BOEKBESCHO U1PING, v 0 0 A X816 VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN, of TIJDSCFl RIFT VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, WAARIN DE BOEKEN EN SCHRIFTEN, DIE DAGELIJKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITROMEN, OORDEELKUN- DIG TEVENS EN VRIJMOEDIG VERHANDELD WORDEN. B E N E V E N S M E NG E L W ERK, tot Fraaije Letteren, Kunfien en Wetenfchappen, betrekkelijk. EERSTE STUK. vOOR i8 16. B OEKBESCHO UWING. Te 4MSTEKDAM, bij G. S. LEENEMAN VAN DER KROE en J. W. ii NTEMA. IHIG. $OEKBESCHOUWING. Nagelatene Leerredcnen van T. V A N D E R R O E S T, in leven Evangeliedienaar to Haarlem. Ifle Stuk. Te Haarlem, bij J. L. Augustini. 1814. In gr. SVOI 178 Bl- f i-8-i Het heeft ons niet mogen gebeuren, den waardigen VAN D E R R O E S T ill perfoon to kennen ; maar zoo de perfoonlijke keianis ooit overtollig was, om ons een juist denkbeeld van iemand to gevcn, dan voorzeker was bet bij hem , die in zijne fchriften -leeft. Trou- wens , bet kan niet anders , of de preken van dezen ir`Fan moeten bet ware afbeeldfel, de getrouwe fpiegel zijner ziele wezen. Immers de kunst moge bet zoo vei brengen, dat zij de kunst verbergt, en enkel natuur fchijnt; bezwaarlijk zal zij then toon der zuivere en on- geveinsde godsdienftigheid nabootfen, welken wij bier vinden; bezwaarlijk zal zij die zalving aannemen s die bier zoo onmiddellijk nit bet hart tot bet hart fpreekt, en met zulk een onwederftandelijk, maar weldadig ver- mogen op ons werkt; ja onmogelijk zal zij die taal van den kinderlijken en nederigen geest kunnen voeren, die zich verliest in bet gevoel zijner nietigheid en afhanke= Iijkheid van God, en zich dankbaar verheft bij de ge= dachte aan den Eeuwiggezegenden i die in de wereld kwam, om zondaren zalig to maken. Het is die wcl- fprekendheid niet, welke door kunst haa'r doel bereikt, door vergclijkingen en tegenftellingen fehittert, door wendingen verrast, en op deze wijze uen toehoorder overreedt en wegfleept; maar bet, is die welfprekend- heid; welke uit de diepte van bet gemoed, en wel van diet godsdienftig gemoed, oprijst, dat de dingen z66 aanfchouwt als zij zijn , ook alzoo voorftelt, en langs de- zen eenvoudigen weg haar oogmerk zeker bereikt, diets is POEKBESCH+ 1816, NQ. i. A bier 2 J. VAN DER ROEST hier beftuleerd, niets gezocht; alles is natuur, uit9 vloeifel van bet hart, en vrucht van bet levee: cene eigenfchap, waardoor deze preken zich allervoordee- ligst onderfcheiden. Ilet is natuurlijk, dat zoodanige welfprekendheid de 1udividualiteit van den Redenaat zeer flerk en duidelijk doet to voorfchijn treden, en dat deze preken vandaar een' geheel eigen' toon. bezittm Wij hebben de nagelatene Leerredenen van den Zaligen nu voor ons liggen, en wij vinden daarin denzelfden toon, hetzelfde afbeeldfcl van den man weder, die, door zijn ethte godsvrucht, door zijnen diepen oot- moed, en varigen ijver voor de zaak zijnes Meesrers, als een Ideadl van den waren Evangeliedienaar voor ons ftaat, ja die ons door deze hoedanigheden, en door den teen zijner vermaningen, hieruit voortvloeijende, wel eenS onwillekeurig den godvruchtigen Aartsbisfchop van Cambray herinnert. 0, bet kan niet anders, of de woorden van den nd zaligen man, welke hij aan de Ge- meente van Naarlcm; bij de gedachtenisviering van ziin' ig jarigen Evangeliedienst in dezelve, toeriep, (bl. 20) moeten eene voorfpelling zijn geweest, die zekerlijk in vervulling is overgegaan : „ %-4 anneer deze mend eens „ zal zwijgen, en dit gezigt zal beginners to breken, • dan wensch ik, dat de kalmte der ziele, en de verl • vrolijkende hoop des eeuwigen levens, welke bet • geloof in den in bet vleesch verfchenen en aan bet • kruis geftorven Middelaar den flervenden kan merle. ~, deelen, nog zullen fpreken uit mijn verbleekt gc- ,, laat, en u Hem zullen aanprijzen, die, in bet le- • ven en in den dood, ons c6n en ons alles zijn meet." Men kent de manier , of liever den trant van V A N DER R o E S T, en men zal dus niet verwacbten, dat wij ons hierover uitlaten. De hoogere jaren van den Redenaar en de latere tijden mogen eenigen invloed ge- had hebben op den Loon van deze Leerredenen, en denzelven bier en daar ernftiger, ja niisfchien fomber, hebben geftemd; wij vinden bier diezelfde uitgebreide Schriftuurkennis, diezelfde heldcre uiteenzetting valt denk. t'AQELATENE LEERREDENEN. 3 denkbeelden, diezelfde geleideliike orde, gepaard met diezelfde nadrukkelijke en regtffreckfche toepasfingen op bet leven in deszelfs onderlcheidene toe(tanden en betrekkingen, welke 's mans vroeger uitgegevene Ituk- ken zoo voordeelig kenmerken , en dierbaar makcn aan elken beminnaar van den Godsdienst. Deze nagelatene Leerredenen zijn dus voor ous cen Legaat van den Overledcnen , dat wij met dankbaarheid ontvangen, en met achting, ja met eerbied voor den gever hebben gebruikt. Wij hopen door onze aankondi- ging iets bij to dragen, om de ftukken, in dit 1undel- tje vervat, wat mcer in derzelver waarde to doen ken- men. Dic eerfle bundeltje, dat door ecn ander van ge lijke groottc ftaat gevolgd to .worden , behelst een acht- tal Leerredenen over onderfcheidene onderwerpen, De Eem V A N D E R R o E S T toont in de eerffe Leer- rede, over i Joann. IV: i--6, uitgefproken bij de bo- vengemelde gelegenheid : „ wat, eene vijfentwintigjarige ;, bedienifig. vann bet woord. Gods hem geleerd hebbe „ met opzigt tot de grondwaarheid van bet Christen- „ dom. Het woord, dat bij God, dat God was, is ;, vleesch geworden, om offer to worden voor de zonr „ de." Hoewel de Leeraar,, om de gewoonte, die bij de Gcmcente van Haarlem plaats heeft, volgens welke des zondags voormiddags bet geheele N. V, bij vrrvclg behandeld wordt, aan deaen tekst, gebonden was, weet hij denzelven echter bijzondex dienstbear to maken aan zijn oogmerk , gelijk, de acrd van:het-,opgegeven onderr werp, en nog sneer de ontwikkeling van hetzelve, ber wijst. Het is eene ware gelegenheidspreely, in den echr ten, warmen feesttoon. Geene kunftige verdeelingen, geene ingewikkelde redeneringen firemmen den gloed van bet haft , dat zieh wil uitftorten, Wij hooren bier bet gemoed van den man fpreken, die levendjg door- drongen is van de hooge waarde der Evangeliebedie- ling, die zijne tekortkomingen diep gevoelt, en wiens leven bet vart/laan zijner Gemeente in den geloove. is. Uit dien. hoofde valt bet PA iacijelijk, den inhoud A 2 en 4 J. VAN DER ROEST en gang van denkbeelden op to geven, die in de'ze' jreek heerscht. Roerend is de aanhef van bet eigenlijk bnderwerp , bl. io : „ Het is in deze dagen vijfentwintig „ jaren geleden, dat ik bet voorregt had, om begin to „ maken met mijnen Evangeliedienst onder u. - Voor „ Hem, die mij de hooge cere bewees, van mij to roe= „ pen tot deze bediening, fchame ik mij over mljn „ menigvuldig gebrek aan ijver en werkzaamheid, en Hij „ heeft -de boetvaardige belijdenis gehoord van mijne• „ eindelooze tekortkomingen en velerlei ontrouwe;. „ maat ik fchame mij niet over hetgeen de inhoud is • geweest van mijne prediking. ' Ik zocht Jezus Chris= • tus, en then in het vleesch gekomen en gekruifgd, „ to prediken; ik zocht van niets to weten, dan van „ Hem." 0, dat vele, dat alle Leeraars van 't Evan- gelic zoo wilden, zoo konden fpreken, en nu en dan opzettelijk zulke Leerredenen lazen to hunner eigene befchaming en bemoediging ! De tweede Leerrede, uitgefproken na de herftelling uit eene krankheid, loopt over Pialm XCIV: 2, en legt • eenige der nuttigheden open van ligchamelijke bezoc- kingen en ziekten, wanneer deze gepaard gaan met godsdienftig onderwijs, waardoor zij aan de ziele wor- den geheiligd." De voordeelen van zulk een ziekbed zijn : i°.) Het leidt den mensch op tot nadenken en in- keering in zichzelven. 2°.) Het bepaalt zijne aandacht in bet bijzonder bij de wisfelvalligheid en onzekerheid van onze gezondheid en ons levee, en tevens bij de waarde van dezelve, en onze ondankbaarheid, wan- seer,wij die onafgebroken genieten. 3°.) Het overtuigt ons van de ongenoegzaamheid der wereld tot ons ge- liuk, en van de groote waarde van' die goederen der zie- le, en die verwachtingen voor de eeuwigheid, welke aileen voldoend 'en onverliesbaar zijn. 40.) Het over- -reedt ons van de dierbaarheid van bet Evangelic, van 'de 'noodzakelijkheid en voortreffelijkheid van den Heere Jezus Christus, en de veiligheid van hen, die in waar- heid en opregtheid voor Hem levee. $°.) Het wekt on., ze NAGELATENE LEERREDEREN. 5 ze lieFde op tot menfchen, en onze deelnemende ge- voeligheid omtrent dezulken, die behoeftig en onge- lukkig zijn. -- On de ontwikkeling van deze punten vol(pt eene toepasfelijke toefpraak, die vooral daarheen ftrett, om ons alle bnvergenoegdheid in ziekte to ont- nemen, en ons tot •zelf_beproeving nangaande de uit- werkfelen van ziekteh to bewegen. Ook deze Leerrede is louter de vrucht van •eigene 'ondervindinp, en van de toepasfing des lijdens op bet hart. De derde en vierde Leerrede loopen over denzelfden tekst , job XIV: x en s. In de eerfte wordt bet men- fchelijk leven, naar den tekst, in vier hoofdtrekken gef hetst, namelijk 1°.) als kort, z°.) als vol van moeiielijkheden, 3°.) als onzeker en zwak, 40.) als vlugtig en onbeftendig; terwijl deze fchets befloten worth met de vermaning, i".) om, bij ally onze vooruit- zigten, nntwerpen en berekeningen , de kortheid, moei- jelijkheid, broosheid en vlugtigheid des levens nook ult bet oog to verliezen; a°.) om ons door de befpie- geling van de kortheid, moeijelijkheid, onzekerheid en vhigtigheid van ons leven to laten opleiden, om den algenoegzamen en onveranderliiken God in Christus tot bet deel van ons hart to zoeken; en 30.) om ons to bcvliltigen, om een leven, als het onze, zoo voor- deelig als mogelijk aan to leggen, en zoo veel als mo. gelijk to genieten. -,- Wij, hebben over dezen tekst en dit onderwerp meer preken gehoord en gelezen ; maar wifi moeten bekennen, deze waarheid maar zelden zoo nadrukkeliik en gemoedelijk to hebben zien vooritellen. Hoe heerlijk vertoont zich' bier de bekwaamheid van VAN D E R ROES r, neen ! bet vermogen van ziin godvruchtig hart, om de dingen in derzelver eigenaar- dig licht to plaatfen ! Ja, z66 kan alleen de ervarene en beproefdc man fpreken, die met bedachtzaamheid zijtien weg bewandelt, die bet ware van bet valfche heeft leeren onderfcheiden, en de ondervindingen zij- nes levens in zijn hart heeft weggelegd als eenen fchat van verfterkingen en bemoedigingen. A 3 In 6 ,r VAN DER ROE5T Xn de tweede Leerrede over dezen tekst felt de Re- dcnaar zich voor, ow aan to toonen : „ hoe zeer de ,, goddelijke wijsheid en goedhcid daarin uitblinken, dat ,,:ons aardfche leven binnen zoo enge grenzen wierd „ beperkt, en dat bet aan vele mpeijelijklleden onder- „ hcvig, alsmede zeer zwak en .vlugtig is, en hoe zcer „ wij alle redenen he.bben, om in deze beftelling eer- „ bicdig to berusten," Om dit tg bewijzen., .fchetst hij, met achterlating der-natourliike oorzaken van bet opgegeven verfchiinfel,. den mensch, zoo als zijne pa- tuursgefteldheid thans is; gaat pa, welke de fcbadelijke gevolgen zouden' ziin geweest in bet zedelijke, indien cr eene andere inrigting ware gemaakt, dan die ntt plaats heeft ; en toont ~vervolgcns ,, van hoe veel voor- deel de plaats hebbende inrigting zij, zoo voor men- fchen, die God nog in vgrgetelhgid fteilen, als voor diegenen, die door de hand zijner genade teruggebragG tverden op den weg tot bun geluk. \Vat de ecrstge- noemdcn betrcft, do kortheid en moeijelijkheid, de on- 7,ekerheid en vlugtigheid des levens zijn i°.) een mid- del, waardoor bet kwaad aanmcrkelijk ingeteugeld, be- dwongen en verminderd wordt; zij zijn 2".) bij hen,, tie in hunne zonden tterven, ecne oorzaak, dat hunne fl:huld klcinor zal wezen, dan gcdurende een veel lan- ger -en onbezorgder leeftijd; en 3°.) zij verfchaffen tq gadrukkeliiker beweegredenen, en zijn in de, band der genade fomtijds de genezende midd°_len, Qm to.; ernflige gedachten to komen. . De laatften vinden in die belle!, ling i°.) drangredenen tot waakz3amheid en tot cen feeder levee voor God; 2°.) hulpmiddeien en opleidin, gee tot onderdrukking van eene aardfche gezirdheid, en opwekkingen, om in God bun' troost to zoeken; S*.) de kortheid des levens maakt den tijd van hunne beproeving en van hunnen ilrijd kort, en brengt hen zoo peel nader aan de zaligheid. - Zekerlllk heeft de bij- zondere dscetica van den Redenaar deze Theodicde nog n1 gewijzigd; doch wij erkennen ook hier, waar wii van NAQEbATENE LEERREDENEN. 7 van hem eenigzius zouden meenen to v,:rfchillen, met a€hting, ja.mct eerbied, zijne lndividualiteis. Hetzelfde kuanen wij van de vijfde Leerrede zeggen. Dezelve is van een' biizonderen aard. lie bier de aan- Ieiding daartQe: „ Onlangs," zoo begint de Redenaar, „ waren wij getuigen van een, wel onfchadelijk en „ weldadig, nogtans zwaar onweder. Het was in den ,, nacht na den laatften dag des Heercn, toen een ge- „ deelte van onze Gemeente in bet Avondmaal bet aan. • denken van zijuen dood vernieuwd had, Ontwaakt „ door de denderflagen, ftond ik op, om aanfchou• „ wer to wezen van die heerlijke openbaring van den „ God der Natuur, die ook de God en Vader van on- „ zen Heer Jezus Christus is. Ik vertegenwoordigde „ mij bet dien da.- gevierde Nachtniaal, en, vervuld „ van dien eerbied, maar ook van die liefdewekkendp „ denkbeelden, welke bet mij had ingeftort , veree- ;, nigde ik in mjne befchouwingen die inftelling en • bet onweder. Ik werd getroffen door hetgeen bei- „ den -,-- hoe weinig zij ook anders fcbiinen gemeen „ to hebben ons van denzelfden God leeren, ale • Itemmende hierin overeen, dat ztj, voor ons tevens „ de geduchtfte en beminnenswaardigfte eigeufchap. ~, pen van hetzelfde Wezen ten toon fpreiden." Men ziet hieruit, dat_pet onderwerp is; „ Eene vergeli.. king van de openbaring, welke God van zichzelven doet.in bet onweder, en hetgene Hij van zich ontdekt in den dood vao, zijnen Zoon en in de inflellingen vats zijne genade." paartoe bepaalt- zich de Redenaar, 10.) bij die vereeniging van de geduchtfte en beminnena- waardigite eigenfchappen van God, welke een onwed r ons vertoont; z0.) doet hij opmerken, dat diezelfde gntzagverwekkende grootheid en 'verteederende gped- beid, welke een onweder vertoont, zich op eene nog oneindig treffender wijze aan ons ont-jeklten in bet ver- goenend lijden en flerven onzes Ileeren en in bet Avend. inaal; en 3Q.) befchouwt hij bet onweder in betrekking tot den perfoon des Vgrlosfers, en befluit met cenige A 4 toe- $ f. VAN DER ROEST toeeigenende aanfpraken en opwekkingen. Met regt noemt VAN DER R O E S T deze Leerrede eene „Christelijke befchouwingvan bet onweder." Hetdenk- beeld is in zichzelve waarlijk poetisch, en de inkleeding is bet niet minder. Hoe heerlijk wisfelt de toon met bet onderwerp af!' Hoe eenvoudig, hoe zacht en tee? der; maar ook hoe verheven, hoe krachtig en grootsch is die toon 1 Wij dachten op vele plaatfen onwillekeurig tan K L o P S T o c K's Mesfias. 's Mans gevoelen over de hooge waardigheid van den perfoon van Jezus begun, ftigde dezen grootfchen toon niet weinig. Het teeken onzes fijds, gebrek aan die hooge eer- biedigheid, welke menfehen aan God verfchuldigdzijn, gar V A N D E R ROE t T aanleiding, om , in de zesde Leerrede, volgens Deut. XXXII: 3b. , aan to toonen „ van hoe veel belang bet voorr ons is, inzonder. heid in deze tijden; befefl'en van de grootheid van God in onze harten op to wekken en levendig to houden.'? `re then erode doet hij opmerken, z•.) de ongodsdien- ftigheid, bet ongelonf, bet voorbijzien of in twijfel trekken van de Goddelijke Voorzienigheid, met de ze- deloosheid, die in onze dagen zoo ontroerende voortr gangen maken; 2o.) toont hij aan, dat er geen vermo- gender hulpmiddel is , om bewaard to blijven voor deze verkeerdheden, daft bet opwekken en onderhouden van waardige befeffcn van de Goddelijke hoogheid; en 31.) tracht hij, naar elks bijzonderen ftand•, deze nader aan to prijzen, en de hulpmiddelen to noemen,waarvan wij ons hebben to bedienen, oin ze in ons opgewekt en verlevendigd to verkrijgen. -- De aard en vooral de toe- pasfeliike ontwikkeling van dit onderwerp bewijst , met welke bedachtzaamheid V A N D E R R-0 E s T leefde, hoe xeer hij den geest des tijds waarnam, en hoe wel hij bet menfchelijk hart met alle deszelfs behoeften kende. De zevende Leerrede begins met de woorden: „Het „ is met een diep gevoel van fchaamte, dat ik mij heb r toebereid tot m! in werk in dit uur, en voor u ben „ opgetreden. 1k moct u, naar bet under u plaats heh- ,, bend NAGELATENE LEERR$MEN£N. 9 • bend gebruik, waarfchouwen, ik moet u traehten to • wapenen tegen de verzoekingen tot zonde, en die • verdartelende ijdelheden, welke'eene jaarmatkt ople. „ vert. Hoe ! dacht ik, redelijke en onfterfelijke wezens , • belijders van een Evangelic der zaligheid, to moeten „ waarfchouwen tegen dingen, die zoo laag, zoo diep „ beneden den mensch zijn ; - Land- en Stadgenoo. „ ten, op welker land en flad do bezoekende hand, van. • God zoo lang en zoo zwaar rust, to moeten `ver- • manen tegen dartelheid en ligtzinnigheid, daar alles „ tot crust en verootmoediging roept ! .Medeleden der „ Gemeente, die worden opgeroepen, om eerlang aan • den dood van Gods 'Loon voor bunne zonden op • Golgotha plcgtig to gcdenkeu, to moeten verzoe- „ ken, om Hem en zichzelven niet to vergeten en to „ onteeren ! " De tcl:stwoorden, Rom. VI: 21 , geven den Redenaar aanleidiug, om een leven in de zonde, en in bet opvolgen van de zinnelijke lusten onzer natuur-, to befchouwen als een leven, hetwclk den mensch ont- eert, dat zonder waar genot en voordeel is voor bet tegenwoordige, en doodelijk in zijne gevolgen in de eeuwigheid. -- `Vij moeten bekennen, dat de toon, die in deze preek heerscht, ons wat at to ernftig, wat al to fomber toefchijnt; fchoon wij wel willen geloo- ven , dat dezelve uit de diepte van 's mans gemoed op welde, en bet ware afbeeldfel was van zijne inwendige gefteldhgid. ' Neen ! V A N D E R R OF, S T mogt, ja kon pver deze dingen niet anders fpreken,dan hij bier doet; fchoon hij daarom toch niet tot die fombere Asceten be- hoorde, die alle levensgenot als zondig wraken. In de achtfle of laatfte Leerrede , over Ezech. XXXVI; ai, kort na de gezegende Omwenteling uitgefproken, ftelt zich de Redenaar, na eene uitvoerige tekstverkla- ring, voor, zijne toehoorders to doen opmerken: „hoe ook •bij ons, die geene bewijzen van eene ware varbe- tering in zeden gegeven hebben, onder de rampen, welke ons troffen, eene foortgclijke proeve, als oud- tijds in Israel, IQs onze bekeering genomen words, A 5 door 10 J. V AN D E R R 0 E'S T, LEERREDENEN. door de gedenkwaardigfte redding." Deze preek on, derfcheidt zich van alle anderen, die ten tijde van, en na die heugelijke gebeurtenis, in zoo grooten getale hierover zijn in 'r licht verfchenen, Men vindt her geene i'childering van de doorgeftane rampen en ontvan. gene zegeningen; neen, de Leeraar denkt alleen aan de vruchten van godzaligheid, welke. de groote gebeui. tenisien van die dagen mocten kweeken, en tracht het lijne daartoe bij to d,ragen. Ernftig, maar hartelijk zijn de vermaningen, welke hij der Gexneente en zichzcbven toevoegt; ftreng, maar nadrukkelijk is zijne taal; zij kan de bedoelde werking onmogelijk hebben gemist. Zalig, ja zalig de dienstknecht , die alzoo voor zijnen IIeer werkte, en zoo getrouw was in het kleine! Hij is gewisfelijk over veel gefteld, en ingegaan in de: vreugde zijnes Heeren ! Wij zijn uitvoerig geweest in de aankondiging van deze Leerredenen; maar wij kondenn ons onmogelijk weerhouden. Het fcheen ons eene geringe hulde to zijn, door ons aan de gedachtenis van den hoogver- eerden man toegebragt. Moge zijn voorbeeld lang in zcgening blijven, en nog Lang werken ter bevordering van ware godzaligheid 1 Ilet IPoord van God aangepre.en door den beroemden Kerkhervormer J A N K A L V I J N. Uit het Fransch. Te IVorkum, bij F. A. Annema. 1815. In gr. 8vo. 34 Bl. f :-5-3 De Honigbij. Ben TiWfchrift voor alle ware Christe- nen; inzonderheid voor de Befiuurders, Leden, of Vrienden van de Nederlandfche Zendeling- en Bij- belgenootfchappen. No. I. In 's Gravenha~e, bij J. Allart. 1815. In gr. 8vo. VIII, 104 BI- f :-14-; Men kan het niet wel antlers dan eenen vreemden in. BET WOORD VAN 009% 11 Inval n9emen, dit: fluk, dat federt eeuwen, het licht ziet, en voor alle Franfche Bijbels gedrukt gevondeq wordt, 'thans, in een Hollandsch kleed to ileken. Er vijordt toch in hetzelve iniets zoo bijzonders gevonden, en bet araagt natuurlijk de fporen van den, tijd, waarin het vervaardigd is. , De Veitaler fpreekt, het is waar, van bedenkelijke tijden; en dus zou bet kunnen,fcbij- tien tot dat einde weer vooi den dag gehaald to aijn; opdat bet de Christenen bij beproeving en druk bemae- digde; maar, behalve dat bet jaartal i8zS-ervoorftaat, hebben toch, in den ergften jiranfchen tijd, deze be- proeving en druk zich meestal tot de Leeraars bepaald. geen behoorlijk traktement ontvangende. -- Intusfchen heeft toch deze vertaling eene belangrijke zijde -- die, natnelijk, van den bekenden_ Hervormer In een volko. ngener licht. te. teeren kgnnen, Op de groote hoop zij- ner volyelingen tot .nogtoe wclligt gelep nhcid heeftge. had. Ilet iluk is uitnemcnd wg1 ge(teki.--; behelst eeriee zeer gezonde, leer - fpreekt geen woord` van" voorbe. fchikking, (die hij waarfchijnlljk mede voor de fcholen en bet eigenlijke leerftelfef wilde bewaard hebben) en fleekt dus wonderbaar.gunftig of bij voortbren fels nit den middelt jd dcr fIervormde kerk, waaiaan niet ielr den fmaak en gezond verftand en regt gebruik. van den Bijbel te eenemaal ontbreken, tetwijl zij echter de beminde leiituur iii een aantal huisgezinnen blijven. Zelfs. No. 2 heeft ons , ten aanzien van den geest , hi hetzelve lieerfcliende, minder. voldaan. Hetgelve is biina geheel vertaling uft bet Iloogduitsc;h. En joist dit 'heeh to dezen aanzien eenen nadeeligen inylo$d; i,Vlen weet, hoe. verrc in Duitschland de zoogenaamdg verliichting:is gegaftt}. ITet was natuurlijk en oodzaki. Iijk, dat doze uiterften 'werden. tegengegaan -' openltjk tegengegaan. Dit is dan ook gebeurd. Er hebben zich - getijk wij uit liet:hier, nnedegedeelde zelve zien ~elfs eerie foort van Genpotfcbappen gevormd, en door porrespQndentien underling verbroederd , welke., op ver- tchillcnde plaatfen, den verderfelijken ftroom tegenwer- ken , X2 DLL HONIGBIJ. ken, en bet ware oude Protestantfcbe Christendom flaande houden, opbeuren, uitbreiden moesten. Het is uit dergelijke bran, dat zeer veel van bet bier gele- verde is voortgevloeid; en vooral de twee eerfte -- als voorbeieidende -- ftukken ademen ten duidelijkfte de- zen geest elt afkomst. Maar, is dit nu bier to laude ook bet geval ? Is de fchets , welke van vele Leeraars gegeven worat, bier' op een maar eenigzins aanmerke- lil'k getal toepasfelijk? Is bet, om dier weinigen wil, oorbaar, eep openbaar zaad van mistrouwen to zaaijen ? en den onkundigen, hlertoe vaak maar at to geneigden , leek wijs to maken, dat flechts nog enkele Leeraars de waarheid zuiiver leeren? Inderdaad, wlj hebben uit dit zelfde boekje to vele achting voor den Eerw. v.& N c o o H, de uitgever van dit gefchrift, opgevat, dan dat wij zouden kunnen denken, dat hij dit behoorlijk bedacht beeft. Hij is, ja, regtzinniger,dan hij ous zal achten to zijn. Wij zouden inderdaad meenen, fommige uitdrukkingen van den Bijbel wat min woordelijk en fteil to inogen opvatten; --* maar daarom ontkennen wij de natuurlijke gebrekkigheid en bedorvenheid van den mensch, zijne behoefte aan vergiffenis, aan God- delijke hulpe niet, noch ook de ftellige ftraffen, veel min de wezenlijkheid en opontbeerlijkheid der Godde- lijke openbaring. Qui bene distinguit, bene docit. En everiwel, nu zien wij nog wel tamelijk ktaar, dat Ds. VAN G o G A meer vordert; maar de grond dier vorde; ring, en inzonderheld de bewering, dat een ander daft bet voorgefchreven geloof bet hart heiligen noch ver- troosten zou, zien wij waarlijk niet In. Het kan ech. ter zijn, dat de man eenigermate regt heeft; dat in bet bijzonder eene zekere teederheid der godsvrucht en oot moed des beftaans ten uiterfte gefchikt zijn om bet goe- de in den mensch to bevorder_n. Want, wij moeten bekennen, om bet goede is bet hem to doen.- Ware, zuivere volmaaktheid en zalUgheid zijn de bedoelde vrucht,van alle de ftukken, bier geleverd.' Maar, hop voorzigtig behoort men, dan evenwel, to zijn, om het voor. Db HONIGBIj• 13 vooroordeel tegen alle Leeraars, die in eenen eenigzins anderen geest en toon prediken, niet to ftijven; om den waan, dat bet meet op zekete_ begrippen en woorden en vrome houding en plooi, dan op werkdadige gods vrucht aankomt, niet to bevestigen 1 De inhoud van dit eerfte Stuk is: I. Onderrigt om- trent bet Duitfche Genootfchap, ter bevordering van. de zuivere leer en de ware godzaligheid. II. lets, dat tot onderwijs kan dienen bij bet lezen van boeken door de Chiistenen. III. Toefpraak aan alle geloovigen. N. Op wekking tot volharding in bet Protestantsch geloof. Eerfle deel : fchets der Protestantfche leer. V. Verhandeling, ten betooge : dat God al bet volmaakbare in den Chris- ten volmaakt. VI. Over de Griekfche kerk in Rusland. VII. Kort overzigt van bet Engelsch en buitenlandscli Bijbclgenootfchap to Londen, in bet begin van 1814. VIII. Levensloop van j. P. K 0 H R H A M M E R, Zen- dcling onder de 1-Iottentotten. (Uit z:jne eigene levens- befchrijving.) IX. Bekeering door bet lezen der H. S: , naar een' brief van Kilkenny, in lerland, van den 2den Mei 1814. ' X: Voorbeelden van gebedsverhooringen. XI. Voorbeelden van menfchen, die wedervergelding op den ecrften oogenblik hunner gepleegde misdaden verkregen, en van dezulken, die eenen tijdlang door bet geluk begunfligd werden, doch eindelijk nog vol. gens bet regt der wedervergelding hunne ftraf lijden Inoesten. Van deze alien is No. V alleen een oorfpronkelijk ftuk, van den Schrijver zelven; gevende hij van bet averige zijne bronnen op, als ook die, uit welke hij wijders denkt to Icheppen; doch noodigende tevens in bet voorberigt eenen ieder uit, om hem meer bouwftof- fe to doen toekomen. Volgens ons boven geftelde, moeten wij wenfchen, ,flat deze eigene bijdragen rijkelijk 2ijn, en dat men in dezelve vooral niet disputtre, maar flechts op zijne wijze leere en ftichte. Wij mogen mannen van ieder Rerkgenootfchap iliertoe uitnoodigen;_ want ten aan- zien 14 Dr r-1ONfGnrJP zien van nanien is bet boekje zeer verdraagzaam, Wij bidden ec-hter, toch hcr•redelijke enz. niet uit het oog te verliezen, opdat met hier misbruik, daar befpotting en ver`harding de vrtldHt zij. Wij kunnen hiet zeggen , d1at ook al het praktikale oils to dezen opzi to heeft voldaan; b. v. die, waarlijk'niet• al to aanprijsfelijke, A- 0 H R H A Al M E R. De echt Christelijl e geest beffaa- niet -in woorden, maar in, kracht; in geloof en liefde, in eenen heiligen wandel voor God. En wat dezelve zich vroeger ontwikkelt, eri door het geheele ]even been beter ffaande houdt, wat bet zekerlijk gewensch~ ter is. -- Wij wenfchen goed fucces, en willen enkele Germanismen wel pasf&ren. J o s t: p u , of de Broedcrhaat , Zcdendicht in Proj~c ; door w. E. D E P i R P o N C 11 E R. To Utrecht, bij J. van Schoonhoven. I S i5. floor rckemng v au den 4r.rteur. In gr. 8vo. Ijie Stukje, LXVIII en 175 Bl. , Ilde St uije , XXI Y en 192 Bl. f 3 -12 - met veel genoegen en ecne groote verwachting nay men wij dit werkje van den kundigen en godvruchtigen Grijsaard ter hand, aan wien Nederland reeds zoo vela nuttige_ en leerzame gefchriften to danken heeft. Wij begrepen wel , dat wij dit Zededicht nict naar de ffreng fte Artheilfche regelen zouden moeten toetfen; dat wij vooral. de afgefletene vraag , of er al din niet gedichten in proza zijn kunnen, niet weder moesten to voorfchijn balen ; dat wij ook niet feherp op de aangenomene taal= en' fpelregelen moesten zie-n, als waarin de I-leer D It PER I! 0 N C HER zich cen eigen ffelfel gevormd heeft maar •edele gevoelens; bijbelfche eetlvoudigheid en ver- lievenheid, vervat in eene Ititbreiding dier zoo dichter- lijke gefchi.edenis van j e z E v, aan welke v o .t T A I R A zelf boven de Odysfecc de voorkeur gaf, dit verwachtten wij , en, hebben ons daaria geenszins bedrogen gevonden. Bij IV. E. DE PERP0:ICRER, JOZEF. 15 Bij de inzage van het eerfte ftukje, nogtans, kondenxvi) de uitgebreidheiJ niet gisfen, waartoe waarfchijniijk dit werk zal uitdijen. De beide ftukjes, die wij voor ons hebben, loopen flechts tot de komst van den held in p o- T I P FI A R'S huffs; en de gunst , die hii aldaar geniet; zoo_iat het geheel een tamelijk uitvoerig tafereel tai worden. Vooraf gaat eene Verhandeling over het Ileldendicht: Men zou kunnen vragen, cui bono? daar de Schrijver niet alleen op den titel, maar ook in de Voorrede (bl. LVI), zijn werk volft-rekt ;een Helden-, maar cen Zededkht wil gcnoemd hebben. IIet fchijnt echter, dat de Schrijvcr deze beide di chtfoorten zoo na aan elkander verwant heeft geoordeeld, dat hij meende, de voornaamfte regelen van bet ecrfte ook op het tweede to kunnen toepasfe- lijk maken. Op zichzelve is deze Voorrede vol fijne en juiste opmerkingen, den aard en de vereischten van bet I-leldendicht, en uit de natuur der zaak, en uit de voorhandene groote modellen, opdelvende; onder andere deze, dat men, al to fchroomvallig den norm der oud- fte Heldendichten volgcnde, oorlog en flagging daartoc voor onmisbaar gekeurd hecft. Dat de Schrijver de Ou- den als modellen befchouwt, is natuurlijk en billijk; inaar hij is, naar ons oordeel, omtrent de Nieuweren 'toch cen weinig to ftreng. Aan M I L T O N 's en K L o P- s T 0 C K's gedichten ontzegt hij een' held; het Verioste Yeruzalen: noemt hij eene verliefde Iliade, opgevuld met de onbezonnen luimen van jonge, ongemeen bevallige; en onverfchrokken dappere losbollen : doch wanneer de Schrijver zijne eigene ruime bepaling van het Heiden, dicht, als het doen overeenflemmen onder ziel met hett edeljle en voortrefelijkfle der Natuur, (bl. XXII) na. gaat, gelooven wij , dat hij zoo min den volmaaktften der menfchen (flechts als zoodanig befchouwd) van den titel van held zal willen uitfluitcn, als de fekfenliefde , in alle hare fchakeringen, aan helden van een' anderen ftempel ontzeggen. Eene belangrijke, fchoon korte, doorloopende fchets der voornaamfte Hetdendichten , (u o- ,t6 W. E. DE PERPONCHER (HOMERiJS, VIRGILIUS, TASSO, VOLTAIRr1 CA M O O N S, zelfs W I L K I E) en een woord ten be., tooge van de gefchiktheid des bc(eks Genefis, en van dat van ,fob, voor dat oogmerk, eindigt deze zaakrij. ke Voorrede. Ook voor bet tweede fiukje is er eehe, (op cene voortreffelijke Opdragt aan onzen honing volgende) waarin over bet wonderbare in 't algemeen, de onge- fchiktheid van bet bezigen der oude Fabelleer in on= zen tijd, en de partij, die de nieuwere Heldendichter van goede en kwade Engelen kan trekken, gehandeldi wordt. Het gedicht zelve van ,?ozef behoort niet tot die fma= kelooze dichterlijke levensbefchrijvingen uit de vorige Eeuw, waarin men bet berijmen eener Bijbelfehe Gcy fchiedenis voor bet non plus ultra der Poi;zij hield. Daartegen moest den Heer D E P E R P 0 N C ii E R reeds zijne gezonde Theorie, maar vooral zijn echt en diep gevoel, wapenen. In den 7ozef is vele vinding, pocti.. fche vinding, en vooral de uitdrukking van de taal der natuur en der godsvrucht. De eerfte Zangen zijn we- zenlijk, gelijk de Heer D E P E R P O N C ti E R ze zeer juist betitelt, een Jartsvadcrlijk Herdersdicht, Hoe genoegelijk weidt onze geest in de fchoone valleijen van Hebron enThckoa, de bosfchaadjen van Mainre, de velden van Bethlehem , de ftatige bergen van Moria en Gerisim ! Uitm(intend heeft de Dichter(hieralthanswaarlijkDich- ter) daarvan partij getrokkcn in zijn verflag der reize van j 0 z E F iiit bet vaderlijk huis liaar zijne Broederen i een verilag, waarin de herinneringen uit de Ilebreeuw- fche aloudheid met Gene bekoorlijke landbefchrijvingzijn ineengefmolten. 1Maar ongelukkiger (fchoon dichterlijk, en misfchien zelfs gefchiedkundig, niet onwaarfchijnlijk) is bet oogmerk, waarom hij den jongeling tot deze reis doet uitzenden, om, namelijk, van 's Vaders wege, het gedrag zijner Broederen, die zich aan allerlei onregt en geweld tegen de inwoners des .lands fchuldig ma- ken, na to gaan, en er den Vader verflag van to doen; ge JOZEFJ 17 gelijk hij dan ook reeds vroeger door dit aafbrengen den haat zljrier Broedeten zich zou hebben op den hale geladen. Immers; hoezeer dit hier verzacht, en de onderdtukking des inboorlingen door de Broeders van J o z E it (met regt) als verfoeijelijk words afgefchetst; waartegen de edele jbngeling fleehts uit pligt opkwam; er is* tbeh iets zoo hatelijks in de rol van iwklikker, dat wlj de ondeugende' Broeders, die zich over deze bandelwijs to hunnen aa`nzien wreken willen, wel niet verontfchuldigen, mar toch niet z66 fterk veroordee- len kunnen; als het belang van den held des gedichts (waarvan juist her de knoop ligt) wel vereischt. Aan den anderen kant , nogtans , geeft dit cenen dichterlijk- Inenschkundigen grond , en voor den aders vrij doelloo. zen togt des helds , en voor den hiat der Broederen. De karakters van dezen worden ook zeer wel onderfchei= den en uiteengehouden, (zoo ver het gedicht reeds loopt.) De geveinsde; onverzoenlijke wrok van s 1- M EON is niet het onveiduldige misnoegen ban GAD, noch de dblle, onberadeiie drift van L E V I: R U B E N; J U D A en N A P H T H A L I hellen alien tot de zachtere 2ijde over; maar de eerfte zoekt, door behoud van den geliefkoosden jo z i. F , flechts weder in 's Vaders gunst to komen ; de tweede wordt door een' edelen aard ge= dreven; de derde is goedhartig nit temperament, maar zwak. De oude Vader T A K o B wordt ten hoogite acht= baar als Reveling der Godheid, als bewaarder van de dude heilige overleveringen; en det leere van den eeni- gen God, van welke hij aan zijti' geliefden Zoon een even roerend als plegtig onderwijs geefi; grootendeels by eerie even ongezoehte als kiefche wijze in de woor• den der H. S: voorgedragen; waarbij men het gebrttik des boeks van j o B niet als eenen 4naehrelnismus kin aanmerkeh, daar N I E M E IJ E R en anderen hetzelve tot de eerfte nakomelingen van N A H o It betrekjcen.. E L I- S A t1 A, J b z E X's Uude`re Vriend, en zijne Zuster 9 E L 1 M A zijn bekoorlijke, hoewel tot nu toe fleehts Aaauw omfchrevene beelden. =IOEKBESCHe I8I6a No. I: B Heb- I$ W. E. DE PERPONCIIER Hebben wij dus in deze beide eexfle Zangen met ge-n noegen in ,?uda's weiden bij zachtere en zuivere her. derszeden, en op den heuvel der verfchlningen, ver. toefd, in den derden Zang wachten ons geheel an, dere tooneelen. 1-iier doen zich oorlog en gevechten op. Egpte wordt door de naburige -Irabifche herder-, v.olken befprongen; deszelfs leger, op beftel der, God- held, ter ftraffe voor de ingedrongene Afgoderij,wordt eerst geflagen; daarna, door bet beleid van den Ko- ning HERMESES en den Held AMENOPHIS, ver- liezen de herders bet flagveld weder; doch, daar de Egyptenaars, in een' omgang hunner Godheden , dezelve de, magtigfc aller Goden genoemd hebben, doet de.Al- magtige hen andermaal voor de heirmagt der efrabieren bezwijken, die nu bet geheele land eerst uitplunderen, en daarna meer dan twee Eeuwen in bezit houden; tot eindelijk Koning T II E T bI o s I s , van Opper- Egypte , de fchuilplaats der gevlugte Neder - Egyptenaren, door de ne6rlaag en vlugt der Barbaren, (waarbij hij door de Engelen des Liehts , gelijk de herders door die der Dnisternisfe onderfieund worden) bet geicheurde Rijk herecnigt , herftelt , aan de 4rabieren vrijen aftogt ver- gunt; dock een zuurdeefem van misnoegen blijft over,. tusfchen de achtergeblevene veroveraars, de inwoners van Neder- en die van Opper-Egypte, die wij verne- men , dat eerst door . J o z E F's beleid moet worden weggenomcn. Zekerlijk is dit gedeelte des Gedichts, op zichzelve befchouwd, wat de vindingen en den ftijl betreft, het. fraaifte, best volgehoudene en dichterlijkfle gedeeltedes, werks , (in zoo verre- bet reeds in 't. licht verfchenen is ;) ook ftrookt dit verhaal met de gefchiedkundige waat- heid (in zoo verre die bij mogelijkheid in zulke aloude t1jden kan worden opgedolven) zeer goed, vooral wat. de overwinning van T H E T M 0 S I S en de overeenkomst. met de herders aangaat. (Zie onder andere B E C K, 4a- leitung zur allgem. ff'elt- and Volkergefchichte, I Th. 2 Ausgabe, Leipz. 1813. f. 296-298.) Doch, wat bet; VeT- JOZEF. 19 verband met het geheel, en zelfs den zamenhang met de begrippen des t ichters wegens doelmatigheid, wijs- heid en liefde der. Godsftraf, betreft, vinden wij het gebrekkig. Eene gebeurtenis, meer dan twee Eeuwen vroeger voorgevallen , en die tot j o z E F 's gelchiede- nis toch ;In geene onmiddelliike betrekking ftaat, moest niet zoo omllandig vcrhaald ziin geworden in cen Ge- dicht, tot genen alleen betrekkelijk. En wat bet twee= de: betreft : indien de Heer der Natuur de Egyptenaren boor hunne afgoderij ftrafte, was immers ziin doel, lien daarvan terug to brengen, of toch zijn ongeuoegen zoo lang to doen blijken, tot iii zich van hunne verfoeife- len hadden afgeweud. Doch neen = de Egyptenaren blijven even bijgeloovig, en de onderdrukking door de ierdervolken heeft j na onnoemelijk vele verwoestingen en ellenden, niets te wee- gebragt, dan bun karakter to doen ontdarden, hen mistrouwend, achterdochtig, baatzoekend 'te. maken, en hunne kieschheid to verJlom- pen. (Ilde St. bl. i 15.) Hoe kan de Dichter dus de we- gen der Godheld, die hij, op bet fpoor van M i L T o N, (door hem, met reden als den toonaangever van bet he. dendaagfehe Heldendicht befchouwd ; Ifte Stukje.s Voorrede, bl. LXI.) moest regtvaardigen, zoo geheei in bet duister flellen? Doch latesi wij de volgetld~ Zangen afwachten. In het vierde Boek worded wij weder geltreeld dogt fandelijke' tooneelen. j o z E F, wiens gefchiedenis door het verhaal van Egypte's lotgevallen was afgebro- ken, bereikt dat bekoorlijke gewest, en den Nijt, van .velkefiu tiu eerie niet minder bevallige dan echt histori- fclie befchrijving voorkomt. Aan P o T i P H A R verkoeht, wordt de Hebreeuwfche jongeling (wiens edele aard reeds den meester der karavane getroffen had) ras onderfchei- den, en over 's mans geheele huis gefleld. Hier onto Vangt hij nu door zekeren Ismaeliet N E B A J O T H, die', federt long in Eg-ypte wo6nachtig, no-tans den Aartsvaderlijken Godsdienst behouden had , eene treffend kenmerkende Ichets van dat beroemde Volk, waarvan Ii 2 Eke 20 W. E. DE PERPONCHER de goede en kwade, de fterke en zwakke ziide (in zoos verre wij hetzelve nit de zeer gebrekkige berigten der Grieken kennen) zeer juist worden aangeftipt, en bier en daar menschkundig verklaard. Dat de Egypte- naren van j o z E F bier reeds met alle de l:undighe- den, bijgelooviglieden en volkszeden der Egyptena- ren, door HERODOTUS, STRABO en DIODORUS befchreven, ziin toegerust, is den, Dicliter vergund, fchoon denkelijk niet op waarheid gegrond. -- Ein- delijk wordt de Held, to midden van een' ftillen nacht , terwijl hij bij cen' liefelijken manefchijn zich aan overpeinzingen toegeeft, door eene verfchijning van G A D R I e L, niet (gelijk we! bij andere Dichters plaats heeft) met zijne of zijner nakomelingen lotgevallen be- kend gemaakt, maar bemoedigd, ver[terkt en getroost met de algemeene beftemming en den uitloop der lotge- vallen des menschdoms , en den verhevenen, hemelfchea itaat, welke voor hetzelve is weggelegd. Hierin komen vele fchoon en diep gedachte plaatfen, voor, die ons omtrent den aard van ons tegenwoordig, en toekomend wezen, en de leidingen der Godheid, veelbeduidende wenken geven. Zie bier een ftaaltje: „Datgene," zegt G A B R I E L, „ wat gij bier de muzijk noemt, deelt u „ van de (hemelfche) inrigting der dingen, door on- „ middellijk gevoel, eenige flaauwe, onbeftemde, on- „ volledig ontwikkelde indrukken mede, als eene eer- „ fte voorbereiding van 't geen er u eens van bekend „ worden moet." Ook wij hebben altijd de muzijk, als eenen band tusfchen Hemel en Aarde, welke, door eene zinnelijke aandoening, ons gevoel voor bet on- eindige opwekt en verlevendigt, befchoulvd en be- wonderd. Over 't algemeen is de soon van dit boek en de geest van hetzelve voortreffelijk. Men ziet, dat de Grijsaard bet con amore gefchreven heeft , om een der fchoonfte verhalen en karakters in den Bgbel, en daar- door ook de hoofdleer van dat goddelijke boek, de bij- zondere voorzienigheid, in een nieuw, belangrijk licht to JOZEF. 21 to plaatfen. bit edel doel, en de in meer dan Un op- zigt gelukte bereiking van hetzelve, overweegt dan ook in ons oog verre die kleinere onvolmaaktheden, van welke wij reeds eenigen hebben opgegevcn. De grootfte feil, nogtans, tegen den goeden fmaak komt ons voor in den zeer ongelijken ftijl to liggen, die zich nu eens tot eene zeldzame hoogte verheft , dan weder tot bet zeer eenvoudige proza des dagelijkfchen levees afdaalt. Zie bier van beiden een enkel proefje. Hij zegt van Egypte, Ilde' St. bl. 3. „ Daar ligt zij voor mij, „ zoo als zij was bij Karen eerften bloei, die fchoone, • die beroemde landflreek, de Moeder der Volkplantin- gen, gen, de leermeesteresfe der Natien, de vroege fchool • van de pas ontluikende wijsheid der menfchen ! Daar „ ligt zij, geheel befproeid, met haren weldadigen ftroopi. Uit bet Ethiopisch Maangebcrgte ontfpron- „ gen, trekt dezelve alle de overvloedige waterfchatten „ der omringende bergketenen tot zich', om er zijn ge- ,, fchenk me6 to vermeerderen, en itort dan, met don- • derend , fchetterend (fchaterend) gedruisch, van de „ fpitfen der hooge rotfen af, in den fchoot zijner be- • minde landouwen. Teritond neemt.hij den zachten, „ flatigen loop der enkel heilftichtende milddadigheid • aan. Jaarlijks voert hij 't vet bemestend flib gelijke- • lijk over alle de gelukkige velden been, en geeft ze • voorts aan den koesterenden zonneftraal weder. Zacht. „ blinkend komen zij, uit de bevruchtende omhelzing „ der wateren, to voorfchijn, en dekken zich teruond • met hev fierlijkst bebloemd veldtapijt. " Men vergelijke hiermede, in hetzelfde ftukje, eens de volgende zinfnede,bl. 123. „De beelden,die men thans • maakt, zijn nog juist zoo, als zij verfcheidene eeu- • wen geleden waren. Dezelve 'geven geen blijk van ,, eenige kennis aan de bijzonderheden van 't maakfel „ des menfchelijken ligchaams. Men ziet er weinig • fpieren, en zelfs weinig knokken op geteekend, en • geene zenuwen of aderen. Het algemeen beloop van • 't ligchaam alleen vertoont zich, en dan nog op it 3 11 eene 212, W. E. DE PERPONCHER, JOZEF. ,, eene flecht uitgekozene wijze. Alles is regt," enz. Qngevoelig veranderden wij, bij bet overfchrijven, de spelling naar de thans gebruikelijke. Deze klip der ongelijkheid ,van ftijl, waartegen opk F E N E L O N in den Telemachus meermalen geftooten beeft, fchijnt aan bet zoogenoemd poltisch proza on- vermijdelijk eigent Wij zeggen echter met den Schrij• ver : ,, Het zou ons feed doen, indien F E N E L O N ?, zijnen Telemachus " - en voegen er bij , indien f E R P o N C H E R zijnen,7oaef- „ niet gefchreven had." Achter het eerile zoo wel als tweede ftukje zijq genige zedekundige Mengelingen, die met bet werk zel- ve niets gemeen hebben, doch die de Schrijverzekerlijk pp geene andere plaats voegzaam wist aan to brengen, fl jdragen tot de Gefchiedenis der Natuurkunde bij de Ouden; in zes l oorlezingen, gehouden in de Maat- fchappij Felix Meritis , door j 0 H A N N E S P I E T E R V A N C A P P E L L E. Met Platen. Te Haarlem, -by F. Bohn. 1815. In g r- Svo. 15. B1. f j: - 16 -: Zoo zeer men de verdienflen der Ouden in fraaije letteren, bijzonder in de welfprekendbeid en gefchied- kunde, genegen is, to erkennen, zoo weinig heeft men gewoonlijk op met hunne natuurkundige kepnis. Dit yooroordeel heeft zoo lang bet veld behouden, omdat men zft)o. ten niterfte zeldzaam de beoefening der fraaije letteren en die der natuurkunde in dezelfde hander ziet ilagen. Te grooter waarde verkrijgen hierdoor de fchrifi ten van den Heer V A N C A P P E L L E, die zich op beide vakken met een' even gelukkigen uitflag toelegt, waar- van de voor ong liggende Verhandelingen een nieuw bewijs opleveren. De beide eerflen zijn reeds voorlang in het Mengelwerk aan onze Lezers :medegedeeld; wij zullen er dus niet bij ftilflaan, en ons alleen tot de vier overigen bepalen. De eerfle van dezelve handelt over de .kennis . welkc de Ouden aangaande de eigen- fchap- J. P. VAN C A P P E L L E, \'001tLEZIN&EN. 23 fr,happen der lucht gehad hebben, in zoo verre dezelve namelijk -op proefondervindingen iteunde. Hieruit blijkt, Oat H E a o van Alexandria hare flofelijkheid en ijl- )jeid zeer duidelijk heeft ingezien en bewezen ; dat A a I s- T O T E L E S eenig begrip van hare zwaarte gehad heeft, enz. Tevens geeft V A N C A P P E L L E hier eerie zeer vernuftige verdediging van den ftelregel der Ou- den, dat de natuur alle ijdel vliedt, waaruit zij die verfchijnfelen verklaren , welke wij dourgaans aan de veer- kracht en perfing der lucht toefchrijven. De Schrijver toont bier aan, dat deze ftelregel niet uit de lucbt ge- grepeti, maar inderdaad uit waarnemingen en proeven is opgemaakt, en dat zij er eene meestcrlijke toepasfing pp de dagelijks voorkomende natuurverfchijnf fen van wisten to maken. Ondertusfchen komt bet ons toch yoor, dat deze ftelling bet onvollcdige van der Ouden natuurkennis niet onduidelijk aan den dag legt ; daar zij, bij gebrek van vergelijkingspunten; een to over- haast befluit namen, en, uit een gering getal gelijk- foortige verfchijnfelen, eene gevolgtrekking tot bet ge- ,hee1, eene algemeene natuurwet, opmaakten. -- Van de derde Verhandeling is de vierde een gevolg; bevat- tende de befchrijving van eenige werktuigen, door de Ouden uitgevonden, en op de eigenfehappen der lucht gegrond. H E a o en deszelfs leermeester C T E Z I- F z u s , beiden Grieken van 41exandrie, verfchijnen bier op den voorgrond, en met genoegen leest men, welke vorderingen reeds toen bet menfchelijk vernuft had gemaakt in de aanwending der natuurkrachten tot zijn gebruik. Deze bcide Verhandelingen maken een geheel uit, en zijn juist gefchikt om die verwatenproef- nemers befchaamd to maken, die den Grieken en Ro- meinen alle._1 ennis en ervaring in de proefondervindelij- ke natuurkunde willen ontzeggen. -De vijfde Ver. handeling maakt ons bekend met bet leven en de ver- dienften eener geleerde ,fIexandrijnfche Vrouwe, x Y. P A T I A genaamd, welke aan de beroemde fchool van die ftad nieuwen luister heeft bijge zet. Zij levert een 13 4 voor- 24 J. P. V A N C A P P E L L E, VOORLEZINGEN. voorbeeld, hoe verre ook hare fekfe, of liever, hoe verre eene vrouw, in daartoe gunflige omftandtighedet; geplaatst, bet in wijsgeerige en natuurkundige weten- fchap brengen kan. Hare voortrefelijkheid,. als geleer- de, was zoo groot, en werd, daar zij met vele bemin, nenswaardige hoedanigheden vergezeld ging, zoo alge- meen erkend, dat men haar aan 't hoofd der 4lexa,, drijnjche fchool flelde. Doch bet einde barer glansrij- ke loopbaan was treurig : zTj. ftierf, een flagtoffer van de lagen der geestelijken. - Het Griekjche vusr maakt bet onderwerp der laatite Voorlezing uit, over welks uitvinding, waarfchijnlijke zamenftelling, en gebruik, pnze geleerde Scbrijver een kort gefchiedkundig over• zigt levert, zonder in nadere ovcrwegingen to treden, pf dit fluk zoo zeer cenig nieuw licht bij to zetten; 't welk ook minder bet oogmerk dezer Voorlezing fchijnt geweest to zijn. Wij twijfekn geenszins, of onze Lezers zullen, na bet lezen deter, ook ten aanzien van ftijl en taal, uit- muntend gefchrevene Verhandelingen, met ons verlan- gen, dat de Schrijver, to midden zijner nieuwe loopba- ne, voortga, do natnur- en letterkunde met zulke he-I, langrijke bijdragen to verrijken. Yaderlandfci e Uitkee; emingen , door Mr. W. B I L D E R D IJ K en Frouwe K. W. B I L D E It D tj K. Te Leyden, bij L. Her,. dingh en Zoon. I8I5. In gr. 8va. XII en x77 Bl. fx-I6-; get was ligtelijk to voorzien, dat de rijke en onuitputbare dichtader van B I I. D E R D IJ K en zijne begaafde Gade, bij de groote gebeyrtenisfen van ouze dagen met opbraifende krachr zoude firoomen. Wij ontvangen van doze beroemde kunst-, echt- en lotgenooten thans niet minder dan.28 dichtllukken, van onderfcheidene grootte, foort, Ilrekking en waarde; docla alle aan de gelukkige omflandigheden van onzen tijd, en con groot aantal aan de glorierijke Zomermaand van I8I5, hua aanwezen verfchuldigd. Beperkt binuen de enge grenzen eener ge', MR. EN VROUW E E I L D E R D IJ K, UITDOEZEMINGEN, 25 gewone aankondiging, is bet ons niet mogelijk, den inhoud en de kunstwaardije der verfchillende gedichten eenigermate to doen kennen. Wij zulleu dus weinig meet kunnen doen, dan de onderwerpen der voorpaamfte Jtukken op te, geven, Na eene korte, doch keurige opdragt aan lien Koning, van B I L D E R D IJ a, words deze fraaije bundel geopend met een' Lentezang van Vrouwe K. W. B I L DE R D IJ K , bepaaldelijk ge. wijd aan de Lente van 1814, welke befchouwd words, als voor den Nederlander, die vrede en rust herboren en zich van bet dwangjuk ontflagen zag, bijzonder gezegend. ' Het luk heeft veel fchilderachtigs , vele zeer fraaije partijen. Tot eene proeve van den allerliefden dichttrant dezer verdienfte. lijke Vrouw, moge bet volgende couplet flrekken: Geen' wreevlen dwingland meet ten fpot, Beftemde de Almacht-zelve ons lot, En fleldc in W I L LE M s hand den onverbreekbren fcepter. Verbroederd en vereend van zin, Verbindt ons onderlinge min, Peen onvree bruischt in 't hart, geen wreevligzuchtjenrepter, Geen oude vete of haat )jeflaar, Nu aller hart eentlemmig flaat. Misfchien zoude men eene aanmerking kunnen maken op de to groote uitvoerigheid; eene eigenfchap, welke meet fluk- ken van Mevrouw B I L D s R D IJ K hebben, en waardoor wel tens (vooral in Lierzangen) de kracht verloren gaat, en de belangftelling niet genoeg wordt gaande gehduden. Op bladz. 5, reg. 3, kan 't niet op Nederland, maar moet noodwendig op grand flaan, een woord dat mannelijk is. Bladz. 6 lezen wij, bij herhaling, juicht, knielt, in plaats van juich, kniel. Bladz. II words op throon gerijmd door throon. Zoo zijn er meet kleine vlekken in, welke mishagen. De uitdrukking: fchuchtre maagdelijn, klinkt ons wat Germaansch in bet oor, en die van God der Nederlanden wat Israelitisch. Nederland herfleld. Een zeer fchoon dtuk, vol van dich. terlijke vinding, en in de gewone krachttaal van B I L D E R- D IJ K. De Bloedhond, fchoon ftevig en flout, bevies ons niet. Men leest bier bijna van niets dan bloed. De fchilderingen, overeeukQmftig met bet beeld, zijn, uaar ons gevoelen, nu B 5 en 26 MR. EN VROUWE BILDER1)IJR en dan onkiesch,fon;tijds walgelijk. Zoo lezen wij; Thands pat bet op een view? aan 't kelen. 't Is lang, tat hij near 't bloed verfmachtte Dot steeds zijn kaken heft befpoeld, Naar moedwil en verfcheuring trachtte Die 't helgloedadmend Bart verkoelt. De aangevallenen worden onder bet beeld van lamm_eren voorgefteld. De Di~chter vraagc: Onnoozlen! waant gij hem to blinders? Hij kent u (uw) finaaklijk bloed , en wol; (Is de wo1 ook al fmakelijk?) Geen klaauw of tanden tot verflinden; Geen wolvenhart, van vraatzucht dol. (Wij betuigen dit niet to verftaan.) Geen brave kan met woeste beulen, Wien 't bloed van muil en nagels vloeit, enz. Her doe! van den Heer s 1 L D E R D IJ I. , om afgrijzen voor den Dwingeland to verwekken, wordt niet bercikt door foort- gelijke verzen, daar de geede fmaak geene walgelijke beel- den in de poezij duldt. Welk een onbegrijpelijk onderfcheid is er tusfchen dezen' Bloedhond en des Dichters 111inotaurus, dat wij voor een meesterftuk houden van kracht en flout- heid! Ben even groot meesterftuk is bet volgende: Aan de vcrbonden Volken. De hooge Loon, welke bier heerscht, is B1 L D E R D IJ K alleen eigen. Hier werpt hij den geheelen gloed van zijn dichtvuur op den kop des Tirans. Het ftuk is kort ; maar er is alles in vereenigd , wat taal en kunst ver6 mag, om 's Dichters verontwaardiging en woede uit to ftor. ten. Wij bezitten al een groot aantal verfchrikkelijke afbeeldin- gen Van -N A P o L E O N; maar bet is (voor zoo verre ons be- kend is) nog niemand gelukf, hem in zulk eene affchuweliji; zwarte, meer dan Duivclen-gedaante to fchilderen. Trouwens, wij kennen ook geen' Dichcer, die er zoo toe in Nat en zoo verre in her krtnstmatig vloeken gevorderd is, als B I L- D E R D IJ 8. Men oordeele uit bet flot van doze ftoute Ode Mijn y4DERLANDSCUE UITEOEZEMINCEN. 127 Alijn zangdrift, hoe! gij zwijmt? - Wit zet uw' Liver palen? Heeft dan de krachtigfle aller talon Geen' uitdruki fleck genoeg, to bait? j1ioet me, in mijn hoogfte vuur, 't beftemplend vloekwoord falen, Om d'affchuw van mijn ziel, om 't duivlenbeeld to nialen, Van die in Helfchen aart de Net to boven pat i 4 Waar mijn gorgel ftaal, om wraak en vloek to fchreeuwen, Mijn borst, een koopren klok die agrde en zee doorklouk, Verdoofde zij 't gebrul van de Abisfijnfclie leeuwen; Dat de onmeusch, op haar kreet, door 't fplijtegd aardtijk zonk - Mijn hand kan, moet bet zijn den wagen Van Lucifer, door 't zwerk gedragen Doen rantlen door bet oor: den donder, op zijn hoofd Gebrol;en, klaatren doen terwijl hij 't brein doorklooft- Maar, andermaal then kar in zegepraal beftijgen, Eh die hem nederbonsde, in nieuwe vlucht bekrijgen, Dit, Hemet! is to veel. Dic wist geen Englentong Te melden, fints ze uw' naam bet heuchlijk ballet zotig? Hier beeft de ffhepping; bier dreigt de aardbol uit zijn barren Te fpattcn, om zich-zelv' in 't grondloos onbeftaau Te werpen; en de morgenflarren Verliezen 't evenwicht, en zuizleil op heur Win. Dic gait Uw kroon to na, 6 Godlijk Alvermogen, Vertoon u, daal, barsc uit, en flort' hij anderwerf I c Laat mij dees triolnf op 's afgronds macht beoogen, En 'k offer u mijn' dank, en fmelt van vrcugde, en fler£! Dezelfde geestdrift blaakt in bet fluk: De Franfchen; doch igjj denken, dat bet opwekken van een' eeuwigen bait tegen eetle geheele Natie minder zal behagen, dan bet vloeken op den Aartsgeweldenaar. Van dit allezins flout en krachtig ftuk mede een flail, tot een blijk van B 1 L D E R D IJ K's hooge kpusc zoo wet, als denkwijze; Neeq, 't is geen Dwingland flechts, die op hunhoofdentrappelt, En op hun fchoudren zweeft, en in hun borst gebiedt, Zich kroonen zet op 't hoofd, met warelden geappeld, Met blikfemen gepunt; het is dat moufter niet. Keen, a$ MR. EN VROTJWE B I L D E R D IJ K Neen, 't zijn des booswichts vloekverwanten, 't Is heel dat duivlennest, dat in zijn dolheid deelt, 1Jem koeatert met bet hart, zijn moordbanier durft planten; _- 'c Is 't Godverwaten yolk, tot 's aar 1rijks vloek gereeld; - 'C Csodlastrend Helgebroed! daar 't in den eedbreuk dartelt, Door fchuiflende addrentong zoo gruwbaar als door 't hart; Dat, in zijn fchandlijk juk, van helfchevreugdftuipfpartelt; 't Is die, Oat God en de aard tot hun verdelging fart! Verdelging? - la, zij is gezworen! Hun naam verga van de aard met 's aardrijks heerfchappij I Europa, zoo die naam blijft ritslen door uw ooren, Is 't aardrijk fteeds _ten roof, gn nets op aarde vrij. Napoleon en de Franfchen , van Mevrouw B I L D E R D IJ K, Hier verheft zich de Dichteres mede door billijkp drift en verontwaardiging. Doch gelijk zij, (wier ftuk to veel in de fchaduw van bet naastvoorgaande Nat) in deze foort van poezij, haren Echtgenoot flechts op, eenen afftand kan vol- gen, zoo legt zij ook zachter gevoelens ten aanzien van her Franfehe yolk aan den dag. B I L D E R D IJ K wil bet ganfche- Iijk van den aardbodem verdelgd hebben; Mevrouw bepaal; zich alleen tot de fchuldigen: En al wie met u (NAPOLEON) heult, zal in uw val vergaan! Opwekking, van Mevrouw B I L D E R D IJ K. Met kracht en ge- voel gedicht. De Koninklijkc Weezen. Een middelmatig vers , voorname- lijk gerigc aan de Hertogin VAN e N G o v L 2 u E, waarva.n Idevrouw B I L D E R D IJ K zings Bleck als warmer Vielt gij bet beeld to voet, bet kruisbeeld van d'Ontfermer,; En badt Hem bijfkand of die folter teed en dood, En, wie ous vloekt en hoont, to zegenen gebood! Hij floeg uw deugden ga met Godlijk welbehagen, En fchonk uw ziel de kracht om zoo veel finarts to dragen! Geen traan ~ien ? in uw opg, geen zuchtjen P uit uw borst , Verweet een\ boetend yolk 't mishandlen van bun Vorst! (Jw christelijk gemQed was alien boon vergeten, En toonde voor hun ;rouw hun teedren dank to weten. Naar VADERLANDSCRE VITBOEZEMINOEN. 2.9 Neat ons oordeel is dit ftuk niet wel geplaatst ondet va. derlandfche, dat is Nederlandfche, uitboezemingen, Ook zou, den wij'den lof, tan deze Vorstin gegeven3 niet gaarne on. derfchrijven. Wij beklagen de ongelukkige#.maar beklagen mede de zoo jammerlijk vervolgde Prrotestanten, en bouden niet van eene vrouw, vooral niet van eene Vorstin, die, fteeds van een' drom priesteren omgeven, voor bet licht der verdraagzaamheid de oogen fluit, en door bijgeloof en dwee. perij op een aantal domme, zoogenaamde, zuivere Koningtr gezinden zoekt to werken, Echt vaderlandsch, meer gepast en ook hartelijker is bet volgende gedieht: Ter Geboortefeest van onxelt Koning, tlesf fouvereinen Vorst. Hier treffen Wij die zachte en kiefche trek ken tan, welke her penfeel van onze beroemde Dichteres ei- gen zijn. Hoe keurig is niet bet volgende: Is niet in t Vorstlijk hoofdfieraad De parel die bet fchittrefdsr ftaat o Ilet traantjen dat de dankbren weenen? Waar Vorftendeugd haar wellen doet4 Siert zij de kroon met fchooner gloed Dan 't vuur van Indus flonkerfteenen. De Dichteres fchijnt veel op to hebben met troasttjet do auchtjes. Wij houden niet van dat diminueren in foortgelijke verzen. Waarom hier niet liever: De fUlle train, then dankbren weenen? Dan had Mevrouw ook niet tegen bet geflacht behoeven to zondigen. Veel minder beviel ons de volgende zing, op bet Grbeor- tefeest van 's Lands fowyereine Yerstin. Onder de 22 couplet ten zijn er flechts vier, die regtiireeks op de Vorstin toepas• felijk zijn. Het meeste is variatie van bet thema; Once el- lende onder de Franfche dwingelandij - ons geluk onder Oraai je. Nu, dit is zeer wel en zelfs keurig bewerkt: maar in een' feestzang, ter eere van eerie Vrouw, die door zoo vele deugden uitblinkt, en op zichzelve zoo waardjg is bezongen to worden, hadden ' wij liever de politieke omftandigheden Wet gemengd en bet elders zoo vaak behardelde thema niet ge- bruikt gezien. Thanq 30 MR. EN VROVWE JlILDERDIjk Thani komen wij tot flukken, gewijd aan de roemrijke, Nederland en geheel Europa eeuwig heilige, Zomermaand van i8lg: De Overrvinning op de FranjWie Legermagt, is een at, lertrefelijkst gedicht van B I L D E R D IJ K, dot wij voor bet rchoonfte van den ganfchen bundel houden. \'Vij kumlen er, tilt gebrek son rbimte; niet meer van zeggen, dan dot bet beerlijk onderweip, woman ieder echt vaderlandfche• zanger zijne krachten behoorde to behroeven, bier bezongen words op, ftme wijze', onzen grooten Dichter waardig; en dit zegt„ zonder twijfel, zeer veel. De regels; Geen tfuppel (bloeds) die niet wenseht,te ftroom'en, Om 'I Helfche vloekuest in to toomen, moeten wij , om meer dan wine reden, afkeuren. Hoe! kae de druppel wenfchen Y en kan de druppel een nest- in - too* houden? Hetzelfde oncierwerp .words door Mevrouw behandeld - wel minder krachtig, minder verbeven, minder wegflepend, moan ook in ,.een' geheel anderen trant. Beide dichtflukken bebben hunne afzonderlijke verdienflen, en kunnen niet ver- geleken worden4 Dot van B I L D E R D,IJ K is mecsterlijk. Dat van zijne Gade is lager gcftemd en uitvoeriger, ja, misfchien, all to uitvoerig in de details. Het heeft echter zeer fchoone en -Yoerende partijen, en doet de vere1schte werking. Oranjes Wond. Een keurig ftuk van B I L D E R D IJ K. Eenige titdrukkingen ...(zoo wel als die over hetzeli'de ondcrwerp in de zoo even geprezene Ode: De Overwinning op de Franfche Legermagt) komen ons to overdreven en daardoor minder frachtig voor. Oils voldoet daarom meer hot volgende : Smart bij kreugd, van Vrouwe sat D ER n IJ K, waarin hetzelfde onderwerpwordt behandeld. Hier fpreekt h^t zachte, teedere gevoel van eend inoeder. Het geheel is uit bet hart gevloeid, zonder man- gel aan.kunstfchoon to hebben. Ook de Opwekking aan de Nederlandfche Yrouwen doet her hart van Mevrouw B I L d E R D l J;K eer aan. Wie leest Diet met getioegen, met innige, deelneming; Komt, thands de ftapels ne2rgefmeten Van Grootvatrs nagelaten goed 1- Tot donzig plukfel uirgereten, Ter ftelping van bet heldeubloed i 'k Be. VADERLANDSCI1$ UITBOEZEMINCEN. 31 'k Benij u thands, wien 't mag gebeuren, Te grijpen nit een rijke kas, Als of bij 't vluchtig windfelfcheuren Het duizendfte bet eerfte was. Men treft bier enkele feilen aan, welke wij aan overhaas- ring toefchrijven. De eerfte regel luidt: Welaan, de kofers opgefloten! Wij roeenen, dat dit bet tegengeftelde aanduidt van hetgeen de Dichteres bedoelt. Althans wij gelooven niet, dal men voor ontfuiten, of openJluiten, op/luiten kan zeggen. Soort- gelijke ftukjes verpoozen den Lezer, op eene aangename wij, ze , die wet eens door bet herhaalde en verfchrikkelijke vloe- ken op den Dwingeland en de Franfchen eenigzins vermoeid wordt. De Bijfchriften van B I L D E R D Ij 8 zijn meestal fraai en keurig. Lang vloeije nog beider heerlijke dichtaderl Karakterfchets en kort Overzigt der Regeringswijze van ALEX A N D E A DEN I , Keizer van Rusland Naar bet Hoogduitsch van j. n. F. P, u m P F. Te Zutphen, bij H. C. A. Thictne. i8is. In gr. Svo. 196 B!. f 1-16-: Er is federt eenigen tijd zeer veel gezegd, gefchreven cn gezongen tot lof van Keizer ALEX A N D E R. Geen wonder; hij was bet hoofd en de grondlegger van bet groote_ Votken- verbond, dat Europa verloste. Maar, de lof van Vortten, van veroveraars en weldoeners, is teffens, billijk, verdacht. Her ontbreekt ook niet nan twijfelaars, aan bedillers en ver- oordeelaars des grooten mans. Wij moeten bun hunne bedil- ling, bun oordeel laten. Doch, wie twijfelt; of ALEXAN-• HER veel gedaan hebbe, dat hem als een man van welge- plaatst gevoel, ale een voortreffelijk Monarch, en als een va- der zijner talrijke onderdanen kenmerkt, dien noodigen wij om dit fink to lezen. Het is waar, hetzelve is bijna eer inden loon der lofrede, dan in dien der gefchiedenis gefchreven; doch de toegezwaaide, lof berust op - ncen, beftaat in daad- zaken, in ethic ftaatsfukken en brieven, die's mans nederi- 32 1. D. F. AU11PF, KARARTER M2. VAN ALEICANDER_ ge, menfchelijke, godvruchtige denkwijze, mast vooral zijne werkzaamheid. tot verligtihg van bet jnk der dienstbaarbeid, Iverbetering van vet en orde; bevordering van welvaart en geluk, aanmoediging van wetenfchap en kunst, in iijne uitge. breide flaten, op eene onweerfprekelijke wijze flaven. De inleiding bevat eene opfomming en korte vermelding des levens van Rusldnds grootfle Vorflen, van den aanvang afS WLADIMIR I, JAROSLAW Ii SWAN I en II, PC- TER I, CATHARINA II. - ALEXANDER moet bun be. gonnen werk voltooijen. i• Zijne zorgvuldige opvoeding door CA T U A R I N A, jeugd en huwelijk. Zijne gevuelens, denk- beelden, werkzaamheden na de beklimming van eenen croon, dien men meent, dat de grootmoeder flechts door fprakeloos- heid belee wierd, hem reeds vddr zijn' vader ce doen bezit- ten. Eene menigte van maatregelen ter verbetering van bet faatswezen, enza enz. Dc verheffing-van de magt des rijks naar buiten. Zijne betrekkingen en onderhandelingen met an•, dere Platen, inzonderheid Frankriijk. Gebeurtenisfen en daden tot in 7815, en den geheeien afloop des Vrede-krijgs. Dit is bet zeer algemeen overzigt van dit kort overzigf, waarin de karakterfchets, of van zelve ligt opgefloten, of bi} gelegenheid wordt ontwikkeld. 1-Iee fpreekt van zelve, dat bet ons, als ongevoelig, ook bet Rusfifche rijk, zoo als her voorbeen was, en nu is, ten aanzien van magt, regering, Verlichting enz., eenigzins doet kennen. Hoe belangrijk, dus, dit zeer welgefchrevene en welvere taalde werkje zij , behoeft geen betoog. -- Hetzelve pronkt met eene afbeeldiiig, ten voeten bit, van den voprtreffelijken Monarch, dien men echter - wij zagen hem van uabij en up ono gemak -- bier veel to kort heeft gedaan. Hij is eea waarlijk- fchoon matt, met al de zachte achtbaarheid op bet gelaat van eetf vader veler volken. I. Brief, inhoudende' eenigt onpartijdl,e Aanrnerkingen op eerie Memorie, onlangs in het licht verfchenen, onder den titel: Stoat der Mederlandfche Oost - Indifche Bezittingcn. onder het beJluur van den Gouverneur-Genetaal H. W.. D A I N D E L S, Bidder, Luitenant-Ceneraal, enz. enz. in den (de) jaren 18o8-i8i7. In 's Gravenhage, hij J. Allart. 78Th'. In gr. wo. 79 Bl. en 3o Bf Bijlagen f 7 - To-: 14 STUKKEN OlE1l DE MEM01UE' VAN DAENDELS. 33 Iii Java: zljnde een kort overzigt van deszelfs nfaardij en handel, met betrekking tot Nederland: in antwoord aan den Schrijver dtr Aanmerkingen op het nieuw ingevoerd Stelfel op dat Eiland. Door H. D. C A M P A C N E. In 's Cravenha; ge en to Am/lerdam, bij de Gebroeders van Cleef. 18ISc In gr. 8yo. 124 Bl. f 1-:-: Er is geen boek zoo /lecht, dat niet tehlg goeds bevat; zoo zulks bet geval met dit gefchrift zij , zullen wif ons voldaan achten: zoo nederig vangt de Scbtijver van No. II zijn voor- berigt aan: Her is den Recenfent, intusfchen, bij het door- bldderen vast dit Overzigt, voorgekomen, dat hetzelve Met flechts eenig goeds, maar seer vele wetenswaardige zaken be. heist, welke door andeten j die over deze ftof gefchreven hebben, zoo al niet over 't hoofd gezien; din toeh nit een ander oogpunt befchouwd werden. liet oognlerk van den Schrijver is, den indruk, welke hij vreest, dat welligt door den Brief, in No. I vermeld, tot vermindeting van belangl}elling in het bezit van .lava en ver- dere aanhoorige Oostindifche bezittingen; mogt voortgebragt Min, nit.te wisfchen, en alzoo de inrigtingen, welke de Heer D AE N D E t S , als Gouverneur Genetaal van .lava, in den kor= ten tijd van beftuur, aldaar- heefr ingevoerd, to verdedigeit tegen de bedenkingen, welke daardmtrent in de gezegde Aan. merkingen voorkomen; zonder tlogtans, gelijk de Heer CAM= ! A 'G N E den en andermaai zegt , de. maatregelin , door den Ce- neraal n A n ts D E L s in 't werk gejield, om tot eetl beter be- fuur to geraken; gold to keuren. Wij zljn her Volkomen eens met den Schrijver, en-ko'nden dns tievetis hem, finder= daad, tiiet genoeg verwonderen, dat , gelijk wij bl. 9 ieaett j „ juist iii bet tijdftip, dat er th i'esfel eene expeditie gereed ,, Ugt, om naar.Tava to zeilen-juist in een tijdperk,waarin de' „ Nederlandfche Kbophandel, na zod vele jaren van druk eh „ vergtiizing, met nienwen tfoed zich wit ontwikkelen; eti ,y de geese des handels van al wat verlicht denkt, vooral • ten aanzien Iran Java, hoog gefpannen is; en ook onze • goede wilie Koning, door alle mogeltike middelen, diets • edelen geest des werkzamen Nederlanders krachtdadig on- • derfteunt - dat juist, in zulk en oogenblik, een tinge= • noentd Schrijver to voorf2hijn treedt, oth to bewijzen a nOSKBESCII. i8i6. NO. 1 C ,, dad 34 STUKKEN „ dat Java nimmer aan het Moederland eenige pecunidle Voar'- „ deekn geven Stan:' Wij vragen met den Heer C A M P A G WE I „ Moor dit geenen nadeeligen indruk maken op de werkzaam. „ heden dier kundige en eerlijke manner, die, met her ver- „ trouwen van den \'orst vereerd, geheel andere gedachten „ van Java vocdcn? Is dat zijn Vaderland waarlijk nureig „ zijn?" Her doel van den Schrijver is dus allezins loffelijk. En hij betoogt de groote- aangelegenheid van Java voor bet Mcte- derland, en wel ingevolge de , door den Gouverneur Gene- r221 D A END E L S ingevoerde, orde van zaken, door aanwiJ, zing to. van den vruchtbaren grond van dat Eiland met be- trekking tot Nederland; 2°. van bet geenszins overtreffende der voormalige inrigtingen boven de later genomene maatre- gelen, en 3'. van ,lava's gunflige ligging voor den koophan- del van Indie in bet algemeen, van haven tot haven. De Ree. wi1 zijne krachten niet beproeven, om van dit drieledig verroog een uittrekfel to leveren; hi) betuigt, dat dit hem nog al eenige moeite zou kosten, en omdat dit on- derwerp zeer zaakrijk behandeld is, en omdat de Schrijver eene hem bijzonder eigene wijze van befchouwen heeft. Mis- fchien zal men bevinden, dat deze en gene bedenking juist niet op de regte plaats is bijgebragt, of dat deze en gene uitweiding en aanhaling wel konden achterwege gebleven zijn; doch men zal bet zich, voorzeker, niet beklagen, alle de bier voorkomende bedenkingen en aanhalingen gelezen to heb- ben. De Heer C A M P A G N E heeft , naar ons inzien, den Schrijver der Aanmerkingen, then hij wel met den inwendi- gen flaot van Java bekend, maar met de eerfle beginfelen van Koophandelkunde to regt onbekend oordeelt, volkomen we- derlegd, en de groote aangelegenheid van d9t Eiland voor bet Moederland bewezen, en dat wel zoo duidelijk en op zulke dudhtige gronden, dat, indien, na al bet merkwaardige ge- fchrijf, hetwelk, federt tie laatlle twintig jaren, Java betrel. fende, in her licht gekomen is , de bovengemelde Aanmer- kingen, fchoon zij niets dan opgewarmden kost bevatten, nogtans bij fommige bevooroordeelde beminnaars van den ouden zuurdeefem der Oostindi;che Compagnie eenigen bijval mogten, gevonden hebben, deze nu als voor altijd vernietigd mag ge-, houden worden. - Wij kunnen voorts den Heere CAM P A c- NE den lof niet onthouden, van den Schrijver der Aanmer- kin- OVER DE dEMORIE VAN DAENDELS: 35 kifgen; op eene zeer befbheidene wijze, in deszelfs algeheele naaktheid uitgekleed, d. i. hem in zijne diepe onwettndheid; aangaande al wat Koophandel betreft, voorgefteld to hebben. Deze zal bet misfchien - ten zij hij gansch phlegmatiek zij, en dit hopen wij van zijnentwege -- wel wit fterk om tc vet. duwen vinden; maar waarlijk, hij bad zich ook, na vooraf zijne meenitig wegens Java in bet breede voorgefleld en aan. gedrougen to hebben, moeten wachten, dat men hem op bet einde van zijnen Brief, bl. 78 , niet op zulk eene eigene te- genfpraak had kunnen betrappen, als hem, op Ill. t i5 van dit Overzigt, wordt onder bet bog gebragt. Te diet plaatfe toch worded dezes Btieffchrijvers eigene woorden, zeer klem- inend , maar tevens zeer beflTeiden, aangehaald en ont- Vouwd, om deszelfs eigen gevoelen wegens de weinige waar•dij. of nutteloosheid van Java to wederleggen ! Na den Heere C A M P A G N E onzen dank betUigd to heb- ben, dat hij aan deae zaak i zoo als bet ons voorkomt, de laacfce hand gelegd heeft, gelieve hij bet ons ten goede to houden, dat wij twee aanmerkingen maken. De eerfte be- treft zekere door hens gemaakte gisfing; de andere geldt den leer DAENDELS. Men weet, dat de Tngelfchen, in bet bdzit van Java go- komen, de kotliiboomen, aldaar, tijdens bet beftuur van den Coil verneur Generaal D A E N D E L S, nangeplant, vernield heb- ben. Hieruit had de Schrijver det meergenielde Aanmerltingen kunnen goedvinden of to leiden, dat Java voor de koffjieek engefc/Iikt was! >beze gevolgtrekking vinden wij door den deer CAMPAGNE, op bl. 23, wel weerfproken; dock wij vinden ons aldaar tevens met zekere befchrootiidheid geleid tot de gisfing, dat, daar de Java-koffij bij voorkeur in Duitschland zeer gewild is, en de Duitfcher, door ten lang gemis van deze, welligt aan andere foorten van koffij, wet- ke de Engelfehe tnarkt oplevert, zou geweanen, de boven. genoemde vernieling eigenbatig en met opzet 'zou gepleegd kijn, om ons alzoo van bet voordeel van dezen handeltak op Duitschland to verfieken. Hetgene wij to dezen aanlien heb- ben aan to merken, betreft niet Zoo zeer de zaak zelve - de gisfing komt ons alles behalve verwerpelijk voor - als Wel de huivering, waarmede zij ons words to kennen gege- Ven; terwijl de Schrijver, bl. 77 , op dit belangrijk punt te- tuggekomen, zich aldaar met wat meer openhartigheid, dan C 2 0 36 sTUEKEN to voren, over deze zaak uitdrukt. Dit hinderde oils eeillger. mate; want wij kunnen geene reden vinden, waarom er zwa- righeid zou gemaakt worden, om de zaken bij Karen regten naam to nocinen. De aantnerking, daarentegen, op al. 68, wegens de dolls planner van NAPOLEON, die den Engel- fchen handel door fuiting van bet vaste land wilde vernieti- gen, (die diva-as !) en denzelvcn daardoor juist tot eene nooit bereikte hoogtc heeft opgcvoerd, en van de noodzakelijke vermindering diens boven 't natuurlijke peil gerezenea han- dels, bij eenen algemeenen Vrede van eenige duurzaamheid, is zeer juist, en uit den aard der zaken niet alleen, maar zelfs reeds uit de ondervinding bewijsbaar. Reeds klagen de En- gelfchen,(zie den Courlcr van 6 Jan. t8t6) dat de Vrede hun eene ramp is. God bevestige die ramp voor Eeuwen l Hetgene wij in dit Overzigt, becreffende Java's gewezen Gouverneur Generaal D A E N D E L S, hebben aan to merken, ziet op de herhaaide voorbehoudingen des Schrijvers ten aan. zien van de middelen, welke door then Gouverneur, tot in- voering der nieuwe orde van zaken aldaar, zouden zijn ge- bezigd geworden. Zoo vinden wij op bl. 8: „ Schoon wij „ de maatregelen , door den Generaal D A E N D E L s in 't wer k • geitcld, om tot een beter be(tuur to geraken, geenszins,oed- „ keuren, gelooven wij toch voor ons, dat de uitwerkfelen „ diet maatregelen, in de gevolgen befchouwd, heilzaam zul- • len wezen: Op bl. 53 leest men: „ Schoon wij de wij „ ze, waarop die maatregelen (die van den Heer D A E N- „ D E L S) zij n ingevoerd, niet gaarne voor de onze zouden „ aannemen, kunnen echter de uitwerkfelen daarvan niet an- „ ders dan van goed gevolg wezen." En misfchien op meet andere plaatfen. Wij kunnen niet ontveinzen, dat deze voor- behoudingen ons (tootten in eenen Schrijver, die zijn betoog wegens de aangelegenheid van Java groocdeels bouwt op de beilzame gevolgen van D A E N D E L a maatregelen, vooral, dear wij noch de maatregelen van den Heer D A E N D E L S, nosh andere, die dan beter zouden geweest zii`n, vonden opgege. ven, behalve in Edn geval, en hierover zullen wij nader fpreken. Men zou welligt, geheel ten onregte, den Heer C A M P A G- N E verdenken van eene to gereede dienstvaardigheid, om hulde to bewijzen aan den nijd en wrok van fommigen, die, fchoon zij de heilrijke vruchten van de, door den Heer DAEN- OVER DE .MEMORIE VAN DAENDELS. 37 DAENDELS ingevoerde, orde van zaken niet kunnen loo- chenen, en die zelfs, om redenen, openlijk door anderen willen geroemd hebben, doze vruchten echter noch zelve vermelden, noch door anderen willen vermeld hebben, zon- der bijvoeging van bet zoogeraamde bedenkelijke wegens de gebezigde middelen; maar men kan ten minfle vragen, hoe de Heer D A E N D E L S die orde van zaken met mogelijkheid zou hebben kunnen daarflelien, wanneer hij geene andere mk..n delen had durven wagen, dan die door anderen met zoo we,- nig vrncht beproefd waren? Moest de Heer D A E N D E L S bet bij nuttelooze klagten gelaten hebben, gelijk zoo vele andere Gouverneurs v66r hem gedaan hadden, en waarvan onder andere de Heer W I E S E , bi. I I , tt'n voorbeelde wordt opgegeven? Ja gewisfelijk, dan zou ook bet gevoig even hetzelfde geweest, en de toefland der zaken op den ouden verkeerden en nadeeligen voet gebleven zijn. De Schrijver noemt den Heer DAENDELS een man, die een eigendunke- lijk karakter en volflandigen wil bezit; ook wij noemen hem een man van eenen vast beraden en befloten geest, om zich door geene zwarigheden, gelijk gewone menfehen, to laten af. fchrikken; en wij meenen, dat er zulk een man volflrekt ver- eischt werd, om eene nieuwe orde van zaken daar to flellen, ondanks de tegenkantingen van alle die menfchen, wier me- dewerking noodig was om aan de zaak haar volkomen beflag to geven, doch wier eigenbelang vorderde om bij bet oude to blijven. Dit heeft de Heer DAENDELS gedaan, en wel op zoodanige wijze, dat zij zelfs, die bet nicest door zijne maatregelen leden, eindigden met hem toe to juichen. Dat bet groote ontwerp van Java's hervorming, zoo ver- re de Heer DAENDELS hetzelve tot Eland gebragt heeft, en waarvoor zelfs zijn in bet duister werkende bediller hem gee- nen lof weigeren kan, Wet wel tot Eland to brengen was, zonder dat er hier of dear op dezen of genen to werk geflel- den maatregel lets to zeggen valt, zijn wij zeer ver of van to willen tegenfpreken. Wij gelooven, dat de Gouverneur Generaal meermalen met C I C E R o, in V O L T A IRE'S R©nse fauvee, gezegd heeft en zeggen moest: Le devoir le plus faint, la loi la plus cherie; C'est d'oublier la loi, pour fauver la Patrie. 't Is foms een heilge wet en pligt voor 't reinet geweten, Tot 's Vsderlaads behoud de wetten to vergeten. C 3 OIn 38 STUKKEN Om verkeerde toepasfingen voor to komen, en ons in geene verdenking to brengen, als waren wij voorflanders van eene to ruime zedeleer, zeggen wij, dat wij geenszins onder de zoodanigen behooren, die meenen, dat er wel iet kwaads mag gedaatl worden, wanncer daaruit jet goeds kan voortko- men. Doch wij hebben geleerd wO to onderfcheiden, ten einde wij leeren zouden w~l to oordeelen. Wij beweren, dat geene omftandigheden vrijhc:d tot bet doers van kwaad ge- yen; maar wij houden flaande, dat ver[chillende omftandig- heden eene verfchillende behandeling van dezelfde zaak vor- deren. Zoo zouden wij, b. v., hem, die dwaas genoeg was, om thans, middeler:8ijl NAPOLEON zich op St. Helena be. vindt, en wij onder bet beftuur levee van eenen Koning, die, naarmate Hij van sneer nabij wordt gadegeflagen, des to meer eerbiedige vereering waardig is, eens vive l'Empereur riep, na hem al de formaliteiten, welke de regtspleging voor- fchrijft, to hebben doen ondergaan, voor ecu jaar of twee in bet dolhuis willen geplaatst hebben; terwijl wij hem, die sulks geroepen had op 3o November 1813, toen O R A N J E den voet op den vaderlandfchen grond zettede, of teen NA- POLE O N in Jutcij 18x5 met een geducht leger aatarukte, on- middellijk, zonder form van proces, tot de galg zouden ver- wezen hebben. - Misfchien komt deze bedenking niet to pas; Want tuisfchien was iets van dien aard geenszins bet geval, waarin zich D A EN D E L S we! eens beyond. Maar, welke wa- ren dan Loch de maatregelen van dien Gouverneur Generaal? Door bij herhaling to fchrijven, dat men, fchoon men den. zelver gevolgen voordeelig acht, zich nogtans wel wachteti yal vat i die laatregelen good to keuren, verwekt men na- tuurlijk bet denkbeeld van, wij weten niet welke, verfchrik- I.elijke maatregelen. 11'Iaar, heeft dan de •Schrijver van dit Overzigt geenen van die maatregelen genoemd, noc11 iets , 't welk, naar zijn oordeel, beter zou geweest zijn, opgegeven? la, Lezer.! Gij vindt van wine befchikking van den Heer, D A E N D E L S, als verkeerd, melding gemaakt. Zij komt voor op 111. 96, en wel na eenen aanhef, wiens lezing ons beven. deed, als meenende, dat wij nn de ijsfelijkfte dingen zouden vernemen! „ Wij hebben gezegd," zoo begint de zinfnede, die wij bedoelen, „ wij hebben gezegd de waarheid to zul- „ len doen fpreken: bet is dan ooh pligt, om bier openlijk „ to verklaren, dat de maatregelen, door den Ilcer D A E N- ,, DEL9 OVER DE MEMORIE VAN DAENDELS, 39 a n.,Ls ten aanzien van de rijst daargefteld, noch met bet „ Charter van 1803, noch met de belangen van Java, en „ nog veel minder met de beginfelen van vrijheid en verbe. tering van bet lot van den gemeenen Javaan overeen to „ brengen zijn." Wat verwacht men na zulk eenen aanhef al niet! En wat vindt men? Men vindt door den Schrijver erkend, dat bet lot van den Tvaan door D A END E L S ver- beterd is; de Lezer wete ook, dat dit lot v66r bet belluur van D A E N D E L S deerniswaardig was. Men vindt erkend, dac de Javaan, ingevolge de maatregelen van D A E N D E L S, na aan zijne verpligtingen voldaan to hebben, over bet meerdere van zijner handen arbeid befchikkeu, en de Cooijang.rijst te- gen 17 Rds. aan bet Gouvernemenc leveren kon; de Lezer wete, dat, volgens de verkiaring van den Heer CAM P A G N E, doze pr1js genoegzaam de heeft meer was, dan hij gewoon was voorheen to ontvangen. Maar, wat vindc men dan we- gens dezen maatregel van D A E N D E L S afgekeurd? Dit, dat bet den Javaan , onder bet beftuur van D A E N D E L S , wan, ;Ieer hij bij Particulieren eons meer dan 17 Rds. konde ma- ken, niet vrijftond, onbepaald over de vruchten van zijnen arbeid to befchikken, vermits de uitvoer van rijst alleen voor bet Gouvernement openflond en den Particulieren verboden was. Dit verbod wit de Heer CAM P A G N E opgeheven, en een' iegelijk eenen vrijen handel toegeflaan hebben. Wij had- den wel gewenschc, dat de Heer CAMPAGNE bier, hetgene D A END E L S , in zijnen Staat der Nederl. 0ostindifche Bezit- tingen, wegens den toeftand en de denkwijze der favaneu, bl. 104 en volg., gefchreven heeft, oplettend overwogen en nagedacht, en hetzelve, had hij daartoe kans gezien, weder- legd had, Het is vooralsnog dat wij twijfelen, of een eens- klaps toegeftane vrije handel zelfs voor den Javaan wel wenfchelijl; zou wezen. Maar, hetgene de Heer CAMPAG- N E wit, eens toegeftaati zijude, is bet dan zeker, dat de Javaan al de vruchten van den arbeid zijner handen genie- ten zou? Dat bet gelnakkelijk valt, to berispen; doch dat bet moeijelijk is, maatregelen aan de hand to geven, welke aan geene zwarigheden onderhevig zijn, heeft CAMPAGNE juist to dezer plaatfe doen blijken. Immers, ten aanzien van zijnen voorgeftelden maatregel, fchrijft hij uitdrukkelijk, bl. 97 ; , Hier beJlaat echter eene z:varig/eid. De Javaan is geen Hallandjeize baer. Zoo cr nu door gene vereeniging van opkoo- C 4 pens 40 STUIIEN pens hem eens gees gelds genoeg voor zijne koopwaren geboden wierd; hoe dan ? z.ijne koopwaren weder term- naar huis voec yen, zou moeijelijk wezen." Schoon wij meenen, dat de Heer C A M P A G N E dit had be- hooren to doen, zoo gelooven wij nogtans niet, dat hij ge. dachc heeft aau hetgene, flaande bet verblijf van den Gou- verneur Generaal D A E N D E L S op Java, aldaar plaats had, en meermalen plaats kan hebben; wij vertrouwen anders, dat bij, bij de, door hem bijgebragte, zwarigheid tegen zijnen maatregel, nog eerie andere, die nog wezenlijker is, gevoegd, en ons alzoo ook dit nog in zijn Overzigt zou hebben doen lezen: Ook kan ik Wet ontveinzen, dat de Javaan, zonder den maatregel van D A F N D E L S, van al de vruchten zijnes ar- beids zou ontzet zijn , zoo dikia%ijls de oorlog alien uitvoer van producten van Java hoogst gevaarlijk, en eene dadelijke it;- /luiting van dat Eiland dien volJlrekt onmogelijk maakt. Wij herhalen hetgene wij boven gezegd hebben, dat de meermalen voorkomeude voorbehoudingen wegens de maatre- gelen van D A 'E N D E L S ons geflooten hebben ; doch wij prij- zen echter hot lezen van bet Overzigt van den fchranderen CA as PA G NE, als vole wetenswaardige taken bevattende, met nadruk aan. Daar wij, van de twee aan bet hoofd van dit Artikel ge- noemde werken, dat over Java niet konden beoordeelen, zon- der tevens ons gevoelen over den Brief des Aanmerkers to zeggen, zoo kunnen wij ons omtrent dezen thans zeerbekorten. Her is althans niet edelmoedig, dat deze Aanmerkingen joist op denzelfden dag, en niet eer, in den Boekhandel kwa- men, waarop de gewezen Gouverneur Generaal van Neerlands Indie, thans tot Opperbevelhebber op de Kust van Guinea aangefleld, derwaarts mocst onder zeil gaan, en this geene gelegenheid had, zich to verdedigen. Zijne Memorie heeft toch reeds lang genoeg her licht gezien, Am daarop vroeger ioo bladzijden druks to doen verfbhijnen! Her doel des Schrijvers is: t°. kortelijk to ontvouwen de grondflagen van her voormalig beftuur in Indie, met betrek- king tot .lava; en, na eenige ongegronden befchuldigingen daartegen wederlegd to hebben`, 2°. aan to toonen., dat de oorzaken der geringe inkomflen van bet Gouvernement aldaar geenszins voortvloeiden nit de wijze van beftuur, maar nit omllandigheden, daarvan onafhankelijk; 3°, dat de inkomflen, tjj4 OVER DE MEHIORIE VAN DAENDELS. 41 tijdens bet beftuur van den I-Icer D A E N D E L s, in betrehking tot de uitgaven befchouwd, de voormalige niet overtrofen, en dat bet fysthema, destijds ingevoerd, geene andere dan fchadelijke refultaten hebben kon; en 4a. dat de uitbreiding van culture tot lien grand, als in flat werk opgegeven wordt, meer to hopen dan to vooizien is; terwiji, met zoodanige uitbreidingen, bet voormalig beftuur den lande veel voordee- bgcr, en den Javanen aangenamer zoude zijn geweest. Ilet komt oils voor, dat dit gebeele fink cenen man tot Schrijver heeft, geheelenal doordrongen met bet oude ftel- fel der Conapagnie, 't welk hij , uit fleur, of vooroordeel, of ontzag voor de oudheid, verdedigt , doch zeer gebrekkig ver- dcdigt. De eenzijdigheid des Schrijvers blijkt reeds uit de gedurige aanhaling van bet work des Ileeren VAN NEDER- B U R G II , zonder van eenig ander gefchrift over de Oostin. rhea , b. v,' die der beide Heeren VAN H 0 G E N D O R P, to gewagen. En wat 's mans begiufelen aangaat , deze zijn joist die kleingeestigej bekrompene, van alles, wat liberaal beet, afkeerige gronden, waarop, helaas! ons beftuur in de Indien, tot fchande van onzen naam, Innar al to lang gerust beefs, en welke dan ook die wrange vruchten gedragen heb- ben, die de Natie reeds voor den jongften Engelfchen Oor- log bezuren moest, welke eerst de zwakheid der 0. 