dan die hemel es ghestaect. Men ziet, dat bet Mnl. staken ongeveer het tegenovergestelde beteekent van ons ww. staken. rrientscap staken beteekent in de ME vriendsehap sluiten, en bij ons vriendschap eindig en. Nu de beteekenis aanstellen o. a. uit Brab. Y. VII, 386 ge- bleken is, aarzel ik niet Amend II, 6023 to lezen omdat sy ghestaect Souden werden ende verboden, enz. hetgeen beduidt, opdat de priesters wel zouden worden aange- steld , maar tevens niet onsterfelijk zijn zeuden.li In de beteekenis van zie4 verzetten , afgeleid van steken d. i. een gevecht leveren , vinden wij eindelijk staken in B. Y. II, 936. Wie me see wilde partie Jeghen dese vriheit maken Ende met ernste doer teghen staken , Dat menne stake out sinen goede. 15 XXIV. GEBRUDEN. Menigmaal gebeurt het, dat een ongewoon werkwoord door eenen copiist wordt herschapen in een gewoner. Dikwijls is daardoor of eene onberstelbare corruptie ontstaan Of eerst na groote moeite of eene onberstelbare corruptie ontstaan Of eerst na groote moeite het ware woord teruggevonden. Zulk een ongewoon, althans, voor zoover mij bekend is , nergens anders voorkomend werkwoord meen ik in rather& te hebben ontdekt. In het 39e Hoofdstuk van het 3e bock wordt ons verhaald van een misgeboorte in Gascogne , een monster met twee gezichten en twee buiken , maar slechts twee voeten en twee handen ; als de een at, dan wilde de ander drinken , en omgekeerd; als de een weende, lachte de ander. Verder had het (vs. 17.) vorme na wijf, na man, Daer 't of genoechte oec gewan. D'een speelde metten andren daer Gelijc oft si twee waren daer. Maer wel conden si gebruken niet. Nochtan dicke, daer men toesiet , Pijnden sijs hem ter meniger tijt, Ende sceen dat siere in hadden delijt. Men sal begrijpen, waarover gehandeld wordt, wanneer men weet, dat vorme, mans vorme de beteekenis heeft van pudenda. Zie b. v. Sp. I' , 48 , 43. Ook spelen in de beteekenis van mingenot smaken is overbekend. Het is nu duidelijk wat de regel wel conden si gebruken niet meet heduiden. Zij trachtten wel te llcoirell , maar het gelukte hun niet. Gebruken moot dus met coi're , gemeensekap oefenen gelijkstaan. Nu zou het zich nog laten denken, dat het die beteekenis had, indien het voorkomt met den genitief der persoon, maar absoluut gebeziga kan het dat niet beteekenen. Wij dienen dus naar een ander werkwoord om to zien , en dit ligt gelukkig voor de hand. Het gewone woord voor colre is in het Mnl. genoten of bruden. Voorbeelden van het laatste vindt men b. v. Vela. I, 19, 49. 16 Moeder, Suster, Ducbter, alle Welc dat hem best bewails Die bruden si in haven palayse. M. en Vr. Heim. 693. Worden dadre gesneden ontwee Hine mochte bruden nemmee, Ende ware hi oec met wiven Van hem ne mochte niet heeliven. 1633. int bruden essi altoes open Om tsaet te ontfane des essi in hopen. 