LETTER-OEFENINGEN• N I E U W EA L G E M E E N E VADERLANDSCHE LETTER-OEF ENINGEN, WAAR IN DE BOEKEN EN SCHRIFTEN, DIE DAGELYKS IN DNS VADERLAND ENELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN- DIG TEVENS EN VRYMOEI)IG VERHANDELD WORDEN. B E N E V E N S MENGEL TIER K, tot Fraaije Letteren, Konflen en Weetenfchappenbetrekkelyk. Eerfte Deels, Eer(le Stuk.Met Plaaten. Te A M S T R R D A M, By A. V A N D E R K R O E, cn By J. Y N T E 4 A.MDCCLXXXVI. N I E U W E A L G E M E E N E A D E R L A N D S C H E LETTER-OEFENINGEN, WAAR IN DE BOEKEN EN SCHRIFTEN, DIE DAGELY KS IN ONS VADERLAND ENELDERS UITKODIEN, OORDEELKUN- DIG TEVENS EN VRYMOEDIG VERIIANDELD WORDEN. Proeve van ..lanmerkingen over het refit en onregt gebrtiik der H. Schrift , voornamelyk in het behandelen van de praetyk der Godzaligheid, door e. STAVING, Predikant to Naas den. h yfde Stukje. Te Utrecht, by A. v. Paddenburg en G. v. d. Brink, Jansz. 1785. In gr. octavo. Het gewigtig onderwerp, bet VolkscharaFter van 't ou- de Israel , in bet vierde Stukje aenvanglyk overwoo- gen, word in dit vyfde verder behandeld. De Eerwaer- de Swaying had zich, gelyk we gemeld hebben (*), in 't voorige bepaeld , ter ontvouwinge der voornaemfte by- zonderheden van den aert der Hebreen, om dan vervol- gens de kern des Volks, de Godvruchtigen, na to gacn, en in overweging to nemen, in hoe verre de volksaert ook de hunne was. waertoe by zich in dtzen verledigt. Vooraf echter gaet, als een tweede byvoegzel op bet bovengemelde , ene nadere onderrichting en ophelde- ring, nopens etlyke byzonderheden in het reeds behandel- de , als merle wegens de fchikking der Verhandelinge zel- ve. Hierin komt bovenal in opmerking , 's Mans onder zoek , of hoogmoed dan afgodery voor den voornaem(ten trek van 't Nationael chara&r van bet Jood-.ndom to houden zy y en zyn Eerwaerde toont ten klaerfte, dat bet eertte, het overoud hooge volksgevoelen, ,, Wy al- „ leett (*) Zie Aig Pad. Letteroef. lVde D. bl. 333. 1. DEAL. N. ALG. Li TT. N0. I, A 2 C. 9 W AV ING „ leen zyn bet heilige yolk," hun befl:endig en algemeett hoofdchara&Rer geweest is, dat zelfs ook nog heden in hun doorllraelt, en wel geteld mag worden , onder de redenen, welken velen hunner, ook in onze dagen, we- derhouden van den Christelyken Godsdieust to ombelzen. De overweging hiervan geeft hem voorts aenleiding, ter nadcre ophelderinge en bevestigirge van 't geen by reeds gezegd had, betrefl'cnde den invloed van der Jooden zin- lyken aert op hunne Afgodery, waer door ze to gereeder tot dezelve overfloege : en by die gelegenheid merkt by tevens aen, dat bet onder hen heerfchend bygeloof, het welk hun nog heden aenkleeft, ook grootlyks daer aen zy toe to (chryven. Wyders zyn bier nog bygcvoegd cnige vragen, welker onderzoek, met betrekking tot dit onderwerp, zyne nuttigheid zou kunnen hebben. Na deze bedenkingen, tot bet voorheen behandelde be- hoorcnde, afgegeven to hebben, vangt zyn Eerwaerde bet tweede gedeelte van zyn onderwerp aen , om bet Joodfche Charac er to befchouwen met opzicht tot bet beste deel des yolks. In de overweging hiervan doet by ons zien, dat de Godvruchtigen in Israel, (hoe onderfclieiden ook van de helfe des Volks, ten opzichte van hun Godsdienftig go- drag,) evenwel bet algemene Volkscharacter beiaten, en bet eigenfte nationael charac`Ier als hunne overige Landsgenooten droegen. Intusfchen wil by hieromtrent enige naderc bepalingen gade geflagen hebben. (r.) De Jooden, hoe zeer afgezonderd van alle andere volkeren, bleven echter niet geheel en al onvermengd van vreemdc- lingen, die joodengenooten, en in de Joodfche burger- fchap ingelyfd werden; bier door ont(tond veelligt, dat bun character wat min zuiver Joodchh bleef. (a.) Gelyk onder alle andere Natien, zo zullen 'er ook onder de Jooden, buiten tegenfpraek, wel enigen geweest zyn, die, by on onder her nationale, iets byzonders hadden, waerin zy van hunne broedereu enigzins verfchilden. (;.) De Godlyke genade, waerdoor de Godvruchtige Jooden geheiligd en bc(tuurd werden, maekte bier zeker ecu ken- nelyk onderfcheid. En (4.) de Geloovigen, van welken ons bet meest in den Bybel is nagelaten, waren gemeen- lyk niet nit de heffe des yolks, des men met redo, uit hunne opvoeding en andere bykomende om(tandigheden, moge verwacliten, dat hun character aen de flechtfte zy- de verbeterd, en aen de beste zyde verhoogd zal zyn GEERUIK DER H. SCHRIFT. 3 geworden. Fn uit dit laetfte leid zyn Eerwaerde af, dat dezulken niet weinig toegebragt kunnen hebben tot de befchaving des Volks, zo lang faun getal nog enigzins aenmerkelyk was; maer dat, de ondeugd de overhand krygende, met het afitemen van den invloed der God- vruchtigen , het Joodfche Volk ook ten ondergang moest neigen; het welk de Gefchiedenis onwraekbaer bevestigt. De~Eerwaerde Swaying, deze bepalingen breeder ontwik- keld hebbende, oordeelt, dat 'er, onder die bepalingen, gene zwarigheid zy, in vast to ftellen, „ dat de Gelo- vigen en Godvruchtigen in Israel over bet algemeen bet • zelfde nationaal karakter voerden als hun ganfche Volk, • en gevolglyk deszelfs beste en flegtfte zyde, in de voe- • rage verhandeling breeder opengelegd, met het overige • deel der natie gemeen hadden." En by toont vervol- gens dat zelfs die gemaekte bepalingen, in flede van zyn plan om ver to werpen, zeer gefchikt zyn, om hetzelve to bevestigen. Men zal de bier gemelde voorafgaende ophelderingen, en deze verdere ontvouwing van 't Volkscharafter van 't oude Israel, met geen minder genoegen doorbladeren, dan men bet voorige Stukje deswegens gedaen heeft ; daer de Autheur, door ene oordeelkundige en oplettende behan- deling, zyne denkbeelden nopens dit onderwerp ten boo digfte ontvouwd, en in een volkomen daglicht gefteld heeft. Een recht inzien van dit onderwerp is van to meer gewigt, om dat hetzelve van een uititekenden dienst ken zyn, in 't ophelderen veler plaetzen der Heili- ge Schriften; die dikwerf aen vreemde verklaringen on- derworpen zyn, wanreer men, Been agt gevende op den byzonderen aert der Israelitifche Natie in vroegere dagen, dezelven naer onze tegenwoordige denkwyze verftaet en opneemt. 1-let is ook dit, dat den Eerwaerden Swaying byzonder bewoogen heeft, om 'er bepaeldlyk op ftil to flaen; en men verwacht eerlang, volgens den aert van dit zyn Gefchrift, en zyne lterhaelde toezegging, in eeti volgend Stukje, verfcheiden proeven hiervan; in welkea by ons het recht en onrecht gebruik van zodanige Schrif. tuurplaetzen in de practvk der Godzaligheid zal ontdekke:I a en verder leeren onderfcheiden. 4 W. L. BRIE CE'rc Gefprekken en Overdenkingen over het Lyden en Stervena van onzea Heere 1. CHRISTUS, door W. L. KRIEGER, Predikarit to Zwolle. Eerfte en twee(le Stukje. Te Am- fterdam, by J. Wesfing Willemsz. 1785. Behalven de hoorrede, 554 bladz. in gr. octavo. In deze Gefprekken en Overdenkingen bedoelt de Eei- waerde Krieger niet, ene gezette letterkundige ontvou- wing van de Lydens-gefchiedeni9 to geven; met aenmer- kingen van die natuur houd by zich niet breeder op, dan volltreltt noodig is, ten rechten verftande van ecn of au- der byzonder gedeelte der gefchiedenisfe. Zyn voornaem- lyk heoogde is ilichtelyke overdenkingen nopens dit on- derwerp ntede to deelen; en den Lezer op to leiden tot Godvruchtige belpiegeliqen by de overweging van 't zel- ve. Hiertoe heeft zyn Eerwaerde, naer zyne denkwyze, `alles zeer wel iugericht, en ernftig uitgevoerd; des 'er cen opwekkelyk gebruik van gemaekt kunne worden. Het Gefchrift is, een(lemmig met den titel, op tweeerleie wy- ze uitgevoerd, betlaende deels uit gefprekken, deels uit overdenking~n. By den aenvang onttnoeten tiwy twee achtereenvolgende Gefprekken, die ten onderwerp hebben den wareii aert van 's Heillands borgtochtlyk lyden; waerover de Ecr- waerde Krieger, zo als by zich uitdrukt, indezervoege denkt. „ Ik begrip al bet lijden van Jefus, zo wel als 5) zijn dood , als tot zijn pleats, vervangende borgbetaa- „ lhig to behooren, waardoor de ftraf volgeiis Gods von- ;, nis, voor alle zonden van Gods keurvolk gedraagen, „ en tins aan den eisch der ftraffende gerechtigheid van „ God volkomen is genoeg gedaar. 1k erken ook vel de- „ geliik , dat men nit de bijzondere lijdens des Heilands „ de tegenoverftelling van misdaad en ftraffe, volgens bet „ vonnis van den Opperrechter, moet zoeken to ontdek- lken. Maar ik meene met even zo veel duidelijkheid „ to zien, dat men met gees grond aan bet eene gedeelte „ van dit lijaen het betaalen voor deze, en aan cen an- „ der deel wederom bet voldoen voor eene andere zoide „ kan toccigenen." Het bier aen volgende Gefprek gaet over de wyze, op welke wy, by het befchouwen der lydensgefchiedenisfe, behooren to verkeeren. En het vierde Gefprek vervat een beknopt voorftel, van 't gefcha- i*eld verhael der Buangelisten, aengaende het laetfte lyden vase CESPREKKEN EN OVERDENKINCEN. 5 van Jezus. Met bet afloopen van dit Gefprek zegt Filo aen zynen medgezcl Menander toe, bet mededeelen van zyne Overdenkingen nopens dit lyden, zo als by dezel- veu , naer den leiddraed van dat voorftel, van tyd tot tyd op het papier zal brengen. Hieraen volgt dan een elftal van Overdenkingen ; welken beginnen met de befchouwing der voorzegginge van Jezus en de raedplee. ging der Jooden , Matth. XXVI. 1-5. Marc. XIV. z, a. en Luk. XXII. z , 2. doorloopende voorts bet gefchied- vcrhael tot op den bloedigen en aenhoudenden ftryd van Jezus in Gethfemane, Luk. XXII. 43-46. Match. XXVI. 44-46. en Marc. XIV. 41, 42. Op deze over- denkingen , hierawede voor ditinaei afgebruken, volgen wyders nog twee Gefprekken, waer van de ene dient ter nadere verklaringe van bet onderwerp,.in de twee eeifte Gefprekken verhandeld; en bet andere enige byvoegzets by de voorgaende Overdenkingen behelst , die grootlyks gefchikt zyn , om enige byzonderheden , in die Overdenk n- gen voorgedragen, op to helderen : bet zy dat ze tot het hoofdonderwerp behooren , of als van ter zyde inkomen. En Filo belooft, in 't clot, zyne Overdenkingen ter gele- gener tyd to zullen achtervolgeq. De peinzende Kristen, of bundel van flichtelyke Gedach. ten voor de Eenzaamheid, door PETRUS B~sOES,, Predi. kant to llmfleldam. Vierde Stukjen. Te llmf erdam, by P. Schouten en J. WeAng, 1785. In gr. octavo, .155 bladz. -Gedachten van denzelfden aert , en in den eigenften '~~ fmaek uitgevoerd , als ons de voorige Stukjes aen de hand geven ; des onze vroegere aenmerkingen over then arbeid, niet noodig to herhalen , ook dezelfden blyven. Alleenlyk is ons, buiten dat, in 't doorbladeren van dit St ukJ'e voorgekomen, dat de Eerwaerde Broes meer, ten minfte naer wy ons van de voorige Stukjes kunnen heriii- neren, in zinnelyke voorftellen valt; 't weak deze gedacch= ten, boe ftichtelyk velen derzelven ook zyn, nod; minder geichikt maekt voor bun, die fmaek hebben in cue wel- beredeneerde flichtende befchouwing van Godsdienftige onderwerpen. Men neme tot ene proeve een ge- deelte der peinzingen van dezen Kristen , op de gedachte. A 3 Hc; 6 P. BROE3 Heden nachtraal, eerlang biddag. By die gelegenheid laet by zich onder anderen aldus nit. „ Heden ontvange ik de dierbare, de onfchatbare gelee- genheid , om , eer bet biddag is, myne byzondere zaken met God, myn Vader, of to doen in Jefus naam , en met myne perfoneele fchuld to komen tot bet bloed der verzoe- ninge , en om voords , ontheeven van bet verwyt van eige- ne fchuld, en met een gewisfe, dat door 's Heilands Wed gereinigd is, de handen ntiimer to krygen, en meet onbe- lemmerd, op den biddag , met de algemeene belangen to kunnen opkomen voor Gods troon. Zoo worde ik, in eenige mate, gelyk aan Israels aartspriester, zoo als by eerst met zyne eigene fchuld, en daarna met de fchuld des yolks , voor God verlcheen. En , mag ik heden aan bet nachtmaal de kenbare vergeving van myne eigene fchuld, tot verwyding van myn hart, ontvangen, die ge- waarwording zal Been inbreuk maken, op de herhaling der gevoeliglte belydenis myner dwaa,.heden; neen ! Het gevoel van vergeevende genade zal de belydenis en uitvoeriger en ootmoediger doen,zyn. Op Nederlands biddag zal myn hart van aandoening en fcbaamte wegvtoeieo, wanneer ik denken zal: God vergeeft. Hy vergeeft geerne. En by, zulk een , by is bet, tegen wien myn vaderland en ik zich zoo vergreepen hebben. „ Heden wordt my de weg geopend, om my by den groten den eenigen Mildelaar van God en der menfchen aan to melden by bet avondmaal, hem to verzoeken, dat hy, door den verworven Geest, my leere bidden. Jofef gaf zynen broederen de woorden in den mond, die zy voor Farao fpreeken moesten. -- lk zal myn Hei- land, -myn oud(ten broeder , aan bet nachtmaal fmeken, dat by my zegge wat en hoe ik bidden moete op Neder. lands verbodsdag ; dat zyn Geest my, gelyk een kind, dat fpreken leert, alles voorzegge, en my naar God doe bidden, naar deszelfs wit, overeenkomftig deszelfs welbe- hagen; dat zyn Geest my inzien in alles geeve, ver(tand van kermen fchenke, pleitrodenen aan de hand geeve, en, in eenige niate, op my ruste, als wel eer op zyne Mofes- fen en zyne l)anic)s. Aan bet nachtmaal zal ik myn Heiland vragen , weenende vragen, dat by in hei: bidden voor myn vaderland voorga , den voortocht houde. 1k zal hem , dien oppergunfteling aan bet hemelhof , dien Zoon van Gods welbehagen, by voorraad, den gantfchen bundel van dankzeggingen, belydenisfen en gebeeden,die, ala DE PEINZENDE CHRISTEN. 7 op den verbodsdag van myn vaderland , uit binnenkame- ren en heiligdommen plechtig zullen op' aau naar den Croon, in handen geeven, met een aangedrongen verzoek: 6 Middelaard wiens zoendood ik thans bef~iegele, S Mid- delaaa 1 zal ik , en zullen myna landgenoten , eerlang de gebeden nederleggen op den gouden aftaar, die voor den troon uws Vaders is , ei ! doe 'er uw reukwerk by, en laat de rook daarvan, net de gebeeden uwer vrienden en de mynen, van uwe hand opgaan voor God." ---- Dus gaat de peinzende Christen , gelyk by in 't begin dezer befchouwinge betuigt , „ nan bet nachtmaal, daar de bid- „ dag nadert , een geopend oor befpreeken by den God der vaderen." 'Er is in dit alles zulk Gene fterke zamenvlegting van zin- lyhe voorftelliugen, dat wy moeite hebben, om derzelver inhoud verliandlyk op onzen redelyken Godsdienst over to brengen. En is het dat wy to kort zien, ligt 'er iets we- zenlyks in bet bier voorgeftelde verband tusfchen bet nacht- maal en den biddag, dan zou bet, dunkt ons , de opmerk- zaetnheid van de Beftierderen der Kerke wel vorderen, eens bedagtelyk to overwegen, of bet niet raedzaem zou zyn , gewoonlyk bet nachtmael to onderhouden ; kort voor bet vieren van den biddag. life de Werken van FLAVIUS JOSEPHUS, met aanmerkingen uitgegeeven, door j. F. MARTINET, M. L. A Dr. Ail. Lid van de Hollandfche en Zeeuwfche Maatfchappyen to Haarlem en Jrlisfngen , en Predikant to Zutphen. Der- H de Deel, met nieuwe Plaaten (*). Te ./Imfterdam, by Allart en Holtrop, 1785. In gr. oliavo, 347 bladz. et gefchiedverhaal van de lotgevallen der Joodfche Natie, onder de laatere Koningen van juda en Israel, van (*) By de opgave van deezen Tytel, herrinneren wy ons, dat wy den Leezer nog to beriglen bebben , hoe de Boekhan- delaar van Gulik, voor eenigen tyd , een aantal van zs wet uitgevoerde Plaaten afgegeeven heeft, oth gevoegd to worden in bet tweede en derde Deel, van bet door hem uitgegeeven Werk, onder den tytel, Ale de Werken van Flavius Jofephus verkort, met een Pervoig, in welk laatlte do Hiflorie der Wooden tot op den tegenwoordigen tyd gebragt words. Men We en A 4 ver- FL. JOSEPHUS WERKEN. van derzelver wedervaaren in de gevanglyke wegvoering, en van de herilelling van een gedeelte des Volks in hurl Vaderland, mitsgaders van de onderdrukkingen, waar on, der de Jooden vervolgei s zugtten, en van hunne poogin- gen om zig van dat juk to ontflaatt, tot op den dood van den beroemden ,Judas Machabeus, maakt den inhoud van dit derde Deel nit. De Eerwaarde lhartinet vervolgt zy- iiea arb id op denzelfden pryswaardigen voct, waarme-.ie by then begonnen beeft; waarvan bet in dit Stuk gemel- de, wegens de komst van Koning Alexander to jerufa- lem , op nieuw ter proeve kan Ilrekken ; doch bet zal , 'ten rechten verltande, noodig zyn, vooraf kortlyk to mel- den, wat 'er aanleiding toe gegeeven hebbe. Alexander naamlyk had, na de op Darius behaalde,over- winning, zyne legermagt in Syrie gevoerd; nam Daanas- ,cus in, veroverde Sidon en belegerde Tyrus. „ Terwyl 31y," zegr de Historiefchryver, „ met dit beleg bezig was, fchreef by aar jaddus, Hoogepriester der Jooden, dat by drie zaaken van hem begeerde , to weeten, hulp, eenen vryen handel met zyn heir, en denzelfden bylland, welken by aan Darius gaf; verzekerende hem, dat, indien by zulks deedt, by geen oorzaak zou hebben van zich to beklaagen, dat by zyne vriendfchap boven die van ande, ren gel eld hadde. De Hoogepriester antwoordde, dat de 7ooden aan Darius met eede beloofd hadden, dat zy nooit de wapenen tegen hem opneemen zouden, eu dat zy daar- in niet nalaatig konden zyn, zo lang by leefde. hit ant- woord vertoornde Alexander dermaate, dat by hem liet weeten, dat, zodra by Tyrus zou bemagtigd hebben, by met zyn heir hem tegen zoude trekken, om hem en al de waereld to toonen , aan wien by eed moest houden." flieruit nu ontftond het,dat Alexander, na bet overmees- teren van Tyrus, en voorts van Gaza, tegen Jcr.Ffale.n optoog; waarvan ons Yofephus bet volgende berigt geeft. „ Toen deeze roemruchtige Overwinnaar die platitzen ingenomen hadt, trok by naar Yerufalezn (a): dan de Hoo- ge- verflag van de gefchiktheid en nuttigheid van dit Gefchrift in onze Algemeew Vaderlandfche Letter efeningeu , II. A bl. 206. en V1. D. bl. 4r2. „ (a) Sommigen onder de Geleerden verdeedigen de waarheidvan JOSEPHUS verhaal ter deezer plaatze; anderen twyfelen; en eenigen verwerpen dat geheel. De laatften brengen by, dat de nude Schryvers van ALESANDERS leven dit geval geheel ver.- awy- TL. JOSEPHUS WERBEN. gepriester JADDUS, wien des Konings toorn tegen hem wetbewust was, ziende zig met al bet Vblk in een onvermy- delyk gevaar, nam zyne toevlugt tot God, flelde openlyk gebeden in, om hem zynen byftand to fmeeken, en offer- de hem offerhanden. Hier op verfcheen de Heere hem den volgenden nacht in eenen droom, en beval hem, de Stad met zwygen, dat ARRIANUS, CURTIUS, DI0001tUS SICULUS en ande- ren eenpaarig verhaalen, dat ALEXANDER op den zevenden dag, ha dat by van Gaza was vertrokken, in Egypte gekomen is, welke tyd to kort is, om to ftellen, dat by eerst Yerufalem zou hebben aangedaan, de omlfggende Steden veroverd, be- flelling gemaakt omtrend de Samaritaanen , [gelyk ;7ofepliur hier vervolgens to kennen geeft,] en, evenwel, op den zeven- den dag in Egypte zou gekomen zyn. Ook fchynt her aan dee_ zen vreemd to zyn, dat ALEXANDER den waaren GOD to Yeru- falem zou hebben aangebeden, en den goeaen uitflag van zy- nen togt Ult DANIELS Boek verftaan. Dan de Hoogleeraar HA- MELSVELD heeft, onlangs, gewigtige redenen aangevoerd, om de waarheid van JOSEPHUS Verhaal to ftaaven. Volgt 'er nit , vraagt hy, dat deszelfs Berigt onwaaragtig zy, al is bet iets op.) gefterd' ftemmen niet de ;ooden en Kristelyke Qudvaders met JOSEPHUS overeen? Heeft de Gebeurtenis geene waarfchynlyk, neid, daar 1erufalem in ALEXANDEHS togt naar Gaza en Egypte lag, daar by altyd den Joden gunst heweezen heeft? En Let bet ftilzwygen van andere fchryveren hier wet veel uit, daar wy fegts Uitfchryvers van ALEXANDERS leven hebben, en de egte Gedenkfchritten ons ontbreeken ? Of heeft de haat tegen de Wooden, en de onkunde aangaande die Natie, geese aanlei. ding tot dit fttlzwygen gegeeven ? -- Maar zou de Tekst van JosEPHUS met bedorven zyn`' Moet men de woorden Gaza bemagtigd hebbende, [zo toch luidt de Griekfche Tekst bepaald- lyk by den aanvaug van dit verhaal,] niet doorhaalen, en Ty- rus leezen? En kan hy, geduurende bet beleg van Tyrus, niet gekomep zyn met cene afgezonderde bende to,erufalem? ---- Voorts is bet ongelooflyk , dat men hem DANIELS Bock ver- toond hebbe? En kan by, ten aanzien der Droomen , nict ge- lyk geftaan hebben met NEBUCADNEZAR ? --- lndien deeze redenen de gemaakte tegenwerpingen overweegen, dan ziet mesa hier Gods Opperheerfchappy over de Koningen der Aarde; nevens deszelfs bewaaring en zorg voor de Yooden, zyn Volk, om bet zelve uit alle zwaariglteden to redden: eindelyk men heeft hier een byzonder bewys voor de Oudheid van DANIELS Boek. Wy winnen veel, zo de waarheid deezer Gefchiedenis vast gaat, maar de Beltryders van den Godsdienst Diets, zo dat Verhaal moet verWorpen worden." A5 Its FL. JOSEPHUS WERKEN. met bloemen to doen beftrooien, alle de Poorten to doenopenzetten , en nevens alle de Priesters in 't priesterlyk gewaad gedost, met de andere lngezerenen in 't wit ge- kleed, ALEXANDER, onbefchroontd to gemoet to gaan, en zich op de godlyke befcherming to verlaaten. JADDUS, hier over verheugd, maakte den Volke deeze Openbaaring bekend, en elk bereidde zich, om in dien ftaat de komst des Konings to verwachten. Toen men verftondt, dat by naderde, ging de Hoogepriester, verzeld van de andere Priesters en de Burgery, met zulk eene ftaatelyke praal , zo veel van die van andere Volken verfchillende, hem to gemoet , tot Pan eene plants genaamd Saipha, betekenende zo veel als Uitkyk, on) dat men van daar de Stad Jeru- falern en den Tempel kon zien. De Feniciers en Chaat- deer, die in 't heir van ALEXANDER waren, twyfelden Diet, uit hoofde zyner gramfchap tegen de Jooden, of by zou hun toelaaten ,rerufalern to plonderen, en den Hoo- genpriester, anderen ten voorbeelde, to ftraffen. Maar 't viel heel anders uit: want zo dra zag deeze Vorst niet die groote menigte van Menfchen, in 't wit gekleed, de Priesters met hun linnen gewaad , den Hoogepriester met zynen Ephod van hemelsblaauwe koleur met goud ver- fterd, en zyne muts op 't hoofd met eene gouden plant , waarop de Naam des Heeren gefchreeven flondr , of by naderde alleen tot hem, aanba t dien heiligen Naani, en groette den Hoogepriester, die van niemaut anders nog gegroet was. Toen omringden de jooden ALEXANDER, en wenschten hem, met luider flemme, geluk en voor- fpoed ; maar de Koningen van Syrie en andere Grooten, die hem vergezelfchapten , flonden hierover geheel ver- bausd, meenende, dat by zyn verftand verleoren hadt. Zelfs PARn1ENIO, zyn groote gunfteling, vraagde hem, waarom by, die van al de waereld aangebeden werdt , den Hoogenpriester der ,7ooden aanbadt (b) ? „ 't Is niet , an t- (b) DRIERERrEN merkt hier aan, dat JOSEpntJS, of een an- der, die, voor hero, JADDUS ontmoeting met ALEXANDER opge- fteld heeft, hadt behooren to letten, dat ze met geene omfcan- digheden bekleed werdt, die valsch en met de bekende Histo• rie van dien Vorst ftrydig zyn, hoedanig de vraag van PAEME- Nio is: waarom lay, die van al de Waereld aangebeden werdt,den Hoogenpriester der Yooden-aanbadt i' PARMENio kon toen dee- ze vraag Diet doen , dewyl ALEXANDER, op dien tyd , van nie- mandt aangebeden werdt. Dit was eon Perfiaansch , maar geen- FL. JOSEPHUS WEAKEN. i t antwoordde ALEXANDER, de Hoogepriester, dien ik aan- bid; maar 't is de GOD, wiens dienaar by is ; want toed ik nog to Dio in Macedonie was, en overlag, hoe ik .fife zou kunnen bemagtigen , verfcheen by my in eenen droom, in dit zelfde gewaad (c), vermaande my niets to vreezen, beval my onbefchroomd de engte des Helle- fponts over to trekken, en verzekerde my, dat by myn Heir zoude geleiden, en my 't ryk der Perfen doen veroveren. Hierom kan ik, nooit to vooren iemant met zodanig eeti gewaad, gelyk deezen, die my in den droom verfcheen, gezien hebbende , niet twyfelen, of 't is door eene godlyke beftiering, dot ik deezen oorlog ondernowen heb, en dat ik DARIUS zal overwinnen, het ryk der Perfen vernietigen, en dat alles my naar wensch gelukken zal." ALEXANDER, aldus tot PARMENIO gefproken hebbende , omhelsde den Hoogenpriester, en de andere Priesters, en, daarna, in hun gezelf'cbap voortgaande, kwa.m by dus to ,'erufalem, alwaar by naar den Tempel opging, en CODE offeranden offerde op zodanig eene wyze als de Hoogepriester hem beval, veree- rende hem en de Priesters op eene ongemeene wyze. Dee- ze Opperpriester toonde hem vervolgens bet Boek Van DA- NIEL, in 't welk gefchreven f'ondt , dot een Grieksch Vorst bet ryk der PerJn vernietigen zou (d) , bet geen hem, geenzins een Macedonisch gebruik, welke eer by zich niet heeft willen aanmatigen, dan toen by, no DARiUS dood, mees- ter geworden was van de Perfsaanfche heerfchappy. Indien derhalve deeze vraag verzonnen is van lemand , die in ALEXAN- DERS Hiftorie onbedreeven was ; voor welke munt moot men dan houden bet volgende breede Antwoord, bet geen die Ko- ning op PAItMENIO'S Vraag gezegd worth gegeeven to hebben? OF heeft josErHUS de tyden Met genoeg onderfcheiden , toen by PARMENlo dus liet fpreeken, gelyk zo dikwerf den Historie. fchryveren gebeurt? Heeft by de woorden, die van al de wae- reld aangebeden werdt, als ziende op bet toekomende, in dee- zen zin, die haast van at de waoreld cult aangebeden worden, aangemerkt, (dewvl bet toch binnen kort gebeuren zou ,) dan gal de bovengemelde zwaarigheid weggenomen zyn." ,, (c) Heeft men rcgt om deezen droom van ALEXANDER to verdenken, en als een verflerfel aan to merken? Is aan atsau- CADNEZAR, die mede een Uitvoerder van den Goddelyken Wit was, niets dergelyks wedervaaren? Het aanbidden der Heiden- fche Vorften, to j7erufalem, is daarna, meer dan eons, gebeurd." „ (4) Dc Hoogeptiester zal hem vertoond hebben, de rolle, waar 12 FL. JOSEPHUS WERKEN. hem , toen by bet op zichzelven toepaste , zeer verheug- de. Daarop liet by de menigte vertrekken. Des anderen daags deedt by hen weder to zamen komen, en beval hun to zeggen, wat gunst zy van hem begeerden. De Hoo- gepriester antwoordde, dat zy hem baden, hun to willen toelaaten, volgens hunne vaderlyke wetten to leeven, en hen, in 't zevende jaar to ontflaan van den tol, dien zy hem jaarlyks betaalden. Hy Itondt hun dit toe; en verder verzocht zynde, dat de ,looden , die in Babilonie en Medii waren , insgelyks volgens hunne wetten mogten leeven , beloofde by zulks mede; en zeide, dat indien eenigen van hun in zyn heir wilden dienen; by hun zou toelaaten , al- daar volgens hunnen Godsdienst to leeven, en hunne ge- woonten to onderhouden; waarop veelen zich onder zyne banieren vervoegen. - Na dat deeze Vorst dit to Yerufalem verricht hadt, trok by naar de nabuurige Ste- den , en werdt aldaar met open' poorten ontvangen." waar op Hoofd(uk VIII. en X1. 3. van DANIELS Voorzegging gefchreeven itonden, naamelyk het aangetekende van din Ram en den Geitenbok. De laatte beduidde eenen Koning van Gric- kenland, die de Meden en Perfen zou to onder bre;ngen." Handelingen van bet Geneeskundig Genootfchap, ondcr de Zinfp reuk: Servandis Civibus. Tiende Decl. T e Atm- ferdam, by P. Conradi, 1785. In gr. Svo. 787 bladz. In dit Bockdeel ontmoetetr wy cene zeer fraaije en uitge- werkte Verhandeling van de Heeren N. VAN DER EEM en L. VAN LEEUWEN, Medicinte Dolttores to /Infterdam, over de Vergiften ; zynde een Antwoord op de voorgeftelde Vraag: vat is voor het Menschlyk Ligchaam vergif? En welkeVergifien kunnen in de Genecskunde, zo uit- als in• wendig , onder de vereischte voorzorgen, een nuttig gebruik hebben ? De Toxicologie, of de leere van de Vergiften, is een veld dat tot hiertoe nog zees onvolledig is bearbeid , en waaraan nog, onaangezien de verdieniten van eenen Mead, Boerhaave, Tisfot, de Haan, Hillefeld, Gmellin, de Meza, en andere, nog zeer veel ontbreekt. Do gevoelens der meeste Schryvers omtrent de waare natuur der Vergiften zyn nog zeer verfchillende , en derzelver geneeskundig gebruik nog zeer onhepaald: zommigen heb- ben de beteekenis van het woord Gift, of Ver8ift, in ce- HANDELINGEM VAN HET GENOOTSCH. SERV. CIVIBUS. 13 nen to ruimen , anderen wederom in eenen to bepaalden, zin genoomen : en bier van daan al die dubbelzinnigheid en tegen(lrydigheid, omtrent bet GeneeskundigGebruik der- zelven,bier van daan de verfchillende oordeelvellingen om- trent de waare natuur en eigenfchappen der Vergiften. -- Deeze en foortgelyke beienkingen fchynen dan ook bet Genootfchap Itot het voorftel der gemelde Vraag bepaald to hebben; en bet Antwoord, door de Heeren van der Eem en van Leeuwen daarop toegezonden, en door bet Genootfchap met den gouden Eerenprys bekroond, is zo wel uitgewerkt, dat wy deeze Verhandeling, met recht, voor bet beste Werk houden, 't welk tot hiertoe over dit Onderwerp gefchreeven is. De Schryvers, die zich reeds door hunne Academifche Strydfchriften, als echte Kenners der Geleerdheid hebben gekentekend , geeven in deeze Verhandeling niet alleen de duidelykfte blyken, dat zy bet onderwerp volkoomen mees- ter zyn , en de beste ,)chryvers daar over geleezen en doordacht hebben; maar hun voorflel is daarenboven zo duidelyk, en by den rykdom van zaaken zo kort, dat wy ons durven verzekerd houden, dat deeze Verhandeling de algemeene goedkcuring zal moeten wegdraagen, doch laat ons kortelyk den inhoud daarvan aan(lippen. In de eerfte Afdeeling , word de betekenis van bet woord Vergift naagefpeurd en bepaald. By de Grieken en Romeinen was de betekenis der woorden, welke zy be. zigden om bet denkbeeld van een Vergift uit to drukken , zeer verfchillende , ja zelfs gantsch tegenftrydig. Ilet woord 4patKaxer gebruikten de Grieken veelal om de heilzaamfle Geneesmiddeleu to betekenen ; dan, zomtyds, verflonden zy daardoor een ichadelyk Vergift. Zomtyds echter on- derfcheidden zy deeze verfchillende beduidii g door bet toe- doen van byvoegfels , en noemden de Geneesmiddelen ~a~waxa 7P8Aa, dat is goede , de Vergiften daarentegen oricoaxa Avve~, dat is, fchadelyke of verder flyke; om dit laatfle uit to drukken, gebruikten ook 4riftoteles en Ilip- pocrates, als byvoegfels. de woorden zc~ixc. , verdet flyk, ichadelyk , doodelyk. Uit welk Ales de Schryvers met recht aantoonen , hoe verfchillende de betekenis van dit woord by de Grieken geweest zy. -- Eveneens was bet met de wo,)rden venenum en virus, by de jtomeinen,gelegen; echter blykt bet uit de menigvuldi- ge bygebragte vourbeelden, dat deeze woorden meestal eene kwaa. 14 IiANDELINCEN VAN H'ET CL+N00TSCHI. kwaade betekeuis hadden, fchoon zy ook zomwylen in ee- nen goeden zin gebezigd wierden. In onze taal is de betekeuis, welkc wy aan bet woord Gift, of Yergift , hecliten, bepaalder, wordende namentlyk nooit in eenen goeden zit; gebezigd ; maar betekent al- toos iets fchadelyks, iets verderflyks. De juiste bepaaling van een Vergift is altoos zees moeie- lyk geweest, en bet is bier van than, dat wy uog by gee- nen Schryver eene voldoende verklaaring gevondeu hebben. Die, welke onze Schryvers daarvan geeven, komt ons voor (hoe befcheiden zy 'er ook zelve over denken,) al- gemeen toepasiclyk to zyn. De Vergiften, zeggen zy, zyn Ligchaamen, welke in cone zeer geringe hoeveel- heid, of imvendig gebruikt, of uitwendig aangelegd, in de meeste, gezonde cu aan derzelver werking niet gewoone menfchen, door een byzonder en met hunne grootte niet overeenkomfl4g vermogen , zodanige uitwerkfels voortbren. gen, welke hen van de gezondheid en 't leven berooven, Deeze Verklaaring (Definitio nominalis) word vervolgens oordeelkundig ontleed, en op de onderfcheiden foorten van Vergiften toegepast. By bet geneeskundig gebruik der Vergiften, moet men wel in bet oog houden , dat dezelve verdeeld worden in onbepaalrle en betrekkelyke (abfoluta & relativa.) De eer- 1}en beneemen ons onze gezondheid en levee altoos , in welk eene geringe hoeveelheid zy ook toegediend worden : de laatfte daarentegen hebben deeze uitwerkfels niet, dan in eene wel geringe, doch zekere, en genoegzaame, hoeveelheid, en'deeze laattte zyn bet, van welker gebruik, als'Genees- middelen, in de tweede Afdeeling gehandeld word. Gaarne zouden wy onzen Leezer ook een korte fchets van dit tweede , en gewigtigfte , gedeelte der Verhandeling mede.. deelen : ware bet niet dat de menigvuldigheid der daarin voorkomende onderwerpen , en de kortheid die wy in onze Recenfien doorgaans in bet oog houden , ons zulks be- letten. Dit a11e:n zullen wy 'er nog maar byvoegen, dat de ge- leerde Schryvers, aan dit gedeelte der verhandeling, geene moeite gefpaard hebben , om aan bet zelve den mnogelykften graad van volkomenheid to geeven : alle de bekende foorten van betrekkelyke Vergiften worden bier afgehandeld : derzel- ver geneeskundig gebruik bepaald, en met menigvuldige waarneemingen der beste Schryvers gellaafd: zo dat men hier in een kort beitek alles vindt, wat men tot bier toe SERVANDIS CIVIBUS. I5 toe over bet gebruik en misbruik der Vergiften gedacht en gefchreeven heeft. Jammer is her, dat deeze Verhandeling in eene taal gefchreeven is, die onder de Buitenlandfche Geleerden zo weinig bekend is; to meer nog, daar dezelve oorfpronglyk in bet latyn is opgefteld. Dan , wy hoopen , dat dezelve, door de vertaalzieke Duitfchers, wet binnen kort zal overgezet worden. Achter deeze Verhandeling, vind men nog eene andere over bet zelfde onderwerp, door den Heer F. w. VAN DER LEEUW, Geneesheer to Stevenswaarde, nan wien de Zilveren Gedenkpenning is toegeweezen. Deeze Verhandeling alaakt, onder bet welneemen van de Heeren Be{luurderen van dit Genootfchap, een llegte Fi. guur by de voorgaande, zo regtmaatig met de Gouden Medaille beloond. Twee zonderlinge waarneemingen van de Heeren J. BARLINCKHOFF, Medicine Doctor to Doc- kum, en H. KEULS, Chirurgyn in dmfterdanl; befluiten dit Boekdeel. Inleiding tot de kenni.f der,Natuurlyke Ji ysbegeerte, door T. EsDR1, A. L. M. Ph. Dr. en Lid van het Utrecht- fche- Provinciaale Genootfchap van Kunften en IVeeten- feliappen. Met Plaaten. hierde Deel. Te Leyden, by F. de Does, Pz. 1785. !n gr. oc?avo, 547 bladz. aar de voorheengemaakte tweeledige verdeeling van 1\T de Meer der Bcweeginge, in eene Befchouwende en Beoe- fenende TVerktuigkunde, volgt in dit Vierde Deel, op bet nagaan der Bef houwwende , in 't Derde Deel afgehandeld, de overweeging der Beoefenende Werktuigkunde, anders ook wel, als by uitneemendheid, alleen de lhcrktuigkrrnde genoemd; om dat dezelve eigenlyk de werking der Werk- tuigen ten hoofdonderwerp heeft. In de ontvouwinge hier- van gnat de Veer Esdre', op denzelfden klaaren en geleide- lyken leertrant, voort, dien wy reeds meermaalen in 't be. loop van dit Werk opgemerkt hebben, en die zyne onder- wyzing voor het algemeen hoogstnuttig maakt. Hy vangt hier zyn onderwys aan, met eene ontvouwing van de algemeene kL'ndigheden nopens dit onderwerp; ver- deelende hetzelve in de IWeegkundige LJlerktuigkunde gaan- de over het Evenwigt, en de eigenlyk gezegde Werktuig- kunde, betrekkelyk tot [Terktuigen , welken dienen tot bet vervoeren en verplaatzen van lasten; die in enkedvoudige en 1s f. EsDalr en zamengefelde Werktuigen onderfcheiden worden. By de ontvouwing hiervan voegt by eene verklaaring der drie dingen, die alle Werktuigen gemeen hebben; to weeten, bet werkencle hermogen , of de Bewecgkragt; de to bewee- gen of vervoeren Least, of de AVederftand die overwonnen moet worden; en get Stewipunt of Schraagpunt, waarop get Werktuig rust of waardoor get onderlleund words. -- Na get afhandelen hiervan ftond, volgens de bovengemelde verdeeling, de Weegkundige Werktuigkunde eerst in aan- merking to komen; dan de Heer Esdr2 vindt get, op goe- den grond, raadzaam, om den Leerling vooraf de noodige onderrigting to geeven , wegens den Ilcfboom ; nademaal dezelve de grondflag is van alle Werktuigen, en dus ook van die Zamenflellen, welken tot de [Vcegkunst behooren. Zulks doet hem de drie verfchillende fourten van Hefboo- men afzQnderlyk nagaan ; by die gelegeuheid ook handelen over de Draag- en Trekboemen; en tevens, als zynde hier de gefchiktfte plaats, den aart en werking der fchuine Ver- mogens ontvouwen. Met de voorftelling hiervan de noodige voorafgaande kun- digheden , genoegzaam , opgehelderd hebbende, komt de Onderwyzer nader tot de befchouwing der Werktuigen zel- ven ; en wel, in de eerfle plaats, met betrekking- tot de Jf7eegkunst , ter verklaaringe van de werking en get rechte gebruik der Weeg.fehaalcn met gelyke, en der Unfters met ongelyke , Armen. - Hierop gaat by over tot de eigen- lyk gezegde Werktuigkunde , waarin, volgens get opgc. melde , enkelvoudige en zamengeftelde Werktuigen in over- weeging komen. De Heer Esdrd had zig voorgetleld, zyne behandeling van dit gedeelte in eens of to geeven; maar get vereischte getal van Plaaten heeft die uitvoering eenigzins vertraagd : uit then hoofde vervat bet thans afge- geeven alleen de enkelvoudige Werktuigen; en 't overige, de zamengeftelde Werktuigen betreffende , ftaat binnen kort insgelyks get licht to zien. - 't Is bekend , dat de beoefenaars deezer Weetenfchap, in 't bepaalen van 't getal der Werktuigen, die men enkelvoudigen noemt, verfchillen. Onze Autheur bepanlt dezelven tot de vyf volgende : de Hefboom , de Katrol, get Il7indas, de Wigge , en de Schroef. Van deeze zyne bepaaling en fchikking, heeft by, in 't begin van dit Deel , voldoenende reden gegeeven; en naar dezelve richt by nit zyn onderwys, aangaande derzel- ver werking en gebruik. Vary den Hefboom , als den grondflag aller Werktuigen , reeds gehandeld hebbende , pat INLEIDING TOT DE NAT. WVSBEGEEV TF. 17 gnat by in de bovengenoemde orde voort , en geeft zy- nen Leerling eene duidelyke onderricliting van 't Been men , omtrent ieder der overige enkelvoudige Werktui- gen , in opmerking heeft to neemen. De Ileer Esdre' heldert 'zyn onderwys in dit Deel , even als in de voorigen , meermaals op , door 't zelve ook toe- pasfel~k to maaken op de dagelykfche gebruiken veeler Werktuigen ; waarvan wy, (te meer daar andere fiaalen tut dit Werk by to brengen , noodwendig de daar toe behoo. rende Figuuren vereifchen,) tot een voorbeeld Dog zullen mededeelen, bet geen by ons nopens de werking de llfesfeaa en Schaarcn meldt. De 1L7eester, zynen Lcerling onder 't oog gebragt hebbende, de verfchillende gedaante der Ii'iggen, en byzonder gefproken hebbende van derzelver fnydenele gebruik , laat zig by die gelegenheid verder in , in con geiprek over bet fnyden met Schaaren en iVlesfen. „ De fnede, zegt by, van eene gemeene Hand- of Zakfciiaar; - die der Koperflagers; -- der Tuinieren cnz. rechthoekige Miggevs (*), welker fnede alleen door drukking tusfchen de declen van bet to fnyden fink word ingedreven. Byaldien de fnede van eene Schaar twee Vouwkanten had , zou inen met dit Werktuig niet konnen fnyden, aangezien bet een noodzakelyk vereisclite is, dat de twee vlakke zyden tekens elkander fchuiven, ten cinde bet fink tusfchen de twee fiieden to konnen vat- ten, en door drukking van een to fcheiden. „ L. 1k bezef nit doze bygebragte reden, dat een Schaar (van wat foort ook) noodzakelyk eene platte iii eene fchuine fnydende karat moet hebben; want zo beide de zyden fchuin naar elkander toeliepen , zou bet to fny- den flak tusfchen de twee bladen niet gevoeglyk gevat, en overzulks behoorlyk gelueden konnen worden. Dat zulks waar is blykt (myns bedunkens) klaar uit een Schaar, welker bladen, wegens de fiapheid van den Klinknagel niet fluiten , en overzulks bet to fnyden lul, , zo als we] behoorde, genoegzaam knellen kunnen. In dit geval leerd de ondervinding, dat bet fink tusfchen de twee bladen telkens infchiet, zonder afgefneden to worden. Het zelvde nu zou moeten gefchieden , wanneer de twee bladen van de Schaar ieder gesn vlakke , en (*)'Er zyn twee zoorten van Witrgen, rechthoekigen, wel- ker twee Zydvlakken rechthoekige Driehocken zyn; en gelyk- beenieen, welker twee Zydvlakken gelykleenige Driehoeken zyn. I. DELL. N. ALG. LETT, NO. I. R Is J. ESDRE en te,,;ens elkander fluitende zyde hadden , gelyk zulks zou plaats hebben, wanneer beide de zyden van de fnede fchuin naar elkander toeliepen. M. Uitmuntend wel hebt gy de zaak nader opgehel- derd. Laaten wy nu ook de werkzaamheid der ge- woone Mesfen onderzoeken. ,, EenMes is in defzelfs oorfpronglyk famenflel eene gc- lykbee;aige Wigge. De Rug van hetzelve is de Kop der Wigge. Hoe kleiner deze breedte is, hoe fcherper ook de fnede. L. Zeer zeker. - Als dan is de hock, door de twee zyden van de fnede gemaakt, zo veel kleiner. M. Men kan nit de bovenkant van den Rug egter, in alle foorten van Mesfen, altyd de fcherpte der fnede niet afmeeten. L. Waarom niet? M. 'Er zyn Mesfen, welker fneden by uitflek dun en fyn zyn, en waarvan bet Lemmer egter een zeer dikken Rug heeft. By voorb. een Scheer•mes is bet fcherp- ile van alle de Mesfen, en heeft dienvolgens de dunfle fnede, desniettegenflaande een aanmerklyk breeder en dik- ken Rug. Deze dikte nu kan men geenszins voor den Rug of Kop van de fnede houden. - --- 0 Neen ! Het is bekend, dat de hreedte van bet Lemmer, tusfchen de fnede en den boven-Rug, hol uitgefleepen is. In deze holte is eigenlyk de plaats, daar de Kop of Rug van bet fcherp moet gezogt worden. Doze gedaante is volflrekt noodzakelyk, want zo bet Lemmer uiet hol uitgeflepen wierd, zou de fnede to flomp moeten vallen, by aldien men de gewoone breedte van her Mes wilde behouden. L. Zeer zeker zou zulks moeten ,gefchieden. Maar zou her Lemmer niet fwaJler kunnen genomen wor- den. M. Dit zou men kunnen doen; edoch bet Werktuig zou alsdan geenszins aan bet gebruik beantwoorden. De gewoone breedte der Scheermcsfen is, naar myne ge- dachten, om twee reden noodzakelyk. i. Moet de Rug dik zyn, om bet gedeelte van bet Lemmer, tusfchen de fnede en den Rug, to flyven; anderszins zou bet Lemmer to buigzaam zyn, en gevaar loopen van to fprin- gen. 2. Is de breedte van bet Lemmer noodzakelyk, om dat bet gebruik vereischt, dat de afgefchooren floffe een wyl- IILEIDING TOT DE NAT. WYSERGEERTE. 19 wyl tyds tegens de breedte van bet Mes kan oploopen, en alzo verzameld worden. L. 1k ben voldaan. M. De gemeene Mesfen vereifchen deze voorzorge Diet. De Rug van bet Lemmer is daarom de Kop van de Wigge of van de fnede. Dit zy genoeg betrek- kelyk de gedaante der Mesfen; nu zullen wy derzelver werkzaamheid, namenlyk bet Snyden, ter overweeging neemen. Bet Snyden is cen werkzaamheid, welke iedereen oppervlakkig kent, maar Diet zo algemeen zal weeten grondig to verklaren. „ Een Mes, 't welk men op een {luk hout of eemg an- dere ftofle {leld, om die in flukken to fyden, heeft, ge- duurende deszelfs werkzaamheid, tweeerleie beweeging: namenlyk eene, met welke bet Lemmer, door drukking, tusfchen de flofdeelen indringd: - eene tweede, met welke bet, tevens been en weder getrokken zynde, de deelen van een rukt, en dus affcheid. Beide deze beweeging, en vooral de laatfle, is volftrekt noodzakelyk ; want zo men by voorb. een fnede van een Brood wil affnyden, en bet Mes ten lien einde flegts aandrukte, zou men, dus doende, tusfchen de van een to fcheidene deelen wel indringen, maar egter niet dan bezwaarlyk bet iluk konnen affcheiden. Maar, wanneer men al drukkende bet Lemmer tevens been en weder trekt, zal de fnede zo dun, als men begeerd, kunnen worden af- gefneden. L. Waarom? M. Om dat de fnede of bet fcherp Diet anders is, dan Pen Regel van voor het bloote oog onzichtbare fcherpe punten of tandjes, welke, tusfchen de flofdeelen inge- perst zynde, naderhand de deelen van een fcheiden, zo ras men al drukkende tevens bet Lemmer been ca weder trekt. L. Deze reden is klaar Hieruit blykt onweder- fprekelyk , hoe noodzakelyk bet zy, dat Men, in bet fny- den, bet Mes Diet alleen aandrukke, maar ook to gelyker tyd been en weder floote. Ik wil wel bekennen, de werkzaamheid van een zo gemeen Werktuig Dimmer uit dat oogpunt befchouwd to hebben. M. Hieruit is mede blykbaar, waarom een Mes met een groffe fnede, dat is, welk op een groffen Preen, of flypplank met land gefleepen is, een fluk Diet zo glad zal affnyden, dan wel wanneer hetzelve op een fynen B a ilceu 9.0 J. ESDRE, INLEIDING TOT DE NAT. WYS6EGEERTE. ileeu is aangczet: want de fnede word in bet laatstge- nocmd geval niet alleen dunner, maar ook, de tandjes veel fyner en kiciner vallende, maken op de oppervlakte des afgetiteedcn llul:s minder zicbbare kratzen of llriemen. Om diergelyke reden zult ge een Timmerman zync Bytels eerst op ectl groffen, en naderhand op een fyner Olylleen zien aantlryken. Om gelyke reden is men verpli;,,t om ceii Pennemes , na 't op eeu Olytleen behoor- 1yk gefleepen to hebben, vervolgens aan to zetten op een le- deren Riem, welke laatfle bewerking aan het Mes een fy- nere fnede byzet; anderzins zouden de tandjes der fnede to groot vallen , en dus de Schaft niet glad genoeg kun- nen affnyden ; 't geen in bet vermaken van cen Schryfpen vooral noodzakelyk is, dewyl het geringile vezeltje aau de punt de fchoonheid en duidelykheid der Letteren zou benadeelen. L. Het cen en ander is waar, in die vooronderflelling, dat de fnedc van een Mes tandjes beefs. Ik heb zulks to vooren nooit kunnen vermoeden. M. Begeerd ge hiervan overtuigd to worden, gelievd dan (te huis gekomen zynde) bet fcherp van uw Zak-, en naderhand van uw Penne-ones door een Vergrootglas tc befchouwen , gy zult myne gezegden met de waarheid overeenkomflig bevinden. Zelfs heeft zulks plants in de Scheermcsfcn en Laalvlymen, hoe dun en fyn de- zelve ook van fnede mogen zyn. „ floe kleiner de tandjes, hoe fyner de fnede, en dus hoe gladder de afgefnedcn oppervlaktens zullen zyn. Een Chirurgyn is verpligt met zeer dunne en fyn aange- fireken Meslen to werken, en zulks om de even verklaar- de reden: want eene infnyding in eenig vleefchig deel moetende doen, en dit met een grof of gemeen Mes wil- lende verrigten, zou geen genoegzaam gladde en effete fnede honnen maken , maar integendeel de van een to fchei- den deelen (als bet ware) van elkander affcheuren; bet geen den Lyder een merkelyk grooter pyn veroorzaken, en daarenboven de aaneenhegting in veele gevallen moei- lyker, en her Litteken na de gencezing zichtbaarder zou moeten maken." RAPPORT VEGENS BREST. 21 Rapport van de Heeren , door hun Iloog. J fog. Gecommit- tecrd, tot pet onderzoek lyegens de redenen van non- execulie, van hun Hooy?. lllog. ordees, tot het verzen- den van lien Schepen naar I3rest. Te bekomen te Dord- recht, by Blusfd, /lmJierdam Verlem en Schuurman, enz. 335 bladz. in gr. octavo. it Rapport is, zo we] wegens bet gewicht der zaake , Ddaarin vervat, als wegens de Vaderlandiche rondbor- ftigheid en befchaafde kieschheid, die in deszelfs opitel doort}raalen, de aandacht der Natie dubbelwaardig. En fchoon bet zommigen, die met foortgelyke gefchriften niet zeer gemeenzaam zyn, bier en daar wat duister mo. ge voorkomen, is pet echter met alle duidelykheid, die men in cen bericht wegens zulk een ingewikkelde zaak verlangen kan, opgefteld. Men kan nit pet gantfche be- loop duidelyk befpeuren, dat 'er geheime beweegraderen moeten gewerlrt hebben, die de uitvoering van hun Hoog Mog. orders gef'remd hebben, fchoon men deeze beweeg- raderen zelve niet dadelyk ziet werken. En fchoon Hee- ren Gecommitteerden in hun onderzoek veel peter geflaagd zyn, dan men zich ooit had durven voorftellen, fchynen zy echter niet tot eene volkomene ontdekking der waar- heid gekomen to zyn, gelyk zy ook zelve to kennen_ gee- ven, „ dat zy zich buiten flaat bevonden hebben om pet in deeze zaak tot eene meerdere of vollediger klaar- heid to brengen, alzoo de aart van bet aan hun gedetnan- deerd politiek onderzoek, en de bepaaling by H. H. M. Refolutie ge ranifesteerd, geen middel van Conftrainte tot onbewimpelde openbaaring der waarheid gedoogde, en zulks dus gerefervcerd moet blyven voor die geenen, wcl- ke by vender onderzoek in deeze zullen worden gequalifi- ceerd of Competent verklaard : doch dat zy nogtbans meenden zich verzekerd to mogen houden, dat of fchoon zy breedvoeriger, dan de gewoohe termen van een Rap- port doorgaans medebrengen, hierin waren uitgeweid, bet oplettend onderzoek van Hun Hoog Mog. echter de nood- zakelykheid hiervan ras.zoude ontdekken, zoo in pet ge- wigt van deeze Commisfie, 't welk, naarmate van de zich developpecrende om iandigheden , meer en meer was toegenomeu, als in de menigvuldige en Reeds onderling verfchillende uitvluchten, waarmede men, by pet neemen der Information, veelal getracht had, de attentie van bet B 3 Be- 22 RAPPORT WEGEt S BREST. Befogne van den waaren Nat der zaaken of to trekken, en in een zee van opgegeeven tegenitrydigheden zich to doen verliezen; ten einde dus, (want hierin alleen kan bet oogmerk daarvan beftaan hebben) dit onderzoek zelve ten eenei aal infru&ueus to maaken." Wy zullen, in plaatze van eenige afgebrokene details uit dit rapport, dat in zyn geheel verdient geleezen to worden, to plaatzen, onzen leezeren de Conclufie mede- deelen, welke Heeren Gecommitteerden gemeend hebben nit bet verhandelcie, by wege van famentrekking der ge- detailleerde pointers, to kunnen en to moeten afleiden. „voor eerst,dat de Scheepen, in bet Jaar 1782 door hun Hoog Mog. naar Brest gedestincerd, niet van al bet nodige, 't welk tot die Reize, zo als bet oogmerk daar- van by hun Hoog Mog. Refolutien van den ;den Oftober omfebreeven was, in den vol(len en ruiml'en zin wierd gerequireerd, zyn voorzien geweest. „Ten tweeden, dat bet alzoo plaats gehad hebbende ge- brek , in eenen verfchillenden graad, gedeeltelyk moet worden toegefchreven aan de Generale by de Marine plaats gehad hebbende direeie, en aan de particuliere behandeling van bet Collegie ter Admiraliteit to Amfterdam, met op- zicht tot bet doen viCtualieeren der Scheepen; en gedeelte- lyk aan de befchikkingen zo van den Commandant der Vloot en dien van de Rheede van Texel, als van fommige der byzondere Bevelhebbers van de Scheepen, tot de voorsz. reize gedestitteerd geweest. „ Ten derden, dat bet gebrek of mindere voorziening der Scheepen, zo als dat een en ander effeclivelyk plaats gehad heeft, evenwel niet heeft uitgeleverd zulk een impediment, waardoor bet doen der reize naar Brest, op den voet van de daartoe gegeeven abfolute ordres, volftrekt infaifabel moest verklaard worden; en dus, wanneer bet voor zoda- nig is opgegeeven, aanmerkelyk is geexaggereerd, en in zo verre mitsdien to houden is voor een pretext. „Ten vierden, dat de redenen, waarom de ordres tot de expe3itie naar Brest niet uitgevoerd zyn, eigenlyk, (bet motif van ongenegenheid van fommigen tot dien tocht bier in 't midden gelaaten wordende) beftaan hebben in de ver- grootende denkbeelden, die men aan de mindere gefchikt. held en voorfiening der Scheepen, in den ruimien en vollee- digften zin genomen, heeft getracht to hechten, zonder in- tusfchen lets in 't werk gefteld to hebben, om, naar tyds- omftandigheid, in de opgegevene defeetueuze ge[leldheid der Schee- RAPPORT WEGENS EREST. 23 Scheepen eenigzias to remedieeren; voorts in bet verkeerd begrip, dat men zich van den waaren zin van hun Hoog Mog. Refolutien, (althans zo als dit door zoutmigen is opgegeeven) heeft geu,ormd; in de fuppofitie der meeste Officieren, dat de Scheepen, offchoon geenerlei ordres hiertoe aanleiding gaven, tegen bet najaar zoudeu worden opgelegd, conform welk denkbeeld de meeste inrichtingen dan ook vry arbitrair gemaakt waren; en eindelyk in de fiuguliere en alleszins bedenkelyke wyze, op welke men zich de beoordeeling van hun Hoog Mug. volllr,:kte, en geenerhande willekeurige uitzonderingen permitteerende, ordres, veroorloofd heeft. „En laatflelyk ten vyfden: dat alles to fhmen genomen de betoonde gevoeligheid der refp.cftive Bondgenooten, over dit eclatant geval, ten hoogften moet billyken ; zo wel als hoogst derzelver gedeclareerd verlangen , ten einde daaromtrent eene gepaste voorziening geaaan zoude wor- den. „ Dan dat, wat die voorzieninge zelve betreft, die in deeze gefteldheid van zaaken nu het convenabelfte zoude kunnen worden gereekend; zy Heeren Gecommitteerden zich by hun bog Mug. van den 23 December 1783 niet geroepen of gequalificeerd gevonden hebbende, om dies aangaande onderzoek to doen of een Advis to Suppeditee- ren; derhalven de bepaaling daarvan, als niet onduidelyk by die Refolutie voor hun Hoog Mog. zelven gereierveerd zynde, aan 1'-hoogst dezelven eerbiedig zouden overlaaten, in 't vertrouwen dat de gefiuppediteerde ouvertures mate- rie genoeg aan de hand zouden geeven, om in deeze eene gepaste, en naar 't gewigt der zaa'ke geevenredigde, bepaa- ling to maaken." By het flot van dit Rapport hebben Heeren Gecommit. teerden nog gevoegd de opgave van cenige het work der Marine meer in 't generaal betreffende omflandigheden, welke, daar zy aan 't hefogne waren voorgekomen uit haar aart altoos aanleiding to kunnen geeven, zo tot eene reeele, als tot eene voorgewende,.ongereedheid der Schee- pen, mitsdien begrepen wares, in zo verre en in dien zin ook onder de medewerkende redenen, waarom de Ex- peditie naar Brest niet uitgevoerd is, geteld to kunnen worden. Onder de verfcheidene redenen, welke Heeren Gecom- mitteerden met zeer veel grond als zodanig in overwee. ging geeven, brengen zy ook by het denkbeeld, bet welit B 4 tit 24 RAPPORT WEGEN3 BREST. uit de behandeling deezer geheele zaak Ian 't Befogne ge- bleeken is, doorgaans by de O!fcieren to hebben plants ge- had, namelyk; dat zv, offclioon po/s'tivc ordres van lrun Ho og Mog. ontvangende , die , na g~Jioudcu be!bgnes met de 11dmiralitciten , c;i mst voorkennis van den h oer 4diniraal Gcneraal, (en dus met communicatie van dezulken , in wel- ken eene genoegzaame kundigheid wegens den Staat der Scheepen niet kan of mag worden gefupponeerd nntbrokea to hebben ,) zyn gearresteerd, evenwel de uitvocring van zodanige ordres aflwugkclyk mogen iaaken van loin byzon- der oordeel., of lots diergeiyks raad aam zy dan niet. lieu Systema, 't welk, indien der Oficieren gezag tegen over den Souverain tot die hoogte moet gereekend worden gelleen gen to zyn, dan misfchien wel de gront(ie en voornaam(le reden van c:c non-executie der Expeditie naar Brest in zich zal hevatten. Dan hoedanig Systema Heeren Gecommitteer- den teffens hadden moeten confidereeren , als met alleen in 't generaal lirydig tegen de aucl:oriteit van den Souverain , en de zo hoognodige Subordinatie in den dienst; maar tef- fens ten uiterfle temerair in de applicatic; alzoo bet van zelve {preekt, dat de Souverain redenen kan hebben van bet uiterfte aanbelang voor den Staat, fchoon aan de com- mandeerende Officieren van een Vloot of Esquader geheel onbekend, om zeker. Expedition abfolutelyk to ordonnee- Ten , en derzelver Executie vol(lrektelyk to begeeren , of- fchoon ook eenige hew wel bekende, maar iiiet onoverko- xnelyk toefchynende zwarigheden, clewelkc 's Lands welzyn hem noodzaakt voor then tyd over 't hoofd to zien, daarre- gen, in andere gevallen, als bedenkelykheden van eenig ge- wIcht, zouden kunnen worden gemoveerd. Gelyk bet ook handtastelyk is , dat bet Vaderland meenigmaal aan onher- itelbaare nadeelen zoude zyn blootgclleld, indien de Com- mandanten van een Vloot of Esquader, wien de zwarighe- den, welke zekere Expeditie, in 't afgetrokkene befchouwd, moesten afraden, wel bekend zyn, maar die daarentegen de redenen van ftaat, om welke de Expeditie evenwel nood- zakelyk gekeurd is, geheel ignoreeren, dezelve , op bun eigen oordeel en begrippen , zouden achterlaaten. Van welk cen en ander, zonder nader betoog, de toepasfing op bet voorhanden zynde geval genoeg zal kunnen worden opge- waakt. Va- J. KOK, VADERLANDSCH WOORDENBOEK. 25 Vaderlardsch Woordenboek, door JACOB us KOK. Dertiende decl, DR-EN. Met Kaarten , Plaaten en Pourtraitten. Te finflerdain, by J. Allart, 1785. Behalven den IVaam- wyzer, 332. bladz. in gr. octavo. D it Werk , dat wy reeds meermaalen als cen nuttig Woordenboek, met opzicht tot de voornaamlle byzon- derheden van ons Vaderland hebben aangepreezen, waaruit ieder weetgierige de vereischte onderiichting wegens bet een of ander tot's Lands gefchiedenis of toefland behooren- de, gereedelyk kan erlangen, en tevens nit de aangewee- zene bronnen aanleiding krygen om van bet bygebragte een uitvoeriger verflag aan to treffen. flit Werk (zeggen wy) wordt thans Diet alleen op den ouden voct voortgezet, maar daarenboven vermeerderd met Kaarten , Plaaten en Pourtraiten, die bet zelve Diet alleen een nieuw fieraad byzetten , maar ook fomtyds tot opheldering van bet een' of ander Artikel flrekken kunnen. Gaven wy , by ons verflag van bet voorgaande deel deezes Werks, als een by- zonder flaal nit het zelve op, de naauwkeurige opmerkin- gen van den 1Ieer van de Wall, wegens het aantal der ver- dronken dorpen, by bet bekende onderloopen van de Zuid- hollandfche Waard, in den jaare 1421, thans zullcn wy onzen leezeren mededeelen bet geen de Schrvver heeft aau- geteekend , nopens de Dyken , als die Kunstgewrochten , welke de binnenlanden voor de overilroomingen en bet ge- weld der wateren• beveiligen op die plaatfen, alwaar de Al- macht geene Duinen geplant beefs. „ Zy zyn to famcn gefleld uit aarde, klei, en andere daar toe dienftige floffen. De lieden, die bier aan arbeiden, worden Dykers genaamd. De veelheid en magt van water heeft de eerfle aanleiding gegeeven tot dit hulpmiddel, om haven en ]even in vei- ligheid to flellen. Naar gelange de bewooners , byzonder van deeze gewesten, voor bet geweld van water bloot Ia- gen , hebben zy zich op de volmaaking deezer Kunst meer en meer moeten toeleggen. De groote Rusfifche Keizer, PETER DE I vergeleek Holland by een vat , en de Dyken, van welke bet omringd wordt, by de Hoe- pels , die bet vat aan een houden op dat bet Diet in dui- gen valle. Men wil dat deeze Konst reeds by de Egyp- tenaars bekend was, en dat zy den Nyl en andere ftroo- men, door dit middel, binnen hunne oevers wisten to be- dtvingen. B 5 „ On- 26 J. K 0 K „Onzekerder is bet, wanneer bet bedyken van de tegen. woordige Landen van Holland, Zeeland en Friesland ee- nen aanvang heeft genomen. SIIALLEGANGE , in zyn Chronyk van Zeeland, is van gedachten, dat de Cimbren bet dyken van de Grieken geleerd hebben. Doch wy ge- looven, dat al vat verhaald wordt, wegens bet leggen van Dyken, zo in Zeeland als F; •iesland, als reeds v66r Christus geboorte gefchied, indieu geen beuzeltaal, ten minilen zeer onzeker to zyn. Althans indien men geloof mag flaan aan de befchryving van Plinius, die in bet laatst der eerfle eeuwe leefde, woonden toenmaals de vol- ken wel op hooge heuvelen, doch waren nog niet voor- zien van Dyken. Zyn verklaarder Furmerius zegt in zy- ne Friefche Jaarboeken: „ De gedaante van Friesland was • toen anders als nu, wyl bet bier door aanfpoeling • toenam, en daar door affpoeling afnam. Naar 't poor- • delyk gewest, bet welk door de Brittannifche Zee be- „ fpoeld wordt, is 't overal laag, door veele moerasfen • ontoegangklyk , met veele meeren of poelen en flaande „ wateren doorfneden, welke door veelvuldige rietfchorren „ alomme ongedaan, met geene Dyken of Sluifen tegen het • geweld der Zee voorzien zyn." Uit dit en andere be- wyzen, welke zouden kunnen worden aangevoerd, durven wy hefluiten, dat v66r den tyd, met welken de Jaartelling der Christenen een aanvang neemt, de oude Friefen nog door geene Dyken befchut werden; maar dat zy dit hulp- middel eerst geleerd hebben van de Romeinen, die, ge- lyk uit verfcheidene plaatfen by TACIT US blykt, in bet leggen van Dyken zeer ervaren waren. Under anderen verhaalt by in bet I3de zyner Jaarboeken, Kap. 31, hoe PAULINUS POMPEUS, Stadhouder ten tyde van NERO, een Dyk, ter weeringe van den Rhyn, deed maaken. Dit was dezelfde Dyk, die zestig jaaren to vooren, door DRUSUS begonnen, maar onvoltooid gelaaten was, en die dertien aaren laater door CIVILIS weder verbroken werd. Van de Ilomeinen is deeze Kunst overgegaan op de Franken , die op bet ouderhouden der Dyken verfcheide wetten maak- ten, welke in de Verzameliug der Capitularia en Saxifche Landrechten to vinden zyn. „ Onzeker is bet ondertusfchen,wannneer de eerfle bedy- king in Holland en Zeeland gefchied zy. Zommigen ftel- len dit op bet jaar 37, anderen op bet jaar 42, zy gee. ven daarvan de eer aan CLAUDIUS CIVILIS. Anderen, die minder geloof verdienen, verfchuiven deezen nuttigen ar- beid VADERLANDSCN WOORDENBOEK. beid tot op bet jaar ii8o. Doch ooze oude Jaarboeken, die, al your then tyd, van doorbraaken van Dyken en Dammen gewag maaken, werpen dit gevoelen om verre; 't welk nog verder van zyne kracht beroofd words door de aloude benaamingen van Steden en Dorpen , die met Dyk of Dana eindigen, hoedanigep zyn Lattendyk, .Elle. svoutsdyk , ,iivertsdyk , en anderen die op Dam uitgaan. Veeleer zou men JUNIUS kunnen gelooven, dat de Bata- vieren, die Kunst van de Romeinen geleerd hebbende, de- zelve aan de Friefen, Hollanders en Zeeuwen hebben me- degedeeld. De Friezen fchreeven dit veelal toe aan AD- GILLUS, die regeerde in het ,aar 640, of daaromtrent. Bet blykt ook, dat zy in bet: dyken zulke goede vorderin- gen maakten, dat zy daar door bet byzonder voorrecht verkreegen , van niet buiten de grenzen van bun Vader- land den kryg to moeten volgen; van welk voorrecht zy naderhand, tegen Keizer FREDERIK DEN I11,zich met 'er daad betiienden. „DoUzA verhaalt in zyne Jaarboeken,dat de Zeeuwfche Eilanden, omtrent bet jaar 758 door de Gothen en Deenen met dyken en dammen omgeeven zyn. SMALLEGANGE beweert , dat een groot deel van Zeeland, reeds voor 't jaar 833, met Dyken, Dammen en Gebouwen voorzien was; doch dat Duiveland, Noordbeveland, Wolfaartsdyk, Zuid- beveland en Tholen, eerst iia bet jaar 850, bedykt zyn. In de Vlaamfche Chronyken leest men , dat in bet jaar I I8o, door de Hollanders, de Dyken en Dammen to Sluis gemaakt wierden , en dus meer dan loo jaaren nadat Hol- land bedykt was. Van tyd tot tyd zyn dus de aan Zee gelegene Landen, ten deele bedykt, en ten deele daar door, voor de overflroomingen beveiligd. Wy zeggen , ten deele, omdat de droevige ondervinding maar al to dik- wils geleerd heeft , hoe zelfs de allerzwaarfte Dyken door bet onweerftaanbaar geweld der flaande wateren verbroken, en de fchoonfte Landen ten prooije der zilte wateren ge- worden zyn. GUICIARDIN en BERTIUS, in hunne be- fchryvingen van Vlaanderen, verhaalen , dat aldaar, in 't jaar 1340, in gebruik was, wanneer men Land verkocht of verpandde,, met uitdruklyke woorden in de Koopbrieven to fchryven, mdien bet Land binnen de tien jaaren over- flroomd werd, dat de koop als dan to niet was; waaruit blykt, dat by ondervinding gebleekeu was, hoe weinig vertrouwen men op de Dyken kon flellen. Bykans onnoemelyk zyn de kosten, welke het leggen en onder- bou- 23 J. K 0 K houden der Dvken vordert. Om niet to fpreeken van de Oosiyriefche Dyken , en ons alleeu tot die van Zeeland to bepaalen; VAN METEREN ell SMALLFGANGF teekenen aan, dat de omloop der Landen van Zeeland, zo verre die met Dyken bezet en befchut zyn,, wet geinecten zynde, veertig mylen weegs bedraagt, elke myl van veertig hon- derd roeden, (THUANUS zegt 400 en PARS Z4oo roeden) en dat elk roede dyks, de eene door de andere gerekend, gekost heeft ruin io ponden Vlaams, of 6o guldens, van so ftuivers ieder gulden; zo dat, zeggen zy, volgens deeze rekening, alle de Buitendyken, to amen genomen, komen to ftaan op deriig tonnen gouds. T huanus, uit dit Dykmaa- ken, den rykdom van 't Land afleidende, zegt ap 't jaar 159o, van Holland en Zeeland fpreekende : „ Uit geene • zaaken kan men beter den rykdon van dezelve afleiden, „ dan uit de groote en zwaare kosten, welke gedaan wor- den aan het maaken van Dyken, waardoor zy zich tegen „ de overftrooming der Zee befchermen. Want de omtrek „ der Zeeuwfche Ljlanden begrypt wel 40 mylen weegs ; • ieder myl is 400 roeden, en ieder roede i2 voeten; de • voet gereekend op. 5 guide" , zo volgt dat het geheel • komt to kosten 16oooo Vlaamfche ponden; dat is, ne- • genhonderd zestigduizend guldens." Onder deeze bere- kening zyn nog niet begreepen de Binnendyken , va,l ouds gemaakt en derzelver jaarlyks onderhoud. Volgens de aan- teekeniug van SBIALLEGANGE, uit Rainier Telle, moeten, in het Land van Schouwen, van ieder gemeet of halve mor- gen Holtandsch, alle jaaren betaald worden, zo aan Schot- als Dykgeld omtrent 4 guldens, welke penningen alleen tot Dykinakinge befteed worden. A. PARS teekent aan , dat Holland, wor(telende tegen de Zee, Rivieren en uitgaandc Meiren, nauwlyks 400,000 morgcns vruchtbaar Land, bui- ten Duin en Hei,bevat, en dat zomtyds aan &ne roede, langs den Zeedyk geleegen,wel Goo guldens kosten moeten gedaan worden: welke berekening ons evenwel eel] Zveinig to hoog dunkt gefteld to zyn. Doch vooronderfleld , dat elke roede Dyks, gewoonlyk, huiten ongewoone fchade, op i2o gulden wordt gerekend , zal men cen denkbeeld knn- nen vortnen van de verbazende fommen, welke aan de Dy- ken to koste gelegd moeten worden. „ Wat aangaat de manier van Dyken of Bedyken;iGuicz. ARDYN geeft een bericht, hoe de Zeeuwen daaromtrent plagten to werk to pan. „ De Zeeuwfche Dyken, zegt • hy, die gemeenlyk zo Antwerpfche ellen hoog zyn, en p vail -VADERLANDSCH WOORDENBOEK. 29 • van onderen 25 van gelyke ellen breed , worden door arbeid „ en vernuft gemaakt, Met van gemeene, maar van taaije; „ Klaiachtige Aarde, binnenwaards met ('teen aangevuld, „ en buitenwaards voorzien met wonderlyk kunftig faam- „ gevlochten (iroo van twee vingeren dik. Te weeten op • dat de aanflootende golven de fpitfen der Dyken niet • zouden afkabbelen of uitflaan, is men nu meest overa! • gewoon , zo hoog bet water doorgaans Nat, daar over- ;, al, even als een digt en wel doorwrocht net of matters • van f'troo, of rietachtig f'troo, to breiden , en in de • Aarde of Klai vast to hechten ; welke arbeid den naam • draagt van beflikken of bekrammen , die verricht wordt „ door flerke arbeiders, welke men Stikkers noemt. Dee- • ze Stikkers draaijen bet f'troo, ter dikte van twee of „ drie vingeren, zo vast in cen, als of bet touwen Wa- • ren, en hegten bet met een yzer vast in de Dyken, • dat zy Kram of Dykfpade noemen; hebbende de kratn • van onderen twee tanden om bet f'troo to vatten; dee- • ze door bet f'troo been gef'oken zynde, vallen zy met • al hunne macht op de Dykfpade, hebbende voor den • bulk een dikke yzeren plaat, om zich niet to bezee- „ ren.'' • Op zommige plaatzen ziet men de Dyken ter hoogte van iG tot 2o ja 24 voeten , en op de kruin zo breed, dat 'er twee wagens naast elkanderen kunnen ryden. Re- neden aan den voet beflaan zy, veelal, de breedre van twee of drie roeden, of ook wel van ioo of i2o voeten; aan den buitenkant, om ze voor hdt afzakken to bewaa ren, zyn ze bezet met zwaare paalen. SMALLEGANGK meldt, in zyn Kronyk , de fchikkingen, ten tyde van RA- REL DENV, en zynen Zoon Filips, daaromtrent beraamd. • Naardemaal deeze Konstwerken , even als de Duinen, volgens billyke wetten moeten onderhouden worden, heb- ben de Graaven van Holland en Zeeland, ten alien tyde, daar voor zeer zorgvuldig gemaakt; in MIERIS Charterboek zyn daarvan overvloedige bewyzen voor hander. De wet- ten door 's Lands Staaten, naderhand hierop gemaakt, en van tyd tot tyd ve;meerderd of verbeter4, zyn to vindeir in de bekende Placaathoeken. Hiertoe behooren, inzon. derheid, de Dyk- en Zylrechten, bet Spatenrecht, de In- f'tructien voor Dykm,berheid en hartvogti heid ge. „ wend; in ccn hangrnat tlaapen ; zyn flaap moet kort zyn , „ en , door beurtwisfelende wagthouding , zorntyds door cen „ loos alarm, afgebrooken: men leere hem zig altoos rein • to houden, 't geen dikwils veel tot de gezondheid aan „ boord contribueert; zyn kost moet eenvoudig, dog ge- „ zond zyn, en in dezelve fmaak, als aan hoord, gefchaft „ word:-n, ook , in bakken verdeelt, opgedischt : men leere „ hem de beginzelen van Zylenmaaken, Scheepstimmeren, • Mastenmaaken , hot fplitfen en knoopen van Touwwerk , • bet maakeu van Syfings en Servings; bet inbinden van „ Blokken , enz. 't manceuvreeren met Gefchut en Handge- • weer, bet klimmen in 't Wand, bet reeven, los- en „ vastmaaken der Zylen ; bet f}ryken en opzetten van Sten- ,, gen en R haas - - Dat men die , van welke meer • verwagting is, leere Tekenen, en hen onderwyzen in de „ Theorie der Navigatie; men onthoude hen geene gele- „ genneid om de Aardrykshefchryving to leeren , voorna- • meutlyk die een Zeeman to pas komt; zyne Le&ures „ hehoren to zyn Rcisbefchryvingen , Historic van den „ Koophandel en Volken: zyn Vraaghoekje behelze, be- „ halven de noodig(te kundigheden van een Zeeman, de „ daa- OVER DE SCHAARSHEID VAN ZEEVAAREnD VOLE. 83 „ daaden onzer bcroemde Zeehelden ; zyne Printbocken „ moeten zyn Atlaslen , Zeekaarten, Asfbeeldingen van „ i aaijen, Havens, Zeeflagen: dat de Schilderyen daat ,, van zyn Vertrek vercieren : dat men nu en dan de Le- „ vensbcichryvingen van onzen grooten de Ruiter, Tromp, „ Heemskerk, Sweers, van Galen, Piet Hein, en ande- „ re , hem voorleeze; welker afbeeldzels zyn jeugdig ge- „ cooed kunnen voorgeileld worden, om bet to ontvon- ken, ken, die doorlugtige Mannen na to volgen, als bet de ,, oml andigheid vereischt: dat men hem op bepaalde ty- „ den brenge ter plaatze , daar de Zegentekenen diet „ dapperen nog ten toon hangen, zekerlyk niet zonder „ oogmerk, of alleen met oogmerk, om de dooden to „ vereeren, maar voornamentlyk, om de levenden op to „ wekken." Vervolgens Nat de Heer en Mr. Tit/»gh een byzonder middel voor bet welk by uitflek gefchikt is, om bet op- cremelde to bereiken : to weeten bet oprichten van een kweekfchool, om jonge Lieden , op then voet , tot den Zeedienst bekwaam to maaken. Hy toont hoe men in En- geland iets van lien cart heeft opgericht, waarc'oor, in den tyd van zeventien jaaren hyna 21ooo koppen aan den Zeedienst geleverd worden (*): waartoe eene infchryving van, naar ons geld, vier cucaaten was geopend, tot wel- ke zig aanflonds Goo lnfchryvers opdeeden, en welk getat zedert mcrkelyk was toegenomen. -- Deezen zyneu voorflag dringt by verder aan, met verfcheiden aanmoedi- gende redenen, om onze Natie tot deeze onderneriming to beweegen , welke t'overwaardig zyn dat ze in 't Stuk zel- ve, in haar geheele verband, gcleezen worden. Ze zyri ontleend van de gezonde Staatkunde, de waare mensch- lievenheid, bet nut van den Koophandel, enz. Hier be. nevens geeft by to gelyk een provifioneel plan, naar 't welke zodanig een Kweekfchool zou kunnen worden inge. rigt; in 't welke alle Kindcren van Ouders, binnen 't gebied van den Staat woonende, en tot de Zeevaart ge- negen , van io tot 16 jaaren oud, ingenomen en opgevoed zouden kunnen worden. flit (*) Wy meenen dat de Engel('che Societeit der Marine niet zo zeer op 't oog heeft Zeelieden bekwaam to maaken , a1 wel Onvermoeenden en Kindcren, die geen beroep hc)ben, zelfs tepen wil en dank, naar Zee to zenden, en van een uit g rusting to voorzien. 1? g 84 G. TITSINGII, OVER. DE SCHAARSHEID VAN ZEEV. VOLK. Dit voorftel is alien Vaderlanderen zeer aangenaam ge- weest, en een groot aantal heett, zo wy verneemen, met alleen hier to Lande, daartoe ingefchreeven ; maar ook hceft do zugt tot zo;lanig cen etablislement zig uitgefirekt tot de Colonien, voornamentlyk in do Oost Indien, van waar een aaumerl el?ke onderftand daartoe is overgemaakt ook hebben de Kuoplieden, door alle ooze Steden , cone vrywillige giftc van hunne Schepen daartoe aangebooden. Wyders heeft 's Lands Hooge Overheid deeze inrigting, met recht, haare zorge en befchernring waardig geoordeeld; en daarom bet aanzienlyke Gebouw , door de Stad van Amfterdam tot cen Kwcekfchool gefchonken, en door dezel- ve met de Vryheid van Stads impofitien vereerd, ook met de Vryheid van 's Lands inlpolitien begiftigd. Voorts wordt nu deeze Vaderlandfche onderneeming geheel tot eWec ge- bragt, door de loffelyke Commisfarisfen van bet Vaderland- fche Fonds, in den jaare 1781, in de Steden van Haarlem en Amfterdam opgericht, ter onderlteuninge der Weduwen en Kinderen van de gefneuvelden, mitsgaders verminkten in de Ac`tie op Doggersbank; wier onvermoeide yver in dit werk boveu onzen lof is; en die, zo wy hartelyk wenfchen, zo wel bun , als den recht Vaderlandfchen Uitvinder hier van , tot in het laatfte Nageflagt , tot core , en bet Vader. land tot nut, zal f1rekken. De Waivischvang.ct, met veele byzonderheden daartoe betrekkelyk, met Plaaten. Derde Deel. Te Amfierdam, by P. Conradi , en to Harlingen, by V. v. d. 1'laats, 1785. In gr. quarto , i16 bladz. In de twee voorige Deelen werd ons de Visfchery, , benevens de Zee en Kusten , in en langs welken dezelve gedreeven wordt, ontvouwd, met cone voordragt van aanmerkingern over de voornaamfl•e byzonderheden daar toe behoorende. Hieraan nu hegt de Opfleller van dit Gefchrift, in bet derde Deel, cone nadere befchryving van de daaromtrent liggende Gewes- ten; met eene nevensgaande melding van 't geen , wegens de Natuurlyke ffstorie, de leevenswyze en zeden der Landzaa- ten van dit Wacreld oord, onze opmerking vordert. Alen vindt bier een beknopt verflag van bet merkwaardiefle, wegens Wand, Lapland, Noordland en Finmark , als tnede van bet Land der Samojeeden ; en verder een uitvoeriger be- rigt van de voornaamfle byzonderheden, nopens de verfchillen- de foorten van Aarde en Steen in Groenland , mitsgaders van de Land- en Zeegewasfen , de Land-dieren , de Land- en Wa- ter- DE WALVISCHVANGST. E$ tervogels a'daar. Ten laat(le ontvouwt ons de Schryver naauw- keurig de gcdaanre, her zedelyke beflaan en de leevenswyze der Groenlanders in 't algerneen ; voorts hun voedzel, klee- ding, wooningen en gereedfchappen; en eindelyk nog hyzon- der hunne huislyke zeden, bun gedrag en geaartheid in 't Bur. gerlyke leeven, als mode hunne zedelyke geaartheid , of de dengden en ondeugden, die bovenal in 't gedrag der Groen- landers door(lraalen. Hot eene en 't andere verleent eene groote verfcheidenheid van onderwerpen , die men met een leerzaam vermaak kan nagaan ; byzonder zal men, in 't door- bladeren der berigten , wegens de zeden en leevenswyze der Bewoonderen deezer Gewesten . dikwerf reden hebben, om zig deswegens to verwonderen, en tevens op to merken, hoe veelen hunner inrigtingen, terwyl ze zeer verre van de onzen verlchillen, onder hen haare nutt'gheid hebben. Om een fiaal hier van aan de hand to geeven, znilen wy bet oog flaan, op hot gebruik dat ze van hunne vrolyke byeenkomften maa- ken ; die men , daar ze voor 't overige onder geen algemee- nen Regeeringsvorm, noch beflier van gevestigde Wettcn lee- ven , als eene foort van Volksvergaderingen rnag aanmerken. De Groenlanders naamlyk hebben, hoewel de koude en be- daarde geflrcldheid hunner vogten hen, gemeenlyk, tot cone foort van droefgeestigheid of treurige 4ompheid brengt , egter ook , vooral in den wintertyd, wanneer de duisterheid en de koude hen rondom den haard of hunne lampen verzameld houdt , hunne vrolyke byeenkomften ; waarin ze , op hunne wyze, Gastmaalen aanregten , zig met fpel, zang en dans, en veelerleie lichaamsoefeningen , als kaatzen , worltelen en der- gelyke, vermaaken. „ In deeze vergaderingen, (dus luidt bet bier gegeeven he- rigt,) die verfcheide maalen jaarlyks vernicuwd worden,wan- neer men overvloed van voorraad heeft, en bet jaargetyde, niet toelatende om in Zee to gaan, tot handelen fchynt to nodigen, worden tevens de uitdagingen vereffend, door welke men de gefchrllen door zang en dans eindigt , en deeze fpelen worden genoemd , bet gevecht der Zangers. Een Groenlander, die zich beledigd oordeelt door eenen anderen , betuigr 'er noch zyne gramfchap, noch zyne gevoeligheid over, maar be- waart de wraak , en fort al zyne gal in een fchimpdicht nit , 't welk by, danfende en zingende, voor zyn maagfchap her- Walt, en voornamelyk in tegenwoordigheid der vrouwen, tot dat by bet ter deeg van buiten kan. Als dan daagt by zynen tegenfreever uir , om to vechren, niet met den degen, maar met de (}em ; deeze neemt de uitdaaging aan, en vertoont zich in den kring, op eene zoort van toneel, welke gewoon- lyk een bank is. De Aanvaller begint zyne vaerzen op bet geluid van een trommel uit to donderen , en die van zync party laaten niet na, om na ieder vers , 't welke zy in eene I' 3 rY $) DE WALVISCHVANGST. ry herhaalen, als ter aanmoediginge Anna ajak, ajak-ak-ak to zingen ; terwyl de vergadering door een groot gelach aan alle de kwaade trekken , welke de befchuldiger tegens zynen vy- and uitboezemt, toejuichr. Deeze verfchynt op zyne beurt op 3. et tooneel , en beantwoordt bet fchimpdicht, door allerleic fpotternyen tegens den maaker voor den dag to brengen , wel- ke door de toejuiching van zyne party onder(leund worden; en lagchers voegen zich dikwyls aan zynen kant. De Uitdaa- ger komt vervolgens op nicuws to voorfchyn, en tracht hot be- lagchelyke op zynen belediger to doen to rug keeren : deeze firyd duurt dus eenigen tyd , en de overwinning is aan dien , die den laatften aanval doet. Deeze wint bet geding ; do toe- hoorders, rechters geworden zynde , fpreeken het vonnis uit, en geeven do laurier aan hem , die hot Ilagveld behoudt : dee- ze tweegevechten eindigen gewoonlyk met de vernieuwing van vriendfchap en volkomene verzoening der partyen. Zeld- zaam komt hier gerucht door , of moeielyke toevallen in de vergadering, ten zy iemand, geholpen door zyne nabeftaanden en vriendeu, cone vrouw met geweld fchaakte , die by wilde trouwen. Deeze zoorten van fchaakingen gelyken naar den roof der Sabynen, en konnen daarom ook verfchoonbaar wor- den. Maar wel verre echter van deeze geweldenaaryen en uiteril:en, die tegens do orde der Maadchappy ftrydig zyn, to wettigen , maakt men van deeze vergaderingen gebruik om do goede zedekunde in to prenten, en de fchimpdichten op by- zondere perzoouen worden leeringen voor her algemeen. Men leert 'er om aan een iegelyk to geeven, hot geene by rechr beefs to eifehen ; de leugen en de kwaadfpreekendheid to vlie- den ; men berispt 'er de ontrouw en onrechtvaardigheid , bo- venal bet overfpel, 't welk beide deeze ondeugden aan zyne zyde beeft; men fchildert 'er de ondeugden en de misdaaden , die de nadeeligi}e voor do Maatfchappye zyn, op bet haate- lyk(le af, en de vreeze van in eon kwaad gerucht to komen is de grootfte breidel voor eenen Greenlander. Deeze zoort van algemeene wraak wederhoudt de byzondere, gelyk ook bet verraad en den moord. Ondertusfchen kan men zeggen, dat deeze zoorten van fpelen en fchimpgevechten meer gefchikt zyn, om de tong en de kwaadaartigheid der partyen to oeffe- men, dan om de zeden van een ondeugend yolk to verbeteren. Deeze vergaderingen van zang en Bans dienen ter zelver tyd aan de Groenlanders voor alles : bet zyn hunne Olympifche Spelen, hunne Areopagus , hun Toneel , Hboge School , Ker- mis, Gerichrshof en Rechtbank. Alle hunne zaaken worden in 't midden van hun vermaak afgehandeld, en dus weert men er bedrog en knevelaryc buiten. Indien do gefchillen 'er me- nigvuldig zyn, zo zyn zy ook zo veel to eer bygelegd, en worden nimmer met voordacht begonnen. Deeze vergaderin- gen zyrl do verzamelplaatzen van gclykheid en van vryheid; ic- DE WALVISCHVANCST. 87 ieder vader heeft gezag over zyn huisgezin , maar niemand over her geheele gezelicbap. l:be ;;eest van 'r algemeen , die op deeze kertnisfen heerscht, words uit den byzonderen, dic in de verfcheide huisgezinnen regeert, to za!r,eneefteld. leder van deeze bevat wederom verfcheide andere kleinere htrisge- zinnen , dewyl drie , vier en meer onder een dak zanien woo- nen , welke alle van elkanderen onafhanglyk zyn ; elk hoofd of vader regeert 'er; nieniant eigent zich eenig gezag toe , dan uit hoofde van zyne jaaren, of wordt hem ge,;eeven, dan uit hoofde van zyne kundigheden, ondervinding en roem , welke by zich in de visfcherye verkreegen heeft , en van zyne kennis der tyden en plaarzen, die ter oeffening van deeze nuttige be- zigheid best gefchikt zyn. Een man , die deeze vend enften bezit, ontvangt, zonder bet to zoeken of to eifchen, den vry- willigen eerbied van bet geheele huffs, of van den kring, die hem hqt N' ordlyklle gedeelte van de wooning afltaat , onge- twyffeld oli dat deeze kant, hoewel anderzins de koudlie, niet geopend is voor den toegang der lucht; men draagt hem daarenboven hot opzicht over de goede orde en zinlykheid van de wooning op Indien iemand zynen raad niet volgen wil, (want de opziener heeft geene bevelen to geeven, of recht oni tiraf to oe8enen,) befluiten de Inwooners van die hut gezamentlyk, om den volgenden Winter met dien weder- fpannigen niet weder zamen to woonen , en fiat van zyne hardnekkigheid in de gezangen , by de eerfte vergadering , melding getnaakt zal worden, indien zyn gedrag deeze alge- meene berisping verdient. - Voorts hebben de Groenlan- ders alleenlyk zeden , geene Wetten : - en als men huts bet gebrekkige en onredelyke van zommigen hunner gebruiken onder her oog brengt, antwoorden zy, gelyk de allerbefchaafd, fte menichen in diergelyke gelegenheden , het is dus de ge- woonte." 3Cefchiedenisfen der Vercenigde Nederlanden voor de Vaderlandfche °eugd. Vyfde Deel, met Plaaten en Pourtraiten. Te 4rnflcr dam, by J. Allart, 1785- GrQOt 283 bladz. in i2mo. In de uitvoering van dit Werkje, dat by aanhoudenheid den lof verdient , dien wy reeds meermaalen aan her zelve heb- ben toegekend, en als een zeer nuttig en aangenaam gefchenk voor de Jeugd kan worden aangemerkt, gaat de Schryver op dezelfde wyze, als in de voorige Deeltjes, voort,om 's Larids Gefchiedenisfen op eene bevallibe wyze in leerzaame Ge!prek- ken of to fchetzen. De draad der GefcLiedenis, die in tier voorafgaande Dceltje by bet Ontzet der Stad Leyden was at= gebroken, wordt thans weder opgenomen, en voortgezet tot den dood van Prins Willem den eerften , wien de Schryver, F 4 to 88 GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. in navolging van Watfon, ten befluite van dit Deel , met de voigende trekken, onpartydig en naar waarheid affchildert. „Nimmer was een man geichikter tot bet volvoeren van moeilyke onderneemingen, onl een verdrukt yolk van bet uk cens dwinglands to ontheffen, dan Willem de Ifte. Zyne bitterffe vyanden erkennen , dat by wakker , onvermoeid, diepdenkend en fchrander was ; en eene byzondere behendig- heid bezat om de genegenheid van anderen to beftuuren, tot zich to trekken en to behouden. - De deugden van grootmoedigheid , rechtvaardi£hcid en gematigdheid bezat nie- mand ooit in grooter mace. To midden van alle Lotgevallen, was by nimmer opgeblazen , nimmer neerflagtig. Het zy de zaaken mede of tegenliepen, by was zich zelven altyd gelyk. Y Befchuldigingen van gierigheid en fchraapzucht, hem to laste gelegd , zyn woorden zonder bewys. Die van bedrog en geveinsdheid,fmaadredenen in bet wild uitgebraakt. Wat aangaat zyne ongodsdienftigheid , by was vry van Bvgeloof, , een haater van Vervolging , en beoefende de plichten van den Godsdienst naauwkeurig; maar zyne mensch- lievendheid beletten hem zulken, die anders dachten, to ver- doemen. Met een woord, by verdiende de eernaamen van Vader des Vaderlands , van Be/cherrner der hryheid en der Wetten , en van Handhaaver van den gezuiverden Godsdienst. En met deeze verhevene eertytels daalde by , in den ouder. dom van weinig minder dan 52 jaaren , ten grave, alwaar wy hem zullen laaten rusten, en dit Dcel eindigen. Request aan H. Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland , en Westvriesland, ingeleverd door vyf Clasfen dcr Noordhol- landfche Synode. Met de nodige Bylagen. Te Hoorn, by L. Vermande, 1785. In gr. 8vo. 33 bladz. Misbruiken door toegevendheid ingeworteld to keer to gaen, en ene grondwettige herftelling der regten to wege to bren- gen, bezielt de Natie thans meer dan ooit; en zulks heeft niet alleen plaets in 't Burgerlyke, maer ook in 't ICerklyke. Vyf Clasfen der Noordhollandfche Synode , to weten die van Alkmaer, Haerlem, Hoorn, Enchuyfen en Edam, door dirt denkbeeld gedreven, opgemerkt hebbende, hoe 'er reeds ze- dert enigen tyd een misbruik, in 't begeven der honorabele en meet of min profitabele Synodale commisfien, hunnes oordeels, was ingefloopen, zyn to rade geworden hunne handen in el- kanderen to flaen, om dit misbruilt to weren, en de zaken weder op den ouden regtmatigen voet to brengen. 'Er is ten then einde een vast Plan, of Rooster gearrefteerd, volgens welken de begeving dier commisfien, onder de Predikanten der Steden eu die van 't platte Land, op cen egalen voet, zonder pra ju. d i4 REQUEST. $g dicie van enig Lid, gebragt zou mogen worden. De meer- derheid der Leden dier Clasten vonden dezen Rooster goed; dan 'er waren, onder dezelven, ook zulken die 'er geen ge- noegen in namen. En 't gevo!g hier van was, dat deze voor- gefagen fchikking,op de laetstgehouden Synodale Vergadering to Hoorn, geheel en al verydeld werd; dewyli men aldaer goedvond, door het in train brergen van femmen per capita, van den Rooster of to gaan, de commisfien op den zogenaem- den ouden voet to begeven, en een ander plan ter begevinge van dezelven, in 't vervolg, de Clasten ad referendum op to dringen. De tegen deze handelwyze protesten zyn geweigerd, en de protesteerende Leden hebben niets meer kunnen verkry- gen, dan de bloote aentekening in aftis Synodalibus, dat zy geprotesteerd hadden , en dat hunne overhandigde protesten quali in de Synodale kist gelegd zyn. Op dit voorge- vallene, zo als het in dezen Requeste gemeld, en door de nevensgaende Bylagen breeder opengelegd word, hebben de bovengenoemde vyf Clasfen beflooten deswegens aen den hoogst- geeerbiedigden Souverain to doleeren, en H. Ed. Cr. Mog. bet volgende verzoek voor to dragen. „ De vyf Clasfen fupplieeren en verzoeken by deezen alter• eerbiedigst UEd. Gr. Mog. dat bet UEd. Gr. Mog. gunftig behagen mag aan de fem der Clasfen, immers in geheel dome/licque zyaken, eene vrye en onbelemmerde curfus to doen geworden, ten einde den, by groote meerderheid der inte. greerende Leden der Noordhollandfche Synode, wettig gear- refteerden Rooster effe6i to doen forteeren, en wyders zoda- nige efficacieuze voorziening to doen , dat in bet vervolg sim- mer op de H. E. Synodale vergadering, byzondere leden hun- ne inftru&ien to batten gaan, en door bet capitatim uitbrengen der ftemmen, in zaken, op welke zy gelast zyn, volftrcktelyk tegen de intentie van hunne principalen aangaan, of dezelve illuderen. - of wet „ De byzondere Clasfen to qualificeren, om zodanige gede- puteerdens, in zodanige gevallen , door kerkelyke middelen van eonftrainte tot bun pligt to brengen, to ftraffen , of to mulc- teren, zo en indiervoegen , als de Clasfen, volgens kerkely- ke wetten, en deeze van UEd. Gr. Mug. by dit fupplicq geim- ploreerde dispofitie, zullen meenen to behooren." --- Het bier op verleende Appoinctement van H. Ed. Gr. Mog. luid aldus. De Staaten van Holland en Westvriesland vinden goed, dat deeze Requeste gefield zal warden in handers van de Heeren Gedeputeer- den der Stad LEIDEN, en onder Hun Ed. Gr. Mog. Gecommitteez- den tot de Rerkelyke zaaken, om dezelve to examineeren, en de ver+ gadering dasrop to dienen van Hunne confideratien en advis. F 5 Brie- B R I E V E N Brieven van eenige .7ooden , over den tegenwoordigen toefland van den Christelijken Godsdienst en het Ciirsteadom, verzan:eld en in t lieht gegeven door cv. S. Te Haarlem, by C. v. d. Aa, 178-6. Behalven het Voorbericht 356 bladz. in gr. octavo. Een Godgeleerdc Roman over etlyke verfchillende denkbeel- den der Christenen , nopens verfeheiden ftukken der Chris- telyke Leere, die enige jooden opzetlyk navorfchen en beoor- deelen: dit komt wat vreemd in; maer onze Romanlchryver houdt zich, in 't geheele beloop van dit Gefchrift, nict zeer aen 't waerfchynlyke; een Man, zyner uitftekende bekwaem- heid bewust, bind zich juist niet aen den natuurlyken loop der zaken. Dc' twee hoofdperfonadicn zyn Yofeph de L..., een gernoed- lyke Jood, die tot den Christelyken Godsdienst overhelt; en Israel C..., die voor 't uiterlyke een Jood is, maer allenGods- dienst, zo als by to kennen geeft , voor enkel loert en bedrog 1,oud, en oordeelt , dat men, met de verandering van Godsdienst- beleidenis , leeven kan als Hans Potagic met zijn routs. Aen dezen laetflen openbaert zich de eerlte , en houd deswegens met hem briefwisfeling. Men zou dit natuurlyk niet verwachten, daer zulk ene correspondentie ten hoogfte onei- gen is; dan de Heer c. v. s. heeft zulks mogelyk best geoor- deeld , om dus terflond een fterk contrast to maken , en daer door bet Stuk to verlevendigen, gelyk dit genoegzaem bet gantfche Gefchrift door (land houd. Israel C... ftelt alles ge- ladig in een befpotlyk Jicht; en 7ofeph de L die hem daer over beftraft, vordert intusfchen, zo veel men bcmerkt, Been voetftap op den weg , om een Christen to worden ; maer Israel C... fchynt enigzins tot ernftiger gedachten to komen, bewoogen door bet gerust fterven van zynen Christelyken Tuinman, die 6ne der medewerkende oorzaken geweest is der meerdere overhellinge van 7ofeph de L.... tot bet Chris- tendom Deze Tuinman is een welmenend mensch, en by word bier byzonder in een gunflig licht getlceld, om dat by, zonder agt to geven op de uitlegkunde, zich aen de letter van den Bybel houd. Hy is echter een Proteflant, en de Heer e. v s. fchryft ook als zodanig een : ongetwyfeld heeft onze Romanlchryver , met dit eenvouwig letterlyk verflcaen van den Bybel dus aen to pryzen, niet gedacbt aen de woorden, dit is myn lichaem: doch wie is ook altyd even oplettend! --- By deze Briefwisfeling komt nog een Brief van Ifaac M... aen Rabbi yofua B... L... , benevens bet antwoord van dien Rab- bi ; welke Brieven eigenlyk niet zo zeer tot den Roman be- hooren, als wel betreklyk zyn tot bet hoofdbedoelde van den Heer c, v. s. , in bet opitellen van dezen Roman. '.Cr worden naemlyk, volgens lie-, oordeel van dien Heer, thaws VAN EENIGE JOODEN. gI thans velen onder de Christenen gevonden, die zodanige denk- beelden van den Christelyken Godsdienst vormen, dat ze daer door denzelven geheel ondermynen: dezulken ten toon te ftel- len is, naer her geheele beloop van dit Gefchrift, her hoofd- bedoelde van dezen Roman. Hieromtrent komen by hem boven al in opmerking, de Inflellingen van den Natuurlyken en geopenbaerden Godsdienst, benevens de Gejchiedenis van 't bederf des Chriitendoms, door 7. Priestley gefchreven; mitsgaders her Samenflel der zuivere Wysbegeerte of de leere d:r Gelukzaligheid, volgens het Christendom, opgefteld door G. S. Steinbart. Verder heeft by her oog op ene ganfche reeks van Schriften van Hoog- duitfche Godgeleerden , die veelal in 't Nederduitsch vertaeld en uitgegeven zyn, door dezulken, die de daerin voorgedra- gen leeringen enigzins toegedaen zyn. By dezen komen ook nog andere zo binnen-als buitenlandfche Schriften; en daerne- vens ook de denk-leer en handelwyze van velen in ons Va- derland, zo in als buiten de publicque Kerk. Hy ftelt dit alles , als opgemerkt door jooden , in 't fterkfte licht, en doet Israel C mistgaders Ifaac M.... hieruit afleiden, dat her wel dra gedaen zal zyn met den Christelyken Godsdienst; waerop dan de Joodfehe Godsdienst zal zegepralen ; waer te- gen nochtans inloopen de gedachten van Rabbi 7ofua B... L die deze flikkerende hoop, ten minfte voor als nog, geheel uitbluscht. Naer her beloop van alles, war onze Romanfchryver dezen Jooden in de pen legt, komt ons de Heer c. v. s. voor, als ware by de Man, die den echten proeffleen der Christelyke Leere, byzonder, in handen heeft, en by wien alles, war waer met zyne denktvyze, zclfs ook in 't uitlegkundige, niet overeenkomt , nier alleen verkeerd, maer ook terftond min of Ineer gefchikt is, om den Christelyken Godsdienst to onder- mynen. Alle dezulken, die in Godgeleerde ftellingen enigzins van den gewoonen weg afcvyken, zyn, in 's Mans oogen, DeIsten, of zodanigen, die bet Ongeloof in de hand welken. Hy vind dat in hunne denk-leer en handelwyze, of regelrecht of zydlings, ten minfte by ene cerfte, tweede of derde ge- volgtrekking, en fpreekt beflendig geheel uit de hoogte. 'Er leerscht in alles zo fterk cen geest van waenwysheid, bitter- beid en kwaedaertige verdraeijingen, als men maer zeldzaem in enig Godgeleerd gefchrift ontmoet; en 't geheele Gefchrift is op zodanig ene wyze uirgevoerd, dat de Schryver, indien by, gelyk men denken moet, 'er mede beoogd heeft, deze en gene ,leerflellingen, zo veel in hem was, ult to rooien, by gebrek van een goed doorzigt, een geheel verkeerden weg ingeflagen hebbe. Hy brengt den Lezer ene menigte van Leerflellingen onder 't oog, die by gevaerlyk agt, en welken by niet wederlegt des her ligtlyk kunne gebeuren , dat velen ze bier door leeren ken- 9z DRIEVEN VAN EENIGE JOODEN. kennen en opmerken, die 'er anders nimmer om gedacht zou den hebben. Men heeft meermaals op die wyze, zelfs tegen zyn eigen oogmerk aen , onvoorzichtig voet gegeven , tot bet verfpreiden van zommige leeringen: gelyk zo iemand, op bet lezen van ene lyst van zogenaemde Ketteryen, eigenlyk ter waer chouwinge opgelfeld , tot bet omhelzen van verfcheiden derzelven overfloeg, -,- Een enkel woord van gezag - ene bloote magtfpreuk van veroordeeling --- is to zwak om dit of to keeren. CWet byzondpr moot een ieder, die dit Gefchrift doorbladert, deswegens in 't oog loopen , een uitvoerige brief' van Israel ... aen 7ofeph de L.... Dezelve is zo fpottende met den Christelyken Godsdienst opgefteld, als ons immer een Gefchrift van dien aert ter hand gekomen is. Alles word hier verward- lyk onder een gemend , met historietjes opgefchikt, en zelfs Schryvers , die in ene vry algemene hoogagting der Christenen deelen, worden 'er in ten toon gefeld, als waren zy 't eens met de Ongeloovigen. Israel C... fchryft dit alles in zo luchtig cen tram, dat iemand, die nog enige aping voor den Gods- dienst heeft, dezen Brief niet dan met veronrwaerdiging kunne lezen. Zulks heeft hier to meer placts, daer men begrypt, dat dezelve aen losfe en onbedagtzanic menfchen moet be- hagen, en men ongetwyfeld to wachten heeft, dat ze van velen der zodanigen reeds met gretigheid gelezen zal zyn; waertoe ook de fchryfwyze zelve aenleiding geeft. 'Er is toch in dozen gehelen bondel geen een Brief zo natuurlyk gefehreven als deze Brief van Israel C...; des men, (zo de aert van dit Gefchrift ons niet van bet tegendeel overtuigde,) bykans in de verzoeking zou geraken, om to denken, dat de Romanichryver biereigen- lyk recht in zyn element ware. - Daer dit intusfchen verre van daer zy, komt ons bet opll:ellen van zodanig een Brief ten minRe voor, als een flap van de uiterfle onvoorzichtigheid. 't Is ons althans ten hoogfte vreemd, dat de Heer c. v. s., indien by waerlyk een Godsdienllig Man zy, ztrlk een Brief heeftkun- nen fchryven , ter drukperfe fchikken en openlykgemeen maken; of bet moot zyn, dat bet hem, in one dri vervoering, aen oordeel gemangeld hebbe, en dat by, by gebrek van rechte Menfchenkennis, bet gevaerlyke hiervan niet befpeurde. --„ Wat 'er van zy, 't is om 's Mans eer to wenfchen, dat zyn naem, dien by zo wel verborgen heeft, dat men zich, gelyk by in zyne Voorrede to kennen geeft , Yruchteloos zou vermoejen , om denzelven na to f,euren, nimmer openlyk bekend worde: by heeft, ver:noedlyk, zyne drift, na derzelver uitberfting, bedaerder geworden zynde, genoeg to dragon aen de befchul, iiging van zyn eigen geweten. Hen- LEVEN VAN HENDRIK STILLING. 93 Ilendrik Stilling's Kindslzeid, .7ongelingsj aaren en Vreemdeling fchap. Eene waere Gefchiedenis. Uit het Hooaduitsch. Te Arnhemn, by W. Troost, 1786. Buiten bet Poorbericht, 506 blade. in oftavo. Het Voorbericht van dit Gefchrift verzekert ons, dat de Ge- fchiedenis, in deeze bladeren vervat, echt is, en zegt uit- drukkel3k; „ Men kept, door geheel Duitschland, den be- „ roemden Schryver; wy zouden, zo wy Diet oordeelden, dat „ dit tegen de befcheidenheid Rreed,zynen naam kunnen noe- „ men; en men is verzekerd, dat deze bladen, onder ver- „ cierde namen , de gefchiedenis van zyn eigen hart en de „ lotgevallen van zyn eigen leven behelzen." Op deeze ver- zekering aangaande, houden wy dan dit Boek voor cene waa- re Gefchiedenis: en zullen onzen Leezer een zeer kort verlag van deszelfs inhoud mededeelen. De zogenaamde Hendrik Stilling dan, is de Zoon van Wil- lezn Stilling, een Kleermaaker, en een Klein Zoon van Evert Stilling, een' Kolenbrander. Het Tooneel wordt geopend in Westphalen. Onze Hendrik verliest in zyne kindschheid zyne Moeder; en zyn Vader , een Man van Pietistijche gevoelens, voedt hem op in eenzaamheid, en doet hem, in zyne kindsch- heid , allerlei foort van gecstverwilderende boeken leezen, en leidt hem op in zyne dweepende denkbeelden. Hendrik, de harfens van wonderlyke gevoelens vol hebbende, begeeft zieh aau bet School-houden, en dit School-houden, waartoe by g':heel ongefchikt was, Diet uit hoorde zyner bekwaamheid in de vercischte kundighedcn, maar door derzelver verkeerde toe- pasGng op den geest der Kinderen, enz, verwisfelt by geduu- rig met de handteering van Kleederen to maaken. Ondertus- fchen wil Hendrik al hooger en hooger on, en vindt geduurig tegenfpoeden, zo dat wy hem nu in de Snyderswinkel en dan in het ampt van Schoolmeester bezig zien. Middelerwyl heeft by eenige maalen inlichtingen en voorgevoel van zyn toeko- mend lot ; alles op eene vry wonderlyke en ongeloovelyke wy- ze. Het was dan op zekeren tyd, dat by in zyne ziel als cen item hoorde : Ga uit uw Vaderland ran uw Maagfchap, en nit uws Vaders huis naar een Land dat ik u wyzen zal. Hier op neemt by bet betuit tot zyn Vreemdelingfchap: en, zonder cenig geld, of bepaald oogmerk, verlaat by, met kennis van zynen Vader , zyne geboorteplaats : Buiten dezelve gekomen , bejegenen hem geduurig zeer vreemde gebeurtenisfen, gelyk uatuurlyk is, dat aan iemand, 20 onvoorzigtig en vreemd van gevoelens, als Stilling, overkomen , zonder noodzaaklyk een nicer dan gewoon beluur der Goddelyke Voorzienigheid in bet fpel to brenlgen. Stilling heeft Dog al vry veel dienst van zyn naald , en blyft zukkelen , bet nu eens beter , dan erger heb- bende, tot dat by by zekeren Spanier Huisonderwyzer wordt, daat 94 LEVEN VAN FIENDRIA STILLTNG. daar vertoeft by zeven j2aren. Hy kende , nu bui. ten zyne Moederfpraak, Latyn en Fransch. - Hierop krygt by cen inval om Grieksch to leeren , 't geen by in eenen zeer korten tyd magtig words, gelyk ook cenig Hebreeuwsch. In- tusfchen blyft zyn lot onzeker, tot dat hy, weder op de eeit of andere wyze, bovennatuurlyk aangemaand, befluit, dat zyn aanleg tot de Medicynen is. Hy krygt kennis aan zekeren Friedenberg . en ve;•lieft , maar mede op eene bovennatuurlyke wyze, op Christina liens Dochter, en de verlooving volgt,op bet oogenblik dat zy op elkander verlietden. Voorts gnat Stil- ling to Straatsburg, weder zonder geld, of zonder uitzicht op bet zelve, zyne Studien voortzetten. Langs zeer worderl_vke en ongeziene wegen , krygt by geld in den vereischten ever- vloed; huwt zyne Christina en wordt DoEtor in de Medicynen. lien Rhapfodie van Dwepery, gepaard met anders vry gezui- verde denkbeelden. Mijn Slaapmuts, deor den Heer MERCIER. Nulla dies fine linea. Eerfle Deel. Tweede Stuk. Te Haarlem, bij C. H,. Bohn err Zoon, 1785. In gr. octavo, 185 blade. Dit tweede Stukje, in den zelfden fmaak als bet voorige op- gefteld (*), behelst weder eene verfcheidenheid van befpie- gelende onderwerpen, die den geest, op verfchillerde wyzer, , cen aangenaam onderhoud verleenen. De fchoot e Lente flreelt ons; de rustlooze werkzaamheid voor den Marroos trekt onze aan- dagt tot z1g; bet laate uitvinden der Stygbeugels doet ons bet zeldzaame en den traagen voortgang der uitvindingeu opmer- ken; de befchouwing der Vorstlyke Regeeringe en der Dwwin- gelandye leert ons bet geluk van een Volk kennen, dat onder geen Dwingelandy zugt, maar welks Beftierders nietanders be- oogen, dan bet hell der Ingezetenen, uit lien hoofdebemind, en daar door magtig worden ; onderrigtingen , hoe de voorfpoed to gebruiken , eene aanpryzing der milddaadigheid , - deeze en foortgelyke onderwerpen, benevens anderen van veelerleien aart, brengt ons de Heer Mercier bier voor den geest, en noopt ons tot leerzaame overdenkingen , die to gelyk nurtig en aan- genaam zyn. Tot een byzonder ftaal uit derzelverme- nigte diene de volgende Droom, welke, hoewel in de eerfte plaats betrekkelyk tot den Adel, ook gereedlyk over to bren- gen is, op alle de zodanigen , die 'er maar al to veel ge':on- den worden, welken bun Aanzien gewelddaadig misbruiken, en op hunnen Rykdom trotrchen. „ Ik droomde, zegt de Schrijver , dat ik magtig rijk was, zelfs zoo, dat mij 't hoofd van al die rijkdomtnen draaide: dat ik den adelftand gekogt had met een groot landgoed, ein.. dclijk , dat ik den titel van Baron voerde. „ Weldra liet ik mijn wapenfchild op de deuren, venfterg en (*~ Zie llig. Vad. Lett. VII. D. bl. I37. MERCIER, SLAAPMUTS. 95 en fChoorltcenen van myn kastecl fchilderen : het zelve op de hoeden en koufen mijner bedienden plaatzen, en op de hoef- ijzcrs mijner paarden graveeren ; zelfs zonderde ik mime Gar- derobe 'er niet van uit, alles moest de wapens van mijn Heer den Baron vertoonen. „ Ik verzaamelde ook om die redenen een groote Biblio- theek, alleen om mijn Wapen op elk book to doen zetten; en leende die boeken aan el)t die 'er na vroeg; zelfs las ik noolt , om dat ik to rijk was. • Ik gaf vijftigduizend kroonen aan een opfteller van geflacht_ registers, die mij deedt afftammen van LODEWIJK den dikken uit de vrouwelijke linie, en die kostbaare geflagtlijst hing ik, op de aanzienlijkfte plaats van mijn zaal, aan den wand. • lemand, aan mijn tafel fpijzende, zeide, dat alle men- fchen uit een ftam fprooten, dat de Adel alleen op perfoonlij- ke verdienften moest gegrond zijn; ik hield ftaande, dat men een Edelman moest gebooren zijn, om in de waereld to vor- deren ; en fchoon de andere op dit overtuigend antwoord zweeg, om dat hij zijn maag braaf vulde, deed ik hem aan mijn deurwagter opmerken , om hem , wanneer by weder- kwam, niet toe to laaten. „ Een ander gast hield ftaande, dat zoo de Groote Heer lust kreeg om zig to doen doopen, men hem niet als Kanun. nik in een Duitsch Kapitrel zou aanneemen, wijl hij Been be- wijs van den kant zijner moeder kon bijbrengen: deezen be- toonde ik eene bijzondere Vricndfchap, wijl hij mij dikwerf zeide, dat ik, volgens mien geflagtlijst, agt kwartieren kon toonen. - Dit gellaadig to hooren zeggen overtuigde mij- zelven van de waarheid, en ik eerbiedde een grooten deugniet van een zoon, om dat hij een graad edeler was, dan 1k. „ Mevrouw do Baronnes viel in flaauwte, als men con Bur- german aankondigde. Zij deedt mij koopen le Nobiliaire en l'art H, eraldique, in welke boeken zij bijna den gantfchen dag ]as , en volgens haar zeggen ontdekte ik, ontegenfpreeklijk, dat onze adeldom van eeuwigheid was. ,, Onze daaglijkfche gefprekken gingen meest over 't onder- zoek, wie de adelijkf a Vorst in Europa was. Verfcheide ge- kroonde hoofden verlooren bij dit onderzoek, en hun kroon verbleekte voor 't doorziend oog van Mevrouw de Baronnes in tegendeel had zij een geestelijken eerbied, voor een klein Vorst, wiji zij beweerde, dat het bloed,van tweedoorlugtige huizen vereend, edeler was dan van elk in 't bijzonder. ,, 1k herhaalde haare zeggingen in elk,gezelfchap: zij beloon- de mij als dan met een teller glimlagje dat mij verrukte: want zeedert lang had zij mij overtuigd, dat een fterke liefde alleen haar hadt overgehaald om mij tot man to neemen. • Daaglijks ging ik ter jagt, en zoo een boor, ongelukkigeen haas doodde , deed ik hem in ecn donkeren kelder werpen , die ik een gevangenis noemde, en daar hij bijna van de rot- ten 96 MEECIER'S SLAAPMUTS. ten en ntuizen werdt opgegeeten. 1k woonde altoos de hooge Mis bij, en dan verzogt ik den Priester ter maaltijd, om dat hij over de liefddaadigheid gepreekt hadt , en onder den maal- titd prees ik zijne welfpreekendheid. F „ Mevrouw de Baronnes verzogt mij, om nu en dan deBoe- ren to doen afrosfen, om hen ondergelchikt temaaken, ik volg- de haar raad, om min rang to bewaaren. Een Bier boerenont- moette mij eens op een eenzaamen weg, en leerde mij door een evoelig bewijs . dat de ongelijkheid der (landen een hersfen- chim was. Een bewijs, dat ik Mevrouw de Baronnes Diet ver- haalde, om dat zij de mooglijkheid 'er van nooit zoude geloofd hebben. „ Ik had een groote dogter, door haar moeder in de ftriktfle denkbeelden van haaren adel en rang opgevoed Pas zes jaaren oud , gaf zij den zoon van den Prefident cen klap, om dat hij haar op 't erode van een menuet hadt willen kusfen , waarna zij hem, op eene edele manier, de hand ter kus aanboodt. Dit voorfpelde aan Mevrouw de Baronnes eene aanzienlijke verbin- tenis , om dat de kragt van 't biped zig zoo vroeg in haar ont- dekt hadt. „ Mevrouw de Baronnes befchouwde mij als een verdwaald Vorst, diet) door zijn duistere geboorte een kroon gemist had; haar teederheid troostte mij dikwerf ; mij voorhoudende alle de zorgen eti ongerustheden aan een kroon verknogt ; zij deedt mij opletten, dat een mijner kleinzoonen opvolger zou zijn van een uitgeftorven clam, en dat mijn geflagtboom niet zou fter- ven, zonder nieuwe vrugten to geeven. „ Verrukt door die fchoone denkbeelden, drukten wij clkaar teederlijk in de armen , vooral wanneer wij de aanllaande waar- digheid onzer nakomelingfchap befchouwden. Mevrouw de Ba- ronnes was, na dergelijke gefprekken, geheel vervuld met de deugden der Vorflen, en verneederde zig, een beer als een mensch to behandelen ; want inderdaad zij was met eene heerschzugtige ziel gebooren. „ Mijn dogter werdt groot : zij kende , in een juiste order, en zonder verwarring, onze geflagtlijst geheel van buiten, en de Wapenfchlldkunde was haar liefhebberij. Mevrouw de Ba- ronnes befchouwde alle Burgers als gevogelte dat op een voor- plein loopt , niet vreezende dat haar dogter ooit zou verleid worden: maar burgers, die zij bij Indiaanfche haanen verge. leek, konden haar fpreeken en vergezellen: dog een Edelman fprak nooit met haar dan in 't bijzijn van de Moeder, en op een zekeren afftand. „ Wie hadt dit ooit kunnen voorzien ! de noon van den Bailluw van 't Dorp bezwangerde mijn Dogter. Mevrouw de Baronnes, geheel woedend, ontdekte dit ongeluk aan mij; ik, hier door mijn ilamboom vernietigd ziende, verviel in een raazende verwondering, en dagt van fpijt to flerven; maar -- wat gebeurde 'er? - ik ontwaaktv." N I E U Ill E A L G E M E E N E VADERLANDSCHE LETTER- 0 EFENINGEN. Uerhandclingen over de Reize der Israelieten in de IT'oes- tijne, en eenige bijzonderheden van Yerts%ilena c,t des. zelf otntrek. Door R. SCHUTTt , in leeven Predikant to AIm/ierdam. Te Utrecht bij G. T en A. v. Pad- denburg, to Rotterdam bij j. Bosch en R. Airenbcrg, to flmflerdam bij M. de Lruyn, 1785. Behalven het Voorberigt van j. C. MOHR , 229 bladz. in gr. oc`iavo. N aer luid van 't Voorbericht, is deze ontvouwing van de Reize der Israelieten door de Woestyn bet laetlle Werk van den hooggeagten I chutte , in zyn zes- en ze- ventigflc jaer gefchreven ; na dat by dit ondcrwerp, in vroegere jaren, zo dikwerf, en van zo onderfcheiden zy- den had overwoogen, dat by meermaels plag to zeggen „ Ik heb wel even veel jaaren die Woestijne duorgereisd „ als de Israeiietcn zelve daar in hebben doorgebragt." Ook toont de wyze van uitvncring ten klaerfle, dat bet geen overhaest Werk is, nadien het alomme de duidelyk- lie kenmerken van ecn nauwwkeurig onderzoek en welwik- kende overweging draegt. Zyn Eerwaerde geeft ons hier, in de eerfte plaetze, een achtervolgend verllag van de reize der Israelieten , uit Egypte door Arabic nacr Kanaan , met ophe.lderende aenmerkingen over bunne Le- gerplaetzen, en het merkwaerdigfte hier en daer voorge- vallen. - Vervolgens deep by ons merle ene tyd- rekenkundige ontvouwing van die reize; welke ons dent tyd van hun verblyf in hunne Legerplaetzen, en den tyd van bunne verfchillende tochten onder 't oog brengt. -- Aen deze twee de gehecle rein der lsraelieten doorloopen- de Verhandelingen is gehecht ene derde Verhaudeling, welke byzonder gaet over Israels reis van Sinai naer fl or; ftrekkencde ter ophelderinge van bet dnistere in 't gefchied- verhael Deut. X. 6, 7. en Exod. XXXIII. 1 i6. ver- geleken met Num. XXXIII. p-13. i?n hier by homer no- vier Verhandelingen, in welken zyn Eer- I. DG1 L. N. ALC. L' 11'. NO. j. G wacr- 98 R. SC11UTTP. wacrde een berigt geeft van de gelegenheid van 't Gcherg- te Seir en de Stad Petra, mitsgadeis van de lig ing van Golgotha; vervolgens gewag mael.t van de Bergen en (iron. nen van f erutalem ; en cindelyk zyne gedachten mededeelt over de gegroudheid der overleveringe , uopens de plaets van 's lledlands Hemelvaerd op den Olyfberg. liybeloefenaers zullen dit Gefchrift , zo met betrekking tot de groote hoofdzack , de reis der Israelieten in de ZVoestyu, als met opzicht tot de andere gemelde byzon- derheden, met een leerzaem vermack doorhladeren;nadien bet uitles;ktuldige oordeel van den Eertvaerden Schuitc bier meermaels aen verfcheiden plaetzen der Heili„e Schrift een duidclyk licht byzet. Tot eeu tlael bier van diene bet volgende gebruik,dat by maekt van zyn bericht, wegens de gclegenheid van 't Gebergte Seir. ---- Men heeft naemlyk dit Gebergte to onderfeheiden in 't Noordlyke en Zuidlyke. Het Noordhyke Seir liep noordwaerds van Ka- des 13arnea, of bet Gebergte Hor , gelyk ook van Flatlt naer Petra , en vervolgens , zich wyd en zyd uit(hekken- de, naer bet zuidlyke erode van de Doode Zee. Dit was de eerfte en eigenlyke hezitting van Efau en zyn nage- flacht. Het Zuidlyke Seir, grenzende aen de zuidlykile landpalen van Edom, werd door de golf van Elath en die van Heroopolis bepacld, en (lrekte zich zuidwaerds van Kades Barnea uit tot bet effen veld van Paran ten zuide van den Berg Sinai. De Eerwaerde Schutte (tit onderfclyeid aengetoond, en opgemerkt hebbende, dat hicr- door enige fchynttrydende plaetzen gereedlyk vereffend worden, vervolgt daerop indezervoege. „ Dan laaten zicli ook, mijns oordeels, voegzaam ver- etfenen verfcheidene zwaarigheden , welke zich opdoen uit Efaus togt van 't gebergte Seir, naar de beek Jabbok, Gen. XXXII. ; , 2z; en nit Jakobs voornemen , orn bij zijnen broeder Efau tot Seir to komen, Gen. XXXIII. 14, gelijk Efau daar weder been trok, vs. 16. Men weet dat Efau 't gebergte Seir bewoond heeft : dit leert ons Moles uitdrukkelijk, Gen. XXXVI. 6 9. Die verhaalt daar- enhoven, dat God, door 't verdrijven der Ghoriten, voor Efaus nazaaten daar p!aats gemaakt heeft; min of meet a1s hij voor de Israelieten in Kanaan tans doen zou. Dent. II. 22. Hier doe.n zich nu de zwaarigheden op. 13ijaldlen 't gebergte Seir alleen aan den zuidkant van bet gebergte Hor, hedendaags waarfchijnlijk de berg To genoemd , gele- gen heeft tot den berg S/r ci toe : (i.) Hoe komt bet, dat ISRAtLS REIZE IN DE WOESTYN. 99 dat Jakob booden zendt van de beeke Jabbok , naar 't noorden van Kanaan gelegen, om zijns broeders aange- zicht in 't vriendelijke to mogen zien ? (2.) Hoe komt bet dat Efau , heel van de fl;reek omtrent Sinai, naar de bee- ke Jabbok trekt ? (3) Hoe is het to begrijpen , dat Jakob zijnen broeder kan belooven, dat hij bij hem to Seir zal komen. bet Oosten door 't Overjordaanfche, zoo men zich verbeeldt , omtrekkende , daar hij aanftonds de Jordane overtrekt , en naar Sichem ten westen van de Jordane reist ? „ I3rocardus heeft deeze zwaarigheden gezien : Hij meent, dat 'er twee Seirs geweest zijn; een aan 't oosten van de Jordane in de halve i}am van Manasfe, en een omtrent de woestijne Paran digt bij de Roode zee, in de befchr. van 't H. land C. V. p. 174. Dan ik kan niet zien, dat men noodig heeft, twee zoo wijd \ an elkander afgefcheidene Seiers to ftellen : dat men bet noordelijke bij de beek Yabbok zou moeten zoeken. En men ontmoet geen voetfpoor bij de beek Jabbok, noch van den Berg Seir , noch dat de Edomiten ooit zoo verre met der woon zijn doorgedrongen. Integendeel daar was, gelijk bekend is, de woonplaats, niet der Edomie- ten, maar die der Ammonieten, Amorieten, enz. „ De Edomieten woonden ten zuiden van Kanaan, en iii 't geheel niet ten Oosten , gelijk ik tegen den Heer Voltaire, die Midian voor een deel van feet Edomitifche houdt, en door eene onverfchconlijke onkunde , tusfchen de Arnon en de Zered plaatst, onwederleggelijk heb be- wezen (*). 1k heb klaar getoond, dat Ptolomeus , inte- gendeel, een f'reek van Idumea geheel aan 't westen der Jordane meldt , wanneer hij fchrijft : (t) [Steden] van [dat] Idtxtuea, 't welk geheel is aan 't vesten der 7ordane. Ei- genlijk aan 't westen der Doode Zee. Doch hij begrijpt de Jordane, als of ze doorliep tot bet zuidelijk end der Doode Zee. Deze Landbefchrijver fl•emt dan overeen met l3rocardus, die bet 1:domitiesch Seir, in 't zuiden van Kanaan , tot digt bij de woestijn MaSn doet loopen. Mabr nu wordt gemeld bij Hebron, gelijk ook bij Carmel, dat maar Lien, en bij Ziph, dat maar acht Rom. mijlen van Hebron lag. Men vergelijke Jof. XV. 45-."55, met bet Naamboek van Eufehius en Hieronymus in de naamea I r- {'~) In de Acad. der Gel. i D. bl. 315. (t) Geogr. L. V. C. XVI. P. T41- G z 100 R. S C 11 U T T E Arbili, Carmel en Ziph. Dus most bet uiterfle vsn Seia- omtrent de punt der Doode Zee, met een bogt naar t noordwesten , geloopen hebben. Ja wat zeg ik ! Het ge- beigte Seir words duidelijk tot eeue landpaale gelield aan dozen kant, met verre van Baala of Kiriath Jearim, voor den ltatn Juda, Jof. XV. to. Derhalven , moet bet noor- dclijk end van 't Edomitiesch Seir gelegen hebben, genoeg- zaam tegen 't middcn der Doode Zee, op de noorder breedte van 31. graaden, eett uur of was ten zuiden van Ilebron, alwaar liaak , de Vader van Jakob en Efau, woon. de, en werwaards Jakob tot zijnen ouden Vader, na zij- ne wederkomst uit Paddan Aram, welke omtrent bet 2975 jaar van den Jul. 1'ijdk. v,)orviel,was to rug gekeerd, om bij hem in ivlamre to Kiriath Arba, welk is Hebr n, to woollen, gelijk hij, al eenigen tijd to vooren, zich met der woone daar digs bij to l,ethlehem had neergellagen, Gen XXXV. 19 29. De groote usher brengt Ja- kobs terugkomst to Hebron , tot hot zesde jaar na zijne wederkeering uit Paddan Aram, bet 2981 van den Jul. Tijdkring. Middelcrwijl vertrok Efau, die to vooren in Kanaan, ten zuide van Hebron, tot bet gebergte Weir toe woonde, van daar met zijn huisgezin, en al zijn have en good, naar een [ander] land, to weten dat der Chorieten, die 't ganfche noordlelijke Seir befloegen. En , 't gene zeer opmerkelijk is, „ hij vcrtrok van 't aangezicht zijns • brooders Jakobs, om dat hunne have to veel was , out „ famen , dat is , digt bij een to woonen; en dat !let land • hunner vreemdelingfchappeu hen nict kon draagen van • wege bull vee." Derhalven woonde Efau van then tijd af, op het gebergte Seir, char hij to vooren aan woonde. Zoo moet men Mores aantekening vcrfiaan, Gen. XXXVI. 6-8. Pit onderftellcnde, gelijk ik ]let beweezen hebbe, laaten zich alle de vraagen, welke ik gedaan hebbe, gemak- lijk beantwoorden. „ (1.) jokob zendt boden van de beeke Jabbok, tot zij- nen broeder naar hot land Seir, Fdoms landilreek in Ka- naan; om zich met hem to verzoenen, ell de oude veete nit bet harte wech to doen. Gen. XXXII. 3 _,---- 5. Dill- de hij voornemens , om , als de vri-ndfchap getroflenwierd, zich in Kanaan, eevst to Sicbem, daarop to Be- thel, to Bethlehem, en vervolgens bij flebron,(ten einde zijnen ouden Vader tot onder(teunill" to wezen,) met zij- ne have en veewciderij ter near to ilaan. Dit kon niet ge. fchieden, bijaldien de brucders hi umuin met elkanderen Iccf- ISRACLS REIZE IN DI: WOESTYN. IOI leef,en. (a.) Dan ziet men, dat Efau , niet van Paran en Sinai, 't gene wel vier graaden of 8o uuren gaans van de heeke Jabbok lag; lunar uit Kanaan gekomen is, van den berg Seir, war zuidelijker dan Hebron,alwaar hij woonde, en dat maar I'-,. graad of 30 uuren van de Jabbok was. (s.) Dan is, inderdaad, Jakob, volgens zijne belofte, tot z]jnen brooder gekomen, to Seir in Kanaan : bij wien hij, zoo wel als bij zijnen ouden vader lfaak, met alleen een bezoek zal hebben afgelegd, na zijne to rugkomst nit Pad- dan Aram, maar in wiens buurfchap hij zelfs is komen woo- nen. En men moet vooral begrijpen , waarvan hier zeer veel of hangt, dat Man, zoo wel als Jakob , hunne reizen niet door 't Overjordaanfche aan de oostzijde, maar nan de- ze zyde der Jordane , de westkant langs , gedaan hebben. „ 't Verkeerde begrip van deze reize, en van de waare gelegenheid van dat Gebcrgte Seir, aan welks voet in Ka- naan Efau to Bier tijd woonde, is de groote oorzaak van alle de verwarringen, waar in men zich, en ten opzichte der aardbefchrijving, en met betrekking tot de tijdrekening, geftort heeft; weetende niemand, buiten dat, raid om de famenwooning van de twee broeders, Jakob en Efau, in 't land Kanaan, en 't vertrek van Efau naar edn ander land, gemerkt hunne have to veel was, om famen to woonen, recht in de tijdrekening to plaatlen. Dit is , naar mijne ge_ dachten , kort na dat Jakob in Mamre bij Hebron is komen woonen : wanneer de Broeders in vriendfchap gefcheiden zijn, en Jakob to Hebron gebleven; maar Efau verderzuid- waard opgetrokken is , en 't ganfche noordelijk Gebergte Seir, 't welk God aan hem gaf, na 't verdrijven der Cho- rieten, heflaagen h.eeft. „ Dit noordelijk gebergte moesten de Israelieten daar- om, ten tijde van Mofes , aan de Edomieten laaten ; wil. lende God hun van dit land niets geeven, ook niett tot de betreedinge van eene voetzoole : maar door her zuidelijke Seir, dat de Chorieten behielden, zouden ze dwars en langs rond trekken. Deut. II. i---6." 102 J. PFENNINCER Oude Joodfche Brieven, Samenfpraeken en f/erhaelen van fonamige tydgenooten dcs Zaligrxraekers, (behelzendc her voornaemfte der Euangelie-gefchiedenisfen.} Gevolgd naer her Hoogduitsch van T. x. PFENNINGER , Prediker in de T~eeshuiskerk to Zurich. Eerfte Deel. Te Leyden by L. Her- Her- T dingh, 1785. Behalven de hoorreden, 388 bl. ingr. 8vo. en einde bet verhael der Euangelisten, nopens 's Heil- lands geboorte, omwandeling op aerde, lerven, opitan- ding en hemelvaerd , met to meer levendigheid en nadruk voor den geest der Lezers, ook van min geoefenden, to brengen, is de Heer Pfenninger to rade geworden, eniger- mate een nieuw plan to vormen , of althans het zelve , in zo verre bet voor hem reeds enigzins gevormd ware, verder uit to breiden. Hy heeft getragt zich die denkbeelden eigen to Iraken, welken men, natuttrlyker wyze, mag vooronder- ftellen plaets gehad to hebben , by de tydgenooten van on- zen Zaligmaker; hunne daeruit voortvloeiende overdenkin- gen en redeneeringen, in deze en gene omaandigheden. Overeenkomftig hiermede doet by hen aen elkanderen Brie- ven ichryven, of onderlinge redewisfeling voeren, en brengt verhalen van de zodanigen to berde , in welken zy bericht g,ven van 't geen hun wedervaren is, en 't geen zy in hun- ne ontmoetingen opgemerkt hebben. De Perfoonen, die by dus invoert, zyn, buiten de zodanigen, welken in de Euan- elifcheGefchiedenisfen genoemd worden, menfchen van al- 1erleicn rang en ftaet, niet alleen, maer ook menfchen van verfchillende geaertheid en denkwyze , hoedanige 'er in die dagen, als uit bet Euangelifche verhael hlykt, in ene groote verfcheidenheid gevonden werden : 't welk hem de gelegen- held geeft , out de voornaemf'e gefchiedenisfen van alle zyden to befchouwen, en de daer ointrent to maken overwegingen in opmerking to nemen. Zyn Eerwaerde beeft dit plan, by uitftek, leerzaem en flichtelyk uitgevoerd; des al- lerleie foorten van opmerkzame Lezers 'er een nuttig gebruik van kunnen maken. Bovenal heeft by, 't geen in zulk een fchryftrant een gewigtig vereischte is, de Natuur in 't alge- meen, en de verfchillende geestgefteldheid der menfchen in 't byzonder, zo wel gade geflagen , dat men veelal zich genoegzaem konne verbeelden, ten minfte zich eigenaertig voorf.ellen, dat men de bedoelde Perfoonen hoore fpreken, of een Brief door den zodanigen opgefteld leze. Men oor- deele hier over uit de twee volgende Brieven van Maria aen OUDE JOODSCIIE BRIEVEN. 1,03 aen Elifabeth, betrekkelyk tot het Euangelifche verhael, Mattlt. I. i8 - 25. - -- De cerfte gaet inzonderheid over hare bekommering, wegens bet aenftaende ge,irag van Jofeph jegens haer ; en de tweede ontvouwt hare vreugderyke gemoedsgeftalte , op bet verdryven van a11e bedenkelykheid i,esaengaende, uit bet getnoed van ,7ofph, op een Godlyken Broom, die hem van de kuischheid zy- ner Beminde verzekert. Zie hier dezelven, zo als ze in dit Gefchrift voorkomen. MARIA aen ELISABETH. (Vergelykt lllattheus I. vers IS , I9.) „ God zy geloofd voor al die vergenoeging en zegenin- gen, voor alle uwe liefde en weldaden, wclke ik, in at den tyd van myn verblyf by u, genoten hebbe ! Dierbaere 1, lizabeth ! ik kan byna niet gewennen van u of to zyn. Geduurig verbeelde ik my, dat ik u moot fpreken, dat ik uwen engelachtigen joannes in flaep moot zingen. is by nog welvarende ? Ziet by u no; ficeds met zo veet fchyn van kennis aen? if, rag nog nimmer zulken kind; bet is geduurig, als of by met zyn gezicht, als 't ware, wilde fpreken. „ Myn reize was zeer voorfpoedig, en ik hebbe de my- nen wel gevonden. 1k danke den Heere nog dikwyls met een byzondere hlydfchap, dat ii: niet genoodznekt was, voor uwe verlosfing herwaert to keeren. Hoe lean tocli de indruk zoo fpoedig verflauwen van alles, wat daerby voorviel., en , onder ons, gefproken, gebeden en onuitfpreek- lyk gevoeld werd; 't welk alles een zoo krachtige fierkte gaf aen myn geloof! „ Een zaek egter baert my nog heeds nict weinig kom- mer. Maer bet is my goed, dat ik my ook daerin aen mynen God houde, dat ook myn hart niet wankelt in vertrouwen en overgegevenheit aen God. 1k heb deernis met mynen Minnaer. Hy bemint my -- ja Rachel was niet zoo geliefd by Israi l, als Jofeps hart verkleefd is aen bet myne; en ik beminne hem als myn leven ; - Nazareth heeft geen cdnen zoo braevcn meer in zig. Wel- ke twyfelingen moeten hem mynenthalven kwellen en fol- teren? Hoe kan , hoe durft by op myn bloote woord ge- loven, wat my God liet wedervaren? God alleen weet G 4 Bat 104 J. PFENNINGER dat groot geheim en myne onfchuld, en de geheele we- relt moet my veroordeelen; ook myn Jofeph kan zulksnict wederll:aen. I-lclaes ! by zal my verlaten , indien God, door zyne wondervolle befluuring, zulks met verhoede. Te fchande maken zal by my niet, des ben ik verzekerd; daertoe is by al to goedaertig. Maer zoo flit, zoo geheim, nls mogelyk is, zich van my ontdoen - dit zal by doer. Len fcheidbrief! - ik -- van Jofeph , dit gaet my door 't hart ! ook offchoon by geen letter in den fcheidbrief plaetst, die myne eer bezwalken kan ! - In Gods naem! bet zy zoo! ook dan, wanneer my de werelt verlaet, -- wanneer vader en moeder my verlaten, - wanneer by zelve my verlaet, om wiens wile ik vader en moeder ge- willig zou verlaten hebben, - ook dan zal my de 1-leere doch niet verlaten ; fly zal my aennemen. Ik wachte bet tutr geduldig af, wanneer fly mynen fmaed zal wegne- inen , en bet fchenden m}~ner eere zal verwisfelen met de gel'~kfpraeken alter geflachten. „ Somtyds, 't is waer, (dan, war behoeve ik u dit to melden , gy, vertrouwde van myn hart!) fomtyds fchiet >>o- wel eens een ffiraal van hope in myn ziel, ook ten aenzien van Jofeph; ja zelfs meet dan crsnmaal kon ik met net weinig vertrouwen bidden : „ Heere I zend uwen En- „ gel aan dies Geliefden , dat by myn onfchuld leere ge- ,, loven, en die groote verborgenheid kenney" En ten zelf- de tyde kwam my de tael mynes Vaders Davids to binnen die op Hem zien , hun acngezicht --al niet fchaemrood wor- den , en alle-, die op Rev; betroutven, zullen niet fcltuldig vcrklaerd warden (*). Maer iudcrdae l , dat de geboorte van den Mesfiah door myne onbegryplyke zwangerheid en door de geheime wvze, waerop Gabriel doze alleen aen my verkondigde, aen al de werelt aenleiding geeft tot vrecmde oordeelvel- lingen , dat Johovah this eerst de geheele werelt, als 't ware, aenport tot tegenfpraek, dit, lieve Eli- faoeth ! kan ik niet begrypen. Hoe wonderbaer en onna- fpeurlyk zyn toch de wegen des Heeren! Dan wet haest zal de heerlykheit van zyn ryk ten vollen fchvnen als het middaglicht, offchoon deze nu nog, ge- Jyk de zoone in den tyd der moraen[ arre, een flaeuwo fchemering vertoont en onkenbaer fchynt. P1 A- (*) Pfalm XXV. 3. en XXXIV. 6. OUDE JOODSCUE BRIEVEN. 105 MARIA aen ELIZABETH. (Vergelykt Mattheus 1. vers 2o-25. Die op hem Mien, Iron aergezicht zal niet fchaemrood ivorden. Alle, die op hem betrouwen, zuilen niet fchuldig verklaerd worden. DAVID. „ Loof met my den Heere ! want Hy heeft de flemme n yner fcueeking gehoord, en zyne ooren gunftiglyk geneigd nae bet gebed zyuer dicnstmaegd. „ Gisteren kwam Jofeph by my; by kende myne on- fchuld; by wilt die verborgenheit des Heeren ! Zyn gelaet, met cen beminlyken bios van fchaemte overtogen, verraed- de zyn opgeruimde en vreugdevolle ziel. „ 6 Myn Jofeph !" (riep ik hem to gemocte) „ de Engel des 1-leeren- is u ,, verfchenen." „ Ja , myn \1- aerde! by is my • verfehenen; vergeef bet my; de Heere heeft bet my • vergeven!" €Ik gebood hem to zwygen van vergeven; en toes gaf by my dit bericht. „ 1k bejammerde myn noodlot, en bet uwe, en bad „ vuuriglyk voor u tot den laeere. Vermoeid van fchreieu „ en bidden viel ik in flaep; en in den droom fond de ,, Engel des Heeren voor my. Geloof my, Maria ! al ons • waken is droomen, in vergelyking der klaerheit en ze- kerheit kerheit van dezen droom ; en de Engel zei : „ Jofeph, „ „ Zoon van David! fchroom geenzins, Maria uwe bruid • „ in uw huis to nemen; want, 't geen zy onder haer • „ hart draegt, is gevormd door den Geest des Eeuwi- „ „ gen ! Zy zal eenen Zoon baeren , en gy zult zynen • „ naem Jefus noemen, want Hy zal zyn yolk verlosfen • „ van deszelfs zonden." 6 Maria, hoe ras , hoe ras „ werd ik uit de diepte myner hevigfte droefheid overge- „ voerd tot een hemelhooge vreugde en vrolykheit door • de hand des Almagtigen ! Het Been ik , in bet ergfe „ oogenblik van kwaad vermoeden, anders nooit gevreesd • moest hebben, dat heb ik voor waer gehouden, • en 't geen myn hart, ook in bet zaligfte oogenblik der • kloekfte hope, nooit gewaegd had to hopen, dat is nu • waer! Maria is de Moeder van Gods Gezalfden ! Ach !" (dus ging by nog een wyle tyds voort) , Ach ! myne Ma- • ria I hoe lang fammelde 1k, en hoe bezwaerlyk kon ik • befluiten tot deze verbindtenis! hoe lang liet my de ,, fleere toeven, ecr ik eene keuze deed, waerin myn G 5 „ gai:- io6 J. PFENNINCER • ganfcbe hart zich kon vcrgenoegen. Thins was dit gc- • lukt; myn hart deed in u eene keuze , als wacrom ii:, • de Eeuwige weet bet! zoo dikwils en zoo vuurig gebe- • den had; maar nu, een zo ontzettend voorval, • (dus waende ik,) zou deze afgefmeekte verbindtenis • weder verbreeken; denk eens, hoe naby my • dit wegvoerde in den afgrond van ongeloof en wantrou- • wen wen jegens den Heere! - vergeet dit voor eeuwig, • ik zal dit ook eeuwig vergeeten, - maer nooit zy- „ net genade , - die pryze ik met u tot den dood toe • - ja tot in eeuwigheid in bet Ryk uwes Zoons!" „ Dit en nog meer fprak Jofeph tegen my; in weerwil van zynen ftillen, erniligen en ftilzwygcnden aert, was by nu vol van reden. Ik fmolt by deze zyne gefprekken inner- lyk van vreugde over de nieuwe openbaring van den Hee- re, en zyne goedheit en trouwe. Hy zal nu de nodige fchikking macken, om my in 't kort tot zich to nemen: ,, Spoedig," (zegt by) ., fpoedig nerve ik a in myn huis, • 6 ! uitverkorene! Echter, zoo lang gy „ niog dien Heiligen niet gebaerd hebt , zyt gy de myne net, zyt • gy een heilige bruid des Heeren." Deze waren zyne laetfte woorden. „ Heden kwam by ook voor weinige oogenblikken, om my to groeten, en to verhalen, hoe zeer bet hem had ge- trofen , dat men in de Synagoge juist die plaets van JE- SATAH gelezen had, waerin gezegd wordt : Ziet ecn maegd zal zwanger worden, en zal eenen Zoon baren, en gy -tilt zynen naem noemen Immanuel! (*) Ja, Amen! God is met ons door Hem, dien ik verwaerdigd ben, onder myn hart to dragen 1 --. ja waerlyk is God met ons !- ook aen mynen jofeph werd door Gods Engel wederont gezegd, dat bet Godlyk Kind Jefus heeten moest, en zyn yolk van deszelfs zonden verlosfen zou. Ik weet niet van waer bet komt, Elifabeth! maer, hoe vast ik ook gelove, hoe ontwyfelbaer ik ook vertrouwe op des Hee- ren toezegging, zoo fterkt toch eene zoo juist met al bet overige ftrookende gebeurtenis, eene zoo duidlyk herhael- de voorfpelling, deeds op nieuw myn geloof! 81 hoe zie ik verlangende uit nae dat uur, wanneer Hy zal daer zyn . en over Hem uitgefproken zal worden, 't geen de Engel nu tweemael gezegd heeft : JESUS." Op deze Brieven volgt een ituk van een Brief, 't welk wy (*) Jet VII. T4. OUDE JOODSCHE BRIEVEN. 107 wy bier nevens zullen voegen, om dus nog een voorbeeld van ene andere natuur aen de hand to geven. Rabbi E s R A aen Rabbi E L E A S A n.(Stukswy-e.) 't Geen gy'voorts op 't laetst van uwen Brief fchryft, is naeuwlyks eeneg antwocrd waerdig. Geloof my, de toe- komst van den Mesftah zal met meer openbaere heerlykheit gefchieden; want daer flaet gefchreven : „ alle vleesch zal Gods heil zien *);" en wederom „ uit Sion, die alley- fchoonfle, zal by verfchynen (t)." Immers al, wat men vets haelt, en waerin flechts eenige meest ongeleerde menfchen vermeld worden, komt duidelyk voor als eene in 't verbor- gen voorgevallene zaek ; ja daerenboven (loot ditlos gebouw van hope zich zelve om verre , daer gy zegt, dat de vrouw, then de Mesfiah baeren zou, eene van Nazareth is. Zyt gy vergeten wat Micha voorzegd heeft omtrent Bethlehem Ephrata ? laet ons niet voorbarig zyn in deze zake. -- „En al ware het eens zoo, Iwat voordeel zou ons dit on- derzaek doen ? de aenvang zyner Regeeringe zou tech in onze dagen niet gebeuren." (*) Luc. III. 6. vergel. P1 XCVIII. 2. en jar. MI. ro. (t) Ps. L. 2. verhandeling van den Ileidelberg elien Catechismus, door twee Godgeleerden. Zondag XXV tot XXXVIII. Der- de Deel. Te Utrecht, by S. de Waal en G. van den Brink, Jansz. 1785. In gr. o5Iavo, 471 bladz. Onder de voortzetting van dezen arbeid houd de God- geleerde Uitgever beftendig denzelfden voet, gelyk ook de Leerredenen van den overleden Godgeleerden in denn zelfden fmaek ingericht zyn; des de uitvoering volkomen blyve beantwoorden aen 't groote oogmerk, dat men zich aenvanglyk met de afgifte dezer Verhandelinge heeft voor- gefleld. Men behandelt de zaken en fpreekwyzen, zo als ze in den Catechismus voorgedragen en uitgedrukt zyn , nauwkettrig; en toont in de toepasfingen het gebruik der behandelde voorflellingen met een ernfligen nadruk aen. Dc 1O P. H. VAN LIS De ecr en het Gezag der Formulie.•en van Eenigheid, en byzonder van den .Heidelbergfchen Catechismus verdedi,t, en deszelfs regt en voordeelig Predikgebruik in de h er- vormde Kerke, aangewezen in twee Leerredenen, volgcns a Tim. 1. 13. Door P. H. van Lis, Predikant to 13urgt. Te Utrecht, by A. van Paddenburg, 1785. In gr. ocT. vo , 147 Had.-. V olgens de klagte van den Eerwaerden vin Lis , in zyn Voorbericht voor deze Leerredenen , zyu 'er, niet alleen buiten , maer ook zelfs in, onze Nederlandfche Kerk , velen, die gansch nict guuftig denken over het bepalend gebruik der daerin aengenomen Formulieren van Eenigheid in 't algemeen , en van bet prediken naer den leiddraed van den Heidelbergfchen Catechismus in 't byzonder. Zulks heeft hem bewoogen twee voorbereidende Leerrede- nen tot den Catechismus , door hem voor zyne Gemeen- te gedaen, een weinig nit to breiden, en dus door den druk gemeen to maken; ten einde het zyne aen to wen- den, om die denkwyze tegen to gaen. Met dat oogmerk ftelt by zich , na zyne verklaring der Apostoli- fche lesfe aen Timotheus, n Tim. 1. 13. de beantwoor- ding der vier volgende Hoofd-Vragen voor. • 1. Is het opftellen en invoeren van een kort begrip der Euangelieleer in de Chisten Kerk billyk en nuttig, als bet op de regte wyze gefchied? mag de Kerk dat voorfchryven, zoo dat de leeraars het volgen, de ge- meentens daar naar onderwezen, de dwalingen daar naar getoetst en wederlegt worden ? • Zo ja, welke eigenfchappeu moet zulk een voor- beeld der gezonde woorden hebben, om van kragt en nut to wezen ? ,, 3. Heeft de Heidelbergfche Catechismus, die in on- ze Kerke daartoe is ingevoert, niet die eigenfchappeu ? en is dus dezelve, als zulk een voorbeeld, der Kerke, den Leeraaren en der Gemeentens aan to pryzen? of, moet by verandert en verworpen worden? • 4. Hoe moet een Leeraar zig daaraan houden; hoe den Catechismus volgen en prediken? - boe moet 'er de Gemeente over deuken, haare verklaring bywoonen, en well< gebruik moet zy 'er van maken? --- en, welke voordeelen zyn daarvan in de Kerke to wagten ?" De Eerwaerde van Lis bcha.udelt dir onderwerp, en be- LEERREDEINEN. log beantwnord deze Vragen als een ernftig Voorflandcr der hormtilieren van Eenigheid in 't algemeen , en van den 1-leidelbergichen Catechismus in 't byzonder. fly durft zich niet vleien met het denkbeeld, dat zyne voor- 1}ellingen juist overtuigend zullcn zyn, voor de zodanigen, die ene rechtfireeksch-ilrydige denkwyze over dit ouderwerp voeden; maer by hoops door dezen arbeid enigen dank by zyne Kerk en Medebroeders to behalen. -- Aen 't laetfte twyfelen wy geenzins, dewyl de manier van uitvoe- ring over 't geheel op zodanig ene wyze ingerigt is, dat ze zynen Medeftanderen moete behagen. En wat dezulken be- treft, wier denkwyze in bet tegengettelde loopt, ze zullen, hoewel niet overtuigd wegens de gegrondheid van 't be- weerde, echter, indien ze 't onpartydig overwegen, ge- reedlyk, zo we vertronwen, erkennen, dat de Eerwaerde van Lis niet in 't wilde fchermt, maer zyn Stuk geregeld en met een veritandig overleg voorltaet. Ilcclkundige Blengelfloffen, door G. J. VAN WY, Stad•-Opc- ratcur van den Steen, Chirurgyn van het Pesthuis cu van de Waale Diaconie-drmen to : mfl , enz. Me Deel. I fle Stuk. Te Jimflerdam, by J. van Selm, 1785. Be- halven het Voorwerk, 120 bl. in gr. 8vo. n dit Stuk ontmoeten wy verfcheiden Waarneemingen, Idie voor den Beoefenaaren der Heelkunde inderdaad ge- wiclitig zyn , en die zo veel to meer onze aandacht ver- dienen, dewyl zy zeer ongekunfteld en met veel onzydige waarheidsliefde zyn opgefteld. Een vereischte, die men in bet mededeelen van Waarneemingen nimmer behoorde uit bet oog to verliezen , en die wy, by den Heer VAN WY, altoos pryswaardig hebben gevonden. In de Inleiding geeft de Schryver een korte Schets van de geneezing der Ran- ker, en van bet gebrttik des Spiritus Sal. ilmmon. cum. C. V parat. , door den Heer MARTINET aangeraaden en met procfneemingen bekrachtigd. . De Waarneemingen , door den Schryver medegedeeld, zyn de volgende, twee Waarneemingen wegens een Kwaadaartige Kankerachtige Zweer, voornaamentlyk in het aangeziclu, aan den pals, en de borst. - Verfcheiden zo inwendige als uitwen- dige Geneesmiddelen wierden vruchteloos aangewend; ein- delyk btfloot de Heer vAN wY , met goedvinden van den Heer 110 G. J• VAN WY, IIEELKUNDICE AMENGELSTOPFEN. Heer VAN ERICHEM, een zeer kundig en beroemd Gences- heer to Amfterdam, het middel vast den Heer MARTINET to beproeven ; de uit(lag daarvan was , dat beide Lyders gelukkig herfteld wierden. De Heer VAN wY merkt {e recht aan, dat de toediening van dit middel zo wel in- wendig als uitwendig, volgens de opgaave van den Heer MARTINET , in zeer veele gevallen niet toereikende is, en dat men hieraan Inisfchien moet toefchryven, wanneer dit middel in zommige gevallen niet de verlangde uitwerking heeft. De Recenfent wenscht, by deeze gelegen- heid, dat ook andere Heelkundigen in ons Land zig mob ten verledigen , om dit middel , waarvan men tog meer- maalen goede uitwerking gezien heeft , nader to beproe- ven. Te meer, daar de Kanker hoe Tangs hoe alge- meener fchynt to worden, en wy inderdaad nog Been be- proefd middel tegens dit zo vreeslyk kwaad hebben. De DerdeIYaarneeming,wegens een Breuk-ofUitperfingvan het Druivenvlies, met bygevoegde Proeven en Waarneemin- gen, wegens de opgegeeven geneeswyze eens Bcenbreuks, is befchreeven en medegedeeld door den Heer VAN DER HAAR. In de vierde Waarneeming, geeft de Heer VAN wY eerie befchryving van de Geneeswyze eener Waterzucht der Kniebeenderen. De vyfde en zesde Waarnee- ming handelt over bet zelfde ongemak. De zevende Waarnceming behelst de Geneezing van een zodanig onge- mak, dat van eene Venerifchen aart was, en waarin nog- thans de Methode van VAN DER HAAR de gewenschte uit- werking had; hierby zy nog gevoegd, eenige Briefwisfe- lingen over verfcheiden heelkundige gebreken. In de achtJle en laatf e Waarneeming, vend men eene Genee- zing eener zeldzaame en zeer aanmerkelyke Tongwoiid, die inderdaad de kundigheid en tegenwoordigheiti van geest des Schryvers eere aanddet, en waaruit men ten duide- lyk{ten ziet, dat eene wel beredeneerde en onbefchroomde onderneeming, in de moeijelykfte gevalleu, dikwyls aller- gewenschite gevolgen hebben kan. Vcr- J. INGENI1OUSZ , VERHANDELINGEN. III 1 crzanaelingvan herlaanuelin,en over verfr;ltillende Natttnr- lundige Onderwetpen,door J. INGFrHOCSZ, IL D. Ifof. raid en Lyjarts van zyne 1 cizerlykc en lioninglykeMaj. ctaz. Vertaald door j. VAN BRFDA, 111. D. Raad in de J7roedfchap en regeerF~nd ;,chepen to Delft, enz. Twee- D de Decl. In 's Gravenhagc by .1. van Cleef, 1785n liehalven lit Voorbericht . 446. bl. in gr. of avo. 3t tweede Dcel behelst een zestal van Verhandelingen, uiet min merkwaardig dan de Stukken in he; eer1 e Deel vervat , waarvan wy onlangs verflag gegeeven heb- ben (*) : weshalven de Liefhebbers van uatuurkundige na- vorfchingen to over reden zullen vinden, om deswegens voldaan to zyn. In de eerfle plaatze wordt ons pier geleverd een korten inhoud van bet Leerffelzel van den fleer Franklin, betreflende de EleLltriciteit; waar in bet be- loop van dat Stelzel, bet welk men dagelyks nog meer en meer, door aanhoudende proeven, bevestigd ziet, beknopt- lyk wordt voorgedraagen; en wel op zodanig eene wyze, dat het tot eene gefchikte handleiding kunne dienen, om zig een algemeen geregeld denkbeeld van de lilehifche werkin. gen to vormen. Tot eene breedere ontvouwing hier- van ftrekt eene volgende Verhandeling, door cene verklaa- ring der verfchynzelen van den Elclrophorus, gefchikt naar de grondbeginzelen van bet Franklynfche Leerltelzel, aan de hand to geeven. 't Is veelen naamlyk voorgekoinen, dat de verl'chynzelen der Elc roplaore bet Leerftelzel van Frank. lin, als daar mede niet overeenkomftig, uitermaate verzwak- ten, zo niet geheel in duigen deeden vallen. Dan de Veer Ingenhousz toont hier, na eene voorafgaande ontvouwing van verfcheiden wetten, welken de verfchillende beweegin. gen der Elektrieke Vloeiflof fchynen to volgen; dat die ver. fchynzelen , wel verre van dit fl:elzel eenigzins to verzwak- ken, integendeel grootlyks dienen, om bet zelve ten flerk. lie to bevestigen : bet ontvouwen hiervan plaatst de voorige opgave van dit Stelzel , en ook daar door bet Stelzel zelve, in een helder daglicht. By deze twee Verhande- lingen, die de Electriciteit betreffen, komt eene derde, welke ten onderwerp heeft , den cart der gedephlogisteerde lngt , de wyze om dezelve to verkrygen, en 'er gebruik van to (*) Zie 41g. Vad. Lett. Vilde Deel, bl. 546. 112 J. INGENIIOUSZ to maaken ter geneezing van ziekten. De natuur- en genees.kundige Ingeiihousz do-,t ons by den aauvang zi::n, hoe 'ergegronde , en door proefncemingen bevestigde, reden zyn, out to beweeren, dat bet inademen van gedephlugisteerde lugs, in veelerlcie ziekten, van uitltcekend veel dienst kan zyn. Zulks duet hem vervolgens, ter bevorderinge van bet gebruik van dit hulpmiddel, gewaagen van de zeifftan- digheden, uit welken men die lugt bekomen kan, en van de byzondere hoed anigheden dier lugt, op ondcrfcheiden wyze, uit verfchillende lichaamen getrokken; waar by nog komen byzondere aanmerkingen over de wyze, om gede- phlogisteerde lugt uit Salpeter to trekken ( t). Vervolgens ontvonwt by ons de manier, om de gedephlogisteerde lugt gemaklyk to ademen, en dezelve to zuiveren van bet lugt- zuur, of de vaste lugt, met welke zy altoos belaaden wordt, na dat zy door de longen gegaan is: en eindelyk hegt by bier aan cen verflag van eene korte manier om de gedephlo- gisteerde lugt to toetzen. - Op deeze Verhandeling volgt eene vierde, gaande over den graad der gezondheid van de Dampkring-lugt in voile zee, vergeleeken met then der Iugt naby de Kusten, en verre van de Zee. In dezelve geeft de Beer Ingenhous z een naauwkeurig berigt van zyn daar om- trent gemaakte waarneemingen in Engeland, op eene reis van daar, door 't Kanaal , no Ostende , voorts door l1raband en Vlaanderen no Holland, en verder na Parys. Alle zyne waarneemingen bevestigen eenpaarig het gunitige dcnkbeeld, dat men veelal van de Zeelugt voedt; daar 't alleszins blykt, dat de Dampkring-lugt, in voile zee en aan de Kusten, ge- zonder is, dan in bet hart van 't Land, verre van de Zee. Ieder deezer Verhandelingen vordert, met voile regt, de op- (*) Nadien de Heer Ingenhousz, in de overtuiging van hot heilzaame gebruik der gedephlogilleerde lugt, gaarne wensch- te , dat men dezelve in den vereischten overvloed goedkoop bekomen konde, en zulks tot nog niet doenlyk is, zo maakt by 'er byzonder zyn work van, om althans de veiligfle en minst kostbaare manier, om ze to verkrygen, to ontdekken. En dit heeft insgelyks den Heer Breda bewoogen, om, buiten bet Been hy, by manier van aantekeningen, op deeze Verhan- deling, bygebragt heeft, in zyn Voorberigt voor dit Deel, zy- ne nadere optrerkingen desaangaande to melden, en die aan de verdere beproevingen van Scheikundigen aan to beveelen ; noopende hen tevens tot bet nafpooren van een middel om deeze lugt, gemaklyker dan tot nog gefehicdt, nit Salpeter to erlangen. VERHANDELINCEN. 113 opnierkzaamheid der Nat uuronderzoekcren; maar zulks mag vooral, in den lerkften zin, gezegd worden van de daar- aan volgende vyfde Verhandeling, als welke eene nieuwe ontdekking aanbi.dt, die der verdere navorfchinge aanbe- volen blyft: ze betreft de zogenaatnde Groene Stof van den Heer PRIESTLEY. '1'oen de Heer Priestley, naamlyk, ontdekte, dat'er in water, inzonderheid in pomp- water, aan de zonnefchyn blootgefleld, eene groene ftuf gebooren wordt, welke eerie ryke bron van zuivere gede- phiogisteerde lugt is, of welke, ten minfte, de medewer- kende oorzaak der voortbrenginge van die lugt is, was by ten uiterfte vlytig om deeze ftoffe na to fpouren. Zyne opmerkzaame waarneemingen leidden hem tot bet denk- beeld, dat dezelve noch tot bet Dieren- noch tot bet Plan- ten-ryk behoorde , maar een op zigzelve ftaande Weezen (fubfantia fui genet-is) was, dat met den algemeenen naam van Groene Stof benoemd moest worden : en by hield ze voor eene uit bet water nedergezonken flof, zonder werk- tuiglykheid, welke groen wordt , als zy aan de zon bloot flaat : dan laatere navorfchingen hebben den Heer Ingen- housz 'er geheel andere gedagten van doen vormen. Zyn Ed. vermoedt, dat de Heer Priestley deeze flof al leen befchouwd heeft, toen zy reeds in een vry ver ge- vorderden that was ; dat by daaruit dit zyn denkbeeld opgemaakt had, en 'er wel dra anders over gedagt zou hebben, indien by zyne waarneemingen over den aart dier floffe verder voortgezet hadde. „ Indien de Heer Priestley, zegt by, den voortgangvan deeze ftoffe, van derzelver eerfl:e begin af, nagegaan had, en byaldien by nauwkeurig alle de waarlyk verwonderlyke gedaante-wisfelingen, welken zy trapswyze ondergaat, had gevolgd, zou by waarfchynlyk geheel anders over derzel. ver aart gedagt hebben; en ik twyfel niet, of by zou geen zwaarigheid gemaakt hebben , dezelve (ten minfte wanneer zy nog jong is) in den rang der weezens, die tot bet Dieren-ryk behooren , to plaatzen : by zou zelf (zo ik denk) genoopt geworden zyn to befluiten, dat zy traps- wyze van bet Dierenryk tot bet Plantenryk overgaat, zon• der nogtans volftrekt alle eigenfchappen van derzelver eer- fte natuur to verliezen; en zo by zyne waarneemingen , gelyk ik gedaan heb, gedourende geheele jaaren agtervolgd had, zou by nog veel meer verwonderd geweest zyn to zien, dat deeze zelfftandigheid, na den grooten ftap, van welken ik fpreeke, gedaan to hebben, dat is to zeggen, 1. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 3. H wan. 114 J- INCENHOUSL wanneer zy in de had in den rang der Planten is over. gegaan , ten miufte in den rang dier weezens is gekoe- men , welke men tot nog toe onder het Plantenryk gefchil:t beefr (*) ; dat zy, zeg ik, door eene zonde-rlinge omwen- teling, (welke egter niet dan by zekere omftandighedenplants heeft (t)) Up nieuw wederkeert tot het Ryk, nit het (*) Ze behooren dan , gelvk de Heer Ingenhousz vervolgens toont, under de Tremellm en Confervce, welken men tot hier toe , als draadagrige warerplanten , onder de bewerktulgde weezens van bet Plantenryk gefchikt heeft. (t) „ Ik heb," zegt de Heer Ingenhousz, daar by vervolgens yan dit verfehynzel gewaagt, „ twee of driemaal gezien, in bet begin van de Zomer, dat de groene floffe, na reeds een geheel jaar in een open waterbak geweest to zyn , en na dat ze de gedaante van cone Tremella, (gewoonlyk onder de Wa- ter)nosfen betrokken ,) hid aangenomen , ontbonden en rottende is geworden; en dat het water, bet welk tot dien tyd toe hol- der gebleeven was , troubel en groen geworden is. Deeze couleur wierdt veroorzaakt, door cene verbazende me- rtigte van bet zelfde foort van kleine groene Infeaten, als in het voorgaand jaar de eerfla groene couleur verwekt hadden. Deeze nieuwe 1nleeten zyn vervolgens naar den grand gezakt, en hebben eene nieuwe groene flymige korst gevormd, juist eveneens als de eerfle. Deeze van zelfs gefchiedende ontbinding der groene floffe gebeurt zeldzaam; en fchynt van eenige toevallige omftandigheid of to hangen. Ik gisle dat deeze nieuwe rottige gisting aan den gang was gebragt door cenige Dierlyke of Plantaartige zelfftandigheid, die, in de bakken gevallen zynde, 'er in verrottede." In deeze gisfing is by bevestigd geworden, door die nieuwe rotting, met denzelf- den uitflag, nicer dan eons willekeurig voort to brengen; enop de melding hiervan laat by zig over deeze gedaante-wisfeling aldus uit. „ Indien de groene floffe, cone Tremella geworden zynde , Indedaad tot bet Plantenryk behoorde , verlaat zv bet zelve op nieuw, wanneer zy verrot, verliezende alien fchyn van eene Tremella; en de nieuwe groene couleur, door deeze verrotting veroorzaakt, niet anders zynde als eene groote me- nigte van diergelyke Infeelen, als in bet voorig jaar in bet wa- fer waren voortgebragt, fchynt hot my toe, dat men befluiten mag, dat deeze zelfflandigheid, eene Plant geweest zynde, (indien de Tremella dien naam verdient,) opgehouden heeft eene Plant to zyn , en in Infeeten veranderd is; of, om my volgens bet algemeen aangenomen ftelzel van onzen tyd nit to drukken, is geworden de baarnioeder, of het vQedzel van een nieuw Ras van Diertjes." VERHANDELINGEN. 115 bet well: zy was voortgekoomen; en dat zy vervolgens ten tweedenmaale wederkeert tot den rang dicr weezens, der Planten namelyk, welken zy verlaaten had." Van dit zonderlinge verfchynzel, en deeze verwonderlyke gedaante-wisfelingen, geeft de Heer Ingenlrousz, in deeze Verhandeling , een uitvoerig verflag ; met eene onderfchei- denlyke melding van zyne waarneemingen op deeze flof, van derzelver oorfprong of tot op den verderen voortgang haarer gedaante-wisfelingen; 't welk, in eene neveusgaaude Plaat, door naauwkeurige afbeeldingen, ons ten duidelyktie onder 't oog gebragt wordt. Zyn Ed. gaat dit ondcrwerp van alle kanten na , tragt het zelve, door de overweeging der byzonderheden, die 'er in voorkomen, op to helde- ren, en toont ons tot welke gevolgen deeze nafpeuring aanleiding fchynt to geeven. De Heer van Breda bevestigt, in zyn Voorberigt, door herhaalde proeven, de waarneemingen van den Heer Jngcp:borisz, inoedigt anderen aan, om dit Stuk door verdere proefileemingen nog nader op to helderen , en toont wat men hier omtrent in agt hebbe to neemen. Raakende bet befluit dat men 'er nit op to maaken heeft, mat by zig , daar (lit onderv;wcrp nog cen nader onderzoek vordert, voorzigtig aldus hooren. „ Of deeze groene floffe indedaad, by derzelver zonder- linge gedaante-wisfelingen , van bet Dieren- tot bet Plan- ten-ryk overgaat, dan wel of dezelve, in haar begin dui- delyk, als dierlyk to kennen zynde, zich naderhand, fchoon altyd dierlyk van aart blyvende , vsrbergt onder de gedaante van een weezen,'t welk gerekend wordt onder de Planten to behooren, en 't welk men tot hier toe meende op de wyze der Planten to groeijen, zal ik niet beflisfen ; beide deeze denkbeelden zyn nog aan zwaarigheeden onderhee- vig, welke volgende Proeven misfchien zullen ophelderen. Thans zoude ik niet vreemd zyn van to denken, dat dee- ze Diertjes, welke de groene ftoffe uitmaken , de zelf- lllandigheid , welke door LINNIEUS , Conferva rivularis , (gewoonlyk Flap geheeten,) genoemd is, en wellee men onder de waterplanten gerangfchikt heeft, voortbrengen: dat namelyk deeze Diertjes, in zekere omfiandigheden en tydperken van bun leeven, zich wooningen vormen, wi. ke de draatagtige holle buizen der Conferva zyn, en waar- van misfchien de witte beweegende vsezels de eerfte aanleg zyn. De groene couleur van deeze zogenoemde wa- terplant fchynt alleen aan de couleur der Infeden van de groene floffe, welke zich in de holligheid der buizen ont- H a hou. 116 J. INGENHOUSZ houden , toe to fchryven to zyn. Men ziet met cen goed Nlicroscoop de groene diertjes in de witte en op zichzelve geheel door[chynende buizeu van de Con ferva, en wan- neer men eenige Conferva in gedestilleerd water bevoorens wet zorgvuldig gewasfchen, in gedestilleerd water, waarin zich geheel geene Diertjes bevinden, verfcheidemaal door- fnyd of kneust, zo dat veele buizen gebrooken worden, ziet men dat water met groene diertjes vervuld ; zelfs zag ik meermaals , gelyk de Heer Ingenlaousz dix ook heeft waargenomen, voor bet Microscoop, de Diertjes uit de afgebiooken einden dier buizen uitvloeijen. Zy fchynen dan leevenloos, althans men ziet ze als dan in den begin- ne geene dierlyke beweegingen verrichten; eenmaal echter meen ik gezien to hebben , dat deeze Diertjes , zo dra zy uit de buizen van de Conferva waren uitgekomen , zich begonnen to beweegen en to zwemmen." Eindelyk behelst dit Deel nog een aantal proeven met den Eudiometer van Fontana, welken toonen, dat verfchil- lende foorten van water verfchillende uitkomften, by bet toetzen van Dampkringlugt, to wege brengen, en de nut- tigheid aanwyzen van ten alien tyde, tot die proeven, gedestilleerd water to gebruiken. Dezelven zyn genomen door den Heer van Breda, en door hem briefswyze voor- gedraagen aan den Veer Ingenkousz , die ze vervolgens on- derzogt, en op herhaalde proefneemingen bevestigd heeft; van waar by 'er zig ook op beroept , in eene aantekening op de bier bovengemelde vierde Verhandeling , over de ,Zeelugt. Ter dier gelegenheid maakt by aldaar mode met ]of gewag van den opgenoemden Eudiometer, of Lugis- gefleldlaeidmeter Van Fontana ; welken by, benevens de I-leer van Breda, insgelyks in eene aantekening op de der- de Verhandeling, over den aart en bet gebruik der gede- phlogisteerde Lugt, ten fterkfte aanpryst, als bet allerge- fchiktfte werktuig , dat tot bier toe bedagt is, om de mindere of meerdere zuiverheid der ;ugt met naauwkeurig- heid to toetzen. De Heer van Breda, die 'er in zyn Voorherigt mede bet gunftigte getuigenis van verleent, bevestigt bet zelve wet inzonderheid uit deeze zyne Proe- ven, ter oorzaa e van derzelver gelykvormige verfchillende uitkomften., in verfchillende foorten van water. - „ De beftendigheid, zegt by, van deezen verfchillenden invloed van onderfcheiden water, op de uitkomst der toetzen van Dampkring-lucht, lecvert, zo 't my voorkomt, een bewys op, van de zeekerheid der Proeven, welke met dit werk- tui; VERIfANDELINGEN. 117 tuig genoomen worden; want indien die Proeven onzeeker waren , her zy uit hoofde van het faamenftel van het werktuig zelve, of van de wyze der behandeling, of wel door eenige onwisheid uit de Niterlucht voortfpruiteude, gelyk fommige gedagt hebben , zou het onmooglyk zyn, dat het verfchil van eenige weinige graden, het welk tus- fchen de Proeven, by welke de buis van den Eudiometer met Reegenwater, en die by welke dezelve met Putwater gevuld is, plaats heeft, betlendig en ten alien tyde, de Luchtcolom , welke na de verinenging der twee luchten overblyft, langer deed zyn, wanneer men Putwater, dau wanneer men Reegenwater gebruikt heeft." Tafereel der Algemeene Ge/chiedenisfe van de hereenigde Nederlanden, gcvolgd naar het Fransch van den 1leere A. MI. CERISIER. IXde Deels Ifle Stuk. Te Utrecht, by B. Wild, in gr. 8vo. 278 bladz. 0ns Vaderland in den Oorlog wegens de Spaanfclie Naa- laatenfchap ingewikkeld, en then met wyfelenden kans voerende, van den Jaare MDCCII tot op de Utreclttfche Vredehandeling, maakt bet grondwerk uit van dit Negen. de Deels Eerfte ;'tuk des Tafereels, by onze Landsgenoo- ten reeds bekend, door zo veele aankontligingen in ors Maandwerk, en nog meer door het Elerk vertier. - Veldilagen , Belegertngen, Scheepsll:ryden , Aangevangene en Afgebrookene Vredehandelingen, bovenal die to Gee r- truidenberg, vinden wy hier geboekt. De Heerschzugt, de Staatku ide , ipeelen groote en verwonderlyke roller in dit gedenkwaardig Tydvak. Dit alles hier, in den ftyl en trant des Na avolgers van den Franfchen Gefchiedfchryver geboekt to vinden, zal den Leezer een genoegen verfchaf- fen, gelyk aan 't geen by uit de voorgaande Deelen haal- de. Want, fchoon het Franfche Werk , naar des Fran- fchen Schryvers eigene betuigingen , in de laatfle Deelen, bezweeken, en de voorgaande niet gelyk is, heeft de Naa- volger de eer zyns Werks opgehouden. Twee Legerhoofden, van grooten naam, voerden bet Leger der Bondgenooten tegen Frankryk aan. De een Prins FUGENIUS, in Frankryk gebooren, afllammende van den Graave DE SOISSONS, uit den Huize van Savoye, en van OLYMPIA MANCINI, 6dne der Nigten van den Car- dinaal LUAZAIUN. „ Hy ftondt ," zegt onze Gefchiedfchry- H 3 „ ver, GIs NEDERLANDSC[IE GESCHIEDENISSEN ver, „ in den beginne alleen bekend onder den naam van den ~4bbc' vans Savoyc. LODEWYK DE XIV fcheen beta niet to agten: maar die Pries, uit den aart groot en held- ha(tig , was gefchikt om de zodanigen, die hem geen regt gedaan hadden, berouw to doen krygen." De an- der JOAN CHURCHILL, Graaf van Marlborough, van wien wy deeze kenfchets aantreffen. „ Hy behoorde tot bet getal der zodanigen, die zich weeten to fchikken naar de zinnelykheid der Vorfteu, wier vertrouwen zy zoeken to wiunen. Hadt Koning JAcouus langer geregeerd, by was misfchien tot de Roomfche Kerk wedergekeerd; doch by was een der eerften, om then Vorst, ten tyde der Omwen- teling, to verlaaten. Toen vertoonde by zich een yverig Vooraander der Engelfche Kerkc, en west naderhand zy- ne begrippen to fchikken naar de verfchillende Partyen-, die in Engeland ontftonden, om zich by die to voegen, wel- ke Koningin ANNA omhelsde. Door dit gedrag bragten de veranderingen, in bet Staatsbeftuur van Engeland voorge- vallen, geene verandering ten opzigte van hem to wege. Zyne Egtgenoote hadt den geest der nieuwe Vorftinne ge- heel ingenomen, en mag men, in zekeren zin, zeggen, dat by Engeland regeerde tot den tyd, dat de hoogmoed der Gravinne haar ten Hove in ongunst bragt. Het geluk ver- gezelde altoos zyne Wapenen; en, naa ieder Zomer de Krygsbenden der Bondgenooten aangevoerd to hebben, deedt by zyne bekwaamheden , als Onderhandelaar des Winters, even zeer als zyne Krygsdapperheid uitfchitteren. De En- gelfc-lten hebben hem by CESAR vergelecken; doch andereen bevoegder Oordeeiaars over Krygsvcrrigtingen, hebben cen main gu[illig oordeel over hem ge(treeken, en, fchoon zy pier weigerden hem onder bet getal der groote Veldheeren op to tekenen , wt LE11T DEN 111, meest altoos ongeluk- kig, hooger gd_fchat dan MARLBOROUGH, van de Overwin. ning gevolgd. 't Is waar , by moest den Kryg voeren tegen zeer bekwaame Legerhoofdeu : doch bet was de meer- derheid zyner bekwaamheden niet, welke hem de overhand gaf; maw by genoot veelal bet voordeel, om bet jonfte tydftip waar to neemen zonder daar in belet to worden, ter- wyl zyne tegenpartyen geen flap konden doen. of jets uit- itceren , zonder last van een Hof ontvangen to hebben, waar ky, the bet oor van den Vorst hadden, denoodige bekwaam- heden tdr bet Legerheftuur mister. - MARLBOROUGH wist tegen de onge(tuime ziedende geestdrift der Franfc•hen over to flellen, die gcpaste tegenvroordigheid van geest, wel- N AAR CERISIER. 119 welke, in een flan, hem als boven bet flagveld verhief, nit welke hoogte by een uitneemend oog vestte op de beide Legers, en vervolgens de cenige party koos, welke bet zy- ne van de overwinning kon verzekeren. Zyne verregaande Geldzugt en Inhaaligheid wares niet gefchikt, om hem de genegenheid der mindere Krygsbevelhebberen to doen ver- werven; doch by keurde bet genoeg van hun ontzicn en gevreesd to zyn; en de eerfle voorfpoed zyner Wapenen vervulde bet Krygsvolk met zo veel vertrouwen, dat bet, cinder zyne Standaarden ftrydende, altoos dagt den weg der o.verwinning op to flreevetx." Te deezet oorzaake flondt by hier to Lande in de blaa- kendile gunfte; een allerfpreekendst voorbeeld bier vann ftrekt, dat, wanneer zekeren Veldflag, door hem en ou- WERKERtC beraamd, door den Generaal SLANGENBERG af- geraaden, en door de Afgevaardigden to Velde by meer- derheid van flemmen afgekeurd , by zich des in eenen Brief aan de Staaten beklaagende, bet misnoegen tcgen de Afgevaardigden tenhoogflen top rees, toen deeze Brief, door de bezorging van den Engelfchen Afgezant, ten fpoe- digflen bet licht zag: een misnoegen, 't Been te Imler- dam by Been mompeletl bleef berusten ; cen hoop Burgers begaf zich na bet Stadhuis ow over de Afgevaardigden to Velde to klaagen, die den Hertog van MARLBOROUGH, zo zy zeiden , geen gezags genoeg lieten. Men zette bun met goede woorden af: en, fchoon de Afgevaardigden hun ge- houden gedrag in eenen Brieve verdeedigden, en dit bet misnoegen eenigzins deedt bedaaren, moesten de Staaten den Hertog nogthans deeze voldoening geeven, dat zy bet gedrag,der Afgevaardigden eenigzins wraakten, ande- ren voor t volgend jaar benoemden, en bet befluit na- men, dat SLANGENBERG in bet Leger niet langer onder MARLBOROUGH zou dienen. Dan, hoe zeer als Krygsheer en Veldheer ook gevierd, hadt men, uit anderen hoofde, rede om van hem afkee- rig to worden. „ Wanneer by," gelyk onze Gefchied- fchryver optekent , „ in den Jaare MDCCVIII kennis kreeg van de opening tot een naderenden Vrede, moat by by herhaalinge betuigen, to verlangen na een goeden verzekerden Vrede, bet Belang en de Eerzugt fpraken anders in zyn hart, dat den Staaten bet bezit der Spaan- fche Nederlanden misgunde , op welker Landvoogdy by vlamde. honing c utaL halt ze hem nicer dan ddns aan- geboden; doch by badt, althans naar zyn voorgeeven, al- H 4 to-os 120 NEDERLANDSCI"P- GESCHIEDENISSEN tool affland gedaan van deeze waardigheid : dewyl by ver- nam dat milks den Staaten onaangenaam zou zyn , waar- ow by 'er ook voor altyd van afzag. Dc Hertog deedt deeze flerke betuiging: „ Indien men my in Holland het „ Stadhouderfchap aanboodt, by GOD en myne Verdoe- „ wenis! ik zou bet van de hand wyzen. Ik weet we], „ waar van men my verdagt houdt; doch men bedriegt „ zich zeer ten mynen opzigte. Ik zoek niets dan een „ goeden en duurzaamen Vrede ; waar naa ik na mynent ,, ineen weder to keeren. Zo 'er, intusfchen, een Land- „ voogd in de Nederlanden noodig ware , zie ik niet „ waarom ik den Staaten minder aangenaam zou zyn dan „ een ander. Maar ik verzeker u, andermaal, dat ik 'er „ niet aan denke 1" Ondanks deeze volernitige betuigingen, verzekert men, dat by onlangs nog nieuwe opene Brieven tot bet waarneemen der Landvoogdye voor zyn leeven ontvangen hadt (*). Geen wonder , derhalven, dat by zich aankantte tegen Vredesvoorflagen, welice de Spaanfche Nederlanden, in andere handen, dan die van Boning CAREL, ftelde. Men vondt onder de Staa- ten, Mannen, fchrander genoeg om de baat- en flaatzug- tige oogmerken des Hertogs to doorgronden; van bier de petchillen tusfchen hunne Afgevaardigden to Velde, hunne Generaals en hot Engelsch Legerhoofd ; van hunne zugt om den Vredehandel to agtervolgen." „ De Hertog van MARLBOROUGH hadt zo veel invloeds op deeze handelingen, en zo veel belangs in den Vrede to dwarsbootnen, dat de eene zwaarigheid nauwlyks ver- effend was, of de andere kwagl ter baane. De fchitte- rende beloften, ten voordeele van den Koophandel, kon- den de beoogde en gewenschte uitwerking niet to wege brengen. Hot Gemeenebest, verblind door de vooringe- nomenheid tegen F;•ant:ryk, en trots op de rol van Zegs. man order de Krvgvoerende Mogenheden van Europa , zag niet dat bet ten flachtoffer f'rekte van de belargen des Engclfchcn en Oostenrykfchen Hofs. Het liet zich beftutii- ren door den Raadpenfionaris HEINSIUS, een Man, meer afgerigt op bet beftuur van zaaken, dan gefleepen in de Staatkunde, een aanbidder van bet plan van WILLEM DEN III, die hem met zyn vertrouwen vereerd hadt, en een werktuig der Staatkundige inzigten des Hertogs van ntARL- Bo- (*) Secr. Refol. (loll. I7o6. VI. D. bl. 444. en Lettre A Mr. PESTERS. NAAR CERISIER. 121 BOROUGH, die de kunst bezat, otn elk, die zich niet ver- re boven den getreenen kring verhief, naar zynen zin to zetten." De Markgraaf TORCY geeft van deezen Staatsdienaar de volgende in dit Werk medegedeelde kenfchets. „ HEIN- sius, Raadpenfionaris van Holland, was onder befcher- ming van den Prins van Oranje, naderhand Koning van Groot-Brittanje. 1.)eeze Vorst, overtuigd van zynen yver, van zyne geneigdheid tot zyn Pertoon en Huis , ftelde op hem een volkomen vertrouwen. Naa de Nieuwmeegfehe Vrede, was by na Frankryk gezonden, om to handelen over bet Prinsdorn van Oranje, en hadt daar to doen gchad met de ongemaklykegeaartheideeusStaatsdienaars,Ineergewoon met harde woordeu Krygs-Officieren to gebleden , dan om met Vreemdelingen to handelen. 't Was hem Diet vergeeten, dat deeze Staatsdienaar hem eens met de Bastille dreigde. Hy was door en door bedreeven in zaaken, waar van eene lange ondervinding hem lesfen gegeeven hadt. Naauw verknogt aan Prins EUGENIUS en den Hertog van MARLBOROUGH, vormden zy zamen ontwerpen , en beftem- den derr'tyd der volvoeringe; zy allen befchikten den loop der zaaken en de middelen; zy waren als de Ziel van het Bondgenootfchap. Doch de Raadpenfionaris wordt niet be. fclluldigd , dat by zo veel genoegen fchiep in de magtbetoo- ning, welke de Oorlog fchonk, dat by then wilde doen voortdlturen, noch ook van baatzugtige inzigten. Geen pracht vertoonde zich in zyn huis en huishouding; niemand zou daar uit opgemaakt hebben, dat by zich by eels Heer van zo veel gezags bevondt. Vier- en twintig duizendGul- dens was zyne wedde, meerendeels voortfpruitende uit zyn Zegelbewaarderfchap. Zyn voorkomen was koel en niet ruw, de beleefdheid ftraalde door in zyne verkeering, en. zelden werd by in het gefchilvoeren driftig. De Verdraa- gen der Verdeeling; zo wel als die des Grooten Verbonds, ware door zyne hand gegaan. Hy was ten vollen kundig van de voornaamfte zaaken, die v66r den Oorlog gebeurd waren, en 't geen, geduurende denzelven, voorviel, en,by gevolge, zeer bekwaam , om de wegen, tot den Vrede ftrek- kende, to kennen en to baanen (*). Hoe veel zich die Franfche Staatsdienaar des liet voor- flaan , de aangevangene Onderhandelingen to Geertruiden- berg werden afgebrouken. MARLBOROUGH was bier van de grow. TozcY, Mem. Tom. II. 1~. 2. II $ 122 NEDERLANDSCHE GrSCHIEDENISSRPP grooten dryfveer. „ Hy betuigde, zo men wil, dat, wan- neer men to doen hadt met ecn Vorst, die in het onderhou- den der Verdragen geenen anderen regel kende dan zyn Magt, deezen de Grenzen en het Krygsvermogen moest ontnomen worden, om zich to beveiligen tegen zulk een Nabuur." (*) HEINSIUS, en de andere Hoofden der Regeeringe waren des to meer to belchuldigcn, naar't ge- voelen van onzen Gefchiedfchryver, dat zy de drift van MARLBOROUGH, belang hebbende in eenen Oorlog, die zyne Eer- en Geldzugt, de tweo heerfchende trekken van zyn hart, voldoening fchonk, daar de veranderingen in het En- gclsch Staatsbeli uur eene verandering van maatregelen aan- kondigde. Zy lieten zich, buiten twyfel, verblinden, door den glans der rolle welke zy fpeelden. Zv bemerkten niet dat zy zich uitputten voor het Huis van bostenryk en En- geland; dat zy nauwlyks deel hadden aan den roem der voordeelen op Frankryk behaald; en dat de luister van then voorfpoed bykans geheel en al afkaatlle op de aanzienlyke Legerhoo'Men, die deeze Overwinningen bevogten. MARL- BOROUGHS geest hadt een algemeen overheerfchenden in. vloed. Die groote Veldheer voorzag, dat de Vrede hem noodwendig in ongenade kon doen vallen , en dat de Oor- log alleen hem hoop kon fchenken om flaande to blyven. Schoon de Koning van Frankryk de helft zyner Staaten weggefchonken, en zyn Zoon ontthroond hadK, zou de Engelfche Veldheer den Vrede niet bcgeerd hebben. Ge- heel Europa moest, om zo to fpreeken, in de wapenen blyven om zyn wankelend gezag op to houden. Pries EUGENIUS liet zich door hem beleezen : en zyn mis. noegen tegen het Hof van Frankryk , gevoegd by zync natuurlyke geneigdheid tot den Oorlog, welke de hoofd- zaak [dit moet zeker hoofdtrek weezen] in zyn Character, zette hem aan om alles to weder(ireeven , wat ter bevor- dering van den Vrede kon dienen. De Staaten lieten, to Geertruidenberg, eene gelegenheid voorbyglippen, welke niet wederkwam. En de Engelfche Staatsdienaar, wiens inboezemingen zy met een afgodifchen eerbied gevolgd hadden, verliet hun eerlang. Ten Engelfchen Ho- ve in ongunst geraakt, veranderde alles ten zynen opzigte van gedaante. Zyne Bloedverwanten waren van hunne bedieningen afgezet, en to Londen weder ekeerd, moest by veel verfmaadings ondergaan; hoonende beledigingen en ic(nmp. ( ) fhv¢d. 1'oi*tiq. rL St. Pierre, Tow. If. P. 56. NAAR CERISIER. 123 fchimpfchriften ftrckten tot loon zyner dienfccn.: bet Volk befputte den Held , voorhcen door 't zelve als een Afgod aanaebeden. Trotsheid, gierigheid, geweld, afltnevelin- gen, bedrog en valschhcid werden hem ten laste gelegd, zelfs betwistte men dien Veldheer dapperheid to midden van den voorfpoed zyner Wapenen. Wy hebben thans deeze trekken van Characters van Lieden welke in dit Tydperk op ons Vaderlandsch tooneel zo groote rollen uitvoerden, willen vermelden. Wat zy, wat hunne Tyd- en Declgenooten in al den verwarden handel verrigt hebben, ftelt dit Deel des Tafereels, waar been wy den Leezer verzenden, hem voor oogen. Chronyk van de Stad der Batavieren, waarin, nevens de be- fchryvin van Nymegen, do eerfle oorfprong van decze Landen. de gryze oudlzeid rleezer Stad, do voortreflykheid van haare Vryheden en hoorrechten en de gedenkwaar- digfle Gebeurtcnisfen van de vroegfte tyden af, kortelyk aangctoond worden door JOHANNES Sb1ETIUS, uit de ei- genhandige aanteekeningen verbeterd en vermeerderd, voorts vervolgd tot den jaare CIOIOCCLXXXIV. Te Ny. megen , by A. van Goor , Stads- en Ouartierdrukker. Belzalven het Voorbericht, 296 bladz. in gr. ol7avo. D It Chronykje is door den Uitgeever op aanhoudendverzoek ter drukpersfe overhandigd, nadat bet zelve met de eigenhandige byvoegingen van zynen Oud-Over- grootvader ,~ohannes Smetius, den Zoon, vergeleken, en na de aanteekeningen van zynen Vader uit oude Gedenkftuk. ken der Stad Nymegen, en andere byzondere papieren, welke genoegzaam als verborgen liggen opge(loten, eenig- zins verbeterd , vermeerderd en vervolgd was. Het be- helst den eerften oorfprong en gryzen ouderdom der Stad Nymegen, de voortreflykheid van haare Vryheden en Voor. rechten, de gedenkwaardigfte Gebeurtenisfen en veele Zeld- zaamheden , die elders to vergeefs gezogt worden , terwyl wy overal by wyze van aanteekeningen de bronnen vindcn opgegeeven , waaruit een weetgierig leezer het aangeftipte breder kan navorfchen. Daar Schriften van deezen aart niet wel voor uittrekzelen vatbaar zyn, zullen wy liever de evengemelde bronnen, waaruit de Schryver geput heeft, volgens het Voorbericht , kortelyk opgeeven, gn dan met ee- 224 J. SDIETIUS eenige byzonderheden nit de aanteekeningen, nopens de regeering van Nymegen, befluiten. „ De oudfte gedagtenis en wetenfchap , welke wy wggens de eerfte Bewooners deezes lands, geduurende de over- macht der Romeinen , hebben , wordt door Schryvers van den eerften rang JULIUS C&SAR en TACITUS verfchaft. Uit de Gedenkboeken van JULIUS CIESAR blykt, dat de Bata- vieren, toen eerst by de Romeinen bekend geworden,lang voor zynen tyd deeze ftreek bewoond hebben ; en Tacitus , welke ons, ter gelegenheid van den oorlog tusfchen de Batavieren onder bet beleid van Claudius Civilis en de Romeinen, onze Batavifche voorouders en hunne helden, die getergd en gedrukt voor de Vryheid ftreeden , heeft leeren kennen, fpreekt, omtrent honderd jaaren, na onze gewoone tydreekening, van de verhuizing der Batavieren, als van eene oude gebeurtenis. Ook meldt by van het OPPIDUM BATAVORUM (*), of de STAD DER BATAVIE- REN, naar welke Claudius Civilis, nadat by, omtrent Ve- tera, tegens de Romeinen ongelukkiglyk had geftreden, zich begeven heeft, en nit welke, als by die met de wa- penen Diet langer befchermen konde , alles , wat tilbaar was, medefleepende, en het overige verbrandende, by naar hot EILAND DER BATAVIEIREN geweken was. „ Zo dra ons Tacitus begeeft is de aloude gefchiedenis deezer landen byna geheel in het duister. By STRABO, p0MPONIUS MELA, FLORUS, VELLEJUS PATERCULUS, PLI.NIUS, SUETONIUS, PLUTARCHUS, PTOLOMAEUS en DIO CAS- S t- (*) Deeze fchynt de eenigfte Stad geweest to zyn , die de Batavieren toen hadden, en daarom de STAD DER BATAVIEREN by uitfteekendheid genaamd to worden, H6st. Lib. V. cap. I9, gelyk OPPIDUM UBIORUM , de Std der Ubiers, Annal. Lib. 1. cap 36. & Lib. MI. cap. 27. Justus Ryckius. in Animadv. ad Tacit. pag.465 en 466. beweert, in navolging van Lipfus, dat 'er by Tacitus niet opidum maar opida moet geleezen worden, zo als zulks in twee oude handfchriften eevonden words, en dat de naam van Nymegen van eenen Celtifchen oorfprong met de Stad even oud is , then zy al voor de komst der Batavie- ren moot gehad hebben. Na de aankomst der Romeinen heb- ben de Batavieren meer Steden gebouwd , als to zien is by Ptolomaeus, Lib. 11. cap. 9. Zie ook hot Itinerarium Antonini en de Tabula Itineraria, een Work, zo men acht, van de vyf- de eeuw , welke het eerst na Tacitus van deeze Srad gewag maaken , en dezelve met den naam van NOVIO\1AGUM en NOVI- MAGUM benoemcn. CHRONYK DER STAD NYIIECEN. I2S Sit'S, welke laatfte de krygstochten van Drufus omflandig befchreven heeft, en by eenige Dichters, PEDO ALBINOVA- NUS, LUCANUS, SILIUS ITALICUS, JUVENALIS CD MARTI- AL1S, vindt men nu en dan maar enkele fchaduwen. „De gedac:itenis(leenen en altaaren op de hoogtens bo- ven de Stad, aan den Gallifchen Oever der Waale, bene- den dezelve en elders gevonden , leered ons, met hulp van Tacitus, Dio Casfius, Ptolomaus en bet Itinerarium Antonini, de oude land- en legerplaatfen der Romeinfche Keurbenden in deeze landftreeken kennen : en dat de Bata- vieren by hunne aloude waardigheiden eervanBONDGENOO TEN en VRIENDEN DES ROOMSCHEN VOLKS en RYKS, na de getroffene Vrede , gebleeven zyn , en zo min als to vooren verpligt geweest, om eenige fchatting aan de Romeinen to betaalen, die zich genoegen lieten met den dienst, dien zy, volgens de voorwaarden des Verbonds, van hunne itrydbaare Manfchap en Wapenen in den Oorlog hadden. „ Na de invallen der Franken in bet Eiland der Batavie- ren omtrent hot einde der derde Eeuw, wanneer bet Ro- meinfche Ryk begon to verzwakken en naar zynen onder- gang to hellen, treft men by voPrscus, TREBELLIUS POL- LIO, EUTROPIUS, AURELIUS VICTOR, MA1JERTINUS, EU- MENIVS , LATINUS PACATUS en andere Lofredenaars eeni- ge dinged aan, die bier en hieromtrent zyn voorgevallen. Wat hater, doen de naauwkeurige Gefchiedfchryvers AM- MANUS MARCELLINUS en de Griekfche zozusus, ook ee nig verfag. Van de vyfde, zesde en zevende Eeuw,-ont- breeken byna Gedenkftukken. De invallen der Gottifche en andere onbefchaafde Volken veroorzaakten onweetendheid en barbaarsheid. PROCOPIUS, JORNANDES, CLAUDIANUS„ AUSONI['S, SIDONIUS APOLLINARIS, VENANTIUS FORTUNA- Tus, oROSIUS en andere latere Schryvers, geeven van bet geen aihier in hunne tyden toenmaals gebeurd is, nu en dan, een enkel voorbeeld op. „Onder bet hoog gebied der FRANKISCHE VORSTEN, die,Pa bet vertrek der Romeinen , deeze Landed, als een ge- deelte van bet Ryk van Auftrafien, hebben bezeten, en vervolgens, vindt men by AIMoINUS, EGINHARTUS den Geheimfchryver van Carolus Magnus, OTTO FRISINGENSIS,, Astronomus Anonyanus, CREGORIUS TURONENSIS , REGINO, LAMBERTUS ASCHAFNABURGENSI$, SIGEBERTUS GEMBLACEN- SIS. ADELMUS, HERMANNUS CONTRACTUS, en in de Aima- les Francorum bier en daar eenige opheldering. Men heeft ouk den Gedenkfteen met Gottifche Letteren, aangaande de 126 J. SUETIU3 de herbouwing van bet Hof van Nynleren , door Kcizer Frederik Barnarosfa , en eenige Stigtin - en Giftbrieven der Roomfche Koningen en Keizeren; anderszins ontmoet men in die Eeuwen veeltyds handtastclyke duisternis, tot dat door de verpanding van Willem van Holland, Roomsch Koning, aan Graaf Otto den Derden van dien naam , in den jaare 1248, deeze aloude Ryksftad in Gelderland is in- gelyfd. Met die Eeuw beginnen de nevelen to verdwynen. Ten tyde van Hertog Arnold en Adolph, licht ons W1LIIEL- rlus BENHEMIUS toe, de eerfl:e Gelderfche Gefchiedfchryver. Van zyn Chronyk de doino Geldria & urbe Noviomagenfe, wordt een handfchrift, met den Schryver gelyktydig , (fat is van den jaare 1466 , op bet Raadhuis bewaard. Ver- fcheide Stukken, deeze Stad raakende, en die men thaws mist, fchynen hem bekend geweest to zyn Ook vindt men eenige dingen, tot de Stad betrekkelyk , aangevoerd by CER- fARDUS GELDLNHAURIUS, mitsgaders in bet Chronicon Ti- lenfe, ophoudende met den jaare 1499 onder Hertog Ar- nold; en in de KeulfcheKronyk, gedrukt in den jaare 1499." Zie daar de voornaamfte bronnen , waaruit deeze Chro- nyk is famengeleld. Wat betreft andere Sukken, in de nanhaalingen vermeld , waarvan eenige nook gedrukt zyn geweest, acht de Uitgever bet genoeg to melden, dot allc waare en waarfchynlyke gefchiedkundige Aanteekeningen meestentyds van Tydgenooten, dot is van zulke, die in of naast aan de tyden gefchreven hebben , in welke de zaaken zyn voorgevallen , of wit egte en onwraakbaare gedenkftuk- ken ontleend zyn; terwyl naakte , onzekere en met verdicht- felen befwalkte verhaalen, aan haare eigene Schryvers zyn overgelaten. Om een enkel laaltje van des Uirgeevers kunde in 's Lands Gefchiedenis en Staatsgefteltenis op to geeven, zullen wy bier laaten volgen bet geen by wegens den alouden Regee- ringsvorm en Grondconflitutie der Stad Nymegen heel aatt- geteekend, om dat bier nit hlykt, dot eene behoorlyke in- vloed der Burgery op de Kegeermg, reeds van ouds,in do Conf'itutie zelve deezer Stad is gevestigd geweest. „ Volgens deezer Stads alonden Regeeringsvorm en radi- caale Conflitutie, (zegt by) is dezelve , van onherdenkely- ke tyden af, beftierd geweest door haare eigene Burgers , Raad en Ingezetenen. De oudfte Keizerlyke en Koninglyke Brieven van HENRICUS, RICHARDTJS, RUDOLPHUS, ALBER- TUS, LuDOVICUS en andere Keizers en Roomsch-Koningen zyn gegeeven aan hunne bcrinde en trou,w btirgeren van CHROI YK DER STAD NTNEGEN. 1^_q Nymegen. (fideics noriri dilc 5ii dyes de Novionnsagio) In de laatere Brieven van Carolus IV. en volgende Keizeren, vindt men de benaamingen van honorabilium Magistrorum Civiun fabinorum Confulam ac aliorum civium civitatis Novioma- gen/Is nostrorum & Sacri imperil fidelium. Uit nude gebruik van in gewigtige zaaken de GEMEIN. TE DER BURGERYE to erkennen, blykt nog duidelyk by deeze overdracht van Burgermeifleren, Schepenen en Raet en Mei/leren van Punter Claes gilde mijt ten GEn1RJJNE BUR GEREN op onze lieve Vrouwen avond anunciationis 1447, en by de overdracht des nesters dach na funte Paulus dach converfionis 1474. Brengende bet Plot van die overdracht insgelykss mede, dat dezelve MET zullen mogen veranderd worden, als met goeddunken van Mrn. van St. Claas gilde van wegens de GEMEENE EURGEREN. Want, niet- tegenflaande ACHT Mrn. van St. Claes gilde, ('t welk geformeerd werd door TWEEHONDERD voornaame Burge- ren, zie de Infettinge van 't St. Claes gilde) jaarlyks door Mrn. van de Broederfchappen, Gilden en Ambten van we- gens de gantfche Burgerye wierden verkooren om to raa. den en to daden helpen by den Reat als tot eer, best en welfaert der gemeine Stad behooren fall (Guedesdag-boek op manendac altera circumcifionis Dni 1531. en 5 post Pentecost. 154 3.) voteerden zy echter nook in zaaken van belaug, waarby de Burgery eenig bezwaar zoude kunnen lyden , voor dat zy de lntenue van itunne principaalen , namelyk der ganfclse Borgeryc, vast ouds in Claslen van Ampten en Gilden verdeeld , Annal. Saxonice ad an. 927. G. van Loon, Aloud. Hall. Hist, II Deel, bl. IGG. 3Eo.) vernomen hadden, die zy dan deeden vergaderen. Buiten des Volks toellemming , mogt in gewigtige zaaken niets beflooten word en. Borgemeesteren, Schepenen en Raad fampt Mrn. van St. Claes Gilde van wegens de gemeene Borgeren als hoige en geboirlicke Overigheid defer Stat, maakten dan volgens de Privilegien van de Roomsch-Ko. ningeu en Keizeren, (naderhand door de Graven en Her togen van tyd tot tyd geconfrmeerd en befleedigd, waar. van de Zegelbrieven in den Blok to vinden zyn) der Stads Wetten. De Wetten plagten jaarlyks op den - January overzien, vermeerderd of veranderd to worden, en dewyl zulks by Overeenkomfle, ContraEt, Conventie of Accoord gefchiedde, hoewel quoad formam obligandi met een wet gelvk, wierden die wetten genoemd OVERDRACHTEN, wel. ke voornamelyk in den Ouden cn Nicuwen brief verza- meld 12S J. SMETIUS, CTIRONYK DER STAD NYMEGEN. meld zyn , in zich bevattende guod Serratui Populogtte placuit. Zulks dat nooit de Furlien van Gelre wetter aan de Burgers van Nymegen hebben voorgefchreven, gelyk zy wel aan 't platte Land, 't welk ;:an huu fubjeel was, by Land en Dykbrieven hebben gedaan. Under de Furflen hebben Raad fampt Mrn. van 't St. Claes Gilde, van we- gen de Ampten, Gilden en Gemeente, meenigte van over- drachten en flatuuten gemaakt, over allerhaure zaaken haa- re Borgherye en Ingezeetenen raakende , als over Magefchei. den, Husvelyksvoortivaarden, ;;urgerrechten, Momboir/cltap- pen, Volmachten, Crimineele Jujlitie,Forme vanprocedee. ren en diergelyke. En als bet gebeurde, dat 'er eenigc twyfelachtige pointen van rechten in deeze Stad waren , zyn nooit Burgermeesteren, Schepenen en Raad fampt Mrn. van St. Claes Gilde, van wegens de Ampten, Gilden en gemee. ne Borgeren , to rade gegaan met de Fur(en van Gelre, maar hebben de Artikelen naar Aken overgezonden, om daarop van Scheffenmeifleren and Schefl'enen van Aken, (welken Stads privilegien door de Roomsch•Koningen en Keizeren aan de Stad Nymegen medegedeeld zyn,) derzel. ver verklaaring to hebben, waarvan nog poincten overig en bekend zyn : hebbende de Voor-Vorilen integendeel moe- ten belooven, dat zy een ieder Land- en sTAD-recht zou- den laaten wedervaaren. Geld. PI. B. I. D. in pr. col. 9. II D. I. app, col. ISI, I33. Zo dat van immentoriaa- re tyden af, Burgemeesteren, Schepenen en Raad nevens de gemeene Burgeren of wel derzelver Reprefentanten (als nu de Gemeenslieden) alleen en privative, met exclufie van alle anderen, bet recht gehad hebben, om, in navolging van de andere vrye Ryksfleeden, binnen haare Stad en u- risdh ie alzulke wetten to maaken , en de oude in bet ge- heel of ten deele zodanig to derogeeren , to veranderen en to amplieeren, als zy oardeelden voor haare Stad en Burge- rye oirbaar to weezen. Gallius, lib. II. obf. S-. 7. en welk recht ex jt re Superioritatis de Ryksfteden toetlerdig ge. deriveerd word by Phil. Knipfchildt de jure et privil. Civic. Imper. Lib. ~ II. cap. zo. n. z6, 17, iS. Vergeleeken met cap. 4 en 5." Hand- HIANDVESTEN ENZ. VAN NYMIEGEN. 129 liandvestcn en onuitgegecvene Charters behoorendc tot de Btfcltryving en Clironyk van Nymegen, en vervattcnde eenige der aldaar vermelde voortrellyke hrylteden en l% oor- i-cchten, door de Roonzschkeizeren en Koningen, mitsga- ders Heeren, Graaven, Nertogen, enz. aan de Stad en Rurgerye van Nymegen verleend : met eon lyst van handvesten en gunstbrieven door de Frankifche Koningen en Roomschkeizeren gegeeven op den Burg of het Valk- hof to Nymegen; en Van eenige aldaar voorgevallene en door hun verhandelde zaaken. TeNymegen, by A. vau Goor, Stads en Quartierdrukker, behalven het hoorbe. richt en den I1ladlvyzer, 338. bladz. in gr. o8avo. Het is bekend, gelyk de Verzamelaar en Uitgeever van deeze Ilandvesten en Charters in zyn Voorhericht wel aanmerkt, dat Nymegen, tie oudfte en aanzienlykfte Stad van de landen tusfchen den Rhyn en Waale, en die reeds in de cerfte ecuw na der Christenen tydreekening by de Romeinen als ecu volkryke Stad beroemd was, na den val van het Romeinfche ryk, order do Vorllen der Franker in haare oude waardighcid is gebleeven, en door het ver- blyf van CAROLUS DMAGNUS, LUDOVICUS PIUS, LOTHARIUS, en veele volgende Keizeren van ouds vermaard , zich, be- halvcn by de overrompeling der Noorrlfche Volkeren, of Normannen , Dimmer onder eene andere regeering , dale die der Koningen van. Aufiraften en Opperhoofden des Roomfchen ryks heeft bevonden, van welken zy, reeds ze- derd de achtfte eeuw, niet alleen met byzondere Vryhe- den en Voorrechten is begiftigd, maar ook deelachtig ge- maakt aan alle de uitileekende hoogheden en heerlyke rech- ten, die aan de Stad AKEN eigen zyn , wclke in de mid- deleeuwen naast Romen, boven andere Ryksfteden, als de hoofdflad van het Frankisch Lothanngisch ryk was begun- ftigd. En hoewel NYMEGEN met deszelfs Ryk en Gebied aan OTTO de III , Grave van Gelre , door WILLEM , Roomsch-Koning, in den jaare 1248 is verpand, waardoor het nanzien van then Graaf en hot landfchap van Gelre niet weinig vermeerderde , is echter de Stad nooit van haa- ren luister, als eene vrye Ryksflad, ontheven; zodanig ook, dat de aanzienlykfle Verbonden, die de Ilertogen van Gelre hebben aangegaan, by de voorfchreve Stad zyn be- zegeld, en zy a'le, ieder voor hunne huldiging, zelfs CA- tiri, de V, en PHILIPS de II, toen ter tyd de magiiglle 1. REEL. N.ALG. I.ETT. N0.3. 1 Vor- 130 1JANDVESTEx, ENZ. Vorlien van Europa, allerpleytigst hebben moeten zwee- ren , Nymegen en haare Burgerye by de oude herkomften , r,!chten , voorrechten en gewoontens , en byzondcrlyk by de e lele Vryheden door de Roomschkoningen en Keizeren verleend , to zu len ftandhouden. Keizer KUDOLPH de I , ten einde de hooge waardighcid der Stad door de verpan- ding aan den lande van Gelre nict verminderd mogte wor- den, heeft, in den jaare 1282, by een byzonder handvest, daarin gelieven to voorzien, en Kcizer FREDERIK de III heeft, by vernieuwing der oude voorrechten, die CARE!, do Groote aan Aken gefchonken had, in den jaare 1442 , onania jura Superioritatis territorialis met bet geene daar- aan is gehecht , en al wat rykfteden onder den naam van Regalia en f ur a Principis bezitten , aan flken en Nyme- gen uitdrukkelyk bevestigd; door Keizer RUDOLPH de II, in den jaare 1576 aan Nymegen op nieuw bekrachtigd, by de toetreeding van die Stad tot bet Verbond der Unic in den jaare 1579, by een byzonder Renverfaal voorbehouden, en ten tyde der ReduOie van dezelve aan den ftaat in den jaare 1591 onverkort verbleven ; van alle welke de oor- a'prongkclyke handvesten en giftbrieven, als zo veele dier- baare kleinodien en eereteekenen van der Burgeren fland- nv,7s1iti7e trouw en langduurige dienflen aan de Keizeren en 1>ct Roomfche Ryk bewezen, in de Archiven to llkcnn, en in de hoofdkerk to Nymegen, ter plaatze, door de oud- heid met den naam van den Blok betlempeld, bewaard, en wegens de zorgvuldigheid, die ten allen tyde daarom- trent is betoond , als in een heiligdom gellooten gehouden worden. tlet was dus to wenfchen , gelyk onze Schryver verdernanmerkt . dat bet aan kundige en onazichtige Leeden van den Raad en Gerneente geoorloofd was die'plaats naar wel- gevallen to mogen naderen , to doen ontiluiten , en de Charters dcr gryze oudheid, weil:e in een groot aantal voor handen moeten zyn , naauwkeuriglyk to doorzoeken , en na bevind van zaaken gemeen to manken , dewyl 'er niets heilzaamer is om de zekerfle bewyzen van de oor- fprongkelyke gefleldheid en gefchiedenisfen der Steden, en om de waare burgerlyke Vryheid en Voorrechten voor de nakomelingfchap in weezen to behouden en op to helde- ren , clan z')danige handvesten to doen drukken. Uit then hnnfde heeft din ook de tlitgeevcr van dit Werk ettelyke Handvesten en Gwistbrieven, zo der Roomsch Koningen en Keizeren, als van andere Furilen in de zo even aan- ge- VAN NYMEGEN. 131 gekondigde Chronyk van Nymegen aangehaald, ter Druk.. persie overgegeeven, en met eenige aauteekeningen terop- heldering verrykt, zo dat deeze twee Werkjes, die by elkanderen behooren geplaatst to worden, voor die gee- nen, welke bet nafpooren van 's Lands oude gefteldheid en gefchiedenisfen , en in 't byzonder van de Stad Nyme. gen , ter harte gnat, veele weetenswaardigc dingen zullen opleveren, die men elders to vergeefs zoel:en zou. Volledig Leerftelfel van Opvoeding, ontivos pen door eenige beroemde Geleerden in Duitschland , en tit tgegeeven door j. ii. CANNPE. Eerfle Dccl. 1 e t~nafler lam, by de E,-)en P. Meyer en G. Warnars, en de [Fed. J. Doll, 1785. In 8vo. 453 bladz. Gelyk bet eene onbetwistbaare waarheid is, dat onze natuurlyke en zedelyke opvoeding, op ons geheele be- ftaan, in bet vervolg een' verbaazenden invloed heeft; is hot even zeker, dat alle weldenkende Ouders zich verpligt moeten rekenen, alles aan to weuden wat in bun vermo- gen is, om tot dit gewigtig work de vereischte bekwaam- heden to verkrygen : en dit is ook de reden, dat zo vee- le Gefchriften over dit onderwerp door geoefende Mannen opgefteld, met zo veel gretigheid zyn geleezen Deeze Eeuw, inzonderheid , of liever de laatlle vyf- en twintig jaaren , hebben deswegen een fchat opgeleverd, waarover elk rechtfchapen Menfchenvriend niet kan nalaaten zich oprechtelyk to verheugen. Duitschland vooral kan tea voorbeelde ftrekken, hoc zeer men in dit vak met reuzen fchreden is voortgegaan. Echter was 'er by dit aange- naam verfchynfel lets, 't welk Ouders en Opvoeders niet weinig in verwarring bragt, de ontzachlyke menigte naa- melyk van meer of min uitvocrige Werken, behelzende Gf geheele Stelfels, 6f wel Schetfen en korte Begrippen van Opvoeding, waarin, gelyk het gemeenlyk gnat, by weinig goeds veel verkeerds en gebreklyks wierd gevondeu , en waarin ook de Schryvers niet zelden merkelyk van cikan- deren verfchilden , of elkanderen wel rondelyk tegenfpra- ken; terwyl 'er meer doorziclit, kundigheid en fchiftend oordeel vereischt worden, dan men by bet pros der Ou. deren kan voorondertlellen, om bier naar recht en waar- beid to beflisfen , en , in zulk een groote verfcheidenheid, altoos bet beste to vcrkiezen. I -- Dec- Ij2 J. H. CAMPS Deeze bedenking werkte ook by den beroemden cAmPIr, een Man die zich meer dan twintig jaaren met de praktilcaa- lc opvoeding had bezig gehouden, en wiens verdienften in dit vak, als Theorist, door zyn Bibliotheek voor Kinderen, zyn 13eknopte Zedeleer en Zielkurrde , zyn Theophron , Robinfon Crufoc, O>atdekking van America, enz. zo in Duitschland als elders, en ook by onze Landgenooten, vol- mondig zyn erkend. Hy zag met overtuiging dat 'er voor de Opvoeding wel veel gedaan, maar ook nog veel to docn was; dat men, by bet reformeeren, ook hier wel eens to verre was gegnan, en verkeerdelyk had gehandeld ; dat men wel eens lets verdraaglyks had weggefmeeten , z )u- der lets beters daar voor in de plants to ftellen; dat men, gelyk by bet zelf befchryft, zich met denkbeeldige dingen hecft opgehouden , die alleenlyk by denkbeeldige Kinde. ren, in een denkbeeldige Maatfchappy, zouden kunnen ge- bezigd worden. En wat was bet gevolg van deeze waar- neeming , by onzen CAMIPE ? Het edelfte, dat men zich kan voorftellen. Niet minder dan het grootsch ontwerp, oui to bcproeven, of het mogetyk ware de fchranderlte verftanden, onder de beoefenende wysgeerige Opvoeders van onzen tyd, tot cone gemeenfchaplyke werkzaamheid to vereenigen , ten einde de bovengemelde gebreken to verbeteren of to herflellen; uit den genoegzaamen voorraad van gebruikbaare bouwftoffen, hier en elders verfpreid, volgens eeu welbera-,len plan, met vereenigde krachtcn eon hecht en fterk gebouw op to rechten, en dus een volle- dig Leerflel van Opvoeding to vervaardigen, - was 'er ooit een tydftip, waarin dit kon gefchieden, was er ooit eon Land, waarin men dit met de heerlykile uitzichten kon be- proeven, bet was zekerlyk in onze dagen, bet was in Duitschland. „ De gedachte was to bekoorlyk , zegt de „ Heer CAAIPE, dan dat ik 'er in zuu hebben kunnen be- „ rusten om ze blootelyk gedacht to hebben." Hy maakte zyn ontwerp waereldkundig, en had bet onbefchryflylc ge. noegen, to zien, dat de grootfte Vernuften, de kundigfle Mannen, bet zelve good keurden, en zich genegen toon- den daartoe mede handen aan bet werk to flaan. Len IBUSCH, EHLERS, GEDIKE, MORITZ, REZEWITZ, STUVE, TRAPP, WILLAUME, LIEBERKUHN,SALTZMAN en zo vecle anderen, booden zich aan, om, als gewoone en buiten- gewoone Leden deezer Maatfchappy, ten algemeenen nut- te to arbeiden. Elk van hen verkoor zulk een gedeelte of itofle, tot welker bewerking by by zich zelven den mees- ten OVER DE OPVOEDING. Bm 33 ten lust en de meeste bekwnamheid vonc'. Doch nu blee- ven 'er ook nog cenige thtkken over, die tot bet geheele ontwerp behoorden, en waarvoor zich nog geen bewerker bepaaldelyk had opgegeeven. Men befoot derhalven zodauige flukken als Prysvraagen voor to flellen , waarvan de ingeko- mene antwoorden, door de gezamentlyke Leden van dit Genootfchap, bcoordeeld zouden worden, en aan de Schry- vers der goedgekeurde Verhandelingen, voor ieder gedrukt blad, een belooning van drie Hollandfche gouden Dukaaten toegelegd. Waarlyk een edelmoedig voorftel , am 'l'alen- ten, hier en elders verborgen, of door ongunilige otnifan. digheden gedrukt, uit to lokken en nan to moedigen! De wyze op welke men aan dit groote Plan arbeidt, is niet minder aanmerkelyk. Kortelyk komt ze hierop uit. Elke Verhandeling, bet voortbrengfel van elk Medearbeider, over zulk een gedeelte, als waartoe by zich zelven meest bekwaam oordeelt, wordt aan elk gewoon Lid van bet gezelfchap, in een leesbaar, met papier doorfchoten, hand- fchrift, toegezonden, en elk gewoon Medelid verplicht zich, om zyne aanmerkingen en verbeteringen daarby to fchryven. Vervolgens is bet de zaak van elk Optleller, orn van deeze aanmerkingen en verbetering, naar zyn best doorzicht, een gemoedelyk gebruik to maaken, en dezel- ven zyn' arbeid in to lyven. Wordt bierby iets gevonden, 't welk de Schryver zelf voor een verbetering hottdt, als dan treedt by daarover in brietwisfeling met den Verbete- raar, en de een zoekt den ander to overtuigen , of zich- zelven to laaten overtuigen. Zo men bet hieromtrent op de eene of andere zyde niet eens kan worden, dan blyft wel bet aangetaste gevoelen van den Oplleller (vooronder- fteld, dat alleenlyk de eett of de ander, en niet bet groot- fle gedeelte der Leden deezer Maatfchappy zich daartegen. verklaaren mogten,) onveranderd; maar de daartegen inge- bragte tegenbedenktng words 'er, in eene aanmerking, by gevoegd, en de breedvoerige ontleeding der gronden v6dr en tegen, tot eene nadere gelegenheid uitgefteld. Niets echter wordt. aangenomen, dan 't geen door de meeste Le- den deezer MaatIchappy eenpaarig wordt goedgekeurd.