LETTER-OEFENINGEN, Wit.K798. ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER- 0 EF ENINGEN 3 WAARIN DE BOEKEN EN SCHRIFTEN, DIE DAGELYRS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN. DIG TEVENS EN VRYMO,EDIG VERHANDELD WORDEN, IIENEVENS MENGELWERK, tot Fraaije Lettere!' , Konflen en Weetenfchappen, betrekkelyk. EERSTE STUK. VOOR I 7 9 8. Met Plaaten. * 4 4? ** + * * 4 4 * *4 + * Te "1.111STERDdM, by A. VAN DER KR 0 E9 ett by J. YNTEMA Est ZOON. 1798. ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Het Leven van Yofeph in Leerredenen, door BERNARDUS VAN MARKEN, Predikant le Hoorn. Eerfle Deel. re Utrecht , by W. van Yzerworst , 1797. In gr. 8vo. 303 bl. In meer dan den opzigt is JOSEPH'S Gefchiedenis eene I der merkwaardigflen en belangryktten , die wy, zo wel in vroegere als in laatere Gedenkfchriften , aantreffen. Niet eene der minst gewigtige waarheden, welke die Ge- fchiedenis, in een fpreekend voorbeeld, vertoont, is, het onzigtbaar beftuur der Godheid , door fchynbaar natuurlyke middelen, de lotgevallen der menfchen eene wending doen- de neemen, tot het daarftellen van uitkomften, om welke voort te brengen die middelen geenzins berekend fchee- nen. De verfcheidenheid van karakters , welke die Ge- fchiedenis vertoont ; de werking der menfchelyke harts- togten ; het fchoone en behaaglyke der Deugd, het af- fchuwelyke der Ondeugd deeze en nog meer nutte leeringen , welke de wysgeerige befchouwer uit MOZES Verhaalen kan afleiden , ftellen JOSEPH'S Gefchie- denis tot een gepast voorwerp van opmerkinge en be- moediginge in, godsvrugt en pligtmaatigheid , voor de zulken , die in de aloude Verhaalen niet flegts voed- zel voor den weetlust , maar vooral voor het eerlyk hart, zoeken. Welgeplaatst is daarom het beftaan der Godgeleerden en Zedefchryvers , die de taak op zich na- men , om de gewigtige waarheden en nutte leeringen , in de gewyde Verhaalen opgefloten , te ontwikkelen en ten nutten gebruike aan te wenden. Onder de geenen , welke in het bearbeiden van deeze taak niet ongelukkig ge- flaagd zyn, mogen wy den Eerw. VAN MARKEN plaat- zen ; en dunkt ons daarom geenzins vreemd het ver- langen der Laden zyner Gemeente , welke 's Mans Leer- redenen van den Kanzel hoorden voordraagen, om het leer- zaarne en fligtelyke van dezelve, door herhaalde leezing, ten meerderen voordeele te doen dienen. Regelmaatig LETT. L798. NO. I. A Z. VAN M en geleidelyk is de manier van behandelinge , en zeer gefchikt om de aandagt der Toehoorderen te hulp te /wo- men. Styl en taal zyn het belangryk onderwerp waar- dig, en verdient ook hierom de Eerw. VAN MARKEN lof boven veelen , die de gewigtige zaaken , welke zy behandelen, door eene aanftootlyke flurdigheid ontluiste- ren. Onder de betere klasfen van Opttellen , in hunne ren. Onder de betere klasfen van Opttellen , in hunne foort , fchroomen wy daarom niet , deeze Leerredenen te rangfchikken. Alleenlyk zouden wy wel gewenscht heb- ben, dat VAN MARKEN zomtyds minder uitvoerige Tex- ten op eenmaal ter behandelinge zich hadt voorgefteld. Overvlocd van ftoffe brengt hem hierdoor meermaalen in de noodzaaklykheid , cm over gewigtige waarheden of ftellingen eenigzins vlugtig been te loopen. De bondel, dien wy thans voor ons hebben , bevat negen Leerredenen; de laattle loopt over het verhaal van JOSEPH'S tweede onderhandeling met zyne broederen , JOSEPH'S tweede onderhandeling met zyne broederen , eindigende met JUDA'S treffende aanfpraak. Eenerlei is gemeenlyk zyne verdeeling. Eerst vermeldt by, by ma- nier van omfchryvinge of uitbreidinge, den hoofdzaakly- ken inhoud van het Textverhaal. Daarnaa ftaat by 4E1 op de meest opmcrkelyke byzonderheden, in den Text begrepen. Eindelyk draagt by de nutte lesfen voor , welke de ontwikkelde byzonderheden aan de hand gee- ven. Tot eene proeve zullen wy eenige ftaalen der wyze van behandelinge voorleggen. Wy verkiezen daartoe , vooreerst , des Leeraars aanmerkingen op JOSEPH'S ge- drag, by de eertte komst zyner broederen , door MOZ ES verhaald, Gen. XLII: 1-24. „ Wat moeten wy van „ yofph's gedrag omtrent zyne broeders, by hun eertre „ komst in Egypte, oordeelen , en welk hefluit mogen „ wy daaruit maken , ten aanzien van zyn karat-ter ?" Deeze Vraag wordt bier op de volgende wyze beantwoord, om JosEpres gedrag van blaam te zuiveren. „ Wanneer „ wy alle de omftandigheden, die hier piaats hadden, in „ aanmerking nemen, zie ik geene blyken van wraakzugt, „ waar door yefeph zoude zyn gedreven geweest om „ zyne broeders hard te behandelen en te benaauwen; „ de tranen, welke by ftortede, de uitrusting , welke by „ hun beval te geven tot de reife; dat by 't alleen by „ hun beval te geven tot de reife; dat by 't alleen by „ verontrusting en.opwekking van hun geweten liet berus- „ ten ; zyn dat Intwerkzels van de wraakzugt , wanneer „ ten ; zyn dat Intwerkzels van de wraakzugt , wanneer „ die het hart ingenomen heeft? Immers neen by moet „ dan HET LEVEN VAN JOSEPH. a „ dan noodwendig andere redenen gehad hebben voor „ zulk een gedrag ; uit het geheele beloop van zaken f• chynt het my toe, dat yofeph, die by den algemeenen hongersnood niet anders verwachten ken , dan dat 'er „ van zyn maagfchap ook tot hem zouden komen, om koorn te koopen, te voren reeds ontworpen had, hoe „ by , wanneer zy kwamen, hen bejegenen , en allengs • fchikkingen maken zou , om het ganfche huis zyns • vaders in Egypte op de beste wyze over te brengen, ,, en weldadigheid aan hetzelve te bewyzen. Wanneer • dit zyn voornemen geweest is , gelyk by de uit- ,, komst bleek, om aan zyns vaders huis weldadigheid te „ bewyzen, dan fiend het zyne wysheid vry, , middelen • te kiezen, die fchoon zy in den beginne hard fche- ,, nen, cchter van agteren tot dat weldadig oogmerk moes- ,, ten medewerken ; en uit dat oogpunt zyn gedrag inge- zien zynde, is 'er over 't algemeen befchouwd , niets • herispelyks in. Een wys mensch moet toch wel eens „ ter bereiking van zyne oogmerken middelen gebruiken, • die in het oppervlakkige befchouwd , vreemd zyn, en ;, zyn karader geen eer fchynen aan te doen. En, in de • daad , de ornitandigheden , waar in yofepb zich toen „ beyond, de geaartheid zyner broederen die hy kende, vereischten de alleruiterfte omzichtigheid in de uitvoering „ van zyn voornemen ; door eene al te vroege ontdekking „ en toegevende goedheid , zoude hy het ontzag, waarin „ by zich by zyne broeders ftellen wilde , verzwakt „ en bun mogelyk aanleiding gegeven hebben, om op „ eene andere wyze dan hy dienftig vindt , uit zyne ver- • heffing voordeel te willen trekken. Hy moest vooraf • verzekerd zyn, welk in 't algemeen de tegenwoordige ge- • zindheid en denkwyze zyner broederen was; of by ze, • zonder voor de gevolgen te vreezen te hebben, gerust „ kon overbrengen in een land , daar by• nu zulk een „ groot gezag had; getrouw tech te zyn aan den Koning „ in dat land, en voor deszelfs rust en geluk te zorgen , „ was in die betrekking ook wet degelyk zyn plicht. „ Hy moest weten, of zy hunnen ouden vader die ach- • ting en liefde toedroegen , die nodig waren om met „ volkomen gerustheid de bezorging van deszelfs welzyn in „ hunne handen te kunnen toevertrouwen. Hy wilde we. „ ten hoe zy omtrent zyn lieven broeder Benjamin dag- „ ten; of de nyd die hen tegen hem had opgerokkend , „ zich ook tegen dien openbaarde ; of zy ook berouw A z 1, had- 4 E. VAN MARKEN „ hadden van 't geen zy tegen hem misdaan hadden; en ,, of zy onderling zoo gezind waren , dat zy elkanderen ,, in het genot van bun geluk, wanneer hy daar toe de 1, beste fchikkingen gemaakt had , niet zouden ftooren, „ op dat het hem van agteren niet berouwen migt , dat ,, by ze naar Egypte had gelokt. Dit te onderzoeken, ,, en hen 't gepleegde onrecht, indien zy 't nog niet in- zagen, te doen gevoe!en, om hen door de vergiffenis, ,, en door de goede gevolgen, welke God daaruit had If voordgebragt, des te meer te treffen en te verblyden, /1 en bur, bet aanitaand geluk door voorafgaande bittere aandoeningen nog fmakelyker te maken ; dit was in 't • gemeen bet oogmerk van yofeph's gedrag, dat hy bier • omtrent zyne broeders hield ; en even dit vertoont ons 2) den mall in zyn groat karader; by wist over zyne SI liefde en aandoeningen te heerfchen, en gehruikt zulk Sf eene voorzichtige wysheid, die veel edeler is , dan • zwakke liefde , welke- menigmaal fchadelyk bevonden • wordt." Naa dit alles in eenige byzonderheden nader te hebben ontwikkeld, oppert VAN MARKEN eene tweede Vraag , in- houdende, dat hoewel JOSEPH al gewigtige redenen hadde om dus met zyne broeders te bandelen , „ of bet even- wel niet onnatuurlyk was, zynen ouden vader zoo zeer „ te bedroeven, door hem ook van, Benjamin te willen „ berooven?" Het antwoord luidt: „ Ik erken, deze be- „ denking heeft in den eerften opflag veel fchyn; echter 5/ zal bet niemand, denk ik, in de gedagte komen, dat yofeph het voornemen been gehad , om bet hart van SS zynen vader te wonden en hem deep te bedroeven ; SI maar wat zullen wy dan op deze bedenking antwoor- den? wy moeten, dunkt my, vooral het hoofdoogmerk i van j ofeph in de vordering, dat zy Benjamin tot hem „ medebragten , onder bet oog houden ; by wilde daar , door zyne broeders meer bedroeven, hoe zy zich om- „ trent Benjamin gedragen hadden , 't geen by daar uit • zoude kunnen opmaken, of yakob hem aan hun zoude 95toevertrouwen; dat deze niet mede gereisd was, kon • hem toch nog bedenkelyk voorkomen ; by wist de °or- ,' zaak daar van niet, de broeders hadden daar van niets • laten blyken; oak wilde by mogelyk daar door kennis ,1 nemen, of zyn vader waarlyk dagt, dat by dood was ; „ daar by anders, indien by 'er iets van geweten had, dat fofeph in E gypte was, uit het verlangen van den „ ecr- HET LEVEN VAN JOSEPH. 5 • eerften Staatsdienaar om Benjamin te zien, ligtelyk iet zoude gegist hebben. En nu ontftaat de voorname „ zwarigheid, ten aanzien van y aleph hmdelwyze, daar „ uit , dat men zonder genoegzaam bewys veronderftelt, „ dat hy de treurigheid van yakob over het geniis van „ Benjamin vooraf gezien, en zyn treurigen toeftand by „ die gelegenheid zich zoo levendig heeft voorgefteld, „ als wy dien in het vervolg befchreven vinden, en even- wel 'er zoo fterk op heeft kunnen ftaan, dat men zyn „ jongften broeder zou medebrengen. Schynt het tegen- „ deel niet by de uitkomst te blyken ? want toen Yofeph „ by de tweede ontmoeting hoorde , wat zyn vader door 1, den eisch om Benjamin mede te laten gaan, geleden „ had, kon hy zich niet langer verbergen. Hoe konde „ by geloven , indien zy zich wel omtrent Benjamin ge- „ dragen hadden, dat yakob, daar hy nu reeds over de „ jaren oud was, 'er zoo veel zwarigheid in zoude „ ftellen, om hem mede te laten trekken , ten einde St- „ meon vry te maken? te nicer, daar yofeph in bet geld I„ weder mede te geven , getoond had, dat by geneigd „ was om hun wel te doen. Wanneer wy de zaak zoo „ befchouwen, dan wordt de zwarigheid weggenomen „ en yofeph's kara&er ook bier door niet benadeeld.” Uit de negende Leerrede zullen wy nog iets overfchry- ven, raakende de gepastheid van JOSEPH'S gedrag in de beproeving zyner broederen. „ Wy zien bier (lchryft „ VAN MARKEN) duidelyke blyken van zyn beleid en • duorzicht; hoe gepast handelt by om den indruk van 9, 't geen zy gedaan hadden , toen zy hem verkogten, te ,) verlevendigen ; by bragt hen in dezelfde omftandighe- 5, den, waarin zy met hem geweest waren; in dien tyd • beroofden zy hunnen vader van zynen zoon , thans 9, fcheen by het te willen doen; in dien tyd verkogten ,' zy hem tot eenen flaaf, thans dreigde by hun het zed- de lot ; in dien tyd hoorden zy de Item der onfchuld s, niet, thans fcheen by hem (haar) niet te hooren ; dit ,5 zyn gelykzoortige omftandigheden, welke alle de voo- rige denkbeelden van hunne fchrikkelyke daad op 2, nieuw konden verlevendigen. Maar (gaat VAN MARKEN • voort) zyne handelwyze was ook zeer gefchikt, om hunne gezindheid omtrent Benjamin en den ouden va- • der ook nu door en door te beproeven, 't geen vooral • bier zyn oogmerk was, by laatze agterhalen , en hen ,51 zoo aanfpreken, dat zy aanftonds overrompeld waren, A3 en 6 B. VAN MARKEN, HET LEVEN VAN JOSEPH. „ en in de ontiteltenis uit bewustheid van hunne onfchuld „ de fterkfte aanbieding doen; de beker wordt gevonden „ in Benjamin's zak, nu moest by flaaf zyn, en zy ko- „ men in een geval , waar in het nu geheel openbaar 51 moest worden, hoe veel zy zich aan Benjamin en den „ ouden vader laten gelegen liggen; by yofeph komende „ houdt by zich mede , als of 't hem ernst was, Benja- • min tot flaaf te houden, terwyl by wil, dat de andere „ als onfcbuldig, henen trekken. Wanneer zy nu geene „ waare broederliefde en vaderliefde hadden , wanneer „ Benjamin bun ook nu, gelyk eertyds yofeph, in den „ weg ftond, dan zouden zy zich weinig aan hem bekreu- „ nen, en zonder voor hem intetreden aan de gerechtig- „ heid haren loop laten ; hoe zullen zy zich nu gedra- • gen ? deze handelwyze (dus befluit de Eerw. VAN • MARKEN) was dus zeer gefchikt in yofeph's ontwerp „ van beproeving.” Styl en taal hebben wy boven geprezen. Hier merken wy nog aan, dat wy wel zouden gewenscht hebben, dat in de punauatie meer naauwkeurigheids ware in agt genomen. De Leer der Drieeenheid tegen de zoogenaamde nieuwe Hervormers verdedigd. Naar het Hoogduitsch van BAUM* GARTEN CRUSIUS. Met .danmerkingen en Byvoegfelen door Jacob van Nuys Klinkenberg. Te ilinflerdarn, by J. Allart , 1797. In gr. 8vo. 422 behalven een Yoorbericht van 32 bd. De Eerw. Konfiftoriaal - Asfesfor, , Baumgarten Crufius, had, onder den titel van Schrift and Vernunft , in drie bandjes , een aantal Verhandelingen, ter verdediging van de voornaamfte Leerbegrippcn der Proteftanten tegen de zoogenaamde nieuwe Hervormers , in 't licht gegeeven. Onder alle dezen trok inzonderheid de twaalfde , over Gods Drieeenheid, de aandacht van den Amiterdamfchen Hoog- leeraar van Nuys Klinkenberg naar zich ; te meer, omdat deze Leer , naar zyn oordeel, den weezenlyken grondflag van het Christendom uitmaakt , met welke alle andere karakterifeerende Leeraukken, welke daarmede onaffcheid- baar verbonden zyn, fraan of vallen moeten. Het kwam hem voor, dat deze Verhandeling , byzonder in onzen tyd, oak voor zyne Landgenooten, van nuttigheid weezen konde ; en het ophouden van zyne gewoone Amptsbezig- he- E. C RUSIUS, OVER DE DRIEEENFTEID. 7 heden gaf aanleiding , dat by dezelve in onze taal over- bragt , of liever eene Nederduitfche navolging derzelve , waarin niet woord voor woord overgezet, en hier en daar het een en ander weggelaten is, vervaardigde. In het Voorbericht geeft ons van Nuys Klinkcnberg een kort verflag van de heftige beftryding der Christelyke Leer, geduurende den afloop dezer eeuw, eerst door de Deisten, en vervolgends door de nieuwe Hervormers. Het eerfte heirleger, , naar het zeggen van den Hoogleeraar , geheel verflagen zynde, is 'er, federt ointrent so jaaren, een ander van nieuwe vyanden opgetreeden , die , onder het voor- geven van hoogachting voor het Euangelie , zich op on- derfcheidene wyzen beyveren, om het Euangelie uit bet Euangelie weg te redeneeren , en het geheele Christen- dom tot eene fchraale Zedekunde te herfcheppen; Riles, onder den naam van ver/ichting , opklaaring, en tot de oorfprongelyke eenvouwigheid hervormd Christendom. Behalven den Re&or Damm, die hier als heirvoerer in. komt, worden Milner, Steinkart, Nicolai en Bahrdt ge. noemd, als de eerfte en voornaamfte voorftanders van deze gewaande verlichting , die men al rasch , door aller- lei kunstgreepen , met hulp der Duitfche Recenfenten allerwege heeft weeten te verfPreiden. Hoe gevaarlyk deze nieuwe vyanden van het Christendom , zelfs veel meer dan de vroegere Delsten, ook zyn mogen, de meest weezenlyke grondwaarheden van het Euangelie , waarop zy zyn aangevallen , zullen 'er , naar 's Mans .00rdeel , niets by verliezen, maar zelfs daardoor des te meer bo- ven alle tegenfpraak verheven worden. Of dit nu ook gefchied zy, door de verdediging der Leere van Gods Drieenheid , door Baumgarten Crufius, en van Nuys Klinkenberg, tegen derzelver hedendaagfche beftryderen , willen wy aan het oordeel van deskundi. gen , die de moeite willen neemen , om den inhoud van dit gefchrift , met 't geen over dit onderwerp voor. been dikmaal gezegd is , te vergelyken, gaarne overlaa- ten. Wy voor ons hebben noch in de Verhandeling van den Hoogduitfchen Schryver, noch in de Aanmerkingen en Byvoegzels, die meer dan de Delft van dit boek uitmaa. ken, nieuwe bewyzen voor de Leer van Gods Drieenheid, of nieuwe oplosfingen van daartegen ingebragte bedenkin- gen , kunnen vinden. De Verhandeling zelve beftaat uit drie deelen. De Eerw. Schryver tracht, in de eerfte Afdeeling, de fchrift- A 4 8 B AUMGARTEN CRUSIUS maatigheid dezer Leer te bewyzen. In de tweede wordt beweerd, dat zy met de rede en het gezond verftand geenzins ftrydt, en eindelyk in de derde , dat zy geene drooge en onvruchtbaare befpiegeling,maar eene ter beoef- fening noodzaakelyke en nuttige Godsdienst waarheid is. In de eerile Afdeeling laat zich de Optteller zeer fterk uit over 't geen men van Schryvers, die de Leer van Gods Eenheid altyd , als eene allergewigtigfte grondleer van den Godsdienst , doen voe,rkomen, in alle voorftellin- gen, die daarop eenige betrekking hebben, volftrekt moet verwachten ; de grootfte voorzichtigheid naamelyk in de keuze van elk woord , en de meest mogelyke juistheid der geheele voordracht , zoodat men geen gevaar loope, aan perfoonen, die geen God zyn, waare Godheid toe te fchryven. Waaruit dan dit gevolg wordt afgeleid , dat, zoo 'er in het eene Goddelyke Weezen geen meerderheid van perfoonen is , de Bybel een bock is , dat zichzelven weerfpreekt en verwoest ; dat de afgodery leert, en ech- ter wil te keer gaan. Men moet dan evenwel daarby ook vooronderftellen, dat de Israeliten met de Leer van Gods Drieeenhetd genoeg bekend geweest zyn , om door den fpreektrant , waaruit onze Schryver redeneert , niet ligt tot het Veelgodendom verlokt te worden. Anders bewyst deze geheele redeneering te veel , dat is niets. En hoe firookt dit, met 't geen bl. 31-36 beweerd wordt , dat de Leer der Drieeenheid in 't 0. T. minder duidelyk en opzetlyk, dan in het N. T., geleerd wordt; dat het niet onmogelyk zou geweest zyn dat de Jooden vOcir de komst van Christus, zoo lang zy nog zooveel neiging tot Veelgodery betoonden, deze Leer kwalyk veritonden en misbruikten ; en dat zy die toen ook konden ontbeeren, zoo lang men de Leer der verlosfing van zondaaren nog Met kon bevatten? By de opgave der meer byzondere , meestal gebruikelyke, bewyzen voor eene meerderheid van Goddelyke perfoonen, en voorts ten betooge der Godheid van Christus, en van den Heiligen Geest, die men hier in eene geleidelyke orde byeenvindt, met byvoeging ook van zulke bybelplaatfen, waarin men meent, dat de drie Goddelyke perfoonen te gelyk genoemd worden , kunnen wy ons niet ophouden. 't Is jammer, dat 'er zoo veele zwakke , en reeds lang door kundige voorftanders dier Leere afgekeurde , bewyzen mede onderloopen, b. v. nit 't gebruik van den naam Elohim, en andere Goddelyke naa- 1, men, in het meervoudig getal, met werkwoorden in het en- OVER DE DLIEeENHEID. 9 enkelvoudige ; uit zulke en dergelyke uitdrukkingen als kat ons menichen n2aaken , yehovah deed — regenen van yeho vah ; uit de rede der hoogIte wysheid, Spreuk. VIII; uit Pf. XXNIII: 6. Jef. VI: 3. z Joh. V: 7. enz. In de tweede Afdeeling, die ter wegneeming van be- denkingen, door de gezonde rede teen deze Leer inge- bragt , zal moeten dienen, hebben wy ook niet kunnen ontdekken, dat 's Mans fcherpzinnigheid nieuw licht over dit duister, en ten eenemaal onbegrypelyk , ftuk verfpreid heeft. Hoe het ftrydige, dat 'er in eene erkende eeuwige teeling des Zoom , en uitgang des H. Geestes, fchynt te weezen, uit den weg geruimd zy, door de vreemde on- derfcheiding tusfchen de oorzaak van een zaak to zyn en die te bepaalen, en wat licht ons de gelykenis van de hoeken en zyden in een driehoek bier geeve , bekennen wy niet te bevatten. Wy zouden ons ook niet gaarne vermeeten te zeggen, 't geen bl. 124-126 beweerd wordt , dat, byaldien 'er van eeuwigheid geene meerder. held van Goddelyke perfoonen beftaan heeft, de Godheid voor de fchepping niet werkzaam kan geweest zyn, niet gelukzalig kan geieefd hebben. In de derde Afdeeling ontbreekt voornaamelyk,'t geen een hoofdg4rek der geheele Verhandeling uitmaakt , te weeten , eene duidelyke onderfcheiding van de wyd uit een loopende begrippen der genen, die zich met het ge- heele Leerfteifel van den Schryver niet kunnen vereenigen. De meeste aanmerkingen, zoo verre zy nog al Beek hou- den , dienen alleeMyk tot wedcrlegging van hun , die Christus -- maar voor een bloot Mensch , die vddr zyne geboorte uit Maria , (of wel , uit Jozef en Ma- ria ,) geen aanweezen gehad heeft , houden. Het zou echter wel der moeite waard geweest zyn, ook te onder- zoeken , of de leerbegrippen van anderen, die wel geen drie onderfcheidene Goddelyke, gelyk eeuwige , perfoonen erkennen , maar Christus eerbiedigen als 't heerlykfte Weezen , dat 'er buiten God beftaat , en aan 't welk , vdOr de fchepping der waereld , de oneindige volmaaktheden der Goddelyke natuur zelve zyn medegedeeld, of in Hem de onzichtbaare Godheid vereeren , die zich door en in Hem geopenbaard, en door Hein het grootfte heil voor 't menschdom aangebragt heeft; of, zeggen wy, deze en andere van den gewoonen leertrant afwykende begrippen wel verdienen bezwaard te worden met alle die gevolgtrek- kingen , die in deze Afdeeling uit de verwerping der A 5 meest 10 BAUMGARTEN CRUSIUS meest aangenomene leerwyze afgeleid worden, en of waar- lyk met dit Leerftelfel ook de Leer onzer veriosfing door Christus, ja al het gezag van den Bybel, ftaa of valle. In de Aanmerkingen en Byvoegzels, die zich voor verre het grootfte gedeelte tot de eerfte Afdeeling bepaalen, de Hong Eerw. van Nuys fainkenberg veel beleezenheid in de Schriften der zoogenaamde nieuwe Hervormers aan den dag. Men kan 'et een aantal vrcemde gevoelens en gewaagde vooronderftellingen , niet alleen betreffende het eigentlyk onderwerp der vertaalde Verhandeling, maar ook eigentlyk onderwerp der vertaalde Verhandeling, maar ook die 'er weinig of niets mede gemeen hebben, uit leeren kennen, b. v. over het verhaal van de fchepping, van de verwoesting van Sodom, de opoffering van Ifaac; de Leer van de opttanding der dooden , van het laatfte oordeel , en veele anderen. De nieuwe uitlegkunde van den ver- maarden Koningsbergfchen Wysgeer Kant is zelfs niet on- aanaeroerd gebleeven. Die 'er eenig , al is 't maar op- pervlakkig, denkbeeld van verlangt , kan bier op bl. 253 — 266 te recht raaken. Voor het overige wordt , in deze 266 te recht raaken. Voor het overige wordt , in deze Aanmerkingen en Byvoegzels , de bewystrant van Baum- garten Crufius meestal gevolgd en verdedigd. Zelfs in het gewoon gebruik van den naam Elohim , vindt van .Nuys Klinkenberg , hoewel by het gewigt der dantegen geop- perde bedenkingen erkent , nog al cenige kracht, terwyl by meent, dat de H. Schryvers , zoo zy geen meerderheid van perfoonen erkend hadden, zich liever van het enkel- voudige Eloah zouden bediend hebben. Spreuk. VIII, moet , zynes erachtens , de zelfitandige wysheid , Gods Zoon , onder anderen , om deze rede verftaan worden , dewyl het Hebr. woord, vs. 22 bezitten vertaald, de be- teekenis heeft van voortbrengen, 't geen van de wysheid, eene eeuwige en weezenlyke eigenfchap der Godheid, niet kan gezegd worden. (Men zou kunnen vraagen , of 'er dan een tyd geweest is, wanneer de zelfftandige wysheid niet beftond, en of dezelve, in den eigentlyken zin van 't woord , voortgebragt zy , of gefchapen ?) De Leer, dat Christus waarachtig God is, ftaat ook, volgens onzen Hoogleeraar , met die der Verzoening in 't allernaauwst verband, zoodat by, die de eerfte loochent, niet kan na- laaten ook de andere te verwerpen; ja, zoo wy God niet als Drieenig erkennen, clan doen wy afftand van de ver- plichting , welke wy , by den Doop , op ons genoomen hebben; dan verloochenen wy onzen Doop, en tevens ons Christendom. Wy OVER DE DRIII.ENHEID. II Wy onthouden ons van verdere aanrnerkingen over de- ze en dergelyke beflisfende uitfpraaken , en rn,2enen ge- noeg gezegd te hebben , om den hoofdinhoud van dit boek , en den geest, waarin het gefchreeven is, te doen kennen. Due Leerredenen over het gedrag van den Christen, in Voor- en Tegerifpoed. Door C. BAVINK SIM. Z. Leeraar der Doopsgezinden te Embden. Te Groningen , by P. Doekema, 1797. In gr. 8vo, 67 bl. Elke pooging , om jets by te draagen tot nut der Na- tuurgenooten , verdient lof en aanpryzing. Den Doopsgezinden Kerkleeraar BAVINIC bezielde dit lofwaar- dig en den Euangeliedieriaar hoogst betaamend doelwir. De wensch ter bereikinge van dat edel doel bewoog hem, om buiten den engen werkkring , binnen welken by ver- keert, eene wydere uitgebreidheid te geeven aan de Leer- redenen , welke by daar toe aan zyne Gemeente voor- droeg. Het drietal heeft aan 't hoofd de woorden des Predikers, Hoofdfl. VII: 14, in onze Overzetting luiden- de: Geniet het goede ten dage des voorfpoeds, maar ten dage des tegenfpoeds ziet toe ; want God maakt ook den &nen tegen over den anderen, ter oorzaake dat de Menscb niet zoude vinden iets dat na hem zyn zal. Oordeelkun• dig merkt BAVINIC aan , dat deeze woorden in duidelyk- heid zullen winnen , indien ze, volgens DATHE aldus vertaald worden : Geniet ha goede , en zyt vrolyk van hart in den dag des voorfpoeds, maar zyt niet ontevrede in tegenfpoed! want God heeft het ddn aan het ander ver- knocht, op dat de Jlfensch niet zoude weeten Welk van bei- den by in het toekomende te verwachten hebbe. Uitvoerig. that de Leeraar flit op de wyze en middelen , om den ryk- dom, zo voor den bezitter zelven, als ten behoeve der Na- tuurgenooten , betaamelyk en ten voordeele aan te wen- den. De eerfl:e en een gedeelte der tweede Leerrede zyn aan de bewerking van dit plan gewyd. De andere heeft daar van en de derde Leerrede loopen over de on- derfcheidene omftandigheden en lotgevallen , in welke de Christen mag gezegd worden dat tegenfpoeden hem beje- genen. In beiaerlei opzigt heeft de Eerw. HAVINK zyne taak loflyk volvoerd, door de nutte lesfsm en onderrigtingen, die by voordraagt en welker inagtneeming den rykdom tot I2 C. 13 A VIN , DRIE LEERREDENEN. tot weezenlyken zegen zou doen gedyen , en by de on. voorfpoedigen den druk der rampen merkelyk verminderen. Op de lyst der Schriften van foortgelyke bedoelinge verdienen alzo deeze Leerredenen eene eerlyke plaats; welker aandagtige leezing wy dienvolgens aanpryzen. is 'er Openbare Godsdienst zyn 'er Leeraars voor den Godsdienst nodig? Of Antwoord op ene Prysvraag, over de ware Oorzaken van de tegenwoordige Ongods- dienfligheid , en de Middelen ter Verbetering. Door DIRIC CORNELIS VAN VOORST Predikant te dam. Te Amfierdam, by J. ten Brink Gz., 1797. In gr. 8vo, 56 bl. Bekend by veelen onzer Leezeren is de Prysvraag , in de maand Juny des jongstvoorgaanden jaars , de oor- zaaken van het verval , en de middelen tot heritel der openbaare Godsdienstoeffeninge betreffende, uitgefchreven, en van de ingekomene Antwoorden op welke Vraag reeds eenigen door den druk zyn gemeen gemaakt. De Eerw. VAN VOORST insgelyks zyne kragten aan het belangryk onderwerp beproefd hebbende , geeft in het Voorberigt reden van het niet inzenden , en van de afzonderlyke uitgave van zyn Opftel. Om den wille van hun, die het Programma, 't welk de voorgeftelde Vraag bevat , niet by de hand hebben , hadden wy wel gewenscht, dat de Eerw. Schrvver hetzelve nevens zyn Opftel hadt doen drukken. Tot het rechte verftand des oogmerks en der gepastheid van verfcheiden afdeelingen zou zulks niet wei- nig hebben toegebragt. Naa 's Mans Gefchrift te heb- ben doorlezen , vinden wy geene reden voor de onder- ftelde mogelykheid, om deswegen haatlyk te worden aan- gevallen, aaigezien het allezins lofwaardig oogmerk , om eene der heilzaamfte inrigtingen in de Maatfchappy, — i de openbaare Godsdienstoeffening, — voor te itaan en te bevorderen. Over de Ongodsdienftigheld, en de algemeen- beid daar van, gefproken hebbende, treedt VAN vooRsr in een onderzoek van derzelver oorzaaken. Deeze ver- deelt by in algenteene , bier niet minder dan zestien in getal, en byzondere, welke in de tegenwoordige gefteld- heid van zaalren in ons Vaderiand Kaaren grond hebben. Aangaande Verlichting en Verdraagzaamheid fchryft VAN vooRsr , „ nooit kunnen zy oorzaaken zyn van laauw- „ heid D. C. VAN VOORST, ANTWOORD. 13 „ heid, onverfehilligheid en nalaatigheid in den openbaaren Godsdienst." Maar, voegt by 'er nevens , wil men ver- draagzaamheid en verlichting te verre dryven, dan breekt men meer of dan men opbouwt , dan bant men de men- fchen uit den openbaaren Godsdienst, en vermenigvuldigt ongodsdienftigheid. Gaarne en gaaf onderfchryven wy, 't geen VA-isr vooRsT meldt, aangaande de wyze , op wel- ke de Godsdienst moet onderweezen worden, als een mid- del ter bevorderinge van Godsdienftigheid. „ Men moet „ zorg dragen (is zyn raad) dat het onderwys in den „ Godsdienst, 't welk aan de jeugd gegeeven wordt, niet „ dor en onaangenaanz zy dat men de kinderen gene „ klanken mededeelt , welke voor hen onverilaanbaar zyn. „ — Men ftelle den Godsdienst, gelyk hy is, ook wa, „ relyk bevallig voor. Men wyfe aan, welken invloed de „ leerftukken op ons hart moeten hebben , en hoe zy in „ verband ftaan met het gelyk en heil der Maatfchappy. „ Men doe den Godsdienst dierhalven kennen van des- zelfs aangcname en ware zyde. Men doe altoos opmer- „ ken , dat de Godsdienst niet naargeestig maar recht • vrolyk ruaakt. De Leerboeken moeten op die leest ge- „ fchoeid zyn, of tot zulk nader onderwys kunnen die- „ nen.” -- Minder nuttig dunkt ons het volgende : • Vooral moet men de kinderen onderrichten , dat men „ over de Leerftukken onder de Christenen zeer verfchillen- „ de denkt, op dat zy met alle kracht leren ondcrzoeken.” Voor menfchen in meer gevorderden leeftyd moge dit zyne nuttigheid hebben. Maar kinderen in den doolhof der Gefchilvoerende Godgeleerdheid rond te leiden, dunkt ons het gepaste middel niet , om hen tot waare Gods- dienfligheid , die het hart verbetert, op te leiden. Over 't geheel genomen , hebben wy in dit Gefehrift menig goede aanmerking ontmoet. Van oppervlakkigheid, mis- fchien uit overhaasting ontftaan , kan de Eerw. VAN VOORST zomtyds niet worden vrygefprooken ; by voor- beeld, daar hy, fchryvende te zullen betoogen, dat waare Verdraagzaamheid Godsdienftigheid bevordert, dat, o ge- naamde, betoog in het klein beftek van nog geene halve bladzyde omvat. Ver. VERZAMELING VAN STUKKEN. Verzaineling van Stukken , betrefende de Verkiezing Inwyding van den Hoogivaarden Heere JOANNES JACO- BUS VAN RHYN, tot !/arts- Bisfchop van de R. C. Kerk van Utrecht. re Utrecht , by B. J. Schelling , 1797. in gr. 4to. 24 bl. Naa het overlyden van wylen GUALTHERUS MICHAEL VAN NIEUWENHUISEN in April des voorgaanden jaars voorgevallen, verkiest het Capittel den Eerw. JO- ANNES JACOBUS VAN RHYN tot diens Opvolger op den Aardsbisfchoplyken Stoel van Utrecht, en geeft daar van, gelyk vervolgens ook van de Wydinge, fchriftlyk ken- gelyk vervolgens ook van de Wydinge, fchriftlyk ken- nis aan Paulo PIUS DEN VI; alle 't welk gevolgd wordt van de Geloofsbelydenisfe, van eenen Brief ver- zeld , door den nieuw verkozenen Aardsbisfchop aan den H. Vader toegezonden. Alle deeze Stukken, in bet Latyn en Nederduitsch afgegeeven , worden ge- volgd van eenen Brief , door den Paus , aan alle Ca- tholyken , zyne geliefde Kinderen, die zich in het Veree- nigd Nederland bevinden; waarin zyne Heiligheid in Berke nigd Nederland bevinden; waarin zyne Heiligheid in Berke bewoordingen het gedrag der Utrechtfche Kerke, als tot bewoordingen het gedrag der Utrechtfche Kerke, als tot zulk eenen handel nict geregtigd, afkeurt en veroordeelt; excommuniceerende en vloekende den Inwyder , den ver- excommuniceerende en vloekende den Inwyder , den ver- korenen en gewyden, en alien , die in de verkiezing deel gehad hebben; als odk alien, die door hulp, byftand, gehad hebben; als odk alien, die door hulp, byftand, bewilliging, of eenigen raad hoegenaamd,in de verkiezing of wyding medegewerkt hebben; alle welken , als afge- of wyding medegewerkt hebben; alle welken , als afge- fcheiden van de gemeenfchap der Kerke en volflagene Scheurmaakers, gehouden, en als zodanigen moeten ge- myd worden. De grond deezer harde taale is, het ver- meend regt van her Roomfche Hof, zedert het begin deezer Eeuwe , om niet meer te erkennen de Capittels van Utrecht en Haarlem, welke het tot aan bet gemelde tydflip badt erkend; en gevolglyk, om alle verkiezingen, door de gemelde Capittels verrigt , als wet- en krngtloos door de gemelde Capittels verrigt , als wet- en krngtloos te veroordeelen. Deeze aanmaatiging van het Roomfche te veroordeelen. Deeze aanmaatiging van het Roomfche Hof wordt in het Voorberigt beftreden , en alzo de wet- tigheid van het gedrag des Utrechtfchen Capittels aange- toond, onder andere, met het vermelden van eene plaatze toond, onder andere, met het vermelden van eene plaatze uit de Confultaten van tweeentwintig Advocaaten van Pa- rys, over het Proces te Haarlem, uitgewezen e Augustus 17b6. De tegenwoordige Verzameling bevat alzo eene by- VERZAMELING VAN STUKKEN. bydrage tot de Kerkelyke Gefchiedenisfe deezer Eeuwe; uitleverende den bewys , onder de, duizenden , van de heerschzucht van 't Roomfche Hof , 't welk, ondanks zyne verzwakte kragten, niet nalaat, zich eene fchaduw van ingebeeld gezag, ook in afgelegene Gewesten, aan te maatigen. Samenfiel van Heelkunde, door BENJAMIN BELL, Lid van het Koninglyk Genootfchap van Heelkundigen in lerland en te Edinburg, als ook van de Koninglyke Maatfikap- py te Edinburg, en Heelineester van het Koninglyk Hos- pitaal aldaar. Uit het Engelsch vertaald , met Aante- keningen verrykt , en vermeerderd met de Aann2erkingen era Byvoegzelen, die in de Hoogduitfche uitgave van dit: perk gevonden worden. Ilden Deeds tfle Stuk. Met Plaa- perk gevonden worden. Ilden Deeds tfle Stuk. Met Plaa- ten. Utrecht en Anifterdanz , by G. T. van Padden- burg en Zoon , M. Schalekamp en W. Holtrop. In gr. 4to. 154 bl. In dit gedeelte van het uitmuntend Heelkundig ZamenfFel van den Heer BELL worden behandeld de Ziekten der Hersfenen, door uitwendig geweld veroorzaakt; en een gedeelte der Oogziekten. De gewigtige hier voorkomende gedeelte der Oogziekten. De gewigtige hier voorkomende ittoffen zyn met eene genoegzaame uitvoerigheid en groote duidelykheid behandeld. Ook ontmoet men hier niet al- duidelykheid behandeld. Ook ontmoet men hier niet al- leen het gewoone, 't geen in de meeste Zamenftelzels der Heelkunde te vinden is, mlar daar te boven komen 'er Heelkunde te vinden is, mlar daar te boven komen 'er in voor, veele gewigtige bedenkingen, omtrent eenige om- ftandigheden van groot aanbelang , in welke de Schryver ftandigheden van groot aanbelang , in welke de Schryver merklyk van zyne voorgangers verfchilt , en wet , zo het fchynt , om zeer voldoende redenen. fchynt , om zeer voldoende redenen. Tot bewys van het gezegde kan , onder anderen, ver- ftrekken zyne behandeling van de Schudding der Hersfe- nen , voorkomende in de IV ilfdeeling van het XXVI Hoofdliuk. Doorgaans wordt dit toeval befchouwd , als in aart overeenkomftig met eene &nicking of ontfteeking der Hersfetien , en op dezelfde wyze behandeld. Doch de Schryver merkt aan, dat de Schudding der Hersfenen door byzondere kentekenen wordt aangeweezen, en wet inzonderheid door eene langzaame en weeke Pols, en eene verwyding der Oogappelen, die, zich, by bet inval- Ln van het helderst licht , niet zamentrekken. Hy be. fchouwt dus den aart van de Schudding der Hersfenen, als 16 B. BELL als eene groote krachteloosheid, die niet door herhaalde Aderlaatingen, en door de verdere verflappende Genees- wyze , in de Drukkingen en Ontfteekingen der Hersfenen zo heilzaam, rnaar in tegendeel door verfterkende en op- wekkende ikiiddelen , moet worden te keer gegaan. Zo ras bet cierhalven zeker is, dat de toevallen, na eene be- lediging des Hoofds ontitaan , voornaamelyk uit eene Schudding der Hersfenen voortkomen, is hy van oordeel (zie p. 52 en 53.), dat men den .Lyder trapsgewyze zo veel warmen wyn moet laaten drinken, als men gewoon is in verzwakkingen, uit andere oorzaaken voortkomen- de, toe te dienen. Daar voorts de Lyders in deeze ge- fteldheid zeer vatbaar 'zyn voor verkleuming, wil by de- zelve warm hebben toegedekt. Daarenboven acht by het dienftig, het hoofd , in zo verre de bekleedzelen niet berchadigd zyn, met eene blaartrekkende pleister te be- dekken, en Mostertpappen aan de voeten te leggen. Zo de omftandigheden zodanig zyn , dat men niet in that is eene genoegzaame hoeveelheid van wyn binnen te krygen, raadt hy zelfs, zyne toevlucht tot vlugge Loogzouren, Brandewyn , en andere hartfterkende prikkelende Mid- delen , te neemen. Doch de gewoone verzwakkende Middelen verwerpt by in 't gebeel, uitgezonderd de zagt- werkende Purgeermiddelen , in eene genoegzaame hoe- veelheid toegediend, om den afgang , op eene maatige wyze, aan den gang te houden. Nadat het geweld der toevallen geweeken is, voltooit by de geneezing met bet gebruik van den Koortsbast en der Staalwateren : terwyl hy ook verzekert , waargenoomen te hebben , dat de overblyvende loomheid en traagheid van geheugen het best, door de toediening der. Eleariciteit , kunnen worden geholpen. Insgelyks ftellen de meeste Heelmeesters , dat eene wel volbragte Panbooring, op zich zelve , weinig gevaar in- fluit, en men dus in twyfelachtige gevallen tot dezelve altoos zyne toevlucht kan neemen. De Schryver be- fchouwt daarentegen (p.69.) deeze Operatic, als in Naar eigen aart gevaarlyk , daar Reeds byna een vierde &el der Dieren, welke deeze Konstbewerking ondergaan , aan derzelver gevolgen omkomen. Hy erkent wel, dat men, uit het gebeurde by andere Dieren , niet altoos zeker tot den Mensch kan beiluiten ; doch oordeelt zyne gevoig- trekking in dit geval billyk; dewyl hy ook meermaalen by Menfchen de Panbooring doodelyk heeft zien worden , door SAMENSTEL VAN HEELKUNDE. 17 door eene ontfleeking van het harde hersfenvlies , die ten tyde der Konstbewerking niet beftond, maar door dezelve wierd veroorzaakt. Ingevolge van deeze aanmerking , verfchilt zyne be- handeling van zommige gewigtige hoofdwonden ook mer-, kelyk van die geene , welke by veelen voor de beste wordt gehouden. Dus willen de meesten, dat, wanneer eene Ontfteeking der Hersfenvliezen gebooren wordt; door eene kneuzing der uitwendige &e'en , men, zo de gewoone ontlastende en afleidende Middelen niet aan het oogmeik voldoen , aanflonds zyne toevlucht zal neemen tot de Panboor. Onze Schryver meent daarentegen , dat, daar het Trepaneeren eigentlyk alleen hulpe kan aan- brengen , wanneer eenig gedeelte der Hersfenen , door eenig vogt , is gedrukt, men die Operatic in dit geval Met moet te werk ilellen , dan alleen, in gevalle de ge- noeinde Ontfteeking in Verettering mogt overgaan, wan- neer dezelve, '.o door de drukking, ale door de ras by- komende fcherpte van bet uitgeftorte vogt , ten boogtten noodzakelyk wordt. Wanneer in eene geweldige hoofdwonde het gebeente alleenlyk gefcheurd is, zo heeft men dikwyls veel moei-. te om zodanige fcheuren te ontdekken. Volgens de Waarneemingen van den Heer BELL, ontdekt men zulks bet best, dour te letten op het bloeden der wonde. Zo namelyk, na dat het onthloot gebeente is afgevcegd, by herhaaling wederom op nieuw blued voor den dag komt, dan is men vry zeker , dat 'er eene fcheur moet zyn , die dan ook doorgaans, door naauwkeurig op de plaats te letten, van waar het bloed uitvloeit , fpoedig wordt ont- dekt. Wat de behandeling van zodanige enkelvoudige fcheuren aangaat , doorgaans willen de Schryvers , dat men tot derzelver geneezing de Panboor volftrekt noo- dig heeft; daarentegen bewyst de Schryver, dat zodani- ge kwetzuuren op zich zelve , cn niet gepaard gaande met indrukking van een deel der Hersfenpan , of eerie , door verfclieuring der bloedvaten ontftaande, drukking der Hersfenen, geenzins dee.ze Operatic van nooden hebben, ja zelfs, dat, daar dezelve zonder eenige noodzaaklykheid wierd in bet werk gefteld, de ontfteeking der hersfenvlie- zen, ja zelfs de dood, daar door is veroorzaakt. Het volgend XXVII HoofdJluk bandelt over de Ziekten der Oogleden en Oogen, die, volgens de gewoonte des Schryvers, alle zeer uitvoerig en oordeelkundig worden LETT. 1798. NO. I. B be- 13 B. BELL behandeld. Dus bepaalt de Schryver, om uit veele be- langryke zaaken eenige weinige voorbeelden aan te haa- len, op p. 138, zeer naauwkeurig de omftandigheden, in welke men, in de vlekken van het Hoornvlies, eenige hell- zaame uitwerking van de bytende Middelen , welke door- gaans in zodanige gevallen aangepreezen worden , kan verwagten. De Schryver houdt zich namelyk, na eene aandagtige overweeging, volkomen overtuigd , dat der- gelyke Middelen maar in tin geval te pasfe komen: te weeten, dan, wanneer 'er eene uitpuiling, boven de op- pervlakte van het Oog, plaats heeft. In zulke omftan- digheden wordt het Hoornvlies , zo het van onderen geene kwaade gefteIdheid heeft, na het wegneemen dier uitpui- ling, weder volmaakt doorfchynend, en gefchikt om de lichtftraalen op nieuw door te laaten ; zo dat de zagte bytmiddelen, die de gemelde wegneeming der ondoorfchy- nende uitpuiling kunnen te wege brengen, in deeze ge- vallen van groot nut kunnen zyn. Dan wanneer zich, in andere gevallen , die ouk dikwyls voorkomen, de ge- heele verdonkerende ftoffe door het gantfche Hoornvlies heeft uitgebreid , heeft men van de anderzins zo hoog aangepreezene bytmiddelen niet alleen geen voordeel , maar wel alle nadeel , te wagten , om dat het gedeelte van het Hoornvlies, waar op de vlek zit, niet dikker is dan bet overige, en men de uitgeftorte fteffe, zonder bet 1-loornvlies zelfs te berchadigen , onmogelyk ontlasten kan. Niettegenftaande het uitwendige vlies van bet Oog zo . Niettegenftaande het uitwendige vlies van bet Oog zo gevoelig is , kan hetzelve echter vry tterke bytmiddelen verdraagen. Men kan tot dit einde gebruik maaken van poeders, die echter, zullen zy zonder kwaade gevolgen aangewend worden , zeer fyn moeten gewreeven zyn. Het zelfde beeft,plaats omtrent de Oogzalven , wier kragt doorgaans in de daarin bevat wordende poeders beftaar. Want zyn die poeders niet , door eene naauwkeurige wryving , tot den grootften graad van fynheid gebragt , dan brengen zy dikwyls eene lastige •ontfteeking te we- ge. Welke waarneetning niet alleen geldt , ten opzichte van bytende zalven , maar ook van die geene, welke zacht te zamentrekkende poeders bevatten , en anderzins worden voorgefchreeven , om eene plaats hebbende Oog- ontfteeking tegen te gaan. Hoewel zomwylen eene geringe kwetzuur van het Hoornvlies , door deszelfs doorfchynenheid weg te nee risen , eene volkomene blindheid kan te wege brengen , zo SAMENSTEL VAN HEELKUNDE. 19 zo is het van den anderen kant verbaazend, welk eene ge- weldige belediging een Oog zomwylen kan verdraagen , zonder dat het gezicht wordt vernietigd. Onder anderen bewyst zuiks een gewigtig geval, 't geen by onzen Schry- Ver, op pag. 144, voorkomt. „ Voor eenige jaaren (zegt „ de Schryver) heb ik zelfs een voorbeeld gezien van ie- „ mand , wrens oog byna geheel naar buiten uitpuilde , „ doordien een yzeren wigge met zulk een geweld on- „ der het Oog was doorgegaan , dat de punt daar van • een vierde uur Lang in de Oogholte bleef vast zitten ; „ geduurende welken tyd de lyder eene onverdraagelyke „ pyn iced, geheel blind wierd, en men alle reden had „ van te verrnoeden dat de gezichtzenuw geheel was • vaneen gereeten , waarom het ook zeer twyfelachtig • was, of de inbrenging van het Oog al of niet aan het • oogmerk zoude beantwoorden. Daar men nu van de 11 proef geen het minfte nadeel te vreezen had , door- 19 dien men het gezicht reeds verlooren rekende, zo be- ,' foot ik daaronatrent eene pooging te doen , en Bond „ van biydfchap opgetogen en verbaasd, dat, na het nit- ,' trekken van de wigge, die met moeite was ingedree- 1, yen, de lyder, zelfs vcicir het inbrengen van den oog- bal, wederom het vermogen had, om te kunnen zien. „ De Oogbal was fpoedig herfteld , en, na gezorgd te „ hebben voor de gevolgen der Onateeking , genas de „ lyder fpoedig , zonder aan zyn Oog eenig hinder te 91 hebben." In de laatfte rAfdeeling van dit Hoofdfluk handelt de Schryver over de Kanker in het Oog, en over het weg- neemen van den Oogbal. Omtrent welke zaaken by merkelyk in gedagten verfchilt van veele onzer voor- naamffe Heelmeesters. Zynde by van meening, dat, wan. neer een kankerachtig gezwel , en dus ook een verkan- kerd Oog , in tyds wordt weggenoomen , de lyder nog dikwyls kan worden behouden. Hy oordeelt de operatic der wegneeming van het ontaard Oog , ten opzicht der te vreezene bloedftorting, ook minder gevaarlyk dan de meeste Schryvers , dewyl de flagaderlyke ttammen, ter plaatze waar zy worden afgefneeden , reeds te veel ver- deeld , en dus te klein van middellyn zyn, om eene waar- lyk gevaarlyke bloeclaorting te veroorzaaken ; vooral daar men, door middel van fpons of plukzel, eene genoegzaa- me drukking op de afgefneedene ttammen kan daarftellen, om de bloedftorting te bedwingen. B z PHI' 10 PHILALETES ELEUTHERUS PHILALETES ELEUTFIERUS over den Slaavenfland ; met eenige Aantekeningen en een Voorbericht van den Uit- geever JAN VAN GEUNS, 4. L. M. Phil. Doe. en Christenleeraar by de Doopsgezinden te Leyden. Quid non liberum natura genuit? Taceo de fervis quos bellorum iniquitas in prmdam vietoribus dedit; lisdem legibus, eadem fortunft, eadem necesfitate natos; ex eodem coelo fpiritum trahunt. Nec natura, ullis , ex eodem coelo fpiritum trahunt. Nec natura, ullis , fed fortuna , dominium dedir. QU1NCTILIANUS. Te Leyden, .by D. du Monier en Zoon, 1797. XLII en 128 bl. Floe veel 'er ook 1 bovenal in deeze laatere Jaaren, over den Slaavenfland en Slaavenhandel gefchreeven zy, zo dat een Werkje, een Tytel daar toe betrekkelyk voerende , veelligt aangezien zal worden als een verflee- ten ftoffe behandelende, blykt het , egter , dat zulks niet altoos het geval is. Bewys hier voor het Boekdeeltje 't well; wy thans aankondigen. De Opfteller hadt geen oogmerk altoos om het uit te geeven; dan de aandrang der uitgave door den Christen- leeraar VAN GEUNS haalde hem daar toe over , onder aanbod van de uitgave op zich te neemen. Waar op de Schryver hem meester maakte van bet Gefchrift , met verlof om 'er zodanig een von; aan te geeven, en 'er zul- ke byhangzels of aanmerking,en nevem te voegen, als by zou meenen dienftig of noodig te zyn. 's Schryvers naam blyft onder den aangenomenen van PHILALETES ELEU^ THERUS verborgen. Diet noemenswaardige veranderingen maakte VAN GEUNS in het opftel, en wat by 'er aan vondt toe te voegen is tusfchen [ geplaatst. Te lang voor zulk een toevaeging of inlasfching was 't geen by te zeggen hadt ter oplosfinge van eene gewigtig fchynen- de zwaarigheid , ontleend uit het vermeend ftilzwygen van JESUS en zyne Apostelen ten aanziene van dit cinder. werp, waarom hy te raade werd , die in een Berigt vooruit te zenden. Hoe zeer hy voorhadt de kortheid te betragten , is dit eene foort van Verhandeling op zich zelve geworden, groote 4o bl. beflaande. Dit Voorvoeg- zel draagt alzins blyken van de Scbriftuurkennis, de Ge- leerd- OVER DEN STA AVENSTAND. 21 ieerdheid , en de warme • uitgebreide Menschliefde, des Christenleeraars: en hebben wy, fchoon in een en ander zydelings ingefchooven Leerbegrip met hem niet Bens denkende, het geheel met uitfteekend genozgen geleezen, en houden dit Toevoegzel voor een waardig, gedeelte van dit Boekdeeltje. Wilden wy 'er het zaaklyke van op- geeven, wy zouden de paalen onzer Aankundiginge over- fchreeden. In de Inleiding der Verhandelinge over den Slaavenfland zelve vinden wry door den Schryver zyn bepaald doelwit met deeze woorden voorgeffeld : „ Ter affnyding van • veele ftukken, dikwyls twistappels geworden onder de • Geleerden , zal ik my , in deeze Verhandeling, alleen • bepaalen tot den Slaavenftand, zekerlyk niet in eene van 19 deszelfs minst afichuwelyke gedaanten; tot de Slaaver- 11 ny, te weeten , van byzondere perfoonen, gelyk zy , • om een voorbeeld te noemen, by de Europeaanen • bruiklyk is in de Volkplantingen. — Het eertyds in zwang gaande by Grieken of Romeinen moge bier me- de veel of weinig overeenkomen of 'er van verfehillen; • de Colonien mogen hieromtrent zeer ulteen loopen , • eenpaarigheden of zelfs flrydigheden opleveren ik • voor my zal thans de Slaaverny trachten over te zien 1, in haar geheel, en in den grooten omvarig, zo als, bui- „ ten rugzicht op wederzydfche goede of kwaade behan- „ deling , aan deezen that , als ftaat , aankleeft al dit volgende: I. Dat de Slaaf niet toegelaaten wordt tot • getuige, en by de gewoone voorregten mist, den ove- „ rigen burgeren toegekend. 2. Van de zyde des Mees- „ ters het lyfeigendom, en het verkoopen daar van, bui- ,, ten wille des Slaafs. 3. Het vorderen van zwaaren ar- ,, beid , zonder aan iemand rekenfchap verfchuldigd te „ zyn. 4. Het ftraffen op eigen gezag en zonder rech- • terlyk onderzoek , ook met gevangenis , geesfeling ,, en menig lyfsbezwaar. 5. Het tegengaan der mit- ,” vlugting met het uiterfte geweld. 6. Het hefchikken „ over, of het verbieden van, Huwelyken. En eindelyk „ 7. het overbrengen van het ouder/yk juk op de kinde- „ Ten. — Welke nu, is de vraag die 1k my ter beant- „ woording vonrftel , zyn, aangaande dit fluk, de voor- „Jchriften uitfpraaken , aanwyzingen en verpligtende „ leevensregelen, der wysg,7eeri,ge of natuurlyke zo wel alc „ der Christlyk6 Zedekunde?” B 3 's Schry- 22 PHILALETES ELEUTHERUS 's Schryvers Verhandeling fplitst zich in twee deelen. In het eerfle wordt het Christlyk Ondcrwys getoetst. Vreemd moge het voorkomen , dat hier mede een begin gemaakt worde ; dan wy vinden 'er, , by den aanvang, deeze reden van gegeeven : „ Niet dan na verloop van ver- „ fcheide eeuwen verfcheen het Christendom in de we- • reld. — Dit doet gemeenlyk , in zulke Zedenftof- ,, fen , eerst het oog vestigen op de Natuurlyke Wysbe- • geerte. Ik echter keure het beter met het Christlyk • Onderwys eenen aanvang te maaken. In het onderwys „ der Natuurlyke Wysbegeerte blyft niet zelden veel • duisters over, en menige redeneeringen kunnen tegen redeneeringen worden overgefteld. Waarom zoude men • dan niet het eerst zich bepaalen naar die zyde , van „ waar de meeste helderheid te wagten is ? — Ook be- „ treffen de nafporingen wegens het Christlyke meet „ daadzaak , of een queejlio fatii , dan wel eene „ juris; en de eerfte, hoe zyn ze, boven de laatite, niet „ doorgaans gemaklyker te behandelen, en tot gewisheid • te brengen?” Naa eene algemeene aanmerking over de verfchillende oogmerken, met welke men de onderwyzingen der Christ- lyke Zedeleere navorscht, volgt eene breede opgave van de natuur des Christendoms, vergezeld van eene treffen- de perfoonsverbeelding van een Slaaf en van een Heer, die, op de gronden van den Christlyken Godsdienst , elk over hunnen ftand denken , en fpreekende worden ingevoerd. By het overzigt der Christlyke Prediking, vestigt de Verhandelaar het oog op twee voornaame tydperken; het eerfte de aankondiging in het Y oodfche Land; het tweede de uitgang tot alle Heidenfehe plaatzen. Vooraf hadt de Schryver met een kort woord aangemerkt , dat wy in onze gewoone Overzetting des N. T. geduurig het zag- tere woord Dienstknegt ontmoeten. „ De ervaarenen nog- „ thans weeten het wel , hoe het hier alomme Slaaf „ moest zyn vertolkt geweest. Immers by de prediking ,, des Euangeliums was de Slaaverny niet alleen de gan- f• che wereld door in bekend gebruik ; maar zy was „ ook even zo algemeen , en niet min gefireng , dan ze • zich nu ergens laat verneemen in Oosterfche of Wes- „ terfche Volkplantingen.” Dit alles wordt breedfpraakig behandeld , en door eene en andere Aantekening des Uit- OVER DEN SLAAVENSTAND. 23 Uitgeevers toegelicht ; waar onder 't geen den Brief van PAULUS aan PHILEMON , wegens zekeren ONEZIMUS, betreft obi. 30) byzondere opmerking verdient. Op de vraag, ten !lone van deeze Afdeeling , of de Kerklyke Gefchiedenis niet veel loflyks ten deezen op- zigte heeft aangetekend ? volgt een de Christenheid niet vereerend antwoord. In de Tweede Afdeeling , worth de Slaaverny be- fchouwd volgens de gronden der Natuur/yke Zedekunde. Deeze fchoon beredeneerde en treffend gefchreevene Af- deeling brengt den Schryver tot het „ Uit het „ dus verre beredeneerde, kunnen wy niet anders oprnaa- „ ken, zelfs al befchouwt men het eigendunkelyk Heeren- „ bettier ook nog van zulk eerie gunttige zyde, dan dat , „ in alien gevalle, de toeftand der Slaaven onnatuurlyk 59 en veelal ten uiterften drukkende is. — Maar nu „ wat is bier van het onmiddelyk en natuurlyk gevolgy „ Moet nu maar de mensch , die het ongeluk heeft , • dien onnatuurlyken ftaat , door zynen medemensch, ge- „ bragt te worden , dit overweldigen. met .eene gehoor- „ zaame goedwiiligheid dulden, en met alle zagtmoedig- ,, heid en langmoedigheid kusfen de roede , die hem , „ Met van een hooger Weezen , maar van een zyner • Broederen, wordt opgelegd ? Een iegelyk ftelle zich ,, in de plaats des overweldigden, en • antwoorde! • Het regt ter vernietiging des onredelyken magt - be- „ dwangs fchynt dus, in veele der gewoone gevallen, al- leronbetwistbaarst.” Naa het onderwerp uit de twee aangeduide Hoofdpunten befchouwd te bebben , hegt de Schryver aan zyn Werk een Befluit , 't Welk hem en alien voorftanderen der Menschlykheid ter eere ftrekt , en ter befchaaminge dient van alien die rechtftreeks of zydelings het gedrocht der Slaavernye tot voorfpraaken dienden , gelyk ook deezen welverdiende gispingen in dit Werkje ontvangen. In dit Befluit past de Opfteller deezer Verhandelinge , bet beredeneerde zamentrekkende, het alles toe op de Slaa- verny , zo als dezelve door de Europeaanen gemeenlyk omtrent de Negers , in de Volkplantingen , geoefend wordt. Hier fpreeken Menfchenregt , Menfchenliefde, en Christ- Iyke Broedermin, uit 6enen monde, om te doen begrypen, dat die Slaaverny in zyn aart en aanleg ongeoorlofd, ja boogst onregtvaardig , is. B4 Van OVER. DEN SLAAVENSTAND. Van de zyde des voordeels wyst de Schryver aan, dat ook de voolitztriders der edaaverny niet zullen winnen ; en well: een kreet de menschlykheid tegen den Slaaven- handel aanheft. Wat ter verzagting van der Slaaven lot van de zyde der Regeeringen hehoorde gedaan te worden , onderzoekt de Verhandelaar niet ; alleen geeft by deeze weaken: „ Even „ als bet oude Rome, fchynt het fiere Grout .13rittati.te „ niet ligt te beweegen tot iets , waaruit vermindermg ,, van eigen grootheid , flechts als een afgelegen gevolg , „ te voorzien is. — Het roemrykst voorbeeld is aheeds „ te voorzien is. — Het roemrykst voorbeeld is aheeds „ gekomen, van eene zyde ,waar van men zulks bet minst „ kon verwagten. Denemarken'verwierf zich, door „ zyne inrichtingen, een onaerflyke eer , by alien , die „ zich over net lot der verdrukte Menschheid eenigzins „ erbarmen. En de gevolgen der Franfche overhaas- „ ting getuigen wel van de webneenenheid 'der inzigten; „ maar •die gevolgen laaten zich egter niet ten vollen „ beoordeelen, by gebreke der nodige berichten wegens „ vyandige opruijingen en te werk gettelde omkoopingen, „ die iiiisfchien den zegen , welken men bedoelde uit te „ deelen , in eenen vloek voor veelen hebben doen vex- „ keeren !” Doorgaans fchynt het eensklaps loslaaten noch raadzaatn , noch wordt, gelyk onze Schryver opmerkt , zuiks ergens noch wordt, gelyk onze Schryver opmerkt , zuiks ergens christlyk geeischt. „ De welmeenendfle oogmerken dul- „ den bier wel ten vollen het veritandig raadpleegen met „ bet voeglyke en oorbaare." Hier op volgen raadgeevin- gen, hoe zich tot verbetering der Slaaven en gefchiktmaa- tig voor de Vryheid te gedraagen : by toont wat een Christlyk Prediker bier zou ktinnen doen. En' ten einde men het door hem gefcbetite niet voor herfenfchimmen en welmeenende droomen houde, brengt by, het geen de Kwaakers in Noord _elmerica ten deezen opzigte gedaan hebben, in 't midden; geeft hun den wet- Verdienden lot, en eindigt met een hartlyken wensch en bede,' dat zyne Landgenooten die voetftappen ten aanziene van den Slaaventtand- mogen drukken. 'Leven Bylaagen van Letter- en Oudheidkundigen aart, tot onderfcheide gedeelten der Verhandelinge behooren- de, en die veel leezenswaardigs behelzen, beiluiten dit Boekdeeltje , waar van de onbekende Schryver en de zich veaneldende Uitgeever beiden eere hebben. AL. A. J. BEIM AN, DE MITGATIONE POENARUM. ALBERTI JOACHIMI DEIMAN Disfertatio Philofophico- Ju- ridica Inauguralis de Mitigatione Poenarum ob diver- fum Reorum Temperamentum. Lugd. Batavorum, apud L. Herding, 1796. 4w. f. pagg. 148. Met genoegen zien wy altoos de blyken van vlyt en naarftigheid , welke achtenswaardige Jongelingen , met lust en yver de fteile baan der Fraaie Letteren of der nuttige Weetenichappen opftreevende, ten won fprei- den in hunne jeugdige Werken, de proeven hunner Aka- demifche vorderingen. Maar dat genoegen wordt meer dan verdubbelci , wanneer, , in dezelfde Werken, een ver- licht oordeel , een doordenkend verftand doorftraalen , welke, niet te vrede met in het geheugen eenen fchat van verkregen kundigheden op te leggen, die kundighe• den ook van pas aanwenden om het verwarde te ontwik- kelen, het duistere op te helderen, onOyke maar naar elkander gelykende dingen te fchifteri, te onderfcheiden, alles zyne rechte plaats aan te wyzen, de redenen voor en tegen eenige Belling na te fpeuren, te overweegen, en, eindelyk , uit alles een voorzichtig , juist en rechtrnaatig, belluit op te maaken. Zulk een genoegen verfchaft ons de Verhandeling van den jongen Geleerden A. J. DEIIVIANI over de Verzachting- der .S'trafen uit hoofde van de onderfeheiden Temperainen- ten CO der Illisdaadigers. Schoon reeds voor een jaar opgetteld , uitgegeven, en, ter bekominge van de Dodo- rale waardigheid in de Rechten , in het openbaar ver- dedigd, is zy ons eerst voor korten tyd ter hand geko. men, en wy haasten ons otn 'er onzen Leezeren verilag van te doen met eenige meerdere uitvoerigheid dan wy doorgaans aan Verhandelingen van deezen aart bake- den. Misfchien zullen fommigen denken, dat honderd en acht- en-yeertig bladzyden in quarto , met eene geheel niet groo- (*) Wy behouden bier het woord Temperament, als genoeg bekend by onze Landgenooten , dewyi wy geen Neder. duitsch kennen , hetgeen de bedoelde zaak zo duidelyk uit- drukt. B5 A. J. DEIMAN grOOte letter gedrukt, een vry uitgebreid Werk uitmaa- ken voor eene Akademifche Verhandeling: en wy willen niet ontveinzen, dat, onzes inziens, hierendaar wet jets beknopter had kunnen voorgedragen , of zonder nadeel geheel wechgelaten worden. Van dien aart is, ;by voor- beeld, hetgeen de Schryver, in het eerfte Hoofdftuk der eerfte Afdeelinge , zegt van de verfchillende gedachten der Wysgeeren en Geneeskundigen over de natuurlyke oorzaak van het onderfcheid der Temperamenten , of, naamelyk , dezelve in de vloeiftoffen des menschlyken lichaams, dan in de vaste deelen , dan in beide , dan , eindelyk, in de hoeveelheid en natuur der leevenskrachten, de meerdere of mindere gevoeligheid en prikkelbaarheid de meerdere of mindere gevoeligheid en prikkelbaarheid (irritabilitas) der deelen, moet gezocht worden. Het was genoeg geweest luervan met een enkel woord te gewaagen. Hetzelfde mag men zeggen van eenige andere aanmer- kingen, welke in dit zelfde Hoofdftuk voorkomen , en , fchoon niet vreemd van des Schryvers onderwerp , nog- thans tot hetzelve niet noodzaaklyk behooren. Men ver- fta ons niet yerkeerd: wy zeggen dit niet om de waarde van des Heeren DEIMAN arbeid eenigzins te verkleinen. Wy befchouwen deeze uitvoerigheid als een natuurlyk gevolg van jeugdige vlugheid en leevendigheid van geest. Deeze brengt altoos jets weeldrigs mede, hetgeen by de weerdere rypheid der mannelyke jaaren van zelve al- lengskens plaats maakt voor eene meer beknopte en aan ftrenger regelen gebonden voordragt van zaaken. De fier- lyke vertooning van eenen met bloesfem overdekten vruchtboom laat niet na ons te bekooren in de Lente , fchoon wy weeten, dat een groot gedeelte daarvan zal afvallen, en moet afvallen , indien de vruchten van het .overblyvende tot volkomen wasdom en rypheid zullen geraaken. Maar wy gaan voort. In eene voorafgaande Inleiding wordt de Vraag, welke het onderwerp der Verhandelinge uitmaakt , deezerwyze voorgefteld: ,, Of een Rechter in het uitvoeren der voor- „ fchriften van Lyfftraffelyke (*) Wetten , en het be- „ paalen der wyze van ftraffen, behoore te letten op het 'Temperament der misdaadigen, en het onderfcheid char- , van in aanmerking te neemen of 'lever, of een Rech. „ ter, in eenigen gevalle, het Temperament van remand, ,, die (*) Criminales. DE MITIGATION': POENARIJM. s, die eene openbaare misdaad heeft begaan, met reden „ kan gebruiken als eene rechtmaatige oorzaak om de ge- „ woone ftraf der Wet te verzachten." Het geheele Stuk is verdeeld in drie Afdeelingen (*), welker eerfte beftaat uit drie Hoofdftukken, de tweede uit twee. leder Hoofdltuk is weder gefplitst in Paragraa- phen, welke in de derde Afdeelinge, die geene verdee- ling in Hoofdilukken heeft, van het begin tot het einde doorloopen. De eerite Afdeeling heeft tot Opfchrift: Over de Tem- peramenten. Het eertie Hoofdituk handelt Over tie Na- tuur en de Oorzaaken der Temperamenten. Hiervan hebben wy reeds lets gezegd, waarby, wy alleenlyk zullen voegen des Schryvers op bl. 8 gegeven bepaaling Quod Tempe, ramentum fit fingularis quadam interna corporis conflitu- tio , quatenus ad peculiares quasdam mentis propenfiones modificandat, eertarnque agendi rationem efficiendam con- ducit. Dat het Temperament is zekere zonderlinge innerlyke gefleldheid des lichaams , voorzoverre dezelve leidt tot het wyzigen van zekere neigingen tier ziele, en tot het bewerken van eene bepaalde wyze van hande- len (1-). Het Opfchrift des tweeden Hoofdfluks van deeze Af- deelinge is: Over de Verfcheidenheid en Soorten der Tem- peramenten: en over de Eigenfchappen en Uitwerkfels, wel- ke aan ieder Temperament gewoonlyk worden toegefchreven. — De Schryver behoudt bier de oude verdeeling der Temperamenten in vier Soorten, Galachtigen, Jiloedryken, Koudvochtigen en Zwartgalligen, b/. n2, en geeft vervol- gens de hoedanigheden op, welke men rekent aan ieder derzelven eigen te zyn, tot verwekking zo van goede als van kwaade en laakenswaardige hoedanigheden. Wy zul- len hieruit alleen met hem (bl. 27.) aanmerken, dat men het Zwartgallige Temperament (Temperamentum cholicum) wel moet onderfcheiden van de ziekte, welke den naam van Zwartgalligheid of Melancholic draagt , fehoon het eertle ligtelyk leidt tot de Iaatfte, en als der- zelver eertle begin mag befchouwd worden. zelver eertle begin mag befchouwd worden. klet derde Hoofdfluk handelt Over de vermenginge en da (*) SeOlones. (f) Liefst hebben wy hier het oorfpronglyke zelve aanhaaien • maar zullen ons, in het vervolg, doorgaans verge- noegen met alleen onze vertaaling op te geeven. noegen met alleen onze vertaaling op te geeven. A. J. DEIMAN de veranderlykheid der Tempera ;:eaten. Hier wordt met reden aangemerkt, dat , by genoegzaam alle menfehen , eene vertnenging van twee of meer Temperamenten plaats heeft , en dat men ,genoegzaam nooit eenetx zuiver Bloed- ryken of Koudvochtigen, enz. zal aantreffen, fchoon ook meest altoos het eene of het andere Temperament in die vermenginge de overhand hebbe. Vanhier kan iemand van eene meest Koudvochtige gefteldheid wel Bens ligte- lyk in gram fchap oplluiven. — Maar van zeer veel ge- wichts, gelyk de Schryver (bl. 34) aanmerkt, is de vraag, of het natuurlyke Temperament kan veranderd worden? Zonder hapering geeft by op dezelve een bevestigend antwoord, en verdeelt de oorzaaken dier veranderinge in Natuurlyke en Zedelyke. Van de eerfte geeft hy verfchei- dene op, maar blyft alleenlyk by twee wat flilitaan ; naamelyk , toeneemende jaaren, waarin , door het afnee- men der prikkelbaarheid (irritabilitas) en der leevens- krachten,,00k Bloedryken en Galachtigen allengskens tot Koudvochtigheid of Zwartgailigheid beginnen over te Kel- len — en de Luehtfireek (Clima), waaraan hy (bI. 36.) niet zo veel als MONTESQUIEU maar evenwel meer toe• fchryft dan Hum of HELVETIUS Breedvoeriger is by over de Zedelyke Oorzaaken , waaronder de Opvoe- ding, in den ruimften zin des woords (bI. 38.), de eerfte plaats bekleedt. Daar fommigen alle verfcheidenheid in. de menfchen enkel van het aangeboren Temperament en de werktuiglyke gefteldheid des lichaams afleiden, anderen 9 met verwerpinge van alit natuurlyke oorzaaken , geene andere dan zedelyke erkennen , vexklaart de Schryver zich voor den middelwech , wit beide in aanmerking hebben genomen , en toont duidelyk het aanbelang eener goede opvoedinge, zo om de werkinge der hartstochten binnen behoorelyke paalen te houden , als om de zaaden der deugd vroegtydig vasten wortel te doen fchieten in de jeugdige gemoederen. — De tweede zedelyke, oorzaak (bl. 42.) van de veranderinge, der Temperamenten is de Volmaaking des Verfiands en toeneemende Kundigheid. „Atte „ onze hartstochren , zegt de Schryver, ontfpringen uit • gene bron, nit de natuurlyke gevoelighea (e „ tate phyficd), en zyn niers antlers dan onderfcheiden wy. ,, zigingen onzer eigenliefde , op Welker aandrift „ wy zoeken , dat ons vermaak aanbrengt , en vlieden , • hetgeen wy oordeelen ons geluk hinderlyk te weezen." En hieruit befluit hy de noodzaaklykheid eener juiste en ge- MITIGATIONE POENARUAL n9 geoefende kennisfe van hetgeen tot bevordering van ons waar gelyk kan dienen. In dit laatfle zyn wy het vol. komen met hem eens: maar is het wel zo zeker, dat alle onze hartstochten niets anders zyn dan eene zich onder verfchillende gedaanten vertoonende eigenliefde? Hebben wy geene aandoeningen van mededogen , van belanglooze nienfchenliefde, Welker goede befluuring wel tot bevor- dering onzer waare gelukzaligheid krachtdaaclig mecie- werkt, maar welke nogthans in ons ontflaan zonder op- zicht op ons eigen belang? Doch wy willen bier in dit beicende gefchil niet treeden. In het voorbygaan (bl. 44.) verzet de Schryver zich tegen het gevoelen , hetgeen ROUSSEAU verdedigde , in zyne beruchte Verhandelinge op de Vraag der Akademie van Dyon, Of de herfielling der ICun/len en Ireeten/chappen gefirekt hebbe tot het zui- veren der zeden? En merkt (bl. 46.) te recht aan, dat tot deeze Volmaaking des Verftands vooral behoort de Kennis van zichzelven , en die der menfchelyke natuure in het algemeen. — In zeer weinige woorden fpreekt de Heer DELMAN nog (bl. 50.) van eenige andere zedelyke oorzaaken,' als de verkeering met, en het veer- beeld van anderen , het leezen van boeken, de leevenswyze, en den regeeringsvorm, waaronder men leeft en grootge- bragt is. Einrlelyk wordt deeze Afdeeling befloten met een antwoord op de vraag van HELVETIUS hoe zedelyke oorzaaken de natuurlyke gefieldheid des menfchelyken li- chaams kunnen veranderen. Na deeze voorbereidende aanmerkingen komt de Schry- ver in de tweede Afdeelinge tot het eigenlyke Onder- werp zyner Verhandelinge. Deeze Afdeeling loopt Over de Verzachtinge der Strafen , uit hoofde der onderfehei• den Temperamenten, volgens de bcginfels der Natuurlyke Wetten. Het eerfte Hoofdauk behelst Eenige algemeene ilanmerkingen over den Staat des Gefehils. over der men- fchen zedelyke Vryheid, over de verkregen Neigingen, der- zelver Oorfprong, Kracht en Toerekening. —De vraag is bier niet , gelyk de Schryver zeer wel aanmerkt (bl. 53), of misdaadigers van verfchillende Temperamenten, welken dezelfde misdaad bedryven, voor even fchuldig moeten gehouden worden; maar of het Natuurlyke Recht voldoende redenen aan den Rechter oplevere , om , uit hoofde van het Temperament des misdaadigers, de ftraf, door de Burgerlyke Wet bepaalci, te verzachten. Hier- toe moet men niet alleen den aart der Temperamenten ken- A. I. DEIM AN kennen, maar ook weeten, of derzelver werking de ze- delyke Vryheid wechneeme, of dezelve, en in hoe verre , vermindere. Deeze Vryheid is ( hi. 56.) des menfchen vermogen, om, op het geleide des verfiands, ongedwongen (fponte) zyne daaden te befluuren volgens tie voorfthriften der reden. Der menfchen Neigingen zyn of Verkregen, der reden. Der menfchen Neigingen zyn of Verkregen, of Natuurlyke. De eerfte ontftaan (bl. 59 env.) uit de involginge der hartstochten , welke, tot goede einden den mensch ingefchapen , onder eene wyze beftuuring nuttig zyn , maar onder eene verkeerde hoogstfchadelyk kun- nen worden. Zy zyn flechts aanprikkelingen tot werk- zaamheid : maar het is de post der reden , te oor. deelen , of het einde , welk het voorwerp onzer be- geerten is , goed dan kwaad , eerlyk dan fchandelyk, zy, en of dat erode door geoorlofde middelen kan bereikt worden. Dit te doen, en diensvolgens te handelen, is in onze magt, en der menfchen traagheid en flofheid hier- omtrent de voornaame bron van kwaade neigingen. Eene tweede oorzaak van verkregen neigingen zo goe- de als kwaade , (van welke laatfte alleen hier gehan- deld worth) is de Gewoonte of Hebbelykheid, ontftaande uit de veelvuldige herhaalinge van gelykfoortige daaden, waardoor bewerkt wordt, dat wy dezelve vaardig en met gemak verrichten (bl. 62 env.), en (gelyk in het vervolg aangeduid wordt, maar bier wel had mogen by ftaan) in zekere omftandigbeden bezwaarlyk nalaaten. Nu ontftaat de vraag ; „ of deeze verkrcgen neigingen dermaate „ de Vryheid wechneemen of belemmeren, dat zy, by „ eenige bedreven misdaad, verzachting van ftraffe vor- „ deren.” De Schryver ontkent dit (bl. 64 env.) om verfcheidene redenen, hoofdzaaklyk afgeleid zo uit de natuure der Vryheid, als uit het onderfcheid tusfchen de inwendige daad van den Wil en derzelver uitwendige bedryven, welk laatfte alleenlyk het voorwerp is der bur- gerlyke Wetteh , en dus alleen bier te pas komt. En in- dien men al voorwende, dat deeze Neigingen des men- fchen Vryheid belemmeren en verminderen , kan dit al- leenlyk betekenen , dat het meer werks inhebbe dezelve tegenftand te bieden dan op te volgen , zonder dat de Vryheid eigenlyk daarby lyde (bl. 71 env.). Dwaas is is het te klaagen over de menfchelyke zwakheid, terwyl men nooit ernftig heproeft, wat men nog zoude vermoo- gen (bl. 75). Dit behoorde men te doen , en men zoude krachten genoeg vinden om zyne neigingen in wom te hou- DE MITIGATIONS POENAItUM. 31 houden. Het voorbeeld van Socrates wordt bier aange- baald (*) , en het befluit is , dat verkregen Neigingen geene rechtmaatige redenen tot verzachting van flrage uit- leveren. (bl. 77.) Het zelfde antwoord geeft de Schryver , met betrek- kinge tot de Natuurlyke Neigingen , in het tweede Hoofd- ftuk deezer Afdeelinge, welks Opfchrift is: Over de Ver- zachtinge, uit hoofde der Natuurlyke Neigingen, Welke uit het Temperament ontflaan. Zyne redenen zyn vooreerst dat de kracht deezer Neigingen meer afhangt van zede- lyke oorzaaken , dan van de byzondere gefieldheid des lichaams , welke , door verfcheidene , in des menfchen magt ftaande, middelen, kan veranderd en verbeterd wor- den (bl. 8i). Ten tweeden , dat deeze Neigingen ten minften wet genoeg kunnen bedwongen worden, om niet uit te berfien in uiterlyke, voor de burgerlyke rechtbank ftrafbaare , bedryven (bl. 82). Ten derden, dat by , die door kracht zyner natuurlyke Neiginge misdoet , toch tegen beter weeten (dolo) misdoet 03). Ten vierden, dat de fterkere Verzoekingen, wake iemand heeft te wederftaan , geene goede of rechtmaatige redenen tot verzachting van ftraffe uitleveren ( t) , hoezeer zy ook de zedelyke fchuld des misdaadigers verminderen. Het oogmerk, ten minften bet eerfte en groote oogmerk, der Straffen is, in den Burgerftaat , de algeme.ene veiligheid, en de verzachting der ftraffe, uit hoofde van zwaardere verzoekinge, is daarmede onbeftaanbaar. Een Arme, die fteelt, is gewisfelyk by den Zedekundigen verfchoonbaa- rer, dan een Ryke, die zich aan dezelfde misdaad fchul- dig maakt; maar niet in het oog des burgerlyken Wet- geevers. Deeze zoude eerder wet doen met de ftraffen te verzwaaren, naarmaate de verzoekingen fterker zyn, om de vrees der eerfte te beter tegenwicht te doen zyn te- (*) Het geheugen des Schryvers fchynt frier eenigzins to feilen. Volgens de plaats van CICERO Tufc. qu,eft. IV, 57 , waarop hy zich beroept , werd SOCRATES door deezen ZOPYRUS niet bepaaldlyk van overgegevenheid aan den wyn , maar van veele ondeugden, befchuldigd. Eene andere plants van cicrato de Fato , cap. 5. meldt ook het eerfte gebrek niet. De mis- flag zoude te gering zyn om van te fpreeken, indien hy niet meer dan eens voorkwam: b. v. 61. It& Aantek. 3. Rec. (t) Te weeten voor den burgerlyken Rechter, van welkea alleen hier gefproken worth. Rec. 32 A. 1. DE IM A N, DE MITIGATIONE POENARUM. tegen de werking der andere : fchoon men hieromtrent wel eenig onderfcheid mag maaken tusfchen geringe ver- grypingen en zwaare overtreedingen, omtrent welke laat- ite geene verzachting, hoegenaamd, tiit hoofc'e van Nei- gingen uit het Natuurlyk Temperament voortkomende , mag plaats hebben. (bl. 86 env,) Eenigzins verwonder- den wy ons, onder de Schryvers, by deeze gelegenheid door den burger DEIMAN aangehaald, niet te vinden, den beroemden J. D. MICHAeLIS, die, in de Voorreden, ge- plaatst voor het zesde Deel van zyn MolaifOhes Recht (Hoogd. Uitg. van 1775), over dit onderwerp voortreffe- lyke aanmerkingen bybrengt. Ondertusfchen ftaat de Schryver gereedlyk eenige uitzonderingen toe voor ge- vallen, welke in de eerite vervoeringen van rechtmaati- gen toorn gebeuren, of waarby andere gunftige omftan- digheden voorkomen 94 env.) De derde Afdeeling Iuidt: Over de Verzachting [der Stralen] tat hoofde van het Temperament [des Il7isdaadi- ger.1 volgens de Beginfids van het Roomfthe Recht. Doch bier zullen wy hem niet volgen. Ons Uittrekfel is reeds lang genoeg, en, zo wy hoopen, voldoende om den Lee- zer een geregeld denkbeeld te geeven van eene Verhan- delinge , welke zich op eene voordeelige wyze onder- fcheidt van het gros van dergelyke Akademifche Opfle/- len. Alleenlyk moeten wy zeggcn, dat de geleerde Schry- Ver ook bier als eene (telling van het Burgerlyke Recht verdedigt: dat iii het alge'men de NatuurlykeNeigin- „ gen, welke doorgaans aan ieder Temperament worden toe- 9, gefchreven, geene rechrmaatige redenen zyn ter verzach- „ tinge der gewoane Jirafe.” (bl. iio.) Eene misttelling van aanbelang heeft de Schryver zeive aangetekend, Eenige druk- of fchryffeilen zyn ons voorge- komen welke ieder aandachtig Leezer zal befpeuren, zonder onze meldinge. Zo is op bl. 58 r. 8 zekerlyk uitge- vallen Jive naturalibus ; hi. 91. in de Aant. (a) ftaat Lacedamoniorum in plaatze van Athenienguar. De 41 en taal , fchoon niet boven alle verbetering , zyn duidelyk, mannelyk, zonder zwelling of laagbeid. l'oor- J. VAN MANE N, OVER EENE CONSTITUTIE. 33 YoorlIellen , Bedenkingen en Ontwerpen tot het daarflellen eener Conflitutie voor het Bataa&he Yolk , uitgebragt in de Nationaale Commis* gelast tot het ontwerpen der Conflitutie , door JACOB VAN MANEN , Ad. Z., Medelid van gemelde Commisfie. In den Haage , by J. C. Leeuweityn. In gr. 8vo. 319 bl. De aart der Stukken in 't opgegeeven Werk, en 's Ult. geevers oogmerk met dezelve in 't licht te brengen , kunnen wy onzen Leezeren niet beter doen kennen dan met de eigene woorden van den Burger VAN MANEN wien men, 't zy men in zyne gevoelens treede, of van de- zelve afwyke , de eer niet kan ontzeggen van een aller- arbeidzaamst Lid in deeze Nationaale Commisfie geweest te zyn. Myn oogmerk," fchryft hy, „ met de Uitgave dee- „ zer Advyzen is geenzins om der Geleerde of Politique „ Waereld eene Bydraage te leveren van nieuwe Theorien „ en Ontdekkingen veel min om met dezelve, als • meesterftukken in hunne foort, te pronken ; noch der- „ zelver aanleg, noch haare innerlyke waarde , zyn daar „ voor berekend. Byna alle Stukken, in deezen bundel „ vervat., zyn, elk op zich zelven, de vrugt van flets • eenen dag , of ten hoogfte twee of drie dagen , naar „ dat de tyd tusfchen de eene en andere Vergadering „ van de Commisfie tot het ontwerpen der Conftitutie „ daartoe gelcgenheid liet. „ Indien de Conftitutie, op den Jo November uitgebragt, „ naar myn inzien, had beantwoord aan die Grondbeginze- „ len , welke_ ik my Reeds als de eenige waare, op welke „ het heil der -Natie , der Republicainfche Regeeringsform, „ moest gebouwd zyn , heb voorgefteld ; of indien ik „ vermeend had , dat ik , om dat ik, als Lid der Corn- „ misfie tot het ontwerpen eener Conftitutie voor het „ Volk van Nederland, van niemand eene fpeciaale In- „ ftruCtie, Last of Voorfchrift, om my naar te gedraa- „ gen, ontvangen had , aan niemand rekenfchap of ver- „ antwoording fchuldig was, dan aan God ! zo als in „ foortgelyke gevallen veeltyds begreepen is , of nog be- „ greepen wordt dan zouden deeze Stukken nimmer „ het daglicht hebben gezien , nimmer de Produ&en der • Drukpers hebben vermenigvuldigd. LETT. 1798. NO. I. C 1, Nu, 34 J. VAN MANEN ,, Nu, daar de Conftitutie op gelled andere beginzelen is gebouwd; nu ze, naar myn gevoelen , niet kan • antwoorden aan de verwachting der Natie , — nu ik • oordeel , dat 'er van de gelegenheid, die ons openftondt , 51 om der Natie de beste Conttitutie en Regeeringsform , „ voor welke zy vatbaar was, en die aan haare getteld- „ heid en behoefte beantwoordde , aan te bieden , geen 9/ gebruik gemaakt is — nu reken ik het voor my .zelven, „ voor de Natie , niet onverfchillig , waereldkundig te „ maaken de wyze op welke ik in de Commisfie werkzaam • ben geweest. — De gelegenheid en onittandigheden 5? geeven dus , misfchien, aan, de Stukken in deezen Bun- „ del eenige meerdere waarde, dan ze welligt anders zou- ,, den gebad hebben. ,, De Natie kan 'er ten rninften uit zien, dat ik niet ,1 bloot nu de tyd verloopcn was — nu het Ont- .,' werp der Contlitutie voltooid en ter Nationaale Ver- 15 gadering uitgebragt is — by myn Advys, op den 17 „ Nov. 1796, openlyk my daar tegen heb verklaard; maar „ dat ik, reeds van den aanvang tier werkzaamhedcn van „ de Commisfie af, ciezelfcle Gronden , op welke myne „ afkeuring berustte , heb voorgedtaagen — en dien- „ volgende geen ledig aanfchouwer ben geweest, of on- „ verfcbillig die gevoelens heb laaten prievaleeren, welke „ zo veele Leden der Nationaale Vergadering met my, „ als ten hoogtle nadeelig voor 't belting der Nederland- „ fche Natie , in het uitgebragte Ontwerp hebben vet.-„ oordeekl, en ontoereikende bevonden. Voorts fchetst en verdeciigt de Schryver zyn gehouden gedrag, ftaande de Commistie., tot welke zyne Commit- tenten , „ in geeven deele ,” gelyk hy verklaart , „ eenen „ Onbekenden, in hem , gekoozen hadden ;” hoe de wyze , op welke men te werk ging, veel toebragt tot de forme en inhoud eeniger Stukken in deezen Bundel voorhanden. Lie- ver dan daar in verandering te maaken door befchaaven en verbeteren, verkoos by dezelve letterlyk te geeven, zo als ze door hem in de Commisfie waren uitgebragt uitgenomen eenige Uitlaatingen op enkele plaatzen, waar van by den Leezer in eene ondergevoegde Aantekening vermaant. In het Voorbericht roert hy ook eenige ftukken aan, den toedragt van de werkzaamheden der Commisfie be- treffen3e, te breed om door oils aangetlipt , veel min overgenomen , te m)-rden. Ten hot geeft by den Leezer nog OVER EENE CONSTITUTTE. nog eenige opheldering , waarom zommige flukken bier voorkomen als geauthentifeerde Copyen, en andere niet: de rede hiervan was eenvoudig deeze , dat by van de eerstgezegdeby de overgifte, geene naauwkeurige op- ftellen of affc'hriften voor zichzelven behouden hadt, en dus verpligt was die ter Secretary der Commisfie te laa- ten copieeren — de andere, van welke by Copyen of de eerfte Opftellen behouden, welke by alleen voor- geleezen en niet overgegeeven hadt, vondt by niet noodig te laaten authentifeeren, dewyl by ze onder zyn eigen naam in 't licht gaf. De Inhoud brengt ons onder 't oog, het voornaame, waar uit de XXIX Stukken, in deezen Bundel vervat, be- ftaan. Eenige zyn van eenen algemeenen, andere van eenen byzonderer aart, en alle raaken zy of de Gron- den, of de Gedeelten, van het Staatsbeftunr. Veel over- weegens-, veel nadenkenswaardigs, komt in verre de mees- te voor. Dan zal men het Begrip van den Burger VAN MANEN, over de Nederlandfche Staatsconftitutie, best leeren ken- nen door bet laatfte Artykel deezes Werks, getyteld : Concept eenen Nederlandfche Staatsconflitutie; immers by bet mededeelen van dit Stuk fchryft de Ontwerper in eene Aantekening, hoedanige men in den loop des Werks 'er eenige van dergelyken ophelderenden aart aantreft „ Na dat ik de rime Scheis , om aan de voorgewende „ ignorantie van zommige Leden, wat men door een- en „ onverdeeldheid der Republicq te verflaan hadt , als ter • vlugt had ontworpen , en op den 6 May overgegee- „ yen ; beproefde ik het, om eene meer uitgewerkte , „ voor de gebeele Conftitutie, te ontwerpen ; en welke ik, „ ingevolge het flot van myn Advys, op den 20 May, ,, heb geproduceerd, doch te rug genomen. Sedert heb • ik 'er hier en daar eenige veranderingen in gemaakt, „ en daarom verkoozen dezelve bier, ten flotte, agter de „ Advyfen te doen volgen , om dat dit Concept het Re- „ fultat van de meeste derzelven bevat, en als eene reca- ,, pitulatie derzelven kan worden aangemerkt. — Om „ een volkomen geheel , zo als ik het ontworpen had, „ op zichzelven uit te maaken, zou de Introduetie, of het „ Contract Social, 'er vooraf moeten gaan: doch dewyl „ dat — hoe zeer ik ook dit, laater, veranderd hadt — „ reeds agter myn Advys van 2 May gedrukt was, heb • ik bet, om tot geene overtollige herhaalingen te komen, C „ bier 36 J. VAN MANEN, OVER EENE CONSTITUTIE. „ bier weggelaaten, — Even hierom heb ik weggelaafen „ het Departementaal en Plaatslyk Beauur , met de Ad- „ minittratie der Finantien , om dat deeze reeds by myn „ Advys geinfereerd waren.” Eenige generaale en eenvotedige Reflex:len , tegen het Stel- zel van Fen- en Ondeelbaarheid. Ten betooge, dat het- zel van Fen- en Ondeelbaarheid. Ten betooge, dat het- zelve noch kan noch mag worden aangcnort2en, als een conJlitutioneel Principe, als mede dat een Plan van Con- flitutie nooit Hoofdelyk maar volfirekt Provincialiter moet worden goed- of afgekeurd. Door eenen oprechten Vader- worden goed- of afgekeurd. Door eenen oprechten Vader- lander. Atom, in gr. 8vv. 34 H. Indien 'er twyfelaars mogten &than, of 'er ook in het Politieke Frans Baltuscionarisfen beftaan en de pen voeren , die vatte dit Boeksken op , en deeze weinige bladzyden zullen hem van zyne twyfeling ten vollen ge- neezen. — En is dit ftukje uit de pen gevloeid van een Reprefentant ter Nationaale Vergaderinge , gelyk wy reden hebben om meer dan gisfende te fchryven ; dan ...... doch onze pen weigerde inkt te geeven ; alleen eenige ftippen, en genoeg; althans voor ditmaal. Nieuw Oniverp van Conflitutie voor de Bataaffche .Repu- bliek, famengefleld door een Friend der Bataaven. Uit het Fransc/i vertaald. Te ilinfterdatn, by J. van Gulik, 1797. In gr. 8vo. 30 bl. In eene Proclamatie , waar mede dit Stukje aanvangt, 1 leezen wy: „ Het is gemaklyk te voorzien, dat dit Ontwerp niet behaagen zal aan de Ariftocraten, welke „ by ongeluk een groot en wel een zeer groot natal uit- maaken; maar zo gy waarlyk Republikeinen zyt , zo gy „ de Tyranny, bet Despotismus, de Ariftocratie en het „ Egoismus, oprechrelyk verfoeit; zo gy Bataven zyt, dan „ zult gy het goedkeuren , gy zult het aanneemen, gy „ zalt bet als den onwrikbaaren grondflag uwer Vryheid „ invoeren, en niet dulden, dat het ooit in 't minst ge- ,, krenkt worde." Ondanks dit, wordt bet Bataaffche Volk daarby gezegd, dat het dit Ontwerp niet met een eenvoudig ja moet aannee- men, of met een eenvoudig neen verwerpen; maar 't zelve, tot NIEUW ONTWEI2P VAN CONSTITUTIE. 37 tot onderzoek, verwerpen, aanneemen , bepaalen, byvoe- gen en befnoeijen, naar gelange zy zulks met het wel- zyn en den luister der Republiek gevoeglyk zullen oor- deelen. Het Nieuw Ontwerp beflaat uit 107 Artykelen, waar onder zeker zeer goede en omhelzenswaardige voorko- men ; doch ook andere, die, zo veel wy zien kunnen, niet best zamenftemmen. By voorbeeld Art. 39 luidt : „ 'Er „ zal zorge gedraagen worden, dat de in dienst gebleeve „ Leeraars niet anders voor het Volk prediken dan eene 5, zuivere Zedeleer , op de waare beginzelen van den „ Natuurlyken Godsdienst , en op de pligten van den Mensch en Burger, gegrond. Alle verfchillen over de • Leere des Geloofs moeten volftrektelyk van de open. „ baare Predikftoelen geweerd worden. Zo een Leeraar „ zich zo verre te buiten ging, dat hy, 't zy regelrecht of ,, van ter zyde, door oproerige grondftellingen , de on. • gehoorzaamheid aan de wetten mogt prediken , zal by • zeer ftrengelyk, en zelfs, volgens de natuur der mis- „ daad , met den dood geftraft worden.” En Art. 42 leezen wy : ,, Het Onderwys van de Catechismus zal • in alle fchoolen verboden worden,. Hetzelve is wee- „ zenlyk en by unuitingc de plicht der Leeraaren, die „ hetzelve zo An de Kerk als in hunne huizen, zullen • geeven :” en in het 47. „ Het geheugen en verftand der • jeugd zullen [in de fchoolen] met meer vergeefsch af- 3 gemat worden, door dezelve Pfalmen, Gebeden, onver- ftaanbaare en boven haar bereik gaande Catechismus- 5, Vraagen , van buiten te laaten leeren ; die taak zal den „ Leeraaren overgelaaten worden." Zonderling en weinig beftemd klonk ons het 70 Art. „ Aangezien geen ftraffe evenredig aan de misdaad van • verraad is, zou het niet onvoegelyk zyn een prys uit te • looven aan die fcherpregters', welke nieuwe ftraffen 9/ zullen uitvinden voor die geenen, welke van hoogver- 11 mad jegens hunne Medeburgers, of jegens het Vader- • land, aangeklaagd en overtuigd zullen worden." Overtollig en van geen beduidenis dagt ons het 92 Art. „ Alle Gedenktekenen , welke het denkbeeld van 15 eene Despotique , Ariftocratifche of Stadhouderlyke, Re- 5, geering zouden kunnen verlevendigen, zullen vernietigd ^ worden. De naamen der ftraaten en gragten, welke „ daar toe eenige betrekking hebben zullen veranderd 42 worden." C 3 Be- 33 NIEUW ONTWERP VAN CONSTITUTIE. Bezwaarlyk zouden wy komen tot de onderfchryving van het 95 Art., 't geen ons aan 't Oud Venetic,' deedt te rug denken : „ In alle Steden zullen, zo by den in- ,, gang der Kerken als elders , een of meer busfen of „ kistjes , op zekere plaatzen Waarheidsmonden ge- • noemd, geplaatst worden. Zy zullen boven eene ope- ,, ping hebben, die groot genoeg is om 'er papieren door te fteeken, wellte papieren zullen bevatten , waarfchu- • wingen, aanmerkingen, ontwerpen, raadgeevingen , over „ het Beftuur , en klagten over de Leden der geconfli- tueerde Magten. Deeze kistjes zullen geflooten zyn, • en alle Zondagen door den Maire en de Vrederegters ^ geopend worden. De Briefjes zullen, in 't byzyn van aanweezenden, geleezen worden." Het behoort niet tot onze tank , dit geheele Ont- werp na te gaan. Opgeleverde Artykels zullen genoeg- zaam aanwyzen, welke Geest in 't zelve heerscht. Verbaal, gehouden by den Commisfaris van de Caap de Goede Hoop ; A. j. SLUYSICEN1 zedert het Arrivement der Engelfehe onder den .eldmiraal Sr. G, KEITH ELPHINSTONE den i0 guny 1795; en do Overgave van die Kolonie aan de Wapenen van Groot - Brittannien , den 16 September dater aan volgende. In den Haage, by I. van Cleef, 1797. In gr. 8vo. 330 bl. Een Dagverhaal , 't welk ons herinnert aan eene zeer fmertlyke Gebeurtenis voor den Vaderlande. Een Dagverhaal, 't welk ons met fpyt vervult over de zwak- ke gefteldheid der onzen aan dien zo aangelege- nen uithoek. Een Dagverhaal , 't welk blyk by blyk oplevert van de trouwloosheid der Engelfchen, in deezen handel ondertteund door den na dat vyandig Land gewee- ken Ex- Stadhouder. — Wy hebben, onder het door- leezen, alle die onaangenaame aandoeningen, by herhaa- linge, gevoeld. Veel , 't geen uit de Nieuwsmaaren van dien tyd bekend was, herinnerden inns deeze bladen , en ftelden, byeenverzameld en uit egte bercheidem op3 gemaakt, ons zwakheid, kampende tegen trouwloosheid, voor oogen. — Het fluk is voor geen uittrekzel vat- baar; doch verdient, als een Gefchiedkundig Gedenkfluk deezer Gebeurtenisfe zo vol ontrouwe , bewaard te wor den. Meermaalen bekroop ons de lust om eene verzarne. ling VERBAAL VAN A. J. SLUYSKEN. 39 ling te maaken van_ de trouw:ooze en verraadlyke ftree- ken , door de Engelfchen ten opzigte van die Volkplantinge te werk gefleld; doch wy zouden te veel hebben moeten affchryven, om eene zaak te betoogen, waar aan niemand twyfelt. Aileen fchryven wy of een gedeelte van den Brieve door ELPHINSTONE en CRAIG gezonden, ten geleide van eenige door de Engelfchen aangehoudene en geopende Brieven , met een iimericaartsch Snip aan de;Kaap gekomen; welke het zegel drukte op andere reeds verfpreidde onwaarheden wegens den that der zaake in het 1VIoederland. „ Wy agten," dus fchryven zy „ vermeld hebbende wat zy met de Brieven aan den Raad van de Kaap en aan byzondere Perfoonen geoordeeld hadden te moeten doen , „ het egter gevoegelyk om UEd. Gr. Agtb. en Ed. • Agtb. kennis te geeven, dat wy alle Nieuwspapiereri „ hebben aangehouden ; dewyl wy weeten, dat de waarheid • niet kan gepubliceerd worden in Holland. — Het is 5, ons bekend dat niemand publiceeren durft ais iliptlyk • zo als het Revolutionaire Committd het goedkeurt , .33 en derhalven zouden dezelve alleenlyk misleiden , in plaats van informeeren de geenen aan welke dezelve • gerigt zyn. De Brieven vallen in veele opzigten onder dezelfde befchryvinge ; want veele informeeren u van „ de plantinge van den Boom der Vrylacid ; cinch gene • maaken eenig gewag van de Opregtinge der Guillotine. • Veele weiden uit over de zegeningen van hunne nieuwe ,5 Vryheid; doch geen enkele meidt de Gevangenneeming 5) van alle Amptenaars en beste Lieden der Republiek, of van de ysfelyke Contributien , die geheft geworcten ,5 zyn ten voordeele van de Fraulehen ; zommige dier • Brieven merken aan de vriendlyke dispofitie en het • goed gedrag van hunne nieuwe Vrienden of Meesters; • doch geene enkele geeft het geringfte derkbeeld van ,, de honderdetz , die de wrok en verbolgenheid der Hol- landers reeds van bun leeven hebben beroofd, in alle .33 Steden van de Republiek. — Wy twyfelen • zins of uwe Correspondenten zyn 'er gevoelig van, • en gevoelen hunne fituatie ; doch wy worden gewaar , „ dat zy zulks niet durven uitdrukkcn in Brieven , die 9,eene Franfche Infpeetie moesten pasfeeren ; de eenigfte 9, omftandigheid , in welke uwe Correspondenten fchynen zich met eenige vrymoedigheid te hebben uitgArukt, • is de waaragtige iehildery , welke zy geeven van C4 „de VEILBAAL VAN A. J. SLUYSKEN. „ de beklaaglyke fituatie van het Finantie • weezen ea „ van het Publicque Credit van de Oost- Indifche Com- „ pagnie.” Geen onzer Leezeren zal vorderen , dat wy de Leu- gentaal , in deeze weinige regelen , in veele opzigten, begreepen, aanwyzen. Waar is eenig oord van ons Vaderland , eene Guillotine opgerigt ! Welke Steden der Republiek tellen de honderden van het leaven beroofd ; daar de Omwenteling, in dien zin, bet leeven aan Been een mensch gekost heeft ! Trouw- en Eerloozen . . . welk eene aaneenfchakeling van dusdanige bedryven bevat ; en daarvan ten opgerigten Gedenkteken kan dienen. Een Onderzoek van dit Verbaal, en redegeeving van bet gedrag der Kaapfche Burgery, door L. NEEDLING , hebben wy gezien , dat in 't licht is; dan tot nog van onze Boekhandelaaren niet ontvangen. Verzameling van Stukken , betrefende het gedrag der Cu- rateuren van. Hollands Univerfiteit te Leyden , in de yaaren 1796 en 1797 , byzonder in de zaak van Mr. JOHAN• LUZAC, Profesfor in de Griekfche Taal en Va- derlandfche Gefchiedenis aldaar, met eon Voorberigt dien aangaande. 7'e Leyden, by A. en J. Honkoop , 1797. 't Voorberigt LXVI, en 't Werk 3o4 In gr. 8vo. Veelgerugts maakend is het gefchil, waar over deeze Verzameling loopt ; niemand, die de Nieuwspapieren las, is des onkundig. Alle de 1tukken des betreffende,ten getale van XIX, onder welke men 'er van eene groote uitgebreidheid aantreft, zyn hier verzameld. Een Voorberigt van de opgegeevene uitgebreidheid , door Luzno, aan zyne Regt- en Waarheidlievende Mea'ebur- gers,vergezelt deeze oorfpronglyke gewisfelde ftukken, by welke men nog eenige Tusfchenvoegingen en Aantekenin- gen vindt. Dit Voorberigt is met eene zeer fcherpe penne gefchreeven, en ftelt het gedrag omtrent hem gehou- den in een haatlyk licht; dan hoe haatlyk ook en afzig- tig by Party doet vtiorkonten , is het alles niet wat by des meent te kunnen zeggen. „ Hy fchuift," en dit kan ter proeve itrekken op welk een toon dit Voorberigt ge- ftemd is , op dat wy hier 's Hoogleeraars woorden be. zi- VERZ. VAN STUKKEN IN DE ZAAK VAN MR. J. LUZAC. 41 zigen , „ het gordyn maar ten deele open. Het overige „ zal ik, IIL afwagting van den uiterlyken afloop der laat- „ fle zo ongehoorde pooging tegen my door myne Onder- „ drukkers ter uitvoer gebragt, nog in de penne houden. „ Worde ik dan eindelyk genoodzaakt , zal ik de Ge- , fthiedkundigc Befchouwing van 't gedrag der Curateu- „ ren, waartoe deeze Stukken flegts de ftoffe opleveren, aan myne Landgenooten mededeelen , en een Gedenk- zuil oprigten , naar 't welk de Nakomelingen hunne be- „ oordeeling zullen kunnen inrichten over de Perfoonen ,, en zaaken, die zy in de Gefchiedverhaalen van deezen „ tyd zullen aantreffen , byzonder over de getrouwe aan- ,, kleeving aan die Grondbeginzels , op welke de Natie de „ zoo plegtige-belofte ontvangen heeft, dat haar aanaaande ,, hell zal gevestigd worden. „ 1k zal dan, wen ik ten laatften gedrongen worde, den IS waaren oorfprong deezer zaake, van den Jaare 1792 af, • dat is van de eerfte uitbarfling der gruwelen van het 3'acobynendom en Terroristne tot op den huidigen dag, • naaktelyk ontdekken ; de verfcheidene Refolutien en Misfives in alle haare deelen, in haare beweegredenen, 5, oogmerken en inzigten, naargaan ; den ganfchen za- • menhang derzelven befchouwen; de remotie , inzonder- • heid van een Leeraar der Vaderlandfche Gefchiedeni s f e uit hoofde van het tot nu toe in ons Vaderland onbe• ,, kende Misdryf van Ariliocratie, ontleden , en doen • voeren ! welk dog het nadeel was , 't geen men te • wagten hadt van die Zrillocratt:Rhe denkbeelden, voor- gedraagen door iemand , dien men 'wist geen lieveling 55 van het Stadhouderlyk Gezag geweest te zyn ; de ge- • voelens van zommigen der Curateuren , over de Fran- fche Gebeurtenisfen , niet alleen ZEDERT den Jaare 1793 • (welke dan eigenlyk myn misdaad uitmaaken) maar • ook vOOR. DIT TYDSTIP uit hunne nog onder my be- rustende Correspondentie en eigene uitgegeevene Schrif. 91 ten , vergelyken met het misdryf , 't welk zy my by • hunne Refolutie aantygen , en met den won , welken s; zy , niet indachtig aan 't geen zy zelven bevorens ge- ,, fchreeven hadden , meenen daar by te kunnen voeren; ,, het verbod , by die Refolutien aan my gedaan, met „ hunne eigene aanmoedigingen van vroegere tyden; den geheelen loop en 't zamenweefzel hunner gedraagingen, ,, met de grondbeginzels , welker zorgvuldige bewaaring C 5 „ het 421 VERZ. VAN STUKKEN IN DE ZAAK VAN MR. 3. LUZAC. „ het doel myner Remotie zyn moeste ; en hun volltan- „ dig weigeren om in eenig onderzoek te komen met „ myne opene verdeediging en bereidwilligheid om myne zaak voor de Rechtbank der Volksvertegenwoordigers, 1, en der ganfche onpartydige Natie, te brengen.” Hoe veel de Hoogleeraar ook zegt agter te houden, volgt 'er nogthans 't geen by itaaltjes noemt. En twyfelen 'er nogthans 't geen by itaaltjes noemt. En twyfelen wy wel zeer, , of hy, in de gelegenheid gefteld om alle zyne nog in den pylkooker zittende pylen te fchieten vinniger zal kunnen uitvaaren dan hy duet van bl. LI tot LVIII. LVIII. Tweede roorbericht, geplaatst voor den tweeden Druk van het Werk , getyteld Socrates als Burger befchouwd , door Mr. j. LUZAC. boor de Bezitters van den eerflen Druk. In gr. 8vo. 2$ bl. ver het Werk, waar toe deeze bladen ten tweedeti O Voorberigt dienen , hebben wy, eenigen tyd geleden, ons oordeel geveld (*). In dit Aanhangzel des reeds ge- plaatften Voorberigts vermeldt de Schryver de vry alge- meene goedkeuring, aan zyn SOCRATES, als Burger be- fchouwd binnen en buiten 's lands gegeeven ; terwyl het fterk vertier een tweeden Nederduitiehen Druk noodzaak- lyk maakte; hier in vindt by „ eene meer dan genoeg. zaame belooning, en tevens eene altoos byblyvende ver- „ zoeting voor de onderdrukkende onregtvaardigheid,” waar van by fchryft, „ nu zedert twee jaaren bet Slacbtoffer t van by fchryft, „ nu zedert twee jaaren bet Slacbtoffer te weezen." e weezen." Hy beklaagt zich, dat 'er, zedert de uitgave der Ver- zameling van Stukken , in het naastvoorgaande Artykel vermeld, ettelyke maanden verloopen zyn (10, dat zyne Befchuldigers , hoe openlyk door hem voor 't oog der geheele Natie uitgedaagd , zwygen dat andere zaa- Ren afgedaan worden, „ en hy van zyn welherkrecgen regt veritooken blyft," en voert den laatst afgetreeden Voor- zitter van het Provinciaal Befluur, A. 3. VERI3EEK, een zitter van het Provinciaal Befluur, A. 3. VERI3EEK, een zeg- (*) Zie onze Alg. Vac/. Letteroef. bier boven , bl. 89. (t) Die Voorrede was gedagtekend 14 July 1797; dit twee. (t) Die Voorrede was gedagtekend 14 July 1797; dit twee. de Voorberigt is van 17 Oa. 1797. de Voorberigt is van 17 Oa. 1797. TWEEDE VOORBERICIIT VAN MR. 3. LUZAC. 43 zeggen uit diens Historic der S_partaemen, tot aan den dead van den jongen Agis, wel fcliamper toe. Een kort woord voert by te gemoete aan een der Beoor- deelaaren van zynen SOCRATES, wien zyne verklaaring van bet woord ifriflocratic min hadt bevallen ; haalt de be- paaling, door POLYBIUS van dat woord gegeeven, aan „ als „ alleen dan plaats hebbende , wanneer de Staat door de • Rechtlicvendee en wysfte Mannen , by voorkeur daar toe „ gekoozen en aangefteld, wordt befluurd ," met byvoeging: „ POLYBIUS, een ftaatkund:‘, woord zyner eigene Moeder- „ taale uitleggende, en in deezen het voetfpoor van PLATO ,, en ARISTOTELES betreedende, kan, myns bedunkens, te- ,, gen PRIESTLEY, TOZEN, SCHLOZER, RADERMACHER ,, en zo veele andere Schryvers van deezen tyd , als 'er • zyn mogen, wel opweegen.” Naa nog eenige aanmerkingen over dit woord en bet gebruik dier benaaminge gemaakt te hebben, komt by tot de Democratie, en wel bepaald tot die „ waarin de wil ,, des Volks in het gewoon beftuur de hoogfte wet is ," Welke by voor de ALLERONGELUKKIGSTE hOUdt rondborftig afkeurt, en in den haatlykst mogelyken dag let. Zyn GEVOEL leidt hem tot het befluit : „ Ik voor „ my verkies in een Land te woonen , daar niet elk en een „ ieder, uit den hoop, zonder onderfcheid , maar de kan- ,, clig/len en beaten, bevoegd gerekend worden am my te regeeren." — Tot die keus wordt de flooglecraar door zyn eigen gevoel gebragt ; en de Ondervinding, merkt by op, brengt hem tot hetzelfde befluit. De Ondervinding, die hem doet vraagen waar immer of ooit, in een eenig- ,, zins uitgettrekt , volkryk , en vooral bandeldryvend, en „ dus niet geheel armoedig , noch door zyne nabuuren , „ door bergen, fneeuw, ys en rotzen, afgefcheiden Land, • eene zuivere Democratic plaats hadt, zo dat, zonder eenig „ inmengzel van Arillocratie, 's Yolks Wit altoos en in alles „ de ROOGSTE Wet ware, en dat, nogthans, het geluk des „ Yolks op den duar verzekerd bleef?" Deeze vraag worth met uitroepingen in deezervoege beantwoord. Raadpleegt men de Ondervinding der Oudheid, helaas! • — Raadpleegt men die der voorige twee of drie laatfte „ eeuwen — helaas! Raadpleegt men die der jongst- • verloopene jaaren ! — die ondervinding met bloed be- morscht, die zig op een ftapel van ontzielde lyken, op • eene onmeetbaare hoogte van puinhoopen der verbrande ,, en verwoeste ttedem , voor bet aangezigt van alle Vol- „ ke- 44. TWEEDS VOORBERICHT VAN MR. J. LUZAC. keren, in deeze en de voigende eeuwen, zo lang onze „ Aardkloot aanweezig zal zyn , ten hoogen Hemel ver. „ heft — raadpleegt men die yslyke ondervinding — 9)helaas! I duizendmaal helaas!" Proeve over den Mensch. Uit het Engelsch van ALEXANDER POPE, in Dichtmaat overgebragt door PIETER VAN WINTER, Nsz. Te AmJlerdam, by P. J. Uylenbroek, 1797. In gr. 8vo. 94. bl. geven hiermede den Lezeren van ons Maandwerk bericht W van de uitgave eens Werks , op betwelk verfcheidem vrienden en beoefensars der wysgeerte, letterkunde en poezy, reeds enigen tyd , met een verlangend ongeduld , gewacht heb- ben. Onder de Werken van den onflerflyken POPE verdient on• getwyfeld zyne Proeve over den Mensch by uitftekendheid ge- noemd te worden. Altyd en algemeen is dit Leerdicht alt zeer belangryk befchouwd , en uit dien hoofde door vele be• kwame handen in de meeste befchaafde 'talen overgezer. Be- zwaarlyk echter , menen wy , zal 'er , under deze veelvuldige overzettingen , dne kunnen gevonden worden, welke den Ver. taler rechtmatiger aanfpraak op de goedkeuring en den lof van bevoegde en onparrydige kunstrechters deed verkrygen, dan de arbeid van onzen verdienstlyken landgenoot VAN WINTER , hem, onzes inziens, verzekert. Voor den koophandel wordende op- gevoed , bragt dit hem, (gelyk hy in zyne Voorreden fchryft) reeds in zyne vroege jeugd, in de noodzaaklykheid , de talen onzer naburen te leren. Zyns Vaders neiging tot de dichtkun- de deed hem dus ook vanzelve kennis verkrygen aan de Wer- ken der beste Dichters in dezelve , waaruit hy dan menigmaal deze en gene ftukken , ter zyner oefening , in onze tale over. bragt. Zo had by de eerfte afdeling der Proeve over den Mensch, reeds op zyn veertiende jaar, in proza vermald. De overige volvoerde hy , enige jaren_ later. Lang daarna , in 't jaar 1779, las by de drie eerfte afdelingen voor in het Letter- kundig Genootfchap te Amfteldam , ter fpreuke voerende, Con. cordia & Libertate. De herftelling uit ene ziekte , welke hem verpligtte nog enigen tyd het huis te hou,den, eer hy den loop zyner gewone bezigheden konde hervatten, gaf aan vAN WINTER toevallig aanleiding , in dien tusfchentyd te beproeven , of hy de Leden van het gemelde. Genootfchap , die hem vele aan- moedigencie blyken van goedkeuring gegeven hadden , oak mooglyk mogt kunnen verrasfen met hen ene vertolking der vierde afdeling in vaerzen te leveren. Dit gelukte hem, en de uitwerking dier verrasfiug was , dat hy fterk wierd aangedreven nu ook de drie eerfte afdelingen op gelyken voet te behan. de. A. rores PROEVE OVER DEN IIENSCH. 45 dezen. Om deze taak naar vereisch af te doen , en zyn werk met glans te kunnen volvoeren, heefc onze Dichterlyke Verta- ler zeker den alleen rechten weg ingeflagen. Hy heefc geenzins zyne eerfle overzetting in proza flechts naderhand berymd , maar alles, volgends het oorfpronglyke, op nieuw bewerkt , en zyne proza-vertaling telkens eerst dan ingezien, wanneer iedere aldeling in vaerzen voleindigd was. Aan deze bewerking heb- ben wy nu zyne , in haar geheel, waarlyk uitmuntende verta- ling te danken. Dezelve zou misfchien nog volkomener zyn geworden, ware hy niet eerst, jaren achtereen , door veelvul- dige bezigheden in dezen zynen letterarbeid opgehouden, err eindlyk, nog enigermate zyns ondanks , tot de uirgave bepaald geworden , terwyl toch , in zyne reeds gevorderde jaren , ge- durige ongelleldheden hem heletteden aan alles die uiterfle be• fchaving te geven , welke anders zyne kieschheid van hem eischte. Dit laatfle mag dan ook geacht worden geheel te val- doen voor die zeer weinige ligte gebreken, welke den naauw. toezienden beoordeelaar, die tot in kleinigheden afdaalt, foms onder de aandagt mogten komen. Enkelde regels hebben wy, wat gewrongen , en , vooral by de eerfle lezing , enigzins duis. ter gevonden. Maar, wanneer wy dan tevens aan de moeilyk- held van 't werk dachten, hebben wy ons ook moeten verwon- deren, dat 'er ons zodanige gene meerdere voorkwamen. Po- rs's ftyl is by uitftek kort en krachtig , en het moest den Vertaler veel moeite kosten , deze eigenfchappen in zyne over- zetting te bewaren. Hy wilde zich daarotn niet veroorloven, in uitweidingen , die anders misfchien op ene enkelde pleats aan de duidlykheid enigen diensc hadden kunnen doen , to vervallen, en maakte zyn werk flechts twe regels Langer dan het oorfpronglyke. Wat nu het Dichtfluk zelve belangt , kunnen wy niet afzyn deszelfs algemenen inhoud voor het minst aan onze Lezeren mede te defer. Wy bezigen hier- toe de eigen' woorden des Vertalers , welke wy nit zyne Voorreden overnemen. „ Pore, hy, wiens oogmeric „ is de hillykheid van Gods bfchikkineen door 't mensch- „ dom te doen erkennen , en te toonen , dat God , ale Schepper in de betrekking tot zyne fdhepfelen befchouwd, elles heeft verordend , gelyk het behoort te zyn ; POP& „ fchetst in de eerfle afdeeling den mensch in betrekking tot „ de waereld , waarop by zich bevind (oevindt), en tot het heelal, waarvan hy flechts een oneindig !dein deeltje uit- „ maakt. In de tweede afdeeling fchetst by den rrensch „ met betrekking tot zich-zelven , tot zyne redelyke en ze. „ delyke vermogens , hartstogten , driften en bedryven. In „ de derde afdeeling vertoont hy hem in betrAking tot de „ famenleeving , maalt den oorfprong af van het maatfchap- „ pelyk leven , de uitvinding van kunfien en wetenichap- „ pen , tie vestiging van, verfchillende regc;eringsvormen , Ca voor- 46 A. POPE „ vooral de noodzaaklykheid der onderlinge behulpzaamhe- „ den , welke her byzonder met het algemeen belang ver- „ binden ; terwyl hy de geheele vierde afdeeling befleed, „ (belleedt) om op eene treffe.lyke wyze aan te toonen , dat „ het waar geluk van den mensch in niets anders beftaat, dan „ alleen in deugd.” Wilden wy bier gelegenheid nemen , 's Dichters byzondere begrippen , welke by in deze vier afdelingen voorftaat , op te geven , en enigzins ter toetfe te brengen, wy zouden dan veel breder moeten worden, dan het beftek van ons 1VIaandwerk gedoogt. Wy moeten , der- halve, onze Lezers naar het Werk zelve verzenden , en het onderzoek van POPE'S wysgerige denkwys aan bun geheel overlaten. Aileen veroorloven wy ons de verzekering , dat zy overal blyken van gezond oordeel euI geest zullen den ; en den raad , zo hun hier of daar ene uitdrukking mon re voren komen , welke cegen hun gevoel of hunne aangenomen denkbeelden floor , het verband , waarin zodani- ge uitdrukking gevonden words, zorgvuldig raad te plegen , alvorends zy daarover beflisfchen. Het kan intusichen niet wel anders , of onderfcheiden Lezers zulien over de gegrond- heid of ongegrondheid der gevoelens , welke de Dichter aan- pryst , verichillend oordelen , naartnate hunne eigen' denk- beelden reeds zelteren , vaster, plooi verkregen hebben. Elk onpartydig en denkend Lezer zal hem evenwel den la van een fchrauder Vernuft gaarn toekennen , hem danken voor den fmaak , waarmede by dit afgetrokken onderwerp behan- delde , en zich ten hoogtle verwonderen, hoe hy, aan maat en ftyl gebonden , zo kort , en tevens zo klaar en zaak. ryk , hebbe kunnen fchryven. Gaarn zouden wy nu , cot fla. viug onzer beoordeling , onze Lezers uit het geheel iets me• dedelen. Maar wy moesten , om nier het verband der reden te zeer te fctienden , en hun enigzins naar den eisch te voldoen , ook weder een te groot uittrekzel makers. Tot enige vergoeding fchryven wy dan bier liever of VAN WINTER'S vertaling van POPE'S algemeen gebed, achter de Proeve over den Mensch gedrukt. Mensch gedrukt. Gy, die alorn altoos regeert , d Vader van ens lot! Wien Wilde en Wyze en Heilige Bert , yupyn Yehovah! God ! Eerlie oorzaak, die 't begrip ontwykti lk weet Jlechts dat ik ben, En dat my uwe goedheid blykt, Daar ik myn Nindheid ken. Cy PROEVE OVER DEN MENSCH.47 Gy leert my , in een' (land, zo blind, 't Verfchil van goed en kwaad; Cy, die natuur aan 't noodlot bind, • wil in vryheid laat. Wat my 't geweeten ooit beveelt , Of wagert, zyn bevel Yertoone aan my des Hemels beeld, Zyn weigring, dat der hel. Wat guest me uw vrye goedheid bled', Geef, dat ik die erkenn' ; Gy zyt voldaan, daar ik geniet , En u gehoorzaam ben. 4ch, dat ik nooit nu) goedheid waan' Ann de aarde, aan ons , bepaald , Daar duizend waerelden beflaan, Die gyp met licht befiraalt. Nooit dreig'' myne onbedreven hand Me; uwe donderkracht ; Arocb doeme alomme door het land Wen ik uw vyand acht. Bewaar myn' voet op rechte perm, Zo ik die reeds bitrad; Zo een dwaalfpoor in mogt Aida, W'ys my het ware pad. ,Beveilig my voor trotfchen waan, Or tasterlyk beklag, Wat me ook uw goedheid toe mag flaan, Uw wysheid weigren mag. Geef, dat ik voel' myns naasten teed, En zyn gebrek verheel'; Hebbe ik aan hem ooit gurst befleed , Uw guest vall' my ten deel. 1k ben gering, doch gy-alleen, Uw adem, wekt myn kracht. Vaer door des /evens dag my hem, En door der dooden yacht. Dees 48 A. POPE'S PRORVE OVER DEN MINSCH. Deez dag zy vrede en brood myn lot: Wat gy ten besten fpaart , Ten besten geeft , 't is goed, O' God! Uw wil gefchiede op de aard'. Tot u , wien raimte een' tempel AM, Wiens altaar is 't heelal, Door 't wierook der natuur bedekt, Ryze alley lofgefehall De Temperamenten. Blyfpel. Gevolgd naar het Hoogduitseh. Te Asnfieldam , by P. J. Uylenbroek , 1797. In 8ve. too bl. D at hetgeen men gewoon is het Temperament te noemen op den mensch en zyne daden een' zekeren invloed hebbe , is, zelfs by een oppervlakkig waarnemer, buiten alien twyfel. De Hoogduitfche Vervaardiger van dit Blyfpel heeft ons dezen invloed in ene aardige verfcheidenheid van karakters fchetfen. Hy is daarin , naar ons oordeel , niet kwalylt ge. flaagd , en zyn a•eestig Stuk, zo het ten tonele gevoerd, en door bekwarne spelers uitgevoerd wordt, rat voorat aan hun, die den Schouwburg nicest alleen vermaakshalve bezneken, we! voldoen. .De Kanonik van 1.ilano, of ongenodigde Gaster• Blyfpel. Het Fransch gevolgd, van ALEXANDER DUVAL dodr Bvrtholotneus Rutoffs. Te limilerdam , by Helders en A. Mars , 1797. In 8Yo. 63 Al, De ongenodigdeGasten in dit Stuk zyn Fransch Adju. dant en zyn Ordonnance, die zich sardig bedienen van een lekker foupdtie , door den Kanonik van Milano met gansch andere inzichten gereedgemaakt. Het gedrag en de cr tmoe- tingen 1ezer Gastrm maakt den fameuhang van een vermaaklyk Blyfpel, recht geatikt am de lagchfpieren van lezers ea aaa. fchouwers in ene vaardige beweging te brengen. ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN, H. VAN HERWERDEN, over het Euangelie van yoannes. Tweede Deel. Te ilmflerdarn, by J. Allan, 1797. In gr. 8vo. 37o bl. Wy hebben, niet lang geleden, by de aankondiging van het eerite Deel dezes Werks, verilag gegeeven van de wyze, waarop de Eerw. VAN HER WERDEN de verklaa- ring van dit Bybelboek heeft begunnen. Op denzelfden voet wordt deze arbeii, over bet derde , vierde en vyfde , Hoofddeel van bet Euangelie van joannes , met oordeel- Hoofddeel van bet Euangelie van joannes , met oordeel- kundige oplettendbeid , en in eene geleidelyke orde , in dit tweede Deel voortgezet. Men ziet den verftandigen Bybeluitlegger ook bier meer dan eens, in de letterlyke verklaaring, van den gewoonen weg afgaan. Doorgaans weet by zyne wyze van uitleggen met fchynbaare re- denen te bekleeden , en alles, tot opheldering en beves- tiging der meest aangenomen leerbegrippen van zyn Kerk- genootfchap, naar zyne wyze van denken, te laaten die- nen. Zie bier deze en geene proeve. H. III: 3. Daar men in de Nederlandfche Overzetting beeft , ten zy dat iemand wederom gebooren wordt, by kan het Koningryke Gods niet zien, verkiest VAN HERWERDEN het grondwoord , door wederom vertaald, liever over te zetten ran boven, deels, omdat dit de gewoone beteekenis in het N. T. is, deels , omdat de Schryvers van het N. T., wanneer zy de vernieuwing des zondaars , als eene tweede of andere geboorte , voordraagen , zich dan van een ander woord bedienen. Nikodemus vat wel Je- fus gezegde op, als medebrengende, dat iemand wederom moest gebooren worden, vs. 4; doch by begreep niet, wat Jefus bedoelde. Jefus antwourdt op deze tegenbe denking ook niet, om nader aan te wyzen , hoe .iemand wederom moest gebooren worden ; maar hoedanig eene geboorte van boven was; ja by houdt vervolgens, vs. 7, dezelfde bewoording, als bier, van boven, en vermydt bet gewoone woord, 't well; wederom beteekent, en door LETT. 1798. NO. 50 VAN HERWERDEN Nikodemus, vs. 4, gebruikt wordt; waaruit blykt , dat Jefus het woord in de beteekenis van van boven genoo- men heeft. Deze geboorte van bovenVof hemelfche ge- boorte uit God, is, zynes erachtens, geenzins de over- gang van den Joodfchen tot den Christelyken Godsdienst, Cif bet belyden van Jefus voor den Christus, door zich to laaten doopen , zoo dat de fpreekwys zou ontleend zyn van den Doop der Jodengenooten, of der Heidenen , die tot het Jodendom overgingen, en hetzelve door den Doop werden ingelyfd , en dan aangemerkt als nieuwlings ge- booren te zyn; maar de verkryging van een nieuw gees- telyk beginfel, waarover by H. 1: 13 breeder is gehan- deld. „ Het Koningryk Gods is het ryk van den Mesfias. Wanneer bier nu gefprooken worth van het Koningryk Gods te• zien, zoo heeft dit betrekking tot deszelfs voor- rechten. lit Koningryk zien, wil, naar eene zeer ge- woone beteekenis , zooveel zeggen , als genieten. Ten zy nu iemand van boven gebooren ware, kon hy dit Ko- ifingryk niet zien. — Want is de gerechtigheid van den Borg de grond, waar op die Godsregeering rust, niemand kan de Voorrechten daarvan genieten , dan in zyne ge- ineenfchap; en deze kan 'er niet zyn, dan door het geloof, en het geloof niet, zonder eene voorafgaande vernieuwing des gemoeds. Zonder zulk eene vernieuwing is ook ienland volltrekt onbekwaam voor het genot van de goe- defen van dit Koningryk , welke geestelyk zyn. Ben verlicht verftand, een geheiligde wil, een bevredigd ge- weeten, maakt alleen bekwaam, om God in zyne heerlyk- heid te aanfchouwen, en zich in Hem te verlustigen ; vrymoedigen toegang tot Hem te hebben, en gemeenfchap met Hem te oefenen. — En zonder vernieuwing des gemoeds kan aan het groote oogmerk der genadebe- deeling, naamlyk de verheerlyking van God , niet beant- woord worden." By H. III: 5. Zoo iemand niet gebooren word: uit water en Geest , hy ken in het Koningryke Gods niet ingaan , wordt aangemerkt : „ Jefus verwisfelt de fpreekwyzen het Koningryke Gods te zien , en in het Koningryke Gods in te gaan. By de eerfte had Hy opzicht op het genot van deszelfs voorrechten ; by deeze op de plichten van geloof en bekeering , waardoor men een onderdaan van hetzelve wordt ; welke met kunnen geoefend worden, zonder vernieuwd te zyn door den H. Geest." De fpreek- wys, gebooren warden uit water , zal van dens Doop te ver- OVER JOANNE'S. 51 verftaan zyn: 1, Hoe iemand doot den Doop kan gezegd worden van boven of uit God gebooren te zyn, is niet duister; want, naar den 41 der H. S., wordt hetgeene aan de beteekende en verzegelde zaak eigen is, by overnoe- ming , toegekend aan het teeken en zegel. Door Geese wordt dan de H. Geest bedoeld, door wren God het be- ginfel van het geestelyk leven werkt." H. III: 16, x7. Alzoo lief heeft God de waereld gehad, dat Hy zynen eeniggeboorenen Zoon gegeeven heeft, enz wil VAN HERWERDEN, zoo mm als H. I: 29, de uitverkoo, renen verftaan hebben , maar alle volken der aarde, de Joden niet alleen, maar ook de Heidenen. Over de uitdrukking van den Dooper omtrent Jefus, van boven komt, H. III: 31, wcrdt aangemerkt: „ Indien de woorden: .die van boven komt, wilden zeggen , die in den home! zyn last ontvangen heeft , welk een ongerymden zin zal dan de tegenftelling : die uit de aarde is, is uit de aarde, opleveren ; want dit zal dan zeggen, die op aarde van God beveelen ontvangt, is een aardsch gezant. Neen ; de Dooper wil 's Heilands uitneemendheid aanwy- zen, niet ten opzichte van de plaats, van waar Hy kwam ; maar ten opzicht van den oorfprong en gefteldheid van zyn perfoon. Hy noemt Hem terftond met verwisfeling den Zoone Gods. Hierom, dat Jefus gezegd wordt geweest te, zyn in den fchoot des Traders, Hoofd. I: 18; van den fader te,.zyn uitgegaan , H. XIV: 28 ; het word, dat van den beginne was, dat by God was, en nu was vleesch geworden, H. I: r, 14; de Hoer uit den Hemel te zyn; x b Cor. XV: 47; uit den Hemel te zyn nedergedaald, Joan. VI: 38. De tegenitelling bevestigt ook deze mee- ning, alsmede hetgeene de Dooper van Jefus, als die van boven kwam, getuigt. Naamlyk dat by is boven alien , hetgeene , naar den zin dezer fpreekwys , aan- duidt, dat Hy alien overtrof, dat is hen alien, met welke Hy wegens zyne bediening in vergelyking kon gebragt 'Norden, naamlyk Wes en alle andere Propheeten." H. IV: 24. wordt de gewoone vertaaling, God is een Gecst, verdedigd , en , onder anderen, aangemerkt , dat Jefus, daar Hy zoo gefprooken hadt van den Vader te aanbidden, nu zegt, God is een Geest, omdat de gees. telykheid .van beftaan niet meer behoort tot den Vader, dan tot den Zoon , en den H. Geest. Dat Jefus zicli een evengelykheid in natuur , en op dien grond in magt on rechten , met God toekende, wordt inzonderheid breed- D A VC7e. 5/ 11. VAN HER. WERDENI OVER JOANNES. voerig beweerd by H. V: 17-32.— vs. 22, 29, wordt, op de gewoone wyze, van de opwekking der dooden ten laatften dage, vs. 27 van het laatfte oordeel , verklaard; Maar vs. 25, ,de uure komt, en is nu, wanner de dooden Maar vs. 25, ,de uure komt, en is nu, wanner de dooden zullen hooren de flenitne des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leeven , in een verbloemden zin opgevat hebben, zullen leeven , in een verbloemden zin opgevat van de bekeering der Heidenen. Des niettemin zal Jefus, irk de tusfchenftaande woorden, vs. 9.6, want, :gelyk de Fader het 'even heeft in zich zelven, alzoo heeft Hy ook den Zoon gegeeven, het Leven te hebben in zich zelven , van zyn eeuwig en noodzaaklyk bettaan , en • van de wyze, waarop Hy de eene onverdeelde Goddelyke na- tuur heeft van den Vader , moeten verftaan worden vs. 39 vindt de Schryver geene vermaaning, zoo als de gewoone overzetting , onderzoekt de Schriften , fchynt aan te duiden; maar eene beftrafling , hetgeen met het verband van 's Heilands rede , die hier de eene beliraffing op de andere laat volgen, en inzonderheid met de volgende woorden , die 'er Jefus onmiddelyk op laat volgen, beter zal ftrooken. By hun, die eene andere leiding van gedachten over de leer' en leerwyze van Jefus , dan men hier fteeds gevolgd ziet , voor zich verkiezen , en zich Never aan een ander foort van uitlegregels, dan waarop de Eerw. Schryver meestal zyne verklaaringen bouwt , willen bon- der) zullen deze en geene uitleggingen minder byval Iiinden. Maar de Eerw. Gryzaart , altyd getrouw aan zyne grondbeginfelen , heeft deze lettervrucht niet zoo zeer voor dezen, als wel ten nutte zyner Anafterdarnfche Gemeente , en alien , die dezelfde regelmaat des- geloofs hebben, in 't Licht gegeeven. Christelyke Gerustlielling by het Onbegrypelyke van de W gen der Voorzienigheid; voorgedragen in eene Leer- retie over JOB XXXVII: 23a. Door JACOB VAN LOO, Predikant te Ootmarfum. Te ilmflerdam, by H. Larde, 1797. In gr. 8vo. 52 bl. Wylen de verftandige en bevallige VAN Loo , wiens Schriften by alien , die redelyke Godsvrugt hoog- waardeeren, in hoogagting gehouden worden, wiens affter. yen, van wegen hunne teleurgeftelde hoop op meer foort- ge/yke lettervrugten , zy met ons betreuren, behandelt bier J. VAN L00, LEERREDE. 53 hier een zeer gewigtig onderwerp ; 't welk, hoe dikmaals ook , zo als zyn Eerw. in het Voorberigt fchryft, door Mannen van groote kunde en beproefde Godzaligheid behandeld nogthans niet te veel kan overwogen wor- den. 's Mans behandeling van dit onderwerp toont dat hy tegen de opgenomene taak was opgewasfen. Met eene meesterlyke hand fchetst hy, in de eertte Af- deeling, een tafereel van het Ondoorgrondelyke, dat in de wegen, die God met de menfchen houdt , meestal wordt befpeurd. Met veel oordeel ontwikkelt vAN Loo die Stelling, in een reeks van byzonderheden , uit het Godlyk bettuur , zo ten aanzien der Natuurlyke als der Zedelyke Waereld , ontleend. Daar op laat de Re- denaar eenige aanmerkingen volgen , die, by deeze On- begrypelykheid der Godsregeeringe , ter gerustitellinge kunnen dienen ; zy zyn de volgende : ,, Het heftier Gods is een oneindig heftier— het bettier Gods is „ een onbepaald, allesomvattend bettier een aller- „ wyst bettier een allerweldadigst heftier — en „ zeer gefchikt voor onzen tegenwoordigen ftaat van be- „ proeving.” De Leerrede eindigt met eene nadrukly- ke opwekking der gepaste gemoedswerkingen , uit het verhandelde voortvloeiende , om eerbied voor God te betoonen — tnet alle zyne fchikkingen te vreden te zyn — en op God te vertrouwen. Van wegen de rechtfchapene begrippen van waare Godzaligheid, in dee- ze Leerrede allerwege doorftraalende , als om den ge- leidelyken voordragt, en de befchaafde taal, met welke het verhandelde wordt omkleed , oordeelen wy ons ge- regtigd om de aandagtige leezing aan te pryzen by het groot aantal onzer Landgenooten, welke, den Godsdienst niet als eene kunftig verdichte fabel, maar als op reden en waarheid gegrond , befchouwende , in de tegenwoordige donkere dagen , meer dan colt dusdanige gerustftellinge4 noodig hebben, D 3 S4 BEGINZELS Beginzels der Kantiaanfche Wysgeerte , naar het Hoog- cluitsch vryelyk gevolgd, en met ilanteekeningen en eene Yoorreden ititgegeven , door PAULUS VAN HEMERT laatstmaal Hoogleeraar by de Rernonfiranten, te ylm- fierdam. Illde Deel. Te ilmilerdam , by de Wed. J. Doll , 1797. In gr. 8vo. Behalven de Voorreden, Zia bl. Njoor dit derde Deel , 't welk door nog den ftaat ge- V volgd te worden, is een vry uitvoerig Voorberigt ge- plaatst door den Hollandfchen Uitgeever,waarin hoofdzaa- kelyk gehandeld wordt over het zo zeer betwiste Scep- ticismus of Twyfelaary; waarvan by de Kantiche Phi- lofophie tragt vry te pleiten , met aanwyzing van den /niddenweg tusfchen Dogmatismus en Scepticismus, inzon- derheid met toepasfing op de belangryke Leeritukken van Gods Beftaan, zedelyke Vryheid van den Mensch, en toekomenden Staat, als niet vatbaar voor eigenlyk betoog. Hiermede that wederom in naauwe betrekking de oude vraag, de groote inhoud der twee voorgaande Boekdeel- tjes, of 'er lets werkelyk aanweezig is, 't geen als grond- flag en oorzaak der Verfchynzelen moet aangemerkt wor- flag en oorzaak der Verfchynzelen moet aangemerkt wor- den ; 't geen , volgens VAN HEMERT voor den Critifchen Wysgeer een dwaaze vraag en lower onzin is; waarover wy onze aanmerkingen hebben medegedeeld in onze twee voorige Recenfien. Wy hebben by die gelegenheid aan- gemerkt, dat KANT en zyne Opvolgers zig in dit. zien ftuk op geen eenpaarigen voet Intdrukken. Hier en wy wederom eene proef, dat men _ het met opzigt tot dien grondllag, waarop het Kantiaansch Gebouw berust, niet volkomen eens is. Ten minften wordt ons in de Voor- rede , bladz. 15, verhaald , dat op de vraag, „ komen de „ dingen met onze denkwetten niet eenigzins overeen?" zig onlangs een Vereerer der Critifthe Wysgeerte , een Leerling van den grooten Stigter derzelve ('t geen VAN IIEMERT bekent, dat in de daad vreemd moet fchynen) voor de overeenkomst verklaarde , en zig veel moeite gaf, om het onbcwyslyke to bewyzen daar, naar de Leere van KANT, daarop geen ander dan Sceptisch antwoord, of een ik Feet het niet, en kan gegeeven worden. „ Zelfs het verhevene Ideaal," zegt de Voorredenaar, „ tot welk de menfchelyke geest immer opkioni , naa- „ me- DER RANT/AANSCHE WYSGEERTE. 55 55 melyk dat van de Godheid , het Weezen aller Wee-, • zens, is, van de zyde der Befpiegeling belchouwd • voor ons niet dan Problema (een voorftel , dat nog 5, opgelost moet worden) een Logisch mogelyk , denk- ,, baar begrip, welk wy tot eene doorgaande bepaaling 5, der dingen in ons denken, en dus tot een beftuurend • Beginzel noodig hebben ; doch welks voorwerpelyke • weezenlykheid wy nimmer kunnen bewyzen." „ De • Critifche Wysgeerte ftemt dus den twyfelenden • TAGORAS tOe, qui, zegt CICERO de Nat. Door. I. 12, „ fete negabat o:nnino de diis habere,quod liqueat /int, non ,, fiat, qualesve fiat," d. welke zeide,geheel niets to weeten aangaande de Goden, 't geen klaar was, of zy zyn, of zy niet zyn , en hoedanig zy zyn. — Hoe moedbeneemend zig bier de Kantfche Wysbegeerte vertoone , als alle vaste fteunpunt wegneemende, en den weg tot volilagene Twyfelaary fchynende te openen ; — VAN HEMERT doet weldra zyn best, om den Leerling dit ongunftige vermoeden te beneemen : „ Dat niemand zig intusfchen 2, door deeze vreeze laate ontrusten , en van den weg der • waarheid te rug houden ! Die zelfde Wysgeerte, welke „ den trots van den fpeculatieven Wysgeer nederilaat, „ biedt ons haare dienstvaardige hand ter hulpe en vol- t, komen gerustitelling." Zy geeft ons het Geloof der Reden, welke het midden houdt tusfchen de Dwaasheid der Do°matisten en de Onredenlykheid der Ongeloovi, gen, fchoon anderen dit Geloof der Reden „ voor eene „ niet mindere dwaasheid hielden , dan het zaligmaakend • Geloof der oude Proteftanten thans by veele Godge. „ leerden van den hedendaagfchen Hempel gehouden „ wordt." Wy vatten niet klaar, hoe deeze Verge. lyking hier te pas kome , en waar toe zy ftrekke. Het zyn immers geheel ongelykzoortige zaaken. — Ten be- finite berigt ons de Voorredenaar, dat ook een en ander Engelsch Schryver de Beginzels der Kantfche Wysgeerte in zyne taal zynen Landgenooten heeft aangebooden. Ook fchynt dezelve aldaar tegenftand te ontmoeten, ter. wyl de Schryver melding maakt van een Werkje, 't welk, volgens zyne uitfpraak , „ eenen onbeduidenden Brit • kenteekent, die den verheven Wysgeer van Koningsberg zo weinig verftaat , als de Schryvers der Algemeene • Vaderlandfche Letteroefeningen." Volgens de Logica van VAN HEMERT moet het dan waar zyn, dat ieder die deeze Wysgeerte verltaat , daaraan ook zyne voile D 4 toe. Ef BEGINZELS toeftemming moet geeven ; en zy dus, die zig daarom• trend aanmerkingen veroorlooven , blyken geeven, dat zy dezelve niet verftaan. — Wy hebben altyd gemeend , dat zulks alleen doorging van zaaken, die voor een Wis- kunftig Betoog vatbaar waren. Of heeft de Kantfche Wysgeerte, boven die van an:Jere beroemde Vernuften, dit Privtlegie? Zulks fchynt wel uit den beflisfenden toon , waarin het ons voorkomt, dat de Kantfche Wys- geeren gewoon zyn te fpreeken , waarvan wy in de voo- rige Recenfie eenige ftaaltjes gezien hebben: doch dit verwekt te nicer onze verwondering daar juist deeze Wysgeeren gewoon zyn te yveren tegen hun, die met *ekerheid iets durven heweeren. Zy willen dan, zo het ons voorkomt, al/een zekerheid in het onzekere. Het Werk , voorhanden , bevat den Omvang van 't Ge- bruik der zuivere Reden. De bepaalingen eener Recenfie laaten niet toe den doorgaanden Inhoud onzen Leezeren tnede te deelen. Wy zullen ons vergenoegen met hun een en ander der Hocfdzaaken onder 't oog gebragt te hebben. Bladz. 24 § 146 wordt de ftelling , de Ziel is eene Zelfgandigheid, onderzogt , en het onbewysbaare deezer !telling getoond. Het Bewys worth aldus voorge- fteld: Dat gees, welks voorfteliing het volftrekte on- „ derwerp van alle onze oordeelen is, en dus niet kan „ dienen tot een Preedicaat van eenig ander ding, is een ,, Zelffiandigheid. 1k, als denkend Weezen befchouwd, ben het vol.„ ftrekte onderwerp van alle myne mogelyke gedagten e „ oordeelen, enz. „ By gevolg ben ik, als een denkend Weezen, eerie ” Zelfttandigheid." Volgens den Auteur deugt deeze fluitreden reeds ten opzigte van de form niet, als Vier Begrippen in zig bevattende, daar in de eerite !telling Zelfflandigheid ilegts een bLouisch Onderwerp in ons begrip is; en her in de laatite, of de Conclufie, genomen worth voor een weezenlyk onderwerp, 't welk buiten ons begrip beftaat. Gaat dit door, dan zullen, onzes achtens, alle fluitredenen , waarin men tot een daadelyk zyn be- fluit, dit zelfde gebrek hebben. Men befluit hierin altyd van hef algemeene, dat is, van het logisch denkbaare tot het zyn; en de wettigheid des Befluits hangt of van de tweede Stelling , waarm een byzonder daadelyk befiaand ding in plaats gefteld wordt. Als dan zal de fluitreden, ten opzigte van de form, goed zyn. Wanneer ik zeg: Ee- DER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 57 Eene Tafel, die vier hoelcen en even veel zyden heeft, is een Vierkant ; (dit Vierkant is een Logisch Onder- werp in myn begrip.) Deeze Tafel, waaraan ik zit te fchryven, heeft vier hoeken , enz. Hier fubaitueer ik een daadelyk ding. Dus heeft de Conelutie niet jets bloot denkbaars, maar iets werkelyk bettaands. Wy fpreeken alleen van de form en niet van het Bens zelye voor de Zelfttandigheid der Ziel , dewyl de aanmerkingen van BORN zig Met tot het laattte, maar tot het eerite, bepaa- len. Mies komt ons your, veeleer of te hangen van de "Isfuintie of tweede Stelling, of naamelyk, in dit geval, ,, Lk, als denkend voorwerp befchouwd, ben het volttrek- „ te Onderwerp van alle myne mogelyke gedagten,"enz. genoegzaame zekerheid heeft. Op dezelfde wyze wordt hier de ftelling van de Eenvou- digheid der Ziel , en het daarop gebouwde Leerftuk van derzelver Onflerflykheid, beftrceden , § 148 en 149. Wy zyn het, ten opzigte van het laattte, in zo verre met den Schryver eens, dat de Onfterflykheid der Ziele niet dog- matisch kan beweezen worden, uit derzelver Eenvoudig- heid, zo verre men deeze Eenvoudigheid als den grond der Oniterflykheid wil aanmerken, dewyl tot Onflerilyk- heid meer vereischt wordt dan het bloot niet ophouden te zyn , maar het voortduuren van klaar denken , waar- door wy onzen tegenwoordigen met den voorleeden that verbinden. — Op gelyke wyze worden de overige Pfychologirche ftellingen ontbonden; waaruit eindelyk § 154_ de Nietigheid der Zieleleer, , die men redelyk noe;nt, wordt afgeleid. En hieruit laaten zig, volgens onzen Auteur, alle zwaarigheden wegens het verband tusfchen Ziel en Ligchaam , de vraagen wegens den toeftand der Ziele v66r onze geboorte, en in , en na den dood, enz. oplos- fen. Wie zal niet gaarne met den Schryver bier zyne onkunde belyden. Maar hoe men dit wegfchuiven dier vraagen oplosfing , § 156, kan noemen, hekennen wy niet te begrypen. Wy zouden het liever noemen den knoop doorhakken, dan ontbinden. Intusfchen ftemmen wy gaar- ne toe, dat ons Geloof in eenen toekomenden Staat niet afhangt van deeze fyngefponnen Ziclkundige redeneerin- gen, alle veel te duister, , om daarop eene ftellige ver- zekering te bouwen. Zelfs de Wysgeer heeft ande- re en betere gronden voor zyn Geloof, waarover ver- dient geleezen te worden de fchoone Verhandeling van JERUSALEM , over de voornaamfle Waar:leden van D 5 den 58 BEGINZELS den Godsdienrt, fchoon ook deeze geene volkomene over- tuiging te wege brengen ; welk voorregt wy alleen der Christelyke Openbaaring toekennen , als die het toeko- mend Eeuwig Zalig Leeven, als een Belofte aangemerkt, aan het licht gebragt heeft door Jezus Christus, die door zyne Opftanding ons daarvan volkomene verzekering ge- geeven heeft. In eene volgende Afdeeling bandelt de Auteur over de d'Intinomien, dat zyn zulke itellingen , welker aanneeming en ontkenning op even bondige en onverwerpelyke gron- en ontkenning op even bondige en onverwerpelyke gron- den tteunt; welke zonderlinge ftryd ontftaat, zo haast de reden haare ideιn buiten de grenzen der ervaaring wil uitbreiden. Dit algemeene zal niet ligt iemand ontken, nen, fchoon by in de Toepasfing van KANT kan ver- fchillen. De Schryver brengt tot deeze Antinomiκn, Eindige en Oneindige Grootheid der Wereld; s. Eindige en Oneindige deeling der Zelfflandigheden ; 3. Eindige cn Oneindige rei van oorzaaken; 4. Eindige en Oneindige rei van toevalligheden ; tusfchen welke ftellingen vol- gens hem , een volmaakt Evenwigt plaats heeft. In de twee eerfte Stellingen en Tegenftellingen mag de fpe- eulatieve Roden belang ftellen , maar de Pradyk kan daarby geen groot belang hebben. Zo echter is het niet gelegen met de Derde en Vierde; daar de Derde onmid- delyk het beftaan van onze Vryheid , en de Vierde het daarzyn van den Oorfprong van alles raakt. Ten opzigte van het laatfte zegt de Auteur, § 169: „ .'er beftaat noch „ in, noch buiten, de wereld een noodzaakelyk Weezen „ in, noch buiten, de wereld een noodzaakelyk Weezen „ als Wereldoorzaak." Dat dit noodzaaklyk Weezen niet beftaat in de wereld, of, met andere woorden, dat de wereld zelve , of iets in de wereld, niet volftrekt noodzaakelyk is, wordt algemeen erkend. Dat 'er buiten de wereld ook niet zulk een noodzaakelyk Weezen als irereldoorzaak beftaat, meent de Schryver, dat even goed als het tegenovergettelde gevoelen kan beweezen worden; waar toe by de volgende redeneering gebruikt: „ Want „ char dit Weezen de geheele rei van alle de verande• „ ringen der wereld onderfteld wordt allereerst aan te „ vangen" rduidelyker, zouden wy achten, aan dezelve bet begin of beftaan mede te deelenj, zoude het zelve „ eerst beginnen te werken; en dus zoude deszelfs Caufa- „ liteit, en, by gevolg , ook dat Weezen zelve, in den tyd „ zyn, en behooren tot de wereld. -- Men befluit, „ zyn, en behooren tot de wereld. -- Men befluit, „ derhalven, dat 'er noch in, noch buiten de wereld een Hood- DER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 59 3, noodzaakelyk Weezen als wereldoorzaak beftaa, maar „ dat ,in de geheele rei der oorzaaken, alles zonder uitzon- „ dering toevallig zy.” 