1640. Bedi vrouwen die dragen kint Begeren bruden meer om tgint. Van hier het subst. breeder Rose 12977, en het comp. One- bruden. Hierbij komt nu uit Velthem het samengestelde werkwoord gebruden, want zoo most er gelezen worden. Het enkelvoudige gebruden, want zoo most er gelezen worden. Het enkelvoudige bruden moot volgens den Mnl. regel gebruden worden, wanneer het met een of ander hulpwerkwoord , als kunnen, mogen, moeten, willen verbonden is, en in dit geval verkeert het werkwoord in willen verbonden is, en in dit geval verkeert het werkwoord in den regel bij Velthem. Ik meen dus volkomen gerechtigd te zijn het ww. gebruden terug te brengen , al kan ik ook geene voor- beelden van dit werkwoord aanvoeren. XXV. SOACH. In het lye Boek van den Limborch wordt one in levendige kleuren een strijd beschreven tusschen Echites en eenen reus Morant. Eerst wordt Echites (vs. 998) neergeveld, vervolgens tuimelen zij beiden ter aarde (vs. 1003), en nu schist Morant weder op, en nadat hij Echites zijnen dood voorspeld en deze hem brutaal geantwoord heeft, zegt Morant Nu hoet u van desen slaghe "[Twos ldiven quite al u maghe." Daarop heft hij het zwaard op, en zou Echites het hoofd gekloofd hebben, 17 maer dat hiere jeghen drouch Den stilt deer hi op slouch. Toch kon hij zich niet op de been houden, maar door den schok moest hij in het gras vallen. Daarop vervolgt de dichter, vs. 1023: Morant diene vallen each Gaf enen groten slach, Ende seide: "wilt ene poppe Mi das sere loepen oppe, Soe hebbic lenge genouch geleeft.. Wanneer de bedoeling van den dichter was, dat Morant Echites een slag gaf, dan zou de datief van den persoon niet mogen ontbreken , maar dan zou er staan : Gaf hem enen groten slach. Bovendien had hij hem pas een slag gegeven, en de strijdenden zijn nu to ver van elkander verwijderd om elkander een nie- wen toe to brengen. Ook kan de bedoeling niet zijn, dat Morant zelf een geraas veroorzaakte b. v. door eenen val, hetgeen door de woorden gal een slag keen worden uitgedrukt. (Zoo zeide men ook hij geeft een val (Limb. XII, 132). hij deed een val.) — Er moot dus iets anders achter schuilen. Wanneer wij nu aandachtig de woorden van Morant nagaan , dan bemerken wij , dat hij een loopje met Echites neemt en hem voor den gek houdt. Bij die spottende woorden past nu niet eon slach, maar wel een mach, d. eon schaerlach. Morant barst in lachen uit, en zegt : ,,Gij popje P wilt gij mij aanvallen , dat is to erg!" Een Reach geven is eveneens gevormd als onze uitdrukkingen geluid geven, een gil geven. Vgl. Bel g. Mits. IT. 65 en een lack geven, Fe'rg. 473. Eon voorbeeldvan seach vindt men Lane. III, 26883: (Torec) Tirst dat dose Tristouse sach , Gaf si enen groten scach, Due heeft si driewerf gelachen tsamen. VI. 2 18 wear het, even als op de corrupte pleats uit den Limborch, met geven verbonden wordt , hetgeen een nieuw bewijs voor de juist- heid mijner lezing is. heid mijner lezing is. Van dit stack, dat wel eene natuurnabootsing zijn zal, evenals het Lat. cackinnare en het Gr. scayzgeiv, komt een work- het Lat. cackinnare en het Gr. scayzgeiv, komt een work- woord scacken d. sckateren. Men vindt het b. v. Sp. P, 56, 95. Diju lachen (8i) sonder scachgen al, Ende dijn luut sender gescal. de vertaling van het Let: ,,Risus (sit) sine cachinno , vox sine clamoreh ; clamoreh ; III', 40, 75. Doe quamer van duvele ene scare Die brochten mettem aldare, Al schachende, vijf menscen zielen Die mettem in den putte vielen. Vine : Turba demonum, caeltinnans et insultans. Belg. Mts. IV, bl. 274 Met lacchen en scacchen; N. W. v. d. M. v. Lett. VI, bl. 146. (scale ende elerc.) Hoe lachwi, scachwi, hoe wael wi slebben , So hebwi alte groot kalander. Zie de Aant. op dit woord, 1.1. bl. 177 en 8; Huyd. Proeve II, bl. 115 en vgl. het Ndl. Wdb. op gaggelen. Ook van het subst. peso/tack , d. gesekater, , levert het Mnl. een voorbeeld en wel Yst. .B1. 