- Uit deeze befchryving zal men ligtelyk kunnen opmaaken, wat men van zulke vereenigde vermogens, onder bet be- flier van zulk een' hekwaamen Stylvoerder, als de Heer CAMPE_, heeft to wachten. Doch bet is thans niet meer bloote verwachting. Men kan uit dit eerlle Stukje, in ten goede Nederduitfcbe Vertaaling overgebragt, reeds ge. 13 deal. 134 J. I1. CAMPL deeltelyk ovex de uitvoering oordeelen. Iletzelve beheist llechts vier Verhandelingen. De eerile , over het oogmer,z der Opvoeding, die men, in zekeren opzichte, als de platte grond van het geheele gebouw zou kunnen aanmcr- ken, is opgefleld door den Heer BAHRDT; van wren men echter, gelyk wy uit de Voorrede zien, geen meerdere tl:ukken heeft to wachten : een Verhandeling, die (wat men anders ook ten Taste van (lien Schryver mogt hebhen in to brengen) zo veel teekens draagt van oordeel, menichen- kennis en wysgeerige naauwkeurigheid, dat zy met recht can't hoofd van dit uitmuntend Werk verdient to pronken. Wy zullen ons niet inlaaten, om 'er den byzonderen in- houd van op to geeven , zo min als N an de volgende, dewyl flukken van die rykhcid geen uittrekfel dulden , en wy vertrouwen dat een algemeene opgaave voldoende zal weezen, om weldenkende Ouders en Opvoeders nan to fpooren , dit Werk zelve to leeren kennen , waarvan zy zich in 't vervolg zo veel heerlyke vruchten kunnen belooven. De tweede Verhandeling, over de vereischten eener goede Opvoeding , van de zyde der Ouderen , vokr en na de ge- boorte van een kind, is door den Heer CAMPS zely' op- gefleld, met al dien nadruk, levendigheid en klaarheid, welke hem zo byzonder eigen zyn. De derde handelt over de al gemeene grondbegin%ls der Opvoeding, afgeleid uit cene waare kennis van den mensch , met opzicht tot zync verordening, tot zyne ligcltaamlyke en gee telyke natuur en derzelvcr naauwfle verbindtenis, tot zync vatbaarlaeid voor geluk en zyne verordening voor de Maatfchappy ; - en de vierde over de algemeene grondbeginfc/cn van de lichaanllyke Opvoeding ; welke beide flukken men aan de bekwaame pen van den Heer STOVE, he,-`lor te Nieuw- Reppin, heeft to danken. Wy verlangen naar een vervolg van deezen arbeid, en hoopen dat dezelve door geen on. voorziene toevallen moge geftoord worden. Het Plan is zekerlyk uitgebreid; doch met menigvuldigc, gelykwer- kende, krachten, kan men ook veel verrichtcn. „ Klein- • moedige Leezers zullen (dus befluit de Heer cArii zyn • voorhericht) gelyk ik vermoede, na het doorleezen van ;, dit veelbeloovend Plan , grootelyks twyfelen of de uit- voering voering van hetzelve ook mogelyk zal weezen. 1k zou • zelf nooit van deeze mogelyl:hetd hebben kunnen droo- • men, men, indien het my niet gelukt ware, om zo veele, zo • menigvuldige , zulke geoefende en werkzaame vermo- ~~ gens to vereenigen , en hunne algemeen nuttige poogin- „ gen op een an het zelfde doel to doen vestigen. Maar „ aan OVER DL OPVOEDING. 135 „ aan de band van zodanige geleiders, als de Voorzienig- heid heid my heeft toegevoegd , is het geoorloofd om een „ Joel vast to (lellen , waarby enkele , verftrooide krachten „ to recht zouden wanhoopen van bet ooit to zullen be. „ reiken." De Nederduitfche Uitgeevers van dit Werk, hebben he- floten , ieder Deel van herzelve to doen verzeld gain van een klein flukje , meer onmiddelyk voor de jeugd zelve gefchikt , waarvan thans het eerfte mede het light ziet, onder den tytel: Lcesbock voor Kinder-en; nit Plaaten. Eerlte Deels, Eer('e Stuk. Well: L eesboek beftaan zal, uit een verzameling van Tooneelftukjes, Zedelyke Tafereelen, meer en min uitvoe- rige Vertelfels, Fabelen enz., in 't kort, uit het beste, wat men hier en elders, voornaamlyk in andere Taalen , nantreft, en 't welk men gefchikt oordeelt, om den Kin- deren ter inhoezerning van goede gevoelens, en ter uitbrei. ding van nuttige kundigheden, in handen to geeven. Deukalion en Pyrrha. Tooneelfiuk. Te Amflerdam by P. J. Uylen- broek , 1785. in gr. 8vo. 33 bladz. Deukalion en Pyrrha, volgens de Fabel-leer, de twee Men- fchen, die naa den algemeenen Watervlocd op Aarde wa- ren over eebleeven, en gehouden voor de eer(le Bevolkers tier N'euvre Waereld , worden bier ten Tooneele gevoerd. Dit Stukje fchynt ingericht om aan to toonen, dat de Liefdc cene wezenlyke behoefte voor bet menschlyk hart zy. ---- De uit- vinding is oorfprongelyk en geestig de voorftelling na- tuurlyk en zoetvloeijende. ,7uliet Grenville, of de Gefchiedenis van het Menschlyk Hart. In Twee Deelen, door den Heer nnooKE, uit het Engelsch vertaald. Te Arnhem , by W. Troost. 1786. 2 Deelen, in oElavo , 610 bladz. X C uliet Grenville , eigenlyk de Dochter van den Graaf van ran field, was in haare kindschheid op done School, met Thomas Cranfield, eigenlyk de Zoon van Grenville: (Deeze verwarring was door de Minnen veroorzaakt, en is to wyd- loopig om bier geplaatst to worden.) Thomas Cranfield verlieft aldaar op 7uliet, en wel in eenen zeer hoogen graad, en Juliet blyft gantsch niet onaangedaan voor zyne liefltoozingen. De Vaders dcezcr twee Kinderen , zeer groote Vrienden , krygen over een beuzeling een zo hoogloopend ongenoegen, dat Graaf Cranfeld de verbintenis, wclke by anders met genoegen zich 138 JtLtET GRENvILLre vich en zyndn vriend , uit de aanwaslende liefde hunner Kin- deren, voorfpele'e, in ecns aan flarden rukt , door T'roinas, die ,7zilict ivat voor nit was in Jaaren, buiten Lands to verzender. Pit fchokt den jongen Minnaar zodanig, dat by cenen zeer langen tyd,', in eene Ylzinnigheid doorbrengt , en eenigzins her- field zynde, weet by bet waakzaam toevoorzigt zyner op- pasferen to ontglippen , en zwerft daarop geheel Europa door, in bet geloof, dat zyne 7uliet getlorven is ; doch naa fang zwervens, fpreekt by to Napels eenen Landsgenoor , die hem bericht geeft, dat Juliet nog leeft, en een der grootlie fchoonn heden van Engeland is. Op dit bericht fpoedt by zich na En- geland, en weet toegang to krygen in bet huis van Grenville, doch zeer vermomd , en zyne lichaamsgetlalte van een ander aanzien gemaakt hebbende: by ontdekt zich niet aan Grenville noch aan `ruliet, uit hoofde van de nog niet geheelde vriendfehaps- 1•rauk tusfchen de beide Ouders. Terwyl by na middelen om- ziet, waardoor by in bet heimlyke die breuk zoekt to heelen, doet een zeer onverwacht Tweegevecht, waarin zich Grenv'i le voor de cer van Cranfield, die gehoond werdt, waagde, die retukkige verzoening flandgrypen : hicrop verlchynt Thomas Cranfeld, in zyne eigene houding, aan zyne Yuliet en alle ove, rigen ; de Huwlyksdag word bepaald; doch 'er ontflaat eene verwarring, waardoor bet fchynt, dat Thomas en 7uliet Zuster en Broeder zyn, welke evenwel zeer gelukkig door de Minnen 7.elve,de onkundige oorzaaken dier dwaaling,ontknoopt wordt: waarop een zeer gelukkig en gezegend Huwlyk volgt. Dit is bet Geraamte van deezen Roman, door den fchrar- deren en geestigen BROOKE gefchreeven : men weet uit zyn Zot van :fanzien,(*) hoe by in zyne eigenlyke Gefchiedenis zeer veele Tuslchen-Gefchiedenisfen invlecht, en dat by eene gantsch byzondere manier van verhaalen h'eef. Dezeli'de eigenfchappen ten then aanziene heeft 4eeze Roman mede. Wilde BROOKE hier en daar minder den vernuftigen Man fpeelen, zyne Roman zou nog natuurlyker zyn; vooral hindert dat vernuft in gefprek- ken; hoe geestig de Figuuren der Redenkunst dikwyls zyn, egter wil de hevige aandoening van bet menschlyk hart, dezelve, in zQ menigvuldige maate en zo verfynd, niet dulden. Met dat alles is BROOKE, en deeze Roman flrekt hicrvan tot een zeer Ip1reekend getuige, een dier groote Schryvers, welke tot dehairfyne roerlels van de menschlyke bedryven doordringen. (•) D eze fraaije Roman is gedrukt, to Antlierdam, by 7. r. e.. Bur,i en Loon, in 5 decltjes, in 8vo. be Schim van Bocatius , of de Geneesmeester der Zwaarmoedigen. TeKeulen by de Erve van J. Gaillard , 1785. in 8vo. 248 bladz. Almanachs klugten en Grappen van bet laagfte foort, op veele plaatzen de goede Zeden en den Godsdienst kwetzende , zyn de vo,rrnaa1nftc middelen die deeze Geneesmeester teen de ., aartnoedig! eid voorflchryft. - brat Ichryti n:en niet oil] Gald l N I E U TV EA L G E M E E N E VADERLANDSCHE LETTER. OEFENINGEN. J. G. EICHHOaN, Prof.. to Yena, Inleiding in het Oude Testament. Uit bet Hoogduitsch vertaald, door Y. VAN }IAMELSVELD, ,Dr. en Prof. in de H. Godgel. to Ut- recht. Derde Deel. Te Amflerdam, by J. Weppel- man, 1785. ,t ehalven het Voorwerk, 693 bladz. in gr. Octavo. Op de befchouwing der Historifche Schriften des Ouden Testamentes , van 't Boek Gene/is of tot bet Boek Esther ingeflooten, in 't voorige Deel , volgt in het te- genwoordige, de overweging der overige Schriften, naem- lyk die der Propheten, bet Boek der Pfalmen, dat van job en de Klaegliederen van jeremia, benevens Salomong Spreuken, Hoogelied en Prediker. De Hoogleeraer ont= vouwt zyne gedachten over den inhoud dezer Schriften s en de onderwerpen bier toe betteklyk , met eue foortgely- ke vrymoedigheid, als by in 't gebeele beloop van ditzyri Werk betoond heeft. Men zal bier derhalven, even als in 't voorige, en vooral Diet minder, veel ontmoeteti , waeraen men zo gereedlyk zyne toetlemming niet kan ge• ven, ja dat men, met den geagten Nederduitfchen Ver- taler, als ongegrond zal wraken ; dan met dat alles zal men, gelyk zyn Hoogeerwaerde zich uitdrukt,,,defcbran- ,; derheid en bet vernuft van den geleerden Eichhoi r „ achtende, alle dingen beproevende en bet goede behou. , dende, reden vinden out Hem to dauken, dat fly, no- ,, pens den Kanon van bet 0. T. over bet algemeen zo „ veele nieuwe zekerheid gegeeven heeft." Hy bouwt, wel is waer, dikwerf, in zyne byzondere ophelderingen op gewaegde onderflellingen ; doch by zelve geeft ze ook niet hooger op dan als onderllellinggn, die by iden oar- deelkundigen ter toetfe in handen geeft; en zyn zommi- gen derzelven wat flerk gewaegd, men vind 'er ook ande. ren, die hare waerfchynlykbeid helrben, en zeer wel te= gen andere algemeen aentgenomen onder(#e11tgen ktmneti I. DEEL. N, ALQ. LETT, N0.4. K Op 133 J. a. E I C to H a iz rt opwegen. Wy zullen 'er ene van de laettle foort, met be. trekking tot den oorfprong van onze Verzamelin~ der Pfal- men, tot ene proeve bier van, in dezen onder• t oeg des Lezers brengen. De Pfalmen, naemlyk, zyn op tweederleie wyze ver- deeld; eerst in twee deelen; vervattende bet ene de eerfle 72, en bet andere de volgende 78 Liederen: voorts zyn ze op deze wyze in vyf Boeken gerangfchikt. Het eerfte Boek behelst Ps. I-XLI; bet tweede Ps. XL1I-LXXII; bet derde Ps. LXXIII-LXXXIX; bet vierde Ps. XC----CVI; en bet vyfde Ps. CVII-CL. In ene onderfcheiden opgave der Pfalmen , in ieder Bock geplaetst, toont ons de Hoog- 12eraer, hoe elk Bock Pfalmen bevat, welker Op(tellers ge- noemd worden,, en ook zulken die van ongenoemde Dich- ters zyn ; en wyders merkt by aen, • dat 'er in derzelver icbikking ene fchynbare wanorde zy, in welke echter ook weder eenigzins ene orde fchynt plants to hebben. Het ene en 't andere levert byzonderheden op, die hare duister- heden hebben, welker opheldering, zyns oordeels in den eigen aert van den oorfprong onzer verzam~linge der Pfal- men gezogt en gevonden moet worden. Zyn Hoog. geleerde vind gene voldoening bier omtrent in bet gewoo. ne voorflel des aengaende; volgens bet welke men de ver- zameling der Pfalmen, niet alleen in bet eerfte, maer ook in bet tweede Boek, aen David zelven toeeigent; waerop men dan voorts Hiskia befchouwt, als den verzamelaer der Pfalmen in bet derde en vierde Bock vervat; en eindelyk de verzameling van bet laetfle Boek van EFra en Nehemia af. leid. Tegen bet laetfte heeft de Hoogleeraer niets byzon- ders in to brenger., dewyl de verzameling van dat Boek ten minften tot hunnen leeftyd behoort; maer tegen bet be- weerde nopens David en Hiskia heeft by enige bedenkin- gen, die toonen dat zulks vry onwaerfchynlyk is. Zie bier zyne gedachten over dit onderwerp. ,, Zekerer, zegt by, en zonder eenig gevaar van dwaa- len, kunnen wy onderftellen, dat, reeds in vroege tyden, van Godsdienflige Hebreen de Liederen van himnen DAVID in byzondere Verzamelingen gebragt zyn , en dat zulk eene Verzameling de eerfte grondlegging van ons Pfalmboek ge. worden is. Het is natuurlyk dat aan zodannig cenen by- zonderen Verzamelaar veele ftukken van den Zangryken DAVID ontfilappen uloesten. Als zy andere Verzamelaars van foortgelyke Bloemhoven van Hebreeuwfche Dichters in hander vielen, dan gaven zy aan dezelven eene plants in hun- 1? t$IDINO IN FIET 0. T, 139 hunne ladtere Veezamelingen. Als zulk een byzontler Ver- zamelaar den naam van DAVIIf alleen dear voor de Liederet. Feplaatst beeft., dear by then in de Affchriften, die hem in handen vielen, alreeds vond, of ze zelfs bygevovgds dear by zeker wist, dat DAVID de Opfleller was, dan is bet verklaard, waarom in de eerfle Verzameling, die grooten- deels Liederen van DAVID bevat, fomtyds de na m des Dichters ontbreekt; en elders (zo als Ps. XVIII. en XXXVL) de naam van DAVID met den eertitel van den knecht del IIERREN 'er bygevocgd, en waarom de i8de PfW-& niet iil zyne volmaaktfle vorm ingevoegd is. Daar Wilde de Ver- zamelaar niet loutere gisfingen volgert, en bier voor den Koninglyken Dichter zynen eerbied betuigen, en van den X8den Pfalrn gaf by de Uitgave, of bet Aflchrift, dat hem in lranden viet. „ Zodaauig eene byzondere Verzameling van DAVIDI Gezangen moest vroeg of laat, by herhaalde Affchriften, met Gezangen, deels van DAVID, deels van andere Dich- ters, als nieuwe Bylagen, dan toevallig, dan opzettelyk, verrykt worden. Bleef 'er op cene huid eene ledige ruim- te over, dan vulde men die wel pan , met e8n of twee Liederen, die niet in het Oorfptonglyke flonden, dat men affchreef. Alen ken ook by een niettw affchrift die fchik. king maaken, dat een ander klein Gezangboek nog plaats had op dezelfde buid, en dat men dit, om zo veel meet op tsene Rolle to bebben, by de eerfle grootere verzame. ling lief voegen. Dus verklaar ik my bet ontflaan van bet Hoofdgezangboek , bet welk de eerfle grondfiag van ons pr almboek geworden is; of hoe, achter de 41 Pfalmett van DAVID, 8 Liederen van de 1Xinderen van Ko wh, (die voor een gedeelte nit laater tyd zyn,) Un Pfalm vat. ASAPIi, en nog eenige Liederen van DAVID, kondeu ko- men to flaan. Want de 72 eerfle Pf linen maakten. onbe- twistbaar, voor hunne famenvoeging met de overiaen,een afzonderlyk gehee-l uit, bet walk door bet onderfchrifte hier hebben de Lkderen Van DAVID, den Zoon VIM ISA!, een einde, verhonden werd. Maar hat Affelfrift van dee- ze Verzameling, nit bet walk zy voor in ons Pfalmboek geplaatst zyn, an wet laater,doch niet vroeger, dan HIS• KIAS Regeeting zyn, dewyl 'er eenige Gezangen van de Korahicten In zyn opgenomen, welker Inhoud in IIISIUIAS tyden vale. „ Uit deeze Honfdverzatttelin van 72 Liederen, euttrie ttndere Gezangboeken, is orbs Pfalmboek, in zyue tegen, K 2 voor• 140 J. G. EICHHORLN woordige vorm, na de Babylonifche Ballingfchap ont. ftaan; een byzonder Boek bevatte de Pfalmen, voor wel- ke enkel naamen van Tydgenooten van DAVID, dan met recht, dan met onrecht, geplaatst waren, van Ps. 73 tot 89. Een ander bevatte enket gezangen van ongenoemden, behalven bet eer(te van nlosi;s, en misfchien twee van DAVID, indien anders deeze naam niet eerst laatdr by de- zelven is bygefchreven, van Ps. 9o tot io6. Eindelyk was 'er nog eene reeks van and ere Liederen in kleine verzamelingen , of op kleine rollen, voor handen, een Feestgezangboek, een Reisboek, een Halleluja-Boek, be. nevens enkele Liederen van ongenoemde Dichters; --- deeze verkregen van wegen hunne Mengeling de laatfte plaats, van Ps. 107-150. Allergevoeglykst ftond achter DAVLDS Gezangen (r-72.) het Gezangboek van zyne Zatigmeesters; en de Liederen van ongenoemde Dichters (73-Io6.) ftonden billyk voor bet Mengelboek, bet well: onder anderen ook de Liederen, onder en na de Babylo- nifche Ballingfchap , zou bevatten. Tirans nam men bet oogmerk, om het Pfalnboek even als de Boeken van nto- szs , in 5 deelen to brengen. Drie Boeken kon men ge. maklyk onderfcheiden; bet Sde, 4de en 3de, dewyl 2 I3oeken, bet 3de en 4de, (of bet Boek der Zangmeesters van DAVID en der ongenoemde Dichters,) reeds voorheen op byzondere Rollen ftonden, en bet Sde eene Mengeling van kicine Zangrollen formeerde, eer zy tot ~dn geheel (amen vereenigd waren. Alleen, van waar kon men de twee nog ontbrekende Boeken bekomen l Natuurlyk kwam men op de gedachten, om de buiten dieti reeds zo flerke eer(le Hoofdverzameling (Ps. 1-72.) in twee deelen to verdeelen; en bet eerfle Boek daar to eindigen, daar men DAVIDS naam op d6ns ophield to verneemen, en daar de Iiaam der kinderen van Korah volgde, by den 41flen Pfdlm. Dus is ons Pfalmboek omtrent out(taan, en tot zyne tegenwoordige gedaante en verdeeling gekomen. „ lk knn wel tilt vooritel met Been getuigenis bewy- zen, (en wic zou dit ook eisfchen ?) maar de oorfprong van onze Verzameling der P/alincn moot toch door eene Onderftelling verklaard worden, en ik zal my zelven ge- rechtvaardigd hebben, als ik aantoon, dat deeze niet voor de voct opoeraapt, maar nit de overweging van bet ge. heel gevnrmd is. En, indien de gegrondheid eener onder- ftellinr als dan blykt, w.inneer alle verfehynzelen, die to verklaaren zytl, daardoor nat uurlyk worden opgelost, dan hoop INLEIDING IN I-ET 0. T. 14L hoop ik ook, dat de van my aangenomen onderlie fling zich zal aanpryzen. • 1. Daar heerscht wanorde in de famenflelling van onze P/almen. Daar Man Liederen van DAVID in alle vyf de Boeken; ASAPns Liederen flaan, zo min als die der Ko- raltieten, by elkanderen , de Tempel-en Feest-Pfalmen zyn. verflrooid, enz: Als DAVID de zynen niet zelf verzameld heef;, en ons Pfalmboek ontflaan -is ult de famenvoeging van racer dan ddne Verzameling, die hunnen oorfprong op de boven befchreven wyze genomen hebben , dan kon 'er geene orde naar ftoften en Opftellers gehouden worden ; daar moesten Bydragen op Bydragen volgen , en Liederen van onderfcheiden Dichters moesten met elkanderen afwisfelen. • 2. Doch tusfchen deeze wanorde heerscht echter weder orde; en Liederen, die dan door denzelfden naam, dan door denzelfden inhoud, date door denzelfden Titell of beftemming verbonden zyn, volgen op elkanderen. Het grootfte deel van DAVIDS Liederenftaatby ddn, (Ps. 1-40 even als de Liederen der Korahieten, (Ps. 47-49 ) en ASAPHS Liederen (Ps. 73-33.). De gezangen der Zang- meesters van DAVID formeeren een afzonderlyk Boek , (Ps. 73-F9.); de Lofpfalmen (Ps. 146-150.), de Reis- ltederen (Ps. 120-134), de B azuin lied eren volgen op el- kanderen. En als 'er kleine rollen met Liedcren famenge. fteld zyn, die daar naar de - wezenlyke of gewaande Upftellers, hier naar den - waaren of gewaanden leeftyd, en elders naar den inhoud verzameld waren, moest dan niet orde met wanorde verbondhn zyn? • 3. Thans begrypt men, waarom verfcheiden P«/men tweemaal voorkomen, zo als Ps. XIV. verg. LIII. Ps. XL. 14. enz. verg. LXX. Ps. CVIII. verg. LVII. 3 12 en LX. 7-14. Zy waren in onderfcheiden verzamelingen op- genomen; en als men ze na de Babylonifche Ballingfchap in een eukel geheel verbond, zo merkta de Rangfchikker niet op, dat het zelfde Lied reeds ergens elders frond , hoe- wel de Rangfchikkers elders allerhande Gezangen kunaen uitgelaaten hebben, wanneer zy bemerkten , dat zy twee- of meermaal wederkwamen. Moet nier reeds daarom deeze oor- zaak van het tweeniial voorkomen der Pfalmen waarfchyn- lyk worden, dewyl alle Liederen van slit foort van geringe uitgeftrektheid zyn, ver van elkander of fiaan, en men daarom hunne herhaaling ligt over 't hoofd kan zien ? • 4. Thans begrypt men, waarom oude en nieuwe Lie- deren onder elkanderen, en waarom K3 5. In 142 J. 0. EICHHORN, MEWING IN HET 0. T. „ 5. In de verzameling, die door DAVIDs naam op bet einde vereenigd word, Liederen flaan, by wyze van aan- hangzel, die van zo onderfcheidetl Opftellers en uit zo ouderfcheiden tyden zyn. Zy zyn dan Aanhangzels, dan Bylagen , die men by eene oude verzameling in laater af- fchriften gevoegd heeft. „ 6. '1'hans begrypt men, waatem onze Pfalmen eerst in twee D"Icii, en dan weder in vyff Boeken verdeeld zyn. De eerfte verdeeling is by •toeval, en alleen deeze tweede met opiet ontftaan. De eerfte mocst ontftaan, dewyl m.n de eerfte Hoofdverzameling (de grondflag van ons Pfalmboek,) met derzelver onderfchrtft -Ps. 72 af. fchreef; door de Iaatfle wilde men 'fret Pfalmboek met de 13oeken van MOSES in eenig verband brengen,waartoe bet gebruiken van afionderlykd Gezangboeken aan de Rang- fchikkers de eetfte aanleiding geven moest. „ 7. Eindelyk begrypt men ook, waarom deeze vyf Boeken zo ongelyk verdeeld zyn. Men volgde daarby de fterkte en zwakte der verzamelingen van Liederen, die byeengevoegd zouden worden." Ontwerp cener'volledi'e gefchiedenis van de Godsdienst-ge- voclrns der eerfIe C?risten.Ecuwe, toegepast ter verklaa. ringe van Paulus Brief aan de Romeinen. Tweede Dcel. Uit het Hoogduitsch overgezet, onder de zinfprcuk: Altisfimo annuente viribus meis. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1786. Behalven de Voorreden, 453 bladz. in gr, octavo. N ter den leiddraed van bet plan van dir leerzame Ge- fchrift, van welks nuttigheid wy voor enigen tyd gewag gemaekt hebben, (*) is dit tweede Deel gefchikt ter ophel- deringe des Briefs van Paulus nen de Romeinen, wel in- zonderheid met in agtneming der Godsdienst.gevoelens in die dagen, waerop de Apostel in 't fchryven van dezen Brief bet oog gehad heeft. Ter duidelyker voordragte hiervan gact de Authear vooraf, in zyne Inleiding, na, den toefland der Gemeente, welke den Apostel acnleiding gaf tot bet fchryven van dezen Brief; by die gelegenheid ontvouwt by de heerfchende grondbegiuzelen der Heidenen en Jooden in de Christelyke Gemeente to Rome, welken bier (*N Zie 41, Pad, Lot. Vl D. bl. z66. ONTW. EENER GESCHIED. VANDE CODSDIENST-GEVOEL. 143 bier boven al optnerking vorderen; en voorts verleent by ons een beknopt verilag van den inhoud en bet beloop dezes Briefs, tot weli:s verklaring by vervolgens overgaer. Liet byzondere gezichtspunt, bet welk de Hoogleeraer zich voorgefleld heeft, en behendig in 't oog houd, om, naem- lyk, dezen Brief wet inzbnderheid op to belderen , uit de gefchiedenis der toen heerfchende Godsdienstgevoelens, maekt de behandeling hiervan zeer onderfcheiden van an- dete verklaringen; en geeft, uit lien hoofde, den beoefe- naren van Schriftverklaringen meerutaels gelegenheid, out hunne aendagt bepaelder op enige byzonderheden to ves- tigen , daft wal auders gewoonlyk gefchied. Van den oorlpronglyken tekat #aa ~y , niet zo zeer ene vertaling, als wel ene omfchryving; st by deze vocgt by zo tael- als gefchiedkundige aenmerkingen, welken indiervoege ingericht zyn, dat ze des Ap9stels redensbeleid in den zamenhang ontvouwen. --- Wy zouden ligtlyk to breed uitweiden, wanneer wy cen o1M.aarder ftuk zyner verklaringe geheel overnamen ; wy zullen ons des liever bepalen tot bet hoofdzaeklyke voorftel van 's Mans gevoelen , nopens den zin van 's Apostels woorden, Rom. V1Il. 19 -23 ; wel- ken by, niet ten onregte, onder de moeilyk(te plaetzen in dezen Brief telt, niet llechts in de bewoordingen, maer inzonderbeid in de zaek zelve; waeromtreat by ons de volgende hedenking aan de hand geeft. ,, 1k verzoeke, (dus vangt by aen,) dat men den za- menhang wel in bet oog houdt. De Tegenwerping, in 't achttiende vers tegengegaan, moet onderfteld worden : „ • waarotn erven wy nict reeds bier, indien wy kinderen • en erfgenaamen van God zyn? waarom valt bet lyden • ons to beurt ?" Blyltbaar wil by deeze vraag door Gene naiiere voordragt ophelderen. Mar deeze voordragt maakt ons de zaak duister; ten duidelyken bewyze dat de zaak, waar mede de Apostel zyne (lelling verklaart, voor ons flegts duisterer is, dan ze voor de Romeinen is geweest. De Yoodfche Volksgevoelens kunnen des ook bier deeze, znders werklyk onoplosbaare , plaats licht byzecten. 't Is naamlyk bekend , dat de 7ooden de ver(dryping van den rfesfas, onder eene by uittlek hecrlyke gella1te, verwagt- tell; zy fpreeken van dezelve met de verheven(te en ftaa- telvkfte bewoordingen. Deeze verfieringen nu moeten hem, die deeze plants verklaaren wil, meer dan andere kundig- heden hekend zyn. Onder andere hiertoe behoorende voorftellingen is ook deeze, dat de gantfche Natnur, by K 4 de '44 Ovr v tt B -, NE I G7'%^!-I[ CDT 1[5 de komst van den Mcsfias, van den Vloek, waaronder zy, zedert fldams Val, lag, ontheft, en in eenen veel fraaijer en heerlyker ftaat gefteld zoude warden. Dit gevoelen nu lest de Apostel tot eenen grondflag, en by konde dit zo veel to mcer doen, alzo'er toen eene algemeene verwagting van den Mesf1us was, ja zelfs de Hcidenen op de komst van een byzonder Man wagtten , onder welke de geheele Natuur zig zou veranderen. De Talmud geeft ons de denkbeelden der Yoodcn nopends dit tydftip ; even ats vtttctLIUS bekend Herderdicht ons raakende de verwagtin. ge der Heidenen kan onderregten. Zoude dienvolgends de Apostel geene aanleiding uit dit gevoeleu neemen, en 'er tot zyne bedoelde ftelling nit kunnen belluiten? 't is volftrekt zeker , dat de Yooden , gelyk ik ftraks zeide, toen inzonderheid met hart en ziel, en wel binnen weinig tyds, op de koa st van den Mcsfias wagtte ; daar nu ook dir ethic der dwaalingen der Yoadschgezinden wns, dat ze ge- loofden , de konist des Heeren, of des Mc fas, was naby; ,zoude dan dit, met deeze hoop vergezeld gaande, gevoe- len PAULUS geene aanleiding kunnen geeven, om zyne ftelling to bewyzen! Hy belluit dan op deeze wyze vers i8. 1k maak het gevoig op - vers 19. Zal zig het Schepzel, dat is al het gefchapene, (alle Schepzclen, onbezielde zo wel als bezielde,) by de komst van den Mes- fias, verbeteren; dan zal ook dit , gewia, by do Geloovigen gefchieden. flat wagt even zo hartelyk, als gy verdrukt wor- dende Christensn, op den dag, wanneer net van zynen Vloek, even als gy van uw Lyden, ontheft zal worden. =' De Autheur vind zich , zyns agtens, genoodzaekt deze Volksmcning der jooden bier ter plaetze to hulp to nemen; to mcer, daer de perioonsverbeelding , welke men, het weord Schepzel in de bovengenoemde uitgcftrekte bete- kenis, welke bier vereischt word, verftaendc, tog alles- zins moet erkennen, veel to hard zy, dan dat ze PAULUS in zulk ene plaats, als de tegenwoordige is, gevoeglyl: kon maker , inaien by niet op dit gevoelen der Jooden zag, „ Eene gewoonte, vervolgt by, den Apostel zeergemeen, dat by, nit gevoelens en ftellingen der partye, zyne ftellin- den bewyst, en waarom zouu by 't ook niet in deeze plaats kunnen doen? Ik ouderftelle als waarheid , dat PAULI. S, in. then by niet op cen gevoelen van dit flag hadt gezien, voor de Romeinen even zo onverftaanbaar als voor ons hadt moe. ten zyn ; het welk nogthans, daar dit eene verklaaring zyu gal, ntet gcyoegeiyk wezen kan. Des moet, noodwendig, zulh VAN DLL CODSDIENST• GEVO1 LENS. 145 zulk een gevoelen onderfteld worden. By de Heidenen vind ik geen gelykfoortig, hierop pasfende; des moet bet on. der de Jooden gezogt worden : en bier is wet geen alge. meener bekend, dan het vooraf gegeevene." op diets grondtlag omfchryft de Autheur des Apostels woorn den indezervoege. • vs. 19. Immers de gantfche Schepping ziet, 't geen „ van Gods kinderen zal worden , met verlangen to ge- „ moet." • vs. 20. Want alle Schepzelen zyn, rhans, in eenen „ toeftand, waarin zig niets, dan ydel.en verganglykheid, „ bevindt , niet vrywillig ; zy hebben veeleer een toeleg, „ om nit deezen toeftand to kom-en; zy doen zulks, otn „ dat Gods orde dus medebrengt, in hoope van eene ge- „ lukkige verandering van hunnen toeftand.'' „ vs. 21. Dewyl ook het fchepzel van zyne vergang. „ lykheid zal vrygemaakt worden, waaraan het zig titans „ onderwerpen moet, in dat tydftip, wanneer de met „ grooter heerlykheid gepaard gaande vryheid der Geloovi- „ gen haaren aanvang zal neemen (*)." „ vs. 22. Want ous is bekend, dat alle fchepzelen(t) „ in een beangst en fmertlyk zugten ua de vrymaaking met „ ons als eene gemeenfchaplyke zaalE maaken." • vs. 23. Niet nu deeze alleen , maar ook wy zelve, de „ Apostelen, die wy de gaaven des geestes ryklyk hebben „ ontvangen, hebben een hartlyk verlangen, dat wy wel „ dra, als kinderen Gods daar getleld, en dat onze iighaa- „ men van den that der lterflykheid verlost mogen wor- „ den." „ Nee- • (*) Deeze plaats laat zig, zegt onze Autheur, by de na. dere verklaring zyner omfchryvinge , zonder de gemelde onder. ftelling,niet ophelderen; want'juist in het tydperk, waarin do Mesfias zal verfchynen, zal to gelyk de heerlykheid der recht, fchapene Israeliten beginnen, en de Natuur haaren toeftand weder verkrygen, waarin ze voor den Val was." (t) De uitdrukking in den tekst, bet ganfche Schepael, flaet bier, naer des £lutheurs oordeel, zonder rede, indien deApos. set alle Schepzelen niet op bet oog gehad hadde; en daer de Apostel zegt, Ivy weten, is bet, zynes agtens, blykbaer, dat de Apostel zich, bier, beroept, op ene den Rorneinen beken- de zaek. „ Ik trek, (voegt by 'er by,) 'er het gevolg uit, „ maar weet niet, of het echt is, dat de Apostel op cen be- „ kend vooroordeel zien moet, naar alle waarfehynlykheid, t, qp hot vooraf aaggenomen vooroordeel der Yoodeti." 5 1¢6 ONTW. EENER aESCWED. VAN DE GODSDIENST.CEVOEL. ,, Neemen wy nu , „ vervol.gt onze Autheur, na deze op- • gegeven en verder verklaerde omfchryving," neemen wy nu bet gemelde gevoelen der .7oodschgeziade Christenen aan, als het geen waarop PAULUS doelt, wanneer by zyne ilelling wil bewyzen; dan words alles duidelyk. „ Gy ge- „ looft, wil by zcggen, dat de Natuur, door der men- „ fchen zonde vervlaekt, by de komst van den Mesfias, „ vernieuwd zal worden; hoe vuuriglyk zoude zy dic tyd. „ flip wenfchen, indien ze konde denken? Mogen wy ons „ dan niet wegens de;zelfs toekomst verblyden, daar wy, „ van den d6nen kant, zo kommerlyke tyden beleeven, „ en, aan de andere zyde, eene zo zaligeveranderingheb- „ ben to wagten ?" Indien ik nu al onderftelle, 't zy on- wa'dr, dat de Natuar zugte, en eene verbetering van haa- ren toefland verwagte, zo kan ik evenwel tog, buiten kyf, van deeze onwaare , hoewel in haaren aart als echt aangenomen ftelling gebruik maaken, om 'er eene waarheid mede to ftaaven. Is dan deeze wyze van befluiten onge- rymd ? Wordt ze met, veel eer, van de fcherpzinnigfte Wysgeeren gebezigd ?" Het oogmerk der komst van den Zoon des Menfchen, ver- klaard in eene Leerreden over Lucas XIX. 10. Uitge- fprooken den 6 November 1786- in tegenwoordigheid van 't geheele Stadhouderlyke Hof, door G. KUYPERS, Hoogl. der Gbdgel. en 4cademieprediker op de Hoge School to Groningen. Te Groningen, by J. Bolt en L. Huifingh, 1786. I3ehalven de Voorreden, 33 bladz. in gr. octavo. J)e Hoogleeraer ontvouwt bier, in de eer1 a plaetze, 's Heillands voorilel Luk. XIX. to, als eve beantwoor- ding der genen, die zyn gedrag bedilden, oin dat by den Tollenaer Zacheus met zyn bezoek vereerde, zeggende: by is tot een zondig mensch ingegaen on; to herbergen. • Ja, zegt Jezus, dit is zoo; maar bet is geen misdaad. integendeel dit was myn plicht. dit vor. ~~ derde bet oogmerk myner komst. - deeze man was • een zondaar, een verlooren fchaap. dezen heb „ ik opgezocht, en der zaligheid, welke ik verltondige, • deelachtig gemaakt. en dus heb ik myn plicht • gedaan." Aen deze bpheldering van den tekst is voorts gehegt ene aenwyzing van de toereikende gron. dens G. RUYPERS, LEERREnEN. 147 den vats zekerheid voor die troostryke flelling, in 's Heil- lands woorden vervat : „ Gods Zoon is neergekoomen „ onder de menfchen, en (tat om ons to zoeken en to „ zaligen." De Hoogleeraer, dit voorgedragea hebbende als ene in de gevolgen doorloopende waerheid door alle tyden, fchikt eindelyk het laetfle gedeelte zyner Leerreden, om zyne Toehoorders to doen opmerken, hoe wy alien, die onder de bedeeling der Luangelieleere le- ven, ook nog heden deelen in dat heilvolle oogmerk der komfte onzes Zaligtriakers; welker dierbare voortreffelyk- heid by ontvouwt; met ene nevensgaende vermaning en aenmoedigende onwekking, voor menfchen van allerleien rang en flaet, om 'er een recht gebruik van to waken, tot zaligheid hunner zielen. Zyn Hoogeerwaerde heeft die onderwerp op ene alleszins flichtende wyze be- handeld; en zich, daer by, in de tegenwoordigheid van bet Stadhouderlyke Hof, voor een aental van Toehoor- ders van verfchillenden rang en denkwyze bet woord voer- de, geheel onthoudrn van alles wat tot Godgeleerde of Staetkundige verfchillen enige betrekking mogt liebben, met in agtnemin,g van 't geen de Waerheid en de aen- zienlyke Raug van enigen zyner Toehoorderen vorderde; des by op g;aeden grond mogte gelooven, gelyk by in zy. ne Voorreden betuigt, dat deze zyne Leerreden Kerklyk An Staal,iwndig Rechtzinnig zy, als niets behelzende, dat er tegen inloopt. De taal van Hollands Souverain, of de Vaderlandfchs Bededag. Door GERRIT PAAPE. Te Aotterda9n, by de Leeuw en Krap, 1736. Behalysn de hoorreden, 38 bladz. in gr. octavo. E ne verflandige en Godsdienftige uitbreiding van devoortreffelyke uitfchryving van den laetstgehouden Be, dedag. De Heer Paape ontvouwt de denkwyze, de tael, de begeerte der Vaderen des Vaderlands, in vollen na- druk , en tracht zyne Landsgenooten, ten ernfig{le, to bewegen, om 'er alleszins aen to beantwoorden. By be. handelt dit onderwerp met bet zuivere vuur van een Va- derlandlievend hart, en ene Godsdienftige ziel; waer door by de bevordering van tydlyke en eeuwige belangen, als onderling aen een verknogt, ten levendigfle aeRdringt; zonder zich echter door eeji vuur van onbezonnen drift to 148 0. PAAPY, DE TAAL VAN HOLLANDS SOUVERAIN. to laten vervoeren ; behoudende Reeds, onder de leven- digfte voorttellingen, de bezadigde befcheidenheid van ie- mand, wien de Godsdienst en 'c welwezen des Vader- lands recht ter haste gaet. Men mag des. uit dies hoof- de, dit Gefchrift wel ten ernftigfte aen Nederlands Volk aenpryzen; ais zynde, ook nog lange na den Biddag, der herhaelde lezinge overwaerdig. Chemifche Oefeningen voor de Beminnaars der Scheikunst in 't algemeen, en de Ipotheekers, Fabrikanten en Tra- ficanten in 't byzonder: door p. j. KASTELILIjN. Vierde en Vyfde Stuk. ,Te 4m/lerdam, by A. J. van Toll, 1786. In boot 8vo. D onderwerpen, welke in deeze twee Stukjes voorkoo men , zyn voor den Beoefenaaren der Natuur- en Schei- kunde van geen minder belang, don die der voorgaande Stukjes. En de wyze, op welke de Schryver dezelve behandelt, verdient even zo zeer onze goedkeuring. Wy mogen met reden veronderftellen, dat zy, die eenigen lust voor de Zcheikunde heblsen, reeds lange met den Inhoud derzelven bekend zyn , en onthouden ons dierhalven om eenig verder uittrekzel daarva.'~ mede to deelen. Echter kunnen wy den Brief van dell Heer Kastcleijn, (geplaatst in 't hyfde Siukje) t?iet ge- heel met flilzwygen voorby gaan: deeze Brief betrtfr on- ze laatfte recenfie en de daarin opgeworpen vraag; o.u- trent bet geneeskuudig gebruik, of liever de geneeskundi- ge werking, van den Liquor tlnodynus. De gewoo- ne Liquor van Hofman bezit, zonder tegenfpraak, een in- gemengd Vitriool•Zuur, en bier van hebben ons de Waarneemingen gcleerd, dat bet in de daad een krampflil- lend vermogen bezit, - en bet zoude ons niet mocilyk vallen, om aan to toonen, dat de uitvinder van dit ge- neesmiddel, aan bet ingemengde Vitriol-Zuur, zelf in de befchouwing, en als hot ware a priori, eenig krampftil- lend vermogen heeft toegekend. Zeer gaarne flem- men wy toe dat dit gantfche bewys niets tegen den Heer Kasteleijn zoude afdoen, maar bet gaf ons tog eenig recht, om in onze voorgaande recenfle de vraag op to werpen : Of een Liquor 4nodynus, geheel van Vitriool- Zuur bevryd, ook werkelyk den naana van Liquor ,4nody- nrts verdicade ? Of een zodimig vocht, ook in de daad ec Kreamp• P. J. KASTELEIJN, CHEMISCHE OEFENINCEN. 149 Krampflillend vermogen bezitten zoude! en zo ja, langs welken weg men zig van het onivangen van zulk een zui- ver Liquor zoude kunnen verzekerd houden. De Heer Kasteleijn antwoord niet to onrecht, dat de beant- woording der eerfte vraag alleen door Geneeskundigen kan gefchieden, dan omtrent bet laatlle verbind by zig, om met de vereischte omzichtigheid to willen beproeven, in hoe verrehy in ftaat mogte zyn, van zodanig cene kunst- bewerking aan de hand to geeven, volgens welke men, in alle Apotheeken, cen dusdanig begeerd Liquor zoude kun- nen aantreffen. Men kan, in de daad, van den Heer Kasteleijn als Scheikundige niet meer vordereti , en wy hou- den ons verzekerd, dat zyn WelEd., in dit ftuk, geenfints in gebreke zal blyven. De Recenfent wenschte, dierhalven, dat zodanigen , onder de Geneesheeren welke dagelyks in de gelegenheid zyn dit middel to beproeven, zig mogten vfr- Jedigen dit ftuk door naauwkeurige Waarneemingen to be. flisfen; hierdoor zoude der Geneeskunst waarlyk geen Be- ring voordeel aangebragt worden. Verhartdelingen, uitgegeeven door het Zeeuwsch Genootfchaa der WWeten fchappen tc Vlisfingen. Elfde Decl. Te Mid- delburg, by P. Gillisfbn, 1786. Behalven het hoorwerk, sob bladz in gr. octavo. Eene beantwoording eener prysvraage , betrekkelyk denScheepsbouw, is bet eerfte ftuk 't welk ons dit Duel levert. De vraag luidt : ,, Hoe groot moet de cirkelboog „ zyn van het Voorfclrip of de zoogenaamde Beeg, indieu „ dezelve zal gefchikt zyn , om bet water zagt to klie- „ ven , tot bevordering van eenen vaardigen voortgang , ,, en teffens befland to weezen, om bet to diep inztnken „ der zwaarte van fchip en lading, door de drukkende „ kracht der byftaande zeileu, voor to komen ? En, hoe groot moet de Boog van bet geheele Scheepslicttaam zyn, op de lyn van bet n8ergeladen fchip, ter bevor. '~ dering van bet fpoedig wenden, zoo wel voor den wind als door den wind?" - Op deeze Prysverhandeling van den Scheepsbouwkundigen Ingenieur, M. Gamier de St. `7ulien, die ervaren Scheepsbouwers met genoegen nadir zullen overweegen; volgt eene andere Prysverhande ling raakende de Geneeskunde , in welke Dr..7. Peter fen Michell den beoefenaaren deezer weetenfchap, met eene oor- ISO VERHANDELINGEtf oordeelkundige opmerkzaamheid, de behulpzaame hand biedt,, ter nadere kennisfe en behandelinge der Febres Catarrhales. Zyne Verhandeling naamelyk ftrekt tot een Antwoord op de Vraag: „ Wat is 'er tot nog toe in de Ndderlandfche „ taal over de Febres Catarrhales, welke federt eenige „ jaaren zich meer dan voorheen in deze Landen vertoond „ hebben, gefchreven, en, wat ontbreekt 'er aatl,S We}ke „ zyn haare gewone kentekens, loop, fymptometa en „ complicatien? Zyn 'or eenige redenen to ontdekken, „ waaruit blyken kan, waarom deeze ziekte meer dan ,, voorheen plaats heeft y Welke is haare veilige en zekere geneezing in alle haare onderfcheidene foorten?" -- I3enevens die twee Prysverhandelingen, hebelst dit Deel nog etlyke ftukken, die ons eene verfcheidenheid van on- derwerpen ontvouwen. De Profesfor Honorarius P. Hofflede behandelt hier, in 't breede , het verfchil over de waare kleur van den edelen of bybelfchen Sorekwyn; en toont, met eene uitgebreide lecture, geleerdlyk, dat de bewyzen, welken men aan- voert, ter beweeringe van deszelfs ligt•geele koleur, op verre na niet gewigtig zyn; en dat alles veeleer zamen- loopt om to ftellen, dat dezelve van eene purper•roode koleur geweest zy. By die gelegenheid toont zyn Hoogge- leerde ook uitvoerig, dat (wat 'er ook zy van de berig- ten der Reizigers, nopens den hedendaagfchen wynteelt in Canaan, als leverende meerendeels witten of ook gdelen (Rhynsagtigen) wyn, en flegrs fpaarzaam rooden wyn,) dat egter oudtyds de roode wyn, in Canaan, niet alleen de overvloedigfle, maar ook de edelile of uitgelrezenfle, get weest is. get nafpooren deezer byzonderheid die-nt, tot bet leggen van een grondflag voor eene volgende Verhan- deling, welke de Hoogleeraar ftaat of to geeven, ter na- dere o~ phelderi'nge van Jacobs voorzegging nopens Juda, Gen. XLIX. 11, 12. Eene volgende Verhandeling van den Eerwaarden P. Nieuwland behelst een beknopt onderzoek of alle moge- lyke en middelyke wegen, tot ii inrringe der Jooden, reeds zyn aangewend van den kant der Christenen, dan, of 'er met nog een mogelyk middel overblyft S Onze Haag- fche Leeraar is van oordeel, dat 'er nog es n middel zy, 't welk men of niet beproefd, of ten mmte niet behoor- lyk werkftellig gemaakt heeft; en van welks aanwending h_ nog al gunftige gedagten voedt. Te weeten: „ eene „ gemeene Kerkelyke vergadering, uit Christen- en Jood- „ fche VAN H34T ZEEVw9CHE GENOOTSCHAP. 151 ~,. fche Leeraars famengefteld , met de noodige vereisch- „ ten, door hoog gezag belegd." -- Hy bevroedt wel, dat zommigen ligtlyk zullen denken, men heeft al een en anderwerf bier van de proef genomen, en de vrugtloosheid van zodanige zamenfpreekingen ondervonden ; oogende op bet Been, volgens bet verhael van Nicephorus Calli~tus (L. VIL Hist. Eccl. C. 36.) kort na de Godsdienstverg andering van Keizer ConJiantinus to Rome in 't werk ge- fteld zon zyn ; mitsgaders op bet voorgevallene, zo men wil, in den ,are 1650, in de nabuurfchap van Buda in Hongarye. Dan zyn Eerwaerde verwerpt bet eerfte als volftrekt ongeloofwaerdig, en wat bet latere betreft, bet komt hem mede niet zeer aannemelyk voor : maar eehter durft by bet verhaal, om reden, niet geheel wraaken. Edoch, met bet erkennen van dit voorval, vind by zich niet gedrongen, de nutloosheid zyner beoogde Kerkelyke Vergaderinge toe to ftaan : vermids bet blykbaar is dat de vrugtloosheid flier byeenkonrfe, volgens dat ven aa1, grootlyks toegefchreeven nroet worden, aan 't onbezonnen verkeerde gedrag der Roomfche Geestlyken, die de Joo- den tot bet bygeloovige der Roomfche Kerke wilden over. haalen. Zyn Eerwaarde belooft zich enigzins, van eene betere inrichrrng en handelwyze, een gunftiger uhtlag. Dit doet hem een breedvoerrger berigt geeven van ayne beoogde Vergadering, met sanwyzinge hoe dezelve, zy. nes oordeels, gefteld behoorde tc zyn, om 'er zich iets goeds van 1e belooven; 't welk by veorts van eenige aan- merkingen , tot dire onderwerp betrekkelyk, vergezeld duet gaan. 'Er is in dat voorftel, van welks uitvoering wy zo gunftig niet kunnen denken , its zyir Ferwaerde doet, iets dat onze aandagt byzoildergetrokken beh, en waarvan wy de in 't werkftelling van ganfcher hare zondeh wenfchen ; iets hot Been zyn Eerwaarde met reps aariziet, als een weezenlyk ftuk, dat men in dit geval boven alles is 't oog moest holtdetr. „ Men zoude, zegt by, zich flpptelyk nroeten bepaalev,„ en , zonder regts of links of tc wyken, by die bepaa- „ ling blyven, onf niet bet een of ander kyzonder fam n_ ~, flel van den Christen God diens-0 to doen zegenpraalen, „ maar eenig en alleen op oog en hart houdert, de alge_ „ meene, van alle Christenen eenftemmig erkende, histori. s, fche en leerliellinge waarheden , berreffende do konnfre, „ hoofdeigenfchappen , en het groote doehvit ran het Mes- „ fiasfchap, ha yaare verf and der Goifprsakav#, en is ,, on- 159. VER1IANDS LI-NGEN „ onbetrvyfelde verrvulling van dezelva in den perfoon vat; „ omen Mesfaas, 31eztas- van Nazareth ; trachtende tevens „ de klaar voorgeftelde , en naar hun vermoogen aange- „ klemde, teggenbedenkingen der Jooden to wikken, to we- „ gen , en , was 'er mogelykheid op , geheel uit den weg „ to ruimen. ' Het vervaardigen van een Christe. lyk Godgeleerd Zanac;aftel van die natuur, waariri, met ter zyde ligging van alle byzondere zamenjiellen , ver- klaard en ontvouwd werd, de algemeene van alle Chris- tenen eenfternmig erkende Leer, nopens de bier opgeuoem. de ftukken, zou ongetwyfeld van zeer veel nut kunnen zyn voor de Christelyke Kerk; en 't zou dus, hoe men anders ook moge denken over die beoogde Kerkelyke Ver- gadering, der moeite wel waardig zyn zodanig cen Ge- fchrift to bearbeiden, hoedanig lets toch in gereedheid behoorde to zyn, eer men veraere rnaatregelen tot zulk eene Vergadering name. Veelligt zou de Eerwaarde Nieuw. land, die dit oudexwerp opzetlyk doorgedagt heeft, eda der gefchiktften zyp, om der Christen-Kerke, ten minfle, een provifroneel platy van zulk een Christelyk Godgeleerd ,Zanzenftel to leveren. Voorts ontmoeten we bier eene Verbandeling van den Eerwaarden G. Kuipers, in welke by, opgemerkt hebben- de, dat men maar al to dikWils onbedagtzaam handelt, in 't verklaaren der Bybelbladeren, uit de berichten der Rei- zigers, 't 'er op•toelegt, om aan to toonen wat mendaar- .omtrent to betragten en to vermyden hebbe. Zyn Eer. waarde geeft bier deswegens verfcheiden oordeelkundige bedenkingen aan de hand, die weezenlyk kunnen ftrek- ken, om bet misbruik van deeze foort van Uitlegkunde to keer to gaan, en derzelver recht nuttig gebruik to be- vorderen. By deeze Verhandelingen komen nog eenige Stukken, raakende de Natuurlyke Historie, to weeten: Eene be- fchryving van de Malakfche Tin-errs, en derzelver My- nen, door Dr. M. Houttuyn , dienende tot een vervoig zyner voorheen verleende befchryving van eenige Oostin- difche Tin-ertzen. Waarneemingen over de voort- teeling van de zoetwater Raderdiertjes, door 7. Water- vliet, welke deeze diertjes, geduurende twee jaaren, met alle naauwkeurigheid gadegeflaagen heeft. fly houdt ze tot nog, naar alle waarfchynlykheid, voor eigenlyke Her- maphroditen, en verleent ODs, met eene nevensgaande af- beelding, eene juiste befchryving van deeze diertjes, van hun. VAN HUT ZEEIIWSCHE CENOOTSCHAP. 158 hunne herkomst uit de eitjes af, tot dat zy den ftaat van volkomenheid bereikt hebben , zo ver by zulks met alle mogelyke oplettendheid hetft kunnen nafpeuren. - Eene Verhandeling over bet Grond-Ys, door den Eerwaarden .7. F. Martinet , waarin by het gemeene denkbeeld, no. pens bet vormeeren van het zogenaamde Grond-Ys op den grond der rivieren, of den bodem van groote wateren, ten bondigfle tegengaat. Hy toont naamlyk, door onte- genzeglyke proeven, ten duidelykfle, dat bet, by vriezend weer, op den bodem deezer wateren niet kouder is, dan op derzelver oppervlakte, maar integendeel; en dat 'er dus geene Ysvormeering op den bodem plaats kan heb- ben, terwyl de oppervlakte des Waters, en de boven- ftaande kolom van Water, zo als men wit, onhevroozen blyft; moetende altoos al bet Water, dat boven is, ge- noegzaam bevroozen zyn , eer 'er op den bodem Ys ge- vormd wordt. Zie bier zyne verklaaring der vormingeb van het zogenaamde Grond-ys,'t welk men niet in fille, maar in beroerde, Wateren en fnelilroomende Rivierea aantreft. „ Wanneer 'er eene fcherpe vorst fchiclyk, vooral met eenen doorwaaienden Oostenwind opkomt , poogen *el de Wateren, volgens de gewoone wyze, toe to gaan; maar derzelver beroering, 't zy door den fnelvlietenden firooma 't zy door den Wind, veroorzaakt, belet de geregelde formeering der Ysplaatjes, Ystakjes enz., die men in een glas met Water kan zien geformeerd wordett. In weerwil deezer verhinderingen, werken egter de vriesdeelen der lugt, op de oppervlakte der Wateren, (feeds vorst: daij ze formeeren., deeze rustloos zynde,, en geene Ysheleg- Qing duldende, wegens de telkens veranderende gevolgen, egts kleine Ysfchilfers of dunne Ysplaatjes. Deeze, zich niet kunnende boven hotiden, noch flerk toeneemen, wor- den, door de golven of de beweeging der Wateren, tel- kens om en om geflagen. Alle Ysfchilfers kenteren dus, raaken onder elkanderen, worden naar de diepte gedre- ven, en, door de voortgaande bekneling der Wateren, on- der derzelver oppervlakte nict nntdnoid. De Vnrst en Wind aanhoudende, vermeerderen deeze Ysfchilfers by millioenen. Alles wat zy onder Water aantreffen , grypeti zy aan, en hegten 'er zich aan vast: fchoenen, fehulpeii i fteenen, zand, tonwen, netten , fchuiten, niets blyft vry. Zo dra nu de Wind bedaart, en 'er echige flilte komt, of deeze Ysplaatjes in een onuoeme1Nk etal vermenigvul- 1. DEEL. N. ALGa LETT. NO- 4. . L' digt1 154 VERHANDELINGEN VAN HET ZEEUWSCIIE GENOOTSCI-IAP. digd zyn, en zich of vereenigd hebben, of grooter ge- worden zyn, fchieten zy naar boven, gelyk de luchtbel» lcn in eene ziedenden pot. - De Zee fchynt dan to koo. ken. Het Grond ys, zegt men date, fchiet op. En dit verfchynfel heeft ongetwyffeld alleen aanleiding gegeven, tot den waan, dat deeze foort van Ys op den grond der Wateren geformeerd wordt. Zeer ras is dan de Zee, als met eeu dunne pap, met een tlremfel belegd niet anders 2ynde dan dunne Ysfchilfers, welke onze ieelieden Kis itoemen. Weinig tyds is 'er noodig, om de bovenften tot eene algemeene korst, of eene doorgaande wel vereenig- de fchots to vormen. Dus bevriezen alle w6elende Zeeen, trite loopende Stroomeh en Rivieren; hierin verfchillende van ililllaande Wateren , die ftil toe gaan, en gelykelyk bevloerd, of met eenen eenvormigen korst van Ys, dat onze Zeelieden Beleg-ys noemen, overdekt worden." - Deeze verklaaring doet do Eerwaarde Martinet voorts die- nen ter ophelderinge van alle zodanige byzotrdere ver- fchynzelen, waar ult men itet vormeeren van Ys op den bodem der Wateren heeft willen afleiden. Wyders beheist dit Deel nog eene, den beoefenaaren der tiVis- en Rekenkttnde zeer nuttige , nieuwe handleiding otn den Logarithmus voor eenlg gegeeven getal naauw- keurig to vinden tot veertien Letteren boven den Index; benevens eene Tafel der Kunsttallen voor ioooooo - lootooo berekend door den Heer Griffier Mr. K. K. Reitz. En laatstlyk een Gefchrift van Dr. S. de Wind, dat den HeelkundiFen to trade kan komen; zynde een vervoig op zyne voorige Verifandeling over den Polypus of flymprop. Daarneven9 ¢aat eene afbeelding van een daar aan nog ont- breekend Werktuig, ter afbindinge van alle foorten van Polypi, welke onder het bereik der vingeren vallen, doch to ver van de hand zyn, en in to veel verengde holtens hunne zitplaats genomen hebben, om door een flappen draad to kunnen omvat worden; met bygevoegde Aan- merkingen. De F. W, PESTEL, NATWIRL. RRCHTSGELERRDHEID. 153 De gronden der Natuurlyke Rechtsgelardheid afgefchetst, door den Heer F. W. PESTEL, Hoo aleerar to Leiden. Tweede Deel. Naar de derde Uitgave uit het Latyn vertadld door Mr. TREIRtit VAN BREDA, ~fdv. to Gou- da. Te ~Jtrecht, by G. T. van Paddenburg, en to Gou- da by W. Verblaauw, 1785. in gr. Octavo, 230 bladz. it ultmuntend Werk van den kundigen Hoogleeraar Dpestel, 't welk niet alleen van eene i itgebreide nuttig- heitd is voor de geenen die zich bepanldelyk op de kennis der Natuurlyke Rechtsgeleerdheid toeleggen , daar bet al- le Systematieke gefchriften, die over deeze wetenfchap zyn in bet licht gekomen, zeer verre overtreft, maar oolr voor een ieder, die van zyne plichten een verlichte ken- nis poogt to erlangen. Dit Werk, zeggen wy, heb- ben wy reeds voor lange, by gelegenheid van deszelfs Franfthe vertaaling, in zynen aart en beloop,onzen leeze- ren leeren kennen, waarom wy de zulken, die deswegens cen gezet verfag begeeren, naar dit ons aanpryzend be• ticht verzenden (*). En, daar wy, by gelegenheid der aan- kondiging van bet l erfte heel deezer Nederduitfche Ver. taatieg, eenStaal uit hetzelve hebbEn medegedeeld,nopens de fchadelyke gevolgen der weelde; meenen wy thans on- den leezeren Been ondienst to zullen doen, met hen 4 by de uitgave van dit Tweede Deel, weder eene proeve nit bet 2elve op to geeven nopens de aankweeking en aanmoe. diging eener redelyke Vaderlandsliefde, dat is, volgens den Hoogleeraar, zulke eene liefde, die befthat in cene aani hotidende bevlytiging om zich in bet vermeerderen van de %oordeelen des Vaderlands to fchikken naar de wetten der Natuur, volgens welke men verplicbt is, bet voordeel wan die geenen bet meegt to bevorderen, welken men bet meeste nut kan en moet aanbrengen. „ Het is eeu oud vraagftuk, zegt by. eener uitgebreide hafpeuring overwaardig : Hot beste middel to vinden, onn to bewerken, dat de burgers de Regeeringswyze van hun land beminnfn I en de hun opgelegde wetten niet haaten,, maar die alt nuttig en noodzakelyk voor zich zelven eer- biedigen. „Voor alle dingen , zyn de fchrandere aanmerkingen die de doorluchtigeMontesquieu, bet fieraad zyner ceuw, over der. (*~ Zie Hed. Vad, Letteroef. IV. Deel , bl. goo, 1_ A ISO F. W. PESTEL deeze flof gefchreven beeft, waardig geleezen to worden wvl niemaud, met meer fchranderheid, de ziektekunde der L'olke,u en der Regenten ontvouwd heeft, daar by als in tie verborgenfle Kabinetten , zo wel de redenen hunner wetten, als de dryfveeren, waardoor zy derzelver kracht bewaarden , heeft opgefpeurd. Aan de drie Regeerings- wyzen, waarin by de Staaten verdeelt, wyst by drieprik- kelen of dryfveeren toe , om de harten der Burgeren , overeenkomttig met deeze Regeeringswvzen, to befluuren. Namelyk de eer, onafhangklyk van de zueht tol deugd, «an de Monarchaale ; de Frees, aan do Despotieke Ry. ken; en de Staatkundige deugd, welke by flelt in den toe- kg , ow de gelykheid to handhaaven, aan de Republieken. Van deeze drie zenuwen, als 't ware, hebben veele Wet- gcevers en beroemde Grondleggers van Staaten zich be- diend, om bet door bun famenget eld Kunsttuig gemakke- lyk to beweegen. NTaar zyn die dric dryfveeren niet beter gefchikt tot inflandhouding der Regeeringswyzen, dan om het Folks ge- luk to vermeerdercn ? Dit, nogthans, behoorde bet doel- wir, en wel bet eenigle, van alle Regeeringswyzen to zyn. „ Zyn, daarenboven, die dryfveeren, elk op zich zelve aangewend, in de daad wel genoegzaam ter inflandhou- ding dier Regeeringswyzen , win welke de onfterfelyke )4oNTFSQutev die heeft toegewezen? Onderzoeken wy kortelyk een voor een. „Zal in eene Monarchie,of al bet goed, dat uit der Burgeren yver kan voortfpruiten, worden daargefleld, of de Regeeringswyze zelve beflendig zvn . wanneer eene eer, onderfcheiden van die, welke de eerlyklteid en waare deugd naar de orde der Natuur verzelt, en alleen van 's Vor- ften goeddunken afhangende, wanneer die eer alleen de kracht heeft om de gemoederen over to haalen? Zal de Alleenheer/elter niet weldra willekeurig heerfchen en de Regeeringswyze omkeeren? Vie tog zal zich tegen dcii Vorst verzetten, die de hem betoonde dienften, terwyl by de wetten, waarop by bet gebied aanvaardde, tracht tic fchenden, met luisterryhe titels en blinkende eerfieraa,n den heloont ? Hoe zal bet gaan , wanneer by verkeerde denkheelden van de eer vormt? wanneer zyne en 's Volks oordeelen flryden? wiens meening zal doorgaan? Wat, zo by, of zyne Opvolgers, van denkwyze veranderen? Denk- tiiyoze, zem ik, ow dat hier in met in aanmerking konzt de " a. ICATUURLYRE RECHTSCMFERDHEID. 157 waare Ler, die beftendig dezelfde is, moar om dat bier alleen 's horften denkbeelden aangaande bet geen betamelyk is en bet geen Isy wil doen fchitteren, als eene oppertte vet moet gelden. Zal de flaat des Ryks dus niet wagge- len? Wat zou de reden zyn, waarom men de deugdsyver voor Monarchien min gepast zoude oordeelen ? fleeft die. ooit eenig Ryk to gronde doen gaan? - zy was den Perzen weleer voordeelig. Waarom zou zy voor alle M- narchien niet nuttiger kunnen zyn dan eene denkbeeldige. voortreflykheid, Ilrydig met de deugd ? ,,Is de Vrees, wanneer een Volk onder eene volledige overheerfching (willekeurig gebied) gebukt gnat , alleen genoegzaam om zeker to zyn, dat de Burgers geene vetg andering van Regeering of Regeerder zullen bewerken ? geene wetten fchenden, waarvan zy, als voor zich fchade- lyk, een of keer hebben ? dat zy iets ten algemeenen voor- deel zullen verrichten, fchoon zy zien, dat zy geene ande= re vrucht van hunne dientlen zullen trekken , dan nog meer redenen om to vreezen , en dat al zyn zweet , ploe- gen en zwoegen, ten nutte van -yn ileer , niet voor zich zelven zal zyn ? Is bet mogelyk dat die vrees in Vredens- tyd, en vooral in tyden van Oorlog, altyd duure? nooit in wanhoop eindige ? Noodzakclyk vrcest by alien , die van alien gevreest wil zyn , dit bewyst inzonderheid de Ge- Jchiedenis des Griekfchen Keizerryks. Allen haaken naar bet verderf van hem, die bet voorwerp van aller haat is geworden; ZCgt LNNIUS. Zulke Vorften ; die de alleeng lleerfching in eene willekeurige overheerrehing verkeeren, hebben voorzeker grooter fleun to verwaehtenvan 's Yolks bygeloof dau van vrees voor ftrafen en van allerlei kwe4 ling cn , die rn n het Yolk aanjaagt. ,, 'Er is nu nog over, onderzoek to doen naar de wyze om de gelykheid to bcwaaren, ter handhaving van welke de doorluchtige AIONTESQU1EU wil, dat de wetten in Re- puhlieken moeten ingericht worden, gelyk, naar zyn ge- tuigenis, ge oonlyk gelehiedt. ,,1 )e bewaring der gelykheid Is eene Verzameling 'an 's Yolks inl)elllngen , waardoor een beftendlge en hevige haat venvekt wordt tegen an of meer Perf oven , die over hunne ltiedeburgers beftaan to heerfchen, of burr vr.n,hun aandeel in de Regeering to ontzetten, of waardoor de poo- gingen der heersehzuclitigen moeijelyk gernaakt worden. be ntiddelen , waarva n LYCURGUS zich bedi:ende , om alle Burgeren even ryk to maaken, en to belctten dat niemand, L 3 in 159 F. W. PESTEL in bet Gemeenebest, 't welk nit veele Inwoonderen be- ftondt, zich meer magts zau aanmatigen, dan hem toe. kwam, waren geweldig, en ftrydig met een genoeglyk ]e- ven en befchaafdon inborst. Het was een ondankbaar mid- del tegen die, welke zich verdienftelyk maakten,waardoor de Athenienfers trachtten to bewerken, dat niemand der Burgeren in gezog,boven andercu zou uitfteeken ! En hoe fang behicld bet Rooml'che Gemecnebest zynen bloei in de Burgerberoerten, geboren nit cone zucht um het vermo, en der edele Gefiachten to fnuiken , en to zorgen dat Edelen en Onedelen even veel deel kreegen in de Regee- ring en de groote Ambten ? Zo lang als de oude deftig, heid fland hield, en de twistende partyen, zo dra denood bet vorderde , niet door hoop op bait, maar, door vader- landsliefde , tegen den gemeenen Vyand wierden aangevoerd. Eindelyk gebeurde, 't geen CATO voorzeide, toen men in den Raad handelde over 't affchaffen van de wet van Op- pius , over de Klederpracht der Vrouwen , die zich der oude eenvoudigheid in haare Kleeding fchaamden : als men, zeide by, zich zal beginnen to fchaamen over dat Been , waarover men zich niet moet fchaamen ; dan zal men zich niet meer fchaamen over 't geen waarover men zich fchaamen moet. De Magtigen fchaamden zich deugd- zaam to zyn, en met iemand gelyk to {laan. Na dat, ge- lyk SALLOSTius zegt, de rykdom lot eer gerekend, en 'er juister, magi en gezag aan vastgehecht was , begon de deugd to kwyneu, een gerirg inkomen wierd voor fchande- lyk, en een l l levee your afgunftig gehouden. „De gefteldheid van bet to gronde gaandc Rome is ook die van alle Rcpublieken. Zo dra eerlykheid , waare deugd, en die Gvdsdienst, die in hct vermcerderen van 't glgemeene welzyn zyn vermogen vertoont, de batten ver- laaten, words de zucht, om de gelykheid to bewaaren, nit, gebluseht, en de middelen, ter handhaaving van dezelve uitgedacht, worden krachteloos. Hoe- arm een Staat zy, zo de deugd 'er in geene achting is , zal bet aan geene ecrgierigen ontbreeken, die buns gelyken niet kunnen draa- gen : beerscht 'er rykdom , dan dringt 'er cene noodzaake- lyke weelde in, die bet gemeene welzyn verwoest, en van de Ryken en Leddiggangers tot bet werkzaam gedeel' to der Ingezetenen overflaat ; en hierdoor veeler armoc- de, fehraapzucht , wanhoop , zucht tot Staatsomwentelin. gen, als bet eenige middel tegen bet nypende kwaacl, ten gevolge aecft. Derhalven is 'er 6cer> v{ y Genacenebest zon, der NATUURLYKE RECHTSGELEEP.DHEID. 159, tier gelykheid, die wederom zonder eene zucht -tar aa,vkwce. king van waare deugd niet duurzaam zyn ken. „Maar, wy zeggen ook, dat, om de beftendigheid cener Regeeringswyze van deezen aart op eenen vaster voct to ftellen, de vrees niet moet worden uitgefloten, eene vrees namelyk voor de wetten, die LIVIUS doof en onverbadbaar noemt ; die , daar een Koning guest en weldaa(len bewryst, niets verfchoonen noch vetgeeven, als men zich to buiten gaat. Heeft, eindelyk, ook de Prikkel der eere geen of weinig vermogen in deeze Regeeringswyze ? Was de luister der Gedenkteekenen, die de Atheners ter gedachtenis hun- ner nitmuntende Veldheeren oprichnten , gantsch krachte. loos? En vermogten to Rome, de Burgerkroonca , de lief. de des Volks, bet handgeklap in de Schouwtooneelen, enz. triets? ik zal niet zeggen, om de zucht voor het algemeene welzyn aan to vuuren, maar althands om de gelykheLl zelve en de Republikeinfche Regeering to beveiligen? May zegt PLINIUS van de Burgcrkroon: Men geniet geen mecr ecr, fchoou man bet leven van cenen T7eldbecr behouden had, ow drat de Infielders wilden , dat wen ten hoogften zoo vereerd worden als men eenigen Burger behouden had. Elk, zo dra by zich in den Schouwburg vcrtaont, flaat veer henz op , zelf- de Raad, mast wien by bet reclat heeft zich to plaatfen. Hy, zyn Trader en T/adersvader hebben vrydom van alle Relastingen. 6 On/tcrffelyke Zeden 1 die de cer alleen gcuoegzaam oordeeldet1, om zulke verdienften to beloonen , die, daar allc andere krooneu van bet goad borne waarde ontleenden, bet beizoud van ectien Burger op geenen prys geflcld wildeii Izcbben, ten duidelykften bevyt ze.: dat men geen IVlensclz behouden snag uit winzucht. Zoo fveel het in Monarchii?n in heeft, al zyn leveii gezag to heb- ben over veelen, met Ambtcn en Eertitelen to fchitteren, zig ver boven anderen to verhef en , een' uitfteekenden luis- ter en erfelyke voorrechten voor zyne Familie to verkrygen; zo veel beteekent het in de Landen van een vry Volk, door ver.lientlen uittemunten, to behaagen , van elk nagewezen, eprezen en met zulke cerbewyzen verferd to worden, wel- e blyken zyn van de alremeene gunst; en tevens deeze be- looningen zyncr verdicnften hooger to Ichatten, dan to kun- nen heerfchen , als men maar wilde. „ De veiliglie, en voor elke Regeeringswyze gefchiktfte, weg, ow der hurgeren harten to neigen, is die, welke ons de Natuur zelve aauwysr. Behalven i.) de vrees voor de ftra/fen, die op elke kwaadc daad, op elke zedelyke ziekte, L 4 oIn 16o F. W. PESTEL om zo to fp;eeken, natuurlykerwyze volgen ; behalven 2.) het gevoel van genoegen, uit eerlykheid, en eene ge, trouwe beoefening dcr plichten aan ale Maatfclauppy verfchul digd, voortfpruitende; behalven 3.) bet vermogen van eer- bied en 'vertrouwen, die der Burgeren hart vervullende, hen bereidwilliger doen gehoorzaamen en de Staatsveranderingcn haaten; hedft de Natuur den Suuverain nog twee zeer krach- tige dryfveeren gefchonken, door welke by de Burgeren, zo wel tot naarkoming der natuurlyke en burgerlykewetten, als tot onthouding van onderneemingen, om verandering in de Regeeringswyze to weeg to brengen , kan aanfpooren ; voor eerst een levendig bezef der talryke voordeelen, die zy uit de eerbiedigiiig dcr TI7ctten en het flaande houden der Re- geeringswyze , to wnchten hebbe , ten tweeden de zucht tot navolgirxg. Deeze twee grondbeginzels pasfen op alle Re- geeringswyzen. „Om bet eerfte werkftellig to maaken,moeten de Regeer- ders zich zo gedragen, dat de burgers zich overreed hou- den, dat al hun goed ook een gedeelte van bet gemeen goad zy; en dat ook in alle burgerlyke inrichtinren niets voor algemeen goed gehouden worde, 't geen ook niet to elyk het goed der byzwidere laden uitmaakt. Want wat is et algemeen goed anders dan can overvlocd der noodige krctchten om het goed van den gantfchen Staat,en van elken Burger, to handlmaven en to ver weerdcren ? Laat den Bur- ger redcn hebben om to hoopcn datzyne lydzaarnheid en nood- zaakelyke gehoorzaamheid aan hem ook, is her dan nier re• gelrecht, ten minften van ter zyde, vruchten zullen aan- brengen, of laat hem die reeds genieten; (!an zal by, begrip hebbende van zyne voordcelen, bet voor dwaasheid reeke- nen, zich to verzetten tegen lets , dat ter inflandhouding der regeeringswyze of ter vermeerdering van liet al gemeen welzyn vastgefteld wordt, of zyn byzonder belang van 't algemeen to fcheiden. Ely tog gevoelt dan, dat by zich zelven benadeelt , als by 't geween belang niet behartigt, en dat bet fraai gezegde van MARCCS ANTONmos waarach- tig is , dat het a een voor de gantfche byenzwerm niet goed is, ook voor elke bye niet neatig is." „ Dan daar de groot(le hoop blind is ten annzien van bet verband van hun belang met die lnftellingen , welker Imer- telyke uitwerking in her betengelen der neigingen, die der gantfche Nlaatfchappy fchadelyk zyn, zich liraks doer ge- voelen , tet+wyl derzelver heilzaarne gevolgen zich eerst lang- zaaui opeubaaren; is de kundige Schryver van oordeei, dat 3 er NATUURLYKE RECHTSGELEERDIIEID. 161 er geen beter middel is om deeze onkundigen to befluuren dan de Prikkel van Navolging. „ Het Gemeen Loch , zegt by, houdt de oogen gevestigd op de Grooten; zy bootfen derzelver gedrag na; als ware alles zo veel beter, naarmate bet meet fchlttert. „ Dat dart de Reg2nten van Gemeenebesten, en de Aan- zienlykften des Volks, uitmunten door zulk een levenstcein, welke meest overeenkomt met de Regeeringswyze en hey voornaame welzyn van elken Staat, (by voorbeeld den bloei den Kooph-tndels.) Dat zy voorbeelden geven van zuivere Vaderlandsliefde, of die 'er ten minfteu het naaste by komt. Dat zy Godsdienst en Deragd in eere houden. „Een goed Burger to zyn, verfchaft een edel en waar ver- maak: hoe veel edeler is het dan door zyn voorbeeld veelo goede Burgers gevonden to hebben. ,,. De menigte zal hen , die zy als aanzienelyk door hunne verdienfie , of uittleekend door hunne geboorte en waardig_ heden befchouwt, blymoedig navolgen, als de vormers ha- ver zeden en van haren yver tot vermeerderin van's Lands hell. De cer en hot gerioegen, daft uit de algemeene goed= keuring ontflaat, zal elk aanfpooren tot edele bedryven. De openbaare fehaamte, dat is, cent algemeene vrees voor de welverdiende beflraf~ng, wegens cone daad, die tegen de braafhejd flrydt, zal de ondeugd beteugelen. J,, Gelukkig Rome, toen de wet van halerius kraclttig ge noeg bevestigd was, fchoon 'er niets anders wierd bygevoegd, dan dat de overtreder derzelve eene fchandelyke daad zou verrichten! Van waar, zegt Ltvtus, kwam die fcliroonr- achtigheid by de menJchen, daar men thans naauwlyks cen laaf -zo bedrelgen zoude. ,, Niet zo zeer der Ottderen vermaningen, als derzelvervoor- beelden , regeerden de harten dc.- leerzaame Jeugd; de open- baare zeden flenaden overeen met de huislyke opvoeding, en alle treflyke daaden wierden zodanig door eene algemeene bewondering bekroond, dat die aller harten ontvonkten om dergelyke to doen (tot nayver) en tot P'aderlandsliefde. Heerlyk is bet gezegde van scipto, tuen by eene jonge Dochter, die in Spanje zyne gevangene geworden was, en welker ibhoonheid hem gevangen had, aan hasten Bruide- gom met deeze woorden to rug gaf : Z is bewaard, op dal ik ze u, ongefchonden, en ads een gefchenk, myna en uws waardig, zoude kunnen aanbieden. De cenigfle ve;ael- Wing , die ik van u voor zulk eene gift, beding, is, dal vy con vrd icud van bet Roonnfche Ryk zyt. Dit was reeht L 5 Ra- 162 F. W. PESTRL, NAIULJRL. RECHTSCELEERDHEID. fRomeinsch , geene bedingen to maaken voor zich, maar voor bet Faderland! En hoe verheven is bet geene by 'er byvoegde~! En, zo gy my voor een braaf Man houdt, waar voor myn hader en Oom al overlang by deeze Volken bekend londen, zo wcct, dat 'er in de Stad van Rome nog velen onzcr gelyken zyn. Toen gevoelde scIPIo zyne grootheid, daar by zynen roem niet droeg op deeze grootmoedigheid, als hem byzonder elgen , maar rondborftig bekende , dat by veelen zyns gelyken had." De Gecst der 117etten , door den Heere Baron de MONTES- QUIZu; uit hat Fran.ccle vertaald door Mr. DIRK AOLA VAN NOOTEN, Raad in de Vroedfchap en oud Schepen der Stad Schoonhoven , Lid van het Provinciaal Utrecht; Genootf •chap van Kunflen en Wetenfchappen. Met svys- geerige en faakundige Aanmerkingen, zo van eenen onbekenden als van den Vcrtaalder. Eerflen deels tweede en derde Stuk. Te llmflerdam by W. Holtrop, 1783. in groot Ooavo. 331 By de afgifte van bet eerften Deels eer(te Stuk deezer nieuwe Vertaaling, van dit onfterfelyk Werk van den beroemden Mllontesquicu, hebben wy reeds doen zien , waarin deeze laatere uitgave zich boven de vorige aan• pcyst. (*) Het is thans ons oogmerk van tyd tot tyd eentge aanteekeningen van den kundigen Ileer van Neat en onzen leezeren medetedeeleti, om dus over de waarde dee- zer laatere uitgave, des to beter to kunuen oordeelen, zonder ons voor bet overige intelaaten met de natuur, inhoud en het beloop van het Werk zelven, terwyl wy den leezer, welke diens aangaande eeuig bericht verlangt, to rug wyzen naar de Nicuive Vaderl. Letteroef: V. D. bl. , en de Hedend. Vaderl. Letteroef. I. D. bl. a2o en ll. D. bl. a2g. Den Heer de Montesquicu, in bet eerfle Deels tweede Stuk, fpreekende over de Pynbank en bet pynlyk onder- zoek der Misdaadigeu, als een gebruik dat reeds door veele kundige Schryvers en fchrandere Vernuften is afge. keurd, voegt de Heer van Nooten, bier eene aanteekening by, die zo wel zyn hart als zyn verftand eer aandoet. „ Gave de Hemel (zegt by) dat , in onze vrye en vry- heid- (*) Agemerne Vaderl. Letteroef. VI. D. bl. 33I. en volgg. DE MONTESQUIEU, DE GEEST DER WETTEN. 26,3 heidlievende Republiek, dit derNatuur en Menfchelykheid onteerend overblyfzel van de oude Gothifche Rechtsplee. ging , eens eenmaal geheel wierd afgefchaft 1 War men ook ten voordeele van dit geweldige en tegen den aart van ge- matigde Staaten ftrydende middel uit de Crimineele manier van Procedeeren moge aanvoeren, dit is altyd zeeker, dat geene redenen by een gevoelig, en de rechten van de menschlykheid eerbiedigend hart, kunnen opweegen tegen dat Cane denkbeeld, dat een onfchuldig mensch, die, hoe zeer alle omflandigheden tegen hem zyn, hoe zeer hem de misdaad op de allerwaarfchynlykfte wyze heweezen wordt, echter van dezelve geheel vry is , veeleer tot de bekentenis van iets, dat by nooit bedreven heeft, door bedreiging en daadlyke ondervinding van deeze onmensch. Tyke pynigingen zal vervallen, dan cen booswigt, die aan een ruuw levee gewoon , minder gevoelig is voor zodanige folteringen. Eeii mensch van eenen zagten aart, die van eene gruwlyke misdaad befchuldigd , alle de voorbereid- felen tot de Pynbauk ziet, die, hoe onichuldig ook, eg- ter voorziet, dat by op her punt flaat van, voor al zyn 1ven, van bet gebruik zyner ledemaaten beroofd, en een voorwerp van de uiterfle elende to worden, zal al zeer dikwils liever eenen gewisfen en fchandelyken dood verkie- zen, dan alle die pynen to ondergaan. 'Er behoort eene zeer groote flandvastigheid van geest, cen onbezweeken cooed toe, die waarlyk niet algemeen onder de menfchen gevonden wordt , om onder her geweldig uitrekken van zyne ledemaaten, onder her uitftaan van de allerwreedfle pynigingen, zyne onfchuld onverfchrokken ftaande to hou- den, vooral, daar men, onder her hevigfle woeden van de pyn, verzeekerd is, dat oogenbliklyk, op her doen van bekeii enis, alle verdere foltering ophoudt. Wie is zo flandvatlig, dat by, in zodanige omflandigheden , vo,)r een oogen-blik van zwakheid zou durven inflaan.? De Na- tuur van den mensch is zo, dat by altyd zyn geluk zoekt; cen ingebeeld ogenbliklyk geltik wcrla dikwils allerflerkst op onzen geest. Her is allerzeekerst, dat niemand onge- lukkiger is dan by, wiens ledemaaten op de pynbank, tot bet afperfen van eene bekentenis , worden uitgerekt; zo een mensch kept, op dat ogenblik, geen grooter wensch, dan dat de folteringen war ten fpoedigfieu molten ophouden. Hoe ligt is het dan mogelyk, dat by zyn allerweezenlykst geluk,'het klaar blyken van zyne onfchuld, in die zwaaro omftandigheden nit her oog verliest; en, hoe zeer by voor- zies. 164 I E 111ONTESQUIEU ziet, dat zyne bekentenis hem eenen gewisfen en fchande. 1yken dood zal berokl enen , egter her ingebeeld geluk van daar door, uit zyne tegenwourdige onlydelykc pynen, ogenbliklyk verlost to zullen worden, verkiest ? Dit on- menschlyk middel is uitgedacht, om den rechter zodanig in ftaat to ftellen, tot her vonnislen, dat 'er geene beden- king by hem meet overblyve, of de befchuldigde de mis. daad bedreven hebbe of niet. Maar, wanneer men 't ge- zegde in 't oog houdt, dan wil men wel eens gevraagd hebben, was overtuigend bewys men toch immer uit eene zo afgeperlie bekentenis haalen kan? Te willen zeggen, dat de rechter tog, zelden of nooit , doorgaat op die beken- tenis, welke onder de pyn gefchied, maar, dat men de- zelve naderhand, buiten pynen, laat herhaalen, bewyst mitts. De bloote• herinnering van de geleedene pynen, bet enkele vermoeden van, op de minfte ontkentenis, al we- der aan dezelve ouderworpen to zullen worden, is in flaat om alles to doen bekennen was men wil. „ Wit , derhal ven , die een gevoelig hart heeft, wie , die de rechten der menschlykheid, in haare heiligheid., ter- biedigt , erkent (tan niet , dat de geheele Nataur haare item tegen de Pynbank verheft ! Eu hoe moot her hart van eenen rechter gefteld zyn, (zo 'er maar iets gevoel in is) die, wanneer hy, door alle omftandigheden, door alle waar- fchyalykheden, zich gedrongen gevonden heeft, om den eisch van den Pynbank toe to itaan, wanneerhy vervolgens den befchuldigden, op zyne afgeperfte befchuldiging , zo onder als naderhand buiten pyn, ter dood veroordeeld heeft Eindelyk na her uitvoeren van her von- nis van de volkomen onfchuld van dien ongelukkigen iovertuigd words! Myn hart gruuwt van dit akelig denkbeeld.... de pen ontvalt my.. . de geheele Nacuur Is beledigd.. . Veilig befluit 1k, derhalven, dat het enkele gevoel der menschlykheid- ons leers, dat bet py'tigen en rafen van eenen onfcbuldigen, der Natuur geweld aan. doet, terwyl bet niet f rafen van eenen fchuldigen. zo lange men nlet volkomen vza °yne misda-d overttaigd is, eene der recbtcn van bet m,nschdorn bena,ieelt. Is de misdaad van dien aart, dat de b fchuldigde, indien by dezelve waarlyk bedreven had, een fch'adelyk lid van de Miatfchappy zou zyn , loops a1Ies to fa:nen om de ver- moedens op hem ten hooglten waarfchynlyk to maaken, zonder dat men echter z) volkomen zeker is, dat men hem ter doo.l durve veroordeelon.... men bewiare hem, m:a wachte, tot dat de tyd, moo lyk van zelve, zyne fc :~ ulI DE GEEST DER WETTEN. 165 fchuld of onfchuld aan den dag legge. Dit eischt de al. gemeene zekerheid van de Maatfchappy.... maar meer!... maar den mogelyk onfchuldigen to pynigen.... ach! wan. ueer zal de flem der Natuur.... wanneer zal bet gevoel der menfchelykheid eenmaal zegepraalen !" Niet minder juist is des Vertaalers volgende aanmerking in bet derde Stuk van dit eerfte Deel, waar de Heer de Montesquieu handelt over de wreedheid der wetten, tegen fchuldenaren in eene Republiek. " Het is zeeker(zegthy) dat die wetten, welke de fchuldeifchers den weg aanwy zen, om hunne fcbuldenaaren tot betaaling to noodzaaken, of liever de manier van procedeeren tegen fchuldenaaren, zeer grooten invloed hebben op de burgerlyke Vryheid - dan hierin moet echter met omzichtigheid gehandeld wor- den - alle wreedheid, alle eigendunkelykheid in dit ge- val benadeelt de Vryheid ten allerfterk ien. Len Wetgee•. ver in een republiek moet aan den eenen kant den eerloo- zen woeker op de geftrengfte wyze beletten; doch aan de andere zyde ook den eerlyken fchuldeisfcher den weg om aan bet zyne to geraaken, niet alleen niet toefluiten, maar integendeel allerkortst en allergemaklykst maaken. Wat bier van in de oude Griekfche en Romeinfche republieken plants moge phad hebben , dit is zeeker, dat de flaatkun- dige omftandigheden van die republieken merkelyk vet_ fchilden van onze tegenwoordige. Die oude republiekert kenden die uitgebreide belangens van den Koophandel niet 1, welke de tegenwoordige ttaande houden. - [let is in derepubliek der Vereenigde Nederlanden, welker voornaamfte bron van welvaart de Koophandel is, van bet uiter1te be- lang, dat in dezelve goede orde op dit ltuk zy, en dat de Koophandel door de promptfle wetten ten allerkrachtigfte begun(tigd worde - de Koophandel van NederlaRd hangt met eenen onaflcheidbaren keten aan die van de geheele waereld, ieder bandeldryvend buffs is een fchakel stun lien keten; zo dra dus een buis breekt . valt 'er een fchakel nit then keten, welke, naar evenredigheid van de groot. heid van de breuk, deszelfs invloed op bet geheele lick. haam heeft. De aart der republikeinfche Regeerings. vorm eischt dus wel dat in de Wetten tegen de banque. roetiers alle republikeinfche gemaatigdheid plants heb. be, dat men in 't oog houde of een bankeroetier met zyne boeken kan aentoonen, dat by zyne zaakett eer- lyk en met goed overleg beluurd ltebbe, dat hem zyn ongeluk buiten zyne fchuld, door toedoen van anderen, door onvoorziene flagen en dergelyke zyn overgekometa; in 266 DE MON'TESguIECf, DE CEEST DER WETTEN. in dat geval verdient een zodanig ongelukkig, doch eerlyk snan, in eene republiek alle medelyden; ja in zodanig een seval moeten de wetten van eene republiek zodanig inge- ticht zyn, dat zy hem den weg tot wederophaaling van zyne zaaken gemaklyk maaken ien openzetten; man aan den anderen kant eischt ook weder bet algemeen Wang,, bet welk de geheele Natie by een gevestigd crediet heeft, dot de wetten tegen eerlooze bankeroetiers, zonder wreed of willekeurig to zyn, egter zeer geffeng moeten wee- Zen 'er is geene wreedheid of willekeurigheid in to vinden, wanneer een bedrieger, om zyne fchulden, vol. gens de gewoone gercchtspleging, in perfoon gel rresteerd, gegyzeld, en zo tang in beflooten gyzelinge gehouden wordt, tot dat by zyne fchuldenaaren voldoe; bet zou in tegendeel de grootfle wreedheid zyn , en de wydfte deur tot de ongeboordfle willekeurigheden openzetten, in. dien, in eene handeldryvende republiek, omtrent de rechts- pleeging tegen zodanige bedriegers oogluiking plaats kon- de hebben; dan was niemand larger van zyne bezittingen 2eker, dan zou wel ras al bet crediet van de Natie weg zyn, en de Koophandel met de geheele welvaart verdwy. nen. \VIe uit dit oogpunt de wetten van ona ge2egend Vaderland tegen de bankeroetiers inziet, (ten grooten dee- le to vinden by van Zurck Codex Batavus, op bet woord Bankeroutiers) wie op deeze wyze de Ordonnantie voor de Kamer der Defolaate Boedels der Stad 1mJlerdam, van den 17. fanuary 1777, befchouwt, zal in dezelve eenen heer- fchenden geest van bet waare republikeinfche, vermengd met de zuiverfle denkbeelden van bet wezenlyk belang, 't welk de Koophandel van ons land by een wel gevestigd crediet heeft, ontdekken, en erkedttnen moeten, dat de denkbeelden der oudfte Romeinen, van welke de Heer flontesquieu fpreekt, in bet geheel met onze handeldry- vende en geheel andere belang hebbende republiek niet i'rooken. Scherldenaarg moeten derhalven wel vei. Jig zyn tegen de wreedheden en willekeurigheden : de inenschlykheid ,, de waardigheid van een mensch , van eenen burger, die in eene republiek van zo veel belang is, moeten altyd in 't oog gehouden worden, maar eerlyke fchuldeifchers moeten oak volkomen veilig zyn tegen mis- handelingen van bedriegers , en voor bet gevaar van op bet onverwachtst door eenen eerloozen bankeroetier . uit de beste zaaken van de waereld tot de hedeizak gebragt to kunnen worden, op de zekerfle wyze gerust gefleld to worden." R$YNVIS FEITII, fTEVEN. 167 Brieven over verfcheiden onderwerpen , door Mr. itxyNvIs FBITIi, Lid van verfcheiden Genootfehappen. heeds )eel. Te 4mflerdarf, by J. Allart, 1785. Behalven )ids Voorbericht, rot bladz. in grout octave. Met even bet zelfde bedoelde, waar mede bet Eerlhr Dee1 deezer Brieven afgegeeven is (*), ziet ook bet tweede , bet welk weder een zestal Brieven vervat, bet Iicht. Het hoofdonderwerp in dezelve verhandeld is de Genie, welker aart en werking de Deer en Mr. Feith op eene leerzaame wyze ontvouwt , tevens toonende wat men, in derzelver beoordeeling en befliering, in agt hebbe to sieemen. Deeze Brieven komen in, als gefchikt ter beantwoordinge van drie gewigtige Vraagen: „ Wear. „ aan kent men de Genie? Waarin onderfcheidt se zich „ van den Sniaak?En hoe vertonen 2ich Genie en Sma& ,, vereenigd ?" r Onze Autheur vangt aan met eene ontvouwing van de kenmerken der Genie, in haare eerstbeginnende en voorDm gaande werkzaamheden; en heldert zyn gezegde deswe- s nader op, door, in eenen tweeden Brief, mede to len, bet geen de ,leer Bodmer,-1f manier van eene perfoonsbefchryving, voorgedraagen beef, nopens de ant- wikkeling van bet Poetifche naturel. Naast deene ontwikkeling der Genie komt voorts de Smaak, micggai. ders deszelfs waardy, in den derden Brief, in overwee- ging, bet welk den Schryver tevens aanleiding geeft om over bet waare fchoon to handelen. - Hierop gnat by, in den volgenden Brief, over, ow de middelen, die ter verbeteringe van den Sniaak werkilellig gemaakt ktxtM nen worden, aan de hand to geeven3 toonende to gelyk aan hoe de Sniaak de Genie behoorr to regelen, zo om baar voor misvattingen omtrent bet wire fchoon to be- hoeden, als om haar alle mogelyke voordeel van alles wat waarlyk fchoon is, in stile deszelfs byzonderheden, to do-en trekken. En dit verleent hem een vasten grondflag , op welken by bet onderfcheid tusfchen de Genie en den Smack, benevens derzelver vereeniging, kan aanwyzen. Om bet daarover voorgeftelde in een nog duidely. ker licht to plaatzen, bedient by zig in den vyfden Brief van eon Stukje, getrokken uit bet vierde Deel van de 6am- (~`) Zie Algem. Toad. Lettet'oef. VII. D. bl. 266. 168 itHYNVIS rEITI1 Satnmliche Werke des lhandsbecker Rothen , betrefl'ena de egtheid en nabootzing der gewaarwordingcn, over welker onderwerp by verder eenige aanmerkingeu opgeeft, in den laatften Brief, in welke by, ten befluite, nog na- der aanwyst, hoe de Genie en Smaak zig vereenigd ver- toonen. In den vierden Brief ontmoeten ivy de vol- gende korte beantwoording der voorgettelde Vraaaen. ,, Waaraan kent men de Genie? Aan de oorfpronglijki heid haarer voortbrengfelen. yhaarin onderfcheidi ze zich aarn den Smaak? Juist door deeze oorfpronglijkheid. De- genie brengt voort, de fmaak beoordeelt bet voortgebrag- te, en zo hid immer zelf voortbrengen wil, mist 'ef zeker akijd dat oorfpronglijke aan. IHij weet wat 'er tot bet fchoone behoort, maar hij heeft geen kracht om bet voort to brengen. Eindelijk, hoe vertoonen zich Genie en Smaak 'ereenigd? Wanneer 'er niet alleen kracht is, om bet Ichoone oorfpronglijk voort to brengen, maar bet zelve zd zuiver, zo volmaakt, zo juist ter plaatze voortgebragt wordt, dat bet in alle deeze opzichten Been verbetering toelaat." De Aeer en Mr. Feith neemt vervolgens deeze antwoor- den een voor een op; doch wy kunnen bet deswegens voorge[ elde niet gebeel overneemen, zonder te uitvoeri. ger to worden. Zie bier bet hoofdzaaklyke. Op bet voorftel, men kent de Genie aan de oorfpronglykheid haarer voortbrengzelen, valt natuurlyk de vraag : doch waarin beftaat deeze fchoonheid der Genie? In 't bearit- woorden bier van begint by met aan to toonen , waarin ze niet gelegen zy. Te weeteu: Diet in de uitdrnkking op haar zelve, en ook niet in de vloeibaarheid en gemaklyk. held van zig nit to drukken, noch in de geestigheid der gedagte. Onze Autheur, dit breeder Qntvouwd hebbende , merkt aan, dat de fchoonheid van Genie zodanig lets moet zyn, bet welk volmaakt onafhanglyk is van aile uitdruk- king en kunst, fchoon bet van beiden dienst kunne ont- vangen, even als bet zetten en flypen aatl den diamant geen meerdere waarde geeft, fchoon bet deszelfs luister verheffe. ~ En hierop ontvouwt by flellig, waarin de fchoonheid der Genie, naar zyne gedagten, heftaa. ,, Dezelve beftaat, vervolgt by, in de natuurlijke af- drukking van de gevoelige ziel des kunftenaars , hij zi j dan Dichter, Schilder, Beeldhouwer , of wat gij wilt. Wij• beminnen in een werk van genie de gewaarwording, die d vervaardiger van bet zelve gehad heeft. - Vat mij wel, BitIEVEIN. rt''9 wel, Diet die hij kunftig nagebootst, maar die hij gchad heeft. Wij denken op dat oogenblik aan geen kunst, wij voelen de natuur zelve. En juist hierin onderfcheid zicii de Genie van den Smaak. In bet verwekken van gewaar. wordingen kan de laatfte bet Diet verder brengen , clan men dit einde door kunst berciken kan. Ills hij alleen werkt loot hij gevaar van in bet kleine beuze1a.itcjIe to vallen. Met gebrek van natuur poogt hij door bijkomcnde verfieringen en keurige befchaafdheid to l vergoeden. A',-,n bier dat bij alle volkeren dat tijdvak, waarin de Swank zich nicer en meer verfijnd had, maar geen Genien mecr voorhanden waacn, juist dat der kleene verfieringen cii geestige beuzelingen is. H o RAT i u s, die altoos gewoon is zeer veel zaaken in zeer weinig woorden tc zcrrgca , geeft bet beste en eenigfte niddel aan de hand, om • aan- doeningen to verwekken. Dichters! Schrijvers ! zo sij wilt dat ik fchreien zal, fchreit gaj data eerst. Hoe waar is deeze regel! Hoe kan een Dichter verwachten, dat de lezer van zijn vets in die aandoeningen zal geraken, die hij zelve Diet bezeten heeft, toen hij bet vervaardigde? De Genie alleen doet dit. Zij hezit werkelijk de harts. tocht die ze uit wil drukken, en brengt haar eigen gewaar- wordingen eenvouwig op 't papier. Het gcvolg is, dat de eigen gewaarwordingen to de ziclen van alle de gevoclige lezers overgaan; en bet gevolg is natuurlijk, om dat de aandoeningen van de genie de aandoeningen der natuur, die van bet menschlijk hart zijn. De Smaak gevoelt we! bet fchoone, bet natuurlijke in de werkeu der Genie; maar als hij alleen ook aandoeningen wit verwekken, kan hij ze zich zelven Diet oorfpronglijk geven, en ze dan als eigen vrucht aan anderen mededeelen. I-iij moet zijn toevlugt tot de kunst nemen en de Genie imiteeren : zo hij dit a1 volmaakt doet, is bet toch geene oorfpronglijke gcwaar. wording, mar de copie flechts .van een oril incel. Maar de kunst alleen imiteert nooit volkotnen de natuur, en ee. ne pasfie, die kunst verraadt , behaagt geen lezer. Ook raakt de Smaak, alleen werkende, altijd in een van beide gevallen; of hij overdrijft de natuur, of hij blijft onder de- zelve en wordt flaauw; en elk van die ontdekt aan den lezer zeer ligt, dat de Dichter de pasfie, die hij verwek- ken wil, zelf Diet gevoeld heeft, en derhalven voelt hij ze ook Diet. In bet eerfte geval lagcht hij, in bet tweede geval geeuwt ltij. Hoc veel lijkzangen zou ik bier tot eett voorbeeld kunnen aanhalen. De Dichtdrs van dezelve zijn 1. DEEL. N. AL G. LETT. N. q. 111 w'aar- 170 RHYNVIS FEITE waarlijk niet treurig geweest, toen zij ze vervaardigden, en de lezers blijven 'er koud als de dood onder. kegels zijn vourtreifelijk; maar een treurzang, die geene andere fchoonheden bezit, dan dat ze naar de regels der kunst vervaardig,l is, is bij mij een gedrochtlijk voortbrengfel, of een hui,,mi,idel, dat de opium in flanp verwekkendheid niets toege~efc. Ook volgt de Genie geen regels, als re- gels befchouwd. Zij drukt de pasfie uit die ze gevoelt, die hair overweldigt, en zij is wel verzekerd, dat dezel- ve natuurlijk is, dewijl zij ze zoo gevoeld heeft. Vin bier dat bet Schoone ouder is, dan de regelen van bet zelve. De Genie bragt eerst bet fchoone voort , de Smaak giug bet ontleden, en trok 'er zijne regels uit." Wyders brengt ons de Autheur, met betrekking tot de vraag, „ shoe de Smaak en de Genie vereenigd zich ver- ,, toonen, in zynen laatflen Brief nog bet volgende on- der 't oog. Gewag gemaakt hebbende van GESSNER, KLEITS en KLOPSTOCK, zegt by: „ In deeze drie Dichters vertoont zich Genie en Sinaak vereenigd. De Genie heeft hen Dichters gemaakt, de Smaak heeft hun geleerd hoe hunnen rijkdom to gebruiken. Aan den Smaak zijn zij de juiste tepashrenging, en de on- vermengde zuiverheid van hunne fchoonheden verpligt, zo wel als de keurige keus en de bevallige teruglating van gedachten en gewaarwordingen, die, wel natuurli,jk, maar niet fchoon natuurlijk zijn, en in de natuur zelve nooit behagen. Ook alle die mmdere fchoonheden, die de kie- fche bewerking en nette hefchrijving aai) een werk geven kunnen, en die hunne Dicht(lukken in de daad bezitten. Maar, let wel op, tot bet eerfte moet de Smaakvereenigd inet de Genie werken : de Genie volgt voorthrengende de voorfchriften van den Smaak, zonder bet to weeten; ze zijn haar zo eigen, zo geheel eigen, dat zij ze niet verla- ten kan, en datze altijd. aan dezelve gehoorzaamt, ook daar zij aan haare eigen invallen alleen meent to gehoor- zamen. Iudien de Smaak zodanig met de Genie met ver- eenigd is, kan de eerfte in alles, wat bet plan en de uit voering van een Dichtfluk betreft, geen voordeel aan de laatfte doen. Want zo de Genie aan de regelen van den Smaak, in de gelukkige oogenblikken van voortbrenging, denken moest, zou dit zulk een dwang aan haare verbeel- dingskracht geven, dat alles koud als de dood voor den dag zou komen, en men, in de plants van dat edel vuur, dat de Genie in alle haare voortbrengfelen karakterifeert, ee- II RIEVEN. 171 tenige drooge en regelmatige fchoonheden zou vinden, die de moeite niet waardig waren , die 'er aan befteed was , dewijl men ze daaglijks op ieder flap zoo ontmoeten kan. Ook kan de Smaak van achteren, in deeze dingen, geen voordeel aan de Genie toebrengen, dewijl 'er de gebreken, zo zij 'er eens in zijn, nitnmer uitgenomen kunnen wor. den, zonder bet geheel to verwoesten, en de fchoonheden , daar ze -onaffcheidbaar mede vereenigd zijn, teffens weg to nemen of to befchadigen. Dan tot bet laatfte, de daar. ftelling van die mindere fchoonheden , die de befchaving aan een Dichtftuk geven kan , is het niet nodig, dat de Smaak met de Genie vereenigd zij. De Smaak kan die, alleen werkende, bereikeu. Deeze. lantfte volmaaktheid kan, voor e'en grout gedeelte, in een Dichtftuk gebragt worden , na dat bet geheel of is. Zij kan, 'er dour den Smaak alleen ingebragt worden. En ver, dat bier een ze- ker vuur van Genie toe zou noodig zijn, is bet altijd best een Dichtauk eenige weken na de eerfte afwerking to la- ten liggen , tot dat de eerfle indrukken van bet zelve ver- flaauwd zijn, en wij koel genoeg zijn om bet met die bedaardheid to befchaven , als of bet ntet door ons , maar door een auder, vervaardigd ware. VONDEL geeft, inzijne handleiding tot de Nederduitfche Dichtkunst, aan jonge Dichteren den rand van die gedeelten hunner verfen, die reeds of zijn, niet to veel na to lezen; dan ik heb mij bij lien raad niet goed gevonden. Zo lang ik aan een vers arbeide, moet ik telkens, als ik de pen weer opvatte om voort to gaan, bet bovenftaande wel degelijk lezen; bier door kom ik weer in bet eigen vuur, en ik vergeet, als 't ware, dat ik van mijnen tank hen of geweest. Maar zo dra mijn werk voltooid is, dan fluit ik bet weg, en hoe racer ik bet dan uit mijne gedachten kan ftellen , hoe lie- ver en nuttiger bet mil is. Wanneer bet mij zo vreemd geworden is, als het mij worden kan, zie ik het voor 't laatst op nieuw na, en befchave bet zo veel als in mijn vermogen is." Nederlardfche Reizen , ter bevordering van den Kooplzandel , na de fneest afgelegen gewesten des Aardkloots. Met plaaten. Zevernde Deel Te Arnflerdam by P. Conrad1, en to Harlingenby V. van der Plaats; I'785 In groot ofiavo, 170 Wads. Pkvee aanmerkeiylee reistogten zyn in dit Zevende Deel vervat. De ceril;e is die van Pieter van deli Broeck na de M 2 0ost' ;72 1TEDERLALfnsCHE RFIZEN. U Oostindign, welke, in 't jaar 1613 uitgevaaren, na eene af. weezigheid van zeventien jaaren, geduurende welken by der Maatlchappye uitfteekende dienften gedaan had, in den jaare j63o weder to Amfterdam kwam; alwaar hem de Maatfchap- in de dankbaare erkentenisfe zyner verrigtingen , met eene ouden Keten , ter waarde van zes honderd guldens, vereer- de. Hierby komt voorts een togs van 3"oris van Spilbergen, na de Molakfche EIanden, door de Straat van Magellan ; in 't jaar 1614 in Zee geftoken zynde, keerde by in 't jaar 1617, den Aardkloot rond :;ezeild hebbende, weder in bet Vaderland to rug. Men heeft in dit heel , buiten vyf Plaaten , die op byzondere omfiandigheden flaan, ook nog gevoegd eene Platte Kaart der geheele Waereld, waarop, zo veel de ruimte toelaat, de voornaamfie togten der Nederlanderen in deeze geheele Reisverzameling verhaald, aangefiipt zyn; waart'oor men dezelven gereedlyk kan nagaan. Beide deeze Rei- ?en beheizen een aantal van byzonderheden, zo ten opzigte van veele Gewesten en derzelver bewooneren, als ten aanzien van 't wedervaaren deezer Reizigers. Zulks heeft bovenal plaars in de Reisbefchryving van Pieter van den Broeck, die, geduurende zyn verblyf van veele jaaren dit Waereldsoord, en ter Zee en to Land, op verfchillende wyze, doorkruisd heeft. Dezelve trckt nog to meer des Leezers aandagt, om dat ze ons een berigt verleent, van de gelegenheid, by welke bet Komptoir to 3eaccatra in een Kasteel veranderd werd, 't welk vervolgens, onder den naam van Batavia, de hoofdftad tier Oofiindifche Maatfchappye geworden is. Hot gewigt dee- zer byzonderheid, door derzelver gevolgen, noopt ons, om 'et op ftil to faan, en den Leezer het aanmerkelykfte daar van under 't oog to brengen. Hot verraaderlyk neemen van een Hollandsch Schip, nE LWARTL LEEUW, door de Engelfchen, welke Natie door ails tyden been onzen Koophandel en Zeevaart belemmerde en dwarsboomde , gaf 'er aanleiding toe ; en derzelver jaloezy dwong de Hollanders, welken diestyds op zodanig eene ves- tiging in de Indien nog niet bedagt waren , tot het bouwen eener fterkte, die zedert hun. Bolwerk in deeze Gewesren go.. worden is. Op het ingekomen berigt van dat verraader- lyke voorval, naamlyk by bet afloopen van bet jaar 1618, word men to rade de Hollandfche Logie, in de nabyheid der Hoffiad Taccatra, tegen over de Engelfehe Logie, gelegen, to verfterken, en, tegen de aanvallen der Engelfchen, in ftaat van tegenweer to ftellen. De javaanen begonnen zig insgelyks to verfterken, en wierpen eene battery op in de EngelicheLo- gie. Men vorderde van de Engelfchen, dat zy dezelve zou- den wegneemen ; en op de weigering hier van, deed de Hol- landfche Generaal zyn Volk de Wapens opvatten. Zy flaken eerlang bet eene co andere Kwartier in brand, en leiden de Lo- NEDEHLANDSCHE BETZzN X73 Logic en de Battery der Engelfchen in koolen : ondertusfchen werd 'er verfebeiden maal, doch vrucbtloos, op hen gefchoo- ten. Ook begonnen de Javaanen uit de Stad to fchieten; waar- tegen de Hollanders bet 'er op toeleiden, om in de Stadsmuur bres to fchieten, dat egter niet gelukte. Van then tyd of had- den 'er herhaalde Vyandlykheden, zo hier als elders, zelfs ook ter Zee, tusfchen de Hollanders en Engelfchen, plaats; en de Hollanders verfterkten Reeds hunne verfchanfingen, onder bet aanhoudend tegenftand bieden , aan de Javaanen , die zulks poogden to verydelet. Eerlang egter kwam men overeen in bet treffen van Vredes voorflagen , en de rust fcheen herfteld i doch 't was Wet meer dan fchyn. - Pieter van den Broeck, geduurende de vyandlykheden tot Kapitein - Majoor aangefteld, en verder, op bet in Zee gaan van den Generaal Koen. om aan de Engelfche Vloot bet hoofd to bieden, tot Opperhevel- bebber van de Logie benoemd, kwam, na 't fluiren der Vre- de, op bet aanftaan van den Koning, ten Hove , doch by was 'er naauwlyks, of by werd gevangen genomen. Voor den Ko- iting en den Engelfchen Generaal gebragt zynde, lieten deezen Item de hander en voeten binden ; en gebooden hem aan die van bet Fort to fchryven, dat zy zigop ftaanden voet moesten overgeeven, of flat men anderszins hen daar toe zou noodzaa- ken. Die van 't Fort, bet verraad verftaan hebbende, welger- den de overgaave; en de vyandlykheden namen weder een aanvang, welken by aanhoudendheid voortgezet werden; tot dat die van 't Fort, eindelyk , onmagti~ om bet ]anger uit to bouden, bet oor leenden aan de, hoe nardeelige ook, voorflagen der Engelfchen. Het getroffen verdrag werd den eerften van Sprokkelmaand des jaars 16ig getekend, door Wydurck Rama, Koni'ng van 7accatra, en Thomas Deal, Engelfchen Generaal, benevens alle de Leden van zynen Raad, aan de eene, en door alle de bezettelingen in bet Part, aan de andere zyde; maar men verftond egter nog niet, dat vah den Broeck na het: Fort wederkeerde. „ Dus ftonden (zo vervolgt bet verhaal ,) de zaaken, wan- Deer 's anderen daags morgens, tot heil der Maatfchappye, bet volgende gebeurde. De Pangoran van Bantam, gemoedigd door de buloffeh ert aanbiedingen, uit naam van van den Broeck hem gedaan, (*) en daarebboven met ten nydig oog aanfchouwende den (4) Kort na bet gevangen neemen van ran den Broeck, naamlyk, was.de Roopmen floutbrakea van Bantam by hcm gekomen. eg had hens berigt, dot by door ded Magoran van Bantam gezonden ivas, oin den Vrede tus. fchen den Koning en de Hollanders to bewerken. Maw van den Braeck was van veraaod, dat by ten fpoedigtlen moest wederkeeren na Bantam, en van den Pangoraa hulp verzoeken, om hem, ware bet mogelyk, uit de gevan. genis to veclosten; welk verzoek, ongetwyfeld, fret groote beloftcn on. deriteund geweest zal• zyn. M~ 174 NEDERLANDGCHE REIZEN. den vetten buit, welke it) handen des Koning'S van Jactatrd zou vallen, zondt fpoedig den Dommagon met 2000 man, om bet fluiren van den vrede to voorkoomen, en van den Broeck to verloslen. Straks na zyne aankomst vervoegde zich de Dom. wagon by den . Koning, die Wets ergs vermoedde, en f}elde bem ter hand een brief van den Pangoran. Dewyl by dit ge- boor niemand tegenwoordig was, zette by den Vorst den dock op bet hart, deedt vervolgens, door zyn yolk, alle de toegan- gen bezetten , en zich eindelyk meester maaken van de Stad. ,, De Koning, zich this ziende in de magt des Dommagons, die hem den dood dreigde, bewilligde in alles wat by begeer- do. flit was een voorbode van zynen volgenden rampfpoed nit zyne Vrouwen en zynen oudflen Zoon wierdt by , eerlang, tilt zyn Koningryk verjaagd, en dieper landwaarts gedreeven; van waar by, egter, wierdt genoodzaakt weder to keeren, en met visfchen in een fchuitje den kost to winnen. „ De Engelfchen, ziende van den Broeck uit hunne magt ont- rukt en na Bantam gevoerd, en dat bun geheele toeleg mis. lukt was, verzogten verlof, hun gefchut, (bet welk zy, om bet Fort kragtdaadig to befchieten, aan land gebragt hadden,) wederom to mogen aan boord brengen. Het Fort bleef dus omringd alleen van l3antameezen, die, om to toonen dat zy vrienden der Hollanders waren, derwaards ververfehingen brag- ten, op voorwaarde, dat zy niet meet aan de Vestingwerken zouden arbeiden. „Van den Broeck wierd na Bantam gevoerd, en in bet Paleis des Konings naauwkeurig bewaard; nogthans genoot by aller- lei beleefdheden, in de hoop dat de Generaal Koen bet Fort aan den Vorst zou overleveren. „ Midlerwyl voeren de geenen, die in bet Fort waren, yve. rig voort, om, zo heimlyk als bun doenlyk was, aan de vol- tooijing der Vestingen to arbeiden. Op raad van van den Broeck noemden zy bet Fort BATAVIA, en fchreeven dien naam met groote letters boven de poort. Zo dra de \Verken voltooid wa- ren, deeden de Hollanders aanhoudende aanvallen tegen de javaanen. Van den Broeck liep filer door meet dan eens ge- vaar, om met een ponjaard to worden afgemaakr. „ Op den 2gflen van Lentemaand kwam de Generaal Keen, onder bet Fort Batavia, ten anker. De Vloot, met wclke by van de Molukfche Ellanden kwam, beflondt nit i7 Schepen. I-Ty nam bet kwalyk, dat men , buiten zyne kennis , bet Fort cenen naam hadt gegeeven, en deedt dien uitwisfchen. 's An. derendaags ontfcheepte by zyne Troepen, en bemagtigde eer- lang de Stad 7accatra, zonder eenigen tegentland to ontmoe- ten. Aan de zyde der Hollanders fneuvelden twee, en aan die der,javaanen drie man. „ Naa dat by de muuren geflegt, en de huizen hadt afgebro- ken, verfche.,n by voor Bantam. flier deedt by tertlond van den NEDIRLANDSCrfE REIZEW. '75 den Broeck van den Pagoran opeifchen, nevens 70 andere gevan- genen , weleer op bet Schip de zwarte Leeuw bemagtigd. „ Zeer hard was deeze voorflag voor den Pangoran, die, daarvan de fchuld wytende aan van den Broeck , hem dreigde to dooden. 's Anderendaags fchreef de Generaal een tweeden brief, en zondt hem then met twee van de zynen ; door welke by hem, daarenboven, by monde, deedt weeten, dat, indien zy alien in 24 uuren Diet aan boord waren, by wel zou weeten, wat hem to doen ftondt. Drieenzestig gevangenen werden hier- op geflaakt, doch van den Broeck, met Dog zeven, vastgehou- den. ---- Nogthans' werdt hy, den volgenden dag , met de zeven andere gevangenen geflaakt. Met de Vloot keerde by weder na Batavia; by wierdt 'er met blydfchap ontvangen, om dat men, meer dan eens , voor zyn leeven hadt gevreesd." Voorts bleef men, geiyk bet vcrhaal verder meldt, ter Zee nog eenigen tyd kruisfen op de Engelfche Schepen, die noggeen tyding van den Vrede , of berigt hadden , dat de Vrede tus- fehen de twee Maatfchappyen geflooten was. En 't liep aan tot den gden van Zomermaand des jaars 1620, eer de Vrede, tus- ichen de Engelfcher_ en Hollanders, afgekondigd, en in bet Fort en op de Schepen, met openbare vreugdebedryven gevierd werd. Ter deezer gelegenheid badden de Engelfchen eene swooning to Batavia verzogt, ter plaatze daar zy dezelve voor-n been gehad hadden; doch vermits dezelve digt by her Hollaud- fche Fort was, zo werd dit verzoek afgeflaagen, en hun eene plaats aangeweezen , Diet verre van den grond, op welken bet Koninglyk Paleis geftaan had ; waarover de Engelfchen Diet zees voldaan Icheenen. Historie van den Ileer WILLEM LEEOEND, uitgegeven door s. YEKKEE, Wed. Ds. WOLFF, en A. DEKEN. [Met vertaald ] 4gt Declen. In 's Gravenhage, by J. van C1eef, 1785. In gr. octavo. £, ene groote verfeheidenheid van characters, die zeer fterk uit elkanderen loopen, en ieder in hunne foort beftendig aan zigzelven gelyk blvven , maakt deeze uitlokkende Historie van den Heer Willern Leevend , voor een grout aantal Leezers, by uitftek gevallig. Bykans seder een tog, die met eenigen fmaak leest, fchoon hem dit of dat character in 't byzonder, in ee- nige opzigten, Diet mole behaagen of voldoen, treft 'er egter andere characters in aan, die hem, zo door 't character zelve, als , wel voornaamlyk , door de natuurlyke en tevens kunstry- ke wyze , waarop bet bier werkftellig gemaakt wordt, dermaa- to inneemen, dat by , door her genoegen , bet welk by daar in vindr, bet overige dat hem min of nieer m;shaagt, als over, bet hoofd ziet : des by, niettegenll'aande etlyke in hem opko- M 4 men- x76 E. BEK C R EN DEREN'S WILLEM LEEVEND. 9 mende ongunfiige bedenkingen, evenwel ten clot betulge „ 'er is veel fraais , dat m esterlyk uitgevoerd is, in deezen „ Roman!" Uir die ver!'cheidenheid van characters ontftaat ook eene aanmerkelyke verfcheidenheid van onderwerpen die op verlchillende manieren voorgedraagen, of uit verfchillende ge- zigtspunten befchouwd worden, het welk deezen Roman to leerzaamer maakt; to meer daar veelen .ieezer onderwerpen, met betrekkinge tot het Burgerlyke en Godsdienftige, zo voor, komen, dat ze den Leezer aanleiding geeven en als opwek- ken, om zelven verder to denken, en 'er gevolgen uit of to leiden. Men mag derhalven deeze Histo:ie van den Heer Wil- tem Leevend, met het hoogfte regt, in veelerlele opzigten, leerzaam noemen; en derzelver leezing als nuttig en aange- naam aanpryzen. Dan, als men dezelve der jeugd in handen geeft, is. het, onzes al tens, raadzaarn, haar wel ernftig onder 't oog to brenven dat ze, om de mispasfen, door then Heer begaan, to vermyden , ten naauwfl:e op haare hoede behoort to zyn, tegen de eerfie beginzels van cen verkeerd gedrag; en zig vooral to wagten van verfchooning to zoeken in 't opvol- gen van haare zwakke zyde. Zulks wenschten we we) , dar, in- zonderheid ten opzigte van het character van den Heer Wil- lena Leevend, in deeze Historie, wat meer in agt genomen wa- re. Men kan deswegens naauwlyks to omzigtig zyn, daar vee- hen zo ligtlyk overhellen, om zig, uit hoofde van hun zwak, (daar seder tog, gelyk men zegt, zyn zwak heeft,) In deeze en geene verkeerde bedryven, vry to pleiten, en daardoor den ndflag to leggen, toi verdere afwykingen; doordien huts ak ligtlyk ongemerkt tot eene overheerfchende neiging en ge- zette hebbelykheid kan overflaan. Bedenkingen van die natuur zyn ons , onder 't leezen deezer Historie, maar al to dikwils voorgekomen ; en wy zten, met genoegen , dat dir misbruik,'t welk 'er van gemaakt zou kunnen worden, in 'r not van 't achtfle feel, of de Bedenkingen door den Heer Willemm Leevend der Gravinne Henriette van B. toegezonden, vry we! tegenge- gaan wordt; doch het komt, vreezen wy, voor veelen wat laar; en 't loopt gevaar , van na 't eindigen der Historie over- geflaagen to worden. Rome# en Julia, Tooneeljpel; naar den Heer wEisz!. Door B. PREMERY Te Dordrecht, by A. Blusfe en Zoon , 1786. Dehalven bet Yonrber'kfht , en beoordeknd Nabericht , 182 bl. in gr. 8vo. Het onderwerp en de fchlkking van dit Tooneelfpel is onzenLandgenooten genoegzaam bekend; eene Vertaalinge ib on- rym, in den Spectatoriaalen Schouwburg to vinden; twee Ver- taalingen in ryill, en do verfcheide keeren, dat hetzelve reeds ten ZOMEO EN JULIA, TOONEELSPLL. 77 teti tooneele bier to Lande gevoerd is, maaken bier een ver- flag van den,inhoud overtollig. Wy hebben dus alleen to doer met de tegenwoordige nieuwe Beryming van den Heer $, FREMERY , welke, volgens getuigenis van bet Nabericht , in bet jaar 1176 onderhanden genomen en in het jaar 1723 eerst ter persfe gekomen is. Deeze Beryming is fierlyk, ver. heven en keurig, zo in her Taalkundige als Dichtmaatige. Zy draagt op elke Bladzyde, in leder regel, bykans de tekens vau de fyne en naauwkeurige fchaaf, welke de Dichter in bet op_ maaken van zyn Kunstwerk gebruikt heeft. Wy ftemmen vol- komen met hem in, dat veelen zich to zeer verhaasteu met bunne Letrervruchten, ruw enongelikt, in de waereld to foo- ten- maar, met dat alles, gelooven wy , dat de befehaaving ook zo verre kan gain , dat zy to veel kunst verraadt. De vraag by een Kunstwerk is niet , hoelang de Kunftenaar aan hetzelve gearbeid hebbe? maar hoedanig her Kunstwerk op zich zelve zy Her Dichtkundige is voortrefFelyk keurig, in deeze Navolging, waargenomen , doch ons komt de Natuur op veele plaatzen to zeer verkunfeld voor. De Heer FREMERY, die, omtrent anderen, eene elken Leezer toe komende vryheid gebruikt, zal ons deeze aanmerking niet euvel kunnen duiden. In zyn beoordeelend Nabericht, zegt zyn Ed. „ Her eerfe Be- • dryf, allerwege zo vol van teedere en zielroerende trekken, ,, en, in her fchoone en verhevene , alzins zoo meesrerlyk uit- • muntende, zal veelen,, nevens ons, zel:er wat flaeuw fchynen „ of to loopen ; dewyl Julia, na her doorfaen van de hevig. i, fe fchokken der droefheid, en vol gevoel van eenen rouw, • die haer zulke ferke tafreelen van Itert en wanhoop doet ,. fchilderen , ten flotte van her Tooneel , tot Laura zegt : d „ Laura! thans komen 'er tranen., - ND ZAL IK wEi. wAT • BETER WORDEN. Wy lacten dacrom, na de uiting van dit • veers , Daer komen tranen. 4 Yriendin! dit wil my baeten., .. „ Julia, na een korre rust, nog tien regels uitfpreeken," Schoon deeze tien regels in-zich zelven zeer goed zyn , komt ons bet got van den Heer WEISZE, hoe eenvoudig, egter voor als bet ware verhevene, en alles, 't geen daar van blydfchaps-fchittte,. ringen op volgen moge, moet eer bet einde verzwakken, dan verferken. De Leezer, of Aanfchouwer, blyft in grooterver. rukking en begocheling , als by her Bedryfziet eindigen , of het Gordyn vallen, daar Julia uit haare Bedwelmittg van droefheid flechts bekomt , door de ruimte, die zy in haare traanen vindt.-.. Dezelfde gedachten voelen wy ook over den Weeklagt van Me vrouw Capellet, (vierde Bedryf zesde Tooneel.) Hoe ongekun. held is de taal der droefheid, die de Heer WEISZE haar in den mond legt, rich, 5"ulia!7elia !Julia !Myn Kind ! Myn eenig geliefd Kind f x7$ ROMEO EN JULIA, T00AEELSPEL. Kind! hoe natuurlyk is deeze taal voor eene zo fel gefchokte tnoeder : hoe onwaarfchynlyk daar en tegen , dat iemand, in zulk eene uitbarfting van droefheid, omrrent 40 regels, alien in uitgezogte Leenfpreuken en cierl'yke Wendingen, zal kunnen voortbrengen Dit immers dunks ons niet to voldoen, aan de les van Vader VONDEL : , De treurftyl arbeit , om de tnenfchen „ week in den bo-~zem to maeken . Ichildert de Hartstogten „ naer her ]even af." Al heeft by dezelve nu en dan zelf ver- waarloost ; zy blyft egter waarheid. De uitboezeming van Mevrouw Ca pellet, wecier afge;cheiden van 't tuk beichouwd, is kuuflig, ja zeif zeer fchoon. Hoe nuttig verder de Lecruur, der Oude Hollandfche Dichters zy, hoe veele fchoonheden VONDEL bezitte, hoc navolgenswaardig het (poor van then Let. terheld moge wezen; in die Eeuw, heerschte eene geestneiging, om overal kunst en vernuft to doen uitblinken, ten koste zelve der Natuur; een fmaak van uirheemfche herkomst: dus hebbe de Leezer, de Navolger vooral, behoedzaam to zyn , om niet alles was blinkt voor goud to rieemen : en Ichoon wy dit niet in volle ruimte op den 1-leer FREMERY willen hebben toegepast, egter gelooven wy, dat Zyn Ed. niet geheel vry is, van eene eenigzins to flerke vooringenomenheid met de werken van voNnrL, en zyne keurigle Tydgenooten. fWy hebben over de beryming van dit 'Tooneelfpel meer , dan naar gewoonte, uitgeweid, om dat wy geloofden, dat de Heer FREMERY liever zou zien, dat wy onze gedachten eenigzins om- trent zyne Naavolging ontwikkelden , dan , dat wy met eenen regel zynen ICunstarbeid , eene zeer goede Naavotging van een raai Stuk noemden, daar wy, naa alle deeze aanmerkingen niet alld6o Zyn Ed. Been ongelukkig Navolger van wEISZF noe- men, gelyk dat de ryve loon is, 't geen Zyn Ed. begeert . (zie Voorreden bl. 2,) maar ook Zyn Ed. hartelyk geluk wenfchen, met Zyn welgeflaa,de en door en door bewerkte Naavolging van cen zo heerlyk Origineel. Myne Minderjaarige Zangier. Te Utrecht, by H. van Eme- nes, 176$. Buiten het Voorbericlrt, 55 bladz. in gr. octavo. L1 eevendige verheeldingskragt en een weelderig vernuft ken- inerken her grootst petal der Dichtflukjes, under deezen Ty- tel ons aangebooden. Hier en daar erkennen wy, is deeze bur- del niet vry to pleiten van alle darrelheid, fchoon dezelve zich vry wel vermomd hebbe: maar wy gelooven teffens, dat als deeze Minderjaarige Zangfler de lesion van een bedaarden eu detigdzaamen Voogd inneemt, van haar, in vervoig, meerwee zenlyk goeds to wacbten zy, dan van al die zwaarmoedig dwee- pende en in fchyn deugdleeraarende Minnedichten van deeze Eeuw- MYNE MINDERJAARIGN ZANGSTER. X71 Eeuw ; bet volgend Tweeregelig Versje zy een proefje van slit Werkje. PIET ONKTJNDIG IN DS TAAL DE! MEISJES. Loop heen, zei Niesje, maar al laclrgend, tegen Piet: Piet ging, want by verfiondt de taal der Meisjes niet. De laat/fe Heloi'za, of Brieven van 7°unia Salisbury, gevolgt naar het Fransch. II Deelen. 's Hage by H. H. van Drecht 1785. 276 bladz. in oftavo. `jolgens bet Voorbericht is de bekende 3. 3 . Rousfeau de oor- fpronglyke Uitgeever, en grootendeels de Schryver, van dee- zen Roman, welks Motto, op den tytel geplaarst, is: waartoc moet de Mensch befland zyn? to lyden, to zwygen en to /1erven. De goede Voorzienigheid , welke in dit Werk, bier en daar, als zodanig fchynt erkend to worden, heeft den Men- fehen, over bet algemeen, met zoveel zegeningen, den eenwel wat meet den ander vat minder, op deeze waereld befchon. ken, dat ivy ons niet kunnen verbeelden , hoe bet iemand van gezonde harsfens en van een welmeenend hart, immer in bet hoofd gekomen zy, de waereld zo pik zwart of to beelden, in Romaneske Schilderyen, dat de Godheid, indien dezelve in die betrekking en met die omfl:andigheden voorgevallen waren, niet alleen fccrydig met den aart der menfchen , maar zelf geheel flrydig met zyne eigene Natuur zou hebben moeten handelen , en met dat alles, is dit bet zwak van zeer groote vernuften. Rousfeau (zo by de Schryver is) geeft in dit Gefchrift een nieu_ we propve van deeze wanfchikkelyke handelwyze; en fchoon dit foort van Boeken, als roofgoed verflonden wordt, door een zeker flag van menfchen, die, ik weet niet welke ydelzin- nige of geheel dwaaze denkbeelden van God en zich zelven , van de onderlinge betrekking der dingen,en van de geheiligde orde der zaaken, vormen, kunnen wy niet nalaaten, by elk zo. danig gefchrift , dat ons ter beoordeeling onder de oogen komt, onze hoogfle afkeur to betuigen. 380 I. J. 0. SCHLLLER'S WOORDENSOEKJE. .Elein Woordenboek der Latynfche Taale, in 't Hoogduitsch u tge- geeven door r. 1. G. SCHELLER, en than, ten dientie der Ne- derlandfche 7eugd, volgens de laatfle zeer verbeterde en vermeer- derde Uitgave, in 't Nederduitsch overgebragt. Te Amflerdam by P. den Hengst, 1785. Behalven het Voorwerk 462bladz2 in groot oflavo. In het vervaardigen van dit Klein Woordenboek, heeft de Beer Scheller eigentlyk het cog gehouden, op de Jeug.i In de Latyn- fche Schoolen; om bun een \Yoordenboek in harden to geeven, waar van zy , met opzigte tot bet Schoolonderwys -een vrugt- baar gebruik kunnen maaken; tot welk einde bet zelve zeer wel ingerigt is; des 'bet op goeden grond ten Schoolgebrulke aangepreezen moge worden. By heeft zich met dat oogwerk bepeald, tot bet byeenverzamelen en uitkiezen van zulke woor- den , die der Jeugd to flade komen ; en zich benaarftigd om derzelver berekenisfen juist op to geeven en naauwkeurig to ver- klaaren; dezelven daarenboven met voorbeelden op to helderen, ter aanwyzinge in welke gevallen zy eigenlyk gebruikelyk zyn, waartoe ook bet bybrengen der gemeenfe fpreekwwyzen dient: zynde alles inzonderheid ingerigt ter verklaaringe en op- helderinge van zulke woorden en fpreekwyzen, welken in die fchriften voorkomen , waar van men zich gemeenlyk in de Schoo- len bedient. Voorts heeft by 'er byzonderzyn work van gemaakt, ow de Genealogie, of de afkomst van bet eene uit het andere steeds to doen opmerken, waarom by ook zyn Woordenboek in eene Etymologifche orde gefchikt heeft,'t welk ongetwyfeld, by 't leeren der Latynfche Taale, van veel dienst kan zyn. Dan ,bier uit ont[laat een ongemak voor de jeugd; dat ze naamlyk bet bedoelde woord zomtyds niet gereedlyk vinden kunnen , zo lang ze in 'de Etymologie niet genocg ervaaren zyn. Edoch ter gumoetkominge hiervan is 'er, aan 't einde van 't Work, ge- plaatst een Latynsch Register van de argeleide woorden, van 't welke zy zich, in geval van verlegenheid , bedieren kunnen ; 't welk hen ongevoelig met de Etymologie gemeenzaamer zal maaken. Wyders is 'er nog bygevoegd een Hollandsch Regis- ter, ten dienfte der jeugd , wanneer bet de Latynfche bete- kenis van een Hollandsch woord begeert op to zoeken. - De Autheur heeft insgelyks een groot T'eordenboek vervaardigd, 't welk voor meet gevorderden gefchikt is; en de Vertaaler van dit klein Woordenboek is van zing, bet zelve, op eene dergelyke wyze als dit , to verraalen , en met de noodige verbeteringen , die hot op zommige plaatfen vereischt, hierop to laaten volgen. N I B U W EA L G E M E E N E V A D E R L A N D S C H E LETTER- OEFENINGEN, Bybel der Natuur. Uit bet Hoogduitsch overgezet, en met aanvullende toegiften en aanmerkingen voorzicra , door L. MB1fER, Lid van de Boll. Maatfch. der Wee- tenfchappen to Haarlem, en Fredikant in lwyzel en Koo. ten. Tweede Deels, tweede Stuk. Te f'mflerdam, by DI. DE BRUIN, 1785. In gr. o&svo 616 bladz. M et de voortgaende befchouwing der merkwaerdighe. heden, in 't Boek Exodus vermeld, die in 't plan de, zer overweginge vallen, komen bier eerst in opmerking de Kwakkelen, waer mede de Israeliten gefpyzigd, en het water uit de Steenrotze, waermede zy en hun Vee get drenkt worden. Voorts verklaert men ons hoe de onder. fleuning der handen van Mozes, by bet flag leveren aen de Amalekiten to verflaen zy; als mede, in welken zin Gods liefde en voorzorg, Exod. XIX: 4, by Arends vleu. gelen vergeleken worde. Hier aen volgt ene opheldering van 't voorgevallen op Sinai, by de Godlyke Openbartng, mitsgaders van enige wetteu, welken inzonderheid bet Ge- dierte betreTen. Verder ontvouwt men ons, hoe de Hor- felen, Exod. XXIII: a8, gezegd kouden worden de Kanaa- niten en Hethiten to verdryven; als mede wat men to denken hebbe van den Sapphierfleen, in bet verhael van Gods luisterryke verfchyning, Ezod. XXIV: io. gemeld; waar op voorts aenmerkingen volgen, over bet veertig. daegfche Vasten van Mozes. Wyders verleent men hier nog een aental van overwegingen , die tot den Tabernakel, en bet daer toe behoorende betrekkelyk zyn: als daer is, bet geven der vrywillige giften, de Verbonds-Ark, de Tafel der Toonbrooden , de Gordynen des Tabernakels, bet otnrecbten van den Tabernakel, de Brand offer -Altaer, bet Voorhof des Tabernakels, de Gouden Kandelaer, en de Oly om daer in to branden, de 13orstlap van Aaron , benevens de verdere Kleederen des > Ioogenpriesters , en byzonder de Urim en Thummim, dc*Offerhanden, ter In. I. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 5. N wy. 332 BYB$L DER NATUUL wyinge der Priesteren, de Rettkaltaer in bet Heilige, de heilise Zalfolie en bet heilige Reukwerk. Na't afhandelen dezer byzonderheden, word bet oog gevestigd op bet Gou- den Kalf der Israeliten; in opmerking genomen, hoe bet verilag van 't blinkende aengezicht van Mozes to ver(Iaen zy ; als mede, hoe men de fchatting tot den dienst des Ileiligdoms to berekenen hebbe, en 't to begrypen zy, dat de Isra ;liter toen in ftaet waren, om zo veel op to bren. gen. by dit alles voegt de Eerwaerde llfcijer laetstlyk nog ene ophelderende verklaring van 't geen ons wegens bet ko- peren Waschvat gemeld word. Dit Stuk behelst dus , nict minder dan den der voorigen, ene menigte van byzonderheden, die de opmerking der Bybeloefenaren tot zich trekken ; en waer over ons leerzame aenmerkingen medegedeeld worden. Men neeme , tot een voorbeeld, her bier bygebragte wegens bet verdryven der Kanaaniten door Horfelen, waeromtrent men ons bet volgende onder 't oog brengt. ,, Met veel grond word bet heir,, door bet welke God de vyanden van Israel, Volk, de Kanaiinieten, voor hun he. pen verdreven heeft, een wonderbaarlyk heir genaamd , daar God hun Exod. XXIII: 28. beloofde: Ik zal ook hor- feler, voor u heenen zenden, die voor uwe aankonist de He- vieten , de Kanadnieten en de Hethieten verdryven zullen. llfofes herhaalde deeze belofte Dent. VII: no. Daartoe zal de HEER , uw God, ook horflen onder hun zenden, tot dat ze ornkornen, die overgebleven , en voor u verbor en zyn. En de vervulling daarvan, word ons fof. XXIV: i2. vertoond, daar God deeze gebeurtenis den Israi lleren in bet geheugen verlevendigt. Ik zond horfelen voor u hee- nen, die dreeven ze voor u weg, de beide Koningen der flmorieten naamelyk : niet door top zwaard, ook niet door uwen bong. „ De Joodfche Uitlegger Aben Ezra heeft wel bet He- breeuwsch woord 7v'IY in de betekenis van eene ziekee ofte plaage opgevat, maar de 7o Griekfche Overzetters, de Schryver van bet Bock der Wysheid, Hieronymus en anderen, hebben de horfelen behouden. Her Griekfche woord o~ betekent zo wel horfelen als wespen, die zom- mige looden in hunne verklaaringen ook aanneemen. „ ?Her doet zich nu vQoral de vraag op : Of men in deeze plaatfen van Mofes en 7ofua natuurlyke wespen en horfelen verilaan , dan of men die woorden in ene oneigenlyke bete. kenis voor fchrik en vrcsc neemen moete, die de'verbande Vol. EYBEL DER NATUUa. 1.8a Volkeren, als horfelen en wespen, geftoken, en voor de Israelieten heenen nit bet land gejaagd hebben. Men heeft deeze woorden wet eens aldus omfchreven: „ 1k zal ma- • ken, dat, wanneer bet gerucht van uwe aankowst ver. „ breid word, zy geheel verward en neerflagtig zullen • worden: zonder bet to durven afwachten, dat gy hun • onder de oogen komt." - Een ander Geleerde zegt: de horfelen fchynen den fchrik aan to wyzen, waardoor de vyanden van Gods yolk, even als door horfelen, uit hunne bezittingen en wooningen verdreven wierden. De fteken. de angel van deeze Infekten, veroorzaakt en betekent hef- tige en doordringende fmerten. Op deeze wyze wierden onze woorden van ouds reeds door Eufebius, Augusliuus, Rhobanus, Maurus, Lyranus en meer anderen verklaard. , Daar en tegen wierd de letterlyke en eigenlyke zin van bet wootrd bier hehouden van den Schryver van bet Boek der Wysheid, van Theodoretus, Procopius, van de nmeeste Joodfche Uitleggers, van Bochart en anderen. En wanneer men bet onmiddelyk vooraf gezegde nagaat, daar reeds van den fchrik en de verzaagdheid, die de Land- volkeren van Kanaan bevangen zou, gefprokcn was, vs. 27; dan fchynt my, dat bet onmiddelyk daarop volgeude ook zal ik horfelen voor u beef lea zenden , in zynen eigen. lyken zin moet behouden worden. De fchrik was ook op zichzelven Wet voldoende, om al wat 'er rog overig was, en zich verfteeken had, om to brengen; maar aan de hor- felen kon Mofes die uitwerking wet toefchryven. „ Ongewydde Schryvers bevestigen dit ook, en melden van geheele Naatfi n, die door iufekten , en andere kicine dieren, verdreven wierden. De oude Volkeren, die om- ftreeks Pzonien en Dar;'an+en woonden, zonden , naar het verhaal van Athennrus en Euflachius, door Kikvorfchen ver- dreven zyn. ustinus getuigt bet zelfde, noopens de lb. derieten , die' uit Tracten gevlucht 2yn. De Trojaanen, Megarenfers, Chalcidenfers, en Gyranenfers zouaen, ge- lyk Plinius, lianus en Theophrastus berichten, van Mui- zen verdreven zyn. De Neuri moesten, volgens Herodotus, en de Amicla, volgens harro en Plinius, voor Slangen nit hun land wyken. De Schorpioenen veroorzaakten ins- gelyks zulk eene verlaating der voorige woonplaatzen, or- der zekere Volken in Ethiopian: gelyk Strabo, Plinius en Diodorus bericht hebben. Tlteorioretus verhaalt, dat een IVluggenheir de Stad Nifibis, tocn ze van Sapor belegerd wierd, zoude ontzet hebben. .i anzblichus fchryft, dat de N 2 By. 184 BYBEL DER NATUUR. Byen cen Babylonisch heir zouden op de vlagt gejaagd hebben. En 1Eliantrs getuigt, dat de Rhaucicrs door eene foort van Byen, Chacoides genaamd, van huis en hof ver- dreven zouden zyn. - -- In 't byzonder lean deeze on- ze plaats door een zeker bericht van 1Elianus opgehelderd worden, dat, naanielyk, de Phafeliers door de Wespen uit huune woonplaatfen verdreven waren. ll_eze Phafeliers, eene naatfie der Phoenicia rs, waren afftammelingen van de Kallainieten, en waarfchynlyk van dezelfden , die voor Isracls Volk door de Horielen verdreven geworden zyn." In de bier bygevoegde aantekeningen, word' ons nog gemeld, dat Patrik, Kidder, Polus en 1,insworth, den eigcnlyken zin van Iloifelen, bier mede als, de rechte me- ning verdeedigen; mitsgaders dat Franizius in zyne Hist. Anim. Sacr. p. 64t. ed. Cypriani, dit insgelyks doende, ook de meeste voorbeelden, door Scheuchzer bier opgege- ven, aanhaalt. En verder wyst men ons, ter nadere be- vestiginge bier van, tot _7. de Mey, Comment. Phyf. p. 104. en Nelfon Antideist. liibel II. T h. en daar op de io9 Aenm. van den Ileer Panzer. Als mode Calmets Unter- fuchungen met Mosheirc Anmerkungen III. Th. XX Ab- handlung p. 87. en Fabcrs Archeologie der Hebreer I Th. p. 100. Bsknopte Opheldering van eenige plaatfn des N. Testa. rents,,door c. BRINKMAN, Bedienaar van 't H. Euan. gclic to Dirksland en 117eliszand. Vyfrle en laatfle Stuk. 'I'c Utrecht by S. de Waai 1785. Bckalven hetVoorwerk, '372 bladz. in gr. octavo. Met (lit Stukje, behelzende ophelderingen van eenigeplaetzen, in de laetfte Schriften des Nieuwen Testa- ments, to weten: van den Brief aan de Hebreen af, tot de Openbaring van Joannes toe , brengt de Eerwaerde .Prinkman dit zyn Gefchrift ten einde. Wy hebben meer- maels van 's Mans leerzamen arbeid gewag gemaekt, als zeer gefchikt ter beantwoordinge aen zyn greote oogmerk, pm wel inzonderbeid, door zyne Schriftuurlyke oefenin- gen , enige donkerheden , misvattingen en verkeerde werk- zaemheden van mingeoefende Christenen to verbeteren. Tot ene nieuwe proeve bier van verftrekke nog in dezen, 't geen zyn Eerwaerde aenvoert, ter ophelderinge van de zo menigwerf jammerlyk misbruikte tael van Pe- trus, C. BRINKMAN, OPHELD. VAN EENIGE PLAATSEN DES N. T. 185 trus, z Pet. 4: 8. Indien de rechtvaerdige..Aauwlyks za. fig word, waer zal de godlooze en zondaer ~hynen? „ Het is my, zegt hy, van overlang en meermaalen , tot fnrerte geweest, dat men onder ons vry algemeen dee- ze woorden zo opgevat heeft, als wilde PETRUS leeren, dat zelfs waare Godvrugtigen Wet dan zcer bezwaarlyk, Jleg6s ter naauwer nood, zouden zalig worden, en dat 'er daarom voor eenen Goddeloozen en Zondaar geene hoop ter wacreld overig kon blyven. _. Wy hebben twee gewigtige reedenen van cen verdrietig ongenoegen over deeze opvatting. De eer/le is, om dat ze allcszins onge- grond en valsch is. En de andere, om dat ze zeer fcha- delyk is, als ichrikkende de menlchen van den beminnelyken en noodzakelyken leevenswcg af, door denzelven voor to flellen als zoo mocilyk, dat zelfs de vroomife nog maar ter naauwernood langs denzelveu behouden worde; en vervullende den vroomen met angst, of Hy nog wel be- houden zal aankomett; ftremmende den weg van blymoe- dige Godzaligheid , en vertrouwelyke hoope... Zynde verder gefchikt om zondaren, indien ook niet donkere en twyfelmnoedige Christenen, tot vervaarlyke wanhoop to doen vervallen, alzoo 'er voor hun niets dan fchrikkelyke ramp. zaligheid fchynt over to blyven (a). „ De leezer ziet uit dit gezegde genoeg van bet gevaar. lyke deezer opvatting, het kotnt 'er dan maar op nan, dat wy bet alleszins ongegronde en valfche daarvan aantoonen. Dit kunnen wy met den minften omiag doen, ala; wy de waare meening vooraf opgeeven. Deeze nu is: „ By aldien opregte Godvrugtigen, waare Geloovigen, ge- „ liefde Kinderen van God, niet zalig warden, dan langs • den weg van veele verdrukkingen, kastydingen en ver- „ volgingen IN DEEZEN TYD , welke de Heemelfche Fader „ hun toefchikt op dat zy de zouden afflerven, en zyner • heiligheid deelachtig worden; hoe onontkonielyk en ver- „ fchrikkelyk zal dan, IN DEN DAG DES OORDEELS EN • DE`R EEUWIGHEID, weezen de rampzaligheid van God- „ deloozen en Zondaren , die Ttier door geene niddelett „ tot geloof en bekeering sick hebben willen beweegen la- „ ten ?" „ (a) Het geheugt ons zeer wel een verhaal gehoord to hebben van iemand, die aich zeiven aan een einde geholpen hadde, en zorg gedraagen, dat zpne vrienden zicn zouden, dat bet misirer/iand van deeze woorden de oorzaak van zyne naar- lreeden en verderf geweest was." N 3 iS6 C. BRINKMAN, „ ten?" Gy ziet, Leezer! dat in deeze verklaa- ring nicts ~mende is voor vroomen, alzo ze leert, dat zy zalig warden, Newel Tangs verdrukkingen op deeze aarde; stets dat wanhoop verwekt voor onbekeerden, die lust hebben tot bekeering, dewy] ze flegts vonnist over on- bekeerlyke zondaars tot hun erode toe. „ De ongegrondlaeid en valsheid van de algemeenere op. vatti1i1' , en het welgegronde en zeekere van de gegeeven yerklaaring blykt i. daar nit, om dat Gods woord nergens leers , dat waare Geloovigen en Gekeerden tnaar zeer be- zwaarlyk en ter naauwernood zalig worden. Overal bet to endeel; dat zy het eeuwige leewn hebben, dat 'er voor hun geenc verdoemenis zy, dat niets hen fcheiden kan van de licfde van Christus, dat zy eene leevendige hoope, svelke niet befchaanat , hebben op de Hemelfche e,:enisfe enz enz. Dan , dat zy in deeze waereld verdrukkingen sullen hebben, met Christus lydcn moeten, door veele ver- drttkkingen moeten ingaan, vervolgt zullen worden , leert 1;et Euangelie zeer dikwils , tevens aanwyzende, dat die verdrukkingen tot hun nut zyn , en ongetwyfFeld op de 7aligheid uikomen, waarom zy zich zelfs daar over to ver- blyden hebben. Uit veele andere bekende plaatfen, noe- me ik alleen Jac. 1: 2, 3, 4, 12. 1 Pet. 1: 6, 7. 2: 19. 3: 11, 18. 4: 13. - -- 2. Daar is in het Perband niets to waereld, dat cenige aanleiding geeft tot die alge- meene opvatting , maar alles roept voor de gegeevene uit- fegging. - De Apostel handelt van vs. 12-16. ceniglyk van de verdrukkingen der Christenen. En in h.et 17de vers wyst BV aan, dat bet in deezen lee ftyd, en we] hyzonder in die eerfle tyden van het Christendom, het Lot der vroomen was verdrukkingen to ondergaan. En daar uit treks by tot hunne vertroosting , en tot ver- fchrikkiug der ongelovigen, dit gevolg. „ Indien het oos- ;, deel eerst van ors bcgint (in dit leeven) vat zal bet „ einde zyn der geenen, die aan het Euangelium onge- ., hoorzaam zyn.2" Die zelfde redeneering vervolgd fly in ooze woorden. „ Indien de regtvaardige zalig word, langs ~, den moeily' en weg van verdrukking , in dit leeves,, „ waar• zal flan hierna de Goddelooze en de Zondaar ver- fchynen ?" 1-let 19de vers vervolgd ook nog van bet L yden der Christenen to fpreeken. „ Zoo dan ook die lwlen naar den wille Gods, dat zy launne zielen Hem, als den gefrouiven Schepper, beveelen met weldoen, g. De plaats, waar uit ooze woorden overgenoomen zyn , wraakt OPHELD. VAN EENICE PLAATSEN DES N T. 187 wraakt ganfchelyk de verworpene opvatting, en bevestigd to eenemaal de gezonde uitlegging. De plants is bet laat. fle vers van Spr.. ii. en luidt : „ ziet, den Regtvaerdigen „ wordt vergolden op de aarde: hoe veel to meer den God: „ deloozen en den Zondaar?" Dat is, kan en wil God zelfs in de Godvrugtigen hunne mis[ 'peen en verkeert- heden, niet zonder tuchtiging in deeze waereld, voorby zien; hoe veel zeekerder en zwaarder zal Hy dan ter zy. ner tyd den Goddeloozen zondaar flrafen ? Deeze woorden van SALOMO heeft de Griekfche overzetting julst zo ver. tolkt, als onze woorden by den Apostel PETRUS luidell. Daar nit zyn wy zeeker , dat onze Apostel eeven het zelfde heeft willen leeren als die wyste der Koningen. 4. Eindelyk, daar is in de woorden van PETRUS nie4s, dtat ons noodzaaken zonde tot die gansch yremde upyatting, ALS OF BEN VROOME TER NAAUWER NOOD ZALIG ZOUDE WORDEN. Het is toch den geletterden bekend, dat het woordje aeAgs NAAULYKS meermalen zoo veel zegt, ails met moeite, met arbcid. Zie Hand. 14: i8. z-: 7, E en i6. En dat is her, waarheen de gezonde verklaaring wil. 1.)E REGTVAAYtDIGE WORDEN ZALIG MET 1%IOEITE, MMHT LYDEN VAN VEELE VERDRUKIUNGEN. - g. lk weete niet of ik 'er by voegen moet, dat men. niet ligt ddnen Ge- leerden Schrift-verklaarder vinden zal, die de uitgemon- flerde opvatling voor zyne reekening neemt, en poogt to verdeedigen; maar men.zah overal onze oppattinge voorge. flelt en fomtyds beweert zien. (b) „ Daar konnen over deezen text nog verfcheidene aanmer- kingen gemaakt worden, b. v. Dat de Goddelooze en Zon- daar ten naaste zyn de booze verdrukkers der Christenen. Die mogen bier, voor een korten tyd voorfpoedig zyn, maar zy zullen de Goddelyke wraake hierna niet Outgaan, a Thesf. f. 5-1o. Nits kan de Goddelyke regtvaardig- heid minder gedoogen. Mlsfchien ziet de Goddelooze naast op den growwelyken FOOD, en de zondaar op den fnoo- „ (b) Wy willen daarvoor niet inilaan, dat men geene Pre. d catie zoade vinden konnen , welke vat onnauNkeurig en onbe_ dagtzaani deeze woorden behandeld heeft. - Wy verbly_ den ons dat anze Geleerde. Randteekenaars deezen Text wel verklaart hebben, en nog veel meer, dat de beroemde Haag. fche Leeraat P. NIEUWLAND opzettelyk die valfche en jchadelyke opvatting wederlegd, en de gezonde verklaring bevesugd beeft. Uitlegk. Vermak, i D. bl. 538-552." N4 1$8 C. BA1NK64AN , OPHELD. VAN EE NICE PLAATSEN DES N. T. fnooden HEIDEN, i Thesf, 2: 14-16. Gal. 2: is. Allcrkragtigst is de uitdrukking, war --al Hy verfckynent In geen vierfchaar kan by bef aan ! Pf.. 1: 3. Nergens kan by ook de Goddelyke wraake ontvlugten ' Troostelyk is deeze loffe en Leeyzaatn voor de Godvrugr"igen. Zy worden zeekerlyk Dalig.... De verdrukkingen en kastydin- gen hinderen niet, maar bevorderen hunne zaligheid,. Rom. 5. Heb. u. enz.... Ze heb'ben ilegts plaats in dit leeven, en eindigen met deezen tyd. Spr. 11: 3,1. Room. 8: 18. 2 Cor. 4: 17.... Zy moeten dan daar over niet verdrietig zyn, maar zoeken daar door geoeffent to worden, om de vreedzaame vrugten der geregtigheid daarvcm to plukken. Heb. 1a: 11.... Zy hebben de zondaaren hunne korte vteugde niet to benydeir. Pf. 37: 1, 2. - boor zostdaa- ren is hiet de treffendfie waarfchouwing om zich to haas- ten ter bekeering, alzoo 'or voor hun, indien zy voiharden in de zonde, geen beflaan, geen ontvlugteu, zal over- blyven. " Leerredenen van G. J. zOLLIKOFER,IPredikant derEvange- lisch Hervornlde Getneente to Leipzig. In bet Neder- duitsch overgezet. Agtfle en Negende Siurk. Hier by Toetfe van eenige deels valfche , deels kwaalyk begrepene fiellingen en leefregelen in den Godsdienst. Te Anzfler- dam by de Erven P. Meijer en G. Warnars =785. In gr. octavo 698 bladz. De Leerredenen, in deze twee Stukken vervat, voltooienllbet plan, dat de E:erwaerde Zollikofer zich voorgefl:eld bad, to weten, bet ontvornwen van de waerdy der voor- naemfl:e dingen, die tot 's menfchen gelukzaligheid behoo- ren. flier omtrent komen nu nog in overwegitlg,. de een_ zaemheid , bet gezellig levers, bet werkzaem leven , de koophandel, bet leerryke verblyf op bet Land, bet huislyk geluk, de vriendfchap, de burgerlyke en godsdienllige vry- heid, de geleerdhcid, de grooter verlichting der menfchen, mitsgaders de waerdy v:tn druk en tegenfpoeden , als merle van 's menfchen leefryd op aerde en het mensehlyk geluk. Dit alles word beflooten met ene Leerreden, ge. fchikt tot bet voordragen eniger regelen ter juiste beoor. deeting.van de waerde der dingen, welke tot de zee vol- genden gebragt worden. „ (i.) Stel bet noodzaakelyke „ boven bet enkel aangenaame en gerieflyke. (a.) Schat ,, ZOO G. J. ZOLLIKOFER LEERREDENEV. 189 „ zodanige goederen en uitmuntendheden ,, die gy zelf • verkreegen hebt, die gevolgen en belooningen van uw • verllandig en goed gedrag zyn, veel hoogcr, dan alle • dezulken, die u, zonder uw toedoen en zonder uwe • verdientlen, door middel van eene gunflige verbindtenis • met uiterlyke dingen, to beurt vallen, fchoon ook deeze „ in en voor zich zelven veel grooter en fchitterender zyn • mogten, dan geene. (3.) Stel,dat geese, 't welk in uwe • magt is, boven dat geene, t welk Wet van u, mast • van enkel uiterlyke, toevallige oorzaaken en om(landig- „ heden afhangt. (4.) Geef de werkzaamheid de voorkeur „ voor de rust. (5.) Geef her geestelyke boven bet Anne. „ Tyke, dat, wat uwen geest volmaakter en vergenoegder „ doet worden, den voorrang, boven dat geene, 't welk „ u enkel , door middel van uwe zinnen, vermaak en ge. • noegen verfchaft, of uwe uiterlyke welvaart bevordert. • Geef eindelyk (6.) bet blyvende voor bet vergangklyke, „ bet eeuwige voor het tydelyke de voorkeur." Hier nevens heeft men, by manier van Aenhangzel, nog gevoegd een drietal van Leerredenen, waer van de eer(le ene vreugderyke Dankpredicatie is, over bet herRellen van den vrede en algemeene rust, uitgefproken den zesden Juny 1779. De daer aen volgende behelst drangredenen tegen de ydele Lerzucht; en de laetfe heeft ten onderwerpe bet Christelyk Leeraerampt , dienende m l byzonder tot een onderzoek der betrekkiuge, in welke een Leeraer tot zyne Gemeente ftaet, of ter aenwyzinge van 't geen een Leeraer eigenlyk met opzicht tot zyne Gemeente is, en behoort to zyn. Voorts is achter deze Leerredenen geplaetst een afzon derlyk Stukje, getyteld Toetfe van evnige deels valfche, deels kwaalyk begrepene Stellingen en Leefregelen in den Godsdienst, behelzende een uittrekzel uit Leerredenen. De- ze toetfe is ingericht tegen zodeWge Stellingen en Leefre- gels, die maer al to dikwerf gretig aengenomen worden, en van zeer nadeelige gevolgen zyn op veler gedrag.; door. then ze gebezigd worden ter verfchoonin ga van eene zondi- ge levenswyze : 't welk bier ten ernflig(te bekuopt en bon- dig tegengegaen word. Daer wy reeds meermalen proeven, uit de wel doorwerkte Leerredenen van den a - tingswaerdigen Zollikofer hebben voorgedragen , en bier opgemelden in Voile kracht sen de voorigen beant- woorden, zullen wy voor bet tegenwoordige daer van of. zien , en den Lezer liever nog eeu floe] nit deze Toetfe N 5 me. Igo G. J. ZOLLIKOI'FR mededeelen. - Onder die vooroordeelen, welken velen menfchen in de ware deuftd en godzaligheid hinder doen, of hen in hunnen voortgang in dezelve ophouden , telt de Autheur met regt veler valsch hegrip van de dagelykfche bekeering, -en by lact zich desxvegens aldus nit. • 1-loe menigmaalen words 'er niet gezegd : Zondig ii dagelyks , ik bekeer my ook dagelyks , en men moet zich im- mers dagelyks bekeeren? Men vindt ook in de daad men- fchen genoeg, die dagelyksch even dezelfde zonden cn gehrekeii begaan , weetende cn willende begaan, en die dagelyks in hun gebed, mogelyk met traanen , daarover berouw betuigeu, en van God vergiffenis affmeeken, en die zich des nict tegenftaande den volgenden dag op syieuws moedwillig aan dezelfde zonden en gebreken fchul' dig maaken. • Welk een groot misbruik van de leer der bekeering! Wat moet men wel by dit woord denken, wanneer men zich zodanig gedraagt, en daarin gerust houdt? Men ver- wisfelt zigtbaarlyk de bekeering met bet geene men anders boete heet. Men waant naamenlyk, door zekere fmartly- he aandoeningen, die men in zich verwekt, door de ne- derige bonding, die men aanneemt, door zekere formu- )ier-gebeken, die men prevelt, of door willekeurige ftraf. fen , die men zichzelven oplegt ,bet kwaade, 't welk men begaan heeft, to vcrgoeden. Men neemt dus een bygeloo- vig gevoelen to baat , welks kwaade gevolgen voorheeneit suede nanleiding tot de Hervorming gegeeven hebben, en 't welk nu in de Proteftantfche Kerk in 't geheel geen pLiats meer behoorde to vindcn. Men geeft voor, zich to hekeeren, en wil ook eigenlyk alleen voor zyne zonden boeten. Het laasfte kan zekerlyk dagelyksch gefchieden, mnaar zal ons , gelyk alle ligchaamelyke verriehtingcn, wei- nig of niets baaten; maar bet eerfce is geenea zaak, die zo dikwerf gedaan kan worden. • Hoe verre is niet dit denkbeeld van de bekeering van dat geene verfeheiden, 't welk de fleilige Schrift daar on- der verftaat. Wanneer zy bekeering van de inenfchen vor- dert, dan richt zy haaren eisch tot kwaade, ondeugende menfchen , die onder de heerfchappy der dwaaling en der zonde flaan, en die Heaven van hunne lusten zyn. Van deezen hegeert zy met then eisch riet alleen, dat zy hun- ne zonden betreuren en daarover weenen, maar dat zy bun gemoed en geheel gedrag veranderen , dat zy nu nict nicer kwaad , maar coed, denken en doers zullen. En wan- LElRREDENEN. r9I wanneer deeze heilzaame verandering eenmaal gefcltied of begonnen is, dan moet de tuensch daar by blyven, en dezelve van trap tot trap tot volmaaktheid zoeken to bren- gen. Hy moet zich in zyne betere gevoelens Reeds meer bevestigen, en zynen wandel (heeds naauwkeuriger naar dezelven inrichten. Indien by zich derhalven waarelyk bekeerd heeft, dan kan by onmoglyk heden zo en morgen anders, heden wet en morgen kwaalyk gezind weezen. „ Hy behoeft derhalven zich niet dagelyks to bekeeren, dat is to zeggen, by behoeft niet dagelyks zyne gevoe- lens, en zyne denkwyze, of zyn gedrag, to veranderen. Van daar dat de Heilige Schrift, als zy tot oprechte die- naars van God, tot waare Christenen, fpreekt, geenzins bekeering van hun vordert, tnaar zy vermaant hen, in bet goede to volharden, daarin feeds voort to gaan, voorzig- tiglyk to wandelen, andere in de deugd voor to lichten, aan hunne verbetering to arbeiden , en zo voorts. De be- keering, welke de. Christelyke leer van de menfchen vor- dert, en aan welke zy de vergeeving der zonden en de hoop der eeuwigen levens vasthecht, is derbalven volf'trekt geen zaak, die dikwyls of wet dagelyks herhaald kan wor- den. Wie dagelyks moedwillig zondigt en onrecht doet, heeft zich nooit oprechtelyk bekeerd , en bekeert zich nooit; by mag voor bet overige nog zo dikwyls en nog zo veel bidden en weenen; en wie zich eenmaal waarelyk bekeerd, of zyn hart en zyn leven naar de voorfchriften van bet Christendom veranderd heeft, zondigt niet meer met opzet, en behoeft derbalven zich ook niet to bekee- ren, of zich op nieuws to veranderen. Onze Heiland zegt immers zelf : Ik ben gekornen, om Zondaaren tot bekecring to roepen, en nzct de Rechtvaardigen. Het valfche begrip van de bekeering is derhalven op bet even zo valfche be- grip van de onvermydelykheid van bet dagelykfche zondi- gen gegrond, 't welk wy onlangs wederlegd hebben. (* ) „ De (~) Deeze Leeraar heeft bier mede bet oog op de verbeel- ding der meeste menfchen, dat men geen dag zou kunnen door- brengen, zonder to zondigen en kwaad to doen, waer van by in bet voorige de valsehheid getoond heeft; indien men door son- digen, gelyk de zodanigen, die dezen ftelregel tot hunne ver. fchooning gebruiken, doen moeten, verflaet, dagelyks de God- delyke geboden wetens en met opzet overtreden; hoedanig een by met regt oordeelt den naem van eon Christen geenszins to verdienen. „ Maar 192 0. J. ZOLLIKOFER „ De rechtgeaarte Christen verootmoedigt zicli wet da, gelyks voor God; by erkent en befeft de Goddelyke groot. heid en zyne eige zwakheid en nietigheid; maar daar kun, nen voor hem , als een rechtgeaart Christen, onmogelyk dagelyks redenen zyn, om berouw over zyn gedrag to hebben , en God deswegens om vergiffenis to bidden. Ily dwaalt nog wet dikwils, en is niet onverfchillig om. trent zyne dwaalingen; maar by plaatst dezelve echter niet alien in denzelfden rang. Zyn bet feilen, die baaren grond volflrekt in de menfchelyke natuur en haare bepaaldheid hebben , dan zou by meenen God , zynen Schepper, to beledigen, indien by hem dezelve als over- treedingen hekende, en zich tegen flraffen in veiligheid zocht to flellen , die daarop gecnszins volgen k:unnen. Maar zyn bet feilen, die hunnen grond in zyn to vooren bedorven hart en ondeugend gedrag hebben, en die by nu, wet niet opzetlyk, maar uit zwakheid en overyling, nog- thans nit fchuldige zwaklieid, begaat,, dan verootmoedigt by zich zekerlyk over zyne gebreken voor God, bidt, on- der bet bezef van hunne fchadelyke gevolgen, zyne wys- heid en gerechtigheid in bet verhand der dingen aan; dankt hem daarvoor, dat by hem nogthans van derzelver overheerfching bevryd heeft; bidt hem om eene genadige be- „ Maar 'er is, zegt by, een groot onderfcheid tusfchen dwaa- len en zondigen. Zelfs de beste menfchen dwaalen dikwerf. Zy zyn der dwaaling onderhevig; zy fiellen zich de dingen anders voor, dan ze werkelyk zyn; zy oordeelen derhaiven 'er verkeerd over, en dit maakt dat zy "nienigmaalen lets zegn gen of doen, 't welk niet met de waarheid en naauwkeurig- heid o'vereenkomt , zonder dat zy bet zelve weetenr of gewaar worden , eer bet gezegd of gedaan is. War daarom zondigen zy nog niet dagelyks en dikwyis. Zy blyven heeds by hun eerfte voorneemen, oni niets to fpreeken en nicts to doen, dan 't Been waar en recht en goed is. De begeerte om Gode to behaagen, en hunnen pligt to vervullen, bezielt en bcftuurt hen Reeds; en indien zy, des niettegenf ande, dwaalen, ge- fchiedt bet niet met opzet, bet gefchiedt buiten hun weeten en tegen hunnen wil, en zy worden hunne misflagcn'riet zo dra gewaar, of zy denken op derzelver verbetering en ver- goeding. Dit leers ons de Apostel joannes uirdrukkelyk, wan- neer by zegt:Wie ttit God gebooren, wie een rechtgelart Chris- ten is, zondigt niet, en kan niet zondigen, want by is tit God gebearen, by is, door de Christelyke Leer, een geheel ander, een veel beter, mensch geworden." LEEILREDENEN. 193 bewaaring voor het wederinflorten in dezelve; en wordt daardoor tot des to grooter waakzaamheid en voorzigtig- heid opgewekt. Maar ook zulke feilen begaat de waare Christen niet dagelyks, en behoeft derhalven ook niet da- gelyks in deezen zin zich to bekeeren. In 't kort, de be- keering is geenszins zulke eene deugd of pligt, welken wy dagelyks kunnen en moeten volbrengen, maar eene daad of eene reeks van daaden en onderneemingen , waar- door wy ons tot het dagelykfche beoefenen der deugd, en tot het beftendige volbrengen van onzen pligt, gewillig et; gefchikt moeten maaken. `Vie derhalven dagelyks reden heeft om zich to bekeeren, kan even zo weinig deugdzaain en vroom zyn, als die geen gezond en flerk kan weezen, die dagelyks geneesmiddelen inneemen, of verfche wonden verbinden moet. Voedfel hebben wy alien dagelyks van noode, maar geen geneesmiddelen. In de deugd en godza- ligheid moeten wy ons alien, door gebeden en overdenkin- gen, dagelyks oeffenen, maar niet in de bekeering, indien wy eenwaal den naam van Christenen met recht draagen." Het voorbeeld der Godlyke Waarheden van A. HELLENBROEK tegen de gevoelens van partyen verdedigd, door s. VAN EMDRE, Predikant to Hoornaar. Te Utrecht by G. T. v. Paddenburg en Zoon,G. v. d. Brink Jansz. en 'sGra. venhage by J. Bouvink 1785. Behalven de hoorrede 293 bladz. in oaavo. Dit Stukje is een Vervolg op de korte Catechifatie van het bovengemelde Voorbeeld, door fan Nupoort op- gefteld. waarvan wy voor enige jaren gewag gemaekt heb- ben, als zeer wel gefchikt ter infcberpinge van dat Leer- beleid. (*) Nadien dezelve zich bepaelde tot de bewyzende Godgeleerdheid, en dus de wederleggende Godgeleerdheid niet behandelde;zo is de Eerwaerde van Emdre, na's Mans dood, (zynde by vervolgens Predikant to Batavia gewor- den en aldaer overleden,) aengezogt, om deze taek op zich to nemen. En met de voltrekking hiervan is deze handleiding indiervoege voltooid, dat men 'er nu, van de ene en andere zyde,zo ter ftavinge als ter wederlegginge, gebruik van kunne maken. Twee. (*) Zie Hed. Vad, Letteroef. VT. Deel , bl. is i. 194 BRIEVEN Tweetal Brieven over de orde of plaatzinge der Foorwerpen in Gods eeuwi P RaadsbeJluit. In overeenjlemminge met de Heilige Scririftuur en de Formulieren van de Her. vornxle Kerk. Opgedragen aan PHILADELPHUS, met een aanjpraak aan de Hervormde Gemeente to Rotterdam., Door een Beminnaar van het Waare en Oude. Alom to bekomen. Behalven het Voorwerk 83 bladz. in gr. old. Brief aan PRILADELPH(TS over zyne uitgegeevene Brieven, en de twee Ferhandelingen van den Eerwaardigen SCHUTTE , over Gods Testament en Verbonden. Door INGENUUS ALETHOPHILUS. Alom to bekomen. In gr. octavo, 37 bladz. B eide deze Stukjes gaen, in 't algemeen, over bet zclfde onderwerp; to weten, bet bekende verfchil nopens de Leer der Verbonden; 't welk wy, volgens de opgave van Philadelphus , voor eenigen tyd , voorgedragen (*), en zedert, volgens de verklaring van den Eerwaerden Schutte, nader vermeld hebben (t). In bet Tweetal Brieven komt ons cerst voor een Brief van een Schryver van 't zoge. noemde Oude Licht, die, de bewyzen voor zyne gedach. ten opgegeven hebbende, een ander Perfoon raedpleegt, wegens bet onwettige en krachtlooze der tegenbedenkingen van Parry. En deze Brief word vervolgens door dien Perfoon beantwoord. 1)an deze Schryver is een Voor- itander van 't zogenoemde Nieuwe Licht, dat by als bet ware Oude Licht volgt ; en waervan 'by den voorigen Brieffchryver, met wederlegging zyner aengevoerde bewy. zen, tracht to overtuigen. Deze Brieven worden aan Phi. ladelphus, met ene dankbare erkentenis voor zyne poogin- gen in 't handhaven dier Leere opgedragen; en ene daar nevensgaende Aenfpraek aen de Rotterdamfche Gemeente is ingericht, om die Gemeente to nopen, om bet licht, dat onder hen is opgegaen, bet welk men ten onregte Nieuw noemt , als het ware Oude Licht wel in agt to nemen. De Brief aan Philadelphus flrekt grootlyks tot zynen lof, daer by aengemerkt word , als zodanig een, die de ware en echte Leer der Kerke, de genoegzaem ver. geten Leer der Vaderen, betreffende bet Verbond der Ge- na- (*) Zie Agem. Pail. Letteroef. VI. D. 1I. 317. (;; Aid. VII. D. bl. 454- AAN PHILADBLPHUS. 195 nade en de Sacramenten, in bet rechte licht -gefleld heeft. Bet Diet wederleggen van Philalethes, zo door den Vuor- flander van den Doop der Bejaerden, in tegenftelling van die der Kinderen, als mede door die Lecraren der Kerke, welken ene andere leiding dan Philadelplaus volgen, ziet deze Brieffchryver aen als een zegenprael der 1-Vaerheid. Edoch 'er ontbreekt, zyn eragtens, nog iets aan de vol- komen overwinning; en, ter verkryginge bier van, poogt by Philadelpbus aen to zetten , ter wederlegginge der Stellin- gen van den Eerwaerden Schuttc over de Verbonden; eu bovenal den aert, natuur en 't oogmerk van 't Avond- maei op ene dergelyke wyze to ontwikkelen, als by voor- been bet fluk van den Waterdoop behandeld heefi Men is, zo als we uit deze en vroegere foortgelyke Schrif- ten opmaken, nog Diet verre gevorderd in 't vereffeneu van deze verfchillen, die maer al to veel onlust onder de Leden der Kerke maken ; daer men, iu flede van verdraeg- zaemheid to oefenen , elkanders zogenoemde Licht den naem van Duisternis en Onrechtzinnigheid geeft. Wy verenigen intusfchen onzen wensch ea bede, met then van den laetften Brieffchryver, in 't flot van zynen Brief.- „ dat bet licht van JESUS Euangelie van dag tot dag alle „ verdonkerende fchadnwen en Systematifche verduisterim „ gen meer en meer doe verdtvynen, op dat zyne ver- • kwikkelyke en verlichtende flraalen, ons alien, op den • weg van kennis, geloof en zuivere godzaligheid, voe. • ren en befluuren !" De Ontleedkunde volledig verhandeld , o f naau vkeurige Befchryving, van alle de Dceleu des Menfchelyken Lig- chaams, door den Heer SABATIER, Lid van bet Ileelkun- dige Genootfchap , to Pay ys , enz. enz. Tweede Deel. Uit het Fransch vertaald, en met vetfcheiden nuttige en nieuwve Aanmerkingen vermeerrlerd,door J. L. VAN DER wAGT, Medicine Door to Rotterdam. Te /lmflerdam by P. Conradi, 1785. it; gr. ot. 59o bladz. D e Vertaaling van bet Eerfle Deel deezer Ontleedkun- de zyn wy verfchuldigd , aan den Heer Lent/rink, een Man, door wiens dood de kunst een kundig bevorde- raar verlooren heeft ! De meesten onzer Heelkundige Landgenooten kennen reeds, door deeze Vertaaling, bet Werk van den Beer SA- 796 SAEATIRR, ONTLEEDKt1NDE. SABATIER, en het zal dus noodeloos zyn, hen nader met de verdienflen van deezen uitmuntenden Heelkundigen , en zynen geleerden Arbeid , nader bekend to maaken : -- en het was ons ten uiter1 en aangenaam , toen wy de Ver. taaling van dit tweede Deel zagen in het ficht verfchy- nen. De Heer VAN DER WAGT heeft , ten beste zyner Land- en Kunstgenooten, deeze tank wet gelieven op zig to neemen, en nog boven then , door bygevoegde Lanmerkingen, dit Werk trachten to vermeerderen en to verbeteren. Dit Tweede Deel bevat eene Ontleedkundige Befchouwing der verfchillende Ingewanden des 1VIenschiyken Ligchaams. De Schiyver begint met die des I-Ioofds, en be- fcbryft ons Diet alleerp het maakfel der zachre deelen die in het hoofd zyn bevat , maar toont ook den cart, en werkzaamheid , deezer zintuiglyke werktuigen , op het menschlyk Ligchaam, en derzelver dierlyke verrichtingen. Dit zelfde doet by ook vervolgens met betrekking tot de Ingewanden van de Borst, en den Onderbuik. Daar zyn, zedert de uitgaave van dit Werk, verfchei- den zeer gewichtige ontdekkingen en waarneemingen ge- daan, zo ten aanzien van de Ontleedkundige kennis des menschlyken Ligchaams; als ook met betrekking tot de Phyfiologie. Dit vermindert geenszints de verdien- lien van den beroemden Sabatier, nog de waarde van zyn Ontleedkundig Werk; dit kan alleen door de hand des kundigen Vertaalers vergoed worden; en de Heer van der Wagt heeft dit ook werkelyk door de bygevoegde Aanmerkingen beoogd: dan wy hadden gaarne gezien, dat zyn Wel ~Ed. nog wat meer gebruik had gemaakt van laatere ontdekkingen. De Vertaaling zelve is zeer wet uitgevoerd en naauwkeurig. De Opdragt aan den Heer Bicker is vol van overtollige Loffpraakeii, die, hoe billyk op zich zelven, een man van Verdienflen niet altoos aangenaam kuniren zyn. VERHANDEL. VAN TEYLER'S GODOEL. GENOOTSCH. 197 Verhandelin Pen , raakende den Natuurlyken en Geopen- baarden bodsdienst, uitgegceven door TEYLER's Godge- leerd Genootfchap. Vdc Deel. "1 `e Haarlen, by (. En- fched6 en Zoonen, en J. van Walre, 1785. Behalves de hoorreden , -83 bladz. in gr. quarto. „ Hoedanig" (dus laid bet Voorfiel. van 't Genootichap, in deze vier Verhandelin(ren, welken dit Deel be- helst, nagefpoord,) „ Hoedanig was de Nat der Chris- „ tenheid, vooral in de Oosterlche Kerk, ten tyde der • opkomfte van den zogenaamden Prophect r1oHAMMED, • en heeft dezelve niet zeer veel toegehragr tot de aan- • vanglyke verfpreiding zyner Leere 2" leder de- zer Verhandelingen behelst deswegens gefchied- en oor- deelkundige aenrnerkingen, die ODs de toenmalige omflan- digheden met de gevolgen hiervan, grootlyks ten voordee- le van Mohammed en deszelfs aenhang, op ene leerzame wyze vermelden. In de eerlle Verhandeling befchryft ons de Hoogleeraer Michael Pap Szatlimari , met veel nauwkeurigheid , de jammerlyke gelleldheid der Kerke, zo ten aeuzien van der- zelver uiterlyke als inwendige gefleldheid; en geeft ons to gelyk een beknopt berigt van Mohammed, inzonderheid van deszelfs Leer, A enhang en omflandigheden. Dit af- gehandeld hehbende, brengt by ons verder onder 't oog, hoe de voornaemfle byzonderheden , in die befchryving opgemerkt, gediend hebben, om den voortgang van Mo- hammed to begunftigen. Ene volgende Verhande- ling van den geleerden Heer ,7eronimo de Bosch levert ons een weluitgevoerd dnderfcheiden bericht, van de gefchil. len der Christenen in die dagen over de Leer der Drie. eenheid, mitsgaders van de daeruit voortgefprooten onlus- ten. Hierhenevens maelt by ons cen treflend tafereel, van de onkunde , bet bygeloof, en de zedeloosheid der Chris- tenen , zo als dit in dezen tyd de overhand verkregen had. En hier op toont by, tevens in aenmerking nemende, bet charac`ler van Mohammed, den aert van deszelfs Leer, en de gelleldheid van zynen aenhang, hoe Burgerlyke en Gods- dieuftige omflandigheden, als 't ware, zamenfpanden, om Mohammed de behnlpzame hand to bieden. 1)e Eer- waerde P, I C. Hugcnholtz fchetst ons, in de derde Ver- handeling , beknopt en juig den befchreienswaerdigen toe- lland der Kerke, uit hoofde der onkunde, der heerfchendc 1. DEC L. N. ALG. LETT. NO. 5. 0 gees!`* 198 VERIIANDELINGEN geesrgezindheid , der godsdienftige inrichtingen en der ver. diecidhedcn. I ly geeft ons daerbeuevens cen welgewikt ver- flag vait Aloha;2a,22eds character, de geaertheid en toefland zyner Landgenooten , als made van de natuur en inrichting zyner Leere. [let ontvouwen van dit alles leid hem voorts ons to docu zieu, dat deze gettcldheid van taken zeer veal to.egebragt hecft , tot de aenvanglyke verfpreiding zyner Leere ; waerotnu•ent by wel inzonderheid in op nerki,ig neenlt, de kenuis, welke 11folzammed van den toclland en ac lecringen van het Christendom gehad hehbe ; en verder nagact, wat die kennis, uatuurlylt, overeenkomflig met de o u11andigheden van lien tyd, op zulk Cell man, als by was , en , door hens , op 't gemoed van anderen , moest uit- werken. - Findelyk komt bier not,, cne, haewel de laetfle , echter in hare foort cne met iinaek en oordedl op- geflelde , Verhandeling van den welgeoefenden Vale,2tinus Slo'liouwei-. Uczclve ontvouwt ons , by den aenvang, het gcvaerlyke waer aen uitgebrei'c Ryken bloot gelleld zyn; en do Autheur brengt die befchouwing over op de toenma. lige gelteldheid van hit Oosterfche Ryk ; toonendde dat at- les , zo ill 't Rurgerlyke als in 't GodsdienfUge, mede- wcrkte tot deszelfs Val; wacrop by ons volrdraagt, hoe zeer zlliks Molzamaved, in zamenflenlnllilge met zyne by- zcinilcrc omllandlghedeil, to fade kwan1, ter bereikinge zy- ncr oogmerken. [-let Ryk, naemlyk, was verzwakt, en, cie gcrnoederen des Volks waren verdecld , de Arabiereu %varen moedig, en de Godsdicnstleer van Mohammed plooi- de zicli vrywel nacr vclcr iuzichten; terwyl teveus Cell za. inerilo:ip van ontftandigheden, waer de gewoone hcdoelin- geo der mcuschlyhe bandelingen, vo;;ral in een tyd als de zetien uiter;nate vcrbastcrd zyn , vclcn ligtlyk tot de party van jllohmiuned deed oveillaen; walk alles zyne zaek ten flerktle begunllig(le. Wanneer men deze Verbandelingen met opiierkzacmheiddo')rbladert, zat nien ten dui.IClykite gewaer warden , dat roan zich niet zeer hebbe to verwom:eren, over de fpoedige vcrbreiding der Leere van liloluimmed, deer een aenral van omflandiaheden, zrt in 't I urg-erlyke al's in 't Godsdien(tige, re zamen liepcn, om dean vo'}rtgang hevol derlyk to zyn. Dezelven flellen ons inzonderhei;l ten nadruklyktle voor oo- gen, in hoc jiunnleriykcn toefland de Christenl,ei(i, en voor- al de Oosterfche perk, in. en- uir vendig, zich beyond, ten tyde der acnvanglyke verfprcidinge van Mohammedr L,.er ; waer door dezelve niet alleen onmagtig was , oni hem VAN TEL'LER'S GODGELEERD GENOOTSCtL P. 199 hem behoorelyk het hoofd to bieden; maer veel eer van ter zyde medewerkte, om zynen aenhang in deszelfs bedoe- Iingen ten dienfte to flaen. Het door buitenlandfche onlus- ten en binnenlandfche onenighcden geknakte Oosterlche Ryk was genocgzaem magtloos geworden. De zeden , zo der Vorflen als der Onderdanen , wareu derinate verdorven , dat ze bet reeds ten val neigende Keizerryk dagelyks nog meer verewakten. En de Godsdienst had to meer zyn in- vloed op het hart verlooren , nadien men denzelven niet flelde in 't handhaven van ware kennis en deugd, maer in 't voorflaen van deze en gene gcvoelens, over ingewikkclde leerftellingen, niets beduidende befpiegelingen, en beuzelag. tige gefehillcn; mitsgaders in 't waernemen van uiterlyke plechtigheden en menschlyke inflellingen; waerdoor de on- kunde, aengaende bet wezenlyke van den Godsdienst, het bygel.oof en de zedenloosheid hand over hand toenamen. By het ontvouwen bier van toonen ons de Heren Opflel- lers dezer Verhandelingen ten klaerfle, hoe dit alles gefchikt ware , orn de Christenen magtloos to maken , en hunne zack in 't ongunftig(le licht to flellen; waervan zich Mo- hurnrned met zeer veel vruchts icon bedienen ; terwyl by met alle oplettendheid gebruik maekte van alles; wat, zo order zyne eigene Landsgenooten, als onder de Christenen en andere nabuurige Volken, het voortzetten van zyn aen- hang begunftigde. In zulke omflandigheden was de Krygsmagt' der Christenen vooral niet befland tegen die van llloharnmed, en 't kon niet wel anders zyn , of de laetstgenoemde inoest gewoonlyk over de eerflen zegenpra- len. Zulks plaetst ons de Ileer Slothouwer•, onder andere bedenkingen wegens bet Been Mohammed nat.uurlyk moest doen flagen , met het afmalen van een juist contrast, in eer trefrend licht, wanneer by, op bet voordragen van den toe- fland des Oosrerfchen Ryks, indezervoege vervolgt. „ Tot dus verre hebben wy den Burgerlyken en Kerkely. ken Staat der Christenen, voornaamelyk in 't Oosten, be. I'chouwd. En wie zal nu ontkennen, dat ze beiden op den oever des verderfs flonden , en, zoo ze aldus nog wat f'aande zouden blyven, byna door ecn wonderwerk hadden moeten onderfchraagd worden ? Nu zullen wy cens kortelyk affchetzen de groote ge- fchiktheden om wel to flaagen , die Mahomet en zyne Op- volgers verzelden. „ Wel aan dan , laat zich ten firyde aangorden dat 0 2 yolk 200 VERHANDELINGEN yolk, 't (well: de jeugd van een nieuwe Heerfchappy alter. wakkerst en moedigst maakte, 't welk, zoo als, in de voor- gaande Eeuw, in Engeland Cromwels aanhangelingen tegen de Koningsgezinden , van eene door Geestdryvery ontvonk- te drift brandde, en daarom nergens voor ffond, alle gevaar dorst tarten, 't wells uit then hoofde eene famenftemmende en fchier in cen gefmolten eenftemmigheid op bet naauwst met elkander vereenigde; laaten de Mahometaanen to velde brengen hunne, met krygsdapperheid bezielde, Ruiters, die nit fchaars by hen waren , en waarvan ze in die ftreeken voornaamelyk dienst konden hebben ; hunne Saraceetien, van welker uitmuntende hulpe de Christenen en Perfiaanen zich in den oorlog voormaals zoo dikwyls bedienden; die e-,n lichaam hadden , dat gehard was door arbeid en moei- lykheden, die hunger, dorst, koude, ftof, en 't brandend fteeken der zon, van kindsbecn of geleerd hadden to ver- draagen; laaten, zegge ilt, de Mahornetaanen dit yolk uit een ruw en onbebouwd land, uit Arabien en de omliggende dorftige ftreeken, naar Syrien naar Egypten ten ftryd ver- voeren, 't welk beide vcttte landsdouwen waren, die over- vloeideu van alle gaven van natuur en kunst. „ Laaten hier tie Christenen tin tegen hunne bender in orde fchaaren: laaten de wreede, wellustige en door god- gelcerde hairkloveryen en bygelovigheid verbysterde Kei- zers, die den, door geweld en fchcimery van bun verkree- genen, Scepter door de fchrikkelykfle dwinglandy onteer- den, en daarom veracht en gehaat waren by hunne onder- daanen; laaten, zegge ik, dusdaanige Keizers hunne troe- pen ten ftryde aanvoeren tegen de Mahometaanen; hunne troepen, dewelken nosh hoop op buit, die van een arm yolk niet to haalen was , noch lieftlc voor Vaderland of hunnen Vorst bezielde , dewelke nit de verst afgelegene landen wierden opoutboden , en daarom dikwils door de groote reizen verinoeid en afgemat waren , wanneer men 'er dienst van hebben moest, of veeltyds dan eerst .tan. kwamen, wanneer de kans reeds verkeeken was ; die aan geese krygstucht gebonden waren, die uit de verfchillend- fie volkeren en natien waren faamgepakt, die om de ver- fchillen in Godsdienftige begrippen elkanderen doodelyk }laaten , en de een van den ander byna niet aangeraakt vvilden worden. 1?n zal iemand nog een oogenblik kun- nen twyffielen , welke van beide partyen de overhand be- hoorde to krygen? Zal iemand nog aan c geval of nood- lot VAN TEYLER'S GODGELEERD GENOOTSCHAP. ^_Cl lot toefchryven , 't geen de gefchiedenisfen verhaalen ge- beurd to zyn ? his confilii expers mole ruit fua, Vim temperatam Dii quogue proveltunt In majus, iidem odere vires Omne nefas animo moventes. fRedenvoering van Mr. JOHAN LUZAC, ten betooge dat de Geleerdheid de voedfler is der Burgerdeugd, vooral Zit een v'y Gemeenebest; openlyk uitgefproken, by Vet plech- tio aanvaarden van Vet Hoogleeraarambt, in de Griek- efte 7aale en haderlandfc•he Gefchiedenisfe aan 's Lands Hooge Schoole to Leyden. Den XX/V van Hes fstmaand 1785. Uit het Latyn vertaald, door JAN DE KRUYFF. I'e Leyden by Hendrik Mostert, 1786. in gr- flvo. 74 bladx. W anneer men de Gefchiedenisfen van alle tyden raad- pleegt, zal men bevinden, dat bet lot van Ryken en Volken, altyd , in eene zo naauwe vereeniging ftond met de Konflen en Wetenfchappen, dat, beiden, als bet wa- re , gelykelyk toe- en afgenomen zyn, beiden gelykelyk ge- bloeid hebben en ten gronde zyn gegaan. Athenen en Rome flrekken hiervan tot onwederfpreekbaare bewyzen, om niet to melden van die Eeuw, welke de letteren heeft zien herbooren worden, toen, met de herltelling der We- tenfchappen, de zuivere Godsdienst vernie.uwd werd, de Koophandel onder de Volken herleefde, de luister van ge. heel Europa begon to daagen, en vooral de Vryheid van dit ons Vaderland, zolang onder de fchandelykfle flaverny gebukt, moedig bet hoofd verhief. fHet was op deezen grond; dat eertyds de beroemrle HrYNF , by openbaare Redenvoering betoogde , dat de raaye K'unflen en Letteren , uit de Vryheid van den Staat , een wezenlyk voordeet trekken. Doch daar die zelfde gront- fche drift, welke der Vryheidsliefde voedfel geeft, in edel- aartige zielen teffens de zucht voor Wetenfchappen doet ontbranden , zo is Vet aan de andere zyde niet minder waar, dat de Vryheid van den Staat, zo wel als haare he!tendige gezellinne, de flurgerlyke deugd, een weezen- lvk voordeel trekt uit den hloei der Letteren en fehoone Iti.tnlten. En daar dit onderwerp tot bier toe door nie- mand naar eisch behandelcf was, heeft de I-leer LUZAC, nit den ftroom der drukfle bezigheden en de woelige pleit- 0 3 zaale sot J. L u z A C, zaale in eene ftillere loopbaan der fraaye Letteren overge- voerd , by de aanvaording van zyu Floogleeraarambt in de Griekfche Taale en Vaderlandfche Ge(chiedenisfe, bet niet ongefchikrt ge ordceld to hetnoy~n, dat de Geleerdheid de voedfler is der Burgerdeugd oJ' L ~'zderlandslieJde , voorul in ecrt wy Gemeenebest; eene lloffe, die zo wel wegens bet gewigt dcr zaake , als de fierlykheid van taal en flyl , waarmede de redenaar dezelve behandelt heeft, wel waar- dig is, dat wy 'er onzen leezeren een weinig linger dan naar gewoonre mede onderhouden. In het eerfle gedeelte deezer Redenvoering, heeft de Hoogleeraar in eenige nanmerkin en kortelyk opgegeeven, wat, naar zyn oorc'eel, Geleerdhcid,'vat Burgerlyke deugd, to noenien zy. De Geleerdheid, die in de daad de be- fchaafdheid zelve is , beftaat geenszins , gelyk veelen zich inbeelden, in eene bloote kennis van woorden en letter- greepen, - van fpreckwyzen , gezegdens en figuu- ren, of zelfs in eene dorre, fchoon uitgebreide, ge- fchiedkunde; dit ruuwe en ongefchikte mengzel in een taai geheugen verwardelyk famengepakt , verdient den naam van waare Geleerdheid niet! Hy alleen is den naam van Geleerden waardig, die zynen geest met nuttige We- tenfchappen, van welken cart dan ook, met de kennis in- zonderheid der fraaye Letteren, op zulk eene wyze ver- rykt heeft, dat by uit dezelve zich niet alleen lesfcn van waare deugd ter befpiegeling weete to vormen , moor die zelfde lesfen ook in alle zyne bedryven getrouwelyk volge. Na dat de Hoogleeraar dit met eenige voorbeelden heeft opgehelderd, gaat by over om to doen zien, wat Burger- lyke deugd moge heeten. Deeze beflaat in die voortrefiyke Ziels hoedanigheid, waardoor iemind, onder de getrouwe vervulling van alle Burgerplichten , zyn Vaderland zo be- minne, dat (gelyk CICERO zegt) in deeze liefde alleen, alle verdere loffelyke geneigdheden j: pens alien liggen op- geflooten. De juistheid deezer vcrklaaring blykt nader, daar by de byzondere deelen , welke de Burgerlyke deugd uitmaaken, ordentlyk opgeeft. Deeze nu zyn tweecrlei, en kunnen tot bet hart of tot bet verftand gebra, t worden. Tot het hart behooren, een oprechtc en openhartige inborst, de zucht byzonder voor al wit eerlyk en betaamlyk zy, matigheid , hedaardheid, onbaatzuchtigheid, verfnaadina zelfs der rykdoinwen, en een afkcer van alle flinksch gezochce eerambten. Tot bet verftand behoort die ingefchapene ilerkte van geest, REDENVOERING. 203 geest, die, als met din eerften opflag, bet waare van bet valfche weet to fcheiden; en daar verkregene kunde, dit ine;efchapen vermogen (naar bet getuigeuis van noRATl1-s) ver'ierke, daar oefening aan de ziele kracht geeve, is het nouig ciie aangeboorne fcherpzinnigheid , welke eigeidyk een nave des 1-lemels is, door ecnen uutrigen aanleg zyner verll-incelyke vermogens, en het najagen van heilzaame kunJi,gheren , aan to kweeken. . Deeze onderfc!teidene deelen der Burgerdeugd worden vervulgens nicer byzonderlyk ontwikkeld en aangetoond, dat, noch verftand zonder braaf heid van Liel, noch braaf- heid van Ziel zonder verlland, een goed Burger, eeu waar liefhebber van zyn Vaderi.and, kan uitmaaken,daar, in bet eerfle geval eeu welfprekend mensch, der gemeene zaaken kundig, een zogenoemde Volksvriend , en yvere voorliander der Vryheid,doch die to gelyk onderueemend, onrustig, eergierig, gezet op nieuwheid is, en , door al ler- leie kunstgrecpen, zich by de menigte weet aangenaam to maaken, alleen om zich den weg to baanen tot gezag en eereposten, nooit een dengdzaam, een waardig Burger, en veeleer cen Demades , een Catilina, dan een Cato of Aristidles zyn zal ; en daar in bet andere geval de braafheid van Ziel, zonder bykomend oordeel, of een ge- oeflenden Geest, cikwils meer gevaarlyk dan voordeelig is; want daar haare onnozelheid elken listigeu oproerzaayer onvoorzichtelyk ten werktuige dient, deelt zy dikwerf in de gevaaren eener hachgelyke onderneeming, wier vrnch- ten door anderen geplukt worden. 1\langelt bet eindelyk aan beiden, en is 'er zo weinig verftand als braaf_ heid des harte, dan beevt! en verwacht van zulk een al- lerleie wanbedryven in den Burgerfl•aat; even min bezorgd As bekwaam om bet goede van her kwaade, het billyke van bet onbill.yke, bet nuttige van het fchadelyke to on- derfcheiden, zal by alles heroeren, burgerlvke orde em- keeren , w etten met vocten treeden , rechtbanken verfmaa- den, en geese Vryheid kennen, dan die ontaart zy in los- bandigheid. Vergelykt nn met zulk cenen Cannulejus of Spurius Maelius, den Man, die zich door waare BurPerdeugd on- derfcheidt. Door eene natuurlvke leiding in ales bet recht en de billykheid volgende , zal by noch de regeerders , om dat zy regeerders zvn , i och bet yolk, als bet yolk , has- ten, manr den trutfehen, zo wel als den oproerigen, in welken rang by ook moge geplaatst weezen, ten flandvas' () 4 tig- 104 J. LUZAC, tigften, ten yverigften vyand zyn; en daar zyn natuurlyk oordeel, door de kennis van menfchen en zaaken geoe- fend, gemakkclyk bet waare van bet valfche fchifte, den fchyn van bet wezen onderlcheide, verfoeit by den rol van eenen laagen volksvleijer, en ongevoelig voor de ie- dele lofuitingen , door deezen driftiglyk naargejaagd, be. hartigt by de bclangen van den flaat geenszins om zich- zelven eer of voordeel to verwerven, maar als iemand, die niets in bet oog heeft dan de welftand van bet alge- meen, en boven dien, ook niets voor zich zelven hoopt of zoekt, dan alleen de troostryke, en eener edele Ziele dierbaare, vergelding , de bewustheid van, met waaren roem, anderen ten nutte ggleefd to hebben. Na dus vcrklaard to hebben, vat Geleerdheid , wat Burgerdeugd to noemen zy: gaat de Hoogleeraar over tot bet tweede deel zyuer Redenvoering, om, namelyk, aan to toonen, hoeveel de Geleerdheid toebrenge ter aankwee- king der Burgerlyke Deugd, byzonderlyk onder eene vrye Regeeringsform. De Geleerdheid, zo als dezelve to voo- ren door den Hoogleeraar befchreven is , bepaalt zich voornamelyk tot de kennis der fraaye Letteren, en eene getrouwe beoefening der oude en laatere Schryvers, by- zonder der Griekfche en Latynfche, omdat deeze Schrif- ten , in fpyt der vergangkelykheid, van al bet ondermaan. fche tot op deezen dag zyn bewaard gebleven , en den Schryveren van alle Eeuwen zo tot modellen kunnen ver- ilrekken, dat by, die derzelver natuurlyke en fierlyke een- voudigheid best weet na to volgen, ook alommme en met recht voor den besten Schryver gehouden words. Vier foorten van Schryvers komen hier byzonder in aanmerking, de Dichters, namelyk , de Redenaars, de ~Vysgeeren en Gefchiedfchryvers; van welken , ieder in 't byzonder, de Hoogleeraar aantoont dat zy zo veele kracht- daadige hulpmiddelen zyn ter verkryging en volmaaking van de 13urgerdeugd; waarna by, eindelyk, in de laatfle plaats , overgaat, om aan to toonen, dat de beoefening der fraaye Letteren nergens meer de Burgerlyke deugd bevor- dert , dan onder eene vrye Regeeringsform. Met recht eerbiedi(t de Hoogleeraar de Voorzienigbeid daarin , dat zy gewild heeft , dat die oude Schryvers, zo Grieken als Latynen, wier Schriften wy in harden heb- ben, uit vrye u;aaten oorfprongelyk zyn. 1)e Godheid, namelyk, wilde niet dat de Vrvhcid, de voedftervrouwe aller deugden , van dccze aar.ie zoude verbauncn zyn, ell hit REDENVOERING. 205 Bet derhalven uit de Schryvers van zo veel2 Eeuwen , gee- ne anderen de woede des tyds ontworftelen, en tot de Da- komelingfchap overvoeren, dan die eene der beide taalen gebezigd hadden, welke door vrye Volken gebruilkt en befchaafd zyn. Hieruit nu fpruiten deeze twee voordee- len : vooreerst; dat wy, zo vaak wy de Grieken of Ro- meinen hooren, van hen, indien wy wys zyn, kunnen leeren , wat tot den bloei dier Gemeenebesten, wat tot der• zelver ondergang, meest hebbe toegebragt : ten tweedeu , dat derzelver Schriften overal zulke edele gevoelens ademen, als welke en nu, en door alle Eeuwen been, de Vryheids- liefde kunnen ontvonken, en in grootmoedige Zielen aan- vuuren. Betreffende bet eerfte : voeden wy Belgen een on- verwinlyken , maar rechtmaatigen , afkeer van alle eenhoof- dige Regeering , en is bet met recht in onze oogen de hoog- fle Burgerdeugd, de ee.rfle haarer plichten, elken aanflag op de Vryheid kloekmoedig of to weeren ; waar, om van de Grieken niet to fpreeken, waar is dan voor ons leerzaamer Schoole dan de Gefchiedenis der Romeinen , welke ons, met verfcheiden voorbeelden, door den Hoogleeraar opge- noemd, ten duidelykllen leeraart, van welke noodlottige gevolgen bet zy voor een Gemeenebest, de macht te flel- len in handen van Unen. Niet min ondragelyk is de too- melooze heerschzucht der Grooten , en om deeze in alle haare gruwelen, in hare voile haatelykheid to leeren ken- nen, is 'er wederom geen beter middel, dan de Griekfche en Romeirrfche Gefchiedenisfetr doorbladerd to hebben, die ons met de bier aangehaalde voorbeelden doen zieu, dat de overheerfching van weinigen nog ondragelyker is dan bet juk van eenen. Men denke echter hieruit niet dat de Hoogleeraar bier voor de Volksregeering pleite, daar by met niet minder vuur beweert, en met treffende voorbeel- den uit de Gcfchiedenisfen van Athenen en Rome nan- toont, dat 'er geen verderfelyiter Regeeringsform is, dan eene Volksregeering. Maar, zal men zeggen, mishaagt heron bet gebied van e6nen, - van de aanzienlykften, - en van bet geheele Volk, - welke dan tech is , naar de leere der oude Gefchiedenisfen , de beste Regeeringsform En , de Hoogleeraar antwoordt hierop : „ De beste Regeeringsform (ten zy de uitgebreidheid des gebiedis zulk een inmengzel van Koninglyke maclu vordert , als door illontesquieu wordt aangepreezen) is die, welke, door een gelukkige famenvoeging, de maclu des Volks en der aar- zienlykilen to gelyk zo verhonden, en zo van Eau gefchei- 0 5 dcu sob J. LUZA C, den houdt, dat, aan de eene zyde, bet yolk ranch deep hebt.e aan bet daadelyk bef'ier, noch invloed op de belie- ninge des rechts, en dat , aan den anderen kant, de henoe- ming van Regenten niet onafhangkelyk gemaakt worde van de ftemnie der Burgereo . ten einde zy, die bet bewind in harden hebben, zich niet als meesters, maar als bef}ier- ders , van Staat befchouwen. Waar eene zo gemaatigde Aristo-Democratic wordt aangenomen , daar (zegt by) zal tevens een wenfchelyke gelykheid plaats vinden , taiet de zo- danige , die naar de flemme der meerderheid ,alien bet zelfde, maar zulk eene, die ieder bet zyne peeve, elk naar zyne waardigheid eere, en kwaadwillige Burgers , byznnderlyk den flookers van tweedragt en beroerten, hunne welverdien. de ftraffen doe wedervaaren." Ten befluite van deeze Redevoering toont de Hoogleeraar nog kortelyk aan, hoe de Geleerdheid by de Burgelyke deugd Liefde voor de Vryheid teele, en groot_moedige Zielen tot allerleie edele bedryven aarfpoore. - - - - Ten getuige hier- van ftrekke dit Bataafsch Gemeenebest. Nooit zouden on- ze Voorouders, order bet beflryden der wreedite dwingelan- dye, en bet vestigen van hunne, van onze Vryheid, zo veel beleids in dringende gevaaren , zo veel flandvastig- heid by bet woeden der rampen , en in alles zo veel iferkte van geest, zo veel kracht van Ziel, in een woord, zo veel waare deugd betoond hebben , indien zy niet den Noei hunnes levees , geenszins als het grooter deel der lied endaagfche jeugd, aan wellust en vermaaken, maar aan eene geftrenge Letteroefening, aan de kennis van rechten en wetten, hadden toegewyd. ;, Herinnert u, zegt by, Leydens klneken VerdeedigerJAN VAN DER DOES , dien edelen man , Pet zo veel gezag bekleed door de wichtigfte ltaatszorgen afgetrokken, niet ruin ,its Staatkundige dan ,,Is Held beroemd, maar to ge- lyt: zulk cen beminnaar der Letteren, dat bet twyfelachtig zy, of by hem de Geleerdheid meet de Burgerdeugd vol- maakt, dan wel of de Burgerdeugd zyne zucht tot Ge- lecrdheid ver(terkt hebbe. Vestigt wyders uwe oogen op den man, wiens roem niet dan met den Bataaffchen naam zciven vergaan Z21, op HUGO DE caooT.: Befchouwt bet edel hroederpaar, DE WITTEN. Denkt gy, dat of de cer- fte, by een onrechtvaardig vonuis der lafhartigite l:.ech- ters - of de bcidcn laatflen , by de vervloeking en mis- handeling van mislei,?e en door vuige kunsrgrecpcn tot huunen moor: aaugehitfle burgers - denkt gy (tat deeze on- REDENVOERING. C07 onflerfelyke mannen met zo veel grootheid van ziel hull noodlot zouden verduurd hebben , indien hull verheven inborst niet geflerkt ware door cell geoefeiid verfland, ell eenen geest, zo doortrukken van de kennisle der Oudheid, dat zy hieruit, de Eene in den Loevefteinfchcn Kerl er, de Andere onder de folterendfle pynen , troost in elende, verligting in fmarte , trekkcn konden." j,, Ldoch, wat behoeven wy naar voorige tyden to rug to zien , om to betoogen, hoe veel de gemcepzaamhcid met vroegere eeuwen kunne toebrengen tot eeue groodi e kennis van bet menfchelyk hart, en dus ook ter veri;ry- ging van burgerlyke wysheid? --'t Is genoeg, dat ik u een Man voor den geest herroepe, wiens dood wy nog heden betreuren, als eenen bitteren en onherilelbaareuu flag voor deeze Hooge Schoole - den beroemden LODLVYK CASPER VALCKENAAR. 't Is waar , van zync vroegfle eugd of was deeze een zo groot beminnaar dier flille af- zondering, welke de vriendin is der Letteren, dat by zich geheel der publieke zaaken onttrok, en met wellust zyne dagen fleet in eene geleerde rust die met waardigheid ge- paard gaat. Dan niet to Inin had deeze waarlyk groote mail zu veel doorzicht in Burgerzaaken , en kende zo fchoon de Zeden der Grooten en 's Volks gebreken, dat by niet flechts bet voorledene met zeer veel fchranderheid en juistheid wist to beoordeelen, maar teflens hot toeko- mende to voorfpellen, als een ervaren wiggelaar, niet nit de vlucht der vogelen, maar uit de diepfte gcheimen der gefchiedenisfen. „ Herinnert,'bidde ik, u, om hiervan overtuigd te wor- den, de voortreflyke Redevoering , van deeze zelfdc plaats uitgefproken, over de openbaare Zeden der Athenienfers, voor zo verre deezen, naar bet verfchil der tyden, de oorzaaken waren van den bloei en ondergang der Repu_ bliek. Ja , zyt go beminnaars van uw Vaderland , leest en herleest dezelve. Zy zal u, in den Spiegel der Griek- fche Gefchiedenisfen , met fchrik en yzinge doen zien , welke rampen thans ons Gemeenebest verteeren , gclyk weleer Atheiicn , en wat ous , bier door list bejaigd , ginds door heerschzucht van eenige weinigen geflingerd, of door de kunstgreepen van woelzieke geesten misleid, under bet wooden der tweedracht, allengs in con wis be- derf nederfiorte." Ee- log J. EMMERENS , ZWEEUSCHE OUDHEDEN. Lenige Zeeuwfche Oudheden , uit echte /lukken op ehel. decd en in het licht gebragt. Behelzende de Heeren van heere uit den huize van Bortfelen, door JACOBus LMDIERENS. Te Middelburg, by Willem Abrahams , 1786. In groot octavo, 170 bladz. D it Stukje, behelzende de bedryven en lot evallen der Heeren van Veere uit den huize van Borsfeele, zal den Liefhebheren der Vaderlandfche Gefchiedenisfen en Oud- heden Diet onaangenaam zyn, omdat de berichten , die men by oude Chronykfchryvers vindt nopens zulke Hee- ren , die geen Oppervorften waren , en geen verdere be- trekking tot 's lands algemeene Gefchiedenis hebben, dan voor zo verre zy in Gezantfchappen, Hoflyke dienften of in de Oorlogen jets merkwaardigs verrichtten, in 't alge- meen kort, duister en dikwils twyfelachtig zyn; en om dat de geflachtlysten, zo wel de gedrukte als gemeenge- maakte , veelal van elkanderen verfchillen , en meesttyds faamgefteld zyn van lieden , die door eigenbelang en vleie- ry beftierd wierden , terwyl in laater tyden de publieke Registers, Handvesten, Brieven, en foortgelyke onwraak- baare bewyzen , die veel licht konden byzetten, dikwils verloren zyn. Bet is dan ook uit then hoofde, dat de Schryver met recht verfchooning kan vorderen , nopens bet gebreklyke, dat, niettegenftaande zyne vlyt en naauw- keurigheid, bier rnogt plaats vinden, vooral ten opzichte der Levensbedryven dier Veerfche Heeren, welke de Stad- houderlyke Waardigheid of het Admiraalfchap Diet bekleed hebben. Agter nan zyn eenige bylagen gevnegd , die nicest nit Brieven be(taan, aan deeze Heeren door minderen Adel gefchreven, of van hun aan anderen afgezonden, en die den ftyl, taal, denkwyze, en fommige gebruiken dier ty- den eenig licht byzetten , en in zo verre de begunfligers der Oudheden met onaangenaam zyn kunnen. Op dit Stukje zal de Schryver laaten volgen de befchry- ving der Heeren van heere uit den huize van b'ourgonrje, waarop dan Diet kwalyk zal pasfen de befchryving van het oude liastecl en Kapittel van Zandenburg, als de plants, waar alle de vnorzcgde fleereu hun verblyf hielder., en 't geen , zo wel als zy zelvcn , byna in vergeetenis begra- ven is. Abu ABU BECRI IDYLL. ARAB. &C. 209 Abu Becri Mohammedis Idyllium Arabicum, Latine reddi- turn et brevisfimis fcholiis illuftratum, in ufum pralec- tionum Academicarum edidit EVERARDUS SCHEIDIUS. Harderoviei Gelrorum apud ,J. van Kasteel 1786. Abs. que Prxf. et Vita Abu Becri, 92 pp. in quarto f. mai. Historia imperii vetustisfimi Joaanidarum in Arabia felice, et Arabicis Scriptoribus. Accesferunt denuo hac editio- ne, Monumenta Vetustiora Arabia five fpecimina qua- dam illustria antique memorix et lingua: , ex manufcrip- tis Codicibus , excerpta ab ALBERTO SCHULTENS, et Colonia Jodanidarum dedu-`ia per s. 110CHARTUM. Har- derovici Gelrorum spud Y. van Kasteel 1786. Absque Prmff. 367 pp, in quarto. Met het herleeven van de beoefening der Arabifche Taa- le, in de overtuiging van derzelver onontbeerelyk nut, ten rechten verfiande der Hebreeuwfche Spraake, doet men aan veelen een weezenlyken dienst, met hun gefchik to middelen aan de hand to geeven, welken ter bevorde- ringe deezer oefeniuge ftrekken, waaronder de hier boven. gemelde Gefchriften met regt geteld molten worden. De Hoogleeraar Scheidius had deezen opgenoemden Yeldzang van Abu Jieker Mohammed, een der beroemdfte Arabifche Dichters, al voor eenige jaaren in 't Arabisch gemeen gemaakt, en doet denzelven thans to voorichyn komen, met eene Latynfche Vertaaling, die vergezeld gaat van oordeel- en taalkundige nanmerkingen, waardoor dit Meesterftuk van Oosterfche Dichtkunde opgehelderd wordt; en waarvan zy, die zich op deeze oefening toeleggen, met vrugt zullen kunnen bedienen. By de afgifte , hiervan heeft de Boekverkooper van Kas. teel zich , zo wy agten , met onvoegzaam van deeze gele- genheid bediend, oni het mede opgenoemde Werk van den Hoogleeraar Schultens, reeds voor etlyke jaaren gedrukt, op nteuw aan to kondigen; daar 't, fchoon by meet ge- oefenden bekend en geagt, veelligt by jonger beoefenaars min bekend geworden zy. - Men vindt, in 't eerfte gedeelte, in 't Arabisch met een nevensgaande Latynfche overzetting, by een verzameld de merkwaardigfle ftukken, die men by de Arahifche Scliryvers ontmoet, wegens het aloude Ryk rler nakomelingen van 3'oktan, een der zoonen van Ileber, gemeld Gen: X. 25- 29. De eerfte plaats be- 2IO ABU BECRI IDYLL. ARAB. &C. bekleedt bet berigt van Abulfeda, behelzende eene lyst der Vorften, nit ''oktrcn voortgefprooten, die over bet gelukkige Arabic bet gebied gevoerd hebben : hier by komt dat van Haniza Ibu Llhafan ; waariu bet tydrekenkundi- ge, hoewel in veele opzigten onzeker, meer in agt geno- nten is, en 't wells oQk tevens etlyke merkwaardige by- zonderheden nopens dit Ryk aan de hand geeft; als mede dat van 1Vuivcirius, die de voornaamfte lotgevallen van dat Ryk breeder ontvouwt. Wyders verleent men ons 't geen 11bu Gjafar Mohammed en Mesoudius wegens de omkeering van dat Ryk gemeld hebben; geevende de laatfte to gelyk ten verflag van eene aanmerkelyke overftrooming, waar- door bet Ryk der Sabeers vernield werd. Met be- trekking tot dit Ryk der Kinderen van ,7oktan ontmoet men , in bet nevensgaande gedeelte, de oordeelkundige aaumerkingen van den geleerden Bochart deswegens, over- genomen uit zyne Geographic Sacra L. II. C. XIV-XXX; waariu ons con ophelderend berigt van de onderfcheiden Voli:plantingen dcr nakomelingen van Joktan medegedeeld wc'rdt Behalven dit gefchiedkundige , levert ons dit gedetlre nog eene verzameling van beroemde Dichtflukken tier Arabieren, in de Arabifche Taal met eene daarby ge- voeg.le I,atynfche Vertaaling , by welke Dichtftukken de hloogleeraar Schultens zyne taal- en gefchiedkundige aan- merkingen over dezelven gemeen getnaakt heeft; welk al. les den leergierigen Letteroefenaar veel lecrzaams aan de hand geeft. Mengehverk. hIIIfle Siukje. Tendimus ad Ccelestem Pa- triam. Te Utrecht , by de i/'ed. J. van Schoonhoven, 1786. In gr. octavo, I t y blade:. y den aanvang ontmoeten we }tier bet treffende Dicht- )fluk van den" Heer van Hallcr, getyteld, de /1lpen, uit het Hoogduitsch in 't Nederduitsch, in rymelooze ver- zen , overgebragt. In hetzelve fcbetst ons de Dichter , op eene aangenaame wyze, het geluk van de bewooners der Alpen , in hunne eenvoudige manier van leeven , in bet bewaarenn hunner zuivere zeden , en bet volle genot hun- ner ongekrenkte vrvheid; welk allcs by to flerker doet affteeken , door eene lev7~vendige veraelyking van hunnen that , met bet tegengcf:ide lot veeler bewooneren der \Vacreld, die hunne feevcnswyze las;ig gemaakr, hunne ze- MENGELWERK VAN TENDIMUS AD C (EL. PATRIAM. 