't Geheele bewys zal in korte en klaare woorden hier op uitkomen; omdat de wereldoor- zaak veronderfteld wordt te beginners te werken, kan zy niet noodzaaklyk, maar moet, even als de wereld, toe- vallig zyn. Waaruit volgt toch , dat de Veroorzaaker van dezelfde natuur zyn moet, als het veroorzaakte? Het werken in God, wie heeft ooit beweezen , dat zulks eene verandering, of toevalligheid veroorzaakt? Kan dit werken vergeleeken worden by het werken van menfchen, die , zintuigelyke ligchaamen even als werktuigen gebruiken- de , daartoe tyd behoeven? By het volmaaktfte Weezen is werken en willen hetzelve, 't welk buiten den tyd is, daar deszelfs wil geen invloed heeft op de veranderlyk- heid van zyn Weezen ; zo dat ook het weezenlyke ken- rnerk van fcheppen niet daarin moet gezogt worden , dat aan toevallige of niet noodzaakelyke dingen eens, by het begin, hun aanweezen is medegedeeld , maar dat derzel- ver aanweezen altyd afhangt van dien zelfden onverander. lyken Wil des Veroorzaakers. Ten minften verwondert het ons ten hoogften , hoe men , gelyk onze Auteur Belt , I7o, een volmaakt Evenwigt kan ftellen tusfchen de Fwee Stellingen, de rei der toevallige dingen is eindig, en de rei der toevallige dingen is oneindig ; de laattte toch , zonder eene algemeene oorzaak voor uit te ftellen, is, onzes achtens, de tastbaarfte ongerymdheid, wanneer ivy naauwkeurig acht geeven op de natuur van het toe- vallige, als hebbende niets in zig, waarom het is ; al- dus kunnen wy niet alleen te rug gaande, maar ook (en hierop geeft men te weinig acht, en heeft, onzes inziens, onze Auteur ook te weinig acht gegeeven) in de befchou- wing van elk toevallig ding, daarin niet berusten, zoe- kende naar de oorzaak van deszelfs beftaan; wy moeten noodwendig komen tot iets, dat noodzaakelyk is, wellts beftaan niet wederom afhangt van iets anders. Wy kun- nen dus niet inftemmen met den Auteur , „ dat de be- „ wysgronden van deeze , en ook der voorige, ttellingen „ de geftrengtte toetze kunnen doorttaan.” 'Lie § r7o in 't begin. By al dit redentwisten betuigt de Auteur, dat 'er zig een zeker Pra3isch belang vertoont , voor het Zedenlyke en Godsdienftige, waaraan ieder welmeenend, ja elk niet geheel bedorven , mensch niet kan nalaaten een allerhartelykst deel te neemen, en 't welk ons ieder der 6o 13EGINZELS der vier behandelde Cosinologifehe als gewig- tige waarheden, allerdringendst aanpryst. Na over de fceptifbhe voorftelling der gemelde ftellingen en tegen- ftellingen iets gezegd te hebben, als van dien aart zyn- de, dat 'er, in beide gevallen, 't zy men zig voor, of tegen de ftellingen verklaart , altyd touter non-fens voor den dag komt, § 171 , gaat by § 174 en very. voort tot den dag komt, § 171 , gaat by § 174 en very. voort tot den fleutel der oplosfing der voorgeftelde vraagen; waartoe ons, gelyk by zegt, het critifche idealismus alleen helpen ons, gelyk by zegt, het critifche idealismus alleen helpen kan, volgens welk alle werklyke voorwerpen anders niet kan, volgens welk alle werklyke voorwerpen anders niet zyn, dan bloote verfchynfels, en niet dingen op zig zelve ; 't geen in byzonderheden omftandig ontvouwd wordt. 't geen in byzonderheden omftandig ontvouwd wordt. Maar daar het ons toch natuurlyk eigen is, verfchynfels voor dingen op zig zelve aan te zien, is derhalven het gebrekkige van dit befluit op zigzelven , volgens eigen bekentenis des Auteurs, nog niet getoond. Want men zou toch immers denken, dat een van beiden gelyk moet hebben , wanneer de een beweert, dat de wereld een be- gin heeft gehad, en de ander het tegendeel ftelt. Om dan den twist geheel ten einde te brengen, is het dienftig, zegt de Auteur, „ te doen zien, dat dezelve niet ver- „ keert omtrend een werkelyk objet , maar flegts om- „ trend blooten fchyn, en gevolglyk, op zigzelven , Diets „ is.” Zulks wordt in 't breede ontvouwd en toegepast. Ten opzigte der ftelling van de eindige of oneindige rei van bet Toevallige , waartoe wy ons meer byzonder be- paald hebben, 1eezen wy, § 183, dit volgende: „ In de „ geheele zinlyke wereld, of den hoofdinhoud aller ver- „ fchynfelen, is alles veranderlyk, en dus voorwaarde- „ lyk en afhanglyk. Wanneer daarom verfchynfels din- „ gen op zigzelve waren , zo dat voorwaarde en het „ voorwaardelyke tot dare rei behoorden, dan zoude 'er „ nergens een noodzaaklyk weezen plaats konnen heb- „ ben. Daar nu de reden hetzelve vordert, zo zoude zy „ daardoor met zigzelve immer in ftryd blyven. Dan, „ dewyl verfchynfels geen dingen op zigzelve zyn, en „ dewyl bet niet noodzaakelyk is , dat, wanneer men „ van de Caufaliteit of afhangelykheid fpreekt, de voor- „ waarde met het voorwaardelyke gelykzoortig is ; zo „ hindert ons de doorgaande afhangelykheid der ziniyke „ wereld geheel niet, om een onvoorwaardelyk noodzaa- „ kelyk Weezen, buiten die wereld, als derzelver grond „ aan te neernen.” Volgens den Auteur laaten zig dan beide Stellingen even goed denken. Wat ons betreft tidy DER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 6i wy flernmen gaarne toe, dat, zo lang ik met geen wee- zenlyke dingen te doen heb, ik zeer wel, in myne ver- beelding , deeze rei te rug gaande in het oneindige of onbepaalde kan uitftrekken , even gelyk ik eene imagi- naire keten aan niets behoef te hangen, dewyl zy niet vallen zal, als hebbende noch lyvigheid noch zwaarte. Anders echter is het geval , wanneer ik van werkelyke dingen fpreek (daar de Verfchynfels toch werkelyke din- gen moeten ten grondflage hebben); en ik moet een vast punt, buiten de keten , hebben, waaraan ik dezelve kan ophangen. Dit vast punt is, onzes achtens, het noodzaaT kelyk Weezen, waarvan al , wat toevallig is , in elk oogenblik van zyn beftaan, afhangt. Voorts loopt de Sc'nryver de bewyzen, welke gewoon- lyk voor het beftaan van een noodzaakelyk Weezen wor- den aangevoerd, afzonderlyk door, met aantooning, dat de Reden zig vergeefs vermoeit,om over de grenzen der zinlyke wereld heen te komen, en, het geen zy eigenlyk zoekt, te vinden. Tot een proef zullen wy 's Auteurs gedag- ten opgeeven over de waardy van het Cosmologisch bewys, 't geen uit de Toevalligheid der Wereld genomen wordt, en, met korte woorden , hierop uitkomt: 'Er beftaat lets, ten minften ik beftaa; dus meet 'er een volftrekt nood- zaakelyk Weezen beftaan: want het toevallige beftaat flegts onder de voorwaarde van lets anders, 't geen daarvan de oorzaak is. Van deeze geldt het befluit al verder, tot dat men eindelyk komt tot eerie oorzaak, die niet toevallig, maar volftrekt noodzaakelyk is. — „ In dit Cosmolo- „ gisch bewys komen , volgens den Auteur , zo veele „ drogredenen voor, dat de fpeculatieve reden bier alle „ diale&ifche konst fchynt in 't werk gefteld te hebben, • om den hoogstmogelyken transfcendentaalen fchyn tot „ Rand te brengen." „ Uit het toevallige ," Iuidt zyne aanmerking, „boort men bier tot een volftrekt nood- „ zaakelyk Weezen befluiten, volgens de wetten der Cau- „ falitcit (d. dat elk toevallig ding zyn oorzaak moet • hebben). Maar wy hebben getoond, dat de gronditel- „ ling der Caufaliteit of oarzaaklykheid flegts empirisch „ geldt aangaande toeftanden, niet aangaande zelfftandig- „ heden.” — Empirisch (by ondervinding); dit ftem- men wy gaarne toe; niemand heeft ooit zelfflandigheden zien voortbrengen. En daarom zou men niet mogen op zekeren grond befluiten, dat het toevallige , ook naar zyne ze/fflandigheid , (die toch niet minder toevallig is, 62 BEGINZELS is, dan haare Toeftanden) eene niet toevallige Oorzaak rnoet hebben , om niet eeuwig in denzelfden kring rond te loopen? Moet alles , in dien zin, empirisch, by ondervinding, gekend worden, dan, voorwaar, zou het flegt met onze oordeelvellingen uitzien. Dan zou ie- ;nand, die nog nimmer een Uurwerk gezien hadt, of niet emptrisch wist, dat zulks door menfchen gemaakt werdt, niet mogen befluiten, dat dit Konstftuk door eene verftan- dige oorzaak is voortgebragt. Indien by zulks bettondt , zou men hem moeten , in de taal van KANT, te gemoet voeren: Gy gaat buiten de grenzen der ervaaring, en klimt op tot eene oorzaak buiten het Konstftuk. reden vordert wel zo lets ; doch de verftanctige Oor- zaak, die Gy aanneemt, is een bloot begrip, die gy by ondervinding niet kept. — Het zelfde voert ongeveen 110RIV aan tegen hen, die nit' de toevallige oorzaaken en uitwerkfels befluiten tot een eerfte Oorzaak. „ Het be- „ fluit, zegt by, van de onmogelykheid eener oneindige „ rei van oorzaaken, in de zinlyke wereld, tot eene eertte bOorzaak, buiten dezelve, blyft eene geweldige fprong.” e fprong zy groot of klein, wy moeten denzelven nood- zaakelyk doen , willen wy niet blyven hangen, en tot vermoejens toe in denzelfden doolhof rondloopen. Zie daar , Leezer! de tegenbedenkingen van onzen Au• teur, waardoor by bet bewys voor Gods bethan acht tonzertuwd te hebben. — De wereld op het aan- fchouwen van welks wonderen de mensch verttornt , is door een noodzaakelyken dwang altyd geweest, en zo- danig geweest, als zy is, zo dat het tegendeel onmoge- lyk is, ten zy dat liever een blind toeval haar het be- than en die fraaije orde gegeeven heeft — of; — 'er is eene almagtige verftandige Oorzaak , die haar bet beftaan en die famenttelling gegeeven heeft , — deeze Twee Stellingen than dan , volgens de belydenis der Kantiaanen, ten opzigte van bewysbaarheid, in volkomen evenwigt! Illytt dan , vraagen de nieuwsgierige Leezers, de ba. laps der Kantiaanen volmaakt in evenwigt ftaan ten op- zigte van deeze allerbelangryktte onderwerpen ? Neen. Len zeker Praaisch belang voor bet Godsdien- ftige en Zedenlyke doet , by den niet bedorven mensch, het EvenwiLt verbreeken; by houdt bet voor wenfche- lyk, en geeft 'er daarom zyne toeftemming aan. Ten einde de Leezer verzekerd zy , dat wy hem niet onze,maat DER. KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 63 maar der Kantiaanen begrippen over dit onderwerp mede- deelen , willen wy liever het refultaat van alle deems, wysgeerige navorfchingen , ten beiluite , 'met de eigene woorden van onzen Auteur opgeeven , te widen in de laatfte §. „ Volgens al het tot- dus ver beredeneerde , kan men zonder moeite die vraagen beantwoorden, welke anders- zins onoplosbaar zyn zouden: te weeten Beftaat 'er eene Grondoorzaak der wereld, van „ de wereld zelve ondericheiden ? Ja zeker „ maar dezelve is alleen denkbaar." ('Er laat zich dus- danig eene oorzaak Analogisch denken maar niet be% wyzen.) s. ,, Is dit Weezen eene zelfflandigheid , eenvoudig, numerisch, identisch, enz. ? Dit alles heeft noch „ zin noch betekenis, hebbende deeze begrippen geen in- „ houd.” (Dus is het volmaakte Weezen een bloot Begrip van onze verbeelding, 't geen wy volftrekt niet weeten, dat buiten bnze gedagten bettaan heeft.) 3. „ Mag men dit Weezen wel denken, volgens eene analogie met de verfchynzelen? Ja, mids als voor- werp in het Ida, niet in de weezenlykheid." zelfde als No. 2..) 4. „ Mag men een wys, magtig , goed, algenoegzaam, „ enz. Weezen als oorzaak der wereld onderliellen? — „ Zonder eenigen twyfel. Wy moeten dit zelfs „ doen. Doch wy onderflellen dit Weezen, zo behoeda- „ nigd, niet op zig zelven, maar als grond der fystemati. „ fche eenheid , die wy , als wy de natuur bettudeeren, „ moeten onderfiellen.” enz. 5. „ Zyn wy eindelyk bevoegd„. de dingen en inrigtin- „ gen der wereld of te leiden van Gods wyzen wit? — ,, Ja, hiertoe zyn wy volkomenlyk bevoegd, maar, we- „ derom , alleen in het idete , zonder kwetzing der na- 1, tuurwetten.” Dit dan, Leezers ! is het refultaat van. KANT'S ander- zoekingen. Dit is de trap van zekerheid , waartoe het beflaan yap eene verflandige oorzaak der wereld , de grondilag van alien Godsdienst , volgens hem , kan ge- bragt worden. „ KANT'S redengeloof," gelyk VAN HE- MERT in zyne Voorrede bl. ar te regt aanmerkt , „ is „ noch apodiaisch zeker, noch bloot waarfchynlyk, maar „ is op praififthe gronden gebouwd, en is van moreelen „ aart. De mensch, die niet bedorven is, belt van na- 64 1EGINZELS DEIt KANTIAANSCHE WYSGEERTE. • natuure tot dit Geloof over." Dit is, onzes oordeelg, alles , wat 'er voor te zeggen valt ; gronden voorwaar, die ons te zwak voorkowen, daar men bier by eerst Pligt en Godsdienst vooruitftelt, en dan daarop het Geloof aan God vestigt, daar wy liever het omgekeerde zouden wil- len , om uit het beftaan van God Pligt en Godsdienst of te leiden. In dien trant fpreekt ook de Voorredenaar de Be- ftryders van het beftaan van God aan „ Wilt gy iets • tegen ons uitrigten , fchynvrienden der menschheid ! „ toont dan, zo gy kunt, dat 'er niets dergelyks, als prac. „ tifehe reden is , bettaa dat pligt en zedenlykheicf loutere narfenfchimmen zyn." Wy laaten elk zyne manier van denkenindien by daarby gerustheid vinde, en wagten ons van 'het Kantia. nismus door gevolgtrekkingen te bezwaaren; doch hebben nog geene reden , om ons met VAN HEMERT „ hartelyk te verblyden , dat de Kantiaan1che Wysgeerte , die „ bron van eeuwigen vrede tusfchen de zoonen der wys- „ heid , ook in ons fel geteisterd Vaderland, meer en • meer haare beoefenaars en liefhebbers begint te vin- t, den. — Zo zal eindelyk onder de genen , die voor Ayt wysgeerte vatbaar zyn, het licht algemeenlyk opgaan. „ Gezegende tydeh, komt haastlyk !" Proeve over den waaren aart der Geestelyke Goederen en het recht der Gereformeerde Kerk in Nederland op een gedeelte van dezelve; door Mr. A. D. T. tweede en verbeterde Druk. Te Rotterdam, by N. Cornel, 1797. In gr. 8vo. 64 bl. Een ongenoemd Schryver , die zich op den titel Mr. A. V. D. T. noemt, moogelyk wel dezelfde , van wiens hand wy onlangs een Stukjen, tot aanraading van de vereeniging der Christenen , ontvangen en beoordeeld heb- ben (*), heeft in deze Proeve , uit de nafpooring van den oorfprong en waaren aart der zoogenaamde Geestely. Ire Goederen, trachten te bewyzen, dat dezelve geenzins als Nationaale Goederen kunnen aangemerkt worden ; maar aan het Christelyk Genootfchap alleen toebehooren. Men zal 'er aanmerkelyke bydraagen tot de gefchiedenis der' (*) Zie ooze dlgem. Letteroef. 1797 , bl. 381. ?ItOEVE OVER. DE GEESTELYKE GOEDEREN. der Geestelyke gebouwen, en der vaste en loge goederen, aan dezelven en derzelver bedienaars van tyd tot tyd ge- fchonken, in aantreffen, waaruit middagklaar blykt, dat die alien uit de byzondere eigendommen van onderfchei- dene perfoonen herkomftig, en tot godvruchtige einden, ten nutte der Geestelyken, en ten dienfte der Kerken Kloosters en andere Geestelyke Gettichten , opzettelyk gegeeven en vermaakt zyn. Alen Meld deze goederen voor zoo heilig, dat men die zelfs Gods eigendom , en het weg- neemen, of aanwenden derzelven tot gemeene gebruiken, heiligfcbennis noemde. 'Er zyn evenwel gevalten, waar- in, naar het, oordeel des Schryvers , een gedeelte van zoodanige Geestelyke Goederen tot andere einden mag gebtuilet worden ; om naamelyk den nood van Land en Kerk te verligten, mits men zorge draage, dat dezelve of weergegeeven kunnen worden, of dat derzelver aan- houdend gemis geen wezenlyk nadeel aanbrenge, waarvan ook deze en geene voopbeelden van vroegere en laatere tyden to berde gebragt worden. Hy meent, dat dit in. zonderheid ten aanzien van fommige Prebenden, Canu- nikdyep en Pastoryen , zelfs Tienden , kan toegeflaan worden. Maar de Schryver verzet zich , met zeer gewigtige be- denkingen, ten tterktten tegen de thans by veelen aange- nomen dat de Geestelyke Goederen , by de vry- wording van Nederland , het eigendom van de geheele Nederlandfche Natie geworden zyn. Hy maakt onder- fcheid tusfchen zoodanige Geestelyke Goederen , welke buiten de zeven Provintien waren , en behoorden tot die Steden , DifIrkten , Kerken , Kloosters , enz. weiken door overwinning aan die zeven Provintien gehegt zyn en de overigen, die het eigendom van Nederland waren en bleeven. De laatften; die verre het grootfte deel uit- Iaaken, waren het eigendom der te dier tyd Nationaale erk; en bleeven bygevolg afgezonderd van de goederen des Lands, of de goederen der Natie. De eerstgenoem- den wierden ook, door de vrywording van Nederland, geene Nationaale Goederen, omdat de overwinning geen recht geeft, vooral niet in een Land , waarin de byzondere eigendommen heilig gerefpe6teerd worden, om byzondere goederen algemeen te maaken , of dezelve tot gelfeel an- dere einden aan te wenden, dan tot welke zy, het zy per donationes inter vivos, bet zy vooral by testamentaire dis- pofitien, door de wettige eigenaars van dezelve zyn veror- LETT. 1798. NO. 2. E deed 66 PItOEVE OVER DE GEESTELVICE GOEDEPEN. dead geweest. Hieruit zat dan ook geheel vervallen, het geen fonnnigen thans, ftaande houden dat die Gees- telyke Goederen , als Nationaale en, door overwinning ge- kreegen goederen, aan de Gereformeerde Kerk in Neder- land niet hebben mogen gegeeven worden; en derhalven nu, by de Revolutie in dat Gemeenebest, aan die Kerk moeten worden afgenomen. Zelfs gefteld zynde , dat die Gees- telyke Goederen Nationaale Goederen geweest, en door her recht van overwinning verkreegen zyn dan nog zou 'eriniets ongegronds, niets onbetaamlyks, in geweest zyn, dat, door de Overheden van Nederland, •ecti ,gedeelte van dezelve aan de Gereformeerde Kerk gegeeven • zyn. Daar het. nu evenwel buiten bedenking is, dat die goederen. Gees- telyke Goederen gebleeven zyn, wil de Schryver het wed recht, waarmede men dezelve aan de GereformeerdeKtrk, als.zynde in dien tyd de Nationaale de eenige door 'sLands Overigheid. erkende Kerk van Nederland geworden, heeft toegevoegd, geenzins inL twyfel getrokken hebben , ook niet uit hoofde van de eigenlyke bedoeling der. byzondere Donateuts en Testateurs , om die goederen alleen aan de Rcomfche Kerk, of aan de Geestelyken tot die Kerk be, hoorende, te fchenken. Waaromtrent wy 'sMans. aan- merkingen ter, bedaarde overweeging van alien , die in deze zaak min of meer belang ite/len, aanbeveelen. Want wy kunnen, zonder te uitvoerig te worden, uit dit Stukjen geen meerdere byzonderheden overneemen. ilanmerkingen over het zoo fchadelyk als gevaarlyk afhaa- len van de Nageboorte, aanflonds na de Geboorte van een Kind. Door J. VAN DER. HAAR. Met cane Voor- rede van den Hoogleeraar A. BONN. re AnJierdam, by J. B. Elwe, 1797. In gr. 8vo. 44 bh De droevige ondervinding , die maar al, te dikwyls leert , dat onkundige en voorbaarige Vthedmeesters en Vroedvrouwen veele Kraamvrouwen, door het ontyclig afhaalen tier Nageboorte, doen omkomen , of ten mintlen in groot levensgevaar brengen , heeft den onvennoeiden en kundigen VAN DER HAAR bewoogen , in de Werken- van het Bataafsch Genootfchap , eene Verhandeling tegen dit doemwaardig misbruik, mede te deelen. Thans is dit nuttig Stukje niet alleen herdrukt in het tweede Peel van des Schryvers voornaamfte Mengelfchriften , maar ook nog afzonderlyk in het licht gegeeven , met acne aan- J. VAN DER HAAR, OVER DE NAGEBOORTE. 67 aanpryzende Voorrede van den beroemden Amfterdamfchen Hoogleeraar, A. BONN, mu daar door het Stukje nicer alge- meen bekend te doen worden. Wy hoopen dat het heilzaam oogmerk van den Schryver en Uitgeever met het best gevolg moge bekroond worden, en dat, door 'het in acht neemen hunner hciizaatne waarfchuWingen, het leven van veele Kraamvrouwen moge worden behouden. Yerhandelingen , bekroond met den Prys van het .4egaat van den Heere j,-- 1VIONNIKHOFF. Hde Deels 6'tuk. Te Amfierdanz, by L. van Es, 1797. In sr.8vo. 104 Dit Stukje van de Verhandelingen, die volgens de in- (telling van den Heer MONNIKHOFF in het licht ge- geeven worden, bevat de Verhandeling van FRANCOIS JAS, Heelmeester van de Stad en van den Gerechte der Stad Anfierdam, „ over de uitwendige hulpmiddelen, die, van „ de Vroegfre tyden of , en door alle de tyden van het „ beoefenen der Heelkunst, ter geneezing, tegenhouding „ en voorkoming, der Breuken zyn in het Werk gefteld:" ftrekkende tot beantwoording dier Vraage , door Beftuur- deren van gemelde Legaat voorgetteld, door Welke bet- zelve, als het best voldoende, met de Gouden Eerepen- ning bekroond is. vlytige en kundige Schryver van .dit Werkje ver- deelt zyne Verhandeling 'in vyf verfchillende Tydperken, loopende van de eerfte tot in de achttiende Eeuwe, in wellte hy alles , wat ter zaake diende , op een alleszins voottgffelyken en leerzaamen voet , .na de orde der ty- den heeft gerangfchikt. Voorts eindigt hy zyn vertoog met, de optelling van eenige bygeloovige uitwendige hulp- Middelen , waar van wy 'er een 'tot een ftaaltje mededeelen: „ MARCELLUS Wii (zegt de Schryver) dat „ men tot het geneezen der Breuken, by jonge Kinderen, „ zich bedienen zal van een jongen Kersfenboom , die aardvast is, dat men dien Haar de lengte zal doorklie- „ yen, en bet Lydertje door de van een gehouwen kloof :5 kr:ten dnorgaan. Voorts slat men daar na de kloof we- der by elkander zal voegen, en met koemist befmee- „ rea, ten einde dezelve gemakkelyk te kunnen heree- „ nigen: en by voegt 'er dit by, dat, hoe fpoediger de „ boom zamengroeit, des te fchielyker de Breuk gene- „ zen wordt” ! E 2, Hand- 68 j. W. KARSTEN Handleiding tot de kennis der Meetkunde; door 3. W. KAR•• STEN, te Leeuwarden; aan wien de Gouden Eerprys is toegewee2en, door het Wis- Bouw- en Natuurkundig Ge- nootIchap te Leyden, onder de Spreak. De Wiskunde is de Moeder der Weetenfchappen. Te Leyden , b3 A. en J. Honkoop, 1797. In Savo. tog pet . mLeydsch Wiskunftig Genootfchap overtuigd, dat nets gefchikter is tot bevordering eener lofwaardige opvoeding, dan de aankomende jongelingfchap, zo ras zich de verftandelyke vermogens begmnen te ontwikkelen, gemeenzaam te maaken met Wiskundige denkbeelden , mats dat zodanig een onderwys Heeds gefchikt worde naar de jaaren en vatbaarheid der Leetlingen ; fcbreef eene Vraag uit , over bet geen vereischt wordt , om Yon- gelingen, beneden de Nadi!' jaaren oud, op eene voor hurt bevattelyke wyze, de Meetkunde te Laren , of hen ter be- vatting deezer weetertfchap voor te bereiden. Dit Voorftel is , volgens het oordeel van gemelde Ge- nootfchap , zo wdl door den Heer KARSTEN beantwoord, dat de Beoordeelaars den Schryver alien *el verdienden lof toekennen; vertrottwende zydat elk Huisvader, die zyne Kinderen in de b'elangrykde der Weetenfchappen wil onderweezen hebben, verfchuldigd is , dit Werkjen hun hander; to geeven; en zich verzekerd houdende,dat niemand Lich over deezen raad zal beklaagen. Ten vollen ftemnaen wy overeen met deeze gunftige aznpryzing van dit Werkje; dewyl de Schryver met al- leen de grondilagen der hoogere Meetkundige waarheden op eerie zeer eenvoudige en vatbaare wyze heeft voorge- fteld; maar ook, om bet vooroordeel, bet geen wel eene by de jeugd.gebooren wordt, tegen de Wiskundige Wee- fchappen, tot de fchynbaare droogheid en nutteloosheid van derzeiver beginzelen , weg te neemen, alomme heeft aang.etoond , hoe onontbeerbaar dezelve zyn in de meeste nuttige en wezenlyke Weetenfchappen. Dos bewyst by op hi. 89 en 90 Com een proefje mede te deezen) de noodzaaklykheid der Wiskunde in de Vestingbouwkunde. „ ten Bouwmeester, (zegt by) die dusdanig eene Stad „ wil aanleggen , moet vooreerst in ftaat zyn , om eene „ joiste figuur op papier te brengen van het Land, waar „ by de Stad wil bouwen: dan moet by op zyn gete-1, tend TIANDLETTIINO. 69 kend plan het Bolwerk zodanig zamentlellen, met nit- !, en infpringende hoeken, dat die zyden elkanderen on. „ derling kunnen verdedigen, en zo, dat 'er, onder het „ bereik van het Kanon, geene plaats buiten de Vesting „ gevonden kan worden, waar het Kanon niet kan fpee- „ len, of waar de vyand zich zoude kunnen verbergen. 91 Hy moet dus eene aftekening kunnen maaken van het ,, Land, waar hy de Vesting wil aanleggen. Hy moet • kennisfe van Mathematifche hoeken hebben ; als ook ,, van de dragt van het Kanon en Musquet : dit al/es • kan by, zonder Wiskunde , niet verkrygen. By het • opbouwen der Vesting zelve moet hy de boven- en • benedenbreedte, de diepte en de glooijingen der gragt „ bepaalen, en wel zodanig bepaalen, dat de grond hier • uit komende genoegzaam is, om den Capitaalen Wal 1, en al de Buitenwerken op te werpen ; zo by nu de lichaamsmeeting niet verflaat, hoe zal by deeze dingen 7 dan kunnen maaken ? De aan te leggen muur, om het Bolwerk te onderfteunen en op te houden, moet we- „ der niet te dik noch te zwak gemaakt worden; hy ,1 moet dus ook bier, en de magt des muurs en de kragt „ der aarde, welke op hem rust, kunnen bereekenen , • OM deeze evenredig aan elkanderen te maaken.” De Theorie der Elearieiteit, rustende op P roefondervin- delyke Waarheden. Door HENDRIK LUGT. Te Westzaan dam, by H. van Aken, 1797. In gr. 8vo. 120, bl. Dit Werkje is een tweede Stukje of Vervolg van het Onderwys in de beginfels der Elearieiteit, door- den- zelfden. 18 Afdeelingen, waarin 52 Proeven voorkomen, en een Byvoegfel , maaken deszelfs inhoud uit. Het- zelve onderfcheidt zich daarin van veele Werken over deeze ftoffe , dat niet blootelyk de Ferfehyisfeh der Dec- trielte werking duidelyk verklaard, maar ook tevens der- zelver Oorzaaken opgefpoord en aangeweezen worden. De onderlinge 4fflooting der Ele&rieke deelen ; — de Eenheid der loopareek en de tegengettelde flaaten der Luchtkringen of zogenaamde Atmospheeren, die een geelec- trizeerd lichaam omgeeven, — zyn de eenige grand- ftellingen, op welken de Schryver zyne Theorie gebouwd, en Proeven van eene vreemde famentielling uitgedacht heeft. Van andere bekende Proefneemingen heeft by de 3 wy- 70 H. LU GT, DE THEORIE DER ELECTRICITEIT. wyze van bewerking kortelyk opgegeeven, en de reden der yerfchynfelen uitvoeriglyk aangeweezen. Aan de weinige gronden, door hem vastgetteld, is by van 't be- gin tot 't etude getrouw gebleeven,'t welt zekerlyk opmer- king verdient , omdat de byna algemeen aangenomen veronderftelling der Elearieke .dantrekkingskrack , door den Burger LUGT voor ongegrond en enkel fchynbaar gehouden, geheellyk is weggelaaten. Of dit met grond kan gefchieden, zullen geoefende Beminnaars van deezen tak der Natuurkunde best kunnen beoordeelen , wien wy het volledig onderzoek van des Schryvers 'peening en bewyzen aanbeveelen. — Tot meerdere cluidelykheid der Proeven zyn 'er twee koperen Plaaten.bygevoegd , verbeeldende den toettel der Machine, door hem gebruikt, en den, naar zyne byzondere vinding, ingerichten 42ppa- ratus. Wy wenfchen den Opfteller tyd en lust tot het vervaardigen van meer gelykfbortige , de wonderers der Natuur ophelderende, Schriften. Yaderlandfche Historic, vervattende de Gefchiedenisfen der Yereenigde Nederlanden , zints den aanvang der Noord- Americaanfche Onlusten , en den daar wit gevolgdoe Oorlog met Engeland en deezen Swat, tot den tegen- woordigen tyd. Hit de geloofwaardiglie Schryvers en egte Gedenkflukken zamengegeld. Met Plaaten... Ten Ver- volge op j. WAGENAAR'S Vadertandfcbc Historie. "Me Deel. Te Amfierdam, by J. Allart. in gr. 8vo. 379 bl in dit Deel wordt de Vaderlandfche Gefchiedenis des gebeurtenisvollen Jaars 1787 voortgezet. Vreemd tnoge het voorkomen, dat de Sehryver , Holland meer in 't byzonder, overeenkomftig zyn meertnaals aangeduidde plan, befchouwende , op Haarlem Heusden laat volgen ; dan de gelykfoortigheid en de verwantfchap van 't geen to Haarlem, ten deezen Jaare, wegens den Volksinyloed en de Magiftraatsbeftelling , voorviel, in 't laatst voorgaan- de Boek vermeld , en ook door ons overgenomen (*) , de Boek vermeld , en ook door ons overgenomen (*) , ftrekte ten beweegreden. Heusden was, in deeze dagen, de eerfte der niet ftemmen- de (*) Zie onze 41g. Vaderl. Letteroef. 1797, bl. 219. VERVOLG OP DE VADERLANDSCHE HISTORIE. de Steden in. Holland, welke zich tegen de Inhreuken op haare Regten en Vrydommen met mannenmoed verzette, en worftelende haare zaak volhieldt , tot dat zy, nevens andere, voor Buitenlandfche Overmagt moest bukken. Haare Gefchiedenis maakt geen gering gedeelte des xuv Boeks uit, waar mede dit Deel aanvangt. Zy vonden een -yverig voorftander en handhaaver haarer zaake in F. VAN DER HEMP, Doopsgezind Leeraar te Leyden, die zich ten deezen dage ook elders als een warm voorftander der Volksvryheid, en een hoezemvriend der CAPELLENS, deedt kennel). Niet de Stad, maar de .zaak waar voor zy yverde, maakt dit gedeelte der Gefchiedenisfe be- langryk. Haare eisch, om zitting ter Staatsvergadering te hebben , werd in dezelve zeer verfchillend opgenomen ; als mede de daar gemaakte Regeeringsverandering, onder Invloed des Volks. ,, De zaak der Heusdenaaren," ver- meldt onze Gefchiedfchryver , „ baarde den Hollandfche • Staatsleden, die des verfchillende hier in 't breede op- • gegeeven begrippen koesterden , niet weinig verlegen- ,, heids. Gaf men hun toe, dan liep men gevaar om „ alle kragt van Oppergebied over die en andere kleine 55 Steden te verliezen , en zette de deur open voor der- „ zelver vorderingen en eifchen , en by voortgang ook 15 aan de Dorpen; eene onafhangelykheid in welke veelen • weinig fmaaks vonden. Verzette men zich met „ hoog Gezag , door. Krygsmagt onderfteund, tegen het • gebeurde in Heusden, men betradt het zo zeer gewraak. „ te fpoor der Staaten van Gelderland tegen Hattem ea „ Elburg.” Van bier verfcheidenheid van begrip- pen, en befluiteloosheid ; en beraadflaagingen hoe deeze zaak op de voegelykfte wyze ten einde te brengen. De Heus- denaars hielden vo/ tegen de woelingen der Ridder- fchappe, met eenige Steden, waar onder Gornichem in partydigheid uitftak. Hun zaak hing nog onafgedaan , Coen de Omwenteling alles afbrak. Voorts vonden wy in dit Boek vermeld de Poogin- gen van Woerden , der andere kleine Steden, en van het Platte Land, om Invloed op 's Lands Regeering te krygen; de hooggaande Onlusten in 's Gravenhage, tus- fchen de Schutters en de Genootfchapsleden ; het oprig- ten van een. Opregte Vaderlandfche Societeit , door den Graaf VAN BENTINCK ; de onrustige beweegingen, daar gereezen , welke aanleiding gaven tot het voorftel om in die Hofplaatze de Bezetting te veriterken; waar over E 4 de 7, VERVOLO de Gefchillen zo hong liepen, dat Dordrecht en Haar- lem het bywoonen der Staatsvergadering onttrokken. Een voorval, hier met alle kleuren gefchetst. Terwyl dit Boek afloopt met de fchandelyke gebeurtenis van het be- fclulderd Vaandel met een Leeuw aan de Galg; en de voorzorgen in die Hofplaats gedraagen tegen de inkomst van het Burgerleger , met eenige zich daar by paarende omttandigheden. In het XLV Boek vat de Schryver de nedergelegde draad der ten ftofs vervattende .Rotterdanzfche Gebeurte• nisfen, ten deezen Jaare, weder op. Wanneer wy ver- melden , dat de Regeeringsverandering te dier Stede, met den aankleeve van dezelve, in 't breede vermeld , en het gebeurde in dat Tydvak voortgezet worth, tot het ont- werpen van een nieuw Stads Regeeringsreglement, door de komst der Pruisfen verydeld , herinneren wy onze Leezers eene menigte van gewigtige gebeurtenisfen, in eene Stad van die aangelegenheid en invloed. Geen geringe voorraad van fchryfitoffe levert , in dit zelfde Boek, Delft op, inzonderheid daar deeze Stad', onder de dekking van het Zuidhollandsch Burgerleger, de Regee- ring verandert. Dat wy hier den Vaderlandfchen Schry- ver hooren. Sterk en ftreng waren veelal de Maatregelen te .Delft genomen; doch de Verklaaring der Leden des Ge- noatfchaps van Wapenhandel , in het Tydsgewrichte [dat de Koning van,Pruisfen zyne eifchen deedtj, ging alles, wat wy van then aart nog te boek floegen , wyd en verre te boven. Naa aangeduid te hebben, dat zy de Eifchen des Konings van Pruisfen zo vernederend en on- billyk vonden , dat geen waar en vooral geen gewapend Vaderlander dezelve wilder verontwaardiging hooren of berdenken kan ; dat deeze Eifchen , wel verre van den rechtfchaapen Patriot vreeze aan te jaagen , hem veeleer op zyne eigene Waardy-,- op de Eere van zyn Vader- land , en op het welzyn van het Algemeen, bedagt dee- den zyn, en by tyds die maatregelen te neemen, welke de goede zaak des Volks verdient; en zyner waardig be- vonden warden, — veronderftelden zy, dat waardige Reprefentanten van vrye Burgers nimmer zouden toeffem- men am die Eifchen in te willigen, en rekenden zich ver- pligt den Raad van Delft bet algemeen Befluit, door de Genootfchaps Leden .genomen, bekend te maaken ; ten Linde de Raad, waarin de Leden een volkomen vertrou- we* OP DE VADERLANDSCHE HISTORIE. 73 wen ftelden, zodanige maatregels zou kunnen neemen als de nood des lieven Vaderlands vorderde. „ Waar op zy dus voortvaaren : 't zyn de eigene woorden. ,, By het afflaan deezer vernederende Eifchen • •zou het mogelyk kunnen gebeuren , dat de Koning van • Pruisfen, welke deeze Eifchen aan een Vry Volk heeft • durven doen , zyne Militaire Magt gebruikte , om , ,, ware het mogelyk, met Geweld ons te dwingen , om • dat geene te accordeerenwaar toe .geen Eerlyk geen • Vry Volk en Moedig Vaderlander immer vrywillig be- " fluiten kan. " In zodanig een geval, Wel Ed. Agtb. Heeren! heeft ,, het Genootfchap van Wapenhandel beflooten, om met „ alle mogelyke Magt uit te trekken, en deeze 'Provincie • ten dienfte te ftaan op alle zulke Plaatzen als de nood za/vereifchen., en bevonden zal worden ter meeste • „ afweeringe van vyandlyk geweld te kunnen ftrekken ; „ niet twyfelende of de Gewapende Burgermagt van l• and zal met zulke of dergelyke kragtdaadige poogin- „ gen desgelyks den algemeenen Vyand te keer gaan, en „ zyne heillooze oogmerken helper verydelen-; het 'Ge- „ nootfchap althans zal , van zyne zyde , allcs te werk ftellen, om Dunne Gewapende Medebroeders hier toe • aan te fpooren. , Dan daar het zeer hachlyk en onvoorzigtig geban• • deld zou weezen, deeze Stad van alle Gewapende en • Weldenkende Vaderlanders te ontblooten, daar 'er met „ zekerheid een aantal van Oranje in deeze Stad zou „ overfchieten , die, wanneer de Gewapende Magt van het • Genootfchap was uirgetoogen , zich denkelyk , of liever „ zeker, verzetten zou, zo tegen de waardige en Vader- „ landlievende Leden van deezen agtbaaren Raad, als te- „ gen de Vrouwen en Kinderen , verder agterblyven- „ de Vrienden, der uitgetrokken Manfchappen, welke als „ dan zeer ligt ten prooije der verbitterde Oranje yver- „ aaren zouden kunnen worden ; zo heeft het Genoot- „ fchap , ter gerustftelling van deezen Ed. Agtb. Raad „ en verdere Weldenkenden , tevens beflooten , om , in ge- • valle de Inval door de Pruisfen gefchiedt, zich dire& „ meester te maaken van, en te arrefteeren alle zodanige „ Lieden, zonder aanzien van Perfoonen , die by het Ge- • nootfcbap bekend ftaan voor Aankleevers en Handhaa- „ vers van de fnoode en verraaderlyke belangens en oog- 1, merken van wILLEm DEN V. E s „ Dee- VERVOLG „ Deeze gearreftecrde Perfoonen zal het Genootfchap „ met zich tegen den Vyand aanvoeren ; alle Dientten , „ tot welke zy, , zonder vrees , kunnen gebruikt worden, „ opleggen ; hun aan bet heetfie vuur blootttellen , en , „ in gevalle de goede Party moest bukken , gemelde ge- „ arrefteerde Perfoonen de eerfte Slachtoffers der Neder- „ laage doen worden. „ Insgelyks , zo naa de uittrekking de Aanhang van Oranje, in deeze Stad, den Ed. Agtb. Raad , of de „ goede Burgery, in 't allerminst mogte beledigen , of ge- „ weldig attaqueeren , zullen de ,gearrefteerde en medege- „ weldig attaqueeren , zullen de ,gearrefteerde en medege- voerde Perfoonen daar voor aanfpraaklyk geffeld wor- , den, en voor alles moeten boeten , wat hun Aanhang, „ in deeze Stad , tegen den Ed. Agtb. Raad of goede „ Burgery misdoet , en de billyke ftraffe hunner Aan- „ itookingen en Volksmisleidingen , zonder eenige Form ,, van Proccs , daadlyk ontvangen:” Deeze Verklaaring werd aan het opgebrooken Burger- leger voorgeleezen, en algemeen, door het driemaal aan- than der Wapenen , toegejuichd, ten teken van daar mede in te itemmen , en dezelve als zyn eigen befluit aan te neemen. — Men las dezelve in de Nieuwspapieren met wydverfchillende aandoeningen. Veele Voorrtanders van de zaak der Patriotten zelve huiverden op het ver- neemen van zulke itappen , die eerie ongehoorde verdelging der Party dreigden. En valt het ligt te raamen , welk der Party dreigden. En valt het ligt te raamen , welk eerie uitwerking dit Stuk moest baaren binnen Delft zel- ve , waar men by ondervinding wist , dat het Genoot- fchap bet niet by dreigen liet berusten; maar het doen 'er byvoegde. De verflaagenheid was onbefchryf- baar groot. Veele der voornaamfte Aanhangeren van Oranje koozen terfrond de party om de Stad te ver- laaten. „ Doch de tyd gedoogde niet, dat alien, of de meesten, dit redmiddel te werk konden itellen. Waar van het gevolg was, dat veelen de uitvoering van deeze fchrik- baarende bedreiging deels ondervonden." Dit befchree- ven hebbende, vervolgt de Gefchiedboeker: , De verdere afgezette Raaden , anderen , hadden reeds hun heil in de vlugt gezogt , en deeden dit niet weinigen , door den nagt begunftigd, terwyl de fcherpfte Huisbezoeking, nest de fcherptie bedreigingen tegen de verbergers , ge- Iniedde. 5, De OP DE VADERLANI)SCHE IIISTORIE. 75 3, De dag bras aan , en het vlugten nam een cinde. Zommiger Huizen waren tact Wagten van het Genoot- fchap omzet ; deeze ook ftonden by de geflootene Poor- ten; zonder verlof mogt niemand ter Stad uit ; de Schui- ten werden opgehouden , en mogten op het uur niet afvaa- ren , voor de Schuit , die eerst moest komerr, daar was. De Godsdienstoefening ging beevend toe , daar men de Kerken rondzag, of 'er ook in waren, die men gaarne in handen zou hebben ; de Leeraars ontvingen een Brief- je , by 't welk zy gelast werden met het volmaaktfte Gebed te befluiten. De Raad vergaderde dien dag ver- feheide keeren, ook des avonds. By de Regeeringsleden was wel geneigdheid om de Gevangenen te ontflaan; doch bet Genootfchap weigerde hier in te bewilligen. Aileen verwierf de Regeering , dat de Gevangenen in een der vertrekken van het Stadhuis hunne flaapplaatzen handen ; pn ook verlof kreegen om iets van hunnen toeftand die zeker zeer benaauwend was , aan Egtgenooten en Kinderen te doen weeten." Naa het flyten van een bangen nagt en dag werden de gevangene Heeren, op het onverwagtst , uit bun arrest ontflaagen , en onder een toevloed van aanfchouweren , door eenige Genootfchapsleden, na hunne Huizen geleid,; naa vooraf een Gefchrift re hebben moeten tekenen by 't welk zy beloofden niet uit Delft te zullen gaan. Verbaazend is de fchielyk daar op volgende lotwisfel, hier befchreeven; verbaazend de aanval eener HaagfChe nun- derbende op Delft, welke met alle kleuren der verfchrik- kinge gemaald wordt. Het XLVI Boek is aan de verdere befchouwing van Milan& Zuider- en ook het Noorderdeel gewyd , in de laatfte dagen voor de Omwenteling en de eerfte daar op volvnde. Hier doen zich op den voorgrond op, de ver- xigtingen van het Zuidhollands Burgerleger ,naa te Delft het oogmerk bereikt te hebben ; 't geen aan 't zelve ook te Plaardingen gelukte, doch niet in het Prinsgezind Jirielle. Het nalmurig Hellevoequis ftrekte ten tooneele van een :net moeite gedempt Oproer, met Plundering gepaard. Breed worden Dordrechts lotgevallen in dit tydsgewricht befchreeyen , en worden de Ornmeftreeken niet ongedagt gelaaten ; zo ook Gouda , Leyden en Rhynland, vol Voor- flanders der Oranje-Partye. „ By de Omwenteling," vermeldt de Schryver, „ zette „ men 76 VERVOLG men in deezen Oord, op de gevoeligfe wyze, den Pa- 1, triotten betaald, 't geen men oordeelde geleden te heb- ,, ben. De Huisluiden maakten 'er bun werk van , om • ze op te vangen en over te brengen. — Te.Rhyns- ,, burg, waar men, ondanks de meerderheid der Prinsge- DS zinden , een gewapend Genootfchap opgerigt en met • luister tot thud gebragt hadt , moest by de Staatsom- „ wenteling de Patriottifche Party veel lyden. Plunder- „ zieke handen repten zich in het vernielen van de goe- „ deren, zo der Dorpelingen, als der zodanigen , die, in „ deeze aangenaame ftreek , het iliile buitenleeven ge- 8, zogt hadden. De Zuster van den Hoogleeraar P. CAM- PER de Weduwe des Advocaats HEKKENHOEK, van • eene tegengefelde Staatkundige denkwyze met haar „ Broeder, , te Ithynsbarg op een Buitengoed leevende, ,f moest hetzelve ontruimen , vlugten, en aan de fchend- „ zieke handen der dolle plunderzugt, tot groote fchade, „ overlaaten.” Schiedam: verdeeldheid der Regeering en daar uit ont- ftaande ftrydige handelwyze, die zich ter Staatsvergaderin- ge , met zo veel onderfcheidings, liet zien , wordt breed ver- meld. — Seboonhovens ommekeer en vreugd by der Pruisfen komst vindt haare afwisfeling door het geen die Stad van de Pruisfen te lyden hadt. Leerdam ftondt zulks van de Prinsgezinden uit, en werd beteugeld door die van Pia- nerd ; doch deeze moesten op hun beurt des dubbel boe- ten. „ Deeze Stad was het voorwerp,” zegt de Schry- ver, „ van den haat der Prinsgezinden in then oord; en ” ftondt dezelve by de keerwisfeling der Staatzaaken een „ ongunftig lot te wagten. 't Geen ook deeze Stad trof. „ Van de Bezetting verlaaten , hadt men de Oranjeviag „ laaten waaijen , eer nog, de Pruisfen, door hindernisfen „ in den weg , de Stad konden naderen. Deezen, daar gekomen , vonden, volgens PFAU, de Poorten geflooten, 9, doch niet verdeedigd. Zy flooten 'er eene van open, ,, en namen hunne kwartieren , zonder dat iemand hun „ ontrustte. Hy voegt 'er by, dat de Patriotten, op het • eerfte verfchynen der Pruisfifchen, uit de Stad gewee- „ ken waren. Volgens dit berigt vervalt het fchie- „ ten veeler Patriotten te Vianen , die in hevige drift- „ vervoering dit onbezonnen bedryf zouden gepleegd, en daar door de Pruisfen ter plundering aangezet hebben, „ ten eenemaale. Dit fchynt uitgevonden te zyn OM ,, de Or DE VADERLANDSCHE HISTORIE. 77 ,, de balddaadigheden en hooggaande plunderingen , door ,, de Pruisfen daar aangerigt , te vergoelyken ; althans „ de fchuld hier van den Patriotten aan te wryven. Ze- „ ker gaat het, dat de Prinsgezinden, zo wel als Patriotten, 9, in deezen ramp, die veele huizen deerlyk trof, deelden , en waarvan de Goederen der Kerke niet verfchoond bleeven. Een lot , 't welk daar ter Stede de eerst „ opwellende vreugd der Voorftanderen van Oranje deedt „ zakken." Naa kortlyk rsfelflein en Woerden befchouwd te hob- ben , gaat de Schryver tot Noordholland over, en vermeldt het byzonderfte in de Steden voorgevallen ; het verflag befluitende met het geen aan den Zaankant voorviel. Wy zullen , 't geen wy ten agteren zyn in het vermel- den van de uitgegeeven Deelen deezes Werks, dit Jaar tragten in te haalen. Ontwerp van Staatsregeling voor het Bataaffche Yolk. Door eenige Nederlandfche Burgers. Te Amfterdam, by M. Sohalekamp , het derde Jaar der .ReYolutie. gr. avo. 68 bl. Een kort Voorberigt doet ons de herkomst van dit Ont- werp kennen. De Burger F. WYKMAN Secretaris eener Commisfie, benoemd uit de Algemeene Burgeryer- gadeting, en de Grondvergadering der Bataaffche Clubs, binnen timfierdam geeft ons des verflag ; vermeldende, hoe deeze Commisfie belast was, om bet gearrefteerde Plan van Conflitutie van dien tyd te herzien, en haare Aanmerkingen aan beide de Corporatien mede te dee• len. Deeze arbeid," op dat wy 's Voorberigt- Schryvers eigerie woorden bezigen , „ werd ftraks afgebrooken , „ door het hezef van deszelfs nutteloosheid, terwyl dat Plan by de Nationaak Vergadering zelve herzien, en, ,, zoo men vertrouwde , zeer zeker zou verbeterd wor- ,1 den. Deeze Commisfie verkreeg welhaast eenen nieu- ,, wen last, om zich , zonder echter voorby te zien het „ goede , dat in het eerfte Plan mogt zyn opgeflooten, „ voornaamlyk te bepaalen tot de veranderingen, welke „ door de Nationaale Vergadering daarin zouden gemaakt „ worden. Men beyverde zich hier aan te arbeiden; „ dan 78 ONTWERP VAN STAATSREGELING „ dan de verwarde behandeling van zaaken, by gemelde „ Vergadering , waar door de eerfte Hoofdpunten ver- fchooven , en laatfte Stukken eerst beraadilaagd wer- , den , gaf wederom aanleiding , dat men met deezen „ arbeid geenzins zoo geregeld konde voordgaan als men „ wel gewenscht had , en veel, zeer veel, moest over- „ laaten, tot op dien tyd, wanneer dat Ontwerp van Con- „ 't geen op Dingsdag den aften van Augustus „ zal beflist worden (4), door den druk werd gemeen ,, gemaakt. — En hier wederom gaven de menigvuldige „ bezigneden, waar mede zich ieder der Leden van deeze „ Commisfie overlaaden vondt, eene nieuwe aanteiding „ tot vertraaging. Intusfchen heeft de Commisfie in dee- „ zen verrigt wat zy konde. Zy heeft het navolgend, verbeterd Ontwerp vervaar- „ digd, waar in zy meent, dat zeer veel gebragt is, het „ geen aan het by de Nationaale Vergadering gearrefteerd „ Ontwerp mangelt; zeer veel , dat overeenkomt met de „ waare Grondbeginzelen eener Vertegenwoordigende ,; Volksregeering , en waaruit dus. ieder Butger, beide Ontwerpen vergelykende, zyn oordeel over dat, welk „ aan het Bataafche Volk ter beflisfing is voorgedraagen, „ het best zal kunnen opmaaken. „ Commisfie is zeer verre of om haaren arbeid als „ in alle opzigten volmaakt te befchouwen; dan zy vleit zich met de gunftige verfchooning der gebreken by ie- „ der, die by zichzelven van dit moeijyke werk bewust „ is, en die gevoelt hoe zelfs het verfchil van gevoelerrs ,, der onderfcheidene Leden, in eene zaak als deeze, van „ invloed moet weezen. Intusfetren vertrouwt zy, „ dat zy met deezen arbeid, hoe gebrekkig dan in zom- „ mige opzigten, zal voldaan hebben, zoo wel aan het oogmerk van hun , die haar tot dit werk verzogten, „ als aan dien pligt, welken zy zichzelve voorftelde, am „ veelen hearer Medeburgers in te lichten, wegens die „ gewigtige Hoofddeelen, die in eene echte Staatsregeling behooren gemeld te worden; en waar van echter in het „ gemelde' Ontwerp niets te vinden is ; terwyl zy , aan „ den anderen kant , met haaren arbeid meent te doen (*) Men weete dat dit Voorberigt , 't welk Gelykhe; Vey: held en Ondeelbaarheid, ten hoofdfchrift voert, den 2o van July 1797 is gedagtekeud. 1797 is gedagtekeud. VOOR HET BATAAFSCHE VOLK. „ zien, hoe 'er veel in eene Staatsregeling voor het Ba- „ taaffche Volk kan gemist worden, het geen zoo over- „ bodig, tot verveelens toe, en overal met vreemde bas- „ taard- woorden , en onveritaanbaare uitdrukkingen, is „ aangevoerd; iets, waar voor zich de Commisfie vol- ftrekt geoordeeld heeft te moeten hoeden.” Het Plan, waar tegen dit Ontwerp is ingerigt, heeft de Nationaale- Veroordeeling ondergaan, gelyk wy, in den voorleden jaare, gemeld hebben (*), en, dus is aan den wensch der geenen, die het zo hoogst gebrekkig vonden, voldaan. 't Zal te bezien than hoe het met een volgend of zal loopen, waaromtrent nu, reeds vOcir de geboorte , zo veel gefehreeven, gewoeld en, gerequeftreerd wordt. En waar in de Geestlykheid der geweezene bevoorregte Kerk zo voorbaarig werkt. Wy willen om uit dit Dnt- werp lets te geeven, de weinige Artykeleu affchryven, 'van den Godsdienst handelende; Naar in zeker die Kerk- yveraars geen genoegen zullen neemen. Zy komen op de zes volgende neder: „ De Kerk is afgefebeiden van den Staat. Geene bur- 55 gerlyke voor- of nadeelen zyn aan de belydenis van „ eenige Godsdienitige begrippen gehecht. — Alle Kerk- ^ genootfchappen itaan op eenen gelyken voet under de „ befcherming der Wet. s. „ Vry ftaat het aan een genoegzaam aantal Burgers een Kerkgenootfchap op ,te richten, mids kennis daar van geevende aan 't Plaatslyk Beftuur ; doch geen Kerk- „ genootfchap vermag in Leere, in Inrichtingen, op- eeni- „ gerlei wyze., hoegenaarnd, een ander Kerkgenootfchap „ beledigen of in den weg than. 3. Elk Kerkgenootfchap is verpligt, al het geen tot 55 deszelfs weezen, Kerkgebouw, Leeraars , enz. behoort, • zelf te bekostigen. De Staat betaalt niets , hoegenaamd, 52 van het geen het Kerklyke aangaat, noch mengt zieh „ dienaangaande in. 4. ,, Alle Kerkgenootfchappen verrigten hunne • dienstoefeningen binnen de daar toe bettemde Gebouwen, 1, met ontilootene deuren. Buiten dat Gebouw mag nie- :, mand eenige tekens, hoegenaamd , draagen van. eenige Kerkelyke Orde of Ampt , en niets, dat de Godsdienst- oefening betreft, mag buiten dat Kerkgebouw gebezigd. • worden. 5. AI (*) Zie onze Vaderl. Letteroef, voor 17,97, b. 524, euz. SO ONTWERP VAN STAATSREGELING. 5. 5, Al wie tot Leeraar, of eenig ander Ampt, in een Kerkgenootfchap beroepen wordt , zal, voor en aleer „ by zyne bediening mag aanvaarden , als zodanig by „ 't Plaatslyk Beftuur voorgedragen worden, en by 't „ zelve de Burgerbelofte moeten afleggen. 6. ,, Alle byzondere benaamingen van Godsdienftige begrippen worden verboden, en de Kerkgenootfchappen 51 zullen geene andere naamen mogen voeren, dan die der „ Zinfpreuken, of Zinnebeelden, boven den Voorgevel ,, van hun Gebouw geplaatst." Eenvoudig Verhaal der Gebearenislen in de Avondzitting der Nationaale Vergadering, van Dingsdag den 29 Aug. 1797, betrekkelyk ha Discours van den B. R. C. L. VAN 'EYMA ; ma opgave van 't geen dezelve is voorafge- gaan, heeft vergezeld en is opgevolgd ; waarby gevoegd zyn eenige Aanmerkingen en Bylagen, alles, tot Mach- ting der Natie, uitgegeeven door den Burger HENDRIK VAN CASTROP , Lid der eerfle Nationaale Vergadering. tflom, in gr. 8vo. 68 H. Het woord, by wyze van Opdragt, aan het Volk vats Nederland, door den Burger VAN CASTROP, gerigt, geeft teffens verflag van den voornaamen Inhoud en HooTd- bedoeling ; wy neemen het over ; by fchryft:Bataaffchs „ Medeburgers I Het Gefprek , door den B. R. COERT „ LAMBEItTUS VAN BEYMA, met zo veel drifts, gevoerd „ in de Avondzitting def eerfte Nationaale Vergadering, „ den 29 Aug. 1797 ; de befchuldiging daar in byzonder tegen my, toen Medelid dier Vergadering , aangevoerd, „ even als of ik zou ingewikkeld geweest zyn in, en my „ hebben fchuldig gemaakt aan, eene Confpiratie met de „ Vyanden van ons dierbaar Vaderland (eene Confpiratie, „ die by zeide, dat in den jaare 1795 beftaan zoo heb- „ ben, voornaamlyk in F-ieslaml, Groningen en Drenthe) „ hebben, en by myne Vrienden, en by myne Vyanden , veel opziens verwekt , dat ik noodig geoordeeld hebbe, „ om dit Eenvoudig Verhaal dier Gebeurenisfen , met „ alles wat dezelve is voorafgegaan, heeft verzeld en tot „ bier toe is opgevolgd, iit het licht te brengen ; en daar ,, by te voeren eenige Zanmerkingen, vooral op den door ,, by te voeren eenige Zanmerkingen, vooral op den door COERT LAMBERTL1S VAN BEYMA aan my, den 17 Sept. „ 1797, toegezonden Brief, benevens eenige Bylagen tot dit werk IL VAN CASTROP, EENVOUDIG VERHAAL. Br 01 werk betrekking hebbende. Byzonderlyk ben ik „ daar toe genoopt door de Godlooze Lastertaal, welke „ een zogenaainde Oprechte Nationaale Courant van Don- „ derdag den 7 Sept. 1797, en eene Nationaale Bataaffche 1, Courant van Saturdag den 9 Sept. 1797, (daar toe, zo i „ die trouwlooze befchuldiging) goedvonden tegen my „ uit te braaken, even als ware ik een Pest, een Mon- „ fler , een Landverraader, , voor welks verlosfing men „ het Opperweezen niet hartlyk genoeg danken kon, die „ behoorde in ketenen te worden geklonk-en , en die de „ handen des Volks, althans het zwaard der geregtigheid, ,, niet moest ontduiken. „ En daar Gylieden by de ontdekking der waarheid „ het meeste belang hebt , daar 'er ulieden ten hooglien „ aan gelegen ligt, den Boosdoender te kunnen onderichei- „ den van den eerlyken en belangloozen Vaderlands- en „ Polkwriend ; daar het noodig is dat gy den Leeuw uit „ zynen klaauw leert kennen , en dat gy den Wolf, die „ zich onder den Schaapsvacht dekt , moogt ontdekken, „ heb ik niemand beter geweeten dan U, aan wien ik dit „ Stukjen addresfeeren konde of mochte. Leest dan met 1) aandagt overweegt met bedaardheid , oordeelt met „ onpartydigheid , en beilischt met regtvaardigheid I” Wy twyfelen geen oogenblik, of veelen , den Schryver toe- of afkeerig zullen dit Boeksken leezen ; wat de hoofdzaak betreft, den Burger c. L. VAN BEYMA in 't on- gelyk itellen, en hem, ten minflen, van eene hooge maate van losheid en onbedagtzaamheid befchuldigen. Voorts kan dit Stukje ftrekken om een en ander voorval, tot dit Tydvak behoorende, op te helderen , en eenige Perfoonen, nicer of min aangelegene roller' op het tegenwoordig Staats- tooneel fpeelende, van naderby te leeren kennen ; althans ten hunnen opzigte misfchien anders in het duister ge- bleevene kundfchappen op te doen. Deeze treft men meest aan in de bygevoegde Aanmerkingen , die de helft van het Stukje uitmaaken. In welke nogthans alles ons voorkomt van dezelfde gehalte niet te zyn dewyl de Burger CASTROP, by gelegenheid , eene en andere zy- ner gedraagingen verdeedigt , niet altoos met zulk een zegepraal, als wy hem in het Hoofdgeval, waar op dit Gelchrift Haat, toekennen. De ftyl in het Verhaal, en in de Bylagen, zou men met den bynaam van den bytenden molten betytelen. Wy LETT. 1798. NO. 2. Cary, 89 IL VAN CAST ROP, EENVOUDIG VERPIAAL. fchryven de laatfte zinfnede alleen over : „ Hier mede „ flap ik af van den Burger COERT LAMBERTUS. Al- „ leenlyk wenschte ik van hem , (hy is tog verre in de Paradoxen) nog maar ethic Vraage beantwoord te zien , „ te weeten „ „ of een valsch Beichuldiger te gelyk kan zyn braaf Burger en waardig Volks/eprefentant ?”" ,, 1k heb gezegd. 1k heb gevraagd." Bedenkingen tegen het Voorflel van den Burger C. L. VAN BEYMA, gedaan in de Nationaale Vergadering, op Woensdag den ao Sept. 1797, om door de Amptenaaren to doen afleggen den .Eed Tan Haat aan het Stadhou, derfchap , de /lriJlocratie en Regeeringloosheid ; door JAN TEN BRINK, Prceceptor der Latynfche Schoole to Harderwyk. Te ilmfierdam , by J. ten Brink, Gerritsz. 1797. /n gr. 8vo, 16 bl. De Harderwykiche Przeceptor TEN BRINK geeft zyn Naam , en de Post die hy bekleedt , op den tytel te leezen, om aan C. L. VAN BEYMA de gelegenheid te „ beneemen van te kunnen zeggen , dat een duisterling, „ mogelyk wel een aanhanger van Oranje, deeze beden- „ kingen gefchreeven heeft. Men is toch zo gereed dit „ te zeggen, ten einde het gewigt der bewysredenen van „ zich af te fchuiven. Zy die my kennen zyn van het „ tegendeel overtuigd. Voorts acht ik het beneden my , „ myn Patriotismus tegen eenen C. L. VAN BEY/AA te verdeedigen.” Zo luidt een kort Voorberigt. Naa een den Burger KANTELAAR hoogophemelenden en andere Volksvertegenwoordigers laagzettenden voor- dragt van het gebeurde, wegens het gefchil over de ver- eischten in eenen Amptenaar, ten aanziene van zyne ge- hegtheid aan het tegenwoordig Beftuur, in de eerie Na, tionaaie Vergadering voorgevallen , betuigt de Burger TEN BRINK zyne verwondering, dat iemand der leden van de tweede Vergadering, „ de dwaasheid of onbefchaamdheid," zon kunnen hebben „ van een met zo veel fchande verloo- „ ten ftryd op nieuw te beginners, en alle Wysbegeerte „ en verlichte Staatkunde op nieuw in 't aangezigt te hoo- „ nen. — En egter is zulks gefchied. De Burger C. L. 0, VAN BEYMA beeft onder andere Punten voorgefteld , „ door alle Leden der Vergaderinge, en derzelver Ampte- 0.,naaren, to doen afleggen den Eed van eetorigen haat aan 1, het J. TEN BRINK, BEDENKINGEN. 83 „het Stadhouderfchap, de Ariflocratie en Regeeringloos- „ beid. Gelyktydig is een dergelyk Voorftel, in de Verga. „ dering van het Provinciaal Belluur van Holland gedaan 5, door den Burger VAN DER JAGT. „ Daar nu,' vervolgt de Schryver, „ deeze lieden, „ in fpyt der zo openlyk erkende waarheid, deeze fchan- „ delyke geweetensdwang andermaal poogen in te voe. „ ren ; en daar zy nu misfchien door de jongtte gebeur. „ tenis in Frankryk op de gemoederen van veele min „ doorzigtige menfchen grooten invloed zullen hebben; „ zo kan het niet onnuttig zyn, de gronden , die te- „ gen bet afvorderen van eene Staatkundige Geloofsbe. „ lydenis pleiten, kortlyk door den Burger KANTELAAR „ in zyn Advys (*) opgegeeven , nader te ontwikkelen, „ en op het tegenwoordig Voorftel meer byzonder toe „ te pasfen. Ik zal evenwel myne denkbeelden in eene „ andere orde voordraagen , voornaamlyk , dewyl by „ tegen het afvorderen van werklyke Amptenaaren by- „ zonder fprak , en ik tegen bet doen van den voor- , geftelden Bed in 't algemeen myne gronden zal op. geeven.” De Burger TEN BLINK doet ztilks op eene klem- mende wyze ; ftelt den Reprefentant VAN LEYMA in 't ongelyk niet alleen , maar ook in eenen ongurittigen dag. Met ander wapentuig dan in bet bovengemelde Stukje van CASTROP wordt by bier aangevallen en be- Itreeden. Het kleine Werkje , dat zich gereed geheel laat leezen , zullen wy niet ontleeden. Veel treffends hebben wy 'er in ontmoet ; dan a]les niet even voldin- gend gevonden in de toepasfing. (*) Zie Dagverhaal van de Handelingen van de Nat. Per- gadering , gedrukt by VAN SCHELLE en Comp. Dee! I. No. 40. 31U. L. JUNIUS BRUTUS. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz. , 1797. In gr. 8vo. 66 bl. Men moest de band niet kennen, die ons, onder meer andere Waken, FRANK VAN BORSELEN en JACOBA VAN BEYEREN ; CHARLOTTA VAN BOURBON; HUIG DE GROOT en MARIA VAN REIGERSIIERGEN, fchonk, oin een F a oogen. 84 L. JUNIUS BRUTUS. cogenblik te twyfelen, of deeze L. JUNIUS BRUTUS van dezelve ons toekwame. Wy, voor ons, houden ons verzekerd, dat de Burger A. Loosjes Pz., de Uitgeever, , ook de Schryver is van dit Stukje; dat hy, te midden zyner bezigheden en den last des Reprefentantfchaps van Holland, tyd heeft kun. nen uitfpaaren , om zynen Landgenooten dit voorbeeld van Burgertrouw, , en Liefde voor het Vaderland , voor oogen te houden. Een voorbeeld, bovenal der befpiege- ling waardig en nuttig in dagen , waarin , gelyk by „ zich uitdrukt, zo veelen het masker van Vaderlands- „ liefde aantrekken, alleen om zich of de hunnen te be- „ guntligen door Eerampten , waar aan meestal groote „ voordeelen verknogt zyn , en anderen met den Naana „ van BRUT us fchermen, zonder iets van de waare ver- „ heevenheid zyns Characters te kennen.” Op eene korte Inleiding volgen zeven Tafereelen, die ons deezen waaren Volksvriend , en onbezweeken Lief,. bebber zyns Vaderlands , in de bekende harde Proeve, welke hy van 't een en ander gaf , affchilderen , en op 't hartroerendst voor oogen hduden. De bekende Gefchiedenis van dien Romein komt ons bier op het treffendst voor oogen. Elk Tafereel heeft iets kenmerkend uitfteekends , om de Dwinglandy met haatlyke verwen, en de Vryheidsmin met gloeijende kleu- ren, te fchilderen. Met een der kortfte, maar geenzins minst treffende, dee- zer Tafereelen willen ons Maandwerk opcieren , en zer Tafereelen willen ons Maandwerk opcieren , en tot bet befchouwen der overige onze Leezers uitlokken. Zie bier bet zesde. „ Nu opent zich een tafreel voor onze oogen , waar op bet menschdom reeds eeuwen met zidderende be- „ wondering geitaard heeft; twyfelende of het de groot- „ heid van Geestvermogen van een medebroeder , zege- „ praalende over de tederile aandoeningen der natuur, , „ dan of het de fchoonfle proef der Regtvaardigheid „ meest moet bewonderen. BRUTUS, zo gevoelig van ziel, zo teder van gevoel, „ toen, in LUCRETIA het overfchot der Burgerlyke „ Vryheid gefchonden en vermoord was , BRUTUS moet „ nu Rechter zyn , over zyne eigene Zoonen , die Ro- „ me aan den afgezwooren Dwingeland zogren te ver. „ raaden. „ 't is nog vroeg op den dag , en het Romeinfehe Volk, „ t'zaam- L. JUNIUS BRUTUS Cg $9 t'zaamgeroepen, verfchynt in grooten getale op de Ge- „ richtsplaats. — BRUTUS en COLLATINUS, voorgegaan „ door de Byldraagers en gevolgd door den geheelen „ Raad, verfchynen in het midden. Zy zetten zich, met „ al de achtbaarheid, den Romeinfchen Vaderen zo ei- „ gen , in het midden hunner Medeburgeren neder. En „ aan derzelver hoofd zit de Redder van het Roomfche „ Volk , de voornaamfte bewerker van de zo grootfche /: Omwenteling , in welker morgenftond bet .Romeinfthe Volk zich nog verheugt. „ Naauwlyksch zyn zy gezeten , of de misdaadigers 9) vertoonen zich mede, en aan derzelver hoofd de twee 1, Zoonen van BRUTUS ; TITUS en VALERIUS• -- De 99 vIT EWERS Zusters Zoonen van COLLATINUS cn Zwaagers van BRUTUS, volgen, en agter hun de AQUI- „ TIERS Neeven van COLLATINUS. Eene meer aan 9, gewoone itilte , zo eigen aan Gerichtshandelingen , „ heerscht onder het Volk , 't geen naauwlyksch zyne S, oogen durft gelooven , daar het de Zoonen van BRU. TUS met de handen op den rug aan paalen ziet vast- ', binden , terwyl de Vader zelf ten rechteritoel is ge- 2, zeten. „ Deezen floegen de oogen met eene diepe verontwaar- 1, diging op de misdaadige Zoonen. Geenen befchouwden „ met traanen den ongelukkigen Vader. 4,, Weder een ander voorwerp treft de aandacht van 9, bet Volk. VALERIUS , de zo by het Volk beminde ^ VALERIUS, nadert BRUTUS, en reikt hem eenige Brie- ) ven over, terwyl de Slaaf, de fchenker uit het huis de • AQUILIERS als befchuldiger ter Gerichtsplaats op• 2) komt. Geheel het Volk is bewondering en verflom- min ng. „ De Rechtspleeging vangt aan. BRUTUS neemt eerst 9, de Brieven van zyne Zoonen. Hy erkent terflond het zegel en het opfchrift. Met eenen ongemaakten moed 99 en kragtige Item, zegt Deeze zyn de Brieven van ” TITUS en VALERAUS. • Schryver, lees dezelve den 31 Volke voor. „ Onder het leezen van den Schryver alreeds ryst „ nog de verwondering des Volks over de grootheid „ en onbefchaamdheid van de misdaad van TITUS en VA* LERIUS. „ Naadat de Brieven zyn afgeleezen, wenkt BRUTUS „ den Slaaf en fchenker der A WILIER& Nader gy onbe- F 3 0, fchroomd, 86 L. fUNIUS BRUTUS. „ fchroomd , jongeling, zegt BRUTUS, gy, die wel myne „ Zoonen en uwe Meesters hebt aangeklaagd , nader on- „ befchroomd, en meld my, waar van gy TITUS en VA- „ LERIUS befchuldigt. „ De jongeling, door deeze taal en de overtuiging van „ de rechtvaardigheid zyner zaak bemoedigd , herhaalt, „ met weinige woorden , het geen by VALERIUS in 't breede vermeld hadt. „ Met welk een eerbied befchouwt het Volk van Ro- „ me eenen anders by hun zo diep verachten Slaaf. Zy „ zien in hem, en met het hoogfte recht, den Behouder „ van Stad en Volk — jaa de achtbaarheid van BRU• $1 TUS en den Romeitarchen Raad is ter naauwernood ge- 53 noegzaam om het gejuich der menigte te beteu. 1, gelen. „ Naadat de Slaaf heeft uitgefprooken , wendt zich 51 BRUTUS tot zyne Zoonen, twee jeugdige fchoone Ro- 3, ?miner; , die, met den doodsangst op 't gelaad , MU- !, TUS Vader , dien geitrengen Republikein , 25 een blik als Rechter op hun zien werpen Op eenen 11 toon , die zelfs de twyfelagtige onfchuld eene kleine 31 huivering door het hart zou gejaagd hebben; op eenen • toon, waar in geheel de Rechter fpreekt, vraagt BRU- 12 TUS bun: TITUS ! VAtERIUS! wat antwoordt gy op 55 deeze bezwaaren? „ Met een onbegrypbaar gewigt zonken deeze weinige 59 woorden van BRUTUS in de zielen zyner Zoonen. 55 Treurig wenden zy de hoofden na elkander — en, ,1 zonder de oogen op te durven heffen na den rechter. „ lyken Vader, vloeijen de traanen van berouw en fchuld- • bekentenis langs hunne kaaken neder. „ Het aandoenlyk Romeinfehe Volk begint op het ge. 95 zicht deezer traanen te weeklaagen. COLLATINUS fort • zelve traanen. Uit de oogen van VALERIUS zelve kan „ men eene overhelling tot genade leezen. De Raad der li.omeit2Pe Vaderen aarfelt oni dit vonnis in deszelfs • v011e geftrengheid te volbrengen. Aileen BRUTUS, ver. 2, heeVen boven alle de zwakheden van gewoone zielen, „ weegt bedaardlyk de grootheid van bet misdryf en het „ belang yan Rome tegen elkander. Op den zetel, waar „ hy, in main van het Romeinfthe Volk, rechten moet, „ kent by andere hetrekkingen zelfs de te- „ derfte item d,er natuur, die van den Vader voor zy- „ ne kinderen , zwygt in hem. BRUTUS ryst van zy- s; nen L. JUNIUS BRUTUS, 87 nen Rechterfloel , en een doodlyke (Hite heerscht on- „ der den Raad en het Volk. Allen zwygen met eenen „ twyfelmoedigen angst , als of zy hun eigen vonnis zullen hooren. Eene algemeene bleekheid bedekt het „ aangezigt der aanweezigen , eene koude rilling door- ', loopt alter leden, en elk fchroomt bykans om adem te „ haalen; op dat niet, misfchien dat geruisch an woord If van BRUTUS zal doen verlooren gaan. „ Met eene heldere en door geene aandoening altoos 9> helemmerde Item, fpreekt BRUTUS, met weinig woor- ,5 den, dus het vonnis over zyne Zoonen: Byldraagers! 35 volbrengt uwen pligt. „ Zo ras heeft BRUTUS deeze woorden niet gefproo. ken, of de Byldraagers volvoeren zyn bevel, en ont- kleeden TITUS en VALERIUS. Onder het Volk ryst „ nu wel eerst een gemompel. Daarna fchreeuwen zy, zo „ dat het verttaanbaar is op den Rechterfioel van BRU. „ TUS: Zulk een Man moest niet kinderloos zyn ! — „ wv fchenken hem het leeven der Jongelingen. 33 Dat TITUS en VALERIUS, om een Vader als BIWTUS, „ het leeven behouden. BRUTUS laat deeze woorden „ voorby rollen , zonder 'er eenige acht op te flaan ; terwyl de Byldraagers, zyn bevel volgende., TITUS en „ VALERIUS geesfelen. Oak deeze geesfeling beweegt 15 het hart van BRUTUS niet. Nog is het Reeht des Va- „ derlands niet voldaan. Naa de geesfeling zien „ de Byldraagers om , en een wenk van de hand van BRUTUS beveelt hun voort te vaaren. — TITUS „ en VALERIUS buigen zich neder — en de nood, „ lottige hyl maakt een einde aan hun leeven, daar de afgekapte hoofden der verraaderlyke Zoonen aan de voeten van hunnen Rechter, van hunnen Vader, ne- „ derflorten. „ Nu heeft het recht omtrent TITUS en VALERIUS zy- >>nen eisch, en het Vaderland is gewrooken. De Raad „ en het Volk, verflagen over deeze ontzettende hoogte „ van Romeinfche Burgertrouw, twyfelen, of zy BRUTus „ om deszelfs geftrengheid moeten haaten of beminnen. „ Maar niet lang duurt die twyfel. BRUTUS, geheel ,1 Rechter tot op dit oogenblik , flaat naauwlyksch de .9 oogen op de afgekapte hoofden en de bloedende rom- ,, pen zyner Zoonen, of by gevoelt zich geheel Vader! „ Zyn hart, dat, als Rechter, onbeweeglyk was, „ gelyk een rots, wordt, nu het zyn rechterlyke pligt F 4 vol- ES L. JUNIUS BRUTUS. „ volbragt heeft, zo week als wasch. — Hy gevoelt „ zyne kragten uitgeput — en daar de traanen uit zyne ,, oogen opwellen verlaat by zynen Rechteritoel; laa- „ tende aan zynen Ambtgenoot de uitvoering der overige „ vonnisfen over. — Nu is bet Volk verzoend met den „ geftrengen Rechter, daar zy in hem den Mensch , den „ Vader, wedervinden.” Dit Werkje, hoogst keurig uitgevoerd , is vercierd met een anticq Borstbeeld van BRUTUS, door Vinkeles. — Indien deeze arbeid zynen Landgenooten niet geheel ongevallig is, geeft de Schetzer deezer Tafereelen , in 't flat zyns Voorberigts, te verflaan, dat by misfchien tot een Pendant zal geeven M. JUNIUS BRUTUS , den laattten Romein, die, door een der flouttte onderneemingen, zyne Medeburgers uit den klaauw der Overheerfching poogde te redden. — Ons dunkt dat wy alle reden hebben am dit te vet- wagten. Veldtogten van den Generaal PICIIEGRU , by de Noord• lyke Samber en Maas Legers. Naar het Fransch. In den Haag, by J. C. Leenwettyn, 1797. In gr. 8vo. 35o bl. 'Welke reden de Vertaaler deezes Werks gehad hebbe, om den naam van DAVID, den Franfchen Schryver, te verbergen, weeten wy niet; dan bet is de Vertaaling van diens Werk, 't welk wy , in 't oorfpronglyke, in den voorleden jaare aankondigden CO. Te dier plaatze kan men onze oordeelvelling naleezen , en behoeven, wy dezelve, by de Vertaaling, niet te herhaalen. De Vertaa- ler heeft bier en daar, doch zeer fpaarzaam, zich eene tiantekening veroorlofd, die 'er , blykens ons berigt, veele, zeer veele, op zouden te maaken zyn, wat ons Vaderland zeer veele, op zouden te maaken zyn, wat ons Vaderland in 't byzonder betreft. Met dit alles'blyft het de waarde behouden , die wy 'er te gemelder plaatze aan toekenden. Te breed liep ons verfiag toen uit, am van een en ander der bygevoegde Perfoonen, enkel door ons opgenoemd, sets meerder op te geeven: de Vertaaler heeft ze aan den voet des blads, waar zy voorkwamen, te teat geplaatst. Wy leggen dan deeze Vertaaling niet ter zyde, zonder de gelegenbeid waar te neemen, om, wat deeze Franfche Schryver van twee onzer Vaderlanderen zegt , plaats te geeven, en over te neemen gelyk wy het vinden. De (o) Zie onze Varier'. Letter. oef. voor 1797 , bl• 393 enz. VELDTOGTEN VAN PICHEGRU. 89 De eerfie is onze Vlootvoogd , door een tnoedig ge- ftreeden, doch ongelukkig uitgevallen Zeeflag beroemd. „ DE WINTER, dus luidt het kort verflag , is een Ne. d• erlander , die na de Omwenteling van 1787 naar „ Frankryk week. Het is een Man van vier of vyf en der- „ tig jaaren van een zeer onderfcheidend gelaad • te. VdOr de Bataaffche Omwenteling was hy een Zee- „ man. Naar bet fchynt, kent by de Zeeen , waar de • Walvisfchen gevangen worden, zeer wel, en is ook on. „ gemeen kundig in al/es wat tot die Visfchery behoort. „ Hy heeft zich door oeffening veele bekwaamheden ea „ kennis van het Krygsweezen verworven ; doch voor „ den Zeedienst moet hy zeker nog veel meer gefchikt „ zyn, wyl zyne Landgenooten hem tot Admiraal der Bataafiche Zeemagt aangefteld hebben. Hy heeft eg- 51ter aan Frankryk als Generaal eener Brigade, groote „ dienften beweezen,” DAVID'S verflag van DAANDELS is let wydloopiger, en van deezen inhoud: „DAANDELS is mede een uitgewee- 5, ken Bataaf: Hy was weleer Advocaat, en niet te „ min een uitmuntend Krygsman. Hy is van eene zeer „ driftige geaartheid. Na alvoorens op eene zeer voor- „ deelige wyze op de voorposten geduurende den Win- „ ter , als Chef de Brigade, gefireeden te hebben , be- noemde men hem , by het openen van den Veldtocht, „ tot Generaal, en hy voerde vervolgens het bevel over „ de linker- colonnen der eerfte divifie. Hy heeft zich ,, van elken aan hem opgedraagen last volmaakt ge- „ kweeten , en aan de algemeene belangen de gewigtig- fte dienften beweezen. ,, Men leide hem ten laste , dat hy, by gelegenheid 9, van eene reize, welke hy na Parys deedt , overdree- • ven denkbeelden zou aangenomen hebben. Sedert zy- ,, ne terugkomst heb ik hem niet meer gezien; doch dit durve ik gerustelyk verzekeren , dat hy te vooren • eene zeer goede denkwyze hadt. Dit is waar, dat by *9 een onverzoenlyken haat tegen zyne Medeburgeren , ,, die hem federt de Bataaffche Omwenteling, en zyn vertrek uit zyn Vaderland , ondienst gedaan hadden, • aan den dag lei. Niet alleen verlangde hy in het bezit • zyner goederen herfteld te worden , het geen zeker ten „ vollen billyk was ; maar tevens fprak by van het om- „ brengen van die geenen , die dezelve hadden doen • verkoopen , en die deeze gekogt hadden. 1k erken F 5 „ gaar- 90 VELDTOGTEN VAN PICIIEGRU. „ gaarne dat deeze denkwyze geenzins van mynen fmaak „ was. Ik haat de Franfche Emigres geenzins uit hoofde „ dat zy hun Vaderland verlaaten hebben. Een vast ge- ,, vestigd gevoelen kan iemand daartoe voorzeker ten vol- „ len regt geeven; doch wanneer zy de wapens tegen myn • Vaderland opgevat, en zich voorgefteld hebben , der- ' wands alleen weder te keeren, ten einde in het bloed 5) der Franfchen te baaden, als dan ben ik hun vyand. 5, Ik keurde dus de handelwyze van DAANDELS, toed 1, by bedreigde zyn Vaderland (lyken met) met lyken te 14) bezaaijen , even min goed als ik dit ten aanzien der Franfche Emigres zou doen , wanneer zy foortgelyke • gevoelens koesterden. „ Doch men heeft my verzekerd dat de boosheid van DAANDELS alleen in woorden heilaan bait, en dat by 5, zich in zyn Vaderland zeer verftandig gedraagen heeft. „ En dus ben ik weder ten vollen met hem bevredigd. 5, Voorzeker moet by dit ook met zyne Landgenooten „ weezen ; wyl zy hem tot Generaal en Chef des Bataaf- „ fehen Legers benoemd hebben." Nog den woord: het Franfche Werk in handen kry- gende , bewonderden wy den netten druk en het fraaije papier, beide thans fchaars in Frankryk: op geen van bei- de kan de Nederduitfche Uitgave hoogende Letter is droevig flegt , en de Vertaaling draagt bliken van over- haasting. Het leven van Fredrik des (den) tweeden, Konings (Koning) van Pruisfen , gefchetst door een vrymoedig man. Uit het Hoog- duitsch. EerJle Stuk. Te Leyden , by D. du Mortier en Zoon, 1797. In gr. 8vo. 168 bl. Naarmate de begrippen aangaande de eigenlyke waarde Va* den mensch meer algemeen gezuiverd worden , moet van *eve het vooroordeel wechvallen, dat weleer aan uiterlyke, geruchtmakende , handelingen zo geredelyk de (chatting toeken- de , Welke de man van ware verdienften alleen recht heeft te vorderen. Wy zien dit reeds ten voile bewaarheid omtrent de nagedachtenis van velen , wier fchynbare grootheid hunne lage zielsgebreken , hunne verfoeilyke inzichten en gruwzame (laden, aan de opmcrkzaamheid van verblinde tydgenoten ont- trok. De peter verlichte nakomeling toetst hun doorgaand ka- sakter aan de eeuwige wetted van recht en orde. Deze toets leert HET LEV= VAN KtEDERIR 9t leert hem een aantal gekroonde Hoofden, door flaaffche vleijers en domgehouden onderdanen als Goden der garde vereerd, in de meeste gevallen als vertrappers van het recht der onfchuld, als geesfels voor hun Volk, als fchandvlekken des menschdoms, ken- nen. Eentnaal , voorfpellen wy , zal de by velen nog geves- tigde naroem van Frederik den tweden , dus Lange to onrecht onder den naam van den Groten bekend, ook dit einde heb- ben. De Schryver van het Werk, dat wy bier aankondigen, geefc daartoe ene zeer gerede aanleiding. Wie zyne fchets van het !even van Frederik den tweden gelezen heeft , zal , hy moge de flaatkunde en het krygsbeleid van dezen Koning nog enige bewondering waardig keuren , hem evenwel den naam van den Grote*, den Tryzen , den Rechtvaardigen, niet langer toekennen. Wy verwachteu zulks te meer, daar deze levensfchets blyRen draagt van met elle onparrydigheid gefchreven te zyn, en daaria gene Baden van Frederik gevonden wordeu , welke vier in openlyk uitgegeven Schriften, en meestendeels zo geheel en at in die van de hem vergodende Schryveren , voorkomen. Het Werk voorhanden loopt in twe Stukken af. De overzetting van het laatfle zal, volgends bericht des Uirgevers, ook zeer fpoedig volgen. In dit eerfte wordt de levensgefchiedenis van Frederik tot aan de uitbarfling van den zevenjarigen oar- log voortgezet. Hetzelve !evert in zyn geheel een beknopt en aangenamn verhaal. Korte ftalen van het an en ander , vooral de zulke , die 'a Konings byzonder karakter meest ken- merken, kunnen wy tries voorby onze Lezers mede te delen. Van zyne geflalte en opvoeding wordt ons het volgende be- richt : „ Zyne lenge haalde trier over de vyf voeten en eeni. • ge duimen. Het hoofd hing hem een weinig op zyde, 't wcilt waarfchynlyk aan zyn veelvuldig fluitfpeelen was toe „ re fchryven. In zyn aangezicht, 't welk men noch vol noch f• chraal kon noemen, zag men fterke en ernsthafte trekken; ,, de neus was lang, en de oogen drukten vooral den room op „ eene fchrikverwekkende wyze nit. Hy werd met bierpap • grootgemaakt , en de gronden zyner vertlandelyke opvoe- ,, ding werden gelegd door zekere Hugenoote , du Val de • Recoule genaamd, welke hem oak zyne aanflootelyke liefde „ voor de Franfche mal inprentte. Met zyn zevende jaar kwatre „ hy onder her opzicht van zekeren du Han de jendun, die ,, des Prinfen fmaak of vooroordeel voor alles, wax Fransch was, „ nog meιr verfterkte." Hierna laat onze Schryver ene kieine tekening van het karakter zyns Vaders volgen, om daaruit voor zyne Lezers enig Licht te verfpreiden over hetgeen hun anders in het karakter van Frederik onverflaanbaar zoude blyven. Deze tekening van het karakter van den woesten Frederik Wilhelm, die van zyne onderdanen flechts foldaten wilde vor- men , en alles, tot zelt's de uitfpraken der 11 echters, onder het becheang van zynen oostindifchen rotting field-e, horn geheel OM. 92 StET LEVEN VAN FREDERIK H. overeen met hetgeen Voltaire van hem zegt, dat by naamlyk een Wandaal ware, die, gedurende zyne gehele regering, flechts daarop bedacht was, dat by geld verzamelde , en met weinige kosten de fchoonfte troupes onderhield. Zeer ftrydig met bet karakter zyns Vaders vertoonde zich in fommige opzich. ten de geaardheid van Frederik , waarvan men , volgends onzen Schryver , den grond moet zoeken in het bedwang waaron- der by in zyne kindfche en jongelingsjaren moest leven. 2, Gelyk, zegt hy, , de dwangvolle. zone, etiquette aan het hof „ van Fredrik des (den) ) eerften in Fredrik Wilhelm de „ boven alles gaande zucht voor de krygskunde deed geboren ss worden, even zo deed, misfchien, des Vaders krygszuch- „ tige onweetendheid, in zynen Zoon Fredrik den tweecietp, de „ liefde voor Letteroefeningen en Kunften onataan. Ten trots „ deezer flrydige neigingen , ging echter de krygskundige geest ,, des Vaders in den Zoon over , en, al waren 'er niet nog „ andcre kentekenen voorhanden geweest , zo zou men bet enkel ^ nit deezen geest hebben kunnen opmaaken, dat Fredrik de „ Zoon van Wilhelm ware." De afkeer van alle Godsdienstoe- feningen en bedienaren van den Godsdienst, welke Frederik al vroeg betoonde , en ook als Koning beftendig liet blyken, wordy bier mode toegefchreven aan den dwang zyns Vaders, die hem feeds noodzaakte flipt ter kerke en ten nachtmale to gaan; gelyk ooir aan de wyze , op welke de Hofprediker Woltenius hem in de leerftellingen der Gereformeerde Kerke onderwees. Zyn zonderling gemengd karakter , welk men intusfchen niet genoeg had opgemerkt, gaf aanleiding , dat , by zyne verhef- fing tot den croon, velen zich in de verwachtingen, van hem opgevat, fork bedrogen vonden. „ De Dames droomden van „ een fchitterend hof , verfierd met al den glans van eel; • dwangloos vernuft, — Griekfche pracht en elle bevallig- „ heden, welken uit Kunfen en Wetenfchappen geboren wor- „ den. Het Volk hoopte op eene vertnindering van fasten , „ op vermindering van den dwang tot krygsdienfen , en eene „ milddaadiger regeering. De fchoone Geesten, die Fredrik in „ zyn geliefd Rhynsberg feeds op zyde waren, zagen in bun. • ne verbeelding louter gouden bergen vooruit. Dan altos ver. „ kreeg fpaedig cone gedaante, tot hiertoe geheel niet ver- „ wacht. De Koning was even zo zuinig als zyn Vader. Zyn „ tafel, daaronder begrepen die der huisbedienden en oflicieren „ kostte jaarlyks flechts I 2 000 daalders. Zyn Kamerdienaar was „ tevens Opperhofmeester en Oppermondfchenker. De Armee „ werd met eenige Regimenten verfterkt. De fchoone Geesten • to Rhynsberg werden wet bevorderd, echter moesten zy sets „ by de hand neemen, werken — en zich nuttig maa- ,, ken.” Hoezeer Frederiks overdreven eerzucht, zyne, voor Gen groot deel helachlyke, begeerte om als een Vernuft van den eerften rang, als een fchitterend Wysgeer, bekeud to than, hem NET LEVEN VAN F REDERIK 93 hem in het yak der letteren aanhoudend werkzaatn hield, on- derdrukte evenwel deze begeerte geenzins den krygskundigen geest, welken by van zynen Vader had geErfd. Hoezeer by in vele inrichtingen coonde de verlichting te beminnen , vreesde by echter, dat to veel licht den krygsgeest, wellEs hoofdbe- Randdelen werkzaamheid, matigheid en ondergefchiktheid , zyn, mogte uitblusfchen. Hy ontwierp zich deswegea tweEr/eie plans : hy wilde naamlyk zyne onderdanen beheerfchen als Va. der, en zyne foldaten als Despoot. Van dit Despotisms haalt onze Selnyver eue ysfelyke anekdote aan, welke hy van den Franfchen befchryver van Frederiks !even ontleent., „In den eerftea Siletifchen oorlog was het, in zekeren nacht , op levens. „ ftraffe verboden licht in bet Leger te hebben. De Koning ,, ging voorby de tent van den 1lopman Zieter , en onEdekte „ Licht. De ongelukkige had zo even aan zyne geliefde Echt- „ genoote gefchreven , en was van meening den brief te ver. „ zenden. — Wist gy het bevel ilia? vraagde hem de Ko- „ fling, terwyl by in de tent trad. De Hopman wierp zich aan „ zyne voeten , en erkende zyne (zynen) misflag. Zit neder, , „ zeide de Koning, en fchryf nog in den brief, war ik u zal opgseven. — De Hopman gehoorzaamde , en Fredrik zeide hem deeze woorden in de pen: morgen zal ik op het „ Schavot flerren. Zieter werd ook in de daad den voigenden „ dag ter dood gebragt.” — Zouden alle de meest geroemde bedryven van dezen Koning, te famengenomen , in het oog van den Wyzen, tegen dezen dnen trek van monflerachtige wreeci, heid wel kunnen opwegen 9— Hetgeen van 's Konings krygsbedryven vermeld words gaan wy met ftilzwygen voorby. Her merkwaardigfle daarvan is in her Werk zelve onder een kort overzichr gebragt. De Lezer zal daarin de baatzuchtige redenen, welke den Koning tot zulke House ontwerpen voer- den , duidlyk ontwikkeld, en tevens volkomen bevestigd vin- den , dat Frederik doorgaands aan zyne geliefde fpreuk, bead posfidentes, veel getrouwer bleef, dan aan zyne , in de van hem uitgaande Schriften te vinden , wysgerige denkwys , waartegen hy, met de verstgaande onbefchaamdheid, in zyne openbare bedryven immer handelde. Zonderling mag het intusfchen fchynen , dat het krygsgetier Hies vermogt zynen fmaak voor Letteroefeningen en Toonkunst, noel' zyne overheilende neiging voor het zinlylte te verdoven. Middelerwyl, dat by Therein de ene Stad barer erve voor, de andere na, ontnam, liet by in Berlin enen prachtigen Schouwburg voor Zangfpellen (Opern- bans) batmen. Zangers en Zangeresfen werden nit Italien, Danfers en Danferesfen werden nit Parys ontboden. Zy werden beter dan zyne Ministers beraald. Op den alien van Wintermaand des Jaars 174.2 word deze Schouwburg met het Zangfpel Kleopatra geopend. De klederen der Danfers kostten sheets Co,000 daalders. „Deeze verkwisting, merkt onze Sehry- vet 94 BET LEVEN VAN FREDERIK II. ver aan, fchynt met den huishoudkundigen geest des Konings vry wat in verfchil te ftaan, en gaf , misfehien, Voltaire aan. leiding om het volgande te fchryven: , Deeze zonderlinge leiding om het volgande te fchryven: , Deeze zonderlinge ,eregeering, die nog meκr zonderlinge reden — het tegen- ,, ftrydige van Stoicismus en Epikureistnus — de geftreng. „ held en krygstucht , die verwyfdheid in het binnenfte van „ bet Paleis --- Pages, met dewelken men zich in het Ka. „ binet den tyd verkortte, en foldaaten, welken men zes- en „ dertig maalen onder de venfiers des Alleenheerfchers (die op „ hen acht floeg) door de fpitsroede liet loopen zede- „ hen acht floeg) door de fpitsroede liet loopen zede- „ kundige redeneeringen en eene teugellooze uitgelaatenheid 5! dit alles maakte met elkander zulk een klugtig, otina. „ tuurlyk, als voor deezen weinig menfchen kenden, „ 't welk zich , echter, van tyd tot tyd in Europa verbreid „ heeft.” Aangaande deze tegenfirydigheid in het geheel karak. ter des Konings geeft onze Schryver nog ene menigte voor. ter des Konings geeft onze Schryver nog ene menigte voor. beelden, waarvan wy ook gaarn het een en ander zouden aan- roeren , zo ons befiek dit gedoog4e. Nog maar een pear fta- len van Frederiks verregaande onrechtvaardigheid en grawzaane Despotisme , en wy moeten daarmede onze Lezers naar het Werk zelve verwyzen. „ Een zeker Jood Wolf, een Fabri. „ keur in zyde, beyond zich Hier !anger in ftaat, om zyne Fa- „ briek , die by 'op eigene kosten had opgericht, zonder • Landsvorfielyke onderfteuning voort te zetten; hy verkocht , • dieshalven, zyne zyde floffen voor zeer laage pryzen , en dankte de arbeidslieden af. Deeze begaven zich tot den Ko- • ning, en klaagden , dat zy geen werk hadden. Fredrik bevel „ den Jood, tertiond, deezen lieden werk re geeven, of dat by ,, hem anderszins zyne bezittingen ontneemen , en hem uit het „ land zoude jaagen. De arme Wolf was hier door gedwan. „ gen, om zyne Fabriek met verlies aan den gang te houden.” „ Een lieveling des Konings (men zegt dat het Quintus- „ Icilius geweest is) had veel fchulden getnaakt, en wist gee/ „ read, hoe dezelven te betnalen. Eindelyk viel hem daartoe „ read, hoe dezelven te betnalen. Eindelyk viel hem daartoe een middel in. — Uwe Majetleit zou my gelukkig kun- „ nen maaken , zeide hy eens , op zekeren dag, tegen den „ Koning, zonder dat het haar een penning behoefde te „ kosten. — Van harte gaarne , zeide de Koning; maar op ,, war wyze? — Uwe Majefteit moest de goedheid hebben ,, van den Jood Ephraim te beveelen, dat hy my zyne doch- „ ter ter vrouw moon geeven. Zyt gy zot ? gy „ wilt eene Joodin trouwen ? — — Sire! ik heb zulk „ eerie liefde voor dit meisjen ery haare Louis d'Or opgevac • dat ik geen rust hebbe, voor dat ik ze bekome. Fredrik be- „ merkte nu het oogmerk van zynen lieveling en gaf het „ verzocht bevel. Icilius begaf zich nu naar den Jood , haalt ,, het Koninglyk bevel voor den dag, , en begeert de doch- ,, ter op het oogenbiik te trouwen. De otrde verfchrik-e ,, E. HET LEVEN VAN r REDERIN „ Ephraim &ft hem de zwaarigheid wegens het onderfcheid „ Godsdienst voor, en dat het hem onmooglyk was zyne „ dochter aan eenen Christen nit te huwen alles was te „ vergeefs: — by wilde de dochter hebben. Eindlyk komt „ de Hebreer met voorflagen van vergelyking op de baan. „ — Hy biedt moo° daalders — men hoort 'er ,, Diet na — men evil flechts het meisjen hebben Nu ,s 20000 — men blyft onverbidlyk. Voor 20000 daalders „ zich te laaten berooven van het geluk , om de jonge Juf- „ frouw Ephraim te bezitten, dat was eene ondoenlyke zaak. • — Nu biedt de oude op het laatst 30000: dat was juist „ de fom, die de fchelm noodig had, om zyne fchulden te taalen. Thans werd de zaak iu overweeging genomen, en, „ na veel biddens, Het men , ten 'sullen, de fchoone Israeli- „ tinne vaaren. Het geld werd betaald , en de Koning lachte ,, met zynen 'leveling, over deeze grap.” En nogthans, merkt de Vertaler aan, heette Frederik de Rechtvaardige , de Wyze , de Groote. Wy twyfelen niet , of velen , die deze vrymoedige levensfchets gelezen hebben, zullen over deze grootheid van Frederik geheel anders leren denken, dan zy dit tot hiertoe deden. Wy twyfelen niet , of velen zullen onder de le- 2ing derzelve dikwyls geneigd worden met den Vertaler nit te roepen: Wie vreest en fiddert niet voor het eenhoofdig op- „ pergezag, 't welk zelfs onder de beheering van het groorst „ vernuft en rypst verftand. zo ligt , zich waant verheven te „ zyn boven alie wetten 't welk bevelen geeft alleen orn „ het vermaak te genieten van, zelfs in buitenfpoorigheden, „ gehoorzaamd te worden ; 't welk aan die bevelen gehoor- • zaarnheid eischt, omdat het bewust is van eene meerderheid, „ wier krachc en fteunfel alleen beftaat in de afweet.enheid des gevoels van eigene waarde, en de verdooving van den gloed „ der edele Vryheid in flaaffche zieien, door overmagt aan her „ dwangjuk gewend! Wie yst niet, behalven voor alle ,, Despotismus, onder welk eenen naam ook geoefend, inzon- „ derheid voor dat van eenen enkelen fierveling , die zich bo- yen duizenden weer te verheEn; voor wien vuige flaaven „ knielen , terwyl zy het verfchriklyk flagzwaard kusfchen, 31waarmede by Haar lust en welbehagen over het leven zyner „ medemenfchen befchikt!” Vrolyke Charaaerfchetfen en Satirique Leevensbeichryvingen van de belangrykfle Perfonaadjen , die hun rol op het tegenwoordilg Staatstoneel fpeelen , of gefpeeld hebben. De Natuur gevolgd. Door GERRIT PAAPE. , 1797. In gr. "I YO. 13o hi. Meermaalen hebben wy betuigd en betoond , niet tot dat flag van Menfchen te behooren, die over een vroiyken fcherts 96 G. PAAPEI MUNE CHAR ACTT RSCI1ETZEN. fcherts het voorhoofd wel diep frontzelen. En onderfchryven zeer gaarne, 't geen PAAPE, omtrent het Plot des boven aange- duiden Stukje, Ichryft „ Hoe zai men de menlchen van de veelvuldige gebreken en ziekten geneezen , waar am] zy ten „ opzigte van het Patriotismus onderhevig zyn ? Dc ge- „ fchiktfte wyze, dunkt my, is deeze; dat wy, zonder hen te „ noemen , hen om hunne eigene dwaasheden en gebreken „ doen lachen; dat wy 'er hen al het befpotiyke en fchadelyke „ van doen geveolen , en na dit gedaan te henben, dat wy „ hen den, als 't ware, tusfchen vier oogen, en vooral vriend- „ broederlyk , met zigzelven bekend maaken. Voorzigtig- „ heid is bier vooral noodig. lemand in perfoon aan te ran- „ den , iemand opzetlyk befpotlyk en veragtlyk te maaken, dic „ doer de Wysgeer niet ; dic voegt geen menfchenvriend Echter de gebreken en zotcernyen met zo leevendige „ ren te fchilderen, dat zy, die 'er aan fchuldig Haan , onbe- „ doeld 'er hun eigen beeldtenis in vinden , zo dat hun gewisfe ontwaakt — dit is, wel verre van misdaadig te „ zyn, eerst het waare doe! getroffen.” Maar wy moeten wel zeer twyfelen, of de Schryver van dit Werkje de Man zy, om de bezwaarlyke en om die re- do' zeldzaam gelukkig flaagende teak , het fchryven van eene Satyre , naar eisch te volvoeren. Bovenal daar wy hem dikmaals een hulpmiddel zien bezigen , 't welk artnoe- de , of jets ergers, verraadt; een hulpmiddel, 't geen hy, bykans 't geheele Werkje door, te baare neemt. Het aanvoe- ren naamlyk van Bybelfche Gefchiedenisfen en Spreekwyzen, 'er els met de hairen bygefleept ; zodanig dat de toeleg, oin die Gefchiedenis in een belachlyk Licht te ftellen, elk in 't oog loope. — Wy beitennen, dit fleekt zeer af, dit treft ; naar by welken? By Menfchen , die door zogenaamde gees- tigheden , doch van de laagae en veragtlykfte foort, getroffen worden; en geen doorzigts genoeg hebben, oat te ontdekken, dat dit een armhartige kunftenaary is, orn te behaagen aan een flag van Lieden, op welker lachende goedkeuring geen braaf Man eenigen prys kan fiellen. Wy willen geen bladzyden by bladzyden vull.n met voor- beelden vau deeze Jaffe en dikmaals gezogte trekken; ze heb- ben ons onder bet leezen te zeer verveeld ; zy overfchaduwen te zeer het geestige, 't welk anderzins hier en daar gevon- den words. Nog een andere kunflenaary, om zeker flag van Leezers uit te lokken , neemt de Schryver te bast, die ook kenrIelyk in een ander zyner Schriften doorfiraalt , van naamlyk niet zeer kiesch te weezen, en 'er, gelyk men zegt , wat van St. Anna te Into onder loopen. Wy zullen even min hier vuorbeelden van aanvoeren de Burger mogt weer boos warden. ALGEMEE NE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. Verhandelingen , raakende den Natuurlyken en Geopen. baarden Godsdienst , uitgcgceven door TEvt.ER'S God- geleerd Genoot/chap, XVIIde Deel. Te Haarlem, by Joh. Enfchede en Zoonen en J. van WaIrd, 1797. In gr. 4to. 534 Hi (Eerfle Berigt.) A an Beene, grootfpraak maakt zich de Steller van bet Voorberigt deezes Deels der Teyieriaanfehe Ver- handelingen fchuldig , als by _aanheft: „ Onvoorbeelde- lyk , tot benydens toe, gelukkig is ons Godgeleerd Ge- nootfchap geweest in het ontvangen van Antwoorden op de uitgefchreevene Vraagen. Dan dit geluk wedervoer ons by uitftek, blykens de Antwoorden door ons in 't licht gegeeven, ten aanziene, van zodanige Vraagftukken die eene meet of min rechtttreekfchebetrekking hadden tot de VRYHEID IN GODSDIENST EN BURGERSTAAT." `Fen voorbeelde voert by aan, de Beantwoordingen der Vraage over den Grondregel der Protejlanten , wegens het cigen oordeel in zaaken van den Godsdienst, in het XIde Deel voorhanden; en die op de Vraage wegens de Gelykheid der Menfchen, enz. in bet XIIIde Dee/ te yin- den. ,, De tydsomf}andigheden," vervolgt by, ,, bewoogen ons weder eene Vraag uit te fchryven, betreklyk tot , of liever rechtftreeks raakende, een Onderwerp van veel Gefpreks en Gefchils in. den Vaderlande. Mag en be. hoort het Burgerlyk Beflunr eenigcn Invloed uit le oefenen ap zaaken van Godsdienst? Zo ja ---- van walk een aart en uitgefirektheid behoort die Invloed te zyn ?" Overeenkomftig met de verwagting, ontbrak het tiiet aan Antwoorden, en, zo als wy vermeId vinden , „under deeze niet aan de zodanigen, die ellt den Goucten Berprys waardig gekeurd, mogten worden." By meerderheid van itemmen ttreek B. VAN REFS, Stads Secretaris, en Leeraar der Remonflrantschgezinde Christenen te Leyden, den Gou- LETT. 1798. NO. 3. G den VERHANDELINGEN den Eerprys. Naast hem keurde de Meerderheid plaatzenswaardig de Verhandeling van G. HESSELINK s L. M. Phil. Docci. Lid van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfchappen te Haarlem, en Hoogleeraar in de Godge• leerdheid en Wysbegeerte by de Doopsgezinden, vergade- rende by den Toren en het Lam, te Amfierdam. — In de derde plaats rangfchikte men het Antwoord van Mr. RHYNVIS FEITH — en voegde 'er eindelyk aan toe, eene korte Verhandeling van den Burger CORNELIUS ROGGE, Leeraar der .Remonfiranten te Leyden. Welke drie laatst- genoemden, zich , in tyds , als Schryvers ontdekt heb- bende , ieder met een Zilveren Eerpenning door Dire&eu- ren van TEYLER'S Stichting begiftigd werden. Men heeft zich gehaast om dit Deel in 't licht te bren- gen , waarom het veel fchielyker dan anders, naar den ewoonen voortgang , verfchynt. Ten clot betuigt de Voorbetigtfchryver ,, of dit Deel tydig genoeg te voor- fchyn zal komen, om ook te kunnen voorlichten aan die Mannen in den Lande , die bezig zyn met een Plan van Conftitutie op nieuw te ontwerpen, weeten wy niet ; doch , in zulken gevalle, zou het tot verdubbeling van ons genoegen ftrekken , indien wy, door het ophangen der Vraage, gelegenheid gegeeven hadden tot Antwoorden , die, in een ftuk van zo ernftigen en aangelegenen aart, iets konden bydraagen tot het maaken van Vastftellingen , ons en onzen Medevaderlanderen heilzaam." Wy bepaalen ons in dit Berigt tot de twee eerfte Verhandelingen. De Bur- ger VAN REES verklaart by den aanvange , onder het bearbeiden zyner Proeve, niet alleen zich genoopt gevonden te hebben om vry wat veranderingen te maaken in zyne vroegere .gevoelens deswegens ; maar dat deeze hem ook bragten tot een gansch ander bell= omtrent andere Waar- beden , daar toe min of nicer betrekkelyk. Bykans niets neer dan een verkorten Inhoud kunnen wy opgeeven; doch zal deeze genoegzaam weezen, om te doen zien wat men al in deeze Proeve te vinden hebbe, waar onder niet geen , door de zeldzaamheid, in 't eerst zal treffen; doch waar mede men zich , fchoon het niet ten vollen toeftemmende, zal kunnen verdraagen, en het Stuk over 't geheel fchoon, en den gefchonken Eerprys waardig , keu- ren. Naa reden van het fchryven deezer Verhandelinge ge- geeven, en het Voorftel bepaald te hebben, fchikt de Bur- ger VAN REES het eerfte Deel, om te toonen welt eel; VAR TEYLERIS GODG. GENOOTSCDAr. 99 een Burgerlyk Befluur ter bevordering van den Godsdienst kan en behoort te doen ; en welke middelen het ten dien einde kan en meet bezigen. — Het eerfte Hoofdauk loopt over de Magt van een Burgerlyk Befluur in 't al- gemeen, en over het fluk van den Godsdienst in't byzonder, Hier neemt de Schryver in opmerking , den oorfprong en 't oogmerk der gezellige Zamenleeving, als mede der Bur- gerlyke Maatfchappye ; 't oogmerk der Burgerlyke Maat- fchappye, als mede van de Magt van het Burgerlyk Be- fluur. — Toont voorts , wat tot dit einde aan het Bur- gerlyk Beftuur moet afgeftaan worden. Hier beweert hy dat de Godsdienst niet behoort tot die dingen, die aan het Burgerlyk Beftuur moeten afgeftaan worden ; dat de Godsdienst niet kan afgeftaan, noch eenige Magt, om daar over te befchikken , aan het Burgerlyk Beftuur opgedraagen worden; dat, indien die afitand al mogelyk ware, dezelve voor de Burgerlyke Maatfchappy nutloos is. Als mede, dat nimmer eenig Burgerlyk Beftuur, met zyne befchik- kingen over zaaken van Godsdienst , iets enders bedoelt , dan overeenkomst in daaden ; dat de befchikkingen van het Burgerlyk Befluur nooit waaren Godsdienst hebben voortgebragt , noch zulks bedoelt; en , eindelyk, dat aan het Burgerlyk Beftuur een zekere Invloed op den Godsdienst kan en behoort toegekend te worden. Het tweede Hoofdftuk , over den Invloed van den Gods. dienst op de Maatfehappye , beweert, dat de Burgerlyke Maatfchappy onder de befcherming en 't beftuur der God- lyke Voorzienigheid ftaat ; dat geen Volk zonder Godsdienst beftaan kan, of gelukkig zyn. Het derde Hoofdauk , over de Middelen, door weiken Godsdienst onder een Volk kan, mag en behoort bevorderd te worden, is in twee Afdeelingen onderfcheiden; de eer- fte deezer ftelt de Middelen voor, ter bevorderinge van den Godsdienst, die tot de Conftitutie van een Volk behooren, of uit den aart der Burgerlyke Maatfchappy voortvloei- jen, als (t) leder Burger te befchermen by zyne Vryheid het ftuk van den Godsdienst. (e) Dat het Burgerlyk Beftuur geene ftellige befchikkingen hoegenaamd maake omtrent het ftuk van Godsdienst. (3) Een ieder ge- niete , in het ftuk van den Godsdienst , de onbeperktite Vryheid. Hier treft men eene zonderlinge uitweiding aan over het houden van Godsdienstoefeningen binnen daar toe beftenide Gebouwen , met ontflooten deuren. (4) De G s Bur. TOO VERHANDELINGEN Burgerlyke Wetten moeten weinig , eenvoudig, klaar, en de daar by bepaalde ftraffen duidelyk aangeweezen zyn; maar naauwkeurig ter uitvoer gebragt worden. Te dee- zer gelegenheid weidt de Schryver uit , over de Belastings- wetten 5 over den Eed ; over de verkeerde Middelen tot het ontdekken en ftraffen van het misdryf. (5) Het voorbeeldig gedrag van alien , die in eenig bewind of den dienst des Volks zyn. In de tweede Afdeeling fpreekt de Proevefchryver over de Middelen , die reeds in den eenvoudigen ftaat der gezellige Zarnenleevinge Tn- vloed hebben op den Godsdienst; hier gewaagt hy, , naa eenige algemeene aanmerkingen , als een (6) Middel, van de zorg voor genoegzaame Werkzaamheid,voor den Gemeenen Man. (7) Volksverlichting en Befchaaving. (8) Bevor- dering van nutte Kunften en Weetenfchappen. (9) Be- looning van braave Daaden. Met eene nadere aanwyzing over den aart en, uitgeftrektheid van den Invloed der voorgedraagene Middelen. In 't flot deezer Afdeeling, zegt de Schryver; „ Dus hebben wy beproefd het eer- „ fie gedeelte van het voorftel, voor zo verre ons be. • Itek in dit eerfte Deel onzer Verhandelinge vorderde, • te beantwoorden ; en wy verbeelden ons beweezen te • hebben, dat, frhoon een Burgerlyk Beftuur geene fte/- ,, lige befchikkingen nopens het ftuk van den Godsdienst 1, kan noch mag maaken, en alzo geen rechtftreekfchen of daadlyken Invloed op denzelven uitoefenen, egter, in • eene welgeregelde Burgermaatfchappy , overvloedige • Middelen , ter bevordering van den Godsdienst, voor- handen zyn.” — Naa den aart dier Middelen bree• der ontvouwd te hebben, laat VAN REES volgen: „ Ziet • daar! Burgers , Leden van TEYLER'S Godgeleerd Ge• nootfchap, uw voorftel, naar ons vermogen, ten deele beantwoord door eene uitkomst onzer onderzoekingen, I, die geenzins , in alle deelen, infternt met de verwagting, • welke wy ODS daar van hadden voorgefteld. Eer wy • daarmede een aanvang namen, meenden wy dat aan het • Burgerlyk Beftuur vry wat invloeds op zaaken van Gods- ', dienst kon en beboorde toegekend te worden; maar , „ hoe ernfliger wy het Vraagftuk overwogen, hoe dieper ,, wy in de behandeling daar van doordrongen; hoe meer • wy ons over die onverwagte uitkomst verbaasden, en • als tegen wil en dank het befluit moesten opmaaken om alien daadlyken Invloed op het ftuk van den Godsdienst „ aan VAN TEYLETCS GODG. GENOOTSCHAP. ICI „ aan het Burgerlyk Beftuur te ontzeggen , gelyk uit „ het volgend Deel onzer Verhandelinge nog nader zal „ blyken." In dit tweede Deel beweert de Schsyver de Stelling: ,lien Burgerlyk Beguur km; of mag omtrent zaaken van den Godsdienst geene ftellige befchikking maaken. In de eerfte Afdeeling wordt gehandeld over dingen , die ver- keerdlyk onder de zaaken van den Godsdienst gebragt worden; by merkt als zodanig aan , de zorg you. de Armen. — De tweede Afdeeling ftrekt ten betooge, dat het gevoelen waar by aan het Burgerlyk Beftuur eenig recht van befchikking in Kerklyke zaaken wordt toege- fchieeven, op valfche en onbehoorlyke gronden rust. De derde en Slot-Afdeeling beweert, op eenen hoogst ern- ftigen won , de Stelling : De Godsdienst heeft your zich zelven geene beRherming noodig van het Burgerlyk Beftuur; maar GOD zelfs zorgt voor zyn Ryk van Waarheid en Deugd. Hier toe befchouwt by den Mensch als een gezel- lig weezen, en beweert, Godsdienst en Christendom kun- nen niet verlooren gaan; en de Godsdienst heeft best ge- bloeid, als het Burgerlyk Beftuur zich over denzelven niet bekommerde, ja dien zelfs tegenwerkte. Schreeven wy hier boven , dat men, met de meerder- heid der Beoordeelaaren, deeze Proeve den Gouden Eer- prys zou waardig keuren, het verwondert ons in geenen deele , dat 'er onder geweest zyn , die aan de tweede Verhandeling het Eeregoud wilden toewyzen. Geeft de Burger VAN It.EES te verftaan , dat zyne Prove , om daar opgegeeven reden , „ min befchaafd en afgewerkt ,, is, dan by anders onder bet oog der Beoordeelaaren „ zou verfcheenen weezen ," de tweede Verhandeling des. Hoogleeraars IIESSELINK in het Voorberigt als in net- e naauwkeurigheid uitfteekend befchreeven , draagt alle blyken van volkomene afgewerktheid. Zie hier bet beloop van dit Meesterftuk eens Maas, die te meermaalen by dit zelfde Genootfchap een Zilveren Eerprys wegdroeg. Naa eene korte Inleiding vangt by aan met de Befchou.wing der Vraage : merkt op , dat, wordt het eerfte Lid der tweeledige Vraage ontkennend beant- woord, het laatfte Lid wegvalt. Hy fchroomt niet op het eerfte Lid ja te antwoorden ; en dus fchikt zyne Verban- deling zich in twee Hoofdftukken. Hy voegt 'er by: 't Eerfte moet kort , en kaa niet anders clan algemeen zyn, G 3 niet 101 VERHANDELINGEN niet afdaalende tot byzonderheden, die het Vraagftuk , in hoe verre, raaken. Het eerfte Hoofddeel moet niet anders dan een algemeen betoog behelzen, dat het Burgerlyk Beftuur Invloed moet hebben op de zaaken van den Godsdienst. Het eerfte Hoofciftuk voert ten opfchrift: Het Burger- lyk Beftuur heeft Invloed op den Godsdienst. De Opfchrif- ten der Afdeelingen zullen ons den loop en aaneenfcha- keling van 's Hoogleeraars denkbeelden aanwyzen. Het heeft een eenigzins brokkelig voorkomen ; doch wy kun• nen, ons eenigzins binnen ons gewoon beftek beperkende, niet. veel weer geeven ; fchoon wy anderzins veelmaa- len in bekooringe kwamen, om , zo uit deeze als de voor. gaande Verhandeling, het een en ander ter Proeve aan te bieden. De Opfchriften der Afdeelingen luiden: De Godsdienst is volkomen vry. Uitwerkzels van den Godsdienst tweeledig. — De Staat heeft geen Godsdienst ; wat dit betekene. Een Maatfchappy zonder Godsdienst moet zichzelve verwoesten 'Er is geen Zedenlykheid en genoegzaame aandrang tot deugd, zonder Godsdienftige Grondbeginzels. — Eerzugt kan het gemis van Zedenlykheid en Godsdienftige beginzels niet vergoeden. Voorbeelden van oude Volken. — De Staat heeft geen Godsdienst , de Staat heeft geen Weetenfchappen, met elkanderen vergeleeken. Staat en Godsdienst verbonden. Misbruik der voorgaan- de Stelling. 's Verhandelaars tweede Hoofdftuk , over den aart en vitgeftrektheid van den Invloed des Burgerhken Beftuurs op zaaken van Godsdienst , vangt aan met eene ontvouwing van den ftaat des Gefchils. Onderzoekt wat de Kerk is. — De Regten der Kerk. Nadere befchouwing van den Burgerftaat , met betrekking tot den ftaat der Kerk. Len Kerk in den Staat. Een Burger- that, uit veele Godsdienttige Gezindheden beftaande. Voorts gaat de Burger HESSELINK over om in drie Afdeelingen te toonen, hoe de Staat Invloed kan en be- boort te hebben. Zyne eerfte Afdeeling is : Het Bur- gerlyk Beftuur moot den Godsdienst befchermen. Tem Bien einde verleent het aan de onderfcheiden Godsdienftige Gezindheden gelyke Regten. Eer by verder voorttreedt flaat by het oog op twee Godsdienftige Gezindheden , cte Yooden en Weerlooz,e Burgers , en toont daar op , dat het Burgerlyk Beftuur aan alle Godsdienftige Ge- DOM- VAN T EvLE res GODG. GENOOTSCHAPQ !03 nOotfchappen gelyke Befcherming verleent. Verder be- antwoordt by de belangryke Vraag Mag bet Burgerlyk Beftuur zich met Kerklyke Gefchilien bemoeijen ? In de tweede Afdeeling fchetst de Hoogleeraar treffend, hoe ha Burgerlyk Beftuur den Godsdienst aanmoediv door deszelfs Invloed; toont de algemeene verpligting tot die Aan- moediging. — Hoe het Burgerlyk Beftuur de Ongods- dienftigheid te keer gaa. — Zeer leezens- en overweegens- waardig is HESSELINK'S voordragt op de gewigtige Vraage: Mag of moet de Openbaare Godsdienst 's Landswege onderhouden of bekostigd warden? — Hier op volgt een voordragt van andere Middelen , waar door bet Burgerlyk Beituur kan medewerken ter bevordering van den Open- baaren Eerdienst van God. — Invloed van bet Burgerlyk Beftuur op de hoogere en laagere Schoolen, zo ver zulks kan itrekken ter bevordering van Godsdienftige gevoelens. — Volksbeftuurders behooren Vooritanders van den Gods- dienst te zyn. Eindelyk wyst HESSELINK, in de derde Afdeeling, aan, Algemeene Schikkingen., ter bevordering van den Open- baaren Godsdienst. Hier toe behoort het vastftellen van eenen Algemeenen Dag voor den openlyken Godsdienst. Of bier toe de Zondag moet worden vastgefteld ? Joodfche Sabbath ; Roomfche en andere Vierdagen. Mag de Staat Bede- en Dankdagen of Bedenuuren uitfchryven? Wat Invloed het Burgerlyk Beftuur hebbe op de wyze van de Openlyke Godsvereering. Behalven de Aantekeningen, kortere en breedere, aan den voet der Bladzyden geplaatst , vindt men agteraan een Byvoegzel over het Godsdienftig vieren van den Zevenden Dag, 't welk blyk draagt van 's Mans Geleerdheid en oordeelkundige Beleezenheid. Schoon wy in deezen niets meer gedaan hebben dan den Hoofdinboud des met Goud bekroonden en daar op eerst volgenden Antwoords op, te geeven , zal zulks genoegzaam zyn om de volledigheid deezer beiden te doen zien. Plaats- gebrek, willen wy de mate niet te buiten gaan , verbiedt ons uit een van beiden byzondere ftaalen by te brengen, en noodzaakt ons een afzonderlyke Bekendmaaking voor de twee volgende Verhandelingen, in fait Boekdeel begree- pen , te fchikken. G 4 Twee 104 MUN TING/IL Twee Verhandelingen over den invloed van den Christelyken Godsdienst op het Volksgeluk , door HERMAN MUN- TINGHE. Te Harderwyk , by J. van Kasteel , 1797. In gr. 8vo. 156 bl. De vrees voor bet gevaarlyk misbruik , dat mirmadenken- de of loszinnige menfchen van het befluit der Natio- nale Vergadering , waardoor de Kerk van den Staat afge- fcheiden is , ligtelyk zouden kunnen maaken , door te waanen , dat het derhalven nu , ten opzichte van den Staat, even veel is , hoe men omtrend den Godsdienst gezind zy; deze regunaatige vrees deed den Hoogleeraar MUNTINGHE befluiten , °in , door eene Leerrede , zyne Toehoorders , en vooral de Akademiejeugd, daartegen te wapenen. Deze Leerrede over Spr. XXIX: 18. Ells 'er seen profetie is, wordt het yolk ontbloot; maar welgeluk- zalig is hy, , die de Wet bewaart ; nu meer uitgebreid , dan ze is uirgefproken , maakt de eerfte der twee Vera handelingen uit , die ons in dit Stnkjen medegedeeld worden. Eerst wordt de lettexlyke zin der fpreuke, die ten texte gekozen is , kortelyk opgeheldercl , en dus opgegeeven „ells 'er in het land geen gelegenheid tot onderricht in den Godsdienst is , dan raakt het yolk in wanorde; maar wel- gelukzalig is het daarentegen, wanneer het de Godsdienftige Leer heeft. en onderhoudt. Daar uit wordt vervolgends gepaste aanleiding genomen , om den invloed van den Christelyken Godsdienst cep het volksgeluk te betoogen. En wel in diervoege , dat de Redenaar eerst met een woord aanwyst , waarin het geluk van een yolk gelegen zy , en daarna den invloed van den Christelyken Gods- dienst op zoodanig volksgeluk met duchtige redenen bevestigt. Waare gelukzaligheid van een yolk beftaat zynes oordeels, in twee dingen, egemeene gerustheid en algemeene voorfpoed. Hoe yeel te ruimer, zekerder en duurzaamer genot het van beiden heeft, zoo veel te ge- lukzaliger kan men het noemen. Tot bevordering van zoodanig volksgeluk wil de Hoogleeraar, met bet hoogfie recht , Godsdienst in het algemeen, zonder zelfs in aan- merking te neemen, of by natuurlyk , dan geopenbaard zy, indien by ons maar rechte en Gode waardige denk- beelden inboezemt, voar een der noodzaakelykite, maartQ VERHANDELINGEM 105 te gelyk ook zekerfte, middelen befchouwd hebben. Maar by maakt echter voornaamelyk zyn werk, om te betoo- Godsdienst dat de Geopenbaarde, dat is de waare Christelyke, Godsdienst een der noodzaakelykfte en vruchtbaarftQ Godsdienst een der noodzaakelykfte en vruchtbaarftQ middelen is ter bevordering van het volksgeluk. Vooraf doet ons de Leeraar opmerken dat men door den waaren Christelyken Godsdienst alleen dien Gods- dienst verftaan moet, welken ons het Euangelie van Jefus Christus en zyne Apostelen leert ; zoo als dezelve uit deze bron alleen gehaald wordt , en afgefcheiden is van alle flegts menfchelyke bepaalingen en uitleggingen , die dik- wyls aan de eenvoudige leerftellingen van het Euangelie eene geheel verkeerde gedaante hebben gegeeven ; of ten minften dezelve gemaakt hebben tot zulk een famenftel van wetenfchap, waarvoor alleen de Geleerde vatbaar is, Wanneer men fpreekt van den invloed van den Godsdienst op het geluk van een yolk , dan heeft men alleen te letten op die leerfiellingen, welke wy, , na een bedaard en on- partydig onderzoek, als de echte leer van Jefus Christus en van zyne Apostelen erkennen. Ten betooge, dat deze echte eenvoudige leer van Jefus Christus en zyne Aposte- len den gewigtigften invloed heeft op het geluk van een yolk, zal men hier eerst een algemeen bewys aantreffen , dat hierop nederkomt: „ Is Godsdienst reeds, in het algemeen, hierop nederkomt: „ Is Godsdienst reeds, in het algemeen, een noodzaakelyk en zeker middel ter bevordering van het volksgeluk, dan moet dit nut van den Godsdienst immers zoo veel to grooter zyn, als de kennis van denzelven by het yolk zuiverder is ; — als zy gemakkelyker voor allerlei foort van menfchen te verkrygen is; — als zy eindelyk uit haar eigen aart kragtiger is, om het verftand tot overtuiging van de waarheid te leiden , en het hart tot edele gevoelens te beweegen." Afte welke eigenfchap- pen de Redenaar middagklaar aantoont, dat in den Chris- telyken Godsdienst gevonden worden. Daarop volgen meer byzondere bewyzen. i. De Christelyke Godsdienst gaat =ifs de verborgenfte ondeugden , welke het hell neen , zo lang de waereld zo blyft is dat noodzaaklyk , Iv en een groot deel der Burgers moest in ftaat zyn hun 15 eigen land te verdeedigen ; mar, om den mensch zo II geheel en al tot fchietmachinen te vormen , en 'er te „ gelyk niets van een vrywerkend en denkend weezen , „ dat eenigzins zyne waarde als mensch gevoelt , in 12 overblyft, dat is lets dat my altyd zeer ergert, vermids 12 ik toch van denkbeeld ben , dat wy bier beneden nog 21 voor lets anders dan voor een kunstmaatig moordwerk- 1!) tuig gefchikt zyn. Maar helaas! zo lang de ftervelin- I, gen geene juiste denkbeelden van waare vryheid vor- I, men, en daar door, als ook door hunne verkeerde harts- ,' togten en neigingen , zo dra zy eenige vryheid genie- 91 ten , oogenbliklyk tot losbandigheid of anarchie (regee- SO ringloosheid) overflaan , zo lang zullen de Vorften al- 1, tyd middel vinden om het leenftelzel en de militaire sl regeering te doen in werking blyven; waarlyk de men- II fchen zyn door hun onweetenheid, vooroordeelen en on- 1, deugden, veelal zelfs de oorzaak van de onderdrukking, ,, die zy ondergaan." De doorreisde Bergliraat in opmerking genomen heb- bende , voegt de Reiziger 'er deeze aanmerking ne- vens : ,, Men pasfeert wel drieerlei territoiren , als „ Heilisch, .Maintzisch en Paltzisch, men wordt dit wel- „ dra gewaar, door de crucifixen en heilige huisjens, die ,, men op het Maintzifche 51leen • aantreft. Waarlyk , in- I 2 ,, then REIS LANGS DEN RHYN. „ dien de tooneelen der natuur my niet veraangenaant- „ den, de bewoonders derzelven zouden zulks dikwyls „ niet doen ; want bier ergert men zich over het flaaf- „ agtige en nadeelige der militaire regeering , en elders 11over de dweepery en het bygeloof, dat door de geest- „ lyken leevendig gehouden wordt, en fomtyds weet men „ niet of men de creatuuren, die de fpeelpop van adel „ of geestlyken zyn, beklaagen dan belachen zal, vermids „ zy veeltyds grootsch op , en zeer te vrede met, hun val.„ fche denkbeelden zyn, en ,wat nog erger is, bun onder rigter, gelyk oudtyds Israel de Propheeten, eer Iteeni- „ gen zouiden , dan de lesfen in. dankbaarheid ontvangen; „ waarom men dan ook uit liefde en tot behoud van zy- „ ne eigene ledematen genoodzaakt is te zwygen en bloot „ fpeetateur te zyn." Heidelberg wordt onder andere vry breed befchreeven. Wegens het daar berugte drynvat vinden wy aangete- kend, dat men 'er te vergeefsch het oude, dat met Bag. chanten en allerhande fnydwerk vercierd was, en 't geen men in MISSON'S Reize I D. bl. 46 befchreeven en afge- beeld Omit, zou zoeken, daar het zints lang gefloopt is. $,Het tegenwoordige is in 1751 gemaakt, en houdt nog 30 voeders weer dan het voorige, doch is voor het overige zeer eenvoudig en zonder cieraaden gemaakt, boven op 't zelve is een planken vloer of zoldering met een baluftrade 'er om been hier klimt men, langs een 51rechtopgaanden trap, naar toe , om dus boven op dit 11gevaarte te kunnen wandelen. Ik zag my bier zeer te 1, leur geileld, meenende uit hetzelve een proef regt goe- den ouden rynfchen wyn te bekomen , 't geen my , op de vermoeijende klimming, zeer wel zou gefmaalct hebben; 51dan ziet, de groote buik was ledig , en ik geloof dat by ook niet weer gebruikt wordt ; maar enkel dient oni de nieuwsgierigen en vreemdelingen te lokken." Van Schwetzingen, met de Keurvorftelyke Tuinen, ont- rnoet men eene zeer leezenswaardige befchryving. Te Manheirn vestigde de Reiziger bovenal zyne oprnerking op de Boekery en de Kunstkabinetten. De Schilderftuk- ken der Italiaanfche en Nederlandfche Meesters worded beoordeeld, en het afwisfelende der laatstgemelden boven de eenzelvigheid der eerstgenoemden krygt by hem verre den voorrang. De Paltz , die de Reiziger zyn geliefde Paltz noemt, verlaatende, vinden wy deeze Volkskenfchets door hem op- REtS LANGS DEN ARM 133 opgebangen : „ In de daad , indien ergens bet onder- • fcheid in welvaart , veroorzaakt door Godsdienttige SI en Burgerlyke Vryheid , ten duidelykfte zigtbaar is , dan is het waarlyk in de Paltz; vooral als men haar SI vergelykt met de landen van de drie geestlyke Keur- 9! vortten , en byzonder met het KetilMe. In de Stad • Maintz is zeker ook veel rykdom en welvaart door 43) den, handel, en veel leevendigheid, doordien ze ecn der • Stapelplaatzen van den Rhyn is, gelyk de Adel 'er ook veel vertier maakte; dan, indien men over de welvaart • van een land wil.00rdeelen , moet men alle de clasfen ^ van inwooners befchouwen, en vooral den Landman , en ins ook de Dorpen opmerken, en dan is het onder- „ fcheid te groot. In het Maintzifche, Trierfche, en bo- p, venal in het Keulfche, zyn de boeren arm , flegt gekleed, bewoonen alien icemen huizen, waar door de Dorpen • onaanzienlyk zyn. Daarentegen zyn de Paltzifehe • Dorpen over 't geheel net , de -huizen en fchuuren wel vt onderhouden, en indien ze al van. leem zyn, egter net. • jes bepleisterd , waar door ze veel beter aanzien heb- „ ben ; dit alles , gelyk ook hun kleeding, is een on- „ twyfelbaar bewys van meerdere welvaart. In 't Kea- „ fchc is de dOmheicl , fomberh,eid, bigoterie, op ieders „ aangezicht te leezen. In 't Palaifche vindt men juist „ het tegendecl , de aanmerkingen van NICOLAI op de „ phyfiononndn zyn zo gegrond , dat elk Reiziger van „ eenige oplettenheid die ook even zo ten allerzigtbaar- „ iten gewaar wordt en ondervindt.” Het verflag van Worms. en Oppenheim fluit het Reis- verhaal. Uit een en ander ftaal , 't welk wy by- bragten; heeft de. Leezer. gezien , dat de Burger ESSER zich niet weinig toegelegd hebbe, om zyne waarned- mingen op den gewigtigen tak, de Mensch- en Chara6ter- kunde, te vestigen. Zyn fmaak in dit vak bragt zeker het groutfte gedeelte der Byvoegzels voort behelzende het Charger. en de Leevenswyze der Vuitfchers met die der Hollanderen vergeleeken. Veel overneemenswaardigs troffen wy bier aan. In de Duitfche Vrouwen, van, eene zedelyke zyde befchouwd, vondt de Reiziger veel genoegen, en draagen, zy de goed- keuring by hem weg boven de meeste Hollandfche, „ waar ,, van ,” 't zyn 's Reizigers woorden , „ een aantal flechts „ over het toilet en modes , andere weer van niets an- „ ders, dan tot walgens van haare huishouding, of, zeet 13 „ dweep, .134 REIS LANGS DEN RHYN. „ dweepagtig, over den God-sdienst , weeten te fpreeken, Behalven dat de tinaak voor Le&ure in Duitseb- „• land ook by de Vrouwen thans eene zekere mode is geworden, geloof ik dat de wyze van preeken, die al. daar plaats heeft , ook veel toebrengt tot opgeheiderder ,, en gezonder wyze van denken. Veele Vrouwen heb- ,, ben , door huislyke bezigheden , en doordien zy van • openbaar onderwys of lesfen genoegzaam verflooken • zyn , weinig aanleiding om regelmaatig en juist te den- „ ken; het is derhalven de openbaare Godsdienst en de • wyze van preeken, die haat hieromtrent nog konde • gemoet komen; dan hoe weinig boort men in ons Land, • by de groote Kerk, [deeze benaaming, hoe ouderwets ze ook klinke, is genoeg ter onderfcheidinge] van de piigten ,, in het maatfchappyelyk en huislyk leeven fpreeken, ,, van de noodzaaklykheid en verpligting van ieder mensc1 „ om zyne verftandlyke vermogens te vermeerderen; al- „ le Predikatien koinen byna alleen near op de nood- zaaklykheid van in CHRISTUS te gelooven, of volgens • het Enangelie te wandelen, aan welke uitdrukkingen 1, de menigte zo gewend wordt , dat ze geen de minfte • uftwerking_op hen hebben: want van de toepasfing, van „ deeze leer op alle hunne dagelyks voorkomende daaden. ,, en verpligtingen, verkrygen zy Dimmer eenig denkbeeld , „ of flegts zeer algemeen ; en offchoon dan ook veelal „ onze daaden of de beginzels derzelven onvolmaakt of on. „ zuiver zyn, geloof ik, dat zy, zo als ze dan ook weezen „ mogen , egter weer nut in de maatfchappy zullen te „ wege brengen, dan de zugtende en nageprevelde bely- „ denis van bet zuiverst dogmatiek Syttema!” Behalven eene Afbeelding van Illankeim, vindt men ag. ter dit Deel eene, met kleuren gedekte, nette Landkaart van den geheelen loop des Rhynfirooms, bevattende het vak van Europa , 't welk zich in de Breedte van het Zuidelyk deel van Holland tot aan de Republiek Genua, in de Lengte van den Meridiaan van Parys tot dien van Trente, uitftrckt. Eene Kaart, die tegen veele van den Rhynftroom binnen korten tyd uitgegeevene zeer wel mag monfteren, en ook afzonderlyk by den Uitgeever to bekomen is. Proc. A. YORKE S IMO S , WOORDENDOEK. 3 froeve van een Ironiesch Comie,ch Woordenboek, van verouderde, vernieuwde en nieuw nitgevonden Woorden en Spreekwyzen, in, de Nederdultiche Taal. Voorgeleezen in , en opgedragen eon, de Illaatfcy'zappy der Perdienlien , ter Spreuke voerende: Felix Meritis , door A. FOKKE SIMONSZ. Medelid derzelver .114aatfchappye en van het Genootfchap ter bevordering van svaaren Godsdienst , Deugd , Kunst en Weetenfchap „ opgerig,t in de Bataaffche Republiek ; Hoofdlid van het Ansfierdailmeh Dicht- en Letteroefenend Gcnootfchap , en van het Rotterdamsch nicht- en Letterlierend Genootfchap , ter Spreuke voerende : Studium Scientiarum Genitlix. repgctcre ch1 toAAci (tocsva,) Z\zel‘cemzOmEvac SOLON. Ik worde dagelyks %reel (nieuwe) zaaken aanleerende. Eerfie Stub. A—H. Te Ansfierdam, by G. Roos, 1797. gr. 8vo. 148 M Een Woordenboek om te vermaken is, in de daad, een vreemd verfchynfel. Evenwel voldoet deze Proeve van den burger MIKE zo geheel aan dat oogtnerk , als enige zyjner overige boertige Schriften. Wie van dezen Schryver inzon- derheid zyne J3sertige Reis door Europa de Moderne Helicon, en het Toekomend yaar Drieduizend, met genoegen ge.lezen heeft, zal in. dit Woordenbaek van verouderde„ :vernieuwde en nieuw uirgevonden • Woorden en Spreekwyzen geen minder be- hagen fcheppen. Schoon van enen gansch byzonderen aanleg, is hetzelve geheel in den geest der opgenoemde Werken, daar ook het doe! van den vernuftigen Schryver met doze Proeve, in de daad , geen ander is, dan om alle foorten van Lezers enig vlugtig vermaak en uitfpanning van ernaiger en belangtyker be. zigheden te verfchaffen. Wat de wyze der behandeling van dit Werkjen aangaat , FOKKE zelf Verklaatt zich in zyn Voorbe- richt daarover voorlopig in dozer voege : „ zy is oeer het • geheel 1roniesch , en tevens , waar fommige Woorden zulks „ konden dulden , ook Cotniescb; men houde derhal-ven , by des- „ zelfs leezing , flegts altyd den eigentlyken aart ,der Ironic of „ verbloemdeReden in het oog; en dat bet aan haar, onder alle • andere fchryfwyzen, even als aan de befchaafde Satire geoor, „ loofd is , eenigzins tot boven- de eigentlyke meaning des „ Schryvers te ftygen, waarom men ook heure voortbrengze- „ len niet zo naauwkeurig na den letter behoort op te neetnev, „ en altyd flegts als algemeene , en eenigzins overdreevene, „ trekken behoort te waardeeten. De Ironie immers is Diets „ anders dan een Redeneerkunflig of, Rhetorisch Vergrootglas, .1 4 „ 't welk I si A. TONAZ SIMONSZ. „ vt welk de onder deszelfs bereik liggende voorwerpen, of • fterk vergroot, of de van dezelven afkaatzende ftraalen gekeerd op het netvlies der ziele maalt, op dat het verfland ,, die, in derzelver waare geftaite aan dezelve zoude kun- „ nen overbrengen.” Dan het zal , tot een beter oordeel, gefchiktst en nodig zyn onze Lezers lets ter proeve mede to delen. Wy kiezen daartod als een Woord, dat de Schryver niet alleett Ironiesch , maar tevens zeer Comiesch , behandeld heeft, het laatfte van dit Eerfte Deel, naamlyk. TIOOGMOED. „ Langen tyd,"fchryft FOKICE, „heeft men omtrent dit Woord ,, en deszelfs- berekenis gedwaald, meenende dat het een aan- „ doening en zedelyke kwaal der ziele ware. Mt is echter „ verre van dear, en nu onlangs heeft men ontdekt , dat het wel „ degelyk een lighaamelyke kwelling eene ziekte des lighaams ,, is; welke uit eene !Dort van befmetting beftaat, waarvoor „ het Wel- van fominige pertbonen meg, en dat van andere „ minder geneigdheid heefc. Toevallig is men op deze gewigtige • ontdekking gekomen; immers de laatfte Staatsomwentelingen , zo wel in de Franfche Republiek , als in Venetien, Genua en „ elders voorgevallen, hebben gelegenheid gegeeven ,om het heir „ der lIghaamskwaaten met deze eene nog te doen. aangroeijen; „ de vile keuze der burgers omtrent de perfoonen, welken andaar federt het Lands- en Stadsbeftuur hebben bekleed , was „ oirzaak, dat fommige braave , echter uit den, weleer zoge- „ noemden , burgerftand ontleende , lieden mede tot hooge „ waardigheden gekooren werden, en juist aan dezen hebben „ de beroemelite Franfche en Italiaanfche Phyhologisten het „ eerst befpeurd, dat de verandering van lucht, en het geduurig verblyf in groote , zwair bemuurde, Gebouwen , het geftel ,, van fommige menfchen flerk aantasc, en' eene ziekte te wege s.brengt , Welkewy wel der moeite waardig oordeeleu, em in „ derzelver naam , oirzaak , kentekenen, geneezing, en manier van leaven, hier wat nader to ontwikkelen; ten eiade elk „ purgerman , die genoodzaakt is , of in het vervoig genoctd- „ Sankt worth , om naby de zeelucht, of in groote zaalen, zyn' „ meesten tyd door te brengen, zig tegen deze ziekte kunne • beveiligen. „ Men noema dit nieuw ontdekte kwaad Arrogantia, 't welk ,, so veel betekent als Hoogmoed of Trotschheid; byaldien „ het, ten tyde van Hippocrates , bereids ,ontdekt geweest „ ware, uncle het zeekerlyk ‘1Acgtowficz of foyceAqrapoo-vp4 gehee, „ ten hebben; dock te diet tyde werd het nog voor een zielen- „ kwaal gehouden. „ De oirzaak is onlangs , gelyk gezegd ie, opgefpeurd; de „ zeelucht, of de zoute uitvloeifelen derzelve, vermengd met ,, den V7OORDEN80E1t. 137 ,, den geest van den ultilag, of verkalking der 4emetfelde wander*, „ welken de Bouwlieden 114elaatschheld 'der Muuren noeinen , ,, en die in groote Zaalen en Vergaderplaatfen veelal pleats *, hear, fluipt door inademing , en 'door de poridn des lig- „ beams , in het bloed, en veroirzaakt , by eenige weinigen, die „ niet, als 't ware van jongs op , aan dezelven gewoon zyn, ,, de lastige ziekte , welke wy Hoogmoed en Trotschheid „ noemen. „ Derzelver kentekenen zyn als volgt: in het begin der ziek- • te begint de buik een weinig te zwellen, met eenige tinge- „ rustheid in de pols; de'ze zwelling neemt eindelyk toe, en ,, de bulk zet zieh inerkelyk uit.; vervolgends klimt de tnateria „ peccans naar boven, duet de kin uitzetten, en het aange- ,, zicht opblaazen; de oogen beginnen itrak te ftaan; de fpie- „ ren van het aangeticht ondergaan een zekere verlamming, „ inzonderheid de Mufeulus Zygomatieus, en zyne byliggende „ fpieren , zodat het lagchen of vriendeiyk zien volarekt dear „ door belet worth, gelyk aok de verlamming der Halsfpie- „ ren de Nekfpieren te fterker doet werken, die dus het • hoofd geduurig achter over trekken. Deze paralytique aan- „ doening test vervolgends oak de Tongfpieren aan, dic vet.-„ oirzaakt een kleine hammering -in de fpraak, die veer nab „ komt aan het qua qua der Kalkoenen. De ziekte meestal „ hew' zetel in den built hebbende , worden , na mate hee kwaad toeneentt, de voeten en hec geheele onderlyf gewel- „ dig bezwaard, zodat de natuurlyke en. ongedwongen gang zeer „ belemmerd wordt, en na die der Ganzen of Paauwen begint „ te zweemen. '.Er komt gene uitvalling van het Hoofdhair, „ of illoperia, by, waardoor -de Patient genoodzaakc wordc „ van zig van een dikke paruik te voorzien , en in de open „ lucht her hoofd gedekt te houden, zodat by niet in Ileac „ is, om, zelfs den nederigaen groet en Imaging , andeis dan met ,, het knikken van het hoofd te beandwoorden , dac echter „ door de verayving der Haisfpieren 'hem nog zeer moeijelyk • valt; maar den hoed afneemen worth hem volarekt onmo- „ gelyk. I e ziekte meer en weer roeneemeude , wordc de ,, Patient eindelyk gemelyk , norseb lastig en ondraagelyk • voor hen, die met hem verkeeren, en vervalt eindelyk niet „ zelden in eene volrtrekre Hypochondrie. — Met dit alies ,, is deze lastige ziekte juist niec doodelyk , en zelfs, wanneer „ ze tot een werkelyke !coons of krankte overflaat , ziet men „ dezelve geheel verdwynen, even els de Waterzuchc, wanneer „ die tot Teering overgaat. ,, De geneezing dezer kwaal is moeijelyk , ell gaat zeer craag „ voort , 'echter dat is al mede nadat de geftellen zyn; men „ kan nadat de gerfle wegen, na gewoonte, door gefchikte „ purgantia, bevoorens gezuiverd zyn , een aderlaating in 't werk fletlen, en dezelve, na dat het geftel meer of min 15 „ fierk 238 A. FORKS S/MONSZ. „ fterk is, eenige reizen herhaslen, wyl men bier meest wer. „ ken moet °in bet lighaam te verzwakken , en de zieke in „ 't bed te helpen Wanneer nu de materia peccans genoegzanm verminderd is, kan men het navolgend Decoc.. „ turn voorfchryven: lg. Aqua aqualitatis Libras quatuor Fat. Humilitatis manipulus Spir. Philof. moral. Bulliant amnia fimul ad tibias duas ;tum adde Sal S. Scripture, ex Proverb. i6. vs. 5. Uvarum Pasf. enucleat. ana unciarn unapt. Et ferve fac femel. Sub finem cotlionis adde Glycyrrhiza. femiunciam. Tolle ab igne Ft adde Rad. Hellebori nigri Memento mart ana femiunciam. IVIacerentur per horas X et facia expresfione Colentur. „ Van dit Deccelum moet alle uuren een lepel vol ingenomen „ worded. Wanneer men eenige beterfchap na -het gebruik van „ dezen drank befpeurt , gaa men daar flegts mede voort, en „ fchryve flegts daaglyks voor iteretur ut her ; eindelyk kan ,,, men het Helleboruni , of Nieskruid, 'er aflaaten; wyl het ge- ,, we/dig niezen , dat op deszelfs gebruik volgt, den Patient te zeer verzwakt, en de harsfens nu reeds behoorlyk van ,, de ziekteftof geledigd zyn. Koinen 'er, onder het gebruik dezer drank, nog eenige vlaagen van naar 't hφnfd opfty- ,, geode dampen, dan laate men den zieken flegts rieken aan „ het volgend Spiritus: Superbia ante cafUs uncias quatuor. Extr. Hifloria Mordachei et Hamanni, ^^^••••••••^ Sejani, Fabula Phaetontis et kari ana drachmas duas. Spiritus vin. fraternitatis Gallici re?. Libras fex. Deflifictur in Balneo Maria ad nccitatern (*). „ Zo- e) „Beide deze bier opgegeeven Recepten zullen wv in ooze moeder- taal bier onder plaatien, en wel om twee zeer gewigtige redenen. Dc eerite daarvan is, dat Met elk het Potjens Latyn magtig is, en evenwel gaarne weet wat by al 20 in zyn ligliaam flaat; en de, tweede is, dat men lom- tyds 'er tegen opziet , om de Recepten , door Apothecars, te leaten gereedmaaken; om de eenvouwdige reden , dat men , in dat geval , onder in den zak ete rekening vindt, en even zo wel de Kruiden , als men ze flcgts weer te noemen , in een Drogist- of Kruiden - winkel , fonityds , voor woottoRNBoxic. 739 „ Zodra men den zieken bier aan laat rieken, zal de be• „ naauwdheid bedaaren. Allengs en met geduld zal de ge• „ neezing dezer hardnekkige kwaal , door het beitendig ge- „ bruik dezer middelen, onder den zegen der Godinne fly. „ gicia volgen. „ De manier van leven of di8et , na de geneezing , moet al. „ dus ingericht worden. Men behoort zig, zoveel mogelyk , • voor de Zeelucht en groote bemuurde Zaalen te myden, dock 1, het beroep zulks niet duldende, ten minflen altyd het bowl' • opgegeeven Spiritus by zig te draagen , ten einde daar tel- ,, kens aan re kunnen rieken. Alle groote en heete Spy- • zen, en de geheele Ooscerfche Kruidkraam , en alle uitland. fche Gerechten , dienen hier niet ; de Spyze moet zagt en Sit voedzaam zyn, en, gelyk men zegt., nit eene oude Hol- 9, landfche Vaderlandfche keuken komen ; te weeten Melkpap , Of Erten , Boonen, Grutten , Borer, Kaas , enz. De Drank met Of dun Bier weezen, liefst Scharrebier; a:ear Vooral geen Prin- ,, cesfe Bier , want dat is te winderig en verwekt benaauwd- ,, heden. Wyn is mede niet dienilig, wyl ze te veel verhic, ,, en naar 't hoofd ftygt. Allerlei zedelyk en geoorloofd „ vermaak en uitfpanning is zeer nuttig , inzonderheid het dik- „ wyls bywoonen van den Schouwburg , en het leezen van „ vrolyke Blyfpellen , als zyn : de Glorieus van I', eflouches , de „ Burgerlyke Edelman van Modiere , de Staatkundige Tinne- „ gie- voor de helft vau het geld, koopen kan. Zie bier dan her eerfle Re- cept van her afkookfel Neem Water van Gelykheid , vier ponden , Nederigheid, een handvol , Syroop van zedelyke Wysbcgeerte. Laat dat te lame:: tot op twee punden verkooken , doe 'er dan by: Zout van de H. Schrift , nit Spreuk. 