1024 : een voorbeeld en wel Yst. .B1. 1024 : Die duvele dreven greet ghescach Om Mileto ende Eugenio. EEN YREENIDSOORTIG GER1VIANISME D0012 EELCO VERWIJS. Bij de behandeling van het woord onbeteekenend voor het Woordenboek, werd mijne aandacht getrokken door eene °puler- king , welke Van Dale in zijn Woordenboek aan de verklaring toevoegt. Zij luidt aldus : „Men wachte zich voor dit verwerpelijk germa- nisme, dat het echt Nederlandsche ONBEDUIDEND tracht te verdringen.II Ik wreef mij de oogen eens uit , oin mij to overtuigen of ik wel recht wakker was. Onbeteekenend „eon verwerpelijk germa- nisme„ , en waarom? Onwillekeurig kwam de gedachte bij mij op, of hier Van Dale de klok had hooren luiden zonder juist to weten waar de klepel hing , en dat de aanmerking te huis hoorde bij onbeduidend , en aldaar zou moeten gelezen worden : //Men wachte zich voor dit verwerpelijk germanisme , dat het echt Nederlandsche onbeteekenend tracht te verdringen." M en heeft toch wel eens willen beweren dat onbeduidend een germa- nisme was , seer zeker om de eenvoudige reden dat ons onbe- duidend en het hd. unbedeutend precies eender luiden en van denzelfden oorsprong zijn. Wil men op die wijze te werk gaan, en alle dergelijke woorden het burgerrecht weigeren, dan sullen we eerlang ook niet meer de woorden mond, hold , den , drinken , denken en duizenden en duizenden anderen mogen gebruiken, omdat ze ook in het Hoogd. voorkomen. Eene andere reden kan ik voor het verwerpelijke van onbeduidend niet vinden , en eene andere reden zal er ook wel niet voor opgegeven zijn : men vergenoegt zich veelal met te zeggen : Pit of dat woord is een germanisme, zich veelal met te zeggen : Pit of dat woord is een germanisme, 2* 20 sunder to onderzoeken of de vorming met ons Nederlandsch taal- eigen in strijd is. Wil men met alle geweld onbeduidend en on- beteekenend onder de ,,ismen° rangschikken , dan zoude ik se eerder gallicismen noemen , daar op de vorming van ons onbeduidend en het hd. unbedeutend , zoowel als op onbeteekenend , het fr. insigniflant seer zeker van invloed is geweest ; met andere, woor- den , dat zoowel ten onzent ale in Duitschland het Fransche woord is vertaald. Onbeduidend toch schijnt nog betrekkelijk jong en eerst in 't laatst der vorige eeuw in ons land in gebruik gekomen to zijn ; en 't zelfde schijnt met hd. unbedeutend het geval to zijn (zie Sanders, Wtb. 1, 287 , op Bedeuten d). Onbeduidend wordt o. a. door de dames Wolff en Deken gebruikt ; doch moot eerst later meer algemeen in zwang gekomen zijn : althans in het Woorden- later meer algemeen in zwang gekomen zijn : althans in het Woorden- boek van Halma en zelfs in dat van Weiland komt het nog niet voor. boek van Halma en zelfs in dat van Weiland komt het nog niet voor. Heeft men vroeger, missehien omdat het woord wat nieuwerwets klonk , onbeduidend voor eon germanisme uitgekreten , gesteld al dat het Duitsch zijn invloed had doer golden, — dan zou nog do vraag zijn of het als zoodanig to verwerpen ware. Van het tegenw. deelw. van Beduiden