211 zeden verbasterd , en zig min of meer aan een flaafsch juk van Overheerfching onderworpen hebben. Hen hicraan volgend Gefchrift behelst Gedagten over her Sentimenteele van deezen tyd, en flrekt voornaamlyk om de Leezers van Sentimcnteele Schriften tegen bet mis- bruik, en derzetver Schryvers tegen bet overdreevene van bet Sentimenteele to waarlchuwen; 't welk hier, op cene waarlyk leerzaame wyze, die opmerking vordert, voorge- draagen words. tie Schryver ontvouwt ons met een kort, doch zeer nadruklyk,vooritel, de uitfleekende waar. de van een teergevoelig hart : en daarop hrengt by ons onder her oog derzelver fchadelyke uitwerkzelen , wane neer men haar mishruikt en bederft, waartne veele Schry- vers, gelyk by doet zien, maar at to dikwerf, fchoon tegen hun oogmerk, aanleiding geeven. Dit doet hem verder een ieder ten ernftigfle tegen dit misbruik waar- fchouwen, en noopen, om zyn gedrag daadlyk zo in to rigten , als de kring, waar in de Voorzienigheid ons ge. plaatst heeft, van elk onzer eischt; in ftede van zig een f iitimenteel ideaal to vormen , waardoor 117y, dikwyls met verwaarloozing van de gewoone pligten der mensch- Jykheid, ons, to vergeefsch, als hoven bet menschlyke willen verheffen. - Zie bier den proeffteen, welken by ons in handen geeft, om de waare teergevoeligheid des barren to toetzen, met eene aanwyzing tier gevolgen, die uit eene omhelzing van bet ideaale, in plaatze van hot wee- zenlyke , nattturlyk voortvloeien. „ Wilt gy, (dus luidt des Schryvers taal ,) wilt gy' be- oordeelen, of remand de waare teergevoeligheid bezit ; of dezelve, by hem, haaren zetel daar heeft, daar zy then hebben moet, in 't hart en niet in de verbecldingskracht, gaa dan de daadlyke nitwerking van zyn bettaan na , en zie, wat bet zelve, in de Maatfchappy, to weeg brengt. Volg hem onk, tot in de geringer byzonderhedcn van den gezelligen omgang. Ziet gy dan, dat by zig niet. naar an- deren, fchikt, maar anderen, naar hem, wit fchikken; dat by zig niet, zoo veel.mogelyk, zoo veel de redo toelaat, naar de aangennnmen regels en begripp°n, voegt, maar alles, naar zynen maatftaf, wit omgearbeid hebben; dat by, op alle laager (dat is flechts anders-) denkende zie- len , uit der ho gte nederziet , als of by alleen den fleutel , tot de volmaaktheid der weezens, had gevonden; ziet gy hem, to pas en to onpas, fraai gefchilderde, rnaar over- dreeve tafereelen, met een, op zig zelven, to rug ziend wel. 212 MENGEL WERK welgevallen, ten toon fpreiden; en gaat by, wanneer dit oogenblik van verrukking over is , of daar zyne zwermery geenen opgang maakt, in hem zelven gekeerd , misfchien half verdrietig, ftil nederzitten; ontfnappen hem ondertus- ichen die kleine geleegenheden, daar by , in eene gerinb held, zyne gevoeligheid, tot genoegen van een der byftan- ders, met de daad betoonen kon; terwyl by, met de be. fpiegeling zyns ideaals geheel ingenoomen, 'er niet op let, maar zig misfchien, by hem zelven, tot die groote ge. leegenheden toerust, die zo zelden voorkomen, en op de- welken by vruchtloos wagt; of valt by in het tegengeftel- de uiterite ; maakt by grooten ophef van eene kleinig- heid ; ziet gy hem yverig beezig , om de ganfche tee- derheid zyner hartsgevoelens , by eene beuzeling , uit to ftorten; vliegt by in verrukking op, daar een ander 't zelfde ftil en bedaard verrichten zou; grypt de nimmer ver- vulde ruimte van zyn hart fteeds naar meet en meer; of zyn zyne gevoelens van eenen anderen , dan men- fchenaart, heeft by boezemvrienden by douzynen, voor alle dewelken by zyn hart, in fleeds vernieuwde vloeden van verteedering, uitftort, of maalt by integendeel zyne vol- itrekt uitfluiteude vriendfchap, voor is nen, alleen bevoor- regten, op 't eerfte oogenblik der ontmoeting, als door een ftraal des heemels, by openbaaring aangeweezenen, alleen voor hem geftemden, alleen alle de volmaaktheeden des menschlyken geflachts in zig vereenigenden flerveling, of met zulke trekkeu, met zulke kleuren , die geen men- fchenhart regt vatten, Been menfchengezicht regt naoogen kan , maar die zig, in een duister verfchiet van zwermery, verliezen : beflis dan, in deeze gevallen, gerust, dat by de waare teedergevoeligheid niet bezit ; dat zy hem nikt diep in 't hart, gezonken, maar naar 't hoofd, gevloo- gen is; dat zy niet is de teedergevoeligheid der menfchen, maar dat zy veeleer, tot eene zeedelyke doolende ridder- fchap , behoort. De waare teergevoeligheid tog is bezadigd en bedaard,zy vliegt niet fteeds, boven lugt en wolken, maar wall. delt, in eenvoudigheid , onder de menfchen, en voeet zig , naar hunnen aart, mengt zig, wider hunne gemeenfte bee- zigheden, onder hunne geringfte uitfpanningen, werkt ook, met genoegen, onder die kleine nietigheeden, waar meC de menschlyke zwakheid zi zoo dikwils ophouden moet; en vindt daar, in eene kleinigheid, haar (lil, naauwlyks geuit, maar egter Lweudig genootcn , vermaak. Ook werkt zy VAN TENDIMUS AD COtL. PATRIAM. 21, zy meer voor auderen, dan voor haar zelve; wyl zy zig heeds , gehecl en al , in de plants verzet der geenen , met ivien zy verkcert; en daadlyk alles voelt, wat zy , indien zy zig, in hunnen toefland en omftandigheden, beyond, gevoelen zou. De overdreeve gevocligheid daar en tegen houdt zig, wat zy ook voorgeeve, meer met haar zclve op. Zy maakt meer ophef, meer vertooning, zy zoekt nicer luister, meer roem; en bedoclt dus meer haar ei en voordeel oil genoegen. Zy die haar bezitten agten hun e:- gen. zelven to veel; in fchyn geheel voor anderen, zyn zy in de daad geheel voor hull zelven; en dit ftraalt niet zel- den, in weerwil hunner waakzaame zorg , ook bier on daar, in hum gedrag, door. „ Dat ons derhalve geene ydele praal misleide; maar dat de werkdaadige bctragting, als do cenigfte veilige proef- fleen, in 't zedelyke, alleen heflisfe. Gy, myn fentimen- teele vriend ! neemt gy, nit een kiesch en teer gevoel van plicht, allc de byzonclcrheden van uw beroep, beeter, ge- trouwer en naauwkeuriger dan een ander waar? Zyt gy, ook, in die kleine omllandigheden, in dewelken men cl- kanderen, icder oogenblik, daadlyk dienst doer, genoegen geeven, vermaak bezorgen kan , fleeds daar en bereidvaar- dig by de band ? Komt gy con ieder voor , ook daar gy 'er geen agt op feheent to flaan? Zvt gy, fchoon oplet- tend on omzigtig, op alles, wat anderen raakt, egter toe- geevende en meegaande, omtrent bet geen uzelven be- treft ? Dan in de daad bczit gy do waare teergevoeligheid. Maar zyt gy zelf, meer dan anderen, 't voorwerp uwer gevocligheid, zyt gy, door to veel keurigheid , moeilyk in den omgang; eischt gy, door ligtgcraaktheid , to veel om- zigtigheid van andereu; zweemt uwe grootmoedige kiesch- heid naar hoogmoed; vcrzuimt gy de kleinighceden, die gy doen kunt, om a op to houden met hooger ideaalen, daar gy niets nan kunt doen; ligt gy de hand met din. gen, die, naar uw oordccl, van minder belang zyn; wcet ,cry a van do volvocring uwer daaglykfche, gemeene, uw hoog gevocl min ftreelende , uwe vlugtige verbeeldings. kragt min voldoende plicl ten, op andereu, to ontlasten; ter%vyl gy de veel gemaklyker bcipiegeling, preedii,iug en vertooning uwer ideaal-volmaaktheeden, voor u, houdt; zit -y, by deeze werl;loosheid, a zelven en anderen , floods 't hoard en 't hart op to windeu, VI to fentimental izee- ran, met ydclc wimdl;ws to voeden, terwyl gy 't eenvou- diger, vaste voedzcl vcdlinaadt. Dan, myn vriend, th•aagt l. DEEL. N, ALo. LETT. tso. ;;. P gy 214 IIENGELWERK gy de kenmerken der waare teergevoeligheid niet; dan woont zy, by u, met in 't hart, maar in 't hoofd; dan maakt zy u, stet tot een volmaakter mensch, maar tot cenen fentimenteel doolenden Ridder. ,, En de gevolgen bier van zyn, ook voor uzelven, er- ger , dan gy denkt. Geheel met de verbeeldingskragt ver- bonden , derzelver aart en wyze van werking aanneemende, fchokt uwe verkeerde teergevoeligheid, even als alle andere werking eener verhitte verbeeldingskragt , de fyne , en lichaamlyke werktuigen der Zielsvermogens to diltwils en to flerk, zet ze, in eene al to heftige beweeging, houdt ze to lang daarin, verzwakt ze daardoor to veel, en maakt dat de beweegingen deezer werktuigen ongeregeld worden. En deeze ongefteldheid breidt haaren invloed, over 't gan- fche Iichaamsgeflel, met des to meer kragt en to erger ge- volgen , uit, daar deszelfs fynite en edelfte deelen cerst zyn aangerast. Maar, dat nog bet ergfte is: de ziel ge. went zig, teevens, aan deeze to fterke werkingeli der ge- voeligheid, aan deeze vlugt der verbeeldingskragt , den vryen teugel to vieren, ja voedt dezelve, en verliest ein- delyk al haar vermogen, om ze to beteugelen, of zelfs maar tc wederftaan. Het is ook zoo gemaklyk , zoo vermaak- lyk, zig geduurig, door de enkele verbeeldingskragt, met verheevene, verteederende, de ziel zoo lieflyk Itreelende, zoo geheel inneemende tafereelen en gevoelens, bezig to houden. Men fchildert 'er alles zoo bekoorlyk , zoo ge- licel als men 't gaarne had. De grootfte opofferingen kosten 'er zoo weinig; daar men alles, alles opgeeft, - en eg- ter in de daad nicts verliest; terwyl men zig oudertusfchen tog, over de hefpiegelende gereedheid, tot deeze opoffe- ringen, zoo lieflyk toejuicht. Tot zoo weinig kosten ver- heft men zig, zoo hoog, boven 't mensch}yke, dat men we] altoos, in deeze hechuicheling des harte, der verbeel- diugskragt en der zinnen, in deeze aangenaame duizeling der ziele zou willen blyven. Vooral daar men, uit deeze gewesten der enkele befpiegeling, tot de tooneelen der daadlyke werkzaamheid, to rug keerende, om in dezelven Wt to oeffenen, 't geen men, op deeze doolende Ridder- togren , had Wag, alles zo geheel anders, zoo geheel omgekeerd vindt. Duizend kleine teleuritellingen tog ont moet men daar, die de zoete harmonie, waaraan men zig gewend heeft , door alles naar wensch to fchilderen , geheel verllooren; at i duizend kleine onaangenaamheedeji ziet men zig daar blocs gelteld, die de hooggeftemde, en, tot ligt VAN TENDIMUS AD CcL. PATRIAM. 2I5 ligt geraaktheid toe, flerk gefpannen gevoeligheid, door- wonden; terwyl ook de opofferingen zig nu, under een zoo geheel ander daglicht, voordoen, dat men zig, mis- fchien, juist zoo veel minder gefchikt vindt, tot de daa- delyke werkzaamheid, in deezen kring, als men zig meer, met de enkele befpiegeling, heeft opgehouden. Maar dit zoo zynde, wat heeft men dan by alle deeze fraaije togten, in 't land der hersfenfchimmen, gewonnen `< Niets anders, dan dat men beiden ziel en lichaam minder gefchikt gemaakt heeft, om aan den werklyken taak, ons, in dit leeven, opgelegd, to voldoen. Het is derhalven meer dan tyd, dat onze fentimenteele helden en heldinnen, van hunne togten, boven lugt en wolken, wederkeeren; het is nicer dan tyd, dat onze Schryvers het fentimenteele, de teergevoeligheid, uit deeze verdichte hemelgewesten, tot de menfchen, to rug brengen, gelyk Socrates weleer de wysgecrte van zynen tyd , uit haaren hemel, tot de aar- de Ivederbragt." By deeze Gedagten over bet Sentimenteele komen wy- ders, in dit Stukje, nog twee kleine Gefchriften, die hun leerzaam en opwekkend nut hebben. Het eerfte brengt ons onder 't oog, hoe wy ons wear Geluk niet hebben to f'ellen, in 't genot van de toevallige dingen deezer wae- reld,maar in 't bezit en de ernflige betragting der Deugd, onder een onwankelbaar vertrouwen op den volinaakt goe- den en alwyzen Beflierder van 't Heelal. En 't laatfte behelst eenige Fragmenten, getrokken nit de Zedelyke Voorfchriften van EpiOctrss, die, fchoon door cen Heiden opgefleld, der overdenkingen der Christenen wel waardig Zyn. Briefwisfeling tusfchen de Familie en Bekenden van den Vriend der Kinderen. Uit het Hoogduitsch vertaald. 1 Deel, 2de Stuk. Te Haarlew by C. H. Bohn en Zoon 1785. In 8vo 164 bladz. Nadien de inrigting en uitvoering van dit Stukje volkomenevenaart, aan 't geen we voorheen, van 't oogmerk van dit voor de Jeugd leerzaam gefchrifr , gezcgd hebben, (*) zo zul- len we ons daarover niet weder uitlaaten; en flegts cene nieu- we proeve geeven , die ter bevestiginge van het toen gezegde kan ftrekken. Een Brief van Lysje aan Karel, in amwoord op den (*) Zie 41g. Vad. Lett. VII l). bl, 398. P2 W6 BRIEFWISSELING. den Brief van Karel aan Lysje, voorbeen geplaatst, (in welken by bet ongelukkig uitvallen van haare Silhouette toefchryft aan bet ongunfiige humeur, waarin ze zig by de tekening bevonden moet hebben,) komt ons bier toe zeer gefchikt voor. ,, Had gy ; (dus vangt zy haaren brief aan,) in bet laatfle gedeelte uwes briefs niet weder goed gemaakt bet gene gy in bet eerfte bedorven hebt, gy had, althans zo fchielyk, geen antwoord to rug bekomen. Dat verbruid Silhouetje! Hang bet toch niet ten toon, sieve Broeder! fcheur bet Never aan hon- derd duizend ftukjes, of fluit bet in uwen lesfenaar, dat bet niemand zie, of na die perfoon vrage, en de lieden dan naar dat fraaie fluk my beoordeelen, gelyk gy ook doen zoud vol- gens uw zeggen, als gy my niet beter kende. Had ik den te- kenaar op bet ogenblik, dat ik uwen brief kreeg, hier gehad, ik zoude hem - braaf afgerost hebben. Dan als ik bet wel bedenk, mogt ik my zelven eerst wel wat afkloppen; want ik moet nu van agteren u bekennen, dat ik zekerlyk in geen goe- den luim was, dewyl ik juist met myn nieuwe grauwe hoedje wou afgebeeld geweest zyn : intusfchen beweerde de tekenaar, dat deze de ganfche helft van myn aangezigt bedekte, en men dus nict ineer dan de halve neus, mond en kin zoude kunnen zien : ik hleef daar evenwel op aanflaan ; inmiddels kwam Ma- ma binnen, en zeide, dat de tekenaar dit beter verftond dan ik: derhalven was ik zo goed niet, of ik moest myn hoedje met roozenkoleurde linten afzetten. Zou ik dan toen niet knot- rig zyn geweest, omdat ik bet hoedje niet ophouden mogt, zo wel als ik bet nu ben, om dat ik zie, dat ik ongelyk had, en dat myn geheele cisch en begeerte buiten den haak en zot was? Maar zeg my tog eens, lieve Broeder! wat is de reden, dat ik fomtyds iets wil of niet wil, waarvan 1k, flegts weini- gen tyd daarna, bet ongerymde en zone, dat 'er in fleekt, zien kan ? ja fomtyds zie ik bet ogenbliklyk terwyl ik bet be- geere, en volhard dan nog zelfs een poos in die begeerte, als ik bet eigenlyk niet doen mocst. Mama zegt, wanneer ik haar deze vrage voorftelle , (want gy weet dat ik nog al een zoet meisje ben, als rk maar half mynen zin mag hebben :) „ Het „ is inwendige hoogmoed en koppigheid. Ik denk dat bet ~, myn verftand weinig eers aandoen zoude, wanneer ik sets „ verkoos of voornam to doen, hot welk andere menfchen • met reden wraaken zouden; of ik zou bet althans voor een • zeker affront voor my zelve houden , by nader inzien, dan • openlyk to moeten bekennen, dat ik dwaalde, of dat ik • gedwaald had." Mama verhaaldee verder, dat dit dikwyls bet geval geweest is by fommige Gelcerden, die, alleen uit hoogmoed om sets, dat zy eerst met halsflarrigheid ftaande gc- houden hadden, niet to herreepen, tot de allergroffle en lomp_ fte dwalingen vervielen. Dit kan ik my nauwiyks verbeelden; want, wel ingezien zynde, zru d :t cene aileronbefchoftfle. ver- waand~ 2RIIFWISSFLING. 2r7 waandheid wezen. Lieden van jaaren of rang zeggen wet eens, dat zy dwaalen konnen of gedwaald hebben; en zo wet als myne oogen miskyken konnen, in een beeld voor een fpook , een musch voor een leeurik, of een pad voor een kik- vorsch aan to zien ; even ligt , en zelfs nog veel meer, kan ik in myn verftand dwaalen, om dat wy onze daaden, zo alas Mr. Philoteknus my menigmalen gezegd heeft, eerst uit de ge- volgen beoordeelen moeten, daar onze driften en vooroordeelen oat zeer ligtlyk misleiden konnen. Maar, hoogmoed of ver- blinde waan, eigenzinnigheid of ftyfhoofdigheid ! Dan; ik heb vastlyk voorgenomen, my niet weder door die grillige luimen to laaten beheerfchen, vieze of donkere gezigten to trekken, en myne wonderlyke invallen door to dryven. Jammer is bet maar, dat zulk een goed opzet veel gereeder voorgenomen dan uitgevoerd word ! Dan, het eerffe heb ik reeds gedaan; maar met dit al gelove ik evenwel , dat lk over hei geheel al merkelyk beter ben, dan in vorige dagen. „ Het verhaal van her Boerenmeisje en de Princes gevalt my by uitf}ekendheid wel , en, ingevalle ik die Prins geweest wa- re, dan had ik dat Boerinnetje, in 'ftede van de Princes, ter vrouwe genomen ; want ik mag zo gaarne zien , dat braave nienfchen beloond worden; en wat hielp her haar nu, dat zy beter was dan die eigenzinnige Princes?" Verder laat Lysje zig nog uit over de Fabel, die Karel haar medegedeeld had , zo als dezelve eerst door een Student ver- vaardigd, en vervolgens door hem, uit een ander gezigtpunt befchouwd , voorgedraagen was. By die gelegenheid geeft zy hem to kennen, hoe zy, met opzigt tot dezelfde Fabel, nog op een anderen draai en leering gevallen is, en de Heer Spi- ritus de goedheid gehad heeft, van haare invallende gedagten in verzen to brengen; waarop zy hem de Fabel, nu anderwerf tot eene andere leering overgebragt, toezendt. Dit is eene fbort van leerzaam feel, om de jeugd to oefenen, en de Heer Spiritus verhaalt, dat de overleeden Heer Lesfing zig in zyne jeugd veel ophield, met de Fabelen van Efopus zo wat to verkleeden, naar den eigenlyken aart der Dieren , die daarin fpreekende ingevoerd worden , om 'er zo eenige toepasfelyke leeringen ult to trekken. Dichtoefeningen van bet Kunstlievende Genoodh onder de Spreuk Studium Scientiarum Gcnetrix, en Pfycs-Veerzen. Vde Deel. Te Leyden, by C. van Hoogeveen Junior, 1785. Be- halven het Voorwerk, 368 bl. in gr. 8vo. Dit Vyfde Deel , beftaat uit een aantal Prysveerzen, op de Over- winning by Nieuwpoort. - Ret Oorlog - en da JVeg tot heb ware Geluk door de Heeren cJ`. P. van Heel, 4ry Vis,7. H. P 3 v. d. 218 D tCH TOE FENINOElf. v. d. Palm, Dr. 3". W. Busfingh, L. v. Oyen, Ds. P. Weilan., en Mr. T. van Limburg, benevens een aancal Verzen, betrek- king hebbende tot de algemeene Vergaderingen, en de Uit- deeling van de Eerpryzen aan de gemelde Dichters. Deeze bundel bevat dus een aantal van aangenaame Dichtoe. feningen, van Lieden, de een in meerdere, de andere in min- dere rnaate , in de fchoone Dichtkunst bedreeven. Uit het Dicht- ftuk Het Oorlog van den Heer van der Palm, waarmede by den Gou ien Eerprys behaald heeft, zullen wy een enkelen trek ontleenen. Zie 'k men fchen (Hemel waer 't f echts waen) Die in elkanders bloed zich bain ? Of zie 'k verwoede tygerdieren, Die door den hanger aangerand , Hun prooi met open klaeuwe en tend, Yervolgen , door de Bosfchen gieren?Geen tyger loert op tygerbloed; Neen! menfchen I die de kragt befefen Van pligt en reden , overtrfen De tygers bier in euvelmoed. Hier waert de bleeke dood, aldm Treft beurtling, jeugd en ouderdom, Ze ontziet geen rang; geen fchat kan baten Hier wordt een dappere O)rlogs Held, In 's Levens edlften bloey geveld , Ontrukt aan Vaderland en Staten. Daar malt en fneeft een gryze kop , Door 't vuur der bliksmende musketten; Gindsch Zion ivy 't lyk van hem verpletten, Wiens arm 's Lands glorie voerde in topp'. Bier valt een dierbaar kind ter nelr; Gewond door 's Vyands moordgeweer, Docn 's Vaders zorgen heat herleeven. Maer naeuwlyksch ziet by weir bet licht, Of firaks doet een verwoede fchicht Hem, in zyn's Vaders armen,.Ineven! Daer ale 'k een ziel vol tederbedn, D'e ffervend roept am zyn beminde, Zyn haft 9. kloppend voor Selinde, Word# door een briefchend ros vertredn. Cinds frydt een teeder vriendenpaer, Trofeert bet dreigend doodsgevaer. Net I)ICHTONFININGEII. 219 Net fnorrend lood velt een dier beiden, En de andere met zyn brein befpat , Wreck ylings , door een yslyk bad Van firoomend bloed , zyn's Friends verfcheiden! Met eerlyk zweet en fiof bemorst, Keert by tot zynen halsvriend weder, Zygt op het koude lyk ter neder , En flerft aan zyn verkleumde borst. Gefchenk voor de geugd. Vierde Deels Eerfle Stukje. Te An• flerdam, by J. Allart, 1785. In oilavo 128 bladzyden. De Eerwaarde Opflellers van dit leerzaame Gefchrift voor de Jeugd hebben dit Stukje gefchikt, ter ontvouwinge van de Natuurlyke Historie , de Zeden en Gewoonten der Oosterlche Volken; met oogmerk orrm den Kinderen eene handleiding to geeven, tot bet beter verflaan veeler fpreckwyzen der Heilige Schryveren, die daarvan ontleend zyn; 't welk in deezen uit- gevoerd wordt, op eene wyze, die haare nuttigheid kan heb- ben. ---- Men zie, tot een voorbeeld, de Zamenfpraak over den Landbouiv, welke indeezervoege ingerigt is. VADER. Wat verflaat gy daardoor, dat Kanaan een Land was, overvloeiende van melk en honig ? Exod. III. 8. ZooN. Dat zeggen betekent een Land, dat overvloed hadt van allerleie voedeude en wel frnaakende inkomflen. V. En Koningen, Profeeten, of andere aanzienlyke Mannen , gelyk SAUL en ELISA, gingen daar agter den ploeg? i Sam. XI. 5. I Kon. XIX. ig. Z. De Israeliten leefden, alleen, van de inkomften van bun land , en waren dus boeren. V. En daar ploegde men met Osfen? 7ef. XXX. 24. Z. Dit was wel bedacht, om dat de Osfen flerker zyn dan Paarden, en bun onderhoud veel minder kost. V. Waarom gebruikt men ook daartoe de Ezels ? ref. XXX. 24. Z. Men fpande , eigenlyk, hen niet voor den ploeg ; maar liet hen de werktuigen draagen, die men tot ploegen noodig hadt. V. En men bondt Eenhoornen aan de vooren des akkers. gob XXXIX. 13. Hoe kon toch dat geIchieden? Z. Dat kon zeker niet gelchieden ; maar dat ziet op bet werktuig, waarmede men de vooren in den akker maakt. V. Hoe is bet to begrypen, dat de Osfen bet graan uitdorsch- ten? Deut. XXV. 4. Z. Zeer wel: want de Graanen werden in eenen wyden kring op den harden grond uitgelpreid , en een Man leidde daarover eenen zK z;aren Os aan een touw rood , die de Graan- korrels uittrapte. P4 V. En 220 GESCHE1fi VOOR DE JEUGD. V. En men mogt eenen dorfchenden Os niet muilbanden ? Deut. XXV 4. Z. Neen ! Terwyl by tog dus dorschte, nicest men hem toe_ Iaaten, nu en dan wat op to neemen van de Graanen , en to eeten . het welk tot eene zedeles kan dienen. V. Men moet nog cone andere manier van dorfchen gehad hebben? want men leest : ik hebbe u tot eene fcherpe nieuwe dorsclrflede geftelt. ;fef. XLI. is. Z. Dit is zo : want men gebruikte ook. eene dorschflede, on- der voorzien met fcherpe fleenen, of met rolhouten, waarin vzeren pinnen genet waren. V. Wat fpande men voor zulk eene flede? Z. Twee Osfen, die gewend werden door eenen Landman over het Graan, dat in cenen kring uitgefpreid lag. V. Hoe maakte hot een Ploeger, als cen Os niet voort wilde? Z. Dan prikte by hem in de verzenen of hielen met eenen flok, in wiens onderRe eene yzeren pin of prikkel gezet was. V. Wat betekent her zeggen, het is u hard, de verfenen to- gen de prikkels to flaan? Hand. IX. S. Z. Dit betekent , dat men door al het tegenflreeven meer finert lydt : want, als een onwillige Os agter uit floeg, gingen de fcherpe prikkels des to dieper in zyne hielen. V. Wat leerde de Heere Jezus met to zeggen : myn juk is zagt ? Matth. XI. 30. Z. Hy leerde daardoor, dat zyn Evangelic gemaklyker was, dan de eigen In1ellingen der Jooden. V. Leerde by dat door die Ipreuk ? Z. la: want zy ziet op den disfel of het dwarsfluk, dat men de trekkende Dieren aan den hals hegtte; het keen zwaar was, zo bet van }'zer, maar ligt als bet van hour, was gemaakt. V. 't Is good voor een man , zegt JEREMIAS (Klaagl. III. 27.) dat by hot juk in zyne jeugd draagt ? Z. Dit betekent, dat, gelyk een jonge Os in zyne jeugd bet flerklle is tot het jukdraagen, en 'er zich dan 't ligtst aan gewend, do Kinders zich ook in jonge jaaren best fchikken tot ehoorzaamheid. 17.' Hoe kon do wind bet kaf uft het koorn heenen dryven? .Pf: I. 4. lob. XXI. 18. Z. Zeer ligt : want men wande in het Oosten niet in cone fchuur, maar in de open lucht des daags, om dat men, ten tyde des oogsts, 's nagts, geen wind hadt. V. Hadt men daar ook eene Wan, gelyk de onze? Luc. M. 17. Z. Neen, maar men gebruiktc eene fchop of ichoffel, en wierp daarmede hot uitgedorschte Graan in do hoogte tegen den wind in, die or dan her kaf uitdrcef. V. Maar wie zaait ooit by ons op /leenen . gelyk JESUS dat getuigt van eenen Oosterfchen Landman? Matth. XIII. 20, 22. Z. Dit kon, onweetend, in Kanaan llgt gebeuren, alwaar de rotzen veelal fchuilden onder eene dunne Lag van aar.!e. V. Maar CESCHENlr VOOI DE JEUGD. 221 V. Maar by zaaide ook ondcr de doornen , voegt 'er de Hei- land by, en was dat wys ? Z. Uit de -land, zelfs van eenen bedreeven zaaier, konden wel eenige korrels , onder her werpen, in of onder de Door- nen of de Doornhegge vallen, waarmede de Akker omzet was. V. \Vie hoorde ooit van een fluk Lands, veel min eene af- gebrooken Stad , met tout to bezaaien ? Richt. IX. 45. Z. Een maatig gedeelte van Zout maakt een Land goed, gelyk JESUS heeft aangemerkt, Luc. XIV. 34 , 35. V. Maar niet den grond eener Stad? Z. ABIMELECH gebruikte veel Zouts, om den grond te be- derven, dat is, om then zodanig to Inesten, dat alles in de hoogte zou opfchieten, en geene vrugt geeven. V. Waarom verwonderde men zich over Onkruid onder de Tarw? Matth. XIII. 27. Dat vindt men immers overal? Z. Dat Onkruid was niet bet gewoone ; maar eerie andere foort, Dolyk geheeten, her geen niet overal groeit, doch zeer kwaad was, om dat her eene bedwelmende l;ragt bezit. V. War moet men door lofliedekens, (Richt. IX. 27.) of door de vreugd, meer dan ter tyd, als lraar koorn en haare most verme- nigvuldigd zyn, (Pj: IV. 8.) verflaan? Z. Lofliedekens of blyde gezangen zong men in her Oosten by her inzamelen van den Wyn , en men bedreef ook allerlei vreugde in den Graanoogst. ref. IX. 2. IDe lYildeman, naar het Fransch van den Heer MERCIER. Met Plaa- ten. Te Amflerdam, by J. de Jongh, 1785. 320 bl. in 8vo. s de mensch door de befchaafdheid gelukkiger, dat is, over- eenkomftiger aan zyne beflemming, geworden, dan niet? is eene vraag, die aan eene zeer verfchillende oplosfng onder- worpen is. De Natuurflaat van den mensch heeft zwaarighe. den, en de uiterfle Belchaafdheid is eerie niet min vruchtbaare moeder van dezelve. De Schryver van Vernuft kale, naar maa- te by zyn beftek genomen heeft, den mensch in zynen oorfpron_ gelyken toef'and volftrekt gelukkig, of cen der rampzaliglte wezens van deezen aardbodem maaken. De bevallige Schry- ver MERCIER Ichynt in bet flukje, dat thins vertaald onzen Landgenooten aangebooden words, een proef genomen to heb- ben om midden door to gaan ; zyne fchryfwyze is bekoor- lyk; zyne voorftelling leevendig, maar zyne Wildeman, on- zes achtens, to groot een Wysgeer. Wederfpraken de Reis_ befchryvers , getuigen in dit opzigt meer dan den Roman- fchryver to vertrouwen, in bet algemeen zyne voorfellingen niet, wy zouden ons zeer verheugen in den oorfpronglyk zo voortreflyken ftaat van den niensch. Maar her geval van zy. nen Wilderian is zo allerbyzonderst, dat zulke individua maar wei- 222 DL WILDEMAN. weinig kunnen gegeeven worden; en hoe gereed is de mensch on) van bet cen tot her ander to befluiten. Zidzem en Zaka verkeeren in bykans onmogelyke omftandigheden , want om dir , (,elyk de Inleiding eenigzins fchynt aan to duiden) voor lets op de waarheid gegrond, aan to neetnen,gaat niet aan. Met dat alles is dir gefchrift uitlokkend , en kan den Leezer ten mintlen toonen, hoe de Mensch by mogelykheid zou kun- ren zyn. Om iets van den Inhoud to zeggen : Zidzem en Zaka zyn Kinderen van Azeb , een Amerikaaniche Vorst, door de Spanjaarden uit zyne Heerfchappy verdreeven, en, met de twee genn,emden , in hunne onnozelfi:e kindschheid gevlucht. Zidzem en Z.tka vocdt hy, van alfe menfchen afgefcheiden, op, in eene p:aats door rotzen omringd, en laat hun geheel aan de Natuur Over. Zidzem verlieft door den tyd op Zaka, en krygen cen Dochtertje. De geest van Zidzem vcrheft zich allengskens tot zyncn Schepper: zyne Zaka met hem van hunne verblyfplaats verwydcrende, vinden zy zekeren Lodever, een l ngelschman, in cencii allerdeerlykfleu wetland ; door mede'.yden genoopt, herbcrzen zy hem, deeze geeft hun kennis aan do be- feh,iafder Zeien tier Europeaanen, aan de waarde van bet Goud, en duet hun yvervuur ontbranden, om die plaatzen to befchouwen. Het hart van Zidzem krygt kennis aan eerzucht, en daar by de toegenegenheid van Lodever en Zaka jegens el- kander belpeurt, ontvlamt zyne minyver. 47eb ontydig en on. verhoeds gefforven zynde, verlaaten zy hunne rotzen in eene vaartuig , dat zy met behulp, en naar 't ontwerp, van Lodever zamcngeflcld haddeu. Lodever hadt vruchteloos gepoegd, om Zaka's Liefde van Zidzean zodanig of to trekken, dat zy de hoogfle gunst cener Vrouwe aan niemand anders dan aan Z`dze,n wilde toefiaan; daarom bedient by zich, naadat zy een:'gen tyd gevaaren hidden, van den flaap van Zaka, oni zich van Zidze.n, die met zyn Dochtertje in zyne armen zit, door con onverwachte overhelling van bet Vaartuig to ontflaan, dat ook gelukt. Zidzem; fchiet met zyn kind uit hot Scheepje; doch ontkomt met haar her leevensgevaar, in eene onvruchtbaare woesteny. Zyn Dochtertje flerft van gebrek. fly vindt ein_ dclyk con flam Wilden, waaronder by eenigen tyd verkeert, doch door do redding van eene Portugeefche maagd , die op her punt flondt otn aan de Godheid van dies VolksIlam opge- offerd to worden, verlaat by met haar dat Volk, en onder eene ander met haar gekomen zynde, treft by daar een Jefuit aan, die hem in de gronden van den Chrisilykcn Godsdienst onderwyst; en door wien by naderhand gelegenheid vindt om zyne Zaka, die den naam van Marianne aangenomen had, en in eeo klooster geraakt was, om haare, onweetend bedreeven, bloedichande to boeten, to fpreeken. By haar, door dweep- araaigc gevoelens verblind, waren zyne minzaame en ernflig- ft-~ vc:toogen to vergeefsch; en merkelyk bcnaadeeld door cell DL WILDEMAN. 223 peen Bisfchop,fleekt by over na Engeland,doorreist Europa, en kiest, na die reis, in bet Zuidergedc_elte van lerland zyne woon- plaats, waar by in afzondering zyne dagen aan de Letteroete- ning;en toewydr. De geheele Roman is doorzaaid met meesterlyke trekken omtrent bet menscblyk hart. Leven en Charafler van Dr. Matthias Theophilus Spitsbaard. Uit het Hoogdu:tsch. Te Amffeldatn, by H. Gartman en J. de Jongh , 1786. In 8vo. 377 bladz. Deeze Roman is een Satyre op de Ideaalkramers, gelyk de Schryver ze noemt, dat is de zulken, die in bet fluk der op, voediug zich met denkbeeldige dingen ophouden , die alleen- ly.k by denkbeeldige Kinderen in cen denkbeeldige Maatfchap- py zouden kunnen gebezigd worden. Uit d:t oogpunt befchouwd , verdient deeze Roman haaren ]of , to meer, daar zy over bet geheel niet onvernuftig gefchreven is, fchoon bet vernuft, dat in dezelve doorflraalt, joist altyd niet van bet fynfle foort is , en 'er veele Platte en lompe uitdrukkingen en plaatzen in voor- komen, die cen man van een kiefchen finaak ilooten moeten. Ook Ichynt de Schryver zyne hekelzucht niet flegts bepaald to hebben tot die winderige Enthufiasten, die, gelyk by zich uit- drukt , hun neus naar de maan verheffen , en met hun voeten in de klef der aarde blyven fleeken, maar zelfs den kundigen Bafedow , en andere foortgelyke Schryvers, to hebben willen gis- pen , daar ondertusfchen de Schriften van deeze mannen zeer veel goeds behelzen , daar wy ook in ons Land , waar bet School- weezen over bet geheel 'er nog zeer flegt uitziet , en cene hoog- nodige verbetering in veele opzichten vereischt, een zeer nut- tig gebruik van kunnen maaken, gelyk wy zelf's de heilzaama uitwerkzels hiervan, zo wel in de huizelyke opvoeding van kun- dige Ouders , die hun grootfie vermaak vinden in de ontwikke- ling en aankweeking van de zedelyke en verflandelyke vermo- gens hunner Kinderen, als in die weinige Schoolen, waar men zich van deeze Schriften bedient, met zeer veel genoegen be- ipeurd hebben, en daar het by ons een uitgemaakre zaak is, dat eene verlichte opvoediug de eenige weg is om een beter nageflagt aan to kweeken , dat gefchikt is , om dit, zo laag ge- zonken Gemeenebest, voor een volkomen ondergang to hehoe- den , nit bet flof op to beuren, en , ware bet mogelyk, tot zy- nen ouden luister en grootheid weder re verheffen. Too- 224 TOONHEL-AANTEXENTNGEN. Tooneel-.lantekeningen, vervat in een omflandigen Brief, aan den Schryver van hot leven van JAN PUNT, geplaatst in het Leven van eenige beroemde Nederlandfche Mannen en Women, dienende ter ophelderinge van verfcheide zaaken daarin vervat, en waarin des Schryvers nistastingen, zoo wel ten opzichte van gemelden PUNT, als in vele andere, in zyn werk voorkomende, op het duidelykfle en naar waarheid vorden aangetoond; door M. CORVER, thans rustend Tooneelfpeler. Te Leyden, by Corne- lis Heyligert, 1786. in gr. octavo , 2o6 bladz. pier Zanaen fpraakcn , nopens de Aanmerkingen van den rustenden Tooneelfpeler a1. CORVER, op het Leven van JAN PUNT; geplaatst in de Levens van beroemde Nederlandlche Mannen en Vrou- wen. To 4vnflerdam, by P. Conradi, en to Harlingen, by V. van der Plaats J786. In gr. Octavo 37. bladz. By de melding der hier bovengenoemde Levensbefchryving van 7'an Punt, hebben we reeds to kennen gegeeven, dat derzelverOpfleller zig, naar ons oordeel, wat al to flerk uitlict over andere Tooneellpeelers, en byzonderheden raakende den Amflerdamfchen Schouwburg (*); 't welk by to cerder gevoc- gelyk agterwege had konnen laaten , daar hy, buiten dat, t'over gelegenheid had, om Punt in een treffend licht to plaat- zen. Ware dit vermyd geweest, veelligt zou M. Corver tegen die Levensbefchryving niet opgekomen zyn; nadien hot ,uit den inhoud van zyn Brief, genoegzaam blykt, dat by ten hoogfle ge- belgd is, over eenige aanmerkingen, die zyn Perfoon en zom. migen zyner Tydgenooten betreffen;en dat zulks de grooredryf- veer van zyn fchryven geweest is. - \Vat bier van zy, zyn Brief behelst verfcheiden berigten, die ons nog al etlyke hyzon- derheden van 't voorige Amfterdamfche Tooneel leeren kennen; en zo ook hier en daar eenigen , die tot den levensloop van Punt behooren; duch weezenlyke misvattingen in de Levensbe- fchryving, dezelve uit dat gezigtspunt, waar in ze baarblyklyk gefchreeven is, befchouwende, vinden wy 'er niet byzonder in aangeweezen. En de Opfteller der Vier Zanaenfpraaken, welke dit onderwerp meerendeels raillant behandelt, toont in verfchei- den opzigten , dat Corver veelal hot Stuk niec in deszelfs rechte licht befchouwd heeft ; en meermaals, terwyl by den Levens- befchryver berispt, juist zoodanige berigten verleent, die veel- eer ftrekken , om hot vcrhaalde to bevestigen , dan to verzwakken. (*) Zic Alg. ['ad. Letteroef. ILde I)ccl, bl. 75. Iforte Schets van een Latyn fiche Grammatica , gefchikt om de eug d de eerie gronden der taal, op con gemaklyke en redelyke wyze to leeren. .14eestal nit vosstns, sciopPJx Grammatica Philoib- phica en de SANCTt1 Minerva door PERIZONIUS geillustreert, zaa- oneaa getrokken. To Groningen, by A. Groenewolt en J. Oon:- kens 1785. In oaavo 66 bladz. EenC geregelde handleiding, waarvan men zie, by hot gebruik der gcwoone Schoolboeken, tot ccne herhaalende oefining der Jcugd, met vrugt kan bedienen. N I E U W EA L G E M E E N E VAD ER LAND SC HE LETTER. OEEENINOEN. De Bybel verdeedigo-d, door Y. VAN HAn7ELSVELD. Vde Deel. Te llmflerdam, by J. Allart, 1785. Behalven de Voorreden, 385 bladz. in gr. octavo. Vp de befchouwing der Wonderwerken in 't algemeen, waer mede bet vierde Deel beflooten werd, volgt in dit vyfde ene overweging van de Wonderwerken zelven, die ons in de Bybelbladen verhaeld worden. De Hoogleeraer van Hamelsveld vangt aen met de befchouwing van de Schepping der Wereld , als bet eerfte onmiddellyk werk van God, en doorloopt verder de Gefchiedverhalen van Wonderwerken in de Schriften des Ouden Verbonds acne, getekend. Hierby komen voorts in opmerking de Won- derdaden van Jezus Christus, naer luid der Euangelifche berichten, geduurende zyne omwandeling op aerde tot op zynen dood; ter welker gelegenheid ook de wonderen , by en op zynen dood voorgevallen, in overweging genomen worden; blyvende zyne Opftanding, Hemelvaerd, mitsga- ders de wonderen door de handen zyner Apostelen ged wrogt, ter nadere befchouwinge in bet zesde Deel uitge. field. Zyn Eerwaerde gaet hier in de voornaemfte tegen- hedenkingen van het Ongeloof oordeelkundig tegen, en verleent ons tevens ene duidelyke opheldering veler by$ zonderheden, tot die onderwerpen betrekkelyk. Zie hier zyne gedachten wegens bet wonderdadige Manna , waer• mede God Israel in de woestyn fpyzigde. „ Hy gaf hun , zegt by , bet Manna, bet welk zich daaglyks met den daauw vertoonde en verzameld werd , en bet gebrek van brood , geduurende den veertigjaarigen togs , vervulde. Exod. XVI. 4 , 5 , x3-36. vergel. Num. XI. 7-9. De naam word daarvan afgeleid , om dat de Israeliten , bet zelve vindende , en nict weten. de wet bet was, tot elkander zeiden (Man houl) het Is Mani (*) Ook bier hebben de vyanden der Openbaring eenen Anderen vertaalen bet vraagenderwyze: that is dit? of; I. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 6. Q Is S26 Y. VAN I3ADIELSVELD eenen aanval gewwwaagd op de gefchiedenis van Mofcs. Zy hebben gezegd dat dit Manna der Hebreen , bet gewoone Manna zynde, door de Israeliten op hunne Reizen ge- vonden , terfond echter door Moles voor eene wonderdaa- dige fpyze zal uitgegeven, en aaarvan een grooten ophef gemaakt zyn (t). Terwyl anderen, hoewel op dezelfde onderflelling bouwende, gefpot hebben, dat bet buikzui- verend Manna eene flegte fpyze geweest is voor de Is- raeliten, ja geheel geene fpyze, om iemand to voeden; waarom zy liever het geheele Wonderwerk ontkennen (§)." Zyn IIoogeerwaerde meld, dat zommige Uitleggers van die natuurlvke ondcrflelling niet geheel vrdemd zyn, hou- dende dit Manna der Israeliten, voor die foort van tira- bifc~he Manna, welke Teringabin of Terend fchabin he-et; zynde een honigachtig flap, bet welk uit ene zekere plant of iiruik uitfypelt, en als ene foort van gom flremt (*). Dan dat ze tevens opmerken, hoe 'er in de bykomende omftandigheden echter meet dan ene buitengemene en won• derbare byzonderheid placts heeft. Wyders getoond heb- bende, hoe men, dit deukbeeld aengenomen zynde, •de tegenwerping van 't Ongeloof nogtans bondig kan tegen- gaen , zo dat 'er voor 't Ongeloof Been uitvlugt overbly. VC ; betuigt by voorts , dat by, alles wel overwoogen bebbende, die onderflelling, dat bet Manna der Israeli- ten bet gewoone Manna geweest zou zyn, niet aen kan semen; waervan by de volgende reden geeft. „ Voor cerst, al wat men van de overeenkomst van bet ,gewonn Manna, met ce befchryving van Mofcs bybrengt, levert ten hoogllen flechts een bewys uit, dat 'er in bet iiitwendige, en in fommige hoed anigheden, cenige over- eenkonist plants had , terwyl ondertusfchen in de daad in het wezenlyke groot onderfcheid gevonden werd. Ten tweeden, wanneer ik de getuigenisfen, nopens bet eeten van Manna, naauwkeurig overweeg, vied ik niet, dat bet als Is bet Manna? Zie P. JANKI disf. de vast. Manna in Collect. Opusc. OELRICHS, Tony. 11. P. III. p. 399- (1) TH. BROWN, in Rel. Med. Sect. 17. P. rig. CHARLES BLOUNT, Oracles of Rcafon , p. 7. (§) La Bible enfin expliquee, pag. I33. } MICrIAELis, HEZEL, enz. vergel. byzol:der FABER , in Hist. Manna inter Hebreen. DE BYBEL VERDEEDIOD. -27 As eene eigenlyke fpyze, maar alleen als toefpyze gebruikt word , men eet bet by de fpyze in plaats van zuiker, men gebruikt bet als kaas. Doch a1s men nu bet gebruik, bet welk de Israeliten van hun Manna maakten , daar mode vergelykt, blyft 'er dan wel zo veel overeenkomst ? Ten derden, laat ons eens zien, wat Mo/es van bet Manna der Israeliten getuigt. Wanneer bet Manna bet cerst viel zo zeggen de Israeliten Man hou. indien men deeze woorden vraagswyze neemt tvat is dit? dan zal de vraag reeds to kennen geven , dat de Israeliten niet wisten wat bet was ? I'1aar is dit gelooflyk, indien bet gewoon Manna was, hee geen hun niet onbekend kon zyn, als zynde in Egypten en de nabuurige Gewesten overvioedig? Neemt men de woorden ttelligerwyze: Het is plan! of twyfelachtig, is bet Man ? dan word 'er wel verhaald , dat de Israeliten bet, op bet eerfte voorkomen , gehouden hebben your bet hun bekende Manna, maar zy wisten echter niet wat bet was, zegt Mofes uitdruklvk Exod. XVI. 15, en Mofes onderricht hun, dat dit bet brood was, bet welk hun de Heere gegeeven had. Het Manna der Hebreen, met den daauw vallende, verfmelt als cte Zonne beet werd, zo dat men bet elken morgen moest verzameien. Het gewoone Manna word ook wel 's morgens voor Zon- ne opgang verzameld, en van de bladen op een doek ge- fchud, en is dan bet beste Manna; en als bet 's morgens vroeg niet afgefchud word , en dat 'er een heete dab komt, dan ftnelt bet van de Zon, dock bet verderftdaar- om niet, maar hoopt zich al meer en meer op de bladen, go dat zy hoe ]anger hoe dikker worden. Om nu ook dit Manna to krygen , brengt men zo veele bladen naar huis als men wil, of voortbrengen kan, werpt dezelve in bet water, of wel in kookend water, ca verzamelt zo hct Manna, bet welk als oly boven op bet water dryft (*). Het Manna der Hebreen, tot 's anderen daags bewaard wordende, vervuilde en werd flinkende en vol wurmen , terwyl dat, bet welk voor den Sabbath verzameld werd, goed bleef, gelyk ook dat, bet welk ter ged~chtenisfe in een gouden kruik bewaard moest worden. Hier verandert geheel de natuur van bet gewoone Manna, bet welk lang goed blyft, en bewaard, ja overal been verzonden word. Is bet Manna der Hebreen bet gewoone Manna , dan is (*~ NIEBUHR, Befchr, van A vie, bl. 98. 2 223 Y. VAN ITAA1ELSVELD is bier een `Vonderwerk , bet welk men niet zoude verwagten, van bet welk men geene reden kan opgeven. Men is geneigd, om bet getal der Wonderwerken to ver- minderen , en ondertusfchen bier vermeerderen dezelve vol- gens deeze onderflelliug. - - Het Manna van Mofcs valt zes dagen , en op den zevenden valt bet Diet: op denzelvcn ,leas bet niet, Exod. XVI. 26. en zy, die uit- gingen op den zevenden (lag, vonden bet niet. By bet ge- wootl Manna word dit onderfcheid der dagen geenszins opgemerkt. Het Manna der Israeliten viel geduurig en be(lendig, geduurende 40 jaaren der reizen van de Is- raeliten in de woestyne, en by hunne komst in Canaan hield bet op, 7of. V. 1o-12, om dat zy van bet koorn des Lands aten. Het gewoone Manna heeft zyne gezette tyden , op welke bet verzameld word, en word nog he. den verzameld. Indien de Israeliten bet alleen als eene toefpyze hebben gebruikt, waar by zy meet mengden , waarom houd bet op , na dat zy van bet koorn des Lands gegeeten hebben ? Ilet Manna der Hebreen was als Corianderzaad, en werd door de Israeliten met molens gemaalen of in morrieren gellooten, enz. Num. XI. 7, 3. Dit past op 't gewoon Manna zeker nict. filet is waar, daar is cen flech't foort van Manna,wanneer de bladen der Iiruik met bet Manna door malkanderen ge(looten wor- den, gelyk NIEBUITR ons bericht, maar dit is niet bet zui- ver Manna, bet welk, voor dat bet door fmelten verdikt is, verzameld word; en echter verzamelden de Israeliten dus hull Man , voor dat de Zon beet wer,i. Uit dit alies befluiten wy, dat bet Manna der Hebreen niets dan den naam, en mjsfchien eenige uitwendige omflandig- heid of gedaante met ]let gewoone Manna gemeen gehad heeft , geivk dan ook Motes bet een brood noemt, bet welk de I-Jeer bun gegeven heeft, vergel. Deut. VIII. 3. en XXIX. 6. en de pfalwdichter Ps. LXXVIII. 24, 25. Hornets koorn en bet brood der mcgtigen, teerkost tot ver- zadinge, Ps. CV. 40. Fn NEIIEaI1A 1X. 15- Brood uit den hhemel voor hunnen honger, vergel. `bola. VI. 3 r. (*). --- Volgends deeze gedachte, vervalt dan de eer(Ice Tezenwerping , dat bier geen Wonder zou hebben plaats gehad , en ook alle die laffe fpotternyen , welke men daar- uit afield, dat bet gewoon Manna geene fpyze is, ge. fchikt, ( ) Vergelyk LILTENTrIAL, IXde Deel, bl. 181. volgg. ook Is met ons van dezelfde gedacbte DATr1E, in pentat, p. 283 DE BYBEL VERDEEDIGD. 429 fchikt, om 's menfchen leven geduurende cenen langen tyd to voeden. Het is zo, dat de murmureerende Israeliten bet Manna eene ligte, eene flechte fpyze noemen. Num. XXI. 5. maar hunne ziele was verdrietig op deezen weg, en wie kan eenige acht geven op de taal van verdrietige en murmurcerende lieden? Dat eindelyk s. PARVISH zegt, (*) dat bet Wonder in zich zelve onmogelyk en onwaarfchynlyk is, word door hem zonder eenig' bewys ter neder gelleld. Zoude niet die God , die het gewoon Manna voortbrengt, op eene voor ons onnagaanbaare wy- ze , dit wonder- Manna hebben kunnen voorbrengen ?" (*) Inquiry into the fewis and Christ. Revelat. p. 29, 32. Korte handleiding tot vet:land der hoorbeeldige, Zinne. beeldige, en Profeetifche Godgeleerdheid, door T. KLINK- JJAMER, Pz. Predikant to Wormerveer. Te flmflerdam by A. J. van Toll 1785. liehalven de hooorreden 2Io bladz. in gr. octavo. jn de Voorreden, voor dit Cefchrift geplaetst, klaegt de 1Eerwaerde Klinkhamer vry flerk over het verval van de beoefening der voorbeeldige, zinnebeeldige en profeetifche Godgeleerdheid; dan 't flrekt hem tot een innerlyk genoc. gen, dat 'er echter nog bier en daer die en dezen gevon. den worden, welken 'er lust in hebben; byzonder, dat zyne Wormerveerfche Getneente daerin een welgevallen heeft. Zulks heeft hem genoopt deze korte handleiding op to flellen , om den zodanigen dienst to doen , en te- vens, ware 't mogelyk, de zucht voor deze oefening op to wakkeren. I)ezelve ontvouwt dit onderwerp, by ma- nier van vragen en antwoorden; als zynde die behande- ling best gefchikt voor een onderwysboek, zo 'er zich bier of daer een leergraeg Jongelingfchap opdced , dat be. gerig was om hicrin onderricht to worden, gelyk zyn Eer- waerde, in zyne Gemeente, hoopende to gemoet ziet. -- Men kan, fchoon men met een grout gedeelte van dit on- derwerp, en vooral met bet wyd uitgetlrekte voorbeeldige profetifche, niet veel op hebbe, bet zyn Ecrwaerden flier ten kwade duiden , dat by ene by hem- hnoggefchatte oe- fening, naer zyn vermogen,voorftae. 's Mans ontvouwing dezer leerwyze in dit Gelchrift is zeer wel geregeld, en juist gefchikt i:aer zyn hednelde; zo dat bet, naer die 3 denl.- ego J. KLINKHAMER denkwyze, den zodanigen gevallig moete zyn; en tevena kunne dienen, oth ook anderen, die lust hebben, om het zelve na to fpooreu , het regelmatige beloop dier leerwyze nader to doen lf:eren kennen. Overeeukomfl:ig met de opgemelde drieledige benoemingder Godgeleerdheid, dus onderlcheidenlyk befchouwd, is de hoofdverdeeling van dit Gefchrift mede drieledig. I-let eerfle gedeelte gaet over de Profetifchc hoorbecldige God- geleerdheid, dat is, de kennis, verklaarin~o- en betoogirag van de Gefc/tiedeniijen en Plegtigheden, die, voor en na de Sinciitifclie Ihetgeving , Schilderyen waren van den Mesfias en zyn genaderyk, onder de Euangelie- huisltouding op to richten. Hiertoe behooren des en Historifche en Ce_ renzoniile voorbeelden. De Historifche zyn, de gefchiede- nis der Scheppinge; de lotgevallen der Waereld, voor, in en na den Zondvloed, tot op de Wetgeving op Sinai; en van dien tyd tot op de komst van , en volkomen ge- noegdoening door, den Mesfias. En de Ceremoniele zyn, de heilige plaetfen, heilige perfoonen, heilige zaken, en laetstlyk heilige tyden. Zyn Eerwaerde dit alles doorloo- pen, en de betekenis der merkwaerdigfle voorbeelden aen- gewezen hebbende, gaet daer op over tot het ontvouwen der Ziiaaebeeldige God geleerdheid , welke in dezer voege omfchreeven word. Zy is cene kcnnais en betoog van de af- beeldfels , die van natuurlyke zaken en werkzaamheden zoo uitgedrukt zyn, dai ivy, zelfs op Iaet aanfclaouwcn Bier na- tuurlNke zaken en werkzaamheden, onderwezen en opge- fpoord worden, ow de Godlyke zaken en werkzaamheden, die in dezclve, als in tafercelen, zyn cafgefchetst, to zien, to erkcranen, en tot ecn zedelyk gebruih over to brengen. Doze Zinnebeelden zyn aen to merken, als natuurlyke, huishoudelyke , fiaetkundige en wwerktuiglyke Zinnebeel- den , in welke rangfchikking de Eerwaerde Klinkhamer derzelver betekenis onderlcheidenlyk opheldert. Ten laet- fle komt de Leeraer tot het ontvouwen der} Profetifche Coda eleerdheid; beflaende in cea kennis en betoging der zaken, die God, of door zicla zelven, of door zyiae Profee. ten , aangaande de lotgevallen der TW'ereld en der Kerke , tot oe~enin 0' van oar ,g'eloof en godsvrugt , voorzegt, en, na allc do oml7andiglacden der zaken , plaatfcra en tydcra , door de uitkomst zehvc he O vervuld, era voortgaat to verrullen , tot aan de voitooiflag7' aller dingen. In de verdere verkla- ring hiervan bepaelt zyn Eerwaerde zich, tot de voorfpel- lingen, die hare betrekking hebben op de Euangelifche huis- KORTE HANDLEIDING. agt huishouding, die daerin gebeurd zyn, en nog gefchieden zullen; welken by verhandelt naer de bekende volgreeks der zeven Euangelie- tydkringen; waervau wy thans den zesden beleven, in 't vooruitzicht der volkomen uitrooijine ge van den Antichrist, met bet afloopen van dit tydperk; doch welke uitrooijing geen (land zal grypen, dan na ene voorafgaende niettwe verdrukking der Kerke, zo als zyn Eerwaerde uit de Profetien deswegens opmaekt. Het Room- fche en Turkfcbe Hof, naemlyk, zal zich verenigen te- gen de ware Kerk, om haer to onderdrukken; maer diee verenigde magten zullen eerlang tweedrachtig en vernield worden; wacr op de Kerk, hare vyandeu gedempt zynde, in den flaet van heerlyjtheid zal verfchynen. En zie bier, hoe deze tydkringen reeds aangeduid zyn, door bet Profetisch voorbeeldige in en met den Zondvloed , dat ons een opmerkzaem ftael van dit Profetisch voorbeel- dige aen de hand geeft. V. Zijn door de Profeetifche voorbeelden, alleen perfoo- nen, of zaken en tijden afgebeeld? A. Dat men in de Profeetifche voorbeelden, wanneer men in aanmerking neenit den tijd, in welken die voor. beelden verfchenen zijn, een hijzonder opzicht moet er- kennen tot de byzondere tydkringen van bet N. Test. , ge. loof ik zeker. V. Op wat wijs zoudt gij dit aantoonen? A. Op deze; toen Abel, bet Profeetisch voorbeeld vats Christus, door zijn broeder was gedood, wierd Seth, als cen tinder zaad gezer, welke God met een fterk geloof aankleefde, en this als eon Profeetisch voorbeeld is van bet heilig zaad , dat na Christus dood , in de moederkerk, dal is de Joodfche Kerk, zou gebooren worden, die daai- om ook den naarn van Kinderen Seths draagen, Num. XXIV. 17. V. Wet, erkent gij dan ook een Prophcetisch voorbeel. dige betekenis tusfchen de heilige en onheilige geflacht- linie? A. Zonder twijfel , en wet dus, dat de onheilige, die ttit Kain was, de vleefchelijke menfchen, maar de heilige, die utt Seth gebooren was, de geloovigen, die uit die moederkerk zouden voortkomen, hebbe afgebeeld. V. Het verderf dan der heilige linie zal ook zijne Pro- pheetifche voorbeeldige beduidenis hebben? A. Ja 1 en bier door is geleerd die verdorvenheid , die, door ten zeer onvoorzichtige navolging van leer en zeden, uit 0 1 hct '-32 J. KLINKHAMER, KORTE HANDLLIDING. bet Joodendom en Heidendom overgenoomen , eens de Kerk ingevoerd, den grondflag zoude leggen van den tiiroon des Antichrists. V. Ligt hier dan oak iets bijzonders in, dat, juist in lien tijd, de opneeming van Enoch gefchiedde? A. Zeker ja ! dit gefchiedde ten voorfchetze, dat Mes- fias Hemelvaart, in then tijd, wanner men een croon op aarde zoude tragten op to richten, moest verdeedigd wor- den tegen zulke , die zijne tegenwoordigheid op aarde zou- den voorftaan en verdedigen. V. Indien gij deze tijdorde in acht neemt, dan moet de tijd, waar in Noach predikte, en die op Enoch gevolgd is, ook ecne Profeetisch voorbeeldige beduidenis hebben? A. Dit meen ik ook to moeten vastftellen, en wet dus, dat daar Noach de menfchen beftrafte, en hen tot bekee= ring nodigde, hier door geleerd is, dat Christus am de Roomlclie Kerk nog eerrigen tijd ter bekeeringe zoude too. ftaan , na welken, zoo zy hardnekkig bleef, zy zoude worden omgebragt. V. 1-Ioudt gy dan de gefchiedenis van den Zondvloed ook voor een Profeetisch voorbeeld ? A. Dat doe 1k, om dat Christus zutks doer, Matth. XXIV. 37-41. en dus, gelijk de eerile wereld hardnek- kig bleef, en eindelijk wierd omgebragt; zoo zal die vat- fche Kerk nog eens geheel worden verdelgd, en als cell molenfteen vallen in bet hart van de zee; waarna de Kerk; als het tegenbeeld der Arke, in de bezitting der aarde zat warden ge(leld." Men belchouwe deze voor(lellingen, niet flechts its fpe- culatief of problematiek, niet als zinfpelende befpiegclin- gen, noch als jets dat bedenkelyk is; maar als iets, dat de 1 erwaerde Klinkhamer zeker gelooft, zonder twyfel er- kent , en meent to moeten vast1tellen : en oordeele dan over bet nut en de bondigheid van die foort van wyduit geftrekte Profetifehe voorbeeklige Godgeleerdheid. Een R. A. TEN BRINK, OVER PSALM 143• 2J3 Een Gelovige, #rijdende in het Gebed tegen zijne yijan. den, die hem vervolgen en benatiwen. Of eene verklaa- ring over Ps. 143. Door deta Wel-Eerw. zeer Gel. en vu zaligen (leer R. A. TEN BRINK, laatst gelieft en ge- trouw Leeraar der Hervormde Gemeente to zimfteldam. Uitgegeven met eene Opdragt en /7oorrede door den lyel- Eerw. zeer Gel. Heer CHR. MOLTZGR, Bedienaar des Godlijken i7oords to Montfoort. Tweede Deel. Te Utrecht, bij A. van Paddenburg, 1755. Behalven bet hoorwerk, 304 Had-,. in gr. octavo. Op de aenmoediging van een Christen tot den ftryd , of ene verklaring van Eph. VI. 1o-1y, in 't eerlle Deel voor- gefteld , volgt in dit tweede ene leerzame en opcvekkende ort- vouwing van hot voorbeeld van een Gelovigen, ftrydende in het Gebed, of ene verklaring van Ps. CXLIII. De Eer- waerde ten Brink behandelt dit onderwerp op ene foortge- lyke wyze als bet voorige; en daer wy, by de melding van het zelve (*), bet beloop van 's Apostels voorftel , over de wapenrusting, Eph. V. 14-17, naer des Leeraers ontleding, medegedeeld hebben, zal 't uiet oneigen zyn, ter dezer ge- legenheid , den Lezer onder 't oog to brengen , hoe zyn Eerwaerde den inhoud van den CXLI[lften Pfalm ontleed, „ Wij vinden, zegt by, in deezen Pfalm, twee byzon- dere fmeekbeden, A. De eerJle in de 6 cerfte Verfen, B. De tweede in de 6 laatfte. A. Wat de eerie betreft , daar laat de Spreeker X. Voorafgaan eene nadrukkelijke bede tot den groo. ten Hoorder des Gebeds, om een gunftig gehoor van zijn Gebed en fmeekingen, aangedronger. nit kragt van Gods Getrouwigheid en Rechtveerdigheid, vs. i. :). Daarop volgt de Smeekbeede zelfs, die de Spree - ker kragtig aandringt, vs. a-6. a. De fmeekbeede zelfs beftaat in eene afbiddinge van de geftrengheid van Gods gerichte, waarvoor geen vleesch in eene eigene gerechtigheid beftaan kan , vs. a. ls, En dit dringt hij aan. a. Deels door een vertoog van de bittere vervol- gingen en naare beftrijdingen van den vijand zijner ziele, w aac ('1) Zie jig. Vad~ Letteroef. VII. Deel, bl. 51, 134 R. A. TEN BRINK waardoor hij van droefheid overitelpt was, en niet dart fchrik van rontomme ondervond, vs. 3, 4. b. Deels door een vertoog van zijn betamelijk ge- drag, in deze bange worftelingen, en zijn hijgend verlan. gen, dat de Heere bet ligt van zijn aangezigte over hem verheflen mogte, vs. 5, 6: daar hij i. Voor eerst aantoont, hoe hij zich de vorige dagen herinnert had, en zich bezig gehouden in de over- denkingen van Gods grootmagtige daden , en in 't bijzonder van alle die weegen , die de Heere met, zijne kinderen, tot eindens Hem heerlijk, inflaat, en hoe t zijn ernstig voor- neemen was , om in Gods grote werken nog dieper in to zien, bijzonder zo als de Heere in alles zijn einde bereikt, en dan ook tot lof van God daarvan to fpreeken , vs. 5. Waarop hij nader toont , hoe hij zich, in ernttige gebeeden, tot den Heere om hulpe begeeven had- de , en thans zijne ziele, als een dor en doritig land na den frisfen reegen verlangt, zoo ook na de blijken van de God- lijl:e gunst dorftede, vs. 6. Hij befluit dit met bet woord Selah, bier zo veel als een flotwoord, zijnee eene gebrui. kelijke verpoozing, wanneer eenige merkwaardige en ge- wigtige ftofle was afgedaan, om 'er met diepe opmerkinge bij fail to ftaan. B. Wat de tweede fmeekbede betreft. 't Schijnt dat de Heere, die allcs fchoon maakt op zijnen tijd, nog van ver- re ftond, en zich verbergde in deezen tijd van benauwdheid, dat de fpreeker op deze eerfte bede nog zo ras geen gehoor kreeg; deze uitgeftelde hoop krenkte zijn harte; zijn geest bezweek, hij was gelijk geworden, aan die geenen, die in den kuil nederdalen, de vijand hield niet op hem to vervol- gen, to verbrijzelen , to benauwen; en daarom werps hij zich op nieuw neder, voor den troon van Gods genade, hij ftort zijn harte uit voor des Heeren aangezigte, en laat daarop volgen eene geheele menigte van allerlei reine be- geertens, die op malkanderen gehoopt worden, na de bij- zondere nooden en onheilen, waarin hij zich beyond ; en die elk op 't nieuw met klemmende redenen worden aangedron- gen, vs. 7-1 Wij vinden hier N. Eene beede van den fpreeker, om eene fpoedige verhooring van zijn gebed , uit aanmerking van zijnen hooggaanden nood, vs. 7a Z. Daarop volgen allerlei bijzondere verzoeken. a. Voor eerst, eene afbidding van de verberainge van Gods aangezigte, van de onttrekkinge van des 1-1ee. ren OVER PSALM 143. 236 Pen guns, , nit aanmerking van den troostloozen toeltand, waar in hid zich beyond , vs. 7 . ,s. Ten tweeden, nadrukkelijke gebeden , om alle nodige geradens, na de bijzondere noden, waarin by ziclz beyond, vs. 8 12. Wij vinden hier a. Verfcheidene bijzondere begeertens , die hij biddende voor den Heere brengt , vs. 8, 9 , 10 b. Dan zijn gelovig vertrouwen , dat de Heere alle zijne begeertens vervullen zoude, vs. Io " I I ,12 (*). a. Wax de bijzondere begeertens betreft. I. Hij bidt eerst meet in 't gemeen om de on- dervinding der Godlijke gunlle, vs. 8a. 2. Dan in 't bijzonddr om eenige bijzondere uitwerkingen daarvan: als Godlijk onderwijs in den weg then hij to gaan hadde, vs. 8b : verlosfinge van den list en 't geweld zijner vijanden, vs. 9 : als wanneer hij geeii groter heit kende, dan des Heeren wit daadlijk to betrag- ten, waartoe hij van den Heere zelfs begeert bekwaaln gemaakt to worden, vs. io . b. Wat zijn gelovig vertrouwen betreft, vs. io',, I I , I2. In dit laat(Ie voorllel komt de fpreker meer ver- trouwende voor, dat de Heere alle zijne reine begeertens vervullen konde. Hij fchijnt op dat vorig roepen met kragt in zijne ziele verllerkt to zijn. Hij vertrouwt I. Dat hij 't goede des Heeren zal zien, zoom to wandelen in 't midden van de paden des regts, vs. 1oy. als om op eene regte wijze werkzaam to zip] , vs. I la. 2. Daarbij, dat de Heere hem verlosfen konde uit alle zijne benauwdheden, en hem over zijne vijanden doen zegenpraalen: grondende de fpreker zijn vertrouwen op Gods naam, geregtigheid en goedertierenheid, mirsga- ders op zijne ondervinding van de Godlijke hulp in vroe- gere dagen, en zijne verbindtenis met God, als des Hee- ren knegt , vs. 11b, 12." (*) De Eerwaerde ten Brink vertaelt (lit gedeelte van den grondtekst aldus. „ Uw goede Geest zal mij geleiden in cen effen land, 6 I3ee- „ re , one Uwes Naams wille, zult Gij mij leevendig maken. • Gij zult mijne ziele uitvoeren nit de benaauwtheid, om Uwe „ gerechtigheid, ende Gij zult alle mijne vijanden uitroejen om • Uwe goedertierenheid, immers hebt Gij omgebragt, alle die „ mijne ziele beangtligen , want ilk ben Uw knechr." Ifet 136 J. COU WIN HOVIN Net Oraelfpel, niet alleen beflaanbaar met, maar zelfs bevorcrerlyk tot , de Godsdienstoefening in de Christelyke Vergaderingen; betoogd in eene Leerreden over Ps. CL. 4b. By gelegenlteid, dat men, voor de eerftemaal, by de openbaare Godsdienstoefening , gebruik maakte van het Orgel, in do Kerk de Zon, to flnafterdam, den xz Febr. 1786 Gedaan door j. COUvENHOVEN, Leeraar dier Doopsgezinde Gemeente. Te Ainflerdam, by J. Yn- tema, 1786. Be1wilven het Voorwerl, , 65 bladz. in gr. octavo. Op ene gepaste wyze bedient zich de Lerwaerde Cou- wenhoven , ter aenleidinge zyner Redenvoeringe, by de opgemelde gelegenheid , van des l.)ichters tael, Ps. CL. 4". Looft hem - met het Orgel; als ene gefchikte aenmaning om den 1-leer ook met fpeeltuigen to verheerlyken. Hy brengt zynen Toeheorderen kortlyk onder bet oog, dat de in dit Vers opgenoernde fpeeltuigen in 't algemeen, en zo ook bet Orgel in 't byzonder, joist gene fpeeltuigen aenduiden, zo als wy heden bezitten; maer dat, (hoe dan ook de fpeeltuigen der Ouden geweest mogen zyn,) meri uit den zamenhang kan afnemen, dat de Dichter bet verheerlyken van God met fpeeltuigen, ook in zyn Heiligdom , in de Godsdienllige Vergade.ingen, aenpryst. En, overeenkom- ifig met die opwekkende vermaning, flelt zyn. Eerwaerde zich voor, to toonen , ,, dat het gebruik van bet Orgel niet • alleen zeer be/laenbacr is met, maer zelfs zeer opwekke. • lyk is tot, de Godsdienstoefening in de Christelyke Ver. • gaderingen." Men Yin I naemlyk nog menfchen, die, nit zogenoemde Godsdienlfige begiuzelen, het Orgelfpel in de Christelyke Verga.leringen afkeuren; dit noopt den Eerwaerden Couwen- hoven, em, in 't bovengenoemde eerfle lid van zyn voor- ftel , de bedenkingen der zodanigen beknopt en bondig te- gen to gaen; tnitsgaders de opgemelde bellaenbaerheid to toonen, niet alleen uit de zany en fpeelkundige gemackte inrichtingen in den Tempeldienst, maer bovenal uit de God- lyke goedkeuring van die fchikking , waeromtrent by zich beroept op 2 Chron. V. 11-14 en XXIX. 25. Hierop gaet zyn Eerwacrde over tot het tweede.Ljd, en doet over- tuigend zien dat ]let w6l gehruiken van recht gefehikte fpeeltuigen inderdaed opwekkelyk is; zo uit overweging der menschlyke natuure, als uit de belliering van het Gezar,F OVER MET ORGELSPEL. 437 door bet Speeltuig ; van waer ook, gelyk by in 't voorby gaen aenmerkt, wile befchaefde Volkeren, door alle tyden, Spel en Zang veelal in hunne Godsdienftige Vergaderingen vereenigd hebben. Het gezegde wegens dit nut van 't Speel- tuig brengt by vervolgens kortlyk over op bet Orgel in 't byzonder, met aenwyzing van deszelfs gefchiktheid tot bet Kerkgebruik ; bet welk hem voorts aenleiding geeft, tot een beknopt verflag der opiiclitinge van bet Orgel in.deze Godsdienftige Vergaderplaets der Doopsgezinden, en der daeromtrent gemaekte fchikkingen. Aen dit alles hecht zyn Eerwaerde enige wel ingeriehte toepasfelyke aen- merkingen, waerin by zyne Toehoorders, na dat by bun onder 't oog gebragt heeft hunne verplichting aen 's Lands Vaderen , als voorttanders en handhavers der Vryheid van Godsdienst , opwekt om een recht gebruik van bet Orgel to maken, waer toe by hun deze en gene nutte onderrichtinget1 nen de hand geeft. Wel byzonder tracht zyn Eerwaerde,, onder andere opwekkende bedenkingen, die tot bet Gods- dientHge zingen behooren , der Gemeente in to boezemen, ene booger waerdeering van bet openbare Gezang in de Godsdienftige Vergaderingen, dan veelal onder de Prote. ftanten plaets heeft; welke vermaning, als van een algemeen nut, wy in dezen nog zullen overnemen. „ Houdt, (dus luid zyne aenfpraek,) Houdt toch bet Gezang voor een zeer voornaam deel van den Openbaaren Godsdienst. Iudedaad bet zelve is niet flechts een bywerk. Gy hebt 'er een wezenlyk belang in, dat gy ook by bet Gezang tegenwoordig zyt. Wy volgen in onzen Eerdienst de gewoonte van de overige Proteftanteii deezes Lands ; mar 't ware to wenfchen,datdeProteflantendeezesLands, en dus ook wy, 'er die verbetering inbragten, dat 'er meer plaats gegeeven wierdt aan bet Gezang. Zulks zou niet alleen de aandacht verleevendigen, maar bet zou ook de Godsdienflige aandoeningen meer opwekken. Het zou al. thans oneindig beter zyn, dan die langdraadige Gebeden, die nu dikwils de plaats van 't Gezang moeten vervullen; en onder welken de ernstigfte Bidder, doorgaans, tot zyn leedweezen, ondervindt, dat zyne aandacht meer dan eens van de woorden des Leeraars afdwaalt. Waarlyk ! het Gezang is ddn van de weezenlykfte deelen van uwen uitwendigen Godsdienst. Dewyl flechts een Mensch al- leen fpreelten moet , indien bet eene ganfche Vergadering zal kunnen verftaan, zo moet gy, onder de Gebeden en Dankzeegingen des Leeraars, fleclits Tochoordcrs zyn; en al s38 J. COUWENHOVEN, OVER HET ORGELSPEL. 21 ware uw hart daaronder zo fterk geroerd, dat gy uit lien overvloed van uw hart gaarne uwen mond zoudt laaten fpreeken , zoudt gy nochtans moeten zwygen, om dat gy anders de goede Orde verbreeken zoudt. Mar in bet Gezang is het gansch anders. Het zingen is een fpreeken, dat door veele honderden to gelyk in goede Orde gefchieden kan, om dat het een fpreeken is op 6enen zelfden Toon, en in eene zelfde Maat. Derhalven, als 'er onder ouzen Godsdienst gezongen wordt, dan is niet fleclits de Leeraar, maar de ganfche Gemeente, in eene open- baare werkzaamheid; dan behoeft gy uwe verzuchtingen, en uwe dankbaare gevoelens, niet in uwen boezem to fmooren; maar dan kunt gy, uit bet voile hart, uwe Ge- beden en Dankzeggingen met luider ftemme ten Hemel op doen klimmen. En gelyk men Yzer fcherpt met Yzer, zo voelt dan ook een Mensch, wiens hart in Gods. dienftigen Yver blaakt, dat dat Vuur nog meerder in hem words aangeblaazen, wanneer by zyne Stem paart met de $temmen van eene ganfche Gemeente, in welke by on, derltelt, dat (hoewel niet alle) ten minfte zeer veele op. gewekte Menfchen zyn , die , ter zelfder tyd, nevens hem, door dezelfde Gebeden en Dankzeggingen, God zoeken to verheerlyken." Mlle de lVerken van FAVrus JOSEPHUS met aanmerkingen uitgegeeven, door j. F. MARTINET, 4. L. M. Ph. Dr. Lid van de Ilollandfche en Zeeuwfehe Maa±fchappyen to Haarlem en Vlisftngen, en Predikant to Zutphen. Vierde Deel, met nieuwe plaaten. Te Amflerdam, by Allart en Holtrop, 1785. In groot octavo 475 bladz. D It Deel behelst de oodfche Gefchiedenisfen , zints den dood van 7udas Machabeus, tot op den tyd der re• geeringe van Herodes den Grooten, toen by zyne Zoonen Alexander en Aristobulus in de Vergadering to Beryte, aanklaagde, deed veroordeelen, en vervolgens ombrengen: geduurellde welk tydverloop de Joodfche Natie veele wis- felvalligheden ondergaan heeft, waar toe de onderlinge ver- deeldheid veelal bet haare toebragt. Tot een ftaal hiervan verftrekke de onmin tusfchen Aristobulus en Hyrkanus, die den grondf ag gelegd heeft tot de overmagt der Ro- tneinen over de Jooden. Ari.- ALLE DE WER1EN VAN FLAVIUS JOSEPHL'S. 239 Aristobulus naamlyk en Hyrkanus, Zoonen van 4lexan. der en .4lexandra, geraakten, na 's Moeders overlyden, die, op den dood van haaren Vorstlyk_n Gemaal, tot Ryksvoogdes verkiaard was, oneens over bet Opperbe- wind: en zulks had, gelyk .7ofephus in 't breede verhaalt, eerlang ten gevolge, dat de beroemde Veldheer der Ro. meinen Pompejus Jeruzalem belegerde, en den Joodfchen Staat overmeesterde , waarvan ons de Gefchiedfchryver dit opmerkenswaardig verflag verleent. ,, Op de aannadering van 't heir van PoMPEJus was de gantfche Stad 'erufatem verdeeld. Sommigen zeiden, dat men de poorten voor hem moest openen: die van ARIS- TOSULUS aanhang, daarentegen, begeerden, dat men ze voor hem fluiten, en zich ten oorlog toerusten zou. En, zonder zich langer to bedenken, maakten zy zich meester van den Tempel , braken de brug af, waarmede dezelve nan de Stad gevoegd was, en flelden zich in that van tegenweer. De anderen ontvingen 't heir van PoMPEJus, en leverden alzo de Stad en 't koninglyk paleis aan hem over. Daurop zondt by zynen fledebouder Piso met zyne benden, om die plaats in bewaaring to neemen; terwyl by zelf de huizen en andere plaatzen omtrent den Tempel deedt. verflerken. Doch aleer by tot eenig geweld kwam, boodt by dien van binnen voorwaarden van vrede aan maar toen by zag, dat zy die niet wilden nannemen, verfterkte by 't geen 'er rondom lag, met eenen mnur, waartoe HYRICA us blydelyk alles wdt noodig was ver- fchafte. PoMPEJus koos , om den Tempel to beflormen, de noordzyde, om dat die de zwakfte was, alhoewel zy voor- zien was van hooge en fterke toorens en eene wyde gragt, die met groote moeite in een diep dal gemankt was: want aan de zyde van de flad, alwaar by zyne wyk genomen had, waren niet dan fleilten, welke men Met over kon komen nu de brug afgebroken was. De Romeincn, inmk. dels, waren met eene onvermoeide vlyt bezig, om ftorca- fchansfen op to werpen, en hakten, tot dien eiude, alle de boomen daar omtrent om verre , vullende ook tevens de gragt, met geene geringe moeite, wegens de geweldi- ge diepte. Dit gedaan zynde, begonnen zy den Tempel met ftormtuig to beuken, 't welk POMPEJUS van Tyrus hadt doen brengen, en waarmee men zwaare fteenen wierp. Maar zy zouden hunne flormfchansfen niet voltonid ge- had ltebben, indien de onderhouding onzer vaderlykeWet- ten 940 aLLE DE WERKEN ten (a), die ons verbieden op den Sabbath to werken , den belegerden niet belet hadt, dat werk to fluiten. Want de Romeinen, zulks bemerkende, fchooten toen met geen fchichten , noch deeden eenigen nanval; maar hielden zich alleeulyk bezig met bet opwerpen hunner hoogten, en 't aanvoeren van hun flormtuig, om bet, 's anderendaags, to gebruiken. Hieruit kan men oordeelen, hoedanig onze yver voor GOD, en de onderhouding onzer Wetten is, nadien de vrees van overweldigd to worden , de beleger. den van bet doen hunner offerhanden niet kon afhou- den (b). De Priesters lieten niet eenen dag voorbygaan , zonder GODS 's morgens en ter negende cure to offeren, laa- tende zich door geen gevaar, hoe groot bet ook ware, rlaarvan afhouden. En als, in de derde maand des be- legs, de '!'empel op eenen Vastdag, in de honderd ne- genzeventigfle 0limpiade, toen Burgemeesters waren CA= JUS ANTONIUS en MARCUS TULLIUS CICERO, ingenomen werdt, alhoewel de Romeinen at wat hun voorkwam out 't leeven bragten, kon egter de vrees des floods niemand der geenen, die met Godlyke plegtigheden bezig waren 9 daar in fluiten : want zy hielden 't voor de grootfte zonden de Altaaren to verlaaten, en de onderhouding hunner Wet- ten to verzuimen. En tot een bewys, dat bet geen, 't welk ik zeg, niet flechts eene vertelling is, om de god. vruchtigheid onzer Natie op 't breedfte uit to meeten, be- hoeft men maar na to zien, wat anderen, die van de daa- den win PoAiesjus' fpreeken, als STRABO, NIKOLAUS, en inzonderheid TITUS LIVIUS, die de Roomfche Historie ge- fchreeveu heeft , daarvan vermelden. Doch om den draad van ons verhaal to hervatten ; toen de grootfte tooren door de ftormtuigen aan 't waggelen gebragt was, en dat by, nedervallende, ook den muur, die 'er by ftondt, deedt inftorten, drongen de Romeinen in door die opening. De eerfte, die 'er op Mom was KORNELIUS FAUSTUS, Zoon van SYLLA, gevolgd van krygsvolk waarover by geboodt. FU- ,, (a) De T7aderlyke Wetten zyn bier niet de Wetten van Mo, sas ; maar de Inzettingen der oude Leeraaren, of de Overle- veringen. " „ (b) Was het ofieren, en zich niet to verdeedigen op ee- nen Sabbath, een waare yver voor GOD, en eene zuivereonder- houding der Wetten? Kon het een en andere, het off ererr off rich to verdeedigen, niet ten zelfden tyde gefebieden?" VAN FLAVIUS JOSEPHUS. 24t FURIUS, de hopman, trok van een anderen leant met zyne bende in ; en FABIUS , de hopman , toog met de zynen tusfchen hen bcide door. Terftondt werdt alles met lyken vervuld : Veele Yooden werden door de Romeinen gedood fommigen bragten malkanderen om, en etlyken wierpen zich van boven neer, of ftaken hunne hnizen in den brand; dewyl de dood hun aangenaamer toefcheen , dan zulk eene yslyke verwoesting. Twaalf duizend ,7ooden verloorett daar 't leeven, doch van de Romeinen fiieuvelden inaar cen klein getal; en ABSOLOM, Oom en Schoonvader van ARis- TOBULUS, werdt gevangen genomen. De heiligheid des Tempels werdt op cene zonderlinge wyze gefchonden: want daar onheilige menfchen , nonit to vooren, cenen voet in liet Heiligdom gezet, ja bet nooit gezien hadden, daar tradt PoMPLJIJ*s met veelen van zyn gevolg nu daar binnen, en zag bet Been niemant, dan den Priesteren, toegelaaten was to aanfchouwen (c). Hy vondt Per de gouden tafel, de kan- ,, (c) Werdt de Heiliglzeid des Tempels, door bet ingaan van PoMIisjos, indedaad, op eene zonderlinge wyze gefchonden, ge- lyk josEPtrus hier aanmerkt ? En anderen hebben, in navolging, Per bygevoegd, dat Po:MPEjUS GODS vloek daardoor zodanig op zynen hals haalde , dat Been ding hem naderhand gelukt, ell dat zelfs de overwinning op de Yooden zyne laatite zegepraal geweest zy. Maar fpreekt josEPnUS zichzelven niet tegen?Hy roemt vervolgens de Godvrucht van Pofltrnjus, daar by nan geene gouden vaten, zelfs aan bet geld, geene hand fneg; daar by niets daar --an aanraakte, Diets by die gelegenheid deeds, dac zyner deugd onbetaamelyk ives; daar by den volgenden dag den .4np- tenaaren des Tempels beval, dat zy denzelven zouden zniveren, em 'er Gong oferkanden op to oferen. - Wanneer men dit alles gndef.at, dan deedt deeze Romeinfche Ve,dheer niet, gelyk Koning Uzzre, die onderi'ondt, den Priesteren bet of- feren uit de hand to neemen. In zulk een geval zou by ge- wis de Heiligheid des Tempels op eene zonderlinge wyze gefrlzonden hebben. Maar nu tradt by daar binnen, als overwinnaar, die, wegens de verovering, zich meester van alles rekent, nieuws- gierig om to weeten , hoedanig de Tempel was, wat men daarin deedt, en waarom men then zo hoog achtte. Schoon men dit ook moge mispryzen, om dat by fchuldig was de regten des Tempels Diet to overtreeden, zou egter dit bedryf den GOD des heinels zo vertoornd hebben , dat by hem, alieen daarom, in volgende tyden, ongelukkig liet warden? Moet men Pour, r$jus vat daarin zoeken, vraagt men to regt. Was Per geene reden van meer gewigts, by voorbeeld , den Jooden cenen on- I. DEEL, N. ALG. LETT, NO. 6. R regt- S42 ALL& DE WEPPKEN kandelaars, de gouden fchaalen, een menigte van reuk- werk , en in de heilige fchatkist otntrent tweeduizend ta- lenten. Zyne godvruchtigheid wederhieldt hem echter jets daarvan aan to raaken, en by deedt by die gelegenheid m ets , dat zyner deugd onbetaamelyk was ((I). Den vol- genden dag beval by den Amtenaaren des Tempels, dat zy denzelven zouden zuiveren; om 'er Gode offcranden op to offi~ren. fly gaf aau HYRKANUS het Ampt van van H)ogenpriester , zo om den byftand van hem genoo- ten, als Onl dat by de Jooden wederhouden hadt van ARtS- 'roBULuS party to kiezen. Daarop deedt by de aanftookers van den oorlog onthoofden, en gaf min FAUSTUS en ande- ren , die de muuren eerst bekiommen hadden , helooningen, op hunne dapperheid paslende. De Stad 7erirfcleni maak- te by cynsbaar aan de Romeineii; ontuam h,,ai de. fieden, welke zy in Aeder Syrie veroverd hay+t; b~va1 , dat zy ba_-,re Sradvoogden gehoorzaamen zou ; en hcVot alto de mau onzer Natie, voormaals zo groot cu verhcven, hin- nen haare :erite pitalen. De llad Gaihira, eer6g€n tyd to vooien vernield, deedt by herbouwen, ten gevalle van DEMETRIUS, zyn vrygen..aakten, die van daar geboortig was. De Steden, die landwaard in lagen, to weeten , Ilippon, Schythopolis, Pella, Dion, Sanu'irie, 111ari.ft, llzotc, .7amnia en Arctliufe , als mede die, welke door den oorlog ten eeneinaal verdelgd waren, gaf by weder aan haare ou.ie lnwoonderen ; en de Zeef eden , als Gaza, 3'oppe, Dora en Stralo's tooren , die HERODES naderhand prach- regtvaardigen oorlog aan to doen, zonder eenige oorzaak daar toe to hcbben, zonderte vooren van hun heledigd to zyn; op Sabbathdagen, toen by moist, dat zy rustten , zynen arbeid in 't beCrormen voort to zetten; den Tempel op eenenplegtigenVas- tendag, tervwwsl zy bezig waren met den Godsdienst, to te- ftormen; de Priesters voor den Altaar to laateu ombrengen; vee- lo der aanzienlykfte jooden, die gevouden werden in den Tern- p,,] , in koelen moede to laaren dooden, alleen om dat zv hun Vaderland en hunne Vryheid hadden willen verdeedigen. lVa- ren alle deeze bedryven niet oneindig zwaarer en fuooder, dan in den Tempel to gaan?' ,, (d; Met dit verhaal flrookt hot getuigenis van den beroemd- lIen Ronreinfchen Redenaar ctcEizo, die, in zyne Redevoering voor FLACCUS, POMPFJUS ingetogenheid verheft, met to zeggen, dat by, 7ernfalem in genonzen hebbende, niets, als Overwinnaar, in deszelfs Tempel heft aangeraakt." VAN FLAVIUS JOSEPHUS. 243 prachtig deedt herbouwen, en met havens en frame Tetn- pelen vercieren, den naatn toen in Cefrrea vrranderende, wilde by dat vry zoude hlyven, en ecn gedcelte van bet wing ewest uitmaaken. Aldus was de verdecldheid van HYRKANUS en ARISTOBULUS, waaruit zo veele onhei- len ontilonden, onrzaak, dat wy ooze vryheid verlooren , en aan de Romeinfche heerfchappy ontierworpen werden; zynde gedwongen weder to gecven alles, war wy door tie wapenen in Syrie gewonnen hadden. Waarby nog kourr, dat deeze nteuwe Heeren ons niet lang daarna nicer dan tienduizend talenten afeischten, en de koninglyke waardig- lieid, die to vooren in 't priesterlyk geflacht was, inn per- foonen van gansch geen doorluchtige geboorte opdroegen. NMPFJUS beval dan aan scAURUS (e) de regeering van Nerler-Syrie tot nan den Eufraat en de grenzen van Egypte; toog met twee Keurbenden door Cilicie, en ping van daar met 'er fpoed naar Rome; voerende MRISTOBULUS gevangen met zich, nevens zyne twee Dochters en twee Zoonen, welker oudfle, genaamd ALEXANDER , bet out- vlugtte, maar de jongfte, gelleeten ANTIGONUS, werdt meat zyne Zusters taaar Rome gevoerd (f)." (e) Deeze SCAURUS was ecn Bevelhebber van POMPrJUS , dien ALUSTOeuLUS en HYRCANUS reeds alvoorens, door gefchen- ken en uaven, cen ieder tot hunne zyde hadden tragien over to haalen, by welke gelegenheid de Eerwaerdc MARTINET to regt deeze aanmerkine maakte : „ Hadden de onbezonnen Broeders den onderlingen twist to zarnen bygelegd , en geene hulp by sceuRUS gezogt, hoc zeer zouden de 7ooden, in bet vervolg, hun dat dank geweeren hebben ? Zodanige armzalige toevlugt werdt de oorzaak , Liar deeze Natie, die alles wilde overhce- ren, zederr zich begon to hemoeien met der Jooden zaaken, naderhand over hen to befchikken, en, eindelyk, hen to ondcr bragt. Dan, do Voorzienigbeid, die groote zaaken bebogde, duldde deeze dwaasheid van HYEKANUS en ARISTOBULUS." „ (f) flier zien wy, hoe de Voorzienigheid be ginr de foo- den, on) hunne misdaaden en verdeeldheden, to fir;ffer. De Rorneinen, Diet dan op overwinningen gezet, hreegen dus, al- lereerst, voct in cen vry Land, her geen,naderhand,van cene volkomen verwoesting gevolgd is. Dan, hoe dikwerf bedoelr de hooe e Voorzienigheid meer dan den oogmerk to gelyk ! De oude Godsdienst moest veranderd worden ; de komstvan den Zaligmaa- ker gebeuren ; her Euangelie in vreedzaame dagen nap de heele Waereld gepredikt worden ; de grondflag daartoe werdt nu gelegd in POMPElus verovering, waar van niemantbet ougmerk begreep, of de gevolgen overdacht." R , Heel. 144 J. J. P L E N K llcelknndig Mengelsverk , byeen verzameld en uitgegceven door .1e J. PLENK, gewoon floogleeraar in de Heel- er Vroedkunde aan do K. Koningl. H. Schoole to Tirnau. 1'weede Deel. Met Plaaten. Uit het Ploogduitsch ver- toald en met lanmerkingen vermeerderd: benevens eene Procve aver de Rechtcrlyke Gences- en Hcelkunde, ge- volgd na het Latyn van den zelfden Schryver, doer it. A. BAKE, M. D. Te Utrecht, by G. T. van Padden- burg en Zoon, 1785. In Sr. Svo. 144 bladz. D it 1 iveede Deel begint met een onderzoek nopens de gewoonlyklle wyzen, om zig in de Venusziekte van bet Kwikzilver to bedienen, door den peer cii Vooraf zotkt de Schryver to bewyzen , dat de Melaats- heid en Venusziekte niec , dan in naam , verfchillen , en dus, dat dc laatile Ziekte veel larger in Europa is bekend geweest dan men gewoonlyk denkt. Hleromtrent iyn wy het met den Schryver volkomen eens, dat, reeds large voor de Ontdekking van America, deeze Ziekte on- (ter do Luropecrs is bekend geweest, gelyk de Geleerde iu r sr,ER, in zyne Gefchichte der Lust-Scuclte , aller- overtuigeuds heeft aaugetoond; dog, wanneer on- ze Schryver, uit do overeenkomst der verfchynzeteu dee- zer Ziekte met die der Melaatsheid , belluit, dat deeze Ziekten niet dan in naam verfchillen, dan konit bet ors voor , met den 1Jeer BAKE , dat dit gevoclen op zeer zwakke bewysgrouden heart, -- Diet o(n (fat BOERHAA- VI: , ASTRUC , FRFIND en VAN SWIETLN bet tegenoverge- Itelde gevoelen hebben aangenomen, maar om dat de by- gebragtc bewyzen niets afdoen, cu men , daarenboveu, overt utgender bewyzen, nit do gefchiedenis , voor bet tegen- overgeltelde gevoelen , kan bybrengen. \Vat de verfchillende wyzen betreft, om de Kwik in deeze Ziekte toe re dienen, hieromtrent verwyzen wy onzeu Leezer tot de Verhandeling zelve. De tweede Verhandeling, over (fen Tetanus, verdient geleezen en herleezen to worden. - Vuoraf deelt de Heer PLENK ecuige waarneemingen mede, zo van hem zelve als uok uit de Schriften van HIPPOCRA- TIIS, SILVESTR't, C1.EPFIANF, CHARLES WHYT , HOCK , en trckt daaruit cenige gevolgen, ten aauzien van de na- tr:ur , oorzaakcsa en genecswyze deezer Ziekte. -w •- Onder de oorzaaken des Tetanus telt de Schryver, i. Ge- vweldige verfcheuringe der Gewrigten, 2. Wonden van zcer Zcnunachtige deelen, j. cene flerke binding eerier Z(, HEELK. MENGELWERK. 249 Zenuwe , 4. hat flerke prikkelen der Zenuwen door Brandmikanten bevinden, by elkander to flellen, en in dit Stuk beider rcekeniug tegen elkandcr nit to doen. Dan alle deeze aantygingen van den Antipatriottifchen Geestelyken zyn flegts heuzelingen, in vergelyking van de veel getvigtiger befchuldiging, dat namelyk de Burger- corpfen tegcn hunne Overheid opflaan, en oproer zaaijen om regeeringloosheid to maaijen ;. eene befchuldiging, in welker wederlegging de fleer PAAPI~: veel hreedvoeriger is; -- dan ors beftek hat niet toe meerdere Staaltjes uit deeze Brieven, mede to deelen. Verfameling van Stukken, betre ende de valfche befhuldi- ging tegenr Catharina Taan, IVed. van der Meulen , nevens een kort veu flog van de uitkomst derzelver zaak. Te Leyden, by L. Herdingh, 1785. Behalven het Veer: werk , 279 bladz. In gr. 8vo. D Pez° flukken, betreklyk de zn veel gerugts gemaakthebbende zaak der valfche befchuldigirtg aan Mejuf- frouw VERSAMELING VAN STUKKEN, ENZ. 29 frouw de Wed. VAN DER MEULEN door haaren Koetzier •I. Gryfzoe , met byftand in zekeren opzichte van haare Keu- kenmeid ,7. C. van der Sand to laste gelegd , even of zy hem had trachten om to koopen, om den Heere Stadhouder Willem den V naar 't leven to flaan; deeze fluk- ken, zeggen wy, behelzen voornamelyk een allertreffend- ite, en met de natuurlyke well'preekendheid van het hart opgeftelde, verdeediging van gemelde Wed. van der Meu- len, benevens een beklag over he,,- fungulier gedrag en de alleszins wederrechtelyke procedures door Leidens voor- maligen Hoofdof icier, den Fleer J H. v. d. Marck tegen haar gehouden, vervat in eenige Requesten en Memories door haar Ed. zo aan de Ed. Agtb. Heeren Schepenen der Stad Leiden, als aan hum Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en West•Friesland ingeleverd. De wederrechtelykbeid van deeze procedures,die geheel en al afweeken van de gewoone behandeling in Crimineele zaaken, beftond voornamelyk in deeze twee zaaken : Voor eerst: dat de gemelde Wed. van der Meulen, een fatzoene. lyke vrouw, op wien de nyd zelfs niets to zeggen wist, op ten bloot getuigenis van haaren Koetzier, een gemeene kae- rel, die voor 't oog der gantfclie Stad Leiden omging met luiden, welke de verfoeijing en het afgryzen zyn van a1le hunne braave Medeburgers, befchuldigd wegens eene dead, die de ongerymdheid, de onwaarfchynlykheid, zelve was, zonder dat 'er eenig corpus delis i to vinden was, op dit bloote getuigenis alleen reeds eenigszins als crimineel be- fchouwd, en geoordeeld wierd het provifioncel gevolg hiervan to moeten ondervinden, terwyl men intusfchen den. Befchuldiger, wien men hierom deezen naam met opzet onthield , Reeds als een irreprochabel getuigen confidereer- de, en hem op then grond ook zyn getuigenis , alhoewel op diverfe vefpecten door meet dan een perfoon weder- fproken , telkens , en zelfs by de confrontation tegen an- dere gettugen, met folemneelen cede deed bekrachti;ren; en ten anderen, dat de Hoofdofficier der :tad Leiden zich in dit geval bevoegd oordeelde, om, zonder immer ten Decreet van Dagvaarding in perfoon, of van Apprer henfie, tegen de Wed. van der Meulen nog verkregen to hebben, en dus zonder een behoorlyk initiurn litis, egter tegen dezelve, als tegen een Crimineel Geaccufeerden in. quifitorie to procedeeren, en haar daadel:yk op grond quaff van zekere Cuftodie (in welke zy na een vrywillig aan- bod, hier toe van haare zyde gedaan, zich uit krachte eener pro- 34p VERSAMELING VAN STUKKEN provifioneele dispofitie van Schepenen der gemelde Stad beyond) aantemerken als een Crimineele gedetineerde; en zulks niettegentlaande by zelf door opgevolgde daaden reeds had getoond, dat, na bet nemen der Refolutie tot bet pro- vdfoneel cuftodieeren van de gem. Wed. van der Meulen, bet nog volkomen onbeflisd was, zo wet by hem Hoofd- Olficier, als by Schepenen, of de praecedente informatien wet materie opleeveren konden, om zodanige inquifitoire Procedures tegen haar to ondernemen. Zodanig was bet hoofdzaakelyke van de wederrechtelyk. held deezer Procedures , gelyk dezelve in alle hunne by- zondere details verder otnitandig befchreven worden, niet alleen in de leezenswaardige Requesten en Memorien van Jufr. van der Meulen, maar ook in de Memorie van Confideratien ingeleverd, door de Heeren Schepenen SNOEK Cn CUNAEUS, die in de:zen meer doorzicht fchynen gehad to hebben, dan hunne overige Ambtgenooten, en, onder nnderen, met ronde woorden beweeren: „ Dat 'er geen ,, fchyn van Suspicie (buiten bet zogenaamd getuigenis van „ Grypftoe) ten haaren lasten voor handen is. „ Dat aan de zyde van den H. O. alle recherche fchynt „ nagelaaten to weezen, die den Rechter over de probabi- „ liteit van de aantygingen van denzelven Grypftoe, en „ in 't generaal over de waarheid zyner verdere Allegatien „ nader zou kunnen doen oordeclen. - En dat Zyn „ W. E. G. dus maar alleen fcheen to laboreeren , out „ zonder•aanleiding to geeven tot bet verzwakken van dat „ pr2etens getuigems, en zonder in bet minst mede to „ werken; pro innocentia van C. Taan, (Wed. van der „ Meulen), by wege van eene alleszints ongehoorde in. „ quifitie aan C. TAAN, f fieri posfet, nit den halze to „ wringen, bet geen zyn W. 1 . G. volmaakt defpereert „ aliunde to kunnen brengen tot een zekeren graad van „ probabiliteit, laat than van zekerheid. En daar toe, (fi „ verum fateri liceat) zich achter bet Schild van Heeren „ Schepenen to verfchuilen." Terwyl mede de byzondere partydigheid van den H. 0. , gelyk ook in deeze Confide- ratien, en de Requesten van C. Taan, of Wed. van der Meulen wordt opgegeeven, en dat wy niet kunnen na. laaten hier nog aan to merken, daarin doorllraalt, dat by zich met betrekking tot Gryfzoe op niets hoe genaamd geinformeerd heeft, bet geen nopens bet wezen van de zaak in aanmerking zou kunnen komen, en nadere recher. ches zou kunnen aan de hand geeven, en dus een alles. zins WEO NS CATH. TAAN. 341 gins verdagten getuigen, als irreprochabel heeft behandeld, terwyl by daarentegen de perioonen , welker getuigenis, door C. Taan, aan H. E. A. is gefuggereerd geworden, nopens diverfe minutees en geringe objeeten, door allerhan- de ftrikvraagen heeft zoeken aan bet wankelen to brengen, en terwyl by ze in eens anders zaalc als getuigen had gere- quireerd, tegens haar zelven als Crimineelen heeft ge- hoord , ja zelfs by dat verhoor gevorderd heeft , dat ge- melde perioonen, wier eerlykheid de Rechters zelfs had aangedaan, uit hoofde van valsch getuigenis en perjurie zouden gefaifeerd worden , ten einde, over de voornoemde misdaaden to worden ondervraagd, en daarvan geconvin- ceerd wordende, naar verdienfte to worden geftraft. Daar dan dusdaanig een handelwys, in haaren oorfprong en gevolgen befchouwd, Diet alleen ten hoogften praeju- diciabel was voor gem. Wed. van der Meulen in bet ge- val voor handen , maar ook , indien ze in het generaal ,ge- admitteerd wierd, de notabelite inbreuken maaken zoude op de zeekerheid, rechten en vryheden der Ingezetenen; in 't algemeen heeft gem. Wed. van der Meulen zich ver- plicht gevonden, van deeze wederrechtelyke grieven, aatl haar en haare goede zaak toegebragt, herflel to zoeken, by de Souvereine Vergadering van H. E. G. M. de Hee- ten Staaten van Holland en Westfriesland , en in derzel- ver boezem haare gegronde Klagten uit to ftorten, met oot moedige bede , om in deeze zaak zodanige voorzieninge to doen, of orde to ftellen, als H. E. G. M. tot handhaa. ving der goede orde in de Adminiftratie der Crimineele Jultitie, tot veiligheid der goede Ingezetenen, die allep van den grootften tot den kleinften aan 't zelfde gevaar zyn blootgefteld, en tot befcherming eener onfchuldige Vrouw, zouden oordeelen to behooren; gelyk dan ook H. E. G. M., na de berichten van Schout en Schepenen, die in deeze verfameling mede worden overgelggd , gei*. quireerd to hebben, de noodzaakelykheid eener zodanige voorziening hebben ingezien, en by hunne Refolutie vats s1 OFtober 1784, in deeze verfameling. bl. 266. to via. den, den Heer Mr. Pieter Jan Marcus, welke met den io. November toen aanftaande den post van Hoofd-Officiev der Stad Leyden fond to nanvaarden, gcqualificeerd heb- ben , om, van den datum der voorsz. Refolutie af, hev recht der Hooge Overheid in deeze zaak waar to neemen, en (met to niet doening der voorige Procedures) dezelve op uieuw aan to leggen en to vervolgen. ,, Nook 34.2 VEfSAMELING VAN STURKEN „ Nooit (zegt de Uitgeever deezer Stukken) konde de Wed. van der Meulen, of liever nooit konden Geregtigheid en Waarheid een gelukkiger keuze getroffen hebben , dan die van deezen alleszins eerbiedwaardigen Hoofd-OHicier, welke zich bedienende van den yverigen, welmeenenden, onvermoeiden en kundigen byttand van den Heer Wood. fchap Blok die in deeze her Confulentfchap van 't Officie op zich nam, den aauleg der zaak op nieuw begonnen, en naar de regels eener geordende Crimineele Rechtsplee. ging voortgezet hebbende, dezelve eeriang door her hoot ren en Confronteeren van getuigen zo verre bra-ten, dat hannes Gryfzoe en zyne Medeftanderes, hoe listig, en gefleepen, zy ook waren, om alle aanleiding tot over- tuiging to ontduiken, de tterkfte vertnoedens tegen zich opleverden, dat zy, in verfcheidene pointen hunner be- eedigde Verklaarin~;en of Ondervraagingen, aan leugen en dus aan meineed, zich hadden fchuldig gemaakt, cewyl de dienstboden, welke ten verzoeke van de Wed. van der Meulen, en tot haare verdeediging de waarheid huide gedaan hadden, en by haare eerfte Verhooren, volgens de leiding door den Confulent van den voorigen Heer Hoofd- Officier, aan de Proceduures gegeeven, zo wederrechrelyk en onbetamelyk behandeld waren , onveranderlyk by haar verklaarde bleeven. Hoe meer zy op den toots gefteld wierden, zo veel fterker wierd haare oprechtheid gelou- terd ; en de laster, waarvan zy byna de Slachtoffers wa- ren geworden, moeten bezwyken." 'Er waren dus nauwelyks twee maanden na de hervat- ting der Verhooren verloopen , of de Wed. van der Meulen wierd provifioneel van de bewaaring in haar huis ontflagen, by Refolutie van a; Dec. 1784, (in deeze Verfameling to vinden). Te gelyker tyd wierd de Be- fchuldiger en zyne Medeftandercs , die tot nog toe in Ci- viele Gyzeling onder 't Raadhuis waren gehouden ge. weest, naar de gewoone gevangenis op 's Graveftein over. gebragt. - Nauwlyks waren zy hier, of 't geweeten van Johanna Corn. van der Sand , tot then tyd niet minder fchaamteloos en verftokt dan haar Bederver en Verleider , wierd wakker; en zy deed, nit eigen beweeging, met ver- tooning van haar berouw en leedweezen over de misdaad van Meineed en valfche Getuigenis, door haar gepleegd, een omftandige belydenis der valschheid van 't geen zy plechtig had bezworen , teevens zich heklaagende, dat Johannes Gryfzoe die geen was, welke haar tot deezen val WEGENS CATII. TAAN. 3.13 val en fchande had gebragt. Haare erkcntenis overtuigde den rechter meer en meer van de fcitendaad van then boo- zen leugenaar, en deed de Procedures gelirenger tegens hem voorizetten. Dochallesmogt niet baaten: en, oflchoon zyne Medeftanderes hem zyn misdryf, by de confrontation, in 't aangezicht aanzeide, met om!taudigheden, die hem moesten doen zidderen, en met verwyten, die heat buiten ziclizelven gebragt moesten hebben , voor 't minst, dat 'er een enkelde vonk van eer of gevocligheid in zynen boezeut gehuisvest had , - niet tegenitaande dit alles, de moeite was vergeefsch. 'Er is, namelyk, gelyk de Uitgeever deezer Stukken wet aanmerkt, een foort van menichen, die enkeld, zo 't fchynt, gefchapen om de orde der fameuleeving to flooren , en otn 't zedelyke kwaad in zekere evenredigheid met het goede van anderen to [tellen, in 't brouwen van onheil 't zelfde innerlyk genoegen fmaaken , 't geen een ziel, van be- ter Teem gekneed, gevoelt in 't bevorderen van 't geluk zy- ner Medeftervel.ingen ; Menfchen , in wier oogen leugen , taster, bedrog, valschheid, beuzelingeu zyn , als zy maar ftrekken om hun geliefd oogmerk, het verwekken van haat, onrust en tweedracht, bet bekladden van cen ander mans goeden naam, het flooren van vriendfchap, of veeltyds ook bet voldoen hunner eigene wraak to begunitigen en to bereiken ; Menfchen, eindelyk, die, by deeze waarlyk hel, fche hoedanigheden, de kunst van veinzery en huichelary, 't zy in 't godsdienftige , 't zy in 't burgerlyke, tot den hoogtten trap bezitten : en gelyk bet moeyelyk is voor een deugdzaamer of eenvoudiger gemoed, zich een waar denk- beeld van zulk een affchuwlyke doch kunftiglyk verborgene inborst to vormen, zo genieten ook dit foort van zedelyke tvanfchepfels bet voorrecht, dat zy de bestmeenenden en oprechtiten lang knnnen misleiden; ja zelis dat, wauneer hunne verderflykc listen aan den dag komen, zy die met opgejteven hoofde , en een gelaat, 't well: van geen bloozen weet , durven verdeedigen , en op allerleie wyze ftaande houden. Dit verraderlyk zielsgeftel was aan JOHANNES cRVF•zoE zodanig eigen, dat men zyns gelyken in zulk cen fterke maatc niet dan zeer zelden zal vinden. „ Zo tang onder den voorigen [leer f-loofd-Oflicier ]let onderzoek tegens JOHANNES GavrZOIt flaplyk was voort- gezet, als wien bet toenmaalig Olrcie meende to moeten aanzien, niet its een befchuldigcr, veel min ,its cen Crimni- neelyk ve;•dayten, maar als cen onnbe/prookezi getuigezi, 1. DEEL. L' . ALG. LE1'T, No. S. A a heeft 344 VERZAMELING VAN STUKKEN heeft bet lien eerloozen ook kunnen gelukken, de Rech. ters, immers veelen derzelven, door zyne niterlyke ver- tooni1lg van Godsvrucht en Oprechtheid, in twyfel en wantrouwen der onfchuld, van de Weduwe VAN DEIR MRULEN to brengen. Doch deeze tyd van dwaaling was voorby. Zyne leugens en verdichtfels, ook in andere op- zichteu, als de hoofdzaak, wares door de Depofitien van verfcheidene eerlyke en braave getuigen , die van tyd tot tyd gehoord waren, tot de grootfte zekerheid van meineed gebragt; en geen der Rechters was 'er, by wien de min- ite bedenkelykheid overbleef, wegens de fchuld van dee- zen halsfterrigen gevangen. Wanneer this de Heer Hoofd- Ofiicier Mr. PIETER JAN MARCUS, op den 2 Mey 1785, by Memorie verzogt, dat de gevangen op eenige fummierlyke Artikelen, betreklyk, zo tot deszelfs hoofdbefchuldiging zelve,als tot de adminiculeerende omftandigheden door hem van tyd tot tyd opgegeeven, zoude worden gebragt ter fcherper examen en tortuur, wierd dit verzoek toegellaan , na dat echter Heeren Schepenen, die in deeze geheele zaak, zedert die hervat was , fleeds de voorzichtigfte naauwgezetheid hadden betracht , zich verzekerd hadden, dat kundige en onpartydige Rechtsgeleerden bet verzoek van Tortuur insgelyks als gegrond befch ouwden „ Het toegeftaan fcherper examen wierd dan ter uitvoer gebragt tot then trap, als genoeg was, om den gevangen to doen zien, dat de Rechters hem voor volkomen over- tuigd hielden, en dat zyn formeele Confesfie alleen ont- brak, om hem als meineedig to doen ftrafFen. Op dat ogenblik nogtans, daar by van de Natuur een lighaam outfangen heeft, gebard tegens zodanige pyn , als by toes ondergmg, bleef by by de ontkentcnis, en hield, even ver- ftokt als to vooren, zyn onfchuld ftaande: Doch uit bet gebeurde meer en meer ziende bewaarheid, 't geen by zich by eene voorige gelegenheid eens had Jaaten ontval- len , dat by zicli door' zyne olyklicirl (dat is door zone ge- flepene arglistigheid) nict zoude redden, deed by eindelyk op 't onverwachtst cen flap, die ten nieuweu bewyze ver. frekt, dat de rechtvaardige Voorzienigheid, de boosdoen. ders , welk een vast voorneemen zy ook hebben mogen , om door de onverwinnelykf'e verftoktheid de geflrengheid der fnftitie to ontgaan, vroeg of laat, ter welverdiende lirafoefening doet bezwyken. „ Eenige dagen na 't fcherper Examen, verzogt JoxAN- T ES (-,RYFZOE de lleeren Schepenen to ipreeken, en decd toen eene belydenis, welke tot genocgzaamen grand ge- frekt WEGENS CATH. TAAN. 345 ftrekt heeft , om een einde deezer extraordinaire Procedu- res met zyne flraf to maaken, offchoon misichien in een ordinair Proces zyne gedrochtelyke onderneeming tegens zyne Juffrouw, in eene nog haatl}tkere en affchuuwlykere gedaante zoude zyn voor den dag gekomen, dan zy nu by zyne Confesfie was begrepen. Hy beklom dan op den 19 July 1785, met zyne medegevangene JOHANNA CORNE- LIA VAN DER SAND, (welker beide Confesfien en Vonnis- fen bier worden medegedeeld) als een meineedige Falfaris, bet fchandtooneel, waarop by eene onfchuldige en braave Vrouw, die welder zyne Weldoen(ler was geweest, door de boosaartigfte leugen had poogen to brengen." Dus zegepraalde eindelyk, na 't uitftaan van 't hartgrie- vendst leed, en de kommerlyk{le aandoening, de blanke onfchuld, over den verfoeilykften laster en bet fchaamte- loosfle to bedrog. Dus kreeg devalschheid haaren loon: en dus plukten zy, die de Weduwe VAN DER MEULEN, ge- duurende den gantfchen loop deezer zaak, met hunneu raad gediend hadden (namelyk de Advocaat Mr. JOHAN ,LusAC, en de Procureur ISAAC ELIAS LuzAC, van den yver, waarmede zy haare verdediging behartigden, de edelfte vrucht, die een weldenkend Pra&ifyn van zyne moeite ooit verlangen kan, bet innerlyk zielsgenoegen van die onno- zelheid, uit de ftrikken haarer belaagers geredr, en de fnoode ondeugd met bet gelukkigst gevoig beftreden to hebben. Dit geval, gelyk de Uitgeever deezer Stukken ten be- fluite wel aanmerkt , kan ten bewyze flrekken , dat , in een land van Gerechtigheid, de Burger, in een rechtvaardige hoogeOverheid, akoos fleuh en toeverlaat zal vind,,n, ter- wyl men tevens hieruit leeren kan , dat de alweetende Voorzienigheid wel eens voor een tyd den Boozen zynen loop ongehinderd laat voortzetten ; doch dat ook altoos haare alwreekende hand hem , vroeg of last, tot fchande brengt, en. toelaat, dat by zich tot zyn onllerflelbaar be- derf in zyne eigene gefpannen netten verwarre. Gedenkfchrift voor den Grave van Cagliostro, befchuldigden, te. gen den Procureur Generaal, befchuldiger, in tegenwoordigheid van den Hr. Cardinaal de Rohan, de Gravinne La Motte, en andere medebefchuldi_gden. Naar den Paryfrhen Druk , uit het Fransch vertaald. Te Amflerdam, by J. van Gulik, 1786- in 8vo. Onder de Zonderlinge Weezens van deeze Eeuw, behoort zeker.yk de Grave van Cagliostro geteld to worden. fly A a 2 be. GEDENriSCI1RIFT bcklaatt zich in deezo zyne Memorie, voor eerst over zyn ongunftig lot , dat by niet verdiend heeft, geeft vervolgens den flint dcs gelehils, waarin by ongclukkig is ingewikkild, vol- gcns zyne gisfrngen, op; voorts de Gefchiedenis van zyn lee- veil , dat zekerlyk hot minst gcwigtigfe Stuk van zyne ver- deediging niet is, en eindelyk cone wederlegging van dat ge- declte (let Memoric van de Gravinne do La Motte, bet welk hem zeiven betreft. Daar nu deeze zaak reeds beflist, en do Grave de Cagli- ostro nit zyue gevan-enis ontfagen en op vrye vocten gefteld is , zuilen wy nets melden van hoe ecrfe en laatfe gedeelte dcc:;cr Memorie; maar alicenly> hot ecu en ander betreftende 's Mans leven mcdcdeclen. Dc plants. zvncr geboortc, en de Ouders die help aan hot licht gcbragt hebben, weet by Wet. Zyn ecrfe Kindsheid, beeft by ill de Stad Aledina in Arabidn doorgcbragt, daar by opgevoed wierd on.icr den naam van Acharat, en gehuisvest was in 't Paicis van den Nluphti Salahaym. Hier had by vier perluenen rondom zich, een Gouverneur A1!iotas geheeten, en drie huisbe diendcn. Aihotas, die altoos eon diep geheim inaakte van zvne afkomst, en hem alleen to kennen gaf, dat by op den ouderdom van drie maanden Woes gebleven was, en dat zyne Udders Christcnen en Edelen wares, had eon ver- maak in de geneigdilcid, die by voor do Wetenfchappen deed blyken, aan to kweeken. Dees was bet, die hem leerde God aan to bidden , zyne naasten lief to hebben en to dienen, en op wile piaatfen de Wetten on den Godsdienst to cerbiedigen. Zy droegen beiden bet Mufulmans Kleed , beleeden uiterlyk bet Moharedisdoin, maar do waare Godsdienst wes in hunne barten geprent. Dc Muphty kwarn heal dikwils zicn, en fcheen vecl achtinz voor zyn Gouverneur to hebben. Naauw- lyks had by zyn twaalfdc jaar bereikt, of de begeerte om to reizen, en met zync cigenc oogen die wdnderen to zicn, van welken zyn Gouvcrneur hem onderhouden had, beving hem zodanig, dat i`.led;na en de Spelen zyner Kindschheid alle hunne bekoorlykheden in zyn oog verlooren. Fly ging , benevens zyncii Gouverneur, met do Caravane naar Mecca, waar zy aan 't Paleis van den Cherif affapten. Flier ii-icrd by op cen kos- tcly'ce wyze gcklced en aan den Vorst voorgefeld, die hens op de tederfe wyze ontving. fly blecf drie •1aaren to Mecca, en d;;ar ging geen dag voorhy, dat by niet by den Cherif w erd toe elaaten , en elke dag zag deszelfs verklecfdheid en zyue erkenten toeneemen. Lind lyk bet ecnvormig ]even, dat by aan bet tint• van den Cherif lcidde, mocdc, vertrok en veriiet by iM:cca, om 'cr diet wedcr to komen. fly begun v,,yne reizen door Lgypten, en bczocht die beruchte Grafnaal- den , wci"•;c in 't_ cog van oppervlakkige bc'cbouwers nict an- ders zyn, din een ongefcl:iktc hoop van Marmot- cu Graniet_ flcen. VOOR CAGLI0STRO. 347 fl een. fly maakte kennis met verfcheidene Bedienaars der Tompels, die hem wilden inleiden, in plaatfen waar de go- meene Reizigers nooit kwamen. Hy doors iep vervolgens de voor. naamfte Koningryken van Africa en Afia ; dan in dit Werkje houdt by zich thans alleen bez'g, orn to fpreeken van zyne Reizen in Europa, en de perfoonen to noemen die hem ge- kend hebben. Hy kwam, in 1766, henevens zynen Gouverneur en drie Huisbedienden, op het Eiland Rhodus, en ging to fcheep op een Fransch Schip , dat flair Maltha onder zeil ging. Onaangezien de verpligting der Schepep, die uit de Levant komen, om quarantaine to houden, kreeg by na twee dagen vtyheid om aan lard to gaan. Do Grootmeester Pinto gaf hens, gelyk ook zyn Gouverneur, een verblyf in zyn Paleis, en verzo„t den Ridder d'Aquino hem overal to verzellen. Toen nam by voor, do eerfte mail met bet Europeesch Gewaad den naam van Grave van Cagiiostro aan, en was niet weinig ver- wonderd zynen Gouverneur Alhotas in een Kerkelyk Gewaad, en met hot Ridderkruis van Maltha, verferd tezien. Hot was op dit Eiland, dat by bet ongeluk had, deezen zynen besten Wend en Meester to verliezen , waardoor hct hem we•Ihaast tot een onverdraaglyk verblyf wierd , zodat by van den. Grootmeester Vryheid verzocht om hetzelve to verlaaten, en Europa door to reizen; does hewilligde hierin, I'choon met leedweezen, en de Ridder d'Aquino verzelde hem op zyne reizen. Fly bezocht eerst Sicilien, waar deeze Ridder hem in kennis bragt met, dell Adel van het land; van daar de verfeheidene Eilanden van dell Archipel; en na de Middelandfche Zee van nieuws doorgeloon pen to hebben , kwamen zy re Napels, bet Vaderland des Ridders d'Aquino aan. Van hier vertrok by alleen naar Rome, met Geloofsbrieven aan dert bankier L'ellonne. Hier kreeg by een bezoek van den Seeretaris van den Cardinaal Otfni, die ge- last was , hem to verzocken zyne Eminentie to komcn zien. Deeze Cardinaal bewees hem alle bedenkclyke beleefdhcden., verzogt hem verfcheidenmaalen ten eeten, en deed hem by do meeste Cardinnalen kenncn, met naame by den Card.inaal Tsrk en den Cardinaal Gan)Tanciii, die naderhand Paus geu•ccst is, onder den naam van Clemens XlV; en by had verfcheido maalen de core van rot byzondere gefprekken met den toen- maaligen Pans ResJonico toegelaaten to worden. In dien tyd, tweeentwintig Jaarcn oud zyndc, kreeg by kennis aan cene juffrouw van aanzien , genaamd Serapkina Feliclziani; zy had na'tuwlyks de Kindsheid verlaaten, of haare opkomende hekoor- lvkheden ontlioken in zyn hart cone genegenheid, welke door con zestienjaarig huwclvk niet (fin terker ge%vordcn is ; en dec- ze is hot , welke thans zyn ongunftig lot met hem gcdceld heeft. Na dit verhaal , bet welk wy kortely'k gcfchetst hebben , gait by over, oni vericheidene perloonen van aanzien op to uocmen, die by in do meeste Linden van Earopa l' zunderl)k gekend A a 3 heefr, 348 CEDRNKSC14RIPT heeft, en haalt een plaats aan , uit 2eker werk, genaamd Brieve t over Zwitzerland, waarin een zeer loffelyke getuigenis van hem gegeeven words, dat wy, om derzelver byzonderheid onzenLee- zeren nog zullen mededeelen : „ Deeze zonderlinge Man verbaa- zende wonderlyk door zyn gedrag en door zyne uitgebreide Kun- digheden, van eene geftalte, die geest aankondigt en vernuftuit- drukt, hebbende oogen vol vuur, die tot in den grond der ziele leezen, is voor zeeven of acht Maanden uit Rusland gekomen, en fchynt zich in deeze Stad to willen nederzetten, ten min- flen voor eenigen tyd. Niemand weet, waar by van daan konlt, wat by is, en waar by naar toe gaat. Bemind, ge- liefd, geeerbicdfgd van den Commandant der Plaatfe, en van de voornaamften der Stad; aangebeeden van de Armen en van 't gemeene Volk; gehaat, gelasterd, vervolgd door zekere Lieden ; geen Geld noch Gefchenken ontvangende van de gee- nen, die by gencest; zyn leven doorbrengende met de Zieken to bezoeken, vooral de Armen, hen helpende door Gerees- middelen, die by bun voor niet uitdeelt, en met zyne beurfe om Soup to hebben; zeer weinig eetende, en byna altyd Ita- liaanfche Pastyen; nooit liggende, en niet meer flaapende dan twee uuren, in een Leuningfloel gezeeten; eindelyk altoos ge. reed, om, ter hulpe van ongelukkigen, toe to vliegen, op war more bet ook zy, en geen ander vermaak hebbende, dan dat van zyns gelyken to verligten: deeze ongeloovelyke Man, voert cen Staat, die zo veel to verbaazender is, dat by allea, vooruit betaalt, en dat men niet weet, vanwaar by zyne in- komften heeft , nochte wie hem geld bezorgt. Gy hegrypt wel, dat men fterk met hem kortswylt, by is ten minften de Antichrist; by is vyf of zes honderd Jaaren oud; by bezit den Philofophifchen Steen; de algemeene Geneeskunst , eindelyk bet is een van die Geesten, welke de Schepper fomtyds op aarde zendt, met een flervelyk omwindfel bekleed. Indien dit zoo is, dan is by wel een fchatbaare Geest. Ik heb weinig zo gevoelige zielen als de zyne gezien, weinig zulke tedere, zulke goede en zulke medelydende harten. Niemand heeft nicer geest en kundigheid dan by; by verftaat byna alle de taalen van Europa en Afia, en zyne welfpreekendheld verbaast en vervoert, zelfs in die, welke by bet minst geed fpreekt. 1k zeg u niets van zone verwonderlyke geneezingen , daar zouden Boekdeelen rodig zyn, en alle de Tydichriften zullen ' er u v>m fpreeken. Gy moest alleenlyk weeten, dat van meer dan vyfduizend Zieken, die by behandeld heeft, zyne bitter- fte vyanden hem nict meer dan drie dooden verwyten, aan welken by nogthans geen meer dcel heeft dan ik. „ Vergeef my, dat ik my nog eenige oogenblikkcn , omtrent lien onbegrypelyken Man ophoude. 1k kom zo van zyn ge- hoor. Ach! wat zoudc gy dicn waardigen Sterveling lief heb- ben, indien gy hem gezien hadt, gel)k 1k, van den cenen tl r- VOOR CAGLIOSTRO. 349 Armen ra den anderen loopen, hunne walgelyke wooden met vuurigheid verbinden, hunne kwaalen verzagten, hen met hoo- pe troosten, hun zyne geneesmiddelen toedienen, hen met weldaaden overlaaden, eindelyk hen met zyne Giften ophoo_ pen , zonder ander oogmerk dan de lydende menschheid to hulp to koomen, en de onfchatbaare zoetigheid to genieten van op aarde bet beeld der weldoende Godheid to zyn. ,, Verbeeld u, een groote Zaal vol van die ongelukkige Schepfels, die alien byna ontbloot zyn van alle hulpe, en hunne zwakke handen, die zy naauwlyks kunnen ophefen, ten hemel uitflrekkende om de liefdaadigheid van den Graave to fmeeken. ,, Hy hoort hen, den eenen na den anderen, vergeet geene van hunne woorden, gaat voor eenige oogenblikken uit, keert wel haast weder, helaaden met eene menigte Geneesmiddelen, welke by toedient aan elk der ongelukkigen, terwyl by, bet geene zy hem van hunne ziekte gezegd hebben, herhaalt, en bun verzekert, dat zy wel haast zullen geneezen zyn, indiett zy zyne Voorfchriften ftiptelyk willen opvolgen. Maar de Ge- neesmiddelen alleen zouden ongenoegzaam zyn; zy moeten Soupe hebben om krachten to krygen, dezelve to verdraagen ; de hours van den gevoeligen Graave wordt onder hen verdeeld; bet fchynt dat zy onuitputbaar is. Veel gelukkiger to geeven dan to ontvangen, openbaart zyne vreugde zich door zyne ge- voeligheid. Die ongelukkigen, doordrongen van erkentenis, van liefde en eerbied , werpen zich aan zyne voeten; omhel- zende zyne knidn, noemen zy hem hunnen Behouder, hunnen Vader, hunnen G De goede Alan words verteederd, de traanen biggelen uit zyne oogen; by wilde ze verbergen, maar by had de kracht niet, by fchreit, en de Vergadering fmelt weg in traanen; .... aangenaame traanen, welke de ge- nieting van 't hart zyn, en welker bekoorlykheden niet kunnen begrepen worden, wanneer men zo gelukkig niet geweest is, diergelyke to ftorten." Dat dit getuigenis niet vergroot is, beroept by zich op deParochie-Priesters; bet lichhaam der Kanoniers en de verlchei- dene Regimenten, toen to Straatsburg in hot Garnizoen leg- geode; op de Apotheekers, Herbergiers, en Sipiers, wegens de Armen en Soldaaten die by geneezen heeft, de arme gevan. genen en de meenigte der geenen, welke by verlost heeft, de hoeveclheid der Geneesmiddelen, die by voor de Armen liet gereed maaken, en die by alle dagen met gereed geld be. taalde, en den grooten toeloop van Vreemdelingen, welke by naar Straatsburg trok. Voorts heroept by zich op de hoofden der Stad, de Magittraatsperloonen en hot Publ'ek van Straars- burg, of by ooit Scandaal veroorzaakt heeti , en of onder zyne bedryven een eenige is ftrydig met de Wetten , met de goede Zeden en den Godsdlenst, terwyl by ons tevens Brieven van aan- 350 GEDE\RSCHRIFT VOOR CAGLIOSTRO. aanbeveeling mededeelt van den Graave Vergennes, den Mar- gttis de Miromenil, en den Marquis van Segur, welke alien tot den groorften lof en eer van hem flrekken kunnen. Jamnmer is hot dat dit Werkje zo flegt vertaald is, dat men dikwils naar den zin raaden moet, bet geen wy denkelyk aan .'c overhaasting, waarmede foorrgelyke tukken vertaald-en uit- gebeeven worden, moeten toefchryven. Gefcla'edenis van Karel van Burglaeim en Emilia van Rofenau, door t. M. MILLER. Ut laeg Iloogduitsclr vertaald. II Deelen;metPlaa- ten; le Utrecht en Aw eldam, by G. T. van Paddenburg en 1.1. Schalekamp r?85. In octavo, 1054 bl. M en kan Duitschland in deeze Eeuw zeker zyne oorfprongely- ke vernuften niet betwisten, en, fchoon veelen nog al bet eon en ander, zo wel good als kwaad, van Schryvers uit andere landen hebben overgenomen, moot men bekennen, dat bull Ro- man:chryvers , (choon zy incest alien een (poor betreeden , zich eon nieuwen cveg gebaand, althans een voormaals gantsch niet algemeenen finaak in de heerfchende mode gebragt hebben. 't Sentimenteele, hot dweepend Sentimenteele, is de toon, waar- op bykans alle de Duitche Romans gefl:emd zyn, en, om door then toon to zekerer jeugdige harten to roeren , fchildert men de \Vaereld zo zwart en aakelig, dat elk bezadigd mensch, naa do Leezing dier Romans , moot getuigen; dat de Schryvers van zulke fombere Stukken, vooral daar zy den Godsdienst altoos ten flerkilen in hot fpcl brengen, der goode Voorz;enigheid to kort doen, die ons, in bet algemeen, meer langs roozen paden, no den tempel des eeuwigen geluks opleidt, dan ons barrevoets op fcherppuntige doornen doer voortwandelen. Was de Waercld, waren de Deugd, en oprechte Liefde megstal zoongelukkig,als do gemelde Schryvers haar affchildercn, 't-zou de grootfle kragt van Geest vereilchen om God als een goedcrtieren en weldaa- d't* WVezen to befchouwen : en welk denkbeeld is nuttiger en sevens troostryker? Of de Duit;chers do goede Zeden door dat foort van Romans meenen voort to planten , weeten wy Diet, maar do 'Schryver van den Roman, die thans voor ons ligt, fchynt ors alleszins toe, eon Man van goede Godsdienflige be- gripp n, ell eeu Vriend der Deugd to zyn; meermaalen heeft men reeds van hem een Proeve in onze moedertaal hot licht waardig gel:eurJ: doch deeze procve is zo fornber, zo dcnker, dat, on. aangeziien de goede oo merken van den Schryver, en het ge- noeg'yk chide, dat niogelyk do deugd zal bekroonen, bet bo- ven aangemerkte op dezelve toepasfelyk zy. De wyze, waar- ()p anderszins deeze Roman ge chreevcn is) verdient goedkeu- riog, aiiccn is by met vry to fpreekcn van langwylibheid. N I E U IT" EA L G E M E E N E VADERLANDSCHE LETTER. 0 FFENINGEN. Tempelgezicht win den Pr~opheet Zacharia , in eenige Schrifamaatige Perhandelingen opgehelderd, door j. w. VAN SLYPE , Jiedienaar des H. Euangeliums to Zsvolle. Ecrflc Deel. Te Utrecht, by A. v. Paddenburg, 1786. Rehalven let hoorsv. en den Inhoud, 344 bl. In gr. 8vo. net gezicht van Propheet Zacharia, aengetekend in bet 1lderde Hoofdlluk zyner Godfpraken, dat door vele Uit- leggers op zeer verfchillende wyzen verklaerd word, is in dezen op nieuw bet onderwerp der overdenkinge van den Eerwaerden van Slype;die 'er zich to eerder toe verledigd heeft, om dat by in de gelegde onderftellingen van ande- ren, wier arbeid bier over tot zyne kennis gekomen is , (zonder dezelven echter met cue verwaende verfwading to befchouwen,) niet geheel heeft kunnen berusten. Vlytige nafpoorers van 't Prophetisch woord, by zichzelven in dit Stuk nog niet voldaen, zullen 's Mans uitlegging wel waerdig vinden, om dezelve met die van anderen to ver- gelyken, daer by zyne denkbeelden deswegens regelmatig en oordeelkundig ontvouwt; en bet daeriu behandelde ge- moedlyk ter betrachtinge aendringt. Naer zyn in. zien „ vertoont ons dit gezicht, deels Judaas hooge fcha- • duw Priester, bezig in de ootmoedige verriebtinge van • bet tempelwerk der voorbeeldige verzodnge, v. 1-7. • En deels tekent bet ons of Jofuaas doorluchtig tegen- • beeld , den eenwigen Hoogepriester, die eens zyne ei- • gen ziele zou ftellen tot cen fchuldofl'er, ter wegnemin- • ge van alle de ongerechtigheden zyner Uitverkoorenen, • v. 8.10." Men heeft naamlvk de drie eerfle Hoofdflukken van dit Boek, of wet de vier vertooningen daerin gemeld, to be- fchouwen, als behelzende etsn nachtgezicht, waerin vier onderfcheiden vertooningen voorkomen, onderfcheiden in aert en tyd, waer tusfchen men de fchoonfte orde van wettige opvolging ontmoet, die, gewenschte dingen voor Gods Volk aenkondigende, hen ten laetfte opleiden tot 1. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 9. B b is- 351-1 J. W. VAN SLYPE Isracls grooten Verzoendag. Ze volgen elkander in deze orde. De eerfle, Hoofdft. 1. 8-17, geeft to kennen, dat de Here Juda in zynen verurukten ftaet niet zou verlaten, maer befchermen. Hierdoor zonden zy, naer uitwyzen der tweede v. 18-21, be-ftand zyn tegen hunne tempel- vyanden, en gevoiglyk hunnen arbeid kunnen voortzetten. Van dien gelukkigen uitflag in den tempelbouw, geeft hun de derde, Hoofdft. II. voorgefteld, de krachtiglte verze- kering, daer zich een man met een meetfnoer opdoet, ten teken, hoe niet flechts de Tempel, volgens dat meetfnoer volbouwd zou worden, maer ook, hoe by, naer deze in- richting, den Ziener voorkwam als reeds volbragt, en dat wel in zyn luistervollen aenzien. De Eerwaerde van Sly- pe ieder dezer drie voorafgacnde vertooningen, in diets zin, beknoptlyk oiitvouwd hebbende, met ' aenwyzinge van den troost , welken Juda daer uit fcbeppen kon , ver- volgt bier op, met betrekking tot de vierde of laetfte ver. tooning, Hoofdft. III, in dezer voege. „ Edoch mogt het zwakke hart zich bier door gelterkt vinden in geloof en hoope , dat de 1-Ieere zyn tempel- werk wel en voorfpoedig zon doen gelukkcn ; eene zwa. righeid, van wezentlyk gewigt, drukte nog het gemoed; de ongerechtigheden hadden hen ver van de altaaren der verzoeninge afgeweerd, in Babel, dat land van grouwe- len, overgebragt, alwaar zonden vergroot, fcbulden ver- meerderd waren ; de voorfpoedige tempelbouw was geene verzoeninge voor de zonden; maar de, plegtige feestvie- ring van den hoogltatelyken Verzoendag in 's tempels binnenfte heiligdom , was alleen eene getuige, dat de Heere de ongerechtigheid in Jacob, en de overtredinge in Israel niet wilde aanfchouwen , om dat, daar zy nit de dieptc van hunne ellenden beleden : eiigerechtige dingcn, o God! hebben de overhand over ons! ze teffens uit teu gelovig inzien in den weg der verzoeninge, zo als die in den gezegenden Borg ligt, tot roem van vrye genade kon- den roemen : maar gy vergeeft menigyuldig (*). Ter weg- neminge van deze prangende zwarigheid diende Leer ge. past de vierde vertoninge in dit nachtgezicht. Hier be- vond zich de Ziener op den grooten Verzoendag, by zag Judaas tempelhoofd , den Hoogepriester Jofua in zyn per- foon de zonden des Volks voor den Heere brengen, by ver- (*) PG 65:4. Jef. 5,5. 7. OVEtt ZACHARIA III. 353 vernam, hoe by, in fpyt en weerwil van den Satan, dien hoofdvyand van bet verzoeningswerk , die hem in dezen zeer tegenftond, 'er verzoeninge over ontving; ten blyke nu, dat 'er voor bet Godsvolk geen verzoeninge ver- worven ware, die een handfchrift van bezwaar of be- fchuldiging naliet, waarom ze 's jaarlyks moest herhaald worden, zo was den Ziener teffens getoond , hoe de kracht van het voorbeeld in bet tegenbeeld to zoeken wa- re; de voorbeeldige verzoeninge vond zynen genoegzaa- mien grond niet in het offerdier zelve, dat op dietr dag door Aarons Godgewyd altaarmes gekeeld werd, maar in Jehovaas eeuwigen Zoon, die zyne Ziele op den grooten Euangeliedag van verzoeninge tot een fchuldoffer zou ftel- len , met dat gewenscht gevoig, dat by op dien dlnen dag, volgens bet negende vets , de ongerechtigheid des lands zoude wegnemen, zonder dat dezelve ooit meer zou- den gedacht worden. Wierd dus bier bet Godsvolk voor• gehouden, hoe over hunne zonden Diet flegts fchaduwach- tige maar ook weezenlyk verzoening gefchiede, de uitwer- king bier van moest zyn , dat bet gemoed, zo doodlylc getroffen over bet hartbrekend gezicht van eenen onver- zoenden Nat met God, in voile ruimte ghbragt werd; zo dat de gezegende uitkomst van dit werk tot vrucht zon hebben, vrede, gerustheid, zekerheid en blydfchap voor al bet Godsvolk, ingevolge bet tiende vers : Ten then dage, fpreekt de Heere der lteierfcltaren, zult gylieden cen ygelyk .zynen naastcn noodigen onder den wynflok en vygeboorn. " De Cc erwaerde van Slype ontvouwt in dit eerfte Deel, 't welk wy thans onder handen hebben, volgens de bo- vengemelde fchifting, bet eerfte gedeelte dezer vertoonin- ge, Hoofdft. 111. 1-7. voorgedragen, in vyf Verhandelin. gen. ,. De cerfte vertoont ons Jofua verontreinigd , door „ den Sathan aangevallen, en voor God vernederd, vs. z • en 3 De tweede tekent ons Jofua, door 's Heeren „ Engel, by wien hulpe befteld is, uit Sathans overmagt • en doemlust verlost, vs. 2. De derde tekent ons Jo- • fua, op hoog Godsbevel, gerechtvaardigd tegen Sathans „ befchuldigingen, vs. 4. De vierde brengt ons under „ bet oog Jofua , bekroond met de heerlyke vryheid der „ kinderen Gods, vs. s. En de vyfde behelst Jofuaas ,, heiliging in 's Heeren dienst, vs. 6 en 7." Elk dezer Verhandelingen word met enige beknopte Ilichtlyke be. denkingen beflooten, en ten laetfte voegt 'er zyn Eer- B b z waer- 354 J. w. VAN SLYPE OVER ZACPIARIA Ill. waerde, ten befluite, nog een zesde Verhandeling by, welke een bellierend onderricht behelst, en waer in by be. doelt to tooneu, welke leerzame, opwekkende, aenmoe- digende en vertroostende leeringen, uit de befchouwing dezer zeven eerfle Verzen of to leiden zyn, en hoe men daer van een heilig gebruik kunne maken. Paraphrafis & Annotationum in Epiflolam ad Hebrxos fpe. cimeu. Autlore PETRO ABRESCH, Th. Do&. & in Aca- demia Groningo Omlanda Prof. Ord. - Lugd. Batav. apud A. & Y. Honkoop, 1763. Absq. Prxf. & 143 pp. In oalavo f. m. ~iermede bled ons de Hoogleeraer Abr•esch aen e ene j--'Proeve van zynen arbeid, ter ophelderinge van den Brief aen de Hebrecn; welke, ter zake van de geleerde en oordeelkundige uitvoering , ongetwyfeld den beoefena- ren van Uitlegkundige Bybelfchriften dermate zal voldoen, dat het hem ten flerkfle zulle aenmoedigen, om zynen aengevangen arbeid to voltrekken , en verder gemeen to waken. Zyn Hoogeerwaerde , het nut ener uitbrei- dende verklaringe inziende, heeft die taek, fchoon by der- zelver moeilykheid grondig bezefte, in dit geval op zich genomen, era zich voorgefleld ene doorloopende Uitbrei- ding van dezen Brief to vervaerdigen. In derzelver opftel heeft by zich bevlytigd, om dell, zin der fpreekwyzen, naer de mening des Schryvers, in t verband, waer in zy voorkomen, en naer bet bcdoelde oogwit, ten nauwkeu- rigfte, volledig, beknopt en klaer voor to dragen: waer- van ons deze zyne Uitbreiding verfcheiden doorflaende blyken, levert. Dezelve gaet vergezcld van vele aenteke- ningen, die deels het Letterkundige , deels de behandelde zaken, betreffen; en waer onder'er etlyken zyn , die tevens haer ,algemeen nut hebben, en ook ter ophelderinge van andere Schriften dienen; waerin by to minder fpaerzaem geweest is, om dat by, by bet gemeen waken van zyne ophelderingen, ook to gelyk beoogde de oefenende Jeugd hiermede de behulpzame hand to bieden. Het thins afge. geven Proeffluk gaet over de twee eerfle Hoofddeelen van dezen Brief; en 't oogmerk is, op die wyze, den geheelen Brief to ontvouwen; na de volvoering van 't welke zyn Hooggeleerde zich clog zal verledigen tot de afgifte zyner overdenkingen, over den Schryver des Briefs, (dien by niet P. ABRESCLI IN EP. AD HEBRIEOS. 355 niet twyfelt Apostel Paulus to zyn,) en verder over den oorfpronglyken tekst, mitsgaders over de echtheid van de- zen Brief, als mede den tyd wanneer, en de perlbornen aen welken, dezelve gefcbrevcn is, enz. Oln dell Lezer cen flael van 's Mans arbeid odder 't oog te bren- gen , zul!c,i wy ors bcpalen tot zyne oplieldering van I-Ioofddcel II. v. 5-8 , volgens ooze gwoone fchiklciug, dock die, naer des 1.-Inogleeraers verdeeling, de vier ecr- ftc verzen van dat Iloofillluk uitmaken (*), welker in- houd de I-looglecraer aldus voordraegt. De Schry- vcr dozes Briefs, de voortreflykhcid van den Christelvken God::.di.nsr., boven de Joodtche Bed,,eling, getooud iteb- beode , uit overweging der voortrellykhcid van dcszclls eerftcn Verkondiger , _/cfus Christus, H. L 1-14, grond deerop cue ernflige vermaning tot one ftandvastige geloo- vige gehoorzaemheid aen de Euan elielecr, vers I5I8. En hier aen hecht by, by mauler van een uitflap, in het tweede 1-loofdftulc, one verdediging vain den lawn flact W.11 Chri:~tus, waer door by als mensch zelfs tot (tell flood vcrnederd Nvas. Ter Bier gelcgenheid verhcic hy, in do ecrfle plactze , I-I. II. I-4° den hoogen mister en uittnun- tendheid van bet algemcene flervelyke mcnschdom , wet byzonder dacrin doorftralcnde, dat bet zelve gefchikt is, tot de behecrfching der toekomende acrde , welke den Engelen nict to heurte valt. flet des«-egens aldaer ge- melde breid zyn IIooggeleerdc in dezcr vocge nit. I. Men heeft zich bier nict to flooten aen den lager flaet van jezus, wacrin by its ftervclvk en heneden de Engelen voorkomt , of to denken, dat zulks aenloopt, te- gen bet gees wy van zyne zo hooge waerdigheid gezead heb (*'~ De F1oogleeraer merkt hicronttrcnt met refit aen, d:tt de. ze vier eerfle verzen to nauw verbonden zyn met bet voor- gaende, orn van 't ecrile Hooidftuk afgefcheiden to warden ; waerom by het t•weede Hoofdftuk cerst begirt met ons vyff'c vets. Soortgelyke min nauwkcorige verdeulingen 'viral wen, zegt hy, niet zeldzaem, zo in 't 0. als in 'I N. T. Met oF- zicht tct het eerfle verzend _hy ons na Venema Comment. ed Malach. P. 347, en met betrekking tot het laetfle, brcngt by by, 2. Cor, V11. I, dnt tot bet voorige Hoofdfluk behoort' zo is ook 2 Cor. 1. 24 verkeerdlyk afgefcheiden van H. II. I , en very: Col. II. I-7, moest by het cerfte Hoofdlluk gevoe2d zyn; a!s mede Col. III. I-4, by bet twccde: I Jn;+rn. III. ,a',, Hier aen kennen Iry, enz. behoordc bet vierde Hoofdf ulh aen to vangen : en zo ouk IIb. I V. 14-16 het vy1de. Bb 3 356 P. Al4AESCH hebben. Want by heeft, niet de Engelen, maer alleen de menfchen opgevoerd tot den hoogiten ert eeuwigen ge. lukltaet. ".ten then einde moest hy, niet de natuur der Engeien, maer die der menfchen, aennemen; die zwakke natuur, welke aen vele kwellingen en rampen zelfs tot den dood toe, onderhevig is. Hoe hoog nu daze flervelyke itaet by God geagt zy, zelfs ook boven den faet der Engelen, is daeruit of to nemen, dat by de toekomende waereld, dat zo voorname deel dier gelukzaligheid, van welke wy boven gefproken hebben, niet gefchikt heeft om aen de Engeien ouderworpen to zyn; maer aen 't'mensch- lyk geflacht, hoe zeer bet nu ook ver beneden den ftaet der Engelen zy; des alleen de menfchen hier namaels over de aerde zullen heerfchen. 2. Zo toch heeft iemand reeds elders betuigd: „ Wat • heeft de elendi , c:)/- 3) om hunnen Koophandel, zo in 't groot als in 't klein, to d;yven. Hiertoe behooren goede be- kwaame Wegen , Havens , Zeehavens, binne-nlandfche Ka- naalen , enz. en al bet Been verder tot bevordering van 't geluk van die Maatfchappy behoort. Lit dit gezegde zal men gcnoegzaam een algemeen denkheeld bekomen, dat een lvlaatfchappy, zodra zy opgerecht wordt, zecr veele behoeften verkrygt. Ieder Lid van eene Burger- mantfchappy heeft zich of uitdrukkelyk of flilzwygendd verbonden, om het zyne to draagen in de bevordering van de algemeene veiligheid en bet algemeen geluk; maar ieder Lid van die Maatfchappy heeft ook zyne eige- ne behoeften, welke by voor zich zelven moet verfchaf- fen. Indien nu alle de bovenaemelde Leeden, de Bejluur- ders , de Uitvoerders van do beveelen der Be/luurders, enz. enz. zonder cenige belooning hunnen geheelen tyd aan die zaaken moesten geeven, dan zou de gehcele na- tuurlyke Orde der Maatfchappy ten onderflen boven ge- raaken, dan zouden die geenen , welken nagt en dag tot welzyn van die Maatfchappy moesten arbeiden, hunne ei- gene behoeften onverzorgd moeten laaten, en dus zelve de OD gelukkigften zyn , terwyl dan in tegendeel de overigen , welken de voordeelen van then arbeid op hun gemak ge- nooten, in 't geheel niet zouden voldoen aan hunne ver- plichting , om bet hunne in de bevordering van de alge. meene veiligheid en 't geluk to draagen. Eh van deeze twee zaaken moet derhalven gebeuren; of alle de Leeden van de Maatfchappy moeten alles doen , zy moe- ten alien beftuuren , alien Uitvoerders van de bevelen zyn, alien befchermen , alien aan de Fortification arbeiden , enz. enz. Of lie geenen , welken aan alle deeze dingen niets doen, moeten, ter vergoeding van den arbeid van humne L ID SILL. N. ALG. LETT. NO. 9. C c Me- ^6$ DE CEEST DER WETIEN Medeleeden, en van het verlies van then tyd , welken zy ter verzorging van hunne eigene behoeften hadden kunnen en moeten betleeden, op hunne beurt de verzorging van de behoeften van die voor de 1Maati'chappy zo nuttig wer. kende Leeden voor hunne rekening neemen. Dan, daar bet eertle eene volflrekte onmogelykheid in zich bevat, zo volgt dat 'er niets overblyft dan bet laatfle. „ Gelyk nu deeze verzorging der behoeften van de alzo voor de Maatfchappy werkende Leeden , in geld kan bere- kend worden, zo is het eenvoudiglte en natuurlykile mid. del, 't wells men hierin kan bezigen, dat een iegelyk Lid van deeze i\laatfchappy een b:ehoorlyk aandeel in -,ad op. brenae, 't welk,na de behoeften van de Maatfchappy gee- venrcdigd wordende, de Befluurders in tat melt om aan. dezelve to voldoen. Dit is in weinige woorden de eenvou- dige en waare grond van aile belastingen. „ Uit bet tot hier toe beredeneerde volgt van zelve, dat het invoeren van de belastingen, en bet nuttig beReeden vau de aiz,i verkregene penningen, een voornaam l edeelte van de beftuuring der Maatfchappy uitmaakeu. Het kau dtenvol- gends in eene Maatfchappy alieen bet werk van de Regee- ring zyn, evenveel of dezelve despotiek, monarchaal, ari- ftocratisch of democratisch zy, om de belastingen to bepaa- len, welke ook, zo lang bet vertrouwen op de Regeering, waarvan ik in de aangehaalde Noot fprak, duurt, vredig zullen worden opgebragt. „ Het is op zich zelve waarachtig, bet Been de Heer deMontesguieu in dit Boek H. 12, leert, dat eene Regeering, welke de Leeden van haare Maatfchappy de meeste Vryheid doet genieten, ook bet zekerfte kan zyn , dat de belastin- gen, al zyn zy al eens wat zwaar, evcnwel zullen opge- bragt worden, en dat de despotiekfte Regeeringen in bet opleggen van belastingen doorgaans, nit vrees vapor omwen- telingen, de gematigdfte wegen gebruiken; bet is zoo, dat bet aangenaame genot van de Vryheid een tegenwigt tegen bet drukkende van de belastingen oplevert, en dat de ge- ringheid der belastingen eene foort van troost tegen bet drukkende der flaverny uitmaakt; maar hoe zeer deeze gron- den in bet algemeen waar, en op de gefchiedenis van alle volkeren gegrond zyn, zo zou evenwel zodanig een Finan. cier, welke niets anders, dan deeze gronden ten regel van zvne belastingen vol de, de grootlte dwaasheid der Wae- reld begaan , en deerlyk bedrogen uitkomen. Een be- kwaam Herder moet zyi:e Schaapen fcheeren, en niet vil- Ien. VAN DE MONTESQUIEt7: 369 1en. Te recht zegt de I -leer de Montesqui€u, dat 'er gee- ne zaak is, welke met meerdere wysheid en voorzigtighoicl naoet behandeld 3verden dan het work van de belastingen. flet was to wenfchen geweest, dat by de Rebels van wysheid en voorzichtigheid, welke in dit VVerk in 't oog moeten gehouden worden, had opgegeven. 1k ontkert niet , dat in dit dertiende Boek, bier en daar, eenige goe- de Regels worden voorgaPeld, doch behalven dat by 'er veelen overgeflagen heeft, zo leggen dezelve zeer verward door een. Om hierin al weder, zo veel myne geringe vermogens toelaaten, bet gebrek to vervullen, zal ik eeni- ge voornaame Regels opgeeven, welke ik meen dat de proef van een naauwkeurig onderzoek kunnen uitflaan. r) Eene Regeering, welke de belastingen, die ieder der Leeden van de Maatfchappy zal opbrengen, wil bepaalen, moet in de allereerae plaats nimmer uit bet oog verliezen, hoedaanig de Regeeringsvorm ook zy, dat de belastingen eigenlyk dat geene zyn, 't welk, over het geheel genomen, alle de Leeden van de Maatfchappy toebrengen tot bevor(!e. ring van hunne Veiligheid en Geluk. De naauwkeurige waarneeming van deezen Rebel is bet veilig1 a behoed. middel tegen misbruik van Gezag, en verkrachting varl Vryheid. z) Moet zo eene Regeering , alvoorens tot de bepaaling der belastingen over to gaan, alle de behoeften van dt Maatfchappy , grondig kunnen, dezelve met de tegen- woordige, en zo veel uit waarfchynlyke omftandigheden met goede gronden kan gegist worden, met de toekomen.. de, zo binnen- als buiteniandfche betrekkingen van derl Staat vergelyken, en daaruit een verflandig befluit opmaa- ken, welke belroeften de fpoedigfte voorzorg vereifchen j welke wederom eenig uitftel kunnen toelaaten, welke daar- entegen enkel denkbeeldig zyn, of op verkeerde gronderi gebouwd, en daarom afgefchaft dienden to worden. Moet zo eene Regeering ook alvoorens raadpleegen met de vermogens van alle de Standen in do Maatfchap- py, echter wel in 't oog houdende, dat eene al to groord nieuwsgierigheid in dit Stuk niet anders dan de heilloos- to gevolgen kan hebben. q) Moet zo eene Regeering op eene voorzichtige wyze3 en vooral zonder iemand tot de opvolging van haare be- pen to willen dwingen, aan de Maatfchappy alle mt- gelyke wegen en middelen aanwyzen, ow haaren wetvaarl wt breiden, alle wezcni ke Irulp ten dien einde ver•lee= C c s new r 370 DE CEEST DER WETTEN nen, en allc redelyke verzoeken, welke daartoe flrekkex kiinnen, toeflaan , ten einde langs deezen weg alle Standee door de ondervinding van bet waar genot,'t welk zy van her beraalen der belastingen hebben, tot eene bly- moedi ;e ,opbrenging van dezelve aan to moedigen. 5) Moet zo eene Re., eering alle mogelyke- middelen uit- dchken, ow de 9nanier van het invorderen van die belas- tirznen voor de Leeden der D7aatfchappy gemakkelyk en vooral niet lastig to inaaken. De termyn der betaaling moet, zo veel waar mogelyk is, naar het gemak der Lee- den ingericht, en vooral daarin dies tyd in 't oog gehou- den worden , op welken de meeste Leeden het best by kas kunnen zyn. Nimmer moeten ook de Leeden aan kneve- laryen en mishandclingen van de Invorderaars der belastin- gen blootge(teld worden. De \Vetten op de belastingen, moeten (nict alleen vol;ens de Montesgriieu in despoticke Staaten , waar ook in a'le foorten van l) tegeeringsvormen) dbidelyk , klaar, en anti geene dubbelzinnigheden onder- hevig zyn, de Stralcen moeten naar de natuur der misdaad geevenredigd, nimmer willekeurig, nimmer despo. tick zyn ; de manier (ter Rechtsplee ging moot kort, en aan de minst mogelykfle uitvluchtcu en uitflellen blootgetleld weezen. 6) Dc Domeinen en andere Eigendriinren van ('cn Staat, welken een andere fort van 's Lands inkomfien zyn, moeten, met zo vecl wysheid en erondige kendis beiluurd worden, dat zy de belastingen, zo veel mogelyk is, kunnen heipen verligten. 7) Eene zodanige Regcering moot, van do clzo uit do belastingen verkreegene penraingerz,, een zodanig nuttig, en zo veel nna,elvk is, in 't oog loopcird gebruik maaken, dat daardoor bet vcrtrouwen op de f•:egecring aanwasfche, en een ieder verzekerd zy, dat by zy ae belastingen ten algenzeenen nutte uetaale , ten welken einde hot in fommi- ge 11epublieken niet ondienflig zon zyu, dat de rekenin. gen in het openhaar gehouden wiercen, kunnende, tot wegneeming van de groottle zwarigheid , welke men bier tegen kan itibrengen , als of daardoor menigmaal zeer groo. to geheimen, zecr verre vuoruitzichten, by welker to vroe- ge openbaarmaakin bet oogmerk gemist, en de wezen- lvkfle belangen van den Staat henadeeld zouden kunnen worden, zouden kunnen uitlekken, iaarlyks eene zeer aan- n,erkclyke Corn onder eeren algeuieeneu post gebragt wor- den; nimmer moet eene Regeerirg, vooral eene Re. Pu- VAN DE MMONTIdSQUIEU. 3?I E nblikeinfche tot die laaghartigheid vervallen, waarvan de eer de Montesquieu in bet Me Hoof(Iftuk van dit Loek fpreekt van bet Volk in Gene foort van beguicheling te hou- den. Eene wdldenkende Regeering moet alle haare zaa- ken eerlyk , en zonder bedrog, nitvoeren; want zo dra bet Volk eenmaal een begrip krygt van om den tuin geleid en in beguicheling gehouden to worden , dan vervalt op bet zelfde oogenblik alle vertrouwen op de Regeering, en dan words even daardoor de best ingerichte Maatfchappy op den oever van haaren ondergang gebragt. 8) Moet zo cene Regeering zorge draagen, dat tot de invordering vein, die belactingen de gematigdfle en eer yk. /le Lieden gebezigd worden, die in de behandeling van hunne eigene zaaken voor goede Huishouders bekend zyn, en tevens, dat van alles allernaauwkeurigst Boek gehouden en allcs zondcr cenige de minfle toegeevendlicid vcrant- woord wor(Ie. ,, Einde!yk o) Moet zo eene Regeering zeer kiesch zyn in hct onderfcheiden van die zetakeri , op we lken zy de be- lastingen wil leggen. De eerfle Regel hierin is, dat men zo veel mogelyk zorge draage, dat ieder, n,iar evenredigheid, even veel betaale, mits egher de zaaken van de eerfle noodzakelykheid niet al to zwaar belast, en vooral ook de werkende hand niet to zeer gedrukt worde. „Zie daar, Leezer! de gronden, op welke de belastin en ingevorderd worden, en cenige voornaame Regelen, wel- ke in die invordering in bet oog behooren to worden ge- houden, zeer in 't kort aangeflipt, en, als ik my nict bedriege, tot eenvoudigheid gebragt. 'Er zouden no.g vee- Ic anderen, welken uit dezelfde bronnen voortvloeijen , kunnen bygevoegd worden, - honderde vraagen zouden bier to doen en to beandwoorden zyn, dan de plaats ont- breekt my: 't is my genoeg den Leezer gelegenheid tot verder denken verfchaft to hebben, terwyl die geene, die bier over meer leezen wit , onder anderen to recht kan raaken , by Condillac , de Koophandel en het Staatsbe- f uur, i Deel , !2t3 Hoofdft. en Lielfeld inflitutions politl- ques, Tom. i. Chap. lo, ii en m" 372 b. HHAMERSTER 4Y,-w, keurige en duidelykc Verklaarixg over de Statuten, Ordonn«iatien, Reglenaentcla, en Costumcn van Reclaten i,,a Friesland; volgens St,,srts-Refolntie van den 12 Maart, J722 gedrukt en gepubliccerd. Uit het gen$eene Keizer- lyke Rcclrs opgeltclderd, en met zecr veele gewysde zaa. kelt van den Proviyaciaalen Hove aldaar, , nader beves. tigd : dienende ook tot verdere opening en betooging van het glen de Ed. Hecr Ulrik Huber, in een aanmerke. lyk getal plaatzen van zyne Hedcndaagfche Rechtsge- leerdhdid bygebragt en aangeweezen heeft. .&zoo tot gemeen nut en onderrichting opgefeld, door DODIINICUS HAMERSTER, in levee, Raad Ordinaris in den Hove van Friesland. Uitgegeeven, door ULRICH JAN HUBER, Advocaat voor den Hove van Friesland. Verde Deel, Te Franequer, by Dionyfius Romar. In groot quarto, q.go bladz. D at eene Verhandeling over Wetten , waaronder wy leeven , en naar welke wy oils burgerlyk gedrag moe- ten inrichten, ten uiterlten weetenswaardig en noodzaake- kyk is, zal nfemand ligtelyk tegenfpreeken. Uit dien hoof- de, moet men met lof gewaagen van den arbeid ties Hee- ren UUBER, die, ten dientte zyner Friefche Landgenooten , hot tot nog toe onvoltooide Werk van wylen den I-leer ,ikimer/lcr, uit 's Mans handfchriften , behelzende eene Verhandeling over de beide laatfle Boeken der Landsor. donnantie, zo veel mogelyk, heeft ten chide gebragt; in het waste en billyke vertrouwe.n , dat ieder Leczer befchei- denheids genoeg zal hebbcn, al het gcbrekkige dat daarin mag huisvesten , over bet hoofd to zien, en noch op rep kening van den Schryver, noch van hem, als Uitgeever , to (lellen; niet van den Schryver, omdat bet dien kundi- gen en werkfaamen Man niet heeft mogen gebeuren op, deeze zyne grondflagen bet gebouw verder op to trekken, ik Ilat ilaan de laatfte hand daaraan to leggen en to vol, to.oijen; niet van hem als Uitgeever, omdat by bet onge! o.orloofd rekende 'er iets van bet zyne, zo by 'er al bet ecui of antler tot uitbreiding of verbetering had kunnen hyvoegen, 'er in to weeven, of door uitlaating of veran- dering dit Werk to verminken. Wat nn de behandeling van den Ileer Huber zelve be- traft; zo verhaalt by ons in zyn Voorbericht, dat by de Brie Handfchriften van dell Heere IIamer/ler, (van welken be I OVER DP STATUTEN ENZ. VAN FRIESLAND. 373 Jet eerfle een meer of min ruuwe fchetfe en opftel deezer Verhandeling behelsde, loopende tot den niflen Tit. van 't vierde Boek; bet tweede eene meer uitgewerkte en vol- ledige Verhandeling over die zelfde Boeken, zich tiitflr.•k- kende tot den eerflen Titel des derden Boeks; en einde- lyk bet derde eene yifvoerige, nette, zeer kundige, en alleszins nuttige Verhandeling, die echter niet verder gins dan tot bet 77fte Art. des 2den Tit. van bet 3de Bock) dat by, zeggen wy, deeze Handfchriften, ieder op zich zelven met elkanderen vergeleken, naauwkeurig nagegaan, en getrouw gevolgd heeft, dat by, daar lets aan den volzin haperde, een enkeld woord heeft bygevoegd, doch zo dat by volkomen de gevoclens van den Schryver behonden'heeft; dat by de aanhaalingen der \1'et- ten en Au&euren nagezien, derzelver toepasfing overdacht, de enkelde daarin getloopen abuizen verbeterd, en bet dus van then kant min berispelyk heeft zoel:en to maaken ; dat by de aangehaalde Decifen met aanteekenin- gen van andere Hecren , zo wel in Boeken als Handichrif- ten, dikwils vergeleken , en dezelve doorgaans eenpaarig bevonden heeft; dat by den flyl des Schryvers ge-heel bee=ward, doch de fpelling naar zyn cigen zin ge- bezigd heeft, en dat by 'er bier en daar een Noot heeft hygevoegd, dewyl by by bet overdenken en naleezen van eenige gefchreevene Aanteckeningen en L andsordonnantien , als anderszins, vecle zaaken vond , welke tot zyn voornaam oogmerk, algemeene nuttigheid namelyk, dienilig fehcenen to zyn. Fly begreep dat deeze Verhandeling in handen van onderlchcideii foort van menfchen zoude komen , en dat by dus door eene decifie, nadere opheldering van den Auicleur, of enkeld een tegenovergefleld gevoelen mede to deelen, niet anders dan dienst aan fommigen konde doen; daar meer ktindigen 'er geene fchaade by leeelen, dewyl de Nooten, aan den voet der bladzy e geplaatst, niets hlnderden in 't voorleezen, en gemakkelyk konden worden overgeflagen. Een Register heeft by overtollig geoordeeld, om 'er by to voegen, dewyl alle de zaaken zodanig onder haare eigene Titelen en Artikelen geplaatst zyn, dat zy met een opfhag van bet oog, zelfs door min kundigen, gevonden kunnen worden. Wy >aouden nu wel eenige Anti teekeningett van den Heere Hcnerfer, uit dit Werk, kunnen opgeeven; doch daar 's Mans kunde nit de voorige Dcelen reeds genoeg bekend is, en bet daarenboven your veele Leezers, die C c 4 gee- 374 D. HA111ERST1r+R geeae Rechtskunde genoeg hebben , otn over deeze zaa- ken to oordecleit, onaangenaam zou zyn, hebben wy bet in tel endeel met den cart deezes Werks niet onvoeglyk gcoordeeld, indien wy de bel:nopte levensfchets van dee- zcn ge\laatfchappy, aan den wi1 van een enkeld Lid onderworpen zyn. Deeze RegLerings_ yoral HANDEOEKJE VOOR NEDERLAND. 335 vorm is de flegtlie van alle (*), en wel daar door dat zy bet verst van de oorfprongkelyke gelykheid afwykt. Zy voegt een nieuw kwaad by al bet nadeel der Ariftocratie. Het eenig middel om haar to beperken en to beletten dat geen to zyn , 't welk men Despotismus noemt, is een kee- ten van kleine Dwingelanden of Ariftocraaten, welke van fchaakel tot fchaakel van den Vorst tot op het Volk ne- derdaalt. Zomwylen weerftreeven de belangen van deeze de oogmerken van den Vorst, wanneer zy zomtyds bet Volk doen adem haalen , doch doorgaans bet nog zwaar- der drukken. Echter is bet kwaad in den aart der alleen• heerfching gelegen, zoo groot, dat zonder deezen keeten de Onderhanen aan Beesten gelyk zyn, welken de wil van den Vorst ginds en derwaards dryft. " GE MEENEBEST. „ flit de drie voorgnande bepaalingen, blykt, dat gee- ne deezer Regeeringsvormen gefchikt is, om bet geltik der Maat(chappy to bewerken. De eerfte, op zich zel- ven genomen, de beste, is to zwak om de ze,ienlooshei,l to beteugelen. De twee laatften zvn krachtiger, doch door hunnen aart eer gefchikt, om de ondeugdeu te be- vorderen , dan wel om dezelve tegen to werken. 'Er fchiet dus niets over dan eene wel ingerichte vermenging van de twee eerften, door uit ieder bet heste to neemen, en daar een geheel van to vormen , welke, als eene vierde Clasfe, alleen den naam van Gemeenebest verdient. Ten o=irechte geeft men deezen naam aan de Democratie en Arifrocratie: de eerfle is door haare gevolgen een adge- ?neen kwaad, de tweede door haaren aart en gevolgen een byzonder best, alleen best voor de Overheerfchers. Wit eene Maatfchappy verdient &ezen naam , welker Conftitn- tie op de gelykheid der Democratic gevestigd is , en die in (*) „ Niets toont duidelyker, hoe zeer alle willekeurige Re- geering tegen de Natuur van den mensch zelve ftrydt, dan de gebreken van lichhaam en geest, aan welke de Vorften zo wet als de rninften hunner Onderdaanen onderworpen zyn. Het ge- voel van eigen zwakheid en onbevoegdheid , om over hunnen medemensch to heerfchen, heeft de Vorfien In oude tyden huu tcevlucht doen neemen tot alle die vefdichtrelen, door welken zy aan de blinde onkunde als afftammelingen der Goden wier- den voorgefteld." Dd 2 386 IIANDBOEKJE VOOR NEDERLAND. in hare Regeeringsvorm de kracht der Ariftocratie bezit, doch op zodanig eene wyze beteugeld, dat 'er door de min of meer Ariitocratifche Regeeringsvorm gees inbreuk op de Democra-Lifche Conflitutie kin gefchieden. " Om eene Maatfchappy dit geluk to doen genieten, geeft de Schryver vervolgens cenige Grondwetteu op, die volgens zyn gevoelen de Conftitutie van een Gemeenebest uitmaaken, en tevens eenige Articulen, die noodzakelyk zyn , om de Regeeringsvorm met de Con(titutie volmaakt to doen overeenf emmen; doch daar ons beftek bepaald is, kunnen wy hier niet verder in uitweiden , en achten de by- gebragte bepaalingen genoeg om des Schryvers denkwyze onzen Leezeren to doen kennen. fYerhandelingen over de Gefchiedenis . Regeeringstivyze, Zeden, Gewoontens, LG'cetenfclaappen, en fraaije Ken lien van eenige N2tien van Europa, door den GRAAVF CALVIN, Lid van ver- clzeidene Academies en geleerde Genootfclaappen. Naar den twee- den Au', nit het Fransch vertaald. Twee Deelen. Te An- flerdam, by J. Weppelman, i785. In gr. Svo. D ceze Verhandelingen, van welke Engeland, hot Gemeene. best der Vereenigde Nederlanden, Zwitzerland, Rome, en Napels do onderwerpen uitmaaken, pryzen zich in 't byzonder aan, wegens de losfe en aangenaame wyze van behandeling, waarin dezelve zyn opgefleld, en zyn uit dien hoofde regt ge- fchikt, om den leeslust van Aankomelingen op to wekken, en gaande to houden, fchoon wy juist niet kunnen zeggen, d ,-,,t dezelve veele nieuwe denkbeclden en aantnerkingen in zich bevatten, Om den Leezer hier over to beter to doen oordeelen, zulletl wy hier laaten volgen. hot geen by in het tweede Deel , no- pens de Vryheid van Zwitferland en derzelver heilryke gevol- gen, heeft aangeteekend. „ Een woeste Landflreek , fchynende van de Natuur be.femd to zyn, om altoos wild en onbebouwd to blyven, ver- toont asn den opmerkzaamen Befchouwer fraaije Velden, die door een verbaazend aantal Landbouwers vrugtbaar gemaakt zyn, en by float nog meer verbaasd over do mcnigte haarer Inwoonderen. Hot willekeurig gezag heeft let derhalven zy- nen troop niet op;;crecht; of, zo dit ooit gel'chied zy , des- zelfs heerfchappv aldaar nict long hezitten kunnen; gelyk de Stroomen en Watervloeden, die her fomtyds, met cen vreesfe- lyk gewcld van de honge Bergen nederltortende, zich over de nabvgelegen Landeryen ver(preiden, aldaar verdwynen, met anc ere Stroomen of Rivieren z h vermen,,en , en noolt tot haa- D'ALBON, vERt-TANDELINGCt7. 387 haare oorfprongkelyke bron wederkeeren , zou bier ook, zo haast de Vryheid dit Land verlaat, een onderdrukt en getergd Volk, eensklaps en met een fnelle vaart van deszelfs hoog gelegen woningen nederdaalen, om zich ginds en herwaards to verfpreiden, zich met andere Volken to vermengen, en geen begeerte hebben om ooit in een Vaderland weder to keeren , waaruit bet eenigfte goed geweeken was, dat aan dit Volk lust en liefde voor hetzelve had kunnen inboezemen. - [let Land, waarin een wiliekeurig gezag heerscht, hoe vruchtbaar bet uit de Natuur zyn moge, fchynt tot eerie eeuwige onvruchtbaarheld gedoemd to zyn; want ik zie, in bet gebied van eenen wille- keurigen Despoot, nicts dan gevloekte Velden , die nauwlyks bier en daar eenige half verfchroeide of dorre halmen voortbren- gen, als de waardige vrugten zo wel voor den verachtelyken flaaf, die dezelve gezaaid heeft, als den heerschzuchtigen mees- ter, die dezelve zal inoogften. „ Zwitzerland is derhalven vry, bet geniet reeds zedert lang zyne Vryheid, en is, om zo to fpreeken, we] verzeekerd, dat bet dit kostelyk gefchenk nog langen tyd ongeftourd zal behou- den. Dit is een zeer natuurlyke aaneenfchakeling van gevol- gen , en de bewyzen daarvoor liggen in de korte befchryving op- gefloten, welke wy van dat Land alreeds gegeeven hebben. Gelyk een lange en maar al to droevige ondervinding genoeg aangetoond en beweezen heeft , dat de Dwingelandy en bet Despotismus geesfels zyn, welke ook de Staaten, die door de Natuur bet meest begun1 fgd zyn, niet flegts bederven, maar cindelyk geheel vernielen, zo moet door een tegengeflelde re- den daaruit voortvloeijen, dat de Vryheid, of wel een zagtmoe- dige, menschlievende en weldaadige Regeering alleen in ftaat zy, om een arm Land in bloei to brengen, bet welk bedekt is met barre rotzen en hemelhooge bergen, die meerendeels onvruchtbaar zyn. Wy kunnen ons derhalven flier bedriegen, wanneer wy met vrymoedigheid verzekcren, dat hot inzonder- heid de Vryhcid is, die den Zwitferfchen Landbouwer by zy- nen zwaaren arbeid aanmoedigr. en aan die Natie geleerd heeft nieuwe middelen van hellaam uit to vinden. Wie anders dan de Vryheid heeft den Zwitfer zulke fraaije ontwerpen aan de hand gegeeven, en ten uitvoer doen brengen, als daar zyn bet aadbouwen van woeste Landen, hot vruchtbaar maaken van barre rotzen, en bet uitdroogen van laage gronden en moerasfen, die to vooren ongezonde en befnettende dampen uitwaasfemden ? Zy is hot die hem aanipoorde, om zeer uit- gebreide Bosfchaadjen in Akkerlamien to herfcheppen, die den Landman op fleile rotzen onderfteunt, hem leert dezelve to vergruizen, daarop to zaaijen, en vrugten daarvan in to oog- ften. Zy is hot eihdelyk, die hem voor zyne moeijelyken, aan- houdenden en afmattenden arbeid rykelyk beloont, die met een tettere en moederlyke hand bet tweet van zyn aangczicht af- D d 3 droogt, 388 D'ALBON droogt, hetgroove voedfel,dathygeniet,fmaaklykmaakt,hem. onder de fchaduwe der wetten, gerust doet flaapen, zyn moed aanwakkert, zyne krachten vernieuwt, en hem, na gee,ndigden d.taglykfchen arbeid, door een verkwikkelyke rust tot den ar- beid van den volgcnden dag voorbereidt. „ Laat ons niet denken, als of de Landbouw, hoe zeer door de Vryheid aangemoedigd, ooit in Raat geweest zy die geheele uitgefrektheid van grood, welke van bet diepfte der Valeijen tot aan de toppen der hoogfte Bergen reikt, eensklaps vrucht- baar to maaken. Neen ! men houwt zo fpoedig niet als men afbreckt; bet kwaad alleen vordert met een ongelooflyken flioed, want een oogenblik is voor hetzelve toereikend, om den arbeid van eeuwen to vernielen en over hoop to werpen. Bet is geheel anders met her goede : dit kan zelden zo veel fpued maaken , want deszelfs voortgang is nooit zeker , ten zy bet zich overhaaste, het maakt geene groote vorderingen , dan door middel van eenen Randvastigen en aanhoudenden arbeid , en door Reeds hernicuwde poogingen: dus gaat bet daarmede a1toos langzaam voort. „ Zedert Zwitferland vry en daardoor gelukkig is gewor- den, heeft bet zyne bevolking Reeds zien toeneemen, bet heeft zich van dat zelfde oogenblik of daarop toegelegd, om de middelen van beftaan voor deszelfs Ingezetenen to ver_ meerderen, en, met onderhoud voor dezelven, to gelyk bet getal zyner Kinderen to zien aangroeijen. De Akkerbouw, aan- vanglyk alleen tot de vlakke Velden bepaald, is van toen of nan bloeijender geworden ; zy bereikte langraamerhand de heu- velen, en heeft eindelyk ook bezit genomen van bet meeste gedeelte der Bergen, ten einde eon grooter uitgeflrektheid van Koornvelden to bekomen. De Inwooneren hebben uit lien hoofde eenige haarer Dorpen tegen de rotzen als bet ware aangeplakt. anderen op de hoogRe en ReilRe Bergen gebouwd , en fommige in diepe Kuilen en zeer naauwe holle Wegen, om zo to fpreeken, begraaven. Deeze onderfcheiden verrichtingen hebben al to famen tvd vereischt; en wanneer ik de Gefchie- denis van bet Zwitferlche Bondgenootfchap niet geleezen had, zou ik nogthands in myne waarneetningen diens aangaande be• flooten hebben, dat dit alles de gevolgen eener gelukkige on- wenteling geweest zyn, en dat deeze Republiek, of liever de onderfcheiden Leden van bet Bondgenootlchap, haare geboorte en opkomst aan die groote Gebeurtenis verl'chuldigd zyn. „ Dan bet is niet nodig bet bewys daarvoor in de verre af- gelopen eeuwen to zoeken, of de hand aan to wyzen die aan dit vyerktuig een gantsch andere beweeging als bet in vroeger tyd had, gegeeven, en deszelfs richting met geen minder wysheid als gelukkige uitkomst veranderd heeft. Het zal ge- noeg zyn, wanneer wy flegts aantoonen, dat men alleen uit de Afbeclding of Befchryving van Zwitferland, zonder daarby des- VERHANDELINGEN. 389 deszelfs Conftitutie in aanmerking to neemen, met grond van reden mag befluiten, dat die flaat vry is, al zedert lang vry geweest is, en deszelfs Ingezetenen daar beneven wel verze- kerd zyn, haare Vryheid nog langen tyd to zullen behouden. ,, Wanneer men Zwitferland doorreist, ontmoet men overal op de hoogtens de overblyfzelen van Burgten, Vestingen en oude Kafleelen, die zedert verfeheiden eeuwen vernield fchy- nen. Men ziet 'er daarentegen niet eene hedendaagfche Ves- ting, en zelfs geen Stad , die met een tamelyk Garnizoen voorzien, of in flaat zy eene large Belegering uit to houden: al had men de Gefahiedenisfen van dat Land niet geleezen , zou men echter, op bet zien van zo veele omgeworpen en verwoeste Kafleelen, welke nooit herbouwd zyn , in deezer voege by zich zelve redeneeren : Deeze puinhoopen kunnen niet anders worden aangemerkt, dan als bet graf der Dwinge- landy en de eerfle Grondvesten der edele Vrvheid. Die Ge- denktekenen waren buiten twyfel door vyanden van bet Volk in vroeger tyden opgebouwd : wreede en trotfche Souvereinen hadden daar binnen bun verblyf; van daar hielden zy haare Onderdaanen onder bet juk van onderdrukking; zy waren van die hoogten ten alien tyde in ftaat, om de wooningen der zodanigen tot puinhoopen to fchieten, die zich tegen baare dwingelandy durfden aankanten. Of indien dit gantfche Land maar aan een Souverein toebehoorde, dan zyn deeze Kallee- len zekerlyk bewoond geweest door zyne Stadhouders of Gou. verneurs, die Diet wisten hoe zy den mensch met zagtmoe. digheid moesten bellieren, en derhalven de Onderdaanen, over welke zy gefteld waren , deeden ondervinden, dat geene heerfchappy wreeder is, dan waar de Dienaaren van den Sou- yerein heerfchen. Hot fang getergde en daardoor in woede ontiteeken Volk, nam eindelyk eene gunflige gelegenheid to baat, of deed dezelve misfchien geboren worden, orn zich van zyn ondraaglyk juk to bevryden, en de fchandelyke boeijen van flaafl'che onderwerping van zich of to fchudden. Het ont- trok zich, door een gelnkkig gevolg zyner edelmoedige poo. gingen, van onder de voeten der onderdrukking, enwierpzich in de armen van vrye onafhangkelykheid. leder Ileen van dee- ze puinhoopen draagt tot een eertwigduurend Gedenkteeken deezer groote Gebeurtenis in onuitwischbaare Letteren dit voor de eerfte Grondleggers van hot Zwitfersch Bondgenoot- fchap zeer roemwaardig opfchrift : Hier heeft de Tiranny, onder de flagen der opluikende Yryheid, den geest gegeeven. „ Het Volk heeft niet alleen nooit toegelaaten, dat deeze Gedenkteekenen zyner vroegere onderdrukking herbouwd wier- den, maar bet wil ook niet dulden, dat, onder voorwendfel van eigen verdeediging, of tot meerdere veiligheid van hetzel. ve, Vestingen aangelegd, of de Stedenmerkelykverfterkrwor- den. Hot is in then ftaat geenszins bedugt voor heerschzuch- D d 4 ti- 390 D'ALEON, VERHANDELINGEN. tige ontwerpen, die binnen 's Lands tegen zyne Vryheid ge. Need mogten worden, en nog veel minder voor de aanflagen van nabuurige Volken tegen zyne onafhangkelykheid; dus heeft bet geene andere dan zyne eigene natuurlyke flerkte nodig tot zyne Verdeediging; en in den Staat, waarin her Land tegen- woordig is , zal Been aanzienlyk of vermogend Ingezeten, welke hulpmiddelen zyne heerschzucht en doorfleepen ziel hem daartoe aanbieden, ooit onderneemen durven, zyn Vaderland bet juk van onderdaanigheid op to leggen. En al eens geno- men, dat een vreemde Mogendheid machtig of gelukkig ge- noeg was, geheel Zwitzerland door zyne Krygsbenden to ver- overen, hoe zal by echter, by gebrek tan flerke Vestingen, middel vinden hetzelve to behouden, de Ingezetenen onder den dwang zyner wetten to doen btrkken, en bet Voik tot gehoorzaamheid of onderdaanigheid to dwingen? „ De Zwitfers hebben genoegzaam geene reguliere Troepen in dienst: alle Ingezetenen zyn daar Krygslieden, en bet Volk verlaat zich, wegens zyne verdeediging , alleen op zich zelve. De Natie is niet leer bevreesd voor eenen Oorlog, maar zou echter ook pier gaarne nan deszelfs rampen blootgefteld zyn. Als een Schrander en Staatkundig Volk poogt bet door alle middelen de inwendige rust en vrede to bewaaren, en zorgt nog veel meer dat bet aan geene dier nabuurige Mogendheden de minfte oorzaak van misnoegen geeve. „ Vergenoegd met bet gerust bezit zyner Bergen, begeert bet zyne heerfchappy niet tilt to breiden over de vrugtbaarder Vlaktens, die hetzelve omringen; zyne Vredelievendheid en zeer omzichtig gedrag zullen aan dit Volk wel voor altoos zyne Vryheid doen behouden." Gefchiedenis der Pereenigde l'Tederlanden , voor de Vaderlandfclie Jeugd. Zesde Deel. Met Plaaten en Pourtraiten. Te Am- fierdam, by J. Allart, 1785. In r 2mo. In dit Deeltje hervat de kundige Schryver den draad der Ge- fchiedAnis weder op , dien by in bet voorige Deeltje, by den dood van Willem den Iflen had afgebroken, en verhaalt ver- der de lotgevallen van ons Vaderland zederd dien tyd , tot op bet twaalfjaarig Befcand, :n den jaare 16o9 geflooten. Het is op dezelfde leerzaame wyze, en even fierlyk uitgevoerd als de voorige Deeltjes, waarvan ivy reeds meermalen met lof hebben gewag gemaakt, en kan by aanhoudenheid als een nuttig Leesboek voor de Jeugd worden aangepreezen, Kor• BESCHRYVING VAN PRANEKER. 391 TKorte Historie en Befchryving van Franeker , beginnende met den aarc 1192, en eindigende in bet 7aar 1785. Behelzende: een Verhaal van deszelfr Gefchiedenisfen, Veldflagen, Oorlogen, Belegeringen, Priv:legien, Voorrechten, end. 4ls mede: her. haal van 't tweede Eeuwfeest van Vrieslands Hooge School to Franeker , plegtig gevierd op den 22 van Herfstmaand des wars 1785. Mitsgaders tegenwoordige gefleldheid van Frane- ker, zo van Regeering, Gebouwen, als anderzints. Uit nude en nieuwe Gefchiedenisfen, en andere echte Stukken, zo beknopt als mogelyk was, byeen verfameld, door D. P. z. Te Franeker, by D. v. d. Sluis, en D. Romar, 1785. In gr. oEEavo. Dit Boekje, 't welk zeer eenvoudig, zonder eenige fierlyk- heid van fl:yl, doch echter duidelyk en klaar, niet voor Geleerden, maar voor de Burgers van Franeker, is opgelleld, is gedeeltelyk getrokken uit de Werken van Schotanus, Win_ femius , en Foeke Sjoerds, en gedeeltelyk famengefleld uit eeni- ge oude en nieuwe ongcdrukte Stukken , van welken fommi_ ge to vergeefs elders zouden gezogt worden; zo dat men bier nog al eenige byzonderheden vindt, die men elders niet aan- treft. In 't byzonder count hierin uit, bet Verhaal van 't twee- de Eeuwfeest van Vrieslands Eiooge School to Franeker, on- langs gevierd , waarvan ons bier een naauwkeuriger en om- flandiger bericht word medegedeeld, dan men elders, voor zo verre wy weeten, vinden kan. LIENHARD en GEERTRUID. Een Boek voor bet Yolk. Uit bet Roogduitsch vertaald, 1786. Behalven de Voorrede, 330 bl. In gr. oElavo. Een Zwitzersch Dorpsvoogd, (zo veel als by ons een On- derfchout,) tevens een Herbergier , verleidde veclen der Dorpelingen tot zuipen en fpeelen. Onder derzelver getal was ook een Metzelaar, Lienhard geheeten, een goedhartig Man , maar die eenigermaate onder 't hedwang van den Voogd frond, terzaa- ke van opgefchooten penningen , welken by den Voogd, (die zig meermaals van dat middel bediende ter onderdrukkinge der Dorpelingen,) niet weder ter hand kon flellen. Hybezeftezelf, ,met leedweezen, dat by zyn Huisgezin in den grondboorde; maar h , zag 'er niet door om zig tegen den Voogd to verzetten. Zyn Huisvrouw Geertruid noopte hem om deswegens by den Heer van 't Dorp to klaagen,dan de vrees wederhield hem. Hieropon- der windt zy zelve bet, fleunende op de menschlievendheid van den Fleer Arner, hunnen Landsvader. De Heer Amer hoort haare klagten met medelyden, en belooft haar zyne hulp,die by ook wel dra werkilellig maakt; byzonder door Lienhard de metze- liug 39- LTENHARD EN GEERTRUSD. ling van eon Kerkgehouw aan to beveelen. De Voogd, de ongunst van zynen Heer, die over zyne handetingen op hem verftoord was, ondervindende, wendt alle poogingen aan, om Lienhard to dwarsboomen, en 't Gemeen tegen den Heer op to hitzen. Middelerwyl ontdekt de Heer, dat de Voogd zig fchuldig gemaakt heeft aan veelerleie wanbedryven, 't welk hem doet hefluiten om den Voogd of to zetten, en als een hoogflraffchuldigen to vonnisfen; din door zyne gemaatigheid verzagt by de uitvoering van 't geflaagen vonnis.--- Zodanig is iret hoofdbeloop van dit Gefchrafr, en de Voordragt hiervan is doormengd met eene groote verfcheidenheid van gevallen , die eene reeks van verfchillende tooneelen des gemeenen mensch- lvken leevens behelzen, op welken het braave Huisgezin van Lienhard en Cecrtruid een voornaamen rol fpcelt; hot welk den Schryver vermoedelyk bewoogen heeft, om hunlieder naam op den tytel to piaatzen. Alles verleent een aantal van leerzaa- me voorfellingen en zedelyke bedenkingen, die, naar bet be- doelde van den Autheur, zeer we; gefchikt zyn,,,om het Volk • eenige waarheden , die voor hot zelve van gewigt zyn, op • ecne wyze vow to iiellen, dat zy in het hoofd en in 't hart • dringen.'' Tot een flail bier van f}rekke het flerfbedde der 111oeder van Rudi, met de melding van eon even voorafgaand geval. De Moeder van Rudi, (een eerlyk per(bon in armoede ge- dompeld, door lien de Voogd zig metneedig, voor eenige jaaren, meester gemaakt had van eene Weide, welke Rudi in wettigen eigendom toekwam,) had op haar Ziekbedde ontdekt, dat haar kleinzoon Rudeli Aardappelen geflolen had. Zy be- lirafte en verinaande hem niet alleen deswegens, maar rustte ook niet, voor dat Rudi met zynen Zoon, hoe%vel ze genoeg- zaam op (lerven lage, zig naar 't huis van Lienhard, dien Ru- deli de Aardappelen ontvreemd had, wendde, om vergiffenis van den be aanen diefftal to f meeken. Dit brags bet volgen. de Tooneel to wege. „ Runt nam zyn kleinen RUDELI by de hand, en ging met hem. GRFRTRUtD was al!een t'huis toen zv kwamen, en zig ten eerften, dat de Vader en hot Kind de traanen in de oogen hadden. • GEERTRUID. Wat komt ge toch bier doen Bnurmaan Ru. nt? Waarom fc:hreit ge? Waarom Ichreit dat Kind? -- (I)it vraagt zy met een vriendelyk weezen en geeft den Kleinen de hand.) • Ruot, Ik moet by U komen, om dat RUDELI eenige rei- zen Aardappelen uit uw kuil genomen heeft. Zyne Grootmoe, der heeft het gisteren gemerkt, en by heeft het bekend. Vergeef het ons GEERTRUrn! Zy legt to fterven, en heeft zoo even affcheid van ons genoomen. Ik weet niet wat ik zetl , zoo vol angst en zorgen ben 1k, zy laat U ook om vergffe- nts LIENHARD EN GEERTRUID. 393 nis hidden. 't is my in myn ziel Iced GRERTRUrn dat ik ze U niet to rug kan geeven, maar ik wil 'er van harte gaar- ne een paar dagen voor kornen arbeiden. Nog eens, vergeef bet ons! De Jongen heeft her uit honger gedaan. • GEERTRUID. Hou toch eens den mond van die dingen AU- DI ! En Gy, myn lieve Jongetje, beloof my, dat gy nooit ie- mand weer lets ontneemen zult. (Zy kust hem en vaart voort.) Gy heht een braave Grootmoeder, word ook eens zoo braafals zy. • RUDELI. Verg eef her my VroUW LIENHARD! God weet her, ik zal niet meer leelen. • GEERTRUID. Neen Kind doe her niet meer. Gy weet nu nog niet hoe ellendig en ongelukkig alle Dieven worden. Doe bet toch niet meer! En als gy honger hebt, konl dan Never by my, en zeg her my, als ik her heb dan wil ik u war geeven. • RUDI. Ik dank God, dat ik nu aan de Kerk war zal ver- dienen, en dan zal, hoop ik, de honger hem tot zulke dingen niet meer verleiden. „ GEERTRUID. Her heeft LIENHARD en my zeer verheugd , dat de Jonker ook aan u gedacht heeft (*). • RuDm. En my verheugt her, dat myn Moeder then troost nog beleeft heeft. Zeg toch aan ow Man, dat ik eerlyk en trouw by hem zal werken, en vroeg en laat by bet werk zat weezen. Ik wil my de Aardappelen ook van harte gaarne van bet loon laaten aftrekken. ,, GEERTRUID. Dat is afgedaan R-DI ! Dat zal myn Man ze- ker nier doen. Wy zyn, Gode zy 1of! door dit werk ook zeer verligt. ---- Maar ik wil met je na je Moeder gaan , als ze zoo flecht is. (Zy volt RUDELI den zak met gedroogde Appelen, en zegt hem nog eens) : Nou Iieve Jongen neemt toch nooit van iemand lets weer, en hierop gaat zy met RuDI naar de Zieke. Onderweg ziende, dat by Loof onder een Nooteboom opfaamelt, om bet Dekbed van zyn Moeder war beter op to vullen, helpt zy hem, en hierop ylden ze faamen naar de Zieke. GEERTRUID groette de Lyderes ; CATHA. RINA nam haare hand , en fchreide. „ CATHARIN.t. Gy fchreit GEERTRUID , daar wy her moesten doen. Hebt ee 't ons vergeeven ? • GEERTRUID. Och war vergeeven, CATHARINA, 11wliCder nood gaat my aan 't hart, en nog meer uwe goedheid en zor- gen. God zal owe trouw en uw vlyt voorzeker nog aan de uwen zegenen, braave Vrouw! „ CATHARINA. Hebt ge 't ons vergeeven GEERTRUID? „ GEEtt- (`) LIFNIIARD naamlyk bad Rohr, fchoon bent de diefftal c!er Aariappe- leu at vioel;cr behind ware, nit een hertlyk medelvden met hem van we- gen zynan armuedi;;en toes and, hoveu andcrcn upnenoemd, tote de Ileer /Irner van hem hrgeerde to weCtcn, welLn armert iiu,svadcrs in 't Dump by den meesten dicnst z 0 l wmen do_n, met hen, ondcr zyn opzizt, aau 't Ecrlmi, J, nw tc leaten arbcidcn , en hi :r dt ! had rent % rem voor cen j..ar c'ecrk . to ,n k eutzc,s t.am i; do is :1, 1 of „cct Qtc;tt Sttttivets vaq p;ts geld, 't gees ht Ziv etf 1c d ceu eweer ua lone is. 394 LIRNHARD EN GEERTRUID. • GEERTRUID. Zwyg toch hlervan CATIARINA! Ik wenschte maar, dat ik U in owe zickte eenige verkwikking kon geeven. • CATHARINA. Gy zyt wel good GEERTRUID! lk dank U, maar God zal wel haast uitkomst geeven. RUDELI! hebt go om vergiffenis gebeden y Heeft zy 't U vergeeven ? • RUDELL Ja Grootmoeder! Zie toch hoe goed zy is. (Fly toont haar den zak met gedroogde Appelen ) „ CATHARINA. Ik word zoo beawelmd. Hebt ge ze dan wel rechr om vergiffenis gebeden ? • RUDELI. Ja Grootmoeder, 't was my zeker wel ernst. „ CATHARINA. lk word zoo fluimerig en 't words zoo donker voor myne oogen. --- Ik moet my haasten, GEERTRUID, (dit zegt zy zagt en met een gebrooken item) - ik wilde u nog wel iets verzoeken, maar durve 1k? Dit ongelnkkig Kind heeft u befloolen -- durve ik U toch not; bidden GEER--TRUID -alsik dood zal weezen - deeze arme - verlaa--ten kinderen ach -- zy z} n - zoo ver-laa-ten. - - (Zy fleekt de hand uit, de oogen zyn al toe) durve ik -- hoopen - - volg haar - - RUDI. - - - Zy fterft zonder uit to kun- non fpreeken. RUDr geloofde dat zy in flaap geraakt was, en zei aan zyne Kinderen : ipreekt DU' geen woord, Groormoeder flaapt 1 acb mogt haar dat nog redden! Maar CEERTRUID ver- moedde dat bet de dood was, en zei bet aan RUDI. ,, Hoe bier op Vader en Kinderen do handen faamen floegen en onvertroostlyk waren, kan ik met geen pen befchryven. Lezer - laat my zwygen en weenen, want hot hart is my vol. - Ha! belchouwen we bier, hoe de menschheid in bet laage flof der aarde r};p worde voor de onfterflykheid, en hoe zy in de pragt en de weelde van de wereld onryp verwelke ! - Weeg toch, o Mensch ! weeg toch de waarde van her leeven op bet doodbed van menichen af; - en Gy die den Armen veracht, beldaagt en niet kent, - zeg my of femand die flecht geleefd heeft zoo kan flerven ? Maar ik zwyg, ik wil u niet leeren , Menfchen ! Mogt gy zelven de oogen opdoen en rond zien , waar geluk en oneeluk, waar zegen of geen zegen in de wereld is. ,, GEERTRUID troostre den amen RUDI, en herlraalde hem den laatllen wensch van die edele Moeder, welke by in zyne onr_ fleltenis niet gehoord had. - Hicrop vatte by hear trouwhar- tig de hand. - Ach hoe bitter valt nay her verlies van die trouwe Moeder ! Hoe good was ze GEERTRUID! 0ch ! gy zult ook aan haare laatfte bode denken? pier waar? „ GEERTRUTD. Ik finest con hart hebben als een fieen, als 1k die vergeeten kon. Ik zal aan owe Kinderen doen al wat my mogelyk is. „ RUDI. 6 Dat zal U God vergeeden, dat Gy inn ons doen zu!t! • GEERTRUID keert zich near 't vender, t-vischt haare oogen af, heft ze hemelwaart, zucht,en neemt daarop RUDELI en de overi«e Kinderen con voor con met heete traanen in de artren, verrichr hot nodhtc een de Dnode, en gaat niet, voor dat ails bezorgd iS, wider naar huffs." N I E U till EA L G E M E E N E VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. De Bybel, door beknopte nitbreidingen en ophcldercnde aaninerkingen, verklaard, door j. VAN NAYS KLINKEN- BERC. fl. L. M. Ph. Dr. Hoogl. in de Godgel. en Iferkl. Gefch. aen 't Ill. 4then. en Predikant in rte Genneente to llnaflerdam; mitsgaders Lid van 't Zecuti>>sch Genootfchap der Wetenfchappen to Plisfingen. Elfde Dcel. Te /lnflerdarn by J. Apart, 1785. In gr. octavo 595 bladz. M et dit Deel loopt de Verklaring van bet l3oek der Pfalmen ten einde, als waarin zyn Hoogeerwaerde Pf. XLII--CL. uitbreid en opheldert ; leverende over de- ze Zangftukken, even als over de voorgaende, ene reeks van leerzame onderrichtingen ; waervan in dezen nog ter proeve kunnen [lrekken , zyne bedenkingen over het HAL- LEL der Joodcn , beginnende met den CX1IIden , en eindi- gende met den CXVII[den Pfalm. Nopens dit HALLEL, of dezen Lovzang, by uitijemendheid, welken de Jooden zongen , op de hooge Feesten van Paefchen , Pink. iteren en Loofhutten, mitsgaders op bet Feest der inwy- inge of vernieuwinge des Tempels, beantwoord de 1-1oog- leeraer de drie volgende vragen , op deze wyze. „ I. Wanneer is bet by de Joden in gebruilc gekomen, om deze zes Pfalmen , tot een HALLEL of Lovzang op de Feesten to gebruiken ? „ Zekerlijk is dit gebruik van veel later herkomst, dan de inftelling der hooge Feesten zelve : want deze liederen zijn in latere tijden gedicllt , daar Israel en Juda onder- fcheiden worden , Pf. 114: 1, a. en 'er Pf. 116: 19. van den Tempel to Jerufalem gefproken words. In een zeker trac`taet van den THALMUD, wordt wel gezegd, dat de gewoonte van bet HALLEL to zingeu , zeer oud is; maer, bet getuigenis van den Thalmud is van weinig ge- zach, daer dezelve eerst in de derde Eeuw, na'sHeilands geboorte, is be~zonnen verzameld to worden. OR zijn de gedachten der Joodfche I4leesteren, omtrent dit fuk, zeer I. DEEL. N. ALG. LETT, N0. 10. E e ver- 396 J. VAN NUYS KLINKENBERC verlchillende. En daer bet blykbaer is , dat Pf. ir3. na de Babijlonifehe gevangenis opgelleld zij , is gevolgelijk bet gebruik van deze liederen , tot een HALLEL of Luv- zang op de hooge Feesten , eerst na de wederkeering uit Babel , by de Joden ingevoerd. „ 11. Is deze gewoonte op Godlyk gezach ingevoerd, of is bet alleen Gene mcnschlyke inllelling? Wy nernen de vryheid om van het vry algemeen aengenomett begrip to verfchillen; en to verklaren, dat deze gewoon. te, nae onze gedachten, niet anders zy dan eene mensch- lyke intlelling; om dat de bewyzen, welke men voor den Godlyken Qoriprong van dit gebruik bybrengt, ons geheel onvoldoende zyrr voorgekomen. Laten wy dezelve koi telyk ter toetfe brengen. -. f-let hewijs, nit den Thalmud ontleend, verdient geene aendacht. In de verhandeling over het Paesch. feest, Pefacliim genaemd . fol. II7, c. i. zeggen de Jood- fche Meesters wel, dat dit gebruik door de Propheten aen lsrael zij voorgefchreven : maer deze uitfpraek, als zijnde cen getuigenis van Iateren tijd, kan bier niets beflisfchen. Ook geven de Joodfche Meesters , van hun.ne uitfpraek, geenen anderen grond, dan eene mondelinge overlevering. ,, A. 'Er fchijnt , in den eer(len opflag , meerder kracht to zijn in het bewijs, hetwelk men ontleent uit Jef. 3o: zq. Dacr zal een lovzang zi jn by aalieden , gelijk in den nacht , wanneer hat Feest geheiligd wordt. - Deze woorden leeren duidelyk genoeg , dat 'er by Israel cene gewoonte plaets had , om het Feest, des uachts to voo- ren, met eenen lovzang in to wijden ; trouwens, alle de Feesten onder Israel werden , met openbare vreugde teke. nen , met zing en fpel gevierd. Maer wordt daerom, door den gemelden lovzang, bepaeldelyk die zoo genaem- de HALLEL bed oeld? Veeleer heeft men to denken , dat deze Pfalmen, als iijnde , ten miufte cenige van dezelven, van lateren oorfprong, in JESAIAS tijden 'log niet voor han- den wares. Voeg 'er by, dat 'er, in de aengehaelde plaets , niet van een gezang gefproken worde , hetwelk tot de plechtigheden van het Feest zelve behoorde , maer van eenen lovzang , met weaken het Feest des nachts to voo- ren werd ingewijd. „ ~. Voornamelijk beroept men zich op Matth. Q6: 30, alwaer wij lezen, dat de Heer JESUS, na dat hij het Pafcha gegeven , en den lovzang gezong?en had, uitging naer den Olijvberg. „ a. Maer VERKL. VAN DEN BYBEL. 397 „ a. Maer getteld zijnde , dat de Heer JESUS dit HALLEL, onder de plechtigheden van bet Paeschfeest, met zijne Discipelen gezongen hebbe , zou 'er dan nog uit voortvloeijen, dat deze gewoonte van een Godlijk gezach geweest zy ? Heeft onze Godlijkc Leeraer zich met meer- malen gefchikt , nae de gewoonten en gebruikelijkheden van de Joodfche Kerk in zijnen tijd ? Het is waer , Hij verzette zich tegen de grillige en dwaze inttellingen der Pharizeeuwen; maer Hij vereenigde zich altoos met zulke inttellingen der Joodfche Kerk, welke onberispelijk waren, en hare nuttigheid hebben konden. ,, b. Dan , wij behoeven tot de gemelde onderflel- ling in bet geheel niet to komen. MATTHUEUS be- richt ons niet , welken Lovzang de Heer JESUS gezongen hebbe. 'Er ftaet eenvouwig p7rv3]Povmf , bet welk in bet algemeen en onbepaeld to kennen geeft, dat Hij, met zij- ne Discipelen, den eenen of anderen Lovzang gezongen bebbe. Wat grond is 'er dan om to beweeren , dat wij door dien Lovzang bepaeldelijk dit zoogenaemde HALLEL veritaen moeten? Daerenboven , volgens de Jood- fche overlevering, werd bet HALLIL onder bet eten van bet Pafcha gezongen, gedeeltelijk voor, en gedeeltelijk na, den vierden beker. Maer MATTHIEUS zegt , dat de Lovzang door jesus gezongen zij , na bet eten van bet Pafcha, en bet eindigen van den ganfchen maeltijd. ,, 'Er is derhalven geen genoegzaem bewijs in bet geheel , om deze gewoonte als eene plechtigheid van Godlijken oorfprong to befchouwen. Wij houden dezelve daerom, voor eene menschlijke inftelling, van zoortgelijken aert als die bepalingen , volgens welke bijzondere gedeelten vast de Wet en de Propheten , op zulke bepaelde Sabbathen, in den opeubaeren Godsdienst, werden voorgelezen. - 3)eze iuftelling zal , met een Godvruchtig oogmerk , door de Joodfche Kerk, op den eenen of anderen tijd, zijn in- gelteld, en van dien tijd of , kon deze verzameling van Pfalmen, zeer gevoeglijk, tot openbare ftichting, op de Feesttijden worden opgezongen. „ 111. Nu zal her ons gemakkelijk vallen , om de derde vraeg to beantwoorden . of namelijk , dit HALLEL , of Feestgezang, ook een Prophetisch uitzicht gehad hebbe, op fommige aenmerkelijke tijden en gewichtige gebeurte- nisfen van de Kerk des N. T., welke afgebeeld zijn door de Feesten van Israel? „ In dit begrip then Godgeleerden van den allereerlen E e a rang; 393 J. VAN NUYS KLTNKENBERRG rang; die meenen , dat deeze hundel van Pfalmen Prophe- tisch moete verklaerd worden, in betrekking tot bijzondere tij;len des N. ,T., van bet begin tot bet einde. Volgens dit begrip zou men - Pf. 113. de oprichting der nieuwe Uuishouding onder Israel voorlpeld vinden; Pt' 114. de roeping der Eeidenen, tot de gemecnichap der Kerke ; -- Pf. 115. de onderwerping der Heidenen , en hunne inlijving in de Kerk; - Pf. 116. de verlosfing der Kerke van den Antichrist; - Pf. 117. bet ingaen van de volheid der 1-leidenen; - en Pf. ii8. bet zalig wor- den van gansch Israel. Laten wy wederom de be- w:jzen ter toetfe brengen. „ a. Het eerfle ontleent men , nit bet gebruik van deze Pfalmell, op de hooge Feesten. - De Feesten van Jsrael , zegt men , waren voorbeelden van de ti~'den des Nieuwen 'T'estaments : gevolgelijk moeten ook de 1'falmen, welke op die Feesten gezongen werden, niet alleen in hun- ne letterlijke beteekenis, op bet nude Israel, maer ook , in den Prop h etifch en zin, oo de Kerk van bet Nieuwe Tes- tament , en hare lotgevallen , worden toegepast. - De wettigheid van de gevolgtreklting, van de Feesten zelve, tot de Lovzangen , welke op die Feesten gezongen wer- den , zoekt men to haven, door de volgende redeneering. Deze lovzangen, zegt men, mackten een gedeelte uit van de Feestviering; zijn Du de Feesten zelve voorbeeldig ge. weest, dan moeten ook deze gezangen eene Prophetifche beteekenis hebben. ,, 'Er is bii ons geen twijfel aen, of de hooge Feesten , door God zelven ingefteld, dienden nict alleen, om Israel voorledene weldaden to herinneren; maer ook, om toeko- mende gebeurtenisfen onder den day van bet N. T. of to teekenen: hoewel dit evenwel Diet uitgetlrekt moet worden tot zulke Feesten , welke in latere tijden van menfchelijke inflelling waren , gelijk het Feest van Purim , en dat der vernicuwing van den 'l empel. - Maer, om dat de Feesten zelve voorbeeldig waren, moeten dacrom de Liede- Tell , welke bij gelegenheid van die Feesten gezongen wer- den, eene Prophetifche heteekenis hehben ? Deze gevolgtrekking zou plan zelvs Dog Diet cens doorgaen, wan- neer de gemelde gezangen cen gedeelte der Feestviering hadden nitgemaekt: want dan moesten Diet alleen de Sab- bathsliederen, maer ook die bijzondere gedeeltert van MOSES wet , welke op de Sabbathen werden voorgelezen , alle Prophetisch verklaerd worden, om dat dezelve een gedeel- te VERKL. VAN DEN BYBEL. 399 to c'er Sabbathsviering uitmaekten , en de Sabbath mede een voorheeldig uitzicht had op de perk van bet Nicuwe Testament. Vlaer de gemelde gezangen kunnen niet, als ceu wezenlijk gedeelte der Feestviering, befchouwd worden ; naedien de gewoonte , orn doze liederen op de Feesten to zingen , van veel lateren oorliprong is, dan de Feesten zelve. Derhalven zijn de Fecsten , verfcheidene eeuwen , zonder deze gezangen gevierd; en hoe kan dan het zingen van deze Liederen, als een wezenlijk gedeelte der Feestviering, be1chouwd worden ? Daerenboven hebbcn wij gezien , dat de gemelde gewoonte eerie menlchclijke inllelling zij, en zon eerie menlchclijke inllelling, hoe god. vruchtig ook, om zekere liederen op de hooge Feesten to zingen, cenen grond kunnenn opleveren, om die liederen tot Prophecijen to maken ? ,, P. Fen ander bewijs zoekt men in den inhoud van deze Pialmen zelve; die zodanige u>,tdrukkingen en voor_ f}ellen behelzen zouden, welker voile nadruk, niet andcrs dan op de Kerk des Nieuwen Testaments, en wel op dc- ze of gene bijzondere tij len , kunnen worden toegepasr." -• Edoch, dit kan men, nacr des Hooglcer„ers in- zicn , op geen vasten grond, van alle deze Pialmen , be- weren ; en 'er is in de meesten niets , 't well: ons ZOLI noodzaken, om dezelven Prophetisch op to vatten; zelyk hy, in zyne ophelderende aenmerkiugen over die Pialmen, vervolgens toont. P1 CXillL is, iynS oordeeis , betreklyk tot de tyden tier Haccabeeii ; en zo ook nacst- denklyk Pf. CXEV ; indien dezelve niet oogt op de dagen van Iliskia; waertoe Pf. CXV. en CXVI, die vermoedlvl; door lliskia zelven gedicht zyn , vry duidelyk behooren. Wyders heichouwt de 1-loolecraer Pf.CXVII.Prrphetisch, als flaende op de eerf}e aenkondigginr der Euangclieleere aen de Heidenen; en nopens P1. CXVIIEL is by nier vreLmd van to denken , dat tie eerfte 2 t vcrzcn oogen op do da. ge,n van Hiskia, en dat die Vorst, by het dichxen van Oat Lied, zyne gedachten voorts , door den Proplet ifchen Geest, verheven heeft, tot de befchouwing van den pies_ fins ; die , nit ene vernedering , ongelyk dieper dan de zyne , by uitnemendheid hoog verheven zou worden, vol_ gens vers 22 - 27. Oordcelt men, dat 'er geen irond is, om to flrellen , dat Boning Hiskia de gave der Prophecye ontvangen hebbe, dan zou men, zyns agtens, bier moeen denken , op een Dicbter van later ?yd , fprckende in den naetn van bet Joodfche Voh;; Wen hct nit t'e woede en L c 3 vor- 400 J. V. NUYS KLINKENBERC VERKL. OVER DEN BYBEL. vervolgingen van Antiochus Epiphanes verlost was: en dat die vs. a2, en vervolgens, door den Prophetifchen Geest gefproken hebbe , in naem der Euangeliekerk, zo als zy zich over de verhooging van den Middelaer verblyden zoude. Leerreden over den Brief van den H. PAULUS aan de Efe- zeren , hehelzende Gene verklaaring der voornaanaflc floffen , welke in de drie ee; fle ,Hoofdflukkcn van then Brief vervat zyn. Door PIERRE DU Bose , laatst zeer beroeind Leeraar der ITalfchc Kcrk binnen Rotterdam. Dcrde Deel. Lweede en laatf7e Stuk. Uit de Franfche Taal in get Nederduitsch overgebragt , door j. G. THIN VAN KEZULEN. Te Utrecht by A. v. Yaddenburg, 1786. In gr. Ot avo 196. bladz. Met dit laetfle flukje, hehelzende nog vyf Leerredenen, Over Eph. III. II-I7 , loopt deze verzameling ten einde, en daer we zedert de afgifte van get eerfle (*), meermaels van dezelven gewag gemaekt hebben , zullen wy 'er nog een flael van de uitvoering nit mededeelen. 's Mans Leerreden over get gevaerlyke der vertraginge in den Godsdienst, naer aenleiding van Eph. III. 13, behelst, order anderen, de volgende aenmerkingen, over de voor- naemfte oorzaken der vertraginge , welken by tot drie brengr; to weten, traegheid, liefde tot de waereld en vree- ze voor, gevaer, over welke drie oorzaken , de Eerwaerde du Bose, zich aldus uitlaet. „ Het is zeker, dat traagheid en achteloosheid deezevertraaging voortbreingt Dit is de ongelukkige oorzaak, waardoer zo veele menfchen hunne godsvrucht verliezen. Na eenige poogingen van gebeden, vasten, leezen, oefe- ning in de heiligmaaking, verwaarloozen zy zichzelven, laaten alles vaaren , dompelen zich in de bezigheden of vermaaken, zonder aan God to denken ; en hierdoor val- len zy allengskens, in de ongeregeldheid en in de ondeugd. Het is onmogelyk, dat dit anders zou kunnen zyn; want onze beweeging , onze flrekking tot get goede, niet na- tuurlyk zynde, zo is get ontwyfelbaar , dat zo dra dezel- ve wordt tegengehouden, wy weder in get kwaad vallen. Na- (*) Zie Hedend. Vaderl. Letteroef. IV. D. bl. 580. PIERRE DU BOSC OVER DEN BRIEF AAN DE EFEZEREN. 401 Natuurlyk ftrekt onze neiging tot de zonde, en get water is niet meer geneigd tot koud worden, en de zwaare lig. chaamen otn naar de laagte to vallen , don wy genegen zyn tot ongeregeldheden en bederf. Gelyk dan, welke graad van hitte, men ook aan bet water moge geeven, in- dien men niet geduurig voortgaat , met get zelve in die warmte to houden , indien men bet aan zich zelve over- laat, zo is bet zeker, dat het, op zichzelve ftaande, k~ ud zal worden: - hoe hoog men ook een f'een moge op- gebeven hebben , indien men niet onophoudelyke poogin- gen aanwend, om denzelven to onderiteuneu, indien men denzelven, maar cen weinig, aan zichzelven overlaat, zo is get ontwyfelhaar, dat by weder naar beneeden ftorten, en door zyne eigene zwaarte, om laag gefleept zal worden. Het is eveneens met ons gelegen , hoe brandende en gloei. end ook de godsdienftigheid van ons hart zyn mag , tot welk eene hoogte onze godsvrucht ook geklommen zy, in- then wy beginnen to vertraagen, get is zeker, dat wy aan- flonds onze voordeelen zullen verliezen , en dat ons hart, 't welk van natuure als water is, aan zich zelven overte- laaten, zal ontbloot worden, van alle de warmte, wclke bet zelve reeds verkreegen had ; ja dat ons hart, 't we1(c van natuure Been is , zo dra get zelve niet mcer onder- fleand, moor los gelaaten wordt, door zyne eigene zwaar- te naar beneden vallen, en van zich zelven in den afgrond florten zal. Gelyk men dan , om bet water warm to doer blyven, geduurig get vuur moet gaande houden, en givk wen, om een zwaar ligchaam in de hoogte to houden, zulks geftadig moet onderfteunen , eveneens wordt 'er rot onderhouding van geloof en godsvrucht, een geduurige ar- beid vereiscbt. Geftadig moot bet oog gevestigd weezen op de Scbrift , Met hart biddende , de handen wcrkzaatn , get verftand nafpoorend , en get geweeten opmerkzaam , otutrent get goede, zal men get hemelsch vuur van liefde tot God gaande houden , of anderzins zal her haastelylc uitdooven. Geftadig moeten heilige zielsverzuchtineen, van godsvrucht en yver, ons naar den hemel opheffen , of wy zullen weder ras naar de aarde nederdaalen , en daaraan vastgehegt en verkleefd worden , zo dat wy daar- van niet weder los raaken kunnen. En gelyk hy, die te- gen den ftroom van een fnelvlietend water aanroeit, zyne riemen niet maar even kan loslaaten , zonder to rug to gaan , en door den flroom weggevoerd to worden , alzo ook wy, die in deeze wacreld moeten oproeijen , tegen E e 4 den 402 PIERRE DU BOSC den fterken ftroom der vleefchelyke hegeerlykheden , en der gewoonte van de waereld , kunnen onze zorgvuldige poogingen niet een oogenblik cpfchorfen, of wy verwyde- rerr ons, zeer verre, van bet einde daar wy naar ftreeven. Geene traagheid derhalven, geene nalaatigheid in de gods- vrucht ! Daartoe behoort eene geduurige werkzaamheid, cene onafgebrokene waakzaamheid; hy, welke daarin traag is, gaat ten verderve. - Seneka zeide eertyds , dat , in bet fluk der Wysbegeerte , ftil flaan of nalaaten , weinig van elkander verfchilden, dat bet bykans bet zelfde ware, of men de beoefcning daar van naliet, dan of men dezelve flechts by tusfchenpoozingen waarnam, om dat, wanneer men dezelve eenigen tyd liet vaaren, men zeer veel to rug ping, en welhaast tot de onkunde verviel. Het is eveneens gelegen, met de Christelyke Wysbegeerte, en de zaligmaa. lteude kenuis. In dezelve fill to ftaan , is byna zo veel, als dezelve geheel na to laaten ; daarin ophouden , is zo veel, als dezelve to verlaaten. Men moet zich, geduurende zyn geheele levee, daarop toeleggen, daaraan overgeeven, en nooit vertraagen, in deeze gewrguge oefening, indien men de vptrchten daarvan niet verliezen wil. De tweede oorzaak deezer droevige vertraaginge, is de liefde tot de waereld , welker bekoorlykheden en aanlokze- lcn, in veele menfchen, eenen tegenzin tegen bet geloof verwekken , en hen afkeerig maaken, van de heiligheid. Zy gedraagen zich als hun eerfle vader Adam, welke zyn onfchuld verloor, door bet proeven van zodanige vruchten, welken begeerlyk voor bet oog en goed ter fpyze fcheener% Rykdom , aanzien , vermaaken zyn die bekoorlyke voorwer. pen , welken Adams kinderen kracbtig verlokken , en 'er veelen in het verderf fleepen. Zy laaten zich verblinden, door deeze valfche diamanten, en kunnen niet blyven pal flaan, tegen deeze aangenaame vyanden, welke -hen al ftree- lende en- vleyende den doodfteck geeven. Demas verliet de Apostelen en Kerk van CURISTUS , om de genoegens van deeze tegenwoordige waereld to fmaaken : en van alle tyden af, heeft men maar al to veel zulke ongeloovige De- masfen gezien, wien de lust tot aardfche voordeelen, en waereldfche geneugtens , de zyde van den IHeere Jesus deeden verlaaten. Men vindt zelfs zulken, die de weder- waardigheden wederftaan, maar die bezwvlten, voor een ander foort van zagte en vleijende verzoeking, waardoor de menseh geftreeld wordt. ja, men heeft menfchen gezien, die zich niet laaten aftrekken van den weg der zaligheid, door OVER DEN BRIEF AAN DE EFEZEREN. 403 door de doornen en fteenen , welken zy op hun pad ont- moetten; maar die naderhand to rug gingen, om de gou- dene appelen op to zoeken , welke men hen toewierp; even als Judas, die den Zaligmaaker volgde, geduurende zynen laagen ftaat, en onder al zyn fmaad; maar die Hein verraaderlyk verkogt, zo dra men tot hem van geld fprak, en hem de blinkende zilverlingen toonde. I „ Dan men kan niet tegenfpreeken, dat de voornaame oorzaak, van de vertraaging der Christenen, gelegen zy in de vreeze voor de wederwaardigheden , de rawpen en de lydingen, welke hen overkomen. Trouwens, deeze vrees- lyke aanvallen I zyn zulke felle flagen , welke natuurlyk verbaazen , vrees aanjaagen , en bet geloof van veelen doen wankelen. Daar worden 'er maar zeer weinigen gevonden, welke dat geloof bezitten , kostelyker dan goud, 't welk midden in de vlammen bewaard blyft , en niets van zyne waarde noch zuiverheid verliest, zelfs in de hitte van een vuurigen oven. Het vuur , en de brandende houtflapels verbreeken ligtelyk de banden, waar mede veelen aan JE- SUS CHRISTUS verbonden waren : de wind van tegenfpoed doet lien wel haast bet zeil wenden. Zy waren in bet fchip der Kerk ingegaan , terwyl bet zelve in de haven lag, bevryd van ftormen. Zy hadden een poos gezeild, terwyl Iaet fchoon weder was; maar wanneer de ftorm be- gins op to fleeken , wanneer winder en baaren . met een felyk geweld , tegen bet fchip aandruisfchen, alsdan ont- kt bull hart , bull geest wordt ontroerd in hun binnen- fte, en in de vreeze van to zullen vergaan, berokkenen zy zich hun eigen verderf, door eene lafhartige befchroomd- heid, welke hun fchipbreuk doet lyden aan 't geloof. Dit is ook de reden , waarom Apostel Paulus , in onzen tekst, de Efezeren vermaande niet to vertraagen, voornaa- melyk op deeze geweldige verzoeking door lyden bet oog heeft; als zynde daarvan de gewoonelykfte en fterkfte oorzaak. Ik bid u, zegt hy, dat gy niet vertraagt , in myne verdrukkingen, of liever, uit ltoofde van myne ver- drukkingen. En dit beeft ook aanleidiug gegeeven , dat veelen- bet Griekfche woord , bier vertraagen vertolkt , hebben overgezet, door moedeloos worden , als hebbende haare betrekking op de verdrukkingen , welke dikwerf de navolgers van TESU§ CHRISTUS doen veranderen , en van Hem aftrekken." E c 5 IFel. 404 A. MARCEL lFelmeenende opwekking aan Nederla.nds Ingezetenen, tot herflel van hunne veryallene waken , in een tiveetal Kerkelyke Leerredenen, uitgcfprokcu op de algemeene Dank. Fast- en Bededagen, in de jaren 1785 en 1786. Door ARNOLDUS 11IARCEL , Predikant to Ryswyk in 't Land van Altena. Te Rotterdam by de Leeuw en Krap , 1786. In gr. octavo 52 bladz. T wee Vaderlandfche Leerredenen , recht gefchikt om Neerlands Ingezetenen opmerkzaem to maken , zo op den vervallen flaet van ons Gemeenebest, als op de ze- genryke gunst der Godlyke Voorzienigheid, waer door wy tot nag behouden , en in een ftrelender vooruitzicht ge- fteld zyn ; welk een en ander, de Eerwaerde MARCEL ten ernfligfte doet dienen ter aenfpooringe , tot het wel behar- tigen van onzen Godsdienfl:igen en Burgerlyken plicht. Met betrekking tot het eer(le, vestigt by de aendacht zy- ner Toehoorders , op de wyze lesfen van Salomo , Spr. XXVIII. 14, 15, 16 , die by op onze omflandigheden overbrengt. En ten opzichte van het laetfle , neemt by uit het Vrienden-Verbond van Jonathan en David, aenge- tekend i Sam. XVIII. 