16. vs. 5, Rofynen van elks een once (dit dient voor de zoetigheid en fmaak.) Laat dat farnen kooken , en ten elude der kooking moet 'er nog een half once Ziethout bygedaan worden. Neem het den van het vuur, , en doe 'er by: Zwarte Nieswortel, en den Wortel Gettenkt te Sterven, van elks een half once. Last alles Lien uuren bug meuken; druk bet dan nit, en giet bet door cen Zeef. Het Spiritus om aan te rieken is aides: Neem Hoogmned voor den Val , vier oncen , Aftrekfel van de Historic van; Mordechai en Haman, •^•^••••^^•••••••^^^^•^IT Sejanus , Fabelen van Phaeton en Icarus, van elks twee drachma, Geest van Franfche , gereelificeeide Gelykheidswyn , zes ponden. Lit behoort in het Kookendwater•13ad, tor dat het verdroogd is, gtclistilleerd te worden.” 40 A. FOKK8 SI1110 MS Z. , WOORDENDOEK. „ gieter van Holherg , de Eerlyke Armoede en de Neer van „ Guadeloupe van Mercier , en andere diergelyke vermaakelyke • Tooneelfpellen ; nelgt men naar ernftige bezigheden en over- • denkingen, dan kan het geen kwaad dat men fomtyds eens ,, fangs een kerkhof wand*, al is bet juist geen maanefchyn, „ dat komt 'er , in dit geval, zozeer niet op aan ; men kan ook, „ by klaar lichten dag, de graven en derzelver inhoud wel be- • trachten, en dat is juist het gene deze wandeling voor den „ Lyder 'van nut make' kan. Ook is het niet kwaad de wer- „ ken van Toting en Danneil, voor divertislement, eens te • doorbladeren;'er is zo lets in, dat alle opgeblazenheid, does „ winden van trotschheid en hoOgmoed verwekt eensflags be- ciaart en ter nederflaat ; voords ware het niet kwaad, dat men „ fomtyds eens in de Hospitaalen eene Wire aan de zieken ging „ geeven, dat is ook zeer verfterkend voor geftellen die aan „ den Hoogrnoed laboreeren ; en konde men tot men geheel „ geneezen ware, ergens in bet Landfchap Drenthe, of elders, ,, by de eenvouwdige Landlieden,een optrekjen krygen ,dat 201.1 • tnede veel tot verfterking en toeneeming van kragten kunnen • dienen ; in ddn woord, geduld en (tine overdtnking zyn in „ ftaat, om d al ware het kwaad nog zo verouderd, het einde. „ lyk geheel te overwinnen en te geneezen." Op dezen geestigen en vermaaklyken trant ontwikkelt POEM in dit Eerfte Deel van zyn Woordenboek , waarian by met veel, V.cht den namn van Ironiesch Comiesch heeft toegevoegd, de verouderde, vernieuwde en nieuw uitgevonden,betekenisfen van Meer dan zestig woorden: Wy hebbeti ih heczelve zyn genie dikwyls bewonderd, en moeten vooral daarvan met lof gewa- gen , dat by zyne kennis van vele zaken overal zo uitnemend te pasfe brengr. Voorts hopen wy, dat dit Werkjen velen aan de verkeerdheden van onzen leeftyd inclachtig maken , en dus niet alleen cot verniaak, maar ook tot nut en feting ,zal kunnen nrekken. Dat betzelve daartoe , gelyk iedere Satire , welke de waarheid ten grondllag heeft , gerchikt is , zullen onze Lezers nit het gegeven Itaaltje reeds kunnen opmakeu. De Kinderen myner Luimen; of Verhanlen en Alengellehriften van A: VAN KOTZEBUE. Uit het Hoogduitsclz verta,^id. 11 Dee- len. Te Utrecht , by G. T. van Paddenburg en Zoon, 1797. In gr. Bro. to fawn 758 bl. De itukken , welke in het Eerfte Duel dezer Verhalen en Mengachriften voorkomen , zyn de volgende t De under- aareche gang, een EhstlandsVollesverhaal. De lange Hans, of de rechten van den mensch , een Piyheids Roman. De geneezen DwaalJler een tponeel uit de groote wereld. Eenige oude Nieusystydingen. Welke /deur then hebben meet onl bentinnens-waar A. VAN KOTZEHU I, KINDEREN MTNER LUMEN. 741 emardig te zyn. ilanffiraak aan een nedermuis. De dood vas Forst P ***. De hardnekkige Weddenfchap. Brief eens KluYenaars aan zyn' Friend. De Gaarkok en de (Trek. Vrouwentwist. De gefchiedenis eener Slavin van den Codsdienst. Uit eene verfame. ling van oude Tooneeffpelen. Brieven tusfchen twee gelieven , Pie- ter Zahn, een Visfcher , en Dorothea Zeepfchuim, een Waschger. Bydragen tot Knigge's boek ovir de verkeering met menfchen. Nog eenige Gedenkfpreuken veer het gezellige leven. De kleenJle kugen is gevaarlyk , eene ware gebeurtenis. Het Glimwormtje. De Eerlykheid. De Bramin. Het onderfcheid en de vereeniging der Standen. De Hoveling. De Muis. De Leettw , met tend. pyn gekweld. De Vlinder en Tortelduif. Wie zou dat geloofk hebben? — een ongelukkig geval , aan een gehuwt man we- dervaren. De naam van Kinderen myner Luimen fchynt ons voor deze ftukken byzonder gefchikt. Geenzins hebben zy alien dezelfde waarde. Len enkeld gelyk de briefwis- feling tusfchen Pieter Zahn en Dorothea Z,eepfchnitn , is voor- zeker nit ene zeer ongunitige luim geboren. Wy zouden in deze briefwisfeling den vernuftigen EOTZEBUt nooit gevondeti hebben, en achten- dezelve, als een laf en fmaakloos opftel zyns geheel onwaardig te wezen. De meeste flukken nogthans kenfchetzen het eigen genie van den vernuftigen Schryver. Da geneezen Dwaalfler, , de kleenfle leugen is gevaarlyk ,en het flukjen, getiteld: Wie zou dat geloofe hebben? hebben wy vooral met veel genoegen en goedkeuring gelezen. De lange lions is een fcherp , maar overdreven, Hekelfchrift, niet ontbloot van geest en vinding, maar tevens blyken dragende van des Schryvers hevig vooroordeel tegen de begrippen van Vryheid en Gelykheid thans zo algemeen door gansch Europa verfpreid. Korzzatat begaat in deze zogenaamde Vryheidsroman dezelfde fout , waartoe meer anderen vervallen zyn, om naamlyk het mis. bruik , dat weetnieten en flechthoofden , in tyden van algemene beroering, van de verhevenfte beginfelen gemaakt hebben , als in 't geheel van die beginfelen onaffcheidelyk , voor te Rellen , en dezelve daannede befpotlyk te maken. De verzameling bet Twede Deel , fchoon minder verfcheiden , achten wy even- wet nog meer belangryk te wezen. De itakken zyn de vol- gende: Vermyd den lihyn, een zedelyk Verhaal, zeer treffend eft leerzaam. Apulejus. De Duy, een Verhaal, vol waar, zacht , natuurlyk. gevoel. De trotfche Eigenwaan , een PerfiaansCh Per- haal , insgelyks zeer leerryk , eu dat, in de Zakbibliotheek van Vernuft en Smaak , by ALLART uitgegeveti , overge- nomen , aldaar onder den naam van de Ringl voorkomt. Een Leval van 's Schryvers jeugd. Het Schaap en de Buliond. Een geval, het welk in 't Year 1787 by Dinan in Bretagne pleats had. De Toverreis der Zedigheid , een Grieksch Verhaal, zeer vernufdg , in den geest des Schryvers. Skutel van 't geheim der fchrandere wergild. Teen de Dichter zyn Landhuis bow- 142 A. V IN KOTZEBUE, KINDEREN AMER LUIMEN. botiwde, en, in 't byzyn zyner gade, de arbeiders daaraan tag werken, (Dichtgak). Gebed om Domheid , (Dichtfluk). Ultboeze- ming der vertwyfeling, gefehreven in Yanuary 1795, (Diehtfluk). 4belard en Helorze , zynde ene hone fellers van de gefchiede. 4belard en Helorze , zynde ene hone fellers van de gefchiede. nis dezer twd gefieven. Beproefile Heide , een Verhaal, dat Ilechts gedeeltlyk in dit Deel wordt voortgezet, en waarvan wy her vervoig in het verwachtwordend Derde Deel met vet. langen to gemoete zien. Over 'r geheel moeten wy dus ook dezen bundel de liefhebbers en hoogfcbatters der Schriften van KOTZEBUE aanpryzen. KOTZEBUE aanpryzen. Zak -13ibliotheek van Vernoft en Smaak. IJIe Deel. Met Plaaten. Te ilmgerdam, by 5. Allart, 1797. In Imo. 283 bl. Bet oogmerk van dit Werkjen is, lieden van fmaak en ge- voel, op reis, of daar, waar zy gene omflagrige beeken kunnen medevoeren, rerecht re helpen. Daartoe is hetzelve in een formatien gedrukt, dat men het gemaklyk overal kan me. dedragen. Het geheel zal ene verzameling van goede Toneel- gukken, leerzame Romans , zedelyke Verhalen en andere ver- mifrige voortbrengfelen van den menschlyken geest, bevatten. Althans dit wordt in het Voorbericht beloofd , en , wanneer men voor de voigende Deeltjes end even goede keuze doet, als men voor her eerite gedaan heeft , dan is 'er geen twyfel, of deze belofce zal, tot genoegen van alle Lezers van fmaak, of deze belofce zal, tot genoegen van alle Lezers van fmaak, zeker vervuld worden. Dit Deel beflaar uit twd Stukjens , die beide, in onze ogen, veel waarde hebben. Het eerfte is een uitnemend Toneelfpel, getiteld : „ Menfchen en Menfchen- , Cherakter , of de Familie van Grunau." Naar het Hong. duitsch van CARL STEINBERG. De gehele fchikking van dit fchone Stull doer ere aan den geest en het hart van den Maker , die Stull doer ere aan den geest en het hart van den Maker , die ons daarin overal toont de natuur geraadpleegd en den mensch vlytig befludeerd to hebben. Ook heeft zyne krachtige nit- drukking des waren en verheven gevoefs ons veelmaal by de lezing fterk getroffen. Her twede Scukjen is ene geestige en zeer leerzame Vertelling , naar her Hoogduitsch van A. vior KOTZEBUE (*). De vertaling dezer beide Stukjens verdient mede alien lof, terwyl ook de Uitgever van dit Werkjen niets heeft onbeproefd gelaten om door deszelfs keurige uitvoering towel het oog, als her verftand en hart, to voldoen, (4) Zie de vorige bladz. et. Ric HAR Da 0 N+S GRANDISON. 143 Gefehiedenis van Karel Grandifon, door RICHARDSON. Uit het Engelsch. Met Plaaten. Eerfle Deel. Tweede Uitgave. Te ilmlierelam, by J. Allart, 1797. In gr. 8vo. 496 bl. Bet ftrekt tot eer van onze Natie, dat dezelve niet verzadigd is met de vertaalde Uitgave van een der beste Romans, die limner den dag aanfchouwden in den Jaare 1756, enz. onder den Tytel: Historic van den Ridder Baronet KAREL GRAN. DISON , in een reeks van gemeenzaame Brieven, nit de oorfprong. Tyke in 't licht gebragt, door den Uitgeever van PAMELA en cLA- Rasa , by VAN DER PLAATS te Harlingen, en VAN ToNGERLo te dimilerdam, uitgegeeven. Berm Vertaaling , die haare Goed- keurders verworven heeft , en ook , in de daad , verdiende. Onverbeterlyk was dezelve niet. Meermaalen hooren wy by onze nabuuren de .Duitfebers, en , in navolging van deezen, by eene groote verandering aan een Werk toegebragt , ook by ons, van omarbeiden fpreeken; in overeenkomst met deeze bewoor- ding zouden wy het woord omvertaalen ten aanziene van het Werk voorhanden mogen gebruiken, of, wil men die liever, fmeeden. Doorgaande, want elk heeft tog zyne verkieziug, doorgaande heeft dit Werk by den op nieuw daar aan befteedden arbeid gewonnen; en deeze Uitgave het bygevoegd cieraad van ken. rige Plaaten. Weshalven wy niet twyfelen of het zal koopers genoeg vinden; terwyl de hooge prys, die de voorige Druk op Verkoopingen doorgaans mogc gelden, ten blyke ftrekte van de graagte om zich den Grandifon aan te fchaffen. Men verlangt en verwagt niet, dat wy in den lof van deezen Zedekundigen Roman zullen uicweiden, of eenig verflag geeven van den Inhoud, niet alleen in 't algemeen genoeg bekend 'nit de voorgaande Vertaaling, maar ook uit den Grandifon in 't klein , of verkort, nevens de Pamela en Glarisfa , van den mensch. kundigen RICHARDSON uitgegeeven — van den menschkun. digen RICHARDSON, die reeds gedeeltlyk , uit een der Voorre- dens, door wylen den Eerw. j. STINSTRA, voor de door hem veriaalde Clarisfa, bekend was, en van wien wy in vroegeren tyde, in het Mengelwerk onzer Letteroefeningen , een breed Leevensberigt gegeeven hebben (*). Aan 't hoofd deezer Uitgave vinden wy geen ongepast toe• voegzel, getyteld: Proeve over de Gefchiedenis van KAREL GRAND!. SON, den Uitgeever door eenen Letterminnaar medegedeeld;eene Proeve , die zeker hier verdiende plaats te vinden olewyl zy, be- halven eenige nuttige aanduidingen, de oplosfingen behelst van verfcheide bedenkingen cegen deezen Roman te berde gebragt. Met (') Zie onze Nieuwe illgvn. Vaderl. Letterorf. I D. vie Stuk, 114 en go. 144 RICHARDSON'S GRANDISON. Met genoegen vonden wy daar in verzameld de flerkfte ga- tuigenisfen ten voordeele van RICHARDSON, uit de pen zyner Landgenooten, nit die van Fravfchen en Dm-tickers, gevloeid ; alle zodanig, dat ze blyk drugen , hoe men bykans geene woorden heeft weeten te vinden om den verdienden lof des Engel/then Schryvers uit te meeten. „ Dan ," voegt by 'er nevens, „ ik wil my flier op bet ge. • tuigenis van anderen beroepen; ik beroep my op myne ei- ,, gene ondervinding , op de ondervinding van alien , die met „ den redelyken wensch, om zich te verbeteren en wyzer te • worden , de Gefchiedenis van GRANDISON in handen namen. „ In dit, Boek genoot ik alien genoegen , der een befchaafde I, verkeering voor een man van fmaak, en die in de fludie van „ bet menschlyk hart behaagen vindt, kan opleveren. Nimmer „ lag ik het ter zyde, of ik herinnerde my het een of ander • trelFend voorval of gefprek, dat ik in een gezeifcbap hadt „ opgedaan, waar in ik zo eigen was geworden , dat ik my • verbeeldde tot dezelfde Familie te behooren. Ik bemerkte dik- „ wyis, om het met de woorden van B'ARNAUD uit te drukken, „ dat 1k, door die verkeering, waarlyk ondervinding had gekree- „ gen.” — De Opfteller der Proeve vereenigt zich voorts met dit getuigenis van D'ARNAUD „ Alles was MONTAGNE, • CLARON, LA ROCHEFOUCAULT en NICOLE in flelregels bragten, „ heefc RICHARDSON in bedryven voorgefteld. Een grondftelling „ is eigenlyk een afgecrokkene en algemeene regel van gedrag , „ waar van men de coepasfing aan onszeiven overlaat. Zy • drukt uit ziehzelven geen tastbaar beeltenis in ouzen geest, „ daar men , incegendeel , hem, die werkt, als voor oogen heeft, „ zich in zyne pinata nett, v6Or of tegen hem worth ingeno- „ men, zich met hem in de rol, die by fpeelt, vereenigt, in- „ dien zy deugdzaam is, en dezelve met verontwaardiging Ater- „ foeit , indien zy van ondeugd en onbillykheid zamenhangt.” Wat de Schryver deezer Proeve wyders bybrengc om dit Werk tegen opfpraak en vittery te verdedigen , flan de Leezer zelve na, en by zal, nevens ons, voldoening vinden. Wy Item- men van harcen in het floc. ., RICHARDSON behoefde zuike „ verdedigingen Met. Wie vatbaar is voor de heilzaame in- „ drukzelen , welke deeze Gefchiedenis in deugdlievende haven „ kan voortbrengen, zal geen gefleepen bedilzugc raadpleegen, „ om die indrukzelen te verzwakken; lunar zich, veelmeer, om „ het flreelend gevoel derzeiven , en tie zalige gevolgen daar „ van, oprechtelyk verheugen.” Twee Ploaten van viNKELEs vercieren dit Deel. ALGEMEE NE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN, Verhandelingen , raakende den Natutirlyken en Geopen- baarden Godsdienst , ui tgegteven door TEYLER'S God- geleerd Genoot /Chap. 1iVIPlc Dcel. 7'e Haarlem, by Joh. Enfched6 en Zoonen en J. van Walrd, x797. In 4to. 534 bl. (Tweeds Berigt.) pad eene Maatfchappye , van eene andere Inrigting 1 dan TEYLER'S Godgeleerd Genootfchap , over het Onderwerp , in dit XVII Deel behandeld , en 't geen wy, , volgens onze toezegging (*), ter tweedemaale ter hand neemen, een Wedprys opgehangen , om dien toe te reiken aan den Schryver , die 't zelve cierlykst en treffendst behandelde , gewis de Verhandeling , die nu de derde plaatst bekleedt , zou de eer fie geweest zyn. Dit bleef door de Beoordeelaars niet onopgemerkt, rho daarom , in bun Voorberigt , met een kort woord jets van elke Verhandeling zeggende , vermelden, dat de- „ zelve in eenen meesterlyken fly' en vol gevoels ge- ,, fchreeven is.” Zeker hebben zy, het verzegeld Briefje openende , op het zien van 's Schryvers Naam , Mr. RHYNVIS FEITH, zich niet verwonderd over den 41 in deeze Verhandeling heerfchende , daar deezes Mans be- kwaamheid, om de pen in onze taal te voeren, uit yeeI- vuldige Werken bekend is. Naa, met den aanvange, een treffend tafereel gefchetst te hebben van de gruwelen door Staats- Godsdienst gefticht by de Romeinen , en ook onder de Christenen, fchryft de Heer FEITH : „Ik begryp dus zeer wel , dat de menschlie- , vende maar oppervlakkige'Wysgeer, die den verheven maar eenvouwigen Godsdienst van Jefus niet anders kent „ dan onder die menigvuldige byvoegzelen of bekIeedzelen, „ waar mede dan eens de valschlyk zo genaamde Wysbe- „ geer- CO Zie bier boven, 103. LETT. 1798. O. 4. 146 VERHANDELINGEN „ geerte, dan eens de Kerklyke Heerschzugt en bet Pries. „ terbedrog, dan eens het dweepziek Bygeloof, dan eens de „ fpitsvindige Schoolgeleerdheid, dan eens de looze Staat- „ kunde, denzelven van tyd tot tyd omhangen en befmet „ hebben, de groote Vraag: Nlag, en behoort het Burger- , lyk Befluur eenigen Invloed nit ae oefenen op zaaken van „ den Godsdienst? ontkennend kan beantwoorden ; en , in • waarlteid , ware 'er geen andere Godsdienst van Jefus , „ dan zo als by in byzondere Landen door de Geestlyk- „ heid verdorven, of tot eenen verfchillenden Staatsgods- „ dienst is misvormd geworden , ik zou deeze uitfpraak ,, met een gerust hart byvallen. „ Dan daar ik uit de natuur der zaak overtuigd ben , „ en wie, die eenigzins over de byzondere Lotgevallen der Volken, over de opkomst en ondergang der verfchillen- „ de Ryken, over den den beurtlingfchen toeftand der • Vryheid in fommige gedeelten des Aardbodems, page- „ dacht heeft, is bet niet met my eens, dat 'er geen mast- f• chappyelyk Geluk , geen weezenlyke Volksvoorfpoed , en „ vooral geene waare Vryheid, de grondflag van die beide , „ mogelyk zy zonder zeden, zal de waare Wysgeer, , die zyn Vaderland en het geluk des Menschdotns van harten be- „ mint , altyd nog bovendiefl verzekerd moeten zyn, niet „ flechts dat 'er goede zeden, zonder Godsdienftige begrip- „ pen,op den duur kunnen gevonden worden ; maar teffens dat de invloed dier begrippen, naar het voorfchrift der „ Christelyke Leer, weer fchade dan voordeel aan de ze- „ den toebrenge, zal by immer zyn zegel aan het ftraks „ gegeeven antwoord hangen. Zo by integendeel over- 55tuigd is , dat 'er nimmer zeden zyn kunnen, althans 55 zulke zuivere en geftrenge zeden , als de waare Vry- 15heid, , zal ze immer onder een Volk beftenclig bloeien, 15 vereischt, zonder Godsdienst, zal by zich altyd voor 52 den Godsdienst in 't algemeen verklaaren, en wat den 51 Christelyken Godsdienst in 't byzonder betreft, het zal • 'er op aankomen, in hoe verre dezelve de zeden meet 5/dan alle andere Godsdienften in de hand werkt, om de 5/ waarde van zynen invloed op de Vryheid, en bet bier • uit voortvloeiend geluk eens Volics , te kunnen bepaalen. „ Zien wy, om dit alles in het duidelykst daglicht te • len , welke zeden vereischt worden om de waare Vry- „ held onder een Volk te bewaaren; en dan welk een in. „ vloed de Leer van Jefus, naar bet eenvoudig voorfchrift van het Euangelie, op dezelve hebben moet.” Wy VAN TEYLEICS GODG. GENOOTSCHAP. 147 Wy fchreeven dit gedeelte af, om dat het den grond- flag des geheelen volgenden Antwoords ultmaakt. Widr in de Schryver voorts opmerkt , dat de waare Vryheid onmooglyk onder een Volk bloeijen kan , wanneer zy op de Gelykheid niet gegrond is. Deeze Gelykheid nader bepaald en omfchreeven hebbende, vermeldt by verfchei- de hoedanigheden, aan dezelve eigen. Hier komen veele heerlyke trekken voor, die het ons fpyt onafge- fchreeven te moeten laaten; gelyk wy die ook moeten overflaan, welke ter ontvouwing itrekken van de byzon- dere Deugd,en , die ten Volksgeluk by eene verlichte Gelykheid moeten plaats hebben ; als Nyverheid, Ar. beidzaamheid en wyze Spaarzaamheid; onbepaalde Eer- lykheid, en verkleefdheid aan 't gegeeven woord; Mensch. liefde en Weldaadigheid. Het not luidt: „ Ja , het zyn „ deeze deugden, in de eerfte plaats, zonder welke men „ zich geene waare Gelykheid onder een Volk voor kan ftellen. Of is het aan den cenen kant mogelyk , in „ den mensch zyne weezenlyke waarde, afgezonderd van „ alles wat geboorte en fortuin geeven kunnen , te er- kennen, en hem teffens, by het gemis van deeze goe- „ deren, tot gebrek, ellende, en de verlaaging zyner na- „ tuur , de uitblusfing zyner vermogens, die 'er gewoonlyk het gevolg van zyn, te doemen; aan den anderen kant, „ dat bet behoeftige en gebreklydende gedeelte der Na- „ tie belang by den voorfpoed van het algemeen kan „ neemen, daar toch hun toeftand in Diets door verbe- „ terd wordt ? Men heeft gezien, hoe zeer aan de eene „ zyde overmaatige rykdommen , aan de andere onge- „ oorlofde armoede en gebrek, in alle landen, waar deeze „ doodlyke kenmerken zich ten zelfden tyde opdeeden, 0, het algemeen belang voor louter perfooneel eigenbelan „ en baatzugt deeden wyken , en welke grondflag blyft „ 'er your de Gelykheid onder een Volk over, waar geen „ Efprit publicq meer heerscht, en enkel de ryken en „ vermogenden aan het weizyn des Vaderlands, of liever „ aan hun eigen weizyn, dat met bet Vaderland verlooren „ zou gaan, verbonden zyn.” Hier op gaat de Heer FEITH over om aan te toonen, in welk een verband de Leer van JESUS, naar het eenvoudig voorfchrift van bet Euangelie, tot de Zeden en tot de Deugd !hat , en welk Volksheil zy , eenmaal ter goeder trouwe in praktyk gebragt, vermeerderen, welke Volks- rampen zy daadlyk vernietigen zou. Eene fchets der K Christ, 148 VERHANDELINGEN Christlyke Zedeleere wordt hier voorgehangen; en Itaat de Schryver vervolgens ftil op de bedenking , dat de Va- derlandsliefde in 't Euangelie niet byzonder wordt aange- preezen. „ Onmogelyk," luidt zyne taal, „ kon de wyze „ Itifteller van onzen Godsdienst met zulke onbepaaide • oogmerken om algemeene menschlievenhcid en welwil- „ lendlieid voor te than en alom te verfpreicien , en het 57 menschdom zich onderling, over den geheelen aardbodem, • als kinderen van denzelfden Vader te leeren befchou- 55 wen, die uitfluitende Liefde voor het Vaderland • dikes of aanbeveelen , die tot eeuwigduurenden fcheids- ,) muur tusfchen Volkeren en Volkeren verftrekt, en ten 51 alien tyde zo veel menfchenbloed gekost heeft. Vet- 51 blind door de looze drogredenen eener listige Staatkun- 2/ de, die deeze Vaderlandsliefde zo listig aan haare oog- merken wist dienstbaar te maaken, en altyd als de hoog- fte deugd bewierooken deedt , heeft men het meer dan 55Bens als eene befchuldiging tegen. de Zedeleer van 't Euangelie ingebragt, dat dezelve 'er nergens in is aan- , bevolen, of zelfs onder het getal der deugden geplaatst 55wordt ; en dus de grootfte voortreffelykheid van de 15Leer van Jefus als een gebrek doen voorkornen, daar 57mindoorzienden over itruikelen. „ In de daad , voor. zo verre de Vaderlandsliefde met het waare Patriottismus 66.n is (*) , vinden wy alle de „ deugden , die den echten Patriot uitmaaken , in het 55Euangelie ten fterkften aangepreezen : voor 20 verre het „ daarentegen een vooroordeel , of , op zyn best , eene 75natuurlyke geneigdheid is, die den bewooncr van Groen. 55land even zeer voor zynen killen en onvruchtbaaren „ grond bezielt , als eertyds de weelderige Grieken voor „ de bloeiende en gelukkige valleien van Afiκ'n, wordt „ het zeker nergens aangevuurd. De groote Vriend der 95menfchen wist te wel , hoe ligt dit plantjc (op zich „ zelven heilzaam , en tot geluk van het menschdom, dat „ in fchoonheid en vruchtbaarheid van elkander hemels- ,, breed verfchillende Landftreeken bewoonen moest , in 't „ hart (4) Waarin het onderfcheid tusfchen Vaderlandsliefde en Pa. trinttismus, zo dikwyls met elkander verward , heflaac, wont de Schryver in eene Aanhaalinz, voor ons te breed , dock die bier op nedetkomt , dat de Vaderlandsliefde eene natuurlyke nelging, on het Patriattismus eene Deugd is. VAN TEYLE R'S GENOOTSCH AP. 14 93 hart geplaatst) door aankweaing in onkruid lion ont- 51 aarten, om bet ergens als eene deugd byzonder aan te beveelen. Het Mensehdoin , en geen byzonder Volk, 9> ten kosten der overigen, geluldtig te maaken, zie daar 95 het groote doel van jelhs. Alle byzondere betrekkin- ,, gen en pligten worden dus dubbel verfterkt en be- krachtigd , maar altyd ondergefchikt aan de grootere 95 pligten omtrent het geheele -Alenschdom. Op deeze 95 wyze geeft het Christendom aan het waare Patriottis- 9, mus zyne wezenlyke flerkte, maar weert van de on- ,' verlichte Vaderlandsliefcle alles of wat haar tot een 15 geesfel en ondergang van alle andere Volken zou kun- /3 nen maaken." Ten naderen aandrange van den Invlbed des Christlyken Godsdiensts op de Zeden en Deugden, toont de Verhan- delaar, , dat deszelfs voorfchriften algemeen zyn, als mede dat ze uit bronnen afgeleid en door beweegredenen on- derfleund worden ; die hem boven de driften en valfche uitleggingen van het eigenbeiang, boven de verzoekingen der Tyke en vermogende ondeugd, verheffen, CD tot zo veele odsvereeringen maaken.G Voorts lost by twee tegenwerpingen op., De eertle ont- leend uit het zeggen van JESUS zelve, dat zyn Koning- ryk nit van deeze wereld is. De tweede, dat de Apostelen, op veriheide pfaatzen zelfs eene lydelyke g'e- hoorzaamheid leeren aan Koningen en Overheden. Op. losfingen„ die veel fchoons aan den dag leggen, Naa breeder wegens de beweegredenen gehandeld te hebben, luidt zyne taal „, En thans durve ik veilig vraagen „ aan ieder, die waarheid zoekt, en waar ze is dezelve „ gevoelen kan, of by van onze tyden iets goeds ver- „ wacht voor de waare Vryheid en het Geluk des Mensch- „ doms, dat 'er onaffcheidelyk mede verknogt gnat, zon- „ der den Invioed van den Christlyken Godsdienst? en „ ik ben verzekerd, dat, zo by aan den cenen leant in „ aamnerking neemt , hoe het heilig vuur der Vryheid „ (in tegenoverftelling van bet Despotismus , dat enkel „ met uitwendige daadcn te doers heeft, en zich, zo lang „ de Ilaaf gehoorzaamt , over deszelfs beginzelen en hart „ niet bekornmert,) fleciits door zuivere hanien en edele harten ondcrhouden kan worden ; en , aan de andere „ zvde, dat men Milliner, dan in onze dagen, die opge- „ Maude denkbeelcien over de male Vryheid, zo als ze „ op Gelykhcid rust, en de Rechten van den Mensch K 3 „ t.;11 150 VERHANDELINGEN „ ten grondflag heeft, bezeten, nimmer Gemeenebesten „ op deeze beginzelen heeft poogen te gronden ; ik ben „ verzekerd, zeg ik , dat by , dit alles in aanmerking „ neemende , deeze vraag met een Neen! beant- „ woorden , en volkomen overtuigd zyn zal, dat, zonder „ den Jnvloed van den Godsdienst van Jefus, ook de „ beste poogingen nimmer tot Hand zullen komen ; maar „ bet lot van duizend verbeteringen zullen ondergaan , „ die , blinkende in de theorie, in de praktyk onuitvoe- „ relyk worclen bevonden.” Dit ftuk wordt vervolgens breeder beredeneerd ; en vindt by grond om uit te roepen : „ Waarlyk, als ik „ nadenk, wat de Godsdienst van Jefus, ook voor deeze „ aarde, voor den mensch, in alle zyne betrekkingen en 9, behoeften, zou kunnen zyn, en ik de arme bedroogene Stervelingen dan zo angftig naar andere middelen, om „ gelukkig te worden, zie zwoegen, en hun verftand , als „ 't ware, uitputten om ze te vinden, dan zweeft altyd de „ beeldtenis eens ouden welfpreekenden Volkleeraars voor „ myne oogen, en ik roep hem onwillig na, zy hebben 9, den fpringadcr des leevendigen waters verlaaten , am „ zich zelven bakken tilt te houwen, gebrooken bakken die „ seen water /louden!" De kragtloosheid der Wetten, der beste Wetten, buiten den medewerkenden Invioed van den•Christlyken Gods- dienst , getoond hebbende, past by dit alles nader op onze tyden en zeden toe; en komt tot dit befluit van zyn Ant- tyden en zeden toe; en komt tot dit befluit van zyn Ant- woord op bet eerfte Lid der Vraage, fchryvende: Ik „ mag dus, dunkt, my, hetzelve met ya beantwoorden. „ Ja, het Burgerlyk Beftuur , dat de verbetering van de „ Zeden des Volks voor het eerfte hooraloel zyner zor- „ gen moet ftellen, mag en behoort ook op zaaken van „ den Godsdimst in te vloeien , als zynde het laatfte en „ eenigfte middel, althans voor onzen tyd, om het eerfte „ te bereiken." Hier mede vindt de Burger mrrit zich tot het tweede Lid der Vraage gebragt , en betoont by zich een Voor- ftander van Vryheid in Leerbegrippen ; doch hoe het ten aanziene van de Zedekunde anders gelegen is. 't Welk hem meer bepaald doet handelen over de wyze op welke de Overheid of bet Burgerlyk Beftuur op het door hem bepaald zedelyk gedeelte van den Christlyken Godsdienst invloed zal hebben. Zyne Grondftelling is , de Nederlandfche Maatfchappy blyft VAN TEYLEICS GODG. GENOOTSCILAP. 151 blyft een Christlyke Maatfchappy; en ftaat de Christlyke Zedekunde met eenige algemeene waarheden , door alle Christenen beleden, in verband ; waar uit by aileidt, dat bet Burgerlyk Befluur te zorgen hebbe, dat 'er een open baare Godsdienst zy ; omtrent welke zorge by de noodige bepaalingen opgeett; bepaalingen, van dien wart, dat, zyns oordeels , zulk eon invloeijen op de algemeene zaak van den Christlyken Godsdienst tegen de Vryheid niet aan- loopt. Wy treffen bier een kenfchets aan van twee foorten van Patriotten, die aller ernitig overweegen verdient ; als mede eene uitweiding, ingericht • tegen de zodanigen, die vraagen: „ wat komt bier Godsdienst, wax komt bier Deugd , in aanmerking?" — Overtuigd betoont zich de Schryver, dat de Christlyke Godsdienst den menschlyken byftand niet noodig heeft , in dien zin als de Staatkunde denzelven tot hier toe beweezen heeft, en voor zich zel- ven in 't geheel niet. Gairne fchreeven wy 's Schry - vets fchoone gedagten hier of ; doch wy worden onge- merkt breed. Voor het Godsdienftig Onderwys wil by zorg gedraagen hebben; en dat ook het Burgerlyk Befluur op het Volks- Onderwys in den Godsdienst op de Schoolen invloeije; de wyze , op welke, bepaalt by nader ; en veel verfchillende van de thans gebruiklyke bandelwyze. By de meer lynrechte , voegt de Burger FEITH ondere meer algemeene Aanmerkingen. Dan zyn geheel Antwoord op de iteIling, dat by voor de Nederlanders als Christenen fchreef, gegrond zynde, beklaagt by zich vergeefsch werk gedaan to hebben, nu niet alleen de Kerk van den Staat te eenemaal was afgefcheiden; waar mede by het ten vollen eens is; maar dat bet ook geen noodzaaklyk vereischte meer is tot het Ambt van Overheid, dat iemand de Christ- lyke Openbaaring aanneeme en belSkle. 't Welk hem een zeer ernitig befluit afperst. De Schryver deezer Verhandelinge heeft, op daar toe bekomene vryheid, nog eenige Bylagen aan dezelve toege- voegd, meest ter nader ftaavinge dienende van 't geen in het fchoone Stuk zelve voorkomt. Eindelyk treffen wy in dit Boekdeel nog aan, de Be- antwoording der zelfde Vraage , door den Leeraar der Re- monfirantschgezinde Chy-iste, en to Leyden, CORNELIUS ROGGE, in welke de Beoordeelaars , naar luid des Voor- berigts, zo veel genoegen von ien, dat zy bellooten dezel- ve aan de voorige toe te voegen. Wy hebben dit, in K 4 ver- 152 VERHANDELINGEN vergelyking met de voorige, kleine Vertoog geleezen, met veel genoegen geleezen: wyze van voordragt en behan- doling verfchilden zo veel van de voorige, dat zulks de zatheid, welke men anderzins door eenzelvigheid krygt, verhande. De hoofdpunten, waartoe de Burger ROGGE zich be- paalt, zyn: Dc Raven van het Begetur omtrent den Godsdienst. -- De Verpligting van het Belhair omtrent den Godsdienst. — En voorts de Bepaaling van den In- vloed van het Befluur op den Godsdienst , welke volgt naa de opgave der gronden voor een liellig en ontkennend Antwoord. Eenige Stellingen, die door beide de Partyen volmon- dig erkend worden, vermeld hebbende, fchryft by deeze waarheden ten grondflage zyns Antwoords te neder: ,, Het Betluur befchermt alien Godsdienst, en handhaaft denzelven by zyne Vryheid — het zoekt denzelven „ te bevorderen, zonder de rechten des Geweetens te be- „ ledigen — het waakt voor de orde, rust en veiligheid „ der Maatfchappy ; en vindt bier in alleen de gren- „ zen die aan de Godsdienttige Vryheid paalen ftel- I, len. ,, En nu mogen wy ons geregtigd oordeelen, om op de voorgeftelde Vraag ten antwoord te geeven : Het Bur- , gerlyk Befluttr hecft noch recht , nosh verpligting, em • eenen rechtflreeks vcrpligtenden Invloed op zaaken van • Godsdienst tat to oefenen, die verder gaat dan tot de bc- ,, fcherming van elks vryheid in denzelven ; en deeze we- „ der gaat niet verder dan tot de handhaaving van de „ openbaare rust en orde der Maatfchappy.” Dan voorheen den Invloed in een rechtfireekfchen en zydelingfchen onderfcheiden hebbende , komt de Burger ROGGE , naa eenige redenkaveling op voorheen gelegde gronden fleunende, tot het Befluit „ Dat het Belluur GEENEN ZYDELINGSCHEN INVLOED mag of be- „ hoort tilt to oefenen op zaaken van den Gorlylienst, 5, die AAN DENZELVEN EENIGE WYZIGING KAN GEE., VEN.” Naa deeze in veeler ooren zeker harde uitfpraake, laat de Schryver volgen Thus dunkt my hoor ilc den be- „ kommerden Godsdienstvriend, die zich by eenen Gods- „ dienst, aan zyne eigene hefcherming overgelaaten , (land- „ lyk reeds het diepst vernal van denzelven voorftelt, „ met eene angstvallige vreeze vraagen, is 'er niet eenige ,) VAN TEYLER'S GODG. GENOOV.CHAP. 151 99 genade , niet eenig voorregt meer voor den Godsdienst? Zo 55 by al, als een pas mondige Wees , in de wyde waereld 55 moet gezonden , en aan alle voogdy onttrokken wor- „ den — zo by zichzelven moet befchermen tegen aanval- „ len van baldaadigen , en door eigen verdienften de gunst „ der braaven tot zich trekken, — zou bet Beftuur niet 19 eenig onmerkbaar toezicht op hem mogen hebben, die ,, het hem gemaklyker maakt , om zich in de gunst der me- ,' nigte in te dringen, en in dezelve te blyven ? „ Schep raced, myn Vriend! ja, het Beftuur mag en ,, behoort alien invloed op zaaken van den Godsdienst te 91 oefenen, die de rechten des Geweetens niet beledigt, of 99 aan deszelfs zuiverheid niet fchadelyk is. Under deeze 71 voorwaarde, mag en beboort het alle middelen te be- 5, zigen , om den geest van Godsdienftigheid aan te moe.- /7 digen, en algemeen te doen heerfchen ; door zelf een 59 voorbeeld van zodanige gezindheden te geeven, door in 99 zyne cigene handelwyze den weldaadigen lnvlued van 9) Godsdienst op goede Zeden te betoonen — door „ den geest van Godsdienttigheid te onderhouden. — „ Eindelyk zal het voor den geest van zuivere werkzaa- 99 me Godsdienftigheid het best zorgen , door het ryk der „ deugd en waarheid, zo ver mogelyk , uit te breiden. „ Kuniten, Weetenfchappen, Geleerdheid en Verlichting, 55 Burgerdeugd en goede Zeden aan te kweeken, te be- 0, moedigen , door gepaste: verordeningen en inrichtingen, „ dit is een der duurfte pligten van het Beftuur, en deeze *9 weg geleidt lynrecht tot den Tempel van zuiveren Gods- dienst. Hier voor ftaan ons Borg de gefchiedenisfen van 15 alle eeuwen. Naar maate een Volk dommer en zeden- 99 loozer is, naar maate is het bygelooviger, , dweepzugti- 99 ger, en van den waaren Godsdienst , die met de nit- ,' fpraaken eener geoefende Rede overeenftemt , verder 9) verwyderd.” Dus hebben wy in twee Berigten een genoegzaam ver- flag gegeeven van deezen Bundel der Teyleriaanfche Ver.- handelingen, die ook met een afz'nderlyken Tytel, als een Werk op zichzelve ftaande, te bekomen is, voor de zo- danigen , die zich alle de Deelen niet verkiezen aan te fchaffen; en is het, om het te ligter verkrygbaar te maa- ken, op eenen zeer laagen Prys gefteld. K 5 Leer- X54 E. KIST Leerredenen over Gods Deugden, door EWALDUS KIST Prcdikant te Dordrecht. Eerfle Dcel. Te ifinfleldam en ilrnhem, bby M. de Bruyn en J. Troost, 1797. In gr. 8vo. 330 l. Het bevallig licht,.waarin de Eerw. KIST zich onlangs vertoonde, in zynen penneftryd met den Eerw. BROU- WER, zal veelen een gunftig vooroordeel ten opzigte dee- zer Leerredenen inboezemen. Rykdom des onderwerps, aan de eene zyde, genoegzaame toerusting ter behandelin- ge van dat onderwerp , aan den anderen kant , ziet daar de noodige vereischten tot een nuttig en leezenswaardig Boek. Wy twyfelen niet , of de meesten , naa het door- leezen deezer Leerredenen , zullen met ons van gevoelen zyn, dat de Eerw. KIST aan de verwagting , van hem opgevat, voldaan heeft. In zyn Voorberigt doet by ver- Dag van de wyze, op welke by zyne taak volvoerd heeft. Zyn hoofddoel was , Gods Volmaaktheden populair en praktikaal te bebandelen. Door bet eerfte veritaat eerie manier, , naar de vatbaarheid van ongeoeffenden bere- kend, vermydende alle fynuitgeplozene , overnatuurkun- dige redekavelingen, en alleen zodanige bewyzen aanvoe- rende , die als under de zinnen vallen; en door een ieder, die zyn gezond verftand heeft, gemaklyk kunnen begre- pen worden ; voorts eene natuurlyke orde in agt neemen- de, die zonder moeite kan gevolgd worden ; en zo veel mogelyk eene taal gebruikende, welke men in het gemeene leeven fpreekt , en die dus ook voor onbedrevenen ver- Itaanbaar is. Uit alle 't welk blykt, dat populair te fpree- ken (zo als KIST zich uitdrukt) „ zeer ver of is van ken (zo als KIST zich uitdrukt) „ zeer ver of is van onbefchaafd te fpreken , of zich tot gemeene, wanvoege- „ lyke en laffe uitdrukkingen en fpreekwyzen te verlagen, „ die met bet eerwaardige van den Godsdienst, en de 17 deftigheid van den Predikftoel ten eenenmaal onbeflaan- „ baar zyn.” Uit het ander doelwit , het praktikaale naamelyk , om de kennis der Godlyke Volmaaktheden ter verbeteringe van bet hart te doen dienen , geeft de Eerw. KIST reden, waarom by, met agterlaating van eenige minder bevattelyke , alleen zodanige eigenfchappen ter zyner behandelinge heeft gekozen , welke tot het gemelde heilzaam oogmerk konden dienen , met agterlaating van tie zulken , die minder gefchikte onderwerpen zyn voor deR LEERREDENEN. 155 den Predikftoel. Hierop volgen nog eenige korte bedenkin. gen over het aanbelang van het rechte verftand der God. lyke Volmaaktheden, als kunnende 'er, zonder eene rech- te kennis van God, geen redelyke Godsdienst gevonden worden. Een tiental Leerredenen bevat dit Eerfte Deel , welke van een gelyk getal, in een Tweede Deel , zullen gevolgd worden. De onderwerpen, hier behandeld, zyn de vol. gende : Gods Geestelyk beflaan — Alwetendheid — Wysheid in de Natuur — Wysheid in de Voorzienig- held Wysheid in de Voorzienigheid verdedigd Wysheid in den Dood van Jefus Christus — Wysheid in de Schikkingen en Leidingen van zyne Genade — Heiligheid Liefde — Lanktnoedigheid. Alle deeze onderwer- pen, immers verre de meeste, worden hier behandeld op eene wyze , aan het aangekondigde doelwit volkomen be- antwoordende. Leering en ftigting gaan hand aan hand gepaard ; wordende her geheel nog veraangenaamd door deftigheid en' klaarheid van ftyl , de zaak zelve en den Predikftoel waardig. Weshalven wy, , met voile ruimte, des Eerw. KIST'S gefchrift , als een nuttig Leesboek , onzen Landgenooten, van allerlei Godsdienftige gezinten , mogen aanpryzen,. Het rnenigvuldig fchoone, dat wy ginds en elders aan- treffen , maakt ons bykans verlegen in het doen eener keuze, om iets ter proeve voor te draagen. Het Boek doorloopende, valt ons oog op het tafereet, dat de Eerw. KIST van de Godlyke Liefde maakt een uitgewerkt, verrukkend tafereel , 't welk ons, zo wel van het gevoe. lig hart, als van het geoeffend verftand en bondig oor- deel, des voortreffelyken Leeraars, de gunttigfte gedagten hadt doen opvatten. Naa alvoorens, in de inleiding dee - hadt doen opvatten. Naa alvoorens, in de inleiding dee - zer fchoone Leerrede, eenige algemeene aanmerkingen te hebben voorafgezonden treedt KIST ter overweeginge van de weldaaden, die God ons in de Natuur en in de Gena. de heeft bewezen. Eenige weldaaden, den menfche naar het lichaam gefchonken , hebbende opgenoemd , vet- volgt de Redenaar aldus : „ Dan , niet alleen fpan- „ nen hemel en aarde zamen tot de welvaart van den „ mensch , de befchouwing daarenboven der fchone, der „ bevallige natuur , verfchaft ons de groottle genoegens. — Genoegens, die bedorvene harten niet kennen, die „ de ongevoelige onoplettendheid achteloos verfmaadt, „ genoegens echter, die voor elk openftaan, die onze ziel „ ver- 156 E. KIST „ verheffen, die waarlyk groot, edel, en voor den vet.- „ heven mensch gefchikt zyn. Beminnen wy niet alles, 91 wat fchoon, wat evenredig, wat verheven, wat prach- „ tig is? En waar is meer pracht , meer orde, meer „ fchoonheid, dan in de fchepping van den Oneindigen? „ Staarden onze oogen immer op eenig deel van het • gefchapene , dat niet de duidelykfte blyken droeg van 1, den alwyzen, algoeden, almagtigen rnajeftueuzen ker? Het zy wy de onnagaanbare verfcheidenheid der 57 voorwerpen, .die ons omringen, en echter de volmaakt- 9, fte overdenftemming van alles, de oogmerken van ieder 51 deel, de bedoeling van het geringfte fchepzel, den ein- 51 delozen keten van al het gefchapene immer gade floe- „ gen ; het zy wy ons tot het ryk der planten begaven, 91 bonne ontelbare foorten, hunne grote nuttigheden be- 1 zeften , of met verrukking ftaarden op de fchoonheid : der bloenten, op bet weefzel van een blad; het zy wy de talloze geflagten der dieren, de verfcheidenheid hun- ,5 net driften, hunner wapenen, hunner vermogens be. 5, 5, fchouwden , hen zagen deelen in de goedheid van • den Schepper, de fraaiheid hunner gedaantens bewon- derden, of in het ftrelend gezang van talloze vogelen 51 ons verlustigden, of verftomden voor het maakzel van den geringften worm: wat gedeelte der fchepping werd 51 immer her voorwerp onzer befchouwing, dat onze ziel 11 15: niet verhief, dat ons geene grootfche denkbeelden in. boezemde, ons niet deed opklimmen tot den Oneindi- 5/ en, en in de befchouwing der heerlyke deugden van ,f Gat verheven Wezen het gevoeligst vermaak ge- 55 nieten? — M: H: wanneer wy den opgaanden dageraad de fchemeringen van den nacht zien verdry- 51 51 yen, wanneer wy den vorftelyken hemel met gouden majefteit zien pralen , en dan de zon met glansryke „ pracht te voorfchyn treedt , als een bruidegom uit „ zyn LEERREDENEN. 157 99 bled flaxen op eenen ftatigen berg, of op de uitgebrei- „ de vlakte van den onmeetbaren oceaan , en wy dan 95 opklimmen tot Hem , wiens milde hand alles adem, al- 1, les leven geeft , tot Hem, die de bergen weegt in eene • weegfchaal, die de wateren met zyn vuist heeft ge- • meten; — of, wanneer duisternis den aardbodern • bedekt , en alles rondOm ons fomber en ftatig is , • wanneer wy dan in ftille eenzaamheid onze oogen op. • heffen naa den plegtigen hemel, bezaaid Met het tal- „ loze heir van flonkerende itarren , wanneer wy dan, „ door dit zielverheffend toneel geheel verrukt, aan onze 1) verbeelding bot vieren, en wy dan, ons in de verba- 1, zende uitgebreidheid van het heelal geheel verliezende, 91 al het grote, al het majefineuze , bezeffen van dien „ God, die van de hernelen met eene fpan de maat heeft 15 genomen : — Wat gevoelen dan ooze harten? Zyn 'er dan edeler genoegens voor den redelyken mensch? Moeten wy dan de weldadigheid van den Schepper, 97 die ons dezelve gaf, niet erkennen ? En is het niet deze 97 gedachte, die zich met alle onze overdenkingen mengt: God is Liefde?” Verfcheiden andere , in hunne foort , even fraaije trek- ken, zouden wy, uit deeze Leerrede, kunnen aanvoeren ; doch ons beftek verbiedt bet. 't Geen de Eerw. KIST voordraagt , aangaande Gods Wysheid in de Natuur , in de Voorzienigheid , en in den Dood van Christus, levert niet minder treffende proeven uit van 's Mans oordeel- kunde, in het uitkiezen van byzonderheden uit den groo- ten voorraad , en van zyne bekwaamheid om dezelve in een bevattelyk licht voor te draagen. Zo als een eerlyk Man betaamt, blyft KIST, in de laatstgemelde byzonderheid , de oogmerken en de gevolgen van den Dood van CHRIS- TUS, getrouw aan het zamenftelzel van het Kerkgenoot- fchap, welk by tot een fieraad verftrekt; terwyl hy te- yens zyne gevoelens voordraagt met de befcheidenbeid , zo hoogstbetaamende aan den belyder van het Euangeliurn des Vredes, die, daarenboven, edelmoedig genoeg is om te erkennen, dat in het gevoelen, welk hy verdeedigt, verborgenheden zich vertoonen , voor welke het menfche- lyk verfland zuft. Tot Plot zullen wy hier nog over- fchryven, hoedanig een denkbeeld , naar de meening van den Eerw. KIST, men zich aangaande de Verzoening door den Kruisdood van CHRISTUS hebbe te vormen. „ Wy „ moeten (dus fchryft by) ver of zyn van te denken, dat ,, God, 158 E. K IS T, LEERREDENEN. „ God, om het zo uit te drukken, te voren bezield was „ met wraak, toorn , en eene begeerte om ons zondaren „ ongelukkig te maken; maar dat deze driften geftild en „ tot bedaren zouden gebragt zyn door het bloed der „ verzoening. Van het volmaaktfte Wezen zyn alle „ aandoeningen, en alle menfchelyke zwakheden, oneindig „ ver verwyderd. — Maar de zaak is deze : God is de v, liefde zelve. Hy is uit zich zelven tot barmhartigheid 59 en vergeving genegen. Aileen by moest barmhartig zyn op eene wys, die niet aanliep tegen zyne wysheid, heiligheid en regtvaardigheid. Zou het gezag der wet- ', ten , en de orde in de zedelyke waereld blyven , zo „ kon de zonde niet vergeven worden zonder betoning „ van ftraf, zonder betoning van de Goddelyke afkeuring 59 door lyden. Daartoe nu ftierf Jezus aan het kruis , „ tot eene openbare betoning van Gods regtvaardigheid, „ op dat Hy door dit middel barmhartig zou kunnen we- 59 zen , zonder op te houden regtvaardig te zyn. „ Paulus zelve geeft ons van dit ftuk dit denkbeeld, Rom. „ III: 25 , 26 waar wy lezen dat God Christus yezus „ heeft voorgefteld tot eene betoning 'van zyne regtvaardig- 99 heid, op dat Hy regtvaardig zy , en regtvaardigende de „ genen, die .in het geloof van yezus zyn. Dat is : God „ heeft Christus Jezus doen fterven voor de zonda- „ ren en in Hem ten toon gefpreid, hoe groot zyne „ regtvaardigheid, en zyn afkeer van de zonde zy, op „ dat Hy, dus doende, blyke regtvaardig te blyven , ten „ zelfden tyde dat Hy zondige menfchen, die in Christus geloven , van de ftraf ontheft.” Omtrent deeze op- 59 b vatting van 's Apostels woorden zullen wy geene aan- merkingen in 't midden brengen. De zulken onzer Lee. zeren , die in de hedendaagfche Uitlegkunde bedreven zyn, weeten , dat zommigen die woorden opgevat hebben in eenen zin , door welken het denkbeeld van ftrafver- gelding geheel wordt uitgefloten. Doch ons plan gedoogt Hier, bier over uit te weiden : weshalven wy onze aan. kondiging eindigen, met de betuiging van ons verlangen na het vervolg deezer Leerredenen, en eerie ernftige aan- pryzing derzelve aan de zulken onzer Leezeren, die, aan- gaande de allergewigtigfte onderwerpen, verlichting des veritands en verbetering van het hart verlangen. Leer. MEULMAN, LEERREDENEN. 159 Leerredenen voor den Landman, door BERNARDUS MEUL- MAN , Predicant tot den Hardenberg in Overysfel. Te Zwolle, by J. de Vri, 1797. In 8vo. 46 bl. FTet is, in .de daad, een nuttig werk , den gemeenen 1 man , inzonderheid ook Landlieden, met opzicht tot htinne voornaamite aangelegenheden en plichten, voor te lichten, en, zoo een goed oogmerk alleen genoe,; is, oat waarde aan alle daarhenen ftrekkende poogingen toe te ken- nen, en 'er weezenlyk nut van te verwachten ,dan zou onge- twyfeld ook de Eerw. MEULMAN, die het zyne tot zoo- danig einde mede heeft willen toebrengen , nog wel aan. moediging vinden, om op deze twee Leerredenen voor den Landman, die opwekkingen tot naarfligheid en tot den openbaaren Go, dsdianst bevatten, nog meer dergelyken in druk te laaten volgen. Wy voor ons zouden den man raaden, om het by het uitfpreeken van alle dergelyke Leerredenen te laaten. Waken van het Genootfchap, ter bevordering van waaren Godsdienst , Deugd , Kunst en Wetenfchap , opgericht in de 1iataaffche Republiek. Deels Vie Stuk. Ta Grave, by A. van Dieren , 1797. In gr. 8vo. 20 yd• len druks. en kent reeds door veel beloovende uitnodigingen, in .LV1 het Hollandsch, Fransch, Engelsch en Hoogduitsch, door geheel Europa verfpreid , als ook door verfcheiden berichten en advertentien, in verfchillende Journaalen en Dagbladen, zoo hier te lande, als elders, geplaatst, bet verheven doel , welk zich dit onlangs opgericht Genoot- fchap, ter bevordering van waaren Godsdienst, Deugd, Kunst en Wetenfchap , heeft voorgefteld. Men beoogt niets minder, dan het MenSchdom van de kluisters van bedrog en bygeloof, waaronder het reeds lang gezucht heeft, te ontheffen, en tot den dienst van den eenigen waaren God , den Schepper van 't Heelal , te rug te brengen; het Opperwezen, op eene zuivere en pligtmaa. tige wyze, te doen eerbiedigen, en het Menschdom zoo verlicht en gelukkig te maaken , als men zal kunnen poogingen, waaromtrent de Leden der direftie zelve, by de uitgave van dit eerite Deels eerfte Stuk, zich in de Voor- 16o WEIMEN VAN TILT GENOOTSCHAP Voorrede dus uitdrulrken, poogingen (w3, durven het zeg- gen, omdat men het 071S van alio ooiden toeroept) zoo edel, zoo algemeen heilzaum , zoo Godvereerend , zoo menschlie- vend, als 'er door cane Alaatfehappy in het werk kunnen gefleld wordan. Het heeft echter niet ontbrooken aan ver- lichte beminnaars van Wetenfchappen en Godsdienst, en regtfchapene menfchenvrienden , die, met min of meet buivering, de vruchten van dezen arbeid hebben te ge- moet gezien. Men heeft gevreesd, dat deze poogingen daarheen zullen ftrekken , om het menfchelyk verftand, eer het daarvoor ryp en 'er bevoegd toe .is, met heete drift te vervoeren tot ontydige onderneemingen, die niet zelden , wel verre van uit re loopen tot hell van bet menschdom , bevonden worden algemeene verwarringen , en bykans onherftelbaare nadeelen voor de Weetenfchap- pen en goede Zeden, na zich te fleepen. Men heeft zich zelfs bekomn-ierd, of niet welligt, onder het voor- geeven van alle verbasteringen van den waaren Godsdienst, door priesterlist en door de macht van den troon , te ontdekken, en het menschdom omtrent deszelfs gewig- tigfte belangen beter te verlichten, een toeloeg fchuile, am het gezag van den geopenbaarden Godsdienst te ver- zwakken, en van bet Christendom of niets, of alleenlyk- eene verbcterde Zedenleer, te laaten overblyven. Wy voor ons zyn, en ten dezen aanzien, en met op- zicht tot den geheelen aanieg van het veel omvattend plan dezer nieuwe Maatfchappy , door dit eerfte voortbrengfel haarer werkzaamheden nog te weinig verlichr, om ons de beoordeeling aan te maatigen over een Werk, dat nog in de geboorte is , en waarvan, zoo als Direteuren zelve zeggen , de cirkel te groot en in te veel ftukken verdeeld is, dan dat men Bien, door de frof van den Stukjen , heeft kunnen vervullen. Wy zullen ons overzulks, terwyi wy liefst het beste van deze onderneeming hoopen, met eene korte opgave van den inhoud van dit Boekdeel voor als nog vergenoegen. Die 'er begeerig naar is, kan een aantal deelneemers in dit Genootfchap, uit eene naamlyst van honoraire, hoofd- en medewerkende Leden, en Leden van verdientlen, die aan 't hoofd van dit eerfle Deels eerfte Stuk geplaatst is, leeren kennen. Men vindt daarin vervolgends rwaalf groo- tere en kleinere Verhandelingen, die 'er het voornaamfle deel van uitmaaken. Met elk derzelven, gelyk ook vervol- gends by elk nieuw onderwerp , begint telkens een nieu- we TE GRAVE. we telling van bladzyden , die 't gemakkelyk gebruik van dit Werk , voor hun , die gewoon zyn onder het leezen aanteekeningen te maaken , niet zeer bevordert. Vooraf gaat een fraai Latynsch Dichtitukjen van den in dat vak zeer bedreevenen Mr. j. H. HOeUFFT, aan de Rede, en het zelfde , in het Nederduitsch van verre ge- volgd door D. S. G. V. Daarop volgt een korte aan- fpraak van H. HENSUMA aan de Grondleggers en Beftuur- ders van het Genootfchap , die met deze onderneeming zoo zeer is ingenomen, dat by niet alleen den naauwen kring van zyn Vaderland, maar gantsch Europa , ja in derzelver gevolgen den geheelen bewoonden Aardk loot , daarmede durft geluk wenfchen. — Een ftukjen van 14 bladz. door PETRONELLA MOENS, dat ten opfchrift heeft : zonder waaren Godsdienst beflaat geen Geluk. Een betoog van het naauw verband tusfchen den Godsdienst en 't Geluk der menfchen , of aanwyzing van byzondere voordeelen , die uit de beoeffening van den Godsdienst voortvloeien, moet men bier niet zoeken; maar eene door fraaiheid van 41 inneemende verheffing van den alleeu waaren Natuurlyken Godsdienst , lien de men fchen zelve uitgevonden , doch daarna verbasterd hebben , die wel door Christus herfteld , maar naderhand wederom op de fchandelykfte wys misvormd is, en zich nu eerst in het waare Licht begint te vertoonen , het geen alle onze Na- tuurgenooten met verrukkende blydfchap behooren toe te juichen. Simonides , of gedachten over God en Gods- dienst, door w. SERVAAS, M. D. Een onvolledig ftuk , dat zeer uitvoerig fchynt te zullen worden. Dit eerite gedeelte vervult alleen 64 bladz. en bevat eene ontwik- keling der gronden van een redelyk praktikaal geloof aan God en de Goddelyke volmaaktheden , in den tram der Kantiaanfche Philofophie, frysgeerige befthouwin- gen van den mensch in lifaatfchappy, door c. ziLLEsEN, in 4 bl. De Schryver , die zich, in verfcheide Schriften, betrekkelyk de politieke gebeurtenisfen van onzen tyd , veel moeite gegeeven heeft, om zyne Landgenooten voor te lichten, beyvert zich ook , in deze befchouwingen met alien ernst, ow Vorften en Volken op den Godsdienst, en op de plichten der menfchelykheid en gerechtigheid, oplettend te maaken, de verregaande afwykingen van het regtrnaatig gebruik der oorfpronkelyke vryheid aan te wyzen, ieder zyne waarde , rechten en plichten te leeren kennen, en daardoor, ware het mogelyk , tot een ruimer LETT. 1798. NO. 4. L deei- 162 WERKEN VAN HET GENOOTSCHAP deelgenootfchap van het goede dezes leevens, en beften- dig mot van de waare vryheid, gelykheid, en oprechte broederfchap met alle Volken, elk onder zyne regeering, op te leiden. Tafereel van de rampen des Oorlogs en de zaligheden van den Vrede, door P. MOENS, 27 bl- Ook 't zelfde in 't Fransch door een ongenoemden, die den- lof van dit uitmuntend tafereel in deze regels aan de Dichteresfe P. Moens, naar verdienlIen, fchetst: De zinnen vinden, in uw' taal, 't Aandoenlykst vergenoegen: Gy fchenkt aan 't hart het best onthaal, 't Geen kunde am kunst kan voegen. Men ziet 't tafreel van kryg en vree Op 't krachtigst door u praalen; 't Gevoel der fmarten deelt gy mea Aan alt' wie adem haalen; 't Gehoor van 'c bulderend kanon, Gekerm klinkt elk in de ooren; Dla dat de vrede-zon begon Am d'oosterkim te, glooren, Proeft men door U de zoetigheid Van 'c vruchtbaar heil des levens; Naar 'c bloemryk veld door u geleid, Riekt men de roosjes sevens! Men zal inzonderheid den bygevoegden Lofzang des Fre. des, in ryrnelooze verzen, met zoodanig vergenoegen lee- zen. Vcrhandeling over de drieerleie wezensbepaalin- gen van den Mensch, en zyne daaruit vloeiende rechten van Gelykheid en Vryheid, door Mr. F. A. VAN DER MARCK. Wederom een incompleet fluk , dat niet meer dan 28 bl. bevat. De Autheur befchouwt den mensch , als een redemagtig wezen , als een inboorling van 't hee1H1, en als een fchepfel van God. Dit brengt hem tot de over- weeging der leer van de Gelykheid en Vryheid der meniehen ,recitten , waarvan wy de voorftelling veel te ingewikkeld gevonden hebben , om 'er te dezer plaats een breeder verilag van te kunnen geeven. — 7ivee Heine liukjens , waarvan het eene eene befpiegeling van de Len- te, het andere eene befchouwing der Natuur in den Mor- genflond , behelst. Eindelyk eene lezenswaardige be- fchouwing van de nadeelen , wake uit de vervoering der oude en aawnerkingwaardige Gedenkflukken Tan Rome, enz. naar Parys kunnen geboren worden. Door eon bemin- naar TE GRAVE. i63 naar van Kunflen en Wetenfchappen. Wy erinneren ons onlangs een dergelyk ftuk in de Esprit des yournaux, en ten deele ook in andere Vaderlandfche Maandwerken, aan- getroffen te hebben. — In het Mengelwerk heeft men op 8 bladz. Een Bericht van eene nieuwe en gemak- kelyke wyze van Luchtzuivering in vertrekken en ver- gaderingszaalen, door Dr. M. VAN MARUM, in 't Neder- duitsch en Fransch. a. Over de lofwaardige poogingen van de Maatfchappy tot redding van Drenkelingen, te Atnfterdam. 3. Over de koude en warme Winters. 4 Iets over den Waterval van Niagara. 5. Over een onlangs ontdekt Monument. 6. Bericht van Antiken en Schilde- ryen, welke, behalven de reeds gevorderde Kunstfluk- ken , van Rome naar Parys ftaan overgevoerd te wor- den. — Eindelyk worden nog 4o bladz. gevuld met een aantal beoordeelingen , zoo van oorfpronkelyke als in het Nederduitsch overgebragte Werken, waarvan eeni- ge , ook in andere taalen, naar het Hollandsch, gerecen- feerd zyn ; als ook beknopte beoordeelingen van merk- feerd zyn ; als ook beknopte beoordeelingen van merk- waardige buitenlandfche, Hoogduitfche, Franfche en En- gelfche Schriften, enz. Uitgezochte Genees. en Heelkundige Mengelfchriften , of Verhandelingen over gewigtige onderwerpen dier Wee- tenfthap en Hanelkunst; meerendeels door merkwaardige voorbeelden opgehelderd en bevestigd, met drie difbeel- dingen. Door JACOB VAN DER 'HAAR. Ilde Deel. dingen. Door JACOB VAN DER 'HAAR. Ilde Deel. Te Amflerdam, by J. B. Elwe , 1797. In gr. 8vo, ai6 bl. Dit Tweede Deel der MengelMriften (*) van den be- roemden en kundigen VAN DER HAAR, welk Werk tot ons leedwezen hier mede een einde neemt, loopt van de XIII tot de XXVfte Afdeelingen, en bevat dus Dertien Verhandelingen , meerendeels loopende over zaaken van veel aanbelang. In de eerfte plaats wordt bier gehandelci over het nut van een voorbereidend aanfluitend Verband, over het nut van een voorbereidend aanfluitend Verband, tot de Konstbewerking der Haazelip, ftrekkende tot be- wys, dat zodanig een verband, drie of meer weeken vO6r de (o) Zie, wegens bet Eerite Dee! , ooze Lett. voor 131. 34Q. 164 J. VAN DER HAAR de konstbewerking aangelegd , het beste middel mop:4 gerekend worden, om dezelve wel te doen gelukken, de losfcheuring na de vereeniging van de lippen der wonde te beletten, en, indien zodanig een ongeluk was gebeurd, eene nieuwe konstbewerking zeker te doen gelukken. Ook eene nieuwe konstbewerking zeker te doen gelukken. Ook bewyst de Schryver, met voorbeelden , dat zodanig een fluitend verband het gefchiktde middel is, om de in ge- compliceerde Haazemonden vaneen wykende Bovenkaaks- en Verhemeltebeenderen tot elkanderen te doen komen. Het volgend Hoofddeel bevat des Schryvers uitvoerige en bekende Verhandeling over de Zakwaterzucht der Vrouwelyke Eijernesten , tot welke ook de volgende met eene Plaat opgehelderde Afdeeling haare betrekking heeft. Hier op gaat de Schryver over tot de befchryving van een Werktuig tot het afbinden der Slymproppen in de Baarmoeder en in de Keel, 't geen wy, om dat het zon. der de Afbeelding niet verftaanbaar zoude zyn , thans met ftilzwygen voorbygaan ; gelyk ook het volgend uit- voerig Vertoog van den Schryver, over het fchadelyke van het ontydig afhaalen der Nageboorte , om dat dit Stukje , ook afzonderlyk uitgegeeven , reeds door ons met den welverdienden lof is aangekondigd. den welverdienden lof is aangekondigd. In de Achttiende Afdeeling geeft de Schryver een be- richt aangaande vier groote fponswyze uitwasfen en ge- zwellen, gelukkig van den Neus weggenomen, het geen de Schryver zeer fpoedig en zonder eene aanmerkelyke bloeding volbragt fchoon de gezwellen, te zarnen geno- men , ruim een pond burgerlyk gewigt hedroegen. De Schryver merkt teffens aan, dat dit ongemak doorgaans by het mannelyk geflagt plaats heeft , en meestal door middel van het aanraaken met Geest van Zeezout kan geneezen worden. Het volgend Vertoog bevat des Schryvers gedagten en aanmerkingen over het niet befmettelyke van den Roo- denloop. Hier mede verdient vergeleeken te worden het tweede Deel van PRINGLE, over de Legerziekten, van p. 14o, tot 143, en vooral de doorwrogte Verhandeling over deeze ttoffe van den uitmuntenden nrcxER , aldaar te vin- den: wanneer wy niet twyfelen, of de doorzigtigfte Lee- den: wanneer wy niet twyfelen, of de doorzigtigfte Lee- zers zullen met dien Geneesheer befluiten, dat de Roo- deloop wel geenzins zo algemeen en befmettelyk zy- als veelmaalen wordt gefteld, maar dat zy ook geenzins al- toos van befmettelykheid zy vry te fpreeken. Dc MENGELSCHRIFTEN. I65 De Twintigfte Afdeeling handelt over het zogenaamde Slymgraveel. In deeze Verhandeling bewyst de Schry- ver zeer voldoende, dat wel eens flym door de werking van ,een fteen in de blaas , en andere minder voorko- mende ontaartingen • derzelve, gebooren en ontlast wordt ; maar dat echter meest altoos dit gebrek ontftaat uit vleeschheuveltjes en vernaauwingen van den pisweg. Dat ook daarom albier alle inwendige Geneesmiddelen onnut zyn, en men dus alleen hulpe en geneezing kan verwag- ten door het aanhoudend gebruik van etterende en ge- neezende heelkundige Kaarsjes. . Het volgend Stukje bevat des Schryvers AanmerKei- gen over de Spekkorst op afgelaaten Bloed. Met een groot aantal van naauwkeurig genomene proeven be- wyst de Schryver voldoende, dat de werking van een meerder of minder kouden Dampkring een gewigtigen invloed heeft op de eigenfchappen van Bloed, het welk, na eene Aderlaating , in een kom is opgevangen. Dat namelyk, naar maate het bloed heeter is en langzaamer verkoeld wordt, de zogenaamde Spekkorst van het bloed deeds aanmerkelyker zal zyn; wear uit by voorts veele gewigtige gevolgen afieidt , de verdere overdenking der Genees- en Heelmeesteren overwaardig. Het volgend Stukje is eene korte doch allernuttigfte Verhandeling over., het beste voedzel voor eerstgebooren Kinderen, wanneer zy geen gezond moederlyk of voed- fterlyk zog kunnen genieten. Niets voldoet, volgens 's Schryvers Waarneemingen , beter tot dit oogmerk, dan bet volgende: „ Neemt' (zegt by) eene drooge Friesfche „ bifcuit , of even zo veel hardgebakken korst van 55 Fransch brood , en dit fyn gewreeven hebbende , doet 15 men hetzelve in vier en twintig oncen regenwater een 55 kwartiers uur kooken ; daarna giet men het vogt door „ eene zeef, teems, of eene lap van neteldoek, in een 59 fteenen pot. Wanneer men dit vogt in den Winter of 55 op eene koele plaats of kelder bewaart , Holt het eenig- zins tot eene dunne gelei, maar laauw wordende , is het in dunte aan water en melk gelyk , en kan zelfs in den Zomer, , zonder eenig bederf, veele dagen , en , in een aangenaamen fmaak , bewaard worden." Voorts doet by by twee of drie lepelen van dit vogt een lepel zoete melk en wat losfe zuiker, ,en geeft die hoeveelheid, Om de twee of drie uuzen , uit eene tuitkan, of kleine lepel. Zo de Kinderen teffens met zuur geplaagd zyn , L doet 166 j. VAN DER HA AR, MENGELSCHRIFTEN. doet by een doir van een hoenderei kloppen met wat losfe zuiker, en geeft het hun in , by kleine eijerlepeltjes vol. Dit middel werkt als eerie allerkragtigfte zuur te- gengaande zeep by de Kinderen , en, helpt hen fpoedig, zelfs in zeer ongunthge omaandigheden , gelyk by met overtuigende voorbeelden bewyst. Het volgend Vertoog loopt over eenige eigenfchappen der aangeboorerfe Ziekten , en bevat ook veele weetenswaar- dige zaaken en waarneemingen. Eindelyk bevatten de twee laatfte Afdeelingen eenige natuurkundige bedenkin- gen des Schryvers , aangaande het doorfteeken van de zyde des Zaligmaakers, en het, vloeijen van .bloed en water uit dezelve, tot wegneeming van het bezwaarlyke en op- heldering van het wonderbaarlyke, het geen zommigen daar in gevonden hebben. Beknopte Natuurlyke Historie der Zoogende Dieren. Dar j. D. PASTEUR. Met zlfbeeldingen. Ilde Deel. Te Leyden, by Honkoop en du Mortier, , 170. In 8vo. 367 b4 De fchrandere Schryver deezer Natuurlyke Historie der Zoogende Dieren begint dit Tweede Deel zyns Werks (*) met hot vervolgen der befchryving van het geflagt der Katten, van het welk by in het voorig Deel alleenlyk den. Leeuw , den Tyger , den Panther , den Once en den Luipaard had afgehandeld , op welke nu volgen twee zoorten van Americaanfche Tygers, de Ge- pard, de zwarte Tyger, de Americaanfche Leeuw, de Tygerkat,., de geine-2ne en Angorafche Katten , de Mara- pure , -de Caracal en de Los, Vervolgens bandelt de Schryver over den Ichneumon, de Snaveldieren, de Ci- vetkatten, verfchillende Stinkdieren , Dasfen , Marters , Otters , Bevers , Beeren , Buideldieren , Mollen , Stee- keldieren , Muizen , Ratten, Marmotten, Haazen, Ka- nynen , enz. Volgens gewoorite behandelt de kundige Schryver zyne ftoffen zeer naauwkeurig , hoewel in een klein beftek, en zegt zeer veel in weinig woorden , zo dat men in dit Werk- (*) Zie van het Eerfle Deel Fader'. Lett. voor 1795 , bl. 197. J. D. PAST BUR, /3EKINT. NATUURL. IIISTORIE. 167 Werkje veele belangryke zaakert aantreft, die men te vcr- geefsch in zommige anderzins veel uitvoeriger ftelzels zoti zoeken. Veel te veel gewigtige zaaken komen in dit Werkje voor, dan dat wy zouden durven onderneemen , om in ons bepaald beftek daar van een voldoend uittrekfel te geeven. Wy zullen ons derhalven, volgens gewoon- te, maar tot eenige weinige weetenswaardige zaaken be- paalen. Zeer uitvoerig fpreekt , onder anderen , de Schryver over de Beeren, zo over de gewoone, als over die geene, welke men witte Yslandfche of Poolbeeren noemt , die ook waarlyk in Geflagt van de gewoone Beeren fchynen te verfchillen. „ De Ysbeer (zegt de Schryver) is ont- • zaglyk groot, by is wel zo groot als een Paard , ja „ daar zyn 'er, dic zo zwaar zyn, als drie middelmaa- • tige Osfen; wanneer men bier by in aanmerking neemt, „ dat bet een zeer wreed en woest dier is, dan zal men „ ligt begrypen, dat hy onder de vreeslykfte Wilde Die- „ ren moet geteld worden.” „ De Ysbeer is vry vlug op bet land , maar vooral „ munt by uit in bet zwemmen; by kan dit wel eene „ myl achter elkand.eren uithouden, maar ook niet veel „ langer; hy zwemt zeer fuel , zo dat vier roeijers met „ eene floep werk genoeg. hebben, om hem vooruit te „ blyven : ook duikt by onder het water, maar moet na „ eenen korten tyd weer boven komen, om adem te fchep- „ pen ; want zy zyn geen tweeflagtige Dieren. Het is zomtycis gebeurd , dat zy, moede van het zwemmen „ zynde, hunne pooten op het boord van Sloepen lagen, „ om dus uit te rusten, waar mede zy eel-her het yolk, ^ dat daar in is, een yslyken fchrik op bet lyf jaagen, „ die hen dan, zo fpoedig zy kunnen, met een byl de „ klaauwen afhakken. Het is gebeurd , dat een van de „ Ysbeeren in eene floep iclauterde, en 'er ordentelyk in bteef zitten, tot de roeijers hem aan land bragten, zon- „ der hen Iced te doen.” „ De Ysheer is dan een zeer wreed en verflindend • Dier, dat alle Dieren ,en ook Menfchen aanvalr, zonder „ zich, als by dat doet, 'er aan te kreunen, of zy veel, „ of weinig, in getal zyn , en of zy fchietgeweer heb- „ ben of niet; by graaft zelfs de lyken uit den grond, en „ zal fteen voor fleen van het graf neemen , en het lyk • uit cle kist haalen. De Ysbeer verbergt zich niet in L 4 ,, den .168 J. D. PASTEUR ,, den Winter, gelyk de gemeene Beer; by fchuwt zelfs ,, de warmte, en leeft alleen daar het koud is en fterk „ vriest. Men zict hen gewoonlyk in geen grooter getal „ by elkanderen, dan twee of drie, welke dan de moe- ,, der met haare jongen is , die zy niet verlaat, maar „ welke zy met eene fterke liefde tot den dood toe zal „ verdedigen. Zy krygt, .zegt men, na zes of zeven maanden , twee jongen, die zy op de Ysvelden werpt, „ daar zy zich een hol uitzoekt , onder fchotzen, die „ over elkanderen gefchooven zyn." Onder de Europeefche Dieren , die in dit Boekdeel befchreeven worden , verdienen boven wele andere de twee volgende inzonderheid onze aandagt, om dat zy ei- genfchappen hebben in hun maakzel, waar door zy van alle andere Dieren verfchillen: zynde deeze Dieren de gekamde Spitsmuis en de Mint/mils. Aangaande het eerst- genoemde diertje, zegt de Schryver: `Lyn kop is meet ,, zichtbaar dan die van den Mol: het bovenfle van zy- „ nen fnoet fteekt verre boven het onderst kaakebeen „ vooruit , en is aan het eind zo zonderling van maak- „ zel, als men by geen ander Dier vindt. Aan het eind „ namelyk van deezen langen fnoet ihan in de rondte ,, verfcheiden puntjes als fteekels, van tien tot vyftien in „ getal; zo dat zy, als men den fnoet van vooren be- „ getal; zo dat zy, als men den fnoet van vooren be- „ ziet, zich als een fter, of als een bloemkrans, vertoo- „ nen, die des te fraaijer is, om dat zy kaal, en fraai „ roozenkleur is; dit is het nog niet al, alle deeze punt- „ des kan bet Dier beweegen , zo als het wil ; het kan de. „ zelve alle by malkanderen toeknypen, gelyk de blade- „ ren van een Tulp die zich fluit, of openzetten als eerie „ Zonnebloem. Als dezelve geflooten is maaken ay eene zeer fcherpe en fyne punt int ; in het middenpunt ftaan „ de neusgaten, welke, als het noodig is, door de omrin- „ gende puntjes befchermd en bedekt worden. Het is „ zeer waarfchynelyk, dat dit zonderling deel het diertjen „ dient, om den grond op te graaven.” Het tweede Europeesch zeer zonderling Diertje is de zogenaamde Blitan2u/s. Het is een vry algemeen , hoe- wel onwaar, vooroordeel, dat de Mollen blind zyn, om dat hunne oogen , als zeer klein zynde, en in het hair verbotgen liggencie, niet getnakkelyk zyn te vinden. Dan dit diertje fchynt waarlyk het zintuig van het gezicht geheel te ontbeeren. „ Men kan (zegt de Schryver) „ volftrekt geene oogen aan hetzelve hemerken; wanneer ,, het BERN. NATUURL. IIISTORIE. 169 het vel afgetrokken is , ziet men echter , ter plaatfe van de oogen , een rond bolletje , ter grootte van een „ flaapbollen zaadjen, dat door het vel bedekt is. Schoon deeze Dieren blind zyn , komen zy echter „ dikwyls uit hunne holen te voorfchyn , en hun ge- „ boor, en vooral hun gevoel, fchynen te fyner te zyn; zy zitten dan altoos 'pet een opgeheeven kop, in de „ geftalte, gelyk het in de Figuur is afgebeeld. In tyd „ van nood verdedigen zy zich zeer fel met hunne breede „ tanden ; zy geeven een piepend geluid." Het derde zeer aanmerkenswaardig Dier , 't Been in deeze befchryving voorkomt, is de Kangaroo. Hetzelve wordt niet gevonden in Europa , noch ergens, zo veel men weet, dan op eenige der nieuwe Gewesten , die voor weinig jaaren in de groote Zuidzee , door come en ande- ren , ontdekt zyn. Het yolk namelyk van het Schip , uraarmede coon. zyne eerfte' reize om de Waereld vol- bragt, ontdekte dit zonderling Dier op dat gedeelte der must van Nieuw Holland , die Nieuw Zeeland wordt genoemd', van waar hetzelve 'in 1770 naar Europa wierd overgebragt. Het zonderlingt van dit Dier bettaat voor- namelyk in de groote onevenredigheid , welke tusfchen de voorfte en achterfte pooten plaats heeft. Men vindt wel iets van dien aart in den huropeeichen Springhaas, en in het zogenoemde Podje doch het onderfcheid is in dit grout Dier nog veel aanrnerkelyker, dan in de ge- melde kleine Europeefche fehepfeltjes, en difs valt het veel meerder in het oog. Een volwasfen Kangaroo is zo grout en zo zwaar als een Schaap , weegende wel Bens honderd vyftig ponden. Wanneer het op zyn achterfte pooten ftaat, is het zo groat, als een middelmaatig lang mensal. Zyn lichaam is van achteren veel zwaarder , dan van vooren, en wel in eene evenredigheid, die by geen ander Dier wordt waargenoomen. Vooral zyn zyne voorfte pooten zeer kort, en hebben in 't geheel geene evenredigheid tot de achterfte pooten , geen een zeer zonderlinge vertooning oplevert , en ligtelyk de Afbeel- ding van zodanig een Dier voor eene verciering zoude doen houden , zo niet het wezendlyk beftaan van hetzelve eerie volkomen zekere waarheid ware. Niet alleen heeft het Dier zeer kleine voorpooten, maar het heeft daarin ook weinig kragten; voorts zyn dezelve ieder voorzien met vyf teenen , die in zwarte kromme nagelen eindigen, ge- fchikt om in de aarde te krabben. De achterfte pooten L 5 zyn 170 J. D. PASTEUR zyn daarentegen zeer lang , en hebben drie teenen met groote kromme nagelen, welker middelite verre vooruit fteekt , en veel gelykt naar den langen teen van den Struisvogel , zynde dezelve van beneden voorzien met een zeer zwaaren bal. De Kangaroo is gewoon op deeze ach- zeer zwaaren bal. De Kangaroo is gewoon op deeze ach- terpooten , en wet, alleen op de lange hielen en teenen , al huppelende voort te loopen , en wel met eene verbaa, al huppelende voort te loopen , en wel met eene verbaa, zende kragt en fnelheid. Want als het Dier vervolgd wordt, kan het daar mede zodanig voortkomen dat het fprongen doet van twintig voeten, zo dat de fnelfte honden het naauwelyks kunnen inhaalen. De lange, dun- ne en geheel ruige , ftaart is voor dit Dier ook van veel nut, naardien het dezelve in zyne fprongen gebruikt als een balanceerdok , en ,teffens als een werktuig van als een balanceerdok , en ,teffens als een werktuig van verdediging , om daar .mede zyne aanvallers te kwetzen, waartoe dit deel zeer dienitig is, dewyl het daar in eene genoegzaame kragt bezit , om een man het been in ftuk- genoegzaame kragt bezit , om een man het been in ftuk- ken te flaan. Behalven de zonderlinge onevenredigheid tusfchen de voor- en achterpooten, is in dit Dier nog zeer aanmer- kenswaardig, dat het met de zogenaamde Buideldieren, als den Opposfum, enz. overeenkomt , ten opzichte eener zak aan het benedenlyf, dienende om zyne jongen in te bergen; lets dat ook in geenerlei ander Dier van die grootte wordt waargenoomen. Dewyl men ' MI Kanga- roos van beiderlei geilagt naar Engeland heeft overge- voerd en dezelve ook aldaar , fchoon in een zo ver- fchillend Climaat van dat buns Vaderlands, ;jongen heb- ben voortgeteeld, zo heeft men daar door een middel gevonden om bet raadzel, op te losfen , op hoedanig eene wyze de jongen eigentlyk by de Buicleldieren , uit de Baarmoeder, in den zak van den onderhuik ko- men. Men heeft namelyk waargenoomen , dat de Kan- garo) zich; by het baaren zodanig kromt, dat de jongen van zelven in den zak vallen , alwaar zy zich dan aan de tepels hechten , om dezelve niet los te laaten eer zy eene genoegzaame kragt hebben bekomen em zich te be- eene genoegzaame kragt hebben bekomen em zich te be- weegen, en in en uit den zak te kruipen. Minder zeker, dan dat van den Xangaroo , is het beftaan van een ander zeer byzonder fchepfel , 't welk de Schry- van een ander zeer byzonder fchepfel , 't welk de Schry- ver te voorfchyn brengt , onder den naam van het Rus- ver te voorfchyn brengt , onder den naam van het Rus- fisch Konyn , of bet gekaptc Konyn: Dit diertje zoude een dubbelen zak bezitten , een op den rug en een aan den hals, om in den benedenften zyne voorpooten en in den BERN. NATUURL. IIISTORTE. 171" den bovenften zyn kop te kunnen verbergen : 't geen de zaak nog zonderlinger maakt, in den bovenften zak zou- den gaatjes zyn voor de oogen van het Dier , om daar door te kunnen zien. Dan daar men naar bet fchepfel gezogt heeft, zonder het te kunnen vinden, en het bericht van deszelfs aanwezen enkel op eene Afbeelding beflaat, zo gelooven wy 't tot hiertoe veiligst, dit diertje order de vercierde wezens te rangfchikken, tot dat wy nadere be- richten omtrent deszelfs aanwezen en eigenfchappen zul- len bekomen hebben. Tot meerder opheldering is het Werk met Plaatjes vercierd, op welke de voornaamfte befchreevene Dieren vry wel zyn afgebeeld. Ondertusfchen doet het oils /Led, dat de Nutnmers der Arbeeldingen niet altoos. met ,die dex Befchryvingen overeenftemmen. Dus is Plaat XIV ge- nummerd met 't getal XVI, en Plaat XV voert het ge- tat van XVII. Op de Plaaten zelve, 't geen nog erger is, worden de Dieren ook Met altoos met de rechte num- mers aangeweezen. Dus moeten op Plaat XVI de num• mers z en s.), worden omgezet ; want Fig. i is zeer ze- ker het Yzervarken , en Fig. 2 de Tendrac. Inogelyks moeten op Plaat XVII alle de nummers warden omge- zet, behalven de twee eerfte : want No. 3, 5 , 7 en 9 verbeelden de, Dieren , die in de Befchryving worden aangeweezen met N°. 4, 6, 8 en io, en dus weder- keerig. Hartelyk wenfchen wy, dat dit leerzaam en aangenaam. Werkje eerlang moge vervolgd warden. Burgerlyke en Handelkundige Gefchiedenis van de Engel- fche Yalkplantingen in de West-Indies,_ door DRYAN EDWARDS. Vierde Deel. Uit het Engelsch: Te Haar- km by A. Loosjes Pz., 1797. In gr. 8vo. 172 bl. angzaamer dan wy gewenscht en gehoopt hadden komt de Vertaaling van dit voor den Xoopman en Wysgeer , belangryk Werk ons ter hand. Het laatst voorgaande Deel, waar van. wy eene Aankondiging me- cledeelden, voerde tot Jaartekening 1795 (*), en toeven wy niet, om, order bezoeping op onze voorgaande gun- (*) Zig onze raderl. Letteroef, voor 1796, bl. 173. E. EDWARDS itige oordeelvellingen over de voorige Deelen (*), des melding te maaken, en, by de opgave van den Hoofd- Inhoud , 'er iets uit over to neemen. Het Derde Boeks Derde Hoofdttuk maakt den aanvang uit van dit Deel, en befchryft St. Vincent , zyne Onder- hoorigheden, en Dorninica. — Het Vierde Hoofdttuk , dat vry uitgebreid is , voert ten opfchrift, Gouvernement van de Lywaardfche Caraibifche Eslanden, bevattende St. Christofel, (in 't Elgelsch St. Kitts) Nevis, Antigua, itiontferrat en de Virginifihe Eilanden Burgerlyka en ilardrykskundige Befehryving van alien — Tafel van uitgevoerde Goederen van ieder Eiland voor 1787, en een &richt van het Geld, voortkomende nit de Belaiting van vier en een half ten honderd — ilanmerkingen over het verval van deeze Eilanden , welke hunne Gefchiedenis be- fluiten. Aan ieder deezer Eilanden is eene byzonde- re Afdeeling toegefchikt, en dus afzonderlyk over ieder gehandeld hebbende, voegt de Schryver , in eene korte byeentrekking , die omftandigheden zamen , welke alien gemeen zyn. Hy onderrigt. ons, by den aanvange : „ De „ Burgerlyke Gefchiedenis deezer Eilanden zal kort wee. „ zen: want, in dat gedeelte van myn onderwerp, heb 51 ik weinig by het verhaal van OLDMIXTON , en andere „ Schryvers , die my voorgegaan zyn , to voegen, en „ waar nieuwheid ontbreekt, is kortheid een noodzaaklyk „ vereischte." — Keurlyke regel , bier niet alleen te neder gefteld, maar daadlyk in agt genomen. Men zal, de Gefchiedenis deezer Eilanden leezende, zich dikinaals ge, nooddwangd vinden, om met den Schryver zich te be- droeven over de handelwyze door de Europeaanen met die Eilanderen gehouden. St. Christofel wend door de oude Bezitters, de Carai- ben, met den naam van Limaniga, of het Vrugtbaar Ei- land, vereerd: „ de omtrek is omtrent twee en, veertig En- gelfche mylen, en het bevat 43,700 acres Land, waar van omtrent 17000 acres voor den Zuikerteelt gefchikt zyn, Daar de Zuiker het eenig voortbrengzel van aanbelang is, dat 'er gewonnen words , uitgezonderd leeftocht en een weinig Catoen , is het waarfchynlyk, dat byna de helft van het geheele Eiland ongefchikt is voor den bouw. Het binnenfte gedeelte van het Eiland beftaat, in de daad, (*) Pad. Lett. 1794., bl. 579, en t795 , bl. 6oa. VAN DE ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN. 173 uit veele ruwe fteilten en done bergen. De hoogite van deezen is de Mount - Mifery (waarfchynlyk een uitgebran- de Volcano die 3,711 voeten rechtftandig uit zee op- r yst. De natuur heeft, egter , overvloedig de dorheid van het gebergte vergoed, door de vrugtbaarheid, die zy aan de vlakten gefchonken heeft. Geen gedeelte van de West- Indiin , dat ik gezien heb, bezit een foortgelyken grond,als op St. Christofel gevonden wordt. Het is een donker grys leem , zo ligt en Iuchtig, dat het door het minst gebruik van den houweel gebrooken wordt , en ik houde het voor een voortbrengzel van een onderaardsch vuur , de zwarte vuurkleurige puimfteen der natuurkundigen, fyntjes door- mengd met zuivere leem of aarde. De onderfte hag is zand , van acht tot twaalf duimen diep. Klei wordt ner- gens gevonden, dan op eene aanmerkelyke hoogte op de bergen. — Door welke bewerking der natuur de grand , waar van ik melding maakte , foortlyk meer gefchikt is voor het voortbrengen van Zuiker, , dan eenige andere in de [rest- Indien, is myne taak niet, en is ook boven my- n bekwaamheid om uit to leggen. De zaak zelve egter is buiten gefchil." Bewyzen trier voor brengt by by , die in de Gefchiedenis zelve moeten nageflaagen worden. Het Eiland Nevis, van St. Christofel flechts door een klein kanaal gefcheiden, is fchoon , en , naar EDWARDS trerigt , ,,niets meer dan een enkele Berg, ryzende, als een kegel langzaam oploopende, op uit zee. De omtrek van deszelfs voetftuk beloopt niet meer dan acht Engelfche mylen. Men gelooft , dat COLUMBUS het den naam van Nieves, of Sneeuwberg, gegeeven heeft:, om dat het ge- lykt na eenen berg in Spanje van diezelfde benaaming ; maar het is geene onwaarfchynlyke gisfing , dat 'er in die dagen een witte rook gezien wierdt aan bet bovenfte van zyn (pits , die een voorkomen had als fneeuw , en dat deszelfs naam daar van ontleend is. 'Er kan geen twyfel vallen , of het Eiland is een voortbrengzel van Volcanifche uitbarftingen , in lang voorleden tyden; want 'er is een hol of crater naby den top nog zigtbaar, , die een Mete bron bevat , fterk bezwangerd met zwavel; en dezelve wordt dikwyls in zelfftandigheid gevonden in de nabuurige gaten en holen der aarde. ,, Antigua is meer dan vyftig mylen in den omtrek, en bevat 59,838 acres Land , waar van 34,000 tot den Zui- kerhouw zyn aangelegd en de daar aan verknogte wei- landen. Deszelfs andere voornaame bandeltakken zyn Ca- tom 174 B. EDWARDS toen en Tabak. — Dit Eiland beftaat uit twee verfchillen- de foorten van gronden; de eene is zwarte aarde op een onderlaag van klei , die natuurlyk ryk is; en als by niet door buitengewoone droogte , waar aan Antigua zeer is onderworpen, wordt uitgeput , is zy zeer vrugtbaar. De andere is harde klei op een onderlaag van merge!. Zy is veel vrugtbaarder dan de voorige, en heeft overvloed van een onuitrooibaar foort van gras , en wel in dier voege, dat veele landen, uit dit foort van grond beftaande, die Bens zeer voordeelig waren , thans zo verarmd en over- groeid zyn van die grasfoort , dat zy of in weiden ver- anderd , of geheel verlaaten zyri. Behalven zodanige ver- laaten landen, en een klein gedeelte land, het welk ge- heel onverbeterbaar is, kan men zeggen , dat het geheele Eiland bebouwd wordt." — Twee zeer verfchillende, doch beide hoogst leezenswaardige, uitweidingen -treft men in deeze Afdeeling aan; de een over DANIEL PARK Esq., een Man, Wienstreurig uiteinde de aandacht van Euxopa heeft opgewekt , en voor de gefchiedenis lesfen opgele- verd om to vereeuwigen * de ander den Bekeerings- arbeid der Moravifche Broederen. De Befchryving van Montferrat is kort, en fchoon die der Virginifihe Eilanden breeder is , beklaagt zich de Schryver over gebrekkig bekomen berigten. Nogthans geeft by bet belangryktle, zo ook van de twee Gouver- nernenten Bahama en Bermudas. Het Vierde Boeks Eerfte Hoofdlluk, 't welk dit Deel befluit , heeft ten Inhoud: Kort Bericht van de Inwoon- ders der onderfcheidene Eilanden. — Soorten. Utt- geweekenen uit GrAt Brittanje en Ierland. — Heerfchend Characcier der Europeelehe Ingezetenen Creolen, of Lartdzaaten. — Uitwerkzels van het Klirnaat. — Cha- raaer der Creolifthe Frouwen en Kinderen. — Van de lieden van kleur en hun verfchillende Stammer of Casten. Bepaalingen omtrent de Mulatten en gebooren vrye Zwarten. Eindelyk hun Character. Niet ongepast vermelden wy bier den tegenwoordigen ftaat der bevolking in de Engelfche Trest-Indien, zynde een byeentrekking van de onderfcheiden berigten in ver- fcheide Deelen van dit Werk gegeeven. Blanken. Zwarten. •amaica 30,000 ^ 250,000 Barbados 16,167 • 62„1/5 Gre- VAN DE ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN. 175 Blanken. Zwarten. Grenada 1,000 23,926 St. Vincent . 1,450 11,853 .Dominica . 1,236 14,967 Antigua . 2,590 37,803 Iliontferrat . 1,300 10,000 Nevis . 1,000 8,420 St. Christoffel . 1,900 20,435 Virgini/Che Eilanden 152oo 9,000 Bahamas . 2,000 2,241 Bermudas . 5,462 4,919 Gebeel 65,305 • 455,684 In, dit Hoofdfluk fpreidt EDWARDS zyne meermaals door ons opgemerkte Menschkunde en onpartydige beoordeeling der Chara&ers zeer voordeelig ten won; wy hebben geen plaats dan om een en andere trek ten voorbeelde by te bren- gen. ,, 'Er zyn," zegt by, „Schryvers , die alle de Inwoo- ners van alle de West- Indien befchryven als een horde van verweezen misdaadigers , en haalen de oude misdaaden en buitenfpoorigheden van ongebondeneh op , idert eene eeuw geleden, toen deeze Eilanden de verzamelplaats waren van Zeeroovers en Bokkeneezen, als eene waare afbeeldinglvan de gewoone zeden en het gedrag onder de Inwooners der Volkplantingen plaats hebbende. Lasteringen , zo groot, vernietigen zich zelven door haare ongerymdheid. Maar, fchoon het ten hoogiten belachlyk is zich te verbeelden, dat eene reis over de Atlantifche zee eenige fchielyke of weezenlyke verandering maakt in het menschlyk hart, ester , wat men ook met recht wegens de plaatfelyke ma- nteren en, gebi uiken by verfchillende foorten van Euro- peefche Planters mag opgemerkt hebben, kan het niet ontkend worden, of 'er heeft, behalven dat, een zeker dui- delyk en heerfchend character plaats, eigen aan alle zich daar ophoudende Blanken. „ Van dat, Character fchynt my de hoofdtrek een geest van onafhangelykheid, en een blyk van bewustheid der gelykheid door alle de rangen en ftaaten. De armfte Blanken fchynt zichzeiven byna op eene hoogte te ver- heffen met den rykiten, en , door dit denkbeeld geftreeld, komt by zynen meester met een uitgettooken hand te ge• moet , en met eene vrymoedigheid, die, in de landen van Europa , zeldzaarn plaats heeft by lieden van de laagere clas- 176 E. EDWARDS clasfe tot die der hoogere. Het is niet moeilyk den oorfprong bier van te ontdekken. 't Ontftaat buiten twy- fel uit den voorrang en onderfcheiding, welke 'er nood- zaaklyk gehegt wordt aan den ftaat van een Blanken, in een Land, waar die hoedanigheid duidelyk vryheid van Ilaaverny aan den •dag legt. Van de twee groote clasfen van Men fchen in de meeste der Volkplantingen ftaat het petal der Zwarten tot dat der Blanken als zeven tot Mi. Daar een gevoel van veiligheid uit dien hoofde , in be- naauwde tyden, de laatfte meer vereenigt dan anders nood- zaaklyk. is onder lieden van onderfcheiden Rand , zo doet .dezelfde omftandigheid onder bun wederzydfche af- bangelykheid gebooren worden. „ Het klimaat zelf draagt ook mogelyk het zyne by om door het vermeerderen der gevoeligheid eerie form van ongeduld voor de ondergefchiktheid te doen geboo- ren worden. Maar, wat ook de oorzaak zy van deeze bewustheid van eigene waarde in het Chara&er der Nest- hllers , de gevolgen, die daar uit voortvloeijen , zyn , over het geheel , goed. Zo bet fomtyds een praalenden hoogmoed en belachlyk gemaakten zwier vooftbrengt , meer algemeen wekt het de pryzenswaardigfte geneigdheden on- zer natuur op, als rondborfligheid , gezelligheid , weldaa- digheid en edelnwedigheid. Nergens ter waereld heerscht digheid en edelnwedigheid. Nergens ter waereld heerscht algemeener de deugd van gastvryheid dan op de Britfche Zuiker-Eilanden. De deur van den Planter itaat altyd open om zyne gasten te ontvangen. Een vreemdeling te zyn is op zich zelf genoegzaam om u in te leiden. Dee- ze foort van gastvryheid is, in de daad , zo ver gedree- ven, dat Mr. LONG heeft opgemerkt , dat 'er geen een draaglyke herberg in geheel West- Indie is." De Heer EDWARDS behoort Diet tot de Schryvers die alles van den zwartIten en ongunt}igiten kant befchou- wen ; by heft veeleer tot den gunftigen over ; niet alleen omtrent de tegenwoordige Europeaanen op de Eilanden , omtrent de tegenwoordige Europeaanen op de Eilanden , fchoon by de gebreken niet verheelt , maar ook ten opzigte van de Inboorlingen , de Creolen; in veele opzigten bepleit van de Inboorlingen , de Creolen; in veele opzigten bepleit liy hunne zaak. Men leeze wat by van de Creoolfche liy hunne zaak. Men leeze wat by van de Creoolfche Vrouwen zegt, en, onder andere fchoon van de fraaifte geftalte ontbreeken zy dien gloed van gezondheid op 't gelaat, dat bevallig karmozyn (lumen purpureum juventi) dat in koudere landen de grovere weezenstrekken verleven- digt, en eene onwederftaagbaate fchoonheid rnaakt. — In eerie der hoofdtrekken van fchoonheid egter, gaan wel. VAN DE ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN. 177 weinige Vrouwen de Creoolfche te boven; want zy heb- ben over 't algemeen de fchoonfte oogen van de waereld, groot, kwynende en vol van uitdrukking ; zomtyds fchit- terende van drift, en zomtyds fmeltende van tederheid; een zeker kenteken van die aangebooren goedheid van hart en edelheid van aart, waarom zy by uitfteekenheid, en naar verdienften , geroemd worden, en waar aan het, Stevens met haare leevenswyze, afgezonderd, huislyk en onbemoeid,) buiten twyfel is toe te fchryven , dat geene Vrouwen ter waereld beter vrouwen of moeders zyn." Hy hadt reeds opgemerkt „ de nachtbezoeken en fpeelpartyen, waar in gezondheid, fortuin en fchoonheid , in de Steden van Europa zo meenigwerf worden opgeof- fend, zyn bier gelukkig onbekend." Ten opzigte van de Creolen in 't algemeen aanmerkin- gen bygebragt hebbende , die hem beletten toe te item- men dat zy over 't algemeen minder vatbaarheid van, en itandhoudenheid in, verftandelyke vermogens bezitten dan de Inboorelingen van Europa , laat by 'er op volgen : „ ik kan veel minder toeitaan, dat zy by hun te kort fchieten in die hoedanigheden van hart, die een mensch tot een weldoener maaken van allen, die hem omringen. Edelmoedigheid jegens elkander, en een hooge graad van medelyden en toegeevenheid voor hunne minderen en af- hangelingen onderfcheiden de Creolen op eene gunftige wyze (*). Zo zy trotsch zyn , hunne trotschheid is aan geene verachtelykheid verbonden. Van hunne kindschheid of geleerd een zeer hoog denkbeeld te koesteren van hun belangrykheid , zyn zy voorzigtig met iets te doen, dat de bewustheid van hunne eige waarde zou kunnen ver- minderen. Om deeze reden verachten zy alle foort van geheimhouding. Zy hebben eene rondborftigheid boven alle Volkeren der aarde. Hun vertrouwen is onbepaald en volkomen. Zelve boven valschheid verheeven , vermoe• den zy die niet in anderen." Wy hoopen zo lang na een volgend Stuk niet te wag- ten , en zullen hierin onze Leezers, en de Bezitters van het Werk , tot medewenfchers hebben. (*) „ De gelukzoekers uit Europa zyn over 't algemeen „ wreeder en ongemaklyker jegens de Slaaven, dan de Creolen, ,, of West-Indifche Iuboorelingen." RAMSAY Esfay on the Treatment and Converfion of the Slaves. LETT. 1798. NO. 4. M Ge- 178 RULHIERE Gefchiedenis of Anecdotes der Rusfifehe Ontwenteling , in den yaare 1762. Door RULHIERX. Uit het Fransch vertaald , door ERNST ZEYDELAAR.. In den Haag, by J. Plaat , 1797. Behalven het. Voorwerk, 125 bl. In gr. 8vo. De herkomst van deeze Gefchiedenis en derzelver lot zyn zonderling genoeg, om, met de toelicbting daar aan bygezet door den Franfthen Vitgeever, vermeld te wordeo. Hy geeft ons te verflaan. — De Heer bevondt zich joist te Petersburg, ten tyde der Om- wenteling , waar door CATHARINA DE II op dm Rusfi- fcben Troon wierd geplaatst. Op verzoek van Mevrou- we de Gravinne VAN EGMONT, eene Dogter van den. Maar. 'chalk pE RICHELIEU, dien hy, in hoedanigheid van Edel- man in zyn Gouvernement was gevolgd , ftelde by die C.efchiedenis te bock. „ Korten tyd na dat by in Parys te rug gekomen was, verkreeg zyn opitel, 't welk by in fommige gezelfchap- pen voorgeleezen hadt , eenig aanzien. Men fprak nog geduurig over de gebeurtenislen in bet Rusfifche Ryk , en een ieder, volgens gewoonte, vertelde die op zyne wys. Het Hof, belang ftellende om te weeten , en naar waar. heid onderrigt te zyn van de intrigues , waar door CA- THARINA zich op den Troon van. haar Gemaal hadt nargezet , begeerde de: leezing daar van ook te hooren. „ Het Iced niet lang of de Keizerin wierd 'er van on- derrigt. Zy gaf bevel aan haare Gelastigden te Parys, alles aan te wenden om dat werk te verdonkeren. Zy deeden gewigtige aanbiedingen, in Geld aan den Schry- ver , maar die wierden van de hand geweezen. Hierin niet llaagen kunnende, wilde zy 't gezag gebruiken. Zy vervoegde zich by den Hertog D'ArormLoN, eerite Mi- nister van dien tyd. — De Heer DE SARTINES, Luite- 13ant der Politie, Bet den Heer RULH1ERE by hem [zich] komen, en gaf hem te kennen, dat by order had om zyn Manufcript van hem of te vorderen , zoekende hem te ontmoedigen, met bedreiging van de Baftille. MERE, die reeds aan de middelen van verleiding weder- Stand geboden hadt , liet zich door die bedreigingen niet verfchrikken. Hy antwoordde aan den Luitenant der Po. litie , dat men hem in de Baftille zetten kon, en zelfs bet Ma- Ma- OVER DE RUSSISCHE 01VIWENTELING. 179 Manufcript ontweldigen ; maar dat dit vergeeffche moeite zou zyn; wyl hy hetzelve, even als gefcbreeven , in zyn' geheugen by zich droeg. 91 De bedreigingen waren van geen gevolg. Monfieur, 's Konings Broeder, daar van verwittigd, nam hem onder zyn befcherming, benoemde hem tot Secretaris van zyne Commandementen, en korten tyd daar na bezorgde by hem den post van Historiefchryver der Buitenlandfche zaaken, met bevel om de Gefchiedenis der Anarchic van Poole» op 't papier te brengen , en vryheid om in de Staatspa- pieren van Buitenlandfche zaaken alle hulpmiddelen op te zoeken, die by mogt benoodigd zyn. Myn Heer de Hertog DE CHOISEUIL zondt hem zelfs een geruimen tyd, na dat land, om 'er zyn verblyf te houden. „ De Gelastigden der Keizerin herhaalden hunne poo- ging andermaal biedende hem zelfs dertig duizend Kroo• nen aan , als by eenige trekken wilde agterlaaten waar door de goede naam hunner Souveraine kon benadeeld tvorden ; doch hy floeg dit af, onder belofte nogthans, op zyn woord van eer, dat dit Werk by het leeven van de Keizerin nooit in druk verfchynen zou. „ Na bet overlyden van den Heer RULHIERE, in 179r, noopte Mevrouw DE MONTMORIN zyn Broeder, om den ]Heer GRIM te gaan bezoeken, zynde Gelastigde der gehei- me zaaken , onder verzekering dat by met dat Manufcript een aanzienlyk voordeel zou behaalen; deeze was getrouw in het vervullen der verbintenisfen van zyn Broeder, en niettegenftaande men verfcheide maalen, in de openbaare Nieuwspapieren, aangekondigd heeft gezien dat eerlang eene Gefchiedenis van de Omwenteling in Rutland zou to voorfchyn komen, hebben zyne Erfgenaamen nogthans gewagt , tot na het overlyden van de Keizerin, om van het onder hen herustende Manufcript gebruik te maa- ken." Aandagt- en nieuwsgierigheid- wekkerd is deeze Nota des Franfchen Uitgeevers. En nog meer zal dezelve aan- geprikkeld worden door de Voorreden of Opdragtsbrief van den Heer RULHIERE zelve aan Mevrouw de Gravin- ne VAN EGMONT, de jonge Hertoginne van Gelderland, enz. gedagtekend Parys lo Feb. 1768 , als waarin de Schryver verklaart „ in den 41 door hem verkoozen (als „ geen voorbeeld daar toe gehad hebbende) den fmaak „ der Gravinne gevolgd te bebben." By zyn Verhaal rtaamlyk aan Haar en den Graaf VAN M 2 Ea- I80 RULHIERE EGMONT, vondt by zich aangernoedigd , „ om zomtyds eenige fnaakfche trekken in hetzelve in to vlegten, be- trekkelyk tot de Zeden van het .Rusfifche Volk; en by ge- voelde toen , dat de betrekking met die Zeden bet waa- re oogpunt was , waar onder men die gebeurtenis be- fchouwen moest. De menigvuldige vraagen, hem door den Graaf en Graavinne voorgefteld, beftuurien, om zo te zeggen zyn verhaal , en noopte hem om toegeeven- held en I'potternye te mengen onder gewigtiger en Wen- ger gebeurde zaaken. Zodanig is in de daad dit foort van Gefchiedenis. Misfchien vereischt eene. zo zon- derlinge gebeurtenis ook eene zonderlinge wyze van ver- baal.' Dit breeder ontvouwd hebbende, brengt de Schryver de niet ongegronde bedenking in 't midden, dat by zulke byzondere omftandigheden heeft aangevoerd, dat men zich verwonderen kan , hoe by die te weeten is gekomen : en geen regt hebbende om te eifchen, dat men hem, we- gens zaaken van dat gewigt, op zyn woord , gelooven moet, agt by zich verpligt zyne waarborgen te noemen, en de middelen, die by aan de hand gekreegen heeft te zyner onderrigting. Zy maaken bet vervolg zyner Voor- reden uit. En of dit nog niet genoeg ware ter verdee- diginge , vinden wy agter de Gefchiedenis een tweeden Brief, ten zelfden erode ftrekkende. Niet zonder genoegen zullen liefhebbers van vreemde en ontzettende Gebeurtenisfen dit Werkje leezen, en 't zelve bovenal fmaaken aan alien , die met Gekroonde Hoofden, Hof en Hovelingen, niet veel ophebben, of lie- ver deezen verfmaaden, en alles wat tot voedzel deer ver- frnaading kan dienen greetig opzamelen. Eenigzins jam- mert het ons, dat fours de fnaakfche trekken enfpotternyen, welke de Schryver zegt zich te zullen veroorlooven, in bet niet zeer kiefche loopen; een voertuig, ongelukkig in deeze dagen te meermaalen gebezigd om een Werk ingang te doen krygen. Voor 't overige mogenwy den Leezeren van dit vreem- de Stukje wel aanraaden our by 't zelve te vergelyken, 't geen de Engelfche COXE van die Gebeurtenis vermeldt, in zyne Befiliouwing der Maatfchappy en Zeden in Poo- len, Rusland, Zweeden en Deenemarken, III Deel, bl. enz. by den Drukker deezes, YNTEMA, uitgegeeven. By deezen Engelfchen Schryver, vinden wy, bi. 26 des aangehaakien Deets, eene befchryving van die Alleenheer-fche OVER DE RUSSISCHE OMWENTELING. fcheresfe aller Rusfen , in eenen meer gevorderden ouder- dom dan RULHIERE haar befchryft. Wy neemen deeze befchryving alleen over. „ Haare gedaante is bevallig en verheven; haar gang is trotsch; haar perfoon en haare houding Vol beValligheid. Haar voorkomen is dat van een Opperheerfcheresfe. Alle haare trekken verkondigen een groot Charader. Haar hats is verheven , en haar hoofd zeer los; de vereeniging van die beide beflaat voor- al in eene aanmerkelyke fchakeling van fchoonheid ; en, in de beweegingen van haar hoofd , draagt zy eenige zorge om die fchoonheid te vertoonen; zy heeft een breed en openhartig voorhoofd; de neus een weinig krom; haar mond is fris, en vereierd met fchoone tanden; haar kin een weinig groot en dubbeld, zonder dat 'zy vet is. Haa- re hairen zyn Carftanjebruin , en ongemeen fchoon; haare winkbraauwen bruin; haare oogen zeer fchoon; de licht- ftraalen doen daar in blaauwe weerfchynen te voorfchyn ko- men ; en haar vet is van de allerfraaifte kleur. De trotsch- held is het waare kenmerk van haar gelaad. — De be, held is het waare kenmerk van haar gelaad. — De be, valligheid en goedheid, die zich daar op ook tevens ver- toonen, fchynen aan den opmerkenden befchouwer niet anders toe dan eene ongemeene begeerte om te behaagen; en die verleidende uitdrukkingen ontdekken maar al te zeer het voorneemen zelve om te verleiden. Een Schilder, dit Chara&er door een zinnebeeld vertoonen wit- lende, ttelde voor om haar te verbeelden onder de gedaante eener bevallige Nymph, die met de eene hand , welke zy vooruitfleekt , bloemenketens aanbiedt ; en met de andere , die zy agter zich houdt, een vlammende toorts verbergt." Dat de Rusfifehe Naamen , in het Werkje voorhanden , gefchreeven zyn, zo als ze uitgefprooken worden, gelyk o'ns met een woord berigt worth, dient voor den Neder. duitfchen Leezer , in de .Rusfifehe Gefchiedenis aan dezelve naar de wyze op welke ze gefchreeven worden gewoon , naar de wyze op welke ze gefchreeven worden gewoon , niet tot meerder klAarheid. De Vertaaling mogt wel bete' weezen. 3 Es. I82 1100FDTREIMEN VOOR EEN CONSTITUTIE. Eenige kort beredeneerde Hoofdtrekken tot een verbeterd Plan van Conllitutie, voor bet Bataaffehe Volk, zo veel viogelyk uit de Beginzelen afgeleid. Door een Bataaf. viogelyk uit de Beginzelen afgeleid. Door een Bataaf. Te Leyden , by P. H. Trap , 1797. In gr. Svo. 35 De Bataaf, die dit Gefchrift den 4 Sept. 1797 dagtel kent , toont zich hoogst verheugd over de verwer- ping van .het Plan op den achtffen Augustus diens jaars ; wenscht daar mede de liataaven geluk , en befchouwt wenscht daar mede de liataaven geluk , en befchouwt zulks als 't ware een Wonderwerk van 't Opperweezen, „ dat fleeds goedgunitig werkzaam is voor een ongelukkig , en misleid menschdom." , en misleid menschdom." Geen wonder , dat het wraaken diens. Plans, terwyl bet vervaardigen van een ander aan eene Commisfie is aan- bevolen, weder Pennen van Plannenmaakers op het papier lokt. Dit heeft het hier voor ons liggend doen gebooren worden. Wy fchryven het Slot alleen af, 't Been met bet reeds gernelde genoegzaam zal doen kennen van welk een ftempel dit Gefchrift is. De Bataaf fchrtyft: „ Ziet daar, waarde Landsgenoo- ten I een twaalftal onderwerpen , door ens zo kort en „ klaar mogelyk beredeneerd , en aan U voorgedraagen; „ — Zy behelzen de voornaamfte en esfentieelfte gron- 51 den, op -weike uwe Oppermagt uwe Yryheid en Onaf- „ hangelykheid berusten moeten om onfchendbaar en duur- „ zaarn te zyn. — Wy hebben het van onzen pligt ge- „ agt u omtrent die gronden te moeten voorlichten, eens- „ deels om dat 'er zo veel tegen gefchreeven is; en an- „ deels om dat 'er zo veel tegen gefchreeven is; en an- „ derdeels om dat aan ons wel eens is onder het oog „ gebragt , hoe zy , die te vooren zich by u als yverige „ voorftanders van owe Rechten gedraagen hebben , zo „ voorftanders van owe Rechten gedraagen hebben , zo „ draa zy daar door ,uw vertrouwen gewonnen hadden , „ en door u in hooge aanzienlyke posten waren geplaatst , „ aanftonds van battery veranderd , ja de ergfte tegen- „ aanftonds van battery veranderd , ja de ergfte tegen- „ ftanders van dezelve uwe Rechten geworden zyn, „ En offchoon de overweeging, dat wy door het publiek „ maaken van deeze onze voorlichting zouden kunnen ge- „ acht worden de werkzaamheden van uwe BRAAVE Verte- „ genwoordigers te hebben willen bepaalen of vooruitloo- „ pen, ons in den eerflen opilag daar van fchier had doen „ pen, ons in den eerflen opilag daar van fchier had doen „ afzien , zo heeft echter het gewigt van uwe dierbaathe „ afzien , zo heeft echter het gewigt van uwe dierbaathe „ belangens by ons tegen die overweeging de overhand „ belangens by ons tegen die overweeging de overhand „ be- HOOFDTREKKEN veR)It. EEN CONSTITUTIE. 183 „ behouden , inzonderheid daar de Grondfchets, achter de beoordeeling van bet thans afgekeurde Ontwerp door „ twaalf uwer voornoemde Vertegenwoordigers ge- ,, voegd (*), aan ons niet voldoende is voorgekomen, om „ na dezelve een nieuw Ontwerp te vervaardigen , 20 van „ wegens de talrykheid der Leden voor het Wetgeevend „ Lichaam, welke onmogelyk alle op den duur met ge- „ noegzaarne bezigheden voor uwe belangens kunnen ge- „ occupeerd zyn , als om dat daar by nog eene op „ zichzelven ftaande uitvoerende Illagt, afgefcheiden van „ het Wetgeevend Lichaam, die alle uwe onheilen heeft „ veroorzaakt, gevonden wordt, en wy te vergeefsch in „ dezelve na de middeleis gezogt hebben, welke by het „ clot der vyfde aanmerking tot het uitoefenen van uwe „ Oppermagt zo gepast zyrt aan de hand gegeeven. — „ Wy zullen onzen ftrbeld ryklyk beloond zien, wan- „ neer wy bier door LETS tot het vestigen van uw .ge. „ luk , tot het daarftellen van eene goede wel Inge- „ rigte Staatsregeling , zullen mogen hebben toege- bragt.” Her is van belang, in Stukjes, 's Lands regeeringsgefteI- tenisfe betreffende, wel agt te geeven op den tyd waar in ze gefchreeven zyn; reeds hebben wy den 4 Sept. 1797 als de dagtekening des Voorberixs **even ; een Nota, ten flat 'er aan toegevoegd, draagt de dagtekening van 28 Nov. des gemeiden Jaars. (*) Zie onze Vaderl. Letteroef. voor x797, bl. 525. tles heilig Regt verkragt door Boosdoeners ; of kort en zaaklyk Perhaal der onregtvaardige Procedures , in den Jaare 1790 gehouden door den toenmaaligen Hoofdofficier Mr. CORNELIS WILLEM BACKER , mitsgaders Schepenen der Stad AmIlerdarn, tegen ALBRECHT BORCHERS verrykt met ituthentique Stukken. Te dimflerdam , by A. Borchers, W. Vermandel en Zoon, W. Wynands en J. Weege, 1797. In gr. 8vo , 34 bl. een malfche Tytel , voorwaar ! en de Inhoud firekt om %.3 denzelven eenigermaare te billyken. Begaat by , die eene zaak welke blykbaar onregtvaardig is , voor eene rechtbank brengt , gewis een rrisdryf tegen den Staat, naar het fchryven van HARLOW, in diens Raadgeeving aan de Bevoorregte Standen, op HARLOW, in diens Raadgeeving aan de Bevoorregte Standen, op den Tytel van dit Boeksken als een Motto geplaat,t dan hebben floofdofficier en Schepenen te 4nillet dam , in 't geval WI 4 van 184 HET HEILIG REGT VERREAGT. van den Burger BORCHERS zich , naar luid deezes Ver- haals , met oorfpronglyke Stukken geftaafd , deerlyk ver- greepen. Het Stukje behelst , behalven een Opdragt aan den Raad der Gerneente van Amflerdam, en een Voorberigt aan den Leezer, in den heeten ilyt van beledigde onfchuld gefchreeven , het verhaal van de vervolgingen hem wegens de gewaande uitgaave van een en ander Werkje aangedaan — van zyn gevangen- !teeming, banvonnis en omzwervingen tot den tyd der jongite Omwentelinge; als mede wat hy tot herkryging van geledene fchade, naa zyne wederkomst te Amfierdam, waar hy met twee kleine Bedieningen begiftigd is , heeft aangewend; alles geftaafd door Bylagen. De Opfteller befluic zyn Verhaal met deeze woorden : „ Zie daar Leezer I eene behandeliug , die u te regt zal ver- „ baazen! Zie daar my door den deugniet BACKER met „ zyne complicen genoegzaam van alles beroofd, en tot den „ bedelftaf gebragt I — Is dit niet BET HEIL1G REGT DOOR BOOSDOENDEEs vEEKRAGT? dan ik wit — ik zal alle „ gepaste middelen beproeven, om my , zo by het Committ6 „ vante Amfterdat n, als elders, recht te doen ver- fchaffeal” A Grammar of the English Language&c. Engelfehe SPraakkunst, waar by gevoegd is CP; een klein Woordenboek van zelfliandige Naamwoorden , byvoeglyke Naamwoorden en Werkwoorden: als mede een klein Woordenboek , waar in de Klank van de Letter I word aangetoond. 't Welk alles 't Nederduitsch word verklaard , en famengelield is op eene gantsch nieuwe wyze , en verrykt met oordeelkundige Aan- merkingen. Door G. ENSELL. Te Rotterdam , gedrukt voor den Autheur , en te bekoomen by J. Hendrikfen, op de floodiraat , 1797. in gr. 8vo. 6o5 bh behalven de Foorreden. Uit deezen tamelyk breedvoerigen Titel kan de Leezer zien, wat hy in dit Werk moge verwachten ; onze task is hem te onderrichten, of hy, onzes oordeels, zyne verwachting zal beantwoord vinden. Over het geheel genomen durven wy zeggen, ja. Evenwel hebben wy eenige aanmerkingen over fom. (*) In den Engelichen Titel fleet bier to which is prefixed. Dit is eene onnaauwkeutigheid , welke vooral in den tire] van een Boek (bet IJithangbord van een Winkel) had moeten vermyd worden : fuljot.. ned moest 'cr geitaan bebbeo ; want deeze Woordenboeken komen acti• teraan. G. ENSELL, ENGLISH GRAMMAV. 1115 rommige plaatzen gemaakt. Ten einde den Schryver recht te doen , den taalkundigen Leezer in flaat te ftellen tot het be- oordeelen van onze gedachten, en den Leerling, die van dit Boek zoude willen gebruik maaken in het leeren der Engel. fche Taale (waartoe wy het zeer wel durven aanbeveelen), eenigermaate voor te lichten , zullen wy aan ons verflag ook eenige uitvoerigheid moeten geeven. Loffpraaken en beris- pingen , zonder bygevoegde redenen zyn zo veele Magtfpreu- ken , welker gegrondheid anderen veehyds niet dan met veel moeite kunnen onderzoeken en welke , evenwel , niemand zonder onderzoek behoeft of behoort aan te neemen. Vooral 'nag men reden vorderen , wanneer iemand zyn gevoelen geeft over de Spraakkunst eener Taale, welke zyne Moedertaal niet is, en waarvan by aileen door oefeninge en veel leezens eeni. ge kundigheid heeft verkregen. De Schryver, die ons voorkomt een Engelschman te zyn, Naar die in het Nederduitsch zo ver gevorderd is als weinige vreemdelingen , heeft aan het hoofd zyns Werks eene Voorre• den geplaatst in het Engelsch en Nederduitsch beide, op te. gen elkander overftaande bladzyden gedrukt. Het Nederduitsch, is eene vrye Vertaaling van het Engelsch: het wykt nogthans wel eens of van het oorfprongtyke. Voorbeelden daarvan kan de Leezer vinden, wanneer by het Plot der zinfnede op bladz. VIII. vergelykt met bladz. IX. — Bladz. XIV met bladz. XV, beide aan het einde. Voor het Engelfche woord candor (bi. XVI, ,reg. 3) that in het Nederduitsch (bl. XVII, reg. 4.) oprechtheid. Onpartydigheid , of billykheid , zoude des Schry. vers eigenlyke meening ruim zo goed hebben uitgedrukt. Het denkbeeld , dat de Engelfchen door dit woord aanduiden , wanneer zy fpreeken van het leezen en beoordeelen van boeken of daaden , is eigenlyk het tegengeftelde van Jirenge berispinge of gezochse vitterye. De eigenlyke Spraakkunst voor eerstbeginnenden , welke op de Voorreden volgt, van bladz. 2 tot bladz. 226 , is begrepen in Vraagen en Antwoorden; welke leerwys de Schryver in de Voorreden verklaart voor ,, de gemakiyhfle voor den Meester, „ en de bevatbaarfle voor den Leerling (*)." In dit gedeelte is ook het Engelsch op de eene , bet Nederduitsch op de te• genoverftaande bladzyde gedrukt; zo dat iemand, die van her eerite nog geheel geene kundigheld bezit , deeze eerfle begin- felen zelfs zonder hulpe van eenen Leermeester kan gebruiken indien by Ilechts hier en daar eenige opheldering van kundigen erlange. Van (41 81. XI. In bet Engelsch, 131. X, ant bier the most convenient for the Master, and most intelligent to the Scholar. Intelligent is bier zekerlyk eene misftelling voor Intelligible. M5 t36 0. ENSELL Van bladz. 2 tot igt handelt de Schryver over de Letterl van het Engelfche Alphabet , en derzelver uitfpraak. voor vreemdelingen, allermoeilykst deel der Engelfche Taale, en hergeen men zonder mondelinge onderrichtinge nooit volkomen goed zal leeren , wordt bier zo duidelyk voorge- fteld, als het zonder die onderrichting fchynt to kunnen gefchie- den. Ondertusfchen begrypen wy niet wet , war de Schryver bedoele, wanneer by (bl. 4 en 5) zegt, klinkt kort , „ wanneer zy that voor eenen enkelen Medeklinker , die „ eenen dubbelen klank heeft." Wil hy daarmede zeggen , dat de woorden Banish, Habit en andere, welke hy tot voorbeel- den bybrengt, moeten uitgefproken worden onurent als of 'er florid Bannish, Habbit, enz ? Ook is ons duister het- geen wy (bladz. i6, 17) leezen; ,, V V. . gnat voor alle Klin• „ kers, maar volgd nooit op dezelve, ten zy na de Mede- ,, klinkers 1 of r en met eene ftomme e bet zy dezelve daar „ na of uitgefproken (*), of itilzwygende daar onder begree- „ pen word, enz.” Hoe kunneu veele woorden, b. v. bea- rer , bevel, bever, bevy, cover, covet, covy, met dien regel Overeengebragt worden (t)? Hierop volgt lets over de Lettergreepen. Hier zegt de Schry- ger, bl. 19 env. „ Alle lettergreepen het zy in het begin of ,b midden van een woord eindigen in eenen Klinker , ten ware 0, dear een x op volgd, welke dan by de voorgaande greep „ gevoegd Moer worden, en wanneer twee of meer Medeklin- „ kers op den K linker volgen , moeten zy meestal van een „ gefcheiden worden.” Het laatfte is waar: maar op het eer• fte moet men uitzondering maaken voor zamengeftelde woor- den, by voorbeeld abominate, ab-olish,, in-active, of waarin bet laattte gedeelte enkel een uitgang is, die by een ander oorfpronglyk- woord gevoegd wordt, b. v. mean -est. Bladz. 31 wordt wicked overgezet dour godloos ; ondeugend zonde beter zyn geweest: gedloos is eerder impious. Hetgeen de Schryver (bl. 34 en 35) zegt van den vergell• kenden trap (comparative degree) der byvoegelyke Naamwoor- den is niet recht naauwkeurig. • De Comparativus en Superla tivus (men vercchoone kortheidThalve deeze Latynfche benaa. mingen) zyn beide trappen van vergelykinge , welke standui- den (7) deter zonde hiet gevoegd hebhen nitgedrukt, want de (lemma e Wordt niet uitgefproken; zie bl• 6, 7. In ,het Engelsch {hat bier ook expresfed. Deeze onnaauwkeurighcid moet men eenen vreemdeling ten beste houden. (1) Misfchien wil de Schryver zeggen , dat de V niet achter eenigen klinker in dezelfde lettergreep volge zonder tusfchenkomst der letters 1 of r. Maar behoort dan in de woorden halves, calves, welke by tot voorbeel- Maar behoort dan in de woorden halves, calves, welke by tot voorbeel- den bybrengt, de v tot dezelfde lettergreep als de 1? Of zyn deeze woorden, uit hoofde der ftomme e ilechts van eene lettergreep ? Hoe breugt by dan het werkwoord have en andere met zynen regel overeen ENGLISH GR AMMAR. 1R7 den, dat het onderwerp , waarvan gefproken wordt , in zeltere boedanigheid andere overtreft: met dit onderfcheid, dat in den Compararivus de vergelyking gemaakt wordt tusfchen het be. doe1de onderwerp , en een of eenige andere; maar in den Super. lativus tusfchen dat onderwerp en.alle andere van eene bepaat- de Coon. By voorbeeld yzer is HARDER dan koper , en yzer is het HARDSTE van alle metaalen. Hieruit volgt, dat fomtyds het denkbeeld van den Superlativus wordt uitgedrukt in den vorm van den Comparativus , als yzer is HARDER dan eenig an. der metaal. Hetgeen bl. 46 env. voorkomt aangaande woorden, welke in het Meervoudige denzelfden uitgang hebben als in het En. kelvoudige , had wei war meer mogen uit elicanderen gezet, ea met naauwkeuriger onderfcheidinge behandeld warden. Dech Wien wy dit bier wiiden doen, zoude ons bericht meer ruim. te wechneemen, dan wy 'er toe kunnen befteeden. Dear de Schryver, hi. 66 env. van de Wyzen (Modes) der Werkwoorden harrdelt , vertaalt by Infinitive door Oneindig. Hier zoude, buiten tegenfpraak, Onbepaald zeer veel beter ge- weest zyn, gelyk het ons elders in dit Werk is voorgekomen. Onder de Tyden rekent de Schryver, hi. 70 env. twee toeko- mende Tyden, naarmaate een der hulpwoorden will of (hall by eenig werkwoord gevoegd wordt; doch zonder het onderfcheid der betekertisfe te raelden. Doch op bladz. 278 env. wor. den verfeheiden aanmerkingen geeeved tot gebruik van hun, welken reeds eenige vordering in de taal gemaakt hebben , en onder deeze vinden wy (bl. 308) dit onderfcheid aange- wezen. Wauneer men op bl. 74 vergelykt regel a met reg. 14 , zotre de men belluiten, dat weary een lydelyk Deelwoord ware: her is evenwel een byvaegelyk Naamwoord, en als zodanig aangetekend op bl. 459. Breedvoerig is de Schryver over de Byweorden (.adverbs) wet. ker recht gebruik zekerlyk een flak van aanbelang is, maar zyne lyst der verfchillende foorten van Bywoorden, als van tyd, plaats, enz. komt ons voor als veel to uitgebreid, voorat voor eerst- beginnenden. Niet minder dan 17 foorten worden opgeteld , 14. la. HODGSON in zyn Prattical English Grammar heefe Hier meet dan to ; en PRIESTLEY in zyne Rudiments of English Grammar vergenoegt zich met 3 foorten, els de voornaainfie, op re noetnen, te weeten van Plaats , Tyd en Hoedanigheid. Zeer verwonderde het ons ook , op bl. 126, geheele verzame- lingen van woorden (b. v. what do you mean , en what are you doing) onder de enkele bywoorden geteld te vinden. Eenige andere aanmerkingen gaan wy voorby om dit uictrek- fel en bericht niet te zeer te vergrouten. Op de byzondere Dee/en der Spraake volgen; 10. Eene lyst van regelmatig ge- bogen Werkwoorden in het Engelsch en Nederduitsch , bi. 182 88 G. I NA 111, ENGLISH GRAMMAR. 182 env. — 2°. Eene diergelyke van onregelmatig gebogene bl. 197 env. — 3°. Eene van Woordverkortingen in het fchry. ven , die nogthans merkelyk vollediger had kunnen zyn, bl. 207 env. — 4°. Eene lyst van woorden , die, alhoewel in fpellinge en betekenisfe verfchiliende , nogthans dezelfde nit- fpraak hebben , bl. 213 env. Deeze heeft , met zeer weinige uitzonderingen , eene zo groote overeenkomst, mbt eene dier- gelyke lyst in HOLTROP's English and Dutch Grammar , bI. 502 env., dat men ze bezwaarlyk als touter toevallig kan aanmer- ken.— 5°. Eene lyst van gemeenzaame Spreekwyzen en Sameu• fpraaken, bl. 227 env.(*). — 69. Eenige Fabels, bl. 264 env. 1-- 7°. Eenige aanmerkingen over het gebruik der Capitaale of Hoofdletteren, bl. 274 env. Een der hier opgegeven regels is, dat alts zelfflatulige Naamwoorden eene hoofdktter vereifchen. Wy weeten wet , dat men dit gebruik vindt in veele Engelfche Boeken; maar anderen volgen dien regel niet , en Mr. ErssaLs. zelve houdt 'er zich niet beftendig aan. — 89. Eenige .e/an. rnerkingen voor de zodanigen, welken reeds eenige vorderingen in de taal gemaakt hebben , bl. 278 env. Deeze zyn alleen in het Engelsch, en voldoen doorgaans zeer wet aan het oogmerk. Onzes inziens, bevatten zy het gewichtigfte gedeelte van het boek (f). — go. Een klein Woordenboek van de gebruikelyks: (liever meest gebruikelyke) zelfflandige Naamwoorden , bl. 341. so°. Een diergelyk van byvoegelyke Naamwoorden , bl. 446. Een van Werkwoorden, bI. 481 env. Deeze lysren kunnen den Leerling van weinig dienst zyn; zy beflaan nog geene 200 bladzyden, en zyn dus zeer onvoltallig. Of by ook nit eene andere lyst, welke in de mde plaats volgt, op bl. 527, de waare uitfpraak der letter I zal leeren twyffe. len wy. Wy befluiten dit breedvoerig uittrekfel met te verklaaren, dat, onzes inziens , iemand , die eenigzins aan het leeren van taalen gewoon is, of, ten minften, eenigzins geoefend in de algemeene regelen der Spraakkunst , van deeze een zeer nuttig gebruik kan maaken. Door behulp van dezelve en van een goed Woordenboek zal by , misfchien, zonder Meester kunnen leeren de Engelfche Schryvers te leezen. Maar wit by de taal leeren fpreeken, dan heeft by onderwys en verkeering soodig. Bl. 250 vinden vvy pine - apples vertaald door pynappels : bet moest zyn ananasfen, welke in het Engelsch dus genqernd worden maar niet in het Nederduitsch, immers zo veel ons hekend is. et) BI. 313, r. 4 fizat before, dit is waarfchynetyk eene drukfeil: bet huoet zyn between. DIDEROT, DE KLOOSTERLIXG. 189 De Kloosterling. Door DIDEROT. Te Haarlem , by F. Bohn, 1798. In gr. 8vo. 335 bl. pit zonderling boek is een meesterftuk in zyne foort , en geheel voldoende om ons deszelfs fmaak- en gevoelvollen Schryver als een der zeidzaamfte Genieen te doen hoogfchatten. Wy hebben heczelve met ene ongemene graagce doorgelezen , Vadat wy ons geenzins over den ongemenen aftrek behoeven te verwonderen , daar wy nit de Nieuwspapieren vernemen, dat, na den korten tyd der eerfte oplage reeds ene swede uitgave noodzaaklyk geworden is. Bezwaarlyk zou men den korten in- houd van dit fchone werk beter kunnen. opgeven , dan de Vertaler dit gedaan heeft in zyne aanpryzende Voorreden. ,, Het Kloosterleven, fchryft by, bier te lande weinig bekend, „ en egter in deszelfs aart en gevolgen voor de Maatfchappy „ zo gewigtig, wordt hier niet sheen naar waarheid gefchil- • derd, maar van deszelfs goede en kwade zyde treffend vet- „ toond, en tot in de duisterfte en geheitnfte hoeken van des- ', zelfs fchouwtonelen nagefpoord , en ontfluijerd. Alle de „ driften, welke daar kiemen, aangroeijen, woelen en uitbar. „ flen, vindt men bier zo menschkundig als kragtig en le- „ vendig afgemaald. Den mensch, van zyne natuurlyke be- „ stemming en maatfchappelyke betrekkingen afgerukt , van „ zyne vryheid voor altyd verftoken , tot de vervelenciffe flaverny gedoemd; beroofd van al bet zoet genot des ge. „ zelligen levens, ten prooy aan wangunst , haat , vervol. „ ging , wreedheid, dweepzugt en overheerfching; ja levendig „ begraven ziet men bier voorgeffeld als het rampzalig • flagtoffer dier doemwaardige inftellingen , welke met den • Godsdienst van Jefus, wiens eer zy gezegd worden te be. „ doelen , zo zeer ftrydig zyn als met het waar geluk van ,, den mensch , dat zy fchynen te betigen. — Ben fchoon, „ onfchuldig, deugdzaam en beminnenswaardig meisje, door de • ftrafwaardige zwakheid en de ontrouw harer moeder byna ,, van haar geboorte of aan een voorwerp van afkeer en vet.. • driet voor hare ouders, wordt om de eer harer nioeder en „ bet belang barer famine medogenioos opgeOfferd, en cegen „ haren wil , zonder enige de minfte roeping, tot den geeste- lyken ftaat gedoemd. Door dwang vermeesrerd, doet zy „ werktuiglyk en zonder bewustheid de kloostergelofte , en „ byna van dat noodlottig ogenblik tot aan het einde harer da• ,, gen is hear leven niet dan ene aaneenfchakeling van moei- lykheden, beproevingen , kwellingen, verzoekingen van al- „ lerley aart, en van de uirgezogate en wreedffe folteringen: „ en cevens een merkwaardig en treffend voorbeeld van geduld, „ onderwerpiug, zagtmoedigheld , ongeveinsde godsvrugt, on- o be- 590 DIDEROT „ bevlekte kuischheid en onwrikbare deugd. En vindt men 3,Sbier aan de ene zyde de boze driften en kwade neigingen „ der Kloosterlingen in het helderst Licht geplaatst , men ziet „ 'er tevens de beminnelykfte en eerwaardigfte voorbeelden van • verflandige en hiakende Godsvrugt , onbezweken Vriend- „ fchapstrouw, deftigen ernst, zagte en meewarige menfchen- „ liefde en de tederfte deelneming aan het lot ener ongeluk- „ kige en eerbiedwaardige Non. — Behalven de hoofdper. fonuadje, onze Kloosterling, verfchynen op het toneel drib „ Kloostermoeders of Opperbeftierfters ; de eerfie een voor. „ beeld van zagtmoedigheid, verhevene Godsvrugt, en ver- „ ftandige genegenheid voor hare geestelyke dogters; de „ twede van onverfland , redeloze geftreugheid , onbuigbaren „ trots , en woedende wreedheid , door den dekmantel vat' • Godsdienstyver omfluijerd ; de derde een verwonderlyk za- , menmengzel van goed en kwaad , zwak en grillig , flavin „ barer driften, en eindelyk het rampzalig ftagtotfer van on- „ bevredigde zinnelykheid: een Aartsdiakon, geftreng, dock • rechtvaardig; twee biechtvaders van een geheel tegenover- gefteld charader ; een rechtsgekerde , die de zaak van een „ hulpeloos meisjen onbaatzugtig en edelmoedig verdedigt; err „ een man en vrouw van de grote wereld, die de onfchuld ,,. waarderen, de vervolgde deugd befchermen, en ene verla- „ tene wees tot vader en moeder veritrekken. Het geheel (vervolgt de Vertaler) is ene bewonderingswaardige proe- , ve van her vindingrykst vern oft ; de byzonderheden zyn „ belangryk ; niets is langwylig , Mies is roerend , geestig , „ behaaglyk en treffend; de ftyl is jneesterlyk en !kept den „ Lezer ongevoelig weg, terwyl de inhoud zelf zyn ye:410.nd „ en hart alleraangenaamst en onafgebroken bezig bona; de „ aanmerkingen en wysgerige gevolgtrekkingen zyn juist, door „ de menschkunde opgegeven , allerleerzaamst en belangryk: „ en het hoofdoogmerk van het geheel, de ktoosters to doen „ kennen tot in derzelver duifterfte holen , worth nimmer uic ,, het oog verloren.” Wy durven deze opgave, als volko- men waar, en in gene delen overdreven , gerustlyk onder- fchryven , waaruit dan ook de aanpryzing, die wy van dit bock de Lezers van ons Maandwerk doen , bun zeker niet gering kan voorkomen. De enige zwarigheid, welke wy onder de lezing gemaakt hebben, is deze: De Schryver wit de Kloosters in derzelver duisterfte fchuilhoeken van onge- rechtigheid en misdryf doen kennen. Met dat oogrnerk ftelt by ons de Heldin van zyn fink in haar derde Klooster voor onder het heftier ener Oppervoogdes, die geheel flavin is barer driften, en wet der beestachEigfte, der onnatuurlykfte , neigin. gen. Hy vertoont ons dit ondeugend en gevaarlyk Vrouws. tintelende van wellust , en in den vollen gloed barer doemwaardige hartstochc listig bezig om de onfchuld hare !kik. DE ELOOSTERLING. 191 ftrikken te fpannen , en in het rampzaligst verderf te lokken. Hy fchildert ons dus het Monfler der verleiding in deszelfs natuurlyke gedaante , maar dieshalve ook te gelyk met de levendigfte en fterkfte kleuren. Wy hebben , dit ziende , ge- vreesd , of deze fchildering flier nadelig zou kunnen werkers op ligt-vervoerbare barren, die door den eerffen indruk aan- ponds hevig geroerd worden. Nog vrezen wy , of zy niec misfchien de gedachten van haar, die minder eenvoucligheid van hart, minder onfchuld van zeden, minder vastheid van geese, dan onze Kloosterling, bezitten, tezeer zal vestigen op den aart Bens misdryfs, waarvan het wenschlyk ware, dat fpoedig, sot ere des menschdoms, het aandenken te gelyk met de zaak zelve, geheel verloten raakte. Althans ene fchildering, z6 na- tuurlyk, z6 levendig en treffend, kan. duchten wy, flier wet nalaten by fommige Lezers en Lezeresfen wellustige beelden te verwekken, en driften te voeden, welker lighaam- en ziel. Verwoestende ultwerkfelen de verflandige en brave man terecht betreurt, in deze dagen, waarin de fchandlykfte verwyfclheitl en losheid van zeden als algemeen-heerfchende kwaden zozeer gekenmerkt worden. Onderrusfchen kan deze bedenking , zo zy grond heeft, Hier op den Schryver, , maar zou dan nog al. leen op den aart zyns onderwerps vallen. Om aan zyn on- derwerp volkomen recht te doen; om den afgrond des zede- lyken bederfs, welken de Kloosters openzetten , in deszelfs vreeslyk aanzien en vervaarlyke diepte te leren kennen, moest hy zyne fchets z6 uatuurlyk, z6 waar , 26 treffend maken. Voor het overige heeft hy voor het beeld der dartele, onge- bon den wellust in dat der zedige en kuifche Kloosterling een allerbekoor/ykst tegenbeeld geplaatst, en ook de diep verlaagde flavin barer driften ene ftraf doen lyden , yslyk genoeg ota voor niet geheel bedorven harten tot de krachtigffe waarfchu- wing te yerftrekken. Veelmaal bekroop ons onder de lezing de lust deze of gene brokken voor enze Lezers of te fchryven, om hun daaruit iets van des Schryvers geest te doen voelen , en vooral deszelfs zaakryken en bevalligen fchryftrant eniger- mate te doen kennen. Wy moesten dit nogthans achterwege laten, omdat wy, behoudens genoegzaam verband , een, voor ons beftek , te grout uictrekfel zouden hebben dienen te ma. ken. Onzes ondanks onthouden wy dus hier onze Lezers dit vermaak, en moeten wy hun naar bet werk zelve verwyzen, waarvan wy nog kunnen verzekeren , dat de Vertaling mede in de beste handen geweest is. Als, eue bylage vindt men achter de Kloosterling ene brief- wisfeling , welke de letterkundige gefchiedenis van dit boek opgeeft. Men zal daaruit in de aanleiding , welke otnEkor voor zyn gefchrift genomen heeft, deszelfs fchitrerend vernuft nog meer leren bewonderen. Voorts blykt het uit deze brief- wi$feling, dat de Roman reeds in 't jaar ;754 of 176o is af. ge 192 R IDER 0 T RLOOSTERLING. gewerkt geworden ; maar de inhoud doet genoegzaam zien, dat het geheel niet geraden ware de uitgave onder bet your- malig betluur van Frankryk te beproeven. Wyslyk intusfchen heeft de Vertaler , om den Lezer het vermaak der verrasfching te befparen , de letterkundige gefchiedenis van dit boek niet in zyne Voorreden , maar achteraan , geplaatst. Wy raden ook daarom aan , dezelve in die orde, waarin zy hier voorkomt , en dus bet laatst, te lezen. Behalven den netten en zindelyken druk, pronkt dir Werk met twe fraaie Plaatjes. Claudine , Toneelfpel; door A. VAN DER WILLIGEN. Te Haarlem , j. van Walr6 en Comp. , 1797. In 8vo. Iol bl. Dit zeer karaktermatig Toneellpel is getrokken nit de Ze- delyke Verhalen van Florian. Volgends opgave van dezen Schryver, zou de Gefchiedenis , naar welke de burger VAN DER. WILLIGEN zyn ituk bearbeid heeft , in of omtrent het jaar 1778 zyn voorgevallen. Dit bericht maakt ook het Toneelfpel , als de fchets ener ware, en tevens aandoentyke en leerzame, gebeure- Ms, van een dubbeld gewigt. Voorts verdient de bewerking, en fchikking in hetzelve , mede alien lof. De karakters zyn alien mitvoerig getekend, en worden zorgvuldig bewaard. De uitdruk- king is, waar het pas geeft, overal treffend. De taal der harts- tochten won't op het einde wel hevig gevoerd, maar blyft niet- temin geheel natuurlyk , en moet juist daarom te fterker roeren: Overigens fchynt ons de levendigheid en afwisfeling ,welke,be- houdens genoegzame ednheid van bedryf, door het gehele fink heerscht, hetzelve ter vertoning uitnemend gefchikt te maken. De Schipbreuk, of de Erfgenamen. Blyfpel. Naar het Fransch van ALEX. nuvAL. Te sYrullerdam , by de Wed. J. Doll, 2797. In 8vo. 68 bl. Pit Blyfpel is niet minder geestig, man tevens leerzamer en treffender, dan de Kanonik van Milano van denzeifden Autheur (*). Het karakterizeert aardig twe fchrokkige Erfgena- men , zynde ene Schoonzuster en Neef , die onder zich, met ene helfche gretigheid , handelen over de verdeling der goederen van hem, die zy, bouwende op een valsch bericht, ten on- rechte menen door fchipbreuk vergaan te zyn. De overige, betere Familie maakt met deze gevoelloze zieien een beminlyk kontrast; terwyl de onverwachte wederkomst van den gewaan- den overledenen de lage vrekheid befchaamt, de deugdzamen onder zyn geflacht beloont , en hemzelven aan her einde diep gevoelen doer: „ dat vele oude Ooms op hun fterfbed hun „ werkzaam leven en hun geld bekiagen zouden , indien zy, na hunnen dood , de vrolyke gezichten van hunne erfgena- „ men konden zien." (*) Zie onze Vaderl. Letterotf, bier boven, bl. 48. ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. jEsAtd. Naar het Hebreemrsch. Door YSBRAND VAN HAMELSVELD. Te 4mile/dam ,by M. de Bruyn. In gr. Bye, 466 bl. Gevorderd, in onze aankondiging van het nuttig Bybel- werk van den geleerden HAMELSVELD, tot aan den Profeet jEsma:, gaan ivy, in de eerfte plaats , uit de korte Algemeene Inleiding tot de Profeeten , de volgende plaats overfchryven , welke wy, ten grooten deele, ons zegel hanged. „ De Profeeten (fchryft by) hebben, „ zekerlyk, het naast voor hunne tydgenoten gefchreven; „ hunne bewoordingen , beelden , en gelykenisfen , zyn „ daarom ontleend uit de gebruiken, gewoonten en pleg- „ tigheden , ook uit den that en toeftand van hunne „ tyden ; evenwel gewagen zy meermaalen van eene „ gantschlyke omwenteling in de zedelyke wereld, waar S9 door de Godsdienst tot grooter volmaaktheid gebracht, „ meer met zyne geestelyke natuur overeenkomftig gene- „ fend , en ook tot verstgelegene en zelfs barbaarfche „ volken zou uitgebreid worden ; dit zal door eenen „ Godgezant gefchieden , die de Hervormer der wereld „ zal wezen , en die tevens als erfgenaam van DAVIDS „ Troon en Kroon het Ryk van God luisterryk zal maa- „ ken. — Met 6λn woord, de mEsstas is zeer dikwyls „ het onderwerp van hunne gezangen, dock , altyd zoo, „ dat over hunne uitfpraken een eerwaardig hulzel van „ bet duister toekomend verfpreid blyft , het Welk -Wel „ in veele gevallen voor ons, na de vervulling, is op- „ geheven, zoodat veele zaken klaar zyn geworden, maar „ het welk wy in onze Vertaalingen en letterlyke uitleg- „ gingen op hunne uitfpraken moeten laten liggen, om ,, hen te laten fpreken , gelyk zy tot hunne tydgenoten „ gefproken hebben ; in fommige byzonderheden blyft „ zelfs voor ons dat hulzel, niet dan door den tyd op „ te heffen wanneer de volkomene uitvoering van het „ Godlyk ontwerp zich zelve zal ontwikkelen. Te LETT. 1798. NO. 5. ,, we” 194 Y. VAN HAMELSVELD „ weten , fchoon wy de letter der Profeeten, de vreemd- „ heid der taal , en der zeden, en den afftand des tyds 9, in aanmerking genomen zynde, vry wel verftaan, nog- „ thans blyft de zaaklyke toepasfing dikwyls aan onze- „ kerheden blootgefteld , en ook voor ens is de vraag „ niet zelden moeilyk : Van Wien zegt de Profeet dit? „ van zich zelven of van eenen anderen?” Hoewel jEsArd , in de rangfchikking der Profeeten , de eerfte plaats bekleede , zoude men daaruit verkeerd befluiten, als of aan hem een vroegere leeftyd, dan aan eenigen anderen Profeet, moest worden toegekend. Vol- gens HAMELSVELD zouden de Profeeten , in tydorde , dus moeten gefchikt worden JoNA , AMOS, HOSEi JESAIa MICHA 9 Joel., NAnym , HABAKUK , OBADJA, JEREMIa, ZEFANJA EZECHIeL, DANIeL I HAGGAI, ZA- ctIARIN., mALEalcnr. Hoewel het geheele Boek naat jEsArd's naam genoemd words, fchynt, egter, HAMELS- VELD niet vreemd to zyn van de gedagte van EICHHORN, volgens welke de geheele verzameling moet gehouden worden voor eene iftithologie , of Bloemhof van Dichtftuk- ken, van welke wel veele van jEsAid's hand, maar ande- re ook van andere Dichters, en op dezelfde wyze tot wine verzameling onder zynen naam gebragt zouden zyn , als ten opzigte der Pfalmen , op DAVID'S naam, gebeurd is. Nu iets ter proeve van deeze fchoone en bevallige Vertaalinge willende mededeelen, met oogmerk, onder an- dere , om den leeslust van dit meesterfluk der Ooster- fche Dichtkunde by onze Leezers op te.. wekken , valt ons oog op het Gedenkfchrift van nisma , Koning Vats juda , nadat by ziek geweest , en van zyne ziekte ge- nezen was. Men vindt dit fchoone en beeldryke Dicht- Ituk, Hoofdg. XXXVIII: vs. IG, enz. Zie bier hetzelve. „ Ik zal, zoo dacbt ik, op den middag van myn Leven „ De poort van 't graf betredn; „ Ja. ik word in den bloei en kracht van myne jaaren „ (Tit 't 'even weggeroofd. si. ,, In t land der levenden zal 'k DTI niet meer aanfthouwen „ , „ Met bun verEenigd, die het fomber ryk bewonen, „ Zie ik geen menfchen meer. is. Mvn levenshut, gefloopt, zie ik aan my ontvoeren, Gelyk een herders-hat. „ 1k rol myn /evensweb reeds op, gelyk een weever „ Zyn afgewerkte flak. ,, Ad I JESAIa. 