vormen wij met het voorv. On- het bnw. Onbeduidend, waartegen zeker even weinig bezwaar sal zijn als tegen de samenstellingen niet8beduidend en veelbecluidend. Op dezelfde wijze vormen wij ook andere bnw. van het tegenwoordig deelw. en het voorv. On-, als ondeugend, onnadenkend, onvoldoend , onwetend. Evenals onbeduidend gezegd wordt van iets dat niet veel beduidt , zoo is ook ondeugend iemand die niet of niet veel deugt. Zonder het voorv. On- is beduidend bij ons alleen tegenw. deelw. ; als bnw. kan het in onze taal niet gebezigd worden beduidend is jets dat beduidt, dat betee- kent , en bijgevolg n i e t s beduidt: de kracht van w a t het be- duidt, krijgt het eerst door on-, veel, weinig, niet8 ens. Spre- ken wij dus van eon beduidend man, in plaats van een veelbe- &idea man , dan maken wij ons schuldig aan eon kras germa- nisme. 1k voeg bier bij dat bedeutencl als bnw. in den sin van veelbeteekenend zelfs bij de Duitschers nog niet zeer oud is : het veelvuldig gebruik dagteekent van GOthe en zijne tijdgenooten (zie Grimm , D. Wtb. 1, 1227). 21 Kan er nu tegen onbeduidend geen bezwaar zijn, onzes inziens kan er evenmin gegronde reden van aanmerking zijn tegen het woord onbeteekenend, dat geheel op dezelfde wiize is gevormd. Beduiden en beteekenen zijn synoniem in den zin van: van belanq zijn, en zoo er aan een der beide, woorden een ietwat Duitsch luehtje is, en zoo er aan een der beide, woorden een ietwat Duitsch luehtje is, dan is het zeer zeker niet aan het laatstgenoemde. Men zegt : Jets heeft niet veal te beduiden en te beteekenen ; 't beduiclt niets en 't beteekent niets; maar beteekenen is wel 't meest in gebruik. Be- beteekent niets; maar beteekenen is wel 't meest in gebruik. Be- teekenis in de zegswijzen : Van veel of weinig beteekenis zijn, is wel zoo algemeen als beduidenis. Een man die veel beteekent in de wereld, die van veal beteekenis is , niemand zal , geloof ik , deze uitdrukkingen als onnederlandsch veroordeelen. En toch, wij zagen het reeds , is door Van Dale het woord onbeteekenend als een zagen het reeds , is door Van Dale het woord onbeteekenend als een verwerpelijk germanismefi gevonnisd, en trad reeds vroeger Dr. Van Vloten er tegeu to velde. In een paar stukken over „Taalbe- derffi, in den Taalgids opgenomen, wordt met een aantal andere uitdrukkingen ook onbeteekenend in den ban gedaan. Onder eenige staaltjes van „Duitsche en andere taalzondenil , welke de Hoog- leeraar in het Voorgeslacht van den Heer Hofdijk heeft opge- merkt , komt ook voor : „onbeteekenend (lees: onbeduidend of van weinig beteekenis')" ; en later komt ZHGel. er nog Bens op terug 2) : „In pleats van grenzen of palen bezigt Hofdijk het Duitsche stooten. „In pleats van grenzen of palen bezigt Hofdijk het Duitsche stooten. In pleats van ergdenkend of argwanend zegt hij „argdenkendo ; in plaats van zoetsappig llzoetmoedigil; in pleats van belangrijk of aanzienlige en onbeduidend steeds beteekenend en onbeteekenend; in pleats van „bezielendo steeds nog „begeesterend.fi Uit den samenhang moat men vermoeden dat onbeteekenend en be- teekenend onder de germanismen worden gerekend „,tot de Duitsche taalzonden° , in wier gezelschap zij voorkomen. Mocht onze uitdruk- king evenwel tot de famine der „andere taalzondenfi bebooren , dan houden zich zeker vele taalbeoefenaars ten zeerste aanbevolen om to vernemen onder walk „mac" ze mod gerangschikt worden. Maar altijd sane „taalzondefi; in pleats toch van onbeteekenend 1) Taalg. 