3 en 4 , wel byzonder aenleiding, om zynen Toehoorders onder 't oog to brengen , 'Welke voordeelen ons Vaderland, nit vroegere verb-intenisfen met Frankryk, getrokken heeft, en welk ene heuchelyke ver. wachting ons bet vernieuwen der oude Vriendfchap, met dat Rijk , verleent. Dit doet hem zeggen „ Neerlands Gloriezon begint thans weer op to daagen. Neerlands roem , welke zoo flerk beneveld was , begint zig to verheffen. Daar wij door allerhande tegenfpoeden, die elkanderen zoo digt en geweldig opvolgden , bijna tot op den oever van onzen ondergang gebragt waren , zooda- nig , dat de kloekmoedigfle erkennen moest , op dat ik de woorden van 's Lands Vaderen in den Bededagshrief ge- bruike, dat Land en Folk , vrijheid en onafhanglijklieid, ja dat alles in gevaar was; mag Nederland thans , door dit plegtig Verbond, met den Edelmoedigen LODEWYK den zestienden, weder als cen glinflerende pare] aan de Kroon der onafhangelijke Mogendheden priiken. Welke verbinte- nis , ter verzekering onzer bezittingen . zoo binnen als bui- ten Europa , zoo als zig 's Lands Souvereinen met wile refit uitdrukken, aan dc luistcr van dcezcn Staat, en r~ rn dcs- TWEE SEDEDAGS LEERREDINEN. 405 bdeszelfs veiligheid en onafhangelijkheid , eene vastheid ijzet, waarvan men alles goeds verwagten mag. Wie zoude zig fchaamen , bij deeze gelegenheid , de Vaderlandfche taal eenes Gelderfchen Dichters , in den mond to neemen. juich! juich mijn Vaderland! Daar rijst de gouden Zon! De donder rolt voorbij - 't verraad knarst op do tanden. De Leeuw grijpt frisfchen tnoed, hij fcheurt zig nit de banden. Hoe fmaakt dit nu den Brit in 't woelzieke A bion ? .. . juich ! juich mijn Vaderland ! Uw grootheid zal herleeven ! 't Verbond met uwen Vriend doet al uw haters beeven. (*) Zoo, mijne Toehoorders! zorgt de goede Voorzienig. heid voor Nederland. Hier mogen wij de taal, die de Pa- triarch Jufeph tegen zijne Broederen voerde, de verdervers in ons gemeenebest wet to gemoet voeren. Gillieden hebt bet ten ktivaaden gedagt , maar God heeft bet ten goeden gedagt. De God onzer vrijheid heeft de pijlen, die op on- ze vrijheid en onafhangelijkheid gewet wierden, op den kop der werperen doen wederkeeren. Daar 'er als cen geest van verblinding de Inwoonderen van Nederland bezielde, heeft Nederlands God , door mid- del van braave, belanglooze Voorflanders van recht en ge- rechtigheid , de flaapende Nederlanders wakker gemaakt; die , nog bij tijds , bemerkende , hoe ver het reeds met hunne duurgekogte vrijheid verloopen was , bet blinkend flaal in de meeste Steden , en op het platte Land , bier en daar aangreepen , bedaard , heldhaftig en kloekmoedig , hunne gefchondene rechten wilden herfleld zien , hunne ver- lorene en geroofde to rug eischten ; welke poogingen van Neerlands Ingezetenen , als ook die van 's Lands hooge Magten zelve, onder den Godliiken zegen, om de woorden in den Bededagsbrief to gebruiken , niet weinig hoop ver- fchafen , op eene voor 's Lands wezenlijke welvaart, nuttige en gewenschte verbetering en herflelling van zaaken. Zoo dat wij ons thans vleijen mogen , nu wij ons , door de bemiddeling van het edelmoedige Vrankrijk, in eenen ge- wenschten Vrede van buiten mogen verheugen, dat wij el- kanderen eerlang met eene lieflijke vrede, rust en eensge- zindheid van binnen, zullen geluk wenfchen." *) Zie POST VAN DEN NEDERRHYN. N0. 401. Lyk- 406 P. H. VAN LIS Lykrcden , ter gelegenheid van bet afflerven van den 1Jel Ed. Gefir. HeereMr. T. C. VAN HOORN, Heere van Burgt en Krayenftein , Raad en Oud- Burgemeester der Stad Plisfingen , Bewindhebber der 0. 1. Comp. ter Kamer Zeeland, enz. enz. Uitgefproken op Zondag namiddag den 26 Maart 1786, over Pl; XXXIX. io. Door P. H. VAN LIS, Predikant to Burgt. Te Utrecht by A. v. Pad- denburg, 1796. In gr. otavo 56 bladz. ][let fpoeclig en onverwacht fl:erfgeval, van den aller ag- tinge waerdigen Heer van Hoorn, die, in den bloei zynes ]evens, in ene diepe beroerte, gevolgd van enehoo- pelooze flaapziekte, den geest gaf, heeft den Eerwaerden van Lis aenleiding gegeven, tot het opftellen ener treffen- de Lykreden , die uitflekend wel uitgevoerd is , en met veel flichting, in foortgelyke gevallen , of andere tegenhe- den, gelezen kan worden. Na enc zeer beknopte ontvou- wing van Davids tael , Pf. XXXIX. 1o: Ik ben verftomd, ik zal mynen mond niet opdoen; want gy hebt bet gedaen! legt zyn Eerwaerde bet 'er op toe, om aerp to toonen, hoe wy, in zodanige omftandigheden , het voorbeeld van David hebben to volgen, den Here to zwygen ; en wel op then grond, God heeft het gedaera. • De Gods- dienst vordert bier deem foifche ongevoeligheid ; onze plicht verwoest de aendoeningen der menschbeid niet ; maer eischt, „ dat wy ons ongeduldig, twistend, beris- • pend , klagend hart onze vragende , bedillende • murmureerende tong bedwingen, om ntets zondigs tegen • de Hemelfche voorzienigheid , en dezen haren weg , • voort to brengen, dat onze begrippen overeen- • lemmen met Gods beflel, ons verftand en oordeel „ daarin bernsten , onze wil dat goedkeure , • en onze redenen dat eerbiedigen en verheerlyken !" In zulk een gemoedsf{ and , moeten wy met David zeggen : ik ben verftomd , ik zal mynen mond niet opdoen ! Die tael moeten wy voeren met diepen eerbied, in ootmoedig- heid voor den Here, met een onderworpen, berustendhart, met een heilig gemoedrbeftaen , met een levendig geloof,--- met een Godverheerlykend, dazzlzend, aeubid- dend zlvygen, en dat gevoel moet ftandvastig in de ziel heerfchen. De grond van dit alles moot in ons zyn , die gelovige bewustheid, , Gy , o God! hebt het gedaera !" Deze LI KREDEN. 407 Deze moet ons doen betuigen en gevoelen, God, de opper- ma~tige Ileer en Eigcnaer van allc zyne fhcpzclen, heeft ltet geelacn ! God, die dc wyshcid zelve is, heeft het gedaen! God, de Regtvaerdige, de volmaekte, de Heilige, lreeft hes gedaen! God, de altoos goeder- tierenc, de T/ader der barwlzartighcid, heeft het gedaen! God, de liefhebbende, de troulve Pader der ZIwnen - en ook (dit mug de Christen zeggen , dit mocstcn ivy allen in geest en waerheid zeggen !) MINTlader heeft het gedaen ! God, de Alan (hr weduwen , do Tladcr der wcezen , de vriend des eenzaamen, de vooi f ander der ver- Tatclnen , de trooster der treurenden Hy, by wie,r alle veigoeding en vervulling to bekomen is, heeft hot ge- daeu!" Op de ontvouwing dezer denkbeelden, met aenwyzing hoe men daer mede werkzaem behoort to zyn, toont by verder kortlyk, „ hoe die bewustheid , als men „ door het geloof zoo van den Heere en zyne wegen denkt, • eene uitneemende kragt heeft , om ons , in het droevig • verlies van onze waardtlc panden , [en zo ook in andere „ fmertlyke ongevallen ,] tot een cerbiedig , bemoedigd , „ aanbiddend zwygen voor den Heere to brengen , en daar • in to houden." Zyn Eerwaerde brengt dit verhandelde, vervolgens, over tot het aendoenlyk Sterfgcval van den Ileer van Hoorn, wiens loflyk character by, zonder zyne toevlucht tot opge- fmukte tael to nemen, ten minnelykfle afmaelt: waerop by voorts zyne welgepaste en opbeurende troostredenen richt, tot de treurende Weduwe, Kinderen, Magen , Vrienden, Burgers en Onderhoorigen. Eindelyk, fluit by zyne Leer- reden, met ene aen deze om(landigheden welvoegende op- weklyke vermaning, om nit dit Sterfgeval zo onver- wagt, zo in den bloei der jaren, toch to leeren onze dagen to tellen , om een wys hart to bekomen : en daerdoor to flerker genoopt to worden, orn onze onderwer- ping onder God, in dezen weg, to paren met een ernflig vooruitzicht op, en de zo noodige en billyke voorbereiding van , ons zelven tegen onzen dood; 't welk by, op ene ge- moedlyke wyze , ten ernfligfle aendringt. In- 403 J. A'SDRI Inleiding tot de kennisfe der Natuurlyke Wysbegeerte , door ~. ESDRE , A L. M. Ph. Dr. en Lid van het Utreclatfche Provinciale Genootfchap van Konften en Wetenfchappen. Met Plaaten. hierde Deel, Tweede Afdeeling. Te Leyden by F. de Does Pz. 1783. In gr. ociavo 202 bladz. Op de, in de voorige afdeeling, geleverde verklaaring van de enkelvoudige Werktuigen, volgt in deeze de vereischte opheldering van de famengeftelde Werktuigen, en 't geen verder, omtrent derzelver gebruik, in aanmer. king komt ; welk onderwerp de Heer Esdre, naar zyne gewoonte, op eene regelmaatige en ligt bevatvaare wyze , behandelt. Nopens dit fluk , komt bier , in de eerfle plaatfe, in overweeging , de famenftelling der Werktuigen in 't alge- 3neen; waardoor then bet to kortfchietende vermogen der enkelvoudige Werktuigen , of de bezwaarlykheid van 'er naar eisch mede to kunnen werken , in veele gevallen to gemoet komt ; en dus to wegen brengt, dat men, in een kleiner beftek, eene grootere momentkragt kunne uitvoe- ren. De Leermeester dit opgehelderd, en vuorts getoond hebbende, hoe men de kr;gt der zamengeftelde Werktui- gen hebbe to berekenen : verledigt zig wyders ter hyzon- dere verklaaringe van de zamenftelling der gelykzoortige Werktuigen , die by tot vier verfchillende zoorten van Toeftellen brengt. (i.) Samet'igeftelde Hefboomeu. (2 ) Samengeftelde Katrollen. (3.) Samengeftelde Windasfcn, en eindelyk, (4.) Getande Raderen of zogenaamde Ra- dergefellen. By de ontvouwing van de werking van ie- der deezer vier zoorten , voegt de Leermeester nog, als een vervolg der befchryving van de zamengeftelde Wind. asfen , eene korte befchouwing van de Molens op zig zel- ve, zo Wind- als LTlaterrnolens; welken, ten opzigte der eerfte inwendige deelen befchouwd, niet anders zyn , dan eene vernuftige zamenvoeging van Windasfen met Wind. asfen , door middel van Tanden of Kammen , en Rondzels of Lantaarnen. Van dit alles , 't geen deeze wer- king betreft, kunnen wy den Leezer niet wel eenige by- zonderheid mededeelen , vermids tot derzelver verklaaring noodwendig Figuuren vereischt worden; dan daar de Heer ESdrE , zig by deeze gelegenheid ook uitlaat , over de werking des Winds , op de Wieken der Molens , zullen wY NATUURLYKE WYSBEGEIdRTE. 409 wy van deeze zyne aanmerkingen gebruik maaken, en de- zelven alhier plaats geeven. • MEESTER. De oorzaak van de beweging des Molen- ftels is niet anders, dan. het kragtoefenend Vermogen des Winds ; dat is , van eene naar de Wieken toevloeijende ftroom Luchts , welke met meerdere of milldere fnelheid beweegt, naar evenredigheid van de kracht, waarmede de- zelve in beweeging gebragt, en langs eene zekere beweeg. ilreek, voortgeftuwd is geworden; en welke, in haar be- weegftreek eenig beletzel ontmoetende , daarop met eene evenredige kracht moet aanvallen. - Is nu dat beletzel beweeglyk, en heeft het geen krachts genoeg, om die wer- king door wederfland geheel to vernietigen , dan zal bet zich met die ftroom laaten medefleepen. - Zulks ziet men ook gebeuren, met alle die lichaamen, welke door de kracht van den Wind wegvlieden : cen gefpannen Zeil, by voorb. tegens den Wind ingefleld , zal uitgerekt , en naar die fireek, werwaards de bewegende oorzaak werkt , wegge- ftooten worden , en alles , wat 'er mede verknogt is, met zich voeren. • LEERLINC. Dit is klaar to bezeffen , en word ook ontegenzeglyk bevestigd, in de Zeilen van con voortzeilend Schip. • M. Zal derhalven de ftroom van den Wind iets its beweeging konnen• brengen , zo moet bet zelve juist tegen de flreeklyn daarvan worden ingefteld , niet alleen; maar ook tnoet bet bekwaam zyn, om de voortvloeijende lucht- deelen op to vangen, en voor een zekeren tyd wederitand to bieden. • Hier uit moet nu alleen de reden worden afgeleid, waarom de Hekkens der Windmolens, met Zeilen gedekt, en tegens de flreek van den Wind gefteld worden. • L. Ik heb bier tegens cene bedenking, namnlyk; by :ldien de Zeilen tegen de Windflroom gekeerd worden komt my voor, dat de loodrecht nederhangende Wiek, of derzelver Hekkenwerk tegens het lichaam; de tegenoverge- ftelde achterover naar de Kap; en de twee overige Roeden ieder zydelings, tegens de zyden van de Molen geboogen; ,a zelfs, wanneer de kracht van den Wind to flerk is, ge. broken zou moeten worden. - Hot een en ander, zou my doen ftellen, dat de Molen op gemelde wyze, in flede van bewoogen to kunnen worden, integendeel in eene vol. maakte rust moet blyven. • M. Uwe bedenking zou indedaad gegrond zyn, by al- 410 J. ESDRf, aldien de werking van den Wind, op die wyze, als gy u verbeeld, gefchiedde; namelyk, wanneer de Hekkens , of Zeileu , rechtfireeks tegen den Wind ingel:eerd flonden. -- Dan dit heeft Been plaats. - De tiekkens zyn in de Roedeu fchuin ingewerkt, invoege laatstgemelde eenen waterpasfen ftaud hebbende, de eerstgenoemde afwyzende, of liever gezegd , naar bet lichaam van de Molen hellende zyn. Ze than niet in bet lood , of in bet zelfde vlak met de Roede , maar fchuin op dezelve , en dus kan 'er de Wind niet rechtilreeks, of met een rechten hoek, op wer- ken. ,, L. Op deze wyze bezef ik, dat de werking nood- zaal;lyk fchuin op de Zeilen meet gefchieden. - Maar dit neemt myne zwarigheid nog niet weg. -- Wat zal die fchuine (land veel voordeels bewerken? „ M. Zeer veel ! By aldien het Hekke eenen loodlynigen stand op de Roede had , dan zou bet zelve, tegens bet lichaam van de Molen moeten aangedrukt, ge- volglyk niet kunnen worden omgevoerd. „ L. Die aanmerking heb ik zo even getnaakt. Indien ik myne gedachte , nopens de eigenlyke werking mag voorflellen , dunkt my , dat bet krachtoeffenend ver- mogeu van den Wind , ter zyde, tegens de Wiek moest nanblaazen , eer 'er cenige beweeging zal ontflaan : want een Rad , 't welk omgevoerd zal worden, moet door de drukkende kracht , nict op deszelfs vlak , of recht vail vooren; maar eigenlyk op de dikte van den rand, en ge- volglyh, van ter zyde, gedrukt worden. „ 1'LI. 1k h:'-b uwe meening begreepen. - Op deze wy- ze zou de Wind op een gevleugeld Rad konnen, en moe- ten , werken. - Men ziet de waarheid hiervan , ook by de ondervinding bevestigd , in de beweeging der zoge. naamde Klepmolentjes , die men in de Tuinen op flatten fielt, om Vogels to verjagen ; deze hebben Wieken, wet. ker vlakken dwars op de Roede than , en dus den Wind van ter zyde opvangen kunnen. -- Dan hieruit volgt niet, dat een Molen op eene andere , of op de door ons gemelde wyze, niet zou konnen worden in beweeging ge- bragt. Neen zeker. De fchuine [land der Hekken, op de Roede, brengt to weep, dat de luchtilroom niet geheel, of rechtftreeks, gefluit word, maar eenigzins fchuin langs de Molen kan wegvloeijen ; 't geen niet zou konnen gefchieden , indien bet Hekke rechthoekig tegens den Wind gekeerd flond. Door gemelden fchuinen hand, NATUURLYKE WYSBEGEERTE. 411 land, fchuift de voortftroomende luchtkolom, fchuin over de oppervlakte der Zeilen, en oeffent egter hierop , naar evenredigheid van derzelver fnelheid , eene zydelings vonrt- itootende kracht. - Dezelvde werking word geduurig berhaald, door andere toevloeijende luchtdeeltjes, waaruit dau noodzakelyk volgt, dat de Roede, niet alleen omge- voerd moet worden, maar ook, zo lang de Wind blaast, in beweeging volharden. Hieruit blykt dan, dat de luchtftroom, ten opzicl3te van de Roede, wegens gemelden 1chuinen ftand der Hekkens , veilig kan aangewerkt wor- den, als van ter zyde to werken; in welk geval , gy zo even geen zwarigheid gemaakt hebt, om de beweegbaarheid van een tMolenwiek to erkennen. „ L. N,.i [let) ik een denkheeld van de zaak gekregen. De Wind moet op die wyzc, gewis fchuin aanblaa- zen, en dus kan dezelve gezegd worden, van ter zyde werkzaam to zyn. 1k ben voldaan. • M. Om de gemelde fchuin werkende kracht van den Wind, to beter, en ]anger op de Wieken to konnen doeri werken , heeft men de Hekkens, aau derzelver uiteindens, lets hol of fcheppende gemaakt, ten einde de Wind, des to beter, daarin opgevangen zou konnen worden, en niet zo fchielyk , tangs de oppervlakte der Zeileu , zydelings ontfinappen. --- Daarenboven heeft men, aangezien de langtle ftraal van een Rad, met een fpil vereenigd, de groot- fte momentkracht aan het werlcend Vermogen byzet, de Hekkens, ter genoemde plaatze, bet breedfte gemaakt, ten einde bet werlcend Vermogen alhier, met het meeste voor- deel, zou konnen werken. • L. Op deze wyze moet men onlochenbaar veel voor deels trekken : want men zal this doende eene groote hoe. veeiheid Lucht koniien opvangen, en overzulks een meer- der krachtoetfenend Vermogen verkrygen. • M. Wy kunnen derhalven nit het bygebragte ten betluite afleiden , hoe noodzakelyk het voor de beweegmg zy, dat-de Hekkens Diet alleen fchuin, of van den Wind afwykende zyn; maar ook, well: voordeel de Zeileu doen. Zonder bet laatfte, zou de Wind, tusfchen deTr;- licn , voor het groorlte gedeelte wegvloeijen , zonder ge- noegzame .kracht op de Wieken to konnen doen , ten ware derzelver hevigheid , naar evenredigheid , onk grooter ware. Men ziet zulks met de ondervinding bevestigd namenlyk, in geval de Wind zich to zeer verhefr, hoe men dan de breedte der Zeilen, naar gelang van de ver- 1. DELL. N. ALG. LETT. No. 1v. i' f bef- 412 J. ESDR{ heilin,r, vermindert; invoege men , uit die vermindering, ecukzirts belluiten Iran, tot de kracht van den Wind. De kracht, welkc cou IMolcu, met voile zeilen, omvoerr, is ongetwyfreld minder , dan die dezelve Molen doet ma- Ion, met halve of genoegzaam geen Zeilen." ---- Duu verre raakende dit onderwerp. fluiteut de voorheen upgenoemde zamenftellingen, vangelykzoortige \Verl:tuigen, vindt men ook zamenitellingen, van ongelykzoorti ge Werktuigen, als daar is, een Hef- boom met ce:i Windas , of met een fchroef; een Windas met een Katrol, of met een fchroef ; een Hef boom met een Katrol en \-Vindas, en meer derg,elyken; dan de Heer ,E,drE, oordeelt het niet noodig, daarop in 't breede than to blyven ; nadien de verklaaring van derzelver werking, en berekening van 't vermogen , grootlyks uit eene her- bailing van 't reeds gezegde , zou bettaau. Om deze re- den, gnat by liever terflond over, tot bet geen men, in 't gebruik der Werktuigen , waar to neemen heeft; en doet den Leerling opmerken , wat by in art behoorde tc Deer- men, om , als een bekwaam werktuigkundige , met het mogelyk kleinfle overwigt of overmagt, bet groottle ge- wrogt to doen ; en toe to zien , om den tyd, in welken de werkdaad gefchied, zo klein to doen zyn, als by mo- gelykheid vallen Iran : 't welk to fthde komr, in bet ge- bruik van bet Windas on Katroltuig. Verder doer by hem bet oog vestigen , op den wederfland , welke gebooren wordt, nit de wyving der op elkander werkende deelen, als ook uit de min of meer onhuigbsarheid of ftyfheld der lbuwen ; waaromtrent de Meester den Leerling toont, wat dezelve to wege brengt, war gedaane ptoefneemi•n- wen ons, desaangaande, leeren, en hoe men dien weder- iland eenigermaate kunne berekenen., om deaizelvdn ten naasten by, of daar en daaromtrent, to bepaalen; en na to gaau, waar op men ilaat to maaken hebbe. By die gelegenheid gewaagt hy, onder anderen, ook van bet dik- ker worden, en opkorten der Touwen, door de vogtig- heid der lugt, of let inzuigen van vogtdeeltjes; en dit gecft hem a~riteidiug, om. in 't voorbygaatr, cen beknopt herigt van de voornaamfle toes ellen van Hygrometers of Vogtiglaeid.meeters, mede to deelen. Wyders, brengt de Meester den Leerling onder 't oog, hoe then de Wryving, in veele gevallen, heeft zoeken to verminderen ; hoe-men dezelve ond,rfcheidt , in die van de eerfle en tweede zoort ; td weeten , wanneer de geheele oppervlakte van ltet NATUURLYKE WYSBECEERTE. 413 Let wryvend lichaam zig over Len zelfde oppervlakte voort bewcegt; en wanneer die telkens andere deelen van den grondfteun raakt; welke laaftte wryving veel minder is, dan die van de eerfte zoort; waarby nog komt, eene ovcrweeging, hoe de wryving, fchoon in veele gevallen hiuderlyk, egter in 't gebruik van zommige werktuigen, noodzaaklyk is : neem by voorb. een Pasfer, welke, by gebrek van wryving in den Kop, niet behoorelyk gebruikt zou kunnen worden. Laatstlyk, geeft by hem nog cen beknopt verflag , van de voornaamite opmerkingen , en proefneemingen der Natuurkundigen , wegens het kragt- oefenend vermogen van Menlcllen en Peesten, benevens derzelver vergelyking ; her welk beflooten wordt met de nantekening, dat Desaguliers proefkundig heeft doen zien, hoe de zogenaamde iterke Samfons, in hunne het gemeen verbaazende f'erke bedryven, joist geen ongemeene fterl.te betoonen ; en dat zoortgelyke kunflcnaryen , flegts met eene zekere behendigheid, byna door ieder Mensch, van eene gewoone lichaamskragt, uitgevoerd kunnen worden. Verklaaringe van de Statuten, Ordonnantien, Reglemen. ten en.Costumen van Reclatcn, in Friesland, anders ge. naamd, 's Lands Ordonnantie, waarin de II'etten, in, en omtrent tii'elke, bT Placaaten , naa de uitgave der Or- donnansic van den faare 1723 geemaneerd, veranderinge is gelnaakt, worden geficld in die bewoordingen , welke de Souverain by die Placaaten heeft geordonneerd, en be. helzende alzoo de text het cgtc tegenwoordige Statutaire Recht. He>, wclk vervolgens words opgelaelderd, zo uit eigerse bedenkingen, als, door behulp van oude ftukken, berrekkinge hebbenrlc op den eerftera oorfprong van zom. mige Wetten. Ii aar by gevoegd zyn, verfclaeiden Pla- caaten en andere SGukken, den text der Ordonnaretie wel niet regelrecht aandoeude,, maar echter tot het Stetu- taire Recht beiaoorende , die ook tefens met aanmerkin. gen warden opgeklaard. Door Mr. srntoly BINCxrs, Se- cretaris van 's Lands Reckenkamor aldaar. Te Leenwear. den, by G. Tresling, 1785. IV Deelen, in gr. octavo. D It \Verk, waarin de I-Jeer Binckes zynen landgenooten eene proeve geleverd heeft, van zyn vlyt, en ervaren- beid in de I•riefche rechten , en dat zynen oorfprcng ver- fchuldigd is, aan vericheidene aannierkingen, die de fleer h f -- Binc- 414 S. BINCICLtS Binckcs, zedert veele Jaaren, op bet Werk van den Heer Hamerfer geuaakt had, verfchilt to zo verre, van de voor- heen aangekondigde Verklaaringe (*), van gemelden Heere Hamerfter, dat, daar die Heer zeer veele gewysdens van bet Hof, en ter dier gelegenhcid, zeer veele wetten, nit bet Ju!finiaanfche \Vetboek , heeft bygebragt eu verhandeld, men van het eerfle hier vollirekt niets , en van het laattle nuts meer onfmoet, dan op eenige plaatfen, tot bet rech- te verlland van bet Statutaire recht, niet konde worden gemist ; daar bet oogmerk van den Heer Isinckes alleen geweest is , de waare meeninge van den Wetgeever to treflen, zonder to onderzoeken, of het Hof, in tydcn en tvyleu , de wetten in lien zelfdeu zin heeft opgevat. Trouweps, men kan ook niet veel aan gewysden toefchry- ven , ow daaruit de bepaalinge van den zin der Wet to baalen , daar Menfchen van verlland en oordeel, over de voorkomende zaakeu, dikwils van verfchillende, en zom- tyds regelrecht tegentlrydige, begrippen zyn, daar de eene dag den anderen leeraftrt , daar dezelfde Menfchen oak niet altyd op dezelfde wyze denken , en 'er daarenboven , van tyd tot tvd, nieuwe Leeden aan een Hof van Juftitie aankomen. Het is wat anders , gelyk de Heer Binckes wel aanmerkt , als de gewysdens zaaken behelzen , daar de Vet niet uitdruklyk van fpreekt : want dan zyn een- ftemmige gewysdens weinig of van de kracht eener cos- tume; loch zulke zaaken komen in dit Werk niet to pas. J[let zamentlel van bet Ilatutaire Recht, onder den naam van 's I ands Ordonnantie bekend, is , zo als bet in den aare 1723, van nieuws overgezien, op last derWetgeevende macht, to voorfchyn gekomen, bet onderwerp deezer Verhan- delinge. I)och, daar zommige Wetten van die ordonnantie, by laatere Wetten, hier en daar zvn veranderd, en de Wet- geever, by die laatere Wetten, bevooleti heeft, (fat zom- mige tlukken zouden worden gehouden, voor vernietigd, en by andere wederom daarvoor in de p!aatfe gefleld heeft, zo heeft de Heer Bifackes, met recht, gemeend , den text der ordonnantie daar naar to moeten veranderen , omdat de Wetgeever dat nieuwe recht , voor den inhoud der Ordonnantie , heeft willen gehouden hebben. Hierdoor heeft de Leezer dit voordeel, dat by nu hier den text der O•dontiantie vindt , zo als bet de wille van den Wetgee- ver is dat die zyn moet , terwyl de Heer Binckes tevens heefi (*) Zie boven, bl. 372. OVER DE STATUTEN, ENZ. VAN FRIESLAND. 415 heeft zorge gedraagen, dat, by de veranderingen, de Pla- caaten, waarby dezelve, geordonneerd zyn, zyn aangewee- zen. Van de anclere Placaaten en Wetten , die den text der Ordonnantie niet regelrecht veranderen , maar echter daaromtrent eenige bepaalinge maaken , of daartoe betrek- kinge hebben , heeft by in de aanteekeningen welling gemaakt. De Ordonnantie beftaat oorfproultelyk uit veele flukken, van eenen zeer verfchillenden tyd, gelyk men nit de Orion- nanue, in 16o2 gedrukt, daar de oule Wetten, waaruit tie Articulen der Crdonnantie ontleend zyn , telkens by worden aangeweezen, kan zien. Dit is in deeze nieuwe Orc:ounantie agtergelaaten , daar echter deeze aanwyzirt- gen , gelyk de Heer Binckes zeer wel geoordeeld heeft, overgroote nuttigheid hebben. „ Want, (zegt by) indien deeze nieuwe Ordonnantie een geheel nieuw zamenftel van \Vetr._n was, dan hadde de zaak een ander aanzien , Mar, daar de oude Wetten , en dat wel doorgaans in de- zellde bewoordingen, veel al behouden zyn, geeft de rech- te kenuis van den tyd der eerfte oor prong van de Vet dikwils zeer veel licht, om de warre meaning der woorden to vatten, gelyk men in dit Werk to meerwalen zien zal. De oude Ordonnantie van 16o2 kwam my , zo verre die ftrekte, zeer ter hulpe , want daar in konde ik den oor- fprong veeler Wetten doorgaans vinden, en, die weeten- de, konde ik meerendeels de bronnen nagaan, zo in de gefchreevene aanteekeningen en uittrekzels, die ik zelve, zedert veele Jaaren , in bet leezen der oude Staats Refolutie- boeken , hadde verzameld, als in de by my hoogstgeachtte fchat der oudheid, die wylen de fleere Baron thoc Schwart- zenberg en Iltenlandsberg , die bet Vaderland , helaas ! to vroeg ontrukt is , in zyn uitmuntend C1larterboek , der vergeerelheid heeft onttrokken." In de eerfte plaats , is 11v doorgaans to raade gegaan, met bet geen by nit de gefchreven Staats Refoluticboeken 11ad getrokken; ook had hy, by bet zamenftellen van zyn Werk, in veele opzichten, geene andere gelegenhcid, ter oorzaake, dat de ftukken van bet Charterboek, die tot den tyd, die by als tcrn behandelde, betrekkelyk wares, nog stet wares it) 't lien gegeeven. Maar, na dat alle de vier deelen waren uitgegeeven, bevondt by, dat zyne nit- trekzels, uit de gef'chreevene Refolutieboeken, in twee ge- vallen, met de Stukken, in bet Chirterhoe.k geplaatst, Diet volkomen overeenftemden; doch daar 'er niet alleen geene F f 3 re- 416 S. EINCKES redeneii waren , om aan de itukken van bet Charterboek de voorkeur boven de gelchreevene Refolutieboeken to geeven, nlaar 'er zclfs overwicht Van redeneti is , om de gelchrevene RelOlutieboeken, in deeze twee gevallen, bo. veil de in bet Charterboek gedrukte ftukken to flellen, heeft by dieswegens in zyn Werk niets behoeven to ver- anderen. I-let eerfte is, dat by, op den Tit. van Ilypotheecquen, de rc;iftratie alleen bepaalende tot de onrocrende goede. ren, under anderen , nit cene Refolutie van den 24 July 1588, en cene van den ii February 1599, aantoont, dat aan de Regiltratie van Hypotheecquen, op roerlyke goede- ren , NQOII is gedacht. ft dit is gefteld, op grond van eene gefchrevene Staatsrefolutie van 1588, to vinden in bet Copie Refolutieboek , berustende in de Bibliotheek van bet Ilof Provinciaal , alwaar dus geleezen wordt : Ordontiee- rcn en ftatueercn, dat voortaau van alle Hypotheecquen en verbindingcn , of alienatien van rentcn of onrocrende gocdcren , ter pre fentic cnz. Maar in bet Ode deel van bet Clarterboek , pag. 710,alwaar die Refolutic, doch onder dato van den 23 July, geplaatst is , wordt deeze periode aldus gevonden : Or- donneeren cndc ftatucnren, dat voortaane alle Hipotltecen, endc verbindiraglten , foe wel van rocrcndc als onroerende guederen , endc vcrkopinglaen, ofic alienation van rent lien oftc onrocrende : uedercn, to prcJJntie enz. Het verfchil van ecnen dag is van Been belang; maar de leezinge der twee ftukken verfchilt in de,zaak, daar bet op aankomt, bier zo zeer, „ dat (zegt de Heer Binckes} indien de lee- zinge van bet Charterboek de echte is, myne redeneeringe in zr) verre fals is , als ik zegge , dat men NooIT om de regiflratie van rocrcndc goecicren gedacht heeft, hoewel lnyne (telling, naar de tegenswoordige Wet , voor het overi,ge , even waar blyft " Ilet is dan de vraa(,,e , aan welke zyde de waare leezingc zy? III bet Originecle Staats. Reh)1utiebock, in 's Lands Secretarie, wordt dit ftuk, zo veel de Heer Biackc3 heeft ku nlen nagaan , niet gevon- den, en daar door mist men bet gercedtte en zekerfle middel van decifie, in slit gefchil. Dit verwondere echter niemand. Dc Heer Binc/es gec,(I hiervan de volgende re,len : „ III die oude tydei-n , wierden de zaaken zo niet behandeld, als in laateren tyd. De ileeren Staaten verl a_ derden niet altyd op een en dezelfde plaatze. De 1'oin- ten , die de Heeren Gedeputeerden ter c'.eliberatie bragten, wier- OVER DE STATUTEN, rNZ. VAN FRIESLAND. 417 wierden op bet halve blad gefchreven, en, indien del-lee- ren Staaten bet voorltel aannamen , beflond de g ehecle Reloolutie daarin, dat sevens bet Poiu6t ge(teld wierde, Fiat; of anders, stet weinige «ruorden, ge(:chreeven, in hoe verre het point wierde aengenomen of verworpen. „ Men hadde toca geeneReluluticbocken, voor zo veel ik hebbe kunr.en hefpeuren, uiaar de (tukken, tell Lands- dage gediend hebbende, wicrdcn los bewaard, en de oude Re(olutieboeken van then tyd , die nu voor hander zyn, zyn verzamelingen van -die Itttkken , in laateren tyd by elkanderen gebragt, en bet is alzo niet to vcrwonderen, dat in die verzamelingen van originccle ilukken nu zommi- ge ontbreeken ; wesbalveu men over de echtheid der voorhanden zynde losle ftttkken, en aflchriften, nu moet oordeelen uit hot mecst waar/clzynlyke." Hot Been voor de echtheid van het fink, zo als bet in bet Charterboek gevonden words, pleit, is, voornamelyk, bet onderfchrift, waarin gezegd words, dat hetzelve gecol- latinneerd'is, tegens ver/clzeidene origirzeelen en gcaeathenti- ceerdc Copien, eaz. Nlaar de 1-leer liinckes vraagt , billvk , ,, hoe kan 'er, van ecne Staatsrefolutie, nicer dan een Ori- gineel zyn ? En heeft men de Origineelen gehad , wel waar- um heeft men dan in hot Charterboek geen origineel Iluk, Inaar alleen eene geauthenticeerde Copie geplaatst. Dat o A reeds in 1599 bet origineel uiet meer voorhanden was, is aftemeeten nit bet onderfchrift van dit zelfde flak, zo als het op dat Jaar in bet Charterboek voorkomt, op pig. io3c , terwyl daar gebragt wordt een Copie, van eene Co. pie N. B. to book ftaande." „ 1k moot derhalven (zegt by ) de vryheid neemen, to zeggen, dat ik voor als nog Diet kan gelooven, dat de origineelcn, teens welke dit flak in bet Charterboek gezegd wordt gccollationeerd to zvn , svaare origineelen zyn geweest. f-let opfchrift van 't flak , zo als dat in 't Charterboek op 't Jaar 15 9, pag. 1035 vour- kotnt, pleit zelve tegens de echtheid; want dal is dus: Re- f~ltatie dev Staaten , nopens hct verbinden en verkoopen van VASTLY goecleren en Renthcn , enz. Hoe komt men tech aan zulk een opfchrift , indien roerende goedcren made under die Wet hegrepen waren ? Verders, dat o!)fchrift zegt, dat bet flak is cone Refolutie, van 23 July 1553, en Ii Febr. 1599. En echter wordt daar niets gevonden, van 'tlaar i.)-g9, terwyl bet fluk aldaar woordelyk gelyk is, met bet geese op 't Jaar 1585 is geboekt, daar rochtans , inge- volge het gefchreve,:eCopie Reh,lutieboek, van 'tJaart<.9o , Ff 4 w11 ,I" ,4.t, S. BINCBES wel degelyk lets niCUws gefchied is, namelyk, dat de Pu- blicatie ,:gyp nieu vs geordonueerd i; , niet alteen , maar ook met eon bvgevo_,gd bevel , aan alto huoge en leege juflicie. ren , et a hen daarna to reguleren." By hot I4de pJint der Landsdag van dat Jaar, fpreeken de Ileeren Gedeputeerden ook uitdrukkelyk, van de Refo. lutie van 15 3, als, nopens do Hypotheecquen, alleenlyk de ONkoei:ENDF goederen betreffende, en dit , gevoegd by bet evengemelde opf4hrift, in het Charterboek op 't Jaar 1199 gevonden wordende, dunkt den Heer I3irckes over- tuiglyk to bewyzen , dat de Refolutie van 1588 ook tot de rocrende goederen niet heeft behoord , bet geen nog daaruit verder bevestigd wordt, .dat, kort na then tyd , to weeten in I6ot , by Ordonnantie van den i3 Fehr. , en daarop gevolgde oude Lands-Ordonnantie van 16os , ook alleen de ow,oERE:~DE goederen voorkomen, als hetOnder- werp der %Vetgeevinge. Hot tweede fluk, waarin de Ileer Hackes met bet Char- terboek verfchilt, is eene Refulutie , by hem aangehaald op hot 5de Art, van den IgdenTit., des 2den books, als van den 9 April 1591 , waaruit by op biadz. 176 van bet tweede deel, eeiie periode opgeeft, die men in dat fiuk, zo als hot zelve in hot Ode deel van bet Charterboek, op bladz. 76i en voig , onder den 8flen April gebockt is , iiiet vied. Het onderfehrift, onder dat flak, behelst, dot bet genomen is, alt hot Slaws Aeluluticboek , berra;tende ter GriJ/ie van den Hove van 1 riesland I-let Cl,arterbuek by hem zvnde nagegaan tegens twee Copier Refolutieboeken, uit 's Hof bibliotheek, met verfchilknde hand gefchreve;i, beyond by bet fink , zo als her in hot ecrfle geplaatst is , nict alleen hier, (bet Sale Art in het Charrerboek, doch bet 6de in de gefchrevene Copien) veel minder to behelzen dan de twee eeuliemmige Copien, mar geuoegzaam in alle tie overige Articulen, op dezelf~le wyze, gefteld to zyn. Daarop heeft by bet gewelde fiuk, nit de Griffie zelfs in- gezien, en bevon,lien, dat hetzelve wet overeer,fiemt met be-, Charterhoek, maar ook, dat dit fiuk geen het minfte ge,ag van echtheid heeft, als zynde maar cene losfe Co- pie , en, gelyk men uit vernlykinge van de evengemelde twee ee,,uIemmige Copie Refolotieboeken, moct opmaaken, maar korte extracten behelzende. Doch, om (lit fink bui- ten alien mogelyken twyfcl to lieilen, heeft by nageg^an, of, in het on ineelc Rofolutiehnek , dit fink ook voor ban- den ware, en by had het genoegen , hetzelve aldaar, he- hoor- OVER DE STATUTEN, 'ENZ, VAN FRIESLAND. 4T9 hoorlyk onderteekend, to vinden, en wel volkomen over- eenitemmende , met de nneergemelde twee Cohieii Refolu- tiehoeken, zo in de zaak zelve, als in de dagteekening van den 9den April. Men vindt het aldaar op fol. 46 verfo Art. 6. Dat her in het Charterboek onder Art. 5 gevonden words, komt daar by toe, dat het 4 en 5 Art. uit het i,e- folutieboek in een zyn gel'molten, en beiden in bet Char- teroock onder 4 gcbraht. Voorts heeft & Heer hinckcs, om to weeten wanruit de nieuwere Wetten ontleend zyn , bet opftel der vier Hee- ren Advocaaten nagegaan , die tot herzicninge tier oude Ordonnantic , en bet belpen opmaaken der nieuwe, door de Commisfie der Heeren Staaten zyn gebruikt, en van wel- ken men in dit Werk dikwils melding vindt , onder den naam van ddvocaaten, Revifrars , of ook wel eenvoudig van Revifeurs. Dit opftel , vergeleeken met bet daaruit opgemaakte , door de Heeren van de Commisfie in bet Mindergetal , en de gemaakte bedenkingen van bet Ilof van Juftite daar- omtrent, die beiden in gefchriften op de Cancellarye be_ rusten, zyn hem van ongemeen veel dienst geweest, ge- lyk ook de eindelyke bepaalingen van het werk der Or- donnantie, by de Heeren Staaten gemaakt, waarvan by, door de vriendelykheid van wylen 's Lands Secrctaris, den Heere van Plettenberg , gebruik heeft mogen maaken , hem van veel nut geweest zyn. Ook heeft by verfcheidene Placaaten van aanbelang, fchoon zommige niet rechtftreeks tot de Ordonnantie be. hoorende, in dit Werlt ingevoegd en behandeld, waarvan de Leezer een lyst voor ieder deel, daar ze in zyn, zal vinden. Voorts I-:eeft by in 't algemeen, in de behandelinge der Wetten, zyn eigen ocrdecl gevolgd, en daarvan de rede- nen telkens opgegeeven , om dat hem altyd die wyze van fchryven de beste, de meest leerzaame, en minst vervee- lende, is voorgekomen. Met bet gees anderen 'er bier of daar van zouden mo- gen gezegd hebben , heeft by hem doorgaans in 't gehecl niet opgehouden ; doch daar wylen de Heer Hafnerfier, even gelyk by, opzettelyk over de Ordonnantie gefchreven heeft, heeft by nit en dan zyn gevoelert getoetst en zyne tegenbedenkingen opgegeeven , vertroowende daar in met alle zedigheid gehandeld, en de waarde van dat Werk nict verminderd to hebben , zo dat heide deeze Verklaaringen F f 5 van 4aO S. I3INCKES OVER DE: STATUTEN, ENZ. VAN FRIESL. van de Fleeren Il(r zlci filer en Birackes, met elkan.leren ver- geleei.en , cen volicedige Commenraric, over de Statuten, Ord++nuantien , enz. van Friesiand, zouden hunnen ople- vercn. L'ricven over het Befltiur der Colonicn Esfequcbo en Deme. rary, gcwisfeld tusfclcen de lleeren riristodemus era Since. ruc, uevens by lagen lot deeze bricfwisfeling, en eeaaVow- . rcrlen vrcn dcn 1Vederlandf hcu Uitgecver. Eerfle Stuk. Te Anaflcrda n by W. Hultrop, 1785. In greet oc7avo, 83 bladz. flat de bloei en welvaart van den Koophandel van Neder- land niet alleen in een allernaauwfte betrekking flaat, tot Neerlands welvaart en behoudenis, maar zelfs, tot des- zelfs gehcele beftaau , is een waarheid , die geen kundig Vaderlander ligtelyk ontkennen zal. D, voordeelige ligging van dit ons Land, tot den Koop. haudel, gevoegd by de naaritigheid, fpaarzaamheid, op- rechte, ronde en eenvoudige zeden, van ooze voorouders, Jiebben hier to ande , door 's 1-lemels Zegen , niet alleen cen alleruitgebreidften buitenlandfchen Ilandel gevestigd , maar ook tevens deszelfs Zegenryke,r invlocd, door her a anleggen van ecu menigte van allerlei Fabrieken en Tra- fi_ken , tot iii de afgele enfte hoeken van ons Vaderland doen gevoelen. De bloei van deezen onzeu Koophandel en Fabrieken, gevoegd by de zo gelukkige hervorming in Kerk- en Burgerftaat , en de daaruit voortfpruitende vrybeid , zo in het Burgerlyke als Godsdienliige, moest noodzaakelyk ecn meuigte Vreemdelingen herwaards lokken , die onze volkrykheid tot zulk een hoogte hebben opgevoerd, dat ons Land niet in ftaat is, nit zyn eigen boezem, zulk een me- nigte lnwooners to voeden , en dat de Koophandel dus bet eenigfte middel is tot deszelfs welvaart, behoudenis, en geheel beftaau. Het is dus de onvermydelyke pligt , zo wel van die gee- nen , welke tot het Staatkundig beftnur van ons Vader. land betrekking hebben, als van byzondere Burgers, die, door hunne vf~rkregene kwidigheden, andcren kunnen voor_ lichten, en het hunne toe to brenge:r, ter bevorderiug van den Koophandcl. De Souverain moot, nit then hnofde, -Ale mop.lykc mid.delen in het werk ftellcn, om de Kooplieden g.legunhei I to ERTEVEN OVER ESSEQUEI3O, ENZ. 42Z to geeven, niet alleen, om alle die onderfcheidene zoorteni van goederen, met welke de handel gedreeven words, uit de eerfte hand, en uit die Landen , in welke dezelve de natuurlyke voortbrengzels van den grond zyn , to kunnen bekomen , maar dezelve ook tevens alle wegen openen , om aan de alzoo opgekochte Koopwaaren, 't zy dan in Na- tuur, 't zy, nadat dezelve door bewerking eene nieuwe gedaante gekregen hebben, eeu ruim vertier to verzorgen. Ter bevetliging nu van beide deeze voorgellelde ooga3er- ken , is een van de allergy ruc tbaarilc middelen daarin ge- legen, dat een handeldryvende Natie, in andere gedeelten van de \Vacreld, volkplantingen aanlegge. Uit dien hoofde, heeft de uitgeever deezer Brieven, in eene breedvoerige Voorreden, voor dezelve geplaatst, na alvoorens to hebben aangetoond, waarin onze volkplantin- gen van die der Ouden verfchilden, de voornaamlle voor- deelen , welke een handeldryvende Natie, nit bet oprich- ten van volkplantingen kan en behoort to genieten, als in bet verfchiet onder bet oog doen vallen , waaruit men duidelyk zien kin, dat niet alleen bet aanleggen van zulke volkplantingen van bet uiterst belang is, voor een handel- dryvende Natie, maar tevens , dat bet zorgen voor den weliland van die volkplantingen een van de allerwezenlyk- ile en van de allergewigtifte verplichtingen is , die op de beftuurders, van eene zodanige handeldryvende Natie, be- rusten. En bet waxen deeze gewigtige redenen, die hem dron- gen, aan bet aanhoudend verzoek van twee zyner Vrien- den, in America, to moeten voldoen , en deeze Brieven, die hem door dezelven zyn toegezonden,, met den druk ge. meen to maaken. Zy zyn gefchreven in de ronde taal van welmeenende en kundige planters, welke , door de daadelyke ondervinding, en door de tastbaarfte overtuiging, van de ongelukkige gevolgen, die, door hct gebrek van genoegzaa- me aandacht op onze fchoone en belangryke Colonien Van Esfequebo en Demerar y , veroorzaakt worden , aangezet , zich wel bier en daar eenige harde uitdrukkingen laaten ontvallen; dock echter, zo in de gewigtige redenen van hun beklag, als in de zuiverheid van hunne bedoelingen, by alien , welke van bet gewigtig belang, dat ons Vader- land by die uitmuntende Colonien heeft , overtuigd zyn, volkomen verfchooning zullen vinden ; terwyl het , gelylt de uitgeever wel aan3nerkt , in alle gevallen to wenlchen is , dat de rondborllige taal van decze, min op woorden dan 422 ARIEVEN dan op zaaken lettende medeburgers van onze Republiek, die gelukkigc; uitwerking op hunne medeburgers , in het Moederland , op hen , welken bet beftuur der belangen van onze Maatfchappy in den naam van de Natie is in handen gefteld , zal hebben, dat nog in tyds , voor bet welzyn van die Colonie , gezorgd worde , eer bet your 21tyd zal to last zyn , ecr de moedeloosheid onze Colo. nisren ('t welk de Hemel verhoede) tot h_t voor ons Va- derland wanhoopend befluit brenge , om hunne ketenen of to fmyten, zich in de armen van eene andere Natie, op welker zorg zy meer vertrouwen ftellen , to werpen, of om bet grootmoedig voorbeeld van hunne dappere na- bunren, de vrygevochten Noord Americaanen, to volgen. 'Er heerscht, by veelen onzer Landgenooten, zulk een ongelooflyke onkunde , omtrent bet belang der Colonien van onzen Staat, dat men veelal, gelyk de uitgeever van dit Werk, zeer wel aantoont, in de beoordeelingen van de waare belangen , welke ons Varlerland , zo by eene goede direc`tie , als by eene mannelyke en verfchuldigde defenfic, van de Colonien heeft , als blinden naar den wand tact , en maar zeer zelden , en dan nog maar by geval, bet waare doelwit treft. Alvoorens, zegt by, dat men immer in ftaat kan ge- raaken, over de belangens van onze Colonien, en over de regre wyze , op welken zy beftuurd moeten worden, groudig to kunnen oordeelen, moet men overtuigd zyn van de volgende ftellingen i) Dat de Landen , welke bet Moederland in andere (Tedeeltens van de Waereid in bezitting neemt, met ong. merk om op dezelve volkplantingen to vestigen,, gedeel- tens van bet Moederland worden en blyven. 2) Dat die geene, welke nit bet Moederland naar de Colonien vertrekken, hierdoor hunne ooriprougltike hoeda- nigheid, van leeden van de Burgerlyke Maatfchappy van bet Moederland to weezen, niet verliezen , maar behou- den ; dat ook die geenen , welke uit andere Nati :n zich in zodanige Colonien komen to vestiges, leeden van (le Burgerlyke Maatfchappy van bet Moederland wor(len. 1) Dat de hedendaagfche volkplantingen met geen antler oogmerk worden aangelegd , dan tot bevordering van den Koophan?el van bet Moederland, dat is, tot vermeerdering van de welvaart van die geheele Burt!erlyke Maatfchappy, welke in bet Moederland en in de Colonien woont. Uit deeze ftellingen , volgt ontegenfpreekelyk , dat , u s- fchen IVER ESSEQUEEO, ENZ. 03 fchen bet Moederland en de Colonien , alle de betrekkin- gen van Leeden van eene en dezelfde Maatfchappy zyn en blyven; -- dat derhalven de Inwoonders van de Co- lonien, aan de wetten van bet Moederland , en aan de bevordering van bet welzyn van bet Moederland , even zeer verbonden zyn, als de overige Burgers die in het Moederland gebleven zyn, doch, dat zy ook, aan de an- dere zyde, alle dezelfde aanfpraaken op de zorg, bet toe- verzicht en de befchermigg van de befluurders van bet Moederland hebben, als bet Moederland zelve. Uit een klaar begrip van deeze betrekkingen, vloeijen de volgende rechten en verplichtingen handtastelyk voort; en wel, eensdeels, aau de zyde der Colonisten: i) Dat eene volkplanting zich zelve altyd moet blyven aanmerken, als een gedeelte van net Moederland, en nim- mer zich zelve trachten of hanglyk to maaken , dan alleen in zodanige zeldzaame gevallen, wanneer alle de rechten van Menfchelykheid vertrapt worden. s) Dat eene volkplanting altyd in bet oog moet hou- den, dat zy, ter bevordering van den Koophandel van bet Moederland, is aangelegd; dat dus de Koophandel van de Colonien nimmer zo vry kan zyn , als die van bet Moe, derland zelve, en dat dus bet Moederland , dat onnoeme- lyke fommen aan hetzelve heeft to koste gelegd , een uit- fluitenden Handel op die Colonien dryven moet , en alle de voortbrengzelen der Colonien in bet Moederland op- ge[lagen en verkogt moeten word en. Dan de rechten en verpligtingen, welke uit bet voorge- ftelde , anderdeels , op bet Moederland zelve blyken te: leggen,, zyn niet minder belangryk, en beUaan voorname- lyk hierin t) Dat bet ,Moederland in alles in bet oog moet hou. den, dat de bewooners van de Coloniun zyn, Leeden van baare Burgerlyke M.aatfchappy, en even dezelfde rechten hebben, als die Burgers, welke in de Maatfchappy geble- ven zyn. s) Dat lien volgende , het Moederland onvermydelyk veruligt is, om niet alleen in tyden van Oorlog , voor de verdeediging en veiligheid van zyne Burgers in de Colo- nien to zorgen, maar ook, om dezelve , zelfs in Vreedes- tyden , in zodanig postuur van tegenweer houden, dat zy altyd in fiat zyn, om eenen onverhoe fe chen aanval of to weeren waaraan zy, door den verren and van bet Moederland, veel weer blootgefield zyn, dffan die gedeel. tens 424 BRIEVEN tens van bet Moederland , welke onmiddelyk onder haar bereik liggen. g) Dat al verder bet Moederland zorge moat draagen , dat in de Colonien een goes po-liticq beftunr, en eene zuivere Adminiftratie van de Jtitlitie , plaats hebbe , dat fret Moederland de Colonien nimmer eenige harre Wet- ten moot opleggen, nimmer op cene despotieke wyze moet regeeren, dat ate recliten van den burger in de Colonie, even heilig even ollgefchonded , nioeten blyven , en dat derhalven, een ieder daar even ztiive'r en onvertoogen, recht moet wedervaaren, als in bet Moederland zelven. 4) Dat bet Moederland die kosten, welken tot de ver- deediging van haare Colonien , tot derzelver politicq be- iluur, tot de Adiniuiflratie van de jutditie aldaar, en wat meer tot onderhou& van die Colonien behoort , moeten befleed wordeil , rilmther privativelyk op de Colonien zel- ve ter neder moet doen tcomen, maar dezelve in bet be- gin , wanneer die Colord'en nog maar in haare geboo to 2yn, in haaren eigen boezem moet vender, en zelts, by vervolg van tyd , de Colonisten in dat alles niet meet moet doen draagen , dan met de btllykheid en de genoeg bekende regels van gelyltheed, overeehkomt. 5) Dat bet Moederland bet groot oogmerk, waarmede de volkplantingen zyn aangelegd, de bevorderhtg van haa.. ren Koophandel, noolt uit het oog' moet verliezen. )lint dus alic onnatuuriyke belastingen , waarmede de Colo. nien onderdrukt, alle gezogte Monopolien, ev de kuntle- naryen, die in dezelve plaats hebben, wdarmede de Colo- nisten geplaagd , en buiten flaat gehoutlen worden om re kennen beftaan, of zich de aangenaamrreden des levens to verzorgen, geheel en al met dit oogrnerk ftryden, eir alle verwachting, Stan daarin wet to zttllen ilaagen, in den grond doen verva len. 6) Dat men zich in bet Moederland ti'n fttrkfle moet toele„ggen , om de vrmrfbreir zelen van de volkplatitingen op allerleie wyze to beguufligen , en de. InwoonerS van de Colonien meet en meer aantemoedipn, om hnnne zaaken uittebreiden, en bun door de ondervlnntng to doen er. kennen, dat zy hunne reketimg onei itlrg becer vinden, by den tntfluitenden Ihandel met het Moederland , dan by den ongeoorloafden ilulkhandel. Na dus een denkbeeld pgeeveh to hebben, van de we- derzydfche betrekkingen, en daarop gegrnnde rechten en verplichtingen, welke tusfchen een Moederland en haare Co- OVER ESSEQUEBO, ENZ. 4'5 Colon ien plaats Iebben, merkt de Schryver nan, dat, al- v6orens over de rechte wyze waarop Colonien bef1uurd moeten worden, met grond to kunnen oordeelen , bet noo- dig is, dat men den Leezer get onderfcheid, 't welk tus- fchen de zoorten van Colonien plaats heeft, leere kennen, en uit lien hoofde, heeft by de waarheid der twee vol' gende {lellingen, breedvoerig en overtuigend , beweezen i) Dat 'er een allerwezenlykst onderfcheid plaats heeft, zo in de Natuur, als in de oogmerken, tusfchen Handel- dryvende en L(indbouwende volkplantingen. s) Dat get derhalven ook zeker is , dat Landbouwende Colonien , op eene geheel andere en eenvoudige wyze, kunnen en behooren beftnurd to worden , dan Handeldry- vende, en dat 'er niets doodelyker voor Landbouwende Colonien uittedenken is , dan dat men dezelve onder eels en dezelfde direhie flelt met de Handeldryvende , en dat zy geheel en al onder get zelfde lichaani begrepen, en zonder eenig onderfcheid volmaakt op denzelfden voet behandeld worden. Na dit alles, is no de groote vraag, of men in onze Re- gublicq, in de belluuring- van onze West-Indifche Colortl- ear, get tastbaare onderfcheid , tuslchen Handeldryvende en Landbouwende Colonien, in get oog gehouden hebbe ? En de Schryver beandwoordt deeze gewigte vraag , ontken- nender wvze. Hut is bekend, dat de fchoone Landbouwende Colonienvan Esfcquebo en Demerdry , die, wanneer zy onder een beltuur waren , 't welk met derzelver natuur overeenkwam , ons zulke heerlyke uitzichten zouden geeven, thans onder de direCtie van de West.Indifche Compagnie zyn ; zonder un to onderzoeken, hoe, en op welke voorwaarde, of by welk eene fpeciaale delatie,'tzy dan to reeht of to onrecht, ,de West Indifche Compagnie a m die delatie gekomen zy , (een point, 't walk breedvoerig in de Brieven zelve behan- deld wordt) heeft de Schryver bet eehter, uit hoofde van de weinige denkbee'lden, die men doorgaaus , buiten de Koopfleden, van Kc ophandel, Colonien en Compagnien , enz. heeft, niet ondien(lig geacht, op eerie korte doch klaa. re wyze, nit to leggen, i) wat bet to zeggen zy , de Colo• nien van E.fequebo en Demerary zyn oatder de direcie van de West Indifche Compagnie? en v) welke gevolgen dat voor die Colonien hebbe ? omtrent bet eerfte, duet de Schryver zien, dat bet met zo veele woorden zeggen wil : deeze Landbeutuende ColenAen zyn onder•• de dire&ie van et groot 426 DRIEVEN groot lichaam van A&ionisten, welker welvaart, zo niet geheel , immers ten grootiten deep , van den Handel af- hangt, en welke Handel, wanneer die in een bloeijenden ltaat is, dit groote lichaam in itaat ftelt om deszelfs eta- blisfementen to onderhouden. Omtrent pet laatfle, to w,:ten de gevoigen, welke dit than vau deeze Landbouwende Co- lonien Esfequebo en Dcrnerary, onder de direitie van de West fndifche Compagnie , liaar zich flcepen , toont by zeer breedvoerig aan , dat dezelve zo nadeelig zyn , dat nimmer deeze onze Landboawende Coloiti'_n in eenen voordeeligen that zullen kunnen geraaken , zo lang zy onder de tegenwoordige dire&e zyn , en dat her dus Cell van de allergelukkigile evenementen voor ooze Republiek zyn zou , indren de Souverein , in aaumerking neemende de onnoemelvke voordeeleu, welke deeze Colonien onder een goed bettuur kunnen aanbrengen, zyne byzondere zorg en aandacht daarop wilde vestigen , en zich de defenfie, bet politicq beftuur, de Adminiftratie der f uftitie , enz. meer byzouder wilde aantrekken , en dus naar derzelver hooge wysheid over deeze Colonien cen bettuur invoe- ren, 't welk van then aart was , dat door hetzelve deeze fchoone Colonien ten top van bloei gebragt wierden. En de noodzaakelykheid van dit redres zal des to duidelyker blyken, daar de Schryver ons omftandig aantoont, voor welke eene aanzienlyke uitbreiding en vermeerdering, dee- ze zo fahoone en vruchtbaare Colonien , in welke nog maar cen gering gedeelte der gronden bebouwd wordt , vat- baar zyn , en welke voordeelen van dezelve to wachten zouden zyn , wanneer zy, onder een peter en uaar derzel. ver aart ingericht be(tuur, tot rypheid gebragt, wanneer de planters door allerleie ontheffingen , door allerleie ge- rust(tellingen vonr bet vervoig aangemoedigd, wanneer alle de gronden beplant, en alle de reden van klachte en vrees weggenomen , wierden. - „ De oneindige, de ontel- baare voortbrennzelen (zegt by) welke deezeColonien dan in den fchoot van pet Moederland zouden uitflorten , de onberekenhaare tnenigte , van allerleie zos)rt van behoef. tens , welke dezelve dan nit pet Mnederland zouden ont- bieden, de ongelonflyke b1ozi, welke dit vertier in de bin- nenlandfche Fabrieken , Trafeken , Ambachten , en wat dies meer is, door alle deProvincien en onderhoorige I andfchap- pen zou verfpreiden , de nitgebreide Zeevaart, met alles wat tot Scheepsbouw, Fquipagie, Vicltuali n en dergely. ke, nodig zou zyn, welko hiaruit zou gebooren worden -- dit OVER ESSEQUEBO, ENZ. 427 dit alles ziet men, is onbefchryflyk alles zou dan zamenwerken , om aan de Republiek cen geheel nieuw le- ven to verfchalfcn." De zucht om alle deeze aroote eindens to bereiken , is bet waare oogmerk , waarmede de hier aangekondigde Brieven to voorlclzyn komen. Men zal in dezelve de mis- flagen , gebrelcen en onheikn, met welke deeze Colonii°n to worltelen hebben , en door welke zy to onder gehouden worden, op eene bedaarde, doch tevens vrymoedige wy- ze, vinden aangetoond, dewyl niets de Schryvers weer- houden heeft, otn waarheden van zo veel belang, van zo veel invloed op bet welzyn van her Vaderland , met die ronde, die vrye taal aan de Natie open to leggen, welke derzelver gewigt vordert , doch in welke echter alle mo- gelyke gematigdheid is waargenomen; terwyl de uitgeever ons verzekert , dat men het waare oogmerk van dezelve oneindig to kort doen zou , indien men de opgave der oorzaaken van den minderen bloei, ja van, den geheelen ondergang , waarmede deeze Colonien gedreigd worden, en de hcilzaame middelen tot redres, die in deeze Brieven worden voorgefleld , toefchreef aan een onbezonnen drift van twee planters; - indien men dezelve aanmerkte als harfenfchimmen van misnoegden, of ten onrechte naar ingebeeld redres verlangende warhoofden; maar dat men dezelve veeleer moet befchouwen als de eerbiedige, de waarfchouwende , de Vaderlandlievende , en vereenigde item van alle de Ingezetenen van die Colonien. Ons bericht is reeds to ver uitgeloopen, om uit de Brieven zelven, van welken reeds vyf ttukken bet licht zien , en die de aandagtige overweegiug van ieder naden- kend Vaderlander wel waardig zyn , eenie byzonder- baden aan onze Leezers mede to deelen ;' dock, in 't vervolg , zullen wy daar toe wel eens gelegenheid heb- ben. 1V«leczing van flukken, tot de Militaire yurisdicIie betrek- kelyk, door FR. Antt. V. D. KEMP. 7tivee Deelen. Te Utrecht by B. Wild, 1785. Behalven den inhoud der ftukkcn, 1054 bladz. In gr% octavo. In deeze Naleezing, levert ons de Heer van derKemp de nog overige ftukken, welken hem, nopens de Militaire Jurisdic`te, ter hand gekomen zyn , om dus zyn voorheen I. DEEL, N. ALG. LETT, NO. IC. G g go. 42$ )FR. A. VAN DER KEMP geopend Magazyn van flukken , (*) zo volledig als hem doenlyk is, to maaken. Her eerfle Deel behelst de laate. re Staatsrefolutien deswegens genomen , en de flukken ter dier gelegenheid aangevoerd, met de daartoe behoo. rende Bylagen; en voorts, zyn in bet tweede Deel nog by een vergaderd, etlyke ilnkken van vroeger datum, die tot dit onderwerp betrekkelyk zyn. Men is dus , door den onvermociden arbeid van den Ulcer van der Kemp , in flaat gefteid, om her vroegere en laatere voorgevallene deswegen na to gaan; en ten duidelykfle to zien, dat den Militairen ltegter nimmer, Staatswyze, eene ongelimiteer- de Jurisdisftie in commune delic'len en civile zaaken is op- gedraagen. Dat, in tegendeel, her indringen van zulk ee- ne Jurisdhclie, tegen alle daartegen aangevoerde Memorien aan, door 's Lands Staaten betlendig is tegengegaan ; zo dat die Jnrisdidlie , nict dan in tegenkanting der Staaten, hand gegreepen hebbe : weshalve ook 's Lands Staaten, eindelyk , den 24 December 1783 , dat praatenfe Hooge Geregtshof, regtnlaatig, afgefchaft, en dien zogenaamden Hoogen Krygsraad buiten effect gefteld hebben. Met de uitgave deezer Naleezinge, geeft de Autheur in zyn Voorbericht, onder andere bedenkingen , over deeze zyne Verzameling van ilnkken, ivcl byzonder eene herin. nering, die den Beftaltbrief. betreft, welken wy, (daar deeze Brief veelen in dit geval opmerkelyk toefchynt, en wy 'er een en anderwerf gewag van gemaakt hebben (T),) bier nog zullen mededeelen. „ Veelen, zegt by, zullen wagten, en zommigen heb- ben 'er op gedrongen, dat ik, die op 't voetfpoor der 1-leeren Commisfarisien van bqt Zeenwsch Rapport (§), hadt in twyfIel getrokken , dat de 13eftaltbrief daedelyk door de gezamentlyke Bondgenoten zoude gearresteerd zijn, en, als een LANDWET, gevigeerd hebben, nu zoude trachten om dit gevoelen to flaeven, vooral daer een kun. dige TULLING van OLD!?NBARNEVELD, in zijn On(lerzoek over dit ftuk, geoordeelt heeft , dit punt to kunnen beto- gen. Daar her egter mij alleen om de waerheid to doer is, en niet om de zege , erkenne ik gaern , zo door den Heer TULLING, als door andere kundige Vaderlanders, in meer f*) Zie ~41,g. Vaci. Letteroef. V D. bl. 217. 464. (t) Ad. bI. 46;. 466. VI 1). hl. 287. - 291. (§) Men vindt dat meesterlyk Zeeuws Staats-Rapport, ir. her ecrite Deel deezer Nalee ;tinge, bl. 39. - 89. NALEEZYNC VAN STUKKEN. 429 meer dare ddn opzicht, to zijn toegelicht, fchoon bet fluk zelve, mijns bedunkens, nog niet volkbmen is voldongen; en, wanneer men alles beaemt, wat ten voordeele des Be. ftaltbriefs, zo door den Heer VAN DE SPIEGEL, als door den Heer TULL1NG, is aengevoerd , is men nog zeer wei- nig gevorderd , in bet bewijzen van die juflenue , welke lien BESTALTBRIEF zo juist van pas, door den Heer VAN DE SPIEGEL , der vergetelheid deed ontrukken. Het is goed, trouwens, dat men eene zaak van alle kanten be. zlchtige, en ten diets einde, moet ik nog bet volgende omtrent then Beftaltbrief hier bij voegen', 't welk mij van eene goede hand is medegedeeld geworden. Men ver- moedt, namelijk, dat die Beftaltbrief door de Gedepu- teerden tot de nadere Unie zoude geconcipieert zijn. ,, Uit de Notulen der Gedeputeerden, tot de Unie van St January 1579 , zoude blijken , dat 'er ten then dage een Beftaltbrief gearresteerd is , voor bet Krijgsvolk der Geunieerde Provintien en Steden. Indien nu de echtheid dezer Notulen buiten kijf is , zoude de zwaerigheid , uit den datum van ultimo Februarij 1579, met geringe moeite zijn weg to nemeu. „ Het is zeer mogelijk, dat, daer die uitgebreide (lukken dezelfde dagtekening hebben , van ultimo Februarij 1579, en het niet vermoedelijk is , dat de Deliberatien over de- zelve in dene zitting zullen afgeloopen zijn , deeze de vergaderde Heeren eenige dagen bezig gehouden hebben, en op denzelvden dag kunnen zijn uitgegeven. „ Verder is mij verzekerd, dat 'er nog een Inventaris van flukken , door een der Zeeuwfche Gedeputeerden overgelegd, onder welke gewaegd wordt van den Beftalt- brief voor de Militie, onder de Zeeuwfche Staetspapie- ren zoude voor hand en zijn; welke twijfeling door hun, die tot die zo zeldzaem geopende bewaerplaetzen der Staetsbefluiten toegang hebben, zoude kunnen uit den weg geruimd worden , fonder vreeze van hier door de weten- fchap der Burgerij to zullen uitbreiden. Eli eindelijk, is mij nog van elders onder bet oog gehragt. „ 1) Het exfteren eener Misfive van Willem I. van 1580, met eene Copie des Beftaltbriefs , in bet zelve Jaar, bij die van Holland gearresteerd , woordelijk met de bekende overeen komeude3 alleen met dit onderfcheid, dat die van Holland gaet op den naem~ van ztwe Furftelijke Genade en de Staeten van Holland. „ a) Het ex/teren eener Refolutie der Staeten van Zee- G g 2 land, 430 FR. V. D. KEMP, NALEEZINC VAN STUKKEN. land, van let laetst van 1578, waerbij Gcdeputeerden tot de nadere Unie gelast worden , om cent gener«le Krijgs. -wet over 't vol,,',, van Oorlog to bewerkcn welke Re- lolutie to vinden zoo zijn , in een Rcg. ter Staeten Griflie het een gequoteerd A., bet ander D. , welke laat- ftc voor de ltukken, tot de Unie rclatif, zoude zijn aan- gelegd. „ indien doze ftukken waerlijk ter Staeten Griffie van Zeeland cxfteren, en den opgegeven irhoud bevatten, zouOe bet hoogwaarlchijnlijk worden, dat in Holland, en misichien ook in Zeeland, uit hoofde van 't toemalige naeuw verbond, tusichen de heideProvintien, fchoon zulks niet even duidelijk blijke, doze Befialtbrief is aengeno- men , zonder dat men echter bier door kan ontwaren , of die, door de Gedeputeerden geconcipicerde, en - voor zo veel in lien was gearresteerde 13ESTALTI3R1EF, door alle de overige Bondgenooten, eenparig, als een Re- glement is aanggenomen , zo lang nit derzelver refpeF}ive Staets Registers zulks met met volkomen zekerheid uitge.- maekt kan worden. „ ;\7isichien zal doze of geene oordeelkundige heoefenaar onzer Vaderlandlchc Gedenkilni:ken , de nog bij mij , en arideren van meerder ervarenis, in dit v.-k, overgeblevene twijflclingen, nit den weg kunnen ruimen, indien zij, die in tiact zijn , denzulken de behulpzacme hand to bieden, zich, des verzogt, niet onttrekkeu." O,,derrichtir en , wegens bet reizen over Land, langc den we'`, van Suez eloor I yypte, na Europa, benevens Dag- vcrltaul eerier rciZe uit Europa na Indic, door de groole IJoeftyne van lrabie. Door 1. CAPPER , I fl. Colonel in dienst van rle Oostind. Maaif la. in Engeland. Ten- tanda via est. Naar den tiveeden elruk nit het En,Eelsch. Met Kaarten. '1 'e Arnf erdaw by J. Yntema, 1786. Be- halven We Yoorreele en de Inleicling, 231 bladz. in gr. octavo. J Ter gelegenheid dat zeker perfoon van nanzien voorhad, nit Indie, fangs den weg van Suez, na Europa weder to keeren , fchreef de Deer Capper, op deszelfs ver- zoek, een onderrigtenden Brief wegens die reisroute, wel- ke by vervolgens door de drukpers gemeen gemaakt heeft. In deezen Lrief , geeft by den Reiziger niet alleen bet no()- J. CAPPER'S LANDREIZE I A 1NDIE. 43'' noodige verflag, van de to houdene coers , maar meldt hem tevens, wat by , zo veiligheids- als gemakshalve, in agt hebbe to neemen; rnitsgaders bet merkwaardiglle, dat Tangs de Roode Zee tot aan Suez , en van. daar door Egypte tot aan Alexandrie, (orn dan voorts na Europa over to fteeken,` to bezigti en is. I)e opgave van dit alles gaat vergezeld van verfcheiden aanmerkingen , over bet daaromtrent gelegene, de verfchillende reiswegen, en etlyke byzonderheden , die het Volkscharader, den Koop- handel, als mede de Kunlten en Weetenfchappen, betref- fen; het welk den Schryver ook bet oog doet vestigen, op den voormaaligen en tegenwoordigen toeftand vanl?gyp- te; dat hem aanleiding geeft, om to beweeren, hoe 't zeer waarfchynlyk zy , dat de bewooners van Indoflan , vroe- ger dan de Egyptenaars , in veele Weetenfchappen uitge- munt hebben , en dat de Egyptenaars een groot gedeelte hunner kundigheden, oorfjpronglyk, aan die van Indostan verfchuldigd zyn. Met de openbaare afgifte van deezen Brief, heeft de Heer Capper 'er bygevoegd , een Dagverhaal zyner reize uit Europa, over Basibra, na Indie. Te Livorno (cheep gegaan zynde , en voorts koers gezet hebbende na de Syrifche Kust, landde by to Latichea(*); trok vervolgens na Aleppo ; en doorreisde van daar de groote \Voeltyn van Arabic , 't welk hem to Basfora brags, van waar by vervolgens door een Vaartuig to Muskat of Naskate gebragt werd , en voorts na Bombay ftevende. Van hier zeilde by, langs de Malabaarfche Kust na Anjen- go of Anjinga, en trok eindelyk to Land na Madras. -- Door dit bygevoegde Dagverhaal , dat, even als de eerst- gemelde onderrigtende Brief, verfcheide byzonderheden be- helst, levert de Heer Capper een verflag , van twee ver- fchiltende reisrouten, van en na Indie, langs de Roode Zee over Suez, en door de Perfiaanfche Golf over Basfora; van welke melt zig zou kunnen bedienen, om, fpoediger dan ter Zee, over de Kaap de goede Hoop, brieven en berigtett na en van Indie to zenden. Zulks aan to duiden, is bet hoofdbedoelde van beide deeze Stukkeu; gelyk by in zyne Voorrede en Inleiding to kennen geeft; in welken by zyn entwerp deswegen open legt; 't geen ons nog wat byzon- de- (*) By anderen Latikea ook Lad!eia geheeten, oudtyds, La. adicea, en wel Laodicea aan de Zee. Ga s 431 J. CAPPER'S derer, op bet daarin voorgeftelde, bet oog doet vestigen. De Beer Cappcr, by de ecrtte Uirgave deezer Stukken, zyn denkbeeld, wegens bet openen eener gemeenfchap met Indie, inzouderheid langs de Roode Zee, reeds voorge. draagen hebbende , geeft hier , in de Voorrede voor de tw,ede Uirgave , to l:ennen, hoe by , door den jongst ge- voeraen Oorlog in Indie , en de gevolgen daarvan , zeer veriterkt geworden is, in zyne gedagten, wegens derzelver nuo,lza;kiykheid, rnn, door dien weg, fpoediger berigten nit l,ng:Laid in Indie to kunnen brengen, en van daar to v_rk.ry,tn: als made, dat zommige zedert dien tyd zamen- loopeade o!nftandigheden dit zyn ontwerp belangryker maakcn , en de mogelykheid van deszelfs uitvoering begun- iti};en. Hiertoe moest men van de Turken verlof vraagen, oi.n P i :tb:)oten de Roode Zee op to zenden , en 'er by de Eg}-rnifche Regeering op dan Itaan, om de vryheid te heb- beu, van mgr Renboden door Let Land to trekken. In de tegcnwoordige omttandigheden , verwagt by hieromtrent niet v e1 tegenttribbeling , of 't zou mocten zyn van den Sherif van Mekka: dan deeze zou, naar zyne gedagten, vermoedelyk ook Been plaats hebben , wanneer de Sherif verftond , dat men in deezen geen Koophandel zogt to dry- yen, en zig alleen hepaalde, tot bet zenden van Paketboo- ten met Brieven. Langs then weg konden de Brieven , naar zyne berekening, overgebragt worden in zeventig da- gen; en de kosten, die vereischt zotiden worden, tot bet oprichten en in ttaudhouden van Gene geregelde post, voor deeze Brieven, waren, zyns oordeels, gemaklyk to vinden. - - Van dit onderwerp, geeft by een nader verflag, in zyne Inleiding. Voor de ontdekking van de vaart, rondom de Kaap de goedeHoop , was, zegt by , de handelweg met Indie langs de Roode Zee de gebruikelykfle; nnaar zips dien tyd , heb- ben de Eurnpeaanen 'er van afgezien, en dezelve is thans alleen in de handen tier Mahometaanen. Dezelven bedie- nen zig van den Noordwesten Wind, OM van Suez naGed- da of onitrent twee graaden bezuiden den Noorder Keerkring gelegen, rret hunne Koopmanichappen to zeilen; en to ae!ykcr tyd uieemen zy, die nit de Indien of nit bet Gelul:kig Arabic komen , den regcln;aatigen Zuidwesten Mo ifon waar , om ht.inne Koopmanfchappen aldaar Ian to voeren ; neemeude ieder voarts , naa bet dryven van den Handel, den gunfigen keer des Winds waar, om weder to ver- LANDREIZB NA INDIE. 433 vertrekken. Van deezen Handel, trekt de Sherif van Mek- ka, aan wien de regeering van Jedda eigenlyk behoort, zeer veel voordeel; en by zelve ftaat dikwerf Diet weinig of aan bet Turkfche Hof, om deszelfs befcherming en pulp to genieten; dat hem, in 't Jaar 1774, wel to ftade kwam. De Gouverneur Generaal van Bengale , naamlyk , ondernam , diestyds, het prichten van een Handel, regelrccht op Suez, zonder de goederen to Jedda to ontfchepen; dan de Shertt van Mekka wist dit to dwarsboomen, en bragt to wege, dat bet Turkfche Ilof den Christenen alien zodanigen ~ Ian- del verbood. De Heer Cappcr toont de onregtmaatigheid van dit verbod, en der daarop gevolgde mishandelingen aan ; dan met dit alles wil by wel tocftaan, dat het veelligt raad- zaam zy van dien Handel op Suez of to zien; doch bier nit volgt, zyns cordeels, Diet, dat men by 't Turlache Huf Diet zon mogen aanftaan, op de vryheid van met Paket- booten met Brieven van en na Suez to vaaren. I-let belang voor de Oostindifche Maatfchappy , in 't fpogdiger over. komen van berigten, doet hem hier op aandringen; en by vleit zig to eerder met een goeden uitflag , om dat zulks gees betrekking heeft tot den handel , waarop Let boven. gemelde verbod eigenlyk flaat. Hot zou 'er niu.:r allceu op aankomen , om van bet Turkfche Hof to verwerven een rirman, ter verklaaringe; , dat geene perfoonen, die • van de Turkfche Regeeringe afhangcn , of met (aezelve ,, verbonden zyn , cenigen onderdaan van Groothrittanie „ op zynen weg langs de Roode Zee, of door Egypten, • zullen beletten of hinderlyk zyn, mits dat by Diets by • zich hebbe dan papieren , en zodanige pakkaadje als men • onderltellen mag, dat reizigers op eene zo groote reis • unodig hebben."-- Wat den gefchiktlten tyd tot dee- ze reis betreft, volgens de opmerking van onzen Authenr, begint die vroeg in April, en dezelve cindigt in 't voorlle van Juny; geduurende dien tyd kan men, naar zvne b;re- kening, de reis van Engel.and, of Londen , tot Indie doen, op zyn hoogst in acht en zeventig (*), op het minfle in negen en vyftig, en dus in een middengetal, van 681 da- gen. Men mag, zegt hy, this eenigermaate to vryer wat be- (*) In de Vertanling Ieezen wy 7o dngen ; dan dit is cen Schryffout. In 't Engelsch ftaat 78 dagen. Gg4 434 J. CAMPER'S bepaald rekenen, „om dar cen groot gedeelte deezer reize „ gedaan wont tusichen de Keerkringen, alwaar de Win- „ den en bet wcder zo regehnaatig zyn , als eenige na- „ tuurlyke ,wentcliug van tydperken zyn kan : en zelfs in • de Middellandiche Zee, waar allcen de Winden veran- „ derlyk zyn, heeft nien nooit beipeurd, dat ry, in den „ Zomer , lang achter een blaazen , tusichen het Zuiden • en bet Oosten, bet eenige vierde deel van bet Compas, ,, dat ongunilig is voor de Schepen, die, nit de Havens • van Frankryk of Italic, na de Levant moeten zeilen." Aan dit verilag van den gefchiktflen tyd, tot bet doen deezer reize, hegt de Heer Cipper wyders nog ce- nige algemeene onderrigtingen ten behoeve der reizigers, vooral van dezulken , die Diet in ftaat, of jaist Diet gene. gen zyn , om veele vermoeinisfen uit to than. Onze Autheur beantwoordt verder nog eene bedenking, nopens bet nadeel dat de Indifche Handel over de Knap de Goede Hoop zou kunnen lyden , indien de reisroute over Suez en door Egypte , in 't vervolg van tyd, eens regelmaatig en beftendig mogte worden: welke bedenking, zyns oordeels , van Diet veel gewigt is en althans Diet tot bezwaar van zyn beoogde plan kan ftrekken. Het zelve, naamlyk, heeft geen uitzigt op bet dryven van den Ilan- del langs dien weg; maar bedoelt alleen , by her Turk. fche Hof to verkrygen , een vryen doortogt voor de Ren. boden door Egypten , en 't af- en aanzenden van Paket- booten , van en na Suez , order de voorgemelde bepaalin- gen. Laatstlyk maakt by met een kort woord ook gewag,van de reisroute na Indie over Basfora, welke by in bet opgenoemde Dagverhaal befchreeven bceft. Dezelve is, naar luid van dat Dagverhaal, vermoeiend en Diet zonder gevaar; weshalve men zelden die rein, nit verkiezing of nieuwsgterigheid, zal onderneemen : dan , daar 't egter gebeurcn kan , dat 'er dringende redenen zyn om then weg in to (laan, zo heeft by geoordeeld vcrpligt to zyn, des. 9angaande de noodige onderrichtingen mede to deelcn. Volgens bet verilag , dat by van deeze zyne reis geeft , volbragt by dezelve , van Livorno tot Bombay, in vier Maanden en tien dagen ; doch in gunftiger omftandighe- 4en, en op geregelder fchikkingcn , zorl men, zegt by, die reis kunnen doen in drie Maanden of negentig Dagen. Wy zullen, zegt by ten befluite , dan in that zyn, ow, LAND1 EIZE NA INDIE. 435 5am, langs verfchillende wegeu, over de Kaap de Goede Hoop, over Suez, en over Basfora, Brieven en berichten na en van Indie to zenden. Maar wanneer wy van Lnen van alien zyn uitgefloten, zal 'er in elk Jaar eene angllige tusfchenruimte van eenige Maanden zyn, geduurende wel- ke wy van weerskanten onkundig zullen zyn , van het geen 'er in de onderfcheiden gewesten gebeurt. Het bes- te Iaargetyde om Engeland to verlaaten, oth over deKaap de Goede Hoop na Indie to reizen , begint in November en eindigt in April : dat , om over Suez to gaan , begint in April en eindigt in bet midden van Juny : de reis over Basfora zal de beste zyn, geduurende de overige deelen des Jaars. Het vastflellen van cene beftendige opvolging van berigten , bykans even regelmaatig als onze posten t'huis, zou zeer geringe, indien eenige, onkosten verei. fchen ; zoude algemeen genoegen geeven aanP alien , die eenig belang hebben in de Indifche zaaken ; en , ter zelfder tyd, ontelbaare voordeelen aanbrengen, zo wel aan deRe- eeringe als aan de 0. 1. Maatfchappy." Het komt en Heer Capper, zo als by zig met bet afloopen zyner Voorrede uitdrukt , voor , dat de Regeering der 0. I. Maatfchappy 'er zeer veel by zou winnen , indien er cene Ate van bet Parlement gemaakt werd , om eene post voor de Oostindifche Brieven op to rigten : en dat men wel byzondere perfoonen zou kunnen vinden, die bet noo- dige geld vooraf zouden willen fchieten , en, met dda woord , alle de kosten goed maaken , onder voorwaarde , dat men hun toelaate eene redelyke vragt voor de Brieven to ontvangen. Twee Kaarten , de eerf a een Schets van Egypten, en de onderfcheiden Wegen , zo oude als hedendaagfclte , van de Roode Zee na do Middeland- fche ; en de tweede, een Schets van den Weg dwars door ale groote Woeftyne van Arabic, van Latichca over 41p- PO na Basfora , firekken zeer tot beter begrip deezer j.eize. 436 GEDENKSCHRIFTEN Geeeekfchriften van den Marquis de Pombal, Staatsfecretaris en eerfle Minister van den Koning van Portugal, 7ofeph l. Vier- de deel. Te Amflerdam, by D. Sehuurman, 1786. 336 bladz. in gr. octavo. Dit vierde en laatfle deel deezer Gedenkfchriften vertoont ons den Marquis DE POMBAL in de laatfle tooneelen van zyn ]e- ven , in zyne vernedering en val. De gebeurtenisfen, die de voorige deelen (*) opleverden, hebben een aandoenlyk hart menigmaal doen zugren , de geene, welke thans volgen, zul- len, verdienen niet minder de aandacht van den leezer, en zyn veel troostryker, daar wy ons genaderd zien tot dat tyditip, waarin men eindelyk begonnen heeft de bloedige wonden, aan de gerechtigheid en menfchelykheid , door ongerechtigheid en dwingelandy veroorzaakt, to geneezen. Wy zullen van deeze geheurtenisfen eene korte fchets trachten to geeven, en ten befluite ons oordeel over het geheele werk opgeeven. Zodra de Koring, die zich geheel en al door de Pombal liet Iciden , overleeden was, veranderde alles van gedaante Zyne dochter, die hem opvolgde, was door den geest van wel- daadighcid, rcchtvaardigheid en menschlievendheid, die haar karakterileerde, zeer genegen om den laatflen wil en raadgee- vingen van haaren ftervenden Vader naauwkeurig op to vol- gen. Zy begon haare regeering met het flaaken van de ban- den der Staatsgevangenen. Op bet zien van deeze vermaarde ongelukkigen , zo lange aan allor oog onttrokken , kon het yolk zyne verontwaardiging niet verbergen, en verzogt wraak tegen den bewerker van zo veele onrechtvaardighedQn en wreedheden. In 't byzonder wekte de jonge Marquis van Gouvea de ontroering en bet mededogen der menigte op. Hy was de eenige fpruit van eeuen door] uc!,,tigen flan,, opgefloten zedert zyne tederlle Kindsheid, in eene yslyke gevangenis otn de gewaande misdaad van zynen Vader ; een misdaad , waar- van by geen kennis had, en waaraan zyne ouderdom zelve hem onvermogend maakte , om eenig deel to neernen. Hy had den tyd van agttien jaaren doorgebragt, beroofd van alle hulp, van alle menfchelyke famenleving, en deeze geruilne tusichentyd had hykans geen (poor nicer van zyne eerfle op- voeding in zyne ziel overgelaaten. Het getal der onge- lukkigen, op deezen dag ontflagen, bedroeg ten naaflen by vyfhonderd perzoonen, doch werd wel ras tot achthunderd vergroot, die hat afgryzen des yolks vermeerderde tegen hun- nen barbaarfchen vervolger , terwyl deeze, uit vreeze van zommi- een (" Z`e A' I'hdrr. Lc±t. VI de D. h!. cr VII. de D. LL ;t5. VAN DEN MARQUIS DR POMBAL. 437 gen van hen op zynen weg to ontmoeten, en uit fpyt en fchaamte, welke hem dit haatelyk Ichouwfpel vcrwekte, niet meet in her publieit durfde verfchynen. Hy was woedend van zo veele :doorluchtige flachtuffers van zyn haat of argwaan zyne wraakgierigheid to zien ontfimppen , on by wend her nog nicer , well zestig Jefuiten , die by als zyne doodeiyke vyan- den aanmerkte , en aan welke by Let genoegzaamc waar- fchynlykheid bet voorneemen kon toefchryven van zich to zul- len wreeken , door de goedertierenheid van de Koningin ltun- ne vryheid kreegen. Hy had dus, nietregen(laande de be- geerte om to heerfchen, van welke by meet dan ooit verflon- den wierd, gaarne alle zyne ambten nederlegd; doch de Ko- ningin wilde, dat by nog eenigen tyd zyne verrigtingen zoude volbrengen , en dagelyks in bet Paleis komen, otn haare or- ders to ontfangen, en tot fchande to flrekken van een hof, waatvan by eertyds de afgod gefchecuen had. Nadat de Koningin de gerechtshoven hun oud gezag weder- gegeeven, en de zaaken weder in then Nat herfleld had, in welken zy geweest waren vd6r her misbruik dat do Pombal gemaakt had van de onbepaalde niagt, welke de Koning, haar Vader, hem had toebetrouwd, begon zy deezen Minister thans van alle magt, die by zulk een langen tyd genoten had , be- roofd , de algeweene opzienders plaats der Finantien of to ne- men. - Alle deeze voorwerpen van misnoegen vermearder- den den fpyt van de Pombal , die niet alleen gehaat van bet gemeen, dat altvd buitcufpoorig is in zyne ondernemingen, maar zelfs van alle ordens van flaat, van Grooten, Edelen en Geestelyken verfocid, flegts op hulpmiddelen bedagt was om op de fatibenlykfte wyze zich van Lisfabon to verwyderen, en eene veilige fchuilplaats to zoeken. Diensvolgens verzogt by aan de Koningin verlof, om zich naar zyn landgoed Pombat to mogen begeeven, en daar in rust zyne dagen to mogenein- digen, verre afgezonderd van her gewoel en beflommeringvan flaatszaaken ; welk verlof hem ogenbliklyk verg.und zynde, maakte by zich vaardig tot zyn vertrek, en verliet twee da- gen daarna Lisfabon, met zyne gemajin en familie, terwyl de Koningin hem haare gewoone lyfwacht vergunde, om hem ge- duurende zyne reize to verzelien en to befchermen, tegen de befpottingen en mishandelingen van her gemeen, dat, verbit- terd van to zien dat zyn perfoon hunne wraakzucht ontfnapte, hun Schaaverhaal op zyn hotel in 't work zochten to flellen. Aldus beroofd van alle uirmuntende eertitels, welke meer dan twintig jaaren lang her oog van geheel Europa op hem hadden doen werpen, en voortaan tot den ftaat van eon vergeeten burger gebragt, fcheen her , dat hy, even als zo vec- le andere vermogende Ministers, die voor her einde van hun loopbaan afgedankt zyn, wets meer to wagten had van den room, en dat zyn naam begraven zou blyven in den duisteren hock, 48 ORDL!NKSCnRTFTRN hoek, welken by voor zich had verkozen. Geflingerd door bet noodlot , buiten then algemeenen weg, heeft by tot aan zyn einde dit zonderling voorrecht genoten , en zyne vermaard. held heeft hem tot aan zyn verblyf gevolgd. Weldra had by in zyn fchuilplaats her verdriet to verneemen, dat de Koningin de menigvuldige bedieningen, welke zyne heershzucht in hem alleen vereenigd hadde, onder zyne me- dedingers had uitgedeeld , en de eerfte ambten van her ryk vervulde door keuzen die weinig overeenkomst hadden, met tie oude vooruitzichten, en wezenlyke gevoelens van CARVAL- no. (*) De pragtige gedenkpenning van deezen Minister aan bet voetftuk van de beeldzuil des overladen Konings geplaatst, wierd op bevel van de Koningin weggenomen, hot welk een nieuw onderwerp was van zegepraal voor de talryke vyanden van Carvalho. - De nieuwe eerbewyzingen en nieuwe in- komften door de Koningin vergund, aan ver'cheidene leden'van den Adel, door den Minister vervolgd, wiens jaloezy hen van bet hof verwyderd , en in eene gedurige vernedering gehouden had, veroorzaakten hem een geweldig hartzeer, tier Been nog vermeerderd wierd, door bet bericht van her inneemen van her Eiland St. Catharina en van de Colonie van St.Sacrament, en dell algemeenen op(land welken dit nieuws tegen hem , aan wiens flinkfche en ftraffchuldige oognierken men dit verlies toe- fchreef, verwekt hadde. In eene diepe droefheid gedompeld, ten prooije van zyne welgegronde vrees, verfcheurd door de knagingen van zyn geweeren, tragtte by to vergeefs gerust van gemoed to zyn. Zyne redenen ontdekten weldra de verwar- ring van zynen geest, en ontroering van zyne Ziel. fly zogt in den fchoot van den Godsdienst de vertroostingen, welke by niet meer by de waereld kon hoopen; doch de nieuwighe- den , welke by geduurig van her hot' ontung, lieten hem Diet veel rust en tyd overig. Zeer gevoelig werd by onder- tuefchen aangedaan , door 't uirgeeven van twee_Decreeren, wel- ke den Marquis D'ALORNA en de drie gebroeders van den over, leden Marquis de TAVORA, die door Carvalho in hegtenis ge- r,omen waren, om dezelfde reJen waarom deeze ongelukkige Familie de ftraf heeft moeten ondergaan, voor onfchuldig ver- klaaren , en hen weder in alle hunne goederen, bezittingen, cer en waardigheden herflelden; terwyl de vleijende kenteke- nen van achting en eerbied door de Koningin hetoond, aan den oudften mededinger van Carvalho, ANTOr.IUS FRFIRE D'ANDRA- nA D'CNSERRA3ODES, en dc volkomene rerhtvaardiging en her_ ftelling van den Bisfcbop van C:-fmbria , die beiden op de wreed- fte tvyze door hem vervolgd waren, de grootlie vernedering was, die by tot Dog toe had uitgeftaan. Ter- ( ) Mien I;erinntrc zich , dat dit de ei.Lenlykc na;an van den Marquis de Pombal was. VAN DEN MARQUIS DE POMBAL. 439 Terwyl de Kon:ngin zich met zo veel yver en moeite toe- leide, om de onrechtvaardigheden van bet voorgaande Minifte- rie to herftellen, en haare Onderdaanen zulke doordringende blyken van haare goedheid vertoonde , verw; derde zy in te- gendeel eenigen der voornaamfle lievelingen van den Marquis de Pombal uit haaren dienst, die, met zynen geest bezield, zy- ne tgrondbeginzelen ingezogen hadden, en thans tot die uit- tnuntende posten, waartoe de gunst van den Minister hen ver. heven had, onwaardig geoordeeld wierden. Ook fielde zy Magiltraatsperfoonen aan, om de klagten vats de Onderdaanen to ontvangen, tegen den Marquis de Pombal, welke openlyk een lyst maakten van perfoonen, die deeze Minister had doen fterven, in gevangenis zetten, of naar de Colonien in balling- fchap verzenden. fiet getal van deeze flagtoffers bedroeg 9640 perfoonen , van welke naauwlyks Boo perfoonen hun on- geluk overleefd hadden, en onder welken men 3970 perfoonen telde, die men geen misdaad ken verwyten. Het verlof door de Koningin aan alle Onderdaanen vergund, om hunne bezwaa- ren tegen den Minister in to brengen, flelde alle zyne hately- ke Monopolir?n , onrechtvaardige aanmatigingen en knevelaryen in een helder daglicht. Binnen weinig tyds ontving zyn Agent order, om aan de Fabrikeurs in zyde Stoffen, 2o,oco Crufa- den, I5o,oeo aan de Direfteurs van de Kanalen, en bykans ook zo veel aan de Paters van St. Philippus to betaalen, wel- ke fommen Carvalbo, onder verfcheidene voorwendfeis, ter leen had weeten to krygen, met oogmerk om ze nook weder to geever. Deeze byzondere teruggaven werden welhaast gevolgd van een fom van 25o,ooo Crufaden, die by aan den Sraat fchuldig was. Men had eene kas van belastingen, in- zonderheid tot wederopbouwing der openbaare Gebouwen ge- fchikt. Pombal, welke daarvan de Opziender was, had die fom to rug gehouden of verduisterd, en die befleed, om, op zyn naam, verfcheiden Huizen to bouwen,waarvan by de Ei- gendommen en Grondbrieven bewaarde. Under verfcheidene in 't openbaar uitgegeeven Gefchriften, op then tyd, tegen den Marquis de Pombal, en waardoor die Minister zich bet meest beledigd gevoelde, was eene Memorie, t-en voordeele van Francols Jofeph Caldeira Galbardo Mandanha. Deeze door de Pombal gebannen in een der verafgelegenfle Volkplantingen van de Portugeefche heerfchappy, loch thands in zyn Vaderland met andere Banlingen to rug geroepen, wil- de zich aankanten tegen de in bezitneming der hem toebehoren- de Landeryen, waarvan de Pombal zich zelve Meester gemaakt had, geduurende zyne afweezigheid. De Advocaat, helast om zyne Memorie in orde to brengen, in plaatie van zich tot de zaak in quzeflie zelve to bepaalen, veer geweldig uit tegen den perfoon en de beftiering van de Pombal. Dit was eene zwaa. re en to onregt bygebragte belediging, waarvoor Carvalbo bui- ten 440 GEDENASCHRIfEN ten twyfel geregtelyk eene voldoening konde a&sfchetl. Dees liet door een zyner Advocaaten con Memorie opftellen. waarroe by zelfs de Stoff2 leverde, en weike eene Verdeediging en Lofreden van zyne beltiering behelsde, benevens eene vernieucaw- de befchuldiging der perfoonen , weike haare Majelleit reeds voor onfchuldig verklaard had. hit verbitterde dermaate de Ko. ninginne , dat zy niet alleen de Origgineelen der Mtemoner, iiet verbranden , en hunne Onderdaanen by herhaalde EdiEten ver_ bood om 'er eene Copy van to bewaaren, met bevel om dezel- ve aan de Griffie ter hand to tellen, maar ook de Pombal op zyn Landgned eene gerechtelyke ondervraaging Net doen om zekere daaden op to helderen, welke by in zyne Memorie aan. gehaald had. Van dit onderzoek egter, dat door eene tusichen- komende zwaare ziekte van den Minister wierd afgebroken, en van September 1779 tot January 1780 wierd voortgezet, is nooit iets met zekerheid uitgelekt. Zorderling is her, dat, agt dagen voor het vertrek der Commis1arisfen , de Marquis de Pombal hun zou gezegd hebben, dat bet hem Teed deedt van wegens de moeite, welke by hen zedert zo langen tyd ver- oorzaakt had ; maar dat die op zyn einde liep, en dat zy bin- nen acht dagen weder to rug zouden geroepen worden; welke voorzegginge door de uitkomst bevestigd is geworden , en ee- ne breedvoerige floffe tot gisfingen voor de ftaatkundigen kan veroorzaaken. Dan de laatfte en verfchriklykfte flag, welke men den Marquis de Pombal toegebragt heeft, was het Edict van de Koninginne, waarby zy beveelde, dat bet Proces van den Hertog van Avei- ro en andere Heeren, die ter dood gebragt waren , zou her- zien worden door de rechters uit de eerfte gerechtshoven van het Ryk verkozen. Dit ogenblik oordeelden de Jefuiren tevens zeer gunftig voor hun to zyn, om zich to ontlasten en to zui- veren van de bet huldigingen tegen lien ingebragt. Zy wisten den Koning Don Pedro, die de geesrelyken altoos bemind had , op hunne hand to krygen, en ftelden aan de Koningin een Me, morie ter hand, behelzende dertien Artikelen, op welke haare Majefleit verzogt wierd den Marquis de Pombal to doer on- dervraagen. De zittingen der Commisfarisfen ter revifie van de ter dood gebragte Heeren waren in den beginne zeer menlgvuldig en langduurig, maar deeze eerft drift begon wel fchielyk to be. daaren. Eenige van de Rechters wierden ziek en ftelden ann deren in de noodzaaklykheid van hunne vergaderingen op to fchorten ; terwyl 'er nog verfcheidene andere redenen bykwamenom een vonnis to vertraagen, 't welk door de Natie en door geheel Europa met even veel ongeduld ve.rwagt wierd, tot dat eindelyk de Koninginne, vast befloten hebbende, otn eerie zaak of to maaken , welke zy met reden aanmerkte als con der gewig- tigfte van haare regeering, en vermocid van de beletzelen , wel- ke VAN DEN MARQUIS DE POMBAL. 441 Ice het vonnis fcheenen to vertraagen , eensklars haare flellige orders liet afvaardigen tot cone fpoedige byeenroeping der Com- misfarisfen. Dan, welke naarfligheid men ook aanwendde, had men veel moeite om alle de rechters byeen to verfamelen , en het was reeds nacht, wanneer zy ten hove aankwamen. Zy wer- den aanhaar Majefleit geprelenteerd, welke hen haare mooning to kennen gas. Diensvolgens vergaderden zy op dat ogenblik; en , na alvorens alle flukken van hot Proces geleezen en ver- fcheiden tegenwerpingen gemaakt to hebben, welke de zittin_ ge tot aan vier uuren des morgens deeden duuren , eindigden zy met alle perfoonen voor onfchuldig to verklaaren, zo wel de dooden als leevenden, welke of ter doed gebragt, of in de gevan- enis gebragt waren, op den datum van bet Vonnis van den 12 anteary 1759. Schoon de Koningin dit vonnis tot na het Paasch r'eest wilde geheim houden, was de yver to algemeen, de nieuwsgierigheid to groot, en to veele perfoonen hadden 'er be- lang by, dan dat hot langen tyd zou duuren. Men wist wel dra, waaraan men zich moest houden, en do Natie verheugde zich eindelyk die fchandvlek uitgewischt to zien, waar mede con bloeddorftige en willekeurige Minister den naani der Por- tugeefche Natie bezwalkt hadde. Ondertusi hen, op het ogen- blik als men zulks her minst verwachtte, vernam men snot veel hartzeer dat do zaak op nieuw was opgefchort , terwyl de uit- fpraak aangaande het lot, welke do wreede bewerker van zo veele onrechtvaardigheden en kwellingen verdiende, mode on- beflist bleef, tot dat eindclyk de Koninginne by eon Decrees, gedagteekend den 16 Augustus 1781, volgens hot eenpaarig ad- vys der Rcchteren , die zy met (lit onderzoek belast hadde, verklaarde, dat de Marquis de Pombal rnisdaadig was, en waar- dig om voorbeeldelyk geflraft to worden. Maar dat 7y, uit hoof- de van zyn ouderdom en ongefleldheden, veeleer haare goe. dertierenheid als gerechtigheid geraadpleegd hebbende, her wel do {:evade wilde bawyzen, om hem van do lyfftraffe to ontflaan en zich to vredc to flellen met hem twintig mylen ver van hot hof in ballingfchap to verzenden, --- Zedert deeze zy- ne veroordoeling en ballingfchap , die hem in den ouderdom van 8z jaaren to beurt viel tot aan zynen dood, op den 5den May 1782, die in de daad bet cinde van zynen loopbaan ge- kenmerkt heeft, is 'er geene gebeurtenis, waardig om aange- teekend to worden , voorgevallen. Zyne Familie heeft de on- cer van zyne laatI'e jaaren, door de pragt van zyne lykflaatfie zoeken nit to wisfchen, en daar toe, zo men zegt, twaalf dui- zend crufaden to koste gelegd, fchoon zulkeen pragt, tenaan- zien van cen banling voor Pombals talryke vyanden, minder een daad van Kiuderlyken cerbied dan cone befpotting fcheen, die men der Natic en de wetten aandeed. Zie daar con kort begrip van de voornaamfle gebeurtenis- fen der laatfle jaaren van den Marquis de Pombal in zyne ver- ne. 442 GEDENESCHRIFTEN VAN DEN MARQUIS-DE POMBAL. ENZ. nedering en val , zo als zy ons in dit vierde deel breedvoeri- ger worden opgegeeven. Wy kunnen echter niet ontveinzen, dat, fchoon wy , over het geheel genomen, de geloofwaardig- heid deezer gedenkfchriften juist niet in twyffel trekken, wy echter meer en meer bevestigd worden in het vermoeden , dat reeds by het leezen van het voorige deel eeniger maate by ons ontftaan was, of niet wet de Schryver uit een al to groote zucht voor de gcestelyken, in 't byzonder voor de Jefuiten, den Marquis de Pombal met een al to partydig oog befchouwd en beoordeeld heeft, daar het bekend is, dat deezeStaatsminister de vernietiging van de orde der Jefuiten , niet alleen het eerst onder- nomen, maar zelf's met eenen onbezweeken yver enonbuigzaame ftandvastigheid volvoerd heeft. Zonder ons to laaten voor- inneemen door de buitcnfpoorige loffpraaken, die zommigen aan den Marquis de Pombal veripild hebben, of bezield to zyn met cenige haat tegen de Jefuiten; komt het ons uit het gant- fche beloop der gebeurtenisfen voor, dat de Marquis de Pom- bal een verlicht en werkzaam Staatsininister van uitmuntende bekwaamheden geweest is, die verre verheven was boven de bekrompen en bygelovige begrippen van zyne landgenooten, doch die tevens , alles aan zyne grootheid opofferende, de wet- ten van menfchelykheid en rechtvaardigheid dikwils verkrachtte ten opzichte van de zulken, die zyne heerschzuchtige oogmer- ken in den weg ftonden; en zyn geheele ftaatsbeftier ftrekttot een levendig voorbeeld , hoe gevaarlyk zelfs de kundigfte en ver- lichtfte menfchen voor de Maatfchappy kunnen warden , wanneer zy, met cene onhepaalde magt bekleed , aan niemand dan aan zich zelven, rekenlehap van hunne daaden waanen verfchuldigd to zyn. Proeve van Poitifche Brieven door ABRAHAM VEREUL. Te Gouda, by W. Verblaauw, 1786. in gr. 8vo. 27 bladz. Karel aan Fredrik (vetrokken uit de Ferdinand en Conflantiavan den H.erFeyth);Wean Callas(Calas is de gewoone fpelling van den naam) nit zyne gevangenis aan zyn' Zoon ; Margaretha van He- negouwen aan haar' Zoon ; Melanie aan Mortivad (getrokken uit bet bekende treurfpel Melanie of de Rampzalige KloosterdwanE) en de Graaf Lamoraal van Egmond aan lflillem de If e , zyn de Rrieven in dit bundelrje vervat. De Auteur bericht ons in zyn Voorbericht, dat by den ouderdom van zestien jaaren hereikt heeft, en verzoekt her al- gemeen . by de ontdekking van gebreken, op dezelven to zien. Wy zouden bier op kunnen aanmerken,dat wy niergelooven,dat iemand hem tot het gemeeninaaken dezer Proeve genoodzaakt heeft, en dat dus het Publiek alleen met zyn kunstwerk, en niet metzyne jaaren, to ftellen heeft; doch wy hebben, dir zyn verzoek in acht neemende, zyneProeve ver van verwerpelyk gevonden. Op veele plaatzen ko- men ons fchoone gedachten voor, en het geheelettukje ken.ekent eene levendige Verbeeldingskragt. Deeze behoorlyk beteugeld , en eene grootere kieschheid in acht genomen wordende,hebben wy ge. gronde hoop, dat, in vervolgvantyd, hetdichtvermogen van dee- zen Jongeling tot eer der Vaderlaudlchc Lotterkunde ftrckken zal. N I E U IF EA L G E M E E N E V A D E R L A N D S C H E LETTER- OEFENINGEN. Leerredenen over Jefaia LIII, LIV en LV. door a. j. NA- Huts , laatst Hoogl. in de Godgel. en Kerkl. Gefch. op 's Lands Hooge Schoole, en Predikant to Leyden. Uitge. geeven door J. VAN NUYS KLrNKENBERG, A. L. M. Ph. Dr. Hoogl. in de Godgel4 en Kerkl Gefch. aan bet Athenreurn llluflre en Predikant to Aniflerdam. Derde Deel. To Amflerdam by J. Allart, 1785. In gr. octavo, 412 bladz. B y de befchouwing der twee voorige Deelen dezer oor. deelkundige en wel doorwerkte verklaring, van dit aen- merklyke gedeelte der Godfpraken van Jefaia, deelden wy den Lezer mede des Hoogleeraers gedachten over den in- houd en bet beloop van bet LIEN en LIVfIe Hoofdflulc; (*) dus zal bet met oneigen zyn, dat wy ons, met de melding van dit derde Deel, bepalen, om irisgelyks 's Mans denkbeelden, wegens bet voorgeflelde in bet LVfle Hoofd- fluk, by to brengen. Het zelve behelst, in 't algemeen, „ eene allerlielijkfle • en. uitgebreide uitnodiging tot de omhelzing en genie- • tiug van bet hell en de heerlijke voorregten, in bet „ LEVfte I-loofdflnl vertoond; onderfleund met gewigtige „ draugredenen en aanmoedigende verzekeringen, dat deze „ roeping nict vergeefsch gefchieden zou." Wy vinden ~, hierin, zegt de Hoogleerner, „ Eene zeer uitlokkende en uitgebreide uitnodiging on1 deel to nemen in bet to weeg gebragte heil, met de aan- drincende beweegredenen en gronden , vermanender wijze voorgedragen, vs. 1-3. „ Hierop word de grond van de roeping der Heidenen nader getoond , met eerie nadrukkelijke vtngerwijzing, in 't Ode vers. „ Ingevolge hiervan moesten dan ook die volken geroe- per worden, vs. S. „ En (*) Z e Alg. Vaderl. Letteroef. VII D. bl. T 5o en 237- h DEEL. N. ALG. LETT. No. I I. H h 441• A. J. NAHUY$ • En wat was 't dat hun ten then einde moest toege. roepen worden ? Dit volgt 'er onrniddelijk in 't 6de en 7de vers. „ Dit mogt vreemd voorkomen , naar de heerfchende begrippen van 't oude Gods-yolk, en den waan van hun. ne voorregten boven' de Heidenen in then tyd; dan 't zou den Heere niet to wonderlijk ziju , volgends het 8fte en 9de vers. „ God zou de middelen daartoe voorzeker vrugtbaat waken, volgends vs. lo, it. • Ja, Hij zou de pogingen der geven, die Gods Ko- ningrijk tot de Heidenen zouden uitbreiden, voorfpoedig waken , en alles bekroonen met de heerlijkfte uitkomst, vs. 12, 13. Naer dit beloop brengt onze geagte Uitlegger den inhoud van dit Capittel, gevoeglyk tot drie hoofdzaken. • I. Voor eerst, Eene uitgebreide en uitlokkende nodi. giiig , tot de omhelzing en genieting van het to weeg ge- bragte heil; aangebonden met zielinnemeude bewecgrcdenen, ell verfterkt door de gewigtigfle gronden, vs. 1-3, waar. in we onderfcheidenlyk op to merken hebben „ A. De vriendelijke en uir ebreide nodiging, vs. i. „ B. Den aundr(?ng dezer nodiging door overre&nde en ztelinnemende drangredenen , met invlegting van her- haalde vermaningen, om op die nodigende ltenrrne agt to geven, vs. 2 ell 3a: welke aandrang ontleend wordt • i. Aan den eenen kaut , van de nictigheid en dwaasheid hunner handelingen , tot bier toe gehouden , waardoor zij longs eenen anderen en verkeerden weg hun heil zogten, vs. 2a. • Aan den anderen kant, van de zielverlustigende verkwikking en het ware ]even des Geests , 't welk zij daartegen bij de opvolging der voorgeftelde nodiging via- den zouden , vs. 2U en 3o. „ C. Den grond , waarop de toebrenging van dat Neil, en de uitnodiging tot bet zelve fteunde, vs. 3b. „ 11. Hierop volgt , ten isveede, eene verdere uitbrei- ding van die nodiging ook tot de Heidenen , door een vertoog van den grond en de wijze van de roeping der Heidenen , met een zakelijk voorftel van den inhoud dier roeping zelve , vs. 4--7: waarin ons voorgedragen wordt „ A. De grond dezer roeping, vs. 4. „ B. De wyze derzelve , vs. 5. „ C. En de voornaame inhoud dier roeping, vs. 6 en v." No. OVER JESAIA LIII, LIV EN LV. 445 Nopens de verfchillende denkbeelden der Uitleggeren , wegens de Perfoonen die vs. 5 aengefproken, en vs. 6 en 7 fprekende ingevoerd worden , toont de Hoogleeraer, dat men lien, op goeden grand, to denken hebbe, op de eer- fte Christen-Kerk uit de Jooden ; nit welker midden de gezanten des vredes uitgezonden zouden worden, om bet Euangelie uit to breiden over de ganfche aerde, zelfs on. der de afgelcgenfte volkeren , welken zy to vooren niet ge- kend hadden; dien dan de woorden vs. 6 en 7 in den mond gelegd worden. „ Men heeft dan , zegt by, dit „ 6de en 7de vers aan to merken als eene verklaring of „ nadere uitbreiding van 't eerfte lid van 't onmiddelijk „ voorgaande vers , en daar order to verf}aan bet woord 12 zeggende, of gij zult zeggen, bet welk menigmaal in „ den fijl der H. S. uitgelaten en flilzwijgend in 't be- „ loop der cede verftaan words. Men zie, nit ontelbare „ voorbeelden , flegts deze die ons voorkomen. Pf. II. „ vs. 2 en 3. CXXXII. 13. Klaagl. II. 15. en Jerem. „ XLIX 4, 14. vooral Cap. LI. 51. daar de woorden „ zeggende, om to zeggen, gij mogt zeggen, door onze „ Overzetters uitdrukkelijk worden ingevuld; zoo ook bier, „ Gij zult een Yolk roepen 't .welk gij niet kendet, ~, [zeggende:] Zoekt den Heere terwijl Hij to vinden is , „ roept Hem aan terwijl Hij nabij is enz." Wy- ders behelst dit Hoofdftuk nog J„ III. Ten derde: Eene nadruklijke bevestiging , zoo van de gewisfe zekerheid, als van de gezegende vitwerk- felen en gelukkigen voortgang dezer roeping , in 't overi• ge, van 't Site tot het i3de vers. Hierin doet zicli aan ons op , eene onderfchepping van twee bedenkingen der ooden, dien deze roepiug der Heidenen tot gelijke voor. regten met hun vreewd zou voorkomen, 't welk hen ligt- lijk zou doen aarzelen in de getrouwe uitvoering van huu- nen last aan de Heidenen. Men mogt denken : wat be- trekking hebben de Heidenen op onze voorregten? en wat vrugt zal onze prediking doen op bet hart dier onbefnede- ne,en van ons zoo zeer vervreemde volkeren? ., A. Ten opzigt nu van de eerfTe bedenking, brengt de Heere hen onder 't oog, dat zijne gedagten en weken niet zijn als de hunne ; maar her elhoog boven dezelve verheven, vs. 8 en 9. Laat u, zegt God, door uwe be- denkingen niet ophouden; was zoudt gij deze dingen bij u zelven overleggen, en u door dezelve laten ophouden? Neen, bedenk mijne gedagten zijn niet ulieder gedagten 11h 2 bet 446 G. J. NAHUIS, OVER JESAIA LIII, LIV EN LV. bet mag a vreemd voorkomen, en wonderlijk zijn in uwe oogen ; maar het is voor mij niet to wonderlijk, want mijne gcdagten zijn niet ulieder gedagten, en uwe wegen zijn niet mijne wegen. „ B. Bn wat de tweede bedenking betreft ; waartoe bet dienen zou, wat vrugt zij tog onder de Heidenen zou- den kunnen doen, deze ontneemt de Heere hun op de krag- tiglie wijze in de vier overige verzen. „ i. Hij verzekert hen van eene gewisfe vrugt; bet woord, 't welk zij in zijnen Naam tot de Heidenen moes- ten uitbrengen, zou zoo min vrugteloos zijn als de regen en lileeuw die op de aarde valt, volgens vs. lo en ii. Hierom moesten zy dan niet aarzelen noch vertragen; to minder, om dat bet woord niet alleen gewisfelijk , maar ook „ Op eenc alleruitmuntendfle wijze vrugt zou voord- brengen : want zij zouden daarin acllcrvooifpoedigst voord- gaan, en hunnen arbeid bekroond zien, met de zigtbaarfte en uitflekendfle blijken van Gods genade, tot een duurza. men roem en heerlijkheid van 'sHeeren naam deswegen, vs. z2 en rg." By deze Leerredenen over dit Prophetisch Woord, is ook nag gevoegd eneLeerreden over Col. 1. 27, welke de Hoog- leeraer daerop heeft later volgen , als' gefchikt om zyne Toe- hoorders to doers opmerken, bet hell dat ook ons, in de vervulling dier Godfpraken, aengeboden word, bet welk ons ten krachtigfte moet noopen tot ene ernftige overwe- ging onzer duure verplichtingen tot geloof, dankbaarheid en verheerlyking van den Naam des Heeren. yyfdc Brief van PHILADELPFIUS; zynde een antwoord aan JNGENUUS ALETHOPHILUS, ter beoordeeling van de Ver- ltandeling van den Wel-Eertiv. Ileer SCUUTTE , over Gods Testament en Verbond, onder de nicuwe Fluisljou- ding. Alom to bekomen. In gr. octavo 224 bladz. Op de aenmoedigende uitnoodiging van Ingenuus illetho.philus (*), heeft Philadelphus anderwerf de pen opge- vat, en een vyfden Brief gefchreven ; flrekkende, in de eerfte plaetze , ter bevestiginge van zyn, in de vier voor- gaende Brieven, beweerd, gevoelen over de Leer des Ge- na- (*) Zie boven bl. 19S. I'HILADELPHVS, VYFD1* BRIEF. 447 radcverbonds , door ene wederlcgging der flellingen van den Eerw. Schutte over de Verbonden ; en vervolgens ter nadere ontvouwing zyner gedachten, wegens den aert, de natuur en 't oognnerk van 't Heilig AvondmaeL I-let doorbladeren van dezen Brief heeft ons, nog meer dan de voorige Brieven , Philadelphus doen befchouwen als een Man van kunde in de ftrydvoerende Godgeleerdheid; daer by zich zo bepaeld aen zyn onderwerp houd, en zyne bygebragte redenen met zulk een welwikkend oordeel voordraegt, dat by in dit Geichil, over de Leer der Ver- bonden met de gevolgen, by een ieder, die in dit Gefchil betrokken is, de hoogf}e opmerking verdiene. Uit hoofde van bet opgemelde tweeledige bedoelde , is ook de Brief tweeledig ; en 't eerfle gedeelte bepaelt zich tot bet beantwoorden van twee Vragen. linden tine in den Bybel van cc,-; Testament Gods gefproken ? .Eti tivclk is let Bybelsch denkbeeld van Gods Verbond ? I) e eerfte vraeg word ontkenuend beantwoord , met wederleg- ging der redenen, door den Eerw. Schutte daervoor byge- bragt ; tevens toont Philadelphus aen , dat de wourden Testament en lerbond, in de Formulieren , gebruikt wor- den als wisfelwoorden, die ene verbondsmatige berekenis hebben , zo dat het Testament , (bet well, de Eerw. Schutte befchouwt als onderfcheiden van bet Verbond,) ook in die fchriften niets anders zyn dan bet Verbond. By bet beantwoorden der tweede Vrage, beroept by zich op bet Been by ter flavinge van zyn gevoelen in zyne voorige Brieven aangevoerd heeft; en verledigt zich voorts ter overweginge der gedachten en redeneringen van den Eerw. Schutte over dit onderwerp. Volgens Philadelphus zou 'er geen ander Genadeverbond in den Bybel bekeud zyn, dan 't welk God met geheele Volken of Gemeenten maekt, waerin Hy, op de verdienften van Christus, ver- geving en zaligheid belooft, onder beding van Geloof en Bekeering. Dan, naer bet denkbeeld van den Eerw. Schut. te , zyn 'er, onder de Nieuwe Bediening, twee onderfchei- den Verbonden; to weten, een Intree- of Belydenis- Ver- bond, en een Geloofs- of Genade- Verbond. (*) Philadel. phris gaet de bewyzen van den Lerw. Schutte voor deze zyne onderfcheiding afzonderlyk na , en tracht derzelver ongegrondheid ten bondigile to doen zien. `Vv- (*) Zie deer: e;; n 4; . Dad. Letteroef. VI D. b'. 3 T 7. VII D. b'. 45 S. lib 3 44 PmLADELPHUS Wyders flelt Philadelphus, in 't twede gedeelte van zynen Brief, zich voor, eerst na to gaen, wat Christus en de Apostelen nopens bet Heilig Avondmael geleerd heb- ben, en dan to zien, hoe de onderl'cheiden Godgeleerden, die de Formulieren van enigheid en liturgie der Neder- landfche Kerke opgefleld hebben , daer over gedacht en gefproken hebben. Ter dezer gelegenheid geeft jhy ene oordeelkundige verkiaring van 't gefchiedverhael der Eu- angelisten deswegens, mitsgaders van i Cor. V. 6-13. X. 15-- !it. en XI. 17-34,; als de plaetzen in 't N. 1'. , wacruit wy over deze maeltyd to oordeelen hebben; fprekende alle andere bier toe wel eeus bygebragte plaet- zen van geheel andere zaken, en geenzins van deze pleg- tigb^id. Op bet vou,dragen hiervan laet by Ingenuusllle- thophilus daerover oordeelen. „ lk laat bet DU, zegt by, „ aan uw oordeel over, of uit die plaatzen kan worden „ bewezen , dat dcze maaltijd niet is ingefteld , om aan • de geheele Gemeente , en aan elk van derzelver oner- gerlijkc gerlijkc leden to verzekeren , dat Christus in al de kragt • van 2iJn dood ook voor hem is , en dat hij this alley- • ernfligst vermaand wordt , dien dood voor zig aan to „ nemen tot vergeving zijner zonden, en zig aan God to „ verbinden, om naar de leer van Christus to leven : raar ,, dat bet oogmerk van Christus in deze maaltijd zou we- • zen , om alleen aan de kragtdadig begenadigden to ver- „ zekeren , dat zij, in den flaat der genade, volkomen en „ onherroepelijk met God verzoend , en van de eeuwige „ heerlijkheid onfeilbaar verzekerd zijn; waarom den ook • niemand, dan zrilke begenadigden aan deze maaltijd mo. ,, gen komen. Het eerfte, twijfel ik niet, zal u zeerklaar „ en zeker voorkomen, terwijl gij voor bet tweede zelfs • Been fchaduw van bewijs zult gevonden hebben." Philadelphus, voorts bet verband dezer Leere, aengaen- de bet Bondzegel des H. Avondmaels met de Leer van Gods Verbond , en deszelfs eerfle Bondzegel , den H. Doop, aengetoond, en daer mede zyn gevoelen in deszelfs zamenhang ontvouwd hebbende, vestigt verder zyne aen- dacht op de Lecre voorgefteld in de Formulieren van enig- heid, en de liturgie der Nederlardfche Kerk, welke by vervolgens verklaert. In de ontvouwing bier van , vlecht by etlyke aenmerkingen, welken men, zyns oordeels, in 't verklaren van dezelven heeft Bade to flaan ; die voor- naemlyk hierop uitkomen. - Men heeft de Formulie- ren to verllaen, naer de bepaling der H. Schrift, en Diet de VYFEE ERIEF. 449 ale H. Schrift naer de bepaling der Formulieren ; een Pro- teflant erkent geen beflisfend gezag, dan flat van Christus en zyne Apostelen. Het valt zeer bezwaerlyk Formu- lieren to maken , die eeuwen lang tot beflisfing van ge- fchillen onder de Broeders kunnen dienen; gemerkt 'er, door den tyd, gansch andere gefchiflen ontftaen, de denk- wyzen in vele opzichten veranderen , en 'er geheel andere fpreekwyzen , of betekenisfen der uitdrukkiu- gen, flandgrypen: ze konden dus mogelyk voor dien tyd , toes ze opgefield werden , klaer genoeg we- zen; maer in 't vervolg van tyd hunne duisterheid heb- ben , of voor pus dubbelzinnig zyn. Men hehoort de Formulieren to verklaren, naer den heiligen bybelflyl, en niet naer de hedendaegfche fyftewata; naer de toenma- lige denkwyze en bet oogmerk der Schryvereu, en niet naer de tegenswoordige manier van denken en fpreeken. Ook mogen wy gewis de onderrichtingeti dierGodge- leerden, welken zy, naer hun heste weten , uit den aart en de natuur der onderwerpen afleiden, beaordeelen, wyl zy tog zeker geen ander voor,.Ieel boven ons hebben, dan dat ze misfchien een paar Eeuwen. voor ons geleefd hebben. - Dit in agt genomen, en die fchriften uit dat gezichtspunt befchouwd zvnde, zo behelst noch de Katechismus noch de Nederlandfche Geloofsbelydcnis, noch bet Formulier om het II. Nochtmacl to houderi, gelyk Philadelphus ons on- derfchcidelyk aanwyst, iets, dat tegeu zyne voorgettelde Rybelleer aenloopt; en cue andere manier van verklaren dies Schriften, waarin men bet onderfcheid van den toen- maligen en tegenwoordigen ftyl, mitsgaders de denkwyze en 't oogmerk van derzelvcr Schryverdn uit bet oog ver- liest, moet velen, volgens zyne opmerking, tot gevolgen brengen, die volflrekt to wraken, of althans niet t~ ver- deedigen zyn. „ En dus geven, zegt Philadelphus • ten laattte, noch bet Formulier , noch de Geloofsbely- „ denis en Katechismus, zoo zij naar hunnen eigen flijl „ en fpreektrant verflaan worden, eenige de minfte kragt ,, aan bet latere begrip, dat deze Maaltajd een regel eens „ inwendigen Genade•Verbonds zou wezen, en dat der- „ halves daartoe niemand zou geregtigd zijn, dan alleen „ de leden van dit' inwendig Genade-Verbond, dat zijn „ de ware inwendig, en door Gods Geest kragtdadig be- • genadigde geloovigen; bet welk, al fchoon de Formulie. „ ren dit begrip leerden, evenwel no- eerie onwaarheid „ zijn en blijven zoude, aangezien ik duidelijk bewezen 1111 4 heb, 450 PHILADELPHUS, VYFDE BRIEF. „ heb, dat het zelve flrijdig zijn zou met de leer des N. „ T. waar uit alleen een Godgeleerd begrip of leerwijs be- • wezen, en waargemaakt kan vtrorden. Doch bet is voor • een lidmaat onzer Kerke nogtans aangenaam , to mogen „ zien en verzekerd to wordeu, dat de Formulieren van o, ous Genootfchap zoo wel met den Bijbel overeenflem- „ men, dat in dit opzigt regtzinnigheid en waarheid voor • een en her zelfde gehouden kunnen worden. Alleen • zou men mogen wenfchen, dat men bij den ouden fpreek- • trant en leerwijze gehleven ware , wiji die meest met • den flijl en 't onderwijs der Apostelen fchijnt over cen • to komen. Maar wie zal al bet kromme regt tnaken ? Of ,, wanneer zuilen de zaken der Kerke tot volkomenheid • gebragt worden ?" Leerreden gehouden op den Keurdag der Regering van Deventer den 22 Feb. 1786. Door w. SUERr•1OND. 1 e Deventer, by G. Brouwer, 1786. In gr. octavo, 43 bladz. B y de boven emelde plegtige gelegenheid verkiesf de Ecrwaerde Sueranond zeer gepast , ter aanleidinge zy- ner Redenvoeringe, de woorden van den beproefden Staets- man Salomo , gebockt Pred. X. 16a en 171, l1ee u , Land, diens Koni;zg ten kind is. --- Welgelukzalig zyt gy , Land, wiens Koning cen Zoon der Edclen is. Deze textwoorden , beknoptlyk door hem opgchelderd , -even hem dit gewig- tig onderwerp op. -- „ Her geluk van ecn Folk on- • der eene ver(landige en brave; bet ongeluk van bet • zelve onder eene verflandeloze en ongefchikte regeering." In de behandeling van dit onderwerp befchouwt by 't zelve van onderfcheiden zyden, en doet ons telkens, by manier van tegenflelling, den verfchillenden uitflag van de ene en andere regering ten duidelykfle opmerken. Op zodanig ene wyze brengt by ons onder 't oog, ene onnozele en yetftandige regering; een zedeloos en een dcugdzacm Re- gent; ene flacffche en vaye regering; ene wverkeloze en werkzarne regering; ene moedelozc en naoedige regering; en laetstlyk cue 4ristocratif he en Frye Regering. Elk dezer flelt zyn Eerwaerde in 't juiste daglicht, en maelt dezelven met de levendiglle verwen af; waerover men enigzins oordeelen kan, uit zyne fchildering ener werke. loze W. SUERMON , LEERRIDEN. 451 loze en werkzame regering; die wy als ene der kortfte flukken bier zulleti plaetzen. „ Het heftuur van eene Natie is een omflagtig werk , bet vordert den gantrchen mensch, bet vordert al zyn tyd en yver ; bet levert dag op dag veelvuldige , bet levert telkens nieuwe bezigheden, nieuwe zorgen. „ Welk eene kinderagtige vertooning zal nu een Ledig- ganger maken in de altoos werkzaamheid vorderende volksregering ! • Verbeeldt u eens iemand, die tot de eerfte posten is verheven, aan wien bet beftuur van Land en Zee, van Legers en Vlooten , van Staats- en Kerkzaken, en de be- ftelling over de gewigtigile bedieningen is toevertrouwd; die hiermede zo veel to doer, heeft, als de werkzaamfte mensch met mogelykheid of kan; die nog naar meer grypt, en alles , tot bet geringfte toe , wel gaarne heerschs zugtig zoude willen befchikken : maar die intusfchen zy- nen kostelyl:en tyd verbeuzelt, en zyne dierbare ogenblik- ken aan lafle vermaken opoffert, of, ondertoejuichingvan bet uitvaagzel der natie, in zotte vrolykheden verkwist. Kan men zodanig eencn beter noemen dan den kind? Neen, by is een kind: en wel in den gemeenflen zin van dat woord. En kan men met mogelykheid de rampzaligheid overzien van een Volk, dat zig door dit hoofd vol kin- deragtige grilligheden moet of wi1 laaten ringelooren ? • Geene zaken worden afgedaan, geene verongelykingen herfleld, geene klagten gehoord, verzoeken zynvergeefs, de boosheid krygt vryheid en aanmoediging, en de ge- vaarlykfte losbandigheid wel eens den naam van geoorlof. de vrolykheid; misdadigers worden niet nagefpeurd, aan de grootfte word grillig genade bewezen ; de gewigtigfle bedieningen geraken in handen der minstgefchikten ; 's Lands kostelyke bezittingen worden verwaarloosd , inkom- ften verdwynen, llerkten vervallen, gehele vioten verrot- ten; onkunde hanteert de wapenen, en moedeloosheid of baldadigheid is de ziel van bet leger: met een woord, men is binnen veeg, en beeft voor clke bedreiging vai' buiten. • Wee u, Land, onder zodanig een kind! en nog sneer, wee u, Land, dat u niet losrukt uit de kluisters van zulk een flegthoofd! al is bet, zo 't niet anders kan, door geweld vzn gewapende vuisten. „ Wee u, Land, dat ontrouw aan u zelven,envloek- waardig by do laatfte nakomelingen, u zelven Been voor- H h 5 gan- 45- W. SUERMOND gangers geeft, die, yverig in hunnen post, een altoos wakend oge houden op uwe dierbaarfle belangen, en on- vermoeid werkzaam zyn om uw heil to beveiligen, to vergroten! • Dezulke zyn echte zoonen der Edelen, onder bet op- zigt van dezen zal een Land van binnen rust, van bui- ten vreede hebben , bet zal welgelukzulig zyn. • Zodanig was bet Land onzer geboorte in vroeger dagen! in vroeger, maar ras vervlogen en lang betreurde dagen ! - Dit ons Vaderland ging hand aan hand, met 's waerelds fierfte Mogendheden ; bet was bet ontzag der Koningen, de fchrik der dwingelanden; de degen van zyne Helden heeft de klingen der Vorften tot aan bet gevest toe Romp geftreden; alomme verkondigde de faam den roem der Batavieren , wier fchilden, platgebeukt in flormen en in fla- gen , de hoekftenen der edele vryheid werden. --- Dit Land werd de fchrik van den Indiaan, de fteun en bet ontzag van 't moedige Oostenryk, de hlikzem van Span- je , de geesfel der Barbaaren, de flyfite teugel van het altoos weerharftige Brittanje, de pulp of de vrees van bet vermogende Franfche ryk, de fterkte van bet held- haftige i)uitschland, de fcheidsvrouw der Vorften, het beflisfende hoofdgerigt van de cifchen der Koningen: dit Land vestigde tronen, of itiet tronen om ver. • Grote God wie zyn wy geweest t - en - wat zyn wy nu? de fchimp, de verachting, de fpeelbal, bet fpreekwoord dier volken, welke voorheen voor onze voe- ten kropen! • Vaderland ! Va-derland ! in welk eene diepte zyt gy near. gezonken ! ooze Nederlandfche ziel voelt dit met aandoe- ning, met woede, en vloekt bet monfter dat bet werktui„ was van uwen val; bet eedgefpan, dat werkeloosheid tot bereiking van zyn heerschzugtig oogmerk bezigde, en zyne gloric op de puinhoopen van de uwe dacht to ves. tigen. a, God uit den Hemel, Cod onzer Vaderen,zie op ons „ ncer, wapen onze handen ten ftryde, leer onze vinge- „ ren ten oorloge degen onze en uwe vyanden; ontfteek „ lIataaffchen moed in Bataaffche harten !" Zyn Eerwaerde, ieder der bovengemelde befchouwingen op ene foortgelyke wyze voorgedragen hebbende, hefluit wyders zyne Leerreden met aenfpraken en vermaningen, die by uitftek wel gefchikt zyn, naer de tegenwoordige toedragt der zaken in 't algemeen, en de plegtigheid van den LE ERREDEN. 453 den Keurdag in 't byzonder. In deze flotredenen heerscht vooral ene mannelyke tael, waerin vrymoedigheid en be- fcheidenheid zich beftendig verenigen; en waer door een ieder, Regent en Burger, genoopt word, oin zo to ban. delen, dat wy, gelyk by zich ten laetfte uitdrukt, „ in „ eene volmaakter waereld, wanneer onderfcheid van that „ en rang niet meer zal nodig zyn, elkanderen als broe- „ ders zullen kunnen omhelzen, en eene hemelfche vreug. „ de fmaken, ook by bet terugge zien op onsgedrag,ge- „ houden in deze waereld, en byzonder in deze dagen, „ in welke, of, de vryheid gevestigd, of, eeuwige kete- „ nen gefmeed zullen worden voor ons en onze late nako. ,, melingen , welke ons voor bet Oordeel Gods zullen vloe. „ ken, of, daar, in tegenwoordigheid van bet gantfche „ Heelal, met de vurigfte dankbetuigingen zegenen, en, „ ons, in de armen vliegende, roemen als de grondleggers „ van hun waar geluk. - En dit zy zo. Brieven van eenen Kanunnik Penitentiarius der Hoofdkerk to *** aan eenen Theologifchen Kanunnik van de Dom- kerk to *** over de zaaken van den Godsdienst. Uit het Transch vertaald. Te Brusfel, by J. Kerkman, 1786. Behalven het hoorberigt 152 bladz. in gr. octavo. Jn een viertal van Brieven, geeft de Kanunnik Peniten- tiarius, een verflag van bet voorgevallene in de Oosten- rykfche Nederlanden, op de fchikkingen door den Keizer wegens bet Godsdienftige aldaer gemaekt; met aenduidin- ge der gevolgen , welken 'er reeds uit ontiiaen zyn , en 'er nog verder, zo by ducht, uit voort zullen vloeien. By de melding hiervan raadpleegt by den Theologifchen Kanunnik over 't gedrag, dat by deswegens Amptshal- ve (*) zal houden, met de zodanigen, die aen de uitvoe- ring dezer fchikkingen, in ene mindere ofmeerdere mate, de hulpzame hand bieden. En de Theologifche Kanunnik geeft hem, in vier beantwoordende Brieven, de daerom. trent hem best voorkomende onderrichtingen en raedge- vingen. De onderwerpen, in deze Briefwisfeling behan. field, zyn ; bet Tolerantie Edict ; de vernieting der Kloos- ters; ha Edict betreklyk de Huwelyken, en voorts ver- fchei (*) ren Penitentiarius is de Groot vicaris van een Bisfchop, en by hceft gezag over alle gewetenszaken. 454 BRIEVEN fcheiden nieuwigheden, mitsgaders het bevel aen de Big. fchoppen, ow hunne mandamenten aen het onderzoek der Regering to onderwerpen. Het gedrag des Keizers in alle dezen is tell hooglte laekbaer, in de oogen dezer Kanunniken; en niet minder berisplyk is, naer hullinzien, bet gedrag der Bisfchoppen, die niet ernftig en tlandvas_ tig genoeg zich daertegen gefteld, en voor de Kerk ge- waekt hebben. Ze dringen hunne bedenkingen en klag- ten over 't een en 't ander, aen , met redenen, die zeker voor Protestanten ver van voldoende zyn , maer die door hen op zodanig ene wyze ingericht worden, dat men gereedlyk kunne begrypen, dat ze gefchikt zyn om in- vloed to kunnen hebben, op de gemoederen der zodani- gen , die ernttig vooringenomen zyn voor de algemene denkwyze der Roomfche Kerke; om, naer 't oogmerk der uitgave dezer Brieven, de verflagenheid der gemoede- ren onder de zulken op to beuren, en de weifelende zie- len to bemoedigen. Men heeft 'er een en anderen Brief van Paus Pius den Viden, over die omttandigheden by- gevoegd, en wel inzonderheid een aen den Keizer. welke zyne Majefteit indezervoege beantwoord heeft. IIEILIGSTE VADER ! „ Ik heb de eer, met de to rugkomst van de renboo- de , to antwoorden op den brief, then uwe Heiligheid mij gefchreven heeft, in de voorouderftelling, dat niijn voor- nemen zou zijn, aan de kerken en geestlijken hunne goe- deren to ontnemen, orn dezelven tot den ftaat van enkel gepenfioneerden to brengen. De berigten der liedcn, die mij de groote gunst bewerkt hebben van uwe H. in mijne refidentieplaats to ontvangen, zullen mij waarfchijnlijk dit laatfte fchriftelijk getuigenis van de genegenheid uwer H. en van deszelfs apostolil'chen ijver to weeg gebragt heb- ben. Om niet to langdradig to zijn, kan ik uwe H. niets anders zeggen, dan dat her gerugt, het welk, (ow mij van uwe eigen woorden to bedienen, ) tot uwe ooren gekomen is , volftrekt valsch is. Zonder in de heilige fchriften en by de H. vaders bewijzen to gaan baalen, welkenaltijdaanuitleg- gingen en verklaringen onderhevig zijn , is de flew, die in het binnenfl:e van mijn hart mij zegt , wat ik als wet- gever en als befchermer van den godsdienst doer of laten moet, mij genoeg, ell doze item, met de godlijke hulp ell genade, en het opregt en eerlijk karakter, het welk n'ij VAN ZEN KANUNNIK. 455 lnij bezielt, kan mij nooit doen dwalen. Indien uwe Hei- ligheid van deze waarheid wel overreed wil blijven, ge. lijk ik hoop, zal ik u ook bidden to geloven, dat ik met eene kinderlijke genegenheid en eerbiedigheid blijve. JOSEF. Scheikundige herhandeling over de Magnefia Alba, in het nuttig gebruik van de Moederloogen van Zeezout in ons haderland, door PETRUS URIESSEN, M. D. en Lec- tor aan de Univerfiteit van Stad en Lande. Te flmfler- dam, by P. Conradi, 1786. in gr. $v0. 48. bl. De oordeelkundige Schryver deezer Verhandeling geeft ons bier eene zeer eenvoudige, dog tevens overtuigen- de manier op, om uit de Moederloog, waarvan onzc Zout- keeten eenen zo aanmerkelyken voorraad kunnen opleve- ren, eene Magnefia to vervaardigen, die aan de Engelfche in alien opzichte evenaart. Het is bekend, zegt by, dat bet bitter Purgeer-zout, bet geen wy onder verfchil- lende benaamingen van elders en vooral uit l- ngeland, on- der den naam van Epfon Zout, of ook Engelsch Zout, krygen , niet alleen in de Bronuen van Epfon voorhanden is; maar dat ook bet Zeewater , en dat van verichillende Zout-bronnen , van dit heilzaam Geneesiniddel rykelyk voorzien zyn. -- De Moederloog van gewoon Zout, die fcherpe bittere Pekel, die in onze Zoutkeeten, na de zui- vering van bet Zee Zout, in de pannen overblyft, en die veelal in ons Land , als onnut, weggeworpen, of tot minder nuttige einden gebeezigd word, bevat doorgaans eene aanmerkelyke hoeveelheid van bet zelve , en het is ten hoogften waarfchynlyk, dat de Engelfchen hunne zo fchoone Magnefia uit deeze Loog bereiden , waartoe wy, gelyk bekend is, bet Engelsch Zout gebruiken. Wy zyn bet volkoomen met onzen ochryver cens , dat de onverfchoonlyke traagheid onzer Landgenooten in bet beoefenen der Scheikunde, en de gebrekkige kundigheden aangaande de voortbrengfels van bun Vaderland , wel eene der voornaamfte redenen is, waarom men niet reeds lan- ge op de gedachten is gekomen, om dit onderwerp to beproeven. En het is ten hoogften ongerymd, dat wy zaa- Gegeven in onze Rcfidentieplaatsden I9 Augustus 1782." ,56 P. DRIESSEN, zaaken van elders tot eenen hoogen prys koopen, die ons eigen land, in zulk eenen overvloed , oplevert. Onze Schryver wederlegd het gevoelen van HOFMAN, NACQUER en andere , als of de Magnefia, nit de Moe- derloog bereid, van eenen kalkagtigen cart zy : en toont, op "en- overtuigende wyze, waarin de misilag geleegen is, vervolgens geeft by de redenen op, waarom de tegen- woordigheid der Kalkaarde zo duidelyk is, in bet Zeewa- ter; als merle waarom dezelve in de Moederloog niet ge. vonden word? redenen, die voorzeker onze opmerking verdierfen ! dat de Magnefia in de Moederloog met bet Zeezout-zuur, en ook voor een gedeelte met Vitriool-zuur, vereenigd is, bewyst de Heer DR[;.SSt N door Scheikundi- ge Proeven. Wat de bereiding van de Magnefia zelve betreft, deeze is de volgende. Men neemt, by voor- beeld , 40 ponden van de Moederloog; men verdunt de- zelve met 3 of 4 maal zo veel kookend regenwater; giet 'er dan eene zuivere loog (koud en met weinig water ge- trokken' , van 8 ponden Potasch , beet by, en laat bet mengfel eenige minuuten ter deeg doorkooken. --- De gepracipiteerde Magnefia word vervolgens afgewasfchen en gedroogd , en in alles behaudeld als de gewoone. Men vind nergens, in onze moedertaal, de manier omde gewoone Magnefia to bereiden zo duidelyk en zo naauw- keurig voorgetleld, als in de Chemifche Oe/ferzingen van den kundige KASTELEIJN (° 1 ; zo dat men ook in de be- handeling van deeze Magnefia, (dit zyn de woorden van den Schryver) zig volkoomen na dit uit.nuntend voorfchrift zal kunnen fchikken. Ik heb nit gemelde hoeveel- heid Moederloog ruim drie en een half pond Magnefia gekreegen, die in alien opzigte voldoende is, en die alle onderkennende eigenfchappen heeft van waare Magne- fia , welke door drie der beroemdlle Scheikundigen van onzen tyd , BLACK, MARGGRAF ell BERGMAN, Met ZO veel naauwkeurigheid onderzogt en befchreeven zyn. De geleerde Schryver gait vervolgens over tot de befchou- wing van de verfchillende wyzen , om de Magnefa uit de Moederloog, en uit bet gewoon Engelsch Zout, teverkry- gen, en de verfchynzelen, welke zig daarby opdoen. De aanmerkingen welke by ons hieromtrent mededeelt, toonen niet alleen een' Man die in dit fink bedreeven is, maar geeven den Kenner der Scheikunde veel Ilof tot Ila- (*) I. Deel. p. 162. SCTIEI$UNDICE VER$ANDELINO. 457 nadenken. Wy gaan dezelve met ftilzwygen voorby, als wel overtuigd zynde , dat echte Beoefenaars der Scheikunde bet Werk zelve met greetigheid zullen leezen. Bet ware ondertusfchep to wenfchen, dat zy, die gefleld zyn de Scheikundige Ketlnis onder onze Landgenooten to verbreiden , bet voetfpoor van onzen Schryver mogten volgen, en hunne aandagt tot nafpeuringe van foortgelyke, zo algeweene als nuttige, onderwerpen mogten bepaalen! Befchouwing der Tbonderen Gods in de minst gcachtfle Schepzelen. Of Nederlandfche Infeaen , naar hunne aanmerkelyke huishouding, verwonderlyke gedaantewisfe- ling en andere wetenswaardige byzonderheden, volgens eigen ondervinding befchreeven, naar 't !even 2zauwkeu- rig getekent, in 't koper gebragt en gekleurd. Door j. CU. SEPP. Tweede Deel Tab. I. van 't eerfle, en Tab!. van 't derde JUL Te flmflerdam, by J. Ch. Sepp. 1786. In quarto. M et de afgifte deezer twee Plaaten, maakt de fleer Sepp een aanvang van bet tweede Deel zyner oplettende befchryvinge en juiste afbeeldinge van Nederlandfche in- feFlen; zich voorftellende in deezen zynen arbeid to volharden op dezelfde wyze, als by dien begonnen heeft, want van bet bier mede gemeen gemaakte ten getuige ver_ ftrekt; als in 't welke des Autheurs naauwkeurigheid, even gelyk in 't voorige ten zigtbaarfte doorilraalt. In de eerfte Tabelle levert by ons eene of beelding van den kleine Paarlemoer-blinder, zo in deszelfs zittende als vliegende geftalte; benevens die van 't Ei , natuurlyk en vergroot, der Rupfe, aazende op de driekleurige Viool (Viola tricolor); en der Poppe, hangende , naar de ge. woonte van de Dagvlinders der eerfte Bende , met den Kop nederwaards. Van de verandering en 't opmerkelyke in dee. ze afbeelding geeft de nevensgaandee befchryving een on- derfcheidelyk berigt; waar in de Heer Sepp onsookmeldt, dat by deezen Vlinder, om hem van andere Paarlemoer Vlin_ ders to onderfcheiden , den kleinen noemt uit hoofde dat by een van de kleinften dier foorte is: by Linnceus beet by Lathonia. Op eene zoortgelyke wyze brengt ons de volgendegemel.de Plaat , met eene nevensgaande befchryving , onder bet oog, bet weetenswaaxdige nopens de Mcekrap-Vlinder, dus ge- naamd 458 J. CH- SEPP, VAN DE INSECTEN& naamd, om dat deszelfs Rups veel gevonden wordt, op de Meekrap, Rubia tiny ovum of Aperine major. De Bid- der Linnceus geeft hem den naam van Stellatarum,'waar- fchynlyk, zegt de Heer Sepp , om dat dit Gewas ook beet, ,4perine Lavis ftellata of Hepatica ftellata. De Rups ge- neert zich armoedelyk ook wel met andere Plantgewasfen, althans onze Natuuronderzoeker heeft haar opgekweekt, met Kleefkruid (Aperine Sylvatica Lavis); waarop ook de Eitjes gevonden waren. Aan deezen Vlinder, behoorende tot het eerfte Gezin van de eerlle Bende der Nachtvlinders, is byzonder opmerkelyk de by uitftek lange Zuiger, en de blinkende helderheid der oogen ; mitsgaders aan deszelfs Rups, dat zy , wanneer ze' zich ter vetanderinge in eene Pop zal begeeven , haare fchoone groene koleur in eene vuil.paarfche verandert, welk een en ander ook in de Plaat duidelyk to zien is. Verhandeling over den Landbouw in de"ftlonieSuriname, volgens eene negentien jaarige ondervinding, zamenge- fleld door ANTHONIE BLOM, in orde gebragt, en met de nodige ophelderingen en beivysredenen voorzien, door FLORIS VISSCHER HESHUIZEN, Oud Schepen der Stad Ilaarlem, mitsgaders oud Raad van de 51uflitie der Co- lonie Suriname. Te Ilaarlem by C. van der Aa, .1786. In gr. 8vo. 44.8 bladz. Qchoon 'er veele Schryvers ter bevordering van de ken.i'nis der volkplanting Suriname zich de moeite gegee. ven bebben, om het gees hun daarvan bewust was, aan hunne Landgenooten door den druk bekend to maaken, is echter dat gedeelte, waar by onze Landgenooten het meest belang hebben , de Landbouw namelyk, doorgeen een Schry. ver , die daar van door ondervinding eene genoegzaame kennis verkreegen had, opzetlyk en in alle zyne takken en deelen verhandeld; want het Been de Heer FERMIN, in zyne zogenaamde befchryving van Suriname, omtrent den Land- bouw heeft aangetekend, is geheel verkeerd, en meest al overgenomen nit Pater LABAT, zo dat zelfs de Plaaten van de Suikermolens , zo wet van een waterwerk als van een beestenwerk, trek voor trek, naar die van Labat gecopi- eerd zyn , en , noch de Heer Fermin , noch iemand anders, gelyk de uitgeever van het bier aangekondigde werk verze- kert, in de geheele Colonie eene plantagie kan aanwyzen, al- A. IILOM OVER DEN LANDDOUW IN SURINAME. 459 al aar zulk een Zuikermolen , bet zy van waterwerk of bees- tenwerk, to vinden is. Uit dien hoofde moet een Verhan- deling, zo uitvoerig als deeze, welke de vrucht is van een negentien jaarige ondervinding in den Landbouw dee- zer Colonie, door den Schryver eerst als Tuinman, ver- volgens als Blanken-Officier, en daarna als DireLieur ver- kreegen , van ongemeen veel nut zyn , niet alleen voor veele eigenaars van Plantagien , die nooit in Suriname ge- weest zyn, maar ook voor de geldfchieters op Plantagien, die dezelve tot voorkoming van grootere fchade hebben overgenomen , als mede v-oor de Heeren Commisfarisfen en Directeuren der Geldleeningen , onder welker beheering thands die Plantagien flaan, doch welke Heeren gemeenlyk van de gef}eldheid der Colonie , die ze nooit gezien heb- ben, geheell onkundig zyn. Dan bet nut van zodanig eene Verhandeling wordt in die gevallen nog meer uitgebreid , wanneer men, behalven de aanwyzing van bet Been in bet planten en bewerken van de voortbrengzels, van dit ge- west, in acht to neemen is, ook de gronden aantoont, op welke men een Plantagie beheeren moet , en bet Been men verder omtrent dezelve in bet oog moet houden , en zulks met bewyzen RRa;iven kan , die gefchikt zyrl naar den cart der zaake. En bier toe heeft de Heer Uitgeever veel toegebragt , die de Verhandeling van den Beer 13lom in eene gefchikte orde gebragt , met nadere bewyzen op- gehelderd, en met veele byvoegfelen vermeerderd heeft. \Vat nu den inhoud der Verhandeling zelve aangaat , men heeft getracht in dezelve den Leezer c-n JeuLaeeld to geeven, en uitvoerig to befchryven, ecrflelyyk, 1 oedanig men de voortbrengzelen van deeze Colonie most behande- len, van dat men een Plantagie begint aan to leggen , tot dat deeze voortbrengzelen in Rant zyn om afgefcheept to warden ; ten Isiwecdcu, welke de evenredigheid meet zyn op elke Plantagie , tustchen de generaale en beplante of bewerkte gronden ; tustchen de bewerkte gronden en de Negers; tu4chen de heplanting en de produften, en ein- delyk, tusfchen de generaale gronden en de hoeveelheid van Akkers, welke jaarlyks aangeplant moeten warden: in de derde plaats, eene, handleidin2 to geeven, naar welke ieinand , geneegen zynde eene Plantagie to koopen , de waardv van dezelve kin bepaalen; en, in de vierdc plants, een korte fchets to geeven , van bet geene een Planter en Direftenr, zo de eene omtrent den anderen, als ook om. trent een Plantagie en de Negers, in acht moet neemen; 1. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 11. 1 i waar- 460 A. BLOM, OVER DEN LANDBOUW waaruit van zelf de noodzakelykheid volgt, van eene korte befchryving van den aart, denkwyze en zeden derNegers, niet welke deeze Verhandeling beflooten wordt. In 't byzonder verdient onze aandacht bet elfde hoofd- ftuk, behelzende een onderzoek naar de redenen, waarom de meeste Coffyplantagicn thands minder Coffy voortbren- gen , dan voorheen, welk Hoofdftuk door den Uitgeever breeder uitgewerkt , en met nadere bewyzen geftaafd is; waarvan wy, by verkorting, cenige byzonderheden onzen Leezeren zullen mededeelen, dewyl bet gantfche ftuk, voor ons bepaald beftek, veel to groot is, om bier in to lasfchen. De Coffy is, zedert eenige Jaaren, bet voornaamfle voort- brengzel van de Colonie; wanneer men nogthans de oudfte Plantagien nagaat, is bet onbetwistbaar en door de onder- vindiug beweezen , dat dezelven, tdn voor den genomen, veel minder Coffy maaken, dan ze vyftien Jaaren geleden, gedaan hebben; en daar in then tyd de Boomen, laarlylts, als met Coffy overladen waren, zodanig dat , fchoon de magt van Negers doorgaans grooter was , dan heden ten dage, men al de Coffy niet behoorlyk konde inzamelen, zo heeft men tegenwoordig, nauwlyks om de drie of vier Jaa- ren, een goede Pluk; in de BenedenrivierCommewyne en de Bcnedenfuriname, welke to vooren zulk eene menigte Coffy plagten uit to leveren, is bet veel, wanneer men van de vyf Jaaren , tegenwoordig , twee vruchtbaare Jaaren heeft In de kreeken digs aan de Zee , welken nu nog bet rykfle gedeelte van de Colonie is, hegint men op de oudftePlan- tagien mede to klaagen , dat de Coffyboomen zo veel vruch- ten Diet meer draagen als voorheen, zo dat reeds veele Plan- ters, zich meer en meer, op de Catocu beginnen toe to leg- gen. De kundigfte lieden, in deeze Colonie, hebbeu geene moeite of kosten ontzien, om dit verval voor to komen , of de oorzaaken daarvan to ontdekken, maar alle hnnne poo- gingen zyn tot nog toe vruchteloos geweest; een Coffy- planter, wrens Plantagie in ecn van dceze gelukkige Kree- ken niet gelegen is, komt langs hoe diepcr in fchulden, en rekent zich gelukkig, wanneer by zich van zyn Plantagie kan ontdoen. De reden nu van dit verval der CofTyplantagien moet, volgens bet oordeel van den Schryver, toegefchreven war- den, aan de verandering, die zo in de wyze van Planten, als bet behandelen der Boomen, zedert den Jaare 1752, heeft plants gehad. „ Het is to overbekend (zegt de Schryver), dat, voor her IN SURINAME. 461 het Jaar 1720, de Coffyteelt in Suriname onbekend is ge- weest. Omflreeks then tyd, heeft men dit gewas beginnen aan to kweeken : het gelukkig flaagen van deeze nieuwe aankweek moedigde veele Planters aan, om dit na to vol- gen; nogtans was de voordgang in den beginne zeer lang- zaam, doordien zo wel bet vermogen als bet crediet, van de meeste Planters , zeer bepaald was , en zy natuurlyk hun- ne Suikerplantagien als hunne hoofdzaak bleeven aanzien; daar bleef clan geenen anderen weg overig, dan dat ieder, zo veel zyne omflandigheden toelieten , Jaarlyks eenige Ne- gers aankocht, en daarmede de beplanting vale zyne Coffy. boomen vermeerderde. ,, Dezelfde bekrompenheid, waarin de Planters zich be- vonden, was oorzaak, dat zy de Boomen naar den wil der Natuur lieten opgroeijen, zo als zy gewoon waren, bet Suikerriet to laaten doen , zonder dat zy hunnen tyd en Negers verder belleedden, dan tot dat geene wat een ieder, by den eerflen opflag van bet oog zien konde, dat verhol- pen moest worden; naamlyk de gronden to wieden, en de Boomern van alle dor en kwaad Hout to zuiveren, laatende hun zo veele Takken en Waterlooten fchieten , als de Natuur hun toeliet, en bier door geleeken hunne Boomen eerder naar Heestergewasfen, dan naar dat Been , 't welk men in 't algemeen door bet woord Boomen verflaat. „ In deezen toefland bleeven de zaaken , tot omtrent den Jaare 1752 , then de eerfle openbaare Negotiatie ten behoove van eenige Planters in deeze Colonie , ten Comp- toire van wylen den Veer WILLEM GIDEON DEUTZ is ge- daan , welke Negotiatie thands door de Heeren JAN en THEODORE VAN MARSELIS befluurd wordt, en bet is deeze Negotiatie, welke eene aanmerkelyke verandering, zo in de wyze van deuken van de Planters als in de wyze van Plan- ten , heeft ten wege gebragt. „ Veele Planters namely die gelegenheid gretig waar, otri door dit hulpmiddel hunne Coffyplantagien uit to brei- den : de bekrompenheid , waardoor men to vooren flegts eenige weinige Akkers met Coffy had kunnen beplanten, en geen plaats meer hebberide, bragt de Planters tot bet denk- beeld (natnurlyk eigen aan de Inwooners van eene Colonie, alwaar men alleenlyk komt met de hoop om Fortuin to maa• ken) om eene groote hoeveelheid Boomen aan to Planten, niet langzaamerhanc 1, maar zo fpoedig mogelyk; een ieder maakte eene bepaaling hoe verre by zyne beplanting wilde uitbreiden; de ee',ie bepaalde zich op 100,000, de andere I i s op 462 A. BLOM , OVER DEN LANDBOUW op 15O,oo0, zommigen op 200,00o Boomen; men flelde zich voor , om bet daar by to laaten , en zyn Fortuin van cie vruchten van deezen arbeid of to wachten. „ De Oorlog, die in 1756, tusfchen Frankryk en En- geland , ontltond , en in welken de Sraat bet geluk had onzydig to kunnen blyven , gaf de Planters gelegenheid, om voorleelige Pryzen voor hunne ProduLRen to bekomen, en gaf hun de hoop om een fpoedig fortuin to zullen maa- ken, waardoor de aanplanting van de Coffy meer en meer werd aangemoedigd, en het is in dieu tyd, dat de mees- te Plantagien in e Beneden Comewyne, Cottica, enz. tot die hoogte zyn gebragt waar,,p men zp tegenwoordig ziet. „ Het geld, -]at van de mznigvuldige Negotiatii n, van den Jaare 1765 tot 1772 gedaau, nuttig is gebruikt, is be- iteed meestal om de Plantasien in de~Kreeken , tusfchen de Coretvyne en de Zee tot then vruchtbaaren ftaat to brengen, als dezelven heden ten dage zyn, maar ook me- de , volgens dat fy(tema om , zo fpoedig als mogelyk ware, een groot getal Boomen to planten, en bet daar by to laaten blyven. „ De Planters, in een meerdere ruimte komende, wilden bet apngenaame by bet mittige voegen, en , in plaatze van onaanzienlyke Heestergewasfen , wilde men fraaije Boo- men op zyn Planragie hebben , waar by no,, kwam , dat de meeste Boomkweekers, in Holland, van begrip waren, dat WateTlooten fchadelyk zyn voor Vrachtboomen, ver- mids zy to veel voedzel naar zich trekken van toen of werd bet gebruik ingevoerd , en welhaast algemeen, otn de Waterlooten uit to fnyden, en den Boom op een f'am to doen opgroeijen". En deeze verandering in de wyze van planten en behan- delen der Boomen, is, volgens den Schryver, de oorzaak van het verval der Coffyplantagi:n. JZo lang een Planter Jaarlyks een bepaald getal Boomenkonde aanplanten , zag men , binnen weinige Jaaren , torn de eer(}e Boomen in hunne voile kracht waren , ook Jaarlyks vruchtdraagende Boqmen aankomen; en vermids by voort- ging, met Jaarlyks to Planten, was, na verloop van eenige aaren, zyne Plantagie vervuld met jengdige Boomen, wel- ke veele vruchten gaven, zynde her eene bekende regel in de Coffyteelt , dat dq xeugdige Boomen de meeste vrnchten geeven ; maar toen in 't vervelg ieder zo fpoedig op elkan- der zulk een getal van Boomen aanplantte, kreeg men, wel is waar, in de eerfte jaaren, eege groote hoeveelheidCoffy, mar IN SURINAMLF. 463 mar bet kwam de Planters, bier door als verblind , niet in de gedachten , dat , wilder zy altoos zo veele vrucliten plukken , zy rok moesten zorgen , dat, eer hunne Boo- med oud wierden , zy junge Roowen hadden um dezelve to vervangen ; en aat, orn dit oogmerk to hereiken, zy Jaarlyks eer getal van Boomen n1oest n aanplanten, dan, alle deeze zo kort op elkander aangeplante Boomen zyn ook kort op elkander oud geworden , en men heeft geese jonge houumen, immers niet in een gelyk getal, gehad, Gm de ouden op zyn tyd to komen vervangen. Deeze flelling toont de Schryver verder aan , met de ondervinding overeen to 1lemmen, en betoogt tevens, op eene overtuigende wyze, dat bet fuoeijen en kappen van de once Boomen, waaruoor men dit verval verfcheidene Jaaren heft trachten to vergoeden, in de daad de kwaal verergerd heeft. De tweede reden van bet verval der Coflyplantagien , zegt de Schryver, i. de gewoonte om den Coffyboom op eenen 11am to laaten opgroeijen. Nadat by to vooren reeds had aangetoond, dat ]let de gewoonte is , als de Coffyboom zyne Warerlooten hegint to maaken , dezelven uit to breeken , en flegts op eenen itam to laaten opgroeijen, dat deeze 11am dan omtren: to a 12 voeten hong wordt, maar dat die op de hoog+e van 6 voeten getopt wordt, en vervolgens op deze1 1e hoogte wordt gehouden , zegt by verder, wanneer men deeze be- handeling met aandacht befchouwt, zal men welltaast zien, de gebreken die daaruit voortvloeijen; bet is een bel.ende regel in de Boomkweelery, dat, als men eels Boom hoog wil doen optchieten , men de takken van onderen moet affnyden; maar dit is bier bet oogrnerk Diet, men wil de- zelve integendeel niet boven een bepaalde hoogte zien, en, om dit to verkrygen , wordt de ftam met geweld op de bepaalde hoogte gehouden ; derhalven doet men bier twee tegen elkander flrydende werkingen, de eene heeft ten ge- volge , dat de Room hoog t-pf:hiet , de andere , dat de- zelve laag blyft , en dat is zckerlyk niet overeenkom1ig de gezonde Natuurkunde. „ Wanneer men in 1-lolland , op de Buitenpl~atzen , zommige vruchtboomen voor bet vermaak van bet oog wil dwingen, om eene zekere ged:iante aan to neemen , ziet men niet zelden, dat aan cue Boomen veel kankeric Rout komt; dat deeze gedwongen Boomen vroeg nud werden, enz.; dat dezelven minder vruchten geeven dan die, wel- l i. 3 ken 464 A. BLOM, OVER DEN LANDBOUW ken de Boeren aankweeken , om bun voordeel daar mede to doen ; en juist heeft men alle deeze gebreken aan de Coffyboomen , welke volgens de hedendaagfche algemeene wyze behandeld worden ; laat men nu oude Coloniers raadpleegen, zo zal men eenpaarig van hun verneemen, dat, voor deezen, de Boomen minder kankerig Hout maak- ten , en ten minften 15 Jaaren oud werden , alvoorens men eenige vermindering daaraan befpeurde , en dat zy meerder vruchten gaven dan tegenwoordig. „ Wat de eerfte gevallen aangaat , behoeft men geen groot Natuurkundige to wezen , om to zien , dat ze alleen- lyk gevolgen zyn van de tegennatuurlyke leiding, welke men aan de fappen geeft, vooral in een Land, alwaar de groeizaamheid, door de hitte van de luchtftreek, genoegzaam altoos levendig is; en wat bet laatfle aangaat, flem ik wel toe, dat de Waterlooten veel voedfel naar zich trekken, en dat, zo als wy hier vooren hebben aangemerkt, deeze overweeging veellicht Diet weinig heeft toegebragt, om de gewoonte, van dezelven uit to breeken, in deeze Colonie in to voeren ; maar men zal ook Diet kunnen ontkennen, dat aan deeze Waterlooten fyne takken komen , en dat bet deeze zyn, welke de vruchten draagen; derhalven had men, voor deezen, behalven bet fyne Hout , 't welk door den lam voortgebragt wordt, ook it bet fyne Hout dat aan de Waterlooten komt, daar men thaws dat van den ftam alleen heeft, om zyne vruchten van to plukken. „ Als men wederkeert tot de oude wyze , om de Cof- fyboomen to behardelen, zou bet ten gevolge hebben , dat de boomen meer in de breedte, en minder in de hoogte zouden groeijen, en dat men, in plaatze van fraaije Pyra. mides, weder onaanzienlyke Heestergewasfen zou krygen; maar wat bet eerfte aangaat , zoelkt men, zelfs door de kurst, zyne Boomen op een bepaalde hoogte to houden, en wat aanbelangt bet tweede , hebben wy reeds to voo- ren aangemerkt , dat een Plantagie eene groote Boerdery is, en geenzins een Buitenplaats, die men tot zyn ver- maak houdt ; wanneer bet derhalven nntti;er is, Heester- gewasfen dan fraaije Boomen op zyn Plantagie to hebben, moet bet vermaak in geen aanmerking komen". Om nu een Coffyplantagie altoos in een vruchtbaaren ftaat to houden, is de Schryver van gedachten, dat, wan_ veer men zulk een Plantagie wil aanleggen, men eerst ee- ne verdeeling van dezelve moet maaken , gei'chikt naar de uitgelttektheid of grootte van den grond, dien men verkre- gen IN SURINAME. 465 gen heeft of verkrygen kan, en dat men zyne beplanting derwyze inricht , dat , wanneer men zyn beftek beplant heeft, men vervolgens Jaarlyks even zo veel oude Boomen verlaat , als men jonge Boomen aanplant. De Schryver heeft dit met voorbeelden opgehelderd, de voordeelen, die van deeze wyze om een Coffy Plantagie to behandelen, ont- ftaan moeten , duidelyk aangetoond , en de tegenwerpin- gen, die men bier tegen zou kunnen maaken , onderzocht en wederlegd; dan ons beftek laat niet toe, hierover bree. der nit to weiden , en wy zyn dus verplicht , den Leezer, die deswegens eenig nader bericht verlangt, bet \Verk zel- ven aan to pryzen. Tafereel der 11lgemeene Gefchiedenisfen van de Vcreenigde Nederlanden, gevolgd naar 't Fransch van den Heere A. nz. CERISIaa, IXde Deels Ilde Stuk. Te Utrccht, by B. Wild. In gr. 8vo, 202 bladz. H et geheel beloop der Utrechtfche Vredehandeling, met alle de vertraagingen die dezelve vergezelden , de Veld- tocht ftaande dezelve geopend, de 13elegeringen niiddelerwyl aangevangen en volvoerd, de flegte trek die Engeland ons toen fpeelde, werdt in de eerfte Afdeeling van dit tweede Stuk des negenden Deels deezes Tafereels, in 't breede, ge- fchilderd. De Schryver maakt 'er deeze algemeene Aanmer- kingen op. „ I-let grootst en weezenlyk voordeel van den Vrede to Utrecht geflooten behielden de twee Kroonen Frankryk en Spanje, die in den Oorlog de meeste tegenflagen hadden; terwyl de Mogenheden, die uitftaken door Zegepraalen , en in 't oog loopenden Krygs-voorfpoed , zich genoodzaakt vonden afftand to doen , van bet voorwerp, waarom zy zich ten Oorloge vereenigd hadden. Even zo hadt WILLEDt Dz 111, ondanks zyne nederlagen en tegenheden, zich ge. zet op den Engclfchen Throon , en de overwinnende LODE- WYK D XIV moest hem in 't bezit laaten. Gewigtige les der ondervindinge , die ons toeroept, bet valt bezwaare- lyk, bet valt bykans onmogelyk, een Volk to onderwerpen, aan eene Heerfchappye , die 't zelve mishaagt ! Het Ge, meenebest vondt zich dermaate uitgeput, dat bet naderhand bykans geene rol van aangelegenheid op het Staatstooneel gefpeeld heeft. De Staaten flooten (wel is waar) een vry voordeelig Handelverdrag ; doch, bet was flegts voor vyf 1 i 4 en 466 NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN en twintig Jaaren, en zy bezaten voorheen die zelfde voor- deelen; niets was 'er ten opzigte van de Barricre gere- gel1. Schraale niet noemenswaardige vrugt van zo veel Schats, Manfchap, en Schepen gefpild in twaalfJaaren van overwinning ! „ Welke was de oorzaak deezer rampen ? Eene afkee- righeid van, en cene verbittering tegen Frankryk, zo on- gerymd als onverzettelyk, die ten grondregel van Staat- kunde flrekte by de vonrnaamile Leden des Staatsbethiurs. Indien deeze beginzels hun niet verblind hadden , zouden zy, to Gccrtruidenberg, ten minllen eeu goed gelaad ver- toond IiLId n : want de meeste konden geen ander ant woord gcevca , dan dat van dien Engelschman , van wel- ken Bolin rokc gewaagt , die , gedrongen om reden to geeven van do voidouring d s Oorlogs, geene andere wist by to brengen , dan dat by in I-Iaat tegen Frankryk was opgevocd. --- Zy zouden hot als con weezenlyk voor- deel hcbben mogoo aantnerken , wanneer. zy het Overkwar. tic.- vau Geldcrland, bun zo wonder wel geleegen, hadden ku,inen bedingen ; doch, bet was met mogelylc, den Ko- ning van Pruisfeia tot het tekenen des Vredes over to haa- len, zonder hem 't zelve toe to zeggen. Deeze Vorst, op tytels gelleld, bedong de zonderlinge vryheid, om zyn gedeelte van hot Overkwartier van Gelderland, Orange to mogen veruoemen, om de Wapens en Tytels van dit Prins. dom to blyven voeren (*). „ T erwyl de herecnigde Gewesten zo weinig voordeels trokken , van deezen met roem gevoerden Oorlog , aan welkers voorfpoed zy zo veel hadden toegebragt, verkreeg Engeland voordeelen, gefchikt om dat Ryk to verheflen, op de ovcrblyfzels van bet Gemeenebest. In de daad, door her verdrag van A4ento, door den eigendom van Minorca en lilahon , nam de Koophandel van Engeland eene verhaazend hooge vlugt, en zweefde boven dien der j'ereenigde Getivesten. Het uitfluitend Regt des Slaaven- handels, 't geen zy voor zich en de Spaanfche Volkplan. tingen wisten to bewerken, was van geen minder aanbe- langs. „ Oe Engelfche Staatsdienaars, die hunne Bondgenoo- ten to deezer gelegenheid verlieten , hebben zich in alle bog- (*) LAmarRTt, Tom. VIII pag. 43. 44. Du MONT Corps Di- plom. Tum. Viii. pag. I. pag. 356. NAAR CERISIER. 467 bogten gewend , om dat bedryf to vergoelyken , en , ware bet mogelyk, to verdeedigen. yet fchynt , dat iudien de Engclfchen hun niets to verwyten hadden , de andere Le- den des Verbonds wel degelyk tegen de Engclfchen be- zwaaren mogten inbrengen. De Oorlog, door dat Bond- genootfchap aangevangen, en twaalfJaaren voortgezet, was bekroond geworden met zo fchitterende en beflendige voor- deelen, dat Been voorwaarde, hoe zwaar ook, to zwaar fcheen, om dezelve aan Frankryk voor to fchryven , in- dien zy getrouw en vast verLuigd bleeven. Deeze hoop verdween door den afval der Engelfchen. L ord BOLINC- 13ROKE moge beweeren , dat bet gevaarlyk zou geweest zyn, de magt van CAREL DEN V to doen herleeven, door de Keizerlyke en Spaanjche Kroonen op dcrn hoofd to zet. ten. Doch , deeze reden verontfchuldigt de Engelfchen Diet: daar zy eene onderhandeling hadden aangevangen, eer de onverwagte Dood van Keizer LEOPOLD den Aarts- hertog CAREL diens opvolger deedt wordeu. Men vindt 'er zelfs, die ftaande hielden, dat de vereeniging der twee Waardigheden niets gevaarlyks voor Europa in zich hadt. De Raadpenfionaris HEINSIUS meende veel eer, in deeze Vereeniging , den grondflag der ruste van Europa to zien. Deeze magt hadt, dus liet men zich hooren , meer fchyn dan weezenlykheid. De Landen , die de gebeele Heerfchappy uitmaakten , lagen to verre van elkander af, om ontzaggelyk to zyn. De Keizer zou, om de wyduit- geftrekte deelen van dit groot Ryksgevaart to bewaaren, tegen de magt van Frankryk, Reeds in de nuodzaaklyk- heid geweest zyn, om Engeland en de Staaten to ontzien. En was het lien ooit in bet hoofd gekomen, om eenen nanflag to doen , tot bet verwrikken des Evenwigts van Europa, dan zou eene algemeene verbintenis hem welhaast gedwongen hebben , binnen de perken zyns gebieds to blyven. Men - voegt 'er by, dit Colosfusbeeld van We reldlyke Magt zou to minder to vreezen geweest zyn, daar LODRWYK de XIV zich alleen in ftaat bevonden hadt, om aan Span/c en Oostenryk, en eindelyk aan Europa, te- gen hem zainenverbonden, ]let hoofd to bieden , en de wet to zetten. Dan de laatfte Oorlog fcheen on. dertusfchen klaar genoeg to toonen , dat Frankryk, zelfs met behulp derNederlanden cn vanSpanje, Diet bekwaam was om het nit to houden , tegen de jongfIc verbintenis. Die gelukkige uitkomst ontftond grootendecls nit de weinige eenftemmigheid , tusfchen de Mogenheden tegen I 1 5 hem 465 NEDERLANDSCUE GESCHIEDENISSEN heal in Oorlog: cene eenflewmigheid, welke natuurlyk zoti gevolgd zyn, uit de vereeniring van Spa;ajc, het Keizer•- ryk en de Oostererykjihe Ncdcrlazadcu oncier ten Hoofd; ecu CARLL DE V zrnu hier van de grootlle voordeelen getrokken, en to wege gebragt hebben, dat de lchaal des Staatsbelangs altoos ten zynen voordecle overflocg. „ Men vindt 'er die beweeren , dat de groote infchik- lykheid, door de EngclJehen aan de Fr•anfhen betoond, nog op ecnen anderen grond flcustde, dan op de voordee- len, welken zy zich beloofden. Zy beweeren , dat de Groot Br•ittannifche Staatsdienaars , nevens de Koninginne ANNA, Diets minder ten oogmerke hadden, dan den Pre- tendent ten Troon to hefien. Zy verhaalen, dat men , in Frankryk en Erageland, toebereidzelen ten dien cinde maaktc. De Koningin bekleedde de zodanigen, d'ie voo.r•%acobiten gingen, met de aanzienlykfle en gewig. tittle Posten. BURNET, die zcer veel geloofs floeg aan dit gcrugte , om dat by Diet meet in Staatszaaken gckend werd, wilde zich des verzekeren; by bezogt de Roningin. ne : eat , dewyl deeze hem met een veragtlyk flilzwv en bejcgende, als een Man, haarer opmerkinge onwaardig, twyfelde by Diet , of de Pretendent was ten Throone ge- fchikt. De Koningin , door h irizeer en kwelling uitge- tcerd, en van haare gewoone kwaale, de jicht, hevig aan- etast , overleefde de Vreede van Europa , tot well, be- zorging zy zo veel hadt toegebragt ., nret lang. Z_,v llierf den zesen twintigllen van Oogstmaand, des jaars MDCCYIV. Men wil , dat zy , in haare jonglle oogenhlikkeu, zichmeer- maalen deeze woorden list ontvallen , .llch! myn hrocdcr! fnyn waarcle Brooder! hoc zcer bcklaag ik u! Het gerugt wil, dat de Pretendent zo weinig twyfelde , aan de goe- de geneigdheid van ANNA ten zynen opzigte, dat by des onbewimpeld lprak. (*)." Ecu tweeds hoofdbeeld, in bet tegenwoordig fluk deezesTafereels, is ecne wel uitgewerkte Gefchiedcnis van bet Stelzel van de Baricrc: waar uit blykt hoe zeer men aan dit Stuk gearheid beefs , welke handelingen daar over gehouden , w` lken verdragen daar omtrent gcntaakt zyn. Met bygevoec;'n aanmerkin gen , over bet weinig bedui- dende der Barriere Plaatfen , die hem ovcrbleeven nn r den WAGNER Mg. 'ofep'a. Inap r , pag. 508. LAMnERTI, Tom. VIII. hag. 657. 648. NAAR CERISIER. 4(9 den zo veel vertoond maakenden Oorlog, wegens de Spaan- fche Nalaatenfchap. Hoe de uitkomst eerlang leerde , hoe zy ten Voormuur tegen Frankryk firekten ; als mede dat de verkryging en bet behouden der Barricren alleen fcha- delyke oorlogen en drukkende belastingen voortbragt. Wan- neer men, zegt onze Gefchiedfchryver, in bedenking neemt hoe veel kwaads de Barrieren veroorzaakt hebben, aan een Staat, die nooit flrafloos kan afwyken van een vreedzaaui en bezuinigend Stelzel, zou men welhaast in de gedagten ko- men, dat zekere booze geest die verkeerde Staatkunde in. boezemde, en zeggen, dat bet Huis van Oostenryk de oo- gen van de Hoofden des Volks betoverd hadt om hen to verbinden , dat zy, ten kosten der grondregelen van hunnen Staat, voor hem Plaatfen bewaarden , die 't zelve , uit hoofde van de afgelegenheid, niet kon bewaaren. Ook heeft dat Hof, zo ras bet door de Verbindtcnisfen, met Frankrykaan- gegaan , van dien kant niets to vreezen hadt, bet masker afgelegd, en zich bediend van bet tydflip, waar in bet Ge- m°_enebest zich niet zou beroepen , op bet gegeeven woord des Handhaavers der Barriere. De Keizer heeft, door zyne Staaten eener vreemde onderwerpinge to onttrekken , bet Gemeenebest ontheven van eenen zeer zwaaren last, ow welken of to werpen, bet misfchien zelve geen moeds ge- noeg zou gehad hebben: zo veel meer vermogen dikwyls oude vooroordeelen, dan weezenlyke belangen ! Dan de ver- bindtenis des Keizers met Frankryk, van eene veel betwist- baarder vastheid zynde, dan een voordeel van de vernieti• ging der Barriere voor bet Gemeenebest, is, in dat geval, die flap nog voordeeliger voor 't zelve, dan voor hem. Het derde Hoofd-voorwerp, bier gefchetst, is de Staat van de Land- en Zeemagt der hereenigde Nederlanden: waar in de Schryver, om zyne Leezers ecn recht denkbeeld van bet Zeewezen der Staaten to doen vormen, verfcheide trekken , ten dien opzigte in vroegere tydperken verfpreid , by een verzameld hebbende, onder anderen verklaart. „ Men heeft verfcheide redenen bygebragt, voor de zo zeer in 't oog loopende verzwakking van bet ZeewezendesGemeenebest; eene verzwakking byzonder (land grypende, naar den Vre. de to Utrecht geflooten. Zy zyn , in de daad, niet verre to zoeken, de laatstgenoemde Oorlogen hadden 's Lands kas ttitgeput, zwaare belastingen drukten de Ingezetenen; tie Manfchap verminderde. De Staaten flonden vast in bet begrip , om Fngeland aan to zien als een Natuurlyke Bond- genootfchap, ondanks alle de beledigingen, welke bet den Law 470 NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN L.anden aandeedt, dit denkbeeld deedt misfchien meer of dan alle de andere oorzaaken zamengenomen. De Staat, door uitgeputheid van geldmiddelengenoodzaakt,be- zuinigingen in bet Zeewezen to gebruiken, hadt bet toe- neemend verval der Zeemagt to wyten , aan de dwaaze Oorloken, waar toe bet belang van WILLEIVi den illden denzelven inwikkelde. Alle de Leden van bet Bondgenoot- fchap voeleii tot nog den last en de gevolgen daar van. B y verloor zesmaal honderd millioenen, zonder eenig wee- zenlyk voordeel, by trok er niets voor dan den fchraalen roem, dat by vreemd a belangen onderfchraagd hadt met eene ftandvastigheid, die hem de grootfte voordeelen waar- dig maakte. - De Handel, die bet groot redmiddel was, om die fchroomelyke verliezen to herftellen, werd door Engeland zo veel mogelyk gedrtikt. By de verheffing van WILL EM Lien lllden op den Engelfchen Throon, deedt zich cen zeldzaam verfchynzel op, 't geen zommigen deedt zegge.n, de Koning van Engeland verraadt den Stadhou- der. :n de hoedanigheid van Admiraal Generaal der hcr- eenigde Gelvesten, liet by de noodzaaklyke bevelen, tot bet toerusten der Convoyen,zo langzaam uitvoeren,dat de I-lamielfchepen niet (!an gene maand, of zomtyds langer, naar dat de Engelfchen reeds uitgezeild waren, in Zee konden fteeken. De laatstgemelden kwamen gevolglyk eerst met hunne goederen ter beftemder Plaatzen , en verkogten ze met groote winst, terwyl de Hollanders, op de reeds voorziene Markten vcrfchynende, verliezen leden , out- ftaande nit deeze voorkoniing. *.» Het laatfte, 't geen ons in dit ftuk voorkomt, is eene Befchouwing van de Zeden, Kunsten en IT%etenfchappen, in bet laatft verhandelde Tydperk ; bier ontmoeten wy de voornaamfie Dichters en Diclrteresfen; een breeder verflag van de Natuur en Wiskundigen, die den Vaderlander tot onfterflyken roem ttrekken, a1S CHRISTIAAN HUIGENS, NI- COLAAS HARTZOEKER, A. VAN LEEUWENHOEK, B. NIEU- WENTYD, J. SWAMMERDANI, FRED. RUISCH , NICOLAAS WITZEN, MENNO VAN COEHOO1 -- van de Godgeleer- den en Bovennatuurkundigen , HERMANUS ALIixARDER ROM , B. REKKER , B. SPINOSA , die zo veel gerugts maakten van de Verfchooristen en Hatiemisten; l. Bi EDENHURG, F. VAN LEENHOF, W. DEURHOF, worden 'er gekenfchetst. J. (*) Onderzoek van bet gedrag der Engelfchen. NAAR CERISIER. 4'I J. LABADIE, ANTOINETTE DE BOURIGNON, met haaren ver- maarden voorfiander PETRUS POIRET , treeden to voorfchyn terwyl twee Geieerden, PETRUS BAYLE en J. LE CLERC, die bier, fchoon Vreemdelingen, bun geleerden arbeid op NederlandJchen grond voortzetten, met hunneLeevenfchet- zen , lit iuk heflulten. Deeze Leevenfchetzen, die vry meer zyn, dan dorre aan- tekeningen van de Geboorte, Lotgevallen, Werken en Dood dier Mannen, geeven eerie zo aangenaame als nutte en leer- zaame verfcheidenheid aan dit Tafereel , 't welk anderzins, althans in dit Tydperk, van Staatsgevallen aaneen hangt. Wy zullen, kortheids halven, alleen overneemen, wat 'er van BERNARD 'i\IEUWENTYD flaat aangetekend. Tot de kundige Naarvolgers van SPINOSA, willen zommigen, dat, in zyne jeugd, ook behoord hebbe BERNARD NIEUWEN- TYD, to 11 estgraftdyk, een Dorp in Noordholland, waar zyn Vader Predikant was gehooren. Geen ziu hebbende in zyn Vaders beroep, en egter op de Weetenfchappen gefteld, bevlytigde by zich op de Wis- Geneeskunde en Regtgeleerdheid. Onder zyne Academie-Vrienden , trof by 'er aan, die de toen heerfchende Godlochende beginzels omhelsden, en hem tot dezelven, volgens ecniger verhaal, deeden overgaan. (*) Doch H. STOC I US, wiens Vader , acht jaaren lang, ten huize van den Heer NIEUWENTYD gewoond hadt, om zich in, de Geneeskunde to oeffenen, tekent op, meermaalen uit liens mond gehoord to hebben, dat NIFU. WENTYD , in zyne Academie jaaren, zeergemeenzaam ver_ keerde met zonimige Godverzaakers, niet zo zeer nit lief- de tot haar heilloos gevoelen ; maar om, door die gemeen. zaame verkeering, hunne diepfle geheimen to ontdekken, en bun naderhand met zo veel to meer vrugts'te beflryden (t). Wat 'er ook van die f}rydige berigten , wegens de gevoe- lens van den Jeugdigen NIEUWENTYD mogen weezen, al de waereld weet dat die agtenswaardige Purmcrealdfche Geneesheer en Burgemeester niet in dat wargaaren is bly- ven zitten : dat by onder de eerfle mag geteld worden , die zynen Landgenooten den waaren fmaak voor de Proefonder_ vindelyke Natuurkunde gegeeven heeft; welke zedert al. OM- (*) Mew Euangelisch Magazyn. III D. bl. 192. 494- 49s. (t) HiNR. STOCHIUS, Verklaaring van I Car. XV. bl. 490. 491. 472 NEDERLANDSCHE GESCHIEVENISSEN. omme is doorgedrongen. Zyne twee deftige werken , Het recht gebruik der Waereldbefchouwing tot overtuiging der Ongodisicn, en zyne Gronden van Zekerheid, zullen tot Reeds blyvende gedenktekens itrekken, hoe verre by afwas van Godverzaakende begrippen to koesteren; en betoonde hy, volgens bet getuigenis van eenen geloofwaardigen acht jaarigen Huis- en Tafelgenoot, in zyn doorgaandgedrag, de dooorllaandfte blyken van een tedere Godsvrugt. (*) (*) Zie aldaar. Vervolg op M. taoet. CHOMEL, Algemeen, Ikishoudelyk,Natuur- Zedekundig- en Konst-Woordenboek. Door j A. DE CHALMOT. Eerfte Deel Tweede Stuk; zynde bet Agtfle Deel van bet Woor- denboek. Verrykt met Kunstp;aaten. Te Campen , by J. A. de Chalmot, en to Amf1crdam by J. Yntema, 1?86. In groat quarto , 479. bl. et geen wy onlangs , by de afgifte van 't eerfte fink deezes HDeels, nopens de uttvoermg van dit Vervolg op bet Woorden. bock van Chaimot gezegd hebben, (Y) ftaaft ons de bewerking van dit tweede Stuk nog nader : vermits de opmerkzaame Chal- mot, met eene oordeelkundige beleezenheid, een groot aantal van Artykelen by een verzameld heeft, die men to vergeefsch in 't Woordenboek zou zoeken ; en zich daar benevens bevly- tigd heeft , om een menigte van Artykelen, door laatere waar- neeeningen to bevestigen of to verbeteren, en in een duidelyker licht to plaatzen. Hier by komt nog, dat by, ten gevalle der Leezeren, wanneer 't byzonderen dienst kan doen, ook zoda- nige Autheuren opnoemt, in welker Schriften zulk een onder- werp ter aangeweezene plaatze, opzetlyk, in 'tbreedebehan- deld wordt. Door bet een en 't ander is dit Vervolg, van we- gens deszelfs uitgebreide nuttigheid in alle zoorten van Weeten_ tchappen . den Lief hebberen hooglyk aan to pryzen. - Om 'er den Leezeren een ftaal van con ander natuur, dan WY al- voorens bygebragt hebben, mede to deelen, zullen wy oils bepaalen, tot eon Artykel , bet Been con oud Landsgebruik op- heldert, hoedanige Artykelen 'er meermaals in voorkomen, en waar toe bet Artykel van den Boedel mot den voet to flooten ook behoort; waaromtrent, men ons bier het volgende aan de hand geeft. „ Hot is, zegt de Heer BOEL, eene hekende gewoonte inHolland, dat, wanneer een Man, zittende in gemeenfchap met zyn Vrouw, haar gemeenen Boedel, door zyne Adminiftratie, 20- (*)Zie AT,car. hid. Letteroef. VII D. bl. 6o8. VRRVOLG OP CHOMELS WOORDRNBOEK. 473 zodaanig met fchulden heeft belast, dat de Crediteuren daar uit niet konnen worden betaald, de Vrouw als dan , mits voor de Baar uitgaande, en de Sleutels op de Kist leggende, voor de Schulden, by haar Man gemaakt, niet en mag worden gecon- venieerd enz. „ In de Costurnen en Ufantien der Stad Dordrecht Art. 64. Zie v. d. WALL Handvesten bl. I35o. leest men: „ Item foe wan- • veer yemanden overleden is moeten fijne kinderen ofte an- ,, dere erfgenamen ab intestato, die hem die gueden niet en • begheeren to onderwinden , comen voor den rechter ende „ Scepenen, ende verthien guess ende quaets binnen die tijt • dat die doode boven der aerde is, ende al eer hij fijn hant ,, flaet ofte doet llaen aen eenich guet dat van den Dooden ge- • bleven is; ofte bij gebreeke van lien werden fij gehouden • als fimpele erfgenamen, ten waere dat eenich erfgenaem op • die tijd buyten der flede ware , die welke verthien mach • binnen den derden daege als hij binnen der itede coemt." „ Van dit Artykel, 't Welkzynen grondflag in eene andere Keur, genoegzaam van denzelfden inhoud, heeft, is de zin hoofdzaa. kelyk, zegt de Heer VAN DE WALL; wanneer een Erfgenaam, vreezende, dat de lloedel met fchulden mogt belaaden zyn, huiverig is, om denzelven to aanvaarden, zo is by gehouden, terwijl her Lyk nog boven aarde ftaat, then to Vertyen (of Verthien), dat is, gelyk men nu zou zeggen, to repudieeren of met den poet to flooten, en zo wel van de baaten als van de fchaaden, welke daar in gevonden worden , affland to doen. En daar bet zou kunnen gebeuren, dat een Erfgenaam, ten ty. van her Sterfgeval, buiten de Stad ware, en de doode, reeds voor zyne terug komst, begraaven, zo vermag by zelfs nog dee- zen affland doen , binnen den derden dag, na dat by zyne hand aan den Boedel geflagen heeft. Dit voorrecht der Erfgenaamen fchyut bier to Lande, reeds van vroege tyden , to hebben plaats gehad. Meermaals wordt daar van by de Ouden gewag ge. maakt. En daar her bier met deeze, ginds met gene, Plegtig- heden verze!d ging, werd dergelyke Yertying of d ffland ook op verfchillende wyee, naar haaren byzonderen aart, benoemd, flier droeg her den naam van voor de Baar uit to gaan, elders, de Sleutels op de Kist to leggen; daar wederom, den Boedel met den voet flooten. Eene plaats is genoeg; om deeze gewoon- te in een helder licht to fellen; wy bedoelen de Polityke Re. geering van den Briel van MATTHYSEN by ALKEMADE en VAN DER SCHELLING, Befchr. van de Stad Briele en den Lande van Yoorn, waar van de zin bier op uit komt. „ Wanneer de Erf. • genaamen van den genen die aflyvig is geworden, die goede. • ren willen uiten, (dat wil zeggen daar van afftand doen,) • her zy des Mans Vrouwe, of des Vrouwes Man, zo zyn zy • fchuldig aldus to doene; Men zal een Baare dragen in dat „ huis daar die Doode left, en daar zal Men den Dooden op ,, do 474 VERVOLG • de Baar zetten. En als men bet uitdraagt, zo za! bet Wyf „ in gelecnde klcederen", (of volgens de Keuren vanzommige Sreden en Plaatzen, met naatne Leiden en Rotterdam in haar dagelyks gewaat,) „ your de Baar uitgaan, en behouden niet „ de waarde van een hemdsdraad van al bet good, dat zy en „ haar Man hebben bezeten. En als de Doode begraaven is , • zal zy met haar Voogds hand haar uiteta rechtevoort op bet • Graf, en alle de goederen kwytfchelden , die zy en haar • Man to zamen bezaten, benevens alleuit-en infchulden, ende • neemen aldaar getuigenis van alle de genen die daar by to- • genswoordig zyn" „ Uit hot bier volund merkwaardig voorbeeld van Vrouwe MARGARCET VAN KLRCVE, Weduwe van Hertog ALBRECHT VAN BEYEREIV , blykt Principes apud Batavos non fui.fe Legibus fo. lstos: Dat de Vorften en Vortlinnen, of Graven en Gravinnen by de Batavieren verplbtt zyn c;eweest 's Lands Wetten en Costumen, even zo wel als de Onderdaanen, zich to onder- werpen, en deze!ve to oaderhouden , en zelfs ook de Ceremo- nien en Plegtigheden, ors de effecten, kragt, vrugt, en uit- werkzels daar van re kunnen genieten. Zie bier bet Geval , zodanig in de reeds aangehaalde Poiit. Regeering van den Briel llaat geboekt: „ Vrouw Margariete van Cove, Hertog van • Aelbrechts leste Wyf, Saliger gedachten, uytede die erflyke • goeden van Hollant aldus : daar was die Bailju ende die man- • nen, code men maeckte dair Vierfchair. Als die ghemaect • was, koes die Vrou een Voecht, ende die ghcerde (begeer- • de) vonnes: of die Vrou hem alto aldair gekoren hadt tot ee- • nen Voecht , dat by hair verantwoirden mocht, ende recht voir • hair fpreken y 't Vonnes wesde ja, tot dier. Viesfchair. Dacr- • na vraechde die Rechter, of dair yemant yet lette? Der • Vrouwen Voecht lprak ja, ende feide, dat dais flood myn • Vrouwe van Hollant &c. mit hares ghecoren Voeclide endegheerde • (begeerde) aldair to uyten (af to f aan,) na de Rechte van • Rynlant, alfulcke erflicke goeden, als Hertoech flelbrecht faliger „ ghedacten, ghelaten had in finer lesten live, fonder (uitgenomen) • dair fy aen verlyftocht wair, alto nauwe -ale fy wist , hoe fy dat • doen foude met recht ? Die Rechter vermaende 's Vonnes 't • Vonnes weisde, dat fy aldair flaan foude in gheleenden clederen, • die hair niet en beflonden, ende bloet, (ontbloot) van alle haven, ,, die van Hertogh Aelbrecht ghecomen wair, ende gaen voir die bare „ wt, ende fy' foude hebben een balm in die pant, en foude dat • wechwerpen, ende uyten, ende vertyen hair aldair, mit hares • gecoren Voechts handt, alle goeden, die Hertoech Aelbrecht in „ fienen lesten live liet, fonder dair fy an verlyftocht was, ende „ alies, infchult ende uitfchult. So dede die Vrouwe. Dair • 't enden gheerde (begeerde) hair Voechte een Vonnes, of hy, „ als een Voecht van der Vrouwen, die goeden geuyt had als recht „ was, 't Vonnes weisde ja. Want dat Lichaam van denEde- „ len OP CHOMELS WOOEDENBOEK. 47S „ ten Prins was gebairt, (op de baare gezet ,) ende gebrocht „ voir der doren van der Zalen , ende fy trat voert wter Za- „ len, ende deden fo voi.rf. is." „ Eene Hertoglyke Weduwe, openlyk, even als de gemeene Landzaaten plagten , haars overleeden Egtgenoots boedel to zien verifooten ; en in geleend gewaad , onder 't wegwerpen van een halm, voor de Lykbaare to zien uirgaan , Was, gewis- lyk, zegt de Heer WAGENAAR, Pad. Hif. III D. bl. 356, ook van ouds, iets zeldzaams. Ondertusfchen is 't opmerklyk, dat 'er, in dit zelfde jaar (1404) icts dergelyks gefchiedde, door de Hertoginne Weduwe van Filips van Bourgondie, Schoonva- der des Graaven van Oostervant, die, insgelyks, haars Mans Boedel verftootede. Zie MONSTRELET , Vol. I. Ch. 18. p. 17. & PASQUIER Recherches de la France. Liv. X. p. 376. By de Fran- fchen was eene Weduwe , in zulk eon geval, gewoon, de Sleutels met haare Beurs en haar Gordel op haar Mans Kist to werpen ; 't geen genoemd word fe desceindre & jetter fa cein- ture a terre; mettre ou jetter les Chefs fur la fosfe du trepa fe. ZiC LAURIERE, Glosfaire du Droit Francois in CEINTURE & CLEFS- ,, Deeze plegtigheid van voor de Baar uit to gaan, wanneer de Erfgenaamen weigerden den Boedel to aanvaarden , plag to Dordrecht ook in acht genoomen to worden, uitwyzens den volgenden Brief van den zesden December 1423, waarvan aan den Heer VAN DE WALL een affchrift, uit de Memoriaalen van de Leen- en Charterkamer, ter hand gekomen is. „ Johan &c. doen cond all-In luden dat wij bevolen ende „ gemachtigd hebben, bevelen ende machtigen mit defen brie- „ ve Thomas Pieter Kuitszoon ende rneefler Jan van Haesbeen, „ van onfer wegen ende in onfer name, aen to vaerden ende „ op to bueren alle fulcke erfnisfe, fchulden ende goede, als „ ons aengecomen mogen wefen hi dode Tielmans Hugemans- „ foens, fo lijn erfnamen voir die bare wtgingen binner onfer „ ftede van Dordrecht , alto dat fij hijm dier bewinden fullen „ van onfer wegen, ende rechts dair off plegen, fo waer ende „ wanneer des to doen fal wefen , ende wes fij dair in doen „ fullen in der maten voirfchreven , dat fullen wij van wairde „ houden gelijk of wijt felve gedaen hadden. In oirconde. „ Datum Hage op ten lesden dach in December anno XXIII." „ Vervolgens is, in laater tyd, wanneer dergelyke Plegtigheden veelal, bier to Lande, een einde namen, dit ook alomme in ons Gemeenebest in onbruik geraakt ; en bet wierd naderhand voldoende gerekend , dat de Erfgenaamen voor bet Gerecht hunne ongeneigdheid to kennen given, om de aanbeflorven er- fenis to aanvaarden." Laaten wij bier nog eon kort Artikel bij voegen , op het woord b'ulle. „ BULLE , betekent een Zegel , en is of komflig van het La- tvnVic woord Bulla, 't welk zommigen van hot Celtilche Buil 1. DLEL. N. ALG. LLTT. NO. I I. K k of 476 VERVOLG of Bul afleiden , 't weak een Water- Bobbel betekent : anderetl van her Grieklehe 6w,,4, raadgeeving. Hoe bet ook mag zyn, zeker is het, dat Bulle eertyds een zodaanig Zegel betekende, waar mede de opentlyke Brieven en Inkrumenten bekragtigd werden ; en die pleegen niet alleen van Wasch zo als nu meestal gefchied, maar ook van Goud, Zilver en Lood gemaakt to worden. De Goudene Bullen waren 't meest in de Ooster- fche Landen in gebruik, en men wil , dat KAREL DE GROOTE reeds daar van gebruik zoude gemaakt hebben ; zie MABILLON de re Dlplonv tica. Lib. IIL c. 16. Het is na deeze Zegelen , dat de Inllrumenten en opene Brieven Bullen genaarnd zyn. Zeer beroemd is de Gouden Bulle tot vastllelling van de Ryks- conttitutie , in 't Jaar 1356 door Keizer KAREL DEN IV, met toellemming van bet gantlc"e Duitlche Lighaam, waar van zy een' Grondwet wierdt, uitgegeeven; zie den zaaklyken inhoud daar van, by WINtiOF Landr. van Auerisfel, 54 aant. „ Schoon bet niet meer in gehruik is Goudene Zegels aan In- ftrumenten of opene Brieven to hangen , levert egter onze leeftyd daar van een gedenkwaardig voorbeeld op: ik bedoele bier den Brief door de Huislieden van Twente als een altoos- duurend Gedenkteeken hunner dankbaarheid over de affchaffing der Slaaffche Drostendienflen , door den Heer CAPELLEN be. werkt, aan then onfterfelyken Ridder ter hand gelleld; waar aan , in plaats van een gewoon Zegel , een Gouden Gedenkpen- ning aan een keten van 't zelvde metaal hangt, op wiens voor- zyde bet Borstbeeld van den Ridder is afgebeeld, met bet omfchrift: JOE!. DERK VAN DER CAPELLEN TOT DEN POL, befchr. in de Ridd. van Overysfel. Op de Tegenzyde ftaat beneden, d. I. A'ov. 1782, zydde de dag op welke die haatelyke Dien. ften zyn afgefchaft. Voorts eenige Bouwmans Gereedfchappen, benevens bet Hoorn des Overvloeds , en tusfchen beiden dit tweeregelig Vers Dc nyvre Landinan juicht, zyn Pryheid is herfleld! CAPELLEN zegepraalt op baatzucht en geweld. „ Zie j. W. RACER , Overysfelfche Gedenk flukken, IV. St. bl. 14o. al waar men der geheelen inhoud van deeze Bulle, of open Brief, geboekt vindt. „ De Pausfelyke Bullen worden nog heden met een Looden Zegel bekragtigd, dan daar heerscht eenig onderfcheid ten aan- zien van de ftoffe, waar mede die aan bet befchreeven Parke- ment words vastgehegt; want is hot een' Bulle, die de Juftitie betreR , dan wordt 'er bet Zet;el net een hennepe koord aan vastgehegt ; en is bet een Bulle van Grade, zo gefchiedt zulks door middel van een zyden koord. ,. Academifche Bullen, zyn de zodanigen, waar by iemand totDint,)r, dat is Meester, in de eene of andere Faculteit wordt ver. OP CIIOMELS WOORDENBOEK. 477 verklaard, als, by voorbeeld, in de Godgeleerdheid, Rechten enz. Deeze draagen ook den naam van DoEZoraale Bullen. ,, Heden ten dage is men by ons niet Wwoon andere Zegels, dan van verfchillende kleur van Wasch, a gebruiken, en wet inzonderheid groen of rood." Befchryving der pl?chtige Viering van Neerlands gfwenscht Per- bond met Frankryks Koning , Lodewyk den XVI, ge,4oten to Fontainebleau, op den io November 1785, binnen Zierikzee, den 20 April 1786. To Zierikzee gedrukt, by P. 0. van den Thoorn, Stadsdrukker, 1786. In gr. octavo, 48 bladz. Gelyk veele Steden Nederlands Verbond, met Frankryks Ko- nmg, door uiterlyke Vreugde-Feesten plegtig gevierd hebben; zo is ook bet weleer bloeijende , doCh tot heden Vaderlandsch denkende Zierikzee, ook niet in gebreke gebleven, om bier- over haare openlyke en oprechte dankbaarheid , en belangnee- ming in bet behou.d en den welvaart van 't dierbaar Vader- land, onder anderen , op 't klaarst to ontdekken door een prachtige Maaltyd , door verre de meeste Regenten en veele braave Burgers, op then dag, aldaar Staatelyk gehouden. De korte en eenvoudige Befchryving van dat Feest en den pragti- gen Tempel, bet hoofdcieraad van deezen heugelyken Disch, (door het doer vervaardigen van welke berchryving de houders deezer Alliantie- Maaltyd deezen blyden dag der vergetelheid, zo veel mogelyk, hebben willen onttrekken) words ons hier medegedeeld , meet byvoeging van eenige Vaerfen , ter gele- enheid van dit gewenscht Verbond gedicht, en cene toepas- elyke aanfpraak van den Heer C. v. d. Gryp, waarin zyn Vry- heid en Vaderlaudlievend Hart, allezins, dooritraalt. Net lyden van de jone WERTH£RIN. Naar 't Hoogduitsch. Te Amfierdam by J. B. Ewe, 1786. Behalven bet Voorbericht I16 bladz. In octavo. D e jonge Wertherin, bier lydende afgefchetst, is geene ande- re, dan de reeds bekende Charlotte, bet voorwerp der on- ge.lukkige liefdedrift van den jongen Werther, van wiens lyden wy voor eenigen tyd berigt gaven (s). -- Zy wordt ons ih dit Gefchrift vertoond , als net minder gevoelig voor Werther, dan Werther voor haar was ; 't welk Charlotte, terwyl zy haa- ren Egtgenoot, Albert, van harte bemint, in eene gefiadige verwarring van hartstogten , en daaruit voortvloeiende firydige bedryven, heroin voert ; dat haar zeer veel en gevoelig doet lyden; en 't welk haar, op bet verneemen van Werthers wan- boo. C) Zie 11cdcnd. Aided, Lett. V P. hl. 558. Kk 2 x478 HET LYDEN VAN DE JONCE r'VERTHERIN. hoopig ll:erflot, in eene kwynende ziekte ftort, die haar ecr. lang ten grave doet daalen. Men kan, ter zaake van dien in- hood, dit Stukje aanzien, als een Vervolg van her voorheen gemelde Gefchrift, dat Ions bet lyden van den jongen Werther maalde; eF] 't brengt ons, op eene foortgelyke wyze, onder 't oog , bet gevaar van 't onvoorzigtig involgen eener niet wel geplaattle liefdedrift: welke misflag egtcr, zo in 't cene als in 't andere,Gefchrift, in een at to verfchoonend 1itht geplaatst words, Y CEPHALIDE, door J. E, DE WITTE, junior. In 's Hage by J. A. van Drecht, 7786. Buiten het Voorbericht, 216 bl. In 8vo. E. de Witte 'unior, ult hoofde van zyn ongelukkig lot, -by den Nederlander genoegzaam bekend, heeft in zyne ge. vangenis deezen fentimenteelen Roman gefchreeven : agter de Cephalide vorgt eene Gefchiedenis van Timantes, in denzelfden fmaak, en eindelyk eenige Versjes. 't Valt ons zeer ligt to be- grypen, dat een zo ongelukkig jongeling, in de fentimenteele Gefchriften van deezen tyd groot genoegen vindt , vooral , in- then by van een geftel is, gelyk by in deeze Stukjes duidelyk kentekent to zyn. Meermaalen hebben wy reeds onze gevoe. lens over bet fentimenteele gezegd , en hier zou het eenigzins bard weezen , het Gefchrift van eenen gevangenen , wrens omliandigheden, zo cenige , die fombere fchryfwyze billyken, met die rechtmaatige ftrt'ngheid to beoordeelen , its wy ons ander~ aan den fmaak derNatie verpligt rekenen. Daarom, de finaak van liet overgedreeven gevoel , in dit Stukje heerfchen- de, daar laatende, zullen wv alleen aanmerken, dat dit Ge- fchrift allerwege de gefchiktheid aantoont, die de Schryver bezit tot bet vervaardigen van Werkjes van vernuft en fmaak. Indien de Schryver de kiefche netheid, en dat waarlyk kragti- ge zommiger onzer Dichteren weet of to zien, twyfelen wy niet, of by zal zynen tyd in de gevangenis , tot nut en var. maak zyner Landgenooten, befteeden. NB. Deeze Cephalide is ook reeds in 't Fransch vertaald , door J. W. CURTEN. En words uitgegeeven, a la Haye, clrez L. Gautier, junior. 192. pp. in 8vo. De Schim van Bocatius; of Geneesmeester der Zwaarmoedigen, or- der de Zinfpreuk : Ik kom niet weerom. Tweede Deel. Te Keulen by d'Erve van J. Gaillard, 1786. In 8vo. 232 bl. Even geest- en zoutelooze hoert, als wy in bet eerfle Dcel deezes Prulfchrifts vonden (*), is ons onder bet doorblade- ren van dit laf, beuzelachtig en voddig.Boekje, order 't oog gevallen : alles , 't geen nog aartig is , is uit Tan de Brune over- genomen. Wy hoopen van harte, dat de Schi n van Bocatius, bier mede , op houden zal met fpooken : en dus beter, dan by her eerfke Deel, voldoen aan zyn fpreuk : Ik korn niet weerom. ('J /_ic boVcu, bl. i,6. N I E U W E A L G E M E E N E V A D E R L A N D S C H E LETTER- OEFENINGEN. Vervolg der daadelykeGodgeleerdheid van AnRUAANAuuaT, Pfedikant to 4mJerdam. Door deszelfs IJ'edriwe Josir . CAROLINA VAN LYNDE:v. Vierde Stuk. Te d inflerdam, by J. ten Houten, P. Schouten en J. Wesfing Wz., 1786 Belralven de hoorreden en den Bladwtyzer 480 bladz. in gr. octavo. E ne ontvouwing van de byzondere plichten der men- fchen, naer [let verfchil van hunnen flaet, waer in zy door God op Aerde geplaetst zyn , is de hoofdzaeklyke inhoud van dit Vierde Stuk. Ter geleidlyker voordragte bier van hepaelt zich Mevrouwe Buurt, gebooren van Lynden, in de eerfle plaetze, ter overweginge van de verfchillcnde betrekkingen, waerin de menfchen op Aerde tot elkander flaen, in 't gemeen; en daerop gaet zy over, ter hehandelinge van de plichten, die uit de betrekking, welke de ecn tot den anderen beeft, voortvloeien : welke zy, in ene gelchikte orde , voorflelt onder ene drieledige verdeeling, als zynde Huislyke, Burgerlyke en Kerklv}ke plichten. Onder de eerflen behooren de wederkeerige plichten van Man en Vroriw, Ouders en Kinderen, He- Ten of Yrouwen en Dienstboden, benevens de plichten, die Kinderen onderling, en Dienstboden jegens elkander, to -betrachten hebben. Tell aeiizien van de tweede komt in overweging bet teen de Overheden omtrent de On- derdanen en jegens elkander, mitsgaders bet gees de On- derdanen omtrent de -Overheden en jegens elkander, in agt hebben to nemen. En eindelyk,metopzichttotdederde foort, vestige zv het ong op de plichten van de Opzien- tiers en Befierders der Kerke, zo ten aenzien van de Ge- ineente, als met betrekking tot elkander; gelyk ook die der Leden, met opzicht tot de Opzienders en de andere Leden der Kerke. Hier by vorderen teu laetfle ook nog opmerking de plichten der acnen, die in de hoge en lage Srhoolen leeren en geleerd' worden; dewyl de beharticing Bier plichten. een zeer grcoten invloed heeft op al bet 1. DLEL. N.ALG, Li.'IT. D, o. 12. L I voo- 480 J. C. LYNDEN voori1 e. Haer Ed. ontvouwt alle plichten, die tot deze fonrten to breugen zyn, in ene geregelde orde, met ene oordeelkundige naeuwkeurigheid, bet welk dit gedeelte van haer Ledekundig \Verk boven al nuttig mael;t voor Lczers van vertchillenden rang en flact. Tot een ilae1 der uftvueringe tiienen hare aanmerkiugen tegens het voor. oordeel nopcns den handeldryvenden of een amhacht hanterenden ,,'del. Doch vooraf hoore men hare befchryving van den f4del. „ \Vat is Adel? lk zal in rnyne befchryving zo to werk pan , als de Leerl in duet in zyn antwoord , op de 3z vraog vain dennIleidelbergfcbernCatechismarts, dus luidende, 1ta .-ro7n 1rcrut gy cen Christen gcnaamd? fly rigt naamlyk zyue hefcurvving zo in, dat zy met toepastelyk is op al- ien , die den naam van Christen draagen : maar alleen op hen, aan welke dezelve tockomt. Want het is tnyne zaah my over den Adel, zo als men dieu imam tans ge- bruikt, nit to laaten. Myn bellek vordert om de Edellie- den to bepaalen, by 't gene de waarhcid van hun eischt: zullen zy zig den naam, lien zy draagen, waardig maa- ken, en this aan hun karacter bear;twoorden. ., Ik verily dat,, door den Adel, dien float, waarin icnaarad to., hooghcid bcvera cndcre;a vcrhevca is; wegens uitneemcude deugden, eu eevi ge fcliitterende load of daa- de7l, tot nut vil7l 't me,llCladom; 't zy vein z/ zelvell 't ^y van zyne voorolalcren, to wior voctflat)pefi by trccdt. In de 11. Schrift wordt ondericheid geuiaakt tustchen zoonen damns en zoonen des Mans. [Ps. XILIX. 3. Door de ec7 jie worden ons menfchen aangcweezen, diein rang boven anderen niets vooruit hebben; en door de laatfle deztfken, die zig zelfs min of meer roemrugti,, gemaakt hebben , of nit zulk eenen voorvader afkomflig zyn. OnzeOverzetters hebben bet cerfle tvoord flcgtera, en bet andere aanzicnlyken vertaald. De Schrift gewaagt ook van Edelen: en de betekenis der 1-lebreeuwfchewoorden, die dus zyn overgezet, billyken onze befchryving. Dezelve wordt insgelvks gebillykt, door het zeer bek:ende fpreek- woord : de deugd alleen maakt icrnanad edel. Dit altans is zeker, dat de derlgd in 't denkbeeld van edel zo is op- ge(looten , dat men zig zo min de edclheid kan voorllel- len zt,nder deugd, nis een mensch zonder ziel. En niet alleen is , in het denkbeeld van edelheid, 't denkbeeld van deugd in 't gem.een , begteepen : maar daarenhoven van zullrecne deugd, waardoor men zig, wegeus uitflee- ken- DAADELYKE GODCELEERDHEID. 4$1 kende daaden, tot nut van de maatfchappye, of van 't menschdom, roemwaardig heeft gemaakr. Zo dat eene ondeugende edellaeid, en die 't menscbdotp tot eenen lass is, gebragt moet worden onder de non entia; dat is, daar men zig Been denkbeeld van maaken kan, om dat het eene firydigheid in zig bevat , gelyk. b. v. een vier- kante cirkel." Op doze befchryving'van den 1idel vervolgt zy aldus. „ Men is bet in 't algemeen niet eens, of de negotie tegen bet karacer van een edelman flrydt : maar men meent, bedrieg ik my niet, dat een ambagt by de hand to neemen, iemand zou ontadelen. En waarom dat? 1k denk, dat zy, die deze wet gemaakt hebben, oordeel- den, dat dezulken veel roemrugtigere daaden, tot nut van de inaatfchappye, daar zy leden van zyn, moesten daar- ftellen, dan kooplieden of ambagtslieden, door hunne negotie of handteering, knnnen doen. Maar ik vraag; of bet dan niet een gevolg is van dezelve wet, dat zy alien van den Adel uitgeflooten moesten worden, die niets doen tot nut van 't gemeenebest, maar bet zelve veeleer tot eenen last zyn ; zo niet wegens andere ondeugden , altans aan den eenen kant, wegens hunne traagheid, om dingen to doen, daar 't menschdom vuordeel van heeft; en aan de andere zyde, wegens hunnen yver in dingen , waarop zy gezet zyn, en waardoor zy hunnen even- mensch benadeelen ? ik heb myn oog, i , op de jagt, waardoor de liefhebbers, die ik bedoel, zig niet ontzien den armen boer zyn land to bederven : 't zy door met hunne honden enz. to loopen over landen, daar 't koorn nog op fhaar; 't zy door 't voortplanten van wild, tot fchade van den landman. 2. Op hunne pragt en weelde, ten kusten van anderen , wauneer zy buiten that zvn hunne fchulden to betaalen. Deze berugte daaden (ik noem ze dus, om dat ze zeer in 't oog loopende zyn,) verlaagen hen , die 'er aan fchuldig flaan, immers verre beneden koop- en ambagtslieden. Althans ik, twyffel geen- zins, of de bekende Romeinfche Zedereesters, indien zy daarvoor de revue hadden moeten pasfeeren, zouden ze beneden dezelve geplaatst hebben (*). „ Ik „ (*) Van een dezer Zedemeesters, met naame C.Fabric us Lucinius, vindt men aanaetekend, dat hy, uit het getal der Raaden , uitfchrapte Cornelius Ruf nus, de welke tweemaal L 1 2 bur- 4gt J. C. LYND1 N „ Ik weet wel, dat men andere redenen geeft, waarom de Adel geen negotie moet doen : doch die kornen niet overeen met hec denkbeeld, dat men zig van 't karaaer van de Edelen , naar onze befchryving, moet maaken. En ik meen, dat, uit het gezegde, myne befchryving genoeg gebillykt is : d.it derhalve zy, waarvan men in waarheid zetgen han , (tat ze van / del zyn , menfchen moeten wee- zen, die blyken geeven, dat zy, tot nut van 't menfchely- ke geflagt, in deugd en vermogens , uitfleeken; en datzy, die niet bequaam zyn , om iets uitmuntends daar to flel- len, betnr dan van iets by de hand to neemen, waardoor zy , at is het niet by uit(Ick , evenwel tot nut zyn , dan dat zy niets zoulen uitvoeren , en tot last van 't gemee- nebest weezen. floe bequam bet dien man die het dine talent , dat hem gefchonken was , om dat by 'er geen tien of vyf ontfangen had, in du aarde ging vcrbergen? Fly ging zeker keen , zonder begeerd to weezen, en hoe eke- lig was zyn lot? lk befluit dan, dat een Chevalier de frorna es, gelyk men van onze Hollanders in Vrankryk wet tens pleeg to (preeken, verre to ayten is boven zul- ken. die zit; den titel van Adel toecigeuen , en die Mont tesquieu befehryft: als menfchen, wier natuurlyke onknn- de , onagtzaamheid enz. hen bniten Nat ftellen , om be- waarders van de wellen (despofitaires (les loix) to zyn ; als menfchen, die oordeelen, dat men zyn for-win moet maal:en, welke maate van rykdommen men ook bezitte; naar diat bet fchandelyk zou weezen, zyn good to ver. tneerderen, indien men niet begon met het door re brengen ; als menfchen , die naar den oorlog pan , oin dat niemand you kunnen zeggen , dat zy 'er niet geweest wares; enz. Zie l'Esprit des Loix T. L p. 34. T.11. p. 248, enz. (* ~. „ Ik burgemeester, en cens opperhevelhebber geweest was; om dat by wat meer, dan men toen gewoon was, aan zilveren vaten had to kostcn gelegd: overreed, dat zu}k een voorbeeld zeer nadeelig was voor den ftaat, om 'er de pragt in te voe- ren. Gelukkige ccuw! roept hierover Cato van Utiken nit, d-vir eenige ligte a lveren vaten gehouden wierden voor eene vercoon;ng van pragt, waardig de bellrafBng der Zedemees. ter . Fa'%ric7us zal door dien grondregel zyn beflierd, dat men het quaade in deszelfs beginfelen tnoet tegengaan. Ook verhaalt men, dut zekere Zedemeestcr nit den raad uitbande eenen Duconius, om dat by, toen by een yolks voorflander (Tribunus plebis) was, zig verzet had tegen eene wet, welke naauwe r-rden aan de unkosten van de tafel flelde." „ (*) 'Er is in 't jaar 1756 een, boekje in 't Fransch uitge- ko- DAAbELYKE GODGFLV RDHEID. 483 „ 1k vlei my dat bet bovengezegde niet onaangenaam Lal zyn, aan hun, op welken de befchryving, die ik van den Adel gegeeven heb, toepaslyk is. lndicn zy alle, die ik uitgentonterd heb, ontkdeld wierden ; wat zou de agting voor hun , die waarlyk Ede1 zyn, niet merklyk ryzen ? Want zeker, men kan uiet ontkennen , dat de zo- danige grooten eerbied verdienen. 