195 „ Ach! fpoedig worth de draad myns levens afgefneden, Myn link is dezen dag „ Voltooid en afgewerkt, voor dat de nachc een einde „ Van werk en arbeid maakt. 13. ,, Ik zag den morgenftond met fchrik en beeven nacrren „ Hy zal, gelyk een leeuw, „ Al myue beenderen verbreken en vermorsf'len, „ Myn fink is dezen dag „ Voltooid en afgewerkt, voor dat de nacht een elude „ Van werk en arbeid maakt. Z4. „ Gelyk een zwaluw piept, nit 't nestjen weggedreeven, „ Gelyk het duifjen kirt; „ Zoo klaagd' ik moedeloos ; myn oog flondt opgezwoIlen • fl 't Waagt naauw een blik om hoog: „ „ Helaas! ik ben vol angst! — red, red my, o ituove!" 1$. ,, Maar, wat, war zeg ik nu? „ Nu hy aan my zyn woord zoo gunitig heeft gegeven, „ En daadlyk ook volbracht. ,, Hier me8 zal ik my zelv' myn overige jaaren, „ Wat droefheid my ook treff", 16. „ Verkwikken; ja , dit is, o God! het rechce leven; „ Hier door herleeft myn geest! „ Gy hebt gezondheid en bet leven my gefchonken, 17. „ Myn fmart verkeerd in heil! „ Gy , die my liefderyk omhelsdet, hebt myn Leven „ Gered van graf en dood. „ Glebe achcer uwen rug myn zonden weggeworpen, „ Daar niet meer tan gedacht. 18. „ Het Schimmenryk zal ook, o God! uw !of niet melden, „ De dood pryst u ook niet; „ Zy, die in 't ffille graf daar nederliggen, hoopen ,, Op uwe waatheid niet! 19. „ Die leeft, die leeft alleen, zal uwe glorie roemett, Gelyk ik heden doe. „ De vader zal zyn kroost en nagellacht verhaalen „ Uw, waarheid en uw trouw! go, ,, Jmova redde my , hy was 't, die my verloste, „ Dies zal ik , levenslang, ,, Tot JoVA's lof, met dank, myn blyde fnaaren tokklett „ In jOvA's Tempelhuis." in de korte Zanmerkingen leezen wy, op vs. 12, deeze ftanteekening. „ Levenshut.} Dit verganglyk leven, of ook 41 het fterflyk ligehaam, wordt fraai vergeleken by eene „ ligt opgeflagen hut, die door een' flormwind gemaklyk • gefloopt en weggevoerd wordt." En op yr. 13. ,, Den • morgenflond.1 Hy (rnSKIA) dacht , dat zyne ziekte, N 2, 0., wan. 196 V. VAN HAMELSVELD 05 waarfchynlyk de pest , hem den volgenden morgen ,, reeds ten grave zou deepen." De plaats , Hoofdll. XL: 3, 4 en 5, is door VAN HA- MELSVELD aldus vertaald. 3. „ De item van een Herout klinkt door de woestenyen, „ „ Baant in de wildernis voor JOVA eenen weg; „ „ maakt voor onzen God de heiritraat vlak en effen, 4. Vult alle dalen sant flecht heuvelen en bergen I „ , Maakt elle kromten recht; de ruwe wegen vlak! 5. „ JEHOVA4S majetleit zal zich in !ulster toonen, ,, .1-let gantfche menschdom zal gezamenlyk dit zien! Want joVA heel dit zeIvi met eigen mond gefproken 1"" Zie hier wat wy op vs. 3 , in de korte Aanmerkingen, vinden opgeteekend. „ De fpreekwyze is ontleend Van • Oosterfche Vorftenwelke, eerie reize ondernemende , „ herouten vooruitzenden , om te bevelen , dat men de wegen voor hun ilechten eti effen maken, en alles be- • reiden zal, om hen behoorlyk te ontvangen. „ God wordt hier als de Koning van Israel vertoond, die ,, nu in zyne gunst wederkeeren zal tot zyn yolk , en „ die zyne boden ten dien einde vooruitzendt , op dat „ alles geteed zyn moge, om hem ftaatlyk en behoorlyk „ te ontvangen. — Zulk een Heilherout (voegt 'er VAN „ HAMELSVELD nevens), did de komst van den grooten „ Koning boodfchapte , en de gemoederen tegen die • kom,st voorbcreidde, was jaNNEs de Dooper, op wien deze woorden worden toegepagt in het Nieuwe 'Festa- 5, merit , MATTH. r-3. LUK. III: 3-6. MARK. • I: g. JOaNN. I: 23." Of VAN HAMELSVELD dee- ze woorden voor eene voorfpelling houde , op joANNEs den Dooper ilaande, verklaart by niet. Dat in de aanhaa- ling deezer woorden , op de gemelde plaatze , aan eerie toepasfmg van aloude gezegden, van welke wy meer voor- beelden ontmoeten , fchyne te moeten gedagt worden , zondet dat dezelve als eigenlyke voorzeggingen kunnen be- ichouwd worden, dunkt ons niet onaanneemelyk. En dat VAN HAMELSVELD niet vreemd was van die meeninge, mogen wy cenigermaate afleiden uit de aanmerking op dat zelfde vets, op de woorden woestenyen wildernis flaande. „ Met toefpeling op de groote woestynen en wildernis- 1, fen tusfchen Babel en Palcestina, door welken de Yob- I, deti uit de ballingfehap van Babel , met JEHOVA aan t, hurl JESAIii. 197 hun hoofd , zyn wedergekeerd; het welk het eerfte „ blyk was , dat God met zyne genade tot zyn yolk wederkeerde." Voor zo veel , naamelyk ; "gelyk VAN HAMELSVELD omtrent den inhoud van dit Hoofdftuk in 't algemeen aanmerkt , de voorzeggingen, daat . in begre- pen , meestal van een vertroostenden aart zyn, en ultzig- ten.. openep in het toekoomende , die het hart van JE- sma's godvrugtige tydgenooten met blyde hoop moesten ftreelen. Van de vermaarde plaats, Hoofdfl. XLII: enz. ont- moeten wy hier de volgende overzetting. I. Zie daar! zie daar ! myn knecht, dien ik Reeds ondertteune, Myn lieveling, in wien myn welgevallen heb. ,, Met mynen geest bezield, zal hy het recht den volken Bens brengen in het Licht. J. „ fly zal niet fchreeuwen , hy zal niet luidruchtig wezen ; „ Noch zyne item op firaat of markten klinken doen. 3. ,, Het reeds geknakte Het zal by geenszins verbrelten , „ De vlaswiek, die ilechtsrookt, bluspht hy niet gantschlyk ult. „ Naar waarbeid 20 hy 't recht in 't voile daglickt Men. 4. Hy wordt niet moedeloos, zyn yver niet gebluscht, Voor by den grond van 't recht op aard' gelegd zal hebben , „ Daar zelfs de verae kust op zyne leering wacbt." Op deeze plaats flaat de volgende algemeene aanmer- king. „ Door dezen knecht van God veritaan fomniige „ Llitleggers , cvnus , den Koning van Perfie anderen „ jEsArii zelven , anderen het yoodfche Volk , anderen „ den MEssias, JESUS van Nazareth. — 1k geloove , „ dat MICHAeLIS in zyne aantekeningen dit onderwerp „ het best behandeld heeft , en dat zyne bewyzen ons „ moeten doen neigen , om aan JESUS van Nazareth to „ denkert. — De geheele voorzegging (vervolgt VAN • HAMELSVELD) in dit, en in de voorgaande en volgende „ HOOFDSTUKKEN heeft tot haar grout onderwerp den • val van den Afgodendienst, en de uitbreiding en zege- „ praal van den waaren Godsdienst ; ook fchynt het vry „ duidlyk , dat het begin van dit HOOFDSTUK ziet op ,, dien Heilverkondiger , in 't voorgaande HOOFDSTUK ,, vs. 27, beloofd. — En de geheele befchryving ver- „ toont ons in deze verzen niet eenen Overwinnaar, , maar „ eenen Hervormer der wereld en des menschdoms. „ 1k befluit dan (fchryft VAN HAMELSVELD) dat deze N 3 55 WOO $99 Y. VAN HAMELSVELD, 2, woorden , met recht, in het Nieuwe Testament, op JESUS worden loegepast, die, door zyne leer, de wereld, ten 1, opzichte van den Godsdienst , verlicht en hervormd s, heeft." — Op bet woord het recht, vs. z voorko- rnende , ontmoeten wy de volgende aanmerking. „ In „ het voorgaande HOOFDSTUK was het verfchil tusfchen den dienst van den &nen waaren God en de Afgoden s, als een rechtsgeding voorgefteld; het recht, dat is, wat If bier recht zy, en dus den waaren Godsdienst, zal deze • knecht van -JEHOVA in het licht brengen. — Dit • (voegt VAN HAmtuivELD 'er nevens) heeft JESUS ge- „ daan; door zyne leere is het uitgemaakt en beflist; de • Afgodery is te niet gedaan , en de kennis van den 5, &nen waaren God zegeviert." Den Profeet jEsAti altyd als eenen der fierlykfte Schry- vers uit de aluudheid hebbende aangemerkt, zouden wy met vermaak nog 't een en ander, ten dientte onzer Lee- zeren , en _tot het oogmerk, welk wy meermaalen aankon- digden , hunnen leeslust, naamelyk, op te wekken , over- fchryven; doch ons bepaakl beftek gebiedt ons, dien lust te beteugelen. Verklaring van den Brief aan de Hebreen, door G. BON- NET , Doctor en Profesfor der H. Godgeleerdheid, en Academie- Prediker le Utrecht. Vierde Deel. re Utrecht, by W. van Yzerworst. In gr. 8vo. 343 bl. Dit Vierde Deel des arbeids van den hooggeleerden BONNET beantwoordt volkomen aan het denkbeeld, hetgeen wy van de voorige Deelen hebben gegeven (*). De in den dienst der Gereformeerde Kerke grys gewor- den Hoogleeraar toont overal, dat by de onderfcheiden- de gevoelens dier Gezindheid getrouwlyk blyft aanklee- ven. Dezelfde tot kleinigheden toe doorgaande uitvoe- righeid, welke veelen misfchien al te zeer gerekt zal voorkomen ; dezelfde befcheidenheid in het wederleggen van anders denkenden ; dezelfde eenpaarigheid van ftyl gn doorgaans zuivere taal , welke in de voorige Deelen doorftraalen, zyn ook hier te vinden. Somtyds ontmoe- ten (') Zie Algem. Letteroef: voor 1797, tile St. bl. 6 env. Goa env. G. BONNET, OVER. DE HEBREEN. 199 ten ons, in de toepasfinge van de Inftellingen der Oude Wet op de tyden des Nieuwen Verbonds, trekken van een fpeelend vernuft , welke zekerlyk met groot genoe- gen zullen gelezen worden door de voorftanderen van het gevoelen , dat de eerite niet alleen eene voorberei- ding was om de menfchen te leiden tot het andere, maar dat men ook alle weezenlyke deelen der Mofaifche In- zettingen moet befchouwen als fchaduwen en beelden waarvan men het lichaam en tegenbeeld heeft te zoe- ken in ONRIsTus, en het door denzelven verkondigde Euangelium. Het volgende ftaaltje zy genoeg tot een voorbeeld. Ter gelegenheid , dat mmt. IV: z6 gefpro- ken words van het toegaan tot den troon der genade, merkt de Schryver aan (bl. 30 env.) dat aan God wordt toege. fehreven een troon der heerlykheid , een troon des gerichts; maar in het Euangelie ook een troon der genade; dat de hier bedoelde troon is de troon des Vaders, niet die des Godlyken Middelaars, en vervolgt dan (bl. 35) „ Dan, „ omtrent de fpreekwyze, bier gebezigd, valt nog iet by- „ zonders op te merken. De voornaame inhoud van de- „ zen Brief geeft ons aanleiding, om te denken, dat de Apostel bier fpreekt van eenen troon der genade, met „ toefpeling op de arke des verbonds , in hcc nude ligdom. „ By de verklaring van het IX Hoofddeel, moet op- „ zetlyk over deze heilige Bondkist gehandeld worden, m„ Nu flechts met den woord.” Vervolgens aange- erkt hebbende, dat, onder de Godsregeering, eerst de Tabernakel , en daarna de Tempel, het Paleis was van Ifraels grooten Koning , zegt de Schryver (bladz. 36.) „ Het geen, ten aanzien van deze woninge des Aller- „ hoogften , voornaamlyk , eerbied moest inboezemen „ was ... het Heilige der lleilige: waar de heilige Bond- „ kilt geplaatst was , boven welke, en tusfchen de vleuge- „ len van de Cherubim, die op het dekzel der arke wa- „ ren, de Scheehina zich vertoonde, een luisterryk teken ,, der Godlyke Majefleit. „ Zoo was deze Bondkist , als de troon van God, waariim ook de Heere den Tempel , dien hy aan 2, EEECHIel. vertoonde, de plaatze zynes troops noemt, „ en de plaatze der zoolen zyner voeten, waar hy woonert wilde, in het midden der kinderen Ifrajls (*). En, „ in (s) EZECI%. XLIII: N4 20C G. BONNET „ in denzelfden zin , noemt JEREMIA dit Koninglyk Pa. „ leA van Ifraels God, een' troon der heerlykheid (*). „ Maar , bet geen wy , byzonderlyk , moeten opmer. „ ken, die heilige Bondkist was een troon aENA DE. „ 't Is waar, in deze Arke des Verbonds waren de Ta. „ felen der Wet, die gehoorzaamheid afvorderde, en de „ overtreders aan den vloek onderwierp. Hier in zag „ men, derhalven, een bewys, dat gerechtigheid en ge. 55 richte de vastigheid van Gods troon zyn. Maar, dit 91 belette niet , dat goedertierenheid en waarheid voor zyn „ aangezicht zouden heenen gaan (t). Trouwens, deze wet was bedekt, met het verzoendekzel , aan welk , • 6dnmaal des jaars, door den Hoogenpriester, het offer= „ bloed werdt gefprengd , tot verzoening van Ifraels ongerechtigheden. En , zoo mogt dit yolk, daar het , • ongeacht vele overtredingen, echter, in de hoofdzaak, 11 5)getrouw bleef aan Gods verbond , van Hem, die tus- ithen de Cherubim woonde , alles goeds verwach- ten. Van daar die heilwenfchen. Hy zende uwe • hulpe uit het Heiligdom , by onderfieune , by zegene 5/ uit Zion OD." Dan wy moeten eenen flap rugwaards doen, om den Leezer te berichten , dat dit Deel zynen aanvang neemt met het rode vers des vierden Hoofddeels van den Brief aan de Hebreen, (welk vers, met de twee volgende , de Hoogleeraar te recht befchouwt als verbonden met het begin des vyfden Hoofddeels) en eindigt met het rode vers des zesden : zodat de laatile helft van dit Hoofddeel eerst in een volgend Deel ftaat verhandeld te worden. Uit ieder der gemelde Hoofddeelen zouden ivy gaarne iets mededeelen, maar meestal zyn des Schryvers verklaa- ringen voor ons beftek te wydloopig, om ie gevoegelyk te Runner' overneemen. Hetgeen by zegt over Hebr. V: 7 en 8 zoude anders zeer wel gefchikt zyn tot een voorbeeld. Nu zullen wy ons vergenoegen met een kort uittrekfel der verklaaringe van de woorden, dat c mosTus, hoewel by de Zola was , gehoorzaamheid heeft geleerd nit hetgeen by ,1-eleden, heeft. Gehoorzaarnheid," zegt onze Schryver, '1)1. 127, „ verOnderflelt eene wet, een gehod, „ naar het welk men 'zich gedragen moet; zy verOnder- „ ftel (*) HcloFDD. XVII: 2. (f) PSALM, LXXXIX: 15. Or) XX: 3. OVER DE ITT:BREEN. aor ftelt tevens, dat hy, wiens pligt bet is te gehoorza. „ men , van zulke wet, zulk een gebod, }minis heeft „ gekregen — en zy fluit in, dat men aan die wet, „ aan dat gebod, zich onderwerpt, en die onderwerping, ,, met de daad , bevestigt." Deeze bepaaling kortlyk opgehelderd hebbende, vervolgt by, bl. is8. „ Aan hem „ nu, die de Middelaar Gods en der menfchen is , was „ ook eene wet voorgefchreven. Als N1ENSCH is hy „ gekomen onder de wet , die aan menfchen gegeven ,, was. Als ISRAeL/ET was hy onderworpen aan die „ wetten, welke God aan JAKOBS nageflacht hadt bekend „ gemaakt. Maar , als BORG, hadt by byzondere beve- „ len ontvangen , die van geene ftervelingen konden vol.„ bracht worden.” Hierop volgt eene optelling van bet geen CHRISTUS als Borg moest verrichten , volgens bet gevoelen der Gereformeerde Kerke. De Schryver vervolgt: „ Maar is het zoo moeilyke „ zaak voor een volmaakt heilig menscb, gelyk CHRIS- „ TUS was , om God te gehoorzamen?” Hy antwoordt „ Zeker , het is , voor een volmaakt redelyk fchepzel, „ niet moeilyk .. . . Gods wil te doen Wanneer „ het volbrengen van Gods wil , en het genieten van „ een volkomen geluk , onaffcheidelyk , gepaard gaan , ,, is het niet nodig, gehoorzaamheid, als eene moeilyke zaak, te leeren. Maar dan is 'er moeite aan vast, • als men , om gehoorzaam te wezen , ongelukkig (*) • moet zyn : dan komt 'er zelfsverlocherting te pas: • dan moet men begeerten en neigingen , die anderzins „ betaamlyk zyn, tegengaan, en zyn eigenbelang en ge- „, noegen ter z'de flellen, om getrouw te wezen aan „ zynen pligt. En, zoo was het met den Heiland ge- „ legen. ..... 'Er moest, noodzaaklyk , een onzondige „ tegenzin by hem zyn , tegen die fmarten , die ang- „ ften welke by . moest ondergaan; en, de ver- „ lochening, die, .bier omtrent, vereischt werdt, maakte, „ eigenlyk, zyn lyden tot zulk een lyden, als nodig was, „ ter betoning van Gods gerechtigbeid. Uit dat ly- „ den (*) Had de Schryver, die doorgaans niet karig in woorden is , duidelykheidshalye, bier wel niet mogen fielien , veor eenen tyd tngelukktg? Dat eenig fchepfel door het gehoorzaamen van den Godlyken wille volJlrekt en voor aityd orgelukkig worde, is onmogelyk. Rec. N5 302 0. BONNET „ den nu, heeft cinusTus gehoorzaamheid geleerd. „ Daar is een tweederlei leeren : het is, of, kennis kry- „ gen, van het geen men nog niet wist; of, dat geen, „ bet welk men reeds , in befchouwing, wist, daadlyk • ondervinderl.” — De Schryver oordeelt, dat men het woord hier in den laatstgemelden zin moet neemen , en vervolgt (bl. 133.) „ En dat heeft Hy geleerd , die de 51 Zoon van God is. De Apostel zegt: hoewel by de Zoon 3) was, of liever, hoewel Zoon zynde. Dat de Middelaar, 5, niet alleen, waardchtig mensch is, maar ook, God, 1, en wel de eeuwige Zoon des eeuwigen Vaders, is ons 51 te vooren gebleken , by de verklarmg van HOOFED. I: 3 en 5 (*). Vraagt men dan „ Wie heeft ge- • „ hoorzaamheid geleerd?” ... het antwoord moet zyn, 1, die perfoon, die ook God, de loon van God is. -- „ men: ,, in welke natuur, heeft by deze gehoor- „ zaamheid geleerd?” — het antwoord moet zyn: In de menschlyke natuur, die aan de wet, den men- „• „ fchen voorgefchreven, onderworpen was; in die na- „ „ tuur, , welke lyden en fterven kon.”" Volgens de gedachten van den Schryver, maakt het eenig fcheid, of men de woorden gaiwtp ‘.1v Jil); vertaale, hoewel by de Zoom was , dan , hoewel Zoon zynde. Doch hier kunnen wy hem niet volgen. Over HEM. V: 12 handelende , zegt de Schryver : „ De Melk zyn, de eerfte waarheden, van bet Christen- „ dom : by voorbeeld, de leere aangaande het zaligma- „ kend geloof, en de waarachtige bekering, de leere van • eenen toekomenden ftaat, van de opftanding, het laatfte „ oordeel, en foortgelyken (f).” Vervolgens vinden wy, over HOOFDD. VI: 2 (4), eene breedere verklaaring van dit beginfel van CHRISTUS. Daar zegt de Schry- ver CD van het gelove in of op God: ,, De zondaar, die „ zich in waarheid bekeertwendt zich tot God . . ... „ En, welke is nu de werlIzaamheid van zulken bekeer. „ ling , omtrent dien God ? Het is geloven. „ Troll- (*) Derwaards verzenden wy den Leezer , om te anderzoe- ken, of het geftelde daar zo duidelyk blyke. Uitfpraak te doen over gefchilflukken is Gaze taak niet. Rec. () Bl. 173, 174. ) Bl. 197 env. (5) Bl. sot env. OVER DE HEEREEN. 203 " Trouwens, alles, wat by dus van God leert kennen , „ als eenen God van zaligheid in CHRISTUS, weet by • alleen,door middel van bet EMingelie. Gelooft nu een „ zondaar, dan houdt by dit getuigenis voor waarachtig. ,, Hy neemt bet aan hy verlaat 'er zich op... Daar bet ,, hem verzekert, dat , in God alleen, zyn hail is, ftaat „ geredelyk, of van zyne ydele poging, om, buiten „ God, . . . . de waare rust van zyne ziel te zoeken; • en wendt zich naar hem , die alleen magtig is , zyne „ begeerten te vervullen; flaan hem zyne zonden in den „ weg , by vestigt het oog op de vergevende genade in „ den Heere JESUS CHRISTUS .... en ... verlaat zich op „ dezelve. Des vertrouwt by zichzelven, en alle zyne „ belangen, ... den Heere toe.... Maar het is onmoge- ,, lyk , dat hy God , in die betrekking , voor zich he- s, fchouwen kan, zonder tevens, met een volvaardig hart, 9, zich aan hem te onderwerpen .. en nu voortaan uit liefde en dankbaarbeid, 's Heeren wil te betrachten, • der gerechtigheid te Leven, enz. h, Mogelyk zal men bier vragen: fpreekt niet het gantfche „ uangelie van geloof in JESUS or-minus? Is dit niet „ het eerfte, dat, benevens de bekeering, wordt afgevor- „ derd? Daar dan de Apostel bezig is, met bet beginzel „ der leere van CHRISTUS, in byzonderheden , uit te leg- „ gen, waarom maakt by melding van het gelobf in God, „ en niet van het geloof in den Middelaar? 1k antwoord — „ vooreerst het geloof in God fluit het geloof in CHRIS.- „ TUS ongetwyfeld , in. Een zondaar kan zich den • Heere niet voorttellen , als een genadig en vergevend „ God, dan alleen in den Borg. Dus kan by ook zyn • vertrouwen op God niet ftellen , ten zy by tevens ge- ,, love in den Heere JESUS.” -- Vervolgens komen eenige goede aanmerkingen over de noodzaaklykheid van bet geloof in God , en de (trekking van het Euange- lium, om ons daartoe te leiden. Maar, volgens bladz. 128, had aminus, als Borg, ook „ te boeten voor het • uitverkoren menschdom” — dat is , indien wy den Schryver wel begrypen , voor de uitverkorenen uit het menschdom. Het fchynt dus, dat het geloof in CHRIS- TUS, .by den Schryver, influit, indien al niet de Leer der volltrekte verkiezinge en verwerpinge, ten minften, de genoegdoening aan des Vaders Gerechtigheid door het draagen der ftraffen , welke de Uitverkorenen verdiend hadden. Maar dan zoude het ons voorkornen dat deeze eer- 1,04 O. BONNET eerfte beginfelen bezwaarlyk als melk, „ ligt en zacbt voedzel, aangenaam van fmaak, het Welk tevens zeer „ voedzaam, en bier door gefchikt is, voor jonge kinde. „ ren, die, wegens hunne tedere gefteldheid, nog gem „ zwaarer en fterker voedzel verteeren , of verdragen , kunnen (*)," opgedischt konden worden, maar veeleer behoorden tot die vaste fpyze, tot welker verduwing eene veel fterkere maag noodig is. Ons oogmerk was den Leezeren nog eene beknerpte fchets te geeven van des Schryvers verklaaringe van BEBR. VI: 4-6 eene dier plaatzen , welke, door de beftryderen der Leere van de volftrekte volhardinge der Heiligen , voornaamelyk worden aangedrongen ter itaa7 vinge van hun gevoelen • _doch ons Uittrekfel is reeds lang genoeg geworden. Wy zullen, evenwel, bet vol• gende aanftippen. De Schryver erkent rondborftig, dat „ dit gedeelte van des Apostels redeneeringe aan zeer „ veele zwaarigheden onderworpen is (D. Na eenige aaninerkingen over de dwaaling der Novatiaanen, zegt by bl. 241.: „ Onze Godgeleerden houden ftaande, dat „ 'er een wezenlyk verfchil zy , tusfchen een tydgeloof „ en een waar zaligmakend geloof: dan ook, dat zy, die „ dit waarachtig geloof, door Gods genade, deelachtig 'bzyn geworden, niet kunnen, of zullen, verloren gaan. eeze leer der Hervormde Kerke kan, volgens den Schry, ver, met veele bewyzen geftaafd worden, welker voor- naamfte by zich vergenoegt aan te ftippen, bl. 242 env, „ De vraag is dan, of wy ter aangehaalde plaatze eene „ befchryving aantreffen van menfchen, die het, in de 51 kennis, en de belydenis, van het Euangelie , wer ver „ gebracht hebben ; maar, echter, van het zaligmakend „ geloof, en de waarachtige bekeering tat God, vervreemd „ zyn gebleven:" dan of ,, de befchryving, hier voor- „ komende , ons eenen waaren gelovigen vertegenwoor- 5, digt, zoo als by bevoorrecht is, met de uitnemendfte , zegeningen van het Euangelie Het eerfte gevoe- fen wordt eerst breedvoerig overwogen, de Schry- ver verklaart, uit hoofde der zwaartgheden, welke by daarin vindt, en bladz. 261 env. opgeeft, zich op bl. 272 voox (+) Zie bladz. 172. Lt) BI. 238. z. o. bi• 245* (4) B1. 245, 246. OVER In HEBREW, agS TOOT het andere , „ dat PAULUS van waare gelovigen „ fpreekt." In deezen zin verklaart by den tekst, en dit gedaan hebbende, zegt hy, bladz. 281. „ Dan, ook te- 91 gen deze uitlegging, kunnen bedenkingen worden Inge- bracht." De eerite daarvan is: „ Befchryft PAULUS, If bier, den ftaat van waare gelovigen . dan moet een Sf van beiden waar zyn; of, by leert hier, duidelyk, den Sf afval der Heiligen, of hy ttelt een onmooglyk geval: Sf - het eerfte is onbeftaanbaar met de leere der Her- vormde Kerk — het laattle. is ongerymd." — De Schryver, na eenige korte aanmerkingen , welke, nevens de te vooren bygebragte, zyns oordeels bewyzen, dat „ de Apostel bier geen' afval der Heiligen kan leeren," vervolgt, bl. 283: „ PAULUS voorftel is bier voorwaar- „ delyk. Hy leert, niet , wat 'er waarlyk gebeurt, „ of gebeuren kan, maar alleen, wat 'er plaats zou heb - ,, ben, by aldien zulk iet gebeurde.” Hy beroept zich, als op voorbeelden van diergelyke wyze van fpreeken, O PSALM CXXXIX: 8. en GAL. 1: 8. Hy wil, evenwel, niet dringen op de juiste gelykheid dier plaatzen met bet bedoelde voorftel, maar that, gereedlyk , toe.,, dat PALT.. $, LUS ... den afval der Heiligen mogelyk ftelt, te weten, „ de zaak van hunne zyde befchouwd zynde maar 51 • • • dat het , wegens de Godlyke bewaring ... niet „ mogelyk is , dat den van hun verloren ga. .... Dan • • •welligt wordt my . . tegengeworpen: loch, „ van Gods zyde, de volharding der gelovigen zeker is, „ dan heeft het voorfiel van den dipostel geene de minfie Ifkracht of nuttigheid. Want, die zich vobr een waar „ Christen houdt, moet 'Mat maken op de volharding: en „ doet hy zulks , wat invloed zal dan des Apostels bericht, „ van het onvermydelyk verderf der afvalligen , op zyn „ gemoed hebben, daar hy west, dat hy, door Gods genade, „ wait zal afvallen." Uit deeze zwaarigbeid tracht de Schryver zich dus te redden : „ Men fpreekt van een „ waar Christen. Doch, hoe weet iemand, dat by een „ waar Christen is ? Hy kan zulks niet weten , uit den „ aart der genadegaven, die hem verleend zyn, maar al- ,' leen, uit derzelver gevolgen en vruchten ; het geloof , de bekeering, den haat tegen de zonde , de liefde tot, „ en de beoefening van de deugd , naar het voorfchrift ff van het guangelie. Dus wordt de daacilyke volhar- „ ding vereischt, om de troostryke verzekering te kunnen 9, hebben, dat men, tot den einde toe, door Gods gena- de, /06 O. BONNET, OVER DE HEMMEN. „ de, volharden, en zoo zalig zal warden." Hier zouden wy Cien Schryver wel willen.vraagen, of dierge, lyke vruchten der genadegaven wel niet, voor eenen tyd, zich kunnen vertoonen, by iemand, die naderhand afvalt? Wanneer het aankomt op het beoordeelen van anderen, ftemt hy dit volmondig toe (bl. 286 env.) Maar kan ook de mensch zelve niet overtuigd zyn, dat hy die vruchten draage, en echter afvallig worden ? — Zo neen ; blyft dan de zwaarigheid niet in voile kracht? — Zo ja ; kan dan wet iemand voor het oogenblik van zynen dood zeker zyn (want dat by zee,- groote hoop en rechimaatig vertrouwen kan hebben zal niemand ontkennen) maar kan by te vooren zeker zyn, dat by tot het einde toe zal volharden; met andere woorden, dat by tot het getal der volftrektlyk Uitverkorenen behoore ? En is het, evenwel, niet de leer der Gereformeerde Kerke , dat by die zeker- heid vroeger kan hebben? Over de gegrondheicl dier Leere fpreeken wy niet. De vraag is aileen of des Schryvers gevoelen daarmede overeenkome. Met dit alles erkennen wy gaarne, dat de Hoogleeraar BONNET, in dit Werk , duidelyke blyken geeft van groo- te belezenheid, van fchriftuurkennisfe, van een opgeklaard en geoefend veritand , en , hetgeen meer dan alles hem van de achtinge der waare Godsdienstvrienden moet ver- zekeren, van befcheidenheid, van liefde tot deugd en on. geveinsde godsvrucht. De nuttigheid van de Gefchiedenis der Menschheid; by de beoefening der Godgeleerdheid. In eenige byzonderhe- den aangewezen. Te Leeuwarden, by C. van Sligh , 1797. In gr. 8vo, 183 bl. behalven hes IToorwerk van 14 bl. De ongenoemde Schryver van dit leezenswaardig Schrift, van wiens hand ons federt eenigen tyd, zoo wy ons niet geheel bedriegen, meer lettervruchten zyn medege- deeld , tracht de beoefenaars der Godgeleerdheid, op bet voetfpoor van Ifelin, Heil , Niemeyer en anderen T oplet- tend te maaken op de gefchiedenis der menscbheid , of wel van de verfchillende gefteldheid van het menfchelyk verftand , in de onderfcheidene eeuwen , en op de onder- fcheidene trappen van befchaaving , die hy meent , dat nog te weinig , by de verklaaring van den Bybel en der Bybelfche Leer , words in aanmerking genoomen , en *tsar- DE NUTTIGH. VAN DE GESCH. DER MENSCHHEID. 207 waarvan by zich evenwel zeer veel vrucht belooft ona over de trapswyze verhooging der menfchelyke natuur, en de geduurige veranderingen en opirlaaringen , die 'er van tyd tot tyd, ook omtrent Godsdienftige kundigheden, anoeten komen , regtmaatig te oordeelen , en , 't geen waarheid is voor ons , van 't geen voor anderen waar • heid geweest is , in verfchillende tydvakken, wel te on- derfcheiden. Terwyl het menschdom doorgaans met den tyd wyzer en befchaafder wordt, fomtyds ook in kundigheden en befchaafdheid te rug gaat , kan ook de Leer van dent Godsdienst, door alle eeuwen , op alle trappen van be. fchaaving, geenzins dezelfde blyven ; maar moet by ieder yolk -noodzaaklyk veranderingen ondergaan , naar de ge- legenheden en huipmiddelen , welke de Voorzienigheid aan hetzelve geeft, om in de verlichting en befchaaving te wasfen , en naar de meerdere of mindere vorderingen, welke hetzelve daadelyk daarin maakt. Na dit in 't algemeen beredeneerd, en met de waarneeming van den toeftand, waarin men deze en gene volken , in laatere eeu- wen, toen zy eerst met het Christendom bekend wierden, heeft aangetroffen , opgehelderd te hebben , geeft de Schryver een algemeen overzicht van de veranderingen, welke het Christendom in de verloopene eeuwen onderging. De verbastering van hetzelve ging voort , in eene zekere evenredigheid met de verlaaging der menschheid, en het afneemen van de befchaafdheid. — De denkbeelden van hetzelve wierden wederom verbeterd, naarmate de votkeren , die hetzelve beleden , wederom meer verlicht en befchaafd wierden. — De Reeds toeneemende befchaafd• heid ,heeft, ook na den tyd der Reformatie, in de Gods- dienftige begrippen opheldering veroorzaakt ; zelfs in de Roomfche Kerk. — Den onderfcheidenen trap van de opvoeding der menschheid kan men zien in de ver- fchillen , met welker behandeling men in onderfcheidene eeuwen zig bezig hield , en in de wyze , op welke men dezelve behandelde. Daarna wordt het nuttig gebruik van de gefchiedenis der menschheid, by de beoefening der Godgeleerdheid , meer onderfcheidentlyk aangetoond. Men vraagt , wat buiten of binnen de grenzen der menfchelyke rede ligt Hierop wordt aangemerkt, dat de grenzen der menfchely- ke rede , door den verfchillenden trap , op welken de menschheid zich beyond , niet altyd, en ook niet ter ge-ly 208 DE NUTTIGHEID lyker tyd by alle volken, even verre uitgebreid geweest zyn. Een Zoon van Noach en een befchaafd man van deze eeuw, een Kaffer en een befchaafd Engelschman ter gelyker tyd, ieder onder zyn yolk leevende, konden het geenzins met hunne rede even verre brengen. Als men vraagt, welke zyn de regte denkbeelden van God? daar- op kan , volgens de zelfde waarneemingen, niet alge- meen geantwoord worden. Voor een kind zyn andera denkbeelden de regte , dan voor eenen voiwasfenen. — Denkbeelden van laatere en meer verlichte eeuwen zou- den, in veel vroegere tyden, de regte niet zyn geweest, en die , welke voorheen de regte waren , zyn zodanig niet meer voor veel laatere geflagten. Dit wordt op- gehelderd uit het onderwys , het weik God , door de openbaaring, van tyd tot tyd aan de menfchen heeft ge- geven. — Het zelfde wordt aangeweezen , door verge- lyking van onderfcheidene volkeren der wereld. 'Er was een groot onderfcheid tusfchen de Godsdienftige begrip- pen in Noachs tyden, en in die van David en zyne tyd- genooten; tusfchen de denkbeelden van Salomons dagen, en die der Jooden na de Babylonifche gevangenis. Was Jefus in de dagen der Richteren op aarde gekomen, en had Hy de menfchen toen zoo geleerd, als by in laatere dagen heeft gedaan, zyn onderwys zou zeer ongepast zyn geweest ; de begrippen , welke by voordroeg , hoe voor- treffelyk dezelve voor eene meer verlichte wereld waren, zouden voor de menschheid van dien tyd, en van die ge- iteldheid , de regte niet zyn geweest. Het regte derhal- yen van de denkbeelden van God en Godsdienst is be- trekkelyk. Men kan geene denkbeelden opgeeven , die zodanig zyn voor de menschheid, op alle die trappen van opvoeding, op welke dezelve, geduurende alle eeuwen, is geweest. Het onderwys van Jefus is niet gefchikt voor nation , welker verftand nog kindsch is; hetzelve moet tot eene bepaalde hoogte zyn verlicht, eer de denkbeel- den , die hetzelve geeft, daarvoor de regte zyn. Dit vertoont ons bet ongepaste van de handelwyze der zende- lingen tot zeer onbefchaafde, zelfs nog half woeste vol- keren, om het Christelyk geloof onder dezelve voort te planten, en de middelen , van welke men zig nog wel eens hedient om Heidenrche Indianen tot Christenen te maaken. „ Men heeft ," zegt de Schryver, „ onder ens vraagboekjes laaten vervaardigen , die ter onderwyzing van de Indianen zouden dienen, welke niets anders wa- ren, VAN DE GESCHIEDENIS DER MENSCHOE1D, 209 ren, als verkorte ftelzels van de Theologie , in welke de waarheden van den Godsdienst genoegzaam op dezelfde wyze wierden voorgedragen , als onze leormeesters ons dezelve opgaven. Waren dat de regte denkbeelden van God en Godsdienst voor die menfchen ? Hoewel zy van den ftaat der barbaarschheid merkelyk verwyderd zyn , is evenwel het menfchelyk veritand by hen in zulk eene gefteldheid, waarmede het nog niet vatbaar is voor iets, dat gemiverd is. Daar men alles by hen op eene kin- derlyke en zinnelyke wyze moest behandelen, draagt men hun denkbeelden voor, die alleen gefchikt zyn by men- fchen, die reeds tot eenen hoogeren trap van befchaafd- held zyn opgeklornmen." De gefchiedenis der menschheid geeft ook , volgens onzen Schryver, veel licht by het leezen en verklaaren van den Bybel. — Elk der Heilige Schryvers gaf, onder Goddelyke voorlichting , een onderwys voor zyne tydge- nooten gefchikt. — Naar maate de Bybelboeken oud zyn vindt men daarin de eenvoudigfte en zinnelykite denkbeelden. Dit wordt in byzonderheden aangewee- zen. — In de nieuwfte ontmoeten wy eene meer ge- zuiverde denkenswyze. — De gefchiedenis der mensch- heid leert ons , aan de Heilige Schryvers geene betere denkbeelden toe te fchryven , dan zy naar den tyd kon- den hebben, en veele gezegden uit de denkenswyze van den tyd te verklaaren. — Het zou met de Goddelyke wys- heid ftryden, maar eene Openbaring voor de menfchen van alle tyden te fchikken. Wy leezen ook uit de gefchiedenis der menschheid, het gedrag der perfonen in de Bybelfche gefchiedenis voorkornende, te beoordee- len naar den trap van opvoeding , welke 'er in hunnen tyd plaats had. — Volkeren , die nog naast aan de kindschheid zyn , zyn ook altyd wreedst; met eene aan- wasfende befchaaving worden de zeden zagter. — Door deze aanmerking wordt het aanttootelyke , het welk an- ders in veele daden der oude Bybelheiligen voor ons is, weggenomen. Of men zich altyd by het oude houden moet , of met den tyd voortdenken , en hoe men moet oordeelen over aangenomen formulieren van eenigheid de leer, en derzelver onderteekening? En of 'er wet zoo veel reden zy, om te klaagen over kwaade tyderi 7 Het is niet moeilyk te raaden , tot hoedanig antwoord des Schryvers grondftellingen hem ook ten dezen aanzien leiden. LETT. 1798. NO, g. 0 Wy tie) DE NUTTIGH. VAN DE GESCH. DEIL MENSCHHEID, Wy twyfelen niet , of 's Mans aanwyzingen zullen aan verftandige Godgeleerden, welken het denkbeeld van betrekkelyke waarheid en trapswyze verhooging der men- fchelyke natuur nog vreemd was , al is 't ook dat zy het niet aanftonds in alles eens zyn met den Schryver, veel ftof tot nadenken geeven. Perzameling van Stukken, betrekkelyk de zfanfielling eener Commisfie van Geneeskundig Toevoorzicht, te Amfierdam. Commisfie van Geneeskundig Toevoorzicht, te Amfierdam. Te Amflerdam, by P. den Hengst en J. A. Crajen- fchot, 1798. In 't geheel 308 bl., in gr. 8vo. p een Voorfiel van het Committd van Algemeen Wel- zyn befloot de Raad der Gemeente der Stad Am- sterdam op den 5 Oetober van 1796. ,, Primo. Dat 'er „ een Committd van Gezondheid voor deeze Stad opge- „ richt zal worden , mits dat het plan van deszelfs in- „ richting aan den Raad ter goedkeuring aangeboden, en „ daadlyk door denzelven goedgekeurd zoude worden. „ a°. Dat 'er eene Commisfie zoude worden daargeiteld , „ om het bewuste Plan te ontwerpen , en aan den Raad voor te draagen.” Gemelde Voorftel van het Committe van Algemeen Welzyn is het eerfte ftuk 't geen in deeze Verzameling voorkomt. Hierop volgt een Extra& uit de Notulen der Vergadering van den Raad der Gemeente van den 22 No- vember van 1797 , op een daar by overgelegde en gat:- fereerde Memorie van het Committd van Algemeen Wel- zyn, benevens het Plan eener Commisfie van Geneeskun- dig Toevoorzicht ; behelzende : 1°. Dat het gedecre- „ teerde Committe van Gezondheid zal worden aange- „ field onder den titel van Commisfie van Geneeskundig „ Toevoorzicht voor Amfierdam , en wet volgens het Plan „ door de Commisfie daar toe benoemd .op den 8 Sep- tember 1. 1. aan den Raad voorgedraagen.” — a°. Dat het Plan, enz. zal worden gedrukt, enz. Op dit befluit volgt een uitvoerig Vertoog , dienende ten geleide van het Plan voor een Committd van Ge- zondheid ; dan komt het Plan zelve , en eindelyk wordt het Werk beflooten met eene Aanwyzing der onderwer- pen, welke aan den Raad der Gemeente worden aanbe- volen ter medewerking in de bezigheden van bet Coin- mitte van Gezondheid. Het VERZAMELING VAN STUKREN. Het gemeld Vertoog handelt: to. Over de onderwer- pen tot bet toevoorzicht van het Committe behoorende. a". Over de magt aan het Committe te geeven. 3°. Over de inrichting van het Committe. 4°. Over de wyze, op welke het Committe in werking zal kunnen gebragt worden, waarop tot befluit volgt een Catalogus der zaa- ken, de gezondheid en het leven der Ingezetezien betref- fende, die tot een Committe van Gezondheid betrokken kunnen worden. Het Plan, 't geen nu onmiddelyk volgt, is verdeeld in twee Afdeelingen , wier eerfte handelt over het Committd in bet algemeen, terwyl de tweede de werk- het Committd in bet algemeen, terwyl de tweede de werk- zaamheden van het Committe omtrent byzondere ender- werpen openlegt. Eindelyk volgt de Aanwyzing der on- derwerpen welke aan den Raad der Gemeente worden aanbevoolen ter medewerking met het Committe van Ge- zondheid , bevattende alle zodanige artikelen , omtrent welke zodanig een Committe niet werkzaam zoude kun- nen zyn, zonder een aantal nieuwe Reglementen der Ste- delyke Regeering. Een ieder weet , dat, ingevolge der vooraf beraamde fchikkingen, eindelyk, in February deezes jaars, een Com- mittd van Geneeskundig Toevoorzicht is daargefteld, met de tnagt , om alles te verrichten , bet geen voorheen door tnagt , om alles te verrichten , bet geen voorheen door het Collegium Medicurn, Chirurgicum, enz. afzonderlyk wierd uitgevoerd. Of nu zodanig eene Inftelling aan het gewenscht oogmerk zal voldoen , of zy op den duur in (land zal blyven, en of alles , het geen tot het Genees- kundige behoort, in 't vervolg beter zal gaan, dan voor- heen , zulks zullen wy hier niet onderzoeken. Ook zal denkelyk de groote leermeesteresfe , de Tyd, ons dienaan- gaande bet best onderrichten. In deeze Verzameling komt zo eene groote menigte van gewigtige onderwerpen voor , by elkanderen in een zeer kort beftek te zamen gedrongen , dat bet voor ens eene volftrekte onmogelykheid zyn zou, van dat alles een behoorlyk bericht te geeven; om 'er echter iets van te zeggen , zullen wy ons tot zommige dingen bepaalen, die ons in het doorleezen inzonderheid gewigtig , of be- denkelyk, zyn voorgekemen. In het Vertoog, pag. 35, wordt gefteld , dat de yzeren vaatwerken geheel onfchadelyk zyn. Ten opzichte van volkomen goed yzerwerk is dit voorzeker waar ; dock aangaande flegt , zogenaamd bloeijend , yzeren vaatwerk , zouden wy zulks, vender nader onderzoek , niet durven Vag- 212 VER Z AM E LIN 0 vastftellen ; vooral daar men ons onlangs verzekerde, dat men in de yzerfmelteryen , in welke fchraale en bezwaar- lyk fmeltbaare yzererts gebezigd wordt, 'er een gedeelte koper by voegt , en dat het eigentlyk dit koper is , 't geen bet bloeijen van 't ondeugend yzeren vaatwerk ver- oorzaakt. Zo dit waarheid is, zoude deeze bepaaling te algemeen zyn. Daarentegen vinden wy in het Plan, pag. 26, een aan- tal Artikelen betreffende het Tin , het geen , fchoon be- hoorlyk gezuiverd , echter altoos als gevaarlyk wordt be- fchreeven. Dat 'er veel gemeen tinnen vaatwerk is,'t geen een aanmerkelyk deel Looels bevat , en daar door ge- vaarlyk wordt , zulks is zeer zeker. Doch de waar- fchuwing tegen volkomen zuiver Tin is ongegrond. Denkelyk gronden 'zich de Stellers van het Plan op de proeven van MARGRAF die eene groote menigte van Rattenkruid in het Tin meende ontdekt te hebben. Doch de Franfche Scheidkundigen hebben ten klaarften bewee- zen, dat die proeverl ten minften geenzins op het Banca , Malaksch en Engelsch Tin, toepasfelyk zyn, en dat bet daar in bevatte, Rattenkruid in 't geheel geene aanmerking verdient. (Zie FOURCROY Elem. de Chemie, Vol. III. Cap. XVI. Edit. troif.) Dikwyls geeven ook de Geneesheeren, dagen aaneen , een lood vylzel van Tin tegen de wormen, ja wel eens twee lood in eens, zonder dat men daar van eenige kwaade uitwerkzels ziet. Volgens Aanwyzing der Onderwerpen, enz. §. 2 en -3, moeten de boomen in enge ftraaten, of op fmalle gragten , worden weggenoomen, en insgelyks op de Stads Vest, in 't vervolg, geene boomen meerder worden geplant. Dat zeer digt in een gegroeide bosfchen , door welke geene dampen kunnen doordringen, en dus de rottige uitwaasfe- mingen der bladen, enz. in hunne opklimming worden ver- hinderd, ten boogiten fchadelyk zyn, gelooven wy gaarne; dock dat de boomen , zo als zy hier in naauwe itraaten en op fmalle gragten ftaan, fchadelyk zouden zyn voor de zuiverheid der lucht, komt ons geenzins aanneemelyk voor. PRIESTLEY heeft immers beweezen, dat eene lucht, door dierlyke uitwaasfemingen bedorven , nergens bete en fpoediger door herfteld kan worden, dan door 'er plan- ten in te laaten groeijen. Voorts is het thans eene hekende zaalc, dat de Plantgewasfen en Boomen, door de Zon be- zaalc, dat de Plantgewasfen en Boomen, door de Zon be- fcheenen , eene groote hoeveelheid allerzuiverfte levens- lucht =fasten, welker bedeff in de groote Steden door me- VAN STUKKEN. nr3 Inenigvuldige oorzaaken zo groat is , dat niets welkomer anoet zyn, dan een middel , 't geen het herfiel Bier zo noodige luchtftoffe kan bevorderen. Voorts dat die zelf- de wezens in de fchaduwe een ruimen overvloed opleve- ren van zuivere vaste lucht, die, als zynde een der voor- treffelykfte bederfweerende middelen, niet minder nuttig snoet geoordeeld worden, De luchtkookers in de Fallen, tot zuivering der lucht, § 37 van gemelde Aanwyzing voorgeflaagen, hebben ook hunne zwaarigheid. De zaak op zichzelve befchouwd is wel zeer goed; dnch zo wy eons in aanmerking nee- men, hoe veele zwakke perfoonen, vooral dienstmeisjes, om daar op bun tyd te zyn, 'er bezweet binnen komen, en zich nu oogenblikkelyk 1E1 bevinden in eene tochtige en verkoelde plaats; zoude dan niet, door de verhinderde uitwaasfeming , by die lieden , veel meerder kwaads ver- oorzaakt worden, dan men door de werking der luchtkoo- kers tracht voor te komen? De voorgeflaagen verbeteringen omtrent het Geneeskun- dig onderwys en het beter bedienen der Armen zyn, over bet algemeen, zeer pryslyk, en wy hoopen dat de meeste derzelve eerlang in train zullen worden gebragt. Weinig echter voldoet ons het ontwerp om vooreerst de Armen te doen bedienen door twaalf der jongtle Dodoren, die daar ieder jaarlyks honderd guldens voor zullen trekken: terwyl de aankomende Doaoren zullen moeten belooven, om, op hunne beurt, die post twee jaaren lang om niet waar te neemen. Is, mogen wy vraagen , eene jaarlyk- fche gifte van honderd guldens eene belooning, eenigzins evenredig aan de moeite , die 'er aan vast is, om aan bet twaalfde deel der Armen eener zo aanzienlyke Stad een jaar lang de behoorlyke Geneeskundige hulpe te ver- fchaffen? ja zelfs aan het niet gering gevaar, om , zo 'er eene geweldige Volksziekte onttfaat, door de befmetting eene geweldige Volksziekte onttfaat, door de befmetting om te komen? Zyn 'er dan zo weinig kosten, moeite en tyd , tot het aanleeren der zo gcwigtige Geneeskunde van nooden, dat men de Dodoren, als weinig betekenen- de wezens in de zamenleeving, zo maar voor eene kleinig. heid, of om niet, kan gebruiken waar toe men verkiest? Zyn ?er niet een menigte vette Arnpten in deeze aanzien- lyke Stad, die een zeer overvloedig bettaan opleveren, aan lieden, die byna niets behoeven te weeten, of te doen; als de posten van Doodgraavers, Kosters, enz. door wel- als de posten van Doodgraavers, Kosters, enz. door wel- ke, op eene maatige wyze , te bezwaaren, ten nutte van 0 3 we- 214 VERZAMELING wezendlyk noodzaakelyke inrichtingen gelyk die der geprojeeIeerde Stadsdoaoren , men , zonder verder be- zwaar der Stad, de vereischte penningen, tot het orden- telyk bezoldigen van zulke nuttige en werkzaame lieden , zoude kunnen vinden? Voorts vinden wy in dezelfde Aanwyzing, § 54, den Datoren het leveren van eenige Geneesmiddelen vex. boden, zo zy niet door Apothekers zyn gereed gemaakt. Dit ontwerp kunnen wy geenzins goedkeuren. 'Er zyn Geneesmiddelen, vooral onder die , welke nit de Kwik bereid warden , van welke men de bedoelde uitwer- king niet kan bekomen, ten zy dezelve met de uiterfte zorgvuldigheid zyn toebereid. Wil nu een bekwaam Ge- neesheer zich tot het bereiden van zodanige tedere prepa- rata verledigen , om wel zeker te zyn van zyn ftuk , en van geen dikwyls onbekwaamen of Qnwilligen werkman te moeten afhangen; waarom zal men hem zulks weigeren, of is het om het Gild der Apothekers niet te benadee- len ? Zodanig iets zoude voorzeker niet .pasfen in het te- woordig fyftema van Vrybeid en Gelykheid. Voorts wordt, in § 56, den Chirurgyos alle inwendige Pradyk verboden , en hen gelast, om, zo zy in hoogeta Hood al iets moeten voorfchryven , niets te geeven, dan bet geen by een Apotheker is gereed gemaakt. Doch omtrent de Apothekers zelve wordt byna niets bepaald; alleen wordt, § 59, gezegd, dat bet Committe van Gezond- heid, zo ras mogelyk, eene uitvoerige Ordonnantie omtrent de pligten der Apothekers zal gereed maaken. Daar voorzeker de gewigtigfte, en het meest in het oog pende, misbruiken het eerst dienden hervormd te worden, hadden wy verwagt , dat 'er eenige voorloopige artikelen in zouden voorkomen, ter beteugeling der vryheid, welke de Apothekers zich aanmaatigen, om genoegzaam zo wel, als gepromoveerde Datoren, de Geneeskunde te oefenen. Wy weeten wel, dat 'er Keuren tegen dit misbruik be- than : doch de ondervinding leert genoegzaam , dat Per, om dit kwaad uit te roeijen, geheel andere maatregelen noodig zullen zyn. Wy zeggen dit intusfchen niet uit eenige partydigheid tegen de Apothekers , of om het Doetoraal Gild te bevoordeelen. Maar alleen , om dat wy het voor de zamenleeving allernadeeligst oordeelen, dat lieden , die in de kennis van het maakzel en der werk- zaamheden des menfchelyken lichaams onbedreven zyn , die insgelyks geen kennis hebben van de Pathologie, enz. zic VAN STUKKEN. ars zich met het behandelen der ziekten zullen ophouden. Witten intusfchen zich Apothekers op deeze zo noodige Weetenfchappen tot dat oogmerk toeleggen, en daar van bewyzen geeven voor een Collegium Medicum, of Committe van Gezondheid , zo hebben 'er wy Diets tegen, dat zy ook tot het oefenen der Geneeskunde worden toege- laaten. De ontwerpen van § 6o , ter beteugeling van de vryhe- den , welke de Drogisten , Kruidewinkels en Chymisten, zich aanmaatigen, om allerleye Apothekers werk te doers, en allerlei gevaarlyke vergiften in het groot en in het klein te verkoopen, vinden wy zeer heilzaam. Ondertusfchen te verkoopen, vinden wy zeer heilzaam. Ondertusfchen behoorde men teffens ook zorge te draagen , dat 'er voor den gemeenen man de noodige middelen, voor een ge- fchikten prys , te bekornen zyn , en dus de waarde der Geneesmiddelen niet eenigzins willekeuriglyk van de Apo- thekers afhange. Het eenigfte bier toe gefchikte middel is eerie behoorlyke taux van den prys der enkelvoudige en zamengeftelde Geneesmiddelen. Intusfchen willen wy ook niet ontveinzen , dat zodanig eene taux tegenwoordig niet wet kan worden daargefteld , van wegen de onzekere en meerendeels enorme pryzen der Geneesmiddelen. Men zal daar mede dienen te wagten , tot dat de vrye Koop- handel en Zeevaart door een algemeenen Vrede wederom zullen herfteld zyn. Paardenkoopers- Pikeurs- en Hoeffmids - Zakboek, aanwy- zende hoedanig zyne Paarden, op reis , te behandelen, en van welke Genees- era Hulpmiddelen zich, in Ziekten en Toevallen derzelven, met het beste gevolg, te bedie• nen; en wat in acht genomen meet worden by het koopen van Paarden. Uit het Engel:eh vertaald , en met de byvoegfels van den vierden Hoogduitfehen druk verrneere derd. Met Plaaten. ylmilerdam, by W. Holtrop, 1797. In Svo. 70 bd. Dit Boekje wyst aan , de noodige voorzorgen , welke men omtrent zyne Paarden , vooral wanneer men op reis is, moet in acht neemen , zo om 'dezetve gezond te bewaaren, als om de onverwagte, toevallen , waar door zy mogten overvallen worden, te geneezen. De eerfte der bygevoegde Plaaten verbeeldt een Paard, zo als het natuur- lyk behoort gefteld te zyn, en doet in de tweede Figuur 0 4 aan- 1,16 PAMMENKOOPERS -ZAKBOEK. aanwyzing van de binnendeelen des monds , van 't ver- hemelte, enz. De tweede Plaat toont aan, een Paard, be- zet met allerleye uitwendige gebreken , die aldaar naauw, keurig zyn genommerd en opgeteld , terwyl zy in het Werkje zelf met groote naauwkeurigheid worden be- fchreeven. De dercle Plaat, die ook haar groot nut heeft, toont den verfchiilenden toeftand der tanden aan , uit welke men den ouderdom van een Paard kan kennen, tot aan zyn zesde of zevende jaar; want na dien tyd worden de tanden alle gelyk , en blyven in denzelfden ftaat, zo dat men ten hoogfteti daar Diet meerder uit kan zien, dan dat het ouder is dan zeven jaaren. Men fpreekt wel Bens van eene paardepurgatie, om eene aan te duiden die zeer hevig werkt; zie bier eene op pag. 48, welke dien naam verdient. Aloe een once; yalappa twee a drie drachmen ; Nagelolle ties; droppels; tilt met horsig tot een pil gentaakt. Hier mede zoude men voorzeker twintig kaerels ordentelyk kunnen laaten purgeeren. Onder andere nuttige waarfchuwingen en voorfchriften komt voor een Paardenzalf, waar van' wy tie befchryving tot een proefje zullen'mededeelen: Legt in een zuiveren • aarden pot , (zegt de Schryver pag. i6.) die een pint ,, waters houdt, een ttuk geele harst, ter grootte van een • hoenderei, doet dit op een maatig vuur met even zo veel • witte wasch fmelten : wanneer dit gefmolten is, doet 'er een half pond varkensreuzel by : is ook dit gefinol- ,, ten, dan doe men 'er nog twee oncen honig by. Wan- neer nu dit alles volkomen gefmolten is, dan werpe If then 'er nog een half pond gemeeten terpentyn by. • Laat dit zachtjes kooken en roer het geduurig met een „ ftokjen om. Is de terpentyn bier mede vermengd, zo 1, doe 'er wederom twee oncen fpaansch groen by. Nu • is het tyd dat gy den pot van het vuur neemt — want • het zoude oogenblikkelyk overloopen — vervolgens „ moet gy dien 'er dan wederom opzetten , het twee of „ driemaalen doen opwellen,. het door eene zeef, die wat „ grof is, zygen, in eenen schooner, pot overgieten en de • dikke hef wegcloen. Dit is eene buitengewoon goede zalve voor elke wond, „ hoot, of kneuzing in het vleesch, of den hoef, befcha- „ digde knieen, gefchaafden rug, een beet, voor gefcheur- „ de hielen, of wanneer gy een Paard wilt doen fnyden „ of korttharten, het weldra te geneezen, en 'er de vlie- ,, gen van of te houden. Diets is 'er , dat'het kwaad uit eene PAARDENKOOPERS-ZAKBOEK, 2I7 „ eene branding of zweer zo zeer trekt, zelfs uit het men- „ fchenvleesch , als deeze zalve : ik heb het uit eigen „ ondervinding. Dit middel wierd my door den beroem- ,, den DEGREY medegedeeld: alleen beyond ik, dat het de wond van boven heelde, voor dat het binnenfte gezond ,, was, 't geen ik vervolgens verbeterd heb, met 'er eene ,, once fpaansch groen meer by te doen.” Staatkundige Bedenkingen, betrefende het Zeewezen tier on- derfebeiden Volken van Europa , gegrond op de plaats hebbende TraOaten van Vrede , Koophandel en Zee- vaart. Naar het Fransch van den Burger ARNOULD, Chef van het Bureau en de Balans van Koophandel van Frankryk. In den Haag , by I, van Cleet , 1798. In gr. 8vo. 484 bl. Zeldzaam behelst de rugzyde eens Tytels rechtflreeks 1._ Werk voorhanden, treffen wy dit zeldzaame aan in deeze woorden : Het oogmerk deezer bedenkingen is geen ander, dan orn het Britfche Zeeweezen aan geheel Europa, als een reusagtig, dreigend gevaarte, of te maalen, het welk door middel zyner eigene kragten fchrth inboezerat, en, zonder de hulp van eenige Mogendheid van het Paste Land, over alle de verbintenisfen der aan zee gelegen Magten kan zegepraalen, indien alle tie Natien, welke eenig belting by de Fryheid der Zee hebben, aan deszelfs dwinglandy geen eeuwigen haat toczweeren. 't Zyn de Slotwoorden des Werks zelve, 't geen wy nu onie Leezers wat meer van naby moeten doen kennen, als een Stuk, in deeze da- gen , van het hoogite aanbelang. De Schryver* ftelt ons in zyne Voorreden in that tot een nailer verflag. De Burger ARNOULD vermeldt daar in, onder andere: „ In de achttiende Eeuw hebben drib der gewigtigtle gebeurtenisfen ter ontwikkeling der ver- niogens , die de Europeaanen voor het Zeeweezen beza- ten, niet weinig bygedraagen ; te weeten. de Oorlog over de Throonsopvolging in Spanje, die in den aanvang van dit Tydperk plaats hadt. Hier door werd de Staatzugt van de voornaamtle Zeemogenheden , door de hoop van eenig gedeelte van het Erfgoed van den overleden Spaan- [then Alleenheerfcher , in Mexico en Pent gelegen, te zullen erlangen, in beweeging gebragt, terwyl eene aan- 0 5 ge 2/8 ARNOULD gegaane overeenkomst de Magten van den tweeden en derden Rang tevens dezelfde aandrift en werkzaame nei- ging deedt gevoelen. — Ten Anderen deedt het Onaf- hangelyk- verklaaren van America , geduurende het laatfte gedeelte van die zelfde Eeuw voorgevallen, de algemeene werkzaamheid verdubbelen , door aan de bekwaamtte der mededingeren het grootfte deel van eenen uitgeftrekten handel , die tevens de eenige mogt genoemd worden die in de Nieuwe Wereld nog volkomen vry was, aan te bie- den. — Eindelyk fchynt de gedenkwaardige Franfche Omwenteling, op het einde van denzelfden Eeuwkring , zich met de Vryheid des Americaanfchen Volks te veree- nigen, ten einde aan de Verbintenisfen der Volken , die beide deeze Wereiddeelen bewoonen, in de negentiende Eeuw eene nieuwe werkingskragt by te zetten. sl De ontwikkeling van dit nieuw raderwerk, waar door de Maatfchappyen van deezen tyd in beweeging gebragt worden zie daar het onderwerp van dit Gefchrift." Voorts vermeld en met de ftukken getoond hebbende , hoe onvoldoende bet is , wat men tot nu toe over het Zee- weezen van laater tyden gefchreeven heeft , vaart de Schryver voort: „ Juist deeze gaaping in de leere, be- treifende het Zeeweezen , in den bovennatuurkundigen zin genomen , is het, welke wy door deeze Verhandeling tiagten aan te vullen, welker famenftel de overeenftem- ming , de zydelingfche betrekkingen en het ftaatkundig oogmerk der diplomatifche handelingen , ten aanziene van den Koophandel en Zeevaart der Europeaanen, der acht- tiende Eeuw ten grondftag heeft." Dit alles erkent de Burger ARNOULD, dat, breedvoerig uitgewerkt, voor deezen tyd niet gefchikt is. „ Buiten dien, vervolgt by, is het van het grootfte aanbelang, dat men, zo fpoedig mogelyk, alien Volken van Europa de geweldaadige aanmaatigingen van het Britfche Staatsbe- ftier voor oogen ftelle, daar dit al zyn verniogen en voor- fpoed tot de fchepping van zodanig, een Zeeweezen en fpoed tot de fchepping van zodanig, een Zeeweezen en zulk eene Staatkunde heeft doen zamenloopen , welke in itaat waren alle dryfveeren der nyverheid by andere Volken ganfchelyk te verlammen of te vernietigen." Voorts berigt ons de Schryver, dat bet Plan van dit Werk zeer eenvoudig is , en geeft by bet met deeze woorden op: „ Elke aan Zee gelegen Natie van Europa treedt daar in op haar beurt ten tooneele, waar by men eta kart verflag der ftaatkundige gcfchiedenis van dezel. Vey STAATKUNDIGE ISEDENKINGEN. si9 ve , zoo als zy zich vOdr den aanvang der achttiende Eeuw beyond, opgeeft. Hier by ontwikkelt men vervol- gens de middelen, die men , geduurende het laatstgezeg- de tydperk, door derzelver verfchillende Gouvernementen zag in het werk ftellen, ten einde zich een ftaatkundig Zeeweezen te vormen , of hetzelve verder uit te brei- den. „ Hier moest Spanje, als dat Ryk het welk den eer- ften grondflag der Volkplantingen onder de Volken van laater eeuwen leide, het eerst te voorfchyn treeden. De Magten van het Zuiden en Noorden maaken bier op heurtlings het onderwerp van zoo veele afzonderlyke be- fchouwingen uit. De twee laatfte Hoofdftukken (*) loopen over Frankryk en Engeland, en ftrekken dus, op dat ik my Bens op die wyze uitdrukke, het clot der ont- leeding van alle deeze Europeaanfche Mogenheden uit, waar by men alle derzelver byzondere rechten aange- voerd [aanvoert) , alle derzelver ontwerpen naauwkeurig gewikt {wikti , alle derzelver vermogens met de uiterfte oplettenheid gadeflaat, alle derzelver voordeelen op hunne buiste waarde fchat , en alle derzelver geweldaadige in- reulcen op de rechten van anderen door [voor] onze tyd- genooten en de nakomelingfchap opengelegt [openlegt]. Dusdanig een plan vereischte, dat alles, wat Frank- ryk en Engeland betreft , opzettelyk en in 't breede be- bandeld werd , ten einde dit te gemaklyker op de thgen- woordige omftandigheden te kunnen toepasfen, en 'er de gevolgen , die het oplevert , op eene des te treffender wyze uit te doen voortvloeijen. — Naar wy ons dur- yen vleijen, zal de fluijer, waar door de noodlottige ge• volgen, die de geest van verweldiging, in zo veele opzigten door het Britfche Staatsbeftier aan den dag gelegd , nood- wendig voor alle de Volken van Europa hebben moest nog (") Deeze Hoofditukken volgen in deezen rang : Spanje; Portugal ; de Staaten des Konings van Sardinie ; bet Hertog- dont van Toscane; het Koningryk Napels; de Kerklyke Staaten; het Gemeenebest van Genua ; het Gemeenebest van Venetic:. her Ottomannifche Ryk; de Barbaryfche Mogenheden; het Ba- taafsth Gemeenebest; bet Huis van Oostenryk ; de Hanfche Ste- den , Hamburg, Lubeck, Bremen, Dantzig. Rostock ; Pruisfen en onderhoorige Landen; Denemarken; Zweden; Rusland; de Vereenigde Staaten van America; Frankryk; Engeland. 220 ARNOULD nog fleeds voor het oog der min geoefenden verborgen bleeven, door ons volkomen verfcheurd worden. „ Mogten wy dus door het gemeenmaaken van onzen arbeid dit drievoudig oogmerk bereiken , dat naarnelyk alle Hoven zich gemeenfchappelyk tegen dat van London vereenigden ; dat alle Natien overreed werden , dat zy een zelfde belang met Frankryk hebben , en dat dit laat- fie Gemeenebest uit de misllagen van zyn voorig Bettier fie Gemeenebest uit de misllagen van zyn voorig Bettier die lesfen der Ondervinding ontleende, welke deszelfs gedrag, ten aanzien van zyn itaatkundig Zeeweezen, in het toekomilige konden regelen." toekomilige konden regelen." Daadlyke Gebeurtenisfen maaken , in Staatkundige Be- fcbouwingen , zo groot eene verandering , dat het zeer noodig is, den tyd te weeten, wanneer zy gemaakt en op 't papier gebragt zyn ; te meer in dagen als de tegen- woordige, wanneer Gebeurtenisfen van het uiterfte aanbe- lang elkander fchielyk opvolgen. Wy wenschten daar- lang elkander fchielyk opvolgen. Wy wenschten daar- om den tyd der vervaardiginge van deeze Staatkundige Bedenkingen wel .te weeten ; doch het Voorberigt heeft geen jaar- of dagtekening; alleen leezen wy aan den voet eener bladzyde : Dit ftuk was reeds vOdr het openen eener bladzyde : Dit ftuk was reeds vOdr het openen „ der laatite Onderhandelingen afgewerkt. Men zal daarin 55 zeer duidelyk zien, dat de Staatzugtige oogmerken van 55 zeer duidelyk zien, dat de Staatzugtige oogmerken van Engeland door middel van een beredeneerd verlag van ,, deszelfs openbaare handelingen alleen reeds ten duide- „ lykften blyken. Onze aangevoerde bewyzen hebben „ lykften blyken. Onze aangevoerde bewyzen hebben „ met die geweldige en zelfs eerroovende uitvoeringen „ [uitvaaringen], welke in de nieuw uitgekomen Brieven .,, van EDMUND BURKE, betrefende de Vreedesonderhande- „ linden met het Uitvoerend Bewind aangevangen, [voor- „ komen,] niets hoegenaamd gemeen.” — Terwyl uit den loop des Werks blykt , dat de Schryver zyne berigten ontleent uit befcheiden in den Jaare 1796. Zie ondet anderen bl. 447. En hoe veel is 'er zints Diet gebeurd, 't welk aan veele Befchouwingen eene gansch andere wending zou geeven. Wy agten het onnoodig hier van eene optellin; te doen. Eigenaartig floegen wy eerst op , wat wy wegens her Bataafsch Gemeenebest vermeld vonden ; en wel inzonder- held , uit welk een oogpunt deeze Franfehe Burger' den tegenwoordigen toeftand befchouwde; bier toe ftrekt zich pok, veronderftellen wy, de begeerte onzer Leezenn uit. pok, veronderftellen wy, de begeerte onzer Leezenn uit. Welaan, wy willen daar aan voldoen , met goeddeela of te fchryven, wat daar toe behoort. Veele aanmerkin• geu STAATICUNDIGE BEDENKINCEM .211 gen zouden 'er op te maaken vallen. En heeft de Ver- taaler het noodig geagt eene algemeene Aantekening ag- ter dit Hoofdfluk te voegen , met eerie opgave van onze Zeemagt omtrent het einde van July 1797. Waar uit blykt, dat dezelve niet zo zeer te verfmaaden was. Alle mogelyke oorzaaken ," fchryft hy, , „ fchynen =men te loopen om het Bataafsch Gemeenebest den luis- terryken rang, dien het te vooren onder de Zeemogend- heden bezat, thans te doen verliezen. De Franfche Om- wenteling is eene gebeurtenis van het hooglte gewigt in den keten der betrekkingen, waarin de Natien van Euro- pa onderling itaan: deeze zal wisfelvalligheden ten gevol- ge hebben , waar van het onmogelyk is de uitkomiten, zodanig als zy zich door elkander flingren kunnen, te berekenen. Men heeft reden om te dugten, dat het Ba- taafsch Gemeenebest , door zo veele tegen elkander inloo- pende belangen getladig gefchokt , ten laatiten zal moe- ten bezwyken, ten nierklyken nadeele van alle de Volken, die deszelfs nyverheid gettadig het noodzaaklykst onder- houd verfchaft, door de Graanen van het Noorden ge- fladig met eene behoorlyke fpaarzaamheid naar het Zui- den te doen vloeijen , en die in zyne Pakhuizen op te leggen , en dus door deszelfs verre vooruitziende zorg- vuldigheid aan de algemeene behoeften het noodige te verfchaffen. ,, De Zeemagt van het Bataafsch Gemeenebest beflondt by de Franfche Omwenteling, in Vredestyd , in zeven en tachtig Schepen : te weeten vier en veertig van vier en zeventig tot zes en vyftig Stukken Kanon, drie en veer- tig Fregatten van veertig tot vier en twintig Stukken, en ongeveer honderd andere Vaartuigen van allerlei grootte, die , alle te zamen , twee duizend drie honderd Stuk- ken, en vyftien duizend man Zeevolk voerden. „ Wanneer men het Zeeweezen van het Bataafsch Ge- tneenebest , ten tyde der Franfche Omwenteling, nog eens met eenen ontleedenden blik onder de onderfcheiden be- trekkingen van den Koophandel befchouwt , bevindt men het op alle Zeeen van Europa , Alia, Africa en Ameri- ca, ten vollen werkzaam; doch 't zelve is thans, op dat ik my dus eens uitdrukke, in de betrekkingen, waar in het met de openbaare magt that, ganfchelyk ontwapend, en dit wel, wyl het door Engeland, als het ware, getta- dig ingeflooten gehouden worth, terwyl dit Ryk by alle de ontwerpen , die het beraamt , hetzelve ter bevorde- ring 122 ARNOULD ring van zynen eigen handel tragt te doen dienen. Aan de andere zyde fchytten de merkbaare vorderingen,welke Pruisfen federd minder dan eene halve Eeuw in de koop- vaart maakte, vooral door de eerfte Verdeeling van Poolen, en ook nog onlangs door de bepaalde aanwinst van .Dant- xi g , en het aan Zee gelegen gedeelte van het Poolsch Gemeenebest, dat Ryk, het welk tot nu toe flechts eene Landmogenheid was , eenige verzamelplaatzen ter veree- niging van alle onderfcheiden takken van den Handel, die Ainflerdam zo lang bezat, op te leveren, terwyl de even- gemelde Koopftad zeer veel naar eenen boom gelykt wrens twygen op het punt ftaan om van derzelver ftam losgerukt te worden. Alle deeze hier en daar in 't ronde weggevloeide fappen zullen denzelven welligt in 't einde doen verdroogen, en dat geene , wat te vooren aan deezen tronk ten voedzel verftrekte, onder de ver- fchillende • havens der Oostzee verdeelen. indien dit eens het geval werd, zouden Nederland en Venetic, na beiden , het een in het Noorden , het ander in het Zuiden, in het Zeeweezen en den Koophandel de eerile rol gefpeeld te hebben, in het einde een niet wei- nig verfchillend lot ondergaan. „ Beiden waren zy derzelver vroegst beitaan ter Zee aan vrees, aan fchrik, of aan vervolgingen, verfchuldigd; beiden verfchaften zy zich in den beginne, door eene al- tyd gevaarlyke visfchery , een beftaan ; beiden zogten zy in eenen voordeeligen buitenlandfchen handel eene ver- goeding voor dat geenc , wat hun op hunnen eigen, al te bekrompen , grond mangelde. Dan Nederland hadt [was], zynen voornaamften luister aan nog veel heldhaftiger poo- gingen dan Venetic verfchuldigd ; terwyl het laatfte zyn koopgeluk aan zyne ligging hoofdzaaklyk moest dankwee- ten : wyl deeze de rykdommen der Indiκn, als 't ware , volkomen onder zyn bereik flelde. Venetie verloor, uit hoofde van gebeurtenisfen welke het menfchelyk ver- nuft niet that was vooruit te zien , zynen uitiluiten- den handel in de Waaren , welke /Via oplevert, in de- zelfde eeuw, geduurende welke de ontdekkingen, door de overige Volken van Europa door middel van onder- neemingen gedaan, waar van men nog nimmer eenig voor- beeld zag, zeer ryke hronnen van voorfpoed in de beide halfronden voor de nyverheid der Bataven openden. Fene,tie , door alle Mogenheden met nydige oogen be- fchouwd zag zich op het punt om voor de vereende Magt STAATKUNDIGE BEDENKINGEN. Magt van Duitschland, Frankryk en Spanje, die zich te Kameryk zamen verbonden hadden, en nog door den Ban- blixem van het Vaticaan boven dien verfterkt werden , te bezwyken. Het ontkwam egter aan dit gevaar, met verlies van de helft zyner bezittingen in Italie. De Nederlandfche Gewesten verflrekten gefladig, en algemeen tot een voorwerp van bewondering en nayver, veeleer, dan van nyd, voor de voornaamfte Zeemogenheden, wel- ke zich egter fomwylen over de beledigingen, welke zy daar van ontvingen, wisten wraak te verfchaffen.Yene- tie, in het erode ryk geworden , legde zich geheel op de Staatkunde en het in 't werk ftellen van onderhandelin- gen toe , waar van zy zich thans nog met het meeste voordeel ter bevordermg van zyn belang weet te be- dienen. Ten aanzien van het liataafsch Gemeenebest, het welk door zyne omwenteling en veroveringen tot het hoogfte toppunt van roem en magt verheven werd, werd 'er egter een tydftip gebooren, waar op het zich door de dWaaze zugt, om een weezenlyke invloed op de voornaam- fte Staatsvertrekken van Europa re bezitten , in eenen maal- ftroom der Staatzugt [zag] medegefleept, die voor 't zelve ten uiterften noodlottige gevolgen hadt. Venetic blyft nu reeds zedert tien eeuwen met een Ariftocratifchen Senaat , en eenen Doge, of opperfte Overheidsperfoon , wiens ampt voor deszelfs geheele leeven is, geftadig in aanweezen (*). — Nederland daarentegen zag deszelfs Staatsbeftier bereids twee eeuwen agter een geftadig verdeeld tusfchen het bur- gerlyk gezag der Staaten - Generaal, en eene magt, welke, reeds in den aanvang zyner grondvesting, nit noodzaaklyk- heid alleen, aan een Capitein Generaal over de Land- en Zeemagt opgedraagen, vervolgens voor eenigen tyd opge- fchort , en by een aannaderend gevaar weder toevertrouwd. Door middel zyner huwelyken , die hem met andere Vor- ften vermaagfchapten , heeft dit Opperhoofd , onder den naam van Stadhouder bekend, zich tot eenen erflyken be- heerfcher van dit Gemeenebest weeten op te werpen. Ein- delyk behoudt Venetic nog fteeds een ongemeen vermo- gen en overvloed , een foort van onafhangelykheid, en zekeren aanzienlyken rang onder de Mogenheden van Eu- ropa; dan Nederland, bykans onophoudelyk door Gods• dienst- (*) Wy behoeven bier Wet aan te tekenen, war Yenetie, zints dit fchryven, wedervaaren is. Rerhaarzug. 114 A R N OTIL D g STAATKUNDIGE BEDENKINGEN. diensttwisten, of Staatsgefchillen , inwendig beroerd , door drie Landmogenheden, als 't ware, ingeflooten , en geftadig drie Landmogenheden, als 't ware, ingeflooten , en geftadig door de fchraapzugt van Engeland gefolterd , ziet zich, na een roemryk aanweezen van genoegzaam twee eeuwen, op de vier onderfcheide WereIddeelen , met het gevaar bedreigd, van zyn werkzaam en fchitterend beftaan, in de moerasfen, waar uit het oprees, weder te moeten be- delven. Dusdanig een treurig lot, indien het aan dit Gemee- nebest te beurte viel, ware een wezenlyk onheil voor alle Burgermaatfchappyen van Europa , welke zich daar door van een leevend voorbeeld van het ongerneen vermogen, het welk de arbeidzaamheid by een Volk vermogt, moes- ten beroofd vinden. Ja een geruimen tyd nog zou dit voorzeker door alle Wysgeeren , en Vrienden van bet menschlyk geflacht , betreurd worden." Wy hebben dus geheel willen opgeeven, wat de Bur- ger An.NouLo wegens ons Vaderland vermeldt. Wy fchreeven bet huiverend over, en wenfchen, als recht- fchaapen Minnaars des Vaderlands, dat de treurige fchets, bier opgehangen , Dimmer eene daadlyke gelykheid kry- ge! Staatkundige vooruitzigten , hoe zeer ook beneveld, kunnen op het onverwagtst opklaaren. Mogt dit het lot onzes Vaderlands weezen ! De mededeeling, intusfchen , hier van belet ons den Lee- zer iets anders uit dit doorwrogte Werk aan te bieden. Het verdient aller opmerkzaamen aandagt. Wel wensch- ten wy, dat de Vertaaling in minder haast vervaardigd was. In 't geen wy overnamen, hebben wy eenige der groffte misflagen aangeduid ; ze zyn ineestal van dien aart, dat ze door een nader overzigt des vertaalden arbeids dat ze door een nader overzigt des vertaalden arbeids zeker zouden geweerd zyn. Vaderlandsch Woordenboek , oorfpronglyk verzameld door j. KOK. Drie- en - dertiglie Deel. W— Y. Met Kaar- ten, Plaaten en Pourtraiten. Te Anfierdam, by J. Al- lan. In gr. 8vo. 297 Meerder verfcheidenheids dan de laatstgernelde Dee- len (*) biedt dit XXXIII Deel deezes Werks aan. Schoon zeer breede Geflachtregisters , in het Plan des Schry. (*) Zie 41g. Faded'. Lett. voor 1797 bl. 714. 3. K0 K, VADERLANDSCH WOORDENBOEK. 225 Schryvers vallende , niet weinig plaats vullen; als bet Geflacht van WYNBERGEN, van OEM VAN WYN-, GAARDEN -- en van YVOY. 't Gebeurt foms dat dusdanige Geflachtregisters meet dan enkele Naamen. opgeeven , en iets , der Vaderland- fche Gefchiedenisfe toelichtende, inhouden, inzonderheid. wanneer ze niet uit Boeken ontleend, maar door de Naa- komelingfchap den Opfteller en Uitgeever deezes Werks ter plaatzing toegezonden zyn. 't Is met dit. oog , dat wy de drie gemelcle Gellachtlysten doorleezen hebben , am ook uit dit Deel iets onzen Leezeren te bieden. Het Geflachtregister der VAN' WYNnERGENS hebben wy daar toe vergeefsch doorloopen. Met het inzien des Geflachts van OEM VAN WYNGAAR- DEN den Steller van dit Artykel door een nog lee, vend Lid en Afttammeling van dit Geflacht toegezonden, llaagden wy tot ons oogmerk eenigzins gelukkiger. Van 't zelve zyn thans nog naakomelingen, hoewel in de Vrou- welyke Linie, aanweezig. Geen 1.1ollandsch Geflacht kan misfchien zyne Oudheid tot zulk eene hoogte als dat van OEM te rug brengen, en van daar in eene onafgebrookene aaneenfchakeling doen nederdaalen. „ OEM, zonder eenige verdere byvoeging, was de oar- „ fpronglyke Naam deezes Geflachts. Zo vroeg als voor 0, meet dan zevenhonderd jaaren, naamlyk in den Jaare • 1058, vindt men dien Naam vermeld. Te Dordrecht of „ in den omtrek daar van fchynen de vroege Voorouders „ toen reeds bun verblyf te hebben gehouden. Ook fchy, „ nen zy ten Graaflyken Hove niet onbekend te zyn, „ gelyk blykt uit het volgende voorval , 't welk wy , „ hoewel de Naam niet vermeld wordt, niet kunnen nalaa- ^ ten bier kortlyk aan te tekenen , ter vereerende naage- „ dagtenisfe van den uitvinder van een gelukkig flaagenden „ krygslist, Dordrecht went gedreigd met eenen vyandly- " ken aanval door de Luileenaar.t. Alle tegenttand, door „ openbaar geweld, fcheen geen baat te zullen doen, van „ wegen de in 't cog loopen.ie overmagt des vyands. Ter „ goeder uure kreeg de Heer OEM den volgenden zonder- „ lingen inval. Hy raadde den Graave , rondsom Dordrecht • eene menigte van kuilen te doen graaven , en voorts ,, met hooi , ftroo en greene zooden dezelve zodanig te „ overdekken , dat ze niet konden bemerkt worden. • Voorts moest de Graaf , met zyne Krygsmagt , zich „ binnen Dordrecht opfiuiten, en aldaar de aankomst des LETT. 1798. NO. 5. vy. 26 J. K OK vyands afwagten. De Graaf, genoegen neemende an „ den toegedeelden raad , en al het noodige , volgens „ OEM's aanwyzing, hebbende doen 't werk ftellen, hadt het genoegen deezen list met dien gelukkigen uitflag te „ zien hekroond worden, dat de niets kwaads vermoeden- „ de vyanden, in grooten getale , in de verborgen kuilen plotzeling nederftortten. Toen vielen de Dordrechte- „ naars , met den Graaf aan 't hoofd , op de verraste 9, Benden aan, doodden ze by menigten, en namen een „ goed deel gevangen. — Naar de meening van zommi- „ gen , zou , aan dit voorval , het Geflachtwapen zynen „ oorfprong zyn verfchuldigd; zynde een zilveren Schild, „ belaaden met vyftien groene zooden, waar van negen in het bovenfte en zes in het onderfte deel geplaatst • zyn, elke rye den verminderd; hebbende het Schild in „ 't midden een Rooden Balk, belaaden met een Gouden • Leeuw , tot de Schamelheid , den Staart na den Kop ” omgekruld ; de Tong en Klaauwen blaauw en uitge- ,,, ftrekt, met deeze SpIellk DE LEEUW IS BEVRYD MET $1 GROENE ZOODEN:' In de volgende Geflachtlyst, vier en twintig Bladzyden beflaande, treffen wy voorts weinig meer dan bloote Naa. men , althans niets overfchryvenswaardigs, aan. Doch Mr. FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN wordt in een afzon- derlyk Artykel, in deezer voege, gedagt: Deeze be- „ kleedde den post van Penfionaris in zyne Geboorteplaats 0, Dordrecht. Hy was een yverig Voorftander der Voor- „ regten van de Stad. Een zeer treffend bewys daar van „ vertoonde by, in den Jaare 1518; ter gelegenheid als te „ Brusfel gehandeld wierd over bet Dordrechtfche Stapel- „ regt , 't welk 't zelve door verfcheide Hollandfche „ Steden werd betwist, als die zich daar door merkelyk ,, bekort rekenden. Meester FLORIS OEM VAN WYNGAAR- „ DEN , overtuigd van de overgroote voordeelen , welke „ bier nit voor zyn Vaderftad ontftonden , in de onder- „ bandeling over dit onderwerp, bet woord hebbende op- „ gevat, flelde zich zo yverig in de weer, ter verdeedi- „ ging van het Regt zyner Stede , dat by den haat van „ veelen zich daar door op den baize haalde. In 't by- „ zonder was op hem gebeeten ALBRECHT VAN LOO, ten „ dien tyde Advocaat van Holland ; een Ampt , nailer- „ hand , onder de benaaming van Raadpengonaris van „ Holland, zeer vermaard geworden. VAN Loo was te. yens Raad van den Graavc. De grond des ongenoe- „ gens, VADERLANDSCH WOORDENEOEK. 22'1 gens, welk deeze tegen Mr. FLORIS hadt opgevat, was ,, de vrymoedigheid van den Dordrechtfehen Penfionaris, • waar mede by den anderen openlyk in 't aangezigt „ hadt durven aanzeggen, dat het hem niet vryflondt , „ deeze beide Ampten tevens te bekleeden; alzo 's Graa- „ ven belangen met die der Staaten van Holland niet „ toos overeenflemden; en by , diensvolgens, meermaalen ,, in bet geval zich kon bevinden , om in 't een of ander „ opzigt zynen Eed te moeten breeken, en de belangen 02 van den eenen of anderen Meester te verraaden. Zeer duur kwam deeze vrymoedigheid aan ELMS 5, OEM VAN WYNGAARDEN te than. Met allerlei be- fcbuldigingen wierd by ten Hove van KAREL DEN V, „ als Graave van Holland, aangerand , en by daar door • zo zwart gemaakt, dat zyne vyanden in hun oogmerk , • om hem den voet te ligten en van allerlei bewind te 99 ontzetten , naar hunnen wensch flaagden. Een Brief, • gedagtekend in Spanje, uit Saragosfa, den .zesden Dec, ,, des Jaars 1518, en gerigt aan de Wethouderfchap van 91 Dordrecht, hieldt in, een bevel aan dezelve, om Mr, • FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN van zyn Ampt te ont- 51 zetten , en binnen het tydsverloop van twaalf uuren ,, naa het leezen van den Brief, de Stad Dordrecht te „ doen verlaaten. Zeer ontzettende voor de Dardrcchtfche Regeering was • dit bevel. Zy erkende de waarde van haaren Penfiona- „ ris, niet alleen als een yverig, maar ook als een kundig 29en bekwaam Voorftander van de Voorregten haarer • Stad. Alle tegenbedenking en wederitand, intusfchen, ,, was hier vrugtloos. Met hoe veel tegenzins ook, het 5, aangekondigd gebod moest gehoorzaanid worden. Van geen langen duur nogtbans was de ongenade van ,, FLORIS. Tot zyn geluk was by een Vriend van s, den vermaarden ADRIAAN FLORISZOON naderband by sl den naam van Paus ADRIAAN DEN VI bekend. Deeze, • zynde geweest Leermeester van KAREL DEN V en /9 Kardinaal , behieldt vervolgens geen geringen invloed 90 op het hart van zynen Koninglvken Leerling. Ten be- boeve van zyn ongelukkigen Vriend , afgezetten Penfi- 5/ onaris, bediende de Kardinaal zich van dien invloed, • met zo gelukkigen uitflag, dat Mr. FLORIS, eerlang, in zyne verloorene eer bertleld wierd. 't Bleef niet by • de bloote ontbeffing van fchuld en firaffe. In vergoe- I, ding voor den geleden boon , klom by tot nog hooger P 2 „ aan- OAR J. KOK 99 aanzien, dan by voormaals hadt bekleed. Hy bekwatn „ de aanzienlyke waardigheid van Raad in den Hove van „ Holland, welke by vervolgens tot zynen dood toe }weft „ bekleed. Daarenboven vindt men aangetekend, dat Mr. „ FLORIS, in de maand February des Jaars 1525, onder „ de Ridderfchap en Edelen van Holland ter Dagvaart van „ die Provincie is verfcheenen. ,, Naar het oordeel van alle voorftanders van Vryheid in den Godsdienst , vindt men , als een vlek in het „ karakter van FLORIS OEM VAN WYNGAARDEN, aange- „ tekend , dat by een yverig tegenftreever was van de 99 Leer van MARTINUS LUTHERUS, welke thans eenigen ,, opgang begon te maaken. Hy beweerde. dat het glim- ,9 mend vuur, , in zyn beginne, moest gebluscht worden , 5/ en men hetzelve den tyd niet moest geeven om zich 99 in lichterlaaije vlammen te verheffen. Geen wonder , ,7 derhalven , dat de afzetting en ballingfchap van Mr. 9, FLORIS, onder de goedgunners en voorftanders der Lu- ll therfche Leere , welke men toen reeds , ook te Dor- „ drecht , aantrof, geene kleine blydfchap hadt verwekt.” De Geflaehtlyst van YVOY , van dit nog aanweezig Ge- ilacht ter plaatzinge in dit Woordenboek toegezonden, en geheel zo als het ontvangen is overgenomen , geeft eenige meerdere byzonderheden aan de hand, en verfcheide tbs., len, hoe Mannen uit dat Geflacht , wegens de Gods- dienstbelydenisfe Frankryk geruitild hebbende , zich in Nederlandfchen Krygsdienst kweeten. Dit neemt eenen aanvang met FRANCOIS VAN HANGEST, Heere van GENUS, Edelman van 's Konings Kamer, Capitein van het Kasteel de Louvres. „ Hy woonde,” vinden wy van hem opge- tekend , „ de meeste Oorlogen van zynen tyd by in Ita- „ lien en in Vlaandcren; doch eindelyk de Proteftantfche „ Gevoelens omhelsd hebbende , was by een der Hoof- „ den van de Religionaires en van de Party van den Prins „ van coNnλ, wierd Collonel van hunne Infanterie , en „ was te gelyk een aanhanger van de Party, welke zich , in de, Nederlanden tegen den Koning van Spanje ont. „ wikkelde; by flied te Straatsburg Ao. 7569. JAN VAN HANGEST -GENLIS gezegd DIYVOY , ter „ onderfcheiding van zyn Broeder JAN, en naar de Heer- lykheid van dien naam, werd ook Heer van Geniis, na „ den dood van zynen Broeder FRANCOIS ; doch zonder „ in 't bezit daar van te komen. Gelyk zyn Broeder „ hadt by de Leer der Hervorming omhelsd , en hieldt „ open- VADERLANDSCH WOORDENBOEIL: 229 S9 openlyk de zyde der Religionisten in Frankryk, voor • dewelke hy, geduurendetwintig dagen, in 1562, de Stad Bourges tegen 's Konings troepen verdeedigde ; maar eindelyk gewonnen (zo als zommigen willen) door de 99 vleijeryen van het Hof, gaf by dezelve over, en ver- y% trok naar zyn huis. Dan, weinig tyd daar naa, voegde „ hy zich weder by dezelve, vertrok eindelyk naar de Nederlanden, doende veel voordeel aan den Prins van • ORANJE, voor welken by zich in 1570 van Valenciennes • meester maakte, en door de relatien, welke by onder de Protelianten in Frankryk hadt, en door den naam, dien by zich onder het Leger van den Prins van CON- De hadt verworven, bragt hy veel toe tot het bekomen • van Volk voor het Leger van den Prins van ORANJE • voor welke Party by dan ook met Graaf JAN VAN I, NASSAU , in 1572, na Frankryk reisde , om onderhoud „ van Troupes te bekomen, waarin by in zo verre flaag- „ de, dat by met eenig Volk dat zelfde jaar nog kwam • afzakken, om de Stad Bergen in Henegottiven, door de S• panjaarden belegerd , te ontzetten. Doch door de ge- • heime intrigues van bet Hof van Frankryk, ter verdel. 1, ging Van het Protefiantendom, werd hy 'er een der „ eerite flachtofferen van , en als de voorboode van de „ daar op gevolgde St. Barthelcmi, vermids hy, door de „ trouwloosheid zyner Gidfen by eerie hinderlaage der „ Spanjaarden geleid , gedeeltlyk door de zynen werd „ verlaaten, en zelfs gevangen gemaakt en op het Kasteel „ van Antwerpen gebragt, alwaar die wreede vervolgers „ der Gereformeerden hem, tegen het regt der Volkerett • aan, hebben vermoord, en dus een gelyk lot als zyne „ Landgenooten heeft ondergaan." Voorts is dit Geflacht, 't welk nog andere Mannen op- leverde , meest in Krygsdienst deezer Landers geweest , ender welken NICOLAAS VAN HANGEST GENL1S; gezegd Dvvov , en diens Zoon MAXIMTLIAAN byZonder uitfteeken, gelyk uit deeze Geflachtlyst blykt. De laatere Afftam- inelingen, die men te Utrecht aantreft, hebben Krygs- of Regeeringsposten bekleed. Indien de Geflachtlysten byzonderheden van dat flag als deeze opleveren, kan men zich eetiige Bladzyden vat" enkele Naamen getroosten. — Wy zouden sneer byzon• derheden, dit Geflacht betreffende, overgenomen hebben; dock de opgegeevene zyn ter proeve genoegzaam. P 3 Plak- G. 'MENDER h BRANDIS, PLAKKATEN. Plakkaten van de Reprcefentanten van het Volk van Am- flerdam. Uitgegeeven door G. BRENDER a BRAND'S., Stads - Secretaris. IIde Deel. Te Anflerdam, by J. Al- lart. In gr. 8vo, 476 bl. yTegens het Eerfte Deel deezes Werks hebben wy lof- lyke melding gemaakt (*), en ten aanziene van bet Tweede, ons thans.ter hand gefteld, niets anders te zeg- gen , dan 't geen de Uitgeever zynen Medeburgeren , in eene korte Voorreden, laat weeten. — Hy fchryft : Medeburgers ! By deezen ontvangt Gylieden, als een Tweede Deel der Plakkaten van de Regeering deezer Stad, naa de Omwending van den 19den van Louw- maand 1795 , alle de Publication, Proclamation , Iraar- fchouwingen, Advertentien enz. van de RepreefCntanten van het Volk van .dmfierdatn; welke Reprmientanten het Provifioneel BeJluur van deeze Stad, den 19den van Zo- mermaand 1795, hebben opgevolgd. „ Wanneer, , op den eerften van Lentemaand des Jaar$ 1796, eene Nationaale Vergadering, vertegenwoordigende het geheele Yolk van Nederland, in den Haage had zitting genomen , verklaarden de Reprmfentanten van het Volk van Almfierdam , in eene Publicatie den 6den van die maand afgekondigd: dat zy den tytel van Reprcefentanten van het Volk van ,,Imflerdant, welke door de Beftuurders deezer Stad , by de heugelyke Omwending, was aangeno- men , en in 't vervolg van tyd, door hen , als wettig door het Volk verkozen, was behouden , nu zouden ver- wisfelen voor lien van Raad der Gemeente van ihnfler- dam: welke laatfte tytel zy begreepen bet meeste over- een te ftemmen met de werkzaamheden, hen aanbevolen, ter bevoxdering van de belangens der Burgerye van dee- ze Stad. „ Het is deeze verandering in den Tytel , welke voor ons het tydperk bepaald heeft, met het welk wy meenden dit Deel te moeten eindigen; als zynde nu alles, wat on- der den tytel van .Reprayentanten van het Yolk van 4m- ,,fierdam , zo provijioneel als efeOief, , is afgekondigd, in deeze Twee Deelen by elkanderen te vinden." deeze Twee Deelen by elkanderen te vinden." Dank hebbe de Burger voor zynen arbeid, en bovenal dat by een uitgebreiden Bladwyzer der voornaarnfle zaaken per aan heeft toegevoegd. Zie Vaderl. Lettereef voor 1795, bl. 439. RIMED& VAN DE REVOLUTIE TR CAMPEN. 231 llistorie en Gedenkfchriften van de Revolutie to Campen, zedert den aanvang van den yaare 1795 tot op den te- genwoordigen tyd. Eerfle Deel. Te iimfierdam , by W. Vermandel en Zoon, 1798. In gr. 8vo, 2o6 bl. Hoe zeer zouden de plaatzen in de Boekeryen , ge- fchikt om Werken de Vaderlandfche Historie betref- fende te bevatten, vervuld. en opgepropt worden , indien ieder Stad- eene breedfpraakige belchryving gave van het daar voorgevallene ten deezen tyde , zo ryk in lotgeval,. len en beuttverwisfelingen. Veel eentoonigs en eenzel- vigs zou die Schryfarbeid opleveren, en is zulks niet te wagten, Wel, dat Steden, waar in iets meer dan het ge- woone gebeurde, de wereld met een berigt daar van voor- =gen. Het verwondert ons des niet, dat wy van de Staci. Campen , waar in zints de Omwenteling zo veel buiten- ges,voons voorviel , een byzonder berigt kreegen ; waar van het Eerfte Deel thans voor ons ligt. lii 't zelve vinden wy het gebeurde te Campen, van het eerfte daarftellen der Revolutie af, tot den 19 Febr. 1796. Naa een Verhaal van 52 bl. wegens het gebeurde, be- Naa een Verhaal van 52 bl. wegens het gebeurde, be- ftaat dit Deel uit Bylaagen. De Inleiding daar vdOr ge- voegd , gerigt aan alle Leden der Volnvergaderingen voor an- en ondeelbaarheid , en verdere Burgers , die deeze zyn toegedaan; het Historisch Verlag zelve, en in- zonderheid de Aantekeningen daar by gemaakt; als mede de Nota's of Bylaagen op de Origineele Stukken, draagen elke bladzyde blyk , van welke Party in het verdeelde Campen deeze Historie en Gedenkfchriften ender 't oog van het Publiek komt. Wy hebben bier geen party te kiezen ; doch alleen aan te merken, dat wy de verzamelde Stukken met genoegen ontvangen hebben, als eene Bydraage tot de Gefchiede- nis van deezen Tyd ; en in die hoedanigheid zien wy het vervolg te gemoete, als 't welk nog veel byzonders, deeze Stad betreffende, zal opleveren , en kunnen dienen orn eenige Perfoonen„ in onderfcheidene betrekkingen , van nader by te leeren kennen. Wanneer de Stukken zelve, gelyk foms bier het geval is, zo duidelyk fpreeken, heb- ben zy minder de toelichting van Aanmerkingen noodig; en kunnen de Uitgeevers niet myfelen , of die zelfde Stukken zouden van de andere zyde met Aanmerkingen P 4 kun- 1IISTORIE VAN DE REVOLUTIE TE CAMpEN. kunnen in het licht gezonden worden; met Aanmerkingen van eenen anderen Rempel ; met Perfoonlykheden , die bun zo min zouden fmaaken als de tegenwoordige hunne Party. Oden en Gedichten van Mr. RHyNVIS FEITH. Tweede Deel. Te dirafterdam , by J. Allart , 1797. In gr. 8vo. 2o4 bl. Met geen minder genoegen , dan wy het Eerite Deel deezer Oden en Gedichten ('t geen wy in den voorleden jaare aankondigden (*)) geleezen hebben, lazen wy dit Tweede Deel. — Het behelst weder, in vier Vakken, negen -en. twintig Dichtitukken. Godsdienfiige, Gezangen; waar in, r) Lofzang. 2) Gods Goedertierenheid. 3) De Nacht. 4) De Weezen aan God en aan de Burgery der Stad Leyden. 5) De weldaadige Almagt. 6) De Lente. 7) Het Onweder. 8) Het Geweten. 9) Lente-zang. zo) Op den laatften Avond van het Saar. I7ader- landfche Gezangen; Opdragt aan de Vaderlandlievende Regenten van Nederland. 2) Zege-zang ter Verjaaring van de Overwinning op de Doggersbank. 3) Onze Ver- bindtenis met Frankryk. 4) Aan de grootmoedige Burge- ryUn van Zwolle en Hattem. 5) Eerkroon voor Neder- lands waardige Regenten. 6) De gefprongen Tombe der Capellen. 7) Aan myne Lier. Mengelzangen; r) De IVIenschlievendheid. a) Aan het Genootfchap : Kunst worth door Arbeid verkreegen , 1791. 3) De Zonde. 4) Aan een Boschje. 5) Herfst- zang. 6) Airik en As- paiia. 7) Colma. 8) Aan Cafe. 9) Aan ongelukkige Gelieven. — Gedichten; 1) Het Heil van den Vrede. s) Werther aan Ismeene. 3) Avond - befpiegeling in een Bosch. Dezelfde waarfchuwing aan den Leezer , om op de Jaartekening, onder de Verfen geplaatst , agt te geeven, in het Voorbericht des Eeriten Deels gedaan , wordt bier, en niet zonder reden, herhaald. Wy geeven onzen Leezer weder een Raaltje, om daar door van het overige te oordeelen. OP (*) Zie ooze 4lgern. Fader!. Letteroef. voor 1797, lite St. 91. 11/1YN V IS FE1T H, ODEN EN GEDICIITEN. *33 OP DEN LAAT1.TEN AVOND VAN HET JAAIZ. Stervling I wat zyt gy ten toppunt van eer ? Een Veldbloem. De wind blaast zy is reeds niet meer! Zo worth gy, en, wordende , neemt gy reeds af; De fchaduw eens drooms fcheidc uw wieg van uw graf. Geen tydftip wordt 't uwe of de Tyd kipt het uit; Gy juicht nog, en reeds is uw rykdom zyn, buit! Hy kruipt, kruipt fchier duldloos ;,*), waar fmart u vermoordt, Maar vliegt als de wind met uw zaligheid voort Gy ziet haar nog naakend' zy is 'er — met edn Is 't heden voorleden , uw blydfch,p daarheen! 'c Is alles verandring het bloeit en het kwynt; 't Is alles beweging — het komc en verdwynt. Geen denkbeeld, hoe fuel, rukt dal tydilip op zy'. Dit tydiiip, ik noem het, maar 't is reeds voorby: Het vorremt (t) reeds uuren, reeds dagen met den; 't Is week reeds, 't is maand reeds, 't is jaar, en 't is han. Daar vliegen ze aan eeuwen (4), die de Eeuwigheid vindt, En even als dagen en uuren verflindt. Zo rollen de golven in 't weemlend verfchiet; Zy volgen zich rustloos en grypen zich niet; Tot daar heur de rots aan haar voeten verbreekt , En 't hoofd fier ten dondrenden afgrond uititeekt. Stervling! gevoel u kies wys en Ides ras I Waar alles verandert, blyft God, die By was. (*) Op wien float dit duldloos P zeker niet op den Tyd , ais ware dien 't geduld ten einde. Dit moet echter, op de eerfte leezing, eerie dubbelzinnigheid verwekken. Was 't Met weer verflaanbasit : By kruipt, maar kru.pt langzaam , war enz. ; en dan zou maar, in den volgeuden regel, dock kunnen zyn. Yorrsmt, een pcietifche vryheid voor vormt. De gedachte is, in }mar geheel belehouwd, zo fehoon , dat het ons fpyt dat hier zodanige vryheid moest genomen worder. (.j.) Daar vliegen .ze aan eeuwen. Hoogdraavencit maar min duidelyk, dan wanneer 'er flood, dan worden het eeuwen, die enz. Liefde en Crootmoedigheid , Tooneelfpel ; door D. A. VAN DE WART. Te Amfleldam , by P. J. Uylenbroek. In 8v.. 70 bl. pit klein Tooneelfpel , 't geen, blykens de Opdragt , aan de Commisfarisfen van den Nationaalen &ads Schouwburg , Wider , eene procve van eigen vinding is, doet deszelfs Op- ileller aan , en mag hem, met grond , tot het neemen van mar zulke proeven aanmoedigen. — Wy kunnen het van ens niet verkrygen , ooze Leezers wet den hoofdzaaklyken houd S/34 LIME EN GROOTNMEDIGHEID houd van dit ftukje niet nader bekend te maaken. — Emma, de Dogter van Kroonveld , had zich door de allertederile liefde verbonden aan Ferdinand, en zich, in eene vlaag van mince. verbonden aan Ferdinand, en zich, in eene vlaag van mince. drift, met hem al te gemeenzaain gemaakt. Haar Vader, fchoon bier van onbewust , had haare Huwelyksverbintenisfe met Ferdinand geweigerd, op het aanbrengen dat hy gemeenzaame verkeering hield met een losfen en zedeloozen jongen Vaan. drig, Walders, en haar, om verdere gemeenichap of te fay. den, befleed by eene Margaretha, eene fehynheilige; terwyl by een reis van vyf maanden deed. In dien tusfchentyd werd Emma Moeder ; en de dweepende Margareeth flootte haar onmedoogend ten huize uit. —.. Ferdinand , van dit alles onkundig , dock van aile hoop op de bezirting van Emma verftooken, en zynes fchulds bewust, had zich in eenzaamheid verwyderd , en leefde in een, bosch als kluizenaar. In Bien fland had hy alleen zynen Boezemvriend 1Fzllern , van zyn verblyf kundig, ten raadsman en vertrooster; en ontmoette hy zeer toevallig zynen voormaaligen Vriend ffalders, die, door zyne lesfen verbeterd, nu, door perfoneele dapperheid en goed gedrag; zonder voorfprak, tot den rang van Luitenant vet.- heven was. — Kroonveld raakte op zyne terugreize ver- dwaald in 't bosch , en ontmoet daar Willem en Walders, die hem de besce berichten omtent het gedrag en de oogmerken van Ferdinand gaven: terwyl de ongelukkige Emma, door de dweepzieke Margaretha verflooten , met haar kind, mede in dat bosch , naby de Hut van Ferdinand, te land kwam. Zy liet, in eenen wanhoopenden toeftand, haar kind, om eenig voedzel voor hetzelve te zoeken alleen , flaapende in het bosch, daar het door Ferdinand en tyn Vriend Willem gevon, den, opgenomen, en in de Hut gedraagen words; by haare wederkomst Naar kind inisfende, valt zy by de Hut , die zy ontdekte, in zwym neder, en wordt door Ferdinand gevonden en herkend. Kroonveld , ondertusfehen , wordt door Ferdi- nand's Vrienden wegens hem onderricht , en van zypen keer te,een hem in zo verre geneezen, dat hy,hem tot Schoon- zoon verklaart. Hierop verfchynt Emma. Ferdinand bericht hem, dat deeze reeds Moeder was; en, na eenig vertoon van woedend ongenoegen des Vaders, worden zy, door tusfehen• fpraak van Ferdinand's Vrienden , in genade aangeuomen , en vertrygen 's Vaders toeftemming tot hen Huwelyk. — Hoe leer ook de bearbeiding van deeze aandoenlyke tooneelen onze goedkeuring wegdraagt , neeme bet ons de Opileller niet lavalyk, dat ons de ontknooping wat al te plotslyk voorkomt: indien, by het fchenken der vergiifenis aan het minnend paar, het pand hunner liefde te voorfchyn gebragt en den Grootva. der in de armen g•:geeven ware, zonde dit nog floffe voor een ioerend tooneel hebben kunnen verfchaffen. Dat de Characters , die in dit Tooneelfpel voorkomen niet TOONEELSPEL. 2 35 niet aegis edel , maar ook leerzaam zyn zal ooze Leezer van zeif vermoeden. Wy kunnen ze niet beret. opgeeven „ dan met de woorden van den Vriend des Opaellers , den Burger II. DE FLINES , in zyn Dichterlyk Vers , aan 't hoofd deezes Tooneelfpels geplaatst , en den Autheur toe- gezongen : Gy fchetst, met warm gevoel , eene onverwelkbre LIEFDE, Daar gy GROOTIVIOEDIGHEID in 't heerlykst licht vertoont. Hoe trefend is de fmart , die Emmaas boezem griefde! Hoe glansryk blinkt de deugd, die 't hart haars vrinds bewoont: Met weak een tedre zorg is 't moederhart bewogen Voor Kaaren zuigeling! wie fchreit niet , als zy 't kind, Daar zy van roues bezweek, door droefheld nee'rgebogen , In farm van Ferdinand, haar' dierbren , wedervind! Wien meet de dankbre ziel van Walders niet bekooren! Gy , vaders! ziet Inv les , in Kroonvelds tederheid ; Maar , huigchelaars, to fyn om van 't tooneel te hooren ! Gaat, ziet dit fink , en bloost , om gif dat gy verfpreidt ! De Ongeduldige , Blyfpel; gevolgd naar het Fransch, van LAN. TIER, door P. G. WITS L N GEYSBEEK. Te iitnlieldam, by P. J. Uylenbroek. In 8vo. 67 bl. Dit Blyfpel hut zich met vermaak leezen , en zou, wel nit- gevoerd wordende, met genoegen gezien worden. In 't zelve words ons her Charader van eenen Ongeduldigen, doch die te gelyk een zeer goed hart heeft , maar , met hetzelve, door zyne overhaasting, alles in den wal fchippert, en zyne best. gemeende poogingen geduurig vruchteloos maakt en verydelt , gemeende poogingen geduurig vruchteloos maakt en verydelt , gefchetst. Of even wel dit Charafter niet was overdreeven zy, en 'er waarlyk zodanige , zich zelven alie rust beneemende , weezens beaaan, laaten wy aan 't oordeel van den Leezer over. Genoeg; zy, die, offchoon in minder graad, aan die ongezellige kwaal onderhevig zyn, kunnen zich zelven , bier of daar, in de Hoofdperfonaadje vinden. Gelukkig, zo men van hun zeggen kan , 't geen de bediende van den Ongedul- digen zegt: Altoos door drift aan 't blaken, Ce/ladig vol tritlporighein Bekyft hy my, is hy to onvre!n, En 'k moet, ondanks all' zyn gebreken, Hem loch beminnen re. t36 WESTER, MEM its. Bevatlyk Onderwys in de Nederlandfche Spel- en Taalkunde , voor de Schooljeugd. Door H. WESTER Schoolmeester , enz. in de oude Pekel- 4. Te Groningen, by J. Oomkens, 1797. In 8vo. 92 De kundige en verdienstlyke wEsTEn.doet ons bier voor de Scholen een nuttig en dierbaar gefchenk. Onder de menigerlei uitnemende Schoolboekskens , in da laatst- verlopen jaren aan Licht gekomen, was zulk een Bevatlyk Onderwys nog jaren aan Licht gekomen, was zulk een Bevatlyk Onderwys nog altyd ene behoefte gebleven. Het doel , naatnlyk , van dit Werkje is , de nodigfte beginfelen onzer Nederlandfche Spel- en Taalkunde op ene eenvoudiger en bevatlyker wyze voor te dragen dan in ene meet. regelmatige Spraakkunst gefchieden Iran. Aan dit doel beantwoordt hetzelve uitnemend. WESTER beefs de menigvuldige fpraakkunstwoorden , fyne onderfcheidin- gen, en diepzinnige beredenering van regets, zoveel hem doen- gen, en diepzinnige beredenering van regets, zoveel hem doen- lyk was, vermyd. Door eigen' ervaring overtuigd, dat een groot deel der fpraakkunst veel gemaktyker en fpeediger door voorbeelden dan door de bondigtte redenering , begrepen worth. heeft by zich van ene menigte derzetve bediend. Op deze wyze is in zyn voorftel het, droge , dat 'er anders in de taaloefening is, niet weinig verlevendigd en veraangenaamd ge- taaloefening is, niet weinig verlevendigd en veraangenaamd ge- worden. Met eat woord , wy hebben dit Bevatlyk Onderwys worden. Met eat woord , wy hebben dit Bevatlyk Onderwys voor eerstbeginnenden ter aanlering van de gronden hunner moedertaal ene roortreflyke aanleiding gevonden ; en wy zul- len het voor een wezenlyk verlies moeten rekenen , zo niet dit doelmatig Werkje by de Nederlandfche Scholeu eerlang in een algemeen gebruik koine. Het Gelukkig Huisgezin, de gevolgen van een braaf leefgedrag; eene kkine Gefchiedenis veer Kinderen. Te thnlieldain , by P. J. Uylenbroek, 5797. In 8vo. 63 M. eze kieine Gefchiedenis is eenvoudig, natuurlyk , naar de D niet ongewone voorvallen des daaglykIchen !evens gevoigd. Daarom zeker valt dezelve te meerder aan te pryzen. Ook is de ftyl des verhaals your de jengdige verftanden niet onge- fchikt, en heeft dit ftukje over 't geheel genoegzame waarde, om, tot ene meerdere verfcheidenheid , onder der kinderen om, tot ene meerdere verfcheidenheid , onder der kinderen nuctige leesboekjes ene pints re bekomen. A LGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. J. D. MICHAELIS Nieuwe Overzetting des Ouden Testa- ments , met ilanmerkingen voor Ongeleerden. In het Nederduitsch overgebragt. XI Xde Deel. Behelzende Propheet EZECHIeL. Te Dordrecht, by A. Blusfd en Zoon, 1797. In gr. 8vo. 332 id. Tn onze aankondiging van den letterarbeid des geleerden mictrAeras aan het gezegde Boek gevorderd tot aan het zinnebeeldig Profeetisch Gefchrift van EZECHIEL zullen wy, naar gewoonte , ZQ uit den Text als uit de Aanmerkingen , bier en daar iets ter proeve opzamelen en overfchryven. Van HoofdJl. IV: 2-8 zullen wy eerst de Vertaaling geeven , en dan de Aanmerkingen daar op laaten volgen. De text luidt , volgens de Over- zetting van =HAUB, aldus: IV: 1. ,, Maar gy , menfchenkind , neem een tegel- „ Been, leg dien voor u, beeld daarop eene Stad e a. „ Jerufalem , 1 eene belegering rondom haar, werp een „ dam op, om haar in to fluiten, een wal met storm- „ paalen bezet, flaa een Leger om haar op, zet aan alle 3. Is zyden Itormladders. 1 Neem ook een' yzeren pan, en „ regt ze tusfchen u en de Stad als eenen yzeren muur „ op, keer dan uw gezigt na haar, en beleger ze, tot 4.,, een teken voor het yolk Ifraels. 1 Lig gy zelf op „ uwe linkerzyde, en draag de zonde van het Ifraeli- „ tisch yolk daarop, zo veele dagen als gy op haar ligt, S. „ zult gy deszelfs zonde draagen. 1 Maar ik rekene „ de jaaren hunner zonden tot dagen , driehonderd en „ negentig dagen zult gy de zonden der Ifraeliten draa- 6. gen.1 Als deze geeindigd zyn , zo zult gy u ten tweede „ maal nederleggen, veertig dagen op de regte zyde lig- „ gen, en de zonden van het yolk Juda draagen. Veer- „ tig dagen, jaaren tot dagen gerekend, leg ik u op. 1 7. Uw gezigt zal na het belegerde Jerufalem gekeerd, uw arm ontbloot zyn, en gy zult tegen hetzelve 2. voorzeggen. 1 Doch opdat gy u niet van de Une LETT. 1798. NO. 6. Q „ Zy, t38 3. D. MICHA€LIS „ zyde na de andere keert,vd6r dat de belegering ten ein, ,, de is, 20 ftaa ik u toe, dat gy u met koorden laat binden. De volgende Aanmerkingen dienen ter ophelderinge van eenige gezegden in deeze moeifyke plaats. ,, vs. I.] Aan de belegering van Jerufalem kon toen ^ nog geen menfchelyk verftand denken : juist het jaar te vooren was Zedekia na Babylon gereisd, om Ne- 1) bucadnezar zyne onderdaanigheid te bctuigen; wie kon 11 verwagten, dat by weerfpannig worden, en daardoor • Jerufalem deszelfs - ondergang zou berokkenen. On. „ dertusfehen gefchiedde het. In het begin van het • vyfde jaar van Zedekia kreeg. Ezechiel het Goddelyk 11 bevel, dat wy bier leezen ; m het negende jaar van • Zedekia begon de belegering van Jerufalem, en in het 5, elfde jaar was het veroverd. yerem. LIT." „ vs. s. darn, — wal met flormpaalen bezet.] Twee, 9$ gelyk wy het noemen zouden, liniEn van omwalling; 51 waardoor de belegerde Stad moet ingefloten worden, opdat de belegerden eensdeels geene uitvallen doen, • en anderdeels ook niet ontfnappen kunnen, wanneer de „ Stad overgaat , noch daar doorflaan. Zy waren an- „ ders (nog vdOr een paar honderd jaaren en laater) „ gebruiklyk, wanneer eene belegering. lang duurde , en ,, de Stad eene talryke bezetting had: in onzen tyd zyn • zy veel buiten gebruik geraakt , dewyl onze belegerin- „ gen fpoedig een einde neemen, en men ook in eene • Stad welke eene belegering te wagten heeft, niet „ gaarne meer eene fterke bezetting legt. Eene wal met „ ftormpaalen is bier eene meer fterke en vaste , en ei- I, genlyk zyn de paalen dat geen, hetwelk by een form ,, den vyand het meest terug houdt, em den wal te be- • klimmen, inzonderheid by de Ouden, daar zy in een • vyfhoek.gezet wierden. „Deze zinnebeeldige voorzegging, byzonderlyk het geen „ van vers 5. of volgt , en voor den Profeet zeer moeije- lyk zyn moest, zou ons vreemd en onnut kunnen voor- • komen. Zy komt ondertusfchen met het gebruik en ,, de denkwyze der volken van AfiLii overeen: en hier „ had zy mogelyk nog het doeleinde, om door het in 't „ oog loopend gedrag van den Profeet, dien men inis- „ khien in deze 390 en 4o dagen voor ontiteld in het „ hoofd hield , en als een zonderling mensch bezogt, „ (en wel in een tyd, waarin 'er in 't geheel geen • vooruitzigt op eene belegering van Jerufalem was,) „ niet EZECEIIa. 239 ,, niet alleen Jooden , maar ook Heidenen opmerkzaain „ to maaken, die dan daarna, wanneer dit alles vervuld „ wordt, de waarheid van den Godsdienst, wiens Profeet ,, Ezechiel is, erkennen zullen." ,, vs. S. drithonderd en negentig.] Zo veel jaaren zyn „ 'er omtrent van dien tyd af, wanneer de tien itammen „ van Rehabeam afvielen , en by die gelegenheid met „ verlaating van den Tempel den Kalverdienst invoer- I, den, tot aan de verwoesting, niet van het Ryk der „ tien ftammen, maar van Jerufalem, verloopen: de jaa. „ ren hunner zonden worden derhalven tot aan de ver. „ woesting van Jerufalem voortgeteld, dewyl zy zelfs in „ de ballingi'chap en verftrooijing hunne afgodery nog „ niet Verlaaten hadden. De rekening, welke ik volgens ,,, de Joodfche Koningen wil opmaaken, is dus: ,, Rehabeam, in wiens eerfte jaar zy jaaren, maanden 2,afvielen, regeerde i Kon. XIV; W. 17 „ Abiam I Kon. XV: r. 3 „ Afa XV: to. 41 „ Jofaphat XXII: 42. 25 „ Joram 2 Kon. VIII: 17. 8 „ Achafia V III: 26. I ,, Athalia XI: 1-4. 6 „ Joas XII: I. 40 „ Amazia XIV: 2. 29 „ Usfia of Afaria XV: a. 52 „ Jotham XV: 33. 16 ,/ Achas XVI: 2. 16 ,,Hiskia XVIEI: 2. 29 ,1 Manasfe XXI: I. 55 „ Amon XXI: 19. a „ jofia XXII: I. s= ,, Joachas XXIII: 3T. 2 „ Jojakim XXIII: 36. 1r ,, Jechonia XXIV: 8. — 3 „ Zedekia XXIV: i3, ix dit maakte 393 6 Doch dewyl de opgetelde jaaren van regeering ze- „ kerlyk geene voile jaaren zyn, maar 'er altoos dagen, „ weeken, jaa maanden afgaan, zo zal het niemand, die ,, in de gefchiedeni$ kundig is, vreernd voorkomen, wan. Q 2 o7 Peer I. D. MICHAeLIS „ neer de Com van alle de jaaren der regeering flegts op „ 39© wordt opgegeeven." „ vs. 6. veertig] Als men van de verovering van Je- ss rufalem in bet elfde jaar van Zedekia te rug gnat, dan valt het eerfte van deze veertig jaaren in het veertien- sz de der regeering van Jofia. De tyd van Juda's zonden IS wordt, gelyk men in 't gemeen gelooft, van daar be- gonnen geteld te worden, dewyl God in bet I3de jaar IS van Jofia den Jooden een buitengewoonen Profeet, Je- ff remia , had laaten verfchynen, en zy zig niet verbe- terden. Ik ben (vervolgt ractrAELzs) omtrent deze verkla- ring niet zeker : het zou ook kunnen zyn, dat niet de 13 10 laatfte maar de eerfte x8 jaaren van Jofia's regee- „ ring tot de jaaren van 's yolks zonden gerekend weer- „ den, dewy! in deze de afgodendienst nog openlyk van „ het yolk gepleegd , en eerst in het 18de jaar van Jo- „ fia's regeering wierd afgefchaft , a Eon. XXII: 2. — „ XXIII: is. De Koning Jofia zelf was goed en god- „ vrugtig, doch daar wordt niet van des Konings, maar „ des yolks zonden gerproken; gelyk dan ook de zonden „ en dwingelandfche bedryven van Manasfe, by welke de „ Jooden meer het lydende gedeelte vertoonden, in de- Is ze rekening niet mede in aanmerking genomen wor- „ den.” De vermaarde plants , in bet zelfde Hoofdfluk, vs. 12 , 13, vertaalt MICHAeLIS aldus : „ Ook zult gy in asch „ gebakken koeken van garftenmeel eeten , en ze voor hunne oogen met menfchendrek bakken. 1 ZZECITIEL• n41 „ onze in ascii gebakken koeken, doch de korst neemt „ lets van den fmaak of reuk van de brandttof aan , • waarmed de koek gebakken is. Het onderfcheid van „ onzen in asch gebakken koek beftaat byna enkel char- „ in, dat wy eene pan• hebben, waarin wy het deeg fluff- „ ten, opdat het geen reuk of fmaak van de omliggende • koolen of asch zou krygen: dit uitgezonderd, zou de • toebereiding hoofdzaakelyk de zelfde zyn. „ Dit (voegt 'er mrcivients nevens) moet ik nog aan- „ merken : de Profeet moet deze koeken voor zig niet bakken , zo lang de voorgeftelde belegering duurt , „ want dan heeft by den vs. 9 , to voorgefchreeven „ leeftogt van brood tot fpys. Ook zal dit geen zinne- „ beeld zyn van het geen geduurende de belegering en „ den hongersnood van Jerufalem gefchieden zal , maar • van den toettand van het yolk in de ballingfchap en „ verftrooijing , die op de verOvering volgen zal , wan- „ neer zy in phatzen , daar gebrek aan bout was , hun „ brood met menfchendrek zullen moeten-bakken.” „ met menfchendrek — v$. *mist.] In landen, „ die arm aan hout zyn , inzonderheid in ArabiO en „ Egypten , pismen gewoon , in plaats van hout , ge- „ droogde mist te branden: in Egypten is bet Sal Ant- „ momak uit deze wyze van vuur te maaken ontftaan , daar men mist, meestal van drek van kameelen, brand- „ de. Een koek , gebakken in de asch van vuur van • zulke gedroogde mist, moet zekerlyk walOchtig wor- t, den; retzigers' zelfs Franfchen , die anders, met opzigt „ tot den reuk der fpyzen , niet zeer vies zyn , by „ voorb. d'Arvieux, merken aan, dat de korst van koe- „ ken , op deze wyze gebakken, van de mist, waarmede „ zy gebakken zyn , zeer merkelyk een fmaak krygt, die „ juist niet bevalt , doch dat het binnenfte goed fmaakt. „ Ten uiterften walg4chtig moest het zekerlyk zyn, zo- „ danig een koek, in de asch van gedroogde menfelen- ,, drek gebakken, te eeten; zo zullen in 't vervolg de 97 Jooden in hunne ballingfchap dien eeten, doch in de • plaats daarvan that God den Profeet koemist toe , welke onder alle misters, tot brandftof gebruikt wordet, nog het minst wag4chtig is, ,, De landen, de Jooden op deze wyze hun ,, brood gebakken hadden, zouden zeer wel Egypten en ” de landftreeken aan de Caspifche Zee kunnen zyn; Q3 1, 3. D. MICHAELIS ,, in Egypten brandt men gemeenlyk mist, en in eenige s, itreeken aan de Caspifene Zee heeft men tot op de- „ zen dag dezen brand. Drek van Kameelen Koeijen „ en Paarden is daar dan zekerlyk nog de goede ; doch „ die heel arm is, of die dieper in de woestynen ver- „ ttooten wordt, moet menfchendrek gebruiken , en zorg- „ vuldig tot brandttof opneemen , als hy geen andere „ heeft.” Nog een paar voorbeelden zullen wy bier nevens vne- gen , vooral om de Aanmerkingen, op dezelve flaande. Hoofdfl. XXXIV: 23. worth aldus vertaald : „ Ik zal „ een eenigen herder over hen zetten, die ze weiden zal, „ mynen knegt David ; die zal ze weiden, en die hun „ herder zyn.” Ter ophelderinge dient de volgende Aanmerking. „ Onder dezen eenigen herder verftaan „ eenigen Christus, anderen Sorobabel, die uit bet huis • van David en by de wederkeering uit de Babylonifche • ballingfchap bet Opperhoofd der Jooden was. De eer- ,9 ite meening komt my waarfchynlyker voor: Sorobabel • was flegts eene zeer laage , mindere Overheid der Perfi- f^ che Koningen, onder wien het Joodfche yolk ook zeer 91 weinig bloeide, (onder Nehemia wierd het reeds medr • bloeijende) : hy was daarenboven niets minder dan 99 een dλnige herder van het geheele yolk. Hy had enkel ,, bet bevel over de geenen, die van de ftammen Juda , Benjamin en Levi, na Judea to rug keerden, niet over „ die van de tien ftammen welken na Galilea en in de landen aan de andere zyde van den Jordaan zyn terug • gekeerd; doch zelfs de regeering van Judea deelde by ^ in een zeker opzigt met den Hoogenpriester Jofua, wel- 0, ke feeds aan zyne zyde geplaatst was, zo dat men „ e& zou kunnen zeggen, dat dit kleine en mane yolk '59 twee herders gehad heeft. Daar komt nog by, dat, • volgens de gelykluidende plaats , (Cap. XXXVII: 24.) 1, David Koning over hen zyn zal, en dit is Sorobabet nimmer geweest. Ik geloof daarom, dat in de voor- „ gaande ‘7erzen de Goddelyke weldaaden befchreeven SI worden, welke by aan bet yolk van de wederkeering uit • Babel of beweezen heeft, en, dat bier beloofd wordt, „ dat hy het eindeiyk den tang verwagten Koning uit „ bet huis van David , den Mesfias geeven zal, welke 1, bier, naar zyn voorzaat, David genoemd wordt. Christus zelf (vervolgt micliAeLis) fcbynt , Joan. „ X; znernEr.. 243 /I X: 12. op onze plaats te doelen , als by zegt : Ik ,, ben de goede herder , en zig tegen over de huurlin- „ gen ftelt, die de fcbaapen niet in eigendom hebben. „ Wanneer in de volgende Verzen aan het Israclitifche yolk, (Alder dezen herder, uit het huis van David, v,luk en zekerheid beloofd worden, zo fchynt dit onge- „ twyfeld op de gefchiedenis van dit yolk van Christus „ tyd of niet te pasfen , want een menfchenleeftyd naa „ hem wierd Jerufalem verwoest , en het yolk in alle „ landen verftrooid. Doch dit geluk en deze beloften „ behooren mogelyk niet tot den tyd van Christus komst, „ maar tot een nog aanftaanden tyd , wannecr bet Is- „ raelitifche yolk zig, volgens Rom. XI, bekeeren , en „ Christus wezenlyk tot zyn Koning zal aanneemen.” Het ander voorbeeld van Overzettinge en Uitleggin- ge , en waar mede wy onze Recenfie zullen eindigen, is vs. as uit het zelfde Iloofdfluk. De Text luidt aldus : „ Ik zal voor hun een verbond van vreede maaken, dat „ 'er geene verfcheurende dieren meer in het land zyn, „ zy in de woestyn gerust woonen, en in de bosfchen „ zullen kunnen ilaapen.” De uitdrukking of belofte : Ik zal voor hun een verbond van vreede maaken, wordt aldus gecomtnentarieerd : Een zinnebeeld , dat wy in „ onze dichtkunde niet hebben. God wil den Israeliten „ zekerheid voor de wilde dieren, de flangen enz. ver- „ fchaffen : dit wordt voorgefteld , als of by tot hun „ welzyn een verbond met de wilde dieren maakte, dat dezen in hun land niet woonen, en hunne kudden in „ de woestyn niet overvallen zouden ; met de flangen, 0, dat zy hem, die zeer d/ep in een bosch ilaapt , Met „ fteeken zouden. Men zie yob V: as. en Hof. II: 18.” Leerredenen over eenige gewigtige Leerflukken van den Christelyken Godsdienst. Dienende tot eene proeve 'van eene Bybelfche behandcling der Catechismusflefen. Eerfic Drietal. Zond, VII, XXIII en XXV. Door P. H. VAN Predikant te Tholen. Te Utrecht, by W. van Yzer "Worst 1797. In gr. 8vo. 174 bl. behalven het Voorbe richt van 18 bl. Eerw. VAN LIS, die zich, reeds voor ettelyke jaa• ren , als een yvrig voorftander en verdediger van het gebruik der aangenomen Formulieren van Eenigheid in Q 4 de 244 P. If. VAN LIS de Gereformeerde Kerk, en wel byzonder van bet predly ken naar den leiddraad van den Heidelbergfchen Catechis- mus, heeft doen kennen (`), levert thans eerie proeve van eene Bybelfche behandeling der Catechismusitoffen , die, als zy aan waarheidlievenden en Bybelschi rechtzinnigen in zyn Kerkgenootfchap voldoen , van tyd tot tyd door cep ander Drietal zullen opgevolgd worden. Het verwyt van velen buiten het Gereformeerd Kerk- genootfchap, dat men daar alleen menfchelyke begrippen en menfchelyke itelzels volgt en verdedigt , en de droe- vige ervarenis, dat velen hunner , wanneer zy de Leer der H. S. zuiver en onvervalscht, zoo als 't beet, opgee- ven, dezelve zoo voordraagen , dat het weezenlyke van bet Christendom in de daad verdonkerd en krachteloos gemaakt wordt, en het Christendom niets overhoudt, dan een verfynd Naturalisme , heeft den Leeraar opgewekt , om zoodanige wyze van behandeling der Geloofs en Ze- denleer des Christendoms, als men in deze Leerredenen aantreft, vooral by het prediken over den Catechismus, voor zyne Gemeente te volgen, en heeft te meer beflo- ten tot de uitgave van deze proeve, omdat 'er, zyns oor- deels, veelal over den Catechismus niet behoorlyk wordt gepredikt. Hy wilde eenige aanleiding geeven, dat de Catechismusitoffen in een anderen meer Bybelfchen vorm zouden behandeld worden. Men moest de waare Bybel- leer, met achterlaating van alle definitien diftinaien en qumstien der Godgeleerde itelzels, in haar eigen en belang- ryk Licht klaar en volledig vertoonen , en tot dat einde, by iedere ftoffe, de H. S. ernftig raadpleegen , zoo bon- dig moogelyk exegefeeren , haar eigen toon , den geest van haare leer, zien te vatten, en daarby aan Been God- geleerde itelzels denken; en dan eerst met het refultaat van alle zulke onderzoekingen den Catechismus vergely- ken en daarna beoordeelen. Men zou 'er wel bier en daar lets tnenfchelyks in ontdekken , maar, by verre weg de meeste en gewigtigfte onderwerpen , dit Handboek zeer overeenkomftig de H. S. zien fpreeken, en waarlyk der- zelver leer voordraagen. Hoedanige overeenftemming VAN LIS ook in de overige zoogenaamde Formulieren van Eenigheid van 't Gereformeerd Genootfchap, by dit enderzoek heeft aangetroffen. Het is 'er dan zoo ver- re (4) Zie Nimwe Alg. i`/Weil. Lat. I D. bl. r os. LEERREDENEN. f=45 re af, dat de Leeraar , onder den dekmantel van een zuiver Bybelfche voordracht , de waarheden van den GoLisdienst in den hedendaagfchen gewaand Wysgeerigen fmaak zou willen verplooien , en alzoo de dus genaam- de Hervormers in de hand werken, dat men integendeel deze bewerking van Catechismusftoffen , en derzelver uitgave , als eene pooging tot handhaaving der rechtzin- nigheid, en nieuwe verdediging van de eer en het ge- zag der Formulieren van Eenigheid , hebbe aan te merken. Met dat oogmerk fchynt ook de keus allereerst gevallen te zyn op die ftoffen, welke de Eerw. VAN LIS in deze Leerredenen behandelt; de echte Bybelleer van het ge., goof in yefus Christus, de regtvaardiging des zondaars, en de door God gefchonken hulpmiddelen ten geloove, in- zonderheid het werk van Gods Geest in het hart van den mensch daartoe, naar aanleiding van de 7, a3 en 95fte Afdeelingen van den Heidelbergfchen Catechismus; waar- by nog een kort Aanhangzel gevoegd is , 'On te bewyzen, dat die inwendige werking van den Goddelyken Geest, ook tot 's menfchen zedelyke verbetering en bekcring, vereischt words. words. De wyze van behandeling der genoemde ftoffen is niet gefchikt voor een beknopt uittrekzel. Daartoe zyn ook deze Leerredenen veel te uitvoerig. De eerfte , over den VII Zondag , beflaat ruim 51 bl, met eene kleine drukletter. De volgende zyn wel iets korter, maar ook, in. ons oog , veel te fang, om met behoorlyke aandacht en gewenschte vrucht aangehoord te kunnen worden. Het komt ons, ter bereiking van het voorgeftelde doel , geheel onnoodig en overtollig voor, zoo een groote me- nigte van Bybelplaatzen by te brengen, als men in deze Leerredenen opeengeftapeld zal vinden. De lang be- kende regel , om de bewyzen niet te tellen , maar te weegen , zou in de uitvoering van zoodanig plan van veel dienst kunnen weezen. Men loopt dan ook minder gevaar , om 'er min voldoende plaatzen onder te men- gen, en daardoor ook de bewyskracht der overigen min of meer in verdenking te brengen. Voor het overige itemmen wy van heeler harte met den Eerw. VAN LIS in, wanneer by, in het Voorbericht, toont te gevoelen , wat moeite 'er aan vast zy, , om zich van een eens inge- zogen fysthema los te rukken , om enkel den Bybel in zyne eigene taal te hnoren , en in. zyn eigen geest te Q 5 be- 2. H. VAN LIS, LEERREDENEN. bevatten; ten einde deszelfs leere aan anderen, onvervalscht en ongekunfteld , mede te deelen. Of nu de Leeraar en ongekunfteld , mede te deelen. Of nu de Leeraar by de bewerking van deze Catechismusttoffen , waar- lyk met dat gevolg de zuivere Bybelleer nagefpoord, en niers van het aangenomen ftelzel daarin gedraagen bebbe , waarvoor ons zelfs de. grootile behoedzaamheid ter naauwer nood kan beveiligen , willen wy anderen iaaten oordeelen. Den lof van verflandig, geregeld en hevattelyk , en dat wel , in den volkstoon , allezins leerzaam , te prediken, zal hem niemand betwisten. Vier Verhandelingen over de oorzaken van het vervad in den openbaren E,erdienst , en de middelen van deszelfs herfiel , ter beantwoordinge eener Prysvrage van een Gezelfehap Vrienden van Godsdienst en deszelfs openbare oefeningen, te Leyden, gefchreven door JAN VAN oEurrs, A. L. M. Ph. Boa. en Christen Leeraar by de Doops- gezinden te Leyden ; COVERT JAN VAN RYSWYK, te flinflerdam ; JAN Br(OUWER, Leeraar der Doopsgezin• den te Leeuwarden ; en FREDERIK VAN TEUTEM 9 Christen - Leeraar by de Gemeente der Remonfiranten te Gouda. Te Utrecht , by de Wed. J. van Tetveen en Zoon, 1797. In gr. 8vo. 296 bl. behadven het Voorbe- richt van 4o bd. enige Vrienden van Godsdienst en deszelfs openbaare .112. oefeningen , bezield met de lofwaardige zucht, om den verfiaauwden yver , in het bywoonen der openbaare Godsdienttige Vergaderingen, onder de Proteftanten op te wakkeren, hadden in 1796, in een uitgegeeven, en, onder anderen, in de Nieuwe Kunst- en Letterbode , VI Deel No. 132, geplaatst, Programma, alle vertlandige liefheb- bers van Godsdienst uitgenodigd , om over de oorzaaken van het blykbaar verval in den openbaaren eerdienst, en over de beste middelen tot ftuiting en verhelping van dit trwaad, na te denken, en derzelver bedenkingen en raad- geevingen op dit ituk aan hun mede te deelen , met uit- looving van twee eerepryzen, een van f 250, en een van f 150, aan hun, wier antwoorden , binnen vyf maanden des aangaande ingeleverd , het meest voldoende zouden gekeurd worden , waaromtrent zy de beoordeeling geheel overgelaaten hebben aan zoodanige daartoe gefchikte per- foonen als de onderfcheidene Kerkgenootfchappen der Pro- VIER VERHANDELINGEN. Proteltanten, en we/ bepaaldlyk de Gereforineerden twee, en voorts ieder der overigen een uit him midden, tot en voorts ieder der overigen een uit him midden, tot dat einde zouden gelieven te verkiezen. Vyf geachte Leeraars uit de Kerkgenootfchappen der Gereformeerden, Lutherfchen, Doopsgezinden en Remonftranten, yodocus Heringa Eliza's Zoon, y. van der Palm, y. W. Sta- tics Muller , yan Kops en Cs. Rogge, die zich hiertoe hebben laaten vinden, deelen ons in het Voorbericht, voor deze uitgegeevene Verhandelingen geplaatst, eenig verflag deze uitgegeevene Verhandelingen geplaatst, eenig verflag van hunne verrichtingen hiertoe betrekkelyk mede. Metz van hunne verrichtingen hiertoe betrekkelyk mede. Metz levert ons, met deze uitgave, ook nog een nader Bericht van de Uitfchryvers der Vraage , (aan welker betoonde edelmoedigheid en Godsdienstliefde wy deze lettervruch- ten van bekwaame mannen te danken hebben,) omtrent den oorfprong van dit Gezelfchap van Godsdienstvrien- den, en deszelfs bedoelingen in het algemeen, en byzoar derlyk in betrekking tot de voorgefteide Prysvraag. Vier van negen ingekomen Verhandelingen , ter beantwoording van negen ingekomen Verhandelingen , ter beantwoording van het opgegeeven Vraagftuk, zyn de uitgave waardig geoordeeld. Aan die van den Eerw. J. VAN GEUNS is, ook onzes inziens, met recht 'de voorrang toegeweezen , als behel- zende het volledigst antwoord op de voorgeftelde vraagen, zende het volledigst antwoord op de voorgeftelde vraagen, in den bevattelykften ftyl. Men ziet daarin allerwege in den bevattelykften ftyl. Men ziet daarin allerwege uitgebreide kundigheden, geregelde orde, klaarheid in de voordracbt, bondigheid in de geheele behandeling, en be- voordracbt, bondigheid in de geheele behandeling, en be- feheidenheid omtrent verfchillend denkenden , doorftraa- feheidenheid omtrent verfchillend denkenden , doorftraa- len. De drie overigen hebben ook ieder derzelver ver- len. De drie overigen hebben ook ieder derzelver ver- dieniten. De derde in rang, van den Eerw. J. BROUWER., hoewel zy zeer veel goeds behelst, en overal van het ge.. zond oordeel en de geleerdheid des Schryvers getuigenis zond oordeel en de geleerdheid des Schryvers getuigenis geeft , zal rnogelyk allerminst bevallen. Zy draagt de duidelykfte blyken van overhaasting in het opftellen, waarover de kundige, ,en door andere bekroonde Verhan- delingen met Inf bekende, Schryver zich, volgens het Voorbericht , zeif beklaagd heeft. Ook hadden wy wet gewenscht , dat veele fcherpe , en tot bevordering der zoo fterk aangepreezene vereeniging der Proteftanten niet zeer dienflige, aanmerkingen , over den nog Heeds beer- zeer dienflige, aanmerkingen , over den nog Heeds beer- fchenden denktrant in het Gereformeerd Kerkgenootfchap, waren achtergebleeven. De laatfte van den Remonftrant- fchen Leeraar VAN TEUTEM heeft, in ons oog , zoo uit hoofde van de juistheid en overreedende kracht van zeer veele gepaste bedenkingen, over onderfcheiden deelen van lier lier 2,43 VIER VERIIANDELINGEN. het Vraagftuk , als wegens de duidelykheid en manne- lyke deftigheid van den faryfttyl, meer waarde , hoewel deze en gene byzonderheden , waartoe het Programma aanleiding gaf, wat te kort afgedaan zyn; vooral het laat- fte , betreffende de vraag, of men niet wel zulke vaste et: bezoldigde Leeraars zou kunnen misfen, als tot hiertoe by alle Proteflantiche Genootfchappen dienst doen — In de tweede, van G. j. VAN RYSWYK, wordt de opgegeeven ftof niet minder oordeelkundig behandeld. 's Mans wysgee- rige geest gaat zyn eigen weg , en heeft een der voor- naamfte oorzaaken van 't verval in den openbaaren eer- dienst zoo overtuigend voorgedraagen , en zoo volledig ontwikkeld, dat hem deswegens de tweede eereprys is toegekend. Men zal by 't leezen derzelve veel ttof tot nadenken over verfcheidene gewigtige onderwerpen ontvan- gen, al 't welk wy vertrouwen dat nog meer algemeene goedkeuring zou vinden, byaldien de fchryftrant minder ineengedrongen en over 't geheel wat vloeiender ware. Maar 'er dient van den byzonderen inhoud dezer Ver- handelingen, om het groot gewigt der onderwerpen, nog jets meer gezegd te worden. In de eerfte Verhandeling ftelt de Eerw. VAN GEUNS, na het een en ander , over het gewigt en de gepastheid der vraage, in onze tyden, te hebben laaten voorafgaan, eerst zyne gedachten over deze en gene bedenkingen, in de Inleiding tot het Bericht van de Uitfchryvers der Vraage voorhanden, ter neder. Hy flemt.gereedlyk toe , dat, hoe algemeen ook de gevoelens van zoogenaamde burgerlyke verdraagzaamheid, (of liever van volttrekt en onbetwistbaar recht , om , behoudens alle maatfchappy- lyke en met andere gelyke voorrechten, in zaaken van Godsdienst te gelooven 't Been men best keurt ,) zyn mogen, en hoe veel velds ook de beginfelen van onder- linge kerkelyke verdraagzaamheid onder de Proteftanten, in ons Vaderland, gewonnen hebben, echter het verlangen naar onderlinge Godsdienftige famenkomften geenzins toe- genoomen is ; en dat by hun, die te recht of te onrecht boogen op den naam van meer verlicht en verdraagzaam in het Godsdienitige, met den yver voor het verkeerde , ook de yver voor het goede is geweeken , zoo dat zelfs de openbaare Vergaderingen minder gezogt, door veelen met onverfchilligheid behandeld , la zelfs door veelen geheel nagelaaten worden. Het tweede deel bevat een oplettend onderzoek naar de oar VIER VERHANDELINGEN. 249 oorzaaken der laauwheid onverfchilligheid en nalaatig- held, in het bywoonen der openbaare Godsdienftige Ver- gaderingen , thans by zoo veele Proteftanten zichtbaar. 'Er was gevraagd, of de oorzaak ook ten dele gelegen zy in de meerdere verdraagzaamheid en verlichting , en daaruit gevolgde verdwyning van partyzucht en feden- geest. De Eerw. Schryver erkent, dat by hun, die aan- fpraak willen maaken op meerdere verdraagzaamheid en verlichting, de Iaauwheid en nalaatigheid in den eerdienst incest in het oog loopt; maar het laatfte is evenwel, naar zyn oordeel , op zich zelve , geenzins het noodzaaklyk gevolg van het eerfte. Vele zoogenaamde onrechtzinni- gen van vroegere dagen Belden op den openbaaren eer• dienst hoogen prys, en waren metterdaad naarftige kerk- gangers. Men had ook in het Programma melding ge- maakt van de fombre bouworde van de meeste Prote- itantfche Kerken, en de wyze,waarop de openbaare Gods• dienstoefeningen doorgaans gehouden worden. De Leer- aar maakt gene zwaarigheid ook het een en ander on- der de 'oorzaaken te tellen, "waardoor velen traag in het kerkgaan worden. Maar een der voornaamfte oorzaaken van dit treurig verznim wordt door hem gefteld in de Reeds toeneemende lichtzinnigheid , verbastering en ze- denbederf, bovenal in grootere Steden, en dat wel aller- meest onder de dusgenoemde aanzienelyken en allerarm- ften, waarvan de rede ten grooten deele zal te vinden zyn in het ontzettend verloop van oude Fabrieken, en in dek wyning, mitsgaders in de verbastering, van onzen anders zoo weldaadigen Koophandel. Het derde en gewigtigfte deel handelt over de gefchikt- fie middelen, die, tot opwekking van den verflaauwdert yver voor de openbaare Godsdienstoefeningen, zouden kunnen in 't werk gefteld worden. Men moest, daar dit voeglyk kan gefchieden, de Kerken vrolyker en warmer, en de geheele inrichting van den Godsdienst aanlokken- der en nuttiger trachten te maaken, korter prediken, aan de Leerredenen een bevalliger voorkomen geeven, en 't Kerkgezang verbeteren en vermeerderen , en niet enkel door het Orgel , maar ook door andere Mufiek-lnftru- menten, begeleiden. Hierop volgt eene uitvoerige beant- woording der vraage, kan de vereeniging der Proteflan- ten tot zulke verbeeteringen jets bydraagen , of is die onmoogelyk1 De Leeraar houdt zoodanige vereeniging voor volftrekt Onmoogelyk indien men vooronderitelt , ver-langt 150 VIER VERHANDELINGEN. langt, of wenscht, dat 'er in zoodanig eene vereenigde algemeene Christelyke Kerk Diets zal voorgedraagen of geleerd worden, het welk aan de ddne of andere Ge- zinte hinderlyk of aanftotelyk zou kunnen zyn; waarte. gen de overtuiging van de meerdere of mindere belang- rykheid van alle zulke begrippen, waarover verfchillend gedacht wordt, altyd zou opkomen , en waare flichting hinderen. 'Er is echter, zyns oordeels, wel eenige ver- eeniging moogelyk. Men zou zich Van een en 't zelfde Kerkgebouw kunnen bedienen , en evenwel de vryheid moeten behouden , om verfchillende gevoelens openlyk voor te draagen ; bet zy dat, op grond van zeker foort van foederatie, alleen het algemeen beftuur over Kerken, de foederatie, alleen het algemeen beftuur over Kerken, de beroeping en het onderhoud der Leeraars en Hoogleer- aars , enz. onder alle Gezinten gemeen gemaakt wierd, Met overlaating van het huishoudelyke aan iedere byzon- dere Gezinte; het zy alle Gezinten ineengefmolten wier- den ; zoo echter, dat men Leeraars had van onderfcheiden fmaak, en wel, naar evenredigheid van het getal der ver- fchillend denkenden , onderfcheidene Bybelvertaalingen , Gezangboeken, enz. welk alles de Schryver zeer wet uitvoerlyk acht, mits men maar met ernst wille, en 'er geen eigenlyk gezegde haatelyke feftenzucht , laage ei- genbaat, of jets dergelyks, in den weg ftaa, waaromtrent, gelyk ook over de middelen , om zoodanige vereeniging voor te bereiden en te befpoedigen, 's Mans aanmerkingen verder verdienen nageleezen en met bedaardheid over- woogen te worden. 'Er volgen eindelyk nog eenige aanmerkingen over de vraage , of men ook zulke vaste Leeraars , als by de meeste Proteftanten dienst doen , zou kunnen ontbeeren? De Schryver ftaat toe, dat ze niet volftrekt noodig zyn, en dat men zich, by kleine en eenvoudige Gemeenten, van ongeftudeerde perfoonen zou kuntien bedienen. Maar meent op goeden grond , dat het niet oorbaar zy , zich over 't geheel , vooral in grootere Steden , by die maate 'an waare of ingebeelde verlichting , die 'er thans plaats heeft, te ontdoen van geftudeerde, en ten koste der Ge- heeft, te ontdoen van geftudeerde, en ten koste der Ge- meenten bezoldigde, Leeraaren. By het leezen der tweede Verhandeling , van G. J. VAN rtvswYK , zal men aanleiding krygen , om het een en an- der uit een ander oogpunt te befcbouwen. De oordeel- kundige Schryver meent de voornaame hoofdoorzaak van bet verval in den openbaaren eerdienst , by lieden , die VIER VERHANDELINGEti. 