1. Maat- fchappij , van dic reuzenbeeld met leemen voeten, door hare plotfelinge inflorting heeft doen blijken. Neen! bet is geene verfoeijelijke 111ac°aiavellistifche Staatkunde, van Vorflen tegen Vorlen aan to hitfen, of (zoo als de Schrijver bet zachter noemt) to gebruiken, (bl. 12, 13.) ; bet is geene bedriegelij- he behandeling, Been eeuwige argwaan, (die ons deze Brief fchrijver aanprijst) welke den eerbiedwaardigen Nederlandfcherz Scaat kunnen doen bloeijen. I-iet rondborflige parcere fub- jectis, et debellare fuperbos, moet daar ook ooze rol zijn; en verga de Bevelhebber, die er Ilollands naam door bedrog en verraad op nieuw wilde doen vloeken ! Nog flechts eene aanmerking. Dat iemand, die zich zoo tvel in bet ftelfel eener zuiyer baatzuchtige flaatkunde bedre. ven toont, goedhartig genoeg is, om bet bedrijf der Engel- f•hen, in bet vernielen der Koffjplantaadjen, door D AE N- D E L s aangclegd, voor eene daad to houden , die ten beste des Eilands zou gediend hebben, (eens Eilands, waarvan de teruggavc wel cc voorzien was) is ous onbegrijpelijk. De 42 STUItt EN VAN DEN DAG. De IaatJle due Maanden van N A P 0 L E O N'S Staatkundig Le- ven, door BRETON DE LA MARTINIARE. Naar den derden druk uit het Fransch vertaald. Te 4lrnflerdam, hij Geysbeek en Comp. 1815. In gr. Svo. 114. BI. f:-r6-: De Bataille van het Schoon Verbond, met den marsch en aan- val der Franfchen op de zuidelijke Nederland, the Pro. 1intien, en hunne daarop gevolgde ongehoorde vlugt. Met Plans en Kaarten, ddn Deel compleet. (!) Tweede Druk. re Amfferdam, bij E. Maaskamp. In gr. 8vo. 63 BI. A kleu. ren f i-16-: Twee -ltnkjes over de eeuwig gedenkwaardige gebeurtenisiell des jaars 1815. Her eerie is een van de tallooze brochures# daarover in Frankrijk uirgekoment en onderfcheidt zich dooi cenige medegedeelde bijzonderheden van belang nit de bin- nenlandfche gebeurtenisfen van dat Rijk, 't welk den bitte- ren beker, dien bet voor andere Volken zoo dikwerf had in- gefchonken, dit jaar ten minfte heeft moeten proeven. De daadzaken en bijzonderheden, bier to vinden, zijn:' x.) gene welgefchrevene en niet onjuisre vergelijking tusfchen M A R I US en NAPOLEON; 2.) over de NationaleCocarde, waarinwords aangetoond, dat dezelve reeds in B U O N A P ART E'S laatfte jaren bij her leger geheel was achter de bank gefchoven, en wij tevens haren oorfprong vinden, als zijnde een geheimzin- arig teeken der Republikeinfche drievuldiglieid, Vrijheid, Ge- lijkheid en Broederfchap; 3.) andere politieke bedriegerijen, (genoeg bekend) : de f4del, is dezelve door B U 0 N A P A k T E afgefchaft geworden? --•• integendeel, onder een' anderen norm herfleld; q..) Budget, of Finantidle Wetten , (onder B 00 N A- P A R T E'S tweede beftuur) : vele wetenswaardige bijzonderhe- den voor den Staatskenner vindt men bier; 5.) leldtogt van 1815: meestal bet bekende; doch twee zonderlinge opener- kingen: i.) dat H O R TENS I A, onze ci-devanl I`oningin, hared itiefvader, fchoonbroeder, en .. tot den fpoedigen aan- val had overgehaald door de volgende regels: Mijn zeer aan- gebeden! zult gij wachten tot zij vijf tegen ddn zijn? 2.) dat de overhanste vlugt van N A P 0 LEO N naar Parijs veroor- zaakt zou wezen door de llechte tijdingen nit de, Vendde, (Wij tTKKEN VAN DEN DAG. 43 (Wij twijfelen zeer, of het geluid van 't .Pruisfiseh kanon liiet bet meest tot die fnelie beweging hebbe bijgedragen.) Deze aanmerking opent eigenlijk de laatfte afdeeling, 6.) gedrag van de Kainer der Reprefentanten, ha den tweeden afffand van B U O N A P A R T E; een hoofditnk, voor de Franfcheu van belang, niet voor ons, welken bet zeer onverfcbillig kan zijn, was deze magtelooze Declarnateurs, in de veertien dagen, die zij nog na den val buns Afgods ibet woorden mogten fcher- men, al dwaasheden to berde gebragt hebben. Voorts is dit flukje in 't algemeen niet kwaad gefchreven, en onderfcheidt zich ook boven vele andere door gematigdbeid. No. 2 behelst volftrekt niets nieuws. Het is eene onbe kookte, fmakelooze Gompilatie nit de onderfcheidene Bulle- tins, fomtijds in derzelver eigene woorden medegedeeld. Het berigt van den flag bij Quatre-Bras is zeer onvolledig; bet zedige berigt van onzen Kroonprins, dat de vijand eenigc:+ orate teruggedreven is, words niet eens door bet verflag van N E Y , die zich wel degelijk teruggeflagen erkent, aangevuld.. INiets is zoo verward, als bet berigt van den flag (op bl. 16) tegen de Pruifen bij Ligny. Driemaal wordt genoe zaam herzelfde gezegd, (bl. 12, 14, 16.) Her getai der aanvallende Franfchen, aan then kant, wordt gefchat op 130,000 man, (bi. 12, 14) tegen 8o,ooo Pruifen. Mar nu (volgens bl. II) bet geheele Franfche leger t5o,ooo man be- droeg, zouden flechts 2o,ooo man dier Natie bij Quatre= Bras moeten geftreden hebben; daar NEY toch zelf erkent, dat hij drie divifien had. Van den flag bij Waterko vindt men niets, dan hetgeen in alle nieuwspapieren geflaan heeft, of bet moest de nienwe opmerking zijn, (bl. 45) dat de flaap der dooden vast is. De twee Plans fchijnen goed, en zijn al- zoo, nevens de Kaartjes enz., den prijs van bet boekje at- 1thn wel waardig. Almanak tot Nut en Vergenoeging voor de onderfcheidene Stan- den des ldaatfchappelijken Levens, voor x816, door j. A. U I L K E N s, Lid van onderfcheidene Genootfchappen. Te Gro- vingen, bij J. Oomkens. f : -5 -8 Behalve bet gewone, cen narigt voor Zeevarenden op de Wester. en Ooster- Eemfen, en eene order op bet varen van Schui- 44 AtMIANAKI{EN, EIYZ. Schuiten en Wagens in Groninger en Priesland, vindt Men ifi dezen Almanak eene verfcheidenheid van flukjes, over 't ge- heel beautwoordende aan doel en titel zoo wel, als aan dell ioem des Heeren U I L K E N s , die hot niet beneden zich re- kende, ter bevordering van het nut des algeineens, denzelvetr voor zulk een boeksken to plaatfen. Wij ztillen or dan nu ook mar alleen bijvoegen, dat, de meeste artikels index= daad aardig of belangrijk en wel behandeld zijnde , dit jaar. boekje van eenen beroemden man, thans Hoogleeraar, de ge- ringe uitgave van 51 fl. dubbel waardig is - inzonderheid voor landlieden -- allerbijzonders, voor Vriezen en Gronin- gers. Maar her fmart ons, dat de correctie zoo vele en gro- ve blijken draagt van overhaasting, ais b. v. bl. 31. (ook in den Inhoud) aangemengd voor aangewend; bI. 48. zeezu- rige regen voor gedurige of langdurige, enz. enz. enz. Hot za1 oils aangenaam zijn, zoo de goede opgang dezen verbe- terden, fchoonen Almanak in wezen houdt, en langs hoe meer volmaaktd Nederlands Roem, I iefde en Hoop. Almanak voor 1816. Te Am/lerdam, bij E. Maaskamp. f 1- to-r Een allergelukkigfte inval voorzeker, en niet mine gelukkige uitdrukking van denzelven in den titel van dit Jaarboer{je, dat ons 's Lands Room en Liefde en Hoop, in een zevegt^l mce- rendeels welgelijkende en weluitgevoerde Portretj s v.tn ons doorluchtig Vorftenhuis, voor oogc:-. ftelt. Sontmige der Bij= fchtiften, aile van den bcgaafden M. W., hebb•en ons min- der behaagd, dan die dezelfde hand, of liever hetzeifde war• me vaderlandfche hart, onder de grootere Afbeeldingen heeft gefleld; en daarin juist vonden wij de eigenaardige reden en verfchooning tevens van dir min gelukkig flagon. Oat op 's Konings Zuster beviel ons inzonderheid. - Deze Almanak y Vertrodweh wij; kan onze aanb'eveling wel ontberen. Bundeltje van vier Gedicliten, toe epast op de(n) pligt der Imwouers van ons dierbaar Vaderland, enz. Door j. P R 0 N K N z. , to Sc teveningen. Ten voordeele van de armen (arme Iflednwen en I- e(e)zen, (door den harm van April f815. 's Rage. In gr. 8vo. 16 Bl: Met dit flukje, ons onlaflgs eerst ter hand gefleld, zijn wij eenigzins verlegen. Om des Armen wille, zouden wij zoo gaarne, door eeni re aanbeveling, het debiet willen bevorde- ten; maar, hetzelvc van den kant der kunst befchouwende, weten wij ons gevoelen niet beter uit to drukken, dan met de woorden, Spr. XXVII: 8. BOEKBESCHOUWING. Bijbel voor de 7eugd, door j. H. V A N D E R P A L M. Jude en lhde Stuk. Te Leyden, bij D. du Mortier en Zoon. In kl. 3vo. Te zamen 447 131- f 2 - 2 - 1' 1` ij voegen deze Ieide Stul ken bij elkander, zoo wel omdat ons Letterkundig Tijdfchrift omtrent.bet eerfle wat achterlijk gebieven is, als ook uit hoofde der..gelijkheid van derzelver inhoud, loopende zij bei~- de over de gefchiedenis. der AartsvaderAn. Zeer gepast is het eerie Hoofddeel van het derde St uk. Het ' behelst meerendeels eene foot van inleiding tot deze gefchiedenis , welker voorname oogmerk is, om -de jeugdige lezers op bet juiste ftandpttnt to plaatien, waaruit zij de Aartsvaders befchouwen moeten. Hun herdersleven wordt alhier met de eenvoudigfte en te- vens bevalligfte kleuren-naar waarheid afgefehilderd ; en , fchoon de Heer V A N D E R P A L M met uitdrukkelijk to kennen geeft het groot onderfcheid tusfchen die aloude e n edcle herders en de tegenwoordige herders bij ons , Is echter zijne geheele voordragt zoodanig ingerigt , dat de ongunitige indruk, welken het woord herders op fommige jonge lieden welligt zou kunnen waken, ge- noegzaatu wordt tegengegaan. De gefchiedenis van Abraham wordt, van bet twee- de Hoofdftuk tot het zevende ingefoten, behandeld; en in dezelve doet de menscbkundige Schrijver de groot- heid en edelmoedigheid,van Abraham, bij elke gelegen- heid, behoorlijk uitkomen, zonder, evenwel, de zeer weinige en kleine vlekken in dit voorbeeldig - fchoon karakter to ontveinzen. In bet zesde Hoofdftuk heeft ons bijzonder bevallen de wijze, waarop de ergernis, bij fommigen ortfpro- ten uit het verhaal van Izaak's offerande,wordt wegge- nomen. Zlj komt ons overtiiigend voor, plet alleen AORKl3ESCH. 1826. NO, . .^. 1) vour 46 J. 11. VAN D E R P A L DI voor jeugdige, maar ook voor andere lezers., die voor den Bijbel eerbied hebben; en wien bet om bevestiging in de waarheid to doen is. Minder behagen fchepten wij in 't geen wij, bier en daar hebben aangetroffen in de befchouwing van Abra- ham's gefchiedenis, als een tafcreel der vriendfchap met God. Hoe belangrijk ook dit oogpunt zijll moge, en hoe veel fchoons bet onzen geestrijken Schrijver hebbe opgeleverd, kunnen 'ij cchter niet ontveinzen , dat' het ons fomtijds wat to fterk gedrukt en wat al to gekun- fteld is voorgekomen. Gaarne erkennen en vereeter wij in Abraham den vriend van God, zoo als Been der oude Geloofslielden dien grootfchen naam verdiende. Met dat al vinden wij geenen genoegzamen grond, om al- bier aan vriendfchap, in de fterkfte beteekenis van dit woord , to denken, zoo als de Heer V A N D E R P A L DI fchijnt to doen, wanneer hij, bladz. a3, van de vriend= (chap tilsfchen H E N D R I K DEN IV en S U L L Y fpreekt , om daarmede aan to toonen,- dat er tot de vrieridfchap niet altijd gelijkheid van stand vereischt words. Abra- ham was, voorzeker, de vriend van God, voor zoo ver, namelijk, ]let Opperwezen in dezen grooten man een bijzonder behagen en weigevallen betoonde , ja zelfs (olh bet zoo eens uit to drill-ken)_ gemeenza- mer met hem omging, dan met een'*der andere Aarts- vaders. Doch , oln nit then hoofde alle de beproe- vingen, aan welke God hem onderwierp, als beproc- vingen van de trouw zijnes vriends; to befchouwen en voor to dragen, en God, als 't ware, gelijk to ftelleli met een' vriend., die, in luister en vermogen ver boven den anderen verheven , de trotiw van dezen wel eens , op allerlei wijze, op de proef ftelt; zoodanig iets zotl- den wij , voor ons , niet verkiezen ~na to volgen , als zijnde, in ons oog, wat al to menfchelijk van denHeer des Hemels en der Aarde gefproken. Ook weten wij niet, dat, ergens in den Bijbel, deze beproevingen uit dat bijzonder oogpunt worden voorgedragen , maar wet als gelegenheden, in welke God Abraham plaatfte, om hem AIJI%EL VOOR DE JEUCD. 47 hem als een voorbeeld en vader der Geloovigen to doen voorkomen, en beta de grootheid van zijn geloof en vertrouwen to doen openbaren. Zelfs zien wij niet, dat Abraham ergens, meer dan een der andere 'Aarts- vaders, bet Opperwezen als zijnen vriend, zoo als wij dit woord in den bepaaldften zin gewoon zijn to gebrui- ken, behandeld heeft, maar veeleer als bet hoogfle voor- werp zijner eerbiedige hulde, wiens bevelen voor hem cene wet waren, en aan wien hij, wat bet hem ook Usten mogt, eene onbepaalde gehoorzaambeid verfchul_ digd,was, ja voor wiens aangezigt bit, zelfs dan,wan- neer hij zijn hart geheel en vertrouwelijk voor Hem opende en uitttortte , met bet diepst ontzag zich verde- moedigde, als itof en asch zijnde; Gen. XVIII: 2.3--3a- Voorts kunnen' wij niet inftemmen met de gedachte, welke de Heer VAN D E R PALM Op bl: 35 en 36 ge- uit heeft, over bet itilzwijgen des Gefchiedfchrijvers , be- treffende den aard der plagen, aan Farao en zijn huis overkomen, volgens Gen. XII: 17. Waarin , zegt hij tnet-regt, deze plagen beflaan hebben, words ons Wet gemeld; en wat baat bet, er na(ar) to gisfen P Doch hij voegt er dit bij : tells een Gefchiedfchrijver sets opzette- lijk verzwijgt, is het dwaas en onbe/cheiden, dat de le- xer van zijn verhaal meer wil weten, dan hij go ed of wuttig-vond hem to zeggen. Liever befchouwen wij dit niet vermelden van den aard dier plagen als een blijk van die min naauwkeurige of min volledige wijze van verhalen, welke men bij de gewijde Gefchiedfchrijvers dikwijls heeft opgemerkt, zelfs daar, waar zij anders vrij uitvoerig zijn, en volgens welke de eene of ande- re bijzonderheid, zonder opzet, wordt overgeJiagen, welke voor ons eenig belang kan fchijnen to heb- ben. Zoo wordt, h. V., Gen. XX: 3 en volg. , niets vermeld van eenige ziekte of ongefteldheid in Abimelecjt's huis, ter plaatfe, alwaar men bij meer geoefende S chrijvers bet zou verwacht hebben; doch aan bet clot van bet geheele verhaal, vs. 17, wordt van genezing gefproken ; en 't geen zelfs , in bet D a vol- 48 J. 11. VAN DER PALM volgende vs., van de plaag gemeld wordt , is niet vol- ledig , dewijl bet niets meldt van de kwaal , waar- van Abimelech genas. Nog een paar kleine opmerkingen ! Op bl..54 flaat Gezegend zij rlbram God den 14llerhoogflen, Moet dit niet zijn, of is 't althans niet duidelijker, vooral voor de jeugd: Gezegend zif 1lbram bij of van God den a4l- lerhoobflen? In onze gewone vertaling ftaat .God'e. -- Onze andere opmerking betreft bet vermoeden , op bl. 141, dat men Gen. XXIV: 50. Bethuel's huisvrouw in plaats van Bethuel zou moeten lezen. Niet, dat wlj er lets tegen hebben; maar veeleer om deze vcr- nuftige gisfing zeer aan to prijzen. In de handfchrif- ten en oude vertalingen vindt men wel niets, om de- zelve to haven. Doch daar bet geheele verhaal fchijnt aan to ' duiden , dat Bethuel reeds dood was, geeft dit grond genoeg voor eene zoodanige gisfing: en dat er in zulke overoude fchriften eenige fouten zijn ingeflo- pen, welke noch nit handfchrifcen, noch nit oude ver- talingen to verhelpen zijn, wie zal dat, tegenwoordig, ontkennen ? . Wij gaan over tot de gefchiedenis der overige Aarts- vaderen, in de twee laatfle Hoofddeelen van bet derde en in bet geheele vierde Stuk behandeld. Volkomen ftemmen wij met onzen fcherpzinnigen Schrijver overeen, omtrent bet karakter van Izaak, als in geene vergelijking komende met dat van Abraham. Echter zouden wij van hem verfchillen, wanneer hij beweert, hl. 166, dat Izaak enkel van fmaak en flree- ling der tong bet grootfle bewijs zijner vaderlijke ge- negenheid, de zegenfpraak over zijnen zoon, hebbe doen afhangen. De zaak komt ons eenvoudig dus voor. Izaak, in de gedachte zijnde, dat hij niet lang meer le- ven zou, en vreezende, dat hij, misfchien, op bet onverwachtst zou flerven, wilde den vaderlijken ze- gen, waarvan zoo veel afhing, ten fpoedigfle op den geliefden Ezau uitbrengen. Dit zegenen zou voor hem eene foort van plegtig fecst zijn ; cen feest, hetwelk hij EIJBEL VOOR DE JItUOD. 49. hij 'begeerde, dat zijn zoon zelf hem geven zou. Er moest dus een maaltijd wezen, door Ezau van bet ge- liefkoosd wild, 't welk hij moest gaan fchieten, toebe- reid. Dit zou een blijk zijn van kinderlijke liefde voor den goeden vader, 't welk deze met bet grootfte ge-. noegen ontvangen zou, en waardoor hij, als 't ware, Rich des to meer opgewekt zoa gevoelen, om hem, bij let naderen van den dood , bet uitftekendi'e blijk zijner wederliefde to geven. Hieriti zien wij gcene onbedacht- zame handeling, maar wel eene aartsvaderli;ke cenvou- digheid, naar de tegenwoordige denk- en handelwijze niet to beoordeelen, en eene verregaande vaderlijke gc- negenheid voor eenen zoon, welke niet van vooringeno- menheid geheel vrij to pleiten, dock in cenen man als Izaiik zeer wel toe to geven is. -- Ook verwonderden wij ons , dat V A N D E R P A L M, na zecr fchoone aan- merkingen-te lhebben gemaakt over bet overleg van Re- bekka met Jakob, om den belangriiken zegen op dezen to doen uitbrengen, ei ten flotte dit bijvoegt, bl. 168: Wij zien hieruit , dat wij dit ganfche verhaal allecn moeten befchorrwen, als voorbereiding tot verdere gewig- tage gebeurtenisfen, maar niet om aan dien.zegen van Izadk, bet gevolg van bevredigden lust en fmaak, bij- zonder gewigt to hechten. Dit konden wij niet wel over. .eenbrengen met hetgeen kort to oreu, bl. 165, met voile regt, was opgemerkt, dat zulk een zegen voor .eene onfeilbare Godfpraak gehouden werd. Met voorbijgang van de lotgevallen van Jakob, welke zeer duidelijk, onderhoudend, en op eene voor de jeugd •zeer leerzame wijze, worden voorgedragen, fpoeden wij ons , om ons verflag niet al to breed te. doen uitloopen, tot de gefcbiedenis van Jozef, in bet vierde Stuk. In de voordragt derzelve hadden wij veel, zeer veel van eenen VAN D E R PALM verwacht; doch bekennen, met bijzonder genoegen, dat hij onze verwachting ver heeft overtroffen. --- Zeer wel heeft hij den beminnenswaardigen jongeling verdedigd tegen de verdenking, alsof hij een verklikker zijner broederen D ; ge- 50 J. Ii. VAN DER PALM geweest ware : en wat bet verhalen zijner droomen be- treft, hierover oordeelt hij ook naar waarheid, dat, namelijk,, Jozcf er zoo veel erg niet in zag; dat hij mis- fchien wel weten wilde, wat anderen over deze merk- waardige droomen dachten, ja dat er misfchien ookwel eenige jeugdige ijdelheid in bet verhalen er van fchnilde i doch dat,blijkens de uitl:omst,het inhetplan derVoor- zienigheid lag, dat dezelve niet moesten geheim gehouden worden. 0,. hoe fchoon, hoe aandoenlijk, hoe weg. depend, en hoe nuttig tevens , hoe flichtelijk voor de jeugd, is, bij onzen waardigen V A N DER P A L M, bet verhaal van Jozef's vertrck naar en komst bij zijne broe- deren, van hunne beraadflagingen tegen hem, van hun- ne nijdige en kwaadaardige behandeling omtrent hem, en van Jozef s aandoeningen en gevoelens onder alle de- ze zoo onverdiende, zoo wreede mishandelingen, en bij zijne aankomst als flaaf in Egypte ! Dan, wilden wij alle de bijzonderheden der bekende gefchie- denis van Jozef doorloopen, en al bet treffende, al bet leerzame, dat uit dezelve in den meesterlijken en onna- volgbaren itiji van onzen Schrijver is opgeteekend, aan- roeren, wij zouden veel verder uitweiden, dan ons be- ftek gedoogt. Lieve Jeugd ! lees en herlees deze ge- fchiedenis bij uwen Wend VAN DER PALM met al die aandacht, welke, zij zoo zecr verdient, en gij zult zoodanige gevoelens in u opwekken of verilerken, die en uw tegenwoordige leeftijd verfieren, en u vervol- gens, in alle Itanden, in alle omitandigheden des ]e- vens, tot wezenljk nut zullen kunnen verflrekken ! -- Wij kunnen, echter, niet nalaten, ter ecre van den edelen Jozef, en ter eere zelfs van onzen dierbaren Bij- bel, iederen lezer opmerkiaam to maken, vooreerst op de voldoende wijze, waarop de Hoogleeraar fpreekt, op bl. 98 en eenige weinige volgende, over Jozef, die, in alle zijne grootheid in Egypte, geene moeite fcheen to doen om iets van ziin vaderlijk huffs to weten, als ziinde waarfchiinliik wel begeerig naar berigten omtrent z1jnen, vader en jongflen broeder, maar no-tans Piet zon- sIJBEL VOOR DE JEUGD. 51 zonder vrees en huivering om van zijne overage broe- ders misfchien al to veel to hooren ; voorts of door eene betamelijke voorzigtigheid afgefchrikt , om in geene verdenking to geraken, alsof hij met de zwervende Ara- bifche horden, waarvoor men zijnen vader en broeders zou kunnen houden, en die in dien tijd vele invallen en ttrooperijen in Egypte fchijnen gedaan to hebben, en dus met de vijanden des risks heulde ; of door groote beletfelen wederhouden, indien men fMelt, dat, gedu- rende al den tijd na Jozef's verheftng, de gemeenfchap tusfchen Egypte en Kanaanvolftrektwas afgefneden; al- thans men heeft , volgens v A N D u r. P A L M, des to min- der reden om zieh.te verwoUderen ,Jozef zoo lang onkun- dig to zien aangaande bet lot, zijner famine, daar hij ge- woon was, de gangen der Voorzienigheid, in alles, wat hem overkwam, met eerbied to volgen, en de uit- komst van dat hoog beftuur liever of to wachten, dan vooruit to loopen. -- Ten andere merke men op, hoe de beproevingen Aran Jozef's broeders - op de overtui- gend[te wijze geregtvaardigd worden in bet 5de, 6de, 7de, en vooral in het 8[te Hoofd[tuk, alwaar Jozef s handelwijze voorgedragen wordt als volmaakt natuur- dijk, uitftekend vijs en voorzigtig, en niet minder dief- derijk. Eindelijk is bet zeer opmerkenswaardig, hoe, bl. eo5--aog, Jozef s handelwijze omtrent de Egypte- naren, die, door den honget gedreven, hunne akkers aan Farao' als zijn grondeigendom, en zichzelven als zijne lijfeigenen verkochten, van alle hardheid volko- men vrijgepleit wordt, ja zelfs als eene daad van wijs- heid en menschlievendheid wordt geregtvaardigd; dewijl bet behoud van hun leven hun bij Clot van rekening niet hooger to than kwam dan'op eene dubbele tiende voor bet vervolg, eene matige landfchatting in bet vrtteht. baar Egypte. Ten befluite voegen wij eene enkele aanmerking hier- bij over Jakob's voorfpellingen, in Genef. XLIX ver- vat, in welker vertaling en korte uitlegging voor de jeugd wij den fmaakvollen Dichter gaarne erkennen. D 4 De- 5z J. N. V A N D E R P A L AI a BIJBEL VOOIL DE JEUGD. Dezelve betreft de beroemde voorfpelling in bet Lode vs. , door hem aldus vertolkt : de fchepter wijkt van ?udat niet, noch de be>velflaf van zijne legervanen, tot d at do rust der eere daar is ! Dan buigen zich de flammen voor hem. „ Bij de inneming van Kanaan," zegt hij hierop, „ moest Juda bet bevel voeren, en den ftif der beer- fchappij niet nederleggen, tot dat er eene eervolle rust, na de verovering des lands, zou gekomen zijn." Veel zouden wij en over deze beroemde plaats en over de opvatting van den Hooggel. Schrijver kunnen zeggen. Wij, voor ons, gelooven, dat, hoe men dan ook * het woord Schilo opvatte, bet op meer dan Gene wijze dienm doorluchtigen perfoon beduiden kan, then wij Mesfias noemen; en wij blijven bij bet oude gevoelen, volgens- 't welk deze alhier bedoeld words. Het laatfte gedeel- te, door ons uit v A N D E R P A L 1I 'S vertaling aan- gevoerd, doet er ons niet aan twijfelen. Wij gelooven bet to moeten vertalen : En hem zullen de volken huldd doen, namelijk als hunnen vorst en opperheer. Men kan over deze vertaling raadplegen E. S C H E I D I U S Op GREEN'S dichtftukken uit bet 0. V., bl. 68, 69. Doch, daar onze Schrijver geen zweem van den Mes- fias in deze voorfpelling ziet, had hij, oozes bedun- kens, zijne jeugdige lezers, waarvan fommigen, waar- fchijnlijk, zeer vreemd hebben opgezien. bij 's mans opvatting, wel met korte woorden, al ware 't onder aan de bladzijde, kunnen zeggen , dat hij om taalkun- dige redenen_ van bet oude gevoelen was afgegaan, en ook wel onzen geleerden m U N T I N G H E kunnen aanha- len, die hem hoofdzakelijk in die opvatting is voor- gegaan , in zijne Gefchiedenis der Menschheid naat den Bijbel, IIde Deel, hi. 143 2 en in de ,Aanmerk, bl. io$-i Io. Zes- P. B O S V E L D, ZESTAL LEERREDENEN. 53 Zestal van Leerredenen, over de elf eerfle verzen van het twaalfde hoofdfiuk van Paulus tweeden Brief aan ,de Korinthers , waarmede P A U L U S B 0 S V E L D, in leven rustend Predikant to Dordrecht, zijn gewoon openbaar dienstwerk bejloten heeft. Te Dordrecht, bij P. van Braam en A. B1usff en Zoon. 1815. la $r. 8vo. 116 BI. f i -: -: De naam van den geleerden en godvruch.tigen man, die zoo eenen geruimen tijd der Flervormde Kerke ten fieraad was, en de melding , dat deze Leerredenen de laatfte geweest zijn, die hij voor de Gemeente hield, maken zeker iedere verdere aanprijzing overtollig. Voe- gen wij hier nu nog bet verzoek bij, om den op den titel vermelden moeijelijken en gewi tigen tekst , waar- over deze Leerredenen loopen,opmerkzaam in to zien; en ook bet berigt, dat over deze itolfe vooraf eerie Ver- handeling door den waardigen ]] 0 S V E L D (naar bet fchi)nt voor de pers) was bewerkt, maar dat men aan de uitgave dezer opftellen , als z ijnde van de laatfte hand des overledenen, de voorkeuze gaf; dan weten wij waarlijk niet, wat wij, rer uitlokking van den leeslust van bet godsdienftig Publiek, meer zouden kunnen zeg- gen. Of kan bet noodig zijn to melden, dat wij hier, gelijk inm ieder gefchrift van dezen man, overvloedige trekken zien van fchrandere uitlegkunde, edelmoe- dige, godgeleerdheid, rein gevoel van zedelijkheid, en uitnemende gefchiktheid zoo wel als ijverige poging om nut to doen? -- Wij bepalen ons dan eeniglijk, ter dankbare verlevendiging van 's mans aandenken bij de vele vrienden en hoogachters zijner uitgegevene wer- ken, tot bet mededeelen van bet flot der laatfte Leer- rede, met welke hij zijn predikambt nederleide Ik zeg alle deze dingen flechts bij verkorting, Ge- Iiefden; Qmdat ik de aandoenlijke gedachte geen oogen- D 5 blik 54 P. BOSVELD blik van mij verwijderen kan, dat ik nu de laatite maal tot u fpreek, in de hoedanigheid van eenen, u gewoon- lijk bedienenden Leeraar; en omdat 1k genoodzaakt ben, in die hoedanigheid mijn affcheid to nemen; terwijl mijn Opvolger zich ook heden gereed maakt om tot u over to komen. „ Het zal nog maar weinige menfchen heugen, dat 1A in de maand'Maart in het jaar 1756, als een jonge- ling, op dezen zelfden predikftoel, mijne Beproevings- predikatie deed, waarop de aanzienlijke Ambachtsheer van Brandwijk en Gijbeland mij met de Predikantsplaats in zijne heerlijkheid begunfligde; waar ik ook den 1i Julij 1756, en dus voor meer dan 46 jaren, door eenen uwer uitgediende Leeraren bevestigd werd. En het zal nu , to Kersmis , 28 jaren zijn, dat ik, door eene bij- zondere beftelling der Voorzienigheid, van Oud-lllblar, waar ik omtrent 4 jaren bet Evangelie predilte, in die, ze Gemeente beroepen werd, in welke ik den 26RMaart 1775 bevestigd ben, door ecnen uwer Leeraren, die ook nu al, voor eenigen tijd, zijne rust genomen heeft. Onder dit alles heb ik nu den ouderdom van meer dan 70 jaren bereikt; en ik zoude gaarne nog eenigen tijd in den dienst volhard hebben, doch eene opkomen- de kortademigheid maakte, al eenigen tijd, mij fommi- ge deelen van mijnen dienst onmogelijk. Eene onlangs daarbij gekomen finerteliike bezoeking noodzaakte mij geheel, mijn Emeritusfchap to verzoeken, 't welk mij dan ook op de loffelijkile wijze is toegeftaan; en waar- voor ik bier mijne dankbaarheid openlijk betuige, zoo aan bet Departementaal Befluur , als aan dezer Stads Regering. ,, Zoo ben ik dan nu aan bet einde van mijne loopba- ne gekomen; en in dit ontzaggelijk tijdftip zal ik mijzel- ven niet prijzen , maar ootmoedig erkennen , dat ik mijn werk, niet dan onder vele .;wakheden en gebre- ken, volbragt heb. Dit alleen durf ik zeggen, dat ik mijnen tijd en arbeid bet mceste befleed heb, om de-•H. Schriften met de zuiverfte waarheidsliefde to ouderzoe- ken ZESTAL LEERREDENEN. 55 ken, en de Gemeente in derzelver waren zin to onder- wijzen, bijna het geheele O. en N. Verbond met haar doorwandelende. „ Waren er, die, uit deze of gene onregtmatige be- ginfels, beftendig geweigerd hebben, mijn onderwijs bij to won en, ik heb ben altijd zeer beklaagd, en beklaag hen nog : want wien hebben zij daardoor benadeeld „ Nu ga ik dit mijn werk Taken, Geliefden ! dockh daarom neem ik geen volkomen affcheid van ulieden. Ik hoop de dagen, die God mij nog.verleent, onder ulie- den door to brengen, en de gezegende vruchten to zien , welke uwe voortreffelijke Leeraars, door Christus ge- nade, voor hunnen Heer, no- onder u zullen inoog- iten. Mag het mij gebeuren, nu of dan, nog eens een woord tot ulieden to i'preken, of met mijne pen eenig onderrigt in het veritand der H. Schrift to geven, het zal eene toegift zijn der zoo menigvuldige zegeningen, als de Goddelljke genade aan mij, in een' zoo langen levensloop , verleend heeft. „ Ik kan echter van mijn gewoon openbaar onder- wijs niet affcheiden, zonder u , mijne dierbare Ge- meente van Dordrecht, to danken voor de bewijzen van achting en vertrouwen, die ik van u ontvangen heb. Uw belang zal mij altoos dierbaar zijn. De God en Vader van onzen Heer Jezus Christus geve," enz. Handleiding bil het gebruik van A. • B R I N K's Een- voudig Onderwijs in den Godsdienst verkort. Door I S. P R INS , Predikant to Lange- en Korte - Zwaag , beroepen to Oudbeij erland. Te Leeuwarden, bij J. W. Brouwer. 1815. In kl. 8vo. 88 Bl. f :-7-: De catechifeerboekjes van den voortreffelijken B R I N K worden thans bij het Gereformecrd Kerkgenootfchap zeer druk gebruikt; en de oplceller zelf heeft voor on-, derwijzer en leerling verder gezorgd door de uitgave van 56 IS. PRINS van zijne .Ha,idleiding voor mijne Letrlingen, en flog een ander werkje, 's mans. Eenvoudig Onderzvijs in den Godsdienst meer gemakkelijk gemaakt. Een aantal Leer. aren verkiezen intusfchen hunne kweekelingen, aan s R r N K 's Ecnvoudig Ondervijs in den Godsdienst vER- &ORT, to houden; onder dezen is ook de {teller van de- ze beoordeeling, voor zoo ver hij zich bij fommige ca- techifatien van den arbeid van s R INK bedient, niet al- Teen omdat hij, hetgeen van buiten geleerd wordt, bij- zonder kort verlangt , maar ook omdat hij , bij een So- cratisch gefprek met zijne leerlingen, zijn gevoelen en zijne denkbeelden liefst zelf ontwikkelt, en niet gaarne door een grooter vraagboek hierin gebonden is. De Eerw. P R I N s gebruikt • ook bet verkorte boekje; van _ de uitbreidingen van n R I N K zelf komt hem de eerst- genoemde to uitvoerig voor, en de andere to weinig getchikt naar die verkorting. Intusfchen hebben zijne kweekelingen, en to -runner voorbereiding, en tot her- innering , eeue adnwijzing noodig ; deze geeft hun dit zijn boekje, en wel voor Were vraag, en zeer ge- Inakkelijk aangewezen. Voor de leerlingen van p R I N s , zoo in de Gemeente, die hij verliet, als in die, waar hij nu arbeidt, is hetzelve,buiten twijfel een alleraan- genaamst gefchenk. Slechts zeldzaam heeft hij eenig nieuw denkbeeld ingevoegd ; hij houdt zich aan bet vraagboel je als tekst; anders, zegt hij, dwaalt men. in algemeenheden om , en de meestal niet zeer kundige teerling raakt geheel verward. De uitgave van deze zijne Handleiding kan ook elders goede dienften doen; en wij denken, dat menig Leeraar gaarne zal zien, dat zijne discipelen dezelve to hunner voorbereiding druk gelzruiken; het is ook voor hem maar een oogenblik werks , die telkens eens in to zien. Dit laat{te zou voor ons, wanneev wij merkten dat onze leerlingen dit de- den, toch -noodig zijn; want, hoezeer wel zeer veel (gelijk natuttrlijk is) ons van zeive zou voorkomen, is er toch ook ntrg al bet een en ander , waar wij in den loop en de leiding van bet gefprek zvuden afwijkeh; en de al• IIANDLEZDING. 17 alzoo wel voorbereide leerling zou,buiten ziinefchuld, dan wel minder voldoen. De behoeften van onderwiizer en leerling zijn zeer verfchillende; en bet is niet on- waarfchijnlijk, dat cut ` werkje van den Eerw. P it INS aan fommigen onver. Ambtsbroederen voor bun catechi- feren zeer aangenaam en wezenlijk nuttig is. Wij voor ons zouden al ons genoegen in bet onderwijsverliezen, indien wij aan B R.1 n. x, als tekst en aan r RI N s als udt- legger ons moesten binden. Wij volgen, bij ons on- derwijs in den Godsdienst, bij fommige, leerlingen dir, bij anderen cen ,geheel ander leerboek, als leiddraad; bet boekje geeft ons de punten flechts aan, die wij be- fpreken, en (wij ontveinzen bet nlet) bet boekje zel- ve, indien bet maar ordelijk is, wordt ons hoe langer hoe meer al vrij onverfchillig ; aan eens anders uitbrei- ding hebben wij vooral weinig, en wij denken, dar ook eene uitbreiding, door ons zelve opgefteld, onzen. leerling maar weinig dienst zou doen. Waarheid blijlt wel altijd dezelfde, fchriftuurtekst wel fchriftuurtekst, (maar wij en de leerling hebben bier doorgaans over- vloedige keuze;) dan de wijze, waarop wij de waarbeid voelbaar maken, verfchilt nagenoeg ieder catechileer- uur en voor iederen leerling. Vraagt men ons, of wij op die wijze kundige lidmaten vormen ? zoo 'moeten wij zeggen : dit is, helaas ! fomwijlen ellendig genoeg. Evenwel, wij hebben er van tijd tot tijd, die wij dur- ven moniteren ; en , wat de overigen betreft , dan gaat bet toch zoo al, gelijk wij vreezen, overal. Eenvraag- boekje, en cene bandleiding bij hetzelve, waaraan.zich onderavijzer en discipel binders, is bijzonder goed om eenige figuur to maken bij den Broeder Ouderling, die de aanneming bijwoont ; of ook wel in bet publiek voor ,de Gemeente, gelijk nu zoo bier en daar op fommige plaatfen liet geval wordt; maar den Godsdienst regt to ,verftaan en to gevoelen , is nog iet anders. 1-Ietgeen wij re dezer gelegenheid zeggen, is echter geenszins ter benadeeling van onzen Broeder P R I N s Of zijn werk; o neen ! wij gelooven zelve, dat hij bet met ons 58 Is. P R I N S, HANDLEIDING s ons wel nagenoeg cens zal zijn,- en vonden bier zeer voldoende wenken, waaruit wij opmaken, dat hij voor vertland en hart wel degelijk zorgen wit, en zeker ook niet to vreden is met eene uit bet 'hoofd geleerde les ; en wij willen ook niet hopen, dat ergens elders zijne Handleiding hiertoe zal misbruikt worden. Ware dit in- tusfchen bet geval, dit is zijne fchuld niet; en, regtuit gezegd, daar wordt dan ook juist niet veel mede be- dorven; denkelijk zelfs is bet daar dan nog eene be- tere wijziging. - Het boekje 'an alzoo door hem, wien bet behoefte is, bet zij Leeraar of kweekeling, met veel nut gebruikt worden. Gefchiedenis van het Duitfche $ijk, van deszelfs oor- fprong tot aan deszelfs ondergang, door A. V o N K 0 T Z E B U E. Uit het Hoogduitsch vertaald, door n1. S T U A R T. 1/le Deel: Te 4mflerdafn , by R. J. Berntrop. 18 I5. In gr. 8vo. XI VI en 4i9 BI. f 3 - 12 - TH A L I A en K L 10 -- deze voorheen order bet heilig negental wel de minst genteenzame der Zusteren -- fchijnen in onze dagen, in haren ouderdom, de ber hoefte der toenadering to gevoelen. Reeds bad de .Zanggodin des Treurfpels , de ilatige M F, L P 0 M E N E, zich in S C H I L L E R vertrouwelijk met die der Ge- fchiedenis verbonden ; de Dichter van M A R I A S T u- A R f en W A L L E N S T E I N werd ook de Gefchied- fchrijver der Nederlandfche beroerten en van den der- tigjarigen Oorlog; thans vereenigt zich, in den ver.- maarden x o T z E B u E, de vindingskracht tot hGt fchep- pen van huisfelijke tooneelen met de oordeelskracht, die de lotaevallen der Staten behoorlijk onder een zelf gekozen oogpunt weet to rangfchikkeii. Reeds was K 0 T Z E B U E in Duitschland door zijne Pruisfifche Ge- fchiedenis - vermaard geworden, toen hij befloot, ook die van' bet oude, eerwaardige, maar kort to voren ver- nie- A. V O N XO T ZE B'ID'E •, GESCHIEDENIS. 59 nietigde Duitfche Rijk to -befchxijven. 't Is waar i hij aerkent gereedelijk, dat door den arbeict zijner voorgan- geren op dit veld niet veel meer tet nalezing is overge- laten; hij betuigt, deswege -!- daar hij-niets eigenlijk nieuws kon mededeelen --- oak geene aanhalingen onder zijn werk to plaatfen : maar hij wil toch den eeuwig.n draad opvatten, die door do Gefchredenis loopt, en waar- aan elke harer befchouwingen .rich behoorde.:te hechten. Deze draad is het Regt. liij erkent gene aidere ftaat- kunde voor Vorften dan voor Volken, en fpreekt bet twee uit aver elken onregtvaardigen Veroveraar. Uit- muntend beginfel zeker ! Daarbjj wilde hij aan zijne be- fchaafde.landslieden, ook aan Vrouwen, de al to om- flaggtige lectuur der uitvoerige Duitfche Gefchiedenisfen befparen, door hun iets toleveren, 't geen algemeen met genoegen gelezen kon worden. Wij behoeven niet to berinneren, dat, in zoo verre dit doel bij den oor- fpronkelijken.Schrijver bereikt is, ook de overzetting bet geenszins mist. Daarvoor ftaat ons de naam des Vertalers, een der bekwaamfte Nederlandfche Schrijve- ren, borg. Maar ' bij de bedaarde doorlezing van dit werk, is ons de toepasfing, van bet op zichzelve uit- muntende heginfel des Schrijvers voorgekomen, aan meer dan d6ne bedenking van gewigt onderhevig to zijn. Gelijk een Regter verkeerd zou handelen,,.die,.,zon- der, eenige acht to flaan op de omfandigheden, welke eenige daad verzelden en wijzigden, bet geflrengfle vc i nis der wet, op die daad in bet ergfte geval gefteld , wilde toepasfen; zoo berispelijk is de Gefchiedfehrij- ver, die bet (wel is waar altijd geldende) beginfel van Regt even zeer wil laten gelden , b. v, tegen eenen K A- REL DEN GROOTEN indenegende,en NAPOLEON in de negentiende Eeuw. Hoe weinig gelegenheids had. de eerfte tot vorming en befchaving, tot verkrijging dier onmisbare kundigheden, welke alleen de ontwikke- ling van dat .denkbeeld in 's menfchen ziel voltooijen kunnen ! Of moet men alle Veroveraars, zonder on. derfcheid, in den ban doen ? Dan veroordeele men ook eenen 60 A- VON KOTZEB'UE cenen T I T U S, eenen T R A J ANUS, eenen F R E• D E R I K DEN G R O O T E N, die toch in veel verlich- ter Leuwen leefden ! Berisping verdient altijd die zucht tot veroveren; maat men late daarom den mensch zijne overige waarde behouden. Het voegt den Gefchied fchrijver, , over de A T T I L A 'S , de G E N G I S K A N"S , de T A rI E R L A N's , en andere geefels des menschdoms', die nets konden dan menfchen vermoorden en fted,,n verwoesten, baar vreesfelijk wee uit to fpreken; maar zij onderfcheide A h E X A N D E R den lettervriend, den edelmoedigen vijand en befchaver van Azie, van den Veroveraar ALEXANDER'; zij ' veroordeele K A R E L den Wetgever, den vriend der wetenfchappen, den yijand van den' beeldendienst niet, OM K A R E L den wreeden vervolger der Sakfers ! Eenzijdigheid tegen alles, wat de Geestelijkheid be- treft of begunftigt, is een tweede kenfchetfende trek van dit boek; die ons, in zulk eene mate, ook geens- zins' behaagt. Het is niet to ontkennen, en door de achtbaarfte Gefctiiedfchrijvers geftaafd-, dat de Geeste- lijkheid, vooral die der kloosters, bij alle hare veelvul- dige ondeugden en misdaden, nogtans ook, door de be- bouwing des lands en bet bewaren der oude Schrijvers , aan Europa de wezenlijkre dienflen heeft betoond; ge- lijk K 0 T Z E B U E zelf, (bl. 86.) hoewel zeer flaauw, erkent, doch haar de verdienfle van de bevordering des landbotlwg ontzegt; waartegen hij echter flechts bewij- zen kan,, (bl. 2I2.) dat de landbouw v66r paten tijd in Duitschland bekend was , 't geen nog weinig afdoet. Dat de Geestelijkheid ook veeltijds de heerschzucht der Grooten heeft in teugel gehouden door den Codsvrede, ja door bet zoo gebrekkige Kanonieke Regt, (hetwelk in die wettelooze tijden toeh attijd een Regt was) is tnede onbetwistbaar. Daarom beviel ons de hartstog telijke toon van den Schrijver niet. Doch hij gaat nog verder. „ De verheven Christelijke Godsdienst ver- werft werft zijnen belijders(ren) den hemel, maar op aar- „ de verandert dezelve - zoo als pet de Gefchiedenis ,, ge- GESCHIEDI;NIS VAN I-lET DUITSCHE RIJK. CSL ~, getuigt - in het wezenlijke niets." Zoo fpreekt de Schrijver , (bl. 87.) Waar hij van BON I F A C I U S ge• waagt, en zijne twijfeling betuigt, of den Duitfche- reiz niet een hanger aardsch gelikk ware befcheiden gei weest, in geval de heilige bosfchen onaangeroerd wa ren gebleven. Wie, echter, in de negentiende Eeuw, alien invloed van den Christelijken Godsdienst op de aardfche belangen der menfchen loochenen kan, ver- beurt bijna zijn regt, om onder de Gefchiedfchrijvers geteld to worden. -De Vertaler maakt daarop eene aan- merking, die ons nog to ewak is voorgekomen. Zoo zegt ook K o T Z 'E B u E , bl. 215, in den aanhef eener vergelijking tusfchen K A R E L en P E N N, dat de te- genoverltelling van hem met T R A J A NU S en ANT 0- N I N U S geheel geen sleek hield; dat de partijen to on- gelijk waren ; want , zij regeerden overbefchaafde Vol- „ keren en waren Wijsgeeren; K A R-E L was ilechts „ een -- Christen. Welaan 1 zoo worde hem ook maar „ een Christen tegenover gefleld," enz. Hoe is het mogelijk, dat de achtingwaardige Vertaler dezen hate- lijken, dommen, en voor negen-en-negentig honderdf e der Europefche bevolking, welke de eer niet heeft, met den Heer K 0 T Z E B u E, Deistifche Wijsgeeren to zijn, beleedigenden trek niet of weggelaten, of, nog liever, naar verdienfle heeft ten toon gefteld ? Bovendien fpreekt de man zich tegen; want op eene andere plants houdt hij K A R E L voor geen' Christen. Nog is de Schrijver to,beflisfend en fteilig in eene Gefchiedenis van Eeuwen, zoo moeijelijk to doorgronden bij gebrek aan, goede en zekere bronnen, waar dus een toon van aarzeling wet: zoo goed als een meesterachtige zou gevoegd hebben. K 0 T Z E B u E kan geen goed hoegenaamd zien in de Vorflen, door hem veroordeeld; terwiji hij anderen, doch in zeer kleinen getale, hoogelijk verheft, en in hen onfchuldig vindt, wat bij genen berispt wordt. Ten voorbeelde mogen Keizer o T T o D E (zoo genaamde) GROOTE en zijn vader HENDRIK (d.OOr KoTzE- G u E ook met then bijnaam vereerd, welken hij zeker- DUEKIiESCU. 1316. NA. 2. £ 1ijk 62 An VON KOTZEBIUE lijk allezins waardig was) ons dienen. Waarom toch lien HE ND tt t x, die niet minder bijgeloovig fchijnt geweest to zijn dan zijn zoon , den naam van D E N G E 0 0 TEN gegeven, wanneer van den zoon, die then bijnaam reeds droeg, gezegd words, (bl. 368.) .,, De ,, geese des tijds moge gemeene zielen ontfchuldigen; „ die v©or grout wil doorgaan, moet zich boven den- „ zelven verhelFen." (Verge!, bl. 321.) Waarom de- Zen O T T 0, niet min krijgshaftig en rondborltigdan zijn vader, die oak; gelijk hij, meestal verwerende Oorlo- gen voerde, zoo zeer verre•beneden hem gefteld? Om iijne haliaanfche veldtogten ? Maar deed hij die niet; juist naar Ridderlijke •wijze, ter redding eener deerlijk mishandelde vrouwe, en ter ftraffe van twee monflers, bet eerne gekroond , bet andere gemijterd ? (bl. 345, 357.) Waatromn eenen ontaarden zOon , L U D O L F , die tegen zinen vader opftond, uit haat tegen dezen zoo flerk voorgefproken, hoezeer de redenen tot zijnen opfland (bl. 349.) beuzelachtig waren ? Men moet, derhalve, die boek met behoedzaamheid lezen, en wel de daadzaken, mear niet de beoordeelin- gen aannemen, dan ma rijp onderzoek. Wij zeggen die echter geenszins , om de waarde dezes werks to ver- kleinen. Zelfs de overdrijving van eenen geest, die Ve'roveraars wraakt, is ons welkom; al to lang be- zuurden. wij hunne woede! Te meer toegevendheid, zelfs lof, verdient de Schrijver, wanneer wij bedenken, dat hij zijn week in den jare 1811, bet tijdftip van Eu= topa's diepfte, ongeftoorde verdrukking, voltooide, e.n dat het met ter perfe mogt gelegd worden, omdat de haven des nienwen W estcrjchen Keizers zeiden : C H A R- L E M A G'N E est k modeie de notre Empereur. Het is er eehater verre af, dat wij de waarheid hiervan met den Heer K 0 T Z E B U E zotden erkennen ; gelijk men boa' veh reeds heeft kunnen opmerken. Europa in de acht= 1 e Eenw, en Europa in de aclittiende, - welk een onder-feheid! Zeer to regt wordt nogtans veel afgedon. gen van den bukenfporigen lof veler bewonderaars van X 2- GESCHIEDENTS VAN IIET DUITSCIIE RIJK. 63 It A R R L die zich niet fchanien , de zedewet to zijnen behoeve to verloochenen, (hl. 2oi.) De gefchieclenis van dozen Veroveraar beflaat bijna eon derde gedeelte des boeks, en wordt voorafgegaan door een beknopt verflag wegens de oude Duitfchers en Franken. (Gaarne hadden wij ook iets meer over de verfprelde volksfIammen, de 14nglen, Brit/che Sakfers, de Longobarden, Gepiden, Brirgondiers, enz. gelezen. Thans volgt bet verhaal meer den oudentrant, die zich na de vijfde Eeuw alleen bij de Franken be- paalt.) C L O V I S ., Of C H L O D VV I G, en zijn lleilloo§ nageflacht worden naar verdienflen ten toon gefteld. Na bet uitvoerige artikel over K A R E L D E N G R o 0- T F N volgt een hoofdfluk over L O D E W IJ K DEN V R O- MEN, wien men vrij wel regt doct. Omdat deze goe- de Vorst geen groot krijgsman, en daarbij niet gefchikt was voor bet beheer des onmetelijken Frankifchen Rijks, verachten hem de Gefchiedboekers van dien tijd, en beftempelen zijne verrigtingen met de verachtelijkfte namen. Hij was to goed omtrent zijne zonen. De regering dier aterlingen en hunner zivakke nane- ven , tot op den val van dit huffs , worden to regt in eon hoofdftuk, onder den naam van Ondergang der Karolingers, ineengedrongen. De alggemeene toefland ol- der de Karolingers wordt in een afzonderlijk hoofdfluk befchouwd. Dit tafereel is zwart , zeer naar w aarheid ; doch bewijst niets tegen K A k E L D E N G R O O T EN, die in zi'nen tijd veel betere orde had weten to hdil- den. Het achtfle hoofdfluk behelst de regering V'rn K 0 E N R A A D I van Franken, die ; door den Sakfei-, OTTO DEN DOOkLUCHTIGEN, bij voorkeur bo- ven zijn' eigen' zoon benoemd, die edele onhaatzuch- tigheid beiintwoordt, door op zijne beurt aan o T TO 's zoon, H -E N ]DR I K, de Koninklijke waardigheid op tt 1ragen. Van dezen It E N D R I K is boven reeds gefpro= ken , alsmede van 0 T'1 o I. De beide vol;ende o T T o'•s Worden flechts korteliik vermeld. Zij bidden to veel met Italic, Rome ; en Giiekfche zeden op. Snoode ondank- E 4 baar- 64 A. VON KOTZEBUE baarheid der Romeinen, (misfchien word 0 T T o III door hen vergeven) eene zware neerlaag door de Grieken ge- leden, en hevige binnenlandfche twisten in Duitschland, waren bet gevolg ; -en wij zijn bet volkomen met K o T z E- B u E eens , dat de razende zucht der Duitfche Koningen naar Italij , de ijzeren kroon en den Keizer-titel , waaraan O T T O I door de omflandigheden gekomen was, aan Duitschland zelve onnoemelijke fchade gedaan hebben. Vreesfelijk was bet bederf aan bet Paufelijk Hof; doch beklom een G E R B E R T, een wonder zijner Ecuwe, den floel van P E T R U S. Onder II E N D R I K II, een' flaaf der priesters en monniken , loom verwarring en ellende ten top : Duitschland moest zich buigen voor Polen. Tot zoo verre loopt dit Deel, eindigende dus ge- noegzaam met de tiende Eeuw, en bet uitflerven van den Sakfifchen Koningsflam. Na zoo vele aanmerkingen op een bock, 't geen toch wezenlijk de verdienfte bezit eener confequente redene- ring, van heerfchende zucht voor menfchelijkheid en vrede, en van een' aangenamen, fomtijds bloelnrijken flijl, doet bet ons Iced to moeten zeggen, dat wi in de ver- taling die mate van kieschheid en keurigheid niet ge- vonden hebben, welke de andere gewrochten van d-- zen verdienflelijken en to regt beroemden Gefchiedfchrij- ver kenfchetst. Wij vinden er dikwijls uitdrukkingen in, naar bet Hoogduitsch gevormd, die, wanneer zij ook uit voorbeelden onzer oude taal to verdedigen wa- xen, nogtans in, eenen zoo modernen flijI, als then van dit bock, en vooral in eene vertaling, altijd de verdel3- king van Germanismen opwekken. B. v. bl. 59. weeke- ling (Weichling); gruwzaamheden, zekerlijk niet voor gruwelen in 't algemeen, maar voor wreedheden, Grau- famkeiten (bl. 63) ; hofranken (Hofranke) voor hoof- fche kuiperijen (bl. 68); verwalters voor opzieners of rentmeesters (bl. 184); ellende (bl. 340) zekerlijk bal- lingfchap, bet Hoogd. Elend, ins Elend gehen. (Dit komt wel van el-land, ander land, af; doch in 't Ne. del'- GESCHIEDENIS VAN HET DUITSCHE RIJK. 65 derlandsch is deze beteekenis geheel verloren gegaan.) Is bet woord fchepfels, voor Creatures, in den zin van afhangelingen, wel in gebruik? (bl. 274.) Van enkele zinflorende drukfouten , zoo als V A L E- RIANUS voor VALENTINIANUS (bl. 32), of Ilel- vetiers, waar van Brenneburg gefpi oken wordt, (dus waarfcbijnlijk in Noord-Duitsehland) fpreken wij niet. Een klein flaaltje van den innemenden fliil en de juist- heid veler opmerkingen befluite dit verflag. Het is de aanvang der regering van L O D E W IJ K DEN V R o- mp,N, na den dood van KAREL DEN GROOTEN. • „ Nog lang gaan de baren, fchoon er plotfeling flil- „ to volgt op den florm. Na den dood van den ruste- ,, loozen fcheen rust de eenige behoefte der volkeren. „ Maar , aan de rust ontwend, flingerden zij als zeerei- „ tigers , die bet fchip pas hebben verlaten. Alle ver- • foeiden zij den krijg, maar minachteden den vrede, • omdat de oorlog hun tijdverdrijf was geworden. Het „ kwade, zoo wel als bet goede, words volksgeest, • wanneer bet den Regent gelukt, betzelve als dage- • lijksch werk aan bet yolk op to dringen. Deze zijn „ de fmartelijke naweeen der regering van eenen ver- „ overaar. Als de erfgenaam van zijnen opeengehoop- „ ten roem niet tevens de erfgenaam is van zijne on- • deugden, dan brengen de deugden zelve, die aan bet • yolk vreemd zijn geworden, hem ten val. Nimmer „ dient een beheerfcher, wiens goedhartigheid de flerk- „ to van zijnen geest overtreft, in een groot rijk, al- • lerminst als de troon van zijnen voorganger op gebo- • gene nekken rust." (Dit was v66r 1815 gefchreven.) l; ; Ilis- 66 W. A. VAN SPAN Historie van Gelderland, doDr w. A. Rijksvrijheer V A N SPA E, N. Ijle Deel. Te Utrecht_, bij j, Altheer. In gr. 8vo.,XIP ea 5.4M Bl, f. 3 -12 -: Len aangenaam en belangrijk gefchenk ontvangen wij bier uit hander van eenen Schrijver, die, nit een oud geflacht ge- fproten, nog meer door verdienflen dan door geboorte wil uitmunten. Aan den onvermoeiden liver van den Rijksvrij. beer V A N $ PA E N hebben wij reeds eene uitvoerige Oordeel- /undige Inleiding van Gelderland, in vier Deelen, to danken: dit, echter, waren meerendeels flechts bouwflofen, waaruit hot tegenwoordige geflicht is opgecrokkeu. Veel, hetgeen zonder deze Inleiding ruime flof tot onderzoek en betoog zou ge-_ geven hebben, to meer , daar her van de gewong meening af- wijkt, words bier dan ook flechts kortelijk vermeld,;, gelijk de gelicele verwerping van de regering der zoogenaamde Gelderfche Voogden : van_ o z T o van Nasfan, erfgenaam van Gelder, door huwclilk met de dochter van den laatflen Voogd; en tevens van Zutphen, door zijn twecde huwclijk met de erfdochter van dat Graaffehap: alle weike flukken in 's mans vorige work omfiandig zijn uiceengezet. Mett onvermoeide vlijt heeft de Gefchicdfchr1jver van Gelderland niet aileen dr, oude dwalingen befiredeu, inaar ook nicusye bronnen opge- dolven voor de. betere kennis dier, Gefchiedenis. In 17 IIoofd- flukken loopt. dic eerJle Deel, 't welk door nog twee of tjrie anderen zal gevolgd worden, tot op den dood van den eerfleu Hertog It E I N. o u n II , en bevat niet flechts, eene doorloopende Gefchiedenis, maar flaat ook bj behooriijke ruscpuncen flit , om op de zeden, gebruiken, wetten, rege- ringsvorm en godsdienflige gefleldheid des lands een'' blik to werpep;_ iets, 't welk s cH nt 1 D.r in zijne Duitfehe Ge%hiede- tlis zoo voortrefielijk gedaan heeft, en WA.GENA.AL, toC leedwezen van alle licfhebbers du Va,4erjanadrch~ Histgrie, niet dan in den aenvang van zijn twecde Deel, bij her tijd- vak van K A R E L den Grooten. Na cen' oogopflag op de oudere Gefchiedenis van Gelder- land, die echter zeer weinig licht geefc, words die duister- nis in her hart der l1iddelcenwen met eene korte flikkering vcrpoosd door de Gefchiedenis van ADELA, do:hter v2n w l e ti- II1STORIE VAN GELDERLAND. 67 W I CH M A N, een' der Graven aan den Rijn, volgens de Krouljkfchrijvers eene wulpfche en wreedaardige vrouw, die zeer affak bij hare vrome zuster L E U D G A R D , en een' min. naar had, met name n A L D ERIK ; zij zou zich aan allerlei fnoodheid, met name van hare zuster, van [leer W I C H M A N, en zelfs, volgens eenen Kronijkfchrijver, van haar kind, bebben fchuldig gemaakt, Wij geven echter in bedenking, of niet hare verfchillen met hare geestelijke zuster en Bisfchop AIE IN W ER K, Karen zoon, grootelijks kunnen hebben b j- gedragen tot overdrijving in de verhalen van monniken, bij welken ieder vergrijp tegen de Geestelijkheid eene doodzonde tegen GOD was. Doch dit in 't voorbijgaan. Eerst op het elude der elfde Eeuw begint de Gelderfche Gefchiedenis eeni- ge zekerheid ran to nemen; van djt tijdliiip aF tan men haar geregeld volgen. Graaf GERAR o, de' eerfte, die in Io94 in die hoedanigheid vermeld wordt, was achterkleinzoon van een' vroegeren G E R A R D , nit Ylaanderen ran de Nedersnaas ge- ltomen, omftreeks den jare Ioao. G E R A R D D E II, Zoon van den eerften Graaf, bragt door i jn huwelijk met E R 1\1- o 4 R n, erfvrouw van Zutphen, betwelk waarfchijlllijk geen loon, maar alladiaal (eigen) good was, dat Graaffchap aan zijn huis, 't welk zich toen genoegzaaai alleen tot de ftad Zutphen en een' kleinen omtrek bepaalde. Hierop geeft de Schrijver cone korte (en door de fchraalheid der berigten uit den aard vrij dorre) opgave van de oude Zutphenfche Cra- ven v66r de vereeniging met Gelder. Onder H E N D R ~ K I be- gint de Gefchiedenis eenigzins belangrijker to worden ; er worden eenige nuttige inrigtingen gemaakt, boo als bet.dopr- graven van de Grebbe, (bl. 86:) wij ontmoeten reeds vele gefchillen met de naburen, vooral Holland, Utrecht, Kleef en Braband; en H E N D R I K behuwde waarfchijnlijk de Yeluwe met eene Brabandfche Prinfes; zijn zoon o E It4 R n, die v66r hem ftierf, trad toen in het bezit, en na deszelfs dood zijn halve brooder o T T o, H E N D R I K'S tweede zoon nit eene andere moeder, hetwelk tot veelvuldige twisten aanlei- ding gaf. De Veluwe was eigenlijk cen achterleen van Utrecht, Floor de Bisfchoppen inn Braband, en door den Her. tag weder ran Gelder verlijd. Onder gelijkroortige onop- lioudelijke twisten ping do regeriug van Graaf G E R A R D III voorbij, welke, gelijlt zijn vader CT 'r o in handen der Bra- *rtaders, this in die der vie]. flier fc~ept de E 4- Sehrij. 68 W. A. VAN SPAEN Schrijver adem, door bet bovengemelde verhaal der zeden en gebruiken, en ontvouwt vervolgens de regeringen van OTTO II en R IS I N A L D (R E I N O U D) I. De gebeurteuisfen (met bet midden der dertiende Eeuw) worden thans zoo merk- waardig en talrijk, dat de Schrijver niet edn, zoo als to vo- ren, maar twee Hoofdftukken aan de regering van elken Graaf toewijdt. Want nu beginnen de zaken van Gelderland zich met die van hot Duitfche Rijk, ten tijde van Koning wIL- LEN van Holland, en van bet groote zoogenaamdelnterregnurn tot op de regering van R U D o L F van Habsburg, ineen to viech- ten; de Graven worden zelfs zoo aanzienlijk , dat zij met Franfche Koningen en Brabandfche Hertogen de gefchillen der magtige Graven van Ylaanderen en van Holland bemiddelen , (bl. 22.f.) Graaf O T T O gaat naar Londet,, in een gezantfchap, OM R I- C H A R D , broeder des Konings van Engeland, naar Duitschland to noodigen, waar dezelve door een gedeelte der Vorflen als Roomsch - koning erkend was, (bl. 225.) H E N D R I K , Bis- fchop van Luik, 's Graven brooder, niet minder moedig dan losbandig, verfterkt nog meet de magt van dit geflacht. ' Ja, de Graaf van Gelder nam, als bondgenoot van Gulik, in een' flag, in 1267 geleverd, den Aartsbisfchap van Keulen gevan- gen,'en deed hem in' een' kerker werpen, waarin hij vier ja- ren bleef. Doch eene' gebeurtenis, die fcheen to zulien ftrek- ken om bet aanzien en den luister van Gelderland ten top to verheffen, deed bet van die hoogte ter nedrvallen, en dom- pelde bet in eene zee van rampen. Reeds noemde zich Graaf RE INAL/D I, OTTO'S zoon, door zijn huwelijk met de erf- dochter van Limburg; Hertog van dat gewest; naar die Vor. ftin ftieerf kindeflops : R E 1 N A L D bekwam twist met den naas- ten erfgenaam, den Graaf van den Berg`', over bet vruchtge- bruik des lands: 'deze verkocht zijne regten aan den Heriog van 13raband; en dit veroorzaakte een' langen, afwisfelendelz en bloedioen Oorlog, waarin eindelijk de Hertog van' Bra. brand volkomen zegevierde, ell R Lr I N A L A , benevens vele zijner'bondgenooten, in den flag bij IT'oeringen (1288) ge- vangen nam. Nu most bet land aan Plaanderen verpaud worden; hey werd overladen met fchulden: dit, benevens de overdadige lnildheid des Graven omtrent de Geestelijk- heid , inisfchien ook zijne krankzinnigheid , veroorzaak- te eenen opfland der intusfchen magtig gewordene Ste- den a ten behoeve van 's Graven zoon, R E I N A L D II, die BISTORIE VAN GELDERLAND, 69 die eerst zes jaren lang als Ruwaard op 's vaders naam, daarna twaalf jaren als Graaf, en eindelijk ruin vier jaren 21s Hertog bet land befluurde. Immers, na den flag bij Woe- ringen, vooral gedurende de regering van REIN A L D II, was bet land allengs weder opgekomen : de achtereenvolgende Keizers RUDOLF 1, ADOLF van 'Nasfau, ALBERT I, i E N D R i K van Luxemburg, en de -beide 'mededingers, F R E- D E it I K van Oostenrijk en L ODE W Ij K van Beijeren, hadden hetzetve verfcheidene voorregten` gefchonken; tot eindelijk laatstgamelde, nu alleen Keizer geworden, en naauw verbon- den met Engeland, voor welke Monarchij Gelderland tegen Frankrijk fireed, nan Graaf R E I N A L D den Hertogshoed, toen nog een bij uitflek belangrijk voorregt, fchonk. Bij gelegen- heid dier verbindtenisfen met Engeland en Duitschland tegen Frankrijk zien wij , dat de Engelfchen toen reeds de gewoon- te hidden, anti de Vorften van her vaste land onderftandgel- den of Jubfidien tot lien Oorlog to betalen, niet flechts aan Holland, maar ook aan Gelder en Gulik, (bl. 501;) dat nj zich toen reeds niet ontzagen, verfcheidene Gelderfche (en duo vrienden-) fchepen op de kusten van Vlaanderen to ne- men, en in hunne havens op to brengen, (bi. 509;) dat de Engelfche wolhandel toen (in her midden der 14de Eeuwe) reeds aanzienlijk moet geweest zijn, vermits Koning EDU- A R D, tot 'zekerheid der afdoening van bet beloofde, onder andere duizend en dertig balen Engelfche wol naar Vlaanderen zord. Wij zien daarentegen, hoe. berooid toen reeds de Kei- zers van Duitschland waxen ; (men weet, dat M A X I M I L 1. A A N naderhand in perfoon , voor geld, in bet Engelfche leger diende;) want Keizer L O D E W II K moest zelfs_.dz Keizerlijke kroon aan den Aartsbisfchop van Trier verpanden. Ziedaar den belangrijken-inhoud van dit eer(le Deel, waar- in echter de Schrijver (vooral in de vroegere Eeuwen) wel eens afdaalt tot geflachtrekenkundige bijzonderheden, waar- digheden ten Hove, giften aan kerken en kloosters,, en pit- eenzettingen daarom;rent, die voor bet gros der Lezeren ze- ;tterlijk van minder belang zijn. De flijl is, in zoo verre de fomtijds duistere flof het gehengt, duidelijk, doch ontbloot van alle fieraden, uitgezonderd in de tusfchenbeiden inge. vlochtene tafereelen der zedeu, waar de naiveteit deer Eeu- Wen fomtijds in her verhaal uitblinkt, zoo als in her volgen. de bevallige tafereeltje, (bl. 185.) „ Te huis komende, zat E 5 „ de 70 A N 8 P A E N t HISTORIR VAN GELDERLn..,, A de Bidder in zijn' leuninnloel, en vergat zijne vermoeid. ,, heid bij gevulde bekers. De herbergzaamheid werd aloln ~, geoefend, ca tot onthaal der gasten werd de wiju nit gefpaard. Dronkenfchap is een lamer, die den Duitfchen „ altijd is verweten : de Gelde: fchen hebben hierin geene uit- „ zondering verdiend. Het damfpel zal de winterwvonden „ verkort hebben; een harpfpeler zong liedekens ; de huis- „ paap verhaalde fprookjes, terwijl het fpinnewiel fnorde. „ Het is to denken, dat bet danfen ook eene aangeuame tijd- „ korting zal verfchaft hebben. In den zomer vermaakte men „ zich met allerhande foorten van balfpelcn. Hooge kerkfeeg- „ ten, of uitgefchrevene fleekfpelen, lokten de Ridders vaak „ naar 's Vorfen hoven: de gebeurtenisfen, die aldaar voor- „ vielen, de kunilige kampers, de fchoone vrouwen, dienden „ naderhand tot bet koucen. Deze fteckfpelen waren eene ~, uitvinding van Keizer H E ND R I K den Vogelaar , ona bet „ yolk aan bet gebruik der wapens (wapenen) to gewennen „ hieruit ontftond niec alleen een wezenlijk nut, naaar ook een volksvermaak." De geleerde Schrijver vergunne ons bier op to merken, dot H E N P R I K de Vogelaar eigenlijk Been Keizer was ; deze waardigheid werd eerst onder zijn' zoon O T T O aan de Dui#- fche kroon gehecht. Uit bet aangehaalde ltaaltje zal men zien, dat de Schrijver niec vrij is van Germanismen, (laster voor ondeug(l.) Mis- fchien zal hij dezelve, door den tongval zijnor Provincie, ver- dedigen. Cedichten van Mr. H. A. S P A N D A W. Nieuwe, veranderde Llitgave. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1815. In gr, 8ro. z95 Bl. f 3-:-: Bet is ons meermalen voorgekomen, dot de tegenwoordige trant van dichten, hoezeer' boven vroegeren verre in innerlij- ke waarde verheven, ook zijne eigenaardige gebreken heeft. De flaauwe en lage dichtmanier van vorige dagen heeft, dank zij bet voorbeeld der VAN H A R E N s en de floutmoedige pogingen van F E I T H en B I L D E R D IJ K in hunne jeugd 1 toen piaats gemaakc voor krachtiger en verhevener poezij. De Stand. H. A. S F A N D A W, GEDnCUTEN. ql flandaard, door deze Hoofddichters opgebeven, is door een.' edelen floet van hoogstverdienftelijke Vernuften gevolgd ulet eene geestdrift, inderdaad ten hoogtle prijzenswaardig. Dan, gelijk de menfchen in bet gemeen en ook de Dichters inzon- derheid zijn, door bet vurig vermijden van zekere gebreken vervalt men wet eens tot andere. Vanhier, onzes oordeels, bij fommige Dichters , vooral van den tweeden, doch ook zelff nu en den van den eerften rang, iet gedwongens, duistera, vreemds, onnatuurlijks en ftuiteuds, bij at hunne meerdera verhevenheid en kracht, in vergelijking van den al to eentoo- nigen gang van vroegeren tijd. Om ons tot een uitftekend voorbeeld to bepalen. Bij at bet fchitterende en hoogstverdien- frelijke van den onfterfelijken H E L M E R s, voor wiens na- gedachtgnis. wij den grootften eerbied hebben, is fomwijlen gezochtheid wet eens eene vlek in zijne fchoonfte gedichten. De overgangen zijn niet altijd zoo duidclijk en gemakkelijlc its wet behoort. De vergelijkingen, wier hoofddoel is, en altijd, moet blijven, opheldering, zijn fours bijster vreemd, en ontleend, niet van mcer-, maarr van minbekende- zaken. Zoo bedient hij zich, als bij voorkeur, van afgelegene vol, ke.ren , minbekende bergen of rivieren; hetgeen wij geens- zins goedkeuren. Het. eerfle vereischte van alle fpraak en re. de,, en, dus ook van der Dichteren, taa1, is, verftaan en be- grepen to warden; waar dit ontbreekt, lijden de heerlijkflo en hoogstgeftemde verzen fchipbreuk. Bij eenen Dichter vatz die hoogstzeldzame gaven, als HE ,L M E R. s, is dit nagg zeer wel verfchoonlijk; en bet zoude ondankbaarheid zijn, hij zoo veel keurigs, aan enkele gebreken, voortfpruitende-uit verkeerde opyatting en al to welige- uitftgrtipg (als nit den l;oren des gvervloeds) van vruchten een$ nimmer, vetza di.gdea en. allezins lofelijken leeslusts, zich to zeer to floofen, of den naam van zulk een' Dic.hter daardoor to willen verkleiaen. Anderen, met, hem in, verdienlten geenszins gelijk, h,claben hetzelfde gebrek, en in dezen is bet oils ondragelijk; to nieer.., daar let bij de zoodanigen duidelijk is, dat zij door vrecmd- 1leid, belang. z.oeken to wekkeu; terwijI vreemde en woeste natnen en,gewrongen zinfpelingen verbazend boat bij: bct,ove- rige..afigek.n, en, als wild gedierte, het tamme.en,makke.deis rijmwerks. als verllinden. De zoogenaamde wijsgeerige,, of liever in ,'t algemeen de Duitfche trant, beeft hieromtrent, onbe- denkelijk vcgl kwaads gedaan, Eenvuudigheid is en bljft tech bet 72 B. A. SPANDAW bet ware kenmerk, ook van 't verhevene, fchoone en goede; overlading met vreemd bijvoegfel, al to fterke en wilde kleuring, en bet ongepast ineendringen van denkbeelden, zoo dat er duisterheid plaats grijpe, is to misprijzen; hardheid is ondragelijk in cene kunst, wier bron een eenvoudig goed ge- voel is. Is her b. v. niet to beklagen, dat dezelfde verdien- Itelijke u u R G E R (om liever van 'vreemden to fpreken) in de- zelfde foort, b. v. zijne Romances, door de natuurlijkfte fchildering zoo onnavolgbaar uirmunt, en tevens door duivel- jagerij en fpookgewemel fchier alles bederft. De kracht ligt pier in de woorden, maar in de zaken; en eon eeuwig ge- donder uit vuurbrakende afgronden doer her redelijk , ze- detijk en dichterlijk gevoel geweld aan, of liever den wa- xen oordeelkandigen lezer lagchen. Wel dan zulke Dickers van den tweeden rang, die, de eenvoudige Natuur, de moe- der van al her goede, raadplegende, zachtere toonen treffcn; den ruwen kwast, alleen in de handen van eenen REnt- E R A N D T bruikbaar, wegwerpen; fijnere penfeelen kiezen ; apes met eigenaardige kleuren fchilderen, en met de bevallige teekenpen duidelijke, naruurlijk en toch geestig geordonneer- de voorwerpen en groepen fchetfent Hun dichttrant moge fours aan ftoutheid iets ontbreken, in hooge, gewaagde vlugt niet zoo dikwerf door de wolken zweven, en met de tegen- woordig vrij algemeene Adelaars de Zon niet dreigen in 't '.aangezigt to vliegen, - hunne poezij zengt of brandt zich ook bet kleed nier, dat haar wdl ftaat; zij blijft waar zij behoort, voelr fteeds den grond, then zij betreedr, maar toch ook be- treedt met eenen aangenamen zwier en aanlokkende bevallig- heid; zij is to huis hij haar onderwerp, wordt verftaan en begrepen, doer geene geweldige fprongen, maar blijft ook voor val en fruiting bewaard ; zij verbindt her geheel door echte harmonie,'en houdt den waren en geregelden gang met hart en verftand. Ziet daar, onzes oordeels, de verdienfen, onder 'andcre, van eenen s PA ND A w, die met de eerie Dicht• vernuften vrij mag wedijveren, in her ware liclit gefteld. Van de Gedichten , in de thans door ons iangekondigde verza- meling voorkomende, zijn de volgende bereids in die van 1803, waorvan de tegenwoordige eene veel vermeerderde en verbeterde uitgave is, to vinden : De kunst om Dooven en Stom- men to onderwijzen; De waa+-de van Vrouw en Kind; Hectors dffcheid; De getukkige Landman; dan mijnen Yriend; De ge- leek- cEI)tcHPEN. 73 luil'kige 11 Ian; De Tonker vast Palkenflein; De ware Vreugd; De Lente; Amor; De Vrouwen ; De Liefde; Chloe; 11forgen en Avond ; Bet Roosje ; Het Huwelijk; Klagt over Amor; Arnors Lot; Raad; Aan mijne Vrouw. Wij voor ons zou- den Hectors tfffcheid, en Raad, als to weinig beduidend, mede hebben achterwege gelaten. De meeste dezer gedichten hebben door enkele veranderingen veel gewonnen. Meer dan de helft der gedichten zijn nieuw, en onder de- zelve inderdaad niet weinige van bijzondere waarde; ja her is in deze nieuwe bijzondef zigtbaar, dat de Dichter in kracht en gemakkelijkheid is toegenomen. Men ziet dit al aan- ftonds ann her eerfte nictlwe gedieht, bier voorkomende, Het Celuk genaamd, bl. i9, beginnende: War poogt ge, fterveling, vermetel? War klaagt ge, morrende, om uw lot? En hoont zelfs op zijn' heil'gen zetel Den heil'gen, vlekkeloozen God? War doer uw' borst zoo rustloos hijgen? War zwoegt ge en wenscht gij to verkrijgen? 't Geluk, dat altijd heerlijk fchijnt? Gij tracht een' luchtbel na to jagen; Gij grijpt... en ach! gij durft her waxen De hooge Godheid ann to klagen, Wanneer die bet in damp verdwijnt! Bijzonder vereerend voor 's Dichters hart en godsvrucht is bet tweede, De Liefde, bi. 25, en her derde, Aan de Rei- sien van Harte, bl. 34. Aan zulke gedichten kent men de zuivere bron en onbefmette dichtader• van eenen S P AND A \1T. Regt vaderlandsch en ter zake is dat bij de Viering van bet a51arig BeJlaan der Maatfchappij : tot Nut van 't Ak .gemeen , bl. 4.4. Krachtig en ftatig is her begin. Op de eerfte regels is echter we[ lets to zeggen, zoo wegens eenige pleo- vasmi, (oorlogsvieren, de aarde in brand, flroomen, bruifende rivieren, door dijken brekende, geverwd met menfchenbloed, en menfchen, verdrinkende in eene zee van menfchenbloed) als bet verflikken in den glued; men blakert, brandt in den gloed en door de. vlam, maar verftikc door damp en rook. Ook beminnen wij zulken forfchen aanhef niet, die zich zelden of nooit volhoudt. Het derde couplet is in den waxen geest der Ouden: Ja ! e 4 H. A. SPArDAW Ja! bier,, bier houdt men feest, bier klinken jubelzangen, ,-. Maar niet aan wulpsch vermaak of ijd'len glans gewijd I Neen! gij moogt onze hulde ontvangen, o Ed'le M'aatfchappij, die Nedrlands glorie zijtl Zie heil'gen offerwiju met reine handen plengen! De burgers, die then pligt volbrengen. Zijn reeds gelouterd door uw' Goddelijken gloed: Verheven, blinkend moogt gij pralen; Een vierde van eene eeuw mogt ons uw licht beflralen, Zijn koesterende glans drong d66r in ons gemoed. Refit los en eigenaardig, in den trant van T R J P, is de Lof der Aalbesfen, bI. 54 , met genoegen, gclijk enkele an- dere, reeds in ons Maandwerk gelezen. Scherp, naar eisch van dichtfoort, zijn Het Puntdicht en De Geest des Tijds, bi. 6o. De Liefkozingen, bI. 82, is eene goede navolging uit her Fransch van ROELANTS. Zeer naif is be gebroken Roos, bI. 84. Wij nemen de vrij- heid hierbij aan to merken, dat de Dichter, zoo in dit als eenige andere gedichten in deze verzameling, toont, ecn min- naar to zijn van flechts om den anderen regel to rijmen, bet- geen wij maar zeiden goedkeuren. Een zoo rijke dicht- geest behoeft zich met geen halfflachtig werk tusfchen rijm en onrijm to behelpen. Dat Aan de Maan, bl. ro8, fchoon volkomen berijmd, voldeed ons echter minder, en is bij B E L L AM I'S meester- terittrk niet to vergelijken; vooral mishaagde ons: Geen mond , die Waardiglijk haar (de herderin) prijsr, Haar `fchoon is niet to ontvouwen! Wanheer ge JFraks wilt hooger rijst, Zillt gij hadr zelfe aanfchoiswen. Geestig is de wending in her laatfte couplet van bet ge- dibhtje )Iarn Elize; bl. 118. Her Calembourg, bl. i2o, zou- den *ij verfchoond hebben van den druk. A3Ierliefst vonc1bn ivij De Taal der Oogen, bl. 121. Men kati zfen, dat S P A N D A W in dezen trant van dichten regt to hills is. Dat fE) liet Geboortefeest van lVederlands Yorffin , bl. 129, vooden 'ivij vaderlandsch, tref£end, vo] fchoone regels, en sut- GEDIC}PTEN. 75 nitnemend volgehouden in regt natuurlijke vergelijking. flar- telijk is dat In de Priendenrol van Jeronimo de .Fries, bl. 139. Men ziet uit dat In de Priendenrol van Rhijnvis Feith, bl. 141, hoe algemeen geacht en geroemd deze Dichter is: • kroont bet vaderland. Zijn dichteren, om ftiijd, Vereeuwigen uw' naam in vaderlandfche zangen; Gij mogt de bulde van Gerntanje zei£s ontvangen, En Klopftock heeft zijn hart tan 't uwe toegewijd. • vlocht van Winters hand een' krans in 't jeugdig haar; 7,ijn ga heeft in then krans een' fchoone bloem geweven; Een Pacer wilde nan u zijn' laatften dichtfnik geven, En NeMands Sappho noertrde u Nederlands Pindaar. De Bosch verheft uw' lof op Maro's grootfchen Loon; De Kruyff veil de achttiende eeuw naaru, mijndichter, noemen; Van Hall is 't cers genoeg, inag hij u ftiiin'lehd r eineti, En Stuart dankt u't vroegst gevoel voor 't goede en,fchoon. • zings Wifelius, fehoon 't hart van rouw bezwijk'; • wijden broederlijk o de • Klijn's hun zachte toonen; • zingers Tollens, Loots -- Apollo's troetelzonen; • zingt der zang'ren roem , de groote Bilderdijk. Wat vraagt ge dan van mij ? ... Ach ! mij verblindde uw roem! Een blzjk van uwe gunst - dit wilde uw hart mij geven: Bet £ireelt mijne eerzucht, dat mijn naam hier flaat gefchreven, En 'k ben er trotsch op, Feith, dat'k u mijn' kunstvriend noem'. Frani tegen elltander overgefteld zijn de beide gedichten Aan Lulafs , bi. 144 en I¢g. Het versje .4an Tansmo Sijpkens, bl. 15g, moet bij de gemelde gelegenheid bijzonder verrast hebben. Het volgende, Aan denzelfden, bl. 16o, is 1ftr eisch los en in den voegzamen tram. De Meizang aan staring, bl. 163 , is een gepast lofdicht voor den verdienfle- lijken Richter en hoogstnuttigen Landedelman, aan wien het gezonden is, ja den tegenwoordigen Harderwijkfchen Cnratot aljeiins waardig : in zulke ftukjes is s P A N I) A W inderdaad een groot ineester, Dat Aan Stork, bl. 171, is niet zoo ,los, en to 76 H. A. S P A N D A W, GEDICHTEN. to veel naar de woordfpeling gewrongen. .De drie laatffe dichtftukjes, Tuiltje voor mijne Yrouw, bl. too, lWelkomst- groet aan mijnen jongjlen Zoon, bl. 186, en Ret Hulkje der Liefde, bl. 193 , zijn den nitnemend bekwamen en gevoeligen Dichter, den regt hartelijk liefhebbenden Man en Vader volko- men waardig; zij kroonen dezen bundel, uitmuntende door menigvuldige verdienften. Dot men toch door en met s pA N- D A W mogt lecren, dat bet hart alleen den wareu Dichter bij zoo goeden aanleg maakt, en dat alle Duitfche pralerij, boogdravende woordenklank en fchelklinkende toonen piers zijn bij de echte melodij'dier zuivere klanken, door een edel, fiju en zacht gevoel, de bron der ware poezij, opgewekt! Nalezing der Gedichten Van J A N F R E D E R I K H E L M E R S. Te Amjlerdam, bij Geysbeek & Comp. 1815. In gr. lvo. Be- halve het vsorwerk, 68 bladz. f I -Io.: A Heeren G E Y S 8 E E K& c o m P. beklagen zich over bet plaatfen in de Nagelaten Gedichten Van H E L M E R S van een aantal ftukken, welke genomen zijn uit de Dichterlijke Ce- dachrenbeelden, in I8oI bij de. WED. D 6 L L re eftlerdaw gedrukc, en federt door aankoop alleen hun eigendom ge- worden. Door echter de kieschheid van de Heeren G E Y S- a E E K & c o m P. , en hunne achting voor de Uitgevers der gemclde Nagelaten Gedichten, hun niet toelaat, vergoeding van fchaden, welke kun daardoor zijn toegebragt, voor de Regt- banken to zoeken, zijn zij to rade geworden, eenige hand- fchriften en vroeger afzorderlijk gedrukte en uitverkochte gedichten van onzen echt-Bataaffchen Bard, met toeJlcmaning van derzelver bezitters en eigenaars, benevens hetgene de Uitgevers der Nagelaten Gedichten in de voorn. Dichterlijke Gedachtenbeelden, en diensvolgens in hun wdl en wettig ver- kregen eigendom, gelaten hebben, tot een boekdeeltje bij- een to drukken en bet Publiek aan to bieden, ten einde men 's Dichters onvergankelijke werken geheel, of, gelijk men gewoonlijk fpreekt, compleet kunne bezitten. Wij moeten aan de Heeren VAN HALL, LOOTS en R L IJ N de verantwoording van hun gedrag in dezen overlaten. De bedecking: of de bezitters en eigenaars van door H E L M E R $ . ge- i~ALEZING DER GEDICHTEN VAN J. F. II E L M E R S. 77 gefchreven verzen of ongedrukte handfchriften wel bet regt hadden, om zoodanige verzen of handfchriften, welke door den Dichter Wet tot eene openlijke uitgave beftemd ivaren, na 's mans dood, op deszelfs naam, in bet licht to geven? mogen die bezitters met de fchim van onzen Bard uitma- ken. Maar de vraag : of bij deze Nalezing genoegzaam voor de eer' van H E L M E R S gezorgd 'zij? zouden wij niet gaarne toeflemmend beflisfen. ~ Onder,dit twaalftal ftukken zijn, zon- der twijfel, eenigen,• die •eenen herdruk dubbel waardig zijn; doch dit kati van alien nit gezegd woiden, en in eenigen zal men H E L M E R S to ver~eefs:•zoeken. Daarenboven is deze uitgave tamelijk onnaauwkeurig: Men treft er drukfeilen in aan, welke in hcbtftukken onverdragelijk zijn. De Uitgevers heb- ben er vier van aangeteekend.: Zij badden er bij kunnen plaatfen: bladz. aa, reg. a, •ftaat Bien, moet zijn ziet. De Heeren Uitgevers hebben ook de vrijheid genomen, otn en- kele veranderingen to maken in; uitdrukkingen, fpelling en in- terptmctie van h E L M E R S , fbmtijds met good gevolg ; (fqhoon men enkele ftootende feilen heeft behouden, ge!ijk Parnas , Eolus enz.) doch ook nu en dan op eene zeer wit- lekeurige Wijze. Zoo heeft men kunnen goedvinden voor Phebus, Ce/ar, citer,; ge!ijk u1-kLk1u s deze woorden, over- eenkomftig met de tegenwoordig aangenomene fpelling, fchreef, Febus, Caefar, cyther to ftellen; zoo heeft men, bladz. a5, door her ftellen van een . achter bet woord woedt, den zin onverftaanbarar getnaakt; zoo heeft men, bladz. e8, Terwijl in Dewijl, bladz. 39, vuig in 'laag; bladz. 47,• toegeknepen in digtgenepen, en (6 wbtidere,geleerdheid !) op bl: 49, bij her- hating , Charjbdis " in Charybis .... V E R BET E R D ? Proh dolor ! Redevoeringen' en Dichtflukken, ter vicringe der plegtige Ing wijding van de Hoogefchool to Utrecht,' 6 Nov. I8r5. enz. Te Utrecht, bij O. J. 'van paddenburg en J. van Schoon- hoven.r1815. In gr. 8vo.,XPI, 9,4 Bl. f :-I5-: Rcdevoering bij de Inhuldiging der her flelde Leydfche Unl- i'erfteit, en de Invoering der nieuwe Inrigting omtrent bet hooger Onderwijs, uitgejptoken 6 N p;. 1815. door Mr. BOEKOESCH. 1816. No. a. F '3 78 REDEVOERINGEN EN DICIITSTVIIREN. j. M. K E M PE R, alts Rector der Univerfiteit. Te Amfler- darn, bij J. van der Hey. I8I6. In gr. 8vo. Ioo Bl.. f 1-5-: Sedert jaren beleefde de Nederlandfche letterminnaar geenen aanblik zoo verheugend, als welken wij hem bier voor oogen brengen. Het jatumert ons flechts, dat wij niet alles to ge. lijk mogen aankondigen, vat cot- de blijde hulde van bet her- flelde en verhevene hooger onderwijs, althans tot de drie Akademien, betrekking heeft,, Doch, bet wachten, bet lang wachten, is bier niet geoorloofd. En zelfs liep onze ijver, met lien van d:n Heere S I E G E N B E E K, zulk eene vereenig- de aankondiging reeds lang Yooruit. . No. I , bet eerfte ons 'ter hand gekomen,, vereenigt echter alles, was tot_ de, Utrechtfche Hoogefchool, in dit opzlgt, betrekking heeft. In een welgefleld voorberigt leeren wij derzelver lorgeval- len, met betrekking inzonderhcid tot de laacfte jaren, bene- vens den geheelen: omvang • en •toedraigt der jongfle plegtig- heid, kennen. Dan ontmoeten wij eene aanfpraak aan Leeraren en 1ee~in- gen der Hoogefchole, van den Prefident Curator, den grij- zen en wij Zen D E P E R P G N C II E R i eene aanfpraak, die.; ter opening der ganfche plegtigheid•wordt vereischt, door delme- dedeeling van 's Konings befluiten, loch die bovendien z66 veel fchoons, z66 veel-harcelijks bevat, z66 ge(chikt is,om Leeraars en leerlingen met vreugde en, dankbaarheid to bezie- len, en tot eeu edel gebruik van 's Konings;-wjjze wildheid en zorge op to wekken, dat een minder begaafd Redenaar dan de Heer H E R I N G A zou gehuiverd hebben, na hem, ,met een uitvoeriger flak, tot dezelfde zaak betrekkelijk, voor to treden. Hij behoefde dit niet. Hij levert, veeleer, de fchoonile ttitbreiding op, of liever bevestiging, regtvaardiging en be- wijs van, den tekst des Curators. Met hoog genoegen heb- ben wij dit fluk gelezen, en ons verblijd, dat zoo wel'het Collegie van onderwijzers als bezorgers eene dergelijke tank in zulke hander konden flellen. Het wekt op zichzelve onze billijke nieuwsgierigheid en belangftelling, wanneer wij een' man, zoo bekend als bekwaam Godgeleerde, als voortreffelijk Prediker van bet eenvoudig Evangelic, ook cenmaal in eene andere betrekking hooren bet woord voeren. Veel meer is dit bet REDEVOERINCEN EN DIC1ITSTUK1 ENI 79 bet geval, bij eene gelegenheid, zoo belangrijk , zoo beuge- lijk en plegtig. Doch, hoe werd onze nieuwsgierigheid be- vredigd, onze geopende geest en hart ftreelend voldaau 1 Met behoud van al de eenvondigheid, klaarheid, klem , in zijne iticbtelijke voordragten en gefchriften opgemerkt , vereenigt hij . bier eene keurigheid en feestelijkhei t, eepe algemeene kunde , doorzigt en. onbekrompen denkwijze , ten aanzien der, wetenfchappen in bet gemeen, haar belang voor de Maatfchappij, hare gefchiktfte bevordering enz., wel. ke eenen ieder moer verrukken. Het is HERINGA, die•hier fpreekt; men herkent hem aan zijnen ernst en zijne naivitcit, zoo zeldzaam vergenigd. En gaarne herkent men hem in den onbevooroordeelden lofredenaar op de vorderingen, door al- lerlei wetenfcliap in onze dagen gemaakt. . Docb, bet is van belang, dat wij onze Lezers met den voornamen inhoud dezer Akademifche redevoering beltend ma- kep. Dezelve verheft de nieuwe wet op. het_ Akademiewe- zen, als gevende (I) aan do. geheele Maatfchappij eepen ,nieuwen waarborg voor hares bloei, en welvaart, (a) nail de jongelingfchap nieuwe hulpmiddelen tot hare: letteroefenirigen, (3) aan leergierige kweekelingen der Hoogercholen nieuwe cer en voordeelen, (q.) aan htinne oilderwijzers nieuwe aan moediging,en belooning. Deze onderfcheidene punten worded beflisfend voldongen, zoo wel door algemeene befehouwing, als verwijzing op de gemelde wet, en nadere vermelding van hetgeen de Koning, in overeenftemming met deze wet en ha. ren milden geest , nog verder voor de Utrechtfche Akademie in bet bijzonder gedaan heeft, of doen zal. Welk alles, ten flotte, de ruimfte fiof tot vreugde, tot bemoediging, tot on- benevelde hoop op de toekomst levert. Deze firalen dan ook overal door, en ftroomen vooral rijkelijk en heugelijk in de• treffende aanfpraken -- nan Bezorgers, aan de fledelijke Re. gering, aan vroegere en nieuwe Ambtgenooten, aan Kweekq. lingen, en wie verder bewijs van belangflelling in de plegtig.- heid toonde. Onmiddellijk achter dit nitvoerige'flak volgen een paar, ter gelegenheid pasfende en treffende, aanfpraken van den oudfien Student dear HGogefchool, B A R T H O L D R E I N I E R D E G E E I; ,-- de eene aan Hecren Curatoren, de andere dan Profesforen gerigt. Waarna nog een aantal dichtfiukken gevonden w9rden , veelal F a OF $O REDEVOERINGEN EN DICHTSTUKKE`N. op een' der twee vrolijke flotmaaltijden voorgelezen, welke door Curatoren aan de Hoogleeraars en. door de fledelijke Regering aan de Studenten werd gegeven. De namen der, deels.be- roemde , vervaardigers zij n: L U U L INK , R. F E I T H, A. D t E R- SEN, (Wed. MOLL A. SIMON$, D. VAN DER LOO, J. DECKER ZLMMERMAN, H. J. ROYAARDS, J. F. VAN 0 O R D T. Alen zal ons niet vergen, bij elk afzonderlijk flit to flaan, of eenige, ligt meer of min aanflootelijke,', vergelij- king to maken tusfchen flukken, nit hartelijkheid veel sneer vervaardigd en medegedeeld, dan om eenigen openbaren lof re behalen. De beide edele Grijsaards, op den voorgrond pronkende, behoeven flechts genoemd to worden; en -zou 3 1 M O N S zijne, federt verkregene, vestiging aan de Hooge. fchool niet grootendeels aan zijn voortreffelijk dichttalent hebben to dankcn? Mogelijk - opdat wij er deze enkele re- flectie bijvoegen -- dat dit weelderig vernuft fomtijds wat at to vrij in zijne uitdrukkingen is, om een volkornen veilige &ids op bet letterfpoor to zijn. N A r oLE oN's ijzeren kroon, die hem de herferrpan had mogen indrukken, herinnerde ons to dezen aan eenen foortgelijken wensch in 's mans Alexander, dat men den dwingeland in den kroes mogt- geflooten hebben, waarin bet metaal voor zijn flandbeeld glocide. Doch , wel- ligt brengt de toga thans van zelve de noodige deftigheid me- de. -Van andere naninerkingen op fpelling en onnaauwkeurig- heden, b. v. in de aanfpraak des Curators, onthouden wij ons, en haasten ons tot No. 2. Na de lecture van PERPONCHER en HERIN•GA, en al den ]of, aan hunne flukken gegeven, zou men ligtelijk kunnen denken, dat K E M P E R als op eerie fchrale weide wordt gebragt. Doch, wij zouden ons wel wachten, zoo lets aan den man to doen ondervinden, wiens naam genoeg is, om bet publiek let groots en iet goeds to doen tegenzien. Gelukkig hebben wij deze behoedzaamheid niet noodig. K E M- PER behandelt, inderdaad, grootendeels dezelfde zaken als even genoemde mannen. Her zou de gezamenlijke Redenaars misfchien weinig tot eere verflrekken, indien eerie zelfde ge- legenheid geen gelijk gevoel bij hen opgewekt, en ten gevol- ge dnarvan geen gelijk oogpunt hun aangewezen had, waar- ui't zij mogen wij dus fpreken - bet publiek de plegtig- heid to gevoelen en to genieten zoo wet, als to befchouwen, hadden geleerd. Maar, al ware de gelijkheid van ouderwerp veel REDEVOERTNGEN EN DICHTSTUKKEff. 81 veet grooter nog, dan zij dadelijk is, twee zoo oorfpronke- lijke mannen, als H E R I N G A en K x M P E R, zouden nooit de een des anderen echo worden. De laatfte (opdat wij ons nu tot hem bepalen) heeft zoo veel geheel eigenaardigs, zoo veel regt karaktermatigs, zoo veel eenvoudig-ronds, ongezecht-hartstogtelijks, dat zij- ne redevoeringen ons altijd voorkomen als eene' foort van extempords, van onvoorbereide uitflortingen der ziel, wier ei-, gene klaarheid en kracht nogtans zoo min orde als rijkdom van denkbeelden in dezelven last ontbreken. H E R I N G A -- men vergeve ons, dat wij nogmaals op hem terugkomen - begon met een kort gebed; dit kon niemand bevreemden in den ijverigen Godgeleerde, hoezeer ook misfchien zijn her- haald, och! den een of ander wat wantoonig mogt klinken in eene, anders zoo jubelende, rede. Maar K E M P E R vlecht een veel langer gebed, na den eerflen aanloop, in. Wij ge. looven echter, dat dit hem wdl zal getlaan hebben, omdat bij hem alles het fprekend voorkomen heeft, van uit bet hart -- een vol, warm Bart -- voort to komen. Dan komt hij op zijn onderwerp, en d:t is niets anders daft het regtmatige der plegtigheid zelve, en de befchouwing der pligten, voor welke zij de loopbaan opent. Hoe onge- zocht ! en Loch, hoe wdl de zaak in bet hart aangetast! Overeenkomflig hiermede, juicht hij in de herftelling; geeft zijner verontwaardiginge lucht tegen bet afgewprpen juk; geeft, echter, toe, dat er iet goeds in was, beters althans dan bet oude; fpreekt dan van de zeldzame en gelukkige ge- legenheid om eenc belangrijke inrigting eenmaal grondig to hervormen, van bet edele en verflandige om die gelegenheid aan to grijpen en to bezigen, van de wijze, eindelijk, waar- op dit thans gedaan is. Zoo komt hij op de nieuwe wet op Wbet Akademiewezen. Hij wil in de beoordee'ing van hare bij. zonderheden Met komen. Maar den algemeenen geest en ftrek- king -- deze fchroomt hij niet to verhefFen. Die zijn zuiver, zijn liberaal. Wetenfehap to kweeken en 'nir to breiden, zijn derzelver eenige, onbepaalde does. De middelen daartoe zijn vrijheid,'onbekrompen bejlaan en eere voor den man, die zich aan de letteren wijdt. Krachtig en fchoon, waar en edel drukt hij zich nit tot betoog dezer waarheden. Zij worden in de nieuwe wet gevonden; nergens meer of beter gevon- 4en -- niet to vergelijken met bet Franfche ftelfel. 1' ,^, Tref- RED$VOERINGEN EN DICHTSTUKKEN._ 82 Treffend zijn 's mans woorden, de beelden zijns ontvlam, den geests, op dit alles. En, alvorens zij hem tot de ver- eischte aanfpraken leiden, ontvangt zijne geestdrift-een nieuw, grootsch toevoegfel. 's Konings befiuit tot afftand van Hoogst- deszelfs Kabinet van Naturalia, pas nit FrankrPs klaauwen gored; Ran de Leydfche Hoogefchool, komt op dit oogen- l2lik aan, hem in handen. Hetzelve, voorgelezen en met billijk gejuich ontvangen zijnde, geeft hem aanleiding tot de warmfte uitboezeming jegens den Vorst. Waarna de aanfpra- tenvolgenaandenHeereROeLL,REPELAER VAN DRIEL, de Curatoren door Z. M. benoemd, de Regering der Stad, de Profesforen, (en in bet bijzonder B R U G M A N s) de Stu- denten - alles hartelijk en gepast, warm en belangwekkend. Thans volgt, in dit zelfde bandje, een f?anhangfel, over de deelneming der Leydfche Univerfrteit aan de algemeene JVape- tling in 1815, tot opheldering van het gezegde op bladz. 54.-- zijnde een uitvoerig verflag van al her voorgevallene to dezer zake, eene naamlijst der leden van her Studentencorps, eene aanwijzing van hunnen marsch en verblijf in Frankrijk, enz. Dit ftuk heeft ons toegefehenen deze plaatfing en uitvoerige behandeling van den Heere KEMPER wel waardig ce zijn. Her heldert op en brengt to regt, war omtrent de zaak onnaauwkeurigs is gezegd en geloofd geworden; en dit ales ftrekt gelukkig, om her gedrag der jonge lieden, des fleeren KEMPER, en vooral ook des edelen Konings, in bet zuiverfte en gunftigfte licht to plaatfen. De volkomenfte vrijheid en vrijwilligheid, de befcheidenfte overlating aan ei- gen en ouderen raad, de ongedwongenfte volharding en blij- hartigfte uithouding van veel last, zonder lust van fchitte- rende eere, de volkomenfte terugkeering, eindelijk, tot ftu- dien, die even zoo min als de zeden iet wezenlijks van de- z n togs geleden hebben - 2iedaar waarlijk veel, waarin zich de regtfchapen man verbeugt! Ja, waarlijk veel, waarover zich elk regtfehapen Vaderlan. der verheugt, moet dit geheele verflag van bet voorgevallene op twee onzer Akademien bevatten ! En gaarne maken wij 8 E M P E R tot zijnen en onzen tolk, daar ho de behandelde redevoering dus begint: „ Zoo is dan ook de wensch, die mij en ons alien, na de herftelling van ons Vaderland, her naast Ran her hare lag, no vervuld. Nederlands f oopfcholou hebben haar eigen on- af REDEVOERINGEN ,Ely DICHTSTUKKEN. 