't Portrait zelfs van zulk eenen doorlugtigen Perfoon verwekt, dunkt my, in 't getnoed veneratie voor deszelfs gedagteniste. Altans dit heb ik ondervonden , by de befchouwing van 't portrait van NeWands braaven Admiraal, den f-lecr DE PUJTER. Doclr al heeft iemand, order zyne voorouderen, al dcn of meer, die wegens uitneemende daaden vetheven zyn ; hoe dwaas is het daarop to roemen , wanneer men 'er zeer verre of is, om hun beeld to vertoouen? Zoo ietnand, hadden ze- ker de jooden floffe van roem , dat Abraham hun vader was; Abraham cen by taitflek doorlugtig geloofsheld , lien men tene ganfche reeks van eertitels zou kunnen geeven: en wat was ondertusfchen het antwoord van jefus, toen zy, die zo zeer van dien by uittlek grooten man verfchii(ien, daarop roemden? Dit: gl zyt uit den vader den duivel; Joa11. 8. 44." komen, waar van -de titel is, la Noble fe comrnerlante, dat waard;g is geleezen to worden." O' dertt;ys ill de Christelyke Zedenleer vraagswyze opgeftelt, door n. A. All TON , Predikant to Zwoll. Te Utrecht , by A. v. Paddenburg, 1786. Bekalven de Voorrede, 9,7e bladz. In gr. octavo. Iu dit Onderwys bedoelt de Eerwaerde flitton ease ach- tervolgende ontvoutving der Zedenleere to geven, die gefchikt is, „ ter befchaaving van Zeden , over welker „ heerfchend bederf ten alien tyde zeer geklaagd werd, ~, en welker herflelling niet eerder to wachten is, voor „ dat men zich meer algemeen in den weg flelle, om „ die door nustig onderwys in de Zedekunde zelve in • onderfcheiden ranger en (laaten verbeetert to zien." Hy heeft ten dien einde zyn Werk zodanig ingericht, „ dat het ook byzonder konne gebruikt worden tot on- „ derwys van Leerlingen, die in de Geloofsleere reeds • genoegzaam onderweezen zyn : als meede tot flichting L 1 3 33 en 494 H. A. AITTeN • en opbonwing in het geloof in de lnrisgezinnen der • Christenen, en de onderliuge byeenkomilen der God- • zaligen." Zyn Eerwaerde vooronderflelt, by dit vti• derwys, in den Lezer of l.eerling ene genoegzame kun- digheid van de geloofswaerheden, en we] naer die denk- wyze, well:e in ooze Nederlandfche Kerk algemeen aen- genomen is, als op welke, zyns oordeels, de ware Ze- deleer alleen regtmatig gegrond kan worden. Uit dien hoofde flrekt daii dit Gefchrift inzonderheid ten dienl'e van hun, die dezer leerwyze toegednen zyn; welken 'er op dien grond een nuttig gebruik van kunnen maken, en 'er door opgeleid worden tot de inwendige heiliging van bun hart, en de uirwendige heiliging van hunnen wan- del; om zo God in Christus to dienen, naer lichaem en naer geest, als die hem beiden toebehooren. Zulks komt voornaemlyk in opmerking, by de ontvouwing van den fleet des menfchen in de Natuur en dien in de Ge- nade, welke ongeveer twee derde van dit Onderwys be- flaet. Met overige gedeelte, dat 's menfchen plichten, en de drangredenen tot derzelver betrachting, nagaet, is wyders van een algemener dienst, en behelst ene gere- gelde verklaring der byzondere plichten, welken de Eu- angelieleer voorfchryft, met de ontvouwing der drangre- denen, welke Rede en Openbaring aen de hand geven. Tot een Reel van 's Mans manier van voordragen , flrek- ke zyne volgende onderwyzing , wegens de orde , die men, in de uitoefening der liefdc tot God, zich zelven en den naesten , in 't oog heeft to houden. „ V. Welke is die orde? • A. Dezelve is gericht near de waarheid van het voorwerp; daar God bet hoogile voorwerp van alien is, moet Hy ook boven alien bemint worden door den mensch, ook boven zich zelven, het welk niet alleen zyn groote pligt, maar ook zyn hoogile voorrecht is, om dat de meeste liefde tot God zyn meeste geluk influit: waarop dan de liefde tot zich zelven volgt, en hierop de liefde tot den naasten: zie die orde opgegeeven, Matth. XXII. 37. • V. Kunnen 'er nogtans geene gevalien zyn, waarin deeze orde eenigzins aen eerie zyde moet geflelt wor- den ? • A• Er kunnen gevalien zyn waarin de liefde tot den naasten getrokken moct worden voor de liefde tot zich zelven, als wanneer de naaste in hood is, en net ge. hol- CIIRISTELYKE ZED1UcLR1 R. 495 hol.peu kan worden, zonder merkelyke benadeeling van zichzelven : ook gevallen, waar in de liefde tot zichzel. ven getrokken moet worden voor de uitvoering van con of ander Godsdienftig werk, als waunneer ons tydelyk of eeuwig geluk grootlyks zou gevaar luopen , by de waarneeming van dat zelve : maar de liefdc tot God moot, altyd, voor atlas gaan, en gut ook altyd werkelyk voor, zo wanneer in zulke byzondere gevallen liefde geoefrend wQrdt, nit cen beginlel van gehoorzaamheid aatj t=od. „ V. Komen alle Christenen in dit ftuk nopens die orde overeen ? ., A. Necn : terwyl men voornaanielyk twist over de liefde tot zichzelven: to weten, of die geoorlofd zy? of men die in bet ftuk van Godsdienst mooge bedoelen ? en of die ook voor de liefde tot den naasten getrokkcn mooge wor- den ? „ V. Wat heeft wet voornaamelyk aanleiding tot die twist gegeeven ? „ A. De verkeerde zelvsliefde, welke den mensch van naluure cigen is, en welke hem de liefde tot God en den naasten meestal nit het oog duet verliezen, zo dat. men ook in dit opzi,gt van bet eene uitertle tot het an- dere vervallen zy. „ V. Is de bepaaling van deeze Ilukken van eenig be- Ian! ? „ A. Van een zeer groot belaug; daar dit eenen by zonderen invloed heeft op des Christens geloov en god- zraligheid ; en eene hartelyke overtuiging daarvan byzon- qer ftreht tot bevordering van bet geestelyk leven; ter- wyl dit ]even by tegentellng zeer gefremd word, door volkoome ontl:enntng niet allcen , maar ook door onzee- kerlicid omtrent die ltukken. „ V. Wit is dan bet eer(le bier to bepaalen ? , A. De geaorloofdlieid der zelvsliefde in bet gemeen, welke, behalve uit bet reeds bygebragte, om to toonen, dnt de mensch ook aan zichzelven pligten vcifchuldigt zy (*), nog daarenboven uit twee voornaame bewyzcn kan (*) Onze Autheur naemlyk heeft alvoorens opgemerkt, dat de inrichting van de geheele fchepping en byzonder di..2 des nienfchen, ons derwacrds leid. „ Alle fchepzelen, zegt by, „ zyn door den God, der natuur aan zeekere wetten verbonden, „ ook de mensch ten aaMzien van beide deelen van zvn be- L1 4 „ ftaan 486 II. A. AITTON kan getoond worden, ontleent ui2 de reede en uit Gods woord. ,, V. floe blykt de geoorloofdheid der zelvsliefde uit de reede ? „ A. De neiging, welke de mensch van natuure byligt om zichzelven to beminnen , is niet uit den boozer, of uit des menfcheu zedelyke verdorvenheid , maar uit God bet welk hlykt , om dat dezelve ook plaats had, in den flaat der rechtheid, waarin God zyne vermaaning en be- ]often op dezelve gronddc, en do Satan zyne verleidin,: bet gecn nu van God is, is ten hoogfte gcoorlooft. • V. Hoe uit bet woord van God? • A. Uit bet geen gevonden word Eph. V. 29. daar Paulus zegt, dat niemand ooit zyn eigen vleesch gehaat heeft, waar meede by duidelyk veronderfielt de geoor loofdheid der zelvsliefde. • V. \Vat is bet tweede f'uk bier to bepanlen ? • A. Of wen de zelvsliefde ook in bet fink van Gods- dienst nzoo,~,e bedoclen en behartigen? Veele (luiten deeze daarin geheel uit, zeggcnde, dot de liefde tot God, in- then er liefde tot zichzelve meede verccnigd is, een lou- tere losnliefde zy; daar God no-tons alleen door gene reine liefde wil gedient zyn : de gcoorloofdheid van dit fink kan ook uit de reede en uit Gods woord getount worden. • V. Hoe uit de reede? • A. Dat turn de liefde tot zichzelven ook in de liefde tot God, of in bet ftuk van den Godsdienst mooge in. fluiten, blykt onder anderen daaruit, dat God den mensclt in bet (tuk van Godsdienst opwekke tot liefde tot Hem, door aandrang van do heerlyk(e beloften, en de geducht- fte bedreigingen, in geval van bet tegengeftelde, welke zeker geene kragt zoude hebben, hyaldien God van den mensch wilde gedient zyn, met uitfluiting van alle zelvs- liefde. „ V. „ Roan, 2iel en lighaam; van welke by afgaande de orde van „ zyn be(taan ten cer(te hcnadeclt, en by voortduuring hoe • longs hoe nicer omkeert: 't welk duidelyk doet zien, dat „ de mensch ook aan zichzelven zeekere pligten verfchuldigt „ zy: 't geen Gods woord iusgelyks bevestigt, door verlchei- • de vermaaningen tot betrachting van pligten welke tot den „ mensch zelven behooren : als under anderen Phil. 11. 12. daar „ de Apostel zegt : verkt uwes zelfs aaligluid met vreezen en „ beaver." CHRISTELYKE. ZEDLENLEER. 437 ,, V. Hoe uit Gods woord? „ A. Uit bet geen gevonden word, Heb. Xl. 26, daar van Moles Itaat aangetekent, dat by de verfmaadheid Christi meerder rykdom achttede to zyn, dan de fchatten van Egyp- te, dewyl by zag op de vergeldinge des loons: welk beltaan van Moles ten hoogfte gewettigt word, door bet voorbeeld van den Verlosfer, Heb. XII. 2. „V. Maar word echter niet gevordert , dat de menfchen in bet ltuk van Godsdienst alle zelvsliefcie nit bet ooa verliezen , als de Heiland zegtlVlatth. XVI. C4. dat zo iernarrd achr.cr flern wilde konaen , Izy zicls zelven moest verloochanen ? • A. De Heiland vordert daar meede geenszins , dat de mensch, indien by zyn discipel wil zyn, de Iiefde tot zich zelven verbanne ; daar een discipel van Hem to zyn bet grootf'e geluk voor den mensch intluit, waar door by, bet zelve omhelzende, zich zelven bet volmaaktst lief heeft; maar alleen dat by zich als dan tracht to reinigen van alle verkeerde zelvsliefde , en zelfs ook de meer ge. oorloofde onderwerpe aan de liefde tot God. • V. Welk is bet derde Iluk bier to bepaalen ? A• . Dat , in 't algemeen, de zelvsliefde gaa voor de liefde tot den naasten, bet welk ook uit de reede ell uit Gods woord kan getoont worden. • V. Hoe blykt de geoorloofdheid der zelvsliefde boven die tot den naasten nit de reede? • A. Uit de aanbiddelyke wyze inrichting van de -wet der natuur, welke dit alle menfchen leert, en welke ook zeker van God is , zo als dit onder andereu ook daar nit blyken kan, om dat dit plaats had in den (last der recht- hetd ; daar Eva (*), door lust tot mcerdere wysheid en Gode gelykvormigheid gedreeven , eerst at van de verhoode boomvrucht, voor dat ze haaren man van derzelver me. dedeelde. „ V. Hoe uit Gods woord? • A. Uit bet Goddelyke bevel zcive„ gv zult uwen naasten lief Rebben als u zelven: in welk bevel de waare zelfsiiefde gefleld word tot een richtfnoer , naar bet welk de (*) Deze redeneering van den Eerwaerden Aitton klinkt ons wat vree+nd; daer Eva, naer Ons inzien, reeds nit den flaet der rechtheid gevallen was , toen zy 't hefluit genomen had , om de verboden vrucht to eten. Liever zouden wy deze ge- oorloofdheid gronden , op de nadere hetrekking die de mensoh tot zich zelven, dan tot zynen naasten, heeft. Ll5 488 II. A. AITTON, CHRISTELYKE ZEDBNLEER. de liefde tot den naasten moet ingcricht zyn: hebbende God geen uitdrukkclyk bevel van zelvsliefde in zyn woord willen geeven , om dat die den mensch door de wet der natuur genoeg geleert word. ,, V. Is de liefde tot zich zelven (zo als die tot bier toe befchouwt is) alleen geoorlooft? „ A. Neen : ze is ook daarenboven ten hoogfle betaa- melyk en noodzaaklyk? • V. Hoe blykt de betaamelyklacid der zelvsliefde? • A. Het tegengefie!de der zelvsliefde, de haat tegen zichzelven, fluit in zich de groottle ongerymdheid , ver- foeieiykheid en flraffchuldigheid voor God en menfchen, wier belangens daardoor grootlyks veronagtzaamd worden, terwyl de waare zelvsliefde die zeer hevordert, behalves dat dit uit Gods gebod van zelvsliefde genoegzaam blykt. „ V. Hoc blykt de noodzaakelyklaeid? • A. 't Is niet alleen voor de zaak van God en des naallens welzvn van groot belang, dat de mensch zich zelven op ecne rechte wyze lief hebbe ; maar 't is ook onmogelyk , dat de mensch een eenigen pligt omtrent God en den naasten uitoeffene , zo by de waare zelvsliefde niet betrachte : hoe zal iemand de zaak van God kunnen voor. flaan , en de belangens van anderen bevorderen , wanneer by zich , wegens gebrek aan behoorlyke zelvsliefde , van de daartoe noodige vermogens en begaafdheden outbloot heeft ?" fPlan van een Leerboekje voor de jeugd, in de voornaam- le waarheden van den Godsdienst en de Zedeleer. h Hoorn by L. Vertnande, 1786. In gr. octavo 22 bladz. i\Taer luid der Voorreden van dit Gefchrift, heeft hetGe. nootfciap , 't welk ten zinlpreuke voert , Ten nuttc van het Kristendom (*), de gewoonte , van zomtyds on- der elkander eene vraeg over het een of antler onderwerp uit to fchryven, die dan door ~dn of meerder Ledeu be. antwoord wor.i : en hieraen is men het opflel van dit Plan verfchuldigd. 'l;r was naemlyk de volgende Vraeg uitgefchreven. „ Kan 'er in de Vraagboekj-s, die ,, men (*) Zie, wegens het Plan en oogmerk van dit Genootfchap, boven, bl. 322. -PLAN VAN BEN LEERBOERJE. 489 „ men, in bet onderwyzen derJengd in de waarheden van • den Godsdienst, gewoonlyk gebruikt, eenige verbete- ,, ring gemaakt worden? Zo ja! Kan die verbe- • tertng dan gemaakt worden; of ten aanzien van de in. • richting, of ten aanzien van de waarheden zelve, of in • beide opzigten?" Ter nadere oplieldhnge dient, dat men in dezen het oog niet heeft op kleine Kinder-vraeg- boekjes; ool, niet op bet bepielde onderwys wegens de leet'begrippen der Hervormde Kerk; maer op Leerboekjes voor de middelclasfe der Jeugd , waerin wel niets voor. komt flrydig met de aengenomen Hervormde Leer; doch waerin ook het chara6teristyke dier Leere niet hehoeft ge- meld to warden ; gaende de daermede beoogde onderrich- ting over dat gedeelte der Christelyke Leere, waeromtrent onder de Christenen geen twist is, maer alle belyders van het Christendom overeenflemmen. Een welwikkend oordeelkuudig Schryver verldaert , ter beantwmordinge dezer Vrage, dat 'er, zyns agtens, „ in ,, de Vraagboekjes , welke thans in gebruik zyn, cene • verbetering kin gemaakt worden, zo wel ten aanziert • der inrichtinge, welke in nile Vraaghoekjes byna de- „ zelfde is, als ten aanzien van de Onderwerpen zelve, ;, welke daarin behandeld worden." En by deelt daerop zyn Plan deswegens, met nevensgaende beredeneerde aen- merkingen, mede. In de eerfle plaetze flelt by voor, de nutloosheid vande gewoone inrichting, volgens welke de Jeugd Antwoor. den van buiten leert, die ze veelal ntet verflaen. Bet komt hem beter voor, der Jeugd alleenlyk de Vragen op to geven, en de Antwoorden voor hunne rekening to It- ten, zo echter dat men aen dezelve ene gefchikte handlei- ding verlene. Zyn Plan zou des zyn een Leerboekje voor de ~eugd, op deze wyze in to richten. Op de eene blad. Hyde zouden alleenlyk de vraagen, zonder bygevoegde and. svoorden ftaan. En op de tegenoverfaande bladzyde, zou. den de eerfe Thaarheden van den Natuurlyken en Geopen- baarden Godsdienst, overeenkomftig den Inhoud der vraa;. gen , niet andwoordswyze, naaar in een aaneengefchakeld vooi tel, of doorlopende redencering , befchreven worden. Bier door zou men de Jeugd ongemerkt tot denken , tot bet gebruiken van eigen oordeel, brengen, en ze zou, de antwoorden zoekende, of den vorm van antwoord geven- de, aen 't geeu zy op de overflaende bladzyde lezen, ant- woor- 490 PLAN VAN EEN LEERBOERJE. woorden beter verftaen , en alzo tot de rechte kennis dcr waerheid komen. De Autheur dit zyn Plan van Inrichting breeder ont- vouwd, en als nuttig aengedrongen hebbende, laet zirh vervolgens insgclyks nit, over de ver.)etering der gewoure Vraegboekjes, ten aenzien der Onderwelpen. Overeenkom- flig met de nadere opheldering der voorgeftelde Vrage, is by van oordeel , dat een Leerboekja voor de beoogde mid- delclasfe der Jeugd, met betrekking tot bet Leer(lellige, alleenlyk behoore to behelzen , de hoofdwaerheden van den Natuurlyken en Gcopenbaerden Godsdienst; wordende bier Diet nicer vereischt, dan ene onderrichting in dat geen waerin alle Christenen overeenftemtnen ; of wel al- leenlyk ene onderrichting in die eertle waerheden , welke men met reden kan onderftellen, dat Diet boven bet be- reik van de vermogens dier Jeugd zyn. --- „ ED zo moe- • ten dan ook, (vervolgt hy,) deeze waarlteden Diet in • cone onverllaanbaare myltike taal en knnsttermen van • eene raadfelachtige of willekeurige betekenis, maar (zo „ veel mogelyk) met zodanige bewoordingen befchreven „ worden, welke de vatbaarbeid der jeugd Diet overtly- • gen." Hier benevens komt, met opzicht tot de Onderweapen, nog in overweging , dat zodanig een Leerb )ekje Diet al- leen, ten aenzien van 't Leer(tellige, de Hoofdwaerheden behoore to ontvouwen, maer dat ook een kort fwne)Vlel van de Iiristelyke Zedekunde 'er Diet in moete ontbreken. J-lieromtrent heerscht, volgens zyne opmerking , een oud en algemeen gebrek in de gebruikelyke Vraagboekjes dcr Hervorm le perk, en dit noopt hem to nicer , om 'er by- zonder op tlil to then. Zulks doet hem zich opzetlyk verledigen , om aen to toonen , „ hare onontbecrlyk de ker- „ nis der Iiristelyke Zedeleer is voor den Kristen , en • gevolglyk hoe noodzaaklyk dezelve in eon Lce;-bot:kje, • waaruit men de Jeug i moet onderwyzen , vereischt • wordt." Op bet ern(tig en bondig aendringen van dit zo noodwendig vereischte , laet by zich ten befluite al- dus honren. „ Men vergunne my, nit veele bedenkingen, welke my over dit Onderwerp voor den Geest koinen , alleenlylc deeze volgende bier to mogen byvoegen , en dairmede zal ik dit an1woord afbreeken. Her is van zeer veel aanbelang , ik noem bet zelfs noo,lzaaklyk, dat men de Kris- PLAN VAN EEN LEERBOEKJE. 497 Kristelyke Jeugd eene waare hoogachting cn verflandigen yver voor de zutverheid der Leere inboezeme, om daar- door eene verderflyke koelheid omtrent de Godlyke Ge. loof leer van Christus voor to komen. 1Vlaar bet is bui- ten tegenfpraak niet minder belangryk, niet minder nood- zaaklyk, dat men vroeg beginne om haar de Kristelyke Zedenleer in to fcherpen. Alle Kennis en Geloof, fchoon nog zo rechtzinnig, zonder de praktyk of oeffening , kan niemand gelukkig maaken. Daar is geen grooter gebrek, en tevens geen grootere verachtiug , die men den Kristen kan aandoen , dan dat men van hem zeggen moet : by is anders vry rechtzinnig in zyne gevoclens, maar het ergfle is, dat 'er in zyn gedrag zo veel to berispen valt. En moet zodanig een gedrag niet als ten grove dwaaling, als eene leer verderflyke Kettery worden aangemerkt? le- maud die verfierd is met een ongemeen geoellend en bet allerrechtzinnigst verfland omtrend de waarheden ; doch geen dengd noch Godsvrucht bezit, is even als iemand, die begaafd is met eene ongemeene flerkte, maar die hem tot niets kan dienen , om dat by blind is. Terwyl dan de Leer der Zeden zo gewigtig en ten ui. terflen belangryk is , zo zoude de uitvoering van dit Plan nog volmaakter weezen, indien mete, behalven het gemel- de port ftmenflel van de Kristelyke Zedenleer, onder de behandeling zelve van bet Leerflellige , de voornaamfle Zedenplichten, die nit de I eerflukken natuurlykst voord. vloeijen, den Leerling in cen treffend licht voorftelde, en alzo by iedere waarheid des geloofs derzelver hyzonderen invlned op bet gedrag aan to wyzen, en door dat middel de Jeugd to leeren, hoe zy zich altyd en in alle byzonde- re omftandigbeden,overeenkomftig de erkende waarheden, to gedraagen hebbe. - Op deeze wys zal de Jongeling van zyne plichten duidelyker overtuied worden; by zal door derzelver billykheid meer getroffen worden , en zy zullen in zyn hart, dat nog door anngenomen be ~infelen minder misvormd is, heilzaame, onuitwischbaare indruk. ken maaken." St. 492 S. RAVII SL+BALDI RAVII Oratio Panegyrica in natalem centefimum et quinquagetimum Academia Trajectinx, diFta publice in Templo urbig primario, die 3`I Maji, 1786. Trajec'ti ad Rhenum, ex otlicina 1. a Paddenburg , 1786. In quarto maj. f. 43 PP- V at1 Utrechts beroemde Hooge School , plegtig inge- wyd op den 16 Maart 0. S. des jaars 16,16 , vier- de men , den 27 ill aart N. S. , des jaars 1736, ftaatlyk bet Eeuwgetyde , by welke gelegenheid de Hoogleeraar 4rnold Di•akenborch , in eene openbaare Redenvocring, de heuchlyke opregting dier Academie , en derzelver ge- wenscht gevoig, ontvouwde. i'';n 't heeft den tegenwoor- digen Beftierderen deezer 1-looge Schoole goedgedagt , in dit jaar 1786 een Jubelfeest uit to fchryven, om plegtig to gedenken aan het dricmaal vyftig- jaarige in fiand houden dier Voedfterplaatfe der Weetenlchappen ; welks viering, ter oorzaake van min gunilige omltandigheden, uitgefteld is tot den 31 Nlay. Ten then dage heeft de Hoogleeraar Ravius eene Redenvoering openlyk uitgefprolcen, waarin by, na eene voorafgaande befchouwing van de oorzaaken, die zamen geloopen hebben , om deeze Academic in 't cinde der voorige en 't begin der tegenwo rdige Eeuwe, nicer dan in vroegere dagen , to doen bloeien , boven al het oog vestigt op den gelukkigen Nat der Hooge Schoole , zo ten tyde van 't Eeuwfeest , als voorts geduurende de laatfte vyftig jaaren, die zedert dat Eeuwfeest verloopen zyn : bet welk deeze Redenvoering, in dat opzigt, ver- knogt met de bovengemelde van den Hoogleeraar van Drakcnborclc. Ook is bier bygevoegd eene agtervolgende Lyst der Hoogleeraaren , welken, ziuts bet jaar 1736 tot bet jaar 1786, in deeze Academic, de leergierigen tot de kennis aller foorten van Weetenfchappen opgeleid en daar- in onderwys gegeeven hebben : mitsgaders een dergelyke Lyst der jaarlykfche versnderingen van 't Recioraat, fcaan- de dat tydbeftek. By 't melden van den gunftigen Nat der Academic,kan de Hoogleeraar niet of zyn van to erkennen, dat bet getal der Studenten , zo binnen- als buitenlandfchen, te- genwoordig minder is , dan in voorige jaaren : dock dit lot, merkt by aan, heeft de Utrechtfche Academic groot- lyks gemeen met onze andere Hooge Schoolen. De Bui. tenlanders blyven meer dan voorheen, onder de Hoogleer- aars ORATIO PANECYRICA. 4)3 aars in bun eigen Gewest; en wat het afneemen van bet getal onzer eigeu Studenten betreft , zulks heeft men, zyns oordeels, mzotiderheid toe to ichryven, aan de ver- keerde cpvoeding, bet verwaarloozen der oefeninge in de laagere Schoolen , en de nunagting der Geleerdheid onder de Natie. Veel doet 'er ook toe, vervolgt by , dat 'er eene foort van Land-Leermeesters is opgetlaan, die 't ge- heim fchynen gevonden to hebben , van zig bekwaam to niaaken, om hunne Leerlingen Diet alleen de certle be- ginzels, maar ook het weezeulyke van allerleien flag van Wcetenfchappen, als 't ware, in to gieten; 't welk, by de verwaarloozing veeler noodige kundigheden , en eener gegronde Geleerdheid , nadeelige gevolgen , zo voor de Academic als voor de Kerk, heels. Wyders is ook de toevloed tot de Utrechtfche Academic in 't byzonder, in deeze dagen, Diet weinig belemmerd geworden, door de heerfchenue onlusten aldaar ter Stede , in welken onk de Academic ongelukkig gedeeld heeft: dan by vleit zig met de verwagting, dat de nu, in de Academic, herltelde rust Diet ligtlyk weder veritoord zal worden. Vcrltandelingen vwi het Bataviaasch Genootfc/urp der Kun- fteu en WcetenJchappen. Vicrde Deel, net Plaaten. 7e Rotterdam by R. Arrenberg, en to Amftcrdam by J. Al- lart, 1796. Behalven het Voorwerk, 568 bladz. In gr. octavo. Het inenten der Kinderpol cr gij zijt, dies to ferker moest ee fchok zijn , zo dezelve u zoude in beweeging brengen. Hoe ligt- vaardiger gij zijt, dies to zwaarer woest het eewigt zijn, 't welk uwe ongeftadieheid binnen haare paalen beperken moot. Met Ecn woord, hoe grooter de gevaaren zijn, waar aan gij bloot gefeld zijt, on hoe gewigtiger dat geene is, waar toe gij in 't toekomende gcfchikt zijt, dies re zorgvuldiger en firenger moot uwe opvoeding zijn. Beklaag u niet, in. then bet mogt gebeuren , dat die ernfige oefeninl;en, mislchien reeds in uwe vroege jeugd, met u ondernomen worden. Zoudt gij 'er wel over, kunnen klaagen , dat gij to vroeg opgeleid waart tot omziehtigheid , dat gii to vroeg geleerd had, de klippen to kennen en to mijden, aan welke uwe welvaart (chip_ breuk zou hebben kunnen lijden. „ Murmureert dan ook niet, dat de Voorzienigheid over 'talgemeen zo dikwerf bittere en finartelljke gewaarwordingen verkieze tot middelen , om haare kinderen recht verfandig en gelukkig to maaken. Moet gij niet zelf bekennen, dat alleen- lijk de roeping en de opwekking tot pligt en deugd, welke aan uw verfand gedaan worden, niet dan zeer zeldzaam den ingang tot uw hart vinden ? Dat zelfs uw dagelijksch verlan- gen , naar genoegen en gelukzaligheid, altijd nog eene to zwakke misletdende drijfveer voor u is, en alleenlijk, door de vrees voor (marten geferkt, wel gefchikt en geregeld wordt? Want de zucht naar genoegen, de begeerte naar een Heeds too- OVER DE VOORDEELEN DES TEGENSI'OEDS. 559 toeneemend geluk, hoe fterk en magtig dezelve ook op zich zelve is, en hoe vast men ook van dezelve zoude verwachten , dat zij elk meest aanfpooren, tot de omzichtigfie en flrengfte beproeving van alle daartoe dienende middelen : is echter niet alleen veel onzekerer en verleidender, maar ook veel zwakker en toegeevender, dan de drang , de onwederflaanbaare drang, om fmartelijke aandoeningen van zich of to keeren, en een naderend ongeluk to ontduihen. Want de hoop, om een ge- liefkoosd vriend to omhelzen, kan wel onze fchreden verdub- belen; maar de vrees, van door een vijand achterhaald to wor- den , of een anderen in de handen to vallen, geeft zelfs aan den•vermoeiden wieken, en i'erkt de oogen van den kortzien- den." Verhandeiing over bet Bestier der Zeden. Uit het Fransch ver- taald. Te Amfterdam, by G. Born , 1785. In gr. 8vo, 358. bladz. E en tot nog net volledig uitgewerkt Voorflel, wordt in de fnleiding van dit Gefchrift opgegeeven; orn naam;yk, „de • kragtigfte , maar to gelyk de zagtfte en best doenelvkfte • middelen aan to wyzen, om de Zeden to doen heerfchen „ in eenen burgerlyken fl2at, haar gebied uit to breiden, en • derzelver bederf voor to komen of to ftuiten." - --- Onze Autheur noodigt alien, die. het gewigt van dit onderwerp be- grypen, en het zelve ter harte neemen, uit, om 'er hunne aandagt op to vestiges , en hunne overdenkingen over 't zelve gemeen to maaken. Ely gnat hwn tevens ter aanmoediginge voor, en fchikt deeze Bladen, om zyne gedagten deswegens ter beproevinge mode to declen. Ten cinde hierin op een regelmaatigen voet voort to gaan, ontvouwt by eerst wat men door do Zeden to verftaan heb- be, en daaraan heft by eene befchouwing van den tegen- woordigen ftaat van 't geluk en do volmaaktheid van 't Mensch- dorn. Zulks leidt hem tot het nafpooren van de tekenen des bederfs in de Zeden , en vervolgens ter overcveeginge van de ver(cheiden dryfveeren, die op do Zeden werken, waar van deeze drie de voornaam(len zyn; het Voorbeeld, het Gevoc. len en he t Gezag , die elk eene byzondere befchouwing vor- deren , waar toe onze Schryver zich voorts verledigt. Met de befchouwing van de kragt van 't Voorbeeld kan by aiet afzyn van byzonder hot oog to faan op do Mode; en even zo min kan hy, handelende van de uitwerking van 't Gevoe- len, nalaaten opzetlyk to gewaagen van den invloed der ver- keeringe van de Vrouwen op hot Gevoelen, en even daar door op do Zeden. Na de ontvouwing, hiervan komt eindelvk nog hot Gezag in aanmerking, waaromtrent de Autheur in de eer- Q q 3 ile 560 VEf IIANDELTNG fle plants toont , hoe bet Opperfte Gezag, meer belang, dan eenig ander, hebbe in do besvaarin' der Zeden , en voorts opmerkt, dat hot ook nieer middelen heeft, orn zyn gezag to handhaaven , wanneer de Zeden regeeren ; om ze to rug to roepen, wsnneer zy to vvrre geweeken zyn, en om ze to bewaaren tegen alles wat haar kan bederven of verarderen. En hierop beftemt by her ovcrige van dir zyn Work, ter aan, wyzinge van eenigen dier middelen. Vooraf gaat nog eene Verhandeling van de vericheidene loorten w .n Re geerinen , mitsgaders van de Wetten, in derzelver betrekking tot' de Zeden befcbouwd, en dan vestigt de Autheur bet oog op de volgende byzonderheden. Her nationaple Onderwys ; de Vry- heid der Drukpers; den Arbeid en de Ledigheid; de open. baare Vermaaken; do Schouwfpelen; de toegelaaten Vermaa- ken; de huislyke Vermaaken en die der Maatfchappy; de Overdaad; de Verge ding en andere middelen om de Deugd aan to moedigen; de Straffen; de opepbaare 13erisping, en den Godsdienst. Alen ontmoet hier omtrent her een en 't finder veele leezenswaardige bedenkingen en heilzaame raad- geevingen , die meerendeels min of meet met vrugt in 'twerk f;elleld zouden kunnen worden, naar den verfchillenden toe- fland der Nation, welke bier Reeds ten naauwkcurigfte in agt gcnomen behoort to worden. Dan mogelyk denkt iemand, waartoe dit alles? De zaaken der Wereld zyn zo wel aan de beterende hand, dat zulk eene navorfching Diet noodig zy; of wel, her verkeerde heeft zo fork de over- hand, dat her tog Diet to ftuiten zy. Onze Autheur heeft deeze bedenking wel voorzien , en 'er zig daarom ook over uitgelaaten, zonder to beflisfen , of de Wacreld beter dan erger geworden zy, in onze dagen ; als blyvende intuslchen, hoe men dit ftuk befchouwt, her voorgeftelde onderwerp van een wezenlyk gewigt. Zie hier, hoe by de gronden ter we- derzyde voordraage, en waartoe de befchouwing daarvan hem leide. „ Zy, die alles wel vinden, die gelooven, dat alles ge. duurig beter gaat, en die denken , dat he, best is, de Wae- reld to laaten gaan, zo als ze gaat, gronden zich voornaam- lyk op deeze twee vooriellingen. „ Onze genietingen zyn vermeerderd, en vermeerderen nog dagelyks; daaruit volgt her natuurlyk geluk; de geesten zyn opgeklaard, en worden dagelyks nog meer Opgeklaard; daar van dawn her zedelyk geluk. ,,Men kan Diet ontkennen, zeggen zy, dat onzegenietingengrootlyks vermeerderd zyn , voornaamlyk federt twee of drie ecu- wen ,en dathetgetal derzelven nog dagelyks vermeerdert. Al le do ontdekkingen, die men gedaan heeft, en die men nog dage- lyks doet, in allerley foorte; die aanwas van volmaaktheid in alfe kunflen ; de reizen, de ondervindingen , de geduurige Vourt- OVER HET BRSTIER DER ZEDEN. 561 voortgangen des koophandels, en der fcheepvaart, loopen al. len faamen, om ons den hoogficn trap van 't natuurlyk geluk to belooven', en to bezorgen. De gantfche Waereld opent ons than eene menigte fchatten, die voorheen onbekend waren; de Natuur heefc geen voortbrengiclen mecr, die voor den be. fchaafden mensch verborgen zyn, en de nyverheid, die dezel- ven to werk ftelt, brengt ons alle oogenblikken duizend kortftondige genoeglykheden , duizend aangenaame gevoelighe. den, die to vooren onbekend waren. De ICoophandel heefc alle de dee!en van den Aardkloot famengevoegd, de mensch is de gebuur geworden van alle menfchen, en alle menichen zyn teeenwoordig de verftandhouders van elkanderen. De ver. maaken zyn tot in 't oncindige verfeheiden geworden, de ge- rievelykheden zyn vermenigvuldigd , de fchrandere uitvindingen bezorgen ons dagelyks nieuwe middelen om onzen fmaak to voldoen , en in onze behoefre to voorzien mat den minfletn trap vsn moeite en van arbeid; de weg dcs !evens, voorheen met doornen bedekt, is thans befirooid met bloemen. Indies zelfs deeze voordeelen niet tot alle menfchen in gelyke deelen komen, gelyk de regen van den hemel, of de ftraalen van bet licht, zou maakt deeze ongelykheid eenen nieuwen band tusfchen den ryken, die aan den armen de middelen tot zyn beflaan bezorgt , en den armen, die aan den ryken de midde. len bezorgt, om zynen fmaak to voldoen; zy bevestigt die wederzydfche afhangelykheid , die, hun wederayds welzyn bevorderencle, hen dierbaar voor elkanderen maakt. „ Mar onze lofredenaars, van onze eeuwe, vinden vooral hot voordeel aan hunne zyde, van den zedelyken kant, door deezc eeuwe met de voorgaanden to vergelyken. De duister. nisfen, die bet gelaat der Aarde bedekten, zyn verdweenen, en verdwynen nog dagelyks; bet licht breekt aan alle kanten door , en de men!chen zyn verlicht omtrent hunne rechten. De Wysbegeerte heefc de reden op den throon gezet, en de paalen van hair gebied uitgebreid, zy heeft bet vooroordeel begraaven, en het juk der bygeloovigheid verbrooken; zy heeft het oppertie gezag binnen zyne juiste paalen beflooren, zy heeft de onderneemingen der burgerlyke en godsdienfl:ige tyranny gefiuit, zy heeft de onverjaarbaare rechten der Vry heid hernoomen, ~y heeft bet ryk der verdraagzaamheid ge. vestigd. - Door haare zorgen is de kennis van to regee. Ten volmaakter geworden , zagte en wyze wetten hebben do piaats der garbaarfche wetten en gebruiken ingenoomen, veel gezonder grondrogelen beitieren de ftaatkunde, de oorlogen zyn minder wreed , en de vrede is langduuriger; duizend on. gerymde gebruiken zyn verdweenen; zy heefc de menschlie- vendheid ingevoerd, en met Irnar die befchaafdheid, die zich door alle Raaten verfpreid heeft, gelyk door alle de rangen der Braatl'chappy , en by alle befchaafde volken. In een woord, Q n 4 zJ g()2 VERIIANDELING zy heeft den grond ontgonnen en verbceterd, op welken bet geluk des menschdoms moot ingeoogst worden, en wy mogen eindelyk uitroepen : De waarheid heeft overwonnen, en het Menschdom is behouden! „ Laat ons hot blaadje cons omkeeren, laat ons tegen over dit luisterryk tafreel dat aellen , welk ons de mensch zal ver- toonen, wiens fomber penfeel zich niet anders, dan omtrent de droevig(te voorwerpen, fchynt to kunnen oefenen. „ Hy zal in deeze voorgegeevene vermeerdering van goede_ ren, van rykdommen en van genietingen niet anders zien dan con aanwas van moeiten, en cone bron van ongelukken. Hier eene menigte van menfchen aan deeze ontdekkingen opgeof- ferd , van anderen in nog grooter getal, tot de noodige were ken , om ze in 't work to ftellen, veroordeeld, zonder in de vrugten to kunnen deelen ; fmertelyke en verdrietige beroovin- gen; vermeerderde behoeftigheden, zonder ze to kunnen vol- doen; daar verdrietige menlchen in 't midden hunner genietin- gen, en die onder derzelver gewigt bezwyken, den afkeer der zotheid ondervindende, en meer bezig met de zorg om zich nieuwe begeerten to verwekken, dan met die om ze to vol- doen. Aan de zyde deezer nieuwe rykdommen ontdekt by nieuwe onderwerpingen, die de bezitters zich op den hals baalen , en die hen meer in hunne vryheid doen verliezen , dan zy hunne genietingen aanbrengen. Ingevolge van die nieuwe genietingen, zal by nieuwe, en to vooren onbekende ziekten zien, verwytende aan die geenen, welke zich daar aan overgegeeven hebben, de buitenlpoorigheden , waartoc dezelven hen vervoerd hebben. Hy zal zien , dat bet nlenfchelyk geflacht veel nicer in kragt en flerkte ver!iest, dan bet in behendigheid en fchranderheid heeft kunnen winnen.- Hy zal gelooven to zien, dat deeze fchranderheid alzo ver. nuftig is in de kunst van zyns gelyken to befchadigen , als inn die van hen to vcrlichten. Hy zal in deeze nieuwe fchatten nicuw voedfel zien aangebooden aan den nyd, en aan do wanorde; en de ongerustheid en bitterheid over bet gantfche Ieeven des menfchen uitbreidende. Hy zal de gierigheid en do verkwisting, do goederen, waar van do menfchenl efde zich hadt kunnen bedienen, om bet lot van eene groote menigte elendigen to verligten, met eene gelyke hardigheid zien oplluiten , of verfj)illen. Fly zal do leedige en wellustige ovcrdaad do handen in haaren dienst zien houden, welke hadden kunnen gebruikt worden, om de noodigfte behoeften voor den mensch to bezorgen , en to vermeenigvuldigeu, en waarvan duizende ong&lukkigen nu go- noodzaakt zyn verfteeken to blyven. --- Hy zal de behoeftig- heid genoodzaakt zien, zich to vernederen tot bedelary toe, en op alle hoeken van do firaaten to betuigen tegen deezen vourgegeeven algemeenen voorfpoed , die tot hair toe nier kan door- OVER HET BESTIER DER ZEDEN. 563 doordringen. Hy zal, in een woord, de Aarde nicer en meer bedekt zien met menfchen, die over hun lot mis- noegd zyn, en veroordeeld om dat van Tantalus to ondergaan. -- Eindelyk met toe to flaan, dat her menschdom ryker is geworden , geeft by voor, dat bet daarom niet gelukkiger is geworden. „ De Zedelyke zyde zal zich op geen voordeeliger wyze aan zyn oog opdoen. Deeze voorgewende aanwas van kun- digheden heeft, volgens hem, niets anders voortgehragr dan verblinding; by befpeurt daarin sneer dwaallichten, die ge- fchikt zyn, onw van den regten cveg of to leiden, dan toort_ fen om op denzelven to geleiden. By ziet de dwaasheid en de zotheid dagelyks nieuwe gedaanten aanneemen, en haar ryk uitbreiden, naar maate de voorwerpen vennenigvuldigd worden. fly ziet bet eigen-ik-dom (egoismus) dagelyks toe- neemen en uitfluitender worden; by ziet den mensch zonder ophouden een mededinger van den mensch zyn ; zich niet meer betrouwende op de vriendIchap, en nog minder op die beleefdheid, welke Iomtyds haare plaars inneemt, en waar. van de ondervinding hem elk oogenblik onderricht. By ziet de verachting der welvoeglykheden insgciyks alle flaaten in- neemen, in de Paleizen der Koningen indringen, zo wel als in de Raadsvergaderingen der Volken, en in de heiligdomtnen van den Godsdienst en van bet Recht. By ziet dat bet recht van den lterkilen overal den mond der billykheid toefluit, aan bet Recht der Volken een ftilzwygen oplegt, en zich boven zyne oude plegtigheden ftelt, die weleer tot een zeker punt de waarborg der Volken waren. Met de oorlogen zo lang niet to onderflellen, gelooft by, dat zulks minder de uitwer- king van menschlievendheid , dan van onmagt is; en indien zy in zekere opzigten zo wreed niet zyn , zo gelooft by, dat zuiks is tilt vreeze voor fchaverhaling, en geenzins toe to fchryven aan medelyden. Wat hetreft bet geen men vrede noemt; zy fchynt hem altoos toe; eenen heinielyken en verbor- gen oorlog voor uit to laaten zien , waarin men elkanderen zoekt to verzwakken en to befchadigen , terwyl men bet gun. Rig oogenblik afwagt , om then to doen uitbarflen. „ Maar hoe veele heilzaame planren z'-,et by niet, op dee- zen grond, die door de nieuwe Wysgeerte ontgonnen en be- bouwd is, door de kwaalyk bellierde of kwaaddoende handen uitgerukt, aan de zyde der kwaaden, welke zy voorgaven uit to roeijen. Hoe veele boonien , zo nutrig door hunne vrugten, als door hunne fchaduwe, heeft zy niet in dat geese omge_ houwen, welk zy bet bosch der vooroordeelen noemt; hoe vee- le kwaade zaaden zyn aldaar niet verfpreid! Aan den anderen leant, ziet by die zelfde Wysbegeerte altoos meer bezig met af- breeken, dan met boo wen, met twyfelirgen to verlpreiden, dan met waarheden aan to b+eden, zockende Zomtyds de fon- Q q 5 da- 564 VERHANDELTNG OVRR NET RESTIER DER MEN. damenten der Zedekunde to verzwakken, en fomtyds dfe van afle Ibort van gezag; misbruikende de voorrechten der vryheid, om de losbandigheid in to voeren ; verbreekende de teu. gels, die best gefchikt zyn , om den ondeugenden mensch in bedwang to houden; de oude borstweeringen weg. rakkende , die her recht van het onrecht, en de ondeugd van do deugd fcheiden , om draaden in derzelver plaa.ts to flellen, die zo zwak als onmerkbaar zyn; geen andere beginn felen der Zedeiyke daaden erkennende, dan het byzonder be- lanR, dat binnen den kleinen omtrek van 't menfchelyk leeven beflooten is. f1v ziet eindelyk byna de geheele Waereld, verleid door de ftem deezer nieuwe meesters, hunne leer gre. tig omhelzen , en do overhand neemen, om zich , zonder bedwang, aan alle haare ongeregelde begeerten over te geven." Onze Autheur neemt het niet op zich, om hieromtrent eere bepaalende keuze to doen, en 't komt hem voor dat 'er van weerkanten vooringenomenheid plaats heeft; en wat 'er ook van zy, by bewcerr dat de Waereld niet veroordeeld is, tot cone gePadig toeneemende verergering, maardatdezelveaan veele omwendingen onderworpen is, die haare kenmerkende voortekenen hebben , waar van do oplettende met vrugt ge- bruik kan maaken. „ En das kan men, befluit hy, zo men wit, de Waereld wel laaten gaan zo als ze gaat; maar men moet niet nalaaten to trachten, haaren gang zekerder to maa- ken; haar de kwaade happen aan to wyzen; haar do diepe fpooren to doen vermyden, die zy zich geduurig inaakt, wan- neer zy zich zou kunnen beflyken; dyken op to werpen tegen de ftroomen , die zy op haaren weg zou kunnen ontmoeten; en leuningen to flellen aan de kanten van alle de wegen, die gevaarlyk zyn, en waar hot hoofd haar zou kunnen draaijen." Nederlandfc.be Rei ,en, tot bevordering van den Koophandel , na de nicest afgelegene geivesten des Aardkloots. Doormen,gd met vreein- de lotgevailen en menigvuldige gevaaren, die de Nederiandfche Reizigers hebben doorgeftaan. Met Plaaten. Negende Deel. Te Am/lerdam by P Conradi , en to 11av1?:gen by V. v. d. Plaats 1786. lit gr. oElavo, 144 bladz. Van twee Reistogten, wordt ors in dit Deel verflag gegee.yen. De eerlle is die van Hendrik Ila,menaar, na do Oost- indien, zedert het jaar 1631 tot hot jaar 1633: by welke men, daar 'er in dit en andere vroegcre Reisverhaalen meermaais go. wag gemaakt is van 't Keizerryk Japan , eenc belchryving van 't rnerkwaardigfie in dat Getwest gcvoegd heeft : en daar by homt dan voorts Abel Tasinans, Reize na Nieuw Guinea , of het or,- bekende Zuidland. bide deeze togten behe!zen , de laatfce ten nanzien van do toenmaals nieuwe ontdekkingen, en de eerie met opzigt tot het vonrtzetten van den handel, vcrlchei- den byzonderhedeu: ook geeft bet dryven van den handel ;:nn 11a- NEDERLANDSCHE RRIZEN. 565 I3agenaar, meermaals gelegenheid , tot bet befchryven van dee- ze en geene plaatzen, alwaar by zig, ter zaake van den han- del, eenigen tyd ophield. Tot een voorbeeld bier van ver- frekke, 't Been by ons meldt, wegens Bandaargameron , en 't daar omtrent gelegene in de fraat van Basfura, of aan den ingang der Perfifche Golf. „ Bandaargameron was , zegt by, niet lang geleden , flegts cen dorp, of I:ever gehucht, bewoond van Visfchers, der- waards gelokt, door de gercedheid der plaatze, en zijne Jig- ging aan de Perfifche Golf. Zints do veroverifng van hot daar tegen over liggende eiland Ormus, door de Perfiaanen op de Portugeezen, hebben de Engeliche, Hollatidfche en Moorfche Schepen, die bet aandoen, bet doeri aangroeien, tot cen vry aanzienlyk vlek, bet welk dagelyks toeneemr. Want Per ver- fchynen Kooplieden en Reizigers van Ispahan , Siras, 1-lara en de omliggende plaatzen. Zy verfchynen Per jaarlyks in Slagt- maand, wanneer de hitte een weinig geminderd is, en men Per voeder voor de kameelen en do ezels der Karavaanen in de meeste ruimte vindt. Van bier dat men 'er, in lien tyd,eerie groote menigte Kooplieden aantrefr van verfchillende Nation , welke aldaar zamenbrengen verfchillende zoorten van goede- ren, gouden foffen, fluweelen, armozynen, ruuwe Zyde en nicer andere. Zy haalen van daar de goederen, voor hun land voegende. ,,De huizen zyn zeer ruim, en naar de wyze des Landsge- bouwd; de fondamenten drie of vier voeten deep in den grand. Zy worden gemaakt van een foort van Been, befaande uit Irlel, gehakt tiroo err paardemest, onder een gemengd, en met Zeewater gekneed. Van deezen deeg uraaken zy feenen , wel ke zy in de Zon laaten droogen. Dan neemen zy froo, de- wyl bet hout to dour is , Ipreiden bet in 't rond , langs den grand, en leggen 'er con laag deezer fleenen op; dit beurte- lings leggen van een laag froo en feenen, gnat tot een mars hoogte, wordende de laagen , naar gelange zy hooger Him- men, een weinig binnenwaard gelcid. Dan leggen zy een vuur aan , binnen bet gebouw, en laaten bet branden, tot dat do brandende foffen verteerd zyn Vervolgens werpen zy Per em weinig ongeblnscbte kalk op, en roeren met fokken alles to zamen in de fondtrntetiten, dezelve belproeiende met Zec. water, tot dat do fteenen doornat zyn , dit verbindt hen zo vast to zamen, dat geen Tras vaster zyn kan. Op deeze fon_ damenten, worden gelcid vierkante fukken klei, gehaald uit groote en diepe vaarten, alwaar men hot van eerie goede loort vindt: in do Zon gedroogd, zyn ze als groote gehouwen free_ nen, en maaken zeer wel gebouwde muuren, iederftukworclt geleid op een weinig week klei, die in de plaats van kilI verfrekt. Men maakt Per niet alleen muuren, maar ook ko- icrmnen on pilasters van, die de folders fchraagen. Op dat de 566 NEDERLANDSCIIE ItEIZEN. de regen minder door de muuren dringe, worden zy bepleis- tcrd met cen kalk van teen gemaakt, die zeer wit is; ligrzou men het gehcele huis meenen van fleen gebouwd to zvn. De Magazynen en Keukens zyn beaeden op den grond, die niet gcvloerd is , by gebrek aan fleen ; de woonvertrekken zyn boven , daar de wind 'er beter kan doorwaaien. De flraaten zyn ongelvk, ongeregeld en morzig. 1)e voornaam(te huizen, als die van den Sultan, en andere Regenten, de Engeiiche en Hollaodfche Lugien , flaan aan den oever der zee , en worden by fpringty door dezelve befpoefd. Zy ftaan zeer gereed, tot het losfen en laaden der lcheepen. Op 4 of 6 vademen water, leggen 'er de fchepen een Kanon choot van land voor anker. „In 't Ousten, aan de landzyde, ligt eeneouderwetfcheStork. te, met halfroade Torens, insgelyks van gedroogde kNine ftee- nen gebouwd. Eon kleine kanonfchoot van den oever, is een tinder fteenen Fort, omringd van eene drooge gragt, en met 12 Ilukken gefchut beplant. Aan de Westzyde ligt aan den oever eerie fteenen Redoute, Met 4 Ilukken gefchut; zy`kan tegenfland bieden aan cen onverwagten inval ; maar met ernst aangevallcn wordende, zou zy wel haast Inoeten bezwyken. Fen verbaa' zende huit zou hier kunnen gemaakt worden. „Dc fchaarsheid van harden Ileen en timmerhout is oorzaak , dat aile de fraaje huizen to Ormus, allengskens afgcbroken, en de bouwfloffen gevoerd worden na Gameron , daar zy in- zonderheid gebruikt worden , tot de f'ondamenten van nieuwe huizen. Hot Kasteei van hot Eiland Ormus, 't welk zeer aan. zienlyk is, wierdt door eenen der Perfifche Sultans gebouwd; drie honderd man houden aldaar de wagt. Otn de Zoutbergen, welke op het Eiland leggen , verroont hot zich geheel wit. Ook vindt men 'er eene floffe, naar metaal gelykende; doch zy is van kleine waarde. „ Hot naast aan Ormus gelegen Eiland, Lareca, is zeer alor, vol klippen, en 't valt ongemaklyk om 'er to gaan. 'Er ligt een vervallen Fort, zonder yolk en zoet water. Hier en daar ziet men Ilegts cenige tamelyk hooge pynboomen , ook ree u en haazen; eene vetre roode, ook geele aarde, bekwaam om 'er mode to tekenen; als mode zout. ,,Drie mylen van Gameron, legt het EilandKismis,beflaande 16 mylen in den omtrek. Hier grocien fmaaklyke vrogten; men vindt 'er zoet water, nevens een vrv good Fort, wel cer door de Engelfchen bemagtigd , en door hen aan de Perliaanen over- gedraagen. Veele plaatzen van hot Elland leveren timmer- en brandhout. ,,Doorgaans doorloopen uuren, alit= de ftreeken gang is de wind Oost, doch tegen den middag is koomt de Zuidewind uic hier do winden, in den tvd van 24 van let Compas. Met Zonnenopl en blaast in 't eerst r,melyk door; de Zeewind beet. Teen den avondAr&bie, oil is branaet_d beet. Dc nac ~r. NEDERLANDSCHE REIZEN. 567 nachtwind waait over een hoogen berg in 't Noorden, en is koud. „Niet veel verfpillen de landzaaten aan klederen , huisvesting en monddbehoeften; in alle deze opzigten zyn ze zeerarmoedg. De meesten draagen flegts eene loort van Borstrok. In plaats van brood, Wen zy dadels met Visch. Water is bun eenige drank. Rondom de Stad, aan de landzyde, maaken zy hut- ten van Adap , zynde takken van palmboomen met de blade- Yen; deeze dienen zoo wel voor muuren als voor een dak. Dikmaals ontflaat bier brand ; doch wanneer dit gebeurt, wordt de hut fpoedig van haare plaats gehaald en geffoopt, en eene andere daar voor in de plaats gemaakt : want de huisgeraaden kunnen ligt geborgen worden ; en zo ze al verbranden is het verifies niet zeer groot. „ De vrouwen zyn bruin of gee], en niet zeer bevallig. Zy zyn breed van aangezicht On fcheelziende. Verre de meesten, elk naar haaren flaat, draagen eeu gouden of vergulden I'p€1d, met een breeden kop, door het bovenfte gedeelte van deneus; andere cen ring door het middelfchot in de neusgaten. Ande- re wederom hebben een foort van Kapitteiflok, een flroo breed, en eenen halven vinger lang, met kleine turkooizen in goud- draad gereegen, met een krQm pennetje, waar mede zy dee- zen toeflel op de neus vast maaken. ,,In bet dorp is een groot plein, de Pasfeo genoemd,metge- welven overtrokken, en verfcheiden naauwe gangen; hebben- de aan beidc zyden winkels met allerlei Koopman(chappen: de meeste behooren aan Benjaneezen, die hier bykans meester zyn van den Koophandel. Zy zyn eene looze en bedriegelyke natie, niet ongelyk aan de jooden. Zy zyn Pythagoristera, ee- ten niets dat bloed in zich heeft, en dooden geenerleileevend fchepzel. Buiten bet dorp worden eenige lywaaten geredd. De (cheering leggen zy neder op den grond, en graaven een gat daar onder, waar in zy hunne beenen houden; op den rand zitten zy om to treeden. Het riet, 't welk toteen Ichiet- fpoel dient, is zeer ligt; het is aan den tak van een boom, of cen gefpannen touw, vasrgemaakt. Alle avonden neemen zy then toctel weg; een jongeling kan hem draagen. ,,De Inwooners van deeze plaats,en deromleggendedorpen, ftaan onder het gebied des Sultans, by is zeer ftreng : een ge- ringe diefflal wordt geftraft, met eerie menigte ftokflagen, en met bet afkappen van de handen. Die geld hebben, kunnen hunne flraffen daar mede afkoopen. Des Sultans wil is eene wet. Hy heeft onder zich eenen Vizier, en eenen Antptenaar Coutewal genaamd , zynde eene foort van Fiskaal. Dewyl zy hunnen post flegts drie jaaren bekleeden, rooven en knevelen zy zo veel ze kunnen, om binnen den beftemden tyd ryk to worden. De Koning zendt derwaards eenen Sabandar, of Op- ziener der havens; by bemoeit zich met de gefchillen tusfchen de 563 NEDERLSNDSCHE REIZEN. de Kooplieden , om in dezelve vonnis to vellen. De Louver neur treks de cene, en de Engelf'chen de andere , helft van den tienden penning der inkoomende en uirgaande gbederen; van welke bclasting bet , egter , den Koning heeft behaagt, de Hollandfche Maatfchappy to verfchoonen. „ Diet zeer plegtig en omflagtig is de openbaare Eerdienst. In hunne Pagoden hebben zy pragtige ftandbeelden , Afgoden noch andere fieraaden. Niets anders ziet men 'er, dan eenige brandende lampen. By voile en nieuwe Maan, flaan zy op keteltrommen , terwyl een Geestelyke overlaid bids ; 's mor- gens met bet aangezicht na 't Oosten, en 's avonds na 't Wes- ten gekeerd. Even eens doen ook de omftanders, doch flille- tjes. Vislchers en andere Zeelieden offeren, in hunnePagoden, l:keine barken van papier gemaakt, en andere diergelyke klei- nigheden. Op den eerlen dag des jaars houden zy , onder cen vrolyk gezang, een ftaatelyken omgang door de flad. Wan. neer remand flerft, words by, door gehuurde rouwbedryvers, 2 of I dagen heweend. De Vrydag is hunne Zondag. De mees. ten drinken wyn , noch andere fterke dranken. „ Men vindt 'er osfen , koeijen en ander vee, doch niet groot van fluk; als mede fchaapen met breede fl:aarten, zeer goed van fmaak. Onder de Rammen vindt men 'er , welke vier hoorns hebben. Geitenmelk, kaas en boter heeft men 'er, al- ien niet onlinaaklyk. Weinig gevogelte is 'er, maar allerlei visch zo veer to overvloediger. Sardyn wordt'er, in Louw- maand, in menigte gevangen; men kan dezelve inzouten of droogen. Hoewel de landzaaten dadels in plaats van brood gebrui- ken, valt 'er, egter, zeer fchoone roode tarwe en garst, doch weinig ryst, by gebrek aan water. Zy wordt van elders bier gebragt, onder andere ook met de fchepen van de Maatfchap- py, die 'er goede winst op hebben. Behalven bet gekaptftroo, worden, elken avond, ieder paard negen ponden garst toege- diend : een bewys dat dezelve hier goed koop is. ,,Hoewel bet in Zomermaand, en vervolgens, hier zeerbeet is, heeft men 'er, egter, zeer goede druiven, biaauwe prui. men, perziken, mangas, kweeappelen, limoenen, oranje ap. pelen, granaaten, zo roode als witte, zeer lekker van f naak. Wynmaand geeft meloenen,pompoenen,komkommers,radyzen, ajuin, raapen en wortels. Aile avonden moeten de planten in de tuinen nat gemaakt worden : anderzins zou de brandende Zon den kleigrond doen uitdroogen, en de gewasfen verlchroei. en. Boven uit bet land koomen, eindelyk, ook veelerhande vrugten, zommigen van welke na de Nederlanden worden verzonden." Ary- NERSTE PROEVItXE VAN POEZT. so, Myne eerfle Proeven van Poixy. Te Harderwyk by J. van Kafeel, 1786. In gr. 8vo. 73 bi. „ De masker van dit Stukje is een nauwlyks negentien jaa. „ rige Jongeling. --- Hy leeft in eenen kring, waarin • by aanmoediging, goeden raad en berisping, mist, en gafal_ • Teen zyne eerie Proeven in het lfcht, Gin uit het gunRig, of • ongunftig, oordeel van het publiek, to zien wat hem to doen • flaat. Of by zich verder moet beoeffenen , of eenen • vruchtloozen arbeid ftaaken y -- Waarom hem niet • met meer befcheidenheid behandeld?" Zo Zoudeu de Vrien- den van den vervaardiger deeeer Proeven (A. C. w. STARING) fpreeken , indien by door den een of den ander om zynen arbeid gehekeld wierd. Schoon het ons gebruik niet is, aan. komende Genien over den hekel to haalen, en met vinnigheid to behandelen, zou ons dit niet aflchrikken van eenegeflrenge beoordeeling , over dit jeugdig Dichtvers, zo her die verdien- de. 'Er is in dit Stukje uitlleekerrd veel goeds en fchoons. De jonge Dichter kentekent eene vuurigeverbeeldingskragt, en bezit, over 't algemeen, eenen vloeijenden rymtrant. -Hier en daar blykt het, dat de Jongeling, aan Zyne neiging onbe• teugeld botvierende, en aangenoopt door den heerfchenden tinaak, ligt tot het al to gevoelige, of liever het kragt. en zenuwlooze zou kunnen vervallen: maar andere flukjes Raan ons daar eenigzinsborge voor. --- flan Meester Hein, op het Kerk- hof, cen der aartig(e Stukjes, Rrekke onzen Leezer tot eene Proeve, van de kragt diens Jongelings, en het boertige ltfeester Hein de Kerkhof Koning, Met uw fpitsgetopte vingers, Met uw vlug{re, fyne beenen, Met uwe achtbre kaale kruin, Die zo jchoen de zeis kunt handlen, 41le ziektens kunt geneezen, 41le droefheid kunt verjaagen, Lieve lleste ineester Rein, Waarom Loch, die zoete Meisfes, Z.n betovrend, zo bevallfg, Abet heur lunge, zwarte lokken, Met hour oegjes, blaauw en bruin. Waarom toch die lieve Yongens,Zo gefpierd, so fluks van leden; Waarom eet gy al die 7ongens, A die wets meisjes op. -~--- ZI 570 EE12S'rE PROEVEN VAN POEM Ze veel Eeuwen door to knaagen flan de 7ongens, aan de Meisjes! Zo veel Eeuwen door to knaRgen! Wordt u dan 't gebit niet jlomp? Want ook zagte, vlugge Meisjes Hebben harde flyve beenen, En de flerk gef pierde 7ongens Hebben harder knokken nog. Zie dear al die groote Boeken, Die Pandekten. die Novellen, Disfertaties, Noten, Glosfen, (0 't Papier is zagt als zy!) Eet vry al die dikke deelen Dien Caivit?us inet zyn vrinden, En de breed vergulde ban den Schenk ik op de give nog toe. 0 aan een van deeze knaapen, Lieve maat ! valt meer to kaauwen As aan 't poezligst Jonge lMeis je , En hier zyn Been beenen in. Meester Hein , de Kerkhof Koning, Met uw fpits getopte vingers, Met uw fyne, vlugge beenen, Met uwe achtbre; kaale kruin, Eet vry al die groote Boeken Met Pandekten met Novellen, Maar die arme zoete Mcisjes, Maar die lieve 7ongens niet. Men ontmoet in dit, gelyk ook in andere Stukjes , verkeer- de zamenvoegingen der woorden ; voornaamentlyk in het zes. de couplet, aan bet cinde: en dit is niogelyk een natuurlyk gevoig van dit roort van Dichtflukjes. Daar en boven zal de Beer STARING zich, met vrucht, zo wy ons verbeelden, nog wat kunnen oefenen, ini de Nederduitfche Taal. Do Patriot aan Willem de Yyfde; 1786. In 8vo. 25 bladz. Een welmeenend en Patriotisch vers, dat overvloeit van rekers van bedaarde Staatkundige begrippen, en der Patriotfchezaak ten zeertten toegedaan : maar wat de Poezy betreft. laa ! bier en daar is een enkel trekje, maar to fchaars, dan dat bet den ziaam van een Dichterlyk voortbrengzel draagen mag. N I E U II' E A L G E M E E N VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. De Geest der Ilebreeuwfche Poezy. Door r. e. HrRGLr. Uit bet Hoogduitsch vertaald. Dcrde Stuk. Te I ev- den, by J. van Tiffelen en 13. Oirnekink, 1786. Behal- ven de Voorreden, 824 bladz. in gr. oc avo. T er gelegenheid, dat de Heer herder dit zyn WVerk, by inanier van Saanaenf~raakcn, aenving, zo heeft meu, met de Nederduitfche Uitgave van 't eerlte en tweede Stuk, waervan wy voor eenigen tyd gewag gemaekt hebben den titel van Saarncnjpraaken over de Hebreeuwfche Poezy gebezigd; clan daer de Autheur zyn Gefchrift, by wyze van hcrhandclingcn , vervolgd heeft, zo is men , als 't ware, genoodzaekt, in de verdere Nederduitfche Uitgave, van dien titel of to zien, en zich rider aen den oorfprong. lyken then, horn geist der Ebraifchen Poefie, to houden, gehruikende then van De Gecst der Hcbrceutitfche Poezy; waerom 'er nu ook zodani e Titels voor de twee eerst afgegeven Stukken vervaerdigd zyn. --In het derde Stuk, thins gemeen gemaekt, 't welk binnen kort van 't vierde Itaet gevolgd to worden , gaet de Heer Herder voort in de verdere ontvouwing van zyn onderwerp ; en vestigt , in zes Verhandelingen , onze aendacht op ver. fcheiden byzonderheden , daer toe benoorende ; 't welk by, even als 't voorige overwoogen, oordeelkundig doet dienen, ten beteren verftande van de denkwyze der Hei. lige Schryveren, waerover by ook bier, in vele gevallen, een nieuw licht verfpreid. Zyn eerfte Verhandeling gaet over den oorfprong en 't wezen der 1-lebreeuwfche Poezy; waernevens by , in een aenhangzel, den oorfprong der Hebreeuwfche Dichtkunde als zyn onderwerp nagaet. De tweede Verhandeling behelst ene overweging van bet be- roep en ampt der Propheeten, die veelal dichterlyk fchre- ven, waerhy de Autheur een Aenhangzel voegt, in 't welk by bepaeldlyk onderzoekt, waerom de Propheeten aen bet Jood- (*) Zie Alg. Vaderl. Letteroef. VII D. bl. 98. 1. DEEL. N. ALG. LETT. NO. 14. R r S7! J G. HERDER Joodfchc Volk zo byzonder eigen waren. Ltne derde Ver. handeling fchikt onze Autheur ter befchouwinge van Gods togten door de Woestyn ; met aenwyzing van 't Dicht- kundige gebruik, dat de Hebreeuwfche Dichters , van de merkwacrdigile om(landigheden , daerby voorgevallen, ge- maekt hebben. En even zo gaet by in de vierde en vyf- de Verhandelingen de lnzettingen van Mozes na ; voegen de daernevens een Joodsch verdichtzel, rakende ene ver- zoeking des Satans tot hoogmoed, door de nederigheid van Mozes verydeld. In de zesde of laetfle Verhandeling van dit Stuk, flaet de Ileer Herder nog her oog op de Zegenfpreking over Israel, zo van Vader Jacob , als van Mozes ; welke beide Zegenfpraken by afzonderlyk ont- vouwt. - In icder dezer Verhandelingen ontmoet een opmerkzaem Lezer ene reeks van bedenkingen, die hem ene nadere overweging afvorderen , en zyn o..der- zoeklievende geest zal bier ene ruirnte van ftoflen vin. den , waer mede by zich leerzaem onledig kan houden. Men neme tot een fuel hiervan des Autheurs voordragt, wegens de Godsregering over bet Joodfche Volk, waer- omtrcnt by ons bet volgende onder 't oog brengt. „ Hoe verbond Mofes twaalf vrye onafhankelyke Re- hublieken zo to (amen, dat zy fechts ddn Volk uitmaak- ten ? Voor eerst door haar Land, en vervolgens door den zachtltcn band, die redelyke en vrye wezens faatn verbinden kan, door de wetten cener Godsregeering. lk wenschte, dat elk zyne twyfelingen,welken by misfchien tegen dit weinig begunftigd woord (*) hebben mogte, zo (*) De Beer Herder heeft zich al vroeger deswegens dus uitgelaten. „De Wetgeving van Moles bedoelde een vry yolk to formeeren, dat aan de wetten alleen onderworpen ware; En, op dat niemand hun die vryheid ontname, wierdt God zelf Wetgever, Wetbewaarer, Koning. Hy woondeonderzyn VVolk, en, dat zo deerlyk misbruikte woord , de TEMPLL, was eigenlvk „ het huffs van het Wethoek ," waar voor God waak- te. Het gcheele yolk was een Priesterlyk Ryk, en elk was dus cen dienaar van dozen koning en der wet. „ Gy zult „ my een Priesterlyk Koningryk zyn ! " was het beginzel, waar in Mores zyne wetgevirg to (amen vattede. Willen wy dit geene Theokratie of Godsre eering heeten , zo laaten wy bet Nomokratie of Wetregeerin noemen ; ondertusfehen is voor de Peezie , die daar nit onticondt , en volgens de tvaar- heid dier oude tyden en gelehie enisl n hot woord Theokratie veel meer uitdrukkende en fchooner dan dat van Nomokratie , alle Burgerlyke en Gudsdienftige Pcezie wierdt Theckratiich." DE GEEST DER HEBREEUWSCHE FO~ZY. 573 zo lang wilde opfchorten , tot dat by eenige bladzyden vender gclezen hebbe. ,, Motes verboudt zyne ftammen door hun land. Het was Jehovah's laud , bet land van hunnen gemeenen Va- der; dat hun by uitfluiting voor altoos gegeven was. Het behoorde aan Jehovah , die hun het vruchtgebruik vergun- de. Tot het Land bchoorde dus oak de Wet, en met de onderhoudiug der Wet was het genot des Lands verbon- den. God wilde bet Volk uitdryven, zo zy deze voor. waardc weigcrden raar to komen, gelyk als by to voorm de Kananiten had uitgedreven; want als dan waren zy niet meer bet Volk van Jehovah, niet racer Gods Volk; I-let welk zy alleen blyven konden, door den God hun- ner Vaderen to blyven aankleeven, en zyne wetten to on- derhouden. Hier mede verbondt Mofes de harren des Volks aan dezen grond. Hy maakte hun bet Land boven alles waard en onontbeerlyk, dewyl buiten bet zelve Is- rael niet meer Israel was. Met vereende hand moesten zy bet inneemen, broederlyk bet onder malkander verdee- len, en vervolgeus alien to famen, en elk in 't byzonder, rustig bewoonen. Van boven wierdt bet befchut door den Libanon, ter rechterzyde door de Jordaan, (de ftarn. men aan gecne zyde van die rivier behoorden eigeulyk niet tot bet Land,) van onderen door de Woestyn, en aan de linkerzyde door de Zee. Ook zullen wy vinden; dat, volgens bet ontwerp van Jacob, de flammen zo ge- plaatst wierden, dat zy malkanderen altyd hadden kunnen befchermen. Of fchoon nu dit oogmerk niet even eens bereikt zy, en de wil van den itamvader niet gevolgd wierdt, zo faalde echter Mofes niet in zyne groote be- doeling, om Land en Volk onaffcheidbaar to verbinden. Van bier die hepaalde zucht voor bet Land, die in de Propheeten heerscht; van bier in de Pfalmen, en in alle werken, geduurende de gevangenis gefchreven, dat frerk verlangen, mar dat gewest. Na een verloop van twee duizend laaren trekt bet hart van yderen Jood, hoe zeer alle hoop verdweenen is, nog geftadig derwaards; want daar alleen kan de Godsregeering plaats hebben, daar al- leen zyne wet betracht worden; ook daar alleen zullen ontwaken die iu de aarde flapen. \Vat alle oude \Vetgevers zochten to bereiken, dat hun Volk zig, aaii bun Vaderland verbonden voelde, dat bet daar aan ge. hecht was, heeft Mores door den plaatfelyken geest, door den Nationaalen God hunner Vaderen, op bet terkfte Rr 2 uit. 574 J. C. HERDER uirgew rl:t. Ily plantede den Wynfok op de bergen van Jehovah , en llelde bet Volk in de armen der byzondere Voorzienigheid van deze {lreeken. „ Dewvl tegen dit laatfte denkbeeld zo veel ingebragt is, en alle de liederen, die zig daarop gronden, zo zon- dcrling beoordeeld zyn, zo zy bet my vergund een nader woord hier over by to brengen. „ Duidelyk was het eerfte zinnelyk begrip, 't welk Mo- fes zyn Volk over de Voorzieuigheid zyns Lands inpreu- tede, dit (*)• Een Land is l,et, niet als E;yptenland, dat zig met jlroomen drenkt; Een land vol bergen en daa!en, door den Hemnel zelven gevoed. Uwt God bezoekt loot gedunrig; ,7e'iova'+'s oogen zyn , van den aanvang des jaars tot den erode toe, daar op. en elk, die de gefteldheid van Judea kent, en met dievan Egypte vergelykt, ziet ter{lond de juiste waarheid dezer belchryving. De vruchtbaarheid ds lands hing van de guest des ~.veders af, bet was dos byzonderlyk der zorge des Ilemels aanhevolen; bet lag als aan de borften der Voorzienigheid. Vroege en fpaade regen, de wind van deezen of geenen k.ant, hepaalde alles. En dus was bet natuurlyk, dat Mofes Hemel en Aarde tot getuigen van zyn verbond, en tot wreekers, by ydere overtreding daarvan, opriep. De Hemel zou zyn vocht weigeren, de Aarde dorren, wyl de vroege en fpade regen, door den Oostenwind verdreven, ontbreken zouden enz. indien zy niet de Wet des Heeren, die vau den Hemel op hue ne- derzasg, die hue dit Land ten vruchtgebruike, op de hillyk(le voorwaarden, fchonk, {landvastig volgden. Elk hegrypt, hoe dringende, hoe overccnkomftig met plaats en tyd, deeze ftemmen van Gerizim en Ebal moeten ge- weest zyn; zy omvatten de gelicele denkwyze van bet, aldus verloste en herwaards overgebrachte, yolk, en alle de om(landigheden des lands. Alles uioest hen aan bun- ne Wet herritmeren; ydere verandering van Weder, yde- Ic (*) Deut. X1. io- 12. DE GEEST DER HEBREEUWSCEIE PO!ZY. 575 re vruchtbaare oord, ydere fpade en ploeg. De Gods- dienst, met zyne feesten en pligten, verlevendigden deze denkbeelden nug flerker, en drongen die nog meer aan. En daarop bouwde, dat verklaarde, de Nationale Geest, die in de Pfalmen en Prophecten voorkomt. Geen ave- rechts bygeloof, gecn vermetel vertrouwen op wonder- werket;, was bet, dat Me 1Vetgever vorderde, maar bet geloof van eene Vaderlyke zorg, cene byzondere Voor- zienigheid des Albeaierers; (eeu geloof, 't went ik ons allen nog heden toewensch ) dat was de grond van bun- nen Godsdienst, zo wel als van hunne byzondere ver- knochtheid uan hun Land. „ En deeze Gods•Regeering heeft zo dikwils ten fpot moeten ver(trekken! - 1k herhaal myne flraks gedaane wensch; mogten wy alien, naar de maate onzer meerde- re vordering in kennis en befchaafdheid, dit geloof even- redig lterker hebben ; want, bet is deeze verzeekerdheid, waarnaar alle goede menlchen verlangen , waarnaar alle wyzen geflreefd hebben , en wclke Mofes alleen den moed en de bekwaamheid gehad heeft zyn voilt diep in to pren- ten; - natnelyk dat de Wet moest regeeren en met de Wergever; dat eene vrye natie, die Wet niet vrywillig nan- nemende en volgende, ftaat konde maaken op de hulp van eene onzichtbaare, wyze, weldaadige, macht, die de ziel pongt to neigen , maar niet in geweldige bandeu ke- tent. Dit was bet denkbeeld van Mofes, en ik zou wel tens willen weten, of 'er een zuiverer, een verhevener be- grip tc vinden zy, om een yolk deugdzaam en gelukkig to maaken? Maar by kwam, hclaas! met deze denkbeel. den en met alle de fchikkingen, die by daarop bouwde, een duizend jaar drie vier to vroeg, en mogelyk zoude, na zes duizend jaaren, een andere Moles nog to vroeg verfchynen. „Alle Regeering is min of meer drukkende, om datzy fteunt op gebreken in onze natuur; alle to lichaamlyke, ally, to zichtbaare Regeering wordt this een juk, ja dik- wils eene fchande voor bet Menschdom. Hoe zachter en onzichtbaarer de banden zyn, die eene maatfciiappy ver- binden, hoe meer invloed bet beginfel van bellier op hun gemoed zal hebben, en zelfs in bet verborgene, zonder getuigen, als eene dringreden hunner handelingen werken. Eindelyk hoe nicer alle willekeurig en vol(trekt gezag van dn 0pperhoofd, of van eenige Aristokraaten, dat voor alle mcnfchen hard en zwaar om to dragen is, uit eene R r 3 re- 576 J. C. HERDER egeeringsvorm is uitgefloten , en ecne vrye Natiewet als op ecn ouzichtbaaren troon heerscht, hoe edeler, hoe IVlenschwaardiger de Coullitutie is. Maar ntt, zodanig was de Regeering door Moles ingevoerd. De Wet alleen heerschte; van binnen met Gods gezag bckrachtigd , van buiten met de eenpaarige itemme des Volks vastgelleld. Zy hadt haaren throou, als 't ware, in den Nationaalen Tempel. Deze was cen Tent van den Land-God, die al- le de twaalf flammen toebehoorde, en waardoor zy alien als tot een haisgezin van hunnen God wierden faamge- fnoerd; waarom dan ook die gouden kalven to Dan en Be- thel, die den band der natie verfcheurden, den Propheeten zo haatelyk waren. Ann Jehovah was men derhalven vol- gens pligt en trouw verbonden, aan geene menfchen , die up eigen gezag wilden heerichen; aan Jehovah was men rekenfcliap van zyne bedryven , ja van zyne gedachten , verfchaldigd, dog men was dat, Diet als knegten maar 21s Kinderen, als cen uitverkoren, begurifligd, Volk; en de weldnaden, door God aan dit vry en gelukkig Volk bewezen, wierden , door gezangen en aanfpraken, in de geheugenis van alle wyze lieden telkens verrieuwd, waar- door derhalven de eerbied en liefde jeaens dies weldaadi- gen God geduurig onderhouden en de betrachting zyner wetten dies to gemaklyker gemaakt, wierdt. Welk heter iniddel om de gebreken des lands tegen to gnan, dan met zyne overtreedingen in bet Nationaale Heiligdom voor Je. hovah to verfchynen, en dezelve aan Hein, Diet ann ee- nen, veelligt nog zondiger, fterveling, to belyden? Wie voelt bet drukkende Diet, dat menfchen macht hebben over bet ]even hunner mcdemenfchen? Dat bet volftrekt gezag van Eenen kan veroordeelen en genade bewyzen? Dat bet gerichte Diet door wettige Rcchteren des Voiks, voor het oog van God en de Natie, rnaar door bezol- digde dienaaren van den Vorst, in befloten plaatfen, in cen doolhof van uitvlnchten en verklaaringen, gehouden wordt? enz. Motes dacht daar anders over. Het gericht wierdt openlyk gehouden. De wet van den Land-God vorderde flraf, en geen rechter kon dear van ontflaan Ann God, Diet aan een flerflyk mensch, was de recht- fpreeking onderworpen. De vermaaningen en aanlpraaken die de Propheeten daaromtrent doen, zyn als de ilemmen van hoogere Geesten, gezonden om de gerechtigheid, de rechtfpreeking van Jehovah, to handhaven. Vreugde, eerie edele fierheid op de eer van door Jehovah, als 't wa- DE GEEST DER 1-IEBREEUWSCHE POEM 577 ware, to recht gefteld, in zynen naam, op zyn gezng, naar zynen wil, gevonnist to worden, moesten de dryf- vederen worden in alle de onderhaudelingen, welken de lsraeliten met malkanderen hadden. Die vreugde, die fierheid , en de verknogtheid aan Jehovah , daaruit geboo- ren, beet Godsdienst. En die fchikking of conflitutie, die den grond daartoe lag, die de Wet van den Land- God tot een eeuwig, onverbreeklyk, Codex maakte, noe. men wy Theokratie, of Gods-regeering. Van deze gevoe- lens zyn de gezangen en de redenen der Propheeten, tot geest-verrukking toe, vervuld: bet grootfte gedeelte hun- ner Poezie, welke men veelal geestelyk verftaat, is enkel flaatkundig." Opheldering van het Gebed des Heeren, of bet Onze Vader voor gemeene Christenen , door n. JOH. CHR. DODFR- LEIN; Thans Hoogleeraar der Godgeleerdhcid op de Hoo- ge School to ,~ena. Naar de tweede en vermeerderde ult- gaave uit bet Hoogduitcch vertaald, door T. H. FORT- mE1JEit , Leeraar der Euangelisch Luthesfche Genaeenie to Utrecht. Te Utrecht, by G. T. v. Paddenburg, 1786. L'ehalven bet Voorwerk, 9z bladz. in gr. otlavo. T-let fchandelyk bygeloovig misbruik, dat van bet voor- 1 treffelykst Gebed, onder den naem van bet Onze Va. der bekend, gemaekt word, door bet menigvuldig onaen- dachtig herhalen van bet zelve , heeft den Hoogleeraer Doderlcin genoopt tot bet opftellen van dit Gefchrift. De bronwel van bet oneerbiedig opzeggen van Formulierge- beden, iu 't algemeen, is, zyns oordeels, niet flechts to zoeken in de doorgaende traegheid der menfchen tot Gods- dienflige betrachtingen, maer wel byzonder in een gebrek der opvoedinge, waerdoor de grond gelegd word tot die ligtzinnigheid en dat verkeerd bidden. Men leers de Jeugd formuliergeheden, die dikwils niet verftandig uitgekoozen, en voor de Jeugd onverftaenbaer zyn ; ze bidden deze form uliergebeden wel dra werktuiglyk, zonder enig naden- ken ; en zo blyft bet veelal in meerder jaren , by een me- nigvuldi; herhaeld werktuiglyk gebruik van formuliergebe- den ; dat by uit[lek plaets heeft , omtrent bet bekende Gebed des Heeren; waer door deszelfs anders kragtige in- vloed gehcel verlooren per. Zyn Hoogeerwaerde over- weegt de gronden , op welken velen voor bet menigvuldig R r 4 ge- 573 D. J. C. DODERLEIV gebruiken van dit Gebcd plciren , en toont derzelver nie- tigheid , met aenwyzing van de nadelige gevolgen , wel- ken bier nit ont(laen. Om dit , zo in bet byzoudcr hriis- lyk gebrriik, als in den openb'aren Gorlsdicu.ri, of to wen- den, dringt by zyne redenen deswegeus ten ernllig(le aeu. En hiernevens geeft by ene beknopte verldaring van bet Onze Vader, op dat men , hct zelve biddende , zulks met ver(land doe , met in agtneming vats deszelfs inhoud en ooze daeruit volgende verplichting. Wyders hecht by 'er uevens cen aental van Uitbreidingen van dat Gebed , die als zo vele Voorfchriften zyn , waer uit men leeren kan, hoe men den inhoud van dat Gebed kan overbrengen tot de onderfcheiden omllandigheden, waer in men zich, ten acnzien van den Openbaren of 1-luislyken Godsdienst, be- vind. --- 's Mans hedenkingen over dit onderwerp verdienen met refit de aendachtige overweging der Chris. tenen , om dit onverantwnordlyk misbruik ten ernflige te. gen to gaen ; en zyne Verklariug met de nevensgaende Uitbreidingen zyu zeer wel gefchikt om velen nuttig to zyn ; terwyl we met hem wenfchen, , dat eens her ge. • lukkie:e tydperk zal komen, waarin her hart van den • Christen altoos zelf, zon,ler aanwyzing, zonder For. „ mulier en zowder dwang, als een Kind met zynen Va. • der zal fpreeken , en naar dien Geest van J. Ch. , wiens • voetltappen in bet Gebed , dat fly leert , zich zoo • zichtbaar en eerwaardig vertoonen , zal denken, en lee. • ven, en bidder." Dit tydperk zal , under den God. lyken zegen , to verhaesten zyn , wannecr Ouders en Leer. aers, naer des Hongleerners (lotvermaning, „ de Jeugd • tot her gevoel van haare behoeftigheden, en tot naden- • ken over de beste ftukken van hurnne gelukzaligheid op. • leiden; geene Formulieren by bet bidden gebruiken, of • ten minften dezelven niet hater verouderen, en zelven • met eenen kinderlyken zin cene vertrouwde taal met • God fpreeken ! " Zie bier nog, nit zyne Uitbreidingen , cen Tafelgebed voor den Eeten, waeruit men enigzins kan afnemen op hoe- danig ene wyze onze Autheur zyne leerzame Voorfchrif- ten uitgevoerd heeft ; her laid indezervoege. ,, A God, die u als den Schepper en weldoender van alle fchepfelen bewyst, dewyl gy een iegelyken fpys geeft, en alles met welbehangen verzadigt , laat her my nu ook ondervinden, dat Gy Vader en verzorger zvt. Laat my 'er thans, dewyl ik do gaaven van uwe hand ge. OVER WT WZE VADER. 57 9 genies, aan denken, dat ik ze van u heb, en lint my uwe goedheid, die my thans door deeze fpyze voedt en verkwikt, erkennen. (2) Maar hat my ook erkennen, dat gy voor my en de waereld no.- edclere goedereir, dat gy bet Euangelie van ,JESUS CHRISTUS voor ooze ziel be(temcf hebt, en ons fchenken wilt, waarnaar wy dan ook b geeriger behboren to zyn dan naar de 1pys voor ons ligchaam. (;.) Geef, dat wy, volgens u,ven wit, deeze gaaven met dankbaarheid, in Christelyke maatighcid, en met vergenoegdheid, tot nooddruft en voedfel , met in overdaad, genieten, en dat wy daarby onze behoeftige broederen ook niet vergeeten : dat wy ze zontder morren wanneer wy maar weinig hebben, en zonder begeerte naar kostelykere fpys, genieten. (i.) Wy zyn to vree• den, wanneer Gy ons tmet brood verzadigt, en her wei- nige, dat wy hebben, tot onze gezondheid laat ftrekken. (5.) Straf ons niet, wanneer wy fomwylen, door mis- trouwen omtrent uwe voorzorg, door onve genoegfaamheid by geringe kost, door nyd wanneer anderen beter eeten, dan wy, hebben, en door ondankbaarheid ons verzondigd, en als ongehoorfaame kinderen verdiend hadden, dat Gy ons dit ook ontnaamt. Wees ons genadig, en houd niet op ons wel to doen. Wy willen ons onderling, dewyl wy alien door u verzadigd worden, des to vuuriger be- minnen, en uw voorbeeld zal ons aanvuuren, om zelfs onzen vyand, wanneer by honger heeft, to fpyzen, wan- neer by dorftig is, drinken to geeven, en hem met eene werkzaame liefde gelukkig to maaken. (6.) Bewaar ons, dat wy, uwe gaaven genietende, die niet misbruiken, dat wy geene onnutte gefprekken houden , en niet vergee- ten, om onze fpyzen door her Gebed, en door de dank- baare heriniiering aan u to heiligen. (7.) Welc ons op, om Reeds vroomer en gelukkiger to worden. Uw boven alles verheven naatn zy hoog geloofd, en van alien, welken deel aan uwe voorzorg hebben, aangebeden. Amen." Deze zevenledige verdeeling, welke de Hoogleeraer, in zyne V oorfchriften , gewoonlyk gadeflaet, is ene na- volging zyner verdeelinge van bet Gehed des 1-Icren in zeven Beden , die met ene Aenfpraelc aen God aengevan, gen, en met ene loffpraek ter eere van den Alierhoog(teu beflooten worden. R r 5 1 'a - 580 H. MARCEL haderlandslievende Leerreden, door den Wet Eerw. en zeer geleerden Heere A. MARCEL, Predikant to Ryswyk by 1houdrichem, gedaan in de Domskerk binnen Utrccht, den 8 OEtober 06, over Pf. CXXXIIf. i. Te Utrecht, by J. van Roslum, 1786. Behalven het Voorbericht, 3z bladz. In gr. 8yo. In doze Leerreden fchetst ons de Eerwaerde Marcel, un- der de ophelderiug van Davids tael, zie hoe good en hoc lieflyk is het, dat breeders ook t' zamen woonen, den ge. lukttaat van een Volk, waer by, fchoon 'er verfchillende rangen en ftaten plaets hebben, echter ene Nationale cens- gezindheid en eendracht huisvest, hoedanig ene Maet- fchappy by aldus omfchryft. „ In de zaaken des gerichts wordt dan Been hamerflag van twist of tweedracht gehoord. - Al de Overheden des Volks hebben 66n doel, niet ten kwaade oin hunue Medeburgers to onderdrukken , hen in hunue bezworeu rechten en geheiligde Voorrechten to verkorten, en hen door geweld een afgryzelyk flavenjuk om hunne halzen to werpen; neen , maar ten goede : zy branden alien van be. geertens, om de goede begeertetis hunner brave Mede- burgeren to bevorderen. Hunne Dienaars, de grootite, de eerfte dienaar, zoo wel als de geringften, zyn nim- mer nalatig hunne befluiten nit to voeren; zulien nimmer op eenen toon, welke geen Dienaar tegen zyne Meesters past, hem tegenfpreeken; maar zy gehoorzaamen op de trouwfte wyze hunne billyke bevelen. - De Prieste- ren zyn eendracluig, hebben alien flegts 66n oogmerk; geenzius, om de menigte tegens hunne brave vertegen. woordigers op to zetten, hen door fyn verniste, dock geen kenmerk van eerlykheid draagende, voorilellingen to misleiden; integendeel lien tot bedaarde [tan dvastigheid, altyd to pryzene waakzaamheid in de betragting van het Been goed en eerlyk is, aan to zetten, en de waarheden van den Christelyken Godsdienst, zonder partydigheid, in de liefde to betrachten, flet guntfche Volk eer- biedigt de op bet recht fteuncnde bevelen der wettige Overheid ; onderfchraagt, onderileunt, zoo veel in hua is, alle hunne ;nede pogingen, die bet welzyn van Kerk- en Burgerftaat kunnen bevorderen. Geen Land of Kerkverdcrvende Partyfchappen warden 'er gevonden. Geen LEERREDEN. 581 Geen Oproerf'ookers zoeken door geweld de vastgeflelde Regeeringsvorm to veranderen, dat is, den knegt boven zyne Meesters to verheffeu. Met dCn woord, ecn ieder bemint den vreede, een ieder leeft in zulk eene maatfchap- py gelukkig, een ieder word gezegend !" Zyn Eerwaerde den gelukilaet van zodanig cue mact- fchappy nader ontvouwd hebbende, llaet voorts een me- delydend oog op de tegenwoordige toedragt van zaken in ons Vaderland, en ziet met verontwaerdiging op lien, die dat onheil berokkenen; dan tevens verheugt by zich in 't bezef van veler handeliugen, die 's Lands heil poogen to herftellen. Dit doet hem inzonderheid Utrechts Burge. ry aenmoedigen, om, met eenpaarigheid van harten, en kloekmoedige flandvastigheid, hare onderneeming voort to zetten, en niet to rusten, „ voor dat Nderlands Burger- • vryheid in die Stad, en in het Stigtfche Gewest, bo- • ven heerfchzugt en dwingelandy volkomentlylc zegenpraa- • le!" En eindelyk befluit by zyne Leerreden, met eerie hartlyke verrnaning ter ernftiger betrachtinge van den Godsdienst, in ene welgcgronde hoop op Gods genade in Jezus Christus ter ecuwiger gelukzaligbeid. Ene Leerreden vah then aert , uitgefproken door ie- mand, die zelf met zyn Corps toegefchooten is, om aen de Utrechtfche Burgery gewapend en wefgemoed de be- hulpzame hand to bieden, kon Diet anders dan met eene algemene goedkeuring in Utrecht aengehoord worden; en een ieder, die 't wel met den Lande meent, zal dezelve met genoegen lezen, al ware 't dat by hier en daar ene mindere naauwkeurigheid mogte ontdekken. Dit zal nie- mand vreemd doen , wanneer by weet , dat de Eerwaer- de Marcel dezelve Diet voor de drukpers gefchikt heeft, en dat ze, buiten zyn weten, in 't licht gegeven is, door iemand, die verzekert, dat ze woordlyk zo is, als zyn Eerwaerde dezelve uitgefproken heeft. Zedekunde voor Kinderen , door r)lRKK CoatNELrs VAN vooRST, Prcdikant to Ilien en Dodetivaard. Fe /ieStuk. je. Te Leyden, by A. en J. Houkoop, 1786. In bvo. so bladz. _ Iet loflyk oogmerk van den Eerwaerden vary hoorst,orn zyne kinderen, van de vroeglle- jeugd af, op eene re- SS2 D. C. VAN VOORST ZEDEKUNDE e redelyke wyze tot menfchen to vormen; hen to leeren denken en oordeelen , en ze dus, niet door flaeffche vrees maer door redelyke overtuigi}rg tot de kennis en betrach- ting hunner plichten op to leiden, is de eerfte heweeg. onrzack tot dit opflel van ene Zedekunde voor Kinderen geweest, bet welk by nu ook, ten algemenen nutte, openlyk afgecft. Zyn Eerwaerde heeft, en leiding ea taal, zeer eigenaartig gefchikt naer de vatbaerheid van kii,. deren, flaende inzonderheid gade, dat het geheele onder- wys gegrond is, op kundigheden, die den kindcren door dagelykfche ondervinding bekend zyn, en waeruit Verde- re kundigheden door hen ten gercedfte afgeleid kunnen worden. 's Mans inrichting is derhalven van then aert , dat ze aenmoediging verdiene; en zo hem zulks to beurt valle, zal by dit ~,tukje, ('t welk gaet over de plich- ten le ens de nuders, andere Menfchen, God, en hunne lroedcrs crr Zusters,) met een foortgelyk Stukje over andere plichtetr vervolgen. CharriSer,k•unde der VncIcrlantlfche Gef-hiedeni fe. Tweetlc D cl. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. 1766. In gr. od ' vo. 2i8 bladz. " ne zeer de Gebeurtenisfen van den dig , ons thans jammerlyk gefolterd Vaderland betreffende, de aanda t innecmen, ja verflinden ; en 'er ook veelen , anders lees- graag, flegts weinig tyds overfchiete, om , behalven dczel. ve, lets van aanbelang to leezen,kunnen, naast deezeGe- beurtenisfen, vroegere, bet Land onzer Inwooninge raa- kende, zekcr no- het nicest hun uitnoodigen, om icts anders dan een Dag , Week-, of Maandblad op to vat. ten; en,twyfelen wy niet hun aan to pryzen betTweede Deel van de CharaCterkunde der Vadcrlarrdfche Gefchie- dcrrisfcaa , op den cigenften traut als bet Eerlle uitgc- voerd (*). 't Zelve bevat Twee Boeken, bet Vierde en Vyfile deezes Werks. Het vierde behclst de. Characters der Graaven uit den Huize van Beijcren, en hunnevoorc naanr/lc %ydgenooten, in andere gcdccltens der thaws ver- ecuigdc Nedcrlanden ; verdeeld in vier Hoofdftukken. -- laet (*) Zee wegens bet voorgaandc Dec] onze Aankonuigirg. 41g. I'aderl. Lett. VUe D. rite St. bl. 29 C11 539. CHARACTERRUNDE DER VADERL. GESCHIEDENISSE. 583 Het eerfte flelt PIARGAREFT (*) WILLEM VAN BEI- JEREN, Gravinne en Graaf van Holland, en JAN VAN AR- KEL, Bisfchop van Utrecht, voor oogen. In het tweede kOmt ALBRECHT VAN BEIJEREN, Regent en Graaf van Ilolland, OTHO VAN ARKIsL , ADELHEID VAN POEL- GEEST, Byzit van ALBRECHT VAN BEIJEREN, ten toonee. le. Deezen worden , in bet derde gevolgd, door WILLEM DEN VI, JACOBA VAN BEIJEREN, Graaf en Gra- vinne van Holland, JAN VAN BEIJEREN, JAN, Hertog van Brabant. FRANS VAN BORSELEN , FRBDERIK VAN BLAN- KENHEIM, ZWEDER VAN KUILENBURG, en RUDOLPH VAN DiEPHOUT, Bisfchoppen Van Utrecht. En behelst het vierde Algemeene Aanmerkingen over de Staatsgeflel- tenisie, bet Volkscharacter onder de Graaven uit den Hui- ze van Henegouwen en Beijeren. De Naamen deezer Pertoonen herinneren eenigzins den Gefchiedkundigen eene menigte van Geheurtenislen , bier meer verhandeld om de Characters toe to lichten , dan om genet de Gefchiedenis to boeken. SVy zien bier onder an- tieren den Oorfprong van den twist derHoekfchen en Kabbel. jaauwfcllen, en het feed welk dezelve den Lande een reeks van jaaren berokkende ; de tweefpalt der Hekerens en Bronk- hor flen in Gelderland ; der Schieringers en Veikoopers in Friesland. Bovenal heeft ons gefinaakt de voor de Charac- terkunde zo ge(chikte Lotgevallen Van JACOBA Van Beijeren. 1Vy kunnen 'er Diets van overneemen om bet geheel Diet to breeken. Alleen zullen wy, uit de Algemeene Aanmerkin- gen , ten Slot deezes Boeks , ter overneeminge beter ge- fchikt, iets affcliryven. „ 't Granflyk Gezag , de Magt „ der Edelen, en bet Regt der Steden , vertoonen zich niet • alroos in cen behoorelyk evenwigt ; de Staatsbalans fin- „ Bert, en flaat nu tot de eene, dan tot de andere, zyde • over. Graaven nit vreemden Huize, door Huwelyken „ aan Magtige Vorilen vermaagfchnpt, en door Verbonden • in uitlandfche gefchillen ingewikkeld , dongen na eene „ volllrekte Oppermogenheid. Geldgebrek was cen der „ hoofdoorzaaken , dat zy then trap van eigendunklyke ,, Heer- (*) Dat MARGAREET, tot den Huize van Henegouwen behoo- rende, bier onder dat van Beijeren geplaetst is, gefchiedt, volgens vermaan des Schryvers , om dat zy 7ich nauwlyks in de Gcfchiedenis vertoOnt, dan nevens haaren Zoon WILLEM DEN V, en bet Graaflyk Bewind in den Huize van Beijeren over. hragt. 584 CHARACTERKUNDE „ Heerfchappy nict heklommen. Da Ldelen, onder el. „ hander verdeeld , fcheeneu in den Hoekfclaeii en Kabbel- „ jaauwfchen liurgerkryg, rustloos elkanders bederf to be. „ rukkenen , en de verwoesting van veele hunner flerk- „ tens dreigde home magt en Vryheid met eeu gewis- „ fen doodileek; veelen zogten, zelfs in de overwinning „ veruederd, de befcherming der Steden. - Het Ste- „ delyk gezag wist met dit alles voordeel to doen. Der „ Graaven veelvuldige en fchreeuwende Geldbehoeften ,, vervulden zy; doch bedongen teffens behoud van reeds • verleende, en vermeerdering van voorregten, tot uit- ,, breiding van den Koophandel en Magt. leder maakte ,, een ftaat op zichzelven uit, en was op eigen voordeel ,, gefteld. Haat en afgunst over deeze en geenc keuzen • hieldt ze verdeeld; en de Graaven, eenigzins bet hand- „ haaven buns gezag verftaande, bedienden 'er zichvan, ,, tot bepaaling van bet aangroeijend vermogen der Steden, ~, en uitbreiding van hunne eigene Magt. - 1)e fchok- ,, ken , door de Hoekfr,•he en Kabbeljamuwfche verdeeldhe- ,, den aan den Staat toegebragt, zouden de Landzaaten • tot flaaven van vreemde Heeren hebben kunnen maa- „ ken, indien de Graaven, nit bet Stamhuis van BLYe- • REN, zo veel Schranderheid en Staatkunde als Heersch- „ zugt bezeten hadden. Gelukkig,dat behoefte,door Oor- „ log en Verkwisting veroorzaakt , hun wederhieldt van „ aanhoudende fchennis der bezwoore voorregten, en „ dwong om 'er nieuwe by to voegen. Met dit alles nam „ bet gezag der fteden toe; en de geknakte Magt der „ verdeelde Ldelen deedt den Graaven then fteun misfen. „ Ken geniis, nogthans, 't geen zy vergoed vonden, ,, door geen vereenigde Edelen tot wederftreevers te heb- „ ben. De Lendragts band, tusfchen de Steden, was „ door bet benyden van elkanders voorregten to zwak, om der Dwinglandye, als zy haar yzeren vuist tot „ verpletting der Vryheid ophief, to rug to houden, en „ den doodlyken flag of to weeren." Van de Zeden, in dit Tydperk,leezen wy onder ande- re. „ ALBRECHT gaf een blyk van de haatlykile wille- „ keurigheid, die den band der goede Zeden los maakt • en bet Neil der Maadcbappye aan de vervaarlyke mis- • bruiken van eigendunklvke magt opoffert. Wie beeft • niet op bet leezen van bet voorregt door hem aan de ,, Pandnec.ners to Middelburg gegeven. Aan deezen , „ die van de elenden hunner Medemenfchen leeven, en „ by DER VADERLANDSCHE GESCHIEDENISS1. 585 • by bet gemeen vervloekt zyn , verkoopt by zyne be- „ fcherming voor den tyd van twintig jaaren; zo dat zy „ niet gemoeid zouden worden over eenig misdryf, voor. „ been begaan. Zy zouden kwytfchelding hebben van „ een Moord of liever then kunnen pleegen, wanneer zy „ hem twintig Ponden Tournois gaven; en niet verpligt „ weezen aan de Eigenaars goederen, voor geftoolene bekend, „ weder to geeven. Zy mogten overal wapens draagen, „ 't weak aan andere Burgeren verboden was. Wan- „ neer iemand van de Sexe met hun iets to doen gehad „ hadt, en klaagde eenige mishandeling of geweld gele. „ den to hebben, zott zy met gehoord worden, zelfs niet „ fchoon de Geestlyke of Wereldlyke Heeren voor haar „ fpraken. Zy werden ontheeven van alle inftelling of „ bevel van Schepenen of Gezwoorenen der Stad Middel. • burg, geduurende deezen verloftyd." Het vyfde Boek bevat de Characters der Graaven uit den Huize van Bourgonje, en van hunne voornaamfle Tyd. genooten , en de andere gedeelten der thans vereenigde Nederlanden. In bet eerfte Hoofdftuk ontmoeten Wy, PHI- LIP DEN I, Graaf van Holland, en zyn Bastaard DAVID VAN BOURCONJE, met geweld op den Utrechtfchen Bis- fchoplyken Zetel geplantst. In bet tweede, wordt de Oor- logzugiige, de Freeslyke, de Stoute, de Roeklooze CA- REL DE I, Graaf van Holland, in voile grootte afge. beeld, nevens ARNOLD ell ADOLPH Hertogen van Gelder. land. 't Lust ons, daar wy alles, CAREL DEN I betreffende, niet kunnen affchryven , een en andere trek, hem betref- fende, bier to plaatzen ! Om van zyne wreedheid tegen de Luikenaars nlet to fpreeken, of hoe by, tot Graaf ge. huldigd, bet Land met zwaare belastingen drukte; op zy- ne Reizen door Holland en Zeeland de ftrengfte Regtsgen dingen liet houden; hoe by, die de Verdelger der Luike- naaren en de Onderdrukker van Holland eu Zeeland mogt heeten, zich, als een Goedertieren en Medelydend Vorst, by de Friczen voordeedt, om bun to beleezen. Hy was bet, „die op eene groote Dagvaart, aan de Staaten zyner „ onderhoorige Landfchappen, een Plan voorfloeg , om bet „ ftuk der Krygsmagt, op dezelfde wyze als in Frankryk, „ waar mede by in oorlog was, to regelen. Men voor- • zag de verdruklting van Burgerlyke en Staatkundige „ Vryheid, en denzelfden Staat van Onderwerping, als • waar in Frankryk, door eene vastgeftelde krygsmagt ,, ge. 536 CIIARACTERKUNDE „ gebragt was; niet dan fchoorvoetende, tradt men in „ de voorgeflaagene maatregclen, eene fi.imine gelds tot • dat elude bepaalende Gereedheid ten Oorloge • was eeu prikkel voor den Oorlogzugtigen Hertog on) 'er • zich Reeds in to wikkelen; en, van tyd tot tyd, den • bepaalden onderliand tot betaaling des Krygsvolks. op • eene verbaazende wyze, tot groot bezwaar zyner Oil-„ derdaanen , to vermecrderen. Ken Vorflen pluimfiry- „ kende oLIVIER DE LA MARCHE nioge 'er van zeg. gen' dat, felaoon de Nederlanders bier over langen zyd klagtig viclen , en wegens vcrdrukking fchreeuwden , dit allcs ten hunnen voordeele firekte , gelyk zy vervolgcus onrlervonden : want de Hertog was zo magtig, dat by alles kon uitvocren en beregten. Hy hieldt do Landen in vreeze en vrede. Ily toonde alle zynen Nabuuren , dat by ha zwaard in de vuist vocrde, en 't gees by door liefde niet kon verkrygen , dwong by door vreeze af. „ De Vrylieidsminnaar tekent onder deezen Graaf, „ de eer(te, die een geregelde rvlanfchap, jaar in jaar „ uit, onderhield, bet tydftip van de weezenlyke Slaaverny „ deezer Landen. De Volksdapperheid, bet fleunzel der • Vryheid, Ping verlooren. De krygsbeuden der Leen- • niannen en Burgeren, welke wy,in den loop onzer vroe- • gere Landsgcfchiedenisfen , zo dikmaals zagen optrek- • ken, vervielen in klcinagting: zy konden in afgerigtheid • ten Wapenhandel by de Iluurbngen niet haalcn. Deezer • aantal kon de Vorst, wist by den Onderzaat geld of to „ perslen, naar welgevallen, to vermeerderen; zy vloogen „ op zyn wenken , zagen hunren Betaalshecr alleen na de • oogen, en waren gerced ter onderdrukkinge derLandzaa- • ten , die hem middelen ter betaalinge ter hand fielden. ,~ Van deeze kiygsmagt bediende by zich tegen Frank. • ryk. Neslc in Picardye beproefde zyne dolle woede. „ Bet klein getal der gefpaarde Iuwounderen deedt by „ de hand afkappen; en, als zy den brand uit de daken der „ Stad, aan de vlamme ten prooi gegeeven , zageu op. „ gaan, voerde by hun to gemoet: Dit is de vrucht die „ de boom des Oorlogs draagt." Wrange vrugten groeiden aan dienzelfden boom voor zv- ne Onderdaanen. Dit blykt uit bet pier gehoekte lot der Steden IHoorn, Zierikzee, 1'm/lerdarn, Dordrecht, en an- dere, die by met fasten bezwaarde, met Krygsbezettingen dwong , en door zyn ontzagwekkendc tegenwoordirheid tot het opbrergen noodzaakte. „ Zo fpart de Dwinglandy „ de DER VADERLANDSCHP. GLSCHIEDENISSE. 517 • de haatlyke blikken op,en doet de verdrukten beeven!" Met genoegen leezen wy zyne teleurftelling in bet dingen na de Koninglyke Waardigheid. Met ont- roering zyn woedende Krygsdrift op die teleurftelling ge. volgd. Toen geldbehoefte hem aanzette om de goederea der Kerklyken aan to !aan en to verknopen; de Steden tot het leveren van Schepen en Manfchap,en betopfchie- ten van geld, to dwingen, wanneer deeze, „ zo kruipt ,, men voor eenen Verdrukker! " zich dit alles getroos- tende , hun Brief in beantwoording tekenden : Uwe Onrler- daanige en Ootmoedige Steden! En vonden die van Am. ftcrdam, daar zy alles gedaan hadden om hun Zeevaart to befchermen , door het neemen hunner Schepen , zich in de droeve omfl:andigheid, om een Brief aan den Hertog to onderfchryven : Uwe Ootmoedige en Arme Stede van Am- ftelredaname. Naa een zo fchandelyken als fchadelyken kryg tegen de Zwitzers , hier breeder befchreeven, „ ver- „ vulde knaagende fpyt , tot wanhoop overflaande , den „ vlugtenden Hertog : eene zwaare krankheid greep hem „ aan, van bysterzinnigheid vergezeld. Schuw voor men- „ fcben , ontweek by alien gezelfcliap , en fcheen ziclt „ zelven to vergeeten; haveloos, fchrikl k werd zyne gedaan. „ te, en mymerende krankzinnigheid fcheen een einde nail ,, zyne dagen to willen maaken: en by op 't punt, om 't „ oiigelukkig aantal to vermeerderen, die Slachtoffers wor. den van eene teleurgeftelde Staat- en Eerzugt." Be tydiug , dat de Hertog van Lotharingen Nancy be. magtigd hadt, trof zyn oor als een dordetflag, by ont. waakte en gordde de wapens weder aan. Zyn leger kreeg de nederlaage; by, de Aanvoerder , fneuvelde, door een vyandlyke, en, mogelyk, door cen verraaderlyke hand, die hem, drie wonders toegebragt hebbende, uitfchudde, en in een poel , waar in by gefmoord was, lief leggeu , met het aangezigt vastgevroozen. Zulk een wrange vrugt," vcrvolgt de Schryver, cn- ReL'S Character opmaakende, „ aan den boom des Oor- „ logs gegroeid, moest by proeven, in bet best en fterkst „ zyns leevens, gefleeten in zo veel Krygs. De Bynaa. „ men, waar mede de Gelchiedfchryvers hem omfchree- „ ven van den 0orlogazugtigen, den hreeslyken, „ den Stouten , den Aoekcloozen, hoe fchor ook • klinkeude , zyn to zagt om heirs naar waace verd.ienften „ to merktekenen ; de naam van Dwiraaelatid is , in den • uitgefirektflen zin , op hem toepasOyk. Wreedheid,, 1. DEEL. N.ALG. LETT. NO. 14. S s „ die 5 CHARACTERKUNDE „ die haar oog met bet aanfchouwen van mishandelingen „ verzadigt, wier oor zich gellreeld vindt, door 't jam- „ merend krygsgefchrei , afgebrooken door bet zugten • der gewouden en ftervenden, - Wraaklust, die „ alleen door Meiifchenbloed geftild , doch niet verza- • digd words, vervuiaen Reeds zyn hart. Geweld „ omgordde hens als een gewaad. Zyn balddaadige • voet vertrapte de Vryheid zyner Onderzaaten, die, in • veragtlyke Shaven hervormd, zich aflloofden, en lieten • uitmeri elen , om middelen to verfchaffen, tot voldoe- „ ring zyner kostbaare Hofhoudinge, en bet gnedmaaken „ der onlneetelyke Krygskosten , in noodlooze buiten. • landfcbe Oorlogen gefpild, en allcen gevoerd, om cen „ Lwinglandfche Heerschzugt den yzeren fchepter, naar „ onbegrensde willekeur, over wydL itgeflrekte Landen to • doer zwaaijen." Niet vreemd, dat de Schryver bet volgend Hoofdtluk, waar in MARIA, Gravinne van Holland, t1AXInI1LIAAN, naar Egtgenoot, en Voogd van PHIL+PS DEN 11, en de twee laatfte voorftanders der Hoekfche Partye, FRANS VAN hREDERODE en JAN VAN NAALDWYK, gekenfchetss worden, in deezervoege aanvangt: , Is 'er ooit juichenstyd voor „ de Vryheid, 't is wanneer een Dwingland fneeft, wiens „ Heerschzugt nooit voldaan wordt , wiens Good, en „ gloeddorst onleschbaar zouderi gebleeveu zyn. „ Zulk een Dwingland gaf, in CAREL DEN I, den laatflen „ fnik. De volkomene zekerheid zyns doods', waar aan „ de vrees eenigen tyd twyfelde , baarde blydfchap by • veele verarmde Onderzaaten. Van achter een dikke ,, wolk der S1'aavernyen fcheen de zon der Vryheid to „ zullen doorbreeken : zy deedt bet met de dead; loch , • helaas ! om flegts voor eene zeer korte poos to fchy- „ nen , en vervolgens nog droever beneveld to worden. „ Ongunflige omflandigheden vergezelden deeze op a, zichzelve den Lande gelukkige gebeurtenis." - Voor een tyd zien wy Hoelfclten en Kabbeljaauwfchen , een reeks van jaaren aan twist en verdeeldheid gewoon , alleen zamenftemmen , en dat algemeen belang de fchaal der Partyfchappen in evenwigt deedt hangen'. De Steden, to Leyden, to Haarlem, en in den Haage ten Dagvaart ver. fcheenen, beflooten. dat de twee Partyen elkander, nosh van noch op 't kusfen, zouden zoeken to helpen; maar de handen in ~dn flaan om 's Lands oorbaar to bevorderen, en herftelling to verwerven van de inbreuken op der Ste= den DER VADERLANDSCHE GESCHIEDENISSE. 589 den Voorregten. Van bier hot Groot Privilegie, door de Gravinne gefchonken; doch, naa haar Huwelyk met ntA. x1Mttaena , tertlond gefchonden: wanneer de voorgetrok. kene Kabbeljaauwfclsen en verdrukte Hoekfchen buns Eeds vergeetende, de oude vyandfchappen aanrigtten; en dee- zeV aaumorking des Schryvers billykten : „ Zo waar ,, is bet, dat men,op Staatkundig gedaane beloften, niet • kan vertrouwen, zy duttreii Diet langer dan de dryfveer • van Eigenbelang gefpannen blyft , en werkt." - In dit Hoofdftuk vinden wy Diet alleen den ondergang der Hoekfchen , waar ook de oproeren van bet Kaas en Broods Yolk en derzelver, deutping befchreeven. tilt bet vierde of lant(Ue Hoofd(luk, Algemeene Aan- inarkingen over bet jongst befchreevene Tydperk opleve- rende, kuuneu wy, hoe genegen ook om andere trek- ken over to neemen , om Diet to lang to worden, alleen dit volgende plattzen. „ Niet meer dan de fchaduw ee- • net vrye li.egeeringe bleef 'er in 't eerst over onder de „ Bour ondifclte Heeren : en deeze zelfs verdween, toen • de Stadsregeeringen geheel afhanglyk werden van den • Graaf of van diens Stadhouder, en zy alien klem kwyt • geraakten : uaardemaal zy , die den wit deezer Opper- • gebiederen wederflreefdeu, of hunnen Aanhang Diet be- ,, gan(ligden, van bet kusfen geraakten. De flem van • den i~aad ademde. Diets dan 's Vorften wil; de fleet • der Vryheid mogt zich verheffen, zy werd overfchreeuwd „ door Hooffehe Vleijers , of met geweld den mond ge- „ (lopt. Weelde, Wellust, Overdaad woonden in „ hat Bourgondifshe Hof. De Koophandel bloeide; de „ Zeevaart, geholpen door bet verdiepen der Stroomen „ en bet ver vyden der Zeegaten, eat niet zelden door de „ rags des Graaven befchermd, voerde fchatten ten lande • in; jammer dat deeze grootendeels in den draaykolk der „ verkwistinge verlooren ginger, of in zo kostbaare als „ noodlooze buitenlandfche Oorlogen verfpild wierden. De „ Zedeverhastering, voortvloeijende uit bet volgen van een „ dartel Hof , vertoonde zich in Kleederpragt , in lange „ kpsthaare Maaltyden, in Ontugt en Ongebondenheden, • als gewettigd door bet voorheeld der Grooten. Hoe „ was bet mogelyk voor een Volk, den zwymeldrank des „ Wellusts met groote teugen indrinkende , de Slaaverny to onrgaan?" S s 2 170 590 DE PLIGT De pligt van ieder waar Patriot in het tegenwoordig voor der Burgercn Vr yheid en Leeven allergevaarlykst tydf ip. En hoe ieder, war zyne byzondere omfandigheden, op de best gefchiktfte wyze, ter befeherminge van 't Vader- land, kan en moot medewerken. Te Haarlem, by Fr. I;ohn, '786. In gr. 8vo. 3.2 bladz. Ge neen Sehip, zegt het bekende fpreekwoord, gemeengevaar; en in zodanig een geval moet ieder, die flegts eenig helang ftelt in de redding uit bet gevaar, de hand nan 't werk flaan, om de veiligheid van alien, en zyn ei- gen behoud , to bewerken. In zulken toeftand befchouwt de Opfteller van dit Gefchrift, niet ten onrechte, ons Gemeenebest; dit noopt hem in alien de Vaderlandslief- de op to wekken; en dezulken, die den naam van Patri- otten voeren, maar in eene laauwe traagheid uitvlugten op uitvlugten zoeken, om zig genoegzaam van alle werk- zaamheid in deezen to ontflaan, de verkeerdheid van dit bun gedrag to doen opmerken. Hy erkent gereedlyk, dat zy niet alleen hieromtrent op dezelfde wyze werkzaam kun- nen zyn; doch by beweert, dat 'er, buiten eenige onver- mogenden , maar weinige onder ons gevonden worden. welken niet langs den eenen of anderen weg, door li- chaamlyke of verltandlyke poogiugen, met raad of daad, de behulpzaame hand kunnen bieden, en dus den Vader- lande dienftig zyn. Ter duidelyker voordragte hier van fchift by alien daartDe betrekkelyk in vier Clasfen ; en toont hoe genoegzaam een ieder in zyne foort ten nutte werkzaam kan zyn; toonende teven.s, hoe flerk een ieder, als een Voorftander van 's Lands welweezen, onvermy- delyk verpligt is, bet zyne , naar zyne bekwaamheid en. omftaudigheden, hieromtrent werkftellig to maaken, of dat by anders den eernaam van Patriot onwaardig zy. Ver- der befluit by dit zyn voorftel met eene opwekkende en nanmoedigende Aanfpraak, ter handhaavinge dier Vryheid, welke onze Voorvaders ons verworven hebben , die door bet Nageflacht mnar al to jammerlyk verwaarloosd is, eii tot welker herltelling Nederlands Volk, in de tegenwoor- dige omttandigheden , ten kragtigfre geroepen wordt. De wyze, waarop de Autheur dit alles voordraagt, is manlyk aoch tevens befcheiden; en dus, onder eene duidelyke voorllelling van zaaken, zeer wel ingerigt oni by veelen invloed to hebben. Hy bedoelt ill geeneu deele een on. be. VAN II:DER WAAR PATRIOT. 591 bezonnen yver, maar eene welbe;lierde vuurigheid voor 's Lands weezenlyk heil; waaromtrent bet Been by in de Burger Societeiten (welker bywooning en handhaaving by, voor de daartoe gefchikten, ten flerkfle aanbeveelt,) vereischt, in dit geval ten getuigen verflrekke. ,, Zullen, zegt by, de Burger-Societeiten weezenlyk voordeel doen, zullen zy in de daad tot otiderfchraaging onzer Vryheden, Rechten en Voorrechten dienen kunnen; alles moet hier met de uiterfle bedagtzaamheid, omzigtig- heid en voorzorg behandeld worden; de kundigeren moe- ten bet 'er fleeds op toeleggen, min kundigen behoorlyk, naar zy bet verlangen, to onderrichten; terwyl deeze laatfle , gebruiken zy dit gezelfchap niet flechts om den fchyn van Patriotten to hebben, en onder denzelven ge- rust in hunne werkeloosheid voort to gaan, bet 'er met alle kragt op moeten toeleggen, zich hoe langs hoe kun. diger to maaken; zich van tyd tot tyd meer en meer in de gefprekken van kundiger in to wikkelen , om daar door de vermeerdering en toeneeming hunner eigen kundighe- den geduurig to beproeven. leder flap, die hier op ee. nen losfen grond gedaan en ondernomen wordt, kan zo wel ten nadeele als ten voordeele der Ingezetenen uitval- len : kunde, doorzigt, beleid, de verfchuldigde hoogach- ting voor onze wettige Reprefentative Souverainca, maar tevens onwankelbaare moed en heldhaftigheid in bet voor- draagen en handhaaven van onze waarachtige helangen, moeten alle de overleggingen en daaden dier edele Genoot- fchappen kenmerken. leder Lid moet hier toe me- dewerken; niemand moet zich to vroeg kundig achten , to veel op zich zelven vertrouwen, om iets doldriftig door to zetten; zorgen dat niets ontydig verricht worde ; niets moet to vroeg gefchieden, alle dingen, zttllen zy wezen- lyk goed zyn, moeten hunne rypheid hebben; maar ook niets, waartoe tie tyd daar is, moet verzuimd worden. \Vanneer dergelyke Societeiten dus ingericht, dus onder- houden, worden, zyn zy zekerlyk ten alien tyden voor bet welzyn deg Lands, voor bewaaring der voorrechten, en beveiliging der Burgers van bet uiterfte nut en aan- belang." S s 3 Procf 592 J. C. E. SPRINGER Proef van een hhandbook, voor die geenen, welken de Be ilierkunde van Vorflelyke Geldmiddelen , Landgoederen en anderc inkomflen niet als een ambacht leeron, of, als zo- danig willen geleerd hebben, maar die irategendeel daarin verflandige en eigenaartige grondftellingen wonfclren aan to trefen , en met de Landhuislaoukunde derz aanvang maa- ken. Door den beroemdcn Heere l, CHR. E. SPRINGER!, Lid van de Academic der Weetenfchappen to Erfutt. Uit laet Hoogduitsch vertaald. T e Edam , by A. Tolk en to Amfterdamn, by H. Keyzer, 178. In gr.. 8vo. 252 bladz. In de Inleiding van dit Werk , dat door den Drukker Ails Tolk aan de Leden van den Oeconomifchen tak van de Haarlemfche Maatfchappy der Weetenichappen is op- gedragen, toont de Schryver de algemeene noodzaaklyk, heid en groote waarde van de Lands- en Staats.Huishou- kunde aan, geeft ons vervolgens de beste Schryvers in bet Huishoukundige op, en deelt ons eindelyk een ont- werp mcde van zyn huishoukundig Leerboek, waarvan i) de Landhuishouding, en 2) de Stadhuishouding de twee voornaamile hoofdverdeelingen zyn. By de Landhuis- houkunde worden de verfchillende foorten van Landgoede- ren verklaard; de wyze, hoe die verkreegen en daarna onderhouden worden; hoe men de gebouwen best en ten meeste nutte aanlegge; de kunst om het Vee, den Akker, de Weiden, het Hooiland, den Moeshof, den Wyn- en Boomgaard, de Bosfchen to behandelen, Jacht en Visfche- ryen ten nutte to maaken , Turf to fteeken , enz. Dan komen de Dorpen en Gehuchten in aaumerking, en de voorfchriften der Landhuishoukunde , om deeze zo wel als bet platte land to beltieren , en de In- en Opgezetenen to onderhouden. Vervolgens de verklaaringen van het Rechts- gebied, Lyfeigenen, Verb uuringsgeldeu, Boerendienften, Leenverheflingen , Erfpachten , enz. Dan komen de Ker- ken en Schoolen op de Dorpen, eindelyk de waardeerin- gen , verpachtingen der Landeryen en derzelver beftie. ring. By de Sadshuishoukunde worden de oorfprong, het on- derfcheid, de irrichting en bef'iering der Steden ontwik- keld ; wyders de opzichtelyke of wederzydfche gelegenheid der Inwooners, hun onderhoud in foorten en de Burger. rechtcu, dan het beroep der Burgeren en Ipgzetenen, (by voor- IIANDBOEK. 593 voorbeeld) de Brouweryen, de Tapperyen, de Ambach- ten, de Krameryen, de Koophandel, eindelyk de Burger- lasten; de hooge of laage Schoolen; de Daglooners, de Jooden en verdachte Perioonen, die meest in de Voorfte- den woonen, well;e Voorfteden zelve ook in haare betrek- king met de Stad befchouwd warden. De derde Hoofdverdeeling maaken zulke voorwerpen uit, die de Land- en Stadhuishoukunde met elkander gemeen hebben. Onder deeze voorwerpen der gemeene Landsbe- ftiering behooren voornamelyk de omloop van her Geld , de Bevolking, de Verdraagzaamheid in 't ftuk van den Gods dieust , de behoedmiddelen tegen her uittrekken der In- woonderen en tegen vreemde Wervers , her Kerkbeftier en de Overheidsmacht in kerkelyke zaaken, de Zeden en de vreedzaame Staat des Volks, her Onderwys der Jeugd en de Opvoeding, Voorzorgen de gezondheid der Op- en In- ge.zetenen betreffende , de Wetgeeving ten opzichte der Land- en Stadhuishouding; in 't byzonder de Landbouw, Veeteelt, de Bosfchen, de Jacht, de Veenen , de Steen- koolgroeven , her Maalwerk , de Mynen en Mynfmeltery- en , de Zeden en Neering op de Dorpen en in 't gemeen de maatfchappelyke hefchikking van elk Dorp, dezelfde be- fchikking in de Regeeringsbeftelling in de Steden, en voorts alle zaaken welke by de eerfte hoofdverdeeling reeds zyn aangevoerd. De vierde Hoofdverdeeling eindelyk behandelt de zoge- naamde Kamerwetenfchappen, en deeze pat over de Vor- ftelyke Goederen, de Hoogheid, de Schattingen in 't ge- meen, dan nog de byzondere Vorftelyke gc ederen , zyne Tafelgoederen, zyne rechten op Grond en Stroomen , Wild- baanen , Leenen, Mynen, Munten , Verbeurdverklaarin- gen , Verhuuringsgelden , Loteryen , enz. Zie daar her ontwerp van een huishoukur'ig Leerboek door den Heer Sprinter gefchetst, woatonnsent by ech- ter in dit Stuk, dat ons bier vertaald word aangeboden, zich flegts hepaalt tot de eerfte hoofdverdecliug, to wee- ten de Landhuisboukunde, waarin zekerlyk veele dingen voorkomen die met onze Conftitutie zeden en gewoonten niet zeer ftrooken ; doch waarin men ook, gelyk de Uit- geever wed aanmerkt, behalven her genoegen van veele gebruiken in Duitschland to leeren kennen, ook bier en en daar eenige nuttige zaaken voor ons land, en wet voornamelyk voor onze hoogliggende Provincien, zal ont- dekken, die een voordeelige betrekking, op de Oecono- S s 4 mie $9$ J. C. E. SPRING1.R, HANDROEK. tnie hebben ; lchoon echter deeze weinige Stukken, onzes bedunkens , niet gewigtig genoeg waren om de Vertaaling van dit Werk to onderneemeu, waarin zo veele nietsbedui- dende en genoeg bekende dingen voorkomen, die daarenbo- ven nog in een onaangenaamen en onbefchaafden ilyl zyn voorgedragen, die door de vertaaling niet zeer ver- be:erd is. Nicuwe aardryksbefclrryving voor rye Nederlandfche Yeugd, door don Ilccr w. E. DR PERPONCHER, tot gebruik zy. net Kinderen opgef eld. hide Deel. Te Utrecht, by de Wed. J. van 5choonhoven, 1786. !n 8vo. 59. bladz. ~'j y hebben reeds mcermaalen deeze Aardryksbefchry- TV ving van den kundigen PERPONCHER aangeprezcn als cen werhje, dat, hoewel in de eerlte plaats gefchikt voor kiuderen, die reeds voorbereid zyn, ter wier onderrich- tinge bet met veel vrucht gebruikt kau worden, ook te- vens voor meer bejaarden van wezenlyken dienst kan zyn, indien zy lust hebben otn een geregeld denkbeeld van de Aardrykskunde, en 't geen daar toe betrekking heeft, to erlangen. (*) In dit derde of laatfte deeltje, waarmede by zyne Aard- ryksbefchryving betluit, maakt de Schryver een aanvang met ASIA, en geeft op een aangenaame wyze een beknopt denkheeld varr Afiatisch Turkyen, deszelfs ligging, na- ruurlyke voortbrengzels aart en zeden der inwooners, bergen en rivieren, en de vier groote gewesten , van Natolie, ryric, Thurcomanie en Diarbek,waarin Turkyen verdeeld wordt, en waarby men Georgie voegen kan. Op dczelfde wyze geeft by ons vervolgens ecn denkbeeld van Arabien, P ' ftZn, Indian, China, Yapan, en andere na- bnurige eilanden. Vervolgens gaat by over ter befchou- wing van Africa, eu wel your eerst van Egypten; voorts van Barba,yc, van Sara, of de woestyne van Barbarye, benevens de Cana,'ifche Eilanden, van Guinea, de groc- er. h:aapfcite Eilanden, enz. van Nigutia, van Nubie, .1_lbysf'nie en eenige nabuurige ftreekeu. Hierop fpreekt by van Ka raria, en eerst van deszelfs noordoostelyk gc- dcel- *1 lie A g. W. Lett. VI. Dccl, bl. ;-;. enz. all VII. Dee1. nl. -93 enz. W. E. DE PERPONCIIER, AARDRYKSBESCHRYVING. 595 deelte of gemengd Kafraria, bevattende de kusten Anian en Zanguebar, midsgaders van' de nabuurige Eilanden Madagascar, enz, dan van bet Noordlyk gedeelte van Zuiver Kafraria, van Congo, en van Zuiver Kafraria, Zuid en Zuidoostelyk gedeelte. En hier mede Africa af- gehandeld hebbende , gaat by over tot AMERICA , en han- delt in de eerfte plaats van NoordZmerica; en wel voor eerst van de Landen rondom Hudfons Baay gelegen, voorts van Canada; van Nieuw Schotland of Acadia , benevens de eilanden van Kaap Breton; New Foundland of Terre Neuve, enz. Hierop van de Vereenigde Staaten van Noord-A'mcrica; voorts van Oost en 1F st Florida, Louifi- ana; en de nog weinig bekende Nestlyke en Noordwest- ly ke Kusten van Noord America, van Mexico, of N-euw Sparaje, Californie, en Nieuw Mexico, en eiudelyk van de ll/est-Indifche en eenige andere Eilanden, tot Noord- America behoorende. Hierop Nat by Zuid•flmeri. ca volgen , en fpreekt eersr van Guiana ; vervolgens van Terra Fir ma, van Peru, van Chili en 't Landvan Magellaan, van Paraguay, van bet Land der flmazoonen; van Bra. ziel en de Zuid flmericaanfchc Eilanden; en eindelyk van de nog weinig bekende of nieuw ontdekte Zuidlandcn; en van de Noordpoolslanden. Tot een Staaltje van 's mans Schryfwyze, zullen wy onzen leezeren bier mededeelcn bet geed by nopens den cart, Staatkundige inrichtingen en Regeringsvorm van de vereenigde Staaten van Noord America heeft aangeteekend. Na alvorens van den Amerikaanfchen Oorlog, waar by zy hunne Vryheid zo loflyk gehandhaafd bebben, gefprooken, en den beroemden Washinghton den verdienden lof to heb- ben toegezwaaid, pat by dus voort. „ Op dit ogenblik ondertwsfchen zyn de Noord-Ameri- caanen nog in then toeftand, en hebben dat charafter, 't welk aan alle volken, die zich in de eerfte beginzelen der Maatfchappy bevinden, en eetr groote omwenteling heb- ben ondergaan , eigen is. Eenvoudig en arbeidzaam , be- zitten zy, over 't algemeen, de deugden der Natunr, maar ontbreeken de hoedanigheden en voordeelen , zo wel als de gebreken en nadeelen, die aan federt lang gevestig- de en befchaafde Maatfchappyen byzonder eigcn zyn. Ook hecrfchen onder hen die moed en ftandvastigheid, die yver voor 't algemeene welzyn, en die zucht voor de vryheid, die alle oprichtingen van vrye Burgerflaaten moodwendig verzellen moot; mitsgaders die flerke uitoefe_ S s 5 ping 595 W. E. DE PERPONCEEER nitlg van alle de zielsvermogens, die, by alle groote om. wenrelingen, door den flryd en de gisting , welke 'er mode gepaard gaan, natuurlyker wyze worden voortge. bragt. Maar tevens zyn zy ook niet vry van die wanor- ders en gebreken , waaraan eeu, nog niet ten eenemaal gevestigde en geregelde, Burgerflaat, byzonder na cencn oorlog, en wel vooral na eenen inlandfchen oorlog, ge- meenlyk onderheevig is; gelyk merle niet van die zwarig. heden en gevaaren, die eene zeer ligt to verregaande zucht tot onafhangkelykheid na zich fleept. Terwyl on- der de menigte van vreemdelingen , welken naar deeze gewesten toevloeyen, elk zyn Volks-Character, en zyn ei- gen CharacRer, meebrengende, het gehcel, door dit by. mengzel , min of moor vap deszelfs oorfponglyken aart en eenvoudigheid wordt afgelcid. „ Ten aanzien van 't flaatkundige, bebben deeze vol. ken 't voordeel gehad, dat hun 1 aatsgeflel en regeerings- vorm , reeds voor de omwenteling, op de wel hagerigte grondbeginzele-n der Engeltche Vryheid en Con1 itutie fteunden ; en dat zy, daarop bouwende, en tevens hunne nieuwe wetgeeving ftmenllellende, in eenen ty(l van wys- geerige kennis en verlichting, de eerfte ontwerpen hunner wetten beter dan misfchien ooit ergens anders is gefchied, naar hot recht der Natuur, naar den eisch der Vryheid, naar de oorfprongelylceRechten der meufchen, hebben kun- nen inrichten. Indien maar niet eene al to flerke jaloers. heid, voor hunne byzondere Vryheid, de ingezetenen belet die vryheid wel to regelen, en, op den alleen veiligeu groudflag van goede orde en wettige ondergefchikt- heid, to vestiges, of ook de macht, welke 't yolk aan zich behouden heeft, om zyn flaatsgeflel telltens to kunnen veranderen, nict to weege brenge, dat zy, sim- mer eerie vaste Conflitutic hebbende, geduurig over 't veranderen, of (gelyk 't altyd hiet maar niet altyd is) verbeteren derzelve, onder elkanderen twisten, en dus eene wyde deur tot tweedracht en verwarring openhou- den. „ In de daadlyke uitvoering ondertusfchen fcheelt 'ernog veel aan, dat alles tot volmaaktheid zy gebragt. Ja wat bet Bondgenootfchap zelve betreft, worden deeze Staaten, die, zo ver van elkanderen afgelegen, ook ten aanzien van Koophandel, Landbouw en Fabrieken, zulke verfchillende, fomtyds mededingende, fomtyds misfchien reeds ftrydende, belangen hebben, behalven door do vet- plich- AAHDRYURESCHRYVING. $97 plichtlug der oorfprongklyke acte van Unie, door Wets by 't verbond gehouden, dan alleen door 'c Congres of de algemeene Vergaderiug der afgevaardigden van alle de Staaten; het welke tevens, met de bezorging der gemeene belangen van 't gantfche boudgenoozfchap belast is. Maar de jaloersheid, die elke Staat voor dcszelfs cigen oraf- hanglykheld voedt, maakt reeds, dat aan dit Congres weinig macht gegeeven en weinig gehoorzaamheid bewee- zen words. Dus het to vreezen zy , dat het zelve zich niet altoos zal in that bevinden, am de algemeene belan- gen,naar behooren, to bezorgen; en nog winder, am de gefchillen , die 'er eens tusfchen de verfcheiden Staaten ntogten ontftaan , by to leggen, en 't verfcheuren van den vereeuigingsband, welks behoud, in zulk cen uitgeftrekt bondgeuoodfcbap, reeds door den aart der zaake zo moeje- lyk is, daadelyk to beletten. „Ook ontbreekt 'er, ten opzichte der inwendige en by- zondere inrichtingen van elken Staat, nog veel. De Re- geeringsvormen zyn nog niet overal , in alle hunne byzon- derheden, volkomen gevestigd. 'Er zyn, (of waren nog oulangs) niet overal gencegzaatne middelen vastgelteld, am goede wetten to doer uitvoeren ; 't gemeen belang, tegen de onderneemingen of de onwilligheid der byzoudere Baat- zucht, to befchermen; eene vaste order en goede policie to onderhouden ; ja zelfs niet eens, om, overal en in alien op- zichte, aan elk Ingezeeten die veiligheid to bezorgen, ter verkryging van welke de Burgerlyke Maatfchappy tog overal is aangegaan. Kort na den Vrede althans, zag men, zelfs in of omtrent Philadelphia, (daar echter een marl, die maar twee dagen werken wil, genoeg kan winner, am 'er een geheele week van to beltaan,) geheele benden van Roovers, lilt fommigen der afgedankte Soldaaten en 't flegtfte Volk, uit Europa gekomen, famengerot. Ja zelfs waren 'er toen de vreemde Ministers natiwlyks veilig. En in Zuid Caro. lina heeft men gezien, dat de Rec}tter zelfs van een Di- 111;ri&, op weg, van zyne koets, paarden en klederen wierd beroofd. En over 't algemeen zyn 'er de wegen , op veele plaatfen, althans nog, flegt en onveilig, de herbergen niet beter, en in meer dan een opzicht veele dingen nog onge. redderd en in de eerfte opkomst. Dan dit alles zyn om- flaudigheden, die noodwendig, uit den cart van zulk eene omwenteling en toeftand, als die der Noord-Americaanen zyn, voortvloeijen, en waarin reeds dagelyks verbetering ge- 598 W. E. DLL PERPONCHER Fefchied, en hog meer door den tyd to wachten itaat, zo er eendracht heerfclien mag. „ Wat nu de inwendige regeeringsvorm betreft, ieder dee. zer Staaten heeft daaromtrent, teritond na de fcheuring met Engeland, zyne eigene fchikkingen gemaakt; over 't alge- meen echter de voornaamfle grondflagen der Engelfche Con. ilitutie in 't oog houdende. Alle de vrybezitters, of belang- hebbenden by de gemeene zaak, komen jaarlyks byeen, ter verkiezing hunner Vertegenwoordigers , op de algemeene Vergadering, werwaards elk Graaftchap, enz. zyne Afge. vaardigden zendt, en die by 't Engelfche huis der Gemeente kan vergeleeken worden. Dezelve befluit over de zaaken der gemeene lasten; benoemt, uit hair eigen lichaam, den Prxfident en den Wetgeevenden Raad; kan zelf alleen haare byeenkomtn opfehorten ; verkiest, met den wetgeevenden Raad, de Afgevaardigden naar 't Congres; kan de befluiten, door even genoemden Raad voorgetlagen , aanneemen , vcranderen of verwerpen; en begeeft de meeste politike en militaire Ampten. De Wetgeevende Raad (die 't Hooger- buis van Engeland kan verbeelden,) heeft macht om de befluiten der algemeene Vergadering, de gemeene Lasten betreffende, to verwerpen , maar Diet om 'er verandering in to maaken; alle derzelver overige befluiten aan to neemen, to verwerpen, of met de nodige aanmerkiugen to rug to zenden ; terwyl men het eens worden moet, alvoorens dee- ze befluiten van kracht zyn. Ook kan deeze Raad alleen deszelfs eigen Vergadering opfchorten. De Gouver- neur, die alle jaar, of wel alle twee of drie jaar, verkoozen wordt, fchynt , in dit Staatsgeflel, den Koning, fchoon met veel minder macht, to moeten vertoonen. B y kan de groote Vergadering, benevens den wetgeevenden Raad, des hoods, hyeenroepen , niaar niet derzelver byeenkom. fien ; en zyne toeftemming wordt mede, tot de befluiten der heide zo evengemelde Vergaderingen, vereischt. Dus de wetgeevende macht, eigenlyk, by deeze drie, de al- gemeene Vergadering, den wetgeevenden Raad, en den Gouverneur berust. Ook kan de Gouverneur, zonder toe. flemming van beide deeze Vergaderingen, geenen vreede , oorlog of tractaat aangaan. Onder hem flaat cen Ondergouverneur, en men heeft hem, benevens denzelven, cenen Raad toegevoegd, door de algemeene Vergadering, en den wetgeevenden Raad, elk voor de helft, benoemd, (lien hy, in bepaalde gevallen, moet raadpleegen. E#adeiyk zen:dt elke that cenige afgevaardigden naar't Con- gas, MRDRYK5BSCLRYVINC. 599 fires, of de algemeene Vergadering van alle de 1.3 Veree. nigde Staaten; daar elke Scaat maar eene (hem heeft, of- fchoon 't getal der afgevaardigden, van twee, tot zeven konne verfchillen. De afgevaardigden van zeven Staaten zyn genoeg, om een Congres uit to maaken; en 'er moe- ten zeven, of in zaaken van Financie,negen Staiten een- flemmig zyn, om eene zaak to beulisfen. Dusdanig zyn de algemeene grondtrekken van de regeeringsvornz deezer Staaten ; doch , by elk derzelven zal , omtrent de byzonderheden, in meer dau een opzicht, verfchil plaats hebben. Nederlandfche Reizen, tot bevotdering van den Koophandel, r.a de meest afgelegene gewesten des Aardkloots. Tiende Deel. Te Amierdam, by P. Conradi , eat to Harlingen, by V. v. d. Plaats, 1786. In gr. octavo, 05 •bladz. it tiende Deel bevat de vermaarde reistogt van Wouter Schouten na de Oostindien , van 't jaar 1658 tot 1665; benevens de merkwaardige togten van loan Nieubo ff na en door de Oostindien, zints bet jaar 1658 tot 1671 ; die, niet minder dan de voorigen, verfcheiden merkwaardigh.eden, no- pens deeze Gewesten en den Handel op dezelven, bet~eizen. Om 'er, Haar gewoonte, eenig byzonder berigt u't made to doelen, zullen wy ons bepaalen tot bet Been ons, in de he_ fehryving der togten van Nieuhoff, wegens de kust van Ma- labar, gemeld wordy. „ De kust van Malabar (dus luidt bet verflag) begint go mylen ten Zuiden beneden Goa, en ciildigt ten zuiden vah de Kaap Komoryn, op 7 Gr. 3o. Min. N. B; zynde eene uitgeflrektheid langs de kust van 8o mylen. Het land wordt verdeeld In vyf koninkryken: Kananer, K,alekuta, Kranganori Koetzyn er Koylang. Andere roemen nog meer kl'elne koriink- rykee. Het legt omtrent in 't midden , tusfchen de Linie en den Keerkring van den Kreeft. Het is een aangenaam, vrugtbaar en gezond gewest, overal rykelyk van watev voor. zien, en van meiren en rivieren doorfneeden. kfoervel deeze wateren meestal ondiep, en voor gelaadene rchepen onbruik- baar zyn, kan men 'er egter bezwaarlyk re bind reiQen. - Van alle gewesten groeit bier de beste peper. Deeze plagten de landzaaten aan de uitlanders to verkoopen voor goud, zU- ver en andere goederen. Doch-zints de Nederlandfef;e Maaty fchappy een goed gedeelte des larrds door de wapenen be magtigd, en de Portugeezen van daar heeft verdreeven, beeftzy tevens den uitfluitenden Peperhandel aan ztb getrokken. Mea too ZtV JERLANBSCHE fRFZLN. Men vindt 'er zeer veele kokosboomen, en onder dezelve die 95 of meer voeten noog zyn. „ In de drie eerile mannden van 't jaar zyn de nachten zeer koud, doch de hitte des daags bykans ondraaglyk. De flerke daauw is de oorzaak der naghtkoude. De Winter begint met donder , blixem en regen. In den Zomer heeft men by- kans altoos een klaare lucht en zelden regen. 's Morgens omtreut negen uuren begint de Oostewind uit bet land, ep met Zonnen ondergang de Westewind uit Zee to waaien ; de lucht wordt pier door merkeiyk verfrischt. Vreemd is her, dat de Landwind zich nier verder dan Lien •mylen in Zee uii- ftrekt. Terwyl her op de kust van Malabar Zomer is, heeft men Winter op de nabuurige kust van Koromandel. De oor- zaak hiervan is , her tusfchen beiden gelegen hooge gebergte Gate; waardoor de winden gefluir, en de fraalen der Zonne onderfchept warden, „ De huizen, van bamboesrieten gemaakt, zyn veelal laag van verdiepingen, en hebben weinige vertrckken. Aan den ingang, zo van armen als. ryken, zvn groote voorhoven of pleinen, met. muuren of paalwerk afgeflooten; Op dezelve werden de Reizigers ontvangen en van her noodige voorzien. De paleizen der Koningen zyn meestal gebouwd op Eiilandjes in groote Meiren; eenige hebben een halve myl in den om- trek. Volgens zommige zou Alexander de groote; dit land door. reisd, en 'er alles verwoest hebben. ,. Zy,! doen hunne maaltyden, zittende op den grond, met de beenen kruislings over olkander. Ryst. dient hun tot brood, en water voor den gewoonen drank, a!s ook eune foort van Arak. Onder her drinken raaken zy den rand van her drink- vat niet met hunne lippen, maer gieten her water in den mond. De Amfioen is onder hen zeer begeerd ; zy kaauwen dezelve tot dar zy duizelhoofdig worden, en in flaap vallen, in wel- ken zy zeer genoeglyke droomen hebben. Vooral maaken zy Per gebruik van, eer zo ten ftryde trekken; dit doet hen der- maate onverzaagd worden,dat ze naakt, en als woedende,op den vyand inloopen. Nap drat de Amfioen heeft uitgewerkt, weeten ze zich van her voorgevallene niets to herinneren. Zy moet dus bet geheugen merkelyk verzwakken. Menigmaalen , eer Nieuwhof de oorzaak west, verwonderde by zich, dat de Malabareezen, kort na dat ze een verbond met hem geflooten hadden, zich hunne verbintenis naauwelyks wisten to herinne- ren. Van bier dat, wanneer de Koningin van Koylang, by ze- kere gelegenheid, bet vernuft der Hollanderen roemde, by haare Majefteit den read gaf, dat haare onderdaanen, in fie- de van 't veeivuldig gebruik van Amfioen, een maatige teug wyns moesten gebruiken. „ De Bragmannen zyn in Malabar zeer gezien, om hunneleevenswyze, geoeffendheid en kennis van weetenfchappen. Zy ee. NEDERLANDSCHE REIZEN 601 eaten vleesciu noch lets dat seven heeft onfangen, en drinkers niets dan water, Liever zouden zy van hunger Rerven, dan jets gebruiken, 't welk door iemand, die niet tot hunnen Pram behoort, bereid is. Voor 't overige zyn ze getrouwd, en heb. hen veelal zeer fchoone vrouwen. De Koningen tnaaken van bun veel werks, enr volgen hunnen raad in alien zaaken van aangelegenheid. „ Do opgezetelien van Malabar worden verdeeld in Vyf ge- flagten: bet Koninklyke, Priesterlyke, dat der Krygs-of Edel. lieden, de Kooplieden en de Visfehers. „ Door 't veelvuldig kaauwen van Betel, hebben de Mala- bareezen zwarte tanden, hoe dezelve zwarter zyn, hoe ze iii nooger ,atiarde warden gehoueen : want bet derven van dezel. uo wordt voor een blyk van armoeae aangezien. De vrouwen zyn veelal zees ontuchtig, tot heimelyken mmnehandel genegen. ,,.Volgens 't verbaal van zommigen, zou de Christlyke Gods- d1ense hier zyn ingevoerd, door den befaarnden Franciscus Xe- vetiitta, die, door zyne medlgvuldige en groote wonderwerken, veelen tot zyne leer overhaalde, welke zy zeer hardnekkig bly- ven aankleeven; zo dat alle poogingen, om, in de plaats der Roomschgezinde, de nicer gezuiverde begripperi der Hervorm- den in to voeren , langen tyd vrugtloos zyn afgeloopen. Wy- ders vindr men onder de Malabareezen nog Veele Mahometaa. nen, die meestal met koophandel of de zee'o'very zich genee. ren; under de laatften z yn zommigen greweldig ry'k. „ Noolt trouwen de Koningen deezes lands, maar houden eene adelyke Juffer tot hun vermaak, die dikmaals door eene andere word afgewisfeld. Met hunne eigen Zoonen, maar die banner Zusteren, volgen hun op in de regeering. By ontften- tenisfe van deeze, verkiezen de Ryksgrooten eeneh Koning uft hun midden, of uit hunne bloedverwanten. De lyken hunnet Vorften worden met zeer veel ftaatel;kheids verbrand, en de Opvolgers met Been minder omflags in den e'ed genomen. Zy does dien met een bloot zwaard in de flinkerhand, en met de rechter op een vat oiy, waartn eene mehigte pitten brandt. „ Orn een gefehil voot bet geregt to eflisfen, f}eeken de 1GYalabareezen hunne hander in kookende ulv; of neenlen den gloelend yzer in de hand , of zwemmen over eene rivier, die vol hagedis(en is: in den waan , dat zy, onfchuldig zynde, 'er onaefchonden zutlen afkoomen. „ De vrpuw eens gerorven Bramins moet zich, nevgns hetLyk haars echtgenoots, leevende laaten verbranden. By wet. gering van dien, is zy yoor altoos gefchandvlekt,mag Met her- trouwen, en wordt in bet gezelfchap van fatfoenlyke vreuwen xtlet toegelaaten. Voor 't overige flemmen hutme.huwelyks-en begraafenisplegtigheden in veele opzigten overeen met die vats andere Indiaansn. Aileen merken wy nag aan, dat ay den Koe eett byzonderen eerbied toedraagen; een afbeelding van dit #02 NEDEELANDSCIIE EEIZEN. dit nuttig dier ziet men in hunne meeste Pagoden. De wan- den en vloeren hunner huizen bepleisteren ze met derzelver jlrek. Inzonderheid dienen twaalf maagden in bet koninklyk paleis, om met een beflag van koemest, tweemaal 's daaga, bet vertrek to wasfchen, waarin zyne Majefteit zich baadt. Daarenboven betoonen zy aan den Aap en den Elefant gods- dienftig eerbewys. „Men ontmoet Her eene menigte Landloopers, die met flan. ger, in groote manden bet glewest doorkruizen. Op bet geluid, welk deeze lieden , op eene foort van zakpyp, maaken,koo- men de ilangen ten voorfchyn, flellen zich recht over einde, en richten eene foort van dans aan. „ Een yolk, van de overige landzaaten onderfcheiden, woont in Malabar, op de toppen der bergen; zy zyn bekend by den naam van Maleaaren: een oprecht en eenvoudig, minzaam en weldaadig yolk, kloekmoedig, leerzaam en vernuftig; doch zeer bygeloovig; naardien zy waanen gemeenfchap to houden met den Duivel , en hem to raadpleegen over den uitflag hunner onderneemingen. Nogthans doen zommigen hunner belydenis van den Christelyken Godsdienst. „ Veele boomen en gewasCen, die ook elders in de Indien gevonden worden, voedt de Malabaarfche grond; waaromtrent wy alleenlyk aanmerken, dat zy, volgens eene wyze fchikking der hemelfche Voorzienigheid, geevenredigd zyn aan de be- hoeften der landzaaten, en, in veelvuldige opzlgten, tot fpyze, geneesmiddel, huisvesting en fcheepsbouw, tot een zeer heil- zaam gebruik dienen. IF, Wegens bet geflagt der Vogelen, tekenen wy nog aan, dat men er Vledermuizen vindt, van zulk eene verbaazende groot- te, dat een volwasfen mensch zyne uitgeftrekte vleugelen, van bet eene einde tot bet andere , naauwlyks kan overvademen. Voor 't overige zyn ze in gedaante bykans in alles gelyk, aan die in de Nederlanden en elders gevonden worden." De nieuwe Rapfodist, of verzaineling van Uitheemfche Tydfchrif- ten. Ui.t bet Fransch vertaald. Eerfie Deel. Eerfie en Tweede &uk. Te Amfierdam by C. Groenewoud, 1786. In gr. 8vo. 311. bladz. Reeds zedert twee jaren is 'er een beroemd Fransch Maand- werk uitgekomen, onder den titel Esprit desyourneaux, be- helzende bet merkwaardiglteult verfcheidenEngelfche, Italiaan- fcbe en Franfche Tydfchriften, mitsgaders etlyke oorfpronglyk vervaardigde ftukjes en Berigten. Uit dit maandwerk inzonder- held verzamelt de Rapjodist in deeze eene menigre van by- 2onderheden, 't welk hem eerie mengeling van ftoffen aan de hand geeft, welker mededeeling den Nederduitfehen Leezer een aangenaam en nuttig onderhoud kan verleenen. Fer- VEEZAMELDE sTtJKEEN. 603 Verzamelde Stukken van Vernuft en fmaak. Te Leyden by W. H, Gryp. 1786. In gr. 8vo. 316 bladz. Eene verfcheidenheid van onderwerpen, zo ernilig als boertig behandeld, die tot de Natuurlyke ilistorie, Gefchiedkunde, bet Zedelyke en Characterkundige behooren, maakt deeze ver- zameling leerzaam en gevallig voor een verfchillend flag van Leezers, en naar 't onderfcheid van omflandigheden. Zie bier, tot eene proeve, eene opmerking, wegens de ydelheid der flaat- kundige gisfingen. De fchryver van dit Stukje, fpreekende van 't zwak veeler tnenfchen, en 't lastige der neiginge om bet toekomende to voorweeten, tekent daarop aan; dat 'er vooral geen algemeener, en teffens geen onredelyker of nutteloozer bekommering is, dan waarmee veele menfchen hunne gemoe- deren ontrusten otntrent flaatszaaken, en de belangens of lot- gevallen van hun Vaderland; waarover by zig verder aldus uttlaat. „ In der daed, in wat_geval ook de zucht om bet toeko- mende to weten nog to verdedigen of to verfchoonen zy, bier is zy zoo belachlyk als onzekcr, , en doet ons duizendmaeletl zwarigheden verzinnen, of gevallen uitdenken, die 'er nim- mer zyn, noch wezen zullen, tegen eenmael, dat wy den fpy- ker eens als by geluk op 't hoofd flaen. „ Waerom cen Vorst of Staetsdienaer dus of zoo to werk goet, kan niemand dan by zelve weten, ten zy her hem be- haege, zyne beweegredenen to ontdekken, dat zelden gebeurt. Maer als de zaek afgeloopen, en her onderwerp van algemeene beoordeeling geworden is, zal 'er wel ligt eene reden voor op to geven zyn, die de waerelt doct gelooven, dat bet waere welzyn van bet Vaderland de voornaeme dryfveer was; of fchoon eene Minnaery, eene Famielietwist, of ook loutere wraek- zucht, baetzucht of eerzucht de eerfte beweegoirzaeken waren van de geheele onderneeming. Loopt zy nogtans voordeelig at', zy wordt geprezen, terwyl eene andere, die de allereer• lykile en lofwaerdigfle beginzels had, gelaekt zal worden, wan- neer zv, 't zy ook waerdoor dit gebeure, ongelukkig uitvalt. ,, De verfchrikkelyke oorlog, door gansch Griekenland tegen de Trojaenen gevoerd, was, zegt men, alleen to wyten aan de dartelheit eener Coquette, die met eenen Prins, then zy door haere bekoorlykheden had ingenomen , wegliep; en aen de ligtgeloovigheit van een liefhebbenden Echtgenoot, die (goede man!) zich verbeeldde, dat zyn wyf, met geweld,gefchaekt en in de uitertle droefheid gedompeld, ongeduldig nae zynd komst verlangde , om haer uit de handen van den fchaeker to verlosfen. „ Monfieur Balzac bericht ons, dat bet weglaten van twee of drie beleefde Syllaben, aen bet not van eenen brief meet 1. D& L. N. ALO. LITT. D10. 14. T t dill 604 VERZAMYLDB dan honderd duizend menfchen bet ]even kostte. Bien humble e,, tres af'ectione, in eene ondertekening aen den Hertog van Olivarea, in plaets van Tres humble et tres obet"sfant, ('t geen de Hertog dagt, dat hem toekwam,) deed hem, onder hot fcheuren van den brief, door eenen Prins gefchreeven, zwee- ren, dat deszelfs gebrek aen wellevendheit den ondergang van zvn land na zich zou Deepen. Dit was de eerfle en beweeg- orezack van 't geen daar na gebeqrde; of lehoon zeer wei- nigen, in then tyd, hiervan lets wisten; en ongetwyfeld maek- tcr alien, die niet in 't geheim waren, zeer geleerde en be- arbeide gisfingen op dingen, waervan men in bet Cabinet nooit gedagt had, omtrent de oirzakeu en uitflagcn van den vo!gen- den oorlog. Zy, die gemeenzaem zyn met de geCehiedenisfen der volken, weten, dat 'er foortgelyke voorbeelden in me- nigte zyn to vLiden. En, al kon een Cicero roeiuen, dat by den ondergang van 't Roomsch Gemeenebest veertien jaeren to vooren voorfpeld had; Cicero was een Burgemeester, een Raedsheer, en hot bewind der zaken was, veele jaeren agr r. een, in handen zyner vrienden en bloedverwaiaten. Daer zyn weinige Ciceros. En al ware let nog con voorbeeld of twee van zulke flaetkundige Profeeten by to brengen, ':t is best to zwygen, opdat lommigen hfer door met bemoedigd mogten worden, oni met hunnen voorfpellenden geest verwoestingen aen to kondigen in bet Noorden en in her Zuiden, of ook in 't hart van 't Vaderland; terwyl ze, hoe luid ze ook in Coffy. huizen of Collegien van hunne bekwaamheit Inorken , zlle noo- dige vereischtens tot zulke voorzeggingen misfen. „ Het gezegde moot intusfchen, niet dienen, om onze Land- genooten of to fchrikken van bet lezen der nieuwspapiereu; peen, laat hun dagelyks dezelve doorinuf£elen, en zich in llaet i eilen om to antwoorden, als hun huurman vraagt, wat 'er in America of in de Middellandfehe zee gebeurd is. Een edel- moedige zucht voor bet welvaren van ons Land, en de rust der wacrelt, moet niet uitgebluscht, maer tot een eer gerekend worden voor bet hart, dat 'er mede hezield is. Alleen zy een iedcr geraden, bet buitenfpoorige in dozen to matigen en to bedwingen: en toe to zien, dat een ongeduldig verlangen nae war nicuws, een belachelyk vonnis vellen over Staetszaken, een al to flerke neiging oil) agter de geheimen to komen, en war dies meet is, geene oneenigheden verwekke onder vrien- den en hekenden, of aenleiding geve tot ondragelyke onbe- fc:hoftheden in de verkeering, tot blinde weddenichappen, fcha- delyke pleitgedingen, en verzuim van bezigheden, waarop elk, die maer een gemeen verfland bezit, gemakkelyk voorfpellen kan, dat doorgaens cen gewis vcrderf van huis en huisgezin zal volgen." Tot een flaal van eene andere natuur diene nog de volgende 9necdote van ten cerlyk Re,-em. 01 Air. STUKKEN. 6bs „ Mr. Dugas, Oppercommisfaris der Koopluiden to Lyons, was een man van naauwgezette eerlykheit en een handhaver der gerechtigheit. De Bakkers dier Stad vleiden zich op zekeren tyd hem to zullen icunnen overhalen, ow, ten koste van 't Ge., meen ,hun Wend zyn. Zy vervoegden zich gezamenlyk by hem, en verzogten zyne toeftemming ter verhooging van den prys des broods. Hy antwoordde, dat by hun verzoek. overwegen, en hun een zeer fpoedig antwoord zou doer toekomen. In het weggaan lieten zy een beurs met 20o Louis d' Or, of de f-m van 4800 Livres, op tafel liggen. „ In 't kort by den Regent to rug ontboden zynde om z} n antwoord to vernemen, twyfelden zy niet, of bet geld zou hie n- ne znek krachtdadig bepleit hebben. Maer tegen hunne vc r- wagting, en tot hunne welverdiende teleurftelling, fprak de brac- ve man hun dus aen: „ Mesfieurs! ik heb uwe redenen in ce • fchael der Gerechtigheit gewogen en to ligt bevonden. Wat „ de Goudbeurs betreft die gy my gelaten hebt, ik houde my „ verzekerd dat ik 'er een zo liefderyk en edelmoedig gebruiic „ van gemaekt heb, als gy 'er immer wee bedoeld kunt he[:- „ ben. Ik heb dezelve onder de arme Lyders in onzen • twee Hospitaelen uitgedeeld. Maer daer gy ryk genoeg • zyt, om zulke groote gefchenken uit to deelen, vermoede „ ik niet, dat her flecht met uwe zacken geldhaepen finer, • cf tat gy voor verlies to duchten hebt; en ik zal daerom de • prys van her brood doen blyven , zoo als ze voor her inleve- „ ren van uw verzoekfcllrift geweest is." Proeve van Poitifche Mengeifofen, door het Dichtlievend Kunst- genootfehap, odder de Spreuk: KUNSTLIEBDE SPAART GEEN vLYT, en Prysvaerzen. XI de Deel. i Stuk. Te Leyden , by P. van der Eyk en D. Vygh, 1786. In, gr. 8vo. 92 bladz. J)eeze bundel doet de voorigen geene onecr nan, zo war de frysverfen , als war de Mengellloffen betreft : uit de laatsr. gemelden zullen wy onzen Leezers een Dichtflukje, getytclii CINTHIA, mededeelen. Waaront , 8 Cinthia! (lielaa.r zo wreed a Is fchocn) Verachtge dus myn' Cithertoon ? Groeit niet de laage wilg naast honderdjaarige eiken Die aan de wolken reiken? Zwicht niet de morgenfer, hoe zi'verwit van glans, Zodra de gouden zon verryst aan 's Hemels trans? Of hoort ge nooit in groene woudprieelen Zen n:indren toon, dau then der fchelle Filomeelen, T t 2 1I'ier 606 PROEVE VAN POETISCHE MENGELSTOFFEN. Wier zangrig kropje zwelt I'Vanneer 't aan 't luistrend woud zyn teedre liefde meldt Ach, Cinthia! - hoe zou myn zangtoon ryzen, Woudt gy me eens wedermin bewyzen , Stemde eons een zuivre lonk den wensch myns harte toe, Of leedt uw fierheid fechts dat ik u hulde doe. NVlaar ach ik klaag vergeefsclz -- 4 Zangers! die boschaadje En hof en beeind vervult met u v vryaadje, Zings vry en- bly, de lieve Lente keert, Die al 't gevogelt minnen leert. De planten minnen zelfs; daar zich de taaye wingerd Of groenende olmen, 't klim om ry age eiken flingert. Naar Cinthia, het zy de Lente bloemen frooit, 't Zy zich de ryke herfst met gouden halinen tooit, Set zy de zomerzon, terwyl de windjes zwygen, De dorf ige akkerlien doet naar hunn adem hygen , Het zy de winter woedt, van fneeuw en bagel grys , Blyft killer dan Siberisch ys. Paderlandfche Gezangen voor de Nederlandfche 7eusd, door F. VAN AKEN, Te Anferdam, by J. Weege, 1786. 17, gr. 8vo. 98 bladz. Het bedoelde van den Heer van Aken, by de uitgaaf deezer Gezangen, verdient alien lof: en de tyd zal leeren, of ze zyn oogmerk bereikt heefr. De Gezangen zyn , onzes achtens, niet kwaad: verheven Poezy kan men ze net roemen, doch dit is misfchien het oogmerk van den Dichter ook niet ge- weest, daar dezelve voor de jeugd gefchikt zyn, orn dezelve langs deezen weg, at fpeelende, min of meer lets van onze Vaderlandfche Historie in het geheugen to prenten; ter berei- king van dat oogmerk heeft de ichryver wel gedaan met een korte berchryving van den Perfoon of de Gebeurtenis, op wel- ke een gezang gemaakt is, achter het zelve, benevens het jaartal, to voegen. Ret Spectatorieal Schouwtooneel. Zesde Deel. To Utrecht, byB. Wild, 1786. Behalven het l'oorberigt, 276 bladz. In 8vo. Men houdt in deeze verzameling beftendig eene goede keuzevan Tooneelfoelen in 't opg, waarvan dit zesde Deel op uieuw ten FIST SPECTATORIAAL SCRou VTONEEL. 601 Pen bewyze flrekt. De flem der Natuur werkt kragtig in 't hart van Vader Boncour, die zyne Dogter en barren Beminden bet vlugten en aangaan van een huwelyk, tegen zynen wil, ver- geeft; daar by bezeft dat zyne trotlehe hoogmoed de bronwel zyner voorige mishandelingen, en in zo verre de aanleidende oorzaak geweest is, tot alle die onheilen, waarin dat fland- vastig minnend paar gedompeld was geworden. Tom ones to Londen fchetst ons natuurlyk het bekende geval van Tom ones, en wet inzonderheid de ontdekking der verraderlyke andelwyze van Blifil, en der waarc geboorte van Tom ;)ones als een Brooder van Blifil, een Zoon der Zuster van Aitivor- thy, uiteen laater geheim aangegaan Huwelyk met Summer.- In het derde Tooneelfluk fpeeit Mathurine, op eene fchran- dere wyze, den rol van de Beste Moeder, daar ze een ge- wenscht Huwelyk van haare Dochter met een braaf inwooner van het Dorp re wege brengt; terwyl ze de oogmerken van eon inhaaligen Petit-maitre, die haare Dogter, om bet Huwe, lyksgoed, zoekt to behaagen, en van haaren Minnaar of to trekhen, listig verydelt. - Ten laatac levert men ons bier nog, de Scho)rfleenveeger Prins en de Prins Schoorfleenveeger; welk Stuk, door eene toevallige verwisCeling van kleederen, den eenen en den anderen zonderlinge rollen doen Cpeelen. De Prins trekt'er dat voordeel uit, dat by agter eenige geheimen komt, en ziet hoe by in veclerleie opzigten fchandelyk misleid is geworden : en de Schoorlleenveger bevindt zig tneermaals in benarde omftandigheden, naauwlyks weetende hoe by zig in zyne vermomming zal gedraagen, zonder ontdekt to worden, 't welk hem egter gelukt; tot dat de Prins weder verfchynt, en zamenlooperde omftandigheden den verkleeden fchoorfteenveger ontdekken. - Hot comique, dat in dit laat1 a fluk plaats heeft, doet den Uitgeever, in zyne vooraffpraak, de Tooneelfpcelers waarfchuwen,tegen een gebrek, 't welk, zyns oordeels, maar al to veel op de Nederduitfche Schouwburgen gevonden words; dat men, naamlyk, bet comique to veel wil vermeerderen, en daardoor to verre van her waarfchynlyke afwykt; terwyl het laa- ge comique zig in plants van 't hooge comique vertoont. „ Mog. • ten, zegt hy, onze Nederduitfche Tooneelfpelers zig, in de „ obfervations fur fart du Comedien, par Mr. de Hannetaire, Paris „ 1775, vlijrig oefl'enen! dan zouden zodanigen onder hun, wien • her aan geesp gezond oordeel en goeden fmaak mangelt, die • theorie in praktijk brengende, hunne kunst aanmerkelijk voort- „ zetten, daar, bij hot toeneemen van kundigheid, en fmaak, „ verfcheidc gebreken van onze Tooneelen van zelven zul en wijken." Tt Moil. 6o8 MONTROSE EN AMELIA. MONTROSE EN AUCLIA , gevolgd naar let Fraifche. To Anafler.. dam, by P. J. Uylenbroek, 1786. In 8vo. 84 bladz. Lord Surrey en Montrofe, twee uitfleckende Vrienden, ten tyde van bet Protectorlehap van Cromwel, de eerfle de Par- ty van den Protector de ander die van den Koning toegedaan, beide; verliefd op Amelia, dochter van Mylord Suffolk der Par- ty van Cromwel aankleevende, worden bier ten tooneele ge- voerd. Montrofe, een balling zynde, doch de eerie aanfpraak op bet hart van Amelia hebbende, komt, ondanks de neder- laag zyner partye, to rug in Engeland , gedreeven door zyne hevige hefdedrift. Sufolk, zoekende Amelia aan Surrey to ver- binden , ziet zich in dat oogmerk door die verfchyning van Montrofe, gedwarsboomd. Deeze zich met reden in Engeland onveilig achtende, beweegt Amelia tot de vlucht, en gereed faande om met haar dat ontwerp ten uitvoer to brengen, worden zy in bet zelve door Suffolk wederhouden, die ter_ fond Montrofe aan den Protector wil overleveren; maar door de gebeden van Amelia en den edelmoedigen Surrey daarin verhinderd word: doch Stanley, wien Surrey de to rug konist van den balling onvoorzigtig gemeld hadt, verraadt Montrofe, die daarop in hechtenis genomen en ter dood veroordeeld words. Surrey verlost Montrofe door eene list nit den kerker, naadat zyne voorbede voor zynen vriend by den Protector vruehteloos gewecst was. Amelia en hair Vader doen by Cromwel mede voor Montrofe vruchtelooze beden, maar Montrofe, door vermomming den kerker ontfnapt, en Surrey in zyne plaats gebleevenzynde in de gevangenis,kwam de laatstgemelde In flede van den eerPen op bet fchavot, waar op hot yolk hot faaken der frafe algemeen begeerde, en Cromwel drong Surrey vergiffens to fchenken ; waarop Surrey en Suffolk, de firenge dwinglandy van Cromwel moede, beflui- ten zich van die gun flige oogenblikkenn door do drift des Volks bun verleend , to bedienen , en met Montrofe en Amelia Rich weder tot hunnen verlaaten Koning to begeeven. - Met Tooneelauk is natuurlyk en fraai, en de Characters zyn over bet algemeen tlerk getekend; vooral dat van Surrey. Hot Huwelyk van Figaro, of de Dag der Zotheid. Blyfpcl, in vyf Bedryven, door Mevrouwe, M. G. DECAMBON, trebooren VAN DER WERKEN. In 's Hage , by J. F. de Ag6 , enz. 1786. In gr. 8vo. 171 bladz. M vrouw Decambon heeft dit niocilyk Toonee tuk vry geluk- kig vertaald, en den Nederlanders gelegenheid verlchatt, c n1 NET HUWELYR VAN FIGARO. 609 om een Blyfpcl, dat veel ophefs gemaakt heeft, van nader by to leeren kennen Figaro (om iets van dit ingewikkeld ituk to zeggen) is de Kamerdienaar van den Graaf van Alma- viva. Hy flaat op her punt om to trouwen aan Sufanna de Ka_ merjuffer van de Graavin. De Graaf, een man van een be- dorven hart, zoekt by Sufanna her oud Heerenrecht, dat by ten wille zyner Graavinne zou affchaffer., by bet huwlyk van Figaro, den op handen zynde avond nog to doen gelden. Sufanna, bier toe to naaaw verknocht zynde aan Figaro, een blygeestige en vernuftige knaap, geeft hem daar van zydelings kennis, die een aantal leugens verzint, waardbor en door an. dere omftandigheden de jalouzy van den Graaf ontbrandt, die zyne buisvrouw begint verdacht to houden van liefde voor Chg. rubyn. Zekere Marcellina intusfchen zoekt: -Figaro tot een huwlyk met haar to dwingen, doch by blykt by toeval War zoon to zyn. Intusfehen beltemt de Graaf met Sufanna een heimelyke byeenkomst 's avonds in een prieel. Sufanna geeft . daarvan de Graavin kennis , die in de kleeding van Sufanna zicb derwaards vervoepd hebbende,Haar kamerjulfer haare klee- ding aangetrokken. Dit veroorzaakt eene wonderlyke ontwik. keling, vooral daar Figaro, onkundig van de Affpraak tusfchen d_e Graavin en zyne aanilaande Vrouw, den Graaf,en de ge- waande Sz fanna, in her pried bcluistert.'t Httwlyk van Figaro is de ugflag van alles. Over bet algemeen is dit Blyfpel zeer fraai, en, fchoon bier en da tr de waarfchynlykheid aan bet grappige is epgeofferd, is bet de aandacht der Leezers van fbortgelyke fcluifren wel waardig. Alle characters bykans zyn meesterfi.uk- ken in hun foort. De Gefchonden Rechren derMenschheid, door KAREL VAN EKARTS. HAUSEN, Keurvorfielyken hofraad, enz. Uir het Hoogduitsch vertaald. II Deelen. Te gnzfierdam, by J. B. Elwe en D. M. Langeveld, x186. In gr. 8vo. 226 bladz. E en gefchrift, dat de aandacht van de vrienden des mensch.s doms niet geheel onwaardig is, behelzende veriheide ver. haalen die zich zeer wel laaten leezen , doch over her alge. meen war overdreeven fterk zyn, en dus den fcheak, dien zy anders een gevoelig hart toebrengen, misien, ofniets dan yzmg verwekken. De eene vertelling heeft nogthans meet van dit gebrek dan de andere, en zommigen zyn 'er geheel vry van; zo dat wy deeze onder de leezenswaardige Romans mogen tellen. 6f o 1. 1. G. SCHELLEH, AANLEIDING. J. j. o. SCHELLER,Aanleiding tot eene taal- en oordeelkundigeVer- klaaring van de Schriften der Ouden, en tot eene gepaste navol- ging van Cicero. Uit het Idoogduitsch vertaald. To Deventer, by L. Leemhorst, 1736. In gr. 8vo. 449 bladz. De Heer SCHELLER, die reeds met lof in ons Vaderland be- kend is door zyne Praecepta flili bone Latini, en zyn onlangs vertaald klein Woordenboek, heeft dit werkje met her heilzaam oogmerk uitgegeven, om jonge lieden, die door een verkeerden leertrant van onkundige meesters bedorven zyn, op den regten weg to brengen, en door hun, met her wezenlyk nut, 't welk uit de Schriften der ouden to haalen is , bekend to maaken , hun. nen lust tot het bet efenen der raalen , waarin die Schriften zyn opgelleld, aan to wakkeren. Uit dien hoofde kan dit werk, fchoon verre van volkomen to zyn, echter wegens hut menigvul- dige goede dat 'er in gevonden wordt, de jonge lieden, die zich in de Latynfche taale oefenen, als cen nuttig handboek, waar- van zy zich met vrucht bediener kunnen, aangeprezen worden. ASTERTA, Friefche Lierzang, door S. STYL; by gelegenheid van bet gebeurde to Utrecht , den 2den van Oogstmaand, 1786. To Harlingen , by V. van der Plaats , en to Utrecht, by G. T. van Paddenburg, 1786. In gr. Evo. io bladz. E en floute en treffende Lierzang van dien bekwaamen Dich- ter. Dit gedeelte zy een proefje. Maar binnen 's Lands was hooger nood, Men merkte uit baizge moordgerucliten Wat lot 's Lands Vaadren flondt to duchten, Men dacht, d Witten 1 aan uw Dood. Net lot, dat u is wedervaaren, Zou Gyzelaar noch Gevaarts fpaaren, Zo 's Graattw den losfen Loom verwierf ; Tin God weet , hoe Capellen flierf. N 1 E U W EA L G E M E E N E V A D E R L A N D S C H E LETTER. 0 EFENINGEN. Oude en tegenwoordl rre Staat en Gefchiedenis van alle Gods, dienften, van de Sc?epping derWtereld tot op den tegen. w&ordigen tijd, door w. HURD, D. D. Uit list Engelsch vertaald, Zesde Deel. Te .1lrnfterdam bij M. de Bruyn, 1786. In gr. octavo, 519 bladz. By de aenvanglyke befchouw ng van den Proteliantfchen Gndsdienst, in 't voorige feel, ontvouwde ons de I-leer Hurd eerst, de Leer, Plechtighedi n, Gewoonten en Kerkelyke Tucht der Lutherfchen, en vervolgens die der Engelfclte Kerke. Daer by komt nu voorts, in dit Peel, ene belchouwing der Gefchiedenisfe van den Kalvi_ nifchen Godsdienst, mitsgaders van die der. SchotfcheKer. ke ; met een nevensgaend bericht van twee of drie Aen- hangen, uit dezelve voortgeiprooten; to weten dien der 4fwykers, welke, onder de benaming van Burgers en Te- genburgers, in tweeen gefplitst werd, en dien welke zieh de Klasfs der Vertroostinge noemt. By de melding dezer Aenhangen, die ingevolge der Akte van Patroonichap ontilaen waren , en dus wets als byzandere Gezindhe. den , maer als onderfcheiden Partyen, in den Schotfchen Eerdienst, to befchouwen zyn, voegt de Heer Hurd nog een verliag van twee afzonderlyke Gezindbeden in Schot- land, naemlyk die der Cameronianen of Bergbewooners, (welken echter denzelfden Eerdienst hebben als de Schot. fche Kerk,) en de Glasfiten, doorgaens genoemd sande. manianen, die alle verbintenis met alle openbare en door de Wet bekrachtigde Kerken op den Aerdlodem verwer. pen. Na bet afhandelen bier van gaet by over, tot ene voordragt van de opkomst, den voortgang en den tegenwoordigen ftaet der Disfenters in Engeland; waer onder by , na een voorafgaend verhael van de ge. fchiedenis der Puriteinen, ons, in de eerfle plaets, voor oogen brengt de Presbyterianen in Engeland, en wel, zo als ze, volgens ziju bericht, to onderfcheiden zyn, in J.DEEL. N. ALG. LETT. N0. I5. V v Kal. ,(l't W. HUED KalvinistifcJie, llrsniniaen/che, Ariaenfclae en Sociniaen. fche presbyterianen. Verder vestigt by onze oplettenheid op de lndependenten, zo Regulieren als Irregulieren; en vervolgens op de 1nabaptisten, welke by, op eene tiergelyke wyze als de Presbyterian en, onderfcheid in lialvinistifche en iiriaenfche of Sociniacnfche Anabaptis- ten ; miisgaders de Sabbatarisfen of Sabbathouders, welken by insgelyks als Kalvinistifchen en Ariaenfchen befchrijft. Hierby komen nog de Vrienden, doorgaens genoemd Kwakers; en eindelyk de Nietzweerders, zo Engelfchen als Schotfchen. Bet geen aen deze Gezintheden en de voornaemfte Partyen in dezelven , byzonder eigen is, ontvouwt de Heer Hurd vry naeuwkeurig, en geeft dus den Lezer verfcheiden byzonderheden daertoe betrek- kelijlc aan de hand, die men met nut kan nagaen. Zie bier zyne onderrichting, wegens het tegenwoordige alge- mene Kerkbettuur der Schotfche Kerke. „ In ieder Gemeente ftaat ten minite ddn Leeraar, en zomtijds twee; doch overal, daar meer Leeraars zijn dan ddn , hebben, egter, alien eene even groote magt: want, in de Schotfche Kerk, heeft de eene Leeraar geene magt of gezag over den anderen. Behalven den Leeraar wor- den, in ieder Gemeente, eenige eerwaardige Mannen be- noemd, Ouderlingen genaamd. Bet petal dezer Ouder- lingen is grooter of kleiner, naar gelange van de uitge- flrektheid der Gemeente. Op eene fta.telijke wijze wor- den zij geordend of bevestigd, voor hun leeven. Hun werk is, de kranken to be2oeken , en, in de afweezig- heid der Leeraars, met bun to bidden; zorge to draagen dat de Ouders hunne kinderen op eene betaamelijke wijze opvoeden; onderzoek to doen na alle aanftootelijke en onehristlijke hedrijven, en daarvan verflag to doen aan den Kerkeraad. „ De Kerkeraad beftaat uit den Leeraar en de Ouder- lingen. Dezelve vergaderen ten minite eenmaal 's weeks, en wel, ten platten lande, doorgaans op Zondag, naa de openbaare Godsdienstoeffening. Deeze Vergadering doer onderzoek nmtrent de klagten tegen de Leden der Gemeente. Indien deeze klagten hoererij of overfpel he- trefen, wordt hun de volgende ftraffe opgeleid. In ieder Iterk Nat een zirplaats of geltoelte, in een in 't oog loopende gedeelte van het gehouw ; bier moet de misdaa- dige drie agtereenvolgende Zondagen zitten, en telkens door den Leeraar openlijk befiraft warden. Doch van dit CESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN. 615 dit vonnis mag de overtreeder zich beroepen op de Kias. fis, van welken wij ftraks zullen fpreeken. • De laagfte rang van Kerkendienaaren , in de Schot- ,/che Kerk, be'aat uit de Diakenefi. Deeze, even gelijk de Ouderlingen, zijn in getal evennredig aan de talrijk. heid van de leden der Gemeente. Zij worden altoos ge. koozen uit bet midden van deftige en geagte huisvaders. Hun beroep brengt mede, onderzoek to doen na den toeftand der behoeftige ledemaaten, en hun de nalmoezen der Gemeente to laaten toekoomen. Doch zij hebben hot refit niet orn ziuing to neemen in Kerkelijke vier. fchaaren. • Het Prestyberium, of de Klasfis, beftaat uit de Leer. cars eener zekere larrdflreeke , welke, naar de gelegenheid des gewests, mag bevatten van tien tot zestien Gemeen- ten. Uit ieder Gemeente verfchijnt, in deeze zamen- komst, zo wel een Ouderling als een Leetaar. Zij ver. gaderen om de zes weken. Zij ontvangen de beroepin- gen van de Kerkerasden, en verkiezen, uit het midden hunner, Leeraars, welke op de Algemeene Vergadering hunne perfoonen verbeelden. ,,Van de Klasfis ftaat de beroeping open op de Si,~'node- Deeze is zamengetteld nit alle de leden van drie of vier Klasfisfen. Tweemaalen in 't jaar koomen zij to zamen,om herziening to doen van de handelingen der Klasfikaale Verga. deringe. In beide deeze zamenkomften, wordt de Prefi. dent, of, zo als hij genoemd wordt, de Moderator, al- tijd verkooren uit het midden der Leeraaren. Hij flelt de zaaken voor, en neemt de ftemmen op, Zo wel in de Klasfikaale als Sijnodaale Vergaderingen hebben de Procu- reurs vrijheid van pleiten. In rant en aanzien munt boven alle deezen uit, de A! gerneene Vergadering, welke, in een eigenlijken zin ge- fproken , mag genaamd worden het Parlement der Schot- fehe Kerke. Deeze hooge Kerkvergadering behat uit driehonderd vijfenveertig Leden, zijnde gedeeltelijk Leer- aars en Ouderlingen, gedeeltelijk Afgevaardigden der Uni- verfiteiten. Zints de Revolutie heeft zij telkens jaarlijks haare zitting gehouden to Edenburg, in de laatfle week van 131oeimaand. De Koning zend derwaarts eenen Gelas- tigden, welke zijnen perfoon verteeenwnordigt. Bij de aankomst van deezen Gelastigden to Eufenhurg, begeeft hij zLh, in ftaatelijken op!o t, na de [iooge Kerk ai- waar eene Leerrede wordt gedaan, door den Moderator V v 2 of 614 W.2iURD of Voorzitter van bet jongst verloopene jaar. Den GodHjken openbaaren Eerdienst verrigt zijnde , begeeft zich de Vergadering na een Vlcugel,, behoorende tot de Kerk, alwaar een throon Nat, overdekt met karmozijn fluweeL Op deezen throon neemt de Gelastigde zijne plaats, en Line treden laager de Voorzitter van bet naastverloopene jaar, nevens eenen Klerk of Schrijver, die altoos ecn Leeraar is, aan eene tafel voor den throon. De Konink- lijke Gelastigde, die, geduurende zijne amptsverrigting, den tijtel van zijne Genade voert, ontvangt zijndu Last- brief uit handen des $tafclraagers, en overhandigt then aan den Moderator, welke hem voorts aan den Klerk, of Schrijver, overreikt. „ Hierna lecst de Klerk den Lastbrief voor, eerst in de Latijnfche , en vervolgens in de Lngelfche, taale. Al toos loops dezelve in den volgenden zin. Hij begins met eene betuiging van zijne Majefteits liefde en hoogagtinge voor de Kerk van Schotland, en erkent de gunflen, wel- ke zijn geflagt van die Kerk ontvangen heeft. Hierop volgt eene vermaaning aan die Kerk, om de belangen yau waarheid en deugd voort to planten , en bekwaame Leeraars to zenden order de arme Hooalanders, op dat zij, als nutte leden der zamenleevinge, mogen opgeleid +worden tot de vreeze des Heeren. Den Lastbrief gelee. zen en to boek gefteld zijnde, women 'er twee Kandi- daaten voorgefteld, die na den post van Moderator din- gen; de verkiezing gefchiedt bij meerderheid van ftem- men. Straks neemt de nieuwe Moderator zijne plaats in bet geftoelte, en opent de Vergadering met een gebed. „Terftond naa bet gebed doet de Koninkli;ke Gelastigde eene aanfpraak van den throon; waarin hij een berigt geeft van den toeftand der Natie, vrede en eensgezindheid aan de Vergadering aanpriist, en ziju genoegen betuigt over de eere van den perfoon zijner M jefteit to molten verregen- woordigen , in eene zo geleerde en eerwaardige Vergade- ring. Thans vertrekt hij. De eerfle zaak, welke c'e Ver- gadering bij de hand neemt , is het opftellen van een Adres aan zijne Majefteit, 't welk ter hand gefteld wordt aan den Gelastigden, die bet voorts behandigt aan den Ccheimfchrijver van Staat. Vervolgens maakt zij ge- reed een Ontvaughrief op de Exchequer, om to betaaleu duizend ponden tlerlings, ter onderfteuning der Armen- fclloolen in de Hooglanden. Hierop de Afgevaardigdea vex- GESCfIEDENIS VAN ALLE CODSDIENSTEN. 615 verkoozen zijtide, loopt doorgaans bet werk van den eerften dag bier tncde ten cinde. „ Den volgenden dag neemen zij znlke zaakcn bij de hand, welke, in bet naast voorgaande jaar onafgedaan ge. laaten waren. leder lid heeft vrijheid, om over de voor- geftelde zaak zijn gevoelen to zeggen. Regtsgeleerden, aile welken , egter, Advokaaten zijn moeten , mogen , in deeze Vergadering, in alle de betwiste (lukken pI;itet?. Gegrond is , derhalven , bet zeggen van een geleerd Schrij- ver, dot de Algemeene Vergadering der Schotfche Kerk een oeflenfchool van welfpreekendheid is. „Zo dikmaals hij bet goed vindt, mag de Koninglyke Celastigde in de Vergadering verfchijnen ; doch hij mag geeu deel neemen in haare gefchilvoeringen ; zelf heeft hij geene Item. De znaken , voor de Vergadering hangende, zijn beroepingen op dezelve of oorfpronklijke regtsgedin- gen, welke gevorderd worden door middel van dagvaar. dingen. Van verfchillendet{ cart zijn de beroepingen , en order dezelve eenigen, welke voor de Kerkeraaden , Klas- fen en Sijnoden reeds gediend hebben. „ Van meerdere aangelegenheid zijn de oorfpronklvke revsgedinken , en hebben , voor het meerendeel , hun opzigt op de aan(lelling van Leeraaren. Zints den tijd der Her- vorminge , tot in den jaare 649, hadden Kerkelijlte Pa- troonen het regt van begeevinge van opengevallene beroe- pen ; doch , tints then tijd tot de Herftelling , of bet jaar 1660, wierden de Leeraars door bet yolk verkoozen. „Geduorende bet tijdverloop tusfchen de Herftelling en de Revolutie, wierd bet refit van t-atroonfchap in zyne oude gedaante herfteld; dock ten tijde der Revolutie, toen de Pre,~byteriaanerij herfteld wierdt, in den jaare 1690 , wierd bet regt van Patroonfchap afgefchaft. Ten tijde der Vereeniging (van de twee Koninkrijken F.nge- land en Schotland, in 't jaar 1706,) wierdt 'er bevel ge- geeven, dat de vast(telling, bij de Revolutie gemaakt, zou voortduuren. Doch de Whigs, door hunne eerzucht, lioogmoed en gierigheid, alle aanfpraak op de Korittklyke gunst verbeurd hebbende , veranderde Koningin ANNA , in den jaare 1710, haar Ministerie, en verkoos zulke per- foonen, welke toenmaals den naam voerden van Hooae- Kerkgezinden. Deeze luiden haatten de Kerk en bet Volk van Schotland, niet alleen uit hoofde van de eenvoudig- heid van hunnen Godsdienst, mnar ook om dat zy zich bevfijtigden otn to doen. A wat zij konden, 011) bet V v ; Paus- 616 w. n n it cz PAusdom to onderdrukken , en bet tegenwoordige Huis van Hanover tot den throon to brengen. „Om, derhalven, den Jakobitifchen aanhang to behaa- en, en de leden der Schotfclze Kerke to zarren, wierdt er eene Bill ingeleverd in bet Parlement, om bet refit van Patroonfchap to herftellen. Eenige der Schotfehe Le. den verklaarden zich tegen deeze Bill, als grondig over. tuigd zijnde, welke heillooze gevolgen dezelve zou to wege brengen, door bet yolk tot opliand to lokken en den God:.dienst to onteeren. ,\nderen, nogthans, had- den meer eigenbaatige oogmerken. En, wat aangaat de Engelfche leden, deeze bekommerden zich deswegen niet : de Bill wierdt, derhalven, met kleine tegeukanting, aangenomen. j„ Onmogelijk is bet to befchrijven, hoe groot een mis- noegen 'er ontftondt, onder alle rangen van menfchen in Schotland, ten tijde als deeze Akte wierdt werkftellig ge- maakt. Dit niettegenftaande moeten wij bier aantekenen , tot roem en eere van den Schotfchen Adel, dat 'er veele aaren verliepen, eer zij zich bedienden van bet voorregt, welk bun bij deeze Bill gegeeven~ wierdt. Na verloop van jaaren, egter, bedienden zij er 2ich van; en dit veroorzaakte veel kwaads. Prijswaardig , in de daad , was , ondertusfchen, bet gearag der Schotfche Kerke bij deeze gelegenheden. „ De Patroon moet den Kandidaat aan de Presbijterien , of Klasfen, voordraagen, binnen den tijd van zes maanden; indien zij hem niet behoorlijk bevoegd oordeelen, molten zij hem afwijzen. 1Aanneer zij, integendeel, hem be. hoorlijk bevoegd ngten , doch, ten zelfden tijde, redenen meenen to hebben, dat hij niet aangenaam zijn zal bi,' de Gemeente, zo dat zijn dienstwerk vrugtloos zou worden, doen zij alles wat zij kunnen , om den Patroon to be- weegen om eenen anderen to zenden, die, waarfchijnlijk nutter zijn zal. Ja, in zommige gevallen, zullen de Klas- fen haare vertoogen en tegenbedenkingen fchriftlyk inbren- gen, en weigeren tot de Bevestiging over to gaan.. Dit veroorzaakt eene menigte beroepingen op de Algemeene Vergadering, van wier uitfpraaken, nogthans, geene hoo- gere beroeping open ftaat. „Behalven de Algemeene Vergadering, is 'er eene andere,welke met refit den naam mag voeren van den Gehcinien Raad der Schotfche Kerke : om reden dat dezelve is za- 3llengefteld uit eenige weinige Mgevaardigden., welkL de zlaa. GISCHIEDENIS VAN ALLE CODSDIENSTEN. 6 zaaken in orde brengen , die voor de volgende Vergade- ring moeten gebragt worden. Nogthans hebben zij bet gezag niet, om op hunnen eigen naam befluiten to ver- vaardigen, maar kunnetl alleenlijk gefchriften opflellen, en onderzoek doer, of de Klasfen gehoorzaamd hebben aan de bevelen der Algemeene Vergaderinge. Deeze Vergade- ring draagt den naam van de Comrnisfe der Vergaderinge, en houdt haare zamenkom(len to Edenbusg, zo dikmaals zij bet goedvindt: want zij zijn aan geen vasten tijd verbottden. Voornaamlijkk beftaat zij nit zulke mannen, welke meest vermaard ziln om hunne geleerdheid, wijs. heid, godsvrugt, en andere foortgelijke hoedanigheden, welke ben meest in ilaat ftellen, ter voldoeninge van alle die pligten, welke op hun rusten, als Vaders en ScIIuts- heeren der vastgeftelde Kerke." 1Pvsgecrige Oordeel- en Zedekundige Ferhandelingen. Door JAMES BEATTIa, L. L. D. Hoogleeraar in de Ze- delrke IVysbegeerte en Redeneerkunde to Zberdcen, en Lid van de Zeeuwfche Maatfchappy der Weetenfchappen. Uit het Eng;elsch vertaald, door PETRUS L00Sies, ADRI- AANsz. Lecraar der Doopsgezinden to Haarlem. Tweede en laat/le Deel. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz. Lz gr. 8vo. r98 bl. N oodloos is bet, in ons Tydfchrift , van den Hoog Eerw. BEATTIC, en der Aanleg deezes Werks , thans iers to zeggen : alleen hebben wy den Leezer re rugge to wyzen tot de Aaankondiging van bet Eerlte Deel deezer herhandelingen (*), waar in wy dien Hoogleeraar in een der allerbelangrykfte en hier to Lande zo onverfchoonlyk verwaarloosde takken der Wyshegeerte - de Zedelyke, hebben doen kennen, als een Christen Wysgeer, in zo verre de berigten nit zyn Vaderland ons daar toe in ftaat fleHHien; en tevens ons uitlieten over zynen fchryftrant. Die zelfde opgeklaarde Geest en dat zelfde Menschlievend Hart vertoonen zich in bet tegenwoordig voor ons liggend Stuk, en ook dien zelfden fchryftrant alleen veranderd naar eisch der Onderwerpen , welke wy bier outmoeten. Deeze Onderwerpen zyn vier in getal. I. Over de Fabelen en Romans. --- 11. Opheldering van bet Fe- -*) Zie de Aig, rraderl. Letteroef VII. D. I. St, bl, 563. V v 4 613 J. BEATTIE Verhevene. 111. De Nutheid cener Taalgeleerde Op. voeding IV. Oyer de Bloedyerwauljchaplyke Gene. genlaeid. Wy zulleu van alle, zo verre de beperktheid van ons be(tek toelaat, lets zeggen , om de waarde en fchikking der behandelde zaaken to doen kennen. Naa eeni a aanmerkingen over bet onderwys door Fa- belen en Verdichtzelen in 't algemeen, en der Oudheid in 't byzonder, e,I der naavolgingen van de Hedendaag- fchen, verdeelt BRAT-rip de Hedendlaagfche Fabelleer in Ondicht in twee Hoofdfoorten , de LEENSPREUKIGIt en DICHTi?aLYKE. Het eerfte fchift by nader in Gefclaied- en Zedekundig en 't laatfte in Err ftig en Boertend , et1 krygt dus vier fonrten , over welke by afzonderlyk han- delt , in deeze Rangichikking: I. de Geichiedkundige, 2. de Zedekundige Leenfpreuk , 3. bet Dichterlyke en Erustige , en 4. bet Dichterlyke en Boertende Verdicht- zel : welke twee laatstgemelde door hem , onder den al- gemeencn naam van ROMAN, vervat worden. De twee eerstgenoetnde handelt by kortlyk af, oin to meer tyd to befteeden aan de hoofdzaak zyner opgenomene taake: ons nogthans een kort Oordeelkundig verflag geevende van de voornaam(te Werken, welke tot lien rang behooren. De opkomst en voortgang van de Hedendaagfche Ro. mans, of Dichterlyke Fabels in Ondiclat, Eaat vergezeld van verfcheide Ilukken van aangelegenheid, die groot Iicht verfpreiden over de Gefchied- Staat- Zede- en Letterkunde deezer laatere Eeuwen; en bier worden bygebragt zo ver- re zy noodig zyn om bet Onderwvrp toe to lichten. Dan bovenal bevlytigt by zich otn anti 'te toonen hoe de Leen- regeering ten oorfprong ftrekte der Ridderdchappe, welke de geboorte en gedaante gaf ban die fuort vat) Fabel- fchrifren , door ons Romans geheeten. Hy merkt op, • dat bet woord Romance, van waar ons woord Roman, • een Spaansch woord is, en de Spaanfche Taal bete- • kept; eene benaaming , eigenaartig genoeg. voor den • cart Bier Taale, als your bet grootlic gedeelte uit bet „ Oud Latyn of Romeinsch ontleend. Het fchynt dat de • eerfte Spcianfche Iioed:en Fahelagrig waren , en Romans • geheeten, uit bookie van de tail, werd die naam na- • derhand, door de andere Vo;ken van Europa gegee- • ven, niet aan Spaanfche Baeken, de eigenlyke betelrenis „ van dat woord; iuaar aau eene zekere foort van Fabel- „ atrtige Schriften." Ten groudilage zyiier volgeade Aanmerkingen, fchetst by WYSGEERIGE VERHANDELINGEN. 619 by bet Character der oude Noordfche holken, als ftout- moedig en hardvogti; ; als die den dood verfmaadden of )Sever bet loflyk en voordeelig rekenden in 't gevegt to fneeven; de Vrouwen eerbied toedroegen; en zich bezield vonden met den geest van Vryheid en Onafhangelykheid; en toont, hoe zy de Leenregeering invoerden ; welk eene verandering de Kruistochten bier in to wege bragten, eu de Riddc;-fc•hap deeds gebooren worden. Het Charader der Ridderen geeft BEATTIE uitgewerkt op, als Godsdien. ftig, Dapper, gereed ten Stryde ; vol zugt tot vreemde Avontuuren, yverig voor de Regtvaardigheid, vaardig om de Onderdrukten to redden en de Gevangenen in vryheid to ftellen; zeer Hoflyk en Beleefd , bovenal omtrent de Vrouwen. Van bier de Romaneske Licfde, die eene zo groote rol fpeelt in de vroegfte Romans, de daaden der Doolende Ridderen befchryvende. De Troubadours , in Provence, van welke wy bier een verleevendigend verflag aantreften, maakten'er hun werk van om de Liefde to be. zingen , en andere floffen , van zeer verfchillenden cart, in hunne werken in to weeven. In Italie heltondt men eerst, met een goeden uitflag, hunne Schryfwyze na to volgen, en deeden dit ook de Lngelfc hen. „ De eerfte Schryvers van dcezen trant, flelden," naar BtATTIE'S opgave, , Verdichtzels op, verfchillende van „ alles wat men tot nog geleezen hadr. 7.y ondernamen „ her de Helden der Doolende Ridderfchappe to hefchry- „ ven. De Wereld was wen onkundig, ligt geloovig , en „ kragtig gefteld op wonderbaare en heldhaftige deaden, „ zy gcloofde in Reuzen, Dwergen, Draaken, betoverde „ Kasteelen en alle bedenkelyke betoveringen. Deeze „ verfchaften de ftofle tot de oude Romans. De Doolen- „ de Ridder kwam voort als Verliefd , Godsdienftig, „ Dapper, op hachlyke Avontuuren gefteld en Maatig. „ Eenige Toovenaars waren hem gunftig , andere vyandig. „ Om eere to doen aau zyne Zielsvoogdesfe, en zich „ haarer waardig to gedraagen , ftreedt by tegen den „ Krygsman, velde den Reus, hieuw den Draak in f}uk- „ ken, verbrak de bezweering der Toovenaars, verwoest- „ to bet betooverend Kasteel , en vloog door de lugt op „ een houten of gevleugeld Paard ; of daalde, met een „ Toovenaar ten Gids, onverzeerd door de geopende „ Aarde , tot in de diepfte holen op den bodem des „ Oceaans. fly ontdekte en ftrafte den valfchen Ridder, „ bragt den ongeloovigen to onder, of bekeerde hem , V v 5 „ her- 62.0 J. BEATTIE „ herf'elde den Vorst als balling zwervende in diens Staa- „ ten, en gaf de Jongkvrouw, uit de gevangenis verlost, „ haaren Ouderen weder; by fIreedt in de Rei- en Steek. „ fpelen , hieldt Feest in de zaal , en nam deei in den „ Krygshaftigeu Ommegang; of, wanneer de Toovenaar, „ die zyn vyand begunlligde, overwon, deedt by boete „ in de wildernisfe , of kwynde in den Kerker , of „ graasde , misfchien in de gedaante van een Paard of „ Hart , in de valei, tot dat eenig ander dapper Ridder „ de bezweering verydelde, hem zyne gedaante, zyne „ wapenrusting en vryheid, wedergaf. 1?indelyk, was by, „ naa bet uitltaan van ontelbaare moeilykheden, rampen „ en bet behaalen van overwinningen , zo gelukkig , dat „ by zyne Zielsvoogdesfe trouwde, een Heer, een Prins • of mogelyk een Keizer, wierd." In deeze opftellen word op natuur, waarfchynlykheid, noch mogelykheid, gelet. Geheel Europa nogthans was er mede ingenomen. Behalven dat, zo lang deeze fmaak voor alles wat ongeloofbaar en gedrogtlyk was , duurde de ware Gelecrdheid en natuurlyke eenvoudigheid der , oude Schryveren gees agting verwierf , en deezen in cell vergeeten hock verfchooven lagen , ging de drift tot Ro. mans manger van andere flegte gevolgcn. Men fcbeen , van eenen krygshaftigen aart en vuurige verbeeldingskragt tot dwaasheid toe verrukt door de veronderftelde bekwaam- heden en verrigtingen der Doolende Ridderen, kwam in verzoeking om zich daadlyk in dat Charmer to vertno. nen, fchoon de Doolende Ridderfchap thans als fchadelyk gekeurd , en, in eenige gedeelten van Europa, door de wetten verboden was. „ Deeze dwaasheid fchynt ," fchryft onze Hoogleeraar, „ in Spanje den hoogften top • beklommen to hebben : waar van men de volgende re- • den kan geeven. De eerite Romans waren in de taalc • diens Ryks gefchreeven. De Spanjaardcn betoondea • zich toen, gelyk nog, een dapper en onderneeniend • Volk. Lang waren zy verflaafd geweest door de Moo. „ ren uit 4frica, die zy, naa een zevenhonderdjaarigen • oorlog, (volgens bet verhaal hunner Gefchiedfchryve- • ren) en aan bet leveren van drie duizend en zeven hon. • derd veldlagen, eindelyk uit Spanje dreeven. Zulk • een kryg bragt veele wonderbaare Avontuuren mede, • deedt de Span?aarden vinnig, romanesk en trots, wor- • den, en verfterkte hun in hunne verkleefdhcid aan hun • eigen Godgdienst, en in hunnen afkeer van dien hun- ner WYSGEERIGE VERNANDELINCEN. 621 „ tier Vyanden. Dan de eindelyke uitrooijing der „ Ridderfchappe en van alle harsfenlchimmen, daar uit „ gebooxgn, was op handen. Wat Wetten en Geweld • Diet vermogten, werd to wege gebragt door den geese • en bet hekelend vernuft van cenen enkelen Schryver. • Deeze was -de doorlugtige MIQUEL DE CER VANTES SA- • VEDRA." Van wien wy hier een kort leevensverhaaL vinden, als mede van den inhoud zyns onfl:erflyken Werks de Gefchiedenis van Don Quichot; „ een Werk, door een • ieder bewonderd, wegens den geest daar in doorflraa- • lende; doch 't geed teffens gehouden moet worden voor • een allernuttigst werk, 't welk eene groote omwente- • ling to wege bragt in de Zede- en Letterkunde van • Europa, door de wilde droomen der Ridderfchappe • to verbannen, en een fmaak voor de eenvoudigheid der • Natuure to doen herleeven. Dit Werk verfcheen • niet, of de Doolende Ridderfchap verdween als fneeuw • voor de zon. Het Menschdom ontwaakte als uit een • droom. Zy lachten zichzelven Wt, dat zy zich zo • lang door ongerymdheid hadden laaten otn den twin „ leiden, en flonden verwonderd , die ontdekking Diet „ eer gedaan to hebben. Het verbaasde bun to onder- „ vinden , dat Natuur en gezond Verftand een keuriger onthaal konden verfc'haffen dan zy ooit gefmaakt had- den den uit de hoogvliegende en verwilderde harsfenbeeldeu „ der Doolende Ridderfchappe. Want dat dit weezenlyk „ bet geval was , dat Don Quichot fterker geleezen wierd, „ en meer in den fmaak viel dan ooit eenige Roman, „ mogen wy afleiden nit de fchielyke en veel vermogende „ uitwerkzels, welke dezelve op de gevoelens des Mensch- „ doors hadt, zo wel als uit de verklaaring des Schry_ „ vers zelve, die ons verhaalt, dat 'er meer dan twaalf „ duizend Stuks van bet eerfite Deel verkogt waren, eer ,, by bet tweede voor d Drukpers kon gereed maaken; „ een verbnazend vertier, op een tyd, wanneer de Lee. ,, zers en Boekverkoopers een zeer klein getal uitmaakten ~, in vergelyking met dat der tegenwoordigen." Don Quichot gaf den doodfieek aan de Oude Romans, en deedt eene nieuwe foort gebooren worden. Men leerde de buitenfpoorigheid vermyden en de Natuur volgen. Tus- fchen beide maakt onze Schryver gewag van eene foort van Romaneske Verhaalen , die noch oud nosh nieuw kon- nen genaamd worden, loch een vreemd mengzel is van Widen, als de Gropte Cyrus, Clelia ell Cleopatra. J dc- 62% J. BEATTIL fdezeive zyn alle Bedryven en Charafters, weezenlyke en verdichte, nlle beginzds van Staatkunde en Zeden, Griek. che, Romeinfche en LeenJlellige, zo door een gemengd en verward, als of een Schilder JULIUS CESAR verbeeldde, theedrinkende met Koningin ELIZABETH , JUPITER en DULCINEA DEL TOBOSO, hebbende op zyn hnofd een Lau- werkrans van oud Rome, ann 't lyf ceu).Gothi1che Wapen- rusting, kantte Lubben op zyn hauden, een '1'abakspyp in zyn mond, en een Pistool, nevens een Tomahawk, in zyn gordel. De Nicuwve Romans kunnen verdeeld worden in ErnJli- ge en Boertige. Hier ontmoeten wy de beoordeeling van den Robin/on Crufoe, nevens een verta; van dat Werk, als mede van RICHARDSON'S Rom,Ins, van ROUS¢AU's Nieu. we Eloife, van MARIVEAUX, LE SAGE, SMOLLET en FIEL- DING; doch wy kunnen ons tot eere opgave hier van niet inlaaten, en wyzen den Leezer tot het Werk zelve, waar in by veele nutte onderrigtingen zal opdoen en voorts aantreffen. Eane Perhandeling, Jlrekkende tot Opheldcring van het herheevene, welke de leezing, de herhaalde leezing, ver- dient van elk , die na bet verheevene in Styl dient. In deezen tragt de Hoogleeraar niet alleen bet Verftand, maar ook bet Hart, zyner Kweekelingen to vormen. Wy kun- nen , zonder to breed to worden , 'er geene fchets van geeven; maar vinden ons opgewekt, om 'er uit over to neemen, een (luk dat ons in bet doorleezen trof. Ver- fcheide byzonderheden opgeevende, waar in do .Dirhtkunst verheven is , telt by daar under. „ De Dichtkunst is • verheven, wanneer dezelve in de ziel eene groote en • goede neiging verwekt, als Godsvrugt en Vaderlands- „ liefde. Dit is een der edelfte uitwerkzels der Kunst. „ De Pfalmen verdienen, boven alle andere Schriften, • onze aanmerking, wegens derzelver vermogen om God- „ vrugtige Gemoedsbeweegingen gaande to maaken; doch • zy zyn met alleen in dit opzigt verheven. Van de God- „ Tyke Natuur hehelzen zy de verhevenfte befchryvingen, „ die 's Menfchen geest kan bevatten. De honderd en • vierde Pfalm, in 't hyzonder, fchetst de Map en Goed- • heid der Voorzienigheid in het fcheppen en onderhou- „ den der Wereld, en de onderfchride foorten van Die- „ ren op dezelve, met zulk een grootiche kortheid en „ fchoonheid , dat men to vergeefsch zulks in eeniZ „ menschlyk opftel zoekt. De Morgenzang van ADAM ,, en WYSGEERIGE. VIZRHANDELINGEN. 623 „ en EvA, en veele andere gedeelten in bet Paradys ver. „ looren, zyn edele uitboezemingen der Godsvrugt, voort- „ ebragt in de hartverrukkendf}e verztn, en THOMSON'S „ ofzang op de Jaarfaifoenen is, indien wy een onbe- „ da°t woord of twee overflaan , niet minder. „ Van de Verhevenheid, welke ontftaat nit de kragtigt~ „ uitdrukking van Vaderlandlievende gevoelens, zou men „ veele plaatzen kunnen bybrengen , nit de Latynfche ,, Dichters, bovenal v1RGILJUS, MORATIUS en LUCANUS; „ doch 'er is eene plaats in HOMERUS, die, beter dan „ eenige anderen, welke my nu voorkomt, tot myn oog. merle dient. Terwyl HECTOR voortrukt om de ver- fchansfingeu der Gricken aan to tasten, last een, Arend „ een gewonde Slang in 't midden zyns Legers vallen. ,, POL DAMES merkt dit aan als een kwaadfpellend te- „ ken, en raadt hem, hovel ter hertocht to geeven. HEc. „ TOR verwerpt dien raad vol verontwaardigings. ZaK „ ik my, iuldt zyne taal, door de vliigt van Yogelcn laa- • ten affehrikken van myn Ptigt en het volvoeren der Be- • vclen van JUPITER ? Laaten zy, aan myne rechter of „ Jlinkcrband, na 't Oosten of 't IYesten , vliegen , ik zal „ den raadjlag gehoorzaamen van JUPI•rER, den Koning „ der Goden en der Menfiniien. ,Waarop by de altoos • gedenkwaardige zinuiting laat volgen : „ Ons Yaderland „ to verdeedigen I is het best van alle Yoortekenen! Indien „ wy de otpftandtgheden in aanmerking neemen , en beden- „ ken, dat HECTOR en uuMERUS beiden in Voortekenen • geloofden, moeten wy bekennen, dat dit voorbeeld ver- • baazend baazend root is. „ 11c iou bier ook mogen aanhaalen,-•uit bet zelfde Boek • der Matte, SARPEDON'S Aanfpraak aan GLAUCUS, welke • de edelfl:e Les van Staatkundige Wysheid behelst, en de • opwekkendfte beweegredenen tot Grootmoedigheid, ik • zal dezelve niet letterlyk.overzetten; maar my bepaalen „ tot bet algemeene oogwit, en ze in ondicht opleveren, • ten einde ze niet fchyne een gedeelte van baure waarde „ to ontleenen van de vervoerende toonen der Dichdcunst. • T1/carom, 6 GLAUCUS l ontvangen wy van ons Yolk, in ,, Lycia, de eer der 0,ppermogenheid ? Is het niet in de • hoope, dat wy onszelven zullen onderfcheiden door ooze • Deigd , even zeer als wy it Rang onderfcheiden zyn ? • Laaten wy overeenkomfti,~ en betaanbaar daar merle ,, handejen, op dat zy, wanneer zy ons de grootfte gevaaren ~~ des Oorlog zien ondergRan, molten zc cn , dal wy de ,, Be- 624 J. BEATTIE • Eer en de Lhaardigheid, welke wy bekleeden, verdie. nen. Indien wy, door gevaar to ontwyken, onszelven ,, konden befchutten tegcn den Ouderdom en het Graf, „ zou ik noch zelve in de heirfpitzen vegten, noch u hier „ toe aanmaanen. Doch, laaten wy, naardemaal de dood „ onvermydelyk is, en ons van zo veel duizende zynen kan „ aanvallen, aanrukken, en, of Room verwerven door de „ Overwinni4g, of door onze Nederlaage den Roem des „ Overwinnaars vergrooten! Her Stuk is, over "t geheel, „ voottreffelyk, maar de, Grootschheid en Ldelmoedigheid • van her flotzeggen kan niet to zeer toegejuicht wor- • den.' De Derde Verhandeling, betreft een Onderwerp , in ons Vaderland, misfchien zo noodig en ernitig overwogen to worden, als in Scitotland; deeze loopt Over de Nutheid cener Taalgeleerde Opvoedinge, en draagt alzins de ken- merken van eell meesterlyke hand, van een zuiver oor- deel, van een kiefchen fmaak. BEATTIE brengt de tegen. weepingen, gemaakt , tegen bet beoefenen der Griekfche en Latynfche Schryveren , tot de vier volgende. I. Dar die Taalgeleerde Opvoeding de Jeugd verpligt, om veel tyds to fpillen in bet aanleeren van woorden. 2. Dar men, die Taalkennis verkreegen hebbende , niet bevindt, dat de- zelve aan die moeite beantwoordt. 3. Dar de Letteroefe- ningen ftrekken , om her vernuft to onderdrukken, en eer om de zlelsbekwaamheden to verzwakken dan to verbete. ren, en ten 4. Dar 'er, in de Scheyvers, veele befchry- vingen en leeringen voorkomen, die her Verland kunnen op den dwaalweg helpen , de Driften ontvonken, en bet Hart bederven. Hy beantwoordt dezelve op eene zegepraalende wyze, voor de Taalgeleerdheid, en door- vlegt her met aanmerkingen, die den Onderwyzeren niet min to ftaade kunnen komen, dan den Leerlingen : beiden zullen zy , vatbaar zynde , voor de taal des gezonden Vertands, hier onderwys ontvangen, en den Hoogleeraar d2nkzeggen voor zyn Meesterftuk. Van een geheel Zedekundigen cart, is de laatfte Ver- bandeling, Over de Bloedverwantfchuplyke Genegenheid. De groote zaak des Huwelyks, en de daar nit voort- fpruttende betrekkingen, wordt hier gehandhaafd, en aan- getoond , dat de Voorzienigheid ten oogmerke gehad heb- be, door d'eeze vereeniging, due zeer gewigtige einden to bereiken, als I. De Voldnuring van bet Menfche- lyk Geflacht, op eene wyze , met Deugd, Welvoeglyk- held, WYSCEERICE VERHANDELINGEIV. 6,z5 heid, en een goed Staatsbelluur, bellaatabaar. Ten a. De Op-voeding van Menfchelyke Schepzelen , tat de volbrengtng der verlchillende pligten op hun rustende , als Redemagtige en Zedelykwerkende Weezens. En ten 3. Het geluk der geenen , die deeze verbintenis aan- gaan. Vervolgens beantwoordt by de drie vraa- gen. Of bet met de Natuur overeenkomt, dat de Getrouwden alleen twee Perfoonen zyn, dea Man en i ne Vrouw ? Of de Huwelyks Vereeniging bet geheele Leeven moet volduuren 2 Of de Opvoeding der Kinderen den Ouderen moet overgelaaten, dan bet Al- gemeen apzigte toevertrouwd worden ? Wy kunnen niet meer, dann deeze hoofdbyzonderheden aan(lippen, en de Verhandeling zelve der leezinge, nevens de voorgaande, aanpryzen; ons ten voilen verzekerd hou- dende, dat alien, die, op IVysgeerige Stigting, welke de Eerwaardige Vertaaler betuigt, to meermaalen, 'er nit ge- W ald to hebben, gelleld zyn, zich niet bedroogen zullen vinden. Alles is oak zo zeer naar 't peil van 't gerond menfchen verfland gefchikt, dat BEA•1 TIE; voor alien ver- flaan.baar fchryft; is by ergens overtollig,'t is in bet very, menigvuldigeti zyner voorbeelden ; doch zal men dit ligt verfchoonen , als men in aanmerking neetnt , dat deeze Verhandelingen grootendeels Lesfen zyn, voor do Jeugd gefchikt. Verhandelingen , uitgegeeven door de Maatfchappy ter bevordering van den Landbouw to ilnflerdam. Te Jmjlerdamm by C. N. Guerin, 1786. In- gr. actavo 174 fladz. lie, thans afgegeeven Stnkje behelst eenige Antwoorden op de volgende Vraag der Maatfchappy. „ Welke zyn „ de beste middelen, om de Kinderen der Landlieden in „ ons Vaderland, van hunne eerlle jeugd of aan , zo in „ de Dorpfchoolen als anderzins, eene genoegzaame ken. „ nis to doen verwerven van die kundigheden , die tot „ hun aanllaande beroep van Landbouwen en Veehou. „ wen noodzaakelyk zyn? En naardien hiertoe, „ onder meer anderen, een gepast, en aan bet opgemelde „ oogmerk, voldoende Schoolbook waarfchynlyk in aan- „ merking komen zal; hoedanig behoort bet zelve inge. „ richt to zyn, om, door middel van het zeive, van „ de 66 AMAATSCHAPPY WEGENS DEN LANDBOUW. ,, de oude Ondervindingen, en laatere Ontdekkingen in „ deeze Weetenfchappen, bet best mogelyke gebruik to „ maaken ?" De Heer j. F. 1WUI.LER, Lid van bet Provinciaale Ut- rechtfche Genootfchap van Kun(l:en en W eetenfchappen, en Burger der Stad Am(terdatn, heeft , met zyne beant- woording deezer Vraage, de Gouden, en de Eerwaarde W. V N LOO, Predikant in. 's Heerarends Kerk in Zuid- Beveland met de zyne de zilveren, Medaille weggedraa- gen. By deeze twee Verhandelingen hiermede volledig gemeen gemaakt, heeft men ook nog gevoegd twee Uit- trekzels uit ingeleverde Verhandelingen, waarvan de eene opgefteld was, door A. B. FARDON to Am(lerdam, en de andere door D. VAN TOL to Rotterdam. De geeerde Opftellers deezer Stukken geeven verlcheiden aanmerkin- gen nopens dit onderwerp aan de hand, die de nadere overweeging van des kundigen verdienen; waarom de Maatfchappy bet ook raadzaam gevonden heefr, dezelven verder aan to beveelen. Wel byzonder heeft de Maat- fchappy zo veel genoegen genomen in bet door den Heer MULLER ontworpen Schoolboek, dat bet haar aatrleiding gegeeven hebbe, om reeds een voorftel deswegens open- lyk aan to kondigen, en daar door bekwaatne perfoonen uit to noodigen • i. Om, naar aatrleiding dier Verhandelingen, en wel • byzonder naar bet gefchetfle plan van den Heer NUL- • LER to vervaardigen en uit to werken bet eer(le Deel „ van zulk een Schoolboek, beftaande uit elf Hoofd(luk- „ ken, to vinden bl. -6-5o. • 2. Tot bet vervaardigen en nitwerken van bet tweede Deel, beftaande in vyf Hoofdftukken, to vinden hl. 50-55. • Verklaarende de Maatfchappy verder, dat bet oog- „ mark is, de overige deelen mede op gelyke wyze aan • bet Publiek ter bewerkinge voor to ftellen.", R E- R E G I S T E R V A N BOE .KEN EN SCHRIFTEN, Die in bet &rfle Deels Eerfle Stuk, van dit Werk, oordeelkundigtevens en vrymoedtig verhandeld worden. Met derzelver Pryzen. A. Abresch , (P.) Parapht afis flnnotationram in Epistolttm ad Hebr sos • fpec1rnen. Lugd. apud A. et J. Honkoop s in 8vo. f. M. f I - o - o 354 Abu Becri , Mohammedis Idyllium Irabicum. Edidit Everardus Scheidius, Hard. apud J. k Kasteel, in 4t0. f. M. f I - 5` - 0 2096 Aitton , (H. A.) Ondervbys in de Christelyke Zedeleer, vraagswyze voorgefteld. Utr. by. J. van Paddenbtorg, in gr. 8vo. f i - 8 - o 483 .ifke:, , (F. van) Vade"rlandfche Gezangen voor de Nederland- fche Jeugd. Amft. by . Wiege , in gr. 8 vo. f 5 - 0 6o5 4lbon, (Goave d')• Verhandelirgen over de Gefchiedenist Regeeringswyze , Zeden, Gewoontens , WeetetnfchWp- pen, en fraaije ltonften van eenige,Natien in Europa, 11 Deelen. Amft. byl. Weppelman, in gr. 8vo. f4- io- o 386 Antwoord (Nodig) op bet zeer onnoodig Request aan het Confistorie ingeleverd , door eenige Leden van de Lui therfche Gemeente to Amfterdam. Amft. by A M. Lan- geveld, in gr. 8vo. f o - 8 - o 537 B. Beattie, (Y.) Wysgeerige en Zedekundige Verhandelin, gen , I lde Deer. tlaarl. by 11. Loos, jes, Pz. , in gr. SVto. f i- i6-o 617 Befchryving van de plegtige Viering van Ne6rlands ge. wenscht Verbond met Frankryks Koning Lodewyk den XVlden , binnen Zierikzee. Zierikz. by P. 0. van den Thoorn, in gr. 8vo. f o - 8 - 0 477 Befpiegelingen der vierLeevensftanden, Ifte Stukje. Haerl. by Z. Loosjes, Pz. in gr. 8vof f o • 18 - o 36 Binckes, (S.) Verklaaringe van de Statuten, Ordonnan. tien, Regl2menten en Costumen van Rechten in Fries- land, anders genaamd 's Lands Ordonnantie, IV Dee len. Lecuw. by G. Tresling, in gr. 8vo.f Io-:-o 413 Blom, (A.) Verhandeling over den Landbouw, In de Co- I. DEEL. N; ALG.LETT. 140. 15. Xx to- R E G I S T E R. Ionic Suriname , in orde gebragt, en met de noodige 0phelderingen en Bewysredenen voorzien, door F. his. fcher Heshuizen , &c. Te Haarl. by C. van der At, in gr. 8vo.f 2 - i6 - o 45S Bofc , (P. du) Leerredenen over den Brief van Paulus aan de Ephe-zeren. 111de Deel, 2de Stuk. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. f 1 - o . 0 400 Bosch, (Bern.) Leerredenen. 