25/ die anders nog al godsdienftig zyn , ontdekt te hebben, in het verkeerd begrip, dat de bywooning der Godsdien-- ftige Vergaderingen geen plicht jegens God bevat, maar alleen eigen ftichting beoogt , welk doel men oordeelt even goed, door ligt leezen van den Bybel, of een ander goed boek, te kunnen bereiken. De gewoone inrichting van den openbaaren Godsdienst zal dat begrip zeer be- gunftigen , terwyl alles meest op voorleezen en fpreekezi tot ftichting uitkomt , en 'er zoo weinig by plaats heeft, waarin de vergaderde Christenen deel neemen , zelfs niet de meest gewoone wyze van bidden. Dit zal voorheen minder nadeelig geweest zyn om den lust tot het by- woonen der openbaare Godsdienstoefeningen te doen ver- flaauwen, omcIat toen andere oorzaaken den Godsdienst- yver over 't geheel fterker opwekten , en men ook gei woonlyk nicer Christelyk en belangwekkend hoorde pre- diken. Thans zal de zoogenaamde verlichting het haare toebrengen, om het opgenoemd valsch begrip meer alge- meen te doen worden, terwyl het gevoelen, dat eigenbe- lang de grondflag der zedelykheid is,. meer en meer veld wint, en de onderfcheidende Leeringen van bet Christen- dom, door de fteeds toeneemende zucht tot hervorming van de Christelyke Leerftelfels , in minachting raaken. Om dan nu het groot verval in den openbaaren eer- dienst herfteld te krygen, wordt in de eerfte plaats door den Schryver als een allergefchiktst middel aangepreezen, dat men tot het waare begrip, dat de bywooning van den openbaaren Godsdienst ook een plicht aan God is, te rug kome. Vervolgens wil by de predikwyze verbeterd , en de groote Leer van de oogmerken der Opoffering van Christus meer als een voornaame hoofdzaak overal in ge- mengd hebben. Men moest dan ook de inrichting van den openbaaren eerdienst verbeteren , zoodat alien 'er in deeI konden neemen , tot hoedanig einde de Schryver korte ftemmelyke beurtswyze loffpraaken , ter eere van God en Jefus Christus, waarvan by ook eenige proeven aan de hand geeft , wil ingevoerd hebben. Naar zyn in- zien, zou men vaste gefalarieerde Leeraars, die geftudeerd hebben , wel kunnen misfen , en zich met bet beste ge- volg , by den openbaaren Godsdienst, van zulke Liefde- predikers kunnen bedienen , als by de Doopsgezinden reeds lang waren. Van welk gevoelen echter de Schry- ver naderhand , volgens eene noot bl. 156 , r57, na het inleveren zyner Verhandeling, in zoo verre te rug geko- men 152 VIER VERHANDELINGEN. men is, dat by nu voorflaat, om deels Liefdepreekers toe te laaten en aan te wakkeren , deels een of meer gefalarieer- de Leeraars, die gettudeerd hebben, in iedere Gemeente, naar evenredigheid van derzelver grootte , te houden, en bet leeraarwerk onder beide clasfen van predikers te verdeelen. De Schryver doet nog andere voorflagen , ter verbetering van den openbaaren Godsdienst, die eene aandachtige overweeging verdienen , waarin wy ons niet dieper kunnen inlaaten. De vereeniging der Proteftanten is, naar zyne meening , van de meerdere belangttelling in het bywoonen der openlyke Godsdienstoefeningen , en derzelver verbeterde inrichting, geheel onafhanglyk. Hy zegt evenwel , omdat 'er naar gevraagd was , oak daarover zyne gedachten, die hierop uitkornen , dat deze vereeniging thans noch raadzaam , noch uitvoerlyk is. In de derde Verhandeling , van den Eerw. BROUWER, worden de oorzaaken des vervais , behalven in bet mis- bruik der verlichting, 's Volks zedenbederf, en de gebrek. kige inrichting der openbaare Godsdienstoefeningen , ook in den invloed van het oude Staats en Kerk- beftuur ge- zocht, en naar dezen denktrant ook de middelen tot her- ftel berekend. De Schryver verwacht mettertyd eene gunftige verandering , door de jongfte Omwenteling, die hem ook de beste hoop geeft op eene nadere vereeniging der Proteftanten , waarvoor wel , zynes erachtens , het tydflip nog niet daar is, maar die men echter, door een getrouw gebruik van de tegenwoordige omitandigheden , moet trachten te bevorderen en voor te bereiden. Voorts telt by onder de aangepreezene middelen tot herflel eerie betere inrichting van het openbaar onderwys der Jeugd, bet ontflag der Leeraars van alle Synodale en andere Kerkelyke verbintenisfen , het toevoegen van meer uiter- lyk aanzien aan den Leeraarftand , het voorzien der Ker- ken van fraaie Schilderyen , ontleend uit de bedryven van Jefus , het invoeren van Zangchoren, en velerlei an- dere verbeteringen , te lang om door ons opgenoemd te worden. Wy willen liever nog iets zeggen van de vierde Ver- handeling, van den Eerw. VAN TEUTEM, waarin men eene beknopte opgave van meestal dezelfde oorzaaken des ver- vals , en foortgelyke middelen tot herftel , als door de voorgaanden zyn aangeweezen, en deze en gene byzon- derheden nog wel zoo oveireedend voorgetteld , kan yin- den. De nadeelige invloed tier verminderde partyzucht, en VIER VERHANDELINGEN. 253 en deeds aanwasfende lichtzinnigheid , beiden gevolgen der meerdere verlichting , wordt bier in het waare licht gefteld. Tot afweering van het misbruik der gelukkig afneemende partyzucht, zou , naar des Schryvers inzten, de vereeniging der Proteftanten zeer dienftig zyn, die by wel vooreerst nog niet verwacht, mar desniettemin, op foortgelyken voet , als in den bekenden Brief der ite- monflrantfche Broederfchap voorgefteld is , ten fterkften aanraadt , en waartoe by wil , dat elk het zyne moet toebrengen. Tot ftuiting van de allelfchadelykfte voort- gangen der lichtzinnigheid , en geringfchatting van den Godsdienst , zoo zeer gevoed door de zoogenaamde ver- lichting , meent hy, , dat die geenen, die onder de yolks. verlichters willen behooren , wanneer zy met meer om- zichtigheid , bedaardheid , en ernsthaftigheid , te werk gingen, veel konden toebrengen, en voorts ouders, en an- dere leidslieden der jeugd, door dezelve het belang van den Godsdienst, met verftandigen ernst , in te boezemen. Onder de opgetelde in' zyn oog noodige verbeteringen, in de inrichting der openbaare Godsdienstoefeningen waarin by evenwel langfamerhand wil voortgegaan heb- ben , ontmoeten wy ouk den voorflag , om de gewoone Leerredenen van den openbaaren Godsdienst of te fchei. den, en te verminderen. Zoo veel achteden wy noodig, uit deze Verhandelin- gen , over een der belangrykfte ftoffen , den Leezeren van ons Maandwerk te moeren voordraagen, of het die- nen mogt, om de aandacht van alien , die in den Gods- dienst belang ftellen , by deze en gene daarin voor- geftelde gedachten des te meer te bepaalen , hoewel wy vreezen , dat de meeste daarin gedaane voorflagen nog wel vooreerst pia vota (vroome wen/chew) zullen blyven. LETT. 1798. NO. 6. earl. t54. L, 11 IC K ER1 AANMZIMINGEN 11.....10011^^^•••••=1.11 aganmerkingen, op het Trorkje van den Heere n. TER. , getyteld : De behandeling der ingeente op de Natuurlyke Kinderpokjes tuegepast ; briefsgcwyze aan denzelven medegedeeld , en firekkende voornaamelyk ons het genot der verfche lucht in de behandeling der Kin- derziekte aan te pryzen , en de voordeclen der In- entinge, of kon/lige befmetting, te verdeedigen. Door L. BICKER. Te Haarlem , by F. Bohn , 1798. Ira gr. 8vo, 2io bl. By gelegenheid onzer Recenfie van bet Werkje van den Heer Terfier, in ons voorig Deel p. 615, gaven wy reeds in het korte te kennen , dat wy de gevolgtrek- kingen , door dien Schryver uit zyne proeven en waar- neemingen afgeleid , niet alle konden goedkeuren ; dat wy wet ten fterkiten overtuigd waren van het nut eener geduurig verrischte lucht in de behandeling der Kin- derziekte, maar dat wy geenzins geloofden, dat dit mid- del all.,en genoegzaam was , om kwaadaarige Pokjes te geneezen : dat vender, onLes bedunkens, de voordeelen der Int-nting,e geenzins alleenlyk beftonden in de be- bandeling der zieken , maar dat hier we/ degelyk een esfentieel verfchil plaats had, zo dat de ingeente ziek- te , het ovetige gelyk getteld zynde, fteeds oneindig goed- aartiger was, dan de natuurlvke. aartiger was, dan de natuurlvke. Het geen wy dus zeer beknoptelyk hadden aan te mer- ken op het Werkje van den kundigen Haarlemfchen Ge- neesheer, vinden wy hier, tot ons groot genoegen uit- voeriglyk en zeer grondig betoogd en beweezen , door den geleerden L. BICKER. In de eerfte 20 pag. van zyn Werkje betuigt de kundige Schryver zyn genoegen over de leere van den Heer Terfier, aangaande het groot nut der geduurig ververschte lucht in de Kinderziekte, over het algemeen befchouwd. Ook betoolt hy, uit aanhaa- lingen van Werkjes, voorheen door hem over deeze floffe gefchreeven, dat hy zulks meer dan eens aan zyne land- dgenooten genoegzaam had under het oog gebragt. Over iet algemeen gelooft by ook , dat men het voordeel der verfrischte lucht niet zo zeer in de verkoeling , dan in de vernieuwing , derzelve hebbe te zoeken ; doch verfchilt bier in van den Heer Terfier, dat, daar dezelve de hitte bier in van den Heer Terfier, dat, daar dezelve de hitte of OP HET WERKJE VAN B. TERSIER. 255 of koude der ververschte lucht voor onverfchillig rekent, onze Schryver daarentegen gelooft, dat de koude, als 91 koude , (zie bl. 22.) op het ganfche beloop der Kin- „ derziekte, het zy dan ingeente, het zy natuurlyke, een „ meer voordeeligen invloed heeft , dan de warmle, zo b, dat, alles gelyk ftaande, de eerfte te verkiezen zy.” it worth niet alleen door onzen Schryver geiteld , maar met zeer voldoende redenen bevestigd. Verder gaat de Schryver, op b1. 34 en volgg., over tot bet onderzoek der denkbeelden van den Heer Terfier, , aangaande de eigenaartige gelykheid der ingeente en na- tuurtyke Pokjes, omtrent welke zekerlyk ongegronde fel- ling de Schryver zich , under anderen , aldus uitdrukt. „ Maar nog meer fond ik verbaasd, toen ik be- „ merkte de flimme wyze , op welke gy die verzekering 17 algemeen zoekt te maaken, en door uwe redeneering • uwe Leezers in 't geloof zoekt te brengen, dat genoeg- • zaam alle Inenters alleen in het genot der vrye lucht het voordeel der Inentinge ftellen; Emmers zodanig moeten ,, of zullen ten minfte de meeste uwer Leezers befluiten • uit uw zeggen, dat dat genot bet eenige is, waarop • eenpaarig door alle Inenters wordt aangedrongen. 90Ondertusfchen is het een en ander vry verre bezyden „ de waarheid. Gelyk ik buiten u geene Schryvers ken- „ ne, die alleen in het bettier het voordeel der ingeente „ Pokjes ftellen gelegen te zyn , fchoon het mogelyk is, „ dat 'er zulke zyn , zo durf ik ik wel verzekeren, dat „ de meeste Inenters eenpaarig, behalven op het genot „ der verfche lucht , tevens en altoos op verfcheiden an. „ dere maatregelen, by de Inenting in acht te neemen, „ aandringen, en dat zy vooral de wyze , van bet pok- „ gift door Inenting mede te deelen, als den voornaamen 71 bron befchouwen, waar uit de voordeelen van dat konst, • rniddel voortvloeijen.” Tot verder bevestiging zyns gevoelens berekent de Schryver het getal dier geene , welke door de Inenting iterven, in vergelyking van die geene, welke door de na- tuurlyke Pokjes worden weggefleept, Hy betoogt dat bet getal der eerfte niet noemenswaardig , terwyl het getal der Mate altoos zeer groot is , niettegenfaande de lucht zo veel wordt verfrischt, als maar immer mogelyk is. Welk laatfte by niet alleen bevestigt met zyne eigene ondervindingen , maar insgelyks uit de waarneemingen in de Londenfche Ziekenhuizen genomen, „ Ook beb ik R 2 •• Czegt 256 L. BECK ER% AANMERKINGE1416 „ (zegt by) in het Hospitaal der natuurlyke Kinderziekte „ te Londen, men mede alle mogelyke zorgen „ draagt , om de Lyders eene verfche lucht op den duur te „ geeven, en hen den gefchikttten eet- en leefregel te doen „ houden , eene menigte van zulke ellendigen gezien, eit „ men verzekerde my, dat 'er zo altoos veele in waren, „ en dat de evenredigheid tusfchen de geftorvenen en die „ onder de Inenting overleden, gemeenlyk zo al dezelfde ,, was als men die doorgaans ftelt." Vervolgens onderzoekt de Heer BICKER de redenen waarom dan eigentlyk de ingeente Pokjes zo veel goed- aartiger zyn, dan de natuurlyke. .Zyns erachtens zyn het de drie volgende. r. De binnenbrenging van bet Pok- vergift in den omloop der vogten op eene onedele plants, niets gemeen hebbende met de levensbronnen en de edeltte ingewanden , die in eene natuurlyke befmetting plaatzelyk en geweldig worden aangedaan, 2. De mindere agitatie bier door in het bloed verwekt , en dus de .geringere koorts en daar van afhangende geringere pokgisting; waar floor dus de geboorene Pokttoffe minder overvloedig is, en gemakkelyker wordt ontlast. 3. Het lokken van een groot deel Pokjes naar de huid , derzelver ontlasting door de zweeren der gemaakte wondjes, en de menigvul- dige Pokjes, welke die verzweeringen doorgaans omringen. De Schryver eindigt zyn Werkje met nog veele ter zaake dienende aanmerkingen, en laat zich , onder anderen, dus uit, op p. 79 : „ Ik fchryf het ook niet weinig daar „ aan toe, dat ik in het inenten altoos zo byzonder gelukkig „ geWeest ben , zo wel als aan, eenige behandelingen , „ geWeest ben , zo wel als aan, eenige behandelingen , „ verfchillende van die welke ik van verfcheidene In- „ enters gezien heb. Ik had gedagt, my by deeze SI gelegenheid daar ook over uit te laaten .; maar myne „ brief is reeds te lang geworden , om zulks bier by te „ voegen; welligt zal tic dat by eene andere gelegenheid beter doen kunnen.” Wy hoopen , dat de Heer BICKER zyne byzondere aanmerkingen over dit gewigtig ttuk eerlang in het licht zal geeven , in een afzonderlyk Stukje, en niet in eene of andere Societeits- verzameling, dewyl dezelve, gelyk andere gewigtige Stukjes van den Schryver over deeze belangryke ftaffe , als dan weinig geleezen 'worden, en dus geenzins dat nut kunnen doen, als wanneer zy alom- me en voor een ieder te bekomen zyn. Rap. RAPPORTEN. 157 Rapporten , Jlrekkende ah Bylaagen tot de Perzameling van Stukken, betrekkelyk de Etanflelling eener Commisfie van Geneeskundig Toevoorzicht , to Amjierdam. Eerfte van Geneeskundig Toevoorzicht , to Amjierdam. Eerfte Stuk; behelzende de Rapporten No. 1—VI , over het geen de zuiverheid der Dampkrings- Lucht kan bevorderen of bederven. Te ifinfierdant , ter Stads-Drukkerye ; en to bekomen by P. den Hengst en J. A. Crajenfchot, to bekomen by P. den Hengst en J. A. Crajenfchot, 1798. In gr. 8vo., in 't geheel 183 bl. Dit Eerfte Stuk der Rapporten, of Bylaagen tot de Van. zameling van Stukken', betrekkelyk het aanftellen eener Comrnisfie van Geneeskundig Toevoorzicht bevat de zes volgende; No. I. Over het onderhouden van een zuiveren Damp, kring. No. II. Over de oorzaaken, welke de zuiverheid van den Dampkring bederven. No. III en IV. Over de Vuilnis der Straaten, en de gefchiktfte middelen, om zich van dezelve te ontdoen: benevens eenige daattoe behoorende Bylaagen. No. V. Over de onzuiverheid der Stads Gragten. No. VI. Over de gefteldheid der Wooningen , betrek- kelyk de gezondheid. Onder veele aanmerkenswaardige zaaken, welke in dee- ze Rapporten voorkomen , zullen wy ons thans alleen be• paalen tot de onzuiverheid der Stads Gragten, en tot de middelen, om daar in te voorzien. By deeze gelegenheid words voldoende betoogd, dat de voornaame redenen van den flank van het Amfterdamsch BurgwaIwater gelegen zyn in den moerasfigen grond, in het inwerpen van aller- lei in het water, in het uitloopen der rioolen lei in het water, in het uitloopen der rioolen en fecreeten in hetzelve, en daarenboven, wel voornaarne- lyk in de vermenging van het zout en zoet binnenwater; lyk in de vermenging van het zout en zoet binnenwater; waarom ook het bederf van het Stads binnenwater voor- naamelyk zyn begin heeft genomen, na dat de Zeegaten zodanig verwyderd, en daardoor, de Getyden zodanig ver- hoogd waren, dat het inloopen van zout water niet meer kon worden belet, en de afloop van bet doorgaans laa- ger Amftelwater door de Stad grootendeels is belem- merd. Dat deeze verhinderde afloop. van wet water , en de daar door veroorzaakte vermenging van zout en van zoet R3 Wa- 058 RAPPOR TEN. water, wel de voornaamtle reden is van het zo aanmer. kelyk bederf, waar mede het Amilerdamsch Bargwalwa- ter is aangedaan, wordt voornaamelyk hier uit beweezen, dat het Stads hinnenwater weleer niet alleen , van wegen deszelfs vischrykheid, wierd verpagt; maar ook bier uit, deszelfs vischrykheid, wierd verpagt; maar ook bier uit, dat, volgens Wagenaar , dit zelfde water in I5a5 nog dat, volgens Wagenaar , dit zelfde water in I5a5 nog zeer goed was tot het bereiden van fpyzen en tot het brouwen van bier. Ja zelfs bier door, dat 'er nog eene Keure overig is van 1591, by welke bevolen wordt, dat de Verweryen nergens, dan ter plaatze daar nu de Groen- burgwal en Zwaanenburgwal gelegen zyn, mogten wor- den opgericht, op dat niet het Stads water zoude gein- fedeerd worden. Niet minder klaarblykelyk is het be- wys , genomen uit het gebeurde in het noodlottig jaar van 1672, wanneer Koning Lodewyk de XIV, reeds mees- ter zynde van Gelderland , het Sticht , en een gedeelte van Holland, het overige, en vooral Amtlerdam, hoogte te dwingen door middel van het geweldig hoog binnen- water, 't geen hy, door het doorgraaven van den Lek- dyk, veroorzaakte, zonder echter daarmede zyn bogmerk to kunnen bereiken, dewyl de afftrobming door Amfler• dam en elders zo ,groot was , dat dit water in geenen deele tot de begeerde hoogte kon klimtnen. Ondertusfchen had die vermeerderde affirooming door Amtlerdam ras ten had die vermeerderde affirooming door Amtlerdam ras ten gevolge , dat de flank en brakheid van her Burgwalwater gelled verdween, en het water zo zoet wierd , dat de Noordhollanders hunne Waterfchepen binnen deeze Stad, voor de St. Anthohiestluis , met zoet water lieten vol- loopen. Verder wordt voldoende betoogd, dat, hoe nuttig ook de zogenaamde cirkuleering door de Stad, door middel van uit- en inlaatende Slutzen , moge zyn, deeze werk- daad toch alleen verricht wordt door middel van zout water, en dus niet in that zy tot het grondig hertlellen van het kwaad; dan dat bier toe alleen met goed gevolg van het kwaad; dan dat bier toe alleen met goed gevolg zou kunnen dienen een vermeerderde doorloop van zoet water. Ten lien einde vermeenen de Stellers van dit Rapport, dat het wel der moeite waardig zoude zyn, am te onderzoeken of niet eene doorgaaiiing by den Over- toom zou kunnen gemaakt worden , met dit gevolg, dat men een gedeelte van het zoet water der Haar- lemmermeer door Amfterdam zou kunnen losfen , en dus zich van het brak water ontdoen. lets dat wy zeer tnogelyk achten mits dat 'er een zwaare Schutfluis in ge- RAPPORTEN. a59 geleid wierd, om dat de betrekkelyke hoogte van het water binnen en buiten den Overtoom aanmerkelyk kan ver- binnen en buiten den Overtoom aanmerkelyk kan ver- fcbillen , en des ook dikwyls, zo 'er geen Sebutfluia was, het Amtterdamsch binnenwater landwaards in zou. de loopen : teriryl , in andere gevallen , het Meerwar ter met zo veel gewelcl zoude aanttroomen , dat de vaart van den Overtoom hetzelve bezwaarlyk zou kun- nen bevatten, en daar door de wallen buiten , en mo- gelyk ook binnen, de Stad zouden overloopen. In de tweede plaats vermeenen de S tellers gewag te moeten maaken van een Ontwerp van den Burger Elias de Sandra , die in 1682 , aan Burgemeesteren en Regeerders van Amtterdam, een ontwerp mededeel- de, om , door middel van een Kanaal , zoet water uit de Veclit in de Stads Gragten te leiden , en dus de gebeele Stad met Versch water te voorzien ; tegen welk voorttel , 't geen in 1740 wierd herdrukt, geene tegen- werpingen gemaakt zyn , dan alleen politieke redenen, welke de weigeringen , die de Regeering van Weep en de Ingelanden der Polders , door welke de Gragt zou moeten loopen, tegen de uitvoering maaken zouden, en het Othooi door de Staaten te verleenen, ten doel hebben, gelyk mede de kosten. De awaarigheden. tegen dit laatfte plan zyn van dien aart, dat dezelve, met gemaklyk uit den weg fchynen te Tuimen ; inzonderheid zouden de kosten de tegen- woerdige bezwaarlyke tyden niet gemaklyk kunnen ge- vonden worden. Het plan eener doorgraaving , met een verlaat , aan den Overtoom, zou voorzeker veel onkost- baarder vallen; en dus, zo zulks, na een naauwkeurig onderzoek, aan 't, oogmerk genoegzaam voldoende wierd bevonden , zou dit boven het laatstgemelde verkiesbiar zyn. De Wysgeer der Natuur, door w. E. DE PERPONCHER. Eerfie Dee/. Simplex Sigillum Veri. BOERHAVE. Te Utrecht , by de Wed. J. van Sehoonboven , 1797. ./4 gr. 8vo. 591 bl. arbeidzaame en kundige PERPONCHER, door ver- fcheidene Werken genoegzaam hekend heeft onzen Landgenooten weder eene vrucht van zyne noeste vlyt medegedeeld , zynen Wysgeer der Na- R 4 twirl seta W. Z. DE PERPONCHER tuur, beftaande uit twee dikke Boekdeelen. Van bet eerie deezer Deelen zullen wy nu onzen Leezeren verflag doen, van bet andere by eene vOlgende gelegenheid, Dit kan te gevoegelyker gerchieden , dewy' beide Deelen niet volkomen gelyke Titels hebben , en , fcboon aan elkan- der verbonden , grootendeels over onderfcheiden onder- werpen handelen. Het Werk dan begint met eene korte Voorreden aan den Leezer, waarin de Schryver, na gezegd te hebben, dat, waarfchynelyk , verre 't grootfte gedeelte zyner lee- Vensreize reeds is afgelopen , dus vervolgt : „ lk dagt Vensreize reeds is afgelopen , dus vervolgt : „ lk dagt 9, bet dus tyd, eens ftil te Haan, myne waarneemingen „ en opmerkingen byeen te zamelen , alles te brengen, „ tot een, zoo veel mooglyk , aaneengefchakeld geheel, en dan se zienwelke unktImst zulks my opgeeven 2, mogt. De vrugt 'deezer pooging biede ik u thans aan „ Befchouw en onderzoek ; vergader ook uwe waarnee- 1, mingen en opmerkingen en ervarenisfen; vergelyk , be- „ proef, toets alles aan elkander , en zie , wat de uit- „ komst u geeven zal. Uit” bet verflag van verfchillende ,, reizigers, famen vergeleeken, men best een land „ leeren kennel).— Ondertusrchn heeft of kiest elk rei• 9, ziger zyn eigen oogPunt, en naar 't zelve worden zyne opgaven gewyzigd. De eenen moeten uit de anderen „ aangevuld, verbeterd, voltooid worden. Dezelfde wae- 9, veld reizen wy alien te famen door. Maar zy is ruin), „ en biedt oneindige, ttof tot befchouwing... Zie bier my- „ toelaage, enz." — Dat een opmerkzaam en na- „ toelaage, enz." — Dat een opmerkzaam en na- denkend mensch van tyd tot tyd eens ftil houde op zynen wech , eens overzie hetgeen hem , langs het afgelegde gedeelte van denzelven, ontmoet is, wat by heeft waar- genomen, waar by het rechte pad gehouden bebbe, waar hy van hetzelve zy afgeweken, en hoe by, in bet ver- volg, de dooling best zal vermyden, en veilig ter beftem- der plaatze geraaken , is geenzins te verwonderen. Het behoorde door alien gedaan te worden als een ftuk van de groottte nuttigbeid, het zy wy het enkel met betrek- kinge tot de verlichting des verftands en de vermeerde- Ting van weezenlyke kundigheden befchouwen, het zy wy den natuurlyken invloed van zulke herinneringen op des penrchen zedelyken toeftand in aanmerking neemen. Wank, neer ieder zich daartoe met oordeel benaaritigde , en zyne opmerkingen openhartiglyk mededeelde aan hun welke of zyn opzicht zyn toevertrouwd, of begrepen bin- nen DE WYSGEER DER NATUUR. n61 nen den kring zyner verkeeringe, de huisvader, by voor- beeld , aan zyne kinderen, de meester aan zyne leerlingen, zoude daardoor de volmaaking des menschdoms grootlyks bevorderd worden. De waarheid der dikwyls gemaakte, en ook in dit Werk voorkomende, aanmerkinge zoude dui- delyk bevestigd worden, dat, naamelyk , de vorderingen, welke de dieren kunnen maaken, bet zy door ondervin- dinge, het zy door onderwys, de kundigheden, welke zy opdoen , zich alleen tot hunzelven bepaalen, zonder dat bun nageflacht 'er voordeel uit trekke; terwyl de mensch alleen gebruik kan maaken van de ontdekkingen zyner Voorzaaten , beginnen , waar deezen ophielden, en allengs- kens eenige flappen verder komen in de gewesten van Kennisfe en Zedelykheid. — Maar , indien nu ieder mensch eens op den inval kwam , om zyne opmerkingen door openbaaren druk der geheele waereld mede te dee- len, waar zouden wy dan, eindelyk , met al de boeken been? Heeft iemand eene geheel nieuwe ontdekking ge- daan, heeft by eenige reeds gedaane ontdekking verder nagerpoord, is hem gelukt de waare oorzaak van eenig verfchynfel te vinden, of uit reeds bekende beginfelen de gevolgen of te leiden , welke zy moeten voortbrengert , hy zal eene weezenlyke verplichting leggen op zyne na- tuurgenooten met bet openbaaren van zyne kundigheden. Weer by flechts de gedachten van anderen duidelyker voor te draagen. derzelver denkbeelden te ontwikkelen , de uit- drukkingen beter te fchikken Haar de algemeene vatbaar- held , met een woord , hetgeen door anderen wel gezegd is, nog beter te zeggen , men zal hem toch altoos dank- baarheid verfchuldigd zyn. En, in deezen zin, willen wy gaarne toeflemmen, dat de burger PERPONCHER aan- *mak heeft op de erkentenis zyner Landgenooten. Zyn Werk is wel geichreven , behelst zeer veel goeds, door- gaans op eene bevallige wyze voorgefteld , en heeft by- zonderlyk eenen gelukkigen draai om alles te doen uitloo- pen op een groot einde , welk de Sehryver in dit eerfle Deel zich voortlelde, en waarvan wy ftraks nader zullen fpreeken. Maar, terwyl wy het Werk van deezen kant pryzen , kunnen wy tevens niet nalaaten te oordeelen, dat de Schry- ver hetzelfde, en, misfchien, uitgebreider, nut had kun- nen doen met minderen omflag. Veel is in zyn Boek , betgeen by anderen even goed kan gelezen worden, tot 5 wel- 262 W. E. DE PERPONCHER welken by flechts had behoeven te wyzen. Zelve is by niet vreemd van te denken, dat by, naar het oordeel van tom. migen , „ by den aanvang, wat te veel geeve in ontleed. „ kundige befpiegelingen." Hy betuigt dezelve daar niet te kunnen misfen , zonder zyn geheel te verminken , in verwarring te brengen, en wyst, nogthans, den Leezer eenen wech , langs welken deeze ze kan vermyden en des niettegenaaande het Werk als een geheel leezen, Strookt dit wet juist te zamen? En mogt de Schryver niet liever zyne aanmerkingen verkort, en de bronnen aanp gewezen hebben , waaruit by zyne kundigheden geput had ? Dit doet by zelden. Minder karig is by in zich- zelven aan te haa/en , vooral de Voorreden door hem ge- plaatsr your het Hde Deels rite Stuk zyner Vertaalinge der Overzettinge van het Oude Testament door mienitep waarvan by van bl. 380 tot bl. 465 rykelyk gebruik maakt , en veele plaatzen , fomtyds geheele bladzyden bykans zonder eenige veranderinge, overneemt. Doch, fchoon wy denken dat de Schryver deeze gep breken had behooren te vermyden , zyn wy verre van over het geheel een ongunttig oordeel over zyn Werk to velien. Zeer veele gewichtige aanmerkingen over een aanp tai van onderwerpen zal 'er de Leezer in vinden. Ten einde hem hiervan te overtuigen, zullen wy nu eenig be- richt geeven van het oogmerk, hetgeen de Schryver zich voorttelt, en van den wech , langs welken by daartoe poogt te geraaken. De Schryver begint met eene bepaalinge van hetgeen by verltaat door Wysheid. Deeze, zegt by, „ is geleegen, ,, in de kettle der beste oogmerken, beneevens de beraa- „ ming en aanwending der beste middelen , om tot die „ oogmerken te geraaken .... [en een] Wysgeer zal zon- „ danig iemand zyn , die deeze Wysheid , boven alley., betnint , met alien yver poogt te ontdekken , met in- „ fpannirg van alle kragten zig zoekt eigen te maa- 1, ken, en dezelve beftendig wil volgen en gehoorzaa- men ,” bl. r , Daar nu de Wysgeer deeze Wys• held ni waant te bezitten , maar nog zoekt, zal by om ze te vinden, de Natuur onderzoeken, en „ byzon- ,, der tragten op te fpooren , of de Natuur, in de daad, zood 'nig , lets , als onderlinge betrekkingen , bedoeldo „ bedetreningen , ter bereiking deezer laatften gefchikte „ en yerordende middelen, bevat; of 'er dus, in de daad, I) ZOO- DE WYSGEER DER NATUUR. 263 9, zoodanig lets, als wy wysheid noemen, in de Natuur, „ beitaa ; en zoo ja, waar in hetzelve dan eigenlyk gelee- ,, gen zy (*)," bl. 3. Aan dit onderzoek wydt de Schryver bet overige van dit Eerfte Deel zyns Werks. Hy begint daartoe met eene befchouwinge des menschlyken lichaams en deszelfs zintuigen, waaromtrent by voornaamelyk ftilftaat by het oog en het oor, wyzende verder den Leezer tot LE CATS Theorie des Senfations. Tusfchen beide vinden wy, bl. 39, eenen uititap over de gewichtige vraage, of, in de daad, bedoelde oogmerken, in de Natuur, plaats grypen0 De aanmerkingen hierover zyn juist, Alleenlyk, daar de Schryver anders zich veeltyds toegeeft in breedvoerig- beid , wenschten wy wel , dat by dit Stub een weinig meer had uitgewerkt. Sommige voorftanders der Lind= oorzaaken zyn wel eens wat voorbarig geweest in de toepas- finge van dit beginfel op byzonderheden, en hebben daar- door aan BUFFON , en die bet met deezen eens zyn, eenigen fchyn van voordeel gegeven, welken zy niet zou- den gehad hebben , indien de eerstgemelden meerdero pmzichtigheid gebruikt hadden. Na de befchouwing van bet lichaam, deszelfs voeding, enz. vraagt de Schryver bl. 73. „ Is 'er, in „ my, niets anders dan dit lichaam , en maakt hetzelve „ alleen myn geheel weezen uit?" Hy toont daarop, dat 'er (*) De Schryver geeft bier geene verklaaring, wat by door bet woord Nakao. verb.. Maar in het begin des anderen Deets zegt by: „ Zo het woord natuur geen ydele klank, ,, of geen afgetrokken denkbeeld, of geen enkele num, 20n. ,, der daadlyk aanweezig voorwerp , zyn zal, weer ik 'er • maar twee beteekenisfen aan to hegten. De Natuur is, of „ geheel der sveezens , waar mede wy omringd zyn; of zy is de „ aart dier weezens zelve.' Maar houdt de Schryver, het eerite Deel, wel altoos deeze bepaaling in het origl Zomtyds fpreekt by van de Natuur, als van een werkend weezen, het. geen bepaaide oogmerken bedoelt, b. v. b1.114. 146. 153. 32r. 346 , en elders. Zelve fchynt by dit gevoeid to hebberr. In her tweede Deel , bl. 128, lee= wy ,, War was die. • Natuur, wier wysheid toenl [by het fchryven van het eerfte Deel] „ ten gronddag onzer redeneeringen , of gislingen, treat. tot Een nog ... onbedemd voorwerp , waarvan wy den „ eigenlyken aart , het eigenlyk weezen, nog niet bepaalen kon- „ den, cu.” REC. ft,64 W. E. DE PERRONCHER 'er iets in den mensch is, dat wil, dat de beweegingett des lichaams, en der onderfcheiden leden, bepaalt en be- ituurt. In dit willend beginfel vindt hy „ een zeeker • middelpunt , tot bet welke," zegt hy, „ alle ontwaar- „ wordingen en aandoeningen ...famenkomen , en van waar 5, alle de beweegingen, die ik verrigt , afdaalen, en tot „ alle de verfcheidene leeden des lichaams overgaan ; „ daar elk t deezer leeden tot zynen eigenen kring bepaald „ blyft, en deeze wil alleen deszelfs invloed over 't ge- „ heel en alle deszelfs deelen even gelyklyk uitbreidt,” bl. 78. En hieruit befluit hy, dat, zegt by, „ behalven O de leeden van myn lichaam , nog iets . in my zyn „ moet , dat van alles, wat in die leeden omgaat, weet heeft, alles onder deszelfs heftier en bedwang houdt, „ en .. by alle die leeden tegenwoordig is ; hoe zeer „ het te gelyker tyd maar den zy , enz." bl. 80. Dan de ttellige natuur van dat deel , hetgeen wy boven het lichaam in ons vinden, is ons onbekend. in de Dieren is wel iets dat ednige 'overeenkomst met hetzelve fchynt te bebben , maar in veele opzichten 'er grootlyks van verfchilt. Het meeste dat wy 'er van kunnen' w-eetett moeten wy trekken uit de befchouwinge van deszelfs ver- mogens. Deeze volgt dan, vooreerst met betrekkinge tot tie verftandlyke vermogens , en daaruit , bl. 107 , het befluit : „ dat , indien wy , in 't lichaam een heerlyk „ famenftel van werktuigen vonden alien als zoo veele • middelen, tot den dodeinde, famenwerkende, wy bier ,, een niet min heerlyk famenttel van vermogens aantref- „ fen, even vrugtbaar, , in ... middelen, ter bereiking ,, van een fchoon en heilryk doelwit. • Terwyl wy • daarby . nog het verband , tusfchen deeze beide fa- „ menftellen, gelegd, niet min bewonderen moeten.” Niet minder ftof tot hetzelfde befluit vindt de Schry- ver in de „ algemeene dryfveeren, die ons tot werkzaam- „ heid brengen, .. de behoeften onzes weezens, ten aan- ,, zien van fpys , drank , dekking , enz. ... de zinlyke • genoegens , de voldoening der behoeften verzcllende,” terwyl hy de fchadelykheid van fommige aangenaame genietingen , welke in den eerften opflag eene aanmerke, tyke tegenwerping tegen dat befluit fchynt te beheizen, befchouwt als „ de eerfte bron van zedelykheld in ons „ weezen,” daar ay ons dringt om „ zelfs ten aanzien „ der noodzaaklykfte verrigtingen . de verftandlyke „ vermogens te hulp te roepen, .. te ontwikkelen , uit 5, t DE WYSGEER DER NATUUR. /65' 9, te oeffenen , tot volmaaktheid te brengen , en .. tot eenen verheeveneren kring , dan 't enkel zinlyke," op te ftygen. Hierop volgt eene befchouwing van de verfchillende driften, weike den mensch eigen zyn, hem nu dienen tot fpooren ter gepaste werkzaamheid, ter vorderinge in ze. delyke volkomenheid, dan weder zyne volmaaking hinde- ren, waarvan het befluit is, bl. 145, dat, terwyl alles in de Natuur het oogmerk zyner beftemminge bereikt , de mensch alleen , hoezeer by ftreeve om tot het zyne te geraaken, Reeds oneindig verre beneden hetzelve blyft. En hieruit ontftaat de vraag , of hy dan nooit tot het oogmerk van zyn beftaan zal komen, dan of hier alleen zyn begin zy , en in het vervolg alles nader zal ontwik- keld worden? — Dan het antwoord op deeze vraage wordt voor als nog verfchoven. Na verfcheidene andere befpiegelingen over den mensch, is het befluit, b1.169 env., dat, zo in ons zedelyk famen- itel, als in ons gebeele Weezen, wysheid doorftraalt, en alles in ons bewyst , dat 'er Wysheid in de Natuur zy aan te treffen. Vervolgens gaat de Schryver, bl. 173 env., over tot eene befchouwing der dingen buiten den mensch, waarby eerst de Grond, Lucht en Water in aanmerking komeu; daarna de Delfitoffen , bl. 184 ; de verfchynfels van Lucht en Dampkring, bl. 188; de Hemelfche Lichaamen met derzelver beweegingen, en de Aantrekkingskracht, 212 env.; de Aarde met het Plantenryk , bl. 223 env.; de Dieren, bl. 256 env. Over deeze laatfte wordt vry breedvoerig gehandeld. De Schryver begint met de groote overeenkomst van de Lichaamen der Dieren, vooral der Viervoetigen, met het Menfchelyke , en met elkander ; en vindt , met reden, oorzaak om zich te verwonderen over die Wysheid, wel- ke eene zo verbaazende verfcheidenheid van uitwendig Maakfel en Voorkomen wist te verbinden met eene zo in het oog loopende Gelykheid der Hoofddeelen. Na van de wordinge, vorminge , en ontwikkelinge, van de dierlyke Lichaamen gefproken te hebben, erkent hy, bl. n68, in de „ Dieren, zoo wel als in den Mensch, een eigenwillig werkend, een leevendig maakend en bezie- ,, lend grondbeginfel." Dan hoe, en wanneer, dit onftof- felyke beginfel met het lichaam vereenigd worde, het zy in den Mensch , bet zy in de Dieren, is eene van die diep- S66 W. E. DE PERPONCHER diepten van kennis en wysheid, die de Natuur, voor „ ons , verborgen houdt. Haare item weigert bier alle „ antwoord," bl. 270. Dit eigenwillig werkend beginfel eeft ook zyne vermogens en hoedanigheden, waardoor de werkingen der Dieren beituurd warden. „ Voor geene afgetrokkene algemeene denkbeeldenvatbaar, kunnen de ,5% dieren even min vatbaar zyn, voor 't daaruit opmaaken van die algemeene vooritellen , die wy waarheeden noemen; en nog veel minder, voor de ontdekking van 't verband tusfchen die algemeene voorftellen, ,1 ,, of waarheeden, ... door welks middel, de eene, uit de andere , wordt afgeleid. De dieren zyn derhalven ge- heel van de Reede beroofd. Maar by de zinlyke „ waarwordingen en vooritellingen, welken de uitwendige • voorwerpen en de bejeegeningen, die hen ontmoeten, in hen , verwekken, voegen zig , door 't geheugen, en • 't geen wy, by .ons, de famenvoeging der denkbeelden „ noemen, de voorige voorfiellingen, eertyds, door foort- ,, gelyke voorwerpen en bejeegeningen, midsgaders der- „ zelver gevolgen, in hun , verwekt ; en dit brengt, by ben die verwagting van gelyke uitkOmften, in gelyke 7, 1 omftandigheeden en voorval DE WYSGEER DER NATUUR. 267 ten vinden wy, bl. 319 env., eene aanmerking, waarvan wy een gedeelte, met zoveel verkortinge, als ons moge- lyk is, moeten affchryven. „ Wy zien, over 't algemeen, „ dat de Natuur geene middelen , zonder oogmerk, fpilt. Wy zien , dat zy aan elk weezen geeft alles, „ wat het behoeft , om den aan 't zelve aangeweezenen „ kring te vervullen. Wy zien, dat zy ... elk geflacht „ van dieren , binnen deszelfs eigenen kring, bepaald „ houdt; en aan elk juist geeft wat hem ... nodig was, „ ter behoudenis van zyn beftaan, ter genieting der hem „ toegedagte gefchenken , en ook Diets meer. Van waar „ dan , dat wy , evenwel , by enkele geflachten, natuur. „ driften en geaardheeden ontmoeten , die aan dezelven, „ in hunnen eigenen kring, onnodig zyn? Het paard is „ 'er een der treffendfte voorbeelden van. Geen dier is „ 'er , dat, in den vryen natuurftaat, minder te werken „ heeft voor zig zelven behoeft, ja kan by geen „ den miniten arbeid verrichten. En nogthans is het „ paard byna 't werkzaamfte van alle dieren , zoo ras „ men het eens aan 't werken heeft gebragt... In 't „ loopen zou zyn yver nog te begrypen zyn. In 't wild „ kan hem dit ... by den aanval, of by 't opzoeken en volgen zyner gade, te pas komen. Maar zyn geduld, zyne aanhoudendheid,zyn moed ... in 't arbeiden „ zyn onuitlegbaar , indien men bier niet, by de Natuur, „ eenig ander oogmerk onderftelt , dat zig niet, tot hem „ zelven , bepaalde." Dit worth verder uitgewerkt , zo met betrekkinge tot het paard , als tot den bond en an- dere tamme dieren. Doch de aanmerking is te uitvoerig om 'er meer van over te neemen , en verdient in het Werk zelve te worden nagelezen. Hetgeen de Schryver zegt, raakende de Spraak der Die- Ten , en derzelver vatbaarheid year volmaaking, itappen tvy over. Van het fterven der Dieren gefproken hebben- de , vraagt by , bl. 344. „ Is 'er voor hen lets meer, 9, dan het tegenwoordige, te wagten ?" Hy fchynt niet vreemd te zyn van een bevestigend antwoord op deeze vraage; doch befluit zyne befpiegelingen over dit onder- werp , bl. 346, met de verftandige aanmerkinge: „ Dan „ bier' zou de verbeeldingskragt welligt , meer dan de reede , werkzaam worden. Offchoon ook misfcbien de 9, reede 't werk der verbeeldingskragt Diet wraaken zou." Ten opzichte van de tegenwoordige beftemtning der Die- ren, erkent hy„, dat de Natuur ons," althans de tamme ge- a68 W. E. DE PERPONCHER geflachten, „ tot medgeze/len en medehelpers, op onze „ reize over deezen aardbodem, gefchonken heeft.... Maar „ dit fchynt niet genoeg, om 't hoofddoelwit van 'r be- „ than der dieren, in 't gemeen, uit te maaken.” Eene oplettende befchouwing zal ons eerder doen „ befluiten, dat de dieren zyn beftemd , om elk in 't byzonder, , „ nevens ons, te genieten de weldaaden der Natuur, in „ die maat, die elk hunner toegefcheiden is; en alien te famen om dat groot geheel te helpen uitmaaken 't „ welk, door de verfcheidenheid van deszelfs deelen, even „ zoo bewonderenswaardig is , als door 't verband van „ onderlinge hulp en afhanklykheid vata elkanders be- „ ftaan, waar door het, in an geheel, famen verbonden „ blyft,” bl. 347. Hierop volgt , van bl. 349 tot bl. 468 , eene befcbou. wing van den Mensch in den ftaat der Maatfchappye. Zeer veele goede aanmerkingen komen hier voor, over de ontwikkeling der menfchelyke vermogens in dien that ; over het doelwit der gemeene zamenwerkinge ; over de ondergefchiktheid der deelen aan bet geheel; over de rech. ten van ieder Lid, en de met die rechten verbonden plich- ten ; over de vorderingen in kundigheden , kunften en weetenfchappen, welke alleen in dien that kunnen plaats bebben; over het regeeringsbeftuur, enz. In dit gedeelte des Werks maakt de Schryver dat ruime gebruik van zyne vroegere Schnften , waarvan wy reeds gewaagd hebben. Vervolgens befchouwt de Schryver den Mensch nog wat nader in zynen zedelyken that, bl. 468 env. en cnder- zoekt , bl. 471 env., de oorzaaken der tothatinge v n het zedelyk kwaad. Wy kunnen hem bier niet volgen. Zy- ne voornaame aanmerking komt hierop uit. De mensch moest, als voorbedagtzaam en eigenwillig medearbeider „ der Natuur, in haar ontwerp leeren medewerken, en „ zyn geluk , zyne volmaaktheid leeren bevorderen. „ En daar toe moest by ... de regte middelen leeren „ kennen , [en] . uitkippen.... Ook in deezen kan „ bet waare niet volleedig en met zeekerheid worden ge- „ kend , voor dat men ook het valfche en de dwaalingen „ heeft leeren kennen.... Deeze kennis verkryl.t op ons 9, geese genoegzaame kragt van daadlyke overtuiging en „ bepaalenden invloed, zoo Tang zy niet de vrugt is eener • daadlyke ondervinding, welke ons beiden het waare en • goede, het valfche en kwaade, door de proef der uit- ,, komst en 't gevoel zelve der gevolgen, heeft lee. 2, ren px II/VSGEER DEM, NAMVIA. 269 „ ren kennen." Ondertusfchen wordt het doel der men- fchelyite beftemminge, het geraaken tot zuiver geluk en Volrnaaking, bier Diet bereikt. Een toekomende ftaat, en wel een ftaat van vergelding , worth bier door waarfehY- telyk, '1)1. 481, 488', 535 ; gelyk van 'den anderen karat de vernietiging van geestelyke weezens, als des menfchen ziel, in zichzelve onwaarfchynelyk is, hl. 564. Eindelyk volgt, bl. 573 env., eene korte zamentrekking van het to vooren gezegde , en wordt daaruit het befluit opgemaakt, dat 'er flegts eene Oorznak van alles is. In de byzondere deelen had de Schryver reeds meermaalen aangemerkt, dat alle verfchynfels het ontwerp van ethic hand aanduiden. Zie hi. -214, 217, 121, 245, 253, en verfeheiden andere plaatzen. ,;,Met de ontwikkeling van „ dit heerlyk denkbeeld'? [het denkbeeld van een volmaakt Opperweezen] „"zullen wy bet volgende dcel van dit „ werk aanvangen." Vrymoedige Gedachten over den Plicht ten's Richters in Crimineele Zaaken. Te iirnhem, by J. H. Moeleman en Comp., 1798. In gr. 8vo. 82 bl. Dit uitmuntend Vertoog , over, een der gewigtigfte plichten eens Richters , kOrnt van eerie onbeken- de hand; doch gelyk uit den inhoud blykt, Van ie- Viand , de tegenwoordige orde van zaaken in ons Vaderland ten iterkften toegedaan en die zo het fehynt , 'ook een gewigtigen rechterlyken post in het. 2elve bekleedt. Wenithelyk ware het , dat and fink. ken van dien aart met zodanige beginzelen wierden op. gefteld als deezen uitmuntenden Schryver bezield het), ben. ,, Mogt, eindelyk , de Voorzienigheid (dus ein- „ digt by zyn Werkje) my die, onuitipreekelyk aange- „ naame,' bewustheid fchenken, dat ik,- naar de geringe „ inaate myner tragten , had Medegewerkt tot verminde- „ ring der: menfchelyke elende en tot vergrooting van „ algemeene gelukzaligheid lk area naar Been niter- „ lyken roern, ik verlang geene belooning.” Waar op by laat volgen eene Italiaanithe fpreuk , waar van de zin deeze is 1k zal gelnkkig zyn, indien ik verkrygen kan de geheime dankerkewenis van den flillen en weed- zaamen aanhnnger der Rede , en zo ik die zachtzinnige zucht (fremito) kan verwekken , met 'wake een gevoelig 1.ETT. 1798. NO. 6. 270 VRYMOEDIGE GEDACHTEN. gemoed hem beantwoordt , die het belang der mensehheill handhaaft Tot een proefje der wyze, op welke de denkbeelden des Schryvers gettemd zyn, zullen wy bet uitmuntend ideaal van den volmaakten Rechter , in dit Werkje op hl. 40 voorkomende, mededeelen. „ De Richter (zegt de Schryver) is, by my, een Man „ van een by uitftek zedenlyken inborst, van een geoe- „ fend verfland en veel ondervinds. De Mensch is bet onderwerp zyner ttudie , en Menfchelykheid zyn Cha- „ raster. Met de groottle zorgvuldigheid zoekt by zich *$ voor iedere hartstocht te wagten, die voor zyne onparty- „ digbeid en onvooringenomenheid nadeelig worden , en „ digbeid en onvooringenomenheid nadeelig worden , en „ hem in de juiste treffing van het oogpunt , waaruit de „ zaak befchouwd moet worden , hinderlyk zou kunnen „ zyn. Hy tracht die itilheid en bedaardheid van geest „ te bebouden , waar onder men alles ziet , zo als het „ wezentlyk is. De vervulling van zynen plicht is by „ hem de hoogfte Wet, en de daar uit voortfpruitende te- „ vredenheid met zich zelven zyn groottte genoegen. De „ Rechten der Menschheid zyn hem heilig tot derzel- „ ver bewaaring en verdediging acht by zich geroepen te „ zyn. Voor zyne Rechtbank geldt geen aanzien des „ perfoons : by ziet in den Armen en den Ryken, in den „ Aanzienlyken en den Geringeren, niets, dan Menfchen. „ Door en door ervaren in den waaren geest der Wet- „, ten, oordeelt by nooit volgends de letter — en be- „ zit edele vryheid en moeds genoeg, om , tegen het otp. „ de herkomen eener gevoellooze formaliteit, of het voor- „ fchrift van het een of ander yskoud fyftema , aan, de „ party der menschheid te kiezen. Elk onderzoek , dat „ by te doen heeft , is voor hem eene belangryke en ge- „ wigtige taak, die by nooit begint, zonder zyne gedag- „ ten byeenverzameld en zich tot een oordeelkundig na- „ denken voorbereid te hebben ; en waarby by met zacht- „ moedigheid en wysheid te werk gaat, om dezelve — hoe „ dan ook de uitkomst moge zyn altoos met een gerust geweeten te kunnen voleindigen.” F. J. L. MEYER, PAEYS OESCHETST. 471 ?drys in zynen tegenwoordigen toefiand gefchetst. Naar het Hoogduits van Dr. F. J. LORENZ Damn. Eerfie Stuk. Te Amfierdam , by G. Warnars 1797. In gr. Ovo. 205 bd. V eel,magtig veel, is er, zints eenigen tyd, in gevolge der groote gebeurtenisfen op het tooneel van een der voor. naamfte Steden van Europa gefpeeld , over Parys gefchreeven. Werk heefc bet in, daar over de pen te voeren, op eene wyze, die zich- van den grooten hoop onderfcheidt, en dezelve niet te doopen in de koker der vleiende goedkeuring van alles, of wel diep te flippen in de galle des 'asters. Wy zeggen niet te veel , dat het voor ons liggend Werk zich , op die voordeelige wyze , onderfcheidt , en dat de Schryver in Nat was om vergelykingen te maaken , met het oog eens keurigen Waarneemers , tusfchen de gefteldheid dier Hoofdflad in vroegere dagen en in den tegenwoordi- gen tyd. Dr. MEYER bevondt zich,in de Jaaren 1783 en 1784 , de eer- ite keer, te Parys. In 1754 vergezelde by derwaards zyn Vriend, den Heer GEORGE HEINRICH SIEVEKING , die zich in de hoeda- nigheid van Afgevaardigden van den Raad van Hamburg, aan het Dire Loire Executif der Franfche Republiek , daar been begat': by telt deeze tweede Reis na de Hoofdttad van Frank. ryk onder de merkwaardigfte afdeelingen van zyn leeven ; en wy mogen, de onderrigtingen, welke by ons mededeelt, met doorgaand genoegen geleezen hebbende, hem wegens dat ge- link met dankzegginge begroeten ; dewyl by 'er zyne Landge- nooten, en, door de peune des keurigen Nederduitfchen Vertaa. lers, ons, in doet deelen — des keurigen Nederduitfchen Ver. taalers, fchryven wy met nadruk; aangezien zo veele Werken, nit bet Hoogduitsch vertaald , zo als bet heet , ons in eene Taal worden opgedischt ,die naauwlyks den naam van Taal mag draagen. De ons onbekende , die dit Werk ter hand floeg, heeft zich loflyk van zyne taak gekweeten. — Wel to regt merkt by in zyn- kort Voorberigt op , naa het vermelden van deeze en geene byzonderheden, waaromtrent de nieuwsgierigheid, de gedagten op Parys vestigende, nader onderrigt verlangt. „ Dee- ze en foorrgelyke onderwerpen verwekken opmerking en. „ belangftelling. Een welgefchetst Tafereel van Parys in zy- „ nen tegenwoordigen toeftand, 't. welk men in de nieuwspa- „ pieren en historifche berichcen te vergeefsch zaeken zou , ,, en ook niet verwachren kan, meet derhalven natuurlyk wel- „ kom weezen en behaagen. — Ten einde onzen Landge- „ nooten , die leezen , dit genoegen te verfehaffen, en aan de begeerte near eene voldoende beintwoordinge van veeivuldi• S a /) ge 274 F. T. L. MUYEZt „ ge vraagen ten deezen opzigte te voldoen, bieden wy het • publiek dit Werkje aan , gevolgd near het Hoogduitsch van een Man , die niet alleen zeer inneemend cr otiderhoudend s, fchryft; wear ook hlykerl geeft allezins onpanydie en wear- „ heidtievenl.I te weezen. Naa deeze yen-lidding van de „ bedoeling deezer Nederduitfche uitgave hebben wy bier niets „ meer by te voegen, dan dat wy de Cbaraderfchetzen der „ Leden van het Diredoire en der MinLters, door den Schry- „ ver opgegeeven. hebben agterwege gelaaten, deels ter oor- „ zaake dat yerfcheiden der befchreevene Perfoonen in burin „ waardigheden en atnbtsbedieningen door andere reeds ver- „ vangen zyn-; decls en ook voornaatnlyk hoofde der al:, wisfelingenewelke , buiten flaatkundige tuslchenvallert, regeI- „ maatig daaromtrent moeten plants hebben.” — Hier en daar , doch fchaars, is 'er van zyne hand eene korte Aante- kening. Laaten , eer wy den hoofdinhoud opgeeven , en 't een en ander ter proeve, uit den ruimen voorraad, opdisfcben den Bezoeker van Parys hooren, daar by ons onderrigt dat het tydsverloop tusfchen zyn eerfte en tweede bezoek van Parys in duizenderlei opzigten merkwaardig is. ,, Hetzelve biedt,” op dat wy ,zyne- eigene waorden affehryven, „ den wysgeer en „ menfchenkenner eene' ryke ftof aan tot het !waken van yen- „ gelykingeri en veelvuldige opmerkingen. My echter met het „ regenwoordige meer dan met het voorledene bezig houden- „ de, bepaalde ik myne opmerkzaamheid byzonderlyk op het „ eerstgetrielde , en deeze Fragmenten vervatten eenige refultaa- „ ten der opmerkingen en waarneemingen , die ik deswegen ge• „ maakt heb. „ De germeglykfle uuren , die ik te Parys heb cloorgebragr, „ ben'ik verfchuldigd aan de veele, helangryke, nieuwe,letter• „ kundige Inflitfiuten, die ter dier Stede gevonden worden „, „ als mede aan mynen danglykfchen ommegang met verdienst- ,, tyke geleerden en verfcheide medeleden der wetgeevende „ Vergaderingen , die tot deeze aehtingswaardige kring van „ Franfche Burgers behOoren. — In de Inftituuten vond ik eene ,nieuwe waereld , 'een weder ontwaakte fchepping van „, genie, vol fchoonheid, wysheid, ontluikende orde, en kracht- „ daadige werkzaamheid voor het gemeene welzyn. IVlyne „ verbintenisfen met de geleerden waren leerryk, en met blyde • herinnering , met dankbaarheid , en gevoelens van achting• „ koesterende vriendfchap, fchreef tit de volgende bladen, by- , zonderlylt die' afdeelingen , welke aan dit onderwerp myner „ fchoonfte waarneemingen in Parys gewyd zyn.” Om plants re behouden voor eene en andere byzonderheid wear mede wy onze Leezers willen bekend maaken , zullen wy van den voorgeplaatflen Inhoud de meer algemeene Floofd. opfchriften der Fragmenten alleen opgeeven. riankomst te I'ARYS GESCRETST. 273 t Pam Yrifillicatie van de Pas. Kaart van VeiligTeid r— 't Foorkomen der ..straaten Pont-,.Veuf.. Kaaien — Mai- fon d'Egalia , voorheen Palais Royal — Pales's en ruin der Tuille rien — Plein van Eendragt Elizeefche Felden. Boulevards — Place des Vieloires Nationales — Place de Vendome Plein der Bastille — De Tempel — Hospitaal der Invall• den — Theaters — Publieke Permaaken Geest van de Nieuwspapieren Burgerfeesten — Het Franfche Pan. theon Wetgeevende Vergadering Raad thr Yyjkon. derd — Raad der Ouden Dire3oire Executif Staatsministers SLEYES -- Esprit Public en Esprit die Your Samenzweeringen. Schoon alle deeze Fragmenten niet even zeer uitgewerkc Zyn , en ook eene meerdere of mindere waarde hebhen , is 'er geen onder, of her verfchaft ons een aaugenaam en dikwyls lecrzaam onderhoud. War by van de Theaters zegt, verdienc bovenal opmerking ; en by befpiegelt de Volksfeesten met yea oordeels ; terwyl de Geest der Nieuwspapieren, ons kan inlich- ten orntrent de waarde of onwaarde van veel, uit een en ander in de onze overgenomen. Breed fpreekt by van bet Toneel, en 't is of men VESTRI$ in zyne beichryving ziet danfen. Bekend is de Marfeilliaaniche Illarsck : zo bekend niet, war de Heer ,MEYElt optekent van deezen beroemden Krygszang van BUDGET DE LILLE , zo vol,'' gelyk onze Schryver verklaart , „ verhevenheid en, 9,defrigheid, ultdrukking van gevoel en hartstocht, en krache /2en vuur in de compofitie I Ik heb foldaaten hooren „ zeggen , ,dat dit verheven en alvermogend lied de legers tot „ den thyd bezielde; dat elk foldaat, wanneer midden in het vuur van den aanval en onder het gedonder van 't gefchut ,rdeeze .algemeen geliefde klanken gehoord wierden, dit lied „ met eene zich aan alien mededeelende geestvervoering mede „ zong , in dier voege den dood ontving of toebragt. „ Zeer treffend was nit dien hoofde voor .den Franfcheu Dicta! ,, ter de vleiende welkornstgroet van KLOYSTOK , toen Romer „ LILLE . hem in den . voorleden Zomer to Hamburg een „ bezoek gaf. Gy zyt , voerde ILLOPSTOR hem to gemoet, een J'vreeslyk Man : want gy liebt vyftigduizend braave Duitfchers. verfiaagen! Rouezr wa, gelyk my deeze beminnelyke Man zelf verhaalde, te Straatsburg in qua!iteit van °Meier van „ de Genie, wen men, by den aanvang van den om Vryheid en „ Vaderland ondernomen. fchriklyken flryd , flier dan (haat. „ deuntjes op den Oorlog. hoorder. Men begeerde van hem, „ dat by een Krygszang zou vervaardigen. In een tan van „ dichrerlyke verrukking (loot hy zich op, en in On nacho, ,, was het Lied . en teyens de van hem zelfs ontworpene daar „ toe behoorende Muzyk, in gereedheid. Ongeacht dit Zang,. „ auk, en de uitmuntende dapperheid , welke de Dichter in S 3 „ den 274 Y. BS EYE ft „ den Oorlog heeft doen blyken , wierd by tweemaal in heels- „ tenis genomen , dan van Royalismus, dan van Terrorismus, „ befchuldigd." Hoewel, gelyk wy reeds vermeld hebben . de Vertaaler de Chara&ers der Leden van het Diredoire heeft agterwege ge- laaten, oordeelde hy, , en met rede, dat van SIEYES te .moetert plaatzen ; de Nederduitfche Leeeer zal hem dit dankweeten: wy moeten pleats bewaaren,en zullen, uit veele byzonderheden deezen Man betreffende, met wicn de Heer MEYER zeer ge- meenzaam fchynt omgegaan te hebben, alleen een zeer zon- derling voorval optekenen , hem verhaald door een Vriend, die 'er mede in betrokken was. Te weeten: „ ROBESPIERRE," (in 't voorbygaan : wegens den uitgang deezes Gedrochts vinden ivy, bl. r64., eene zeer naazoekenswaardige vermelding,) „die „ zyn bazifisken-oog op elk vallen liet , welke , ook flechts „ van ver, voor zyne eerzuchtige plans gevaarlyk kon worden, vergenoegde zich met SIEYES naauwkeurig te doen gade- „ Bean. Dees onttrok zich, zo veet mogelyk was , aan den • yzeren vuist van den dwingeland, door zich van elle mede. 1, werking aan de publieke werkzaamheden te onthouden , en • omtrent alles wat voorviel een hardnekkig fdlzwygen in acht te neemen. Geene intnsfchen nam elle middelen w „ bait, om de fchriften van SIEYES near te fpooren ; dear onder „ ook het openen van de Brieven aan Post-Comptoiren, eene, I, volgens de leer van LOYOLA dat het oogmerk de fchandelyk. „ fie Bingen heiligt, zeer gemaklyke uitvinding. om geheimen „ te ontdekken, door die eigendunkelyke inquifitoriaale magi • bedacht, welke raifun d'etat (Redenen van Staat) genoemd „ wordt, in welk opzicht ROBESPIERRE ook elders voorgangers „ en naavolgers vondr — Alle brieven , die aan SIEVES ge. „ richt mogten weezen, moesten, in gevoige van.den last van „ deezen Dictator, geopend worden.— Destyds had SIEYES, in gefprelt met een vriend uit Duitschland over de philofophie ,, yen KANT • zyne begeerte te kennen gegeeven om een sign- „ meen verflag van dit nieuwe fyftema te bekomen. Dees „ vriend fchreef deswegen aan zynen Broeder, een Geleerden „ op een Duitfche Univerfi/eit, die, meet* gemeenzaam met het „ Latyn dan met het Fransch, een kortbondig uittrekzel van de „ Rantiaanfche grondbeginzelen, in de Latyniche teal, op 't pa- „ pier bregt, en dit in een brief, aan S1EYES gericht , na „ Parys lond. De brief kwam, wierd in bet Bureau der Po- lide gehragt , en geopend. „ Latynfche brief van ver- ,, „ fcheide bladzvden aan SIEYES, uit een vyandlyk land: dear „ „ fteeken geheimen achter misf:hien wel een plan van ver- „ rad!” —. Bus dacht men met diplomatique fcherp- „ zinnigbeid. en de brief wierd aan een der Committees revolts. „ tiosair overgebragr. Deeze hoogere rechtbank der wysheid „ flaarde den brief aan vertiond denLelven even min , en „ fceempte op de taal van den pedant. De hooge mad van „ La PARYS ORSCHETST. 275 „ LatynIche fchooltieesters werd zamengercrepen: men las en „ herbs, debatteerde lang en breed wegens den inhoud van „ deezen zonderlingen brief vondc wel de woorden — „ maar geenzins den zin verftaanbaar, en gefchikt om te ver- „ taalen. neen , liet iemand zich hooren, de letters misleiden ons, het is de cyfertaal van een gevaarlyk geheim I „ — Eindelyk werd 'er onder de minderheid van deezen „ Areopagus een wyzen gevonden die de overzetting van „ eenige zinfneeden beproefde , en daar door de groote,ontdek- „ king deedt , dat de brief geen plan eener antirevolutionaire „ famenzweering behelsde maar dat de wysgeerige taal , „ waar in dezelve vervat was , voorzeker nieuw, de zin Met wel te verltaan, en de denkbeelden duister waren. De brief, „ aan welken zo veele verftanden fchipbreuk geleden hadden, „ wierd voort weder verzegeid en aan zyn adres bezorgd.” De afdeeling, welke ten opfchrifc voert: Esprit Public en Esprit du Jour beheist veele treffende byzonderheden en te- genoverftellingen. Wy willen , geen cot Esprit Public be. hoort,daar uit, ten fleece onzer aankondiginge, nog affchryven. ,, De uitdrukking Esprit Public is een bloote klank, ten aan- ,, zien der groote masfa inwooners van Parys — die Stad „ van eeuwigduurende tegenzeggelyltheden, van zelfzucht, van • eigenbaat, van bedwelmend lustbejag ea voorbyfnellende ver- maaken — of, zo als MERCIzn haar wel eenigzins onvrien* „ delyk, maar echter naar waarheid , in een gefprek met my „ noemde, dien poet der wanzedelykheid van bet Volk. „ Deeze afdeeling zou diensvolgens ledig moetent blyven, • indien ik hier niet van een fchoone, elke gewaarwording „ ftreelende, uitzondering van dien regel — naamlyk van de „ Geleerden van Parys, kon fpreeken. De oncdekkingen , die ik „ aan de kennis met verfcheiden hraave mannen van deeze „ clasfe , onder welken echce publieke geest plaats heeft, ver- „ fchuldigcl ben , zullen my altyd onvergeetelyk blyven. Door „ deezen geest bezield, heeft onder deeze menfchen flechts „ Ben gemeenfchaptyk doel plaats ter inftandhouding der Nets- „ gefteldheid, ter opvolging der wetten , ter volmaaking der „ weetenfchappen , en ter b2vordering van kunften en hand „ welken. Van het vyfmanfchap in het Staatsbeftuur en veele „ leden der we:geevende Vergaderingen , welke als geleerden „ bekend than, af, rot aan de medefchryvers van letterkundige „ inflituuten van allerlei foort, van welken ik voorts zal fpree- „ ken , vindt men deezen publieken geest onder de ganfche „ clasfe der geleerden verfpreid, uit welken hoofde dezelve, • myns inziens , als het eerwaardigfte gedeelte der Paryfche „ Waereld moet befchouwd worden. Die clasfe, waar van de „ meesten in het verlies van hun eigen , by verfcheidenen zelfs „ zeer aanzienlyk, vermogen , van belangryke penfioenen van „ her hof, en anderfoordge inicomften , der omwentelinge S 4 „ grout. 274 F. J. L. ME TER „ grootfte oars toebragten , waar door veclen hunner ,verfehei- „ dene zeffs met vrouw en kinderen, tot daadlyk gebrek aan de „ noodzaaklykfte leevenshehoefcen vervielen, althans, ter nor- „ zaake dat alle bezolding destyds in papier gefchiedde, van „ alle geznakken en genoegens des leevt ns moesten afzien; en onaangezion deeze harde lotverwisfeling zichielven „ gelyk bleeven; ja zelfs , door den last , van perfoonlyken en „ huislyken toeftand niet ter nedergeflaagen , en de toevallig- „ heden des leevens niet agtende, als Waal: van de verheve „ ziel eens wyzen geenzins of hangs , zich door eigen kragt „ boven alle deeze rampfpoeden verhefien! „ Ben verheven en becidarde geneigdizeid voor waare vry. „ heid, ongeveinsde aankleeving aan de tegenwoordige Hants- „ gefteldheid , onderfteuning van elk middel dat firekt „ deeze in Hand re houden en van al het nuttige 't welk 't „ Gouvernement tracht te itichten , vrywillige en onbaatzugtige „ bereidvaardigheid tot alle werkzaamheden van gemeennut- „ tige inrichtingen, yverige medewerking tot., volmaaking van „ kunften en weecenfchappen , ingefpannen nadenken. op nien., „ we ontdekkingen , die tot roem en weizyn des' Vaderland; kunnen ftrekken — en by dat alles eerie echce minzaam- „ heid in den omtmegang; een te gemetkomende, bevallige en dienstvaardige, bejegening van vreemdelingen die hun aanbe- „ volen wierden , nevens achtiog voor buitenlandfche verdietz. „ Hen ; zie daar de ommetrekken van het verheven character, „ dat ik by verfcheidene deezer . door grondige geleerdheid „ en gezellige deugden my even achtingswaardige, mannen heb „ aangetroffen.” De Esprit du your, te Parys, fteekt by dic voorgemelde leer af. Wy wyzen tot het Werk. Betel. voegt 'er by , het Plot van dit Fragment. „ Laaten wy ,” dus luidt hetzelve „ ons tot het, in Parys althans flech:s klein , aantal van ftille, braave Burgers begeeven ; deeze van ouds zeer achtings. „ waardige clasfe van verftandige , befchaatde, huislyk geluk- „ kige; en binnen hun beperkten kring blygeestige, menfchen waar . van 1k, by myn voorig verblyf te Parys, verfcheide „ Familien leerde kennen, die ik chaos, na verloop van twaalf „ jaaren, wedet aantrof en herkende. Deeze edele clasfe van 2) menfchen leeft, by een niet zeer fchitterend fortuin . izzge „ toogen en ail. De Ilormen der Revolutie hebben ook hull? „ ne hutren bereikt, maar dezelve niet vernield. Hun geringe „ have heeft geleden , maar zy zyn niet ganschlyk ontbloot ; „ want hunne van winzucht verwyderde eteliefde bleef bin- „ nen de perken van hun maatig venmogen. Zy troosten zich wegens den cegenwoordigen toefiand der dingen; wen. „ fchen, met alibi-1Hk voor nieuwe tooneelen van omwente- „ ling , dat het tegenwoordig Gouvernement duurzaatn zy , „ ftaig meer gevestigd en volmaakter worde; onderfterinen en ,, be PARYS GRSCHLTST. bevorderen het goede, 't welk her Gonvernement track te „ ftichten; verlangen herael van den Vrede , van den getnee- „ nen welvaart, en van de Staatsfinantien , benevens den %ter. „ nietweden bloei van Koophandel en Handwerken. „ Frankryk zou geTuickig zyn, indien masfa zyner burgers „ deezen kleinen hoop van braave menfchen gelyk ware, et} „ men met betrekking tot hen die veelvuldtg, verwisfeling der • Paryzenaarett met de geheele Natie kon laaten Belden , welke „ federt de Revolutie zo dikwerf het oordeel over het Fran. „ fche Volk misvorind heeft, en aanleidelyk geweest is tot zulk „ een groot aantai onrechtvaardige oordeelvellingen.” Het tweede Stultje, waar mede dit Work compleec is, 221 binnen Lon volgen. De Knorrepot, en de Menfchenvriend ; of vrolyke Wandeling, in en buiten de Bataaffi-he Republiek behelzende Sattriqua Schetzen ,van veragt1 gevaarlyki belachlyke en goede Cha. ratters van voornaame Staatsmannen he Natuur gevolgd. .Door GRRRIT PAAPE. Alm door de geheele Bataaffche Repu. bliek. In gr. 8vo. 168 b1 Onze onlangs gemaak' e Aanmerkingen op de Vrelyke Charac- terfcrzetzen van den Burger PA-PE (*) zyn goeddeels toe. pasfelyk op deezen Knorrepot en Menfchenvriend. Misfchien rangfchikt de Schryver ze onder de ,, bloote gezegden, onder „ de tial en aantygingen van den nyd, den laster en dwaas- „ heid,” want hy is Seen vriend van Recenfenten, en heeft, 'er .waarfchynlyk reden toe , dewyl hy zich aan hunne re,gtmaa. tige berispingen , in zyn gefchryf, onderhevig maakt; hy be• tuigt „ zich deer aan Hier te ttooren." Van nyd en laster ken- nen` Wy ons zelven geheel yry : wil hy onze Aanmerkingen onder die van dwaasheid rangfchikken wy gunnen hem dat vermaak , die kitreling met zelfvooringenomenheid, welke op eke bladzyde van zyn gefchryf doorftraalt ; en lust het ons miet, gut meer dan bloote gezegden te geeven, eenige bladzy- den vol te fchryven , met laffe fpotternyen , en zogenaamde geebtigheden , d,e geette erujlige wederjegginge, of eeue sneer dan enkel aangeflipte ten toon Belling, v Idienen. Oak bier en dear wordt jets recht geestigs in dir Stukje ge- vonden ; doch het ken de veelvuldige bladzyden , waar op die geheel gemist wordt , zo min als in het boven aangeduidde Stukje, op'weegen. flier mede zouden wy dit Stukje ter zvde leggen ; doch kun- nen niet afzyn , hoe de Schryver, tegen zyne nreernmals ge• daa- (4) Zie bier boven, bl. 95. P WE, DE ICNORREPOT. daane becuigingen aan, van geen byzondere Perfoonen te bed0e. len , maar algemeene Chara&rfchetzen, ter toepasfinge, op te geeven, het voorgevallene te Leeuwaarden,met ABRAHAM STAAL, opgeeft: en, om die voor zyne Leezers te veraangenaamen, een Smous LEV/ in 't fpel brengt ,die op de vraag, seat is hier te doen? ten antwoord geeft: „Dat zal ik je than le zeggen. Daar moet „ van deezen morgen, dear in die kerk zie je? een Raadsheer preeken, met een almagtig groom kromme neus, „ by myn ziel! met een neus net als de Inuit van een arend! „ 't Is waar wat ik je kohl te zeggen, myn eertje! of ik ]nag „ nooit op Abrahams fchoot zitten." Orr de vraag, is dit dan een Yooden Kerk? antwoordt LEvr: „ Begut! wel neen het — zou een Raadsheer in de Smousfe „ Kerk komen preeken? Wat vraag is dat, myn eertje! „ gy plea den arm= LEVI een weinig, geloof ik waaragtig! 't Is de Kerk van de Birgers Menisten 1 je weer immers „ wat Meniste zyn — he ?" In deezen trent vaart het gefprek over dien Raadsheerlyken Leeraar voort, en fchetst , met yee!e bytrekken , die fchreen- wende Gebeurtenis, doorfpekc met 's Schryvers geliefde fchroi. len, die 'bier zo weinig els elders te pasfe komen , op den Godsdienst , en doorvlogten met onhebbelyke trekken , waar van de kieschheid walgt , en die alleen kunnen fmaaken aan lieden van een bedorven fmaak. Wy laaten ons over het geval , de waare gebeurcenis, flier nit (*);maar haalden dit alleen by, om te doen zien, hoe PAAP& geen woord houdt met geen Perfoonen te noemen , of byzon- dere Lieden zodanig aan te duiden , dat ze van alle andere lunnen onderkend worden. Dan genoeg! (*) Deeze vindt men in een Request voor Gecommitteerden der Doops- rzinde Gemeente to Leeuwarden , ingeleverd by de Nationale Yergade" ring , repreftnteerende het Polk van Nederland. Te bekomen by G. Bd. Ca- bals, te Leeuwarden, en by de Drukkers 4leezes. De Franfche Belden, of de Belegering van Saint -yean- Lone. Treurfpel. Cevolgd naar het Fransch, van D'ussizux, door P. G. Witfen Geysbeek. Te ./Intfleldan I, by P. J. Uy- lenbroek. In tivo. 74 bl. Dit Spel wordt gefpeeld in 't Steedje St. yean-de- Lone, een kleine plaats in Bourgogne , volgens de nieuwe ver- deeling van Frankryk in bet Departement Haute-Saone. Volgends eene moot , onder de lyst der perfonen geplaatst , beef: het flegts „ 1700 fchredan in den omtrek , die stoo hub. zen bevat. Ten tyde van het beleg , in 't jaar x636, telde men 'er niet meer dan 13 a 1400 inwooners , watronder zich suaueilyks 200 bevonden , die in flan waren de wapenen te V06. DE FRANSCHE WELDEN TREUESPEL. 179 vomit. 'Er waren niet meet dan agt ftukken kanon in de ilad, en de bezetting was door de pest, enz. tot op 150 matt verminderd.'" Dit Stukie , dat zeker in deeze dagen wel ter fuede in 't licht verfchynt, flelt de heilige pligten van edele gevoelens en belanglooze liefde voor 't Vaderland zeer levendig voor, en past dus, met het hoogile regt , op eenen NatIonalea Schouwburg , dear de Nationale deugden , gewislyk, de eerite pleats verdienen. Desgranges, de Vader van Adelaide, met zyne toeftemming verloofd aan een' dapperen Fransch. man , Tremont, was eerfte Burgemeester van dit klelne Steedie, en was geheei doordrongen met mannenmoed, en zucht tot behoud der plaatfe. Kamillus , de Hoofdman der bezetting , die reeds verraa- derlyke oogmerken had, en heimelyk in onderhandeling was met den Keizerlyken Generaal Galas, tot de overgave der Ves. Ling, was van de dappere en flandvastige geneigdheid des Burge. meesters bewust, en had de fnoodheid hem te dreigen , dat by dezelve met zyne bende verIaaten zoude , indien hem Adelaide niet op denzelfden dag nog ten huwelyk gegeeven werd; en Desgranges bad de zwakheid, liever zyn woord aan Tremont te breeken, en zyne Dogter op te Laren, dan de pleats in 's Vy- ands handen te /amen vallen. Dit verwekt de aandoeu. lykfte Toneelen , en brengt Tremont tot de ulcer& woe- de , die nog daarenboven door den haatelyken Kamillus van verraad befchuldigd wordt. — Dan deezen moeten in her Stuk zelf geleezen worden. Genoeg, de Stad wordt door Conde ontzet , bet verraad van Kamillus ontdekt, en Adelaide Piet Tremont vereenigd. — Het not van dit Stuk behelst de volgende gedenkwaardige aaufpraak van Conde aan Des- granges. En gy . Desgranges! ga, doe, 't gantfche land in 't rend', De maar' van deze zege aan alle Franfchen h,ren. 'Er ga van dit beteg geen enkle trek verloren: Daar is niet eine daad in dees gebeurtenis, Die niet . alle eeuwen door , bewondrenswaardig is. Dit voorbeeld make elks hart tot 's Lands befckerming vaardigs Wie 't Vaderland behoedt is eeuwige eere waardie. De 180 I1Tt VIRTALLIIR 9 BLYEPIL. De Yerteller of de twee Posthuizen; Blyfpel. Naar het Fransch van 1. B. prcArto, Te Haarlem , by J. van Wake en Conip. Its 8vo. 68 bl. D e vinding van dit Blyfpel is geestig, en de verwarring, in 't zelve heerfchende, LI de daad, verbysterende. Dit Stuksken kan, derhgven, van menlchen, die alleen leezen om zich te diverteeren , en den Schouwburg bezoeken am zich poor eenige aogenblikken onledig te hquden met het geen Itof tot lachen geeven kan , niet anders clan met toejuiching warden aangezien ; en in zo verre verdient het onze aanpry• zing (eenige onnaauwkeurigheden , in 't naarbootzen van bet Engelsch en den Engelfchen Tongval , daar bniten geflooten' zynde.) — Doch vqor den waaren betninnaar van Toned. llukken en den Schouwburt..*, die altyd het nuttige by het ver- evaaklyke wenscht aan te treiren , heeft dit Stuk niets dan het evaaklyke wenscht aan te treiren , heeft dit Stuk niets dan het eenvouwige lachverwekkende , en op zyn hoogst het , hoe eenvouwige lachverwekkende , en op zyn hoogst het , hoe komt de ilutheur 'er aan f in zich. Non, qua miraris, fed qua docent, amoena Willem en Kees, op een Mosfelparty; of de zeeven Zoonen het Hoerenkind. Klugtfpel en Pantomime. Door j. A. SCHASZ in leeven Med. Donor. Zynde dit het 5de Stuk van 's Mans tagelaaten Schriften. In den Haag, by J. Plaat, r797. 8vo. 31 let Stoats - Spook ; of de eene Duivel 'er uit, en de andere zyn plaats. Klugtfpel. Door I. A. SCHASZ. 6de Stuk. By clenzeiven, 72 bl. W y voegen deeze twee Stukjes by elkander, otn dat ze van den alloy zyn by wien ze •de proef zullen kunnen doorflaatt, weeten wy niet; maar wel, dat zy 't by ons niet doen. Snaaksch en grappig zyn ze; doch wy denken , dat zulke geeStigheden , hoewel ze goed zyn oat den lever te doen fchudden , meer kwaads dan goads doen , in de tegen. woordige tydsomftandigheden. ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. De Ouderdom 2 of de zaak der Bejaarden ; in XIII Ge• fprekken. Door HERMAN GERHARD VAN BREUGEL, Oud Predikant by de Hervorraden to Dordrecht. Te Utrecht , by J. van der Schroeff, Gz., 1797. In gr. 8vo. 43o bl. Laat zich de geaartheid en het karakter eens Schry. vers uit zyne Schriften kenmerken , wy verbeelden ons, in dit Gefchrift, grond te ontmoeten , om den Eerw. VAN BREUGEL ons voor te ffellen, als een blymoedigen Gryzaart, die, het goede en het kwaade deezes leevens door elkander flaande , in de overtreffende maate van bet eertle boven het laatfte ftoffe vindt tot een vroly. ken Ouderdom ; eenen Gryzaart , derhalven , volkomen berekend voor de taak, welke hy op zich hadt genomen. In de Voorrede fchryft hy, dat, onder het menigvuldig ge- fchrevene ten dienfte onzer Jeugd, in de laatfte tyden, in 't geheel niet fchynt gedagt te zyn Ilan die Oude Natuurgenooten, die eerlang de Maatfchappy der lee- venden than te verlaaten. Grond van reden heeft deeze oprnerking, en hebben wy zelve dikmaals ons verwon- derd, dat, onder het verbaazend aantal Schriften, die door onze handen gaan, wy zelden iets 'ontmoeten , gefchikt om deeze gaaping aan te vullen. Dank hebbe, daarom, de agtenswaardige VAN BREUGEL, die zyne hooggcklom- mene jaaren aan het belangryk werk wel heeft wil/en toewyden. By veelen onder de leezende bejaarden, twy- felen wy niet , zal -s Mans aangenaam vooruitzigt ver- vuld worden. ,, De Lachfpieren der achtbaare gryfe „ Ifoofden mogul , gelyk andere ligchaamsdeelen, by „ deezen veelat verftranid zyn ; maar echter, dunkt my, „ zie ik deeze en geene derzelven, myn opzet , om hun „ eenigermaate te hulp te ;torten , met eeneu vriendly- „ ken lonk van vergenoegen en dankbaarheid goedken- „ ren , en daar door toonen, dat zy de pooging, welke „ ik in deezen ten hunnen en mynen eigen nutte wil LETT. 179g. NO. 7. T pst aan, /IA I. G. VAN liTtEUGEL „ aanwenden, bekroonen willen." Thans verdeedigt VAN IIREUGEL zyne keuze, om het Werk in den vorm van Gefprekken of Zamenfpraaken te gieten , en kenfchetsc de fpreekende perfoonen; deeze zyn vier in getal: Al6- thophilus, of Waarheidsminnaar , een amptloos bejaarde, ,, die van een voorig noest , thands een rustend, doch „ echter nog arbeidfaam leeven leidt," van befchaafde Letter- en Wysgeerige kennis niet ontbloot , van een opgewekten aart en beftaan. Philanthropos, of de Mensch- lievende, wat neerilagtiger van aart dan de eerfte, en ook minder geletterd , hoewel niet ledig van Geleerdheid, Eufebia, de Gadvrugtige, zints veele jaaren de Echt- genoote van Alethophilus. Eindelyk , Vicina , of de Buurinne, eene achtbaare ongehuwde Jongvrouwe , van middelbaare jaaren, Vriendinne van Eufebia; die beiden de Weetenfchappen , en vooral de beoeffening der gewy. de Sehriften, liefhebben.— 't Zy ons geoorlofd, uit de Voorrede nog over te neemen de volgende beminnelyke Karaktertrek, door Vader VAN BREUGEL met een zweem van ongekunftelde opregtheid, aangaande zich zelven neergefleld : „ De Natuurlyke Historic (fchryft hy) t, is van voor lange een voornaam deel van myne oeffe- ningen, en door overreeding ben ik een Vooraander en /1 Verdeediger van de goedaartige en vreedfaame neigin- gen der dierlyke Schepping in 't algemeen, niet al- • ken jegens de Menfchen , als welke de Dieren altyd ,'min of weer kenlyk eerbiedigen, maar ook jegens el- ^ kanderen, uitgezonderd wanneer de honger, of de flood- ^ zaaklyke aandoeningen der zinlyke lusten , tusfchen 57 beiden komen. Maar veel meer (voegt hy 'er nevens) ben ik -een Beminnaar en Hoogfchatter, een Voorttan- ,, der en Verdeediger van onzer aller redelyke, betaam- „ Tyke, ja noodzaakelyke Christlyke Verdraagzaamheid, „ en fchuldpligtige onderlinge Liefde, welke ik omtrent „ alien in Gods vreeze trachte te beoeffenen , en welke ik van alien omtrent my verlange.” Tot narigt onzer Leezeren , wat zy in dit Werk kunnen vinden , zullen wy de Opfchriften der Zamen- fpraaken, die dertien in getal zyn, mededeelen. Zy lui- den: Over den Ouderdom op zig zelven — de Eerwaar. digheid, vooral van een Verflandigen en Godvrugtigen Ou- derdom — den genoeglyken en vrolyken Ouderdom — hot betaamlyk Geduld der .Bejaarden in hunne ZwaReid en Ongefteldheid het noodig Geduld tier Bejaarden in DE OUDERDOM. Ongelukken en veelerleie Raven — der Ouden var. fchuldigde Hoope op God , uit hoofde van zyne Beloften aan hun — de zoo noodzaaklyke, als betaamlyke Zelfs- verbetering der Ouden — der Ouden betaamlyke , en hun door God beloofde Vrugtbaarheid in het goede — de betqamlyke en aanhoudende nuttigheid der Befezarden voor hunne Medemenfchen — der Ouden behartiging van hun eigen nut, zoo voor dit, cis voor hun toekornend lee- van — de Zekerheid der Hemelfche Gelukzaligheid eene onderzoekende overweeging van den aart en natuur der Hemelfche Gelukzaligheid — Leeringen en Ver. troostmgen , uit de twee naastvoorgaande Gefprekken afge- kid , enz. Als een blymoedigen Christen Gryzaart verbeeldden wy ons voorheen den waardigen VAN BREUGEL. Bewys voor die verbeelding weenen wy te ontmoeten in het derde Gefprek, loopende over den Genoeglyken en Vrolyken Ou- derdom , uit het welk wy , om ter proeve van 's Mans fchryfwyze te dienen , lets zullen overneemen. Vier troostgronden Belt hy aldaar neder, die een Christen eenen vrol yk - clankbaaren Ouderdom kunnen, mogen en moeten vrol yk - clankbaaren Ouderdom kunnen, mogen en moeten doen leiden. Zy zyn : „ God is i. zyn Maaker. 2. Zyn „ gunftige Onderhouder, en de, groote treldoener zyns lee- „ vans. — 3.Zyn genadige Verlosfer door Christus Jefus. „ vans. — 3.Zyn genadige Verlosfer door Christus Jefus. „ — 4. En de God zyns hells, op Wien by hoopt.” Naa eenige zegeningen, hem ten deele gevallen , vermeld te hebben, zegt Alethophilus: „ Daarom , ik wil voor elke „ gaave van zyne hand, voor den adem dien ik fchep, „ voor 't licht dat ik geniet, voor myne vermogens, voor „ elken dag van werkzaamheid en gemak, voor elken rus. „ tigen en aangenaamen nacht dien ik geniet, aan het „ weldaadig Wezen , het welk dezelve aan my verleend, „ dankbaar zyn ; en voords met vrolykheid het pad zyner „ geboden bewandelen. Alle deeze zyn toch billyk , „ rechtvaardig en goed; goed in zig zelven, goed en hell- „ zaam, voor ons.” Hier valt Philanthropos hem in de re- den : „ Met vrolykheid?" zegt hy : „ Hoe kundt gy toch „ zoo veel genoegen en reden tot blydfchap op deeze „ laage aarde vinden , welke immers Diets dan een traa- „ nendal, eene barre woestyn is, of ten minften van veelen „ daar voor gehouden word ?” Nu hervat Alethophiltes het „ daar voor gehouden word ?” Nu hervat Alethophiltes het woord , en zegt : „ Hoe ! dit leeven of deeze benede- ,, waere/d over 't algemeen een Traanendal te noemen, „ is ondankbaarheid tegens God. En deeze kleene, maar T 2 „ fchoo- 14. G. VAN tilt.Etiatr, „ fchoone waereld van Gods aardryk, die ais een Planeet • mede tot het Hernelitel behoord , moge van fommi- ,, gen eene woestyn genoemd worden , maar ik houde • dezelve met anderen geenzins daar voor. Wat 'er van • zy, , in die zoogenaamde Woestyn heb ik, gelyk oud- tyds elk Ifraeliet in die Van ilrabien omzweryende, • bevonden, dat God my brood gat om te eeten, klee- 05 deren om aan te trekken , en alles, wat tot het leeven ^ en de Godzaligheid noodig is, en dus ook de betere „ dingen , die met de Zaligheid gepaart zyn. Want ,, fehoon wy al niet door een eigenlyk gezegd Wonder- „ werk gevoed noch gedekt worden, gefchied zulks ech- ,, ter door de Godlyke Voorzienigheid. En deeze ge. „ dachte is ftreelende voor my.” De redenen van blymoedigheid in den Ouderdom doet de Eerw. VAN BREUGEL zynen Alethophilus aldus ont- vouwen : „ Ook ondervinde ik , dat de betrekkingen , „ die ik met maagfchap en goede Vrienden heb, een „ bron van daaglyks vermaak zyn. Onze onderlinge „ liefderyke , en dus ook medelydensle gevoelens, onze „ gezellige byeenkomften , genegenheden en beleefdhe- „ den verminderen de lastigheid van den weg niet wei- ,, nig , en veraangenaamen ons underling verkeer. Wat 'er thands ook plaats hebbe en gebeuren moge, wy „ zyn aan geen woest willekeurig gezag blootgetteld, „ maar genieten onze vryheid, zoo wel in 't Burgerlyke, • als in 't Godsdienftige , door heilzaame Wetten om- f• chanst. „ Immers hebben wy onze Mozeyen tot onze Leids- mannen , de Propheeten den Leeraar ter Gerechtig. „ heid zelve, met zyne Apostelen en Euangelisten, tot „ onze Leeraars, om ons wys te maaken tot .zaligheid. ,, Die maaken ens bekend wat goed is , en 't geen de „ Heer van ons eischt. Zoo is ook Gods Woord-eene „ lieflyke lampe voor onze voeten, een helder licht op on- • zen pad,zoo wy maar niet,de duisternis liever hebben- „ de dan het licht, onze oogen en harten 'er veer fluiten. „ God zelfs geeft ons zynen goeden geest oru ons te on- „ derwyzen. „ Ook ontbreekt het ons aan geene Barons, noch lee- „ vende voorflanders en voorgangers in onzen geestly- „ ken Godsdienst. Wy hebben dagen van heilige rust, „ ftaatige gedenkfeesten, verfcheidene oeffeningeti en in- „ ftellingen ter verleevendiging en verftexking onzer bar- „ ten. 11E OUDERDOM. 285 1, ten. Met blydfchap molten wy ons geestlyk water „ uit de heilfonteinen, die in ons midden zyn, fchep- „ pen; en daardoor, gelyk Ifrael in de woestyn Kanaaris • vrugten proefde, alree met eenigen voorfmaak en ver- „ zekering van het geluk der Hemelfche Gewesten be- untligd worden.” Naa het vermelden van nog eenige gronden van wel- tevredenheid : „ Gy fchynt (valt Philanthropes hem ,, in de reden) verfiandiglyk op 's Heeren goedertieren- ,, heden te letten , en veel met zyne belofte , ons in, • zyn woord gedaan, op te hebben,” vervolgt Aletho- philus „ Dit tracht ik op alle mooglyke wyze te „ doen: op zulke dingen ben ik gewoun gefladig het „ oog te houden en te tuuren. Het gevoel en 't getcadig „ denken en flaroogen op myne tegenwoordige zwaarighe- „ den, Iasten , te kortkomingen in pligtsbetrachtingen, en „ op myne zwakheden zoo wel als op de ongelegenheden „ deezes tyds, mogten anders myn aandacht te veal naar SI zich trekken , en het goede, 't welk ik geniet, en den goedgunftigen Schenker daar van doen vergeeten. ??Ondertusfchen vergeet ik de zwaarigheden niet, waar- „ in ik met anderen ben, of waarin ik voords perfooneeI, „ komen kan, doch ik vind ook reden van dankzegging en „ blydfchap daar in, dat ik in voorfpoed my tegens onfpoed 91 kan en mag wapenen. Ik verflaap de dierbaare uuren van den dag niet, de orde der Natuur omkeerende, noch 5/ misbruik die door geene ongeregelde liefde tot Bezel- „ (chap en uitfpanningen , maar poog 'er zuinig op te zyn, waar door ik vry ruimen tyd heb. En wanneer ik deezen , SI gelyk ook gezondheid en blymoedigheid, bezitte, tracht • ik denzelven voor God , en vooral voor myne ziel, „ ten einde deeze wyzer en beter te krygen, te gebrui- „ ken , en dewyl ik te wel van de groote onzekerheid „ van gezondheid en gemak overreed ben, draag ik zorg, „ die zoo te beiteeden , dat ik aangaande dezelve, wan- ,, neer die van my weggenomen zouden zyn, troostryke „ overdenkingen hebben moge.” Uit een ander Gefprek zullen wy nog een enkelen trek overneemen, vooral om de Aanteekening, daar nevens gevoegd. Cinder de dwaalingen , in welke bejaarde Christenen ligt vervallen. en die van de fchadelykfte ge- volzeo zyn, rangfchikt de Eerw. VAN BREUGEL de vol- gende : „ Zy denken en zeggen al ligt , dat de. pree- ,, diking van Gods Woord en de Godsdienstoeffeningen, T3 „ die '86 H. G. VA N BR EU GEL, DE OUDERDOM. • die zy in voorgaande dagen gehad hebben, beter waren, „ dan die, welke zy nu genieten, en verachten de Pree• dikers deezes tyds , in vergelyking van de voorigen. • Misfchien (zegt hy). is 'er, met opzicht tot eenigen, • grond toe ; maar eigenlyk is de verandering in hun zelven. Zy zyn ongefteid en hebben hunnen geestly- ,, ken eetlust verlooren, zoo dat de misflag by hen ligt." Hier op flaat de volgende Aanteekening: „ De goede „ Horatius befchryft den ouden man als een Homo dif.. • ficilis, querulus; — Cenfor, calligatorque Minorum. „ En zyn gezegde, dat een oud man zy Laudator „ temporis ac7i , fe Puero, mag, over 't geheel genomen, „ eene waare charaderistique trek zyn ; maar, ik voor „ my, ben, geenzins met alle , naar echter met veele „ grondbeginzels en zeden van den tegenwoordigen tyd, beter te vreede, dan met die , welke ten tyde, toen „ ik met eenige kennis in de waereld tradt, plaats hadden. • Dit niettegenftaande, blyft bet, over 't geheel, waar, „ 't geen den myner Voorouders, H. L. Spiegel, ergens „ in zynen Hartjpiegel , naar de Dichtkunde van dien tyd, zong: „ De tyden zyn all' eens , geen beeter' wil vercieren , Zyn zy u kwaad? dit doen uw fnOo en kwie manieren:' De bygebragte ftaalen zullen genoeg zyn, om den aart en de denkwyze, in dit Werk doorftraalende , kenbaar te maaken, en hetzelve te doen voorkomen als een nut- tig Handboek voor bejaarde lieden, zeer dienitig om hen met bet onaangenaame van 's menfchen (land te bevredi- gen, en het genoegen des leevens met een dankbaar hart te fmaaken. Een dierbaar gefchenk aan de Natuurge- nooten is alzo dit Gefchrift van den agtenswaardigen VAN BREUGEL men wy verlenging van zynen verftandig blymoedigen Ouderdom van heeler harte toewenfchen. Ile P. HAACK, PIET LEVEN VAN PAULUS. 287 Het leven van Paulus den Apostel, in Iferkelyke Reden- vocringen , uitgefprooken in de Hervormde Gemeenten van breda en Amlierdarn. Door PETRUS HAACK , 1G vooren S. S. Theol. & Hill. Sacra Profesfor, en Predi- kant te Breda, daarna Predikant te Amilerdant , en Lid van het Zeettwsch Genootfchap tier ireetenfchappen. IJIe Deels atle Stuk. re ilmlierdam, by J. Allart , 1797. In gr. 8vo. 362 bl. Dit eerfte Deels tweede Stuk bevat wederorn eenige Kerkelyke Redevoeringen, over het leeven van Pau- lus den Apostel, op denzelfden trans uitgevoerd, en op foortgelyke wys met eenige aanteekeningen vercierd, als de voorige , waarover wy onlangs ons oordeel vryrnoedig geuit hebben C). tiny vergenoegen ons thans met de opgave der byzondere itoffen , die men in dit Boekdeel kan verhandeld vinden. Vide Leerrede, over Hand. /X: 7, 8, 9. de merkwaardige gevolgen van de Verfchyning van den Heere jefus, in Saulus en de Manners die met hem waren. VIIde, H. IX: 10, II, 12. het bevel van den Heere 7efus, aan Ananias, om den biddenders Saulus de handen op te leggen. VIIIfte, H. IX: 13, 14,15, 16. de bezwaar- de Ananias, door 's Heilands antwoord, bemoedigd. 1Xde, H. IX: 17 , 18, IV. de naauwkettrige uitvoering van 's Heilands bevel door Ananias, met de gezegende ttitwerk. zels daarvan, voor Saulus. Xde, H. IX: 19b, "I, 22. Saulus gezegende Euangelie -prediking 1C Damascus , met de heilzaame gevolgen daarvan. XIde , H. IX: 9.3-31. Saulus om zyne Luangelie • prediking in Damascus ver- volgd, door de Discipelen gered , te yerufalem door zyne mede -4postelen erkend era aangenoomen. (*) Zie dflgem. ratlerk Letteraef. voor 1797, 47. T4 over- 188 P. SCHOUTEN Overgang van Frans Voorhout, uit de gemeenfthap der Gereformeerden tot die van de Roomsch Katolyke Kerk, door zyne openbaare belydenis van derzelver Leere, ge- daan te Alkmaar, op Zondag den lo September 1797, voorgefiel d , naar aanleiding dezer woorden , HAND. IX: 21. En alien, die het hoorden, ifonden verfteld, en zeiden : Is by het niet, die te Jerufalem de gee- nen , die dezen naam aanriepen, zoo vervolgde ? Door rETRUS SCHOUTEN, .Roomsch Priester en Pastoor Alkmaar. re Ai/Oct-dam, by P. van Buuren , en te Alkmaar, by A. Boogland Bierlaag. In gr. 8vo. 86 De Roomfche Priester en Alkmaarfche Pastoor r. scnotr- TEN, met achting onder ons bekend , geeft, in dit gefchrift, openbaar verflag van den overgang des Heeren Frans Voorhout, uit de gemeenfchap der Gereformeerden tot die van de Roomsch Katholyke Kett:, en bet geen by die gelegenheid is voorgevallen. Deze veel geruchts maakende overgang is, in Septem- ber des voorleden jaars, te Alkmaar in 't openbaar met veel plechtigheid gevierd. Pastoor SCHOUTEN liet hem, by die gelegenheid , eerst voor de vergaderde menigte wrhaalen , wat de voornaamfte aanleiding tot het doer van dezen voor veelen zoo verbaazenden flap geweest is, daarna zyne geloofsbelydenis , volgens de leerwyze der Roomsch Katholyke Kerk, ffaatlyk opzeggen; hierop volg- de, vO6r bet beginnen der H. Misfe, nog eene aanipraak, betrefiende den waaren aart van dien ofrerdienst , zoo als dezelve in de Roomfche Kerk verricht wordt , en einde- dezelve in de Roomfche Kerk verricht wordt , en einde- lyk de plechtige toediening van bet Allerheiligite Sacra- me: t des altaars, weder verzeld van eene aanfpraak daar- toe betrekkelyk, welk alles men bier kan leezen, gelyk ook de Leerrede , die, nadat alles was afgeloopen , door Pastoor SCHOUTEN is gehouden. Frans Voorhout geeft te kennen, dat de ontdekte ver. fcbillen onder de Proreflanten , over gewigtige geloofs- punten , (by voorbeeld over de Leer der Drieeenheid , over de Godheid van Christus en het beflaan van den H. Geest , over de wyze, op welke de mensch met God bevredigd wordt, enz.) hem voornaamelyk tot wankelen ge- bragt hebben, terwyl by meende , dat eenheid een ,voor- naam en weezenlyk doel van bet Christendom is. Deze niet OVERGANG VAN PRAYS VGnittIOUT. niet vindende by de Proteflanten, begon by te twyfelen, of wel het echte ryk van Christus by bun werd gevon- den. Hy zocht te vergeefs naar een vasten grond, of zeker middel voor ieder mensch, en dus voor ongeleer- den zoo wel, als geleerden , om hem onbetwistbaar te verzekeren van 't geen God tot zaligheid geopenbaard heeft , en van den ontwyfelbaaren zin der Goddelyke Openbaaring. En nu liep by gevaar , om de geheele Openbaaring te verwerpen. „ Dan, tegen dit uiterfte," dit zyn zyne eigen woorden , „ heeft echter de God- delyke genade my beveiligd , fchoon zyne Voorzie- nigheid , zo als ik nu door zyne goedheid zie, ge- doogde , dat ik eene verkeerde keuze deed , en my verbeeldde, de verlangde gerustaelling te vinden, in lien te volgen , die , wel byzonder zedert eenigen tyd , de verdraagzaamheid van alle Godsdienitige gevoelens der Gezindheden onder de Protetianten , aanpryzen als het middel, om door geene verfchillende begrippen in het fluk van den Godsdienst ontrust te worden. In hope, van op die wyze het Christendom te vereenigen, begon ik voor dit plan door myn gedrag en fehriften te yveren (*); doch (*) „Door nun gedrag (zeg ik),waaroin ik geene zwarigheict maakte, om by de Remonflranten in deze Stad, en te Anifter - dam by de Doopsgezinden in de Kerk de Zon, aan den Be- dienaar van het Avondmaal bekend zynde , zo wel als by de Gereformeercien, tot welk laatfte Kerkgenootichap ik behoor. de, van het H. Avondmaal des Heeren gebruik re maken. 1k zoude zuiks zelfs , uit hoofde van deze denkwyze , insgelyks by de Lutherfchen en Roomsch - Katholyken gedaan hebben , indien niet aan myne zyde hun gevoelen over het Avondmaal my niet gehinderd had ; en aan hunne zyde, zy my ook tot de Communie , nit hoofde van andere leerttellingen, niet zouden hebben kuunen toelater. „Door myne fehriflen insgelyks pogingen aangewend, om het Christendom op die wyze te vereenigen ; ten minflen, ik was van oordeel , dat wile Christen gezindheden in c 6n Kerk. gebouw haare openbaare Godsdienst-oeffeningen konden verrich- gebouw haare openbaare Godsdienst-oeffeningen konden verrich- ten. 1k meende, daar toe een zeer gefchikt plan by eene zekere aanleidende gelegenheid te hebben uitgedacht , en die aan myne Land- en Stadgenoten te moeten voordragen in tydsomftandigheden, die my dachten, daar toe gerchikt te zyn; aithans de zaak in overweging te geven , in hope, dat uit die ruwe ontwerp wel lets goeds ter bevordering van de algernee- ne belangens en de eenheid in het Christendom zoude geboren T 5 wor• 29Q P. SCHOUTEN doch welhaast het onmogelyke van hetzelve ondervinden- de, bleef ik verlegen omzien naar dat Been, het well ter gerustftelling van myn gemoed , zo zeer door twy- felingen geflingerd, konde dienen. Ik verzuchtte met ver- mienwden aandrang tot God, om den weg te kennen, welken ik moest bewandelen. — Het behaagde ook zy ne goedheid, my aan te fporen tot een ernftig onderzoek riaar de leer der Roomsch-Katholyke Kerk (*)." „ 1k on- derzocht, wierd onderricht en overtuigd , dat de wezent- lyke leere , door de Roomsch- Katholyke Kerk voorge- dragen, zuiver van alle dwaling , afgodery en bygelo- vigheden, heilig en dus de ware leer van Christus is. Ik beyond, dat zy alleen op onwrikbare gronden lust; en zag, tot myne verbazing, dat buiten die Kerk geene gerustaellende zekerheid voor een waarheidlievend Christen kan gevonden worden." 's Mans hierop volgende belydenis begint dus Ik, Frans Voorhout, geloof vastelyk en belyde al het gene in het geloofsbegri p, het weik de Heilige Roomsch ICatholyke Kerk gebruikt, begrepen wordt. En nu wordt dat geloofs- begrip , bevattende de karaaerizeerende leeringen der Roomsch worden. Die genegen mochten zyn, te lezen bet geen ik in den jaare 1795 daar over gedacht en gefchreven hebbe, kan bet vinden in myn Werkje , getytelds Frans Voorhont aan zyne Medeburgers , op bl. 58. en very. in dien tyd uitgegeven, en noch te bekomen by y. Hand, te Alkmaar. Het geen anderen befchouwend voorgedragen hebben, trachtte ik in werking ge- bracht te zien: doch ik beyond op eene onaangenaame wyze, dat myne yver niet Aileen ontydig, maar myn ontwerp zelve onuitvoerlyken voor de wezentlyke belangens van het Chris.. tendom nadeelig waren." (4) „ Het oplettend nalezen en overwegen van bet Kerkboek van den Heer P. Schouten, getyteld : de waare Codsdienst, by P. van Buuren, te Amfterdam, uitgegeven, en de vryheid , die zyn Eerw. my vergunde, van alle de bedenkingen , die ik op dit boek mogt maker: , en de ophelderingen, die ik over het een of ander begeerde, hem per Misfive te mogen mededeelen, en daar dan lchriftetyk op te zullen antwoorden, is my voor- rametylt in dezen van zeer veel nut geweest. Ook daze brie- yen zal ik in 't vervolg in 't licht geven; en ik vertrouw dat elk onbevooroordeelde daaruit op het klaarlle zal zien en overtuigd warden, dat dit krachtdadig moest medewerken, om overtuigd warden, dat dit krachtdadig moest medewerken, om my de leer der Roomsch-Katholyke Kerk geheel anders to doers befchouwen; ja met hoogachting voor dezelve vervullen." OVERGANG VAN FRANS VOOItHOUT. f9t Roomsch Katholyke Kerk, opgezegd. Men meet zich verwonderen , dat een man van verftand , die zco veel onderzocht, zoo veel verworpen en weggeredeneerd heeft, zich met zulke zwakke gronden voor zyn geloof heeft kunnen vergenoegen, als men bier, onder den text, by deze geloofsbelydenis geplaatst vindt. En wie zou het hebben kunnen gelooven, zoo bet onze oogen niet zagen, dat de fchrandere Pastoor SCHOUTEN, die, ook in dit ge- fchrift, de duidelykfte bewyzen van gezond oordeel aan den dag legt , de Roomsch Katholyke Leer van de Transfubitantiatie, met den aankleeve van die, en andere Leerbegrippen dier Kerk , die by meent dat alleen de waare Christelyke Kerk is, zonder dwaalingen, nog zoo getrouwelyk aankleeft, en met ,zulke bewyzen tracht te ftaaven, die men van den fchranderen Autheur der met recht bekroonde Verhandeling , over Gods beJlaan, niet zou verwacht hebben. In de bygevoegde Leerrede over HAND. IX: 2r. En Allen, die het hoorden, flonden verfleld, en zeidetz: Is by het niet, die te yerufalem de geenen, die dezen naam aan- riepen, zoo vervolgde? wordt eerst de gefchiedenis van de groote verandering, die Paulus ondergaan heeft, kor- telyk erinnerd, en daaruit getoond, dat de overgang van dien Apostel, uit de gemeenfchap der Jooden tot die der Kerk van Jefus, voor alle zyne tydgenooten en hem- zelven een verbaazende flap geweest Dit wordt ver- volgens toepasfelyk gemaakt op den zeldzaamen over- gang dier menfchen, welke, onbezonne yveraars, voor de eene of andere foort van Godsdienftige begrippen, ge- weest zynde, tot de Gemeenfchap Bier Kerke overgaan, welke zy te vooren lasterden, en, naar alle hunne ver- mogens, vervolgden, en wel byzonder op den overgang van F. Foorhout. Hy erkent een groot verfchil tusiblien het geval van Paulus en het tegenwoordige. Des niet te min zyn 'er, in dat van Paulus, eenige byzonderhe- den , die zich , zynes erachtens , op den overgang van IToorhout voegelyk laaten b overbrengen. r. Zyn onbezoneen yveren voor de Godsdienftige denkbeelden, door hem in zyne jeugd reeds aangenomen. a. De gevolgen van dit zyn zondig yveren. 3. Zyne overgang uit de gemeen- fchap der Jooden tot die der Kerk van jefus. 4. De verbaasd'neid, welke deze to weeg bragt by Jooden en Christenen , en de uitwerking derzelve onder de beide partyen. 5. De verbaasdheid over dien flap in hem zel- yen 292 P. 8C ROUTE NI OVEROANG VAN E. VOORHOUT. yen opgekomen. 6. Het befluit, na de overweging van Gods barmhartigheid in zyn geval, door hem genomen. Eindelyk worden uit bet voorgevallene eenige aanmer- kingen afgeleid, waarin de Toehoorders tot een behoorlyk gebruik van deze gebeurenis tot Gods eer , hunne eigen en hunner naasten zaligheid, opgewekt worden. De Re- denaar tracht hen te overtuigen , dat 'er Gods hand in te zien is , die deswegens moet verheerlykt worden; en by die gelegenheid verdedigt hy openlyk de zuivere oogmerken van den nieuw geloovigen. Daarop laat hy nadrukkelyke vermaaningen volgen, om 'er voor zich en anderen nut mede te doen; en wel hyzonder, om zich tegen zorgeloosheid en onverfchilligheid omtrent den Godsdienst te hoeden , eigen onpartydig onderzoek te doen naar den waaren Godsdienst, waarvan zoo veel af- hangt , zich tot het geloof, ook van 't geen ons onbegrype- lyk en onmogelyk toefchynt , te laaten bewegen, voor dat lyk en onmogelyk toefchynt , te laaten bewegen, voor dat geloof met verftand, met befcheidenheid , en naar de wet der liefde , zonder vervoig- en laster-zucht, te yveren, Welk alles, met blykbaar gevoel van het groot belang van vast geloof aan het Christendom, zoo als hy zich dat voorftelt, en daaraan pasfenden ernst, op de gemoe- deren gedrukt, en met eene korte aanfpraak aan Voorhout, en een naar tydsomflandigheden ingericht gebed, wordt be- ilo ten. Wv onthouden ons van byzondere aanmerkingen, zoo over het geval zelf, als over de wyze , waarop SCHOUTEN bet openlyk aangekondigd , en over 't geheel behandeld heeft; en dat te meer, om des te onpartydiger verflag te kunnen geeven van het oordeel , dat anderen daarover reeds in gemeengemaakte fchriften geveld hebben. De Overgang van Frans Voorhout, tot de gemeenfchap der Roomsch - Katholyke- Kerk getoetst. Te Anifierdam , by W. Holtrop, 1798. In gr. 8vo. 67 bl. , behalven het Voorbericht van 8 bl. De Schryver van dit Stukjen deelt ons zyne bedenkin- gen, met befcheidenheid, mede, over den overgang van Frans Voorhout uit de gemeenfchap der Gereformeer- den tot die der Roomsch Katholyke Kerk , en over de wyze , waarop de Pastoor Schouten dit geval openhaat gemaakt heeft. Hy ontkent aanftonds de wettigheid van DE OVBRGANG VAN F. VOORHOUT GETOETST. 291 van 't gevolg, dat Schouten uit Bien overgang trekt, ten voordeele van de Leer der Roomfche Kerk , terwyl men tinders uit den overgang van den Keizer Juliaan tot het Heidendom ook wel zou kunnen befluiten , dat een waar- heidlievend gemoed in het Heidendorn de beste gerust. ftelling kan vinden. Hy zegt de pen opgevat te hebben, om der eenvoudigen en zwakken wil, die ligt uit deze Pastoor nadeel zouden kunnen lyden. Omdat de Pastoor Schouten voor een kundig en verftandig man be. trend that 3.) Omdat eenige dingen in deszelfs fchrift niet ongemerkt kunnen voorbygegaan worden , als daar zyn ongemerkt kunnen voorbygegaan worden , als daar zyn de onheufche aanvallen op den Hoogleeraar Heringa, en op een en ander gezegde van den Heidelbergfchen Ca- techismus, en voorts fommige ftellingen en voordrachten, die van verre uitziende gevolgen zouden kunnen weezen. 4) En omdat men van den Pastoor Schouten moest ver. wachten , dat by by deze gelegenheid de kern en het pit van de Leer der Roomsch Katholyke Kerk , en de krachtigfte bewyzen voor dezelve, zal voorgefteld heb- ben ; welk een en ander wel verdiende nader getoetst te worden. De Bedenkingen, door den Schryver, omtrent den over. gang van F. Voorhout, en het gefchrift van Schouten des. wegens , in 't midden gebragt , zyn deels menschkundig , deels wysgeerig , deels Godgeleerd , fommigen derzelven ook eenigzins flaatkundig. De menschkundt:ge bedenkingen konaen hierop neder. F. 170orhout is niet onmiddelyk uit de gemeenfchap der Gereformeerden tot de Roomsch Katholyken overgegaan, maar, volgens zyne eigen bekentenis, eerst tot twyfelary en ongeloof, en alzoo van het eene uiterfle tot het andere vervallen. Hy is van jongs of zeer veranderlyk , in 't vervallen. Hy is van jongs of zeer veranderlyk , in 't ftuk van Godsdienst, en altyo een onbezonnen yveraar geweest voor dat gene, waarop by vie!. 'Er is een tyd geweest, dat by Lutersch wilde worden. Naderhand heeft by by de Remonftranten en Doopsgezinden het Avond- maal gebruikt, en zich door hun, die de verdraagzaam- heid van alle Godsdienftige gevoelens der onderfcheidene gezindheden onder de Proteftanten, en eene naauwere ver- eeniging van alle Christenen , aanpryzen, zoo zeer laaten inneeinen , dat by zelfs in 1795 daarover jets heeft in 't licht gegeeven. Nadat by alles weggeredeneerd had , licht gegeeven. Nadat by alles weggeredeneerd had , fcheen hem de Roomsch Katholyke Kerk toe door haar gezag, beflisfende gerustftelling te geeven. Dit last zich te 294 DE OVERGANG VAN F. VOORHOUT GETOETST: te eer begrypen , omdat Voorhout zich altyd met vet. warde en oppervlakkige denkbeelden , van 't geen by voortiond , behielp. Hy had even min onderfcheiden kennis van de waare en weezenlyke Leer der Roomsch Katholyke Kerk, toen hy dezelve aannam , als te voren van bet Leerftelzel der Protettanten , en wel byzonder der Hervormden ; verfoeide , bet geen by nog niet onder- zocht had , en deed meermalen dergelyke onbedachte happen. En nu toetst de Schryver vervolgens dezen overgang aan wysgeerige gronden. Men kan ze , in dat oogpunt befchouwd geenzins goedkeuren. Voorhout heeft de waar- held niet behoorlyk onderzocht; nadat by alles had weg- geredeneerd, geen nieu we bewyzen by de Roomsch Ka. tholyken gevonden voor die Leattukken , die by te vo- ren in twyfel trok , en nu weder heeft aangenomen, maar tot blind gezag de toevlucht genomen. De H. Schrift heeft een veritaanbaaren zin, dien elk kan nafpooren en vinden. Dat Voorhout dien, tot eigen voldoening, niet heeft kunnen vinden, is door zyne twyfelzucbt veroor- zaakt. Nu geeft hy daaraan een zin, alleen op gezag van feilbaare menfchen, die elkanderen weerfpreeken, en van altyd twyfelachtige overleveringen. Hy doet een geheel onwysgeerigen en geheel onredelyken eed, die dus luidt : „ Dat waarachtig Katholyk geloof, buiten het welk tziemand kan zalig worclen, dat ik tegenwoordig lig belyde, en voor waarachtig houde, dat zelfde geloof keloof en zweer ik , Frans Voorhout , geheel en °liver- lialscht , tot den laatgen fnik myns leeveni toe, zecr fland- vastelyk, met Gods hulpe , to bewaaren en te belyden , zorg to draagen, zoo vcel als het in myne magt zal zyn, dat het van myne onderdancn , of van de genen , die myne zorge zyn aanbevolen ,gehouden,gekerd en geprcdikt worde." Tegen den ced van geboorzaambeid aan den Taus, Ik beloof en zweer , den Roomfchen Parts, navolgcr van den Heiligen Petrus , Prince der ilpostclen , en Stadhou- der van yejus Christus , cone waarachtige gchoorzaam- lieid," en het gezegde van Voorhout , „ lk ben reeds ling in het gevoelen geweest , dat de eenheid een voor- naam en weezenlyk doel van het Christendom is," verge- Jeken met de erkentenis der Roomfche Kerk voor de Afeesteresfe van alle Kerken, buiten wier waarachtig go- loof niemand kan zalig worden, oppert de Schryver nog eene era andere bedenking, welke meer flaatkundigkan DE OVERGANG VAN P. VOORHOUT GETOETST. 295 lean genoemd worden, terwyl by vreest, dat men zoo- danigen eed, zelfs met de bygevoegde bepaaling van den Pastoor Schouten, ten nadeele van den Staat zou kun- nen misbruiken, en uit die voorgewende eenheid Iigt de verplichting tot vernieuwde vervolgingen en mishande- lingen van anders denkenden zou kunnen afgeleid wor- den. Daarop volgen nog eenige Godgeleerde aanmerkingen, over de geloofsbelydenis van dezen Nieuwling der Roomfche Kerk, en over het onderricht, hem door Pas- toor Schouten gegeeven. De Schryver toont zich ver- wonderd, over de ruwe voorttelling der Roomsch Ka- tholyke Leer , die men bier met de allerzwakfte be- wyzen ziet voordraagen , als of wy nog vdOr de ty- den der Reformatie leefden. Het Vagevuur wordt uit Maccab. XII: 46; de aanroeping der Heiligen uit Luc. XV: ro; de vereering der R.eliquien uit Hand. XIX: 12; de macht , om Ajlaaten te verleenen , uit 2 CM. II: IO; de plichtmaatigheid van het Offer der .11fisfe nit het voorbeeld van Melchizedek, uit Mal. I: Ir. Hebr. XIII: voorbeeld van Melchizedek, uit Mal. I: Ir. Hebr. XIII: xo. Hand. XIII: !".. bewezen, enz. Men zal bier ook de gezegden van den Heidelbergfchen Catechismus , waarover Schouten zich vry fcherp had uitgelaaten, ver- dedigd, en voorts de nadere verklaaringen van fommige Iderpunten der Roomfche Kerk door Schouten, op eene verftandige wyze , beoordeeld vinden. Wy kunnen niet nalaaten de leezing van dit Stukjen aan alien , wien deze onderwerpen niet onverfchillig zyn, ten fterkften aan te pryzen. Drietal gemeenzaame Brieven, tusfchen Vricnden te Utrecht en te Alkmaar , over den Overgang van Frans Voor- bout , uit de Gemecnfchap der Gereformeerden tot de Roomfche Kerk , en het Stukje daaromtrend ttitgegee- ven door Pettus Schouten , Roomsch Priester en Pas- toor te Alkmaar. Met een Voorbericht van den Uit- geever, dat Roomfcheri en Onroomfchen leezen kunnen. Te Alkmaar , by J. A. van Harencarfpel, en earn, 1797. In gr. nvo. 27 , behalven ha Voorbericht van 6 bl. Deze Brieven zyn ons minder interesfant voorgekomen. De Uitgeever fchynt , volgens bet Voorbericht , On- 296 DRIB TA L onderfcheiden te zyn van de Schryvers der drie Brieven of wel van den genen, die zich, gelyk by zich uitdrukt, achter het fcherm dezer fchynbaare briefwisfeling verko- zen heefr te veibergen. De Schryver van den tweeden Brief wordt, in den eerflen, voorgetteld ais iemand, die buiten verbintenis en betrekking is, zoo wel tot het Ge- reformeerde als Roomfche Kerkgenootfchap, en van al- ien valfchen godsdienstyver en partyfchap verwyderd is. Hy telt zich zelf onder de Disfenters. De Schryver van den eerften en derden Brief komt voor ais een Leek, die evenwel Latyn veritaat, en van de Kerkelyke Historic en Uitlegkunde nog al meer weet , dan anderen. Wat daarvan zy, gelyk ook van de zonderlinge terugneeming der gedaane aanpryzing van bet boekjen van den Prop. Schmidt, voorheen Roomsch Hoogleeraar, in het Voor- bericht; de meeste verdienften van dit drietal Brieven, en wel byzonder van den tweeden , waarvoor wy den Uit- wel byzonder van den tweeden , waarvoor wy den Uit- geever danken, zyn, in ons oog, deze en gene medege. deelde berichten, omtrent den perfom en de lutgevallen van Frans Voorhout, die met den inhoud van het bier- yooren gemeld Stukjen wel overeenkomen, en den over- gang van dezen man tot de Roomfche Kerk meer en meer verklaaren , en minder vreemd moeten doen voorkomen. Men kan hem, naar het oordeel des Brieffchryvers, van geene verfoeielyke beginfelen en laage byeinden verden• ken. Hy is een getrouwd man, die in onbekrompene omtlandigbeden is, en niets minder dan een politick ge- lukzoeker. Men moet de voornaame aanleiding tot dezen overgang in 's Mans verregaande veranderlykheid , waar- van by zelf in zyn verhaal bewyzen aan de hand geeft, zoeken. „ Maar hoe," zegt by, „ is dit to verklaaren? zou in dit geheel enkel grilligheid en wispeltuurigheid van aart te vinden zyn? die lopen 'er gewis onder. Maar 'er komt bekrompenheid van vermogens , het overhoop liaalen van alles re gelyk, zonder iets grondig of te doen of geheel tot ftand te brengen, by. Niemand, die Voor- of geheel tot ftand te brengen, by. Niemand, die Voor- hout kent, zal hem natuurlyke fchranderheid en levendig- held, zal hem arbeidzaamheid en warmen yver voor waar- held en regt ontzegzen en betwisten ; maar elk, niet on- bekend met de gefchiedenis van zyn leven, zal ook toe- geeven, 't zy men hem in zyne itaatkundige werkzaam- heden, zo by die zelve bladz. 4, in de Aantekening , noemt, of in zyne bedryven, by voorbeeld, in het eer- tyds te Alkmaar bloeiend Phyfisch Gezelfchap , of ook in het GEMEENZAAME BRIEVEN. 29 bet midden van zyne met veele en veelzoortige boeken en werktuigen ryklyk voorziene groote Studeerzaal, in den kring zyner Kweekelingen of anders befchouwd, dat zyne geest- vermogens nooit voor zo verfchillende ftudien en bedryven, als hy ter hand nam, berekend waren, dat fly gewoon is alles te veel door elkander te haalen, van het een op het ander te fpringen , en zo tot die be- klaagenswaardigen behoort , die , alles willende weeten en doen , met de daad geene weetenfchap grondig ken- nen , en geen zaak tot volkomenheid brengen. Wanneer ik dit een en ander nu op het Godsdienftige toepas, en my voorttel, dat Voorhout als met ongewasfche handen alle de Syithemas, het een voor, het ander na, of liever dan een duel' van het een, en dan weder een ander deel van het a3adere heeft aangetast, dat hy zich, niet wel toege- rust,, in den maalitroom van allerlei Godgeleerde fend- rnenten en twistvraagen heeft begeeven , en dat mis- fchien zyn opvoeding en eerfte onderwyzing in den Godsdienst, naar den leertrant der Gereformeerden, zo als het voor dertig en meer jaaren bier wel kon ge- beurd zyn, niet oordeelkundig en menschkundig waren ingericht, dan wordt het wonderbaare , in het nu voor- vallende , aanmerklyk verminderd , ja zulks verdwynt geheel, zo het waar is, het geen ik echter verre ben van voor uitgemaakt te houclen , dat by in den laattten tyd in het Kerkgenootfchap, dat hy nu verlaaten heeft, niet volorzichtig of licfderyk genoeg zou behandeld zyn. Ik geloove veeleer, dat de groote gedachten omtrent de geleerdheid van Pastoor Schouten , die voor jaaren zich in gefchriften van alle zyne Ambtgenooten bier te Lan- de op de voordeeligfte wyze wist te onderfcheiden, dat ook het verzagt, het eerbied- en beminnenswaardig oog- punt, waarin deze voor zyne Kweekelingen de Leer en gebruiklykheden van zyne Kerk , afgezonderd van alle byvoegzels en misbruiken , heeft weeten te plaatzen , zeer veel hebben toegebragt , om eene flap te verhaas- ten , die my alleen uit het nu aangevoerde begryplyk voorkomt." Voorts hebben de aanmerkingen op bet gel drift van Schouten, tot verdediging van Profesfor Heringa, en den Heidelbergfchen Catechismus, en wat men verder in den derden Brief aantreft, niet veel te beduiden. De Utrecht- fche Hoogleeraar heeft zulke verdedigers niet noodig. Zulke en 6 derctelyke machtfpreuken, . als deze de Dord- LETT. 1798. NO. 7, V feat 298 DltIETAL GEMEENZAAME =LEVEN. rechtfche Kerkleeraar Kist heeft Brouwer ontwapend, Glo- ver is door de Deputaten van de Gelderfche Synode op eene verliornmenele wyze wederlegd, op deze en die aanmer- kingen van Voorhout en Schouten zou veel te zeggen kingen van Voorhout en Schouten zou veel te zeggen zyn, doen weinig af. Het is beter ftil te zwygen , clan zich zoo van de zaak af te maaken. Illemorie over de Finantien der Commisfie van Geneeskun- dig Toevoorzicht, to Amfierdam; firekkende tot .Bylaage op derzelver Vertoog. In gr. 3vo. 63 bl. Deeze Bylaage tot bet Vertoog der. Geneeskundige Commisfie, over 't welk wy gehandeld hebben (*), bevat eene berekening der kosten, die noodig zullen zyn tot de nieuwe inftellingen, die, volgens bet oordeel dier Commisfie, omtrent het Geneeskundige in treiti behooren gebragt te worden; teffens met aanwyzing der bronnen, uit welke die Commisfie vermeent , dat men dezelve ge- voegelyk zoude kunnen vinden. In dit fluk wordt vol- doende getoond , dat de nieuwe inrichtingen , tot het Theoretisch Onderwys benekkelyk, zeer wel nit de ge- woone Fondfen kunnen gevonden worden. Dan gebeel anders is het met het geprojeeteerde Clinisch Onderwys gelegen: dit zal niet kunnen in werking gebragt worden, dan met behulp van nieuwe Fondfen , die ten minften jaarlyks f 6000 kunnen opleveren. Om dit geld te vin- den , zegt de Commisfie : „ En bet vast in het oog, „ dat, daar 'er jaarlyks, bet een door bet ander, 3300 „ Zieken, in de beide huizen te zamen, worden inge- o, Ilomen ; voor deezen, indien zy aan voedzel en medi- 5, camenten daaglyks 4 fluivers kosten, dat voorzeker te gering gefteld is, 660 gls. befteed worden voor iede- „ ren dag, dat men ze huisvest: en gevolgelyk, dat, als „ men de zaaken , door eenige verbeteringen , zo verre kon brengen, dat de Zieken in het algemeen, en de eene door den anderen, to dagen minder lang, dan zy ,, nu doen, in het Gasthuis behoorden te vertoeven, al- vorens hetzelve te verlaaten, 'er f 6600:- zouden wor- ,, den uitgefpaard.” Indien dit voorttel mogelyk was, zoude de bezuiniging ze- (*) Zle boven, bl. 210. 1VIEM0RIE OVER DE FINANTIEN, ENZ. 299 Zekerlyk zeer aanmerkelyk zyn. Hoe gegrond de be. zwaaren der Commisfie zyn tegen de tegenwoordige in- richtingen van het Gasthuis, kunnen wy niet bepaalen, om dat haar daar toe betrekkelyk Rapport nog niet is in het licht gekomem Doch wy kunnen niet gelooven, dat de behandeling der Zieken in dit gefticht zo zorge- loos en onbeftemd zoude zyn , dat men de Lyders, door elkander gerekend, daar tien dagen langer in zou houden dan noodig was. Intusfchen gelooven wy , dat de Dodoren en Chirurgyns zeer wel doen, met de Lyders ier eenige dagen langer in te houden, dan zommigen wet noodig mogten oordeelen. De Zieken, die bier behandeld worden, zyn meestal van de geringere clasfe: zo ras zy *eder uit bet Gasthuis gaan, moeten dikwils wederom zwaar werken, zich in eene bekrompene en ongezonde wooning behelpen , en hunnen honger met zwaare fpyzen ftillen. Zyn zy nu, na hunne volkomene .berftelling, niet nog een tydlang in bet Huis gebleeven, om de noodige kragten, tot hunne gewoone leevenswyze en bezigheden, weder te bekomen, dan is niets zekerder te verwachten, dan dat zy wederom zullen initorten, of door eene nog ergere fieepende ziekte worden aangetast. Dus zullen zy eerlang naar bet Gasthuis moeten te rug keeren, om al- daar voor die weinig,e dagen , welke men hen te vroeg heeft doen uitgaan, weeken lang te vertoeven , of bun ongelukkig leven te eindigen. Het Beftuur moet, derhal- ven,wil het deszelfs waar belang behartigen, vooral, naar ons inzien, niet te fterk ftaan op het fpoedig laaten gaan der Zieken uit bet Gasthuis; maar ze daar in laaten ver- toeven, tot dat de Geneesheeren dezelve genoegzaam ver- fterkt oordeelen, om tot hunne gewoone bezigheden en levenswyze weder te keeren. Handelt men in dit ftuk anders, dan zal het middel, waar door men het getal der Zieken in het Gasthuis dagt te verminderen , getal waarfchynlyk merkelyk vermeerderen. Ja deeze kwaalyk begreepene zuinigheid zal dan het middel zyn, om veele nuttige Burgers in den bloei buns levens te doen omko- men, en de Armekasfen met bet onderhoud hunner onge- lukkige Huisgezinnen te bezwaaren. V a ILENsINO Zicl kundige Ferhandeling , door cAsrAnus RENSING, Med. DoCior, voorgekezen in eene Vergadering van het Ansflerdamfche eerJle Departement der Maatfchappy tot Nut van 't Algemeen, uitgegeven met voorkennis en toe- flemming van deszelfs Befluurders. re Anylerdam, by A. IVIens , Jansz., 1798. In gr. 8vo. 78 behalven een norbericht van LXII bd. „at zal 'er van my worden (dug begint de geleerde en wysgeerige Schryver van dit Stukje deszelfs „ Voorbericht), wanneer myn lichaam tot deszelfs eerfte „ ooffprong te rugge keert? Deeze is gewis een der ge- „ wigtigfte vraagen, die de mensch zich ooit kan voor- „ ttellen , en van welker voldoende beantwoording een „ groot gedeelte, zo niet zelfs gebeel en al, de rust van zyn gemoedl.geduurende zyn geheelen leeftyd, afhangt.” zyn gemoedl.geduurende zyn geheelen leeftyd, afhangt.” „ Van myne vroegfte jeugd af, dit beken ik open- „ hartig, is my van alles waar over ik onderwys of „ opheldering ontving, nimmer iets aangenaamer geweest, „ dan wanneer het dit onderwerp betrof.” Door eene zo loflyke zucht tot waare Wysheid aan- gefpoord , doorlas de Schryver alles wat by in Alt vak kon magtig worden, en bragt het geen by dienaangaande aanmerkenswaardig vond op bet papier. In 1794 eene Spreekbeurt moetende vervullen in het eerfte Departement tot Nut van 't Algemeen, werkte by deeze ftoffe uit, en tot Nut van 't Algemeen, werkte by deeze ftoffe uit, en deed over dezelve eene Redevoering, welke thans , op bet aanhoudend verzoek zyner Hoorderen , het licht ziet. De voornaame inhoud van dit ftuk dient , om te bewy- De voornaame inhoud van dit ftuk dient , om te bewy- zen: Dat bet. geloof aan een toekomend zalig leven „ een fterke dryfveder oplevert, die ons aanzet, om ons, „ zo veel doenlyk, in alle verflandelyke en God verheer- „ zo veel doenlyk, in alle verflandelyke en God verheer- „ lykende weetenfchappen te oefenen , om dat wy daar „ lykende weetenfchappen te oefenen , om dat wy daar ,, door in that getteld worden, van, in ons volgend le- „ yen, een hogeren trap van gelukzaligheid te kunnen beklimmen.” Ter bevestiging deezer gewigtige leere , handelt de Redenaar over de gewoone bewysredenen, door welke de onftoffelykheid onzer Zielen wordt betoogd. Verder vergelykt by den aart en _de voortreffelykheid der Men- fchelyke Zielen met die der Dieren, om daar uit af te leiden, dat, hoewel de laatstgemelde vermogens bezitten, die een zekeren graad van volmaaktheid en redelykheid die een zekeren graad van volmaaktheid en redelykheid too- ZIELKUNDIGE VERHANDELING. 301 toonen, de eerfte , echter, van een veel edeler en uitgebrei- der vermogen zyn, en alleen de gave bezitten om afge- trokkene denkbeelden te vormen , en uit dezelve gevolgtrek- kingen of te Leiden. Ten opzichte der betrekkingen , die 'er beltaan tusfchen onze Zielen en Lichaamen, erkent de Re- denaar wel ,dat de eerstgenoemde alleen hunne denkbeelden aan de laatstgenoemde te danken hebben, maar dat daaren- tegen alle geestelyke vermogens derzelve, als daar zyn het denken, het oordeelen, het redeneeren , het geheugen de verbeeldingskragt, enz. oriftofFelyke eigenfchappen zyn, die tot de Ziel alleen behuoren, en in geenen deele van het ltoffelyk Lichaam afhangen. Zeer uitvoerig is by in het beantwoorden der gewoone' beWysredenen , die door de voorftanders van het tegengefteld gevoelen worden af- geleid uit den trapswyzen groei en vermindering onzer vermogens , met de Kaaren. Hy went, dat de daar uit afgeleide afhangelykheid onzer Zielsvermogens van onze Lichaamen eensdeels kan verklaard worden uit de aan- winnende of afneemende vermogens onzer zintuigen; an- derdeels uit de belemrueripg, welke, door bet veritom- pen onzer zintuigen , en de ontaarting van de verfchil. lende deelen der hersfenen , in den ouderdom , aan de werkingen van ons on(toffelyk deel wordt toegebragt. Verder betoogt de Scbryver, , dat, daar, met den dood, 0 het ftoffelyke en zinnelyke wegvalt, en ook ongefchikt is na de opftanding voor een beter Leven , alleen de ver- kreegen geestelyke denkbeelden overblyven. Dat dus de Ziel gefchikter moet zyn voor de kiemelfche gelukzalig- heden, naar maate dezelve zich bier op aarde meer heeft toegelegd op het kennen en betrachten der geestelyke en zedelyke volmaaktheden. Dat dus ook die geene , welke zich alleen aan het aardfche gehecht hebben, vol- komen ongefchikt zouden zyn voor een volmaakten gees- telyken finat , en het zelfs niet in het gezelfchap der Hemellingen zOuden kunnen uithouden, al wierden zy daar in toegelaaten. Het Voorbericht voor deeze Verhandeling is layna zo uit- voerig als het ituk zelve, en dient voornaamelyk tot we- derlegging van een Antwoord, by TEYLER's Godgeleerd Genoofchap ingekomen , op de Vraage : „ Zyn 'er vol- „ doende bewyzen voor de Onftoffelykheid der Menfche- „ tyke Ziele? Zo ja, wat kan men 'er uit afleiden, ten „ opzichte van derzelver (Inuring, gewaarwording en wer- 3) king, na den dead des Lichaams, in haaren afgezondcr- V 3 „ den 302 C. RENSING, ZIELIWNDIGE VERHANDELING. „ den ftaat?" welks Schryver van oordeel was, dat seems voldoende bewyzen zyn voor de Onfloflykheid der Men- fchelyke Ziele. De menigvuldage bewyzen, door dien Schryver tot bevestiging van zyne meening verzameld, worden hier naauwkeurig ontleed, en door den Redenaar beantwoord. Doch de bepaaldheid van ons plan laat niet toe, dat wy ons in tilt diepzinnig en ingewikkeld gefchil inlaaten; waarom wy hun, die daar meer van begeeren to weeten, tot het auk zelve wyzen. .De Wysgeer der Natuur, door W. E. DE PEEPONCHER. Tweede Deel. Of de Wysgeer der Natuur en der Open- baaring. Te Utrecht, by de Wed. J. van Schoonhoa- yen 5 1797. In gr. 8vo. 683 bl. In het clotvan ons bericht, raakende het Eerfte Deel deezes Werks (*), zagen wy, dat de Schryver, aan het elude daarvan, het befluit opmaakt dat 'er Ilechtt ano Oorzaak van alles is. Met het nafpeuren deezer Oorzaak neemt het Tweede Deel eaten aanvang. De ongerymdheid der ftellingen , dat de dingen zich zelve zouden hebben voortgebragt; dat zy zelfweezig zouden zyn, en van zichzelven beftaande; dat zy zouden beftaan door zekere noodzaaklykheid; dat de Natuur zelve alles zou le hebben voortgebragt; of dat alles by geval zoude oitttaan zyn, wordt aangetoond , en daarom befloten (bladz. 39 env.) dat 'er buiten en boven de Natuur eene Eerfte Oorzaak van alles moet beftaan. Hierop volgt (bl. 62 env.) een onderzoek na den aart en na'uur van het Weezen, dat wy de Eerfte Oorzaak noemen, waarvan het mot is, dat wy het Weezen der Godheid niet kunnen verklaaren, maar alleen eenige haa- rer Eigenfchappen ontvouwen. Die ontvouwing vinden wy bladz. 73-98, en aan derzeiver einde de vraagen: „ Is 'er nu zulk een Opperweezen .... hoe moeten wy dat Weezen dan befchouwen? Hoe moeten wy, om- „ trent het zelve, gezind zyn? Hoe moeten wy ons, om- „ trent het zelve, gedraagen?” Het antwoord op deeze vraagen is vervat in eene Verhandeling over de Plich- ten , welke wy omtrent het Opperweezen moeten be- trach- (*) Zie boven, a69. W. E. DE YERPONCHER DE WYSG. DER NATIJUR. 303 trachten. En daarop merkt de Schryver aan 1,25 env.) dat de „ wenken , eene toekomende huishouding „ aanduidende," welke zich reeds te vooren hadden op- gedaan, nog veel meer klem verkrygen, „ wanneer men, zegt by , by de gronden , welken 'er zig toen reeds 5> voor opdeeden, het denkbeeld voegt van een Opper- • weezen, begaaft, met alle die eigenfchappen , die wy ,, 'er nu aan hebben toegekent." Op twee deezer wen- ken, tegen het flot van bet Eerfte Deel gegeven , blyft by nog wat ftilftaan. De eerfte is genomen van de vat- baarheid der menfchelyke natuure voor eene grootere volmaaktheid, dan zy ooit in dit leeven bereikt; de an- dere van de ondervindinge, dat, ,, op deeze waereld , „ die geenen , , die , met de meeste itandvastigheid en „ trouw,, het goede aanhangen , en beftendigst de loop- " baane van deugd en volmaaktheid betreeden, zeer dik- „ Mb het flagtoffer deezer keuze, en even door de ge- 9, volgen derzelve , ongelukkig worden.” Bit , aange. drongen door de bedenkinge , dat God Rechtvaardig en de opperfte Wetgeever van bet Heelal is , bevestigt, de verwachting, dat „ 'er voorzeeker eens eene huishouding I, van vergelding , van belooning en ftrafFe zyn zal." Maar „, wat hebben wy dan , in die huishauding , te • wagten'l" vraagt de Schryver, bl. 141. Het onzeke- re, het duistere , van deeze verwachtinge wordt met alge- meen omtrent dat ftuk gebruikelyke redenen aangetoond. • Eene oplosfing, op dit ftuk, blyft dus fteeds onze 9, wensch, en was reeds de wensch der menfchen van • alle tyden af," bl. Veele Volken , Wetgeevers en Zedemeesters, hebben, in dit en andere onderwerpen, eene hoogere verlichting voorgewend. „ Indien onder- • tusfchen," leezen wy bladz. 153, „ order alle de ge- „ flachten ... of volken een mogt te vinden zyn geweest, „ aan 't welk de Opperheer der Natuur inciedaaci zyn „ Godfpraaken verleend mogt hebben, en 't zelve dus „ tot zynen afgezant en tolk aan de menfchen gefteld; „ dan is het waarfchynlyk , dat by dit geflacht ook aan 't „ menschdom zal hebben kenbaar gemaakt , door 't een of !,ander merkteeken. En daar alle geflachten der men- „ fchen , alle eeuwen door, bet zelfde belang hebben,om dit geflacht, .., van alle overigen , te kunnen onderfchei- ,, den; zal dit merkteeken dan ook een blyvend merk- teeken moeten zyn. . V 4 25 1110C 304 W. E. DE PERPONC HER „ moeten afgedrukt than, op ... de geheele aaneenfchakee ,, ling van de lotgevallen deezes yolks ... en ... zal dus, „ met het beftaan des yolks zelve, tot het einde der da- „ met het beftaan des yolks zelve, tot het einde der da- ,, gen, moeten duuren." Men ziet gemaklyk waar deeze redeneering been wil. Maar (twit dit befluit niet meer op de befchouwing van gebeurde zaaken, dan op. eene eigenlyke redenkaveling a priori? Eene nog gewigtiger vraag: Kan het, op de ke- per befchouwd, de proef wel doorftaan ? Is het voort- duurend beftaan van een zo begunftigd Volk, tot het einde der dagen, een noodzaaklyk vereischte, om volgende ge- flachten te overtuigen, dat bet voortyds met Gods byzon- dere Openbaaringen wierd begenadigd ? Gaarne than wy toe, dat de hedendaagfche toeftand der Jooden een fterk bewys levert voor de waarheid, zo van den Moraifchen als van den Christelyken Godsdienst ; te fterker, dewyl die toettand eene duidelyke vervulling is der voorfpellin- gen van de oude Propheeten en van CHRISTUS. Die gen van de oude Propheeten en van CHRISTUS. Die voorfpellingen eenmaal daar zynde, werd ook de vervul- ling noodig tot bevestiging van derzelver geloofwaar- digheid. Maar daarom was de voortduuring des Volks, op zichzelve, en buiten verband met de voor- fpellingen, befchouwd, nog niet volftrekt noodzaaklyk. Wy verbeelden ons ten minflen, dat, ook zonder dezel- ve , de echtheid en waarheid der oude Openbaaringen wel met voldoende redenen zouden kunnen bekleed worden. Dan dit daar gelaaten : de Schryver vindt de opgege- yen vereischten in de Jooden, maar in geen ander Volk der waereld , toont in het breede de beftemming van ABRAHAM en van deszelfs nakomelingen, gelyk ook dat die beftemming .kenbaar was, zo voor de tydgenooten by de eerfte opkomst deezes Volks, als voor laatere geflach- ten, zelfs voor hun , welken na den val van den Jood- fchen Staat geleefd hebben, en vraagt vervolgens, bladz. 20 env., na de oorzaak van den tegenwoordigen , en, zedert zo veele eeuwen , ongelukkigen toettand der Joo- den, daar zy toch, zuiver van alien afgodendienst , en ten tterktten gehecht zyn aan de waarneeminge der Mo- faifche Wet, op welker onderhouding hun eertyds Gods zegen zo uitdrukkelyk was toegezegd. Dit leidt hem, gelyk men denken kan, tot de befchouwing van de pre- diking en het Mesfiasfchap van jssus, en tot een tam me• DE WYSGE.ER DER NATULTR. 3°5 melyk breedvoerig ondetzoek , of JESUS te recht en naar waarheid zich verklaarde voor dien grooten Afgezant des Allerhoogiten, welken Mofes en andere Propheeten be- loofd hadden : bladz. 221 309. In dit alles ontbreekt bet niet aan blyken van groote belezenheid; maar mis- fchien zoude de Schryver ruitn 20 goed gehandeld heb- ben, indien by wat meer de bronnen , waaruit hy fchep- te , had aangewezen , en dan zich wat minder toegegeven in het ruimfchoots overneemen. Men vergelyke , tot een itaaltjen, hetgeen by zegt, bladz. 156, 157, 158, 212, 213, 2r4, met de Aantekeningen van M1CHAeLIS over EEMIA XXXI: 36 en 37. Hoezeer men ibmtyds in hR et byeenfchraapen van fchatten , of in het aanmaatigen van ftaatkundige magt, zich moge behelpen met den re- gel: Unde habeas quarit nem°, &c.: in Ietterkundigen ar- beid kan men denzelven niet wel laaten gelden. Vervolgens komen van bladz. 309 tot 442 eene reeks van aanmerkingen voor,over de ophelderingen , welke de Ifradlietifche en Christelyke Godfpraaken ons geeven om- trent veele onderwerpen, aangaande welke de enkele Re. den ons of geheel in het duister liet , of flechts een flaauw en onzeker Licht, ten hoogften de fchemeringen van eenen aanbreekenden dageraad, verleende. De Schry- ver toont in dit alles zich getrouwlyk toegedaan aan de Leerftellingen der Hervormde Kerke, welke hy met eene wysgeerige befchouwinge van zaaken tracht overeen te brengen en te verbinden. Hoe wel of kwalyk by hierin 4laage willen wy niet, beflisfen , de gevoelens der Leeze- ten zullen daaromtrent verfchillende zyn. Maar in het algemeen moeten wy den Schryver het recht doen van te erkennen , dat hy zyne gedachten duidelyk en op cenen gevalligen trant voordraagt. Ook in de Afdeelin- gen, waarvan wy hier meer bepaaldlyk fpreeken, zullen Leezers van zeer verfchillenden fmaak veel vinden , dat liunne goedkeuring zal wechdraagen, fchoon menfchen , die eenigzins gewoon zyn te denken, en eenige belezenheid bezitten, 'er juist niet veel nieuws zullen aantreffen. Dan ook den zodanigen kan het nuttig zyn , dat de oude f3enkbeelden eens verleevendigd warden. Na nog eenige welgegronde aanmerkingen, om te too- nen, dat het voorkomen van eenige Verborgenheden (welk woord echter wel wat nader verklaard had mogen wor- den) in de Godfpraaken , of ook het verfchil van leezin- V 5 ge s06 W. E. DE PERPONCHER ge, dat men op fommige plaatzen ontmoet, geene wee. zenlyke zwaarigheid tegen dezelve maakt ; gelyk ook over den voorrang der Godtyke Openbaaringe boven alle menschlyke kennis, volgt, op bladz. 452, het gewichtige voorftel, dat de *ware wysgeerte niet enkel befchouwelyk, maar vooral werkdaadig is. En dit dient den Schryver maar vooral werkdaadig is. En dit dient den Schryver tot eenen overgang, om den Wysgeer te berchouwen in zyn gedrag, zo in het algemeen, als in de byzondere be- trekkingen des leevens. Vooraf doet hy zich, evenwel, bladz. 453, deeze vraag: ,, Maar hoe zullen wy hem nu ... fchilderen? Zoo als „ men hem , onder de menfchen , daadlyk ontmoet ? „ Dan hoe veele, en hoe verfcheidenerlei gewyzigde mo- „ dellen zullen wy ons dan voorftellen moeten? En voor. „ al, hoe zullen wy hem dan ooit , in zyne volmaakt. „ held, leeren kennen, daar by deze tog nimmer, onder 3, de menfchen, bereikt? Of hoe zullen wy alle die fy- „ ne, byna onmerkbaare overgangen en nuancen kunnen „ treffen , waar hy begint , waar by ophoudt wys te „ zyn? Schilderen wy dan liever den wysgeer, niet „ zoo als by onder de menfchen werklyk mag te vinden „ zyn ....; maar zoo als hy weezen moest. En zulke „ geenzins, in de ydele hoop , dat men ooit een daadlyk „ beflaand model onzes afbeeldfels zal aantreffen; maar „ alleen op dat wy ons het denkbeeldig toonbeeld der „ volmaaktheid mogen voorftellen ; op dat wy dan „ tragten mogen ... tot de gelykvormigheid met bet zel- „ ve te naderen ; of ten minften, by vergelyking met het zelve, zien, hoe ver, en in welke opzigten, een ieder „ onzer nog van die gelykvormigheid verwyderd zy.” Op deezen voet dan worden, vooreerst, de algemeene gronden voorgedragen, welke de Wysgeer, in zyn ge- drag, zich voorftelt: vervolgens, hoe by zich gedraagt, omtrent het Opperweezen, omtrent zichzelven, en omtrent anderen, bl. 454-550: en eindelyk, van bladz. 550 tot aan bet einde des Werks, hoe zyn gedrag zal zyn, in de byzondere betrekkingen en beroepen, waarin by zich ge- plaatst vindt. En bier fpreekt de Schryver van den Vorst, den Staatsdienaar , den Overheidsperfoon , den Burger of Onderdaan, den Veldoverften , den onderge- fchikten Bevelhebber, , den gemeenen Krygsman, van de be. roepen van kostwinning , van den Leeraar, den Vriend, roepen van kostwinning , van den Leeraar, den Vriend, den Echrgenoor , den Huisvader ; van den Ouderdom van DE WYSGEER DER NATUUR. 307 van de jeugd : terwyl eindelyk het tooneel met de be. fchouwinge der wysgeerige Vrouw worth gefloten. In dit alles is zeer veel goeds, en wy zullen 'er zo aanttonds nog een ftaaltjen of twee van bybrengen. Maar eenigzins verwonderde het ons, dat wy aan het gedrag van den Wysgeerigen Krygsman ruim dertig, en aan dat van den Veldovertten alleen ruim vierentwintig blad. zyden beiteed zagen. Dat de Heer PERPONCHER eenig- zins uitweidde over de plichten van Vor(ten en Over. heidsperfoonen , kwam ons niet vreemd voor : hy zelve is voor leezen geweest in posten van regeeringe , en ie.. wand van zyne geestgetteldheid en werkzaatnen aart kan niet nagelaten hebben met ernst te denken op hetgeen tot het wet waarneemen derzelve gevorderd worth. Maar wy weetert niet, dat by ooit in den kryg gediend heeft , en, evenwel , fpreekt hy niet kortlyk- van de algemeene plichten van eenen Veldovertten, maar daalt of tot eene menigte van byzonderheden. Wy willen geene toepas- fing maaken, maar rnoeten, evenwel, bekennen, dat ons, onder het leezen, te binnen fchoot hetgeen CICERO, de Oratore, Lib. II, Cap. 18 , verhaalt, raakende de ont- moeting van den beroemden HANNIBAL met den Peripate. tifchen Wysgeer PHORMIO. Doch wy willen liever iets aangenaamer bybrengen. Omtrent de beroepen van koitwinning vinden w3r zeer veele fraaie bedenkingen en allernuttigite lesfen. In drie vakken worden die beroepen bier verdeeld, bevattende den Landbouw , als „ 't eerst alter beroepen, de bron „ van 's menfchen bettaan en rykdom, den voeder van „, zyn geflacht, ... de oorfpronklyke roeping van den „ mensch, zyne natuurlyke bezigheid, zyn eigenlyk lee- " yen," bladz. 617: ,, de handwerken , en, in 't „ algemeen, alle kunstbewerking , met wier behulp, de „ voordbrengfelen der Natuur worden bearbeid en tot „ ons gebruik bekwaam gemaakt , of de kragten der Na. „ tuur , tot ons nut aangewend, • of ons gebrek aan ver- „ mogen aangevuld," bl. 628: — den koophandel, den „ huisverzorger der maatfchappy , die alle de noodwen. „ digheden , tot behoeftevervulling , genoegen , of ge- „ not , vereischt, . . . ontbiedt , verzamelt , opflaat en „ bewaart , omze daaglyksch uit te deelen ," bl. 634. Uit het tweede vak zullen wy het volgende , met eenige verkortinge, overneemen „ Vindt hy [t. w. „ de Wysgeer] zig .. . tot den that van gemeen 1, ar- 303 W. E. DE PERPONCHER „ arbeidsman (*) gebragt , ook deezen veragt by niet. „ Hy weet, dat , in de famenleeving , alles nodig is; „ het geringe, zoo wel als 't gene grooter fchynt; ..... „ dat 'er, in alien gevalle, voor alles , handen moeten „ zyn; dat niets zoo gering is, daar niet volftrekt ie- „ wand toe moet gevonden worden; en waarom zon. hy b, weigeren ... het geringe, zoo wet als een ander, te „ verrigten ? Hy weet eindelyk, dat men , zelfs in 't „ geringf.te, nyverheid, en vlyt, en vernuft, en trouw „ kan uitoeffenen ; en dus beyvert hy zig om in „ zynen kring .... met den theesten vlyt , en naarftig- „ heid, en overleg, en trouw, ten meesten nutte, mede „ werkzaam te zyn. „ Al bragt de Voorzienigheid my „ „ in 't geval, van, met het maaken van zwavelitok- „ „ ken , mynen kost te moeten winnen,” zei myn vriend LA COUDRAYE (t) wel eens , „ ik zou ten „ „ minften de beste zwavelftokken willen maaken, die „ „ mooglyk zyn.” Dus moest een ieder denken en „ doen, (gelyk by deedt) en alies zou wel gaan, in de „ maatfchappy," bladz. d32. Nog een ftaaltjen uit hetgeen de Schryver zegt, raa- kende de plichten en het gedrag van den Wysgeerigen Huisvader in de beftuuringe en opvoedinge zyner kin, deren. Na eenige andere aanmerkingen leezen wy , bladz. 