83. afbankelijk beflaan tezug ontvan, en.. Vaderlandfche wetten, naar den geest des tijds, zoo wel als naar den geest des yolks berekend, 'verzekeren aan dat beftnan bloei en duur- zaamheid; en hetzelfde gebouw, dat voor drie jaren onze verkropte, fpijt en ve ontwaardiging zag, is nu getuige onzer ongekunflelde blijdfchap en erkentenis. „ Geen uwer, mijne Hoorders, is er, die niet met mil deelt in het gevoef, hetwelk door alle deze denkbeelden words -opgewekt; maar ook geen is er, onder iJ, wiens hart zich niet met het mijne, bij dit gevoel, voor en boven,alles 'tot den Almagtigen wendt, door wiens wil alle de wisfelin- gen van het ondermaanfche geregeld worden :' A G A T H O H L E S. Naar het Hoogduitsch van CAROLINA P I G H L E R, geboren v O N G R E I N FR- Ifle Deel. Te Gr•o- rsingen, bij W. Zuidema. 18t5. In gr. 8vo. 263 Bl. f I -16 -: De citel van dit boek duidt niets anders aan, dan eeniger- mate de foort van gefchriften, waartoe hetzelve behoort. Het is een Roman, geplaatst in het begin der vigrde eeusy van onze jaartel4ing, op verfchiliende deelen van het, toed= maals zoo uitgebreide, Romeinfche rijk, inzonderheid echter in Azie. Wij zouden nit dit eerfle deel niet veel meer kunnen opmaken, ten aanzien des eigenlijken doels, of van her on- derwerp, dat zich de Sehrijffler meer bijzonder voorflelt ter behandeling. Doch eene voorrede van den Vertaler komt hieraan to hulp. En, fchoon wij anders niet kunnen zeggen,, groote vrienden to zijn van dergelijk voorwerk, dai te dik- wijls den fluijer in ddns opligt, welken de ander met zorge poogt niet dan langzamerhand weg to nemen; zoo is dit bier misfchien niet of to keuren. Immers, behalve dat bet fluk agdere waarde en and ere Iniddelen ter belangwekking bezit, dan een bloote,wonderbaar geflingerde en ingewikkelde knoop, haalt men inderdaad to weinig wijsheid uit zulk een dtin deeltje, dat, zoo wij eene zekere evenredigheid mogen aan- nemen, door nog verfcheidenen ftaat gevolgd to worden, om daarop eene toereikende fchatting van doel en waarde, tot het al of niet aanfchaffen des ganfchen werks, to gronden. Nu, echter, weten wij, dat het eene foort van historisch tafereel F 4 dier 04 C, PICHLER dier tijden, met betrekking vooral tot de gezindheden zoo wel als lotgevallen der toenmalige Christenen, zal opleveren. .Her words opzettelijk vergeleken met her werk van den. Heere D E C H ATE A U B R I A N D, les Martyrs , ou leTriomphe de la Religion, waaraan bet, toevallig gcnoeg, weinige dagen is voorafgegaao; to AVeenen in her licht verfchijnende, terwijl her ander to .Parijs word' afgedrukt. De Schrijffler zelve, echter, noenlt her cenvoudig Roman, en bekreunt zich ook aan tijdrekenlng en dergelijke niet. War wij tot hiertoe gelezen hebben, heeft ons flechts van lieverlede tot eenige opmerkzaamheid op her, aldus nangewezen, eigenlijk onder- werp gevoerd. Her zijn brieven tusfchen twee zeer aanzien- lijke en in vele opzigten merkwaardige en belangrijke Ro- Ineinfehe vrouwen; tusfchen cene van dezelven en eenen ede- len en voortreffelijketrinwoner van Nikornedii, de Aiiatifche zetel des Romeinfchen bewinds, thans onder vier Cefars ver- deeld; tusfchen dezen, den held A a A T H o& L E s zelven, en eenen Armenifchen Prins, den minnaar van eene der dames, en eenen P R o C I o N, den leermeester van A G A T N o tt L E s, en eene L A R I S $ A , zijne geliefde ; tusfchen deze laatfte en eene vriendin, benevens anderen, gezamenlijk aanhangers van her Christelijk geloof. De inhoud is in zekeren zin dezelfde met then van elken beginnenden, Roman, fchoon*op zijne bijzon- dere, paar tijd, plaacs enz. gefchikte wijze. Wij kunnen, of willen, daarvan nog niet veel zeggen. Gaarne betuigen wij alleen, dat de lektuur ons zeer behaagde; dat zlj ons een we- zenlijk belang inboezemde. StofFe en vorm droegen hiertoe bij. De brieveq zijn alrijd natuurlijk, onderhoudend; dikwijls gewigr_sg, fchoon. Men ziet, dat de Schrijflter her tooneel en kostuum kent, betwelk zij gekozen heeft, en,bij bet op- delven van dezen fehat, gelijk gene zonen in de fabel, te- vens den grond (van Karen geest) vruchtbaar gemaakt heeft, en ales goeds en fchobns rijkelifk deed gedijen. Zij behoort, baiten rwijfel, tot de Roomfcbe kerk; men ziet dit ook aalt enkele rrekjes, zonder dat her echter bet redelijke, her zui, vere en fchoone der denkwijze, Karen Christenen toeggefchre- ven, eenigermate fchaadt. Misfcbien zondigt zij zelfs eenig- zins op eene andere wijze, door eene enkele keer to veel wijsgeerte onder deze begrippen to laren loopen; dezelve a1 to veel de kleur eener gewone, fchoon hoogverlichte, denk- wijze to doen aannemen, in plaats van dat kinderlijke, hoe - wet AGATHOILES. 85 Reel tevens eigenaardige, misfehien plaatfelijke, dat wij , a1 bet kenmerk van den 'eenvoudigen oorfprong, van de echt. held, zoo gaarne aan dezelve zien. Voor bet overige kun- nen wij wet inflemmen met den lof, door den Voorredenaar aan hare karakterfchetfing etrz., toegezwaaid, en hemzelven bartelijk danken, zoo wet omdat hij bet ftuk vertaald, als omdat hij bet zoo wdl vertaald heeft. Gaarne vergeven wij daarbij , op zijn verzoek, de ingeflopene drukfeiten. Moge fpoedig een ander deel volgen! Mengelwerk, beJlaande in Befpiegelingen, DichtJlukken, Ze- delijke Verhalen en Brieven. Door P E T R O N E L L A M O E, N s. Te Dordrecht, bij A. Blusff en Zoon. 1815. In gr. 8ve. 338 BI. f a -16 -; WO dnrven onze Lezers, en onze Lezeresfen vooral, die overigens behagen vonden in de voortbrengfelen derMuze van' deze vadertandfche Dichreres, gerustelijk aanraden, dit werkje bij de overige van Mejufvr. M o E N S to voegen , met de ver- zekering, dat bet allezins de voorkeur verdient boven eene itlenigte produkten van vreemden grond, en, bij een aange- naam onderhoud , tevens zeer edele gevoelens aankweekt en op- wekt. Zoo wet in bet zoogenaamd poetlsch proza, als in gebon- den mast , is de trant dezer Dichteresfe genoegzaam bekend. De tiler voorkomende Dicht(lukjes: Na het inzamelen van den Oogst van 1814. Aan Eelhart. Ware Vertroosting bij de Be- fehouwing der Natuur. Bij het Graf' van eenen Ztaigeling. ilan'de Hoop, in 1815. gaf zij reeds vroeger in verfchillen- de Miandwerken, nu echter eenigzins veranderd, en, zoo zij boopt, verbeterd. -- De Befj egelende Overdenkingen in den Nacht, en Befpiegelende Gedachten over de afwisfelingen der Natuur bij het naderen van de Lente', zijn proza, maar dich- terlijk, Diet to hoog, nier to laag geftemd, en verheffen en verwarmen bet hart tot, waarlijk godsdienftigen ernst en zede- lijke veredeling. -- De Zedelijke Verhalen zijn gevoelig genoeg, en, wat de waarfchijnlijkheid betreft-, wet een wei- nig overdreven; maar hebben eene uitmuntende flrekking. R.udolf, eene ZwitferfcheFamiliegefchiedenis, geeft de teekening van eenen zich op-fferenden minnaar, die bet loon zijner op. F 5 of. 86 P. MOENS ofleringe echter geniet in de armen zijner beminde, daar het voorwerp zijner edelmoedige opoffering eindelijk blijkt zijne zuster to zijn. Grenoville, of de getrouwe Liefde, is vooral tegen de wanhoop en den zelfmoord gerigt. - Van de Brie- ven verdedigen die tusfchen Felix en Gorman de beftiering der Goddelijke Voorzienigheid, bij de voor bet oog meest on- doelmatige rampen; en die van Emilia aan Karel geven geen onaardig romannetje, waarvan wij uiets meer kunnen zeggen, dan dat men bet nog al met genoegen leest, en alleen maar vindt, dat bet niet zeer waarfchijnlijk is. Uit den Brief van Gorman aan Felix deelen wij hot volgende mede, dat ons bijzonder beviel: ,, Wanneer een wiis Opperwezen, zegt gij, bet ilerflotder • menfchen beftuurde, dan zouden alleen de afgeleefden en • nutteloozen flerven ; dan zoude niet uwe moeder in de • kracht des levens aan haar pasgeboren wicht, waarvoor de ,, voedende melk in haren boezem reeds opwelde, ontrukt • zijn; geen veelbelovend kind, geene jeugdige bruid zouden alsdan den doodflaap influimeren. -- Maar juist hierin, Fe- • lix, zoude ik op een wijs befluur opmerkzaam gemaakt wor- • den, wanneer ik dat nog nimmer erkend had. De zwakfle, • de meest afgefletene raderen en veren van een werktuig, ,, dat flechts door den werkmeester opgewonden words, moe- • ten ten immers bet eerst broken." Hierop volgt bet voorbeeld van eenen boomkweeker, dien Gorman bezig vond: „ Hier „ bleef een nude flervende boom ftaan, omdat hij nog eeni- „ gen tijd anderen moest befchutten, omdat, door hem to „ ontwortelen, ook de wortels van andere boomen zouden „ befchadigd worden, of omdat zijn val cene noodelooze ,, verwoesting zou aanrigten. Daar word een jonge boom uit- „ geroeid, omdat de kundige, kweeker voorzag, dat hij „ nooit 'aan bet oogmerk voldoen zoude, of dat hij tot na- d• eel van anderen zoude opgroeijen. Ginds werden jeugdi- • ge telgen verplant, omdat de plants hier niet voor haar „ gefchikt was, en zoo al voort. - Had nu een onkundige „ over dat bosch bet beftuur gehad, welligt waren alsdan al • de oude boomen uitgeroeid, en voorzeker de geheele kwee- „ kerij bedorven. - Wel nu, Felix! zou uw woest en blind • Geval - waardoor gij immers toch den onbefiuurden loop „ der dingen verftaat - Met op dezelfde wijze als de onkun- dige dige boomkweeker handelen?" cu. Wij MENGELWEU. $r Wiaj beloven deze Mengelingen zoodanig gunftig onthaal, dat wij nog wet op een vervolg mogen rekenen. De Fontein van St. Katharina, door D U C RAY D UM I N I L. III Deelen. Uit het Fransclz vertaald. In 's Gravenhage, bij J. Allart. 1915- In grAvo. Te zarnen 1026 Bl. f,,.:- Hoezeer bet „ uit het Fransch vertaald" bij Roman of Tooneelfiuk, bij ons , en zoo wij meenen met regt, althans geene aanbeveling is, zoo verdient echter dit werk van eenen, onzen Landgenooten reeds genoegzaam bekenden, Roman- dichter eene lolhelijke melding; en, zonder partijdigheid, kun- nen wij niet ontveinzen, dat,het zeer welkom zijn'zal aan een aantal Lezers, ook nan zoodanigen, welker fmaak goed gevormd en gewijzigd is, die de verdienflen des kunftenaars kunnen regt doen, en wien het-lezen tot uitfpanning lets meet dan tijd. verbeuzelen is. Hot is waar, bijzonder nuttige lee- ring geeft hot werk wet niet : wanneer wij echter verkla- ren, dat bet deugd en pligtsbetrachting niet onvoordeelig is, zeggen wij to dozen aanzien gewis niet to veel ; en dit is meet, dan wij bij deze foort van produkten, uit bet voor- malige groote Rijk , zoo doorgaans verwachten ; hoezeer wij hartelijk verlangen, dat langs hoe meet een overal lterk uit- komend zedelijk doel de beste aanbeveling van eenen Roman bij onze Landgenooten wezen zal. Fief verhaal is intusfchen inderdaad een kunstgewrocht; bet vereenigt alles, wat in eenen Roman bevalt en uitloltt ; de gefchiedenis goat, bij alle tus, fchenvoorvallen, onophoudelijk voort; de helangftelling wordt hoe langer hoe levendiger ; de Lezer fpant zijne nieuws- gierigheid tot het einde, en dan eerst words. bent alles ont- knoopt, en heeft hij volkomene voldoening bij de verlangde uitkom(ten. Men voelt wet aanflonds, dat de blinde bij de Fontein meer is dan de bedelaar, die hij fchijnt to zijni dock wie hij is, kan men moeijelijk gisfen, en vindt zich in zijne gisfingen telkens to lour gefteld, tot bet zich eidelijk ont- wikkelt; en zoo is men ook omtrent ;ijnen zoon en deszelfs ve loofde tot bet laatfte toe in onzekerheid. Zoo velerlei zeld- zame voorvallen hebben. wet eens lets, dat wat onwaarfchijn- lijk wordt; minder echter, dan wij dit wet elders vinden; en de karakters der goede vrieuden en vriendinnen, die w•ij bier maken, zijn (en dit bevalt ons) minder karikaturen, dap die 83 D U C R A Y D U M I N I L, DE FONTEIN VAN ST. KATHARINA. die der booswichten. Hat is ons niet mogelijk, hoezeer wij met dat oogmerk de drie boekdeelen nu nogmaals doorbla- derden, eene of andere proeve re geven van den goeden toon en finaak, zich overal gelijk, in dit altijd even onderhoudend verhaal; daar wij niets aantrolfen, hierroe, zonder meer uit- voerige aanwijzing van bet beloop, gefchikt; en bij een werk, waar de gefpannene nieuwsgierigheid zoo belangrijk voor den .ezer is, en waardoor wij hem gaarne eene aangeuame uit- (panning gunnen in eenige winteravonden , willen wij, door. bet nu voorleggen van een fkelet, zijn.genoegen niec ver- minderen. Wij vergenoegen ons dus met bet gezegde, en den wensch, dat, zoo men dan onze Landgenooten aanhoudend met vertalingen van Franfche Romans meant to moeten genie- van, men zijne keuze tot geene van minder waarde, dan de tegenwoordige, bepalen zal. De klaarziende Blinde. 611jfpel in Een Bedrijf, naar bet Fransch van L E G R AND, door Mevr. G. Te Haarlem , bij F. Bohn. I8IS. In kl. 8vo. 56 BI. f :-8 -: Indian ons nog meer van deze foort van aardige en heeds behagelijke Blijfpelen ter hand komen , zullen wij van ons bedrijf -moeten afzien: de Uitgever (een allezins bevoegd en belangeloos beoordeelaar in dezen!) vermeent den echten Too- seelminnaren eenen aangenamen dienst gedaan to hebben, door dit ftukje uit de portefeuille der Vertaalfler to redden, waar- in bet aan de vergetelheid word toegewijd; maar bij de le- zing voelden wij wezenlijk verdriet , dat eene Hollandfche Vrouw zich tot de vertaling leenen kon. Wij. vonden bier een drietal vrouwelijke fchepfels uit Parijs, bet cene al mailer en manzieker dan bet andere; een' befpottelijken kwakzalver, then men' Dokter noemt, en die ook Dokter is; een' verlief. den nee(, die'zijnen oom bedriegen wil; en eindelijk..een' Kapitein ter zee, die hun alien to leep is, en, daar hij zich blind houdt, met behulp van zijnen knecht, den mallen Dok- ter aan de oudile en malfte van de dames koppelt, terwiji hij zijne verloofde aan zijn zoet neefje afftaat; eene wijze van zich to wreken over fchandelijke ondankbaarheid en be- drog, waartoe wel weinige Officieren, ook in Fran£chen dienst, zoo aanftonds zullen befluicen, tenzij zij, gelijk do- 20 L E GRAND, D$ RLAARZIENDE ELINDE. ze Zeeollicier, DAMON heeten! - Het flnkje komt, ver- trouwen wij , to last. . Wie wil nu bier to lande nog, op een vaderlapdsch Tooneel, de Franfche nictigheid bewonderen, of zich met Franfche .grappen en caricaturen vermaken? Dat er Hollanders zijn, die nog naar een' Franfchen $chouwburg hunkerden, is al erg genoeg! Katechismus. voor de I'erdedigers des Paderlands, waarin ge. leerd wordt, hoe een Christelijk Burger en Krijgsman inset gezind zijn, en met God in den flrijd ga~n. Te Leyden-, hij D. du Mortier en Zoon. 1815. In kl.8vo.tioB1. f :•4-: IIet is met dit boekje als met alle boekjes en boeken, fchrijvertjes en fchrijvers, menschjes en menfchen gefleld, die van bet gewone a£wijken. Er wordt veel over geprant - ten goede en ten kwade - en beide meestal niet zonder grond. Wanneer men, ambtshalve, genoodzaakt is, mede zijn gevoelen to laten hooren, dan kan men verlegen flaan, of men bet goede of bet kwade op den voorgrond wil pisar. fen; maar in geen van beide gevallen is men verlegen om ftof, en men heeft.ten mintle dit voorregt, dat men de eene, hetzij dan grootere of kleinere, helft der lezeren, in bet alge- meen, meen, `voldoet; terwiji de;omzigtigite en onpartijdigfte behan- deling -,van een ftuk,.-waarvan ten goede zoo min als ten kwade veell te, zeggen vast, doorgaans beide partijen nog on- bevredigd tart. Het ftukje is oorfpronkelijk -voor Duitschland gefchreven, en we] door eenen man, om zijnen vurigen geest, krachtigen ftijl, ftouten moed en refine vaderlands- en vrijheidsliefde bij zijne landgenooten in hooge achting. Het is AR ND T, die, door onderfcheidene brochures, oneindig veel mag geacht worden to hebben toegebragt tot opwekking van de geest. drift der volken , die, onlangs bet flaaffche juk des Franfchen gewelds heeft vergruisd. Dit ftukje is opgefteld voor krijgs- man en gewapenden burger, ten deele this voor den mingeoe- fenden ftand, en alzoo met de natuurlijke bedoeling van po- pulariteit. Vallen echter gefchriften voor bet yolk wet eens in bet flaauwe, onbeduidende, eigenlijk platte en langwijlige; A R N D T heeft cenen geheel anderen weg ingeflagen : de heili- ge fc.hrift men mag er misfchien bijvoegen: LjTER'9 ver- ta. 90 RATECnISMtIS VOOR DE VERDEDIGERS DES VADERLANDS, taling - is zijd moddl geweest. Alles is krachtig, fpreukrijk, als des magthebbenden en Uiet als der fchriftgeleerden. bit doel is, onzes oordeels, juist gekozen., Vooral de krijgsman belnint nadruk en kortheid. Hij heeft geen' tijd tot tlitplui= zen. Her gevoel, bet algemeene inzigt en befef, gaat bij hem hoven her juist en duidelijk begrip. Doch, of de bereiking van dit doel zoo gemakkellijk zij; of dezelve'niet ligt ge. vaar loope to mislukken; of dit flukje inderdaad genoegzaam verllaan en diep genoeg gevoeld worde, om als een woord Gods to werken - bellaan wij zoo geheel gaaf niet to be- flu-con. Wij hopen hi't nogtans, en gelooven, dat bet niet zorder vrucht zal zijn geweest, zoo wel ter opwekking en flijving, als ter beteugeling en rigting ten goede. Doch, de zwarigheden verdubbelen bij 'de vertaling. De Duitfche geest verfchilt van den onzen; zoo doer de .taal en de bijbelvertaling - om niet to fpreken van de mopijelijk- heid, om een origineel als A R N D T to copidren. Dit alles in aanmerking genomen zijnde, fchijnt ons de eerw. z. M, alien ]of to yerdienen over zijne vertolking en omwerking. Wij hebben, trouwens, bet Duitfche nker gelezen; doch hqt blijkt klaar, dat bier en daar merkelijk heeft moeten veranderd wor- den. Nergens, echter, misfen wij den kraehtigen, godvruch- tigen, Christelijken liefdegeest van A R N D T. Hapert hier of daar iets, hetzij nan de overbrenging, hetzij anderzins, om ons gevoel to bevredigen, de aard der take. fchijnt dit to verfchoonen. - Moge deze Catechismus weinig._illeer to pas k-omen; maar, zoo ze to pas komt, regt van pas bevonden worden;¢en veel nut flicbreir! Handleiding tot de Natuurlijke Opvoeding; of Robinfon Cru- foe, ten dienjle der Jeugd. Door 1. U. CA.M PE. Derde Druk. Cevolgd naar de tegenu'oordige Spelling. Met Platen. Te Amflerdam, bij J. ten Brink Gz. en J. de Vries. 1815. In kl. 8vo. XVI. 45o BI. f 2-1o-: Weinige boeken vinden zoo vele goedkeuring als her opge- melde. Hoe zeer bet thans aan de orde it, voor kinderen to fchrijven -- de duurzame voorkeur, aan dit werkje van den Beer c a A1 p E , gelijk aau de versjes van, onzen VAN A L- PUEN, r. H. CAMPE, ROBINS-ON CRUSOE. 91 PHEN, gegeven, toont, hoe fchaats dusdanige onderneming volkomen flaagt. Deze Robinfon was een der eerfle - ja bet eerfle boek, dat Recenfent met geestdrift las; en op hunne beurt lezen bet zijne kinderen, fchoon veel ruimer bedeeld met allerlei kinderbpekjes, met eene blijkbare voorkeur. _.De gefchiedenis is yoo wezenlijk onderhoudend, treffend, weg- Ilepend, dat de, Schrijver gerustelijk.allerlei aanmerkingen daar tusfchen kan werpen, zonder dat hij behoeft to vreezen, dat bet uitlokkende des verhaal§ daaronder zal verlo;en gaan. Het- zelve. geeft, was meet is; ongezochte aanleiding tot allerlei vragen, tot allerlei mededeelingen alzoo, de natunrlijke en de ' zedelijke wereld betreffende. Ja, bet eenvoudig verhaal .1evert reeds eene menigte van kundigheden op. - Het komt zeker niet to pas , bij eene derde..uitgaaf van hetzelfde werk- je, alle deugden nog in bet breede to ontvouwen. Het is ge. noeg, dat wij alle ouders bij herhaling oplettend maken op cen ftuk, waarvau de inhoud, de behandeling, de plaatjes (offchoon reeds bij een' grooteren Robinfon gebezigd) -a1. les zoo, gefchikt is, om de jeugd aan hetzelve to boeijen, en niet dan de zuiverile, fchoonlle gevoelens in derzelver harten• op to wekken. Het moge al kleine foutjes hebben, de kinderen misfchien wat 'al to kinderachtig vborftetlen, -bet kunstmatige opvoedingswerk wat rijkelijk hoog verheffen, zich in de voorrede to veel van deze lectuur beldven, de waar- fchijnlijkheid- fours een weinig geweld aandoen, en inzonder- heid -de jonge 'lieden fchrik inboezemen voor den : kleinen overtogt vanhier naar Engeland -- dit is her menfchelijke, wij `wagen den wensch niet , des voortreffelijken $chrijvei•s arbeid, daarom, eene hervorming to doen otidergaan. Het cenige, wat wij der oplettendheid bij eene volgende uitgave zouden durven aanbevelen, betreft de verkleeding in bet Hot- landsch, de platen, benevens eene andere, kleine onnaauw- keurigheid. „ In "de flad Rotterdam" is de aanvang van bet verhaal, terwijl her tooneel zelve des verhaals aldaar ge- plaatst is. Zoo fpreekt men toch niet.- Op de plaat, die bet gevecht met de wilden voorflelt, is ROB i N s o N' nog afgebeeld in zijne kleeding van vellen, fchoon hij toes reeds matten, en zelfs Europefcbe kleederen had. - Van de aardappelen words eerst gezegd , dat hij dezelven reeds eenigen 'ti d bij bet vleesch gebruikte, en daarna, dat hij ze toeval- lig eetbaar beyond, nadat ze in de heete asch gelegen had- den, 9s J. H. CAMPE, ROBINSON CPLTSOE. den. -- Dergelijke kleine onoplettendheden, gelijk 2ij oh3 fchijnen te.zijn, kan eene volgelide uitgave verbeteren. Wij wenfchen, dat zij fpoedig volgen moge,,en de vaderlandfche jeugd zich n9g Lang met dit werkje vermake! Klein Jantje en zijne Gezellen. Almanak voor de .Ieugd. !Poor i8x6. Te ,fmflerdam, bij E. Maaskamp. 184 131. f Een lief en Aardig boekje voor' kleine, en ook nog wet voor wat'oudere kinderen, in een lief klein forraaatje en htet-lieve prentjes, bevartende eenige vertellingen en labels, leerzaa'ni en 'onderhoudend , zoo -als dat in zoodanige kindirboekjes wordt"vereischt. Snoeplust, ongehooriaamheid, nietjwsglerig- heid zijn de ondeugden, ^ naarfiigheid, liefdadigheid em. de deugden, welke bier inn opgemelde vercfiicheing we[ inzon- derheid worden behandeld. Wij wenfchen zulk een •boekskea op een volgend jaar weder to zien; 'maar hopen, dat klein Jantje dan tevens zoo ver zal gevorderd zijn, datt hij zich voor een aantal in hot oog loopdude taalfouten wete in ache to nemen. AAN Q. N. N., ALS, VERTALER VAN GLATZ, ZADERUNDE VOO1C MEI$JES, IN ANTWOORD OP DESZELFS ANTIHRITIER, GE- PLAATST, IN DEN RECENSENT NO. f. DEZES JAARS. tr 1' ij , hebben, de dus genoemde Antikritiek van doze ,, nu- de Rot," ,met, welken naam zich de Steller zelf betitelt, Q .onze befcheidene aanmerk'ingen gelezen; eene Antikritiek, welke, daar zij niets anders, dan 's mans kribbige geaardheid bewijst,,ons van zelve..(zoo bet al der moeite waardig ware) van alle wederlegging ontflaat. Wij waren dus enkel •bedacht, den man eenen beilzamen weak 'te geven, die hem, bij, bet bedaren van zijnen onregtmatigen, ja belagchp1ijken roorn, van nut mogt zijn. De Lezer vergeve ons, dat wij doarbij wed erom tot bet Spreukenboek van S A L O XI 0 onze toevlugt semen. Inderdaad, t'elken male wanneer wij eene belangrijke waarheid kort, en krachtig wenfchen nit to drukken, komen wij op then (chat der Wijsheid als van zelve tcrug. Onzo 6nticriticus gelieve dan, to zijner flichting en leering, op to flaan. Spreuk. XII: I. Overigens wenfchen wij de nude Rot de noodige omzigtigheid om zich voor val en knip to hoeden. BOEKBESCHOU\ING. herhandelingen, rakende den Natuurlijkes en Geopen- haarden Godsdienst, uitgegeven door T E Y L E r 'S, Godgeleerd Genootfehap. XXVIIJIe Deel. _ Te Haar- km, bij J. van Walre en Comp. i81g. In gr, 4to. 1139 Bl. f i-16-: Zagen tvij, onlangs verflag doende wegens bet XXVIffe Deel der Verhandelingen van T E Y L E R'S Godgeleerd Gerootfchap , den Eerw. V A N H E N G E L met lof den twceden rang bekleeden, hem bij de beoordeeling toe- gewezen; niet minder aangenaam is bet ons, bij de uit- gave van den nieuwen bundel, dien zelfden Vaderland- fchen Geleerde weder aan to treffen, en nu door dat aanzienlijk Genootfchap tot hoogere plaats verheven to vinden, die hij zich,, met Goud en Eere bekroond, door zijnen verdienftelijken •arbeid, ook near ons ge- voelen, met voile regt verworven heeft. Alleen bet jammert ons, dat wij, vermits maar Une Verhande- 1ing in dit Deel voorkomt, geen vergelijkend oordeel vellen molten tusfchen 's mans werk en dat van eeni- gen mededinger. Vermoedelijk heeft de onrust en bit- terheid der tijden, waarin bet letterkundig flrijdperk openftond, zooo in ons Vaderland als elders, Geleer- den wederhouden om hunne pen ter beantwoording der belangrijke Prijsvrage to punten, ondanks al de bij- komende aanmoediging van bet fchitterend Eermetaal. Dan, juist hierdoor rijst bij ons de waarde van den ge- achten Leeraar, die in den algemeeteen druk zich afzon. derde, en tot wezenlijk nut der Christenwereld onle- dig hield, met zijne aangeflagen moeijelijke taak alzoo to voleindigen, dat hij zich alle aanfpraak op onze dankbaarheid, en de goedkeuring van bet Genootfciiap verworven heeft. Wij ten minfte rekenen cns verpli 1OEKBESCl. 1816. N©. 3. G aaA g4 VERIIANDELINGEN aan den achtenswaardigen man, wiens onbezwel:en ijver en kunde daarvoor zorgden, dat-navolgende. gewigtige Prijsvrage niet onbeantwoord, ofliever niet onbekroond, gebleven is. „ Welk eenen invlocd moet eene gezonde ,, Uitlegkunde aan de bijzondere Karakters en perfoon- „ like Denkwijzen der Evangelisten en Apostelen op „ derzelver Schriften, toekennen? -- Mag die invloed „ ook gerekend worden zich uit to ftrekken tot de wij- „ ze, waarop de Evangelifche Leerftukken en Gefckied- „ verhalen worden voor'gefteld? - En, zoo ja; kan „ zulk eene wijze van uitleggen ook fchadelijke gevol- gen hebben voor bet Gezag en de Achtbaarheid der „ Heilige Schrift ? " Over dit voorftel was bet allezins gepast, dat de Eerw. V A N H E N G E L, in eene korte Inleiding -7oor zijn werk, de aanzienlijke vorderingen deed opmerien, welke de uitlegkunde van bet Nieuwe Verbond door beoefening der Oosterfche en Griekfche talen makers mogt federt den oniterfelijken D E G R 0 0 T, en door dienst veler Geleerden, gevormd in de fcholen van SCHULTENS, HEriISTERHUI5 en ERNESTI. Pet punt, evenwel, in gefchil, de invloed, then men aan de karakters en denkwijzen der heilige manneli op hunne fchriften,onverminderd bet Goddelijke derOpen- baring, heeft toe to kennen, is nog geenszins beflist-; inzonderheid geopperd door den beroemden x R u s - M A C H E R , wiens Historifche en Zsthetifehe Befchotr- svingen van den Geest en Vorm der Evangelifche Schrif- ten (*) vermoedelijk aanleiding gaven tot de Prijsvrage. Dat werk, echter, is verre van voldoende to zijn tot beantwoording derzelve, of regeling van dit gedeelte der Schriftuurverklaring. VAN H E N G E L fielt zich voor, wat to dezen door anderen gedaan is, tot' eeii geheel to brengen, en zijne eigene gevoelens daarbij re vot- (') Dit werk, nit bet Hoogduitsch vertaa1d, is uitgegeven to Amfterdam, bij w. BRAVE, 180,9, in twee Deelen, it) gr. 8vo. VAN T$YLEIL5S GODGELIS$RD GENOOTSCt AP. ~.5 voegen : hoewel zijne zedigheid bet.uigt , alleen de eer- Ite lijnen to zullen.ttekken, die. anderen verfraaijen;mn. gen, en naar welke het werk zal kunnen voortgezer worden. Men ziet alzoo uit deze wenken, dat onze S.Chrijvers t.ot aandrang van zijne gevoelens en bewijs voor zijne ftelliagen omtrent de iiieuwere wijze van uitlegkunde. des Nieuwen Verbonds., tot gedurig beroep op Sc'brif tuurplaatfen, en aanhaling of toelichting van voorbeel- den, daaruit ontleend, zich had in to latent, en dat zulks de groote waarde uitmake van zijnen arbeid, waar- in doorgaans eene gezonde en redelijke. Oordeelkiw4e, doorttraalt. Wij, daarentegen, vermogen geeuszini iilr deze inderdaad ontelbare bijzonderheden to treden,,nsaat. Vinden ons verpligt, ten einde, door verminidng zijne redekavelingen,. den man geen onregt to 4oen, dit we- zenlijk fchoone van zijn behandeld werk bijkans geheel, aan het eigen onderzoek . van Godgeleerdi n en. Iiijbel- vrienden over to laten en aan to bevelen; en moeten. wij ons vergenoegen met eene korte en hoofdzakelijke, opgave van hetgene ons des Leeraars Verhandeliug her.-* innert en betoogt. Bij nalezing der Prijsvrage blijkt eenen iegelijk, -dat dezelve- een drietal afzonderlijke voorl}elrlen bevat, en alzoo V A N t E N G tt L to regt zijn werk in even zoo, vele hoofdverdeelingen gefplitst heeft. I. Ook vangt hij zeer geleidelijk aan, naar den, hi vloed van de karakters en denkwijzen.der Evangelisten. en Apostelen op den ftijl, vorm en gust hunner fchciff ten naauwkeurig onderzoek to doers;- en,, van hetg ne to dezen aan allen gear een is, Aaalt hijj in elk c#er aan geduide Hoofdfukken of tot hetgene elk,dier Schr- vih ren nteer bijzonders heeft en to ondepfcl;eiden- fehijn Dit laatfte to bepalen, was voorzeker het meest moeiT, jelijke, en vereischt eene fijnere Oordealkunie,, kie- fchen fmaak, en taalkennis. Men weet toch: i4edett lange, en zal gereedeli.k met onzen Schrijver initem- uten, dat de taal en fijl der Lvan;gelisten en Aposte,- G 2 lest, 96 VERHANDELINCEN len, verre van zuiver en gekuischt to zijn, van Oos- terfche fpreekwijzen krielt, de gewone volksfpraak is, en den ongeletterden Jood alomme kenfchetst. Het Grieksch evenwel van L U C A S count uit boven dat der overigen. Al A R C U S valt inzonderheid in bet plat- eenvoudige. J oANNE s doet, zich als meest befchaafd van opvoeding voor : en deze, gelijk- andere bijzonder- heden, duiden reeds krachtig ,.aan, wat licht de Uit- legkunde van dusdanige waarnemingen hopen mar. flier komt bij de vorm onzer gewijde Boeken, in Ge- fchiedverhalen en Brieven verde4d, maar wederom geheel afwijkende, in fmaak en fchrijfwijze, van bet kunst'verk der Ouden; terwijl hunne Opftellers, door geene beoefening van wetenfchappen befchaafd, daar- entegen met han eigen hart to rade gaan, en deszelfs infpraak, naar elks bijzonder, nicer of min ontwik- keld, inzigt, volgen. Zoo hebben M A T T H E u s en MAR c US, dezze ver- moedelijk met raad van P E T R US, zonder belangftel- ling in tijdorde, veel gelijkfoortigs in hunne Evangeli- en to zamen gevoegd ; en fchreven zij vooral ten dien- fte der Joden, wat zij, den Heere aangaande, zich voor den geest riepen. L u c A s rangfchikt de voorval- len van deszelfs leven meer naar den tijd en bet plaat- felijke der gebeurtenisfen : en j o A N N E s, die bet laatst, en met een gezet doel om bet Goddelijk-.verhe. vene van zijnen geliefden c H R I S T u s aan to toonen, de pen voerde, verbindt bet meest gevolgen en aanlei- dingen in zijn verhaal aaneen. Desgelijks in den vorm der Brieven laat zich opmer- ken, dat de Ijver van P A U L u s , in bet voortplanten en verdedigen van den Godsdienst, uitkomt; terwijj andere Apostelen zich meest bepaald hebben tot ver.- maningen en lesfen, en dezen ook minder onderwezen waren in de wijsgeerige kennis der Joden , dan die kwee- keling van G A M A L I e L. Eenerlei geest , eindclijk, van Christelijken Gods- dienstijver, en liefde voor waarl}eid, voor bet Opper. we- VAN TEYLER'S GODGELEERD GENOOTSCHAP. 97 wezen, den Heiland, en jegens den Naasten; eenerlei zucht, om op bet gezag des Ouden Verbonds bet Nieu- we to vestigei, en bet verbasterd menschdom door ge-- loof en bekeering to hervormen, -- bezielde die waar- dige mannen , en Rraalt alzooo door in ieders werk. Maar ook te dezen doen zich een aantal onderfcheidene wijzigingen , naar de verfchii ende karalaers en denk- trant , voor in hunne ttukken. M A T T H E U'S , M A R- c u s en L U C A S verhalen inzonderhei1,, wat j B z u S in Galilea , en als Volksleeraar, openlijk verrigtedew J O A N N E s deelt mede, wat hem inzon'ierheid bekend was; de meer ingewikkelde gefprekken des Heeren met, aanzienlijke Joden, en bet gebeurde omtrent of in de Hoofdftad. Voornamelijk, evenwel, en onder de eigenheden (lie-r ver zouden wij fchrijven; het eigenaardige) der heilige Schrijveren, that de Eerw. V A N H E N G E L daarop te• regt Ril , dat 'P E Tot U S, in zijne Redevoeringen en Brieven, zorgvuldig vermijdt, ziine verloochening des Iieilands aan to roeren; terwijl P A U L U S integendeel op zijne vervolging der Christenkerke gedurig toefpeelt. Zoo grieft ons Reeds de herinnering aan fehuldigen mis- ftap ; terwijl men zich -eener dwaling uit onkunde niet behoeft .te fchamen. I. lnrusfchen- zijn wij bet volgend deel der Verhan. delinge genaderd, welks inhoud, als gezegd werd, uit tie tweede vrage ontleend is, die zich voorts eigenaardig door v A N NE N GE L in een tweetal Hoofdttukken last fplitfen en afwerken. Immers i°.) uit den invloed van der Apostelen karakters .ez+'denkt,rant laten 7,ich de:Evan- gelifche leerttukken en gefchiedverhalen bet beste ver- ;klaren;e ja ook 2°.) die heilige mannen zelve, hunne -gefchriften befchouwende als bet opflel van menfchen , begunftigen dat gevoelen en die' wijze van uitleggep.. Zoo draagt de voorftelling der Christelijke Zedeleer bet duidelijk merk van Oosterfchen fmaak, en van de hartelijkheid der Schrijveren., die , overtuigd van j E Z u S vertroostenden Godsdienst , gegrond op de Wet en Pro- G 3 fe- 98 VERAANDELINGEN. feten, haar met denzelven op bet naauwfle verbonden. Zoo dient de kennis en opmerking van bij dezen en ge. lien der Apostelen meest geliefde uitdrukkingen, beeln den en bewijstrant , behalve bet algemeene, dat van den J.oodfchen ftempel getuigt, in vele ten leiddraad voor eene gezonde uitlegkunde des Nieuwen Verbonds, en van dlk der Brieven of ftukken, daarin voorkomende, als door onderfcheidene mannen en op verfchillende tij- den gefchreven. Het woord geloof (om 66n voorbeeld uit menigte aan to voeren) heeft vanhier bij r A U L u s eenen •ruimeren zin dan bij j A c o s u s. , naar bet doel en den tijd van ieders opttel. Dit zelfde heeft men om- trent de verhaalwijze der Evangelifche gefchiedenisfen op to merken , en zal ons in ftaat ftellen regt to oor- deelen, waarom wij deze orde en aaneenfchakeling, of ook perfonen, bij M A T T H r .u s en MARCUS ,eene andere bij L u C A s , eene andere, , eindelijk, bij j o- A N rr r s vinden, en waar wij de eigen woorden van den Heiland, of wel den zin, eene weglating, of ;ook eene uitbreiding en verklaring, van zijne gezegden aan- treffen. Uit welk alles dan V A N H E N o z L, na dit zeer in bet breede uiteengezet en geftaafd to hebben door bet gezag van een aantal plaatfen, bet rondftaan- de befluit opmaakt, dat de gewijde Boeken, gelijk die van ongewijde Schrijvers, aanzienlijk lieht onntvangen nit den erkenden, of na dit onderzoek niet meer tivij- felachtigen, invloed van der Apostelen en Evangelis- ten karakters en denkwijze op hunne pen ;gelijk mede,, dat daardoor fchijnftrijdighedenlin.hunne leet en verha- len bet beste magen opgelost en uit den weg geruimd worden. Oozes ondan$s moesten wij ons verflag over dit aan- gelegen onderwerp zeer bekorten : men,verfchoone ons des , -van wege de engte onzes befteks. Ter proeve van's mans ftijl en voordragt, nemen wij bier dit wei- nige over : y, Men mag ook 'in de Lijdensgefehiedenis „ van j E z u s then invloed van bet gemoed der Evan- „ gelisten en Apostelcn niet voorblizicn. Zoo daze „ Wan- EVAN TEXLnK'S GODGELEERD GEN 00TSC}iAP. , 99 ,; mannen ergen de Platte (!), en eenvoudige voordragt „ vQlgden,: was Jl1 t bij de verhalen van die ontzettende „ gebeurtenisfen, die; met den daod hunnes Musters „ eindigden. Alleni flelden zij blootelijk ter neder, zoo „ als bet gefchied is,tzonder betuiging van medeljden, „ zonder uitflap om j r: z u s to verdedigen, of zijne ,, beulen te'verfoeijen. Dit is in den eerflen opilag on- „ begrijpelijk. Men geraal;t wel eens in verzoeking, ,, om niet, aan Natuuruie1afchen, (*) gelijk de leerlin- gen gen waxen, maar faan menfchen zonder h.artstogt, „ aan bedriegers derhalve, bet opftel dezer flukken toe „ to fchrijven. Doch bij een weinig nadenken zal men „ bet karakteristieke der Evangelisten zien doorblinken. „ Hoe zouden zij zich bij bet lijden van hunnen Mees- „ ter hebben kunnen ophouden, die zich., even als de „ Emmausgangers, tot bet verhaal zijner opftandinb „ moesten fpoeden ? Hoe zouden zij zich door bet me- „ delijden van hunnen weg hebben laten aft ;eiden, daar „ zij met blijdfchap over den nu verheerlijkten juich- „ ten ? Hoe zouden zij ook zijne vijanden hebben kun- „snen aantasten? Zij zagen immers altijd op zijn lijden »en (*) Dit woord, van 's Heeren .ongeletterde,"en als 4ovr 4e Natuur alleen gevormde, leerlingen gebezigd, fniaakt ons niet volkomen. Dezen toch, hoe weinig befchaafd, flonden geenszins gelijk met zoodanige ruwe en woeste menfchen, of wilden, als men gewoon is Natuurmenfchen to noemen. Aan fommigen henner, San JOANNE S, P A U L U S, L V CAS , ea ook aan P E T R u s, kent onze VAN H E N GEL toch eene op. leiding en vorniing toe, boven bet Jopdsch- gemeen. Elder$ (zie bl. 9.) hebben wij desgelijks het woord eigenheden af- gekeurd, als riekende near bet Hoogduitseh : en niet vreemd zjjn wij van to gelooven, dat bet lezen van Schrijvers in diQ tale eenigen, fchoon geringen, invloed gehad hebbe op zijnen Nederlandfchen ftijl. Wij keuren dezen wel over bet gebeel duidelijk en zuiver; dan toch beeft hij, oozes inziens, van gezegde Naburen to veel bet gebruik overgenomen van La- tijnfche kunsttermen.. G4 100 TEYLER'S GODGELEERD GENOOTSCHAP. „ en fterven tot vergeving der zonden, als op de ge: „ nadige befehikking van God. Dit gezigr meest. alle „,hevige harts'togten tegen 's Heilands vijanden onder- „ drukken. Het moest zelfs hunne-harten 'van vere „ gevingsgezindheid en menfchenliefde doen gloeijen; „ want die Onvergelijkelijke had ook zijn linden en „ fterven voor hen ondergaan, die hem gekruist en ge- „ dood hadden." Wij leggen nu voor eene poos de pen neder, om die weidra weder op to vatten, ten vervolge en befluite van ons verflag. J e Bijbel, 'een Bock even zoo vermakelijk, als nuttig voor allerlei Lezers. ' Eene Bijdrage ter bevordering van desyelfs dozing en verfpreiding in de wereld, naar, de bedoeling van het loffelijk Bijbelgenootfchap, ook in Nederland opgerigt. Met Aanteekeningen en Bijlagen, Door F R A N S V A N G O G H, Predikant to Schiedam. 2'e Schiedam, bij G. W. van Hemsdaal. x815.- In gr. 8vo. XVI, 99 2 156 BI. f I - I6- Om het bovenflaand werkje no- wat nader to doen kennen, dan men uit deszelfs breedvoerigen titel katt opmaken, zullen wij de woorden van den Schrijver over- nemen, waarmede hij zijn voorberigt begint : „ Mijn ,, voorname oogmerk met de uitgave van dit gefchrift ,,.is, om befchaafde,, nadenkende menfchen met den „ Bijbel, en vooral met bet vermakelijke en fchoone ,,:van den. Bijbel, meer bekend to maken, en hen, ,,Tangs then weg, aan to fporen, om hem veel to le- „ zen, en wijd en zijd order hunne medemenfchen to ,, verfpreiden." De Eerw. VAN G O G H tracht dit lof- felijk oogmerk to bereiken door eene Verhandeling van matige lengte, en zeer uitgebreide Bjjlagen tot dezel- ve. In deze Verhandeling toont hij aap, dat de Bij- bel in ilaat is, aan dc-.n Quderfcheiden' fmaak der leze- ren T:, v AN GO G Ii, DE BIJBEL. j©Z ,ren to voldoen, als bevattende, z°.) Hetgeen dienst= baar is tot vermaak; t. w. dichtftukken, gedichten_uit de hoogfte oudheid, verhevene dichtftukken, korte pun- tige, wijsgeerige, en zulke, die haftstogten fchilde- ren. Elegieen enz. enz., andere ftukken van vernuft, redevoeringen, zedeliike verhalen , gelijkenisfen enz. enz. 2°.) Hetgeen dient , om kundigheden op to doers; t. w. gefchrifren, die onderwijzen.in de-wijsbegeerte, of in bet beste zamenftel van wetten voor een yolk, of in de Godsdienstleer. 3°.) Hetgeen dient tot zedelijka. flicYting; t. w. geesteliike liederen; bekeeringsgefchie. denisfen, karakterfchetfen, eene voortreffelijke zede- kunde, teekeniingen van godsdienftige aandoeningen, gevoelens en werkzaamheden, en leerredenen. Hierop: volgen de Bijlagen, beflaande in een uittrekfel itit GU Y0T's Sermons over de nuttigheid der H. Schrift, in een uittrekfel Uit $ L A i it's Lesfen over de poezijl der Hebreen, en in eenige van de. bijbelfche ftukken, die in de Verhandeling zijn aangehaald. Men ziet uit het bovenftaanfte, dat men hier geene diepe ontwikkeling van de fchoonheden des Bijbels be. hoort to zoeken; maar dat bet enkel eene aanwijzing van Oezelve is, op bet voetfpoor der beste Schriftver= klaarders , allezins voldoende voor het meer bepaald oogmerk van den Schrliver, om, namelijk, dezulken, „ die geen eigenlijk gezegde Geleerden zijn, geen voor- „ raad van boeken bezitten, en ook niet •veel tijds tot „ ftuderen hebben," tot bet lezen van den Bijbel aan to fporen. De Heer V AN. G o G H kenmerkt zich in, de Verhandeling zoo wel, als in de keuze der bewijsftuk- ken, als een man van goed oordeel en waar gevoel vdor bet fchoone van den.Bijbel; en hij geeft, vooral in de aanmerkingen achter zijne Verhandeling, men; g blijk van zijne bevoegdhefd, om hierover, bijzonder ten dienfte van mingeoefenden, to fpreken. Zoo lazen wij. bl. 35 met genoegen : „Men moest eens eene Verhandeling ge- „ ven over de Harmonie, die men kenhelijk hefpeurt in „ ,lezus Karakter, Leer, Leerwijze en -,Y jl." Wij G 5 hel- W3. r. V A N e 0 0 n, DL bIJnEL. lselpen bet den eerwaardigen Schrijver van harte wen. fchen; en gelooven, dat bet inachtnemen van deze in. wendige Harmonie menigen, vooral jongen Prediker poor bet gevaar zou bewaren, om bet verhevene en ffhoone in de uitfpraken der heilige mannen, en vooral des Zaligmakers, als menfchelijke kunst voor to ftel- len, die enkel bet uitwendige becreft. Wat den vorm van bet boekje aangaat, ja, die is al vrij zonderling! Het vereenigt met eene regelmatige, ja t#agve verdeeling, eene losheid,..die wel eens een won- derlijk kontrast veroorzaakt. Hoe veel aanmerkingen tech bevat dit gefchrift, die met deszelfs eigenliike trekking niets gemeen hebben, en alleen bijzondere perfonen betreffen, waarmede de Schrijver weleer in betrekking ftond, of nog ftaat ! Wij verbeelden ons den span als origineel en naif ; maar tevens als iemand, die zich niet genoeg weet to matigen, bij zijnen rijkdom van gedachten. Het werkje zou , onzes inziens , veel hebben gewonnen, zoo dit eigenaardige van den Op- (teller er minder in dooritraalde. Het flaatkundige, krijgskundige en ambtelooze Leven van den Generaal M o R E A u, van zijne geboorte of tot aan zijnen doeµ'; benevens flukken ter regt- vaardiging enz., zijne Lijkrede, en tene historifche fthets over P I C H E G R U. Door A. D E SEA U- C H A M P. Uit het Fransch. II Deelen. Te Deven. ter, bij J. W. Robijns. ISIS. In gr. 8vo. Te za- men 46o Bi- f 3 - 12 -: A Franfche revolutie beeft misfchien ilechts 66ne fchitterende zijde. Zij heeft een aantal voortreffelijke talenten ontwikkeld eri in bet licht gefleld. Op bet ftaatstooneel, echter, mag dit zelfs naauwelijks eene fehitterende zijde beeten. Zoo er toch onder die voor- treffelijke talenten waren, met goede eigepfcbappen van bet A. D E PIE A U C HA M,P,, HET LIVEN VAN MOREACT. 103 het hart gepaard, dezen verdwenen welhaast, en hun- ne gedachtenis zelve -- ten ware hunne ongelukken dit verhoedden is bedolven in den troebelen ftroom. Op bet krijgstooneel is bet eenigzins anders gefteld... De eerie omwentelingsdrift in Frankrijk had hare, ten min- ite verfchoonbare, zijde. Men mag vrijelijk vooronder- 1}ellen, dat, onder andere, de jeugd veelal eene zuive- re vlam in bet binnenfte koesterde, niet doelende dan op ingebeelde vrijheid , geli kheid en broederfchap, handhaving der regten van den mensch,,evenredig en onbepaald genot van de gaven der natuur. Maar de jeugd, maar zij, die bet opregt meenden met den va- derlande, grepen naar de wapenen ter verdediging; ter. wijl de fluwe eerzucht naar bet roer der regering tastte. Aiwie met de gefchiedenis der omwentelinge maar ee- nigzins is bekend, weet, dat in bet leger zelden die gruwelen plaats hadden,, welke de burger maatfchapprj en den zetel des bewinds verontreinigden; dat men -- wonderbare ommekeer ! -- derwaarts vlugtte om veilig to zijn, ja vaderland en vrijheid en eer nog flechts in het leger aanwezig achtte - ongeveer als de Atheners op de dobberende fchepen. Dat velen def grootfte Fran- fche krijgslieden in den eerften tijd der omwentelinge brave menfchen waren, fchijnt to mogen worden gegist uit bet lot , dat zij door en bij bet bloedbeftuur onder- gingen. De orde en tucht , door hen gehandhaafd, getui- gen daarvan mede. Helaas ! zij. vielen flechts wat later dan hunne broeders op, bet ftaatstooneel; en waar, be- halve den oorlog, de woordbijl of de verbanning nog eenigen had gefpaard , daar wist N A P 0 L E 0 N, in bet vervolg, vergif en.koord, en wie weet wat niet meer? `e•bezigen, pm den drom zijner trawanten al verder to zuiveren, Hoewel - eere, wien eere behoort! en wij willen zoo min ten nadeele hebben gefproken van den Prins , die hem ontliep , als van de Maarfchalken Puz. , die hem hebben laten loopen. . Dan, geen van alien heeft zijnen roem onbevlekter bewaard, of, zoo de zaak, welke hij eerst voorftond, then 104 A. DE BEAUCHAMP then mogt verdbnkerd hebben, fchooner gezuiverd, dan Ai 0 R E A U. Als 'krijgsman , was 'hij de grootfte kunfte- naar om menfchen to behouden -- B U O N A P A R T E om, ze to verdelgen. Als burger, weigerde' hij alien be wind, waartoe hij zich ongeroepen voelde - de ander zocht en vermeesterde bet. Als Franschman, getroost- te hij zich bet' dubbelzinnig licht, waarin zich ieder plaatst, die de legers van zijn vaderland beftrijdt, om, zonder bejag van eeretitels of vergeldingen, den helden- dood to fterveti op her pijnlijk bed van eer, zoodra het duidelijk bleek,dat fchande en vloek her a nig deel zij-' ner landgenooten waren, onder eenen man -die, daar- entegen, brommende woorden uitftalde, en, niet dan voor de zijnen zorgende, met een ruim beftaan fchan- delijk afdroop naar de gevangenis. Als mehsch, als echtgenoot en huisvader, zoo wel als vriend, blijkt M o R E A U zeer achtenswaardig to zijn geweest -- ter-, wijl deze titels onder den ganfchen ftoet van zijnen nijdigen vervolger de eenige onbekende waren. Deze overwegingen zullen flier nalaten, opgemelde week to doen zoeken; fchoon de algemeene trekken van 's mans gefchiedenis niet noodig hebben, bij wij- ze van uittrekfel, door ons aan de hand gegeven to worden, en wij, behalve in ons Mengehverk eene vrij uitvoerige levensfchets, alreeds een ftuk van den Heer D E S U I N I N E hebben vermeld , waarin her laatfte tijdperk zijns levens zeer uitvoerig en naauwkeurig wordt befchreven; hebbende hetzelve ook blijkbaar bij dat gedeelte dezer levensbefchrijvinge ten grondflag ver- ftrekt. Doch hier vinden wij een weluitgewerkt geheel, zonder groote uitvoerigheid, vooral ten aanzien van bet krijgskundige; hebbende hijzelf hieromtrent fliers dadelijks nagelaten. Dit laatf'ce moge to beklagen zijn voor de krijgskunst en hare liefhebbers ! - de gewone Icier verlangt gewis niet meer naar breede oorlogstafe- reelen, met wier verfche geheugenis wij nog als over kropt zijn. Overigens krijgt men van den man to we- ten, war men meest verlangt. De bouwftoffen tot zij- iie gefchiedenis fehijnen even zoo zorgvuldig verza- meld HET LEVEN VAN MOREAU. 105 meld, als wel geordend, to zijn. De bghandeling, de toon en flijl zullen niet ligt iemand mishagen. En voor ieder, , die prijs flelt op eene juiste en zekere kennis der zaken, is bet tweede deel, geheel uit dus genaamdefluk- ken ter regtvaardiging beflaande, Yen zeer veel belang- rijks inhoudende, gewis overwelkom. Men vildtt bier, om bet gezegde to ftaven,.al de.ftukken, tot zijn pro- ces betrekkelijk, inzonderheid zijne en z Jns Advocaats verdediging enz. , als ook zijne lijkrede. - De fchets over p I C H E G R U is kort , dus natuur- lijk minder volledig , en , fchoon niet onbelangrijk , vooral ten aanzien zijner onderhandelingen met de Fran- fche Prinfen, gedurende zijnen dienst als Generaal, en zijne verdere flaatkundige loopbaan , echter min naar onzen frnaak, om bet gefnork op de Franfche overwin- ningen. Helaas ! ons dierbaar vaderland was bet onge- lukkig voorwerp van 's mans luisterriikfle zegepraal. De Voorzienigheid liet toe, dat onze rivieren bruggen werden voor bet geweld, dat onze dwaasheid daaren- boven veelal toejuichte, onze verdeeldheid hielp zegc- vieren, onze fchandelijke ontevredenheid verdiende to ondergaan. Dit is zekerlijk zoo min de fchuld van P i- C H E G R U , als van, zijnen Ievensbefchrijver. Maar de wijze, waarop deze 'ons -- zonder op gezegde omflat. digheden behoorlijk to letten-als in triomf ronddraag*, en dwaasfelijk fnoeft op de vreugde , waarmede de Frai.- fche Generaal bier werd ontvangen -,welk Nederlar.- der zou dat niet hinderen ? De vertaling is vloeijende. Intusfchen fchijnt zij ons toe, bier en daar ongeoorloofde vrijheden to gebruiken -- als : een kundige aftogt, ftaatkundige kennisfen, een flap beroutiven, menfchelijke vaarfchijnlijkheden, enz. Ook deugt pijllooze wegen volftrekt niet. Tot een flaal kiezen wij de volgende vereerende anecdote., uit de gefchiedenis van M O R E A U; bene- vens den aanhef zijner aanfpraak voor de criminele regt- bank, die hem moest vonnisfen, uit de bijdragen. „ De Aartshertog (J A N yan Qosunrijk) had (na den „ ver- Ic6 A. Dt BVAUCHAMt' „ verloren flag bij Hohenlinden) de artillerijpaardeti doetk „ uitfpannen,' en vele ftukken gefchut achtergelaten, • ten einde de karren, die met gekwetften beladen wa- ren, ren, to kunnen vervoeren. M o R E A U, onderrigt „ van de oorzaken, die hem deze ganfche 'artillerij in • handen bad doen vallen, rekende bet zich onwaar- „ dig, dezelve to behouden; hij zond bet gefchut aan „ den Aartshertog terug, en verzocht hem to willen „ toeftaan, dat hij aan deze de mensehheid zoo veree, • rende daad ook mogt deel hebben." Mijrie Heeren ! „ Voor Ulieden, Mijne Heeren, verfchijnende_, ver. „ zoek ik, dat men een oogenblik mijzelven gehoor „ verleene.. Mijn vertrouwen op de genen, die ik tot „ mijne verdedigers gekozen heb, is onbegrensd; ik „ heb hun zonddr eenige voorbehouding de zorg opge. „ dragen om mijne onfchuld to verdedigen: door hun+ „ nen mond alleen wil ik tot de geregtigheid fpreken; „ ik gevoel echter de noodzakelijkheid , dat ik zelf fpre- „ ke, zoo wel tot U, als tot de natie. „ Ongelukkige omftandigheden, door bet geval ont- ~, ftaan , of door den haat berokkend, kunnen voor „ eenige oogenblikken bet ]even van den braaflten man „ verdonkeren. Met zeer vele behendigheid kan fom. „ tijds een misdadiger niet alleen alle op hem gevailene „ vermoedens , maar zelfs - de bewijzen zijner euvelda- „ den van zich verwijderen. Een ganfche levensloop „ is altijd bet voldoendfe en zekerfte bewijs ten voor. of nadeele van eenen befchuldigden. Het is dus mijn • geheel leven, dat ik de befchuldigers, die mij vervol- • gen, tegenftel. -- » Ik had mij der beoefeninge dcr wetten gewijd, in't • begin van die omwenteling, welke ten grondilag, der „ vrijheid van bet Franfche yolk moest verftrekken: • zij veranderde mijne levensbeftemming; ik wijdde haar ,, der IIET LEVLN VAN MOREAU. 107 „ der wapenen toe : eerzucht was geenszins de drY)f „ veer, waarom ik mij onder de foldaten der brijheid „ plaatfte; den ftaat des krijgsmans omhelsde ik nit • eerbied voor de regten der natie : krijgsman werd ik, • omdat ik burger was. Dit karakter droeg ik onder • de banieren, en heb er bet fteeds onder behouden. „'Hoe grooter voorftander der vrijheid ik werd, des to „ fterker •invloed had-de tucht op mij. -" Reizen in den Stillen Oceaan, in de jaren i8oo tot i8o4. Door J. - TURN B U L L. Uit het Engelsch. hide of laat/te Deel. Te Dordrecht •, A. Blusfe en Zoon. In gr. 8vo- f 1-4- Lit laatfte deeltje der Reizen van den Heer T Z1 R N- ,B U L L is gewis bet minst belangrijke niet,' De ftoffe, integendeel, is zoo rijk en zoo gewigtig~,.dat wij alles tnet gretigheid hebben gelezen, en flechts yerlegen zijn met de keuze van aanhalingen, die alien even zeer zou- den kunnon ftrekken, om bet werk in zijn regte licht to plaatfen. Men denke vooreerst aan de zendelingen op Otahiti, dan aan de bewoners en lotgevallen van dat eiland, voorts aan andere Societeits-eilanden,meer in bet voorbijgaan bezocht, -en eindelijk aan de beken- de Engelfche volkplanting to Botany-baai. Eenen ge- ruimen tijd hield zich de Schrijver op bet eerstgenoesn de eiland op. Hij doet ons de zeden en gebruiken, de veranderingen, federt de ontdekking voorgevallen, den invloed der zendelingen, bun gedrag, en de vrucht van hunnen arbeid, zeer naauwkeurig kehnen.. Het komt,s in bet algemeen, daarop neer , dat er onder de bewo: ners vreesfelijke misbruiken plaats he.bben; dat bun aan- tal federt c o o R gedurig is afgenomen, en van om- ftreeks de honderd - duizend tot op vijf- duizend is ge* fmoaten ; dat hiertoe medewerken vele ziekten, waar- tegen zij, als bet werk der Goden,i geenerlei genee*- mid- log J. TURNBULL iniddel in bet werk ftellen; dat zij intusfchen de meeste kwalen befchouwen, als hun door -de t.uropeanen aan- gebragt, en dat zij gewis in geen opz.igt hebben ge- wonnen bij de bezoeken dezer vreemdelingen de zen- delingen doen wel hun best om goeds to ftiehten; men hoort hen ook, bemint en acht hen, ja viert eeniger- mate•den zondag, en gedraagt zich zediger in den om- trek van bun verblijf; maar de hoofden yooral fchijnen dit meest nit eene zekere flaatkunde en winzucht, de gemeene man daarentegen uit eerbied voor de loffelijke zeden der Evangeliedienaars to doen : zij verftaan -nosh gelooven; zij willen zien: de Engelfchen kunnen wel de zon met hunne quadranten tot zich trekken, zeggen ze; waarom ook Jehova en den Zaligmaker njet? De Schrijver redeneert hierover zeer verftandig. Met arlen eerbied voor de zendelingen en hun werk, meent hij, dat 'zij bet werk bij bet verkeerde einde aanvatten. De leer der Drieeenheid enz., zegt hij, zijn voor Otahiti- fche verllanden met berekend. Men moest met eenvou- diger denkbeelden en begrippen eenen aanvang maken. Wij betuigen, dat wij er even zoo over denken, en ge- voelden to meer fpijt, daar de gezondenen anders waar- dige lieden -ziin, en bet zeker geen twijfel lijdt , of de- ze-eilanders; zoo 'verwilderd en zoo verdrukt, zoo zeer haven van zedeloosheid en bijgeloof, hebben waarach- tige behoefte aan de verlosfing van bet Evangelic. Ja, wij vreezen, dat, bij gebrek aan opgang der zaligma- kende leer, de geheele bevolking door kindermoord, menfchenofFers, en verwaarloozing van allerlei kwa- len, welhaast zal verfmelten. Wat ook de Schrijverbe- were, om hunne, zoogenaamd bijgeloovige, toefchrij- ving der laatften aan de komst van Europeanen onder hen to ontzenuwen, hij kan dit ten opzigte van het venusfmet niet ontkennen, verzwiigt ook geens- zins, dat de nabuurfehap van Botany-baai hun geen goed heeft gedaan, ein neemt voor ons bet opmerkelijke niet weg, en van dat toefchriiven, en van de bef'aande waarhcid, dat federt' c o o x's tijd de bevolking zoo zeer REIZEN IN DEN STILLEN OCEAAN. log peer is afgenomen. Doch, dragen wij grootelijks de fchuld van hunne ellende, hoe veel to meer zijn wij hurt dan de redding door bet groote geneesmiddel fchuldig; hoe zeer zijn wij fchuldig, daartoe moeite' noch kosten to ontzien! Deze gedachte vervolgende, zou men mis- tchien bet verfchil over bet nut of de nutteloosheid der 2endelingsgenootfchappen in dezer voege kunnen be- flisfen, dat wij bet Evangelie behooren to verkondige.2 alien volken, die met ons wereiddeel in aanraking zijn gekomen, of gevaar loopen to zullen komen; dock dat wij ze met dit enkele oogmerk niet moeten opzoeken, omdat de befmetting bijna zeker, en de genezing zeer onwis is. Of, anders, waar ziekte, gevaarlijke ziekte heerscht, daar brenge men bet geneesmiddel, al gaat bet gebruik zelfs met eenig nieuw gevaar gepaard; maar de gezonde heeft den geneesmeester niet van noode. Ten aanzien van de volkplanting to Port-Jackson enz. , bet wel of ktvalijk flagen van de onderneming der Engelfche regering, om dezelve tot een waar verbeter- huis voor de misdadigen to doen ftrekken , de inrigtin- gen en den toef{ and aldaar, is de Schrijver mede zeer lezenswaardig. Onder de volkplanters, die deels uit misdadigen, den tijd hunner dienstbaarheid hebbende ultgediend, deels nit officiers, onderofficiers en folda- ten beflaan, die hun affcheid hebben verkregen, en voor een derde deel uit huisgezinnen, vrilwillig, op. kosten der revering, derwaarts gebragt, zijn zaamge geld, heerscht in'; bet algemeen vale verwildering ett orioppasfendheid. Ten,opzigte van de laaestgenoemden, is men doorgaans ;niet voorzigtig genoeg in ziine keus geweest; ook worden ze door de eerften ligt befmet.;: en, terwiji dezen gedurig poging doen om to ontviug- ten, o,ok wel oproerig worden, vervallen genen vaak fpoedig tot armoede. In dit werk heerscht vele unver genoegdheid en tweedragt , dus ook de vole aaktheid. diet; fchoon de kolonie daarom belangrijk geiloeg kan zijn, en bet blijkt , dat men zich dadelijk gedurig ven- der zoekt uit to breiden. BoEUESCH. I8I6. No. j. H A fro J. TURNBULL Na hier eene pons met ongeduld naar, een fchip to hebben gewacht, en vrij veel van fchipbreuk to heb. ben gehoord, komt de Schrijver, na ten afzijn vafi vier jaren en eenendertig dagen, in bet gezigt van het geliefde Albion, waar hij vervolgens aan wal ftapt, en voor ons verdwijnt. Tot een ftaal . nemen wij een gedeelte der befchrir ving van de Otahiters, hunne zeden enz., waaruit te- vens blijken zal, hoe veel goeds in hun oorfpronke- rijk karakter is. „ Het grootfle gedeelte van hunne kenfchetfende eenvoudigheid is thans verdwenen, en heeft plaats gc- maakt voor eigenbatige listigheid, en al de kunstgre- pen van. cage zielen. Hunne gemeenfchap met Botany- baai is vruchtbaar geweest in de droevigite uitwerk. fels. „ Hunne oorfpronkeliike volksgewoonten zijn nog dezelfde. 1)e zonderlingfte betreffen de vrouwen en het koninklijk geflacht. „ Het is heiligfchennis in eene Otahitifche vrouw, met een' man to eten. De vrouwen moeten, bij welk eene gelegenheid bet ook moge zijn, afzonderlijk eten. Die van de koninklijke famine, en de vrouwen van den eer ffen rang, maken alleen eene uitzondering op dezen rc- gel. Op die wijze genoodzaakt om- onder elkander gc- gelfchap uit to maken, leven zij in grootere eensge- zindheid to zamen, dan anders wel onder haar plaats tou hebben. Ik weet niet, dat ik ooit gezien heb , dl}t er twee' keven. - „ Komt bet to gebeuren, dat man en vrouw to za- ,nen niet over weg kunnell, niets belet hen te- fchei• den; en geen van beide, zoo brengt bet de gewoonte van.het land mede, wordt geacht aan eenige verplig- ting• to - kort gekomen to zijn, of eenige verbindtenis verbroken te•hebben. „ Er is niets, daar zich•de Otahiters meer door on- derfcheklen, dan door hunne zindelijkheid. Beide, matl- nen en vrouwen, baden zich- twee-, fours driemaal daags, REIZEN IN DEN STILLEN OCEAAN. III daags, en verkiezen, bij die gelegenheid, versch bo- ven zout water. Zij zijn zeer keurig in bet fchikkgn en netjes opdoen van hun haar ; zij beftrijken et met kokosnoten -olie, en maken bet welriekend met fandel- hout. Een groot gedeelte van hunnen tijd brengen zg door bij hunne fpiegels en met hunne fcharen.;. en, als men hun een glas aanbood, daar hunne gelaatstrekken in misvormd werden, gaven zij bet met een verachteliik Owkaw, Owkow, terug; de,gezigten, die zij dan troh- ken, waren inderdaad om to lagchen. „ De hoeden der, vrouwen zijn zeer net. Met de we)- riekende bloemen, naar onze lelicn gelijkende, daar zij haar haar mede opfchikken, geven zij zich to meer dot natuurlijk eenvoudig voorkomen , hetgeen _haarr zoo eigen is. De hoeden, van de bladen van deli: kokosnoot gg- maakt , in draadjes. gefpleten , zijn : van -onderfcheidqu kleuren, naar de zinnelijkheid van die ze draagt; en,, daar al de kosten beftaan in den tijd. en. de moeite vgn ze to maken, verfchijnen zij doorgaans, om den twee- den of derden dag, met een' nieuwen. Elk is hierin hare eigene hoedemaakfter. Veel is er gezegd van de ongebondenheid en bet liederlijk gedrag der vrouwen. Maar ik nloet haar bet refit doen van to zeggen, dat ik niets van lien aard ge- zien heb. Hare denkbeelden van ingetogenheid, ziinn, buiten twijfel, zeer onderfeheiden van de onye. Zit moeten derhalve naar eenen zeer verfchillenden maatftsf beoordeeld worden. „ De -zachtheid van hunne geaardbeid gnat tot in uir terften. Zoo lang ik op Otahiti was, zag ik geen Ott- biter in eene kwade luim.. ,De minnaar van I D D E N en de broeder, van P 0 M A R R.E waren uitzonderingen. Mo- gelijk zijn hunne zeden zachter in de onmiddeliijke :ua- bijheid van de zendelingen, dan in de verder gelegene gedeelten van bet land. „ Zij zijn driftig in bet lieven en prijzen van bun land, en gelooven, dat bet bet fchoonfe gedeelte van geheel den aardbodew is. -- " 2IS MNEMOSYNE. Mnemofyne. Mengelingen voor Wetenfchappen en fraaije Letteren;' verxanaeld door Mr. x. W. T IJ D E DI A N en N. G. V A N K A M P E N. i fle Stuk. Tc Dordrecht , bij A. Blusfc en Zoon. 18i . In gr. Svo. XVl, 3oo Bl. f 2 - 3 -: „ In Nederland, alwaar,, naar mate van deszelfs ge- Tinge uitgeitrektheid, gewis meer letterkundige befcha- vIng algemccn verfpreid is, dan in eenig ander Land, wordy dageliji:s veel gefchreven en opgefteld, en is buiten twijf,;1' veel voorhanden, hetgene verdiende het licht -te zien,,.maar door onderi'cheidene oorzaken on- gedrukt en onbekend blijft liggen. Eene achtingwaar- dige, maar wel cens overdrevene befcheidenheid, de mdeijelijkheid om in den tegenwoordigen toeftand van den Boekhandel iets, vooral kleinere losfe ftiikjes, uit to geven, enz. , fchaden onze Letterkunde. 111aar ook de Geleerde van naam, wien bet voor zijne werkcn aan Been' uitgever en geen debiet ontbreken kon, heeft niet altijd genoegzamen voorraad, om een' afzonderlij- ken bundel Mengelingen in bet licht to geven, 'of wenschte wel eens eene fchets of eene proeve van ecn grooter werk vooraf to zenden, bet zij om de aan- dacht van bet publiek daar op to vestigen, bet zij om de aanmerkingen van kundige lieden to vernemen, bet zij ook o1n de prioriteit to verzekeren van eenige op- merking of ontdekking, welke hij nog den tijd niet heeft om uit to werken of opzettelijk bekend to maketi. Er .blijft:.ook _in de lesfenaars van overledene Letterkundi gen menig opftel liggen, hetwelk der uitgave overwaar, -dig was, Inaar wa,artoe bet der familie aan gelegenheid ,ontbreekt." . Het zijn deze en dergelijke 'redenen , wel- ke de Heeren T I1 D E M A N en V A iV K A M P E N, naar luid van_ bet voorberigt, hebben bewogen, deze ver- zatneling. aan to legaen, en alzoo een punt van ver- eeniging to geven voor redevoeringen , verhandelingen, (,f PINEDMOSYNE. 113 of ook kortere opfellen, opmerkingen, fchetfen, frag- menten enz. , zoo wel in proza (mits alles oorfpronke- iijk Nederduitsch) als poezij. Wij achten de eenvou- dige opgave van den aard en bet oogmerk dezer onder- neming voldoende, om de eigenlijke waarde van dezel- ve in bet regte licht to plaatfen, en ziin bet met de Uitgevers volkorxien tens , dat zij daardoor eene wezen- iijke behoefte van onze letterkunde vervullen. Immers bet veelvuldig nut, dat zulke vereenigingen van be- 4wame mannen voor kunften en weterifchappen kunnen ftichten , valt van zelve in bet oog ; terwijl de ender- vinding in alle befehaafde landen bewijst, dat zij, wel beftuurd , altoos krachtdadige middelen geweest ziin ,ter bereiking van het aangewezen doel. OM ons eens bij bet naburig Duitschland to bepalen; wie weet niet, \vat de, S C H L E G E L :s door hun .Athenaeum , wat voor- a1 S C H 1 L L E R door zijne Thalia en de Horen to then 'einde gedaan hebben ? En wie zou zich _ dan ook niet verheugen over de onderneming van zulk een werk in ons Vaderland? :.. Wij aithans hebben de verfchijning van de Mnemofyne met verlangen -te gemoet zien, en ver,heugen ons, dat zij op eene wijze optreedt, welke `hair karakter, als Godin der Gedachtenis en als Moe- der der Zanggodinnen, waardig is. Doch, behalve het algemeene nut, dat wij van deze onderneming verwachten , meenen wfj dezelve a}s eeti mi&- delto molten befelrouwen, om bet ware verband tusfehen de letterkunde der onderfcheidene volken op to -zoeken, aan to toonen, en ten voordeele van onze eigene let- -terkunde toe ' to pasfen. Ellendige bekrompenheid al- 1eeii kan dit verband m iskennen , of bet beftuderen van hetzelve als nadeelig befchouwen. Dit verbatld beftaat niet alle'en"; maar '-moet' ook, onzes oordeels, met de 'ftudie onzer vaderlandfche- letter~ii vdYeenigd w-orden, zal die ftudie niet eeffziidig bl'ijven. Het ftrekt ons uit -dien hottfde tot genoegen, den Heer 'VAN 'K A M P E N -vooral mede aan bet !ioofd dezer onderneming to zien, omdat hij ziCli in ons Vaderland, sneer dan iemand, heeft 1-1 3 on- 114 MINEMOSYNE. onderfcheideii, als den man, die volkomen in flaat is, aan dezen wensch to voldoen. De ftukken, in dit eerfte Deel vervat, zijn zeer on• derfcheiden van aard en inhoud; dan,de ve;klaring der Uitgeveren, dat zij zich, wat de verfcheidenheid en keuze,der onderwerpen betreft,bet plan bet naast voor oogen ftellen , waarnaar wijlen de verdienftelijke c. - B R E N D E R ~. B R AND I S ziju Taal- Dicht- en Let- terkundig Kabinet en .Tlagazijn heeft uitgegeven, fnijdt alle aannierkingen af, die wij hierover anders misfchien zouden hebben te.berde gebragt. Eene verhandeling, door wijlen Mr. j. P. K L E Y NV over de fraaije Kunflen en Weten/chappen in 't alge- rneen, en,de Dichtkunst en Dichtkunde in 't bijzonder, opent dit Deel. Nadat de Schrijver heeft ontwikkeld, wat wij onder den algemeenen naam van fraaije kun- flcn cn wetenfchappen to verf'aan hebben, verklaart hij, wat het zij, dat men dichtkunst en dichtkunde noemt; brengende hij, onzes oordeels met regt, bet eerfte te- rug tot bet aangeborcn en aangekweekt poetisch ver- mogen, terwijl hij het laatfte alleen bepaalt bij de thce- rie, der poezij. Wij hebben in den fteller van deze ver- handeling, die ons door zijne vroeger uitgegevene ftuk- ken reeds gunftig bekend was, ook hier wederom eenen man gevonden-, die. in de uiteenzetting -van zijne denk- beelden een fcherp qordeel, en in de voorftelling.van dezelve een' keurigen fniaak ten toon fpreidt. Het cenigzins drooge, dat met zulke oordeelkundige ftuk- ken van zelve gepaard gaat, words merkelijk vermin- derd en aan.genaam afgewisield door fchoone proeven van poezij, welke ter Raving van bet gezegde wor- den bijgebragt. Hierop volgt ecne Redevocring over WILLIAM SHAKESPEAR, doorr den Med,euitgever.VAN KAM- P E N ; waarachter eenige lezenswaardige aanteekenin- gen zijn gevoegd. De Heer V A N K A M P E N bevestigt in deze redevoering ten voile, wat wij ftraks van hem geztgd hebben, en toont bevoegd te, z#c, om over S H A- MNE MO SYNE. I IS S n AK E S P E A R to.fpreken. Vertrouwd met de uiteen- ioopende oordeelvellingen over dezen Dichter, wel we- tende, dat men hem in England, en ook in Duitsch- land, vergoodde, terwijl men hem in Frankrijk, jam-i merlijk miskende, en in ons land doorgaans onver- fchillig voor hem bleef, heeft V A N K A M P E N in deze redevoering cene proeve genomen, c m tem als 't ware bij onze landgenooten in to leiden. En, wanneer wij uit dit bepaald landpunt ziin werk befchouwen, komt het ons allezins doelmatig voor. \Vij vinden bier, na een kort berigt van s H A K E S P E AR's leven, een meer uitvoerig verflag van deszelfs verdieniten als Dichter van Treurfpelen, Historiefiukken en I3lijfpelen, zoo wel ten aanzien van verbeelding, van gevoel, als van kennis des harten. Hoe veel goeds , ja voortreffelijks dit ver- flag ook bevat , hij , die s H A K E S P E A R kent , zal het- zelve onvoldoende achten, om een volkomen denkbeeld to geven van bet alomvattend vermogen dezes Dich- ters. Dan, wij znerken dit niet aan als eene berisping; want de geheele redevoering is vol'van de.duidelijkfte bewijzen , dat de ' Heex V A N K A M P E N, dit onv.ol doende van zijn werk meer dan iemand gevoelt en er-` kent, en den oneindigen rijkdom van zijn onderwerp overziet; maar wij wilden flechts doen 'zien_ ' dat dit om den aard der take niet anders zijn kon, en, w6l befchouwd, ook niet anders zijn moest. Het komt o,ns namelijk voor , dat deze' redevoering, de terfte trekken bevat, welke tot eene juiste kennis van sliA- K,E S P E A R vereischt worden, en gevoegelijk tot voor- bereiding van eene uitvoeriger ' en dieper ontwikkeling van, bet eigenlijk wezen van deszelfs wonderbaar dicht- vermogen zou kunnen dienen. De ' bewijzen en ffalen zijn wdi gekozen; fchoon bet ons zeer heeft verwon- derd , no.ch van het karaicter. van G L 0 S T, E R (R I- C H A RD' III) eenige melding to vinden , noeh ook aan- halingen uit dat fiuk aan to treffen. De aangetogene brokken zijn doorgaans uitmuntend vertaald; hetgeen wij als eene zeer groote verdienfle van deze redevoering H 4 aaI ! 116 MNEMOSYNE. aanmerken. Vie ooit zijne krachten hieraan heeft be. proefd, zal de waarde van deze overzetting gaarne er- kennen, en zich met ons tot den wensch vereenigen, dat de Ileer V A N K A M P E N in 't vervolg van tijd de vertaling van een geheel fluk onderneme, en ons ein- delijk, al ware bet dan ook in vereeniging met ande- ren , den geheelen S H A K E S P E A R in onze moeder- taal fchenke. Middelerwijl hopen wij , dat deze rede- voering bet hare zal bijdragen, om den opgang van zulk eene onderneming voor to bereiden. Het derde fluk in dit Deel is eene proeve van beant- woording der prijsvraag, door de Maatfchappij van We- tenfchappen to Haarlem, op uitdrukkelijk verlangen van Boning LODE WIJR NAPOLEON, over de uit. vinding der J oekdrukkonst door L. J A M S z. K O S T E R in gemelde flad, openlijk uitgefchreven. Deze proeve- was niet bekroond , omdat men de bewijzen ten behoe- ve van Haarlem to weinig niepw vond. De Schrijver, nogtans, verklaart, in de opgave der prijsvraag zooda- nig vereischte niet gevonden to hebben; weshalve hij zich nicest tot ontwikkeling, kritisch onderzoek, en nadere (laving van bet - voornamelijk door den uit- muntenden c. M E E R M A N -- aangevoerde en beroog-- de, heeft- bepaald. En waarlijk, deze ontwikkeling komt on$ 'zoo volledig en bondig, dit onderzoek-zoo echt kritisch'voor, dat wij niet twijfelen, of ieder Le- zer'zil de Uitgevcrs danken voor de mededeeling dezer bijdrage tot eene flof van zoo veel gewigt voor den va- clerlandfchen letterroem. Intusichen ware bet w0ligt van belang, dat de (teller van deze verhandeling bet aangebaalde werk van L I C H T E N B E R G E R, door den Gott. gel. 1lnzeiger onwederlegbaar genoemd , eens met dezelve vergeleek, en de redenen, daarin bijge- bragt, toetfte, opdat men, omtrent deze gewigtige zaak, zoo mogelijk, tot zekerheid kwame. Belangrijk is bet Voorflel, van Prof. J. W. D E C R A- r;E, ter volmaking der haderlandfche Gefchiedenis, ,,o om door all, de voormali a provincien bundige lief- heb- DINEMOS?NE. 117 bebbers op to wekken en aan to iporen, om federt bet midden der '16de Eeuw, en vervolgens gedurende bet geheele tijdperk van bet Gemeenebest, voor ieder ge. west afzonderlijk,'. nit oorfpronkelijke flukken en echte befcheiden, to leveren eene Staatkundige Gefchiedenis van ieder Gewest , in betrel king tot de algemeene be- langen van bet geheele Gemeenebest; tevens met eene bijzondere Gefchiedenis van dat zelfde Gewest met opzigt tot deszelfs inwendigen toeftand;" enz. enz. Op deze ftukken in proza volgen eenige gedichten, onderfcheiden in aard en uitgebreidheid, en van beken- de en onbekende Dichters. Dezelve zijn : De Hoop, door Vrouwe K. W. B I L b E R D I j K'. De Uitvinder van het Letterfchrift , door N. S W ART (*). Het Zwaard;hot Onweder; de Kusjes; het Vogelaestje; iPispelturigheid, allen door H. V A N L o G 11 E M. Serafane, Verhaal,door, Vrouwe K. W. B I L D E R D Ij K. De Lente, door Mr. L. R I E T B E R G. flan Eucharis , door denzelfden. Bruiloftszang, door' B. F.'T. - Bij het wiegje van mil ra kleine Nichtje, door den Landman j A k o B VAN D A Mi Van de bekende Dichters blijft Mevronw B I L D E R- D Ij K , de Heer R 1 E T B E R G, maar vooral de Heer V A N L O G H E DI , Zijnen verworven'roem door treffe- lijke proeven' Raven; terwijl onder de onbekenden de Landman V A N, D A M en de Eerw.. S W ART bew1jzen, een' gelukkigen aanleg voor ware poezij to bezitten. Echter kunnen wij , bij alien lof, Met ontkennen, dat een enkel dezer ftukken ons de verklaring der Uit- geveren to binnen bragt , van niet altoos bet voor- treffelijke en uitgelezene to beloven. Wij kunnen, ten vermake onzer Lezeren, ons niet we. derhouden,dit Maandwerk met een der bevallige dicht- ftukjes to verrijken, en kiezen daartoe, van den Heer VAN LOGHEDI, (*) Reg. 7 flaat knellend; moot zeker knielend ziju. H 5 NET Ila MNEMOSYNE, HET VOGELNESTJI. Kunstnaar- die bet rijkf a marmer Uit de diepe fleengroef ligt, En paleizen, grootfche tempels, Zuilen voor de helden iticht; Zie bet nestje, dat de vogel Uit geringe itoffen bouwt: o, 't Verdonkert nw gevaarten, Al hunn' luister, al, uw goud. 't Lenteluchtje ftookt in de .aadren Nu den heeten minnegloed, Die de keten van de wezens Ongefchonden houden moet; Lagchend berst bet jeugdig blaadje 't Koesterend omwindfel uit, En de grond bedekt zich weder Met een kleed van welig kruid. Hooger zwellen nu de borstjes Van bet rijk gevederd koor; Rijk tan toonen, last de gorgel Slechts verliefde zuchtjes door; Op bet zachtjes fchomlend twijgje Knoopt de min den zachtften band, En miljoenen paren vieren Nu hun trottwfeest op bet land. De eerfle vonk der liefde ontvlamde Door de luwe lentelucht ; Heeter gloed ftookt nit de bloemen Van de min de zoetfte vrucht. Lustig, lustig, woudbewoners ! 't Uur finelt aan, waarop glj beidt 'c Wijfje heeft een leger noodig; 't Zachte, bedje dient gefpreid. Hier kiest 't paartje rijzige eiken, Dear' her' lage ilruikgewas; Andren zoeken digte hagen, Of bet welig oevergras; Die, MNEMOSYNE. I9 Die wedr hangen 't kunflig nestjen Aan den wiegelenden tak; Dit boort in bet hart der boomen, Dat bouwt onder 't rieten dak. Welk een werkzaamheid en ]even! Duizend vlugge wiekjes flaan; Duizend teedere echtgenooten Voeren 't rijsje of biezen aan: 't Wijfje fchikt elk deeltje in orde, Legt een laag van blad of mos , En maakt voor haar lievelingen Veedren nit bet borstie lot. Hoe verfcheiden zijn de iloffen, Die, naar d'ingefchapen card, leder paartje in bosch en dalen Ol' bij 't murmlend beekje gaartt Dit verdorde of groene twijgjes, Jeugdig gras of fpichtig riet; Dat de wol, die 't knabblend fchaapjen Aan de flruiken achterliet. Andren mengen, kneden, vormen Klei tot eenen vasten wand, En de kunst van 't dier gnat wisfer Dan de feilbre kunstnaars band. Icier zijn winkelhaak en regel En bet paslood onbekend: Alles, tot bet bouwen noodig, Heeft natnur bun ingeprent. Zeg mij, rijkaards! is bet wiegjen, Opgefmukc door weidfche pracht, We!, als 't nestje uit wol en veerea, Of alleen uit blaadren, zacht? Waant gij, dat -uw zijde koestert, En die, weelde, uw hart en lust, Beter dan.een grover dekfel 't Wiehtjen in de fluimring fiist&- Ou- 120 MNEMOSYNE. Ottders! laat ge uw teedre fpruiten Zorgloos over aan hun lot Gaat`van 't vinkje uw pligten leeren Eli een ongefinaakt genot. leder nestjen is een tempel, \Vaar natuur haar outer heeft leder vruchtjen een Mooning, Die zij aaa de liefde geeft. Wij hopen, dat de Heeren T IJ D E M A N en v A N K A M PEN door genoegzame bijdragen en - door een ruim vertier in itaat gefteld ztrllen worden, dezen ar- beid to vervolgen, en zien met verlangen een tweede Stuk to gemoet. Nagelaten Gedichten van j A N F R E D S R I K H B L M E R S. IIde feel. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1815. In gr. 8vo. f 3-12-: Ziet daar dan bet laatite Deel der Nagelaten Gedichten van onzen H E L M E R S ! Te regt merken de Uitgevers op , dat bet eene treffende gedachte is, dat dit bet laatfte is, wat wij immer van den voortreffelijken man kunnen verwachten; maar dat ook deze Mfde voor(lelling aan.dezen fchat eene dubbe- 2e waarde geeft. Ja, al bezaten wij van den waarlijk groo. ten man niets anders dan dit Deel, dan nog zoude zijn over- heerlijk kunstvermogen ooze bewondering wegdragen en zijn 1laam onfterfelijk zijn. Twee uitgebreide dichtftukken verfieren dit Deel, de Han- del en Lofzang op .Tezus van Nazareth ; dan volgen vier Lier- zangen, en eindelijk een zestal ver fpreide Gedichten. De Handel behoort tot die onderwerpen, welke door H E L M E R S Reeds con amore, zoo als men zegt, en o;, de gelukkigfte wijze werden bewcrkt. Toegerust met de edelile gaven, welke de Natuur haren bevoorregte gunltelingen fchenkt, onderfcheidt hij zich, in alle zijne voortbrengfelen, door eene, hem bij- zonder eigene, geestdrift, kracht,, verheffing, "eh bet gevoel van den echterl Dichter. Manr vbor foortgelijke floffen was hij, in ons oog, bij uitnemendhcid berekend. Zijne meer data ge. J. F. HELM t R S , NAGELATEN GEDICHTEN. 121 gewone bedrevenheid in de gefcbjedenis;en der Nntien; zijne algemeene kundigheden; zijne belezenheid, vooral in.het vak van reisbefcbrijvingen, en zijne kennis omtrent alles, wat tot de natuur- en aardrijkskunde, wat tot de zeden en gewoon- ten der volken zoo wet, als tot de voortbrengfelen van den grand betrekkelijk is, leverden zijuer kunst hulpzniddelen op, welke vele, anders zeer voortreffelijke, Dichters niet bezit- ten., en.leenden de bekoorlijktle, nu eens zachte, dan, fchit- terende,.gedurig afwisfelende en altijd aangename kleuren aan zijne tafereelen, welke, daarenboven, verhoogd en opgeluia- terd werden door eenen, alles bezielenden, alles doordringen- den gloed van verhevene vaderlandsliefde, lien men elders fchaars in die mate zal aantreffen. Dat zijn Lof der Zeevaart., zijn Lof van Amflerdam, en bovenal zijne Hollandfclre Natie, onze uitfpraak bevestigen! Oak in bet bezingen van den Han- del toovert hij door dezelfde middelen; ook bier words men doorgaans verrukt door zijne, hem zoo bijzonder eigene, ma- nier. Wij durven dit ftuk, met voile ruimte, in den rang der beste voortbrengfelen van onzen onflerfelijken Zanger plaat- fen. De voorzang beviel ons minder dan bet gedicht zelf. Hij is al to nederig, en die gewone betuigingen van onver- mogen fchenen ons Diet to voegen in den mond eens zoo buitengewonen Dichters. De aanlief is plegtig, treffend, edel, den Dichter en zijner rloffe waardig. De befchrijving va1l v aN- DEL, die bier zeer gepast wordt aangefproken, is uitulun- tend. Oak H E LM E R S erkent hem voor den Hoofddichter, die, in zijn' fiche vlugt, Geen' Mededinger kent, Been' Ovcrwinnaar ducht. [Het,laatfle is overtollig, en doet dus geene working; daar bet van zelf fpreekt, dat V O N D E L , geen' mededinger, heb- bende, geen' overwinnaar behoefde to duchten.] Het gewigt van bet onderwerp wordt krachtig voldougen. Bijzonder fraai is hier bet beeld van den zoon aan bet fterfbed zijnk vaders, weardoor de Dichter, zonder bet to zeggen, op eene meesterlijke wijze de bedenking voorkomt, dat bet verval van den Handel ons denzelven minder waardig zoude makers. Neen! al wat onze voorouders waren, en wij nog zijn, is bet werk van den Handel. R O U S S E A U dwaalde. De Na- tuur wilde algerueen heil. Door bet licht van den Ibr~del vet+. dweea IAU J. F. HELMERS dween de nacht der barbaarschheid., en werd de mensch eerst mensch. Dit words door de gefchiedenis in bet licht gefteld. Hier is H E L M E R S nu op zijnen eigenen bodem ; en her is -in doze fchilderingen, tot een vaderlandsch-onderwerp betrek- ktelijk, dat wij onzen grooten Dichter her meest bewonde- ren.. Eerst doolt hij rond in den nacht van her Noorden, welks- woestheid en ellende worden befchreven; dan fmaakt -bij aan de oevers van den Ganges al bet genot, dat de wild- Re Natuur aanbiedt. Hoe fchoon en fchitterend, hoe warm en `weelderig is bier niet des Dichters fchildering! War volop der Natuur, war weelde, war verkwisten! ,De t+ooglen, gloeijend van Topazen, Amathisten, Smaragden en Safier, doorzweven 't kruidrijk land, Daar 't zevenverwig licht op purpren kuiven brandt; De vlugtige Gazel fpeelt onder de Amvaboomen; De Nagakozar golfs op Ganges heilge fkroomen; De Lotos, rijk in kleur, praalt bier in rooden gloed; De Waterlelij (ie) flrooit heur (haar) geuren langs den vloed; De grond is overdekt met bloemen , allerwegen Stroomt nieuwe levenskracht u nit elk koeltjen tegen; Daar fpieglen zich in 't nat der zilvren waterplas De blozende Granaac, de Olijf en de Ananas; De geurige Kaneel omfchilt bier de Amberbosfchen; 't Gebergte omflingert zich met Bacchus heilge trosfen, clan palmen overfchaauwd ! her frisch citroenendal Juicht, op bet ruifchen van den heldren waterval, Die, als Mdanders vloed, bet broodboombosch doorkronkelt, Daar't flofgoud in 't azuur des zilvren Landflrooms fonkelt. [Her broodboombosch is een zeer onanugenaam woodd, dat den regel hard en flroef maakt.] Deze verfcheidenheid in de bedeeling der aarde verbindt alle volken aan elkander, en maakt bet eene gewest afhanke'- lljk van her andere. De Handel, door de Zeevaart voorge- licht, fchiep de gemeenfchap der verst verwijderde landen. Iii ontvonkt de geestkracht en her denkvermogen; fchenkt wieken aan her vernuft; de welvaort en de overvloed verge- zellen hem, Hij is de oorfprong, de band en de fleun der 3Iaatfcbappijen. Welk een voorbeeld kon de Dichter bier g e- ?AGELATEN GEDICHTEN. i23 gepaster aanvoeren, 4an Amflerdam ? De tegenflelling van then grond, in lis en wier begraven, Naauw aarde, 't woest verblijf van roerdomp , meeuw en raven, met denzelfden grond, welke zich, aileen door den Handel, magtig verhief en aan de golven ontfcheurde, is z eer' keurig en treftend. Het befef van den rijkdom der floffe doet hier den Zanger de Dichtkunst ter hulpe roepen. De befchrijving van zijne omnagt en van bet alvermogen der Dichtkunst be- hoort, naar ons oordeel, tot de uitflekendfle partijen van bet fluk. Wij kunnen ons niet wederhouden, de volgende re- gels er nit over to nemen: Ik, nietig ondeel ! aan den tlijkklomp vastgefnoerd, Grijp vruchtloos naar den coon, die treft, verrukt, vervoert, Ons meefleept, overtlelpt, verhemelt, die uit fnaren, Met godenalmagt, vreugd of weedom op doet varen; Elk denkbeeld, dat ik fchep, is ijdel, fchaduw, fchijn, Is als dat droombeffaan, half zijn en niet to zijn; De beelden, die ik vorm, zijn als de nevelfchimmen Van Fingals voorgeflacht, die flaauw door misten glimmen, En luistren naar den coon des weemoeds, als haar Zoon, Verlaten, eenzaam, blind, op zielverfineltbren coon, Den rouwzang sanheft, en, met ongevlochten Karen, Om zijn Malvina fchreeuwt bij 't brullen van de baren. Maar gij, o Dichtkunst! gij, o fchepfler! fpreekt, en ziet, En daagt de wezens op nit d'afgrond van bet niet; Zij komen, fcharen op hun' hoefflag zich, en orden! Gij fpreekt : 't zij licht! en 't is; gij wenkt : de zonnen worden, En flerven. Ja, gij dolt, in 't kleed van licht en vuur, Elk denkbeeld, dat gij fchept : 't is leven, 't is Natnur! Maar hooger, edeler, dan ooit onze oogen zagen; 't Voegc u des Handels lof, Onflerflijke ! op to dagen! 't Is uwtr waard', die ftof! uw taal is hemelval, Welluidend, als 't muzijk der Sferen, die 't Heelal Doorzweven, nooit gehoord aan 't oor der flervelingen, Wier floflijk zintuig tot uw' gloed niet door kan dringen; Sehenk mij van 't gloeijend licht, wasrin ge a baadt, ddn fprank, En 'It boei bet menschdom aan uw' zilvren titer-klank. Niet Me4 I. F. HELMER# Niet ininder uitilekend is de volgende teekening van de voordeelen, welke de ruffling der onderfcheidene voortbrengfg- len alien volken aanbrengt. Doch wij mogen niet meer over. tiemen. [De regel : De.gerrrige 4aneel der Taprobaanfche. bos. fchen, meenen wij ook reeds in de Hollandfelre Natie to heb- ben - aangetroffen.] Welk een verwenpraal, welk een gloed-, welk een heerlijk koloriet! Het. volgende vinde bier nog eene plants Bedrieg ik mij ? o neen 1 naat I-leperions fad Verheft de Phenix zich; zijn graf, ziin bakermat Torscht hij in purpren klaauw; de goddelijke vogel Draagt Mirrhe en Aloe op d'Amathisten voogel; Een flroom van vloeibaar goud golft door der v eedren prach r , lhiet gloeijende Safiers en Esmerauds bevracht! Hij ftrijkt op 't.gulden dak vari I-Ieperions tempel, En legt en tak, en wieg, en graf, op d'achtbren drempel: Van daar rijst hij omhoog in nooit verflorven dos, Voert d'Amber, Mirrhe ons toe tilt Jemens geuriz bosch, In zilvren fnavel, in den pnrpren klaauw befloten! Die godengeuren, op Europa uitgegoten, Doorweemlen veld en land, kapel, en bosch,' en dal, En Mekka's wierook golfc door 't Christen dknkgcfchar. Hooger verheft zich nog des Dichters zangtoon. De Han- del heeft den mensch gevoytnd. Befchouwing van den 1 aiur- lander en Illinees, -- van den dierenflaat der Gricken, toeii de Handel nog niet beflond. Wij volgen omen Zan er naar de landouwen van Ittlca: Dii r ligt bet voorgefaclit van Plato, Xenophon, In 't hartenvel genaaid, to blaakren in de zonl Maar nu komt de God des Handels. De fleden rijzen. Co- rinthe heft het boofd nit de baren. De wetenfchappen, de fmaak, en de trits Bevalligheden doorzweven ~lttica,-=.Athe- nen rijst, uit mariner. De P 11 I D.I A S S E N, de S O P H O K L E S- S E N , de PLATO'S bloeiden En 't was de Handel, die die reeks van wondren baarde. [Hec die die in dezen regel is niet keurig en bet woord reeks NAGELATEN GEDICHTEN. t2s reeks fchijnt ons niet poetisch genoeg.] Gelijk in het rijk der Natuur alles leeft, bezield wordt en zich voortplant door dene kracht, zoo is de Handel de kracht, die den geest be- vrucht. Dit words verder ontwikkeld , en op Nederland over. gebragt. Het was de God des Handels, die, in vroegeren tijd, onze oorlogsvanen deed wapperen; die ons in that flel. de, om Europa to verlichten; die onze groote mannen voort- bragt. Verder vindt de Dichter bet geluk van ons leven daarin, dat wij na onzen dood biijven voortleven, dat wij ons ver- dubbelen in de volgende geflachten. Dus ook bliiven de vol- ken en Paten eeuwig beroemd, die door handel, kunften en wetenfchappen hebben uitgemunt. Ter flaying voert de Dich- ter aan Karthago en Tirus, en, zoo als men verwachten kon, zijn eigen vaderland. Deze uitweiding is zeer fraai, en ver- heft onzen Zanger tot de hoogfte geestdrift. - Thans komt de •Heer H E L M E R S op bet eerfte ontflaan van den Handel. [Wij hadden dit, om de orde. gaarne vroeger behandeld ge- zien.] Hij is niet geboren op de aarde, maar eene Godheid, uit den Hemel gedaald. [Bij B I L D E It D IJ K treft men bet. zelfde denkbeeld (fchoon keuriger bewerkt) aan, ten aanzien. van den oorfprong der Dicht. en Schildcrkunst, in zijn over- beerlijk. dichtftuk, op de Schilderkunst, geplaatst in bet ade Deel der Winterbloemen. Dit zegt weinig: doch wij zouden deze overeenkomst tusfchen beide Puikdichters op nicer plaat- fen kunnen aanwijzen. De kenner zal dezelve, ook zonder onze aanwijzing, opmerken. Inderdaad, bet was een heerlij- .ke, gouden tijd , waarln mannen, als B I L D E R D IJ K en H E L- MERS, tijdgenooten waren, to gelijk zongen, en, hoe zeer ook beide oorfpronkelijk, en zelfs verfchillend van aanleg, vorming en fmaak, wederkeerig op elkander werkten; ja fom tijds, vooral in de zoogenaamde befchrijvende poezij , wel eens, zonder bet, misfchien, zelve to weten, fchoonheden van elkander hebben ontieend.] De gefchiedenis van den Han, del, bier kort en krachtig in heerlijke verzen bezongen, brengt den Dichter weder op zijn vaderland terug. De Han- del fprak, en Holland ontftond, welks magt bier met de ge- heele almagt der kuust wordt voorgefteld; terwijl bet enkele woord: ik ween! ons deszelfs ongelukkigen' toeftand, op de welfprekendfte wijze , teekent. Eindelijk roept H E L M E R s de Hollandfche Dichters' op, om bet verledene to bezongen en i4EKBESCH. 1816- NO. 3. 