3de Stukje. Amft. by M. de Bruin, in gr. 8vo. f i - 16 - o 319 Brender a Brandis , (G.) Taal-, Dieht- en Letterkundig Magazyn. Ifte Deel, No. 3. Amft. by C. Groencwwoud, in gr. 8vo. f o - 12 - 0 306 Brief aan Philadelphus, over zyne uitgegeevene Brieven, en de twee Verhandelingen van den Eerwaardigen Schut- te , over Gods Testament en Verbonden, door Ingenuus fltetophilus. Alom, in gr. 8vo. f o - 6 - 0 194 (vyfde) van Philadelphus, over Gods Testament en Verbond, onder de Nieuwe Huishouding. Alom, in gr. 8vo. f t - 2 - o 446 Briefwisfeling tusfchen de Familie en Bekenden, van den Vriend der Kinderen. Ifte Deel, sde Stuk. Haarl. by C. Bohn en Zoon, in Svo. f o - 16 - o 21g Brieven. (Nationale) ifle Stukje. Amft. by ?. Jillart, in gr. 8vo. f o - 16 - 0 30 van eenige Jooden, over den tegenwoordigen toe- fland van den Christelyken Godsdienst , enz. door C. v. S. Haarl. by C. van der Aa, in gr. 8vo. f 2 - o - 0 9o (Tweetal) over de orde of plaatzinge der Voor- werpen in Gods eeuwig Raadsbefluit, enz. Door een Beminnaar van bet Waare en Oude. Alom , in gr. 8vo. fo-14-o 194 (brie) van .7 anus Philcufebius , aan zyn Vriend Liberius Philaletes , over de Yoodfche Brieven , by van der Aa. Utr. by B. Mild, in gr. $vo. j o - 12 , o 309 over bet Befluur der Colonie Esfequebo en Demerary. iftejStuk. Amft. by W. Holtrop , in gr. 8vof f 1 -16-o 420 van een Kanunnik Penitentiarius , over zaaken van den Godsdienst. Brusf. by .7. Kerkman, in gr. Svo. fo- 16.0 453 Brink, (R..1. ten) een Geloovige, flrydcnde in bet Ge- bed,'enz. llde Deel. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo.f 1-16.o 233 (C.) Beknopte Opheldering van eenige plaa- zen des N. Testaments. 51e Stuk. Ucr. by S. de [Vaal, in gr. $vo. f 2 0- o 194 Broeh s R E G I S T E R. Brrek ( le Sage ten) Kerklyke Leerredenen, over ge- wigtige Onderwerpen , in gr. Svo. f i - o - o 359 Broes, (P.) De Peinzende Kristen. Ode Stukje. Anil? by P. Schouten, enz. gr. 8vo. f o - 14 - 0 5 Brooke, (P,) Juliet Grenville, of de Gefchiedenis van bet Menschlyk Hart. Amft. by IV. Troost. II Deelen , in 8vo.f2,0-0 35 13ylagen , behoorende tot bet Rapport van de Heeren, door Hun Hong Mogenden gecommitteerd, tot bet on- derzoek, wegens de redenen van bet niet uitvoeren vat. H. Hoogm. Orders, tot bet verzenden van tien Schepen na Brest. ilk en 2de Stuk. Dordr. by Blusfe. Amft. by Verlem , f 3 , 8 , 0 300 C. Campe , (Y. H.) Volledig Leerftelzel van Opvoeding , ontworpen door eenige Geleerden in Duitschland. Me Deel. Amft. by de Erven P. Meijer en G. IVarnars, en de Wed. Y. Doll, in 8vo, f 2 - o o 13t Dapper , (Y.) Onderrichtingen wegens bet reizen over Land, tangs den weg van Suez, door Egypte, na Eu- ropa; benevens Dagverhaal eener Reize tiit Europa na Indie, door de groote Woestyne van Arabie. Met Kaar- ten. Amft. by ,f. Tntema, in gr. 8vo. f t-i6ro 430 Catechismus der Weetenfchappen , fclioone Kunften en fraaye Letteren. 3de Stuk. Amft. by A.Fokke,Simonsz. in gr. 8vo. f a - < o 28,- Characl erkunde der Vaderlandfche Gefchiedenisfe. Ilde Dee]. Haarl. by J. Loosjes, Pz. in gr. 8vo. f i , io 0 582 Chomel, (M. X.) Algemeen Huishoudelyk, Natuur-. Ze- dekundig en Konst, Woordenboek. Vervolgd door . A. de Chalmot. Me Deel, 2de Stuk, of Vlilfte Deel van bet Woordenhoek. Kamp, by Y. A., de Chalmot en Amft. by 3. Tntema, in gr. 4to- f 6 - o _ 0 472 Christen (De Denkende) 5de Stukje. Amft. by Y. van deli Burg enr Zoon, in gr. 8vo. f o - 12 - 0 62 Commentationes de Ratione Studii,. J. Fortii Ringelbergii, Def. Erasmi, M. A. Mureas, G. J. Vosfii & C. Barlmi. Ilard. apud J. it Kasteel, in 8vo. f. m. f j-5,0 258 Carver, (M.) Tooneel Aanm,erkingen, vervat in een om. tandlgen Brief a aan den Schryver van bet Leeven van Jan Punt. Leyd. by Corn. Heiligert , in gr. Svo. fr-5-o 224 Couwenhoven, (.Y.) Het Orgelfpel, niet alleen beftaanbaar met, maar zel s bevordelyk tot, de Godsdienstoeffening in de Christelyke Vergaderingety, Amit. by 3. T,itcma, in gr. 8vo. f o - S .. o 236 K x a Dar , It E G I 3 T E R. D. D am, (Ch. T-) Inleiding tot de Fabelkunde der oude Crie. ken en Romeincn. Leyd. by PV. H. Gryp, in 8vo. fi-5-o 260 Decambon, (M. G.) gebooren van dw Werken. Het Huw• lyk van Figaro , of de Dag der Zotheid , Blyfpel. 's Hage by ~. F. de AAge, in gr. So. f I-4-o 6o8 Deukalion en Pyrrha, T ooneeliluk. Ainlt. by P..7. Uy- lenbrock, in gr. 8vo. f o - 15 - 0 135 De Walvischvangst , met veele bytgonderheden daar toe betrekkelyk. Hide Deel. Amit. by P. Conradi, en to Harl. by h . van der Nuts, in gr. 4to. f 2 - o - 0 82 IVde Deel. f 2 - o - 0 510 Dichtoefferlingen van her Kunstgenootfchap, under de Ziu- fpreuk: Studium Seientiarum Ge ietrix, en Prysveraeu, We Deel. Leyd. by C. van Hoogeveen, Yunior, in gr. 8vo. fI-5-o 217 Doderlein, (Yoh. Chr.) Opheldering van bet Gebed onzes Heeren. Utr. by G. T. van Paddenburg, in gr. 8vo. fo-11-o 577 Driesfen, (P.) Scheikundige Verhandelfng, over de Mag. nefia Alba, en bet nuttig gebruik van de Moederloogen van Zeezout in ons Vaderland. Amit. by P. Conradi, in gr. 8vo. f o - 8 - 0 445 EE tEer (De) en bet Regt van Hollands InWoonders verdeedigd cgen C. Zillefen's Aanmerkingen , enz. Dordr. by H. de Haas, in gr. 8vo. f o - 6 - 0 245 Eiehhorfz , (, G.) Inleiding tot het Oude Testament. 111de Deel. Amft. by 1. IVeppelman , in gr. 8vo. k G-0 I Ear tshauzen , (K. van) De Gefchonden Rechten der Menschheid. 11 Deelen. Amft. by 3. IF. Else en D. 1l1. Langeveld , in gr. 8vo. f I - 10 - 0 6oq Emdre, (S. van) Het voorbeeld der Godlyke Waarheden, van A Hellenbroek , tegens de gevoelens van Partyen verdeedigd. Utr. by G. T. van Paddenburg en Zoon, enz. ill Svo. f I-0-0 193 Enarnercns, Q.) Eenige Zeeuwfche Oudheden, uit echte Stukken opgehelderd. Midd. by X. flbrahams, in gr. Svo. f I - 10 - o 203 Esdre, (Y.) Inleiding tot de kennis der Natuurlyke Wys- begeerte. IVde Deels, ifte Stuk. Leyd. by F. do Does, in gr.8vo. f4-1.0-o 15 IVde Deels, 2de Stuak, f 2 - 8 - 0 408 Fa- R E G I S T E R. F F.ahelen (Leerzaame) en Vertelzels. Leyd. by TF H. Gryp, in gr. 8vo f o - 12 - o 41 Fanny 13elton , of de Gefchiedenis cener ongelukkige Duffer. Itde Deel. Amft. by -'. Weppelman, in 8vo. f i - 0-0 47 Feitla , (R.) Brieven over verfcheide Onderwerpen. Ilde Deel. Amy}U by Y..411art, in gr. 8vo. f i - 16 - o 167 Fest, (;1. S.) Proeve, over de Voordeelen van de Rampea en 'regenfpoeden des Menschlyken Leevens. II Deelen. GLeyd. by d. en Y. Honkoop, in gr. 8 vo. f 2 -1 6 - o 554 e!lenkfchriften voor den Graave van Cagliostrio. Amat. by Y. van Gulik ) in 8vo f o - i i - 0 345 van den Marquis de Pombal. IVde Deel. Ama. by D. Schuurman, in gr. 8vo. f I - 10 - 0 4;6 Gefchenk. poor de Jeugd, IVde Deels, ifte Stultje. Amtt. by 7. flllart, in 8vof f o - 16 - o 219 Gefchiedeuis der Vereenigdc Nederlanden, voor deVaderlandi- fche Jeugd. Vde Deel. Amit. byj.rllart, in i2mo. fi..i6-o 87 »--- Vide Deel, in iamo. f i - 16 - o goo H. astert, (f. van) Proeve van Mengelpoezy. Leyd. by 1H, A. en 51. Honcoop, in gr. 8vo. f i - o - 0 40 Hamclsveld, (2. van) De Bybel verdeedigd. Vie Deel. Amft. by ,7. Allart, in gr. 8vo. f a - 8 - o 225 VJde Deel, f 2 - 8 - o 523 Hamer/ler, (D.1 Naauwkeurige en duidelyke verklaaring, over de Statuteu, Ordonantien, Reglementen , en Cos- tumen van Regten in Friesland. hide Deel. Franek. by D. Romar, in gr. 4to. f 4 - 16 - o 372 Handboekje voor Nederland , of de bepaalingen van de meest gebruikt wordende Staatkuudige 1Voorden. Amft. by 7. de 7ongla , in 8vo. f o - 12 0 382 Handelingen van het Geneeskundig Genootfchap, onder de Zindpreuk: Servandis Civibus. Xde Dee). Amft. by P. Conradi, in gr. 8vo. f 4 - 6 - 0 1 Handvesten en onuitgegeeven Charters, behoorende tot de Belchryving en Chronyk van Nymegen. Nym. by A. van Goor, in gr. 8vo. f i - 16 - 0 129 lleloize, (De laatUe) of Brieven van Junia Salisbury, If Deelen. 'sHageby H. 11. van Dreclat,in8vo.fi-o-o 179 Henaert, (P. van) De Rede en haar Gezag in den Godsdienst. zde Stnk. Rott. by de Lce iw en limo, in gr.8vo. f 1-16-o 316 Hendrik Stilling's Kindsheicl, Jon ;elingsjaarcn en Vrecm- delingfchap. Arnh. by /l'. Troost, in 8vo. f 1 -12-o 93 X x 3 Bell- R E G I S T E R Ilennert, (J F.) de Altitudinum menfuratione ope Barometri. Traj. apud, A. a Paddenhurg, in 8vo. m. f. J *o- 18 -0 S4h Herder , (Y. . G.) De Geest der Hebreeuwfche Poezy. 3de Stuk. Leyd. by Y. van Tifelen en B. Onnekink, in gr. 8vo.fi-I6-o 571 Hermes, (,7. J. Overweegingen , Alleenfpraaken en Ge- hedcn, voor Godvrugtige Avondmaalgangers. Uit het Floogduitsch vertaald, en met eenige ltigtlyke Overder.- kingen en Gezangen vermeerderd , door G. van der Zoo. Amft. by de Wed. A D. Sellfchap en P. Huart, in gr. 8vo. f i - 6 - 0 279 Herwerden, (H. van) 's Heilands Verzoekinge in de Woes- tyne. Amft. by ,?. Allart, in ar. 8vo. f I - 12 - 0 270 Historia Imperii vetustisfimi f otianidarum in Arabia Felice ex Arabicis Scriptoribus, ab Alb. Schultens, & Colonia .7o0a;;zidarum dedu5ta , par S. Bochartum. Hard. purl J. A Kasteel, in 410. f 2- 8 - 0 2.09 !listorie (Korte) en Befchryving van Franeker. Fran. by D. van der .Shzis en D. Romar, in gr. 8vo. f0-14-0 391 (Hedend.) of tegenwoordige Staat van Friesland, Ilde Deel. itte Stuk. Amft. by P. Schouten , enz. in gr. 8vo, f 3-o-0 289 van Overysfel, Ifte Deel. f 2 - io - o 503 Hof%lcde , (P.) Tweede Apnlogie. Rott. by P. van Dyk en H. Ilofhout, in gr. 8vo. f i - i9 - 0 310 Hurd, SIP.) Gefchiedenis van alle Godsdienften. Vide Deel. Amft. by M. de Bruin , in gr. Lvo, f4-i3-o 611 I en J. (IV.) 'De Dankbaare. Eene Franfche Gefchiedenis. Amft. by P. Uylenbroek, in gr. 8vo. f i- io-o 45 Ingenhousz, (,J.) Verzameling van Verhandelingen over verfchillende Natuurkundige Onderwerpen. Ilde Deel, 's Hage by Y. van Kleef, in gr. 8vo. f 5-to - o ill Jofephus , (Flavius) Alle de Werken, met Aanmerkingen van ,Y. F. Martinet. hide Deel. Amft. by Allart en Holtrop , in gr. 8vo8 f 3- i o- o 7 I Vde Deel , f 3 - 12 - 238 K. asteleyn, (P. ) Chemifche Oefeningen, Ode en 5de K Stukje. Amft. by 4. ,Y. van Tol, in gr. 8vo. f i -2-0 148 _-_._.- Befchouwende en Werkende Pharmaceutifche, Oe- conomifche en Natuurkundige Chemie. Ifte Deel. Amft. by IV. Holtrop, in gr. 8vo. f 2 - 15 - 0 540 dir;rzp, (F. 4. van der) Naaleezing van Stukken tot de Mi- li- R E G I S T E R. litaire Jurisdiclie betrekkelyk. 11 Deelen. Utr. by B. Wild, in gr. Svo- f q - 0 - 0 427 Kleyn, (3. P.) en Vrouwe (A.) Krygsliederen, No. i. en 2. Utr. by G. Evan Paddenburgg, in gr. 8vo.fo-S-o 521 Klinkenberg, (Y. van Nuys) Onderwys in den Godsdienst. Vlde Deel. Amft- by Y. Allart, in gr. Svo. f 3-5-0 267 De Bybel door heknopte Uitbreidingen en ophelderende Aanmerkingen verklaard. XIde Deel. Amft. by Y. Allart, in gr. 8vo- f 3 - 5 - 0 395 Klinkhamer , (f.) Korte Handleiding tot verfland der Voor- beeldige, Zinnebeeldige,en ProfeetifcheGodgeleerdheid. Atnft. by 4. 3. van Toll, in gr. 8vo. f i - 5 - o 229, Kok, (Y.) Vaderlandsch Woordenboek, Xlllde Deel. Amft. by ,Y. llllart , in gr. 8vo. f ; - 12 - o 2$ Krieger , (1/p. L.) Gefprekken en Overdenkingen over bet Lyden en Sterven J. C. 1fte en 2de Stukje. Amft. by Y. Wesfing, We. in gr. 8vo. f : - 12 - 0 4 Kuypers , (G.) filet oogmerk en de komst van den Zonn des Menfchen, enz. Gron. by ,7. Bolt en L. Huifiizgh, in gr. Svo. f o - 6 - 0 146 L. J eesboek voor Kinderen. Me Deels, ifte Stuk. Amft. by de Erven P. Meijer, G. Warnars en de Wed.,. Doll, in 8vo. f o - 16 - o I3S Leever eu Charac&er van Dr. Matthias 7lteophilus Spitsbaart. Amft. byH Gartmnan en I. de 3ongh, in Svo. fi-io-o 22 Lienharden Geertruid , een Boek voor hetVolk, f I -16-o 391 Lis, (P. H. van) De Eer eh het Gezag der Formulieren van Eenigheid , en byzonder van den Heidelbergfchea Catechismus verdeedigd , enz. Utr. by A van Padden- burg, in gr. 8vo. f o - 18 - o log Loo, (,3. van) Leerredenen, llde Deel. Utr. by AA van Paddenburg , in gr. 8vo. f 2 - 4 - 0 275 Luzac, (3.) Redenvoering,ten betooge, dat de Geleerd- heid de Voe.lfter is der Burgerdeugd , vooral in een vry Gemeenebest, uit het I.atyn vertaald , door ,7an de Kruyp. Leyd. by 11. Mostert in gr. 8vo.fo-6-o 2ot Lyden (Het) van de jonge WWertherin. Amll. by Y. B, Bl1Ve , in Svo. f O - 12 - O 477 Lykreden, op het affterven van den Wel Ed. Gefir. Heer en Mr. ,Y. C. van Hoorn , Heer van Burgt &c. &c. &c. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. fo-8-o 406 Lynderr, (C. van) Vervolg der daadelyke Godgeleerdheid, van A. i;uurt, Ode Stuk. Amlt. by 7. ten Houten , enz. lair. wo. f s - 0-0 480- X x 4 Alac. R E G I S T E R. M. zcquet, (p.) Proeve van Dichtkundige Letteroeffenit4- gen. Hide Deel. Utr. by de Wed.. 7. van Schoonhoven, in gr. 8vo. f i - 8 - 0 43 Maerlant , (,'. van) Spiegel Historical of Rymchronyk , met Aantekeningen van Mr. Y. 4. Clignet en Mr..7. Steenwinkel. fide Deel. Leyd. by F. de Does, in gr. 8vo f 3 - 10 - 0 72 Marcel, (Ii.) I weetal Kerklyke Leerredenen , uitge- fprooken op Dank-, Vast- en Bededagen. Rott. by de Leeuw en Krap, f o - 8 - o 4044 .---- Vaderlandlievende Leerredenen, over Psalm CXXXII{: i. Utr. by Y. van Rosfum, in gr. 8vof f o - 5 - 8 58o Martinet, (,7. F. ) Historie der Waereld. Vde en Vide Deel. Amit. by ,Y. Allart, in gr. 8vo- f 7 - 15 - 0 498 Meiszncr,, (A. G.) Leerryke Verhaalen en Samenfpraken, i(te Stukje. Haul. by F. Rohn, in gr. 8vof f o_ i8- o 5i5 Mengelingen, (T aalkundige) uitgegeven , onder de Zin- ipreuk :.LiA yguee Patrice, excolendce more, No. 6. Leyd. by F. de Does , in gr. 8vo. f o - 12 - o 32 Mengelwerk, onder de Zinfpreuk : Tendimus ad Ccelestem Patriam. 81te Stukje. Utr. by de Wed. ,7. van Schoon- hoven, in gr. 8vo. f o - 18 - o 210 Mercier, Myn '-laapmuts. I(te Deel, 2de Stuk. Haarl. by C. H. Bohn en loon; in 8vo. f i o - 0 94 De Wildeman, Amtt. by 1. de Yongh, in Svo. ~~ 1 _ 16-o 221 11Jeijer, (L.) Bybel der Natuur. llde Deels, ifte Stuk. Amtt. by M. de Bruin, in gr. 8vo- f 3 - 0 - 0 49 Ilde Deels, 2de Stuk, f 2 - i ; - 0 181 Miller. (Y. M.) Gefchiedenis van Caret van Burgheirn en .Brnilia van Rofenau. If Deelen. Utr. by G. 7'. van Paddenburg, enz. in 8vo. f 4 - 8 - 0 350 Moons, (P.) en A. van Overflraaten, Vaderlandfche Dicht- proeven. Haarl. by A. Loosjes, Pz. in 8vo. fo-4-o 522 Nlontesquieu, De Geest der Wetten. Vertaald door D. H. van Nooten, met Wysgeerige en Staatkundige Aanmer- kingen vermeerderd. Ifle Deels, :de en 3de Stuk. AmfL by Lit Holtrop, in gr. 8vo8 f 2 - 14 - o 162 fide Deel, f 3 - 16 - 0 365 Bide Peel, f 4 - 0 - 0 544 Mnntrofe en Amelia, gevolgd naar het Franfche. Am(t. by P..7. Uylenbroek, in 8vo. f o - 8 - 0 608 Mosheim, (Y. L.) Gefchiedenisfen van de Vyanden van den Christelyken Godsdien4t. Uitgege-ven door Al. G. lj' ilnc- R E G I S T E R. Wgnckler. Arnh. by Y. H. Moeleman , in gr. 8vo, f 2-8-o 532 Munniks, (,7.) Tydrekenkundige Historie der vcznrnia,jn. lie Regeeringen in Europa. Camp. by „1. 4. de Chalmot, in gr. 8vo. f i - 2 - m 55; N. 7 Talimys, (G. ~'.) Leerrederen over jefaia LIII. LIV. LV. IIldeDeel. Amft.by;f./lllart,in gr. 8vo f2 8-0 443 Nederlander , (De Vrye) verdeedigende de eer ec lcr on- afhangc:lyke Republiek, enz. Amft. by .7. Weppelman, in gr.8vo.f2-4-o i Newton, (Y.) De Grondlegging der Christen Kerk, enz. Amft. by M. de Bruyn, in gr. 8vo- f 2 - 4 - 0 58 0. Onderzoek , (Beknopt) van het Regt der Nederlandfche Republiek , tot het geflooten houden van de Schel. de; door een voornaam 't, (Nederlandfcbe) ter bevordering van den Koop- handel, na de meest afgelegene Gewesten des Aard- kloots. Vllde Deel. Amit. by P. Conradi en to Harl. by V van der Plants, in gr. 8vo. f i - 16 - o 171 Vllltte Deel, f 1 - 16 - o 802 Me Deel, f 1 - 16 - o 564. - Xde Deel, f 1 - 16 - o 599 Request aan Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, ingeleverd door de vyf Clas- fen der Noordhollandfche Synode. Hoorn by L. Ver- mande, in gr. 8vo. f o - 1 i - 0 88 - aan Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Stanten van Holland en Westvriesland, ingeleverd door dc Buiten- predikanten der E. Clasfis van Amtterdam. Hoorn by L. Vermande, in gr. 8vo. f 0 - 4 - 0 509 Rochouw, (F. E. van) Catechismus van 't Gezond Ver- nuft. Amtt. by .7. Kok Pietersz. in 8vo. fo-12-0 518 Romeo en Julia, Tooneelfpel , door B. Fremery. Dordr. by A. Blusf' en Zoon, in gr. 8vo. f i - 16 - 0 176 Roufan, (A.. ) Ann God en bet Vaderland. Rott. by de Leeuw en Krap, in gr. 8vo. f o - 18 - 0 507 S. Sabatier , De Ontleedkunde volledig behandeld. Vertaald en met Aanmerkingen vermeerdert, door ', L. van der IVagt. Ilde Deel. Amft. by P. Conradi, in gr. 8Vn. f 2- 10-0 19S Sander , (H.) van bet groote en fchoone der Natuur. ifte Stu . Utr. by G. T. van Padderaburg ell Zoon,in gr. 8vo. f 1 - o - o 328 Sandifort, ( Ed.) Exercitationes Academicm Liber Secun- dus. Lugd. Bat. apud S. et J. Luchtmans, &c. in gr. 16-o 6 Schtaor~ (y.) Twee Veldpredikaatfien. 's Hage by Y. Bouvink, in gr. 8vo- f o - 12 - 0 59 Scheller, (,7, j. G.) Klein Woordenboek der Latynfche 7'aale. Amft. by P. den I-Iengst, in gr. 8vo. f P-- 10 -0 180 Aanleiding tnt eene Taal- en Oordeclkundige Verklaa. ring van de Schriftender Ouden, Dev. by L. Lecmhorst, in '(tvo. f2-4-o 61o Schets (Korte) van eene Latynfche Grammatica. Gron. by A. Groenewolt en 7 Oomkcns , in 8vo. f o- 6 -o 224 Schim , (De) van Bocatius , of de Geneesmeester der Zwaar- moedigen. Keul. by de Erven van 3% Gaillard, in 8vo. fo-18-0 136 llde Deel, f o - 18 - o 478 Schouw- R E G I S T E R.Schouwtooneel. (IIet Spetatoriaal) Vide Deel. Utr. by 8. Wild, in 8vo. i - S - 0 6o6 Schutte, (R.) Verhandelin over 's Heilands Borgtogtelyk Lyden. Amft. by j. WesJing, Wzo in gr. 8vo. f o i2- o 56 -- Verhandelingen over de Reizen der Kinderen Israels' in de Woestyne , enz. Utr. by G. T. en B. van Pad- dcnburg, enz. in gr. Svo. f 1 16 - 0 97 Senneval, of but Schildery des Menschlyken Levens: ge- vonden onder de nagelaatene Schriftcn van Voltaire. 11 Deelen. 's Hage by H. H. vau Drecht, in gr. 8vo. I 3-0-0 265 Se pp, (Y. Ch.) Befchouwing der Wonderen Gods, in de minst geagtfte Schepfelen. Of Nederlandfche Infeften. II de Decl, Tab. i. van bet eerfte, en Tab, i. van bet derdeStuk. Amft. by '~.Ch. Sepp, in 4to- f i- i6-o 42 . 7 Slype , (,7. bP van) Tempelgezicht van den Propheet Zacharia. Ifte Deel. Utr. by A. van Paddenburg, in gr. 8vo. f I - 16 - 0 351 $metius, (Y.) Chronyk van de Stad der Batavieren, uit eigenhandige Aantekeningen vermeerderd en verbeterd, en voorts vervolgd tot. de Jaare MDCCLXXXIV. Nym. by /1. van Goor, in gr. 8vo. f i - 12 - o 123 Sonnerat's , Reize na de Oost Indien en China , in den Jaare 1-; 74-178I- op last des Konings van Frankryk gedaan. Ifte Deel. Leyd. by A. en J. llonkoop, in gr. 8vvo. f 2 0 - 0 253 Springer , ( . Ch. E.) Proef van een Handboek. Edam by ./+. 1 olk, en to Amft. by H. Keyzer, in gr. 8vo. f i - io- o S93 Sterk, (4.) Predikaatfie over de bewyewn voor de Leer der Heilige Drieeenheid. Amft. by D. M. Langeveld, in fir. 8vo. f o - 8 - 0 538 Stolte, (IF.) Hut gewigtige, vreest God, eert den Boning. Zwolle by S. Clement en Zoon, in gr. 8vo. f o - 8 - 0 321 Stukken (Verzamelde) van Vernuft en Smaak. Leyd. by 11i. II. Gryp, in gr. 8vo. f 3 - 0 - 0 603 Sty!, (S.) Asteria, Friefche Lierzang. Harl, by V van dcr Plaats, enz. in gr. Svo. f o - 6 - 0 640 Suermond, (IF.) Leerreden , gehouden op den Keurdag der Regeering van Deventer. Dev. by G. Brouwe, , iii gr. 8vo- f 0 - 8 - 0 450 Swaying, (C.) Proeve en Aanmerkin en , over bet refit en onregt gebruik der Fleilige Schrift, enz. ,de Stukje. Utr. by A. van Pa(Idenburg, enz. in gr. Svo. fo-12.0 t Swinden , (,U. H. van) Poftiones T h,; fc~e. Tomas Prii~,ws. I-Iard. raped J. a Kasteel, in 8vo. f. W. f 3 5 - 0 324 I a•- R E G I S T E R. Verhandelingen van bet Bataafsch Genootfchap der Kun- ften en Weetenfchappen. IVde 1)eeh Kott. by R. Arren. berg, en to Amft. by ?. Allart, in gr. 8 vo. f4.15- o 493 Veruel, (4.) Proeve van Poerifche t rieven. Gouda by W. Verblaauw , in gr. 8vo. f o. - 8 - 0 442 Verzameling van Stukken, betreffende de valfche befchul- digingen tegen Catharina Taan, Wed. van der Meplen. Leyd. by L. Herdingh, in gr. 8vo. f i - io-o 338 Vier Zaamenfpraaken, nopens de Aanmerkingen van den Heer M. Corer, op het Leven van Yan Punt. Amft. by P. Conradi, enz. in gr. 8vo. f o - 6 - o 224 IToorst, (C. van) Zedekunde voor Kindere0. ifte Stukje. Leyd. by A en .7. Honkovp , in 8vo- f o - 3 - o 581 W. '~yjerken (Nederlandfche Dicht-enTooneelkundige) van bet Genootfchap, onder de Spreuk : Door Natuur en Kunst. ifte Stuk. Amft. by W. Holtrop, in 8vo. fo- i6-o 52o Willem de Ifte, Prins van Oranje, Treurfpel. Haarl. by ` . van Walrer, in gr. 8vo. f o - x2 - 0 43 Witte, (Dc) Cephalide. 's Hage by 7. /1. van Dreclat , in 8vo. f 2 - o - o 478 Jllolf(E.)enA. Deken, Historie van Willem Leevend, [niet vertaald.] VIII Deelen. 's Hage by .7. van Clcef, in gr. 8vo. f 19 - 4 - 0 175 Wy, (G. ,J. van) Heelkundige Mengelftotfen , lade Deels, ifte Stuk. Awft. by 7. van Selm, in gr. 8vo. f i -5 o io9 Z. angfter (Myne Minderjaarige.) Utr. by H. van Enle. Z nes, in gr. 8vo. f o - 8 - 0 L73 ,Zillefen, (Corn.) Aanwerking op bet Leydfche OntwGrp der Gewapende Corpfen in Holland. Haarl. by C. van der Aa, in gr. 8vo. f o - 8 0 - 245 Zollikofer, (G ?'. ` Leerredenen , 8fte en 9de Stuk. Amft. by de Erven P. Meijer en G. Warnars, in gr. 8vo. f3 - i - 0;8 3 D R U K F 0 U T. In het MENGELw. bl. 591. flaat Aq: comm. vii. inoet zyn vii. Nat Acct. Mini as ~, iv. moet zyn iv. R E G I S T E R. T. Tafereet der Algemeetie Gefchiedenisfen van de Veree- nigde Nederlanden , gevolgd naar het Franfche van den Heere Cerifier. 1Xde Deels, afte Stuk. Utr. by B. Mild, in gr. 8vo. f i - 1o - 0 117 IXde Deels, 2de Stuk, f i - i6 - 0 465 Therefe en Faldoni, of 13rieven van twee Gelieven to Lyon. II Deelen, 's Hage by Y. van Cleef, in 8vo. f 3.6. o 064 Titfingh , (G.) Bedenkingen over de .,,chaarsheid van Zeevaarend Volk, enz. Amft. by H. lJ . en C. Drons- berg, in gr. 8vo. f o - it - 0 79 V. V erborgenheid, (De) die van alle Feuwen en Geflachten verborgen was, openbaar gemaakt, door het Euange- lie, of de eindelyke Gelukzaligheid aller Menfchen. Ui`t bet Engelsch vertaald, door P. van Hemert. Rott. by do Leeuw en Krap, in gr. 8vo f i - 16 - o 328 Verdaadiging (Korte) van het Christendom , door een voornaam Hoogduitsch Godgeleerde. Amft. by M. de Bruin, in gr. 8vo. f i - 4 - o . 311 Verhaal (Historisch) van het gepasfeerde to Leyden, met de Propofitie van Geheimhouding , enz. met egte eu zeer gewigtige Stukken. Leyd. by C. ,Heyligert, in gr. Svo. f 0 - 12 - 0 295 Verhaaleh (Zedelyke) getrokken uit de Werken van J Heeren d'Arnaud, Mercier, en anderen., IXde Deel. Amft. by A. Mens, ansz. in 8vo. f i -16 - o 61 Verhandeling van den eidelbergfchen- Catechismus , doot twee Godgeleerden. Zondag XXV en XXXVIII. IIIde Deel. Utr. by S. de Waal en G. van den L rink, 7ansz,, in gr. 8vo. f i - 16 - O 107 - uitgegeeven door het Edamsch Genootfcliap Tot Nut van 't fllgerneen , opgefteld door Petrus Schoutcn. Edam by A. Tolk, enz. in 8vo. f o - 5 - o 362 - over het .B.eftuur der Zeden. Amft. by G. Burn, in gr. 8vo. f i - 0 - 0 559 Verhandelingen uitgegeeven door bet Zeeuwsch Genoot- fchip der Weetenfchappen to Vlisfingen , Xlde Deel. Midd. by P. Gillis/en, in gr. Svo. f 4 - o - o 149 raakende den Natunrlyken en Geopenb Garden Godsdienst , uitgegeeven door Teylers God ;eleerd Genoot- fchap. We feel. Haarl. by 7. Knfchcdcd en Zoonen en . van Walre, in gr. 4to. f 2 - 10 - 0 197 van de Maatfcb. des Landbouws. Amft. by C. IV. Guerin, in gr. Svo. f 1 - 5 - 0 621 \"er- BERIGT voor den BINDER. Het Plaatje van bet Vogelvangen, to plaatfen in bet MExo. tegen over bl. i6 van bet Maanlicht, in de LETT. tegen over bI. 70 van een Chemifchen Toef el , in bet MEN'G. tegen over bI. io2 van een Gepiuimde Zee-Anemone, in bet MENG. tegen over bl. 196 van den Dugon, in bet MENG. tegen over bI.282 NIEUWE ALGEMEENE VADERLANDSCI3E LETTER- OEFENINGEN. I DEEL. EERSTE STUK. NIEUIYEALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER- OEFENINGEN. I DEEL. TWEEDE STUB;. A L G E M E E N E VADERLANDSCHE LETTER-OEF ENINGEN, 1v AAIt I N DE BOEKEN EN SCHRIFTEN, DIE DAGEI.YKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UIT.KOIIEN, OORDE1:LKUN- D1G TEVENS EN VRYAjOEDIG VERHANI)ELD WORDEN. B E N E V E N S MENGELIVERK, tot Fraaije Letteren, Konflen en lheetcnfc•Jrappen betrekkelyk. Eerfte Deels, Tweede Stul l1et Plaaten. Te A 21 S T E R D AM, By A. VAN DER K it O E, en By J. YNT EM A. All) CCLXXXV i. I N H O U D V A N B E T MEN GE LWERK, Tot Fraaije Letteren, Konflen en Weetesfchappen be. trekkelyk, in het Eerfle Deels, Tweede Stuk . De befpiegelende Wysgeer over de Winden en Stormen in den Winter. bl. >t Verkorte Waarneemingen, over bet gebruik der P,raakmid­delen, in eenige gevallen, waar in dezelve niet fchynennangeduid to worden. Eerfieli7aarneeming. g Natuurlyke Historie van den Griel of Doornfuiper. Vol. yens den Heer De MUFFON. V~rtlag van de zonderlinge en hoogstgevaarlyke wyzen ornVogeleijeren to zoeken en Vogels to vangen op de Ork. trey.enferroe Eilanden. Door den HeerPENNANT.13 Vertoog over de Aliddelen , welke men zou kunnen to werkitellen , tot volmaaking der Weerkundige Waarnee­min eit. Door den Heer sIENEBIER. 16 XX. fierigt , wegens een Prentwerk , volgens de Uitvin­ding van den Heere c. PLODS VAN AMSTEL, sac. Cor­nclisz. 27 De Praatagtigheid en Snapzugt der Vrouwen verdee­digd. I Onderzoek of de Kinderen , ten aanzien van Vader eaMoeder , dezclfde aandoeningen moeten hebben , dan niet. 36De Goedheid beloond, of de Braave Soldnat. 33 De lterouwhebbende Auteur. 43 1)c Boekcry eens Indifcben Konings . 44 Eenige Kenfcbctzen van een Deugdzaam lecvcn. Waarneeming, wegens ecne aanhoudende Duizeling(Veri5 go)door een Braakmiddel geneezen. Door ** * MoD-49Natuurlyke llistorie van het Mathoen. Vol„ens den fleer DP BUFFON. Vertoog over de Middelen, welke men zou kunnen to werkitellen, tot volmaaking der Weerkundige Waarnee. 1.DI:EL. DUEN(;EL%. NO.15. * 3 . min mis!gen. Door den Ileer sr.NEI3LER. Vervolg vanb1. a6. 53 Beri;;! van CORNta.IS PLOOS VAN AMSTEL, ?ac. Corn.,wegens een nii u :uteud fraai Schilderttuk, door den ver­ntaarden 112Cr ANTONY VAN DIONTFOORT, gezegd' vanBlokhand, in 't Par 1 579 in Oiyverwen , zo kragtig als Ichoon van kh~ttr, geichilderd . 53 Lcevensberigtcn van deu Iiertog ISIAXInMILIEN JULES LEO-POLU VAN RRt'NSWYK. 61 Uittrckzel van cone Reize, door de Capiteins COOK, CLEIt-KF en roRR , na den Stillen Oceaan , in de Jaaren 1\1DCC XXVI, b1DCCLXXVII, 1\1DCCLXXV111,1\11)CCLXXIX en i\1 DCCLXXX, met de Schepen deRefoluticn en de Di.:covery, om ontdekkingen in BetNoorder 1-lalfrond to doer . (Vervolg van bl. 615. des VII. Dcels derJlgem.Vad. Lett.) 7­ I3cf:hryving van bet I-lerdersch Leeven en der Zeden vat)de luwoondcren van Sauculwid in bet anton Bern inZwitzerlund. 31 Over Bet gebruik des Tyds. 35 Extra Waarneemingen der felle Koude in de Iaatlte dagen van 1795 en de ecrllc van 17886. 33 Proeve over den grondllag der Zedelykheid . 39 Waarnecming, wegens de goede uitwerking van Aluin, in cene liardnekkige Man-hoest. Door * * * DI. D. 96 Antwoord op den Brief over den eenvoudigen Tueltel enz. Zie de4hcen.Vadcrl. Lcttcroef.V11. I)o bl. 513van ]letMevgelwerk,aanden Ileere w.VAN BARNLVELD. -Door T. P. SCIONK. Natuurlyke Ilistorie van den Ocstervangcr of ScholaakJ197Volgens den I-leer ue BUFFON. Bedenkingen over den oorfprong der Spraak en derzelve103 verfcheidenlteid ; en de verwarring by LabelsTorenbouw. Door den Heer BEAT--Io6 11. Byzonderheden , wegens bet Lceven en de Schrifren vanden Heere sAMUFL. RICHARDSON, den beroemden Schryver vat) de Paricla, Clari.ft en Grandifon. 114 "De Gastvryheid en Herbergzaamhcid beloond. Eene Rus.fiche Gefchiedertis. 121 T)e to rcgt gehragte Koning. Een Peifaansch Vcrtehel. 124 Zedelyke Bededenkingen. 12 Lu,tts eiteldheid to ilruferda;n, in ,7auuary, 1786. 1_gBefchouwingen van bet Schoone en Nutte der Lente. 128 Bericht van eene zeer eettvoudige en gemaklyke manier, om om uit Salpeter gedephlogistee.de Lugtvoort tobrengen. Door den [leer j. STEVENS. 136 Natuurlyke Historic van den Steenkeerder. Volge:Is den Heer D; BUFFON. 140 Vertoog over de Middelen, weike men znu kunnen towerktlellen, tot voltnaaking der Weerkundige \Vaarnee. mingen. Door den Ileer seNEuicR. (Vervolg en Slotvan bl. 57.) 142 Uittrekzel eener Reize, door de Capiteins COOK, CLERK& en cuttu, na den Stillen Oceaan, enz . 1ervolg vast bl. 81. 149 Aanmerkingen over de Evenredigheid in het maakzel van Noncus Arke. GEN. VI. I$. 157 Eyzonderlledcn, wegens bet Leeven en de Schrifteo van denHeere S.RICHARDSON.(Vcrvolg en Slot van bl.IzL)IGoPlegtigheden van de Univerliteit to Cambridge in Noord. 4merica. a.3Lugtsg elleldhcid to AmJlcrdam, in February. 175 '1'afercel van Fluislyk Geluk, of ceu gelukkig Uuisgezingetchetst. 176 Verkorte 4Vaarneemingen, van bet Gebruik der Braakmid . defers, in eenig,; gevallen , wanneer dezelve niet fc(iynen aan---eduid to wor, en. Tweede Jiacrneeming. 186 Be rigtgeevingen, wegens tic Gepinimde Zce•flnemone of Dicr•hloem. Door den Ridder I.r, FEFURE DES HAYES. 06 hurt Verllag der laattle Uitbartling van den Berg Vefiwitas,in cenen Brieve van den Abbe DE BOTTIS ,gedagtekend,Napels, I Ut . 1755• 196 Uittrekzel van eene Reize, door de Capiteins cons, cthR-Kr en GORE, na den Stillen Occult , enz. V rvolg win hl. 1 .57-198 Waarneetningen over tie uitwerkzclen der Befchaafdheiden bet Character des tegenwoordigen Tyds. Door G. GREGORY. 205 De Vernederde \Vinkelier. 212 Zedelyke Bedenkingen. 21.1 De Duinen van V 11.5 Lugtsgefeldheid to flm/lerdam,erdam, in lllaart. _i6 Bedenkingen over bet Ongeloof, de Twyfelaary en hetVrydenkcn. Door 1)r. WATSON. 217 `Vaarneeming, wegens terse byzondere foort van Kramp­agtig*e Ziekte. Door W. HAULKE. 221 Natuurlyke Historie van den iPater•lllersl. Volgens denHeer UE zcFFoN. 222 * 4 Kurt Kort Verfag van de nieuwfte Ontdekkingen in de Natuar. kundige WVpbegeerte. Door den !-leer DE LA niErue. KIE. 227 Nondzaaklyke Verbetering, wegens de hoogte van denBerg Cenis. Door den [leer PASIJMONT. ±zy Verflag van het Leeven en de Schriften van den beroemdeu Werktuig- en Starreltuudigen Wysgeer JAMES FERGU-SON F. K. S. 236 Uittrekzel cener Reize, door de Capiteins COOK, CLERK* en coRE, na den Stillen Occaan, enz . 1'crvolg van bl. 205. 246 Kort Verlag van Bet Landfchap Kentucky in Nvord.4me­rica. Dt'or den Heer JOHN FILSON. 253 De Griekf he Huisvrouw van Aanzien, volgens XENOPHON, met ecnige A mnierkingen. Len Vcrloog voor orate Heuendaagfche Yrouwen. 257 Lugtsgefteldheid to llnaJlcru;,raa, in April. 266 Proeve over de 11ifanthropy of bet b1enfchen hasten. In naaiolging van PERCIVAL s,rOC DALE. 267 1Vaarneemingen over het gebruik der Braakmiddelen, in die gevall n, waar in dezelve niet 1cbynen aangeduid toworden. Dcrde lJaarneenaing . 274 Kort berigt, wegens den Dragon van den Graave Dr; nuF-FON , en de Siren Lacertina vau den Bidder LINNLUS. Door PETRUS CAMPER. 275 Lyst der thans daadlyk brandende Bergen in de Vier We­relddeclen. 28 ; Opgave en Wederfpreeking van eenige zccr verkeerde Afbeeldingen der Gewyde Gefchiedeniste. Outleend uit Ar. P. RHOR°SP.' or Lrrans. 290 Uittrekzel eerier Reize, door de Capiteins conic, CLRRKK en oORE, na den Sullen Oceaan, enz. Vcrvvlg va;t bl. 233. 297 KONRAAU. Eene I-Inogduitfche Vertelling. 3o6 Zedelyke Bedenkingen. 3I Lugtsgefteldheid to 1;r;Jlerda;n, in Mci. 314 De Befpiegelende Wysgeer by her Maanlicht. 316 Waarneeming, wegens het nut van den liopcr-Salmiak, in de Vallende Ziei:te. boorTHOMAS BLOND. 324 Natuurlyke Historie van de Baltianorc Oriole. Ken Nuorrl. 4,ncrikaansch Yngelije. 325 Aanmerkingen over de Rupfen, die de Boomen, in herVoorjaar, zoianig benadeelell, dat zy in tie" Zomer geheel vr~.lgt- en bladerloos flaan, eu over de uliddelen, die die meti, tot voorkoming daar van, in 't werk I-an fel . len. Door M. HOUITUYN, M. D. 327 Brief van den HeerJOHN JNGENnoUszaan den beerN. c. M OLITOR, over de byzondere uitwerking, welke de veryfchillende foorten van Lugt , de onderfcheide graadenvan Licht, Warmte en laetriciteit hebben, op bet doen uidpruiten van Zaaden en den groci van reeds gevormdePlanten. Uittrekzel eener Reize, doer de Capiteins COOK, CLERKS en GORE, na den Stillen Oman, enz. Vervolg van B1. 306. Anecdote wegens een voorval by 't fpeelen van VOGLER. 3505 De Zelfmoord, door Wyn voorgekomen. 357 Ltlgtsgetleldheid to 4mflcrdam, in puny. 358 De Natuur van den waaren en valfchen Godsdienst, afge. fchetst in eene Redenvoering overHANDEL.XIX. vs. 34.Door den Eerw. Ileere w. wrST. 359 Verhaal van den gelukkigen uitflag der Doorfuede van deSchaambeerderen , your de tweede reize op dezelfdeVrouw gedaan, in's Gravenhage. Door den Heere J. c. DANIEN ; medegedeeld door PETRCS CAMPER. 366 Natuurlyke Historie der Rallen , en byzonder van den Land. Ral of Kwartel-Koning. Vulgens den Heer DE BUF­voN. c. 575 Brief van den Heer JOHN D CENAOCSZ ann den Heer w. MOLITOR, over de byzondere uitwerking, welke de ver. ichillende foorten van Lugt, de onderfcheiden graaden van Licht, Warmte en EleFtriciteit hebben, op het doenuitfpruiten van Zaaden en den groei van reeds gevormdePlanten. (Vervolg van Bl. 344.) 319 De voornaamfle Leevensbyzonderheden en Werken van denZweedfchen Hoogleeraar TORBEN BERGMAN gefchetst. (Ontleend nitdElogevan den Beer vteq D'AZIR.) 385 OMAR. Eene Vertelling. Zonder Onthouding gees ge. not. Byzonderheid, betrekkelyk den dood van GUSTAVUS ADOL THUS, Koning van Zweeden. Getrokken uit een Zweedsch N'euwspapier. 401 Treurzang over nINNABO. 402 De zeer gebrekkig boetvaardige Schtyver. 404 Lugtsg0eldheid to 4m/lerdam, in 7uly. 406 De Natuur van den waaren en valfchen Godsdienst, afge . fchetst in eene Redenvoering over HANDEL. XIX. vs. 34, Doorw.WEST. (Vervolg en Slot van bl. 366.) 407 Na­ Nider Berigt, wegcns bet geneezen van kwaadaarti- Ver . zweerin~en in het aangezigt ; naa cen hors-,naakendnlid;iei van Wit Ratttkruid. Door JOANNI:s BoLSIUS ;met aantnerkingen daar over dour JACOB VAN DES. tJAAR. 4E;Natuurlyke Historie der Water-Rallen. Volgens den Ileer DE BUFFON. 422 Proven over de Vlekken op de Scbyf der Tonne. Door den Heer P. VAN AKEN, A L. M. en Ph. Dr. 425 De Blpiegetende Wysgeer. De Schoonheid en. Verfchei­denheid der Kapellen befchouwende. 432 Uittrekzel eener Reize, door de Capiteins coot:, .LVRKE en GORE, na den Stilton Oceaan, enz. Vcrvoi - van BI-155. 4.16 Oude Zeden, de Overheids Perfooncn betreflendc . 44~ Redenking over bet ondericheid tuslehen Sentimcntcelc en Ronraneske Characters. Bedenkinz, wegens de Verklaaring van MICHACLIS, in zjnMozaisclt Rear, over LRV. XIX. 19. Lugtsgeileldheid to ,44; mferdam, ill zIugustus. 450 Tafcreel van den Brand. 4;1 Waarneeaniug, wegens bet nut egns ,Spaanfeken hlieSc; . Pleisters s in eeue PasJio Iliaca. Doer Mr. DANIEL FOR. , 460 -BES. Natuurlyke Ilistorie derMarmottenofEllormcldieren. Vol. gens den Heer GIRTANNER. 46t Verfiag van cenige Ontdekidngen, voornaamh-k de Starre. kunde betreifende. Door BONNICASTLE. 468 Uittrekzel eener Reize, door de Capiteins C(InK, CLERKF en GORE, na den Stillen Oceaan, enz. Vcr-volg yan BI-442. 474 Proeve over het Staatsbefluur. Docr den Ileere G. GKE- GORY. 481Proeve over de Zelfzoekenheid en Cocdwilligheid . 491 MISS. BRADDOCK. Lone Logel/lie GeJchiedeiris. 495 Lu?tsgefteldheid to llmflerdar , in September. 498 Zedelyke befpicgelingen over bet Waare Geluk. 499 Waarneeming, wegens bet nut van den Braakwyn(tcen,in hardnekkige en langduurige veraoppingen van den Onder),uik. Door * * * , M. D. 505 Waarneemint;en, hetrekkclyk tot de Natuurlyke Historic van den Steenbok. Door den Veer ClrTAMNER.. 506 proeve en Gedagten , over bet onderfcheid der z%%aarte van de Lichaamen by den dag en by den pacht. 5I2 U't Uittrekiel eener Reize, door de Capiteins coots, CLERKSen GORE, na den Stillen Oceaan, enz. 515 Leevensberigt van FREDERIK DEN It. , laatst overleden Koning van Pruisfen, in den Jaare 156 gefchreeven door wylen Dr. JOHNSON, en voortgezet tot zynen flood. 523 Waarneemingen over de hoeveelheid van Voedzel tot hetLeevensonderheid van den Mensch noodig 533Het gevaar van het boerteu met onfchuldige Ligtgelnovig . heid. Gefchetst in de Gefchiedenis van Mejuffrouw HARRIOT ASPIN. 5.15 Proeve, behelzende Aanmerkingen op de Gefchiedenis desBygeloofs. Door G. GREGORY. 539 Waarneeming, wegens de goede uitwcrk :ng van Zink­kalk, in een Hy(leriek toeval. Door Dr. ALEXANDER . MACLACHLAN. 4 Natuurlyke Historic der IJ'aterhoenderen. Volgens den Heer DE ISUFFON. 549 Proeve over den trap der zekerheid van de'bewoonbaarheidder Werelden, buiten ons Zamen(lrlzel. Door P. vAN At.r•,N, fl. L. Ml en Phil. Doc?. to Leiden. 552 Uittrekzcl cener Reize, door de Capiteins COOL, (LEKKEen GORE , na den Stillen Occaan . (hervolg en Slot van Tel. 523.) Leevensberigt van FREDERIK DEN IL , laatst overledenKoning van Pruisfen , in den Jaare i7 .j8 gefchreevendoor wylen Dr. JOHNSON , en voortgezet tot zy nen dood . Vervolg van BI. 5J2. 570 Anecdote van den Schilder VERNET. 581 Lugtsgefleldheid to Imflerdam, in October. Sae Proeve , behelzende Aanmerkingen op de Gefchiedenis des Bygeloofs. Door G. GREGORY. Vervolg en Slot van L1. 547. 583 Hcelkundige Waarneeming, wegens eene gelukkige Genee_zing van eene Frac`lura Granii, Concustto Cerebri, envermorsf ling van de Beenderen, uitmaakende de gel,-ding van den Opper. en Onderarm. Door NICOLAAS UITTEN_ noset-i, Operateur en Cltirurayn to Rotterdam. 590 Keurige Aanmerkingen over de Hvppopotames of iVjl--Paar . den. Door den Hecr SONNINI DR t`MANONCOUR. 593 Waarneeming over de Phofphnrike Rivier- Krabhetles. Door de Eleeren TIIULIS en BERNARD , Lcden der llcadeinie van Marfeille. ~Veerkundige \Vaarneemingen van den IJeer BENJAMi9v VRANi%LIN. K9a Verflag, wegens den Vuurberg op bet Eiland Tanns. Uit de Reize van Capt. COOK. 600 I3efchryviiig van Nieuw-Holland, byzonder van de Oost­knst , thans South lVales geheeten , waar de Botany Baay, de plaats tot eene nieuwe Volkplanting beftemd, gelegen is. 603 Verflag van bet Leeven en de Schriften van den Heer THOMAS CHUBB. 607 Vergelyking van de Dicht- en Schilderkuust, ten opzigte van bet hartroerende. 61gSlcgte Raad aan een Vorst . Twee Oostcrfche Yertellin. been. 620 Alieenfpraak eens Vermaakbeminnaars. Door 111r. cum. RFRLAND. 622 Luntsgefleldheid to Amflerdam, in November. 626 Bericht van hier to Lande genomene Proeven, omtrent hetvangen der Vorst-Uiltjes , om to dienen tot voorkomitigvan den Teelt der Voorjaars•Rupfen, die zo veel nadeel aan 't Geboomte toebrengen. Door Doctor Al- BOUT-T U t N. 623 Request ten bchoeve der Papegaijen . 634 Lugtsgefteldheid to llmJiierdant, in December. 638 M E N­ MENGELZWERK, TOT FRAAYE LETTEREN,l ONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, BETREKKELYK. DE BESPIEGELENDE WYSCEER, OVER DE WINDEN EN STORDIEN IN DEN WINTER. (Naar )set Engelsch gevolgd .) Ingeminant aufri, & denfisfimus imber,Nunc nemora, ingenti vento, nunc litora plangit. VIRGILIUS. He: Zuiden is to rug geweeken ; Kalisto gri7nt ons aan uit koude Hemeljlreeken . De bulderende Noordewind Maakt al de Zee ontzind. FOOT. Naardeniaal de Winter met rasfche fchreden ons gena­ derd is, vergezeld van zvnen ontzetting baarenden floet donkcre wolken, hevige Regenvlaagen en fchriklykeStormen, words de Befpiegelende Wysgeer van de vervro­lykende voorwerpen afgetrokken, en eigenaartig gewoon aan befchouwing van het verbaazende - bet grootfche. De groene Bosfchen , de veelkleurige Velden, deheldere Flemel, zyn verwisfeld voor bladerlooze Boomen,dorre Vlakten, en een dik betrokken Lugt . Dan, terwyl de onweetgierige, de onoplettende, by dit verwisfeld tooneel, niets rondfom zich ontcikkt dan eene verceclende en doodfche eenzclvigheid, wordt bet dieperzieud oog des Opmerkers, een verlcheidenheid oplevereudvertoon ontwaar, 't. Welk geen fchoonheid, althans gees grootheid , ontbreekt een vertoon hem uitnoodi­gende tot ecn nauwer onderznek, en ern(lig°r nifpeurin ----Ja, hoe wonderfpreukig bet zommigen in de oo­ren moge klinken, by vindt onophoudelyk fpringendebronnen van bedaarde vrolykheid, in her befpiegelen dee­zer tooneelen van verwoesting, die, naar bet denkbeeld der menigte, veel eer zouden frekken om hem met droef­geestigheid to vervullen . --Met CCn woord, in cake ver- I.DEEL. DI!:NCELW. NO. I. A a11­ andering der jaarfaifnencn ontdekt by den AlmagtigenSchepper, altovs gunfiig voor den IVfensch : en, of de zoele 4Veste-windjes de Lente met liellyke geuren nan­waaijen, of dat pure Stormwinden Land en Zee teiste­reu, zyne wclgevormde en den Godsdienst gewyde Zielis vol eerbied en aanbidding. Hy viert zyner befpiegelin­gen bot, onder bet gieren en loeijen der Winder, en zegt met den Dichter : De Storm verbreekt zyn keten . De digtgepakte lugt word flraks van een gereeten. De Zee verbleekt van kleur ; terivyl zy, fel ontroerd, Haar hone baaren uit haar kil na boven voert. Het fchuim verfpreidt along een' b:ikkerenden luister Op duizend golven, en verlieht het aaklig duister ; De waatren flaaplen op met donderend geweld Tot dnt in 't eind de Zee tot aan de wolken zwelt ; Vereenigd met den wind, fcheurt zy de fterkfle Vtooten Van de ankers ylings af, en met een hevig (looter Voert zy ze in 't ziedend ruim, daar de afgrond gaapt en grim. De felgedreeven kiel die nu ten hemel klimt, Word op het oogenblik in 't aakligst diep gedompeld ; Zy ryst weer nit den kolk ; en weder overrompeld Door 't windenheir, words zy na 't klippig flrand geprest. De ontfielde Zeeman beeft, kept gronden nosh gelvest ; De kiel fluit op een bank, en wordt, van een gereten, ,fan duizend flukken op het kermend firand gefmeeten . De losgebrooken Storm heerscht even (lreng op 't land, De bergen daavren , door zyn woeden aangerand ; Hun eiken buigen 't hoofd fchier tot den wortel neder ; De ont/lelde reiziger zoekt tegen 't buldrend weder Verblyf in tronk of hol. In 't botch, dat eeuwen telt, Word menig fchoone flam door krak op krak geveld , En van zyn wortels of, of uit den grond gefrongen . Het grootfche landge/licht, al gierende befprongen , Wordt ysfelyk misvormd , 20 wet als de arme hut Die op het vlakke veld al wiegend kraakt en fchud : Darr vlugt de logge flaap, die zich door fchrik voelt flooren. Wat klinkt lies haar gehuil des forms in alien ooren! 'Me Hoe toomloos halt by door de fierk bereerde lugt! A 't Aardryk is ontzet. Iletfddrend menschdom zugt Me temt de ontembre Stortn ? Wie brengt hem tot bedaaren 2 Uw snagt, almagtig God! 6 Heer der Legerfchaaren ! Uw wenk, uw enkle wenk. 6 ,7a, 't is titans uw wil ; 'k Zie Aarde en Hemel kain, de Zee en Wind zyn f il. N. S. VAN WINTER. Zo paart zich befpiegeling en Godsvrugt. Dan , om tot befchouwinsen van eenen anderen aart over dezelfd,: onderwerpen , Winden en Stormen, to tree­ den. Om Wysgeerig reden van de Winden te gee­ ven, mocten wy de veerkragt der Lugt, die eigenfchap, welke dezelve voor inkrimping en uitzetting vatbaar maakt, in aanmerking neen:pn. 1)ceze Veerkragt wordt vermeer­ derd door de flette, d.' de Lug verdunt en uitfpant; en van deeze eigenfchap is de Wind cen noodzaaklyk gevolg : want, wanneer de Dampkring boven bet eene gedeelte der aarde meer verhit is dart boven 't ander, wordt de Lugt, in dit geval verdund zynde, foortlyk ligter din de overige. Deeze doet dezelve opwaards klimmen ; de bo­venlte gedeelten verfpreiden zich in 't oppertle des Damp­krings ; terwyl de digt daar by liggende Lugt, van alle kanten, van bencdcn indringt, 't Been duurt tot dat het evenwigt herfteld is. Uit dit beginzel kunnen wy van de meeste Winden re­ de geeven ; als mede van verfcheide daar mede overccn­kotnende verfchynzelen ; by voorbeeid , van bet indringen van de Lugt -in een plants, waar een groot vuur ge lookt wordt; van bet optrekken des rooks in de fchoorlteenen ; van bet fnuiven ties Winds door een fleutelgat of een fpleet, als 'er vuur in een kamer aanlegt. Dit is geenc bloo­te befpiegeling, Been enkele gisfing : want de waarbeid dee. zer algemeetie waarneeming, dat de Lugt heenen dringt na dat ge.teclte der Wereld , waar dezelve nicest verwaruid is, wordt buiten alien twyfel gef eld , doi r de volgende ecn­voudige proeve, welke ieacr kan nadoen. Vult een groon ten fchotel met koud water ; zet in 't midden een anderen fchotel, gevuld met warm water. De eertte fchotel zal den Oceaan verheelden, en de ander een Eil : nd de Lust daar rondfom verdunnende. Blaast een waschkaars nit, en in­then 'er geen tort in her vertrek is, zal men zien dat de rook, als men dit uitgeblaazen licht rondfom den fchotel Aa be. beweegt, na bet mi.lden trek,. Doch, wanneer men bet w, ter in den buiteufien (hotel warm maakt , en den binuen . iten met koud . water volt , en de roukende waseikaars daar over hvrudt, zal bet tegenoverge( feldle gebeuren. Onder de Eventiagts-lyn waait de Wind altoos uit denOostlyken hock. Want veronderfield, dat de Zon over eenigge plants recht been gait, zal de Lug daar allcrme~st verdund worden ; en gevolnlvk de digt daarby zyndeLint, van alle kanten, met gelyk geweld, dcrwaards beendringen ; maar als de ion geftadig tVestwaards wykt, zaIbet gcieelte, waar de Lugt meest verdund is, denzelfden creek houden; en derhalven de loop van al de beneden Lugt derwaards flcrkcr zyn , dan na eenige andere ftreck. Van bier words de vlocd der L-!gt na bet \Ves­ten algemeen : de deelen heeds elkander vcortftuwende,en in beweeging blyvende tot bet naaste wederkeerender Zonne, is zo vecl van de beweeging, als verlouren ging door haare afweezigheid, we.'.er heriteld ; en dit ver­oorzaakt de voldtuu•ing van den Oosten Wind. '1'e wederzyden van de Evennagts-lyn, tot omtrcnt dendertigiten Graad van Greedte, verandert de \Vied uit (lei) Oostlyken flreek, en word Noord-Oost nan de Noord-, en Zuid-Oost, aan de Zuid-zyde van de Evennagts- lyn. De rede bier van is, dat daar de aan tie Even­nagts-lyn grenzende deelen heeter zyn dan cenige andere, en de Nuorder en de Zuider Lugt derwaards moet trek­ken: de Noordlyke Lugtvloed, in dien doortoeht denOosilyken ontmoctende, veroorzaakt, aan die zyde, denNoord-Oosren Wind ; gelyk de Zuidlyke Lugtvloed, zichmet den Oost-lyken vermengende, nan de andere zyde vande Evennagr,--lyn, den Zuid-Oosten Wind to wege brengt. Men hebbe dit to vcrftaan van in open Zee, en zulke gedeelten der groote Wateren als verre van Land zyn : want by de Stranden, waar t'e naby zynde Lugt, door dewederkaatzing der ZonnefIrailen van den Grond , zeer ver­durd words, geheurt bet menigmanlen anders : bovenal opde Kurt van Gaine% waar de Wind altoos op bet Landaanwaait uit den Westen, in flede van nit den Onstett ophlaazende. Zuiks wordt veroorzaakt door de Woestynen van ll/; ica, die, digs by de Evennaf is-lyn ligwende, en , van cen leer zandigen grand, eene groote matte van Retie illtie Lugt daar hoven to wee bren„en, die, this ligter ge­worden dan die over de Zee hint, Heeds Landwaards indringt orn bet evenwigt to herflellen. I,t 3n c!at gedecite van den Ocerran, 't welk den naam van bet R('crra}tige draa„t, heett men aanhoudcnile Itilte ; de \Vied wait 'rr naauwivks tnerkbair uit den eenen of den anderen hock. Deeze Ze.. • (}reek , geplaatst tusfichen dell \Vesitvt:en Wind waaijende nit den Occaan na de Bust ti van Guine, en dal Oestlyken Wind van ezelfde Ku,t na 't Westen waaijznde, (that de Lugt in evenwigt tusfcben beiden ; de zwaarte neetnt daar door zo zeer af, dat dezel­ve de dampen daar in opgeheeven niet kan ophouden, maarin geduorige rcgenvlaagen lair vallen. 'L;r is eene foort van \Vinden op zommige plaatzen tus­fchcn de Keerkringen, Parfaeei-~:indcn geheeten, die zesmaanden van bet jaar uit den ectien , en de andere zes maan­den nit den dnar aan tegenokergdtelden, hock wanijen . De algemeene oorzaak daar van is, lleeze, dat wanneer de Zonden Noorder Keerkring nadcrt, zyn 'CT verfcheide Linden, ais A-abie, Per-fic, 1ndie enz, die heeter worden en meet­der l-iette afkaatzen din de Zeccn omttreeks de Fvennngts­lyn,vanwelke de Zongeweeken is : de Winden,d rhalvcn, w flede Fiat zy van danr na de Evennagts-lyn blaazen, doeu het den anderen weg been : en wanneer de Zon van deeze Ge,vesten wykt, na den anderen Keerkring gaande, waait de Wind op nit de tegcuovergcflelde ftreek van bet Kotn­ pas. Uit de oplosfing van de Algemeene of Pasfaat-windedgegeeven, kunnen wy de rede zicn, waarom , in den AS­lantifche Oceaan , een weinig aan deeze zyde van dendertiglea Grand Noorder lireedte, doorgaans een Weste of Zuid-\Veste Wind heerscht. Want, terwyl de bene­den Lugt, binnen de greuzen van deeze Winden, Heedsna de l:vennagts-lyn dringt uit den Noord-Oosten hoekof daaromtrent , beweegt zich de boven Lugt Reeds in eerie ftrydige rigting : naa dat dezelve dan die grenzenbereikt heeft en Lu;t ontmoet, die weinig of geen neigingheeft om meer na de eene ftreck dan na de andere to gain, zal zy in dezelfde ri;grting daar mede voortgaan . In Engelarrd ondervindeu wy menigniaal , by bedaardweer, dat 'er, op 't heetst van den (lag, verfrisfende zee­koeltjes Landwaards in waaijen : dit verfchynzel komt zeerwel overcen met het bier boven nedergeflelde beginzel: wantde beneden Lugt over 't Land nicer verdund zynde, doorde Zonneftraalen van deszelfs oppervlakte to rug gekastst, dan die over bet water hangt, words de laat(te Heeds na 't llrand gedr°even, ombet cvenwigt to herflellen,als zu'ks A 3 nict niet verhinderd wordt door ilerker Winden uit eencn anIc­ ren hoek. Te deezer ourzaake waaijen tie Zee-Winder by­ kans onveranderlyk, in hecte landen, over tag na 't land, terwyl, iutzgenJeel , by nagt , de Land-winden de over­ hand bekomen. Uit bet geen wy this verre waargenomen en opgegeevenhebben, valt van zelve in 't ooge ; waarom de Noordiykeen Zuidlyke Werelddeelen buiten de ftreeken der Paslaat­winden , aan zulk eene verauderlykheid van Winder on­derworpen zyn. Want de Lugr, uit hoofde van den min­deren invloed der Zonne in deeze ftreeken, onbepaald zyn­de om zich na een vast punt to beweegen , verandert fleeds van plaats tot plaats, om bet evenwigt te herftel . len waar het verbrooken is ; 't zy door de Hitte der Zon­ne, door bet opklimmen van Novels of Uitwaasfemingen,door her vallen van veel Regen, of bet fmelten der Snceuwop bet Gebergte : oorzaaken , die alle eene fchielyke ver­andering in de Lugtsgefteltenisfe kunnen to wege brengen . Want aan deeze, oin geene andere onlftandigheden to ver­melden, mugen wy den oorfprong toeichryven van alle (lieSturmen, Ruk- en Dwarlwinden, en andere ongeregeldhe­den, die, op onderfcheide tyden en verfchillende plaatzcn,voorvallen. Het bier to nedergcfteld cenvoudig verflag van de na­tuur en de oorzaaken der 1Vinden, geeft ons Ntuuriykaanleiding om onze gedagten to laaten gaan over derzclver verfcheide Gebruiken en Nuttigheden in de ftoflyke We. reld. Dl- oppervlakkige Waarneemer zal , ongetwyfeld,vraagen hoe 't kan zyn, dat, by zulke doorfteekende enalien in 't oogloopende kenmerken van Wysheid en Beleid in de Voorwerpen der Natuur zigthaar, een Weezen, on­cindig Goed zo wel als Wys en Magtig, kan toelaaren,dat Stormen en Onweeren zulk cene menigte van onhei­len baaren : geheele Landen worden daar door verwoest,en ieder eeuw duizenden van Mcnfchen, door den Oce­aan,ingezwolgen. Ten deezen aanziene merken wyop, dat niets eigenlyk gefprccoken een Kswiad is, 't geenbe(laanbaar met de Volmaaktheden. der Godheid toegelaa­ten of vastgefteld kan wor;leu ; of bet moet then naani over 't gchccl verdienen. Dit kunnen wy ons noodt vcr­meeten to ze?yen van eenig ding ons bekend, noch vaneenig Natuuriyk Kwaad van cenen bepaalden dour . 't Is voegelyker to veronderftellen, dat 't geen wy Natuuriyk Kwaad liwaad noemen, kan (Irekken zo om vaster en duurzaa­mer geluk re bezorgen nan elk op ziclazelveur, (naa ver­icheide tu4chcukomende voorvallen, welke wy to kort­zigtig zyn otn tut to vinden) als ten algemcefseu bestc der Scheppinge. Het tegendce( kunnen wy nict be~vyzen, of zeifs bewc•eren met ceuige waarlchyulyl:heid, of wy moes­ten tcffens de ganfche oneindige vericheidcnihcid bevattenvan oogmerken, die een Alwys \Vcezen voor kan hehben nit to werkeu, door byzondere voorvalien ; en door en door verftaan het geheele plan zyns lteltuurs, den zamen­hang der verfcheide deelen van 't zelve, als mede de be­trekking en ondergefchikthcid in welke zy tot elkanderflaan. Wy zien flegts eenige klcine gedeelten van een groot geheel. 't Is ten minilen onbetwistbaar, dat bet geen, in den tegenwoordigen flaat der dingen,verkecrdfchynt, ten overvloede to regt gebragt kan worden, opeen ander tooneel van be(laan,en het tegenwoordigK9vaad ryklyk opgewoogen, door bet olgend Goed. Ver­der mogen wy hier aanmerken , dat alle „ Gedecltlvk Kwaad algemeen Goed is ." Van 't geen wy Nattturl'kKwaad noemen , is zeer veel bellemd om bet welvaaren van de geheele Schepping wonderbaarlyk to bezorgen . Met Cdu woord , hoe aandagtiger wy dit onderwerp o­verweegen, leert de Befpiegelende \Vysgeer deeze gewigti­ge waarheid, dat het Godlyk Opperweezen, nit het Na­tuurlyk Kwaad, voorvallende in de tegenwoordige gefleld­heid der gefchapene weezens, Heeds~goed doet voortko­men, of 't zelve in 't erode, over 't geheel, tot geluk zynerSchepzclen zal doen ftrekken. Een wel geplaatstHart kann in ramp geen edeler troost fcheppen, dan uit deoverweeging , dat de onmiddelyke oorzaak van zyn lydenmisfchien, in de voorzienige loop der gebeurtenisfen, over­eenkomt met cenig gunstryk oogmerk in dat Weezen, 'tgeen de onuitputlyke bron is van goed voor alle zyneSchepzelen ; en dat niet alleen de Winden, over 't alge­meen, veele weldaaden aan het l\lenschdom verfchaffcn ; maar dat die Storm zelfs, die misfchien zyne Landgoede­ren bederft, of een zyner Naabeflaanden in de diepte derZee doet omkomen, noodig was om de lugt to zuivereu, den Oceaan tot eenig nut oogmerk to duen woeden , en van den Aardbodem die fchadelyke dampen to verdryven,welke, in rust gelaaten , alle de heillooze uitwerkzels van befinetlyke Ziekten zou baaren . En, wat hem zel­ve betreft, als een weezen op zich zelven befchouwd, zal A 4 by by juichen in de bedenking, dat, naa 't verloop van nogeenige weinige jaaren, doorgcbragt in de hooptchenkendeonderfchraagingen van Geloof en Godsvrugt, de goedwil­lige bctooningen van Deugd en Goedheid, en de geduldigeuitoefening van Standvastigheid en Onderwerping, alle de oogenbliklyke rampen deezes leevens zullen gevolgd wor­den, door cenen ongeftoorden Vrede, en nimmer eindigeii­de Vreugde. Ras zal de LVinterftorm des korten leevens w yken Voor't ftreelend Lenteweer der zalige Eeuwigleid! VERKORTE WAAttNEEI1INGEN OVER HET GEBRUIK DER BRAAKMIDDELEN, IN RENIGE GEVALLEN, WAARIN DEZELVE NIET SCHYNEN AANGEDUID TE WORDE N (*). Eerfle Waarnee;ring. ~ene Vrouw van omtrcnt vyf en veertig Jaaren , welke aan hysterike toevallen onderhevig was , en daarbyeene zittende levenswyze had, kreeg voor eenige Jaareneene byna beflendig aanhoudende Darm.koliele, welke net zeer flerke verheffingen, en ongefladige Remisfien, gepaard ging. Het bleep genoegzaam , dat 'er Koortfe by was; de Tong was zeer wit beflagen, ec'hter was de On,:erbuik niet gefp4nnen. -Ik gaf de gepaste ver­ dunnende en pynliillende middelen, herhaalde Clisteeren,en ook tusfchen bride flymige en antchyflerifche gences­middelen. Dan,alles was vruchteloos, en de pynen verheften zig van tyd tot tyd. In deezen toefland bleef de Lyderesfe byna een maand fang. 11c begon to begrypen, dat de oorzaak van deeze hard­ nehkige Koliek, in eene zeer taaije en fcherpe ftoffe moest gezogt worden, die zig mogelyk aan de wanden van de Darmen vastgehegt had , en dacht dat deeze flofe bet best door een Emeticum zoule kunnen weggenomen wor,ien : en niettegenftaande de hevigheid der pynen, ell den hyfleriken toeftand der Lydere~fe ,het gebruik van zo­ danig een middel fchecnen to verbieden, zo befloot lk nog­ (*) journal de Medecine, Chirurgie, F,&'c. Avril 1784. pag. 369. OVER BET GEDRUIK DER aRAAltM. WAARNEEM. nogthans , een met zeer veel water verdund braakmiddel voor to fchryven. De uitkonist beantwoordde vol­komen aan myne verwachting ; tie ontlastingen, zo van boven als van beneden, namen de floffe die dit toeval had veroorzaakt, met zig, en de Lyderesfe wierd daar­door volkomen herfleld. NATUURLYKE IIISTORIE VAN DEN GRIEL, OF DOORNSLUIPER. Volgens den Heer DE suFFON. Grief of Doornfuipcr beet, in 't Latyn , 0edicne. De mus; in 't italiaausch, Coruz ; in 't Lngelsch, Stone­curlew ; in 't Fransch , Osterdc of Courlis de terse ; in 't }loogduitsch, Triel of Griel. -weinig faagcrs,of Lan+tbewooners, zyn'er in Picardie, Orleans , Bcauce , Champagne of Bourgogne , die zich 's avonds , in do traanden September, October en Novem­ber, op 't veld bevindende, het herhaald geldirceuw dee­zer Vogelen , trtrrlrri , tairrlui niet gehoord hebben: dit is bun geroep 't geen ze zomtyds van den eenen bergtoptot den anderen doen klinken : 't is waarlchynlyk, uit hoot­de van dit geluid, zo zeer gelykende naar dat der 11/al­pen, dat men hem den naam van Courlis de terse gegee­ven hebbe. BELON zegt, dat 'er, in den eerflen opllage,, zich zulk eene overeenkomst opdoet tusfchen deezen Vo­gel en den kleinen Trapgans, dat by 'er lien naam aau gegeeven hebbe : ondertuslchen is dezelve geen Trapgans, ook Been ff'ulp,maar veel ecr een Pltvier ; doch, ichoon by de Plevieren veel nader hykome dan cenigcn anderenVogel , door verfcheide kenmerken met dezelve gemeen,is by 'er door andere zo zeer van onderfcheiden, dat menhem mag aanmerken als eene foort op zichzelven flaande ; dewyl by trekken van een byzonder maakzel hebbe, en zyne natuurlyke geaartheden van die der Plevicren ver; fchillen. De Grief is veel grooter dan de Gorrd Plevier, zelfs grooter dan de Snep: zyne dikke fchenkels hebben beneden de knie cene zeer zigtbaare knobbelagtigheid , dermaatedat dezelve zich als opgezwollen vertoonen . Gelyk de 111crier, heeft by flegts drie korte Vingers ; zyne Schenkels A5 en en Pooten zyn gecl, zyn (lek is gcelagtig van bet grond-Iluk tot de helft dcr langte , en wart aan het ei ;ade ;dee­ze heeft dezelfde gedaante als die der Pleyicren, doch is veel grooter ; de geheele Pluitnaule is op een bleek gry­zen en rosagtigen grond gevlekt , met bruine en zwarte llippen, aan den ilals en op den Borst zeer onderfcheidenzigtbaar , meer verward op den Rug en de Vleugelen, met een witten dwarsltreep getekend : twee witagttge Wee­pen loopen boven en onder de Oogen been : de vederen op den Rug en ilals zyn in den grond ros ; aan den Buik wit en geheel ongevlekt. Met groote vieugelen is de Grid begaafd : by gaat ver­re weg, en vliegt bovenal by dag en digt tangs den grondbeen ; by loopt zo fuel als een Hond ; tlaat oogenbliklykliil, bet lichaam en den kop onbeweegelyk houdende ; opbet minfte gerugt gaat by op den grond leggen . Vliegen, torren, kleine flekken en andere Aard-Infecten maaken zynvoornaamfle voedzel uit . fly onthoudt zich meest in 'tGebergte , en geeft de voorkeur aan teen- en zandagtige drooge plaatzen. In Jfcauce noemt men, volgens berigtvan den Heer SALERNE , een flegten grond, unc Terrea Courlis. Deeze eenzaame Vogels, die zich over dag vry iil hou­den, komen, met bet vallen van den avond , in bewee­ging : zy verfpreiden zich als dan nan alle kanten, vliegenfuel, uit al bun magt op de hoogten fchrceuwende : hun item, die zich op eca grooten afftand laat hooren, is cen klaagend geluid ; een goed gedeclte van den nagt houden zy met fchreeuweu aan , en als dan naderen zy onze woo­ningen. Alle deeze nagtbedryven fchynen uit to wyzen, dat deGrielen beter by nagt dan by dag zien : ondertusfchen is bet zeker, dat hun gezigt by dag zeer fcherp is. Daaren­boven brengt de Band der groote Oogen van den Doorn­fluiper to wege , dat by en achter- en voorwaards ziet. fly ontdekt den Vogelaar op eenen genoegzaam verren af­f}ancl, om rich op to heflen en weg to vliegen ecr by bin­nen bet fchot is. Deeze Vogel is zo wild als vreesagtig : vrees alleen houdt hem , geduurende den dag, meest flit,en by beweegt zich niet noch laat zich hooren voor den avond : deeze aandoening van vreeze is zelfs zo tterk, datwanneer men in een vertrek komt , waar by opgeflooten zit , by nlle moeite aanwendt om zich to verbergen, to vlugten ; iii zyne befchroomdheid loopt by tegen alles aan vat wat hem voortkomt. Men wil dat deeze Vogel de weers­veranderingen voorgevoelt en den regen aankondigt . Gi s-NER heeft opgemerkt, dat by, in den gevangen that, v66rbet aankomen van cen Onweer, groote beweeging maakt. Voor het overige is de Griel Gene uitzondering in deveelvuldige Vogelt;orten , die een gedeelte der Schenkelen kaal hebben , en geiield worden de oevers der rivieren en moe­rasfige plaatzen to hewoonen : dewyl by zich altoos verrevan het water en vogtige plaatzen onthoudt, en alleen dorre gronden en hooge landen kiest . i,eeze eigenfchappen zyn de eenige niet, welke de Grie­len van de Plevicren onder(cheiden. De tyden van hun ver­trek, en 't faifoen van hun vcrblyf, verfchilien ook van die der Plevieren ; de Griclen verlaaten ons in November, by bet vallen van de laatite Herfstregens ; doch, eer deeze Vogels de reis aanvangen, verzamelen zy in hoopen, tus. fchen de drie en vier honderd flerk, op 't geroep van Unen die de item uit alle magt verheft, en zy vertrekken des nagts. Men ziet ze weder vroeg in den Voortyd , en , op't einde van Maart, zyn ze reeds in Beauce, Sologone, Berry , en ecuige andere Landichappen van Frankryk. Her Wyfjelegt niet meer dan twee en zomtyds drie Eyeren, op denblooten grond tusfchen de fleenen, of in een klein groefje , gemaakt in het Duin.zand (*). Her Mannetje jaagt het Wyfjein den Paartyd heftig na ; en is zo ftandvastigals vuurig in zyne liefde, het helpt de Tongen leercn gain, en voedzel to zoe­ken. Deeze opvocding duurt een geruimen tyd : want , fchoon (*) De Heer $AILLON heeft my de volgende Waarneemingmedegedeeld : „ Acht dagen lang heb ik omgezworven in de • dorre zand(treeken, van den mond der Somme, tot bet uitcr­ • fie van Boulonnois ; onder anderen ontdekte ik een Nest, • 't Been ik voor het Nest van den Griel hieldt ; om 'er my • van to verzekeren bleef ik 'er tot den avond by, genoeg­ • zaam zorg gedraagen hebbende om my to verlchuilen agter • eene opgeworpen hoogte. De Vogels in deeze zandgronden, • zeer gewoon aan de veranderingen doer den wind in de plaat. „ zen rondsom hun nesten, ontrusten zich niet over dezelve . • 1k vond myne moeite beloond. Met den avond kwan) de „ Vogel na zyne eijeren toevliegen, en ik zag dat her een • Griel was : bet nest was viak op den grond, open in een • zandvlakte, en be(londt in cen groeve van een duim diep, „ langwerpig rond ; 'er waren drie vry groote eijeren in van • cene zeldzaame kleur." fchoon de Jongen, kort naa dat ze uit den dop gelcroopen zyn, loopen, Vader en Moeder vid en, krygen ze nict clan zeer laat kragts genoeg in de vleugelen om to kunnen vliegen. BI=.LoN heeft 'er gevonden, die, in October, dee­ze l:unst no- pier verftonden, waar uit by belloot , dat bet leggen der Eyeren , of bet broeden der Jongen , zeer iangzaam toeging. Maar de Ridder DESSMARY, die deeze Vogels op lllalta heeft waargenomen, bcrigt ons, dat zegeregeld twee maalen 's jaars broeden, eens in den Voor­tyd, en eens in de maand Augustus. Dezelfde WVaarnee­mer verzekert, dat het broeden dertig dagen duurt. De Jongen leveren een fmaaklyk geregt op; men eet ook de Ouden , wier vleesch veel zwarter en drooger is. De jagt deezer Vogelen ,op Malta, was een voorregt van den Grootmeester der Orde, tot dat onze Patryzen omtrentbet midden der laatstvoorgaande Eeuwe op dat Eiland wa­ren overgebragt. De Doorufluiper vervoegt zich niet verre in 't Noorden,gelyk de Plevieren ; althans LINNJ:US telt ze niet op de Lyst der Zweedfche Vogelen. 1VIr.LUcHrw verzekert,dat men ze in Enaeland aantreft iii bet Graaffchap Norfolk, en in de Landen van Corneal; echter erkent CHAILLETON, die zich vnor een bedreeven Vogelvanger uitgeeft , dat deeze Vogel hem geheel onbekend is. De wilde aart, en de geneigdheid om alles 's nags to verrigten, kunnen hemlangen tyd aan bet oog der Waarneemeren onttrokken hebben, en RELON, die den Grid eerst in Frankryk ken­de, verklaart, dat niemand hem den naam dims Vogels kon zeggen. Vier of vyf weeken, heb ik een deezer Vogelen op mynLandgoed gehad : men gaf hem geweckt brood en gekooktvlcesch, bet Iaatfle at by met de meeste graagte ; dag en nagt at by onverfchillig ; want, wanneer men hem 's a­vonds ecten hadt gegeeven , vondt men bet 's morgensaanmerkelyk veruAnderd. De Doornfluiper fcheen my toe vreedzaam, maar vrces­agtig en wild van aart , to zyn : ik geloof, indedaad, datdit de rede is, dat men hem zelden over dag in den ftaat der vryheid ziet to voorfchyn treeden, en de donkerheiddes nagts vcrkiest om zich by zyns gelyken to vervoegen . Ik heb opgemerkt, dat by, zo ras by iemand, zelfs van zeer verre, bemerkte , zogt weg to vlugten, en, in de drift om zich to verfchuilen , tegen alles airliep. Dec2e gels behooren, derhalven, under de Dicren, gefchikt om op op cen vcrren afftand van de Menfchen wooden , en aan wclken de Natuur het lnftincl, om ons to ontvlieden , ten vrygeleide geichonken beeft. Myn boornfiuipcr hadt zyne item niet laaten hooren alleen floeg by de twee of dric laatfle nagten, v66r zy­nen Mood, een zeer zwak geluid, 't welk mistchien nietanders was dan een uitdrukking van lyden : want by hadt tocn aan bet grondfluk van den 1 ek en aan de Pooten vry groote wooden ; veroorzaakt door bet vliegen tegen de yyeren tralien van de Kooy, waar in by de fterkfte be­weegiugen maakte zo ras by cenig nieuw voorwerp zag . VERSLAG VAN DE ZONDERLINCE EN H000STGEVAAR- LIKE WIZEN OM VOGEL-EIEREN TE ZOEKEN EN VOGELS TE VANGEN, OP DE ORKNEY- EN FERROE-EILANDEN. (Overgenomen uit Mr. PENNANT'S IrCtiC Zoology.) 0p de bekende verzameling van Eilanden in de Calcdo­`~nifche- of Noordzee, de Orkney•Eilandcn gcheeten , leeven veelen der lnwoonderen, geduurcnde zeker jaarf ;ii­foen, geheel van de Eyeren der Vogelen, die zich in deklooven der rotzen onthouden. De wyze, om dezelve toverzamelen, is zo hoogsthachlyk, dat elk daar uit tenvoilen kan opmaaken, tot welke uiterilen het gebrek .tin voedzel in ilaat is den Mensch to dryven. Copinsha, JIunda, Hoy, 1orala en Nosf Hcad, zvn de vcromardlle Klippen , en de nabuurige Inwoonders de er­ vaarendtte en ftoutfle klitnmers, om den prooy to beko­ men. De hoogte van eenige is racer dan vyftig vademen ; de zyden zyn bezet met klooven, alleen genoegzaam voor de Vogelen om in to rusten en Eyeren to leggen . By dee. ze zutlen de gevaarveragtende Vogelaars opklimmen, on­ befchroomd van de eene tot de andere gaan, eu, met de­ zelfde onbetenterdheid , Eyeren verzameld en Vogels ge. vangen hehhende, nederdaalen. Op de meeste plaatzen doet men bet van boven. De Vogelvangers worden ne­ dergel aten van de boo£t e, by een tow , zomtyt?s van Stroo, zomtyds van Zwynenborftels gemaakt ; dit laatfle keuren zy boven een tones van Hennip; dewyl bet zo ltgt nict doorfneeden wordt door de fcherpe kanten der rotzen ; het Strootouw ontdraagt to ligt. Zy vertrouwen zich zich aan een enkelen medehelpcr, die zyn Makker laat zakken, bet touw vasthoudt, en op zyne llerkte alleen1 eunt : deeze begeeft hem dikwyls, en de waaghals valt zich op de Klippen to pletter, of verdrinkt in de daaronder barnende Zee. Ilet touw wor.it menigmaal van plaats tot plants verlegd, met al de zwaarte van den Vo­gelaar en zyn vangst. De Man die hoven flaat , ont­vangt de daartoe noodige tekew; : zyn Makker is dikwyls uit her geziet, en weet, door behulp van een tlok, zichvan de uittleekende punten of to flooten, en her letzel,daar van to vreezen, to ontgaan. In Foula vertrouwen zy zich aan een kleinen pail in den grond gedreeven ,of v::rlaaten zich op een kleinen fleeker,welken de Inboorelingen veeltyds by zich draagen ; deezen zetten zy in den grond,binden daar aan een touw,daalen'er by nnder, en klauteren, de vargst volvoerd hebhende, 'erweder by op. Weinigen,van die deeze wyze van does volgen, iterven hunnen nattturlykeu dood, en wordtzulksniet veel geteld ; de mcnigvuldige voorbeelden verdooven die aandoening; van her geva?r verwitiigd ,zeggen zy: „ myn Vader ftie,f ook dien dood!" 't Is jammer dat de ou­de Noorwccgfclae Wet bier niet in kragt gebleeven is deeze merkte dien dood aan als eene foort van Zelfmoord. De naaste Bloedverwant moest, (in gevalle men her li­chaam lion zien) derwaards gaan, om bet to haalen : wei­gerde by zulks, dan werd bet lyk den heiligen grond of de gewyde aarde ontzegd. Dan, de zonderlingf}e wyze van Vogelvangen ontmoet men op de Klip van Nosf; een groote Klip van her EilandNosf, door zckeren onbekenden fchok afgefcheiden , en niet meer dan omtrent zestien vademen van 't zelve gele­gen. Deeze is van dezelfde verbaazende hoogte als de te­genoverliggende fleilte, met een woelende Zee tusfchen bei­de, zodanig, dat de tusfchenklove alles, war fchriklyk is , oplevert. Een zeker veejwaagende Rotsheklimmer was ineen boot derwaards gerneid, en beklom de hoote, zette eenige flaaken vast in de weinige narde op den' top; en werden daar aan beantwoordende flaaken gezet op den rand van de tegenoverliggende rots. Men wist touwen vast to krygen aan de wederzydfche flaaken, en 'er een fleede op to plaatzen van mandwerk, daar nan vast gemaakt ; door bet behulp van een ander touw, daar mede gelykwydig,hank de Vogelaar zich over, en komt met zyn buit to rug . Op de Ferroe.Eilunden,omtrent tweehonderd en tien my­ len len ten Noord-Westen van NoorclSchetland afgelegen, is de wyze van Vogelvangen zo zonderling en hoogstgevaar­lyk, dat dezelve bier bovenal plaats verdiene. Noudzaak­lykheid en dringende behoefte dryft den LVlensch tot ver­baazende onderneemingen. De rotzen, waar de voorwer­pen hues vangsts hnisvesten, zyn dikwyls tweehonderd va­demen hoog ; de vaugst gefchied van boven en van bene­den. In bet eerfle geval voorzien zich de Vogelaarsvan een touw, tachtig of honderd vademen lang. De Vo­gelaar maakt bet eene erode om zyn middel en tusfchen zy­ne beenen vast, beveelt zich aan de befcherming des Almag­ tigen , en wordt door de anderen nedergelaaten, die een iluk houts op den kant van de rots leggen, om bet touwvoor fchuuring op den harden kant van de rots to bewaa­ren: daarenboven is een dunner touw aan 't lyf van dennedergelaatenen vastgemaakt , met welke by de tekens geeft om hooger opgehaald of ]anger nedergelaaten of vanplants veranderd to worden. De laatfle bewerking gnatvan een groot gevaar vergezeld, door bet losraaken derileenen, die dikwyls op zyn hoofd rollen , en hem onge­twyfeld zouden verpletten, indien by 'er niet tegen gc­wapend ware met een dikke muts ; doch deeze wordt niet befland gevonden om hem to befchutten tegen de gronrer klipbrokken. De behendigheid der Vogelaars isverhaazend. Zy zetten den voet tegen den uitfleekcndenkant eener fteiltc, en ftonten 'er zich eenige vademen van af; met een bedaard oog verneemen zy de plaatzen waarde Vogels nestelen, en zich verbergen . Dit is znmwylenin diepe holen. De Vogelaar begeeft 'er zich in, maakt bet groote touw van zich los, en vast aan een ileen : opzyn gemak verzamelt by den buit, hangt dien ann 9vngordel, en gaat, bet touw weder aangegord hebbende, opthen hangenden zetel zitten. Zomtyds Root by zich vande rots af, en vangt, met een Vogelnet aan 't einde vaneen Ilok, de oude Vogels die na en van hunne nestenvliegen. Wanneer by dit gevaarlyk work volvoerd heeft, geeft by zynen vrienden,boven, bet teken om hem op totrekken, die zulks onmiddelyk doen, en de zo moeilykbehaalde winst met hem deelen . De veeren worden be­waard om to verkoonen en to verzenden ; bet vleesch ge­deeltlyk versch gegeeten •; doch meerendeels tot winter­voorrand gedroogd. Het Voeelvangen, van beneden, gnat desgelyks van ge­vaar vergezeld. De party gaat op den tocht in een boot. Wan­ 16 WYZE OM VOCELEN TE VANGEN. \Vanneer deeze aan den voet der rots gckomen is, klimteen der onvcrfchrokkeudfte , een touw om zyn mi~ide1vastgemaakt, en zich met een langen (Ink met een haakaan 't einde voorzien hebbende, op+vaards, of words doorzyne makkers npge'tooken , die een ftok onder hem bren­gen , tot de naaste rlaats waar by den voet kan zetten . 1-ly haalt, door middel van het touw., een ander zynerMedevogelaaren op; en de overigen gaan op die zeldde wyze na boven, elk voorzien met een touw en een vogel­ftok. In deezer voege zetten zy den weg opwaards voort,tot zy de hoogte, waar de l'ogels zich onthouden, berei. ken, en de rots, zo veel mogelyk, omgaan , om ze op to zoe­ken. Altoos werken zy met hun beiden ; de een maakt zich vast aan het touw van zynen Makker, en, op plaat­zen waar de Vogels zich heneden hem genesteld tiebben, Iaat by 'er zich by, zakken , wanneer zyne veiligheid alleenberust in de fterkte zyns Makkers, die hem weder op moet trekken: dock het gebeurt, zomtyds, dat de boventte Man door de zwaarte wordt overgetrokken, 't geen beider gewis­fen dood ten gevolge heeft. Zy werpen de gevangen Vogels in de boot neder, welker roeijers op de beweegingen derVogelaaren letten , en altoos gereed zyn tot het ontvangen van den prooy. Niet zelden befteeden zy acht dagen achter den anderen in dit gevaarlyk werk, en neemen hun verblyfin de groote rotsgaten. VERTOOG OVER DE MTDDELEN, WELKE MEN ZOU KUN- NEN TE WERK STELLEN, TOT VOLMAAKING DELL WEERKUNDIGE WAARNEEMIL\GEN. Door den Eer,v. Heer St'NEB!ER, Jedienaar des Euangelies,en Bibliothecaris van 't Genieenebest..van Geneve. (Journal de Phyfique, 0 ;1. z785.) Op het oogmerk der \Veerwaarneeming kan men niet denken, zond er het aanbelang dier \Veerenfchap te ge­voelen, en 't is onmogelyk, dat men de paalen, binnen welke dezelve betlooten is, ziet, zonder to verlangen dat ze worden weggenomen. Zou hier geen plaats grypen, 't geen dikwyls is opgemerkt, dat de kleine vordcringen,welke men gemaakt heeft, als 't ware, de grootere, dienog to maaken vallen, verbergen, en dat men, wel to vre­ vre,'e wegens de to bovengekomene binderpaalen , nict denkt om de veel grootere zwaarigheden, die nog to overwhincn,en nog veel grootere ecrepalmen, die to verkrygen, flaan . 't is alleen door cene uaauwkeurige kennisfe van de floffe welke in beweeging aebragt mnet worden, dat men zich inflaat flelt on) %verktuigen to krygen, gefchikt om ze in be­weeging to helpen,of dat men aflaat van eene onderneemin­ge aan welker goeden uitflag mcn wanhoopt. Ik hen wel zeer verre van cene berisping der Weerkundeto willen opftellen; ik bemin die Weetenfchap, ik geloofdat ze vatbaar is voor alle vola)aaking , welke zy nogderft; ik ben, bovenal, overtuigd, dat dezelve van on­eindig nut kan weezen voor de Diaatfehappy, voor byzon­dere Perlbouen, voor Geleerden, en voor de Natuurkunde ;maar ik ben van oordeel, dat ze gehandhaafd moet wordenmet andere inzigten , dan die bet meerendeel der Weer­waarneemeren beoogen, en fchroorn, derhalven, geenzins,aan to wyzen, 't Been, myns bedunkens, de voortgangenin de Weerkunde vertraagt, en 't geen men zou kunnendoen om dezelve to bevorderen . Te raade wordende dit Vertoog , en meer over die ftof­fe, in 't licht to geeven, geloofde ik min to moeten voor­draagen de Mliddelen, welke men behoort aan to wenden,dan den geest van anderen op to wekken om 'er betere to vinden: myne bezigheden en de float myner gezoudheid, Iaaten nict toe, de gewigtige Proeven, in dit geval noodig,to doen ; dock myne begeerte zou voldaan zyn, en mynezugt tot de Weetenfchappen veel genoegen fcheppen, in. lien de arbeid van anderen, my en bet Algemeen, do order . rigtingen, welke ik verlang, trededeelde . De Err STE ]HINDER PAAL, tegen den voortaang derWeer. kunde, beflaat in de wyze op welke men die Weetenfchap be. oefent . in de Werlauigen, welke men bezigt ; in 't Ge• wigt, 't welk men in 't reeds gedaane flelt. Ik wederfpreek my zelven niet . Ik ben overtuigd, datmen niet to veel zorgvuldigheids en nauwkeurigheids in Na_tuurkundige Nafpeurngen kan aanwenden, ik gelonf zelfsOat men noodwendig ten uiterfle zorgvuldig en nauwkeurig moet weezen ; ik ben overtuigd , dat men zich van de volkomentle Werktuigen moot bedienen , en in zone ver­ri tingen veel bclangs ftellen : men kan op geene andere dandie wyze flaagen . Aiaar, indien men zich bepcalt om deWeeraanwyzende Werktuigen flipt gade to flaan , en met veel arbeids een gctrouw register to houden cener mcnigte I.DEEL. D1E?CELW. No. 1. B. van van \Vaarneemingen , en de bctrekkingen welke zy tot et­kander hebben, tot het minite uitrckent, heeft men nogweinig voor die Wectenfchap verrigt . Wanueer men, on­dertuafchen, zyn arheid afrneet, naar den tyd en de mocite daar aan befteed, zal men zicll veelligt tot de grenspaalender Weerkunde gevorderd agten,en oordeelen dat 'er nietsveer to doen flaat, otn dat men 't klein getal der begree­pene betrekkingen,uitgeput heeft; en men zal nieuwe en gewigtize Waarneemingen achter we ;;e Iaaten,om zich al­leen bezig to houden met flaaffche waarneemingen, die inwaarheid haare nuttigheid hebben, doch my toefchynen,dat Been niet to bezitten , 't wclk men daar aan toe­fchry ft. . 't is omftreeks twintig Jaaren, dat men bykans door ge­heel Europa de Wcer;tund met yver beoefend beeft. De Werken der Geleerde Maatfchappyen zyn vol van Vertoo­gen, die, op eene min of meet kutdtige wyze, de uitkom­fien der Weerkundige Waarneemingen "pgeeven : wat, on­dertusfchen, ziet men nit dien opeengeflapelden hoop van Waarneemingen voortkomen ? Ik ontken nict, dat die Waar. neemingen, als 't ware, bezield kunnen worden door debygevoegde bedenkingen eeniger Vernuften ; doch wat zou men voor tegenwoordig , indien de fleeren LADIEE.RT , TOALDO en VAN SWINDEN, dien dorren arbeid niet eenigzins vrugtbaar gemaakt hadden , nog weeten van het gehruik der Weertafelen, tot volmaaking der Weerkunde, wan-Ileer men 'er iets anders in zoeke dan een bloote lyst vandaar opgetekende gebeurtenisfen? Ik loochen niet, dat dekennis van de gemiddelde hoogte des Barometers nuttigzy voor een Land, om omtrent de hoogte boven 't water. pas der Zee to weeten, dat de waarneeming van de ge­middelde hoogte des Thermometers van belang is voor de Plantkundigen , die aan hun Vaderland buitenlandfche Planten willen fchenken, enz . ; loch dit alles doet weinig of tell opzigte van de Weetenfchap in 't algemeen. Een TWEEDE HINDERPAAL, tegen den voortgang derWeerkunde, is het denkbeeld wegens de op vastgefleldetyden omwentelende Wcerverichynzelen . Ik bell zeer verre van uitfpraak to doen over de gevoe­ etls van den Hoogleeraar TOALDO (*) ; de invloed der Maar (*) Met, een aarpryzende Voorreden van den Hoogleeraar VAN GEUNS verrykt, heeft men, in den laare 1778, De Verhan­deling over het lVeder, met betrekking tot den Landbouty, door den 't licht gegeeven Maane, op de Weerverfchynzelen, hceft zyne voor en to. gentlanders : men geeft, van den eenen en den anderen kant, mcer of min gegronde redenen op ; maar ik zie niet dat cenig \Vaarneemer, van de eene of de andere zyde, beflisiende proeven bygebragt heeft. 't Is ondertusfchen klaar , dat cen Natuurkundige, die ovcrtuigd is van den invloed der Maanson:loop op de Weerverfchynzelen, die, in de Starrekundige Dagboeken,de heweegingen des Barometers, des Thermometers, desHygrometers, enz. met lugt-, vuur- en waterverfchynze­len gadeflaat, zo ras by cenige Weerkundige Waarneemin­gen aantreft, gedaan in dezelfde omfandigheden, als die, waar in zich de Maan bevindt, en door dit middel eeu Tlfccrkundig°e Almancach voor alle Deuwen vervaardigt alsby 'er een voor negentien jaaren gemaakt heeft , 't is klaar, zeg ik, dat zodanig ecu Natuurkundige, zich wei­nig met bet weezenlyke der Weerkunde bemocit ; in deezervoege heeft men zeer groote vorderingen gemaakt in alle Weerkundige berekeningen ; doch men moet toeflemmen,dat men to eenemaale onkundig is ten opzigte van de oor­zaak der gebeurtenisfen, met zo veel nauwkeurigheids be­fchreeven, met zo veel moeite uitgerekend. 't Zou, egter, van veel aanbelangs zyn, bet gevoelen van den invioed der Mann op de Weerverfchvnzelen , oponwrikhaare gronden vast to helien , of dien geheel to ver­nietigen ; misfchien zou men daar toe komen, door de he­dendaagfche Weerkundige Waarnecmingen, op onderlchei­de plaatzen gedaan, nauwkeurig na to gaan, door ze tovergelyken met den loop der Maane, en vervolgens by tobrengen de uitkomilen , verkreegen voor elke plants op ver­fchillende breedten ; en bovenal op verfchillende plaatzenonder dezelf(ie breedte. Indien de Mann werkt, moot zy ecnpaarig werken; en daar zy op verfchillende plaatzen, oponderfcheide tyden, op dezelfde wyze,werkt, dewyl ze a)­leen gevolglyk aan de middaglyn van elke plants, op de­zelfde breedte zich bevindt, is het duidelyk, dat men indie uitkom(len lets overeenkomfligs moet zien, met lien gevolglyken hand der Maane voor elke plaats, gelyk men waarneemt in de Zechavens, ten opzigte van de Ebbe en Vloed; men zou dit onderzoek kunnen uithreiden tot de Waarneemingen, gJyktydig gedaan op verfchillende plant . zen, den Noogleeraar JOSEPH TOALDO . in . Zip onze Hedend. Vaderl. Letteroe . VII. D. I. Stuk, bI. 344. zen, in omfandigheden meer of min gunflig voor de wcrkittg der Maane; mi;fchien zou men bet beilisf,:nd be­wys krygen, indien deeze \Vaarneemingen gedaan waren by de '1'e;;envoeters van cene plaars, op welke men vol­ilrekt gelyktiiortige Waarneemingen hadt in 't werk ge­fleld. Len nERDS HINDFRPAAL, tegen den voortgang der Weer­kunde, is, de onkunde van eene menigte zaaken, ottver­mydel k noodig om bet geriogtIc \Veerkundig Vraagtluk op to losfen. Om ecn Vraag(luk in 't Nattntrkundige to beantwoor­den , behoort men ten minften de ftofi'e to kennen, welke ten onderwerp daar van ltrekt. \Vanneer wy van deWeerkunde (preekcn , is bet eertle voorwerp , 't geen deaandagt trekt, de Lugt-bedding, waar in de waargenome­ne Lugtvcrfchynzels voorvallen : duch, kan men zich vlei­jen, dezelve uit dit gezigtpunt befchouwd, to kennen ? Ten deezen opzigte worden de antwoorden onzer \Verk­tuigen, meet of min , kwaalyk verftaan : dewyl wy ous buiten that bevinden om ze to ontbinden gelyk bet be­boort. I. Zal ik overweegen , welk een gebruik wy kunnen maakcn van de Aanwyzingen des Barometers ; byeenzame­lende alles wat wy zouden moeten weeten om ze wet toverftaan. h'oor eerst. I-Iet dunkt my eene beweezene waarheid, dat de Veranderingen ties Barometers niet alleen de ver­ anderingen van de Zwaarte der Lugt, maar ook die van derzelver Veerkragt, uitdrukken : men weet ten minilen, dat men at de Lust in een welgefloote piaats, waar een Barometer hangt, kan wegneemen , zonder dat dezelve van hoogte verandert of daalt; doch, daar bet blykt, dat de veranderingen van de Veerkragt der Lugt des Damp­ krings niet gecvenredigd zyn aan die der Zwaarte, is bet zeker, dat men niet nauwkeurig de Zwaarte of de Veer­ kragt der Lugt kan kennen, dan door nauwkeurig to ken­ nen een dier beide, of liever, elk derzelve, in alle moge­ lyke omftandigheden: wanneer men , door de werking van de eene of de andere van de geheele werking of to trekken, de werking van ieder zou krygen . Ten tweeden. Alles wat een veerkragtig werkend Ii­ chaa:n kan uitbreiden of doen inkrimpen , vermeerdert of vermindert de Veerkragt , en bvgevolge deszelfs in­ vloed, in zo verre bet als een veerkragtig lichaam werkt : to VAN \EERKUNDICE WAARNEEMYNGEN. at to deezer oorzaake zal de Digtlicid der Lugt, uit welken boofde ook voortkomendc, eerie aanmerkelyke rol fpeelen in de veranderingcn des Barometers : en ik geloof, dat deeze van alle de oorzaaken der Barometer-veranderingen, eene der meest blykbaare is . Ten derdcn. Len lic aam, 't geen flerke aandryvingen ontvangt, van uuwendige oorzaaken, zal zyne wyzingen mededeelen aan de fichaamen, waar op bet werkt : derhal­ ven moot de Warmtc , die groote beweegingen in den Dampkring veroorzaakt , en bykans onophoudelyk cene vereeniging bewerkt van de koudere met de warmere Jugt­ beddingen , in dit opzigt alleen de wyze op welke de Lugt op den Barometer a erkt , veranderen . Jk zeg bet zelfde van den Wind, alleen aangemerkt als een be­ weegende kragt en een bron van Warmte en Koude. ik 1jpreck thans niet van de Eleciricitcit, dewyl ik tegenwoor­ nig de Lint aanmerk als eene enkele Vlocilloffe, waar op de EledricitJt niet anders werkt din op glas . Eindelyk flap ik net flilzwygen voorby de WVerktuiglyke Werking van Zon en tsaaa op den Dampkring : om dat de bere­ keningen uitwyzen, dat dezelve bykans onmerkbaar is,om dat dezelve bet voorwerp van byzondere proefneemingen niet kan weezen, en men daar over niet kan oordeelen, clan door uitkomften eener menigte van waarneemingen, op vcrfcheide plaatzen, op verfchillende tyden, in onder­ fcheide omfiandigheden, met alle nauwkeurigheid gedaan. Ten vierden. De zaak wordt nog ingewikkelder. De Lugt des Dampskrings is geen enkelvoudig weezen ; maar cen zeer zamengeftcld mcngzel, --eeu mengzel zelfs,'t geen men niet kent. Ondertucfchen , om to oordeelen over de working van een mengzel, waar van de deelen,uit welke 't zelve beftaat,veranderen, en in hoedanigheid,en in hoeveelhcid, waar van de wyzigingen van gewigt,diatheid en veerkragt, even gelyk die zamenvoegingen ver­anderen, zou men nauwkeurig dit mengzel moeten kennenmet alles waar uit bet beftaat, en derzelver evenredighe­den tot bet zelve en tot elkander, eer wy uitfpraak kon­den doen over den invloed, welken 't zelve hebbe in elke waarneeming op den Barometer. Het Mater is bet eerfle vreemde en merkbaare lichaam t Been onze zinnen in de Lugt ontdekken : men begryptterflond dat deeze Vloeifloffe, min of meet overvloedig, min of mcer ontbonden, min of meer veerkragtig , veran­deringen tnoet veroorzaaken in de Lugt waar in dezelve B 3 dryft ?M OVER DE VOLJIAAKING dryft : dit zal des to meet blyken, als men bedenkt, datde veranderingen in de warmte van cen lichaam, in dam­pen ontbonden, ook veranderingen moot voortbrengen in de verbintenis met de Lugt. Alles wat derhalven invloed heeft op de ontbinding des Waters in de Lugt, zal in­vloed hebben op de werking der Lugt, op den Barome­ter.-Alle de Uitvlocizels van aardfchc Lichaa;nc;a verheflen zich in de Lugt ; doch deeze Uitvloeizels zyn zwaarder of ligter dan de gemeene Lugt, meer of winveerkragtig dan dezelve ; zy kunnen door baare mengcling een gedeelte van de veerkragt verliezen, min of meet rechtflrecks of zydelings op die der Lugt werken ; ty kun­nen in dezelve fclieidkunftige neder(lootingen to wegebrengen, en bygevolge verminderingen , die een byzonde­ren invloed moeten hebben op de Lugt ; men moet, der­halven, deeze uitwerkzels bepaalen zo veel mogelyk is . Maar, om, op eene voegelyke wyze, elk deezer oorzaa­ken to waardeeren , behoorde men de byzondere uitwerkingdaar van to kennen, wanneer ze op zichzelve than , die opto fpeuren, wanneer ze verbonden zyn, door to dringen totliet uitwerkzel, voortkomende van die werking en wcdcr­werking van alle die uitwerkzels, en van alle die byzonde­re verfchynzels, het algemeen verfchynzel op to maaken . Het valt , ongetwvfeld , zeer gemaklyk to zien wat'er aan eene Weetenfcuap onthreekt ; het is misfchien niet zeer moeilyk uit to denkcn, wat'er gedaan moet worden ; doch bet is de uitvoering die de zwaarigheid maakt ; verfland en geduld alleen kunnen dezelve overwinnen. -lk gaa nu voort , om eenige zaaken, die hier toe betrekkelyk zichby my opdceden, aan to wyzen, in de hoope om gelukki­ger uitvindingen to doen gebooren worden by de zodanigen, die zich de moeite geeven om myne poogingen met aandagt to overweegen. Zie daar 't geen bet gewigtigae gedeelte van dit Vertoog moet uitleveren : doch 't is hier ook dat ik ten blykbaarfle myne zwakheid gewaar worde. Ik zal, eater, niet to rugge treeden; maar voortgaande op den voet, dien ik gehouden heb,eenige onderrigtingen tragten mede to dee­len, gefchikt om de \Veerkunde to volmaaken. It. De Lugt, eene Veerkragtige VlociJlo fe zynde, welker Veerkragt veranderlyk is, moet men tragten de trappen daar van , en de uitwerkzels in alle de omftandigheden , wel to kennen. De Manometer is een \Vcrktuig, 't Been hier toe zou kunnen dienen, indien 't zelve beter kon vcrgeleken worden : men zou daar aan bykans die maate van van volkomenbeid kunnen geeven, door dezelve to ver­vaardigen, volgens de dcukbeeiden die LAMI3I RT ont'vik­keld heeft in zyne Pyrometrie. Ily volt cen hot , aan cen open pyp vastgemaakr, met Lugt ; by bepaalt denftaat van die Lugt, door de hougte van den Kwik in den Barometer en de warmte der Lugt ; by doct eene zekerehoeveclheid Kwikzilver in de buis : deeze kwik rust opde Lugt in den bol, en by maakt zyn fchaal, door de punten to bepaalen, waarop bet vriezen en het kookenvan water de Lugt in den bol het Kwikzilver doet daa­len of ryzen. Dit Wcrktuig verfchaft iets, want, de Baro­meter-veranderingen aftrekkende van die de Manometerondergaat, zal men byna de werking van de vecrkragt derLugt bekomcn, --byna, zeg ik, om dat de Barometer­veranderingen zelve voortgebragt worden door de veree­nigde werking van de Zwaarte en de Veerkragtigheid derLugr. Ziet daar een nog veel grooter gebrek ; doch 't Beenligt kan verholpen worden : de Lugt is nicer of min droog ;om een vastgaande Manometer to hebben , moet men 'er verfchcide bezitten . Ais dan moot de een vcrvaardigdzyn met de drooglle Lugt die men in den Dampkring kanhebben ; de Hygrometer zal ons deeze wcl aanwyzen : een tweede moot men maakeu op dezelfde wyze met de vog­tig(le Lugt, en een derde met een middefmaatig vogtige. 't Was zelfs to wenfchen dat men ze vermenigvuldigde,'t zou dientlig weezen 'er een to hebben met gemeeneLugt gemengd met den droogen damp des Zomers, mis­fchien zou bet nut zyn 'er to bezitten, waar in de ge­ meene Lugt meer of min gemengd was met dephlogisteer­de-, met vaste-, met ontbrandbaare Lugt. Men begrypt van zelve, dat alle deeze Wcrktuigen bol­len van gelyke grootte mocten hebben, op dezelfde wyzegemerkt zyn , en gebruikt worden op dezelfde plants meteen keurlyken Barometer en Thermometer. Ik boor, dunkt my, hier klagtcn over bet aantal van Werlc­tuigen , welke men moot hebben , over de moeilykheid derTafelen om de Waarneemingen op to tekenen ,over de zwaa­righeid`om den algemeenen uitflag op to maaken ; doch dit alles toetlemmendc, en bet voordeel erkennende van maar Ccn eenvoudig Werktuig, 't Been alleen fprak, erken ik tellens, dat ik my niet vervoeg by Lieden, die de Na­tuurkunde enkel als cen vermaaklyke uitfpanning behan­delen. B 4 Ill. 't Is IIt. 't Is ook van aangclegenhcid de Digtheid der Lugtto kennen, zy heeft invloed op de Veerkragtigheid, of liever, men kan de eene zonner de andere Diet kennen ; en, zonder de kennis van de Digtheid tier Lugt, valt bet zeer bezwaarlyk dda enkcl vooritcl der Weerkunde op to loslen. Men heeft geloofd dat bet mogelyl: ware de Digtheid der Lugt of to meeten , door middel van de breeking der lichtf'raalen ; maar nict bedagt dat Phlogistike lugtvlocden ecn (traalbreekend verme-en hebben , welke zy meer aan bet Phlogistike verlchulhigd •zyn dan nan de Digtheid; weshalven men als de Lugt drie vierde deelen lugts heeft, welke men Phlogistikk noemt, men nict zou kunnen be­ flisfen, of het verfchil in de Straalbreeking voortkwam nit bet Phlogistike , 't Been zich daariii onthoudt , dan nit haare weezenlyke Digthcid. Doch men zou de Digtheid der Lug kunnen afmeeten, door behulp van een bol outbrandbaare l.ugt , omgeeven met een bekleedzel, 't geen geheel ondoordringbaar was, gelyk men zegt to Parys uitgevonden to hebben : men moest deeze Lug in evenwigt brengen met eene andere gegeeven Lugt , en wanneer deeze dit evenwigt verloor, zou men kunnen oordeelen over de verandering, in de Lugt voorgevallen. 11c gebruik bier geene Werktuigen , aan wryving onderhevig ; om dat , wanneer de verande­ ringen in de Lugtgefteltenisfe Bering waren , zy misfchien den wederttand der wryving met zouden to boven gaan. Mogelyk zou men dit einde beter bcreiken ,door nauw. keurig to bepaalen de ruimte, welk een vicrltante duim Lugts beflaat in zekere gefteldheden van den Barometer en den Thermometer : en die to vergelyken met de ruim­ te, beflangen door de Lugt, welke men verlangde to ken­ nen. Men zou dceze bewerking kunnen verrigten met Kwik, tot zekeren gegeeven graad van wartnte gebragt, en daar onder lugs van bet eene vat in bet andcr to doen gaan, even gelyk in de Proeven op bet Gaz: 't was noo­ dig tafels to maaken voor alle gevallen tusfchcn de uiter­ fteu ; bier door zou men als dan die Digtheid der Lugt ontdekken, en bygevolge haare werking op den Barome­ ter: loch ik ben zeer verre van deeze middelen aan to raaden als de beste ; ik wys ze alleen ann, op dat melt Per zich van zou kunnen bedienen, wel vcrzekerd, dat 'er betere zullen gevonden worden . IV. My is nog overig to onderzocken de werkine der JJ'arm. VAN WEERRUNDICE WAARNEEMINCEN, as I7arrmte ell des Iflnds , aangemerkt als beweegende krag­ten. • 't Is klaar dat de Oostenwind, dien wy 's mor­gens voelen, voortgebragt wordt door de Warmte, welke de Zon mededeelt aan de Lugs, naar gelan~c zy siezelveverwarmt; 't is ook War ,, dat de Warmte, cie wy opeene bepaalde plaats voelcn, tell Lugt(troom zal veroor­zaaken,indien de omringende l.tigt koclder .is. 1)e Lugt iscene Vloeiftoffe,die na bet evenw)gthaakt ;zodat,wanneer dit evcnwigt door ecnige oorzaak verbrooken is,'er altooseene neiging befpcurd worde orn bet to heritellen ; zodanigdat digtere Lugtbeddingen zich in de min digte indringen . Van bier is bet dat de koudere deelen, van het bovenfte des Dampkrings, zich meer of min, by aanhoudenheid.,ontlasten in de laagere ; doch deeze Lugtltroomen kunnengeen plaats grypen, zonder oorzaak to geeven aan mindc• re of meerdere veranderingen in den Barometer, die to we­ge gebragt fchynen to worden door de overgangen van deLugt zelve en bet verfchil der warmte . Mislchien zou men eenigcn regel kunnen opmaaken voor die Lugtitroo­men, door aan elkander beantwoordende Waarneemingen,gcdaan op verfchcide plaatzen, meer of min, digt by el­ kander gclegcn, door middel van den Barometer en denThermometer, en bet nanwlettend gadcllaan der verande­ringen, in de beweeging der Lugt voorgevallen : misfchicn zou men veel zekerder, gelyk de Heer PICTET, de aan­merkelyke verichillen waarneemen, door den Barometer opverfchillende hoogren van den grond waar to neemen . De 117n(len hebben eene voortttnwende kragt, welkeop den Dampkring als op de oppcrvlalue der Zee wcrkt. Kan men twyfelen, of een Iterke vloed van Lugt, by aan­houdenheid van de eene plaats na de andere gevoerd,groote fchuddingen in den Barometer moet veroorzaaken,en denzelven steeds doet danlen, als de Lugt Reeds betevenwigt zoekt, of Reeds doet ryzen, op plaatzen waarde Lugt zich op een hoopt. 1k heb ten minflen gezien,dat zecr laage Barometers op zwaare Stnrmwinden volg­den , en dat zeer hooge Barometers beantwoorddcn aanfterke %Vinden, nit een andcren hoek waaijende . Dit is genoegzaarn om den invlocd der Winden vast to ftellen ; doch dit duukt my flrekt niet ter aantooninge hoe zy werken. Men moet zich niet verbeclden den Wind waargenomen to hebben als men een Windwyzer gezien beeft; 'er iscene menigte van verfchillende Winden (lie een kolom desDampkrings bewerken : ik heb menigmaal zecr goede li 5 Wind­ \Vindwyzers gezien , geplaatst op zeer onderfcheide hoog­ten , die gansch verfchillende Winden aanweezen : de Wolken duidden een derden aan, en zomtyds dreeven deWolken, in zeer verfchillende rigtingen bewoogen, overelkander been. 't Gebruik der Lugtbollen heeft deeze waarneemingenbevestigd. Men heeft gezien, dat zy, wel verre van zichna bet toppunt to verheffen, en de Windftreek to volgen,die in de benedenfte Lugtbeddingen des Dampkrings waait, voor- en agterwaards in allerlei rigtingen gingen, ingevolgevan de verfchillende Lugt(lroomen, welke zy aantroflen.-Misfchien zou men nutte waarneemingen, ten opzigte van die onderwerp doen, door gelyke Lugtbollen op verfchil­lende tyden op to laaten , in de uiterlten van Koude en Warmte, van hooge en laage Barometerftanden , wanneer de Lugt beneden zeer bedaard fchynt, en wanneer dezelveontfteld begint to worden : 't zou ook der moeite waardigweezen Lugtbollen to laaten opgaan van onderfcheide hoog­ten : van to ontdekken waar de verandering der Lugtftroo­men eenen aanvang neemt , en was het mogelyk telFens toverneemen waar dezelve ophoudt . Van vecl aangelegenheids zou bet zyn op to merken of de invloed der Bovenlugt , die Koud is, ter oorzaake ftrekt van de Lugtftroomen, welke men in de Lugt ontdekt ; zy,die met Lugtbollen om-, en 'er in opgaan, kunnen deskennis draagen. Dikwyls heb ik ontdekt , dat de Lugtz e­fteltenis zeer fchielyk op eene verbaazende wyze verandert , door fchielyk ontftaane Winden. Maar alle deeze Waar­neemingen moeten met een byzonder belcid voortgezet, en met wile de andere gepaard worden : door dit middel alleen zal men ontdekken wat invloed heeft op de Barometer-ver­anderingen , wat niet. Voor als nog heeft men geene dan zeeronvolkomene kundigheden van deeze voorwerpen, en niets bepaalds genoeg om de veranderingen van den Barometervolkomen nit to leggen , en door middel van den Barometer de hoogten nauwkeurig to meeten. Zulks zal uit het ver volg van dit Vertoog nog klaarder blyken. ('t Vervolg to cerstkomcnde gelcgenheid.) XX. B E. KY. BERICHT, iegens een Prcntwerk, volgens de Nieuwe Uitvinding van den Heere CORNELIS PLOOS VAN AMSTEL, JAC. Coati. Mcde-Direfleur van de Teken-Academie der Stad dnferdain ; van bet Zeeuwfche Gcnootfchap der Weetenfchappen to Vile­ingen, en van de Keurvorstlyke Schilder- Beeldhouw-en f Botnvkunrt-Acadetnie to Dusjcldorp, ---Lid van de 11011: Maatfihappy der Weetenfchappen to Haarlem. Bcfaande in de volgende 4 Stuks, to weeten : No. 37. Gevolgd, 1777, naar eene Tekening, door JACOB DE Br,AY, I663(*). D oor deezen grooten Meester gcfchikt tot ecn Ordonnantie van bet uitmun*end Portret-Stuk der vyf Regenten van bet geweezen Armen-Kinderhuis (t) to Haarlem 1663, to weeten, de hlceren Pieter de Ridder, Cord. Sy-lvius, Corn. v. Loon, Franc. Paten, D'. Damitts. Men ziet dezetven met de Hoeden op, Halverlyf, tegen een wittendt ur zittende aan een Tafel met een Tapyt omhaugen,waar op een Inktkoker, en verder Schryfgereedfchap, ge. plaatst is. leder heeft zyne byzondere Actie, en zom­migen zyn verbeeld als fpreekende met Lieden , die onderiteld worden buiten 't flak to zyn. Agter den Scri­ba, die met de Pen in de hand als gereed fchynt tot ietsop to fchryvcn, ftaat een Suppoost met ongedekten hoofde,en de Sleutels in de Linkerhand, naar de bevelen zyner Mcesters wagtende. De (*) `7acob de Bray, gebooren to Haarlem omtrent 1620. (t) Het Oude Armen Weeshuis is in den ,)care 1765 ge­floopt, de Kinderen met die van het Kinder-Huis zaamgevoegd,en, de naani van 't Armen Weeshuis vcrnietigd zynde, wordbet heden genaamd bet Weoshuis, waar in ook bovengemeldeSchiidery, geplaatst, nog heden to zien is. 2$ 2 E R ICIIT De Natnurlykheid van alle de Aclicn , zo eigenaartigaan her algemeen Chara&ler der verheeidde zaak, als aanie­ders byzondere geftaltc en post die by bekleed , drukt bier de E4uiieid van de daad, die zo noodzaaklyk in de 'Fe­ken-. en Schilderkunst is, volmaaktiyk uit. De eenvoudi­ge houding van deftigheid paart zig met de toegenegenebarmhartigheid, in bet gelaat der WVeesvaderen, die zigover bet inhrengen van een tVceskind , dat buiten betStuk verouder(teld word, erbarmen ; en doet dus, indier­voegen, ons nicer zien, dan 'er waarlyk voor 't oog ver­beeld is. Deeze Tekening is kantig en toetsagtig, vol­gens. den fmaak der Schilderyen en de kennelyke manier van deezen grooten Meester, (tout en naauwkeurig met dePen omtrokken, en met Oost-Ind. lnkt gelchaduwd ;-- Pet Licht is vlak, breed en bevallig, verfpreid ; 't onder­fcheid der Schaduwen, Slagfchaduwen , heele en halve Tinten en Reflectien wel waargenoomen,en de toetfen met fmaak en, oordeel ieder op zyne plaatfe getteld . No. 38. Ngar eene Tekening , door JAN S T E CN, is op ecn meesteragtige wyze, tnitvocrig op ecn fchets­agtige wyze met de Pen omtrokken , en met Oost-tnd. Inks gefchaduwd, 167a. De begeerte naar de origineele Tekenin en van deezen grooten Meester , en haare zeld­zaamheid, maaken , dat de echte derzelven fchaars by deLiefhebberen gezien warden. 't Origineel . waar na deeze Prent gevolgd is, verbeeldecn Regtsgeleerden met een Pen agter 't Oor, Halverlyf, zittcnde voor zyn Schryftafel , waar op , over een los Kleed , verfchet.len Schryfgereedfchappen en geopendeGeldheurfen geplaatst zyn ; agter dezelve ftaat een Boer, zo 't fchynt aandachtig luisterende naar bet geen hem deRegtsgeleerde nit een Papier voordraagt ; bet Vertrek is , agterwaarts, met ecn Lesfenaar, twee Uur­glazen, een Zak met Papiaren aan een Spyker llangende, en verder Bywerk, voorzien . Het Zonlicht komt zydelings van vooren , en levert een bevalligen dag en Ichaduw uit . De pas(ien zyn geestig en eigenaartig volgensdena­tuur van 't Onderwerp, en de Perfoonsverbeeldtng, zo in't gelaat als in de houding uitgedrukt, beantwoorden aan dr ver­ ((') Tan Seen, gebooren to Leyden i63G. WEGENS EEN PRENTWERU. ^9 verdien1len die deeze waardige Discipel van den grooten.idj•iaan van O tide en Tan van Gooijen, by alle waare Kenners der Schilderkunst, vcrworven heeft. No. 39, gevolgd I7Sr- naar eene Tekening, door SIMON VAN DER. DOES, 1699. (*). Deeze zo kunstryke als zeer zeldzaame Tekening ver­bceld een aangenaam Italiaansch Landfchap, waar in twee Herders bezig zyn hun Vee to geleiden door een oude ver­vallen Poort, op den weg die zydelings langs Geboomten eti 1-leuvels naar den Voorgrond loopt. Een f erk Zonlicht vat van de regterzyde , over een hoogen 1\luur, en verlicht aan de linkerhand een gedeelte der Poort, de drift Schaapen,en den voorflen Herder,die reeds wat verder vooreit gera­derd is. Hunne Siagfchaduwen breeken op eene bevallige cvyze den klauteragtigen grond, waarop ze, belemmerd caongeftadig voortgaande, nog fchynen hun voed1 1 to ar~e­ken, terwyl de achterfle Herder , in 't fombre L'crfchict, zyn Vee fchynt to beflieren , om bet voorfle to volgeu. Ver, agterwaarts, ziet men hoog Gebergte en Gebootnte pilesop een bevallige wyze, volgens de waare Natuur, gedaar(i . De natuurlyke afbeelding van het We en deszelrs eigev­ aartige beweeging, de dooreen woelende groepingen, tie fpyszoekingen, de aclie van hunne Geleiders, verdieven de aandacht eens Kenners. De aangenaatnheid van bet Zon­ licht, al fpeelende tusfchen de Slagfchaduwen op den ,:to iid, ' ( bet nedergekaatfle Licht, waar in een gedccl-e van Iier Vee door de fchaduw van den Zymunr der Poorte en iu 't Verfchiet gezien word, doen een bevallige werking, om het Licht des to flerker to doen voorkoomen ; de bruine Voor­ grond bepaalt en befluit dit Licht in 't tridden, en ver­ oorzaakt eene gepaste verhinding van Licht en 1)onker, welke bet waare bevallige van een fchittreud Zonlicht, waar­ in de Kunflenaars onzer Nederlandfcbe Schilderfchool !o­ ven andere Natien uitmunten, uitmaaken, en kundigen en onkundigen algemeen bekoort. No. 40. ('") Simon van der Does, gebcoren to Amflerdam 1653. 30 DERICIiT, WECENS EEN PRENTWERK. No. 40, gevolgd 1784, naar ecne Tekeiii.Ig, door JAN VAN D E R Pi E E R, 'IC .70118'C (*). getekend met Oost-Ind. Inkt, 17o4. In een flille en fombre Valei, by een oud Kastecl, ver­beeld de Kuntlenaar een heldre Beek, in welk bet hoog Ge­boomte , waarmede dezelve rondsom bepaald is, zig fpie­gelt. Lanes derzelver Oever, op den Voorgrond, zietmen twee Landlieden, eenige Osfen, Schaapen en antler Vee dryvende , en agterwaards in de fchaduw van 't Ge­boomte, een Vrouw op cen Muilezcl, en een Man die haar agtervolgt ; zy fchynen tusfchen het Geboomte door, den weginflaande , to gaau naar 't Gehergte dat in 't Verfchiet gezien word. De Middagzon befchynt de toppen van het hoog en in foort onderfcheiden Geboomte, en alles is door de we­derkaatfing gedaagd, het welk een flaatige bevalligheid aan deeze kunilige Tekening byzet . leder foort van Houtgewas hecft zyn onderfcheidenden omtrek, de kennisvan welke voor een Landfchap-Schilder zo noodzaakelyk is: de Lucht is zomeragtig, klein en zagt bewolkt, en degroeping , de beweegbaarheid en den voortgang van 't Vee, is volgens de natuur en goeden finaak waargenoomen ; alles waardig aan den besten Leerling van den uitmuntendenEeest- en Land fchap-Schilder Nicolaas Berghem, van wiens Werk (t) wy cen proeve voorheen gegeeven liebben. (*) Tan van der Meer, de Tonge, gebooren to Schoonhoven1635. (t) Zie ons VIIIIte Ikr:cht. NB. Dit Prentwerk wordt thans, alleen, uitgegeeven by denDrukker deezes, j. YNTEMA, in de Kalverflraat. DE .31 DE PRAATAGTIGIIEID EN SNAPZUGT DER VROUWEN VERDEEDIGD. (Uit Jet Fr•ansch.) Terwyt her meerendeci van cen vermengd Gezelfchap Hee­ren en Juffrouwen, waar in ik my onlangs beyond , met elkander in gefprek wares , trail ik in een byzonder onder­houd met een Eage,sch floor, then ik voorheen elders aantrof. E,-,n groot half uur twistredenden wy over Good en Kwaad . Hy beweerde , dat 'er meer Ondeugds en Jammers in de we­rgild was, dan Deugd en Geluk. lk zogt, integendeel, flaande to houden , dat de fchaal hykans in volmaakt evenwigt king ; doch ik had veel moeite om hem to ontheffen van zekcre naargeestige denkbeelden, welke by hem deels her uitwerk­zel waren van de Luchtflreek zyns Lands, en deels van zy­nen diepdenkenden aart. Ors gefprek zou door de bedaardheid, waar mede wy her hidden, ligt der opmerkinge van alle, die zich by ons bevonden , ontfnapt weezen; doch eene dier Juf. frouwen, naa ons geluisterd hebbende, vie] ons in de reden, zegt ende op eene allerbeleefdtle wyze. „ Waarover, Heeren • Philofophen, loopt uw gefprek? Waarom onthoudt gy ons • her genoegen om uwe keurlyke aanmerkingen to verftaan -" De Engelfche Heer nam deeze gelegenheid waar otn openlyk met my to boerten over de zonderlingheid van myn gevoelen en ik moet bekennen dat by cen allerkunfligen draay gaf aan de zaak, en ze in een nieuw Iicht voordroeg. Daar is, zeide dezelfde Juffrouw , eene zwaarigheid , welke volkomen dit ficlzel om verre werpt, 't Been op verrc na den naam van nieuw niet mag draagcn. Schoon dezelve niet tot ecre ran myne Sexe flrekr, zal ik ze nogthans getrouwlyk voorflellen, zonder iets 'er aan toe of of to doen. De enkele voordroet, vcrtrouw ik , zal genoegzaam de onwederleglykheid aantoonen . 't Gezeifchap dit hoorcnde , word geheel aandagt ; elk wenschte to mogen weeten , war dit mogt weezen. Men vroeg my of ik 'er aan wilde onl myne Stelling to verdeedi­gen. Ik wilde her niet weigeren , naardemaal ik overtuigd was van de regtmaatigheid myns gevoelens, en gaarne 'tzelve flaande hield. 1k voegde 'er by, indien ik mis bob, Mejuf­frouwen, ben 1k to verlchoonen. 1k heb, door de Menschlyke Natuur to befchouwen , zo als dezelve door do Gezelligheid volmaakt is , myne dwaaling (zo 't eene dwaaling is) gekree . gen. Ik heb altoos gezien, dat goed en kwaad elkander op de hielen volgden, en altoos bevonden, dat die beiden even zeer voortvloei}en uit elk ding 't geen belaat . „ Wel, myn Heer," hervatte bier op myne fchoone tegen. fpreekfler met veel geests en bevailigheids, „ de zaak, welke ,, ik „ ik op 't ooge had , is de onvuegelyke Praatagtigheid en „ Snapzugt zommiger W'rouwen , --dat overweldigend go. „ ralmnel van eene enkele Tong, die, door derzelver onop­ „ houdelyke betveegin , zo vecle andere monden geflooten „ houdt, welke 't zclfdc refit hebben ont zich to openen „ die verbysterende vet warring van twintig onderfcheidene , „ welke, zonder ophouden, to gelyk fprecken, zonder cen • enkel woord ter zaake dienende to zeggen-die ge­„ neigdheid ,om by voorkoomende gelegenheden zo veel niets. „ beduidende taal utt to ilaan ---die Praatzugt, welke de „ heihgRe geheimen onrdekt , onze Naasten lastert , de cer „ van braavc lieden hekladt , de bestc Vriendcn vancen „ fchcidt, twisten Rookt, Iluislyke ongcneugten kweekt, en „ zo dikmaals ten geeslel flrekt der getrouwden . Wel­ • ke zyn, bid ik u, de voordeelen, die de Maatfchappy trekt • van deeze Ondcugd . in vergelding van al het kwaad daar „ door veroorzaakt ? Gy zult , myn Heer , een wakker en • fneedig Man zyn , indien gy lets goods kunt aanwyzen ont. ,, flaande to midden van zo veel duizend jammerbaarende „ fnoodheden. \Vat hot gebruik der Spraake zelve betreft, „ als hot gemaatigd en geregeld gefchiedt, dit is even good „ in Vronwen als in Mannen :'t Been ik bedoel is het vreemd „ mishruik, 't welk wy 'er van maaken , zo even aangeduid. • Toon ons dat die Praaragtigheid en Snapzugt zo heilzaam is „ voor hot Menschdom als dezelve oogenfchynlyk ten nadeele ,, flrekt. Dit is uw taak." Ik weet niet, of myne fehoone Tegenfpreekfler ten oogmerkhadt cenigen van 't Gezelfehap een fleck to geeven ; dit weet 1k,dat ik eenige betrokkenheid op vericheidene aangezigtenbe­merkte, en deeze omiandigheid gaf my hoope dat men my met genoegen zou aanhooren. Is Jas in alter oogen , dat zy zeerhaakten om de verdeediging to verfaan van cen gebrek , aan 't welk zy zich al to zeer gehegt vonden own niet to wenfchen,dat bet op cenigcn grond van reden fleunde. Dit bcmoedigde my om op de volgende wyze myn pleit aan to vangen . „ hlejuffrouwen, nooit aanvaardde ik eene taak met meer genoegen ; niet alleen van wegen de Beminnelyke Sexe, die*or in betrokken is, maar ook om de menigte van bewyzen, die zich aan mynen geest opdoen, ow ten voordeele der zaake my opgelcgd to lpreeken. Her kan niet ontkend worden, dat de Natuur der Vrouwen, ten opzigte van de Tonge, con ruim en ryklyk dccl gefchonlcen heeft, en in flede van by haar dit Spraaktuig to verdubbelen, 't geen zy met het zelfde gernakzou hebben kunnen doen, als dat ze ons twee oogen en twee ooren gaf, cone wondere vaardigheid daar aan mededeelde. Gewoon op alle voorwerpen een aandagog oog to (laan, enze nauwkeurig to overwecgen, hob ik onderzogt op welk een grond dit voorregt fleunde : en 't heeft my nict veel moeite go­ gekost zulks to ontdekken. Aan de Vrouwen, die gcf.haipcnzyn om de tiiaatfchappy to bevolken, words de gorge overonze Kindsheid toevcrrrouwd. 't Is in haar gezellchap a?lcendat wy de ecrlie jaaren onzes leevens doorbrengen. 't Is haa­re plittt,om,in evenredigheid als onze Lichaamen aangroeijen, der Zicle byftand to bieden in haare ontwikkeling ; en op denweg to brengen om nleuwe denkbeelden to verkrygen : want bet valt zeer to vermoeden, dat de kring der Ziele alleen uit­gebreid kan worden, door bet getal der denkbee!den, en dat wy alleen denkbeelden kunnen krygen, door bet gebruik onzerzintuigen , en bovenal die van ons Gezigt en Gehuor. Zult gy my dan hetwisten de voordeelen , ontfiaande uit de Praat­agtigheid onzer Moederen, Minnen , en Gouvernantes? Oefe ren zy onze kindfche ooren niet, en vesti. cn zy in ons tederbrein niet veele trekken van denkbeelden, we?kc, zonder (litbehulp , nooit in dezelve zouden gedrukt zyn? 't Is, derhal­ven, met cen oogmerk om ons vroegtydig to doen denken,en onze jonge Verbeeldingskragt op to wekken, dat de voor­ zienige Natnur zo groot eene maate van Snapagtigheid ge­fehonken heeft. Slaat agt op bet onderfcheid tusfchen twee Kinderen , cen derzelven opgebragt door een leevendige jonge Doper , die onophoudelyk inapt, en bet antler door een flilzwygend Nuf­je, dat nimmer lacht. Het eerfte deezer Kinderen is vernuf­tig en bevallig ; deszelfs gefnap is vol aartigheden ; bet ipreekt over alle dingen, die tot zyn leevensiland behooren, en iswonder vatbaar tot bet ontvangen van onderwys. Het tweede is clump, vertoont zich in gezellchap verlegen, en nauwlyks in fiat otn een enkel woord to fpreeken . De Natuur, die de Vrouwen verordend heeft om haare ci­gene Kinderen op to voeden, op to brengen, dcrzeiver zielento vormen, ten minllen'in de Kindschheid, heeft em dezelf­de reden, dat zy de Vrouwen-borsten met melk gevuld heeft,haar ook die vaardigheid der Tonge gefchonken , zo wel ge­fchikt om onze zwakheid to hulp to komen in then leevens­tyd , om onze aangroeijende Verbeeldingskragt van voorwerp tot voorwerp to geleiden , ons denkvermogen met gemak to oefenen , en in tyds gemeenzaam to worden met ailes wat ons omringt. (a, 1Mlejufl'rouwen , indien gy minder praatte, wy zouden minder , bezwaarlyker en traager denken . Indc­daad, ons lecven is to kort, dan dat men zou toelaaten dat 'er icts verwaarloosd werd van 't begin onzes leevens, 't welk tot voortzetting onzer kundigheden kan flrekken . Gebooren, gelyk wy zyn, in bet hart der Maatfehappye, waar de natuurlyke taal der t ebaaren bykans onbekend is,wordt bet voor ons noodzaaklyk to leeren fpreeken, om onze hehoeften , onze wenichen en onze gedagten, uit to drukken . Het enkel fchreeuwen is alleen in gebruik onder de «'ilden, I.DEEL. MENGELW. N0. I. C Ale Alles is in bet werk ge(cld om ons dit to ontlecren, en wy zyn verpligt ons verflaanbaar uit to drukken, door afgcpaste klanken. Iudien nu dezelfdc klanken onophoudelyk onze oo­ten trefF n, zullen wy to nicer overhellen on) ze na to vol . gen, en or dezelfde betekenisfen aan to hegten, die de te. genwoordigheid der voorwerpen zelve zouden voorthrengen . De conic uitdrukkingen , de noodzaaklykfle in 't algemeen gebruik, zyn juist deeze wclke bet gewoone ondcrhoud uit­nnakcn van de Vrouwen, en met welke wy verkceren . 't is, derhalven, zeer eigenaartig , dat de Natutrr hot belchikt heb­be, dat do Praat der Vrouwen altoos loopt over de een­voudigfle en gerneenzaamflc voorwerpen . Haar oogmerk is, om ons vroegtydig gcweenzaam to doen worden, met zodani. ge voorwerpen, en ons to Iceren, die to kennen en to noe­men als de gelegenheid zulks vordert. Laaten wy eens, voor cen oogenblik, veronderflcllen, dat de Vrouwen dicnzclhicn linaak hadden voor verheevener, afge­trokkener en minbekende or-Aerwerpcn. In dit geval zouden haare Gefprekken niet langer gcfchikt zyn naar de zwakheid der Kinderen, wier teder harslengcilcl niet gefchikt is voor cenige vermoeijende bezigheiJ. De eenvoudi heid der derk­beelden, welke voorgefleld worden aan cen Kind, om des­velfs verflandsbekwaamheden to oefenen , moat beant% oorden aan de tederheid der zin- en werktuigen ; de tegenwoordigheid der voorwerpen, of derzelvcr afbecldingen, behoort deeze be­vatting to gereeder to maaken, andcrzins zullen wy , in flede van der Ziele bylland to bieden, dezclve in cen flaat van vcrwarring en Rompheid brengen, gefchikt om de meestbeloo . vende zielsgeflelrenisfen to verdooven en to verderven . Ik Item toe, ivy moeten naderhand de vertellingen, ons in onze Kindschheid gedaan, vergeeten, en onze wyze van den­ken geheei veranderen : doen dit behooren wy aan den tyd over to laaten , welke allengskens die in plaats fielling van denk­beelden medebrengt. Ooze cerfle bevattingen, hoe beuzelag­tig zy moeen geweest zyn, gewenden ons niet to min tot denken. Derzelver beuzelagtigheid was noodzaaklyk : dewyl ivy buiten float waren, om ons met zaaken van meerder aar.­gelegenheid bezig to houden. Genoodzaakt to beginnen met her eenvoud' fte, zouden ivy bet bezwaarlyk gevonden heb­ben vervolgcns wel to redeneeren, hadden ivy, in vroeger da en, niet gelcerd als Kwderen to denken en to redeneeren . Do Z el wordt ontwikkeld als bet Lichaam : dezelve gaat door verfchei{e flanden eer zy geheei gevorind is. Her Verfland heeft zyn tyd van zwakheid, wanneer ivy 'er gecne andere dan kin'leragtige uitoefei ingen van kunnen wagten. Met in heeft do Natuur voorzien , door aan de Vrouwen, onder wet­ker op igt ivy de cer:le zeven of acht jaaren onzes leevens duurbrengen„ een finaak your Bagatellen to geeven, en do won­ wondere bekwaamheid om langen tyd over niets to fpreeken, als mode cene erflyke gcneigdheid tot herhaaven ; dit alles fchynt de Natuur gedaan to hebben , met oogmerk, om to voorkomen, dat onzc zwakke harsfenen overlaaden zouden wor­den door eene to groote menigte van denkbeelden. „ Gy beweert dan, (zeide iemand uit bet gezelfehap) dat • de Praatagtigheid der Vrouwen bet geheele Geflacht leert „ denken en fpreeken." Zeker, (hervatte ik ,) en ik beweer verder , tot eer der Schoone Sexe , dat de Alaatfchappy cen onuitfpreekbaar ver­maak haalt uit dit gewaande gebrek. Bykans elke Vrouw hceft eene klaare, zagte, buigzaame en muzikaale flem : eene 1em, welke ons bekoort, die bet gefuk der byzondere Ge­zelfchappen uitmaakt , en vermaak verfchaft aan 't geheele Volk, op Concerten en in de „ Zoudt gy ons din willen overtuigen ,"(fprak de En„ e fiche Beer op ecu boertenden toon,) „ dat, indien de Vrouwen • minder fpraken, zy zo goed niet zouden zingen . Indedaad zy zouden niet, (hervatte 1k,) en ik wit bet aan uw elgen oordeel overlaaten. Ik merk de lugtpyp, met een he. dendaagsch Wysgeer, aan a!s ecu gefnaard werktuig. De lugt, by her ultademen uit de longen komende , doet de vezelen van bet hovenfle gedeelte der lugtpyp zamentrekken, en, de­zelve teffens in beweeging brengende, krygt men de verfcbci­denheid van toonen. Al de zamenftemming in 't zingen, at de keurigheid van klanken , al de zagtheid van fmeltingen, at de kieschheid van zang, hangt of van de buigzaamheid deezer vezelen of flem-fnaaren, en de netheid van derzelver fchom• melingen. Het geftadig (happen der Vrouwen houdt dit werktuig in een Nat van buigzaamheid ; de ligtbeweeghaarheid der Tonge wyzigt de flem tot die fnelheid van-beweeging,tot die veran­dcrende buigingen, gefchikt naar de driften, welke de ziel beroeren , tot then zangtoon , welke de geluiden der Natuure nabootst , van net geratel des donders tot bet zagt geruisch eener beeke. 't Is, derhalven, aan de Praatagtigheid, dat de Vrouwen de zagtheid haarer Stemme hebben dank to weeten, en dat zy net vermaak verfchuldigd zyn , 't welk haare fleet aanbrengt. Ik flel bet als een onloochenbaar fluk neder, Wet alleen dat her Praaten der Vrouwen derzelver Rem bekoorely­ker maakt ; maar dat bet mogelyk zou woezen voor de zoda­nigen, die bet aan item haperen , let eene to krygen, door zich aan 't fnappen to begeeven : dewy l, door bet geduurig her_ haalen der beweegingen van de luchtpyp, derzelver vezelen buigzaam en zagt worden, en welhaast die hard- en fly£ held verliezen, welke eene flegte item veroorzaaken. Indien de Sere veroordee d werd tot Stilzwygenheid, zou haare item ge- C 2 lyk, lyk zyn aan den Loon van een Speeltuig, waar op zelden ge­fpeeld words. Men hebbe zich niet to verbeelden, dat, dric jaaren lang, een our of twee met een Zingmeester to zingen, genoegzaam zal zyn om eene Stem in (land to houden : neen ; de kiesch­heid van dit Werktuig vordcrt een ge(ladige oelening• En, dewyl het niet kan aankomen altoos to zingen, (want, behal­ven dat welleevendheid bet nict toelaat, is zulks re vermoeiend voor de borst,) moeten gefprekken de plaats daar van vervu!­len, en het geduurig fnappen moet vrygegeeven worden : dit is cone seer aangenaame oelening, zeer gelchikt om de flew vezelen in beweeging to brengen, en zonder vermoeienis in•nbefendige beweeging to houden . Vrouwen kunnen altoos praaten, en 't is eene wyze inrig­tim„, dat haar bezigheden ten deeze gevallen zyn zo overeen­komilig met haaren fitapagtigen aart. „ 't Zou een zeer groot onregt zyn" (fprak de Juffrouw, die zo zeer tegen haare elgen Sexe halt uitgevaaren ,) „ to • klaagen over de beuzelagtigheid onzer Gelprekken. Wcet • de geheele wereld niet dat wy onuitpurtelyk zyn onitrent • nictsbeduidende zaaken? Spraken wy alleen over Weeten­ • fchappen, Kon(len , Staatkunde en Godsdienst , wy zouden • ras alles wat wy wisten vocrtbrengen ; en, zonder kennis • van bet onderwerp to hebben , fpreekende, zouden wy Reeds. „ tegen 't gezond ver(land zoadigen, omtrent ftukken van de • Itewietig(le natuur." Mcjuffrouw, (vervolgde ik) ik durfde hiervoor zo ruiterlyk niet uitkomen : ik zal niets meet by uwe waarneeming voe­gen. 6 Gelukkige Praatzugt en Snapagtigheid' die de grooto vermaaken verfchaft, welke uit cen zagte clew ont(laan! De kostlyke Gaave, waar aan de groot(le Mannen het eer(legebruik, 't goon ze gemaakt hebben van de bekwaamheid tot denken en fpreeken, verichuldigd zyn. ONDERZOEK, OF DE KINDEREN , TEN AANZIENE VAN VA- DPR EN MOEDER, DEZELFDE AANDOENINGEN MOETEN HGBBEN, DAN NIET. (Near bet Fransch.) en zou kunnen vraagLn, of de Pligten der Kinderliefde de­ zelfde zyn, ten opzigti~ van Wader en Moeder, en of zY, ten hunnen aanziene , regunaatig dezelfde Aandoeningen hab­ben, en in denzelfden trap? De Wettcn begunfligen de Va . ders in bet aandcel des Ouderlyken Gczags. Dan, deeze on-Ael ?kheid ontfaac alleen uu do Surgerl'ke luftellingen : de Na­ tuur tttur kent ze niet ; deeze boezcmt ons in, deeze beveelt ons dezelfde gcnegenheid tot omen Vader en onze Mocder. 't Is bekend, dat deeze geneigdheid, even als alle andere, meet of min kragts heeft, naarmaatc ze meer of min wordt opge­wekt en onderhouden , door de eigene hoedanigheden der Per­foonen, die 'er ten voorwerpe van ftrekken . 't Is onmogelyk voor ons, to wederhouden, dat onze neigingen zich fchikken naar den invloed der oorzaaken, daar op werkende. Onder­tusfchen moeten de K:nderen, zo wet als de Ouders, zich onthouden van alle voorkeuze : allc voorkeuze heeft lets onregt­vaardigs in, en berokkent altoos jammer. Duch wy behooren dit nict to verre to trekken : dezelve kan niet misdaadig wee­zen , dan, wanneer wy dezelve al to zeer ter harte neemen, en in onze daaden laaten doorblinken. Het Raat ons altoos vry 't geen ons bet beste toefchynt de voorkeuze to geeven . Maar ik kan aan ecn diepgaand gevoel van myn hart nict weigeren den Kindcrcn of to eilchen, niet dat 'zy meer er­kentenis en liefde, maar dat zy tederder Large voor hunne Moeders dan voor hunne Vaders, hebben. In die gelukkige oogenblikken, wanneer do overleggingen des batten zich vesti­gen op de Perfoonen, die ons bet nicest goed gedaan hebben, orn dezelve des to vuuriger to minnen, en zich in bon bell to verheugen, flel ik beiden, die de oorzaaken zyn, dat ik bet daglicht aanfchouw, aan myne overpeinzingen voor : en dan moet ik bekennen, dat ik eene grootere maate van tederheid gevoel, voor myne Moeder , dat myne gedagten ten haaren opzigte vermenigvuldigen. Zy, zy is 't die my onder 't harte gedraagcn heeft : eer ik bet leevenslicht zag, veroorzaakte ik haar reeds fmerte; by myne geboorte liep haar Iceven gevaar. Hoe veel zorgen en fmerten heeft myne eert a tedere kindscbheid haar niet veroorzaakt I Haare bezorgdheid wekte haar in 'tdiepst van den nags menigmaat , en k wam myne (lem , in 't roepen om behoeften, voor. Elk oogenblik myns zwakken en hulpbehoe­venden behaans werkte op haar gevoelig hart ; ieder gevaar , 't wetk my dreigde , vermeerderde haare Licfde. Door die Liefde vervoerd, my haare lieikoozeryen toedeelende, waar voor ik niet gevoelig was , genoot zy reeds de myne , die al­teen tot kentekens van myn geluk ftrekten. Zy heeft mvn eer­lien lach gezien ontvangen dat myne laatlle ge. dagte ook aan haar geheiligd zy. Tegenwoordig nag vind 1k, ten alien oogenblikke y haaro waakzaamheid,,haare tederheid in die behoeften van bet hart , welke eene Moeder alleen kan ontdekken. Te midden van de ongemakken , aan welke haare Sexe bloot Chat, ftrekken dee . ze zorgen haar tot vermaak en troost. t itgellooten van de werkzaame tooneelen deezes leevens, en de veelvuldige ver­maaken, welke zich de Man buitens huis .verzorgt; houdt zy ,zich bezig met beminnen, en bemint niets vuuriger dan haar C 3 Kind. Kind. Ach! hoe zal ik die Liefde vergelden, welke zy alleenmy kan betoonen ? Dat myn Vader myne gehoorzaamheid, myn vertrouwen, de opoffering myner middelcn, van myn leeven, afvordere ; ik zal hem zyn 't geen by my geweest is, en myn geluk zich nooit van myn pligt fcheiden . 't Zal my genoegen fchenken , hem alles to fchenken. Moor fit behou voor myn Moeder, 't geen nog'treffender en haar hoogstnoodig is, bet kiesehite in de deelneemingen, in de voorkomingen, in de uitbreidingen van bet hart, in de vertroostingen ; oin die to bewyzen zock ik ze op, en eaa, zo veel my mogclyk is, de behoeftcn boars harten no. \Vanncer ik mynen Vader allcn Ontzag betoon, en myne Moeder eene groote maate van Liefde toedraaee , kan b y zich des helgen ? Is by mede geen Zoon geweest? Kan by in my gevoeleus en aandoeningen wraaken, waarover hyin zyn eigen hart zich geluk wenschte? Is myn Moeder de Gezellin­no zyns leevens Diet? Welk edel hart gevoelde unit jaloufy , als bet de hoog(le liefde zag toedraagen win een w&rwerp, 't welk bet zelve nooit to zeer kan bcmwncn ? Gelukkig de zodanigen, die deeze zieltrcffende P!igten Dog mogen volbrengen, die bet genoegen , door uit Ipruitende, fmaaken , en 't zelve vermeerdcren in hunne gedagten, door de hoop, om ze meer en meer to betoonen aan een voorwerp, zo beminnenswaardig, zo heilig ! Ongelukkig zy , die 't zelve vroegtydig verlooren hebben! die 't zelve moesten der­ven, zonder to kunnen voldoen aan die tedere aandoeningen, en die, begrypende war zy eener Moeder fchuldig zyn, alleen haare Schim een kleine fchatting kunnen betaalen? Zal ik bier fpreeken van die ontaart(len aller Stervelingcn, die oen tederhartige Moeder veragten , belpotten, haar bet le­ven bitter maaken , neon, hoe zeer zy in myne verbeelding waaren, met alle de afgryslykheden aan him fnood gedrag verbonden , ik wil 'cr dit blad Diet mede befmetten. DE COEDHEID DELOOND, OF DE BRAAVE SOLDAAT. (Eene waare Fray fche Gefchiedenis.) Een Fransch Soldaat, verlof gckreegen hebbende om zyne Vrienden to gaan bezoeken, wandelde in 't vallen van den avond, met zyn knapzak op den rug : ryk was by in moed en krygsmans cer ; dock fchaars zeer fchaars van geld, voor­zien: desniettegenlaande zong by de bekende Liedjes om den tyd to korten , met eene vrulykheid , die, in behoeftige om• itandigheden, bet byzonder vourregt is zyner lugthartigeLand­genooten. In In deezen vrolyken luim ontmoette by een Geestlyken,dien by welhaast giste de Vicaris to weezen van eenig Dorp, en hem toc'cheen een goed Man to zyn. Hy hadt het niet mis ; deeze Geestlyke droeg de gulhartigheid op zyn Gelaad, de tolk van zyn braaf en edelmoedig Hart ; de eerlyke Krygsman fprak hem onbeteuterd aan. Het onderhoud , (want bet ont­breekt twee Franfchen nooit aan iloffe,) liep eerst over den Krygsdienst. De goede Vicaris fchiep genoegen in de vuurig­heid en gehegtheid aan den Koning, doorftraalende in alle ga. fprekken en gebaaren des ouden Soldaats. --Toen zy op't punt wares on to fcheiden , zeide de Soldaat: „ Hoe geluk­„ kig is uw Eerwaarde! Gy fehynt niet dorflig to vallen, ter . • wyl 1k. . . . 1k . . . half van dorst verfmagt. Ik heb deezen • dag zo veele mylen gegaan." Indien, antwoordde de Vicaris ,gy uwen ,veg door nmyn Dorp neentt, 241 1k u eenige verfrisfsng fchenken ; ik heb goeden ,vyn, hier ter flinkerhand, agter dit geboomte, is myne kteine Pastory . -- „ ik bedank • u, myn Heer ! voor uwe beleefdheid : ik moet juist den an­ • deren weg op ; en zo fchielyk mogelyk myne reis vervorde_ • ren ; nogthans Wil ik diet ontkennen, dat een teug wyns my • zeer zou verkwikken. En waarom zou ik bet my ichaamen • dit to bekennen ? Gy komt my voor, cen braaf Geestlyke to • weezen; ooze bezolding is zeer gering. Ach! met uw ver­ • lof, cen Schelling zou my zo ryk maaken als cRESVS." De Vicaris lachte , en flak hem een Schelling in de hand, zeg­gende : Daar , braare Knaap ! ik geef 't u met vermaak, drink 'er voor op myne gezondheid. „ De Hemel zegene uw • Eerwaarde!-Op 't woord van een Grenadier ,gy bezit de • edelmoedigheid van een Koning. Vaarwel, myn Heer! goe­ • den nacht, duizendmaal dank ." Zy fcheidden , en de dankbaare Soldaat herhaalde Heeds by zich zelven : „ Welk een • goed Geestlyke! Welk een goed Geestlyke!" Uit du voorval fchiep de Vicaris, op zync beurt, een aller­zuiverst genoegen. Hy bewonderde de openhartigheid van denSoldaat, en de blykbaare gevoeligheid van diens hart ; fchielykbelloot by zich tot hem to vervoegen :zeggende onder het nade­ren : Kamneraad! geef ony dies Schelling to rug „ Hoe? • berouwt her uw Eerwaarde, my, cen armen Duivel, ryk ge­ • maakt to hebben ? Daar is de Schelling: --1k perle u • then nict a!: . . ." 1)e Vicaris , den Schelling ontvangende, gal' hem een Kroon in plaats, met deeze woorden : Verfchoon my,die beuzeling rims geen geevens waard ; ik heb het beter over­ . legd. --- „ Len Kroon, Eerwaardig Heer ! . . . Een Kroon . . . „ h~bt gy voor, my to beproeven? lk verzeker u een Schelling • was genoeg" --Maar een Sc1:el!ing eras niet genoeg voor n y : ik bid u necm deeze nog geese groote gifte aan, gy zu!t 'er my zcer door verpligten. 't Is onmogelyk de verfcheidenheid van aandoeningen, wel-C 4 Ice ke onzen to voetgaanden Held overwcldigdc . En zyn waar. dige Weldoener kon niet nalaaten zeer aangedaan to zyn over de gevoeligheid. welke deeze onopgcvocde Knaap ten toonfpreidde. In elke houding, in elk woord , was die uitdruk­king, welke de Natuur leert , en door geen kunst kan agter­laald worden. Hunnc wed erzydlche voidocning Mom ten hoogften top. De Soldaat, die zich zo ryk als cResuq waan­de, was de gelukkigfte aller menfchen ; en de edelmoedigeGeestlyke, Miens inkomen zeer verre was van ruim te wee­zen, voelde zich, wegens deeze liefdegaave, Diet armer, en finaakte een genoegen, alleen bet deel van goeden en deugd­zaamen. Zy gingen weder van elkander af: De Soldaat, zich alleen bevindende , riep ult. „ 0 , die braa­„ ve Man 1 6 die braave Alan ! naa my verpligt to hebben op • eene wyze die my zelve goeddagt, komt by weder, en • verpligt my nog nicer! De goede Vicarisl De goede Vica­ • ris ! Hy leeve honderd jaaren!" De Soldaat was reeds een goed fluk wegs gevorderd , als by, in 't cinde, bcmerktc, dat her Dorp , waar by zich voor­gefteld hadt then nagt to verblyven, nog wat verre aflag : naa een oogenblik beraads, oordeelde by bet beter, na bet Dorpto gaan, hem door den Vicaris aangeweezen, en daar zyn nagt­rust to neemen. lemand zou zich bier veelligt verheelden, dat de waakzaae me en onzigtbaare Voorzienigheid, door de Ouden het Nood­lot geheeten, den Soldaat bewoog om van oogmerk to veran . deren, en to gaan na her Dorp, waar deeze wcidaadige Vica­ris woonde. Indien wy de Gefchiedenisfen raadpleee*,en, zul­len wy onrelbaare voorbeelden aantreffen van dat belchermendVermogen , 't geen, als 't ware, wonderen werkt to onzer behoudenislc: en 't welk meer tc bevreemden is , de onup­merkzaamheid der ?1en1'chenkinderen gaat zo verre, dat zy,of ongevoelig zyn your deeze hemelfche tusfchenkomfle, ofde­zelve befchouwen met eenc gevoe/looshcid, zo verliandloos alsberispeiyk. De Soldaat dan zette , door dit geleide , zyne fchreden nabet Dorp zyns Weldoenders. Op de fpaarzaamheid bedagt , Dam by zyn intrek in cen Kroegjc. „ Kameraad," zeide bytegen den Bewooner, „ gals my cen roomer wyn ; en van • de beste ; ik heb grooten dorst." De Waard zette hem aan dezelfde tale!, waar drie Boeren druk 7aten re praaten. Schik by ons, fprak cen hunner, gy zinc ons niet hinderen : ivy hebben gaarne Soldaaten byons ,zy dienen den Koning, en vegten voor ons. flier op zich tot zyne Makkers wendende, vocr by voort. Ik zeg u C***. by is een jurveel van een Man! Hebt gy opgemerkt, hoe regtmaatig by oordeelde in dat gefehil van G*** M*4 . En gy N**** , heugt bet u nog ivel, hoe seder eene zorg by droeg voor hot arm ~Iuisgezin van Rtt*t`, torn div Man overleedt,en hoe h!P over OF DE BEHAVE SOLDAAT. 4t ever hem fchreide. Zch, fprak een tweede Doer, zynedaaden zyn gelyk zyne woorden ; en hier door verflaa ik zyn Preenken best. „ Myn goede Vrienden," vie! de Soldaat hun in de rode, een hartige teug drinkende, „ gy pryst een waardig • Man, mag ik weeten wie gy meent."--Onze Vicaris! • Uwe Vicaris. . . en alles wat gy zegt is waarheid ?'' Waarheid ! en wy hebbe7i nog niet half genoeg gezegd . Ny heeftzyns gelyken Wet op aarde. Hoor! zoudt gy 't wel gelooven, dativy geen eon pleitgeding gehad Irebben to long by bier geflaanbeeft. Fly is de beste Man van de wereld. „ Myn goede • Vrienden," viel de Soldaat hun weder in de rede, „ geeft' • my uw hand. Weet gy wel hoe veel genoegen gy my ge­ • fchonken hebt? Gy prvst een Man, die my verpligt heeft als • een Vorst. En ik-ik zou den geenen . die durfde den­ken ken om hem to beledigen, doorfleeken." Hy verhaaldc daar • op, en kon, dit verhaalende, zich van traanen met onthouden, hoe de goede Vicaris zich ten zynen opzigte gedraagen hadt. • Hadt gy hem gezien, toen by to rug keerde om my eon Kroon • to geeven! Daar is dezelve. 1k wit dien niet medencemen . • Kameraads I wy zullen zamen eeten, onder beding dat .wy • zyne Gezondheid drinken." Terflond geboodt by den Waard ecten op to zetten , en vervolgde dus zyn gefprek. „ Hoort, myne Vriendenl wat ik • overlegd heb. 1k kan deeze plaats pier verlaaten zonder • myn goeden Vicaris to bezoeken. Ik ben over my zelven • niet voidaan. lk heb hem niet genoeg bedankt. Maar 't is • nu to laat. Ik zal hier deezen nags flaapen , en hem morgen • vroeg gaan zien." ---En waarom van avord Wet ? Bezoeken van zulke braave Knaapen, als gy, zyn hem altoos aargenaam. Ik fiaa 'er voor in, by zal u van avond to ecten Irouden en to nagsflaapplaats geeven, met al zyn hart geeven . Arme Man ! by heeftSchurken van Neeven, die hem plaagen, en alles afhaalen ,vat zykunnen. „ Zy hem plaagen! dat by ze my doe kennen, „ ik zal ze wel to regt brengen. Ik wil op dit oogenblik na • den goeden Vicaris gaaii, doch ik weet den weg niet ."-De dric Boeren boden, met vereende ftemmen, hem aan, zyn Gids to weezen. 't Gelag werd betaald, en zy verlieten denkroeg :'tgefprek onder den weg liep by aanhoudenheid over het uitfteekend charai er en de braave daaden van hunnen algemee­nen Weldoender. Zy komen aan de Pastory : kloppen aan, herhaalen zulks ; 2y krygen geen gehoor en verneemen geen het minfle geritzel. Wat, zegt'ecn der Boeren, mag dit beduiden? Het flaat mysriet aan. Zy ktoppen met meer heftigheids dan to voo­ren ; doch "t bleef 't zeltde : de groote Hond blafte ook niet. Hunne vrees neemt toe. 't Is zeer vreemd, fprak een hunner,b y is altoas op dic uur t'buis. Wy moeten, op de eene of de andere guys , gehoor mien to krygen. •--- „ Zouden zy," zeide do Sui­ Soldaat, „ niet open doen . 1k weet een fchoon middel om • 'er in to geraaken: wy moesten de dear open loopen." Alet begon by aan 't werk ; de dear week voor zyn geweld. Hyflapte eerst binnen. - Welk een voorwerp deeds zich opaan zyn oo„ ! lien Man, hangende aan een deurpost. Hy loopt ,or onmiddelyk na toe, en herkent den Vicaris . - De aan­doeningen, welke by vocide, gaan alle beichryvlng to boven . In alley yl rheedt by bet touw los ; ontdekt eenige tekens vanleeven; neemt hem in zyne armen ; de Vicaris bekomt. ­• Ik boor," zeide by, „ eenig gerugt, fluit do dour ; draag• zorg voor deezen braavcn Man, lk zal de Booswichten, die• hem dus mishandelden, regt laaten wedervaaren." - Hyvind den bond gedood ; gnat de trappen op na de kamer vanden Vicaris, en ontdekt 'er drie Knaapen, bezig om zich toverfchuilen. - Zich ontdekt vindende, beflooten zy op denSoldaat aan to vallen, met dolken in de hand. „ Snood­„ carts !" riep by nit , onverfchrokt voor hun meerderheid inaantal , „ hebt gy den goeden Vicaris in diervoege mishan­ • deldi" Dit zeggende , liet by geen oogenblik verlooren gaan ; maar flootte een der Moordenaaren neder :. maakte zich meester van de twee anderen ; naa een derzelven zwaar gewondto hebben : en bragt ze beneden. --- De Vicaris was, intus• lehen, geheel tot zichzelven gekomen ; by borst uit : Myn Nee­ven! - en -6 , myn goede Verlosfer! -,, Uw Neeven! ik zal • ze ter(lond in handen van 't Geregt overleveren." -- Vrugt­loos, •zogt de vergeeflyke Oom medelyden voor zyne lirafichul­dige Neeven op to wekken. 't Gehecle Dorp was nu omfireeksde Paslory zamengevioeid. De Moordenaars werden den Reg­ter overgegeeven, en ondergingen eerlang cone firafye, pasfendeop hun gruwzaam misdryf. De Vicaris wilde zynen Verlosfcr nict laaten heenep gaan . Myne dankbaarheid, verklaarde by, is onuitfpreeklyk. Gy zyt myn Vrlend, myn Bloedverwant, myn alles . Myn geheele leeven komt u toe. Gy hebt my van den dood verlost; en wyzullen nooit fcheiden. De Vicaris flelde ter(lond alles towerk, orn den Soldaat van den dienst of to koopen : en zy leefden voorts by elkander. Nimmer herinnerde zich de Vica­ris die gelukkige ontmoeting, zonder de befchermende hand der Voorzienigheid to erkennen en to aanbidden : en de Sol­ daat, van bet Soldaaten Iceven vcrlost, mmaakte bet genoegen, dat by van duizend goede daaden oog ;etuigen was , die hem fleeds meer en meer verbonden, aan den besten der Alenfchen, den deugdzaamen Vicaris van * ***. DE xa DE BEROU\A'HEBBENDE AUTEUR. (Eene Franfche Anecdote.) D c I-Icer ****, had ecren geruimen tyd bezig geweest aan her vcrvaardigen van een Work, en met mocite zich weder­houdcn om in den kring zyner Vrienden van 't zelve to fprecken . Toen bet ter Drukpersfe gereed was, began by , nu en din , van vcrre ,cenige aanduidingen to doen, d:e, tot zyn verdriet, onopgemerkt bleeven. Hoe verder men met drukken vorderde, hoe meet zyne liefde vuor zyne harstenvrugt aangrocide ; by fpreckt allengsI.ens duidelyker, en eindelyk zu klaar, dat eeni­gen betuigden met verlangen bet Wer!c to getnoct to zien . Zy wisten her op geheim ; doch, gelyk her vceltyds met z7 1k f1a; van geheimen goat, zy maaktcn veelen deci *enooteu van. 't zelve. Dc Boekhandelaar, z,'ch doord6+ii am -,;iiden Heer * * *. een groot vertier des W,rk beloovende , bleef Wet in gebleke, daar by her niet verwcrven kon dat de Schry­ver zyn Naam op den Tytel zette, om deezen en geenen to ver­wittigen van her Werk dat ecrlang by hem ftondt uit to komen, en teftens niet duister den Naam des Schryvers by eenigen to ontdekken. ----De groote dag voor een Autcur, dat zyn Werk in 't openbaar verichynt, brak eindelyk aan! --'t Kon Met misfen, of, naa zo vecle toebereidze!en,om 't zelve aftrek to doen krygen, beantwoordde zulks aan de opgevatte verway zing. De 1ehryveriyke Eerzugt vondt bet ftreelendst genoegen ; en bet fmertte hem zyn Naam niet aan 't voorhoofd zyns arbeids geplaatst to hebben. Doch wclhaast word dit genoegenbewolkt. De Heer Auteur, een Man van de Wereld, komt in Koflyhuizen en vermengde Gezellehappen, tot welker krin­gen zyn Naam als Schryver niet was doorgedrongen ; by hooit de Oordeelvellingen over zynen Letterarbeid , ---en, welk een hartzeer ! then bykans met algcmeene ffemmen wraaken . Geen nood! Domheid, Onverfland , Partydigheid, ge­brek aan Smaak , beheerschte de mcnigte. Gunfltger onthaal beloofde by zich van de Geleerde Tydichriften ; by ziet ze reik­haizend to gemoete, dan, nieuwe to !eurfteiling ! de meesrgeagtfle wraaken her Werk ; ran enkeld, by de verliandi_ ge Wereld voor 'tminlte gehouden, gewaagt 'er met ]of van. Dit, dit alles zou by hebben kunnen draagen ; maar vee• len de meesten zyner Bekenden, die in 't zogenaamde geheimdeeiden, konden Been zegel van goedkeuring aan Zyn werk hangen. ---Berouw en Spyt grypen hem aan ; en daar bymoest hooren her vertier zyns Gelchryfs meest verfchuldigd to weezen aan de zucbt om let zich ten zynen koste mede to ver­maaken, en de verkeerdheden, daar in voorkomende, wel har­ tig to belachen, zogt by, zo veel doenlyk , lands allerici we gen, bet loopend gerugt, dat by de Schryver was , to ituiten.---Tot zyn geluk werd het Werk eerlang , ca by als Auteur, ver­geeten. D E D& BOEKERY PENS INPISCHEN KONIIVGS. (Ecne Oosterfche tertelling. ) DAECUELIM, Koning der fud!Bn, bezat cone zo talryke l3oeke­ry. dat'cr honderd Brachmannen noodig waren em dezelve in orde to houden, en duizend Drommedarisfen om diet to ver­voeren. Geen lust hebbende om alles to leezen, geiastte by do Brachmannen, ten zynen gebruike, een uittrekzel to maaken, van 't beste en voor hem gefchiktIle,'t geen zy aantroffen. Dee­ze Geleerden arbeidden daar aan met zo veel vlyts , dat zy, in minder dan twintig laaren, van hunne byeengevocgde uittrek­zels, Gene kleine Encyclopedie van twaalf duizend Deelen ver­vaardigden, die dertig Kameelen gemaklyk konden draagen. Zy hadden de eer dit ftuk works den Koning aan to bieden ; dock flonden zeer verfield, als zy vernamen, dat de Vorst de vragt van dertig Kameelen nict wilde ]cozen. Zy verkortten hunne uittrekzels eerst tot een last van vyftien, vervolgens van tien, naderhand van vier en eindelyk van twee Drommedarisfen : ten lesten fchoot 'er niet meer over, dan door een middelutaatig grooten Muilezel kon getorst worden. Ongelukkig hadt DABCHELIM cenen hoogen ouderdom bereikt, terwyl men zyne Boekery verkortte, en vreesde niet tang ge. noeg to zullcn leeven , om dit laatfte meesterftuk van korthon­digheid to doorleezen. De verftandige PiLPAt,zyn Vifer . voor de hem daar op to gemoet. „ Hoogstvermagende Vorstl 1'choon „ ik niet dan zeer on.olmaakt do Koninglyke Boekery ken, ver. • meet ikmy'er een kort en allernuttigst uitrrekzel van tekun­nen maaken. Gy zult bet in een minuet kunnen leezen, en • • 'er flofs genoeg in vinden om 'er al uw leeven op to denken." PILPAI nam bet blad cons palmbooms, en fchrcef 'er de vier volgende Grondregels op. 1. „ In de meeste Weetenfchappen is alleen bet woord • 21fisfchien : in degeheeleGefchiedeniszyn erflegtsdrie, zywer­„ den gebooren, zy leden, zy flierven. en doe al wat gy bemint ; denk niets dan bet waare, en zeg niet allesI[. „ Bt min niets dan 't geen Eerlyk is ; • wat gy denkt. Ill. „ 6 Koningen ! beteugelt ewe Driften , regeert over u­ • zelven, en 't zal niet dan een Ipel voor u zyn de Wereld to • beheerfchen. IV. „ 6 Koningen! 6 Volken! men beeft bet u nog niet • dikwyls genoeg gezegd , en verkeerde Wyzen durven het • nog in twyfel trekken : 'Er is Been geluk zonder Deugd ; en „ geen Deugd zonder de vrees voor con l" MENGEL IVERK, TOTFR.AAvE LETTIiREN,KONSTEN FN WEETENSCIIAPPEN, HETREIKKELYK. E>TNIGE KENSCHETZEN VAN EEN DEUCDZAADM LEEVEN. E dele DeugJ ! beminnelyke Maagd! die uit de Gewesten der Leuwigheid, uit bet ongenaakbaar ligt, op de aar. de zyt ne&rgedaald, en uwen zetel vestigt in 't hart van eenige weinige Stervelingen , die voor uwen invloed vat. baar zyn. Reine Hemeltelg! uit bet beeld des Ecu­wigen zelven voortgevlocid , het lust my, in een deugd­zaam hart, sets van uwe beeldtenis of to maalen, van uw vcruiogen to ichetzen,en van de beloning of to teekenen, die ge uwen Seminnaaren reeds in dit leeven mildelyk toe . deelt. ---Dan, hoe zal myn eng beperkt vernuft ee . ners trek van U, n Schoone! ten toon kunnen fpreiden, zo gy zelve myn hart niet bezit , zo gy myne zyde niet bekleed. Dat uwe zagte hand den toom myner ge. dagte beftuare ! dat uwe Zustet , de ftaatelyke Rede, hair gezag op eene Godlyke openbaaring grondvestende,niyn pencecl de keurigfte verwen verleene ! op dat ik met juiste kolettrcn zulk cen deugdminnend gemoed fchilderen moge ! Hy , in wiens hart de deugd woont, word haaren in­vloed reeds gewaar , zo ras by de jaaren van de Lentezynes leevens , die der onfchuldige kindsheid, doorgerold is. De zaaden zyns verftands beginnen zig allengs te ontwikkelen ; by be(houwt elk voorwerp met meerder oplettendheid ; by verrykt zyn vernuft met verfcheide kun­digheden , die tern voor de zamenleeving , en voor zigzelven , van nut kunneu doen zyn ; die hem, behalven zyn beroep daar God hem in felt . geduarig onledig hou., den.-De kencis van hem , wiens handen hem gefor. meerd hebben , is hem boven alles dierbaar ; by verliest zig zelven in de volmaaktheid van dat oneindig Opperwee­zen ; en flaat bet oog , daar een dankbaar hart in door. ltraalt,eerbiedig naar bet Paleis van den opperften Throon-Monarch ; by erkent zyne goedheid, die hem, boven dul­zenden zyner Natuurgenoten, boven bet aanweezen, metzo veele weldaaden als overlaaden heeft ; die van zyne I.DzEL. AMENGELW. NO, 2. 1) eer+ eerile ademhaaling of aan , voor hem gezorgd heeft ; enwenscht zvn gantfehe leeveo, door zyn gedrag na 't on­feilbaar Orakelwoord van dien God to rigten, aan deezenzynen weldoender gewillig op to ofieren . Hy bewondert , met een weetzierig oog, het groote ge­bouw van 't Heel dl, en word daar door als in verrukkinggebragt ; hoe groot, hoe oneindig majestieus die Bouwheerin zig zelven zyn moet, die dit alles op een enkel beveluit Wet voorthragt. Daar zy ligt c;t daar was lilt, dit herhaalt by duizend­maal in 't flute van zyn Gee t, voor 't verhevene,voor 'tcenvoudige, voor 't Godlyke fchoon ; van deeze woorden verflomt hy. Al wat zig in bet ryk der Natuur tentoon fpreid, treks zyue aandagt tot zig; geen diertje ,hoe klein, geen kruidje, geen blaadje, dat by met den voet vertreed, ontilipt zyn oplettend oog ; by eerbiedigt in al­les de Voorzienigheid van 't Eeuwig Opperweezen , dat, voor aller Eeuwen Eeuwigheid , zulk een onnadenkelyk wys Plan formeerde , waar na het alles to zyner tyd teruttvoer bragt ; die Voorzienigheid, die zo wel voor den Mier, die op 't veld kruipt, zorgt, als voor hem, die denScepter over een gantsch Volk zwaait. Niet alleen trekt by, voor zig zelven, uit dit alles nut­tigheden, maar by deck die ook mede aan hen, die byzyne waare Vrienden noemt . Ja de Vriendfchap , dat toutder wereld, heeft zyn hart ingenouzen ; hoe aanaenaam verkeert by met een even deugdzaamen medgezel! zy dee­len in elkanders geheimen ; hunne onderlinge raad beftuurthunne daaden. Komt zyn vriend in, tegenheden,of word by aan 't veege krankbed gekluisterd, dan , jadan eerst ziet men de kragt hunner onderlinge vriendfchap ; by bezorgt hem van alles ; by bied in alles zyn hulp aan,en toont, met de daad, dat zyn vriends lyden zyn harttreft : her(lelt by, bun beider harten vereenigen zig in dankbaarheid ; rukt de onverbidbaare dood zynen vriend weg,by (taart hem na tot voor den throon des Eeuwigen ! Fly heeft zeer weinige Boezemvrienden, wyl by weinige barten vind , die met het zyne overeeukomen. Fly veragt de ydele vermaaken der wergild ; daar een ander zigin wellusten baad en dronken is van weelde, gaan de tul­le befpiegelingen van zynen geest over de verfcheidene ban­delingen der menfchen ; uit alles trekt by zyne leering ; de wyze en deugdzaame lesfen, hem door zyne lieve ouders en en braave onderwyzers, in zyne jeugd ingefcherpt, zyn nooit uit zyn hart to wisfchen . Niemand zyner Niedemenfchen kan by gebrek zien ly­den ;; peen! zyn medogend hart word bewogen, by fpysthen, by kleed ben, by dankt zynen weldoender, dot by,van zyne aardfche bezitting, lets tot onderhoud van zyn armen Natuurgenoot beefs mogen De hem van een noodlydend Kind breekt zyn hart, daarby tot zyne verlustiging zig op weg bevind ; by reikt denkleinen jongen een nalmoes toe , die reeds huppelt vanblydfchap , dot by zyne anise moeder lets kan t'huis bren­gen, om haar en haar braave gezin to fpyzen. Flyvolgt dit Jongsken in cen armoedig hutje, daar vind by cene bedrukte weduwe, omringd van baar teder kroost,die baar orn fpys {chynen to bidden ; een klein wigt fteekt de nog magtelooze handjes nz hem nit ; een traan van me­delyden ontghpt zyn oog ; by vermeerdert zyne gift : bier begint dankbaarheid uit alter oogen to fchitteren ; by hoortzig met kinderlyke flemmen naroepen, long leeve onze weldoender ! by treed naar buiten, heft zyne ziel llcmel­waards, en bewondert de fchikking van den Albeftuurder,die hem boven deeze elendigen zo beguniigt ; by heeftblydfchap dot by waarlyk ongelukkigen heeft mogen red­ den. Dan, in 't midden van wile de aangenaame kalmten, die hem zyne deugdzaame ziel doet gewaar worden , mist zyn teder gevoelig hart eene lieve 1-lartvriendin, eene lotgenoo, te, die zyn hoogfte lust, zyn hoo .-R- genuegen,moct uit. maaken ; by gevoelt, dot by, die niet bernint, de waarde niet kent van een menfchelyk hart to bezitteu , dat al zyn tederheid door cen waare liefde ten toon fpreid . I-ly zeud een flille zugt eerbiedig op, tot hem , die de Alhe(luurder van zyn lot is :-dot die ze)ve hem eenvoorwerp, dot voor zyn hart gefchikt is, aanwyst . De God der liefde verhoort zyn we,tsch ; by doet hem cen even deugdzaam , cen even gevoelig, hart, dat een be­vallig lighaam der fchoonfte Sexe bewoont , ontmoeten. Ja hunne harten ontmoeten malkander ; van tyd tot tydbeminnen zy tferker, hunne zielen fmelten in een door 't vuur eener refine liefde. Ja aile hunne begeerten worden als in eCn brandpunt to zamen opgezameld , zo dat ze llegts M! wezen fcbyiren uit to maaken. ---Nu onder­vind by de kragt der liefde ; nu hezeft zyn ziel eerst reat wat deugl is ; nu word tirfes veor hem bearinlyker ; el!,- D a voor­ 48 voorwerp word hem aangenaamer ; zyn hart zegt hem, zo by nu dat hart misicu moest , waar aan by zo nsauwdoor een reinen lief'deband verbondett is, de weercld hem niet anders dau als een naare ramp-woestyn zoude voor­komen, ja reine Godlyke Licfde, gy zyt een Ironvan aardfche Zaligheden ! gy bezaait 's wergilds doorne­pa ?en , met lachende roozen ! uwe vE.rmaaken zyn duur­zaam, nie+s dan de dood verbreekt uw zagt geweld ! --Hue lieflyk is hun verkeer ; andere vermaaken zyn hunonverfchilli , ; hunne denkbeelden zyn voornaamlyk geves­tigd (p het Opperweezen ; op elkanderen ; en hoe zy hun­ne lietdie door een ungelchondene dengd gelukkig zullenmaaken; hunnc zielen finaaken eenen wellust, waar van de ougeiiondene vermaakcn zelfs geen her infte bezef doen gevoeleu ; een veel fyner en kietcher vermaak, dan bet on­betlendig vermaak der zinnen ooit gecven kan ; hunne bar­ten verheffen zi; boven 't aardfche, zy finaaken lets vande Godlyke Iiefde! --o Wat gevoelt, wat geniet ecntederminnend hart, wen bet zig, in de liefdei rmen zynerzielsvrieirdin, tegen haaren van zuivere min hygenden boc­zem voelt drukken ! zo veel bet ligt verfchilt van de duis­teruis, zo veel verfchilt zulk een deugdzaame Iiefde vanonkuifche min! daar de eerile een aangenaame rust in betgemoed verwekt, last de andere bet hart gantsch ledig ; zy fircelt voor een korte poos die uiterlyke gewaarwor­ dingen, en heeft nict zelden naberouw en bitterheden tengevolge. £ iaar hclaas ! hoe teller deugdzaauien ookberninneu mogen ; tot hoe hoogen trap hunne Iiefde ookgckiomiren zy; hoe gczegend die ook moge zyn; 's we­relds wislclvalli gheid doct hun ook wrange vrugten finaa­ken . 1)e teedre minnaar vind zyne zielsvrieudin, op 'tziekhed, met veene kwaalen worftelen ; ja de onverbidbaaredood heft zyne (eis op , om haaren leveasbloem of to maai­jeu . fly verbleekt , zyn hart verflyft in zyn binnenlle ,wanncer by denkt zyn eeuigst vermaak to zullen misfen ;by fpreckt haar teller aan; zy we,nen to zamen ; hunnc traanen vereeniren zi, ; hunne zugtcn klimmen als done zugt tot voor den Throon des Barmhartigcn. De genee­zing daah uit den Hemel ; zy hertlelt. Maar nu wei­gert myne pen, om hunne dankbaarhcid met woorden of to maalen- hunne dcnkheelden, van erkentenis doortrokken, ylen vereenigd Hemelwaards, en zy verllommen! De Echr, de vervulling van de wenfchen van regt ver-Iiefde batten , vereenigt hen; deeze Echt zo gewenscht , 20 to gezegend , begunftigt de Aardszegenaar met een lie­ ge ipruit, in wiens jeugdig gelaat de deugd des vaders, en de bewinlykheid der moeder, beurt om beurt, uitbiin­ ken. Nu word zyn hart nog Iterker a vii zyne lieve Ega verbonden ; nu zy hem zulk een beuminlyk Schepzeltje, ten loon zyner zuivere min, gefchonken heeft. -Btur­ telings omhelst by, dan zyne Echtvriendin, dan zyn te­ der Wight ; hun heider zorg flrekt zig over deszelfs opvoe­ ding tut, en Itreelt niet weinig hunne hoop. Hoe ver­ hcugd ylt by, na 't voleinden zyner hezigheden, naar zyn geliefde Panden , om zig door de teerlte liefde met die beminde voorwerpen 'te verlustigen . B:haagt bet Hem, door wiens heftuur ons alles toekomt,bun een gedeelte van hunne aardfche goederen, door een of ander ongeval, to ontneemen, zy onderwerpen zig aanden wit des Alma tiger. -Dit verlies Nat hun niet ge­heel to neder. Zy kunnen zig onderling met elkander troosten ; hunne liefde Melt hen to vreden ; hun huogftegeluk bier op aarde is de bcooging van elkanders geluk ; cu zo leeven deugdzaame harten gelukkig, tot aan beteinde hunner dagen. d Aardfche zaligheid ! 6 geluk ! welk weldenkend hart (chat zulk een (tand, die de Deugd en Godsdienst ten grond­fla,e hecft, niet boven de grootfte fchatten der aarde ! P. -- WAARNEEMING WEGENS ERNE AANHOUDENDE DUI- ZELING, (vertigo) DOOR EEN BLtAAKAMIDUEL. GENEEZEN. Door ** * DI. D. '(mat zeer veele ongemakken van bet hoofd kunnen oor­1Jfprong in cene ongelteldheid van de maag hehben,en dat men, uit hoofde in de geneezing van de eerlten,zyne aandacht voornaamentlyk op de laatlten moet vesti­gen, daaraan zal niemand ,die maar eenigzints met de ge. fchiedenis der Geneeskunst hekend is, kunnen twyfelen. Echter ichynt amen, in de beoefening der Kunst, deeze algemcene ondeeviuding . maar al to dikwerf, uit bet oog to verliczen. Niet ais of de Geneesheeren, in 't algemeen,, huiverig zouden zyn, otn in alle pyuen en ongemakken D 3 van van bet hoofd, Purgeermiddelen toe to dienen , hierover valt waarlyk niet to klaagen : integendeel , bet ware to wenfchen, dat men hieromtrent wat behoedzaamer to work ging, en eens voor at leerde inzien , dat Purgeermiddelen met altoos gefchila zyn , ongefteldheden van de maag to her­ficllen. Wy bedoelen alleen maar, dat men, by on­getleidheden van bet hoofd, met genoeg let op de waare gefteldheid der maag, en middelen beraame, om de onge­ftcldheid van de laattle to geneezen . hieromtrent is my ontangs eeu geval voorgekomen , dat inderdaad opmerking verdient . Eene anderzins zeer gezonde Dame klaagde over geduurige duizelingen, die,vooral des avonds en 's morgens, vermeerderden. Men fchreef, gelyk thans de mode is, dit ongemak toe,aan aandoeningen op de Zenuwen, en gaf daarvonr alter . hande foort van Zenuwen-middelen, edog, zonder de min­fie goede uitwerking ; men deed vervolgens eene Aderlaating, en dewyl ook deeze nict hielp, ging men totde Purgeermiddelen over, om de kwaade dampen, (zoals men bet noemt,) van bet hoofd aff to leiden ; hierdoor wierd bet ongernak erger, en men ging dus wederom over tot Zenuwveriterkende middelen , die , fchoon zy niethielpen , echter bet beste overeen kwamen met bet denk. beeld der Lydereste. -Na langen tyd, to vergeefs , Geneesmiddelen gebruikt to hebben , wierd ik om raad gevraagd , en begreep , nit al bet geen men my ver­ haalde, dat deeze Duizeling oorfpronglyk uit de maag kawam, en, vermits zy van tyd tot tyd over misfelykheid klaagde, zo gaf ik haar een Braakmiddel, uit de Tart. T:mcticus; dit mim del was van eene gewenschte uitwerking . Zy tousle eene menigte taaije flym , en wierd; door bet gebruik van eenige veriterkende Maagdroppels, volkomen van haare Duizeling geneezen. NATUURLYKE IIISTORIE VAN HET DIATHOEN . (Volgens den Heer DE BUFFON.) Net Madmen, beet in 't Grieksch'tuaue,revs . PLINIUS, dit11verlatynende, noemt her Himantoprts; de Italiaanen gee. ven 'er den naam aan van Merlo aquaiolo grande ; de En­gel­ ge(~c',en noen~en hem Larry-legs; de Duitfchers,Froembrler­vr~rel, ot;k Durabci~t ; de hranichen, l'Ecltasfe. Zcer in 't oog loopende zyn de Pooten van deezen Vo­gel ; de tchenkels, driemaal de lengte van h t Lyf haahn­de, vcrtoonen cene get rogtlyke oneveiiredigheid ; en kan by, nit hoofde deezer Stelten, nauwlyks den Bek aan dengrond brengen om voedzel to neemen : daarenboven zyndeeze ongeevenredigde Pooten dun, zwak en buigzaam, zeer ilegt bet kleine lichaam deezer Vogels onderfchraagen­de, en zyn loop eer vertraagende dan verfnellende ; drie zeer korte voorvingeren, naar gelange deezer Pooten, die­nen zeer weinig om dit waggelend lyf to onderfiutten . Be­nige der naamen,aan bet tiIatltoena gegeeven, dienen om de overmaatige laugte, dente en zwakheid der Pooten uit tc . drukken. Bet Mathoen fchynt zich niet to min door de vlugt fcha­deloos to fiellen, van de bezwaarlykheid zyns langzaamenen moeilyken gangs . Het heeft lange vleugels, die buitenden vry korten Staart uitticeken ; derzelver kleur, als mede die van den Rug, is zwart, met een blaauw groenagtigenweerfchyn opgeluisterd ; de kop, van achteren , is donker­graauw; bet bovenfle van den Hals zwart, met wit gemen­geld : t geheele Beneden-lyf van den Hals tot bet elude desStuarts, wit : de Pooten zyn rood, en agt duimen tang,het vederlooze gedeelte der Schenkelen daar onder begree­pen, 't welk meer dan drie duimen haalt. De bulging derknie vertoont zich duidelyk in die overmaatig lange Pooten ; de Bek is zwart, rolrond, een weinig geplat aan de zydenby bet einde, lang twee duimen en tien lynen, laag aan bet verheeven voorhoofd ingeplant, 't geen den Kop eenrond aanzien geeft. Wy weeten weinig van de natuurlyl:e geaartheden deezesVogels, welks foort zwak en tell'ens zeldzaam is ('k). Waar­fchynlyk aast by op Infec`ien en Wormen, aan den water . kant, en in de moerasfen. PLINIUS(t) duidt betMathoe;iaan on­ (*) Men heeft ons een Mathoen toegezonden van Beauvo!r in Neder-Poitou, als een onbekenden Vogel : 't geen ten be­wyze ftrekt dat by daar zeer zeldzaam gezien wordt . Dezel­ve was gedood in een moeras ; men merkt op, dat, in zynvlugt, de achterwaards uitgeflooke Pooten acht duimen bui­ten den Staart uitflaken . (t) PLINIUS, Lib. X. Cap.UXLVI. onder den naam vu Himantopus , en zcgt : ,, dat deeze „ Vogel Egypte ten Vaderland heeft , voornaamlyk van „ Vliegen leeft, en dat men denzelven, in Italic, flegts „ eenige dagen heeft kunnen in 't leeven houden " IiELON, ondertusfchen, fpreekt van bet lllathocn , order den naam van den Grooten Italiaanfclren Ruiter . als van cen Vogelaan dat Land natuurlyk eigen, en de Graaf DE AIARSIGLI heeft hem aan den Donau gezien. Het blykt dat het Mat. hoes ook de Noordfche Gewesten bezoekt ; fichoon KLEIN fchryft, dat men 't zelve nooit aan de Kusten van de 13alti­fe/ic Gee zag (*) ; doch SIBBALD, in Schotland, heeft 'er een , by Divanfi ife gedood , zeer wel befchreeven (t). Het lllathoen words ook in de Nieuwe Wereld gevon­den. FLRNANDEZ heeft 'er eene foort, of liever eene ver­fcheidenheid, van gezien in Nieuw-Spanje , en verhaalt, dat die Vogel, koude Gewesten bewoonende, alleen's Win­ters na Mexico komt (§). SLOANE telt hem, egter, onder de Vogelen van 7amaica (*). Uit deeze fchynbaar tegen­ftrydige getuigenisfen blykt, dat het lllathoen, fchoon die Vogelfoort zeer klein in aantal zy, zig in zeer wyd van el . kander liggende Gewesten verfpreid vindt. Voor bet ove­rige is het tllathoen van Mexico, door FERNANDEZ aange­weezen, wat grooter dan bet Europifhe, en hceft wit in 't zwart zyner vleugelen gemeugd : doch deeze verfchillend­heden dunken ons niet groot genoeg, om 'er eene onder-Icheiden foort van to inaaken (.}). KLEIN, p. 24. (t) SIBBALD, $cot. Illuflr. P. II. L. 111. p. ig. (§)Hist. Nov. Hisp. Cap. XXI1.p. 19. (*) ?ainaic. p. 316. No. 6. (1) BiISSON, Ornithol. Tom. V. p. 36. VER­ VERT00G OVER DE MIDDELEN, WELKE DIEN ZOU KUN­1VEN TE WERK STELLEN, TOT VOLMAAKING DER WEERKUNDIGE WAARNEEMINGEN. Door den Eeriv. Beer sFNrsn•:x, Bedienaar des Euangelies, en Bibliothecaris van 't Gemeenebest van Geneve . (journal de Phyfique, Off. 1185.) (Vervolg van Glad:. 26.) N aa de Lugt aangemerkt to hebben als eene enkele Vloeitloile , hheeft men flegts een klein gedeelte des werks verrigt : men moet dezelve befchouwen als een mengzel 't geen nooit 't zelfde is, en waar van de veran­deringen in bet mengzel niet onverfchillig kunnen weezen, ten opzigte van den geheelen invloed op den Barometer. Her zullen de poogingen der Natuurkundigen voorwer­pen aantreffen, hunner nafpeuringe waardig, en ontdekken,dat de Weerkunde dezelve hoogst behoeft om vorderin­gen to maaken. De Lugt to kennen , welke wy inademen, is ecn der wcetenswaardig(le. voorwerpen, een der nuttig(te,maar te­vens zwaarfte, om 't geen men des vraagt op to losfen : fchoon de Lugt oils van alle kanten omringt, is de regtekennis van dezelve met zeer dikke duisternisien omgeeven . Men is, buiten twyfel, ecn aanmerkelyken itap ge , vorderd, door aan to toonen, dat men een vierde of een vyfde gedeelte van gemeene Lugt, door phlogistii'che be­werkingen, in Vaste Lugt kan veranderen , en dat de drie andere vierden of de andere vyfden, als dan ter in­ademinge ongefchikt zyn, de vlam doen uitgaan , enz, Nlaar dit zo aanmerkelyk gedeelte der Lugt, t welk wy inademen ; die Dampkringslugt, die gephlogisteerde Lugt,is die bekend? heeft men die ten voorwerpe zyner onder­zoekingen geileld? Ik maak 'er thans myn werk van, doch beklaag my ten hoogften , dat bekwaamer Natuurkundigen zich 'er niet op toeleggen. Heeft men , onder 't afwag­ten van 't geen de Chemie zal leeren om dezelve to ont­binden, onderzogt, of de weezenlyke eigenfchappen van dit groote gedeelte onzer Lugt dezelfde zyn als die vande gemengde?Of de evenredigheden met de zuivereLugt, welke dezelve ter inademinge bekwaam maakt, altoos de­ ,[) 5 zelf­ 5# zelfde zyn? Of de oorzaaken dig aan de zuivere Lugt an­dere wyzingen geeven, dezelve geene veianderuig doenondergaani' Of deeze Dampkringslugt niet gcwyzigdwordt,ichoon de zuivere Lugt fteeds dezelfde blyve ? Of haare Digtheid en Veerkragt geene verandering lyden ? 't is reeds een geruimen tyd geleeden, dat ik deeze denkbeel­ den aan den 1-loo leeraar VAN SWINDEN heb opgegeeven,die geloofde dat dezelve wel zouden kunnen inkomen als beginzelen in bet onderzock na de Barometer-veranderin­gen : dan, bet konit der Proefneeminge alleen toe, otn 'erde regelen van op to geeven, door onze Lugt met meer of min groote hoeveelheden van die Lugt to vereenigen,dezelve to vermcagen met phlogisteerende uitvloeizelen ,welke Men vervolgens zou kunnen dephlogisteeren, door'er gazagtige Lugtcu by to doen ; welke moeilykheden indie Proefneemingen! maar teffiens, welk een nut zou men'er voor de Weerkunde uit kunnen trekken? DeLugtax•tige Uitvlocizels, die van zo veele lichaamer_ uitgaan, in bykans alle omftandigheden, waar in zy zich kunnen bevinden, en veranderen naar den Nat des li­chaams, die dezelve verfchaft, vermenz en zich in den Dampkring: de ligtlle klimmen ter grootite hoogte op, de andere blyven waar derzelver foortlyke zwaarte ze plaatstdoch, wat bier van ook zyn moge, zy weegen alle opden Barometer, en weegen op denzelveu naar evenredig­beid van haare hoeveelheid, die verauderlyk is ; zy heb­ben zelfs invloed op de zwaarte der Koloin Lugt, welkerDigtheid zy veranderen, en bygevolge ook de Veerkragt,enz. Zou bet dan niet noodig weezen to onderzoekcn,hoc deeze Uitvloeizels zich met onze Lugt vereenigen?LVelke wyzingen zy dezelve docii ondergaan , naar gelangehaarer verfchihende hoeveelheden en onderfcheidene hoe­danigheden?-Ik heb elders beweezen, dat deeze Lug­ten zich meer of min ontbonden, in gemeene en in zui­vere Lugt; doch ik heb maar ecuige weinige grondtrekkcn opgegeeven (*) ; ik zal bet byzonderder ter hand neemen , en een afzonderlyke opgave duen van elke foort van Gaz­agtige Lugt ; maar men heeft tot nog nicts gcdaan, om den invloed van elk deezer Lugten op den Barometer aan to wyzen. Ik (*) RechercTies fur l'influence de la lumiere folaire pourchanger I'air fine on air pur par la vegetation au ffoleil. Ik heb, in een myner \Verken (*), to vcrflaan gegee­ven, dat de zuivere Lugt, die nit de Planten komt, ter­wyl zy in den Zonnefchyn groeijen, invloed kunne heb­ben op de verandcringen van den Barometer, gelyk ookde waste Lugt in den Dampkring toebereid tot vuedzel derPlanten, die dezelve indrinken, door de bladeren met de vogtigheid der Lugt, waar in zy zich outlast, zo ras hetPhlogiston, uit aardfche lichaamen gevloeid, dezelve voort­brengt : ik blyf nog van gevoelen, dat dit denkbeeld, alseen enkel vermoeden voorgefleld, verdient onderzogt toworden ; dat verfcheide waarneemingen, in het boven aan­gehaalde Werk verzamcld, het zeer aanneemelyk maaken, boven al, wanneer men, in deeze oorzaak der Barometer­veranderingen, niets ziet dan eeoe medewerkende oorzaak,welke op geeuerlei wyze de andere uitfluit : dus, by voor­beeld, zal men tusfchen de Keerkringen, by de beftendig­heid en kragt der oorzaaken, welke daar de Barometer-ver­anderingen zo gering doen worden, moeten voegen de be. ilendige voortbrcnging van vaste Lugt, veroorzaakt door htit mengzel van Pitlogistike uitvloeizels, met de zuivereLugt; de betlendigheid der voortbrenginge van zuivereLugt, door de geduurige gedaantewisfeling van die vasteLugt in zuivere Lugt, welk een verbaazend aantal van Iterk­groeijende gewasfen ,zonder ophouden, bewerken, en in denDampkring doeu vlotten ; ik zal niet zeggen dat dceze zui­vere Lugt een middel is om de ontbrandbaare Lugt to ont­binden , fchoon dit waarfchynlyk is , dat de beflendige`Vinden, welke men tusfchen de Keerkringen aantreft,over de Zeet3n verfpreiden bet gedeelte der Lugt, 't geen zich over 't Land niet heeft kunnen zuiveren, fchoon men 't mag veronderftellen ; maar ik zal 'er byvoegen, dat, in­dien de Chemifche uitwerkzels weezenlyk zyri, dat, indien'er overal Phlogiston is , ontbloot van de vaste Lugt, ge­vormd door dit middel van zuivere Lugt, door dit groeijendRyk verfchaft; indien alle de uitvloeizels, welke zich in den Dampkring opheffen, zich meer of min met de Lugtvereenigen, en , bygevolge , vermeerderingen of verminde­ringen van Lugt to wege brengen , gelyk dit geheel niet on­waarfchynlyk voorkomt, fchynt het my toe dat dit vermoe­den verdient nader onderzogt, als mede dat het een begin . zel der \Veerkunde kan worden. Men (*) Memoires Phyfico Clrimiques, fur l'infiuence de la lumierefolaire jour 9nodifier les Etres det trois Regnes de 14 Nature. Men zou mogelyk nng veel verder kunnen gaan en onder­zoeken, of deeze de eenige foort van Chemifche uitkumtlenis , voortgebragt door de vereeniging van Phlogi,ioD ofGazagtige Lugten met gemeene Lugt, die plants kunnen hebben, en invloed op den Barometer. Men kan Diet lo­chenen of 'er heffen zich dampen op, die, nicer of min,zuur oft zout zyn, zuure en zoute Lugen, ook olieagrigeuitvloeizels : deeze lichaamcn, elkander ontmoetende, zullen die zich Diet vereenigen ? en zullen zy, zich vereenigd heb­bende, geen uitwerkiug baaren op de Lugt, waar in dievereeniging gefchied? Men zuu de aanwyzingen des Baro­meters in den Zomer en in den i1 'inter kunnen vcrgel) kenmet de waarneemingen des Eudiometers,op dezelfde tydengedaan : de uitkomflen zullen gewis leerzaam weczen : mis­fchien zou men Diet zonder vrugt proeven kunnen neemen op het cryflalfchieren der zouten in die verfchdlende om­flandigheden, en mogelyk zou men verbaasd flaan op hetgezigt van bet onderlcheid : men weet dat ze Diet gelyker­hand gefchieden in vcrfchillende omllandigheden . De Geestige Uitvlocizels wyzigen min of ineer de gemeeneLugt, 't zy door op dezelve to werken door bet Phlogiston't welk 'er uitvliegt, 't zy door de veerkragt en uitgehreid­heid to veranderen, gelyk PkIESTLEY, reeds veele jaareugeleden, ten opzi to van den Ether beweezen heeft, en ik voor zes jaaren gezien heb ; de Proeven van dien beroem­den Engclfchen Natuurkundigen herhaalende : de gemeeneLugt, blootgelleld aan den Damp van den Ether, neemtviermaal toe in uitgebreidheid, en de Ether tvordt door zynmengzel met. zuivere Lugt, van gemeene Lugt, vaste Lugt, gelyk de Heer LAVOISIER beweezen heeft (*). Deeze nieu­we ontdekking van den Franfchen Chemist opent een Dieu­we myn van nafpeuringe; eene nieuwe wyze aan de handgeevende, om, naar welgevallen, bet gctal der Lugt-ze1f­itandigheden to vermenigvuldigen. De Heer DE SAVScurtE heeft cen flap gedaan, ten opzigtevan den invlocd der Geestige Uitvloeizels, door aan to too­nen dat ze Diet op den Hygrometer werken ; v66r hem zou men Diet gedagt hebben ow zich met dusdanig een onder­zoek to bemocijen. Ik kan Diet naalaaten ecne aanmerking in 't midden to brengen, over 't aanbelang der waarnecmingen met den ED. diometer : zy zouden vcel grooter zyn , wanneer men hadt vastgefteld de uitkomflcn van verfchillende lichaamen, die de (*) Memoires de Ck. cadtmie de Paris, pour 178 de Lugt met de Lugt zelve bederven ; 't zy met betrekking tot haare zwaarte, digtheid, veerkragt ; 't zy met betrek­king tot haare huedanigheid om water to ontbinden ; 't zy, eindelyk , ten opzigte van haare gefchiktheid ter ademhaa­li:ig : dan, 't is bier, dat de eindpaalen der Natuurkunde den Nattuirkundigen doen fluiten ; de beste Eudiometers, behandeld dour de bedreeven(le Natuurkundigen, kunnennauwl ks de verfchillendheden aanwyzen in de Dampkring . Lust, ter adenihaaling gefchikt, die bet bedorvenst en bet zuiverst is, als in de Stad en op 't Land ; daarenboven , de Eudiometers, inet Salpeter lugt, wyzen alleen bet Phlo­gi,tvn der Lugt aan ; en die, met ontviambaare Lugt, kun­i en stet dat l'hlogiston alleen aanwyzen , de ontbrandbaare Lugt welke daar niede vereenigd is . On.lertusfchen moot de menigte van oorzaaken, die de Lug ver.uideren, verfchillendheden to wege brengen, die men cens zal waarneemen. De Campkring•Lugt houdt geen waste Lug in; maar dezelve wordt 'er fleeds in voortgebragt : 't zou , derhalven, der moeite wel waardig weezen to weeten, of die voortbrenging altoos'dezelfde,en even ontbindbaar, is in water. Een gelyk overblyfzelvan Kalkwater doet de vaste Lugt kennen; doch bet Kalk. water dampt nit ; zou men 'er zich egter met met voor­deel van kunnen bedienen ? door een ledige en fchoonevies to tieemen van eene gegeeven grootte, waar in meneene bepaalde hoeveehieid deedt van Kalkwater, door den Areometer bekend : naa dezelve gevuid to hebben met de Lugt, welke men wit bcproeven, als dan moet men devies Uuiten, dezelve, geducrende een bepaalden tyd, fchud­den , en vervolgens de nedergefloote aarddeclen weegen,of anders de zwaarte nagaan, van bet water door den Areometer , die aanduiden zal , hoe veel aarde 't zelve verlouren hebbe : door dit middel to voegen by twee be­kende Endiometers, zal men kunnen ontwaaren , hoe veel Phlngiston 'er in de Lugt is, en hoe veel ontbrandbaareLugt en vaste Lngt daar in vermengd is . Dit alles , ik beken bet, is zeer onvolkomen ; doch zulks doer bet niet geheel nutloos worden ; men zou veel ver­ der kunnen gaan met den Toest der Metaalen , de Cristal. fchieting der zouten , aan onderfcheide Lugtgetleltenisfen blootge(leld, to onderzoeken ; daar, . . . . doch ik hou hier op , dit onderwerp is eindloos voor elk die weet to zien, en men zegt nooit genoeg voor de zodanigen , die Dimmer door eigen oogen zien. (Het Vcrvolg en Slot bier via.) Id 1s: h`S B E R I C H T V A N CORNELIS PLOOS VAN AMSTEL , JAC. CORN. wegens een uitmuntend fraai Schilderftuk, door den vermaarden Heer ANTHONYVANMONTFOORT,gezegtVANBLOKLAND, in 't .7aar 1579, in Oly-vetwen, zo kragiig alsfchoon van kleur, gcfchiidcrd. O dder verfcheiden heerlyke Kunstftukken van de grootile Schilders onzes Vaderlands, munten cenige in 't byzon­der uit, wier zeldzaamheid aan hunne hooge verdienfteneene ongemeene waarde byzet, en daarom met to meerdergraagte tot zeer hooge pryzen, door de kundigfte Lief heb­bers, gezogt en opgekogt word en . Van then aart is bet voor­trefelyk Schilder(uk, welk in ons Land , voor ruin twee Eeuwen, beroemd, en bet voorwerp der verwondering van de Kenners der Schilderkunst geweest is ; zynde waarfchyn­lyk gefchikt gewcest tot een Stuk voor bet groot Altaar,en, zo vccl ous bekend is, bet eenige Werk dat on, ,; in dien trant van dien grooten Meester is overgebleeven, naar­dien, vermoedelyk, zyne overige Kunstflukkcn van dien cart, door de Beeldftorming in de Nederlandfchc Beroer­ten, onder de Spaanfche Regeering, zvn vernield geworden, en,thans in 't bezit zynde van den U.w GriffierVAN REE-NrN , in 's Hage , den Liefhehberen aangebooden words . Dit Stuk is gefloten in een Kas , zvn'le een foort van een Diptychon, of dubbel toeflaande Tafel van hout, opwelker bladen of dourer,, wederzyds, zo wel van binnen a1s buiten , een Historic, betreklyk de Maagd Maria, ge­fchilderd is. Deeze deuren: gefloten zynde, heeft bet Stuk;i voet 7 duim hoogte en ii: voet breedte rhynl . maat,, bet welk, wanneer dezelve beide geopend zyn, aan deeze tafel de breedte van 22 voeten .geeft. Op de bnitenf}e deur, aan de regrerhand , ziet men den Engel Michael den Duivel vertreedende , en op den tweeden grond, cen hiddend Man in een geestelyk gewaad , geknield voor een Tafel met bet Jaartal 15-9 , waar op een, geopend Boek op eep Tapyt legt , wt•lks afhangende gedeelre met een Adelvk V pen, denkelyk dat der Familie van llokIand, of van d*(-n gee­geenen die bet Schildery heeft doen maaken, verfierd is ; agterwaards word verbeeld de Martelaar fit. Andries , met eeu gebukt hoofd, en als draagende zyn Kruis. Aan de linker buitenile deur, vertoont zig de Moeder­maagd, met bet Kind Jezus, zittende op haar fchoot, zyword van een Hemelsch Licht omfcheenen, in een VVoIk, welke verbeeld word als eenigzins van beneden opwaartsryzende, in een Landfchap met cen bergachtig verfchiet . De Deuren geopend zynde , verneemt men , aan de regterzyde, den Engel, die, met een bloeijende Lely in dehand, Maria begroet, terwyl de Heilige Geest in de ge­daante eener Duive nederdaalt, omringd en vcrzeld van een menigte Hemellingen, die God fchynen to verheerlyken . De gezegende Maagd ligt cerbiedig nedergeknield, als ge, II leezen hebbende in een Boek,'t welk, met bet VII. Hoofd­(luk van den Profeet Jelaia , opgef agen , voor haar ligt ; haar gelaad is vol verwordering gekeerd naar den Engel, en haar ge(lalte duidt de aandacht en bet vertrouwen aan , waarmede zy de Boodfchap van den Hemelfchen Afgezant aanneemt. Ter linkerzyde verneemt men de aanbidding der Her­deren by de geboorte van den Ileiland , welke, liggendeop een Linnen Weed , in de Kribbe vertoond word . Maria ziet biddende neder op deeze bare Vrrgt der Zaligheid ; ecn geheele fchaar van Mannen en Vrouwen befchouwen, met aanbidding, dit Woncerkiml. De Kunftenaar fchynt, ns:tr cen fchilderkundige yr«heid, in die tyden geoorloofd,Elizabeth onder dit eenvouciig gezelfchap der aanbidderengeplaatst to hebben, om in den jongen Johannes verwon­dering en eerbied voor bet Kind Jezus in to boezemen. Het Midden(luk vcrhccld een I.emelvaart der Maagd Ma­ria(*), volgens de denkwyze der Roomfche Kerk, zinne­beeldig voorge(teld. Men ziet haar, beflraald door een fterke glans van Ilemelsch Licht ,tusfchen een muficeerend Choor van Engelen en Serafynen , in de Wolken verhe­ven : zy fchynt in eeuc hooding van gelaatenheid en oot­moed, langzaam, biddenie, opwaarts to ryzen : twee jui­cheiide Iemellingen onder(leunen zagtelyk haare voeten, terwyl twee anderen zig beyveren , om de Kroon der beerlykhcid haar op bet hoofd to drukken. Een grootgetal van Heilige en Eerwaardige Mannen, fommigen geknield en (*) „ De Vergoding en Eerdienst aan de Maagd Maria , „ fchynt cerst omtrent her einie der Vierde ECUw, door Ptie­,, Z r Cra-plicus, Bisfchop van Antiochie, ingefield to zyn." en biddende, benevens eenige Vrouwen, alien in aandacltfopgetoogen en afgetrokken , belchouwen met verrukking deeze verryzenis, zo lang zy die maar immers kunnen naar­oogen ; anderen, verbaasd en vervuld door eene cerbiedigenieuwsgierigheid, ilaan hunne oogen nederwaards, en be­zigtigen de Albaste Tombe , waar in weleer her itoflykoverfchot van Jezus gezegende Moeder geplaatst, de Na­tuurwet der zwaarte niet meer onderworpen, en nu, met haare zuivere ziel vereend, ten Flemel verreezen was . Maria's gelaad is in alle de Stukken, maar inzonderheidin dit Middentluk, vol zedige fchoonheid , en gelykt, vol . gens de befchryving van alie waare Kenners die beide de Stukken gezien hebben , aan de beroemde Moeder-Maagd van den grooten Corrcgio. De vlugheid en edele geflalten in de Engelen, en byzon­der van die der Hemelbode, is gepaard met den zagtvloei­ enden omtrek, welke tot her hooge ldeaal der fchoonheidtehoort, en, volgens den goeden fmaak, altoos toegeeigendword aan Goddelyke Perfooneu en Hemelfche Trawanten, gelyk, uit dat zelfde grondbeginzel, her affchuwlyke in 't gelaad en de geheele gedaante van de of beelding des Dui­vels, welke door Michael vertreeden word, met veel oor­ deel is waargenomen. Kortom , de verhevene verbeeldingskragt van deezen groo . ten Kuntlenaar paarde zig met eene beoefende kundigheid,de naauwkeurigheid der omtrek en fchoonheid van kleur, in alle declen der Schilderkunst ; Hy was een Dis­cipel van den vennazi.rden Fr. Floris, ftelde zig de bevallighe­den der (landen van Parnnig ano, Leerling van den groo­ten Rafael, en her Coloriet van Corregio, tot voorbeeld, en voltooide zyne Werken met een onvergelykelyke fludie en oordeel , volgens de waarheden der natuur. Van dit alles levert dit eitmuntend Stuk een onwraakbaar bewys op voor de Nakomelingfchap ; en alle Liefhebbcrs van gevoel en fmaak zullen zig, op her zien van dit over­beerlyk Stuk, over de uittnuntende verkiezinge der ordon­nantie, fchoonheden des omtreks, gepastheiden uitdrukking der hartstogten, plaatfing van licht en donker, en bevallig­heid van coloriet, even zeer verwondercn . Her Stuk is in 't Jaar 1559 op een luchtige fchetsagtigewyze naargevolgd, en in 't Koper geetst, door den fir .P.O. la Fargue; mogelyk met geen ander oogmerk, dan om de plaatf ng en (land der Beelden in deeze ordonnantic uit to drukken, en geenzins om over de verdicnften van het Ta­fereel to oordeelen. LEE­ LEEVENSBERIGTEN VAN DEN HERTOG IMAXIMILIEN JULES LEOPOLD VAN BRUNSWYK. Ider zo veele Leevensfchetzen, als, in ons Mengel- Owerk, gees onbehaagelyk gedeelte visor veelen onzer „ Leezerzn uitmaaken, v,:rdient dat van den Vorstlykeu „ Menfchenvriend, 't geen wy thans mededeelen , eene „ byzondere opmtrking : zyn naam alleen is eerie aanpry­„ zuig. 't Zelve is getrokken uit verfclieide Hoogduitfche „ Nieuwspapieren." MAXIMLLIEN JuLE3 LEOPOLD , den elfden van. Wyn. maand des Jaars MDCCLII to lFolfenbuttel gebooren, wasde laatfte Zoon van cAREL, regeerend Hertog van Bruns­wyk en Lunenturg, den ze;- en twintigtten van Lente­maand des Jaars MMDCCLXXX overleden , en van PHt-LIPPtNA CHARLOTTA, Do ter van FREDERIK WILLEM, Koning van Pruisfen. Zyne doorlugtige Ouders, getrof. fen door de goede gefchiktheden en het braaf Charaft .r des Kinds, vertrouwden de eerfte zorge der opvoedinge aande Ileeren VAN WALDIODEN en VAN CAMPEN , daar naa aan den Heer VAN BULOW, toen Groot Hofmeester aan 't Hof der Hertogin-Weduwe. Slegts twaalf jaaren bereikthebbende, lag by zich met ernst op de \Veetenfchappen toe . In 's Prinfen jeugd j}onden de Brunswykfche T'roejcn on­tier Bevelhebberen van eene beroemde dapperneid ; de Stad Brunswyk, en de Hoogefchool daar gevestigd, mogt zichteffens beroemen op Geleerden, en Leeraars , van den eer. flen rang. Een GAERTNER, een SCHMID,een JERUSALEM, verwierven toes de hooglic agting. De Raadsheer SC HytID, toen Bewaarder der Archiven, en Hoogleeraar, onderweesden jongen Vorst in de Gefchiedenis ; de Raadsheer en Hoogleeraar GAERTNER leerde hem de Fraaije Letteren en de Zedekunde, terwyl de ,Abbe ,JERUSALEM hem de begiAzelen van den Godsdienst inboezemde. In 't Jaar 1\•1DCCLXIV, kraeg de Colonel wARNSTAEDT het byzonder opzigt over 's Prinfen opvoeding. Da Lui­tenant Colonel des Ingenieurs SCHNELLER en de Capiteinder Artilleristen GERLACH, waren zyne Leermeesters in de Kunst des Oorlogs. Dc Hoogleeraar MAUVILLON gaf hem les in 't Fransch en de Frrmfche Letterkunde, de Hoa ;- 1.DELL. AIENGGLW. No. s. E lea­ Ieeraar GATTINARA, in 't Italiaansclt. Het Lrttyl v5 by ten vollen magtig, ook fprak by bet Engeiscli ; by kende den aart van wile die taalen en derzelver beste Schry­veren beter dan men zou gedagt hebben, dewyl by nooit eenig vertoon• van zyne groote bekwaamheden maakte; integendeel bedekte by dezelve altoos onder bet bemin­nIelyk dekkleed van nederigheid, en bediende 'er zich alleen van in gevalle van noodzaaklykheid ; eindelyk ver­meer ierde by to Franlfort zy nen Taalfchat nog met bet Poolsch. De fmaak van InAXIMILIAAN, voor alle foorten van nut­te Weetenfchappen, en zyn gelukl;ig vatbaar Verftand, ver­oorzaakte, dat hem to onderwyzen cene aangenaamc zaak was voor die 'er zich mede onledig hielden, en bun tef­fens tot eere flrekte. Hy betoonde de grootfte ge­begtheid aan, de diepfe aging en eerbied voor, bun ; by was gewoon to zeggen, „ dat zy de Mannen waren, die ~, de grondflagen lagen voor zyn toekomend geluk, , „ de Mannen,, die hem tot de waardigheid van een Mensclr „ ophieven !° Zyn Hart was doordrongen van de begin­zelen des Godsdiensts :in alle zyne gefprekken, in alle zy me daaden, hetoonde by eene warre hoogagting voor bet weezenlyk Christendom, en gaf blyk hoe veel voordeela by gedaan hadt met de lesfen van den Abt JERUSALEM. Zy iie Geloofshelydenis, tweemaalen to 13runswwyk gedrukt , wees uit, welke Godsdienstbeginzels de Prins omhelsde, en teffens den Leertrant zyns waard gen Onderwyzers (*). Met den Jaare MDCCLXX, woonde NAXIMIILIAAN den Wapenfchouw der Krygsbenden in SiIefie by, en was te. genwnordig by 't gefprek tusfchen Koning FREDERIK en den Keizer 3osEPR DEN If. --In Slachtmaand des vole genden Jaars, bait by bet genoegen zynen doorlugtizen Broeder to vergezellen na de Hoven van Tl/eimar, Gotha en t4nfperch. Van daar trok by na Staatsburg, waar by zieli (*) Een Man, wiens waardige Naam onlangs in een bier to lande uitgekomen Werk zo onverdiend gefchandvlekt is, en, gerangfchikt by perfoonen, van hem wyd en verre verfchillen­ de, zo tang eene Leerwyze zulke Rweekelingcn, als Hertog LEOPOLD, voorbrengt . beheeft men Pier ce dugten voor zulke wanfchepzels in de Zedelyke wereld, als men, in dit Werk (pelt, dat in den Jaare zooo deezen aardbodem betreeden zul . lien. zich een Jaar ophieldt; voortvaarende met zich in de Krygs. kunde en andere Weetenfchappen,•eenen Vorst voegende, to oefenen, onder bet opzigt des Colonels wARNSrAEDT. Den zesden van Bloeimaand des Jaars MDCCLXXII, kwam by weder to Brunswyk ; de Hertog zyn Vader bevorderde hem , naa de laagere Krygsrangen doorgegaan to hebben, in den Jaare MDCCLXXVI, eerst tot Luitenant Colonel, voorts tot Colonel ; den eerlen van Herfstmaand des Jaar$ MDCCLXXII, was by intusfchen tot Ridder van Maltha to Sonnenbourg aangefteld. Met den Colonel VAN WARNSTAEDT, ging by den vier­den van Grasmaand des Jaars 1\4DCCLXXV na Italic op reis. In die zclfde maand kwam by to Weenen, waae by, met zeer veel onderfcheids ontvangen werd door hun­ne Keizerlyke en Koninglyke Hoogheden, en 't gantfche!Hof, aau 't wclk by aangeboden werd door den Graaf VAN DITRICH TFIN. li'cenen, op 't einde van Graswaanti verlaatende, Itondt by den Raadsheer LL'SSING, die 'er zich bevondt, toe,ont hem op de reis naItalie to volgen. In Zomermaand trof by to Fenetie, nevens dent Keizer, den Groot Hcrtog van Toscaanen, de Aartsherto­genMIAXIMILIAAN en FERDINAND, den Hertog van Parma,en eene meuigte andere Perfbonen van den eerften rang, aan. Men vierde daar de Trouwplegtigheid der Dogsmet de Zee, op eene ongemeen pragtige wyze. Den ne­gentienden dier maand,bereikte hyFlorence, waar bet Hof niets fpaarde om hem bet verblyf nangcnaam to maaken . In Oogstmaand begaf by zich na Livorno, en flak met een Fransch Schip na Corfica over ; de Generaal AIAR-BtUF bewees hem alle eere aan zyne hooge eboorte ver­ fchuldigd. Te Rome verfcheen hy, in* Wynmaand,onder den naam van den Graaf van Lunenburg, en bezag;. 'er de zeldzaamheden ; de Heilige Vader betoonde hem veele verpligtende heusheden, en decdt onder anderen in zynetegenwoordigheid , bet beroemde Mifcrere van JoaMELLL uitvoeren. Wauneer DIAXIMILIAAN na Duitschland wederkeerde , gaf de Koning van Pruisfen, FREDEK IK DE II, op dens twaalfden van Louwmaand des jaars MDCCLXXVI, beat bet open¢evallen Regiment Van DIERINGSHOF , 't welk zich to Frankfort aan den Oder legerde. De Prins kwam den zevenden van Sprokl;elmaand to Frankfort, en mankte zich algemeen bemind door zyn vriendlyken en heufchcn om . piegang. By bevondt by bet Regiment eeuige honderd E A kia­ kinderen, die de Arm~ezorger niet kon laaten leeren lee . yen of fchryven , fchoon deeze kundigheden thans in ee­ iien Soldaat vereischt worden . De noodige navorfchingen over de voorgaande fchikkingen to hunner opvoedinge ge . daan, en ontdekt hebbende , dat bet aan een bekwaam Neester en een gevoegelyk School ontbrak, vormde by onmiddelyk bet plan om bier in to voorzien, en maakte een aanvang met de uitvoering in't Voorjaar van MDCCLXXVI[. fly liet een School bouwen, welke hem eene groote fonl­ me uit zyn kas kostte ; by flelde twee Schoolmeesters aan, elk op twaalf Ryksdaalders 's maands ; elk die een Com­ pagnie bezat, gaf 'er 's maandlyks een Ryksdaalder toe. Bet bout verfchafte de Hertog . In Louwmaand des Jaars MDCCLXX1X, werd de School geopend, en eene Leer. wyze, volgens de beste voorfchriften, daar ingevoerd . De Heer CAaEL SAMUEL PROTZEN , toen Arrlbezorger des Legers en Infpe&eur to Zullicimu, betoonde een onver­ moeiden vlyt in bet voltooijen dier Stigting . Men onder­ tvees'er in 't leezen, ichryven, rekenen, in de Gefchied-, i\Tatuurkunde, en den God'dienst. De Prins bezorgde van de Boeken, tot cjen laatstgemelden tak behoorende, een grooten voorraad. De Kinderen, vier jaaren oud zyn­ de, werden in deeze Schoole toegelaaten . Doorgaans wa­ ren 'er omtrent drie honderd in. Len der Meesteren, ge­ duurende den Vcldtocht des Jaars MDCCLXXVIII , de School verlnaten hebbende, en dus de geheele last op den under gevallen zynde , voeffde de Prins nit zyn eigen heurs 's maandlyks acht Ryksdaalders by de eerfle bezolding , zo dat by, hehalven huisvesting en brand, twintig Ryks. daalders 's maands hadt. Korten tyd voor dat MAXf:,IILI- AAN bet droevig ongeluk trof, 't wclk zyne dagen eindig. de, was by druk bezig om een twecden Meester aan zyne School to bezorgen. Zyn dood verhinderde de volvoering van dit ontwerp. fly deedt de Kinderen, in 't open. baar, proeven van hnnne vorderingen geeven, deelde pry . zen in Boeken en Lerpenningen uit aan de naarfligflen, :en poogde de traagen aan to prikkelen . Daarenboven was by niet alleen de weldoender van de Kinderen zyner Soldaa. ten alleen : een groot aantal :irme %Veezen, Burger-Kinde. xen, leerden, op 's Prinfen kosten, handwerken, en by vormde in deezervoege nuttige Leden voor den Burger- Mat. In den Jaare MDCCLXXVII[, voerde MAXIMILIAAN zyn Regiment aan in de Voerhoede , die onder 't bevel llondt van van den Generaal MELENDORF, en een gedeelte uitmaak­te van bet tweede Leger order Prins Henudrik. Zyn aan­gebooren moed en zyne begeerte om ttipt zyn pligt waarto neemen, zou hem in loheme welhaast aan de groottlegevaaren hebben blootgefteld . Dan, by vondt alleen ge­legenheld, door de uitiieekenheid van zyn Character, alleI\lentchen, die bet geluk hadden van hem to kcnncn, aanzich to verpligten. De algemeene droefheid, welke zyn dood in Saxen veroorzaakte, draagt getuigenis vanhet gunllig gevoelen, 't geen men van hem koesterde,terwyl by in Dresden de Winterlegering hieldt : Zyn Leer­graage geest derfde in Saxen geen voedzel. Spaarzaam opzyn tyd, verdeeldc by zyne uuren tusfchen bet waarnce­men van zyn Krygsberoep, bet bcoefenen der Wectenfchap­pen, en bet oefenen van Liefdewerken. Net bet Jaar M1)CCLXXIX, bragt by zyn Regiment na Frankfort to rug, en gaf zich to eenemaal over om 'ercen buitengewoone zorg voor to draagen ; zoekende to ge­lyk geluk en genoegeu onder Dlenfchen van allerleien rang to verfpreiden. Wanneer , naa den dood van den regeerenden Hertog CA-REL, zyn Vader, de opvolging in de Hertoglyke Waardig­heid, in den Jaare MDCCLXXX, op den Erfprins CARLL WILLEM FERDINAND kwam, nam Prins LEOPOLD ook den naam van Hertog aan, in gevolge van bet Regt der Printer van 13runswyk. In 't Jaar MDCCLXXXI, verhicf de Bo­ning van Pruifen hem tot Generaal AMIajonr. Tot den zeven­en twintigUen van Grasmaand, des Jaars MDCCLXXXIV,halt Frankfort het geluk van hem to bezitten, en zyne deugden to bewonderen. Eene menigte van armen en be­hoeftigen hettonden van 't geen by van zyne eigene uitgaa­ven bezuinigde. De gemelde dag was hem Op den zeventienden van Grasmaand was bet laatfte Ys in den Oder losgeraakt , en men ontdelue dat bet water steeds wits, I-let klom zo hoog, dat den vier- en twin­tigften, de Dyk, eerp halve myl beneden de Stad, door­brak, byLebus na don oostlyken kant der Riviere. Op denvyf-en twintigften, was bet water zo hoog als in den Jaa­re MDCCLXXX. Het oefende zyn mceste geweld tegen den Dyk der Voorftad ;men wendde alle mocite en voor­zorge aan om den vloed tegen inbrecken to bedwingen . De Stads•Overheden, en inzonderheid de Oorlogs raad FRUMMLR, eerfte Burgemeester ; hieldt nagt en dag bet oog op, en bevel over, de Werklieden ; otn deezcn aan to moc- E 3 moedigen, floegen zy 'er zelve de handen aan : doch a1= les was vergeefsch. Den zeven- en twintigiten, 's nagts ten Un aur, hoor­de men in de lugt cen buitengewoon geraas , veroorzaakt door een hagelbui, aangevoerd door een Noord-noord-wes­ten wind. Deeze wind drong bet water met nicuw ge­-weld tegen den Dyk, waar in reeds een breuk was. Niets dan de onverwyldfte hulpe kon den Dyk behouden, en 't gevaar, 't welke de Inwooners niet zouden hebben kun . nen ontkomen , als de Dyk 's nagts doorgebrooken was,verminderen. 