654: ,, Hy agt , dat de kinderen , veel sneer „ tot bun welzyn, dan tot zyn genoegen, in zyne han- den worden toevertrouwd ; en dus wil hy de zorg „ voor hunne volmaaking en geluk, niet aan zyn genoe- „ gen opofferen ... Kinderen zyn toch geene enkele 1, fpeelpoppen ; daartoe zyn zy van te verheevenen aart, ,, en te verheevene befternming , en by is, voor 't on. „ waar- (*) Dat men ook onder deezen wel eens reehtfchapen Wys- geeren aantreft, zal niemand twyffelen, die flechts om EPICTE- Tus en FRANKLIN denim. Rec. Tus en FRANKLIN denim. Rec. (t) Of hier, of in de Aantekeninge op bladz.5t3, moet eene drukfeil zyn. Ten minften dezelfde perfoon fchynt daar LA. CONDRAYE genoetnd te worden. Op de lantstkemeide plaats noemt de Schryver hem Ridder, maar zegt verder niet wie hy zy of geweest zy. Denkelyk was by een Fransch Emigrant. Hy komt in het weinige, dat wy hier van hem leezen voor els een man van edelen aart. PERPONCHER fpreekt van hem met your, en met eene leevendigheid , welke toonen, dat by gevoelde hetgeen by fchreef. Rec. DE WYSGEER DER NATUUR. S09 v5 waardeerbaar pand hunnes weizyns verantwoordlyk. — De eerfte beginielen van 't onderwys zoekt by „ hun wel gemaklyk en aangenaam te maaken, maar by vergeet ook niet , dat zy zig langfaarnerhand gewen- „ nen moeten, uit plicht, te werken, en, uit dit inzigt, • veel te doen, dat hun anders verveelen zou. Het en- kel aangenaame moet dus , niet op des duur, , uitflui- tenderwyze worden gezogt. Dus doende zou men zyne „ kinderen ongefchikt maaken, voor 't geen zy , in deeze „ gefte/dheid van zaaken , worden moeten. Indien wy ,, alien niets wilden doen, dan 't geen ons aangenaam is, • zou de geheele waereld wel ras in verwarring zyn ; daar integendeel alle wanorde verdwynen zou, indien • wy alien , altoos en in alles , uit plicht en volgens „ plicht, wilden werken.” Daar het zozeer in den hedendaagfchen fmaak yak, de kinderen al fpeelende te onderwyzen en op te voeden; daar fommigen dit fleelende veel te ver uitgettrekt, en in die uitgeftrektheid- verde- digd en aangeprezen hebben, oordeelden wy niet ondien- itig, deeze gewichtige en alzins gegronde aanmerking over te fchryven. En hiermede neemen wy affcheid van een Werk, het- geen wy, over het geheel, met vermaak hebben gelezen , fchuon wy 'er verfcheiden gebreken in aantroffen , en hetgeen uit hoofde zyner zedelyke ftrekkinge , door menfchen van allerlei ftand met vrucht kan gebruikt wor- den. Rapport van JACoB sPooRs , ah Fiscaal van den Hoogen Zee- Krygsraad omtrent het gedrag van den Capitein ENGELBERTUS LUCAS , en verdere Commandanten der Schepen , behoord hebbende tot het Esquader , in den 5taare 1796 , naar de Oost Indien gedestineerd ; bent- Tens de Refolutie en Sententie ten deeze door den Hoo- gen Zee - Krygsraad genomen en geJlaagen. In den Haag , ter 's Lands Drukkery , 1798. In gr. 8vo. 151 bl. Met alle reden, verlangde de Natie een volledig Ver- flag van den Zeetocht, en het deerlyk lot, een ge- deelte onzer Zeemagt aan de Kaap de Goede Hoop , onder bet opperbevel van den Capitein wens, overgekomen, Dit verlangen zal dezelve voldaan vinden in bet wel ge- fiel SIC RAPPORT tteld en uitgewerkt Rapport van den Fiscaal JACOB SPOORS, die zeker Beene verfchooning behoeft te verzoe- ken , „ wanneer hy door den verbaazenden omflag der „ zaake , en inzonderheid door nieuwlingfchap in het gee* „ den Zeedienst betreft , zich minder naauwkeurig drukt, dan iemand , in dat vak volleerd, zou mogen 9, vorderen." In de eerie plaats doet by verflag van de gebeurtenis- fen , zo als die by de bekomene Informatien worden op- gegeeven, voor zo verre dezelve in het opgelegd Onder- zoek in .aanmerking kunnen komen. — In de tweeds plaats onderzoekt hy, of het gehouden gedrag van den Capitein E. LUCAS overeenkomftig is geweest met de geheime Inftratie, door de voormaalige Staaten Generaal aan hem voorgefchreeven. — En eindelyk fpeurt by naa, of LUCAS eenig ander verzuitn heeft begaan, omtrent iets waar van in de Inftruetie geese bepaaling gemaakt was, en waardoor het ongeluk aan het Esquader onder zyn Commando veroorzaakt of verhaast is. Wy hebben in dit Stuk veele onzer reeds gemaakte bedenkingen over dit geval bewaarheid, dan even zeer de gunftige gedagten, wegens LUCAS van tyd tot tyd inge- boezemd, ongegrond bevonden ; daar het alzins blykt , dat by geenzins de Man was, wien men eene Tochr van dien cart moest toevertrouwd hebben. Zyne agterhoudenheid, bruskheid, eigenzinnigheid, worden hier met veele ftaal- tjes aan den dag gelegd; zy zouden vermaaken, indien de zaak niet zo ernitig en voor den dienst des Lands zo boogst nadeelig geweest ware. Wel bekroop ons de lust om 'er eenige op te zamelen, en ze onzen Leezeren te bieden , ter kenfchetze van eenen Man, die den Lande op zo veel fchats en zo veel ongelegenheids te than komt. Zo vloeken, fchelden, en laage behandelingen, een Held vormden, was LUCAS een Held van de eerfte grootte ge- weest. Men oordeele uit dit eene Itaaltje by den deer- lyken afloop des rampzaligen Tochts. Volgens BEN- -„ RICTUS, ZOU LUCAS, by het binnen komen der vreem- „ de Schepen , toen by nog in de hoop was dat het „ Franfehen konden zyn, gezegd hebben; Het zal zo een „ vaart niet loopen, DE RUITER heeft 'er wel doorgeflaa. „ gen, en waaron2 zouden Wy het niet doen? — Doch, „ volgens CLARIS, was het geheel anders gefteld, toen „ LUCAS wist dat het Engelfehe Schepen waren. „ Zile de Commandeerende Officieren waren het eens, dat LU- VAN JACOB SPOORS. 3T1 • LUCAS kon onderneemen wat by wilde: dan alles wat ,, wyzeiden hielp niets ; want hy hadt ten eenemaal zyne prefentie van geest verlooren. — VALKEN^ 51 BURG verzekert, dat LUCAS van geene voorftellen wil. 55 de hooren om door den Vyand heen te Haan, of 55 beantwoordde die met onredelyke expresfien. Zelfs zou LUCAS Op diergelyk voorftel , door POOL en an- ,, deren gedaan , geantwoord hebben De jonge lut 91 willen Goddome een been nitfteeken by de Natie 1'7 „ Men kan," dus drukt zich de Fiscaal SPOORS nit, niet veronderftellen dat LUCAS voorbedagtlyk zyn Es- 95 quader in 's Vyands handen heeft willen brengen. In • het onderzoek deezer zaak is geen de minfte fchyn voor• • gekomen van eenig verraadlyk inzigt. — Aan perfoo- ss neelen moed fchynt het hem mede niet gemangeld te 0, hebben; maar men is genoodzaakt te erkennen, wanneer ,, men de houding geduurende deeze Expeditie in aan- 55 merking neemt, dat by met de verraadelykfte inzigten, „ of met de vernederendfte lafhartigheid , geen sneer • kwaad hadt kunnen doen." Met regt befluit de Burger SPOORS zyn Verflag in dee- zer voege: „ Ziet daar, geagte Medeburgers aan uwen 1, last naar myn vermogen voldaan ! Zoo gy uit f• ormatien, ten uwen overftaan en met uw volyverig be- „ hulp ingewonnen , niet reeds mogt zyn overtuigd ge- • weest, dat de Capitein Luc.,ls, in onderfcheidene opzig. „ ten, aan groove pligtsverzuimen fchuldig !bat , twyfel „ ik niet, of een aaneengefchakeld Tafereel van zyn ge- ,, drag, geduurende de Oost Indifche Expeditie gehou- .,, den, zal u daar van ten vollen overtuigen. „ De verdere Taak , welke u en my was opgelegd, • moet door zynen Dood geftaakt worden. Ik ben daar ,, door ontheven van ftraf te vorderen voor het gefchon- ,, den Volksregt , en gy van de wyze te bepaalen waar 57 op zulks zou moeten gefchieden. „ Zo gy egter, , gelyk ik vastftelle , met my overtuigd „ zyt, dat 's Mans eerlykheid en goede trouw onkreuk- „ baar is gebleeven , en dat de ramp, aan bet Esquader, , „ waar over hy bevel voerde, bejegend , veroorzaakt is „ door gebrek aan beleid en krygskunde, te fchadelyker geworden door kwalyk geplaatfte hooggevoeligheid van „ zich zelven, zou u mogelyk , zo wel als my, op het • vellen van het wraakzwaard een traan van medelyden „ ont- 312 RAPPORT ontrold zyn, Welke 't gevoel van 't Volks-regt niet hadt „ kunnen weerhouden. „ Indien het °Lineal, aan LUCAS wedervaaren , ten fpie- „ gel ftrekke voor andere Officieren , na eenig bevel „ te Water of te Lande ftaande , zonder daar your be- „ rekend te zyn, zal de Natie uit lien rampfpoed vroeg „ of laat aanmerklyk voordeel trekken!” Wy wenfchen dit met den Burger SPOORS; doch kun- nen niet nalaaten, 'er by aan te merken , dat deeze Les zeer duur is. Twee Schepen van 64; een van 5o; twee van 40; twee van ao ; den van 18 Stukken , en een Oost- Indisch Compagniefchip , met zestien Stukken , onge- Ichonden in de handen van den Vyand ! De zonderlingheid des gevals noopt ons , lit de Refo- lutien van den Hoogen Zeekrygsraad , agtex dit Verflag gevoegd , het volgende, den toedragt der zaake kortlyk fchetzende , bier plaats te geeven. — Men hieldt het in den Zeekrygsraad daar voor, „ dat Capitein LUCAS reeds „ vddr zyn vertrek uit Texel, op den 23 Feb. 1796, „ het voor volkomen zeker hadt gehouden, dat de Kaap „ tle Goede Hoop in handen der Engelfchen was, en daar 9, uit hadt behooren te befluizen , dat het VIII en IX „ Artykel van zyne gTheime Inftrudtie te eenemaale ,/moest komen te vervallen; te nicer, daar hem bekend „ konde zyn, dat de vo >mmHg Staaten Generaal der „ Vereenigde Nederlanden die Inftruaie in een tyditip „ hadden gearrefteerd , dat de overgang van de Kaap „ aan de Engelfchen bier te Lande niet bekend was. „ Dat by uit de tydingen , geduurende de Expeditie, zo op Groot Canarien , Porto Praya , als anderzins , „ omtrent de flerkte der Vyanden aldaar, bekomen ge- „ maklyk hadt kunnen berekenen , dat de aan hem toe- „ betrouwde magt, en de wyze, waar op het Esquader, „ waar over hy het bevel voerde, was toegerust, niet ge- „ fchikt of genoegzaam was om de Kaap te herneemen, „ en mitsdien moeten gebruik maaken van het X, XI en ,, XII Artykel der gemelde Inttruetie , uit kragt van welke by gehouden was, wanneer hy zich buiten ftaat bevondt, om met de hoop van fucces iets tegen de Kaap „ te onderneemen, na Isle de France te verzeilen. „ Dat, wanneer hy, door gebrek aan Water, „ of anderzins , zich daar toe buiten Chat gefteld zag , ,, de voornoemde Capitein LUCAS was verpligt geweest, ,, tom VAN JACOB SPOORS, 313 ri toen by zich op de hoogte der Brafilifehe Kust be- • vondt, St. 'Salvador , of Rio janairo, aan te doen, „ om zich van het benoodigde, het welk daar op eene f• poedige en gemaklyke wyze te bekomen is, te voor- zien, en als dan zyne reize door te zetten. Dat zelfs die voorzorge te noodzaaklyker was ge- • weest, wanneer hy zyn geliefkoosd plan, om de Sal- danha- Baal in te loopen, wilde ten uitvoer brengen; • wyl zommige Schepen , by derzelver vertrek uit 9, Texel, niet genoegzaam van Viftualie en andere nood- 1, wendigheden fchynen voorzien te zyn geweest. „ Dat gemelde Capitein LUCAS de Kust van Brafll niet bath behooren te verlaaten, dan naa Krygsraad • belegd, en daarin volledige ouverture van zyne Marne- tiede Kaap betreffende , gegeeven te hebben ; ten „ einde in denzelven met genoegzaame kennis van zaa- ,, ken te beflisfen, wat in de hachlyke omfiandigheden, „ waar in zich het Esquader bevondt, te doen flondt. „ Dat, in alien gevalle, welke reden LUCAS dan ook • voor dit verzuim moge gehad hebben, dezelve nimmer ,, de Kaap, in dien toefland van zaaken, tot een Ren- „ dezvous hadt moeten hepaalen, veel minder Saldanha- „ Baai verkiezen om veilig te zyn; immers niet, zo hy „ voor gebrek aan Water te vreezen hadt: vermids -hy „ dear door buiten. ftaat wierd gefteld, die Baai, op aan- „ nadering van eenig gevaar, daadlyk weder te verlaaten. „ Dat egter , toen de Capitein LUCAS zich eens in die • Baai bevondt, dezelve een welbezeild Fregat of ander „ welbezeild Vaartuig by het zogenaamde Dasfen - Eiland ,'hadt behooren te doen kruisfen, QM in tyds van de be- „ weeging des Vyands verwittigd te warden; of, zo by „ zuiks, uit hoofde van de kwaade Mousfon, niet • zaam oordeelde, zich van die middelen van, verdediging bedienen welke hem de fituatie van de Baai en de „ kunst aan de hand konden geeven; tevens de Schepen „ van het Esquader in zodanige. pofitie liggende, en zeil- 1, vaardig houdende , dat hy, In gevalle van overmagt „ of overrompeling, des nocds altyd in ftaat was geblee- 5, ven, om in eene behoorlyke orde, by tyds, te kunnen „ retireeren. „ Dat gemelde Capitein LUCAS, Op het gedaane feirt 1, van de Chaloup de Havik , van vreemde Schepen to „ zien, terwyl tezelfder tyd, een aanval van de Landzy- „ de door den Vyand op een zyner Fregattert werd ge- LETT. 170. No. 7. X „, daan 7 314 RAPPORT dawn, was gehouden geweest , daadlyk bet teken van ,, kappen, of laaten flippen, te geeven, ten einde met de „ Schepen , die hem volgen konden , in Zee te flee. 0, ken. Dat eindelyk de Capitein Lucns, wanneer hem de 0, Eer der Natie, en het mogelyk behoud der Schepen „ van bet Esquader, , waard en dierbaar was geweest „ eene uiterfte pooging hadt moeten in het werk ftellen , „ an met of by het ten Anker komen der Vyandlyke „ Vloot, of wel kort daar na, na gedaan rein , met „ kragt van zeil, en een welbeftierd vuur , tangs de eene „ of andere zyde door de vyandlyke Linie tragten door 0, te breeken , en alzo , wanneer ook dit mislukt mogt zyn , tot e.:r der Bataaffehe Vlag , Bever firydende overwonnen te worden, dan zich zonder flag of foot „ aan den. Vyand over te geeven." Naa dit Befluit , volgt de Sententie over de andere SCheepSbeVelhebberS , JAN RYNBENDE , JACOB CLARIS Capiteins ter Zee , JAN VALKENBURG , JACOB ZOETE., MAN , GUSTAAF ADOLF DE FALCK CHRISTIAAN DS CERFF, Capitein Luitenants , PIETER BESEMER en HER.. MANUS BARbIER Luitenants ; welke , naa ophaaling hunner Gedraagingen als Commandanten der Schepen van dat lafhartig overgegeeven Esquader , bier op ne- der komt „ Dat zy , geduurende de geheele Expedi- „ tie, (voor .zo Nene dat zelve bier in aaninerking kan „ komen,) in, *bun gehouden gedrag , geconfideteetd.de „ particuliere drnfandigheden, waar zy zich, uit hoof- ', de varrde,Wiltekeurig'e bepaalingen van den Commandant 5, ENGEMERTUS LUCAS, hebben beyond= , in geenen 59 deck, hebben gepecceerd, tegen de Regelen van den Dienst: dat de Advocaat- Fiscaal zich geheel onbevoegd „ oordeekle, bun te diet zaake, fpeciaal mede uit boofde „ van derielver toeftemming in de Capitulatie op den 0, 16 Aug. 1796 begonnen, en den daar aan volgenden dag ,, in de Saldanha-Baai met den Engelfchen Vice- Admii. raal ELPHINSTONE voltrokken, te accufeeren , zich in tegendeel verpligt agtte , ter volkomene Juftificatie dee- „ zer Perfoonen te procedeeren.” — Zo dat de Hooge „ zer Perfoonen te procedeeren.” — Zo dat de Hooge Zeekrygsraad , doende Regt in naam en van wegen het Volk van Nederland, verklaarde, „ dat zy zich, geduu- „ rende deeze .Expeditie, en byzonder in 't aangaan der „ voorfz. Capitulatie, geconfidereerd de noodlottige omftan- digheden, waar in dezelve op dat tyditip zyn gebragt ge- - digheden, waar in dezelve op dat tyditip zyn gebragt ge- t, weest, VAN JACOB SPOORS. 315 weest, hebben gedraager overeenkomitig de Regelen 9, van den Dienst. Weshalven zy geabfolveerd worden 1, van alle bedenkingen, welke dien ter contrarie zouden „ hebben kunnen of mogen worden gemoveerd; met be- „ paaling , dat aan hun, voor Rekening van den Lande, „ zullen worden gereftitueerd en goedgedaan de uitfchot- ,, ten door hun by gelegenheid van derzelver Requifitie voor d'en Hoogen Zeekrygsraad gehad en geleden , ,, conform de getauxeerde Declaratien daar van by den 1, Hoogen Zeekrygsraad ingekomen.” Korte I2ileiding voor den Oorlog ter Zee, door den Bidder VAN KINsBEIGEN uitgegeeven door e. A. MACKAY, Oa- Zee - °pier. Te Zutphen , by H. C. Thieme 2 1798. In gr. 8vo. lo8 bl. The Admiraal VAN KINSBERGEN, thans, naar luid des jlJ Voorberigts van den Ouden Zee- Officier MACKAY% in Dienst van Deeriemarken getreeden, heeft zich , reeds voorlange , in ons Vaderland, bekend gemaakt , niet al- leen als een bekwaam en dapper Zeebevelhebber , maar ook als Schryver over zaaken den Zeedienst betteffende. Zyn Zeemans Handboek in drie Deelen , zyn Zee- tatticq in twee Deelen, zyn illgemeene Scheepsdienst, zyne Belbhryving van denzfrahipel, zyn Frac- tkaale Zeemans Leidraad , zyne Strategie ter Zee, of de kunst die alle verrigtingen van den Oorlog leert gebieden en beftuuren (*) , leveren hier van de door- itee- (*) Een Tabd1 van de Strategie is bier agter gevoegd , onder den naani van Onderzotkingen to doers op de Strategie ter Zee , npiegeeven aart. de Heeren Officieren, door den Admiraal VAN XINIBERGEN" Waar ,men aan hoofd deeze opheldering vindt, met de befghryiting van bet veel behelzende onder tin woord begreepen. „ Het woord Strategie komt of van het Griekfche „ woord Strategos, 't welk ce zeggen is Hoofdgebieder van de „ Krygsmagt. De Strategie is het verbevenfte en uitgebreid. ,, fie gedecize van den Oorlog; dewyl zy veronderflett en in „ zich bevat alle andere deelen , als de bereekening van de ty- „ den, van de affianden , de beweegingen en zawenvoegingen ,, der omaandigheden van het oogmerk,met de middelen daartoe „ betrekke.lyk; het vooruitzien zo wel der weezenlyke zwaarighe. ), den als der toevallige, die op niets kunnen uitloopen; de ken X 2 ), niS 3i5 VAN KINSBERGXN fleekendtte bewyzen op. Men vindt den hoofdinhou4 deezer hem als Schryver eer aandoende Werken in dit Boekdeeltje aangeweezen; gepaard met eenige andere ten dientle van den borlog ter Lee bier te Lande uitgegeeven. Wat het Werkje zelve betreft, deswegen berigt ons de Heer MACKAY, in een kort Voorberigt. „ Deeze Inleiding „ door den Admiraal VAN K/NSBERGEN gefchikt zynde „ geweest voor een Generaal QMilitair Syfthemai ter Zee, „ en zuiks aan eenige Officieren ter affchryvinge gegee- „ yen, werd dit ook my door zyne Excellentie vergund, „ en heb van de bekomene vryheid gebruik gemaakt om „ 't zelve mede te deelen als eene gefchikte Ampliatie • by de voorige Werken van zyne Excellentie, te meet „ daar het een onderwerp is, waar over, voor zo verre „ my bewust is, nog nooit, of by geene Natie, iets af- „ zonderlyks to voorfchyn gekomen is.” VAN KINSBERGEN zegt, by den aanvange , den dart zyns Gefchryfs aanduidende, 'er dit van : „ De OOP- „ log bet voorwerp der ,wetenfcbap van een Militait „ zynde, is myn oogmerk, in deeze kleine Verhandeling, „ eenige klaare en duidelyke denkbeelden van denzelven, • en wel meest met betrekking tot ons eigen Vaderland, „ aan jonge Heeren Oflicieren te geeven, om daar door voor te komen, dat zy zich geene verkeerde denkbeel- „ den van een Metier formeeren, daar de geheele welvaard „ van bun Vaderland. is afhangende; bet Vaderland zon- ,, der Commercie is een onbeitaanbaar Lichaatn, en de „ Commercie zonder Marine, een Lichaam zonder kragt, „ dat by de minite aanraaking omverre valt.” De Schryver, in den Zeedienst grys geworden, voert deeze tank op eene wyze , die hem eere eat).- doet ; ook heeft by , door eenige aan den voet des blads geftelde aanmerkingen , zyne gedagten breeder ontvouwd. Het beloop van dit kort doch veel be,. belzend Stukje komt bier op neder, dat 'er bekmopt.in ontvouwd wordt , welk in het tweede Deed van zyn Zee- „ nis van de Zeeen en Kusten , bet Coup de beoor. „ deeling zo wel over de vyandlyke Pofitie als 1Vfanceavres, ,, en valfche beweegingen, die by in 'r werk 13elt; de lee- • vendigbeid, de floutbeid, de uitvinding, en alle deeze zo „ menigvuldige weetenrchappen en hoedanigheden zyn den Ad. „, mairaal uoodzaaklyk.” VAN DEN OORLOG TER ZEE. 317 Zee- ta8icq breeder is te vinden,) de kennis van het inenschlyk hart , als een zeer noodzaaklyk vereischte in een Zee- Officier. Voorts vindt men 'er op eenen geregelden voet aangeweezen, wat eigenlyk tot het vor- men van een Zee-Officier noodig is,en wel voornaamlyk de Gronden , die tot dit werk van vry groote uitgettrektheid moeten gelegd worden. Byzonder, waar in de daad en de kunst van den Oorlog betlaat , met de veelvuldige vereischten bier toe noodig in een jong Officier, om ten eenigen tyde met roem en ten nutte van den Vaderlande te dienen. — Het vormen van eene Zee - couftitutie in een Handeldryvend Land, als het onze, nnontbeerelyk. —,— Voorts eenige Principes voor meet ervaarene Officieren van tooger Rang, die en Chef moeten commandeeren. Ben Aanhangzel is aan het eigenlyk Werkje toegevoegd ; kort, maar zeer zaaklyk, over de volgendCzes Bunten loopende — ‘Over de Militaire Canflitutie — Over het Zedelyk Onderwys der Militairen — Over de Defenjie van de Republiek On:werp van eene jaarlykfche Equi- peering — Omtrent het manceuvreeren met Vlooten of Es waders — Over de Schepen van Linie. Wy duryen dit Werkje onzen jongen Zee-Officieren ten boogtten , als een dierbaar Leerboek , aanpryzen. — Die thans in den Lande invloed op, en zeggen hebben Aver bet Zeeweezen, zullen ook met veel vrugts dit kleine Werkje kunnen raadpleegen. — En is de leezing aan te raaden aan alien, en hoe groot is der zodanigen aantal! die over Oorlogtchepen , Vlooten, Zeegevegten, enz. zich vermeeten te oordeelen, zonder de eerfte gronden van kennis, 'daar toe behoorende, te bezitten. Hadt LUCAS de Lesfen, bier door toNsannont,r gegee- yen, geliend "en opgevolgd, het Vaderland zou die fchan- de en fchade niet geleden hebben , welke het Rapport, des uitgebragt 0), ons tot ons grievend leeclweezen zo even herinnerde. Op hem , op zyn geval , zyn de woorden toepasfelyk , bl. i i van dit Stukje te leezen: „ Welk a, een ellendige Situatie voor een Chef, zo by zich in omitandigheden geplaatst vindt, waar toe hem de noo- dige kunde en ondervinding onthreeken , om zyn Berland , overeenkonag de post, die by bekleedt , „ naar (*) Zie bier Ivor, b}. 309. X 3 3I13 VAN ICINSEERGEN 9 VAN DEN CORLOG TER ZEE. .51 naar vereisch te dienen!" — en, mogen wy 'er by- voegen, hoe ongelukkig is het Land, waar men Posten van zulk een aanbelang toevertrouwt aan daar voor on• berekende Perfoonen! Reis fangs den Rhyn; behelzende eene beknopte Befchryving der Ryken en Staaten, welke den Rhynfiroom onringen, der Ryken en Staaten, welke den Rhynfiroom onringen, en op de by dit Werk gevoegde Landkaart zigtbaar zyn. Met Plaaten en Kaarten. Vierde Deel. Opper- Italien, Zwitzerland, het Westlyk half gedeelte des Duit- fchen Ryks, en het Oostlyk gedeelte der Franfche .Repu- - fchen Ryks, en het Oostlyk gedeelte der Franfche .Repu- bliek. Te Haarlem , by F. Bohn , 1797. In gr. 8vo. bliek. Te Haarlem , by F. Bohn , 1797. In gr. 8vo. 300 bl. Zeer verfchillend in oorfprong zyn de Deelen deezer Reize langs den Rhyn, waar van wy heden het vier- de Deel aankondigen. De twee eerite Deelen begreepen bet verflag eener daadlyk gedaane Reize (*); het derde Deel, uit de. pen van wylen den Burger ESSER gevloeid, behe/sde desgelyks het verhaal van 't geen door hem aan den oever des Rhynftrooms gezien en opgemerkt was (t); bet vierde, thans voor ons liggende, heeft eenen anderen oorfprong. De Reiziger, die bier de pen voert, was ge. oorfprong. De Reiziger, die bier de pen voert, was ge. dagtig aan de Regels van VONDEL welke, met weinig veranderings op dit onderwerp toegepast, ons Ieeren: De Rbynftroom is wet fchoon en waardig om te aanfchouwen, Maar 't reizen heeft wat in, de kosten vallen zwaar, , Maar 't reizen heeft wat in, de kosten vallen zwaar, Men mg den breeden vloed niet al te veel betrouwen, De bergen reizen lien, de bosfcheu zien te naar, De firoomen gaapen wyd, om over heen te happen, De mylen rekken itaag , de landen ltrekken veer, De Ryken, tegen een gedeeld door vyandfchappen , Die flaan in 't harrenas en trekken het geweer. Hy vermydde alle deeze mogelyke en dikwyls daadlyke ontmoetingen der Reizigeren , door ftil op zyn kamer te blyven, en, wat anderen in opgemelde itreeken gezien en waargenomen hadden, op te tekenen. By Co) Zie onze 21g. Fad. Lett. voor 1794, hi. 423, en 1795, Id. 163. , Id. 163. (t) voor 1798, bl. !MIZE LANGS DEN 1111YN. 3 T By de uitgave des laatstvoorgaanden Deels , hebben wy melding gernaakt van eene uitgebreide Kaart des Rhyngrooms en omliggende Landen ; deeze ftrekt ten grondflag van de Reize voorhanden ; wy leezen in de Inleiding dit verflag des Opftellers : „ Daar wy nu , in de „ hier voorafgaande Reizen , flegts een gering gedeelte ,, van deezen waereldberoemden Rhynftroom , omftandig „ befchreeven , den leergierigen Leezer aanboden, en hem, „ als 't ware , flegts eene kleine flikkering van deszelfs „ luister in de oogen hebben doen fchitteren , dachten wy aan onze leezende en onderzoeklievende Landge- „ nooten geenen ondienst te zullen doen , met deeze ,, voorgaande gedeeltlyke befchouwing , in dit Aanhang- „ gel , meet uit te breiden; en hen niet alleen den gehee- ,, len Rhynfiroom, van deszelfs geringen aanvang af, tot 11 deszelfs uitloop toe, beknoptiyk voor oogen te ftellen ; 59 maar ook die Ryken en Staaten, welken denzelven van 97 rondsomme omringen , en ats getrouwe medgezellen in 17 deszelfs lot , zo wel in voor- als tegenfpoed , deelen 27 mede, zo omftandig als ons beftek flegts eenigzins toe- 99 laat, te befchryven. Immers, wanneer men eenig 4), kostbaar en zeldzaam juweel ten naauwkeurigften tragt te doen kennen, behoort men ook de kas of ring, 59 waar in hetzelve gevat is, zo veel mogelyk te om- fchryven, en aan den weetgierigen kenbaar te maaken. „ Wy zullen, ten dien einde , het beftek der bier by ,' gevoegde uitvoerige Landkaart volgen, en al het wee- tenswaardige, dat, met betrekking tot de Landen, bin- 5> nen derzelver uitgeftrektheid beperkt , voorkomt , als 59 ook de meest aanmerkelyke Steden, Plaatzen en Rivie- // ren, zo verre een bekwaam Boekdeel toelaat, ftukswyze 59 doen kennen, met voorbygang van ,en flegts eenvouwdig If aanftippende die plaatzen, welke in de, in twee Deelen, „ bevoorens uitgegeevene Reis langs den Rhyn , en de „ hier voor geplaatfte Reis door de Opperpaltz, het Hes- 19 fifche , Maintfche en bygelegen Rhyntanden, bereids zo omilandig, als het beftek en de aart der zaak duldde, befchreeven zyn, of wier gering aanbelang geene om- „ ftandigere aanwyzing vordert,” Het bevreemdt ons in geenen deeze, dat de Reiziger, , ender de bewerking , door de menigvuldige Steden, Plaat- zen en Rivieren, welke in het wyd bevang der bereisde Kaarte voorkornen , alles niet kon bevatten in den Boek- deel van gelyke grootte als de voorgaande , en dat by -X: 4 zich 3S0 REIZE LANCS DEN RHYN. zich dus genoodzaakt zag eene fcheiding te maaken, en alleen die ftreeken thans te behandelen , welke op den Tytel ftaan uitgedrukt. Wy voor ons gelooven, dat hy werk zal vinden, om, in een volgend Stuk van deeze grootte te geeven 't geen by ten flotte des Voorberigts belooft , als by ons toezegt, „ dat in het volgende en laatfh Stuk de befchry- , ving van het Departement van Parys , benevens den „ tegenwoordigen that van deszelfs Hoofdttad, met be- „ boorelyke Afbeeldingen voorzien, zal behandeld wor- „ den, alles volgens de nieuwtte berigten daar van den • Schryver ter hand getteld, als ook de Befchryving van „ geheel Brabant en Vlaanderen , benevens dat gedeelte 5/ van de Repiibliek, in de Landkaart vervat; eindely eene naauwkeurige opgave der laattle Diplomatieke en • Statiflifche verdeeling der Ryken en Staaten, welke „ het beflek der Landkaart beflaat , federt de verande. „ ring, die , naa dat dit Stuk reeds afgefchreven was, „ daar in, door de zegepraalende wapenen der Fran/Men, „ en derzelver daar door verkreegen voordeeligen Vrede „ met den Keizer, , gemaakt zyn."—Ook belooft de Schry. ver dan een volledig Register op bet geheele Werk te zullen laaten volgen. Een noodwendige behoefte van een Werk, uit zo veele Deelen , en op die wyze, zamenge• brgt. De Tytel ontvouwt ons, welke Landfcbappen , in dit Stuk , op gemelde wyze , doorreisd worden. Zo veel wy hebben kunnen nagaan , heeft 4 Reiziger , die geene aanwyzing doet der bronnen uit welke liy geput heeft , de beste opgezogt en gebruikt. toms valt 'hy wet eens in het done en drooge , als by tot de vermelding van de oudheid en vroegere lotgevallen der Landen en Steden opklimt : het Kronykfche woordje Anno fpelt Met veel verhtstigings; dan die fchraalheid wordt op andere plaat- zen vergoed door meerdere en mindere uitweidingen , de Aardryksgefteltenisfe , de Natuurlyke Historic , en de Volks - Zeden betreffende, waar toe zich veelvuldige ge- legenheden opdoen. Weshalven men bier, althans met een kort woord , bet weetenswaardigfle en zonderlingile aangeftipt vindt. In de Natuurlyke Historie fchynt ons de Schryver wel het zwakst te weezen, of gereedst otn vreemdigheden op te disfchen; doch de kortheid des be- lacks last zelden meer dan een enkel aanroeren toe. Wanneer by tot de befchryving treedt van bet Oost- ly REIZE LANCS DEN RI1VN. 311 lyk half gedeelte van bet geweezene Koningryk Frank- ryk, geeft hem zulks gelegenheid om van de oudtte tyden diens Ryks te fpreeken, en de jongfle gebeurtenisfen, die het tot een Gemeenebest hervormden, te vermelden. Voorts eenige Departementen doorloopende, tot by in het kIeinfte, doch belangrykfte, Departement komt, het Departement van Parys naamlyk, waar in," om 's Schryvers woorden te gebruiken , „ de befchryving der groote Waereldttad „ Parys en derzelver tegenwoordige gefteldheid, naar de nieuwtte berigten zamengefteld, zal voorkothen; 't geen „ wy tot den aanvang van het volgend Stuk uitttellen. • Wy zyn daar toe te meer aangefpoord ; dewyl Parys • thans elks byzondere aandagt , boven eenige andere • Stad in Europa, tot zich trekt:, daar de voornaamile „ kunstftukken, uit meest alle Landen en Steden, welke „ de kragt der Franfche wapenen hebben ondervonden, binnen -den omtrek deezer gene Stad, als in eene fchat- „ kamer van geheel Europa , by een verzameld zyn: zo 92 dat de Reiziger , wiens oogmerk is om de aloude • voortbrengzelen van kunst en fataak , door het be- ', fchaafde gedeelte van Europa, op te fpeuren en te be- wonderen, titans in die Stad alleen zo veel daar van by elkanderen kan aancrelfen, dat by zyne weetgierig- held grootendeels daar aan voldoen, en veele kosten en s, moeiten, welken weleer tot het bezichtigen van de hier 51 en ginds verfpreidde kunstwonderen vereischt werden , • befpaaren kan. Immers even gelyk Romen, in de eerfte • Eeuw onzer Jaartellinge , weleer de fchatkamer der kunst van het overmeesterd Griekenland geworden is , • zo kan men ook , in deeze achttiende Eeuw, de Stad „ Parys, wat derzelver kunstfchatten betreft , als het tweede Amen, en wat derzelver hedendaagfche Ge• • woonten en Zeden aangaat als het tweede iftheenen, aan- „ merken; welke overeenkomst wy in ons volgend Stuk „ nader zullen tragten aan te wyzen.” Eer wij dit Stuk ter zyde leggen, willen wy, ten voor- beelde der fchryfwyze, 'er uit overneemen, wat wy van din oorfprong des Rhytifirooms , het Hoofdvoorwerp in dit Stuk, en in de andere deezes aangroeienden Werks , op- getekend vinden. Naa de Stad Chur (Curia Rheetorutn) befchreeven te hebben als grooter en leevendiger dan eenige voorheen gemelde Steden, door de Rhynvaart wyl de Rhyn bier oniftreeks bevaarbaar genoeg wordt om verzendingen van X 5 goe- S22 'MIZE LANGS DEN RHYN. goederen over denzelven to kunnen doen. Een „ weinig boven dit Char ," vervolgt de Schryver, „ ont- „ moet men de woeste oorden , waar de beroemde Rhyn „ zynen zeer geringen oorfprong uit verfcheidene kleine, „ in de ruwfle bergen ontftaande , bronnen heeft. De „ hoofden dier groote Rivier zyn drie bronnen, uit wel- ,, ken drie takken ten voorfchyn komen , als de Boven- • Rhyn en Midden - .Rhyn , welken zig , op eenigen af- „ Rand van hunne bronnen, vereenigen , en door Ilantz 1, itroomen ; de Neder - Rhyn, die by den Fogelberg een „ aanvang neemt, en uit het woeste boschadie, het Rhein- , Wald geheeten , benevens uit de vreeslyke woeste Val- „ lei, by het gebergte fpottenderwyze het Pa- • radys genoemd, en voorby Chur ftroomende, zig bene- ,, den die Stad met den Boven- en Midden - Rhyn veree- nigt en tot een ftroom wordt.” De zonderlinge gedaante deezer zo woeste als fchaars bezogte °order' wordt ons bier volgens eene daar ter plaatze gemaakte afbeelding in geen onaartig Plaatje voor oogen gefteld. Meer Afbeeldingen cieren dit Stuk op. Deeze afbeelding ftelt ons voor oogen „ het Paradys • benevens een gedeelte van Rheinwald, het gebergte • ildula, en de bron en oirfprong van den Neder • Rhyn, ,, die, zich beneden Ilantz met den Boven- en Midden- ,' Rhyn vereenigende , een enkelen ftroom uitmaakt, die • voorts by Chur afvloeit, bet Meir van Conflanz door- • ftroomt, en voorts by Laufen, acht voeten laager val. „ lende, zynen weg vervolgt, voorby Bazel heenen vloeit, • als ook de vermaarde Steden Straatsburg , Manheim, ,, Worms, Mentz, Coblentz, Bonn, Keulen en Dusfeldorf • voorby kabbelt, van frezel, door bet ICIeefschland, tot 4rnhem afzakt , en van daar tot Utrecht voortgaat • alwaar deeze ftroom , in een geringe graft veranderen- ,, de, naar. Leyden fpoedt, en door de Stad heenen fpoe- „ lende, zich in bet zand by Katwyk verliest.” De weinige .Herders, welke met hunne kudden de eenige ftoffagie in de aangeduide afbeelding uitmaaken, • zyn de zogenoemde Bergemasquen, komende met hun- ,, ne kudden meestal uit bet Venetiaansch Gebied., en 99 wel van omftreeks Bergamo. De leevenswyze deezer • Menfchen is ten uiterften ruuw en hard; bun gewoon • voedzel beftaat uit geerst , in water gekookt, zonder • eenig zout of boter; zy flaapen in hutten, van fteenen o • elkanderen geftapelcl, die van boven open zyn; hun ma. „tray REIZE LANGS DEN RilYN. 323 tras is een weinig hooi of ftroo, hun hoofdkusfen een 11fteen, en een of andere oude lap dient hun tot een • deken. Het geheele .12heinwoud is echter zo wild niet, ,, by den berg Splugen vindt men een zeer vermaakelyk „ en druk bewoond Dorp van dien naam , gelyk dit me- „ de , in het verfchiet , op de Afbeelding zigtbaar is, • benevens de hooge Bergen Stella en Crifpalt, die 'er achter liggen.” Eenvoudig en kart Verhaal , aangaande den oorfprong en den voortgang der Oneenigheden in de Gemeente , toegedaan de onveranderde Augsburgfche Geloofsbekentenisfe , binnen Rotter. darn , ter gelegenheid van de Beroepinge van Ds. SANDER, met de noodige Authenticque Stukken , daar toe behorende. Te Rotterdam, by C. van den Dries , 3792. In gr. 8vo 72 A Daar de gebeurtenis , welke hier wordc verhaald , reeds in den Jaare 5792 is voorgevallen, zou bet, onzes oordeels, beter geraaden geweest zyn , dezelve der vergetelheid toe te wyden , dan de oude kost wederom op te warmen; 't welk natuurlyk cot heruieuwing van bedaarde gemoedsdrifc aanlei- ding moet geeven. De uitgeevers geeven geene reden van hun hat koomend fchryven. Als met de deur in het huis vallende, vangen zy ftraks am met de opgave van het voorgevallene, welk , near bun inzien, in alle opzigten van de onwettig- held der 'beroepinge van Ds. SANDER blyken draagt ; beflui- tende bun Verhaal met deeze Corollaria ; der die beroeping is: t. „ Onwettig, zynde de Nominatie gemaakt, door onwetti- ,, ge perfonen , door Burgemeesteren het beroep gefchied, „ wel verre dat zuiks met appuy van de Kerkeraad zoude zyn gefchied , veeleer tegen het goedvinden , tegen den wil , „ en tegen de fterkfte proteflatien van de Kerkeraad. 2. ,, Afgedwongen, zynde door eene oproerige menigte, „ geftyfd en gefterkt, door Burgemeesteren en gerugfteund door „bet Hof des Stadhouders, met zydelingfche bedrygingen (be- „ dreigingen) van een Pis-Major gefchied. 3. ,.Steunende op geweld, bedrog en list, door het contraet, „ met Westerfrolyk C. S. aangegaan , niet te houden, door „ beloften en toezeggingen van Burgemeesteren niet te hou- „ den. En doordien Burgemeesters den Kerkeraad uitdrukkelyk „ g.elast , en bevolen hebben dit beroep te doen. 4. „ Doordien Burgemeesteren dit beroep op bovengemelde „ onwettige gronden hebben doorgedrongen, tegen de billyk- „ heid en regcvaardigheid den Kerkeraad dwingende tot lets te „ doen , hetgeen dezelve het meest tegenikond, en your hare Ge- EINVOUDIT !N TWAT VERHAAL. „ Gemeente en voor de posteriteit onmogelyk konde worden „ verandwoord, was de Kerkeraad niet door geweld, bedrog ,, en list, hier toe genoodzaakt geworden." Non nofirum inter vos tant4s componere lites! Zamenfprarak tusfchen een Gereformeerde Dorps -Predikant eg zyn Roomfche Tuinman. Een interesfant Stukje in deeze da- gen, niet alleen year de Belyders der beide Godsdiengen, maar ook vooral voor de Tekenaars der /iddresfen aon de Arationazhe Vergadoring, betrelende de Geestelyke Goederen en Traaamenten der Predikanten. 1798. In gr. tivo , 19 bi. Zarnenfpraak tusfeken een Gereformeerde Dorps-Predikant en zyn Roomiche Tuinman ; over de inveering der Conflitutie , en het Befluur ten Platten Lande, enz. Het Tweede Stukje. JVaar agter gevoegd is , een Reglement voor Vredemakers. In gr. 8vo , 3i bl. Zints de Staatsregeling, onlangs , niet flegts aangenomen,1 maar ook in daadelyke werking is gebragc , fpreekt het van zelf, dat de meeste van de aangevoerde bedenkingen der zamenfpreekers niet meer te pas koomen. De eertte Zamen- fpraak loops inzonderheid; over de Grondvergaderingen, en bet Era:1g opkomen in dezelve van Leden der Hervormde Ge- meente; waarin de Tuinman de reden zoekt van het aanzienlyk getal Roomschgezinden in het bewind geplaatst, en niet, zo als de Predikant wil, in de Religiezucht der laatstgenoemden, „ Doming (zegt zyn Tuinman) fprak daar even van de Reit- „ giezucht der Roomfchcn, maar juig is her dit, dat wy in „ de Gereformeerde als de voorname oorzaak befchosswen , „ waarom zy zich zo agcer houden ; immers zy hebben bee „ Huis van Oranje altoos aangezien voor den tteun van de „ Religie , altoos gewoon door dat Huis de hand boven bee „ hoofd gehouden to worden; en andere ReligiEn te zien ver- sa drukken, hoopen zy nog , hoewel zonder groud , op zoda- „ nig eene Ommekeer, , waar by de Prins weder hertteld, en • zy als vooren de heerfchende Kerk zullen zyn.” Van hier slat ya n baas zynen Meester een voorfchrift geeft, hoedanig by zyne Toehoorders zou kunnen vermaanen tot het getrouw op; komen in de Vergaderingen, in welke Leden voor het beftuur geftemd worden. Eene grootmoedigheid voorwaar, , welke de Leeraar niet kan nalaaten te pryzen , en hem van de Roomsch- gezinclen beter gedagten doer opvatcen. — De tweede Za- menfpraak loops over' het regelen der zaaken ten platten Lan- de , en eene meer geregelde regtsoeffening , dan op zeervee• ZAURNSPRARKEY. 325 rele zo niet de meeste , plaatzen cegenwoordig inr Band as ; wear omtrent zekerlyk eenige niet ongegronde aan- merkingen , door de zamenfpreekers , worden aangevoerd, voor• at door den Tuinman, die veelal toont meer harts en meet rechtfcbapene begrippen dan zyn Meester te bezitcen. Indien de regels , by de Ordonnantie aangaande her Vredemaaken en de Rechtspleegingen in kleine zaaken, getrouw en onbaatzuch- tig wierden in igt genomen , zouden veele pleirgedingen nit. gewonnen en noodlooze kosten befpaard worden. Zedekundig Handboek tot onderwys der Jeugd. Door Mr. PIERRE JEAN CHANGUION. In 's Hage , by J. Bool Junior, 1797, In gr. 8vo. te [amen 120 By de menigvuldige grocer en kleiner Werken ten dienfte det Jeugd , die elkander nog by aanhoudendheid zo Berk op. volgen, kan men evenwel dit Zedekundig Handboek geenzina voor overtollig achten. Hetzelve bevat de viucht der geleide- lyke overdenking van een verliandig Vader, die dit opitel tot eigen gebruik vervaardigde, om zich daarvan by de opvoeding en het onderwys zyner kinderen te bedienen. Hoe zyne over- weging van bet gebrekkige der gewone opvoeding hetgeen zyne lezenswaardige Voorreden in verfcheiden opzichten aan- wyst, hem daartoe aanleiding gegeven hebbe, verklaart oats de geachte Opfteller in dezer voege: Veete ouders en onderwy- „ zers zegt hy, Iaaten geene gefchikte geleegenheeden voor- „ bygaan , om zig met dezelve (hunne kwekelingen) over de „ nadeelen van deeze of geene ondeugdt (ondeugd), over de „ voordeelen van deeze of geene deugdt (deugd) te onder. „ houden, en dit alles op eene gepaste wyze aan te dringen; „ doch wat is in deezen het gebrek Dat dit alles niet vroeg „ genoeg begonnen, en (als ik my zoo nit mag drukken) niet „ Cyftematisch genoeg behandeld wordt. Ja, ik herzeg „ het nog eens, niet fyftematisch genoeg f hoe zeer ik voor „ het overige een vyand ben van alles wat naar fchoolvosfery zweemt , in het onderwys , vooral van jonge khuleren. „ Doch in dit opticht is het volgen van een zeekeren leid- „ draad, van een zeeker fyitema , allernoodzaakelykst en alter- belangrykst ; alles war bier uit zyn verband wordt ge- belangrykst ; alles war bier uit zyn verband wordt ge- „ rukt, becht minder, en doer dus niet veel meer dan een' „ voorbygaanden indruk.” Uit dien hoofde pryst CHANGUION, hoezeer hy ook het geven van goede lesfen , by gelegenkeden, voor nuttig en nodig houdt , nogthans het volgen van enea vasten teiddraaci in het daagtyksch onderwys ten Berne aan , en by ontwikkeit zyn gevoelen deswegen op ene , naar one inzien , alleszins voldoende wys. Het gebrek, derhalve, aan zodanigen gelchikten leiddraad, ten minile in ooze moedertaal, w ek 326 J. CHAN GUION, ZEDEK.. nalvonoitx. wekte hem op, dit Zedekundig Handboek faam te &lien; en at aanmoedigende hope, om de heilzame vruchten, welke by daft- van ten aanzien der men reeds mogt ondervinden , meet algemeen te tnaken , heeft naderhand de uitgave bewerkt. Het opftel zelve handelt beknoptlyk, en in ene geregelde orde, over onze voornaainfle pligten omtrent God , onszelven en onze medemenfchen. Geenzins worden bier de algemene en byzon- dere pligten in die bepaalde betrekkingen volkomen ontwik- keld, en in den vorm van uitgewerkte Verhandelingen uitvotN. rig voorgedragen. Aileen worden derzelver aart , beginfelen, beweeggronden , hoofdbedoeling en voorddlen aangeftipt in korte ileilingen , die alien voor nader' ontwikkeling vatbaar zyn , en (volgens des Scbryvers oogmerk) door den onderwy. zer in zyne daaglykfche gefprekken ten grondflage gelegd, en cot ten geregeld onderhoud, gefchikt naar der kinderen behoeften en vatbaarheid, dienen uitgebreid te worden. Byzonder, , nog. thans, behoort daarby te worden in acht genomen, hetgeen enatiouton ook zelf, ten aanzien van zyn opftel', zeer ter zake isnmetkt , dat men, naamlyk, het minder bevatlyke eerst voor. zigtig overfla , en flegts in het voorhygaan, als ter loops , aan- *dere our den famenhang' niet te verliezen ; zodat men van *dere our den famenhang' niet te verliezen ; zodat men van etgeen in de jaren der kindsheid niet dienflig is te weten, in den aanvadg in her geheel niet gewage, zich intusfchen voor- behoudende daarover in het vervolg te fpreken, of 'er daarna breder over nit re weiden. Onder deze bepaling, durven wy Zedekundig Handboek, als ene gefchikte handleiding, aan very 4tandige en welmenende opvoeders zeer wel aanbevelen. Kleine Dichterrlyke Handfchriften. Tiende Schakeering. 7'e Ant. fie/data , by P. J. Uylenbroek, 1797. In gr. 8vo. i36 bl. In deze Schakering vindt men. weder twandertig grocer en kleiner Dichtftukken van onderfcheiden makers, dezelfde, die" "ook 'reeds in de vorige Schakeringen, hdnne bydragen- gele. vend hebben. Alle deze llukken hebben geenzins geiyke wiar. vend hebben. Alle deze llukken hebben geenzins geiyke wiar. ae. Sommige zyn niet meer dan middenmatig. Andere hebben meer dichterlyk genie. Vooral hebben ons de geestige wen- dingo in het Gedicht aan Niemand, door o. c. F. noFrtiatu, zeer behaagd; zo als wy ook de Vertalingen van de Ouden , Voeral die van Tartans, door R. H. ARNTZENIUS , met genoegen gelezen hebben. Maar uitmuntend door 's Dichters beminlyk yuur, en daar door, in ons oog , niet minder dan door het onlerwerp belangwekkend boven de overige, is het eerfle fink Van deze Verzameling, zynde een Lierzang op de Peen, door D. J. VAN LENNEP. Gaarn wenschten wy dit fchone vers bier sanaonds voor onze Lezeys te mogen affchryven. Daar nog. titans degzelfs uitgebreidheid ons hiervan wederhoudt, zullen wy nu DICHTERLYEE HANDSCHRIFTEN. 32? nu alleen tot ene proeve , welke in onze dagen wet eens ver., dient herdacht te worden , van de verdienstlyke Burgeres A. M. MORNS het volgende overnemen. WARE AUST. Zagte rust! gy, rozenteetfler ! Ongekende zielenftreelfler! Hoe gevoel ik uw waardy ! Hier, waar 't alles beetling, ademt, Onrust 's waerelds as omvadenst, Blinkt ge in al uw Moon voor my. 't Is die rust, die , boven de aarde, Ons het zagtst genot bewaarde, .Die myn hart zo seder lieft: ?a, gy kunt de ziel verblyden, Artzeny als finart en lyden Ons met bittre pylen grieft. Last de oorlog rondo»: woeden, Polken zich ter flachting fpoeden ; Nood en onrecht heerfche atom! Rust van 't hart! gy fchuwt die lagers: Onfchuld blyft u onderfchragen, Godsdienst is uw heiligdom. Dat het all' in pubs verkeere, 't All' des waerelds onrust leere , Uw bezit is haven 't lot; Wat in 't flof moog' nederzinken, Zy zal eeuwig helder blinken, Want haar oorfprong is uit God. Eens zal zy ep 't heerlykst dagen, Daar, waar geen bewoners klagen, Waar nooit onfchuld hooploos fchreit: Hier, dier toekomst waard' te !even, En naar 't loon der deugd to flreven, Maakt ons ryp vow de eeuwigheid. 't Hart, u, zagte rust! geheiligd, Is voor Arm en teed beveiligd. Stervelingen! kies die vreugd: Leer uzelve , uw waarde, kennen, En uw hart dier rust gewennen , In de lehadaw der ware deugd. Craft 328 GRAPBEECIIOUWINO, Grafbefchouwing. Te Antflerdam, by F. J. van Tetroode, 1797. In 8Y0. 248 bl. Het oogmerk , welk men van een Werkjen, dat zich onder dezen of dergelyken titel aankondigt , aanftonds natuurlyk vermoedc, is geen ander dan dat van roerende denkbeelden, itille, ontzettende. maar verheven en vrucbtbare, aandoeningen en gevoelens in de ziel te verwekken. Eloezeer dan ook zoda- nig oogmerk vermoedelyk de pen van den Schryver dezer Grafbefcbouwingen beftuurd hebbe, geloven wy nogthans, dat by hetzelve, vooral by Lezers die gewoon zyn jets sneer dan oppervlakkig te denken , bezwaarlyk zal bereiken. Ongetwy- feld zyn 'er menige goede gedachten en flichtlyke aanmerkin- gen in dit boeksken vervat , maar die daar geenzins onder dat flatig en ontzagwekkend kleed voorkomen, welk de denkbeei- den van enen Feith, en van andere Schryvers van fmaak en ge. voel, wanneer zy de Lillie rustplaatfen der doden befpiegeleu , gewoon zyn aan te nemen. Men vindt hier nergens diem gewoon zyn aan te nemen. Men vindt hier nergens diem klemmenden , roerenden en verheven, won , welke de hoofd- vereischte van een dergelyk Werkjen, en meest alleen voldoen. de is, om enen tteffenden en gewenschten indruk te makes. Het geheel bellaat in 14 befchouwingen , welke in deze orde volgen. I. Befchouwing by het Praalgraf van enen Forst. IL By het Graf van Maria Ferdinanda Van Spanje , Koningits van Sardinien. — III. By het Graf van enen Bisfchop. — IV. By het Graf van enen Hoveling. — V. By het Graf van enen Prind. — VI. By het Graf van Judith, Wedulve van Bethulia. — VII. By het Graf des Tyds. — VIII. By het Graf van enen Kerklyken. — IX. By het Graf van enen Let- terkundigen. — X. By het Praalgraf van Karel van Bourbon. — XI. By de /Crib van onzen Heer jejiss Christus. XII. By de Graven der Martelaren. — XIII. In een Bosch. XIV. By myn Graf. By zulk ene verfcheidenheid van onder- werpen hadden wy nog al vry wat afwisfeling van denkbeelden verwacht, in that ten mintle om den feeslust tot den eiude we op re houden. Maar met flechts eue kleine veranderiug, welke de aart van het onderwerp voltlrekt medebrengt, komea telkens onder iedere befchouwing hykaus dezelfde gedachten weder, zodat wy ze alien pier dan met moeite, en foms onder grote verveling, hebben doorgelezen. Het lofwaardigfle,dat wy dus al van dic Werkjen zeggen kuunen, is, dat hetzelve, daar bet nit enkelde rrekken hlykt van eed Roomsch Geestlyken gefchreven te zyn, evenwel Been denkbeeld, ergerlyk voor an- dere Kristlyke gezinten, voorltelt. A LGEMEENE VADERLANDSCF1E LETTER-OEFENINGEN, JEREMIa. Naar het Hebreeuwsch. Door YSBRAND VADi EAMELSVELD. Te Zmfieldatn, by M. de Bruyn. In gr. 8vo. 532 De twee Boeken van JEREMIA, bet eene by den naam van Voorzeggingen, het ander onder dien van Klaag- zangen, of Klaagliederen, bekend, worden, in dit Deel, door den geleerden VAN HAMELSVELD, vertaald en met Korte Aanmerkingen verrykt, afgegeeven. Aan het hoofd van ieder Boek ontmoet men eerie korte Inleiding, loo. pende over den Opffeller, de gelegenheid des fchryvens, en de behandelde hoofdzaaken. Wat het laatfte betreft, het Boek der Voorzeggingen verdeelt zich in drie dee- len ; „ waarvan (fchryft VAN HAMELSVELD) het Eerfte • Deel , HOOFDST. I—XXXIX , de Voorzeggingen , en • ophelderende Gefchiedverhaalen, behelst, welke tot aan .1% het innemen der Stad ye r ufa le m door de Chaldeen • lopen, hebbende dit Deel een algemeen Opfchrift HOOFDST. I: 1-3. -- Het Tweede Deel, HOOFDST. XL—XLV, behelst Gefchiedenisfen en Voorzeggingen na de gemelde veriivering , tot dat JEREMla door de If yooden, zyne landgenoten, in Egypte was medegevoerd. 15 Eindelyk, het Derde en laatfte Deel, HOOFDST. XLVI—LI, behelst, onder een afzonderlyk algemeen Opfchrift, 1100FDST. XLVI: 1, eenen Bundel Voor- • zeggingen, betreffende buitenlandfche Volken , welke, • waarfchynlyk van tyd tot tyd, door JEREMIi zyn op- „ gefteld. — Na dit alles volgt, 1100FDST. LII, een „ aanhangzel, dock, het geen niet van JEREMIa is, noch „ kan zyn — fchoon wy niet weten, wie 'er de Opftel- „ ler van .zyn moge.” Wat den Profeet zelven aangaat, „ JEREMIa (zegt VAN HAMELSVELD, en met zeer groot „ regt) verdient by ons alle opmerking; de gelatenheid, „ daarmede by de onheilen draagt , met welke by to „ kampen heeft, de ftandvastigheid , Welke by bewyst „ by alle onwaardige behandelingen, die hem ontmoeten, LETT. 1798. NO. ,, zy- 330 Y. VAN HAMELSVELD „ zyne verftandige vaderlandsliefde , met welke by den „ zinkenden Staat tracht to redden , moeten ons hem „ doen hoogachten.— Maar ook zyne gefchriften zyn „ ongemeen gewigtig , en belangryk. Wy leeren uit „ dezelven veele byzonderheden nopens bet waar Gods- „ dienftig en Zedelyk karakter van de Joodfche Natie „ van zynen tyd, en de rechtvaardigheid der Voorzie- „ nigheid , in den ondergang van haar ryk en hoofd- „ ftad.” Wat het Boek der Klaagzaugen aangaat, „ de ondergang „ van het Vaderland (fchryft VAN HAMELSVELD) en „ de verwoesting der booftiftad en des Tempels , is het „ onderwerp daar van. — Doch (voegt by 'er nevens) „ niet als een doorlopend geheel , maar in vyf onder- „ fcheiden Zangen, welke, hoe zeer tot hetzelfde hoofd- „ onderwerp betreklyk, echter eene byzondere richting „ hebben. — In den eerften Zang that Yerufalem nog, „ maar is door den vyand overmeesterd , en van inwo- „ ners ontbloot. — In den tweeden liggen Stad en Tern- „ pel in puinhoopen. — In den derden beweent de „ Dichter de rampen, die by heeft moeten beleeven , niet „ alleen deelende in de onheilen van zyne landgenoten, „ maar ook voor zich in het byzonder de grootfte jam- „ meren moetende bezuuren ; zynde deze Zang zoodanig „ gefchikt , dat elk terftond den Profeet JEREMIa her- ') kennen moet. — De vierde Zang fchildert andermaal „ de ellende der in puin verkeerde Stad en des ver- „ woesten Heiligdoms. Eindelyk fluit de VYFDE „ ZANG met de zuchten der verdreven Burgers, en hunne „ Bede om beter tyden.” Nu lets ter proeve zullende mededeelen , valt ftraks onze keuze op de vermaarde plaats , HOOFDST. XXXI: 3r , enz., keuze op de vermaarde plaats , HOOFDST. XXXI: 3r , enz., die gemeenlyk als eene voorzegging van de bedeeling des N. Verbonds wordt opgevat, en waar voor ook VAN HA- MELSV.ELD dezelve houdt , blykens zyne aanmerking , waarin by alleenlyk fcluyft : „ De verklaing van deze „ belofte geeft de Schryver van den Brief aan de He- „ breeu VIII: 7— r8.” Men vergelyke onze gewoone Vertaaiing met die van VAN HAMELSVELD welke al- dus luidt : 31. „ De tyden naderen , zoo fpreekt JETIOVA God! „ Dat ik met Isrels yolk, en met het yolk van Judo, 32. „ Een nieuw en vast verbond zal aangaan; een verbond, ,, Met, ,, Met, JEREMIa. 33r „ Niet, zoo als ik weleer met hunne vad'ren maakte, „ Toen ik hen by de hand eens vette, Coen ik hen „ Heb uit Egypteland gevoerd, en uitgeholpen; • Zy hebben dit verbond , zoo fpreekt JFHOVA God! Vernietigd, dies heb ik hen ook veriinaad, verworpen. 33. „ Maar dit is het verbond, dat 'k , in dien blyden tyd , „ Met Isrels gantfche yolk zal fluiten, fpreekt JEHOVA: • 'k Zal onder hen myn wet hum geven 'k zal die wet „ Hun fchryven in het hart: Ik zal hun Schutsgod wezen, „ Zy zullen weer myn yolk , aan my gewyd, dan zyn. 34. ,, Dan zullen zy niet meer de den den and'ren leeren , • Niet meer vermanen t Kent, erkent JEHOVA God! Wyl zy my, klein en groot, dan alien zullen kennen, ,, Zoo fpreekt jetrovA God! Want al hun euveiciaett „ Zal ik vergeven , aan hun zonden nimmer denken." Tot zo verre loopt de Voorzegging , wegens de aan- ftaande meer verlichte Godsdienstkennis , van welke het licht , ten dage van den MESSIAS over /fraa zou op- gaan. Daarop laat de Profeet volgen, eene verhevene befchryving van den Schepper der Natuure, en van des- zelfs byzonder .toezig,t over JAKon's nageflagt. Tot eere van den Bybel, en ten blyke van den dichterlyken Geest, die onzen Godstolk bezielde, vlegten wy die befchryving aan het bovenftaande. 35. ,, Zoo fpreekt JEHOVA God , die aan den dag de Zon Gefteld heeft tot een licht ; de Maan en 't heir der Starren Verordend voor den nacht; den vloed en eb der Zee „ Doer rollen door zyn magt , zoodat hear golven fchuimen „ Wiens naam is Jove God, de groote Wereldgodl 36. ,, Zoo min deez' fchikkingen myn opzicht ooit ontwyken, „ Zoo fpreekt JEHOVA God! zoo min zal Isrels yolk Ophouden , voor myn oog, eenduurzaam yolk tewezen. 37. „ Zoo min, fpreekt Jove God, de hemelen om hoog „ Gemeten, of de grond der aard' gepeild kan worden, „ Zoo min zal ik ook ooit, zoo fpreekt JEHOVA God1 „ Verwerpen Ards yolk, wat zy ook immer deeden." Een meesterftuk van dichterlyke fchilderinge is het volgende tafereel eener gelukkige eeuwe voor lfrails Volk , naa deszelfs verlosfinge uit de verflrooijing. Het bovengemelde Hoofdttuk levert ook dat tafereel op. to. „ Hoort , boort JEHOVA's woord, gy volken , en verkondigt „ Dat aan tie verile kust , zegc: Hy, die Ifrael Y „ Ver. Y. VAN BAMELSVELD 332 • VerfIrooid heefc , tai dat yolk ook ednmaal weer vergad'ren , En hen beveiligen , gelyk een herder 't vee. 12. ,, Dan keeren zy eens weer, en heffen vreugdezangen „ Op Sims heuvel aan; zy juichen om al 't goed, ,, Dar /OVA aan hun fchenkt , en koorn , en most, en „ En fchaap- en rundervee; dan zullen ay gelyk • Een hof zyn , wet voorzien van levenwekkend water; „ Geen kommer treft hen meer, geen angst noch droevenis. ,, Dan zal een teere maagd zich in den rei verblyden; ,, En jong en oud zich dan verienen in de vreugd." Wy laaten bier nog volgen vs. is, om gelegenheid te hebben tot het mededeelen der, onzes oordeels, juiste en oordeelkundige Aanmerkinge, daar op naande. • Zoo fpreekt 3EHOvA God! men hoort eett droef gefchrel „ In Rama, alles weent, en gilt met bitt're traanen ; Ja , RACHEL zelv' beweent haar kind ren in haar graf,, „ En weigert alien troost, omdat zy niet meer zyn." Onze geleerde Uitlegger merkt bier op het volgende aan. ,, Rama.] Eene Stad van Benjamin, niet verre van yerufa• Lem, tusfchen welke en Bethlehem het graf van RACHEL „ was, I SAM. X:. a, 3. Over dit Rama werden de ge. „ vangen ,7ooden tut Yerufakm , door de Chaldeen, na Ba. „ bel gevoerd. HOOFDST. XL: 1. RACHEL tterf, in het kraambed van BENJAMIN. — Hoe fchoon worth nu „ RACHEL verbeeld, als in haar graf de rampen van haa- „ re nakomelingen gevoelende en beweenende, maar ver- „ troost wordende, met de belofte van derzelver weder- „ komst in het Vaderland. Doch, gelyk in het ove- „ rige van deze voorzegging , moet men zich niet bepaa• „ len tot het eerfle onheil der Yooden, de wegvoering na „ Babel, maar ook tot volgende rampen , welke dien om- ,, trek , daar RACHELS graf was , byzonder vermaard „ gemaakt hebben, by voorbeeld, dat, na de verwoesting ,, van yerufalem , veele duizenden yooden langs dezen weg, en voorby het graf van RACHEL , door de Romei. 1, nen gevangen zyn weggetleept — en naderhand , ten 1, tyde van Keizer HADRiaNus .zyn op de markt van „ den Terpentynboom, insgelyks then oord , veele duis „ zenden louden tot flaven verkocht. — Dan zal, ein- „ delyk , bier toe ook behooren , het dooden der kinde- tente Bethlehem, ten einde den mEsstis, de hoop van - „ Ifrai , van het Leven te berooven, waar op, MATTHEW H: 18, deze plaats worth toegepast.” Uit jEREMIa. 333 tit de Klaagzangen des Profeetifchen Dichters willen wy ook iets overneemen. Schilderagtig is de aanhef, waarin JEREMIA zich Yerufalem vootheit , als nog he- ftaande, doch van inwooners beroofd. Een hart van waar Patriotisme blaakende , doet den Godsman, onder ande- ren, dus treurig zingen. ,, Hoe eenzaam zit die fad , die ftad wel6er zoo volkryk! „ Der volken hoofdflad is een weduwvrouw gelyk I Heiaasl thans een' flavin, die Koningin der landen I e. Zy weent , den gantfchen nacht , de traanen op de wangen ; „ Van all' haar' minnaars , ach ! blyft haar geen trooster by ; „ Haar vrienden, haar nooit trouw, behand len haar als vyand. 3. 3. „ Ip wreede flaverny moet u da 't land verlaten ; , En vindt voor zich geen rust, nu z' onder Held nen woont; „ In al haar' angst nog fteeds gejaagd van haar vervolgers. 4. 4. Geen mensch korpt meer ter feest , dies treuren Sionswegen; „ Dies ftaan haar poorten doodsch, dies zucht het Priesrerdom, Ook treurt haar maagdenrei; zy zelve kwynt van kommer, S• „ Haar vyand zegeviert ; 't flaagt alles aan haar haaters ; Wyl JovA haar bedroeft, om all' haar' euveldaen ; „ Haar ;ed're zuieling zelv', moet flag, moat balling wezen, 6. 6. „ De pracht van Sions maagd haar luister, is verdweenen ; „ Haar' Vorften zyn gelyk een hert , van weld' beroofd, „ Dar krachteloos en mac de gagers achtervolgen." Meer , veet meer, zou ons niet verdrieten, uit deeze fraaie Vertaaling of te fchryven. Genoeg , vertrouwen wy, zullen de aangevoerde proeven zyn,. ter verwakke- ringe van den lust van veelen onzer Leezeren , om met JEREMIA's Schriften, volgens de bearbeiding van den voor- treifelyken VAN HAMELSVELD, nader bekend te worden. Y 3 EWAL- 334 E. HOLLEI1EEK .1.1611 EIVALDI HOLLEBEEK Theologi Leidenfis , Oratio de utilitate ex Incredulorum contra Sacras Literas cona- minibus in Religionem Christianam redundante. In lucem edita a PETRO DR WILDE 47cmariee inter Reformatos V. D. M. Lugduni Batavorum , apud L. Herdingh, 1797. In 8vo. maj. 46 pp. absq. Prmf. Vette keurige Redevoering, over het nut, Welk uit de woelingen. tier Ongeloovigen tegen de H. Schrift voort- vloeit voor het Christendom , door den waardigen }tor,- LEBEEK in 1781, by het nederleggen van het Redoraat, aan Leydfche Hoogefchool gehouden , en door den Alkmaarfchen Kerkleeraar DE WILDE een bekwaam Leerling van dim uitmuntenden Man, die ons verzekert, dat dezelve door den Hoogleeraar voor de uitgave be- ftemd is, met een kort Voorbericht in 't licht gegeeven. Het is wel der moeite waardig, van de wyze, waarop de Redenaar dit onderwerp behandelt, een kort verilag te eeven. Vooraf wordt aangemerkt, wat men door Christelyken Godsdienst, of 't Christendom, te verftaan hebbe. Niet de leerfteilingen van deze of gene Gezinte; maar de zui- vere Euangelie -leer , zoo als die inzonderheid in 't T. vervat, en door, Jefus en de Apostelen met Godde- iyI geleerd is, afgefcheiden van alle menfchelyke byvoegfelen. Deze gelooft by, dat door alle de woe- lingen der beftryders van 't Christendom niets lyden, maar veeleer daarby merkelyk zal winnen. En wel orn deze rectenen: Zy bevestigen door bun eigen voorbeeld , tegen wil en dank, deze aangelegene , en aan al te veel tegen. fpraak onderworpene, leer der Schrift, dat alle menfchen van natuure ten eenemaal onbekwaam tot eenig weezenlyk goed, geneigd tot alien kwaad, vyanden van God, in den woord, deep bedorven zyn: daar het anders onmoge- lyk zou moeten fchynen, dat redelyke menfchen , met zoodanige heftigheid en vyandigheid, tegen God, en te- gen zyne wyze en genaderyke befchikkingen en bedoe- lingen, waarvan de Euangelieleer verflag geeft, aanciruis- fchen, als men van de verachters en beftryders van het Christendom ontwaar wordt. Zy mogen liefde voor de waarheid voorgeeven, maar toonen metterdaad de duide- lyk- MUM. 335 tykfte en onwrikbaartle bewyzen voor dezelve te verach- ten, te miskennen , en zelfs te beftryden ; ja wel met dezelven den fpot te dryven. Men ziet doorgaans aller- lei bedorven neigingen , kwalyk beftierde eerzucht , trotschheid , liefde voor een los en wellustig leeven, en afkeer van waare deugd en vroomheid, by hun beer- fchen. Zy ftaan zich zelven in den weg , en bevorderen de zaak, die zy tegengaan, door de zwakke en krachte- looze wapenen, waarvan zy zich bedienen. De duchtigfte bewyzen voor 't Christendom, waarvan eenige der voor- naamfte bier opgeteld zyn , worden niet gewikt en ge- woogen, veel min bondig en behoorlyk wederlegd. Zy fie/len zich de Christelyke leer veelal uit onkunde in een valsch Licht voor; beftryden nevenbegrippen en menfche- valsch Licht voor; beftryden nevenbegrippen en menfche- /yke verk/aaringen , niet de leer zelve; houden zich op by zwaarigheden en bedenkingen, die geen daadzaaken kunnen doen lochenen , en voorts by eenige duistere plaatfen der Schrift, en fchynftrydigheden; terwyl zy, het geen duidelyk en onweerfpreekelyk is, geheel on- aangeroerd Iaaten. Het oude wordt geduurig door hun opgewarmd , en wanneer zy nu niets meer weeten te antwoorden, lachen zy om 't geen zy niet kunnen we- derleggen. 3) Zy hebben geen vaste grondbeginfels , waarin zy famenftemmen , maar ftryden geduurig met elkanderen, terwyl, b. v., fommigen van hun Jeltis voor een allerbest Leeraar van deugd en goede zeden houden, anderen daar- entegen, ook in zyne voorfchriften en bevelen , veel te berispen vinden; fommigen de rede hoog verheffen, als genoegzaam tot verkryging van waar en eeuwigduurend geluk, anderen over de zwakheid der rede zich beklaa- gen , en volflagen twyfelzucht voorttaan; fommigen be- rouw over de zonden, als een eerften Godsdienstplicht , noodig keuren en aanpryzen, anderen dezelve den mensch geheel onwaardig oordeelen ; fommigen een toekomend eeuwig leeven , en daarin rechtvaardige belooningen en ftraffen, verwachten, anderen het een en ander meer of min bedekt ontkennen. 4) Zy hebben te wege gebragt, dat de vaste en on- bedriegelyke gronden , voor de waarheid en den Godde- lyken oorfprong van 't Christendom , meer clan ooit te voren onderzocht, geproefd , met nieuwe bewyzen ge- itaafd, en in 't helderst licht geplaatst zyn, Zoo is de Y 4 waar- 336 E. HOLLEBEEK waarheid van de Opftanding van Jefus Christus nooit be• ter betoogd en bevestigd, dan door de mannelyke ver- dedigingsfchriften van Ditton, Sherlock en West, nadat Woolflon , Bolingbroke, Edelman, en anderen, dezelve, met de heftigfte aanvallen , hadden zoeken om ver te werpen. 5) Zy hebben fomtyds, door dingen toe te ftaan, aan te neemen en te beweeren , die allerfterkst voor de goe- de zaak des Christendoms pleiten, zich zelven met hun- de zaak des Christendoms pleiten, zich zelven met hun- ne eigen wapenen beftreeden wanneer b. v. fommigen hunner het karakter en de deugd van Jefus zoo hoog verheffen , als men weet , dat Rousfeau gedaan heeft, waardoor aan alle gezegden en leeringen onzes Heeren zoo veel waarde en gezag bygezet is; wanneer zy het in Jefus en de Apostelen berispen, dat zy zulke dingen, die men aan de geheele maatfchappy verfchuldigd is , als men aan de geheele maatfchappy verfchuldigd is , als daar is de vaderlandsliefde, niet geleerd hebben, terwyl het opzetlyk infcherpen van deze deugd , (die zy des het opzetlyk infcherpen van deze deugd , (die zy des niettemin door hun eigen voorbeeld ten fterkften aange- preezen , en in 't waare licht vertoond hebben ,) by de toen ter tyd heerfchende begrippen der Jooden , die de yolks- en vaderlandsliefde tot de ongerymdfte uiterften dreeven, en toen het Goddelyk ontwerp, om de Christe- lyke Leer onder allerlei Volken te verbreiden, en men- fchen van allerlei landaart allernaauwst te verbinden, nioest tot ftand gebragt worden, zeer ontydig en onvoeg- lyk zou geweest zyn, weshalven de behoedzaamheid van lyk zou geweest zyn, weshalven de behoedzaamheid van Jefus en de Apostelen ten dezen opzichte niet genoeg an gepreezen warden. 6) Sommigen hebben zeive, op hun doodbed, hunne te voren aan den dag.gelegde gevoelens openlyk herroe. pen, hunne tegenkanting met fchaamte verfoeid, en aan de voorheen miskende en beftreeden Leer hulde gedaan, of in de blykbaare wroegingen van hun ontwaakt gewis- feen verfchrikkelyke angften, de itraf van hunne on- geloovigheid en ligtzinnigheid gevonden , waarvan Pon- toppidan, in een onder ons bekend werkjen, verbaazende voorheelden heeft doen bekend worden. 7) Veele voorftanders van de zaak des Christendoms hebben zelfs van hunne vyanden geleerd, in deze en gene opzichten malfcher en redelyker bgrippen aange- nomen, b. v. over het regtmaatig gebruik der rede in den Godsdienst , over het belang van gezonde oordeel• kunde by de Bydelftudie, over deze en gene uitlegregels, en ORATIO. 337 en de geheele uitlegkunde. Al het welk in een be- vallig en zuiveren fchryittyl, met overtuigende klaarheid, voorgedraagen , en met eene opbeurende aan- fpraak aan de Toehoorders , wien de Redenaar vooron- derttelt, dat de zaak van het Christendom ter harte gaat , befloten words. Beminnaars van den Godsdienst zullen ook deze edel- moedige, en zoo wel uitgevoerde , pooging van den zaligen HOLLEBEEK om de eer van het Christendom te helpen bandhaaven en bevorderen , gaarne met ons toejuichen , en met alle hoogfchatters van des Hoogleeraars algemeen er- kende verdientten den Uitgeever voor dit aangenaam ge- fchenk danken, waarby wy den wensch niet kunnen ver- bergen , dat nog meet dergelyke vruchten van 's Mans uitgebreide geleerdherd , en trouwhartige belangneeming in de zaak van den Godsdienst, der vergetelheid mogen ontrukt worden. Nieuwjaarsgefehenk aan myne Kinderen , in eene Aan- fpraak by het einde van het jaar 1797; vier Leerrede- nen voor Kinderen, over de vreeze Gods — de lief- de jegens God, yefus Christus en de Ouderen — den Kinderdoop —en het bidden, gehouden te Haarlem, voor de Kinderen der Gedlirnenteerden ; en eene Leer- rede voor 3onge Lieden, ter aanpryzing van eene vroe- ge Godzaligheid, laatst uitgefproken to Rotterdam , in de Groove Kerk , den ro Augustus 1788 , door H. H. VIERVANT. Te Amlierdam , by M. de Bruyn en H. Diederiks , 1798. In gr. 8vo, 1,28 bl. behalven het Voorbericht van 4 bl. en de Aanfpraak van 68 b/. Vyf Leerredenen voor kinderen en jonge lieden wor- den door den Eerw. VIERVANT, in dezen bundel, met eene uitvoerige en zeer aandoenlyke Aanfpraak aan zyne eigene , hem onlangs door het ontydig„ afflerven zyner tederbeminde Huisvrouw achtergelaarefie , zes kinderen, by wyze van Nieuwejaarsgefchenk, toegewyd. Men leest in deze Aanfpraak de taal van het diep bedroefd , maar door den Godsdienst , dien by voorheen te Amtterdam en elders, als openbaar Leeraar, bediend heefr, gemoe- digd en getterkt vaderhart , dat zyne kinderen gaarne, van jongs af, in de godvruchtige voetttappen van derzel- ver zalige Moeder zag wandelen , en daartoe met vader- Y 5 ly r..13 H. H. V/ERVANT lyke tederheid den weg wyst dien hy voor zich be- proefd heeft gevonden. Tot dat einde worden uit de woorden van Paulus, Tit. II: vs. I0b , 12, 13 en 14, opdat gy de leer onzes Gods en Zaligmakers in alien moogt verfieren. Want de zaligmakende genade Gods is verftheenen alien menfchen: en onderwyst ons, dat Ivy , de godloosheid en de wereldfche begeerlykheden verzakende , godloosheid en de wereldfche begeerlykheden verzakende , matiglyk, en rechtvaardiglyk, en godzaliglyk Leven zouden in deze tegenwoordige wereld verwagtende de zalige ho- pe, en verfchyninge der heerlykheid des grooten Gods , en onzes Zaligmakers yefus Christus: die Hens zelven voor ons gegeven heeft , opdat Hy ons zoude verlosfen van able ongerechtigheid, en Hem zelven een eig,et2 yolk zoude rci- nigen, yverig in goede werken ; de welmeenendfte lesfen nigen, yverig in goede werken ; de welmeenendfte lesfen afgeleid , en hun met gemoedelyken ernst voorgehouden. De Eerw. VIERVANT zegt, in het Voorbericht, in deze Aanfpraak zich niet overal naar hunne tegenwoordige vatbaarheid gefchikt te hebben, wyl hy onderftelde, dat zy deze zyne vaderlyke lesfen dikwyls, ook in volgende jaaren , herleezen zouden, daar ook vele dingen meer tot hunnen volgenden leeftyd betrekking hebben. De vier Leerredenen voor kinderen zyn te Haarlem, daar men des Zondags Namiddags voor kinderen, die in de Armen feboolen onderwezen worden, opzetlyk predikt, nitgefproken. De Onderwerpen , over de vreeze Gods; over de licfde jegens God, ,efus Christus en de Onderen; den Kinderdoop ; en het bidden, naar aanleiding van Pf. XXXIV: Matth. X: 37. XXVIII: 19. Jacob. IV: 3' zyn wel gekozen, en over 't geheel naar de vat- baarheid van kinderen, die eenig onderwys in den Gods- dienst genoten hebben, niet kwalyk behandeld. Hier en daar zouden mogelyk nog wel wat duidelyker en ge- paster uitdrukkingen kunnen gebruikt , en ook wel deze en gene leerbegrippen , waarvan kinderen nog te weinig weeten, en ook zoo veel niet behoeven re weeten, ach. tergelaaten zyn. De eerfte is ons allerbest bevallen. Men kan ze echter alien aan bet opkomend geflacht ge- rust aanpryzen. Dit zy ook vooral gezegd van de vyfde Leerrede, ter aanpryzing van eene vroege Godzaligheid, waarby het zeggen van Obadja , ik uw knecht nu vreeze den there van myne jonkheid af, i Eon. XVIII: za,, ten grondflage gelegd is. Zie bier eene proeve van 's Mans fchryfwyze, uit de laztfle Leerrede: ,, Welk eene aangenaame tyd is onze jeugd! VYF LEETIREDENErg. S39 jeugd! Zy is de lente van ons leven; alle onze vermo- gens en krachten ftaan als In den vollen bloei; onze geest is 't vlugst, en het ligchaam 't vaardigst, om den geest te dienen. Wy zyn, voor ftryd en arbeid, dan best be- kwaam , en vol van drift , om moeilyke zaaken aan te vatten en uit te voeren. Befchouwt , uit dit aangenaam gezichtpunt, uwe jeugd, Jongelingen en jonge Dochteren! Maar denkt tevens aan God, uwen Schepper en Heer , aan wien gy uw beftaan , en al/es wat gy zyt en hebt, verfchuldigd zyt. Zal het God niet zyn , aan wien gy, uwe jonge kracht, uwe edele ontwikkelde vermogens, en uwe beste fterkte toewydt? of zullen uwe gryze hairen en uwe afgefleetene krachten flegts voor den God uwes levens zyn? „ Neen, die God eischt uwe jonge ziel, en bet beste van uw leven, voor Hem. En hoe aangenaam het Hem zy, en welk een welgevallen Hy in ons neemt , als ons, aan Hem en zynen dienst, van jongs af, wyden , leeren de goedertierene wegen, de wondere leidingen, de onnadenklyke verlosfingen , en de uitneemende zegenin- gen, met welken Hy, de vroege godzaligheid van eenen jozef, Samuel , David , Daniel , Sadrach , Mefach , en Abed-Nego, bekroonde." „ Die aangenaame tijd des levens is tevens eene zeer gevaarlyke en zorgdyke tyd. Onze denkbeelden zyn dan het bedrieglykst, daar wy geneegen zyn het fchyn-geluk, ons , als een wezenlyk hell, voor te ftellen ; de driften zijn fterk, verzetten zich tegen Reden en Godsdienst, en trachten te overmeesteren ; de hartstogten zyn het gewel- digst ; de geesten van het bloed het levendigst, en weir.- ken geftadig op tot voldoening van de begeerlyltheden des vleefches en der waereld ; by dit al is men onbe- dreeven in de loosheid en boosheid van ons eigen hart. Zoo that men op eenen zeer gladden weg, in het uiterfte gevaar, om het fpoor van Godsdienst en deugd, waar op God en menfchen ons bragten , te verlaaten , ja geheel pit het oog te verliezen. „Denkt veel op dit gevaar maar ziet dan tevens op de waereld, die U omringt , op zoo veele bekoorin- gen en betoveringen door haare fchynvermaaken, op zoo veele aanlokzelen en verleidingen tot het kwaad van zoo veele boozen. Wat zal hier beveiligen? Het eenige, en welbeproefde , middel is het hart te geeven aan den Heer, en Hem te vreezen van de jongheid af ! De vreeze Gods 4,1 340 H. H. V Ilr RVAN T9 VYF LEERREDENEN. zal bedachtzaam en waakzaam maaken tegen list, gevlei, of geweld , tegen bedrog van hart en waereld ; zy zal kracht en tterkte geven in den ttryd tegen begeerlykheid en zonde , en zoo de waereld, en alles met haar, over- winnen. Hoe veilig dan, in dien gevaarlyken tyd, God te vreezen ! Ja zoo veilig als betaamlyk , maar ook zoo voordeelig als veilig is het, dit te doen van jongs af. Wilt gy nog meer daar van hooren; peinst dan met my , Jonge lieden ! op uwe jeugd , als op den tyd uwer veorbereiding , zoo voor uw volgend leven op aarde, voor de eeuwigheid. Uwe jeugd is de lente van uwen leeftyd, maar waar op een zomer, herfst en winter vol- gen, en een zaaityd, waar van de eeuwigheid de maai- tyd zyn zal." .lerreeden over Jeremia II: 31 en 32, uitgefprooken Bloeimaand van 't Jaar 1797, door J. VAN DER ROEST, Predikant tier Hervormden te Haarlem. In gr. 8vo. 44 bl. Het oogmerk van den godvrugtigen VAN nzrt ROEST in deeze Leerrede is , eene befchouwing van de kennis en de initellingen van den Geopenbaarden Gods- dienst, als het uitneemendst voordeel , en het voortreffe-, lykst cieraad van een Volk. Naa eene zaaklyke verklaa- lykst cieraad van een Volk. Naa eene zaaklyke verklaa- ring van den Text , bouwt zyn Eerw. die itelling op eene befchouwing van de waarheden en beloften van 't Euangelie, als de eenige bron van waare verlichtinge — van de geboden , en de grondbeginzelen en gevoelens welke hetzelve inboezemt — van deszelfs heilryke wet-. ten en verordeningen , met opzigt tot de goede orde, en het geluk van het huislyk en maatfchappelyk leeven — en eindelyk van de wyze inttellingen ter algemeene be- vorderinge van Godsdienitige kennisfe , van deugd en onderlinge liefde , als mede van het genot des leevens onder allerlei itanden. Op de ontwikkeling deezer be- fchouwingen laat de Eerw. VAN DER ROEST eene ern- Itige en gemoedelyke Toepasfing volgen , die den geest eens waaren Christens ademt, treurende over het deerlyk verval van 't Christendom in onze dagen, en in vuurigen yver blaakende, om zyne Natuur en Geloofsgenooten tot die zuivere bron des waaren geluks te doen te rug kee- ren. Wenfchelyk ware bet , dat de raadgeevingen en NTT- 3. VAN DER R OE S T5 LEERREEDEN. 34I vermaaningen des geagten Kerkleeraars algemeen opge- naerkt en gevolgd wierden. Konde zyn Eerw. befluiten tot de afgifte van meer foortgelyke Opttellen , wy twy- felen niet , of daar mede zou , Binds en elders , tot nut van 't Vaderland , nog al iet goeds kunnen geiligt worden. Iraktikalc Godgeleerdheid, door s. VAN EMDRE Predi- kant te Wageningen , Lid van 't Genoosfchap ter verde. diging van den Christelyken Goddienst , en van de Zeeuvfche Illaaifehappye der Wetenichappen. Ifle Deel. Te Utrecht , by W. van Yzerworst , 1797. In gr. vivo, 238 bl. Voor zo veel het leiden van een godzalig en deugdzaam leeven de ziel en het weezen uitmaakt van alien waaren , en dus ook van den Christlyken , Godsdienst , verdienen alle poogingen lof en aanmoediging , die het verwekken of bevestigen van zulk eenen leevensaart kun- nen bevorderen. Daar toe wordt vereischt eene zekere maate van kennisfe , bethande in de ontwikkeling der gronden, de ontvouwing der onderfcheidene pligten, en het aanvoeren van gepaste drangredenen. Een goed werk ver- rigt alzo een ieder, welke daar toe zynen naasten de be- hulpzaame hand biedt. De kundige en werkzaame VAD1 xIdDRE treedt , als zodanig , bier ten voorfchyn , in een gefchrift, 't welk door wrogt mag genoemd worden, in zo verre het geheele itelzel van 's menfchen pligten zeer uitvoerig en onderfcheiden wordt voorgedraagen. Een nieuw Plan , evenwel , volgens 't welk zyn Eerw. zegt dit Werk te zyn ingerigt , hebben wy 'er niet kunnen ontwaaren. Het Eerlle Deel, welk thans voor ons ligt , bevat twaalf Hoofclitukken. In de drie eerite Hoofditukken die als eene Inleiding tot het geheele Werk kunnen be- fchouwd worden , handelt VAN EMDRE over de bronnett der Praktikaale Godgeleerdheid derzelver grond/lag en over de mogelykheid van de betragting der plig- ten. Dit alles met de gepaste uitvoerigheid ontvouwd hebbende, treedt de Schryver ter zaake. Wat de Lee- zer , zo in 't geheele Werk, als byzonder in het nu af- gegeeven Eertte Deel, te verwagten hebbe, blykt uit den aanhef van het Vierde Hoofdttuk. VAN .EMDRE berigt al- X42 S. VAN E 114 DR E, PRAKT. GODGELRERDHEID. aldaar: „ Nu komen wy tot 't lichaam der Beoefenende II Godo-eleerdheid zelve , behelzende de pligten van een „ Christen omtrent God, zich zelven en zyn medemensch , „ waartoe wy ook nog andere fchepfeien kunnen brengen- „ Wat 't eerfte ftuk betreft, wy zullen de werkzaamhe- ,, den omtrent God in 't gemeen befchouwen, en dan om- „ trent elk der Godlyke Perfoonen in 't byzonder. Omtrent „ God in 't gemeen zyn eenige dingen in acht te nemen , „ die inwendig, andere die in- en uitwendig zyn waar te 99 nemen ; als mede zodanige zaken , die tot bevordering ,, van de beoefening dier pligten, onder Gods zegen, kun- „ nen dienstbaar wezen. Tot de pligten , die op 't in- „ wendige zien , brengen wy: de kennis van God ; 't ge- „ loof aan God ; de liefdc tot God ; de gehoorzaamheid „ aan God; de vreeze Gods ; de naarvolging van God; „ 't vertrouwen op God; de hoop op God ; de blydfchap „ God ; de room in God ; de verlustiging in God ; de „ opregtheid voor God; de ootmoed jegens God; de onder- „ werping aan , en berusting in God.” 't Zyn deeze pligten, die op het inwendige zien , welke in dit Deel behandeld worden. Met die algemeene opgave verge- mege zich thans de Leezer , terwyl een volgend Dee! ons de gelegenheid zal geeven , om het een of antler ituk uit hetzelve over te neemen. Dezulken , die met den geagten Schryver in frnaak en denkwyze overeen- ftemmen , zullen 's Mans godvrugtigen letterarbeid in dank ontvangen , en met vrugt zich daar van kunnen be- dienen. Pharmacologix Univera Pars I, &c. dat is illgemeene Verhandeling over de Geneesmiddelen. Door wylen den Hooggel. Heere F. J. VOLTELEN in leven Med. Doctor , en gewoon Hoogleeraar in de Scheikunde, to Leyden. lfle Deel. Te Leyden , by J. van Thoir, 1797. In gr. 8vo, in 't geheel 4o3 bl. De Voorleezingen van wylen den Hooggel, VOLTELEN, over de kennis der enkelvoudige Geneesmiddelen , hebben , by het leven van dien bekwaamen Man, Reeds eene zo algemeene goedkeuring weggedraagen , dat men het, na zyn overlyden, niet ondienflig geoordeeld heeft, de- zel F. J. VOLTELEN PHARMACOLOGIA. 343 zelve bet licht te doen zien. Van dit Werk, 't geen in drie Boekdeelen, in gr. octavo, zal begreepen worden, ziet thans het eerfle IDeel het licht. Vooraf gaat eene Inleiding , in welke gehandeld wordt over de algemeene eigenfchappen deezer weetenfchap, en over de bronnen, uit welke de kennis van de hoedanigheden der Genees- middelen verkreegen wordt. Hierop volgt eene geleerde en uitvoerige Verhandeling, over de zogenoemde kennis der ilariwyzingen (Doarina Indicationum) , welke loopt tot p. 85, waar na het eigentlyke Werk over de Ge- neesmiddelen zyn aanvang neemt. Vry uitvoerig fpreekt de Autheur over de verfchillen- de Rangfchikking, welke door verfcheidene Schryvers in huntie Verhandelingen over deeze Weetenfchap is gebe- zigd: by telt de ongeMakken, aan welke ieder Leerwyze onderhevig is, op, en befluit, dat men de Geneesmidde- len gevoegelykst volgens hunne uitwendige meest in 't oog loopende eigenfchappen kan verdeelen. Gaarne erken- nen wy, , dat deeze Leerwyze allervoortreffelykst zoude zyn, indien die eigenfchappen altoos van zelven in het oog liepen, en niet zomwylen, door den een, dingen tot eene zekere bepaalde klasfe gebragt wierden, die, volgens de meening van anderen , op geheel andere plaatzen behoor- den. Dus zullen veelen, by voorbeeld, verwonderd ftaan, van alhier op de lyst der meelachtige en ilymerige mid- delen te vinden de Penfee (Viola Tricolor) en de Coffy. Denkelyk zullen veelen insgelyks bet Zeepkruid niet zoe- ken onder de zoetachtige zaaken, even weinig als de door konst gemaakte Zeepen , die men juist niet kan zeggen dat zeer lekker fmaaken. De Herderstasch (Burfa Pas- toris) en het Aardveil (Hedera Terreflris) zoude men ook niet ligt zoeken in dezelfde klasfe met de Catechu, Ki- na, Eikenbast, en andere Berk te zamentrekkende midde. len, enz. Wat ons aangaat, wy gelooven, dat, zo men niet verkiest de middelen te rangfchikken volgens hunne meest in het oog loopende kragten , het nog al het ge- voegelykst is , de eenvoudige Alphabetifche orde , naar het voorbeeld van LEWIS en anderen, te volgen. Wat de befchryving der Geneesmiddelen zelve aangaat, dezelve is naauwkeurig, doch merkelyk minder uitvoerig dan die van MURRAY in zyne zo uitmuntende Apparatus Medicaminum. De natuur der zaak brengt het voorts me- de, dat men in een Boek van dien aart niet veel byzon- der nieuws kan verwagten, vooral nadat BERGIUS AR- NE- X44 T. J. VOLTELEN NEMAN, 1VIOENCII, CULLEN, enz. hunne waarneemingen hebben in het licht gegeeven. Met dit alles komen 'er zeer veele gewigtige dingen in voor , die ook door de byzon- veele gewigtige dingen in voor , die ook door de byzon- dere ondervinding van den Schryver in een klaarder dag- licht gefteld zyn. Dus geeft de Schryver, op p. eene zamenftelling op, uit anderhalf once Amandelolie, een lood wit of gee). Wasch , en vier food Conferf van roode Roozen, als een allervoortreffelykst middel in Roo- deloops - pynen, en andere krimpingen in de ingewan. den. Nog uitvoeriger en aanmerkelyker zyn de aantekenin- gen des Schryvers , aangaande de groote Geneeskundige vermogens des Wilgenbasts. Nadat by namelyk vermeld bad, dat de koortsverdryvende vermogens van dit middel niet zeer aanmerkelyk, en veel te veel opgevyzeld zyn, betuigt by daarentegen, dat de bederfweerende kragt van dit middel dat vermogen van den Koortsbast oneindig verre overtreft. „ In ziekten van een rottigen aart „ (zegt de Hoogleeraar) doet dit middel een onein- „ dig groot nut, niet alleen door de kwynende levens- „ kragten op te nchten, en de flappe zenuwen te fteu- „ nen, maar ook door het reeds begonnen en door de „ geheele masfa der vochten verfpreid bederf kragtdaadig „ te ftuiren , en het dreigend Heetvuur of te weeren. „ Meermaalen heb ik dit ten klaarften waargenomen in „ algemeen heerfchende Roodeloopen, gelyk ook in en- „ kelvoudige kwaadaartige Koortzen , Blutskoortzen „ kwaadaartige Kinderpokjes, en andere dergelyke om- itandigheden.” Het heilzaam uitwendig gebruik van deezen bast betuigt de Hoogleeraar insgelyks dikwyls te hebben ondervonden, wanneer deszelfs kragtig afkookzel als een plaatzelyk middel wierd aangewend. Onder ande- ren wierd bier door een kankerachtige zweer van al zyn verfchrikkelyken flank beroofd, en in zyn loop merkelyk vertraagd. Terwyl de geweldig voorteetende Waterkan- ker, die reeds het gebeente had aangegreepen, meermaa- len door dit middel gelukkiglyk wierd gefluit. Om nu niet te fpreeken van den uitmuntenden dienst , dien bet zelfde middel den Schryver meermaalen had gedaan, in bet beperken van een met woede voortloopend beet of koud vuur. Het geen de Schryver aangaande het geneeskundig ge- bruik der roode Roozen heeft waargenomen, is ook aanmer- kenswaardig. „ Het eenvoudig of met Vitrioolgeest zuur. 59 ge PHARMACOLOGIA. 34E gemaakt aftrekzel van roode Roozen (zegt hy,) welk • laatfte ook Tinctuur van Roozen wordt genoemd , • verithaft een voortreflyk middel in die gevallen • waar in men eene zagte zameutrekking noodig heeft: • gelyk in bloedige , weyachtige en llymerige vloei- • jingen. De Roozen- Tinduur is ook van nut tot het • beteugelen eener geweldige zweeting , gelyk ook in „ kwaadaartige Rotkoortzen. Ter beteugeling van den • bloedvloed der Baarmoeder heb ik dikwyls met het 9, best gevolg gebruik gemaakt van 't volgend middel: • yg Fl. Rof. Rubr. dr. ij. Inf. in aq. ferv. q. f: Col. so exPresf: Unc. Xij. add. Syr. Rol. ficc. Unc. j. Ala- 1, bel. dr. ij. en zo 'er gelyk dikwyls gebeurt, kramp. • trekkingen aanwezig zyn, Laud. Liq. Syd. get. XX. S. alle twee uuren een klein theekopje vol. „ Meermaalen heb ik ook met het best gevolg gebruik „ gemaakt van het Aftrekzel van Roozen met Melkzui- • ker, tegen Catarrhale aandoeningen der Bqrst uit flap- „ heid der vaten, tegen eene teeringachtige en tot bloed- • vloeijingen overhellende gefteldheid , en tegen inwendi- „ ge verzweeringen, welk middel ik dan een langen tyd aanhoudend liet gebruiken. Dagelyks ondervinde ik • ook het groot rut van dit middel in het oplosfen van „ de verftoppingen der ingewanden, en in het verbeteren „ der kwaadzappigheid en ongefteldheid der vaste dee- ,, len, die aanleiding geeft tot Mildziekte en Aambeyen; ,, in welke gevallen de gift der Melkzuiker zo veel moet „ vermeerderd worden , dat 'er een zagte loop onder- „ houden worde.” Geen Geneesmiddel wordt in dit Deel uitvoeriger be. handeld, dan de Koortsbast , en ook met reden, uit hoofde der grootheid van het heil of orheil, 't geen, door het gepast of het ontydig gebruik van dit middel, kan wore- den veroorzaakt. Onder anderen bepaalt de Schryver naauwkeurig, wanneer men van dit middel met voordeel gebruik kan maaken in de Teering , en wanneer niet. Hy pryst namelyk den Koortsbast alhier aan, als de ziek- te ontftaat uit een flap weefzel der vaten, en 'er daar door eene verfinelting der vochten plaats hebbe; gelyk ook in de Slymteering. Daarentegen verbiedt by het gebruik van dit middel ten fterkften , wanneer de kwaal haaren oor- fprong neemt uit eene Bloedfpuwing van een ontflooken cart, uit eene Longontfteeking, of uit een tot verettering overgegaan Zydewee. Om dezelfde reden is de Koorts- LETT. 1798. NO. 8. Z bast 346 F. J. VOL TELE N bast ook zeer fchadelyk in die zoort van Bloedfpuwing, met welke eerie ontttooken getteldheid van het bloed, en dus eene aanhoudende of remitteerendeKoorts,wordt waar- genomen. Meermaalen ziet men hierom, dat de Koorts- bast, in zulke omtlandigheden gegeeven, eene doodelyke fluipkoorts verwekt ; terwyl andere Lyders gelukkiglyk herfteld worden , door een aanhoudend gebruik van Zuu- ren. Jets dergelyks tekent de Schryver aan omtrent de Geel. zucht , in welke kwaal by dit middel ten hoogften roemt, wanneer dezelve voortkomt uit eene krampagtige gefteldheid der vaten, die tot de affcheiding der galle dienen, 't geen dikwyls in de tusfchenpoozende Koortzen plaats heeft; gelyk ook , wanneer de ziekte haaren oorfprong neemt uit eerie verflapping van het maakzel der lever, en eene daar door geboorene vermeerderde affcheiding der galle, mitsgaders uit eene te groote prikkelbaarheid van dit in- gewand. „ Dikwyls (zegt de Schryver) heb ik de Geel- „ zucht door middel van den Koortsbast zien geneezen, „ na dat alle oplosfende middelen te vergeefsch waren „ gebezigd. Doch wagt u wel om geen Koortsbast te „ gebruiken in eene Geelzucht die uit een ontftooken „ toettand der vogten voortvloeit: insgelyks niet, wan- ,, neer dit onheil gebooren wordt uit eene taaje flym- ,, ftoffe , die de vaten der lever en de galbuizen ver- ftopt.” By gelegenheid van den Koortsbast fpreekt de Schry- ver ook over de ontleding , welke de Braakwynfteen en- dergaat, wanneer dezelve met den Koortsbast verbonden wordt, en het aanmerkelyk zweetverwekkend vermogen van dit zamenflelzel. Deeze verandering in de werking van den Braakwynfteen is zo aanmerkelyk, dat men met het afkookzel van eerie once Koortsbast op een pint water twaalf of vyftien greinen Braakwynfteen kan vermengen, terwyl in een likpotje uit eene once Koortsbast, met zo veel Syroop als daar toe noodig is , wel vierentwintig greinen van dat middel kunnen gevoegd worden, eer 'er braaking volgt. Hoe zeer wy 't in de meeste gevallen met den Schryver eens zyn, kunnen wy echter alle zyne Stellingen Diet goed- keuren. Dus gelooven wy geenzins, dat by de werking der Tslandfche Mos uit het rechte oogpunt befchouwd heeft. Hy ftelt, namelyk , dat dit middel byzonder van nut kan zyn in de Slymteering, in welke de meelachtige midde- len PHARMAC0L0G1A. 347 len, enz. nadeelig zyn: en desniettegenffaande beeft by deeze Mosplant , en wel te recht, onder de klasfe der meelachtige zelfitandigheden gebragt.. De Lichen werkt immers zeer zeker gelyk alle andere meelfpyzen; nadat dezelve door eene weeking in koud water van haar zagt purgeerend bitter, 't geen doorgaans in de Teering na- deel doet, beroofd is, geeft zy, door het afkooken, een overvloedigen fmaakeloozen flyfzel, en een ton van het meel deezer Mos wordt gerekend eens zo veel voedend vermogen te bezitten, als twee tonnen tarwenmeel. Met dit alles, zegt de Schryver, aangaande de Mos : „ Zy „ werkt hier niet enders dan de Koortsbast, de bittere Polygala, en de Rad. Arnica." 0_p hoedanig eene wy- ze een middel, 't geen klaarblyklyk tot de meelitoffen behoort, en onder dezelve door onzen Schryver met bet grootfte recht wordt opgeteld, in werking wordt gelyk gefteld met een middel, 't geen tot de bittere zamen- trekkende Geneesmiddelen behoort, kunnen wy bezwaar- lyk begrypen. Wy kunnen insgelyks niet gelooven, dat de Koortsbast en de Arnica eenigzins in werking over- eenkomen. Het is wel mogelyk , dat men zomwylen eene hardnekkige Koons door middel der Arnica kan geneezen; doch dit gelukt ook wel eens door Loogzou- ten, Spaanfche Peper, enz. die voorzeker niets met den Koortsbast gemeen hebben. Dit middel bewerkt zyne 2o uitmuntende geneezingen hoofdzaaklyk door zyn ver- fierkend vermogen, wear door het de llappe vezelen za- mentrekt, en de kwynende leevenskragt opwakkert. De Arnica, daarentegen , behoort ontegenzeggelyk onder de beete prikkelende middelen, die eene groote ontbinding van geftolde vochten kunnen daarftellen, en veele fcberpe vochten door de piswegen en zweetgaten ontlasten. Dat vochten door de piswegen en zweetgaten ontlasten. Dat dus dit middel weleens van groot nut kan zyn, zal nie- mand ontkennen: doch tevens zal bet zeer ongepast zyn, te willen beweeren, dat deeze Plant in werking met den Koortsbast overeenflemt, en in alle die gevallen zoude te pas komen , in welke men met voordeel van den Koortsbast gebruik kan maaken. Met verlangen zien wy een volgend Deel van dit voortreflyk Werk te gemoet. 148 E. H. HOCHHE/MER De Arbitrage- Reekening , voor den Nederlandfehen Ban- icier en Koopman , fpeciaal voor de Beurs van Arager- dam , gemaklyk gemaakt, door E, H. HOCHHEIMER. 7e Angerdam, by W. Holtrop, 1798 In gr. avo, in 't geheel 226 bd. De Arbitrage-Rekening is eene rekenkundige kink- king, door welke men de betaalingen regelt , die van de eene plaats op de andere moeten gedaan worden, het zy onmiddelyk , het zy door tusfchenkomst van een of meer andere plaatzen , volgens den eisch der verfchil- lende Wisfelkoerzen, de Agio, enz. Tot bier toe was het volbrengen deezer taak voor veelen ten hoogften moeije- lyk; moetende zy , tot het oplosfen van flechts een eenig voothel van deezen aart , zich van drie, vier, ja meer, Regels van Drieen bedienen, of wet van eene Ketting van even zo veele indeelingen. Zy, die uit de Kettingvoor- flellen algemeene regelen kunnen trekken , kunnen niet ontkennen, dat een groot gedeelte dier regels altoos zeer omflagtige en vermoeijende berekeningen vordert , voor- at wanneer men met groote getatlen moet multipliceeren en di videeren. „ Men meent bier alle die zwaarigheden, (zegt de 1)Schryver in het Voorbericht) vooral in zo verre dezel- „ ye de Bankiers in Amtterdam betreffen , te hebben „ weggenomen. Voor alle gevallen, die in Wisfel- of „ Geldhandel , tusfchen Amsterdam en alle plaatzen , op „ welke. bier kan worden getrokken (getraceerd), en ook „ nog verfcheidene anderen, die, zo veel men daar van bewust is, kunnen voorkomen , zyn zodanige regels „ opgegeeven dat men nimmer met meer dan twee of „ drie Cyffers behoeve te multipliceeren, en ook nooit „ (ten zy 'er met de Coursfen zelve gedivideerd moete „ worden , in welk geval geen regel plaats heeft, Haar- „ dien dezelve veranderlyk zyn) noodig hebbe te divi- „ deezen.” Voorts heeft de Schryver niet gezogt nieuw te zyn : bierom heeft by de bekende regels, die de vereischte be- knoptheid hadden, laaten blyven zo als zy waren; doch alleen heeft hy aan die , welke te wydloopig fchee- nen, eene duidelykmaakende kortheid gegeeven. Thans ziet alleen het eerlie Deel van dit Werk het licht ; ARBITRAGE -REEKENING. 349 licht; Vat 'er nog meer moet volgen, kunnen zy, die in deeze zaaken bedreeven zyn, uit het behandelde gemak- lyk opmaaken. Alles is in dit Stuk Pra6ticaal behandeld; terwyl de Schryver eenig uitzicht geeft op een Aan- hangzel, waar in de wyze zal- warden opgegeeven , op welke men de alhier medegedeelde regels hebbe ge- vonden. Wy hadden wel gewenscht, dat dit, vooral tot onderrichting van minder kundigen , was vooraf- gegaan. De Gefchiedenis van Graaf WILLEM van Holland, Roomsch Boning , door Mr, JOHAN MEERMAN , Fryheer van Dalem. IVde Deel. In 's Graavenhaage , by M. van Daalen Wetters , 1797, In gr. 8vo. 430 III. met een Aanhang van ,242 Dinnen weinig maanden , beloofde de Schryver, zou dit vierde Deel zyns Werks volgen , toen by het derde aan bet licht gaf (*). Hy heeft woord gehouden , en ontvangen wy dus de drie nog overfchietende Hoofdftuk- ken. Het achtfle , waar mede dit Boekdeel aanvangt handelt van de Wetten en Regtspleeging, --- bet ne- gende , van de Finantie en Mutat, — bet tiende , van den Koophandel. Belangryke onderwerpen, indedaad, voor alien, dien het lust tot die dagen te rug te keeren, en bier behandeld met eene uitvoerigheid , welke een groote beleezenheid in de Gedenkfchriften van die tyden, op elke b:adzyde, aankon- digt. In bewerking is dit gedeelte gelyk aan die des voorigen Deels, waaromtrent wy des Schryvers gevoelen, en onze beoordeeling , beide annoodig flier te herhaalen, te bovengemelder plaatze, te boek ftelden. In het Eerfte bier behandelde Hoofdituk zamelt MEER- MAN Mies op ,wat hem, „ geduurende WILLEM'S Tydperk, „ in het itult der Wetten en. Regtspleegingen ander 't oog „ is gekomen, zonder zich in vroegere of laatere eeuwen te verliezen. Doch,"voegt by 'er nevens, „daar 'er zelfs 5, in (0) Zie onze Algem. Faded. Letterotf: voor 1797, bl. 487, en;. Wy hebben daar opgegeeven de plaatzen, waar onze be- oordeelingeu der voorige Deelen in ons Maandwerk te yin- den waren, Z3 35© MEERMAN in dit korte beifek zoo menig een nieuwe Keur, aan deeze en die bewooners van des Konings Staaten, ver- leend is, twyfel ik niet, of ik zal my , al ware het 911 flechts door 't enkele voorftel van 't geen de gefchied- „ kundige Gedenkftukken daaromtrent opleveren, in ftaat „ bevinden otn veel tot eene grondige kennis, van onze „ Voorvaderen, en de oude Ryksbewoonders, toe te draa. I, gen, en dus den algemeenen fchat van Mensch- en Vol- 5, keren- kunde te helpen verryken.” Ten aanziene van het Tweede bier voorkomende Hooldituk trukt de Schryver zich in deezer voege uit: ,, Het is voornaamlyk met de eigentlyk gezegde Belas- „ tingen, dat ik my, in dit Hoofdttuk, zal bezig houden, 9, welke of van de Inwoonders zelven, of van de doortrek- ,, kenden, geheeven wierden ; de verfchillende takkender- „ zeiven zullen my de natuurlyke orde aanwyzen , die „ ik in bet behandelen deezer Rafe te volgen hebbe, en 1, den draad langs welken 'er alleen uit dit doolhof ont- „ koming te vinden is.” Onze Leezers zullen 't ens dank weeten, zo wy vertrouwen, dat wy hun dien dool- bof niet inleiden. Aileen opmerkende, hoe men in deeze Afdeeling zeer ieezenswaardige aanmerkingen vindt over tie Munt en de Munters; over den Prys der Goederen, -en de Intresten van die dagen. Even min willen wy bun lang ophouden by bet laatfle Hoofddeel , den Koophandel betreffende; flegts fchryven ley het begin af: „ Ik kan de behandeling deezer ftof „ niet gevoeglyker intreeden, als [dan] met eene overeen. • komst tusfchen de Graavin van Vlaanderen, en de 9, Hamburgfche en andere Kooplieden, in re52 geflooten, „ te deezer plaatze in te vlechten. Deeze laatften naam- „ lyk dreeven fterken handel op de bloeiende Vlaamfche 0, Koopfteden ; doch de drukkende tollen en lasten, die „ men aldaar vorderde, beroofden hen van alle winst. „ Zy raadpleegden hier over in eene Vergadering der 5, verbendene Steden , en alien vonden goed , gemeen- „ fchaplyk , en zoo ras doenlyk, een Gezandtfchap aan MAAGARETHA af te vaardigen, en met haar in fchik- kingen te treeden over een billyker en draagelyker „ Tol, en zulke andere middelen als het behoud des Handels vorderde , en dat wel eens voor altoos. De Hamburgers zelven, die onder alien by den uitflag bet „ meeste belang hadden, wierden met de zorg voor dit e, Gezandtfchap gelast , en zy benoemden tot volvoering 77 Va4 GESCH. VAN GRAAF WILLEM VAN HOLLAND. 35I ,, van 't zelve twee Raadsheerlyke Mannen, HERMAN „ HOYER en JORDAAN. Deezen flaagden gelukkiglyk in !I bun werk , en het ftuk , waar van wy fpreeken, zag weldra bet licht; een ftuk, 't welk tot de gefchiede- „ nis des Koophandels van deezen tyd van het uiterfle „ gewicht is ; daar men 'er met eenen opflag uit ont- „ dekt , hoedanig de Waaren geweest zyn, welke de „ Noordlyke Steden van het Ryk vervoerden en ver- „ kochten ; 't zy dan dat deeze Waaren als voortbrengze- 9, len van het Ryk zelve moeten befchouwd worden , of „ dat men ze van elders gehaald hebbe , gelyk 'er van beide foorten in worden opgeteld. Men ziet 'er tevens „ het foort van Schepen en Voertuigen uit, die men 'er .1, toe gebruikte, de Gewichten naar welke ze afgemetten ” of gewoogen wierden ; zonder evenwel dat het altoos blyke, in hoe verre bet Vlaamfche of Duitfche waren; en eindelyk ook eenigermaate hoe men de Waaren te- 99 gen elkander gefchat hebbe.” — Omtrent dit Stuk merkt de Schryver in eene aantekening op, dat het be- rust op de Hollandfthe Leenkamer ; dat by het liever hier in de Gefchiedenis zelve met eenige verduitfchingen zo in de Gefchiedenis zelve met eenige verduitfchingen zo in fpelling als in woorden en ftyl heeft willen invlechten, dan in den Cod. Dipl. achter dit Deel in zyne oorfpronglyke in den Cod. Dipl. achter dit Deel in zyne oorfpronglyke Vlaamfche gedaante plaatzeu ; daar anders of dit Hoofd- ftuk onvolledig zou geworden zyn , of het geheele Stuk byna tweemaal hadt moeten gedrukt worden. Hier en daar fcheen het ook met fouten to zyn afgefchreeven; en eenige woorden, die by in 't geheel niet verftondt, hadt by onverklaard moeten laaten. Voorts treffen wy in dit Deel aan, een groot aantal meet en min gewigtige Byvoegzels tot de voorgaande Dee- len van WILLEM'S Gefchiedenis. Dezelve beflaan 149 bladzyden. Achter dit Deel, en ten flotte van alles, volgt de Co. dex Diplomaticus, of Lyst der overgebleevene Handvesten en oorfpronglyke Stukken, tot de Gefchiedenis van WM. LEM , of van zynen tyd, betrekkelyk. Met deeze is de groote Webbe , die de Schryver ter hand genomen hadt, afgeweeven. Is by thans op Refze, ge- lyk wy gehoord hebben , dan geeft die Reis hem misfchien floffe tot algemeen meer bevallende onderwerpen , die voe- gen zullen by zyne Berigten omtrent Groot- Brittanje en lerland — by zyne Berigten orntrent de Pruisfifehe,Oos. onrykfthe en 47eiliaanIche Monarchical. Z 4 Ge. 351 A. YPEY Gefchiedenis van de Kristlyke Kerk in de AchttIende Eeuw, door A. YPF,Y , Lid van het Zeeuwfche Genootfchap der Weetenfchappen te Vlisfingen , en Predikant te. Ethan, in het Land van Ileusden. life Deels IJIe Stuk. Te Utrecht, by W. van Yzerworst , 1797. In gr. 8vo, 299 bl. 't Ts waar, de Kerklyke Gefchiedenis van deeze Eeuw, welke het clot uitmaakt van mosHEDies, in dit yak, overheerlyk Werk , zo zeer in de Vertaaling ook by onze Landgenooten gezogt , mag niets meer dan eene kleine fchets heeten van 't geen , in den aanvang deezer Eeuwe, is voorgevailen ; fchoon de Aantekeningen van MACLAINE en des Nederduitfchen Vertaalers het eenigzins verder ge- bragt hebben. 't Is waar, het Kort Vertoog van den ,S'taat der Kerke, uit de pen van FOEEE SJOERDS, loopt Degts tot het midden deezer Eeuwe. 't Is waar, dat de Proeve eener volledige Kerkh7storie der Achttiende Eeuwe, door VAN EINEM vervaardigd , tot het jaar 1776 loopt, en dus een geheel vyfde gedeelte van de tegenwoor- dige Eeuw onbefchreeven laat ; en dit Werk by de oor- fpronglyke gebreken veele bykomende der Nederduit- fche Vertaalinge draagt , en des weinig bruikbaar mag heeten. Gronden , in de daad, die pleiten voor ceen meer uit- voerige beter bearbeide, en deeze Eeuw geheel bevat- tende , Kerklyke Gefchiedeni s f e , in onze taale. De arbeid- zaame YPEY heeft 'er zich toe gezet; en bekomen wy, met de aflevering van dit Eerfie Deels EerJle Stuk , den aan• yang zyns Letterarbeids , met welken wy onze Leezers moeten bekend maaken. Voeglyk , dat wy , volgens onze. gewoonte , het begin eens Werks van langen adem aankondigende , des Schryvers doel ontvouwen. Best zuden wy het met zyne eigene woorden voordraa- gen. „. Van het aangenaam nut , 't welk de Kerklyke • Gefchiedenis aan ons verfchaffen kan, overtuigd zyn- „ de, heb ik 'er my toegezet, om met de geenen, die • zich verwaardigen willen dit gefchrift te leezen, de be- „ langrykfte gebeurenisfen , in de Kerk van KRISTUS „ ftaande deeze achttiende Eeuw, voorgevallen, door te „ wandelen, en bier uit voor hun en my zelven heilzaa- ,, me Iesfen op te gaderen. — Om op deeze wyze in s, myn KERKINKE CESC HIEDL NIS. 353 myn voorgenomen gefchryf wezentlyk nuttig te zyn , „ zal ik Diet flechts uet'eurde daadzaaken eenvoudig ver- • haalen; maar ook 'el myn eigen aanmerkingen over de- If zelven tusfchen in ttroolien. Zo doende, zal ik, waar ^ ik kan , ter beille voor waarheid en deugd, zonder ,, haat of gunst, en zonder my door partyzucht van den 1, weg te laaten afdryven , de eigenlyke oorzaaken, waar. • om dit of dat gebeurd is uit haare fchuilhoeken by „ het licht brengen, en het weezen van den fchyn trash, • ten te ond&itennen. 1k zal wyders aantoonen , wat • wel of kwalyk gedaan is , 'en zo uit het geen an, deren ondervonden hebben doen opmerken wat voor- • deel verfchaft en wat nadeel brouwt, wat den weg tot „ geluk baant, en wat den weg tot ongeluk opent. En onder dat alles zal ik myne leezers poogen te doen let- „ ten op bet goed , rechtvaardig en wys, beftuur van ,1 GOD 't welk in de gefchiedenisfe der Kerk zo beer- „ lyk doorftraalt, by bet genadig heloonen der deugd ea ,, bet billy.k ftraffen der ondeugd.” Een wydftrekkend plan, waarlyk, ook wyder dan zotn. migen willen dat een Gefchiedfchryver het zyne uitzet- te, en waar in wy ook , dit Stuk doorleezen hebbende, foms meer pooging, dan daadlyke volvoering , ontwaarden, en bevonden , dat de Schryver, fchoon meermaalen bly. ken geevende van eenen opgeklaarden geest en verhel- derde denkwyze, nog bylange Diet vry is van gehegtheid aan Kerkgenootfchaplyke denkbeelden, die foms invloed op lof en lolaam hebben , en eene wyze van voordragt doen gebooren vorden, van partydigheid SeEtenyver , enz. Diet geheel vry te fpreeken, al is het flegts in de wyze van voordragt en de gebruikte bewoordingen. Met voor- beelden bier van by te brengen , zouden wy te we/ plaats heflaan van die wy geichikt hebben om over den aanvang deezes Werks te fpreeken. Wy vaaren vourt om met YPEY'S eigene woorden zyn Plan nader onzen Leezeren bekend te maaken. 't Zelve is , wat de hoofdzaak betreft , tweeledig. „ Eerst zal ik de Algemeene Gefchiedenis der Kristen- Kerk zo als die aan haare voordeelige en nadeelige zyde , over 't geheel befchouwd zich vertoont , opgeeven ; en dan zal 1k, in de tweede plaatze, de bezondere Gefchiedenis van de onderfcheidene Gennotfchappen . waar in de Kristlyke Kerk ongelukkig verdeeld is, te boek flaan.” „ Zie daar een ruw plan, tot weiks bewerking ik bier Z 5 „ ter- $54 A. YPEY 9, terftond overgaa. Vooraf echter dient de Leezer te „ weeten, dat, daar de algemeene Gefchiedenis der Kerk, aan haare voordeelige zyde befchouwd , niet kan be- handeld worden zonder den invloed , welken de onder- „ fcheiden Genootfchappen , waar in de Kerk verdeeld is, „ op haar hebben, in aanmerking te neemen, ik zo wel 5, in het eerfte gedeelte van myn Historisch gefchrift , 9, als in deszelfs tweede gedeelte , ten aanzien van die „ onderfcheiden KerkgenoOtfchappen, de volgende orde, 9, door my gekoozen, als meest met den aart 'der zaaken • overeenkomftig, houden zal. In den eerften rang plaats 5, ik de Lutherfchen, in den tweeden de Hervormden, in ,, den derden de Disfenters , en in den vierden de 3, .Roomschgezinden. De Lutherfchen plaats ik vooraan, • om dat zy het oudfte Kerkgenootfchap uitmaaken „ 't welk zich tegen Rome's Hierarchy verzet heeft. De 1, Hervormden plaats ik in den tweeden rang, om dat „ deezen terftond op de wenken der Lutherfchen de hand „ aan het werk der Kerkhervorminge mede geflaagen „ hebben. De Disfenters plaats ik in den derden rang, 9, om dat dezelven , men zy zich met de Lutherfchen en „ Hervormden van den Roomfchen Stoel hadden ate- 9, fcheurd, ook deeze beide Gezindten verlaaten, en., in „ afzonderlyk geftichte Genootfchappen uit malkakr ge- „ loopen zynde, elk zyn eigen weg hebben ingeflaagen. ,, En de Roomschgezinden plaats ik in den vierden rang, „ om dat deezen dat Kerkgenootfchap zyn , waar uit de „ Lutherfchen , Hervormden en Disfenters , alien ge- ,, gaan zyn , en van 't welk zy zich alien verwyderd • hebben.” Een Schryver is volftrekt meester van de fchikking zy- ner fchryffioffe, en zouden wy hier op geene aanmerking maaken, fchoon het ons toefchyne, dat eene andere fchik- king, die de Roomfchen, als de oudfte, en zeker nog de grootfte , onder de verdeelde Christenheid , in beide deeze opzigten den voorrang toekent, dien deeze Kerk na- tuurlyk heeft; en zyn 'er onder de Disfenters, die op een vroeger herkomst boogen, dan de Lutherfchen of de Her- vormden. Om den voorrang aan LUTHER gegeeven te verdeedigen , heeft de Schryver eene breede aantekening geplaatst, waar in by ten 1/otte zyn zugt voor CALVYN, dien wy als een Geleerd Man, een kundig Schriftuurver- klaarder, over 't algemeen bewonderen, laat doorkyken; limners by fchryft ten flotte van dezelve: „ LUTHER ,, met HERKIMER GESCHIEDENIS. 35 moet dus van elk, die onpartydig oordeelt, gehouden „ worden , als het eerfte en voornaamtte werktuig in ,, Gods hand, 't welk de belangen der onder het Room- f• che juk zuchtende Kristenen , met een gezegend gevolg, 9, heeft aangeflaagen. Met dat al is ZWINGEL, als Kerk- • hervormer, een groot man geweest, en zyn opvolger 99 ICALVYN nog grooter; deezes Mans weerga in geleerd- heid en in braafheid kennen wy, zonder vooringenomen- „ heid en in waarheid gezegd , onder alle Hervormers • niet. Hy heeft hen alien daar in overtroffen !” Een Overzigt van den Inhoud deezes Stuks ftelt ens, naa de Algemeene Inleiding, iwaar uit wy het voorgaan- de meest ontleenden , deeze Hoofdzaaken of Afdeelingen voor oogen. — Algemeene Gefchiedenis der Kristiyhe Kerk, aan haare voordeelige zyde over het geheel befehousvd., — Historisch verflag van de Onderneemingen der Lu- therfchen, ter uitbreiding van den Kristlyken Godsdienst onder de Heidenen. Historisch verflag van de Onder. neemingen der Hervormden, ter uitbreiding van den Krist- lyken Godsdienst onder de Heidenen. Historisch ver- gag van de Onderneemingen der Euangelifche Broederen, ter uitbreiding van den Kristlyken Godsdienst onder de Hei- denen. Kart Historisch verflag van de Onderneemin- gen der Methodisten, ter uitbreiding van den Kristlyken Godsdienst onder de Heidenen. Algemeene aanmerkin- gen op de Zendlingfchappen der Proteftanteu onder de Heidenen. Historisch verflag van de Onderneemingen der Roomschgezinden, ter uitbreiding van den Kristlyken Gods- dienst onder de Heidenen. —Fella& van de oneenigheden der Roomfche Zendlingen in Azie. — Algemeene aanmerkingen op de Zendlinglchappen der Roomschgezinden onder de Heidenen. Kort Historisch verflag van de Ondernee. mingen der Rusfifche Kerk , ter uitbreiding van den Kristlyken Godsdienst onder de Heidenen. Historisch verflag van 't geen men ondernomen heeft ter bekeering van de jooden en Mahornedaanen. Ter opgave van alle deeze byzonderheden heeft de Schryver uit de beste bronnen geput , die by onverwyld onder aan den voet der bladzyden aanwyst , of ferns sneer algemeen, by het einde eener Afdeeling, verzameld opgeeft. Doorgaande laat het zich met aangenaamheid leezen. Niet altoos even gelukkig is de Schryver in zyne overgangen; zy zyn dikwyls ftuits en ftootend, fouls langdraadig, en geeven ons het geheel beloop van 's Mars lei 356 A. YPEY leiding der gedagten,waar mede de Leezer eigenlyk niet maaken heeft , en die, fchoon ze zomwylen te pasfe ko- me , by lange na zo algemeen niet moeten weezen, als wy ze hier ontmoet hebben. De ftyl is zeer ongelyk, nu zwellend, dan kruipend; en fchynt de Schryver fouls gefteld op vreemde bewoordingen , en, zo het ons voor- koint gewrongene fpreekwyzen. Een vaste Historiettyl heeft de Eerw. YPEY zeker niet. Niet oneigen is men nieuwsgierig na 's Mans denkwyze over de tegenwoordige tydsomftandigheden voor de Kerk, zo hy ze in dit Werk mogt ingevlogten hebben, 't geen , naar zyn Plan, met wel uit kon blyven. Wy geeven 'er een ftaal van , en zal zulks tevens ons sets van zyn Styl cinder 't oog brengen. „ Het is goed , en wy mogen vs God 'er voor danken, (fchryft hy, van het voordeal. der Roomfche Gezantfchappen , aan het Christendom xoegebragt , fpreekende,) dat het zo veele Kristenen „ gemaakt heeft onder de Heidenen , hoe zeer dezelve „ dan ook nog aan de banden van onkunde en bygeloof „ mogen gekluisterd liggen. Alles by hen wacht op eene „ gelukkige Revolutie, waar door de opgefchooten tarwe „ van het onkruid gefcheiden en de ganfche dorschvloer „ gezuiverd zal worden. De tegenwoordige tyd is reeds „ moeder van groote gebeurenisfen in Europa , en gaat „ zichtbaar zwanger van welligt nog grooter gebeurenisfen „ voor dit Werelddeel, waar by wy bidden en hoopen, dat „ op den duur de Godsdienst van den Heere JESUS gee- „ ne fchade lyden, .maat winst hebben moge. —Een „ voornaam gedeelte van Europa is in onze dagen op „ eene gansch zonderlinge wyze gerepublikanizeerd , en „ wy hebben gezien, hoe daar door de Roomfche Gods- „ dienst de geweldigfte fchokken ondergaan heefc ; hoe „ daar door , in onderfcheiden Romeche Landen „ donkerheden van onkunde en bygeloof steeds opgeklaarci „ zyn geworden. Laat het zyn , zo als het is! Laat „ het zyn , dat veele Roomfche Kristenen een te ftou- „ ten ftap doen , zo dat zy van onkunde tot valfche „ kunde , en van bygeloof tot ongeloof overfchryden ; 'et „ is toch hoop dat zy dit dens ten laatften bemerken, „ en dan eenen Godsdienst belyden zullen , die hun, in • leeven en in fterven, weezenlyken troost kan opleveren. ,, Men kent 'er ja reeds older, by welken waare kunde „ en egt geloof de eindpaalen van hunne vorderingen op as den KERKLYKE GES CRIED ENIS. 357 „ den weg der verlichting zyn. Dit zal zeker eens ftrek- „ ken tot voordeel van die Roomfche Kristenen, welken in ,, de andere werelddeelen uit de Heidenen verzameld zyn. ,, En wat zal 'er voortaan, wat zal 'er misfchien lang, te Rome gebeuren? Paus Pius de zesde is hoog- t, bejaard, en in eenen zeer zwakken toeftand. Zyne 9, Kerkvoogdy zal dus, zo 't fchynt, niet lang meer dun- !, ren. Maar wie zal dan zyne plaats vervangen? Men heeft al eenigen tyd getwyfeld , en men twyfelt thands • : ben. Dan , wat bier van ook worden moge , wy be. fpeuren duidelyk , en wy befpeuren met blydfchap , • dat waarfchynlyk de vermolmde ftoel van Rome's Kerk- S, monarch, is het niet beden , dan morgen , uit elkande. • ren vallen, en dus doende binnen kort aan ftukken en brokken onder het ftof der verachtinge zal nederlig. ,, gen , zo dat 'er geen mensch meer na omziet. Dit • vermoeden wy , en meenen 'er grond toe te hebben „ dat welhaast gebeuren zal (*) , en zoude sulks dan „ ook op den 6odschenstftaat der Roomfche Kristenen , die 9, in Azle, Africa en America uit de Heidenen verza- „ meld zyn, geen gewenschten weerflag bebben ? Zou- „ de voor deezen dan ook geen licht in de duisternis „ opgaan? Zouden deezen langs dien weg de waarheid „ niet nader leeren kennen ? Het kan niet misfen , of „ van dit alles moeten de bekeerde Heidenen , die der „ Roomfche Kerk zyn toegedaan , vroeg of fpaade de aan- „ genaamfte vruchten plukken !” Van der Yooden bekeering tot het Christendom gewaa- gende , luidt , onder meer andere, 's Mans taal: Zints ,, men in Europa het Kristenvolk in beweeging heeft ge- „ zien , om de rechten der menfchen , op eenen gelyk- „ maatigen en vryen voet , te herftellen, en alle de Be- „ woonders der aarde,waare 't mogelyk, te verbroederen, „ zyn de yooden , die men niet buiten fluiten wilde , „ bier en daar met vryheden en voorregten op eerie „ seer aanmerkelyke wyze verwaardigd geworden. Reeds „ tenjaare 179r vraagde men in Duitschland, of de Yooden ook Burgers waaren ? in eene 20 genoemde 17 BY- (*) Zo fchreef de Eerw. YPEY in 1797: wat zou by in Fe- bruary 1798 naa dat de Franfchen in Rome gerukt zyn , 'er Wet kunnen byvoegen t De ItEDACTLUR. 85t A. YrzY, KERKLYKE CESCHIEDENIS. „ Bydraage tot denken voor Burgers , Kristenen en 30. „ den (*). Hoe men naderhand op veele plaatzen, ook in ons Vaderland , de yooden befchouwd heeft, is be- • kend. Aileen kunnen wy 'er niet van tusfchen, onzen „ Leezeren, nit de openbaare Nieuwstydingen, by deeze gelegenheid te herinneren , dat de Generaal BUONA, 1, PARTE, in Lentemaand van het tegenwoordig jaar 1797, „ re Ancona, in Italie, verfcheiden yooden tot Raadshee- „ ren en Municipaliteitsleden benoemd heeft. — Wat „ zullen wy van deeze dingen zeggen? De God van Is- • rael bettuurt dat zo!” (4') Dit Werkjen kwam nit te IVeenen by r. C. MUCKS Erven. Reize van Zeeland, over de Kaap de Goede Hoop en Bet. tavia , naar Samarang, Macasfer, , Amboina, Suratte, enz. gedaan in de yaaren MDCCLXXIV tot MDCC- LXXVIII door den Heer J. S. STAVORINUS Sehout- by-Nagt by de Admiraliteit van Zeeland. Doormen-gd met veele belangryke Aanmerkingen, over den 'fart, Ge- wootzten, Leevenswyze, Godsdienstplegtighoden en Keep- handel der ?Olken in die Gewesten. Ilde Deel. Te Leyden , by A. en J. Honkoop , 1798. In gr. 8vo. 335 bh In onze aankondiging van het Eerfte Deel deezer Reize van den Nederlandfchen Vlootvoogd STAVORINUS heb- ben wy, ten flot, verme/d „Wy verlangen na het Tweede en laatfte Deel deezer Reize, orn onszelven, en onze „ Leezers, te onthaalen op de Waarneemingen van eenen „ Vaderlandfchen Reiziger (*)." Wy marren des niet om hun met dit Tweede Deel bekend te maaken. Het gunflig oordeel, 't welk wy des te gemelder plaatze ge- ftreeken hebben , en de Aanmerkingen daaromtrent ge. maakt, agten wy noodloos te herhaalen; en zal de plaats, welke wy gefchikt hebben om 'er berigt van te geeven, klein genoeg vallen , om , zonder eenige uitweiding irk den lof diens onvermoeiden Waarneemers, dit gedeelte zyns Werks te doen kennen , en door eels en ander that on (*) Zie Vaderl. Letteroeff. voor 't par 1797, bl. 5+8. J. S. STAVOILINUS, REIM 359 order 't oog te brengen ; ter aanfpooringe om zich het geheel zo leezenswaardig Werk eigen te maaken. Gelyk in het voorgaande Deel, ontvouwt een breede Inhoud, vooraan geplaatst, wat men, in dit Deel, te yin. den hebbe. Meer gemaks voor den Leezer zou een korter Inhoud en, een welingerigt Register baaren , wenschten wy wel , ten dientte der Gebruikers, dit verb vaardigd gevonden te hebben op een Werk , waar in zo groot eene verfcheidenheid van zaaken voorkomt. Wy zullen, zo min als van het voorgaande Deel, dien Inhoud 2ffchryven, en zetten ons teritond tot het mededeelen der veelvuldig door ons aangeitipte byzonderheden. Voorbygaan konden wy niet, 't geen de Reiziger we- gens den Scheepsbouw te Suratte aantekent. Daar „ Suratte eene groote en oude Koopftad is, mangelt bet „ ook aan geene verfchillende foorten van Vaartuigen , „ die 'er , of gebouwd, of reeds voltimmerd , aangebragt „ worden. Die Schepen, welke zy hier zelven timmeren, „ komen, wel is waar, duur te ftaan ; doch kunnen bons „ derd jaaren achter den anderen zee bouwen." Wee- tenswaardig is 't geen by ten bewyze hier van aante. kent, wegens een Schip in 17o2 reeds het Oude Schip ge- paamd, en nog eene Reize in 1770 volbragt. De wyze van bouwen neemen wy over. „ Zy -bouwen hunne Schepen niet op dezelfde wyze „ als de Europeaanen ; de meeste inhouten worden 'er „ eerst ingebragt als de buid. reeds is opgemaakt. 'Er „ werd 'er een gebouwd terwyl ik my aldaar beyond op de „ zogenaamde Engelfche Werf, dat my op 't oog een van „ honderd voeten kiels toefcheen; het Bond in eene foort „ van drooge dok (zoo men een groot gegraaven gat, met een dam aan den rivierkant geflooten, zonder be- 1, fchoeijing , of iets dat daar naar geleek, dien naam geeven mag.) ,, De huidplanken zetten zy niet, als by ons, met de 55 vlakke kanten op den anderen, maar met fponden, die 22 zy zo gelyk maaken, dat alley zeer naauwkeurig op elk- ', ander fluit, waar aan zy veel tyd en arbeid befleeden: ten dien erode wordt de leant van de reeds aangebragte • planken met roode menie beftreeken, en die planken, • welke zy reeds in gereedheid hebben gebragt om daar • op te fluiten, worden daar op gezet en nedergedrukt om de oneffenheden te zien, die door de menie geverfd „ en vervolgens weggenomen worden ; dit doen zy zoo ,) lug* 36 3. S. STAVORINUS 7?lang, tot dat alles volmaakt op elkander past en fiuit; als dan befineeren zy de beide kanten met eene foort van lym , die door den tyd zoo hard wordt als yzer, Is geen zy met een dun laagje Capok beleggen; waar- v na zy dezelven zoo naauw met keggen aan elkan- 29der weeten te vereenigen , dat men genoegzaam geen naad kan zien , en het als 't ware den Ituk fchynt uit 77 te maaken. „ Om de inhouten en balken mede zoo juist als de huidplariken te doen pasfen, gaan zy 'er even zo mede te 2)werk als met deeze; zoo dat een Auk hout , alvoorens v,het wordt aangellaagen , fomtyds tien en meermaalen „ worth uitgenomen en weder ingezet. „ In plaars van bouten gebruiken zy Itukken yzer , „ even als 1pykers gefmeed , waar van de punt, dwars „ doorgeflaagen, van binnen wordt omgekromd, en deeze „ wordt wederom in het bout gedreeven ; daarenboyen „ weeten zy het yzer, dat zy hier toe gebruiken, zeer I)) taai te fmeeden. „ Dit maakt het bouwen hunner Schepen, tegelyk met „ de duurte van bet hout,'t welk van verre of hier aange- „ bragt moet worden, wel zeer kostbaar, maar oak zeer duurzaam, naardien dezclve veele jaaren kunnen vaa- „ ren, zonder dat 'er jets aan den romp behoeft gedaan „ te worden; men begrypt ligt, dat het calfateren der „ naaden bier met te pasfe komt; want zoo dra deeze „ zich eens begeeven is de geheele huid van weinig nut meer. „ Het Schip , dat ik zag bouwen, was aanbeffeed voor „ 75,000 Ropyen of f 112500 Hollandsch , en moest „ duizend negenhonderd Kanasters Zuiker , of honderd „ negentig Last, kunnen laaden.” De geheele Reize door, vindt men veel ophelderings den Handel betreffencle , en van het verval onzes Han. dels; zeer is die van Suratte verloopen. De oorzaaken delft de Reiziger op, en fchryft hetzelve toe, vooreerst, aan de genoegzaame vernietiging van den Illogolfchm Vorst. — Ten tweeden, aan de nabyheid van Bombay, waar de uitvoer geheel is vrygefteld. — Ten derden, aan de Oppermagt, welke de Engelfchen zints de laatfte can- wenteling in Suratte zich hebben aangemaatigd. Hy drukt zich hieromtrent in deeze bewoordingen uit : De „ hoogmoedige en willekeurige handelingen deezer Natie maakt de Kooplieden wars ow jets te onderneemen, 77 ne REIZE. 36r ,, en de Capitalisten bevreesd om hunne Gelden op in- ,' trest uit te zetten, en in den Handel te doen rouleeren. 9, ..--- De ftukken toonen klaar genoeg aan, dat , zoo ,, zy den Handel niet naar bun zin en ten voordeele ,, van hunne byzondere beurzen kunnen fchikken , zy „ denzelven alle verhinderingen zullen trachten toe te „ brengen, die eene despotieke magt bun aan de hand „ geeft. 1k zelve heb daar van de ondervinding gehad, „ toen de Chef der Engelfthen en het Raadslid SITTON „ den Nabab aan alle inlandfche Kooplieden deeden ver- ,, bieden, dat zy geene myner aangebragte Negotie- goede- ,, ren, en byzonder geen Suiker, van my zouden koopen, ,, ten einde my te dwingen dezelve vootzodanig een prys „ of te ilaan als zy 'er voor wilden geeven; waar toe zy ,, de eerfte perfoonen 'onzer Dire&ie mede hadden over- ,, gehaald ; ten einde deezen hetzelve insgelyks aan St 's Compagnies Makelaars, die anders de grootfte Koop- 59 lieden zyn, zouden verbieden. „ Door deeze en meer andere onrechtvaardige, of laat 99 my liever zeggen despotieke, wegen , vervalt de Han- „ del in deeze eertyds zoo bloeijende KoopItad , welke in met recht voor de grootfte van Indiin gehouden is, 59 van dag tot dag ; en dit komt ook, naar alien fchyn , V/ met de geheime oogmerken ; welke de Regeering van 1.) Bombay heeft , zeer wel overeen , om dus, door de II, kwellingen en moeilykheden , die den Kooplieden al- 59 bier aangedaan worden , hen na Bombay te trekken ; 51 want het is anders onmogelyk met de regelen van een 99 eenigzins wys befluur overeen te brengen , dat men SS zoo •veele ongehoorde afkneevelingen op een onderge- 59 fchikt Comptoir zoude toelaaten, waar van zy, om de tt nabyheid , geene onweetenheid kunnen voorwenden , 59 indien andere uiti ten hen daar toe niet aanfpoorden." Middelen, tot her el aangeboden, vermeld hebbende, voegt sTAVORINUS 'er nevens , ,, dat , hoe groot het !I vermogen der Enge-chon ook zy geweest , zy nowt tf meester van het Kasteel of in Suraue zoo magtig ge- " worden zouden zyn, indien zy den Heer T ** *, to St dier tyd Direfteur van cute Compagnie aldaar , niet ,, overgehaald hadden , dit werk ilegts aan te aim , en 59 zich te eenemaal Itil te houden. —,- Verwonderlyk 99 moet bet echter iemand voorkomen, dat een Man van 99 veel verand , zoo als men zeide dat gemelde Heer 9/ bezat, geen gebruik heeft gemaakt van de aanzienlyke ioETT. I798. 110, 8, A a ,, magt, 362 J. s. SPAVORINUS magt , die by , op dien tyd zoo in Schepen als in ,„ Volk, hadt, waar mede by genoegzaam alleen in that „ was om de oognierken der Engelfchen te doe} mis- • lukken , al hadt by zelfs voor zyne Meesters het • Kasteel niet in bezit willen neemen, dat hem aangeboo- ,, den wend, zonder de mjnfte vrees dat 'er eenig bloed zou vergooten worden." De geheele toedragt dier zaake words tot fchande van den Heer T*** ontwikkeld ; met eerie ophaaling van de vo.ornaamtle beledigingen door de Engelfehen dm den onzen aangedaan. Men lee- ze dezelve in het Werk, en zal zyne toeftemming vaardig geeven aan onzen Vaderlandminnenden Reiziger, als by ten flot fchryft : „ Deeze ftaaltjes zyn genoegzaam om daar 52 uit de hoogmoedige en geweldige handelingen eerier „ Natie te zien, weer ingewortelde haat tegen Hol- „ landers al te zeer bekend is ; als mede de droevige „ omttandigheid waar in onze Compagnie , te deezer • plaatze en in Bengalen , zich bevindt. Het ware te „ wenfchen , dat zy van andere plaatzen, alwaar wy bet 41 recht in handen hebben, of mogten geweerd worden, • of dat hun Handel niet , ten nadeele van den onzen , ,, zoo door de Compagnie als door byzondere Perfoonen, • werd voorgetrokken." Meer rechtftreeks is het Handelbederf aldaar zom- tyds uit ons zelven. Schoon onze Handel derwaards, door den mecrderen aanvoer van andere Natien , van weinig aanbelang zy , heeft , zo als onze Reiziger op. tekent, „ de Compagnie zich wel eens meer met vyf en „ twintig Pr. Ct. moeten vergenoegen wanneer, in ze- „ ker jaar, een zeker Gunfteling, als eertte gebieder, der- „ waards vertrok , en men voorzag, dat zyne Direaie niet lang zou duuren , gaf men op Batavia voor , dat „ 's Compagnies Pakhuizen zodanig met Suiker waren „ opgevuld , dat men noodwendig daar voor eene uit- ,, komst moest zoeken,; dus befloot men , om Mies na „ Suratte te zenden , met order om dezelve aldaar van 1, de hand te zetten , al ware het zelfs met vyf en twin. ., tig Pr. Ct. advans , 't geen ook getrouw werd page- kotnen; en naa een beftuur van twee en twintig maarr. ,, den kwam de Gunfteling, rykelyk van Ropyen voor. zien, wel te vrede te Batavia te rug." Wy zouden onze geheele aankundiging met dusdanige Handelbeletzelen van Vreemden , en fchandlyke bedryven van eigen Landzaaten, kunnen vullen; doch itappen 'er van REIZE. 363 van af, rnn ook lets van eenen arderen aart op te gee- yen. Zo vinden wy in de Befchryving van de Malta- baarfche Ku „dat men 'er, behalven de eigenlyke Alfa- l• abaaren, nog verfcheide Natien aantreft , door den ,, Handel derwaards gelokt ; als de Mooren, ifrabieren, „ Perliaanen , en onder andere ook eene Volkplanting „ der yooderi , die , zoo zy voorgeeven , afftammelingen „ zyn der tien Stammen door SALMANAZAR uit de As- „ fyrifche Gevangenis gevoerd , en vervolgens naar her- waards vertrokken, alwaar zy, zints onheuchelyke ty- ,, den, een klein Volk hebben uitgemaakt, 't welk door „ verfcheide Vorften deezer Landen met uitfteekende • voorregten , reeds voor veele eeuwen , is begiftigd , „ waar onder geen der geringfte is, die van eene vrye „ oefening van hunnen Godsdienst. — Zy bewoonen „ een afgezonderd Dorp , welks huizen van fteen opge- „ bouwd, en meest alle van buiten wit gepleisterd zyn; 1, in 't zelve zyn drie Synagogen.” Op de Reis van Suratte na Batavia narn STAVORI- Nus het Zodiacale Licht waar, en geeft 'er deeze befchry- ving van. „ Den 9 January 1776, en eenige volgende • dagen, zagen wy des avonds van zeven tot acht uuren ,, het Zodiacale Licht in het Westen, zoo als wy het te vooren, in de maand October, in het Oosten gezien • hadden; doch toen meet helder en zeer naby de fche- 5, mering komende, ook meer zichtbaar en puntsgewyze • eindigende. Het fterkfte, dat ik dit Licht gezien heb, 5, was op den January, 's avonds ten half acht uuren, „ even na zonnen- ondergang, op de N. Breedte van 89 , • 30/ drie mylen dwars van Coylang op de Mallabaar- „ fche Kust: het vertoonde zich toen, een kwartier uur voor itonneopgang, zoo wit en helder als de dageraad; „ deszelfs bazis ftondt op eene donkere wolk, by de Zee. „ lieden een Bank genoemd , die omtrent drie Graaden • boven de Horizont was; deszelfs breedte was byna re, ,, en ter hcogte van 4oQ zichtbaar, alwaar het eindigde als een puntige pyramide ; ten negen uuren waa het nog • zichtbaar, maar ruim de heift flaauwer; hetzelve ver- • doofde den luister van de meeste Starren, die 'er zich in „ bevonden; doch nimmer heb ik dat licht gezien, of 'er „ was een walk of bank by, waar op de balls flondt.” De opmerkende Reiziger nam ook het Melkwit .Zeewa- ter waar, en deelt 'er ons dit berigt van mede. „ Wy • hadden, van Cochin vertrekkende , nagts een zeldzaanl A a ,, vet.. 364 J. S. STAVORINUS „ verfchynzel van de kleur van het Zeewater : 't zelve „ nam eene zodanige Witheid aari, dat het 'er even eens 91 uitzag als Melk. Wy haddep by den dag reeds opge- If merkt , dat het donkerder en bruinder werd dan an- !, ders , en die blaauwe helderheid hadt verlooren , die het meest altyd in openbaare zee heeft; naarmaate de avondfcheemering verrninderde , werd het witter , 1/ 't welk langzaamerhand toenam, tot negen uuren, zyn- 21 de hetzelve toen zoo wit, dat de geheele zee als met 11 een wit laaken fcheen bedekt te zyn , of gelyk de ,, fneeuw zich by nacht over het land vertoont. De ho- .50rizont was van de lucht niet te onderfcheiden als in het .11 Noordwesten , waar de lucht eenigzins donker was. 1! Van de vuuring , die men in het Zeewater dikwyls IS ziet , was het geheel onderfcheiden, door eene dood- 9, ache witheid , fchoon 'er by het Schip vuuring order 1/ was. Wanneer het zich op het allerilerkst vertoonde, liet ik eenige maalen het lood werpen; doch wy had- den geen grond met honderd en vyftig vademen lyn. lk liet het water fcheppen, en bragt het daadlyk on- der de Microscoop ; doch ik kon met het meest ver- 11 grootend glas niets in hetzelve befpeuren , en voor tet bloote oog was het zoo fielder als kryftal, fchoon het lets van zyn zouten en bitumineufen fmaak fcheen verlooren te hebben (*)." Wegens de Vuuring van het Zeewater tekent by deeze waarneeming op. „ Schoon veelmaalen te vergeefsch „ het Zeewater onderzogt hebbende, wat de vuuring , „ die men 'er veelmaal 's nagts in ziet, mot veroorzaa- „ ken, gelukte het my eindelyk , op den ro February, de „ Dierties te ontdekken, die door haare fnelle en fchie- 0, tende beweeging, naar myne gedachten, deeze vertoo- ,, ping doen voortkomen. Haare Iengte was omtrent twee „ lynen , en de breedte eene lyn: zy zyn plat en zeer „ cloorfchynend; het geheele Diertje beftondt uit negen kringen , van welken de kleinfte den kop uitmaakte, „ waar uit twee hoorntjes voortkwamen; de kringen wer- ,, den (*) De Burger $TAVORINUS geeft bier eene Aantekening van het des waargenomene door den Engelfahen Capt. NEWLAND te vinden in onze Hedend. J'aderl. Letteroel III Deel 2 Stuk 131. 2o4; deeze hadt 'er, blykens dit berigt, flangswyze loopende ftreepen en diertjes in ontdekt. Geen van beiden door sTel voamvs waargenomen. PLEIZE. 