1 do I^-6 J. F. HELMERS de toekomst to voorfpellein. Het got, dat in den tijd onzer rerdrukking uit de voile borst des edelen Zangers geftroomd s, doet eene overheerlijke werking. Hij bezingt bier, in hei. iige geestverrukking, Hollands toekomenden bloei, den roem en de magc van Ainflerdam. Gelijk de Phenix zich herteelt op 't amber-graf, Ilerbaart zich de Amftel ook, en fcheurt zich 't rouwkleed af; Met gouden golven vloeit bet IJ den ftroomgod tegen; Zijn haat is ondergaug, zijn gunst is heil en zegen, En de alfemkroes van leed, lien elk thans fchreijend drinkt, Verandert in een' kelk, die van den Nectar blinktI Ach ! - en telkens, als H E L M E R S den heiligen vloed zij- ner vaderlandfche zangen uitllort , ontfpringt onzen boezem deze vruchtelooze weeklagt - ach 1 waarom mogt hij 'bet uchtendrood van then gouden tijd niet zien aaubseken! Wij zwijgen! en vertrouwen, dat onze overige, zoo waarlijlt verdienflelijke, Dichters de item des roependen zullen ge- hoord hebben, en dat zij nu, na de vervulling zijner profe- tifche zangen, en beftraald door het licht, dat hij flechts, to midden van de dikite donkerheid; in bet verfchiet zag fchemeren, op den toon en in den geest des vereenwigden Zieners, voor het vaderland en van deszelfs vrijheid en onaf- bankelijkheid zullen zingen, en onzen dichterlijken roem voor tijdgenoot en nakomeling zullen handhaven. In den Lofzang op J E z u s (voorzeker een zoo verheven voorwerp, dat Been flerveling in ftaat is, bet naar eisch to bezingen) toont onze groote Dichter, dat hij ook tot de be- handeling van andere onderwerpen, dan bet zoo even vermel- de, bij uitnemendheid bevoegd is. Ja, waarlijk! wie op ver- Iieven dichterlijk gevoel prijs feelt, en dd r, waar JEZus bet ideaal is, dat den Zanger bezielt, niet zijne bijzondere godsdienftige gevoelens wenscht to vinden , maar in ftaat is, om zich op bet ftandpunt van den Kunftenaar to plaatfen, zal bier des Dichters krachtige voorftellingen, hoogen, mannelij- ken ernst, Route vlugt, zuiver gevoel, verhevenheid en zwier om ftrijd waarderen. De inleiding komt ons to algemeen voor. De Dichter be- zingt J E z u S nederige geboorte. Het menschdom lag in dier- lijke zinnelijkheid verzonken.. Rondom was bet nacht - J E. NAGELATEN GEIMCFITEN: 127 I E z u s ontflak bet daglicht. De aanroeping van sab z E s ell D A V E p is uitflekend fcho on. Nu felt hij voor denn heiligen flrij d van j E z u s tegen de zinnelijke, bekrompene en flaaf- fche. begrippen der Joden, voor de zaak van God en de deugd, alsmede zijne ,voorbereiding tot bet heilige, werk is de woestijn. Hierop fort de Dichter zijne geestverrukking dus nit:. tiij komt! ja, Jezus kornt den heilgen kanip to ilrijden! Hij, martelaar der deugd, zal zich der menschheid wijden4 5preidt , Sarons rozen !' fpreidt uw geuren in bet rond; Juich , Carmel ! Libanon ! ontfpringt aan uwen grond, 6 Cedren! Palmen, ruischt! Laat de outervlammen blaketf, 6 Tempel ! jaw, een God, een Godheid zal genaken. enz. J F z u s nadert Jeruzadem, en begint zijti wer1c. Hij za1 het menschdom redden. De Hel begrimt hem: -De Pharize'= ors lasteren hem. De Dood bast hen! aan: Maar hij wan.. kelt niet bet oog op God gerigi, Ziet hij, hij Godsgezant! zijn roeping, kent zijn' pligr. De Dichtet aanfchouwt j E z u s to Jeruzalem, en hoort zif ne leer en lesfen. De o'hzigtbare Geesten zien met wellust neder op bet lijdend menschdom. Eene iondaresfe nadert: De Orizsrers vloeken haar, en de Wijze iegt tot de menigtei vie van u zonder zonde is, wrrpe den eerJien ffeen by haarl en tot de zondares : ga Izenen, en zondig niet wed,-r! Voorts wordt J E z u s kindermin voorgefeld. De Richter volgt j E. z u s aan de oevers der Tordaan, en bezingt de plegtige fkifC der Natuur, de opgetogenheid der fcharen, de kracht eit •i'ef- Iievenheid van j E z Ii s leer. De wijsgeerte, iiit den Hemel afgedaald, heeft hij verzinnelijkt. Hij is de Eenling, die gee- ne wedergade heeft, en in zijne les op Horeb zijn voor 'hee menschdom pligt en zedelijkheid bewaard. De leer vati j E- zu s zal eens die van alle volken en van alle eeuwen zijn; fnaar zuiveri niet zoo als dezelve door fommigen words voorgefeld,,. Hier worden de gruwelen,. in naatn van deft Godsdienst van j Ez u s gepleegd, met flerke kleuren go fchetst, Neen! de leer van j E z u s is _ rein, heilig, godde., lijk. ,Zijn Godsdienst is behoefte voor bet harts Waarde vart 12 eiietf l2$ j. F. HELMERS then Godsdienst, bij rampen, neerflagtigheid, wanhoop, vet twijfeling. Ja ! HELMERS erkent, her geloof aan God en de Onfterfelijkheid aan de leer van j E z u s verpligt to zijn. De Dichter wil nu met j E z u s bet land doorwandelen, zij- ,Ie orakeltaal hooren, zijne weldaden zien. De vermeeding hieryan is fchraal, en de Dichter komt al aanftonds op de deugd van J E z u s en de verhevenheid zij ner leere terug. Wij willen geenszins beweren, dat de wonderen bier uitvoerig hadden moeten bezongen worden. Maar waartoe dan de voor' afgaande uitroep, die zoo veel .verwacllten doet: 6 Jezus ! aan uw zij' wil ik her land, doorwandelen Weldoende trekt gij voort, ik zie u fpreken, handelen! Voortreffelijk wordt bier de finartelijkfte en fmadelijkfte dood en de gerustheid van j E z u s gefchilderd. Alles is even fchoon en roerend. Men oordeele uit bet volgende, bij eene korte vergelijking van dezen dood met bet fterven van SOCRA- TES, nit bet voile hart van HELMERS gevloeid Maar gij, gij Jezus ! ach !, tienduizend dooden tevens„ De foltering der hel, in 't uiterfle uur uws levens! Elk polsflag marteling! gehoond, gevloekt, befpot, En uitgefpogen als een lasteraar van God! Een vloek van hemel en van aarde ! God! war harte Verfteent niet, bij 't befef dier nooitgekende fmarte! Ach! uitgefloten, als monarch met fpot begroet! De duivlenlach en hoon van 't Pharizeeuwsch gebroed! Ach! al de foltring, al de pijnen, ooit geleden, Ooit, uitgevonden bij her ergfle gruwelfmeden, Alhier vereenigd, bier verzameld iu rs6n uur; Neen, 'k heb geen woorden,'k heb geen tranen: zw?cht, natuur! Nu voigt de verhevene fchildering van j E z u s grootheid, en bet roerende tooneel met M A R I A en J O A N N E S. Doch wij mogen niet meer overnemen. Slechts her flot nog: Nu rigt ge uw flervend oog, vol goddelijk vertrouwen, Tot uwen Vader op, beveelt aan Heth uw' geest: Triomf! uw oogst is daar - ja, Jezus is geweest. De parel fchoot in 't licht, de ruwe fchelp viel neder , En Jezus reine ziel flUgt tot de .godheid weder. Dit NAGELATEN GEDICBTEN. 129 Dit geheele tafereel, en bet uitmuntend Clot, waarin de Dichter bet Opperwezen op eene allezins verhevene wijze aanroept, en zijne hoop, zijne verwachting uitftort, dat een• maal de geheele aarde de leer van j E Z U $ in alle hare waae- de ial erkennen, is, in ons oog, bet fchoonite gedeelte van den Lofzang. Van aanmerkingen, welke wij reeds hebben hooren maken, dat de eigenlijke waarde van j 'E z v s , zijne verzoeningsleer en'i. niet in bet licht wordt gefleld, dat van 's Heilands Opftanding en Hemelvaart geene melding words gemaakt, dat 's Dichters gevoelen over bet gebed tot God niet met de leer van bet Evangelie ftrookt, enz. enz. zullen wij niet gewagen, daar wij flechts bet dichtfluk, als zoodanig, hebben to beoordeelen, welks hooge waardij, niettegenftmnde on- derfcheidene gebreken, (als daar zijn, dat de 'orde en een. heid niet overal bewaard zijn; dat men 'bier en daar redites santrefv; dat de beelden en fieraden der kunst niet altijd eenvoudig - verheven genoeg zijn, en dat *ij op enkefeplaatfen wel wat minder eigenlijke•kunst, wat meet zalving, wat meet van den geest van 1 e•z u s hadden gewenscht) en niettegeII- ftaande wij , over bet geheel genomen,, aan bet gedicht op ddn Handel den voorrang zouden toekennen, heerlijk uit- blinkt, en door geen' bevoegden kunstregter in twijfel zal worden getrokken. 'Het geheel words befloten door eenen zeer fchoonen en zeer roerenden lierzang, waarin de Dichter de kortheid van zijn leven voorfpelt, zijnen fpoedigen dood gevoelt, en zijne zonen, die, deze zangen lezende, of bij zijn graf gezeten, in ftillen weemoed aan hunnen vader zullen denken, krachtig aanfpoort tot deugd en pligtsbetrachting, tot de beoefeuing der leer van j E z u s , en tot het gNoof aan God. Het laatfte couplet is zeer krachtig 't Geloof words in den proefftrijd vastert 't Geloof 'zij 't 'fchild, wanneer de laster "Uw doel miskent, uw deugd befpot: 't Geloof flecht diamanten muren; 't Geloof kan tijd en graf verduren; Daar, waar 't Geloof is, daar is God 1 Thans volgen nog eenige Lierzangen, welke alle uitftekend I 3 zijn. Tap J. F. HELM ER S4 NAGEL4TEN GEDICHTEN. zijn. Die op de I#Ceidadigheid en de Lofzang op ANT 049 r u S 13 A ns B,x o E x. hebben ons. bijzonder getroffen. De 4ardrij*t- kuude (dat , naar ons inzieu, onder de rubriek van verfprei- de Gegichten behoort) is de cer dubbel waardig van in ;de- zen bundel to zijn opgenomen. Hot is, in ons oog, een juweeltje van de eerfte foort. Hot wijsgeerig idle, dat 4e verlichting en de wetenfchappen fpoedig tot de uiterfte gren- zen der aarde zullen doordringen, is in bet fchitterend klee4 der poezij uitgedost. Ook de versbouw is bij uitffek fraai. B. V. #Iaast ruischt in bosc.h en veld, bij forfcke Patagonen, De zilvren citerklank van Phebus echte zonen, Door de echo's nagegalmd in Dafne's Iauwerdal. Daar zal de herder eens, aan heldren waterval, Tibullus in zijn- hand, naast Delia gezeten, Bij Philomela's zang, zich zeif (zelv') en de aard vergetzn, Ras denizen Plato's aan den Niger! . J)an kweekt bet maangebergt', wiens (welks) kruin door d'ether dringt , Len' Humboldt, die bet meet, een' Haller, die bet zingt. Inderdaad, deze heerlijke Lierzangen, zoo wel als de ver- fprei,te Gedichten (waaronder de I,ierzasng op j A M E s c o o x, die ons reeds v66r veertien jaren bet voortrefFelijk kunstver, mogen van H E L b1 E R s deed kennen) flrekken , met de uitge- breider dichtflukken, tot een blijvend aandenken van eenen man, die als Dichter de lieveling zijner Natie was, die op den volksgeest, op den finaak en bet eesthetisch gevoel zij- ner Landgenootcn eenen invloed oefende, welke wij hopen dat simmer zal verloren gaan, maar met ons vernieuwd volks- beflaan Heeds krachtigcr zal wcrken.' Ilet doet oils Iced, dat wvij de onderfcheidene waarde der Lierzangen niet opzettelijk kunnen aantoonen. Dan, wij hebben reeds de paler eener ge- wone aankondiging overfchreden. De Lezer zal ons, vertrou- wen wij , deze uitvoerigheid gaarne vergeven, ten gevalle der laatfle dichtvruchten van onzen beliefkoosden Zanger, wiens naatn eenwig in zegening b1; ve ! Re- J. W. B U S S I N G H, REDEVOERINGEN. 1,311 .Redevoeringen , bij Nederlands verlosfing en Oranjes zegepraal: door JOANNES WILHELMUS BUS SINGH, Predikant to Gouda•; Lid van het Koninklijk Nederlandseh InJlituut van Wetenfchappen, Letterkunde, en fchoone Kunjlen, en van verfcheidene geleerde , en beroemde Maatfchappijen , in Ne- derland. Te Rotterdam, bij N. Cornel. i8i6. In gr. 8va. lllet Voorwerk en Bijlagen , 173 $l- f I -+-: ,i[.yiet bier eene late nalezing na eenen overvloedigen oogst, aithans wat de beide eerfle Re devoeringen betreft, zijnde de eerfle uitgefproken den 112 van Wintermaand 1813, (over PJ: CXXV.) en de tweede (over Rigt. VII i -16.) den 13 van Louw- Inaand 181..1.. Zij zien nu bet licht , ter gerustftelling, dat de Eerw. B U S S I N G H niet gezwegen heeft bij de laatfte gezegende On;- wenteling, gelijk eenigen van 's mans vrienden fchijnen ver- moed to hebben; terwiji de vierde , Bijlage lien overtuigen kan, dat hij reeds v-roeger fprak, als zijnde Gene Aanfpraak aan de Geaneente den 2o van Grasmaand i8o6, bij bet treu- rig affcerven van Prins W I L I. E M D E N V, wiens asch hij zich toen vervrijmoedigde openlijk zijne hulde toe to breu- gen, hetwelk menig warm vriend van dezen Vorst toen niet gewaagd- heeft. De derde en laatfte Redevoering , (wij hebben nog een deeltje to wachten) over JES. XIV: 12- 23 , is uitgefproken den 5 van Hooimaand 1815 , op den Dank- en Bededag. De Bijlagen geven ons, bebalve reeds gezegde Aanfpraak, de Proclamatie van onzen geliefden Koning, toen nog Souverein Vorst, en de Uitfchrijvingen van de gedenkda- gen van 13 Jan. 1814 en 5 Julij 1815; en dit bundeltje is aan zijne Majefteit, den Koning der Nederlanden, enz.opge. dragen. hoor•ts hebben wij Coin met den Ideer BUS S I N G H to fpre- ken) bier niets meer bij to voegen. Zijn Weleerw. is onzeker, of Redevoeringen van zoodanig een' nard, als hij thans uit- geeft, en van welke een groot aantal bet licht ziet, aan de kritiek der Heeren Recenfenten behooren onderworpen to zijn; hieraan heeft hij, bij bet lezen van verfehcidene Receufien en de vergelijking van dergelijke Redevoeringen zelve, wet eons getwijfeld. Hij mag bet intusfchen lijden, wil men de zijne ook die cenfuur doen ondergaan: vitterijen zal hij zich 14 nict t33 1. W. B U S S I N G H, REDEVbERINGEN. niet aantrekken , en lof begeert hij niet ; dit komt ons `bier uitnemend to ftade; wij willen hem then .dan ook niet op- dringen; en fchijnt zijn Wereerw. van oordeel to zijn, dat eene recenfie alzoo of vitterij of lof worden moesr: wij tce- den ook over dit dile,nma liefst, in dit geval, in geen gefchil. Het AAN DEN LEZER, dat doze Redevoeringen voorafgaat, is in. meet dan den opzigt merkwaardig. Leeren wij den 'Heer op nieuw uit de Redevoeringen als Redenaar kennen;' daar vertoont hij zich aan ons als den moedigen, dappefen man; den man, die niet gezwegen heeft, teen fchrikbarende gerurh- ten der nadering van Franfche plundesaren, welke in bet na- burig WOERDEN zlzlke ijsfelijke tooneelen van moor'd en roof hadden aangeregt, den cooed bij zijne Jladgenooten -en de Re- $rering der fl'ad zinken deden, en men hem bet voornemen re kennen gaf, om de vlag van de -torenfpits weder weg to nemen; maar die, om den maed in zijne tnedeburgeOs aan to vuren., zichzelven gdreedelijk aangeboden heeft, em, aan derzelver hoofd; ter weHng dier Kanibalen, op to trekken. En' (de Heer s 'u s s I N G H beroorlove ons dit 8~ne woord; bet is -noch vit- terij noch lof, en ook niet zoo zeer nan hem, als wel aanhet toenmalig Stadsbeftunr gerigt) wij kunnen ons niet begrijpen, waarom 's mans moedig aanbod niet dankbaar werd aangenomen; ten zij misfchien dit aanbod om op to trekken geweest zij in denzelfden zin als dat , waarvan hij een weinig verder meldt, het aanbod namelijk van zijn' perfoon en dienst, ads Predikant bij het Leger van den Staat, tot den zoo heili- gen flrijd uitgetoben. Was zoo iets zijne meening, dan ge- looven wij bet daaraan to moeten toefchrijven, dat de re- fpective Regering van Gouda alstoen op 's mans manoeu- vrcren met bet geestelijk zwaard wat weinig vertrouwen had. Beknopt Verhaal wegens den loop der Procedures, gevoerd, op gronden van - bet Wetboek Napoleon, tegen j. M. G L A S E R en S. V A N P A D D E N B U R G H, i n hunne kwaliteit van deif- nitive Curators in den Faillit - Boedel van J. A. B E C K E R , Logementhouder in 'de Herberg de oude Graaf alhier (?) Te Amflerdam, bij Geysbeek en. Comp. i8iS. In gr. 8vi. f :-IO-: waarom deze zaak, die alleen Particulieren betrefc, en waar- PROCEDURES. 133 waarbij bet Algemeen hoegenaamd geen belang heeft , in bet ticht verfchenen is, begrijpen wij niet, dan om zich van de llmflerdamfche. Regtbank op de uitfpraak v.,n bet Publiek to beroepen, en de eerfle wegens onregtvaardigheid to doen veroordeelen; 't welk wij echter gelooven, dat bezwaarlijk gelukken zal. De zaak is eenvoudig deze : het Logement de nude Graaf voor f 5000-:-: verkocht zijnde, moesten de gelden v66r bet einde van Maart bij den Notaris L U B L I N x , als verkooper, zijn dpgehaald. De Curatoren in den Boedel lieten (naar zij zeggen, volgens begeerte van den Regter Commisfaris, den Heer B ERN TZ) die gelden char liggen; Not. L U B L t N r zou den 22 Mei afrekenen, doch was toen tilt de clad, verdronk, en de gelden werden aan zijn kantoor niet gevouden. De turfkooper VAN BELL eischte zijn geld, en de dochter van B E c x E R barer moeder bewijs; de Curato- ren, hierover in regten aangevallen, verloren bun geding, en moesten de geledene fchade vergoeden. Het is waar, indien de bier geftelde daadzaken echt zijn, (waarover men nogtans ook de andere zijde zou moeten hooren) zou de Heer Reg- .ter Commisfaris B E R N T Z althans gedeeltelijk fchuld zijn aan bet verzuim der afhaling bij den Notaris, bet groote punt, waarop alles aankomt, en de Advocaat B R U G M A N s niet edelmoedig hebben gehandeld, door tegen de Curatoren bet opvolgen van een' advis in to brengen, 't welk hij zelf bun eerst gegeven had : doch, wat de zaak ten principals betreft, is bet wet zeer hard, dat de boedelredderaars de fchade moe- ten dragen, door bet deficit bij den Notaris veroorzaakt; maar de Regters konden geene andere uitfpraak doen dan volgens de beftaande wetten, en dus is , onzes oordeels, bun vonuis geheel onberispelijlt. Brief aan een' Vriend, over het'voordeelige eener Geldbelegging in UitgeJlelde Schuld, met eene Tafel van Berekening dui. delijk aangewezen. Te Deventer, bij A. J. van den Sigten- horst. Ai5. In gr. Svo. 0 Bl. f :-to-: Wj vergenoegen ons met de enkele aanmelding van dezen Brief; want wij willen door goed- of afkeuring niemand, anwillens, benadeelen, en houden ons to nicer ter beoordee- ling t94 BRIEF ALA EEN VRIEND. ling onbevoegd, alzoo wij voor onszelven bij ioodanige fpeculatien altijd liefst eenen knappen en eerlij.ken Makelaar zouden raadplegen, aan wien wij dan ook, zoodra w;j met ten los kapitaaltje verlegen zijn, dic blaadje ter recenfre zttl- tee zenden; hetwelk wij ook iedet in zoodanig geval zouderr a anraden. De Brieffchrijver pleit voor uitgeJlelde fchuld bil zijnen vriend, wien de prijs der u,;itgeflelde, in vergelijking van lien der werkelijke, veel to hoog fchijnt, en die op de smartifatie van de uitgeftelde fchuld door aankoop niet durft tekenen. Hij wederfpreekt deze bedenking, geeft zijne ze= kerheid to kennen, dat zijn vriend het algeheel -der uitge- ftelde• fchuld (of der Slapertjes, zoo als onze boeren zeggen) onrtrent '4o millioenen re hoog fchat, en het bemoedigend nit- itigr, dat, in ftede van eerst over 300 of 256 jaren, op her langst in 83 jaren geheel die fchuld kan zijn ingetrokken. De Tafel wijst aan, hoe, de kansberekening van uitloting, en ook intrest van intrest in aanmerking genomen, iemand, die f I r55o-:'-: kontant tot den aankoop befteedt van uitgeftelde fchuld, in 25 jaren eene reele waarde verkrijgt van f44ooq=16- : ; rerwijl hij, die dezelfde'fom tot werkelijke fchuld danlegt, in• denzelfden tijd volftrekt niet Meer dan f 328o6-,4-: bekomen zal. 1- Nog eens: wij kunnen niet aan- of afradens en hou. den dnze bedenkingen zees gaarne terug; maar, die er gading• in heeft, koope err leze het boekje, en doe zijn profrjt! Net Speak, Romantiesch Tooneelfpil, met Crhooren en Zangen, in vies Bedrijven ; naar het Hoogduitsch van A. V ON 9 0 T zEBtiE. Te Amflerdam, bij J. S. van Esveldt-Holtrop. In kl. 8va. IIg Bl. f :-12-: Onze aanmelding komt laat genoeg; en in6rdaad, wij Z R1 den dit fpookfel geheel nit den weg gaan, ware het niet, dat het, nog niet lang geleden, het Publiek op zekeren Schouw= burg was komen ontrusten ; waarom wij het nu eens eventjer bij den baard trekken, en alzoo toonen, dat wij, niettegen- ftaande den naam en faam van den leer v O N K o T Z E B v E y Voor dit 'zijn,' met verlof, belagchelijk gefpook onvervaard zijn. Ronduit noemen wij dit Romantisch Tooneelfpel' een finaak- en zouteloos vod; hoedanig ieder proifchrijver iederef week` A. VON t(OTZEBt1E, n1:T SPOOR. 135 week bij dozijnen leveren kan; her vertoont de arttizaligfte ongerijmdheden, zoo platweg daar ter neder gefteld alt eeti verwilderd brein die maar kan opgeven; en alzoo is geen.Ta#. Klaasfen's Spel minder uitlokkende, en Been fprookje van bet Rood Kousje minder vermakelijk. En echter, v oN K o T Z E. B u E fchreef bet? en bet vond vertaler en drukker in Hol- land! en werd op cenen Hollandfchen Schouwburg vertoond! en door een Hollandsch Publiek toegejuicht? NEEN! dit laatfle is ons hoogst onwaarfcbijnl:jk. Geen fchimpfchrift tegen her Tooneel, en den kunstfmaak van een Publiek, kan, meenen wij, bijtender zijn; en wordt de fmaak tot zoodani- ge vertooningen geleid, dan weten wij waarlijk niet, war men voortaan ten voordeele van her Tooneelvermank zeggen kan, Indien voor her minst, hetgeen voor veraand en hart vol. flrekt onvruchtbaar is, zich voor de regtbank der zedelijkheid niet kan verdedigen. De Heer Tooneeldichter kondigt zich inmiddels (winderig genoeg) als eon vijand van belagchelijkheden aan, en meent bier eene proeve to geven, om den zang zoodanig to gebrui. ken, dat her ten minfle ss'aarfchijnlijk wordt, dat de handc- lende perConen in dat oogenblik zotiden hebben kunnen zin- gen. Wij vertrouwen, bij heeft zich daarop dan bijzonder toe;eiegd, en uit dien hoofde iederen kunstregel, en Were andere fchoonheid en waarfchijnlijkheid, veronachtznamd. De lezer of aanfchouwer vergenoege zich nu ook met de hooge s'aarfchijnlijkheid, dat eene gefcheakte fchoone, ten believe van Karen gehaten fchaker, allerlei liedjes zingt, en, als de- ze daarbij is ingefluimerd, een zingend fchietgebedje pat doen in den kerker, waar haar geliefde minnaar gevangen zit, ja, bij bet uiterfle gevaar van ontdekt to worden, een klein ex- tempore opdrennt. De groote waarfchijnlijkheden of zeldzaam- heden van bedrijf heeft men hierbij toe: b. v. men ziet de jonkvrouw met fpel en dans ter bruiloft geleiden; tertond daarop bet floc door een nantal dappere mannen omringd en aangevallen; die helden dadelijk weder aftrekken, op de be- dreiging, dat men her meisje vermoorden zal. Men ziet a! verder den minnaar, dien men haar ontkaapt heeft, in de ver. momming van eenen waarzegger, met twee meisjes binnen- flnppen; men ziet, hoe hg den fchaker fopt, hem met de bruid en haar gevolg lokkende near eenen ouden eik, om een' fchat op to delven; men ziet daarbij de in flute teruggelteer- de 136 A. VON KOTZEBUE, HET SPOOK, de helden gevangen worden met get-raliede valdeuren en nettetn in een beers ihol, en den gewaanden waarzegger gekneveld naar den kelder brengen. Voorts is men getuige, dat de Bid- der vrouwenroover, en moordenaar daarenboven van zuster en pleegvader, zich gemakkelijk laat bepraten tot bet uititel• len van den bruidsnacht; zijn yolk naar de kapel zendt, om to zingen en to bidden; hoe de bruid hem in flaap zingt, zij- ne fleucels nu magtig wordt, en in den kelder niet flechts Karen minnaar, maar den voorlang reeds weggeftommelden pleegvader tevens vindc, en ontdekt, dat hij ook haar pleeg- vader, en zij aizoo des roovers zuster is. En daar hebben wij bet nu: die oude, nu krankzinnige, pleegvader is bet srooKI Inmiddels zijn de helden de ijzeren tralien doorgeworfteld; de Ridder roover en fchaker wordt in een tweegevecht ge. dood, enz. enz. Tot een goed befluit van alles, ziet men den geheelen Burg in vlam en inflorten, zoodat den aan- fchouweren (tot bun overgroot vermaak) hooren en zien inoet vergaan. Notabene, nog een verfchrikkelijk onweder, Oat alle deze waarfchijnlijkheden eenen geruimen tijd ver- fraair, en waardoor de zang regt liefelijk moet geaccompag- neerd worden. Bij zulk eene Komedie mag men vooral wel zorgen, dat er fchrikpoeder bij de hand zij. Welk een vermaak! Hoe verheft en verteedert zich bier bet hart! hoe wordt bet ge- voel veredeld en verhoogd ! En met welloe mooije en krachtige versjes is bet fluk door- zaaid! Hoort flechts den volgenden krijgszang! Goeden nacht! goeden nachtl Heerlijke daden zijn volbragt. Halen komt men de fchoone bruid, Trekt near huis, met een' heelen huid, Brengt der vrouwen onzen groet; Verre van hier is voor n goed. Heerlijke daden zijn volbragt, Goeden nacht! goeden nacht! la, goeden nacht, Heer voN KOTZEBUE, gij en uzv Spook! I3OEKBESCHOUWING. Christendom en Hervorming, vergeleken met den Pro. testantfches- Xerk/laat, bijzonder in de Nederlan- den. Te Groningen, bij W. Wouters. 1816. In gr. 8vo. 268 WBl- f I - Io-. Onlangs had de ileller dezer beoordeeling eenen zeld- zamen droom, en - Deus omen avertat! Hij droomde zich in het midden van een vrij welvarend dorp , in eene aangename landilreek. Men dreef er algemeen den tuin- en landbouw. Maar - hetgeen hem aanftonds in bet oog viel -- het, fcheen , dat bier ieder zijnen afzon- derlijken fmaak had; icder •buis was eenigzins anders gebouwd, ieder t.uintje anders aangelegd, iedere akker geheel anders hewerkt;- zelfs de werktuigen tot der, landbouw waren voor iedere familie anders ingerigt; en, was het bier of daar, alsof de eene buur zich eenis germate in den aanleg van zijn eigendom naar eenen anderen had gefchikt, er was toch altijd zeker in bet oog loopend verfchil, duidelijk met opzet aangebragt, en dikwijls grillig genoeg. Terwijl hij daarover nadacht, err qe reden niet vatten kon , waarom zich de eene buur hier,zoo opzettelijk, en,. naar bet fcheen, al zag hijhet betere in , met zoo veel hardnekkigheids , .van den any. deren onderfcheiddc, merkte hij' onder de dorpbewoners eene groote hartelijkheid : de, kinderen fpeelden vrolijk en vriendelijk. ondereen; het buurmeisje lonkte buur, mans zoon veelbetcekenend toe; men liep over en we- der, vr"iendbroederlijki bij elkander in, en in de herberg vond hij een aantal landlieden, in eenen gezelligen kring, in een regt leerzaam onderhoud; zij keuvelden over veeteelt en..,landbouw, dienden elkander bier van goeden raad, en tboden, geheel welmeenend naar 't fcheen , elkander hulp en wederkeerige dienften. j'.OkKfF,SCH. iui6. NO. 4.. K Juist 138 CHRISTENDOM EN HERVORMIN*G. Juist voor eene woning, waar hem de groote ruiten in den voorgevel, en de Engewche aanteg van den groo- ten moestuin, bij bet ftijve bloemtuintje, nog geheel in den ouden trant, zeer in bet oog liep, ontmoette hem een eerwaardig oud man, wiens vriendelijkheid hem uitlokte, en aan wien hij zijne -bevreernding to kennen ga-f. Deze glimlachte, en zeide : dit bloemtuintje, met hoe weinig moeite en kosten ook to _veranderen, z.ou wel zoo blijven; zelfs had de grootvader van den eige- naar bij uiterften wil gezorgd, dat daarin ten eeuwi§en dage geene verandering to maken was. Op zijn eigen erf toonde hem de grijsaard eene groote. en potfierlijke: iiguur van gefchoren palm, welke zonderling bij zijnen fmaakvollen aanleg afftak.- Zoo ik dit we gdeed; zeide liij, dan verkortte ik' m-ijner goede zuster zeker bet It- ven; en liever laat ik mijne buren en den vreemden voorbijganger eens lagchen. Hoor ! fprak hij ver- der, daar hij zag hoe dit mij bevreemdde, wij beleven Icier in Iiefde en vrede gouden dagen; maar in mijne jeugd (en toen was bet toch reeds jets beter) was bet Tiler een booze tijd. Toen zich onze voorouders hitr nederzetteden, hadden zij hevig verfchil over den aan- bouw, en de beste wijze van den landbouw. Ieder volgde dan ook zijnen zin; en dit ware niets geweest; maar, ieder hield niet alleen hetgeen hij begreep voor het beste, maar voor bet ecnige goede. Dit kon er ook nog-med door, hoewelhet ongelukkig genoeg was; maar ieder wilde den anderen, dwingen om- to doen zoo als hij, en een enkele, die de guldei vrijheid=predikte, Nverd overfchreeuwd en -van alien mishandeld. Nu ging bet gelijk bij iederen twist, en daar ieder volftrekt in alles anders wilde doen dan zijne buren, zoo-werd de heat hoe ]anger hoe bitterder, en bet natuurhjk gevolg was, daar al bet goede verdacht was zoodra een an- der bet deed, dat geheel de bouwerij• ' erwaarloosd werd, en kruid noch bloem bier gedijen kon-. Van lie- verlede intusfchen bedaarde de hevigheid, en men be- gon bet haten moede to worden; nu zou men zich fcha- CHRISTENDOM EN HERVORMING: 139 *hamen elkander een graf op bet kerkhof to betwis= ten, dat voor sijftig jaren geene zeldzaamheid was; en, nadat zich alzoo de dooden verzoenden, was de eerfle ftap gedaan, en de levenden volgden; men mees- muilt nu over de oude gefchiedenis , alhoewel. ieder zijn familiezivak is bijgebleven, en, hoewel men 7ich bet goede van elkander ten nutte maakt , not voor bet minst een of ander ftokpaardje aanhoudt, (zoo als daar miin palruboom.) Maar dit belet niet, dat de familien reeds over en weder huwen, dat men elkander druk bezoekt, in nood en dood bijftaat, veel van elkander keent en leert, en, in Un woord, elkander heipt,waar men kan of mag. Nu is het goed, voor bet minst ik beii to vreden; misfchien gaat bet in bet vervolg nog fuel beter; maar ik voor mij zeg bet bet jonge volkje gedurig, dat wat goedlachs en vat driftig is : wij heb- ben regt goede dagen, met mijn'pa1mboom en buur- mans venfter, en wat al meer; dat nag overbleef van then naren tijd; men ' kon ze wel wwegdoen , nitar die testamenten in fommige familien iiib1ten bet mdeijelijk; er leven nog oude lieden, en alien denken niet zoo als ik; en, als wij zoo eens onder ons oiidjes keuvelen over den vorigen tiid, dan zie ik, dat bet bun toch met refit naar den zin is-, wel dat men in vtede leeft i maar niet dat men reeds in zoo veel zich naar elkander fchikte; ook is er onder de jeugd _flecht volkje, dat wel eens weder aan bet plukharen wilde, hetzelfdd waarom; en gij voelt , bet geflacht van domkoppen is ook bier niet uitgeftorven : ik houd fomtijds mijn hart wel eens vast; evenwel ben ik zoo bang nietvoor de dommen, als wel voor de onvoorzigtige, doizinnige jeugd. Zoo keuvelde de oude man; maar zijne kleindochter kwam met nat bekretene oogen bifnen : de fchout van bet dorp, wiens zoon over haar verkeerde, had haar nit de deur genet, en bet geheele dorp was in oproer; men floeg -bii den fchoolmeester de nienwe glazen in fuz. Wat is er dan gcbcurd? vroeg, de oude. Zij K 2 wict 140 ChIRISTENDOM EN IiERVORMING. wist bet niet; maar de zoon van den Predikant was de oorzaak. Wij moesten er meer van weten, en ik ging met den ouden man op weg. Welk eene ellende ! Hier haalde men de ho.uten fchuttingen omver, waarvoor men de groene heggen verwisfeld had; daar was men reeds bezig om de veniters wederom met kleine ruiten in 't lood to voorzien; daar vernielde men zijne eigen Spaanfche klaver op bet veld; Binds krabde men de vrolijke verf- kleur van de deuren. Het gefchreeuw en getier was geweldig; ieder eischte onituimig, hetgeen hij buur- man geleend had, terug; op bet dorp vlogen de mut- fen, en verfcheidene wijven vochten met hunne mans en kinderen; op bet kerkhof groef men de lijken op, enz. En wat was de aanleiding van al deze ellende ? Domine's zoontje; dat zoo pasjes van de Akademie kwam, had zich bij de boeren, die in de. herberg za- ten to kouten, gevoegd; en, daar hij niet''medefpre- ken kon over den eigenlijken landbouw, waarvan hij Been veritand had, zoo had bij de gefchorene palmboo- men, do ftijve tui.ntjes enz. aangepakt; vooral had hij bet tegen des kasteleins uithangbord; deze nam zijn uithangbord (dat juist de Ezel van Bileam was, die niemand in den weg hing) in zijne befeherming, en riep zijne talrijke ,nude en jonge familie to hulp; de jon- ge beer fudent gaf niet toe; en, toen bet reeds hoo- ge ernst geworden was, begirt. hij dan ook allerern- figst, vaart hevig tegen ieder ftokpaardje, en in bet bijzonder tegen den ezel , uit , en verklaart eindelijk, dat hij zoo dadelijk met eenige vrienden naar den Heer van bet dorp zal gaan, die den ezel en ieder flokpaard- je wel zou 'opruimen, enz. Nu. is er gefchreeuw van oud en jong; bet geheele dorp ftaat overeind ! De ou- de, eerwaardige bredikant komt er mede bij ; bet ge- fclireeuw had hem in zijn middagflaapje geftoord; hij meende, dat er brand was. Jongen! zeide hij.., toen hij vernam, vat er gaande was; jongen ! ga naar huis; ilc zal u J A C o s. III: 5 en 6 eens uitleggen. - Het is to laat, beer Predikant ! zeide de oude; gij hadt hem then tekst CHRISTENDOM EN HERVORMING. 141 jtekst wat vroeger, en gevoelig, moeten infcherpen. --- Wij maakten ons nit bet 'gedrang.. Goede oude, uwe gouden dagen zijn uit ! wilde ik juist zeggen, toen mij een fteen langs bet hoofd fnorde, en ik, verheugd dat ik flechts gedroomd had, ontwaakte. - Nog tens Dew omen avert at ! Maar, wij moeten den Lezer onze droomen niet ver- halen; wij moeten hem over bet werkje, waarvan wij den titel opgavcn, onderhouden; en bet fiat applicatio zou bier eene wel korte, maar, in meer dan een op- zigt, toch wat al to fcherpe, beoordeeling zijn. Wij hebben v66r de lezing van dit werkje de achter hetzelve aangewezene drukfouten verbeterd, alsmede, op verzoek van den uitgever, ook de aldaar niet aan- gewezene, bl. 146, reg. 21, leer/lel in leerflelfel, en bl. IV van bet voorberigt ongeoefend in onbeoefend ver- anderd, en vooral, bl. 56, reg. io, de woorden „ te- gen de Remonfranten" doorgehaald, als ziinde deze daar geheel tegen bet oogmerk des Schrijvers ingevoegd; en bet refultaat onzer naauwkeurige lezing en overwe- ging is: dat bet ftukje wel gefchreven, en in meer dan ten opzigt opmerking en nadenken waardig is. De ver- ceniging tusfchen alle de Protestantfche Christenen is des Schrijvers kennelijk doel; hij geeft de echte, zui were denkbeelden van bet geheel zedelijk doel des Chris- tendoms. , Hij betreurt - en wie niet met hem ? - de verdeeldheid der Protestanten onderling. Hij ijvert zeer tegen onverdraagzaamheid, en gewetensdwang, als ge- heel onbeftaanbaar met den geest vati bet Christendom en de Hervorming; en dringt zeer aan, dat men te- rugkeere tot de eerfte zuiverheid en eenvoudigheid: Hier wordt zeer veel gezegd, dat, als waar en gbed, ieders toeftemming uitlokt. En wat bet overige be- treft, zoo kunnen wij ook daar bet menigvuldige ware en goede niet over 't hoofd zien, als de Schrijver de meestmogelijke godsdienftige vrijheid aanprijst, van de verbeterde uitlegkunde gewaagt, en ten fterkfte aanzet tot cen onbefchroomd en vrljmoedig onderzoek. Ver- K 3 vol- J4Z CHRISTENDOM EN.1 i VORMING. volgens treedt de man in bijzonderheden, die de ..pro~ testanten verdeelen; de verlosfn& door jezus Chfis- tus , en de in zijn oog verkeerde depkbeelden hierorm- trent, (bijzonder de vertegenwoordiging of plaatsbeklee= ding, in &can woord een borgtogtelijk lijden) en de wezenlijke' voorwaarden der` Goddelijke genade. We- derkeeren tot deugd en pligt, en een ernfllg en aan- houdend ftreven naar eenen Gode welbehagelijken wan- del, is bij hem -- en wie kan dit tegenfpreken? bet eennoodige. -- Het eenvoudig uitdeelen van Biyy bels', ter verfpreiding van bet Christendom, keurt de Schrijver geenszins goed, hoewel hij daar juist niet op- zettelijk over handelen wil: een uittrekfel van al dat- geen, dat wezenlijk tot de Christenleer behoort, met goede trouw en onpartijdige waarheidsliefdc , nevens ver- liclite kennis; bearbeid, verdiende de voorkeur in zijn oog. Tegen menfchenvrees en menfchenbelragen waar,r ,fchuwt hij ernftig; beftrijdt bet vooroordeel tegen her aandringen op deugd, als baande dit den weg tot werk- heiligheid; en ijvert zeer tegen bet denkbeeld, dat dF leer des 'Christendoms eene leer van gehoimzinnige ver. borgenheden wezen zou. herborgenheid is de naam et} bet tooifel eener hoer van Babylon , Openb. XVII: 7, Met dat al is bet geloof aan dingen, die de menfchelij- ke bevatting to boven gaan, niet onredelijk; en hier ,handelt de Schrijver over 's menfchen zedelijke vrij- heid, bet Goddelijk raadsbefluit, en de leer der voor• zienigheid. Het fchoune en edele en de voordeelen van den echt Christelijken Godsdienst hebbende aangewe. zen, wordt nu het volgende dezer verhandeling meer polemisch; hoewel wij niet ontveinzen kunnen, dat ook bet vroegere reeds eene vrij wat polemifche hou- ding had. De Schrijver beweert, dat z jne gevoelenf die zijn van alle verlichte Christenen dezer eeuw, en houdt bet tijdftip, dat wij beleven, allergefchiktst tot bet voortzetten der hervorming; en deze zal wel gelukken, daar leidslieden en toongevers de denkwijzo der volksmenigte Heeds hebben gewijzigd, ezu het,volit fe- CHRISTENDOM $N HERVORMINoy 143 federt ettelljke jaren aan fchokken en veranderingen is ge-woon geworden; men heeft nieuwe berijmingen voofi het godsdienftig gezang, eene betere Bijbeloverzetting is- in vele handen, en de prediktrant is ook reeds very beterd. Evenwel, er zijn ook hinderpalen : de nieuw aankomende Leeraren zijn op verre na niet alien ge- fchikt ter verfpreiding van licht; de ouderwetfche regt. zinnigheid heeft voorflanders, vooral onder de flads- Predikauten; dezen zijn door eene kabaal geflerkt; fommige aanzienlijken worden gaarne gehouden voor echte pilaren der Kerk, - en onder de voornaamfle van alle de hinderpalen moeten de Catechizeermeesters, vooral in groote fteden, geteld worden. Nog andere hindernisfen kunnen niet opgeruimd worden, zonder de medewerking van een verlicht Gouvernement. De voorname hindernis is de Dordrechtfche Synode, dat gedenhteeken der vroegere=duisternis; derzelver voor, fchriften hebben niet eens meer den volksgeest in hun voordeel ; zij heeft no- zekere oude ftaatkundige wet., tigI eid, en is dus nog een wapen en anker voor de obfcuranten. Dit dwangregt bij de Kerk moet wordea, afgefchaft, dat burgerlijk contract over den Godsdienst moot vernietigd worden, en dit behoort de Souverein to doen : dit zal een onfterfelijk gedenkteeken worden voor den Vor.st; en zoo komt de algemeene Christelij ke Kerk eindelijk tot (land. Onze Schrijver handelt vervolgens over de betrekkingen van de wereldlijke Magt tot den ftaat der Kerke, en het tirannieke eener kerkeordening, tot welke hij onder andere ook brengt, dat het verboden is , bij het kerkgezang gebruik to waken van liederen, die bij andere Protestanten zijn aangenomen; (alle mogelijke gezangboeken, ook de Pfalmen door P E T R U M D A T H E N U hl , moesten dan in iedere godsdienstoefening bij ieder voorhanden zijn ?) Het natuurlijk gevolg van den togenwoordigen ftaat van het godsdienftig onderwijs is, dat weinigen bezorgd zijn om hunne gezindheden to rigten naar bunne groo- te beflemming, en de groote hoop geene aanmoediging K 4 vindt 144 CHRISTENDOM EN HE1.V01tMING, vindt tot bet betrachten van deugd: intusfchen is ket echt godsdienftig onderwijs Van bet hoogfte belang. Nader en duidelijk: nit de Schrijver eindelijk zijnen wensch, dat 's Lands Gouvernement bet ftaatkundig gezag, in der tijd aan de handelingen van de Synode van Dordrecht gegeven, bij plegtige refolutie zal ver- nietigen , nit hoofde van de veranderde omftandighe- den,, tijden en denkwijze; alle de Protestantfche Kerk- genootfchappen ernftig zal aanmanen tot heritel van den Christelijken vrede en eendragt ; rond zal verkla ren, zich nooit to zullen inlaten inet regtzinnig_heid of onregtzinnigheid; geen ander verfchil tusfchen inland- fche Ctiristenen ooit in aanmerking to nemen, dan al- leen bet al of niet erkennen van den Paus; als kerke- lijk Opperhoofd; en geene klagten, uite hoofde van af- wijking van formulieren en geloofsartikeleii,,tegen Leer- aren of leden der Kerke to zullen aannemen. F1iervan belooft zich de Schrijver voor bet Christendom gouden dagen; bet Protestantsch Nederland is er, volgens zij-' ne meening, rijp voor; zoo kan de roepftem: „ let is alles gereed; komt tot den maaltijd ' " aller harten tref- fen; enz. Eenige aanmerkingen voltooijen den milden indruk, then bet werl je zeer zeker maken zal op den voorftander der bijzondere leerftellingen bij bet Her- vormd Kerkgenootfcliap; de achtfe is opzetteiijk tegen den Heidelbergfchen Catechismus gerigt. Ziedaar, Lezer! bet hoofdbeloop en den inhoud van lletgeen gij bier uitvoerig, welgefchreven , met warm- te, en wegilepend genoeg, vinden kunt. De Schrijver, die in vroeger tijd weinig eerbieds voor bet Christendom had, (voornameliik nit hoofde van het Catechizeermees-' ters-onderrigt, dat hij had genoten) heeft in en door lijden den besten Godsdienst leeren waarderen, en is thans een warm voorftander van bet Evangelic; hij is cen lid van bet Hervormd Genootfchap, of de voor- niaals in Nederland heerfchende Kerk, maar geen Leer, aar, en ftaat in geene de minfte betrekking tot den geestelijken jand. - Wij hebben hoegenaamd geene re- den CftUSfNDOM EN HLIVORMIf4O7 145 den om zijne goede bedoeling to wantrouwen; en wij herhalen gaarne, dat het.'ilukje, in meer dan 66n opzigt, de lezing, opmerking en bet nadenken van Gereformeet- de Christenen (mits zij niet ligt toormg worden, en een' hard woord in liefde verduwen kunnen) waardig is. En wij verzoeken opregt, bijaldien meri den droom, waarmede wij begonnen, in verband brengen mogt met onze beoordeeling, dat men dan de allegorie flechts in tantum en niet in totum late gelden; daar wij des Pre- dikants zoon even weinig op deri Schrijver, als bet uithangbord op de Dordfche Synode, volkomen wil- len toepasfen. En, in ftede van verdere beoordeeling, (daar wij over bet al of niet aannemelijke van den ei- genlijken voorflag, en zoo als de Schrijver then wij- .zigt, ons liefst niet uitlaten) bepalen wij ons tot de volgende bedenkingen 10. Bij meer dan 66ne magtfpreuk van onzen Schrij- ver, aangaande een of ander leerbegrip , waaraan men in de Hervormde Kerk waarde hecht, konden wij den ivensch niet ternghouden, dat hij de uitdrukking van een beroemd Hervormd Hoogleeraar, onlangs, had op- gemerkt (en dan ook begrepen).: „de wijsbcgeerte hdeft bedachtzaamheid geleerd, en hare floute vlugt buiten de grenzen van tijd en ruimte ingekort; " en dat hij tevens van een ander, mede nog levend, beroemd Hoogleer- aar bij de Hervormden had afgeluisterd, hoedanig de waarde zij, die men tan, hetzij dan Bijbelfche, lietzij ftelfelmatige, analogi/che fpreekwijzen en denkbeelden eeniglijk hechten mag. Ook twijfelen wij zeer, of hij in dat Kerkgenootfchap genoegzaam naauwkdiirig heeft rondgezien, en bij de leeken, die hij zoo rijp houdt voor zijne wenfchen, en bij de Leeraren, ten aanzien van welke wij vertrouwen,, dat hij verre de meesten, ook reeds bejaarde en zeer orthDdose, edelmoediglijk had kunnen verfchoonen'van den bloedigen geefel, then misfchien flechts welnigen verdiend hebben. Wij z6n den bier bijzonderheden aanvoeren; maar, daar wij den Schrij- K5 ;46 4HRIST"DOM 04 IIEAVQRM1NGy. $chrijyer tot voorzigtigheid weaken,. houdt het.: turps r. q- &c. onze pen terug. z0. Wij wenfchen hartelijk algemeene overeenftent* ming, zoo ver die mogelijk is, on,, bij ieder clog over- gebleven verfchil, bet werken op een en hetzelfde do el in liefde, en de meestmogelijke verdraagzaamheid: dan,, wij iluiten in deze verdraagzaamheid niet enkel de per- fonen, maarr ook wel degelijk de gevoelens, der.zooge- naamde orthodoxen van harte , mede in; en eene ver; draagzaamheid, die deze niet dulden kan, is in ons oog niets minder dan to wenfchen. Waarom zouden zoo menige geleerde en waardige mannen hunne over- tuiging en geweten moeten verkrachten ? Waarlijk, voor eene algemeen, ook uitwendig, verbroederde en vereenigde Christenkerk, als wij zouden wenfchen, bouden wij iemand nog bij ver of na niet rijp , die (on nu niets anders aan to Itippen) de hoer van Babylon, tegen de eerlijke gevoelens eenes anderen, nit de Open- baring van Joannes oproept. 3°. Wij zagen ook wel gaarne, dat men die Formu- lieren van Eenigheid, die zoo zeer de Protestanten van elkander vervreemd houden, kon wegruimen ; maar, zlj zijn or nu ! Dat zij er blijven moeten , dat zij zelfs ooit noodig geweest zijn, zeggen wij niet; maar, flu zij er zijn, vreezen wij bij het opruimen moeijelijkheden. Die Qns er geheel van affchrikken ? Ook dit zeggen wij niett Bedaarde, echt godsdienftige, verftandige mannen ver- Itonden zich ligt daartoe, zonder eenig ,gevaar; in hun hart zijn dezelve reeds werkelijk opgeruimd voor cen aantal broederen : maar, als wij in het algemeen ons. oog flaan op de gefteldheid van hot Christendom, valt ons altijd hierbij het volgende in: Toen in 1795 de, mantel en bef als een ordesl Teed befchouwd en behan-• deld word, befpraken eenige waardige Geestelijken, die. 1#u ook op den predikftoel af to laten : men beredeneer,- de dit als pligt; want, bet leeren was nooit in-de Proe testantfche kerk aan eenig kleed gebonden.. Een jonger, maar ygorzigtig Geestelijke f emde dadelijk mede in , onder dit CHRISTENDOM EN HERVORMING. 147 41t wine beding, dat men een middel opgaf, waardoor inen eenen jongen hekfpringer, die niets meer verlanS de, dan met zijne overdrevene kleeding a la mode k Paris, of als Hansworst in eigen perfoon, de Gemeen- te des Heeren to ontftichten, beteugelen kon. Wij zouden voor eenen zoodanigen dogmatifchen ltekfprin- ger vre,ezen, en alsdan voor die aanftootelijke godgeleer- de fchermutfelingen, waarvan voorheen de l;erkgewel- ven daverden, maar die nu gelukkig in onbruik z jn. Met andere woorden; wij vreezen, dat de een en an- der de zoo gewenschte Christelijke vrijheid in het lce- ren, moedwillig, of ook maar in jeugdige drift, on- voorzigtig, op de fchromelijkfte wijze, overdrijven zou. Inlniddels hopen wij, dat de leden der voormaals hier to lande bevoorregte perk zich vooral niet tegen onzen, inderdaad niet onknappen, en zeer welmeenenden , Schrij-- ver zullen in bet harnas zetten; en dat de Predikanten in de fteden, door hunne bedaardheid in dezen, en on- yeranderde hartelijke genegenheid en vertrouwen tot hunne Ambtsbroeders op bet platte land, hem zullen logenftraffen in zinc fustenue, dat zij , ten aanzien van bet wezenlijk Christendom, bij dezen zoo zeer ten ach sere zijn; hetwelk bovendien (bij den zaakkundigen) to dezer gelegenheid eene zeer ondoelmatige, en geheel ongegronde accufatie is. - Ten flotte zullen wij de volgende woorden van H E R D E R (Brieven, betreferzdd de beoefening der Godgeleerdheid, Deel IV, bl. 3P der vertaling) hier inlasfchen „ Het is kwaad, dat er partijen in den Godsdienst ~, zijn; maar, wanneer men ze to vroeg of oppervlak- „ kig, of door ongepaste wegen, wil vereenigen, duet • men zekerlijk minder voordeel dan nadeel. Men fmeedt „ nieuwe, misfchien fijnere boeijen, maar die juistvan • wege hare fijnheid onoplosfelijker worden, dan de ,, nude rinkelende ketenen. Eene halfgekende waan- y, heid, wanneer men ze tot eene wet maakt, is dik= • wijls drukkender, dan eene domme botte leugen : en ~, zoodra Vorften zich bij den Qodsdieust. in bet fp€I ,, men- 148 CHRISTENDOM EN HERVORMIIVG. • mengen, is bet met vereeniging en vrij onderzoek „ gedaan. Alleen de waarheid kan ons vereenigen; al- „ teen eene gelijkmatige, ongedcvongene, Mare en goe- • de uitlegging van bet Woord van God kan elke par- • tij' de vliezen van de oogen nemen. Laten wij dug „ hierop arbeiden, hiernaar bovenal ftreven, en bet „ overige aan God en den Tijd laten. Hetgeen wij zoo • fang aan onszelven verpligt zijn, is verdraagzaam- ,, held en wederzijdfche vrijheld, - amici usque ad ;, aram. Onze-tijd is, dunkt mij, hierin niet zoo ver, „ als hij bet voorgeeft to zijn; en die bet meest van de „ verdraagzaamheid fpreken, oefenen dezelve we] eens • bet allerminst." -- Zoo fchreef HERDER : en zon bet nu in ons Nederland nog wel aanmerkelijk later zijn ? Gedsdienftige Overdenkingen voor alle Dagen des ,Jars. Door w. G. R E D D I N G I U S, Predikant to Eppen- huizen. IIde Deel. Te Groningerr, be W. Zuidema. In gr. 8vo. 451 BI. f e-i8-: I)it tweede Deel voorziet, op dezeffde wijze als bet vorige; in de behoeften voor de zes laatfte maanden van bet jaar; en deze ftichtelijke overdenkingen zijn, even als de vorige, bruikbaar. Achter bet werk heeft men nu een Register, zoo van de behandelde (voor bet minst boven iedere afdeeling geplaatfte) Bijbeltekflen, als van de behandelde zaken. Wij voelen ons even zeer, als bij bet eerfte Deel, verlegen, om onze Lezers een juist denkbeeld to geven van den aard van dit ALLER- LEI, waarmede wij wel niet heel hoog loopen, maar dat wij ook geenszins verwerpelijk vinden, en dat mis- fchien in zekeren kring van. Lezers goede werking doet. Wij oordeelen bet best, eene kleine proeve to geven, ogdat men zie , wat bier zoo doorgaans , en voor fchrift- uitlegging, en voor leerzame ftichting, to vinden is. Wij bechten daar juist, bij bet doorbladeren van het Re gis- V. G. RZ D D IN G I U S, OVERDENIUNGEN. 149 gister, op lets, dat zeker vook alien hoogst belang.k rijk is noon. Hoe men then zonder fchrik kan inwach. ten. De overdenking is voor den io Dec. beltemd, en heeft tot opfchtift : P s. XC: 3. Gij doet den menfch4 wederkeeren tot Xerbrijzelinge, en zegt: keeet weder, gij menfchenkinderen: „Mozes Belt hier voor, dat de mensch fterven moet, „ wanner zulks God behaagt; dat hij op. den minften ,, weak van deszelfs wil den dood ondergaat; dat dan „ niets hem redden kan uit de magt van then Koniug ,, der verfchrikking. Zoodanig is inderdaad de ftaat van „ den mensch., Ten aanzien van de duurzaamheid z§ns „ levens op aarde, hangt hij geheel van God af. Wan, „ neer de Allerhoogite zulks, gebiedt, wordt zijn lig- • chasm verbrijzeld of gefloopt. Welk eene fchoone „ gettalte, kracht en flerkte, hetzelve bezitten mogt, „ het verkeert dan tot- flof en asfche: Op zijn magt- „ woord: keert weder, gij menfchenkinderen, tot ver- • brijzelinge! moeten wij aanftonds voor den, dood „ bukken- Welk eene wijsheid, rijkdom, of eere, ons • hier eigen zij , en welk eene- hulp men ons moge toe. • brengen om ons Ieven to verlengen : dit alles komt „ ons daartngen in 't minfle niet to itade. Wij bewo- nen nen leemen huizen, welker grondflag in het ftof is, „ en dezelve itorten in, zoodra de Oppermagtige on- • zen adem terughoudt. (Men ziet, de Schrijver heeft de zonderlingegaaf, om eene cenvoudige zaak met regt vele woorden to zeggen en to herhalen: op die wijze zal eene lange predikatie hem wel niet moeijelijk vallen.) „ Ook mij zal door ziekte, zwakheid, of andere mid- ;, deloorzaken, de dood onder de oogen treden, als ge- reed reed om mijnen dunnen levensdraad of to fnijden. „ Ook mij zal die item van God in de ooren klinken „ menfchenkind, keer tot verbrijzeling weder ! Maar • dit zal mij niet onverwacht overkomen , daar ik weet „ dat to fterven voor den mensch even zoo zeker is, • als geborep to worden. Dit zal mij ook, offcho,on „ mij- 1.50 W. Gi -R E D D I N G 1 U'S, OVERDENxxNrrN, ,,, mijne natuur van den dood afkeerig is, geen' bangn „ fchrik aanjagen, als ik dan geloof mag uitoefenen, dat eene zalige, onfterfelijkheid op mij wacht. Op dat ge, ~, loof wil ik mij daarom nu reeds beftendig toeleggen, „ Miju levee wil ik aan Christus toewijden, ten einde „ het fterven voor mij gewin moge zijn. Ik fterf dan „ wel, maar om eeuwig gelukkig to leven. Mijn lid „ chasm words verbroken; naar mijn geest blijft on- ~, gefchonden, en wordt ten hemel opgevoerd. Een- ,, ,rnaal wordt hij ook weder met mijn ligchaam veree- nigd, opdat ik, om Jezus wil, zalig zij naar mijnen geheelen mensch. Heerlijk vooruitzigt i Dat'zal alle „ de bitterheid des doods voor mij kunnen verzoeten." Ailes waar en goed, niet waar, Lezer? Zijt -gij hot ook met ons niet eens, de Eerw. R E D D I N G I U S nraakt zich op den duur bij de drukpers verdienftelijk? Zijne gefchriften worden gelezen, anders werden zij i6et gekocht; en zoo zij niet gekocht werden, zouden zij ook niet gedrukt worden. Het fchrijven is voor #ammigen, hetgeen voor onze Dames cen brei- of an, der gewoon handwerk is; zij hebben het altijd tusfchen de vingeren, en het vermoeit naar nietmetal: dit, ge- kawen w1j, is ook bij den Leeraar-van Eppenhuizen bet geval. Tweetal Leerredenen , uitgefproken op den Nederland fchen Dank- en Biddag, gevierd den 5 Julij 1815. Door D. H. W I L D S C HUT , Predikant to Apeldoorr en het Loo. En nu uitgegeven ten voordeele van bet Fonds voor de GekwetJlen. Te Deventer, bij L. A. Karfenbergh. 1815- In gr. 890- 46 B11 f : - Ro-;, r 1' ij gelooven gaarne, dat deze Leerredenen in zeer korten tijd zijn opgefleld en zonder verandering werden uitgegeven, niet alleen op des, Leeraars woord in bet voor- D. Ii. W I L D S C H U T, TWEE"i'AL LEERREDENEN. 154 voorberigt, maar zij dragen daarvan ook genoegzame innerlijke blijken; dan, evenzeer brengen zij innerlijke bewijzen met zich van des Leeraars voldoende bekwaam. heid tot en vaardigheid in zijn werk, en algeheele gefchikt. heid, om ook dan, wanneer hij flechts over eenen kor- ten tijd to zijner voorbereiding befchikken kan, nuttig en in eenen goeden, misfchien wel wat al to fierlijken, ftijl to prediken. Dit is alles, wat wij zeggen kunnen; gaarne willende voldoen aan 's mans verzock, dat i.-,en deze Leerredenen met toegevendheid, en alleen naar het aogmerk harer uitgave, en geenszins naar hare eigene !vaarde, veel -min in vergelijking met keuriger voortn krengfelen van zuivere kanfelwelfprekendheid, beoordee- le. De eerfte heeft Pfalm CXXIV en de andere Exod. XIV: 31 ten tekst. Ilet nagebed,,bij de laatfte zeer uit- voerig, is achter beiden gevoegd; en bride deze Leer- redenen komen ons voor zoodanig to zijn, dat, al 'is bet dan dat de Eerw. W IL D S C II U T er geene groote eer mede bebale, hij er toch zeker geene oneer mede inlegt- bij het Publiek, hetwelk althans geene ueden heeft, om zich ook. deze kieine toelage tot het Fonds voor de Gekwetiten to bekiagen;maar integendeel met ons door dezelven moet zijn uitgelokt to verlangen , dat de be- kwame man ons in 't vervolg ook eens met de uitgave van opftellen, aan welke hij ]anger tijd befteden, en die hij dan ook.daarna nog eens overzien en befchaven kon, gelieve to begunftigen. T7rgroxpamms. Magazijn, toegewijd aan den geheelen om- vang van de Geneeskunde , befchouwd als wetenfchap en kunst. Uitgegeven door C. A. L. S A N D E R , J. I. WALOP, en G. H. WACHTER, PZ. Ifen Deels 3de en Ode Stuk. Te Rotterdam, bij J. Hen- drikfen. In gr. 8vo. al5.458 Bl- f i-i8-: .;-1e voortzetting van dit werk zal alien Geneeskun+ di- 152 'kIAGAZrJN digen in ons Vaderland voorzeker aangenaam wezen. Meest van eenen praktifchen inhoud, zonder daarom alle wetenfchappelijke befchouwing to verbannen, ver- kriigt het daardoor to meer waarde, omdat onder onze Kunstbroeders die zucht tot befpiegeling nietheerscht, waarmede onze Duitfche naburen zijn aangeftoken. Daar- enboven beflaat bet grootendeels, of liever bijna ge- heel, uit oorfpronkelijkc bijdragen, waardoor bet zich voordeelig onderfcheidt van andere, die bijna uit ]outer vertalingen zijn bijeengebragt. De twee Stukjes, welke wij nu voor ons hebben, zijn althans niet minder belangrijk dan de vorigen. Vooral is bet irervolg op de in bet eerfle Stuk gelever- de ziekte-gefchiedehis eener vlekziekte met bloedftar- ting (morb. mactilof. hcemorrhag. Tf'erlhofii) lezenswaar- dig, bevattende eene volledige en oordeelkundige opgave van de verfchillende gevoelens der Geneeskundigen om- trent deze ziekte , welke w A L o P houdt voor zeer na verwant aan de fcheurbuik, en van dezelve grooten- deels alleen in den graad der zwakte van de vaten acht to verfchillen ; met welk gevoelen wij ons zeer wel kunnen vereenigen. Behalve deze fchoone Verhandeling, bevat bet derde Stukje eene korte bijdrage over de genezing der veneri- fche liesbuilen, door den Heer SANDER. In eene, naar evenredigheid van het iluk al to lange, inleiding wordt de nadeelige invloed der lueht op wonden en ,zweren, vooral van prikkelbare 'en , gevoelige "deelen, aangetoond, en dit vervolgens op de behandeling dier liesbuilen toegepast; willende de Schrijver, data men dezelve nimmer met eene ruime opening opene, noch al de ftof op cens ontlaste, maar door eene kleine ope- ning langzamerhand, opdat er de lucht zoo min mo- gelijk op werke. Volgens doze manier, verzekert SAN- PER, deze kwaal, i'edert jaren, met bet beste gevolg behandehi to hebben. De werkzame en fchrandere w A C H T E R lieeft mede eene bijdrage tot dit Stukje geleverd; zijne aanaierkin- gen, DER GTENEESKUNST. 153 gen, namelijk, over de onderbinding der lreng bij de castratie. Na eene bevattelijke en beknopte opgave der verfchillende manieren, waarvan men zich bedient , om bij *die kunstbewerking bet blood to ftelpen , ontwikkelt hij de voordeelen,, welke de fterke en vaste onderbin- ding van de geheele fireng boven de overige bekende ha ndelwijzen heeft. Deze gronden krijgen eene nieuwc kracht door de bijgebragte voorbeelden van gelukkig ge- 4lahgde rastratii'1a, waatbij men zulk eene onderbinding had aangewend. Het vierde Si uk is geheel aan de Verloskunde toege- wijd. De eerfte Verhandeling, vaii den to vroeg ge- ftorven w A L 0 r , handelt over de vereenvoudiging der kVerloskutast, en overweegt de nadeelen eener overmati- ge hulp der kunst bij den arbeid der vrouweI Niemand zal ontkennen, dat dit in onze dagen een woord is op zijn pas gefproken, daar de bijzondere hulp der kunst, vooral in bet befpoedigen der verlosfing, hoe langer hoe .algemeener wordt. Het is 'echter zeker, dat thans de'vrouwen in de 'fteden en onder de meer befchaafde klasfen ook in dit opzigt meerdere hulp behoeven, de- wijl hare te~rheid zelden een' langdtlrigen arbeid ge- doogt. -- (3p deze Verhandeling volgen eenige aanmer- kingen en waarnemingen betrekkelijk' de Verloskunde, door de Vroedmeesteresfe, V A N P U T T E N, vqoral die- nende, om de werkzaamheid der natuur, ook in moei- jelijke. verlosfingen, ;en bet ongepaste~eener a1 to vroeg- tiidige en kraclitdadige hulp , aan to toonen. - In de derde Verhandeling, toont de Veer W E L L E N It E R G H bet nut 'aan van bet inbrengen eener (pons in de baar- moeder-, bij het vroegtiidig uitvallen van de navel- ftreng. - Eenige woorden van den Heer W A C Ii T E R j over de keizerlijke fnede, en over de verloskundige in- rigting to Gottingen, befluiten dit Stukje, waarover %vij verder niets zullen zeggen, daar van hetzelve, in een onzer geachtfte Tiidfchriften, reeds een uitvoerig en oordeelkundig verlag gegeven is. nOEHn35scx. i8a6. ro. 4. L IIe. 154 J. C RAN S , MIT WERKDADIG MAGNETISMUt. Bet werkdadig Magnetismus, of Dagverhaal van drie Zieken , waaraan de magnetijche behandeling met het gelukkigst gevolg is toegepast , door J. C R A N s , Apothekar en Chimist to Dordrecht. Met eene voor- afgaande Inleiding ter beknopte verklaring van den card en de uitoefening van ha Magnetismus. Te Dordrecht, bij A. Blusfe en Zoon. 1815. In gr. Svo. Ill en 6z BI. f : - 11- De infeiding, aan het hoofd dezer werkdadige ge- vallen geplaatst, bevat juist niet veel nieuws of bij- zonders. De Schrijver had bij dezelve zijne bronnen wel mogen ophoemen, of, daar hij toch niet voor geleer- den fchrijven wilde, en hem het uitmuntend werkje van U I L K E N s bekend fchijnt , nog liever deze geheele in- leiding moeten weglaten. De verhaalde genezingen heb- ben vooral dit merkwaardigs , dat de zieken zeer fpoe- dig, reeds na de eerfte behandeling_ van een kwartier of half uur, in den magnetifchen IIaap..waren, dat zij even fpoedig herftelden,n en dat zij alien uitdrukkelijk verlangden, dat de Schrijver, na afloop der over 't al- gemeen •zeer korte magnetifche behandeling, hen op den duur kwam bezoeken. Voor 't overige geven zij, tot nader verftand van dit verfchijnfel, weinig licht, en bevestigen ons in de gedachte, dat,hetzelve het voort- durend onderzoek van fchrandere en verlichte Natuur. kundigen no- zeer behoeft en overwaardig is. Ge/chiedenis van de Franfche Heerfchappij in Europa. Door N. G. VAN K A M P E N. Ijle Deel: In 's Grad venhage , bij J. Allart. I8I5. In gr. 8vc. XVIII; 46o B1. f 3 -18 - A Heer VAN K AAI P E N heeft zich, federt weinige ja- N. C. V A N K AMP $ N, CESCHM$1Vt8. IS$ jaren, op eene luisterrijke wijze, uit de onbekendheid verheven. Door meet daa een geleerd Genootfchap met goud en zilver bekroond, .-fchonk hij ons bovendien zij• ne Zedekundige Schoerrheden der Ouden. De val van NAPOLEON heeft hem , in dezen laatflen tijd, ook' als Gefchiedfchrijver doen optreden --• met die zelfde vaardigheid, uitgebreide wetenfchap en levendigen flijl , welke men reeds in hem kende. Wij hebben, te.zijner tijd, verflag gegeven van dit Kort Over-ig'; en bet ver- heugt ons, dat de Heer VAN R A M P A N , wiens ne- derigheid ons; trouwens, niet geheel onbekend was, met den ontvangen lof to vreden fchijnt niet flechts; maar dien zelfs, hetzij zulks op ons of anderen fla, onverdiend noemt -- liever hadden wij pier een andet woord gelezen. Wat, daarentegen, door ons als een natuurlijk gebrek befchouwd werd, de kortheid, en.de fpoed, waarmede bet fluk had moeten vervaardigd wore den, flaat thans (en dit doet ons vooral geen minder vermaak) door den Srhrijver weggenomen te, worden. Wij ontvangen hier bet eerfte deel eener Gefchiedenis der Franfche Overheerfching - Heerfchappij in Euro- pa , dat, geheel aan Inleiding gewijd, ons, mogen wij vooronderflellen, ten minfle niet winder dan zes, ze- ven gelijke boekdeelen belooft, welke, niet gefchikt om de oogenblikkelijke nieuwsgierigheid to voldoen, noch bet gevaar lijdende, waaraan dit oogmerk altijd blootflaat , van namelijk door een ander voorkomen to worden, gewisfelijk als eene rijpe vrucht van den we- ligen akker mogen worden to gemoet gezien: Wij .jui- .chen hierbij, van ganfcher harte, 's mans ikeuie toe, om -- niet eene uitvoerige Gefchiedenis van NAPO- LEON, maar van de Franfche Heerfchapplj in he ge- meen, to fchri}ven. Wij ontgaan daardoor gemakkeligk eene uitvoerigheid omtrent dien gehaten man, welke biina walgelijk begint to worden; en zien, van de an- dere zijde, natuurlijk, de zaak.hooger aangevat en be. ter doorfchouwd, dan anders ligt zou pleats hebben. I& u O N A P A R I' E is flechts een kind der Omwentel•inge, L 2 een 156 N: G. VAN KAMPEN ten'vervolg op vroegere ftukken van dezelfde historie-- flechts beter gebonden , zou men kunnen zeggen; en zc- ker is bet s „kwaad ei, kwaad kuiken," nooit treffender bewaarheid. Dit oogpunt, door den Schrijver geko- zen, maakte natuurlijk cene vrij, breede voorberc:ding. van bet werk noodzakelijk. Men moot niet flechts de' Revolutic, haren aard en ftrekking, derhalve ook Ka- ren grond en aanleiding, maar tevens den algebeelen toeftand van Europa leeren kennen; liggende in bet eerfte bet pofitive, in den laatflen het negative -- mis- fc~ten nog icts meer dan negative---beginfel der bedoelde heetfchappii. De booze geest, in bet reeds ongeftclde ligchaam gefopen, fchudt en misvornit hetzelve naar welgevallen. Deze ftoffe, dan, vinden wij bier be- Ilandeld. De acht hoofdftukken , die bet boekdeel vul- len, dragen de volgende opfchriften: I. Korte fchets der veranderingen in bet evenwigt van Europa, tot op -de Franfche Omwenteling. II. Befchouwing van den .invloed der veranderingen in de geldmiddelen en kriiirs- 'magt op den toeftand van Europa, vooral van Frank- rijk. III. Invloed van den Godsdienst en de zeden cp bet nicuwere Europa en de Franfche Omwenteling. IV. De Franfche Omwentelinvan 1789 tot 1791. V. To(- 0 Rand van Europa, gedurende de eerfte jaren der Fra ,- fche Omwenteling. VI. De WVetgevende Vergadering, en de Oorlog tot op den to Aug. 1792. VII. Woelin- gen der partijen tot op den 31 Mei 1793. Veroveringi ii en nederlagen der Franfchen, tot op bet verlies v;uz Mentz en Valenciennes. VIII. Het Schrikbewind. Ova -_ winningen der Franfchen , federt bet najaar van 1793, tot op 'de verovering van Holland. Wanncer men dit ruim tafereel overziet,dan begrijpt men van zelve, dat de meeste zaken hier flechts fchets- wijze konden behandeld worden. Men moet dit in bet oog houden bij de befchouwing der afzonderlijke dee- len, b. v. den oorfprong en gang van bet zoogenaamde patriotismus in Holland, en den Schrijver geene opper- vlakkigl.eid to,dichten,_welke flechts in _den aard der zaak, GESCIIIEDI:NIS DER FRANSCIiJ; IIEEItSCHIAPPIJ. 157 'zailc, 'eene inleiding, een aanloop tot den. fprong, ver- volgens to doen, ligt opgcfloten. ,Trouwens, 's.mans Kurt Overzigt heeft, ons reeds geleerd, dat_ llij, zoo goed als iemand; veel in een kort beftek weet to bren- gen; en het is, inderdaad, een groote rijkdom van denkbeelden en zaken, welken.wij In dit boekdeel vin- den opeengehoopt. Ilet is daardoor, reeds op zic1l- zelf, en buiten verband met het volgende , een belang, rijk ftuk, dat ons de Frarifche Revolutie, naar taken ftam en wortel, al zeer goed doet kennen. Onze ambtgenoot, de Recenfent era., ons reeds v66r zijnde geweest, ftelt zich de ontleding. van dit werk, zeer in het breede, ter task. In eene eerfte rc- cenfie doorloopt hij, op eene oordeelkundige wijze, de voornaamite deelen van hetzelve.' Wij wilien ons nu des to meer tot eenige algemeene aanmerkingen bepalcn. De eerfte vereischten in ellcen Gefchiedfchrijver zijn, dat hij zoQ volledig, als mogelijk is, .van het gebeurde onderrigt zij ; dat hij eenbcdaard, fchrander, veelomvat- tend en - welw~ikkend oordeel bezitte, om het verband der zaken juist op to geven; fiat hij di gaaf hebbe, oiii zijne wetenfchap en overtuiging op eene klare, gelei- dclijke, overredende en onderhoudende wijze aan ande- rcn mede to deelen. Hebben wij , voor zoo veel.nit het gegevene to befluiten, eene volledige, oordeelkundige en welgefchrevene Historie : van v A N K,& M P E N to wachten? is dus eene vraag, op welke onze Lezers eenig antwoord zullen wenfchen. Wat het eerfte betreft, de'vlijt van den.Schrijver is boven alien twijfel, en de lijst der werken,. &or heist geraadpleegd en gebezigd, is niet. gering. Straksgemel- de Reeenfent, nogtans, meent:;' dat hij, ten aanzien van bet vaderlandfche, meer eigenebronnenhadkunnen raadplegen. En wij geiooven inderdaad, . dat:men, te, de- zen opzigte zoo min mogelijk op vreemden moet afgaan. Zij befchouwen, beoordeelen en befchrijven het onze -meest altijd fcheef. - Het politieke maakt hierop gewis 'geene uitzendering, 1)e Duitfch~r vooral gevoelt leer L 3 .gansch 1558 A'. G. VAN KAMPEN gansch anders dan wij, hij nioge, 'Republikein of Ko. ningsgezinde wezen. En hoe veel invloed heeff deze wijze van zien en gevoelen reeds op het verzamelen van daadzaken; op het ontwerpen van een geheel, fchoon ons geene bouwftoffen ontbreken; op de kleur, het iicht, de houding! Elk is daarom, zoo wel als hier- om, dat hij aan de bron zelve zit, en alle de takken, op zijn gemak kan nafporen, de beste Gefchiedfchrij- ver van zijne eigene natie. Wij elven meenen , ook el. ders trekken en tinten in de groote fchilderij to misfen, welke den Hgere V A N K A M P E N zijn voorraad wel op- leverde, doch die welligt zijn fraak achterwege liet - iets, dat in een heel of half poetisch ftuk zeer geoor- loofd is, maar in de gefchiedenis niet. Of zou het, b. v. , zoo zeker zijn , dat alle blaam des karakters van M A R I A A N T O I N E T T E, dat gewis veel beminneliiks en goeds, ja groots in zich bevatte, ongegrond is ge- weest? Over het geheel meenen wij to befpeuren, dat het Duitfche eene zekere voorkeur bij den Heer V A N It A M P E N wegdraagt ; en , hoezeer wij aan dezen land- aard, bijzonder in het vak der letteren, geene uitfte- kende vlijt en grondigheid willen ontzeggen, zoo fchiint hex ons hier toch aan de bezkdigdheid ran den Neder- lander, van den. Brit , hoe hartstogtelijk ook, wezen- lijk to ontbreken. De Duitfcher overdrijft en dweept bijna altijd, hetzij ten goede of ten kwacie. Dit een en ander It aat reeds eenigzins in verband met ons tweede artikel, oordeelkunde. Hetgeen wij bier- IBede gezegd hebben te• bedoelen, eischt flechts een nog fcherper en onbenevelderr gezigt. De opfporing der eerfte, verfcholene kiemen, der dunne, onzigtba- re draden, des eigenlijken geests , die het, geheel en de deelen bezielt, de ware (chatting en ontwikkelingg met Un woord , van bet gebeurde - ziedaar den kno,op , bet fchranderst brein waardig ! De Historiefchrijver ziet de gevallen niet -- zijne berigters hebben de een dit, de ander dat gezien - bijna niemand hunner was on- partijdig, of geeft geheel eenvoudip ,. zuivere-daadza- ken GESCHI£DENIS DER VRANSCHE HEEILSCHAPPIJ. I$g ken -- de roerfels en derzelver wijziging in bet hart komen fchaars ooit naakt en duidelijk voor den dag. Er moet gekozen, geredeneerd, gegist worden. Wat won• der, dat, eene zelfde gebeurtenis, bI den eenen of den anderen'S'chrijver, een'zoo ongelijk aanzien heeft? wat wonder, dat de grootfte lieden zich boven deze onge- lijkheid niet hebben ,kunnen verheffen ? en wij in de Gefchiedenis doorgaans flechts datgene hebben, wat de Duitfchers die Anficht, wij, met eenige verandering, bet inzigt van den Autheur, ten aanzien der vermelde zaken, noemen? Hoe meer dit, echter, blijkt, waar. lijk op bet beloop , bet geheele beloop der zaken ge- grond to zijn, zonder (poor van vooroordeel, djift of partijdigheid, hoe meer bet menfchenwerk tot de vol. maaktheid nadert. Deze waarheid itellen wij tegen des Heeren V A N K A M P E N 's beroep op groote voorbeel- den-tegen zijne verantwoording ten aanzien der woor- den vrijheidskraaijers en koningsmoorders, die ons nsg altijd toefchijnen, zoo wel beneden' de deftigheid der Historie, als fchadelijk voor bet goed vertrouwen to zijn, dat zij elken Lezer moet inboezemen - tegen at- les, eindelijk', wat eenen Schrijver ooitzoukunnenver- hinderen , om de gebeurde zaken met de ulterfie koel- heid to befchouwen en to vergelijken,, alvorens ze, met de vereischte kleur, mede to deelen. Of de Franfche Omwenteling in hare beginfelen flecht ware -- die zelf- de beginfelen, welke Amerika vrij maakten, dd Duit- fche ftaten federt korten van geregelde grondwetten voorzien, en 'ook in -ons Vaderland, hoewel met min- der rede en eenen ongelukkigen uitflag, woelden; of alien, die eene rol in deze Omwentelingfpeelden, foni- mige hoofden der Girondisten zelfs, f chandelijke oog- nterken hadden, flechts eenen anderen weg ter •bevre- diging van hunne eigenbaat zoehten, en vgor•-fchran- derder booswichten onder de guillotine bukten; of bet - in den aard der rake, en niet veeleer in de bedorven- heid, verftandelijke en zedelijke oppervlakk"igheid enz. der Franfche natie, vooral der inwoners van Parijs, L 4 lag, 16o N. G. VAN KAMPEN -a g, dat de gevolgen zoo verfchrikkelijk en bloedig wa- : en; of.het zingen 'hunner bloedige liedjes door onze '=eugd; ook , van de teedere kunne, iets zou bewijzen voor onze beaming van hunne handelwijze : dit alles zijn vragen, waarop velerlei to antveoorden viel. Wij hebben ons, bij eene vroegere gelegenheid, rand ge- noeg verklaard over den dood des Konings, als een waren moord - niet ilechts om het wederregtelijke in den vorm en het ongegronde der bezwaren, maar om- dat wij, met den wijzen K A N T , van oordeel zijn, (;at de troon (*) nooit door de ondcrdanen omverge- ftooten mag of moet worden; dat de erg{le dwinge Jandij wettiger is dan de regeringloosheid, en gewis dragelijker, en veiliger. Doch, de fcherpzinnige wijs- geer mogt dit a priori doorzien ; wil bekennen , de on- dcrvinding noodig gehad to hebben, om de waarheid refit to gevoelen. En zoo mogen clan ook de pogingen der omwentelaars nog zoo ongelukki~ in de uitkomst zijn geweest, dit bewijst niets ten aanzien van hunne fchuld. Zij mogen zelfs blijkbare dwaasheden, onregt. vaardigheden hebben gedaan; de itroom der verblin- cling, der kwalijk gewijzigde geestdrift, voerde hen mis- fchien mede. Snoodaards fpeelden onder dit alles hun- ne rol, en wonnen het fpel; fnoodaardg, die overal, bij elke partij , gevonden worden , en gaarne in troebel water visfchen. Het flaat ons, inderdaad, niet wel, wanneer wij van achtere, na de duidelijkile, fpre- kcndfle onderviuding, laag vallen op hunne onnoozel- heid, (*} Wij fpreken van wettige en gevestigde troonen. In tij- den van omwenteling kunnen regt en onregt zeer duister wor- den. Ten aanzien oazer voorouderen, daarentegen, in de Spaanfche beroerten, geldt met regt eene uitzoudering; I0. om het gebod, dat men God meer moet vreezen dan de men_ fchen; 2°. omdat zij, zoo lang mogelijk, den Kaning zely' ontzagen; 30. omdat de geheele orde, van zaken nooit werd ©invergeftoo'ten; near zij veeleer, 4°: de opengevallene Sou- cCreinireit, zoodra ruo elijk, weerpoogden to vervullen, euz. E9CHIEDENIS DER FRAN$CUE HEERSCHAPPIJ. 161 heid, die destijds-gansch anders over het ftaatlkundige dachten , dan thans- bijna eenig verftandi g man. - • Waar- lijk,-de fchranderften dwaalden toen tergoedertrouwe, fehoon er misfchien wel wat menfchelijks onder'liep. .fin die- niet dwaalden,' werden ook ten minfte even zeer, en voor bet grootfte gedeelte, eer door dit men- fchelijke, of door toevalligheden , dan door hunnegroo- --tere fchranderheid, op den regten weg bewaard.- De Heer V A N K AMP E N (mogen wij bet zeggen) fchijnt deze groote les,ten aanzien der zwakheid van het men- -fchelijk verftand, zoo niet ter harte genonien to heb- ben,- hetzij ziine jeugd, afwezigheid, of omftandig- heden, de oorzaak zijn. Doch wij befluiten uit hetgeen wij in ons vaderland zagen, met de noodige wijziging, gerustelijk tot hetgeen elders voorviel. De flotfom is , dat wij den waarheidlievenden Schrijver, bij herhaling , waar- fchuwen tegen partijdigheid. Dit zal, in bet vervolg, gemakkelijker vallen, omdat de Franfche geest van tijd tot tijd beflist flecht werd, en niemand over bet geheel zal aarzelen, de partij van Europa tegen dcnzelven to omhelzen. - De Schriiver is in bet bijzonder een be- wonderaar van de Engelfthen -- met re-t! inaar toch altemaal inenfchen! en veelal: hoe meer licht, hoe meer fchaduw ! - In bet kort, wij hebben niet willen zif- ten, en wij zien en wachten iet voortreffelijks van 's mans verdienftelijken geest. Doch daarom zij onze wel- meenende vermaning to meer ecne hand aan den we-, naakte waarheid ! En nu nog een woord van den Norm , van de ma- nier, van den ftijl. Een en ander bezitten groote ver- dienfte. Klaar . geleidelijk , treffend en aangenaam is bet verhaal. V A N K A i\i P E N fchrijft met even veel gevoel als verftand. Zijne fchildering is roerend. Zijn ftijl heeft iet eenvoudigs , fchoon warm en beeldrijk. Dezelve is , in bet bijzonder, zeer los. Men vindt eene menigte van tusfchenredenen bij hem, die wel Been fieraad zijn, en zelfs in bet lezen rums eenigzins hinderen; dock die, van de volhaid van 's mans geest en gemoed getuigen- L 5 de, 16% N. C.-VAN R A 1i P E N, GESCHItDENIS. de, to gelijk alle langdradigheid en gezochtheict aan denzelven ontnemen. GOijk echter deftigheid ligt ftijf wordt, zoo gaat losheid gemakkelijk in - iet and ers over. pus behaagt ons b. v. de uitdrukking niet, dat D L DEN B A R N E V E L D tegen de patriotten van 1787 zou, gezegd hebben : ik heb u nooit gekend. Als Recen- fenten veroorloven wij ons vaak dergelijken fprong; rnaar als Hi.torici zouden wij meenen daardoor uit deu gas te.geraken. Nogmaals, niettegenftaande onze aanmerkingen, den lioogften ]of aan dit well hebbende gegeven, leveren wij, zonder veel keus, een klein ftaaltje. io Aug. 179.. „ Een nieuw tooneel doet zich voor ons op, en be- , zet met geheel nieuwe vertooners. Niemand der oude itrijders voor of tegen de Franfche Omwenteling zien wij hier meer optreden; alles is nieuw, en zoo wij met vermaak een' R 0 n E S P I E R it E uit de reijen (rijen) der Volksvertegenwoordigers zien uitvallen , misfen wij daar- entegen met leedwezen het viertal voorvechters, weleer der onbepaalde Volksvrijheid, maar federt, door on- dervinding wijzer geworden, van het Koninklijk gezag: DUPORT, ALEXANDER en KAREL LAMETH, en B A R N A V E. Zevenhonderd zeden-en-veertig meestal tier jonge lieden, zonder ondervinding ofbedaardheid, kwamen hier bijeen, om aan cen groot Rijk wetten to ge- ven. Reeds de verkiezingen, die to midden van be- dreigingen, van de hevigfte twis.ten, van vuist- en bok- Aagen zelfs hadden plaats gehad, toonden, welk eeu geest iii de nieuwe Wetgeving heerfehen kon. -- De drie verloopene jaren, zoo vele Eeuwen voor Frank- rijk, hadden een nieuw geflacht gevormd, 't welk aau de menfchen v66r 1789 in zeden, denk- en handelwijze ,geheel vreemd was , en geleerd had al de wijsheid der vaderen voor dwaasheid, hetgeen hun heilig was voor befpottelijk,, hetgeen zij herfenfchimmen of oprberige, ikellingen,noemden voor he ilige ivaarheidtehouden."-- if. R. L I C H T E N S T E I N, RZIZZN IN AMU. 163 H. L I C H T E N S T E I N'S Reizen in het zuidelijk gedeelte vast dfrika. Uit het Hoogduitsch vertaald, door w. cs OE DE. Met Platen. IVde en laatJle Deed. Te Dordrecht, bij A. Blusfr en Zoon. ISIS. In gr. 3vo. IV, 422 Bl. f 4-16.: Met die vierde Deel is de Reis van L I C H T E N S T E I N, vol- gens berigt van den Vertaler, thans gefloten, en als een op zichzelf ftaand geheel to befchouwen, vooral verrnits"_de I-ieer L I C H TE N S T E I N zelf daarvan tot nog toe niets meer heeft uitgegeven (*), zoo dat wij 'de beloofde fyste'matifche be- fchrijvir.g van Zuid-11frika (van Kaap Agulhas tot den Keer- kring van den Steenbok) misfen; eene befchrijving, die, vol- gens de fchets, dnarvan in de Voorrede tot het eerfte Deei gegeven, van bet hoogfte belang zou wezen. Wij verlangen dus zeer, en dat de Duitfche Geleerde, door de algemeene goedkeuring, die hij bij zijne Landgenooten geniet, aangemoe- digd, eerlang dit tweede, vooral niet minst belangrijke, ge- deelte zijner taak zal afwerken, en dat hetzelve aan pnze Landgenooten door dezelfde beltwame hand zal worden me- degedeeld. ` Voor de eigeulijke Volkenkennis is dit Deel zekerlijk verre- weg het bselangrijkfte der vier. Iloezeer de Kaap-Kolonisten door hem van vele valfche aantijgingen worden vrijgepleit, dezelve waren nogtans vbbr zijne Reis in de hoofdtrekken vrij algemeen bekend. De Kaffers (Kaosfa's) waren reeds door A L- B E RT I en V A N D E R K E M P meerendeels in hunne zeden, gewoonten enz. voorgeflefd, en veel nieuws heeft L I C H T E N- S T-E I N zekerlijk niet daarbij gevoegd. De Hottentotten Nva. ren federt K O L B E zoo dikwerf befchrQven, dat daarbij nit veel meer op to merken viel. Omtrent de Boschjermannesr deelde L I C H T E N S T E I N in de vorige Deelen wel vole nan merkenswaardige bijzonderheden mede; dan, den eigeniijk Rnilden, tijgeraclitigen en wezenlijk affchuwelijkeri aard van deze menfehenfoorc (door fommige Engelfchen nog al tegen de (*) Vooral, Zou dan ook gebrek assn deblet hiertoe h~bbcn mcdegewerke. aelfs in bet geval, dat de Dnitfche tekst verder 1iep-? Dit hopen wij niet van cen book, waarin de etr onzer Nazis meer dan teat z•* air- murtard gehaadlwafd is. I4¢ H. LICHTE 1STEIN iae Kolonisten verdedigd!) leeren wij bier uit voorbeelden op bet treffendst kennen, namelijk daar, waar dezelve zich in zij- ne geheele afzigtigheid openbaart, tusfchen de grenzen der Volkplanting ten Zuiden, en den Kafferftam der Beetjuana's ten Noorden. Deeds de daadzaak, dat Rafters van alto ftam- men, zoo we! Iioosfa's als Beetjuana's, Hottentotten, Bast- aard - Hottentotten en Europefche Volkplanters, allen even zeer op deze roovers jagt maken, en die alled met denzelfden erfe- lijken haat vervolgen, is genoegzaam ter aanduiding van hunnes onmenfchelijkheid, die flechts dAn van de beestachtige woest- beid des Volksftams tot verfijning opklimt, wanneeig bet de kunst geidt, om de pijlen tot moord des reizigers to vergifti- gen, of list, om heni lagen to leggen. Hoe ongenegen om bet llnat,ieina over eenige foort of geflacht van menfchen uit to fpreken, fcheen ons Loch her woord Barbaren veel to zwak, wanneer wij de gruwelen lazen, door die onmenfchen op vreedzame reizigers gepleegd. (Zie in dit Deel her belang- rijke on' aandoenlijke verhaal van den moord, aan de Hotten- totten D A V I D en j A N T J E, bunne weldoeners, gepleegd, bl. 221-228.) Lafhartigheid, bloeddorst, wreedheid en list ver- eenigen zich daarin tot bet afzigtigfle Volkskarakter. Dan, ook eene aangenamere bijdrage tot de kennis der on- derfcheidene Volksftammen ontmoeten wij bier, en die tevens nog meer den ftempel der nieuwheid draagt; die namelij%, van den ftam der bectjuana's, die z9o we! als de Koosfa's, in her tweede Deel befchreven , tot her uitgebrcide Volk der Kaffers behooren, (bl. 264-354) een 111m, die in befchaving zelfs boven de oostelijke Kaffers uitmunt, fteden van 6oa huizen en 5000 inwoners heeft, en ook door menfchelijk- heid en herb ergzaamheid jegens vreemdelingen eene treffende tegenftelling maakt met de woeste Bosclzjesauznrzcn. Naar ons oordeel, fteken wezenlijk deze menfchen in vorming verre uit bij de zoo geroemde Zuidzee-Ellanders, die, volgens latere berigten, zich met menfcheneteu en meer dan dierlijke on- tucht bezoedelen. Zij hebben reeds zeer hooge begrippen van her onderfcheid der flanden (bl. 280): en, fchoon zij naau- welijks een tamelijk denkbeeld van koophandel hadden (bi. 306); hoezeer de veehvijverij bij hen in zwang ga, zooda. nig zelfs, dat bet aantal der vrouwen den rijkdoin des mans uitmaakt, en de anders niet onbeleefde.Koning de gewoonte der Europeers, oin in cen' rijpen ouderdoln to huwen, en al- tijd kElZVN IN' ADRIKA. 165 tijd- flechts met dene vrouw to leven, zonder omwegen „ voor gek en laf verklaarde, en niet begrijpen lion, dat eene gan- „ fiche 'Natie zich gewillig kon laten vinden, om zich aan ,,'zulke wonderlijke wetten to onderwerpen (hi.301);" niet- tegenflaande de flavenhandel onder hen ten flerkfle in twang gnat, (hl. 321) zoo is toch dic Volk in handwerken, en het. geen daartoe behoort, vooral in bet bouwen_van huizen en bet vervaardigen van allerlei kunflige werkiuigen, (bl. 345) reeds ver gekomen, en bezit zelfs, bij gebrek'van maagdelij- ke kuischheid, (eene bij uitflek zeldzame deugd bij min be- fchaafde Volken) nogtans eene uiterlijke welvoegelljkheid, die al to vrije liefkozingen met verontwaardiging afwijst, en flechts voor de achting bezwijkt, die men bij bet dingen' nnar hare gunflen voegt, (bl. 309.) Hunne zindelijkbeid, vriendelijkheid, en vrolijke acrd, die zich dikwerf in fchate- rend lagchen openbaart, kan den vreemdeling niet dan aengc.. naam zijn, die, de akelige woestijnen der Boschlesmannendoor. geworfteld, zich eensklaps, als door tooverij, in een vrucht- baar land en to midden van gulhartige menfchen bevindt. Slechts Un' barfchen, doch daarentegen voor een' Kaffer zeer tcundigen man, den ouden priester P 0 L L A C H A N I, ontmoet- ten de Enropecrs. Deze kende den loop der planeten (en ha- reh loop flaat, zekerlijk door eene drukfout, dp bl. 318.) - De Beetjuanen maakten zich nooit nan diefflal fchuldig. Bij bet heengnan werden de Europeers door deze weinig gevorm- de inenfchen in beleefdheid overtroffen, (bl. 331.) Kortom , de vele merkwnnrdige eigenfchappen van dit tot dusverre ge- noegzaam nog onhekende Volk, hetwelk,bU vele overeenkomst met de in bet lIde Deel befcbrevene Koosfa's of Oost-Kaffers, zich nogtans door vastere woonplaatfen, een' flerkeren maat- fch:ippelijken band , en dus ook meer onderwerping aan den Koning, boven hen onderfcheidt, mak en, dit gedeelte des werks bij uitftek belangrijk. Behalve de Beetjuana's leert ons L I C H T E N S T E I N ook nog eene andere, tot hie-toe zeer verfchillend beoordeelde, klasfe van Europeanen beter kennen, - de Zendelingen. Reeds in de vorige Deelen was dit onderwcrp to meermalen aange- roerd; doch (MA r ontmoetten wlj flechts zulke ,Zendelingen, die binneil' de grenzen der Volkplantinge, en this in velligheid, aan de Hottentotten eene meerdere befchaving trachtten to geven, of hen althans met de leerjtellingen dei Christendoms ge. 166 W. LICI1TENSTEIrf gemeenzaam te, maken. Misfchien herinneren zich onze Le- zers nog her zeer uiteenloopend verilag van de Zending der Broedergemeente aan de Baviaanskleof, en die van den Heer V A N D E R K E M P to Bethelsdorp. (Niet gunftiger, d:m onti trent den laatflen , drukt zich de Schrijver nit omtrent her In- /lltut van den Eerw. KI C H E RE R aan de Zakrivier, bl. 63-72.) Hier, echter, ontmoeten wij Zendelingen buiten der omtrek der Kolonie, die, in gevaar van vergaan door de ru- we natuur, en de nog ruwere menfchen dier woestijnen, niet- temin volhouden in her weldoen aan hunnen naastcn..., Eerie „ uitgebreide landilreek (zegt L I C H T E N S T E I N, bI. 172) „ van omtrent 20o vierkaute mijlen wordt door bijna duizend menfchen bewoond, wier toefland, inrigting en levenswijs „ op een zeldzaam punt, midden tusfchen den natuurftaat etc „ then der befchaafde volken, ftaat, en die eerst finds eenen v korten tijd beginnen , zich under de leiding van verflandige „ Zendelingen naauwer aan elkander to fluiten. " Deze lieden zrn meestal zoogenoemde Bastaard Hottentotten, of van ge- mengd Afrikaansch en Europeesch bloed. Er zijn echter ook eigenlijke Hottentotten onder; en tot dezen behoorden de on- gelukkige twee, &'ten doe] nan de moordzucht der Bosch- jesmannen fneuvelden. Een verllandige Engelschman, A N D E R- s o N, was federt 1802 bedacht, om deze zwervers op zes plaatfen bijeen to brengen, hen aan den landbouw en een huis- zittend leven to gewennen. Een andere Zendeling , K o x , was reeds tot de Beetjuana's 'doorgedrongen, had zich bij dat zachte Volk zeer bemind gemaakt, en deed chaps aan L I C H- T E N S T E I N en zijne reisgenooten (uitgezonden om de noor. dergrenzen der Volkplanting over to trekken, zoo mogelijk de Boschjesmannen tot vrede en rust to bewegen, en de Beet- juana's, tot nu toe onder den naam van Briqua's en But- fcuanas bekend, to leeren kennen) als wegwijzer aanmerke- lijke dienflen. Her fchijnt wezenlijk, dat deze poging eener aanieg, een_mi,ddelpunt, zal vormen, rondom hetwelk door den tijd misfchien anderen, voornamelijk Bastaard-Hottentot- ien, zich zullen komen fcharen. - Dan, om dit to doen, Zal men mannen behooren to vinden, die de grootile moeije- lijkheden, waarvan een Europeaan zich naauwelijks een denk- beeld kan maken, gewillig op zich nemen; die zich getroos- ten, alle ongemakken van lucht- en landilreek, en herhaald ge- brek aan de eerfle behoeften, ja zelfs meer of min de ruwe le- 1EIZEN IN AFRrtA. 167 levenswijze van den Wilde met hem to deelen; in din woord, mannen, zoo fchrander en flandvastig 21S ANDERSON, en zoo moedig (fchoon met wat meer kundigheden uitgerust) als x o ic; zulken, die bet Zendelingswerk niet (gelijk twee te. ruggekeerde predikers, welken bet to zwaar viel) „ als eene ,, goede laudparochie" aanzien, waar de nog onovertuig. de Wilden hun vooraf op rekening hunner bekeering den kost zulken geven , maar die zelve hand aan 't werk willen flaan, om des noods met de jagt hun leven to rekken. - Met dat alles blijkt de zegenrijke invloed van bet Christendom, door waardige Zendelingen gepredikt, toch reeds aanvankelijk in de verbetering, ook van den maatfchappelijken, en vooral van den zedelijken, toeftand dezer arme Wilden, (zie bl. 2o5 en 231.) Wij vinden ook nog cenige, niet onbelangrijke, berigten omtrent de Kerana-Hottentotten, die oorfpronkelijk in de wildernisfen tusfchen de Volkplanting en bet land der Beet- juana's rondzwerven, (bl. 194.