's Morgens ten zes uuren, ftroomde bet wa. ter, op vede plaatzen, over den Dyk heenen, doch aller. meest aan de zyde van bet Fhtis van LEHMIANN, digt byde Zydefabriek. Van toen of konden alle menschlyke poo­gingen niets uitrigten tegen den indrang des waters : bet gernaakte werd, in een oogenblik, verwoest, de arbeiderswaren op niets anders bedagt dan om bun lecven to bevei­ligen: en veelen behielden 't zelve met zeer groote moeite. I3ehalven de Dykbreuk by herl-hlis van LEHMIANN,omtrent twee honderd fchreden beneden de Brug, was 'er eentweede van dertig of veertig fchreden bred, digt by betoude Tolhuis, ten half vier, naamiddags, ontf}aan. De belle Stroomen vereenigden zich aan bet zuideinde van de Paardemarkt, om zich vervolgens in verfcheide takkento verdeelen , die de Voorftad onder water zetten, buizen, fchuuren, landen en tuinen verwoestten . De Oder tradt desgelyks buiten zyne oevers aan 't einde van den Dykbuiten de Barriere, drie honderd fchreden boven den Roo­den Tooren, en de weg van de Post na Silefte was, ge. dtiurende eenige dagen, onbruikbnar ; 'er hadt zich daareen diepe ftroom gevormd , tusfchen de vyftig en zestigfchreden breed 'er dwars over been loopende, deeze nammet zich een gedeelte van den ,7ooden berg, als merle eengedeelte van den Cunerdorffchen weg, vervullende een diepen arm van den ouden Oder, graavende eene nieuwebedding, op eene plaats,voorheen, hoog en droog. Groote Ysfchotzen bonsden met geweld op de Brug,'s morgens ten tien uuren week bet paalwerk, bet overigewerd kort daar naar weggevoerd , en dus de gemeenfchaptusfchen de Stad en de Voorftad afgebrooken, de lnwoon­ders der laatstgemelde,-hadden geene andere toevlugt dartde groote Zyde-Fabriek, geheel van teen gebouwd. Voor bet overige flondt de geheele Voorftad onder water, en bet geweld des (rooms rukte alle huizen in "t voorbygaan ow. mntverre. De ongelukkige Inwoonders zouden mi,fchicn nnvermyd yk omgekomen weezen, wanneer men , voor bet breeken der Brugge geene Booten hadt aangevoerd .- LEOPOLD zelve zondt bun cen Sloep, op een Kar door zyne Paarden getrokken, noch de Kar, noch de Paardett konden wederkeeren ; zy vonden zich genoodzaakt fchie. lyk eene wykplaats to zoeken tegen de woede der golven, in bet Dorp Cirerdorf, op eene hoogte, een halve myl afgelegen. Drie Peribonen durfden in een klein Bootie de Brug en de Dykbreuk doorvaaren. De Hertog LEOPOLD VAN nRUt'5WYK, die zyn weldaa­digheid en menfchenliefde in ontelbaar veele gevallen be­toond halt, kom in een zo nigemeenen nood geen ledig­flaand toekyker weezen. Fly begaf zich na de Voorflad &'uben, Ova eenige Kaadslieden to helpen in bet gereed maaken van Visfchers Schuiten. Tertlond flelde by voorom zich na de onderliggende Voorflad to doen brengettdoor de Dykbretk : by werd 'er van afgebragt door betfmeekend aanhlaan van twee Magiflraatsperfoonen . Twee Soldaaten wierpen zich voor zyne voeten neder, ombelsdenzyne knien , biddende dat by van dit oogmerk wilde af­zien , en een leeven, zo dierbaar, aan zulk een groot ge­vaar met bloottlellen, en bet to fpaaren ten beste van dui­,zenden van Menfchen. Deeze betuigingen van liefde engenegenheid troffen hem, tot dat een Visfcher bet waag­de,met zyn Schuit,van de Visfchers Haven tot aan denDyk to vaaren. Hy hack by zich twee Makkers, welka eene, als Soldant, 't verlof des Hertogs noudig hadt, 'tgeen by ook verwierf. Dit voorbeeld fpoorde den Hertog aan zelve derwaardsto gaan,om to zien, of by, in de huizen, welke,het eennaa bet ander,`van oogenblik tot oogenblik,inflortten, den geenen die onverwylde hulpe noodig hadden, dezelve kontoebrengen. Hy begaf zich na de Visfchers Haven, enging, zonder fpreeken, in een Schuit, en fcheen van walze widen feeken . De Eigenaar desVaartuigs, die 'er om­4lreeks flondt, vroeg na zyn oogmerk, en 't zelve ver­flaan hebbende, zogt by hem daar van of to trekken, doorbet gevaar to toonen . Alle voorflehen bleeken vrugtlcos. dkben,fprak de Hertog,een Mensth,gelyk gy;'t koont bier 'p 't redden van Menfchen aanlenby beval hem tertlond bet Vaartuig by de Bleekplaats derBezettinge to brengen, om van daar na de weggefpoelde Brug to vaaren . Dus wees iy dcAzelfden weg aan , welken een voorgaand Vaartuig L' 4 ge­ 6S LEEVENSEERICHTEN genomen hadt, ee i hewys van zyne voorzigtigheid . De overtocht was gevatrlyk ; doch werd volvoerd,..op de wy. ze door hem aanberolen, en herhaald. '1'ocn ftootte bet Vaartuig eerst by de Drug tegen een Ysfchots ; doch gingzondcr eenig ander ongeluk de Drug door. Dc Hertogwas daar over dermaate in zyn fchik , dat by volvrolykzyn hoed afnam en draaide voor den Major KO1 PPERN, die op een nog overgebleeven brok van den Drug 11ondt , en hem aanmaande zorg voor zich zelven to draagen . Dceze overvaart gelchiedde onder 't oog eener grootemet~igte Perfoonen, die dezelve van den oever beevendeaanfchouwdcn , en den Hemel om eenen gelukkigen uitilag baden. Waarfchynlyk nam deeze Schuitevoerder, zojuistals de eerfle, het oogenblik niet waar om bet ; Vaartuig tovveutden om nit den ltroom to gcraaken , en de grooteSchuiten, aan den Dyk vastgemaakt, to bereiken. De tlroomfleepte het Vaartuig, waar in 'de Hertog zich bevondt, mede , na de Dykbrcuk niet verre van de Zyde-rabrick ; bet flootte tegen een boom en fchepte water. De Visfcher, die ftuurde, viel ; de Hertog,waggelende, maakte in 't mid­den des Vaartuigs to komen , en hieldt zich vast aan den arm van een Schuitevoerder . Nog was 'er niets kwaadsto vreezen, als de Bark recht vooruit was gefchooten, en met de fleeven niet andermaal op den boom gellooten hadt, zo dat dezelve omver floeg. Ongelukkig viel de llertog in Gene diepte,en werd in ddns overflelpt ;men wierp hem touwen, haaken en riemen toe ; doch dellroom gedongde niet dat Menfchen of iets anders hem ge­maakten : tren zag niets weder boven komen dan een fchou­der ; het hoofd bleef altoos onder water ; het lichaam dreef na de Paardtemarkt, vyftig of zestig fchreden verre : waar bet onmogelyk was op den Ocver of den Dyk to komenllrydig met bet Been doorgaans gebeurt, kwam by niet weder boven. Zyne drie lotgenooten kwamen weder bo­ven , en bereikten cen boom , waar op zy zich hielden totmen hun of haalde ;bet omflaan des Vaartuigs en bet weg. zinken des Ilertogs, ging zo fchielyk toe, dat 'er nietmet r clan twee minuutcn verliepen. Geheel de Stad verei met fchrik bevangen op 't vernee­men van dir ongeluk;omen hourde flegts done flem : de beste der Prinfen is ,a iet meer! Ondertusfchen zogt elkzone fmarr to verzagien, door zich to vleijen met betdcrkbceld, dat men hem uit bet water zou haalen, en zyn dierbaar Iceven redden. Men zag van verre zyne drie rocht­ Tochtgenooten, den een na den ander nit bet water komen, en geloofde, om dat men zulks vuurig wenschte, dat een deezer de Prins ware. Een en anderwerf liep bet gerugtdoor de Stad, dat LEOPOLD behouden was. Op het eer­fte gerugt, trokken tusfchen de twintig en dertig Perluo­nen, zo Burgers als Soldaaten, een wagen door de Stadwaar op een bed lag, van zyn Huis, tot de plants, waarmen dagt dat by zou opgehaald worden . Doch de Voor­zienigheid hadt bet anders befchikt! Naa 't verloop van ceri half uur, was men ten vollen verzekerd van dit onboetbaar verlies, en alle hoope verdween . De nondige toebereidzelsom zyn lichaam to zoeken werden gemaakt, doch vrugt­loos. Dewyl de ttrooma den weg genomen hadt tuslchen deomver gefpoetde huizen door, giste men dat bet Lyk onderde puinhoopen of onder bet zand, in groote menigte dourden ftroom medegevoerd , zou liggen. Twee dagen daarna,vondt men zyn itok in een haag van een tuin , ell zyn hoedelders. Vrugtloos beloofdc men een groote fomme aan hem die bet Lichaam ontdekte : de Schuitevoerders en Soldaaten floofden zich vergeefs af in bet zoeken . Op den tweeden May, naa dat bet lyk des Prinfen zesdagen in 't water gelegen hadt, ontdekten eenige fchuite­voerders, terwyl zy hoot en ftroo van onder een ingetlor­te fchuur haalden, vaarende door den ruin van den Ser­geant Major der Gardes, een hand met eeu handichoen,boven bet water uitfeekende : zy naderden, en zagen datbier bet Lyk van den Prins lag, uitgenomen die hand,geheel met zand overdekt. 't Zelve opgehaald en in hunfchuit gelegd hebbende, bragten zy bet t'huis . De Hoob leeraar MEYER en Door SCHUHATACHER kreegen last hetLyk to balzemen. 't Zelve geopend hebbende , vonden zyin de , mnag niet meer dan omtrent twee lepels water eneen weinig melk, waar nit, en uit eenige andere beflisfen­de tekenen, zy oordeelden, dat de Prins, die zich diendig zo veel moeite gegeeven hadt en doornat van zwectwas, door eene beroerte aangetast wierd op 't oogenblikdat by in 't water viel ; welke hem belette boven to ko­ men. Het water hadt zyne gelaatstrekken niet misvormd . De frisfe kleur van zyn weezen, et# de, trek van Menschlief­de daar op gedrukt, waarmede hy' aller harten innam,warm in 't koude zand bewaard gebleeven . Het bovenfle van de Neus alleen was een weinig befchadigd, waar­fchynlyk, naa zyn dood, door een tak onder bet water. I-let E 5 ge­ 70 LBE VENSEER-ICHTEN gebalzemd Lyk werd 's avonds openbaar vertoond in Krygs . gewaad. Op bet dekzel van de doodkist lag zyn Sluier,zyn Ringkraag, zyn bloote Degen, en bet Ridderkruis vanMaltha. 'Er ftondt een Eerwagt by van dertig man , met een Officier. Elk ftondt bet vry om in to treeden, voor'tlaatfte dien beminden Prins to zien, en de offerande van traanen toe to brengen . Reeds was' van Brunswyk to Frankfort een Capitein ge­komen , door den Regeerenden Hertog afgezonden, om detoebereidzels tot bet vervoeren van den overledenen to maaken. Maar zyn Regiment en de Stad vaardigde een Bode na Brunswyk of met een Brief, verzoekende, dat do Hertog hun den troost niet zou misgunnen om binnen de muuren van Frankfort de dierbaare overblyfzels to bewaa­ren van een Vorst, die hun zo vecl weldaaden beweezen hadt, en dien zy aanbaden. Hunne aanzoeken waren zo dringend en hunne drangredenen zo fterk, dat de Hertogdaar aan voldaan zou hebben door zyn actwoord denaclttften van Mey in 11albejlad gedagtekend ; doch door een anderen Brief, twee dagen,llaater gezonden, verklaarde de Hertog niet in dit verzoek to kunnen toeftetnmen, endat bet Lyk, om to voldoen aan de begecrre van haareKoninglyke Hoogheid de Hertoginne Weduwe, hun Moe­der, na Frankfort moest overgeveerd worden. Weinige Prinfen zyn zo zeer betreurd ; dan zyne Mensch­liefde en werkzaamheid om ieder naar gelanl a van zynnood to helpen, kende geene paalen. Zyn teder aandoen­lyk hart itondt veor alien open . Alle die hulp' en onder­ileuning zogten, zo in den Burgerftaat als in bet Krygs­weezen, en zich tot hem vervoegden, werden nooit onge • troost weggezonden. De Godsdienst was by Prins LEOPOLD bet beginzel vanalle zyne daaden. Nooit verzuimde by den openbaarenGodsdienst by to woonen. Overtuigd van de Voorzienig­heid en de Onfterflykheid der Ziele, verklaarde by meer­maalen, dat niets zyn Geloof in die Leerflukken kondoen wankelen. Hy verlangde na eerie verbetering in de Openbaare Gebeden, en beklaagdc zich over de hinder. paalen die dit werk ontmoette. De tegenftand, welke eennieuw Gezangboek te.-Frankfort wedervoer, mishaagde hem ten boogilen. Zes jaaretl to vooren, hadt by 'er een voor zyne Bezetting laaten opftellen. Hy maakte veel werks van Geleerden en Lieden van verdienflen, zonder to onderzoeken, -tot well: ca aanhang zy behoorden. Daags VAN HEN HERTOG VAN BRUNSWYK. 7, wags voor zyn dood liep zyn tafelgefprek over de Onfterf-Iykheid der Ziele. By deei .le zyne weldaaden zon­der vertoon uit, en wanneer men hem bedankte met dat ontzag aan zyn hoogen flaat verfchuldigd, vondt by zich altoos verlegen. De Bouwmeester van de School der Op . voeding, welker bouw hem meer dan vierduizend Ryks­daaldcrs gekost hadt, zyu Naam boven den ingang geplaatst liebbendde, beval by lien weg to neemen gelyk gefchiedde . De Eerw. rtosER, voorheen Predikant van zyn Regiment,ping op zyn last bet beroemde Opvoedingshuis van Rekrhn zien,om 'er van over to neemen wat in 't zyne to Frankforrt kon to paste komen. By wilde dat 'er altoos eenOfficier by de lesfen tegenwoordig was, om toe to zien dat de Kweekelingen ten betlemden tyd kwamen, en werktenvolgens de voorgefchreevene Leerwyze. Opgemerkthebbende, dat eenigen zich fchaamden om fchryven to lee­ren als zy reeds viy wat jaaren gekreegen hadden, en delesfen agtloos en met wederzin ontvingen, bezigde by, ten hunnen opzigte, in ftede van op zyn Krygsmans met beve­len en flagen to dwingen, ten hunnen opzigte, een middet zo zagt als zedig, om hun hoogmoed to geneezen, zonder bun to kwellen: by ging to midden van hun zitten, fchreef't geen hun werd opgegeeven, en bood zyn fchrift eerst den Meester aanom bet na to zien. De Graaf HORDT,voor­been Major in Zweed%hen dienst, en zyn Gunfteling,zangfchikte zich mede onder de Scholieren. Deeze voorbeelden waren oerzaak, dat elk bet zich eene Eer rekende voordeel to doen met lesfen, welke de Hertogen de voornaamfle Officieren zich niet fchaamden to ontvan­gen. De Hertog kende elk Kind, en noemde bet by zyn naam. Veel las by, en kogt bykans alle Maandfchriften ; zyn roekery was uitgcleezen . Fly wilde, dat ieder, die zich by hem vervoegde, vry en openhartig fprak ; dit hieldt by voor een token van Liefde en Vertrouwen. Gaar­ne vcrkeerde by met amptlooze Lieden. In zyne gefprek­ken met Geleerden, fprak by over alle deelen der Weeten­fchappen met een gezond oordeel . Inzonderheid hadt by zich toegelegd op de Kunst des Oorlogs, en zou zeker eender grootfte Veldheeren geweest zyn., leder Soldaat bemin­de hem als zyn Vader ; want gelyk by zorge voor de jeugd droeg, zo zogt by voor de ouden®een gemaklyk verblyf, enhieldt to Bier oorzaake eene uitgeflrekte briefwisfeling, om to weeten waar lets voor hun was opengevallen,en bet hun ate befchikken. Alle Burgers eerbiedden hem als den groor­ ilea lien Menfchenvriend. De Hemel badt in hem alle de Be. kwaamheden en alle Deugden verd6nigd, zonder to gedoon gen dat eenig in 't oogloopend gebrek dezelve verdon­kerde. Den veertienden van May was alles gereed tot bet vervoe­ren van bet Vorstlyk Lyk : bet Regiment was toen op marstot de Wapenfchouw to Berlyn. 's Avouds oni negenuuren paarde zich de klaagtoon der Avluzyk-lnflrumenten, met bet Lied, Ich ben, ja Herr, in definer macht, enz. 't welk van de Stadhuistooren gefpeeld werd. De lucht was betrokken en 't regende eels weinig. Het Volk vervoegde zich flilzwygende na de plaats des Optochts , waar 't zelve het begin des Lieds met betraande oogen hoorde, van daar na de Hoofdkerk, in welke bet Lyk zints eenige dagen ge. plaatst was. Alles hadt bet rouw1laatigst voorkumen. Yoo­den zo wet als Christenen, ouden en jongen, welker men-Eeling doorgaans met veel geraas gepaard gaat, bewaardeneen diep, en droefheid aankondigend, flilzwygen . Omtrent half elf uuren vergezelde bet gelui der klokken van de Stad, en der Voorfleden, bet vertrek van den Rouwkoets, welke den t n- en twintigflen to Brunswyk aankwam. De regeerende Hertog heeft de opvolging van Hertog LE-OPOLD overgegeeven 'aan Hertog FREDERIK zyn Broeder; en die Prins, door denzelfden edelmoedigen geest gedree­ven, heeft bevolen, dat men de School to Frankfort, door zyn Broeder geflicht, ten voordeele der daar liggende Be­zetting, voorts zal gebruiken. UITTREKZEL VAN EENE REIZE, DOOR DE CAPITEINS COOK, CLERKE EN CORE,NADrN STILLEN OCEAAN, IN DE JAAREN MDCCLXXVI, MDCCLXXVII, MDCCLXXVI1I, MDCCLXXIX EN MDCCLXXX, DIET DE SCHE- PEN DERefolationENDiscovery, oarONTDEKKIN- GEN IN HET NOORDER IIALFROND TE DOEN. (Vervolg van bl. 615, des Widen Deels der 41g. Vad. Lett.) Karakakooa Baay, fchryft Capitein KING, die thans bet lteisverhaal vervolgende aanvangt, ligt aan de Westzy. de van bet Bilaud Owlryhee. Deeze Baay wordt ingefloo­ tten door twee laage landpunten , eene halve myl van den anderen, Zuid Zuid•Oost en Noord Noord-West llrekken­ de de. Op de Noordlykfte punt, die vlak en dor is, flaat bet Dorp Kowrowrc : in het diepst van de Baai, digt byeen bosch van groote Kokusnootboomen is een ander, veel grooter, Dorp, Kakooa geheeten ; tusfchen dezelve loopt een hooge klippige iteilte, van bet zeeftrand ontoe . ganglyk. Aan de Zuidzyde heeft de Kust, omtrent een myl landwaards in, een row voorkomen ; verder op ryst bet Land langzaam op , en is overfprcid met hebouwde akkers en hosfchen van Kokusnootboomen ; de wooningender Eilanderen doen zich in grooten getale op. Bet ftrand, rondsom de Baay , is bezet met een zwarte koraairots, 't geen bet landen , by flegt weer, zeer gevaarlyk maakr ; alleen is by bet Dorp Kakooa een zandige oever, met een1Vlorai, of Bepraafplaats, aan den eenen, en een kleine versch waterwelle aan den anderen kant. In deeze Jiaai ankerden wy den zeventienden January, MDCCLXXIX, aan de Noordzyde , omtrent een vierde myl van ftrand, Kowrowa ten Noord-Westen hebbende. Zo ras de Inwoonders bemerkten dat bet onze toeleg was in de Baai to ankereu, kwamen zy van ftrand in cellvcrbaazend aantal , en drukten hunne vreugd nit door zin. gen, fdhreeuwen, en eene menigte van andere buitenfpoo. rig wilde gebaarden. De zyde , bet dek, bet wand van beide de Schepen , waren fchielyk van dit Volk als be­dekt; eene menigte van Vrouwen en Jongens, die geeneCanoes hadden kunnen krygen, zwommen, fchoolswyze, by de Schepen om ; veelen , Been plaats aan boord viudende, onthielden zich een goed deel van den dig in 't water. Onder de Opperhoofden , die aan boord van de Refolu. Lion kwamen , beyond zich een Jongman , PAREEA , gehee. ten , die wy fpoedig ontdekten dat een Perfoon van groot gezag was. Zich by Capitein COOK vervoegende, zeideby, dat by de ,?akanee (*) van den Koning des Eilands was ,die zich toen op een Krygstocht,op Aloweebevondt,en binnen drie of vier dagen to rug verwagt wierd. Eeni. ge weiniee gefchenken , door Capitein COOK hero gegee­yen , verbonden hem geheel aan onze belangen en bydeedt ons grooten dicnst in bet bedwingen zyner Landge. nooten, gelyk wy terflond by oudcrvinding leerden . Want wy (*) Vervoleens hebben wy verfcheide anderen ontmoet, die den zelfden Naam droegen ; dan of dezelve eenire Bediening, of eenigen graad van Bloedverwantfehap aan den Vorst aaii_ duidde, hebben wy nooit met zekerheid kunneti cntdckken. wy hadden llegts korten tyd ten anker gelegen, of 'er waszo groot eene menigte yolks, bangende aan de cenen kantvan de Discovery , dat hetzelve zeer overzyde helde ; ende Scheepslieden vonden zich buiten flaat om den Reeds aandringenden hoop of to weeren . Capitein cooK, voorcenig onheil bier uit vreezende, wees bet gevaar PM1 EA aan , die onmiddelyk tusfchen beiden kwam , bet Schipvan dies overlast bevrydde, en de Canoes, daar om heenliggende, deedt vertrekken. Het gezag der Opperhoofden over bet gros des Volksfcheen , uit dit voorval , zeer willekeurig en volftrekt. Een dergelyk voorbeeld zagen wy 'er van dienzelfden dagaan boord van de Refolution, waar de menigte des Volkszo groot zynde, dat dezelve de noodwendige 1cheepsverrig . tingen belemmerde, men genoodzaakt was de toevlugt toneemen tot den byfland van KANEEMA, een auder hunner Opperhoofden , desgelyks door gefchenken aan CapiteincooK verbonden. De ongelegenheid, in welke zy waren,hem bekend gemaakt zynde, beval by, op 't oogenblik,zynen Landgenooten bet Schip to verlaaten : en wy ftondenniet weinig verfteld op her gezigt dat zy zonder eenigberaad ylings over boord fprongen, uitgenomen edn Man,die, agter blyvende, eenige onwilligheid in her gehoorzaa. men betoonde, dock KANEEMA vatte hem by,den arm, enwierp hem in zee. Beide deeze Opperhoofden waren Mannen, fterk en wel. gemaakt van lichaam , en hadden een zeer goed uitzigt. KANEEMA inzonderheid was een der fchoontte Mannen, die ik immer zag. fly was omtrent zes voeten lang, hadt zeergeregelde en veel uitdrukkende gelaatstrekken, leeven ­ dige zwarte oogen; zyn houding was onbedwongen, vast, enbevallig. 't Is reeds vermeld, dat, geduurende ons kruisfen ronds. om dit Eiland, de Inwoonders altoos in hunne handelingenzich zeer openhartig en opregt vertoonden, en geen den minften blyk van dtefagtigheid gegeeven hadden ; 't geenons to vreemder voorkwam, dewyl de zodanigen, met wel . ken wy tot bier toe verkeerden, lieden waren van laagen rang , dienstbaaren of visfchers . Thans vonden wy dezaak geheel van gedaante veranderd. De ontelbaare hoopvan Inwonnderen, die .. .elk gedeelte van de Schepeu bezetten, verfchafre niet alleen veelvuldige gelegenheden om tokaapen, zonder gevaar van ontdekt to worden ; maar onze minderheid i n getal verfchafre hurl bet uitzigt van ltraf­ loos loos to sullen ontkomen, ingevalle van ontdekking . Eene andere omftandigheid, waar 'an wy deeze verandering in bun gedrag toelchreeven, was de tegenwoordigheid en deaanmoediging hunner Aanzienlyken : want doorgaans bet geroofde overgeevende, in bet bezit van iemand die meet voorkomen ha.it dan bet gemeen, hadden wy alle reden omto vermoeden, dat deeze rooveryen op derzelver aandryven begaan werden. Korten tyd na dat de Refolntion behoorlyk voor ankerlag, bragten once tweeVriendeu, PARNEA en KANE ttMA, een derden t)pperhoofd aan hood, Ko :ta geheeten, die men onsvermeidde dat een Priester was , in zyn jeugd voor een dapper Krygsheld beroemd. Hy was een klein , oud, zeer mager Man. In de Kajuit geieid , naderde by Capitein cook met groote eerhiedenis, en wierp over diens fchoude . ren een link rood taken, door hem medegebragt. flier opcenige fchreden agterwaards treedende , boodt by eene kleine i ilge nan, die by in zyne hand hieldt, onderwylten reden uitljpreekende , die langen tyd duurde. Deeze plegtigheid werd veelvuldigmaalen herhaald , geduurende ons verblyf to 0whyhec, en fcheen ons, uit eenige omftan­digheden, toe eene foort van Godsdienftige aanbidding to weezen. Hunne Afgoden vonden wy altoos met een roodlaken overdekt , op dezelfde wyze als de Priester Capitein COOK bedekte, en eerie Bigge was de gewoone offerande,aan hunne Eatooas toegebragt. Hunne aanfpraaken of ge­beden werden met eene vaariigheid en gladheid uitgeftort , dat ze alzins bleeken naar een vast opitel van buiten ge­ leerd to zyn. Toen deeze pligtpleeging gecindigd was, at KOAH met Capitein coos , otervloedig gebruikende van alles wathem wend voorgezet ; doch by kon even bezwaarlyk,als de overihe Bewoonders der Eilanden in deeze Zceen, overge­haald werden om voor de tweedemaal onzen Wyn of fter. ken Drank to proeven. Met bet vallen van den avond, gin-, Capitein CnnK, door den Heer BAYLX en my verge­zeld, met den Priester na land . Aan wal komende, wer­deo wy ontvangen door vier man, die, roeden draagendemet hondenhair aan bet einde , voor ons been gingen, met een zwaare Item een korten Volzin uitroepende , waar is wy alleen bet woord OronoOkonden onderfcheiden. De (f Capitein COOK kreeg doorgaans by de Jnboorelingen vanOtt­De menigte , aan ffrand vergaderd , week op onze aan­nadering ; en nietnand was 'er to zien, uitgenomen eenigeweinigen, die op den grond uitgettrekt lagen , digt by dewooningen van het bygelegen Dorp . Eer Ik voortgaa oni de aanbidding, Capitein cooK be­weezen, to verhaalen, als mede de byzondere plegtighe. den, met welke by ontvangen werd op dit noodlottig Ei­land, zal bet noodig weezen eene befchryving to geeven van de Morai , reeds even aangeroerd. Dezelve beftondt uit een vast vierkant gevaarte van fleen , omtrent honderd twintig voeten Lang , zestig voeten breed , en twee- ett veertig voeten hoog. Her boventte was plat en wel aan• gclegd , en omzet comet een houten hek, waar aan de hoofd­fchedels der Gevangenen,opgeofferd aan den dood hunner Opperhoofden , wareu vastgemaakt. In het midden van bet plein ftondt een oud houten Gebouw met bet hek , to wederzyden gemeenfchap hebbende, door een fteenen muur,die de geheele ruimte in twee deelen fcheidde . Aan de landzyde waren vyf ftaaken, meer dan twintig voeteu hoog,dienende tot onderfteuning van een felling ; aan den te­genoverkant, na Zee toe, flonden twee kleine huizen die eene overdehte gemeenicbap met elkander hadden. KOAH geleidde ons tangs eene gemaklyk opgaande fleilte na deeze hoogte. By den ingang zagen wy twee grootehouten Beelden, met zeer misvormde weezenstrekken, en een lang ftuk gefiieeden bout als cen omgekeerde kegel, van den top der hoofden opwaards fleekende : bet overigehadt geene byzondere gedaante, en was met een rood kleed bewonden. Hier ontmoette ons een ryzig Jongman , met een langen neerhangenden baard, die Capitein cooK aan deBeelden voorftelde, en, na eene foort van gezang gezongento hebben, waar in KOAH mede zong, ons bragt tot dat einde van de Morai, waar de vyf ftaaken flonden: byderzelver benedeneinde waren twaalf Beelden van eene half cirkelronde gedaante , en voor her middelfte flondt eene tort van hooge tafel, waarop een rottend Zwyn lag, on­ der Ow1yhee dien naam, doch kon nooit aster de bepaalde meening komen ; zomtyds beziguen zy her omtrent het onzigtbnar Wee­zen,'t geen zy zeiden its de hemelen to leeven. Wy bevon. den ook dat bet de Tytel was , behoorende aan een Perfoon van hoogen rang en groote magt op het ) iland, die veei ge­leek na de Detai Lama der Tartaaren, en den Geestlyken Kei­zer van Japan. ?$ der dezelve brokkcn Zuikerriet , Kokusnnoten, 13rood­vrugt, enz. KOAII, den Capitein order deeze tafcl ge­plaatst bebbende, trok bet Zwyn na beneden , en hieldt bet hemwaards: en, naa ten tweedemaale hem aangefproo­ken to hcbben met eene lange redenvoering, zeer icllielyk en flerk gerabbeld, liet by bet op den grond vallen, enleidde hem na de flelling, die zy beiden, niet zonder groot gevaar, beklommen. Toen zagen wy, met een llaat-Jyken tocflel, aan den ingang van de Dlorai, tien Man­nen opkomen, met zich brengende cen leevend Zwyn, en cot) groot rood Kleed . Eenige weinige fchreden genaderd zynde, flouden zy flil , en wierpen zich voor over . KAt-REEKEEA, de bevengemelde Jongman, vervoegde zich tot bun, en bet Kleed ontvangende , bragt by bet tot KOAH , die bet om den Capitein floeg, en vervolgens hem bet Zwyn aanboodt, 't gcen door KAINEEKEEA met dezelfde plegtigheid werd aangebragt. Terwyl Capitein cook daar flondt, in die lastige geflal. to , tnct bet roode Kleed omwonden, en zich met mocite vasthoudende aan de flukken van een rottige ftel .ling, be­guimell KAIREEKEEA en KOAII d'n dienst, till cens zamen , clan beurtling, zingende . nit duurde langen tyd, cindclykliet KOAH bet Zwyn vallen, waar op by met den Capitein of klom. flier op werd by by de bovengemelde Beeldengeleid, en tot elk derzclven lets op ecn fchcrpen toon ge­zegd hebbende, met zyne vingers in 't voorby pan op dezelve tikkende, bragt by hem tot het middelfle,'t Been,door diem bet met een rood Kleed bedekt was, bleek van meet aanziens to zyn dan de overige . Voor dit Beeld wierp by zich neder , en kuschte 't zelve ; begeerende datCapitein COOK bet desgelyks zou doen , die zich , in al dit bedryf, door KOAII lief beftuuren. Wy werden gebragt na de andere afdeeling van de lt4-o­s•ai, waar eene ruimte was, tien of twaalf voeten in 't vierkant, omtrent drie voeten laager dan bet plcill . In de . zelve daalden wy neder, en Capitein COOK zat tusfchen twee houten Afgoden. KOAH onderfleunde een van cow,'s armen, en verzogt my den anderen to onderflutten . Opdeezen tyd verfcheen 'er een tweede tnevloed tier Inhon­relingen, met zich brengende een Aebraaden Varken, Pud­ding, eenige Broodvrugt, Kokusnooten en andere Vrug­ten. Als zy ons naderden, voegde KAIRItEKREA ZiCh aan bun hoofd, en bet Varken, op de gewoone wyze Capi­ tein COOK nanbiedende , begon by denzclfden zany ais l. DEEL. n1ETGRI.w. NO. a. F voor­ voorheen , en zyne Medegennoten beantwoorddcn hens eregeld. \Vy merkten op, dat, by ieder antwoord, dedeclen des Gezangs allengskens korter wierden, tot dat, omntrent bet einde, dat vant KAIREEKEEA uit llegts tweeof drie woorden beftond ;door de overigen met bet woord Orono alleen beantwoord. \Vanneer deeze opotfering, welke ten minflen een vier­de van een uur duurde, geLindigd was, zaten de Inboore­lingcn tegen over ons neder, en begonnen bet Varl:en open to fiiyden, de Vrugten to verleezen en de Kokus­nooten to brecken, terwyl anderen bezig waren met Zva to browven, door her inmengzel tot lien Drank to kau­wen , op dezelfde wyze n s op de Friendly Eilanden. KAI ; FF KI EA nam daar op de kern van een lip ukusnoot,welke by kauwde, en daar mede Capitein cook's aangezigt , hoofd, handen,armen en frhouders belireelt :bier op werddo ,1ya road gediend, en ,naa dat wy then drank geproefdhndden, begonnen KOAH en PAID ItA bet Verkensvleesch in tfukken to foyden, en 't zelve ons in den mond to ftee­ken. 11: had 'er niet veel tcgen , om door PARLEA, die vry zindelyk was , gcv oed to warden; dock Capitein coot:, die voorgediend word door KOAti , zich bet door hem bebandeld ffinkend Zwyn herinnerende, kon 'er geenbrok van doorkrygen, en wy mogen wel veronderffellen,dat zyn afkecr nict verminderde,toen de oude Man, vol. gees de bier in zwang gaaude beleefdheid, de flukkenvo-)r hem gekautvd halt. Toen decze laatfte plegtigheid gciindi`d was, waar aan Capitcin coos, zo fpoedig als by met eemge voeglykheidkon , een chide Inaakte, verlieten wy de Morai, naa on­der bet Volk eenige flul jes Yzer en andere Snuisteryenuitgedeeld to hebbcn , waar in zy zeer veel genoegen fchecnen to vinden. De Mannen, met roeden voorzien , geleidden ons na de boot, herhaalende dezelfde woorden . Hex Volk week weder uit den weg ; en de weinigen, die bleeven, wierpen zich op den grond neder als wy voor­by gingen. Wy rociden terffond na boord, vol van ge­dagten over 't geen wy gezien hadden, en zeer wel vol­daan over de gocde gcneigdbeid onzer Vrienden . De be­duidenis der veelvul'iige plegtigheden , met welken men ons ontving., en dle-wy, ow derzelver nieuwigheid en zeldzaamhei&, in 't breede verhaald hebben, hat een ruim Veld tot gisfingen open: ongetwyfeld ftrekte zy, van de $yde dcr Qwlayhecren, ten betoon van zeer groote hoog. ag­ 7!' agting, en fchcenen, zo verre zy Capitein Coot; , in 't byzonder betrotYen , tot nanbidding op to klimmen. Op den voly--enden morgen , den aclittienden , ging ik,vergezeld van ncht Zee-Soidaaten , den Luitenant en Cor­poraal onder di: petal begreepen, aan land, bevel hebben­de oin ecn 1Vcrkplaats op to rigten, in zulk een [land alsmeest gelchikt eras om de ~t'aterhaalers en anderen,die op't land werkten, in 't oog en onder bcfcherming to houden. Als wy in 't midden van bet Dorp na een daar toe bekwaamepick gronds zogten, boodt PAREr:A3 alroos gcreed om onszyne goede geneigdheid en magt to toonen, ons aan cenige huizen omverre to werpen , die oils , tot berciking vanons oogmerl:, in den we- zouaen gctlaan hebben . Wyoordeelden van dceze aanbieding gccn gebruik to moetentraaken, en vervaardigdeu onze Wagrplants op een veld, niet verre van de Morel, 't gccn oils gercedlvk werd in. geruimd : de priesters lteil"-dcn terllond , (;In den indrangder 1rboorelingen of to wecren, die plants, door hunneroedcn to zetten rondsom bet affchutzcl . Deeze abort van Godsdienflig Verbod , noemen zy Ta­boo : een woord , 't geen wy, geduurcndc ons verblyf on­cter deeze Eilanden , mcmgmaal hoorden , en van cene zeer veel beduidende en kragtige betekenis voudcn . filet vcrfchafte ons zelfs eene meerdere afzondering dan wyverlangden. Geen Canoes durRien bet waagen naby onsto landen; de Inbooreliugen zaten by bet aftchutzel; dock niemand limit zich aan om hinnen de Taaboode platsto komen, voor by deswcgen van ons vcrlof verkree-en halt. I\laar, fchoon de Mannen, op obis verzoek, diet voorraad, d.vars over bet vcld liepen , kouden wy, opgeene mogelyke wyze, de Women bcweegen by ons to komen. Zonder vrugt booden wy haar geichenken aan ; wy zogten bet door PARRFA en KOAtt to heweri:en, doeh vrugtloos ; wy krecgen beRendig ten antwnord, dat de EATOOA en TLRREEOROO (dit Iaattle was 's konings naam) hun zou dooden. Deeze omRandigheid vermaakte onzeVrienden aan boord niet weinig, waar de menigte Volks,en inzonderheid van Vrouwen,' die 'er gcftadig ankwa­nien, nun noodzaakte, bykans :asboudend , de Schepen ~laar van to ontlasren, om het noo4wrt fcheepswerk to kun. lien verrigten. By die geleget-heden''6beurde het meermaa• len, dat tuslchen de twee en drie honderdLVrouwen to geiyk in Zee iprongen, en daar road zwommen en baad­den, tot dat zy wcder konden toegelaaten worden . F 2 Van So UIT rIIEKZEL EE vEZ REIZE Van den negenticnden tot den vier- en twintiglien viel'er niets byzonder meldingswaardigs voor. De Schepenwerden gekalfaat, en het Touwwerk geredderd . Het in. zouten van Varkensvleesch was een der zaaken voot welke Captein COOK de meeste zorg droeg, en waar in hy, niet. tegen(laande men bet doorgaans ondoenlyk geoordeeld heb­be, onder de Keerkrings Lugtftreeken, het Vleesch doorzouten to bewaaren, zeer wel flaagde . Niet lang hadden wy onze Wagtplaats betrokken, of wy ontdekten, in onze Nabuurfchap, de woonplaatzen cenerMaatfchappy van Priesteren, wier geregelde oppasiing vando lllorai onze nieuwsgierigheid trok. Hunne hutten flun­den rondsom een Vyver, en waren omringd door een bosch lilokusnootboomen , 't geen hun afzonderde van den {laud ende rest des llirps, en aan die plaats het voorkomen vaneen Godsdieuftig verblyf byzette. Capitein COOK hier van door my verwittigd, befloot by die Pricsterfchaar een bezoek of to leggen, 't geen by vervolgens deedt, enbykans met dezelfde Godsdien(lige Piegtigheden ontvangenwerd Als op de lllorai. 7o lang ivy in de haay bleeven, werd Capitein COOK telkens ,als by aan land kwam ,vergezeld door een deezcrPriesteren, die voor hem heenen grog ; kennis geevendedat de Orono aan land was, en het Volk gebicdendc voorhem neder to buigen, Dezelfde Perfoon vergezelae hemook {feeds op 't water , flaande in de Boot, met cen roe­de in de hand, kennis geevende aan de Inboore ingen , die zich in Canoes bevonden, dat de Orono aankwam, waar op zy terilond het roeijen flaaktcn, en bunne aangezigten ne­dergcQaagen hielden tot dat by voorby was . Wanneer by{land hieldt by de Wagtplaats , kwatn KAIREEKEEA met zyne Broederen, onmiddelyk, met Varkens, Kokusnooten,Broodvruat, cnz. en booden die aan met de gebruikiy'koplegtigheJen. 't Was , by deeze gelegenheden , dat eeni. en &r mindere Opperhoofden, dikwyls,verzogten de vry­geid to mogen hebben om den Orono eene offerhande to doen. Dit verguud zynde, booden zy zelve het Varken aan, doorgaans met duidelyke kentekens van vreeze in hungelaad ;terwyl KAIREEzEEA en de Priesters hunne gewooneGezangen aanhieven. De beleefdheden deezer Maatfchappy bepaalden zich Dietlot lottero ;pligtpleegingen, Die van ons Volk aan Land warn ontvingen dagelyks van htln een toevoer van Var­ ~~Its,v~ccaCi~ &a f ewa~fea j mcci dan genoe& wa; tot hun oil, VAN CAPT. Cook, ENZ. '$1t vnderhoud, en verfcheide Canoes, met' leevetlsbehoeften belaaden , werden even flipt aan boord der Schepcn gezon­den. Niets werd tot wedervergelding gevorderd ; noch dceze zelfs eenigzins van ter zyde aangcduid . Hunne ge-­fchcnken bragten zy toe met eene geregeldheid, meet ge­lykende naar bet kwyten van ecn Godsdicnstpligt, dan naar bet betoon van weldandigheid. Wanneer wy onder­zogten, op wiens kosten alle die gunstbetooningcn ons wereden toegefchikt , gaf wen ons to verilaan, dat bet gefchied. de op kosten van een groot Man, xAoo geheeten, den opperflen der Priesteren, en Grootvader van KAIREEKEEA, die op then tyd afweezig was van bet Eiland, den Boningvergezellende. (Hat herrvolg Flier nit.) EESCHRYVING VAN HET HERDERSCH LEEVEN EN DER ZEDEK VAN DE INWOONDEREN VAN SANENLAND, IN HET CANTON BERN, IN ZWITZERLAND. (Uit de Olfervations on the prefent State of Denmark ; Rusfia and Switzerland.) I1et Herderlyk Leeven der Inwoonderen van Sanenland tnag gezcgd worden den middenrang to beklceden, tuslchcn datvan Landbouvtweren, en der zwervcnde Tartaaren of Arabicren. Vyf of zes kecren in 't jaar verandert icder Gezu1 van woon­plaats : en tedcr week tyaat de Vader des Huisgezins, metVrouw en Kinderen , voorgegaan van 't Vee, eenigen lee£tocht , en weinig Keukengereedichap, als cen oud Aarrsvadetreizende, ecn nieuw verblyf opzoekcn. In geen land, geloof 1k, worden zo veel Stallingen en Hui­zen gezien. Waar men voor de Koebeesten eene Stalling op. rigs, wil ieder, wiens omftandigheden hot eenigzins toelaatell,een Huls voor zichzelven hcbben : en nauwlyks een der wei­den, daar do voorraad, woken zy opievercn, doorgaans ver­teerd words, is under bei0en , of althans zcnder ecn deezct houten wooningen. [let l-iooi bcrgt men boven in, bet Vcdflaat beneden. Tot cen hehoedmiddel tegen de beillooze uit­werkzelen der overfroc.mirgen,kunnen die Huizen en Stallin­gen geheel uit elkander eremen wo> en kort gefchreeuw herhaalt by fteeds, en als by in rust zit en vliegende: Zeldzaam wordt de Ocstcrvanger op de Kusten van Frankryk gezien,ondertuslchen kent men hem inSaintog. ne en in Picardie. Zomtyds zelfs broeden deeze Vogelsop de Kust des laatstgemelden Landfchaps, waar zy ingroote mcnigte aankomen met Ooste- en Noordweste Win . den. Zy onthouden zich daar aan ftrand, wagtende opeen gunftigen wind, om weder gevoerd to worden na bun­me gewoone verblyfplaatze : men denkt dat ze nit Engc_ land komen, tvaar ze veel gevonden worden, bovenal opde Westkust van dat Eiland ; veel verder Noordwaards op, komen zy mede voor, als in Gothland,op hct Eiland Oeland, op de Eilanden van Deenemarken, tot in Tsland en Noorwegen. Coos heeft ze gezien op de Kusten van Terre de Feu,en op die van deVStraat van Magellan,en wedergevonden in de Baay van Usky in Nieuw Zeeland; DAMPIER ontdckte ze op de Kusten van Nicuw Holland ; xxMPrER verzekert, dat ze zo gemeen zyn in 7apan als in Europa. De Oestervanger, die alle de Kusten der Ou­de \Vereld bewoout, is ook op die der Nieuwe. Vader r•EuILLAP heeft hem op de Kust ties Vastenlands van -•nte. r•ica waargenomen; WAFER in Darien; CATESBY in Caro. lira en de Bahama-Eilanden , en PAGE DU PRATZ in Louifiane. Deeze zo wydverfpreide Vogelfoort is, zonder verfcheidenheid, overal dezelfde . Zy fchynt, onderfchei­den van alle andere, geheel op zich zelve to ftaan . Onder alle Strandvogelen is 'er geen, die met de geftalte des Oes. tervangcrs en liens korte Pooten, een Bek heeft van dat inaakzel, of ook in leevenswyze en aart daarmede overeen. koint. De Oestervanger heeft de grootte van een Kraay ; zynBek is vier duimen lang, zamcngedrukt tot boven de news­gaten, plat aan de zyden, en wigswyze tot aan 't einde : dit zonderling maakzel frelt deczen Vogel in ftaat om deOesters en andere Schelpvisfchen, op welken by aast, to vatten, op to ligten en van klippen en ftranden of to icheu~ ren. I Hy behoort tot bet klein getal van Vogelen, die feats drie Vingeren hebben : deeze overeenkomst is den Naamlystmaakeren genoeg geweest om hem by de Trapgan_ zen to rangfchikken ; doch bet is duidelyk dat de Natuur hem niet by dezelve gevocgd heeft, dewyl by niet alleende Zeeftranden bewoont, iuaar zomtyds in Zee zwemt, fchooii fchoon by ongevliesde Pooten hebbe : 't is waar, volgens den (leer BAILLON, die den Oestcrvangcr op de Kustcn van Picardie beefs waargenomen, oat de wvze waarop by zwemt allcen lydclyk fchyut, dewyl by zich als aanalle de beweegingen des waters overgeeft, zonder zelve eenige to maakcu; doch met (lit alles 1chroomt by Diet degolven to braveeren, en toont dat by op de baaren hasrusten, en ze verlaaten als het hem gelust den oever to kiczen. LE PAGE DU PRATZ merkt op, dat men ze niet van den Zeeoever verwyde:d vindt, dan wanneer 'er een Storm op handen is , (lie nict mist op to Ileeken, als deOestervangers de wyk Volgens BELON, is bet vleesch van den Oestervanger bruin, hard en wild van fmaak ; nochthans beweert de Beer ZAILLON, dat deeze Vogel in den Winter altoos vet, en bet vleesch der Jongen een goed ceten is. Ily bath een Ocster­yangcr meer dan twee maanden in zyn Tuin gehouden , waar by voornaamlyk zyn beftaan vondt in Aardwormen, ook at by gekool.x vleesch en brood, en fcheen naar die fpy­ze zich wel to kunnen fchikken ; zoetwater en zeewater dronk by zonder onderfcheid, en fcheen in 't een geen meerbehaagen dan in 't aeder to vinden. Ondertusicllen treft Men in den ftaat der Natuure, deeze Vogets niet ann by moe­ ' maar freeds cmtireeks rasfen of de monden van Rivieren , de Zee; misfchien om dat ze in 't zoet water geese fpyze vinden, zo overeenkomende met hun fmaak als die de Zee iiun oplcvcrt. De Oestervanger vervaardigt Been nest ; by legt de Rije­ren, die graauwagtig en met zwarte ftippen zyn , op bet zand neder, zonder eenige aneere voorzor`gc , dan dat byde hoogte der Duinen kiest, en plaatzen die vol gebrooken fchulpcn liggen . Het getal der ) yeren is doorgaans vierof vyf, de broedtyd duurt twintig of Cdn- en tw intig da­gen : bet XVyfje zit 'er niet altoos op : her volgt bier inde doorgaande handelwyze van bykans alle Strandvo elen,die bet aan tie Zonne overlaaten , voor cen gedeelte vanden dag hunne Eijeren to verwarmen ; zy gaan 'er vecl­tyds 's morgens ten negen of tien uuren af, en komen's naamiddags ten drie uurcn weder, wel to vcrflaan als 'er gcen regenagtig wc~r opkomt. Dc Jonten zyn by beeuitkomen met een zwart dons bedekt, zy kruipen van denecrilen day of in 't zand, en beginnen, in korten tyd, re loopen , weetende zich in de ruigte van bet begroeide 1. DELL. AVENGELCV. No. ;. H Will Duin zo 'vel to verfchuilen , dat bet zeer bezwaarlyk isze to vinden. De Bek en Pooten van den Oestervan,er zyn fchoonrood , gelyk de &k wel gevorind is oul de Oesters enSchelpvisfchen to openen, zo zyn de Pooten en Brie Vin­geren bekleed met een ruw en hard vlies. De Oogledenzyn rood als de Bek , en de pit good geel ; boven elk Oog is een kleine witte vick ; de bop, de Hals, de Schou­deren zyn zwart, zo ook bet boventle der Vleugelen ; dan dit zwart is veel donkerder by het Mannetje dan in betWyfje : een witte band loopt 'er om den Hals, 't gebee­le onderlyf van de borst of is wit, als mede het onderftc van den Rug en de heift van den Staart, die aan 't erode zwart is ; een witte flreep, gevorind door groote Dekvee . ren, doorfitydt het donkere der Vleugelen . 't Zyn waar. fchynlyk die kleuren, welken aan deezen Vogel den naaln van flakfler gegeeven hebben, fchoon by 'er, in alle an­dere opzigten, van verfchille ; hovenal door de kortheid van zyn Staart , die flegts vier duimen lang is, en doorde toegeflaagene vleugelen , voor drie vierden , bedekt wordt ; de Pooten, met bet klein gedeelte der Schenke­len, beneden de knie, geheel van vederen ontbloot, zynmaar twee duimen hog ; fchoon de lengte des Vogels omtrent zes duimen haalt. BEDENKINCEN OVER DEN OORSPRONG DER SPRAAKE, EN DERZELVER VERSCHEIDENIIEID : EN DE VERWARRING BY BABELS TOORENAOUW. (Uit 11et Engelsch, van den Hoogleeraar BEATTIE (*).) Wy Menfchen leeren fpreeken , wanneer onze werktui­gen , tot de Spraak behoorende , bet buigzaamst , en on­ { ~ Wy hebben ze ontleend uit de Verhandeling diens Hoog . ieeraars ; getyteld . The Theory of Lar.vrage, voorkomende in dyne Disf rtations Moral and Critical. Vry;eid bier toe cordecl­den wy to hebben, dewy! de Eerw. PETKUS LOOSJES, Az. die eene Vertaaling van do andere Verhandelingen deels gegeevenheeft by A. I.OOSJES, Pz. deezen jaare gcdrukt, en de overigebeloofd , in zyn Poorberigt reden geeft, waarom by de Vertaa­ling agter wege laat . die ten opzigte van de gebeele Verhan­delin~ golden ; dan dir t:uk dagt ons mededeelbaar. onze vermogens van naavolging bet werkzaamst zyn ; dat is , met andere woorden , wanneer wy Kinderen zyn . 1)och, zelfs in die gunitige omttandigheden , is de vcr­kryging van de kunst om to fpreeken niet gemaklyk,maar bet uitwerkzel eener dagelyklche oefening, van morgenstot 's avonds eenige jaaren herhaald. Wanneer wy ,nooit poogden to fpreeken, eer wy volwasfen waren, is er zeer veel groads om to denken, dat wy bet ten hoogfIen moeilyk, indien Diet onmogelyk, zouden vinden . Dit blykt niet alleen uit de Wilden, in bosfchen gevon­den, die, fchoon fchrander genoeg en geenzins hoog be­jaard , nooit konden leeren onderfchci&n to fpreekeneen hunner, volmaakt beantwoordende aan decze befchry­ving, leefde , voor cenigen tyd , in Engeland, en leeft mogelyk nog: dock ook uit een veel )igter vallende waar­neeming; naamlyk, dat 'er in alle Taalen zekere toonen en klanken zyn, welke zy alleen met gemak kunnen uit­ drukken, die zeer jong dezelve aanleerden. Ja elke Land­ ftreek heeft eenige byzonderheden , in de Uitfnraak of Tongval, welke Lieden van nabuurige Landtchappen, in den ouderdom , zeer bezwaarlyk kunnen nadoen ; doch welke zy , Kinderen zynde , zeer volmaakt, in weinigemaanden zouden geleerd hebben. Kindcren, onderweezen in bet fpreeken van dtsne Taal , verkryqen bet fpreekenvan andere met Gene wonderhaare gemakiy' ;heict. 1k weet cen voorbeeld van cen Fransch hind, zes j +aren oud , dat,in Engeland komende, de Moedertaal volflrekt ver:rat, en , binnen weinig meer dan zes weaken, in het Engelschyzich wist pit to drukkcn, omtrent al bet noodige . Ecn volwasfen Mensch, in tegendeel, zal met at bet behulpvan Spraakkunften , Woordenboeken , Schryvers, Taal­meesters en Verkeering, zeldzaam eene vreemde Taal zoleeren fpreeken als een Inbooreling . Indien , derhalven , 'er ooit een tyd geweest hebbe , dat heel bet Menschdom , gelyk de Epicuristen veronderael­len, een tnutum & turpe Pecus, een hoop ftcmme en ycr­agtlyke Dicren was, moest geheel bet Menschdom, vol­gens den gewoonen loop der dingen, tot deezen dag toe,ftom gebleeven zyi . Want voor zulke Dieren kon de Spraak niet noodzaaklyk weezen : ook worden zy ver ondertield , eeuwen lang zonder dezelve bcf}aan to heb­ben : daarenboven kan men zich Diet verbeelden , dst itomme en beestagtig leevende Dieren immer zouden den­ 11 z ke32< ken our onnoodige kunflen, van welke zy geen voorbeeldin de wereld rondsom zich zagen. LucKeTlus vermeldt ons, dat, in zeker lang voorleden tydperk , niemand weet wanneer, de bosfchen , of door den blixem, of door bet wryven der boomtakken in eenhevigen dorm, in brand geraakt zynde, de menschlyke weezens, die, gelyk de wereld en alles in dezelve, ge­vormd wares door Ondeehjes, zonder orde, fchikking, of oorzaak zamengcrold , en . tot bier toe , verflrooid , naakt, en flour geleefd hadden , dermaate verzwakt wier­den door de hitte van dien brand , dus zy naa dies tydde ongenade van bet weer nie: konden uitharden ; dat zy, genoodzaalct fchnilpiaatzen to zoeken in holen enfpelonken, IVlannen en Vrouwen, toevallig zamenfchool­den , elkander begonnen to kennen , en , met den tyd,kleine Gemeenfchappen of Gezinnen vormden, dat, van (lien tyd at', de Menichen hunne eigene Afflammelin­gen kenden , 't well: voortyds geen plaats vondt : dewylde vermenging van Mannen en Vrouwen in 't wilde toe­ging, zonder eenige vriendfchap of verbintenisfe,dat de gemoederen deezer woeste Wilden, door de zagt­heden des huislyken leevens gemaatigd, allengskens in re­delykheid toenamen ; en , naa cenige gemeenfchap met denabuttrige Gezinnen , bet noociig vonden, ter algemeeneveiligheid, zekere kunllige onderfcheidingen van regt enonregt,waar over zy tot dien tyd toe niets geweeten had­den vast to flcllen. Deeze nicuwe denkbeelden, egter,konden nict aangedrongen worden of gezag krygeu, zon­der belofteu en verdraagen ; tot bet doen en maaken der­zelven was bet verder noodig zekere tekens van denk­beelden uit to vinden , die cene vastbepaalder bctekenishadden dan de grillen en gebaaren, waar door zy, tot (luslang, bunne gevoelens t verflaan given (*). In deezer voege vondt men de Spraak en de Zedelyke Gevoelens iiit : die, volgens dit verflag , even zeer bet werk van 's blenfchien kunst zyn, als huizen, wagens, fchepen, en alle andere werktuigen. De fra:iheid der dichterlyke voorfleliingen van r_vcRE-Tlus maal.tc zyn Stelzel to Rome gangbaar. HORATIUS omhelsde 't zeive , en heeft ons , in weinige wclbe. kende regelen , daar van een korten inhoud opgcgee­vell. (z) LccarT. Lib. V. OVER DEN 00RSPRONG DEB, SPRAAKE. 10) Veil (*). \TIRGILIUS denkt men , dat, in zyne jeugd, (want by natn naderhand de Gevoelens der Platouijche fl j•sgecren aan,) in dit Lcerbegrip flundt. Clcr.•no zelf, ichoon geen hewonderaar der Lpicurifche Stellingen ,ichynt, wat dit berigt van den oorfprong der Spraake, \Vetten en Staatkunde aanbelangt, derwaards over to hcl­len (-j-) ; en, hoe ilrydig met de Gefehiedenisfe, hoe zeerkrielende van ongerymdheden,'t zelve moge weezen, heb­ben verfcheide Schryvers van laateren tyde hunne poogin­gen aangewend, om het to doen herleeven. Men verwondert zich met rede, hoe de Menfchen lets bekoorelyks konden vinden in een Stelzel, zo onteerendevoor onzc Natuur ; of cenige waarfchynlykheid in lets , 't welk seen anderen grond heeft dan dichterlyke verbeel­ding en wilde veronder[telling. Den Hcideuen, in de daad , die weinig wisten van 's Menfchen oorfprong, mag het tengoede gehouden worden, dat zy een gevoelen beguntlig­den , 't welk LUCRETIUS in vlociend dicht wist voor t,C lichen , en zich door cone fraaije belchryving nanprces. En nogthans verklaart QUI\CTILIANUS, door deezen dichtcr­lyken optooi nict misleid, de taal der waare Wysbc ;eerte ipreekende, dat Zedelyke Gevoclens ons Alenfchen natuur­lyl: eigen zyn , dat de £ 1cnl'chen de Spraak van den begin­ne bezaten, en die uitgeleezene gaven van hunnen Schep­per ontvangen hadden. flet fchoon verila , door OVIDIUS van een eerflen Mensch gegeeven, fchynt deels zamenge­fleld uit de Gouden Ecuw van IIESIODUS, deels uit over. le­ (*) Cum prorepfurunt primis ani,nalia terris, Mutum & turpe pecus, glauden: atquc cubilia propter, Unguibus & pug nis, dein fustibus, atque ita porro Pugnabant armnis, quze post fabricaverat ufus : Donec verba, quibus voces fenfusque notarent, Nominaque invencre ; de hint abfistere bello, Oppida eceperunt munire & ponere leges . Nequis fur esfet, neu latro, neu quis aduitcr. Nam fuit ante [lelenam cunnus deterrima helli Causfa ; fed ignotis perierunt mortibus illi : Quos Venerem incertam rapientes, more ferarum, Viribus editior cadebat, ut in grege taurus . &c. HORAT. Sat. LTb. I. 111. vs. 97-I To. ;T) Ctcaa. de Lirentio;le, Lib. I. Tuscul. Q,urest. Lib. V. 11 3 leveringen, gegrond op bet Blofaisch Verlaaal der Schep. pinge. Is bet denkbeeld, dat de Menfchen eerst goed en geluk­kig waren, en hun gelyk verlooren, wanneer zy huune O ,fchuld derfden, niet loflyker voor onze Natuure, guntti­ger ;oor de Deugd, en zamenttemmender met de aluemee. ne gevoekns des t4lenschdoms, dan dat wy, in den be­ginne, eeue fourt van ',ril,le Dieren uitmaakten, en nader. hand door heicliaaving iu ceu boos cu fnood geflacht van Menfchen veranderden . Indien 'er, in de bewustneid eener eerlyke Afkomst , iets itceke dat tie ziel verheft, kunnen de Schryvers, die onze Natuur en Ourfprong zodani­ger wyze ~.efchryven, dat wy alle reden hebben om ons des to fchaamen , de zaak der Deut d niet beguntligen. Dan hy, die my, op 't gezag der Heilige Blacteren, en o:'ereenkomtlig met de Voorfchriften der Gezonde Rede,berigt, dat wy alien herkomihg zyn van \Veezens , naar den beelde van GOD, verftandig, onfchuldig en gelukkig gefchapen ; dat door hun, en ons eigen onwaardig gedrag, de Menschlyke Natuur droevig verlaagd is ; doch,dat wy, op her volbrengen van zekere allerbillykfte voorwaarden,onze oorfpronglyke waardigheid kunnen herkrygen, en zelfs tot een hooger trap van gelukzaligheid, dan onze eerfie Ouders, opklimmen. Hy, zeg ik , die my deezeLeer voorhoudt , verfchaft my tevens de bemoedigendtceaanfpooringen ter Deugd ; by leert my nederigheid, goed­aartighcid, hoop, dankhaarheid, Godsvrugt en aanbidding. Dan, om van do Spraak hepaald to handelen , deeze heeft men op de voorbefchreeve wyze niet kunnen uitvinden. Want Dieren konden, gelyk ik reeds heb beginnen aan tomerken , in dien beesttA-en that, de Spraak niet behoe. ven ; en bet is niet wet to veronderttellen, dat ftomine en touter dierlyke \Veeaens zich zouden zetten tot bet aankweeken van noodlooze kunftcn, van welker gemis zynooit bet gebrek gevoeld hadden , welk nimmer eenige andere Dieren beftonden. lk mag bier byvoegen , dat de Spraak, indien dezelve onit is uitgevondcn, uitgevon­den moet weezen door Kindercn, die buiten ftaat zyn teruitvindinge, of door reeds volwasfen Menfchen , die niet 1;onden fpreekcn. Rede, derhalven , zo wel als de Ge­fchiedenis , duidt ons a211, dat de Menfchen, door alle eeuwen, fpreekcnde Dieren geweest zyn ; de jongen beb. ben altoos deeze kunst geleerd door bet navolgen der geeuen die ouder waren. En wy mogen, met eene honge maa­ maate van waarfchynlykheid , veronderflellen , dat ooze certle Ouders door onmiddLlyke lnblaaziug hebben leercu fprecken. Naardemaal de eerfle Taal , welke die ook ware, der­ halven volmaakt moet geweest zyn , niet blootgetteld aan verbastering , door een inmengzel van vreenide Taalen , en in eerbiedenisfe gehouden door alien die dezelve 11m. ken, dal is door geheel bet Menschdom ; dewyl zy de Taal voor van Godlyke herkomst hielden, mogen wy ge­ looven,dat dezelve veele Eeuwen Lang onveranderd bleef. OvereenkomUig bier merle , b°rigt ons de HeiligeGefchicdeais , dat de geheele Aarde van eeneriei Spraakewas, toen men, omtrent achttien bonderd Jaaren na den Vat , den Tooren van Babel begon to bouwen. En , halt 'er geen wonderdaadige tusfchenkomst pleats gegree­pen, dan is bet waarfchynlyk, dat 'er eenige trekken van zouden overgebleeven zyn tot op deezen dag , in elke Taal. Want , fchoon ,, in een zo lang tydsverloop, inelk land , veele woorden veramterd, veele woorden in e­voerd, en veele woorden vergeeten mogten weezen, znu­den nogthans de Menfchen , allen van 't zelfde Gellacht zynde ,en alien hunne Spraak van de Cdnige oorfpronglyke Taal ontleenende , waarfchynlyk cenige van de onrfpron'tyke woorden over geheel de ' arde nog in gebraik wee­zen; even alsin alle de hedendaagfche Taalen van Europa,eenig Hebreeuwsch , eenig Gricksch , en zeer veel Laiynnog to onderkennen is. Doch de Voorzienighcid vondt goeddit to voorkomen, en, door bet verwarren der Spraake,byBabels Toorenbouw, eene verfcheidenheid van Ourfprungly. ke Taalen in de Wereld vast to ftellen . Dit %Vonderwerk kon niet misfen zeer gewigtige gcvot. gen naa zich to tleeven. Menfchen, die elkander vertton­den, zouden alleen in dezelfde Maattchappy by elkanderblyven : dus werd bet Menschlyk Geflacht verdeeld in ten aantal kleine Stammen of Volken, die ieder zamen fchool­den , en op cenigen afUand van den anderen blceven : en op deeze wyze is bet waarfchynlyk dat de geheele Wereld fpoediger zou bevolkt worden, dan by aldien bet ganfchcGetlacht der Menfchen als ccn groot Volk vereenigd ge. bleeven ware. De onderfcheidingen van In- en Uitlandcr, van Burger en Vreerodeling, greepen nu Hand ; mededin­girg ontttondt . en niets werkt kragtdaadiger tot vlythe­toontng en bet bevorderen van de veelvuldige kunflen desleevens. 114 De De zeer groote verfcheidenheden der Menschlyke Spraa. ke zouden , zonder 't geen ons berigt words, wegeus hct gebeurde by Babcls Toorcnbouw, ecn wonderlyk ver­fchyczel opleveren. De Taalcn zyn of Oorfln ronglyk of Afgeleid. Dat de Taalen , die van dezelfde oorfpronglyi:e Taal aftlammen, alle naar dezelve en naar elkander gely­kcn , en nogthans alle verfchillen, is nict zeldzaamer dandat Kindcren en bunne Ouders alien eene algemeene Pa milietrek hebben ,en iedcr onderfcheiden zyn door byzon­dare trekken. Spaa/tsch , Italiaansch, l'ortugeesch , Transch en een grout gedeelte van bet Engclsch, llatat of van bet Latyn, met byvoeging van veele nieuwe woorden , nieuwe uitgangen , nieuwe woordfchikkingen, door do Noordfcka holken ingcvoerd. Hierom gelyken alle deeze Taalcn naar ]let Latyn en naar elkander, terwyl, egter, iedcr daar van en van de overige verfchillen. Maar, indien wy twee Oorfpronglyke Taalen met elkander konden vergelyken , by voorbeeld : het Hebreeuwsch met het Gottisch of het Celtisch, of d- Taal der Chineezcn met die der Huronen, in Noordl-llmcrica, zouden wy, misfchien,de mintle gelykvormigheid niet befpearen . Hier van zou­den wy, in aanmerking neemende, dat alle Menfchen van bet zelfde Geflacht zyn , geene genoegzaame reden kunnen geevcn, zonder to verondertlellen, dat eenige bovennatuur­lyl:e Gcl)curtenis , gelyk die der Spraal:verwarringe by Ba'bcl~ Toorenbouiv, den eenen of anderen tyd was voorge­vallen. Doch deeze Gefchiedenis lost alle zwaarigheden op. En wy hebben geen meer reden om ons to bevreem­den,dat verli:hillende Volken,fchoon in den bloede elkander betlaande, geheel onderfcheidene Taalen fpreeken, dan dat Nceven , in den twintigflen grand van Bloedverwantfchap van elkander, onder verfchillende lugtilreeken , cenige in huiren , andere in holen, cenige naakt, andere geklced leevende, eenige verfchroeiende onder de brandende lngr­iircek, andere by de Poolcirkels bevriezende, in weezeins­trekken en l:le~.tr onderfcheiden zvn. Doch, vermids bet Wonderwerk by Babels Toorenbouiv geene weezenlcke vtrawlerinz to wege bragt in de Mensch­lyke Natnure : en de Menfchen, zints den Zondvloed, dezelfde bekwaamheden bczeten hebben, en in dezelfde of foortgelyke omllaa;iighedcn gcplaatst , dezelfde behoeften gevoelcicn , en voldnening vondeo in dezelfde genietingen, en handeiden door den invloed van dezelfde beweegrede­uen ; is het redelyk daar uit of to leiden, dat de Gedngtcn der OVER DEN OORSPRONG DER SPRAAKE. III, der Menfchen, door alle Ecuwen been, bykans dezelfde moeten gr vee,t zyn. In de alleroudile Geichicdverhaalen, out:ekken wy, dat de wyze van denken en doer, van ge­looven eat Diet gelooven, van goedkeuren en kwaadkeuren, volkomen gctken near 't geen wy in ons zelven ondervinden , en in de Vereld rondsom ons. Dewyl nu der Menichen Geda ten zich door de Spraak ontdekken, en de Gedagtcn der Men{then ill de eerie Eeuw en by bet ecne Volk, ge­lyken naar die in eene andere Eeuw en by een antler Volk, is bet dan niet to vermoeden, dat 'er, in alle MeuschlykeTaalen, eenige algemeene punten van overeenkomst zyn, ill Schikking aithans , zo niet in Kiank ? Naardemaal, byvoorbeeld, alie Menfchen, door alle Eeuwen, moesten iprecken van werken , van bewerkt worden , van goede enkwaade hoedanigheden, en de verfchillende voorwerpen, die de zintuigen aandoen, heeft men, in elke tail, dan gee­ne Naamwoorden, Toeioegelyke Woorden, en Werk­woorden noodig? 't Geen bet eene Volk Hippos noemt, ma cell ander Egmts, een derde Cavallo, een vierde Che­val, cell vyfde Hoife en cell zesde Paard noemen : dat is, verfcheide zamenvoegingen van vastbepaalde kianken mogett , by vcrfehillende Volken , dienen om bet zelfde Dier aan to duiden ; dock, by elk Volk, waar dit Dier hekend is , en van 't zelve gefprooken wordt, moot 'er eenNnam voor zyn : als ook woorden om de hoedanighedetad:tar van uit to drukken , als : good, flags, fleck, zwak, traag , fuel , "wart , Brit , grout , klein , en de bedry­ven van 't zelve, gaan, loopen, eetcn , drinkcn, brie­ fchen, enz. De Taalen, derhalven, gelyken den Mensch , in dit op­zigt, dat, fchoon ieder derzelven haare byzonderhedenhebbe, die dezelve van andere onderfcheiden , zy, nog• thans, zekere hoedanigheden in 't algemeen bezitten. II¢ LEEVENSBYZONDERIIEDEN DYZONDFRHEDEN WEGENS HET LEEVEN EN DE SCHRIF- TEN VAN DEN DEERE SAMUEL RICHARDSON, DEN EEROEBNDEN SCHRYVER VAN DR Pamela, CI'a. risfa en GrandJo,z. (Uit het Engelsch.) Den Heeren Schryveren van de Nieuwe ~Algenzecne Vaderlandfche Letteroefjeningen . ZkTyne Heeren! et regt fchreef de Eerwnardige JOANNES STINSTRA, .,Min zyne Voorreden voor bet Lertle Dcel zyner Ver­„ taalinge van Clari&." Buiten twytel zou men DU wel gaarn willen wecten , vie tog de Schryver of Uitgeever van dit hooggeroemde Werk zy. Zie-bier wat 'er my van bekend is : op den Tytel van bet Engclsclz flaat, dat bet gedrukt is voor S. Richardfon, en die van den Twee. den Druk meldt, dat bet is uitgcgecvcn door dcn Uitgce­ver van Pamela. Die RICHARDSON wordt voor den Schry­ver en van Pamela en van deeze Clarisfa beide gehouden. De Nicuwspapieren getuigen, dat by een Boekverkooper is. Uit Engeland heb ik berigt ontfangen , dat by een 141au is van veel gelecrdheid , fchrandcrheid en vernuft , van eenen vluggen en vrolyken geest, dat by veel werkmaakt van Letteroefeningen ; doch met zyne bezigheden zich weinig ophoudt. Dit is vry algemeen, en de Man verdiende , buiten twyfel , dat by nader van ons gekendwierd . „ 1k heb de gelegenheid , die zich aanboodt om „ hem mynen Landsgenooten nader to doen kennen, niet ,, willen verzuimen, en uit,eenEngel.chMaandwerk, dee­ • ze Leevensfchets overgenomen ; en oordeelende dat de­„ zelve nergens beter zou pasfen dan in UL . Alengcl. „ wrrk, 't geen ons zo veele wairdige Mannen, van tyd „ tot tyd ,voor ongen t}elt ,fchik ik bet UL. toe ,zonder „ eenigen lchroom dat het to zyde gelegd zal worden, • en blyf, inmiddels, UL. BEGUNSTIGER." De Ileer SAMUEL RicNARncoN, met alien rent dengroo­fen Aieuncr win 't 111ea;chl kmart, dcn Shale,fhcarc in do A' e VAN S. RICHARDSON. II5 Romans, by zyne Landgenooten geheeten, flamde of van een eerlyk Geflacht in bet Landfchap Surry. ZyneGroot­vader en Grootmoeder, van Moeders zyde, ftierven beidettin to zwaare Pest van Londen, in den Jaare MDCLXV, een half uur iia elkander. Zyn Vader, desgelyks, den mans van SAaiUEL RICHARDSON voerende, was in den beginne een Schrynwerker (* , en dreef vervolgens grooten handel in Mahogany Hout (t), in Aldergate-street. By bezat eenvernuft, verre verheven boven zyn beroep, en was een al­lerfehranderst Bouwkundige. Dit bragt hem in kennis by verfcheide Perfoonen van rang, onder welken geteld mogen worden de ongelukkige Hertog van ATONMOUTII, de ver­maarde ASHLEY cooPER, de eerl"le Graaf van Shaftesbury. Zyne getneenzaamheid met deeze wcrkzaame Leden derLandparty wikkelde hem in zo vecle zwaarigheden , dat by, 1choon van een vreedzaamen en niemand beledigenden aart, uit zich zelven, zyne zaaken in Londen moest laaten vaa­ (*) Verkeerd word, in de Biographical Diffionary, de Vader van RtcUARoSoN cen Landhoevenaar geheeten. (t) Wy kunnen to deezer gelegenbeid niet naalaaten met eenkort woord to melden, het eerfte gebruik van het Mahogany Hout in Engeland. Dr.GIBBONS ,een uitmuntend Geneesheer, in 't laatfte gede&tc der voorgaande en het begin deezer Eeu­we , hadt een Broeder, die als Capitein op de West-Indien voer: deeze bragt eenige Planken van dat Hout tot Ballast mede. Dcwyl de Docter toen een huis bouwde in King-lireet Coventgarden, dacht zyn Broeder dat ze hem van dienst kon­den weezen. Doch de Timmerlieden, bet Hout to hard umto bewerken vindende voor hun gereedfchap, lagen het eenl­gen tyd . als nutloos, to zyde. Mevrouw GIBBONS, daarna een Kaarsfelaade behoevende, ontboodt de Docter zyn Schryn­wcrker wOOLASTON, en beval hem 'er een to vervaardigenvan het Hout dat in zyn Tuin lag. WOOLASTON klaagde des­gelyks over de hardheid. De Docter zeide, dat by dan ftee­viger gereedfchap moest gebruiken . De Kaarsfelaade werd vervaardigd, en voldeedt dermaate, dat de Docter 'er op nan­drong orn een Bureau van 't zelfde Hout to hebben ; deezegemaakt zynde, behaagde in kicur en gladheid derwyze, datby alle zyne Vrienden verzogt dat ftuk werks to komen zien,onder deezen was de Hertoginne Van BUCKINGIIAM. Zy vroegDr. GICBONS van dat zeifde Hout to mogen hebben, en liet woot.Asiow voor haar desgc!yks een Bureau maaken : dit deeds bet Mahogany Hout, en WOOLASTON tellens, vermaard worden, en dat Hout kwam vervolgens in algemeen gebruk . z16 LEEVENSBYZONDERHEDEN vaaren, en zich na Derbyyshirc begeeten ; wait zyn ZoouRICHARD, Wieus Leeven wy thaus ichetzen, in den Jaar. 1\NDCLXXXIX, gebooren werd. 't Is zeldzaam dat men niet kan to weeten komen , in wel­ ke Stad een zo beroemd Schryver bet eerfle licht aanfchouw­de: want, om zommige redenen, die men thans riet kan opfpeuren, was dit eerie omflandigheid wegens welke men nit den deer RICHARDSON geen licht lion krygen : by vermydde bet altoos 'er over to fpreeken. Zyn \rader, deezen Loon voor de perk fchikkende, bellelde hem op een Taalfchool in dat Landfchap. Men heeft, in 't algemeen, begreepen , dat de jonge RICHARDSON, aldaar, in de Geleerde Taalen, geene groote vorderiugen maaktc; nogthans hoorde men Dr. YOurG en hem, als zy zamen fpraken, dikwyls no- RAT luS, en andere oude Schryvers, in gemeenzaam onder­ botul, aanhaalen. Eenige zamenloopende omtiandigheden bragten ecne verandering in de beflemming van RICHARDSON to wege : en bet gnat zeker, dat by nimmer een Hooger School dan de Taalfchool betreeden heeft. Dan , zyn vol­gende Beroemdheid leedt'er niet by ; zyne Ziel, was, even als die van SHAKESPEARE, veel meet verrykt door de Natuuren eigen Opmerking, dan de enkele beoefening der Oude Schryveren zou hebben kunnen to wege brengen. 't is nangenaam, de eertie flikkeringen van Vernuft, hoe klein ook, in Perfoonen, die eindelyk tot zulk ecn trap vanI;eroetndheid opklimmen, waar to mogen neemen en aan totekenen. RICHARDSON verhaalde aan Dr. YouNo, met wien by lang en gemeenzaam bekend was, op de vraage , wathem aargezet hadt om een Schryver to worden ? de volgen­de byzonderheid. „ Toen ik umtrent twaalf jaaren oud• was, befchreef ik zeer kort bet Character van eene aan­ ,, zienlyke Vrouwe in ons Kerfpel, die voor zeer vroom„ ging; dock welke ik voor cen geveinsde van bet ergfle • flag hieldt. Het Character was, zo 't fcheen, zo welge­ „ trolfen, dat, toen bet eenige Vrienden in bauden kwam,„ elk aan de trekken bet oorfpronglyke kende, fchoon 'er,, geen naam altoos by tiondt . Dit welflaagen myner eer­„ tie proeve zette my aan , om, op verfchillende tyden, . „ mvn pen to gebruiken tot het opmaaken van zulke ken„ fchetzen, enkel vertnaakshalven, tot ik ten laat(len, fchoon • naa 't verloop van vecle jaaren, my in goeden ernst zctte,• om Characters, die mync verbecidiogskra, tneest trof­ • fen, in 't grout to fchetzen." Terwyl de jonge RICHARDSON zyne kindcrlyke Lctterne­fc 11 7 feningen voortzette, werd by de Beveling van bet beste gedeelte zyner Schoolmakkeren, door bet verhaalen van Gr­fchiedenisien, welke by geleezen halt, of van Vertellin er, die by verzon om bun to vermaaken ; deeze laattle behaag. den doortiaans incest. Omtrent vyfrien jaaren bercikt heb. bende, bragt zyn zedig gedrag hem in 't gezelfchap van ver­fcheide jonge Juifers in de nabuurfchap, voor welke hylas,terwyl zy haar naaldwerk voortzetten : dewyl by bekend flondt voor meesterlyk geheimen to kunnen bewaaren, werdby haare Vertrouweling, en de Schryver van haare 14linne­brieven, in welk een kiefche post by zich met zo veel otn­zigtigheids kweet, dat geen zyner fchoone Meestresfenooitreden hadt om zich to beklaagcn. 1 oen de oorfpronglyke beltemming zyns Vaders , om hem tot een Geestlyken aan to leggen, door een tegenloop van zaaken, verydeld was, betloot men dat by eenig antler Be­roep zou aanvaarden ; de keuze werd aan hem overgelaaten . B y verkoos Boekdrukker to worden ; daartoe door geen an­dere beweegreden gedreeven , dan door bet denkbeeld, dat (lit Beroep Item de beste gelegenheid zou verfchaffen om voldoening to fchenken aan zyne Leeszugt. RICHARDSON werd als Leerling beheld by Mr. JOHN WIL-DE, in Stationers Hall, den eerflten July 1VIDCCVI. ZyuI Ieester was ongemeen hard en ilreng, begromde hem overbet befteeden van eenig oogenblik, dat by niet ten zynen voor,',eele werkte : in zo verre dat ooze jonge Drukker bet zeer moeilyk vondt, cenige gelegenheden to bekomen om to leczcn of zyne bekwaamltetd in bet Brievenfchryven verder voort to zetten. Desniettegenflaande, hield by, gedunrende zyne Leerjaaren, Briefwisfeling met een Veer van middelen,die ten oogmerke bath groote dingen voor hem to doen ;loch door den dood werd weggerukt, ecr by deeze door. flsandlle blyken van waarc vriendfchap kon geeven . Aan deeze Briefwisfeling, welke van de zyde diens I-leersincest beftondt uit verhaalen van 't geen hem was overgekomen op zyne huitenlandfche reizen, was de [leer RICHA1rD­snN waarfchynlyk verfchuldigd de befcbryvingen van ver­fcheide vrecmde gebeurtenisfen en tooneelen, in zyne volgcn. de \Verken. Om deeze Briefwisfeling voort to zetten, en in andere opzigten zynen geest met kundigheden to vcrry . Len , moest by zulks van zyn nagtrust en de uuren van uit. fpanning afkorten, en zich oefencn ten tyde dat zyne Me­deknegten iliepen of zich verlustigden. Dan, by was zo naauw xi8 LEEVENSBYZONDERHEDEN naauw gezet, dat by, om zyn Meester niet to kort to docn,deeds zyn eegen kaarzen kogr. Naa her uitllaan van zyn Leertyd , werd RICHARDSON Opzigter en Corrector eener Drukkerye, in welken dienstby vyf of zes jaaren fleet Den dertieuden van Juny,des Jaars MDCCXYV. werd by ontflaagen, en zette zelve eenDrukkery ()p in Fleetflrcet, van waar by, zyn werk zeertoeneemende , na Salisbury-court verhuisde. Her verdient eenigermaate onze opmerking, dat twee2ulke Deugdbevorderende Schryvers als Dr. YOUNG en de Heer KICHARDSON (*), in hunne vroege jeugd, zo gemeen. zaam verkeerden met den geestigen doch ongebonden Her­tog van WHARTON. Dit is een voorbeeld, dat zodanigeene verkeering niet altoos goede zeden bederft ; een voor­beeld, nogthans, al to zeldzaam om den gemeenzaamenommegang met fnoode onverlaaten aan to pry/en . - -Toen de Hertog van WHARTON, in den Jaare MDCCXXIII, in de Stad den geest des opflands aanblies, en cen Lidwerd van de LJ'ax-chandelers Company, was de Heer RI-CHARDSON,hoewel in zyne zedelyke en flaatkundige begin. zelen zeer wyd van den Hertog verfchillende, nog zeergemeenzaam met hem, en drukte, voor een korten tyd, diens True Britton, een Loopend Papier, 't geen twee maalen ter week uitkwam. Doch de hitterheid der party. fchappen flraalde in dit Papier welhaasr zo flerk door,dat RICHARDSON niet verder dan bet zesde met drukken wilde voortvaaren. -Vreemd is de aanduiding in de Biographical Dictionary, dat dit laatfle Mad, mogelyk, uit de pen van RICHARDSON zelve vloeide. Zeker, zooanigeene aanduiding behoorde niet gegeeven to worden op bet vermoeden van eene enkele rnogclykheid: want her is nict wel to begrypen, dat, fcboon RICHARDSON zvoe Drdk­pers leende tot bet drukken van Papieren, die by, hoezeer ook vervuld met at bet geweld van tegenkautirg,niet voor volftrekte Laster- en Schotfchriften hie1't, zelve de pen zou voeren om gevoelens to ichryven en onder {fenman to helper, welke rechtflreeks tegen zyne eigene aan­licpen. Deeze Papieren flrekten, indedaad , nm de Rcgccring van lien tyd in een allerhaatlykst daglicht to zetten. Men hieldt ze voor meer dan Iosfe Prulfchriften, „ dewyl ze ,, niet alleen elken tak der \Vethouderfchap aantastten ; ,, maar (*) Dr. JoHtvsoN's Livres of the Poets. „ maar zigtbaar diendcn , om de Ryksgefleltenis zelve „ haatlyk by 't Vol,, to maaken." In deezervoege Ipra­ ken de Reuters der Kroone over dezelve, die nook ge­ woon zyn , in zulke gevallen , de zagtfle bewoordin. gen to gebruiken. Men won getuigenisfen in tegen Air. rAYNE, de Uitgeever van No. 3. 4. 5. en 6.; doch RICHARnSON liep vry, dewyl zyn Naam niet op die Bla­ den flondt. Eenigen tyd hieldt by zich bezig met bet drukken van een Nieuwspapier, eerst getyteld : The Daily ,sour­ nul, en vervolgens The Daily Gazetteer. Door de bewer­ king van zyn Vriend, Mr. ONSLOW, drukte by de eerlle Uitgave van The Yournals of the Ifoufe of Commons, in zes en twintig Deelen, in Folio ; niet minder dau duizend tiverden 'er gedrukt. Deeze Beer hadt zulk een hoogag­ ting voor RICHARDSON, dat by zyn invl,.oed verder wilde betleeden, ont zyn Vriend eene aanzienlyke en voordeeli­ ge post ten Hove to bezorgen ; doch de Heer RICHARD­ soN, wiens Drukkery reeds ver uitgetlrekt was en goeden winst gaf, en die met alien vlyt zyne zaak behartigde, kon ntet overgehaald worden om dit guutlig aanbod to aanvaarden. 't Geen by voor bet Parlement to drukken badt, maak­te hem onafhangelyker van de Boekverkoopers dan deDrukkers doorgaans zyn . Nogrhans deeds by veel voorhun met het vcrvaardigen van Registers, bet fcbryven vanVoorredens en Opdragten , waaroiu by by hun zeer ingunst ftondt. In den Jaare MDCCLIV, werd by aange(leld tot hoofdvan de Boekhandelaars Compagnie (*) ; by kogt, in 't Jaar MDCCLX, de helft van bet Patent als Drukker van zyneMajeileit, de audere helft halt Misf. CATHARINA LINTOT,naderhand getrouwd aan Sir HENRY FLETCiER Bart. Twee maalen begaf zich de Heer RICHARDSON in 't Hu­welyk. Zyn eer(te Vrouw was MARTHA, Zrister van AL-LINGON WILDE,Esq. Drukker inAldersgate/beet. Bydee. ze verwekte by vyf Zoonen en EFne Dngter, die alle jongftierven : zy overleedt in den Jaare MDCCXXXI . Een tweede Huwelyk ging by aan in den Jaare MDCCXXXIV, met ELIZABETH, Zuster van Mr. JAMES LEAKED Bockhan. de­ (*) Tot de Company of Stationers in Ergeland , behooren Drukkers, Papierkoopers, Iioekhandelaars en Boekbintiers . eigene beftelling, werd by by zyne eerfte Vrouwe hy­ 124 LEEVEt SBYZONDERIIEDPN delaar to Bath : zy overleefrie hem verfcheide jaaren (*). By haar halt by chin Zoon en vyf Dogrers. De Zoon ftierf jong; doch vier der Dogteren leefden toen by ftierf; naam­ lyk MARY, in 't Jaar MDCCLVll ,getrouwd aan Mr. Dur­ctiER, een beroemd Chirurgyn to Batk ; MART tIA (t), ge­huwd aan EDWARD BRIDGEN, Esq. Kooptran to Londen ;ANNA, de eenige Doper, nog in leeven, en ongehuwd ; en SARA, gehuwd aan Mr. CROWTEt:, Chirurgyn in Boswell Court. De Heer RICHARnsoN badt cen Landverblyf eerst to North End,digt by ifanalnerfinit1r,en naderhand to ParfonsGreen . Daar hieldt by zich doorgaans van Saturdag tot Maandagop, en dikwyls op andere tyden, wanneer by zelden zon­der bezoek was van zone Vrienden van beiderlei Sere . Door zyn veelvuldig fchryven, waren zyne Zenuwen na­tuurlyk zwak, of, gelyk Pops; dit uitdrula, „ over idles in 't „ leeven voorkomende , trillende," zodanig van tiel gebragt, dat, veele jaaren v66r zyn dood, zyn hand geweldig beef­de: dikwyls,kreeg by duizelingen, en zou menigmanl ge . vallen hebben,hadt by zich niet geftut met cen ftok orderzyn rok. Zyn Zenuwgeftel was dermaate ontheisterd, dat by een geruimen tyd voor zyn dood cene kicine hoeveel­heid wyns, fchoon in een gins gegooten, zonder byfiand niet aan den mond kon brengen. Deeze ongefteldheid cin­digde in eene beroerte, welke de Wereld van dcezen be­ni nnelyken Man en dit waarlyk Oorfprongltik Vernuft be­roofde, op den vierden van July des (airs i\JDCCLXl,iu den ouderdom van twee- en zcventig jaaren . Volgens zy. ne gezet in een Graf naby den Predikfloel in St. Bride's tVerk. De Heer RICHARDSON flak in braaf heid van Hart, en voorbeeldlykheid van Zeden, niet min uit dan door de groot­ (*) Zy overleedt den 3 November 1773. in den ouderdom van 77 jaaren. (*) Mevrouw RRIOCEN Merf den 5 Jan . T785- Veelen willen, dat zy haaren Vader bchulpzaam geweest is in bet fchryven van deClarisfa ; dock RICHARDSON'S Werken zyn geheel zyne e, *gene ; fchoon deeze Doeter, in de laatfe jaaren van haars Vadeisleeven, alle de Brieven beantwoordde welke by van buitens­lands, en veele van die by uit Engeland ontving. Zy I'chreef met veel oordeels, keurigheids en voerde een fraaijen ftyl . grootheid zyner verftandlyke Vermogens . Godsdienftig, Deugdzaam, Weldaadig en Edelmoedig in eene uit(tceken­ de maate, was hy,in een engen kring,de GRANDISON door zyne meesterlyke pen getchetst ; zyn hart gevoelde de rim­ pen zyner Medemenfchen, en zyn hand was tteeds geopend tot derzelver verligting : goeddoen verfchafte hem bet grootfte vermaak. Voor zyne Vrouw en Kinderen was by een liefderyk Egtgenoot en bezorgd Vader ; voor zyne Ledtenden zagtaartig en toegeeflyk. In zyn Beroep was by zo werkzaam en onaflaatend yverig, dat by , (niet te­ genftaande zyn beurs, huis en tafel, zo in de Stad als op bet Land altoos open ftonden voor zyne talryke Vrienden­ fchaar) vry groote middelen verkreeg, en zyn Gezin in ruime ouafhanglyke omftandigheden naliet . In zyne Kleeding en Zeden was by eenvoudig en vryvan alle gemaakthcid. Doorgaans ftondt by 's morgensten vyf uuren op , en ging om elf uuren to bedde . Zyneerite werk in die vroege morgen-uuren was bet bezoekenzyner Drukkerye; doch,in de laatfte jaaren zyns leevens, hieldt by zomtyds bet bedde tot zeven uuren, en vertoon­de zich zelden by zyn werkvolk ; 't gebeurde dat zy hemgeen tweemaal in een jaar op de Drukkery zagen ; zynichryven , en uitgeftrekte Briefwisfeling, nam al zyn tyd . Zyn Opzigters en Werklieden ontvingen fchriftlyk zyne be­veleu. Zyn hand was, gelyk wy boven opmerkten, zeerbeevende geworden, en nogthans fchreef by klein, net, en zeer leesbaar. Zeven jaaren van den tyd, dien hy, door deeze Zenuwkwaalen aangetast, fleet , proefde by BeenDierlyk voedzel, en leefde meest van Mocskruiden. Doch hevindende dat deeze Leevenswyze hem geene baat toe. bragt,nam by zyne voorgaande weder aan,die altoos zeer geregeld en aan den onthoudenden kaut naast geweestwas . ('t Veryolg by eene andere gelegcnheid ) DE CASTVRYREID EN FIERSERGZAA IIHEID BELCOND. Eene Rusffche Cefeldedenis. (Uit Iret Enj. elsch.) Cznnr IV•AN, die omtrent het midden der Zestiende Eeuw over Rusland regeerde, ging dikw'yts vermomd wit, om to1.DsEL. MENGELW. NO.3. 1 ont­ 1-1 2 DE GASTVEYFFEID EN HERBERGZAAMHEID ontdekken, wat bet Volk oordeelde over zynRyksheftuur. Opzekeren dag eenc eenzaame wandeling doende, tradt by, niec verre van Moscow, in een klein Dorp, wendde voor, doer ver­mcieicnisIe geheel afgcwat to weezen , en zogt con intrck byverCcheide Dorpelingen. Zyne kleeding teas gefcheurd, zyn voorkomen flegt , en 't Been moest gediend hebben om bet medelyden der Dorpelingen op to wckken , en hem toegangto verzorgen, bragt weigering to wege. Vol verontwaardi­gings over zulk ecne behandeling, ftondt by op 't punt cm betDorp rc verlaaten , toen hem een Wooning in 't oog viel, waar by zich 'nog niet vervoegd hadt om huisvesting ; 't was de armtvkfle but van 't ganfche Dorp. De Czaar fnelde let been, klopte ann de deur, cen Boer opendc dezelve met de vraage : wat by begeerde? „ 1k," antwoordde de Czaar, ,fterf bykans van honger en vcrmoeid­„ heid, hunt gy my deezen nagt huisvesten?"-Helaas! zcide de Boer, hens by de hand vattende, gy zult het bier zeer fchears hebben ; gy koint op een ongelukkigen tyd ; myne I'rou,v is in arbeid ; haar gejantmer zal u geen oogenblik rust verlecr.en ; doeh kom in, kom in, gy zult ten mitfc voor de kou­de befchut ,veezen, en gy zult bet zo good hebben als ivy. Hier. op deeds by de Czaar treeden in een klein vertrek vol Kinde­ren ; in ecn wiee lager 'er twee gerust tc flanpen ; een Meis­je van drie jaarcn lag in ecn daar by gezet kribbetje : tcrwyl haare twee Zusters,do con vyf en de ander zeven jaarenoud, geknicld lagen , biddende voor haare Moeder , die zich in een naastnelegcn vertrekje hevondt, en haar ge;ammer booren lief. Blyf bier ,zcide de Boer, ik zal oogenbliklyk icts tot utv avond­ecten gait) haalen. Ras keerde by weder met eenig zcvart &cod , Eyeren en Honig. Gy ziet, fprak hy, alles it-at ik rt Ann gceven, gebruik bet, nevens myne Kinderen, ik meet tnyit l'rou,v helpen. „Ucve Liefde, uwe Gastvryheid," be­tuigde de Czaar . „ moot zcgeningcn over nw Huis brengen ; „ ik hou my verzekerd GOD za1 uwc goedheid niet onbeloond „ laaten." Bid con, voegde de Boer hem to gemoete, dot by myne Prow cone gelukkige verlo.sfng fchenke, dit isal­los ,vat ik wensch ! --- „ 1 n is dit alles war gy wenscht cm „ gelukkig to weezen?"---Gelukkig! cordeel zelve hier over : A hzh vyf klcine Kinderen, en Gene Yrutnv, die my hartlyk be­rnint, een Vader en Moeder, die nog gezond zyn ; en tnyn han­ ten arbeid is genoegzaam om ze alien to onderhouden. --­„ Woonen ewe Vader cn Moeder by a?" 7a, ze zyn by myne Vrou,v. „haar uw Wooning is zo klein." Greet genoeg,, zy kan ens alle lruisresten. flier ep grog tic Boer na zyne Vrouw, die eon uur daarnaa gelukkig beviel. De Man bragt, in verrukking, bet Kind by den Czaar , ze tgende : Zie, zie, dit is bet zesde Kind, '; gcen ze my icltenktI lice lief eon Eind! Dat GOD bet in 't leeven fpaa. EELOOND. 12,', fpaare gelyk try myne andere gedaan heeft! ----De Czaar, diep getroffen door dit aandoenelyk tooneel , zeide : „ Ik zie „ uit bet gelaad van dit Kind dat bet gelukkig zal worden, „en tot hoogen Eland geraaken."-De Boer lachte om bet hooren deezer voorfpelling, en op dat oogenblik kwamen de twee oudfle Meisjes haar Broertje kusfen, en de Groot­tteoeder verfcheen om bet by de Moeder to brengen . De klei­ne Meisjes volgdcn hair ; en de Boer zich nedervleiende op een firoolaage, verzogt den Czaar, dat by mode zyne nagtrust zou neewen. Binnen weinige oogenblikken lag de Boer in cen gezonden en gerusten flaap : doch de Czaar, overcinde zit ten de, keek rondsom , en zag alles met een tedere verrukking aan . . . . den flaapenden Vader , en de flaapende Kinderen. Eerie ongefoorde fii!te heerschte in de Hut. Hy fprak by zich zelven : „ Welk een kalmte! %velk een fireelende gerust­• held ! Gierigheid en Eerzugt, Agterdogt en Knaaging zyn• bier geheel vreemd. Hoe zoet is de flaap der Onlchuld!" --Met dusdanige overdenkingen bragt de Czaar den nagt op 't flroo door. Met bet aanbreeken van den dageraad ont­waakte de Boer, en zyn Gast, aficheid van hem neemende,zeide : „ Ik moet na Muscow, myn Vriend, ik ken daar een „ zeer weldaadig Man, then ik uw vriendlyk onthaal, my „ aangedaan, zal mededeelen. 1k zal hem overhaalen otn over • uw Kind als Peeter to flaan. Beloof my, derhalven , dat gy ,, zult wagten, op dat ik by den Doop kan tegenwoordig wee­ • zen. Op zyn langst ben ik in drie uuren weder bier." De Boer hadt nict veel gedagten van die groote belofte ; doch by ftemde, de goedaartigheid van zyn hart volgende , in dit vcrzoek toe. De Czaar venrok; weihaast waren de drie uuren verfireeken, en niemand daagde op. De Boer maakte rich daar op gereed , om, gevolgd door zyne Bloedverwarr­ten, na de Kerk to gaan, tot den doop des Kinds ; doch zo als zy ten huize ftonden uit to treeden, hoorde by bet getrap­pei van paarden, en bet geraas van veele wagers. Hy keek tilt , en zag een aanzienlyken floet. Hy kende do Keizerlyke Lyfwagten, en riep tertond zvn Gain om den Czaar to zich voorby trek ken. Zv kwamen ichielyk uit, en vervoegden zich by de dour. De Rydtulgen vormden een kring, en eindelyk hieldt dat des Czaars voor de deur des Boers fill . De Lyf­wagt verwyderde de aandringende menigte, uit nieuwsgierig­heid toelchietende. Het Rydruig werd geopend , de Czaar trail 'er uit, en liep zynen Huisvester to gemoete, zeggende : • Ik beloofde u iemand die over den Doop uws Kindszou flaan ; • ik volbreng myne beloofte ; geef my uw Kind, en volg my • na de Kerk."-. De Boer flond als een fiandbeeld , nu den Czaar met alle aandoeningen van verbaasdheid en vrcugde aanlchouwende , dan bet oog vestigende op de kostlyke kice­deren en ryke juweclen; voorts zich wendende tot den foci 1 van a 124 pE GASTVRYHEIn EN HERBERGZAAMMHEtD BELOOND. van Edelen, den Vorst vergezellende.-In deeze ten toon. fpreiding van pragt en grootheid , kon de Boer den armen Man niet ontdekken, die den voorgaanden nagt by hem op Rroo geflaapen hadt. De Keizer lief hem eenige oogenblikken in verlegenheid ; doch voerde hem welhaast to gemocte : „ Gisteren hebt Gy ,, my de pligten van Menschlievendheid beweezen ; heden kont „ 1k om den aangenaamfen pligt-voor een Vorst, her beloonen • der Deugd , tevervullen. Ik zal u niet trekken utt een fland, • aan welken gy tot ecre Rrekt, noch u berooven van de on­ • fchuld en rust, welke ik u veelligt zou benyden. Nlaar ik • wil u zodanige dingen fchenken als u nuttig kunnen weezen . • Gy zult veel Vce, overvioed van Weidlanden, en een Huis • hebben, waar in gy de pligten der Gastvryheid, in voile • ruimte, zult kunnen volbrengen. Uw Kind, deezen nagt • geboor n , neem ik geheel onder myne befcherming. I-lerin­ • ner u I" voer de Czaar lachende voort, „ dat ik bet geluk • an dit Kind vooripelde . De Boer kon geen woord lj,rccken ; maar liep, met oogen van dankbaare traanen overvloei . jendc, na binnen om her Kind to haalen, bragt her tot den Czaar, en lag her voor hem neder. De Vorst was geheel vol ontroere. nis ; by nam her Kind op zyne armen, bragt her na de Kerk, en teen de Doopplegtigheid verrigt was, leverde by her deMoeder weder, 't niet willende bcrooven om 's Moeders borst ; doch beval, dat her, geiipeend zynde, ten Hove zou gebragt worden ter verdere opvoedinge. De Czaar hieldt zyn woord, liet her Kind in zyn Paleis op­brengen, bezorgde hot ryklyk voor al zyn leeven, en voer voortden braaven Boer en diens Gezin, op de your hem beste wyze, to begunlligen. DE TE REGT GEBRAGTE XONING. (Een Perfiaansch Vertelzel.) Een Koning gaf zich, in her bloeijendst zyns leevens, over aan losbandigheid en her genot van alle ongebondene Ver­maaken, voor hem bereid door fchandvolle Hovelingen, die hunne hoope en uitzigten bouwen op de zwakheid en bet on­vermogen van hunnen Vorst, ow de teugels der Regeeringe in eigene handen to neemen en tehouden. -Op zekeren Feest­dag zong by, in volien wellust van zyn kommerloos hart : „lk • heb her voorledcne genooten ; ik geniet her tegenwoordige ; • en ben niet bezorgd over her toekomende." -Een Bede­laar, zittende onder eon venflerraam van 's Konings Zaale, dewoorden van dit gezang hoorende , riep uit : Indien gy niet be_ zorgd zyt over uw e:gen let, gy behoorde /set to weezen omarent bea onz ! Dit DL TZ REGT GRBRAGTE ZONING. 125~ Dit zeggen trof den Vorst : by naderde bet venfterrasm , floeg een aandagtig oog op den Bedelaar ; en beval , zonder hem een enkel woord toe to voegen, dat then Man cene groote fomme gelds zou gegeeven worden ; en verliet flilzwygende en peinzen­de de Zaal. Hy overdagt zyne tot hiertoe gehoudene Leevens­wyze : zo firydig met afle de deelen van zynen Pligt, en ver­derflyk voor zyne Onderzaaten . Hy flondt befchaamd over ziclt zelven, en nam bet Ryksbewind , des tang aan onwaardigeGunflelingen toevertrouwd, in eigen handen. Zyn vooiheenenkel tydkwistend leeven was thans een leeven van geduurige werkzaamheid ten beste van den Staat : en welhaast werd do goede orde en bet geluk , in de wydlrekkende Landen zyncr hleerfcliappye, herfteld. Met zeldzaam, ondertusfchen, waxen hem klagten voorgeko­ven wegens den ongebonden Leevenstrant des amen Mans, doorhem 2o ryk begiftigd. Eindelyk verfcheen deeze zelve aan do Poort van het Paleis, gedoscht in zyne voorgaande Ichamcle kleeding; om ecn aalmoes vraagende. De Koning wees hem aan cen der Wyzen van zyn Hof, want by hadt de Wyzen al­leen bcmind en tot Hoveliugen verkooren, naa dat by Deugd­zaam geworden was. „ Zie," fprak hy, „ de uitwerkzels try. • ner Goeddaadigheid ; deezen Snooden befchonk ik met ryk­ • dom ; en myne Gaven hebben alleen gediend om hem to be­ • derven. Schatten waren voor hem de bron van nieuwe On­ • deugden, van nieuwc elenden!"--'t Is waar, hernain de Wyze, docli 't is om dot gy can de Armoede Iret Loon des 4rbeids gegeeven hebt I ZEDELYKE BEDENKINGEN. Hy, die op zyn tyd durft fpreken , en onbewimpeld zyn gevoe len zeggen, is een braaf Alan, op welken men zich kiln ver­laten. Dan Hy, die een jabroer is , kan noolt vertrouwd wor­den ; want heden keurt by goed, bet gecn by gisteren afkeur­de; en morgen fpreekt by tegen, 't geen by beden bevestigt . Het is de groote pligt van alien die regeercn , In hoogheid , of eenig bewind gefteld zyn, de cendragt onder de Burger- Alaatfchappy voor to flaan en to bcwaren ; alles to vermyden, wat tot oneenigheden aanleiding kan geven. Alle A7aatlchappyen toch, in welken muitery en tweefpalt heerscht , neigen naar heure ondergang, naar hear onvermydelyk bederf. Den meestcn tyd, ten minflen veeltyds, ziet men, dat 'er in de Wereld, cene zeer beklaaglyke verkeerdheid heerscht . -- Alen ziet al veel, dat de kwade zaak zogeviert over de goede ; dat onwaardigen beloond, en zy, die bet vcrdienen . vcragt worden. - Wagt niet alryd als gy iemand wel doer, dat by bet zal erkennen, dit geheurt maar zelven. line mc:er 1 3 men men de menfchen aan zich verpligt, des to minder zullen zyhunne erkentenis veclal doen blyken.-Dan dit verkeerde zal tens ophouden; maar nochtans niet eer voor tint 'er eetr algemeen hcrflel van zaken komt : en is die wel in dit levee to waeten ? Mats is heilzamer voor eene Maatfchappy, dan dat 'er ingebreken, waar by bet Algemeen groot belang heefr, en zeer by lyd , op alle mogclyke wyzen voorzien worde. Zulk een gebrek, dat maar een enkel perzoon raakt, of dat iemand in, bet byzonder door cigen toedoen benadeelt, is ongelyk min­der verderflyk voor een Gemeenebest, dan dat eenige per­zoonen eene menigte Leden der Maatfchappye aanbrengen --­als , by voorbeeld , baatzugtige Regtsgeleerden , inhalige onregtvaardige Rentmeesters, en zulke, die de verwarde za­ken van anderen weder in goede orde brengen moeten, bet is zekcr, dat cen Gemeenebest to gronde gaat , waar ee­ne menigte van dusdanige Roofdieren gevonden word. Diet. halven is bet de pligt van de Overheden tegen zulke Ondeug­den zorgvuldig to waken, op dat ze nict influipen in plaatzen, waar ze niet gevonden worden ; en, daar ze plants hebben, niet vermenigvuldigen ; want nimmer kan men genoeg op zyne horde zyn, of to vlytig waken tegens zulke Pesten in de B urgery. let fchynt voor bet gemeen wet zo, als of de rust , bet vergenoegen en waar geluk, in pragtigO, Paleizen alleen hua verblyf en vaste waning hadden. Dan de fchyn be­driegt door tyre grootfche uitwendige vertoning bet gemeen veclal. In cene nedcrige Woning, in eene 'age en geringe~ But, word vaak duizendmalen meer genoegen en waar gelu1 gevondcn , dan aan Vorflelyke Hoven, dan Ann de Woningender Edelen, dan aan de Palcizen der Princen en Koningen . Des menfchen leven is eene loutere gewoonte ; het zet ee­ne zekere plooi, en deze, cens gezet zynde, word het velenmenfchen een last om daar van of to Happen ; zclfs worden de moeijelvkheden drage!yk, en velen verlaten met ongenoegea zommig- moeijelykheden des 'evens. In eene gelladige vrees en bekommering to moeten 'even ; geduurig voor gedugte onheilen to moeten bevcn,is zeher cenalicrongelukkigfle Hand. Dan, wanncer men die on. hcilen begint toe to fchryven aan eene kwade befliering van zaken; dan Nat veelligt de vrees over in eene woede ; en wee hem dan aan wren de beftiering van zaken is toevertrouwd ! Wy menfchen bcwegen ons alien bitmen een zekeren kring, en lien to verlaten valt ons ongemaklyk. Men verkiest al vecl liever den last daar van to lyden, dan zich in cen anderen to begeven ; fchoon dezelve ongelyk meer gemak vcrlcene. I dien 'cr in een Stant of Gemeenebest perzoonen gevondcnworden, die, hunne cigen belangens alleen bcbgende, die vansdell den Staat voorby zien, of daar aan opofferen ; deze zyn zeergevarelyke Leden voor den Staat, en dreigen denzelven met den ondergang, of ten minflen met cen zeer gedagten flag . Dan, wanneer zy opentlyk befchuldigd, en overtuigdworden van dusdanige misdryvcn , en nochtans in hot Gemce­nebest geduld worden, is bet een bewys van eene groote zwak­heid dier Regeeringsvonn ; en de Inwooners van zulk cen Lnnd kunnen flaat maken, dat zy zeer naby zyn aan hunnen onder­ gang . Indien de vermaken, die men geniet , net eenige voordee. ten van nieuwigheid hebben, dan beginnen ze den mensch wetdra to walgen, en geeven hem gene aargcname aandoeningen meer. De aanwezigheid verveelt dra ; en men wenscht liever dat ze door eenige onaangename omftandigheden werden af­gebroken, dan ze to genicten zonder aardoening. Men vindt oneindig vele menfchen, welke gocde hocdanig­heden en bekwaamheden bezitten ; dog die gene gelegenheid krygen, dat ze ontwikkeld worden ; maar nog oneindig meer,die, en bekwaamheden en gelegenheden, beide verwaarloozcn. Hot is onmogelyk om van alles reden to kunnen geven ;daar zyn gevallen, in welken men de reden, waarom ze aldus ge­beuren, onmogelyk kan ontdekken . Zomtyds vallen de zakenglad tegen onze gedagten uit, om dat 'er verborgen oorzaken in werden, die ons onbekend zyn ; nochtans vind men men­fchcn genocg, die in de onkunde velcr geheimen niet kunnenberusten, en bet hoe willen weten, waar bet by toekomt,dat lets dus, of zo uitvalle. Als ivy altoos wel redeneerden, en bet geleide van de Redevolgden, zouden wy meer genoegen flnaken en minder verdriet hebben ; wy zouden begrypen dat ieder mensch to Bering eenflip is in bet heelal, om 'er gefladig de orde voor to broken . 'Er is zeer veel overeenkomst tusfchcn een Wandelaaren cen Schryver. De eerfle, uitgaande, flelt zich een zeker doeleindevoor, hot wc!k by meent to bereiken : dan, op zynen weg,doen zich onbedenkelyk vele bypaden op ; waar van de een minder, de ander nicer, zich vermakelyk vertonen ; en herge­beurt niet zelden, dat by door den eenen of anderen wordafgeleid, van zyn cerfle docleinde in 't oog to houden . Schoon daar in misfende, is by nochtans over zyne wandeling voldaan . Een Schryver ontwerpt een plan, bepaalt zich, om een zeker onderwerp to behandelen : maar naulyks zct by de pen op bet papier, of by word door een grout aantal van voor­komende denkbcelden ongcvoelig afgelcid, alle komen zy hem min of nicer bevallig voor ; by volgr deze of gene leidivg, en bereikt dikwils een geheel ander uitcinde, dan by zich hadvoorgefteld Zynen arbeid, voltrokken hebbende , heeft by zich vermaakt ; doch by ziet dikwils, dat by wel wilt, waar byzou beginnen : maar waar to cindigen was voor hem verhor Ben. LCCHTS­ 23. 8-o o Z oo. balder nevelig 28. 2.4133N0 0,natte mist fn. I 7-812ZZO o 17-2.5 36IZO0ZWVo itofr. --8-3 5 1helder--4-2 '3 N O 0 fn. dunkcr 9-; o. fielder lets fit. -7-4 3oNIVoZW0o. held. fn. wolk I wolkig 2 ~. 10-1 14 ZOtZ 3 iersfin. z. b.donker13 - 8-5 36 W helder -10-0 9 I revel holder - 9-8 25 1 ZW o revel held. 10-5 7 NW O balder nevel -11 .0 s4 3 11-, 21 Nt() 0 -z.h. F 29. 0-5 31 ZZW 0. 2 =9. o-,-t6 Z 4 o.heldcr wolkig -1-8 24f Z 2 (" I-5 1 t Wt Z 2 ZW6 -2-2 24 3wolkig holder 4{ _ 2-1 I9 ZWtZ 4 fielder 2 -1-9 31 3 balder ( 2.814 z 5donkcr -1-730 3 3-4AZZO 4 -2-2 321 Z t1V 4 z.betr. 21 -3 mist frofr. 5T_ ^5 1' 3-4;36#ZZW 2t i! -4-2•j6 j 4 donk. nitre mist 6I28. I t-22 i%OtZ 4 fn. 3 9i;6f 2 here. o. heldcr 3.0!45 4 donkerR. 9-10 jagtfneeuw,donker22 5-5 29 ZZO R. 10 /w. yzcl 2-744 i 36 'Z t AV 2 rmen. By by zulk cene bewerking moet men zig noodwendig, dikwerf zien to leur gefteld, en de ondervinding heeft my geleerd, dat men veel geduld en tlandvastigheid moet be­ zitten, om zig in zo verre to oeffenen, dat men deezeu Procesfus, met eenige gegronde verwagting van wel to zul­ len flagen, kan beginnen. Het was derhalven allerwen­ fchelykst, dat eeuig middcl wierd gevonden, om deeze Lucht, in genoegzaame hoeveelheid, en van behoorlyke zuiverbbeid, uit Salpeter, op cen gemaklyker en meer ze­ kere wyze, voort to brengen ; en ik meen thans in flaat to zyn, aan deeze beide vcrciscllten to kunnen voldoen, en deeze gedephlogisteerde Lugt, uit Nitrum, ten alien tyde, in zodanige hoeveelheid, op een allereenvoudiglte en nun kostbaare wyze, to kunnen voortbrengen, en wel met veel minder mocite,dan by bet bereiden van de meeste Geneesmiddelen wordt ver.ischt. lk had bet genoegen, zedert de Wet Ed . Geftr. Fleer VAN BitED,, Bled. Dog. Ran d en Schrpen deezer Stad, bet cerst onzen Vaderlanderen de v'yze om gedephlogis. teerde Lucht uit Salpeter to ftooken, in den jaare 17SObekend maakte, in zyne Vertaaling van bet \Verk van den beroemden INGENIIOUSZ (Proevert op Plantgewasfen), zynWel Ed. Gear. dikwerf (verzeld van den'kundigen Heer J. REGHTER, Phylsch Inflrumentinaakcr alhier) by betitooken der gedephlogisteerde Luck to adfiftecren, en hoezeer wy, naar ee ige oefening die ons veele oorzanken van mislukking leerde verrnyden, doorgaans gelukkig flaag. den, en den Procesfus geheel en at ten einde toe kondenvolvocren, begreep Zyn Wel Ed. Gettr. echter, dat deeze Lucht, nimmer als een Geneesmiddel, in genoegzaamenovervloed, wanneer dezelve begeerd wierd, to bereidenzoude zyn, zo lange niet eene andere ftoffe, als Glas, gevonden wierd, om in dezelve bet Salpeter to ftooken. -Dit deed hem reeds voor omtrent 3 laaren bedagt zyn,om, in de plaats van Glazen, Aarden if etorten, onder dennaam van IIesfrfche Retorten bekend , to zebruiken, en met deeze namen wy een en andere proef ; dan, by deeze proeven , wierd een zekere hoeveelheid geftooten Glas by bet Salpeter gemengd, om to beletten , gelyk wy toen , uitzekere bevoorens genoomen proeven vreesden , dat bet gefmolten Salpeter door de zelfftandigheid dier Retorten zoude been dringen. De bewerking wierd op deeze wy ze veel gemaklyker vol. bragt, doch het bygevoegde Glas deed de hoedanigheid derli 5 voort­ voortgebragte Lucht eenigzints minder van goedheid zyn,(men zie 1NGENHOUSZ, Yerzameling van Verhandelingen,over verfchillende Natuurkundige Onderwerpen, vercaald door den Heer VAN B RE DA; 's Hage 1785, If. Deel pag. 150,) en zedert dien tyd leide ik my toe, om Aarden Vaten to dntdekken, in welke bet Salpeter allecn, zonderbyvoegzel, zoude kunnen geftookt worden, en, na veeleproeven, beyond ik dat zulks in de Kroikjes of Kanne­tjes, bekend onder den naam van Drielingen, welke bier zeer gemeen zyn , en voor een geringen prys verkogt wor­den, op een allergemaklykfte wyze kan gefchieden. Zie bier hoe ik my van dezelve, zedert de maand November van bet verloopen Jaar , bediene. Deeze Kruikjes ltouden omtrent ao oncen vogts, en zynvoorzien van den oor aan derzelver hals, de mond van dezelve is vat wyder dan die van cen ordinaire Bouteille. In zulk een Kruikje z oncen welgezuiverd Nitrum gedaanhebhende, fleck ik in deszelfs mond een geboogen yzerettpyp, welker een einde, in dien mond omtrent pasfende,daar in digs geluteerd wordt ; in bet ondereinde van de yzeren Buis is een glazen pyp vast geluteerd, welke dientom de voortgebragte Lucht in den Waterbak to brengen,alwaar dezelve in omgekeerde Glazen, op de gewoone wyze, ontvangen words. Ik neem in acht de yzeren pyp op zodanige wyze inden mond van bet Kruikje to zetten, dat derzclver hogt,en de glaze pyp , gericht zyn, naar de zyde van bet Kruik­ e, alwaar bet oor niet is ; vervolgens Reek ik eer. Yzer j door bet oor van bet Kruikje, dat Lang genoeg is, oni metdeszelfs einden to kunnen rusten op de randen van eenordinair Vuurhekje of Haardyzer, hoedanige in vertrekkentot bet ftooken van Koolen of Turf dagelyks gebezigd wor­den: de buik van bet Kruikje is dan omtrent in bet mid­den van bet Vuurhekje geplaatst, en ik bedien my tot betVuur, zonder onderfcheid , zo wel van Engelfche Koolen als van Houtskoolen, ook gebruik ik wel Turf met EngelfcheKoolen to famen. De Kruikjes , welke tegen bet Vuur by nitneemendheidbefland zyn, en door bet alkali van bet Salpeter niet woo­den aangedaan, worden op decze manier zeer fpoedig beet, en het ingeflooten Salpeter kookc in zeer korten tyd' wan­neer ook de gedephlogistecrde Lucht to voorfchyn komt, en by aanhoudenheid blyft voortgebragt warden, zo lange tot 'er niets dan een zuiver alkali in het Kruikje overblyft .,, CEDEPRLO.G.LUCEITVOQRT TE BRENGEN, 139, Ik verkryg,op deeze manier,uit 2oncenNitnim,van90Q tpt iooo Cubicq duimen zeer zuivere gedephlogisteerde J,ucht, en tot deeze ganfche bewerking, met den toetlel tot dezelve, is geen uur tyds noodig. ----Is dezelve afge­ loopen, en begeer ik meer Lucht, ik seem de yzeren pyp uit bet Kruikje ,. koel derzelver einde in 't water, en zet dezelve dadelyk in een antler Kruikje, waar in op nieuw Salpeter gedaan is, vast ; ik dek bet Vuur in bet Vuurhck, met een laagje van nicuwe Brandliof, om hetzelve voor eenige ogenblikken een weinig to verkoelen, en leg 'er daadelyk bet tweede Kruikje, even als to voren, in, en in minder dan Pen quartier uurs, begiut de Lucht reeds wederom ten voorfchyn to komen. Ik heb deezen Procesfus meermaalen , in bet byzyn vanden reeds genoemden Beer VAN r.RUtvn , op de gezcgdewyze herhaald, en Zyn WVel Ed . Gefir. heeft de dus voort­gebragre Lucht met den Eudiometer van Fontane getoetst,en bevonden dat dezelve van geen mindere zuiverheid is, dan die, welke nit glazes Retorten geflookt word, zyndede goedheid van de Lucht , die in den beginne voortkomt, van 364 graaden, in bet midden van a33 graaden, en ophet einde van 2¢5 graaden; en Zyn Wel Ed. Gefl:r. heeft van deeze vinding in de voorleden maand Novemberkennisfe aan den Heer INGrN[IOUSZ gegeeven . Wy hebben ook onderzogt, of de yzeren pyp, welkereinde, in den hals van bet Kruikje beet wordende, doorPhlogiston nit to gceven , de Lucht eenigzints zoudekunnen befinetten , en ten lien einde, in plants van de yzeren,eern geboogen pyp , nit Aarde gebakkcn, gebruikt: de Eudiometer toonde in de daad, dat de Lucht, dus verkre­gen, eenigzints beter was ; dan, daar bet verfchil flegts . zo graaden bedroeg, kwam bet ons voor, niet van dat be• lang to zyn, om de yzeren pyp , welke gemaklyker tobekomen, en minder breekbaar is, to verwerpen. Deeze Lucht dus van dezelfde goedheid zynde, als die tut Salpeter in glazen Retorten wordt geflookt, kan nietalleen , even als die, rot bet doen der fraaije proeven ,in het laatstgenoemde Werk van den Beer INGENHOUSZ befchreeven , gebruikt worden ; gelyk ik dan ook ver­fcheide maal , in dezelve , Phosphorus , Campher , en Horologieveeren heb doen branden, en met dezelve,gemengdmet brandbaare Lucht, flaxen hebbe. verwekt , die voor het gehoor ondraaglyk zyn ; maar zy kan ook, even als die uIt Glas geftookt words, gebezigd worden, om zieken to doen doen inademen, en daar in dat geval een zeer groote hoe . vedheid zon vereischt worden, indien men eenig goedgecolg zoude willen verwagten , meen ik het middel ontdekt, en aaiigeweezen to hebben, om dezelve dagelyks ten alien tyde, even als andere Geneesmiddelen, en voor een geringen prys, to kunnen bereiden, in zo grooten overvloed als menbegeert. Delft. NATUURLYKE HISTORIE VAN DEN STEEN- KEERDER. (Volgens den Heer DE BUFFON.) Droeg een onlangs befchreeven Vogel, met recht denDnaam van Oocslervanger (*), men zal deezen, de naa­men van de byzon ,ere cigenfchappen ontkennende, geen eigenaartigcr dan die van .1,teenkeerder kunnen geeven, in naavolging van CATESBY, die hem Turn hone noemt; an­ ders wordt by in 't Engelsch Sea.dotlerel geheeten ; de Franfchen noen:en hem Coulon-chaud; de Gothlanders To. lek ; van waar LINNfEUS den Latynfchen naam Interpresonticend heeft, anders is by in die taale bekend onder den naam van iWo •inellus 1llarinus, Gavia, of Cinclus. Deeze Vogel, naamlyk, heeft de zonderlinge eigenfchap om de fleenen aan den waterkant om to keeren, om de 1Vormen en andere daar onder liggende Infeaen, waar op by aast, to vinden ; terwyl alle andere Strandbewoonders zich vergenoegen met ze in 't zand of uit den flyk op to hanlen. „ Op veertig mylen afflands van Florida ons be. „ vindenie," fchryft CATBSCY, „ op de hreedte van der­„ tig graaden , kwam 'er een Vogel op ous Scrip vlie­„ gen, en werd gevangen. Hy was zeer behendig in de „ Steenen, welke hem voorkwamen, om to keeren ; ten „ then elude bediende by zich alleen van bet bovenfle ge­„ deelte zyns Beks, wentelende met vcel behendigheids, „ zeer fchielyk, fleenen van drie ponden zwaarte om (t)." Zulk (*) Zie hie boven in onze N. 4!gem. Vaderl. Let t I. D. sde St. bl. Io3. (y) Carolina, Tom. I. 72. P. Zullt een bedryf veronderitelt eene byzondere kragt en be. hendigheid in een Vogel , die nauwlyks de grootte van ten Lyster heeft ; doch zyn Bek is van een veel harder en boom agtiger maakzel dan de dunne en zagte Bek vanalle kleine Vogelen, die zich aan de ftranden onthouden : to midden van dit talryk Getlacht vomit de Steenkeerder, een klein op zichzelven ftaand Gezin . Zyn Bek, die hard en aan den wortel vry dik is, wordt allengskens fmaller,en eindigt in een fcherpe punt : bet bovenlte gedeelte isten weinig mgedrukt, en fcbynt zich met eene kleiue bogtom hoog to heffen ; deeze is zwart en een duim lang ; de Pooten, geheel zonder vliezen, zyn zeer kort en oranjeverwig. De Pluimadie van den Steenkeerder heeft veel gelykheidsop die van den Plevier net een halskraag, van wegen het zwart en wit 't geen getladig afwisfelt, zonder nogthanseen halskraag to vormen; dit zwart en wit mengt zichmet bet rosverwige van den rug : deeze gelykvormigheid derPluimadie is waarfchyulyk de oorzaak van den misflag der Heeren BROWN, WILLUGHBY en RAY, die deezen VogelMorinellits geheeten hebben , fchoon by van een geheel an­der Geflacht is dan de Plevieren, als voorzien van een vierden vinger, en met een Bek van eene geheel anderegedaante. In beidle de Werelddeelen wordt de Steenkeerder gevon­den. Men kent hem op de west';:.C Kusten van En-ge­land, waar, volgens bet get"*scnis van WILLUGHBY, dee­ze Vogels zich doorgaans in een klein gezelfchap van drie of vier vertoonen : desgelyks komen ze voor in bet aan zee gelegene gedeelte van No,folk; naar 't berigt vanLINN&US, zyn ze op eenige Eilanden van Gothland; en wy hebben grond om to gelooven , dat liet dezelfde Vogelis, aan welken men op de kusten van Picardie den naant van Bune ceeft. Wy hebben, van de Kaap de Goede Hoop,een dier Vogelen ontvangen, die van dezelfde gedaante,en eenige kleinigbeden uitgezonderd , van dezelfde kleur was als de Europifche. De Heer CATESBY heeft den Steen­keerder gezien by de kusten van Florida, en wy kunnengeen reden bedenken waarom de Heer BUFFOv deezen Steenkeerder van 4merica opgeeft als onderfcheiden vanden Engelfchen ; nademaal CATESBY met ronde woorden verklaart, dat by die beide Vogelen voor Vogelen van dezelf­de foort houdt. Daarenboven hebben wy ook vanCayen. ne denzelfdan Vogel ontvangen , alleen met dit onder­fcheid fcheid, dat by wat kloeker van geftalte is, en de Freer EDWARDS gcwaagt van cenen anderen, hem uit de Land. ftreeken in de nabuurfchap van de Hudfons Baaytoegezonden ; dus is deeze form , fchoon zwak en weinig talryk , even gelyk veele andere foorten van Watervogelen, van hetNoorden tot bet Zuiden verfpreid in de beide Vaste lan. den ; de oevers der Zee volgende, welke hun allerwegen voedzel opleveren. De Graauwwe Steenkeerder van Cayenne fcbynt ons toeeene verfcheidenheid in deeze foort to weezen : want wy vinden 'er geen genoegzaam verfchil tusfchen, om ze van elkander of to zonderen : ja zelfs zouden wy wel haast overhellen , om de Graauwe aan to merken als Wyfjes tier gemeene Stecukeerders, onder welke bet Mannetie de fterkfte kleuren in de Pluimadie heeft ; doch, wy fchorten bier over ons oordeel op, naardemaal WILLUCHEY verze­kert, dat 'er geen verfchil is in de Pluimadie van bet Mannetje en Wyfje derSteenkeerderen, door hem befchreeven. VERTOOG OVER DE MIDDELEN, WELKE DIEN ZOU KUN- NEN TE WERK STELLEN, TOT VOLMAAKING DER. WEERKUNDIGE WAARNEEMINGEN. Door den Eerw. Freer SENEBIER, Bedienaar des Euangelies ; en Bibliothecaris van 't Gemeenebest van Geneve . (.7ournal de Phyfique, Oft. 1785.) (Vervolg en Slot van bladz. 57-) Behalven deeze Gazagtige Lugten , is 'er nog altoos in ~-'de Lugt eene veranderlyke hoeveelbeid van Water, welke veel uitwerking heeft op den Barometer. Dit onderwerp, lang een der duisterfte flukken der Weerkunde geweestzynde, is tegenwoordig een der best toegelichtte. Men vindt het behandeld in ecn Werk van den Fleer DE SAUS-SURE, 't geen altoos een gezagvoerend Bock in de Weer­kunde zal weezen : dewyl bet, onder den zedigen tytel, Esfai fur PIIygromeftre, eene menigte van nieuwe en al­lergewigtiglle denkbeelden bevat; men vindt in 't zelve een fchooue befchouwing der Uitdamping, de hoeveelheid daar van wordt onderzogt, als mede over bet Ys, en de wy­ wyzingen, die de verfchillende floffen ,met water vermengd, daar in veroorzaaken. De Heer De SAUSSURE past vet. volgens zyne ontdekkinge toe op de dampen des Damp. krings; gaat ze naa in derzelver verdeeling, in derzelver invloed op de Stormen, en de veranderingen des Barome. ters : by doet zien hoe die dampen, in gegeevene omftan­ digheden, de Veerkragt der Lugt vermeerderen, en hod zy den Barometer aandeen ; by wyst aan de hoeveelheid Water, die bevat kan worden in cen vierkante voetLugts, op onderfcheidc graaden van Warmte, en de werking der Vogtigheid op verfchillende Gazagtige Lugten . 't Is jam. mer dat de I:leer DE SAUSSURE alles wat deeze floffe beet* aan de hand gaf, en 't geen by misfchien alleen naar eisch hadt kunnen bewerken, ntet voort bearbeid heeft ; doch , bet voorwerp zyner nafpeuringe veranderende , zullen de andere \Veetenfchappen alles winnen wat de Weerkunde pnag verlooren hebben. Zou het niet van dienst weezen bet Regen . en Snceuw, water, chimisch , to onderzoeken, als mede den Dauw, onmiddelyk naa dat dezelve gevallen is, en in verfchil, lende omflandigheden? Indien deeze Wateren in dampen bezwangerd zyn van eenige zamengeftelde deelen met de Lugt des Dampkrings, -ou men, uit de natuur der ge­ vondene Lichaamen , kunnen oordeclen welke de invloed is, die zy kunnen hebben, en wclke die zyn welke onze Lugt zamenftellen. 1k fpreek niet van de evenredigheden tusfchen bet uit. gedampte water en 't geen weder op aarde valt : dewy]men deeze op verfcheide plaatzen waarncemt ; doch ik kanItiet afzyn om bet gebruik des Hygrometers, en bovenal des Hygrometers van Hair, door den I-leer De SAUSSURE uitgevonden, aan to pryzen, als welker volkomenheid deondervinding dagelyks bekragtigt.-Indien de dam­pen zo veranderlyk zyn in de Lug, indien zy in dezelveeene zo aanmerkelyke rolle fpeelen, zal men dan kunnenhoopen juiste uitkomften in de Weerkunde to zullen be­komen als men de kundigheden derft, welke de Hygrome­ter verfchaft y Deeze is misfchien zo noodig als de Ther­mometer, om met nauwkeurigheid de Barometerhoogtento bepaalen; en men kan met geen vasten grond altoosfpreeken over de digtheid der Lug, dan wanneer men den Hygrometer met den Thermometer geraadpleegd heb­be: dit althans zal men tea vollen beweezen viuden in de ,E~/ai fret l'hiygromdtre. Nag Naa de Lugt in zo veelerleie opzigten befchouwd tohebben, moeten wy niet vergeeten, in welk eene betrek . king dezelve (last tot de tharrnte. 'Er zyn nog verfchei. de ftukken, hier toe behoorende, to overweegen. Men zou moeten bepaalen de eigenfchap, welke de Lugt heeft,om de Warmte to geleiden , welke zy ontvangt van deZon en de omringende lichaamen , welke daar van de paa­len zyn, en wat daaromtrent in de uiterilen gebeurt. In deezer voege alleen zou men de Warmte, aan dezelve ei­gen, kunnen onderfcheiden van die, welke toegefchree . ven moet worden aan dampen daar in ontbonden , aan 't Gaz daar in vermengd, enz. Na eenige proefneemingen ben ik overtuigd , dat onze Lugt een zeer llegte geleiderder Warmte is, dat dezelve veel wederltands biedt aan de verandering der Hette, wanneer haare kiomp wat groot is; ondertusfchen, om de weezenlyke en onmiddelyke wer­king der Warmte to kennen , moot men dit weeten, als mede om to bepaalen hoe de Lugt werkt in de bekoeling . Mogelyk is de Lugt op hooge bergen , die dunner en by­gevolge minder met dampen opgevuld, is, in dit opzigtveel kouder dan de Lugt in de vlakten, waar de dampenmeer Warmte aanvoeren en dezelve beter behouden . Ondanks de aangewende poogingen om de veranderingenwelke de Warmte op den Barometer to wege brengt, tobepaalen, heft men geen vastgaanden regel kunnen vindenzou dit mct veroorzaakt worden door dien men verzuitrd beeft, in agt to neerten, bet uitwerkzel voortkomende doorde digtheid der Lugt en de dampen, welke dezelve als dan in den grootften overvloed bevat, wannIzer de digtheidgrootst is ; en bovenal door dien men niet beeft kunnen bepaalen bet uitwerkzel, ontftaande nit den geduurigen in­vloed van koude Lugt, welke de hoogere Lugtbeddingenop de laagere nederflorten . Men kan nit de proeven, ineene gegeeveie Lugtsgelleltenisfe genomen, niet oordeelen over alle Hander~ in welken de Lugt kan weezen, ten op. zigte van haare digtheid en de dampen daar in zweeven­de, en over al den invlned, welken zy als dan kan hebben op de Werktuigen , welke wy raadpleegen. Om de weezenlyke Warmte der Lttgt to kunnen , in zo verre zulks mogelyk is, zou men moeten onderzoeken de Warmte , welke dezelve kan hebben op den zelfden tyd , op verfchillende hoogten van den grond, rekening maa . kende op de digtheid, en vogtigheid, cu 'er aftrekkende de de \Varmtc, die zy ontvangt van den grond boven wel­ ken zy hangt. Het zou wel der moeite eons Liefhebbers waardig wee­zen, met meer nauwkeurigbeids dan HALES, na to pan,welk eene Warmte bet Aardryk hebbe op onderfcheidediepten, en in verichillendc Jaargetyden : bier door zoti men de \Varmte ontdekken, die aan her Aardryk behoort. Men zou, deeze waarneemingen op begroeide Bergen in 't werk ftellende, misichien verbaasd Itaan , op do ont­dekking dat de Warmte veel grootcr is in de gruente dart in de Lugt boven begrocide plaatzen in de ichaduwe dat deeze Warmte altoos zo veel grooter zal weezen als dekorst der aarde dikkcr is, en dus, in 't algemeen, overatdeeze korst belaadcu words met bet vuur door de Zonne daar aan verlcend, waar van de dunne en drooge Lugt,boven denzelven zich flegts een zeer gering gedeelte toe­eigent. 't Geen ons, waarfchynlyk, Gene der oorzaakenaanwyst van de koude welke men op hooge bergen aan­treft. In de daad, daar bet vuur zich opeenhoopt in gron­den waar bet kan inkomen en diep doordringen ; waar herzelfs in zulker voege verzamelt dat de grond op eene ze­kere diepte in de vlakten cene warnlte van tien graadetl hebbe, is bet klaar dat op de toppen der bergen die wei­nig diepen grond hebben , welker zamenflellende floffe cen veel min goede geleider der \Varmte, dan de aarde, en een grooter oppervlakte aanbieden , gefchikt om de verkree­gene 4Varmte to verliezen , 't is klaar, zeg ik, dat dewarmte, op die hoogten bewaard, minder moot weezen,en dat ook de \Vannte, welke zy aan de Lugt mededee­len, nict veel kan beduiden . Om tegenovergellelde redenen zal de Lug, beflooten itt nauwe valeien, die hoog en bebouwd zyn, waar de Lugt­flroom Bering is, zeer verhitten, en door de terugkaatzingdes lichts, 't welk dezelve met zyn vuur vervult, en door de warmte des aardrvks , welke bet mededeelt , aan de daar boven hangende Lugt ; daarenboven zal die Lugt nogflerker verwarmd worden ; dewyl dezelve altoos belandettis met eene veel grootere hoeveelheid van dampen in de benedentle Lugtbeddingen , die hangen over beeken en'bronnen , zo dat dezelve veel gefcbikter worde onl zichto verhitten, door de vermeerdering der digtheid, en de hinderpaalen aan de verfrisfing gelleld: de hooge Lugtbed­dingen, fchoon koud maar droog, kunnen met gcmaklyk de laagere, die zeer heet , doch met water verzadigd, I.1EEL. MENCELW.No.4. M ell 146 en by gevolg veel zwaarder zyn , Diet gemaklyk verdrin• gen. Die Lugt is als dan bykans in 't geval der Lugt bellooten in ],)()lien, welke in de zon dikwyls eei1e maat van warmte krygt, dubbel der graad van warmte der vrye Lugt haalcnde. Ieeze naf'peu:in en, met dat oogmerlc, voortzettende, zal men misfchien ontdekken, de hoeveclheid der warmte, wellte de Lugt aan de Zonue verfchuLli (i is, en de hoe­ veciheid, welke zy aan de Aarde moot dankweeten ; men zal zeker ontwaar wurden, dat, iudicn de Ltigt door de Zun verwarmd is, ge;luurcnde den Zotner, dezelve ook, op haare beurt, geduurende den Winter, door de Aarde verwarmd wordt, 't Been ottze warmte in den Zoniertyd nog vermeerdert. ,)it beginzel zal ons de verklaaring bezorgen van de on­derfcheide warmten, welke men aantreft op verfchillende grunden , 't zy door derzelver cart, of kicur, 't zy doordo Gewasfen welke 'er groeijen,en de bewerking daar aaii to koste gclegd ; men zal zich, dat de Planteu de Lugt vcrfrisfen, door to beletten, dat de warmte zich in 't aardryk ophoope en daar nit gelaateu worut ; men zal wee­ten waarorn boschagtige plaatzen , op dezclliie breedte,veel koelder zyn, clan ontgoune gronden ; de aarde verhitdaar mcerder, en verhit de Lugt altoos weder; waarom de Graanlanden altoos veel warmer zyn clan de Weidlan­den, zy geeven veal meer openingen aan de Zonneftraa­len, om in den grond door to dringen, en 'er weder uitto komen. De Grasvclden, zelfs op de hoogfle der 4!pi­j•he Bergen , zyn misfchien Gene der oorzaakeu van dekoude Lugtlirecken welke men daar voeit, door voor de warmte eene menigte van openingen to fluiten. L.indelyk , indien de Siteeuw zestig graac;en van warmte noodig hebbe, om uit dien llaat in den Nat van Waterover to gaan, hoe veel zal het Water niet indrinken, eer bet in Damp opklitnme? 't Zou, derhalven, van nanbe­lang weezen to weeten, hoe zich eene volhomen drooge Lugt verwarinde, en to vergelyken de tusfchenftonden ,well, cen Lugt ter zelfder tyde van vogt vervuld zou moeren doorgaan. Ik veronderitel, dat, in die beide ge­vallen, 'lien l'et vuur aan die twee Lugten, op dezelfdewyze en met de grootfte voorzorgen, zou aanvoeren . Dc laatlle ontdekking vann den Heer nE SAUSSURE, van een draagbaare Llectrometer, die bykans altoos tekens geeft geeft van de Electriciteit des Dampkrings (*), beefs my dit Werktuig doen aanzien als een der gcfchiktfle middelenom de Weerkunde to volmaaken : bet blykt tell minfte nitde proeven, door den Heer DE SAUSSURE met dit \Verk­tuig gedaan, dat de Electriciteit bykans altoos in de Lugttegenwoordig is, dat de tekens , welke men van derzelver fterkte heeft, to merkbaarder zyn, als de Lugt nicest metdampen is opgcvuld, en dat deeze dampen de Elecriciteit tot ons brengen; dus, dewyl de Ele&iciteit de uitw•aas­feming bevordert, en dewyl de dampen de Electriciteitaanvoeren, is bet klaar, dat bet mcerendeel der \\reervcr­fchynzelen, min of meer, afhangen van de werking derElectrike ftofte, weshalven men nicts bondigs konne zeg­gen over eenig vraagpunt de Weerkunde betrellende, zon­der dat men de kragt dier vloeillot a I-epaald, en de duurvan derzelver werking, opgemaakt hebbe. Uit deezen hock zie ik eene menigte van ontdekkingenvoortkomen. Misfchien zullen wy bier doot leeren, denoodzaaklykheid eener Electrike vloeiftofte, om de dampenmeet of min gefcheiden op to houden ; 't is althans . naa zwaare Donderflagen of groote ontlastingen der Ele&ici­teit, dat bet Water uit de Wolken, met hevige vlagennederftort ; misfchien neemen de dampen de Electriciteit over van de daardoor omringde lichaamen, gelyk de Proe. ven van de Heeren de SAUSSURE en LAVOISIER fchynen aan to wyzen ; misfchien dat de ontvlambaare Lugt altoos vogtig, die zich door hunne ligtheid in de hoogfte gedeel­ten des dampkrings verheft , de Eleariciteit met zich voert, die elite wateragtige dampen derwaards niet zoudenkunnen brengen. Ziet bier wederom een nieuw Voorwerp,by 't welk de Weerkunde bet noogfte belang beeft . Ziet daar een nicuw Werktuig, welks aanwyzingen meir meetvoegen by die van alle de andere ; en dit dunltt my zovecl to gewigtiger ; dewyl bet blykt, dat de Electricitcitde kwik in den Barometer kan doer ryzen. Dit brengt my voor den geest de noodzaaklykheid otnwaarneemingen met den Zeiliteen to doen ; dewyl men ge­looft, overeenkomfien ontdekt to hebben, tusfchen de wer­kingen der I\lagneet en der Electriciteit; en om dat de da• gelyl:fche loop der Kompasnaalde, in baare hewcegingen, alle dagen iets gelykvormigs fchynt to hebben net de Dec­( ) Dit Werktuig wordt befchrcevcn in bet journal de Paris,No. 87. 14$ WEGENS DE VOLnJAARING Elc&riciteit der Lugt, met de hoeveelheid der dampen in den Dampkring, en veranderingen des Barometers . My is een denkbeeld ingevallen, 't geen ik Diet omhelsen ook niec verwerp ; doch 't geen my toefcbynt nadereoverweeginge to verdienen ; naamlyk of de Eleiffriciteit, ofliever de Elet`irike Vlociftoffe, Diet zou zamengefteld wee­zen uit de beginzelen des Lichts, die zich vereenigen meteenige lichaamen, veel grooter din dezelve, op aarde, by voorbeeld, 't geen my de moeder fchynt dier Vloeiftoffe?De lichaamen, in welke her Licht voorkomt als een mede­zamenftellend deel, als de Harst der hoomen, gelyk ik ge­loof bevonden to hebben, die lichaamen fchynemeene byzondere gemeenichap to hebben met de Elecirike \rloeiftolfe ; zy houden die met geweld, zy geeven zeergereed tekens van Elet-Iiriciteit. 1k bepaal Diets, ik fielalleen voor, 't seen by my is opgekomen. Het zou, zo 't my voorkomt, zeer nuttig weezen, by . l:ans beftendig \Veerkundige Waarneemingen to doen : maar dewyl een waarneemer bier toe Diet in Nat is, zou detoettel, uitgedagt en befcllreven door den Heer Ridder LANDRIANI, van zeer veel dienst zyn : dewyl bet de ver­nnderingen, die by aanhoudenheid in den Barometer enEleftrometer, enz. voorvallen, terwyl de Waarneemer af­weezig is, aanwyzen (X). Schoon deeze Waarneemingen Dict ten uiterften nauwkeurig kunnen weezen , zullen ze altoos belangryk zyn, dewyl men 'er een vervolg in ziet,zeer gefchikt om ons to onderrigten , vvegens de oorzaakender waargenomene uitwerkzelcn. Ik zou Dog wenfchen, dat de Waarneemingen der Waar­neemeren gefchiedden op cene wyze , welke dezelve mecr zamenftemmend maaktc ; door ze alle op den middag to doen; ze moeten ook 's morgens en 's avonds gefch ;eden,op uuren even ver van bet op en ondergaan der Zonne,op elke plants en op elken daz ; anderzins zal bet langerof korter verblyf der Zonne, of haar afv'eezen, linger ofkorter geduurd hebbende, verbaazend groote veran erin­gen maaken in de Ltrgtsgefteltenisfe, en geene gelykheidovcrlaaten, tusfchen Waarneemingcn op dezelfde plants,op dezelfde uuren, gedaan, of op verfchillende plaatzen onder dezelfde voorwaarden . Ik zal bier mede eindigen, ik heb flegts cenige uitzig ten ( ) De befchryvine van dicn Toelel vindt men in de Are­moires de la Societe Italienne, Tom. 1. ten geopend, wegens de volmaaking der Weerkunde, die nicer betekent voor de volulaaking der Natuurkunde, dau men in 't algemeen gelooft. Men zal 'er, intusfchen, nit zien, hoe veel bet nagaan der Lugt-, Water-, en \'uur-Verhevelingen kan toebrengen, oln licht to verfpreiden,over alles 't Been ik wenschte dat to werk getleld wierd ; hoe veel bet zich toeleggen op de voortekenen wegens deWeerveranderingen zou betekenen voor de Weerkunde ; hoeveel de overeenkom(len van de Weerverfchynzelen metden Groey leerzaam zouden weezen, ten opzigte, van denatuur der verfchynzelen ; hoeveel. . . . Maar alles is opecne zo zonderlinge wyze zamenverbonden, wanneer ntenzich bezig houdt met algemeene verfchynzelen, dat men't cene onderwerp niet kan aanroeren , zonder alle de andere aan to raaken. Derhalven, bewaar ik tot een nader Ver­toog, de overweeging van de middelen, om, met meer ofmin bondigheid, bet algemeen verfchynzel der Weerkunde of to leiden uit alle byzondere verfchynzelen, of om toteenige algemeener oplosfingen to komen, dan die men tot nog kan hebben. UITTREKZEL VAN EENE REIZE, DOOR DE CAPITEINS COOK, CLERKE EN CORE,NA DEN STILLEN OCEAAN, IN DP JAAREN n1DCCLXXVI , MDCCLXXVII , MDCCLXXVIII, MDCCLXXIX EN MDCCLXXX, DIET DE SCUE- PEN de Refulution EN Discovery,ori ONTDEKKIN- GEN IN HET NOORDER IIALFROND TE DOEN. (Vervolg van bl. Si.) In den voorbefchreeven vriendlyken (land, bleef alles op Oivhyltee tot den vier- en twintig(len van January : wan­peer wy niet weinig verbaasd (londen, als wy vernamen,dat 'er geen Canoes van land mogten, en de Inboorelin­gen zich in hunne huizen als opgefooten hidden . Naa verfcheiden uuren warrens, wat toch dit zyn mog*., ont­dekten wy dat de Baay Tabooed, en alien ommegang metons, verboden was, uit hoofi'e van de aankomst van den Koning TERREEO&)O. Naardemaai wy gcen voorval van dies aart voorzicn hadden, was ons ~chcepsvolk verpligt,den dag door to breugen, zonder den gewoonen aanvoer van vrugten. M 3 Her Het poogde daarom , den. volgenden morgen , door drei. gen en belooven, de Inboorelingen to beweegen 0111 2211 Word to komen , als voorheen : en wanneer eenige hotwaagdcn van land to fleeken, zagen wy (fat een Opper . 11001"d bun poogde to rug to dryven. Men brandde ter. ftond een Snaphaan over hem los, om hem to doen af­houden van dit bedryf; zulks badt de verlangde uitwer. king, en wy kreegen, volgens gcwoonte, den voorraad vastververlchingen. In den naamiddag kwam TERREEOn.OO, en bezogt to Scliepen, zonder eeumg gevolg, alleen verge. zcld van eene Canoe, in welke zyue Vrouw en Kinderen gezeten waren. Hy bleef tot by tien truren aan boord. Den volgenden dag verfcheen de Koning,, in eon groote Canoe, van twee andere gevolgd, en rocide met grooteftaatie na het Schip . Dit maakte een grootsch vertoon. In de eerile Canoe zat TERREE0BOO,met zyne Opperhoof­den, uitgedoscht met hunne rykgevederde Mantels en Hd­metten, gewapend met lange Speeren en Dolken ; in de tweede bevondt zich de eerwaardige rnoo , de Opper­priester met zyne Priesterfchap, en de Afgoden met cen rood kleed omwonden. Deeze Afgoden waren Borstbeel• den van eene reusagtige gedaante, vcrvaardigd van Mand­work, en keurig bedekt met kleine Vederen van allerleiklcuren, en gewrogt op dezelfde wyze als de gevederde 1~lantels. De oogen waren groote Paari-Oestcrfchulpen,met een zwarte Noot in 't midden; de monden waren be­zet met eon dubbelde ry Ilonden-Tanden, en zulks le­verde met de overige weczenstrekkcn, die zeer rnisvormdwaren, cen zeldzaam vertoon op. De derde Canoe was belaaden met Varkens en verfchcidenerlei foorten van Vrug­ ten. Ondcr het aannaderen, zongen de Priesters in de mid . deltle Canoe hunne Liederen, met cone groote deftiglleid, en, naa rondsom de Schepen geroeid to liebben, keerden zy, in flede van aan boord to komen, gelyk wy verwag­ tende waren, weder na land. Zo ras ik ze zag naderen, begaf 1l: last aan onze kleine Garde den Koning to ontvangen ; Capitein cooK bemer­ kende, dat by weder na f1rand ging, volgde hem, en be­ reikte den oever omtrent gclyktydiz. Wy geleidden bun in de tent, aan (band opgeflaagen ; nauwlyks wa­ ren zy daar in gez:ten, of de Koning roes over einde, en wierp, op eene zeer bevalfige wyzc, den Mantel dica by zelve drocg, over tie ichouderen van Capitein coon, zette eon gevederde Helot him op 'c hoofd, en gal hem een net net gewerkte \Vayer in zyn hand . Desgclyks fhrciddc by voor liens voeten seder vyf of zes andere Alantels, alle zeer fchoon en van groote waarde.-'s konings op­paslers bragten vier groote Zwyren , met Zuikerr e;cu , 1 u~kusnooten cn Brood- vrngt, dit gedecite der plel;ilice­ging werd beilooten door bet verwisfelen der n aamen dcs hanings en van Capitein cooK, 't geen, rnWWier alle Lie Inwoonders der Lilauden van den Stiller Oceci iz , voor bet zekcrst onderpand van Vriendfchap gehouden wordy. Eenc onimegang van Priesteren, met cell eerLranr­dig oud Man nan 't hood, vcrtoonde zich daar op, gc­volgd door ecu Iangcn fleep Manner ; groote Zwynen en ''rugten met zich voerende . Uit de oogen ell gcbaaren van KAtttEE! EEA, ontdekte ik terflond, dat de oude Alan de voorgemelde Opperpriester was, wiens goedguntligbeid ors zo tang een ruin onthaal veri'chafte . Ily had cell fiuk rood doek in zyne hand, 't welk by om de fchnu&lerert van Capitcin COOK floeg, en lien vervolgens cene l igge op den gewoonen trant aanboodt. 'Er werd cell Zetel voor hem naast lien des Konings gcplaatst, waarop KAt­ttrEKEEA ell dims Tledenenooten hunne plegtighcdett aanvingen ; KAOO en de Opperhoof'den hun beantwoorden-le . Zo ras do pleftplcegingen afgclegd waren, voerde Ca­pitein coon, TgtutEEOSOO en zo veele Opperhoofden , afs tie Pinas kon bergen, naa de Refolutior. Zy werden metalle tekenen van cerbiedenis ontvvan~gen , en Capitein cook deedt, voor den gevederden Mantel dcn 1%oning eeu liunett Ilembd aan, en gor.ide hem zyn cigen Houu ver op zyde. De oude KAOO en cenige andere ovule Opperhoofden blee­ven aan grand, en namen bun verblyf in bet buis derPriesteren. Geduurende al lien tyd , zagen wy geen Ca­110e in de liaay, en de Inwoondcrs hidden zich in hunne1-lutten of lagen op den grand uitgeftrekt . Eer de Koning de Re olc;tio,i verliet, verwierf Capitcin Cot,verh4 voor :do lnboorelingen, om, volgens gewoonte, aan do Scherert to handelen ; doch de Vrouwen , om wclke reden konden wv nict ontdcki:en, bleeven order de Thhboo, dat is, her bleef htin verhoden ten huize uit to gaan, of cenige ge­weeufchap met ors to Ilet aizins onheledigend gedrag der Inboorelingen, n11e vrecs voor gevaar weggenomen hebbende, twyfelden ivy nimmer oils zelven, op aile tyden , en in nlfe omfht',din­lteden, order bun tc vertrmo wren. 1)c Oflkiers van hci ;e ue Schepen, binges dagelyhs aan Land, of ill klein getai, iNI of 4 Izj UITTREKSEL EENER REIZE of zelfs geheel alleen, en bleeven 'er dikmaals den gehee . len nags. 1k zou Been chide vinden, wilde ik alle de blyken van heusch en vriendlyk onthaai vermelden. %Vaar wy verfcheenen, vervoegde zich her yolk rondsom ons,greeti haakende om ons eenigen dienst to doen, en tenboo-II-en verblyd, wauneer wy van hunne dienstaanbie­dingen gebruik wildcn maaken. Zy ilelden veele kieinekunftenaarycn to work, om onze aandagt to lokken, en ons vertrek to vertriagen. De Jongens en Meisjes liepenvoor ons beeneu , als wy door de Dorpen wandelden, enhidden oils op by elk open Plein, waar plaats was outvoor ons en daus tc doen. Lens werden ivy genoodigd out een dronk Kokusnootenmelk to drinken, en cenige verver­iching to neemeu , order de fchaduw hunner hutten ; op eencn andcren tyd, zaten wy in ccn kring van jonge Dog­ters, die alles deeden wat haare kunst vermogr, om onsmet zang en dans to vermaaken. Her genoegen,'t welk wy ontvingen van hunne beleefd­heid en gastvryheid, werd, nogthans , met zelden ge. floord , door hunne diefagtige gediartheid. Lenigen hunnerbedrevenlle Zwemmers, ontdckten wy op zekeren dag be­zig met de Spykers uit onze Scheepsdubbeling to haalcn,'t geen zy zeer behendig deeden, met een kort flokje,met een vuurfteen nan de chide vast gemaakt. Om dit diefflal, 't Been onze Schepen veelligr in gevaar kon bren . gen, to fluiten, vuurdeu ivy eerst met los kruid op dedieven, doch zy wisten, onder bet Schip duikende, wetras buiten fchoot to geraaken. Wy vouden het daaromnoodig, aan boord vau de Discovery, cen hunner ten af. fchrikkenden voorbeelde, eenige gceslelflagen toe to tellen . Op den agt- en twintig(len van January, overleedt wIL- LIADi %ATMAN; een Matroos, in dienst van den Confta­ pel. Lene gebeurtenis , welke ik to meer opteken, om dat een Lyk, tot hier toe, under ons cent groote zeld­ zaamhcid was. Deeze WATKAN was oud, en zeer gcagt om zvne verkleefdheid aan Capitein coot ;. Hy hadt voor­ heen 6-In-eq twintig jaaren als Zeefol'aat gediend, waarop by als ltatroos in 't fair i\U)CCLXXIL aan boord van de Refulution kwam , en Capitein cowl: vergezelde op liens Tucht na de Zuid-pool. By zyne wederkomst kreeg by eene plants in Greenwich Hospitaat, op de voorfpraak van Capitein COOK, die 'er ook zyn verblyf nam : doch he­ flaoten hebbende, zynen \Veldoender in alle lotgevalien to ve:gezellen, verliec IIy nevet.s hem her Iiospitaal, tc;en dies then benoemd werd tot bet bevelhebberfchap over deezen Tocht. Geduurende de refs, badt by dikwyls koortzigeongetteldheden gehad, en was aan 't beteren toen wy itt dceze Baay kwamen, en voor eenige dagen aan Land ge­weest zynde, dagt by volkomen hertteld to weezen; opzyn eigcn verzoek kwam by wedcr aan boord : doch den volgenden dag kreeg by een aanval van beroerte, welke hem in twee dagen wegrukte. Op verzoek des Konings, werd by op de Moral be. graaven, en alles met de vereischte plegtigheid verrigt. De oude KAOO en diens Broederen wareu de aauti houwers, hidden zich zeer ttil en aaudagtig terwyl de Lykdienstgeleezen werd. Wanncer wy bet Graf met aarde vulden,naderden zy met groote eerbiedenis, wierpen een doodeBigge, eenige Kokusnooten en Pifangs in bet Graf: drie agtcr een volgende nagten, vervoegden zy zich rondsombet Graf; Zwynen.vlcesch offerende , en hunne gewooneple;tigheden van Lofzangen en Gebeden verrigtende, 'twclk tot bet aanbreeken van den dagcraad aanhieldt . Aan 't hoofdeneinde des Grafs, rigtten wy een flaakop, met een vierkante plank daar aan gefpykerd, op wel-Ken de naam, tic ouderdom en de llerfdag van WIL-LIAM WATMAN gcfchreeven was. Zy beloofden dit ge­denkteken Diet to willen wegneenten, en wy twyfelen nictof bet zal 'er blyven, zo lang de zeer verganglyke floffe, van welke wy bet vervaardigden, bet toelaate. De Schepen groot gebrek aan brandhout hebbende, ver­zogt tie Capitein my op den tweeden van February, met de Priesteren to handelen, over bet koopen van de Leu­ning of bet Latwerk, 't welk den top van de Moral om­ringde. Ik had, wil ik gaarne bekennen, in 't cent eeni­gen twyfel over de voeglykhcid van deezen voorflag ; en vreesde dat bet enkel fpreeken daar van, door de Pries­tess, zou aangemerkt worden als een alleraanflootlykfte hei­ligfchennis. Hier in vond ik my, nogthans, bedroogen . Alen betoonde, op mynen voorfiag, geen de mintle ver­wondering ; bet I-lout werd gereedelyk vergund , zclfs zon­der iets daar voor in vergoeding to vraagen. Terwyl deMatroozen bet wegnamen, ontdekte ik dat een hunner een gefueeden Beeld halt weggevoerd, en bevondt, byverder onderzoek, dat zy den geheelen halven kring in de boots gelaaden hadden. Schoon dit gefchied ware in detegenwoordigheid der Inboorelingen, die 'er geen de min. tic' gevoeligheid over lieten blyken, maar de hand leenden Al 5 in in her wegruimen , oordeelde ik bet best KAOO over dit fink to onderliouden ; die zich desgelyks vry koelzinnig ge­droeg, en alleen verlangde, dat wy her heeld, 't gecn in't midden tiondt, en bier boven befchrecvea, wilden we­derleveren : by bract bet in een der hu zen van de Priesteren . TERREEOBOO en dices Opperhoo(dcn badden nu, tintseenige dagen, zich vry nicuwsgicrig vertoond oni den dan van ons vertrek to molten weeten . Decze umltandighcidverwekte in my eerie (terke begcerte, om to ontdAken,weik cen denkbecld dit Volk van ons gcvormd hadt, en welke hunne begrihpen waren, wegens de oorzaak en de beonging onzer Iteize. 1k deed cenige moeite, omvoldoening omtrcnt deeze byzonderheden to krygen ; dock ken nicts anders tc weeten komen , dan dat zy in 't be­grip (ionden, dat wy uit een land kwamen, waar bet aan leeftogt mangelde ; en dat bet oogmerk onzer Rcize geeu antler was, dan em ons eeus braaf met Spyze op to vul­len. In de daad, bet vermagerd voorkomen van eenigen onzer Schepelingen, de ongeweene grcetigheid met wclkewy op bun voorraad van verlche fpyze aanvielen, onzegroote bezor;dheid onm leevenssuiddelen op to doen, en zoveel ons mogelyk was aau boord to bergen , bract bun vry natuurlyk tot dit be(luir. -lk moet bier byvoegen,eerie omliandigheid, welke bun zccr in verwarrin; brat, dat wy geenc Vrouwen by ons haddca, als mode ons vree 1­zaam gedrag en onoorlugzugtig voorkomen . 't Was be­larhlyk gcneeg, to zien, hoe zy de zyden tireeken en opde buiken floegen van onze 111atroozcn, (die zeker, ge­duurende ons kort verblvf op (lit Eiland, vry vecl in wel. gedaanhcid warcn toegenomen,) bun decls door tekenen, decls met woorden, to verilaan gecvende, dat bet voor huetyd was om re vertrekken ; dock, indicn vy wedcrkwamen,by bet vol-end fai1,en van de Brood-vrugt , dan Zoo mcn beter in ttaat weezen om alle de behoeiien to vcrzorgen . Wy hadden ons iii zestien dagen i l deeze liaay op,c­houden ; en als men ooze verbaazende verllinding van Var­kens en Vrugten in aannterking neemt, behoeft men zichniet to verwonderen, dat zy zulke 6asten gaarne zagen vertrekken. 't Is enter hoogwaar(cbynlyk, dat TERr.ELO-Boo, voor tegenwoordig, met zyne naavraagingen, geesander oogmerk hadt, dan ecne begeerte om cene ;cnoe~ zaame ' voorraad van gelchenken gereed tc hebbcn, om nns to vtr­eeren by ons vertrek, heantwoordende aan d1,,, -agtin en lie­met welt e by ons ontvangen u' . Want ver­mel! wield hebbendc, dat wy den dag naa morgen voor badden bet Eiland to verlaaten , werdt 'er ter(tond eenc uitroepinggedaan door alle de Dorpen; bet Volk afvorderende, dat bet de Zwynen en de Vrugten tot den boning moest brengen, out aan den Orono by diens vertrek to fchenken. Den volgenden dag tot oils vertrek beflemd zynde, noo digde TEIttEEOI OO Capitein coot, en ray tot zicli ,en um opden derden by hem to komen ter plaatze waar KAOO ziclz onthieldt. By onze aan komst vontien t1'y den grond metkleederen, met veele roode en geele vcderen, vastgemaaktaan de draaden van Cokusnootenlchellen, bczaaid ; als me­de een grout aantat bylcn en antler yzerwerk van oats ge. rued. Met verre van dit alles , lag een zeer groote voor. raad van Vrugten.van allerlei foort bier vallende, en daar nevens eene groote drift Zwynen. In 't ccrst vcrbeclddeit wy oils, dat dit alies ten gefi:henke voor oils beflemd vas, dock KAIREEKEIiA onderrigtte my dat bet ecne gift of fchatting was des Vulks van Lt Landgedeelte nan denBoning : overeenkomflig bier mode, bragten zy, zo raswy gezeten waren, allcs voor TERREt0IBOO'i voeten; dekleederen en vederen tildlircidende, cn bet I zerwcrk neder­liggende. De Boning vertoonde zich ten hoog(len vol­daan over deeze betconingen van dicnstvaardigheid, en omtrent een derde gedeelte van bet lzerwerk, als modevan de Vederen, en cenige wcinige Kicederen uitgekoo­zen hebbende, lag by dit zelve ter zyde; bet overige derKleederen en Vederen, ncvcus de Zwynen en de Vrugten,werd vervolgens Capitein cool c_i my aangebodcn. WyIhnden verbaasd over de grootte en waarde van dit ge­fchenk, zeer verre alles overtrefiende wat wy van dicnaart gezien hadden, of op de Friendly, of op de S6cie. teit, Eilanden. 'Er werd terlhond gezonden om de bootstot bet afhaalen deezer gefchenken : de grootfle Zwynenwerden gefchikt om ingezouten to worden tot voorraad opZee, nicer dan dertig kicinder, en de Vrugten ,werden ver­deeld voor de twee Schepen. Op then cigen dagverlieten wy de lllorai, en bragten deTenten met de werktuigen tot bet duen van waarneemin­gen aan boord. De Taboo werd opgeheeven , en wy had­den de plants niet verlaaten, of de Inwoonders liepen metgeheele hoopen derwaards ; alles zeer greetig doorfiiuffe­lende, in de verwagting dat zy lets van waarde, dooroils agtergelaaten, zouden vinden . Dewyl ik de laatfle aan land bleef, bet wederkeeren van de boot wagtende, ver­ i$6 IITTREKZEL E!NER REIZE vervoegden zich veelen om my been, deeden my by bunnederzitten, en begonnen to klaagen over ons fcheiden . 't Was met zonder moeite dat ik my van bun ontfloeg. 't Zal my ; hoop ik, vry flaan bier cene kleine ontmoe­ting op to tekenen, welke my byzouder betrof. Bet be­vel gehad hebbende over bet Volk aan land, flaande al den tyd then wy in de Baay doorbragten, bad ik gclegen . heid om de Inwoonders beter to lecren kennen en by hun bekend to worden, dan zy, die meesten tyd aan boordmoesten blyven. Gelyk ik alle reden had om voldaan toweezen over hunne vriendlykheid in 't algemeen, kan ik Met to dikwyls, niet to byzonder, vernielden de ongemee. ne en bcflcnifige vriendfchap hunner Priesteren . Van mynkant blecf ik niet in gebreke om alter aan to wenden totbet winnen van hunne agting en genegenheid ; en bet ge­lukte my zo verre daar in to flaager., dat men my flerkaan was om op bet Eiland to blyven, niet zonder zeeruitlokkende aanbiedingen ont 'er my toe over to haalen. WVanneer ik my des verfchoonde, met to zeggen, dat Ca­pitein cooK bier aan zyne toetlemming niet zou geeven, ilelden zy my voor , dat ik de wyk zou neemen na bet gebergte : waar zy my beloofden vcrborgen to zullen hou­den tot de Schepen vertrokken wares : op myne verdere"erzekering dat de Capitein de Baay zonder my nict zouverlaaten, nlaakten TERRGEOBOO en KAOO hunne opwagting by Capitein cooK, wiens Zoon zy meenden dat ik was,met een ernflig verzock dat ik by bun mogt blyven . De Capitein, een verzoek zo vriendlyk gedaan nict bot of willende wyzcn, verklaarde, dat by tegenwoordig my nietkon misfen ; maar bet volgend jaar op bet Eiland weder­ komen, en •dan zou tragten de zaak naar bun genoegen to befchikken. 's Morgens vroeg op den vierden February ligtten wy bet anker, en zeilden nevens de Discovery de Baay uit, gevolgd door een ontzaglyk aantal Canoes . Capitein cooK's oogmerk was Owli ykee om to zeilen eer by de andere Ei­landen bezogt , in hoope om eene Reede to vinden waar de Schepen beter gedekt laagen, dan in de Baay zo even door ons verlaaten ; en, in gcvalle bet hem bier niet ge­luktc, bet zuid.oostlyk gedeclte van ltlowee to gaan zien, waar de Inwoonders ons verzckerden dat wy een uitnee­mende Flaven zouden aantreflen. Capitein cooK trof de drie eerfle vcAgende dagen liil weer, 't welk hem belctte to vorderen ; den achtflen ont­ flondt Llondt 'er 's middernagts een hevige Ilormwind, die de voormast van de Refolution zeer bel'chadigde. Deeze om. flandigheid, welke in de gevolgen zo heilloos afliep, ver. pligtte hem na de Karakakooa Baay to rug to keeren ende oude plaats weder in to neemen, tot dat de mast we. der behoorelyk bezorgd zou weezen. ('t Vervolg hier naa .) AANMERKINGEN OVER DE EVENREDICHEID IN HET MAAKLEL VAN NOACHS ARKE. Drie honderd Ellen zy de Langte der Arke, v ,ftig Ellen haare• Breedte, en dertig Ellen haare Roogte. Gen. VI. 15. Aan de 1=leeren Schryveren der 41g. Vaderl. Letteroef. NYNE HEEREN! Het uitmuntend Bybelverklaarend \Verk van J . D. Mr- CHAELrS, Nieutve Overzctting des Ouden Testaments, doorleezende, trof ik, ten opzigte van de Evenredigheidder Lengte, Breedte en F-loogte van NOACHS Ark, Gen. VI. 1.5, opgegeeven, deeze bedenking aan.„Of men „ reeds to vooren Schepen gekend, tan wel of GOD, No­„ ACII, in eene to vooren geheel onbekende zaake, on­„ derrigt hebbe, en dus, by gelegenheid van den Zond. „ vloed, der Menfchen kundigheden, door eene onmidde­„ tyke openbaaring uitgebreid, weet ik niet to hepaalen. „ Zo veel is gewis, dat by de Langte, Breedte en Diep­„ to van bet Schip aangeeft ; en zo my berigt wordt, „ heeft men van deeze anderzius ongewoone evenredig. „ heid, ten tyde van bet Befland, in 't jaar i6 o, tus­„ fchen Holland en Spanje geflooten, by gelegenheid ee. „ ner weddingfchap, de proef genomen, eu de evenredig­„ held ook zeer goed bevonden . Zedert raakte zy, by „ 't weder aanvangen van den Oorlog, buiten gebruik, „ om dat men zulk een Vaartuig tot het voeren van ge­„ fchut ongefchikt vondt. Eene Zwaarigheid, waar uit „ men zeker tegen NOACHSVaartuiz, niets inbrengen zal." bl. 74. 75. - De verdienstlyke Nederdrsitfche hertaaler geeft onder tie lyst der Drukfouten, bier over deeze be. denking op. „ Ik heb getragt, met betrekking op deeze „ Sche­ „ Schepen , by eenige voornaame Kenners van onze Vt. derlandiche Gefchiedenisfen, ecnig nader berigt to be­„ komen. Doch ~7a.lles is vrugtloos geweest en men heeft „ 'er geed 't mimic (poor van kunnen vinden. De Heer „ MICHAeLIS de bron met aanhaalende waar uit by dit„ gefchept beeft,was het my niet mogelyk, de egtheid des . „ zciven, op ecn bcpaalder wyze, na to gaan ." 1k bad onlangs gelegenheid om to fprceken met een I-Ieer, in onze Vaderlaudfche Gefchiedenisfen bedreeven, en een groot lief hebber der Scheepsbouwkunde, deezedagt my gefchikt om dit in 't duister gelaaten tluk op to helderen : de uittlag beantwoordde aan myne verwat tin•gten vollen; ik neeln de vryheid zyne my medegedeeldeaanmerkingen UE. toe to zenden, om, in uw lllengeltiverk, eene gelchikte verzamelplaats voor dit flag van ophelderen. de \Vaarneenzingen, gevoegd to worden . Zy kwamen bierop neder. Het berigt dat 'er bier to Lande Schepen op die mast gebouwd zyu, vindt men in de Kronyk van Hoorn door VELIUS, bi. 271-272. In den Jaare 1694, begon men al. daar Schepen to bouwen , die men Gaings of Fluitfche­pcna noemde : dezelve waren viermaalen zo lang als wyd. Hoe zeer men (lit maakzel eerst belachte, voeren deeze Schepen zo voorfpoedig, dat men wclhaast geene anderetot de Houtvaart op de Oostzee fchikte : zy waren uittlee­kend in de zeilaadie by den wind , gingen weinig diep enkonden vecle lasten voeren : zy werden zo gezogt, dat men in acht jaaren tyds,te Hoorn, meer dan tachtig bouw­ dc en uitrustte. In 't vervolg maakte men die Fluitfcliepen nog veel Naauwer, naar evenredigheid van de Langte. Een der voornaamfle uitrusters was zekere PIE-TER JANSZ LIVORNE, door VELIUS gehecten, doch door SI,,ION DE VRIES, PIETER )ANSI de Alennonist genaamd,die in den Jaare 1604 'er eenige list bouwen door PIETER REYNIERSE, welke flegts een zesde van de Langte tot haare Wydte hadden , en een tiende van de Langte tot haare Holte; en dus met de voorgetlelde evenredigheid der Arke van NOACH overeenkwamen : welk Godlyk Beflek deeze Lieden vastflelden dat men moest volgen, om 'eralle Zeefchepen naar to bouwen . Dit kon, voegde die Heer 'er nevens, de aanmerkingvan den Hongleeraar DIICHAELIS flaavende, wel nankomen in tyd van Vrede, en om op de Oostzce to vaaren ; dock ze zouden veel to 1\aauw zyn om 'er Gefchut op to plaat­ plaatzen. 1aar men bchoefde, volgens 't bericht van dien kundigen 1-leer, tot de voorgaande Ecuw met op to klimmen , om Schepen, in die evenredigheid gebouwd , aan to treffen. Eenige jaaren geleden , was 'er to dm flerdamnnog cen Schip verkogt, bekend onder de fiiortnaam van Iloorrfche Kat ; 't welk honderd zeven- en twintig voeten en ecn vierde lang, twee- en twintig voeten en acht duiun wyd, en derticn voeten drie duim hol was ; in den Jaare 1?41 gebouwd : 't zelve zou , volgens het be(lek van NoACHs Ark, honderd zeyen- en twintig voeten en ecn half tang, ecn- en twintig voeten twee duim wyd, en twaalf voeten acht duim hol hebben moeten weezen. Lene evenredigheid, welke, gelyk ieder ziet, zeer naby komt. Fly helderde bet nog op, door het voorbeeld van de 2-kertjes, die de Turf uit de Veenen aanvoeren, als die niet nicer dan eene zesde van de langte voor de wyd­te, en voor de holte, den hoveulast medegerekend, meetdan tea tiende hebben. 't Is waar, die leggen zeer rankorn mede to zeilen, als ze belaaden zyn; doch dit ontilaat daar uit, dat de Laading van beneden tot boven toe vancene zwaarte is. Dan , behalven dat de Ark van roach alleen to dryven hadt, kon de fchikking van denlast zodanig ingerigt worden, dat de zwaarfle benoodigd­heden onder in kwamen. lk zaf hier nicts meer byvoegen, dit eenvoudig onopge­funikt verflag genoegzaarn oordeelende , om de verlangdeophcldcring aan de woorden van NICShEIas by to zetten, en bet door hem bygebragte, wat de groote hoofilzaak be­ treft, to flaaven : en alleen nog, ten Plot, aanmerken, dat de befpotters van den Bybel hunne onkunde to deerlykverraaden, wanneer zy, uit deeze anderzins ongewooneev mredigheid, aanleiding neemen om NO CHS Ark voor to lichen als ecn Vaartuig, dat leggen noch dryven kon, endit Godlyk Schcepsbefle .k, gelyk zy her lachend neemen, inten befpotlyk licht to plaatzen. 1k blyf Uw begunffiger, L. S. BY. BYZONDERHEDEN VEGENS BET LEEVEN EN DE SCHRIF- TEN VAN DEN BEER SAMUEL RICHARDSON, DE BEROEMDE SCHRYVER VAN DE Painela, Cla. risfa EN Grandifon. (Vervolg en Slot van bladz. 121 .) Mr. BOSWELL'S ;journal of a Tour 'to the Hebrides, h t ontmoeten wy eene plaats, die, indien bet daar nedcr­geflelde met de waarheid flrooktc, alleen zou uitwyzen,dat men, zelfs in de groottle en beste Mannen, blykenaantreft van Menschiyke Z%yakheid en Onvolulaaktheid . „ Ten huize van den Heer NARINE," fchryft BOSWELL, „ maalde Dr. JOHNSON bet Character van RICHARDSON,• den Schryver van de Clarisfa, met cen clerk, doch keu­„ rig, penceel. lk beklaag my ten hoogtlen 't zelve niet „ in zyn geheel bewaard hebben : alleen herinner ik my, „ dat by hoogen prys flelde op de Bekwaamheden en de „ Deugden van dien Schryver : maar dat by 'er fleeds op • nit was om kleine ongelegenheden of to weeren en klei­• ne vermaaken to zoeken ; dat zyne zugt, om Heeds bo­;, ven anderen nit to fleeken, zo verre ging, dat by zorg• droeg zich incest altoos van V'rouwen omringd to vin­„ den, die, alles wat by voordroeg, met greettge ooren• indronken, en bet nook waagden hem to wederfpree. „ ken : dat zyne begeerte, orn de eerfle Man in gezeltchap• to weezen, hem aanzette om aan ONSLOW'S Dienstboo­„ den groote fleekpenningen to geeven, ten einde zy hem,• boven anderen, met onderfcheiding zouden behandelen." Ten aanziene van deeze Jaatstvcrmelde byzonder­heid, zou men mogen vraagen, (voor een oogenblik toe­getlaan zynde, dat bet geval waarheid is,) waar vindt men dat alles to boven(ireevend , dat bovenmenschlyk Character, 't geen, in alle opzigten, vry is van alien itf­vloed des Hoogmoeds, die zich zomtyds in kleinighedenvertoont P En wat de beweegrcden betreft , aan welke RICHARDSON'S begeerte, orn in 't gezeltchap der Vrouwen to weezen , words toegefchreeven, zou men mo­gen vraagen, of deeze waarneeming wet zo zeer hekelendis voor dien grooten Alan, dan Wet voor de Sexe in 't alge­meen? Een Schryver. die zulke Characters kon maalen als Lady GRANDISON, Misf. BYRON, CLARISSA Cn CLEMENTI- NAa VAN S. RICHARDSON, IGI 1YA, moet de Schoone Sexe in den bevalligfEen en gunflig­lien dag befchouwd, en gaarne in derzelver gezelfchap ge­weest hebben ; niet om liet Bering genoegen van to middeneenen kring Jufrcren uit to fchitteren, maar om bet genot van iets,'t geeu by eene groote voldoening rekende . 't Was,derhalven, natuurlyk, dat RICHARDSON zich gelukkig re­kende in de verkeering met Vrouwen van verdientten , en zelfs op haare Vriendfchap roemde . Zyne Vrienden, in zyn Laastenwil opnoemende, fchynt by verlegen geweest tc zynover liet getal van Vriendinnen, 't Been zich aan zyn geestopdeed. „ Had ik," leezen wy daar, „ kinren gcmaal,t „ aan alle de Juffrouwen , die my met haare Briefwisicling ,, vereerd hebben , en welke ik eene waare hoogagting toe­ • draag van wege haare beminnelyke hoedanighedcn, zulks • zou, in dit myn laatfle bedryf, uaa verwoonnlaaking ge­ • lvken." Maar, op inboezemingen, zo onregtmaatig en onheusch,kunnen wy, daartoe de vereischte befcheidcn ingewonnen hebbende, een meet voldingend antwoord geeven . lien Beer, die met RICHARDSON zeer geuleenzaanl verkeerde,beeft ons verklaard, dat by geene reden altoos halt om denauwkeurigheid van ROSWELL'S yournaal in twyfel to trek­ken ; dock bet moest, zyns agtens, alle bewonderaar ; der fchriften van Dr. J011NSoN grieven, dat liens dankbaare ge­voclens, tell opzigte van den Ileer RICHIARDSON, die zynfriend was en Ji'eldocner, en wiens beurs voor hem dik­wyls opflondt, van geen duurzaamer of edeler invloed ge­weest waren. Dikwyls was by in 't gezelfchap geweescvan den I-leer RICIIARDSON en Dr. JOHNSON, ten huize des eerstgemelden, terwyl 'er veele Danes van rang cuverlland zich tegenwoordig bevonden. In haare gefprekken,doorgaans tot den I-leer RICIIARDSON ingerigt, viclen zy dikwyls pup een en ander fink nit zyne Schriften , by loste de tegenbedenkingen altoos zo mcesterlvk op, dat zyneichoone tegenfpreeklIers voelden ongelyk to hebben . 'ln­dien de Dames bet gefprek niet aanvingen, wist by aartigze daar toe to brengen : vrouwlyke tegenl'praak v.^.n dicn cart beminde by ten hoogflen, en fcheen voor hem niceropbeurend dau eenige lotfpraak,tivelke zy aan zyne Werken raven. In Dr.JOHNSON'SgezcHchap, hadt men, by andere gelegenheden, opgemcrkt , dat RICHARDSON Will fpraakzaam was dan anders, als 'er cen derde tegenwoordig was: zyne Vrienden twyfelden, of dit uit ontzag of uit vreeze voortkwam : RICt1ARDSOj was nit den aarr zedig cu LUEGL. RILNG1 LW. NO.4. N be­ 162 LEEVENSEYZONDERIt1EDEN bcleefd. Dit gedeelte zyns Characters is byzonder opge,merkt door wylen den vernuftigen AARON HILL. „ Fly,"Zcgt HILL, „ zou misfchien in alles wat by zegt of doet „ nicer zyn dan itwand: maar by beeft ecn gebrek, 't welk „ tot eene onnatuurlyke hoogte gaat, en dit is Zedigheid." Ten opzigte van RICHARDSON's ruimgecvendheid,e'enkt de Heer, die ons deeze aanmerkingcn ter hand gefteldheed, dat men wel mogt vraagen hoe deeze bekend kon weezen, in dat bepaald geval, aan Dr . JOHNSON, then byreden hadt om to verorderflellen, eat nooit toegelaaten wasto Enlbcr Court. fly houdt bet voor lioegst onwaarfchyn-INA, to dental, dat de invloed van fteekpenningen eenig• fins noodig kon weezen,om de fluisbedienden van ARTHUR nNSLOW, aan to zetten , om met behoorlyke agting eenI-leer to behandelen, die hun Meester met zyne byzonderehoogagting en boezemvriendfchap vereerde . De waarheid der zaake is : de (leer RICHARDSON was altoos edelmoedigtot bet bovcnmaatige toe ; eene byzonderheid in zyn Cha­r;eter, welke Dr. JoilNSOn zo wel als iemand kende, eit op eene andere wvze van hem hadt behooren erkend gewor. den to zyn ; inzonderheid, daar by zelve een en antler. maal de blyken van RICHARDSON's milddaadi`gheid genooten hadt.-Dan , laaten wy tot de befchouwing der Schriften van RICHARvso,v keeren. De drie groote Werken, die den naam van RICHARDSON vereeuwigen , leverden eene nieuwe Schryfwyze op, be­9iaande in een reeks gemeenzaanie Brievcn, als 't waregefchreevcn in die oogenblikken , wanneer bet hart no, door driften geroerd, door hoop en vrees, liefde en haatgedreven werd. -Van de Parnela, bet eerfte Werk in ttdordae, werden de twee ecrfle Deelen, in den tyd vanBrie Dlaanden, gefchreven : zy zagen bet licht in 't JaarI\IUCCXL.--hlet hoofddoelwit van den menschlieven. den Schryver was, de fchoonheid en voortreflykheid derPeugd to vertoonen in ecn onfchuldig hart, onkundig vando befcha. .^.fdheden ecuer ;tlodifche op'voeding : en aan to tivyzeu ,hoc de befchermende Voorzienigheid ,dikwyls ,zelfs in (lit leeven, deugd en braafheid beloont. Eene jonge Dogter van laage afkumst, aan haare eerlykeOuders cen vcrhaal gecvcnde, van de barde beproevingen, welkezy moest uitftaan van een Meester, die haare Befchermeren gecnrins de Belaager van haare Eere, behoorde to wee. zen , zet bet character van een Ligtmis in deszelfs waar veragllyk licht. Deeze wordt nogthaus, in gevolge van den grond­ VAN S. RICIAARDSOtr. 163 grondflag van goede beginzelen , in zyne vroege jeuad doorzyne braave Moeder herd ingeboezemd, in zyue Liefdedrifctot cen deudzaaine jonge Dogter, en door baar beminnelykvoorbeeld en onafgemat geduld, toen ze zyiie Vrouw werd ,in 't einde gehoel to recht gebragt . Deeze Gefchiedenis was gegrond op eerie daadlylce ge. beurtenis, aan den Veer RICHARDSON, door een zynerVrienden, medegedeeld. De fleer van Pamela was de Wader ties tegenwoordigen Graafs van GAINSIIOROUGH, di° de on­wankelbaare Deugd van ELIZADETrt CIIAPMMAN, zyns Jaager­nieesters Dogter, beloonde, door haar tot den rang van Gra­vinne to verheffen :een rang welke zy niet rain 1uis.erbyzet­te,door haare Deugden dan door haare Begaafdlieden. ZyneLordfchap verwekte by baar twaalf Kinderen ; en hoe zeer zy altoos eene deugdbevorderenden invloed behieldt , kan afgenouien worden nit bet heerlyk Charater door den Heer COLLINS aan zyne Lordfchap toegefchreeven. (*)Dit Werk maakte den Heer RICHARDSON eerst recht be­trend in de Geleerde Wereld, 't was aIgetneen geleezen enbewonderd , en tertlund in 't Franscli en Nederduitsch overgezet. Dc groote oprang, die de nitgave maakte, be­woog den Schryvcr om 'er twee Deelen by to voegen,waarin by de Ileldin van bet Werk, op verfcheide 'l'oo­rleelen van bet leeven, in hoogen that vertoont. Deeze twee bygevoegde Deelen maakten dezelfize vlugt niet , fchoon men denkt, dat de Schryver ze veel hooger flelde . 't Is met de daad zeer to bejammeren, dat eerie nieuweuitgavc, waar in veel veranderd en bet Werk geheel ver­lianzeld was, nooit bet licht aanichouwde . Dc twee cerfle Deelen van de Clarisf~a kwamen in den Jaare MDCCXLVIII to voorichyn, en werden, fchoon vry. l;ebrekkig, in 't Fransch overgezet, door den beroemdeti Abbd PitEVbT (t ). RICiIARDSON'S erkende lioofdbedoelingen , ill (*) COLLINS Peerage of England, Vol. IV p. S1 . De Graaf flierf in 't Jaar Zyne Gravinne heitrouwde in 1756, 3751. aan THOMAS NOEL Esq. van dezelfde hamilie, Lid in het Par­lemenc voor Rutlandshire. Zy overlezdt in 't Jaar 1771 . (t) Wy bezittcn cone Nederdu:FfilheVertaaling van den t erw. JOANNES STINSTRA , Lecraar der Docpsgezinden to Ilarlingen. Verrykt met vier leezens en herleezers waardigc Voorredenen; in een derzelven, berigt by van goederhand uit Engeland ver­nomen to hebben, dat de Fleer RICHARDSON „ h:t genoeeen „ gehad liem, van onder vyf aauzieniyke en huogoeaNte Bis-N fchop­ I6$ LEEVEN5MONDERIIEDEN in deezen Roman , zyn de onvoorzigtige en bedagtlooze vande eene Sexe,te wapenen tegen de laage kunttenaaryen enItreeken van liltige bedriegers van de andere .---. Ouders to waartchuweu tegen overmaatig betoon van bet gezag,': Been hun natuurlyr, toekomt over hunne Kinderen in betgewigtig Ituk des lluwelyks . --Kinderen to hoeden tegen de verkeerdheid , om een Man van vermaak hooger to lichen dan een Man van hedaardheid en braaf heid , ingevolge van den gevaarlyken, en maar al to gemeen aan­genomen , grundregel : Een hcrvormd Ligtmis is de besic 1~i?enoot, ----en, bovenal , om de verheevenfle en gewigtigtie Leerflellin en,niet alleen der Zedenleere, maar van het Claristendo:n to ontv~.uwen , door ze werkzaam te­vertoonen in 't gedrag der verheeventle en waardiglteCha­racrers, terwyl de laage en onwaardige, die deeze Gods­dicnllige Leerftellingen k1einagten of verftnaaden, de ver. diende ttra(fen hunner fnoodheid wegdraagen. De ClarisJJi, uit acht Deelen beftaande, hadt zo fterk een af­trek, dat, binnen zeer weinig jaaren, verfc -xide uitgaven uitverkogt gcraakten. Dit Werk deedt de reeds verkree. gen agting des Schryvers gror,tlyks toeneemen. Veelen van den Engelfchen Adel, en I~lannen , in vernuft en gc­ leerdheid uit(leekende, toonden zich zeer getteld om ken­nis met RICHARDSON to maaken. 't Gaf ook gelegenheidtot eene Briefwistcling met verfcheide Dames van kiefchenfmaak en meer dan gemcene begaafdheden, wier Brieven , over verfcheiden Onderwerpen , als zy bet licht zagen,eere zouden aaudoen aan de Schryfllers . De Heer RICHARDSON gaf, in den Jaare MDCCLIII,zyn laatst en incest bearbeid IVerk uit . De Historic van den Heer Carel Grandifon, in zeven Deelen. Fly ving deezen -arbeid aan op 't vereeni.-d verzoek van verfcheide Dames met welke by Briefwistelingbieldt, en bovenal op denaandrana der LgtgeIloote van Sir ROGER BRADSHAw, van Lancarlure , voor wier oordeel en verfiand by veel ag­ting hadt, en die by doorgaans de Dogter van syn Hart nueuide. Deeze Rowan is desgelyks iii Fransch gewaad ge. • fchonpen der Engelfclre Kerke, welker kennis en vriendfchap • de Cari.+fa hem hadt aangebra~t, eencn eerzeiven to hooren • verklaaren , dat by de gantiche ;l'storle elf maalen hadt • doorleezen, en bellooten hadt, diq weder onm d;; twee jaa­„ ren cens to doen, zo lang by leeven zvaae." geflooken door den•Abhc PREVBT (*). In bet Character van Caral Grandifon, vertoont ons RICHARDSON een N1an, die betlendig weldoet in eene verfcheidcnheidvan Clerk beproevcnde leevenslotgevallen : naardemaal alle zyne daaden geregeld werden door 661 tleeds werkend be­ginzel : een Man van Godsdienst en Deugd , Ieevendig, gees­tig van Aart, voorzien van de beste natuurlyke vermo­gens, op de verflandiglle wyze volmaakt ; gelukkig in zich zelven, en ecn zegen voor anderen . Onder bet optlelleavan dit uitgebreid Werk, vondt de Schryver jzyn geestzomtyds dermaate uitgeput, dat by den arbeid voor eeni­gen tyd moest ftaaken. Aan de uitmuntende bekwaamheden van den Neer Rr CHARDSON, hebben Diet allcen de voornaamile Engelfche Schryvers, mnar ook veele Buitenlanders, dewyl de gemel­de Brie \Verken in nicest wile Taalen van Europa zyn over. gezet, dubbelverdienden lof gefchonken. Ze werden groot­lyks bewonderd , ondanks het verfchil van zeden en alien nadeel der Overzettingen. De Neer DIDEROT , een ver­maard Iran:ch Schryver, van de middelen fpreekende otnde Hartstochten to roeren, gewaagt, in zyne Proeve over bet Tooneelfpel, Van RICHARDSON ,als een volkotnen Mees­ter in die kunst. „ floe treflend," fchryft hy, „ hoe ,, hartroerend zyn zyne befchryvingcn ! Zyne Perfoonadien, „ fchoon flom, vertoonen zich voor my leevend, en, van,, die fpreeken , zyn de gebaaren nog aandoenlyker dan de „ woorden." -De vermaarde JEAN JAQUES Rous­stAU, in cenen Brieve nan den (leer D'ALAMBERT, over de Romans van RICHARDSON fchryvende, drukt zich dus uit p „ in geen Taal is ooit lets gefchreeven, 't geen dec .,,, zen Schryver evenaart of 'er naar gelykt. Mr. AARON HILL noemt de Pamela „ een aangeniam Kweek­„ fchool der Deugd." Dr. WARTON laat zich over Clementina dus hooren. „ Van alle vcrtooningcn van ,, Krank­ (*) De Heer RICRARDSON, d7e met den N^derduitfchen Ver­taaler der Clarisfa den Eerw. J. STINSTRA eene Rriefwisfelinghadt aangevangen, deedt hem de cere om hem de zorg vaneene Nederduitfche Vertaaling en Uitgave van den Grandif'on aan to bevelen : dan, by hadt gewigtigc rodeo die hem ver­pligtten om den arbeid der Vertaalinge niet op rich to nee­men; dock door zyne bezorging Is bet dat wy, van cone an­dere hand , van dlt fchoone Werk cen zeer gucde Vertaalingbezitten. N3 „ Krankzinnigheid, is die van Clemcntin>ondcu l.eeft, onze !eheiding0 4 ei .cht, eischt, bee ik wilvaardig, om van dit toneel, vol wisfe . lingen en veranderingen , at to flappen, en n mynen laat­lleu zcaen toe to fpreekeu! -Alyu hart gevoelt al dekracht tier tederheid, en wetke dankbaare erkentenis zy aanewe liefde en trouw verk;huldigd is! --in de eeuwigheidnog zal ik daar aan gedcnken! --en deeze herinnering zaldaar myne dankl1of vermccrderen! Ontvang dan, voor deIaattle maal, ant deeze zyde van her graf, den vuurigllen, dell welmeenendften dank! ----bet oflcr dat ik u toezwaai, en waar op gy een onbetwistbaar recht hebt! -Ontvang tevens mynen zegen : --en decl, ingevolge van denzel­veil, in de onafgebrooken gunst , van omen algenoegzaa­men Vader en Leidsman ! -Zyn oog zy Reeds in liefde op u, ---Zync rechtehand bcwaare u, -Zyne Geesttrooste en gelcide u , -en Ily zelf, vervnlic alle uwe be­boeften, en zy in den volflen nadruk uw God! ---Onze Einderen ilrekken tt tot blyde Spruiten van onzen Echt,­tot waardige gedenlaekcnen, ow u ooze liefde to verleven­digen, -en tot een lint en flcun! 1k beveel ze, naast God , aan owe zor a en toczicht ! Gy moer voortaan denmoeilyken pligt hunner opvoedin alfUn volvoeren : -­volhardt in die betrekking klockmoedig, dat (poor to be. treden , dat wy, daar in, gemeenfehaplyk gehouden heb­ben ! --Zie vrettgd van uwe Kindcren ! geniet den troosteener braave opvoeding ! en leef van alte kanten gezegend ! En gy, myne Kinderen ! -aan wien ik niet to vergeefsch myne ztvakke krachten bcproefd heb ! daar gyreeds aanvangkelyk doer blyken , dat gy owe pligten Lent,en u in derzelver uitoefcnina verma-il •t t Vercect myne lesfen nict; laaten deeze mvac laatl}e woorden, idle gevoel ell indruk op owe liartea hebben! Myne zwak­l;e, en nog geringe onverfchietende, krachten, gedoogenniet dezelven to herhaalen. 1k heb ze u, in gezondheid,veclvuldige reizen ingctcherpt, en voorgehouden : gedenkt 2-in dezelven, en flelt ze fltcds to work! Myn oog zal uwegangen niet nicer belpieden, myn mond zal u (lie lesfen niet meer voorhouden : maar denkt, dat God u ziet, en dat my, in de eeuwigheid, mogelyk uwe handelingenniet onbekend zollen blyven! Zorgt tech, dat de toekomfli­ge that my , ook van tvc:gen owe Godvrncht , tot geluk zy! ?n dat myste hoope met ongegrond moge zyn, ow ueenmaal in den Erin :; der hence !ingen to ontinoeten ! en u ,voor den troon van Go I en Christus, to molten iteleiden! In (lit bly uitzicht, en met den hartclykeu weasch , datGod God u byblyven en verder weldoen zal, verlaat 1k u ge. rust ; Zalige Ilond! waar in ik uwe Moeder, en u, weder zal ontmoeten! I-leilr3,k ogenblik! wat zeg ik? nimmer eitt­di ;ende Eeuwigheid , waar in wy gezamenlyk gelukkig, onbefchryfbaar gelukkig, zyn zullen . En gy onder myneKiuderen, van wien ik met leedweezen zeggen moet, diehoope thans zo verzekerd niet to kuunen voeden , gy zultbid ik, door geuade,leeren God to dicnen, uwe Aloeder to ecren, uwe pii, ten to betrachten, en die to vervullen. Van u alien, dic verder in myn huis verkeercn, en myne fpon­de otnrtngen, neem ik tederlyk affcheid ; gaarne vergeev ik u a11es, wat gy my gedaan mogt hebben, dat dienen kin om mynen raid to verfinaaden, en my tot verdrietto ferekken. Vergeev my ook alzoo myne verkee-de leidin­gen en,beltierinten, en dcnkt aan my met toegenegenheid en licfde. 1k beveel u alien der Goddelykc gunst, en Hy zv uw deel. -Myn cindefpoedtaan, alles, wat tot de wacreld behoort, ontzinkt my, myn oogverduistert, myne krachten zyn rveg. ---t\~laar, to midden van dat alles , wakkert myu geloof aan, en degerustftellende hoope op de zalige onfterfelykheid wordt le­vendig. Myn God en Zaligmaaker, niet lange meer, of ik zal U kennen, zo als Gy van al de gezaligden gekendwords. flaast zal ik den Engclcn gelyk zyn, flaast zal ik eeuwig juichen. Dit zegt my myne ziel ; dietroost' words fterker, gevoeliger, en krachtiger clan ooit. Hemelsch licht oinftrallt myne ziel . Goddelyk hell onder­fteunt my, ontneemt my alle twyfelingen. De tegenftandvan myn hart is gebroken, en ik zegevicr over onkunde,verblinding en zwakheid. Myn deel zal zalig zyn. En iii dit bemoedigend, troostend, licht, geef ik u alien, mynlaatst Vaarwel ! !" Zo luisterryk, zo getroost, ftapt myn Christenheld, vanbet tooneel deezer Aarde ! En Ik fluit myn Tafreel vanIluislyk Geluk, met den wensch, dat onzer aller einde zynmoge, ais dat van deezen Oprechten . B. VERKORTE WAARNEEMINGEN, VAN HET GEBRUIK DER 1RAAK\IIDDELEN, IN EENIGE GEVALLEN, WANNEER. DEZELVE V IET SCHYNEN AANGEDUID TE WORDEN. Tiveede Waarnseming. E en Man van byna vyftig jaaren, en van een zeer drooggellel, klaagde over cenen aanhoudenden en onleschly­ken durst. De tong des Lyders was zeer droog : de Pols regdmaatig ,en, oin den dorst to tlillen, gebruikte byin er dan twintig Pinten vocht, met cen of ander plant­zuur gemengd. - De Julnppe, en andere verkoelende dranken,die nien daarenboven liet gebrwken ,fcheenen den durst to vermeerderen, in plaats van to Jesfchen . Na dat de ongelukkige Lyder eenigen tyd in deezen on­aangenaamen toclland doorgebragt had , viel iemnnd van zyne bekenden op de gedachtcn, dat men to Marfeille, in een iuortgelyk geval, een Braakmiddel met zeer veel voordeel had toegediend. De buitet+; ewoone durst gaf aanleiding, to verlnoeden, dat cene fchcrpe Galfloffc in delUaag aanweezig was, welke bet gefchiktst door een Braak­middel konde ontlast worden.-lk nam derhalven bet betluit een verdund Braakmiddel voor to fchryven,met datgelokkig gevoig, dat de Lyder eene menige fchcrpe Gal­fiofWe loosde , en van dat oogenblik of van zy nen grootendorst geneezen werd. IIERIGTGEEVINGEN, WECENS DE CEPLUIUDE ZEE-ANEWO-NE, OF DIER-ELOEDI. Door den Ridder LErRIIURE DES HAYrS, Correspondcntvan bet K'abinet des Konings, enz . enz. enz. Anemone snaritima plumigera, forma exteriori rofacea, bra­chiis plumeb, ftori tubiciformi plane confmili, discolor aut variegata, pedibus rupi adharens. B mten tegenfpraak verfchaft de Oceaan alleen in de Dier­ lyke voortbrengzolen, welken dezclve oplevert, cen zeer wyd , om nict to zeggen een onbepaald, veld , ann de waarnectniugelt van 's lb1enicheu geest ; zo dat, hoe wei. weinig men ook bedreeven zy in dit gewigtig gedeelte der Natuurlyke Historie, men Reeds iets ter naaleezinge vindt overgelaaten, zelfs naa de overvloedige oogflen der Mees­ ters in de kunst. De Natuur heeft aan den incest begun. iligden Mensch de bekwaamheid niet gefchonken om alles to kennen en alles to doorgronden ; dit Rrekt, derhalven, tot eene weezenlyke aanmoediging, voor de zodanigen, die zich op deeze onuitoogbaare loopbaane begeeven ; doch om zich niet bloot to ftellen aan hit doen van vrugtloo­ ze happen, of, ten miniten, aan 't gevaar om kundighe­ den , w:.lke reeds oud zyn , voor nteuw op to gceven , behoort men geenzins to verzuimen zich alles eigen to maaken 't gees gefchreeven is, over de voorwerpen op welke men zich toelegt ; hoe kan men , zonder deeze voor­ zorge, verzekerd weczen, niet to herhaalen 't welk voor­ been reeds gezegd is? hoe weeten of men eenige kundig. heden toevoegt aan die door onze voorgangeren verleend zyn? 'Er zyn, ondertusfchen, gevallen , waarin bet met moge­lyk is, den opgemelden regel, door de rode voorgefchrec. ven, to volgen ; zodanig is, by voorbeeld, bet geval eensBewoonders van verafgele ene Gewesten , bovenal wan-Deer by zich verflookcn vindt van alien letterkundigen on. derand. Moet deeze Mensch zich bet genoegen weige­ren om de neiging tot waarneemen, welke by in zich ge­voelt, op to volgen, en bet merkwaardige, y't geen zyneontdekkingen hem aanbieden , op to tekenen , on;dat het kan gebeuren, dat by, in dezelfde foort van beoefening,omtrent dezclfde voorwerpen, voorgegnan is, door meergeoefenden dan hy? Necn, zekcr, zal elk verflan. dig Mensch zeggen. De twyfel, waarin by verkeert, is genoegzaam om hem to doen befluiten nauwkeurige aante­keningen to houden, van de waarneemingcn elken dagdoor hem gedaan, mits by, vOOr dezelve aan 't licht tobrengcn, ze onderwerpt aan 't onderzoek en oordeel van een verftandig Wend, wiens kundigheden buitcu alle be­denking zyn. Naa deeze Inleiding zal men, denk ik, gereedlyk ont­dekken (indien men deeze Berigtgeevingen met eene leezingverwaardigt,) een Vreemdeling, ontbloot van Boeken ende Onderrigtingen , welke volflrekt noodzaaklyk zyn om lets nieuws en nuttigs op to geeven, wegens de Voortbrengze­len der Zee, en om die tot bet Ancricaanfche-Hllfrond bepaald behooren, to onderfcheiden van die gemeen zyn aan aan verfclteide deelen der \Vacreid, en die waarfchynlyk, even gelyk het i\lenschlyk Gellacht, get ne veranderin­gen ouder aan, dan die voortkumen uit w~zigingen tot deonderfcheizie IugtfIreeken betrekkelyk (*). y Men zal bet althans dien Inwoonder der Nieuwe Wereld niet eu . vel duiden, dat by zich vervoegd hebbe, by den Abbey DICQtJEMARC, by een doorgeleerd Nataurkundigen, een1\lau in alle opzigten beroemd, en, door de uitgcltrektheid zyner kundigheden,. in gehcel Europa beroemd. Kon byecne betere keuze doen, of icmand vinden, (indien de waardi e Abbc zich de moeite van het doorleezen wil getroosten, beter dan by in fl:aat ow uit deeze herigtgeevin­gen alles to haalen wat zy goeds mogen beheizen, en ge­breklykheden, welke daarin overvloeijen, to verbeteren Eer ik berigt geef van de byzonderheden door my waar­genomcn in her onderzneken van vcrfcheide Gepluimde Zee-1Incmoucn, oordeel ik het noodig eene korte befchry­ving to plaatzen van deeze zonderlinge Dieren, om betdenkbceld, 't gcen men 'er zich van to vormen hebbe, to bepaalen. De nadere ontvouwingen, waartoe ik, vervol­gens,noodzaaklyk zal moeten komen,zullen daar door alsto beter bevat en begrecpen worden . Indien cenig Zeclchepzel door zyn maakzel kan dienen,om ecn overgang to maaken , tusfchen het Dieren en Plan . ten-Pylc (t), is her, buiten twyfel, de Zee-i1ncnmonc, van welke ik thans handel . In de daad, dezelve gelykt, boveiial op eenigen aflland, »aar een road uitgezctten 13loem,wells Steel of Stam in de rots vastzit . I )e ichitterende kleur van eenige, als medc de klcur verichillendheden,welke onder dezelve gevonden worden, brengen 't haare aan de begogeling toe : ze wat van nader by beziende, is melt (*) 1k !ta , ondcrtusfchen, niet in 't gevoclen dfer N'atuur­kulkdigen, die do Blear der Negeren, der Ilottentotten, der Caratbeers, en der lnwoonderen van de Golf Darien , enz. cc­niglyk aan de Lugtiireek toeichryvcr, ; de kieur der Eur•opeaanenhoudt haare blankheid, in tic onderfcheiden Lugtllrecken doorcen reeks Gefachten , wanneer 'er geene vermenging met de Iri­boorlingen des Lands plaats hecfr . (t) Men zy verre van to denken , dat ii :,my van decze uit­drukking bedienende, de fcheidingslyn tusfchen het Plant- cu Die­remRyk heb willenwegneemen. lkweet daartoc al to wei dat dezelve bcfaat, dat 'er con gronte tusichcntiand en allermerk­baarst verfchil is tusfchen gevoelen en grat ; +i• Or DIER-BLOEM. IS9 men nog niet van de begogeling geneezen. Waarlyk, wiezou, in den eertlen optlage, denken, dat geregelde byeen­voeging van zes- endertig Bladen den Bloemkelk vormeer­de, vereenigd boven op cen lange fleel, uit bet midden van welken Bloemkelk twee langwerpige lichaamen voort . komen in de gedaante van een dubbel Styltje, niets vanbet groeicnd Ryk heeft, en , in tegendeel , blykt de eigen­fchappen to hebben, die gehecl en al tot bet Dieren-Ityk behooren? Oit alles flrookt niet met de aaugenomene be­grippen wegens bet laatstgemelde geflacbt . Wanneer men, nogthans, de Zee-/inenioaae met aandagt, en bovenal wan­neer men dezelve met een Vergrootglas, of door bet I\li­croscoop, bel'chouwt,verdwynt de begogeling to eencmaal . De vernteende Bloembladercn veranderen in Vedercn, of ten minilen in Armen die allen voorkomen van Vederen hebben : dewyl de kanten wederzyds met digt opeen ge­voegde baardjes bezet zyn : bet dubbel Styltie verandert in werlaulgen (zo ik geloof) gefichikt om voedzel to nee­men en to vcrntaalen ; de Steel word.t bet lichaarn van bet Dier; eindelyk liet gcdeeite, 't welk aan de rots vastzit, kent men voor den voet van bet Zecfchepzel . Maar men moot tocilemmen, 'er is niets minder dan ecn flreng on­dcrzoek noodig, oul to weeten wat men to maaken hebbevan deeze Speeling der Natutn•e , ca men mag vrylyk zebgen, dat ninuner een Dier mcer op een Bloem geleek. 't Is nit deezen houfde dat ik 'er den naam van Dier­flnem (*), aan gegeeven hebbe ; en, om to beter zyn cha­jm cr en foort aan to wyzen,noem ik dit Zee-voortbreng . t 6l, do Gcpluimdc Zee-Anemone (t). V oor zo ver. re ik kan oordeelen, behoort, naar myn geringe kundigme; den in de Natuurlyke historic, (fit Infect onder den Rangder Pollpen , en tot bet Gefagt der Zee-ilnemoncn (§). Dee­ (*) Ik ken tot nog toe Been Dier, ondcr ecnije foort, 't well; , in vole kragt , deezen naam beter verdient : fchoon dee­ ze twee woorden, zamengekoppeld, eene tegenzeggelykheid fchynen in to itUiten . (t) Dc naam van Anemone voegt bet Zeefchepzel , waar over lk bier handel, to nicer , om dat 'er, behalven de gelykheidvan gedaante met de Enkele Anemone onzer tuinen ten aanziene van de fch :kking der Bloembiaderen, ook die kleurVerfcheiden­heid, als onder de Anemonen, gevonden wordt ; bet bygevocgdevvoord Gevederd dient tot eene andere ondertcheiding . (g) Het is de zaak der Natuurkeuneren, to beflisfen of ik my Ig0 DE CEPLUIMDE ZEE-ANEMONE Deeze Zee-flnenaonen ontmoet men op de rotzen ; doclialleen op p}aatzen , die bet zeewater geftadig befpoelt, enniet al to zeer zyn blootgefteld aan cen fterken aanloop van golven : met bet voetftuk fchynen zy gchegt in de klei­ne holligheden, en de fpleeten, waarmede de rotzen (*),als met zeefgaten doorboord, zich vertoonen. 'Er zynrotzen, die met Zee-Arremonen als bezet, en daar mede vercierd, zyn. Naar alien fchyn verandert de gepluimdeZee-Anemone niet nicer van plaats, dan zekere Cal-lniec­ten, en onder andere de Coque (t) : wanneer zy zich ddn­maal gezet hebben op planten, welke met bun aart over. cenkomen, heeft de Natuur, als eerie zorgvuldige AMoeder, zorge gedraagen, om dit Infecct bet noodige voedzel toverlchalfen ; in 't geval der Zee-Anemone, bedient zy zich van een zeer cenvoudig middel, de zeegolven naamlyk, dieop de Kust breeken: elke golf, ontrollende, brengt bet noodig voedzel aan, zonder dat de Zee-Anemone noodighebbe van plaats to veranderen om bet op to zoeken, ge­lyk veele andere Dieren. Grond tot deeze gisfing geeftde waarneeming, dat de Zee-Anemone, by bet aannaderen van elke Zeegolf , zich opent en uitfpreidt, fchoon ze al­toos met Zeewater overdela is. Zy Ichynt de armen uitto reiken, ow de lchatting, welke de Zee nan haar be­taalt, to ontvangen. 't Is, derhalven, waarfebvnlvk, dat deeze r itbreiding der vertneende Bladeren en derzelver aan­hangzelen , geen ander oogmerk hebbe , dan om , in betvoorhy gaan, InfeLlten of eenige andere zelffandighcden, die de Zee aanvoert, en bet gezigt ontwyken, op to hou . den. IT my nict vergist heb in deeze rangfchikking van een Dierrfe, 't geen ik voor de eerfe kecr gezien heb, en of bet b}zon­der eigen is aan America . (*) Men noemt op St Domingo dceze Rotten Roclres a rivets, en duidt 'er KalkagiigeSteenen mede aan,welker oppervlaktevol hQogten en holligheden zyn : men vindt 'er die van binnen 't afdrukzel van Schulpen hebben . (t) Het Gal-Infect van gedaante als een Aard=Duizendbeen,dat de fappen van bet Zuikerriet bederft ; zo dat bet riet ont­bloot worde van alle de zoikerdcelen en fmaakloos words, zonder anderzints, ten minilen ten uiterlyken aarziene, den groei der Planten to verhinderen. Wy hebben inn den Neer ru- NFAU DE MONT2EILLARD eene breedvoerige bcfchryving vandit Gal-hfea ter hand geileld. OF DIER•BLOErf. 19L `den. Integendeel , wanneer de golf wegrolt, ontdekt men eene kleine zamentrekking in de armen, en de baardjes der Vederen worden eenigzins hangende (*), tot dat cen andere golf, aankomende, eene nieuwe uit(prciding veroor­ zaakt. Wy hebben hier boven, met een kort woord, gerept van de werktuigen, welke wy oordeeldcn gefchikt to zyn om voedzel to neemen en to bereiden ; deeze beftaan in twee : zy bettaan uit twee Baardjes, welke men, in den eerfien opilag, voor bet dubbel Styltje nam, of die Ko­ lom, welke in 't midden van den Bloem that, boven op bet Vrugtbeginzel rustende : deeze Baardjes vinden zich geplaatst, even als cen Spinnekop in 't midden van zijue webbe (t), of liever, gelyk de Lceuw-Alicr, in 't midden van den welgevormdea kegel, dien by in 't zand gemaakt heeft, om ten kuil to dienen vonr de lufecten, onvoor­ zigtig genoeg om die gevaarlyke plaats to naderen. In waarhcid, wanneer de Armen of de Pluimen van de Zee- Anemone. uitgefprcid zyn , vormen zy, door derzelver za• menvoegng , een vry wyde open kegel, mogelyk dienen­ de tot een net, om de Inlec±en, die 'er onvoorzigtig by komen, to vangen , en vervolgens in den mond to brengen, of in dat gedeelte, 't wells den dienst eons monds verrigt. By mangel van Ver rootglazen , wanneer ik myne waar­neemingen deed, heb ik my niet kunnen verzekeren , of een deezer Baardjes, of beide (s), een fplect of openinghahien, door welk bet voedzel in 't ligchaa m van het Dier­ tje (*) Misfchien gefchiedt zulks om bet overtol?ige, door betDiertje na zich genotnen, to loozen . (t) Deeze vergelyking zal minder vreenid voorkomen , war­neer wy agt willen geeven dat de Zee-Anemone, de armen met de byhangzels uitRrekkende, een foort van netwerk vormt,dus, even als de webbe eener Spinne kan dienen om Iniectento vangen. Zeker deze baardjes zyn zo wel gefchikt, dat wan­neer de Zee-Anemone uitge!'preid is, dezelve cep elkander pasfen,en to zamen een byeen gevoegd lichaam uitmaaken, waar geenInfect door kan, zonder opgehouden to worden (§) De plaatzing deezer Baardjes, Zaagen of Bek , wanneer men de werktuigen, van welke ik fprcek, zo verkiest te nue­men , heeft in onze Zee-Anemone eenige overkomst net de Sepia . welker Bek bykans op dezelfde wyze, fiat is in 't midelen der armen, geplaatst is. 292 tic kon komen; dan wel of deeze Baardjes. met de daad geengetande werktuigen zyn ,door welker behulp de Zee. 1;ne. more de zeifltandigheden, welke de Zee to haarer voc­dinge oplevert, vat en vermaalt. Dit lhtk is van aanbe. lang, eu verdient een nader ondcrzoek. Indien de Zee. 4nenione, over welke ik rhans myne svaarneemingen me­dedeel, in Frunk>yk hekend is, heeft men zeker, ten dee. zen opzigte, reeds alles opgehelderd ; doch, gelyk ik reeds to kennen gaf, wy hebben bier, tot ons groot ongeluk,geen Buek, 't well: ons kan onderrigtcn over dit zeer be­langryk gedeelte der Natnurlyke i-listorie, en wy weeten zelis niet of 'er eenig Schryver is,, die bet Dier, over 'twelk wy handelen, befchryft (*). Wanneer men, de Gepluimudc Zee-Anemone onderzoeken­de,dezelve vcr(re)ykt met Water- en Land(licren,itaat mengeheel verwonderd, op de ontdekking, dat dczelve de uitwen . dige deelen derft, welke een leevend en bezield w'eezenfchynen aan to duiden. 't Is, in de daad, niet mogelyk in bet Werktuiglyk geftel to ontwaaren, den Kop, de Oogen, de Pooten, enz. 't Is noodig, dat de Verbeelding, by deRedenskragt gcvoegd, bier to pulp kome, en de weezen . lykfte deelen eens Diers doer vinden ; dat zy in Armen herfcheppe de Pluimen, die in gedaante en klcur na Bloem­bladeren gelyken; in een Mond, de twee Baardswyzevleeschagtige uitwasli n, die naar't Styltje gelyken ; en in 't Lichaam, bet langwerpig deel 't welk de Bloemftcel vertoont. \Vat zal bet zvn, indien men zich met zulk eene oppervlakkig ondcrzoek to vrede horde, en de nieuwsgierigheid niet hat doordringen, 0111 9 ill 't binneufte edeelte, de Ingewanden, en alles wat verder tot betierlyk leeven behoort, to zocken? Men beefs langen tyd niet willen gelooven , dat verfcheide Zeefchepzels net tot bet Dieren-RRyk behoorden, om dat men 'er geen vrye en eigenwillige beweegingen in befpeurde ; met 'veel nicer waar(chynlykheid , zou men de Gcplu/mde Zee-Anemone, (ha(it men ze gekend) eene plaats in bet Dieren-Ryk ge­weigerd hebben, om 'er bet Planten-Ilyk merle to vergroo . ten, (*) Wy bekennen, met befchaamdheid, dat wv de Co chiolo. gic de M. D'ARGENVILLE alleen by naa n kenii i ; ongelukkigis 'er naby ons, en zelfs in een vrv wvden omtrek rondsom ons,geen Boekery van eenig aanhelang. 1Velk eene menigte van on­aangenaamheden en hinderpaalen ontmoet men bier, by elken flap, then men op de loopbaan der Weeteufchappen wil docn. ten, waartoe dezelve, als men alleen op 't uitwendig ver . toon afgaat, zo volkomen fchynt to behooren . Wy hebben opgemerkt dat de aanhangzels der armen ;ieder op derzelver uiterite (bovenal in de zwarre Zre Anemonen van dceze foort) eene kleine Verhevenheid ofknop hebben , die men , met bet bloote oog , voor de vrugt van zekere moschplant zou bouden, eat, met hetmrcroscoop bezien, mogelyk blyken zouden tot bet Zin . titiglyk gettel van bet Zeefchejtzei to behooren . (*) De geele, door ons bet byzonderst waargenomen, hadden Beenvan deeze verhevenheden. Zou de zwarte kleur de ge­fchiktfte zyn om ze voort to brengen p De Gevederde Zcc-Ancmonen zyn zeer veelvuldig op derotzen van welke ik getprooken heb, en men ziet ze daar van allerlei kleuren. Het fchynt der Natuure behaagd tohebben, deeze plaatzen, welket enkel aauzien den ttout+lien Zeeman doet beevcn, eenigzins op to cleren (t). De grootite, door ons gezier , hadden , over 't kruis gemee­ten, de grootte van een Ecu de fix francs, en de kleinfte die van een Obole. Mogelyk women 'er veel kleinder gevonden ; doch 't zou zecr bezwaarlyk weezen ze in bet*ater to ontdekken. Schoon men, uiterlyk, in de Gci luimde Zee-Anemone; Been deel ontdekt, 't geen ten zintuig des (_iezigts ($)ltandienen en de werkingen van 't zelve verngten, befpeurtmen, egter, dit dit Zee-Schepzel zeer gereedlyk ontwaatwordt, wanneer eenig gevaar 't zelve dreigt, of icts 't zel. ve kan benadeelen. Men behoeft flegts met een (tokje ni de Zee-Anemone to wyzen, en dezelve to naderen, ontze tot imkrimpen to doen befluiten ; alle zyne armed VOW. (*) Alisfchien zyn dit de werktuigen des Gezigts ; men weekdat in de Slckken en andere Schelpdraagende Aarddierett, de oogen [althans naar zommiger begrip] geplaatst zs'n op het uic. einde der hoornen , en ook eene knopagtige gedaatite hebbenmisichien zvn het eene zoort van Zuigers, door welker be . huip het Dierrje het noodig voedzet inhaalt . De Oester heeft jet foortgelvlcs. (t) De Kusten, waar men de Zee-Anemonen vindt, zyn doorgaans van onderen uitgehotd, en altoos met zeer fcherpe pun : ten bezet. De Zee loopt 'er geftat°g op, aan, en breekt 'ormet woedend geweld. Voor Schepen, die door Storm derwaards been en 'er op gedreeven worden , blyft gene hoopvan redding over. (5) Zie de Aantekening (*) hier boven. 1.DELL. MENGzL W. NO.S. vouwen zich, op 't oogenblik, zamen ; en worden, om 70 to fpreeken, in zich zelven opgetrokken, buiten twy. fel, om tegen her vyandlyke gedekt to blyven. De za­mentrekking is nog veel zigtbaarder, als men her Diertjeaanraakt. Niet alleen krimpen als dan de armen in ; maar bet Lichaam dringt in her gat , waar in de Anemone zich gezet heeft , indiervoege, dat de geheele Zee-Anemone ver­ti ynt ; zy houdt zich zelfs verborgen zo lang her geraasof gevaar duurt. Zou men niet mogen vermoeden,(heeds verondertlellende dat dit Zee-Schepzel de oogen derft,) dat bet water, op zekere wyze gelchol.t en be. woogen, aan 't zelve den ontvangen indruk mededeelt,en her daar door van 't gevaar verllendigd words ? De Natuur, de Zintuigen en Vertlandsbekwaamheden van dit Infect beperkende, heeft waarfchynlyk zulksvergoed, doorLet mededeelen van cene aandoenlykheid, welke eenigzinsde plaats van her gemiste bcklccdt ; eene teergevoeligheid , naamlyk, en dceze fchynt der Zee-Anemone cigen. Zeker gnat bet, dat -men zeer bezwaarlyk flaage, om , hoe veel voorzorgs men ook gebruike, de Zee-ienemone to krygen. ]Her zekerst middel, oui ze geheel magtig to worden, is de rots to breeken (*), en het fluk,'t welk ten verblyfplaatsdient, mede to neemen. Naa apes, war wy, in deeze Berigtgeevingen, medege­deeld hebben, zal her Dierlyk heftaan deezes SchepzelsBeen tegenfpraak lijden ; doch men zal tefltns moeten toe­flemmen, dat de uitweudige Dierlyke verrigtingen, aithansten uiterlyken aanziene, zeer bcpaald zyn, en beflaan in debeweegingen van bet zanientrekken en uitbreiden der armen ; alsmede in den aangroci der deelen die bet Schcpzel uit­maaken ; ook heeft 'er zeker Infliact plants in deeze , om, ten rechten tyde, die beweegingen to maaken (j -) :even ge-Iyk de Oester de fchulp, naar eisch, kan openen en flui­ten. Hoe veele Dieren zyn, ten deeze opzigte, zeer be, paald! (*) Dit valt niet mocilyk ; de rotzcn zyn, gelyk wy reedsgezegd hebben, van cen kalkagtigen aart, en zeer dikwyls herwerk van Zee-Polypen. (t) Indien bet iemand, behalven lbiejufl'rouw LE MMSON LE GOLFT, vryflondt zich to bed ienep van de fchaal , door haar uitge­dagt, om een nauwkeurig denl:beeld, fchoon in 't groot , to eeven , van de Voortbrengzets der Natuure, ik zou deezeZee-Anemone voegen by de vier van welke zy gewaagt, en igvoor de gedaante en 15 voor de kleur ftellen. paald I doch zy volvoeren niet to min de oogmerken der Natuure, en brengen ,zo als ze zyn, bet hunne toe tot deverwonderenswaardic orde en algeincene overcenllemwing,welke zy vastgefteld heeft! Wy zyn volttrekt onkundig, op welk eene wyze de Voort­teeling van den Dicr-Blocm gefchiedt, van 't geen de paa . ring voorgaat en volgt, van de minnehandelingen; indien wy anders een zoodanig weezen vatbaar mogen aanmerkenvoor aandoeningen, zo leevendig, zo kiesch. Wy wee­ten, daarenboven, niet, of, gelyk by de meeste 1oortenvan Dieren, de vereeniging van Maunetje en \Vyfje cenonontbeerelyk vereischte is ter bevrugtinge (*), dan of elke Dier-Bloem, op zich zelven, bet vertogen der voort­zettinge zyns Geflachts bezit, gelyk de Boom-luixcn, enz. Eene enkele ontdekking is niet genoegzaam om verborgen­beden van dien aart aan den dag to brerigen : wy laatenbet aan de bedreevenfle Leerniee .teren in de NarnurlykeHistorie over , deeze moeilyke vraagftukken op to los­fen (t). Wanneer men, in ftede van Zeewater, verfcher water, of zelfs petrel by de Zee-Anemonen giet, geeven zy blyk van ongemaklykheid, en laaten de Vederen hangen, zon­der ze meer tot den Bloemkrans op to zetten . Neenrt meu bet water geheel weg, deeze Vederen vereeuigen zich byafdeelingen, en neemen de gedaante aan van de Bloembla­deren eens Klokbloems, die afgefneeden is ; welhaast ver­fchrompelen zy geheel, en bet Dier fterfr. Nog moeten wy bier aanmerken, dat bet leevensbegin­zel der Zee-Anemonen niet vernietigd wordt, wanneer menbet Lichaam beneden de Vederen affnydt ; doch men onto delft zeer merkbaar, dat zy by deeze knotting lydt, enniet meet dezelfde leevendigheid heeft als voorheen ; tnis­fchien hebben , even als in de Zoetwatcr-Polypen ea. Sala. menders, tie afgefneeden deelen bet vermogen om de ono­breekende weder to krygen en geheel to worden; tyd enomitandigheden hebben my nog niet toegelaaten, urn dit met protyen to ftaaven . By (*) Elk weet, dat,ondcr de Cal-Irfecten, Wyfjes gevondenworden, welker lot is altoos op eene plants bepaald to blyvenzy worden, desniettegenRaande, bevrulgt door de Mannetjes ; die het vermogen hebben van de Wyfjcs op to zoeken. (t) Wy kurnen niet bepaalen, of de Ze.-gncmonen eyerdraa. `;end of leevendbaarend zyn. Pz Dy gebrek van de daartoe noodige Werktuigen, heb ikbet genoegen moeten derven om het inwendig maakz Ideezes zonderlingen Diers, en het zenuwttelzel, to leeren kennen ; to onderfcheiden welke de voornaamfte ingewannden zyn in het Lichaam van de Zee-Anemone, om to zien hoe 'er de kooking der fpyze en de voeding plants hebbe ; en , eindelyk , om de middelen die zeker zeer wonder. baar zyn, na to gaan, welke de Natuur in 't werk ftelt,tot het in leeven houden, en doer volduuren van een Dier, door zyn maakzel een Plant zo naby komende . UITLEGGING DER PLAAT. Ifte Fig. Deeze vertoont de Zee-Anemone uitgefpreid, met eenig zins nederhangebde I>laden. 2d e Fjg. Deeze vertoont dezelfde Zee-Anemone, een Bloemkelk vormende. In beide de Afbeeldingen zyn A. De Bladeren of liever de Armen der Zee-Anemone. B. De Baardjes of de Bek van de Zee Anemone. C. 1)e Stam of 't Lichaam der Zee-Anemone. D. Een gedeelte van de Rots, waar in de Zee-,4,u . mone vast zit. SORT VERSLAG DER LAATSTE UITBARSTING VAN DEN BERG VESUVIUS, IN EENEN BRIEVE VAN DEN ABBL DE BOTTls ; GEDAGTEKEND NAPELS DEN EERSTEN VAN WYNMAAND MDCCLXXXV. (*). (Journal de Phyrique.) D e Uitbarfting van den Berg Vefuvius, die in bet jongstverloopen Jaar cenen aanvang nam, voldutut nog. De Berg (~) De Abbd De SOFTIS, die verfcheide der voorgaandeUit. barRingen van den Vefuvius zeer zorgvuldig befchreeven heeft,zal van deeze een veel breeder ver(lag mededeelen ; en zullen wy , die gefchikt voor ons Mengelwerk vindende, niet nalaatento plaatzen. Intusfchen kunnen wy onzen Leezers,tedeezer gelegenheid, Wet naalaaten aan,te pryzen, voor zo ver . re Zee -v1fle17L07LC, . VAN DE LAATSTE UITBARSTING VAN DEN BERG VESUVIUS . 