365 „ den allengskens grooter en breeder tot den negenden ,, toe, die alleen, als een derde van de geheele lengte, 3, ovaalsgewyze loopende kringen, het achterdeel van het „ diertje uitmaakte ; midden door . de lengte liep een „ kanaal , het welk aan het hoofdjen naauw , maar al- „ lengskens naar achter wyder liep tot in het midden „ van den negenden kring, daar het zich met veele tak- „ jes verfpreidde ; in bet midden van dit kanaal vertoon- „ de zich nog eene fubftantie, die eene wormswyze be- „ weeging van achter near vooren hadt , welke ik hield voor het principium vita. Geheel aan het achterfte „ gedeelte van den negenden kring waren twee kleine „ openingen , ronlom welke vier pootjes zichtbaar wa- „ ren; ook fcheenen 'er nog meer te zyn ; doch zy waren ,, zoo klein dat ik dit niet voor zeker durf bepaalen.” Het Eiland Java, en inzonderheid de Stad Batavia, ontmoet bier eene byzondere Befchryving , waar in het bekende met een woord aangeweezen , en het on- of min bekende op eene duidlyke Wyze vermeld wordt. De Be- volking van Batavia opgegeeven hebbende, vermeldt STA- VORINUS ons : „ Onder de Europeers behooren ook de „ geenen , welke bier te lande van Europeefche Ouders „ afkomftig zyn; waar onder de Vrouwen wel het aan- „ zienlykst getal uitmaaken. — Die, welken in Europa „ gebooren zyn , zcio Vryburgers als Compagnies Dienaa- „ ren , beftaan uit meest alle Natien , die men in dit „ Waerelddeel vindt; de mintten zyn uit de Nederlanden afkomftig, de meesten van de Duitfchers. — De on- , derfcheidene denkwyzen, door de verfchillende opvoe- „ ding , die ieder in zyn Land verkreegen en aangeno- ,, men heeft, fmelten hier te zamen in een, dat is, zich • Rykdom te verfchaffen , en , om dit doel te bereiken, • wordt niets onbeproefd gelaaten ; met welke denkbeel- „, den van deugd zy bier ook aanlanden, rasch worden sleezen uitgewischt , wanneer zy met de hoofdbedoe. ,, ling ftrydig zyn, Weinigen zyn 'er , die de verzoe. „ kingen overwinnen , en de deugd volftandig blyven „ aankleeven; en nogthans is het getal gering van hun, ,, die, fchoon zy alles opofferen om hunne bcgeerten ver- „ vuld te zien , bier in gelukkig geflaagd zyn. Zich dus „ in hunne verwagting te leur getteld ziende, vervallen • zy in eene melancholie ; dit, gevoegd by het onge- „ zond climaat , en gebrek aan bun gewoon voed- zel, put hunnen geest en leevenskragten uit, tot dat a 3 9) de 366 J. S. T AV ORINTJS) REIM „ de dood een einde aan hunne toomlooze begeerte maakt. ,, De meeste mcnfchen , die men bier ziet , en zelfs 15 veele Ryken , die men oordeelen zou dat reeds het 91 toppunt hunner wenfchen bereikt hadden, hebben iets • in hun gelaad, dat naar het onvergenoegde en droef- 11 geestige zweemt, 't welk een zeker teken is dat hun „ gem i zal het climaat bier aan veel toebrengen; de leevens- 79 geesten en vermogens verrichten hier die werking ^ niet, die zy, in een kouder luchtftreek, op den =inch uitoefenen ; althans ik heb by my zelven ondervonden, I! dat my al zeer dikwyls die opgeruimdheid en vrolyk- „ heid ontbrak , die ik weleer in andere Gewesten by „ my ontwaarde. — En niet alleen dit ; maar men „ krygt , naa men zich hier eenigen tyd heeft opgehou- „ den, een zekeren trek tot werkloosheid en rust, die „ de vermogens meer en meer verftompt en de geftellerk „ vernvakt , dat veelal door eene verveeling van alien „ wait gevolgd wordt. De eenigfte toeviugt is dan, „ voor de zodanigen, gezelfchap te zoeken , om, zoo a14 „ men zegt , den tyd te dooden , met tabak te rooken, „ over nietswaardige zaaken te fpreeken , te drinken en „ te fpeelen ; de dag en een gedeelte van den nacht „ ten einde gebragt en het overage Ilan den flaap toege- • wyd zynde , is men des morgens alweer verlegen hoe „ best den voorhanden zynde dag ten einde te brengen, „ zonder de geliefde rust te ftooren , of door het leezen 95 van goede boeken den geest op te fcherpen en te ver- „ fraaijen. 't Gezellige, dat in een goed Huwelyk moet plaats „ hebben, is bier weinig te vinden ; meest alle verbin- „ tenisfen worden aangegaan met oogmerk om zich te verryken, of zyn fortuin te bevorderen, en de weinige „ huwelyken , die nog al om perfoneele hoedanigheden „ worden aangegaan, geeven weinig tyd na de verbin- „ ding reeds blyken van vervreemding , en dit is veel- „ al de fchuld van de opvoeding , die de Ouders bier „ aan de kinderen, en vooral aan de Dogters, geeven.” Dit laatfte vinden wy, daar de Reiziger ten flotte nog eenige byzonderheden van de Kaap de Goede Hoop opgeeft , onder veele andere gewigtige byzonderheden, rnede vermeld ; dock wy moeten , om niet te breed te worden dit onderrigtvol Boek ter zyde leggen. Beau- G. I. GALES, EECHTSGELEERG ONDERZOEE. 367 Rechtsgeleerd Onderzoek , of de Proclarnatie van de Nationale Vergadering , repnefenteerende het Folk van Nederland, van den 18 diugustus 1796. krachteloos maakt en buiten werking fielt het Placaat van de voormaalige Staaten van Holland , in dato 21 duly 173o, tegen de Sodomie. Door Mr. G. J. GALES. Te Amgerdarn , by H. Gartman en W. Vermandel en Zoon, 1798. In gr. 8vo. 20 De Burger GALES kreeg tot het fchryven van dit Stukjen aanleiding, by gelegenheid dat twee perfoonen, fchuldig :tan de verfoeijelyke misdeed van Sodornie, onlangs te Amfier- dam, en wel den 26 van Grasmaand 1798, capitaal voorgetteld wierden ; wanneer Cvolgens zyne zeker Jood, of, near de tegenwoordige taalhervorming , zeker Mofeesch Bur- ger, in een gezelfchap durfde beweeren : dat de doodftraf omcrend deeze misdeed niet moest worden uitgeOefend , om dat, zeide by , by Proclamatie van 18 Augustus 1796, de Kerk van den Staat is ajgefcheiden. In den beginne daclit de Schryver: zou de Burger ook teas. iaallenl doch by vernam zedert, dat her hem ernst was , zyne argumentation bier op neder kwamen: „ De Staat heeft „ gemaakt Wetten , ftraffende dit crimen met de dood; die „ Wetten beru'sten op Goddelyke Wetten ; deeze vervallen „ door de gedecreteerde affcheiding van de Kerk en Steer , en 9, deeze Wetten vervallende, vervallen te gelyk de menfchelyke „ Wetten op die Wetten gebouwd.' Indien dit wezenlyk de loop der redeneering van iemand ge- weest is , (dear wy nog al aan durven twyfelen , om dat ze al te byzonder, om Met te zeggen, al te dwaas, is) dan moe.. ten wy met den Burger GALES dezelve ook zeldzaam, en de gevolgtrekkingen vooral zeer zeldzaam, noemen. En offchoon ivy Met weeten, of de Mofaifche Burger door de Argumenten van den Christen Burger van zyn gevoelen is te rug geko. Men, zo gelooven wy toch, dat fommige argumenten , in dit boekjen voorkomende, door de meesce Rechtsgeleerden voor voldoende zuilen worden gehouden. De Autheur volgt, in dit gefchrifc , deeze orde dat by eerftelyk onderzoekt, wat de Goddelyke en Menfchelyke Wet. ten, ten opzichte van de misdeed van Sodonsie , bepaalen; ea Elan ten tweede, of, door de affcheiding van Kerk en Staat daarorn alle die Wetten vernietigd zyn. Betreffende het eer- fte, zo wont de Schryver , zo uit Lev. XVIII: 22. als Lev. XX: 13 , dat de Rechter van Hemel en Aarde, die te rein vah oogen is , dan dat by dit kwaad kan tanfchouwen , al vroeg verklaard heeft, en door woorden en door deaden, niet alleen zyn afkeer tegen die zonden, maar uitdrukkelyk gewild, slat de cinders van dezelve met de dood zonden worden ge. A a 4. Draft. 362 G. J. GALES I/raft. Ely bevestigt dit verder met Rom. I: 17. i C'or. VI: pip en 3i. 1 Timoth. I: so. vooral dud. vs. 7: en voert ver. volgens de Lex yulia de 4dulteriis, en andere bewyzEn nit bet Romeinfche recta , aan ; fluitende dezelve met het Placaat van de Staaten van Holland en Westyriesland , van den 21 duly 5730. Wanneer intusfchen de berichten , aan ons gegeeven, near waarheid zyn, waar aan wy niet twyfelen, dan zou zeker Mo- falach Burger, by gelegenheid van gemelde capi:aale voorffel- ling , beweerd hebben : dat het Placaat van de Staaten van Holland, van den Jaare 1730 , gegrond is (zo als uit deszelfs inleiding blykt) op de ftraffe, met welke God de inwooneren van Sodoma en Gomorra bezogt heeft. Dan, daar by de zonde van Sodoma en Gomorra meer als eene brooddronkenheid , boogmoed en wellust , dan die welke Lev. XVIII: 22 en XX: 13 befchreven wordt , aanzag; en het woord bekennen, in de Nederduitfche Vertaaliug van Gen. XIX: 4, 5, voor een geheel ander woord, in den zin van cognoscers, wilde opge- vat hebben: zo blykt' daar nit, dat die Burger alleen heeft willen beweeren, dat de woorden uit Lev. XVIII en XX niet tot een grondflag van het voorn: Placaat gelegd zyn: offchoon by niet zal kunnen ontkennen, dat de dead, in die twee tekften, Lev. XVIII: 2a en XX: 13. verboden wordende, ook in het Placaat van den jaare 173o op dezelfde theft, namelyk op de dood , verboden words. Wy voeren dit echter niet aan, om dat wy ons met de ver- klaaring of het gevoelen van den Mozalichen Burger, be- treffende Gen. XIX: 4 en 5, zouden vereenigen; geenzins, maar Meet] om aan te wyzen, wat het wezenlyk aangevoerde van dien Burger was, dien wy bedoclen. Wy voor ons gelooven ook zeer wel, dat zatheid van brood , overvloed van rykdom, en verregaande hoogmoed , het gedrag der inwooneren van Sodoma en Gomorra tot allerley wellust deedt uitloopen; maar wy gelooven 'er by , dat hunne buitenfpoorigheid zich ook tot die daaden uitilrekte, welke in Lev. XVIII: aa en XX: 13 ver- boden worden. En wy doen dit met te meerder grond, om dat wy, behalven den Bybel , nog een zeer oud Mozaisch Bur- ger , namelyk JASEPHUS voor ons hebben , welke , in zyn Antiquit. dud. Lib. I. Cap. la , het karakter dier zo ilreng ge- itrafte lieden dus befchryft : „ De Sodomites , opgeblazen „ door overvloed en menigte van rykdommen , waren moed- „ willig jegens de menfchen en weerbarffig tegen God, wiens „ genotene weldaaden zy vergaten. Zy haatten de Vreemde- „ Iingen , en, brandden van affehuwelyke kitten tot elkander.” Wat nu het tweede beweerde van den Burger GALES aan- gaat, zeker is het, dat het Placaat van den Jaare 173o, tot heden , door geen under Placaat of Decreet, hoegenaamd, nog is ingetrokkeu. En het is, near one even zo zeker. dat Rech. RECHTSGELEERD ONDERZOIR. SO Rechters, alleen gefteld zynde om de door hoogere magten voorgefchrevene Wetten te handhaaven, zich niet mogen ver- sneeten, om die kragteloos te willen maaken, al ware het dat zy de gronden, op welken die Wetten gemaakt zyn , niet voor voldoende hielden. Eli het is alleen om deeze reden , dat wy gelooven , dat het Placaat van den Jaare 173o ook nog heden ftrikc gevolgd moet worden , in zo verre dit met de beleedene , of bewezene , misdaaden der gevangenen overeenflemt. Wy hebben in dit Boeksken maar eens CARPSOVWS aange- haald gevonden, en wet wegens de, ftraffe op den meineed gefteld: wy waren wezenlyk eenigzins beducht, of niet zom- tyds de beden king van dien man mogt in 't midden gebragt worden , voorkomende in zyne Yerhandeling over de Lyfgraf. felyke Misdaaden. Deel I, Hoofdfiuk LXIX. S. 37, alwaar ge- vraagd wordt, of de vermenging tusfchen 7ooden en Christenen met de firafe der Sodomie te beteugelen zy? En het by die ge- legenheid zeer bedenkelyk voorgefteld wordt, of niet het be- kenuen van eene Christen vrouw door een Jood, of van eene JHlebreeuwfche vrouw door een Christen man, eenigzins aan de misdeed van Sodomie verzwagerd zy. Wy zouden wezen. lyk geen raad geweeten hebben , om den goeden CARPSOVIUS, in dit geval , tegen eenig Mozaisch of Christen Burger te verdeedigen. Gelukkig dat by de zaak flechts vraagsgewyze voor doer komen , en dezelve in de ultwerking nog al lets verzacht. Oak dit Argument is, by die gelegenhheid, wel eens aangevoerd, waarom wy 'er ook melding van gemaakt hebben. Dear dit Werkjen , in eenige ledige oogenblikken , alleen ter beintwoording van zeker waar, of vooronderfteld, wanbe- grip, gefchreven zy, zo zullen wy onze Leezers niet verze- keren, dat de Rechtsgeleerden , in deeze 20 bladzyden , eenig nieuws voor hen zullen aantreffen: maar ook dit bedoelde de Schryver niet, welke in deeze alleen wenschte by het oude te blyven; zekerlyk om dat wy nog geen nieuw hebben, dat beter is. Hemet COLLOT eESCURY J. U. D. Mures Juveniles. Rot. terodami , apud N. Come!, 1797. In 8vo. 82 pp. Indien de eerfte proeven der vordering en bekwaamheden van opkomende vernuften altyd enige onderfcheiding, aan- snoediging en lof, verdienen , verdienen zulks mede ongetwy- geld deze Zangen. Wy althans , offchoon wy den jeugdigen Dichter nog met enen van Lennep en dergelyke fchitterende geesten in genera gelyken rang kunnen ftellen , mogen hem on- 370 H. COLLOT DESCL1RY onze goedkeuring en loffpraak geenzins weigeren. Hy toch geeft reeds beflisfcheude btyken van met de itudie der ouden enen goeden aanvang gemaakt , en wezenlyk met finaak en yar- ded gewerkt te hebben. Wy hebben zyne Dichtfiukjes, die ten getale van 23 in dit bundeltje voorkomen, fchoon zy ons wel gene floffe leverden om de flerkte van een verheven genie te bewonderen, evenwel, om de zoetvloeiendheid der verfen, en de naive uitdrukking van een zacht gevoel , algemeen met genoegen gelezen. Wy bevelen derhalve deze Mufe Yuve- wiles aan de aandacht van alle ware beminnaars en begunfti- gers der Latynfche pazy, en wenfchen gaarn, dos het, door derzelver goed onthaal, dezen'wel-belovenden kwekeling aan gene nodige opwekking voor het vervolg ooit ontbreke. halve D'ESCURY'S eigen proeven heeft men nog in dit bundeltje een fchoon Vers van zynen verdienstlyken Leermeester Yo. Ad. Nodal, den , gelyk in waarde , van den beroemden j. F!. Hoeuft , en weinige regels van minder belang , door C. E. E. Collot d'Escury, den Broeder van onzen Dichter, ver- vaardigd. Het volgende mogen onze Lezers tot ene kleine proeve semen. TRESLISGIO SPONSO. Qualls Erechtheos fpatiata Minerva per agros Aeternum pulchro puichra decore nicer; Qualls odoratis in apricae vallibus Idae, Paitori vifa eft Cypria Dardanidae ; Tails virginei virgo pulcherrima coetus Cepit amatorem, tam bene culta, fuum. Ut ftipulae taedis ficcae incenduntur in agris, Ut folia, adverfo marcida fa&a noto; Sic juvenem exusfic flammatum corda calore , Vincula qui nunquam faeva remittit Amor. Ilium et Acidaliis percusfum peetora tells Sollicitos vidi conterere usque dies. Donee legitimos formofa timere calores Defiit , et cafti fpernere jura tori. Una potens fanare aegrotae vulnera mends, Una falutiferas adtulit illa manus. Et Treslinge I tibi placidis arrifit meths, Er dedit addidas in rue jura manus. Ecce Dionaea praecinetus tempora myrto, Optatum ingrederis, node filente , torum. Jam potes in niveis felix haerere lacertis, Ferrrque de timida virgine opima potes. Non fic Leander , fulcatis aequoris undis, /bat in amplexus, Seth puella, tuns.Nou musze JUVENILES.37( Non ita Priamides Helenae gaudebat in ulnis, Aut in There° Cresfa Ariadna finu; Amplexus cupidae quam to laetabere amantis, Cum figes rofeis oscula mine genis. Pie dubites uti, quo fertur, famine, puppis, Sic cum Lucina fit tilsi amica Venus. De Dood van Seneca , Kamer Treurfpel. Te 44m/leldam, by P. J. Uylenbroek 1797. In 8vo. 39 bl. De dood van Seneca is ongetwyfeld voor een Treurfpei een genoeg belaugwekkend onderwerp , wel gefchikt on; tot een uitvoeriger en treffender geheel gefchikt te worden, den dit kleine Toneelftnkjen bevat. Met dat all' }weft de Maker van hetzelve de waarde van zyn onderwerp nisi geheef uit het oog verloren , en door zyne 'hoogst-eenvoudige bower- king aan het oogmerk van dergelyke ftukjens, onzes oordeels, wel voldaan. De uitvoering der karakters, in dit Kamer-Treur- fpel voorkomende, kan vast al vry goed zyn , zondtr juist byzondere meesrers in de kunst. De perfonen doen zich meer door hunne redenen , dan in gewigtige of moeilyke handelingen, kennen , en, daar de hoofddaad door gene by -omfandighedeu kennen , en, daar de hoofddaad door gene by -omfandighedeu vertraagd worth, krygt het gaufche Stukjen een zeer fpoedig , geregeld en gemaklyk, einde. Jongelingen, die de toneeloefe,- ning tot hunne uicfpanning nemen , zullen altyd best doen zich op dergelyke 4)e/fen eerst te oefenen, Doorgaands zys ay gewoon reeds by den aanvang ntoeilyker, en dikwyls de awaarfte, ftukken re kiezen. Het natuurlyk gevolg words clan ook, dat zy zich door hunne kwalyk -geplaatfte eerzucht yak belagchlyk, en your wezenlyke vorderingen in die edele kuns; ongefchikt maken. Cecilia , of de Dankbaarheid ; Teoneelfpel. Het Franfche van SOURIGULRE vry gevolgd door P. J. UYLENBROEK. Te Areal. dam, by P. J. Uylenbroek, rm. In 8vo. 67 bl. Cecilia, op een buitengoed by hare tante zynde, had van daar aan ene andere nabellaande een bezoek gegeven, en was toen, in den avond wederkerende, door ene bende rovers aangerand. De jeugdige Florival, haar in die netelige omftan- digheid gelukkig ontmoetende, tedde door zyn beleid en moed haar leven. Van dat ogenblik beaefte zy zeer Ievendig hare verpligting aan den man, die zich jegens haar zo groottnoedig gedragen had. Zy beminde hem, en had zich die liefde, op de S.7u CECILIA TOONEELSPEL. de erkenning zyner verdienften en op wezenlyke dankhearbeld gegrond, geenzins te fchamen. Dan hare hand was ook reeds aan een ouden rykaard toegezegd. Bovendien vond Cecilia, t'huisgekomen, haren vader in omitandigheden , die haar van zyne zyde weinig toegevenelheid beloofden. Sainville had, door zware Hagen in zynen handel veel geleden. Vooral er• gerde hy zich thans geweldig over de fchade, hem door den ouden Florival, den vader van Cecilia's nieuwen minnaar, zo hy meendp, met een bedrieglyk opzet, toegebragt. Hoe vas- ter hy altyd gemeend had op de eerlykheid van dezen • man to kunnen vertrouwen, zo veel te gearenger wilde by zich nu ook naar den eisch der wetten van hem wreken. Noch de afradin• gen van zynen braven kashouder, die Florival, uit hoofde van deszelfs bekend karakter, meer als ongelukkig, dan als eerloos, bleef befchouwen , noch de aaudoenlyke finekingen van den bleef befchouwen , noch de aaudoenlyke finekingen van den zoon zyns fchuldenaars, aan wien zyne eigen' dochter haar /even verpligt was, konden hem van dat voornemen, dat hy als pligt befchouwde , aftrekken. Cecilia, daarvan onderricht, nam aanftonds bet belluit om door ene edelmoedige opoffering hare fchuld aan den redder van haar leven enigzins te voldoen. Zy maakte ten dien einde ene affpraak met den kashouder haars vaders. De brave Bernard (zo heette deze man) brandde ook reeds van verlangen om den ongelukkigen te hulp te komen. Derhalve Het by zich door Cecilia , die ook zo drin- gend , zo beflisfchend, fprak, te eerder overhalen hare juwelen te verkopen , en het geld van dien opbrengst, als komende, van te verkopen , en het geld van dien opbrengst, als komende, van enen onbekenden vriend , aan den ouden Florival te zendez, om daarmede zyne fehuld aan Sainville te voldoen. Dit ge- fchiedt. minnaar komt met hetgeen zyn vader, on. wetend van wien, ontVangen heeft , Sainville betaling geven. Op dat ogenblik openbaart een klein toeval den ganfchen han- del. Sainville , door de braafheid der genen, die hy om zich heefc, en vooral door de deugd zyner dochter, geheel verrukt, fchenkt haar met de hand van Florival de beste beloning voor haar minnend hart. De ontdekking , dat ook de eerlyit. held van den ouden Florival niets geleden heeft , en zyne zar ken gelukkig weder zyn herfteld geworden , geefc voorts aan dit toneelfpel een geheel nangenaam einde. Natuurlyk ontwikkelt zich in hetzelve het zuiverst en fchoonst gevoet; en de edel- zich in hetzelve het zuiverst en fchoonst gevoet; en de edel- held der karakters, daarin voorgefteld, kan bezwaarlyk nalaten by ieder' deugdlievende ziel voldoening en zucht ter naar. volging te verwekken. ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN, Bybel-Gefchiedenis. Door Y. VAN HAMELSVELD. In twee Deelen, met Platen. Ifle Deel; behelzende de Gefchie- denis van Adam tot Christus. IIdc Deel ; behelzende de Gefchiedenis van Christus, tot de Verwoesting van de Stad en den Tempel van y crufalem. Te Amfterdam, by J. Allan, 1797. In gr. 8vo. te famcn 947 bl., be- halven eene Voorreden van 12 U. en nuttig Huisboek , waarin de onvermoeide arbeid- L zaamheid van den Hoogleeraar VAN HAMELSVELD de Bybelgefchiedenis tot een wel famenhangend geheel gebragt, en in zoodanigen vorm gegoten heeft, dat niet alleen eerstbeginnenden , we ens de klaarheid, kortheid en beknoptheid , en door de verfcheidenheid der ver- haalde gebeurtenisfen, dezelve met vermaak zullen lee- zen ; maar ook meer gevorderden daaruit voordeel kun- nen trekken, door zeer veele ingevlochtene ophelderin- gen , die eene gepaste aanleiding geeven, om verder na te denken, veele dingen beter te verftaan, en tegen de vitteryen van het ongeloof te verdedigen. Waarby de Hoogleeraar zich vlytig bediend heeft van de beste Schryvers, die over de Bybelfche verhaalen, vooral in onzen tyd, veel Licht verfpreid hebben, en van 't geen by zelf, in andere uitgegeevene Schriften, meer opzetlyk heeft behandeld. Men kan twyfelen, of wel overal het waare oogpunt getroffen zy , waaruit de verhaalen moeten beichouwd worden, en bier en daar nog wat meer opheldering, en meer naauwkeurigheid , verlangen, en des niettemin den Hoogleeraar voor de veelvuldige goede gedachten , tot beter verftand der merkwaardigfte Gefchiedenis, die hy, door dit boek, getracht heeft meer in omloop te brengen, hartgrondig danken. Het Eerfte Deel bevat de Gefchiedenis des 0. T., vervolgd tot de Geboorte van Jefus. In het Tweede vindt men de Gefchiedenis van het N. T. ook voortgezet ,LETT. 1798. NO. 9. B b tot 374 Y. VAN HAVIELSVELD tot den Ondergang en Verwoesting van de Stad en den Tempel van Jerufalem, en het einde van den Joodfchen Staat. Wy kiezen , tot eene proeve van de wyze van behan- deling, uit het Eerfle Deel het verhaal van den Veldflag der lfraeliten onder jofua , tegen de vyf verbonden Ko- ningen, Yof. X. ,, De Gibaniten zonden terftond, om pulp, by hunnen nieuwen bondgenoot, josua, en deze, bemoedigd door eene Godfpraak, welke hem de overwin- ning beloofde , brak, in haast, met zyn leger, op, van Gilgal , en den nacht door getrokken hebbende, tastte hy, in den vroegen morgen , het leger der belegeraren aan. Deze was de eerfte geregelde veldflag , welke in dit land voorviel ; in denzelven betoonde de Veldheer josua zynen moed, en vertrouwen op den Godlyken by- itand , in die mate, dat by , ten aanhooren van al bet yolk , met eene foort van geestverrukking, de zon en maan geboodt, ftil te than in haaren loop, tot dat de Ifraelitert eene volkomene overwinning behaald zouden hebben, en, in de daad, deze dag liep niet ten einde, voor dat de vyanden , niet alleen door de Ifrailitifche wapenen , maar ook , door een zwaare onweersbui , en vreeslyken bagel, geheel geflagen , en verftroold waren, wordende de vyf verbonden Koningen, die in een hol of fpelonk gevlucht waren, daar uit gehaald, bun de voet op den nek gezet , en zy vervolgends van het leven be- roofd, en aan vyf oaken , tot den avond, opgehangen , en toen, in hetzelfde hol , waar in zy zich verborgen hadden, geworpen, en het hol met groote iteenen gab- ten , die , nog lang naderhand , een gedenkteken waren van deze merkwaardige overwinning. ,, De koenheid van josua, met welke hy, in den aan- yang van dezen veldflag , de zon en maan, gebiedend , aanfprak, heeft den Hebreeuwfchen Dichteren aanleiding gegeven, om, met eerie dichterlyke -Vrybeid , dien ge- denkwaardigen dag te bezingen , als of, in de daad , de zon en maan, aan den hemel, thlgeflaan, en haaren loop eenen geheelen dag vertraagd hadden. Dus zong den bunner: „ De zon ftondt aan 't midden des hemels, „ En fpoedde zich niet ten ondergang , „ Eenen geheelen dag. ,, Gem dag was ooit voorlicen,Noch EYBELGESCHIEDENIS. 375 „ Noch immer naderhand, „ Aan dezen dag gelyk! „ Dat JEHOVA luisterde „ Naar het bevel van eenen mensch! Doch JLHOVA ilreedt voor /frail!' Uit het Tweede Deel het bericht van den Bethlehe- mitifchen Kindermoord , Matth. II. ' , HERODES, door het wegblyven der Oosterlingen, befp eurende, dat hy, door hen, te leur gefteld was, werdt, door achterdocht en woede, gefolterd , en nam , in deze twyfeling , een bark den dwingeland waardig. — Hy liet eene ben- de Soldaten na Bethlehem trekken , en in die Stad alle kleine kinderen, van twee jaren en daar onder, aan zyne heerschzucht optifferen, meenende, onder dezen, gewis, ook dat kind uit den wet; te ruimen, van hetwenc hy, voor zynen troon, vreesde. — Schoon, naar de volkryk- heid der kleine Stad Bethlehem te oordeelen , het getal dezer onnozele vermoorden niet veel meer dan so of 30 heeft kunnen bedragen , was dit echter eene voorbeelde- loze wreedheid; de gantfche Stad, en haar omtrek, ge- waagde van het gillen en huilen der tedere moeders, die dus hare zuigelingen aan hare borst moesten zien ver- moorden. — Nu hadden de woorden van JEREMIa, den Profeet , (Yeremid XXXI: 15.) eene volkomene waarheid: Men hoort een droef gefchrei In Rama, alles weent, en gilt met bittre traanen: la , RACHEL zelv' beweent haar kind'ren in haar graf, En weigert alien troost, omdat zy niet meer zyn!" Ezra de Schryver der vyf eer/le en meeste andere Hist°. rifche Boeken des Ouden Testaments. Vooraf gaan cenige Klagten aan het Yolk van Nederland. Door GERBRAND BRUINING. Te ilmflerdam 2 by H. van Kes- teren, 1797. In gr. 8vo. 6o bl. De Eerw. BRUINING, onvergenoegd over geftadige hem zeer grievende teleuritellingen in zyne wenfchen voor het algemeene nut , en over de tegenitribbeling , die zyne poogingen , om iets weezenlyks tot heil van Volk en Vaderland by te draagen , van verfcheidene B b 1 kan- 376 0. BRUININO kanten ichynen te ontmoeten, laat, by de uitgave dezer Verhandeling, eenige klacbten aan het Volk van Neder• land voorafgaan, over het veelvuldig verdriet dat by in eene ruime maat ondervindt , en nu niet langer in zynen overkropten boezem kan fnaooren ; terwyl by zich 4vleit met de hoop dat het Volk .van Nederland niet onwillig gal zyn, om al zyn droev!g. leet weg te nee- men, het geen aan hetzelve heel weinig zou kosten.. Hy klaagt, dat den Christen, die zynen mede-Christen eene broederlyke verdtaagzaamheid aanbiedt , in de bitterfte bewoordingen verweten wordt, dat by den Sociniaanen genegen zy. Dit behoort het Volk van Nederland, dat vryheid in het Godsdienttige bemint , niet te gedoogen, ntaar zich verontwaardigd te toonen over alle zulke pn- verlaaten. Dat is al, het geen by ten dezen aanzien van het Volk van Nederland, (dat evenwel, als zoodanig, vooral in dezen tyd , nu de Kerk vtn den Staat werke- lyk afgefcheiden is, bier niets ter waereld te zeggen heeft ,) wenscht en verlangt. De Leeraar wont zig in- zonderheid gebelgd over de Dagbladfchryvers der Na- tionaale Vergadering, die in hun verhaal, i8 (Mt. r797, den tirel van een gefchrift , aan de Nationaale Vergade- ring door hem aangeboden, niet woordelyk opgegeeven , te weinig van den inhoud zyner misfive, ter geleide van hetzelve, gezegd , en, door die gebrekkige opgaaf, , zyn eigenlyk oogmerk by dat aanbod geheel verzwegen heb- ben. Men vindt bier ook dat gedeelte van die misfive, waarvan by gaarne door de Dagbladfchryvers een beknopt en juist trittrekfel geplaatst gezien had. Hy wil, dat het Nederlandfche Volk hen deswegens met de roede van Nederlandfche Volk hen deswegens met de roede van verontwaardiging zal tuchtigen , en begeert dit vooral van zulken, die, door deze trouwlooze handelwyze der Dag- zulken, die, door deze trouwlooze handelwyze der Dag- bladfchryvers, het weezenlyk plaatshebbend verband tus- fchen waarneemingen nopens het begin der waereld en den zondvloed, waarover het aan de Nationaale Verga. dering aangeboden gefchrift handelt, en tusfchen de waare verlichting , die by door dit gefchryf , en bygevoegde opwekking der Nationaale Vergadering , oat de hoognoo. dige zorg voor bet Nationaale onderwys daadelyk in werking te brengen, wenschte te bevorderen , niet zyn ontwaar geworden. Wy twyfelen in 't minst niet aan het welmeenend oog- merk van den Schryver , om het Christendom voor te /ban , en deszelfs gewenschten invloed op het algemeen yolks EZRA. S77 volksgeluk te bevorderen, en hebben van 's Mans groote gevoeligheid over den tegenfland, welken by daarin ont- inoet heeft, des te eerder willen gewag maaken, omdat by vreest, dat zyne klachten fchaarfer zullen geleezen worden, dan de alom geacerediteerde Dagbladen ; terwyl intusfchen de ongeloovigen, onkundig van zyne in 't werk geftelde poogingen , ter bevestiging van het 'him en daar zoo drpevig wankelend geloof aan God , ineer en meer veld .winnen. Hy fchynt te willen betoogen, dat bet Christendom, als een Nationaale Godsdienst, zoo als het, volgens de echte Voorfpellingen wegens den Mesfias, weezen moest , en by deszelfs eerfte opkomst waarlyk was, en ook nu wederom behoorde te-zyn, met het waa- re- Patriotismus medewerkt om het heil van eene Natie te bevorderen; en, om daartoe vSste grondilagen teleg- gen, wil by vooraf de Hebreeuwfche Propheeten, en nit allereerst den Schryver der zoogenoemde Wet , leeren kennen. Hoe dit een en ander, en wel byzonder de in- botid van het gefchrift-voorhanden , met des Leeraars opgegeeven bedoeling famenhangt, is voor als nog moei- lyk te bevatten. Iq dit 'gefcbrift , waarvan wy nu ook een kort verflag zullen geeven, wordt beweerd, dat ESRA voor den Schry- ver der vyf eerfte en meeste andere Historifche Boeken, (let 0. T. moet gehouden worden. In de eerfte' Afdeeling wordt melding gemaakt van eenige oude begunftigers en vooritanders 'van het gevoe- len , welki verdediging de Schryver op zich genomen beeft, over de vyf Bbeken, die doorgaans aan MOZES toegelehreeven worden; de oude Nazareen, en Ebioni- ten ; de Schryvers van de zoogenaamde Homilice Cle- mentimi, en van het zoogenoemde vierde Boek van Esra ; IREN2EUS TERTULL1ANUS , en eenige anderen, incest alle naamen, die in het vak der oordeelkunde weinig roem hebben. In de tweede Afdeeling kan men de be- wyzen leezen , waarop de Schryver zelf zyne vooron- derftelling omtrent dew vyf Boeken grondt. In de derde tracht by de tegenwerpingen , daartegen ingebracht , te beantwoorden. In de vierde wyst by bet verband en de overeenftemming aan, tusfchen de vyf eerfte en mees- te andere Historifche Boeken des 0. T.; yofua, Rich- teren, Ruth, de Boeken van Samuel- en der loningen welke alien by voor het werk van ESRA wil doen door- gaan, Eindelyk wordt , in de vyfde Afdeeling nog B b 3 jets 378 G. BRUINING, EZRA. lets gezegd van de wyze , waarop ESRA zyn werk zal famengefteld hebben. Hy zal zich, naamelyk, naar bet oordeel van BRUINING gelyk van andere oude oirkon- den , zoo ook van het oorfpronglyk Wetboek van mo• zns, dat Deut. voorhanden is , bedienci hebben. 'Er is echter, zynes erachtens , veel van de band van ESRA 't geen men anders veelal voor oude Zedenkftukken van den vroegften leeftyd aangezien heeft. oo denkt by , b. v. , over Gen. /: 4. — III, IV, VI, IX. Indien ons nu de fchroom, van ook onder de tegenftan- ders van 's Mans welgemeende poogingen gefteld te wor- den, niet te rug hield, zouden wy op deze en gene by- zonderheden, en den geheelen inhoud van dit Boekjen, nog al lets aan te merken hebben. Wy kunnen echter niet nalaaten onze bevreemdint te betuigen over den fieren toon, waarop over de verdediging van het gewoo- ne gevoelen, met noodige bepaalingen, door EICHHORN, een man, die voor die taak zoo uitneemend berekend is , n dit gefchryf words geoordeeld. De Eerw. BRUINING fchynt niet te weeten , dat LE CLERC wien by onder de begunftigers van zyn gevoelen noemt, naderhand van gedachten veranderd is , en ook de echtheid der Mofai- fche Schriften verdedigd heeft in Disf. HI. Comn2entar. in Pentateuch. pranzisfa; welke Verhandeling, met 't geen in onzen tyd, voor het gewoon gevoelen , door JERUSA- LEM (*), MICHAeLIS (t), MARSH (.1.), ECKERMANN (s), VAN HAMELSVELD ("), .en anderen , is te berde ge- bragt, wy aan hun , die lets meer over dit onderwerp willen weeten, gerust durven aanpryzen, zonder daardoor aan bet noodig vertier van dit Werkjen eenige verhinde- ring te willen toebrengen , waarvan ons de Schryver zegt, dat het zal afhangen , of by de andere ftukken, tot zyn plan behoorende, om het Christendom uit deszelfs regtC gezichtpunt te befchouwen, zal laaten volgen. (*) Briefe fiber die Mofaifchen Schriften and Philofophie. (t) Inleiding in de Boeken des 0. V. S. 29-60. (t) Inleiding in de Boeken des 0. V. S. 29-60. (.) The authenticity of the five Books of Mofts confidered. Cambridge, 1792. . Cambridge, 1792. (§) Theolog. Beytragen. Funflen Bandes erfles Stuck. (**) Ilybel verdedigd. V II1 Jie Deel, bi. Bo- BEGINZELS DER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 379 Beginzels der Kantiaanfche Wysgeerte, naar het Hoog- duitsch vryelyk sevalgd , en met Zanteekeningen, en eene Voorreden uitgegeven, door PAULUS VAN HEMERT Voorreden uitgegeven, door PAULUS VAN HEMERT laatstmaal Hooglceraar by de Remonliranten te dam. 1Vdc Deel. Te Amflerdam, by de Wed. J. Doll, 1798. In gr. 8vo. Behalven de Voorreden, 315 net fpyt ons, dat wy door VAN HEMERT genoodzaakt worden dit verflag met eenig twistgeding aan te vangen. Den Leezeren ligt daaraan doorgaans weinig ge- legen. De korte Voorreden van 4 bladzyden, welke wy voor dit vierde en laattle Deel der Kantiaanfche Wys- geerte van BORN geplaatst vinden , grootdeels ingerigt tegen onze Recenfie des voorigen Deels (*), mogen wy niet geheel onbeantwoord laaten. De befchuldigingen van diepe onkunde, en volkon2en ongefchiktheid voor ware Wysgeerte, enz., als flegts in 't wild uitgeftooten , zyn Wysgeerte, enz., als flegts in 't wild uitgeftooten , zyn voor geene wederlegging vatbaar; en het flat alleen den voor geene wederlegging vatbaar; en het flat alleen den bevoegden Leezeren onzer drie voorige Recenfien te be- oordeelen, met hoe veel regt zulks op ons toepasfelyk is. Hieromtrent kunnen wy niet anders , dan nogmaals onze uiterfte verwondering te kennen geeven over de on- heufche en laage uitdrukkingen , waarmede (bet fpyt ons, dat wy zulks moeten zeggen van een waarlyk ver. ftandig man, waarvoor wy VAN HEMERT uit zyne fchrif- ten leeren kennen) by zyn gefchryf bekladt. Ons dunkt, dat dit zeer onedelmoedig is. Hadden wy zyns oordeels den bal misgeflagen, dat by, zo het hem goeddagt, zulks met befcheidenheid hadde aangetoond ! Laage ver- wytingen toch kunnen het pleitgeding niet beflisfchen. 't Is waar, wy vinden op 't flot der Voorreden nog eene uitdaaging, om , zo wy onze onkunde in byzonderheden van hem willen beweezen zien, openlyk onzen naam te noemen. Wat toch , vraagen wy, zou deeze 'er af- of toedoen ? En uit dit en de voorige ftaaltjes te oordee- len, zou al dit gefchryf toch op Verwytingen uitkomen, waartoe wy noch onze pen , noch minder onzen naam , willen leenen. Ook verklaart by in dezelfde periode , dat by zig ongaarne met Prulfchryvers en Wysneuzen van onze foort bemoeije. Wel , dat by die moeite dan vry fpaa. (*) Zie boven bl. 54. B b 4 380 REGINZELS fpaare; want Prulfchryvers en Wysneuzen zyn geene we- derlegging waardig. Een paar plaatzen heeft VAN HE- MEET uit onze voorige Recenfie in deeze Voorreden aan- gehaald, om daaruit onze belagchelyke onkunde en kwaa. de trouw te itaaven. „ Wie tog, bid ik u, (dus fchryft by) „ is in ftaat, om zyne lagfpieren te bedwingen , als by „ hem (den Recenfent) hoort zeggen : DE SPRONG ZY ,, GROOT, OF KLEIN ; WY MOETEN DENZELVEN NOOD• ZAAKLYK DOEN willen wy niet blyven hangen , en, „ tot vermoetjens toe, in denzelfden Deolhof rondlopen? „ Een man , die zulk een galimathias kan uitftooten , „ verdient gewis gees andwoord. 1k zoude my derhal- „ ye aan dien SPRINGER - dien MAGITO onder de „ Anticritifche Wysgeeren geheel niet tlooren , en „ hem laten fpringen , zoo hoog`, en zoo verre by wil- W, de." — Redentwist en wederlegt alzo de Wysgeer! aarover toch moet de Leezer lagchen? Zekerlyk om de glos f e, die. VAN HEMERT op ons gezegde maakt , maar niet mu ons gezegde; want dit wordt Winer zonder ver- band en melding des onderwerps ter neder gefteld. En is 'er in de vooraelling , door VAN HEMERT met Capitaa- le Letters uitgedrukt, iets- belagchelyks, w valt dit ne- der op den Auteur (BORN) zelven; weike (S resr) zegt:, Het beguit van de onmogelykheid eener oneindige rei van oorzaaken in de zinlyke wereld tot eene eerlie0orzaak, btd- ten dezelve, blyft eene geweldige SPRONG. Hierop 'gaan wy in dezelfde Leenfpreuk voort: de (prong zy, enz. Ter- itond hierop befchuldigt ons de Voorredenaar van kwaade trouw , en moedwillige verminking zyner woorden. Oozes achtens hadden wy wel redenen daaroyer ten opzigte der aangehaalde plaatze te kiaagen. Waarin toch beftaat ons listig bedrog, 'zo als het genoemd wordt? Wy beken- nen , zulk eene moedwillige verminking niet alleen niet bedoeld te bebben , maar onzen misflag alsnog niet te zien. De Leezer oorcleele Critifche Wysgeerte, dus fchreeven wy in onze Recenfie, Jlemt dus den twyfelenden (te weeten , of 'er Goden zyn , en hoedanig zy zyn) PROTAGORAS toe, qui, zegt CICERO, enz. Ondertus- „ Hen,” vervolgt VAN HEMERT, had ik Ietterlyk , in „ de Voorreden vOM bet derde Deel, op de volgende wy- „ ze gefchreeven : zoo zeer de Critifche Wysgeerte de „ vermetelbeid van eciten Artheistifehen DIAGORAS ten toots „ Jie 1 t, zoo zeer Jlemt zy den twyfelenden PROTAGORAS toe, „ qui, zegt CICERO , enz." 1ebben wy met die weglaating bet DER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 981 het kantianisnaus heimelyk van iltheistery zoeken te be- fchuldigen Zo iets, gisfen wy „ Wil VAN HEMERT den Leezer diets maaken. Wy zeggen immers ftellig, met de eigene woorden van den Voorredenaar, dat zy het hou- den met, de Twyfelende Wysgeerte , of 'er eene eerfte noodzaakelyke Oorzaak aller dingen is, buiten hetgeen de Praktifche Reden eischt. Men zie onze geheele Recenfie des laatstvoorgaanden Deels, en vooral het Plot, alwaar wy dit geheele ftuk met de eigen woorden des Auteurs hebben opgegeeven. Dit weinige achtten wy ter onzer verdediging noodig; en betuigen nogmaals met onze aanmerkingen Diet be- doeld te hebben den arbeid van VAN HEMERT te ver- kleinen , maar alleen , om de oordeelkundige Leezers van dit Maandwerk , die tot dergelyke wysgeerige onderzoe- kingen lust en aanleg hebben, zo met den Inhoud zelven als met verfcheidene Tegenbedenkingen bekend te maa- ken. — Voorts meldt de Voorredenaar nog, dat by eerst- daags in 't licht zal geeven eene Proeve, door hem voor- leden Zomer gefchreeven, en gezonden aan TEYLEIt'S loffelyk Genootfchap, ter beantwoordinge van het Vraag- fink : Is 'er in den Mensch geen ander beginfel van wer. king dan Eigenlief-de , en kan men age neigingen hartstogten daartoe brengen? enz. waarin by getragt heeft bet zedenlyk deel der nieuwe Wysgeerte nader op te beideren. Ook verwyst by den Leezer, begeerig meer- dere aanmerkingen over het zedenlyk gedeeite der Cri- tifche Wysgeerte te leezen , naar eene Verhandeling, getiteld SIMONIDES, gefchreeven door zynen fchranderen Vriend W. SERVAAS. Wy gaan over tot het Werk zelve ; 't geen handelt over den omvang van het gebruik der zuivere Pradifche Reden ; over den omvang van het gebruik tier oordeels- kragt, en over de grenzen der menfchelyke kennis. Preidi- fche Reden is zo veel als wil, of vermogen om te begee- ren, welke door de voorftelling van regelen , wetten en oogmerken , bepaald wordt. Volgens eene bygevoegde aanmerking, is bet bepaald begrip van den wil in de Schrifren van KANT llegts eerst voorbereid , maar nog geenzins opgegeeven. Wanneer de Wil alleen door zuive- re voorftelling van noodzaakelyke regelen bepaald worth, beet het zuiverc Pradifche Reden. De evil wordt ondet- fcbeiden in volmaakte en onvolmaakte. De eerfte heeft plaats , wanneer dezelve de Reden terftond onmiddelyk B b 5 volgt; 382 BEGINZELS volgt; in welk geval de daaden , die als objeRief nood- zaakelyk gekend worden, ook tevens fubjeaief noodzaake- lyk zyn. Dan kiest de Wil alleen, wat de Reden, onaf- bangelyk van alle neiging , als praaisch noodzaakelyk , dat is, als goed kent. Maar wanneer de Reden alleen op zigzeive den Wil niet genoegzaam bepaalt, en de Wil aan fubjeaive voorwaarden onderworpen is (gelyk by ons menfchen, plaats heeft), alsdan zyn de daaden , die voorwerpelyk, objedief, noodzaakelyk gekend worden, fub- jeaief, , onderwerpelyk toevallig ; en de bepaaling van zulk een Wil noemt men zedenlyke noodzaaking of Pligt. Dus kan, by eenen heiligen of volmaakten Wil, noch nood- zaaking noch pfigt plaats hebben. — Een praatfthe regel , betrekkelyk een weezen , welks Wil niet geheel alleen door Reden bepaald wordt , heet by KANT een itnperatief, of gebod. De Auteur brengt veorts eenige Pra&ifche grondftellingen , die men , gelyk by zegt , v6Or de groote ornwenteling door de Kantiaanfche Wys- geerte veroorzaakt, den menfchen daar voor opdischte , ter toetze, in 't byzonder de grondftelling der zelfsliefde , of der eigene gelukzaligheid; van het zedelyk gevoel, v0b. crellS HUTCHESON, en der menfthelyke volkomenheid,vol- gens WOLF. Tegen het beginzel der gelukzaligheid wor- den verfcheiden bedenkingen ingebragt , waaronder ons de fterkfte, voorkomt , dat, volgens dit beginzel, voor de zedenlykheid dryfveders worden aangenomen, welke haar in de daad ondermynen , en haare geheele verhevenheid tot niets maaken; wordende de beweegredenen tot deugd in denzelfden rang met die der ondeugd gefteid , het eigenlyke fpecifique onderfcheid weggenomen. — Om- trent het grondbeginzel van het zedelyk gevoel wordt in- zonderheid aangemerkt, dat de vraag niet is, of 'er zulk een Zedelyk Gevoel beftaa, maar of dit gevoel de grond van PraEtifche regelen, inzonderheid de grond der bepaa- ling van de Zedelyke Wet, zyn kan. De Reden, wordt opgemerkt, kan nooit goedkeuren , dat men een donker gevoel in plaats van zodanige regels volge , van welker inhoud en gronden men zig duidelyk bewust is. „ eenen ondeugenden," zegt de Auteur, „ door de bewust- beid zyner misdaaden of te fchilderen als geplaagd met „ gemoedsangst moeten zy hem reeds , te vooren , als zedelyk goed voorkomen ; den genen, integendeel, wien „ de bewustheid zyner zedelyk goede bedryven met kal, „ me zelfstevredenheid vervult , moeten zy ,r,eeddesugaclis. DER ICANTIAANSCHE WYSGEERTE. 3P3 „ deugdzaam doen voorkomen. Het begrip, derhalven, „ van zedelykheid en pligt moet deeze Tevreedenheid b,voorafgaan, en kan van dezelve niet worden afgeleid." eeze aanmerking komt ons gewigtig voor, wanneer men dit zedelyk gevoel als een byzonder beginzel, afgefchei- den van de Reden zelve, wil befchouwd hebben. Het komt ons voor, dat, hoe men bet ook keere en wende, men ook bier, gelyk in andere grondftellingen, ftuit op een non plus ultra, op eerfte principes , die voor geene nadere analyfe vatbaar zyn, tnaar die door het verftand of de Reden als enkelvoudige waarheden begreepen wor- den. Even gelyk op de vraag, waarom is verfland yen- itand 9 waarom .ftelt het zig de dingen zo voor en niet antlers? zo is 'er ook geen antwoord te geeven, waarom bet verttand zig in een Driehoek Drie hoeken voorftely. Dit zelfde geldt dunkt ons , met het zelfde regt , van de eerfte Beginzels van Zedelykheid, die by alle rede- lyke en verftandige Weezens dezelfde moeten zyn, om- dat verftand altyd verfland blyft. Men heeft getegd , het zedelyk goed en kwaad ligt in den aart der dingen zelve, en derzelver betrekkingen. Misfchien hebben zy ongeveer het zelfde willen te kennen geeven ; doch in zoverre ligt deeze uitdrukking , onzes ac tens, voor mis- vatting bloot , dewyl zulks fchynt aan te duiden, als of de dingen , buiten bet verftand , zedelykheid hadden , daar die dingen en betrekkingen niets zyn , dan idees of denkbeelden van het verftand. — Maar wy keeren tot den Auteur te rug , welke voorts onderzoekt het grond- beginzel in ' de School van WOLF aangenomen : volmaak u zelven. Men kan dit befchouwen als een .Beginzel van Zedelykheid , in welk opzigt het door onzen Auteur met bet grootfte regt beftreeden wordt ; geldende daartegeu bykans dezelfde aanmerkingen, welke tegen het beginzel der gelukzaligheid reeds aangevoerd zyn , daar dit vat- maaken van zigzelven als het middel ter bevordering der gelukzaligheid moet worden aangemerkt , terwyl voorts in de Schoole van WOLF , onzes inziens, bet zogenaamd natuurlyk goed of kwaad (bonum aut malum phylicum) met het zedelyk goed en kwaad (bonum eta malum morale) te veel vermengd wordt. WOLF befchryft het kenmerk van een goede (dat is zedelyk goede) daad, als ftrekkende te onzer volmaaking; doch dit is flegts eene natuurlyk goede daad ; op zyn hoogst worden hier de gevolgen voor de zedelykheid zelve genomen. Zegt men, vol,naa- kh,2 384 BEGINZELS king betekent hier zedelyke volmaaking , dan merkt elk veritandig Leezer op, dat men in de daad Diets verklaart. Intusfchen is op dit l3eginzel , of liever op deeze ver- menging van Natuurlyk en Zedekundig goed, gebouwd de leer van WOLF of LEIBNITS aangaande de beste wereld; en bet is op dien grand, dat dit ftelzel beftreeden is in eene Verhandeling, getiteld : Befehouwing- der Beste We- reld door 4letophilus Fileufebius,' te Amfterdam by Meyer 1758 waarvan naderhand als Schryver is bekend gewor- den de fchrandere A. HULSHOFF. STEINHART legde na- derhand dit Wolfiaansch Begrip tot een algemeen begin- zel van Godsdienst en Zedekunde , en bouwde op dien grondflag zyn System der reinen Philofophie oder Gliickfelig- keitslehre; waarin alle Zedelykheid, (zo dit dan nog een keitslehre; waarin alle Zedelykheid, (zo dit dan nog een gepaste naam blyft) gelyk ook alle Belooning en Straf, welke by hem niets-anders zyn, dan natuurlyke uitwerk- fels of conftquentian der daaden , in de gevolgen beftaan. Dit in meer byzonderheden aan te toonen , is te breed- voerig voor ons bettek. Wy hebben alleen de geenen tnzer Leezeren, welke lust hebben tpt dergelyke anderzoe- kingen, eenige aanleiding ter verdere nafpooringe willen geeven. Wy zeiden zo even', dat men het volmaak u zelven als een algemeen Beginzel van Zedekunde kan befchouwen, uit hoedanig eenen oogftand het door den Auteur befchouwd, wordt ; doch WOLF heeft het, als voorfehrtft uitgedrukt , meer in zyne Zedekunde en Na- tuurregt befchouwd, als een algemeene 'Zedewet , waarin alle overage wetten liggen opgeflooten. Doch als, zodanig mogen zig daaruit eens laaten verklaaren de zogenaamde pligten jegens ons zelven ; bezwaarlyk laaten zig daar- uit , antes achtens , afleiden de pligten jegens God ea de naasten. Ten minften moet de inwendige betaame- lykheid , am welke redenmagtige fchepfelen de God- heid , als de bron alter volmaaktheid , moeten veree- ren , en ook des naasten Neil helpen bevorderen, daarby we gval len. Na iets over de grondftelling van den Goddelyken wit volgens CRUSIUS det opvoeding volgens MONTAGNE , en der burgerlyke maatfchappy volgens MANDEVILLE, gezegd te hebben, gaat de Auteur over tot het verklaaren der grondftelling van KANT , naamelyk de Praaifche Wet , welke, gelyk by aanmerkt, alleen door fat-meek grondftel- lingen mogelyk is. Formeel, of formlyk, menu by eene grondftelling of beginzel van den Wit , welk door de form TIER KANTIAANSCHE WYSGEERTE. 3g5 form der Reden bepaald wordt , en van de ftof des wils (dat is, van de vuorwerpen onzer neigingen) geheel is afgefcheiden. Door form- der Reden vetftaat KANT de wys, op welke de Reden zig iets denkt, of haare idein en grondftellingen. Form der praaifche Reden of des , is de wys, op welke de Reden iets wil, dat is pra5tifche 'Felten geeft. „ Dus ," leezen wy , beftaat „ deeze form in de gefchiktheid tot eene algemeene wet, 0 of in de mogelykheid, om eene maxime, volgens wel- ke men handelt, als eene algemeene wet te denken en te billyken. Zal een redelyk wezen zig zyne maxime „ voorftellen als een algemeene wet , dan moet dat we- „ zen alleen de bloote form van dat beginzel , afgezon- „ derd vau alle ftof of wilbepaalende voorwerpen,itz ” aanmerking neemen. Vraagt men nu, welke form zig, „ in de maxime, tot algemeene wetgeeving fchikke , en s, welke niet? Ik andwoorde, dat het gemeenfte verftand „ dit, zonder onderwys, genoegzaam onderfcheiden kan; behoorende dit tot den aard onzer praaifche Reden ” zelve." Dit laatfte wordt in eene bygevoegde aanmerking nader door een voorbeeld opgehelderd. Het Refultaat van alles is , dat wy voor een vast rigtfnoer van Zedelykheid kunnen houden , de beantwoording van de vraag , of ik zou kunnen wenfchen , dat myne maxime , 't geen ik doe , eene algemeene wet ware ; waarover de Reden moet uitfpraak doer. Misfchien zal meenig Leezer denken, dit geeft geene nadere ver- klaaring van den grond der Zedelykheid. Dit is ook zo, en men zal om redenen , die wy boven reeds by. bragten , daaromtrent , onzes oordeels , ook vrugteloos zoeken. KANT zogt ilegts , zo het fchynt , Haar een algemeen kenmerk van Zedelykheid, of rigtfnoer, waar- naar wy onze daaden hebben te beoordeelen; welk rigt. fnoer eene verdere uitbreiding is van het geen ons in de Euangelieleer tot een regelmaat van de pligten jegens anderen gegeeven wordt : doe een ander , 't geen gy zoudt wenfchen dat u gefchiede. By Duitfche Zedekundigen die , in navolging van den beroemden WOLF , gewoon zyn de volinaaking van zigzelven zig als het ifiterile doel- ernde van hunne daaden voor te itellen, en daarnaar de Zedelykheid te beoordeelen, moet dit gedeelte der CHU- fche Wysgeerte groote verandering te wege brengen; niet echter, , zo het ons voorkomt , by hen, die de inwendige betaatnelykheid tot een grondflag of kenmerk der Zedelyk- held 3g6 BEGINZELS heid ftellen; welke gronditelling, zo ver wy weeten, bier te land meer algemeen is aangenomen, fchoon het meer- der leezen van Duitfche Schryvers , die echter in veele opzigten regtmaatigen lof verdienen , hierin federt een gertiiin tydvak verandering gemaakt hebbe. Vanhier fpreekt, onzes achtens, de Steller der aanmerking, op W. 39, veel te algemeen van „ onze hedendaagfche Moralisten, „ by welke de Zedekunde in den grond niets anders is, „ dan eene wetenfchap, die ons leert, hoe wy gelukkig „ konnen worden, daar zy ondertusfchen eere wetenfchap „ is, die ons leert , hoe wy ons de gelukzaligheid moe, b, ten waardig maaken." Dit zou voornaamelyk in uitschland te huis behooren ; doch heeft niet alleen heden ten dage , maar reeds zedert de groote Mannens LEIJJNITS en WOLF, plaats gehad. Ter nadere verklaaring van het boven aangehaalde ban- delt de Auteur (§. 216) van de Heteronomie en iltdonomie, of vreemde en zuivere Wetgeeving. De eerfte heeft plaats, wanneer de Wil door iets anders, dan door zigzelven, of door zyne form, bepaald worth, om iets te doen; duide- lyker, door neigingen van belang, voortkomende uit de begeerde zaak zelve. Heteronomie geeft dus volgens BORN, geen wil , die volftrekt goed is; dewyl de waar- lyk goede wil alleen op zigzelven door het willen goed is , en niet door hetgeen by uitwerkt, of door de ge- fchiktheid ter bereiking van een of ander voorgefteld oogmerk. ..efutonoinie is het tegengeftelde hiervan , en heeft plaats, wanneer de Wil zigzelven , zonder eenigen invloed van neigingen, bepaalt, oni iets te doen. Hierdoor is de Wil zigzelven tot eene Wet. Indien wy het weI is de Wil zigzelven tot eene Wet. Indien wy het weI begrypen , zal dit op hetzelfde uitkomen 't geen men klaarer plagt uit te drukken, dat in het beoordeelen van het Zedelyke alleen de Betaarnelykheid der daad zelve , Diet echter Nut en Voordeel, moet in aanmerking komen. De Tegenftreevers zullen hiertegen inbrengen, dat waar- achtig Nut altyd met het uit zigzelve Betaatnelyke zal gepaard gaan. Doch al ftemt men zulks ook toe, dan, dunkt ons , is 'er nog een aanmerkelyk onderfcheid , of men het Nut of Voordeel, of het Betaamelyke, zig als het algemeene rigtfnoer zyner handelingen voorftelt ; en de reden, die wy hier voor hebben, is deeze, om dat het gemakkelyker valt te oordeelen , wat betaamelyk en rest- maatig , dan wat weezenlyk voordeelig is , en ons eeuwig waarachtig heil, afgefcheiden van zedelykheid, bevordert. Hier- DER. KANTIAANSCHE WYSCEERTE. 387 Hieruit tragt voorts de Schryver (§. 219) de leer der Fryheid op te losfen, welke, volgens hem, even veel is, als ilutonomie. „ De vryheid," zegt hy, „ kennen wy werkelyk door ervaring , dewyl -wy aan ons zelven • bevinden , dat wy , ja, door zinnelyke indrukken en • aandriften aangedaan en gaande gemaakt, mast nogtans so niet gedwongen worden." Veelen zyn met dit beroep op ondervinding , 't geen doorgaans de iaattte toevlugt in dit moeilyk ftuk is , niet te vreeden. VAN HEMERT bekent ook, in eene- bygevoegde aantherking, dat het be- grip der Vryheid, in de Schriften van KANT zelven, nog niet genoeg bepaald is, en tragt dit nada' te ontwikke- len , 't geen voornaamelyk hierop neder komt, „ dat het fiellige (Pofitive) der Vryheid beftaat in Zelfswerk- ,$ zaantheid der (van den) Perfoon by bet willen ; — „ dat de objective of voorwerpelyke gronden, op zigzelven • befchouwd, ilegts aanteidende gronden van het willen 7zyn." De aanmerking achten wy zeer juist , dat Zelfsbepaaling of Zelfswerkzaamheid het weezenlyke ken- merk der Vryheid uitmaakt, gelyk meermaalen is opge- merkt ; doch die naauwkeurig ziften, willen Merin nog niet berusten, vraagende verder naar den grond of voldoen- de reden, waarom die Zelfswerkzaamheid zig meer zo dan enders bepaalt. VAN HEMKRT voorziet eene dergelyke vraag, en antwoordt, dat deeze vraag op hetzelfde neder komt, als, waarom tech is de vrye wil vry. Het komt Recenfent ook voor, dat daarvan geene nadere verklaa- ring te geeven is, en oordeelt met de beste verdeedigers der Vryheid waarmede ook de Kantiaanen overeenko- men , dat de Vryheid te grooter wordt , naarmaate zy meerder door de zuivere reden , minder door neigingen en driften, bepaald wordt, en .het grootst zyn moet in het hoogst volmaakte Weezen, 't geen, zig enkel door de hoogfle reden bepaalende , zigzelven een wet is, en uit dit zuiver bezef en volmaaktfte Vryheid Diets zal doen, dan 't geen zedelyk regt, heilig en betaamelyk is. Hierop volgt wederom 222) eene Tafel van Cate- gorien der Vryheid. I. Hoegrootheid. onderwerpelyk, volgens maxims: wilsmeeningen van eat ondeelig (individuum.) voor- S88 BEGINZELS Voorwerpelyk, volgens beginzelen: voorfchriften. van voren vootwerpelyke, zoo wel als onderwerpelykey beginzels der vryheid: wetten. .Hoedanigheid. praaifehe regels van doen. dito laten. dito uitzonderingen. 3. Betrekking. tot de Perfoonlykheid. tot den Perfoon. wederkeeriglyk van een Perfoon tot den toeftand van een anderen. 4. Modaliteit. het geoorlofde, en niet geoorlofde. de pligt, en het met pligt ftrydige. volltomen en onvolkomen pligt. Na al het voorverhandelde wordt (S. 230) eene nadere be- fchryving gegeeven van Deugd, welke een volttrekt goeden fchryving gegeeven van Deugd, welke een volttrekt goeden wil ten grondflagmoet hebben, zo dat zy, in haare eigen- wil ten grondflagmoet hebben, zo dat zy, in haare eigen- lyke gedaante, wets anders is ,, dan de Zedelykheid, ont- lyke gedaante, wets anders is ,, dan de Zedelykheid, ont- daan van alle bymenging van het zinlyke, en van alien daan van alle bymenging van het zinlyke, en van alien „ onechten opfchik der zelfsliefde." In eene bygevoegde aanmerking wordt zeer wel opgemerkt, dat hier niet ge- fproken wordt van Deugd, gelyk die by ons plaats heeft in deeze waereid, waar de Zedelykheid gebrekkig, en de Wil niet doorgaans zuiver is ; zo dat onze Deugd meer is een ftreeven naar doorgaande, zuivere, opvolging van het waare redengebod, eene zedelyke gezindheid in den ftryd met wederttreevende neigingen; waartoe, uit hoofde van 't geweld der neigingen, dapperheid vereischt wordt. van 't geweld der neigingen, dapperheid vereischt wordt. Wy twyfelen echter aan de gegrondheid der Taalkundige Wy twyfelen echter aan de gegrondheid der Taalkundige aanmerking, dat uit dien hoofde de Grieken en Romeinen de Deugd met eene gelyke benaaming (cipiT4 virtus) als rimed en dapperheid benoemd hebben; daar , veel waarfchynlyker, de reden hierin to zoeken zy, dat dee- ze Volken, vooral in den ftaat hunner onbefchaafdheid, de DER ItANTIAANSCHB wItSGEEittl. 389 de dapperheid voor de voornarnite, zo niet de eenigite, Deugd hielden. Vanhier komt de Schryver 233) op het hoogfle goed. In den zin dat hoogJie goad betekene het opperlle goed, dat aan geene andere voorwaarde ondergefchikt is, is het de Deugd; doch hoogite kan ook aanduiden volcindigde, volmaakte (confummativum), en dewyl de Deugd nog met bet geheele en vokindigde goed , als voorwerp van be- geervermogen van eindige redelyke wezens is, moeten zo- danige wezens tevens gelukzatigheid begeeren , wyl zy dezelve behoeven volgens hunnen aard ; waar uit dan eindelyk (S. 237) de onfterffelykheid der Ziele wordt afgeleid. Het bewys loopt aldus: Dewyl een redelyk 9, wezen in geen tydpunt van zyn bettaan volmaakte Hei- ,, ligheid wel kan naderen, doch nimmer bereiken, en 9, de Heiligheid als praaisch noodzaakelyk geischt wordt ; zo kan dezelve , alleen in een voortgang „ welke in het oneindige voortloopt , tot de volkomen 5, evenredigheid aan dat ide aangetroffen worden. Dewyl nu deeze nimmer eindigende voortgang niet „ mogelyk is, dan alleen in de veronderftelling van een „ in 't oneindige voortduurend bettaan en een volhar- „ dende Perfoonlykheid van het zelfde redelyke Wee- „ zen; zo moet volgen, dat het hoog/le goed alleenlyk, „ in de onderttelling van de onflerflykheid der Ziel , „ praftisch mogelyk , en dat deeze onfterflykheid voor een postulant der zuivere prnaifche reden te houden „ zy.” Wy willen tegen dit bewys, als geheel prac- tisch, en als postulant der praaifehe reden, om in de taal van KANT te fpreeken, niet inbrengen; doch aan- merken, dat het ons voorkomt, dat het als betoog, in ge- woonen zin, geen klem heeft ; want, naar dien redeneer- trant zou men, onzes inziens, ook kunnen befluiten, dat, ware het mogelyk, dat dit hoog/le goed of die heilighcid ten eenigen tyde bereikt werdt door eenig redelyk wee- zen , hetzelve dan de verwagting van voortduurend be- ttaan ware afgefneeden. Op dezelfde wyze wordt ook beflooten tot het beftaan van God (§. 238), en het bewys komt kortlyk hier op neder. De twee deelen van het hoog/le goed zyn heilig- heid en gelukzaligheid. Zie boven. Dezelfde redenen die 'er pleiten. your eenen altoosduurenden voortgang van bet eene, pleiten ook voor her andere, te weeten ge- lukzaligheid: doch daar die gelukzaligheid, een oorzaak, LETT. 1798. NO. 9. C c ad- 90 E GreczEira adxquaat dat gewrogt moet hebben , kunnen wy het Beflaan van God als postulant der zuivere pra8ifche reden aanneemen. — De Leeiers worden herinnerd, dat de Auteur in bet voorige Deel zyn werk gemaakt heeft, de gewoone bewyzen voor het Beflaan van God, opperfte Oorzaak van alles, te ontzenuwen; doch deezen, en wy met ben , zullen niet„ kunnen nalaaten te wen- fthen, dat by ons daarvoor lets beters in plaats gegee- ven hadt. Wat bewys klemt meerder, wanneer ik uit de veronderftelde en geWenschte volmaakte Gelukzaliglxid be. Iluit tot het beftaan van; een volmaakte Oorzaak dier voor. onderttelde Gelukzaligheid, of wanneer ik uit de bemiusta onderttelde Gelukzaligheid, of wanneer ik uit de bemiusta held van myn aanweezen , uit de overweeging der zo verwonderlyke inrigting alter dingen , waarvan ons elks befchouwing doet verbaazen, befluit tot eene oppertte en wyze Oorzaak van alles? Veel verfchilt hierin het oor- &el van VAN HEMERT van het onze , welke zig, on- der anderen , in zyne Voorrede voor bet derde Deel, bladz. 17 aldus uitlaat: Dit ons proefhoudend Woof wordt wyders door deeze- zelfde Wysgeerte, in volkomen zekerheid gefleld tegen alle de aanvallen der ditheisten, en der ge. gefleld tegen alle de aanvallen der ditheisten, en der ge. nen, die, in onderfeheiding der Theisten , aan eene trans- nen, die, in onderfeheiding der Theisten , aan eene trans- fcendentale Theologie alleen plaats geeven. Gelyk zy ons fcendentale Theologie alleen plaats geeven. Gelyk zy ons hoop wel duet opgeeven , am de tegenwerpingen van deezen doginatisch re wederleggen ; zo benceint zy echter tevens aan de pylon dier ongeloovigen alle ftherpre, en doet ons , als de Leviathan by sob, de drilling der lance belagchen. als de Leviathan by sob, de drilling der lance belagchen. — Dan, hoedanig dit, ook zy, zien wy Diet, wat nieu- We bewyskragt de Critifche Wysgeerte daaraan gegeeven heeft; daar deskundigen weeten, wat 'er over de begeerte tot hooger gelukzaligheid, als een bewys voor voortduu. rend bettaan, enz. gefchreeven is. Of ik zeg, De inensch heeft bezef van verlangen naar hooger gelukzaligheid, als in zyne ziel ingeweeven , of de Pra6ifthe reden eischt of veronderflelt het hoogfle good , als eon Posrulaar, dit , dunkt ons , zal toch na genoeg op hetzelfde uit- komen. Dus verre hebben wy wel het belangrykfte, dock niet• het grootfle, gedeelte van den inhoud deezes Boekdeels doorgeloopen. Dewyl echter onze Recenfie reeds vry uitgebreid is geworden , zullen wy van het overige flegts den voornaamen inhoud onzen Leezeren mededeelen, zon- der 'er verder eenige aanmerkingen over te maaken. De Auteur handelt voorts over Oordeelskragt in 't algemeen; over DER KANTMANSCHE WYSGEERTE. 391 fiver den fmaak of het vermogen om het fchoone te be- oordeelen, derzelver Former; over het onderfcheid tus- fchen het fchoone en het aangenaame; over het zeggen: over den fmaak valt, niet to oordeelen; over de vraag gaat in het oordeel ovan fmaak het gevoel .vdn lust vddr de beoordeeling van een voorwerp, of de beoordeeling vOofr het gevoel? — Van het verhcvene; verdeeling daarvan; konst, genie. Op bladz. 208 wordt, zo wy denken, door den Uitgeever ons herinnerd, „ dat de Heeren Logici zeer verkeerdelyk het woord fymbolisch tegen intuitief „ hebben overgefteld. — Daar het intuitive der ken- „ nis tegen het discurfive moet worden overgefteld, ge- „ lyk ons de Wysgeer van Koningsberg geleerd heeft.” Deeze verdeeling intusfchen der kennis in intuitief en discurfief is zo gemeen in veele van 'de gewoone fy- ftemaas van Logica , ten minflen van hen , die de voetftappen van den beroemden WOLFF volgen , (Zie by. V. BAUMGAItT. Log. §. 369 --- A. BOEHMII Log. §. 219 ENGELHARD. Log. §. 173 en 174), dat wy ons verwonderen, hoe wy dit almede door den Wysgeer van Koningsberg hebben moeten leeren. Eene byzondere Afdeelisig voert ten opfchrifte: Teleo- gifche Oordeebkragt, dat is, over het beoordeelen der oog- merken en doeleinden der dingen. Liefhebbers der Wys. geerige Gefchiedenis weeten , wat door zommige ouden en uit de laateren door DESCARTES en MALTPERTIRS hier- tegen is ingebragt. Van het historirche van dit verfchil wordt bier niet gemeld, maar de Auteur tragt de gren- zen op, te geeven , binnen welke dit oordeel moet be. perkt zyn. — Eindelyk wordt alles befloten met eene Verhandeling over de Grenzen der menfchelyke Kennis. De Leezer , die zig ons verflag over den inhoud der voorige Boekdeeltjes herinnert, byzonder wat 'er ge• zegd is over Kennen en Weeten, over de fpeculative ken- nis omtrend de onfierfelykheid der Ziel, Beftaan van God, enz. kan genoegzaam opmaaken , wat bier verhandeld wordt, 't geen een kort refitltaat is van al het geen ten dien opzigte verhandeld is. Aldus Leezers ! hebben wy u in vier Voordragten, met de voornaarnfte onderwerpen der in Duitschland zo veel gerugtrnaakende Kantiaanfihe. Wysbegeerte be- kend gemaakt. Wat lot dezelve in ons Vaderland wil hebben, is niet te bepaalen. Eenigermaate werden onze Landgenooten daarmede bekend gemaakt door de Holl. C c a Maas. 392 BEGINZELS DER ICANTIAANSCHE WYSGEERTE. Maatfch; der Weetenfchappen , welke voor eenige jaaren de Vraag voorftelden Wat men te denken hebbe van het Moreele bewys van Gods aanweezen, en wel, zo als haze/vet door KANT is opgegeeven, •als ware, dit het eenige? De door KANT is opgegeeven, •als ware, dit het eenige? De Antwoorden zyn te vinden in het XKVIII Deel der Ver- hand. van voornoemde Maatfchappy ; de twee eerfte Antwoorden van J. C. SCHWAB, Hoogi. te Stuttgard , en 1'. D. BEHN, Leeraar aan het Gyn2nafium te Lubek, zyn ter wederlegging van het gevoelen van KANT ; terwyl in het derde Antwoord van L. H. jAcon, HoogL te Halle, het gevoelen van KANT duidelyk en uitvoerig is voorge- fled. Wat men ook over de Kantiaanfche Wysgeerte rnoge denken, wy hebben geen reden met den tweeden Verhandelaar te ftellen, pag. 158. Num Jerio , an tit Sophillas lute cetatis irrideret, id fecerit, dic7u mum. Of KANT dit in ernst gedaan hebbe, of om de Sephisten van zynen tyd te befpotten , valt bezwaarlyk te zeggen. Uitzichten in de volende Eeuw; een kken Volkshoek, het welk zo wel voor yoden als Christenen belangryk is, en van beiden verdient gelezen te worden. Uit het Hoog. duitsch van R—n E—rt ,vertaeld, en met eenc Opdracht, Voorrede en dfentekeningen vermeerderd, door J. w. BUS- SINGH, V. D. M. Te Rotterdam, by N. Cornel, 1797. SINGH, V. D. M. Te Rotterdam, by N. Cornel, 1797. In gr. 8vo. 8o b/. Mel een Voorwerk van 48 Ll. De zonderlinge Tite/ van dit zogenaamde Volksboek maakte ons al aanilonds naar den inhoud begerig, dien, wy nu ook betuigen niet Min zondelling gevonden te hebben. De Schryver van hetzelve grondt zyne uit- zichten in de volgende Eeuw op den toetland des Kris. tendoms in onze dagen. Zeker hebben vele ernftige vere- rers van Jefus' Godsdienst daarop , tegenwoordig , met hem hunne aandacht gevestigd. De veritandigften ont- veinzen niet, dat van verfcheiden kanten het uitzicht in het toekomende zich wel eens zeer donker voordoet. het toekomende zich wel eens zeer donker voordoet. Maar zy menen hierby in de wysheid van Gods beftel nederig te moeten berusten. Zy houden zich verzekerd, dat jefus voor zyn ryk op garde blyft zorgen; dat zyn en der menfchen Vader uit de zwartfte duisternis het hel- derst licht kan fcheppen, en door die overtuiging verke- derst licht kan fcheppen, en door die overtuiging verke- ren zy dikwyls in de blymoedige hope ,. dat God uit zo- ren zy dikwyls in de blymoedige hope ,. dat God uit zo- ve- UITZICHTEN IN BE VOLGENDE EEUW. 393 vele wezenlyke en fchynbare verwarringen , als thans plaats hebben , ligt fpoedig, naar zyn altoos weldadig plan, de heerlykfte orde zal doen geboren worden. Maar de Schryver van dit kleine Volksboek houdt zich met deze algemene , recht Kristlyke, verwachting niet te vrede. Hy voedt veel bepaalder uitzichten , die wy ons verheugen zo weinig zekerheid te hebben; want zy zyn, in de daad, van een' zees droevigen aart. In overweging .nemende bet over hand toenemen van het ongeloof, dat by ,aan den geest Van Revolutie, vooral, zo als die ten tyde van het Schrikbewind onder ROBESPIERRE in Frankryk- heersch- te, voornaamlyk toefchryft, voorziet by als waarfchyn- lyk : „ Daer God, naer zyne vrye verkiezing, met zyne • genade aen geen yolk verbonden is , zo zal by de • Christenen , zodra bet Christus verwerpend ongeloof onder, hen den hoogstmoogelyken trap bereikt heeft , • wederom verwerpen , en daertegen het Jaodfche Volk, 91 het welk , wegens hetzelfde ongeloof, reeds zoolang • verworp.en was, weder op- en aennemen." Deze ver- wachting worth op de volgende gronden gebouwd: I. Het is duidelyk , dat de Christenen in onze dagen tot die getteldheid gekomei zyn waartoe de joden kort vdOr hunne verwerping gekomen waren. IL De waste hoop op ene zekere aanttnde algemene bekeering der Joden. Van bladz. 1-37 worden deze beide ftukken ontwikkeld. De Schryver gaat hierin taarnlyk vernuftig , evenwel verre van overtuigend, te werk. Hy zelf geeft daarom ook geen onbepaald geloof aan zyne bange verwachting, maar erkent Never, dat dezelve, indien men zich, bekere, nog afgewend kan worden. Met dit inzicht befteedt by de grootfte heeft van zyn gefchryf aan gemoedelyke verma- ningen tegen het .ongeloof, en tegen de zogenaamde Neo- logen, byzonder de Duitfche, onder welker getal by niet alleen de bedekte vyanden des Kristendoms, gelyk 'er zodanigen wezenlyk zyn , maar ook alien betrekt , die maar vryer denken , en van zyn ftelzel van rechtzinnig- held enig opzicht durven afwyken. Het gehele opftel is blykbaar met ernst en hartlykheid, maar met een be, krompen geest gefchreven , en de verregaande bitter, held, die overal in hetzelve doorfchynt , heeft ons dike, wyls , onder het lezen ergernis verwekt. Hoezeer- de Schryver zichzelven van onverdraagzaamheid tracht vry te pleiten, wy kunnen niet afzyn hem den haatiyken felt. tengeest in ene mime mate. toe te kennen, Wat moeten C c 3 wy, 394 UITZICHTEN IN DE VOLGENDE EEUW. wy, b. v. van den man denken, die bet Religions-Edit van Frederik Wilhelm als zeer verilandig pryst, en dien Vorst om dat verachtlyk voortbrengfel van gewetens- dwang grootlyks verheft? Ook zyn zyne itaatkundige denk- beelden, die by aanhoudend te pasfe brengt, reeds lang vertleten, en valt bet waarlyk niet te wenfchen, dat de- zelve ooit weder in den fmaak onzer Nederlanders val. len zullen. Als een hardnekkig voorliander van bet Vorstlyk Despotisme , predikt by gedurig ene lydelyke gehoorzaamheid, waartoe by dan de lere der Kristlyke onderwerping, naar zyne bekrompen inzichten, jammer- lyk misbruikt. Over het geheel zyn de wapenen, welke deze verdediger des Kristendoms , of liever der oude orthodoxie, bezigt, ons toegcfchenen weinig gefchikt te zyn om de flagen of te keren waarmede bet ongeloof en ene gebrekige opklaring, thans dreigen. Wy vinden des ook gene reden den Vertaler, hoe hoog by zelf zy- nen arbeid fchatten moge, dank te betuigen, voor dat by zyne Landgenoten een Werkjen in handen geeft en aanpryst, dat ligt ibmmige kleine, bekommerde, zielen met vreze en fchrik vervullen, maar voor bet overige (wy vrezen het) gene overtuiging, gene wezenlyke Ver. betering, zal uitwerken. Samenliel van Heelkunde, door )IENJAMIN BELL. IIde Deels 3de Stuk. Met Plaaten. Utrecht en Auger- dam, by G. T. van Paddenburg en Zoon, M. Scha- lekamp en W. Holtrop, 1797. In gr. 4to, in 't gelled 128 bl. pit Stuk van het zo voortreffelyk Heelkundig Werk Van BELL (*), waar mede des*elfs Tweede Deel ten einde loopt., begint met bet XXX en eindigt met het XXXVI Hoofdttuk. In het zelve worth gehandeld over de ziekten van den Mond , die der Ooren, den fcheevere ilals, de ziekten der Tepels , de Etterdrachten en de Won- den, welke laatuie {toile echter alleen maar voor een den, welke laatuie {toile echter alleen maar voor een gedeelte in dit Deel word afgehandeld; zullende het overgebleevene het.begin van het Derde Deel uittnaaken. Van al het weetenswaardige, 't geen in dit fink voor- komt, (*) Zie van het voorige Stuk bier boven , bl. 112. E. BELL, ZAMENSTEL VAN HEELKUNDE. 395 komt, een behoorlyk bericht te geeven, loopt buiten ons beftek ; wy zullen ons hierom thans alleen tot de be- fchouwing dier zoort van Tandpyn bepaalen, die door de blootlegging der tandzenuwen wordt veroorzaakt, en tot de verfchillende manieren van tandtrekking : naardien dit eene ftoffe is van algemeen gewigt, in welke de meeste onzer Leezers wel reden zullen hebben van eenig belang te ftellen. De Tandpyn eener zogenaamde holle Kies of Tand ontttaat, volgens de waarneemingen des Schryvers , niet alleen uit bet blootleggen der tandzenuwe , maar daaren- boven uit een vermeerderden graad van prikkclbaarheid, of liever gevoeligheid dier zenuwe ; want doorgaans volgt , op het afbreeken van een Tand, geenzins eene aan- houdende pyn, en dikwyls vergaan de Tanden en Kiezen in den mond, zonder veel pyn. De voornaame oorzaa- ken dier vermeerderde aandoenlykheid zyn alle zoete, zuure en prikkelende , voedzels en lekkern yen, bet mis- bruik der tandeftookers, de op de Tanden vallende ver- koudheden, enz. Zomwylen ontflaat het Tandbederf, met alle zyne toe- vallen, alleen uit eene inwendige fcherpte der vogten , die zich op de Tanden werpt. In deeze omttandigheden valt de ftoffe op eene Kies of Tand, doet dezelve bederven , en zo men hen doet trekken , wordt ftraks weder een andere aangedaan , en zo vervolgens. Zo ras men dit befpeurt, moet men , zo het niet om byzondere redenen van te vreezene fistels,enz. noodzaakelyk is, een einde maa- ken met T€nden uit te trekken, dewyl de kwaal haastiger ken met T€nden uit te trekken, dewyl de kwaal haastiger voortloopt , naar maate men meerder Tanden doet uittrek- ken, en dus het geheele gebit fpoedig wordt vernield. Wat de behandeling van meer of min bedorven Tanden betreft, veelen zyn van oordeel, dat men de bedorven deelen met vylen , enz. moet wegneemen ; doch onze Schryver keurt zulks ten hoogften af, als hebbende fteeds waargenoomen, dat het bederf daar door nooit wordt ge- ftuit, maar daarentegen voortloopt, naar maate men meer- der van de reeds bedorvene zelfftandigheid wegneemt. Beter oordeelt by het de holte te vullerr; ten welken einde men gebruik kan rnaaken van Gorn-Lak, ?Pasch, Mastich, enz. doch boven alles, zo de holligheid van bin- nen groot, maar de opening naar buiten klein is , van Tin, Zilver of Goud; kunnende men die metaalen niet vast genoeg doen zitten, wanneer de openingen der be- C c 4 dor- 396 B. BELL dorven Tanden te ruim zyn. Nog moet men, eer men tot het vullen der Tanden overgaat, aan de ontblootte zenuwen eene genoegzaame ongevoeligheid bezorgen, om de daar door veroorzaakte dtukking te kunnen verdraa. gen. Zo dit niet van zelven door de blootftelling der zenuwen veroorzaakt is, kan men bet doorgaans bewer- ken , door dagelyks, eenige reizen, eenige druppels, die van Nagelen, Thym, Marjolein, enz. in de holligheid te doen druipen. Men moet zich wagten voor koude , en het hoofd des nachts warm toedekken. Ook moet men de vochtigheid, zo veel doenlyk, vermyden ; heb- bende de Schryver meermaalen waargenoomen , dat be- wooners van vochtige huizen , die aan Tandpyn zukkel- den, van die kwaal verlost wierden , zo ras zy een drou- ger woonhuis bekwamen. Wanneer de Tandpyn ontttaat uit medelyding van een of meer Tanden met andere deelen , of uit fcherpe ttoffen, die een anderzins geheelen en gezonden Tand aandoen , kan men dikwyls nut hebben van blaartrekkende Pleis- ters, de Ele6triciteit, den Koortsbast, enz. naar den ver- fchillenden int der gevallen. Doch wanneer de kwaal baaren oorfprong neemt uit bedorven Tanden, en dus uit geprikkelde blootliggende zenuwen , dan zyn alle der- gelyke algemeene middelen te vergeefsch. Dikwyls vond de Schryver veel baat by de Campher , of het Heul- zap , of ook by aftrekzels dier bereidingen. Dit of dergelyke dingen niet helpende , raadt by tterke bytmid- delen aan, en wel boven alien het intteeken van een klein itukje Helfchen Steen in de holligheid. Zo dit middel ook Beene baat aanbrengt, moet men zyne toevlucht nee- men tot bet doodbranden der aangedaane zenuwe , door tniddel van een gloeijend yzer, 't geen evenwel zo ge- makkelyk niet in zyne werking toegaat, dan doorgaans onderfteld wordt; dewyl men , om daar uit het rechte nut te trekken, het brandyzer dieper in de holligheid van den Tand moet dryven dan de meeste Lyders willen toettaan , dewyl men niets heeft gewonnen, zo men niet in ftaat zy om de zenuw tot aan het uiterst einde van den wortel te vernietigen. Vervolgens gaat de Schryver over tot eene naauwkeu- lige befchryving der Werktuigen, die het gevoegelykst in het gebruik zyn , wanneer de hardnekkigheid der Tandpyn, of andere redenen, het uittrekken der aange- daane Tanden noodzaaklyk maaken. Naauwkeurig be- fchryft ZAMENSTEL VAN TIEELKUNDE. 397 fchryft hy de manier, op welke de Sleutel, daar roe thans voornaamelyk in gebruik, werkt, gelyk ook, waar derzelver gebruik voornaamelyk te pas komt , of waar men daarentegen met de gewoone Tandtangen kan vol- ftaan, Hy befchryft ook een Tandtang met beweege- lyke bladen en een ondertteuner vourzien , die in het BritscA MageLun van het Jaar 1762. befehreeven is, en die in veele omftandigheden veiliger en onpynelyker werkt , dan de gewoone werktuigen doen. Intusfchen Madden wy wel gewenscht, dat de Schryver dit Werk, tuig, met wat meerder duidelykheid en uitvoerigheid , befcbreeven had. Zeer aanmerkenswaardig zyn de denkbeelden des Schry- vers ten opzichte der ttompen en nagebleevene wortels van Tanden en Kiezen , en de bezwaarlykheid om de- zelve weg te neemen. Over het algemeen befchouwt men zulks bezwaarlyker dan het wegneemen van geheele Tanden. Doch de Schryver oordeelt daar geheel anders over, zo maar de kroon een tyd lang is afgebrooken of verteerd geweest. In dit geval verliezen de wortelen , die thans van elkanderen gefcheiden zyn , hun fteun, zy ryzen op, en de kas groeit in evenredigheid van beneden dicht, dus worden zy doorgaans allengskens uitgedreeven en vernietigd, of zo zy door middel van den hefboorn moeten worden uitgeftooten, zal daar toe thans oneindig minder kragt noodig zyn, dan plaats had, toen zy hun ftaat van volkomenheid waren. Onder anderen , fpreekt de Schryver ook uitvoerig over de afgelegene oorzaaken van dat bederf in de Tan- den , 't welk dezelve zo dikwyls , zomwylen zonder, , doch doorgaans met , eene hevige pyn vernielt. Gaarne ftemt hy toe , dat het byten op harde dingen, als nooten, fteenen van vruchten, enz. door het verglaas- zel te doen affpatten , daar aanleiding toe Iran geeven. Doch daarentegen merkt hy ook aan , dat de Tandeu dikwerf van achteren en van ter zyde worden aangedaan, op plaarzen , op welke bet nadeel eener onbehoorlyke drukking met geene mogelykheid heeft kunnen werken. Verder onderzoekt hy, of eene verwaarloozing der Tan- den, door morsfigheid, bier toe ook aanleiding geeft , 't Been hem , volgens zyne .genoomene proeven, ook niet aapneemelyk voorkomt. Dever gelooft hy , dat 'er eene- byzondere kwaadzappigheid plaats heeft, die zich voornaa- C c 5 me- 398 B. BELL, ZAMENSTEL VAN NEELKUNDE. melyk door haare vernielende werking op de Tandert openbaar maakt. Hoe pryzenswaardig ook de zindelykheid zy, om zytt Mond en Tanden behoorlyk te reinigen , zo merkt de Schryver teffens te rechte op, dat dezelve, door het ge- bruik van ongepaste middelen , dikwyls ten hoogfien na. deelig kan worden , en dat niets de Tanden tneerder be- derft, dan de meeste zamenftellingen van poeders en wa- tertjes, die van- een zuurachtigen aart zyn. Vooral zo ten dien einde mynitoffelyke zuuren worden gebezigd. Ondertusfenen merkt by aan., dat de vuiligheden, die de Tanden zwart maaken, even goed kunnen weggenoomen worden door loogzoutige dingen , die op het verglaaszel der Tanden geed vat hebben , als door de zuuren , die dit zo noodwendig bekleedzel der Tanden vernielen. Eene fluke ontbinding van Spaanfche zeep, met een fchuijertje 2angebragt, is ten dien einde een alleruitmuntendst mid- del ; terwyl ook eene ontbinding van Wynfteenzout zeer goede uitwerkingen doet. Naardien 'er by lieden, die ttan vuile Tanden zeer onderhevig zyn, doorgaans eene rottigt3' gefteldheid in den Mond plaats heeft, verdienen bederfweerende middelen bier ook aangepreezen te worden, en wel inzonderheid de Tintuur van den Koons- bast, van welke de Schryver, in zulke omftandigheden, tot het bewaaren van de glansrykheid der Tanden, dik- Wyla met een zeer goed gevolg gebruik gemaakt heeft. Vaderlandfthe Historic, vervattende de Gefe.hiedenisfen der Yereenigele Nederlanden, zints den aanvang der Noord- Aneticaanfche onlussen, en den daar nit gevolgden Oor- log met Engeland en deezen Staat , tot den tegcnwoor- digen Tyd. Uit de geloonvaardigge Schryvers en egte Gedenkflukken zamengefield. Met Plaaten. Ten Vervalge ap j. WAGENAAR'S Vaderlandfche Historic. XVII Deel, 2"se ihnilerdana, by J. Allart. In gr. 8vo. 423 bl, „y zullen 't geen wy ten agteren zyn in het ver- 51 melden van de uitgegeeven Deelen deezes Werks, , dit Jaar , tragten in te haalen ," luidde onze belofte by de aankondiging des XVI Deels (*). Ter vervulling bier (*) Zie bier boven bl. VERVOLG OP DE VADERL. DISTORIE. 399 bier van vatten wy het XVII Deel ter hand. Wy tref. fen 'er naar gewoonte drie Boeken in aan. — De Hoofd- Ooffe van het eene geeft de Schryver by den aanvange Inlet deeze woorden op. ,, In onze Gefchiedkundige opgave van het voorge. vallene in Holland, ten deezen zo drukken en woehgen Jaare (1787) waar in onze Staat eene Omwenteling be- proefde, welker gelyk of wedergade de Vaderlandfche Historie niet oplevert, hebben wy niet, dan in het vow.- bygaan gefprooken van twee Steden , die alleen gezegd rnogen worden, den Bewerkeren dier Staatsomwentelinge wederftand geboden te hebben. Met voordagt befpaar. den wy deeze voor de laatfte in de befchryvinge van deeze ontzettende Gebeurtenis, en zal dit Boek gevolg. lyk vermelden, wat Gornichem en Amflerdarn te beurte Aue/. Als welke eerstgemelde Stad, in den beginne der inrukking van de Pruisfifche Krygsmagt, zich, ter afweering van tilt KrygsgeWeld voor een korte wyl fchikte, terwyl de faatstgenoemde het eenigen tyd uithardde eer zy voor Rrygsgeweld bukte." De verdeeldheid tustchen de Regeeringsleden te Gor- nichem, met de claar uit vloeilende firydige werkzaamhe- den, wordt uitvoerig, befchreeven: als merle hoe de Afzet- ting van eenige Regeeringsleden, op eene verbintenis tuz- fcheti de Gornichemfche Patriotten vo/gde. Een zegepraal van korten duur. Naar deeze Veste trokken gedeelten van Schutteryen en Genootfchappen , om dezelve te he- viaaken, en te verdecdigen tegen een aanval. van 's Prin- fen Krygsvolk uit Gelderland; want men lachte, gelyk elders, met de gerugten van de aannadering der Pruisfi- fche Krygsbenden, en hieldt deeze voor onmogelyk. Ver- fterking van Krygsvolk werd ook derwaards gezonden. ALEXANDER PHILIP VAN DER CAPELLEN werdt het Be. velhebberfchap over Gornichem opgedraagen. Met hoe Veel tegenzins hy het aanvaardde, en wat hy enter deedt, ont1noet eene breede befchryving , als mecie zyn gedrag by tide aannadering der Praisfen , met zyne verdeediging van 't zelve. 's Mans wegvoering na Wczel, zyn verblyf in. den akeligen kerker , zyn ontflag en kort daar op volgende dood, wordt hier befchreeven , en bef/ooten met eene trelfende verklaaring van CAPELLEN TOT pgm MARSCH deswegen. Waar op de Gefchiedboeker voort- wart. Wanneer wy deeze betuigingen zo des Com- mandants van Gornichem zelve, als van zynen Bloedver. Wt11;t V t2 VERVOLG want , getiaafd door de verklaaring der Heeren van de Commisile tot verdeediging van Holland en de Stad Utrecht (*) in aanmerking neemen , en 'er by voegen dat Scbryvers der Prinsgezinde Partye den verdeedig- loozen ftaat van Gornichern erkennen (t), is 'er alle re- den , om, als eene ydele fnorkery, te wraaken, den op- hef van Gornichem's verdeedigbaaren ftaat op dien tyd , befchreeven als eene voortreflyke Vesting, voorzien van alles wat een langen tegen weer gemaklyk kon maaken; zo dat de Hertog VAN ARUNSWYK 'er binnen komende, zich zoo zeer verwonderen moest over de groote toebe- reidzelen der Patriotten, als het weinige gebruik dat zy 'er van gemaakt hadden ; derwyze daar by erkepde dat de plaats het zes weeken tegen den hevigften aanval hadt kunnen uithouden ; daar de voorraad van Mond, en Krygs- behoeften zo overvloedig was. — Als mede, dat men, van die zyde, den Heer VAN DER. CAPELLEN zogt zwart te maaken, en, voor een Man onwaardig die Post te be- kleeden, uit te kryten; met byvoeging dat de Pruisfen een zo fraay feel niet zouden gehad hebben, wanneer men den Collonel van STERNIACH een bekwaam Offi- cier, en yicerzugtig op het auk van zyn goeden naam, die te vooren te Gornichem het bevel voerde, Diet vas plaatst hadt G). Het deerlyk lot van die Veste, en van de Patriotten zo claar als in den omtrek, wordt met leevendige kleuren befchreeven, en herinnert ons aan de wreedheden der Pruisfifebe Benden , geholpen door Oranjegezinden dic bun wraaklust koelden. Langduuxiger, en met meer opmerkenswaardige, omftan- digheden gepaard, was de wederftand , dien ifenlierdani boodt. iftnlierdam de laatfte toevlugtplaats der Patriot- ten. — Dan, eer de Gefchiedfchryver tot het verhaal daar van toetreedt, boekt by hoe het zich VW den aan- yang des Jaars 1787 te dier Stede toegedraagen heb- be , tot den tyd des Belegs. Sterke woelingen volgden de een de ander op,, zo ten aanziene van de Regeering als van den Krygamad, de Burgerfocieteiten, en bet Wa- pea- (*) Zie onze Fader'. H:. XV D. bl. 183. (f) N. Nederl. 7aarb. 1787. bl. 5471. (I) PFAU, Gefthiedenis van den Fildtaekt 'er Pruisfin, I D46 bl• 47. OP DE VADERL. HISTORIEe 401 penhandelend Genootfchap, welke twee laatilen zich met den Krygsraad vereenigden , die Tegenwerkingen van verfchillenden aart ontmoetten ; doch in 't einde te boven gekomen, en geeindigd in het verkiezen van eenige nieu- we Raaden. Alles wat des voorviel wordt in 't breede geboekt, en met ophelderende Aanmerkingen doorvlogten ; als by voorbeeld. Wanneer de Gefchiedboeker het Ge- fchrift, de Afzetting eeniger Raaden vorderende , waar over zo veel te doen viel , geboekt hadt, laat by 'er op volgen : Schoon het woord Ondergetekenclen, by her. haalinge, in, dit Stuk gehoord werdt, las men onder bet- zelve geen den eenigen Naam. Een misftand , een gebrek zo in 't oog loopende , dat zuiks niet wel kan toegefchree- ven warden aan mange' van duizenden gereed om het. zelve met hunne naamen te bekragtigen; maar ongetwy. feld ontitaan, uit de vervroeging van Maandag op Satur- dag. De verhaasting waar mede dit alles gefchiedde, op den onwederftaanbaaren aandrang der Burgerfpeieteits Le- den, in den jongstverloopen nagt , hadt ten onvermyde- lyken gevolge , dat het dit Gefchrift aan deeze Naamg- tekening haperde ; doch men oordeelde dit gebrek , 't welk den inleveraaren niet kon ontvlieden , genoegzaam verholpen , door de daadlyke tegenwoordigheid der me- nigte , die met volvaardigheid dit Stuk zouden ender- fehreeven, en 'er de gewoone Bekragtiging van zodanige Verklaaringen aan gegeeven hebben. — Zulks bleek met de daad; want onmiddelyk naa de Inlevering, en on- der het raadpleegen over het zelve, werdt het voorgelee- zen aan de onderfcheidene Burger- Compagnien binnen , voor het Stadhuis, en op hunne Loopplaatzen vergaderd. Eenige betuigden daar over hun genoegen met eenpaarige Remmen, andere met eene groote en dus in geen twyfel komende meerderheid." Ben Raadsverandering, die met veele byzonderheden, bier vermeld , gepaard ging, en bet vuur van Partyfchap tot eene hoogte deedt opblaaken, tegen welke eene tier- ke afkondiging gefchiedde, welker kragt welhaast very- deld werd door de woelende Partyen; inzonderheid door bet oprigten eener Oranje Societeit en een Plan om van dien kant ook Geconflitueerden aan te ftellen ; waar uit beweegenisfen reezen, die tot het volflaagenst Oproer over- floegen , en wel inzonderheid moeten toegefChreeven worden tan het ter tekening leggen van een Adres aan Staaten van Holland van de zyde der Stadhoudersgezinden ont- war. 402 VERVOLG worpen. Even oproerig bedryf waar in de Patriotten de hoofdrol fpedden, en waaromtrent onze Gefchiedfchryver te recht opmerkt: „ De tekening van dit Verzoekfchrift was de aanleidende oorzaak tot deeze fchenddaaden door de Patriotten aangerigt; fchenddaaden, die nimmer zou- den gepleegd weezen , indien de Hoofeinflicier de aan- vanglyke itoorenisfen tegengegaan en geweerd hadt. — Dit oproerig bedryf der Patriotten was zo vreemd, dat, Wanneer de maare hier van zich elders verfpreidde, de- =lye naauwlyks geloof vondt, zelfs by de Voorftanders van Oranje. Verre was het zelve van voorfpraak of ver- deediging te vinden ; men beklaagde zich over dat bedryf, waar door men poogde eene zaak, die andere middelen ter verdeediging hadt, en gebruikte, met onbehoorelyk en altoos laakbaar geweld te bevorderen. En welke zydeling- fche aanduidingen zommigen ook mogen gegeeven hebben, als of deeze Plunderingen door Lieden van meerder aan- ziens dan de iiitvoerders zouden aangeftookt en berokkend zyn, en zy 'er zelfs deel in genomen hebben (*), geen bewys altoos is daar van voorhanden , en de toedragt der zaake zelve is genoegzaam, om, zonder zulks tegen elle waarfchynlykheid aan te veronderftellenhet voor- gevallene, zo zeer tot fchande der Pleegeren 5ftrekkende, te verk 1 aaren." De Plundering op Kattenburg, door de Prinsgezinden aantYevangen , wordt met vereischte kleuren gefailderd , als, mode die der Patriotten aan de Oranjegezinden aldaar, en hoe verder het Oproerig geweld de Stad doortoog , en hoe verder het Oproerig geweld de Stad doortoog , en van wederzyden de fchendzieke hand aan drie en veer- tig huizen floeg. Vervolgens verhaalt de Schryver de afzetting van DEDEL en BEELS als Burgemeesters; en van den HoOfdfchout BACKER ; hoe de beooging om Schepe- nen af te zetten faalt , en de arbeid aan een nieuw Stadsregeerings-Reglement verydeld wordt, door de komst der Pruisien. Hier breekt de Schryver den draad zyner Gefchiedenis- fe af, en vat ze in 't volgende Bock weder op met deeze woorden. , Eigen veiligheid te bezorgen , was bet doel en de werkzaamheid der geenen , die thans in Anafter- dam het roer der Stadsregeeringe in handen hadden , en der (*) Zie zulke vernmedens aangeduid in de N. Nederl. Jaarb. 1787. bl. 1072. 1787. bl. 1072. OP DE VADERE. IDSTORIE. 403 der zodanigen die uit den Krygsraad en de Geconftitueer- den uit de Burgery het zelve hielpen houden. Deeze veiligheid oordeelde men niet ten onregte dat in een fmauw en onlosmaaklyk verband ftondt met die van Utrecht. — Men berchouwde Utrecht als een Voor- muur van ilnallerdath , en Meld het daar voor, dat de veiligheid dier Stad, ja van geheel Holland, te hachlyker ftondt naar maate het Sticht door het verzwakken van het aantal bezoldigde Knegten , meer open lag." Van hier het voorftel om een grouter aantal Burgers uit Am- fierdam na Utrecht te zenden: dit werd afgeflaagen; doch Waardgelders werden 'er geworven ,en afgefcheept: Wagt- doende Burgers werden begiftigd; en alles wat ter verde. diging der Stad, kon dienen, kreeg cent nieuwe inrigting. De omliggende Posten werden verfterkt, terwyl de ver- zekeringen van der Pruisfen aantocht aangroeiden; en de maare van Utrechts ontruiming door der gevlugten komst (hier treffend berchreeven,) de uiterfte ontroering baar- de. Geweerde vrees voor oproer van binnen werd ver- vangen door vrees voor seen Beleg. „ Anifierdam, om des Gefchiedboekers woorden te be- zigen ," bevondt zich geheel afgezonderd van de Holland- fche Staatsvergadering , waar alles was omgewenteld. Die •groote Koopttad moest , in gevalle zy het hoofd , nevens andere Steden van Holland, niet in den fchoot lag, waar toe dezelve door Staaten van Holland wel aan- gemaand werd door eenen Brieve , doch welke geene Werking baarde, voor eigen verdediging zorgen, vteemd Krygsgeweld, 't geen uit de geheele taedagt der zaaken te wagten was , haare wallen mogt naderen." Raadflagen by raadflagen , geeindigd in een Raads- befluit om de Stad te verdedigen. Voorzorgen van bin- nen en buiten. Wederftreevingen te boven gekomen. Verfchillende inzigten. De Hertog VAN BRUNSWYK voortgerukt. Onderhandelingen: alles in 't breede ont- vonwd, eindigende in het opzeggen van den Wapenftil- Rand. Dit ontzettend opzeggen, op dat wy hier den Schryver laaten fpreeken, „ hieldt de Raad zo veel mo- gelyk verborgen. Anflera'ams Burgers, Inwoonders en de talryke menigte van gewapende Landgenooten, op dat Os, binnen die Veste verzameld, werden met den flag, in den vroegen morgen van den eerften van Wynmaand , gewaarfchuuwd, en uit den flaap gewekt.door het gebal- der des Gefchuts, het ontwyfelbaar teken eener vyand- ly- 404 VERVOLG lyke aannaderinge. Dit deedt om vyf uuren , elk o vol fchriks, opwaaken , en veelen ten huize uitfpoeden, out te verneemen wat 'er van dit donderend fchieten was. Gragten en ftraaten krielden welhaast van Menfchen, die elkander met de uiterfte ontzetting aanzagen. Eenigen itonden door fchrik en ontfteltenisfe als verftyfd , mis- moedigheid en wanhoop was op eeniger , fpyt en woede op anderer, aangezigt te leezen. De Gefprekken beant- woordden aan deeze Gemoedsbeweegingen. Aan Beene Gisfingen ontbrak het. De nabyheid der gebeurtenisfe deedt de ongegrondfte welhaast geheel verdwynen , als mede de niet onwaarfchynlyke, uit de fchynbaare naby- held van het Schutgevaarte opgemaakt , dat ilmfierdam reeds het daadlyk voorwerp was van 't Krygsgeweld. — IVIeerder kunde en wikkender bedaardheid beweerden eenen Aanval op de Buitenposten, die daadlyk plaats hadt. In- loopende berigten deswegen, onderfchraagd door waarnee- mingen van Toorens en hooge Gebouwen , ftemden za- men , dat de vyandlyke aanval gericht was tegen de voornaamtle veriterkingen omttreeks de Stad , aan de Duivendrechtfche Brug, te Ouderkerk, aan 't Weesper Tol- hek en aan den Dietnerdam. Dit ontzettend fchieten duurde van het aanbreeken des dageraads tot negen uuren voormiddags. Geen tusfchenpoozen van eenig belang braken dit dreigend gebalder af." Het verdedigen en vermeesteren dier Buitenposten, als mede van Halfweg, wordt met veele anders, zo 't ons voor- itaat , niet opgetekende byzonderheden befchreeven. De daar op gevolgde Onderhandelingen; het voorftel van den Raad om het op te geeven, onderfcheiden opgevat, en het Befluit der Regeeringe tot de Overgave , leveren aandoenlyk voorgedraagene Tooneelen op; dit doet ook het vervolg deezes Boeks de Gebeurtenisfen onmiddelyk naa de overgaave opgeevende. Met den aanvang des laatften Boeks , in dit Deel , fchetst de Schryver de eigenaartigheid om op Holland het voorgevallene in Utrecht ten deezen jaare te laaten volgen. „ Het zal," is zyne taal, ons tafereelen onder het oog brengen , die wel eene groote gelykaartigheid hebben met de van Holland gefchettle , doch teffens by- zonders genoeg om de aandagt uit te noodigen, te vesti- gen en gaande te houden. Schoon wy 'er het zelfde fpel van Vryheidsmin, worftelende tegen Verdrukking zien fpeelen,treeden 'er andere Perfoonen ter verdediging op het too- too- OP DE VADERL. H1STORIE. 405 tooneel, terwyl de Belaagers en Beftryders deers dezelf- de zyn ; doch geholpen en ondertteund door anderen van denzelfden ftempel." — De fchikking, in dit Boek ge- volgd , brengt ons , in de eertte plaats, onder 't ooge , 't geen dit fel gefchokt Gewest in 't algemeen raakt, en vervolgens het lot 't welk de Hoofdftad Utrecht op eene zo byzondere wyze trof , en ook de andere Steden , in dit Tydsgewricht , zo vol van de opmerkenswaardigfte gebeurtenisfen , overkwam. De flag van VAN EFFR- REN'S Krygsvolk tegen de Burgers, en der laatften zege- praal, komt op den voorgrond, gevolgd van andere ge- vegten. De fcheiding tusfchen de Stad en de andere Staatsleden, met de gevolgen , worth breedfpraakig be- fchreeven ; desgelyks het in that van verdediging bred—Len dier Stad, met de ontftaane onlusten. . Wy moeten het by enkel aanftippen laaten , hoe het gedrag des Rhyngraafs VAN SALM hier wordt toegelicht. Doch kunnen ons niet wederhouden , de befchryving van de verflagenheid der Burgery, by de Bekendmaaking der MIMI- ming, mede te deelen. „In dien akeligen nagt was de gehee- le Schuttery ongewapend opgeroepen en vergaderd, Naa Gen angstvallig verbeiden, kreeg dezelve kundfchap van de noodlottige gefchapenheid der zaaken , en hoorde te- yens den ontzettenden voorflag, om de Stad , zints zo ge. ruimen tyd bewaakt, befchermd, en verdeedigd, gewillig, en zonder het bieden van eenigen tegenftand, over te le- veren , met bygevoegde vryheid voor alien , die zulks mogten verkiezen , om na elders de wyk te neemen. — Men verbeelde zich op dien ftond Utrechts wakkere Schuttery ! Schoon veelen de nu losharftende bui had- den zien hangen, was de ontzetting algemeen ; en de ge. heele Stad een tooneel van verwarring , verbysterdhewl , en ftondt op veeler gelaad wanhoop en vertwyfeldheid ge- fchilderd ; terwyl de mond by veelen te beklemd was , om de vloeken , die anderen uitboezemden , te loozen. Dit laatfte was doorgaans het geval der minstkundigen. Anderen hadden een goed deel van den reeds zo veel on- heils fpellenden dag befteed met hunne beste tilbaare have in te pakken en weg te fchikken. 't Geen egter met zo veel omzigtigheids gefchiedde, dat geen uiterlyk vertoon verdenking baarde van het lot, 't,welk de Stad binnen kort over 't hoofd king. Het voorheen beim- lyk oppakken was nu onder de Patriotten een openbaar algemeen bedryf. Nevens het verzenden der goederen, LETT. 1798. NO 9. D d 't geen 406 VEAVOLG OP DE VADERL. HISTORIE. geen zeer bezwaarlyk toeging, moest men op Perfoonly- Ontkoming bedagt weezen; 't welk voor veelen niet min moeilyk viel. Rydtuigen waren naauwlyks of niet to krygen , de Schuiten en Vaartuigen tot zinkens opge- propt. Aanzienlyken niet al/een en de meesten die deel gehad hadden aan het jongtle alleen, bewind van zaaken , maar ook veelen uit den middelbaaren stand, en van geringeren doene , ylden, zo verre de belemmerende drang aan de Poorten zulks wilde gedoogen , ter Stad uit; 't geen zommigen der eerfte Aanvoerderen moeilyk viel. Dit gewoel, met gejammer gepaard , kreeg de Stad nog een toevoegzel , door de beangtten, de be- rooidenen kermenden , in de nabuurfbhap, welke , our op de best mogelyke wyze weg te komen , den weg na de Stad namen, en den bangen nags nog banger maakten. — De meeste Utrecht, lche Schutters ontdeeden zich ter- ltond van hunne wapenen, en bezorgden dezelve heimlyk op 't Stadhuis; eenigen tioegen ze nit fpyt en onder ver- wenfchingen aan ttukken ; terwyl anderen uit fpyt de wapenrusting in 't water fineeten. Treurtooneelen to eene Stad , die het hart moesten doen breeken , en nogthans eeniger ontmenscbten wellust waren!" Landreize naar de Oost- lndien, langs eenen tot heden nog nooit door de Europars bereisden weg ; door D. CAMP- BELL VAN BARBRECK , Esq. in eene reeks van Brieven aan zynen Zoon. Uit het Engelsch vertaald. Eerfie Deel. In den Hage , by J. C. Leeuweityn , 1797. in gr. 8vo. ,278 61. Ni"geheel onbekend zyn de Leezers van ons Maand- werk met de Reize, welker eerfte Deel thans voor ons ligt. Een onzer Medearbeideren heeft, in den voorle- den laare, het Mengelwerk opgecierd met eene en andere Ontmoeting deezes Reizigers, en daar toe de niet minst treffende uitgekoozen. Meer zou by 'er gewis uit ont- leend hebl-en , zo niet, gelyk meertnaalen gebeurde, eene Nederduitfche Vertaaling eens geheelen Werks , 't welk geen onaangenaam en leerzaarn onderhoud verfchafte , die bron van overneeming vertlopte. Men mag dit eene goedkeuring des Werks, by voorraad, noemen, en laaten ook de Uitgeevers des geheelen Werks fours niet na, in de Aankondigingen , op die overneemingen zich te beroe- pen. D. CAMPBELL, LANDREIZE. 407 pen. Zy vereeren , dus doende, onze keuze ! Doth of die een geheel Werk ter aanpryzinge verftrekt, is een an- der ftuk. — Ten aanziene van het Werk voorhanden, hebben wy niet kunnen nalaaten ons te bevreemden, dat wy, om tot den weg, tot heden nooit door Europeers be• reisar, te komen, een zo groot gedeelte deezes Eerften Deets betteed vinden , om ons van 0/1ende na Brugge , Gend, Brusfd, Luik, Gulik, Keulen, ilugsburg, Tyrol, Trente, Venetic en Triest te voeren ; immers de Brieven daar over loopen tot bl. 14g. Maar elk Schryver heeft zyn plan, en dat des Heeren CAMPBELL wordt door hem, in een kort Voorberigt, met deeze woorden opgegeeven. „ De gebeurdnisfen, welke ,, de volgende bladen bevatten , werden natuurlyk een • ruim onderwerp van gefprek met mytie Kinderen en „ Vrienden. Zy vonden 'er zo veel genoegen in, dat zy „ by aanhoudenheid by my aandrongen, om alles op het „ papier te ftellen, en hunne genegene partydigheid deed ,, hen vooronderttellen , dat het verhaal myner Reisge- ,, fchiedenis niet alleen aangenaam voor hen maar ook • belangryk voor het algemeen zou zyn. Ik ben verre ,, van te gelooven , dat, aan hunne begeerte voldoende, ,, bet gevolg myner pooging hunne verwagting zal billy- „ ken ; maar ik vertrouw, dat men ten aanzien van het „ geleerd zamenftel, niet te veel zal vorderen van iemand „ wrens leeven voornaamlyk aan de pligten van een • Krygsman en den dienst van zyn Vaderland gewyd ge- • weest is — en dat eene naauwgezette waarheids, liefde het gebrek aan fchryfwyze en fchikking zal ver- 1, goeden.” De Vertaaler berigt ons dat by , in het Znalytical Review, gezien hehbende, dat men den Schryver eenige al te groote breedvoerigheid toefchreef, de vryheid zou mogen gebruiken, om -zommige zaaken, voornaamlyk zeer bekende en dikwyls gezegde, en zulke die alleen in Brieven van eenen Vader aan zynen Zoon van belang kunnen zyn , voorby te kunnen gaan, als befchouwende dezelve van geen gewigt voor zyne Landgenooten. Hoe veel of hoe weinig, en van welk een aart in 't by- zonder, , deeze Uitlaatingen zyn, kunnen wy, by mangel van het Engeljche Werk by de hand te hebben, niet be- paalen. Indien een Vertaaler zich uitlaatingen veroorloft, met zulk eene algemeene aanduiding hangt het van hem af, zo veel en zo weinig voor zodanig aan te merken als D d z bet 408 b. CAMPBELL bet hem behaagt, en laat by den Leezer altoos in onze. kerheid wat hem by de Vertaaling onthouden is. By de leezing is ons gebleeken, dat de Vertaaler niet alles weggelaaten heeft wat gezegd zou kunnen worden van den aangeduiden Hempel te zyn ; doch wy verkeeren des in het onzekere. De Vertaaling zelve draagt blyken van verhaasting , of geene genoegzaame hefchaaving, zo niet van gebrek aan taalkennis ; het hapert niet zelden aan duidelykheid. De Reiziger ving zyn Tocht in Bloeimaand des Jaars 1781 aan. Het opftel is jaaren laater gemaakt, blykens de toefpeeling op de Franfche Sansculotten in den Jaare x794. Wy willen 't geen daar toe aanleiding gaf affchry- ven, eensdeels om van de gispingen des Bygeloofs, welke de Schryver ryklyk uitdeelt, een Baal te gee ven, en an- derdeels van de Vertaaling jets te vertoonen. ' , Gy zult „ opgemerkt hebben, dat in alle Roomfche Landen elke Kerk eene heilige kraam of liever een Mufeum is, al- waar men fchilderyen , ftandbeelden , gouden vaten, zilveren lugters, diamanten, krucifixen, en goden van „ allerlei gedaante en grootte, ter eere van het Opper- „ weezen, opgehoopt ziet. — Wanneer gy de menigte „ van geest/yken zaagt, waar mede de ftraaten en open- 0, baare wegen vervuld zyn , zult gy ten hoogften ver- „ baasd zyn. Hier, gelyk in alle roomfche landen, ko- ,, men zy met belachlyke kleeding en kaale hoofden , „ terwyl zy even als de zwermende Veil op en neder „ brommen — en met de iterkfte betuiging van vrywil- „ lige armoede in den mond en de oogen, die hemel- „ waards •gewend zyn, ftreven zy egter na de aardfche „ goedereq met de drift van een koppel jagthonden, en ,, de hebzugt eener geheele bende advocaaten. Met bela- „ den dyen, ik mag 'er wel byvoegen met beladen ar- „ men, want zy hebben groote zakken in hunne mon- „ wen, keeren zy na de groote korf te rug, alwaar, te- „ gen de wetten der byen , de hommelbyen in eenen „ luiledigen that leeven en hen plunderen. Ook tegen „ de gewoonte deezer nuttige Infe6ten hebben zy de „ byenkoningin verbannen, en dulden niet, dat lets vrouw- „ lyks hunne cellen nadere, maar zy houden die in naby „ ftaande korven, en bezoeken ze aldaar onder de be- guntbging van den nagt, en vervullen 'er in 't geheim „ hetgeen zy zig in 't openbaar ontzeggen het groot gebod der Voorzienigheid. ,, De LANDREIZE. 409 ,s De goederen der lieve - Vrouwen - kerk beantwoorden 111 aan haar uiterlyk aanzien , aangezien zy door eene „ groote menigte priesterlyke kleinigheden, fraaije graf- en gedenktekens, verrykt en vercierd is. — Wat het „ eerfte betreft , het gewaact van THOMAS A BECKET „ maakt een gedeelte uit der merkwaardigheden, die in „ deeze kerk bewaard worden. Deeze woedende en on- 9, buigzaame bedrieger was Aardsbisfchop van Canterbury, ,, en zyne poogingen, om den Koning zo wel als het Volk ,, van Engeland tat flaaven en aan den Pans cynsbaar „ te maaken, hebben hem den naam van heilig verwor, ,, yen , en zynen kleederen de eervolle bewaaring ver- „ fchaft , die ik vermeld heb. Maar om den geest en „ der fcherpzinnigheid van de heilige Vaders, die zig za „ lang .afgetloofd hebben met dezelven te bewaaren, vol.„ doening te doen bekomen, moet ik herinneren, dat zy „ met diatnanten of andere pragtige fteenen bezet zyn, of y „ met diatnanten of andere pragtige fteenen bezet zyn, of „ ten miniten waren. Denklyk hebben eenigen van de „ veele Priesters , die, zedert eeuwen- de bewaaring van „ deeze heilige, overblyfzels Madden, wyzer dan de ove- „ rigen, gedacht, dat, om in de kerken te liggen en van de „ alvertrouwende oogen der geloovigen, gezien te worp „ den, een weinig gekleurd glas even zo goed als kost- „ baar getteente was, en wyslyk de origineelen tot een ,, beter gebruik aangewend. Dit nu zo zynde, zou het „ voor de moederkerk, eenige troostgrond zyn, re beden- „ ken , dat ay de Sansculotten bedroogen bebben , die „ waarfchynlyk bezit van de pragtige kleederen van den „ heiligen THOMAS A BECKET genomen, en indien eeni- „ gen daar van, duurzaam genoeg geweest zyn otit ver- 99 maakt te kunnen worden, dezelve waarfchynlyk in Ian- 2, ge broeken veranderd hebben. 6 Schriklyk ! fehand- s) lyk ! affchuwlyk! dat de koninglyke MARIA, zuster van „ den grooten Keizer KAREL V, voor zo langen tyd , zedert „ de hervorming verloopen, voor eenen onmaatigen pry$ „ de kleederen van, eenen heilig gekogt , en onder den „ fchat van onzer, lieve-Vrouwen-kerk bewaard zou heb- „ ben , alien om in, het Jaar 1794 broeken voor de „ Franfche foldaaten daar van te maaken. Het was een „ tyd , in welken enkel de verdichting van zulk eenen „ kerkroof het halve Christendom de hersfenen beroerd „ zou hebben; maar in dit opzigt gaat het thans beter.” Vervolgens, in bet Tuighuis te Brusfel komende, brengt by de Yacob,ynen weder in het fpel, by de befchouwing D d 3 der 41 D. CAMPBELL der Wapenrustingen. De gruwelen van MONTEZUMA te Bier gelegenheid befchreeven hebbende , roept by uit: „ Wangedrochte! Vervoerder ! weg met uw nietig toyer- " gezang, gy huichelaars , die de gruwzaamheid van den „ tegenwoordigen tyd, de ilagting der Jacobynen, met de • misdaaden van her ongeloof wilt brandmerken, en deeze ss betreurenswaardige verwydering van de menschlykheid • aan den afval van het Christlyk geloof toefchryft. Zie op ,9 Mexico!" De gruwelen , daar gepleegd , vermeld hebben- de , vaart by voort : Leert daar uit wysheid , gy huiche- 1, laars ! En wanneer uwe vyanden noch door magt be- „ dwongen, wanneer hunne rooverfche en laage voordgan- s, gen niet geftuit kunnen worden , heiligt dan ten minften s, hunne verfchriklykheden, noch omfluijert hunne misdaa- s, den niet in de oogen der reden met die van zwarte verwens 9, en herinnert u, dat de flegtfle ook niet te zyn op eeni. „ ge wyze lof verdient, en dat de wreedheden der Jaco. s, bynen te Parys, hoe fchriklyk die ook zyn, barmhar- s, tig zyn in vergelyking met de Christlyke flagtingen in s, Mexico, Europa en Afie, waarheen het Pausdom zyne s, bloedige klaauwen zette.” De Schryver , dit vermeld hebbende, doet eene foort van Geloofsbelydenisfe, welke wy te meer willen affchry- yen, om dat daar uit zyn afkeer van de meeste Christen. aanhangen blykt, en dit eenigzins ten fleutel kan dienen, waarom in 't vervolg deezes Deels, in de fchets van Turken en Christenen, zo veel ten voor- en zo veel ten nadeele van de eerfte en laatfte vermeld wordt. „ Gy „ moet , uit het geen ik gezegd heb, niet befluiten, dat „ ik eene heimlyke verbittering tegen het Pausdom voe- „ de , gelyk zo veele mannen en nog meer vrouwen • doen, om dat deszelfs geloofsartikelen verfchillen van „ die, in welke zy opgevoed zyn ; ik denk , dat myn „ hart en myn verftand boven zulke vernederende voor- s, oordeelen verheven zyn; maar ik veragt al wat met het ” menschlyk geluk ftrydig is — de werkzaamheid van • 's menfchen geest nederdrukt — den ttroom van het • gevoelen ftuit, dien hindert, om de kennis van onzen s, toeftand te vermeerderen en die te verbeteren. Ik verfoei ss alle onbefchaamd en huichelagtig indringen der geestly- ,, ken in yolks- en familie - zaaken ; te meer, wanneer dit s, indringen eenen boozen grond heeft , en nog meer , „ wanneer hetzelve het momaangezigt der godvrugtigheid „ aanneemt ; want dit is tevens de menfchen bedrie- „ gen LANDREIZE- 411. • gen en Cod ontEeren. Al deeze oorzaaken van veraft • lchuwing zyn meer of minder met alle Christlyke Godsdienst- fekten gepaard , die der Kwakers uitgmcon- 2, decd. — Doch met het Pausdom meer dan met eeni- „ ge andere. — Men heeft aangemerkt dat , terwyl u de eerfte grondftellingen van het Christendom , zo als 5) het oorfpronglyk in de befchouwing was gegrond, vre- ,,, de en welgezindbeid jegens alle menfchen waren ; heir- , togten, vervolgingen en bloedvergieten, in de oefening, 5) deszelfs voetftappen, waar bet zich ook heenen wend- 5) de , gedrukt hebben, dat zyn weezenlyke zelfs door zy- 5. ne eigen dienaaren verdorven werd , die , met den 51 tempeffleutel voorzien , de bekleedzels van het altaar 59 fteelea om de wanftaltige en gebrekkige ondeugd daar mede te bedekken. — Maar de heldere ftraalen der • opgaande rede breeken thans met volmaakter licht over 1, het menschdom door, en haasten zich naar den middag. )) glans, voor welke zulke hersfenfchimmige gedrogten , 51 door godvrugtige bedriegeryen gebooren , zullen vet. 51 dwynen, en gelyk de grondlooze werkplaats der be-, 5) guichelingen zelfs geen overblyfzels nalaaten.” Met den XX Brief vangt eerst recbt de reis aan, die meet vreemdigbeden biedt. De volgende befchryven 41sppa, geeven ens. een berigt van de Turkfohe Staatsge. iteltenis en Regeering ; van bet Charatter der Turken. Breedfpraakig is CAMPBELL in de opgave van de Voon- oordeelen der Christen- Schryveren, en hunne valfche voordragten van de Turkrche Zeden en Godsdienst, welken laatften by verdeedigt. Ten deezen aanziene neemen wy de algemeene aanmerking des Reizigers over ; zy kan lichr verfpreiden over de vreemdheden welke wy bier ontmoe- ten. Myn oogmerk omtrent al het geen ik van de Turken gezegd heb is vooroordeelen te beftryden, geen. 21 yergelyking te maaken aan te toonen, dat, indien ,, de -Mahommedaanen ondeugend en flaafsch zyn , bun • Godsdienst en Wetten 'er de oorzaak niet van zyn , • u te overtuigen, dat de Turken niet bet eenig, yolk op • de waereld zyn , die, onder den uiterlyken vorm der „ heiligheid en des Godsdiensts , tot de affehuwlyktte • misdaaden in ftaat, en zomwylen geheel verftooken zyn ,, van alle aanfpraak op liefdaadigheid — dat , terwyl 5, men hen als een fteedsduurend voorwerp der aanklag- „ te en befchuldiging voorgedraagen heeft, zy enkel de- zelfde misdaaden begaan, welke bet geweeten op hunne D d 4 „ aan- 4I D. CAMPBELL, LANDRE/ZE. • aanklaagers zou hebben kunnen doen te rug ftuitem „ Indien wegens de verdraaijinge der Gefchiedenis ver- „ fchooning gemaakt kan worden , moeten wy wel in „ aanmerking neemen, dat de onkundige Roomfche Zen- 1, delingen der vroeger tyden ook aanfpraak op veront- „ fchuldiging , of ten minften op maatiging, mogen maaken. „ De onmatige yver deezer tyden verbood alle gebruik der • reden ; maar in deeze eeuw van verlichting en der bil- 1, Tyke denkwyze moeten de geenen , die uit boosheid „ valschheid berigten , minder verfchooning en minder „ geloof vinden. Het moet voor alle menfchen van • Godsdienst en braafheid fmertlyk zyn , te bedenken, „ dat Geestlyken, Leeraars der Christen Kerk, welke de „ bronnen der zuiverheid en waarheid moesten zyn , „ de eerften op de lyst der vervalfching zyn geweest.” By herhaalinge komen deeze en dusdanige aanmerkin- gen voor ; en gelooven wy 's Schryvers waar gevoelen, bl. 171, met deeze woorden vermeld te vinden. „ Indien • eens het Christendom en illohammedaansch Geloof zich ” in het Godistendom mogten vereenigen; (maar ook niet " anders) zouden" de bewoners van Sirie en Europa zig • geneigd voelen , zig als Medefchepzels te befchouwen." Wy hebben in dit berigt op deeze byzonderheid , den Godsdienst betreffende, wat meer ftilgeitaan, om dat 'er zich in het Reisverhaal telkens gelegenheid toe aanbiedt. Wat by te Aleppo zag, zal met vermaak geleezen worden. En zeker slag van Leezers zich wel onthaald vinden met een liefdegevalletje , door hem eene onaangenaame Ge- beurtenis genoemd , welke zyn vertrek van Aleppo ver- baastte. — Met de Befchryving van zynen Tariaar- Men Leidsman , en de aankomst te Diarbekr, link dit Deel. Wy zullen welhaast gelegenheid vinden om van bet Tweede te berigten. Dagverhaal van een drielaarig Verb& te Napels, en Reize vent daar, door Italien, Zwitzvrland, enz. naar Holland, van den 'dare 1794--1797. Door GLRRIT BOL. Te Westzaandam, by H. van Aken, 1798. In gr. Svo. 98 bi. De Voorreden van, dit Werk.sken ontvouwt ons de aanlei- dende oorzaak van de Uitgave wel ; doch de beweegre. denen tor het in druk geeven, zegt de Schryver, „zal ik voor ,, my zelven bouden , en niemand tuner Leezeren zal daar by ,, lets verliezen , zo bet opftel zelve mag behaageu." Wy twy- 4. 13 0 17AGVERHAM., 413 twyfelen geen oogenblik of bet zal volloen aan hun „ die „ hem aangeraaden hebben om een zaaklyk uittrekzel van zyne „ Reisbefchryving door den druk voor hun verkrygbaar te „ maaken, op dat zy dus met gemak, in een uurtje van nit- „ fpanning, zich met bet leezen daar van konden vermaaken:' Wat den Inhoud betreft. In de Voorreden geeft de Burger nor. een verhaal van het oogmerk zyner Reize, en het geen hem op dezelve merkwaardig bejegende: tefrens ontvouwende war aanleiding gaf tot zyn ongemeen' langduurig verblyf te Napels; welke byzonderheid een nader Licht ontvangr uit eene agter het Werkje gevoegde Bytage. Dit alles volmaakt in den trant en fly! eens befchaafden Zeemans, die zich van vroeg of gewend heeft Dagvcrhaalen op te en toegelegd oak dit in een vry goeden fly!, op de zaak pasfende , re doen. Tusfchen deeze Berigt behelzende Voorreden, en eenige deelen van het Dagverhaal zelve, doer zich, war 41 en fchlk. Mug aanhelangt, een vry merkbaar onderfcheid op; een on- derfcheid, welk, om van eenige aanhaalingen niet te fpreeken., vry. duidelyk aan den dag legs , dat eene behulpzaame hand den Burger sot. onderfieund hebbe om het Werk in dier voege den Leezer aan te bieden. Is deeze veronderflelling waarheid , dan zou 'het hem niet kwalyk gevoegd hebben , des eenige melding te maaken. ZORGORAAGERIS Groentandfche Yisfchery was wel, war bet zaaktyke betreft, van hem herkomitig; doch de tytel vermeldt wie de pen der Befchryvinge vogrde. War her Dagverhaal zelve betreft, zy dan geheel nit de pen van den Burger not. gevloeid, 't zy met de hand der be. fchaavinge en vermeerderinge dus In de Boekenwereld gelto- men , fchoon wy 'er niets byzonders uir geleerd hebben , en dat 'er ook niet in te vinden is voor Leezers, die met MOORE , WATKINS, VOLKMAN , en andere Schryvers over de bier door- reisde areeken, bekend zyn, zal her Stukje met genoegen kun- Gen geleezen worden; en met deelneeming in de lotgevallen, welke den Koopvaarder Capitein not., llaande zyn verblyf te Napels, en op zyne terugreize over land, door de op den tytel aangeduidde landen, bejegenden. 's Mans korte belchryving van de geweldige Ultbartling, in den Dare 5794, van den Berg Velisvins, ilemt, in het vermelden van eenige byzonderheden, volkomen overeen met de breede van den Heer HAMILTON, in het Mengeliperk onzer Letteroefe- ningen geplaatst (*). De weinige waarneemingen , door hem re dier ontzertende gelegenheid gedaan , bekragtigen ettelyke zonderheden diens Befchryvers van deezen zo verwonderingbaa- renden als verfchriklyken Berg. Her Charaeter der Napolitaanen, onzer welke by zich drie jaa. (*) Zie grad. Leiteroef. vonr 'r Jaar 1797. /1 D. bb 2o, trz D d 5 Vet O. B 0 L jaaren onthieldt, worth in deeze bewoordingen door den Rel. ziger opgegeeven. „ Zy hebben dit gemeen met alle liaanen , dat zy zeer wel kunnen veinzen, hoog gevoelend van zichzeiven, ergdenkend van anderen, wraakgierig en gansch onverzoenlyk zyn ; zy volgen hun ouden zeer onchristlyken zetregel, dat men nimmer half moet wreeken. Ook zyn ze door- gaans gierig, en, zo het eigen voordeel aaabrengt , looze be-. driegers. Niet minder wellustig en ontugtig is hunne leevens- wys , zo verre dat veelen den Huwelyksband flegcs als eene dunne koord aanmerken, welke men naar welgevallen kan los- zukken , en zonder vrees voor fchande of firaf verbreeken. „ Zeer koel zyn ze omtrend hunne echte Vrouwen , en nog. thans ten uiteriten jalours. Het waar genot der zuivere Vriend- fchap heeft hier ook zo weinig plaats, als dat der zuivere lief- de: want het fchriklyk wantrouwen , 't geen de een tegen den ander koestert, maakt dat het lets zeldzaams zy hier een opregt Vriend te vinden. „ De Vrouwen zyn meestal onkundig in huislyke kaaken, leggen zich voornaamlyk toe om te behaagen , maaken veel werks van haare kleeding en opfchik, en poogen eikander voor. by te itreeven in ydele vertooning van pracht en praal. Schoon bier veelen zyn , welke , door haar dagelyks beroep, niet ge- noeg kunnen fchitteren, nit hoofde van geringe of middelmaa- tige inkomfien , fchaamen zy zich echcer niet deeze vermogens te bekomen door ontugtigheden re bedryven. Ja ik heb zelfs met afgryzen gezien, dat eene Moeder haare Dogcer aan my tot een offer der wellust aanbood, en een Man zyne wettige Huis- vrouw aan my wilde afftaan." [Deeze moet een uitzondering op de algemeen toegekende CharaCtertrek van Jaloursheid nit- gemaakt hebben.] Openbaare Hoereh zyn hier ook in menigte; het getal van dezelve wierd begroot op dertig duizend. — Om de minfte beuzeling heeft men hier een Proces; geen wonder, dat men, fchoon het , in den eerflen opilag , wat vergroot fchyne , in Napels alleen een Corps van zestig duizend Advocaaten heeft." een reisgevalletje van den Burger BOL te melden , ea zyne wyze van verhaalen re kenfchetzen, neemen wy het vol. gende , 't geen niet onaartig en zeer chara6teriiliek is aan we- derzyde. Van Rome na Florence reizende, bath by de volgende ontmoeting. — „ tit voorzag my van eene goede huurkoets, en had het genoegen in myn gezelfchap te zien eene fchoone jonge Reisgenoote, zeer minzaam in haar voorkomen , bevallig itt haste gefprekken , en deftig in haare kleeding. By ons voegde zich nog een Man van vyftig jaaren met eene breede itaatigg, zich nog een Man van vyftig jaaren met eene breede itaatigg, troonie. Zodra dit myn. rydtuig , met voorgemelde gezelfchap, voor myn Logement flifflondt, wierd my zuiks geboodfchapt door myne goede zeer dienstvaardige Kasteleinesfe ; 'er by- voegende, dat ik my geplaatst zou zien naa5t eene Dame, die ZY DAGVEBR A AL. 41S zy zeer wel kende, en het verleidend vermogeti bezat, om , zo ik niet op myne hoede was, my door haare bekoorelykhe. den te verttrikken. Ik bedankte 'Jayne zorgvuldige raadgeeffier voor haare welmeenende waarfchuwing, haar zagtjens in het voor haare welmeenende waarfchuwing, haar zagtjens in het oor luisterende (want anderen behoefden het niet te weeten,) dat ik reeds drie jaaren achtereen in Italie verkeerd had , en daaglyks ooggetuigen geweest was van de fchandelykfte onge• bondenheden en verfoeilykften minnehandel ; maar dat ik tot nog roe, in weerwil van de dringendfte verzoekingen, het vergif der onkuischheid niet had ingedronken , of den huwelykspligt der onkuischheid niet had ingedronken , of den huwelykspligt door eenig ontugtig bedryf overtreeden. Ik nam vriendlyk affcheid van deeze goedhartige Vrouw , en trad in de Reis- koets. „ Zonder veele pligtpleegingen, zette ik my naast deeze Schoone neder , met de ftemmige ingetogenheid van iemand, die zo pas eene heufche vermaaning heeft aangehoord. NaauwA lyks een .uurs op weg geweest zynde, opende de Schoone bet tooneel , en vroeg my, met een bevallig lachje, of ik wel ruim genoeg geplaatst was. Dit met eene vriendlyke toeftent= ming beantwoord zynde , vervolgde zy: komt myn Heer nog verder dan van Rome? Waar op ik haar andermaal in deezer voege antwoordde; dat myne Reis van Napels begonuen was; maar dac ik reeds vyf jaaren reizende had doorgebragt. Ver- volgens my verder vraagende , waarheen ik van oogmerk was my nu te begeeven; en of zy het vermaak van myn byzyn nog lang zich mogt belooven? noemde ik haar op, de volgende plaatzen : Florence , Sienna , Pifa, Livorno, Turin, enz. enz. Dan kunnen wy , fprak zy , elkander nog lang gezeifchap bouden: want myne reis ftrekt zich uit tot aan de laatstge- Poemde plaats, en deeze is de Stad myner geboorte. ,, 1k kan niet enders zeggen of het afwisfeiend onderhond dat wy met elkander hadden , was zeer tydkorrend en vet.. maak1yk. Ik kon duidelyk merken , dat zy zeer hegeerig was om te weeten of ik gehuwd was ; doch ik ontdekte haar zulks niet eerder voor zy de "vrymoedigheid nam my te vraagen: 0y zult web zeker wel een ander Vrouwtje in Italie getiefdr bebben, zeide zy, my, van ter zyden, met een welluszig oog aanziende. 6 Neen! zedert myn driejaarig verhlyf in deeze ftreeken heb ik de tedere omhelzingen van eene Vtouw niet genooten. Dit was , naar haare gedagten, onmogelyk voor een Man wien de gaaf van onthouding niet natuurlyk fcheen aangebooren , te weer in deeze warme lugcftreek , ten ware men geene begeerte of neiging gevoelde voor het vrouwlyk geflagt ; welk ougunftig vermoeden zy omtrend myn perfoon in 't geheel "niet koesterde. — Ik wilde gaarn van dit on- derwerp afftappen, maar haar vooraf, my betreffende, nog iets zeggen. „ In de eerfle plaats gaf ik haar te kennen, dat ik een ge- hu tvd *46 G. SOLI GAGVIRHAAL. bawd Man in Holland was. Ten twecden dat ik zederd myn verblyf te Napels en elders zo veele beklaagenswaardige flachs. offers der onkuischheid had aangetroffen , dat ik my aan zo. danige voorbeelden fpiegelde , fchoon. ik derzelver indruk- maakende kragt niet altoos zo leevendig en fterk gevoeld heb, dat dezelve my genoegzaain beveiligde vobr de dartlyke buitenfprongen eener wulpfche verbeelding. Doch de bezef- fing van pligt , gepaard met de vrees voor de gezondheid myns lichaams , en de rust van myn geweeten aan de zinlyke bedwelming van eenige oogenblikken op te ofleren , hebben my altyd terug gehouden. 11c heb zelfs een van myne be. dienden , in den Noel zyner jaaren, aan de gevolgen zyner buitenfpoorigheid zien omkomen. Dit alles heeft zo vCel vermogen op de behoorlyke inachtneeming van my zelven gehad, dat ik nog altoos meester van myne begeerten ben gebleeven. — Waar op deeze ,onbefchaamde Schoonheid my met een paar lonkeude oogen aanzag, en met nadruk vraag- de; of ik dan voor haar ook bevreesd was ? fchien zal deeze redenwisfeling veelen weinig belangryk voor- Itomen, of op het denkbeeld brengen, als of ik zo ,zeer in- genomen ben met de bewustheid myner eigene onfchuld, dat ik dezelve wereldkundig Moet maaken. Neen , het is om anderen te doen zien , hoe fyngefponnen het weefzel zy der vrouwlyke verleiding, hoe fchaamtioos men hier in Italie van ongeoorlofden Jiefdehandel fpreekt , hoe gemeenzaam dit onderwerp zy, en even als in Holland over eenig fink van Negotie gehandeld wordt." Hollandfche Kuischheid was met deezen aanval niet bevryd van ItaliaanAhe wulpsheid; het vuur kwam den Reiziger nog Hader aan de feheenen , zonder hem te branden ; dock dit xnoet de desbegeerige Leezer in bet Reisverhaal zelve nazoe- ken. Genoeg hebben wy gezegd en bygebragt om di; Boekdeeltje te doen kennen. Barmen Alfkens , of eene Wysgeerige en Rechtskundige Bydraage tot de gefchiedenis van het LyffIrafelyk Recht , door Mr. M. C VAN HALL en Mr. W. Y. VAN HAMeLsvELD , praflifeerende ildvocaaten te Angeldam. Te "geld= , by J. ten Brink Gerritsz., 1798. In gr. 8vo. 540 bl. HARMEN ALFICENS, re Broekhaufen, its Hanover. geboren, een Man van omtrend 46 jaaren , hadt bevoorens een rede- lyk gehad als Bakker , in de Tuinfiraat te dam ; doch deeze kostwinning, door het flegt en buitenfpoorig gedrag van zyne tweede Vrouw , GEERTJE KROBSE van tyd tot tyd verloopende, was by tot armoede vervailen, en kon naau-we• BARMEN ALPICENS. 417 welyks, op het zogenaamde Lange Bleekerspad, met Glanzen , in de behoeften van hem en zyn huisgezin voorzien. Hy was driemaal gehuwd geweest; hebbende in zyn tweede huwlylt, hetwelk hem zo ongelukkig maakte, drie Kinderen verwekt , HENDRIK , MARGARETHA en WILLEMINA 9 waar van het oudite elf, het andere agt , en bet derde drie jaaren oud was; dock by zyne eerfte en by zyne derde Vrouwmet name ALIDA BOORE en pow. HEINTJES, met welke laatlie by zich voor ruin den en een half jaar in den echt hadt begee• yen, hadt by geene kinderen. Hoewel by deeze kinderen eene zo flerke liefde toedroeg, dat hy by 'zyne buuren den naam bath van al te mal met hen te wezen , werdt hy nochtans zo ver buiten zich zelven ver- voerd, dat by aan twee van deeze zyne lievelingen zyne han- den floeg en dooder van dezelve werdt, terwy1 een coeval hem belette dit voorneemen ook ten uitvoer te brengen aan zyn oudfte Zoontjen , dear hetzelve by geluk, op dat oogen. blik, niet t'huis was. Ben zeer geringe dieffial , door hem uit armoede begaan , was de eerfte en aanleidende oorzaak, waar door deeze man het gebruik zyner zinnen verloor, en zyne ziel tot de dead het befluit nam, en ook op het zelfde oogenblik uitvoerde. Hy bath in den nacht, tusfchen 20 en 21 July 1795, vier flukkett brandhout geftoolen van de Werf van HENDRIK HEINTJES; dock was door zekeren CRAMER, roe by dat bout near huis wilde brengen, gezien. Zeer waarfchynlyk hack deeze laatfte de eige- nears hier van verwittigd, ten minflen bet feheen bekend , dat ALPKENS het bout, dat vermist werdr, geltolen hadt ; want des anderen daags vervoegden CASPER HEINTJES , de Zoon , en HEN. DRIK VAN DAM, de Schoonzoon, van den befloolenen zich ten zynen huize, en wilden met geweld zyne wooning door- zoeken, het welk by nochtans, door zich op zyn burgerrecht te beroepen, voorkwam en belette. Intusfchen maakte dit voorval hem bedachtzaam, om , ware het mogelyk , alle geyser van ontdekt te zullen worden te voorkomen. Hy nam dus dit hour, en bragt het 's nadirs on• der een Steiger , by het bleekveld, zyne wooning ; zich verbeeldende dat het dear veilig ag, als door het hooge water niet kunnende gezien worden, zonder te bedenken , dat het zichtbaar moest worden, als bet water viel; ook gebeurde dit, en het hour werdc door verfcheiden buuren ontdekt. Dus geflingerd tusfchen hoop en vreeze , werdt zyne be- naauwheid en angst cot den hoogften graad gebragt, Coen den 22 July daaraan volgencle,'s middags ten vier uuren , zyne buur- vrouw, EVA BeaeDeas, Weduwe van FRANCOIS GOMBERT , by. genaamd de Weduwe Homes, by hem kwam. Deeze, gehoord hebbende dat hy AmEws, met welken zy, zedert vier jaaren, een dagelykfchen olngang hadt gehouden, eenig hour geftoolen bath , 418 BARMEN ALF/CENG. badt, Bing near hem toe , om hem wegens die geruchten te waarfchouwen. Onder weg ontmoette zy gemelde HEINTJES , welke, onder het maaken van een groot rouach, haar verhaal- de, dat haar vriend wel voor f too aan bout geitoolem hadt. Eenige vrouwen, welke zich daar omtrend bevonden, verzogten , nit hoofde dat deeze Weduwe met ALFKENS 20 bekend was, dat zy naar hem toe zoude gaan , ten einde hem to waarfchouwen , dat by moest maaken weg te komen. Zy voldeed dus aan dit verzoek ; en ten huize van haaren vriend- komende, vraagde zy : hoe hy 'er toch toe gekomen was om bout to fteeleny Hy antwoordde haar niets op deeze vraag: maar, in zyne handen wryvende, zag hy haar zodanig verwil- derd aan , dat zy bang werdt, en agteruit deinsde. Zich we- der eenigzins herfield hebbende,' hervatte zy: die kaerel (be- doelende daar mede voorn. neterees,) maakt zulk een geweld doelende daar mede voorn. neterees,) maakt zulk een geweld op het Pad, dat ik zou maaken dat ik weg kwam op het- ge- bied van Arngelyeen. Waarop ALFKENS haar toevoegde: Neen, zou ik nz^ne Veouw en Kinderen zo verlaaten! ik ga niet iveg. Op welk antwoord deeze Weduwe vertrok. Beducht voor de gevolgen , welke de vervreemding van deeze vier ftukken bout, hoe zeer van weinig waarde, voor de eer van hem en zyne kinderen hebben zoude, en wear mede de eigenaar dier ftukken bout hem bedreigde: nog meer beangst , door de , misfchien goedhartige, maar ongelukkige, waarfchon. wing van eene, heiaas! te gedienilige vriendin ; door het zich daar mede vereenigende denkbeeld van de armoede en fchande, daar mede vereenigende denkbeeld van de armoede en fchande, welke zyne lieve kinderen zou treifen, geheel ontroerd ; weg- gevoerd door zyne, hem misleidende, verbeeldingskragt , brengc by, na het vertrek van die vrouw, op ecn oogenblik, Scha- by, na het vertrek van die vrouw, op ecn oogenblik, Scha- vot en Beul , en zich zelven, als een i/aciataffer der Gerech- tigheid , van alle menfchen veracht, voor zynen verwilderden tigheid , van alle menfchen veracht, voor zynen verwilderden geest. Door deeze en nog akeliger fchrikbeelden beflormd , overmeestert de drift zyne reden , en zyne ziel, zich tot niets enders bepaalende dan tot de gedachten van armoede en fchan- enders bepaalende dan tot de gedachten van armoede en fchan- de, nam, torn voor het eerst, het fchriklyk befluit, om, name- lyk, ire den dood zyner kinderen, het ongelukkig einde te zoe- lyk, ire den dood zyner kinderen, het ongelukkig einde te zoe- ken van zyne en zyner kinderen toenmaalige en dreigende ken van zyne en zyner kinderen toenmaalige en dreigende rampen. Dit befluit genomen zynde voerde hy ook daadelyk aan zyne twee jongfte kinderen uit. fly hadt wel een oogenblik in beraad geftaan otn zich zelven van kant te maaken , doch werdt daar in wederhouden door de ouderitelling dat 'er dan nimmer daar in wederhouden door de ouderitelling dat 'er dan nimmer eeniA.e zaligheid voor hem zoude wezen; daar in tegendeel zy- ne kinderen , wanneer die door hem vermoord waren , zalig zouden zyn; en wanneer by van God, voor die daad, nit ge- nade , vergeevinge ontvangen hadt, hoopte by fchielyk zyne kinderen te zullen volgen. Zyn oogmerk was derhalven nn , om deeze geweldige daad aan BARMEN ALIFKLDS. 4291 Ban zyne drie kinderen te volvoeren. Een van dezelve, name- lyk zyn jongtie Doper WILLEMIr4A, was maar alleen met hem in huis, terwy1 by , om ook tie andere in huis te krygen , verfcheidene maalen , buiten's huis, zyne Dogter MARGARETHA. tiep, en wel met zo veel ongeduld, dat by eindelyk in drift hear te gemoere riep: manke blixem horn yowl! Zy in hula gekomen zynde, zeide W tegen haar, dat by zo in benaauwd. heid was, dat by geen raad meer wist, en dat hy haar alien van kant zoude maaken. Waar op MARGARETHA antwoordde: Va. der gaat naar boven, trek de Leer agter je op, als dan de Dien- ders kemen , dan zal ik zeggen dat Vader niet t'huis is. Waar op by zeide: neen kinderen, ik moet je maar ombrengen, :Pant anders doe ik st eestwige fchande aan. En bier op vatte hy boar aan , wierp haar op den grond , en (need haar met een Ines den hals af; het welk hy ook aan het jongtte kind verrichtte. In dic oogenblik kwam hem noch de affchuwetykheid van de daad welke by volbragt, noch de itraf welke bet Godlyk en Menfchelyk recht op zulk eene otaarte daad bedreigde, voor den geese: neen, by verbeeldde zich, dat by zyne kinde- ren van de fchande moest bevryden: dat deeze tot God zou• den gaan, terwyl hy ze flechts diep in den hals moest fnyden, ors hurt zo veel minder fmart aan te doen. Deeze ontzinde ge- hurt zo veel minder fmart aan te doen. Deeze ontzinde ge- dachte bleef hem zelfs nog by, toen by reeds-zyne twee kin- deren vertnoord hadt; wachtende nu nog zyn Zoontjen, het welk tilt de Scads-fchool met zyn oudite Zusjen gekomen zynde, hem gevraagd hadc om eens te mogen gaan wandelen. Dan, dic kind gelukkig niet fpoedig t'huis komende, gaf dic vertoeven aan zyne ziel eenigen tyd om re bedaaren , en zich te heritellen; het geen ook van dat gevolg was, dat by bezef kreeg van het geen door hem verrichc was , en hy zich zelven kon voorhouden de grootheid van zyne begaane euvet- daad; bier op oncwaakte zyne reden, deedt hem voor zich ven vreezen, en vervulde hem met angst en benaauwdheid. Daar de Bunten op het gefchreeuw der kinderen optnerkzaaret geworden waren, en zekere groenvrouw by hem, oat groente te brengen , aangeklopt hadt, waar op by haar toeriep : ik doe vie: open; zo fcheen hy het in huis , die fchonwpiaats van dood en jammer, nu flier langer re kunnen uithouden, maar het te moeten verlaaten. Hy gaf derhaiven de ileutel van de deur aan eene buurvrouw, zynde een Friesin, wier naam by niet wist, met verzoek de deur voor zyn Zoontjen HENDRIK te ope- nen, als die mogt t'huis komen; begeevende zich verder naar het Huis der Gemeente, om aldaar zyne misdaad bekend te maaken. Onder weg , namelyk in de Yarkensgang, onrmoetce by dic, wen zyn eenig, kind, en zeide, op den coon van een liefhebbend Vader , tegen denzelven : Lieve 3ongen ! zyt gy daar I zeg aan uwe Moeder, dat ik naar het Stadhuis ben; uwe bei- 420 ALFEEDIS. beide Zusient zyn flood; geevende cevens flat kind , bet welk, weinige oogenblikken te vooren, zyne doodende handen niet zou hebben kunnen ontkomen, nog een weinig gelds. Op het Huis der Gemeente gekomen zynde , zeide by aan een Dienaar der Juttitie, zich aldaar bevindende, dat by een neιrlaag hack begaan; doch deeze, zich verbeeldende dat de man ilia wel by zyne zinnen was, zeide: die neerlaag zal zo eroot niet weezen, je moet dan maar naar het Schoutshuisje gaan: volgende hem echter derwaards van verre. Daar gekomen, gaf volgende hem echter derwaards van verre. Daar gekomen, gaf hy zich andermaal aan , als een moord hebbende begaan. Hoewel men nu ook hier twyfelde, of by wel by zyn verdand zo hield men hem niet te min; gaf 'er bericht van aan den Procureur der Gemeente VAN HALL, en onderzogt de zaak: na welk onderzoek men bevondt , dat die twee doodflagen begaan waren, zo dat men hem van daar, met eene Toeflede, naar de )Ioeijen der Scad overbragt. Wy hebben deeze ontzagchelyke gebeurcenis , zo met de woorden van de Schryvers , als die der bekentenisfe van ALF. RENS zelve, en der getuigen daar op gehoord, hier zaaklyk me- degedeeld, om dus onze Leezers in that te ftellen om over den inhoud deezer zielkundige Bydragen vau twee bekwaame Rechtsgeleerden eenigzins te kunnen oordeelen. Na eene korte Inleiding, handelen zy hunne &de in vyf byzondere Hoofd- flukken af, en doen, in bet eerie, een Verhaai van de .daarl. In het tweede, onderzoeken zy, was in her algemeen in Cri. mineele rechtsgedingen beweezen moet worden. In her derde Hoofdliuk, in hoe verre de misdaad , door H. ALFazNs begaan, beweezen was. In het vierde , of de begaane daad aan hem ALFRENS zedelyk, konde worden toegerekend. En in het vyfde , of H. ALFKENS, wegens deeze daad, Ilrafbaar was; welk laatfte ontkennend words beantwoord. Agter deeze Verhandeling trefc men nog vier merkwaardige gevallen aan, welke met het geval van HARMEN ALFKENS gelyk ftaan. Vervolgens eenige Bylagen, beflaande in de Judicieele Bekentenis van gemelde ALFKENS; in her Rapport van de Infpeelie ,door de Burgers Mr. N. SINDII.RAM en Mr. I. SCHIMMEL. P,NNINEK , ten huize van den gevangenen gedaan; in het P,NNINEK , ten huize van den gevangenen gedaan; in het Schouwrapport van de Burgers A. BONN, D. VAN BHYN en FRAN. COIS JAS Infpeciores Cadaverum ; iii her Rapport van de Bur. gets A. BONN , D. VAN RHYN en N. BONDT betreffende het Hoofdtemperament van gemelden ALFKENS: welk laatfte tot het volgend befluit leidt: dat hy, van zyne jeugd af, zwaarinoedig en oploopend, daar na, door ongelteldheid van ligchaam, vat- bear geworden is om door verrasfende omfiandigheden buiten zich zelven gevoerd te worden, en dat hy, in die oogenblik- ken, het gebruik van zyn veritand minder magtig is. — Wor- dende eindelyk dit Werkje met de Verklaaringen van eenige buuren van H. 1,4.FazNs, en van de voorgenoemde Wed. cow- ;MT , BARMEN ALFICF.N9. 