-2oo.) Maar, behalve de ken. nis aan onderfcheidene Volken en menfchen, vindt ook de kennis der Aarde zelve in dic Deel van L I C H T E N S T E I N's Reize menige belangrijke aanwinst. De ganfche genoemde ftreek, hoe verfchrikkelijk voor den reiziger, is hoogstbe. langrijk voor de kennis der Natuur. Daar vindt met dat zon- derlinge, en nog door Europeers zoo fchaars geziene dier, den Giraffe, in ruimen overvloed; geheele kudden zwefven our in deze eenzame vlakten; en, niettegenftaande de'groote moeijelijkheid, om bet- vel en vleeech van dit dier ('c welk, volgens onzen Reiziger, in malschheid en aangenaamheid al bet Zuid-Afrikaanfche wild overtreft) mede to nemen, wanner men bet niet dadelijk na bet fchot afftroopt, en er de beste flukken van uitfnijdt, werd de Heer L I C H T E N S T E I N nog- tans eene huid daarvan magtig, doch kon dezelve niet volko. men voor bederf bewaren. De wonderlijke loop van den Gi. rafe, nit hoofde zijner lange voor- en korte achterpooten, gaf ftoffe tot gelach, terwijl bet de jagt gemakkelijker maakte. Doch, behalve dit zeldzame dier, vertoont de woestijn nog vele zonderlinge, fours verhevene, verfchijnfelen. Hier de treurige valleijen der Karrdebergen, waar bet beeld der vol- trekte eenzaamheid zich vertoont in bet gemis van elke plant, van elke bron, van ieder fpoor eens menfchelijken voetitaps, ia in de gebeel aileen en op zichzelve ftaande bergkegels, of- H. LICHTENSTEIN of torens, of tafels, die als't ware de onderlinge gemeenfchag fchuwen: lets verder ziet men troepen van flruisvogels err Quagga's of wilde paarden, twee dierfoorten, als door vriend- fchap aan elkander verifonden: 'elders fpringen dutilepan op, de klippen, fpringhazen onder den grond, of grazen rhi- nocerosfen op , de weinige groene plekken dezer do., odfche- velden,, plasfen rivierpaardcn in de ftroomen, of knorren Gnu's. en brullen leeuwen, of verraden de honden der Boschjesmar- nen, die naar jakhalzen zweemen, de nabijheid hunner ge-, vaarlijke meesters. Daar zijn vlakten van een uur in den om- trek; die in den regentijd cone zee worden, en bij droog weder een bevrozen meer gelijken, terwijl zij flechts (even, als- de'Per;ifche en andere bergvlakten) met ecne korst van, patron overdekt zijn. Verderop moot de reiziger to midden Van 'een' ontelbarpn" zwerm trekfprinkhanen door, die naar eene groote fneeuwwolk gelijkt, welke in dikke vlokken ne- dervalt, wier gegons dat van een molenrad evenaatt, en van avelken iedere flag van de zweep twintig of dercig nedervelt. Nu eens trekt men de flatige Oranjerivier, een der grootfle Slroomen' van bet Zuidelijk 4frika, over, wier kronkelende loop to meermalen naar haren oorfprong fchijnt weder to kec- ren. Daar bezingt dap, nan de fchilderachtige oevers van den vloed, de eenvoudige Bastnard-Hottentot, in her fchijufel der maan; op de cenvoudige, eentoonige, maar zachrelijk verlen- gende't Gorrah, de vereeniging. met zijne geliefde; en hul- digt dus, hoezeer door plaats, en zeden, en ligehantnsvor- ming van zijne meer befchaafde broeders verwijderd, de -roepftem der eeuwige Natuur. Zelfs de woeste Bcschjezrnan fchijnt aan de oevers van dozen firoom iets van Yijne bar; baarschheid re verliezen, en meer naar de zachte fiem der menfchelijkheid to hooren. Her ontbreekc ook in deze oorden der wereld, niettegen- flaande al bet fchrikverwekkende der woestijn, aan geene bij= zondere blijken eener zorgende Voorzienigheid. 'Men weet, dat in den regentijd de wane landen door overvloed, gelijk in bet drooge jaargetijde "door gebrek aan water geteisterd ,worden. Tot verzachting van dit ongemak dient onder and- re an de Bergrivier (en, volgens den Schrijver, aan alle bergt roomen) de palmiet (Bcorus Palmita.) ,, Dit is eeffe „ waterplant, die hare wortelen diep in her bedde der rivier „ fcbiet, en eenen kalen, hoogen, twee of drie duim dike" ken, SEILEN 1N ArRIKAW 169 ~, km, maar bellen Heel heeft, nan welkt uiterfte punt de ,, bladeren eene palmachtige kroon vormen. Deze krooneti „ tleken boven den gewonen waterftand uit, en ftaan zoo „ digt op elkandet gedrongen, dat men van_het water Wets • to zien krijgt, en op verecheidene plaatfen, zonder groote ,, moeite, ligte bruggen over dezelve bouwen kan. 2ij be. „ waren insgelijks de rivier tegen de uitdroogende kracht der „ zon, en behouden dezelve ook •in bet drooge jaargetijde, „ tot ver in den zomer, vloeijend. Ieder fleel of fchacht, • iedet wortel vormt, als bet ware, eenen kleinen wxterbak, „ waar zees langzaam de voorraad van tijd tot tijd uitiekt, „ zoodat de rivier in de vlakte nog lang loopend water heeft, „ niettegenftaande er, gedurende eenige maanden, in het ge- • bergte geen regen viel." Men leze verder in de Reds zel- ve, hoe de verkoelende fchaduw hunner kroonen deze plan. ten in den zomer voor fterven behoedt ; hoe zij bij een' aieu- wen regentijd bet water ophouden, inzuigen, en bewaren. Wie kan' bi mogelijkheid eene wijze ftbikking, die deze plant juist bier plaatlle, miskennen? - Doch wij raden den Lezer, die dit werk nog niet bezitten mogt, zich herzelve aan to fchaffen, om de talrijlte bijzonderheden, die wij Wet eens aanllippen konden, daarin na to lezen. Behalve dezen allerbelangrijkften togt, deelt ons de SChrij.. ver nog twee kleinere mede; den eenen naar dezelfdc, even to voren doorreisde ilreken, op last der Regering, die bet menschlievend oogmerk koesterde, onder de Kolonisten, die veel gevaar liepen van de natuurlijke kinderpokken, de koe- pokinencing to bevorderen : bij deze gelegenheid wordt ons bet armoedig lezen dezer Volkplanters, en hunne gezetheid op uiterlijke Godsdienstoefeningen, op eene levendige wijze voorgefleld. De laatile togt, naar de bronnen der rivier zonr drr einde, bevatte niet veed merkwaardigs. De innelning der Volkplanting door de Engelfchen deed den Sehrijver met 'den Generaai J A N S S E N S naar Europa keeren ; op welke reis hij bet thnns zoo vermaarde St. Helena bezocht, en Pen laaitfto nit H#&Nd naar ziju Vaderiand keerde. Bozxaescta. i816. No. 4. A1 f=eA 170 MOSES LEHMAN'S Levensbefchrijving van den wereldberoemden Celeerde M o S E s M A J E M 0 N I D E S, in eene Redevoering uitge,tjiroken in her Letterkundig Genootfchap Tot Nut en Befchaving, op den 16. van Louwinaand 1815 , door M 0 S E S L E H M A N S. (Poor rekening des Genootfchaps.) Te 4nr/7erdam, bij j. van Emb= den en Loon, 1815. In gr. 8vo. De allezins heufche en verpligtende wijze, waarop de 3chrij- ver dezer Redevoering on§ dezelve (fchoon, zoo veel wij weten, niet in den boekhandel gekomen) wel ter beoordeeling beeft willen toezenden, zoo wel als bet ftuk op zichzelve, eifchen van ons eenig verflag daarom.trent. . Bet is (feeds eene loffelijke zucht geweest, die kundige mannen bij de onderfcheidene Volken aandreef, hunne krijgs. of letterhelden, groote tiaa:slieden of kunftendars, door lof- redenen of levensbellchrijvingen, zoo veel in hun was, to ver, eeuwigen. Bet is dus ook een goed teeken van vorderingen in letterkundige befchaving zoo wel, als van ontlui-kend zelf gevoel, bij de .Ioodfche Natie, (want eene Natie is en blijft zij gewis, zoo Lang zij eenen Yolks-Mes)Fas verwscht, voor hare bevr jding en regering uitfluitend gefchikt) dat een barer waardigfte leden in ons Vaderland zich verledigt tot de meet. dere bekendmaking en der verdien(ten van eenen man, die on. der de weinige echte Geleerden van Israel in de tijden der ver- ftrooijing eene uitftekende plaats bekleedt, (wij zouden zeg- gen -de eerJle, indien M 0 Z E S M E N D E L S S O H N niet beftaan had.) Bet is M A J E M O N I D E S, of, zoo als wij hem door - pans noemen, M AIM O N I D E S , die bet onderwerp dezer bla- den uitmaakt. Vele Geleerden.vermelden zijnen naam; in ve- le boeken words bij aangehaald; doch zelden vindt men lets over zijne levensgefchiedenis. Wij zullen daarom ook, to meer, dear dit gefcbrift Wet in ieders handen komt, eene kor- te fchets geven. M O S E S M A J E M O N I - Zoon werd to Cordova., in Spanje, (toenmaals, na de verdrukking van Bagdad door de Turken, misfchien bet hoofdpunt der verlichting in de befchaafde we- reld) in den jare 1131 , geboren.`De fchrandere Spaanfche Ma- homedanen, toen aldaar heerfchende, gaven aan de Christenen en Joden eene vrijheld van Godsdienst, die de latere Christe- -lij- LEVEN VAN MAIMONIDEJ. 171 like ' Spanjaarden wel gedaan zouden hebben na to volgen, De geest van den j ongen M A J E M o N I D E S (met een' Latij## feken uitgang door de Geleerden dus genoemd) ontwikkelde zich door de moeijelijkheid, welke hem de hat eeniger flief- broeders berokkende , met verdubbelde kracht : op eene fehool, waarfchijnlijk in Azie, eerst ontkiemd, keerde hij met fchat- ten van kunde naar zijne geboorteflad terug, waar hij to meer opziens baarde, daar hij in zijne kindschheid niet veel be- loofd had. De Godgeleerdheid, volgens Rabbijnfche begrip- pen, werd flu zijn hoofdvak: echter bevlijtigde hij.zich ook clerk der toenmaals heerfchende fchoolfche Wijsbegeerte en Hebreeuwfche taalkennis; hij leide zich ook met de botst op de Geneeskunde toe, eri werd daardoor eerlang tot Lijfarts van den Sultan van Egypte aangefleld. Hier vervorgde hem de nijd; hij moest vlugten, Meld zich in eene fpelonk ver- fchoien, en fchreef daar een beredeneerd uittrekfel nit den Talmud in 't Hebreeuwsch, gelijk hij to voren eene verklaring der Misna in 't 4rabisck vervaardigd bad. Weder aan hot hof des'Sultans herfteld, moest hij den geheelen dag, van `a mor- gens vroeg tot 's avonds laat, aan zijne pligten als Geneea- heer widen, behalve op den Sabbath, lien hij tot 6ilderrig- ring z.iner geloofsgenooten befleedde. Nogtans fchijiit hij tijd uitgebrok°n to hebben, om bet werk More Nebuchim, of teregtwijzer der dwalenden, in bet ,frabisch op to ftellen; zijnde van eenen godgkleerd-wijsgeerigen aard, in den geest en vorm der Riibbijnen en der twaalfde Eeuw. Dit werk, nogtans, ichijnt zich aanmerkelijk boven den toenmaligen trip van kundigheden bij zijne geloofsgenooten verlreven, en hun- ne vooroordeelen geweldig geftooten to hebben; althans het berokkende hem verfcheidene aanvallen, vooral der Franfebe ,joden, die echter door andere meer verlichten werden- geflnir. ICI A J E M o N I D P S gaf nog vele andere gefchriften in 't Ilcht, onder andere eene Logica. Hij flierf, 70 jaren oud, in Fgyp- it, (ten jare I2o1) doch zijn floffelijk overfchor werd naar bet Heilige land gebragt, en in Opper-Calilea begraven. Very feheidene Geleerden, onder andere s v x T o rt v, hebben zich met de vertaling zijner gefchriften in de Latijnfche taal bezig gehouden. Ziedaar een kort verflag van 's mans levee. Over zijne ver- dienflen betuigen wij openhartig, niet grondig to kthineti oor- deelen, door voltlagane onkunde in de RaBbijofche Littetad N 2 tutuA 172 110 S E S L E 11 M A N S t LEVEN VAN MAIMONIDES. tuur; maar, zoo wij zijn meesterwerk, de More Nebuchim, naar de gegevene proeve van den Heer L E R M A N S moeten be- oordeelen, kunnen wij die verdienflen zoo geheel hoog niet flellen. Dat de uitdrukkingen van, als mensch in den hoog- flen graad volmaakt, keur van het menschdom j en dergel. den opgewonden' Israelist verraden, wiens geestdrift voor de late- re letterhelden zijns Volks in intenfiteit toeneemt, naar mate van de weinige voorwerpen, waarop zij gelegenheid heeft zich to oefenen, - dit zal, dunkt ons, iederen onbevoor- oordeelden wel in 't oog loopen. Korte Perhalen uit mijne gehoudene Correspondentien in de jarest 1813 en 1914, nopens de toedragt der taken, welke na de blaedIge Peldjlagen bij Leipzig en Hanau, zijn in het werk ge/Mtl; ter oversvinyiing der Franfche Legermagt en derzehver O erhoofd , en hetsvelk in twaalf optogten , door eenen algemeenen aanval, door ' de Pereenigde Mogendhedeit roemrijk is volbragt. Poorts een woord aan mijne Landge- nooten, in het algemeen, en aan fommige Nederlanders, u'egens de terugkomst van B U O N A P A R T E to Parijs, bij.- zonder ingerigt. Door Mr. S I E G E R S VAN DE W il R D E. Poor rekening van den Autheur. En ten voordeele van, de Hoof d-Cemmis/'e`, ter -ititameltag der vrijwillige giften, i'oor de Perdedigers vdh het Paderland, to dmfterdam. re Utrecht, bij J..'dtheer. ISIS. fin gi•. 8vo. 68 Bl. f :-8-: 1Jit aukje wordt to laat door ons aangemeld, maar bet kwant ons ook to mat er hand ; B U O N A P ART E is reeds terugge:, keerd in zijne nietigheid, en daardoc,r is bet woord aan fom. mige Nederlanders nu geen woord op, zijn tijd Ineer. Wet- de -poezij betreft v66r, , in en na bet Dank- en Biduur, alsme- de ,, ter viering van den geboortedag van hare Koningfij%e Hoogheid•, Mevrouwe, Gemalinne van onzen geliefden Ko» ning, zijne Majesteit: W I L L EM DEN E ER S T E N, op den i2 November :814," wij kunnen van ons niet verkrijgen, - aan dezelve blijvende waarde to hechten: maar de Korte Perkalen zelve, uit des Schrijvers gehoudene Correspondentien in de jaren 1813 en 181,4, in cene geregeide agneenfchakeling, in een S I S O Ed1 S VAN I) E rV n R D E, ' HORTE VERHALEtr. 173 een naauwkeurig verhaal, fchoon in bet geheel niet omflag- tig, hier aan de Nakomelingfchap overgeleverd, prijzen zich mede, naar ons inzien, weinig door nieuwheid of zonderlinge belangrijkheid aan; en met flijl en taal is bet voor bet minst zoodanig, Oat wij dezen Historiefchrijver geenszins dur- ven aanmoedigen, om datgeen, hetwelk hij door den drub wilde gemeen maken, en, om de duistere wolken tijdens de wederverfchijning van den Aiverwoester B U 0 N A P A R T E N A- P O LE 0 N, vooralsnog achter hield, nu nag.uit _te geven. Dat de Schrijver een aantal ongelukkigen, Hollanders vooral, den terugkeer naar bet herboren Vaderland gemakkelijk, en zich bij de vereenigde Legers nuttig gemaakt heeft door belangrij- ke narigten mede to deelen, enz. gelooven wij gaarne op dit zijn getuigenis, en willen hem ook even gaarne finder de har- telijke vrienden van bet Vaderland en bet Koninklijk Huic zangfchikken; en in dit karakter kunnen wij hem in goeden gemoede, veel meer dan in dat van Dichter en Gefchiedfchrij- ver, aanprijzen. C L E 0 M E N E S. Naar het Hoogdaritfche van A. L A F 0 N T A I- N E. Te .Leyuwarden, bij Steenbergen van Goor. 1515. In gr. 3vo., 224 Bl. f 2-S-: De IJvrees voor bet Keizerlijk veto hield de vertaling van dit work in de dagen onzer overheerfching terug, hoezeer bijna alles van dezen Schrijver ook bij onze Landgenooten ruimen aftrek vond; trottwens, zoodanige gevoelens van den echten heldengeest waren contrabande onder bet geweld van den on- mensch, die geene andere helden begeerde, dan die vochten voor zijn flavenjuk, bij wien liefde voor vrijheid en vader- land, en een deugdzaam hart, niets meer waren dan klanken, en die, flechts tot vechten en dwang gezind, tot vechten en dwingen zijne handlangers afrigtte, en iederen waren helden- moed en ieder deugdzaam karakter ontzenuwde, zoo veel hij inaar kon. Hier vinden wij den ouden Griekfchen heldengeest; de ede- le, hoewel mislukte, poging van AGIS, en van den even ede. Ion C L E OMEN E S , 'voor Sparta, hun vaderland, toen diep gezonken; de mislukte poging voor bet herflel van Sparta's zeden en Sparta's alouden roem. Het voorberigt wijst met een enkel woord aan, waar L A F O N T A I N E in dit zijn dra- hq 3 tna- 174 A. LAFONTAINE, CLEOMLNE9. matisch tafereel van de historifche waarhPid is afgewekett. Men leest het werk met belangftelling, en lean er overvloedi;- ge lesfen nit opzamelen tot voorzigtige gematigdheid, ook bij het edelst doel. De manier van ., A F O N T A I N F is be- }tend; en wij twijfelen geen oogenblik, of de vrienden vatt zijnen 8omulus, en zijnen dristomenes en Corgus, zuilen zij- pen Cleomenes, met wezenlijk genoegen, bij zijne overige taj. rift e gefchriften gevoegd zien, De Zoon Soldaat vaer de Jader, of her Yeorbeeld der Osder. /iefde. Tooneelfpel in ddn Bedrisf. Naar her Hoogduitscdt van H AGE M A N. Te 4nsJlerdam , bij G. Roos. 18 1g. In kl. 8vo. 4o Bl. f :-6=: Pit ftukje geeft ons de fpoedige bekeering van eenen los- bol, die, na zijnen vader geruTneerd to hebben, nu, em,diep vader to redden, foldaat wordt, op beding van een aanzien- lijk handgeld; terwijl echter de edelmoedige Kapitein hem niet alleen fpoedig ontfjaat, maar ook den vader volkomep pit de ellende redt. Hoe dit nu ter aanr4oediging tot den gewapenden dienst, ads her Yaderland in nood is, dienen moet, gelijk de Vertaler zegt, is ons een weinig duister. Men be- hoeft bet voorberigt (en ook den titel) flechts in, to zien, om overtuigd to zijn, dat de Vertaler veer zijne taak niec be- rekend is. Het getal der enkele taal- of fpelfouten, watrrop men tegenwoordig sneer dan ooit kies is, die er mogten zijn ingeflopell, is to aanmerkelijk, dan dat bet verzoek om verfchooning ge. reeden ingang zal vinden. Ook fchijnt ons de Vertaler een even weinig bevoegd beoordeelaar van bet aankomend geflaclit under ons; wij wenschten wel, dat er geene zonen waren, the hunne ouders in den grond helpen door ligtzinnigheid en Foekelooze verkwisting; maar dat er zeer weinige kinderep zouden zijn, die hunne ouders, als die in nood zijn, met at hun vermogen willen bijflaan, gelijk de Vertaler goedvindc to fchrijven, wordt door de ondervinding dagelijks gelogenftrafc; en wij konden vele voorbeelden aanvoeren van waardige jon- gelingen, nit den meet- of minderen burgerftand, die, (NB. zonder hunne ouders vooraf geruTneerd to hebben) order het Nippy hen verfoeid Fransgli 3ewind, zich vrijwillig a1s plaats- vez- IIA GEMAN, ME ZOON SOLDAAT. 1,75 vervangers voor eenen broeder aanboden, omdzt deze voor de ioftandhouding van bet huisgezin en de welvaarr der ou- deren meet behoei'te was. Dat dikwijls zich VELE befehaa- men moeten bet geringfle hun (hunne ouders, die in nood zijn) pier toe to brengen, hopen wij dat even abufivelijk ge- meld wordy, als bet, gelijk de Lezer ziet, onzin is. En de weinige ondengenden van deze foort zullen door den arbeia van dezen Heer Vertaler wel niet verbeterd worden. Eene Profetie, betrefende bet Doorluchtige Hu: s van Oranje- NasJau, thans het geliefde Koninklijke Huis der N:derlan.. den, aanvankelijk verruld. Te Utrecht, bij J. van Schoon- boven. z13I5. In gr. 8vo. s¢ Bl, f ;-5-8 Zoodat wij dan onzen (nu w1jlen) L E IF R A N C Q V A N B E R It- HEY under de eigenlijk gezegde Profeten moeten rangfchijt- ken, blijkens de Lijkgedachtenis, die hij voor onzen laatflen Stadhouder A°. I3o6 in bet licht ga('! -- Nu ja ! maar hij zal Loch wel in geenen hoogeren zin ge7nfpireerd mogen heeten , dan doorgaans een goedDichter?--Waarom niet, Lezer! De oude, echte Profeten waren immers ook Dichters? en „ wanneer deze nu over de geivigtigffe belangen van het yolk en deszelfs Vorften handelden, werd vaak hun geest door den geest van Jehava dermate epgebeurd, dat ze, zonder voorgaund overleg, ja eer ze daarop nog eens verdacht waren , eenen f outen . en helderen blik in' de toekomst wierpen." - En „hoe'veel invloed Muzijk en Dichtkunst hebben , daar deze in de beoefening eigen- lilk t'huis hooren, om den geest dus op to hefen en voor onbere- kenbare inzigten in de toekomst vatbaar to maken, tnoet, zoo sls fchrandere denkers reeds beredeneerd hebben niet gemeen zijn." Echter wordt bier flechts van eenen in bet middet- 111k vatbaar gnakenden invloed gefprotten ; doch bet is niet vreemd, dat B ER K H E Y, terwijl zijn ingefpannen geest op bet verledene -- op bet treurig tegenwoordige - en --- biddend en wenfchend - op de toekomst flaarde, door-eenen hoogeren invloed geleid, zich ongevoelig vertegenwoordigde, betgeen de toekomst zou opl8veren, en -dat in zijn verheven dichtlhtk teekende. Wat nu onze B E R K HEY eigenlijk ge- profekeerd.'heofa, en of en iDa hoe ver wij hem -aan eenen der w 4 ou- 176, EENE PROPLTIZ. oude Profeten moeten gelijktlellen, (geheel wil once. Schrij- ver dit ook niet doen) en waarom juist deze B E R R-x E Y, en niet een of ander voornaam en godvruchtig Leeraar, met deze gave der voorzegging begunftigd werd, enz, enz. leze en onderzoeke, wie wil, in dit kleine boekje, tot zijne lee- ring en flichting. En komt ook de zwarigheid daarbij op, of die waardige man, zoo hij nog left , (obiit, tot narigt van onzen Schrijver) daarmede, om nicer dan lene reden, wel zal gediend zijn, dat men hem in den rang der Proferen plaatfen wil; die zwarigheid vervalt bij bet fchrander antwoord , dot, die voor geen Profeet wit aangezien warden, ook niet profe- teren moetf -- War ons berreft, wij erkennen gaarne en dank- boor, dot cene wijze Voorzienigheid, in alles werkzaam, ook door zoodanige dichterlijke gevoelens en uitzigten den cooed en de hoop bij vel?n levendig hield, en den ijver en bet flille aanhoudende gebed voor Vaderland en Oranje krach- tig heeft opgewekt; even zeer als door de meer beredeneer- de en koele berekeningen van kundige en doorziende Vader- landers, die, den loop van vroegere en latere gebeurtenisfen befchouwende, reeds vroeg, en al in 1795, ons de eindelij- ke her[1e11ing, maar dan ook met grooter magt en mister, van her Huis van Oranje meer dan eens hebben in her oor geluis- terd, met reeds toen, in ons oog, niet onwaarfchijniiIke be- wijzen, Wij verheugen ons hartelijk over de eindelijke be- vestiging van alle zoodanige blijde uitzigten; moor, bij den mogelijken penneflrijd : „ of en in hoe ver onze u E R x x E Y en anderen iets hadden van den geest der oude Proferen, in eenen Bijbelfchen zin ?" lalijven wij liefst geheelenal on- zijdig, De hraag: Kan de Bedelarij langs de huizen geweerd en voor- gekomen worden ? uit de ondervinding beantwoord; door de commis, e van Wefdadigheid to Purnrerende. Gedrukt ten voor- deele van bet Fonds van Weldadigheid. Te Purrnerende, bij J. P. Bronftring. z81S. In gr. 8vo. 32 BI. f :-8-: Het antwoord is toeftemmend, en her middel eenvoudig; hetgeen ieder ingezeten aan de bedelaars plant to geven, flelt bfj uu aan de Commicfie ter baud; daze, order coezigt der Re- RAN DE 3EDELA1JJ GEWEERD WORDEN? 17.y Regerlng, uit leden van de onderfcheidene Kerkgenootfchappen zamengefteld, draagc zorg, dat niemand behoeft to bedelen, doet zulks met den meesten ijver, en getroost zich de daar- toe noodige moeite. De vreemde bedelaar wordt geweerd; de doortrekkende ongelukkige krijgt, tot de naaste plaats, een' reispenning; en geen bedelaar words geduld. De fledelijke Re- gering houdc bier krachtdadig ' de hand aan. De fchamele ge- meente bevindt zich w6 bij deze fchikking; reeds is de be- tamelijke eerzucht opgewekt ; en de goede burgerij , in den beginne eenigzins huiverig, onderfteunt zeer gaarne de heilza- me Commisfie. Reeds meer dan een jaar is deze maatregel met den besten uitflag beproefd. Men leze het kleine boekje zel- ve, en volge bet goede voorbeeld overal! Mogt men bet zoo ver kunnen brengen, dat er in bet ge- heel geene artnoede meer geduld werd! Konden dan niet de wezeniiik behoeftigen bekend, en nit de voorhanden zijnde, voorheen rijke en nog niet onaanzienlijke, Fondfen geholpen worden? Kan de armoede niet worden voorgekomen, door bet aanwijzen, of, waar dit noodig is, verzorgen van werk, en door het naauwkeurig toezigt, dat de jeugd tot werkzaam• hcid worde opgeleid? Kunnen tijdige, en dikwijls niet zeer groote, bijdragen niet een aantal huisgezionen ftaande hon. den, waar, door toevallige omftandigheden, de armoede nog eerst dreigt? Hoe aanzienlijk zijn de liefdegaven, die ieder Kerkgenootfchap inzamelt! en is bet onmogelijk, den hand. werksman, ja ook den gegoeden (die toch nooitweet, wat zijn lot worden kan) to noodzaken, dat hij van zijne dikwijls meer dan toereikende inkomften een' fpaar- of noodpenning in zeker Fonds oplegge, voor zijnen ouderdom of anderen kwa- den dag? - Dat zich overal plaatfelijke en gemeenfchappelijk werkende Commisfien vormden, uit iedere Gczindheid, en order toezigt van een Bewind, d..t in 's yolks liefdc en ver- trouwen deelt! War men ook fpreke van eens ieders bijzon- der eigendom, en bijzondere verpligting jegens zijne zoo- genoemde huisgenooten des geloofs, wij zien nict, dat eenige vroegere beftemming, voorfchrift of gewoontc bet geweten bezwaren kan, wanneer men weet, dat deze huisgenooten des geloofs, nevens andere, goed. en naar behooren verzorgd zijn; en wij zien daarenboven het onmogelijke flier in, dat men zoodanige fchikkingen beraamde, waardoor tevens dat bijzonder eigendom w erd ontzien. - Onder het Fransch Be- -Al c wind tr$ KAN DE SEDELARIJ GEWE$RD WORDEN? wind (een Bewind, dat men wist, hoe bet gaarne, veel, ja alles wegnam, en weinig, en dan nog zeer ongaarne, gaf) was achterhoudendheid , wantrouwen en tegenwerking zeer ratuurlijk, en wij zouden bijna zeggen pligt; maar thans hou- den wij, iet becers voor mogelijk, waarbij iedere tegenwer- ping vervalt, iedere zorg ophoudt, en ieders belang, en over bet gelleel de billijkheid, is behartigd. Welk Christengenoot- fchap kan zich bezwaard rekenen , wanneer bet door bet Bur- gerlijk Beftuur, in de beheering van deszelfs Armen, gehou- den words tot de beoefening van de algemeen erkende Chris- telijke voorffhriften: dat, die Wet nwerkt, oak niet eten_ moet; en dat, die iets over heeft, moot mededeelen aan den genera, die niets he-Ft? - Dan, wij moecen niet vooruicloopen, maar vol vertrouwen bet goede wachten van bet beleid, de wijs. heid en de zorge van onzen goeden Koning. Leer- en Gebedenbaek veor de beminnelijke Jeugd; ook dienJi:g voor flolwas/enen. Door X G I D I U S J A I S. Te Deventer, bij ~. W. Robijns. In iimc. r3o Bi., f :-12 V V ij lazen dit zeer nuttig en waarlijk regt godsdien(lig werk- je met uicflekend genoegen. Het bevat de nadrukkelijkfle en overtuigendfte lesfen van echce godsvruchc. Alles heeft de kennelijkfle Ltrekking tot een edelmoedig werkzaam Christen. dom. Het is niet boven de vatbaarheid der kinderen, en geefc voor ver(land en hart vooral ook gezond voedfel bij de bij- woning van den eerdienst. Het komt nit den fchoot der Roomschcatholijke Kerk, en is alzoo voor Roomschcatho- lijken. Mogt bet veel gebruikt worden, en de ouders, ter- wijl zij hunnen kinderen op deze wijze de denkbeelden op- helderen, zelve alzoo hunne gezindheden Christelijk leiden! Wij zijn bet met den Aartspriester N. in. J. P A S volkomen tens, als hij bij zijne vergunning, dat dit boekje, tot troost en godsvrucht der Christenen, zoo jonge als oude, zeer pro- fijtelijk mag gedrukt worden, tevens betuigt, dat bet vele godvruchtige oefeningen met leerzame onderwijzingen door. mengt; en voegen er den wensch bij , dot ook menig Pro- testant her boekje moge inzien, en zijn naijver er door op- gewekt worde, om ook zijne kinderen tot deugd en verflan- dige godsvrucht, en een leerzeam gebruik van zijnen eer. rlicust, (feeds voor to gaan en op ce leiden. t1g• j. P. P o H L M A N N, ACNE& EN HARE RINDEREN. 179 4gnes en hare Kinderen. Een Leesboek tot aankwe4king va* godsdienjlige gezindheden bij Kinderen; ten dienie der Scha- len. Iran J. P. P 6 H L M A N N. (Uit het Hoogduitsch ver- taald) door , J. It U Y P E R S , HZ. Sehoolhouder to Groningen. Te Groningen, bij W. Zuidema. In kl. 8vo. 122 B1j f :-6-; Wij fchromen geenszins, dit voortreffelijk boekje, tot bet eerlte onderwijs in Godsdienst en pligtsbetrachting, iederen Schoolleeraar en Huisvader 'aan to prijzen. Het is daartoe Ylitnemend gefchikc. Het doer den kinderen bet Opperwezen voelen, kennen in deszelfs eigenfchappen, en tevens lief. bebben; en geeft bet jeugdige hart zoodanige indrukken, dat daardoor deze godsdienilige kennis en dit godsdien(lig gevogi dadelijk beoefend wordt. Door de goede vertaling heeft de Schoolleeraar It U Y P E R S zich allezins verdienitelijk gemaakt bij de lieve jeugd. Ilollandfche Spreekwoorden op,~ehelderd door leerzame Voorbeel- den. Door w. G. R E D D I N G I U S, Predikant to Eppenhui- zen. Te Groningen , bij W. Zuidema. In kl. 8vo..123 B1. f :-ii-: I e Schrijver gaf in i8o8 Bijbelfpreuken, in 1809 Spreuken van oude Wijzen, beide door Ieerzame voorbeelden opgehel- derd, in bet licht. Deze zijne Spreekwoorden zijn in denzelf- den geest bearbeid, maar itog meer bepaald voor de jeugd. Zij zijn 56 in getal, en voor dat publiek welgekozen. Wij zien niet, waarom wij dit werkje niet zoo wel tot een fchool- als leesboek voor de jeugd zouden aanprijzen. Aan den Redaeteur der Vaderlandfche Letteroefeningen. Weledele Heer ! Het is de pligt van elk goed burger, om, wanneer er ten ..aauzien van den een' of anderen tak van 's lauds algemeene be. too 3RMr. belangell eenige twijfel ontftaat, denzelven, zoo niet geheel Weg to nemen, immers zoo veel mogelijk 'op to 'heideren. mijnen Recenfent in No. I van uw geacht Maandwerk, bl. 36, fchijnt gehinderd to hebben, dat ik onderfcheidde de uitwerkfelen der maatregelen, door den Generaal D A END E L s daargefteld, van de maatregelen zelven. Het komt mij voor, dat men de ware reden van deze onderfcheiding niet heeft gevat: dit was ter bereiking van doel, mijns inziens, zeer atoodzakelijk, wiji er nog al menfchen befaan, die, gehecht aan namen, de zaken wel eens voorbijzien. Ook houd ik mij overtuigd, dat de Generaal D A E N D E L S ter inftandhouding der verpligte leverancien we] eens verder ging, dan de Heer N E D E R B U R G H ooit gedaan had (*). It meende dus nader aan mijn voorgefteld Joel to komen, door niet, zoo als fommigen, die met mij bet oude ftelfel beftreden, aan alles, wat mij op mijnen weg ontmoetede, toe to roepen, dat men dwaalde; integendeel, fk verliet wel eens den mijnen, volgde den hunnen, en, na denzelven cen eind bewandeld to hebben, fcheen mij de overtuiging, dac wij niet op des regten weg waxen, veel gemakkelijker toe, On om eigenzinnig mijn pad als bet beste to doen verkiezen. Dit denkbeeld ben ik verfchuldigd aan de ondoelmatige leer- wijse eeniger Zendelingen can de Kaap de Goede Hoop, die de Hottentotten tot Christenen wilden waken, eer zij de- zelve tot maatfchappelijke menfchen hadden gevormd: men toonde hun den Hemel, zonder die menfchen eerst regt de Aarde to doen kennen. Schoon ik alle de organieke wetten van den Generaal 3o AE:N D E L S goedkeur, moest ik zijne bepaling omtrent de rijst van die goedkeuring uitzonderen. Ik heb den iGeneraal ook niet beoordeeld uit.zijne Memorie, mar Ait zijuenBrief, van den z2 Nov. z8o8, aan den Minister, van Marine, en Ko- lo- (*) De Beer N E D E R D U R on had de vrijwillige leverancie van rijst reeds door hgggere prijzen erachten aann to moedigendandc,Generaal D A E N D EL S , namelijk een' halven dukaton hat pikol, of vijftien dabs. tons de cooyang; hetgene bijna zes rijksd. meet is dan de prijs, door den Beer D A E N D E L S bepaald i doch vrucbreloos. Man kon zich dug eooit met grond con goed gevolg vau dien maatregel beloven. Dezelfde reden, waarom zulks toes mislukte, moest then onder den Generaal n ANN D B L S nog meet doen feilen. Men had do aitwerkfelen in do orzaak moatea zeeken. DRUP. 191 Ionian geffdhteven. De prijsbepaling van 17 rijksd. de eooyrtng was niet geevemredigd aan de' waarde: een cooyang is 3400 fy, en dus genoot de cultivateur nog geen oortje voor bet fg. Als ik ligt geld teen-, en de Indifche iijksd., dat eetae imaginaire count is; tegen 391.ftuiver Holl. bereken, vermih- dert zuiks nog meet de geringe waarde, welke de Javaan voor zijne 'koopWaar ontving. Daar nu de Heer tt E D E 1t B v a c N geen effect van zijne geprojecteerde vrijwillige leverancie te- gen hoogere prijsbepaling mog€ genieten, kwam bet inij voor, dat - de inaatregel van den Generaal D A E N D E L8 om- trent de rijst een to ruim veld opende voor de fpeeulatlin van den Monopolist en de knevelarij der inlandfbhe Opper. bbofden en Europefche Ambtenaren. (*) Had men den prij# nader aan de waarde gebragt, er was dan, sn jns inziens, ook minder voeditl gegeven aail die ongeoorloofde. fpeculatleh der too evengenbemde perfonen. Deze waren toch de hande- liars in rijst : 'i is waar, de Generaal D A E N D E'L S had den Refidenten' alien handel verboddn; maar moest nu bet Goft- vernemt nt hen als koopman vervangen? Ik geloof, oat men dezen maatregel des Generials als geen maatregel befchouwen kin; inaardlerl hij er nimmer eenig effect van ial genoten heb- ben. Winner men integendeel zich den noodigen vodrrnad, tegen redelijke prijzen, voor twee of drie jaren had aangh- fchaft; en van lien voorriad ieder jaar de helft of een derde openbaar vitkoeht, en her verkocht gedeelte telken !are 64 den oogst weder aangevuld, en zich overigens met then han- del nlei bemnoeid, dan voor zoo verre bet de verbeterin'gvan bet lot de's javaans betrof, zou, mijns inziens, aieer'doti- matigt geweest iijn tot bet groote oogmerk , Werkzianiheid re ontwikkelen en den landbouw sari to moedigen. Dat he Ge- nleraal bet onvoldoende zijns maatregels heeft gevoeld, en ft prijsbepaling van 17 rijksd. de cooyartg niet billijk Vond, fchijnt niet onduidelijk to blijken uit de aanteekening o'p bi. 45 zijner Memorie, alwaar met ronde woorden wordt gezegd: Deze maatregelen waren flechts voorloopig, en her tidfdp » was bij mijn vertrek niet ver af, dat de uitvoer van tijt " o; (*) Dr ICapitein Chinees to Soetaiaye., RA-14 TJAIQPtTk betesldC. voor den nitih iteuden opkoop van rijst son den Gezegltebber, in den Oosthaek jaedij ks s aoo rijksd. zilver&eld 1! D A a NJ7t 1. i Memorfe, V. 44- aanteek. ala. 182 MRTEF 4 ,, op de bazaars (markten) ingekocht, zoo hebben knit „ worden toegeflaan." Wat toch (wij vragen net met be. fcheidenheid) was de reden, dat die vrije- uitvoer, wanneer bet Gouvernement zijn' noodigen voorraad had, ook in FBo& net kon worden toegeftaaa ? Wij zullen die reden flier on- derzoeken;' maar zij Ichijnt mij toe klaar to wezen, en ooi misfchien voor ieder opmerkzaam Lezer, die min of meet met de huishouding van Indie en den geest der Ambtenaren be- kend is. Ik heb de geopperde zwarigheden van D A E N- DELS, bl. Fo4 volgg., waarheen mijn Recenfent mij ver- wijst, overwpgen : de bedenkingen aldaar doen den Generaal eer aan; maar jk twijfel, of de Javaan wel zoo weinig be- hoefte heeft, en zoo afkeerig van werken en landeigendom is, ais daar gezegd words. Ten minfte in bet rapport van den Heer VAN`BxAAM, destijds aan den Minister vauMa- rine en Kolonien gedaan, lezen wij, dat de Chinezen, die men als landpachters en boeren kan aanmerken, de JaTanen als werkvolk gebruiken; dat, ten tijde de rijst op Batavis zoo duur was, de Javaan, door winzucbt aangefpoord,ziju' eigen huisfelijken voorraad van rijsc verkochr, zich generen- de met yam yam, eene vrucht of wortel, niet zeer voor- deelig misfchien voor de gezondheid. Een yolk nn, dat reeds zulk een' hoogen prijs op geld Itelt, om zich daarvooreenig ander genot des, levens to verfchaWen, dat voor anderen h daghuur werkt, kan, dunks mij, niet afkeerig zijn van naeet- dere genietingen, maar is vatbaar voor befcbaving en words arbeidzamer, naar mate het meet en meer de vrucht van zij- ner handen arbeid genieten mag. De zwarigheid, die ik zel€ aanvoerde, dat de Javaan geen Holla_ndfche boer was, is mo- gelijk uit zucht naar waarheid wat angstvallig: bij nadenken, had de vermeerdering der bazaars of markten, de verbetering der wegen, enz. die bedenking nit den weg kunnen ruimen; ook des Generaals eigen woorden had ik misfchien tot mijn voordeet .kunnen inroepen; want dat. de Heer D A E N D E L s niet geheel vreemd van mijn denkbeeld is, vinden wij o.p bl.. io6 der Memorie: „ Thans, " zegt de Heer D A E N D E LS al- daar, ,, zou de vraag wezen, of er nooddwang zij, ook de herfchepping der Javaanfche natie to beproeven? Doch dic onderwerp zal welligt na verloop van nog eenige jaren cot: • r1jpheid komen, wanneer in alle, opzigten de uitwerkfels • der meerdere kolonizacie, vrije cuituxr en handel zich oo1 . n talk $IIIEF. 18$ ar ten aanzien der Javanen znllen ontwikkeld hebben." Dat de Generaal D A E N D E L s de vrije cultuur nuttig vond, loch niet doen kon wat hij wensclite en wist dat nuttig was, blijkt uit de geheele redenering op doze bl. voorkomente, vooral nit bet gezegde, dat bet behoud der Kolonie en andere nood- lottige omllandigheden hem sulks verhinderden. Intusfchen ben ik bet met den Generaal volkomen eens over de gewig- tige twijfeling omtrent de verpligte leverancie en der contin- genten; doch ik voor mij zoude vooreerst ten voordeele eener gematigde verpligte leverancie befluiten, en overigens volko- men vrijheid toeflaan, vooral ten aanzien van de rijst, dat gewigtig voorwerp in den algemeenen handel van haven tot haven in Indie (*). De tusfchenkomst van bet Gouverne- ment, mcer dan voor de behoefte, is, naar mijne gedach- ten, ointrent de rijst geheel onnoodig, en to meer noodeloos, federt de Heer T E N s I E en anderen in de ommelanden die werkzaambeid in den landbouw ontwilrkeld hebben. De Heer 'r E N S I E trok reeds vbbr meer dan tien jaren ieder jaar twee- bonderd lasten rijst van zijne ontgonnen landen, en zulks nog wel van gronden, die anderhalve eeuw woest lagen 1 ! De Ge- neraal bad dus de hulpmiddelen meer in de vrije cultuur en handel moeten zoeken. Door den aanbouw vau rijst in de ommelanden van Batavia, en een' twee- of driejarigen voor raad in de magazijnen, zou bet verbod van uitvoer geheel overbodig zijn geworden; welk verbod men federt jaren her als permanent wag befchouwen, ow reden.... Ja, genoeg- zaatn ieder jaar was er misgewas! Veeltjjds was er in hot eene diftrikt overvloed, in hot andere gebrek, hetwelk gelegenheid gal aan den Monopolist ook voor binnenlandfche fpeculatie. Dit is alles, wat ik er van zeg, omdat ik niet geheel geloo- vig ben in de leer der genen, die in kunstmatig misgewas ge- looven. Voor eigen behoefte voorzien zijnde, moest bet Gou- vernement lloegenaamd niet in den handel van rijst betrokken zijn; en er is dus, mijns inziens, geene reden, waarom men den handel in rijst niet geheel en in Uns zou kunnenvrijitellen. Hierdoor wordt niet alleen alle oorzaak van knevelarij en mo- no- . (a') De jaarlijkfche oogst van rijat wordt op Scooo cooyangs berekend. waarvan her Gouvernement $ als contingort trok. De inlandfche Regen- ten hadden ook nog hun aandeel daarvan. Bij eene vrije cultnut ea ban. ticl zou die haeyeelheid aanmelkelijk vermeerderec. 184 at(IJ ?. nopolie in 6dns weggenomen, maar men bevordert ook tevens dot groote doel van handel, landbouw, werkzaambeid, en het- gene Java eens, voor Indie worden moet, voornamelijk door de rijst en fuiker enz. Het is door zulke en dergeli~ke maat- regelen, dot men de uitgebreide vlakten, waarvan de Generaal in zijnen meergen. Brief van is Nov. I8o8 fpreekt, in vrucht- baree akkers hcrfche: t. Er is mU ook deor anderen, misfchien heimelijke voorftan- ders van bet oude ftelfel, gezegd, dat ik Java wel beoordeeld had zoo als bet was, maar niet zoo als bet tegenwoordig is. Doch, wat is er dan gefchied, federt de Engelfchen dat Eiland in bezit hadden, dan de affchafftng der contingenten, bet tegen- geon of vernlelen van de koffij - cultuur, en bet berooven der in- landfche Vorfen en Regenten van hunne waardigheid? Op het eerlte nierk ik aan, dat zulks son ons Gouvernetnent ge- legenheid geeft, om to beproeven, welke wijze van inkom- iten best zij; die der Engelfchen, of de onze bij wijze van verpligte leverancie: bet tweede dient om met ijver de ctrl tuur der voortbrengfelen van Java to hervatten: en de derdt zwarigheid, bet ontzerten der Vorften namelijk, heft aan onzen Koning en het Gouvernement de fchoone taak opge- legd, otn to overtvegeM, in hoe verre de herftelling, onder wijze bepalingen, voor bet ftaatkundig belang en de eer van den Hollandfchen naatn mogt dienitig zijn. Zonder de regt- 'vaardfgheid in aanmerking to nemen, komt bet mij, nit eetti ftaatkundig oogpunt befchouwd, voor, dat deze daad niet al. Teen de Vorften van Java, maar alle de Vorften van Indit, inzonderbeid den gewezen Koning van Kandia op Ceilon, dermate ii de oogen zou blinken, dat zulks niet dan van heilzaam gevolg wezen kon. Want vroeg of laat zullen eens de volken van Indie hunne waerde als menfchen gevoelen, en beffhavfng en ko-lonizatie, die er de Engelfchen voort- planten, sal' en moet eens ten nadeele van hun aldaar geves- tlgd gezag werken; terwiji integendeel ons gezag, die tijd sea's daar zijntle, zou worden aangebeden. Vindt glj, Mljn Neer de Redacteur, dot deze bedenkingen ies-' kunnen toebrengen ter bevordering van algemeen belang en ter verbreiding van waarheid, gelief dan dezelve bij ge- Iegenheid een plaatsje in uw geacht Maandwerk aan to wij- zen; terwijl ik intusfchen de eer heb met boogachting en be- langttelling to zijn UEd. Dv. D:enaar 'r JJage, 14 Feb. 18I6. CAMPAGNE. BOEKBESCHOUWING. Verhandelingen, uitgegeven door T E Y L E It 'S Godge- leerd Gcnootfchap. XXVIIle ,Deel. (Tweede Verflag.) Wij eindigden ons verflag wegens de bekroonde Ver- handeling des Eerw. V A N H E N G E L in bet midden van het tweede deel derzelve , dat meer bijzonder bet betoog uitmaakt van zijn gevoelen nopens den invloed van der gewijde Schrijveren karakter en denkwijze op de boeken des Nieuwen Verbonds. Leerflukken en gefchiedverha- len, daar voorkomende, (dit is bewezen) laten zich best verklaren, indien men de Apostolifche voordragt voor menfchenwerk erkent, en uit dat oogpunt beoor- deelt. Daar zijn er evenwel, die de Goddelijkheid der Christenleer zelve, en de Goddelijke ingeving der ge-- fchriften, niet onderfcheiden, en wier onkunde, aan- gaande den H. Geest,die de gewijde Schrijvers omtrent godsdienflage waarheid voorlichtede, buitenfporige ge- voelens aankleeft. Ja, zoo gij O R, I G E N E S uitzon- bert, leerden de oude Kerkvaders over dit fluk weinig goeds , of wankelden zij in hunne begrippen. De mees- ten hebben zich hierover in zulke bewoordingen geuit, als wij in onze meer verlichte dagen, en in eenen ver- dachten mond, voor lastertaal mogten aanzien. Onder andere fchreef A T HE N .A G O R A S: „ De Geest ge- „ bruikte de Profeten als cen fluitfpeler zijne fluit, op „ welke hij blaast. " Intusfchen flueg de Hervorming aan zoo ongerijmd gevoelen den bodem in. H U G o D & G A o o T , en een aantal vermaarde Godgeleerden, zoo onder ons (*) als elders, leiden den groild lot betere be- ~'°~ E P I s c o p I u s is , behaive D B rc A o o T, de d4nige, wel F~-Q&IinESCH. ass6. NO. ~. N 186 VERHANDELING9N beginfelen. Voornamelljk ook verdient E R N E s T I, eft Duitfchers uit zijne fchole, to dezen lof; hoewel een en ander daar to lande wederom tot bet tegengeftelde uiterfte, bet ondermijnen van bet gezag der H. Schrift, vervallen is. Vermaarde Godgeleerden, daarentegen, in de Nederlandfche Hervormde Kerk , hebben in onzen leef- tijd over dit onderwerp gezonde denkbeelden voorge- dragen, waarmede 'zich nagenoeg v A N H E N G E L ver- eenigt, die eigenlijk den Leipziger Hoogleeraar K E I L voor de beste vraagbaak houdt. Gelijk, op de voortbrengfelen van 's ?nenfchen geest in bet algemeen, karakter en denkwijze des Schrijvers, eene meerdere of mindere befchaving, en wat dies meer zij, onwilligen invloed hebben , zoo beweert hij , dat men zulks bij voorraad ook verwachten en aannemen moet omtrent de H. Schrift. K R U M M A C H E R noemt dit Poezij , vermits, naar den fmaak der Ouden , zelfs de weaken V A N H E N O E L- noemt uit onze Landgenooten vast vroegere dagen; en voorzeker, wegens her ongelukkig Kerk. gefchil in Nederland, heeft men aldaar den opbouw in gods. dienftige verlichting, op gronden, door die vermaarde Man- ilen gelegd, niet weinig belemmerd gezien. Daar waren er evenwel onder de Remonfiranten, in de zeventiende eeuwe eA vervolgens, die biertoe aanzienlijk bijdroegen. Wij noemen alleen het werkje, door den vermaarden L E C L E R Q uitge. geven in 1685, en herdrukt in 1711, onder den titel: Senti- mens de quelques Theologiens de l'Hollande, fur PHistsire Cri- tique du Vieux Testament, compofee par le P. R I C H A R D S I- x o N. Ook halen wij dat werkje, 'te oaregte misfchien bij ve. len in vergetelnis, daarom to meer san, omdat in den ii den en laden Brief van hetzelve, alsmede in de Voorrede voor den tweeden druk, het onderwerp behandeld wordt, wegens de ingeving der N. Schrifc in het algemeen, en her gezag meer bijzonder van de 4postelen omtrent het leerflellige de¢ Christendoms ; over welk laatfle onze VAN H E N G E L zich niet opaettelijk althans geuit heeft, hoewel zij op ddne rij met den HEILAND bezwaarlijk to 1el1en zijn, of zulkc fchij;- lten gevorderd to hebben. VAN 1 EYLLR;$ GODOOLE');RDI GENOOTSCHAP. iS de Gefchiedenis hare Muze had. Dan, oih de's iris bruiks wille, verwerpt VAN HEN GEL dat woord, en geeft hij billijk de voorkeuze aan bet eenvoudiger denk- beeld, dat bet hart aan elk menfchelijk opftel zijne ftemming, rigting, doel en orde geeft. Voorts, na op.* heldeiing van eene en andere plaatfen uit bet Nieuwe Verbond, waar van bet Goddelijk geleide der: gewijde Mannen, en ingeving, melding is, bepaalt zijnEerw., dat, zoo in bet Apostolisch prediken, als bij hunne fchriften 5 de medehulp van den H. Geest zich alleen zoude hebben uitgeftrekt „ tot de zorge, dat de H. „ Mannen zich in taken, den Godsdienst betreffende, „ aan geene dwalingen fchuldig maakten, bet zij door „ eene tegen de waarheid ftrijdende voorftelling der „ Evangelifche Gefchiedenis, bet zij door eene voor- „ dragt van Leerflukken, welke tegen dell geest des „ Christendoms inliepen." - Men mag toch niet ont veinzen, dat de H. Mannen omtrent andere kundighe- den gedoold hebben; of loochenen, dal zij als men- fchen flruikelen konden ; en zijzelven volgden in bet gemeene leven, dat meer is bij de plegtige vergadering to Jeruzalem , of gelijk P A U L U s voor bet Sanhedrin to regt gefteld, geen ander geleide, of infpraak, dart bun eigen hart en oordeel. Trapswijze werden ook zij- lie Leerlingen van den Heiland tot hunne zending ge- vormd : en moet men then arbeid des Heeren overtollig achten, wil men flaande houden, dat zij daarna, vol- gens bet wanbegrip omtrent de Ingeving, in bet fpre- ken of fchrijven niet meer dan werktuigen zouden ge- weest zijn van den Geest. Dan, uit hunne fchriften is bet ten laatfte duidelijk, dat zij dezelve als eigen werk kenfchetfen. $ij hunne verhalen toch vorderen zij geloof: in hunne voorftellen, onderfcheiden zij zorgvuldig, wat zij op eigen gezag raden, of als Goddelijke leer en geboden van Jezus aan kondigen en bevelen. Meermalen betuigt P A U L u s, zich to fchikken naar bet vooroordeel van anderen: en de voordragt der Apostelen, hunne taal en fpreekwijzen,, N a aan- 188 VEAHANDELINCEN sanhaling der boeken des Ouden Verbonds, en de en- x. aekerheid, waarmede zij wel eens over zaken vankleen belang-zich uiten, voldingen allezitis, dat hun werk. to dezen lhewijs draagt- van nit . de pen gevloeid to ziin van menfchenm. III. Maar, wanneer wij, met den Eerw. VAN HEN- GEL en vele hedendaagfche Godgeleerden, dus oor- deelen over de gewijde boeken ; wanneer wij, als ge- zegd is, de H. Schrift verklaren met terugzigt op de karakters en denkwijze der Apostelen en Evangelisten, vraagt bet Genootfchap, in bet derde lid des,voorllels ,, kati zulks ook fchadelijke gevolgen hebben voor bet gezag en de' achtbaarheid der Schrifture? " -- Tweele- dig wederom is bet onderzoek, waartoe zich VAN HEN-GEL; vooruitftellende, dat de Bijbel, en wel bij- zonder bet Nieuwe Verbondvoor Christenen, de regel is voor hun geloof en vandel, to dezen inlaat. Eerst tracht liij aan to toonen, ,, dat gezegde wijze van uitleggen heilzaam is voor bet gezag en de achtbaarbeid der H. Schrift, en din alleen fchadelijk wordt, -wanneer zy de geloofwaardigheid en Goddelijkheid der LeerfluJ ken on Gefchiedverhalen benadeelt;" daarna, „ dat zij, zoo doende, de juis.te palen to buiten gaat, die haar door bet Nieuwe Verbond zelve zijn gefteld gewor- den." Maar. voor die Goddelijkheid der Leere of ge- loofwaardigheid der Gebeurtenisfen is geen gevaar to duchten van die wijze van Schriftverklaring,welke,het geopenbaarde van den Godsdienst onaangeroerd latende, eerbiedigende, en benevens de waarbeid der verhalen erkennende, alleen de voordragt en inkleeding zoo wel, als Aposto)ifche redeneringen en bewijsgronden, ten toets brengt, en naar ieders karakter of denkwijze poogt op to,losfen en to verklaren. Dit, verre van fchadelijk to zijn voor de H. Schrift, is veelmeer voordeelig, en ftaaft bid uitnemendheid hare echtheid en geloofwaardigheid, lost. fch.inftrijdigheden op, en bewijst de waarheidslie4de, opregtheid en niet gezochte overeenftemming der H. Manners, ten aanzien van VAN TEYLER'$ GODGELEERD GENOOTSCHAP. 189 van bet •leerftellige en van verhaalde zakFn beide, jet geeft wel eens de beste antwoorden aan de hand tegea de-vitterijen van bet Ongeloof. Zeer ligt, evenwel, kan deze wijze van uitlegging eene rijke bron van dwalingen. worden ; daar wij •te weinig bekend zijn met de denkwijze der Joden ten tijde van Christus in bet algemeen, met die der Apostelen en Evangelisten in bet bijzonder, en ook met de karak, ters-van elk hunner. Uiterst moeijelijk, derhalve, zal• deze wetenfchap tot, volkomenheid to brengen zijn; nog• is zij in hare beginfelen; .en vreeze voor bet infaanvan eenen doolweg raadt de uiterfle behoedzaamheid aan, om bovenal. de wenken to volgen, wanneer bet Nieu- we Verbond ons, daartoe noodigt, en voorts met een gezond en fchiftend oordeel in dezen.te werk to gaan, of volgens regelen, die VAN H F N G E L kortelijk aan- duidt en door gepaste voorbeelden toelicht. Bezwaarlijk, ,intusichen,, houdt de mensch den juis. ten middelweg; waardoor dan ook de gezegde Uit- legkunde, die anders aanzienlijk nut beloofr to ftichten, m&derdaad, door de Neologie onzer Duitfche Nabu- ren , fchadelijke gevolgen gedreigd heeft voor bet gezag en de achtbaarheid der H. Schrift. Geleerden van dien ftempel, ten zachtfte genomen aan hunne verbeelding botvierende, of de zaak overdrijvende, hebben Leerftel= lingen, duidelijk op, Hoog Gezag door de -Apostelen voorgedragen, durven aanranden, of in verdenking brengen, als waren zij proeven van de bijgeloovige of dweepzieke-denkwijze,hunner Natie, hun aanklevende. Anderen tasteden de achtbaarheid der gewijde Gefchie- denis en Evangelifche Verhalen met'geene mindere flout- beid aan , ontkenden de voorverpelij ke waarheid der won-' deren, en de echtheid veler redevoeringen of gefprekr ken, zoo des Heeren bij j o A N N E s , als van zijne Ge- zanten in bet boek der Handelingen. Zelfs de anders verdienflelijke K R U M M A C H E rR is niet geheel vrij to pleiten van die fchuld : en, met overwijzing, zoo tot anae beoordeeling van 's Mans'werk, als van die bid den Re- N 3 cen- igo V£R$4NDELI-NGEN oaf4/ent der Reeenfenten (*) , voldingt V A N H E X G E I 4e onbeflaanbaarheden met zichzelven , en gispt de dwa- lingen, waarin deze vermaarde Schrijver is vervallen. kiet eigendommelijk fchoone toch van het Nieuwe Ver- bond gaat verlore.n, wanneer men de Goddelijkheid der geopenbaarde Leerftukken in verdenking brengt, of de ongekunflelde waarheidsmin der H. Mannen alleen met, woorden voorftaat, doch metderdaad to zoek brenigt door willekeurige verklaringen. Hoe zal dit Boek op deze wijze een regel van geloof en wandel kunnen zijn yoor de Christenheid, bij welke het al zijne waarde verliezen zoude, en zich, als vol van bedrog, vol M then en logentaal, verlaagd zien beneden de onge- wijde fchriften der Oudheid? -- Trouwens, tegen zulk cene vermetelheid heeft het Nieuwe Verbond zelve den Uitlegger paal en perk gezet. De Leerftukken, daar voorkomende, worden als.Hemelfche ontdekkingen en beilige waarheden steeds voorgedragen; zij mogen dus niet als voorfchriften van menfchelijke wijsheid, ge- wijzigd naar Apostolifche denkwijze of karakter, uit- gelegd, of toegelicht en gezwaaid worden. Zij zijn, net name, de grondftellingen des Christendoms, we- gens de Verlosfing der wereld nit de ilavernij der zon- de, en de hope der Onfterfelijkheid en des Oordeels, custende op het geloof in 'a Heilands dood en opltan- ding, door de gewijde Mannen als uit E~nen mond ge- predikt,zonder dat zich tusfchen dezen eenige overeen- komst hat denken : zij liepen regtilreeks in tegen hun- ne, aan alien gemeene, vooroordeelen en verwachtin- gen; en, ondanks het verfchil van hunne karakters en gevQelens, heerscht to dezen in het Nieuwe. Verbond zulk eene harmonie, als men vruchteloos elders, of bij leerlingen uit eenige wijsgeerige fchole , zoeken zou- de.---Lveneens is de geloofwaardigheid der 11,Schrift, ten (*) tie de Letteroef voor i3io. D. I. bl. 49 env., vaoral Idle 54, ;55, en Rec. der Rec. Deel 111. bh 377 env. VAN TEYLER'S GODGELEfD CENOOTSCHA?. ]Vt. ten aanzien van den inhoud der Verhalen en Gefprek• ken, door eene reeks van geleerde Mannen voldongen - en ontvangt needs meerder licht , zpo• men, met een voorzigtig oordeel, en zonder aan dwaze inbeeldingen gehoor to geven , op bet fpoor van onzen V A N H E Ny c E L , de karakters der Apostelen en bet doel der Evan- gelisten uitlegkundig en ter toelichting raadpleegt. Dan zien wij , -dat zij , van hoe verfchillenden aanleg en aard, zich op gezag van wonderteekenen eenparig beroe- pen, en geloof vorderen omtrent de hoofdzaken , waar- op Reeds ieders onderwijs nederkomt. Dan vinden wij, vooral bij 5'oannes, hoe de gefprekken des Heeren in bet naauwite verband ilaan met zijne wonderdaden, en de laatfte gebeurtenisfen van zijn lijden en fterven als gevolgen to achten zijn der opwekking van Laza- rus. Ook laat zich bet ongeloof der Broeders van Je- zus , waarmede 'men krachtig fpiegelt tegen het gezag der eerite Hoofddeelen van Matthew en Markus, mensch- kundig oplosfen uit zijne kindschheid , wanneer hij zon- der eenige onderfcheiding van dien aard onder de zijnen verkeerd had. Wederom, hoewel men niet kan looche- nen, dat eene onderfcheidene opgave van des Heeren woorden in de EvangeliEn nu en dan aantoont, dat zij niet altoos letterlijk de redekavelingen en gefprekken van Jezus mededeelden , en fchoon die, bij joannes ge- boekt, in fmaak verfchillen van die bijMattheus, Mar- kus en Lukas voorkomen; reeds is getoond, dat eene gezonde Uitlegkunde deze fchijnjirijdigheid kan oplos- fen; en dezelve gebiedt geenszins, de getrouwheid der Evangelifche opgaven to verdenken, of bet daarvoor met x R U M M A C HER to houden , dat 7oannes , en ook Lukas in de Handelitigen, gefprekken en redevoerin- gen, naar de wijze der Ouden, verzonnen, of wel in hunnen itijl voor bet mint hebben ingekleed. Immers een naauwkeuriger inzien van bet Nieuwe Verbond, bijzonder van genoemde itukken, bewijst ook bier bet tegendeel. Zoo is ' er werkelijk verfchil tusfchen den ttljl in de Bricytn van'yoanner en dien in zijn Eyange- N 4 lie, 192 VEAHANDELINGEN lie, vaoral wanneer hij des Heilands•fcherpe taal.tegen de Farizee;s aanvoert; en de getrouwe opgave van Lu+ has in de Handelingen blfjkt voornamelijk uit de jongfte redevoering van Stefanus, en die van Paulus, van deszelfs bekeering :weemaal gewagende, met geene ge- ringe afwijking telkens van het verhaal dier groote ge- beurtenis , , door den Gefchiedfchrijver to bock gefteld. Dus hebben wij ons verflag over her werk van den Eerw. VAN H E N G E L ten einde gebragt, en maar .weinig _ mogen gewagen van het licht, dat hij, den karaktermatigep fmaak van Uitlegkunde, onder de op- gegeven : bepalingen, aanprijzende, werkelijk over de fchriften des Nieuwen Verbonds verfpre d heeft. Intus- ;fchen, uit dit oogpunt befchouwd, mogen wij zijne . Verhandeling den Bijbelminnaar met nadruk ter lezing Etl beoefening aanprijzen. In dezelve zouden wij echter niet ongaarne Jets hebben aangetroffen wegens den in- vloed, dien der Apostelen denkwijze, van jongs of ge- woon aan wettifche offeranden, naar ons vermoeden, gehad hebbe. op hunne voordraat wegens het leerftuk van de verlosfing.der menfclien door Christus dood. Immers bij den Heiland, gewagende „ dat, zijn bloed ftond vergoten to worden.tot vergeving van zon&n," ontmoeten wij geenerlei toefpeling op de Mozaifche plegtigheden en, priesterlijken eerdienst , waarover r A u- _L us, bovenal de Schrijver aan de Hebreef", bij' her. haling en breedvoerig uitweidt. Dit ftilzwijgen nogtans van zijn Eerw. over dit, zeer aangelegen onderwerp doet ons evenwel niets terugne- men van den lof; hem toegekend ;. vermits de.algemeen- held.der Prijsvrage hem veroorloofde, in eene of a$ere bijzonderheid niet in to treden. Wij durven 's Mans ar- beid, die door menigerlei aanzienlijke verdieniten uit• niunt, gerustelijk den Bijbelvriend, met name den- genen, wien de Uitlegkunde der H.. Schrift,ter harte gaat, ter gedurige beoefening aanbevelen. Wij vleijen ons, tevens , en, verzekeren-, dat, wanneer aisdan onze Letterkundigen en Godgeleerden, op het ;poor en met de VAN TEYLER'S GODGELEEB P GENOO'1 SCRAP. 1193 de behoedzaamheid van dezen waardigen voorganger, uit de karakters en denkwijze der H. Mannen bet Nieu- we Verbond blijven toelichten, deszelfs gezag en acht baarheid fteeds bij ons en de Christenwereld in aanzien rijzen zal ; en dat de zwadder der Neologie, die, he. laas l aan zeer vele werken van geleerde Duitfchers hecht , zal afgeweerd blijven van de Naderlandfche ,Kerk en bodem. Hulde aan CHRYSOSTONUS, door ASSUERU$ D O IJ E it, A. L. M. , Phil. Doctor, en Leeraar by de Doopsgezinde Gemeente to Zwolle. Te Zwolle, bij D. van St6geren. 1815. In gr. Svo. 163 BI. f 1-14-: Hoe zeer de Protestantfche Kerk met alle regt den overdrevenen eerbied voor die Leeraars der vroegere Christengemeente, welke onder den naam van Kerkva. ders bekend zijn, gewraakt, en hun bet gezag ontno- men heeft, waardoor zij bijna met den Bijbel werden gelijk gefteld; hoezeer ook de Zedekunde van niet wei- nige dier mannen alles behalve echt flpostolisch was, gelijk onder anderen de voortreffelijke s A R$ E Y R A c in zijne Morale des Peres getoond heeft, -- zoo wordt nogtans ook wel eens aan den anderen kant gezondigd. Hoe weinige Protestant/che Predikanten vindt men in ons Vaderland, zelfs onder de meer kundigen, die zich met de borst op de Patristiek hebben toegelegd ! En nogtans is dezelve, al hadden de Kerkvaders dan ook volftrekt geene aesthetifche noch zedelijke waarde, voor de Christelijke Oudheden en Kerkelijke Gefchiedenis geheel onmisbaar.' Doch bet is er verre af, dat dit veld zoo geheel dor zou wezen, dat bet niet verfchei- dene lagchende en vruchtbare dreven zou vertoonen. Het is waar, de Latijnfche Kerkvaders , van I R E N £ u s of tot HIERONYMUS en AUGUSTINUS toe, door N 5 to 194 A. norJ$R cc worftelen, is (wanneer men den laatl}en, MINty+ Cius PELIX en LACTANTIUS alleen uitzondert) cent zware taak, door den barbaarfchen ftljl, bet bijna ouleesbare Latijn, en - ronduit gefproken -- om bet vele kaf, 't welk in hun koren fteekt. Maar, anders is bet met de gelijktijdige Griekfche. Welke kostbare fchat- ten der Oudheid heeft ons de. Vriend der Wijsgeeren, C L E M E N S van Alexandrian, en de kundige E u s s- 3; I u s , niet nagelaten ! Hoe veel is er niet Uit O R I G E- x z s to leeren 1 En , zoo men fchoune vormen begeert, ook hierom zullen ons de lateren - B A S I L I U S AS Groote, GREGORIUS van Nysfa, GREGORIUS Van Nazianze, en vooral C H R Y S O'S T 0 M U S - niet ver- kgen laten. „ Meer dan eens ," zegt F R A N C I U S in zijn voorberigt voor de vertaalde Redevoering van G R E- G o R i u s van Nazianze over de Mededeelzaamheid, „ nicer dan eens heeft C H R YS O S T O M u s den gan- _, fChen D E M O S THEN E S uitgelezen. Wat zeg ik, „ uitgelczen? Meer dan eens heeft hij hem, met z1jne eigene hand, uitgefchreven, ten- einde hem des to be- „ ter tot voedfel to doen gedijen. Ook heeft bet bloed bij hem gezet , en heeft hij , door dezen -arbeid, den „ naam van Guldenmond en verdiend en verworven. " Het was deze plaats, welke de aandacht van den Eerw. D O IJ E,R meer bijzonder op dezen man-bepaal- de : hij onderzocht nu de werken van lien grooten Kerk- tedenaar, vertaalde eenige plaatfen, en eindelijk eene geheele Homilie, en befloot dezelve, uit hoofde der onverdiende miskenning van C II R Y s o s T 0 M u s, met eenig verflag van deszelfs ]even, gevoelens en ziels- boedanigheden, in bet licht to geven. Wij durven ge- rustelijk zeggen, dat zijn Eerw. daarmede aan ons Pu- bliek in bet algemeen, en aan jonge Theologanten in het bijzonder, een' dienst van belang gedaan heeft. De levensfchets is duidelijk, beknopt, en toch genoeb zaam volledig voor bet doe!, om belanglIelling voor den man op to wekken. -- Daarna voigt eene op gave van 's mans godsdienftige gevoelens, althalis over fommige pun- HULDE A AN crnwsOSTOMUS. 19S punten, -gelijk de leer der Drieeenheid, het vrome be. drog, de vrijheid van's menfchen wil, het lezen der H. Schrift, en den H. Waterdoop. Omtrent het eerfta kan wel niet ontkend worden , dat C H R Y S o s T o M u s zuiver Athanafiaansch dacht; maar de Schrijver doet bet toch als niet onmogelijk voorkomen, dat hij anders gedacht hebbe, uit hoofde der leer des vromen bedrogs, betwelk hij op eenige plaatfen voorfpreekt. Wij geloo- ven echter niet, dat deze plaatfen in then ruimen zin, welken de Schrijver daaraan toekent, moeten genomen, inaar flechts van kunstgrepen in enkele gevallen, niet Van geveinsde aanneming eens leerftuks, en no- mindet van het hoofdleerbegrip , 't welk destijds de Christen-! kerk verdeelde, moeten verflaan worden. Dusdoende voortgaande, zou men eindelijk kunnen vragen, of c H R Y S o s T o M U S wel in zijn hart een Christen was V --- Her derde, 't welk de Heer D o z3 a R in de fchrif. ten van C H R Y S O S T O M U S onderzoekt , is zijn ge. voelen over de rrijheid van 's menfchen wil. Men toont daarin, dat hij de leer der menfchelijke vrijheid, zoo als die naderhand door r E L A c z u s geleerd, en door A U c U S T z N U S zoo zeer verketterd is, van harte was toegedaan. Bij deze gelegenheid deelt de Schrij- ver twee plaatfen uit B o R c E R's Leerredenen mede, die op zichzelve zeer fchoon zijn, doch die, naar .ons oordeel, in eene-Hulde aan c H RY s o s T o M u s min regtitreeks to pasfe komen. Over 't algemeen vinden wij, dat de Schrijver wel eens meet, tot uitweidiugen vervalt, en aanfpraken aan de Roomfche Christenen doet, (bl. 77-85) die to lang zijn voor het korte be- ftek, t welk hij zich had voorgefteld. Laatstgemelde plaats komt. voor in de afdeeling over het lezen der H. Schrift, hetwelk, op het voorbeeld en volgens de Jesfen van C H R Y s O S T O M U s, aan alle Christenen ten fterkfte words aangeprezen.--Bij de afdeeling over de leer des H. Waterdoops zoekt de Schrijver het ge- voelen van zijn Kerkgenootfchap wegens den bejaar. den loop ook .aatti. C zt n YIS o S T 0 M U S toe -to kennen. Dit fq6 A. ID o If E IX Dit hoofdftuk is ons bet ondoelmatigite vann alien voar. gekomen. Het kwam bier geheel niet to pas, den doop - der bejaarden leer/lellig to verdedigen; en. wat' de vereischte verklaring vddr den doop aangaat, zoo vervalt dit bewijs door de eenvoudige vraag : warm er dan torn geene Heidenen meer? Het voorbeeld van C H R Y S o S'T o 'M U S' zelf, die, fchoon van Christen- ouders geboren, althans niet v66r zijn 18de jaar ge- doopt is, doet meer af. Thatis wordt "s mans welfprekendheid naar verdien- fen- in bet licht gefteld, de voornaamfte redekunitige liguren; waarvan hij zich doorgaans bediende, opge- noenid, waarbij goede,:en -nuttige - aanmerkingen over bet gebruik en misbruik der overdragt. en yergelijking voorkomen. (Van uitweidingen is nag-tans dit gedeelte ook niet vrij , blijkens de ineerttraal herhaalde overgangen doeh on' tot onzeri Kerkvader weder to keeren; doch om den afgebrokenen draad weder aan to knoopen.) De kennis des Aartsbisfchops aan de HeiligeSeiriftwas, ougemeen groot. ' (Wij herinneren ons bij deze gelegenheid, dat wijlen de voortreffelijke en doorkundige VAN D E R R o E S T zich, ter Raving zijner verklaring van Matth. XI: ii, ook op c1R:YSOSToius-beroepen heeft, wien hij geen klein exegetisch gezag toekende.) Zijne vlijt in het verrigten zijner atnbtsbezigheden was uitftekend en voorbeeldig. Omtrent zijne geleerdheid komt eene uitfpraak voor, welke wij onmogelijk met zijne boven flit F R A N C I u s aangehaalde -bekendheid met T H U C Y- D 1 n E s kunnen. evereenbrengen. Hij zou , namelijk, in de kennis derr ongewijde Schrijvers, zelfs der Oriek- fche, niet zeer ervaren geweest z~Vn, (hi. 12o.) 's Mans oordeel wordt op vele plaatfen met lof erkend, niaar wordt elders door vele zwakke en gebrekkige redenerin- gen ontluisterd. Zijn karakter was niet vrij van drift, doch bezat ook vele groote deugden, vooral ftandvas- tigheid, lijdzaamheid, matigheid, kuischheid en mild- dadigheid. - Eindelijk deep de Eerw. Schrijver nog etue vertaalde Homilic van c n x Y s a s T o M v s suede. Wij HULDE AAN CflRYSOSTOMUS. 197 Wij kunnen echter niet zcggen , dat de keuze van dit thik gelukkig is. Het loopt grootendeels over de vas- ten, waarvan het een' bovenmatigen en fomtijds win- derigen lof behelst : een onderwerp , waarin een goed gedeelte , vooral onzer Nederlandfche Christenheid, wei- nig fmaak zal vinden ; to meer , vermits C H R Y S o S- T o M U s van bet „ zalig en verwonderlijk geflacht der Monniken " fpreekt , en van de vasten eene M E D U S A maakt, die den boozen Geest onbewegelijker doer vorden dan een fleen. Zoo men dus van de welfprekendheid des mans een goed en billijk denkbeeld had willen geven, behoorde men geene aanprijzing van monnikendeugd daartoe gekozen to hebben; to minder, daar er onder de overige Homilien van C H R Y S o S T 0 M U S meer ult- muntende zijn, volgens des Schrijvers eigene erken- tenis. Nog can' gefchiedkundigen misfl.ag moeten wij doers opmerken. De naam van Moeder Gods werd aan II A- R I A niet bijgelegd op de Kerkvergadering to Niceen, zoo als wij bl. 47 lezen,, maar meer dan eene Eeuw later, op die van Ephefus, bezoedeld door de geweln denarijen van den beruchten C Y R I L L U S. Men denke niet, dat wij met deze kleine aanmerkin. gen de waarde van dit werkje zoeken to verkleinen. In. tegendeel vinden wij het ten uiterfte lezenswaardig, in cen' echt Christelijken geest gefchreven, en gefchikt ter meer algemeene bekendmaking van een fieraad der Christenkerke in dagen van een reeds clerk toenemend verval, 10- 198 C. P. SANifEIt ,fetus zljnen ,,Ipostelen op denzelfden dag xijner ver• rijzenis in Galilea verfchenen; door C A R E 'L P H I L I P S AND E A , Oudflen Leeraar der Evang. - Luterfche Gemeente to R.otterdam, Honorair Medelid van de Hertogl jk Brunsvijk - Lunenburgfche Maatfchapp j to Helmflddt, enz. enz. Te. Rotterdam, b j J. Hendrik• fen.. In gr. 8vo. 53 Bl. f : - 8 - YV ij weten, hoeveel moeite de overeenbrenging der tvangelii'che berigten, ook aangaande de verfchijningen van Jezus na zijne, opflanding, geleerden en ongeleer- den gekost heeft; en hoe daarbij dan ook wel het een en ander ter moeijelijke oplosfing wordt aangegeven, hetgeen fommigen belangrijk houden, terwiji anderen meenen, dat zoodanig eene aangave veel heeft van bet zoeken van eenen knoop in eene bieze, zoo als men zegt.. Dit geiehrift van den geleerden s A N D E It is te- gen de bedenking van den bekenden Wolfenbuttelfchen Fragmentist vooral gerigt, die beweert, dat het ver- haal van Ar A T T H E U s en L U C A S elkander regtltreeks' omverfoot, en dat L U C A s zelf zou moeten beken- nen, dat de vereffening onmogelijk is. De zwarigheid is deze : MAT T H E u s zegt, dat de Engel aan de vrou' wen meldt, dat de herrezene Heer voorging naar Gali• lea, en dat zij kort daarop door hemzelven gelast wer=' den zijne Broederen op to wekken derwaarts to gaan , gelijk deze ook doen ; dan, volgens LUCAS, blevelf de Jongeren to Jeruzalem, en is Jezus ban daar ver- Ichenen, enz. De Lezer voelt, hoe doze bedenking in vele bijzonderheden kan worden uitgebreid en aange- drongen. De oplosfing, hier gegeven, is, dat het door Jezus opgegeven Galilea, als de beftemde plaats tot wederzien en hereeniging, geenszins het eigenlijke Ga- lilea is, maar eene herberg of verzameling van eenige Caravanfera's op den Olijfberg, nietvervan Jeruzalem, toen doorgaans Galilea genoemd, omdat zich gedurig, maar J!ZUS VEASCHIJNING IN CALILEA. 199 maar vooral 'bij de Joodfche Feesten, de Galileers daar nederioegen; en met veel geleerdheids zoekt nu onze Schrijver niet flechts de mogelijkheid of waarfchijnlijk- heid, maar de volftrekte zekerheid van deze daadzaak to bevestigen. Het fpreekt van zelve, dat op deze w4. ze de geopperde bedenking vervalt. Is er eenig Evangelieprediker, wien, even als den geleerden S A N D E R, deze zwarigheid veertig jaren lang, en zoo lang hij openlijk leeraarde, heeft gekweldy, zoo hopen wij , dat dit gefchrift hem zal overtuigen ett gerustftellen; en, om het onze bij to dragen tot deze zijne gerustftelling, (voorloopig en eer hij misfchien nog bet werkje zelve hebbe ingezien) zoo melden wij het berigt, dat nog in dezen tijd zekere plaats op den Olijf- berg Galilefche Mannen genoemd wordt; welke plaats men echter vroeger vlakweg Galilea noemde, gelijk (om alles niet to melden) H A D R. R ESL A N D in zijtt Palaestina S. de woorden van eenen ongenoemden aan- haalt, die Galilea op de kruin van den Olijfberg piaat- fte; ook heeft hij van zekeren P E R D I c c A s, van Ephe- fus , (die, in het midden der i4de eeuw , op den Oiijf- berg eene plaats vond, die Galilea heette) twee Griek- fche verzen , die M o R E L L U S aldaar dus vertaalt In parse cujus (namelijk des Olijfbergs) ad aquilonem est Galilaea, Qua transeuntes viderunt Christum pit; en het volgende willen wij affchrijven : „ Dewiji dale • nu de Galileers of altoos of meestal gewoon waren „ in deze Herbergen op den Olijfberg, wanneer zij naar „ 3eruzalem reisden, zich to begeven, kunnen dezel- „ ve daarom Galilea of Galilefche Mannen genoemd „ zijn, gelijk men ook nog in onze dagen, in verfchei- dene dene Steden, bijzondere Gildehuizen heeft, of Lo,- • gementen en Herbergen, waarvan voornatge1ijk bij. • zondere Natien, of Inwooners van bijzondere fleden° • gcbruik maken, en die ook wel naar dezelve worden ge- 200 C. P. SAND E R , JEZUS VERSCHIJNING IN GALILEA. ,,, genoemd, b. v. Parlement van Engeland, de Stad ,,,London, cnz. En, wie denkt . hierbij niet, aan de • Herbergen voor verfchillende Handwerkers in Duitrch- • land, waarin de, op dat Handwerk reizende, wor- • den ontvangen en verzorgd." Wij voor ons zijn intusfchen to opregt, om niet to erkennen, dat wij het bewijs voor zoodanige benaming, tot onze overtuiging, wel verlangen zouden uit eene iog wat hoogere oudheid, enz. enz. Maar, dit komt welligt daarvan, dat wij zeker niet zoo vele minuten, als de geleerde SANDER jaren, over gezegde b:den- king getobd hebben , en tot nog toe hier met H U I G D E G R o o T van meening waren :, C N R I S T U s heeftmeer • gedaan, dan hij had beloofd." Wij vinden ook voor- alsnog geene noodzake, om M A T T H. XXVIII: 16 enz. voor het berigt der allereerfte verfchijning aan de Apos- telen to houden. Me ,t dat al willen wij den Eerw. Schrij- ver zijn gevoelen niet betwisten ; en wij hopen, dat hij ons geenszins zal verdenken, dat onze nog overge- blevene twijfel daarin gegrond zou zijn, dat HAR- D U I N of HARD 0 D I N, deszelfs fterke voorftander, . joist een 7ezuit was, gelijk hij zegt dat dit bij fom migen het geval misfchien geweest is. ADOLPH I Y P E Y , A. L. M. , phil. et med. Doct. , med. pathol. et therapia; in acad. Lugduno-Batava Profesfor. ordinar. , , primie linen: Pathologic; genera- Es. Lugd. Batav. apud Y. W van L~euwen. 181.5. XX et 298 pp. gr. 3vo. f z-I6-: D. i. Zer/le begknfelen der algemeene Ziektekunde, enz. in de voorrede geeft ons de geleerde Y P E Y eerst de reden op der uitgave, en vervolgens den grond to ken- 1ten, waarop hij voornamelijk gebouwd heeft. Te regt xnerkt A. Y P E Y , PRIMIE LINLIE PATHOLOGIIE GENERALIS. 201 merkt hij aan, dat de Ziektektinde veel licht fchept uit de ontdekkingen , in de Ontleedkunde, Scheikunde en Phyfiologie gedaan, en dat men dus daarvan in de verklating van den zieken toeftand gebruik behoort to maken, Met. minder regt beweert hij hetzelfde van de opwekkingsleer, welke eenzijdige befchouwing en meestal ongefchikte benamingen van de levensverfchijnfelen thans algemeen ingezien en verworpen worden. Het verwon- dert ons dus, dat een man, die, v66r jaren, inet zulk een' g~lukkigen uitflag, het levensbeginfel tot het bij- zonder onderwerp van zijn onderzoek maakte, met die gebrek'Iige leer to voorfchijn komt; to meer, omdat hij toch zelf tegen het hoofddenkbeel;h meer dan gene te- genwerping maakt, grootendeels in den geest der fchole van den beroemden V A N G E V 119. Wat de grondbeginfelen zelve aanbetreft, met zal daarin tneestal G A v B I u s hervinden , vervormd naan den tijd, lien wij beleven. Het nneeste onderfcheid is voorzeker in het fcheikundige , hetwelk echter nog ver- re is van then trap van volkomenheid, waartoe bet had kunnen gebragt worden, na den arbeid der Franfche en Engelfche Scheikundigen, en van den beroemden Zweed B E R Z E L I U S, in dit vak. Y P E v blijft fchicr flaatt op de hoogte, waarop L A V O 15 I E R en F O U R C R O Y de wetenfchap lieten. Dit, is vooral blijkbaar itit de be- llandeling van de ongeAeldheden der fappen, welke men, de gal en pis uitgefonderd, niet veel verfchillen- de van, die van G A U B I u s zal vinden. -- Het Iriinst , echter,' is in deze Ziekte1Cunde gebruik ;einaakt van den veligevorderden ilaat, waarin zich thans de Phyfo- logic bevindt. Om daarvan overtuigd to z 9n , behoeft men ilechts het hoofdfluk over de verplaatfhgen der fappen (errores loci) to lezen , of de §§ over de zlektefchei. dingen, welke fchier niets bevatten , dan eerie eenig- .zins breedvoerige verklaring van gebruikelijke kunst- woorden; of ook het hoofdfluk over de gebreken van .de werkingen der firachten, waarin dit woord in een' niet zeer wetenfchappelijken zits genomeo, waar van BOAK3.Scn. 1816. NQ, 5. O dP S02 A,. Y P E Y., PRIME LINEAL PATI10LOGI2L GENERALIS. de kracht (robur) van een' mensch bijna dezelfde bepa_ ling gegeven wordt, die van de gezondheid gelds, waar zelfs van eene chemifche zwdkheid, dehilitas chemictt, wordt gefproken, waarvan wij waarlijk niet weten, wat wij maken mocten. Hoewel wij voorts niet ontkennen, dat de Ziektc- kunde de eigenlijk gezegde Geneeskunde,, of praktiik, moet voorlichten, komt het ons ech,ter voor, date P E X wat to veel in praktifche hijzonderheden treedt,, zelfs bier en daar pr therapeutifche regelen onder mei gt , en vooral de Sy(nptomatologic bijna geheel als Semeiotica behalidelt. Dit is nog vreemder, omdat hij' zich de al- gemeene Ziektekunde ter behai}deling voorffelde, waar- bij dergelijke bijzonderheden Diet beho.orden. Wij hebben gezegd, dat Y P E Y vooral in de olde dcr, behandeling van G A U B i u s verfchilt ; hij wijkt c?aarvan echter meet in kleine bijzonderheden af, .dan we] in het punt, vanwaar hij uitgaat , en den weg, lien hij volgt: Het, toevallig-- verfchil der ziekten behandelt hij te.regt in zijne nofologifche afdeeling, dock niet met die volle- digheid en bondigheid als zijn groote voorganger. Trou- wens, een beknopter en vollediger handboek. der Ziek- tekunde to ieveren, dan deze, heeft tot dusverre nie, wand molten, gebeuren. Het is jammer, dat bij; Y P E Y bijna dezelfde leemten gebleven zijn, waarom men G A U- B I u s thans gaarne anders had. - Wij willen hiermede echter niet ce kennen geven, dat, Y P E Y's werk alle waarde mist; integendeel, wij achten hetzelve als eene handleiding voor eigene voorlezingen zeer gefchikt, en, ook. buitendlen lezenswaardig, daar het vele niet onbe- langrijke opmerkingen en waarnemingen bevat, zoo als over de fpekhuid in de ontitekingsziekten, het zuurderr eerfte wegen, de plaati'elijke ophoopingen (congestio- nes) enz. De W. G 0 E D E ,, DE OPIZIGTBARE. 203 De Onzigtbare, of de Goddelij ke Voorzienigheid, werk - zaam in de lotgevallen der menfchen; ecn-historisch, zedekundig en godsdien flig Leesboek , door w. G 0 it- D E , Christen -Leeraar to Rotterdam. Ilde Deel. Mat Platen. Te Amf erdar, bij J. van der Hey. In gr. Svo. XVI, 262 Bl. f 3-Io-: D e 1-leer G O E D E veuvolgt in dit Deel zijne taak op cone - waardige wt ze. De inhoud van hetzelve loopt voornatnelijk over bet nut der tegenfpoeden, als middcl van opvoeding vocir bet menschdom, in de hand des. Onzigtbaren , door bet noodlot ; een wbord, Waarvan bet gebruik door de herhaalde aanwijzing tot de Voorzie- nigheid de hardheid verliest, die ons; en gewis ook ve- le. andere ~Lezers , in den beginne meer of min getluit heeft. De opfchriften der 1 oofdltukken zullen de Le- zecrs al aanftonds van de belangrijkheid der behandelde onderwerpen voor alle menfchen overtuigen. Deze on- derfcheidene waarlieden, die echtcr alle zoo naauw to zamen hangen, worden doorgaans voortreffelijk uitge- vohrd; en ook dit D'eel bevat dus eene kostbare bijdra- ge tot de gerustflelling des menschdonis door de heilig- fle van alle waarheden, - de leer der bijzondere Voor- zienigheid, -- to meer, daar bet niet enkel dor betoo- gend is , maar eensdeels door talrijke voorbeelden , an- derdeels door een' levendigen, fomtijds dichterlijken ftijl, bet beweerde als 't ware voor oogen ftelt. Wij nemen echter de vrijheid, den Schrijver en bet Publiek, als een bewijs onzer oplettende lezing, eenige aanmer kingen voor to leggen , die ons gedurende dezelve ge- troffen hebben. Op hi. 3 wordt van den grooten ,7oodfchen Ifijzen nit Palestina, den gezegenden jE z u s , gefproken. \Vij we- ien wel, dat deze uitdrukking, ook zonder gevolgtrek- king, bid velen thans Mode is : doch voegt dezelve wel voor )M, die, als een onmiddellijk Afgezant der God- 02 Lcl.l, 204 W. GOEDE heid, zoo oneindig hoog boven alle Wijzen dezer we- reld ftond.? Hij fprak als" magthebbende, en niet als:de Schriftgeleerden, - ook niet als de Philozofen. Bl. 75. De hier vermelde Anecdote kan niet van E D U- A R D , wel van RICHARD DEN III zijn, gelijk ie- aer, die in de Engelfche gefchiedenis niet onbedreven is, terltond gevoelt. 1Vlisfchien is bet eene drukfout. Bl. 78. Wees eerlijk en vertrouw niemand 1 Wordt de- ze afgezaagde, doch daarom niettemin door en dqor valfche, egoisstifche, menfchenhatende fpreuk hier ook al aangeprezen, als de taal der wijsheid?Dit haddenwij Diet verwacht. Bl. 79. De neef van dezen Koning (P T 0 L E M E U S) i moet zijn : vader. Bl. 88. Koning Don E I c A rr u F L. Deze regeerde an- derhalve Eeuw v1 oeger. Lees : Don j o z E F. De naaln A T o U G V I A fchijnt ook althans verkeerd gefpeld to zijn. B1. 94. teat kan ons de krankheid ontrooven? Veel zeer veel! Zoo men dit verbloemen wil, Inaakt men zich van ftoifche overdrijving, teen behoeve van 7,iju ftelfel, verdaclit. Bl. i io. De kluchtige Anecdote van T Y C H o s R A- H A , die in een tweegevecht zijnen news verloor, (een bijna voorbeeldelooze houw !) en er zich een' van goud en zilver, lien hij met lijm deed vasthecllten, voor aan- fchafte, vocgt minder in een book van .deze ernftige ftemming. Bl. 154. Dat CERVANTES (nietsFrtvANTES)en S PEN C E R letterlijk van hanger geflorven zouden zijn , komt ons twijfelachtig voor. Van B U T L F R is dit bekend. Bl. 155. Stomper, liever hals, donioor,(van Stumper.) Bl. 16o. CYRIACUS; InOet zijn, CYRILLUS. Bl. 197. Bet rijpe zaad. Wanneer is bet zaad rijp ? en wanneer kan men er door rijden? Wt woord getuigt van Hoogduitfchen oorfprong. Het is , die Saet; bet to veld flaande karen. ill. DE ONZIGTBARE. 205 B1. 2o4. K A t E L I, Hertog van Bourgondie ; lees, .Hertog K A R E L Van Bourbon. Bl. 22i. Eene verzameling der gverken van LODE- NV Ij K D E N XIV. Deze in Frankrijk veel to hoog op- gevijzelde Despoot mogt uit roemzucht de Schrijvers be- gunftigen, hij zeif was althans nooit Schrijver, ten min- fte niet in dier voege, dat men van zijne verken kan fprel en. -- De I-leer F L E V R E , aldaar en op bl. 122 genoemd, is zekerlijk de belkende (nog let~ende) F I E v $ E. B1. 241. Hertog van Valencia in bet Milanefche. Wij rneenen , dat c E S A R B 0 R G I A Hertog van Valentinois in Frankrijk was. Bl. 249. Dat de Guillotine zoo fpoedig in een moord- tttig herfchapen werd, was zekerlijk de fchuld niet van Dr. GUILLOTIn (niet GUILLOTINE), die haar nit menschlievende beginfelen, om de misdadigers aan de handen van onbedrevene fcherpregters to onttrek- ken , uitvond en voorftelde. Hij was daa.rom nog geen man, die zeif den dood verdiende; en wij twijfelen ook zeer, of dit zijn lot geweest zij, op de wijze, door den Schrijver gemeld. -Men ziet, dat deze kleine, Incest gefchiedkulidige, feilen llechts aan overhaasting zijn toe to fchrijven. Op de voorfielling en inkleeding der waarheden zelve heb- ben wij niets aan to merken. Wij zullen dit verflag met de volgende plaats uit bet begin des XXXIIIften Hoofdftuks: De vragen des tlvijfeleaars, befluiten , De mensieh moet vragen. Dit is de kortfte weg, om tot kennis to geraken , en wijsheid re fcheppen (put- ten, van fchopfen) voor den dorftenden geest. De knaap ziet den jongeling, de jongeling den man, de man den grijsaard. Op iederen trap des menfchelijken ouderdoms moet de kennis grooter, de ervaring rijper zijn. Dit blijkt, van zelf; want de geest des menfchen blijft Reeds in eene eeuwigdurende werkdadigheid. „ Kan'men bet den knaap ten kwade duiden , als hij den man en grijsaard datgene afvraagt , hetwelk hij uit zichzelven no- niet weten kan ? De nieuwsgierigheid 0 3 geeft 2c6 W. G 0 E D E, DE ONZIGTBAKE. geeft zijnen woorden vleugels ; langs den korti'en weg wil hij dezelve bevredigeil. De oude moet alles weten; vraag hem naar de bron der wijsheid, wanneer u dorst, anaar bet brood des levens , wanneer u hongert. Doch de knaap heeft ook zees vele nuttelooze vra- gen. Hij is fnapachtig. De vader glimlacht vaak over hem, en zoekt hem, met eene wijzeverfchooning, van cut nutteloos gefnap of to brengen, hetwelk de aan- eenfchakeling zijner gedachten verwarren zou. „ Na tien jaren zal hij zichzelven de vragen kuntien beantwoorden. Thhns helpt hem de oplosfing niets. Hij kan den lichtkring nog niet overzien. Wanneer de hit- te des zomers de vruchten to vroeg en to fuel tot rijp- heid doet komen , dan verliezen zij in fmaak en fchoon- heid. Niets moet verhaast worden. De Voorzienigheid :handelt naar wijze wetten. „ Twijfelaar! zie dthtr uw beeld. Ook u drijft eene aiagftige nieuwsgierigheid. Te vroeg, to vroeg vraagt gij. Wacht de rijpte van uwen geest af, -- vraag dan, en u zal geantwoord worden." A L E X A N D E R, Keizer aller Rusfen , in drie Zangen , door ADAM S I M O N S. In 's Gravenhage, bij J. Allart. I8I5. In gr. 8vo. VIII, Io5 Bl. f 3-:-: FEet onderwerp, door den Ileer s'I M o N s , wiens voortreffe- lijk dichtvermogen reeds nit andere proeven is gebleken, be- handeld, is eene der fchitterendile partijen nit de rijke taferee- len van onzen tijd. ALEX A N D E R is en blijft toch al'tijd de heofdperfoon in den grootfchen flrijd der Volken. Het tijd- Yak, waarin de bedrijven van den edelen Vorst gefleld wor- den, is zeer gefchikt tot eene kunstmatige voorftelling, en levert een fchoon geheel op. De Dichter begint zijn lofdicht met den aanvang des Rusfifchen oorlogs, en eindigt hetzelve met den eerften troonsaffland van B O N A P A R T E. Ilet geheel is in drie Zarzei verdeeld. De eerfle is geheel toegewijd aan eene befchouwing van bet fchrikbewind des Dwingelands; in den tweeden words de krijg in Rusland bezongen; en de der- de A. S I M 0 PI S, ALEXANDER. 207 de Zang vermeldt de groote gebeurtenisfen, van den opf and van Europa of tot aan den vat van NAPOLEON. Wij bebben bier vele, waarlijk fchoone details aangetroffen, veel dat oils getroffea en geroerd heeft. De Dichter toont doordrongen to zijn van bet belangrijke ziins onderwerps. V,,ijn hat tegen de fchandelijkfle dwingelandij zoo wel, I's zijne hartelijke- biijdfchap en geestvervoering over Europa's bevrijding, blinkt overal uit. In bet algemeen, zouden wij cchter denken, dat er in dit Diebtftuk wel to verftaan, naar evenredigheid van bet gehe2l - to veel van NAPO- LEON voorkoint. Om niet to zeggen, dat al dat vloeken op desk Dwingeland op den duur niet behaagt, en dat de waardigteid van bet fink zelve er wel eens door lijdt, ieder kunstkenner zal met ons van gevoelen zijn, dat de voorftel- lling vaa bet i'chrikbewind in dic Gedicht, hetwelk bijzonder aan den lof van ALEXANDER gewijd is, eene to mime plaats bekleedt. Deze omfagtige vermelding van NAPOLEON'S dwingelandij .was bier onnoodig. Immers, A L E X A N D E II. gordde zich niet aan om Europa to bevrijden, maar om zija eigen Rijk to behouden. liij zag zichzelven aangevallen, en voerde, aanvankelijk , eenen geheel verdedigenden oorlog. En,. We algemeene trekken zouden bier voldoende geweest zijn. Ilet link beeft to veel donkere partijen en fchaduwen, wel- k,e to minder noodig wareu, daar bet licht, waarin ALEX- ANDER zich vertoont, inderdaad fchitterend genoeg is. In den eertlen Zang wordt de Wereldmonarchij, als bet groote doel van B O N A P A RT E , voorgefteld. Er wordt veel fghoons gezegd over de nadeelen van zoodanige algemeene heerfchappij; maar dezelve to befchouwen als cen twist met God, die geenen Heer naast Hem op den Croon zoude dul- den, komt ons pier wijsgeerig voor. Wanneer men zich een volniaakt wezen , een' Engel nit den Hemel h. v., als Opper- .beer konde voorilellen, zou de wereld bij zijn befluur niet kwalijk Men. Aan zoodanige algemeene heerfchappij zijn Loch ook vele voordeelen verknocht, (men denke flechts aan ket ophouden van den Oorlog, enz.) en bet denkbeeld cener algemeene Regering, op ziehzelve, heeft; in ons oog, niets 'erfchrikkelijks. Hetgeen bier vloekwaardig was, en oils met. tehrik en afgrijzen moest vervullen, was de poging van eenea N A P O L E O N, om tot die Wereldmonarchij to 'geraken. In Ilede van een Engel des Hemels to zijn, was hij eon Duivel 0 4' ill 20$ A. SIMONS in de gedaante eens menfchen, en dq middeten, welke hij be- zigde, waren hemeltergende gruwelen. B O N A PA It TE Was wel bet ongefchiktfte wezen tot eenen Wereldmonarch, dat men zich kan voorftellen. Het was zijne zaak, landen en volken to overweldigen ; maar bet overwonnene to behou- den, de overwonnenen aan zich to verbinden door goedheid, door liefde, door weldadeiia door vertrouwen, daartoewordt een hart vereischt, en B O N A P A R T E bezat geen hart. Maar, zoo hij eens op bet tijdflip, ' dat zijne magt bet hoogfte top. punt bereikt had, geflorven, en in bet bewind opgevolgd ware door eenen man van eer en deugd, van gevoel en ze. delijke grootheid, die den wil had gehad, om alle, tan zij- nen fchepter onderworpene, volken gelukkig to maker, wie weet, wat er dan van de Wereldmonarchij zoude gevorden zijn? Men treft in dezen Zang ook zeer fchoone aferee- len am. De nadeelen eener Wereldmonarchij , welke wij gaar- ne erkennen, zijn treffend in bet licht gefteld; fchcon bet aangevoerde op alle uitgebreide heerfchappijen, en bijzonder op die van den Held dezer Zangen, toepasfelijk is, en dus to veel bewijst. Als middelen, door BONAPARTE gebezigd, om de geheele wereld onder bet juk to krommen, worden vermeld: r. de opfchrIfving\ tot den Legerdienst. De jammeren der Cpnfcriptie worden in eenige regels met kracht voorge- fleld. De vergelijking, nogtans, van eene radelooze moeder, die haren zoon - met eene leeuwin, die hare welpen - moet misfen, voldeed ons Diet. De vrouww is nit haren aard magte. loos, en de Dwingeland had bet ook reeds zoo verre ge. bragt, dat er geen zweem van zoodanigen leeuwenmoed meer gevonden werd. (Men vergelijke hiermede den Minotaurus van B I L D E R D IJ K.) Het grominen van de leeuwin op bet oogenblik, dat zij hare prooi verfckeurt, kotut ons zeer zwak voor; - 2. hot Tolregt; - 3. de algemeene Waakzaamheid, (zoogenaamde Hooge Polifie, bet gruwelijkst ondier, dat ons de tijden van N E R O en D O M I T I'A N U S to binnen brengt;) cn 4. de beperkiltg van de Drukpers. Fraai zijn de regels: ?\Teen! 't was niet meer vergund, de aloudheid op te, fporel)t Van 't regt der volkeren, en der Natnur to hooren, Te zingen van den tijd, toen Holland's vrije vlag Van duizend ftengen woei en alle zeen za,g; Te ALEXANDER. log Te fpreken de eigen taal, geleerd van achtbre vad'ren, Der belden eertrope6n, hun heilig graf to nad'ren, En char , met Helmers lied, to knielen op (ten grond, Waar,Nasfau's ed'le moed Toledo's magc wedrftond! Keirig, ,zeer wet uitgewerkt en volgehouden is bet beeld van de beck op bladz. 