1, 37. 2) Aid. 2, 36. 22 moeten wij onbeduidend of van weinig beteekenis zeggen. Zeer to recht vonnist de Hoogleeraar beteekenend : beteekenend geldt al- leen als tegenw. deelw., en treedt eerst in samenstellingen (als nietsbe- teekenend , veelbeteekenend , euz.) als bnw. op; beteekenend is even- teekenend , veelbeteekenend , euz.) als bnw. op; beteekenend is even- seer of to keuren en even nietsbeteekenend ale beduidend , gelijk boven reeds is opgemerkt. Ongelukkigerwijze warden door Dr. Van Vloten volstrekt geene gronden voor -zijn veroordeelend vonnis van onbeteekenend bijgebracht , en blijven we dus in het duistere omtrent de redenen , die er toe geleid hebben. Boven heb ik getracht het good recht van onbeteekenend to verdedigen : de vorming is onberispelijk ; beduiden en beteekenen zijn synoniena , en zelfs 't laatste nog meer gewoon ; — is er dus tegen onbeduidend gem bezwaar als Nederlandsch woord, dan kan dit met onbeteekenend evenmin, ja veel minder het geval zijn. Omtrent het gebruik van beide woorden is echter nog het eon en ander op to merken. Onbeduidend is de gewone , alge- meene uitdrukking , evenals het hd. unbedeutend , terwijl onbetee- kenend in veel minder ruime toepassing wordt gebezigd. OnbeJuidend wordt gezegd van personen en zaken stoffelijke en onstoffelijke (zie het Wdb. op Onbed rti d e n d); het gebruik van Onbeteekenend is veel meer beperkt (sic ald. op Onbeteek en en d). Terwijl b. v. onbeduidend van personen gezegd wordt in betrekking tot de geestvermogens, het uiterlijk en den maatschappelijken stand, geldt onbeteekenend nagenoeg alleen in betrekking tot de geestvermogens. Het spraakgebruik wil het nu eenmaal zoo , evenals het onbeduidend van allerlei stoffelijke en onstoffelijke zaken bezigt , terwijl onbetee- kenend bijna uitsluitend geldt van zaken die eon persoon betreffen. kenend bijna uitsluitend geldt van zaken die eon persoon betreffen. Zoo zoudeia wij, waar Dr. Ten Brink in zijne Oost-Ind. Dam. en II. 2 , 314 , zegt ,,De circus was klein en onbeteekenend" , dit woord lie- ver door eon ander, b. v. door van weinig beteekenis vervangen zien. Waarom , vraagt misschien eon loner, d6Ar niet onbeteekenend ge- zegd heb geen beter antwoord dan hetwelk Chateaubriand eons aan cone dame gaf, Welke hem eon werk van hare hand ter inzage had gegeven, waarin bij eene menigte onfransche drukkingen potloodstreepjes waren genet: Cola ne se dit pas. Maar ook zelfs d66,r is onbeteekenend geen germanisme , om de 23 doodeenvoudige reden dat in het Hoogduitsch het woord unbe- zeichnend MET BESTAAT Unbezeichnend wordt in Adelung's WOrterb. gemist , terwijl unbedeutend er in voorkomt ; in Kaltschmidt's Trirterb. komt het noch afsonderlijk voor, noch wordt het onder de breede lijst der afleidingen met Un- genoemd ; in het Hoogduitsch-Nederlandseh Woordenboek van Sicherer en Akveld schittert het door zijne afwezigheid. Een germanisme nu dat in het Duitsch niet voorkomt zal wel een onbestaanbare grootheid zijn. Zelfs bezeichnend in den sin van bedeutend schijnt in