421 ZEIT . els mede met den capitaalen eisch en Conclurie van den Procureur der Gemeente , om hem ALFKENS op een Schavot te doen radbraaken , gefloten. Het Committd van yullitie te 4m/lerdam, overeenkomilig het algemeen oogmerk der firaffende Wetten willende handelen , heeft echter den 26 van Slagtmaand1795, den Procureur der Gemeen- te deezen zynen capitaalen eisch ontzegt: en tegen H. ALFIERNS een Vonnis uitgefprooken, waar by hy, voor den tyd van vyf- tig agtereen volgende jaaren, in het Tuchthuis dier Stad, op de zogenaamde Stille Plaats, geconfineerd is. Hier was het, (zeggen de Schryvers) dat wy hem, ruim een half jaar daar na , hebben gezien, gefprooken, en eenige vraa. gen gedaan,uit welks beHntwoording,als mede nit zyn gelaat en voorkomen, het ons toercheen, als of deeze ongelukkige voor zich zelven nog in het dwaaiend begrip verkeerde van welge. dean , en zyne kinderen gelukkig gemaakt te hebben ; nadien by zeer bedaard,welgemoed, was, en, op zyn gelaat, de teke. nen van eene kalme en geruste ziel zich vertoonden, welken te vergeefsch gezochc zullen worden by hen, die door bun ge- weeten overtuigd zyn zich aan kwaad te hebben fchuldig ge- maakt. Hy verzekerde ons, dat by het wel hack; alleen klaagde by over verveeling, daar niers te verrichten hebbende, en ver- zogt daar in eenige voorziening , arm welk verzoek beloofd werdt dat voldaan zoude worden, het welk ook naderhand ge. beurd is. [Houdende by zich cegenwoordig, in het gezelfchap van andere gevangenen in het Tuchthuis, met het breiden van Rousfen onledig.} W,y wenfchen her Vaderland geluk met deeze waarryk wys- geerige en rechtskundige Bydraagen, welke am de Burgers Mr. G. I. GALES, C. J. TIMMINK , C. VAN LENNEP, W. II. HORNEER Y. N. ARNTZENIUS, H. COSTERUS , M. VAN OMMEREN en E. E. BURG. KLY GLIMMER, die mede als Rechters, op den !6 van Slagt- maand 1795 , BARMEN ALFEENS beoordeeld hebben, zyn opge. draagen. Mogelyk zal deeze gepaste Verhandeling ook ande. ren aanfpooren, om zich , by het uitoefenen van bet recht, ook op de •betrachting der menfchelyke driften en hartstochten, in de byzondere voorvallen des levens , meer opmerkzaam te zyn: wear door de Ziel- en Menschkunde uitgebreid, en de lyffiraf- felyke Recbtsgeleerdbeid merkelyk verbeterd zoude worden. LETT. 1798. NO. 9. E e 14 422 LA MOUSE, TOONERLSPEL. La Peyroufe , Taoneelfpel. Gevolgd naar hes Hoogduitsch van A. VON mamma. Te "Imfleldapp, by de Wed. I. Doll, x798. In 8vo. 73 bl. La Pyraufe had ondernomen den aardboi om te zeilen , met oogmerk om zich door het doen van gewigtige en nutte oludekkingen by zyn land verdienstlyk, en by den tydgenoot en nakomeling beroemd, te Taken. Op dezen top werd by door eeu bulderend ftonnweder overvallen. Zyn (chip Rowe tegen de horde klippen , barite vanedn, en alle zyne togtgeno- ten werden verzwolgen door den golvenden vloed. Ook La Peyroufe zelf zou zeker zyn Omgekomen, ware by niet door een weldadig berchermengel, die nog tydig ter zyner huipe toefnelde, bykans wonderdadit, gered geworden. Enigen tyd kampte hy zwemmende , tegen de bareu. Weldra begaven hem zyne krachten. Nog denmaal dacht hy aan zyne egrgetio- es ... aan zyne kinderen an de Godheid, en Het ver- anoeid de amen zinken. Tot zichzeiven gekomen, lag hy op den grond nitgeitrekt. Een meisje , van ddn der Wilden , bukte nevens hem, en by het eerie teken van leven dat zy tan hem ontdekte, ontging haat een Linde vreugdekreer. Orie- ntal was dit edel fchepfel in de branding gefprongen., en drie- anal door her geweld der baren op het l}rand terug geworpen. anal door her geweld der baren op het l}rand terug geworpen. Ten vierdemaal florae zy zich in de golven greep haar prooi by den hairvlecht , en ontrukte dezelve aan het hear betto- kende element. Malvina (zo heette dit lieve kind) deed nog meer. Zy befchermde den- vreemdeling tegen den moordlust barer bloeddorftige magen. Zy bouwde hem ens frisfche ea aangename woonftede. Zy leerde hem de heilzame en vergif- tige kruideb van elkauder onderfcheiden. Zy verzaakte, Coen zy kiezen moest , hare tedertle betrekkingen, om voor den man, dien zy het leven wedergefchonken had, alles te worden. La Peyronfe was in die omttandigheid niet Langer meester van zyn hart. De hope, om eyrie beminde gade en kroost weder te zien, kon hy bykans vier meer voeden. Zyn redtter, die hem als nit den Hemel fchten toegezonden, kwam hem, in de voile eenvoudigheid der ongekunitelde natuur, daagiyks met hartlyke liefkozingen voor. Hy inoest die beantwoorden, en niet ondankbaar worden. Hy werd dan ook IVIalvina's Bur, haar egtgenoot, en door haar weder eerlang vader van een aanvallig kind. Agt jaren had hy in die vereeniging gelukkig geleefd. Aileen was by zyne vorige betrekkingen flier verge- ten, en het herdenken aan de geliefde voorwerpen, waarvan by was afgefcheurd, knaagde beftendig aan de rust zyner ziele. Nog nooit had by een vaartuig , dat zyne hope , orn eons in ;Lyn Vaderland weder te keren, kon verlevendigen, in de na- by- Li PEY1LOUSE, TOONEILML. 413 byheid van zyn onbewoond elland gezien. Eindlyk ontdekt hy , op een khonen morgen, van een' heuveltop in de verte een fchip. Op dat ogenblik was La Peyroufe geheel verrukt. illy wenkt. Men verItaat heti. Het fchip keert near den sever. Hy vliegt near beneden. 'Er worth een boot afgezet, en de eerfte , die uit dezelve aan land treedt, is Adelheide, La Peyroufe's eerfte egtgenote met hear jongfte zoontje, waarb nen zy by het vertrek van haren man zwanger ging, De Na- tionale Vergadering.tted twd fchepen uitgerust om La Peyroufe op te zoeken. De ftandvastige vrouw en tedere moeder_had zich, in de hope van haren Vriend weder te vinden . en hem by hare en zyne kinderen ce brengen, op erne derzelve inge- fcheept. Het goed gelyk bekroonde haren yver in zo vete, dat zy den ben-linden op ene zonderlinge wyze wedervond. Dgaar hoe vond zy hem e . In de -amen van ene aade- re. .. Op deze omftandigheid heeft KTNEBUE eigenlyk zyn tooneelfpel gebouwd, en dezelve maakt de intrigue van bet gehele ftuke -Adelheide" bernint haren man nog met den glued der este fief*. Met hem voor altoos verenigd te blyven was oak IVIalvina's -*age bede, en hare gehele aardfche zaligheid. Gene van beide kon of wilde hem af(taan, of flechts een ge- deeld hart bezitten. Ls Peyroufe kon daarhy ooh van gene fcheiden. Deze worfteling math by drie vurig-minnende zielent het ifartstochdyk gevoel ten fterkfte gaande ; maar onder die werking heeft de 'autheur de verfchillende karakters nogthans zestgvuldig bewaard. Eernimal gnat Adelheide in ene ongere- wide w' oede Op hear' inededingiter los; maar, door de goedhar- rtgheld van -dit Neve mefsje geroerd, komt zy fpoedig wedet tot hear zelve. Zy kan zelfs befluften hear' man of to maar te gelyk batik zy dan haren dood. Malvina bereidt zich, maar veel flitter en met koeler overleg, tot ene gelyke opoffering. Onder dat alles verwekken de twee jonge knaapjes, het zoontje van Adelheide en dat van Malvina, door bun lief teeftreel en kindfche 'bekommernis , een illertederst belting. Eindlyk geeft eterville , Adelheide's broeder , die van het fchip, waar over hy bevel voerde, mede was aan land geko- then, nog ene koede uitkomst te wachten. Hy roept de vrda- wen van hare vertwyfeling tot kalmte terug. Op de berichten Wegens de verdeeldheden en fchokken, welke Europa beroer- %len, by hem ingekomen, ftelt hy La Peyroufe voor met zyne beide egtgenoten , waarmede hy toch in zyn Vaderland niet leven kon , op het eilind te blyven, waarvoor hy zich dart aanbiedt deszerfs overige kinderen, gelyk mede zyn eigen ge. min , en all' wat zy voorts tot hun beitaan en onderhoud zou- den behoeven, van huis te haalcn, met oogmerk nm zich ook onder hun neder te zetten , en zo hunne overige deem he ftilte en rust by elkander te flyten. Dit plan Ivordt aangeno• mew , onder uitdruklyk beding van den Italic der vrouweu , dar Eel zy 424 LA PETRO USE, TOBIZELSPKL. zy voortaan alleen als Zusters leeven , en beide la Peyrouji niet anders dan als haren lieven broeder befchouwen en be. Ininnen zouden. Wanneer KOTZEBUE zyn flak natuurlyker had kunnen doen aflopen , gelyk wy dit in den beginne van zyn vernuft zeker verwacht hadden , zouden wy dit, anders fchone toneelfpel , vooral om de ddnheid van daad, welke by daarin beter dan gewoonlyk . heeft in 't oog gehouden , Wizen vele zyner overige flukken hebben moeten aanpryzen. Het Leeven en Sterven van een hedena'aagsch Ariflocraat , be- helzende veele Satyres en Waarheden , die het Polk weeten 'met om tot regte kennis van zaaken te komen. Het Fransch vry naagevolgd , door G BAIT pAAPz. Alons , in gr. ave. 149 bh n hoe verre dit Werkje, uit de rasfchryvende pen van PAAPS I gevloeid, in 't oorfpronglyk Fransch voorhanden zy, weeten. wvy niet. Dit hebben wy bevonden , dat het by de jangst ge- recenfeerde Werkjes van dien Schryver paste (*). Men zou het een Amalgams mogen noemen van Len Bataaffchen. en Fran- fchen Arillocraat. En die Amalgame is al heel vreemd. Veel hebben wy weder aangetroffen van de onlangs aangeduidde middelen, on: het gefchryf aan den man te helpen. Misfchien zal de gekleurde Afbeelding van den Held deezer Leevensbe- khryving een ni-uw middel zyn om het Werk aan den man te helpen. De Waarheden , die het Volk weeten most, zyn van elders en op eene voeglyker wyze bekentl. (1) Zie., onder 4nderen, bovrn, bI. Zak-Atlas, of Leidsman des Reizigers, Atlas Portatif, on Guide du Voyageur. Te Antlierdam , by Holtrop. In lang formaat. du Voyageur. Te Antlierdam , by Holtrop. In lang formaat. By den gedrukten omflag words dit Kaarten-Bundeltje breed- voeriger dus omfchreeven : Zak-Atlas voor den Reiziger , den Koop- den Krygs- en den Zeeman; tevens ten weer duidely- ken verjlande der Nienwspapieren. Breed genoeg opgegeevea voor lets dat den eerstbeginnenden in de Aardrykskunde kaa te ftade komen ; of anderen ter herinnering dienen. Veel, het meeste. is- van ouden ftempel, zo als wy uit een en andere by- meeste. is- van ouden ftempel, zo als wy uit een en andere by- zonderheid mogen opmaaken; ook kundigen de Letters veeler zonderheid mogen opmaaken; ook kundigen de Letters veeler Kaarten eene verfleetenheid aan, of wy moeten ongelukkig eat flegt Exemplaar in handen gekreegen hebben. ALGEMEENII VADgRLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN. JOSEPH in Leerredenen door P. VAN DER BREGGEN PAAUW en M. STUART, Christenleeraars by de Remonfirantsch- Gereformeerden te ilmfierdam. IJIe Deel. Te Amfier- dam , by J. Allart, 1798. In gr. 8vo. 323 .bl. jet lof en aanpryzing gewaagden wy onlangs van het Leeven van JOSEPH in Leerredenen , door den ag- tenswaardigen Hoornfchen Kerkleeraar BERNARDUS VAN MARK1CN (*)• 't Voldoet ons, dat wy, aan onze oordeel- veiling, byval ontmoeten in de uitfpraak van twee Man- nen, beiden beroemd en geagt onder hun Genootfchap, en van eenen der welken , om zyne Romeinfche Gefchiedenis- fen , de welverdiende lof alomme verbreid is. In de Voorrede der thans aangekondigde Leerredenen ontmoeten wy een getuigenis; luidende, dat, indien hunnen Mede• broeder recht wedervaare , zyn Werk nu reeds als een algemeen Huisboek is aangenomen. Niet vreemd was het dan, dat de verfchyning der eerstgenoemde Leerredenen de Burgers VAN DER BREGGEN PAAUW en STUART deedt aarzelen en fchier terug treeden, in hun befluit omtrent de uitgave hunner Opttellen. Eerie zelfde be- denking, na genoeg , als wy in onze beoordeeling van VAN MARKEN in 't midden bragten, deedt hen by hun befluit voiharden: te weeten, de vermenigvuldiging van 2edelyke gevolgen in eerie zelfde Leerrede; waar door eerie zelfde leering ligt herhaald worth, en de voorge• draagene, om den overvloed der floffe, zomtyds niet, Haar gelange van het gewigt des onderwerps, met gepaste uitvoerigheid kunnen ontwikkeld worden. 't Is, onder anderen, om deeze reden, hoe zeer wy by ons oordeel, omtrent het algemeen nuttige van het Werk des Hoorn- fthen Leeraars, voiharden, dat wy den arbeid der twee Am- (4') Zie boven, bl. r. LETT. Ina. NO. IO. Fr 426 P. V. BREGGEN PAAUW EN M. STUART' Amilerdamfche Amptgenooten met genoegen hebben ont- vangen , voor zo veel wy JOSEPH'S Gefchiedenis altoos hebben aangemerkt als eene der belangrykfte van den Bybel, overvloeiende van nutte leeringen , ter veraerkinge van waare Godsvrugt en veele andere deugden en goede hoedanigheden. Van de dertig Leerredenen, door de Burgers VAN DER BREGGEN en STUART beurtelings uitgefproken, be- vat de tegenwoordige Bondel het eerlle Tiental. Eene befchouwing van het belangryke der Gefchiedenis van JO- SEPH dient ter algemeene lnleidinge. De twee volgende fchetzen het nadol der eenzydi,ge Kinderliefde , en een Tafereel van den Broederhaat. Ealle entwikkeling van het plan van Gods J7oorzienigheid — de fehranderlle Zandaar bedriegt zich zelf het meest dianwyzing der plichten van Dienstbaaren en Meesters — het aandenken aan God het eenige Jleunzel der deugd — God verlaat nimmer den on,gelukkigen —Tafereel der Ondankbaarheld het heilzaame van het luisteren Haar goeden raad deeze zyn de Opfchriften der zeven volgende Leer- redenen, op zo veele gebeurtenisfen in JostpH's leevens- loop gebbuwd. Wat de behandeling en uitvoering deezer Leerredenen betreft, van partydigheid zal niernand,ons verdenken , in- dien wy dezelve onder de beste foort van Kanfelrede- voeringen rangfchikken. Uitgebreide kunde , gezond oordeel, goedeti fmaak, bevallige welfpreekendheid — die vereischten eener goede Leerrede, ontmoeten wy overal daar dezelve voegzaam mogen verwagt worden. Gezdhde "Oordeelkande ilraalt inzonderheid door, in de Verklaaring van deeze en geene betwiste voorvallen en byzonderheden, ten aanzien van welke, 't zy zo dat de Leeraars nu en dan van den. gewoonen weg afwyken, doch waaromtrent telkens eene gepaste befcheidenheid zo welltandig voor den befchaafden Kanfelredenaar, wordt In agt genomen. In Opttellen , uit twee pennen gevloeid, inoest natuurlyk verfcheidenheid van flyl verwagt worden; doch deeze gaat met zo veel gelykheids bier gepaard dat de kiefche Leezer , by den overgang van de eene tot eene onmiddelyk volgende Leerrede, des weinig hin- der zal gevoelen. Om alle welke redenen wy niet twyfelen , of met de zelfde graagte , waar mede men on: befigt dat deeze Redevoeringen gehoord zyn, zullen zy LEERREDENEN. 427 zy ook geleezen worden. Met dit algemeen verflag wil- len wy ons, voor 't tegenwoordige, vergenoegen ; zullen- de wy niet in gebreke blyven, om, by de afgifte van een de wy niet in gebreke blyven, om, by de afgifte van een volgend Deel, eenige ftaalen ter proeve voor to draagen. De Kerk van gefus an en ondeelbaar, , of Gedachten over den 'fart en het Gewigt van de Vereeniging der Prote.. fianten. Door C. ROGGE. M Leyden, by D. du Mortier en Zoon, 1798. In gr. 8vo. 104 bl. De Leeraar c. ROGGE, welken wy, zedert de jongfte Omwenteling , meermaaien , met lof vermeldden , voert hier de pen over een belangryk onderwerp, op eene Wyze, die 's Mans oordeelkunde en befcheidenheid lof- lyk aan den dag legt. 't Is de Vereeniging der Proteftan- ten , een onderwerp, welk, naa het rtmdzenden van den ten , een onderwerp, welk, naa het rtmdzenden van den bekenden Brief der Remonftrantfche Broederfchap, vee- ler aandagt heeft gewekt , en den Burger ROGGE niet onverfchillig zyn kan , als zynde hetzelve opgeworpen door een Genootfchap , by 't welk by met eere en tot nut van veelen het Leeraarampt bekleedt. Opgemerkt hebbende, dat misverttand omtrent de waare natuur en bedoeling der voorgeflagene Vereeniginge veelen van het goedkeuren van, of toetreeden tot, dezelve wendig maak- te, wilde hy, in deezen , het juiste punt vastftellen, 't welk by niet alleen als het hoofdpunt befchouwde, de welk by niet alleen als het hoofdpunt befchouwde, de Conditio fine qua non, maar dat ook, zyns inziens, alle zwaarigheden en bedenkingen tegen de Vereeniging rnoest wegneemen, althans haar zoodanig wyzigen , dat deeze uit den aart der zaake voorgekomen wierden. Tot genoegen, vertrouwen wy, van veelen onzer Lee- zeren, zullen wy 's Mans Opftel kortelyk ontleeden. Hy vangt aan met eene fchets der eerfte Christen Kerke , wake den was, niet in gevoelens over byzondere leer- ftukken, maar den in de belydenis, dat Jesus de Mes- fias is, en van God gezonden ; terwyl de vervalfchingen van zommigen omtrent byzondere punten deeze denheid niet floopten, en de Christenheid, ondanks het verfchil van begrippen, emr? hart en ane ziel bleef. Eenheid bleef vervolgens voortduuren, doch nu gebouwd op zekere vast- vervolgens voortduuren, doch nu gebouwd op zekere vast- geftelde Leerbegrippen , welker bepaaling men zich aan- maatigde, tot in de elfde Eeuw, wanneer de fcheuring tusfchen de Latynfche en Griekfche Ketk haat voile F f a be- 423 E. ROGGE beflag kreeg, en het denkbeeld algemeen wierdt, dat de Kerk van JESUS op geen anderen grondflag 66n en on- deelbaar zyn kan, dan op de volkomenfte eenftemmig- heid in gevoelens , eenftemmigheid , die wel een bars- fenfchim mag genoemd worden : zodat, indien de Edit- held der Kerke op geen anderen grondflag kan gebouwd worden, men de gewenschte Vereeniging wel als hooploos mag ftellen , tot aan het einde der waereld: te meer , alzo geene geloofswaarheid, zelf niet door de Remonftrant. fche Broederfchap nedergefteld , gefchikt is om tot een punt van vereeniginge te dienen , indien men als eene volftrekte voorwaarde wil ftellen, dat de vereenigende partyen het nopens derzelver beteekenis alvoorens eens moeten weezeri. Maar Welk is dan, volgens ROGGE, het, punt van Vereeniginge? Dit, dat de Schriften des N. V. den eenigen regel van geloof en leeven vervatten, en dat leder Christen, zyns verftands magtig , geregtigd en ver- pligt is, om dien regel voor zich zelven uit die Schrif- ten op te maaken. Dit punt (fchryft ROGGE) tot een „ grondflag leggende , worth daarop het gebouw der „ Vereeniging voltrokken. De Proteflantfche Kerk er- ,, kent alien, die met haar in dezen grondregel inftem- „ men , als leden der Kerk , en geeft aan alien de- „ zelfde gelyke regten. Zy kent alien Leeraaren des „ Kristendoms bet regt toe, om, waar zy geroepen wor- „ den, het Euangelium, volgends de uitfpraken van hun „ hart, te verkondigen zy kent alien leeken het regt „ toe, om, waft zy zulks verkiezen, belydenis van hun „ geloof of te leggen, en zich met den anderen in den „ maaltyd der liefde en des vredes, ter gedachtenis van den „ dood van jefus, te vereenigen, zonder dat zy hierdoor „ aan eenig Genootfchap zich byzonder verbinden ; — „ zy kent alien het regt toe, om, zo als zy als „ kind of als bejaarde, zich der Kerk te laten inlyven.” Volgens noGGE is deeze de eenige Vereeniging, welke lefus kan gewild en bedoeld hebben, en die by ook met er daad heeft bedoeld ; gelyk dan ook de Apostelen geene andere Vereeniging in de Kerk van jefus getragt hebben in te voeren: terwyl, daarenboven, afzonderlyke Kerkelyke huishoudingen , onder de verfchillend den. kende Christenen , met dat beginfel geenzins onbeftaan- baar zyn. Zie daar bet hoofdbeloop der bedenkingen, door den geagten Leetaar in zyn Gefchrift voorgedraagen. De be- DE REIM VAN JESUS- 429 bewyzen , met welke by die bedenkingen tragt te ftaa- ven, konden wy, beftaanbaar met ons plan, niet aanvoe- ren. Wy twyfelen niet, of veelen onzer I/eezeren, door de voordragt der zaake uitgelokt , zullen dezelve in 't Werk zelve gaan naaleezen ; 't weak beflooten wordt met de oplosfing van eenige ingebragte zwaarigheden te- gen het geopperde plan van Vereeniginge. wcg der Zadigheid op een cenvmdige wyze voorgefleld en aangedrongen, in festien gemeenzaame 13rieven, over de Geboorte, hot Lyden, de Dood, de Begravenis, Up- flanding en 1-lemelvaart van onzen Zaligmaker Jesus CHR.ISTOS. Te ilmfierdam, by J. Weppelman 1798. In gr. 8vo. 158 bl. 'Nets meer of anders, dan een verbaal der lotgevallen 11 van den gezegenden Verlosfer , met bier en daar tus. fchengevoegde Aanmerkingen , behelzen deeze Brieven van den Autheur Uitgeever tevens, den Burger WEP- PELMAN. In zyn kort Voorberigt meldt by , ads brandhout nit bet vuur gerukt te zyn, en nu deeze Brie- yen gemeen te maaken , in dankbaare erkentenisfe voor die weldaad; terwyl by voorts zyn voorneemen aankon- digt, om, door de beoefening van eene reeks van Chris- telyke deugderi , zyri voorig , in alle opzigte zondig eta aanflotelyk gedrag te willen ttitwisfchen. Wy pryzen Is Mans voorneemen , en wenfchen hem, in de volvoering daar van , den noodigen byftand. Wat zyne Brieven aangaat , zonder nadeel voor het Gemeenebest der let- teren zou by dezelve hebben kunnen agterwege laa- ten , daar toch dezelve niet anders behelzen , dan Been leder in de Euangelien kan leezen , en daaren- boven dezelfde ftoffe , door beter verfneeden pennen in een gemeenzaamen flyl , zeer dikmaals is behan- deld. F f 430 TH. PAIN& De Eeuw der Rede. Zynde eene nafporing van wars en fabelachtige Godgeleerdheid, door THOMAS PAINE. Uit het Engelsch. In den Haase, by J. C. Leeuweftyn, 1798. In gr. 8vo. 135 bl. Met weerzin en verontwaardiging maaken wy gewag van dit verachtelyk voortbrengfel van het weeldrig en fchandelyk misbruikt vernuft eenes Schryvers, die , door bet Christelyk leerftelzel , waarby veele duizenden menfchen eeuwen fang zich zoo wel bevonden hebben, met alle deszelfs grondflagen, en al wat Goddelyke Open- baaring beet , om ver te werpen , wonder verdienftelyk by het menschdom fchynt te hebben willen worden. had voorgenomen , eerst in een verder .gevorderden ou- derdom zyne gevoelens over den Godsdienst aan den dag te leggen. Dit zou dan het laatfte offer zyn, welk by aan zyne Medeburgers van alle Natien doen wilde. Maar de keer, welke de zaaken in Frankryk, door de geheele affcheiding van Eerk en Staat, en vernietiging van het voormaals heerfchend Godsclienstaelzel, genomen hebben, beefs de uitvoering merkelyk verhaast. Een Werk van dat foort was nu, in het tweede jaar der Franfche Re. publiek, (1794) zoo by meende, ten uiterfteti noodzaake- lyk geworden, opdat, by den algemeenen fchok en val van 't bygeloof, van valfche regeering- ttelzels en valfche Godsgeleerdheid, de zedelykheid en menfchelykheid, als Godsgeleerdheid, de zedelykheid en menfchelykheid, als mede de waare en echte Godsgeleerdheid, niet uit bet oog mogt verloren worden. De beruchte, en by veelen met roem bekende, Engelsch- man , THOMAS PAINE komt, in de voorafgaande kor- te Opdracht van dit gefchrift aan de Vereenigde Staatea van Amerika , openlyk met zyne naamteekening als $chryver van dit jammerhartig fink, te voorfchyn. Men behoeft het flechts in te zien, om te bemerken , dat de anders fchrandere en in andere takken van weetenfchap welbedreevene Man bier geheel buiten zyn yak, en in 't minst niet berekend is voor de taak, die by zoo fier, en met de grootfte verwachting , heeft op zich genoomen. Ben man, die de oude taalen in 't geheel niet kent, durft bet nutteloos en enkel tydverfpilling noemen doode taa• len te onderwyzen en te leeren, en met de grootfte klein- 4c11- DE EEUW DER %EDE. 431 achting over alle taalgeleerdheid , die ten alien tyde door bevoegde richters met rede zoo hoog gerchat , en zoo bevorderlyk aan alle waare befchaafdheid geoordeeld is, fpreeken. Hy maatigt zich een beflisfend oordeel aan over oude Hebreeuwfche Dichtftukken en Zinfpreuken, die by alleen kent uit gebrekkige vertaalingen, en over den geheelen inhoud der Bybelfchriften dien by even weinig verftaat , en altyd verwart met Leerftelzels , die 'er uit afgeleid zyn , en veele Bybelfche leeringen in een gantsch verkeerd licht plaatzen. Waar leezen wy, b. v., in den Bybel, 't geen PAINE , als een uitvinding van de Christen Fabelfchryvers , (zoo als hy de Schry- vers van het N. T. belieft te noemen ,) zoo belachlyk vindt, dat de Satan alle de Jooden , alle de Turken , negen tiende gedeelten van de waereld daarenboven, en Mahomed op de koop toe , onder zyne onderhoorigen kan tellen; ja dat hy over de gantfche fchepping heeft gezegepraald? Waar itaat die fabelleer der Christenen in de gewyde bladen befchreeven , dat 'er vyf Godheden zyn: te weten God de Vader, God de Zoon , God de Heilige Geest , de Godes Voorzienigheid , en de Godes Natuur? Dat het aanwezen van Jefus op aarde een that van ballingfchap, en uitdryving uit den hemel geweest is, waarheen hy te rug kwam door zyn fterven? Wat fchyn heeft de onvernuftige lastertaal voor zich, „ Het Cbriste. lyk Geloofsttel fchynt my toe een foort van Godlooche. ning te zyn ; een foort van vroome ontkenning van God, Het belydt eerder te gelooven in een mensch , dan in God. Het is een famenmengzel van Manismus met zeer weinig Deismus, en komt zoo naby aan 't AtheIsmus, ala bet fchemerlicht aan de duisternis." flit deze en dergelyke thaltjens , (want dezulken zyn 'er in dit gefchrift zeer veelen ,) mooge elk, der zaake eenigzins kundig, oordeelen, of iemand, die zoo weinig weet van de waare Bybelleer , en 'er vermaak in kan vinden, om dezelve in een valsch licht voor te draagen, en 'er dan lafhartig mede te fpotten , waarlyk de man is, om over de, waarde der Bybelfchriften, die niets der verdienen, dan met ongewasfchen handen behandeld te worden, te beflisfen, en ons de grensfcheiding tusfchen waare en valfche Godsgeleerdheid te leezen. Wil men nog iets meer , zie bier des Schryvers korte ge. loofsbelydenis, die by laat voorafgaan; F f 4 4$2 TH. PAINE Ik geloof in een eenig God, en in geen meer Goden g en ik hoop op een zaligen gelukttaat bier namaals. 1, Ik geloof in de gelykheid van den mensch, en ik ge- loof dat de plichten van den Godsdienst beftaan in billyk te bandelen en barmhartigheid te oefenen, en in alles aan te wenden, wat onze medefchepzels kan gelukkig maken." Vervolgeps wordt 't meeste werk gemaakt van een opga- ve der dingen, die by niet gelooft, en der redenen, waar- om by die niet gelooft. Hy gelooft geene artikelen van de Joodfche, Turkfche , Griekfche, Roomfche of Prote- ftantfche Kerk ; het zyn alle menfchelyke vindingen; zyn eigen gemoed is zyn eigen kerk. De natuurlyke wysbe- geerte, de ftudie van Gods werken, is by hem de waare Godsgeleerdheid. De moogelykheid van eene Openbaa- ring worth toegeftemd ; maar die is enkel your bun, aan wren dezelve gefchiedt. Anderen, die bet maar heb- ben van hooren zeggen, zyn niet verplicht, om hetzelve, zonder eene nieuwe Openbaaring aan elk , te gelooven. fWaarom niet, als 'er daadzaaken voorhanden zyn, die ben kunnen overtuigen , dat onbefprokene , allezins ge- loofwaardige, menfchen zoodanige openbaaring gehad heb- ben?) De drie voornaame middelen, van welke men zich in alle eeuwen , en misfchien in alie landen, bediende, om bet menschdom te misleiden, zyn: Verborgenheid, Won- bet menschdom te misleiden, zyn: Verborgenheid, Won- derwerk , en Profetie of Voorzegging. De twee eertie zyn onbeftaanbaar met waaren Godsdienst , en het derde behoorde altoos verdagt te worden gehouden. Jefus was een deugdzaam en beminnelyk mensch , de zedeleer, die by predikte en uitoefende, van de goedhartigfte foort, en, alhoewel Confucius en fommige Griekfche Wysgee- ren, veele jaaren voorheen , de Kwakers in 't vervolg , en alle braave menfchen in alle eeuwen , eene dergelyka zedeleer gepredikt hebben, heeft echter niemand de zyne overtroffen. [Niemand heeft te vooren, van Gods byzon- dere Voorzienigheid en het toekomend leeven , van Gods liefde tot zondige menfchen , en andere gronden van ver- trouwen op God, niemand van de plichtmaatigheid eener algemeene menschlievendheid, ook jegens vyanden, 200 gepredikt en zoo geleefd als Jefus.] Het geheele ftelzel der Christenen is gedeeltlyk famengetteld uit de oude fabelieer der Heidenen, en gedeeltlyk uit de Joodfche overleveringen. [Is 'er dan waarlyk geen aanmerklyk verfchil tusfchen loutere verdichtfelen en klaarblyklyke daad- DE EEUW DER. REDS, 433 daadzaaken? Heeft ooit iets, zoo wel famenhangend, zoo Gode waardig , en zoo wel berekend naar de behoeften der menfchen, als het Christelyk leerftelzel, kunnen ge- dacht worden?] Byna de eenige plaatzen in den Bybel, die ons tot het denkbeeld van God, namelyk: dat van eene eerite Oorzaak , de oorzaak van alle dingen , (het eenigfte denkbeeld, dat een mensch aan den naam van God kan hechten,) leiden , zyn fommige hoofdft. in 't boek van Job, en 't begin van den r9den Pf. Deze plaatzen zyn zuivere Deittifche opftellen. Het lust ons niet, al liet het ook het bepaald oogrnerk van dit Maandwerk toe, meer byzonderheden of te fchry- ven, niet zoo zeer uit vrees van 'er verkeerde indrukfe- len , ten nadeele van het nuttig gebruik van deze eerwaar- dige overblyffels der oudheid, door te verwekken, als wel, om- dat ze meestal op ,overbekende, in onzen tyd dikwyls herhaalde, en niet minder dikwyls wederlegde , tegenbe- denkingen tegen fommige Bybelfche verhaalen, en deze en gene dikwyls kwalyk aangewende Bybelfche uitdruk- kingen, uitkomen. Voorts worden de droomen van eigen- lyk gezegde fabelfchryvers met den inhoud der gewyde Schriften overal vermengd , met de heiligfte en eerwaar- digfte dingen oneerbiedig de fpot gedreeven , en over veele zaaken uitfpraak gedaan door machtfpreuken , die geen den minften fchyn van bewys voor zich hebben. Het fchynt den Burger PAINE in zyne vroege jeugd aan een verftandig onderwys in het leerttellige gedeelte van den Christelyken Godsdienst, waarin by , naar de leiding der Kwakers, opgekweekt is, ontbroken, en na- derhand aan lust gemangeld te hebben , om andere leer. ftelzels, die met het gezond verftand beter famenftem- men, behoorlyk te onderzoeken. Hy is daarvan nog zoo onkundig , of door zekere overgeblevene zucht voor de ouderlyke belydenis, waarmede by‘eerst is bekend ge- worden , in bet beoordeelen van andere leerftelzels zoo zeer verbysterd, dat by durft beweeren, dat de Gods- dienst der Kwakeren het naast van alle anderen komt aan bet waare Deismus, ten aanzien van het zedelyke en goe. dertierene van denzelven. Had by kennis gehad aan de Theorie van Grotius, over de Leer der Genoegdoening van Christus, die by met zoo veel heftigheid beftrydt, en aan 't geen, in on- zen tyd , tot verklaaring en opheldering van het waare Bybelfche begrip des aangaande , door andere geleerde F f 5 Man- 434 TH. PAINE Mannen, die den Bybel naar de beste regels van gezon. de Uitlegkunde hebben leeren behandelen, is te berde gebragt , en de rnoeite genoomen , om ook van andere Bybelfche Leeringen , die men niet zelden in een min aanneemelyk licht heeft doen voorkomen, betere uitleg- gingen , die genoeg voorhanden zyn, onbevooroordeeld na te fpooren, en den waaren geest dier Bybelfche ver- haalen, waarop hy zooveel te zeggen heeft, onpartydig te onderzoeken , dan zou by minder aanteiding gehad hebben tot Aoo veele nietsbeduidende aanmerkingen en onredelyke gevolgtrekkingen, waarmede dit gefchryf zoo geheel is opgevuld, zonder dat de goede zaak , die hy, zonder dezelve te kennen , wil fchynen te beftryden, 'er iets by Iyde. Wy bedroeven ons intusfchen over de bedorvenheid der tyden, en over de onbefchaamde itoutheid, waarme- de men, ook bier te laude, zoodanige opeenftapeling van domme en baldaadige aanvallen op het Goddelyk gezag en de hooge waarde der gewyde Schriften tracht aan den man te helpen. Qns is tot hiertoe alleen de boven aange- kondigde Vertaaling onder het oog gekomen. Eene tweede is door van Sante') te Rotterdam in het licht gegeeven. De Vertaaler heeft goedgevonden bier en daar eene Aanteekening onder den tekst te plaatzen, die hem even weinig eer aandoen, als de laage onderneeming, om een Werk van die natuur in de waereld te ftooten. Dat fom- mige oude Kerkvaders, om het overgroot voordeel der verwaarloosde Bybelftudie te iterker aan te pryzen , met min of meer kleinachting van bet nut van andere wee- tenfchappen voor Godgeleerden gefproken hebben; zal dit ten bewyze ftrekken , dat de Godgeleerden de aan, dacht van waare weetenfchappen hebben zoeken of te trekken , om bun leerftelzel ftaande te houden? Is 't aan onkunde of bedriegelyke oogmerken toe te fchryven, dat onkunde of bedriegelyke oogmerken toe te fchryven, dat men bet otide afgefleten verzinfel van Faustus den Ma- nichmer, omtrent de fchriften, die de naamen der Apos- telen of. Apostolifche rnannen aan het hoofd hebben , nog weder durft opwarmen , alsof 'er waarlyk grond wa- re, om te twyfelen, of die fchriften wel uit de Aposto- lifche tyden berkomftig , en niet eerst langen tyd daarna door onbekenden gefchreeven zyn? daar het uitgemaakt door onbekenden gefchreeven zyn? daar het uitgemaakt is , dat men lang voor Faustus de meesten van deze fchriften , als echte gedenkftukken uit de Apostolifche tyden , heeft aangenoomen , en dat het dien man, hoc zees DE EEUW DER REM 435 zeer by anders in kundigheden veelen zyner tydgenooten, (in de derde eeuw,) mooge overtroflen hebben, aan ken- nis van de oorfpronglyke taal , waarin die fchriften op- gefteld zyn, en dus aan bevoegdheid, om over bet taal- gefteld zyn, en dus aan bevoegdheid, om over bet taal- eigen, dat 'er in heerscht, en den leeftyd der Schryveren duidelyk aanwyst , wel te oordeelen , heeft ontbroken. duidelyk aanwyst , wel te oordeelen , heeft ontbroken. Gedenkfchriften der Maatfchappy van Zendelingfchap, tot voortplanting van het Evangelic in Heidenfche landen , opgericht binnen Londen, in herfitmaand des y aars 1795. Benevens eenige daartoe betrekkelyke Leerredenen. Benevens eenige daartoe betrekkelyke Leerredenen. het Engelsch vertaald , door M. VAN WERKHOVEN. lfle Stuk. Te Dordrecht, by A. Blusfe en Zoon, r798„ In gr. evo. 114 bl. Eene aanfpraak aan de belyders van het Euangelie, door den Eerw. BOGUE, Predikant- te Gosport in En- geland, geplaatst in the Evangelical Magazine van Sep- tember 1794, en daartoe ingericht, om zyne Iandgenooten tot navolging van de lofwaardige poogingen van andere Genootfchappen, tot bekeering der Heidenen , op te wek- ken , gaf de eerfte aanleiding tot de oprichting van een nieuw Zendeling Genootfchap , waaromtrent ons in dit nieuw Zendeling Genootfchap , waaromtrent ons in dit Werkjen eenige berichten medegedeeld worden. Men hield al kort daarna opzetlyke byeenkomften , om zoodanige Maatfchappy tot Band te brengen , liet eene aanfpraak aan de Dienaaren van het Euangelie , en alle andere vrienden van het Christendom , over de zaak der Zen- delingfchap tot de Heidenen , drukken, die met een ge- fchreeven Brief tot aandrang , om het ontworpei plan op alle wyze te begunffigen, aan een aanmerkelyk getal Leeraaren in de Hoofditad en derzelver nabuurfchap, werd gezonden , en vond weldra een groot aantal be- reidwillig, om tot dit werk het hunne toe te brengen. Deze kwamen op den beitemden tyd, in January 1795, met de overigen, die reeds verfcheiden maalen , tot het zelfde einde, vergaderd geweest waren, famen, en deze byeenkomften zyn van dien tyd of geregeld alle veertien dagen gehouden. Men ftemde eenpaarig overeen , dat alle partybenaamingen , en mindere onderfcheidingen, in de uitvoering van dit groot ontwerp , zouden verzwolgen worden in den grooten naam en zaak van het Christen- dom, 'Er wierd ook een Formulier van deelneeming, die your 436 GEDENKSCHRIFTEN voor Euangelifche Leeraaren en Leeken van allerlei be, naamingen werd opengezet , ontworpen , en een Come mitte van Correspondentie opgericht, orb. de gemeenfchap met broederen in alle oorden des lands te bevorderen. Wy vinden dit echter naderhand, in een rondgaanden Brief, bepaald tot zulken , die den Kinderdoop beoefe- nen. (De Doopsgezinde Broeders in Engeland hadden reeds afzonderlyk een Genootfchap tot hetzelfde einde in werking.) Men zag nu. alhaast de vlam van. Godsdienst, yver , welke op. veele plaatfen , reeds voorlang , beim. lyk ontvonkt was , in vollen gloed branden. Op den eerften rondgaanden brief aan de Leeraars , in alle oor- den des lands , kwamen teritond van .verfcheiden ten zoodanige antwoorden, welken de grootfte aanmoedi- ging opleverden. Men liet daarop ook eene Aanfpraak aan alle oprechte en yverige Belyders der Euangelieleer, van allerlei Gezindheclen , met opzicht tot eene ondernee- ming , om het Euangelie onder de Heidenen bekend te. maaken , door het land rondgaan. 'Er bleef alleen ove- rig , de vlam van godvruchtige welwillendheid tot dan punt te verzamelen, en een plan van faamvereenigde wer- king daar te ftellen. Tot dat einde was de algemeene by- eenkomst beftemd, binnen Londen, 'op den 22, 23% en 24 September. Vooraf werd nog een rondgaande Brief , zoo verre moogelyk was, afgezonden aan alle Leeraars in de ftad , en door het geheele land , en bovendien eel]. korte Uitnoodigingsbrief gezonden aan veele gemeene Christenen, in de ftad en derzelver omfireeken. Alle deze gemelde brieven en aanfpraaken zyn in dit eerfte Stuk der Gedenkfchriften te leezen. Een zeer talryke en aanzienlyke vergadering van Leeraars en gemeene Chris- tenen verfcheen ter bettemder plaats. Op maandag avond, r Sept. werd eene voorbereidende byeenkomst gehou.- den, waarin, verilag gedaan zynde van 't geen dus verre verricht was, om de zaak te brengen tot dien (land, waar- in zy zich thans beyond , de fchets van een Plan , tot oprichting van eene Maatfchappy tot het zenden van Zen- delingen naar Heidenfche en onverlichte Landen , door het Committd van Correspondentie ontworpen, werd voor9 creleezen , en met buitengemeene geestdrift goedgekeurd, tf, a Is gefchikt , om aan de Algemeene Vergadering , den volgenden dag , te worden voorgelegd. Op de drie vol- gende dagen , voor de Algemeene Vergadering beftemd , wierden zes plegtige Vergaderingen tot Godsdiensteefe, ning VEIL MAATSCHAPPY VAN ZENDELINGSCIIAP. 437 fling, de eene na de andere, in onderfcheiden gedeelten der ftad gehouden. De Leerredenen, by die gelegenheid met veel vuur uitgefproken, zyn te gelyk met de Histo- rie der Maatfchappy in druk verfcheenen. De eerfte der- zelven is reeds in dit eerfte Stuk voorhanden , waarvan wy bier onder ook eenig verflag doen zullen. Door dit middel, met veel ftaatigheid, en blykbaaren toeleg om den Godsdienstyver der menigte meer en meer te doen ont- vlammen, uitgevoerd, werd de steeds toeneemende deel- neeming in het voorgenomen ontwerp zeer fterk bevor- derd. In de tusfchenpoozen , tusfchen de nicer plegtige dienften, werden Byeenkomften gehouden , om over het ftuk te handelen , en aan de zaaken der pasgebooren Maatfchappy een goede vorm te geeven. Het ontworpen plan tot oprichting van eene Maatfchappy , tot het voor- noemd einde, werd rypelyk overwoogen , en, na eenige verbeteringen, aangenomen en vastgefteld. Men koos Be- fluurders , eenen Schatmeester en Secretarisfen, en ging vervolgends over tot het bepaalen der plaatzen , alwaar, en de wyze, op welke, de eerfte onderneemingen zou- den te werk gefteld worden. Men vond het nuttig en raadzaam , allereerst aan de Eilanden in de Zuidzee te denken. Men zou daarna , zoodra mogelyk , Zendeling- fchappen onderneemen naar de kust van Africa, of naar Tartaryen , over Aftracan , of naar Suratte op de Mala- baarfche kust , of naar Bengalen, of de kust van Koro- mandel, of naar het eiland Sumatra, of naar de Pelew- Eilanden. Hiermede is deze eerfte Algemeene Byeen- komst ten einde geloopen. Men leest bier nog een rond- gezonden brief aan de Leeraars in het Land, om van het verrichte werk kennis te geeven, die, behalven het aan- genomen plan, en de Lyst der Beftuurderen, ook eenig bericht van de eerfte werkzaamheden derzelven bevat. Men ziet daaruit, dat toen reeds aanzienlyke giften en jaarlykfche Infchryvingen gedaan zyn , dat weidra ver- fcheiden Zendelingen hunnen dienst aangebooden hebben, eta toen reeds eerie eerfte Zending is bepaald, et) dat een Heer, , nit den dienst in Oost- Indien terug gekeerd, zich Heer, , nit den dienst in Oost- Indien terug gekeerd, zich vrywillig heeft opgedaan, en edelmoedig zynen dienst aan- vrywillig heeft opgedaan, en edelmoedig zynen dienst aan- gebooden, om het bevel over een fchip, tot het overvoe- ren der Zendelingen naar de plants hunner beftemming, op zich te neemen. Wy zien met verlangen nadere berichten van den nit- flag van deze eerfte , en de daarop gevolgde bezending naar 438 GEDENKSCHRIFTEN Baar de Nat der Fouiabs , in de binnen -gewesten van Africa, en verdere werkzaamheden van deze Maatfchap- py, te gemoet. Want verder, dan wy vermeld hebben, gaan dus verre deze vertaalde Gedenkfchriften niet. In dit eerfte Stuk volgt nog alleenlyk de eerfte der boven- gemelde Leerredenen, ten tyde der oprichting van deze gemelde Leerredenen, ten tyde der oprichting van deze Maatfchappy te Londen door den Eerw. TH. HAWEIS gehouden. In deze Leerrede wordt de Apostolifche lastbrief, Marc. XVII: 15, 16, op de Zendelingen toegepast, en, na eenige voorafgaande aanrnerkingen, over de gelegen- beid des tyds , en het doel der plegtige Byeenkomst, by welke deze Redevoering is uitgefprooken , de volgende byzonderheden verhandeld. I. Waarheen wy gaan moe- ten ; IL wie ze zyn , die gezonden moeten worden ; wat zy moeten prediken; IV. en welke de uitflag zyn zal van hunne tending. — I. Op de eerfte vraag worth gcantwoord: in de geheele waereld, en eene aandoenelyke fcbilclery opgehangen van de menigte van Volken , die tog zonder kennis van het Euangelie leeven. II. Op de tweede , wie zullen gezonden worden, is het antwoord: zulken, als de Heer heeft voorbereid, en toegerust tot bet zwaarwigtig werk. Menfchen , die hun leeven niet dierbaar achten voor zich zelven, maar bereid zyn, zich te verteeren en verteerd te worden, in zynen eervollen dienst. Menfchen , die waarlyk door den Heiligen Geest zyn opgewekt , om zich aan dat werk toe te wyden. Menfchen, die eene innerlyke blykbaarheid hebben, door den Geest, getuigende met hunnen geest, dat zy kinde- ren van God zyn. „ En wy behoeven," zegt de Rede- naar , „ niet te wanhoopen van die te zullen vinden; is bet niet in de Schoolen der Geleerdheid, of in de ge- woone Kweekhoven der Godgeleerden; het zal zyn onder godvruchtige lieden in onze onderfcheiden Gemeenten. Een eenvouwig man — met een goed natuurlyk ver. Rand begaafd, vol van geloof en van den Heiligen Geest — al kwam by uit de fmiste, of uit den win• kel, zou in myn oog , ik beken het , als Zendeling tot de Heidenen, oneindig verkieslyker zyn, dan al de ge- leerdheid der fchoolen." Geen kerkelyk gezag is trier noodig ; zy , die bevoegd zullen weezen om te oordee- len over eene Zendelings-roeping , moeten van denzelf- den Geest gedrenkt zyn. III. Wat moeten zy prediken? Het antwoord is: zy moeten aan alle creatuuren het Eu- an- DER MAATSCHAPPY VAN ZENDELINGSCUAP. 439 angelie prediken , het zuiver , krachtig , onvervalscht Euangelie van onzen grooten God en Zaligmaaker Jefus Christus. De Prediker noemt vervolgens de grondwaar- heden van het Christendom , die zynes oordeels tot het onvervalschte Euangelie behooren , en vervat zyn in de Geloofsbelydenisfen van alle Hervormde Kerken, de Leer der Godheid van Jefus Christus, van zyne verzoenende Offerande, van de werkingen van zynen Geest tot leeven- digmaaking van zondaaren. „Van dit eene ftuk," zegt by, „ zal alle onze voorfpoed afhangen , als Christus gepredikt, alleen gepredikt, altyd gepredikt wordt." IV. Welk zal de uitflag zyn van zulk een Zendeling ? Antw. Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zyn zal zalig worden , maar die niet geloofd zal heb- ben zal verdoemd worden. Hier wordt beweerd , dat 'er volarekt geen zaligheid, dan door het geloof aan die waarheden van het Euangelie , voor de Heidenen die waarheden van het Euangelie , voor de Heidenen is te hoopen. En dit geeft aanleiding tot zeer ernitige opwekkingen en aanfpooringen , waarmede deze Rede wordt geflooten , om ter bereiking van dit edel doel , om menfchen te behouden , die anders zeker verdoemd zullen worden , mede te werken , en alles toe te brengeh. Het zy verre van ons , het welmeenend oogmerk der eerfte Oprichters en verdere deelneemers in dit werk in twyfel te trekken. De onderneeming is loffelyk , en kan belangryk worden in de gevolgen , zoo wel voor de uit- breiding der weetenfchappen , en tot opwekking van een warmen Godsdienstyver, , in die Landen, van waar zulke bezendingen gedaan warden , als tot voortplanting van bet Christendom onder de Heidenen. Wy willen 'er het beste van hoopen. Men heeft met rede geklaagd, dat de Zendelingen der Roomfche Kerk over 't geheel meer hun werk gemaakt hebben om een blind geloof aan Kerkelyk gezag en allerlei bygeloovigheden voort te planten, dan wel om de menfchen met de reine leer van Jefus bekend te maaken, en daardoor te verbeteren. En zouden onze Proteftantfche Broeders, die al mede bier en daar de proef genomen hebben om Heidenen te be- keeren , ook wel over 't geheel 'er genoeg op toegelegti hebben, om de waare Christenleer, in haare oorfprong- hebben, om de waare Christenleer, in haare oorfprong- lyke eenvoudigheid, voor te draagen , en zoo wel op het verftand , als op bet hart, te werken ? Het is dan in de daad te wertfeben dat veriichte Mannen , die wy V001'0 440 GEDENKSCHRIFTEN, ENZ. vooronderftellen dat ook onder de deelneemers in deze zoo veel geruchtsmaakende Maatfchappy gevonden wor- den , op hunne hoede zyn tegen alle verkeerde uitwerk- felen van eene ontydige geestdrift en vroomen yver, die niet door gezond verftand en Wyg beleid beftuurd wordt, en hunne uiterfte poogingen in 't werk ftellen, ten einde een wel doordacht en geregeld plan van redelyk onder- een wel doordacht en geregeld plan van redelyk onder- wys tot Rand korne , en de keuze van Zendelingen niet dan met de grootfte omzichtigheid bepaald worde. Wat men zeggen moge, 'er worden meet. dan gemeene, en alle- zins opgeklaarde , kundigheden, en geen geringe begaafd- heden van verfchillende natuur , vereischt , om, met ge- heden van verfchillende natuur , vereischt , om, met ge- gronde hoop op waare vrucht, onder Heidenfche gronde hoop op waare vrucht, onder Heidenfche Volken , tot voortplanting van den Godsdienst , te ar- beiden. Nieuwe Scheikundige Bibliotheek, under de Zinfpreuk Amicus Plato — fed magis arnica veritas. Eerfle Stuk. Te ilinflerdam, by de Wed. J. Doll en, Zoonen, 1798. In gr. ivo. Iao bl. eene Voorreden van 8 bl. , in welke het plan en VV oogmerk van dit Tydfchrift wordt opengelegd, vol- gen de Uittrekzels en Beoordeelingen der navolgende Wer- ken. Remarks on the Gazeous Oxyd of Azote, &c. By ken. Remarks on the Gazeous Oxyd of Azote, &c. By S. L. MITCHILL. Proeve over het voedzel der /3/amen, enz. Door INGENHOUSZ. Nieuwe Chemifche Bibliotheek, door Door INGENHOUSZ. Nieuwe Chemifche Bibliotheek, door P. VAN WERKHOVEN. Disfertatio Medica de Muriatis Barytee van G. STINSTRA. Disfertatio de Lauro. cerafo, door L. J. SPANDAW DU CELLI6E. B. J. PAPING de Sulphureto Calcis, &c. Annales de Chimie, T. XXI & XXII. Chemifche Annalen von L. VON CRELL. Anfangs- grunde der Chimie von D. G. F. HILDEBRANDT. Ueber die wirkung Mineralifcher Waster, &c. von J.- E. WICH- MANN ; en F. J. VOLTELEN Pharmacolog. Univ., Pars I. De Uittrekzels zyn meerendeels vry uitvoerig en naauw- keurig ; ook kunnen wy ons met de meeste aanmerkin- gen der Schryvers op de gerecenfeerde ftukken zeer wel vereenigen , fchoon wy dezelve ook zomwylen wat te iterk en niet volkomen gegrond oordeelen. Dus antwoor- den, by voorbeeld, de Schryvers, pag. 33, op de gisfing van HAHNEMAN CD CELLIeE : of de Laurierkers, van we- gen haare beweezene veelvermogende kragten tegen de SCHEIKUNDIGE DIBUOTHEEK. 441 tie zwartgallige verdikking van het bloed, ook niet met nut tegen de ontfleeking zou kunnen gebruikt worden. „ Hoe men uit de wyze , waarop dit vergift de vaste „ deelen aandoet, tot het denkbeeld komen kan , dat „ dezelve ook in ontfteekingen van dienst moet zyn, be- , kenne ik niet door te zien. Is dan eene tegennatuur- „ lyk vermeerderde werking der vaten, welke altyd by • ontfleeking gevonden wordt , niet onderfcheiden van eene fpanning (rigiditas), welke in zwartgallige geld- • len Itandvastig plaats heeft ? Is 'er geene geheel ande- „ re aanwyzing by Affeatones hypochondriacae, als in „ onttteekingen der longen, of zou een Geneesheer in „ beide gevallen dezelfde geneesmiddelen durven aan- „ raaden ?” Wy antwoorden bier op, dat de tegentatuurlyke wer' king der vaste deelen in de ontfteekingen geenzins een en bet zelfde is met de fpanning,, die by de zwartgalligen in de vezelen wordt waargenomen. Maar dat eater haar maate die fpanning meerder is, de werking der vaste deelen in de ontfteekingen ook grooter moet zyn. Dat dus dat geen , 't welk , zonder de pols te veel aan te zetten, in ftaat is om de fpanning der vezelen te ver- minderen, ook dikwyls in ontfteekingen van nut zal kun- nen zyn. Op de tweede tegenwerping antwoorden wy, dat men zeer wet kan toeftemmen , dat de aanwyzingen in de zwartgalligheid, en in de ontfteekingen, merkelyk uit elkanderen foopen , zonder daarom de ftelling van CELLI& te verwerpen: naardien uit het plaatzelyk on- derfcheid der deelen , die door eene ontfleeking worden aangedaan; de aanwyzingen in de ontfteekingen zelve zo verre uit elkanderen loopen , dat het geen in de eene zeer nuttig is, in de andere zeer nadeelig wordt bevon- den. Dus eiseht de aanwyzing in de oog- en keel- ontftee- king flerke afleidende purgeermiddelen, die in de waare ontfteekingen der borsiingewanden zeer gevaarlyk zyns Dus vordert het zydewee de Salpeter, die in eene ont- iteeking der maag ten hoogften, nadeelig is. Eindelyk antwoorden wy op de vraag, of remand dezelfde middelen in de zwartgalligheid en in de ontileeking der, longen zott durven aanraaden? in een zekeren zin, volmondig, ja : aftrekzels , enz. van verzagtende en zogenaatnde openende Wortelen en Kruiden met Extras um Gratninisi Tartarus regeneratus, Oxymel fimplex, enz. zyn van groot nut in de zwartgallige ongetteldheden; maar zyn dezelve I.DTT. 1798. NO. io. G g niet 44 SCHEIKUNDIGE BIBLIOTHEEK. niet insgelyks de beste middelen in eene longontileeking? Wat het Laurierkers- water betreft, of het in deeze ge- vaarlyke ontfteeking van dienst zou kunnen zyn, dit zou men niet dan door proeven, met behoorlyke voorzichtig- held in het perk gefteld, kunnen bepaalen. Behalven de opgenoemde Uittrekzefs, vinden wy in dit Stukje eene belangryke oorfpronglyke Verhandeling van de Heeren J. B.. DEIMAN 9 A. PAATS VAN T1&OOSTWYK en LAUWERENBURG , in welke ten naauwkeurigften on- derzocht worden de Proeven van den Heer WIEGLEB waarmede dezelve heeft trachten te bewyzen , dat de lucht, welke door het doordryven van waterdampen door een gloeijende aarden pyp wordt voortgebragt eene ftiklucht zy , gebooren uit de vereeniging deer dampen met het warmtebeginzel : terwyl by uit deeze Proe- ve een aantal gevolgen afleidt, zyns erachtens, van een genoegzaam gewigt, om het geheel Lavoifieriaansch Stel- zel der Soheidkunde in duigen te doen vallen. Onze beroemde geeerde Stadgenooten hebben in deeze Ver- handeling door een groot aantal onwederfpreekbaare be- wyzen betoogd , dat de Proeven van den Heer WIEGLEII ten vollen ongegrond zyn , en dat de door hem opge- zamelde ftiklucht niet is voortgebragt door de vereeni- ging van de waterdampen met de warmteftoffe , Maar dat dezelve van buiten is ingedrongen door de porien zyner aarden buizen. De Wysgeerige Arts. Door M. A. WEICKARD. Uit het Hoogduitsch. Wde Deel. Te Dordrecht, in den Haage, en te Breda, by A. Blusfd en Zoon , J. C. Leeuweftyn, en W. van Bergen, 1798. In gr. 8vo. 311 bl. Cpraken wy weleer met lof van de drie eerfte Deelen van dit leezenswaardig Werk (*), het vierde thans in het Licht verfcheenen Deel verdient niet minder onze aandagt. Hetzelve handelt vooreerst over de natuurlyke neigingen, de aangenaame en onaangenaame gewaarwordingen, en de me- aangenaame en onaangenaame gewaarwordingen, en de me- dedeeling van eigenfchappen van ziel en lichaam. Vervol- gens gnat de Schryver over tot een Ontwerp eener Wysgee- rige Geneeskonst, wier eerfte Boek handelt over de Ziek- ten (") Zie /km Fader/. Letteroef. voor 1795, bl- 414- M. A. WEICK ARP, DE WYSGEERIGE ARTS. 443 ten van den Geest, tot welke door den Schryver gebragt tvorden de zwakke Verbeeldingskragt , de verhitte en buitenfpoorige Verbeeldingskragt, het gebrek aan Oplet- tendheid, een hardnekkjg of aanhoudend Nadenken, de Vergetelheid, het Onverttand, de Domheid, de buiten. gewoone Vlugheid van Geest, en de Krankzinnigheid. Het tweede Boek van dit ontwerp handelt over de Ziekten des Gemoeds, welke verdeeld worden in de zo- danige , in welke eene levendige , werkzaame, hittige of beweegende Gemoeds- eigenfchap plaats heeft, hoedanige zyn Wellustigheid, Verliefdheid, Verkwisting,Oploopend- heid, Wraakzucht, Vermetelheid , Kweezelaary, Dweep- zucht en Hebzucht. De tweede Afdeeling van dit Hoofd- ituk bevat de langzaame nederflaande en terughoudende Gemoeds-eigenfchappen: met naame de Traagheid, Slaa- perigheid, Ledigheid, Treurigheid, Verzaagdheid, Neer- flagtigheid, Nyd, Hofziekte, Schaamachtigheid, Vrees- achtigheid, Bangheid en Bloheid. De befchryvingen der ongefteldheden van den Geest en des Gemoeds zyn zeer volledig en naauwkeurig, zo ten Cpzichte van de kentekenen , toevallen en waarneemin- gen, als met betrekking tot de Geneezing, die doorgaans zeer eenvoudig en naar den aart der zaaken gefchikt is. Dus raadt hy, by voorbeeld , tot geneezing van de Ver- itandeloosheid der kinderen., op p. 120 en 121 het vol- gende : ,, Men gewenne kinderen aan naauwkeurige en • klaare begrippen, aan oplettendheid, nadenken en goede „ vergelykingen. Men maake hen wantrouwend omtrent „ hergebragte leeringen gevoelens , vooroordeelen , en omtrent alles wat niet naauwkeurig en aanhoudend 51 noeg is doorvorscht en ontleed geworden. Men wekke „ hen eindelyk op, om zichzelve met kundigheden te ver- 91 ryken, en onder eene getrouwe leiding de waarheid te • zoeken. Men maake hen hardgeloovig , onpartydig , 1/ oplettende; verftrooijingen, waar toe zy zo zeer geneigd 59 zyn , moeten van langzaamerhand verbannen worden. „ Men toone hen de dwaalingen, die uit lichtgeloovig- 9, heid, partydigheid, lichtzinnigheid en verftrooijing ont- „ than. Men maatige de heerfchende hartstochten, de 17 gebreken van het temperament en diergelyke. Op „ deeze wyze zal men eindelyk menfchen van gezobde 17 oordeelkragt opvoeden. Hun vertland zal zich met des „ te grooter !ulster vertoonen , als zy ryk aan kundighe- DI den en waarneemingen geworden zyn, als yver voor de Gg 2 §, wan- 444 A. WEICTEARDI DE WYSGEERIGE ARTS. 9, waarheid, of ,eene andere edele zucht, hen aanvuurt, 14 om hunne oplettendheid naar hunne kragten aan te wen- „ den. Het is met den wyzen alp met den jager, , zegt 1) HELVETII'S, de geringite beweeging verjaagt het Wild ,, van den laatiten, en de geringtle verftrooijing des eerften zal hem van de waarheid verwyderen.” n zal hem van de waarheid verwyderen.” Vervolgens geeft de Heer WEICKARD een Aanhangzei van Geneesmiddelen, waar in , onder anderen, voorkomt, het zo eenvoudig middel, waar, mede MUZEL meermaalen de treurigheid, melancholic en krankzinnigheid, genas: Tart. tartarifat. gg Nell. despumat. Aq. comm. 8viij. In het begin om de twee uuren een lepel vol , doch ver- volgens maar driemaalen 's daags. Gemaklyk ziet men, dat de voortreflyke werking van dit middel, voornaa- melyk, afhangt van de fterke ontbindende kragt van den fmeltbaaren Wyntteen4— Dit Deel eindigt met eene Ver- handeling van den Schryver, over de eigentlyke kragt, waar door de groeijing en voeding gefchiedt. Dit auk is zeer wel gefehreeven , en bevat de optelling en beoordee- ling van veelerleye gevoelens , Welke dienaangaande zyri voorgeffeld. Doch, gelyk lichtelyk valt te begrypen, by heeft de zaak ongeveer zo duister gelaaten als zy voorheen was, en denkelyk nog wel lange zal blyven. Schets over de Rechten van den Mauch, het Algemeea, Zerken- Slants- en Volken- recht, ten dienfle der Sur- gery ontworpen; als mede Tafereel van Deelen, Afdee- lingers en Hoofdliakken tot een Algemeen Bataafsch Wet- bock , beknoptlyk gefchetst door F. A. VAN DER MARCK, re Groningen, by de Wed. J. Bolt, 1798. In gr. 2vo, te zamen 342 Het baart ont geen wonder, dat de Staatsomwenteling, bier te lande voorgevallen, den gryzen Hoogleeraat VAN DER mAttcK als verjongt , en hem de pen doet op- vatten , ter bearbeiding eens 1Verks , naar de wisfeling der tyden gefchikt. Hy Loch was, blykens de Gefchiedg- nisfen, van vOdr veele jaaren het doel, waar op Heersch- zugt zo Geestlyke als Wereidlyke, mikte , terwyl de py- V. A. VAN MLR MAILCICI SCRETS, ENZ. 445 pylen hem een en andermaal troffen , en zyne lotgeval- len dienden om hem te veriterken in de door hem vroeg aangenomene ien geleeraarde Beginzelen van Burgerlyke en Godsdienitige Vryheid (*). Hoe gevoelig by des met reden is , wyst zyne Voorreden aan zyne Medeburgers gerigt, uit , op te veel plaatzen om bier alle aangetoogen te worden. Onder andere fchryft de Burger Hoog- leeraar : „ De Gelykheid en Vryheid der Menfchen in Lune aangeboorene Rechten hebben de beroemdfte Na- tuurregtsleeraars al voor lange openlyk gepredikt, en is clus geen nieuwe Leer van onzen tyd. Ja , zo verre de toepasfing alleenlyk op de onrechtmaatige Kerklyke Hie- farchie of Overheerfching der zogenaamde Geestlyken over tie Leeken gemaakt wierd, waren de Politieken of Regenten des Burgentaats daar mede wonderlyk wel in hun fchik ; dewyl zy aldus van deeze lastige woelgeesten ontheeven tleeven; doch zo rasch het eigenbelang en de grootschheid der Politieken medebragt om de party der Kerklyken te kiezen , wierden RILATUS en HERODES Vrienden met elk- ander, en dan moest de Natuurregtsleeraar een onfchuldig ilagtoffer der opftuivende Kerklyke woede worden : zo dat zyn geroep van Gelykheid es V yheid der Rechten Tan den Newell als eene ftemme in de Woestyne blyft." VAN DER MARCK onthoudt zich des voorbeelden by te brengen; doch merkt op, ,,dat hgt altoos een kenmerk eener zwakke Burgerlyke Regeering is , wanneer de Staatkundigen de Kerklyken te veel na de oogen moeten zien." Hy erkent nergens meerdere vryheid in het open- lyk leeraaren der Rechten van den Mensch genooten te hebben dan te Lingen, onder rREDERIK DEN GROOTEN, waar over by eene gepaste uitweiding maakt. Onder het genot dier vryheid dagt by by zichzelven: „Wat is tog wel eene zogenaamde VRYE Republiek, waar in 4ri/locraaten den meester fpeelen , en de Stadhouder zwak genoeg is OM der heerfchende Kerk den teugel te vieren?" De Burger Hoogleeraar berinnert zich titans by een der (*) Van 's Mans Leevenp en Lorgevatien , ten dien opzigte, lean, de Leezer befcheid bekomen in de Vaderl. Hist., ten on. middelyken vervolge van WAGENAAR. , XXIV D. bl. 337-35t, mede in de Vaderlandfehe Mist. xints den Engelfehen Oorlog, by arzAivr, VI D. 366, enz. en XVIII. D. bl. 7a. G g 3 446 P. A. VAN DER. MAReg der beste Uitleggeren der Natutirwetten geleezen te heip, ben, „ dat," naar zyn gevoelen , „ de luister van, het Natuurrecht, in zyne voile waarde, niet eerder onder de Stervelingen zou doorfchitteren, tot dat eenige Magtige Natie opftondt, en met de wapenen in de vuist de ge- beiligde en onvervreemdbaare Rechten van den Mensch tegen alle derzelver Onderdrukkers handhaafde." Dit brengt hem tot eene befchouwing van 't geen de Franfchen ten deezen opzigte gedaan hebben ; waar in by, onder anderen, zegt: „ Zy hebben ons doen begry, pen, dat, gelyk de Religie aan geen menschlyk gezag onderworpen was, zo ook de Kerken daar van moesten ontheven worden , en dus geen burgerlyk bevoorregte Kerk behoorde nand te grypen , maar onder alien eene volko- mene Gelykheid plaats hebben. Het geraas van BOGER- MAN'S hamerflag beteutert ons dan niet 'anger, terwyl de bedaarder item van HUBERT DUIFHU/S ons wederom uit die bedwelming opwekt. Te Rome, vertelde men ons, zat de Antichrist op zeven Bergen; maar men vergat, dat dit Beest, wanneer het, toch op zeven moet aankomen, in onze voorrnaalige zeven Provintien genesteld hadt. Het onderfcheid bettaat maar bier in, dat pints hetzelve onder een Eenhoofdige , bier onder een Ariflocratilae, gedaante de klaauwen uitftrekt. In het weezenlyke komt bet op een en hetzelfde uit. Te weeten, het Ryk der Goddelyke Trizarheden aan menfchelyk gezag te onderwer- pen. Wanneer dit fchrikdier zich onvermogend vindt om verder te kunnen vernielen, wordt het woedend, en zyn gebrul barst dan van fpyt pit in een banblixem , weiks ttraalen egter , naa dat de Kerk en Burgerftaat thans gelukkig van elkander afgefcheiden zyn, niemand sneer bier Aarde verzengen, en in den Hemel last de rechtvaardiglte en hoogfte Rechter, , die het binnenfte onzer harten doorgrondt , daar naar ons volgens zyne onfeilbaare inzigten beoordeelt, en de beste Uitvoerder van zyn gellaagen °ordeal is, door dit getier van verwaan. de en heerschzugtige Stervelingen, of, zal ik 'lever zeg- gen, door wanftaltige Reprefentative Kerken, zich zyn Op- pergebied niet ontwringen. Zo dat fegenwoordig by onze verlichte Eeuw de Kerklyke ban een belachlyk Gochel- fpel is geworden, waar aan geen wys man zich verder kreunt." Naa iets gezegd te hebben van 't geen onze Franlbhot Amer:err te Rafladt verrigten in de Vredesonderhandelin,gen. OVER DE RECHTEN VAN DEN MENSCH. 447 gen , gereed, om, indien dit niet gelukke , „de wapens we- derom ter bevordering van het Heil des Menschdoms aan te gorden ," vaart by voort: „ En zouden wy, Bataaven ! dan nog ilaapen, en de handen in den fchoot leggen, orn maar vadzige aanfchouwers van dit luisterryk 's werelds tooneel te blyven , zonder ter uitbreiding van 't geluk des Menschdoms iets te willen medewerken? Dit kan, dit mag, ik van Ulieden , myne Braave Medeburgers niet denken." Hier op komt de Schryver tot het vermelden van zynen tegenwoordigen hand , en teffens van den oor- fprong des voorhanden zynde Werks; by fchryft: „ Gy- lieden hebt my , by deeze gelukkige Omwenteling van zaaken, in mynen voorigen Post als Natuurrechtslaraar, op deeze Hoogefchool , waar van ik op eene wyze, die aan Ulieden bekend is , onrechtvaardig ontzet , van myne wettige bezolding daar van over twee en twintig jaaren beroofd was, wederom herffeld, en my, by ver- fcheidene gelegenheden , en byzonder by myn beroep na Utrecht, als Rand in den Hove van Juftitie, door eene plegtige deputatie, waar van wylen Profesfor CHE- VALUER an 't hoofd was , en aan my de treffende aanfpraak deedt, te kennen gegeeven, dat Gylieden begee, rig waart om wel eenige Lesfen over de Verklaaring van het Natuurrecht van my te willen hooren, en deswegens wenschte, dat ik het beroep na Utrecht mogte afflaan, en by Ulieden-blyven vertoeven. — Hier aan heb ik, naar uwe begeerte, voldaan. Doch geen leiddraad daar toe vindende, heb ik geoordeeld mynen pligt te zyn cm Ulieden een Schets daar toe aan te bieden. Ontvangt dit Ontwerp met oprechte vriendfchap , en oordeelt daar over vrymoedig. Ik heb my zo duidelyk daar in verklaard als my mogelyk was. — Wees verzekerd , myne Vrienden! dat ik, zonder menfchenvreeze, onver- fchrokken zal voortvaaren, de Godlyke Rechten der Na- tuure openhartig te leeraaren, en derzelver grenzen uit te breiden, zo veel in myn vermogen is." Een goed gedeelte deezes Werks , waar van by de Voorreden in Maart 1798 dagtekent , was vOdr den 22 Jan. deezes Jaars afgedrukt; by verzoekt des verfchoo- ning wegens de bier en daar gebruikte woorden , Provin- tiaale , Kwartieren en wat van dien aart Sneer is. in dertien Hoofdfinkken is dit Werk afgedeeld. Zy G g 4 voe- 442 r. A. VAN DER MARCK voeren tot opfchriften : I. Algemeene Grondbeginzels over de natuur , wetten, verpligtingen, rechten en famenfielzel des Natuur • Kegts. — II. Over de aaneboorene en on- Avervreemdbaare Rechten van den Mensch. — III. Over de kechten van Ei,gendoin der dingen. — IV. Over de Verdragen cn ContraRen. — 'V. Van de Huwelyks- Maatfchappy. VI. Van de •Ouderlyke Maatfrhappy. VII. Van 1-luisgezin of Huislyke Maatfchappy. VIII. Over het algemeen Kerkenrecht.'— IX. Over den oorlkong der Burgerlyke MaatMappycn. — X. Over de verfcheiden Regeetingsvormen. XI. Over de Rech- ten van Oppermagt of Majefleit, en derzelver gedeelten. XII. Over de Natuurlyke Leerfiellingen, ter handlei- dinge tot ftellige Wageevinge in civile en crin2ineele zaa- ken. — XIII. Over het algetneen Natuurlyk Recht der Volken. Alle deeze gewigtige onderwerpen behandelt VAN DER MAACK op eene hem eigene wyze, en in een' ftyl uit andere zyner • Nederduitfche Schriften bekend, waar over wy, te meermaalen , gelegenheid*hadden te fpreeken. wy ktinnen, 'naa deeze opgave des Inhouds, niet veel meet doer dan bier 'en daar iets ultpikketi ; dan wy zullen Om niet te breed te worden, verfcheide onder het leezen aangeftipte zaaken rnoeten- agterwege laaten. „ Staatkundigen , fchryft by, verlustigen zich doorgaans met de overweeging en beflisfing 'der vraage wat is do beste .Regeeringsvorm ? En dan ziet men dat de meesteti zulke Regeeringsvorm voor de beste houden, waar onder zy gebooren en getoogen zyn, of waar in zy het bewind van zaaken gekreegen hebben. Het gnat bier in als met de vraage , welke Religie de beste zy ? Elk houdt dd zyne , waar iri by gebooren • en opgevoed is , voor de beste. IVIyns obrdeels, waren alle Regeeringsvormen zeer goed, ivanneer de Volksvertegenwdordigers ten vollen aan hun- te pligten beantwoordden. pcich -daar aan hapert het , en daarom blyft enkel de vraage oVerig ; hoe men dc Folksvertegenwoordigers 't beste tot vervulling, punnet' plipen in 't algemeen, dat 'is VOiks kan aan- dringen ? En bier toe behooren zekerlyk nog al veele bedenkingen. In 't gemeen kan men wel zeggen, dat die Regeeringsvorm de beste is, welke het naaste by den itatuurlyken that 'der Vryheid komt , dat is eene zuivere Faksregeering , Met gemengd met Ariftocratie of Monar- chic ,- snits men de onheilen , die daar uit ligtlyk ftaant OVER. EE RECHTEN VAN DEN MENSCH. 449 itaan kunnen , behendig weete uit den weg te ruimen. En dit vereischt een meesterftuk van gezonde Staatkun- de, waar in ik hoop dat onze Burgery met uitneemen- heid z41 vorderen." Gebieden en Regeeren," betuigt onze Schryver, met regt, „ meet men zeer 'wel onderfcheiden. Gebieden kart ook een Geweldenaar en Tieran, en hy, door eene ont- Zaggelyke *Ktygsbende , die van zynen went afhangt, inagtig onderfteund, weet teffens aan zyne gebocien' eene prompte uitvoering te geeven ; doch daarom regeert by nog niet: want Regeeren bettaat niet in geweld , maar in een Rest, 't welk door 'S Volks overdragt by verdrag is verkreegen om de beste middelen naar zyn inzigt td beraamen , ter verkryging van 't heilzaamst oogmerk der burgerlyke Maatfehappy dat is 'het algerneene welzyn te bevorderen. Dit algemeen welzyn van het vereenigde Volk is de boo& Wet aller Loden des Burgeritaats, waar aan alien en by gevolg ook de Regenten moeten gehOorzaameri. Byna elk verlangt om 's Volks Re- gent te worden, zonder te overdenken , 'wat voor moei- lyke, wat voor verantwoordelyke, post dit zy; en vaart evenwe/ dien post gewillig aan , zonder zicht daar toe bekwaam gemaakt te hebben. TrouWenS 'er is in de Wyde wereld niets zwaatwigtiger als [dan] genioedelyk regeeren, en die dit meent te kunnen doen, zonder diepd kennisfe der Natuurwetten, weet niet wat by doet; de burgerlyke Maatfchappy tog, Waaivan by zich aan lioofd Itelt is de grootfle' en belangrykfle van alle VIaatfchappyen op deeze aarde." Wegens de Verbeteringen op de Hoogefchoolen in te voeren, heeft onze Schryver veel bygebragt, en veel goeds omtrent de Opvoeding der Zeadentifehe yeugd , en Dobtoraa- le Promotion , gezegd. In dit alles hadt hy geen een woord van de fchoone Sexe gefprooken. Dit bevreemdde misichien niemand der Leezeren, en zal by misfchien dus Vreemd opzien als onze Burger Hoogleeraar fchryft : „ Ik zie niet waarom men, de Schoone Sexe geheel en al zoude uitiluiten van de Academifche Opvoeding, De Vronwers zyn tog zo wel als de Mannen redemagtige weezens, inbootelingen van dit Heelal, en fchepzelen van GOD; by geyolg liggen zy onder. dezelfde verpligting als de Mannen, ter uitbrei- ding van' vyeetenfchappen , ter meerdere befchaaving van bet gezellig leeven der menfchen , en ter vise nitoefe- rung van waare Religie, of redelyke vereering GODS: waar G g 5 toe, 450 F. A. VAN DER MARCK toe zy dus ook hetzelfde onvervreemdbaare recht van den mensch verkreegen hebben. Waarom zou men dan ook niet de Dames op Academien , tot Doaoresfen in de Froedkunde, openlyk mogen promoveeren? Dit ftrookte immers ruim zo wel met de eerbaarheid der Vrouwlyke Sexe, als (dan) dat men thands in zwaarwigtige Kraamge. vallen Proedmeesters moet gebruiken. Voor 't overige zal ik nu met ftilzwygen voorbygaan veele andere gedeelten ik nu met ftilzwygen voorbygaan veele andere gedeelten van weetenfchappen, waar toe de Vrouwen zo wel als de Mannen gefchikt zyn." Uit het breede XII Hoofdfiuk kunnen wy niet nalaa- ten het volgende of te fchryven. „ Waar geene Wet is, Iran ook geene overtreeding of toewyzing derzelver plaats vinden. Rechters zyn in den Burgerftaat aangefteld, om vinden. Rechters zyn in den Burgerftaat aangefteld, om de ontftaane verfchillen niet willekeurig, maar naar Wet- ten, te beoordeelen en te beflisfen. Hunne vonnisfen zyn ten, te beoordeelen en te beflisfen. Hunne vonnisfen zyn immers Diets anders dan kragtdaadige toepasfingen der immers Diets anders dan kragtdaadige toepasfingen der wetten op de vrye handelingen der menfchen. By gevolg snag een Rechter niet vonnisfen naar vreemde fiellige wetten, in eene vreemde taal befchreeven, die nooit in onzen Burgerftaat aangekondigd zyn, nosh wegens de voor onze Burgers onverftaanbaare taal hebben kunnen afge- kondigd, of ter hunner kennisfe gebragt worden, en die by nader gevolg den naam van onze wetten niet ver- dienen. „ J3y zulke klaarblyklyke waarheden is het te verwon- deren, hoe het mogelyk geweest zy, dat befchaafde Vol- ken het vreemde Romeinfche Wetboek, in de Latynfehe, en dus aan Nederlanders en Duitfehers vreemde, taal be- fchreeven , in hunne Vierfchaaren hebben kunnen invoe- ren, en mede derzelver Rechters in de verpligting bren- gen, om daar naar pleitzaaken te beflisfen. Dit is my altoos een raadzel geweest , 't welk my nog niemand lieeft weeten op te losfen. Men werpe my niet tegen, dat onze geptomoveerde Rechtsgeleerden toch de Latyn- fche taal verftonden, en in dat vreemde Recht wel beflaa- gen waren, welken alzo des onkundigen, by voorkomende gen waren, welken alzo des onkundigen, by voorkomende gevallen, raadpleegen konden. Maar is daar by de Sur- gery wel bewaard? Men neeme de proef by verfcheidene Rechtsgeleerden om adviezen over een verfchilftuk in to baalen, en men zal ondervinden dat dezelve zeer on- der zich in de beflisfinge oneens zyn. Wien zal dan de geadvifeerde volgen ? Behalven dat het tot kleinag- ting van den Rechter verftrekt, om hem een advies van OVER DE RECHTEN VAN DEN MENSCH. 451 andere Rechtsgeleerden voor te leggen , ten einde by daarnaar zyn vonnis moeste opmaaken. En zo lang de Rechter daar aan niet gebonden is, kan men de Burgers niet aanraaden om Rechtsgeleerde adviezen voor hunne verfchilpunten in te haalen; ten ware dezelve de kragt van authentieke interpretatie der wetten hadden ; edoch dit was tot veriinaading van den Wetgeever. Men keere en wende zich dan hoe men wil, men zal altoos onhebbelyk- heden by de invoering van dit vreemde Romeinfche Wet- boek in onze pleitzaalen ontmoeten. Dit Wetboek is zo min voor eene Monarchaale als voor eene Volks. regeering gefchikt, maar meestendeels naar Ariflocratifcher grondbeginzels geplooid. De Patriciers by de Romeinen, of, zo als wy tegenwoordig fpreeken, de Ariflocraaten begreepen wel, hoe grooten invloed burgerlyke bandelin- gen in het maatfchappylyk bef'cuur hadden. Zy wisten dus door hunne Rechtsformuliertjes de zaaken zo te draai- fen , dat ze den Plebejers, of, zo wy nu zouden zeggen, den Volksgezinden, den duim altoos op de oogen hielden en blinddoekten , die alzo , wilden zy veilig gaan, hen needs, by alie voorkomende gevallen van gewigt, am raact moesten vraagen. Dus doende konden de Patriciers, in de meeste zaaken , de Plebejers leiden , waarheen zy het Volk hebben wilden. Zouden wy dan nog dien ouden Arifiocratifchen deun zingen : het Volk moat met ltechts- kundigen raadpkegen?" Onze Schryver ftaaft dit zyn ge- voelen, over de ongefchiktheid dier Wetten voor ons, met de taal van FREDERIK DE GROOTE en de woorden van GILATTI, wel fchoon, doch te breed voor onze aanhaaling, Met dit alles verdedigt zich VAN DER MARCIC tegen de opfpraak, als of hy een Haater des Romeinfchen ilietboeks, zo als het door JUSTINIAAN in de wereld gebragt is , zou zyn. Het Tafereel, op den Tytel aangeduicl , behelst enkei een opgave van Deelen, Afdeelingen en Hoofdflukken, ge- heel onuitgewerkt; eensdeels om niet te fchynen als of by eene Commislie , benoemd tot het vormen van eenBataafsch Iretboek, wilde vooruitloopen; anderdeels om dat hy alleen beoogde zynen Medeburgeren een leiddraad te geeven , waarvolgens hy , des verzogt zynde , aan bun zyne Vera klaaringen en Ophelderingen mondelyk zou kunnen mede- &dem Rei. 452 DARTHELEmY Reize van den Yongen Anacharfis door Griekenland,. Uit het Fransch van den Abt BARTHELEMY door M. STUART. Vde Deel. Te Amilerdam , by J. Allan. In gr. 8vo, 392 bl. Tot eene noodlooze herhaaling zoudeu wy vervallen , indien wy , by de Aankondiging deezes Vyfden Deels van 't opgemelde Werk , ons genoegen vermeidden , en den Leezeren genoegen beloofden CD. Wy willen nog- thans onszelVen het vermaak niet ontzeggen van de her- leezing eeniger uitgemerkte plaatzen, en ons de moeite der overfchryvinge getroosten , naa de opgave van den inhoud deezes Deels. Befloot het laatst voorgaande Deel de Algemeene Schets der Wetgeeving van Lvcurtous, gepaard met het Leeven van dien beroemden Wetgeever der Spartaanen,, bet thans voor ons liggend Deel behelst , by den aanvange , de voortzetting, en' breeder ontwikkeling van de byzonderbe- den in de Wetgeeving diens voorheen ioog gepreezen Mans, daar het ons de Staatsgefieltenis en de Weiten van Lacedamonl voor oogen ftelt — over de Opvoeding het fluwelyk — de Zeden en Gewoonten — den Gods- dienst en Feesten --- en den Krygsdienst by de. Spartaa- awn , in onderfcheiden Hoofdftukken, handelt. — Met byvoeging van een allerbelangrykst Hoofdcieei, behelzen- de eene Verdeediging der [Fat= van LYCURGUS en de corzaaken van derzelver verval. Verwisfeling van Itoffe bieden ons de volgende Hoofdflukken aan , in de Reizen , zo door Arcadie als door Argolis. — Daar de Schryver handelt over het Gemeenebest van Plato — het clog op den Atheenfchen Handel, als mede op de Belastin- gen en den Jlaat der Geldmiddelen by de Atheners, flaat — terwyl het Vervolg van de Boekery tens Atheners ons de Redenkunst der Ouden ontvouwt; alles doormengd met de leerzaamfle aanmerkingen , dienende OM bet fchoone in 't oog te doen vallen, en het gebrekkige met den vinger aan te wyzen. Da (*) Men zie onze Beoordeelingen van bet I. Deel in onze Fader'. Letteroef. voor 't Jaar 7795, 349. II Deel Voor Jaar 1796, bl. 2 8 8 . Ill Deel, aldaar, bl. 4,58, en 't IV Dee voor 't Jaar 1797, bl. 683. REM VAN ANACHARSIS. 453 De enkele opgave deezer Hoofdzaaken , door de pen van den Abt BARTHELEMY bearbeid, is genoeg, om te toonen , dat de Regtsgeleerde , de Staatkundige , dd Wysgeer , de Koopman , niet min dan de liefhebber der Gefchied- en Aardrykskunde, bier volop ftoffe tot on- derrigting kan vinden. Met zeer veel toepasfing zal men kunnen leezen de Verdeediging der Wetten van INCUR.* ous, en wat derzelver verval veroorzaakte. Wy vinden de ftoffe ter overneeming te ruim. Niet ongepast is bet voor onze taak als Beoordeelaars, wanneer wy een tusfchenvermelding van des Schryvers beooging aantreffen, die mede te deelen. Van de Stad Megalopolis, in Arcadie, fpreekende , vinden wy deeze aanmerking van die foort. „ 1k zou nog andere byzonder- 2, beden te verhaalen hebben; maar in het berigt nlyner „ Reizen hebbe ik opzettelyk vermyd van die menigte van 29 tempels, altaaren, beelden en praalgraven te. fpreeken, 91 welken ons elke flid, elk dorp , de eenzaamfte plaatzen 91 ielVe aanbooden ; eensgelyks meende ik de meeste won- ,' der-verhaalen, en ongerymde fabelen, waar van men ons 91 Lange vertellingen deedt, te moeten voorbygaan , een 11 reiziger is veroordeeld om ze aan te hooren, maar • nen Leezeren moet by die kwelling fpaaren. Hy zoeke • de verfchillende vertellingen nit de gefchiedenis der 59 Goden en vroegfte Heiden niet overeen te brengen; 91 zyn moeizaamfte arbeid zou toch enkeI de verwarring 55 vermeerderen van eenen baijaard, die ontoeganglyk voor 91 het Licht is. Dat by in 't algemeen aanmerke , dat „ by elk yolk de voorwerpen van den openlyken eer- „ dienst flechts andere naarnen draagen, dat de offers,. „ die men aan dezelven brengt, andere plegtigheden von. 91 deren, en dat derzelver ftandbeelden verfchillende on- „ derfcheidings- tekenen hebben. , Hy moet , in tegendeel , zich bezig houden met de „ gedenkftukken van hunnen fmaak , van de geleerdheid „ of de onkunde eener eeuwe; by moet hunne feesten be- 21 fchryyen, wyl men het ongelukkige menschdom niet te • veel aangenaame en vrolyke beelden kan voorhouden ; „ by moet de volksbegrippen en gebruiken vermelden, „ die tot voorbeelden of lesfen verftrekken ; terwyl by derzelver toepasfing voor zyne leezers overlaate. Wan. ,, neer ik my dus vergenoege met te zeggen, dat in een • Gewest van Arcadie het Opperweezen onder den naamt • van den Gorden vereerd wordt moet men zich van 1, zelf 454 BARTHELEMY 11 zelfs genoopt voelen om het Opperweezen te bemin- s, nen. Wanneer ik verhaal, dat de dweepery, in het zelf- „ de Gewest; Menfchenoffers geflacht heeft, zal men zid- „ deren op het gezicht hoe de dweepzucht zulke gru- „ welen door een yolk hebbe kunnen doen bedryven , • 't welk den Goeden God by uitfteekenheid aanbad.” Op eene• aangenaame wyze worden andere Reisbyzon- derheden en Berigten, die nooit tot het nietsbeduidende vervallen , afgewisfeld door Landfchapsfchilderyen. Kun- nen wy voorby aan te tekenen wat ons wegens Arcadia wordt opgegeeven ? Onze Reiziger befchryft het „ als ,„ een Land, 't welk een onafgebrooken reeks van •tafe- 6, reelen uhlevert, waar op de natuur alle grootbeid en „ rykheid haarer gedachten heeft ontwikkeld, door haar „ achtloos by een gebragt, zonder op het verfchil van „ haare eigene manjer te letten. De Almagtige hand , „ welkp op eeuwige grondflagen zoo veele ontzaglyke ,, fchorre rotzen vestigde , teekende bier dartelend aan derzelver voet , of in derzelver klooven , bekoorlyke weiden of tot heiligdommen van kuischheid en rust. 1, Overal ftrooide zy fchilderagtige Iiggingen , onverwagte „ tegenwerkingen, verwonderlyke uitkomften. .„ Hoe dikwyls zagen wy , na het beklimmen van eenen hoogen berg , den blikzem onder ons heenen „ flingeren ! Hoe dikwyls, in het gewest der wolken op- „ getteegen , bet helderst daglicht eensklaps verwisfelen „ met een doorfchynend. duister , terwyl de lucht ver- „ dikte, in geweldige beweeging kwam, en ons eert „ zoo fchoon als ontzettend fchouwfpel gaf! De damp- „ ftroomen, die fnel voorby onze oogen voelen, en zich „ in de diepe valleyen nederftorteden, de waterftroomen , „ die loeijend gingen in den boezem der afgronden, de • bergtoppen , die midden door de verdikte v1oeiftof, , „ welke ons omringde, met zwart overtoogen fcheenen , de klaagtoonen der vogelen, het loeijend gehuil der win- , den en der fchuddende boomkruinen; dit alles was ons , de hel van EMPEDOCLES, die zelfde vaale witachtige „ lucht, welke de misdaadige zielen been en weder flin- „ gert , dan eens door luchtledige vlakten , dan weder „ tusfchen de , in het luchtruim hangende , aardbollen s, door.” Het kon niet misfen of de Reiziger hoorde onder den weg veele volksvertellingen, die niet onvermeld mogten blyven; maar egter vetdienden omver gettooten te wor- den REIZE VAN ANACHARSIS. 455 den, dit doet by te meermaalen, met eene wondere be. hendigheid. Laaten wy een voorbeeld neemen. „Op • onzen weg van Pfophis naar Pheneos hoorden wy van • verfcheidene wateren fpreeken , die byzondere eigen. fchappen hadden. Die van Clitor beweerden, dat een • hunner bronnen zulk eenen afkeer van den wyn inboe- Of zernde , dat men derzelver reuk niet meer verdraagert • kon. Wat verder noordwaards is tusfchen het geberg. te, naby de Stad Nonaris, een hooge rots, waar van „ beftendig een doodlyk water afttroomt , 't welk de • Rivier Styx vormt. Deeze Rivier, zoo vreeslyk voor 9, Goden en menfchen, flingert door een dal, in 't welle „ de Arcadiers hun woord met de onfchendbaartte Eeden „ komen bevestigen; maar nooit lesfchen zy 'er hunnaii • dorst , nook. geleidt 'er een herder zyne kudde langs. 1) water, fchoon helder en zonder reuk, is echter dood- „ lyk zo wel voor Dieren als voor Menfchen, die leeven. „ loos nedervallen, zodra zy 'er van drinken ; het verteert ,, alle bergftoffen, en verbreekt alle vaten, waar in het ge- „ ftort wordt, uitgezonderd die alleen, die van het hoorn „ der voeten van zommige dieren vervaardigd worden. „ Daar de Cynethars toenmaals deeze itreek verwoeste. den, konden wy onszelven niet van de waarheid deezer „ feiten gaan overtuigen ; maar op den weg twee afge- „ vaardigden ontmoetende uit eene Stad van 21ehaje, die „ na Pheneos reisden, en die meer dan eens deeze Rivier „ langs getrokken waren, maakten wy uit hun antwoorti „ op onze vraagen weldra op, dat de meeste Wonderen, „ aan deeze beruchte bron toegefchreeven, by het minfte „ onderzoek verdwynen.” Zeer keurig vonden wy het berigt wegens MSCULAPIUS en den Eerdienst deezen vergoden toegebragt; hoe die Eerdienst van Epidaurus zich verfpreid heeft tot de oyes rige Steden van Griekenland, en hoe dezelve zich nog ver- der zal uitbreiden; wyl de Zieken altyd met vertrouwen het mededogen van eenen God inroepen , die aan hunne eigene zwakheden is onderhevig geweest. De Feesten te zyner eere ingefteld, de Tempels te zyner eere gefticht, en wat daar in voorvalt, treft de weetlust der Reizigeren, en kan dezelve voldoening in de bier gegeevene berigten vinden. Wy fchryven alleen het Plot af, 't welk kort is; doch vol menschkunde. — „ De Epidauriers zyn ligt- „ geloovig; nog meer de Zieken. Zy gaan in menigte naar 1, Epidaurus, en gebruiken 'er met het volkomenfte ver- 1,2 trou• 456 BARTUELEMY trouwen allerleije geneestniddelen, fchoon zy ze tot dus „ verre zonder voordeel reeds gebruikt hebben; doch wier „ kragt dit vertrouwen zelfs zointyds heilzaam maakt. „ De meesten verhaalden my met ecn volkomen geloof de „ droomen , waar mede zy waren begunttigd ; zommigen „ waren zoo bekrompen van geest, dat zy, by het mintte 1, onderzoek, in heiligen yver ontftaken; anderen waren „ zoo angstvallig , dat de tterktle redenen hun niet kon- den afbrengen van hunne ingebeelde kwaalen , allen „ haalden zy geneezingen aan, dien niemand ooit bewee- „ zen hadt, doch die nieuwe kracht kreegen , door van „ mond tot mond verteld te worden.” Het geheele LIV Hoofdtluk, Het Gemeenebest van aLATO getyteld, verdient, in deeze dagen, met byzondere pndagt geleezen te worden. Hy wordt fpreekende inge- voerd, een Staatsbettuur ontwerpende, „ Waarby de Vol- „ ken gelukkig zyn onder de heerfchappy der Deugd.” — Wy fchryven alleen bet einde of : „ De Wysgeeren, „ die wy aan bet hoofd van onzen Staat zullen 11 (voorheen breeder omfchreeven) zullen dus geene le- „ digloopende Redenaars, nosh Drogredenaars zyn, wien „ het Volk , 't welk zy niet weeten te leiden , veragt. „ Zy zullen Berke groote Geesten zyn, enkel bezig met „ het welzyn van den Staat , door eene lange ondervin- ,, ding, CI) de verheeventte befchouwing, verlicht in alle „ deelen des Bewinds ; 1VIannen , die door hunne deugd „ en kennis op aarde de beeldnisfen en tolken der Goden „ zullen zyn. Daar ons Gemeenebest flegts geringe uit- „ gettrektheid zal hebben , zullen zy met &ten opilag • alle deszelfs deelen overzien. Hun gezag , zoo eel., 15 waardig uit zich zelf, zal des noods ftaande gehoudeu • worden door die onverwinnelyke en vreedzaame Krygs- ,9 luiden, wier hoogtte eerzugt de verdeediging der Va- 2, derlandfche Wetten zyn zal. Het geluk des Volks 15 zal bettan in het genot van een maatig doch beften- 71 dig fortuin, dat der Krygsluicien in de bevryding van • alle huiszorgen, en in den lof hunner welgethagde fei- ^ ten, dat der Overheden in het genoegen van wet te 11 doen en het Opperweezen daar by tot Oetuigen te • hebben.” Verfcheide oordeelvellingen over dit Gemeenebest , door eenigen bewonderd , door anderen beoordeeld alg een Itelzel 't welk niet hooger gefchat moest wor- den dan de mynzering eener verhitte verbeelding van e3' REIZE VAN ANACHARSIS. 457 ewe deugdzaame ziele , maaken het flat deezes Hoof& ftuks uit. Over onderwerpen van een meet daadlyk beftaan pen de Hoofdftukken , den Handel, de Belastingen, en den ftaat der Geldmiddelen, by de Altheners, betreffende. Wy. ttvyfelen niet, of 'er zyn ten aanziene van deeze gewigtige Staatsbelangen bier Lesfen te haalen, die, met eene verftandige toepasfing, naar de verfchillende oinfian- digheden ingerigt , een Gemeenebest als het -onze hoogst beilzaam kunnen weezen ; -doch die Hoofdflukken .moe- ten geheel en in het verband geleezen worden. Verwisfeliug van Onderwerpen, op. eene ongedwonge, ne wyze ingevoerd , ' veraangenaamt het' leezen deezes Werks. De jonge ANAOHARSIS 5‘ vOOr zyne Reize door de Gewesten van Grieketiland verfcheide dagen in de Boe, kery van EUZLIDES doorgebragt hebbende, hervatte, by zyne wederkomst, dis onderhoud; en loop; het over de Redenkunst •CLogica) en de Redekunst (Rhetorica). In deeze Hoofdttukkeri treft men de beste.lesfen en grond,- regelen over beide aan , voorgefteld met de kragt der overreeding deezen Schryver zo zonderling eigen. Mog- ten hier 'owe Volksredenaars, ter fchoole, gaan, ont les. fen te haalen , die veelen zeker hoogst, noodig hebben, Men hoore flegts dit weinige. „ De verdienfte. der Re- „ dekunst beftaat, volgens de leer der. Wysgeeren, geerk. „ zinS in de gelukkige • verbinding. der inleiding, des „ verhaals, en, de overige deelen eener Redenvoering, ,1 noch, in het kuntlige van den 41., de Item, en. het ge- „ baar , waar mede men een bedorven Volk tracht te „ rnisleiden. Dit alles is niet meet, dan let bykomends, • 't welk. zomtyds, nuttig maar fchier7-altyd gevaarlyk „ is. 'War. vorderen zy dan van eenen Redenaar? Dat „ by by den. natuurlyken aanleg flechts weetenfchap en „ overdenking voege.„ „ Wanneer de. natuur u. tot den dienst der. Welfpree. „ kendheid. beftemt, wacht dan, tot dat de Wysbegeerte • u tot. dezelve met langzaame fchredeu opleidt ,,dat zy u „ vooraf aanwyze; dat de Redekunst, welke. overreden „ moet , eer, zy overtuigt haare. Went ontleenen moet „ uit de„ kunst -der redenkaveling; tot. dat zy, u, gevolglyk , „ geleerd hebbe , om niet dan zuivere denkbeelden te hebben, om dezelve verftaanbaar tait te drukken, om • alle betrekkingen en tegenftellingen der voorwerpee • te gevoelen , den eigenlyken aart eener zaake wel in LETT. 1798. NO. ao. Rh „ te 458 BARTHELEMY, REIZZ VP ANACHARSIS. • te zien, en anderen te doen inzien. In deeze haare wer- „ king op u voortgaande, zal zy u met kundigheden ver- ryken, die eenen Staatsman, eenen eerlyken Rechter, „ eenen braaven Burger voegen; order haar opzicht zult „ gy de onderfcheidene Staats2,eileltenisfen, en Wetten, " de belangen der Volkeren, de natuur van den Mensch, „ en het veranderlyk fpel zyner driften beoefenen. „ Deeze, door langen arbeid verkreegene, weetenfchap • zal miner voAr den befmettelyken adem 'des algemee- „ nen gevoelens verdwynen, wanneer gy haar niet thande „ houdt , niet flechts door eene erkende braafheid „ hoogstmogelyke voorzichtigheid, maar nog daar te bo. „ ven door eenen blaakenden yver voor Rechtvaardig- ,, heid, en eenen diepen eerbied voor de Goden, die ge- „ tuigen zyn van uwe bedoelingen en waarde. ,, Uwe taal, het fpraaktuig der deugd geworden zyn- „ de, zal als dan eene eenvoudigheid, kracht, warmte ,, en overheerfchende waardigheid bezitten , welke de „ waarheid zelve kenmerken. Zy zal minder cieraad van „ uwe welfpreekendheid, dan van uwe deugden, ontlee- „ lien, en alle uwe pylen zullen treffen; wyl men zich „ verzekerd zal houden, dat zy van eene hand komen, „ welke nimmer trouwloos was. „ Dan alleen zult gy het recht bebben , om in onze „ vergaderingen het in belang, voor onze vierfUaar ,, het waare recht, uwe redenvoeringen , aan de ge- „ dachtenis van groote Mannen of aan de zegepraal der „ goede zeden geheiligd , het waare eerlyke voor te a, houden.” Treffende Lesfen, voorts nog treffender gemaakt door de bandelwyze der Drogredenaaren, en misbruikeren der Welfpreekenheid, met leevendige verwen of te fchilderen, en voorbeelden van bun gedrag by te brengen. Voor- beelden, die veelvuldige toepasfing lyden; en die men ROU zeggen uit onzen tyd ontleend te zyn, indien de ge- trouwe aanhaalingen der Oude Schryveren ons tot Beene waarborgen van het tegendeet iirekten. Doch Men. fchen, altyd Menfchen! Twee Kaarten ftrekken tot opheldering van dit Deel. Alp P. MORNS, PONE VRYE DENKWYEE. 459 Alyne vrye Denkwyze over belangryke Onderwerpen , door PETRO* NELLA MOENS. Met Plaaten. In den Haage , by J. C. Leen- weityn , 1797. In gr. 8vo. 36f1 zo even hebben wy een Boek ter zyde gelegd, 't geen wy weder opwatten, om 'er een plaats nit of re fchryven, ten aanvange ouzer beoordeelinge over het Werk, onder opgemel- den Tytel , Mans aan de beurt. De beoogde plaats luidt: ,, Al vroeg ziec men, dat bet uitdrukken van verhevene dentrq „ beelden door'laage woorden , en van geringe door zwellen- ,, de uitdrukkIngen, her bekleeden zyn zou van de fieeren der „ aarde in vodden, en het laagst gemeen in purper, Men „ befpeurt ook , dat de ziel eene verfchillende Mai been , „ naar gelang van haare beweeging of rust; dat een Grysaard zich niet als een jongman :loch de Landluiden zich els ,, Stedelingen ui'en. Daar nit volgt dat iegswyze yen. „ fchillen moet near gelang van het Character des Spreekers, „ van den cart der flof, welke by verhandelt, en van de om• ftandigheden , waar in by zich bevindt (*). De opgegeeven Regel, een Voorfchrift der Natuur, behoefc geen betoog. Een Werk, daar regen zondigende ,heeft een gebrek, en geen gering gebrek zeker. Wy brengen dit niet by, om de Burgeresfe maces , die baare Landgenooten zo vaak de vrngten van Kaaren geese levert, een haar onbekend gebrek in dit Opftel aan te wy. zen. Zy zelve beeft bet gevoeld, els zy in de Voorreden zich laat hooren: „ By het opflellen van dir Werkjen Ham ik niet vaor een Roman re fchryven, hier toe bezit ik veel to weinig karakterkunde ; ook onderwerpt zich myn gevoel $.te weinig aan de kunst om onderfcheidene en zelfs tegen• „ firydige karakters aan to neemen; lets 't welk in bet fchry ven van een goede Roman voorzeker noodzaaklyk is. On; derfcbeidene cmftandigheden kan ik my wel eigen maaken, • ik gevoel de fmarten zoo wel, als de vergenoegingen, die ik afreken, duldelyk ; doch ik gevoel die ailen op eene „ wyze , die my eigen is; dit is de oorzaak, dat ik zelve, in 93deeze verzameling van Brieven, doorgaans den zelfden ftyl, „ fchoon met weerzin, befpeure; vrugttoos heb ik bier tegen 99zoeken te waaken: zoo ras het vuur myner verbeelding werkt, • verd-wynt het denkheeld , dat ik eenes anderen lorgevallen 91tekene. Zie daar de helydenis van eene fout , die ik niet f, weet hoe te verheteren; ik doe deeze helydeuis zoo gul- „ hartig, alleen op dat geen Sterveling dit Werkjen als een Ro• (*) Reiza van den jongen flrackarfis. V D. IA. a27, H h 2 463 P. AMENS „ Korman , of eene vercierde Gerchiedenit , moge beoardee. „ len." Hoe zeer wy genegen zyn om de veelzins verdienstlyke Schryfller zagt te behandelen, zien wy niet dat het ontzeggen van den neam van Roman eenigzins pleit ter vergoedinge van dit kennelyk en by haar bekend gebrek in de fchryfwyze. Voor kennelyk en by haar bekend gebrek in de fchryfwyze. Voor den Leezer maakt de Benaaming geen ouderfchelii. De geheele inrigting , om doorgaande diet' eenzelvigen te voeren , badt anders behooren te weezen , en althans Diet onder de ge- daante van Brieven , die zo zeer bet ekenaartige van etken Schryver behooren te kenmerken. dat men, eenigzins met de Perfoonen bekend, het boek opileande en leezende, terftond gewaar wordt, het is van die Perfoonadie,gelyk zulks het geval is met de Clarisfa en de Grand:Wm, en andere welgefchreevene is met de Clarisfa en de Grand:Wm, en andere welgefchreevene Briefswyze opitellen. Dat de Burgeresfe tuciasis het loins in haare magi hebbe om zich daadlyk in pleats van den verbeelden Perfoon te ftellen , blykt, om daar van twee fpreekende voorbeelth.n, op te haalen, nit den Brieve der Tante van JULIA aan Me. wrouw . . bl. 304, en uit dien des Owns van JULIA aan EG. BERT bl. 344- De heerfchende fly/ in deeze Brieven is die van hevige sandoening , van liefde, van medelyden, en verrukking. Het geen grids, eene der Hoofdperfoonadien, van haar fchryven zegt, mogen de meesten haar wel naazeggen. .Elken dag wil „ ik toch iets fchryven, fchryven zoo als zit den, zoo als ik gevoel ; ik noem myn gefchryf geen Brieven , maar losfe nedergeftrooide gedachten, die menigwerf hun verband ver- liezen, wanneer leevendig werkende hartstogten, of eene „ gloeiende verbeelding, myne geheele denkenskragt in bewee- „ ging brengen.".bl, 74. Onder dusdanig een invloed fchryven de meesten crier Brie. v.en. dit Weik iiitmaaken. ELMIEE noemc jur.tit „ eene ge. „ heti tot verrukking gellernde Dweepfler," bl. 23. Eene vol. held van denkbeblden een iiroom van woorden , vloeit ter penne der Schryvers en $chryffters nit, in eenen hooggezzeollen By!, der Schryvers en $chryffters nit, in eenen hooggezzeollen By!, en in volzinnen die dikwerf nicer dan een ja 'twee bladzyden en in volzinnen die dikwerf nicer dan een ja 'twee bladzyden beflaau. — Nog ligt voor my open het blad waar nit ik den aanvang deezer Beoordeeling rchreef , en brengt my de les voor oogen ; die onze MOENS wel zal willen ontvan. gen. ,, Verander de nraat uwer volzinnen geduurig , en uw „ ftyl zal de verdienflen der kuust en eenvoudigheid (evens „ bezitten." De befchryving van een hevig Onweer, en het bediaren van 't delve, is voor ons ter geheele overneeming re fang otn een ftaal van den flyl te geeven. Men oordeele uit eenige trekken, ftaal van den flyl te geeven. Men oordeele uit eenige trekken, ontleend uit een volzjn van twee bladzyden. werd uit ontleend uit een volzjn van twee bladzyden. werd uit „, myne afgetrokkenheid te rug geroepen , door eene zwarte „ don- MYNE VRYE DENICWYZE. 461 „ donketheid , die den gezichteinder voor my omfluierde; • ik zag oar my keen , en alles verkondigde my een naderende • loutering van den dampkring; hygend adenede myne born, „ en de zwavelvolle lucht drukte de raderen van myn leeven „ zoo wel als die .der geheele zigcbaare khepping; magtloos- „ held kroop door myne zenuwen , en de ontfpanne leevens. „ geesten fcheenen in eene vermoeiende fluimering weg te „ zinken; het vee in de weiden flondt hygende aan den wa- „ terkant, loeide door eene beknellende zwaarmoedigheid, en „ gaarde, met nederhangende hoofden , het verfinagtend gras „ aan; laag over den grand fladderden de zwaluwen , om jagt 1, te maaken op infeden , wier glaazen vleugeltjes door ne. „ derdrukkeude dampen gekluisterd werden ; in het bosch dat aan myne zyde lag klonk geen vreugde-zang, maar een ang. „ ftig getjilp klonk van tusfchen de creurige bisden; gems „ koeItien wiegde de takken; maar een geducht Itilzwygen, ,, zoo aandoenlyk Ms het zwygen van de pas-geboorene hoof& „ ftof, toen de ontwikkeling op her bevel der almagtige wys- „ held wachtte , om den hemel nit te fpannen en de aarde te grondvesten, heerschte in de natuur; van verre brulden ,, reeds de donderflagen; het zwart gordyn, dat de zon bedek. • te, verbreedde zich; de laatfte flraalen van 't licht worftelden „ met dryvende wolkgebergten ; de zamengepakte waterdam- ,, pen kaatiten de fchitterende blikken der bezwymende ftraa- „ len terug, gelyk het woedend lac-hen der vertwyfeling, tee. „ wyl de opeengeperfle zwavel, gemengd met alle de verpes4 „ tende dampen, allengs nader by ons begon your te vatten, ,, en in krulleude biixemvlammen opgelost te worden ; nu rom. >9melde de dander verfchrikkende, by elke terugflooting def t „ den ; de middernacht fcheen my te overfchaduwen , de „ blixems kronkelden zich zelfs fangs den weg; de blixetn- „ vlammen verdubbelden zich, de eene klaaterende dondergag itverloor zich in eenen anderen , die nog verfchrikkelyket slwas; van verre in het word hoorde ik eenen losbarftended form door toppen van honderdjaarige eiken aanfnellen; ant- „ zetting wandelde, hem vooruit door beevende bladen; nu woelden de dryvende bergen fangs het zwerk; banden, zoo • zwart als de yslykfte nacht der verwoesting , fcheenen de „ fcheurende wolken te willen aaneen hechten , terwyl een „ klaacerend geruisch de nadering des verpletterenden bagels , verkondigde.. ” Naa een onderhoud met een Landman en diens HUisgetin , over het Onweιr, , dat mede voor een Landman op een vry boogen coon geftemd is , volgt deeze befchryving der bedaar-, tie Onweersbuije. „ Onder deeze gefprekken was de onrzeg- „ lyke beroering der Natuur voorbygegaan , ver beneden den opgeklaarden gezichteinder rolde nog het dof gedommei des H h 3 „ dolt 462 r. /VI 0 itZ1 S „ dondert, gelyk de wegilervende adem in den bloadendert boezern van eenen ftervenden leeuw, , de flormwind tweeg , „ de dampkrtng was gezuiverd , en de in eve.nwigt dryveude wolken weenden eenen zoeten eti vrtrchtbaarmaakenden re. „ gen , wiens maliChe droppen , even als de trannen• der ver- „ genoegde dankbaarheid op het geiaad van eenen vertroosten „ eliendeiing, nu tangs het opluikend groan bloc:item ;de zonne. „ flraalen braken nog eenmaal door, eer dit halfrdnd uit haar • bereik wentelde ; bekoorlyk blank nu het Licht door de 3, nevelen , die het nog omfluierden ; even als de bedaarde • glimlach van eenen ftervenden .menfchenvriend, die, met een „ zalig vergenoegen, zyn afgeloopen leevenspad aanitaart, even zoo was de kwynende avondglans der lieflyke zon over ,, den kalmen hemel verfpreid , het Oosren kaatile tie ver- b flaauWende itraalen van droppelende wolken terug , en door „ die terugkaatzing zagen wy den fchoonfleri regenboog „ aan het gewelf , dat onzen aardbol overfchaduwt , Bete- „ kends' Wy hebben, dit affehryvende , ons moeten verbaazen over de flerkte der verbeeidingskragt der Schryftter , die , gelyk bekend Is , zeer vroeg haar gezigt verlooren heeft; dock, by die ver- wondering over deeze en geene meesterlyke trekken, fmertte ons de involging eener weelderige verbeelding die geen tea- gels kent; wy behoeven de plaatzen niet aan te wyeen. 'c Is die zelfde zeer leevendige verbeelding, welke den ityl van by- kans het geheele Suck ingeefE. De Schryffter wil dic Stuk geen Roman genoemd hebben ; dock het heefc 'er alles van, behalven den Nam. De geval. len zyn veelvuldig , de ontknoopingen Aantioentylr, en alles is zo ingerigt, dat het ter vourdragt diene van haare Denkwyze over verfcheide Onderwerpeu , den Godsdiensc en de Staatkunde betreffende. Zy meldt iu 't flat hears Voorberigts , „ dat deeze „ Brieven reeds vddr de Revolutie van 1795 gelchreeven zyn, ,, en dat zulks een en andere trekken, in de Brieven voorko- „ mende , beter zal doen begrypen.' Wy zullen het Gerchrift niet ontleeden. fleets aanmerkende dat de Burgeresfe MOEMS zieh doorgaande op het befiryden van vooroordeelen coelegt , en volyverig vooritandfler betoont van de Vryheid. De ellende des Slaavenflands, tie jammerzaligheden des Slaavenhandels wor- ded ler met de fterkile kleuren in afgemaald, en betoont zy sick een Vooritandfter der Franfche Staatsomwenteling. Wy fchryven 'er dit nog nit af, om lets in min zwellenden flyi cc teemen dan het voorheen bygebragte. Emmert fchryft aaa ELM1RE, „ 'I'oen de Nederlanders, door gekroonde cyrannen , dulde- ,, loos verdrukt werden , toen zy hunne dierbaartte rechten „ vocrapt zagen , en toen hun geweeten zelfs onder den yze. ,, ten fchepter verpletterd wend, wen Minden zy op; verlich- ,, Lin JAYNE VRYE DMIKWYER. 46 „ ting brak door de donketheid heen, zy bearaalde het gevoel „ en de vatbaarheid van onze Voorvaderen ; zelfs begonnen „ zy te begrypen, dat , wanneer het verdrag in eene maat- f• chappy 'verwrongen en verbrooken is , geen der leden „ de voorledene verbintenisfen nicer behoeft re voldoen; en „ war is de grond van een maatfchappelyk verdrag anders, dart „ eene wederkeerige zorg van alle de leden voor de algemee. „ ne veiligheid en rust? de maatfchappy zorge dan, om dic „ te bevorderen, de uitvoering van haaren wil aan verfchei- „ dene leden, of aan een eenig opperhoofd, toe te vertrou- „ wen; onze Voorvaderen bezaten aan het hoofd der uitvoe- „ rers van hunnen wil en magt, al vroeg, Graaven, die la „ kleine trannen ontaartten ; de uitgebreidheid van hun ge- „ zag, dat zich ook over andere Volken uitftrekte, voerde „ hunne heerschzucht ten top , en deed[ hen de laatite over- „ blyfzels van het natuurlyk maatfchappelyk verdrag, dat Ens- „ fchen het algemeen en het opperhoofd van eene maatfchap- „ py pleats ken hebben , verachten en vernietigen. Keizer RA. „ xEL DE VYFDE en Koning FILIP DE TWEEDE toonden dit maar „ al te duidelyk; de Nederlanders flondan dan op, zy zwoe- „ ren de heeffchappy af, en verdeedigden zich ftoutmoedig „ maar ging dir alles zonder eene fchaduw van woestheid? „ handelde elk afzonderlyk volgens de juiste regels der billyk- „ heid? heeft nergens een onfchuldige geweend , over den „ moedwil van onze vryheidminnende Voorvaderen ? heeft „ nergens het onfchuldig bloed onzen grand bevlekt? indien „ wy alle die weerlooze Kloosrerlingen en andere Roomfche .1)Geestlyken, die, door her vooroordeel , door den haac „ door de onheiligite wraakzucht, in ons Vaderland veroor- , deeld zyn, met naamen konden opnoemen, zy zouden wel- ,, ligt het getal der onfchuldige ilacinoffers, die in den op- „ Rand der Franfchen her leeven verlooren, overtreffen; triaar „ wie zal den faster doen zwygen? alleen de heilryke en glo- „ rievolle uitkoinst en de alles overfchynende verlichting zyn „ in feat, om dien eindelyk te doen verftommen. Het is ge- ,, noeg, myne lieve ELMIRE dat edele hasten door dankbaare „ verrukking kloppen, by de voortreffelykite gebeurtenisfen, ,, die de waarde der menschheid verhoogen; de vryheid zal „ nook weder in die verfchriklyke kluisters, waar in zy zoo „ lang moest zuchten , geklonken warden ; haare zaligheden „ zyn te yea bekend geworden; wie Loch, die deeze zalig- • heden gefmaakt heeft , zal zich die op nieuw laaten antra°. „ yen? welk mensch zal de wetten, die volkcnnen met zyn „ zedelyk gevoel initemmen, om dat zy alleen nit de eenheid „ van het verfynd zedelyk gevoel voorrgevloeid zyn , welk „ mensch zal die wetten verwerpen, om aan geheel willekeu- „ ripe magtfpreuken als kruip.mde ilaaven , re gehoorzaamen? „ de eeuw, die wy beleeven, fpoedc naar het chide; maar wie lib 4 „ clurf 464 P. MOINE, JAYNE VRYK DENEVVYZE. „ durft nog bepaalen , welke gronden voor een volgenden ,, 10:that zullen gelegd zyn , eer de jonglle oogenblik van „ deeze eeuw in het niet wegzinkt ? en wat zat de volgende • baaren? onze reden , die van overeenkomst tot overeenkomst opklimt, fchuift wel eens het gordyn , dat de toekomst be• „ dekt, weg, en welke tafereelen van aardfche zaligheid ver. „ toonen zich dan aan het befpiegelend oog? hoe troostend , „ hoe volvrolyk is deeze verwagting ! geflachten worden- reeds • gevormd, die als verlichte Burgers, die huntte rechten , „ die himne waarde kennen, de aarde zullen bewoonen; onder „ elle woelingen der Franfche omwentelingen zorgden de Ver. • tegenwoordigers des Yolks , vol yver en vaderlandsliefde , „ voor de opvoeding der kinderen; de heerlykfte ontwerpen „ werden niet llechts gevormd, maar zy zyn daadlOt in het „ werk gefleld, en worden nog dagelyks verbeterd; zo wel „ de huislyke opvoeding , als het openhaar onderwys, is naar „ de voortreffelykfte regels van gezonde Zedekunde, en , dat „ hetzelfde is , van Staatkunde , ingericht. Eept ontfloot men „ de nuttigfte leerfchoolen voor de Jeugd; doch men gevoel. „ de ftraks het gebrek aan wyze leermeesters: zoo worth het „ weezenlyk goede in zynen eerften oorfprong opgefpoord; „ heden worden de vertlandelyke vermogens van gefchikte voorwerpen , nit elle Franfche Departementen , ontwikkeld ,, en voorbereid , om wysheid en deugd in jonge harten te „ doen bloeijen, en om dus het waar geluk voor de toeko- „ mende geflachten te verfpreiden.” Godsdienst , Deugd , Natuur en Veorzienigheid. Een Leesboek veer het Algetneen. Me Deel. Te Leyden , by A. en J. Hon• koop, 1798. In gr. live. J94 bl. pit Leesboek draagc met recht den naam van Leesboek voor het Algemeen. Deszelfs opfteller bedoelde lering, Bich- ring, nut en vermaak; en tot die eiuden is zyn werk wezen. lyk ingericht. Het boek zelve is van enen zeer gemengden inhoud. De onderwerpen , welke zeer populair behandeld worden, beantwoorden alien , in enig opzicht , aan den boven- ilaanden titel. Dan tens heeft men lets rechtftreeks van enen godsdienitigen of zedekundigen aart; dan het den of ander uit de gefchiedenis der natuur, welk tot dankbare en eerbiedige erkentenis van de almagt, wysheid en goedheid., des Scheppers upleidt; dan weder vindt men enige f; oren der Godlyke Voor. zienigheid in het befhan der wereld en in de regeling der lot- gevailen van.byzondere menfchen aangewezen, die het geloof aangaande Gods aanbidlyk wereldbeftuur Raven, en daar door de gezindheden van dankbaarheid, liefde , vertrouwen , °lidera werping en eerbied , welke aan deze gewigtige overtuiging be LEESODER VOOR 'r ALGEMEEN. 465 beantwoorden , aankweken en fterken. Onder deze verfchei- denheid van onderwerpen hebben wy evenwel niet Uri oor- 113ronglyk ftuk gevonden. Het zyn vrye vertalingen, behalve uit enige andere gefchriften, meest genomen uit de twd be. roemde Duitfche werken : Natur tend kunst , ein gemeinnutziges lefebuch fur alle flόnde ; herausgegeben von J. A. DONDOEFF, en Natur Menfchenleben and Vorfehung fiir allerlei lefer , von J. A. E. GOEZE. De eer der goede keuze, voor zyne landge- noten gedaan, komt nogthans den Vertaler toe, -wiens gehele Verzameling wy betuigen met genoegen gelezen te hebben. Om onze Lezers over de menigte en verfcheidenheid der ftult- ken te doen oordelen, wilien wy nog den Marten inhoud bier your bun affchryven: I—IV. Enige algemene aanmerkingen nit de natuurlyke ge- fchiedenis van den Mensch (uit I. A. DONDORFF'S Natur and kunst, II band, bl. enz.) V. Erie Vaderlyke Brief van J. SYDNEY (uit de Anecdote;: fur Christen, II band, bl. 88.) VI. Kracht der Godlyke genade (uit hetzelfde Werk.) VII. Ootmoed (nit hetzelfde Werk, II band, bl. VIII. De Kristlyke Held (uit hetzelfde Work , II band , bl. 95.) IX. Een paar voorbeelden van Menschlievendheid (uit het- zelfde Werk, I band, W. 4. en 9.) X. Misdaden , door geritge omaandigheded ontdekt (uit J. A. E. GOEZE Natur Menfchenleben and Vorfehung I band, bl. 161.) XI. Ongelakkige lotgevallen van den Graaf VAN MARSIGLI (uit de Xneadoten fur Christen, I band , hi. 179.) XII. Hoe armoede en gebrek aan voedzel de menfchen to- gen allerlei gevaren des levens gehard make (nit DON* DORFF I band, bl. 193.) XIII. Van fommige zeldfame handelingen eniger Dieren (nit GOEZE , [ hand, bl. 18g.) XIV. Wintergedachten (uit .denzelfden, I band bl. 595.) XV. Van enige by ons ongewone foorten van brood, en van hetgeen verfcheiden Volken in plants van brood gebruiken (uit DONDoRFF , II band, ht. 311.) XVI. Verwonderlyke eigenfchappen van het Kwikzilver (uit GOEZE, I band, bl. 197.) XVII. Ouder- en Broederliefde (uit J. F. FEDDERSEN, Nach- richten von dem leben and ende gutgefinnter menfchen, erfte famlung, bl. pi.) XVII', Nog drie voorbeelden van deze zelfde c'eugd (nit het- zelfde Werk, bl. 421.) XIX. Kristlyke gelukzaligheid in ene hut van een' Roomsch ge- 466 Luesaozz: VOOR 'T ALGEMEEN. geziaden (nit T. K. PFENNINOReS Sawnlungen zu einer Christlichen Magazin.) XX. Enige byzonderheden nit het Leven en den dood van BOERHAVE. (nit de Silmtliche Schrtften RIB J. F. JACOB/3, I Theil, bl. 295.) XXI. Enige merkwaardigheden uit het Plantenryk (uit Doti- DORFF, I band, 61. 33.) XXII. Merkwaardige gebeurtenis in een Wynkelder (nit DoN, DORFF I band, bl. 23.) XXIII. De ware vriendfchap, ene Oosterfche Vertelling (nit de Melanges de literature orientate, par Mr. CAM:WINE, Tom. I, pag. 78.) XXIV. Geestig Antwoord van een Mohammedaanfchen Monnik aan een Honing (nit hetzelfde Werk.) Wy Iluiten onze opgave van het eerfte Deel met nit het- 2elve een paar belangryke voorvallen over te nemen. Als een voorbeeld van Menscnlievendheid geeft de Vertaler ons'cleze merkwaardige byzoncierheid: „ Een zeker Geestelyke, in den „ omtrek van Metz ,ontmoette voor enige jaren, op den weg, „ ene reizende Joodfche Famille,beltaande uit een man,vrouw „ en twee kinderen, die verdwaald en door de koude geheel „ verityfd waren. 1-ly bragt hen in zyn huis, liet hen zich by O het vbur verwarmen, gaf hun te eteu en te drinker'. , Kort • daarna gevoelde de Vrouw barensnood; by Het dus van het • naaste bygelegen dorp ene Vroedvrouw halen , en de Vrouw • werd van pen Zoon verlost. Het kind fterft drie dagen na „ de geboorte; by liet hetzelve naar Metz brengen, en op een „ Joden Kerkhof begraven.. De Vrouw behield by nog drie „ weken by zich, en zond biter .toen met haar man en kin- „ deren naar :het naaste dorp, daar enige Joden woonden , en „ gaf hun bovendien nog anerinie eetwaren mede. Dic alles had de Joden, in Metz wonende, bewogen, hem een brief „ van dankzegging toe te zenden, en, behalven dat, een ge- „ fchenk van een kostbaar gouden Zakhorologie, op welks ene kas de gefchiedenis van den barmhartigen Samaricaan in beeldwerk vertoond wierd. Ook had de Joodfche Gemeente • zich verbonden den geestelyken, tot een blyvend bewys van „ hunne (hare) erkentenis, jaarlyksch zoveel koffy en fuiker „ toe te zenden, als by voor zyne huishouding nodig bad.” Wegens misdaden, door geringe omitandigheden ontdekt, le- zen onder anderen , het volgend zonderling en merkwaar- dig voorval: Een mensch, die zich wegens ene zware „ daad , van ene vrouw ongelukkig gemaakt te hebben, en de „ Moordenaar van een kind te zyn , had verdagt gemaakt , „ zoude zich door een eed zuiveren. De Predikant, die hem „ met alien ernst voor den meineed waarfchuuwde, merkte „ da LERSIOEit VOOR 'T ALOEMEEe 467 ,, &t hy een verhard booswicht was, en gedurende zyne vet.- „ maningen onverfchillig met een fpeld fpeelde. Daar ally ;, zyne voorftellingen yrugteloos fctienen , kwam hy op den „ loyal, om hem verfcheide plaatslyke omftandigheden , die „ hem verdagt maakten , te herinneren; onder anderen zeidet ,, hy : Mensch , zo gy fchnidig tyt , en echter valsch „ zweert, God zal u wel weten te vinden; ja de geringfte „ zaak , die van het vermoorde kind is overgebleven , zal tt „ nag eens vetraden , al zou het ook die fpeld zyn, mee „ welke gy daar fpeelt ; yeellicht is zy van dit kind! Naauw- lyks bad hy het woord fpeld uitgefproken , of de' moordet „ naar verbleekte, en bekende zyue gehele misdaad." De Laster en haare fchadelyke Gevolgen gefchetst, in eene l'er- handeling , voorgeleezen in , en opgedragen aa n, de Maat- fchappy van Verdienllen , ter Spredke voereride : Felix Me- ritis , op den eerfien van Sprokkelmaand 1758, door 3. s. SAVAAN Apothecar binnen Ansfieldam , en Medelid derzel- ver Maatfchappy. Te ilmfleldam , by G. Roos, In gr. uvo. 35 bl. lke ziel , die deugd ademt , gevoelt nog fteeds de affchu- welykheid van den Laster, en ondervindt met fmart de on- zalige gevolgen, welke dezelve tot bederf van byzondere per. fonen en gehele .Maatfchappyon voortbrengt , in weerwil van de algemeen-heerfchende tiekte ,waartoe dit kwaad is ingekan- herd. Wy acllterr derhalve deze Verhandeling , om beret) be. lanvyken inhoud , algemeen aanpryzing waardig. Waarheid en gezond Ye:glade! heerfchen in, dezelve. Maar zy is oppervlak- kiger gefchreven. dan ene Voorlezing voor een :gezelfchap als dm van Felix Meritis ons fchynt te vereifchen. Het Stukjes beeft antlers ene vry goede houding. De orde , door den *ohryyer gevolgd, is deze ; I. Toont by aan., waarin de Laster eigenlyk bellaat. Noenn hy de oorzaken op , welke den ntensch tot het uitoefenen van deze hatelyke ondeugd kunnen aanzetten, III. Gam hy de redenen naa', welke Diogenes kunnen bewo- gen bebben den Lasteraar by een wild dier te vergelyken, van welke vergelyking by reeds met een woord in de Inleiding ges,vaagd, en die by daar tot den grondflag zyner Verhandeling gelegd had. IV. Schetst by de ongelukkige gevolgen , welke deze ondeugd zowel voor de gelasterde perlonen ais voor het lane. rende monfler zelve near zich fleept hetgeen by me: bet voorbeeld der ongenade van Miltiades breedvoerig Vpheldert. Dit J. S. a W A Alq, DE LOUR, 468 Dit voorbeeld , gelyk het gehele derde deel , Is vervat la Dichtregels , die vast niet boven bet middenmatige gaan , en op enkelde plaatfen beneden alien peil dalen. Taal en druk- fouten zyn in deze Verhandeling by menigte ingellupen, wel- ke, vooral ook dergelyke opftellen , altyd grotelyks ontfieren. De Schryver nogthans is deswegen enigzins meerder te ver- fchonen , daar by iu zyn Voorbericht betuigt zich nimmer op de uitgave van het 4da of ander toegelegd , en nu ook deze Verhandeling alleen in. 't Licht gezonden te hebben ter oor- zake van enige Aanmerkingen , hem daarover gemaakt. Naar deze aanmerkingen mogen wy incusfchen gisfen ; maar ver• mids hyzeif ze ons niet heeft medegedeeld blyven wy, en misfchien vele lezers, buiten that gefteld over dezelve to oordelen. De Pruik en de Das Blyfpel. Naar het Fransc4 van B. PI- CARD, door HENDRIK, OGRLWIGHT Junior. re Ainfieldans, P. J. Uylenbroek, 1797. In Bye. 39 bl. Men aartige fcherts op de overdreveir modezueht , byton- der op de blonde Pruiken, voor enigen tyd de algemene dragt der Paryfche. Meisjes , waarmede zy haar natuurlyk fchoon bedekten, en zichzelve vaak droevig misvormden. De titel, de Pruik en de Das , voegt intusfchen, haar ons inZien geheel voor dit flukje niet. De Pruik is het eigenlyke voor- werp van de fcherts, en van de Das words niet dan even ter loops gefproken. Voor het overage mag, dit Blyfpel den naam van geestig en tevens leerzaam dragen. Dat het daarom, ook op, onzen Nationalen Scbouwburg, tot vernedering van alle modegekken , meermaal vertooncl worde ! IVIogten vooral (wy verenigett ons bier gaarne met den wensch des j Vertalers) mngten vooral jonge Meisjes nit dit en foortge- lyke Stukjes leren de mode niet in hare overdrevenheid volgen, nimmer buiten haar' that te gaan, en vooral nook gehoor te verlenen aan die wezens , die zich mannen floe- men , maar door hun gedrag tonen dien eernaam onviraat4 dig te zyn." ALGEMEENE VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGER 's Menfchen Ingang , tot Heerlykheid, ot n , in het toeko- rnende Leven , Gods Beeld in volkomenheid te wezett. Door C. C. H. VAN DER AA in Leven Bedienaar des H. Euangelies in de Gemeente, toegedaan de Onveranderde .Zugsburgfche Geloofsbelydeni s f e ; Lid en Secretaris van de Hollandfche Maatfchappy der Wetenfchappen te Haar- lem. Derde en laatfie Stuk. In den Haag, by C. Plaat, 1797. In gr. 8vo. 2,53 Id. meermaalen maakten wy gewag van dit ftigtelyk Werk van wylen den Eerw. VAN DER AA, over welks voltooijing, eer de hand des Doods den weleer gelief- den Leeraar aanraakte, alle hoogfthatters van 's Mans naagedagtenisfe zich zullen verblyden. Wat 'er, by aan- yang en voortgang, in den Mensch vereischt worde, oni Gods Beeld in von omenheid te weezen, zy alien , wel- ke na den dierbaaren heilftand, aan die vereerende benaa- minge verknogt, met deelneemend verlangen uitzien, kun- nen , in het godvrugtig in agt neemen der voorheen en bier voorgedraagene voorfiellingen , hunne begeerte vol. daan vinden. Eene uitbreidende Verklaaring der ver- maarde redekavelingen van den Apostel PAULUS, te vin- den i Kor. XV: 35-58 , is de Inhoud van dit laatfte Stuk. Dezelve is in negen Verhandelingen afgedeeld ; zy loopen over de mogelykheid der Opttandinge — de aart en hoedanigheden der verheerlykte en geestlyke lichaa- men der Regtvaardigen — de zekerheid en noodzaak- lykheid der veranderinge van de lichaamen der Regtvaar- digen het lot der leevend overgebleevene Vroomen ten jongften dage — de 'gelukzaligheid der verheerlykte Regtvaardigen — en eindelyk over de kragtige aanfpoo- ringen tot geloof en deugd, welke in alle het verhan- delde liggen opgefloten. Daar de ftoffe te uitvoerig is voor een doorgaand berigt, willen wy uit de Verhandeling, tot Opfchrift voe- rende , dat het mogelyk is dat de Rechtvaardigen ten ge- LEM 1798. NO. 1I. I i neat 47° C. C. II. VAN DER AA nen dage, by hunne Opflanding,verheerlykle ligchaamen be- komen zullen, lets ter proeve inededeelen. Urn deeze moge- lykheid te doen blyken , legt de Eerw. Schryver ten grondflage; 't geen hy, , elders, aangaande de verheerlykte ligchaamen, met welke de Regtvaardigen namaals zullen bekleed worden, hadt voorgedraagen ; komende, hoofd- zaaklyk , bier op uit : „Dat de Rechtvaardigen by hunne „ opttanding ligchaamen bekomen zullen, dewelke kunnen, „ zullen, en moeten onbedorven blyken, dewelken merkte- „ kenen van Gods goedkeuringe , en dat zy ligchaamen „ van volkomen gemaakte Rechtvaardigen zyn , byzonder naar alien fchyn, door eenen uittleekenden glans, zullen „ draagen; dewelken meerdere en grootere vermogens zul- „ len hebben , dan de ligchaamen die wy nu omdraa- „ gen ; en dat die ligchaamen eindelyk meerder zullen „ beantwoorden aan onze vermogens der ziele van hoo- „ gercn, dan die van laageren rang;” behelzende het laat- fie , gelyk VAN DER AA waarfchynlyk hadt gemaakt , „ dat ons ligchaam alsdan beyindingen zal aanbrengen „ van zaaken , dewelken tegenwoordig door haare fynheid „ (of fubtielheid) doordien ons zintuigen ontbreeken , „ bekwaam om dezelven gewaar te worden, onze gewaar- 4, wording ontglippen; dat het zal medewerken om onze „ verfiandige begrippcn van de zaaken deezer waereld, „ van God en Godlyke zaaken , uit te breiden , op te „ helderen , te vergewisfen, vruchtbaarst, levendigst en „ glansryk te maaken; dat het by dat alles, in ftede van „ vermoeid te worden, in eene geduurige jeugd en fterkte „ zal weezen, en dat het allermeest zal overhellen en „ bekwaam zyn om onze redelyke begeerten, en de ver. „ flandige befluiten van onzen te onderfchraagen , „ aan te moedigen en uit te voeren , waar uit dan zal vloeijen dat men voor alle zonden, hoegenaamd, bevei- „ ligd zyn zal.” Op deezen grondflag , en in zulk een zin , was onze Schryver van meeninge , dat het ligt te begrypen valt , dat 's menfchen lichaam ,. in 't algemeen, volkemener kon worden. „ Men zie alleen (dus redekavelt VAN DER AA) „ op het voorbeeld van het zaad, waarop de Apostel zich „ beroept , en zie hoe gering dat is in fehoonheid en vol- g, komenheid , by de plant, den boom, den halm met zyne „ aayren, enz. die 'er uit opgroeijen ; men fla Bade verfchei • dene wormen , by voorbeeld Zywormen , en zie, hoe • Igt een teder eitje , een kruipende worm, en vervol- „ gen MENSCHEN INGANG. 471 • gens een vliegend Diertje, en fummigen daar onder zeer „ vrolyk en levendig., van aart , voortkomen. Men zie ons zelfr in onze tenerfte kindsheid, hoe zwak , hoe be- hoeftig zyn onze ligcliaamtjes ? wat neemen wy toe „, met de jaaren aan vermogens van ligchaam en geest? „ waaruit blykt toch , bid ik u, dat het noodzaaklyk is, „ dat wy geenen hoogeren trap van volmaaktheid zouden kunnen beklimtnen? De een van ons heeft gezonder, ,, vaster , tterker, bekwaamer ligchaam en fchranderer • geest, dan de andere. De zintteigen van den eEnen „ zyn beter gefteld, en brengen getrouwer aan, het geen „ 'er buiten ons voorvalt, dan die des anderen. De den „ heerscht door verftand , en Godsdienst, en oeffening , 5, meer over zyne dierlyke neigingen en hartstochten dan 55 de andere. De ziel van den &nen is beter bekwaam „ om zich (als het ware) van dit ligchaam los te rukken, „ en zonder vermoeijinge aan de verhevenfte zaaken te • denken, en een gantfchen fchakel van gevolgen in te 91 zien, om verflandige befluiten te neemen en uit te voe- „ ren , hoe zeer ze regen zyne dierlyke neigingen , of „ hartstochten aanloopen Waar uit befluit men „ toch (vraagt VAN DER AA), of welke redenen heeft ,, men om te gelooven , dat dit niet verder gaan kan , dan wy het tegenwoordig zien in den gelukkigften, dien „ wy bier kennen? zien wy niet dagelyks, dat 'er men- „ fchen opflaan , die hier en daar in alien, die wy te p5 vooren kenden, overtreffen ? leveren ons de Gefchiedenis. „ fen geene voorbeelden op van uitmuntende menfcben, „ die in vermogens van ligchaam of geest, die van on- „, zen tyd, verre te boven gaan? weeten wy, dat het rile! „ verder gaan kan? waaruit toch? ik weet wel , dat er- gens een paal moet weezen dien zy niet te buiten gaan kunnen , maar dat hebben alle eindige wezens met ons „ gemeen. De vraag is alleen of onze ligchaamen en der- „ zelver verbintenis met onze zielen , niet volkomener ,, kunnen gemaakt worden , door God den alwetenden, •„ almachtigen , en algoedertieren Gebieder over de gant. „ fche Natuure? wie (vraagt VAN DER AA) zal daaraan ,, kunnen twyfelen?' Vervolgens in byzonderheden treedende, tragt onze Eerw. Schryver de voorgeftelde mogelykheid nader te doen ken. Under meer andere vermeldt by deeze twee: „ Dat God ons ligchaamen geeven kan, dewelken Been „ inwendig beginfel van bederf in zich hebben, die wel II kUn* 47 C. C. H. VAN DER AA „ kunnen, maar niet zullen, nocii moeten bederven, is titt begrypen; want daar kunnen gewislyk aan onze ligchaa- „ men deelen gegeeven warden tot opvu/ling , die za 19 zeer aan elkanderen voegen , zo zeer met elkanderen „ overeenftemmen, dat 'er geene de minfte wanorde, nets „ hetgeen voor dit ligchaam en deszelven volkomenheid • Met voegt, mede vermengt zy ; zo dat het in zich zel- 1, yen gden grond van ontbinding zyner deelen hebbe , noch van buiten door eenige eindige macht kan ge- „ floopt worden , vooral wanneer hier bykomt, eenige glans of eenig teeken van Gods goedkeuring omtrent • zodanig eenen verheerlykten Rechtvaardigen.” De andere byzonderheid, ten gemelden oogmerke ver- meld, is de volgende: „ Dat onze ligchaamen ook kun. 9, nen voorzien worden met zintuigen, dewelken wy te- „ genwoordig niet hebben, zie ik niet , waarom men in • twyfel zou trekken. De eenige reden waarom wy wee- , ten, dat 'er vyf zinnen mogelyk zyn, is om dat wy „ bevinden , dat wy dezelven hebben; maar is het genoeg „ om daar uit te befluiten, dat 'er geene meerdere zinnen mogelyk zyn am dat wy 'er geene meerdere kennen. 1, Is ons niet weeten een voldoende reden om te befluiten „ tot hat niet beflaan eener zaake? Stelt eens, dat iemand ,, doof of blind gebooren was, :oudt gy meenen, dat Hy „ weeten zoude, wat zien ofte hooren betekende? zoudt „ gy denken , dat een denkbeeld kon vormen van „ meerder mogelyke zintuigen dan dewelke Hy nu heeft1 „ Is daarom het gezicht en gehoor onmogelyk? Niemand denkt zoo. Daar zyn veele zaaken, die ons „ ringen , by voorbeeld , de Eledrieke , de Zylfteen. „ krachtige uitvloeifelen , enz. die de krachten en gron- „ den zyn van den onderfcheiden aart der onderfcheidene „ ligchaamen, die wy gewaar worden, kunnen wy denken „ dat wy deeze fleutels van onze kennisfe der weereld, „ waar door wy in het geheime Vertrek der Godlyke „ heerlykheid zullen kunnen en moeten inzien , wanneer wy „ God verheerlyken zullen , ook in de eeuwigheid (den „ rechten tyd daar toe) zullen misfen ? en zullen wy dan „ niet van zintuigen, bekwaam om die gewaar te worden en behoorlyk te onderfcheiden, voorzien moeten wee- „ zen? Zullen wy ze niet, dan enkel door het gevoel, „ de ftomptle van onze bevindingen, zelfs in de eeuwig- „ held kunnen gewaar worden? Is dat te gelooven? Of • zullen wy derzelver beweegingen , die nu alle onze zin MENSCHEN INCANG. 473 9, zinnen ontfnappen , ook in eeuwigheid niet gewaar „ worden? Dat kan ik my niet verbeelden. Dit is, „ dunkt my, zeer waarfchynlyk, of dat onze zintuigen 1, veel zullen verbeterd worden, of dat God onze lig- „ chaamen met meerdere zintuigen, dan wy nu heb- „ ben, by onze opflanding zal voorzien. Dit kan voor ,, Gods oneindige Verfiand en Macht niet onmogelyk v, zyn , en van zyne Goedheid is het zekerlyk te ver- y, wachten.” Ten belluite deezer redeneeringe voegt 'er de Eerw. VAN DER AA nog nevens: „ Dat men, een ander lig- „ chaam , veel volkomener , verkrygende , ook bekwaana 2, zal worden am anders over de zaaken te denken, al- ,, thans dat dit mogelyk is, dunkt my , dat men kan 99 begrypen; want ons ligchaam, zoo als het nu is, is, 1, OM zoo te fpreeken, de fpiegel waar in wy alles zien; „ naar dezelfde gelleldheid, en betrekkinge, waar in de zaaken buiten ons daar op than, denken wy over de zaaken die ons voorkomen , belluiten wy, en daar naar „ voeren wy ook onze befitaten uit. Als dan de flaat van „ onze ziel niet alleen , maar oolt die van ons ligchaan „ zal veranderd en verbeterd worden; dan moet dit ook „ eenen zeer grooten invloed hebben op ons denken, be- „ geereta en doen. Een geheel veranderd ligchaam, voor- „ zien met zeer veranderde en misfchien met geheele an- y, dere zintuigen, bewoo. d door eere zeer veranderde ziel, „ moet geheel veranderde denkbeelden van de dingen 9, deezer waexeld , enz. zeer veranderde neigingen en ver- „ richtingen ten gevolge hebben, of bewaam wezen tot „ geheel veranderde levendige beweegingen en vrywillige „ daaden.” In eene duistere zaak, die onder de dingen , die nog niet geopenbaard zyn , behoort, zal elk onbevooroordeelde de redekavelingen van wylen den geagten VAN DER. AA, zo niet als beilisfende, itnmers als hoogst aartneemelyk, met ons erkennen. Ii Ge- 474 CLARISSE Gedenkwaardigheden uit het openbaar Leven van zommige ../Ipostekn. Volgends het Verhaal van den Ileiligen Ge- feldedfchryver Lukas ; met ophelderena'e en praktikaale .flannterkingen roorzien. Loor j. cLARiss-k: , Predi- kant tc Enkbuizen. Dienende ten Vervolge op II. c. BERGEN'S Gedenkwaardigheden uit het opcnbaar Le- von van yefia. Te Leyden , by A. en J. Honkoopt, 1797. In gr. 8vo , 304 61.; behalven het Voorbericht van 22 bl. op het voetfpoor van den Hesfen -Darnailadfchen Leer- aar BERGEN, wiens nuttig en by onze Landgenooten gretig ontvangen Werk, bevattende de Leevensgefchiede- nis van Jefus, volgens de vier Euangelisten, in overeen- ftemming gebragt , met ophelderende en praktikaale aan- merkingen, wy onze Leezers ter zyner tyd hebben leeren kennen CO, heeft de Eerw. CLARISSE de proef genomen, om ook uit de Handelingen der Apostelen, of wel,, ge- lyk by ze in navolging van BERGEN noemt, de Gedenk- waardigheden uit het openbaar Leven van zommige "Ipostelen, een dergelyk Huisboek , ten -vervolge op dat van BERGEN, te vervaardigen. Dit Boekdeel behelst flechts den inhoud der XII eerite Hoofdttukken van de Handelingen der Apostelen , waarin het ons voorkomt dat de Schryver met de navolging van zyn Voorganger vry wel geflaagd is , waarom wy het ook tot 'zoodanig gebruik, waarvoor het eigenlyk bertemd is', aan alien, die dergelyke hulpmickblen behoeven-, nevens het Werk van BERGEN, gerust aanpryzen. De Eerw. CLARISSE heeft , zoo wet in de hoofdbedoe- ling, als in de uitwendige vorm en richting, zynen Voor- ganger getrouw gevolgd. Men zal echter nog al eenig verfchil in de uitvoering ontwaar worLien. De Schryver zegt zelf, in 't Voorbericht : „ Aileen heb ik eenige kleinigheden, welke my by BERGEN in het oog gelopen waren, in acht genomen , en wat my min gefehikt voor den huisgodsdienst voorkwam, getracht te vermyd,m. Het is om deze reden b. v., dat men bier zulk een Banmer- kelyk verfchil in de Iengte der Afdeelingen Met zal aan-tref- (*) Zie Vaderl. Letteroef. voor 1794, 486. GEDENKWAARDIGHEDEN. 475 treffen ; dat de overgangen uit de aanmerkingen op den tekst , over bet algemeen , minder flootend geworden zyn; dat 'er geene Alleenfpraaken geplaatst zyn; — dat 'er, bier en daar, , ook nog wat meer ruimte aan de verklaarende aanmerkingen is ingeruimd , en wat dies meer zy. — Vooril heb ik, op aanraading van Geleer- den, dien ik achting toedraag , mede bet nut van myne Ambtgenooten in het oog gehouden , en vermeden , en- kel praktikaale aanmerkingen over, en my toegelegd, om overal praktikaale leeringen uit den tekst, voor te ftel- len ; iets, waardoor den Prediker, zo by zich van dit Werkje mede wilde bedienen, dienst en den onge]eerden Lezer juist geen groote ondienst gefchiedt. flit, en tevens de mindere rykdom van eigenlyk gezegde lesfen , (welke in Jefus redenen zoo veelvotidig van zelfs voor- komen , maar hier alien , uit de gefchiedenis , moesten afgeleid worden,) is ook oorzaak, dat de aanmerkingen, en zoo, de geheele Afdeelingen, wel iets langer, , over het algemeen , uitgevallen zyn ; waarby ik dan ook de behoefte myner Landgenooten in aanmerking geno- men heb. „ Voorts heb ik nog dit te melden, dat ik my, in myne vertaling, wat meer gebonden heb, dan myn voorganger, aan de woorden van den gtondtekst naar de beste lezin- gen, en wel zoo naauw , als eene vloeijende overzetting in onze tail du/den kon ; waar die my drong , van de woorden of te gaan, om bet zakelyke Diet verkeerd voor te 1kt/en , (zo als b. v. by de fpreekwyze zecev