8 ; doch bet is to bejammeren, dat de overbrenging van dit beeld op den ftaat, aan bet wereld- rijk verbonden, hierbij zoo zeer afvalt. Hot grootfte gedeel- te hiervan is gewoon proza. Wij hebben reeds aangemerkt, dat bet herhaalde vloeken op den Dwingeland de waardigheid van ten Lofdicht wel eens kan doen lijden. Wij vinden de- ze aaamerking bier bevestigd. Op bladz. ig lezen wij Och! had men, toen zijn beeld van koper word -gegoten Den wreaden Korficaan iri de eigen kroes ge(Aoten I Hoe laag daalt bier de Dichter niet ! en welk een denk- beeld is bet nog, B O N A P A R T E in eencn kroes to ftooten 1 Dit firijdt, naar onze meening, tegen den goeden fmaak, ge- lijk mede de uitdruking, bl. 21, Zie, hoe de menschheid (?) dwaalde, als zij zijn beeld aanbad, Zij voerde hem ten troon, en hij verdiende't rad! Wij konden niet nalaten, hierbij uit to roepen: Dat goat viet, Dichter! seen, dat is wat al to plat. Eerst in den tweeden Zang komt de Dichter tot zijn elgen- lijk onderwerp. De toeftand van Europa wordt krachtig voor- gefteld. De befchrijving van hot groote leger is wet voor bee ftuk voldoende; doch dezelve gaf tot meer uitgebreide details en fchilderingen de fchoonfte aanleiding. Fraai, voor, al, zijn, in ons oog, do volgende regels: De dwingeland rukte aan; - hij zag zijne onderzaten, Van de Apennijuen af, tot de eeuwige Karpaten; De Niemen fcheen verbaasd, bij zijn' ontelb'ren ftoet, En zwol van weedom op en ging met hooger vloed. Zoo zag de Araxes 't heir, dat Xerxes oog befchreide, Dat hij naar't dal de6 doods, Thermopyld, geleidde, 0 5 En A. SIMONt 210 In de eigen traan, die hem zoo fchoon in de oogen blonk, Wiesch nog zijn bloedfchuld af, toen Sparta's Veldheer zonk! 1Vlaar de ijz'ren Korficaan dacht flechts aan zegepralen, Geen traan vloeide uitzijnoog,-datoog fchootblikfemflralen„ Geen tijger built, in 't woud, als hij zijn hot verlaat, ]En in 't befprongen rif, zijn tand en klaauwen flaat ! De beide laatfle regels verflaan wij niet regt; ten zj bet uzu len van den tijger ook de beteekenis hebbe van fchreijen of ontroerd zijn. ,Keurig is de befchrijving der ware €root- beid, op ALEXANDER toegepast. Zijne godsdienflige voor- bereiding en toerusting tot den krijg doen eene uitnenende working. Met floute kleuren fchildert de Dichter den flag aan den Dnieper, bij Srnolensko en .11Toshai'sk. De befchouwing van Moskorv is zeer fraai. De vergelijking, evenwel, van bet gewoel der menfchen bij een' hoop nijvere mieren is alweder veel to lang, en ver beneden bet onderwerp. Akelig en on- beilfpellend wordt de intogt van N A r o L E o N to Moskov be- zongen. De nacht valt in. De nacbtuil krast van ver, 't gehuil van droeve bonden Voorfpelt cen nad'rend Teed en klaagt, in bange flonden. Wij kunnen ons niet wederhouden, enkcle trekken nit de entzagverevekkende fchilderij van den brand over to nemen: De flem der Almagt fpreekt, zij dondert in d'orkaan, In blaast bet vuur der wrake, in Moskow's flraten ann. Daar flijgt de vlam omhoog en klimt tot op de daken, Als of zij.ongebluscht zou tot den bemel raken! De kreet: 't is brand, 't is brand! ontfielt de flad alom, In 't akelig gelui der noodklolt van den dom Verdooft bet naar gekerm van menfchen en van dieren, Die vlugten, zonder doel, en door elkander gieren. Iun kleed'ren zijn verzengd , door 't alverflindend vuur, Zij flikken in den damp, bij vriend en nagebuar; (?) Men ziet 'or half verfchroeid, die nog de harden wringers, Die worst'len met den dood, en in de Joufa fpringen! De vlam weidt alles af, en blakert door haar' gloed, De vonken vliegen verre en fisfen in den vloed, De torens fiaan in brand, men ziet bet koper gloeijen, En van de daken 'c loud, gcl jjk de lava vloeijen! Vol ALEXANIER. 211 Zie! 't vtlus verlicht den nacht met akelige pracht, En rookend puin verkeert den dag in donk'ren nacht. enz. Nu vclgt de aftogt van N A P O L E 0 N. Na. den grooten man in zijnen benarden toelland een hartig woordje to hebben toegeduwd, worden P L A T o w en zijne Kozakken vermeid. Bet beeld van de Volga doer bier eene heerlijke werking. De befchrijving van de Kozakken, ftatig aangeheven, breekt to plotfeling af. De narnelooze ellende en ongehoorde plagen, welke bet Franfche leger op dezen verfcbrikkelijken aftogt ondervond, worden bier flechts kortelijk genoemd. Hier voey den ook geene dichterlijke fieraden. Het tafereel words dus befloten: Jai tr fluipt de bloodaard been, die al dat bloed vergoot! Hoe, is 'er dan geen dolk, die 't montler nederttoot? Hij vlugt, daar gansch Euroop' voor hem was opgetreden(?) Vlugt over dapp'ren been, die voor zijn heerschzucht treden 1 Hij vlugt, die held der eeuw! nu hem 't geluk verlaat, Vernederd en vermowd, in vrouwelijk gewaad! - Zoo vlugtte hij nog niet, toen, bij de Egyptenaren, Hij laag zijn heir verliet, voor Sidney's legerfcharen; Of, als hij , vriend in fchijn, den Vader en den Zoon Verwijderde en bedroog en roofde Spanje's kroon! -- Neen, Wilna ziet zijn angst, Germanje ziet hem zwerven, De booswicht heeft geen' cooed , den heldendood to fterven! De majetteit verdwijnt, van 't wereldrond befpot, En 't menschdom knelt niet meet voor d'ingebeelden God! -- Het verwondert ons eenigzins, bier geen woord to vindeti omtrent bet onbegrijpelijk dralen van NAPOLEON, en zijn nutteloos verblijf to Moskow, na de verwoesting. Men ge- looft algemeen, dat hij door gewaande vredesonderhandelin- gen opgehouden, en dus door ALEXANDER zoude misleid zijn. Dit zoude evenwel weinig ftrooken met des Dichters uitfpraak Vergeefs reikt ge uwe hand aan Alexander toe, Hij kent de list der hel en is uw huich'len moe! Gettouw aan pligt en deugd, aan waarheid en aan regel, (:') Veracht hij loos bedrog, zijn woor klemt, als' zijn zegel. Met 2I2 A. SIMONt Met eene korte loffpraak op ALEXANDER words doze Zang befloten. Tot dusverre lazen wij meer een vloekdicht op DON A- P ART E , dan een lofdicht op ALEXANDER. De derde Zang is meer bijzonder aan den Rusfifchen Monarch toege- wijd. De aanhef is Diet fraai. Dat de geest der waarheid (in dezen zin) words voorgefteld als regter van deugd en ondeugd, en •gezegd wordt rijker to zijn dan de zon, komt ons vreemd voor. Het verhoogd van tin fchijnt er om bet rijm ingelascht; en wanneer de Dichter zegt, dat A L E XA N- DER, gelijk een form, gevolgd van hooge baren, den Jlroom der volken in legerfcharen vereenigde, geeft hij ons, naar ons oordeel, eene onnaauwkeurige en verwarde beeldfpraak. Met Route en fchoone verwen wordt bet karakter van A L E X- A N D E R gefchilderd. Wij houden dit gedeelte voor cene der beste partijen van bet ganfche Dichtfluk. De zedigheid, die iiitmuntende eigenfchap van den edelen Vorst , komt bier zeer beminnelijk nit, en de Dichter heeft van doze zeldzame 'deugd zijns Helds, to dezer plaatfe, uitnemend pattij wetcn to trekken. Het gedenkteeken, dat B O N A P A RT E op den berg Cenis wilde door oprigten, wordt bier, op eene geluk kige wijze, bijgcbragt. A L E'X A N D E R buigt zich voor bet altaar; der Almagt wedergevende, was zij hem gefchonken had, en zich gelukkig gevoelende van haar werktuig in bet ondoorgrondelijke plan to mogen zijn. Zijn' flrijd bekroond en zijn Rijk behouden zijnde, had hij niets meer to verrig- ten. Europa, zich lafhartiglijk onder bet juk van de Gan- len krommende, mogt nu, beter lot onwaardig, zijne fchuld boeten. Maar de grootmoedige Vorst, met bet Iced van bet menschdom bewogen, wilde, niet hit flaatkunde, maar uit mededoogen, o.ok Europa's kluisters verbreken. Zeer gepast is bier de uitweiding over GUST A A F A D O L F. Duitschland, zijne hulp vorderende, vreesde tevens zijne magi. Maar ALEXANDER redde een werelddeel, zonder geweldenaar to worden. De fchildering van den opfland van Europa is, naar ons gevoelen, voortreffelijk. Ook de volgende fpraakwending tot den man des bloeds is krachtig. De Engel des Verderfs boort zijne gelederen door, en rukt zijne tropeen om: Keen! 't nakr:ost moet geen zuil ter ewer eere nanfchonwen, Geen kunfjenaar uw' naam in duurzaam marmer houwen, Al ALEXANDER. 213 Al lang genoag gevleid en trotfchen waan gellreeld, Canova groeve, in fteen, Procrustes evenbeeld, En plaatfe u nedrgeveld, nan Alexander's voeten, Zoo als gij voor item zwicht en uwe fchuld moet boeten! Na de vermelding van den flag bij TVblitz, komen ons deze regelen zeer fchoon voor: Zie't blood, in 't dal des doods, bet ftroomt in wijde plasfen, Hoorl hoe de regen.ruischt, om 't aardrijk of to wasfchen! De hemel zelf voldaan, weert too de landpest af, H3ij voertide lijken been en weigert bun een graf! Na h.et gedrag des Konings van Sakfen gegispt, en de toen. malige ongelukkige gefteldheid van Dresden, De clad, waaraan Natuur haar' toot en rijkdom gaf, kort, doeh keurig, to hebben gefchetst, komt de Dichter al dadelijk tot den flag bij Leipzig. Wij vorderen juist niet; dat de gebeurtenisfen, in een dichtfluk, regelmatig worden gevolgd. Integendeel, dit zoude eene gedwongene itijfheld geven aan bet werk der kunst, dat geene historie is. In een Lofdicht vooral nioet men de gebeurde zaken zoodanig fchik- ken, dat zij den Held in bet voordeeligst lichr• plaatfen ; -en aan die fchikking herkent men, dikwerf al fpoedig, de hand van den lYleester. Doch her, plan van den Heer suioivs is eenmaal gemaakt,.en, volgens dat plan, komt. ons de fprong war groot voor. Hoe veel is er niet gebeurd, dat bier niet vermeld is! Men denke flechts aan de flagen bij Lutzen en &iutaen ,: waarin, we! is wait, de Franfchen bet veld behielden, loch welke overwinningen, gemakkelijk, tot lof van ALEx. A N D E R hidden kunnen worden aangewend; en aan de bloe- dige gevechten, io den omtrek van Berlijn voorgevallen, waarover de Pruifen, met name de Berlijners, en inzonder. held de Berlijnfche vrouwen, ook bier wel eetligen ]of vest diend hidden. Bovenal verwondert bet ons, dat de Dichter met gewaagt van den flag bij Dresden , die heir eene fchoo,- ne gelegenheid zoude hebben geboden, om over M o R E A, V, en vervolgens over bet edelmoedig gedrag van A L E X A N- n r R , to zijnen opzlgte en ten aanzieu van zijne weduwe, nit =F4 A. S1MON9 uit to weiden. Dergelijke trekken had de Dichter, mar ons inzien, pier moeten verwaarloozen; naardien bet juist deze zijn, welke ALEX A N D E R van de fchoonfle, hem incest ken- merkende, zijde vercoonen. De flag van Leipzig wordt niet befchreven. De Dichter doer wel van zich er niet aan to wagen. Hij ver:;enoegt zich met alleen van den perfoonlijken beldenmoed des Rusfifchen Keizers, bier betoond, to gewa- gen. Verheven en roerend is de befchrijving der zamenkomst van de drie. Monarchen, met den Vorst VAN S C H W A 8 T- Z E N B E R G , op eenen heuvel, om bet flagveld to overzien. Maar, war ons oog nook zag en nooit wedr zal aanfchouwen, Zie, Alexander knielt, met handers zaamgevouwenl 4V1onarchen volgen hem, wier hart van vreugde fclfeit, Zij knielen hier in 't ftof, vocr de -Oppermajefleit! Ja ! zie hen, op den troon, en noem hen Goon der aarde, Geen fchittetende floet gaf ooit aan hun die waard'e ! De traan, die hen befproeir en aller eerbied wekt, Praalt fchooaer, dan de ilar, die hunne borst-bedeftt!--, flier, in den tempel Gods, omringd van legerfchatEn, Bier priestefs, hem- gewijd, en' dankbare ofl°eraren; Din ze in zijn' dieenst getrouw; de wierook ilijgt omhoog, En klimt met vlammen vuurs rnr aan den wolkenboog! enz. De verheffing Van ALEXANDER is bier zeer wel aangee bragt; fchoon ons de bezem van den Engel des Perderfs niet behaagde, en her denkbeeld, dat Europa A L F, X A t$n-E-R gee- ne eerzuil, tijner waardig, kanroprigten, al ware htt ook cen flandbeeld van louter goud, ohs war klein voorkdmt. Wie kawhier aan~goud denken? Even gepast is verder deuitweie ding over de verlosfing van Nederland. Keurig zijn de vol- gende regels: d Heugelijke dag! toen wij, aan Amllel's boorden, De ftemme des gejuichs, den naam van Willem hoorden! Toen 't vorsl'lijk 's Gravenhage in hem den redder zag, D8 blijde torenfpits ontrolde Hollands vlag, En Albion, op nieuw met Nederland verbonden, Die maar, op d'oceaan, vermeldde nit duizend monden! - Is 't waar? dat toen de zon, wanneer ze in 't westen zonk, Met beerelijker gloed, op Nasfau's praalgraf blonk; De ALEXANDER. 215 Dc Trompen; nog herkend, rondom 't gefleeate zweefdcn, En 't mariner zich bewoog, als of de beelden leefdeu ! De vraag: is 't waar 2 doet bier, juist geenc gelukkige wer- king; beter zoude bier een: men zegt, of dergelijke uitdruk- king, gevoegd hebben. De hooge vreugd van Nederland en de deelneming van A L E Y, AND E R in ons lot worden bezon- gen;.doch wij vonden ons in oxtze verrukking eenigzins ge- ftoord door .eenen uitroep, Welke ons triviaal, aithans zeer proznlsch, voorkomt: Dat fpeet den Korficaan.! f„ ... Ho_ zwak! en hoe wtinig!. Neen - he; feet hem niet; miar, zoo als de Dichter er onmiddellijk op volgen Nat, iijn fonk'Lende oogen brandden, De woede greep hem aatl,, en deed hem knarfentanden! Hij kende zijn gevaar,,tgen hij een rijkstrezoor, Gewonnen in ~dw dag, i ddnen -nacht 'verloor! Toen hij die gotidmijn miste,, aan hem, in vroeger dagen, Door ontrouw en verraad, ran Haven opgedragen. Na eene nitweiding over bet rampfpoedrg lot van Weer- den, '(welke bier wel bad kunnen gemist worden) zijn, wJj (alweder met een' fprong) voor de poorten van Parijs. De laatfte fluiptrekkende woelingen des Dwingelands (welke toch zoo verfchrikkctijk waren, en zoo ligt gevagrlijk hadden kun- nen worden) worden nechts even aangeftipt, De Dichter fpoort bier de verbondene Volken aan tot wraak, ten einde de edelmoedigheid van A L P -"'x A N D E R" to fcbooner .'te doen uit- komen. Dit is zeer kunstmatig; doch bet duet ons,leed, dat die aanfporing niet gelukkiger is uitgevallen. Het: wascht of den hoop en fchand! is bier reeds to zwak: maar, na alreede gezegd to hebben: verwoest al wat gij vindt!.geen, fleen blij- ve op zijn' plaats! wordt, naar ons gevoel, de indruk van her gehedl weggenomen door den onbeduidenden uitroep: flicht brand! flicht brand! Dit is to meet jammer, daar de daarop volgende vier regels , welke anders zeer fchcon zijn, Du niet genoegzaam werken: Neen ! 216 A. 9 I 1M 0 N S, ALEXANDER. Neen! Alexander wil alleen den dwing'land treffen, Maar noolt, op bloed en puin, zijn' glorictroon verheffen! De Godheid neemt geen wraak, zij zegent en behoedt, En fchenkt vergiffenis, wanneer zij ftraffeh moet! Dit is 211es , *at wij van A L E X A N D E R'S gedrag, e Pa- rijs en omtrent de Franfchen gehouden, vinden opgeteekendi De Dichter gnat dadelijk weder tot de -befchouwing van de Franfchen over. Hij bezingt, in zeer goede verzen, den v,-(l van NAPOLEON, en befluit met eene zeer korte hulde nan A L E X AND E R , waarbij de verdienlten van den Held , als bij zamentrekking, blootelijk worden opgeteld. Indeidaad, dit is zeer fchraal uitgevallen. De intogt van ALE X A F D E R 'te Pdrijs, en zijne zoo fchitterende grootmoedigheid, aldaar ann den dag getegd, zouden ' alleetl de ftoffe voor een Lof- dicht kunnen opleveren. , Wijn zouden daarvoor den geleelen eerften Zang, en alwat -tot bet zrvarte zonden-register van NAPOLEON behoort, gaarne gegeVen hebben. Zedigladd en grootmoedigheid - zie daar de blinkende hoofdtrekken ;n bet fchoone karakter van den Keizer afler Rusfen! Deze trekken komen dan eerst nit, wanneer hij, aan he t eindperk zijner loopbane gevorderd, in flede van ais overwfnnaar de wet voor to fchrijven, als mensch in het Teed van zijnen even- mensch deelt, in, als een zigtlnare Engel, den vrede nan de were'ld geeft. Of heeft men niet den Keizer van Rusland van to groote edelmoedigheid befchuldigd? en heeft'' men danraan niet den korten duur des 'vredes en de terugkomst van den gebannen' Overweldiger toegefchreven? Dit zij zoo! maar dit moest hem juist, als mensch en als vriend van bet menschdotn, to 'fchooner, to edeler doen uitkorlen; en bet does ons Iced, dat de Heer S I lM o N 9 , die zich anders your zijne taak zoo wel berekend toom,' en zich de eer geeft van de Lofdichter van ALEX AND E R to zijn, dit heeft voorbijgezien. VAN D E R PALM heeft er, in zijn' Prede vai Europa, beter partij van getrokken. De Brief, die alhier de plaats eener Voorrede bekleedt, aan den Heer S. • D A S S E V A E L gerigt, is zeer lezenswaardig. lrei W. POTTER, VERHAALI 1r7 1erhaal van ket voorgevallene in en bij Ifanarl , en van de bloedige Geveckten in en bij die Stad geleverd, in Oct. en NOv. 18 13 ; d00r H, POTTER; Predikant hij de Nederland- fche Kerk aldaar. Te AmJlerdam, bij C. L. Sehleijer+ 1,814, In gr 8vo. X, 139 Bl. f 1-10-: Dit fluk is Wat lang blijven liggen. D6 nlenigte van gelds.- genheidsvoortbtengfels is telkens zoo groot geweest, dat der= gelijk iets niemand verwonderen kin, Er is to minder aan geleten, door de natuur van dit boekje. Het is niet zoo leer om ktijgskundige bijzonderheden, 'als oni bet algenieend+ inenrchelijke lot in geprangde, genomene en deels geplunder= de lleden, door een bekend Schrijver naar bet leven geteer kend, en met zijne eigene gewaarwordinged en bepeinzingen , als het ware, geftoffeerd, dat dit gerchrift eenige nlerkwaar- digheid bezit. Men weet, dat Hanau genomen en hernometi werd, bij den beruchten aftogt van nt A P 0 L E o N; na dett flag bij Leipzig, en risen kept sevens de fchrijfwijie vats POTTER, die zich, als Predikant bij de 1Vederlandfche Gem meente in die fhad , op de piaats zdlve beyond. Hij befchrijft bet begin, midden en einde der gebeurtenis, uit zijn bijzoni der ftandpunt; hij levert ons daaronder bet tafeteel genet wandeling naar eepe naburige plants, werwaarts hij nieende biJ tljds de wijk to nemen, zijne kortf'ondige'vlugt naar hen ad= tier word, en dog gene waodeling door ed om de tad, toed bet gevaat geweken was. Immers, bet is inzonderheid 919 wandelaar en reiziger j dat men r aT T E A heeft leered kettnen, Zijne fchrijfwijze heeft lets aanlokkends, uit hoofde vatf bet bijzbndere, perfbonlijke en tevens eenvoudige, dat in de- zelve doorilraalt. Wij worden daardoor opgeleid, oni, als bet ware, met hem to wandelen en to gevoelen. Men heeft echtet rve1 eens geklaagd , dat bet ook diet veel meer dan P o T T E it was, wat men op tamelijk onbelangrijke.wandelingen leered kennen. In bet fluk voorhanden mangelt het; datunrlijka niet ann ftof. Desniettemin treffen wij bier verfcheidene be- fpiegelingen aan, die voor ons ;uist diet seer gewigtig, of al- tijd natuurlijk zijn. 's Mans gefchrijf heeft, zouden wij zeg+ gen, wat to veel van het keuvelende. Ook de flijl is daar- door wel eens incorrect, leverende fomtijds ptrioden, die niet ,IIOEitnESCH. 1816. N0. 5. P lieehte 4 u s x. P O T T r. , v$EIML.., 6echts ware emwegen zijn, maar zelfs blind loope!!. In allege geval heeft zoodanige, gemeennapte en als nnachtz.ame, f}ijk eene juiste afbakening door de punctuatie noodig; en deze baken fbhijnen ongelultkig, op onderfcheidene plaatfen, waar- fchijnlijk door den Corrector, verzet to zijn. Wij hadden eenige vouwtjes bij plaatfen gelegd, die hot gegispte kunnen flaven. Doch, bet zij genoeg, •aangefl:ipt to hebben. Wie bet niet ziet, then hindert bet niet; en de fcherpzigtiger Lezer. zal het, om bet goede, zoo wet in flof- fe als vorm, gaarne verfchopnen. Wij - durven bet boekje aan ben, die bet, als wij, over bet hoofd gezien hebben, nog wel nanbevelen; de,vrienden, echter, van 's mans £rant beb- ben bet zeker reeds lang genoten. - Ziehier, ten flotte, gene kleine bijdrage tot de karakterkunde dV Franfchen, ten aaal aangevoerd ! » De menschfievende Bewoners dezer Stad, lieten bet, man bet toereiken van alle mogelijke verkwikking, niet ont- breken; doch allen to helpen, zoo als bet gevoelig hart dit wenschte, was niet mogelijk. Opmerkelijk was hier bij, dat Franfchen zelven, die hier bet garnizoen der Stad uitmaak- ten, en andere, die in aanzienlijke betrekkingen Hander, rich in hot minfle Met om den nood hunner zoo diep in ellande verzonkene landgenooten fchenen to bekom.meren; ,geene to kwns van medeli;den hoegenaamd toonden dezelve; met eenen ondragelijken trots, gingen zilj deze flagtoffers, voorbij , even als of zij , in goud uitgedoscht en met eereteekenen behan- gen, nog alles volop genietende, de lieden waren, die geene zeeen to hoog konden gaan; zelfs werden, behalve hot ver. der transporteren, hoe zonderbaar, niet eons bevelen ter red- ding gegeven, wa;rtoe bet toen echter nag suet aan de noo- dige magt outbrak, Al war ten dozen opzigte gedaan en ter verkwikking toegereikt word, deden Hanau's Iuwoners ge- heel vrijwillig." De beeldtenis van den Beijelfch:n Generaal, Graaf voro W R a D E, fiert de titelplaat. Wij hadden, immers, niet noodig te. zeggen, dat PoTTzI vooral bet plaatsb efchrij vend e niet vergeten heeft; hetgeen, echter, ten opzigte van Hanau, juist voor den Nea'erlander, nog al bijzonder wetenswaardig is. 1W- J. s t! s A R r, LIgatANa *19 4rovember MDCCCXIII., Lierzang , door 1; S C H A R P. In 'S Gravenhage, bif 1. Allart. 1815, In gr. $vo. 37 8L f Scioon er over de zegenrijke aerlosfing'van oils Vadetland, in 1813 reeds zeer veel, en daaronder eenige iftikken van hooge waarde, in bet licht zijn verfchenen, en' de t4eer S ei A It P met dit gelegenheids vers war eel 121t-komf, is bet toci, naar ons inzien, der titgave duhbel'waarhg. Het prijst zich aan door dichterlijke fehoonheden ioo wel; alt doer het gevoel en den zuiveren patriettifche#s gees: van den Ma ker. Ook bier is de leas overal: afkeer tegen deft Overwel- dige: en zijne dwingelandije, vergeting van bet gebetti'de, verzfening tusfcheu alle partijen , eensgezindheid omtrent de zaak van het Vaderland, en liefde voor den Vorst en bet Huis van Oranje! Daar het doel des Dichters zoo edel if, en bet Dichtfluk zelve, over het geheei, zoo veel veortreffe- lijks bezic, willen wij op eenige ftootende uitdrukkingen, niet `poetifche regelen en andere feilen niet bijzooder heck- ten,, maar ons thans bepaletl tot deze aiget>seene.loffeli'ke per- lnele,ing, en de overneming, met eenige kheine aanaterkingen, van een paar couplecten, waaruit men des SchriJvers dicht. trant en wijze van denken zal kunnen opmaken: Hier (op Corfica) zocht nu de Heerschzucht, die ikottt en vetmetel, Den afgrond ontworitelde, een plants voor..haar' zeal En then van haar zuscers, Verwoesting en Dood, Zij zocht die, en vond die; zij zag Bonaparte, 'En vestte haar' troon in bet zweilende harte, Nog zwarter dan de afgrond, waaruit zij ontVlood: Toen rees er een damp op, die 't boofd hem vervuldd Met droomen, waarin,heel het menschdoet hem faheen Geknield an zijn voeten, met fiddriug en hulde, Als war' hij bun Koniug en God maar alleen. En venvoigens: Helpt alien! ,door eendragt! geeu oog zij oatfoketl, seen ziel meer met wrevel, geen wrok 20 gewtoken, P a Do 220 J. S'C11ARE, LIERZANI . De leis zij „ verzoening," en de eendragt maak' magtl Veracht hem alleen, die flaafs zich vernedrde, (a) Gekromd en op knien den Dwingland vereerde, En, als hij er bij was, den wierook hem bragt, Maar, was hij vertrokken, (b) bet eerst op hem fmeelde, Voor,wien hij zoo even zich, kruipende,-boog, De rol vat aanbidder, als huichelaar, fpeelde, En beide hot Land en zijn' Meester bedroog. Vet:acht heu, die de (c) Hollandfche rondheid verbande, En, flellende, uit hoogmoed, zijne eer in zijn fchande De kecens verzwaarde van 't zielenverdriet; (d) Nog meer hem, die woorden en hoorbare zuchten, Die 't zwoegende hart, onvoorzigtig ontvlugtten, Aan. de Inquifiteuren der Vr1jheid verried: Veracht hen, maar, zoo nog in 't hart van die (nooden Een enkele bloeddrop der vaderen zweeft, (e). Dan'heeft hunne wroeging uw haat niet van nooden; (j) Vergeeft- bun, gelijk bun Oranje vergeeft. (d) Aan deien regel ontbreekt eene fyllabe. Beter zdtde, b.v.,zijt4 l'eracbt jlechis den 1tfaard, die flaafs zich verneirde. (b) Dit, als hlj er bij was, en was hij vertrokken, is plat ptoa, en bet ecrse of ism, fmeolde is medo niet zaer' dichterlijk. (c), Hot de find- eiet in her volgeade woord, en zou do betel vtee- gelaten zijn. (d) Ketens van verdrier komt ons niet eigenaardig voor. (c) Het zweven van cen' bloeddrop in hot hart even min. ( f ) Dit Met van nooden Is mede to prozalach. De Herkaauwer. I(te Deel, No. 6., Ilde Deel, No. z en a. Te AmJterdam,,bij J. van der Hey. 1815-16. In gr. 3vo. Te zamen 209 Bl. f g -6-: Wlij weten niet, of wij wel verflandig gehandeld hebben met dit werk op te. nemen onder onke gewone ltof. Om iera wdl to beoordeelen, ' moet men bet geheel zien, en dat gaat niet met een ftuk, dat, even als wijzelven, op eindeloosheid en onflerfelijkheid aanfpraak maakt - althans leeft en groeit, zoo lang bet kan. Hot is waar, deze eenheid in infinitum deelt zich in eene blijkbare veelheid; ieder bandje levert•eeni- ge nieuwe lappen tot de groote bedeldeken, om met de bee- ren, M $Ett AAVWER. 221 ren, in een nog deftiger onderwerp, to fpreken. Doch, dit maakt de zaak des to erger. Juist hierdoor krijgen wij nooia gedaan werk niet alleen, maar weten ook bijna niet, hoe de zaak aan to vatten. Iede'r flukje' beoordeelen, ware zoo veel its her herkaauwde nog eens op de kiezen re nemen; en dit moet noodzakelijk wagging veroorzaken. D.e harde brokken er uit zoeken, om die nog eens na to breeuwen - vergeef, lezer, dat wij to veel liefde voor onze tanden hebben; er heeft er al zoo menigeen kiespijn opgedaan aan den politick. fchotel., Her a nige dus, dat ons, nadat wij eenmaal de foort, de lading en den koers van dit gedachten - voertuig hebben opgegeven, overblijft, fchijnt wet hierop nedr, to komen, dat wij ons als met den peilflok wapenen , en zoo wet den fluurman its de pasfagiers ons : acht voet! achthaif! even getrouwelijkk toeroepen, als dit op de fchepen, bij her overzeilen van ban- ken en platen, pleegt to gefchieden.' Als wij dus geheel niet roepen, dan• is dit een bewijs, dat er volftrekt geen gevaar is. In her tegengeftelde geval weet men, voor zoo ver metr ons vertrouwt, volkomen, hoe her i1aat; en de ftuurman lung: ree! roepen, of de pasfagier (want dit is hier gelukkig to doen) her fchip verlaten; waarbij, echter, dit zonderlinge plaats heeft, dat alle vrachtjes - bezwaren, en her, vaartuig to eer vastzit op de pleat: gebrek agn debiet, als her gezel. fchap'kleiner words. Wij hebben voorheen ons gevoelen geuit, dat bet inderdaad diep genoeg ging, vooral om, bovendien, zoo vete wendin. gen en krullen to waken, als de vrolijke en geestige fehipper zich dikwijls veroorlooft. Toevallig en tevens nacuu#lijk her eerst lezende, welk bedankje ons in No. a des Men deels wierd toegepast, en daar ziende, hoe men zich van de klag. to over her donkere met een ,Tan van Leiden afmaakt, ver- wachtten wij to dezen aanzien niet veel goeds. ' Doch daarna bragten zij ons den zoon in her Evangelic voor den geesti die meer volbragt dan hij beloofde; en dit doet ons hopen; dat zij misfchien ook elders wet een weinig uaar goeden raad zullen luisteren; en zetten b. v. den koers• niet- al to hoog oostelijk, hoe weinig wij ook met hun antwoord omtrent bet nieuwerwetfehe, vooral in her godsdienflige, kunnen to vreden zijn. Is her geestige lieden eigen ' om niet gaarne fehuld to bekennen, en vooral ontzaggelijk moeijelijk om niet geestig to ziju, dan is her waarlijk al veel, wanneer wij mo, 1? ; gen 2.22 DE HEBttAAUWla. gen erkennen, dat wij, met ons dagelijkfche veritandi, hen, than zoo tamelajk, eu vrij . beter dan wel voorheen, heb- ben kunnen vatten en volgen; en dat wij bijna eeniglijk, bij onszelven, klaagden, dat de fchvone jlaapJler in dit llukje niet uitfliep, om ons meteen uit den duc to helpen omtrent ten en ander. War zullen wij al veel meer zeggen? Stof en vQrm blijven,, over bet geheel, hetzelfde. Her goede, dat wij er voorheen van gezegd hebben, blijven we zeggen. Elk dus, die gaarne wil kunnen vragen: Wachter, wat is er van den nacht,? kan tier, op eene aangename wijze, to regt. Er wordt op dq teekenen des tijds behoorlijk acht gegeven; en dezelven wor- den zbb verklaard en gewijzigd, als her meeste goed doet bopen. Inzonderheid verliest men daarbij her Zuiden des lands niet nit her oog; en inzonderheid daarom wenfcben wij naar duidelijkheid, opdat de roepfemme ddar verftaan woode, Met bet neologifche is dit zoo zeer her geval niet - al;hans , men plagt daar als Philofophe vrij war beter gezien to zijn, dan als Protestant. Om over den inhoud to beter to doen oordeelen, fchrijven wij de . titels bier af: I. No. 6. 1. Onder- en bovenliggende partijen. II. Een pear woorden aan den verdediger der onverdraagzaamheid, in het 15 No. van den Belgifchen Spectator. III. Antwoord aan den Verduwer. IV. Do Grondwet voor her Koningrijk der Neder- landen. V. Narede achter her eerfte deel van den Herkaauwer, II. No. i. 1. Opdragt aan 11. Geleordheid, Volksbe- fckaving, Verlichting. III. Verfchil der Standen in de Maat- fchappij. IV. M U RA T. V. Aan de 1Toekbeoordeelaars in onq Vaderland, voor zoo verre zij zich onze zaak aangetrekken hebben, onze hartgrondige dank en heilbede! No, a. I. Politieke Misdaden en Amnestien. II. De Ge. hoimraad SCHMALZ. III. Fragment uit eene Reize van Kre. ti naar Pleti. IV. De verjaging der Jezuiten nit Petersburg. V. De fchoone Slaapfter in her bosch, .(naar Moeder A Gaits, vrij gevolgd.) VI. Een woord voor voetgangers. ,it alsdan veeleer erkentenis dan berisping verdient. Ten flotte voldoen wij aan once belofte, om nog eenige trekken uic de beide Redevoeringen op to zamelen, ten einde onze Lezers nader bekend to maken met den man, lien zij als Dichter zoo zeer•bebben bewonderd. JAN FREDRIK HELMEAS werd geboren in bet jaar 1767. Hij had eene fchoone, groote en mannelijke geftalte. Zijne gelaatstiekken waren effen, en teekenden niet fterk; maar zijn fchoon gewelfd voorhoofd voorfpelde, bij den eerllen blik, eenen fchranderen denker. Zijne heldere blaauwe oogen, waarin bet zachtst gevoel en de levendigfte voorftel- lingen uitbionken, waren geheel de fpiegel van zijn hart. Om zijnen mond zweefde de guile vriendelijkheid, en in zijn ge- heele wezen blonk de innemendlte welwillendheid nit. Hij had een aandoenlijk zenuwgeflel , was vurig van tempera- ment, en toegerust met eene gloeijende geestdrift. Hij ont; ftak wel eens plotfeling in drift; doch ziju oordeel en edel hart verkregen even fpoedig weder den boventoon. Hij had niets aan bet lot, de omilandigheden en de opvoeding to danken. Hij wist zichzelven tot een geheel ander mensch to vormen, dan bet lot fcheen to willen. De natuur had hem tot een gewoon mensch beftemd ; hij vormde zichzelven tot ten VAN j, lr. HELMISi 261 een buitengewonn wezen. Hij bezat zeer uitgebreide kundig. heden. De Engelfche, Franfche en Hoogduitfche talen wa- xen hem genoegzaam cigen, en hij had bet geheele gebied van derzelver letterkunde doorwandeld. Het lot had hem den .vrijen toegang tot de voortbrengfelen der oudheid niet ver- gund. Dit betreurde hij , en zocht bet op alle mogelijke wij- zen to vergoeden, met dat gevolg, dat hij niet flechts- in de nieuwe, maar mede in de oude letterkunde, als eene flat van de cerfte grootte nitblonk. Hij bezat bet gelukkigst geheu- gen, dat bijzonder zich vertoonde in bet vak der gefchiede- nisfen, hedendaagfche aardrijkskunde en natuurlijke historie. Ja, hij kende niet alleen de oude en nieuwe gefchiedenis in eenen hoogen graad van volkomenheid, maar had haar in dat verheven verband doordacht, waarin zij zich aan hate wijs. geerige beoefenaars ontdekt. Bij zijn geheugen voegde hij een doordringend oordeel, een finaakvol gevoel en eenen ftan:dvastigen mood. Naanwelijks der kindschheid ontwasfeni befteedde hij elken gefpaarden penning tot bet aankoopen van boeken. In gevorderde jaren was bet lezen bijna zijne eeni= ge uitfpannitag. Nij was (waarfchijnlijk) een-en-twintig jaren oud , toert hij de dichtkunst begon to beoefenen. Slechts eens heeft hij zijne krachten in bet hooge Treurfpel beproefd. Ook in bet gebied der welfprekendheid heeft hij zich doot vier fchoone Redevoeringen _doen kennen. Hij was onafge- broken bezig en werkzaam, en arbeidde met zoo veel gemak en vlugheid, dat hij dikwerf de ftoutlte verzen in zijnen huisfelijken kring, ja to midden van bet luidruchtig fpelen zijner kinderen, met eene kracht en vaardigheid wrocht , welke een' ieder moesten verbaasd doen ftaan. Zeer aan- nemelijk is tie gisfing , dat de buitengewone tijden van beroeringen en veranderingen in bet lot der wereld HEL- n E Its gei'chapen hebben, en dat daarin de eerfte grond ligt voor de majestueuze verhefling van zijnen grooten geest. Zoo- dra hij zichzelven begun to kennen en zijne verhevene be- flemming to gevoelen, ontzag hij, aangevuurd door de ver. keering met de eerfte vaderlandfche geleerden in bet voor treffelijk, doch door den loop der tijden gefloopti Concordid st Libertate, geenen tegenftand. Zijn weetlust kende geenee perken. Zijne begeerte, om Italie to zien, wend niet vet. vutd. Hij mogt echter eenen korten tijd to Parijs doorbren- gen, waaraan wij eenige meesteritukken vats zijn fehcppend S a vet- 269 tWLDE AAN D1 NAC DACt1TENIS vernuft verfchuldigd zijn. Tot dweepens toe beminde hiJ zijn vaderiand. Hij ftelde bet zichzelven ten verwijt, dat hiJ eertijds een verlangen gekoesterd had naar eene andere lucht, -dan die van ons vaderland; dat hij eenige andere grootheid bezongen had, dan die van Nedrlands helden. Geene andere dan vaderlandfche zangen zoude men vervoigens van zijne lippen hooren, en - hij bleef zijn woord getrouw. Des. niettegenftaande werd hij langen tijd in zijn Vaderland mis- kend. De Heer K L 1j N beklaagc zich, en met regt, daar- over. Slechts de Maatfchappij Felix Meritis alleen heeft hem, en nog zoo laat, regt gedaan; en een kring, gevormd om de eerfte talenten in ons vaderiand to vereenigen, (bet Koninklijk Nederlandsch In/tituut) konde hem voorbijzien ! - Eindelijk , hij was een liefhebbend echcgenoot en een vurigminnend vader, goedhartig en gereed tot elken vriend- fchapsdienst. Hij was minzaam en gezellig, en zijne ge- fprekken waren altijd belangrijk. Hij jaagde rusteloos naar waarheid, beklaagde zich dikwijls over de bekrompene oor- deelvellingen der meeste menfchen , en zag , wanneer bet de vrijheid van denken gold, met minachting op dat oordeel neder. Hij beminde de deugd, en befchouwde de zedelijk- held als den grondfteun en bet hoofddoel van alien Gods- dienst. Waarheid en deugd waren hem boven alles dierbaar en heilig. Het geloof aan God, de onfterfelijkheid en 's men- fchen zedelijke vrijheid vervulden- den geheelen omvang van zijn gelooven. Dit heilig drietal was voor hem bet onfeilba- re rigtfnoer van al zijn denken, willen en handelen. Hij be- mindc en vereerde j E z u s met een zuiver en dankbaar harr, en in zijne laatfte dagen beleed hij, in eenen voortreffelijken lofzang op then grootften der menfchen, vrijmoedig zijn ge- loof en zijne grondbeginfelen. Dat geloof en die beginfelett bleven hctn bij, ook in zijne laatf'e oogenblikken. Hierom- trent zijn Redenaars en Dichter bet eens ; en dit fterfuur van den onvergetelijken zij dan ook hier vermeld! ,, Door rijpe overdenking, (zegt M E Ij E R) redelij ke over- tuiging en de behoefte van zifn onbedorven hart op deze (zoo even gemelde) grondbeginfelen gebragt, was hij in de. zelyen ook onwankelbaar tot aan zijnen dood. Niet geflin- gerd door de denkwijze of gevoelens van eenen bijzondereu leeftijd of een bijzonder land; niet afwisfelend en waggelend :als de zwakkcn, die door eens anderen geestkracht denken, door VAN J. F. HELMER6. 269 door eens anderen wil gevoelen; maar a1s een zelfdenker, die de waarde zijner, door God hem gefchonkene, rede gevoel- de; als een man, die de deugd altijd beminde, tloeg hij zij- ne laatfte blikken helder en ongefchokt op bet naderend ilerf- uur, en verklaarde, dat dezelfde gevoelens, die hij altijd op- regt had beleden, en geene andere, hem op de grenzen van dit leven , nog dierbaar en heilig waren." „ Altoos nog, (dus drukt zich x L IJ N flit) na eene, kort to voren doorgeftane doodelijke krankte, eene zwakheid op de borst overhoudende, trof hem de onverwachte dood van zijnen jongften lieveling zoo hevig, dat zijne vorige ongefteldheid met dubbele woede weder ontwaakte, terwijl hij eenige da- gen voor zijnen dood, mij, de hand drukkende, toevoegde: „,Lieve vriend! mijn erode nadert." Ach! hoe waar was dat voorgevoel! maar ook met welk eene kalmte zag hij dat oogenblik to gemoet ! - Getuigt dit, o gij , wie liefde en vriend- fehap aan zijn krankbed kluisterden, die daar zijn karakter be- wonderdet, en hem, weinige oogenblikken, voor zijnen dood met ilandvastigheid van ziel, deze veelbeteekenende woorden hoordet ftamelen : ,, Zegt aan tnij ne vrienden dat H E L m E R s „ tot in zijne laatfte oogenblikken aan zijne beginfelen is ge- „ trouw gebleven; dat hij , ook nu nog, geene de minfie „ hulde aan de gevoelens van domheid en dweepzucht doet," Ten flotte (het zijn de toonen van VAN R A L L's voo;- treffelijke zangfter); Zelfs flervend (Neerland zal bet weten, U, blinde dweeplust! u ten fpijt!) Sprak in hem 't onbevlekt geweten Geen fchriklijk moordend zelfsverwijt; Wat wanklank mijn beftorven lippen, „ Zich 't laatst ontfluitend, moge ontglippen, „ Eer nog mijn adem heenen zweeft, „ 'k Geloof, 't geen 'k zingend dacht als waarheid ; , 't Omflraalt mij nog in voile klaarheid." - Hij zweeg; en had voor de aard geleefd, Zacht ruste zijne asfche! eeuwig dierbaar en heilig blijve ons de nagedachtenis des vgtheerlijktent en de erkentelijke dank van het vade;land zij bet loon der edelen, die hunneu vriend, S3 270 HULDE AAN DE NAGEDACHTEN1s VAN J. F. HELMERS. vriend, onzen vereeuwigden ranger, Ne4riinds Iluster, zulk eene laartelijke en waardige hulde hebben toegebragt l Befchrijving van de in belegflelling, blokade en evacuatie der ,Vesting Coevorden , van Mei 1813 tot Mei 1814. Door P. X R A M E R , Oud. Raadsheer, Te Zwolle, bij M. en H. Tijl. In gr, 8vo. I5 B1. j'erhaal van de Militaire Fxecutie, her Doip Poorthuizen, op de Veluwe in Gelderland, aangedaan, in het jaar 1804, op last van den Franfchen Geueraal MAR M o N T , enz. Door Mr. j. j. E L S E V I E R , Oud - Scholtus des 1mbts Barneveld. Te Leyden, bij L. Herdingh en Zoon. In gr. 8vo. 2o Bl. f ;-4-. i\og een paar fiukjes uit de oude, Franfche doos van Pan- dora, ofte wel befchrijving van dezelven. No. 1 is een da capo van Deventer enz. Wonder, dat Naarden alleen blijit zwijgen! Het is kort, eenvoudig en vrij wel gefchreven. Ziehier een paar aanhalingjes , elk op zijne wijze nog al belangrijit. „ Eenige Varkens zijn levendig gefneden [hier dachten wij man kabeljaauw !] en gevierendeeld met huid en haar, en zoo door de Soldaten op de(n) rug binnen gebragt, hetgeen eene affchuwelijke vertooning opleverde. Een' [deze(' ), doet ons bijna twijfelen, wie de dader, en wie de lljder was !] der Douanen wilde een Varken met de kolf van zijn geweer ter tteder vellen, en de(n) flag doende velde hij zich zelven door 31 et 1o§gaan van het geweer met de(n) kogel in de borst." „ Den 17den arriveerde' alhier de Heer Gouverneur H 0F° 9 TED E, nam de geheele Regering in den Eed in naam van Z. 4. H. onzen geliefden Souverein, then (die) door den Schrijver dezer Gefchiedenis en zijne aloude Voorvaderen, meest alle Regerings Perfonen (zoo als hij ook de eer had to zijn) altoos zeer geeerbiedigd is en blijven zal." -Mogelijk kan onze veF melding van deze plaacs nog firekken, vm dezelve, al ware her daa colt doQt de tweede of derde b=4, tot kennis van den P. YRAMER, DESCHRIJVING.J.J. 9LSEOILR, VERIIAAL. 271 den Vorat to brengen, die foms bet ftukle zelf eons nitt Iaogt in harden krijgen. No. 2 is eon gedenkftukje voor den Heere' Hertog VAN RA Gus A, dat doet zien, dat hij ten tninf'e destijds een ge- trouw volvoerder der bloedige bevelen van zijnen oudeu meester was. Item een bewijs, hoe vrij en ouafhankelijk de Bataaffche Republiek toen mogt geacht worden; en hoe vei. lig wij onder de befchermende vleugelen van onzen groeten Y;ranfchen bondgenoot waren! Het geval, dot in der tijd juist geene volkomene publiciteit mag verkregen hebben, is kortelijk dusdanig: Ten tijde van het kamp bij Seist komen een paat Ordon- trances to Voorthuizen, en krijgen biljet bij eenen welgel%el- den boer. De een, dronken zijnde, doer ongefchikte eifchen., "vindt weerftand, trekt de fabel, wondt hem ligt, gtijpt hem verder aan, en ontvangt van eenen fchaapherdr eon' ('reek in de dije. De Schout deed zijn' pligt, maar de dader was weg. Het dorp kreeg inlegering, en werd uitgegeten; de Schotit met niets minder dan fufillade bedreigd. Hij vervoegde zich to vergeefs bij de Hoogfte Collegien des lands; de Generaal lachte openlijk met die alien. Submisfie, tusfchenfpraak, me- delijden der Franfclren zely' bevredigden eindelijk alleen den Satraap, en wendden alle die verdere onheilen af, met wellee bonderden van onfchuldige menfchen werden bedreigd. - Hoc ftukje is , zeer naauwkeurig en wel gefchreven; mar wij konden Diet sneer dan eenen zeer ruwen omtrek van deft inhoud mededeelen. Men zie in hetzelve wederom eene hand aan den weg: niet naar Frankrijk, en, in het algemeen, niet naar den magtigen vreemdeling ! Caveto l Iluwelijksbetrekkingen en Huwelijkskven, in Brieven. Door I. L. E W A L D. Yde en laarfle Deel. Uit het HOogduir1ch. Te Arnfterdam , bij J. van der Hey. In gr. Svo. 242 BI. f 2- is-: Y V ij hebben dit werk, bij de vcoegere Deelen, reeds over- vloedig en van eene zeer goede zijde doer kennen; zoodat wij vertrouwen,. dat dit laatfte Deel nsaaxwelijks onze aan- melding behoeft, maar wel, reeds aan de bezitters van de ve- S 4 rii 272 1. L. E W A L D xigen zal bekend zijn. Voor zoo veel des floods willen wij echter verklaren, dat dit werk, tot bet einde toe even leer- ecaani en belangtijk, een aantal nuttige lesfen en wenken be- vac, waarvoor wel menigeen dep Schrijver danken zal, in. lien dezelve worden behartigd. Den verklaart, dat hij bij zijne landgenooten ook reeds overvloedigen dank heeft inge- oogst. Voorts, dat ten aanzien van bet wezenlijke (de af- dw2lingen en teregtwijzingen) niets, maar ten aanzien der ui- terjijlte betrekkingen alles, verdicht is. Bijzonder durven wij ook: ter lezing aanprijzen de bijlage tot den 154ften Brief. O N A T H A N E N D A V I D, of natuur en waarde der Yrtend- fchap, volgens i Sam. XVIII:• 18, 20, s3; zijnde Fragmenten yan Leerredenen, over den aard en de waarde van ware ,Vriendfchap. „ Hebt gij een' vriend gevondea, reken dan ook niet, of bij: zoo veel voor u doet, als gij voor hem; zie naauwkeu- ,rig ow naar elke gelegeuheid, waarin gij iets voor hem doen kunt, en verheug u, als gij regt veel doen kunt. Dien hem, niet zevenmaal op eenen dag, maar zeventigmaal zevenmaal, zoo gij kunt. De liefde houdt geen boek over dienstbetoo- ningen_; waar boek gehouden wordt, daar is nog geene regte liefde._ Aileen wantrouwen kan dikwijls oorzaak -zijn, dat co k de liefde rekent; dock date is zij Met meer gezonde lief- de. Doch veroorloof u ook niet ;dat andere, zoo men wil, edeler rekenen, bij 't welk bet ons finart., dat wij niet zoo reel voor dear vriend doen kunnen, als lsij voor ons,doer. Het is immers genoeg, wanneer wij onszelven bewustt zijn, dat wij even veel voor hem doen zopden, indien wij konden. ,, Het is zaliger to geven, dan to ontvaugen." Indien:wij dus onzen vriend waarlijk beminnen, dan gunnen wij hem ook deze zaligheid. „ Wij moeten ons, ten aanzien van onzen vriend, voor niets zorgvuldiger wachten, dan voor wantrouwen. Het is bet gift der liefde, gift voor bet hart. Ja 'Wet in den eigen- Iijken zin gift, 't welk des to erger in bet hart wordt, hoe meer liefde er in bet hart is; gelijk bet gift van eene kwaad. aardige krankheid de gezondfie, flerkite ligchamen op de vreesfelijkfte wijze• aanvalt. Waar wantrouwen is, daar ziet men niet meer met gezonde oogen, hoort niet met gezonde ooren, voelt niet met gezonde harten. Vooritellingen der in- beelding worden _ daadzaken ; dingen zonder. alien zamenhang, ~Q1~ HUWELrfYSaETREYKi1YGEN EN HUWRt1IRSLEVEN. !73 'w rden zamengevoegd ; nit bet kleinfte infekt words eene xeuzengeftalte. Alles, ook bet onfchuldigfte, ook bet beste, moet bet wantrouwen voeden. In rozegeur gevoelt men ftik- lucht; nit honig words gift gezogen. Even als een kwaad- aardig gezwel, breekt bet aanitonds op eene andere plants weder op," wanneer bet zoo even op de eene genezen is. Ach! hij is een arm, een ongelukkig menscb, die door wan- trouwen beheerscht words. Hij verfpreidt eene hel random zich; want hij voert eene hel in zich. Veritik elke vonk van wantrouwen in u, eer dezelve eene vlam words. Ontdek uw wantrouwen; zeg bet openhartig, wat er aanleiding toe geeft, opdat 'bet in uw hart geene wortelen fchiete. En hebt gij eenen vriend, eene vriendin, die er overhelling toe heeft; doe alles, om bet uit hun hart to verdelgen, gelijk joNA= THAN Riles deed. Zij t voorzigtig, om geene aanleiding to geven; zijt openhartig, en coon den zwakken, kranken, lief- de, waar gij kunt. Geloof voor gewis: gij hebt uwen vriend nit de hel gered, wanneer gij bet wantrouwen in hem uitge- delgd hebt." Zoodanige Leerredentn zijn bij ons nog wel eene zeld- zaamheid. Geheel deze Fragmenten zijn inmiddels de nuttig- fte lesfen; en wij hopen, dat dezelve veel zullen.bijdragen, om den misfchien reeds to zeer gerekten band tusfchen an- tlers warme vrienden op nieuw to ftevigen, en de dierbare verbindtenis to veredelen; waartoe zij uitnemend gefchikt zijn. Her Leven van een' ouden Vrijer, een oor%pronkeiijke Roman, door G. G. V A N P A D D E N B U it G it , Schrijver van het Le- ven van ff?ilem Viijtig. Ude Deel. Te Haarkm, bij F. Bohn. In gr. 8vo. 228 Bl. f i - t6. Het is met de Romans als met verzen, en met dezen als met meest alle andere dingen. Bijkans ledereen kin ze inaken, of leeren maken. Onze grond begint, metderdaad, deze vrucht rijkelijk op to leveren; en dat is, dunkt ons, goed. Het . buitenlandfche Is overhoops niet beter; bet Iijdt daarenbo- ven nog dikwijls bij de overitorting, en voert wel eene vreemd vergifc mede. Ook is -bet van belang, dat de tafe- reelen, die ons bet menffhelijk leven zullen leeren kennen, bet- W'4 C. G- VAW P1DDxATVttRGli betzelve Zoo . vertoonen, als her zich bier voordoet. Men heeft dan, ten minfte, veel meer kans, er iet wezenlijks uit pp to doen, en minder gevaar, ongefchikte denkbeelden iri zijn hoofd en hart to krijgen, die, zoo al ergens, zeker bier niet to huis behooren. Van wie zullen wij. deze modelektuur ook al best overnemen? Bij de Franfchen is zij veelAl zed( - loos, bij de Duitfchers winderig enz., bij de Engelfchen ja, die zijn Engelfchen, eilauders, vreesfelijk rijk, vreesfe. lijlt -- in al bun doen, in hunne deugden en ondeugden,, in hunne ondernemingen, in hunne proeven , in hunne brouwke. tels of bierkuipen, en waarin niet all Hunne Romans zijn ze- ker niet van de flechtften; men leers hen vooreerst, ell vaak ,oak nog de overige. menfchen , uit dezelven kennen. Maar een Hollandfche$ICHARDSON, Of FIELDING, Of GOLD. SMITH! Nu, al doende leert men. Op een geheel veld met rogge wasfen flechts enkele dubbele aren; maar op eene ka- le heide zekerlijk geen cen. Wij hebben voortreffelijk be. gonnen; en, zoo veel ons bekend. is, is er nog nets flechts van dezen aard op onzen bodem voortgekomen. De algemeene waarde, Loon enz. van her ftuk onder ban- den ziju, bij her verflag des eerlen deels, reeds aangegeven, Her gnat op gelijke wijze voort. De Schrijver had in her vporberigt gezegd, dat de hoofdzaak van her verhaal op waarheid gegrond was. Wij hebben lang naar die hoofdzaak gegist. Thans meenen wij ze gevonden to hebben in den vrijwilligen afftand des fields der gefchiedenis van zijne bruid, zoodat hij een oud vrijer bleef. Deze epifode (want meet is 2e bier toch eigenlijk niet) behaagde ons, inderdaad, het best van a11en. De natuur en de gefchiedenis molten wel al- tijd bet beste van eenen goeden - of kwaden --- Roman leve- ren, zoo wel als van een fchilderffuk en, in zekeren z:n, van ieder kunstwerk. Loutere idiin zijn altijd los, onbepaald, on- beduidend. Van idealen fpreken wij niet De f1childer, die cone vzNus I zou. teekenen, volgde de natuur op den voet, maar met keuze, en. bij wijze van zamenftelling. Wij hadden wel geweuscht, dat deze epifode geene epi/'ode ware geweesc; dat aij minder als behoorende tot de duizend en Un van 's jonge- lipgs vrijerijtjes kon befchouwd worden; dat zij, voor bet Ininst, even zoo veel verband met bet voorgaande als met her volgende had gehad. Zekerlijk gelooven wij we! , dat her nan- becJten, bet lappen, gewakkelijker valt, dan, bet uitbreiden: Door- SET LIVEN VAN ZEN' OUDEN VRIJER. 275 Doorgaans, echter, zijn de naden camelijk wet verborgen, de onderfcheidene deelen van ddne kleur. Het geheel verliest er ook niet bij, dat de Schrijver iijn verhaal in herhaaldverbandbrengt met de landsgefehiedenis van lien tijd. Bet ftuk last zicb, ow bet een en andet, wet lezen. Ook de zedekuude is door- pans w61. Wij wenschten flechts, dat ze wat belangrijker, wat gereleveerder was. Wij vinden, over bet geheel, wat weinig ziel in de fchilderij. Eene zekere platheid, dagelijksel . heid van denkbeelden, zullen, vreezen wij, al to zeer afYte- ken bij des geliefden L A F O N T A I N E'S hemelfchen glued, om althans verwende Lezers to voldoen. lets van den Dich- ,ter dient er toch ook wal in. Bet gewone, prozaifche le- ven, zoo als iedereen bet leeft en ziet en kent, of loutere avonturen van dergelijke prozaifche menfchen, hoe zeldzaaa: dan ook, zijn niet gefchikt tot verkwikking van eenen ede- len geest, zoo min als tot veredeling van eenen verkwikten Wij zouden zeggen : een Roman moet nit bet hart, of nit een hoofd met de diepite menschkunde geftoffeerd, of nit een geheugen worden gefchreven , doorzult in kennic dec menfchen en menfchelijke betrekkingen. Nog een pear bijzonderheden. „ Hoe vervreemd ik ben van het ijsfelijk denkbeeld eener dadelijke Godjraf," enz. Waarotn Loch ijsfelijk? Wat fchuilt er ijsfelijks in dit denkbeeld t Een Vader draft .... een Landsvader ftraft.... een Dwingeland ftraft vaak niet, waar hil moest ftraffen; zeker niet, waar hij) Met moest, want zonder fchuld befteat geene ftraf. Hetgeen, dus, de Schrijver in bet gegeven geval bedoelt, moge juist zijn, in zoo verre de gevolgen onzer verkeerdheid in ditie- ven veel meer eene tuchtiging dan eene dadelijke ftraf zijn te noemen; wij ergeren ons altijd, wanneer wij zoo roekeloos, en tevens zoo onverlicht, omtrent iets, bet Opperwezen be- treffende, hooren fpreken. ,, Offchoon xif van het honte is." Wat beteekent deze fpreekwijze? Bet meisje was van geringe, burgerlijke af,- kontst, en Roomsch. Wij, echter, meenden, dat „ van bit hondje gebeten" beduidt, trotsch zijn, hetgeen zich hier bij; na met geene mogelijkheid last denken. Bij een en ander, dat ons toefcheen niet regt waarfchijtt• lljk ' to luiden, vertoeven wij niet; maar weufcheu bet itul, mer een goed gewisfe, vele L.ezerc. De 376 J. R. WIJSZ, DE ZWITSEASCRE ROBINSON CRVsoa De Zwitferfche Robinfon Crufoe, _ of de met vrouw en kinde. ren geflrande Zwitferfche Predikant. Zen Boek tot opfther- ping van het denkvermogen en vorming van het hart. ills het Hoogduitsch van J. It. w IJ S z. Met Platen. Ilde Dett. Te Haarlem, bij F. Bohn. IBIS. In 8vo. 36.E 131. f s. S.: V7ij lieten dit vervolg re long onaangemeld liggen, bijaldiett niet een aantal inmiddels door ons ontvangene boeken en boekjes voor deze vertraging, genoegzame verontfchuldiging was, ten aanzien van een werkje, waarvan onze leesgierige feugd zeker onze verdere beoordeeiing niet heeft afgewacht, en waarvan bet fpreekwoord volkomen gelden moet , dot goe- de wijn geenen krans behoeft. Wij zijn echter onzen lezer de verkfaring fchuldig, dot dit tweede deel, nosh in bet on- derhoudende, noch in bet belangrijke en leerzame, noch.in het zedekundige, voor bet eerfle in bet alierminst behoeft onder to doen; 'terwijl wij geene wezenlijke aanmerking ook nu kunnen maken, dan alleen, dot bet eiland van deze ge- ilrande familie verbazend veel oplevert, dot men anders juist zoo niet in dezelfde luchtfireek en in een zoo klein beflek bijeen vindt; zoodat dit eiland, zoo wel als de zoo in en tot alles bekwame predikant, inderdaad eene groote zeld- zaamheid is. Dan , wij rekenen bet aandringen of to fterk drukken dezer nanmerking to minder` edelmoedig, uit hoofde van des fchrijvers kennelijk en ~allezins leerzaam doel. Toevallig geraakte een Engelsch fchip verwaaid i:1 dezen wereldhoek; bet zette de boot aan wal; en, om den kapitein ten sanzien van zijne familie en verblijf alhier in to lichcen, gaf de predikant zijne aanteekenfngen over. Den volgenden nacht floeg de fiorm bet fchip van zijne ankers, en --- voor den predikant niet minder, dan voor hem, eene grievende teleurflelling! -; bet vond bet eiland niet terug. Men kan op deze wijze dan de nieuwsgierige vraag der lieve kleine lezers beantwoorden, hoe toch deze gefchiedenis wereldkun- dig word, daar de familie nog op bet eiland is; en sevens de hoop geven, dot de kapitein bet eiland zal opzoeken, of een ander fchip daar landen, wanneer zij voorzeker nog meet Yan de bun zoo belangrijke fatuilie zullen hooren. BOEKBESCHOUWING. Proeve, over 7ezus g'efchiktheid als Leeraar, era zijne Leerwij ze , ten voorbeelde van Godsdienstleeraars. Uit het Hoogduitsch Van E R N S T G O T T L O B 'W I N R- L E a , Diaconus to Neuraheilingen bij LangenfaJz. Te Groningen, bij W. Wouters. In gr. Svo. XIi en g5z BI. f a- 8 -: 1n de voorrede van dit nuttige gefchrift ontv6ttwt de Duitfche Schrijver, met veel befcheidenheid, de dart= leiding tot hetzelve. Met regt achtte hij populariteit, vooral bij landgemeenten , voor bet eerfte , rnaar te- vens moeijelijkfte vereischte van den Godsclienstletr= aar, en bekent openhartig, dat gebrek daaraafi heni= zelven, in zijne amb.tsverrigtingen, flechts weinig nut deed ftichten. Vergeels waren alle zijne pogingeii eul bet lezen van nieuwere gefchriften over dit onderwerp, voordat hij bij j E z u s - zelf ter fchole ging, de Evaii- gelien uit dit bepaald oogpunt befchotiwde, en de Plot= fom zijner onderzoekingen op zijn onderwijs, niet zon- der vrucht , toepaste. De hoop op gelijken uitflag bi,J anderen deed hem dit boek ter perfe leggen. Wij verheii= gen ons -- niettegenftaande den overvloed van gefchriff ten, tot bet formele der leer van den besten Meestei< betrekkelijk, die in de laatfte jaren zijn uitgekomen, -- over deze niettwe bijdrage, die zich, en door haat doel, en door de wijze van behandeling, voordeelig dit de menigte onderfcheidt; gelijk zij ook door eenen geest van gematigdheid uitmunt, die thans in Duitschland fchaars genoeg is. flier, eehter, meenen w6 den tnid= delweg bewandeld to zien, die tusfc1 en hooge kritiek, dweepend en onverftaanbaar fchermen met gewijde tzit- drukkingen , en flaaffehe geheehtlieid aan bet oudd heenleidt. Eene korte opgave vail den itlhoud, met zouusGH. 18i6f NOD+ 7, T ent 178 1;. c. WINRLEn enkele tusfchengevoeg le aanmerkingen, zal, denken wij, best aan bet ddel beantwoorden, van dit boek aa.n on. ze Lezers bekend to maken. Vooraf gaat eene eerfle Afdeellng, die de Schrijver in de voorrede erkent, dat gelnist zou kunnen worden, over j E z u s gefchikthcid tot Leeraar. Het komt ons echter voor, dat dit iluk van bet Joel des Schrijvers onaffcheidelijk is; daar de Godsdienstleeraar, welke de opgegevene eigenfchappen, 6f geheel, 6f gedeeltelijk, mist, dezelve zoo veel mogelijk door oefening moet zoe- ken to verkriigen of to verflerken. Men oordeele uit den inhoud. 6 i. Inleiding. s. J E z u s fcherpzinnig- heid en vlughcid van geest. 3. Zijne tegenwoordigheid yen geest. (Er zijn hiervan genoeg bewijzen, en men behoeft dus zijne toevlugt niet tot Luc. VII.- 2o. to nemen, waar j e z u s aan de leerlingen van J o aN N E s op hunne vraag onmiddellijk antwoord zou gegeven hebben; bet is toch rog geenszins bewezen, dat de Zaligmaker de afgezondenen niet een' tijdlang naar ant- woord deed wachten, om hen van zijne wonderen to beter getuigen to maken. Daarenboven was bet bewijs , 't geen j E z u s bier van zijne waardigheid gaf, jets , waarvan Hij zich to meermalen, en bij voorkeur, be- diende; zoodat men bet gebruik daarvan niet zoo zeer tegenwoordigheid van geest kan noemen.) 4. Zijne flerk- te van geest. 5. Zijne bedaardheid van geest. (Uit- muntend menschkundig uitgevoerd.) 6. Zijne goed- hartigheid. (Met eene billijke gisping der beruchte Fragmenten, door L E s S I N G uitgegeven, zonder de- zelve echter to noemen.) 7. Opmerkzaamheid van geest en menfchenkennis. 8. I-Iij verkeert met het yolk, voor- al buiten ,?udea. (Het Yolk wordt bier voor de minde. re klasfe gebezigd.) 9. Zijne natuurkennis, en jets na- ders over zijne menfchenkennis. (Zeer opmerkens- en behartigenswaardige aanfporing aan hedendaagfche Leer. aars, om zich menfchenkennis to verwerven.)1o. Schrif- tuurkennis. (JE z us leide dezelve meestal bij Wet- geleerden, zelden voor bet yolk, bloot.) ii. Onver- mocid- JEZV5 EN ZtJNlt LEERWIJZtr. 279 moeidheid in bet waarnemen van zijnex post. 10. Be. *waamheid, om rich to fchikken naar bet temperament en de gemoedsgefleldheid za7ner leerlingen. 13. Zijne be- kwaamheid, on; zich to fchikken naar de oorzaken der zedeloosheid zijner toehoorderen. Hij fpreekt de Fari. zeen hard aan, enz. 14. Vervolg van bet voorgaande. 3 E z v s gaat zachtzinnig om met dezulken, die voor verbetering vatbaar zijn. 15. Bifzondere omflandighe- den, welke j E z u s gefchikt tot Volksleeraar mcaken. Hij behoorde tot de werkzame klasfe, gelijk de meesten zij- zier toehoorderen, en wist zich dus naar hunne behoef= ten, omftandigheden en-z. to fchikken. Behoedzaam= heid en voorzigtigheid waren daarbij zlne onderfchei- dende kenmerken. Hij vermijdde, eenige ergernis aan de yoden to geven. (Wij moeten bier eene uitdrukkinn des Schrijvers doen opmerken, die ons niet bevalt; cene uitdrukking, want zijne bedoeling is ongetwijfeld goed. Hij zegt, bl. 82. „ De nietdenkende, groote „ menigte neemt meer aan op gezag, dan op berede. „ nerend betoog; zij gehoorzaamt meer, omdat God „ het wil, dan omdat hun gezegd wordt : uw eigen wet- „ zijn vordert dit." Is dit, zoo als bet bier ftaat , geen eeht Christendom , geene wezenlijke deugd, en Mfg een hooge trap van dezelve , tegen Egoiismus en eigen.t baat overfteande? -- Doch de meening des Schrijvers is geheel anders. De wil van God words ftraks met helfche martelingen, en bet eigen welzijn met den aan- leg om redelijk en zedelijk goed to worden, verwisfeld. Nogtans vinden wij deze verwarring van denkbeelden zeer ongepast, en zekerlijk nog eene reminiscence uit den tijd, toen men voor elke Heteronomie fchrikte, al was bet die van God.) i6. Zijn ligchaamsge/lel. (Ge• zond en flerk ; zoo als blljkt uit zijne onverpoosde werkzaamheid, die Hem teti uiterfle zelden fchijnt ver. meeid to hebben.) 17. Zijne uiterlijke geflalte. (Wet.. nig, en flechts gisfingen.) De tweede Afdeeling , over de Leerwi/ze van J E Z v s , behelst nu bet gebruik, hetwelk de hoogfte L,eetaarvan T a de 28o E. G. WINILER de bier opgegevene eigenfchappen gemaakt heeft. Hier wordt dan. iets van de Socratifche leermetbode gezegd, en die van j E z u s , waarvan men minder gefproken heeft,, daarmede vergeleken. § 18 tot 33 ,loopt over de leerwijze in het algemeen. Hier wordt nu, bij het Plot der meeste paragrafen, een toepasfelijk gebruik van het voorgeftelde ten aanzien van Godsdienstleeraars gemaakt. Onder andere vonden wij cene zeer nieuwe en mensch- kundige opmerking op bl. 140, over het trapswijze or, derrigt van j E z u s , dat de nicuwe Leeraar zich naauw- keurig moet bekend maken met de hoogte, op welke zijn voorganger de gemeente gelaten heeft , en den draad weder opvatten, waar hij dies vindt. Of bet waar zij, dat het verhevene., zoogenaamde Hoogepriesterlijke ge- bed van j E z u s flechts onderwijs zij, in den vorm des gebeds ingekleed, komt ons zeer twijfelachtig voor. Dit geheele denkbeeld heeft iets, 't geen ons fluit, en den Verlosfer den fchijn van bidden doet aannemen, terwijl Hij intusfcben flechts leert. Ook zouden, in dat geval, gewis alle Evangelisten hetzelve geheel of gedeeltelijk hebben medegedeeld, althans niet alleen de teederlic- vende j o A N N E S, die den Mesfias in deze heilige oogen- blikken, toen Hij zijne Gemeente aan zijnen Vader op- droeg, fchijnt ter zijne geftaan to hebben. Men zie ook flechts de paraphrafe dezer aandoenlijke voorbede, door onzen Schrijver, volgens zijne gisfing, gemaakt; hoe flaauw ! hoe krachteloos ! Het voorbeeld van j E z u s bij bet katechetisch onderzvijs wordt tegen dat van s o- C R ATE S overgefteld , wiens Ironie, als niet moreel, of niet waarheidlievend genoeg, berispt wordt. Voor 't overige vindt men hier fchoone opmerkingen. § 34 tot 42. behandelt de Gelijkenisfen, met fterke aanprij- zing dier leerwijze, ook in onzen tijd; doch met onder- fcheid voor befchaafde toehoorders , aan welke men meer lhesterfche kon voordragen, en; voorr gemengde ftad- en landgemeenten, die men door kortere Oosterfche kon onderhouden, of liever, op bet voorbeeld des Heilands , door gelijkenisfen uit de hen omringende natuur. De go- JEZUS EN ZIJNE LEERWIJZE. 281 'gelijkenis van den Samaritaan wordt voor eene ware, bekende gefchiedenis gehouden; als blooteverdichting, zou dezelve den Yoden to ongerijmd en onwaarfchijnlijk voorgekomen zijn, en dus hare werking gemist hebben. 43 tot 47. Over de Voorbeelden, uit de Gefchiedenis, j E z u s eigen leven, en ook ziin ei;,en voorbceld. Groo- te nuttigheid, vooral van het laatite, en regelen, in hoeverre ons J E z u s als Leeraar tot voorbeeld kan ftrek- ken. § 43 tot 50. Over de Spreekwoorden. Een groot getal derzelven aan j E z u s toegefchreven, en bun ge- bruik den Volksleeraar fterk aangeraden. (Wij voor ons gelooven, dat deze manier van prediken de uiterite be- hoedzaamheid vereifchen zou, om niet tot platheid en gemeenheid te'vervallen, en ilechts in fommige boeren- gemeenten zou zijn aan to raden.) § 51 tot 54. Over de heilige Schrift. Wijze, hoe j E z u s zich daarvan tot zijn onderwijs bediende. (Men vertoeft wat sang bij lou- tere gisfingen over de ' rije behandeling der Schrift door den Zaligmaker, ten bewijze, dat dit den heden- daagfchcn Leeraar ook vrijita; hetwelk, behoorlijk be- paald en omfchreven zijnde, aan geene tegenfpraak on- derhevig, maar, tot een uiterile gedreven, blijkbaar verderfelijk is. Verf'andige Bijbelverdediging op den predikftoel keurt de Schrijver goed.) Het laatite gedeel- te loopt over de Taal, § 55 tot 53. De Heiland wordt tegen de verwijten van hardheid fommiger uitdrukkin- gen geregtvaardigd. (Onder de raadgevingen des Schrij- vers aan Godsdienstleeraars merkten wij die op , van zich meer to bedienen van werkwoorden, dan van zelf- flandige naarnwoorden. Het fchijnt ons toe, dat, wan- neer men, volgens zijnen raad, den Bijbel geheel van zijn Oostersch aanzien en krachtige beknoptheid ont- deed, z66 zelfs, dat men de woorden heiliginaking, boete, vlecsch, geest, waarheid, geloof, werken, enz. van den kanfel verbande, de landman althans de kerk weinig meer bezoeken zou, waar hem hedendaagfcbe wijsheid in plaats van zijnen Bijbel - zoti hij ten min- fte denken -- wierd voorgepredikt.) De laatfte § behelst T ; eezx 282 E. G. W I N K L E R, JESUS EN ZIJNZ LEERWIJZE. een antwoord op de vraag : Was nu j E z u s leerwijza zoo doelmatig , waarom werd dan derzelver doel zoo wei- nig b-,reikt ? Doar den korten tijd van zijn onderwijs , de onvatbaarheid van zijn yolk, en de hinderpalen, door de Wetgeleerden en Farizein hem in den weg gelegd. De taak des kerkelijken onderwijzers is in onze dagen veel gemakkelijkcr. De Lezer zict, dat dit werk, to midden eener reeds dikwerf behandelde ftof, nogtans bier en daar nog al nieuwe oogpunten ter befchouwing aanbiedt. Onder de weinige misflagen, die den Schrijver ontfnapt zijn, vin,it men op b1. 139, J A c o s u s , den vertrouweiin,g van JEzus Met PETRUS en JOANNES, verward met den jorgeren j A c o n u s , Schrijver des Briefs ; en waarop de Itelling gegrond zij, dat de oorfpronkelijke Yoodfche ftaatsinrigting bet zedelijk goede der Profeten verijdelde, is ons onbekend. De Vertaling is zeer goed. Slechts ddn Germanis- mus is ons voorgekomen, op bl. 344. reg. 25. noodi- gen voor noodzaken. Catechismus der Liefde; of opleidende Proeve tot het we- zenlijke doel des Christendoms, beflemd ter daarflel- ling van cen tweede ondeiwijs voor jonge Catholijken, na de voltrokkene aanneming, en tevens ter opwek- king van elk, wien het ernst is Christen to zijn. To limflerdam, bij C. L. Schleier. In kl. 8vo. XXII. 307 Bl. f I-z6-: Y 1' ij wenfchen dit boek, in deszelfs hoedanigheid en waarde, to doen kennen. Dit, echter, moet bier minder afhangen van ons oordeel, dan van, zoo veel mogelijk, eigen vrij inzigt der take. De Catholiek en Protestant, toch, redeneren nog dikwijls to verfchil- lend, en mistrouwen elkanders oordeel in godsdien- Iige taken ce 2cci, dAn dot wlj verzekerd zijn, of on- CATECHISMU$ DE t LIEFlE, t83 ze lof, op zichzelven befchouwd, meer voor- dan na- deel aan het gebruik van dezen Catechismus zal toe- brengen. Om deze reden verfchoone men bet, dat wij beginnen met eene letterlijke aangifte der opfchriften van XXXIV hoofdftukken of lessen, in dezen Cate- chisnus bevat. Zij ziin: i. Iniei.ling tot bet gebruik van dezen Catechismus. 2. Liefie is de grond en de ,hoofdeigenfchap des Christelijken Goals iensts. 3. Af- fchuwelijkheid der eigenliefde, en voortreffeliikheid des Godsdiensts, die ze befrijdt. 4. Scliadelijkheid der- onkuade in den Godsdienst. 5. Befchrijving des bij- geloofs, en behoedmiddelen tegen hetzelve. 6. RLhoed• zaam eid tegen den indruk dergcnen, die one omrin. gen. 7. Waarfchuwingen tegen bet febadelijke lezen, 8. Over het lezen van de IL Schrift. 9. In de twee- ledige liefde beilaat de hoofdinhoud des Ouden Testa- ments. io. Over bet Evangelic van Matrheus , Mar- cus en Lucas. ii. Ilet Evangelie van Joannes. 12. De Handelingen der Apostelcn. i.-,, De Brieven van Paulus, en vooreerst die aan de Romeinen, 14-22, De overige Zendbrieven. 23. De twee kleine Brieven van Joannes , die van Judas , en de Openbaring. 24, Onveranderlijkheid van den waren geest des Gods. diensts. 25. Van de voortreffelijke eigenfchappen der liefde. 26. Van de liefde tot God. 27. De Christe- lijke liefde is bet eenigst zeker behoediniddel tegen alle foorten van zonden. 28. Vermogen der liefde teen de hoofdzonden. 29. Strijdigheid van den onreinen web. lust tegen de Christelijke Iiefde. 30. Befchrijving van den haat, die bij de Christelijke liefde vereischt wordt. 3i. Verachting der tijdelijke bezittingen. 32. Over de boeveelheid en aanwending der aalmoezen. 33. Over de liefde tot onze vlianden en de Christelijke lijdzaam- heid. 34, Slot van dezen Catechismus. Alvorens wij, nu, van dezen afloop des werks, en de behandeling, der opgegevene zaken , iets zeggen , let- te men op den titel, en een voorberigt , waarin deze nadex words opgehelderd. Het is geen volledig en be- T 4 knopt 0$4 CATECHISMUS DER LIEFDE. knopt leerftelfel der kerk, maar een tweede onderwiji, waarbij de kennis der eerfte beginfelen, der veelvuldige geloofsartikelen , vooronderfteld , maar alles , verftan- delijk en bijbelsch, nader geflaald, opgehelderd, en in- zonderheid tot aanwending op de praktijk des levens ge- liragt, alzoo meer zedekundig behandeld wordt. Geen verftandigte Roomschgezinde zal zulk eene nalezing, bij de vroege inleiding ter kerke, aldaar gebruikelijlt, an- ders dan hoogst nuttig kunnen rekenen. Zulk eene, zeggen wij, en waken dit toepasfelijk, piet flechts op bet ves flandige en bijbelfche , dat ; deels Am de jeugd der kweekelingen, deels om andere rede- nell , in een vroeger onderwijs gewisfelijk veel gemist -sporct, maar verwijzen hiermede tevens gerustelijk op de lciding, in dit werl je gevolgd. Men neemt er een beginfel in aan, woordelijk door de H. Schrijvers,als den grondflag van alien Christendom, aangegeven; de liefde. Men loopt den geheelen Bijbel door, om to doen zien , dat dit bet eenige ware beginfel van eene regt Christelijke denk- en handelwijze is. Men vindt daarbij tevens vele ftof, om de kracht en eigenfchap- pen der Christelijke liefde to doen kennen. Men vult bet avenge aan door eenvoudige redenering, en wijst voorts aan, wat de gelegenheid vordert, bet zij om l1et belang to toonen van Godsdienst en bijbelkennis, bet zij om hot medegedeelde nader toe to pasfen op bet ]even, bet zij ter opheldering van duisterheden in den Dijbel en de geloofsleer. Immers, dit is, in vele opzig- ten , de ware weg tot bet vormen van een Christelijk lcerftelfel, de ware weg oin de jeugd den Bijbel to doen hefchouwen als een book, geheel vol van wijsheid des tevens, om zich met hetzelve bekend, en aan deszelfs goed en vruchtbaar gebruik gewoon to maken. Hot bockje heeft, in dit opzigt, eenige overeenkomst met ! It U M M .A C H E R 'S Catechismus des Bijbels; doch die voor eerstbeginnenden, doze voor reeds onderwezenen gefchreyen zijnde, yloeit daaruit een eigenaardig ver- f& lal voort t.-- b, V. die beftaat uit vragen en ant- CATECHISMUS DER LIEFDE. 2SS woorden, om van buiten geleerd to worden, deze uit -eene doorgaande, dikwijls zeer warme, voordragt, om bet hart met den geest des Bijbels to doortrekken; Wij vreezen, dat het gebruik van dit werkje zal te- gengehouden worden door bet gemis van den naam des Schrijvers en de kerkelijke approbatie. Wij weten niet, waarom de man deze belangrijke vereischten heeft ach- terwege gelaten. Immers, hij fchijnt ons too, de leer van zijne kerk uit overtuiging aan to hangen ; wij kun. nen niet gelooven, dat iets, bier geleerd, als flrijdig met hare uitfpraken to befchouwen is, veel rnin, dat de hoogere geestelijkheid velerlei misbruik tegen dit boekje zou willen in befcherming nemen. Inderdaad, als Catechismus der Liefde, als Christelijke zedekun- de, als toepasfing, uitbreiding en opheldering van het vroeger geleerde, tot bet befl:uur des levens, heeft het met vele fijne onderfcheidingen des kerkelijken geloofs minder to doen. Doch, waar dit pas geeft, verdedigt bet de Roomfche gebruiken, voor zoo verre zij niet in misbruik ontaarden', en toont zich in alien deele een', fchoon gematigd, Catholiek. Wij, voor ons, hebben bet werkje, niet flechts, om bet aangevoerde, met goedkeuring - wij hebben bet met genoegen gelezen. En ter aanprijzing van godsdienflige kennis, en ter opheldering van den Bij bel, en ter aanbeveling der deugd, words bier veel f'choons en voortreffelijks gevonden. Menschkundig,- hartelijk, ja regt welfprekend, is op onderfcheidene plaatfen - b. v. over de kuischheid - des Schrijvers zedekundige voordragt. Wij wenfchen het boekje daar- om in veie, en al waren bet ook Protes :antfche , handen. Do h, dit alles neemt niet weg, (tat wij op bet een en ander onze aanmerkingen hebben. Zoo fchoon b. v. bet plan in ons oog is , er ontbreeki: no- wel iets aan de uitvoering. Zoo zeer wij de uitle;kunde bier en el ders kunnen prijzen, zoo zeer fchijnt zij ons dikwijls g.elieel to ontbreken. Zoo zeer de zedelesfen doorgaans verflandig en juist zijn, zoo zeer rieken ze ons op en- T 5 ke- 2$6 CATECHISMUS DER LIEFDE. kele plaatfen naar eene kloosterlijke geitrengheid. Zoo seer bet ons vermaak doet, dat bet inderdaad een Roomsch,, gezinde is, die zoo waarlijk verlicht-Christelijk denkr, zoo zeer hindert ons toch de titel van dwaalgeesten, ons gunftig toegevoegd; zoo zeer fchijnen ons toch de bewijzen to kort to fchieten, dat wij in een en ander opzigt waarlijk dwalen. Zoo zeer wij de taal en den ftijl des mans doorgaans moeten verheffen, zoo zeer blijft bet toch waar, dat hier en daar verfcheidene on- gebruikelijke woorden voorkomen (b. v. verdienflig voor verdienflelijk) en de verbuiging dikwijls zeer hard is, (als telkens des Godsdic;ists.) 0 rider andere fchijnen ons Matth. XVIII: 19 , 2o , eene dood - eenvoudige plaats, en Lucas XII: 49, eene zeer moeijelijke,verkeerd opge- vat. Wij ontkennen, dat mI o z E s verbod van den heel. dendienst enkel op Afgoden zou gezien hebben. En, zoo wij aan des Schrijvers geftrengheid al de Romans ten beste geven, de Reisbefchrijvingeu kunnen wij niet nalaten in befcherming to nemen. Niet uitvoeriger mogende worden, fluiten wij met een klein ftaaltje van den fchoonen itijl: -- ,, Zij (de wellust) is een monster, dat zich onder do koorlijkfte grijns verborgen houdt, doch welks flagtof fers de geheele uitgeftrektheid der aarde bedekken. Haar doodelijk aas is overal verfpreid ; geen stand , geen middel , buiten den godsdienst, beveiligt den mensch tegen ba- re verleiding. Onder hare flaven telt zij zoo wel ko- ningen als bedelaars, zoo wel de befchaafdfte als de ze. deloosfte volkeren; vervolging en doodflag, ondergang van familien, uitroeijing van iteden en landen zijn, vol., gens gefchiedkundige getuigenisfen, de verfchijnfels, die hare zacht fchijnende hand niet zelden heeft daarge- feld. Haar beker is een uitterend vergift, hare.gunst vernieling, haar grimlach dood. Duizenden bewijzetl overtuigen den dwazen iterveling van de valschheid ba- rer bekoorlijkheden, en echter houdt hij niet op den wierook zijner edelfte begaafdheden op hare altaren op to dragen, echter geeft hij zich blijmoedig aan hare be- heer- CATECYISMUS DELL LIErDE. 387 beerfching over , en fnelt lagchend en huppelend nader tot bet bederf, dat zij voor hem bereid houdt. Dit is bet vernielend monster, waaraan men to onregt den naam van liefde heeft toegevoegd." Xorte Natuurpreken, door J. L. E W A L D. (lit het Hoogduitsch. II Stukjes. Tweede Uitgave. Te Am- flerdam , bij J. van der Hey. In gr. 8vo. Te zamesa 17o Bl. f I - Io „ leder verftandig mensch kleedt zich en fpreekt, „ zoo als het gezelfchap vordert, in hetwelk hij ver- „ fchijnt ; " even daarom ware het misfchien meer doelmatig geweest , dat deze opftellen geene preken genoemd waren. Dan, welligt is men in Duitschland, onder dat publiek , waarvoor nu E W A L n fchreef, minder door dezen titel afgefchrikt , daar preek ook wel eens een of ander ding beteekenen mag, hetwelk niets meldt van Bijbel en Christendom. Het publiek, dat zich de Redenaar bier kiest, beftaat alleen nit zulke perfonen, nit den befchaafden stand, die met bet dadelijk Christendom weinig ophebben, maar die een fijn gevoel voor de fchoonheden der Natuur bezitten, en door dezelve ligt geroerd, verwarmd, en tot ern- ftige overdenkingen worden opgeleid. Ziet bier de tekften. Eene zware, en fpoedig zozader fchade verdwe- nen, fneeuw. Eene late, Lang verbeide, en telkens nog achterblijvende, lente. De eerfle fchoone lensedag. Ben groot kinderfeest op eene opene plaats. Het gezigt van een vruchtbaar, , gezegend veld, midden in den oogst. Ben late herfstdlag. Een flille morgen, met een' onbe- paald uitzigt naar bet Oosten. Hat gezigt van een groot , liefderij k mensch. De lentezon. Ben heftige brand. Een groot veld vol rijp koorn, Alzoo geen enkele Bijbeltekst. -- Dan, wij vergaten bijna, dat wij bier een ook reeds kij Uus genoegzaam bekend gefchrift voor 2$8 J. L. E WAL D, NATUURPREKEN. voor ons he)ben, en flechts eene tweede uitgave (aan de eerfte, zoo wij meenen, volkomen gelijk,) aanmel- den. Geve God, intusfchen, dat een aantal lezers, zoo als de waardige E w A t. D zich dezelve voorftelt, in deze opftellen fmaak vinde ! en dat de echte Chris- ten zich niet late affchrikken, omdat hij zich niet kan rangfchikken onder gezegd publiek ! Oils gaf de lezing op nieuw zoodanig eene voldoening, dat wij hartelijk wenfchen, dat de Uitgever zijn oogmerk bereiken, en nog een bundeltje Natuurpreken uit den nog onver- taalden voorraad alzoo door den tijd volgen zal. Wij herinneren ons niet, dat 1\Tejufvrouw A. M. M OE N $ rich bij de eerfte uitgave als Vertaalfter reeds ge. noemd had. De volmaaktheden van den Schepper in zijne Schepfelen befchouwd, tot verheerlijking van God en tot bevorde- ring van nuttige Nattiurkennis , in Redevoeringen, door J. A. U I L K E N S , dirt. Lib. Mag. &c. &c. Ifle Deel. Tweede Druk. Te Groningen, bij J. Oom- kens. In gr. 8vo. Behalve hoorrede en Inhoud, 355 Ll- f 3-:-: 1ty ij hebben (*), toen dit werk in bet licbt ver- fcheen, van hetzelve eene aanprijzende beoordeeling gegeven. Wij gevoelden ons daartoe gedrongen, zoo wel door bet duel dezer Redevoeringen, als door de gelukkige bereiking van hetzelve. Het kon ons, der- halve, niet dan aangenaam zijn to vernemen, dat de belangaelling in dezelve eene tweede uitgave van hec Eerf'e Deel had gevorderd. Dit verpligtte den Eerw. v ILK E N S , thans Hoogleeraar to Groningen, bet ze- vental Redevoeringen, in dit Deel vervat, op nieuw over to zien, hier en daar in uitdrukkingen iets to ver- b e- *) Zie Letteroef voor i8oi. W. Sa6 env, I. A. u I L K E N S, REDEVOERINGEN. 289 beteren , en vooral de nieuwere ontdekkingen in de Sterrekunde en de naauwkeuriger befchrijvingen in de Aardrijkskunde niet ongebruikt to laten, opdat de te- genwoordige druk weder met de gemaakte vorderingen in deze wetenfchappen zamenftemde. Ingevolge hiervan vinden wij , gelijk ons bij eene naauwkeurige vergelijking is gebleken, bl. 34, een kort, rnaar belangrijk bijvoeglel over de vier Planeten, van wier Wtaan men v66r eenige jaren nog niets wist, en die de namen van VESTA, JuNO, PALLAS en cE- R E s ontvangen hebben. „ Het zou mij - dus lezen wij aldaar bovendien in eene aanteekening - to vcr doen uitweiden, zoo ik ondernam, uitvoerig van de harmonifche betrekking der afftanden to fpreken . in welke de Planeten onderling van de Zon ftaan, en zoo wel de bedenkingen to overwegen, welke men tegen deze betrekking opgeworpen heeft , als hoe de wier ont- dekte Planeten met deze betrekking kunnen zamenitem- men, daar men maar ddne moest hebben. Alleen merk ik daarom aan, dat de gedachte des Heeren o L B E R s , die deze vier Planeten, als brokken van tEne groote, welke zou gefprongen zijn , wil befchouwd hebben, mij veel to herfenfchimmig, onwijsgeerig, volksvoor- oordeelen voedend, en zelfs oniterrekundig voorkomt, dan dat ik aan dezelve eenig gezag zou toekennen; en verwijze den Lezer, die van deze betrekkelijke afftan- den der Planeten van de Zon iets fchoons en volledigs wil lezen, naar het volgende kleine ftukje : herfuch ei- ner genauen Dar flellung des Progres fionsverhciltnisfes der Planeten and Trabanten 4bfllinde von ihren Centralkor- pern, von FERDINAND KNITLMAYER." Bi. 57. vinden wij eenige bijvoegfels wegens de, ver- fchillende gevoelens der Ouden over de gedaante dcr dlarde, -- bl. 66. eene nieuwe aanteekening over de diepte der Zee , vermeldende tevens , dat onze Landge- nOOt S T I P R I A A N L u I s e I u s zich beroemd heeft gemaakt door het uitvinden van eenen Zeepeiler of Ba- ;bpmctcr, die alles overtreft,wat daarvogr tot nog toe voor- 190 J. A. UILIENS voorgefleld is , -- b1. cene gedachte geopperd, waarop men eerst v66r weinige jaren gevallen is, be. trekkelijk den invloed, welken de verfchillende druk- king van den dampkring, kenbaar aan de onderfchei- dene hoogte des Barometers, heeft op de beweging der Zeeir, -- bl. 83. eene aanteekening rakende de vraag, of men, bij de eerfte fchepping van bet water, een oorfpronkelijk zoet of zout water aan to nemen hebbe. Soortgelijke, min of meer uitvoerige, min of meer be- langrijke vermeerderingen, ingelaschte zinfineden, nieu- we aanhalingen van Schrijvers, komen vervolgens op meer dan dertig plaatfen voor, welke wij niet noodig achten met aanwijzing der bladzijden to vermelden. Bij- zonder heeft deze tweede uitgavey naar onze gedach- ten , in belangrijkheid gewonnen door de gekleurde plaat van de hoogte der Bergen, welke de plaats ver. vangen heeft van de vooritelling der drijvendeljsvelden bij de Zuidpool, waarmede dit Deel bij de eerfte uitga- ve verfierd werd. Schoon en treffend, inderdaad, is deze voorftelling van de hoogte der bergen boven bet waterpas der zee, e,n in betrekking tot elkander. De- zelve is gegrond op de naauwkeurigite metingen, en uitgegeven to Berl jn door C H R. D E M E C H E L, in z8c6, en aldaar opgedragen aan de Kontnklijke Akade. mie der Wetenfchappen en fraaije Letteren. Het twee- de Deel van S C H R o E T E R'S Selenotopographijche Fragmente zur genauern Kenntnifs der Mondfldche, ihrer erlittenen Feranderungen and Atmosphdre, in z8oa uitgegeven, met platen, in gr. 4°., had den Schrij. ver overvloedige ftof verfchaft , om over de Maan breed- voeriger to zijn, de vorderingen in de kennis van der- aelverr oppervlakte, met de veranderingen daarop voor- gevallen, bij to brengen, en hieruit gewigtige gevol- gen of to leiden. „ Ook was bet -zoo lezen wij in bet voorberigt van den Heer U I L K E N s -- voorheen wer• kelijk mijn voornemen, om de zevende Redevoeringhier- mede to verrijken'; doch bet bekende toevoorzigt op de 1tEbEVOERINC N. 292 de drukkerijen gaf mij geene vrijheid, in de nageziene en geteekende bladen iets to veranderen." Gelijk dit Deel bij de tweede uitgave in fraaiheid van druk en eenparigheid van fpelling, under bet volgen der 'iegenbeekiaanfche, gewonnen heeft, zoo is bet sevens verfierd met bet afbeeldfel van den Autheur , het- welk de Dichter S PAN D A w met deze rebels vereerd heeft: Trettrt nog om M A R T I N ET bet Nederlandcche Volk , De geest diens Ed'len mogt op u I L K E N s nederdalen; De Godsdienst en de Deugd verkozen hem tot tolls,.; Natuur vertrouwde tan hem den fleutel van heur zalen; Haar fchitt'rend rijk trezoor onttluit hij voor onze oogen..., Wij zien u'oNZIENLIJKEN .... van eerbied opgetogen. Openbaar en huisfeiijk Leven van L o D E W IJ K XVI: met eene gefchiedkundige Schets betrefende MARIA ANTOINETTA, Madame ELISABETH, MARIA THERESIA CHARLOTTA en KAREL LoDEi- w IJ K, door den Heer A***. Met eene Irdeiding van den Heer D E SALES. Te Dordrecht, 'bij A. Blusff en Zoon. 1815. In gr. 8vo. 4^•8 Bl. f 2 - 18 -: Onder de duistere wegen der aanbiddelijke Voorzie- nigheid behooren zekerlijk ook de lotgevalles der Vor- Iten nit den Huize B o u R s o rt. Een ~ trage, niets- doende L 0 D E W IJ K XIII fterft met den naam des Regt- vaardigen, en als beflisfer van bet lot van Europa; een dwingeland, L 0 D F W IJ K XIV, verwerft, door vijf-en-vijftig jaren tang de geefel van Europa. en op het laatst ook van Frankrijk to zijn, den bijnaam van den Grooten, en fterft gerust op zijn bedde, even Os zijn Achterkleinzoon, de rampzali ge wellusteling. L o- D E W ij K XV, aan wien men den bijnaam van Welbemin. den gntheiligt. En voor en na deze reeks van onwaar- dige Vorften wordea twee Koningen, die beiden de. lief de 292 OPENfAAR EN HUISSELIJK LEVEN de en wellrist des menfchelijken geflachts waren, H E x- D R I K IV en L o D E W IJ K XVI, to midden hunner Hoofdftad vermoord; maar de eerfte door een'-zinne- loozen dweeper of gehuurden fielt, de tweede door een geheel Volk, 't welk zijnc weldaden vergeet of belastert ! Het moge, voor bet thans no- levende geflacht; moeiielijk, zoo niet onmogelijk zijn, tot eene volkomeri juiste en volmaakt onzijdige waardering der verdienilen en misflagen van L 0 D E W IJ K XVI, als Regent , to ge- raken; de woede der partijen, de blinde verkleefdheid van eenigen zijner aanhangeren, gelijk de dolle haat zij- ner vijanden, maken dit even be-zwaarlijk; maar als mensch zal wel niemand sneer aan L o D E W IJ ii , aan dat ongelukkige fagtoffer van ftaatkundige dweeperij, zijnd achting en liefde ontzeggen. -Het is dan voornamelijk ook als mensch, en niet als Regeerder, dat de Schrij- ver der aangekondigde Levensbe1chrijving den Koning befchouwt; hoewel hij geene-gelegenheid verzuimt,oni hem, benevens zijne Echtgenoote, wegens de tegen hen ingebragte befchuldigingen to verdedigen. Natuur- lijk is bet laatfte gedeelte van 's mans leven, na bet be- gin der Omwenteling, bet omitandigst gefchilderd, en de Heer A * * * toont zich daarin als een' vurigen ver- eerder en voorfpraak van bet Koninklijk beftuur. Uit eene plaats in bet verhaal van bet gebeurde op io Augustus (bl.i83) blijkt , dat b13"j , even v66r lien bloc digen dag, als lid der Nationale Garde, de wacht op bet kasteel der Tuilerien, ter befcherming des Ko. pings, betrokken heeft. Of hij, gedurende de verdere ijsfelijke tooneelen, in Parijs gebleven, darn Iritgewe- ken zij, wordt ores niet gemeld; hoewe} zulks, tot zij- ne kenfchetfng als Schrijver, misfchien nict onver- fchillig ware. Hoe bet zij, eene menigte onbetwistbare, echte ftuk- ken, bier in vblie uitgebreidheid-medegedeeld, zetteri aan de biigebragte daadzaken geloofwaardigheid bij; dock aan bet verhaal ook wel eens al to groote Iangwijlig- heid. Wij ontmoeten bier dus, b. v. 's Kenings geheele VAN LODEWIJK XVI. 293 aanfpraak, op den 4 Februarij 1790, in de Natianale Vergadering; de verklaring, door hem bij zijn vertrek op 2o Junij 1791 achtergelaten, en de herhaalde inbreu- ken op bet Koninklijk gezag affchilderende ; brieven, afkondigingen des Konings aan zijne Broeders, zijn ge. heele verhoor , en zijne verdediging door den Heer D E- s k zE. Doch deze ftukken ontnemen, door hunne on- betwistbare echtheid, aan dit boek bet voorkomen eener lo, frede , waarvan bet zekerlijk hier en daar de clouding heeft. Op bet leven des Konings volgt eene gefchiedkundi- ge ichets over MARIA A N T O I N'E T T A; dezelve is zeer kort, en niet omftandig genoeg, om haar volledig to zlriveren van de fmetten van zedeloosheid en wreed- heid, die haar zijn aangewreven. Wij houden ons ech- ter, uit bet vergelijken van alle omftandigheden, hoe langa zoo meer overtuigd, dat de Koningin, los, on- gedwongen en vrolijk van aard, zich niet aan ongebon- denlzid, maar wel aan onvoorzigtigheid fchuldig maak- te, en dus aan hare vijanden de wapenen in handen gaf, om haar van misdaden to befchuldigen, van welke zij zich, wat hunzelveiz aanging, een fpel maakten. Van haar verhoor voor de Revolutionnaire Regtbank op 14 October 1793 words een uittrekfel gegeven. Een aan- tal Anekdoten bewijst hare goedhartigheid en welda- digiieid. Hare grootheid van ziel, in de ijsfelijke da- gen van 2o Junij en io Augustus, is genoeg bekend. Geheel zuiver, en door niemand, dan door bet moord- rot van R 0 B E S P I E R R E, immer aangetast, is de naam Van Madame E L I Z A B E T H, L ODE w I J K's waar- dige Zuster, een engel van godsvrucht en weldadigheid, aan welke Frankrijks beulen bet, als eene misdaad toe- fekenden, dat zij ongelukkige gekwetffien op zo Au- gustus verbonden had. (Zie haar verhoor, alhier mede- gedeeld, bl.. 379-386)., Hartelijk ftemmen wij in met bet' gezegde' van den edelen D E L I L L n , die bet waag- de; onder B U o N A P A R T E, die doorluchtige ilagtoffers van volkstirannij to beklagen AOEKBESCH. 1816- NO. 7- V Des 294 OPENBAAR EN HUISSELIJIC LEVEN -- Des attentats de ce fiecle cfren6, Ton trc'pas, ombre illnstre! est le moinr par(lonn_ Op Madame ELIZABETH, 'S Konings Zuster, volgt eene korte levensfchets van zijne Dochter, MA- RIA T II E R E S I A, de tdnige v'an dit ongelukkig huis- gezin, die aan de bijl of de mishandelingen der moor- ders ontfnapt is. Hoe belangrijk verfchijnt niet deze verlatene tempelwees, afgefcheurd van alle hare bloed- verwanten, Valer, Moeder, Tante, Broeder, alleen onder tijgers ! Hoe bceft men voor hair behoud, tot op den dag van 19 December 1795, wanneer zij dit m)ord- hol ontkwam, om zich tot hare bloedverwanten to be- geven! Als zGchte lijderes heeft deze Prinfes ieders tra- nen gewekt; het zal to bezien ftaan, of de eigenffllap- pen, wier tentoonf'preiding aan de Hertogin V A N AN- G o U L d m E den titel van Heldin van Bordeaux ver- worven hebben, deze belangftelling op den dour zul- len levendig houden. 