het Duitsch een ongewone uitdrukking, even ongemeen als bedew- tend en unbedeutend in den mond van den Duitscher bestorven zijn. Terwij1 het bnw. bedeutend in Grimm's Trtb. twee kolom- men vult, zoekt men er vergeefs naar het bnw. bezeichnend; terwijl het ww. bedeuten alleen in den sin van beteekenen , van belang .zOn (,,was, etwas , viel , wenig, nichts bedeuten = auf sich haben, zu sagen habenfi) eon derde van een kolom beslaat, neemt het geheele artikel bezeichnen in alle beteekenissen joist zooveel plants in, en werden er zelfs de uitdrukkingen viol, etwas , wenig b e z e i ohne n, niet in vermeld, die gewis niet zouden ontbre- ken , zoo ze veelvuldig gebruikt werden. Aileen bij Sanders ( ken , zoo ze veelvuldig gebruikt werden. Aileen bij Sanders ( 3, 1717a) leest men wider het ww. B es eichnen het volgende ,,adjekt Partic. Pras. = bedeutend, bedeutsatn , charakteristisch, s. B.: Den bedeutendsten Ausdriick wahlen ; bedeutende Aeuss- rungen.fi Ziedaar alles; een bnw, unbezeichnend wordt zelfs niet vermeld, terwijl Bedeut end en unb edeutend met de aflei- dingen bijna cone kolom volt'). Na alzoo de geloofsbrieven van odeteekenend onderzocht to hebben , meenen we dat het zelfs goon genaturaliseerde Nederlan- der is, en dat zijn blood van orreenade smettenil , en zeer zeker van Duitsche smetten vrij is. Mochten wij het nog eons in Noord-Duitschland aantreffen , wij zouden veeleer geneigd zijn het c16(tr als eon hollandisrne aim to sten , of hover nog als een ') Worterb. 1, 287c. 24 in het Nederduitsch gebruikelijke uitdrukking , die evenwel nog niet tot de Hoogduitsche schrijftaal schijnt doorgedrongen to zijn. Een ieder bezige dus voortaan gerustelijk dit vreemdsoortig in Germania onbekend germanisme. Sinterklaas , 1874. HET URKER TAALEIGEN DOOk K. KOFFEMA.N. Hoewel wij onze kennis volstrekt niet toereikend genoeg ach- ten , om over het verschil in uitspraak der Nederlandsche Taal te kunnen oordeelen en dit Bever aan meer bevoegden op taalkundig gebied overlaten , kunnen we echter niet nalaten , aan het vrien- delijk verzoek van Dr. Cosijn zij het dan ook gebrekkig en onvolledig eenigszins te voldoen, door de uitspraak en beteeke- nis van eenige woorden in het Urker dialect aan to geven. Dat dit door mij niet zoo uitgebreid en volledig kan gedaan worden, als ik dat zelve wel wenschte , zal wel niemand om de door mij aangegeven reden wraken. Eerlijk beken ik, niet taalkundig genoeg ontwikkeld to zijn , eene zelfstandige studio over het Urksch to kunnen leveren en zal mij daarom bepalen tot de verklaring van enkele woorden. Vooraf zij echter opgemerkt , dat de uitspraak van sommige woorden zoozeer van de beschaefde uitspraak verschilt , dat daar- door met reoht aan hoogen ouderdom en groote afzondering mag gedacht worden. De eigenaardige ligging van het eiland en het geringe bezoek van „vreemdelingen", hetwelk echter sedert eon vijfentwintigtal jaren zeer is toegenomen , geven tot die ge- dachte gereede aanleiding ; evenwel is de uitspraak der mannen beschaafder dan die der vrouwen , hetwelk daardoor is te verkla- ren , dat de mannen wegens hun beroep meer met vreemdelingen 25 in aanraking komen dan de vrouwen; geen wonder d.us , dat door den tijd been een enkel ,,vreemd" woord wordt ingevoerd