1117 Berg braakt uit twee monden, uit den gronten, die in bet midden is, en uit een anderen zeer kleinen, aan den bo. venrand der groote openinge , geborften in den ,Jaare AIDCCLXV[t, aan de zyde des Bergs na Ottaiano. Dee. ze kleine mond opende zich den negen- en twintigilen vanWvnmaand des Jaars MDCCLXXXIV. Beflendig komt 'er uit den mond , in 't midden van den Vuurkolk, een Rook, die dikwyls wit, zomtyds rood, endais eons zwart is, gemengd met asfche. De Vuurbergwerpc desgelyks, behalven Rook, zeer flerke Viammen en gloeiende Steenen uit, welke zich tot eene zeer grootehoogte verbeffen. De andere mond braakt een Lava, die zich, in verfehei­de takken deelende, in bet afhangen des Bergs kronkelt, en loopt in eene groote Valei , evormd door eene hoogte,welke den VeJuvius van den Oost-, Zuid- en Westkant ennringt. Des nagts vertoont zich de Berg als met breede en lange vuurbanden getlreept y 't geen een allerhecrlykstgezigt oplevert . De Lava ftroomt niet altoos in dezelfde rigting, noch vloeit met dezelfde fnelheid . Zomwylen is dezclve alsuitgebluscht. Alsdan befpeurt men alleen een brandendenkring, rondsom den nieuwen mond. Dit laatfte verfchynzel,zints twee maanden, verfcheide keeren plaats gehad hebben. de ,geloofde men dat de Berg welhaast met uitbarften zou op . houden, --Maar de Lava is, op nieuw, to voorfchyngekomen; en heden,den ecrfien van WPynmaand, flort de. zelve zich, allerwegen been loopende , in grooten over. vloed uit, en, ter oorzaake tan de mcnigte Rooks , wclke de groote opening opgeeft, gist men dat de Uitbarfting zalvolduuren. De thans nog aanhoudende Uitbarfting heeft bet zonder­ling verfchynzel, reeds by ecnige andere Uitbarftingen ge­gien, voortgebragt. Een overvloedige Lava , nederftortende na den Berg de Salvatore, halt, uitwendig bekoelende, een verwelfzel gevormd in de gedaante eener waterleiding, en de vloeijende floffe , in hoeveelheid afneemende, bleef voortftroomen in dit overdekte kanaal . Daar uit weder to voar­ re zy bet nog niet mogten kennen : de Waarneemingen over de Vuurbergen in Italie en Sicilie , errs. door den Heere W I LLIA 4 HAMILTON; met 4anmerkingen van den Heere Abt GtRAVQ•sov LAVI E, by den Drukker dezes , 7. 2 teuza, in der) jaare 1784 e uitgckomen. B3 voorfchyu komende , vormde dezelve een klein 1V[eir van Vuur , 't welk brandende beckjes veroorzaal:te, die zich verlooren en uitdoofden in de ascche en overblyfzels vanout'e Lavas . Reeds heeft. de I/efuvius door den nieuwen mond, in dee­ze bedaarde doch aanhoudende Uitbarfling, eerie zeergroo. te menigte van ftufle uitgeworpen . Deeze bceft de langeen diepe opening des Jaars MDCCLXVII (*) gevuld, en zich, daarom(treeks veripreidende, den grond zeer verhoogd . Zy is' desgelyks ncdergedaald in de Valei, cn daar uitgebreid ; op eenige plaatzen verheft zy zich ter boogte van dertigvoeten en nicer. Deeze Lava, van eenefzwarte kleur, heeft vecl verkalla Yzer in zich. Zy is niet zeer vast , deels pyp- deels fponsagtig. (*) In bet bovengemelde Werk, treft men een allerkeorigilellefchryving der Uitbarftinge diens Jaars aan, bI . 44. enz. UITTREKZEL VAN EENE REIZE, DOOR DE CAPITEINS COOK, CLERKE EN GORE,NA DFN STILLEN OCEAAN, IN DE JAAREN I I1)CCLXXVI , MDCCLXXVII , MDCCLXXVIll, N DCCLXXIX EN MDCCLXXX, MET nE SCI3E- YEN de Refolution EN Discovery, o i OirTDEI;KIN- I.EN 3N IIET NOORDER HALPROND TE DOEt1. (Vervolg van bl. 157-) aardemaal wy reeds een breedvoerig verflag gegeven „N „ hebben, van bet droevig uiteinde des grooten Zee­mans mans en Landontdekkers COOK,op het Eiland Owlryhee, „ in de harakaooa Baay, en 't Been daar by voorviel, wy­ „ zen wy onze Leezers derwaards : (') en zullen 't geen „zyne Tochtgenooten.vervolgens,op hunne P.eize weder­ „voer, boofdzaaklyk vermek'en." Capitein cLERKE, de Opvolger van cooK in bet Opper­ bevel , verliet dit vigor den laatstgewelden do(;dlyk Ei­ land, op den twee- en twintigilen van February des Ja ,irs MI)CCLXXIX. (*1 Men vindt dit, nevens cen*ee hv7onderheden, in het Leeven diens Zeemans en zyn Charai er betreffunde, in bet VI Deel 11 Stuk onzer Algcrneene Vaderlanc/che Letteroefeningen, bl. 497 1 enz. UITTRERSELEENER REIZL VAN CAPT. COOK. 199 MDCCLXXIX. Hy bade eerst voor, eene IUIavenplaats to zoe­ken, to weten,aan den Zuidoost kaut vanM,wee;ditch, door Oostlyke winder en den broom aFgedreeven, kon by ditEiland niet bereiken ; doch ankerde weder op den eerften van Maart by bet Eiland Atooi. De groote zaak was bier Water en Leevensmiddeleu to bekomen ; maar die zich ten dies einde aan brand vervoegd hadden, bevonden zich in bet grootfie leevensgevaar. Niets, dan de gcmaatigdheiden infchiklykheid van den'Luitenant KING, kon de herhaa­ling van bet droevig treurf}tel op Owyhce voorkomen . De eensgezindheid werd, nogthans, beriteld, door de tus­fchcnkomst der Opperhoofden , die deeze vyandlykheid toei'chreeven aan gebrek van ondergefchiktheid, 't natunr­lyk gevoig van de Burgerlyke oneenigSleden, toen op dee­ze Eilanden woelende , veroorzaakt door de Geiten die Capitein coot{ op Oneelreow gelaaten hadt, en in den tirydalle dood gebleeven waren. Den agttten van Maart, zeildeCapitein CLERKS van Atooi , ell kwam dien zelfden dog 's naanliddags ten anker to Orneckeezv. Op den twaalfdcu verliet by deeze Eilanden . Wy hebben reeds verfcheide byzonderheden, de Sand. trick Eilanden betreffende, vermeld, in onze befchryving van Atooi (t). WW'y zullen 'er cenige waarneemingen totmeerder opheldering aan toevoegen . Zy beflaan uit eett Groep van elf Eilanden, zich van 1$° 54' tot 22° 15 Noor­der Breedte uitftrekkende, en in de Breedte van 199° .16 ' tot 205° 6'. Capitein cooK noemde ze Sandsvich Eiksndcn, ter eere van den Graaf van SANDWICH, op wiens gunftige aanbeveeling en befcherming dceze Reistogt ondernomen was. De Lugtsgefteidheid, bier, verfchilt een weinig van die der Eilanden in de [Vest•hidiin, op dezelfde Breedte geleegen. Of zy onderhevig zyn nan dezelfde Stormwin­den en geweldige Orcaanen, konden wy niet ontdekken : dewyl de Schepen 'er zich niet in de Stormagtige Maan­den bevonden; doch Capitein KING oordeelt bet waarfchyn­lyk, dat zy, ten deezen opzigte, gelyken naar de Socie-. tcit en friendly Eilanden, die, voor een groot egedeelte, vry zyn van deeze fchriklyke bezoekingen . Van de Viervoetige Dieren op deeze h1anden zyn de Ilonden alleen opmerkenswaardig, en dit alleen om de wryze op welke zy bier behandeld worden, zo zeer ver­fchillende van (lie der Eurojeaanen. Zy hebben de grootte van (*} Zie onze 41g. Vad. Lett. VII D. 2;1e Sr. bl. j68. P4 Wortelen, to Oneeheow aan Scheepsboord gebragt too UITTREKSEI. EENER REIZZ van een gemeenen Werfhond, en zyn zeer rraag van aart ;'o­geen meet woet toegeichreven worden aan de wyze van op­ voeding der Honden, dan aan hunne natuurlyke gelteltents . fe. Doorgaans wordeu ze opgebragi met de Varkens, en wy xagen geen een voorbeeld, dat de tlond de Medgezel vauden Mensch was, gelyk in Europa . In de daad, de ge . woonte,oin ze tot Spyze to gebruiken,is een hinderpaal, om ze in de gezellige zamenleeving met de Menichen toe to laaten: en vermids 'er geen Dieren op deeze Eilanden gevonden worden, gcfcliikt om, 'er Jagt op to maaken, is bet waarfchynl.yk dat de gezellige hoedanigheden van den, fond,zyne trouwe,zyne verknogtheid, en fchranderheid,aan de Inboorelingen onhekend blyven . War de Gewasien betreft, de opmerkelykfle waren lan. ge . Zy hadden een donkere kleur, en eene gedaante gelyk deYamswortelen, weegende van zes tot den ponden. Het fap, 't welk zy in grooten overvloed uitleveren, is zoet,en zeer aangenaam van finaak, en wy vonden bet zeer, gefchikt, in Itede van Zuiker, to gebruiken. De Inboore­lingen zyn 'er zeer op geiteld ; en bedienen 'er zich da­gelyks van in hunne Spyze, ons Volk vondt die Wortelen zeer goed en gezond. Men bieldt bet voor den Wortel van eene foort van Vaaren. Dc Inboorelingen deezer Eilanden, vermeldt Capitein KING, zyn over ~t algemeen meet dan middelbaar vanllengte , en welgemaakt. Zy hebben een bevalligen tred, loopen feel , 't kunnen groote vermoeienis uitharden, fchoon, overt geheel, de Mannen,in ftuk van fterkte envlugheid, moeten onderdoen voor die van de Friendly Ei­landen, en dat de Vrouwen min keurig van leest zyn dandie van Otaheite. IInn kleur is ook donkerder dan die Qtaheiteren , en zy mogen geen zo ti:hoon Volk genaamd worden. Nogthans hadden veekn, van beiderlei Sexe, een fchoon en open gelaad, en de Yrrouwen, by uit(lek, fchoo­ve ongen en tanden ; als mode een vriendlykheid in haaroogllag, die vry inneemend was. Hun Hair is donker bruin, en met eenpaarig recht neerwaards hangende, ge . lyk dat der Indiaanen in 4merika, noch eenpaarig krul­lende, zo als ol:dcr de llfrikaanfche Negers ; maar, vol ver­fcheidrnheid, in dit opzigt volkomen gelyk aan het hair der Europeaancn. Een treffcnde bvzonderheid, in de wee­ zenstrekken van elk in dit talryk Volk, herinrer ik myztet elders gemeld to vinden : to weeteu, dat de fehaoc~lte, watt #angezigten altoos dikke Neuzen hadden, zonder dat melt eenige platheid of breedte van den neus, grooter dan by de Europeaunen, kon befpeuren. 't Is niet onwaarfchynlykdat zulks eene uitwerking is van hunne+gewoone wyze van groeten, als wanneer zy de uiteinden hunner Neuzentegen elkander drukken . Niettegentlaan a bet onboetbaar verlies, 't geen wy leeden, door de ras opgewekte gevoeligheid en opftuiven: Eleu aart deezes Volks, moeten wy, regt doende aan hungedrag over 't algemeen, erkennen dat zy van ecnen zeer vriendlyken en toegenegenen inborst zyn : even verre ver wryderd van de ligtzinnigheid en veranderlykheid der Ota . heiteren, en de flaatlyke ernsthaftigheid der Friendly Ei­landrren. Zy fchynen in de grootfle eendragt en vriend . fchap met elkander to leeven. De Vrouweu, die Kinderen ltaaiden, betoonden voor dezelve eene tedere en beftendige toegenegenheid ; en de Mannen booden haar dikwyls debehulpzaame hand in huislyl:e bezigheden, met eene be. reidvaardigheid, welke hun tot cere (lrekt . Men hebbe egter, in aanmerking to neemen, dat zy, by andere Eilanders, verre to korc fchooten in dat aller. fterkst bewys van Bel'chaafclheid, de agting nan de Vrou­hen betoond. Zy zyn bier nier alleen beroofd, van bet yoorregt, orp met de Mannen gelyktydig to eeten ; maar41e beste foorten van 9pyzen zyn voor hnn Tabooed, of verboden. Zy mogen gees Spek, verl'cheide foorten van Visch, sn eenige Gewaslen , niet eeten : men verbaalde ons,Oat een arm Meisje vrewslyke ilagen kreeg, om dat zy, aan Boord van een, onzer Schepen, een der yerbodene Ar­ tykelen genuttigd hadt. In bet doorgaand huislyk leeven, worden zc meest op zichzelven gelaaten, en, fchoon wy geese vonrbeelden van mishandeling zagen, was bet, nog­ thans , blykbaar dat de Mannen voor de Vrouwen eenezeer geringe maate van agting betoonden . De uitfteekende Gastvryheid en Vriendlykbeid, met welkewy van bun werden ontvangen, zyn reeds meermaalen op­gemerkt, en maaken, In de daad, een goed deel van on ze verrigtingen met hun uit. Wanneer wy aan Land kwa. men, befpeuiden wy heeds een ftryd om de eer(e to wee . zen, in ons gefehenken en verfrisfchingen aan to bieden,of eenig under blyk van hunne hoogagting to betoonen. De bejaarde Lieden misten nooit ons met vreugde-traanert to ontvangen ; zy fcheenen hoogst voklaan, als zy onsmogten aauraaken, en maakten Reeds vergelykingen tus. 1' 5 fchen 24'2 UITTREESEL EENER REIZE fchen zich zelven en ons, met alle kentekenen van verne. dering. De forge Vrouwen waren Diet min vriendlyk enaanvailig, en, tot zy bevouden, Diet tegen(laande oozeuiterlte poogingen oin zuiks voor to komeu, dat zy redenvan berouw hadden van de kennis met ons, gaven zy ziclizonder eenige wederhouding aan ons over. Ow,egter, der Sexe regt to laaten wedervaareu , merk ik aan, dat de meesten deezer gedienttige Vrouwen van de laag­fie foort des Volks waren : wane ik geloof zeer zeker, datwy, uirgenomen de weinigen, wier naamen in den loopoozes Verhaals vermeld zyn, geene Vrouw van rang on­der hun gezien hebben. Hunne natuurlyke Vatbaarheid fchynt, in geenerlei op . zigt, beneden den algemeenen peil des Menschdoms . Hun­ne vorderingen in den Laudbouw, en de volkomenheid hunner Elandwerken, zyn zeker evenredig aan de omt'an­digheden , waar in zy zich bevinden , en de natuarlykevoordeelen, welke zy genicten. Hunne brandende nieuws­gierigheid by de Smisic, en de ver!'cheide hulpmiddelen door hun uitgevonden, zelfs eer ivy de Eilanden verlie. ten, om bet Yzer, 't geen zy van oils gekreegen hadden,zodanige gedaanten to geeven als nicest konden dienetlten burner gebruike, leverden doorflaande blyken op van hiinnc leerzaamheid en vernuft. Ooze ongelukkige Wend KANEEMTA (*) bezat eene maate van welgercgelde nicuwsgierigbeid, en ecne 'vaardigheid van bevatting, welke men zcldzaam order deeze Volken aantrof. fly deedt veel onderzoeks na ooze Zeden en Ge­woonten , vroeg na ouzen Koning ; den aart van oils Ryksbeftuur; 't getal oozes Voiks ; de wyze waar op ivy ooze Schepen bouwden, onze liuizen,de voortbrengzclenonzes Lands : of wy Oorlogen voerden, met welke Vol. ken,, waarom, en hoe wy ons in dezelve gedrocgcn ; wic ooze con was; en verfcheide andere vraagen van deazclf­den cart, die eer veer bevattend Verfiand aanduidden . Niet meer dan twee voorbeelden van krankzinnige Men­fchen troffen wy aan : bet cen eer Man op Ow/lyhee, en 't andere Gene Vrouw op Oneeheow. Het Week, nit de by­zondere agting, deeze Perfoonen beweezen, en den eer­bied hun betoond, dat bet gevoeleii, om de zodanigenvoor van Godhcid aangeblaazene Perfoonen to houden, on­ der (*) Dec a RANEEMA , met zvn Broedcr en vyftien Tnhoorelin_gen, fueuvelden in let oagelukkig gevegt met Cap. COOK. VAN CAPT. COOK, ENZ. 20; der de meeste Volken van bet Oosten aangenomen, ook bier heerschte. De Inwunnders deezer Eilanden verfchillen van die der Friendly Eilanden daar in, dat zy meest alien hunne Baar­den laaten grueijen. Eenigc weinigen hunner, en onder deezen de Owte honing, hadden den Laard geheel afge­fi.eedcn ; en anderen droegen denzelven allcen aan de bo­veulip. Dezelfde verfchetdenheid in de wyze van bet Hair to draagen, ontdektcn wy bier als onder de andcre Eilan­deren tier Zuirl--Zee ; daareuboven hadden zy ten Hair­dragt, zo verre ik wect, hun byzonder eigen . Zy fnyden bet, ter wederzyden, kort by de ooren at , laatende een firook, ten fmalle hand breed, van bet voorhoofd tot den nek , fiaan , die , wanncer bet [-lair dik en krullend is, degedaante oplevert van de pluim der oude Helmetten . An­deren draagen groote bosfchcn valsch Hair, in losfe krullen,Tangs den rug, zwierende ; anderen, wederom,binden bet in een enkelen bondel, omtrent zo breed als bet hoofd zelve, boven op bet hoofd zamen ; ook ziet men bet in vyf of zes onderfcheide bundels opgemaakt. Zy fmeerenhun Hair met graauwe kiei, getncngd met tlukken geftoo. ten fchulpen, die zy tot balien en een fmeerzel maaken. Dit houdt hat Hair zagt, en geeft 'er een bleek geele kleur aan . Lieden van bciderlei Sexe draagen Halscieraaden, be­flaande uit firengen van veelerlei fchulpen, en een cieraad van omtrent twee duimcu lang , van hout , (teen ofyvoor, zeer glad gepolyst,'t geen om den hats hangt aandunne draaden van gevlo ten Hair, zomtyds honderd hai­ren dik. In ftede van dit cierzel , draagen zommigen opbun borst, een klein Menfchenbeeldje van been, op dezelf­de wyze opgehangen. De \Vaaijer is desgelyks een cicraad voor Lieden van beiderlei Seke. De gemeenfte Waaijers zyn de vezelenvan de Kokusnoot, los byeen gebonden, en aan een netvervaardigd handvatzel vastgemaakt. Van de Staartvede­ren van den Haan, en de Keerkringvogelen, bedient men 2ich op dezelfde wyze ; doch de kostlyk(le onder de Waai­jers zyn die, welker handvatzel gemaakt is van bet arm­been eens Vyands, in den flag geveld ; deeze worden zorgvuldig betvaard, en van Vader tot 'Loon overgehand­reikt, als eertekens van eene onfchatbaare waarde . De gewoonte om bet Lyf to firyden, of de tattouwina, hebben zy gemeen met de overige Iuboorelingen derZuid. zse zec Eilanden ; dock bet is alleen in Nieuw Zeeland, en opde Sandwich Eilandcn, dat zy de tattouwing op bet aart­gezi,t to werk ftellen . ------Uit bet herigt, 't geenwy, ten opzigte van deeze gewoonte, ontvingen, kwarnher ons naastdeukelyk voor,dat de tattouwing,doorgaans, ftrekt ten token van rouwe over den dood eons Oppcr­hoofds, of van cenige rampfpoedige gebeurtenis. Want dikwyls verhaalde men ons, dat zulk eon hyzonder Merkter gedagtenis diende van zulk een Opperhoufti, en van dit of dat voorval. Ik moet niet vergeeten bier by to voe­ gen, dat de geringfte foort van Volk menigmaal een tat­touiving teken draagen , 't geen bun onderlcheidt als deneigendom van de onderfcheide Opperhoofden aan welken zy tuehehooren. De Bleeding der Mannen bcflaat doorgaans uit een ftukdik Duek, Afaro geheeten, omtrent tien of twaalf dui­men breed, 't geen tusfchen de beenen doorgaat, en om den middel ge(laagen wordt. Dit is de gewoone dragt vanLieden van allerlei rang. Hunne Mantels, onder welken eenige fchoon gewerkt zyn, zyn verfchillende van grunt,te, doch meest vyf voeten lang en vier breed . Deeze Man zy over hunne fchouders , en haalen ze voor toe : inaar zy worden zeldzaam gebruikt, behalven in Ourlogs­tyden ; en fchynen zy daartoe ook beter, dan ten dage,lykfchen gebruike, geichikt ; zynde van cen dik en lastigmaakzel, en hard genoeg om den aanval van een fteen ofcenig Romp \Vapentuig of to weeren. Veeltyds gaan zy blootsvoets ; alleen, wanneer zy over heete fleengrondenmoeten trekken, doen zy voetzoolen aan, zamengevlogtenvan ftrengen vezelen van Kokusnooten. Dit is de gewoo­ne Kleeding deezer Eilanderen ; maar zy hebben eene an­dere, verordend voor hunne Opperhoofden,' heflaande uitten met Vederen opgecierden Mantel en Helm , die, in 't fluk van fchoonheid en grootsheid, mogelyk die van eenigVolk op den Aardbodem evenaaren. Deeze Mantels zynvan verfchillende langte, naar gelange van den rang desgeenen, die dezelve moet draagen: eenige komen benedenden middel, andere fleepen op den grond. De mindere Opperhoofden hebben desgelyks een korten Mantel, naar den eerstgemelden gel}kenee, gemaakt van de langeStaart­veeren van den Smart des Keerkringvo-els, met een breedenrand, van kleine rocde en geele vederen ; andere heftaan le eenemaal uit witte Vederen, met veelkleiirige randen . De Helm is van binnen vast van Teen work gevlogten . in Ilaae ftaat om een slag, of eenig Krygtuig, of to weeren, en fchynt, blykbaar, met dat oogmerk toegefteld. Deeze, met Vederen vercierde, Kleederen zyn zeer zeldzaant, alleen gefchikt voor lieden van den hoogften rang, en worden alleen door Mannen gedragen. ('t Vervolg hier naa;) WAARNEEMINGEN OVER DE UITWERKZELEN DER BESCHAAFO. HEID, EN HET CHARACTER DES TEGENWOORDIGEN TYDS. Door G. GREGORY. De gerchillen der Geleerden, wegens de verdienfen des te. genwoordigen tyds , vergeleeken met die der befchaafde Volken van de Eeuwen der Oudheid, zyn gevolgd door ande­ re van eenen vreemden cart. Niec to vrede met ons beneden 't peil der Grieken en Romtinetf gebraet to hebben, betveeren eenige Wysgeeren ,dat wy to kort fchieten met de Walden ver­ leehen. Terwyl een zeker hedendaagsch Schryver, des Men-F hen oorfprong van den Orang-outan afgeleid heeft, tragt een ander, uit al zyn vermogen ,ons tot den ftaatder Orang. outanr weder to brengen. Dan de zugt, om nieuw en vreemd in zyne denkbeelden to weezen, ter zyde gezet, kunnen 'er andere reden gegeeven worden voot de lofuitingen, die oppervlakkige detikers, met eene Zo kunftige band, aan de vroegle Eeuwen toezwaaijen . De Zeden dier Eeuwen worden alleen op een grooten affland befchouwd, en de Ondeugden gaan in de fchaduw des tyds verlooren : daar de Ondeugden van onzen eigen Tyd, van ons elgen Land, zich naby en in volgen dag vertoonen. Wanneer de Kunften des Leevetts toeneemen, worden ook de behoeften der Menfchen vergroot ; wanneer de Driften zich gewekt vin . den, zullen 'er eenige Ondeugden opkomen ; doch hierttit zal, in geene deele, volgen, dat de rampen der Befchaafdheid veelvuldiger zyn dan haar Zegeningen. Een gezet uitvaaren, tegen de Befchaafde Leevenswyze, mo . ge bladzyden , ja boeken, vullen , met een lyst van Ondeugden en Gebreken daar aan vast ; ik geloof dat eene onbevooroordeel­de befchouwing van den voortgang der Maatfchappyen ons zal overtuigen, dat de Weelde zich blootgefteld vindt aan de meeste onheilen van bet befchaafde Leeven, zonder in de ver . troostingen van 't zelve to deelen. Bedrog (" ), Onmaatig. held (~) FORST. Ob. p. A36. jog OVER DE VITWERICSELEN held (*), overgegeevenheid aan 't Spel (t), Zyn ondeugden aan beide gemeen : en ik hang zeer in twyfel , of de balans net ten nadeele der Wilden zal doorflaan ; voegr bier by de fomberheid, de flilzwygenheid, de werkloosheid, de verre­gaande wreedheid (§) , bloeddorftige bygeloovigheden en vooroordeelen (**), als mede de wraakzugtige geest der ruwe Vol ken. Naardemaal zy, in den hoogften trap, ledig, lui, en zon­der voorzorge, zyn, is bet niet mogelyk, dat zy, in een tyd van fchaarsheid, in hunne eigeoe noodwendige behoeften, voor­zien, en veel min in die van anderen (tt), terwyl 'cr onder ons, voor de elendigen, ten minllcn kans van veriigting en redding overblyft. De orrgelyke verdeeling des Eigendoms is de geliefde tegen­ werping, tegen eenen Beichaafden Burgerllaat aangevoerd; dan zeker verdient deeze de voorkcuze boven geen bepaalden en duurzaamen eigendom in 't geheel, wanneer de niet bebouw­de grond de jammerzalige bewoonders ten fpeelbal overlaat van bet geval , en dikwyls ten prooije van honger en alle de ongenade van lhgt en weder. De Wetten, wy e-­ warden zomwylen zeer onregtvaardig uitgevoerd, en de eigendunklyke Heerfehappy maakt een fpel van bet lee­ven en de eigendommen der Onderdaanen : dan,dit is nog be­ ter dan dat de menschlyke driften, door geen Wet, hoe genaamd , konnen bet , elk toelaaten op zynen naasten aan to vallen (%) , wanneer de zwakken en onbclehermden altoos voor overmaat van geweld moeteu bukken. Wat is de verdrukking eeus Staatsbefluurs , 't geen van de Onderdoanen fchattingen heft , en mogelyk zeer zwaare , in vergelyking met dat fchriklyk llelzel van huislyke Dwinglandy, die Vrouw, Kinderen, en Afhangelingen overlaat aan de genade of ongenade van een grillig flerveling (***)? flier by moet ik nog aanmer­ken, (+) IIertoD Lib. I. Cap. CXXX, CXXXIV. Lib: III. Cap. IV.T.CLT. beteugeld , Gc. n. (t)'Cooks Last Voyage. Vol. III. p. 144­ (S)HFROD. Lib. III.Cap. CLIP. ib. ad fin. (*$) HI+ROD. Lib. IV. Cap. CHI & CIV. (tt) Cap. coon merkt op, zelfs ten aanziene der Vrouwlyke Sexe, in barbaarfche Cewesten , dat alle haare inzigten Zelfzoedcnd zyn, zonder bet geringJle inncn,zel van aglneening op enderen, of verknogsheid. CoiKs Last ,voyage. Vol. I. P.I24 . (§§) „ Indien ik," fchryft COOK, „ den raad van wile onze vermeende „ Vricndcn, (in Nicuw Zeeland,) bade opgevold, ik zou bet geheele Ge­„ flacht hebben kunnon vericigen : want bet yolk van elk Gehugt of Dorp was my beurtlings aan,om dat van de andcre to verwoesten ." Lass Voyage ol. I. p. 124. „ Wanneer", zegt de laatstgemelde Reisbefchryver Vol. I. P. 2a3, „ een hunner (dc Dienstknesten of Slaaven op de (hiendly Eilandcn), be­ trapt werde op cenig diel'flal, maanden hum:e Aleesters, wel veer van „ P2 hula ken, dat Dwinglandy in geenen deele de onaffcheidelyke ge­ zellinne is van Beichaafdheid. Indien wy, door her hedendaagsch E uropa, over 't algemeen, in aanmerking neemen, de zagtheid en gemaatigdheid in de uitoefening van de Magt des Staatsbe­ ftuurs, en overweegen, dat deeze, onder zo veelvuldige cn verfchillende gedaanten, her uitwerkzel nict kan wezen van Staatkunde, of Wetten, kunnen wy ze alleen toefchryven aan de algemeene heerfchappy der Beichaafdheid, Weetenfchap en verlichte Rede. Diets flrekt ter onbetwistbaarder ken­merk van her geluk eener Maatfchappye, dan her tocneemender Volkrykheid ; en dit, zeker, pick flerk ten nadeele van den Wilden ftaat. , lk zou bier kunnen uitweiden over de on­ teibaare voordeclen en gemakken, over de leevens die behou­ den, de onheilen die geweerd zyn, door de befchaafde Kun­ fien, en de Geneeskundc inzonderheid ; over de menschlyker wyze van Oorlogvoeren ; de gemeenfchap tusfchen de verfchil- Jende Volken opgericht, en de Reeds fpringende bronnen van kiesch vermaak, ontfpringende uit her voldoen eener pryslyke nieuwsgierigheid, en bet beoefenen der fraaye Weetenfchappen . Tegen de Kunten en lVeetenfchappen heeft men zeer onkun­dig uitgevaaren, als voedflers van Weclde; doch befchouwenIvy bet ftuk to regte , wy zullen de onrechtvaardigheid deezerbefchuldiging ontwaar worden,en dat her alleen bier op nederkotnt, dat dezelfde oorzaaken, tot den aanwas van Weelde,en bet kweeken der Weetenfchappen, medewerken, to 7tieeten : wclvaaren en gemak. Dan zeker, deeze oorzaaken kun­nen bef'aan, en menigmaal heeft de grootfle mat van Weelde plaats, zwder eenigen finaak voor Kun(len en Weetenichap­ ren : bier nit b!ykt, dat de Staaten en Wergeevers, die de\Vecide poo':'den to bedwingen,door Kunften en Weetenfchap­pen to vcrbieden, zich, ten aanziene van de oorzaak, deeriyk misgrecpcn, en de kwaal niet, maar alleen een bykomend verfehynzel , aangetast hebben. 1k heb, nogthans, in 't geheel niet ten oogmerke, voor deOndeugden der Befchaafde Volken to pleiten ; ik wil ook nictbeweeren, dat de Ondeugenden, in eenigen ltaat, gelukkigkunnen weezen. De Verkwister, de Ligtmis, de Cierigaart,de Grofipeelder, de omgekogte Moordenaar, de Rofiaan, deSlaaven-Handelaar, kan nook agtenswaardig of gelukkig zyn. Het voordeel, 't welk ik ten opzigte van cene Befchaafde Maatfchappy flaande hou, is ; dat zy, die de Deugd wenfchen to kennen en to betragten, daar toe beter gelegenheid hebben,en gelukkiger kunnen leeven in een welgeregelde en bcfchaaf. de „ bun voor to fprecken , ons dikivyls aan, hem to dooden . En dewy! dit ,, eene tb fe was, welke wy nict vc4oozen bun aan to doen, girgur zy ., veelal ongcllrafc heencn : wrut zy 1cheenen my toe even ougevoehg voor„ fdxaaaute als voor de liuert van lichaambilraP: to tveezen." de Gemeenfchap, dan in een that van Regeeringloosheid eil Roof. Dat bet meest gevorderde Tydperk der MaatIchappye, in Befchaafdheid, zeer veci to kort fchiet by die denkbeeldige Vol­maaktheid, na welke de verlichte zielen van eenige weinigen fireeven, moet ten vollen erkend worden ; en, fchoon zy de menfchelyke Natuur befchouwen,als,ten aanzienederBefchaai'd­heid , in een Nat van vordering, zou bet eene verregaande voorbaarighefd weezen to bewecren , dat die vordering niet bepaald is door de Natuur of de Voorzienighefd . Men beeft veronderlleld, niet alleen , dat de Menschlyke Deugd bepaald wordt door drift en zwakheid ; maar dat de befchaaf'de l~laatfchappy in zichzelven de zaaden van byzondere Ondeug­den behelst om die to bederven; dat de Zedeiyke Wereld, even als de Natuurlyke, onderworpen is ; aan zekere op zyn tyd wederkomende ommewentelingen ; dat deeze als in een kring rondloopen van Barbaarschheid tot Befchaafdheid, en in deeze weder tot Barbaarschhcid ; dat welvaard en weelde gwakheid in de hoogere leevensrangen veroorzaaken, en dat eene ongelyke verdecling van eigendom in Dwinglahdy en Verdrukking elndigt. Onkunde en Bastaardy zyn de veronder. ftelde gevolgen dee2er gebeurtenisfen ; verwarring en regeering­loosheid keeren een zagt en billyk Staatsbefluur het onderst­boven. Ik denk, egter, dat de laatt{e veronderflelling niet ge­ooegzaam door rpreekende gebeurtenisfen onderfchraagd wordt, noch door de best beweezene gefchiedenisfen des . Rlenfchely ; ken geflachts. Alen beroept zich doorgaans op de Middel=F.eu. wen, als hier van blyk opleverende ; en denkt veelal, dat de Befchaafdheid, in dat Tydperk, to rugge liep. hlaar indien wy letten, binnen hoe klein een omtrek, en tot hoe gering een getal, de Weetenfchap en Taalgeleerdheid van Griekenland en Rome bepaald waren ; als wy in aanmerking neemen bet by­kans ongelooflyk aantal van Noordfche Overweldigers, en dat zy de oude en befchaafde Inwoonders van Europa verdelgden,of in flaaverny bragten, zullen wy overhellen, om do Middel-Eeuwen in een geheel ander licht to befchouwen, en', met de daad, als een Tydperk, in 't welk de By bet Dwine.landsch f3efluur en Geweld der laatfte Tyd­ perken van de Romeinfche Magt, voegden de Middel-Eeuwen de ohgerymdheden van Barbaarsch Bygeloof , Oordeel -Proe­ ven, en Vervolging om den Godsdienst ; nogthans, kegonnen de rampen des Oorlogs zigtbaar of to neemen. 't Was niet langer de heerfchende drift om de grenzende Heerfchappye uit to breiden , en Volken to verdelgen. Perfoonlyke dapperheid werd meer dan Krygsdapperheid gewaardeerd . Bloedlooze ge­ vegten ftreeden de Ridders in vole Wapentuig ; en men zag meer vertoon dan daadlykheid in hunne Krygsonderneemingen Be­ Beleefdhcid ten opzigte van de Overwonnenen, en ecn verplig• tend gedrag omtrent alle Ongelukkigen, word cen hcerlchend beginzel. Kerklyke Opperhcerfchappy wcrkte aan tegen de bui­tenipoorigheden der Burgerlyke. Wy mogen vrylyk de eerfe maatiging van de flrengheid en wreedheid van de Wetten derLeenregeeringen toefchryven aan den wel onwettigen, doch heilzaamen,invloed derGecstlykheid,en aan die zelfdcoorzaakde affchaffing van Huislyke Slaaverny toefchryven. 1\Iet cen woord, indien decze Eeuwen niet kunnen boogen op zcgetc­kens van Vernuft,zy mogen bet, in vccrlci opzigten,doen op die van Alenschlykhcid ; en waren zeker in bet zcdelyke nietminder dan de befchaafde Gricken en Romeinen. Wiltekeurige Regeering , of andere oorzaaken, molten denvoortgang van verbetering betemmeren of fluiten : doch bet blykt nict dat zy bet Rtenschdom daadlyk weder to rug kun­nen voeren tot den ruwen that der eerstbeginnende Mlaatfchap­pye. De Ileerfchappy der Weelde vcrzwakt het Vernuft, en vermindert tie vlytbetooning ; doch kan nimnier zo algemecn wee en, dat ze eene geheele onkun ie en barbaarschheid towege brengt. De tegenwoordige Tyden hceft men opgehaald als cen be­wys, hoe bepaald de vordering in Belchaafdheid is; en dezel­ve in eene haatlyke vergelyking gebragt met de ten val nei­gende Tydperken van Oud Rome ; en droeve voorfpeilingen in onze ooren doen klinken, wegens bet verval der Vryheid,--­'t verval van Beginzelcn,--'t verval van Godsdienst ; en de daar tel;en over geftelde aanwas in Weelde, Verwyfdheid , Omkooping en Ondeugd . 't Valt niet gemaklyk onpartydig to cveezen in 't Been ooze Tydgenooten betreft. Ik beb geen Schryver aangetroffen, die met draagelyke braafheid over bet Character zyns eigen tyds oordcelde. 't Zou . overzulks, cene verregaande verm:lethcid in my weezen, tc hoopen , dat ik met ecn nicer opgeklaard oo.; die zclfde voorwerpen zou bet houw en, of my min laaten afirekken door die partydigheden, welke anderen van bet waar­ h idsfpoor rukten , ­.its zy my voorgingen in bet behandelen van een zo kiesch onderwerp. Indien ik bet durf waagen myn gevoelen op to gceven over de vergelyking van de vcrdientien der Tegenwoordige, en der jongst Verloopene. Eeuwen,zou 1kzeggen,dat wy, in zommi­ ge opzigtcn, haarblyklyk gewonnen hebben ; nogthans zyn 'er byzondere omftandigheden ontftaan, f rekkende om onzen voort­ gang in Befchaafdheid to dwarsboomen en to vertraagen. De middelbaare Leevensftard, en de laagere Rangen, zyn zeker nicer verlichr; doch ik vrees, dat de hoogere i)cgter en bedorve . net geworden zvn. ll'eetenfc1ap is tczentvoordig, mogelyk, wyder verfpreid dan in cenig tydperk, zints de Scheppirg tier Wercld. Veete daad- I.REEL. MgNCEL i4. ti0. $, Q tyke wenschte'er zelfs maar by to mogen voegen, dat de Me verbeteringen zyn 'er ge4naakt, eenige gewigtige ontdek­ kingen gedaan ; nogthans hebben wy klagten , en geen onge­ gronde klagten,gehoord, dat men thans de vermaaklyke enals met bloemen beftrooyde vakken der Weetenfchappen, alleen,bezoekt en zorgvutdig aankweekt, dat de groote beginzels derWeetenfchappen, die de aandagt van eenen NEWTON innamen,ter zyde geleld zyn voor de gemaklyker bezigheden van Plant­kundige Stelzelfchikkingen, en her maaken van Vcrzamelingenvan Schulpen, lnle&en en Medailjes. Doch geene tak­ken van Gcleerdheid heeft men meer verzuimd dan die de M•lenfchelyke Natuur bet naast raaken, die de Ziel van denMensch en de Beginzels des Zedelyken Gedrags betreffen. De Naamen van LOCKE, van A. CUDWORTH, Van BERKELEY enCLARKE, hoort men met cone befchaamd flaande onkunde of gaapende verwondering. In 't kort, niets is 'er gewon­nen, en ik bedrieg my grootlyks, als 'er niet wel icts verloo­ten is, in dit byzonder vak der Weetenfchappen . Ten opzigte van de Letterkunde hebben wy not; min to roe­men. lk Volksfmaak kans ftaat om den Schipbreuk van Vernuft to ont­komen. Onze Schryvers , die als voorbeelden van cene goedeSchryfwyze mogen ftrekkcn, liggen verwaarloosd t tie lustloozeen kwyncnde hebbelykheid des hedendaagfehe Leezeren kanalleen gewekt worden door bet prikkelende der nicuwigheid. Om niet to tprceken van de Poezy, die zelden geleezen enring zeldzaamer gefchreeven wordt , zelfs deeze fraaye en ver­beeldingvolle voortbrengzels, meest tot her tchenken van ver­maak ingerigt, worden niet gerekend : de fchittcrendi%e edelge­1leenten der Verbecldingskragt, die nog de verdootile leeslustkunnen wekken, behaagen zeer kort(lundig. Bet Klatergoud der Franfchen geeft men den voorrang boven bet volwigtigeonzer Engelfclre Taale ; een galant Vertelzeltje, een niet za­menhangend mengzel van gewaand aandoenlyk en teder, heeftde voorkeus boven her fraaye van eenen HAWKESWORTH, of betZedeleerende van JOHNSON ; her flikkerende van een STERNSboven bet bondige van ADDISON . (*) Dat de Zeden befchaafd en de Aandoeningen veel verfyndzyn, geloof ik, zal by weinigen in tcvyfel getrokken warden . Onmaatigbcid, dolle partyen, en boerschheid, hebben plaats geruimd voor eene verfynder Weelde, en de zoetvoerige be­ dagt­ (t) 't Zou con blyl:bnar onregt zyn niet op to merken, dat do Gcfcbled­kumde, in d;ezen laattten tyd, met ten ongemeen gelukkigen uitfag be­oefend is,dat wv nogGetchiedboekers in leeven hebben, die tot roan znu. den [trckken van eenige Eeuw. Mcjufrouw BURNEY is morelyk zonderwedrtga;le in hsaec wyze van fthryven : en in den Veer i ox herleeft zeer vecl van d.n geest van AuntsoN. Dan, ondanks de lotlyke pnouingenvan dtczen en andcren, kan ik nict nalaaten to dcnken, dat de fmaak ties Folks in dv Lettcrkunde etnig bederf ouderaaan hebbe . DEA BESCHAAFDHEID. 2rF dagtlonsheid van befchaafde Uitfpanningen . De ziedende en tot bysterheid opftuivende Driften zyn misfchien alle ondt r cen borer tugt gebragt ; 't geen op verre na 't geval niet w:,s ten tyde dat de Zeden der Romeinen zich in eenen Reeds af­ neemcnden flaat hevonden. Gierigheid zelfs is thans de Or­ deugd net der Handelaaren. Dan deeze Ondeugden zyn ge­ volgd door anderen, mislchien min algemeen verderflyk of aar.­ flootelyk ; doch veragtlyker en helachlyker. De heerfchende CharaC-lettrck deezer Tyden blykt to be­ftaan in een onbegrensden fmaak voor Beuzelingen, in een ver­toonmaaking van ydelen Trots, in een volgzugtige en kinder­agtige gefleldheid op elke heerfchende dwaashcid ; deeze ont­dekt zich, in onze Opvoeding, in onze Zeden, in onze Kun­flen. Her wet to Paardryden en Kleeding zyn de hoogstgeagt­fie begaafdheden ; en een kenner der Muzyk to weezen, is hethoogfle toppunt van verftandlyke uitmuntenheid, 't geen con Heer of Me'rouw van fatzoen kan beklimmen , ---met mo­gelykheid kan beklimmen. Te denken en to handelen, gelykher groote gros denkt en handelt, befpaart de mocite om wet to denken en wet to handelen. Van pier, dat eene blinde bc­wondering van 't geen in de Mode is de onderfcheiding vanverdienflen belet, en de onderfleuningen der goedwilligheid in verkeerde kanaalen doer firoomen. De eifchen der noodcven­digheid moeten wyken voor de aanmaaningen der dwaasheid. Een begunliigd Tooneeifpeclder, of eene fchandelyk leevende Tooneel-Danreresfe, zal eon (chat opleggen, die naar Ooster­ chen Rykdom zweemt, terwyl een Alan van Letteren van he­ f hoefte kwynt. Met een woord, verkwistend en niet edelmoe­dig, grootsch en niet agtbaar, to zyn ; na eer to dingen, en,nogthans, alle weezenlyke middelen, om dezelve to verkry­gen, to verwaarloozen ; to arbeiden, en geen voordeel to be • haalen; zich op l:ennis toe to leggen, en niet tc vorderen; deverkeering by to woonen zonder verbetering, zyn de fpree­kendfle kcntekens van eene beuzelende en grillige Eeuwe. Ge. lukkig ware her voor de Maatfchappy, indien de gevolgen zo beuzelagtig waren als de najaagingen en bezieheden dcr We­reid naar de Mode ; doch de Dagboeken der Regteren, en deDerigten der Strafoefeningen wyzen, maar al to onvelukkig,ult, dat her verwaarloozen, of bederven, van 't Verftand, her bk-derf van her Hart ten gevvoige hebbe. DE 2I2 DE VERNEDERDE WIr KELIER. R DE VERINEI)ERDE WINKELIER. (Uit bet Engelsclt .) Z ekere zeer fchoone, maar zeer opfpraaklyk leevende, Engtl­fciee Gravinne, zilch to Parys onthoudende, werd, op cenavond, in den Schouwhurg, aantielprooken, door cen JongHeer,die 'er zeer fraay uitzag, en zich zo bchaaglyk by haar wist to maakcn, dat zy hem haar Naam en' Verblyl'plaats ontdekte . Den volgenden dag maakte by by haar zyne opwagting ; en was nog bchaagelyker dan den voorgaanden avond ; by zong,by fpeelde, en brags de verrukkendfle Bon-Mots voort. Eenige Dames kwamen by de Gravinne, nientand haarer kendeden Jongen E1eer ; dock alle itonden zy toe, dat by allerbe­haagclykst was. Veertien dagen tang volhardde by in zynebezoekcn, en dropg, van dag tut dal ;, dicper in de gunst derGravinne: by fprak van zyne LiclUedrifr, en bet oogenbliicont dezelve voldaan to zien naderde. Dc Gravinne voerde hem to gcmuct : „ lk moet volilrekt weeten wle gy zyt, myn „ [leer, tot dus Lang hebr gy her kunflig ontduoken my 'er • lets van to laaten blyken ; 1k ftaa de vervullmg uwer wen­,, fchen, op geene andere voorwaarde, toe!" De Jonge Jlecr zich in die engte gebrart ziende, belted dat by cen Stofe Winkelier was in de Voorliad van St. Antoine. . . - „ bat ,;•. hoe," .viel de Schoone hem met veel verontwaardigings in de rcden, „ hoe kunt gy vernictel genoeg weezcn om u to „ vervoegen by ccne Movrouw van myn Rang ; weet, myn • racer, dat 1k de Doper ben van een EngeJelien Granf. en • de Kleindogter van cell Hcrtoe!" Dit zeggende,fchelde zy, en bevel deezen Winkclier de deur to wyzcn, ende boodfchapslysten, waarop zyt9 i aam ftoudt, to verbrandcn. On) haare veragting nw,g beter to tooncn, zocdt zy,den voteend;n dad, aan zyn Huis, met bevel, dat by eenigeLydcitoflhn Z,-,)u brengen ; wamtcer do nog onlangs zo zeer be­gunftigde Beau Garcon niet verder werd toegelaaten dan betlpreekvertrek, en zyne rekening betaald krecg uit handers vanden knekr.-Waar over macten wy ons incest verwonderen,over de veeiwaagende vrypostigh&d dcs nu to reiutuebragtcnen vernederden Winkeliers, of daar over, dat Fami!ie-Hoognmoed go leevend bleef in een hart, wear in a!!e edele Gcrzctgt rtyed5 ial2ri tot dtin bbaU}en vQDk was ui%eduafd, ZEDELYKE BEDENKINGEN. Wat zal bet een mensch baten vele uiterlyke hoedanighe­ den to bezitten, vole vermogens to hebben, en tot alles,waar by zich op toelegt, gelchikt en bekwaam tc wezent wat baat her hem zo vcle fchoone gaven to bezitten, wanneer by 'er geen, of cen flegt, gebruik van maakt! War zuilen zy ba. ten aan cen mensch, die een kwaad, cen ondeugend, hartbezit? Her is eene ongeoorlofde, cent buitenfporige magt, her is de Dwingelandy alleen, die eeo mensch buiten en boven herbedwang der wetten voert : dan her is ook de Dwingelandy,die iemand ieder ogenblik aan her gevaar van cen uiterst ver­derf blootielt. Wanneer de Zeden van cen Land bedorven zyn , en men de Inwooners van zulk ccn Land als gunftclingen des Elemels witaanmerken ; wanneer men de bedorvenheid der Zeden van dagtot dag zlet toenemen, en bykans algemecn worden ; dan is, of deszelfs ondergang, of ten minften cene zware firaf ter tugtiging, voor de dour, dan is her Oorlogs Zwaardmet de gedugtfte flraf in Gods hand ; dewy) do mensch te­gens zyns gelyken her onbarmhartigst, en ongehoord wreed is. Wanneer een Land dan her gewigt van den toorn desAllerhoogficn gevoelen zal, is de grootfle ftraf, die van denHemel kan afdalcn , dat de Raadtlagen der Overheid door on­eenigheden gedwarsboomd worden ;dat 'er een geest van twee­drairt en befluiteloosheid heerfche ; en, cindelyk, dat de besteen hcilzaamiic genomen belluiten, door partyzugt, worden om­ver geflooten. Her gebeurt niet zelden, dat de vecl praters de minfle weters zyn. Men ziet at veel , dat her zich verkeerd toe­draagt in de meeste Gezelfchappen ; die zwygen mocsten,hoorr men onophoudelyk praten ; en die praten moesten, enwet kunnen praten, doen geen mond op. Men kan ontnogelyk in alle gevallen altoos even bedaard wezen ; dikwils hangt dit van eene meerdere of mindere gun­ilige gefteldheld van den mensch af; dan de bedaardfte men­fehen vocren de beste en gelukkigfte daden uit. Hy die geheel zonder Godsdienst leven wit , en met de ge­heiligfte dingen fpot, die kan ook van de zamenleving nutnoch voordeel trekken : her is een gedrocht, van 't welk een iegclyk fchade to wagteu beeft; en dat dcsw'egens van iedergefchuuwd moet worden. At wat ons dierbaar , al wat by ons op cenen onfchatbrenprys moot flaan, is, bovenal, de Godsdienst en bet Vaderland. -~---Zy2 die den Godsdienst verfinaden, en him Land on­ trotawr 0'. 3 ?.I4 ZEDELYKB BEDE`KINGEN. trouw, zyn Verraders van hun Vaderland, en Verach­ters van den Godsdienst ; 't zyn Snoodaards, waar van God en Menfchen een waig hebben ; to (hood, voorwaar, ont van de aarde gedragcn, oin van bet licht der Zon beflraald,om onder eene Miaatfchappy van redelyke Wezens geduld to worden! --Snoodaards, die, zo ze at de tydelyke Wraakdes Waereldlyken Richters ontgaan , nochtans , de gedugte Wraak des Hemels, die ides to gedugter is hoe langzamer zy komt , gewisfelyk niet ontwyken zullen. Voor men eene onderneming uitvoert, dient men dezelveeerst van alle kanten onderzogt, en doorkeken, to hebben ;want zo dra als de gelegenheid 'daar toe voorby is, en men zyn voorgenomen befluit heeft uitgevoerd, dan fchieten allemenfchelyke vermogens gemeenlyk oneindig to kort, om het gedaane to herdoen ; en 'er is Been magt, om zulks to kunnen uitvocren. De Hooglle Magt zou dan tegenflrydigheden moeten becrerken. Ecnc zaak kan nict to gel)k zyn en niet zyn ; to gelyk gebeuren en niet gebeuren. Uit hoe kleire en geringe beginzelcn ziet men Diet zeldengroote gevolgen geboren worden ; gebeurtenisfen, die de wee­reld doen verbaasd flaan ; dikwils bejammerenswaardig in hun_ne uiteinden. Men zou 'er een gansch register van voorbeel­den van kunnen optellen. Dan hoe veel to meer be­hooren zaken van gewiet, met de grootfre omzigtigheid over­wogen, en met de naukeurig(le opiettenheid nagegaan to wor• den, eer men tot dezelve befluit, of daar in verandering tragtto brengen. Het vcrzuimen hier van , veroorzaakt zeer veel ongelegcnheden en verwarring. De groote Konftantyn bad eene Wet bepaald , tegen aileRegtsgelcerden, en tegen de zulken, die de zaken van ande­ren ter hand hadden, en in orde moesten brengen ; Boelredders en Rentmeesters. Volgens deze Wet werden zy, als zy hunne clienten uitzogen, of to tang draalden, om de zaken , die zy waarnamen, in orde to brengen, of of to doen , om zich zelven lanes lien weg to verryken, en de goederen van hun . nen naasten in to flokken ; volgens die Wet, zeg 1k, wierden alle zulke pesten der Maatfchappy, verdervers van hunnenevenmensch , (*), voor altoos van aile cerlyk beroep uirgeflooten . Dan ik geef in bedenking : of zulk eene Wet, mits ze gefircngwierd uitgevoerd, in ons Land ook Been vrugt zou doen ; en by ons veel nut en voordeel aanbrengen? Wanneer men veranderingen ergens in maken wil, en oude gewoonten en gebruiken affchaffen, dan behoort men, alvorensten alterklaarfien overtuigd to wezen, dat 'er, in die gebruikenen gewoonten, zo vele gebreken zyn ingellopen, dat 'er vol­firekt eene hervorming vereischt worde. Dan dit alleen is gecnszins voldoende. --Men dient daar en boven nog vcr­(•) Le BEAU Gefchied: van den Onderg. des t . en 0. Keizerr. ZEDELYKE tiEDENKTNGEN. 11$ verzekerd to wezen, dat de nieuwigheid, die men wil invoe­ren, aan minder gebreken onderhevig is dan bet oude. Iiet gcbeurt niet zelden, dat de oprechtheid door Snood­aards verkloekt word. Verdervers fmeden vaak de lis­tigfe aanflagen; en dewyl een fitoodaard zich den meesten tyd van bet momaangezigt van veinzery bedient, ontduikt by wel eens bet gezigt van hot allerfnelzienst oog, onder­tusfehen, bet heilzaamfle voorwendende, is men flout genoeg, bet algemeen belang aan zyne byzondere oogmerken op to offe­ren. ---Wee een Land , waar vcle van zulke pesten gevon­den wordent ,jammerlyk is bet let mei gefeld, zo zy over de braven zegevieren. Dan 'er is een Rechtvaar­dig Richter in den Hemel ! Doze heeft menigmalen die fnoode Raadflagen tot zotheid gemaakt, en de rechtvaardige zaak cin­delyk doen zegevieren. Men ziet niet zelden, dat fnoode aanflagen ontdekt worden, om dat zy veclal to ontydig begonnen, en met al to groote drift voortgczet worden . Met veel list, worden zy vaak gefmeed, om de poogingen der welmeenenden to veryoelen ; --dan veeltyds ontwikkelen zy zich to fchielyk ; en hier door krygt men gelegenheid, om tot in bet hart dier fnoode aanleg gers door to zien. Duizende geyallen bevestigen deeze waar. held. Duizende voorvallen, dagelyks onder ons ge. beurd, flellen dit gezegde boven hot bereik van tegenfpraak. C.V.D. G. D E D U I N E N V A N V 8 Duincn myner moederflad! hoe dikwyls waart gy getufgen an de verrukkingen die ik genoot op een uwer hoogten ; van daar zag ik-wen geen woedende flormen de zee beroer­den en de natuur deden fidderen,-de zon met Rule maje­feit beneden heure kimmen dalen I--Daar aan de eene zyde de golven op de blanke franden fpeelden, heerschte aan de andere, in 't Landfchap, een fatige filte. De Vooclen hoor­de ik van verre hun avondlied zingen ; terwyl de Koeijen zig voedden tegen den naderenden nagt! De opkomende Maan wierp,•een zilveren flraal op hot fine Water. Ik gevoelde myn' Schepper, en fortte dank bare tranenl! -Langzaam keerde ik , onder bet naderen der duisternis, naar de woelende Stad to rug. By elken voetfap zag ik nog eens met verlanclen naar myn verlatene plaats om. Ik dankte God, dat 9; my gevoelig gefchapen had; en ik was blyde! 1785. A. V. D,W. 28.10.5 I6¢ 0 8ibctr. o.heider 1`(28.4844 14 ZZO R. t -lo-o ,,6 z. bctr. 5-6.}64 ,N IV omist donker R -8 9-3 24 6 donker 6-1 39 I N O 3 natte mist U-21ONO 7z. betr. 6-0 7 f0 NO 3 "is( R. s{_ 74318 ,ionkcr I<" 5-7 J52 ZtO 4 R. Mist ( 7-227 N 0 7.9 6 5,43 ZZO 2rw. rev. bovci (' 7-0214 loZw. Jagt 1i1. 69404 NNW I ztv. R. 3{ _ 8-1 24-12I14 'in wuli;.9u.f(i . 7-5 49 N %V -I R.denicer 3-5 21 I^_ 7-6 394 2.1It. 9-6 18} NNO 4 ~. helder lets fin . 6-8 344 N 4 /,w. filcc Iw. 6-,-S41 41-11-0 274Nu fn. 4 19 0 0 z.bctr. 431 6 29. 0-5 1--2 1-2 12 z lets iii. 7-8 32 ZZ1V c ion.;cr 231 0 I 8-2:41fNNWOZO2u. 1lelder7 u. 5 - I2 0-4 1;, 8-5:34 0 4 iouker ('28. 10-0 8 • 8 iclder 9-4:36 1V 0 6{ _ 7-517 Io ,,.held. nuen dan fil. 0-5139 N IV 2mistig vogtig9 1 t-1131 ~5t £' V. 111151 1 I tlid G-4 (1 ONO)8 tvolkigo. helder 9-5:3 Icts lt.dtmkcr 22NO i.hci.'. nu en dan In. 23 8-5'534+'Zt 0 z. betr. 7-9-820NNO 3 z. betr. nags ices l11. -7'6'4G4 donker R. EL-('-11-2 N o -talnpig 9 u,helder 5-8444 'z 1V It. t;oakcr 8{ 29. 0-3 28} NOrN 4 ietsln.o.helder - 6-2 49 1V.1V aonkcr z. bttr 1-521}N t 0 1 to a donker --6-53~ ~Z 1V ".helder - N I .lookcrictsl'n. c-6-5 40 1V 7 it. z 1;etr. l'--22 2) 36NO 2o. helder 25- 7-5 43 tV t Z 5o, h::Aer 26 I z. b. drift van tvolken -- 5-240 10 ,v. R. If. -0').helder heidcr -5-033 1V t N 6av. w-.ilea lets ielder 26 - 5-8 43 N iV 101112 -- i6i.lc 23} ""it ZZiV lets dampbetr. 6-8 31 Silo .1 helderrI-524 donker 111ccuw - 7-132 -7'9zw. tVOii;en ill. 35zW lleellly 2. - 7 6 391--~ 10:;1 .donker fu. iIT^8.IO-0 9 33# ivtZ -9-; 33 , 4Z0 0. i e!de 9-,'5 1V donker o. helder -io-530 INc1V 66::11:;motfit. zw. tvo 9. 9 425 1V t N o. heidcr z. betr. 23 -11-2414 1s '. . woiken fit.I2 _ )-t 334w 29. 1.0 ;64 iNO t N 6 d-„d:cr 8-3 I 1VNWV z. bcrlr. C-s-0 35 I 4 Vll ol; kcn i 411 donker 29 -2-541f NNO 5 etc R. doukcr -9.2 344NW z. betr C-2-835) N O 4 ionker 334 1VNW -lets fii. o. held. -2-2 36 4 (` 9-3 145_ 9-8 424 wolkig 3 --2_-1,41}4 mistig G29 dampigor - bclder 2-4 38 TE 9­ 2i z. Mr. 0 39 iileeuw donker 31 21nmiSt, vogt --3-5 311 0 2-7' 38 >t5 _ 7-1 7 u. R. 1 zw. mist I I u.11 4-7 35 2-5 394 43 Z 1V R. wolkig 4-7 i6 --5-8494 WZW wolkig R. 6-t 39 Z t 1V 28. 9ve13a 4roi Th.den 1'smo. 6 u. I5 Th. 'smo. scS I I II j16- 6u.N.74Z.6. 'S1nid.383r 121313;1 --'sav.Ii#tl.- 54-•3. -'s av. 31 2 27's u10. 6 u.- 50 t wwowwwwrm 10" MENGELWERK, TOT FRAAYE LETTEItEN,KONSTEN EN WEETENSCIIAPIEN BETREKKELYK. ZEDENKINCEN OVER IIET ONGELOOF, DL TWYFELAARY EN HET VRYDENKEN. (Ontleend tilt Dr. WATSON'S Voorreden voor a Co lhion of Theological Tracts.) Discite, o tlfi/eri, F,,' caufas cognoscite serum, Quid fumus, E3 quidnam vicuri gignimur ; ordo Ouis datus ; quern to Deus esfe ussfit J 't s een zcldzaam verfchyuzel, dat een Weezen, boeda. nig cell Mensch is , gepiaatst op deezen kleinen Aard. Moot; in een klein hoekjc des fleelals, afgefcheidett van at­le gemeenfcitap met de andere 1Vereldtlelzels , door bet oneindig ruim verfpreid; beflooten als 't ware op dengrond waar op by gehooren werd ; bykans geheel onkundigvan de verfebcidenheid der gcestlyke Beflaanlykbeden ; ell omtchreeven in zyne kennis der floflyke dingen, door der . zclver aftland , grootheid, of kleinte ; een vreemdeling zelfs ten aanziene van den weezenlyken aart des gronds welke by betreedt ; door zyne natuurlyke vcrmogens on­kundig, of zeer duisterlyk onderrigt, wegens zynen Nat naa den dood ----'t is , zeg ik, een zeer zeldzaain verl'chynzel, dat milk een Weezen, de onderrigtingen vanecn ecuwigen Goo, of met norsfen weerzin ontvangt of ftnaadlyk verwerpt ! Of, indien (lit to veel gezegd is, datby voorbaarig, rockloos, en beflisfend befluit, dat he' Op• perstweezen zich nimmer ver%Naardigd hebbe bet Illensch . lyk Geflacht to onderwyzcn. Di;enaartig zou men hebben mogen verwagten , dat een redelyk \Veezcn in dusdanige omflanc'•igheden gepiaatst, met alle nauwkeurigbeid, met alien yver, zyn onderzock to werk zou geleld hebben ; omtrent eene zaak van die uitertle aangele,,enheid, en niet geduld dat by van die nafpeuringafgetrokken wierd door bet being van 1Vellust, Eer, of eenig Tydlyk helang , veel mitt door bcgtirpetl opgevat 1. DEgL.111ENGELW. No. 6. T. zon. 42$ BED ENKINGErt zander opmerking , door bewysredenen toegeflaan zondcr onderzoek, of door vooroordeelen ingezoogen in de vroe­ ge jengd, uit her ontheili-end lachen, het Godloos fpot­tcn, van Losbollen, en geheel Zedelooze Mentchen. Van hoe veel aanbelangs is bet pier, bet opkomen :i Geflacht cene ernilige beoetening aan to raaden, van de veclvuldige1choone \Verkjes, door vertlandige en van dweepery verre vervreenlde Geestlyken, ten hunnen dienlle cu vour beider . lei Sexcn opgefteld ? Van Geestlyken,-ja,hat die naani hun niet aftchrikken van bet opvolgen dee­zer raadgeevinge. Immers zy behooren dier Mannen geloofwaardigheid niet in twyfel to trekkcn, wanneer zy i'precken van den Gods. dienst, als den 1\iensch, ten aanziene van deeze WVereld zelve, iwogst uuttig : want bet ii cene afgefleeteue, geheel verouderde, en voorlang bdndi wederlegde tegenwerping, gegrond op . een volllaagen uhisbegrip van her oogmerk des Chrisicndmns, wanneer men die Hemdiche Leer verbeeldt als cen undraagelyk Jut:, zo geheel aangekant tegen once neigingen , dat zy 's Menfchen geluk to eenemaale bet on­derstboven keert . 'Er is seen cen Gebod in het Laange­lie, zelfs dat, 't geen bet vergeeven van ongelyken ge . hiedt, en ecn iegeiyk beveelt zyn vat in EIeili ;;aiaal:ing enMere to bezitten, of bet is ingerigt om ons Geluk to be­vorderen . De Christlrkc God (licnst regelt onze gemoedsdriften ; doch dooft dezelve niet nit : en in derzelver behoorelyke re gling beftaat ons geluk als redemagti e Weezens . Indien Per een Nat in dit leeven gelukkiger is dan ecn ander,het is ongetwyfeld die van hem, die alle zvne hoop op bet toekoweude grondr, op de Beloften van 'bet Euange­l c, die zorgvuldig bedagt is om zynen Wandel naar deVoorichriftetl van hetzelve in to ri:ten, 't oog heeds ge. flaag:n houdende op GOD, den Allerhoogiten, als zyn Be­ichermer bier , als zyn Belooner bier naamaals, en zyn cenwig leevenden Vader. Dit hrengt cene Gemoedsgeflelte. nisfe to wcge, zo zeer flrekkende tot volmaaking onzer natuure, dat, indien de Christlyke Godsdie ist, die dezelve alleen kan baaren, zo zeker valsch ware, als dezelve ze. her waar is, ieder een zou moeten wenfchen , dat (landgreep op de Wereld. Ongelooviren tragten Aankomelingen tot bet Ongeloof to maakcn, door , by de onbedreevenen in Schriftuurlykekundigheden, de magtfpreuken van BOLINGBROKE, VOL- TAI­ OVER IIET ONCELOOF, EN Z. dfrj 'FAIRE, IiELVETIU1;,lIUtIE ell andere Deisttfhe Schryve. ten, to doen gelden. 't Is, daarom, niet ongepast, datJongelingen cen gereed antwoord op deeze beroepingen, ten voordeele des Ongeloofs, worde ter handgelleld : be. roepingen alleen gegrond op ]let bekende,en in de Geleer­de \Vcreld verulaarde, C harafter zyner groot(le voorilande. ren. Dat zy, derhalven bedenken, dat BOYLE, NII.WTON3 GROTIUS, LOCKS, EULER, ---dat ADDISOt3, IIARTLEY, WEST, JENYNS-dat de Lords NOTTINGHAM, KING, IiAR-RINGTON, LYTTELETON, ltevens honderd anderen, die niet tot de Geestlykheid behoorden, en in de Geleerde Wereld niet min uitilaken dan IIOLINGEROKE, VOLTAIRE, of cen der Voorvegteren van bet Ongeloof, openlyke Be. lyders en Verdeedigers waren van bet -C1:ristendoin. -Ik wcet zeer wel, dat de waarheid van den Christelyken Godsdienst niet gegrondvest ](all worden op bet gezag diet Mannen ; loch even min bewyst bet gezag, van den te­gecovergeaciden kant, de onwaarlicid. 13ewyzen van dienaart hebhen lnttel gewigts by bun, die andere weeten to gebruiken ; loch zy hebben zwaarte by de traagen , en de onkundigen, aan wcderzyden. Schoon dit mogedienen om cen gerced antwoord to geeven aan jonge lie. den, inn ,`e zodani;en hunner reeds bedorvene kennisfen ., die op hnnlie vonroordeelen tragten to werken, ter bevor. derint van de zaak des Ongeloofs, wil ik, nogthans,boo. heir, dar zv zich i:iet znilen to vrede houden met voortn, g,vrlnen to zvn ter be:rutil'; itig van het Christendom. Zy lll t t_ n aile biome poonluacll a3tiw~.n'ieti , ( Or het 1teelaard en genioedivk nagaan 'n) +k b('tl to tier Natuur to vertoonen , her ft by uetragt ee geea, me der dccliies uit welke de Cristallen befiaan, en de %A-%•zingen, welke zy ondergaan . to bepaalen , door eene berckeuing, . gegrond op ecnvoudiee en geregelde wetten Alle uirwerdige cl-aracrers , ons geese dan ecne zeer onvolkomene kennis der Lichaatren vertchaflende, hr eft LDIMS . AtENGLLW. NO. 6. Men nien gezogt de natuur to doorgronden, en de eerfle begin . zels to oncdekken. Dit heefc men gedaan door de Scheid. kunst, dot tchoon gedeelte der Natuurlyke \Vysbegeerte. Deeze weetenfchap in Egypte gebooren, vervolgens door de /Irabieren beoefend, eu zich eerlang verbergende in de geheimzinnige Stookhuizen der Goudzoekeren, heeft zich eindelyk in klaaren dag vertoond , door een BECHER,STIIAL, BOERHAVE, ROUELLE en anderen. Maar alle deeze Gelecrden floegen in hunne ontbindin­gcn een der voornaamile voortbrengzelen over 't hoofd. Zy hadden, bovenal een VAN IIFL51ONT en BOILE, be­merkt , dat, in alle hunne hewerkingen, zich eene groote hoeveelheid van damp en lugt ontbondt , die de vatenvermorfclde, als men 'er, van tyd tot tyd, gcen openingaan gaf: Doch zy namen zuiks niet genoeg in aanmer­king. J. REY was een der certlen, die waarnam, dat verkalkt Lood Luggt bevatte. VENEL haalde Lugt uit Zeltzer.wrater; doch by beproefde deeze Lug nlet. De Ileer BLACK gaf 'er cerst eerie genoegzaame aandagt op. De Ileeren CAVENDISH, PRIESTLEY, LAVOISIER, SCHEl :-LE, BERGDIAN, FONTANA , BERTHOLET, KIRWAN, IN-GENLIOUSZ, SENEBLER, VOLTA en andercn, hebben deeze nafpeuringen tot bet hoofdvoorwerp burner Natuurkundigetverkzaamheden gemaakt ; de Ileer DE LA AIETHERIE ,(Schryver van dit Verilag,) houdt 'er zich mede bezig. Men heeft met verbaasdheid gezien, dat de Lugt, zofang dermaate verwaarloo.id, de groottle rot in alle deverichynzelen der Natuure fpeelt. Uit nieuwe oogpunten heeft men de voorwerpeu betchouwd, en aangenomene be­grippen geheel veranderd. Alaar deeze Lugtkennis wordtvan dag tot dag bezwaariyker : dewyl bet bekend is, datde Lugt zelve in veele bewerkingen door pie vaten been dringt, en men dus in alle deeze een meer of min aan • merkelyk verlies ondergaat. Dezelfde Proeven too . nen ons desgelyks , dat ivy veele van de beginzelen'dcr Lichaamen net kunnen hou:fen, als warmte, vtuir, licht, cle&rike ilo!Pe, enz. Ondertusfchen kunnen ivy niet twy . felen of deeze zelftlandigheden maakeu gedeelten uir der meeste Lichaamen, boven al van georganifeerde Lichaa­ men. Gevolglyk zullen onze ontbindingen altoos hood . wendig eene zekere maate van onvolkomenhcid hebben : op welke wy behooren agt to geeven, in de .gevolgen, rule wy daar uit trekken. TODD= ISOODZAAKLIKE VERBETERING, WEGENS DE IIOOQTE VAN DEN BERG CEMS. Door den 11eer PAStIONT. „ n de fraay vergelykende Tafel van de voorneamfle Pier­„ Igen, welker Hoogtcn men waargenomcn, of gcmeeten „ hecJt, geplaatst in ons Mengelwerk des Vl J)eels van de „ 4lgemcene VaderlandJ lie Letter-Oefeningen, hi. 2I2. „ is een misllelliug welke de Franfche Schryver, de fleer „ PASU:UONT, verbeterd heeft, en die wy niet mogen naa­„ laaten hier ook to refit to brengen. Zyn verbeterd be­„ rigt is van deezen inhoud." Aan Mont Ccnis heb ik de Hoogte van 434 Franfclte Roeden toegefchreeven (*) : deeze Hoogte hcb ik untleend uit R. NEEDHAM, door my ook als getuigen bygebragt ; loch in deeze bepaaling is cene aanmerkelyke misilag, welken ik niet of kan zyn to verbetereu . De Heer DE LA CONDAMINE ltlont Ccnisvergelykende metden Berg Canigou, volgens de waarneemingen met de Ba­rometeroptllont Cenisgedaan,(211-em. de l'.-cademie Roya­le des Sciences) 1757, p. 407, geeft anti deezen Berg deHoogte van 1490 Franfche Roeden vcoor den hoog len top,die buwen her gedeelte l'HGpital des Pelerins geheeten, omtrent 500 Fr. Roeden uit(leekt. Deeze bepaaling van den I-leer nE LA CONDANINE mO­ge in den eeritcn opflage, buitenfpoorig verhD)0t tchynen,ter orrrzaake van her vcrbaazend ondcrfchei,l met die van Needlurn : dock verinidfs dezelve op zeer weinig na be­kr^.gtigd is door den Ridder 1st: LANIANON, is zy die aanwelke wy oils mocten houden . Volgens de bepaaling vandeezen laatstgcmelden , (geplaatst in her Yournal de Pa­ris , den _; Sept. 1784 ,) is l'1J6,ldtal des Pelcrir 94.5 Fr. Roeden i,'Wen her \Vaterpas der Zee ; indien men, bydeeze, Soo Fr. Roeden voegt voor den top, die 'er ho­ven uitfleckt, zal amen voor de geheele floogte ties Bergs1445 Fr. Roeden krsgen; wanncer 'er, gelyk men zi.-t,tusfchen de bepaaling van den Fleer DI I A CONDAMINB en des Ridders D LAMANOty alleen een verfchil van 47 Fr. Roeden overblyft. Derhalven moot hlont Cenis, van de (~) Zfe 4iger>r. Vadtrl. Let;croef. togemelder plaatze, bi.210- S z de plants , welke ik daar nan toevoegde , weggenomen en dczclve ttisfchen Saint Gothard en Buct getieid, en 'er 1 .150 Fr. Itneden 1-Ioogte aan toegerekend wordea. In die zelfde Vergelykende Tafel heb ik aangettipt, datLLuet rle brootfle Hoogte was, in het 11lpifc•hd geberrtebeklor nen. Dit was waarheid ten tyde dat 1k fchreef. 1k koh toes niet weeten , dat de kidder DE LAMANON den z_ Sept. 1783, de hoo;(l:e Alpen in Dauphine beklommen, en de hoogte van iOGo Fr. Roeden bereikt hadt. flit was zeker hooger, (daar .1579 Fr. hoeden voor de Hoog­te van Burt gelteld words). En zou dit nog de hooglteplants zyn in Europa bereikt, indien nIARIE C(UL•-T C11 FRANCIS GUIOFT,den I I Sept. 1784, die den Eleere BouK-RI c tot Gidlen dienden , op 111ont Blanc de Hoogte riet betleegen hadden van 2,346, zonder den tyd to heir ben ow cen met ys bezette Spits, nog tachtig vademen hooger, to bereiken (*). VCRSLAG VAN NET LEEVEN EN DE SCIIItIFTEN VAN DEN IIEROEMDEN WERKTUIG- EN STARREIUUNDIGEN WYS- GEER, JAMES FERGUSON. 1'.R. S. (Uit bet Engclsch.) D e Eleer JAMES FERGUSON, een allerzeldzaamst voorbeeld van vordering door cigen oefening, werd in den Jaare MDCCY gehooren, ecnige weinige mylen van Keith, cen kiein Dorp in 13am,T hire in 't Noorden van Schotland. De Gefchicdenis zyos leevens , tJu,on niet vol van ge­ivigtige lotwisfelingen , trekt onze aandagt ; daar dezelve ons de ecrfte denkbeeiden vertoont van cen veelvennogend, ctoch onopgekweekt ,Vernuft, en de trappen langs welken 't zelve , de grootfte zwaarigheden to boven worticlende,cindelvk tot geen gemeenen top van uitfteckenheid cn ver­uiaardheid opklom. Zvne Ouders waren, fchoon in zeer bekrompene otn­ itandigheden leevende, corlyke en Go?sdien(tige Lieden . Zyn Vader badt, tot onderftand van een talryk Gezin, niets (*) Wv hebben . van 't een en andere, reeds verfag gedaan in nns Mengelwerk derA:,gem. 11aderl. Letteroef. : VI. D. 2. St. bl. 299enVU D.2. St. bi. 4 G. en 432. niets dan het geen by met zyn handen arbeid won, en deinkomlten van eenige morgens land, die by verhuurde. Ter opvoeding zyner Kinderen kon by niet veel betleeden . fly bezorgde die zo goed hens mogelyk was, door intusfchenuuren bun leezen en fchryveu to leeren . Tertvylby bezig was met zyn oudften Zoon in 't leezen re on . derwyzen Lit de ScIiotfchc Catechinnus, vatte on2e FeR­cUsON de beginzels der Lctteren. Zyn Vader nog nietom onderwys durvende vraagen, nam by de gelegenbeidwaar, om, ats deeze met zyn ouder' Breeder aiiveezig wa­ren , ]let Boek to krygen en de battle lesion by zichzelvento herhaaten. Als by eenige zwaarigheid ontmo .tte, ver. voegde by zich by eene oude Vrouw in de buurt, diehem dezelve oploste, en in flaat flelde ow redelyk wet toleezen cer Zyn Vader 'er op bedagt was om bet hem toleeren. Zyn Vader vondt zich op eene aangenaau,e wyze verrast , wanneer by hem, eenigen tyd da3r naa,leezende aantrof; en gaf hem verder onderwys bier in,als onk in 't fchryveu : dit was, bebaiven omtrent drie maanden f'choolgaans to licith, apes wit by immer by zv­ne Opvoeding ontving om in cenige weetenfchap to vt'r­deren. .Len vrecmd voorval gaf hem eerst finaak in de Werk . tuirkunde. Hy heeft 'er zelve dit vcrbaal van gegeever. „ Toen ik tusfchen de zeven en acht jaaren ouI Was, „ neigde een gedeelte van bet dak, van myns Vaders „ huffs, ten vat ; myn Vader bcgecrig het to herflellen I „ hegtte een fchoor en handhoom aan een fiaak, om lict „ op to beuren tot den voorigen hand , en tot myne groc­„ to verwondering, zag ik, zonder dat ik de rede kon „ hevroeden, ]let zwaare dak optiilen, -its of bet eene „ kleinigheid ware . In 't eerst fchreef ik zulks toe aan „ eene innate van fterkte, die myne vrees zo wet ,its my­„ ne verwondering gaande maakte ; dech bet fink verder „ nadenkende, herinnerde ik my, dat by zyne kragt to „ werk flelde aan dat einde van den handboom, 't gees „ verst van de fchoor of was, en, by onlerzoek, be . „ vindende, dat dit bet middel was, waar door dit Ler­,, meendc wonder werd uitgevoerd, bcgon ik hefbonwen „ to maaken , en de gewigten aan dezelve, op onderichei­„ de wvzen hangende, ontdekte ik, dat de kraat doi-:r „ myn hefboom gewonnen , in evenredigheid flondt met ,, de langte van de onderlcheide declen des hefh{"oms to„ wederzvde van bet fleunpunt. Aly dagt bet 3 „ rile-, „ mer, dat door middel van deezen hefboom, een zwaar „ gewigt maar zeer weinig ver kon opgeheeven worden . • Welhaast werd ik bedagt, dat door een wiel rond to „ draaijen, eene zwaarte, tot welk eene hoogte ook, zou • kunnen opgevoerd worden, met 'er een touw aan vast „ to maaken, en dat om eeu wiel op to winden ; en dat de • kragt, op deeze Wyze gewonnen, zo groot moest wee­„ zen als bet wiel breeder was dan de as dik . 1k bevond „ dit in diervoege ; ik bragt dit over op de wigge die bet „ hout kh;~ -i`de; doch ik dagt roen om geen fchroef. Door „ middel i-.Jn ::en draaijbank (welken myn Vader hadt, en „ zomtyds gc ikte) en een klein mes, wist ik widen en • andere dingen, my noodig, to vervaariigen ." Opgetoogen over deeze nieuwe ontdekl:ing, zo als by dezelve aanzag, fl:elde onze jonge WW'erktuigkundige eene korte befchryving op van deeze twee Werktuigcn, en maak­ te 'er Afbeeldingen van, zich verbeeldenue, dat dit de eer­ fte Verhandelingwas over dit onderwerp getchreeven ; doch by bevondt bier in mis to hebben, als by ze na~erhand aan een Heer liet zien, die hem onderrigtte , dat deeze dingen reeds voor fang bekend waren,, en een gedrukt boek vertoon­ de, 't geen 'er over handelde. Doch de Jongen was zeer wel in zyn fchik, als by ontdekte, dat zyn lierigt, (zo verre by bet gefchreeven hadt,) met de beginzelen der Werktuig­ kunde in dat Boek zamenftemde ; en van dit tydperk of hieldt by eene beftendige geneg$nheid om de Werktuigkun­ de verder voort to zetten . Maar dewyl zyn Vader hem niet kon onderhouddn als by zich alleen met nafpeuringen van dien aart bezig hieldt,en by nog to jong en to zwak was om eenig zwaar werkto doen, werd by by een Buurman hefteld om de fchaapento hoeden : dat deedt by eenige jaaren , en begon in dien tyd by avond de Starren waar to neemen ; op den dag denledigen tyd flytende met molentjes, fpinnewieltjez en derv gelyke dingen, welke hem voorkwamen ; to maaken. Vervolgens ging by dienen by Mr. JAMES GLASHAM, een groot Landhoevenaar in de nabuurfchap ; in deezen vondt by een zeer toegeevend Meester. Welhaast ontdekte men, dat de jonge FERGUSON 's avonds , als bet work gedaanwas, na bet veld ging, met een beddedeken om 't lyf ge­flaagen, dat by op zyn rug ging leggen, en een draad, metkleine koraalen daar aan gereegen , arms langte uitftrekte,ttsfchen zyn oog en de ftarren ; laatende de koraalen val. len tot ze zulk en zulk een ftar voor zyn oog verborgen, em om dus dcrzelvcr fchynbaare aft}anden van elkander of to meeten ; dat hy, vervolgens , den draad op het papier lag , de Starren , door de koraalen aangcweezen , op 't zclvc in den bevonden hand aantekendc ; een kaars ten dice einde medegenomen en ontilooken hebbende. Zyn Meester lachte bier over in den beginne hem uit ; doch wanneer de Knaap zyn oogmerk hadt to kennen gegeeven, muediy de by hem aan, en gunde hem, door zelf to werken, diks wyls by dag tyd, om zyne by nagt geluaakte afickeniugen in 't net to brengen. Op zekeren dag, tot bet doen cener boodfchap geznn . den, na den Lerw JOHN GILCHRIST, Leeraar to Keith, . * nam onze jonge Starrekundige zyne Papieren, tot de Star. rckunde betrekkelyk, mede, oil ze aan hem to vertoonen ; by vondt dien Ecrw. Heer bezig met bet inzien van cenigeKaarten. Ily keek 'er na met groote verwondering en vermaak; tot no; badt by 'er geene gezien. De deer GILCIHRIST beduidde hem , dat de Aarde rond was gelyk Cell kioot, en gaf hem cone verklaaring van de \Vercid­kaart; leende hem dezelve om 'er in zyne avondnuren ee­ne aftckenin van to vervaardigen ; hem tetl'ens twee pas­lcrs, cen lincaal, pennon, papier en it ten gcfcherrke gcevcnde. Tot die hem aangenaame bezigheid, vergun­de zyn Meester hem nicer tyds dan by met rode zou bebben kennen verwagten ; zelfs dorfchende, terwyl zynknegt by hem zat to tckenen. Dit toeval bezorgde hem den ingang ten buize van THO-MAS GRANT, Schildknaap van 41hoy,naiq, by wien deLerw. cir.CuaisT hem lkrk aanprees. Diens lluisverznr­ger, Mr. ALEXANDER CANTLEY, Was Cell mall, die door cigen oefening veele kundigllcden bad opgedaan . Fin-vu. soN hadt de gemccne Rekenkun Je, in zyne ledige uuren,uit de gewoone rekcllhoeken zich reeds eigen gerzaakt ; doch Mr. CANTLEY leerde hem de Decimaal Rekening en de Algebra, en was bezig met hem de beginzelcnV der Geometric to onderwyzen, wanneer hy, tot onuitfpreck­lyke droefenisfe van zynen kwcckeling , van den ricer GRANT af, en verfcheide mylen verder nf, by den Graaf van FIEF, Woollen gin;. Naa diens vertrek keerde VEHGU­sON, die men niet lion beweegen linger by zyn ouden 111eester to blyven, na zvns Vaders huis . Mr. CANTLEY gaf help GMRDON's Geo~ raphiral Gram­mar ten gefchenke . een Bnek, door hem, ten (lien tvde, voor een grooten 1chat gehouden. 'Er was geene Afbeel. S 4 ding ding van den Aardkloot in 't zelve, fcinon bet eene draag . lyk gocde hetchryvin van de Globe en bet gebruik daarvan behelsde. Volgens deeze befchryving vervaardigde by ee.le Globe, in drie weeken tyds, een houten kloot getdraaij=t Izehbende : deeze be,4cktc by met papier en rekende'cr een 4Vereldkaart op, maalrte cen Meridiaan en llori­zont Van bout, heplakte dezelve met papier, en tekendede ( .raaden af: hoc gelukkig rekende by zich, door mid. del deezer Globe , de eertte die by ooit gezien hadt , alle vraxig(tukken to kunnen oplosfen. t Vervodgens tradt by in dienst by een Molenaar, omzyn Vader niet tot last to weezen ; denkende, dat bet .ctppasfen van de Molen hem tydruimte genoeg zou over­ten om zyne oefeuingen in de Decimaal Rekening en deeometrie voort to zetten ; doch vondt zich in deeze ver­waging niet alleen bedroogen , maar een zo fchraal ont­haal, slat by dikmaals hauwlyks zyn genoegen kreeg aanilea meel met water. Voor ecu jaar was by verbonden by deezen plaa-enden Alolenaar, en kwam zeer verzwaktby zyn Vader, naa lien tyd , weder t'huis. Ecn voleende dienst was voor hem niet gelukkigcr, voor een half, jaar verboudt by zich by een Landhoeve­naar, in de nabtrurfciiap , die zich voor een Geneesnrecs­ter uitgaf, en rettci=sirv aanlokte, door de belofte vanhem in de Genceskunde to zullen .ondcrtvyzen ; dan , dee­ze hehandelde hem zo onrrgtvaardig en wrecd, dat by bethalf jaar niet kon uitharden, en zeer vermagerd by zyucn Vader wederkecrde. Om zich in deezen zwakken Nat eenige uitfpanning to bezorgen, maakte by ecn houten Kiok, die vry we] den tyd aanwees. De Klok, op wcike de uuren geflaagen wer­ den , was de hals van ecn gebrooken vies. Geen denk­ beeld hebhende hoe een Uurwerk kon gaan zonder daar aan hangend gewigt, ftondt by verfteld hoe een zakhorlo­ gie in allerlei ttanden kon gaan. Op zekeren dag reed cent ricer voooray zvns Vaders dear ; by vroeg ,deeze hoe Iaat r,et was? De [leer hem, on er bet zien op zyn zakhorlo­ gie, vricnvllyk antwoordende, nam by de vryheid om re vraaRcn, of by bet Uurwerk van binnen zien most? De beer dcedt bet open, en gaf bet hem in harden . Ily z.t; den Trom-nel, met een gedeelte van de lCercn in dcnzel­ ven, en vrne t, wat bet was 't Been deer 'I'roe mel road dreet'? Oc I-1 er antwo0rdde, dat zulks gefchie ide door een Staalen Veer, in den Tro:nmcl bcllooteu. Nook ce. ni­ nigen anderen veer gezien hcbbende dan die van zyns Va­ders Snaphaan, vroeg by verder, hoe een veer in eenTrotnnwwt denzelven zo dikmaals kon road draaijen, datde geheele Keten daar op werd opgewonden ? fly kreeg tot belcheid, dat de Veer lang en dun was, dat bet eeneeinde gehegt was aan de fpil van den Trommel, en betandere eintte aan den binnenkant des Trommels vastge­tnaakt, dat de Spil vast llondt, en de Trommel daar omhe_nen dtaaijdie. Neem, myn Jongen! voegde de Heer'erby, bemerkende dat FERGUSON hem niet begreep, eenlang dun llrookje walvischbeen , hou bet eene elude vast tusfchen uw vinger en duim , en windt bet om uw vin­ger, bet zal tragten zichzelven to ontwinden , en indiengy bet andere dude vast heat nan den binnenkaut van cen klein hoepcltje, en los laat, ca1 bet hocpelrje ronddraai­jen , en een cr.iad, aan tie buitenzyde daar om gehegt, op­wiuden. De jonge Ff• RCUSON , dus ontierweezen, nam de proef om een Horloe,ie to maaken, met houtenRaderen en een Veer van 1Vah'ischbeen ; dock by bevondt,dat by bet Horlogi~ niet kon docu gaan door 'er de Ba­lans aan to doen ; dedvyl de tanden der Raderen to zwak waren om de kragt van een Veer to draagen, genoegzaamom de 11alans ce beweegen ; fchoon de Raderen ras genoegliepen wanneer de Balans was weggenomen. H y (loot betgeheele werk in een houten kas, weinig grooter dan cen Theekop. War dit Uurwerk gebrooken zvnde door eenonkundigen Bnurman, die bet niet alleen vallen lict, maar'er op trapte, benam dit FERGUSON den moed dermaate, dat by bet nooir ondernain een ander toe to llellen : to nieer, danr by zich verzekerde 'er nimmer op die wyzeeen to zuflen kunnen vervaardigett, 't geen van eenig wee­zenlyk gehrnik lion weezen. De Heer JAttFS DUNBAR, van Durn, floeg een guntligoog op den vernuftigen Jongeling, en wilde dat by tenzvnen huize zyn verhlyf zou neemen : deeze liet hem zynKlnkwerk fchoon maaken, en by begon, met dat werkvoortgaande, voor 't eerst eenig geld to winnen. By den ingang van DnNnAR'S hods, flonden op de Poorttwee groote ronde Steenen. Op een deezer, fchilderde F RGUSON, met olieverf, een wereldkaart, en op den ande­ren een Starrehemel naar een Hemelglohe . De poolen dergel'childerde Globes flonden gerigt na de poolen des He­tttels ; op ieder -waren de vier en twintig uuren op den cvcnnagrslyn a getekend, zo dat zy den tyd aanweezen op S 5 wel. 242 welken de Zon den halve Aardkloot befcheen, terwyl de andere helCI bcfehaduwd blc-.1. De verliclrte deelen van de Aardglobe beantwoordden aan de verlichte deelen des Aardkloots. Zo dat , wannccr de Zon fcheca , men kon zien, op welke plaatzcn de Zon op- en onderging, en waar bet nagt en dag was over geheel bet Aardryk. Terwyl de jonge FERGUSON zich in dit gastvry huis be­ vondt, hieldt men hem onledig met min wysgeerige he 7,igheid . Mevrouv DiriLE , de Zuster van den Veer DUNfAR, gebruil:te hem out patrooncn tot hair naaldwerk to tekenen : eenige deczer waren copyen, andere cigen vinding. H y verrigtte dit work voor anderc Dames op 't land, en trolc van deeze tekeningen zo veel, dat by bet genoegen hadt, om nu cu dan zyn armen Vader cenige on. derfteuning to bezorgen. Desgelyks was by hezig, om, met pen en inkt, ver. fcheide Schilderycn en Prenten, in het huis van den fiver DUNBAR , of to tekenen ; en de Heer BAIRD, Mevrouw nmPPLE's Schoonzoon, verfchafte hem het noodige tot de Tekenkunst, en leerde hem bet gebruik van 't Pcnceel en]let wasfchen met Oost•Indifche Inks. De Heer BAIRD vorm­de, daarenboven, bet plan om hem by cen Schilder toEdinbuig to bettellen ; dock do inzamcling, die by tendcezen einde ondernam, misli kte, en by zelve kon hetontbreekende 'er nict byvoegen, dewyl by een klein inko­men en ecn talryk Gezin hadt. De jonge FERGUSOL , fchoon niet onderwcezen in de beginzelen der Schilderkunst, onderflond bet, Portraiten naar 't leeven to fchilde­ren, en flaagde 'er zo gelukkig in, dat by welhaast zoveel to doen vondt als by afkon. Zes- en twintig jaarenbleef by aan dit bedryf. In then tusfchentyd, gaf Nlevrouw DIPPLE hem, voor twee jaaren, bed eu tafel ten haaren huize in Erlinbulg. Eene Mevrouw van itrikte Godsvrugt zynde, hieldt zy, in den beginne, een nauwlettend oogop zyn gedrag, liet hem, elken avond, rekenfchap doetl waar by den dag doorgebragt , en van bet geld , 't geen by verdiend hadt. Zy nam, alle avonden, als 'er lets in­gekomen was, bet geld tot zich, zeggende, dat by 'ervan lion krygen zo veel by noodig bath tot zynekleeding,en om zyn Vader eenigen onderlland to fchenken . Doch gcen half jaar was 'er verloopen , of zy verklaarde dat by zyn eigen geld Iron bewaaren : want zy hadt nauwkeurigonderzoek gedaan, hoc by den tyd buitens huis fleet, rn was zeer voldaan over zyn gedrag. Ge. Geduurende de twee jaaren zyns verblyf in Edinburg,kreeg by ftcrken lust om de Ontleed-, Heel- en Genees­kunde to leeren. Deeze neiging, in hem opgewekt door't leezen van Boeken en de verkeering met fleeren , die over deeze onderwerpen fpraken, verdreef, vourthen tyd,alle gedagten op de Starrekunde nit zyn geest ; en by ver­waarloosde, gebeel en al, de kennis aan to kweeken metiemand, in de Wis- en Starrekunde bedreeven ; een ver­zuim, 't geen by zich, naderhand, menigmaal bitter be­klaagde. Twee jaaren zich to Edinburg opgehouden hebbende,keerde,-by weder tot zyn Vader , denkende genoeg be­kwaamheids to bezitten orn Geneesheer to weezen in die Streeke; by nam met zich ecn voorraad van Geneestnid­delen, Plei;ters, enz. Maar, tot zyn groot leedweezen , bevondt by, dat zyne opgedaane befpiegelende kundigheden, in de daadlyke beoefening, weinig to bedniden hadden . Daarenboven leerde hem do ondervinding, dat by flegte be­taaling kreeg voor zyne Geneesmiddelen, en gehecl nictgelukkig fl aagende ,liet by bet flreelend denkbeeld ,van cell Arts to zyn , vaaren, en be;af zicb op nieuw aan de winst­geevender hanteering van 't Penceel . De Heer FEl GiISON trouwde in den jaare i4IDCCXXXIX,aan wie weeten wy niet, maar wel dat deeze Vrouwe v6 :,rhem overleedt. Omtrent deezen tyd bedagt en volvoerde by een plan, (te eenemaal op eigen redeneering en berekcningfleunende ) om op 't papier de heweeging en de flanden vanZon en Maan , in de Ecliptica, op elken dag van bet jaar, to vertoonen; en gevolglyk de dagen van nieuwe en voileIVIaan, benevens eene wyze om de Zon- en vlaan-verduis­teringen , aan to wyzen. Dit ontwerp, door hem The As­tronomical Rotula geheeten, bragt hem in kennis en vricnd­fchap met den Flecr MACLAURIN, Hoogleeraar in de Wis­kunde to Edinburg , die hem cene vry groote Intekenlystbezorgde, om de kosten, tot bet vervaardigcn der koperenPlaaten, goed to maaken. Deeze werden gefueeden door Mr. COOPER, de Leermeester van den beroemden Mr . ito. BERT .STRANGF. Verfcbeide drukken kwamen 'er van nit, en bet werd flerk verkogt tot den Jaare NIDCCLII, wan­neer de veranderiug van den Styl zyn Werk gebeel tenonbruike maakte. De Heer FERGUSON kwam dikwvls to Edinburg. Op bet zien van bet Orrery van den Hoogleeraar M CLAURr*r, was by hoogst voiddaan over de beweegingen vau de Aarde en de A1aa n, 2,.. HET t.EF.vEN EN DE SCt1RIFTEN Maan, gaarne hadt by bet raderwerk bezigtigd, in een ko . peren Kas bellooten ; doch, dewyt deeze niet hon geopendworden, zonder 't hehulp van cen bekwaam florlogiemaa­ker, moest deeze nieuwsgierigheid onvoidaan blyven. Nom thans oordeelde by , na veel denkens en rekenens, een ra­derweric to kunnen vervaardigen, om de Planeeten in zulkcen werktuig to doen draaijen, en der voortgaande be%veeging to geeven. Ry een dlaaijer, liet by, naar opgegeevene te­keuingen, het noodige gereed maakcn, en na met een mescte tanden in tie raderen getiteeden, en allen zamengetleld to hebben, ontdekte by dat zyn -Orrery ten vollen aan zyneverwagting beantwoordde. 't Zelve vertoonde de Zon, he­weegcnde om haar as ; de dagelykfche en j: arlykfchebewee. sing der Aarde in den hellenden as, die in den geheelen omloop haar paraliclismus bewaarde ; de beweegingen et; fchynzels der I\laane, met de teruggaande knoopen vanhaaren waudelkring ; en gevolelyk de vcrfcheidenheid derJaargetyden , de verfchillende langte van dagen en nagten , de nicuwe en voile Maan, de Maansverduistcringen , enz. Vcrvolgens ftelde by 'er een toe van netter maak­ zel, waar in bet raderwerk van yvoor was en de tanden ingevyld waren. Hy nam bet met zich na Londen, waar• by in Illocimaand des Jaars MDCCXLIII kwam, en dit ftuk werlcs wclhaast verkogt aan den Lord RIDER. In Londcn gaf FERGUSON eenige keurige Starrekundige Tafelen en Lerekeningen uit , en vervolgens openbaare Lesfen in de Proefondervindelyke \17ysbegecrte, die by, by infchryving, met den hoogIlen ]of, in de voornaamlle Ste. den van Engeland, berhaaldc. Men vcrkoos hem tot Lid van de Koning4 eke ;'ocieteit, zonder hem , uit aanmerking zyner omllandigheden , bet gewoone geld, by de intrede, of to vorderen. De tegenwoordige Koning, die veele les­ fen van hem bygewoond, en over veele weetenswaardige onderwerpen met hem gefprooken hadt, betchonk hem, by zyne komst op den '1'hroon, met een jaarreld van vytiig Pouden uit zyn byzondere beurs : bovendien ontvtng by vcrfcheide Gefchenken van zyne Majefteit, en vondt zich vereerd met de guest en vriendfchap van veele Ileeren van den eerllen rang, liefhehhers, en voor(landers van \'cr­ nuft, Geleerdheid en \Veetenfchappen. De Ileer rwnc•.UsoN maakte \Verktnigen, en gaf, van tvd tot tyd, Verhandelingen uit , als merle verfcheide Wysgeerige, Wiskundige en Starrekttndige \Verken . Naa eeu land en nuttig leeven, fchoon verbit .crd door bet on • ge­ VAN J. FERGUSONj . 2 gelukkig lot zyns Huisgezins (*), en meest geflecten in een zwakken (hat van gezondheid, het gevolg van de bar. digheden,welke by in zyne jeugd halt moetenondergaan, en verfleeten door ftudie, krankheden en n, tlierf dee. ze , uit zich zelve geleerde , i Man, in Iiolt-Court Flcet. fireet , op den zestienden van Slachtmaand des dears MDCCLXXVI. Welk een maate van vermaardheid by verwierf, door de kragtdaadige to werkllellingen van zyn cigen vernuft, isalgemeen bekend. Fly werd door alien aangezien als deeerite Starre-en Werktuigkundige in bet Wysgeerig Enge­lranrl. Hy bezat ecn opgehelderd oordeel, en zyn viyt was onvermoeid ; zyn voorkomen eenvoudig, ongemaakten beleefd; dermaate aan de 1Veetenfchappen overgegee. ven, en van zulk cene goedaartigheid, dat by voor met lesfen wilde geeven, en \Verktuigen voor anderen maaken,zonder des beloond to worden. De Wysbegeerte, wetverre van hem trots to doen worden, bewerkte by hem beleefdheid en nederigheid. Zyne Starrel;undige oefeningenvcrvulden hem met de eerbiedigtle en ontzaglykfle detik­beelden van de Godheid, en deezen hadden eenen door. gaauden invloed op zyn leevensfland . - Nogthans moe­ten wy bier, met de onpartydigheid eens Leevensbefchry­vers, tot ons lcedweezen , optekenen , dat de man, die tot zulk een trap van vermaardheid in de \Veetenfchappenopklom, de gelukkige kunst niet verflondt, om op to maa. ken wat de begeerte eens \Vysgeers behoorde to voldoen ; en, 't zy uit vreeze voor armoede en gebrek,'t zy nit ge­ brek aan vertrouwen op de Godlyke Voorzienigheid, liet by zich, in 't cinde zyns leevens, van bet pad des refitsaftrekken : want, op een tyd, dat by meer dan vyf dui­zend ponden Sterling bezat, flelde by zich by zyn vrien­den aan als ecn behoeftig man ; van bun onder(andgeldenprachende ; terwyl by, intusfchen, van de flegt(le fpyzenleefde, in zo verre, dat by, in een eigenlyken zin,gezegdmag worden, zyn einde verhaast to hebben, door zich het noodige niet to gunnen. (*) Hy liet twee Zoonen na, die men denkt dat nog lce­ven: en eene Dogter, die, eenigen tyd v66r zvn dood, weg­liep, en van welke men naderhand nooit gehoord heeft . LIT­ UITTREKZEL VAN EENE REIZE, DOOR DE CAPITEINS COOK,, CLERKE EN GORE,NA DEN STILLEN OCEAAN, IN DE JAAREN NDCCLXXV1 , MUCCLXXVII , IVII)CCLXXVIII, MDCCLXXIX EN MDCCLXXX, MET DE SCHE- PEN de Relulntion EN Discovery, Oar ONTDEKKiN- GEN IN BET NOORDER HALFROND TE DOEN. (Vervolg van bl. 205.) e naauwkeurige overeenkomst tusfchen deeze BleedingDen den Mantel en Helin, eertyds door de Spanjaari den gedraagen, was al to in 't oog loopend om onzenieuwsgierigheid niet op to weliken, tot een onderzoek, of 'er eenige waarfchynlyke gronden waren, om op to veron­derflellen , dat zy dezelve van dit Volk ontleend hadden. Naa alles, wat wy konden, to werk gefleld to heb­ben, om des narigt to bekomen , bevonden wy, dat zygeene kcnnis hadden van eenig Volk, hoe genaamd ; nocheenige overlevering, dat deeze Eilanden voortyds bezogt waren door Schepen, gelyk aan de orize . Dan, niette­gen!aande deeze uitflag onzer nafpeuringe, fchynt de on­gewoone gedaante deezer Kleedinge my cen genoegzaaul bewvs van den Europeaanfchen oorfprong. 1i.zonderheid als ivy 'er eene andere omflandigheid nevens voegen , naamlyk dat het eene zonderlinge afwyking is van de al. gemeene gelykvormigheid in Kleeding, heerfchende onrier alle takken deezes Stains, door de Zuidzee vcrfpreid . Wykwamen dan op de veronderflelling van de fchip',rcuk van cen Buccanecscii of Spaansch Schip, in deeze flreeken En, wanneer men zich berinnert, dat de koers der Spaanfche llandelfchepen, van 4capulco na de 111anillas, flegts weinig graaden ten Zuiden van de Sandwich Eilanden loopt op derzelver uit-, en Noordwaards op derzelver to rug-reize, zal bet deezer veronderfleilinge aan geen waarfchynlykheid ontbreeken. Eene groote gelyklieid heeft de dooriraande Bleeding der Vrouwen met die der Mannen. Zy flaan een fink floffe om den middel, in diervoege dat bet halverwege de dyen bedckt ; romtyds vertoonden zy zich in den koelen avond­ flond, even als de Vrouwen op Otaheite, met een fluk ligt flof over de fchouderen aeflaagen . Een Kleed, Pam geheeten, was veelal bet dekzel van bet jonger deel der Sexe. 't Zelve is gemaakt van zeer fyne en dunne floffe, ver­ verfcheide keeren om den middel gewonden en tot de bec­nen of hangende. Zy hebben het flair van agteren Fort afgefneeden eu van vooren opgebonden, gelyk by de Ota­hciters en Nieuw Zeelanders de gewoonte is ; alle hier in verfchillende van de Vrouwen op de Friendly Eilanden , die her Hair lang draagen. Wy zagen in de Karakaootc Baray d6ne Vrouw, wier Hair op eene zonderlinge wyze opgeinaakt was : ttaatnlyk, van agteren opgebonden en over het voorhoofd gehaald, en dan dubbel gelegd, indiervoe . ge, dat het aangczigt 'er door belcliaduwd werd als door een kleine hoed. De 1-lalscieraaden der Vrouwen beflaan nit fchelpen of harde glinaereude roode besicu : behalves deeze , draagenzy kraagen van gedroogde bloemen van Indiara,fchc v a ; en een fchoon cieraad, Lraie genaamd, veelal omden hals, maar zomtyds als cen krans om 't hair, of ookwel np beide de wyzen teilins, ter opfchik gebezigd . 't is een fnoer van een vinger dik, kun(tig zamengelteld van zeerkleine vederen, zo dig( zamengeweeven, dat de opperviak. to zo glad is als fluweel. De grond was doorgaans rood,met beurtlingiche groene, geele en zwarte kringen . Op Atooi haddeu eenige Vrouwen kleine of beeldingen van Schildpadden, net van bout of yvoor gemaakt, aande vingeren, op gelyke wyze als onze ringen . ~Vaarotn zy dit Dier daartoe byzonder uitkoozen , Rates wy aande gisfingen der liefhebberen over . Nog hebben zy een cieraad van fchelpen, op rijen gefleld en in diervoege vastgemaakt, dat ze, in beweeging zynde, elkander ranken . Mannen en Vrouwen draagen het als zy dansfen, of otnden arm, of aan den enkel, of beneden de knie. In (cedevan fchelpen, gebruiken zy zomwylen honden tanden enharde roode besfen. Nog een cieraad, (als het dies naam mag draagen,)moeten wy vermelden. 't Is eene foort van Masker, ver­vaardigd van groote Kalbasfchellen, met gaaten 'er in ge . iiteeden voor oogen en neus. Boven op (taken korte groe­ne takjes , die , op eenigen affland , zich vertoonden als fraaije loshangende pluitnen ; aan 't benedeneinde hingenkleine fnippers , doch by wyze van een baard. Wy zagendeeze Maskers flegts tweemaalen, en beide de keeren door een aantal van Menfchen to gelyk in een Canoe ; zy kwa­men, dus toegetakeld, aan de zyde van ons Schip, la. chende en fpeelende, als of zy eene Maskeraatle vertoonden . Of zy teffens dienen oni het hoofd tegen geworpen fleenen to C48 to dekken, waartoe zy best gefchikt fchynen, of alleenmoetcn dienen in hunne fpclen, konden wy niet to weeten komen. By de befchryving van hun Huishoudelyken toellel, door Capitein coon zo breed opgegeeven, heb ik alleen to voe­pen, dat, in 't eene elude van hunne Huizen, matten zyn, waarop zy flaapen , met houten hoofdkusfens of flaapttoelen , volkomen gelyk aan die der Chincefen. Eeni­ge der groot(te Huize:i hebben een voorplein, net otn­heind,met kleinder Huizen daar rondsom voor de Dienst­booden. Op dit open plein ceten zy doorgaans, en zittett 'er over dag. Aan de zyden der heuvelen, en aan de kanten der fleile rotzen, ontdckten wy ver(cheide paten en fpe­ lonken , die onbewoond fchcenen; dock dewyl de ingang met mandwerk was afgeflooten, en wy, in de eenige doorons bezien, bevonden dat 'er een t'cenen aftchutzel door . liep, oordeclden wy dat ze voornaamlyk aangelegd waren tot wykplaatzen , ingevalle van vyandlyke aantasting. . De wyze, op welke zy hun tyd fl yten, lchynt zeer een­voudig to weezen , en weinig verfcheidenheids toe to laa­ten. Zy flan op met den opgang der Zonne, en gaan , na de verfristcnde avondkoehe gefmaakt to hebben, weinig vuren naa Zonneondergang, to bedde. I-let maaken der Canoes en Matten is bet week der Erect ; de Vrouwett houden zich onledig met bet vervaardigen van flofle totkleeding, en de Towtows zyn inrecst met planten en visfchiett bezig. • Hunne ledige uuren vullen zy aan met verfcheidenerlei vertnaaken . De Jongelingen en jongeDogters zyn zee: op dansfen ge(le.ld ; en by min of nicerflaatlyke gelegenheden, hebben zy wor(lelfpelen , op dewyze der Inwoonderen van de Friendly Eilanden, fchoon zy, in alle deeze opzigten, 'er verre voor moeten onder­doen. Hunne dansfen gelyken veel' freer naar die tier Nieuw Zeelanderen, dan der Otaheiters en FriendlyEilanderen. Voor denzelven gaat een langzaame en itaat­lyke zang, in welke alle par yen deel neemen, de beenenbeweegende en bevallig de burst f rykende , op eene wy. ze, en met eene bonding, die zecr ongedwongen is : en in zo verre tlaan ze gelyk met de dansfen op de Socictert Eilanden. Hun Nluzyk is van eene ruwer aart; zy liefnben geen Fluiten of Rieten, noch Speeltuigen van eenige andere foort, die wy zagen, dan Trommels van onder. fcheide grootte. Doch de Gezangen , welke zy, by ge­ deelten, aanhielden, en paarden met eene zagte bewee­ ging ging der armen, op denzelfdcn trant als de Friendly .Li­landeren, waren zeer aangenaam . 't is zeer op :nerk.elyk, dat de BewoonJers deezer Eilan­den gruute Speelders zyn. Zy hetnben cen :+pel, zeer ge­lykende naar ons Uammen ; doch, indien bet aantal der vierkanten lets doet om bet Spel mucilyker to duen wor­den , is het veel ingewikkelder. Elet Dambord , (wag ikbet zu noemen,) is o utrent twee voeten lang, en ver­deeld in twee huuderd acht- en dertig vierkanten, vanwelken 'er veertien op een reeks thin . Zy ipeclen metzwarte en wine Steenen, die zy van ruit tot ruit ver­zetten. Under hun is een ander Spel, beftaande in een Steen tover)er;;en onder ecn Iluk fluf'ee, door een der Speelderea uitgefpreid, en zulkerwyze gefrommeld, dat de plants,waar de Steen legt , bezwaarlyk valt to ontdekken. Zya party raakt, met een flak, het gedeelte des Heeds ain,waar by meent, dat de Steen Iigt : en ,dewy! de kansfen,over 't geheel, zeer ten nadeele zyn van hem oic denSteen zal aanwyzen , geeft dit gelegenheid tot verfcheide fuaakeryen en poetzen , den Verberger gefpeeld . itehalven deeze Spelen, vermaaken zy zich dikwyls met ZVeMloopen tusfchen Jongens en Meisjes, en gaan, by de­zelve, net veel vuurs, bVeddingfchappen aan. lk zag een Man , in de uiterlte woede, zyn hair uittrckken , en op zynburst klopp n, dewyl hy,by een deezer "'edloopen, drie Bylen verlooren hadt, zeer nnlaugs van ons gekogt, enwaar voor by de helft zyner bezittinge befteed halt . Zwemmen is niet alleen eerie neodzaaklyke Kunst, in welke beide, Mannen en Vrouwen, bedreevener zyn dan eenig Volk, 't gent wy , tot nog toe, zagen ; maar bet is 'hy hun onk eene zeer geliefde uitfpanning. Eene by­znmlere wyze, op welke zy zich zomtyds bier mode ver­lu,fi~ fen Vi de Ifarakakooa Ba^y, dagt ot.s allergrvaar­lyk r ., ei+ eene onderfcheidene betchryving waar fig . Dc 1trni ting, die op de gust rondsom de Baay breel:t, ltrrkt zich nit tot op den aftlan i van vier hondercl vyftigvoeten van Strand, hinuen we!ke ruimte, ve zeegolven, door de nndiepte op een gt hoopr . met grout eeweld (luk­ken hreeken. «'anneer door (}ormweoer, of e( ni ;;en hno­gen vloed der Zee, de kragt der Branding zeer is toege­nomen, kiezen zy then tyd uit tot een Zwemvennaak, np de volgemte wyze volbra~_,t. Twintig of dertie der lnhoor-Jingen neemen ieder cen fmallen plank, rondsemaakt aan 1.DEEL. MEN GEM. No.6. T de 2so UITTREKZEL EPNER REIZE de cinden, en gaan to gader na den Oever. De eerfle golf, die aan komt roller, dompelen zy zich onder, errlaaten die over zich been gaan, komen weder naar bo­ven, en zy docn hun best , om, zwemmende, de Zee to winnen. De tweede golf pan zy, op dezelfde wyze, als de cerile , tegen ; de groote zwaarigheid betlaat in bet kiezen van bet juiste tydilip om 'er onder to duiken ; dit verzuimd zynde, words de Zwemmer door de Branding aangegreepen , en met groot geweld re rug gcvoerd ; en heeft by, in dit geval, at zyre afa-rii;theid noodig, om niertegen de rotzen verpletterd to worden . Zo ras zy, door dceze hcrhaalde poogingen, bet eflen water buiten de Bran=ding bereila hebben , gaan zy op den plank uitge[lrekt lego-ell,en bereikenzichtot den wedertocht. Vermids do Branding betlaat uit eene meni, a van golven, wear van de derde altoos aanmerkelyk grooter is dan de ovcrige, enhooger aan Strand oploopt, de andere, intusichen, bree­kende, is bet bun ecrile work zich to plaatzen op bet upper1e van de groote baar, op welke zy, met eene ver­baazende fiielheid, na land gevoerd worden. Indien zy, by misvatting, een kleinder baar kiezen, die breekt eer zyLet land bereiken, of niet in flaat zyn om bun plank ineene goede rioting to houden boven op de Zeebaar, vin­den zy zich blootgefteld aan de woede van de naastvol­gende, en zyn, om die to vermyden , genoodzaakt tozwemmen, om de plants, van waar zy zich begaven, to berkrygen. Zy, dien 't wel gelukt, in de groote bedoeling,ant bet Strand weder, to bereiken, loopen dan neg nict weinig gevaars. De Bust, omringd zynde door een ke­ten van rotzen , met bier en daar eene kleiue openingtusfchen dezelven, moeten zy hun plank, door een deezer,been flunren, of, als dit mist, dezelve verlaaten, eer zy de rotzen naderen, en, onder bet water dompelende, hunbest doer to rug to kecren. 1)it wordt zeer fchandelyk gerekend , en gnat dikwyls met bet verlies van de plank ver ezeld: ih heb meerm^alen gezien dat dezelve aan fluk­ken iloeg, op her oogenblik dat de Zwemmer die los ge­laaten halt. De floutheid en behendi2beid, waarmede zy dee,.e mocilyke en hoo~gstgevaarlyke Zwemkunst volvoer­den , waren geheel verbaazend, en gingen bykans alien reluof to boveu. Len voorval, waar van ik, van zeer rahv, ooggetuigen was, toont, hoe vroeg zy reeds zeer gemeenzaam zyn met bet water, zo (lit zy alle vrees daaryour allow*gr~~, eu de 7evaaren met den grootflen moed ui.t­ uittarten. Ken Canoe viel om, in dezelve bevondt z:ch cene Vrouw nevens haare Kinderen , een deezer , cell Kind, des ben ik ten vollen verzekerd, niet meer dan vier jaaren oud, icheen grootlyks verniaakt over dit voorval, het zwom met alien gemak road, en dartelde in 't water, totde Canoe weder to regt gebragt was. Bchalven de reeds gemeide Vermaaken, treft men 'er, byde jonge Kinderen , een Spel aan , 't geen zy dikwyls 1'peel­den, en waar in zy geene geringe maate van behendigheid betoonden. Zy neemen een korten flok met cell pen, fcherpaan beide de einden, door het eene einde van den flo1Z been, en omtrent een duim, aan wederzyden, uitileeken . de : voorts cell bal opwerpcnde, van ,grocne zamengebon­dene bladereu gemaakt, vangen zy dien op 't cene cinde van de pen, en dien onmiddelyk weder van de pen opwer­pende , keeren zy den flok om, en vangen den bal weder op bet and;:re einde, dit bouden zy, zonder misfen, cell geruimen tyd uit. Niet min handig zyn de Kinderen in eenauder Spel van foortgelyke natuur, als zy een aantal van deeze ballen in de lust werpen, en dezelve , beurtlings, vangen : meermaaien zagen wy Win Kinderen, in deezer voege, vyf ballen, ten zelfden tyde, in beweeging bouden . Met dit laatite Spel , vermaaktcn zich ook de Kinderen op de Friendly Eilanden. De groote gelykvormigheid, welke zich opdoet in de wy­ ze van Landbonw en Scheepvaard der Inwoonderen van dL* Zuidzce-Eilanden, verfchaft my geen voorraad tot cenigebyvoegzcls by het reeds gemelde . De keurigfte fxuk­ken van hunne Sny- of Bee] dhouwkunde , die wy by ons twce­de bezock zagen, zyn de Bekers nit welken de Opperlmofden bun 11va drhtken. Ze zyn doorgaans acht of tier duimen, over 't kruis, wyd , geheel rond en fchoon gepolyst. Zy worden onderflcund door drie, en zomtyds door vier, lllen­fchenbeeldjes, in vcrtchillende houdingen. Zo men my on­derrigtte, is 'er de e•.ei;redigheid uauwkeurig in waargeno,­men , en ze zyn net gewerht ; zo dat de werking der fpie­ren, in het onder1 utten, wel joist is uitgedrukt . De ',tcfie . welke zy draagen, wordt van dezelfde dingen, en op dezddffie wyzc, gemrakt, als op de Friendly-en So. cieteiy Eiiindcn. Die gefchilderd moot wurden, is dik en vast van ?veef::cl : zy befchilderen dezelve met eene ver­fcheirlenhcid van patrooacn , welke in een geregeldheid vantekening uitbliukt, die vecl fmaaks en verbeeldingskragt mat­ t 2 duidt. 2 ' UITTREKZrL EENER REIZE duidt. De nauwkeurigheid, met welke de mocilykfte enzamengefteldfte patroonen worden uitgevoerd , is to verbaa­zender, als wy in aannierking neemen, dat zy geen vormenhebben, en alles, op 't oog-af, gedaan wordt, met ftukjes l3ambooriet, in de verwe gedoopt. Zy onderficunen de handmet con antler ftuk riet, op dezelfde wyze als onze Schil­ders de Maalflok gebruiken . De kleuren trekken zv met dezelfde foort van besteu en andere planten , als op Ota. heite. 1-let Schilderwerk komt geheel voor de Vrouwen op, en words h"ipp(lrec geheeten, en 't is opmerkelyk, dat zy aan ons Schrift altoos lien naam gaven . De jonge Aleisjes wil. den ons menigmaal de pen uit de hand neemen , om to too. nen , dat zy 'er het gebruik zo wel van verttondeu als wy ;dock gaven ons tevens to vcritaan, dat onze pennen zogoed niet waren als de haare. Zy zagen een bcrchreevenblad papiers aan , voor een ftuk ftoffe, naar de wyze vanha}r Laud befchilderd,en hot was, niet tie uiterfle mocite,dat wy hun beduidden, dat onze Figuuren ecne betekenis hadden , welke de haare misten. Hunne Matten ltellen zy toe van de bladeren vandenPan. danus,. en ze zyn, even -.its hunne Stofl'en, fchoou gewerkt met eene verfcheidenheid van patroonen , en afgezet met verfchillen le kicuren. Eeniger grond is bleef:groen , met roode ruiten ; anderer grond ftrookieur, met groan geflip­ peld ; zommize met roode en bruine ftreepen . in rechte of ilingerende lynen. In dit handwerk overtreffen zv zeker, 't zy men op de fterkte, do fynheid, of fchoonheid lette, alie Volken der Wercld . De Vischhoeken, by deeze Volken, zyn van paarlemoer, b^en of bout , gepunt en gebaar,i met kicine beentjes van tchildpa1. Zy hebben verichillende grootte en gedaanten ; de meeste zyn omtrent twee of drie duimen tang, en in de gedaante van cen kleinen Visch, om ten lokaas to dienen ; een vederboschje is aan de [cop of ttaart gebouden . De ttof fe, van welke deeze Vischhoeken gemaakt zyn ; in aanmer­ kin; genomen zynde, is derzelver ftcrkte en netheid waar­ lvk verbaazend; en by de proeven bevonden wy ze beter dan de onze. Ulet Gaaren, waarvan zy zich bedienen om to visfchen, rtm nctten van to maaken en tot andere huislyke dienften "te bezigen, is ougelyk in fynheid, en gellaagen van den bast van pie Touts, zeer netjes gernaakt en tot cone groote lang­ t ;:. Zy hebben een fyuer fuurt van den bast eener kleine bees­ heester, Areernah genaamd: dock bet atlerlynfle is van A'lenfchen hair; dit words bykans allcen ten ciera ad gebruikt . Zy hebben Touw van flerker foort, tot bet wand hunner Canoes, van de vezelagtig,! beklecdzcls der Kokusnooten . lVy kogten 'er van ten onze gebruike, en vonden bet gocd tot dun loopend wand. Nog vcrvaardigdcn zy eene foort van 'Touw, dat plat, en, by uit11ek, fterk is, voornaamlyk gefchikt om de daken der fluizen to verbinden , en 't Been zy verder willen zamenbegten . Dit laat(le is nict gedraaijd, gelyk de voorgemelde foorten, maar gemaal:t van de vezel­ngtige beklcedzelen der Kokusnooten, en met de hand ge. vlakt, op dezelfde wyze als or.ze Scheepslied2n de reefbanden vervaardigen. De Kalabastcn , die tot zulk een verbaazende groottegroeijen, dat ecnige verfcheide mengelen vogts bevattenkunnen, worden tot allerici huislyke dienflen gebezigd en om ze to beter daar toe to fchikken, hebben zy deknnstgreep orn ze verfchillende gedaaaten to geeven, door'er bauden ora to binden terwyl ze groeijen. Eenige heb­ben eene langwerpige ronde gedaante,als best gefchikt tot bet bergen van hill] Vischtuig ; andere zyn fchotelswyzeen met dekzels daar op; noch andere gelyken naar ccnvies, en deeze dienen tot watervaten . Deeze Kalabasfen branden ze zomtyds met een beet werktuig , 't geen ze , nls met verfcheidene figuuren net befchilderd, doet voor­konlen . (Het Verrolg Iriernra.) SORT VEYSLAG VAIN IIzT LANDSCHAP KENTUCKY IN NOCAn- AJtERICA. (Ontkend u: .-eland t de C^fchiedcnis daar van onlengs inEntirtici,,eeren, door den Ileer JOHN FILSON.) • lvaardetnaal, volgens de jongfle tydingen tit Xoord.Ame­„ rica, de Vergadering van den Staat van Virginie, order • goedkeuring van 't Congres, bet verzoek heeft in;:euilligd, • in het voodeden jaar door bet Landfchcip Kentucky gedaan,• om van den gemeiden Staat af,*efcheidcn to worden ; en op • zichzelven cen Souverainen S aat nit to ntaaken, oordeclden • wy onzen Leezeren geen on angenaam Stukie to zullen „verfcbamen, met in ons 1der=grltit;rkecn kort Vcrtl g tovoe­i j „ gets • gen van dat L•tndchap, van deszelfs ontdekking en verdere • Europeaanen in 't zelve." vesting der Atautvlyks is de naam van Kentucky in Eu opa bekend , en cast zeer onlangs is dezelve in de Nicuwe Wereld bekend ge. u•orden. Tut dus langen tyd door Wiklen en woeste Dicren bcwoyntd , was dit Laodfchap aan de opmerking en nafpeu­ rnrt der 1Voord-Amcricaanfshe voikp'antingen outlhapt. --- TV-- k Lindctap, eg.er, veriiende hunne aandagt meer? ---- Lneucky is' een wyduitgetirckt Land, ten westen van Virgi­nia, deck bepaatd door de Ohio, anders de Scizoone Rivier ge­heetea , the aan 't zelve, de fchatting haarer waterco hetaa­lende, cone gereede ge :ncenichap opent met alle de deelen van Noori-Arnerica. Dic Land;chap urztleent den Naam van cen der voornaamtteRieicren , die 't zelve bewateren , en bekend is onder den naam van Kuttawa. Dit heerlyk Gewest heeft omtrent twee honderd vyftig mylen in de langte, en twee honderd in de breedte. De Lu!gtsgelleldheid is 'cr zeer gemaatigd en de Grond uitneemead vrugtbaar. Onder de Dieren, aan Kentucky eigen, must boven alien uit de Urus, by ons bekend onder den naam van Bif'on. By heeft veel van ooze Koebeesten ; do hop is zeer groot, de Hoorens zyn dik, kort en gckrumd, he, Dier zeif is veel grooter van vooren dan van achtereu . Op de fchoft zit eon groote vlecschk!omp, bedekt met cen digten hairbos , van lange , tvoiie en gekrulde hairen , donkey. verwig van kieur. Dt Beest ftapt niet gelyk ons Hoornvec ; maar lj3ringt veelcer op alle vier do pooten ; ltct weckt van vyf honderd tot duizend porden. Bet vleesch is zeer goed 011 to ecten, en vervult op veele piaatzen bet ;;cbrck aan Os_ fenvlccsch ; do Huid levert uititeekend good Leder uit . Eer tie Volkplanters tot in Kentucky waren door!;edrongen, cveid_ den deeze istons by duizenden in dat Iandfchap, en zy wor­den van cenen zeer wed tembaaren aart bevonden. De eerite Europcaan, die kennis krceg aan Kentucky, was de Ileer J\MLs Battle ; in den jaare &1DCCLIV de Ohio met zyre Cmjes hevaarende, zag by dit heerlyk Land. Deeze gewigtzge ontdckting bled verwaarloosd en fnaFende tot in den jaare 1-MDCCLXVIt, wanneer de Heer jou F14INLEY, en eenige anderen . met de Inbooreliogen handel dryvende , tot in dit vr :rethaar Ge vest doordrougen ; de I%Viliden geeven in hun­ne ta•t l aan 't zvly, de naamen, ontleend van de lining ende veelvoldige gevcgten daar in geleverd , ais het band der Dui.ccgrnisle, hot t1Lddcllantd, her Land des B!oeds. De Beer Fatvt.el was zee. nict dit Land inf enoznen ; doch by vonat z:L wel::aa,t geuuodztait 't zoive to rumen inzevolge vats con VAN lIET LAMDSCIIAP K1 TCCK . 2s; een twist tusfchenv de I:tandelaaren en lngczetenen geree. Zen. De grondvesring van eene Volkplanting in Kentucky, is men "erichuldigd aan den Hcer DANIEL BOON ; zyn n:oed, zyn ge­ duld, verdienen den grootfcen room. Getroflcn doer het ver­ haal, hem door tie eerlle•Reizigers gegecven, vcr=.ruk by, ver­ zeld van nog vyf anderen ; en naa cenen zcer lang-en en mod­ lyken togt, bereikte by den top van ecn Gebergte, van wel­ ken by de fchoone vlakten van Kentucky overzag. ilagtig veel hinderpaalen flonden hem in den wcg. Fly deedt ver­ feheiden togten in dat Land met zyn Broeder, die ceni4en tvd daar naa zich genoodzaakt vondt hem alleen to laaten, zonder brood, zonder zout, zonder gezelfchap van cenig redeiyk wee­ zen, zelfs hadt by geen Paard of Hond by zich, en liep ge­ duurig gevaar van een prooy tier Wilden, of van vericheuren­ de Dieren, to worden. Op cell anderen tocht na Ken­ tucky ondernomen, met cell aantal gewapende I\lannen, mocst by tet;en de geduung herhaalde aanvallen der Inboorciingen kampen, die hem eindeiyk gevangen kreegen, en veei beter behandelden dan by vc;-%vagtte. „ Ik werd , fchrc ft by" , • vo!gens bet gebruik deezer Volken , in een Gezin, v„nr • Zoon aangenomen , en decide grootivks in de genegenheid • myner nicuwe Ouderen, Broederen, Lusteren en Vr'enden. „ 1k leefde zeer minzaam en getneenzaam met myne nicuwe„ Verwanten , en betoonde. my Heeds zo vrolyk en verge­ • noegd als my mogelyk was ; zy IIeiden op my cell groot „ betrouwen. iMenigmaal ping ik met hull op de jagt ; en • verwierf dikwyis hunne goedkeuring wegens n1)ne vlugheid • en behendigheid in 't 11chieten. Nicttemin lette ik 'Cr zorg­ • vuldig op, om geen groot aantal der Wilden in 't fchieten„ to overtrcfien : want lei- is geen voik jalourfcher op dit link „ dan de Kentuckyers. 't Viel Iny gemaklyi, in hunne hooding „ en gebaaren de leevendigile vreugdbetooningen to ontdck­ • ken , wanneer zy my overtroffen, en van jalouly a!s bet to­gendcel gebeurde. Dc Boning der Shawencfers begeerde n-.v • • to kennen , by bejegende my met cone ivort van eerbiede­„ nisfe en de tederfte %riendfchap ; my dikwy'Is vcroorlovemie • alieen op de jagt to gaan ." Ondanks alie deeze vr:enulyke behandelingcn, nam de Ilccr sooty de eerftc geicgenheid waar on1 to cmtkomen. Wcihaast bevondt by zich geheel alieen in ecn gedcclte diens heerlyken Lands, bewoond door Bee ten en \Viiden , die by to vreezen had,. Van zync Tot trcno )ten waren 'er cenigen gedood, en de anl~rc na hun Land w0irgekecrd. Zonder ophouden opzyne hoede tegen de vyanden, die hero on,rinadcn, door­zwierf by alieen die evydc.litgellrektc en WoeSie lireeken, ell bevondt van de jagt. lndicn het denkbeeld eerier Fgtgenoote en getiefde Fanlilie been zonoyds ontrustte, IChonK bet W_ 'r 4 tootl a56 SORT VERSLAG torn der Natuure hem kalmre en gerustheid. Men zie hier hoe by ze've cen deezer toc iten be''chryfr . „ 0,1 zekeren da; tro ik door deeze landen ; de verfchei­ • denheid en de fchoonheid dcr IJatuure, welke zich in bet • lieflv::st jaarftil,en aan mvne oneen npdeedt, verdreef uit • mynen geest alle droevige en k ,mmmervolle gedsgten. De • dag iep ten avond ; de wind (tilde geheel, et, de iugt was • gan>ch en al ka'mte ; niet Net min(le koeltje bewoog de bla­ • deren der klein!le boomen. Ik beklom eene hnr,gte, welke „ over her G"west peen zag, en ik befchnuwde alles met eene • aangenaame• verrukking. Beneden my ontdekte ik tvydflrek­ • kende Vlakren van her allerheerlykst land . Aan den cenen • k:tnt zar; ik d,! trotfche Rivicr, tie Ohio ; haare wateren rol­ • Lien n een onizeuingwekkende (tilte voort en hefiroo,n,icn • ten We-ten de grenzen van Kentucky. Van verre ontdt•kte • ik Net G :hergte, den grootlchen krutn tot in tie wolken • ve:heW ode. ---lk wilde no,maals Net geziut hebben „ van dit volheerl) k tooncel , en ~intRak een your by een ,, zoetwater bran , en braadde cen ft tk tan een Hart . Wei. ,~ nt'Y uur:tn ge'eeden gedood , waar op fk my vergasrte De ,, i'h•riuwen van den nagt hedekren welhaast Net halve he­„•melrond , en de Aarde dronk een verfris'ende dauw in. ,, Het loopen, den ganlchen dal; gedaan, halt myn lichaam ,, verin e=d , doch de geziene voorwerpen hadden myne ver­,, heelding geftreeld. II: vleidde my neder op een hoop bla­,, deren, en Iliep vast in, niet ontwaakende tour dat de op. ,, gekome zon den nagt verdreeven hadt. Ik lIond op, ver_ ,, volgde myn rein, en doorkruiste,in weinig dagen, een groot ,, gedeelte des lands , fteeds met her zelfde vermaak als den ,, eerflen dag. In't midden der fchvnbaartle behoefte, had ik ,, overvloed. 1k was gelukkig : fchoon omringd van gevaa­,, ren, en in ongunftige om(iandigheden . Dan , in zulk eerie ,, verfcheidenheid van voorwerpen en aandoeningen, was het ,, onmogelyk my aan zwaargeestigheid over to geeven. Neen, ,, de volkryk(te Steden, met alle de vcrfeheidenheden van den ~, Koophandel, viytbetoon en de pragtige ebouwen , konden P, myn hart zo veel vermaaks niet verfchaffen als de eenvoudige ,, fchoonheden tier Natuure, welke ik aantrof in deeze woeste ,, plaatzen." Naa o•ntrent twee jaaren verb!tfs in dat Land, nu eens al-Ieen, t'an eens door zvn Broeder, die zich weder by hens vervoegde, vergezeld, keerde de nicer BOON tot de zynen cve­der; war op by ale zone goederen pakte ,en naKentucky ging, om 'er zich m !r een1gen voor altons neder to zetten . Veel hadt by van de W I len nit to flaan, die hem het volvoeren van dir oo merk W I len verhinderen. De oorlog , die rusfchen de N,,or:1_,4n^ricaanfche Volkplautin„ en en Groot Brittauje uithorst, vi; me.raerde zyne gevaaren en woeily khed en . Verleheide be­le. VAN MET LANDSCHAP KENTUCKY. 1S7 legeringen moest by uiifban in een kieine Sterkte, door hem geiligt en Boon.burg gel' e'en : by !everde flag , werd gevangen genomen , twee zvner K nderen werden gedood ,en by verloorveelen zvner Medegenooten. Dan, in bet cinde, zeeepraaldeby door zyn moed en belcid over alle de poogingen zyuer vy. anden. Kentucky geniet thans alle de voordeelen die Vrede en Over_ vloed aanhrengen. De bevolking wordt begroot op dertig dui­zend Inwoonderen. De fchoonheid der Lugtlreeke, de vrugt­baarheid des Gronds . en de Wysheid der dear Ranjgryren leWetten, kunnen niet mislen de volkrykheid van dag tot dagto vermeerdereo. DE GRIEKSCHE HUISVRflUW VAN AANZIEN, VOLGENS XENOPHoN, MET EENIGE AANMSFRRINGEN. (Een Vertoog voor onze Hedendaagfche Vrouwen.) II n'y a point de bonnes ntrurs pour les Femmes, hors d'une vieretiree & domesft que; les paiftiles loinsde la Famille & du Mlle. range , Jour leur partage ; la dignite de leer Sexe est daps 14 Illo­def ie ; la Honte & la Pudeur font en elles infeperables de Mon . netete ; rechercher les regards des hotrmes , c'est deja s'en laisfer corrompre ; & route Femme qui fe montre, fe deshonnore ROUS- SEAU & D'ALLMBERT. De onnavolglyke XENOPHON voert in zyne Verhandelirg, over de Huishouding , een fehoon gelprek in , tusfchen JSCNoMA­ctsus en diens even getrouwde VPOUW: helde Perfoonen, die wy, naar onzen fpreekflyl , Lieden van rang en middelen zou­den heeten. Wy Ichynen, uit hetzelve,te mogen opmaaken,dot de Vrouwen, van dat oudtyds wydheroemde Land, geheel andere denkbeelden hidden van haaren byzonderen Pligt, enhaaren Tyd op eene geheel andere wvze doorhragtcn, dan deVroawen van Rang en zelts van een I;tiger Leevens(land inEuropa. M;sfehien zullen eenige onzer fchoone Leezereslen, en lnogelyk hunne Evigenooten, met genoetten, de volgendeuitrrekzels zien van de keurige en vriendlyke Lesf-n deezesGriekfchen Egtgenoots, ann zyne pas getrouwde Huisvrouwe. SOCRATES geeft zyne verwondering to kennen . dot iSCHOMA. cuus omzet met zulk eene menigte bez~gheden , en zo dikw'ls van zvn huislyke zaaken geroepen door 't waarnee­men van de Stadsbelangen, nogthans zyn Huishouden zo wel gereceld hieldt. „ 0 ," fprak by, „ ik ben weinig • t'huis: want myne Vrouw is to over in (laat, om ailes, • wat daar to doer valt , to verrigten." Gy zult my T 5 ver­ a5$ DE GRIEKSCHE HUISVROUw verpligten, IsCHObIACHUS, indien gy my wilt vermelden, of c"9 uwe Vrouw vormde zo als zy behoorde to weezen ; din of gy haar vren haaren Fader en Moeder ontvangen hebt onderaveezen in alle de Pligten haarer Scxe? „ Dit kon nict weezen," ant­woorddc ISCHOMACHUS, „ zy was even vtvftien jaaren cud teen • lk haar trouwde, en was op eene zo file wyze opgevoed, • dat zy %veinig gezicn, weinig gchoord, en de lippen, orn • zo to fpreeken, weinig geopend hadt. Agt gy her let zo• veel als ik kon verwagtcn, als zy, toen ik ze eerst in myn • 1-luis nam, kon fpinnen, een klced maaken, en wolle -voor= • de Dienstmaagden afcveegen ; wat haar fmaak aanbelangt, • een flak van grout belang in Man en Vrouw beiden, deeze • vond ik uitneemend" Ik verondeiflel dan, dat gy in aile andere dingen, tot haar, by under, beiroorende, uwe Vrouw it Pat gefield hebt on: to docn wat rent is. „ Met," zeide IsCHO-IiiACHUS, „ veer dat ik geoiferd en gebeden had, dat ik haar • mogt enderwyzen, en zy mogr leeren al 't gecn best was „ voor ons beiden." Dan o ferde en tad uwe Ireuw ne­vens u ? „ ,Ia ," antwoordde ISCncM C US, „ zy riep • de Goden voleuuri, aan, en earn ze tot getuigen, dat zy • wilds weezen 't Been zy hehoorde to zyn : en 't was hooest • blykbaar , dat zy verve van onagtzaam zou weezen op 't • keen haar gelcerd werd." Woes zo good, ISCHOMACHUS, om my to onderrigten wit gyhaar cerst leerde : wart -ulk een onderhoud met a zal-my beter din eeni­ge andere vitfpanning gevallen . „ Ik zal aan uw verzoek • voldoen : naa dat zy een weinig aan my gewoon was, zo • dat ivy onbele-mmerd en onbedwongen met c!kander kotiden • verkeeren , ftcide ik haar deeze Vraagen veer. Hebt gy in • aanmerking genomen, myn Lief, waarom ik u trouwdc ; of • welke redenen uwe Ouders bewoogen a aan my in den Egt ,, to geeven? want ik weet gy bevroedt zeer wel, dat wy bei­ • den anders zouden kunnen gepaard weezen. Wanneer ik „ myn lIaat,en uwe Ouders den uwen,ot'erwogen,en wie oils • beiden best zou lyken tot eene I-luislyke zamenieeving, gaf • ik aan u de voorkeuze, en uwe Ouders beha:}gde her u, bo­ • ven alien die na uwe hand ftonden, aan my to fcherken. „ Indien de Hemel ons ten cenigen tyde met Kindercn zegent, „ mocten wy beraadflaagen hoe die Huwelykspanden op de • beste cwyze op to vodoen : want her zal tot ons onderiing • voordeel ftrekken , om ze tot Dledegenooten en Vertroostine to • hebben van onzcn ouden dig. Thins is ons Huis, onze Be­ • ziuing, ors genies n good : vat ik lieh, brengt ik- daar too za­ • men , gclyk gy ook bet ewe gedaan hebt. Wy hebben nu ,, niet to bereicenen, wie Let meeste aangebragt hccft , m:+ar • bchooren we1 overtnird to zyn, dat wie her best ztn Pligr • bcir:wt de grootile 1~'eldor•nt'r van ons I-lnis c. „ Flier op, waarde SOCaATLS," Ztitwoordde inyn L'tg,Cito't. to, te, „ waar in kan ik u van dienst weezen? waar toe ben ik • in flaat? welke bekwaamheden zyn my gefchonken? ik hang ,, to eenemaal van u af, en myne Moeder betuigde my nicer­„ maalen, dat hot myne byzondere P!igt was Zedig en Zorgvul­ • ditz to weezen. Ik fprak : Recht zo, myn Schat ! myn • Vader gaf my dezeifde les. Dan, de Pligt van Zedige on • Zorgvuldige Perfoonen van beidcrlei Sexe is, hunne tegen • „ woordige bezitting, op de best mogelyke wyze , te beftuu­ • ren, on, Tangs alle regtvaardige en eeriyke wegen , zo veel zy „ kunnen , to doen aangroeijcn. Ziet gy icts, vroeg • myne Bcminde, waar in ik nevens u tot dat cindc kan mede­ • werl.en ? Ja waarlyk, was myn woord, als gy duct oh do „ beste tvyze u mogelyk, wat God en de Natuur u als : en • Piigt voorichryven, en 't gecn de Landswetten goedkeuren . „ Waar in beftaat dat? Ik vervolgdc : myns bedunkens , • is her Gene zaak van geen gering aanbelanp, zal de Opzig­ter ter der Byekorf niet to vergeefsch zyn work verribten ; het • • fchynt my toe, myn Lief, dat de Goden met cen zeer wys • vooruitzigt de Vereeniging van Man en Vrouw beflemd heb­ • ben , op dat zy onderlinge dienflen aan elkander zouden „ toebrengen. Voor eerst worden uit deeze Vereeniging Kin . „ deren gebooren, en bet Menschlyk Geflacht daar door in • (land gehouden. . Wy zyn daar aan ook de liefde en agting • der Kinderen, als wy hooger jaaren bereikt hebben, ver­ • fchuldigd. Daarenboven : dewyl do Mcnfchen niet in de • open lugs als andere Dieren leeven, hebben zy-Huizen nod­ • dig. Flier uit vlocit voort, dat zy, die zich voorzien wil­ „ len met zodanige dingen als under bet dak gehragt wor­den, den, lieden hebben, die zc buiten bereiden en verzamelen „ want bet ploegen en het zaaijen, het bearbeiden der aarde • en her voeden van bet Vee, behoort tot de werkzaamheden „ in de open lugt,en't is, door middel dier bezigheden, dat „ een Huis vervuld wordt met het noodige. Naa dat deeze „ dingen t'huis gcbragt zyn, words 'er ecn Perfoon vereischr, • die 'er zorg voor draagt, en alles doer wat niet buitens • Huis kan gcichieden, Binnens Huis worden do Kinderen, • zo lang zy klein zyn, opgevoed ; binnens Huis bereikt men • het brood van 't ingezamelde graan , en de andere leevens­„ noodwendigheden ; ook maakt men 'er de Kieederen van de „ gefchoore wolle. En dewyl alle deeze dinger., welke bui­ ten ten of binnens Huis gefchieden, arbeid en zorge vereifchen, „ wil men, dat God de Vrouwen byzonder bekwaam maak­„ to om dat geen to verrigten , 't geen binnens 1-luis tnoet „ gedaan worden, gelyk by de Mannen de vermogens verleent • tot het buitenwerk. Dit word hun opgelegd, dewyl zy, • door Zie!s- en Lichaamsvermogens, beter in ftaat zyn koude • en hitte to verdraagen , verre tochten to doen , den kryg to • vocren: de Vrouwven cen geftel omdraagende min tot die „ eir,­ z6o DR GRIEKSCHE IIUISVROUAr ,, cinders geFchikt, zyn door die zelfde Voorzienighcid tot bet „ Huiswerk beftamd. De Natuur leerdc en beval ook de Vrou­„ wen haarc eigene Kinderen to zoogen, en boezemde zc daar ,, om ook cen grooter genegenheid tot die kleine wichten in • dan de Minnen. DeVoorzienigheid befchikte, voor de Vrou_ „ wen, de bewaaring der t'huis gehragte goederen, en weeten. „ do dat vrees geene Regte hoedanigacid is in eene, die de zorg • voor goederen is toevertrouwd, vormdc zy de Vroutven nicer • vrees- en fell roomagti«er dan de Mannen ; en weetende dat ,, de verdcediging hun, die buiten werkten, zou te (lade ko. • men als zy aangevallen werden, fchonk zy deczen cene meer­ • dere maate van moed. En vermits Manner zo wel als Vrou­ • wen zofiden moeten uitkeeren en ontvangen, gaf by elk hun­ • ner cone even groote hoeveelhcid van geheugen en opletten­ • heid , zo dat her hezwaarlyk valle to zeggen, wie van beide „ de Sexen in deeze hoedanigheden de andere overtreft . • God heeft hun ook gelykerhand voorzien met her vermogen• om zich to onthouden van 't Been zy hehooren to vermyden ; • en bet den Man en der Vrouwe ter keuze gelaaten, wie • hunner her grootfle deel van dit good zou verwerven. En • dewyl zy, uit den .aart,even zeer bekwaam zyn tot allcdcc­ • ze dingen, heeft de een ze nicer noodig dan de ander, en ,, hunne Vereeniging is to meer heilzaam in zichzeive : wan in ,, deezcn onthreekt, wordt in cen ander vergoed. Laaten wy • dan, myn Lief, weetende wan God een ieder onzer heeft • opgelegd, onze poogingen infpannen om her geen ons to doen „ Rant, op de best mogelyke wyze, to volvoeren . „ De Landswctten," voer ik voort, „ gcevcn ook aan deeze • dingen in de Verceniging der beide Sexen haare goedkeuring. „ En gelyk God hunne Kinderen tot her algemeen good ge. ,, fchikt heeft, zo neemt do Wetgeevende en Uitvoerende Magt • de Huizen , en wat daar toe behoort, in befcherming. Daar_ „enbovcn zetten de Landswetten een (lempel op 't geen God ,, en tide Natuur gewild hebben dat Man en Vrouw zouden ver­„ rigten op de gemaklykfte en beste wyze. I-let voegt eener „ Vrouwe nicer binnens Huis dan daar buiten bezig to zyn, en 't„ loopt buiten her Charaaer van cen Man zich meer met her Huis­„ tyke, dan met her geen let buiten is, bezig to houden . En „ indien iemand eene taak op zich neemt, door de Natuur hem „ niet toebevoegd , kan her voor de Godheid niet verborgen • blyven, dat by de orde der dingen verbrcekt ; en deeze firaft • hem, indien by her work, hem als Man voegende, verwaar­ „ loost, en zich mengt in 't geen der Vrouwe toekomr. ,, [let komt my voor, dat de Moederbye, die alle de overige • be(luurt, Reeds bezig is in 't geen de Godlyke Natuur ha ::r • oplegr. En, viel zy my. in de rode, welk eene gelykhcid is „ 'er tusfchen de dienfen .die zy verritrr, en de Pligten, cvelke „ my to betragter, flaan? Door in de kotf to blyven, hernam „ laat VAN AANZIE'N. 261 iaat zy riot toe dat de Byen lcdig zyn ; die buTten werken • zendt zy derwaards, en wat ieder derzelven inbrengt, te­kcut •zy op, ontvangt en bewaart het tot hot noodig zy tengebruike, en als dan verdeelt zy 't zelve, elk zyn beichei­ • den deel geevende. Zy houdt, wyders, het opzigt over de • geheele Zwerm , op het vervaardigen der celletjes tot ho_ nigverzamelplaatzen, en Nat de opvocding van het Broed • gade, en zendt het, groot en flerk geworden zynde, uit, • om eene andere volkplanting to vormen .-Moet ik dan, vroeg myne Vrouw, ook deeze -dienen doen? 't Zal noodig • zyn, fprak 1k, dat gy t'huis blyft orn de Dienstbooden, die buiten werken, uit to zenden, om die binnen bezig zyn be­ • zig to houden, onder uw opzigt to hebben , en to ontvan. • gen 't geen t'huis komt. Gy moot, daarenboven, uitreiken, dat uit to geeven valt, en het overblyvende opleggen, en • zorgen dat het geen men in een jaar ontvangt in eene maand • nict verteerd worde. De \Vollc inkomende, is het uwe • zaak to beichikken dat zee verwerkt, dat het Koorn we., ge­ • droogd worde, en ten gebruike gefchikt blyve . • „ Under de andere deelen van uwen byzonderen Pligt is 'er een, 't geen misfchien u lastig zal voorkomen, beftaande innauwlettend to weezen op de Gezondheid uwer Dienstbo­ • den; en wanneer 'er Zicken onder mogen zyn, die allemiddelen van herftelling toe to dienen . Dit, zeide • myne Vrouw, zal voor my eon der aangenaamflc Pligtsbe­ • tragt:ngen weezen; dewyl zy, die door myne aangewende • zorge hertiellen , dankbaar en incer dan ooit to vooren aan • my verpiiigt zullen weezen. Verkwikt over dit antwoord, zeide ISCHOMACHUS, voer ik voort. Dc verkleefdheid der • andere Byen aan haare Koningin, moot die, myn Lief, niet• toegefchreeven worden aan de zorge •welke zy dr.,agt voor 'tbelang der Zwerm, zo dat, wanneer zy de Korf ten eenigen • tyd verlaat, geen van aile haar wii verlaaten, maar alle haar • votgen?-Zy gaf my bier op to kennen : Het verwon­ • dert my, dat het aanvoerend gedeelte niet eer awe dan my . • ne taak is; want myne oplettenheid en fchikking op 't geen • binnen in fluffs omgaat, zou in de daad niets betekenen, in­••Lie gy niet bezorgde , dat 'er van buiten lets inkwame. Ik voegde 'er by. Myne t'hu*ls bezorging zou even • belachlyk weezen, wanneer 'er in 't zelve niemand was ont • 'er het oog op to houden. 1llerkt gy niet op, hoe elendig die • Mannen ,zyn, die aan cen doorgeboord vaartuig pompen, en • ydel werk verrigten ? 't Is waarheid , fprak- zy , zy • zyn zeer elendig, die zich in dat geval bevinden . „'Er zyn ook, zeide ik wyders, andere gedeelten van utcwPligt, in geenen deele onbehaagelyk ; wanneer gy eene • f+ Slavinne gckreegen bebt, in 't fpinnen onbedreeven, lcerras gy haar, en zy 1> ordt a tweemaat zo veer waatdig , of „ lest • hebt gy een onbcdreevene in eenig ander dicnstwerk, en • gy haar ondcrrigr, handig en getrouw maakt, van hoe vest • diensts words zy dan voor u? Hoe veel is 'er to winnen, • met de zedige en nutte to beloonen, met de verkeerdhan­ • delende to flraffen? Eindelyk, 't geen bet wenschlyktle van ,, alles is , indien gy toont dat gy my overtreft, zult gy my • uw Dienaar maaken , en gy behoelt Diet to vreezen , dat ,, gy, in jaaren klimmende , minder gezags in Huis wit heb­ • hen : maar kunt, integendecf , verzekerd zyn, dat, hoe ou­ • der en hoc beter 13ezorgflcr van myn Huis en Moeder my­ • ner Kinderen gy wordt, hoe gy meer eerbieds in Huis zult• ontmoeten : want vermeerdering van cer is bet loon van al­ • les was fchoon en voegelyk is in bcdryf ; Been perfoonlyke• Bevalligheid, maar Deugden, van nut in 't menschlyk lee• • ven , verdienen dezelve. Van deezen aart, myn • waarde SOCRATES! was, naar myn beste geheugen, myn ,, eerfle Zamenfpraak met myne Huisvrouw ." Naa dat ISCHOMACHUS verfcheide andere nuttige byzonderhe­den, bet Huishoudelyke betreffende, en veele andere blyken van de Zedigheid, Lcerzaamheid, Mcewaarigheid en goodVcrfland, zyner Huisvrouwe hadt opgegeeven, voegde SOCRA. TES hem toe. Indedaad , ISCHOMACHUS , gy toont , dat uwe Vrouwe eene veer verheevene denkwyze hecfc. - „ IL moet • u,fprak by, Dog eenige andere trekken toonen van haar geed „ verfland, en hoe zy, zo ras zy myn oogmerk kgreep, zii'h • daar aan gereedlyk onderwierp." Vertoon :,e my, bid ik u, het gal my meer verinaaks vcrfchafen , de Dez,,den to 1.:oo­ren ophaa!en van een nog leevend Vrouwlyk Character, dan dat zeuxrs my de fchoonfle beeldtenis vertoonde van de fchoonfle Vronw des Aardbodems. ISCHOMACHUS voer voort. ,, Wanneer ik , op zekere n tyd, • bemerkte, dat myne Huisvrouw cenige kunst aangewcnd • hadt om fchooner to fchynen, en zich rooder to vertoondn • dan haare natuurlyke kleur medebragt, en ook hooggehicije • Schoenen halt aangetrokken, om daar door to lancer to • fchynen, onderhield ik haar in deezer voege. Zey my, myn • Lief! op welk eene wyze zoudt gy, ten opzigte van den • that onzer zaaken, my uwer genegenheid waardigst oordee­ • len, wanneer ik u in opregtheid denzelven vertoonde zo a s • by was, zonder lets meer, dan dezelve daadlyk is, voor to „ wenden of lets voor u to vcrbergen? Of, wanneer ik u • poogde to bedriegen, door 'er hoog van op to geeven, door • u valfche Munt voor goed Geld, naagemaaktc juweelen vuor • egte, en vervalscht Purper voor zuiver, to vertoonen ? • Zy viel my in de reden : Spreck my Diet in deezer voege • over u zelven : waart gy van zulk cen Character, ik zou u • Diet kunnen beminnen. Ik vcrvolgdc. Zyn wy met • zamen verbondeu 1 op dat de een dccl zoo hebben in des „alt­ „ anderen Perroon. Dit denken 'er de Manren over, was „ haar antwoord. ---Op wclk cene wyze, vroeg ik wy­ • ders, zal ik in deeze Perfoonhke Gemeenhehap ewer gene­ • genheid waardigst zyn, wanncer 1k, door zorgvuldigheid en „ arbeidzaamheid, tragt eon gezond en fterk voorkomen , en • een goede frisfe kleur to hebben ; of, wanncer ik my aan u • voordee, met eon aangezigt met vermilioen bellreeken, en „ de oogleden met purper afgezet, en dus met u verkeer met ,, oogmerk om u to bedriegen, en, in fiede van myn natuur­ • lyk gelaad, uw gezigt en gevoel eon misleidend naamaakzel • op to dringen.-Indedaad, fprakzy,vermilioenaan teraaken • zou my zo welgevallig Diet weezen als uw cigen vel , geen • kleurverf my zo zeer behaagen als uwc natuurlyke kleur , en „ alle fmeerzel aan uwe' oogen zou dezelve, in myn oog, ,, min aangenaam doen worden. ---Dan, myne waardeHuis_ • vrouwl was man woord, moogt gy u, op dczelfde wyze, ,, verzekerd houden , dat geen blanketzel my zo zeer gevalt ,, als uw eige natuurlyke kleur : en, gelyk de Goden her zo„ gefchikt hebben, dat de Dieren , in den Natuurlyken ftaat, ,, elkander best behaagen , zo is her ook onder de 1r-lenfchen . • Deeze kunllenaaryen mogen Vreemden bedriegen, in zulkcr • voege, dat bet de ontdekking ontvliede : dan, zy,diefteeds • zamen woonen, zullen, indien zy, by aanhoudenheid, el­ • kander poogen to bedriegen, dit uitvinden : want, uit bet • bedde op[ aande, vertoonen zy zich, voor dat de kunst dehand • geleend hebbe; de uitwaasfeming doet bet morgenmaakzel• over dag verdwynen, en tegen bet bad is "t Diet be(land" Zeg my, vroeg SOCRATES , vat antwoorrlde zy op dit al. les?- „ War anders, dan dat z,n her toekomende,geen „ gebruik altoos zou maaken van * dusdanige kunftenaaryen ; • doch zich altoos net en zuiver aan myn oog vertoonen.-Zy • vroeg my , vervolgens, of ik haar eon middel aan de hand • kon geeven om eene goede kleur to krygen , zonder, door „ bchu!p der kunfcc, dezelve in fchyn to hebben? 1k raadde „ haar, myn SOCRATES! Diet geduurig ftil to zitten ; maar alle „ Huislyke beweeging to neemen ; door by 't wecfgetouw to „ ftaan , en bet Volk to Jeeren war zy beter wist dan 't zelve, ,, of van 't zclve aan to leeren 't geen zy Dog Diet mogt wee­„ ten; door een oog van toezigt to houden op 't geen uitge­„ meeten word, en bet Huis van boven tot beneden to bezig­ • tigen, of alles wel gcplaatst was ; alle deeze dingen oefenen • de aandagt en fchenken her lichaam beweeginLr : deeze laatf c „ kon zy zich ook bezorgen met anderen huislyken arbeid ; en,„ dien verrigrende, zou zy , met graager maag , zich aan tafel • zetten, gezonder leeven, en, bygevolge, een frisfer kleur ,, hebben. Ik durf zeggen, SOCRATESI en gy zult my we) wil . „ fen gclooven , dat myne Vrouw altoos deeze aanduiditrgen, en „ vcrmaanint„en, tet een lecvensregel geromen* .,ft ." Hoe %64 DF. GRIRKSCKB BOiSVRUUW Hoe veel verlchilleo deeze begrippen van do hedendaa; fehe, van de onze ! Weike denkbeelden van VIyt, van Nut, van Huis­lykheid? Welk gene aarrig bevallit a afraading van vaifche aan­maatit;rngen van Schoonheid ? NiettegenIaande onze zo tioneop­geheme Je Befehaafdheid , nietcegenflaarde onze vorderingen in de Kun(en van Verkeering en Gezelligheid , kan ik niet naJaaten ie gelonven, dat hot Leeven der 4theenfche ;7Uffer%chappe met a11Cen zviverder en onfchuldiger, maar ouk geruster en geluk­kiger, was. 't Is waar, zy vonden zich uitt eliouten van de al . gemeene Verkeering, van openbaare Schouwphatzen ; doch zy bielden zich altoos nuttig en aangenaam bezig met Huisryke verrigtingen ; hot gefprek met haare Vaders en E-tgenooren, enz. was tc hehaaglvker en werd to meer verlangd, du µ ylbet haare eenige Verkeering was, en alleen genooten Ion WUr­den, geduurcnde de korte tusfchenpoo/en , fiat dcezen, met geene zaaken buitens Huis bezet, aan den Landbouw en Staat­zaaken hezig, of in den O )rlog, to Veld, waren . In iedaad, de denkbee-den van Vrouwlyken Pligt, en de Zeden der GriekJche Vrouwen over 't algemecn, deeden le­&g wid en bedryfloosheid onder haar in verrgring komen . Le­digheid was met alleen fchande, maar teffens ellende : daar­door verlooren zy niet alleen de agting en g-negenheid hun. net Egtgenooten; maar, indien zy zich niet konden vcrmaasen met naald- en weefwerk , met hot bezorgen der Huisiyke noo;wend igheden I hidden zy de fchade!yke wykplaatzen net,ow den tyd met Spel, en het ten tconlpreiden haarer bevallig• beden, to dooden, verliand en hart rell'ens to bederven plaatzen, waar onze Senoonen even ongeichikt worden om derot van Dogter, Vrouw en Mtoeder, op eene waardtge wy ::e, to volvoeren; waar de fcheonheid ondermynd, en de fi isheid der -j, ugd met een geel vaas van zieklyke miskleurigheid ver_ wisfeld wordt ; waar zy de heillooste begeerten en driftenkrygen en koesteren, en alien fmaak voor eenvoudig en wee­ rygekto cene­ zenlyk vermaak voor Vruuwlyken Pligr, en Roem , mnaal verliezen. Deeze lange fleep van onheilen fchynt grootendeels to ont­ flaan nit het heerfchende ongeiymd beerip, begrip niet alleen, maar daa,ilyk hedryf, om her ats een der onderrcl,eidin_ gen en voordeelen der Vrouw wen van Rang aan to merken, d .it zy niets dnenten nutloos zyn : van hier, in eene groore maate, de vernieling der Zedigheid, der Dengd, en gevolglyk van Ge_ luk onder onze Schoone Sexe . 's (M(,ntchen geest moet, op de eene of andere wyze, bez'eheid hebben, lets nutrigs, of Icha_ delvks, verrigt :n. En, indren weinig onder de hedend:laglche ~ufferCchappe eenigen maak voor B, )eken hebben, indien de Mu­ zyk voor weinige rots verrukkends heeft ; indien de Pligren van den Godsdienst hunne gedagten op eeenerlei wyze inneenren ; Indien bet keurig naaldewerk haare aandagt Met bezig house ; noch noch haaren tyd korte, war moet dan het natuurlyk en onver­mydelyk gevoig weezen In de Stad een geduurig jondloopende kring van zogct,aamde Vermaaken, terwyl de verveeling op de beduidelooze aangezigten zit ; en de Schouw­burg , die, wel ingerigt, den geest een leerzaam vermaak fchcnkt, allecn dient om 'er zich to vertoonen, en tefFens aan den dag to leggen, hoe zy geene vatbaarheid altoos bezitten , om 'er ecnig nut uit to trekken; zo men 'er geene, 't Huwiyksbed ont­eerende, afipraaken maakt ; avond aan avond in fpel gefleeten, met verlies van gezondheid, van geld, van eer, van wiles war eene Huisvrouw roemwaardig maakt ; terwyl de vertvaarloosde Huiszorg armoede binnen roept, en de veragtloosfle Opvocding der Kinderen zwanger gaat van jammer voor bet aanflaande Ge­flacht ; de agting en liefde des Egtgenoots, de hoofdvoorwerpen der Vrouwlyke Betragting, worden, als ouderwetfche Deug­den, met een opgefchorte neus, uitgelachen. Op 't Land, waar de Natuur den Mensch op de eigenaartigfle geneug­ten wil vergasten , bcdaarde rust en verkwikkende uitipanning fchenken, worden deeze gaven vcrftnaad , en voor tergzelett van losbandige overdaad verwisfeld. Welk eene verkeerdheid! Wy willen eenige onzer fchoone Leezeresien, nog­thans, regt Iaaten wedervaaren, en erkennen, gelyk wyzulks met bet grootfte genoegen doen, dat men, in ons Vaderland, veele uitzonderingcn vindt, die verre zyn van zich aari deeze fchandelyke dwaasheid en verdervende Zonden ichuldig to maa­ken, die gefchiktheden bezitten otn de Raadgeevingen van cc­nen tsettoniActtus op to volgen ; doch wy wenschten dat derzel­ver aantal vcelvuldiger ware. LDZEL. MENGELW. No.6. V LUCHI'S. . ~9. 1-9139 OZO I helder {291-3651 2 helder 1 01__ 1.5157 0 t6 3-7170 OcN 2--hank. 111 --0-546 2 3-6,56 1 o. helder f- 0-443 i 0 I 3-8'51 NO 5 2 28.11-36i2 iNO 1 17--4-056NtO 7wolk. donk. Sio-oSo N O 0 -3-544 N 7dot ker _-g.046; 0 o -zw. wolken-2-545NNO 6lets it. o. belt 3 -8.-,64 ZZW I .helder-18 --2-o58 NO 6 betr. --8-1 53 Stil zw. woiken -1-5150 .5 o. helder 7-3 494 0 2 -1-551 0 5 helder 7 4 -7-0 61 ONO 4 n. helder -1-e~661 0. '-elder 6-6 50 'NO 3 helder - 1-153 5 6-5 47 2 0-952 4 1 6-4534 3 o.helder 23.11-8,630tZ 6wat betr. 6-3 46 2 wat betr. -11-5154.1 6 6-5141 NNO 2helder -11-3153 4litlder {. 6 6!I -II-2171"` 4 wat betr. 7-5 471 2 wolkig 11 4158 W O o. helder betr 7-r 4; M 4 donkt r 29. 0-3 57 z. Item 8-5+9 ENO 4 22 1-1167NW 00 8-6411 4 -1-7 568-0 0 4 _ 2-0.56 2 0.helder 6.1 43i1 4 -P.. 23 2.066 4-4 is-aN O 8 ;2. -1-8 ;;4# NNW i z. bar. ictc R. 4-536'NOtN 1odonker lets fn . 1-852a N W 2lets R. ivolkig _ 5-6 39 NNO 10zw.woikcn 2 1-9.66 WNW 1 o. hJdcr -8530'N O 10 0.helder -1-750 2 betr. 9-8 35 N 6 -wolkig 1.1 51 N W I neveligz.betr Zo-10.544NtW 6 wolkig 25 -- 0-5 61 2wolkig 6 ff28 .11-554 11-4 3z NNW o. helder 1 ionkcr WI. 11.4 38 1V 4 -woikig 11-o56 N O 2 zw.wolken ZI ii-23 49 WNW 4 wolkig 2 -11-1 64 0 I donker 1). IV. _.f~ ;0 2 z.betr. -10-5 ,55 ;NNO 2 wolkig z. bets 12 4-8465iN0 30.helder 27 -11 16o 1Nt O 6 z. betr. :i-4 ,72 -2 -- if-1 444' donkeriets R. J-1377 Z ^11-145 N 7 29. 1-6 38 N W 3 0.held. wolkig 11-053# N W 2-R. 2 28 13 4-8 29. 0-053 --4-244 2 f--,Ip-2 42 "11 W 5 4-042f4 betrokken ('28.11-042NNW 4 nagtiets R. z. 14 "-3-.962ZZO 3 ').helder 29{-10-154NW 4 z. betr. --4-046 0 2 -9-0 41 N 41iets R­-3--848 OZO 2iclder 7-9 4314NO 6 lets R. t$ -3--862 0 2 0. h. 30 _ 8-1148 N t0 lets 111. -3.5 50¢;NO 2 -9. 5137 wolki 28.IIyo(5o16 3ia1 Th. den io 'smo. 6 U-31 Th . 'smo. 46aa 17 's 11--till 4 U-46 's mid. 53,0 21 3-,'-u. 74 's av. 462 :0 "s,V. 11:,11 .3J v MENGELWERK, TOT FRAAYE LETTER EN,ItONSTEN EN WEETENSCHAPPEN BETREKKELYK. PROECE OVER DE MISANTHROPY, OF HET AIENSCIIEN HAATEN. (In NalwolJing van PERCIVAL STOCKDALE (*)). ' Er zyn twee foorten van Mifantlrropy, de een Nat ons to fchuwen als eene Verleidfier tot de haatlykftc engevaarlyk(le dwaalingen ; als de Vyandin van de waardi held ouzer Menschlyke Natutire, en de Verfloorfier van onsgcluk. Op de andere behooren wy ons met alle naarfiig­heid nit to leggen, en ons voorzigtig gedrag op het too­neel der wereld zal, (wat anderen des ook mogen oordee­len) bet gevolg weezen van onze vlytige en onbevooroor. dcelde nafpeuringen. Deeze Mifinthropy zal ons bedaard en holder van geest doen blyven to midden van alie deonrusten, die ons omringen : ons cene volkomene wapen­rusting verfchatfen tegen de zelfzoekendheid, boosheid,enwreedheid des Menschdoms ; wy zullen niet van fireekgeholpen worden : •dewyl wy ons voor to leurfiellingen hoeden ; zy zal ons aping, weltevredenheid en genoegen bezorgen; en (hoe wonderfpreukig het ook moge klinken)ftrekken om ons goede Christencn to doen worden ; onze harten vervullen met de vuurigtle en uitgebreidfie Mensch­liefde, en ons gedrag vercieren met algemeene en werk. daadige Goedwilligheid. Hoe fchreeuwt, dunkt my, een Bedilal, hoe kan deezewaarlyk wysgeerige Zielsgefleltenisfe ; hoe kunnen deeze waarlyk gezellige en edcle Deugden HitMifr~nthropy voort­fpruiten? Deeze tegenwerping, hoop^ ik, zal alleen dienen om eene goede fchikking aan myne Proeve to gee­yen: want zy nrewit my tot bet verklaaren van de eigen­lyke betekenis deezes woords. Het woord Mifinthropy be. (i') In Naavolging fchryven wy, dewyl wy de geheele Proe­ve niet vertaald maar we gelaaten hebben, 't geen hem per. foonlyk raakt, en 't Been by ter verdeediging van swi6T (chryft. I.DREL.aL NOELW. INC.7. X '1G3 ?ROEVE OVER DE DTISANTITROPY, beduidt in den natuurlyken en eenvoudigen zin ongetwy­feld Mcnfchcn haatcu . Alaar cen woord heeft in den eer­flen of gewoonen zin , of wanner bet overnoomen is in ecue vreemde of laatere taale, dikwyls zeer verfchillende betekenisfen. Het woord Mifmthropy flrekt ten bewyzevan de waarheid deezer aanmerkinge . Daar is een ongelukkig Mifinthrope, die door eene natuurlyk mildzug­tige gefleltenis, of door eene lange aaneenfchakeling vanongelukken en mishandeli:)gen, welke zyne ziel verbitterdhebben, op de Menschlyke Natuur aauvalt en fchcmptmet een kinderagtige woede, die ongevoelig is voor denluister en fchoonhcid van ;route en goede Characters, envoorbaarig, of liever zotlyk, bet geheele Menschlyke ge­flacht befchryfc als fchriklyke. gedrogten ; noodwendigzichzelven vervangende in dit groot en vcrvaarlyk aantalinonfters. Daar is een MVifianthrope, die zich zo fcherp en ftreng betoont in zyne waarneemingen, als edel­moedig en minzaam in zyn gedrag. I-Iy kau Diet nalaatenzich verzekerd to houden,, dat de meerderheid des Mensch­doms onder de droeve heerfchappy der Ondeugd llaat. nlaar ten zelfden tyde dat by wel onderrigt is van defchroomlyke indragten, door 't geweld der Driften op de nfenschlyke Natuur gemaakt, en van de jammeren bier uitin ons Zedelyk bellaan voortkomende , laat by Diet na waarto neemen, welk eene verwoesting zy in zyn eigen gemoedaanrigten. Hoe zeer cok verzekerd , dat by zonimi;eDeugden bezirte, is by tef ens bewost, dat een edele uit­ileekendheid in Deugd bet onwaardeerlyk voorregt is vanfl,2gts weinigen : en dat by de gemeene maate, om i\Iensch­lyke waarde by of to meeten, van zich zeiven kan ontlee­nen. Hoe volyverig; by dan ook mop weezen, hoe veel middelen by in 't werk moge licllen, om ons misbruik vanmagt, onze inwilliging van zinnelyken lust, onze vergetel­heid van ontvange weldaaden, en andere zedelyke ongere­geldheden, welke wy Menfchen dagelyks pleegen, tegen topan en to hervorrren, by doet bet met een edele vuu. righeid, Diet met hitterheid : want, wanneer eene al to bee­vi a verontwaardiging in zyne ziel daar tegen opkomt, gnatby dczelve to keer door de bewustheid, dat by zelve me­ni~gmaal neiging tot deeze Ondeugden gevoelt, door to be­denken, dat by zelvc daar van Diet geheel dry was. In dee. zer voege wordt her beginzel van Zelfliefde hervormd, enbet breidt zich nit tot medelyden met den Naasten, en al • gemeene goedwilligheid . Ter. Terwyl de Gefchiedenis des Menschdoms, in zyne eige­ne nauwkeurige waarneemingen, Heeds zyne AfiJantbropy verilerken, en overtuigen, dat de Mcnfchen, over 't al­gemeen gefprooken, boos zyn, boezemt diezelfde befchou­wing van de werkzaamheden der Menfchen kinderen, ender voorwerpen , welke hem omringen, eene betninnens­waardige verdraagzaamheid in, ten opzigte van zyne Na­tuur-genooten. Hy weet, dat dierlyke Driften en Ver­beeldingskragt, zo wel als Rede, gedeelten onzer geilel­tenisie uitmaaken , en dat de cerstgemelde een ilerkerwerkend vermogen op ons oefenen, dan de laatfle : byweet, dat zulks in 't byzonder bet geval zal weezen, incene Eeuw, die de Verleiders der Ondeugd kroont ; ineene Eeuw, die alle behulpzels der weelde to baat neemtom de zinnen to begogelen ; en niets verzuimt om alle kunflen to doen medewerken tot bet betoveren Bier ligtonilooken Verbeeldingskragt. Doordrongen met bet deakbeeld van de zwakheid vanbet Menschlyk hart, van deeze fterkwerkende verznckin­gen ten kwaade, en van de jammeren , die meest altoos, zeif bier op deeze wergild, de noodwendige en bellendigegezellinnen zyn der Ondeugd, voelt by alle bewecgiug van geweldigen en werkdaadigen Menfchenhaat in zynboezem flerven. Hy heeft geen de minfte neigin ;r, ont­laande uit peribonlyke geraakthcid, om eenige flr fTe aanto doen, aan deeze elendige en kortleevende uvertr :edcrs van de wetten der Deugd, en berokkeners van hun eigenongeluk. In tegendeel, by neigt flerk over, om hunnerampen door zyne goede dienflen to verzagten, in zo ver' re by dit konne verrigten , zonder de goede orde to ver. ilooren, en bet weizyn der ?vlaatfchappye to bederven . Hybewondert, aanbidt, en volgt tie goedertierene en billyke handelwyze van den Vader des Hcelals, „ die zyne Zon­,; ne doet opgaan over Boozen en Goeden, die doet zege . „ nen over Regtvaardigen en Onregtvaardigen." Maar, terwyl by deeze befpiegelingen voortzet, ontlaan'er eenige vertroostende, eenige aangenaame, eenige edeledenkbeelden in zynen geest, bekwaam om zyn denkbeeldvan dit harde lot der Stervelingen to verzagten. 1-ly merktop, met cen wysgeerig genoegen, , met een edclaartigefchoon zedige zegepraal, dat de Mensch, door zyn uit­fteekend vermogen der Rede, gevormd is naar den beelde van zenen Masker; dat aan zyn verzuim of mi; bruin van dit zedelyk Vermogen, alle zvne afwykingen van Zedelyke X 2 1:egt~ i+~O PROEVE OVER DE IIIISANTHROPY, Regtheitl moeten worden toegefchreeven, en gevoiglykalkle zync elenden : want, voor zo verre waardigheid vanCharacter den Mensch voegt ; voor zo verre Zedelykheid. van gedrag eeu gedeelte vats de befchryvingeensMenfohenuitmaakt, heeft de Hemel hem bet vermogan. der Vryheidgeli:honken. Ely words Diet werktuiglyk bewoogen ; bykiest bet goede, het ii:hoone, Diet met eene Engelagtigegemaklykheid van keuze : de Alensch, dat middelffachtigweezen, is vcrordend, om met moeite wt voltnaaktheid eit zelfgenot to komen ; verordend, om, tot bet ver­krygen van Deugd, tot bet doen van Algemeen Good,veele zwaarigheden, gevaaren en tegenkantingen to over­winnen. Onze zelfdenkende %Vysgeer, wiens ge­voelens en oordeelvellingen ecn gelukkig mengzel zyn van goedertierenheid en ilrenghcid, die het ttclzel des lVlensch­lyken gedrags, met een nauwkeurig en onparty(lig oog, ga­detlaat , bcfchouwt, tot zyne vertroosting en voldoening ,dit agtenswaardig gedeelte onzer geileltenisfe, de voortref­lykheid van den Mensch. fly neetnt desgelyks in opmer­king, dat zelfs zeer flegte Characters eetiige beminnelykeen edele hoedanighcden bezitten ; dat wy, in alle befchaaf­de Maatfchappyen , onder de volitrekie noodzaaklykheid zyn, om ,'t zy met voordagt of onbcdagr, door onze dwaas­heden, door onze driften, door onzc ondeugden, tot by­zonder en al emcen hell mede to werken (s) ; dat, on­danks al onze traagheid, al onze vertlinding, al onzeboosheid, al onze verharding, de gcmakl:en en voordeelen deezes leevens veelvuldig zyn,en dtit wyduitgeflrekt goodvoor bet Menschlyk geflacht in de wereld verlpreid is door de vaderlyke, algenoegzaame en verbaazende handder Voorzieni0eid , fchoon in die wereld , zuivere en werkdaadige &leuschliefde, ecn van de zcldzaamlte ver­fchynzels is. On. (*) Ik wil bier mode niet beweeren, de onbefchaamde llet­ling van eenen MANDEVILLE, die bet kwaad pleegen aanraad­de, op dat 'er good uit mogt voortkomcn. Ik wil voor den Hulsbreeker niet pleiten, ow dat by bet belang van den Sloo­tenmaaker bevordert. fl: bewecr allcen deeze onbetwistbaare waarheid , dat wy , door onze eerzugt, door onze trotsheid , door onzcn nyd, en door die behoefte, welke veelal bet go. volg is van onze buitcnlpoorigheid, aangcdreeven worden tot prysiyke vlytbetooning , tot hot voortzeuen van bezigheden, d`c aan .elk hTensch, hoofd voor heolil, eon onafhangl)k be­ttaan bezorgen, en nuttig zyn aan bet Alerschlyk gcfiacht . Onze verfiandige Waarneemer merkt wyders op, dat, volgens bet getal zyner eigene uitgekoozene kcnnisfen, inde wereld veele waardige Menfchen moeten gevondenworden, veelen, met betrekking tot bet getal zel­ve, fchoon weinigen met 't onnoembaar getal van Inooden . fly overweegt bet onvervreemdbaar en onuitlpreekelyk hell,voortfpruitende uit cen goed en edelenoedig gedrag ; by ilnaakt by herhaaling bet zoet, dikwyfs genooten tit deverkeering met Menfchen, hem gelyk in cart. fly breidtzyne vcrwagtigen uit, vender dan dit zigtbaar tooneel, en dringt door tot dien gezegenden flaat, waar in de Goedenzo gelukkig zullcn weezen, als het de Afmagt mogelyk is dezelve to maaken, waar alien natutn•lyk en zedclcl: kwaa'l voor eeuwig zal vernietigd zyn, waar alles , wat bier ver­keerd is, regt zal weezen, waar wy nimmer afwyken, maarfleeds voorwaards gaan, toeneemende in vermogens, vor­derende, in geluk. Deeze voorwerpen bep:inzen­de, bezielt hem ecn hemellIche yvergloed . Fly dankt zynen Schepper met eerhiedige achting en dicpen ernst, zelfs voorbet beflaan in dit Oudermaanfche, en dat by hem gefleldheeft in den rang der weezens, die vermank fchcppen in Deugd, en door befpiegeling de Onflerflykheid vervroegen . Wy zien ads nog maar een gedeelte van bet ontzaglyk enverbaazend Stelzel der nooit dwaalende en volmaakte regt­vaardigheid der Godlyke fluishouding. De hoogte daarvan is voor het flerflyk oog verborgen, door dip e wol­ken; dock, in 't teen wy 'er van zien kunnen, hebben ivyde flerkfle merktekers, dat bet groot(le en beste Weezen,'t zelve, op ecne zyns waardige wyze, zal voltrekken . De rechtfchaapen Wysgeer, wiens zielsbetragtingen ik dusverre heb zoeken to ontleden , ontdckt de flerke en uitge­breide overheerfching der Ondeugd, by ziet 'er idle jam­merlyke uitwcrkzels van ; by tveet, dat verre bet grootfle gedeelte des Menschdoms boos en fiiood is. In gevolge bier van, moet by,* hunne heerfchende boedanigheden baa­tende, ook in zo verre van bun eenen afkeer hebben, en ongetwyfeld in de befpiegeling een 111ifamhrope weezen doch bet is, uit de verdere eigecAfchappen aan hem tocce­fchreeven, blykbaar, dat Medelyden, veel cer dan Ge raaktheid, zyne Mifanthropery vcrgezelt ; dat by geen ge weldigen en vyandlyken heat tegen bet Menschdom in zt•n boezem koestert. Ify haat bun in geen ?eweldiger zin, dan dit woord beeft, wanneer i1; zeg, ik heat luitenfpcl ; ik 1i at een donker vertrek : ik heat ecn v)ak en el en land. X 3 Dic Die doolende Goedwilligheid,welke de meening der IM. lige Schrift verkeerd opvat, en niet ongunflig van bet Menschdom wil denken, is eene beminnenswaardige en be­koorelyke zwakheid ; en ik wensch dezelve niet alleen met' zagtheid, maar met aging en ontzag, to bejegenen. Nog­thans moet ik de vryheid vcrzoeken , om aan to merken,dat, voor zo verre ih de gefleltenisfen en werkzaamheden der Menfchen nagegaan heb, de ligtgeloovige goede Man,die deeze niet onderIcheidende \lenschliefde volgt, altoosmeer van ftreek gebragt en verbitterd words by bet ontvan­ger1 van beledigingen, dan de 111ifirithrope door my be­I'chrce:-en, en in wicns voetftappen to d.ukken, ik mynecer tlel. De Natzutr, wat men zich ook moge wysmaaken,komt altoos boven. Da algemeeu i\Icnschlievende Man thatvertteld, en words gramtloorig, als by den fchurk ontdektin eenen,dien by, to Iigt vertrouwenu~e, vocrecn eerlyk Mangehouden hadt ; ecn hooggaande verotitwaardiging .vervult hens op de trouwluosheid van een vermeend Vriend : dewylby zyne ziell niet gewapend badt tegen de ontdekking van 't bedrog ; en voorheen zich zelvcn bedroogen hadr . 1\laar de door ondervinding geleerdc 111ifci;ribrope kan uit geenonverwagren hock cen flay untvangen. f y is overtuigd,dat geweldige, baatzoekende, en flordige, Driften betI\Ieuschdom beheerfchcn, dat zy dagelyks de heiligtle ban­ den van gemeenzaamheid, vriendfchap, en verpligting,aanflukken fcheuren. flier door is by vuorbereid, om de on­verdiendte mishandelingen to ontvangen ; met fpyt en ver­driet zeker ; doch een fpyt en verdriet , die eer molten aan­gemerkt worden als een tol voor de zaak des Menschdomsiu 't algemeen,dan voor zyn cigen byzonder feed ; en wordtdit alles onmiddelyk verzagt, door de overdenkingen, waaraan by zich gewend liceft,eu hem by duizend gelegenhedento paste komen. „ Verwagt nict to veel can bet Mensehdom," zegt HFL- VEnUS, ,en gy zult nict to leur getleld worden, noch „ ouvoorzigtig handelen." Ik kan dit zeggen bekragtigen door bet gctuigenis van iemand, meer dan HELVETIUS, van een Man, die, by eene uirgebreide Geleerdheid en cen verheeven vernuft, den regten geest des Christerid'omnr heeft. peeze Scbryver halt, voor een groot gedeelte zyns leevens, zeer vecle zwaarigheden ontmoet, cn was gebeel niet naar eveuredigheid zyner verdienflen beloond, tot by, in 't cin­ de, eene jaarweddc ontving, hem toegelegd door befcbroonl­ & ca Iistip Staatkundc, gcenzins wit zuiverc edelmoedi;, heid. Op zekeren dag, beklaagde ik hem dwanslyk, wan­neer ik fprak over de vergetelheid, waar in opregtheiden verdienften moesten omzwerven, daar dubbelhartigheiden oukunde hot vette der aarde hadden. „ 1k bid u, " was zyn antwoord, „ als een Vriend, dat, indien gy ten• oogmerk hebt, uwen leevensweg ongetloord en gemak­„ lyk to bewandelen, gy u moot wagten, om eenc al to • groote hoop to flellen op de billykheid des Menschdoms . • Wat my betreft, ik word door niemand anders dan „ door my zelven bedroogen. " HFLVE'rlus fchildert in zyn Work, 't welk zyn roem en fchande te(lens is, hot Menschdoni over 't algemeenmet de flegtfte kieuren ; by berigt ons , dat wy dezwakken, de behoeftigen, veragten en verdrukken, maarinagtige en fchitterende Schurken bewonderen en vergo­den; dat wy ons moeten toerusten, om do fchigten vanlaster en vervolging, met wrack vergiftigd, to vcrduuren,naar maate wy meer in Ver(tand en Deugd uitmunten ;(tat wy ouredelyk wreed genoeg zyn, om van do clendigen to vorderen, dat zy zich door volmaaktheid van gedraaanpryzen, eer wy bun gcregtigd keuren om gebolpen to worden ; dat hot menschlyk hart, op 't gezigt van verregaanden jamnmer, geheel verkeerd en ongevoelig als eon fteen wordt. Men zegt, no thans van hem , Oat hy, on­danks zyne veelvuldige ongunflige aftekeningen derMensch­lyke Natnure, gezellig, vrolyk,. menschlievend, en good­daadig was. Wilde ik den Leezer voor nogen (lellen, alle de fchrik­baarende a.fchilderingcn der Menfchen, door bet flout en trefeud penfeel van De ROC11EFnUCAt'LT, ik zou zynwerk moeten affchryven. FONTt:1NELLF bereikte ee­hen honderd larigen ouderdom, geagt, bewonderd, be. mind door Frankryk, door geheel Europac. Zyne kennis was root en nitgebreid , zyne bekwaamheden waren yne Ze(ien beminnelyk ; • by wist, welke kwaaoehoedanigheden in bet menschlyk hart fchoolen : en hiermn liet by zich nonit in tot eeniz gefchil ; by was ;;een Vyand, maar een Wend, des A enschdoms : op hot hevig en bitter tfitvaaren van, con Mi% atlarope, hoedant g wy in 't ecrlle lid deezer Proeve befchreevcn, antwoordde by' be . daardlyk, „Ondenad maakt con fchakel uit in hot Zamcn. • ilel des Heelals ! " Ik fluit myne aanmcrkinzen met de lei van den fchran . deren LA LauyE;c1: . ,, Laatrn wy uiet uitvaaren tc €n14 „htt „ bet Menschdom, als ivy deszelfs hardhcid, ondankbaar­„ heid en onregtvaardigheid zicn, als ons hunne zelfzoe­„ kendhcid eu verl'maading van anderen in 't oog loopt. „ Zy zyn zodanig gemaakt, dit is hunne natuur. WY ,, zouden, met even veel regts, ons moeilyk kunnen maa. „ ken , over het vallen van een ftcen , of dat de vlam des „ vuurs opwaards klinit . " (*; (*) LA BRUYrRE de !'Home. WAERNEEDMINCEN OVER IIET CERRUIK DER BRAAKMIDDE- LEN, IN DIE CEVALLEN, WAARIN DEZELVE NIET SCHYNEN AANGEDUID TE WORDEN. Derde ylraxnecnting. ren Man van byna 5o Jaeren, en van een magere Lig-Lchaams gelleldheid , krecg, zedert eenige jaaren, op on­derfcheiden tyden, aanvallen van lluizelingen, die echter Diet zeer hevig, en ook van korten duur ; waren. In de Tlaand Augustus van bet voorgaande Jaer, ftelde zig dittoeval weder in, en wel in een flerkercn grand dan to vooren de Lyder was, wegens de aanhoudendc braa­kingcn , genoodzaakt to gain leggen . Reeds drie da­gen had by moeten to bed leggen, wanneer ik hem decerfle keer bezogt; ik vund hem zonder Koorts, eu zynlong was wit beflagen : by gebruikte niets, als Soup,die hem ook zeer wel bekwam : vermits by reeds verfchei­den pnrgeermiddelen gebruikt lead , zo gaf ik hem een aftrekfel van de Melisle, met Salpeter, en herhaalde La­vementen ; en na verloop van twee dagen, gaf ik hem, eenzagt Laxeermiddel, nit de Maguefia. Dan vermits alle deeze middelen vruchteloos waren, zo fchreef ik een pynflillenden drank voor, die ook eenige ver­ ligting aanbracht, dog zo dra de Lyder zig beweeg­ de, om op to flaan, kwamen de duizclingen en braakin­ gen weder. flierop gaf ik een antler purgeermiddel, nit de Manna met de 1ol. Sa lm ae, 't welk ook ilegts eene kortflondige bctcrfchap bewerkte, ---en de Lyder we­ derom in zynen voorgaanden 7'oefland verviel . -Ik begon cenigzints koorts to belpeuren, en dee tong vierd meer beflagen ; bet wets: my deed beiluit;n nor een buik­ zuiverund miadel toe to dicnen, nit een ontbiuding van a on­ WAERNEEDI. OVER HET CEBRUIK DER BRAAEBI. 275 omen Sal Epfrncnfis. De Koorts wierd heviger, en ging gepaard met cen lelyken buikloop en aanhoudende min hevige Kolyl:pynen,-dog de duizelingen kwamen telkens to rug, zo dra de Lyder poogde zig op to richten .-­lk begon nut in to zien, dat ecne bedorvcn tloIFe in deHang, de waare en aanhoudende oorzaak van dit toeval was, weike taaije floffe zig to Clerk ann de wauden van de Maaghad vast gebegt, dan dat dezclve door purgeer-tniddelenkonde los gemaakt, en outlast worden . 1-liertoe fcheen my een liraakmiddel zetchikter, en bet was ook vandat gevole, dat, na bet gebruik daarvan, cene oogenblikke­tyke en duurzaame gencezing volgde ; de gewoone [bile was zeer taaij, en de Lyder bfeft zig zedert then tyd vol . maakt wel bevonden. KORT BERICT, WECENS DRN Dugo;t VAN DEN CRAAVE DE BUFFON, EN DE Siren Laeertina VAN DEN RIDDER LINNEUS, door PETRUS CAMPER. Reeds overlang hadt my de LVI Plaat van bet XIII Dcel der Nat. Hist. van den Graave DE BurFoN re . troffen, en doer twyfIelen aan do gelykvormigheid, weike zoo wet door dien grooten Natuurvorfrher, als door den 1-leere DAURRNTON, ge(leld wierdt plaats to hebben tus­ fchen den Dugon, en de eerfle foort van den 1/'alrus, of 7'richeclrus,doorLINNEUS,Edit. XII, pag. 49, aangehaald. De Walrus was my zeer van naby bekend, om dat ik 'er, zedert veele jaaren, twee koppen van bezat, en ecne menigte andere, ook een levendige, door my to Antler. dam gczien waren. De Walrus is indedaad viervoetig , en behoort, omtrent het lighaams maakzel, tot de Plro. cae of Zeerobben ; dan, waarom LINNEUS die Dieren ib.) vaneen gezonderd hebbe, kan ik niet door­ (p. 55. zien ; thans alleen van den Dugon of Doujoung willende handelen, gaa ik onmiddelyk over tot deszelfs vergelykinge met den lJ7alrus. De Walrus, of Trichechns, hceft, wat LINNEUS 'er ook van zegge, wel degelyk vier fi:ytanden in de O.Jfi X 5 in. 176 intermaxillaria, of tusfchcnkaaks beenderen (a) ; en vier kiezen in de bovenkaak ; vyf in de onderkaak, zomwylenflegts vier, welke alien, cene gelykvormige gedaante heb­bende, meest al, uit mangel aan kennis, kiezen genoemd zyn geworden. Het is de [leer COETZIt,Gcheime Raad van Zyne Doorl. H. den Heere Hcrtog van Saxcsvymkr en Eizenach,wel. ke my bet ,eerst de Osfa intermaxillaria van den Walrus,en derzelver fnytanden, lcerde keuneu, door bet toezenden eener uitmuntende Verhandeling, met konf{ige Figuurenover deeze beenderen, in vertcheidene Dieren . De flagtanden zyn voorzeker zeer lang in den Walrus,en zitten werkelyk in de opperkaaks- beenderen , daar de twee tanden , welke cenige overecnkomst in gedaantehcbben, by. den Dugon gevonden warden in de tusfchen­kaaks-beenderen. 1Vyders heeft de Dugon geese fnytan. den , nog ondcr, nog boven , en allcen drie, of vier, kiezen aan ydcr zyde van de beide kaaken. Dc zonderlin ge gedaante van den kDp, de plaatzing dergroote tanden en de onderkaak, van den Du-on , by DS BUFFoN,P1. LVI. fig. 2.Q. Q. N ,fcheenen my zoo ver­wonderlyk, en zoo onderfcheiden van den Walrus, ib . Pl. LV, fig,. i en 2, dat ik my geca denkbeeld konde vormen ,hoe die koppen tot een en hetzelfdc geflacht behoorenzouden? De beroemde Engelfche Natuurvorfcher rFty. ICANTr gaf my Been meerder licht, p: 517, als hebbendeallcs Uit DE rUFrON woordelyl: overgcnoomen. ARTEUI verwart mede den Walrus met den 1lIanatur,vol-yens bet derde Deel derGcncra Piscirim ,p.79,Gem71; misfchien is bet de Siren , ib. pag. 81 ? In bet V Deel ,heeft by ze wederom onder een gevoegd, p. Ion. Ilet geen BRISSONIUS'er van zegt, Regn., ilni.m pag. 16} be­duidt van gelyken niet veel, ats uit anderen uitgefchree­ven, voor al nit STEILERUS, (lien wy in bet vervoig zul­len aanbaalen. T. KLEIN heeft zig ook uit die verwar­ring niet konnen redden,^gelyk blykt uit zyne Verhande. ling de Lrpide Man~ati, ;}. 43, p. 33. De Beroewde ztnl­atr•.RMnnN geeft in zyn Specimen Zool. Geogr. pag. c6,s , 41, mede even weinig opheldering, (.,in dat by alies nit anderen moest overneenlen, die 'er zel re geen dourzigt inhadden. Op (a) z+e mare Verhandeling over den Oran' -o:utong , 7 III1ofd. 2. P. 75. Op het alleronverwagtst, kreeg ik, voor weinige dagen, door mynen weleer zeer naarfligen, en altoos dankbaareaLeerling, den kundigen 1-leere JACOBUS VAN DER STEECE, niet alleen den kop, maar de geheele aftekening van een Visch, die aan hem, en alle anderen op Batavia, onbekeudfcheen, en my terflond voorkwam de Dugon to zyn. De Afbeelding van den kop, door den Graave DE BUFFON gegeeven, met deezen vergelykende, vond ik zeer net,en uitneemend wel gedaan ! 1k doorbladerde het anderzints ongerymde Boek van den Heere RENARD, op naam van degewezene Gouverneurs Gen. van Indien, van Oudshoorn, van Hoorn, van Riebeek, en van Zirol, in den jaare 1754. by Ottens uitgegeeven, en vond op de 34 bladz. of Plaat, No. igo, de afbeelding van lien zeifden Visch, fchoon inbet klein, evenwel met aie de voornaauifle kenmerken, onder den naam van Doujoun, en Zeekoe. l\Iisfchien is bet van beia!ig, dat onze Landgenooten de Afbeeiditigenvan den Ilecre VAN DER STERCE, en RENARD zien ; ik zend zedaar om beide; onder Fi,. i ,2en 3. Men ziet uit dezelve zeer duidclyk, dat het cen ade­mende Visch is, met glad vel, dat is, zonder hair, zon­der agterpooten, alleen twee borstvinnen of; armen heir betide, en een platten flaart ; mammen met enkele tepeisaan de burst, en niet aan den buik, als by al ;e Zcehon­den, en lValrusfen. Eindelyk met veele hairige vezelenbezet, rondom den bek. GESNERUS DE A2UATILIBCS, Lib. IV, p. 579, over deSirenen handelende, zegt ; dat zommi ;en haare jongen inde armen drangen, en voedec met de mammen, welke zyzeer groot aan de borst hebben. In de Die/ion. raifon: des Animaux, haalt de Schryver nit MEROLLA, onder de be­naaming van Serenico, eeii Visch aan, die met do Vrou­wen, omtrent de mammen, armen en banded, gelyltvormigzyn zoude ; dog dat het lighaam in eenen llaart eindigde, die zydelings in een punt uitliep, en plat was ; hebbendeeen wyden en zeer lelyken bek ; ronde, en groote oogen ;dat de Portugeezen dien visch , Pierre tllolhar noemden,Tom. IV. p. 215. En uit RHEDI, dat de Spanjaarden zeden naam gaven van Pefce Donna, enz. Hoe zeer 'er vee­le verdichtzelen by aangehaald zyn geworden. zoo ligt 'Cr nogthans een wezenlyke grand van waarheid in. In de algemeene lleisbefchr. van den 1lbt PREVOT, in bet H,dlandsch vertaald, wordt die Visch by de 13efchry­ving der Pliilipp. Eilauden opgegeeven, licc1 XVIII, p. s6, onder den naam van Doujon, Pejce Muger; hebbende teeldeeten , en mammen met repels, als eerie Vrouwe . In bet IV Deel, p. 347, words gehandeld van de Manati, alshebbende mammen aan de vinnen, onder den naam van Zee-Koe, en Lamantin. Zonderling is her, dat men Deel XXI, p. 256, fig. No. 463, de figuor uit Reriard'sPlaaten geheel overgenoomen, en opgegeeven beeft, onder dennaam van her Blaauw Baardmannetje. Hoe bet zy, zooblykt uit alle deeze befchryvingen, dat 'er lang bekend isgeweest zekcre ademende Visch, met mammen aan deborst, dat is by de armen, of vinnen, hebbende cen baard, enz. met den naam van Doujong, wclke volmaakt over­eenltenit met deezen Duuon, enz. Dog, dat die Visch, alszeer zeldzaam zynde, daarom to meerder verdient gekend to worden ; en wel voornaamelyk, daar men, omtrent derzel­ver eigenfchappen, zoo zeer in twyffel gebragt wordf doorde Grootlle Natuurbefchryvers van deeze 6-we, als AR- TEDI, KLEIN, LINNEUS, DE BUFFON, PENNANT, BRIS- SON, ell anderen. Ult bet geen de Graaf DE BtJPEON over den Lanrantin fcbryft, p. 377, ib. en met bet gezag van zeer veele Zee. Reizlgers en anderen bevestigt, blykt, dat die Visch, ofdat zwemmend Mamdier, om nan de Hedendaagfche Naam- It rolfchryvers Been as toot to gceven , even als de Dugon,inammen aan de borst, of voorarmen, heeft ; dog nit de ver­gelyking der Bekkeneeten, welke ik bier, uit her Been doormy gezlen is, opgeeve, hlykt tell klaarften, dat bet zeer onderfcheidene Dieren zyn, die met de Phocae, zoo als CLUSIUS meende,-nog met den Walrus, geell de minfteovereenl.omst hebben. De Hcer VAN DEN. STEEGE, door bet groot getal Ziekenop Batavia to veel bepaald zynde, heeft my nicts, dan deezeweinige omftandigheden, en den Visch, Fig. I , van den rug, en Fig. 2, van de buikszyde afgebceld, toegezonden ; welke beide, zeer ruuwe omtrekken zynde, evenwel dentart van her Dier to kenuen geeven . „ .1, zegt by, is „ de bovenlip met vezelen bezer ;t B, een hard vierkant „ fink vleesch , buiten den bek uitfteekende, 't welk niet „ beeft konnen bewaard worden, en ter plaatze, daar bet „ afgerot is, de twee punten der tanden, (BONBON, ib. RR.) „ vertoont. C, zyn fraaije blauwe oogen, even als van „ een mensch ; met cene ronde, dog grooterpupilla, (ring ) DD, s, appel) welke door Oogleden geflooten wierden. „Zyl „ zyn de groote mammen, en tepel, voor onder ieder vin „ gelegen. „ De ooren, of oorgaten, die byna als de cars van eeu „ klein kind toegetrokken waren, zyn, door verzuim van • den Tekenaar, niet aangetoond . „ De Neusgaten in de i Fig. zyn, en to groot, en to wyd • vaneen getekend ; de Schilder hceft 'er een foort van • Kalfskop van willen maaken ; zy wierden, wanneer bet • Dier de lucht hadt uitgeblaazen, als door kleppen ge­„ ilooten." Wanneer wy nu de 3 Fig. hiermede verg:lyken, welkedoor my wit de aangehaalde Plaat van den lleere Renar•d itipt is naagevolgd, zal men ligt bevinden ; dat, a, b, c, en d met de letters in Fig: 2. overeen(temmen ; en dat e, bet oorgat, zekerlyk to verre naar acteren geplaatst is ; want bet zal nauwlyks nicer dan de helft van c, g ag . terwaarts in f gettaan hebben . Het fmert my onderwylen , dat nog van de Teeldeelen, nog van den Aars, nog van de waare lengte van betDier, niets is aangetekend geworden. Wy hebben reeds gezegd, dat deeze Kop in bet XIII Deel, van den Graave de Bti on , uitneemend wel afgeheeld is, wy voegen 'er by, dat beide de I;efchryving van den IleereDaubenton, en de Tekening, zoo volmaakt wel zynuitgevoerd, dat bet overbodig zyn zoude, 'er bier eene van to geeven ; to nicer, dewyl dit Bock thaws in ieders handen is. De Maaten alleen ontbreeken, die ik wit den Kop thansin myne Verzameling, met de letters van voorn . Plaat zal opgeeven. Fig: i. FE., gelyk ME. 14. duim. FK. 8. d. AD gelyk DE, gelyk 7. d. MP. gelyk aan 8. d. QN. 5. ON. 6. PQ. 4. duim: alle Rhynl: Maat; bet ont­breekend deel van bet Agterhoofd, by de Bu4on, is if. d. derhalven is de voile lengte 151 duim: de geheele hoog to AO. 8. duim. Zie vervolgens de ade fzgtiur. De breedee van den eenen rand des Oogshols tot den anderen, is 8 duim . 0, 0. 7. P. P. g. QQ. 2 N. I4. '!rr zyn dne Kiezen aan wederzyde boven, welke naaragteren breeder worden ; de agterfte was 8 duim , de voor­fie f d. de middelfte tusfcheu deeze beide Maaten in. Ook zyn 'er drie in de Onderkaak, eveneens in grootteals de boventte, T, T, gelyk aan 2= d. Keel, en Tong kon+• "SO BERICiIT WEGENS DEN DUCON konnen derhalven niet dan zeer eng en final zyn, tominder, daar de binnen afttand der Kiezen flegts is i4 d . Eveneens is bet Tongenbeen, hebbende eene vry grooteholle hatis, kleine Horens van i duim, geene Zaadbeen . tjes, maar de flyliformes procefis, breed, lterk, en 3# d. fang. De Gehoorbeenderen zyn zeer groot en zwaar, deSteenbeenderen zeer klein, zoo dat zy waarfchynelyk geene halve ronde Buizen zullen hebben. Onderwylen blykt, dar bet been, onder den naam van Lapis Bianati, en Tilurouis, bekend, in de daad is de Schulp van bet gehoor, zoo als wy bet in de Haarl, Verhand. Dcel XVI1. 2.Sink, pag, 179. befchreeven, en Tab. 1. fig.7.afgebeetd hebben, en doorSir11.SLOANE mede begrepen is . %Vordende, ten onrechte, door 7; Klein , de Lap. 11fanat. p. 3G. S-46, voor bet waare Steenbeen gehouden . in den Dragon immers, en in de Koppen van de Manati, door my gezien, worden ze niet gevonden. De Buitenranden der Agter- Eloofds-Knobbels zyn van een 31 duim. van binnen it ; bet Agterhoofdsgat is duseven breed, maar hoog, 2 . duim. De Gehemelte's Beenderen , en de iiamuli of I-raal:en van bet Wiggebeen, daar de Mufculi circumflexi Palati zig omhenen wenden, zyn ig d. afttandig; ten bewyze,dat bet Dicr's Keelgat mede naauw zyn moet . Iudien nu de Kop r' was van de lengte, was de Visch geweest = 15 f of 16. X 5=6 voet en 8 duim, iuis­fchien 7 voeten fan,. Hoe gebrekkig ook deeze Befchryving, zy, leert zy ons, dat de Dugon vol(lrekt niets gemcens heeft met den Walrus; maar een Visch is , Nvelke met de nhnati, of Lamantins , Eon ge(lacht zoude kumnen uitmaakcn. Of fchoon ouk hunne Koppen meerder overeenkomst met die van den Walrus hadden ? 'Er is cen Bekkeneel, en Onder­ haak van een Lamantin in 's Prinfen Kahinet, in den Haag; waarvan ik de overeenkomflige vier Snytanden bo­ ven , en under twee, alsmede vier Hoektanden in bet 167ufeum Britt, to Londen, in een opgevuld, verwaarloosd, vel gezien hebbe. Wyders in dat zelfde Mufeum, bet Bckkeneel van een foortgelyk Dier, waarvan ik eene zeer uitvoerige Aftekening gemaakt hebbe. In alle deezen zyn, gelyk in den Trichechus, Phoca, i\Ianatus en dergelyke Zeedieren, geheel g eene Traan­ buizen. De De Befchryving van de Manati of Zee-Ka f, door de I-Tol. landers, en Zee-Koe, door de Engelfchen, genaamd, door G. Tl: Steller in het 11. Deel, de Novi Comment: lead. Scient. Petropolit. voor den jaare 1749. pa;. 289, zeer uitvoerig uitgegeeven, en door alien, die naa hem ge . fchreeven hebben , aangehaald , is zeer overeenkomiligmet veele eigenichappen van deezen Visch; dog 24 voetenlang zynde, durve ik hem niet denzelfilen noemen. Ook komen tie Tanden nict overeen by weigert ze Tandem,en fchryft hun alleen twee zwaare witte Beenderen toe , een in de Boven,aak, eon in de Onderkank, welken Tab. XIV afgebeeld, met die van onzen Dugon geene over­eenkomst hebben . Echter badt die 111anattls twee Mam­men van it voet middelyn, met een Tepel, die in de zoogende 4 duimen ]all- is, en, in die nooit gebaard heb . bell, zoo klein als eerie Wrat ,bevonden wordt, pag 307. De Kop was 27 duimen tang, en 131 breed, terwyl bet geheele Dier lang was 296 duim, en this zeer ter­ fchillcnd van den Dugon, eon ,,. van de lengte; naa welke evenredigheid de Dugon, niet 7, maar 14 voeten lang zyn zoude. Steller, wiens ultvoerige befchryving veel oplettendheidverdient, geeft dit Dier pag. 39, flegts 6 Wervelen aanden Hals, daar ik in zeer veele Bruinvisfchen, den Spring-Walvisch, en den Walvisch, altoos zeven gevon­den hebbe, zoo evenwel, dot de twee bovenfle zig, zelfsin de jongen, flandvastig vereenigd zynde, als den ver­toonen , en dtls 6 in getal fchynen uit to maaken. Met dat a1les bob ik in bet Mufeum Britt: to London, en in het Theatrum zlshmolean : ' to Oxford, zeer grooteAtlasfen, of eerfle Hals-Wervelen van Zee-Dieren gevon . den, welke ons nog geheel en al onbekend fchynen to zyn. Steller befchryft pag. 320, c!e beide Schnambeenderen, welke ik in verfcheidene Plocaenae, of Bruin- en Sprin`Valvisfchen even 'eens bevonden hebbe, en welke, by TH. KLEIN,4nat. Phocaenae,pag. 26. §. 22, vry welbefchreeven zvn , door den Heere Dit LA MOTTE, die ze Inede voor Osfa pubis gehouden heeft. Het is in daad jammer, dat Steller ons de of beelding van her Geraatntenlet heeft medegedeeld . RS2 BEIUCT WEGENS DEN DDCOP1 2. S. OVER DE SIREN VAN DEN IIEERE ELLIS. Het behandelen van den Dugon, en de geduurige ont•, moeting van deszclfs vergelyking met de Sirenen, lice fc my duen denken, om bier by to voegen, de Ontleding vande zougenaamde Siren, of ~naphib:ozss Bipes, door den 1-leere J. I LLIS opgegeeven, in de 1'hilof. irarzJhlt. vol. LVI. §. XXII. p. Plate XI. Over dit Dier verfcheidene gisfingen gemaakt, hieropzyno uitkomende, gelyk ok door Linneus is bevcstigd, p, i)t ; dat bet de Laiva was van een I aagdis 1 Die I\atuurbe­fchryver heeft 'er eene geheele Verhaudcling over naage­laaten, in bet VII . vol. der A'mocn. Acad. No, 142. pag. 3Ii, waar in bet betluit op pag. 324, weinig meer .zegt,dan op bet laatI a van p. Dat zy zou moeten gcbragt 3°'S. worden onder de Ordo III der 211 antes, hebbende Kieu­wen en Longen to gelyk , en twee Pooten! Dar zy genoemdkonden worden, I.SIREN. Branchiae extra corpus.Corpuscaudatum, pedesunguiculati, en this zyn zoude eene Siren Lacertina ! Als ik in Oc`lober laastleden to London was, verzogt1k van den IleereGRAY, de vryheid, om van de twee, die inbet lllufcurn waren, c 1n to molten ontleden ; ik vond bet to zyn Cell Mare Visch met gcflooten Mention, . gelyk deAalen, enz. dog met 3 Spiracula, of openingen. \Vel­kers tusfchenvliezen, met vry lange franjes beret waren,die zeer ongelukkig voor de ; Branchiae, buiten bet lig­haam, door Linneus gehouden zyn ; altoos vooringenoo­men met bet valf'che denkbceld, dat bet Larvae waren, die, gelyk de hikvorfchen, zulke veranderiugen ondergin­gen , cer ze Ip anon wierden. De twee vooorile vinnen hadden min of meet de gedaante van pootjes ; dog geeneafgezonderde vingers. 'Er waren wezenlyk Branchiae, zoo my voorflaat vier ; inyne eigentlykeaantekeninn gen zyn verlegd geraakt. 'Lr was geen bewys van Lon­gen, flegts een hart. Het Gedarmte was tang, wyd, dugdoor de flerke Spiritus daar bet Dier langen tyd in bewaard,was, zoo bros, dat bet niet du delyk ontleed konde worden . Binnen in vond ik niets dan vergaane loft, vezelagtig,rn zeer vecle Schubben, vooral groote Buik-Schobben van Slangen, die waarlchynelyk bet Dier tot vocdzel dinnen . I)ceze Sirenen behooren myns oordeels tot de Visfchen,.By anchoflegi met 3 openingen , en tot bet gellacht c''er Murae. rlae, welke, even als onze Aalcn, door de moddcr, eat 'er lsngs EN DE SIREN LACE(TINA. 2R3 langs kruipen , om haar aas, Slangen , enz. to zoeken ,en to vertiinden. fladt men zig gc1ggd on de voortteelirg der Haagdisfen,men zou bevonuen hcb+set , dat ze geheel volkomen uitbet Ey kwamen, en goene herlcheppinge ondergingen als de Kikvortihen ; do.)r welkers gc,ta ..nte, vooral der groot­te, die in America v..ilen, de FLcr ELLIS verleii ichynt t geweest to zyn ; eii weikers vtaaHtuk de fieer Linnets, geen ontlee~lkcildi ondcrzoek berniunende, op getyke wyeeheeft beantwoord Ziet men op den aart der Sirenen , zoo -,its ze afgebeeldworden, en 'cr eene gcvonden wordt , onder de ongerym­de afbcelaiu; cn, door den llecr r:NAiw, Planclte LVII, alierbclageety l.st op egccven , wc',ke nit halentyn ovcrgenou­men is, volgens het getuigen van den lleere VOSAIAPI Prdface , pag. 3 , onderaan , die 'er eenige aanmerkingettbectt by gevoegd. Z ,)o kan men nogthans nit de eigen­fchappen der vaste tighaaincn, die in Vlociftoflen moetenbewon~gen worden , vry zeker bepaalen, onmogelyk to zyn,dat zekere langwerpige iighaamcn zig zoo verre rechthoe_ kig met bet voorlyf, buiten bet water, zouden konuen op . geeven? Alle \'isfchcn hebben daarom de itaart, en bet lighaam , met den kop in eerie rechte lyn . De Wairusfen, en Zee-llonden, fchoun waare vier. voetige Dieren, hebben een zeer korten IIals, en kortePooten, vooral de voorlte. Zoo dat ze van gelyken ,zwemmende, alle deeze deezen in cone rechte lime hebben . \Vy vergenoegen ons, langs deezen weg, aan onze Landgenooten , twee Qieren, en wet twee Vistchen, tohebben leeren kennen, wclke tot tog toe, door geeneNatuurkundigen behoorlyk befchreeven zyn geworden. Elein Lankum , den I I Juny, 1736. k LYST DER TITANS DAADLYK tBRANDENDE BERGEN IN DE VIER WERELD DEELEN. Naar bet Fransch van den Heer Ain de Ilccren Scl ryvcren der Nieuwre 4lgem . Vaderl. Letteroej. WYNE IIEERENI ,J,-t verdubbeld eenoegen onlangs de WPaarneemingeu 1.9 A'1" over de L'riurbergesn in Italic, Sicilie en om- I.DEEL. MENGELW. No. 7. Y „flreeki „ fireeks den Rhyn,door den Heere WILLIAM HAMILTON, „ met de f1anmerkingen van den Hcer Abt GIRAUD-SOU­„ LAV16 herkezen hebbende (*), kreeg ik een Fransch „ lydfchrift in handen, behelzende cen Lyst der titans „ daadlyk brandende Bergen in de vier lllereld deelen. „ Zy voldeedt my zo wel, dat ik auderen ,door de Vertaa­„ ling, dit genoegen wilde fchenken, om, in eenige wei­„ nige Bladzyden, byeen to zien ; hoe veel, en welke, „ Bergen nog, op den Aardbodem, dit fchrikbaarend ver­„ toon maaken. Oordeelt gy, myn Heeren, dat „ dit myn oogmerk best kan bereikt worden, door dit „ Stukje in uw lllengehverk to voegen, ons oordeel is „ hetzelfde, en dit to ondervinden, zal hem verpligten, „ die zich meermaalen tekende", UL. BEGUNSTIGER. Hoe veele voorheen brandende Vuurbergen 'er blylcen geweest to zyn, uit de cntwyfelbaare overblyfzels, en men, in 't algemeen, bet getal tier nog daadlyk branden­de goring agt, zullen wy, nogthans, 't zelve grooter vin­den, dan men in den eertlen opflage denke. Laaten wy,op 't gezag der beste Gefchied . en Reisbefchryveren af­gaande, de vier Wereld-deelen doorloopen, en de Eilandenin onlangs eerst recht doorkruiste Zeei:n bezoeken : en met het Wereld-deel, 't geen wy bewoonen, van dczelvebet fchaarst voorzien, beginnen . BRANDENDE VUURBERCEN IN EUROPA. i. De Berg Etna. De Berg Vcfuvius. 3. Flet Eiland Stromholi, 't denige der Liparifclte Ei­landcn, 't well: tegenwoordig brandt. In den Jaare MDCCVII., hadt men eene Vuuruitbari fling, digt by bet Eiland Santorin, in de flrchipel; doch deeze brandt niet meer. 4. De Berg Hekla, op 2"sland, en eenige andere Vuur. monden, op 't zelfde Eiland en aan de kusten, die bytusfchenpoozen beurtlings branden, 't Been aanleidinggeef, om to gelooven, dat zv alien een algemeenen Vuur­kolk hebben. Hoe deerlyk dit Eiland, in de laatfle drie Jaa. +) Dit Werk is by den Drukkcr deezes, '. Tntema, in den Jaare 1784 uitgegeevwl. 285 Jaarcn, door Vuurvloeden 't zclve als overfEroomende, ge­teisterd is, hebben ons de Nieuwspapieren geleerd . De oude verhaalen van Groenland, wellce men by vee­le Schryvers aantreft, en bovenal in de Aardryksbefchry­ving van DII?RCATOR, fpreeken van een' Vuurbcrg in dit Gewest, digt nan Zee, en van cene Stad, Albe geheeten: by dien Vuurbcrg was, zoo men wil, bet Dominicaaner Kloocur Van St. Thomas verwarmd door de beete wate­ren, daar door been geleid : doch zints verfcheide I euwen Weet men niet meer van deezen Vuurberg, van dit K,loos­ter, noch van de Stad Albe. BRANI)ENDE VUUR13ERGEN IN ASIA. 5. De Berg Albours, eeu gedeelte van bet Gebergte Taurus, achttien mylen van de Stad Herat. 6.9. De lleefen STELLER en PALLAS gewaagen van vier Vuurbergen in bet Land der 7'ongaufche Tartaaren, over de Rivieren Jenifca en Peficla. Io-,2. 'Er zyn dric, beter dan de laatstgemelde beken­ de Brandende Bergen, op bet Schiereiland Kamtfchatka, die heeds Rook, en by tusfchenpoozen Vuur, uitgeeven. Van Mi deezer Vuurbergen, Ileeft men twee Plaaten in bet derde Deel der Reizen van de Capiteins COOK en CLERKE. 13-17- In Japan kent men vyf Vuurbergen ; een, zestig mylen van Firando; een ader, tegen over Saxumo; een derde, in bet Landfchap Clriangen ; een vierde,in de Na­ buurfchap van urunga; en eindclyk een vyfde, grooter dan alle de antiere, op bet Eiland Ximo. C :MPFLR en Vader CIIARLCVOL, fpreeken in 't breede van deeze Vuur­ bergen. 18 -19. Op de Philippynfchc Eilanden zyn twee Vuurber­ gen ; Bacacay by Albay, in bet Oostlykst gcdeelte vat, ]let Eiland Lucon, en de andere op bet t iland Marinda. 2o. De Vuurbcrg Sanguili, niet vcrre van de Stad Min. danao, op een moot Eiland van lien naam, ten Zuidea van de Philippynfcltc Eilanden gelegeR. 2t-22. De Vuurberg Balaluanum, op bet Eiland Su­matra, en die digt by Panarucan, op bet .Eiland Java, zyn van overlang bekend . 23. De oude Vuurberg op bet Eiland Ternate heeft, in den Jaare MDCCLXXIII, met groote woede weder be­ginnen to branden. 27. De Berg Gounapi, op bet Eiland Gumanapi, digsY2 by 286 by het Eiland Banda, brandt dikwyls met verfchriklyke uit. baritiuzen. 2 . 'Op het Eiland Sorca, een der 21folukfclte Eilanden, heels men eenen Vuurberg . a6. VAREN1us gewaagt van een Vuurberg op de lifaurl. fclie Eilanden •, zestig. mylen van de Dlolukfche gelegen,wa rf,'hynlyk dezeltde als die van het Eiland ljanas, veer­ti; mylen van Ternale, van welken de [leer ne BUFFON fpreekt , volgens 't berigt in de Hijl. Gen. des Voy'ay?es. a-7-s8 . Ten tiVesten van tie Straat, die Mew Brittan!e en Aicuw Guine van een fcheidt, is eeo Vuurberg-eiland,'t gun rook en vlammen, in ruimen overvloed, uirwerpt ; ennatty de Siraat , tusfehen Nieuty Brittanje en Nicuw Icr­l-vid, vindt men drie opmerkenswaardige Bergen, de llloe. tier en haare D^.;tern geheeten, uit een van welken e .m zeer zwaare l:ookkolom op(tygt. DAMPJER zag deeze twee V'nurbc 'gen . en ze zyn , op nieuw , in den Jaare IvIDCCLXVII waargenowen, door Capitein Carterct, opzyne Reize , rondsoni de Wereld. 't Is zeker, dat de eerstgemelde deezer Vuurbergen dezelfL'e is, van wclke VARENIUS tpreekt, en zegt, gelegen to zyn op een der Ei­landen, Pipon's genaamd. LF TiA!RE en SCUOUTEN out­ dekten 7e in den Jaare MDCXVI, en noemden ze de Vul. can lil'ndcn : cerzelver bettaan is bevestigd door ver• Icllcide Reisbcfchryveren . BRANDEND1: VUURBCRGEN IN AFRICA. 29. Op bet Vasteland in Africa, kept men niet mecr din den tier?, die no; daadlyk brandt ; en (irikt geiproo'ken,kan dezelve niet meer onder de Vuurbergcn geteld worden ;'c ii de Berg 13eniguazeval, in het Koningryk Fez, waar een Hol is, nit het wells vlammen voortkomen . i\ten wil dat'er oudtvds in Congo en Angola Vuurberzen ware!; manr men weet 'cr gee! , die thands daadlyk bruidt . ;o. 1)e Vuurberg op bet Eiland Bourbon hraakt meaig­r al hrandende ttofl'en nit : ill den Jaare NIDCCXXXIII, halt men 'er cene fchriklyke uitbarlling . It. Under de veclvuldige Eilanden in den Atlzntifchen Occaan , op welke onr,etwyfeld, voorheen , Vuurber. gen gevonden wcrden, wect men 't~r thans maar een, die t~ep,erwnor lig hrandt, op bet Eiland Fuego, cen van I aip Ilet Eiland 1'crceire, eca dcr, Azorijchc Eilenden, heeft, dik­ IN DE VIER WERELDDEELEN. a87 dikwyl, fchroomlyl a Aardbeevingen geleden, en gewel4ige Vuuruitbar(tingen moeten uit(laan; met name in de Jaa­ren MDCXXXVIII, MDCCXX en AMDCCLXI. Deeze oorzaaken hebben, even als op Santorin en Island, uit den fchoot der Zee, in den Jaare AIDCCXX, een Win Eiland doen gebooren worden, tusfehen Terceire en St. Michiel. De Piek van Tenerife heeft nog een Vuurmond, dieveel warmte uitgeeft, en waar men veel Zwavels viudt. llet Eilani de l'4scenfion hrandt nict ; dock s'ertoont de onlochenbaartle kenmerken, dat bet gebrand heeft. Men ontdekt veele voetflappen van Vuurbergen op bet Eiland St. Helena, en eenige andere in den 1ltlariijchcn Oceaan, dock de uitgebrand hebbende Vuurbergen behbo. ren op dee e Lyst niet. BRAN1ENDC BFRCEN IN AMERICA. Sa. Men heeft zeer onlangs up het Eiland St. Vincent, op la Morne Garou, een Berg, welks top -bykans oiuoc. ganglyk is, een Vuurmond ontdekt die daadlvk brandr . 1)e [leer ANDERSON, die denzelven bezugt heeft, naa vierdagen reizen, met ongelooflyke moeite, denkt (Tat degzeVuurberg gemeenfchap heeft met de Zwavefholten, op 'tEiland St. Lucia, met Morne Pelef op Martinique en de Zwavelholten van Dominique en Guadeloupe, die alien voorkomen hebben van oude Vuurbergen . De groote 13ergketen, welke by de Straat van Magellan, in Zuid Ahnerica, een aanvang neemt, en zich op weinig aftiand van den Stiller Oceaan, uitttrekt in de gebeelelangte van dat Vasteland, en die zich inkrimpende, tchoonzonder afgebrooken to worden, in de langte, de Laudengte van Darien of Panama doorloopt, en Tangs de Fasten van died zelfden Stillen Oceaan, tot Califunie reikt, is, misfchien, bet gedeelte onzes Aardkloots,It Been de mees­te Bergen heeft, die daadlyk branden of uit,ebiuscht zvn. Wily zullen, van bet Zuiden of beginnec'de, de Na,tmenopgeeven van alle de Vuurbergen, welke then heeft kunnenontdekken, 't zy in de 5chryvers die 'CT over gcfproakenhebben, 't zy in de Spaarr/che Kaarten dier Landen, zoa. tier tetl'ens to kunnen verzckeren, dat elk vier Na3men cell onderfcheiden Vuurberg aaudui .ien, veel min dat wile dee­ze Vuurbergen nog daadlyk branden . 3-44. In Chili vin 't men den Vuurhcrg St . Clcm'rn, op45 Graaden, Zuider Bree tc van den 1\1iddagglyn, een ;tn-Y 3 de­ a33 LYST DER BRANDENDR BERGEN deren omtrent den Zuidlyken hoek van bet Eiland Chiloc, voorts de Vuurbergen ,echucabi, Oforno, Villa Rica,No­tuco, Antoco, Chillau, Petcroa, Ligua, Coquimbo ell Co­piapo, de laatfte in dit Landfchap ten Noorden . In Peru kept men de Vuurbergen Arequipa, Ca­ 45-50. rappa, Mulahallo, Sangay, Cotopaxi, en Picltincha. 51. Eenigen tellen den Berg St.MarthabyOcana in Ca­/lilie onder de Brandende Bergen. 52 - 69. In Nieuw Spanje, vindt men als Vuurbergen ofZwavelholten vermeld, Catacullo, onion, Calima, Sonfo­nate, Nicaragua, t'omba^o, Ieleca , Leon, Vieja, lzcal­ca, Sacayita, by Guatimala, Atilan, .cuchutepeque, Sa­poticlan, Milpas, Soconusca, Popocampeche en Popocalapec. 7o-71. De beroenlde Reiziger cooKE heeft, in den Jaareii11)CCLXXVIt, op de Kust van I1'oord-Autcrica, twee Vuurbergen ontdekt ; een aan den Westlyken Oever van Cooks Rivier, op de breedte van 6o Graaden, een antler tusl'chen die Rivier en bet Eiland Unalashka, nict verre van de Zee, op de Breedte van 54 Graaden en 48 Min. Deeze zyn de twee Vuurbergen, tvelke by zag aan de gehecleAmerikaanfche Kust, tusichen de Noorder Breedte van 43 en 71 Graaden. De :panjaarden, deeze Kust in den Jaare MDCCLXXV opneemende, van Mexico of tot 58 Graaden Noorder Breedte, hadden 'er geen den vernomen. BRANDENDE VUURBERGEN IN DEN STILLEN OCEAAN. 72-75. Naa eene nandagtige leezing der Reisbefchryvin. gen Van BYRON, WALLIS, CARTERET, BOUGAINVILLE, SI ,. VILLE, SAGES, COOK, FORSTRR, FURN£AUX, CLERKE, Goicz en KING, die den Stillen Occaan in alle rigtingen enop alle (treeken doorkruist hebben, kwam bet my zeer op. merkelyk voor, dat, op de bykans ontelhaare Eilanden, ge . legen in die wyduitgeilrekte Zee , die Reizigers niet sneerdin twee daadlyk brandende Vuurbergen gezien,en bet be. ilaan van nog twee of drie andere veronderfteld hebben, ter oorzaake van de Rookkolommen, welke zy (fchoon zondervlannnen to befpeuren) zagen opgaan wt eenige Eilanden, Welke zy niet genoeg van naby onderzogt hebben, om zichwegens dezelven to verzckeren. De eerfte deezer zag Capitein CARTRRET, in den Jaare h1DCCLXVii, by de Eilandcn van lioningin Charlotte, ten Oosten van Nicuw Gurdde. Dc tweede is op bet 1 iland Tanna, cen c'er Nictdwre He. k ;-ides of Groote Cycladen, ten Oosten van Nicuw h olland. Ca. IN DE VIER WERELDDEELEN. sS9 Capitein COOK onderzogt dceze van naby op zyne tweede Reize, en heeft 'er ecne zeer vry breedvoerige 13efchryvingvan gegeeven (*). Uit de hoeveellieid van Rook, welke by zag, dat zich verhief boven twee andere Eilan­den , Amattafoa en Ambr m, vermoedde by, dat 'er desge­lyks Vuurbergen waren. De andere Eilandcn in den ~tillca Oceaan, waar deeze Zee-Reizigers, op eene mecr byzondere wyze dan elders, tie voetfpooren van Vuurbergen vondcn, waren op bet Paalch Eiland, anders Terre do Davis geheeten, op Dominique,ecu der Marquis Eilanilen, Otahcite en eeluge andere So­cieteits Eilanrlen, op ]let Eiland Osnabruck, door den (leer DE BOUGAINVILLE, Pic de la Loudeufe geheeten, Vali We­gen de kegelvormige gedaante, op Anamoko, door TASI`IAr ]let Eiland Rotterdam genaamd, en op 't Eiland Norfolk, waar de Veer FORSTER eenige brokken van ecu oude Lavameende to ontdekken. 76. lVanneer de Capiteins CORE en KING, in den jaare11M11)CCLXXIX naa den dood van den Heer eooKen C:Lrt-Kit, na Enaelanul wederkeerden, ontdckten zy, tusiclien5apan en de Maria;incs, con Eiland, 't gees alien voorko­men van een Vunrberg bait ; zy noemden 't zelve bet Zwa­vcl-Eiland, uit hoofde van de kleur, van bet gedcelte, 't'elk zy voor den Vunrmond hielden, in de Zee ; daarom­fireeks vouden zy veel him . of Dryfteen. In 't algemeen mogen nay, ten opzigte van de veelvuldi­dige Eilanden, in den wyduitge(lrekten Stillen Occaan ver. fpreid, aanmerken, dat 'er oneindig nicer tokens zyn, datde Zee dezelve, in vroegeren tyde, bedekt heeft, en dat betWater meer dan bet Vuur daar gewerkt hebbe ; om bier van ten vo(len ovcrtnigd to worden, hebbe men de bovenopgenoemde Reisverhaalen flegts to leezen. Zie bier, derhalvcn, eene nicer of min onderfcheidene ken­nis, welke men heeft van 6 Veurbergen, welke men ftelt hog in werkzaamhcid to zyn: 4 in Europa; a:} in Afa; 3in Africa,en de Kilanden,welke dit \Verclddecl omringen ; 40 in lhncrica, en S op de l;ilandeii in den Stilicn Occaan. p'Y* ( ) Deivvl wy van dc-em Reis in 't Nederduitsch niet meerdan een breed Uitrrekzel hebben, to Rouerdam uitgegeeven,en ik dit keur(vk Werk bezir, zal ik bet zeer IeezenswaardigverQag deezes Vuurbergs op Tanca, by gelegenheid, cens ver­taalen, en UE. toelchikken. [Wy zullen dit nieuw Liyk van Onzen OrGUNSTtGGR vcrwag:en .] Y4 290 LYST DER BRANDENDE BERGEN, ENZ. I3yaldien de nabyhcid der Zee noodzaaklyk is tot bet onderhnud van 't Vuur der Prandende Bergen, tgelyk mentegemvoordig vry algemeen gelooft, mogen wy wel in twyftl trekken, of 'er wel ve-le andere, dan de op deeze Lyst aangetekende, be?taaa ; naardemaal bvkans alle bevaar­ ' haare Zeeen doorkruisd, en de Kusten, welke dezelve he­fpoelen , langs gevaaren, en meercnacels vry nauwkeurig be­zogt zyn ; bovenal in deeze laaf Re Jan ren door zeer bedree­vene Natlturkundigen, die derzelver heftaati . indien ze'er waren, niet zouden nagelaaten hebben to ontdekken . OPCAVE EN VHDERSPREPKING VYN EEVIGE ZEER VER-REEItDE AFBEELDINGEN I)ER CEWYDIt CESCIIIEDENISSE . An de fleeren Scltryveren der 1V.'euwe Al„ emeene Vadcrlandfche Letteroefeningen. „In de onlangs in Engeland uitge;eevene lllifcellaneous ., Tracts Ay the lateWq.I.:AM RowYER , r•. S. A. cot­„ levied and illuflrated with occafrMnl Notes , by Jot-IN ,, NICHOLS, F. S. A. ontmoette ik eerie verkorte opgave „ van een zeldzaam tVerk, ge(chreeven door ni. PHIL „ ROHR, en getyteld Pic'lor Erreens, of de Dwaalende „ Schilder. Kan de Vertaaling van dit ftukje cene plants „ vinden in UE. hlengelwerk, 't geen ik daar toe zeer „ gefchikt oordeel , GL. zult my en mi-:fchien der Kuntle „ dienst doen ; of althans veelen hoeden tegen de mislei­„ dende denkbeelden . uir onvoegelyke atbeeldingen der Ge­„ wyde Gefchiedenisfen voortkomende. 1k weet zeer wet, „ dat de voorbeelden zeer vertnenigvuldigd zouden kun­„ nen worden ; doch deeze llaaltjes zullcn genoegzaaln „ weezen , om aan to wyzen , hoe weinig op de Schilder. „ Teken- en Plaat-verbee)dingen to vcrtrouwen is." * * * * * * * De Schilders dwaalen 1, in den Schepper to verbeelden als een Oud Man; den Ouden van Da,?c, DAN. V11. 9. AvPIJSTINUSb.'rispt dit reeds,Ep. (,1X11. 11. Zy tasten mis, wanneer zy de ;•tang, die I -VA ver­zoet, zonder Pwoten verbeelden ; daar bet kruipen op den boil., als ecn ftraf dcr Slange, inkomt. Zie Poll SynapJ. inGEN. III. I4. Iii. Vee­ III. Veele Schilders plaatzen ddn Engel met een uitge . toogen zwaard als ge eld om bet Paradys to bewa :~kea , naa dat de eer(le Mcnfchen uit hetzelve verdreeven wa­ren ; GEN. 111, wordt in hit meervoudige van Cherubim ge­fproken. IV. Verkeerdlyk maaken zy van NOACHS 111-IC een vier­kant Gebouw, geplaatst op een road gehoegd Schip ; ter­wyl de Ark zclve waarfchynlyk eene fchipvormige gedaan­te hadt. V. Door de 1/ulgata misleid, verbeelden zy ABRAHAM met een Zwaard in de hand, als by gereed 11nndt zva Zoon IzAtiK to ofleren, in tlede van hem een O~ertnes to geeven, gelyk de Hebreeuwfche Text bet noemr, CF.N. XXII. io, en waar merle ode Aartsvader vervolgens den Ram ilachtte. Zie PISCATOL in 1. en POLL Synopf VI. Zeer verkeerd maalen zy IZA"K, kni.+lende voor c!en Houttlapel, met bet aangezigt derwaards : de Ilebreewife,ie Text zegt, dat zyne handers aan zyne voeten, agterwaarc:s gehoogen, gebonden waren, en by lag op den U.mttlapelmet zyn gelaad opwaards, gelyk de (.)Ileranden gewoonlyltgcplaatst werden. VII. Zonder eenig gezag der Schriftuure daar voor to hebben, Exom. XIf. 1 t , vertoonen 2y de Lcraeliten , als zy,by hunnen uittocht nit Egyptcland bet Paaschlam eeten , faanle. De Heilige Gechiedenis zwvgt geheel van hunne ucling. ZieSCHMIDIUS Op n1ATTH.XXVI. .Quod cornuta efe fades fia (*). Hier uit hebben de Schilders gelegenheid genomen, om nsozt