's Konings in den kerkergeftorveneZoon, LODE- w IJ K K A R E L, onderging nog verfchrikkelijker lot, dan iemand der zijnen. Hij mogt den fnellen dood un- der de guillotine niet eens fmaken , maar werd ge- doemd, om langzaam, hetzij door vergif, hetzi van ongedierte, to vergaan; terwijl men zijne zedelijkheid in die mate trachtte to verpesten, dat hij, door het op- zingen van den befaamden deun der Carmagnole, zijne ejgene Moeder moest belasteren ! (bl. ;98-400.) Kan de menfchelijke boosheid bij mogelijkheid verder gaan ? En wat had deze kleine ongelukkige zijnen moordena- ren gedaan? Niets! Hij was toen tien, en bij het on• geluk zijns Vaders zeven jaren oud. Het werk wordt met eene lijst der Afgevaardigden, die voor den dood van L o n E W IJ K XVI geftemd heb- ben, befloten; eene op gave, die bij de tegenwoordige verbanning dier lieden, wier namen thans op den duur in de nieuwspapieren prijken, eenigzins de nieuwsgie- righeid kan bevredigen. De volgende k1ezlie trekken der Kilderen van LO- 1) E' VAN LODEWIJ& XVL 295 a r cur IJ Y. XVI mogen bier nog ftaan, daar zij tevens een denkbeeld van den aard hunner Ouderen en van hunne opvoeding geven. „ EenS liet DI A R IA T H E R E S I A (de j onge Prinfes) Karen waaijer vallen, en gaf aan hare Min een teeken om denzelven op to rapen; de Min gehoorzaamde; dan, de Koningin fmeet den waaijer tegen den grond, en beval aan hare Dochter, lien zelve op to rapen. De Prinfes verloor de eerfte indrukken van deze lesfen niet; ook konden alle de genen, die met de zorgen van hare jeugd belast waren, niet genoeg de zachtheid van Karen aard en de goedheld van haar karakter priiz.en." L 0 D E W IJ R XVI gaf aan zijnen Zoon zelf lesf'en in de Aardrijkskunde, waarin hij bij uitftek bedreven was. Bens gaf hij hem zijn kompas in de hand, (hij kan. toen niet wel ouder dan 6 of 7 jaren geweest zijn) en liet hem, een goed eind wegs van bet kasteel Rambouillet,. alleen zijnen weg naar huis zoeken, omdat bet, zeide de Vader, fchande voor cenen landcigenaar was, to mid= den zijner bezittingen to verdwalen. Hij deed hem ech- ter op een' aftand door verkleede 1ijfknechts volgen. De jonge Reiziger geraakte verdwaald;. doch na vier of vhf uren zwervens kwam hij weder to regt, zonder aan iemand den weg gevraagd to hebben. „ Het etensuur• was reeds lang vQ ril:reken , en de Koning begon zees ongerust to worden. Zoodra hij hem door een' verre- kijker zag aankomen, ging hij hem to gemQet, en zei- de, al lagchende: „ Ik dacha voorwaar, mijn vriend! „ dat gij verloren waart." - Papa, antwoordde bet kind, trekt mijn hart niet met nog meer zekerheid naar' u toe, dan mijn kompas. naar het Noorden trekt?" ,Ten einde hem nog meer tot bet leeren aan to moe digen,. had men hem, eene fraaije fpade, eene hark, gie- ters, en al de werktuigen, tot het bearbeiden van een"' tuin benoodigd, gegeven. Een Heer van bet Hof hem tens bezig ziende,. en met zoo-veel vlijt zijn' twin om- fpittende, dat hem, de zweetdroppels- fangs, het hoofct afiepen, zeide hei : n MonJeigneur! gij zijt voorwaar: F % n wei 296 LEVEN VAN LObEWIJK XVI. „ wel goed, om a zoo to vermoeijen; waarom fpreekt „ gij niet ? een tuinman zou dat werk met een handge- „ draai voor u doen." -- Dat kan -wel waar zijn," antwoordde bet kind, „ maar ik wil die bloemen zelf „ doen groeijen; zij zouden Mama zoo aangenaam niet „ zijn, wanneer zij door een' ander' gekweekt wierden." De voorafgaande, Inleiding. door den Heer D E s A L E s getuigt van een bondig oordeel. Men zoekt daarin to betoogen , dat ook een ander Vorst , in bet geval van L ODE W IJ K, den Omwentelingsgecst niet zou hebben kunnen beteugelen. De fijl der Vertaling is ilechts matig. Finland en de Finnen. Naar het IJoogduitsch van P. R U H S , Bibliothecarius der Univerfiteit van Greifs- wald. _In II Deelen. Te Leetiwarden, bij Steenber- gen van Guor. 1815. In gr. 8vo. Te zamen 569 BI. f _5 -: : Aan velen onzer Landgenooten, begeerig zich teoe- fenen in uitgebreider menfchenkennis, en verzadiging voor hunnen weetlust zoekende in bet lezen der lotge- vallen, leefwijze en zeden van uitheemfche, en ook door ongunst van Juchtftreek, Jigging, en hoedanig- heid des gronds, then zij bewonen, minder befchaafde Nation, belooft gewis bet door ons aangekondigde werk een nuttig en leerzaam onderhoud. Door de kun- dige hand van den Pommerfchen Bibliothecarius, erva- ren in de landtale van bet Noordfche Volk, waarover hij fchrijft, en toegang hebbende tot eenen fchat hem voorlichtende ftukken, zoo te llbo als in Zweden uit- gegeven, ontvangen wij bier, in IX tijdvakken, de Gefchiedenis van bet Grootvorftendom Finland tot bet jaar 1807; en beflaat dezelve geheel bet life Deel van zijn werk, behalve nog 32 bladzijden van bet Ilde. Daarna levert hij, in de tweeds of volgende ^ deeling, en F. R U H S , FINLAND EN DE FINNEN. 297 en wet in VI Hoofdftukken, een fllgemeen Tafereel van Finland, deszelfs voortbrengfelen en bewoners. Eene derde, wederom gefplitst in VII verfchiliende titels, bevat een Topographisch Overzigt van dit uitgebreid ge. west, van zijne fteden , gehuchten, ook der bijgelegen 4landfche Eilanden. En, onder III rubrieken, heeft de Schrijver aan bet clot van gedachte Ilde Deel een 4anhangfel geplaatst, wegens de Finlandfche Kolonis- sen in Zweden en Noorwegen; met bijvoeging eener lijst van Finlandfche woorden, bijzonder die in eigenna. men van plaatfen voorkomen. Wij hebben dus in waar- heid een voldoend geheet voor ons liggen van hetgene de titel belooft ; en , dat meer is , een opftel , dat , uit de regte bronnen geput, en door eene onzijdige hand, met een fchiftend oordeel, veel moeite en gezonden fmaak vervaardigd, ons toefchijnt volkomen geloof to verdienen, en weinig meer to dezen ons overlaat to verlangen. Dank zii derhalve den Man, die zich daar- toe leende; dank insgeliiks den bekwamen Vertaler, S. v. G. , (dezelfde , vertrouwen wij , met den Druk- ker) die daarmede onze Nederlandfche boekverzameling verrijkt heeft! Immers, gelijk deze to regt aanmerkt, niet alleen was de Gefchiedenis en lotgevallen der Fin- Pen (zeer merkwaardig evenwel, zeggen wij na bet le- zen van bet bier verhaalde, voor ons, door hunne voorwaar rampzalige ligging tusfchen twee magtigeNa- buren, de Zweden en Rusfen) bier to lande zoo goed als onbekend; maar ook omtrent de Aardrijkskundige befchrijving van Finland, en nog meer wegens den toe- ftand , werkzaamheden , gewoonten, huishouding en zeden der Finnen, benevens ons tot een en hetzelfde werelddeel behoorende, hadden wii in onze moedertaal naauwelijks eenig toereikend en geloofwaardig narigt. Zeldzaam, namelijk, bezoclit onze fcheepvaart, of die der Engelfchen, de havens der Bothnifche en Finlandfchs golven, wegens.hare ligging achter klippen, eilanden, of fcheren, gevaarliik om aan to doen voor den vreem- den zeebouwer. Bij een yolk, daarenboven, van bet V 3 hoo- 198 P- R U*' H S boogere Noorden, \veinig befchaafd, meermalen door oorlogsramp geteisterd, en armoedig levende to midden van bosfchen, bergen, moeraslen en rivieren, vond ook' de handel kleene aanmoediging, om voortbrengfe- len van eencn lang bevrozen grond, en der nijverheid zijner bewoneren, to kowen zoeken. Reizigers ten laatfte , die , gelijk c o x R , derwaarts overfiaken , vergenoegden zich almede doorgaans met een kort be- zoek der meest merkwaardige plaatfen, Helfingfors. Sveaborg, flbo enz. ; deden, bij den overtogt naar Zwe- den, de .dlandfche Eilanden vlugtig aan; dan keurden bet of vreemd van hun befiek, of waren ook buiten de mogelijkheid , om aangaande Finland en de Finnen breedvoerig to zijn, en hunne Lezers voor to lich- ten (*). Wel is waar de Reiziger A C E R B i , die deze freken doortrok, en ziinen togt tot aan de Noordkaap uitbreidde, zou uitzondering verdienen, zoo niet,naar bet oordeel van ouzen Schrijver, die hem eenen bertich- tigtcn Rcisfabricanten noemen durfde, en volgens bet- gene andere mannen van naam (door S. v. G. aange- haald) getuigd en bewezen hebben, deszelfs gezag in velen hoogst twijfelachtig gekeurd moest worden (j-). Nergens, derhalve, (zoo veel ook wij ons molten her- inneren) vond de Nederduitfche Lezer behoorlijk on- derrigt wegens Finland en de Finnen; een Volk, dat, bij herhaling wreed geteisterd door zijne Naburen,, en om zijne armoede en bijge'.oovigheid door hen to zeer veracht en gefmaad, van wege zijne dapperheid nog- tans, vernuft, edelaardige dei.kwijze en fierheid, be- hal- (*) De piaatren uit c o xE's Reizen, waarop wij bet oog 'hebben, komen voor D. V, Brief 74-76, en D. IX, Brief 13, der Nederduitfche uitgave. (t) De werken, waarop de Vertaler overwijst, zijn de Reifen in Schweden van den Duitfehen Hoogleeraar E c x , in z$o6, to Leipzig, uitgegeven; alsmede Briefe uber Schweden, enz. door eenen geleerden Zwccd (LXo r Q L D) gefcbrevee, on gedrukt to Halic, I804. FINLAND EN DE FINNEN. 299 halve op eerie deelnemende meewarigheid, ook aanfpraak heeft op gunfliger gevoelens bij de andere Natien van Europa. Nergens , bet is waar, ontdekken wij, dat da 1-leer RuHS Finland doorkruist, of de Finnen met ei- gene oogen gezien, in hunnen akkerbouw, leefwijzo en zeden waargenomen hebbe. Zulks, trouwens , was geenszins-noodig, voor zoo verre hij, als hun Histo- riefchrijver, ervaren in hunne landtale, zich aanbiedt; en, daar hij zich overigens op een goel getal van ech- te, en door hem met oordeel gebezigle, nationale en Zweedfche boeken grondt , mogen wij•aan onzen R ii H s meet gezag toekennen, dan wel eens to ligtvaardig ge- gevea wordt aan den uitheemfchen Rtiziger. Veel moeite kostede bet gewis den Schrijver, jets to zeggen over bet vroeglle tijdvak der Finfche Gefchiede- nis, voor den inval der Zweden, en hunne verovering van dat overzeesch Gewest. Dan bier, zoo ergens, kwam de kennis der oorfpronkeliike Volkstale , en de verbastering van deze, onder langdurige overheerfching, bij mangel van narigten, onzen Schrijver inzonderheid to flade, om eenig licht to verfpreiden over bet duis. tere, hetwelk altoos, dan bijzonder misfchien in Fin- land, de grijze aloudheid en diepe barbaarschheid om- geeft. De eerile inval der Zweden dagteekent onder Ironing E R I C H, de Heilige bijgenaamd, in de jaren 1156 en 1157; en, daar bet krijgszuchtig en heidensch Volk noode zich onderwierp , of den Katholieken Gods- dienst omhelsde, bepaalde zich aanvankelijk de zorg der uitheemfchen, om langs de kusten flerkten aan to leggen, en verliep er meer dan eene eeuw , bevorens hun gezag zich kon uitbreiden, althans erkend werd in de afgelegener oorden van Finland. Voorzeker dit leert de Gefchiedenis volmondig, dat de Finncnaan h.un- ne overwinnaars , behalve hunnen overgang tot bet Christendom , en daarna, onder 6 U S T A A F I, de om- helzing der Protestantfche leere, ook den aankweek en, opbouw in befchaving, geleerdheid en wetenfchappen, ja dde invoering van wet en orde , zoo rroeger al-s la, V 4 ter, 300 F. x u R S ter, grootendeels verfchuldigd zijn. Want, om geen ander bewijs to berde to brengen, bet was G U S T A A F A D 0 L F , then wij als flichter der kweekfcholen to 43bo en Wiborg bier leeren kennen, die zelf eenen bijzonde- ren Rijksdag to Helfngfors zanienriep en opende, en, daar hij door zijne tegenwoordigheid bereids vecl goeds uitwerkte, to gelijk ook voor den Stadhouder PETE R B R A H A , na zijnen dood derwaarts afgevaardigd, den weg baande, om zich bemind, en bij de Finnen, door herllel veler gebreken en opbeuring der diep gezon- ken welvaart, derwijze verdienflelijk to maken, dat hi onder hen den vercerenden titel van landsvaderverver- ven mogt. Daarentegen vorderde niet alleen de befcha- ving bij uitftek traag in een land, naar deszelfs wyden omvang arm in bewoners , maar ook de nuttiger irrig- tingen werden vaak afgebroken en verijdeld door druk der tiiden ; en had den de Finnen gedurig to kampen met menigerlei onheilen , die een verwonnen Volk treifen. De afgelegenheid van den Troon, de verachting, waar mede zij, als dom , bijgeloovig , en ook verdaeht van tooverkunst, in Zweden behandeld werden, en de wan- kele flaat, waarin bet gezag van deze hunne verover- aars meermalen verkeerde, verwekten zeker aan Fin- land veel leeds. Zij deelden daarenboven nu in de hard- heden van bet fchrikbewind onder C 11 R i s T i E A tv II, dan weder in de rampen van eenen fellen en verwoes= tenden krijg, gelijk die ontftond uit de twisten over de opvolging in dit Groothertogdom tusfchen de twee zonen van G U S T A A F I. Bovendien lagen de Finnen van oudsher bloot voor bet inrukken en de flroope- rijen der Rusfen , wel eens door bet volt zelve in- geroepen tot bijfland tegen hardheden, hun door de Zweden aangedaan, dan wederom over de flecht ver. dedigde grenzen tot in bet barte des lands inrukkende met verbazende overmagt en cene ontzettende woest- heid. Althans, zoo dikwerf oorlogen tusfchen de Zwe- den met Polen, of met den Czaar, gevoerd werden, was veelal hun tooneel, gelijk onder $ w R E L XII, op FINLAND EN DE rINNEI. 30! op Finfchen bodem ; en werden deszelfs bewoners door de geweldenarij der krijgvoerende benden, en hunne to weinig beteugelde ruwheid, deerlijk geteis- terd, zoo to vuur als to zwaard uitgeplunderd en ver- moord, of verjaagd van eigene haardfteden. Niet to onregt alzoo heeft R ii II s gezegde tijdvak de lijdens. gefchiedenis van Finland betiteld, en daarvan een tafe. reel gefchetst, dat bijkans alle verbeelding van volksel. lende overtreft. Betere dagen zeker beleefden zij in den afloop der voorgaande eeuwe; vlugtelingen keer- den terug naar den vaderlandfchen grond, en de gele- den ramp werd verzacht of vergeten ; terwiil allengs de akkerbouw, beoefening der kunften, en handel, die gedaante van welvaart aannam, dat GUST A e F IV, meer dan eens , en laatst in 1802 , Finland bezoeken- de, zich mogt verblijden over de toegenegenheid en bet dankbaar gejuich, waarmede hij needs ontvangen wend door deze zijne onderdanen. Maar nu dreigden hun wederom nieuwe krijgsgcvaren, ja geheel eerie ver- Nvisfeling van troon en fehepter, to beloopen; doch, vermits de Heer R u 13 s zijne gefchiedenis fluit met den jare 1807, misfen wij, eenigzins ongaarne, het ver- haal dier jongfte , en zeker voor Finland hoogst aange- legene, lotgevallen. (Het vervolg en flat hierna.) Cedichten Van H E N D R I K Ii A R M E N K L IJ N. Ifie Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1815. In gr. 8vo. 199 BI. f 3-:_: Wij bebben dit dichtwerk met een waar genoegen ontvan- gen, en ons in deszelfs lezing regt aangeaaam verlustigd, Reeds door vroegere voortbrengfelen van de gunftigfte zijde bekend geworden, weet de Heer K L IJ N zijnen verworvenen roem flaande to houden, en bevestigt onze vroegere uitfpraak opzigtelijk zijne uitftekende dichtverdienflen. De Heer K L IJ N levert hier drie uitgebreide dichtflukken; vports een santal vaderlandfche zangen, en eeuige losfe flukjes. V 5 Het 302 S. 11. $ L If It Her eerie draagt ten opfchrift ; De kriseht der Iletenfchap- pen en Kunflen, bij het gevoel van tegenfpoeden. Her s in den tijd onzer onderdrukking vervaardigd, en (gelijk de be- fcheidene K L IJ N zich uitdrukt) niet meer, dan cene uitfor. ting van een hart, dal zichzelf boven bet fmartelijke, dat oils toen omringde, poogde to verheffen. De billijkheid, voegt hij er bij, vordert, ]let alleen uit dit gezigtpunt to be- oordeelen. Wij vreezen niets meer, dan onbillijk to zijn; en, fchoon wij bier ook al minder vonden, dan wij verwacht hadden, (ten aanzien van de wetenfchappen, met name de zedclijke. die hier toch inzonderheid moesten nitkomen) zou- de her cool van den !leer K L IJ N, om to troosten en op to beuren, bij zoo veel voortreffeljks en inderdaad fchitcerende partiien ran bet fluk, reeds genoegzaatn zijn, oai tie ftreng- ite kritiel3 to ontwapeneil. De Di:hter begint met eene algemeene fchildering van bet onbefendge en vergankelijke der ondermaanfche zaken. De hoop is bedriegelijk. Het hart voedt ilechts ijdelen waan. De volken riizen, woritelen en verzinken. Egypte, Grieken- land en Rome worden als voorbeelden aangehaald. De God- heid heeft echter niet to vergeefs den mensch eene aandrift tot genot gefchonken. Dan -- vanwaar moed en krachten bekomen, oin in de rampen en wederwaardigheden niet to be- zwijken? De wetenfchappen en knnften fchenken dezelve. Zij verheffen, zij liven, zij vertroosten ons. [Wij hadden ge- wenscht, dat de Dichter bier, in de eerfte plaats, den Gods- dienst had genoemd, en er dan had bijgevoegd, dat de we- tenfchappen en kunften, naast den Godsdienst, de krachtigfte iteunfels opleveren in rampen en tegenfpoeden. Men make hieruit niet op, dal de Heer It L IJ N den Godsdienst zoude hebben voorbijgczien. Integendeel, hij gewaagt er naderhand opzettelijk van, bladz. 23. Doch, omdat hij char niet be- boort, (want hij is noch kunst, noch wetenfchap) moest hij char ook niet vermeld, maar bij den aanvaug van bet fink an denzelven gewaagd zijn.] Eerst worden nu de weten- fchappen bezongen. Zij Been prikkeleud vocht, maar krachtig als de koortsbast. Wan:--r apes ons begeeft, en de loop zelfs verloren is, dan fort de wetenfchap, die bron van moed en kracht voor den denkenden ~Lerveling, haren za- ligen gloed in den engen boezem, en dan keert bet gevoel tot zichzelff weder, Zij fcheuren ons los van de aarde, De ram- ti$DICHTEN. 303 rampen woeden niet meer, en de onbezweken gent mag zich in het heerlijkfte licht baden. De kracht der wijsgeerte words flu voorgetteld. Hier is de Dichter niet uitvoerig genoeg. Welk een ruim, welk een heerlijk veld lag bier anders niet open! Keurig en regt con amore is bier de natuurkunde behandeld, die echter, naar ons oordeel, bier minder in aamnerking kwam, dan de zedelijke wetenfchappen. Na de fraaije be- fchrijving, hoe de menfchelijke geest in de heilige Natuur zijne waarde en befemming ziet, gaat de Dichter tot da kunflen over, wier vermogen kortelijk wordt gefchetst. De dicht-, toon- en fchilderkunst worden met gevoel bezongen. Eindelijk wordt de kracht der wetenfchappen en kunaen, en derzelver invloed op den mensch, ge(laafd met de welge- kozen voorbeelden van SOCRATES en A R C H I M E D E S, o s- 3 I A N en Y o u N Cs. Roerend en vol zalving is de bemoediging ten florte, gelijk flout en verheven is de befchrijving van den Amazonen-!lroom, welke wij, tot eene proeve, mededeelen: Ja, de Oceaan zweep' Tangs Guyana's grond zi)n golven, Dring' door, verwoest', verniel', - Carpori zij bedolven, Stort' op Brazilies grond, verdelg' be, vruchtbaar oord, Scheur' 't onafmeetlijk wood met zich in d'afgrond voort: De ontembre Mat-anon durfr dat geweld verachren; Wat flroom is hem gelijk, gewapend met die krachren? Van Cerdilleres kruin, nit Lauricocha's ineer, Stort hij zijn fchuimend nat in Pampa's vlakten near; Hij fcheurt zich worstlend voort fangs ondoordringbre dalen; Geen ijs, geen rots ,geen woud, geen afgrond (felt hem paleu; Bij hem zinkt gij , 6 Rijn 1 6 Donau ! weg in 't niet, Aan 't beekje flechts gelijk, dat aan hot oog ontfchiet; Ontzetbre ilroomen rukt hij met; - de kracht dier waatren, Van rots op rots geftort , genaakt met dondrend klaatren Den bruifend' Oceaan; - wat fchouw£pel ! de afgrond woedt, En dringt, en fchokt, en beukt den onbetembren vloed; Hij woelt, en bruist en kookt, en doet zijn golving branden: Reeds dekt bet fluivend fchuhn, als verfche fueeuw , de ftranden: Vergeefs! -- de Maranon boort vloed en branding door, En fnelt met fchrikbre kracht fangs 't eens gekozen fpoor; Hij durft langs d'open muil des afgronds been to dringen; jjy weet dell Storm, die raast, door regeniland to dwingen; Na. 344 U. H. 8 L ITS Nit bruist hil, Been geweld kan than zijn vaait wedrftaan; Met kracht en majefieit naar 't hart van d'Oceaan. En nu de overbrenging van bet beeld: o Telg der Eeuwigheid ! o mensch ! zie dear uw trekken; Die onverwinbre kracht is in uw' wit to ontdekten; Schoon alles op u flormt, nog flaat gij juichend pal; Gjj zijt en blijft zelfs bij de (loping van 't heelal. Nu volgt : De Starrekrmde; een belangrijk en goed be- werkt dichtfluk, reeds bevorens aftonderlijk uitgegeven, en volt door ons aangekondigd (*). Eenige veranderingen zijn wezenliike verbeteringen. Mot genoegen ontdekten wij door- gains de befchavende hand des Dichcers, die ook van onze bevorens gemaakte aanmerkingen gebruik heefc gemaakt, en, over bet geheel, in bet werktuigelijke der kunsc zeer is toe- genomen. De verpligting der Kunfien aan ede Vrauwen is bet derde uitgewerkte flak, dat men bier aantreft. Hec onderwerp is aiet nieuw. Immers, wat Dichter weidt Wet uit in den lof der fchoonen? en hoe velen hebben, federt LE c o u vA bij de Franfchen, en NIEUWENHUIZEN en SPANDAW bij ons, de verdienflen der vrouwen in bet algemeen hebben be- zongen, niet de eene of andere voortreffelijkheid der bemin- nelijke fekfe in bet licht ge(leld? Dan at is de tloffe niet nieuw, zij blijft toch altijd rijk en uitlokkend, en al treft men in deze hulde van den verdienflelijken K L iJ N ook bier en daar regels en uitdrukkingen aan, welke veel overeenkomst hebben met de fchilderingen van anderen, (een noodzakelijk gevoig van de behandeling van hetzelfde onderwerp) al zijn ook enkele partijen bij anderen fchooner en bevalliger getee- kend, de Lezer wordt daarvoor fchadeloos gefteld door eeni- ge trekken, tvelke oorfpronkelijk zijn, en door tafereelen, welke KLIJN met eene fikfche hand en uitilekende kenrig- heid gemaald heeft. Inderdaad, dic geheele ftuk draagt blij- ken van It L IJ N'S voortreflelijk kunstvermogen. Het gevoel bruist bier met kracht, de goede fmaak is overal zigtbaar, en de verzen zijn met vlijt bewerkt, fchoon eenigen derzel- ve nog al voor meerdere befchaving vatbaar zouden zijn. 0,12 (*) 41g. Fad. Latteroeff. Poor i8ie, No. 5, bl. so6 env. GEDICUTSrf. fps Ons beftek last niet toe, den inhoud van het dichtftuk op tege. ven. Wij deelen liever eenige regels mede, waardoor wij en den Heer a L ijty en onzen Lezer ligteliik ineer genoegen zul- ten verfchaffen, dan door eene dorre ontleding van dit be. zielde kunstgewrocht. Wij kiezen daartoe de fchildering van de geboorte der eerfte vrouw. De man ziet zich Heer van de fchoone en rijke fehepping maar in zijn hart gevoelt hij een eeuwig ijdel. Ales rondom hem juicht en jubelt en geniet - maar hij flaat alleen. Nu dwaalt hij treurend rond, geen zielrust kent hij meer, Werpt zich bij d'effen broom, in diepen weemoed, near, Maar hoort de kabb'ling niet; zijn hartverbrijz'lend klagen Blijft van elk lruikje, elk blad, zijn zielverlangen vragen; I ij roept:.... vergeefs! zijn hoop tterft in een' bangen zucht. Miar welk een balzemgeur vervult op eens de lucht? Wat fchaterend gejuich hoort hij langs 't veld weergalmen? Bet woud ontfuit zijn' nacht, verwiidt, en Mgt zijn palmen; Een wezen, nooit aanfchouwd, treedt voort met zachten tred; Elk bloempje, elk blaadje buigt, waar zij haar treden zet; Het lisplend koeltje zweeft, et dartelt door de abeelen, En 't grensloos bosch wecrgalmt van juichende orgelkelen. Verfchrikt deinst hij terug; verbazing grijpt hem aan; Hij voelt zijn zwoegend hart den boezem tegen flaan; Een nieuwe wereld fchijnt voor hem aan 't niet ontrezen. Neen, 't is geen vlugtig ftof, bet is een hooger Wezen, Dat uit een beter oord, een' reiner kring gedaald, Daar, voor zijn fonklend oog in Goden-luister praalt: War bonding! welk gelaat! wat elpenleest! welke oogen! Hoe golft haar 't kronklend haar, door 't koeltje zachtbewogen! Wat hand, en voet , en heup , met wellust overfchaauwd! (Der jonge bloem gelijk, met ochtend-waas bedaauwd)... Hij ttaart haar aan, de Mensch; nu doet bet naamloost willen Een nook gekend gevoel door fpier en zenuw trillen: Hij rijst, - gejaagd, gezweept van onverzaadbren dorst, Vliegc toe,.... en de eerfte Maagd ligc lagchendeaanzijnborst. De vaderiandfche zangen zijn geheel nit bet voile hart van den gevoeligen Dichter gettroomd. De verrukking is wel niet meet zoo groot , als in de eerfle oogenblikken onzer verlos- fing; fouimigen, die hunne vleijende verwachtingen Diet ver- vuld 306 1r. I7. it L I; N vuld zagen, zijn zelfs geheel koel geworden, en anderen, die in hunne bijzondere baatzuchtige berekeningen werden to lour gefteld, of hunne misdadige ontwerpen van reactie, wreak en zelfverheffing, door den zwarten partijgeest uirge- broed, in rook zagen verdwijnen, fchamen zich zelfs niet, om in hunne, naauwelijks opgemerltte, nietigheid een wreve- lig misnoegen to doen blijken. Doch niet voor die onbedui- dende wezens, die altijd in bet prozaisch flijk rondkruipen; niet voor koude, beltrompene egoisren en obfcuranten; niet voor bet gemeen, bet zij dan hoog of lang geboren, dat ilechts in den roes van bet oogenblik eon wild gefchreenw nanbeft, klinken de heilige roonen der Goddelijke Diehtkunst. Zij, die met ons onze heerlijke verlosfing, die het verled;,ne uitgewischt en een nieuw, bloeijend leven heeft voortge- bragt, met gevoel en geestdrift blijven zegenen; die de licil- zame gevolgen der jongfte groote were ldgebeurtenisfen meer en meer leeren inzien, en bet geluk van ons, Nederlanders, fchier dagelijks meer naar waarde fchatten; die in vele dingen tie Women zien eener gelukkige, bloeijende toekomst, welke inzonderbeid door de verlichte denkwijze, liberate gevoelens, menfchenliefde, regtvaardigheid en eene reeks doorluchtige deugden van onzen edelen boning wordt voorbereid en ont- wikkeld - zij, die met ons dus denken, dus gevoelen, en, tevreden met bet tegenwoordige, flit en vertrouwend nitzien naar hetgeen voor ons ligt, zullen deze hartelijke uirboeze- mingen van den verdienflelijken KLIJN ook nu nog met wel- lust genieten, en hem voor derzelver mededeeling dankzeg- gen, in naam vafi bet vaderland en de kunst heide. De Lierzang: Ban niijne Tnndg enooten, in December 1873, houden wij voor bet fchoonfle flak uit den bundel. Het katt met de beste gelegenheidsflukken (*) van then tijd wedijve- ren. Hoe fchoou en stout is niet reeds do aanhef l V er- (*) Gelegenheidsj1ukke» , en niet: flukjes vas den dag. $et heeft den I?ecenfent wet ecns geergerd, dat men order de laatfe rubriek de heerlijkfte kunstgewrochten, op onze verlosfi,g vervaardigd, annkordig- de. Stukken van den dag ontftaan met den dag, en verdwijnen er mede maar gelegenheidsftukken, die eenc inncrlijka waarde hebben, blijven, zoo laeg men zich de oorzaak, welke hen deed ontftaan, met genoegen voor den geest brengt. Wij hopen, dat andere Dichters bet voorbeeld van itLr/N zullen volgen, em hunne, to dezer gelegeoheid, afzcnder. 1ijk C1iDIC11TEn. 307 Verhefi n! Hrooint, gewijde zangen! Verkropte blijdfchap! fort u uit; Vloeic, tratien! langs de ontgloeide wangen, Dat niets de ontvlamde geestdrift Huit'! Ik zie aan de onbewolkte kimmen, Wee d'eer!len blijden lichtflraal glimmen, De nach t van fchande en fmaad zinkt neer: 't Is dagi 't is dig! ontrolt uw Handers; Ontwaakt! verheft u, Nederlanders! Ja, Holland is ons Holland wedr. Ontwaakt, als onbetembre Leeuwen! Ontwaakt! uw fchandboei is vernield: Waartoe dat magtloos noodhulpfchreeuwen? Waarom zoo roerloos nedrgeknield? Herrijst! werpt of de fitoode banden: Hun friemen groeven nog uw handen; Herrijstf fchtidt of en fmaad en fpot! Waartoe dat tijd en kracht verfpilien? Hij , die met vasten moed durft willen, Hij flechts wacht fleun en hulp van God. Wij fchrijven nog de beide volgende, krachtige eduplet- ten over: o Vaderland ! dat uit de golven Het, thans gelouterd, hoofd verheft! Wie is zoo diep in fchand bedolven, Dac hem uw lot, uw leed flier treft? De Kamfchatdaal aan 's aardrijks polen, De Tschuckfchis, in zijn ftleeuw verfcholen, Klemt zich aan ziju' geboortegrond; En 'k zou, met een verhard geweten, Mijn dierbaar Holland! u vergeten, Waar 'k 's levees hoogften wellust vond? Ja, bier - bier heeft, in blijder dagen, Een moeder me onder 't hart getorscht; pier heeft ze aan God mij opgedragen, Iffier zwelgde ik aan haar voile borst; Hier 7ijk uitgegeven dichttlukken in grootere bundels op to semen, en das. voor de vergetelheid to bewares. Zoo iota meet niec verloren pan. 3o8 0. 11. K L Ij N Hier werd ik Echtgenoot, - hier Vader; 't Is hier dat ik de rustplaats nader, Waar eens bet fiof Inijne asch bedekt! o Wee hem, wee! wien dit befeffen Tot liefde en dank niet kan verheffen, Niet tot ondoofbre geestdrift wekt. Het flukje: ifan Nederland, in lugustus I8ro, is eene hartroerende klagc over de vernietiging van ons volksbeflaan, in den toon der wanhoop: Barst los, gefchokt gevoell barst los, verkropte tnanen! Barst los, gelijk de vloed, die door zijn dijken boort! Geen droom ontllelt bet brein door geestbedwelmend wanen: 't Is uit met Nederland, de hoop zelfs ligt verfmoord. 't Is weg, - voor eeuwig weg; -'t is vruchtloos, in de golven , Den reeds verflorven arm naar 't zwakke riet gefirekt 't Wordt alles in den vloed, die fehriklijk woelt, bedolven: Reeds heeft zijn klimmend nat den vegen grond bedekt. Gij vielt, mijn Vaderland! gij vielt, - de volken beefden: Gij vielt, de fiddrende aard' wedrgalmde van den V211 't Is weg, bet eenig doe] , waarnaar uw helden fireefden 't is weg 1 't is weg! die toon fnelr voort langs berg en dal.... Zoo trof den Dichter onze vernietiging! Geen wonder, dat ooze herflelling zijne tier tot de heiligtle geestveritukking flemde! Zij bruiste, die verrukking, in den eerstgemelden Lierzang, blonk zachter in de Uitboezeming aan Harmonica, en finolt weg tot bet teederiie gevoel in de Cantate, welke, in tegenwoordigheid van ons Koninklijk Huis, ter gelegen- heid van 's Vorflen komst to Amflerdam; door de Maatfchap- pij Felix Meritis werd uitgevoerd. Men vindt hier, gelijk mede in bet fluk, aan 's Dichrers hooggeachten vriend, j. M. K E M P E R , ongekunfleld gevoel, uitflorting van bet hart. Eindelijk geeft de Heer K L Ij N nog eenige losfe flukjes, die, in ons oog, minder waarde hebben. De Ferraria Tigri. nR komt o'ns voor bet bests re zijn. Het vijftigjarig &ht- feest is niet onaardig van vinding; maar de gang is ons niet ongedwongen en los genoeg: bet 9de couplet is vooral niet zoec- CEDICHTE9t. 309 zoetvioeijend. 's Levens Gastmaal en Liefde en Priendfchap zijn, in di_ opzigt, beter. Offchoon 'bet werktuigelijke der kunst in dezen bundel zorgvuldiger bewerkt is, dan wel in vroegere voortbrengielen van den Dichter, last de Heer, s t IJ N , to dezen aanzien, nog 21 iets to wenfchen over. Het is waarlijk niet gemakke. lijk, doorgaans zachte en vloeijende verzen to maken in eene taal, die, wat men ook zeggen moge, door de veelheid van medeklinkers eene zekere itroefheid heeft, welke de Dich- ter, zoo veel mogelijk, behoort weg to nemen. Het lust ons niet, met fchroomvalligheid op to geven, wat ons in de- ze Gedichten, in dit opzigt, nog voor verbetering vatbaar fchij nt. De Heer K L IJ N zal zelf, bij eene aandachtige her- lezing, in ieder fink nog al iets to befchaveil vinden, en wij zullen alleen enkele horde of firoeve regels aanhalen, om den Dichter van de regtmatigheid onzer aanmerkingeu to overtui- gen. B. v. Bl. 16. De onwrikbre kracht der kunst enz. Onwrikbre is een zeer moeijelijk woord, en bovendien bier geen gelukkig epitheton. Hetzelfde gerdt omtrent onontvlugtbre dolken, bladz. 21. Bl. 2o..'k Gevoel uw kracht en fc'zoon, 'k kniel neerin uwgebied. Dat 'k kniel is naauwelijks nit to fpreken. Waarom niet liever: Ik voel uw kracht en fclioon, en kniel in uw gebied F Bi. 24. Hij hoort flechts d'eisch des pligts. Welk eene opeenhooping van confonanten! Bl. 37. Door 't geen zijn kracht begrenst, geflerkt wordt in het branden. De viianden der letter it zouden aan dezen regel hui1 ne &trachten eens kunnen beproeven! Hard zijn nog de volgende uitdrtikkingen: Bl. 54, in 'T TreffendsT licht; bl. 56, Van 'T Talbot_ bees'. Ald. En zal in 't eind' het hart, dat krachtloos wordt , doorkxaret;, lOEItBESCII. 1$16. No. 7. X D!. 310 H. H. K L Ii-N, GEDtCIIPEN. Bl. z1. Grijpt eindloos dan zijn hand, voor'cdoelzijnswensclis, de lucht.. Bl. z88. Dat vrij 't dartlend rupsje naak', 't ITlordt ras 't offer van zijn wrack. )BI. 197. Bij 't digtst der tuinhaag enz. Er zijn mede eenige, fchoon niet aanmerkelijke, taalfeilen ingeflopen, (gelijk bladz. 93, hoog gefpand verrukken voor gefpannen; bfadz. 94, vlugt- voor vliegt; bladz. 18, knagen voor knaagt; bladz. 21 , haar voor hun; bladz. 93 en 145, telkens: verbreizeld voor verbrijzeld; bladz. 14.4, pijlloos voor peilloos enz.) waarop wij den verdienftelijken Dichter almede opmerkzaam moeten maken. Nederlands Beioud, in 1815; Lkrzang. Door Mr. H. A. s P A N D A w. Te Groningen, bij W. Wouters. In gr. 8v®. 2o Bl. f:-6-: De Heet s P A rr D A w herinnert ons opzettelijk, en zeer ge- past, can zijn vroeger dichtftuk op Nederlands Verlosfing. Wij hebben destijds van hetzelve gezegd, dat de geheel ei- gene behandeling , en zaebte, bevallige trant, bet gewone uitwerkfel van veel lezens over hetzelfde onderwerp bij ons geheel voorkwam. Dit is even zoo toepasfelijk op dit flukje. Dankbare vreugde over beholtdene vrijheid en vaderland geen uitgelaten gejubel over bevochten zege en glorie -- dankbare vreugde, den helden in den flrijd, den Vorften en volken van bet groote verbond gezamenlijk toegezongen, maar inzonderheid den landgenoot, bovenal den Kroonprins, den L E O N I D A s bij den vierfurong, gew%jd, - deze is de inhoud en geest van bet geheel. Met veel fmaak, met blijk van geleerdheid, en eenen zachten, min fchitterenden dan in- wendig warmen gloed, is bet geheele tafereel behandeld. Wie begint to lezen, die leest al ongevoelig voort ; zelfs hij, die anders geen liefhebber van poezij is', en inzonderheid den hoogen toon der Tier Wet kan verdragen. Het natuurlijke, nergens gezwollene, fchijnbaar kunftelooze, brongt dit van zelve mede. 'FIet is toch, of men altijd merken en gevoe- len kan, dat een dichter zoo wel, als cen prozafchrijver, met de ouden bekend is. In- D. A. S P A ND A W, NEDBRLANDS EEHOUD. ;Iz Intusfchen willen wij hiermede niet gezegd hebben, dat dit ftuk - zelfs in zijne focrt .- volmaakt zou zijn. Al in den beginne verraadt dat fchulde voor fchuld toch eene zekere verlegenheid om bet rijmwoord, die den eenvoudigflen, en hem.welligt ineest, to eer hindert, hoe kunfteloozer zich de geheele manier voordoet. Op den duur is bet ook moeijelijk to vermijden, en metderdaad niet altijd vermijd, dat men ver- valle tot al re prozaYfche, en op zichzelve onwelluidende regels. Juist bet eenvoudige, en de gemalikelijke rolling der verzen, vereifchen de uiterlte waakzaamheid van den goeden finaak hiertegen. Is b. v. NeenI de held zal nimmer wijken, Zoo geen pligt het hew gebiedt: geen bewijs dezer waarheid? Ook moet een fink in dezett trant gewis niet to lane gerekt worden ; en de Heer s P A N- D Aw heeft, naar oils oordeel, wel en juist gehandeld, bet. zelve befluitende met ze;,enbeden, in eene andere, wat lan' gere, maat vervat. Het geheel zal nu niet ligt ieninnd, wiens fmaak als door to heete, fterk gekruide, fpijzen niet dadelijk bedorven is, zonder voldoening uit de banden leggen. De tekst, dien wi`I' u, zoo terfiond, ten ftaal, zuilen voorleggen, is, ten aanzietl van den grond der verpligting, uit de gefchiedenis zoo wet opgehetderd, uitgebreid, en met finaak gevarieerd, als metl kan wenfchen. Dank hebbe de zacht- en zuiver-gevoelige zanger! Heel de wereld brengt u hulde, Ilelden in den heil'gen firijd! En ze erkent u hare fchulde, Die het nakroost nimmer kwijt: Hulde aan Pruisfen en Brittanje ! Hulde u, blinkende oorlogsftoet, Die de vrijheid van Germanje Hebt bezegeld met uw bloed! Dat Euroop' ter uwer glorie Onvergangb're zuilen bouw' ! Dat de Muze der historie De eeuwen melde uw' moed en trouw ! X s Mo. 3m 31. A. S P AND A W , NEDERLANDS BEHOU): Moge in zonneluister fchijnen De eerkroon op uw roemri;k hoofd! Dat de gloed van haar robijren Door geen' tijd worde uitgedoofd! Ook de Belgen en Batauw'ren fleehten paarlen aan die kroon; Maar. de fchoonfte van bun Iauw'ren Bieden zij bun's Konings Zoon! Hem is alter hart geheiligd, Hem, die alter borst bezielt, (*) Die den Vierfprong hoeft beveiligd, En bet Vaderland behield ! Wij verheugen ons, bij zoo veel treffelijks als wij reeds ontvingen, in bet bezit ook van dezen zeer verdienftelijken Lierzang. (*) Dit moct zeker bezield zijn; niet om het riim, maar om derv zin, die anders mank pat. Dc Prins hceft alter (ftrljderen) borst bezieid, en alzoo den vierfprong beveiligd, en het vaderland behouden. Cefchiedenis van ons Vaderland, federt bet begin der One- wenteling in November 0) 13 , (in Zarnenfpraken) ten dier(- Jle der Scholen. Door w. VAN D E N H O O N A A R D, Orr- derwijzer to Hillegersberg. Te, Amflerdarn, bij Schalekamp en van de Grampel. In kl. 8vo. 73 BI- f :-4-: Nieuwe Nederland%che Gcfc$iedenis, tot een Leesboek vaor de Jeugd, in , Gefprekken, beginnende wet den jare 1795, en cindigende wet bet fluiten der (van den) algemeene(n) I i'e- de in den jare 1814. Te Groningen, bij A. Hazelboff ctt ~. J. Doesburg. In hi. 8vo. 64 Bl. f : -4- 1 wee nict onverdienfteliike Schoolboekjes, de gebeurtenis- fen der laatfte jaren, en vooral onze bevrijding van het Fran- fche juk, ten onderwerp hebbende. Beide verfchillen nog- tans in aanleg en bewerking. No. i. bepaalt zich meer tot bet gebeurde , van November 1313 , bet tijd(tip van de vlngt der Franfche ambtenaren, af, tot op den Vrede van 1814; en hot VADE1 LANDSCHE dESCHIEDENISSEN, VOOR DE JLUCD. 313 bet verhaalt de gebeurtenisfen van then tijd, voor zulk een klein beftek, al vrij naauwkeurig. Nu en dan vervalt bet zelfc wel eens in bijzonderheden, die niet voor den algemeenen Lezer, maar voor den bewoner eener enkele flad, van be- lang zijn; zoo als de oanoeming der markten en ftraten in den Briel, waar de kanonnen der burgers geplaatst waren. Daarentegen mist men bier (hetwelk voor bet doel des werks een zeer wezenlijk gebrek is) de vermciding der meeste gru- welen, door de Franfchen in Nederland gepleegd, waardoor de wenfchelijkheid der affchudding van de vreemde heerfchap- pij in alien deele voldongen wordt. Dit gebrek wordt verholpen in No. !2, hetwelk meer bij- 2onder de gebeurtenisfen federt 1795 vermeldt. Het is nog meer in den kindertoon, befchouwt meer bet algemeene der gebeurtenisfen, en wij verbeelden ons, dat jonge kinderen er meer nan zullen hebben; doch daarentegen is bet verbazend onvolledig en kort omtrent de bijzonderheden der omwentelin- ge, en ftaat in naauwkeurigheid, en van gebeurde zaken, en van :aal, beneden No. I. Slechts eenige bewijzen: door bet geheele boekje been, vooral bl. 2 en 3, komen de vorige Prinfen van Oranje, in 't bijzonder W ILL EM I , voor als Souvereinen , en wij als hunne 'Onderdanen. Of dit met oog- merk gefchied zij , weten wij niet : bet is in alien gevalle een misflag tegen eene daadzaak, die den kinderen naderhand, bij bet aanleeren onzer Gefchiedenis, tech anders meet beduid worden. Op bI. 13 fpreekt men van bet eiland Sthouwen, als afgezonderd van Zeeland; van Nijmegen en den Bomme- lerwaard, als afgefcheiden van Gelderland. Op bl. 35 noemt men de fteden, door de Franfchen (Nov. I$I3) in bezit geno- men, (liever gehouden) this op: 's Hertogenbosch, de Graaf, Naarden , Sas van Gent, Gorcusn, Deventer, Cevorden, Delf ijl, en nog eenige andere fleden. No. I. (bl. 19.) heeft die Iijst vollediger en beter aldus : De Forten aan den Helder, den Briel, Hellevoet/luis, Ylisfingen, Bergen op Zoom, -Cceer- truidenberg, Willem/lad, Breda, den .Bosch, Grave, Nijmir- gen, Gorinchem, Woerden, Utrecht, Naarden, 4rnhem, De- venter, Zutphen, Kampen, Doesburg, Delfzijl, Koeverden, en andere. Bij No. a. (bI. 35.) is de betide Franfchen, die bet fchriktooneel to Woerden opende,'nit Amflerdam vertrok- ken, in plants van nit Utrecht. De flad Il7oerden words daar flechts tot veiligheid der inwohers bezet, en bet komt voor, X 3 als- 314 VADERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN, VOOR DE JEUGD. alsof er geheel geene Franfehen in de fled geweest waren, daar zii dPz 1ve toch , wel is waar in kleinen getale, bij de nadering der Ilagenaren verlieten. Bit de overige kortheid des verhaais komt bet ons to eidzamer voor , den Biduurs. teksr, voor-, midden: en nagezang, van Ds. VERWEY, op den t December, bier opgegeven to viuden ! Hot einde van den Ooriog, N g r O L E ON's eerfl2 ballingfchap, en de vol- gende gebe.:rcen,7sfen , tot on bet bezoek des Keizers van Rus- land en den Dannc'ag voor de:, Vrede , vindt men 'berer in No. 2. aangef;pc dan in No. I, gelijk hetzelve ooh om- trent de bepalingen d r Groudwet uitvceriger is, en eenige nu-tige zedelijke Iceringen, als vermaningen tot eendragt en vertrouwen op God , bevat , die wij in No. i. ongaarne misfeu. Elk dezer beide flukjes heeft dus ziine bijzondere ve-dien- flen en gebreken, en men kan dezel ve, ieder in zijne foort, tot fchoolgebruik gerustelijk aanbevelen. r Faderlandfche Cefchiedenis in 52 Lesfen voor de Nederlavd- fche .leugd en Scholen. Te Zutphen, bij H. C. A. Thieme. In ki. 8vo. XVI, i 12 BI. f : -6-: Dit boekje begint met de vroegfe tijden, en eindigt met onze verlosfing van bet Franfche juk. Het beltaat nit twee- envijftig lesjes, en achteraan zijn vragen gevoegd, waarop die lesjes bet antwoord bevatten. De aangegeven redeti det verfchijning van hetzelve is, dat anderen niet ver genoeg gaan; eene reden, waarom men dit ook reeds op nieuw zou kun- nen verwerpen, daar federt zeer groote dingen, zeer groote veranderingen met bet vaderland, zijn voorgevallen, - als ook, dat zij niet onpartijdig genoeg zijn; een al ' to ftreng en algemeen verwijt, Oat men den Schrijver misfchien zal te- ruggeven, en dat echter op een kort gefchiedl?oekje voor kinderen, weinig meer dan eene kronijk, die louter daadza- ken behelst, volflrekt ontoepasfelijk moest zijn. Wij moe- ten, echter, bekennen, zelven geene andere gronden der ver-_ vaardiging van dit boekje to hebben kunnen opfporen. Het verheft zich , naar ons oordeel, boven anderen zijner mak- kertjes niet. Onnaauwkevrigheden van groot aanbelang zijn ans wel niet voorgekomeu; maar dit is, bij eene zoo dik- wijls VADERLANDSOIIE OESCMIRDENIS , VOOR DL JEUGD. 3L$, wijis bewerkte itof, geene groote verdien[te. Bet is inzon- derheid de aa:d deter bewerking voor kinderen, de uitvoe- righeid en beknoptheid op de regte plants , de voorlielling van bet geheel op eene wijze, dat bet noodige verband nice verloren ga, de klaarheid, bet belangwekkende van den coon Aes verhaals, die zulk een werkje moeten onderfeheiden. Wij vinden geene reden, om bet onderhavige Itukje juist laag to ftellen; maar voldoende fchijnt bet ons niet - aan de ver- eischten namelijk, die Hwij meenen to molten vorderen. In- zonderheid is bet omtrent bet tijdvak der Omwentelinge zoo kort, zoo afgebroken, dat men duidelijk ziet, dat de Schrij- ver meent, dit nagenoeg to moeten oyerfpringen, opdat h geene blijken van parti;digheid geve. In bet kort, wij kur.- nen niec zien, bij dit ftukjc bijzonder veel voor de jeugd gewonnen to hebben. Er wordc zeer veel vereischt, om wEl voor de jeugd to fchrijven. Ongelukkig gnat bet hiermede, als met vele andere zaken, met bet openbnar onderwi's van 6odsdienst en zeden enz; waar de bekwaamae hand.-n' vnr- eischt worden, daar vindt men veeial minder bekwam,~n, of eerfte beginners. Deze onze uitlating beige den Sc'':ri'+.'+er njet. Juist bet moeijelijke der opgevatte tank verfc':oont bet onvolkomene van zijnen arbeid. Heeft hij flechts b-- ioeld, wat hij opgeeft, dnaraan is tamelijk w CH voldaan. Diatribe de notis fcribendi conipehdiariis in ufum fludioforum, auctore P. VAN E Y K , .T. U. D. et Gymn. Sylvad. Cox- rect. Emerito. Amitela;dami, apud 4. B. Saakes. ISIS.8vo. form. rain. -pp. I8, conftat 7 asf. Lit boeksken handelt, gelijk de titel aanwijst, over Ver. korte fchrijfteekens, om de fludenten to hulp to komen in bet fchrijven der dictaten op de collegian. De Autheur geeTt vooraf een kort berigc van deze kuust, zoo als zij bij de Romeinen diende, om de redevoeringen, in ?de pleitzaal en volksvergaderingen uitgefproken , terllond uit den mond der Redenaren op to teekenen;' van de gewoonte; naderhand in- gevoerd, om verkorte fchrijfteekens, in de Pharmacie en Che. mie to gebruiken, van de ftort'tandwriters in Engeland; en zbo wet van bet ftnkje, getiteld: Meow uitgevondene Karak- tetkunst, ef'Yt1'hart~iel?ng ertr het fchrrjrz'n door gemakkelyke X 4 Word- $r6 F. VAN EYI{, DIATRUIt. woord- en lettermerken; gevoegd achter eene korte Handlefding tot ket does van godgeleerde oefeningen , als van bet meet wijsgeerig tverk, to Parijs 0797. 4to. uitgegeven, onder den titel: Paftgraphic, on premiers dldmcns du nouvel artfcience d'icrire et d h.-p: •itner en tine langue , de manh re a etre lu et enteradu dans toute autre langue fans traduction , par J.., dt Al... , ancien Major d'Infanterie Allemande. Voorts geeft de Heer VAN E Y x do vereischten op, weld ke deze verkorte fchrijfwiize moot bezitten. Hi i brengt de- zelve tot vier: I. dat dezelfde teekenen altijd hetzelfde aan- duiden; dat zij de woorden verkorten; 3. dat zij dui- delijk kunnen gelezen worden; 4. dat men ze gemakkelijk fchrijven kan. Hierop Nat nu de Schrijver de verkortingen zelve vol gen, erkennende, dat de teekens niet van eigen vinding, maar drier en daar van tijd tot tijd opgezameld zijn; gevende eerst op de verkorte fchrijfwijze voor zaamgevoegde letteren, ten tweede voor fyllaben, ten derde voor geheele woorden. De Heer VAN E Y x heeft zich door de uitgave van dit beknopt vertoogje verdienflelijk gemaakt bij de fluderende jengd, die de moeire zal willen nemen, zich de teekens, die bier opgegeven zijn, eigen to maken, ten einde to beter de Profesforen, ook din, wanneer zij wat to feel dicteren, re kunnen volgen. Wonderboek, of 4vonturen op eene Reis in de andere Wereld. Uit het Engelsch van H. F I E L D I N G. Te Dordrec,'zt, bij A. Blusfe en Zoon. 0815. In gr. SYO. 27o 111. f 2-q-: Die zich door den avontuurlijken titel last affcbrikken, kent den voortreffelijken F I E L D I N G niet, en hij leze flechts de voorrede; bet kluchtige en luimige is overal voorzien van bet echte attifche zout; en, alhoewel zoodanig gefchrift bij de overbrenging, en op vreemden grond, nog al iets verliest, zal dit verlies hier echter maar weiuig hinderen. Geheel de ilrekking van bet geestig book is deze zedeles : ,, dat het grootfle en eenigfle ware geluk in deze wereid alleen in deugd en goedwilligheid beflaat;" en de vrolijke wijze, waarop ons deze les hier words ingeprent, is juist gefchikc tot bet Joel. IIogt gem en luiui altijd zoo edel gerigc worden ! F I L L- DINQ 11. F I E L D I N G, WONDERDOL'Its 317 DING is, in zijn vak, boven onzen lof ; hoewel de kost, lien hij opfchept, Diet altijd voor alle monden is, en de gre- tige lezer van zoo menigen, zoogenoemd koddigen, roman welligt dit werk juist Diet onder de voor hem Incest ve ma- kelijke zal raugfchikken. Deze reis in de andere wereld moet, zoo als de Schrijver berigt, door zekeren onbekenden en onaanzienlijken vreemde- Iing ziin achtergelaten, waar hij voor kamerhuur enz. den kreupelen waard floeg. De boekhandelaars, die men dezelve aaubood, hielden bet opftel voor onleesbaar, onverilaanbaar, oak wel voor atheistisch, en tegen 's lands regering; voor de Koninklijke maatfchappij der wetenfchappen was bet noch vreemd noch wonderbaar genoeg; zoo werd bet dan fcheur- papier, , en gelukkig had r I F L D I N G deze fragmenten Dog ge- red. Idet is een overledene, die bier met den postwagen naar de andere wereld afrijdt, zijn reisgezelfchap befchrijft, en met hetzelve eerst arriveert in de Ziektenflad, waar ieder zijn compliment moest waken bij die Mevrouw de Ziekte, aan welke hij zijne verlosfing nit de benedenwereld verfchuldigd was; vervolgens komt hij aan bet paleis van den Dood, en herd ter audientie toegelaten bij zijne allerdoodelijkfle Majc. fleit. Op de verdere reis ontmoette hem eene menigte ver- fchillende geesten, die, aan de poort van bet Elyfiurn afge- wezen, de terugreis naar de wereld weder aannemen moes- ten; hij kwam ook bij bet geluksrad, waar ieder der terugtrek- kenden een lot trok voor zijne beflemming op de aarde. (le- der lot behelsde twee of meet artilcelen, in bet gemeen in zulk eene evenredigheid tot elkander, dat de loten, zoo veel mogelijk, aan elkander gelijk waren; b. V. Graaf, rijkdom, gezondheid, on rust. - Schoenlapper, ziehelijkheid, vrolijke geaardheid. - Dichter, verachting, tevredenheid met zichzel- ven. -, Ceneraal, eer, misnoegen. - Boerenflulp, gelukd-ige liefde. -- Koets met zespaarden, magteloos, ijverzuchtigecht- genoot, enz. In doze lotbriefjes was ook bepaald, of men buwen of Diet huwen moest; en in bet eerfle geval waren dezelve aan een paar daarop flaande groote horens kenbaar.) Kort daarop was bet gezelfchap ann de poor; van bet Ely- fiuns, en getuige, hoe de regter to I N o s een nantal terugwees. Onze reiziger geraakte binnen, en maakte vele kennisfen; b. V. LEONIDAS ; oRPHEUs en SAPPHO, die een nit. muntend concert gaven, waaubijµde oude Il o nI E It U $ tegen- woor. 318 H. FIELDING woordig ,was, en Mevrouw D A C I E R op zijne knie zat; v I it. G I L I U S earmd met den II'er A D D I S 0 N, enz. enz. Man de belangri4k,ie kennis is Keizer J U L I A A N, die hem zijne belangr; ike lcvensloopen (want menigmaal had doze de terug. refs flair de wcrcid mo^ten aannemen) verhaalde; en dit ver- haal beflaat bet ruotftc gedeelte van hot bock, hoewel bet den Keizer ciet tot in bet Elyfum brengt, daar bier bet reeds tot fcheurpapier gebruikte handfchrift eene gaping had, en cr zelfs niets meer van.te vinden was, dan het belang- r-j is berigt van den levensloop van ANNA n O L E Y N , door haar in bet Elyftum zelve opgegeven. Ten flotte vin- den wij bier den brief, door doze ongelukkige Koningin, eenige dagen v66r haren dood, nan baron gemaal gefchreven. Tot bet aanftippen van een aantal bijzonderheden zou dit on- clorhoudend en waarlijk leerzaam werk van een zoo voortref- fel:ek Genie ons uitlokken, bijaldien de ruimte daartoe nice oitbrak Wij bepalen ons tot de volgende proeve, De rei- zigcr 1 B U E was , benevens zijn' ouder' broeder w I L- *Eix, in den dienst van zijn Vaderland, toen BuoNA- P A R T E hetz,elve in I8I2 aanviel. Laatstgemelde fneu- velde in then gewijden tramp; eerstgemelde werd gevan- gen, en, hetgeen zonderling is, beiden bij Polozk; doch de V O N IC O T Z E BU E', KRtJGSGEVANGENSCHAP. 341 de. do6d verraste den ouditen in de armen der zegepraal, gevangenfchap toefdc den ander' op den terugtogt _in den aanvang des Oorlogs, terwijl beiden van -'hunne kameraden- gefcheiden waren. M A U R I T S, wiens lotgevallen als krijgsgevangene hier verhatld worden , had reeds met KIL U S E N' S' T E R N den Aardbol rondgereisd,, en diende thans federt zeveti jaren bij de Rusfifjhe landtroepen, z1jnde Luitenant bij den Generalen Staf. Op io (2t) Augustus 1812 werd hij in een bosch verrast, bij den General ST. c t It gebragt-', vervolgens wel ontvangen door den jongen M A S S E N A , (zoon des Maarfchalks) met wien hij vroe- ger op de voorposten kennis Semaakt had, en werd, door de verwoeste fireken van Litthauwen been,, naar Vilna, en vandaar naar Koningsbergen; gebragt. I-let verhaal dezer lotgevallen is wel bet merkwaardigfie uit' 'bet boek; daar bet de algemeene, onbefchrijfelijke ellen- de in een voorbeeld doet zien, waaraan toen reeds, to midden des zomers , doorreizende benden in deze bal- dadig vernielde ftreken to lijden hidden. De geleider van den gevangenen, een Hollandsch,Luitenant.PINE- DA, feed vooral niet minder gebrek, dan'hij; en h.et. kwam zoo wel met dezen, als met, andere Franfchen, fomtijds, door den honger , wel eens tot, ern{lige -too- neelen. Tusfchenbeiden kwam bij doze ellende frog de Rank, der doode paarden , ,waarvan er tti'fchei Wilna en Kowno, volgens de `Franfchen zelve, wel- driedui- zend.lagen. (Dit was echter nog lang vMr den winter.) Te Kowno ging men fcheep op den Niemen naar Tilfit; doch moest, uit hoofde van de onbefchoftheid derge- kwetfte foldaten, een gedeelte van den weg over land afleggen. De reis door de. Pruisffche ftaten is minder belangrijk, een gefprek' met den goeden Koning uitge- zondeid. De haat tegen de Franfchen, en de hoop op bevrijaing, was aldaar (November 1812) reeds tot eet1e aanmerkelijke hoogte• geftegen. Te Weimar, waarheen V O N K O T Z E B U E e-en' uitftap deed , fprak hij de be- minnelijke (Erf-) Grootvorftin; eene Rusfafche Prinfes, Z 3 zus- 341 VON K-O'TZEBUE fustet van Keizer A L E X A N D E R, die hem in bet voor- bijgaan de gewigtige tijding half influisterde : „ hij (N A- P O L E O N) is dezen nacht bier doorgekomen ; otls ;; vaderland is bevrijd! " , Te Eifenach was deze v als een gemeen reiziger,. des avonds binnen gekomen, en had een gemeenzaam gefprek net de postmeestersvrouw aangeknoopt, en haar zelfs (dus wilde bet gerucht) een' fraaijea ring vcreerd. Voorts had de reis van onzen khijgsgevangen. niets bijzonder merkwaardigs tot Soisfons, alwaar bet- geluk hem in tennis bragt met eenen Dr. L E T I E a C E; een' voortreffelijk man , en deszelfs, niet minder uitmuntend huisgezin, waarvan de geregelde, btirgerlijke levcnswijze, de gocdhartigheid, en de kie- fche oplettendheden omtrent den Schrijver, die er meer kind in huts dan kostganger was , met ware bevallig- heid gefchilderd worden. Wij verheugen ons waarlijIC over' dezen, en eenige andere trekkcn, die ons de Fran- fchdn althans buiten Parijs, in een gunftiger licht vertoonen, dan hunne daden binnen- en buitenslands hen hebben leeren kennen. Uit hoofde van den over- togt der Bondgenootcn over den Rijn, werd de jonge V a r4 K O T Z E B U k van Soisfons naar Dreux vervoerd. Eene onvoorzigtigheid, doch uit de edelfte drijfve&r ontftaan, om namelijk zijnen weldoener i. E T I E, R C E tet1en aanhevelingsbrief van eenen medegevangenen Rus- /ifchen Generaal to brengen , deed hem to Dreux misfen , en dus, tot ftraf, naar St. Malo overbrengen, waar de behandeling bij de tot hiertoe befchrevene zeer aan- xnerkclijk afftak. Eerst, uit hoofde eener bijzondere vLete, met eenen Seijant der Gendarmes in een morfig llol bij de ergfte misdadigers, daarna in eene kamer van bet kast-:el opgefloten, en des nachts ieder uur op-, gerOejen, was zijn toeftarli verre van benijdenswaar- dig. llierbij komt dan nu ook de donkere zijde van bet Franfche karakter in eenige trekken (die echter no-", niet vaii de ergfte zijn) voor den dab. De Franfche boeren Worden mede 'niet.gunftig gefchilderd, (hierop zijn ech- tai vela, en eenige zeer merkwaardige, uitzonderin- gen, FRANSCII]:. RRIJGSGnVANGENSCHAP. 343 gen, gelijk Rec. van ooggetuigen weet.) Aardig is de befchrijving van de levenswijze, des Franfchen burgers uit den middelftand in de kleinere. fteden. Men eet daar b. v. nog des middags ten een uur, fchoon de rijkere bet Brie of vier laat worden. Onze Rus klaagt bitter over de w;nterkoude : zeer natuurlijk ! hij vindt zijne kagchels in Frankrijk niet , eder. Zijne bevrijding op 4 April 1814, ten gevolge der tegenomwenteling en de komst des Konings tot den troon, ging met zoo veel vreugde, ja geestdrift, van de zijde des yolks verzeld, dat wj de groote menigte op dat tijdftip en in dat ge- west (Bretagne) voor opregt Koningsgezind moeten houdfn. Hij weed to gelijker tijd met een' Hollandsch Overfle der Nationale Garde (misfchien T U L L I N G 11 VAN, OLDENBARNLVELD?) vrijgelaten. Het'. bock leest aangenaam, in een uur van uitfpan- ning; ide aahgenaamlieid wint het zelfs van de belang- rijkheid. B U 0 N A P A R T E'S Overfchepirig van Elba naar Frankrijk, enz. II - PIde Stuk. (Ook onder den algemeenen titel : B u, o- N A P A R T E' s laatf a Ondernemingen , en derxelver naaste Ge- volgeh , meestal op grand van wederzijds geleverde. en in het verhaal voorkomende oosjpronkelijke /ukken. Door c. B A U I N I N G. In II Deelen.) In 's Gravenhege , -bi j J. A l- lart. 1815. In gr. 8vo. Elk Stukje f : - i i - Wij hebben to zijner tijd, b1i de verfchijning van bet eer- fte ftnkje, dit werk aangekondigd. TIIans is bet tot twee deelen, elk nit Brie ftukj,?s beftaan'-, n- edijd, en met de terugkomst van L ODE W IJ K XVIII in Parijs 'ten einde ge- bragt. Wij komen er dus, voor een oogenblik, op terug. Als een tamelijk volledig, bij,a gelijktijdig, vertlag van bet gebeurde, en vooral als eene verzameling der echte ftukken, hiertoe betrekkelijk, is bet gewis noch voor den volgenden gefchiedfchrijver, noch zelfs voor den hedendaagfchen -lezer, die zich gaarne bet voorgevallene regelmatia herinnert, zon- Z 4 der 344 G. 1{RUIN!NG der aanmerkelijke verdienfte. De vlijtige Anteur verdienr, van dien kant, alien dank en lof. En de than • toont, zei( heel wel to weten, dat de verschheid der gebeurtenisfen niet veel meer dan de opzam•eling van bouwfoffen toelaat. Dit, echter, belet niec, dat een fchrijver, een verhaler, altijd naar verband, naar cenheid en natuurlijken zamenhang der vermelde dingen ftaat, en de gapingen, to dezen opzigte door'gebrek of onzekerheid der berigten achtergelaten, met eigene gisfin- gen en theories zoekt aan to vullen.' Dit is ook B R U I If I N G's geval; en wel to meer, omdat ieder fukje toch eere inlei- ding vordert, die veelal frekt, om ons, reeds bij voorraad, op des Schrijvers flandpunt to plaatfen. Dan, of de lezer bier altijd even zeer zal to vreden, en met B R U I N Ilr G van een gevoelen zijn, daaraan twijfelen wij. Over bet geheei vinden wij iets onaangenaams in 's mans wijze van redene- ren, daaruit welligt ontilaande, dot dezelve veel vree'nds op eenen zeer flelligen tool mededeelt, en zich, bij elke moge- lijke gelegenheid, op eigene, zelden op andere, gefebriften beroept, of dezelven aanhaalt. Een man, die zoo geheel in den kring zijner eigene begrippen leeft en zweeft, en ons, 21s met eene aneesterachrige bonding, gebiedt, denzelven bin. nen to treden, moet een ware toovenaar zijn, en ons door zijne welfprekendheid bezweren, door de kracht van zijnen geest onwederftandelijk medefepen, of wij gevoelen ons, in- tegendeel, afgefchrikt en teruggeflooten. Wij durven den, waarlijk geleerden, en fomtijds gelukkig originelen, Sehrijver wel aanraden, zijn geliefde wij een weinig meer op den ach- tergrond of in de fchaduw to plaatfen, en, zich enkel bij bet behandeldc bepalende, wat minder to trachten, bet ge- ftelde als een' wel pasfenden fchalm in de geheele keten zij, ner werken to doen voorkomen. ' Het: tempora mzrtantur, et vzos mutamur in illis, is toch al zeer algemeen, tot zekere hoogte, toepasfelijk; en bet gnat dikwijls al vrij, moeijelijk, onze denkbeelden, zoo nls die voor jaren , v66r belangrijke en onverwachte nitkomfen, zijn geweest, met de lateren juist to doen rijmen. B R U I N I N G mag zeggen wat hij wit, de we- reld zal R A S T o P c n I N altijd blijven danken, dat hij N A POLE O N bet verblijf in Rusland onmogelijk maakte. Zijn oogmerk zij zoo vroom als her wil , in louter Nat- en krijgsknndige fukken zal zij den bijnaam van Jakvbijnsgezinden Atheist feeds on- ge. EtJONAPARTeS OVERSCIIEPING, 345 -gepast noemen. Even zeer zal bet hem altijd In oeijelijk val- len ons to bcduiden, dat NAPOLEON, gedilrende bijna de geheele invafte, meest de dupe der lieden van bovengenoem. den ftempel was. Ja zelfs zijn wij ongeloovig, of liever ligt. geloovig genoeg, om hog al eenige waarde to hechten aan eene, dadelijk beftaande, welgevestigde, uitgebreide, en,tot annmerkelijke rijpheid gebragte, zamenzwering in Frankrijk, a1vorens N A P O L E O N den grooten ftap van .Elba waagde. ook meenen wij do verklaring der Geallieerden, vooral van Engelend, dat men Frankrijk geene regering wilde opdringen, niet zao Jezuitsch to moeten opvatten , als B a V I N I N G. De Franfchen hebben niets gedaan., orn zelven N A P O L E O N te- gen een' ander' to verwisfelen; maar hebben alles op do vreem- delingen.laten aankomen. Ergo ! Ziedaar eenige ftaaltjes van B R V I N I N G' i bij zondere denk- wijze over een en ander. \Vij zouden dezelven aanmerkelijk kunnen vermeerderen. Dit is, echter, niet noodig. Over bet geheel fchijnt onze Schrijver, naar ons oordeel, de inenfehen wat al to weinig slim to achten. Lieve, geleerde man! dit is zulk cone groote en gevaarlijke dwaling. Bet allereerfte na- deel, dat er op zit, is , dat zij ons doze verdenking met woe- ker teruggeven , en ons, in fpijt der hoogdravendfte letter- wijsheid, boosaardig uitlagchen. Belijdenisfen des Geloofs van vie;- Kweekelingen van bet Inffi- fiuut tot onderwijzing van Dooven en Stommen, openlijk af- gelegd op Woensdag den 17 Januarij 1816, in de Nieuwe Kerk to Groningen. Te Groningen, blj W. Wouters. 1816. In gr. 8vo. VIII, 46 131. f :-9-: Meer dan eons gaven o-.-,s de Nieuwspapieren, en bet jaar- lijksch Algemeen Verflag van bet Inftituut to Groningen, be- rigt, dat Dooven en Stommen, aldaar onderwezen, v66r bet verlaten dier hoogstnuttige Kweekfchole, belijdenis aflegden van hun Christelijk geloof, en aangenomert werden rot leden van bet voorvaderlijk Kerkgenootfchsp, waartoe zij zeker.do naaste betrekking hebben, en als door geboorte to huis be- hooren. Driewerf had reeds deze plegtigheid meer openlijk plants; en was de aanneming in vroegere jaren, ten overitaan Z 5 eeaer 346 EELIJDENISSEN eener talrijke fchare, verrigt geworden, zonder dat aan bet verlangen 'van velen, getuigen van dat hartroerend en bij uit- nemendheid flichtend tooneel van Godsvereering, voldaan werd, om, namelijk, de antwoorden dier ongelukkigen, met de meeste aandoening;geboord, vervolgens to mogen lezen en herle- zen. De Heer w. W o U T E R S , tot Mededirectear en Secre. taxis van gedachte Inflituut ingekozen, en als zoodanig tegen- woordig bij die heilige verrigting;, waarbij een. viertal Kwee- kelingen, met den aanvang van dit jaar, de groote werken Gods met fprakelooze taal verkondigden, en Jezus belijden mogten voor de wereld, vervult ten laatfle lien wensch, op Rieuw en door velen aan hem betuigd, door de uitgave van bet aangekondigd boekslten. Hem,-en der Hoofddirectie, die in 's mans voorflel toeflemde, durven wij volmondig voor on- ze Geloofs- en Landgenooten daarvoor dankzeggen, dat hij al- zoo duizenden van hen, die-, ondanks de opregtfle begeerte des harten, nimmer dat plegtige bijwonen konden , als 't wa- re daarbij ibleidt, en door zijn gepast Voorberigt, Zoo,goed 7aogvlijk, voor den geest brengt. Wij ten minfte, die onder gezegde menigte behooren, lazen bet flukje, dat voor ons Jig, met een zielflreelend genoegen, en de diepfle verwon- dering over bet nut, door den onflerfelijken G U Y o T, der menschheid tot cere, wederom daargefteld. Die man is bo- ven onzen lof zoo zeer verheven, als onze rijke moedertaat kelve to arm is, om zijne verdienflen bij bet Ii flituut, in zes-en-twintigjarigen dienst bewezen, naar eisch to buldigen! Dim man, onvergetelijk bij ons en onze late nakomelingen, zijn wij deze eerJle lettervrucht van Dooven en Scommen, door hem opgeleid en in godsdienflige kennis onderwezen, verfchuldigd; eenen eerfteling, overwaardig, tot zijnen roem en then van Nederlaod, in uitheemfche talen overgebragc, door geheel Europa verfpreid, en, ter befchaming van her dons en vermetel Ongeloof, vereeuwigd to worden ! - Ver- geeft het ons, Lezers! indien wij thans, nit verbazing over betgene wij voor ons hebben, eerder als Lofredenaars, dan koelzinnige Beoordeelaars optreden. Wij, fchamen ons deswe- ge niet, bij zulk eene proeve van hetgene op nieuw aan vier ongelukkigen gewrocht is., die, beroofd van gehoor en fpraak. vermogen, buiten her Inflituut naauwelijks meer dan eeu dier- 10k leven zouden geleefd hebben, door toegang tot hetzelve tot menfchen , nuttige leden der maatfchappije, en Christe- nen, VAN Vill DOO?STOMMEN, 347 pea, xerheven werden., hunne beflemming voor eene eeuwig- heid leerden . gevoelen, en van Gods genade, in Jezus over- tuigd geworden zij n. Tronwens , de gebreken zelve , die wij hier in taal- en fpelfouten aantreffen, (dit leers ons bet Voorberigt van den Uicgever) zijn zoo vele getuigen van de echtheid van hetgene hij levers, ingeflopen. in de antwoorden op de vragen, door den Eerw. D. H E N o R I v s z den Kweekelingen opgegeven, en van dezen met eene vlugge pen gefehreven; terwijt een aanwezig koor van zangers en. zangeresfen, of wel de Gemeente, bij beurtwisfel, een grooter of kleener ge- tal van verzen zong uit de Evangelifehe Gezangen, daartoe van den Leeraar gekozen (*). En, zoo bet opilel der Chris- telijke Geloofsbelijdenisfen, hier medegedeeld, en allezins in- flemmende met de- doorgaande gevoelens van bet meest talrijk Kerkgenootfchap in Nederland, waarbij de Kweekelingen zijn nangenomen, niet mogt inilemmen met fommige leerbegrip- pen van andersdenkenden; wie zou zich deswege als regter, niet zonder ijdelen waan, mogen opwerpen over den naasten? - wie zich niet veelmeer hartgrondig verblijden, dat, gelijk 'hij zelf, zoo ook, doze Doofflommen hunnen roem en heil flellen in Jczus to kennen, en dien gekruist? Wij, ten min- fie, de twisten der Schole daarlatende, vermeenen, dat bet to dezen althans onze taak niet is, over de gedane Belijde- nisfen iets to zeggen, dan met Paulus, „ dat elk Geloovige „ ftaat of valt zijnen cigenen UEEItE;" naardien de op- regtheid des batten bij ons hoogere waarde heeft, dan eenig begrip of denkwijze wegens duistere gefchi1punten onder de Genootfchappeii of leden der Kerke. Maar bet dertigtal vra- gen, bun voorgclcgd, is door B o u W E S IJ T S E S S IJ T ZE M A, IIENRICUS WILHELMUS IIELORING, MARGARETITA -R E S s E, en L E N A V R E E S W IJ ti , (wier namen wij oils ver- pligt rekenen to vermelden (t) ) met zulk cene vaardigheid, dui- (*) Het doet ons teed , in do op;ave dezer Gezangen, en wel in die ep W. VII, op cone drukfout gcltoeten to hebben , die het nallaan voor des begeerigen onmogelljk maakt t wij vinden daar gewaagd van vs. Go en 6t slit bet IVde der Evang. Gezangea, dat bij lange na zoo vele Vetzen niet tell. (t) Tot verder natigt, en em to voldoen can de vermoedetijke be- langfielling van dezen of genen onzer Lczcren, voegen wij`nog hierbij, dat S IJ T Z E M A , oad 19 jaren, geboorug is van Joie onder Franeker , Nark 348 ELrLIJDEr rgszIQ duidelijk begrip van derzelver inhotid, kunde van zaken, op- regt geloove, en gevoel van zedelijkheid of vromen ernst, ja ook met zulk eene blijkbare bedrevenheid in de H. Schrift, en goeden redeneertrant, beantwcrord, 21s geenszins misfen kan, onze goedkeuring, en die van elk' onzijdigen, van hun- ne Geloofsgenooten meer bijzonder, volkomen weg to dra- gen. En,'wat meer is, dit werk dier Kweekelingen des Hee- ren G u Y o T heeft zoodanige innerlijke waarde, dat wij meer- malen onder bet lezen oils van verwondering opgetogen ge- voelden, dan wederom van fchaamte bloosden over die me- nigte onzer Medechristenen, van gelijken, en ook meer aan- zienlijken, (land en geboorte in de Inaatfchappij , bij verre na niet in flaat eene belijdenis van hun geloove op het papier to brengen, zoo goed bewerkt, als dezen van vier derDooff'com- men. En hoe vereert bet dezen al verder, dat bij hen de ge- voelens van vaderlandsgezindheid en hartelijke dankbaarheid met waren eerbied voor God ten naauwfle vereenigd ziju, en gewis eene der fchoonfle plaatfen uitmaken in hunne Belijde- nis, welke wij, aan onze Lezers eene proeve verfchuldigd van het geheel , hierom to liever overnemen. Na opgave der algemeene bewijzen van Gods Voorzienigheid', door den Leeraar gevraagd naar een adder of meer bijzonder , bekwam deze ten antwoord van S IJT Z E M A „ Een groot bewijs vinden wij in de jongfle gcbeurtenis- fen van ons vaderland, hetwelk God van de overweldiging zoo wonderbaarlijk gored heeft en wij onze geliefde Vorst weder gekregen hebben, onder wiens regeering den ouden luister en bloci van ons vaderland begint terug te keren."- En van' H E L D R I N G :,, Ik bewijs dit ook nit het beflaan van verfchillende zoorten van Gods of weeshuizen, beroemde en weldadige geflichten, waardoor het lot van zo veele ongeluk- kigen verzacht wordt. bij voorbeeld, hot Inilituut, waarop wij zijn, hetwelk God door zijne bijzonder befliering door den Heer G U IJ 0 T heeft laten oprichten en in hand houden, waarop wij befchaafd worden en van alles en wel voorna: mentlijk van den Godsdienst kennis gekregen hebben." Geen van handwerk een Schrijnwerker ; H E L.D R I N G, oud I9 jaren , van Zevenaar, een Pasf'emenrwerker; M. HZsslz, oud 2o jaren , van Gro- eingen, eerie Strookennaaiftcr; en L. V REE a W IJ Ic, oud 22 jaren, van 4mfterdam, eerie Linnennaaiftar. VAN VIER DOOpS':O.AIaN. 349 Geen wonder, voegen wij hierbij , dat, tertvijl NAP o- L Ia 0 N, die al het goede, nuttige en roemwaardige in ons Va- derland to verdelgen zocht, en metderdaad, vooral door zij. ne velerlei verdrukking, daaraan groot nadeel toebragt, ech- ter, dank zij den Hemel! niet geheel flagen mogt in zijn ver- foeijelijk doel; de invloed,. daarentegen, en het voorbeeld van onzen waardigen Koning, en van het Koninklijk Huis, Begun- ftigers van vaderlandfche en weldadige Inrigtingen, en alzoo mede van het Inftituut' to Groningen, onder den zegen uer Voorzienigheid,krachtig belooft mede to werken tot Nedrlands' roem, van ouds gezocht in bet aankweeken van godsdienftige kennis, goede zeden en menschlievende ftichtingen, welk 2lles gedachte Initituut in zich op bet fchoonfe vereenigt. De Nederlander daarom, wie hij zij, die voormaals, (en, helaas! het is, waarheid) onder een opgeraapt of nietig voor• wendfel, zich onttrok, of wel gees deel ooit nam, aan •het onderlteunen van eene zoo heilrijke Stichting met eenige voor zijn vermogen of ftand in de maatfchappij pas noemenswaar- dige bijdrage, fchame zich des' voortaan onder zijne meer lief- dadige Christen-medeburgeren, en meer nog voor het alwe- tend oog, van God, nit wraakbare onverfchilligheid, of gem hechtheid aan den Mammon, gcenen naam of titel to hebben onder de begunftigers dier Kweekf'chole van Ongelukkigen, aan wier hoofd de K O N I N G ftaat. Maar neen ! de geftreng. heid des oordeels, vooral over de drijfveren van anderen, tan den Regter der menfchen overlatende, vertrouwen wlj, dat zoodanige dankbaarheid wegens onze verlosfing van Volk en Vaderland, als wij met verrukking in de Belijdenis der Doofftommen opmerkten, onder alle onze IVledechristenen, en hunne vroomheid, die het inboezemen van godsdienftige en zedelijke gevoelens aan ongelukkig van de Natuur bedeel- de medemenfchen op hoogen prijs ftelt, eenen wedijver ant- vonken zal, om een penningsken, van andere min nuttige uit. gaven, jaarlijits uit to zuinigen, tot bevordering van den ver- hoopten en duurzamen bloei en uitbreiding van meergezegde Inftituut. Overtuigd, dat het aanflaan veler handen alien zwaren ar- beid ligc maakt, en ontwarende, hoe de uitgave dezer Belij- denisfen almede ten doel had tot deelneming op to wekken, door openbaarmaking van het goede, hetwelk deze gezegende Stichting bij Doofftommen, van Gods- en Godsdiensc-kennis bui- 350 EELIJDENISSEN VAN VIEK DOOFSTOMMEN, buiten zoodanig onderwijs geheel verftoken, en ten last der maatfchappije levende, uitwerkt, hebben wij vermeend, bij ons ver,'ag van dit werkje, een woord ter aanfporing van hen, die traag zijn in C'nristelijke liefde, to moeten voegen; waarna wij de pen nederleggen, en dit kleene boeksken onzen Landgenooten ter meest algemeene lezing aanprijzen. Noodig Berigt voor den Nederlander, wegens eene nietawe ver, beterde wijze van Kunstverlichting, door middel van vlam_ vatbaar Gas Nit Steenkolen. Yoorgedragen bij wijze eener Yerhandeling door B. K O N I N G , Y. D. 11?. to 1ket foot , Lid van de Orde van den Nederlandfchen Leeuw, en.-. Te ,efmJlerdam, bij J. van der Hey. Mei I8I6. In gr, 8vo. 54 Bl. f : - 16 -: Wij hebben, in ons Mengelwerk, bij herhaling gefproken over bet nieuwelings uitgevonden Gaslicht (*), een en ande- re flukken, daartoe betrekkelijk, nit bet Engelsch vertalen. de (t), Dit onderwerp is hier ter flede onlangs meer ter fprake gekomen, door de proeven van den Eerw. Heer B. K O N I N G , in bet Oude Vrouwen- huis , met dit licht geno- men. Dezelven fchijnen, over bet geheel, tot voldoening der aanfchouweren to zijn afgeloopen. Doch , . geheel zonder be- denkingen, door vooroordeel, onkunde, eigenbaat krachtig geruggefleund , komt zelden iet ongewoons tot (land. Hoe dit zij , bet Noodig Berigt, dat de Heer K O N I N G ons in doze foort van Verhandeling wel wil geven, is verre van overtollig of onbelangrijk to zijn. De Lezers van her door ons medegedeelde zullen daarin veel minder cone herhaling van hot reeds bekende, dan wel uitbreiding, verbeteriug en gewensc'tte toepasfiug op onze bijzondere omilaudigheden, enz. viuden. De Heer K o NI N G was, tot voor korten tijd , geheel on, hekend met de ;manier der bereiding en aanwending van bet gas tot licht, bij de Engelfehen in gebruik. Hij had, echi, ter, voor zichzelveu eenen gefchikten weg gevonden, en daaz= (s') Zie No. III an VII dozes jeers. (t) No. XV des vori-gen jaars. B. K O N I N G, NOODIG BEI:IGT. 351 daarvan nu en dan , als ter proeve , gebruik gemaakt. 13ij ver- gelijking vond hij , daarna, dat zijne b9handeling veel grootG- re voordeelen opleverde, dan die der vreemden. En ziehier dus eene natuurlijke aanleiding, om, van hooger.hand bemoe- digd en geflerkt, verder voort to gaan met deze zaak, en de- zelve, zoo mogelijk, algemeen nuttig voor den Landgenoot to maken. Dc grond van alles is, dat bij de verbranding, op ooze haardfteden als anderzins, vele bruikbare f'offen nutteloos ten fchoorfteen uitgaan, ook de lichtgevende; dat bet mogelijk is, door gloe:jing, in een.befloten werktuig, van fleenkolen, turf enz., als bij wijze van distillatie, die lichtgevende ftof afzonderlijk to verkrijgen; dat de waarde der brandftoffe hier- bij niets vcrliest, vermits gedoofde turf-, bout- of fteen.ko• len nog meer waardig zijn dan ongebrande, en de (teenkool in bet bijzonder nog andere floffen affcheidt, die eene ont. zaggelijke winst, in plaats van verlies, opleveren. Deze ftof- fen zijn fteenkolen-teer (van welke geroemd words, dat zij boven de gewone bet voordeel bezit, niet flechts om bet bout, onder water, ijzerhard to doen worden, maar ook out den paalworm to dooden ; welk laatfte voor de fcheepvaart, en vooral voor ons dijk- en haven-werk, onberekenbaar ge- wigtig zou zijn) en ammoniac. De Heer K 0 N I N G houdt zich inzonderheid bezig, om bet gebrekkige en tevens kostbare in de verlichting, tot hiertoe door ons gebruiltt, to doen in bet oog loopen, en daarna to doen zien, hoe bet Gaslicht, vooral naar zijne inventie, aan geen dezer ongemaltken en gevaren onderhevig is. Net brandt4 helder, ftil, gelijkmatig, niet altijd naar boven, maar in zoo. danige rigting als men verkiest; bet is; naar willekeur, to vermeerderen , to verlengen, of tot beneden de mate van ecu gewoon nachtlicht to verminderen; bet is overal aan to bren- gen, midden op den vloer, aan den muur, enz. met zoo veel of weinig toeflel, en zoodanigen vorm en pracht, als verko- zen wordt; bet veroorzaakt geenerlei moeite van fchoonma- ken, fnuiten, ophalen der pit, en, des verkiezende, zou eene geheele menigte dezer lichten to gelijk en in dens kunnen wor- den aangeftoken; bet mist alle onzindelijkheid van vet, van fnuitfel, van damp , of dergelijke; geene vonken of fpatten van zich gevende, kan bet ook niet ligt brand veroor>ak--n. Allerbijzonderst wordt bet aok bier aangeprezen tot groote in- 352 E. ]CONING inrigtingen - iiraatverlichting, van'fabrijken; bureaux, kof1j. huizen, kerken, -oorlogfchepen, enz. - ook tot vuurbaketts; doordien men inzonderheid de vlam zoo uitgebreid, boo, en fierk kan maken, als men verkiest,---dergelijk9 tot feinlichten, tot foldeerlampen en dergelijke. Eene flad zou, op deze wijze bare ftraten verlichtende, en tevens elkeen, die her verkoos, in zijn huis van hetzelve dienende tegen billijke be- taling, op eene. hoogst onkostbare, ja bijna kostclooze wijze, oneindig beret dan tot hiertoe aan her oogmerk aoldoen. Dan, de Heer K o N I N G fchijnt tevens op her fpoor to zijn van eenen roeflel, niet ilechts voor een of twee vertrek- ken, maar voor een geheel huis,- in diervoege, dat de ver- lichting nit dezelfde bron met de verwarming voortvloeije , en beiden hand aan hand gaan. Bij dit alles vinden wij geene uitvoerige befchrijving van den toeflel, en de verandering en verbetering, door den Heer KO NING tot (land gebragt; maar, hetgeen veel belangrijker is, eene naauwkeurige berekening van uitgave en opbrengst, aan her Plot zelfs in eene tafel doargefleld, en cene verant- woording tegen de klagten, welke bij her nemen der proeven in her Oude Vtottwen-huis, over onaangenamen reek, waren gerezen. War 'bet eerfte betreft: i hoed fleenkolen- a f 36, benevens nog een half ter floking a f I8, to zamen f S4, geeft een en een half hoed uitgedoofde fleenkolen (de masfa zich een derde uitzettende) waardig f 50: -, I8o pond teer ter waarde van f I3- I0-:, 240 pond' liquor ammoniac waardig f 3 - 15 -:, benevens 22400 cubiek - voet gas ter ver- lichting (bij naauwkeurige vergelij king van deszelfs werking met die cener zekere hoeveelheid kaarfen) waardig f 245-:- ; zoo- dat er eene zuivere winst komt van f 258 -: -, waarmede renten en hoofdfom, tot den toeflel vereischt, fpoedig is betaald. War den onaangenamen reuk betreft, dezelve komt voort van her onverbrande gas , dat v66r en na de ontrleking out- fnapt. Dit ontfnappen, echter, is een gevoig, deels van her proefnemen, waarbij , om de werking to doen zien, de lich- ten meermalen gedempt, en dan weer opgeflokeii worden, in welk geval kaarfen bet nog veel erger zouden inaken; deels ontflaat her nit de eenigzins gebrekkige inrigting, waarmede men zich voor eene proefneming to vreden houdt : elk des- kundige, althans, zict gereedelijk in, dat dit ongemak bijna tor, o kan gereduceerd- worden. Zie; NOODIG BEPLIGT. 353 Zie't daar; Lezers, let kort verflag van een ftuli, dat waar- dig is door u gekocht to Worden. De rationale eer, bij de aanmeikelijke verbetering eener zoo fchoone uitvinding, eti hot openbaat en bijzdnder belang, fporen daartoe even krach= kig aan. Mogt a1les hier eenmaal aan de billijke vertiwachting voldoen 1 De Geheimen der MY gndtifeurs en Somnambules ontmaskerd voor weldenkende en deugdgezinde Menfchen. Ad majoreni gloriam Dei; Naar Ira Fransch. 181& In g),. 8yo. 88 B!.' ,f :- 15 -. Wij gevoelen weinig list, om een eigenlijk beoordeelend rerflag van dit blaauwboekje to geven. Het is alreeds in eeti tinder Maandwerk (Rec.. der Rec. 1866. No; IV.) naar waar- kl'e gefchat ; en wij willen or alleen melding van maken, out brazen Lezeren, die wat nieuwsgierig vallen, kort en zakelijk to zeggen, Waarin de geheimen der Magnetifeurs enz. beflaan: Het zijn dulvels1fonftenarijen; en zijne helfche Majefteit heeft zich van dit middel bediend, bin zijn op aarde vervallen rijit to herflellen; Wij neten ondertusfclien niet, hoe de Schrijvei<; idie in Frankrijk fbhijnt to leven, fiat rijk als zoo vervilleti kon befchouwen, vooral met den bril, waardoor hij kijkt; Len dien hij zeker van een' grootvader uit de laatfte dageti vsti L 0 n E W,j K XIV heeft geerfd; Ten miiifle• de geest van el. ke bladzijde ademt duisternis ; dweepzacht en onkunde fchij- ilen de pen beftuurd to hebben. Het ergfle is, dat men id let lezen nog niet eens zijnen lachlist bot kan vieren, en dar do laffe onzin to veel ergernis verwekt, om in elk, niet geheel verblind, Lezer den geringften zweem van vrolijke luim over to laten; Prijmoedige Bedenkingen , over de opterigtene Nederlandfche ge- nctroijeerde Maatfchappij; voor den CIinafchen Theehandel. Te -timflerdam, bij J. ten Brink, Gz. ISI5. A ge. Svao gaBl.f:-II Deze vrijmoedige Bedenkingen zijn eerie foort van revifre van eon vroeger lets; ftemmende onze Schrijver wel in bet scr;1CBEscuI. 1816; ro; S; A a al 354 VRIJM0EDIGE. UEDENK NGEN. algemeen met den anderen in, doch zoo, dat hem voorkotht 'bier to weinig bewijs gevoerd, daar to veel gefteld to zijn, Het andere flukje is ons niet in handen gekomen. Dit Nat den genomen maatregel voor, en ftaaft lien met vele bewijzen; fchoon bet de meening bevat, dat enkele bepalingen anders hadden bel:ooren to zijn. De Schrijver - blijkbaar pelf han-. delaar, en met vele kundigheden, tot de zaak betrekkelijk, uitgerust - pleit voor de monopolie in bet bewuste artikel, omdat ze elders beftaat, in China zelve befraat, omdat dirs. anderen bij ons een voordeel zouden genieten, .dat wij bij ben misfen, de Chinezen ons in de magt zouden hebben, onze fcheepvaart, hij vreemden toevoer, zon Iijden, enz. behalve dat de onderlinge naijver der particulieren do markt leer onbeftendig zou maken, waarmede wederom de vreem- den hun voordeel zouden doen. Doch hij is tegen bet gc- bruik van eigene fchepen der Maatfchappij, omdat de reederij to veel eigen beheer en bijzondere kundigheden vordert. Hij ftaat bij nog andere bijzondecheden ftil. En bet is ons vopr- gekomen, dat hij zoo wel z1jne denkbeelden vrij grondig ftaaft, als de tegenwerpingen oplost en de uitvlugten affnijdr. Wij prijzen bet this den belanghebbenden aan, en wenfchen bartelijk, dat ook deze maatregel van bet Gouvernement tot algemeen genoegen en voordeel verftrekke, en alle mcer of min gegronde bedenkingen, bet zij door de ondervinding, bet zij door beter inzigt en noodige verandering, worden opgeheven. - Eene letterkundige bedenking vergeve men ons ! Wij vorderen vooral van eenen koopman geene ftijve gehechtheid aan bet zuivere der taal; maar moeten toch wenfchen, dat zoo bekwame pennen, als die van den Schrij- ver, bet tot geene mode en zeker air verhieven, om er bier en daar, geheel noode'Ioos , vreemde woorden onder to wer- pen. Yi'ndicat atnue polit. Mengelingen door de Groninger Studen-• ten. Te Groningen, bij J. Romeliugh. i8i6. In gr. 8vo. i88 BI. f 2-4-: Deze jonge Heeren beginnen hunnen letterarbeid met on; den handf'choen toe to iverpen; maar wij nemen dies niet op; MENGELINGEN $EIt G'Itorirm R STUDENTEN. ' 55 ep; met jonge Dames hebben wij giaine'eene onfchuldiger grap; maar als wij cenen bok rieken , treden wij nanflonds te- rug, ten zij een zeer eerwaardige baard onze meet bijzonderc* oplettendheid tot zich trekt. ' Wij kunnen inmiddels, nit innerlijke kenmerken, den Le- zer gerust verzekeren, dat geheel dit werkje bet eigen opflet dezer jonge Heeren is, en dat geen Profesfor, -of antler kun-' dig man, er regtflreeks of zijdelings de hand in had. Deztr i-Ieeren Groninger 'Studenten, of Studenten te Gronihgen,; fchijnen zich bij voorkeur toe to leggen op de Cynifche wljs= geerte. Niet alleen blaffen zij , in den quart aan hen gefchre- venen brief, den zpogenoemden Letteroefenaar wakker aan; maar reeds in bet voorwerk wagen zij, indien wij lien_ wd begrijpen,' eenen even ongepasten als fchandelijken aanval op` tie ftuderende jeugd, die, den uil van Pdllas voor eenigen tijd verlatende, bet zwaard dier Godin ter hand nam, toerl bet vaderland in'nood was. Ook hebben zij bet vrij ver ge., bragt in den terugfluitenden trots, weike die mannen der oud; lieid, die zij zich ten voorbeeld nemen, bijzonder kenmerki >te; blijkens den doorgaanden toon in hunne opilellen, en vooral ook hunne lettre d'excufe; dat zij niet 'alle hunne Pros fesforen aanmelden en door hunne loffpraken vereeuwigen, hl.. Hr en 182. Intusfchen, hetgeen men den wezenlijk geleerden Zonder- ling, den man van zelfverzaking en harding, toegaf, geeft men niet even gereedelijk toe aan den jeugdigen aanvanger, die eeniglijk eenen meesterlijken nanleg toont tot., bijten en bla}= fen, wanneer hem de tanden zullen zijn uitgegroeid; en wij verzoeken de Hoogleeraren to Groningen, zich in dezen. niet geheelenal aan deze jonge lieden to onttrekken, die zich voor- alsnog maar fchijnen bezig to houden met bet beoefenen van de partes pudenda der Cyrii fche wijsgeerte , en van wie wij , gaan zij zoo voort, wanneer zij mannen geworden ziin, misfehien wel een foortgelij It. publiek fpektakel,, als dat van CRATES met de fchoone H I P P A R C H I A, to wachten hebben; veel eerder althans, dan dat van eenen n r o G E N E s in de ton: zij bouden ten minfle wel van een goed fouper bij eene ontgroen+ partij, en konden, aangaande bet huwelijk, hunnen flnlregel; abufus non toilit ufiim , wel cens overdrijven. Wij zeggen dit echter geenszin-s om de jonge Heeren van deze hunne oefe- ningen terug to roepen; integendeel, wij willen hen aaumoe- A a 2 dp. 356 MENGELIKGEN digen, maar verlangen alleen voor hen teregtwijzing en on. derrigt, opdat zij her flelfel in geheel deszelfs omvang leeren kennen en aannemen: want bet zou ons jammeren, zoo zij, die, naar bet fchijnt geheel door eigene oefening,.reeds zoo veel beloven, eindelijk ten voorfehijn kwamen als halfbakke. ne kweekelingen der Cynifche fchool, welker wijsgeerte wij geenszins g0eel verachten, daar wij her volkomen eens zijn met her bovenfchrift der bier voorkomende Verhandeling, over de nuttigheid der Wijsgeerte voor den Godgeleerden: Ars von habet inimicum, ni fi ignorantem. Hetgeen de jonge Heeren bier leveren, is proza en poezij; en, om over de waarde van beide to oordeelen, ware de lezing, der twee eerfle flukjes bijkans voldoende. No. i is eene Za- menfpraak tusfchen twee Vrienden , en voldingt de nuttigheid van eene Studenten - Societeit, eenen Studenten - Senaat, en de Ontgroen-partijen, welke thans to Groningen eerie Jchoone, edele, en voor den jongen aankomeling heilzame, Jlrekking heb- ken, en waarbij de vereischte plegtigheden met een fouper befloten worden. No. z is eeu dichtfluk: De Nacht. Wij kennen bet niet geheel affchrijven, maar geven er gaarne een proefje van. 't Is winter en 't wordt nacht --'k voel , door den fomb'ren luister Mijn harte diep geroerd, en treed in 't akelig duister Voor nit met trage fchreen. De Maan, gewoon den mensch tot eerbied op to wekken, Door wolken niet ge(loord, die 't blaauw verfchiet bedekken, Glanst helder uaar benedn. (NB. Een Groninger nachtje: akelig duister en helder maan; licht! - De drie volgende coupletten berigten ons, hoe de maan door de zon befchenen wordt, en befchrijven den fcar- renhemel.) De wind, die mij in 't oor met fomb're toonen fluistert, Die zich des winters aan 't verkleumde noorden kluistert, Door geen bedwang getemd, Ruischt huiv'rend om mij been; bet zoet gevoel van fmarte, 'i Welk in mij woont, vergroot ze, (de wind? of wat anders?) en DER GRONINGER STVDENTEN. 