en het burgerrecht verkrijgt. Het is zelfs volstrekt niet vreemd in het dagelijksch gesprek het fransch h la bonne heure verbasterd te hooren uitspreken. Het verdient echter opmerking , dat bij het gebruik van het zooeven genoemde woord de herkomst er van wordt aangeduid en het alleen gebezigd wordt, wanneer of hij , van wien men toestemming voor doze of gene zaak verlangt , niet al to stijf op zijn stuk staat , Z)1 datgen.e waarvoor toestemming verzocht wordt , van te geringe beteekenis is om to weigeren ; in doze gevallen pleegt men don toe to stemmen met to zeggen uNou , allemeneur dan , zegt de Fraansmanil . De weinige °verge- nomen en het burgerrecht verkregen hebbende woorden hebben op het eigen dialect zoo weinig invloed, dat het daardoor volstrekt niet gewijzigd wordt. De uitspraak en verklaring, wolke wij hier doen volgen, zullen genoegzaam aantoonen, hoe moeilijk bet is de vele schakeeringen der verschillende klanken met juistheid to omschrijven. Het gebruik der h is in de uitspraak geheel vreemd, ja wordt zelfs veelmalen geheel verkeerd toegepast in het spreken. Woordenlijst. Aole , Aaltje , vrouwennaam. Aol , aoltjen, — paling, dunne paling. Aorie , Arie. Aerpel , aerepels, aerappels , aardappel, aardappelen. Angers, anders. Anbraanen , aanbranden van eten gesproken. AnAraand, aangebrand van iemand gesproken in den zin van kwaad worden , b. v. : is anaraand. After, — achter. Afterhn , — achteraan. Van afteren , — van achteren. Afterduur, , achterdeur. Ofdoen , — afdoen. Ofdielen — af- deelen. Ofdielige , — afdeeling. Aolaah , — een ijzeren hack, waaraan men eon pot of ketel boven het vuur hangt. Aolaat of Aalpleit, — een schip hetwelk paling vervoert. Alderande, verschillend. .Espot , aschpot, verkleinw. esplajen, Esbekkien, verkleinw. van aschbak. Andoen , — aandoen. Andoenige , aan- doening. Anaolen , — aanhalen. Anouwen , aanhouden. Ofouwen, afhoriden. Ofakkeit , — afhakken. Ofakt , afgehakt, Aorig, 26 aordig , — aardig. Aordigeid , — aardigheid. Appelepint , — een soort appelmoes, gekookt van zure appelen en met meel of fijn- gewreven beschuit vermengd. Erremoede , — armoede. 0 fsloon — afslaan, visch afslaan ; ook elkander wat ofsloona bij het vechten. Ofesloegen , — afgeslagen, afgeklopt. Afterkfflen , — een hekje of schutting achter het huis. Allemaol — allemaal. Atozie , horlogie. Alle minsehen , alle minsehen kiengeren! — gewone uitroep van verwondering. .4fternao , — achterna. Afterover, -- achterover. Afterover of vuurover ? — gewoonte van vragen onder de kinderen bij het zwemmen in zwang , waarop hij, door wien de vraag is gedaan , zich achterover of voorover in het water laat vallen, naar gelang de meeste stemmen der kameraden beslissen. Ofaolen , — Ofniemen , — afnemen. 0 feneumen , afgenomen. Ofsmeten , afsmijten, afwerpen. 0 fesmieten , afge- smeten. Ofwaeijen , — afwaaien. Ojewaeid , — afgewaaid. Ofe- maeid , wegemaeid, iets onvoorzichtig weglielpen: Ile Is weg, of et wegemaeid is11 zegt men, wanneer men lane naar jets gezocht heeft en het niet kan terugvinden. Ofticindig , — afhandig : in den zin van te ver weg, of to ver verwijderd. Errebuijen — aardbeien. Angbuijen aambeien. Anluunen — aanleunen, zich jets laten wijs waken. Ook wel jie stoonen wat te luunen,