357 en maakt nog meer mijn harte Tot treurigheid geftemd. - Np treft bet dorre veld, van graan ontbloot, mijn zinnen, En roept den zornertijd mijn weenend hart to binnen: Zoo fnelt bet alles heen! 1k boor de kille fneeuw mij fchor in de ooren krakea, Zoo vaak mijn voeten hierin haren afdrnk maken Bij 't langzaam voorwaarts tredn. (Het is verfchrikkelijk! - maar welk eene fcboone very' maat! en hoe aandoenlijke epitheta! weenend hart, - kille, fchor krakende fneeuw!) Dan waar 'k in 't eenzaam woud. Hierzie'k ontblaardeboomen, In plaats van 't lief 'lijk groen, bet welk in fchoone droomen Den Jong'Iing als verfmelt. - (Zoodat de Groninger Studenten des zomers als 't ware half verfnoltene jongelingen zijn!) Ilk hoor den walglijke' uil zijn fomber uachtlied knallen, En in lien toon de raaf verfchriklijk krasfend vallen, Met minder fchor geweld. -- (Ja! ja! de uil knalt, de raaf krast; dat heeft de Dichter uit bet fpelboek goed onthouden.) In de volgende verzen bruist de wind door de kale tat- ken, enz.; bet wordt nu ook den Dichter al to bang om 't hart; gelukkig gloort hem door bet fchijnend manelicht de vergulden fpits van een' kerktoren flaauw in de oogen; nu treedt hij ook niet meer langzaam voorwaarts , maar fpoedt er zich been. Had hij bet maar Wet gedaan, die arme Stu- dept, door de vroegere fchokkende tafereelen reeds zoo diep geroerdl want boor bet vervolg; - voor dat ik bet dorp, 't welk voor mij ligt, kan naken, Moet ik eerst mijnen weg dwars over 't kerkhof anaken; GIs 't niet wat to zeggen,,Lezer?) 'k Gentak dit a'klig dal, En zie (Q wonder boven wonder!) A a 3 den 35S MENGELINGEN den ingang van der dooden rustplaats nad'ren; Dan 'k voel, bet ftroomendbloedftoltijlingsmij in de ad'ren;- Ik fta verblekend pal. - En (hoe kon bet ook zoo komen!) Het midder-nachtlijk uur doet juist zich kleppend hooren; Dic klinkc mij 'k wee, niet hoe zoo akelig in de ooren, Als of mijn doodsuur flaat: Ik bli,f geheel ontroerd nog voor den ingang peinzen Of 'k binnentreden zal, of, door terug to deinzen,. Dit fchriklijk oord verlaar. - Nu, bet was er ook waarachtig niet pluis! de graven fplij- ' en ijlings open, .de fchimmen ontrijten zich aan 't zand, flaan dreigend voor' den Student, geheele monst'reas tallen waren condom hem, en een ijzingwekkend fpook komt fnellend op .hem af, grijpc hem plotfeling aan, en de fchimmen flepen hem wreedaardig voorwaarts, naar 't ijslijk gapend graf! .;,Q Dan, bet liep nog al wel af: want een weinig verder zingt de verfchrikte Heer Student weer: 't Was flechts een droombeeld , 't wells mijn' ziel zoo fel beroerde, En mijn geflingerd brein (Ja, dat is bet regte woord; een geflingerd brein!) En mijn geflingerd brein zoo gansch nan de aarde ontvoerde: Met onweerflaanb're kracht. - Foei, flerveling! wat deed u toch zoo angftig vreezen? Stelc gij dan geen geloof in een beflurend Wezen, En Goddelijke magt? enz. enz. Dit nacht-lied kan wel na den afloop cener flraks gemet- de, fchoone, edele, en voor. den jongen aankomeling heilzi we flrekking hebbende, ontgroenpartij vetvaardigd zijn! Vraagt men inmiddels, of alles van denzelfden ftempel is? zoo moeten wij grootendeels ja antwoorden. - Wat de poezlj betreft: HetFragment, met bet b,ovenfchrift: qui capit cafi(atl fchijnt eene perfonele, den Lezer onbekende, bedoeling to hebben, en is laf. •De JWarfeilliaan en de Leeuw, naar St. Didier, in de Conies van V o L T A I R B , en De Adel,-vol- gens de 5de Satire van z o I L r•. A u, -bewijzen.,, dat de flee- ten DER CRONINGER STUDENTEN. 359 ten $tudetlten eenigzins beter flagen in bet navolgen, dan in eigene vinding; terwiji in het ftaartftukje tot'het laatfte (er denkelijk bijgevoegd om bet oorfpronkelijke zoo wat to ver- goelijken) bet een en ander voorkomt, dot ons onvert'laatl- baar genoeg is. 4dolf en Klara, en Graaf Otto, beide Ro- mances, kenmerken de- jeugd der opltelleren door placheid en' nietsbeduidendheid; boewel' het laat(te', dat echter den ouden riddergeest gansch niet volhoudt, een eenigzips gun(lig:7, oordeel zou verdienen, zoo niet de jonkvrouw in een wit o. wad, die voor 't ont/loten. venfler jlaat, een zoo zot fig"n~ snaakte, daar zij vender geene rol fpeelt. De Vriendfc,zap s meermalen oneindig beter bezongen. Het Jan de Groninri r Studenten (eene foort van apologie misfchien van een' ac~t- terblijver) houdt eeniglijk in, dat Studenten niet ten krr;g lnoeten trekken. De lofdichtjes op de beeldtenis van j. e. HELMERS, Prof. VAN SWINDEREN, Prof. YPEY, in bet Hollandsch en in bet Latijn, ook (in bet Latin op Prof. M U N T I N o II E, hebben mcer van rijmpiel, dan van bet punt- of'puikdicht; de Latijnfche zijn echter de beste, en een Hollandsch ftukje op' Prof. B A K It E R ver- dient- eene eenigzins gunilige onderfcheiding, in hetwelk ook de Hooggel. 'THUESSINK, DRIESSEN` en STRATINGR een pluimpje krijgen. De . Defcriptio Rundroram is een half uit Latijnfche, half nit Franfche woorden zamengeflanst vets van 58 regels, hetwelk wij , om de eigene woorden Us Dichters to gebruiken, een focus lafus noemen, en dan ze- ker geen onregt doen. Met bet dichtftuk De Hoop loopt de, maker zelf ook niet hoog, daar hij zegt of zingt: met dofen dooden Rank gaf ik mijn boezem lucht. De Vrijheid is mede reel beter bezongen, en fchijnt eeniglijk gemaakt ten behoeve der op zichzelve niet onaardige wending aan bet flot, dot Is Grijheids bloem thans bij ons blijkt ook in 'sYor- ffen ruinen to bloeijeu; echter is bet gezegde, dot w I L L E M ons met zachter banden, dan die van B 0 N A P A R T E, boeit, ,niet vereerend genoeg voor onzen beminden Vorst. -Ha kleine versje, Het Boschje, is, in ons oog, van al de gedicll- ten bet beste; behalve, onder de zeren bladzijden VARIA, (waarin• Hollandsch, Fransch, Hoogduitsch en Latijn voor komt) bet fchoone vers van S C H U B A R T auf die Mesfrade yon ~K L 0 P S T 0 C K.* dot in bet oorfpronkelijke words me4e- gedeeld. A a 4 Dus- 360 MENGELINGEN Dusverre de poi:zij ; wat bet proza betreft : twee Studen. ten-Brieven zijn beide weinig meer dan paskwil; houdende- de eene , dot vlijt en gezette ftudie de weg niet is tot -for- tuin, maar men daartoe opzettelijk onderrigt hebben moest, hetwelk best bij wijze van eene liefhebberij-comedie kon ge- geven worden; en zijnde de andere van een groentje, die bet dictrren en dictata-fchrljven hekelt, (waartegen zeker door eeif deskundigen ook wel wat gezegd kon worden:) bet ontgroenen words bier in bet voorbijgaan pligtmatig ge. prezen. De vlugtige Gedachten bewijzen, dot de Groninger Studenten bet coelibaat Wet voorftaan, en dot bet abufus.non tollit ufum , ten aanzien van bet huwelijk, bun credo is. Het- seen onder den titel Gtwoonte voorkomt, is jets, dot d,e minfte Student weet, en ook fcbrijven kan. Bet oppervlak- kig en belagchelijk ftukje, Over de nuttigheid der lV jsgeerte voor den Godgeleerden, mogt bet: Stulte! quis dubitat? wel ten opfchrift hebben. De Ring, eene Allegorie, is de reeds gemelde verontfchuldiging, dot de Heeren alle hunne Pro(es- foren niet bezingen. Het opftel : D U V A L en R E I s r. E, (den- jcelijk van elders overgeuomen) doet aan deze Geleerden regt, en de Studenten doen wel, dot zij op zoodanige man- nen zien, en bun voorbeeld in ecre houden: dan, bet bevat sevens de laaggeestige verdenking , dat Prof. S C H U L T E N S aan a E I S R E her Doctoraat in de Medicijnen gratis zou be- zorgd hebben, uit vrees dat deze hem ten eenigen tijde in bet licht zou ffaan; en bet ftrekt de Groninger Studenten tot fchande, door dit bun fchrijven deel genomen to hebben aan dezen laster. De Cedaehtex hij het graf van eenen Student zijn' den (teller zoo wel, als den overaedenen tot eer; oak bet ftukje: C H R I S T o P H 0 R U S (eene aanwijzing, dat deze Heilig nimmer beftond, maar dot men eene zinneprent in eenen perfoon verwisfelde) is niet kwalijk gefchreven, noch onbelangrijk; maar van alles beviel ons nog bet best bet uitvoeriger opftel: Deze Aarde uit twee zeer verj"chjllevde oogpunten befchouwd, (als bet verblijf van ellende en van vreugd) en van den (teller van hetzelve verwachten wiJ" bij rijperen leeftijd, met eenig vertrouwen, goede voorg- brengfelen. Eene 4nekdote was ons bijna ontflipt; zij )saat eenen Profesfor (te Groningen?) zich bij eenen zwijnert- suester vergelijken, die de meesten affcheept eer zij behoor- lijk vot zijn. Ook komt er nog ten nietsbeteekenende Droorm vopr, DER-CRONINGER STUDENTEN. ${i voor, waaruit wij de geleerden leeren kennen, die (door. pans, of ook wet eens?) van her geld hunnen God maken. Een brief ann de Heeren Redacteurs van Vindicat atque polit kroont bet werkje; hier geldt her de Letteroefenaars, die et heeds op uit zijn, om juist de Groninger werken zou- teloos door to halen, blijkens onder andere de recenfie van de Zedekunde voor Meisjes door J. G L A s z, (lees G L A T z) waarvan de [teller zekerlijk deze Heeren Studenten dank ver- fchtrldigd is voor hunne malfche en vriendfchappelijke teregt- wijzingen; zoodat deze Heeren, wier hoofdwerk aan de Akademie her ontgroenen is, ooze Letteroefeningen daar den- kelijk hebben ;angezien voor een aankomend groentje, mis- fchien omdat, daar dezelve eenigen tijd tot een Tijdfchrift verfranscht werden, die Heeren geen,% kennis droegen van haar reeds vroeger Burgerregt; weshalve de Studenten- fenaat bet pligcmatig vond zich onzer aan to trekken, dear wij finds 1814 ons wederom 21s Letteroefenaars hebben aan. gemeld. Wij hebben, zoo wij meenen, nu alles aangeftipt; fchoon wij, op her voorbeeld der Heeren Studenten, ons maar wei- uig aan orde bonden. Wij wilden ous daartoe, voor dit- maal, wet eens verledigen, ten einde nan bet verlangen der jouge Heeren to voldoen, dat een Recenfent bet geheele werkje niet in B6ns, maar ftuk voor fink, zou beoordeelen, daar her toch Wet din en , maar vele Schrijvers heeft. Wij mogen eehrer onze Lezers deswege wet verfchooning vra- gen; daar wij inderdaad gelooven, hun to veel eere ce hebben gedaan. Wij herinneren ons den jeugdigen arbeid van eenige Studenten aan de Utrechtfche Akademie, vbdr ettelijke jaren, on der den titel van Proeven voor het Verfiand, den Smaak en het Hart, welke poeven, nog in aller handen zijn; maar twijfelen zeer, of dit Groninger Studentenwerk wet zoodanig eenen ouderdom bereiken zal : en, als wij de mogelijkheid eens toegeven, dat den dezer Groningfche Schrijvers en Dichters nog wet tot eenen B R L L A M r, eenen R A U, enz. enz. zoti kunnen opgroeijen, moeten wij er echter (om met Vader- M E L L E N B R O E !t to fpreken) bij voegen , dat dit meer een cenfchen dan wet een dadelijk gelooven is. An, C. F.- 11Z N r o w I T Z, ANCZLton. 1lngelion de Too!venaar, in bet Landfchdp Elis. Eene' zalder.' liege Gefchiedenis. Door C. F. B E N K 0 W I T Z.' If Deelen. Met Plateci. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo. Te zamen, 520 $l, f 5 - I a - feze roman onderfcheidt rich door vole verfchillende he=' doelingen. Het landfchap Elis is bij uitftek merkwaardig: daar- moeten nog de meesterftukken der nude Grieken in grooten~ getale voorhanden, maar voor de kunst verloren; en nu reeds zoo vele eeuwen met pain en aarde bedekt zijn. Waar, men in Griekenland ook nafpoorde en zocht, bier drong nog Been kunstkenner door; en echter kan men joist bier derr grootlten fchat verwachten. Dit verzierd verhaal moge den' lust tot zoodanige reize opwekken! Angelion heeft zich daar gevestigd; bet vermoeden,, slat hij een toovenaar was, maak= te, dat hij daar lang en onbelemmerd zoeken kon; hij vond; ook onnoemelijk veel, en, een echt kunstkenner zijnde, zoo zijn zijae berigten uitnemand gefchikt om bet kunstgevoet- op . to wekken en to fcherpen. Ziet daar reeds twee bedoe. lingen van die boek. Bone derde is: eene aaneenfchakeling van de zonderling(le en ongerijmd(te gebeurtenisferr, die vbl- lIrekt naar tooverij zweemen, en zich eindelijk alle natuurlijk oplosfen, ten bewijze, dat er niets zoo wonderbaar is, .waar- voor men geenen fleutel vinden kan. Deze foort van roman is niet nieuw, en words nog al gretig gelezen. Te dezen aan: zien is de fchrijver bet minst met zijn work to vrederr; en wij moeten hem gelijk geven, - niet, dat er niet al, was maar vreemd en ongeloofelijk is, words opeengehoopt, maar- de eindelijke natnnrlijke ontknooping heeft, denkelijk°, in bet oog van den fchrijver, even als in bet onze, nog wat al ce veel onwaarfchijnlijks. Eindelijk was ook bet doer van den fchrijver, gelijk dat van iederen romanfchrijver, den lezer to onderhouden. En ook bier zijn wij met hers to vreden, en twijfelen zelfs gcen oogenblik, om bet werk to dezen, sanzien boven een aanral romans to ftelleu, die druk gelezen worden. De liefde, dit fpreekt van zelve, fpfelt onder alles ook eene aanmerkelijke rol. Wij vonden, en dit is mede eene goede aauprijzing, niets, waarbij de on- fchuld blozen moot. !YaI A. LAPIONTAINE, WALTHERI 363 lWalther, of bet Kind van bet Slagveld. Door A. L A V 0 N- T A I N E. Met Platen. Ilde Deel. Te Haarlem , bij F., Bohn. In gr. 8vo. 30¢ Bl. f 3 - : - Wij willen nooit meer op den titel afgaan; want nu moe- ten wij onze woorden intrekken. Wij meenden zeker, dat RET KIND VAN HET SL;AGVELD eene, hoofdrol fpelen zou; maar, lieten wij aan bet Bind van bet eerfle deel then held nog nagenoeg in de rokken, ook bij den .afloop nu der' gefchiedenis hebben wij er nets naders van vernomen, dan dat deszelfs ouders dit kind gelukkig wedervonden, en wel door de werkzame bemoeijingen' van de Signora Actrice, waarvan wij reeds zoo loffelijke melding maakten, en die dan eeniglijk fchijnt geboren to zijn om ieder braaf menscll te' vcrvrolijken, en den grondflag to leggen tot,eens ieders ge- liik. Zij is inderdaatl de ware heldin dezer gefchiedenis, en' verdient elks hoogachting, liefde en lof. ,, 1k wenschte wet ,; eens to weten," zeide zij, „ wat zotskap bet geloof in „ de wereld heeft gebragt, dat de Duivel alleen bet regt. zoude hebben, otn de bevalllgheid, de fchoonheid, eene „ fchoone flem , een' losfen dans, aangename woorden, en. „ de hartstogten, tot vallrikken en netten voor de arme „ deugd to gebruiken; en niet de dankbaarheid en de deugd, „ om goed to doen." Zij betwistte den Duivel dit regt, en deed dit met bet uitmuntendst gevolg. Wij verblijden ons zeer, date ij niet alleen die zaligheid van weldoen in eene ruime mate genoot, maar ook uitwendigen voorfpoed e* eenen man bekwam, die barer volkomen waardig was. Het meesterituk, barer kunst is de volkomene genezing eens edelen mans, die door grievende teleurflelling en ongeluk tot menfchenhaat en, wanhoop aan menfchelijke deugd en aan God vervoerd was. Op dit dene komt eindelijk alles neder, en. is alzoo eetl fchoon geheel;' en alles is zoo natuurlijk gefchreven en uitgevoerd, dat men, bij bet lezen der vele onwaarfchijnlijkheden , al bet onwaarfchijnlijke to eenemale vergeet. Wij zien alle onze waardige vrienden, met welke wij in bee eerfle deel kennis i aakten, nu aan bet fot des verhaals in bet vol genot van aardfche zaligheid, en op, bet toppunt van alle hunne wenfchen. Meer behoeven wij bier' met bij to voegen, daar de lezers van bet eerfle dcel zeker de. 3,64 A: L A F O N T A I N E, WALTHERI deze onze beoordeellng niet hebben afgewacht, en wij reedy eene proeve gaven van de geheel zedelijke flrekking der uit= lmuntende verdichting. Kopijen uit de groote llMenfthengalerij. 11'aar het Hoogduitsc'T: Hominem - pagina nostra fapit. Te Leeuwarden, bij Steenbergen van Goor: 1815. In gr. 8vo. 312 Bl. f 2 -1G-- 'ij gaven den moed reeds op, dat in de papieren van de bruine Soubife, waarvan wij in 181o eene proeve oncvingen en met welverdienden lof aanmeldden, nog bet een of ander zou gevonden zijn, voor bet lezend publiek gefebikc; bet eerfte en derde verhaal, ons bier aangeboden, heeft intus= fchen denzelfden oorfprong, en bet voorbcrigt doer oils nu den Deenfchen Hooglceraar gw U D L Y NE R A H B E C K als don fchrijver kennen. Adolf van H***, door een' voortreffelijken oom opge= voed, werd een uitmuntend man, en bewees zijn land de uittlekendfle dienften; maar, daar hem kennis der menfcheri uit de werkelijke wereld ontbrak, werd hij bet flagtoffer der boosheid. Dit verhaal is onderhoudend en leerzaam. De Baron van Wahlheirn verdient denzelfden lof. De waardige man had zich, bij bet grievend opdoen van wereld- en men fchenkennis, der wanhoop ontworfceld, zich boven de ver= ilrooijing verheven, en zijne menschlievende beginfelen vol komen gered. -- Het tweede en vierde verhaal zijn vat, wijlen den Hofraad W. G. B E C K E R. Hot beroep naar de Stad mogt den waardigen-en vergenoegden Predikant, tegen zijne vroegere verwachting, in zijne keuze doen wankelen, hij floeg bet Loch af, en dat onder de genoegelijkfle uitzig- ten; waartoe bet gelukkig huwelijk zijner dochter (welker gefchiedenis bet verhaal verlevendigc en verfraait) zeer vee[ bijdroeg. Geheel dit welgefchreven flukje drukt zijne les diep in bet haft: „ Laat ons, wanneer wij gelukkig zijn, „ toch niet naar een grooter geluk trachten! Bijna zou 1k, „ in dit opzigt, mijzelven bedrogen hebben, Thans ben ik „ volkomen overtuigd, dat bet ware levensgeluk in huisfe- „ lijke genoegens en in eenen vrcedzamen werkkring be- ,, ftaat." - Dorner's Ierjaardag geeft ons bet zeldzame fchouwfpel van eenen welverdienden bemel op aarde. WO kunnen shoo dit werk ruiplfchoots aanprijzen. BOEKBESCHOUWING. .be yoortref(fe)lijkheid. vdn de Leer der Roomsch-ka- tholijke Kerk,geJchetst, door J. Gs L E S A (3 E T E Pt 9 R o B E, Notaris to Naaldwij k. (Tweede Verffag,) Indieti wij ons de vorige maand niet verpligt haddei;l ter voortzetting onzer 'beoordeeling van bet maak- werk van den Naaldwijkfchen Notaris, zouden'wij nu onze, pen tetughouden, daar wij uit de Nieuwspapieren zieh,.dat, behalve andere bekwame Schrijvers, een der uitmuntendfte Protestantfche Leeraren (de Prefident van bet Kerkbefluur van,Noord-$raband) de pen tegen bet Schrijvertje, heeft opgevat ; maar wij kunnen ons ech- ter, en om die reden, en van wege den aard der zaak., nu eenfgzins bekorten. Het tweede en grootere deel van het kleine boekje moet eene korte ontwikkeling zijn Van de leer der Roomsch-katholijke Kerk, ten,betooge van derzelver fchoonheid en beminnetijkheid. Het fpreekt van zelve, dat, in zoo ver het Christendom in bet al- gemeen liiet words aangeprezen, wij evenzeer, ja veel overvloediger, en met al ons hart, kunnen uitweiden over deszelfs fchoonheid en beminnelijkheid; dan, wat bet eigendommelij ke van de leer der Roomsch - kathollj- ken betreft, bij hetwelk zich de Schrijver eeniglijk had behooren to bepalen, hieromttent verfchillen wij zeer, en zouden meer genegen zijn, met zekeren vroegeren Leeraar der Engelfche Kerk, dan met dezen Notaris; in to ifemmen, als hij zegt : „ dat de Roomfclie Kerk bet middel gevonden heeft om de meihfchen ongelukkig to maken in weerwil van hun eigen hart en der tijdelijke tniddelen, waarmede God hen gezegend beefs." fiij,, de bedoelde Leeraar, beroept zich op de toenmalige ge= f1eldheide in vele landen, waar bet Pausdom heerscht, 1IOEKBESCH. 1316. No. 9, B' b dl 966 J. 0. LESAGE TIN BROEK en vooral op dat gedeelte van Italie , waar hetzelve zij- nen troon heeft gevestigd, en waar de beftuurders der confcientie zoo gelukkig geflaagd zijn in bet befnoeijen van de zegeningen des Hemels, door de gelukkige jig- ging en grond, dat zij bet middel gevonden hebben om die to verminderen, zoo al niet, onder bet een of an- der voorwendtel, geheel to vernietigen. „ Zij zijn," zegt hij, „ altoos zeer gedienftig om eens ieders drink- beker bitter to maken, ten beste van zijne ziel, zoo lang tot dat bet geheele oogmerk der Natuur.• en der Voorzienigheid vernietigd is. Het is niet to verwonde- ren, dat overal, waar zoodanige onnatuitrlijke geftreng- beden geoefend, en door andere dwangmiddelen in top gevoerd worden, de vruchtbaarfte landen woest en ver- laten blijven liggen, en niets dan bet droevi~ gelaat van armoede en jammer vertoonen; -of dat duizenden van menfchen, gelrjk men gezien heeft, de wreedheid van zoodanig eene regering ontvlugten, en veel liever verkiezen eene fchuilplaats to zoeken in bet diepst van onbewoonde rotfen en woestenijen, dan zich langer to onderwerpen aan de dwingelandij van zulke onbillijke taakgevers, van welkcr opzigt zlj simmer eenige beloo- ning.voor htrnne nijverheid kunnen verwachten,dan die van eene harde flavernij , welke nog verergerd wordt door de finart van onnoodige tuchtigingen." „ Wanneer bet grootfte gedeelte van den Godsdienst getteld wordt to beftaan in godvruchtige zotheden en dwaze penitentien , gelijk zulks plaats heeft in de Room- fche perk, (fchoon zulks al eens geene ergere gevolgen lead) zoo kan -men, dewiji dit den Godsdienst in cenen l;waden reuk brengt , door denzelven meer to gronden op deze beuzelingen, dan op de inwendige zuiverheid en opregtheid van bet hart, niet genoeg op zijne hoede zijn tegen dit, zoo wel als tegen alle andere misbrui- ken, welke 'den Godsdienst doen beftaan in onnoodige bijhangfelen. Hoe zooaanig eene zotternij eerst een ge- deelte van den Godsdienst geworden is, of op welke gronden dczelve eerst gehouden is als een' Gode aange- ra VOORTRtPFELIJKHKID DI{1L ROOMSCHM KEM 367 bamen dienst, hiervan kan men niet wel eene betera reden geven, dan dat lieden van ecnen droefgeestigen en gemelijken aard, zich verbeeidende, dat God, even 416 zij, een vadzig,,onvergenoegd en droefgeestig we= Zen was, g.1oofien, dat Hij behagen fchepte in eigenA zinnige en kwellendc godsdienstoefeningcn ; en uit dien lroofde deden zij hunne eerbewijzingen beftaan uit liar., fenfchi,nmen, even wild en ongerijmd als hunne eigcne droomen en zotte inbeeldingen. hl,:tgeen onkunde en dweeperif eerst hebben if.gevoerd, words nu door dwini gelandij en bedrog ftaanJe gehouden. In zoo verre, dat de,ftaatktrndige verfijning van deze bedriegerijen langza- merhand een der ilerkfie pilardn geworden is, die bet gebouw der Roomfche Kerk onderfchragen ; - want.) fchoon zij ftaande houdt, dat dit een blijk is van meer- der tuchtiging en heiligheid,bevindt men echter bij na- der onderzoek, dat bet nicts is dan eene uitvinding oat geld bijeen to fchrapen. En waarlijk, de bcste befchrij= ving, die men van het Roomfche leerfelfel kan geven, is, dat het een listig bedrog is, uitgedacht om over de zwakheid en driften der menfchen to heerfchen , en doot dien weg hunne beurzen to ligten, en hen blindelingg_ aan zijne willekeurige bedriegerijen to doen gelroorza` men. ~, Ook is deze Kerk voorzeker niet ondankbaar gee weest voor de goede dienften van dezen aard , wellca let Leerftuk der Penitentie haar gedaan heeft; want, uit erkentenis voor dezelve, heeft zij het geplaatst bo= ven de zedelijke pligten, en bet ten laatite aangenomert under bet petal van hare Sakramenten,, en verheven tot den rang van cen der hoofdzakelijke ftukken dei zalig, hcid Maar, wij willen deze harde woorden ter verantwoor< ding laten van den Engelschman; hoewel bet groote,6 ,141ks van nut kan zijn, den Heer Notaris en anderen td Leerredenen vaiX L. sr1RNE, tlden M61S ;de Srnk- Db a 3~$ J. G. LESAGE TEN BROEE herinneren, dat bet weinig moeite kost, zijne Kerkleer to ftellen in een geheel ander licht , en to doen kennen van eene geheel andere zijde, dan hij goedvond; en dat, als hij dan den ftandaard plant voor de onverdraagzaam- heid zijner alleen zaligmakende Kerk, de echte Protes- tant, bij al zijne verdraagzaamheid, ook warm words, en, wel goed en toegevend, maar geenszins mal, zich door 's mans: , Broeders ! Hervormde Vrienden! Bieve Protestanten ! " enz. enz. niet laat bedotten. Wij willen nu, met een enkel woord, de fchoonheid en beminnelijkheid zijner leer, zoo als de Schrijver die opgeeft, aanfl:ippen : 1), Vrij mager is de anderhalve bladzijde, die den Doop behandelt ; trouwens, wij moes- ten ook eeniglijk daarbij onderrigt worden, dat onze voorouders door Pater W I L L E B tt 0 R D U S (den Apos- tel van Nederland) gedoopt zijn, en dat wij juist daar om alles, wat die Pater en onze voorouders geloofden, moesten blijven gelooven. Dit is (helaas !) nu het ge- val niet; naderhand is oils een ander Evangelic gepre- dikt, hetwelk wij van W I L L I. B R O R D U S niet ont- vangen hadden! en,. als wij dan nu bij geval eens door eenen anderen dan eenen Roomsch - katholijken gedoopt waren, mogten wij zeker van diens leer ook niet afwij- ken? Het fchiint, dat de Notaris meent, dat, hetgeen men van het Evangelie gelooven moet, onveranderlijk afhangt van de gevoelens van hem , die in eenig land het eerst den Doop bedient. -- 2) [let Vormfel tracht de max uit 2 Cor. 1: 21 , 22 en Hand. VIII: 14--17 to be- wijzen. Dat wij Protestanten nu hierin geen bevel on- zes Heeren tot zoodanige uitwendige plegtigheid, als de Roomfchen bedienen, kunnen vinden, komt, meent de Notaris, daar van daan, dat men bij ons de yolmaak- te leer der 4postelen heeft willen hervormen. -- 3) De Brood- en Mijn-verandering is, bij den Schrijver, bo- ven alle bedenking verheven; want Jezus beefs die(dat hadden wij Protestanten over bet hoofd gezien !) met een dubbel voorwaar bevestigd. Jo. VI wordt bier vooral to hulp geroepen en gedrukt. I-let is er aardig op uit- ge- VOORTREFFELIJKHEID DEIt ROOMSCHE KERIC. 369 gedacht, dat, als Jezus oneigenlijk fpreekt, Hij, of de Evangelist, bet dan altijd er bij meldt, ter voorko- naing van misvatting; b. v. Luc. II: 5o. Jo. VIII. II: I9 , ^_o , 2I. Matt. XVI: 2 ; waaruit dan ontegenfprekelijk volgt, dat de Heer Notaris , gelijktijdig met zoo vele honderdduizenden goede Katholieken, bet ligchaam van zijnen Zaligmaker opeet, en daarna 1 Wij mogen het niet uitfpreken. Vgorts , dat Jezus , bij zijne om- wandeling op aarde, ook eigenlijk en letterlijk eene deur, een wijnjlok enz. was. Hoezeer wij den oordeel- kundigen Schrijver niet gaarne tot verder gefchrijf wit- den, uitlokken , wenschten wij echter wel, dat hij ons wilde onderrigten , hoe men de woorden van Jezus bij de inflelling verttaanbaarder in bet Grieksch had kunnen uitdrukken, als Hij met de woorden der inftelling (ge- 113k wij Protestanten meenen) eens niet anders had wil- len zeggen , dan : dit beteckent mijn ligchaam ; of ook in eene andere tail werkelijk gezegd had (*). --4) Bij de Biccht, (') Ben onzer geachte Correspondenten heeft to dezer ge- legenheid ons de aandacht doen vestigen op eene 'zeer mork- waardige plaats in de Brieven van den Kerkvader C H It Y S o s- TOMUS tan C&SARIUS, (in Epist. ad C SSARIUM NO- IV A c H U M) rakende de door de R. K. Kerk zoo freng vol, gehoudene leer der Transfubilantiatie. Men is ook altoos met deze pasfage verlegen geweest. Vanhier, dat in Italie, to Florence, alwaar de opgemelde Brieven in Inanuf. bewaard worden in des Groothertogs Bibliotheek van St. Laur., op verbod van denzelven, omftreeks bet jaar 168o, (mogelijk wel door een H. Brevet van hooger hand) bij bet bezigtigen en bezoeken der Bibliotheek, dit exemplaar door niemand mogt gezien worden. De Engelfche Reiziger M I s s o Iv, behalve andere geloofwaardige Schrijvers, vermeldt zulks uit Floren. ce, in zijn IIIe Deel, bi. 41st, en verzekert tevens, dat do bedoelde plaats in die Brieven werkelijk gevonden wordt, Zij luidt, getrouwelijk overgezet, aldus : , Want gelijk, voor- „ dat bet brood gabeiligd wordt, wij bet brood noemen; 0 docb, waoueer de Qoddelijke genade door iniddel des Pries: ,, ter$ B b a 370 r 0. L E S A C E TEN BR6Eri Biecht, of belijdenis der zonden, hindert het de Protestait... ten, dat de Priester de zonden vergeeft; maar die komt daar ' van daan , dat wij niet opmerken , dat hij een daartoe gemagtigde van Jezus is. Wij verzoeken die volmagt to zien, en tevens, kan bet zijn, bet ta- rief der daarop vallende kosten. - 5) De Zalving der z eken, of het Oliefel. Het is maar jammer, dat de Pro. testant alleen aan bet gebed des geloofs kracht toe. fchrijft, en geene blijvende inftelling vindt eener van de Joo;dche meesters ontleende en ons vreemde ge- woonte, die Jacobus aanvoert en voor, de Christenen wijzigt, en geene kracht hoegenaamd in eene wonderolie opmerkt. Dan, men ga maar eens bij een flerfbed; hoe rijk is de Priester bij den kranken ! hoe gerust doet hij ferven! Hoe arm is, daarentegen, de Protestantfche Leeraar! hij kan flechts vermanen tot geduld, tot be- rouw, tot onderwerping, tot vertrouwen op de verge.! vende genade door Jezus, en daar om bidden. Dit at, les is niets ! „ Kunt ge bij deze krankbedden de liefde. „ rijke moeder niet van de vreemde, den herder niet van den huurling, den ma,gthebbenden Priester des b Hcereil niet van de genen, die zich niet ontzien'fek „ ten. in to voeren, onderfcheiden?" Kunt gij, Pro- testant! den geest der. waarheid en der leugen bier niet owlderfcheiden, vooral ook als gij hier leest, dat een Pra.tcstant , als hij arm is , geenen Leeraar, maar flechts, eenen vaak nietswetenden Krankbezoeker, darft roe- pen? - 6) Het Priesterfehap. Al wederom, arme Pro, tcstanten ! Uwe Leeraars leggen ook wel eenen Propo- nent de handen op, maar kunnen den H. Geest niet me= cladeelen. Dit kunnen de Rooms ch-katholijke Bisfchop- pcn,, en de door hen geordende Leeraars. Vol des Hei- l;gen Geestes, prediken zij daarom nigt zelden -- er, bar, ~, ters hetzelve heiligt, is bet wet bevrijd van de benaming ~, van brood, dewijl bet waardig wordt gehouden den naam van bet ligchaam des Heeren to dragen; fshoon de. satmop dri brood: in hetzeive gebleven.is~" VOORTRtFFELIJKHEID DER ROOAISCHI KERK. 371 birmelijk flecht ! - 7) Ten aanzien van her HuMweiijh fchijnt de Schrijver in de, voor eenen Notaris althans zeer onverfchoonbare, dwaling, dat hetzelve voor de Protestanten niets anders zou. zijn, dan cene verbreek- bare burgerlijke overeenkomst, en dat de Roomfche Kerk alleen hetzelve voor eene heilige en onfchendbare verbindtenis houden zou. - 8) [let Fasten, en de ont- houding van Spiji en des Huwelijks. Hier beroept zich de Schrijver op Luc. V: 33--35 en der Apostclen voor- beeld Hand. XIII en XIV , en fchijnt to meenen, dat bet vasten bij de Protestanten eene misdaad is , omdat zij bet niet , uit hoofde van bet bevel eener magthebben. de Kerk, voor noodig houden. De Roomfche 'Kerk begeert bet onthouden van fommige fpijzen, op zekere tijden, om de begeerlijkheden to leeren dooden; hoe- wcl, zegt onze Engelschman, „ de vaster doorgaans door de rijken onderhouden worden met zoo vele ftna- kelijke en wellustige geregten op hunne tafels , en met zoo veel toegevendheid aan hunnen verlekkerden mond, dat een maaltijd op eenen n vastendag veeleer gefchikt fchijnt otn eene ziekte door overlading der maag to weeg to brengen, dan om door onthouding eene ver- ootmoediging in bet hart to doen ontftaan." „ En over bet geheel valt bet goede werk van de vasten to onderhouden, of anders gezegd op zekere dagen geen vleesch to eten, niet zoo hard, als zich altoos van de werken des vleefches to onthouden; gelijk bet ook veel ligter voor een' blinden ijveraar valt, zijne gewone ge- beden to lezen, dan voor een' ootmoedig godvruchti- gen, de driften van toorn, ongebondenheid, wreedheid en wraakzucht to bedwingen, ten einde voor zijnen Schepper to verfchijnen in zoodanig eene gemoedsge- ftalte, als Hem aangenaam is. Het is minder moeije- 1ijk, zich to laten befprengen met gewijd water, dan alles aan to wenden om kiesch en vlekkeloos van hart e worden. Het is veel gemakkelijker weg, bij een' biecht(toel neder to kiiielen, en de abfolutie to ontvan- geti, dan zoodanig to leven , dat men zulks verdient , -- B b 4 pill 372 J. O. LESAQE TEN BROEK niet uit de'handen der menfchen, maar nit de handen van Qod , die bet hart kent , en then men niet bedriegen kan." De Roomfche Kerk boudt bet huwelijk voor een door Christus ingefteld $akrament,.en vereert lietzelve du$ Iiooger dan de Protestant; maar zij begeert, dat de be, dienaars der heilige dingen ongehuwd blijven , uit hoof. de van i Cor. VII: 32. (want vs. 26 en geheel bet ver- band to vergelijken, zal onnoodig zijn;) doch de Kerk gebiedt niemand, den geestelijken ftand aan to nemen; en wat de onthouding van beide de fekfen (de Monni- ken en Nonnen, en geheel bet heilige Kloosterleven) betreft, dit is eene Wet voor elk bevattelijke poging om bet rift der Hemelen to bekomen. Matt. XIX. Openb. XIV: 4, r Cor. VII: 8. (Eene poging, echter, die door der Apostelen en Bijbelheiligen voorbeeld niet zeer soadrukkelijk is aangedrongen.) -- Ten aanzien, 9) van #e Heiligen, hunne overbliiffels en beelden, worden wij bier onderrigt, dat de Roomschgezinde flechts aan de Heiligen verzoekt, voor hem to bidden; dat men dit pok overledenen verzoeken kan, omdat zij zich verblij- den over eenen zondaar, die zich bekeert ; dat de kracht der reliquien duidelijk blijkt uit bet ontwaken van eenen dooden bij bet aanraken der beenderen van Eliza, de genezingen door bet aanraken- van Jezus kleederen, de zweetdoeken van. Paulus, en de fchaduw van Petrus. D?aarbij, ubi rerum testimonia adfunt etc. ; er gefchieden beden nog vele wonderen door die reliquien, en deze zouden nog overvloediger zijn, indien men er maar meer geloof aan gaf ! ! (Een der noodlottige gevolgen alzoo van de hedendaagfcheverlichting!)Men mag eene beeldtenis van zijne vrienden hebben; de Roomschge- zinde aanbidt bet beeld niet, maar den verheerlijkten Heilig; dit weet en begrijpt tegenwoordig ieder Protes- tant,(inzonderheid bij bet jaarlijksch naar Kevelaar op- trekken, enz. enz.) io) De plaats der Zuivering. De eeuwige ftraf wordt op eene boetvaardige biecht wet kwijtgefcholdeu, edoch in eene tijdelijke veranderd, blijr VOORTREFFELIJKIIEID DEE. ROOi+ISCHE KER . 373 blljkens 2 ,Sam. XII; 1 ,14, Matt. XII: 32 ex I Cor. iII; 13; alzoo beftaat er (onwederfprekelijk) daartoe; eerie itrafplaats na den dood, Dit is -een leerftuk, datt de Zaligmaker door zijne Kerk (buiten het Evangelie) heeft geopenbaard. In die ftrafplaats kunnen de zielen wet vbldoen, maar niet verdienen;' doch zij wordert geholpen door de gebeden der Heiligen. -- i i ) Ten aan- zien van de goede bherken gelooft de ongelukkige Pro- testant niet, dat een geloof zonder de werken dood is; de goede werken zijn wet degelijk verdienftelijk, dock Diet anders dan uit kracht der voldoening van Jezus, enz. (dit is dan de Roomfche leer ?) en er beftaan gee- ne goede werken, welke niet verzeld zijn van gehoor• zaamheid, liefde en dankbaarheid, Hoe vele mag daft niet menig verdienftelijk Klooster van die overto'llige, die ten behoeve van anderen en voor klinkende munt verrigt werden, van de rekening wegdoen ! -- Door u) de Overleveringen weet de Katholiek met zekerheid den waren zin der H. Schrift, en hoe de Apostelen hunne woorden en brieven zelve hebben uitgebreid en ver- klaard. I-let Opperwezen heeft opzettelijk gewild, dat een gedeelte van de leer der zaligheid onbefchreven zou blijven, een gedeelte moeijelijk to verftaan zou wezen zonder het onbefchrevene; en van dit laatfte is de Ka• tholijke Kerk door den H. Geest tot Eenige en wettige be.. waarfter aangefteld, gelijk men Jo. XIV: 26 (letterlijk en duidelijk?) lezen kan. De verblinde Protestant heeft uu zoo lang maar niet willen opmerken, hoe de onfeil. bare Kerk altijd en onveranderlijk, door den H. Geest geleid,hetzelfde leert. (Den ouden deun , namelijk, van overleveringen en onfeilbaarheid.) -- 13) De,Ketterijen maken, dat het Iicht der waarheid met nieuiven glans fchittert; (gelijk zij nu aanleiding gaveti tot dit` voor.k treffelijk werkje van den Heer Notaris.) „ o Hoe troost- ,, rijk' en bevestigend voor ons geloof," roept de Schrij- ver in verrukking uit, „door alle tijden heen eene zigt- „ bare Kerk to zien vonnisfen, en haar to mogen hoo- „ reM Te zien; dat- het laatfte Concilie met dezelfde B b 5 „ over- 374 J. G. L ESAGE TX N DROEJ „ overtuiging, met hetzelfde vertrouwen, .en met een ge. • lijk gezag,,als de eerfte,ApostolifcheKerkvergadering • to Jeruzalem gehouien, zegt,: het.heeft den H. Gest • en ons goedgedacht ! "enz. W.elk eenen allezins zekeren weg hebben des Schrijvers lieve Protestantfche broe- ders verlaten ; - 14) De I7erdraagzaamheid is , buiten de Katholijke.Kerk, nu overal ten top; maar Deze zal mooit verdraagzaam worden; want djt is haar, Matt. XVIII:__i7 en Tit. III: io, verboden. Als LUTER en Y A L V JJ N nu eens opflonden, met de DordfcheY7ders, • zouden bet anathema uitfpreken over de tegenwoor- 4ige Protestanten, (en, door dezen Schrijver gewon- nen, dadelijk terugkeeren tot de alleen nog onverdraag- zame, en alzoo alleen zaligmakende , Kerk ?) Het zal op cene algemeene verbroedering van alle Protestanten nog' cens nitloopen ! Dat koint van de Zendeling- en Bg- bel-genootfchappen! Wij. moeten dan maar, hoe eer- ~Ier hoe beter , tot de barmhartige Moeder, de Roomsch- katholijke Kerk, terugkeeren, die den terugkeer van al- le dwalinden verlangt, maar welker fchoot to rein is om de dwalingen zelve to koesteren. Protestanten ! gij bebt immers Libertd en Egaliw genoegzaam leeren ken- lien; zoekt die bij de barmhartige Moeder voor altijd to ontvlugten; daar wordt u het . brood des levees, en al. les, alles beloofd. -- 15) Hot Geloof, dat de Kerk ge- looft, tot welke Jezus gezegd heeft : „ die u hoort, hoort mif," is bet t&nige zaligmakende, enz. Wij hebben ons wel willen verledigen tot eene zooo uitvoer ge aanmelding van dit nietsbeteeketiend ge- fchriftje, niet omdat wij, aan bet gezond verfland der Lezers onzer Letteroefeningen twijfelende, dit voor de- z.elve bijzonder noodig hielden, maar omdat men zoo veel ophef maakt van het gefchrijf van dezen armhar- tigen kampvechtet, wien wij hartelijk wenfchen., dat I)u zijn Roomsch geloof aan hetgeen de Kerk gelooft beter terughoude van bet geven,van ergernisfen, dan, geliik hij in de voorrede fchijnt to kennen to geven, zij- ng Prote'stantfcbe belijdenis heeft kunnen doen, en wien w4 VOORTREFFELIJKHEID DER ROOMSCFIE KIRK, 375 wij welmeenend raden , ziju hart en wandel gedurig zelf en met ernst voor God to beproeven , in goo ver hem dan de Roomfche Kerk zulks veroorlov.e. Want, (en ook dit nog willen wij , als een werkzaam tegengift voor den zoodanigen, wien dit boekje eenigzins mogt gevaarlijk zijn, van meergemelden Engelfchen Geesteli'- ken overnemen :) „duizenden welmeenende zielen in do Roomfche Kerk worden verleid om den pligt van zelf- heproeving aan anderen over to laten; zij worden daar- toe verleid door de leerftellingen van de biecht, van overtollige werken, en- van alle de winstgevende uit- vindingen, die uit dit Kapitaal Fonds voortvloeijen. En deze koophandel wordt" (werd immers voorheen, en die Kerk is zichzelve Reeds gelijk !) „ zoo fterk, gedre-, ven in. de Roomfche landen, dat, wanneer wij.te Ro- me of Napels" (of in Spanje) , woo.tlden, en genegen• waren om onze eigene werken to beproeven, bet zeer, hagchelijk zou zijn, of men ons zulks zonder verhit - dering zou laten doen, en dat wij bet voor een geluk zouden mogen rekenen, wanneer de eerfte perfoon, then wij daarover raadpleegden, ons niet dit voornemen, en to gelijk' misfchien ons gezond verfland,deed verliezen. -- Wat ! uwL(jgene daden to beproeven ! om Gods wil , zie toch van dit voornemen of ! -- hoe! zoudt gij uw eigcn verftand en, oordeel betrouwen in eene zaak van zoo veel gewigt, daar er zoo veel menfchen zijn, wel- ker< beroep dit' medebrengt, die hiervan meer kenniq, liebben dan gij, en die dit zoo veilig en zoo voordeelig v or u kunnen doen? ,, Indien onze werken eenige beproeving noodig mogter. geoordeeld worden , _ zou men ons raden , de- zelve vooral opp to geven aan iemand, die daarvan ken- nis heeft, hetzij dan aan den eenen of anderen ervare- nen en bekenden biechtvader, --- of aan bet een of ander klooster of godvruchtig genootfchap , die een' grooten voorraad van alle foorten van goede werken ~ezitten , uitgevoerd door Heiligen en belijders,, daar wij naar Qnzen zip ko.nden. uitzoeken, en of ons eigen ~e- 376 vOORTREFFELIJBHEID DER RUOMSCBE 1C&RK., gebrek invullen, of met nieuwe goede werken voorzien worden, die men daar fchielijk kan klaarmaken, en als zoodanig laten teekenen en zegelen door den Paufelij- ken Secretaris en de NOTARISSEN van bet geestelijk hof. Saar is niets meer noodig ow deze noodlottige doling aan to toonen, dan alleen dezelve open to leggen: der. halve zal ik enkel eene korte aanmerkingdaarbijvoegen; dat, namelijk, de genen, die overtuigd zijn van dus deugdzaam to wezen bij procuratie, en de goedheid van hunne daden enkel door gedeputeerden kunnen aantoo-, nen, geene reden hoegenaamd kunnen hebben om over Gods regtvaardigheid to klagen, wanneer die hun ook, op zoodanig eene wijze de zaligheid fchenkt, to weten bij procuratie." Het blijkt iederen Lezer voorzeker, dat de Heer No• taris in de opgave der eigendommelijke /cheonheid en beminnelijkheid der Roomsch-katholijke leer niet zeer gelukkig, noch ook volledig is. .&jzonderheden uit de tijden der Hervarming, betref_ fende de daden, lotgevallen, gevoelens en het karak- ter der Hervormers; door w. N. M U N T I N G, Pre- dikant to Wageningen. Te Utrecht, bij j!. G. van Terveen. 1815- In gr. Evo. XXII en 280 Bl- f 2 - 4 -; k elijk men de "nieuwe Gefchiedenis , in tegenover. ltelling der oude, van de algemeenwording des Chris. tendoms kan dagteekenen, hetwelk voor de wereld ge- heel nieuwe oogpunten, nieuwe denkbeelden, nieuwo gevoelens-, en voor bet hart eene geheel nieuwe wereld ontfloot, zoo wordt de nicuwere Gefchiedenis, in tegenoverftelling van die der,Middeleeuwen, van de Her- vorming gedagteekend. Ook van haar begint een gel heel nieuw tijdvak voor den menfchelijken geest ; en bet is deze opbeuring der befchaafde wereld uit bet diep- fte zedebederf en de groffte onkunde, gelijk van bet Chris- W. N. M U N T I N G, lE TIJDEN DER HERVORMING. 377 Christendom uit de& grootfte verbastering, waaraan ook de oude Kerk zelve de grootfte verpligtimgen heeft. Immers, wat zou er van haar geworden zijn, indien zij, zonder tegenwigt, in dat Heidendom onder Chris. telijke namen ware gedompeld gebleyen, waarin het Monopolie over den geest, hetwelk zij zich aanmatig de, haar allengskens ternedrftortte? In de worfteling, met de ontluikende klasfeke verlichting en befchaving, die met' zoo veel magt doorbrak, had zij eindelijk ge- zegevierd, of ware bezweken. In bet -eerfte geval wa- re doodflaap des geestes, en de duisternis der tiende Eeuw, voor altijd bet lot der Europe geworden : in bet tweede had een befchaafd Atheismus ('t welk in de vijftiende en zestiende Eeuwen reeds fterk bij de Grooten in bet zuidelijk Europa regeerde) een tijdlang onder de vormen van bet nude Kerkgeloof gere- geerd; doch zou eindelijk gewis die lastige 'kluisteTs verbroken , en, terwijl bet allengs de zedelijkheid vergiftigd en vermoord had, zich nu ook uiterlijk in zijne voile afzigtige gedaante vertoond hebben, zoo als onder Rome's eerf'e Keizers. Thans, daarentegen, riep de Hervorming den 13ijbel to hulp; dit nog niet ge- heel vergettne hoofdboek der C?tristenheid moest de ou- de Kerk nu ook als op nietfw leeren kennen en beoefe- Den; zij moest de godgeleerde kundigheden aankweeken; zij moest , om niet to zeer'bij de, reine zeden der Her- vormers of to fteken, hare kerkelijke tucht verbeteren, hare kloosters en feminarien reinigen : en zeggen wlj dan wel to veel, wanneer wij eenen F E N E L oN , eenen CALMET,eenen MASS ILLON,eenen 0sERTI#UR, S A I L E R , en zoo vele anderen , als middellijke ge- wrochten der Hervorming erkennerL? gelijk de geheele, thans zoo luisterrijke, toeftand der Roomfche Kerke in Duitschland, het. Vaderland der Hervorming, haar in een licht vertoont , waarbij bet Catholieismus der v4fi- tiende Eeuw in eerie faagte ternedrzinkt, die gewis den gemoedelijken en kundigen aanhanger dier kere huive- ring aanjaagt. Efi zoo wordt bet begrljpeir; hoe zelfs Roomsch- 379 W. N. DI UNT TIN G Roomschgezinden, gelijk C H. V I L L E It S, zonder hutn geloof to verzaken , met dankbaren ophef van de welda, den der Hervorming kunnen fpreken; weldaden, die ge• wis nog grooter en algemeerier zouden geweest zijn; zonder den openlijken en bedekten tegenftand der licht. fchuwende Jezuiten, het heilloosfte eedgefpan tegen re. de en menfchengeluk, hetgeen immer beftaan heeft. Hoe belangri,;k is het dus niet voor de belijders der ou- de zoo wel, als der Protestantfche Kerken 1 deze groote gebeurtenis to leeren kennen, en wel uit de bronnen,r de gefchriften der Hervormers zelven 1 Voor eenige ja- ren heeft de Beer M U L L E R van Schafhaufen, broe• der des grooten Gefchiedfchrijvers , ons uit min beken- de ftukken vele kostbare, en grootendeels nieuwe, aan., vullingen tot die Gefchiedenis geleverd. De Eerw. DI u N+ T I N G biedt ons,bier andere, • mede zeer welkome , bij. dragen tot dezelve, die echter meer uit de reeds be- kende gefchriften der groote Hervormers , en van hun- nen tijdgenoot E R A S DI u s , geput zijn. Doch ook deze hebben voor den algemeenen Lezer geene mindere nuttigheid. Wie toch leest tegenwoordig nog de La- tijnfche folianten van L U T E R en Z W I N G L I U S? Hoe weinig zelfs is E R A S M u s in handen van den ge- leerden ftand !, Het is dus allezins prijzenswaardig, nit dezen ruimen voorraad als 't ware eenige proeijes to geven, tot Raving van de goede oogmerken en het edee ie hartr der eerfte Hervormers ; doch ook sevens van hunne zwakheid als menfchen , en van den onzaligen kerktwist over beuzelingen, die de Protestanten tot op dezen dag , althans in den uiterlijken kerkvorm , heeft ver. deeld gehouden, en daardoor aan hunne zaak onbegri.~ pelijk veel nadeel gedaan. ,Het voor ons liggende gefchrift belooft en bevat ech• ter geenszins eene volledige, doorloopende Gefchiede nis der Hervorming; deze is (uitvoerig, doch niet kri- tisch genoeg) reeds door S E C K E N D O It F geleverd; haar beloop , (trekking en gevolgen in 't groot zijn met weinige, doch filfche trekken door Ro EZ IL T s o N BU it 0 $- bE TtJnEN nER HERVORMING. 379 t o s d o n (eenzijdiger en gebrekkiger door H u m E) ge. teekend. De Heer M U N T I N G, daarentegen , geeft 'llechts Fragmenten, met de loffelijke bedoeling, (die hij in de voorrede opgeeft) om aan de hoogachting, die de Hervormers bij Protestanten wooral waard:g Nijn, bevorderlijk to wezen. In bet eerfte Hoofdftuk worden de aanleidingen, of medewerkende oorzaken, tot de Kerkverbetering, in bet tweede bet algemeen beloop van L U T ER's Hervorming in Duitschland, tot op zijne volkomene fcheiding van den Paus, afgefchetst. Het derde Hoofdftuk, getiteld : L U T E R en E R A S- Di u s , is zeer merkwaardig, daar bet uit de brieven van E R A S DI U S menige opheldering geeft omtrent de denk- wijze van dezen grooten man. Het blijkt daaruit, dat t R A S M U S, hoezeer in den beginne der Hervormninge geenszins ongenegen, en zelfs, door zijne hekelfchrif- 'ten op de Monniken, dezelve grootendeels in de hand gewerkt hebbende, naderhand geheel afkeerig werd van de zaak der Hervormers; gewis uit hoofde van then grondtrek in zijn karakter, welken L U T E R (zie bl. 9G.) zoo juist treft, wanneer hij zegt: „ dat bet hem „ aan kracht ontbrak, om zich openlijk voor de groote „ zaak to verklaren; dat hij in zijnen krirg moect „ blijven, en zich bezig houden met bet ophelderen „ der wetenfdhappen." Rust was bet groote verlan- gen van E R A S M U S, die daaromtrent (in den beteren zin) een Epicurist was , en zich met ftaats- en kerk- gefchil zoo min mogelijk to bemoeijen, maar liever in de vreedzame letteren zijne dagen door to brengen aocht. Daarom hinderde hem ook de voortvarendheid van L U T E R, en deszelfs driftig karakter, zoo zeer. Daaren`boven is bet niet to ontkennen , dat L U T E R , om de verdienften, welke de Roomfche Kerk in hare uiter- lijke werken ftelde, to gereeder to kunnen vernietigen, oak de wezenlijke waarde der ChristelUke deugd to na kwam; hetwelk E R A s m u s, die de prediking van deugd en goede werken boven alle's wilde gefteld hebben, gewel- dig hinderde, en uiisj'diezi bet voorname ilruikelblok was, 3So W. X. MUNTINU was, hetwelk zijne vereeniging met L U T E R In den weg fond; gelijk de onverzettelijkheid, of (om het reg. to woord to gebruiken) onverdraagzaamheid,- van L U. T E R zijne overeenkomst met Z W I N G L I tf s hinder- de, waartoe deze met zijne medehelpers zich gereede. lijk zou hebben laten vinden. Hoe jammer, dat die zelfde voortrelfelijke eigenfchappen , welke L U T L It zoo gefchikt maakten tot Hervormer, - openhartigheid, moed en fandvastigheid, - meer dan eens in ruwheid van taal, onbedachtzaamheid en hardnekkigheid ontaardden ! Wij zouden aan de gemelde redenen de,verwijdering van z It A S M U s van het groote werk der Hervorming liever toefchrijven, dan aan de verzoekingen van eer, aanzien en achting bij fommige Grooten en 1lanzignlij ken van zijnen t #d, (zoo als de Schrijver zegt, bl. 103) daar zulks ons voorkomt eene dubbelhartigheid to zijn, waarA van men den grooten man niet 'zonder de fprekendfe bewijzen mag befchuldigen, en daar de Heer M U N- T I N G zelf bewijzen genoeg to berde brengt, dat Z R A S M U S aan den eenen kant een ongemeen groot voorfander was van Christelijke werken, welke de toetsiteen der godzaligheid zijn, en die L U T E R in de Theorie misfchien wat to laag felde, en aanden~ande= ren, karat to veel van de Roomschgezinden, met name van de Monniken, moest lijden, om belaI gshalve hun- ne zaak aan to kleven. Van het onderwerp des vierden Hoofdfuks, L U= T E R en Z W I N G L I U S, hebben wij zoo even in 't voorbijgaan reeds iets gezegd. Ten opzigte van laatst; genoemden Hervormer treft men hier vele merkwaardi- ge bijzonderheden, uit zijne werken, aan. In het vijfde Hoofdftuk worden L U T E R'S groote verdienften - om- trent de vertaling des Bijbels uireengezet; fchoon er van de „ Latijnfche overzetting v66r de Hervorming • wel veertien Duitfche vertalingen in omloop waren,, • maar die zeer groote gebreken hadden, en niet ge; • fchikt Karen voor het yolk, om er' den regten zin • dor H. Schrift uit op to maker, (bl. ICI)." S E c- i KEN- DE 'rIJDEN DER 1fURVORMING. 381 R E N D 0 k F telt er flechts vijf op (Hist. Luth. A°. i522)+ -Op bet Plot Warburg, waar hij in 1521 zijne Bijbelvertaling begon, zou hij bet Hebreeuwsch en Griekseh nog,eerst geleerd liebben.(?) In I52a voltooi- de hij bet Nieuwe Testament, dock eerst in 1534 den geheelen Bijbel. L U T E R dacht zeer onbekrompen omtrent fommige uitlegkundige puntens 1 5'0- V' 7, kearde hij oneclit, en deze plaats is eerst na 's mans dood in zijne Bijbelvertaling ingeflopen; hij. twijfelde aan de echtheid van 'den Brief aan de RebrcEn, then van j U D-A S, en de Openbaring van j o A N N E s, voor- a1 aaa de laatffe. Zijn afkeer tegen den Brief van j A- c o s u s was aan zijn godgeleerd ftelfel - de kIeinach- ting der werken -- toe to fchrijven; naderhand, ,ech, ter, hvain bij van adit gevoelen eenigzins terug, (bl. 173.),In bet zesde Hoofdftuk worden eenige plaatfen .over dat lievelingsgevoelen van L U T E IL to berde ge- bragt, Men fchijnt reeds in zijnen tijd j E z u s als een' blaoten Zedeleeraar en voorbeeld befchouwd to hebben, tvaartegen hij zich fterk uitlaat, (bl. 185.) Veel goeds en nuttigs komt ook voor in bet zevende Hoofdftuk verdienflen van L U T E R omtrent de fcholen en het godsdienflig onderwijs. De groote man trachtte aan de zoo verkeerdelijk gering gefchatte orde der fchoolonder-, wijzers de verfchuldigde achting te hergeveu, wier ge- brek hen nutteloos moet maken. Het gevoelen des Her- Voxmers over denn ongehuwdenn ftand befluit bet werk, ;ac'hter 't welk nog eenige eehte ftukken als bijvoeg-- fels geplaatst zijn. De itijl is vrij wel; ook die der vertaalde ftukl:en is redelijk, fchoon bet zeer moeijelijk zij, L U T E R'S krachtige taal naar behooren over to gieten. Edne be- iagehelijke Pout hebben wij gevonden op bl. 179, waar men leest : ,, Wanneer nu de werken der geregtvaar. ;, digden en bet geloof konden gedeeld, en van elkan- „ der gefeheiden worden, zoo zouden zij in waarheid „ ontuchtig (onbekwaam, untuchtig) zijn." Gaarue zouden wij , indien de plaats bet ons vergunde, POEK13ESCH, 180, No. 9. C c L V- 392 w. N. M V N T I N G, DE TIJDEN DER HERVORMING. L V T E R's krachtige verdediging van het huwelijk, ook voor den geestelijken i}and, mededeelen, om als een klein correctief to die nen tegen bet fraaije gezegde van den Heer CHAT E A u B R I A N T, in den fare 1816, in eene Europefche Wetgevende Kamer gebezigd, dat gehuwde geestelijken Godsmoordenaars zijn : de Lezer kan haar vinden op bl. 217. Lij krede dyer. den weleerw. zeer gel. Heere c. G. S. B E G E M A N N, in leven Hoogduitsch Predikars der Hervormde Gemeente van ,fmferdam,- en ddaar overleden op den 6den April 1816. In het Gsnoot. fchap, Kunst door oefening befchaafd, uitgeffroken door J. B. D. w I B M E R, S. S. Min. Cand. To Amfterdam, bij A. Vink. In gr. 8vo. 2$ Bl. f :. 5. g Dit ftukje zal de boogachters en vrienden van wij. len Ds. B E G E M A N N zeker welkom zijn , hoewel het in korte oogenblikken vervaardigd werd, gelijk de Re- denaar zelf erkent, en ook allezins blijkbaar is. De reden van zoodanigen fpoed, ook nu bij de uitgave, is buiten twijfel, dat de indruk van het oogenblik van 's mans overlijden der deelneminge en des aftreks moest voordeelig zijn. Bij eene' herziening had evenwel bet opftel, naar onze gedachten, in, waarde kunnen win- nen; en wij twijfelen geenszins, of, bij minder fpoed, bad de Schrijver b. v. bet woord Godgeleerde, bl. 20, met ten beter gekozen verwisfeld, en eene en andere plattitude (b. v. bl. 2i. ziet daar, de Held lag in ha sand!) verholpen, enz. Intusfchen vond de waardige .B E G E M ANN in dezen zijnen Lofredenaar eenen ware men vriend, die hem, als eenen bij uitftek deugdzamen man , dit aandenken wilde ftichten. Wij hadden wel ver- langd, dat de Redenaar wat meer had kunnen erg mon gen bijzonderen, en zien ook niet, dat er noodzake was, 's mans ftrenge zedeleer, en zijne tranen, bij bet ver- J. B. D. W IBM E R, LIJKREDE OP C. G. S. BEGEMANN. 393 verlies van het zintuig des gezigts, to doen voorkomen als kleine vlekken, die men, in alien' gevalle , in eene Lijkrede opzettelijk moet verontfchuldigen; voor het minst had dit dan alzoo moeten gefchieden, dat ook bet lofwaardige in dezen wat fterker in het oog viel. Wij verfchoonen echter dit een en ander gaarne bij eenen nog jeugdigen Lijk. en Lof-redenaar, in wien wij niet alleen een hartelijk en warm gevoel voor bet ware en goede, maar ook eenen goeden aanleg tot een- voudige welfprekendheid, met blijdfchap opmerken, en in wien wij alzoo den bekwamen Prediker met vertrou- wen to gemoet zien. Verhandelingen, bekroond met den prijs van het Le- gaat van J. M O N N I K H 0 F F. VIlde Deel. Te lm- Jlerdam, bij L. van Es. 1815. In gr. 8vo. VIII, 191 B1. f 1-16-: Ook onder den titel van Ver- handeling over de zamengeflelde Lies- en Balzaks- breuken , door F. G. VAN I N G E N , in leven Doc- tor in de Gences- en Heelkunde to Dordrecht, enz. iloewel deze Verhandeling weinig nieuws bevat, kunnen wij haar echter min geoefende Heelmeesters zeer ter lezing aanbevelen, als bevattende eene vrij beknop.e to en geleidelijke ontvouwing van een der moeijelijkite gededlten der Heelkunde. Er zijn welligt geene uit- wendige gebreken, welke zoo ligt miskend en dus ook verkeerd behandeld worden, als de zamengettelde Brea- ken. De Schrijver dezer Prijsverhandeling brengt daar- van vele en zeer leerzame voorbeelden bij, en tracht, door de duidelijkP a kenmerken der gebreken , welke hier overeenkomst hebben, en die dus gelegenheid tot dwaling geven, zijnen Kunstbroederen een zeker rigt- fnoer aan de hand to geven, waarnaar zij hunne han- delwijze kunnen inrigten. Daar de Ontleedkunde bier de voornaamfte bron van alle kennis, de grond van alle C c a re- 3g4 LE GAA1° redelijke behandeling is, begint hij , naar aanleiding der vraag, met eene ontleedkundige befchouwing der dee- len , die de onware breuken vormen , in derzelver ge- zonden en zieken Nat ; dit laatfle is echter meer eene bloote optelling en ziektekundige befchrijving der daar plaats hebbende gezwellen , dan eene ontleedkundige befchouwing der ontaardingen van de deelen zelve. Na deze ontleedkundige befchouwing , bepaalt v A N I N G E N de eigenaardige kenteekenen , waarin de on- ware breuken onderling en van de ware lies- en dije- breuken verfchillen. Hij gaat in dit hoofdftuk alle die kenteekenen, bij elke der genoemde breuken, na, en wijst, uit de vergelijking, derzelver verfchil of over- eenkomst aan. De manier, waarop dit gefchiedt, komt ons een weinig omflagtig voor. Telkens bij elk gebrek afzonderlijk ftilftaande, ook dan, wanneer er geen zweem 'van overeenkomst , geen gevaar van dwaling hoegenaamd is, geeft dit natuurlijk aanleiding tot veler- lei herhalingen en uitweidingen; zie b. V. 55 56, 57, 59, 6o, 66 enz. Wij weten ook niet regt, waarom, in dit hoofdftuk, in de tweede afdeeling, over het be- fiaan der zamengeftelde onware breuken gehandeld words. In het derde hoofdftuk, over de oorzaken dezer g-~breken, heerscht meer beknoptheid. Belangrijk is, z.)o wel u-It hoofde van eigene, als der hier, in een k-)rt beflek, bijeengebragte waarnemingen van ande- ren, het vierde hoofdfluk, over de genezing en, ge- neesbaarheid der onware breuken, door oplosfing, of door de kunstbewerking. Hier zoude men intusfchen wel wat meer uitvoerigheid verlangen, vooral ten aan- zien van de mogelijkheid of onmogelijkheid der oplos- fing, en over de verfchillende wijzen, om dezelve to verrigten; daar de Schrijver het veelal bid korte ftellin- gen of regels laat, en het bewijs, of de verdere verkla- ring , fchuldig blijft. Het is , eindelijk , blijkbaar , dat de viifde of lgatfte afdeeling der vraag eene onmiddellijke hetrekking op dit vierde hoofdfluk heeft; de Schrijver geeft, door haar, in zijn laatfie hoofdfluk, afzonder- lijk VAN MONNIKHOPF. 38S lijk to behandelen, aan dit gedeelte bet aanzien van een bijvoegfel of aanhangfel: want, daar de geheele Ver. handeling van waarnemingen doorzaaid is, weet men niet regt, waarom daartoe nog een geheel hoofddeel moest afgezonderd worden, dat daarenboven, niet min- der dan een der vorigen, even zeer redenering als een- voudig verhaal van waargenomene daadzaken bevat. Finland en de Finnen. Naar het Hoogduitsch van P. R ii ii s. In II Deelen. (Vervoig en clot van bI. 3oi.) .L.letgene, daarentegen, kwalijk tusfchen eene onaf. gebroken reeks van gebeurtenisfen plaats kon vinden, maar voor den vreemdeling van aanbelang is to verne- men, -- eene naauwkeurige Landbefchrijving, en op. gave wegens den akkerbouw, voortbrengfelen van den grond, ftaat der kunften , huishouding , levenswijze, taal,, fpelen, dichtkunde, volksgeaardheid en zeden, zoo wel als uitvoerige, plaatsbefchrijvingen, en wat van dezen aard meer is , -- heeft onze Schrijver in een tweetal, af- deelingen en aanhangfel meerendeels uit goede bronnen en met fmaak to zamengevoegd; gelijk wijdaarvanteeds eenen wenk given. Alvorens wij evenwel over dit laat- fte gedeelte van zijnen arbeid iets meer zeggen, meenen wij aan onze Lezers eene proeve verfchuldigd to zijn uit de bier verhaalde gebeurtenisfen; en zullen wij die ontleenen uit bet tijdvak onder K A R E L D E N XII, door R u H s met alle regt de lijdensgefchiedenis van Finland betiteld. Ziet hier dan, uit andere ftalen, een kort ta- fereel van volksellende , hoedanig wij twijfelen , of de gefchiedenis der 18de Eeuwe elders uitleverde in ons werelddeel, immers zoo men den jammer daarlaat,then mogelijk bet inlandsch woedcn der Franfchen op eigen bodem bier of girds gefticht hebbe in bet heete der Omwentelinge. C c a „ Over- 386 F. Runs „ Overal (lezen wij D. I. bI. 294) begonnen de ge• volgen van den oorlog en de plundering zich to open. baren, voornamelijk in Oesterbottn: alle de visfchers- gereedfchappen waren vernield of onbruikbaar gemaakt op vele plaatfen heerschte reeds hongersnood. De ru- we huiden, welke de Rusfen achtergelaten badden, werden als toefpijs bij brood uit boomfchorfen gekookt. Gehikkig hij, die eenige van bet paardenvoeder overge- blevene korrels haver bijeen kon zamelen ! De dringen- de behoefte veroorzaakte de ijsfelijkfte voorvallen. Eene moeder was met hare zeven kinderen Karen vervolgers ontfnapt; doch in de barre woestenij, in welke zij zich vcrborgen had, mangelden haar alle middelen , om haar en haar dierbaar kroost bet noodige voedfcl to verfchaf- fen. Radeloos doolde zij rond, om bet een of ander to vinden, waarmede zij bet ]even van hare lievelingen zou kunnen verlengen. Digt bij eerie beek zag zij een dood paard en zeven doode menfchenligchamen liggen gretig werd eerst bet paard, en vervolgens de overige lijken verteerd. Doch ook deze voorraad verminderde twee van hare kinderen ftierven den hongerdood; zij befloot ook deze tot voedfel voor haar en de nog le- venden. to gebruiken : echter werd hare buitendien zwak- ke"„gezondheid door deze onnatuurlijke fpijs dermate on4ermijnd, dat zij weldra under hare diepe ellende be- zweek, en hare jammerdagen eindigde." -- ,, De ver- woesting en verwildering van bet land kenteckenden zich insgelijks in de ongemeene vermeerdering der wolven, wier foutheid alles to boven ging: over dag, zoo wel als bij nacht, vertoonden zij zich even vermeten, loer- den voor de venfters en aan de deuren op buit, ver- fcheurden de menfchen , welke zij magtig konden worden en de zomer alleen verfchafte den ongelukkigen inwo- ners cenige rust teen deze rondzwervende roofdieren." Deze en foortgeliike onheilen, als to mcermalen Fin- land en de Finnen ueliepen , gevoegd bij de nadeelen van den grond, van een ongunfig luchtgeftel in bet kille Noorden, en de ongefchil:theid van dit gewest en des- FINLAND EN bE FINNEN. 3$? deszelfs havens voor uitgebreiden uitheemfchenhandel, bragten eigenaardig to wege, dat de akkerbouw en kun- iten bij dit Volk, gelijk mede deszelfs befchaving, over bet geheel niet anders dan tragen voortgang nemen kon- den, en ook maar weinig vorderden. Reeds van then kant befchouwd, verdienen alzoo de narigten, die R ii H s hun aangaande ons mededeelt, ten voile geloof, behalve dat zij doorgaans uit echte bronnen geput zijn. Hij laat zich daarover in zeer vele bijzonderheden uit, waarin ons beftek verbiedt, dat wij hem zelfs op groo- ten affland volgen. Men vergenoege zich hierom met eenen en anderen trek, door ons uit zijn Ilde Deel ont- leend; terwijl wij bet taal- en aardrijk§kundige vooral, hoe belangrijk, wegens bet dorre der itof, geheel on- aangeroerd zullen laten. -- Vergelijken wij des Schrij- vers opgaven van Finlands oudflen toefland met die we- gens den tegenwoordigen Nat van zaken aldaar, wij mogen dan, de menigerlei en reeds van ons aangeduide nadeelen opmerkende, waarmede dlt Volk to kampen bad, den goeden invloed der eeuwen op deszelfs vor- ming, befchaving en zeden, voorzeker niet misken- nen. Wel is waar, als eene Europefche Natie, faan zij niet hooger, dan in den tweeden, of liever derden rang, bij vele anderen; waaronder echter, die door weelde en verfijning eerder befmet dan verbeterd wer- den, en mogelijk in haren trots op den bijgeloovigenen lompen Fin to fchaamteloos durven fmalen.. Bij den regtfchapen Nederlander verdient bet karakter van dit Volk hoogachting, als gehecht aan zijn gegeven woord en goede trouw ; waarvan de Hr. R U H S , ten bewijze , hun nationaal en aloud fpreekwoord inroept : „ Aan „ bet woordhouden erkent men den man; aan den ho- ,, ren den os." Gastvrij, daarenboven, en minzaam ontvangen zij den vreemdeling; maar niet gereedelijk fchenken zij aan dezen hun vol vertrouwen, of laten zich diep met hem in, alvorens hem genoegzaam to kennen. Eene ongeveinsde rondheid is bet, die hunne koelzinnigheid doet wijken. Door beleedigingen in toorn ,C c 4 oats 398 F. P. it H s onrftoken, zijn zij doldriftig, hevig, oploopend en wraakzuchtig. Weinige omgang met buitenlander5 maakt lien eigenaardig van nieuwigheder. afkeerig;. e.n valt bet dus geenszins gemakkelijk, den Finlandfchen Boer tot zelfs de geringlte verandering in zijne }evens, wijze, akkerbouw enz. to bewegen. Zoo blijven zij,, ondanks de pogingen van nieuwe huishoudkundigen,, door de Regering begunftigd, gehecht aan bet fvedjen of afzengen van bosfchen en boomitammen, ter ont- ginning van den grond; en zelfs bet nuttelooze van then arbeid, bet fcbadelijke dezer vernieling van veel nuttig houtgewas, of de verwoestingen, door bet on- bedwingbaar vuur in zijne woede aangerigt, verm.o- gen niet, dan langzaam en gebrekkig, hen daarvan of to brengen. Evenzeer getuigen de binnenlandfche woningen der boeren, niet to onregt den naam van rookhutten verdienende , en het fleehte maakfel van hunne fchepen, dat,, hoewel de wetenfchappen zich eenen zetel ltichteden to Abo, ll%iborg en elders in de fleden, haar gebied nogtans zich weinig buiten hare muren uitftrekte, zoo niet binnen die der leerfcholen bepaalde. Althans, hoewel bet licht van bet Chris- tendom, en de vrijheid van onderzoek, die de Hervor- ming ademt, daar to lande zijn doorgedrongen in vroe- gere eeuwen; blijft evenwel dit armoedig en te'vens fh f- zinnig Yolk in grove domheid gewikkekl , ftrekt ten fpeelbal aan fchandelijk en jammerhartig bedrog van,on~ befchaamde dweepers, of leent bet oor aan de vernier tele fnorkerij van bezweerders en hunnevermeendetoo' vergrillen. Hiero:ntrent vinden wij verhalen aangetee- kend in dit werk, die aan den eenen kant een diep me- delijden verwekken, aan den anderen leant den ligtziit- nigen moeten doen meesmuilen, zoo niet uitfchateren; terwijl zij den nadenkenden lezer met fchaamte en ver- ontwaardiging vervullen over dit gedeelte van Europa, waar zulk eene dombeid en bijgeloof nog nestelt. Ove- igens vertoonen zich de Finncn, (wij beroepen ons op bet FINLAND EN DE FINNVIV. 389 let reeds gezegde, en op hetgene wij nog: hierbij zulr len voegen) omtrent hunne zeden, in geen ongunftig licht. Onbekend immers met velerlei behoeften van' meer befchaafde Natien, leven zij zeer m'atig, wordt bij hen in de noordelijke ftreken des zomers maar alleert up zortYlag gekookt, en hoort men zeer• zelden van twist, trakeel, vechterijen, of grove misdaden. Aan bekwaamheden in het werktuigkundige . ontbreekt bet bun niet, met name in het bearbeiden van, hou.t, dat, door de boereti vervaardigd tot de geriefelijkheden der huishouding., ook buitenlands verzonden.wordt. Hunne Feestvieringen vallen veeltijds luidruchtig , en wedergalmen van gezang. Bovenal toch beminnen zij; en beoefenden oudtijds zeer algemcen, de Dichtkunst. No& is zij onder de Finnen in hooge waardc,, en eene zeer geliefde uitfpanning, die echter cc ne verdwaasdd Geestelijkheid met eene zwarte kole wil teekenen,daar- om vooral gebelgd op deze kunst , omdat zij Heidenfehe Goden weleer, bezong, zich tot tooverzangen geleeltd had, en aan bezweerders ten di-enite ftond. Wat ons aangaat,, wij lazen niQt zonder _eenige goedkeur;ng-, beide, de gedichten en fpreekwoorden, waarvan ons.de Heer R ii x s eene en andere. proeve aanbiedt, en die, de ruwheid van dit Volk in aanmerking genomen, qns toefchijnen hetzelve niet onvoordeelig to keni'chetfen. 1n beiden aithans ftraalt bet naive niet.onbevallig door, en in de fpreekwoorden (nu anders, dan voormaals door A,C ER L B I, vertolkt) heerscht kracht en nadruk. Wij eindigen ons verslag met eene gunilige aanprij- zing van dit werk aan onze Lezers, die wij omtrent deszelfs inhoud en verdieniten genoegzaam vermeenen voorgelicht to hebben ; terwijl wij , om ons oordeel -aan- gaande de Finfche fpreekwoorden to wettigen, uirden voorraad, hier aangeboden, nog ten flotte een drietal -willen mededeelen. De brave man deelt ook van het weinige mede: de flechte zelfs niet van het vele. --'De irijze man kent alles : de ongelukkige beproeft alles. -- C c 5 Be- 390 F. R u H S, FINLAND EN DE FINNEN. Begin het verk, en gij hebt het voleindigd: door uit to flellen, gaat de tijd verloren. (*) (*) Bij A CE R B r, naar de opgave in eene poor, hebben de twee eerfte fpreekwoorden eenen anderen zin, en zouden zij zeer to onregt du; vertaald zijn: De brave man zuinigt uit van zijn vaatje: de flechte wil niets geven van zijn fchepel, of overvloed. - De wijze man weet, vat hij doen zat: maar dwazen beproeven elles. - Men vergelijke deze vertalingen, en kieze, war meest voldoende geacht wordt. Wij voor ons, der Noordfcbe of Finfche tale onkundig, veroorloven onS niet uitfpraak -te doen tusfchen den Engelfchen Reiziger en Pom- merfchen Geleerde, die mogelijk zijneu Medefchrijver to laag ftelde. Verdediging der Bedenkingen over het Hollandfche Zegelregt en her Franfche Regt van Registratie, tegen bet Gefchrift, uitgegeven under den titel van : Tsgenbedenkingen of Pergelij- king van de Registratie met het Zegel. Te Amflerdam, bij H. Gartman. 1816. In gr. 8vo. 71 BI. f :-14-: lets can de Notarisfen, Mrs. c. R. S. T 0 E L A E a , en z. c. BON 1) T, to Am(lerdasn, door Mr. j. V A N 'S G R A V E N- W E E R T , Infpecteur der Registratie in de Provintien Noord- Holland en Utrecht, over zekere bewoordingen, voorkamende in hunne Verdediging der Bedenkingen over bet Hollandfche Zegelregt. Te Amfierdam, bij J. G. Rohloff 1816. In gr. 8vo. 1g B1. f :-5-8 Wij hadden onze beoordeeling over bet eerst aangekondigd werkje gereed, toen wij vernamen, dat er een nader gefchrift, tot wederlegging daarvan, ter perfe was. Wij wachteden dus daarmede, tot dat wij ook dat gefchrifc gelezen zouden heb- ben. Groot was intusfchen onze verwondering, wanneer wij bet ftukje van den Heer VAN 'S G P. A V E N W E E R T lazen, en bemerkten, dat bet flechts een berigt of weerwraak was tegen bet verhaal van zekere gebeurtenis, met den Notaris B O N r) T voorgevallen. Wij kunnen ons met foortgelijke twis- ten niet inlaten; doch bet verhaal van den Heer VAN 'S GRA- VEN- OVER ZEGELREGT EN REGISTRA.TIE. 391 V E N W E E R T heeft ons niet kunnen doen twijfelen orntrent bet berigt van den Heer BON DT, die federt vele jaren bij bet Publiek bekend itaat voor een waarheidlievend man. De nijdige zet, then de Heer VAN 'S G R A V E N W E E R T aan den Heer Notaris T o E L A E R toeduwt , deed ons denken aan bet ex ungue leonem. Wij gevoelen met den Heer T o E L A E R, dat het beter is en veiliger, zich aan hooger magt to adres- feren, dan met onkunde of waanwijsheid telkens to moeten twisten, \Vat den verderen inhoud van her tukje betreft, gelooven wij, voor ons, dat de Heer VAN 'S G R A V E N W E E R T de beste partij gekozen heeft, met aan deszelfs motto: je ne ddcide pas ~:,?c. getrouw to blijven, en zich niet to wagen in eenen zoo ongelijken kampftrijd. De beide Notarisfen, Schrij- vers van het eerstgemelde werkje, doen in hetzelve zien, dat zij de bevoegde regters zijn, om bet in ons Land nimmer bekend geweest en bij het Fransch Beftuur uitgevonden mid- del van Registratie to ontmaskeren, en to doen befchouwen als fchadelijk voor 's Lands kas en verderfelijk voor de ze- den. Wij vragen met het meeste vertrouwen, (en elk Prak- tizijn zal dit gereedelijk erkennen) of dat regt uiet duizende guldens aan 's Lands fchatkist heeft onthouden, die gervillig opgebragt zouden zijn bij eene, hetzij dan oude of uicuwe, Zegel-ordonnantie? Dat zelfde Registratie-refit bederft in- derdaad de zeden; want wij weten van nabij, dat bet eene ftudie geworden is, om dal middel van belasting, tevens tot ontdekking van een ieders vermogen, op de beste wijze to ontduiken; en, hoezeer dan ook die daad in onze oogen eerie heimelijke misdaad tegen bet Vaderland is, kan zij niettemin daarmede verdedigd worden, dat dit Fransch middel een' even heimelijken krijg veert tegen de bezittingen der Ingezetenen,. die (want de menfchen hebben vele vonden gezocht) zich daartegen weten to bedienen van de menigvuldige middelen, die de Franfche f'elfels en inrigtingen zoo overvloediglijk aan de hand geven. Intusfchen voldingt de op .emelde Verdedi ging de zaak in gefchil zoo geheelenal, dat welgemelde hlee- ren Notarisfen hunne Verdediging zeer wet hebben kunnen beiluiten met de verklaring, dat zij tegen alien verderen aan- vat de pen niet meer zullen opvatten. De anonyrne Schrij- vers zullen daartoe ook wet geenen lust hebben. Non tali auxilio, uou defenforibus &c. hat omt bier aan op waar- hcid OVER ZEGELREGT EN REGISTRATIE. 392 heid en gezond verfland. Magtfpreuken doen niets of. - Wij kunnen echter niet voorbij, in her algemeeu aan to mer- ken, dat de meeste verdedigers van her Franfche ontuig, die, hetzij dan nit onkunde van onze voorvaderlijke inzettingen, of, befmet door de Franfche pestilentie, dikwerf alleen daarom voor hetzelve ijveren, omdat zij df de kennis daarvan met den paplepel ingekregen hebben, df onder bet Fransch Be- fuur in emploi geraakt zijn; niet veel anders weren, en, gelijk men zegt, eigen haard verdedigen. Voor echte Vader- landers, die een onbefinet oud-Hollandsch hart in den boe- zem dragen, en de oude inzettingen gekend en geeerbiedigd hebben, is her niet to lijden, om, no de affchudding van eene -vreemde overheerfching, thans nog eenen Franfchen geest to zien woelen,.en een zoo algemeen gehaat middel, door dft gebiedende noodzakelijkheid tot hiertoe geduld, naar de Franfche caprices to hooren aitleggen. Dat middel kan noch behoort immer een middel to worden, om jonge lieden tot de waarneming van ambten in 's Lands dienst op to lei- den: integendeel zijn wij her met de Schrijvers en den door hen aangehaalden G A G N E R A U X volkoinen eens, dat niet dan eene veeljarige ondervinding iemand tot den post, zelfs nog maar van ontvanger van dat refit, bekwaam kan maken. Zoo wij niet geheelenal dwalen, dan houden wij her daar- voor, dat eene grondige regtsgeleerde kennis vereischt wordt, orn foortgelijken post naar behooren waar to nemeu. Zon- der die kennis moet men telkens mistasten; en dan vooral, wanneer her Fransch'wantrouwen doer vermoeden, dat No- tarisfen, flaande ter goeder naam en faam, in flaat zoudeu zijn, oin de ontvangers to bedriegen. Laat ons ronduit zeg- gen, zoo als bet is. Vreemd geweld drong ons wetten en finantidle flelfels op, die door niemand, zelfs niet door de uitvoerders daarvan, begrepen werden. Hinc ills lacrynn,e. Gelukkig is de Vorst, die Nederland regeert, een geboren Nederlander. Hoogstdezelve heeft reeds de affchafgng van her hatelijk en verderfelijk Regis tratie-regt befloten; en wij hebben bet volkomenst vertrouwen , dat Hij eenmaal aan dat zelfde Nederland andere wetten zal geven, naar den aard des Voiks ingerigt, en bevrijd van alien vreemden invloed. D. P. G. HUMBERT DE SUPERVILLE, JESUS. 393 Jjsu . Par D. P. G. HUMBERT DE SUPERVILLE. A Leide, cbez 1'Auteur. 1815. In ons Tijdfchrift voor Knnflen enWetenfehappen ,1812 , No. 159 gaven wij eene beoordeeling van bet Fragment, waarvan hier eene nadere bewerking verfchijnt. Wij kunnen echter niet denken, dat de Schrijver daarmede bedoeld hebbe,. hetgeen hij in zijn kort berigt voor het Fragment als reeds voltooid aankondigt, namelijk bet geheele Draw, en eene Perhande- ling, tot algemeene Noot op het week dienende. Immers,, het fluk kan nu wel, zoo men wil, als een geheel worden aange. merkt, daar bet met de kruiIging, die wij door eene ver- fchijning ontwaren, en door eenige voorgaande en volgende tooneelen, meer leven en werking bekomt; maar als een dra- snatisch tafereel van die rijkfle, en voor de menschkunde, gelijk voor de menschheid, belangrijkfle gebeurtenis - van het lijden des Zaligmakers - zal deze proeve toch niet gel- den kunnen. Zonder nu onze aanmerkingen op bet gezegde Fragment to berhalen, (die ook gedeeltelijk wegvallen, daar de Schrijver zijne aanprijzing der Redewet, tegenover bet Geluk geplaatst, gelijk mede eene foort van Hymnus op de menfchelijke vrijheid, wijsfelijk heeft weggelaten, en ook bier en daar andere bekortingen in de a1 to lange redevoeringen heeft aangebragt) zullen wij ons flechts bij de nieuwe too- neelen bepalen, en nog iets van den heerfchenden geest des werks zeggen, 't geen wij niet voorbij kunnen, hoezeer bet met onze vorige beoordeeling meestal overeenkomt. In bet eerile tooneel verfchijnt j U D A S volkolnen in het iicht, waarin hem de Dichter befchouwt, niet door goud-, maar door eerzucht gedreven ; die geenszins den perfoon, welken hij voor den Mesfias houdt, door gevaar tot aanneming zijner waardigheid wil dringen, (volgens fommige Nieuweren) maar een eerzuchtig hoveling van 11 E R O DES , die, in een oogenblik van drift, den man, die zijne plans in den weg fchijnt to flaan, nan zijne vijanden in hander levert. Doch hij gevoelt zeer wel 's mans grootheid, wordt verteerd door wroeging, en beraamt nu een ontwerp, om J E z v s to bevrij. den, met zelteren B E Z E K, eenen aanhanger van K A J A P 11 A S, die hetzelve aan den Hoogepriester verraadt. B A R K A a A s en Kt- 394 D. P. G. HUMBERT DE SUPERVrLLE K E D A R , (de berouwhebbende moordenaar aan bet kruis). mede in de zamenzwering betrokken, worden daarop, gelijk men later verneemt, vastgezet, en het ontwerp van J U D A s fpat in duigen. De uitdrukking van dit kar2kter, en het ge. fprek met B E Z E K, loopt echter niet waarfchijnlijk, niet na. tuurlijk af. Er heerscht eene moeijelijk to befchrijvene ge- dwongenheid, flijfheid, en gezwollenheid in den toon, die, dikwerf door puntjes afgebroken, meer fchijnt (doch ook flechts fchijnt) to behelzen, dan men er inderdaad in vindt. Somtijds' wordt bet gefprek een volfagen raadfel ; JUDAS ondervroagt, omtrent xijne eigene beweegredenen, u E z E x, die dan natuurlijk altijd mistast. Men oordeele! JUDAS. Qui douc puts-je fervir? BiZEC. Il est taut de motifs qui peuvent faire agir. ' ox yeux de quelques uns ce Jefus est coupable D'un crime. JUDAS. Et quel est it? BAZEC. Un crime impardonnable. JUDAS. En est it au -desfus du mipris de nos loisg BAZEC. Il en est un .ldfus... it est du fang des Reis. Et de David un jour... JUDAS. BEzecl BEzec! arrctt. Grains de fonder ce cceur. BI ZEC. Prefage de tetnpete Etoit .lefts , dit-on. De l'orage naisfant On ddtournc le cours. JUDAS. Ton mil est plnitrant. (Dat J1sus. 395 (Dat was bet voorzeker, daar hij in die tijden reeds afleiders van bet onweder kende!) En iets verder: B,'zee est h Judas. JUDAS. . En esclave ? EAZEC. Et gu'importe? JUDAS. . pproche done; dcoute. J U D A $ zou dus , zoo bet uit deze plaats fchijnt, zelf een plan op de heerfchappij over .ludda gehad hebben, en de vrees, dat dit door J E z o s gedwarsboomd mogt worden, zou hem tot bet verraad hebben aangezet. Hoe onwaarfchijn- lijk ! J O. A N N E S Of J O N A T H A S komt intusfchen op bet tooneel, en bezwijmt door aandoening in de armen van.... junAs,diedaarop met verdubbelde vastheid bet befluit'ter redding van j E z u s vernieuwt. Hierop volgt nu bet voorheen reeds uitgegevene Fragment. Na hetzelve worden wij in de Regtzaal van bet Sanhedrin verplaatst. Het verheven flit. zwijgeu van den Heiland, bij de ongerijmde befchuldigingen der valfche getuigen, is bier in eene woordenrijkheid veran- derd, die Diet altijd even gepast is. Meest van alien hin- derde ons de toekaatfing van befchuldiging en verantwoor- ding in den vorm van Antithefen , die zeifs bij E U R I P I D E S , waar hij toch praat- en pleitzieke Grieken ten tooneele voert, gansch niet bet fchitterendst gedeelte zijner zamenfpraken uit- maakt, en hier vooral ten hoogile onvoegzaam is. J a z v s redetwisten met K A J A P U A S I En hoe redetwisten? J96US. Auguste et fainte loi, prononce fur Jdfus l 11 combat pour to caufe. CA! PHAS. It vient pour to ddtruire. Jesus. Il to fait triompher. CA IPHAS. Grand Dieu! qu'ofe fit dire? A J ¢- 396 D, P. G. HUMBERT DE SUPEQVILLE J9 Sus. Ce qu'Israel enfin punit fur les mechans. CAtPHAS. Ce qui l'aurait fauve. En zoo gaat bet met ce qui en ce que nog, viermaal, err eus zevenmaal in de zes repels , voort. j E Z U S zegt ver- volgens, dat Hij bet hemelsch brood gezocht had. (De Evangelien zeggen, dat Hij bet gaf, ja dat Hij bet was.) INaderhand beweert Hij zelfs, -dat de echte wet Gods niet op, Sinai gegeven was, maar dat dezelve in ons hart ligt, en wat dergelijke wijsgeerige fpreuken nit de achttiende Eeuw meer zijn, die bet Christendom geheel onafhankelijk van bet 4ude Verbond befchouwen, en daardoor van zijn' grondflag berooven. K A J A P HAS fpreekt bet doodvonnis uit; terftond doen zich ftemmen hooren : Laat ons van hter gaan! (een verhaal Uit T A C 1 T U S , die bet even v66r de verwoesting van Jeruzalem ftelt :) alle de Priesters vlugten weg, en K AJ A- P H A s zijgt roerloos neder op zijn' noel. J E Z U S Nat alleen met J O N A T H A S, wien Hij eenige wezenlijk fchoone lesfen over zijn toekomflig gedrag en lot geeft, en daarop met de Rameinen en den Hopman (die zijnen moed bewondert en zijne onfehuld erkent) ter kruisflraffe geleid words. K A J A- ;PH A S llerleeft; B E z E K komt hem berigt brengen van de plislnkte zamenzwering van J u D A s, die zelf ten tooneele v.erfchijnt, en, na bet hooren van donderflagen, de toene- snende duisternis , bet fcheliren van bet voorhangfel , en bet verfchijnen eener menfchelijke gedaante, zich zoeko tc ver- worgen, en in zijne angften verftikt, nog in zijn laatfte oogen- blik befproeid door eenen bloedftroom der verfchljning. Wanneer wij nu over bet geheel kortelijk oils gevoelett moeten zeggen, zoo huldigen wij van harte de opregte bedoe. ling, en ook de wezenlijke kunde des Schrijvers, (waarvan zijne Noten getuigen;) dock bet karakter, waarop bet voor- naibelijh aankwam, met die edele, verhevene eenvoudigheid in denken en zeggen, die Goddelijke, Hem pasfende magt- fprenken, waardoor Hij zich van de Wetgeleerden onderfcheid- de, is gedeeltelijk , en de coulcur locale, de fchildering van plaatfen en tijden met eigenaaidlige verwen, geheel gemist. Er is niets hoegenaanid Oostersch in deze gefprekken; en, de Schrijver moge zich op de Fra; fche Treurfpeldichters beroe- pen, JESUS. 397 pen, die ook alle Helden in Ednen vorm gieten, naar ons gevoel pasfen deze redeneringen en lange aanspraken Met in den mond des vrifwilligen, geduldigen en itillen Lijders. P1. L A T U S is geheel weggelaten, zoo als mede de Moeder van 7 E z u s : iets, waarvan wij de noodzalielijkheid niet inzien. Als Fransch dichtJluk befchouwd, bezit deze tooneelproeve (esfai dramatique) juist geene zeer uitftekende verdienflen; doch heeft eenige goede en iterke plaatfen. Wij zouden haast zeggen, dat foinmige wel war al to fterk waren. Gefchiedenis der vijftien TYeken, of de lraatfle Regering van B`U 0 N A P A FLT E. Uit het Fransch vertaald naar de veer- tiende uitgave. Benevens eenige andere merku°aardige fluk- ken, het einde zijner vorige regering betrefende. Te 4m- flerdarn en 's Gravenhage, bij de Gebroeders van Cleef. 1815. In gr. Evc. 124 BI. f 1-: -: Een tafereel van Frankrijks ellende, volkomen naar waar- heid, maar in eenen wat dichterlijken ftijl geteekend, vol lofs voor den goeden Koning, en hebbende de duidelijke flrek- king, om den Franschman to overtuigen, dat hij ziju behoud en de nog overgeblevene welvaart, en zijne algeheele hoop voor de toekomst , aan then Vorst verfchuldigd is. Her is tevens eene foort van betoog, dat 's Konings grootmoedig. heid ,zijne beleedigers vergeven kan, maar geenszins die der Natie, welke overluid om regt vraagt, en vordert, dat haree vijanden van de middelen beroofd worden om haar to benaw deelen. Onder de bijlagen, of tot een aanhangfel, vinden wij eerst eene wederlegging der Engelfche nieuwspapieren, die, den Fran- fchen burger en foldaat verwarrende, beweerden, dat de Franfche Natie geene vastheid hoegenaamd in hare gevoelens heeft. Eene vermetele uitfpra!k! ! - Zie hier uit dezelve eeni- ge zinfneden ter proeve. ,, Her is zeker, dat die man (s u 0- ,WA PA R T E) aan de natie geene ware genegenheid inboezemde; loch, hij, had aan zijne zegekar verfcheidene partijen weten to ketenen, die zich beurtelings in de plaats des yolks ge- fteld hadden, en die leve de keizer! riepen, zoo als zij wei- nige dagen to voren leve de natie! geroepen hadden. Allen, $OEKI5$SC1I. 1816. No. 9. D d die ags GESCHIEDENIS DER VIJFTIEN WEKEN. die zich daor de revolutie verrijkt, alien, die zich door de. zelve groot genraakt hadden, konden zich als zoo vest over. weldigers befchouwen ; en B U O N A P A It T E's overweldiging be- gunftigde en befchermde alle foort van overweldigingen. B u o- N A P A R T E was, om zoo to fpreken, in hunne oogen niet de rertegenwoordiger der natie; maar de vertegenwoordiger van alle hartstogten, van 211e ondeugden en van alle belangen, wel- ke de omwenteling lead doen geboren worden : niet alleen be. minde de natie B U 0 N A P A R T E niet, maar niemand in Frankrijk was opregtelijk aan den geweldenaar verknocht; zijne aanhan- gers meenden in hem, de eene ftraffeloosheid'zijner euvelda- den to zien; de andere een middel ter voldoening van zijne ftaatzucht, van zijne- ijdelheid of van zijne gierigheid. ' Men beminde a U O N A P A R T E niet ; men beminde llechts hetgeen hij beloofde, hetgeen hij gaf. Het al to befaamd geroep van leve de keizer! had voor hen, die het aanhieven, eene betee- kenis, die altoos in verband fond met eenig perfoonlijk be- lang, met eenig onteerend gevoel, voor hetwelk men niet durfde uitkomen. Wanneer een kldine of groote ambtenaar, tea magiftraatsperfoon leve de keizer! riep, zeide hij in zich- %elven: leie het geld, dat ik ontvang! De kamerheer zeide: love de ordeslinten, leve de waardigheden van het hof! De foldaat zeide : leve de - oorlog , en de voordeelen , die hij geeft ! Bet graauw zeide : leve het plunderen en de verdeeling de.* leanden! De jakobijn: leve de revolutie!" Verder eenige merkwaardige 4nekdoten omtrent B U O N A- P AR T E ; en, hetgeen wij vooral bier (nu in deszelfs geheet M onverminkt) reset genoegen vonden, bet antwoord van den Dwingeland op bet rapport der Commisfie van bet Wetgevend Ligchaam, van a8 Dec. 1813, in hetwelk geheel de man in a1 iijn trots en afzigtelijkheid, en (Keizerlijken?) ftijl en fpreek, trant to proeven is. Voorts een paar eude'J1ukken ter vergelij. king met: de gefchiedenis der omwenteling; en eindelijk bet zeer bekende berigt van hetgeen to Fontainebleau tusfchen B U o N A P A R T E en eenige Generaals of Maarfchalken gebeurd is, 4 April 18 Wij wenfchen zeer, dat dit in Frankrijk, naar bet fchijnt., druk gelezen gefchrift vele snisleiden en dolzinnigen opregt voor den Koning wiunen snag. Jets J. R. M O'D D E R M A N, GEPR 1TENTEERDE SUPERIORITEtT. 399 lets over de ter deter dagen door de Stad Groningen-op nieuw, over het Oldambt, Westerwoldingerland, het Gorecht en Sap- pemeer, geprxtendeerde Superioriteit , door Mr. 1. R. M aD- D E R M A r, gewezen Commisfaris van bet District Winfcha- ten. Te Groningen, bij J. Oomkens. 1816. In gr. 8vo. 73 Bh f:-rl-: Ilet fchijnt voor bet Publiek wel van weinig belang, wie de voordragt tot aanflelling der Schouten, op de bij den ti. tel vermelde plaatfen, heeft, en of dezelve al dan niet bin- lien de Gemeenten hunnes befluurs moeten woneti; dan, be- halve dat er fommige Lezers zijn, die behagen fcheppen in deze foort van onderzoekingen, words hier bet vermoeden gewekt, dat bet to dezen aanzien gearresteerde in bet Con- cept-Reglement van befluur voor bet platte land, door de Kd. Greot-Achtb. Heeren Staten van de Provincie Gronitt- gen, de voorbode is van bet zich toeeigenen van meerdere regten en gezag door de Stad, en bet op tzieuw heffen van vroegere belastingen, die, door de ingevoerde gelijkheid van listen, door andere van 's Rijks wege vervangen, en at. zoo fchijnen vervallen to zijn. In eenen zekeren zin kan bet daarom geenen Nederlander onverfchillig zijn, op hoeda. nig eene wijze dit gefchil zal worden beflist, en voor welk eenen regter. Na eene kor,e opgave van bet oude vermeende regt, ell deszelfs al of niet geldenden grond, hebben wij bier bet Re- quest, door de gezamenlijke Schouten, op aandrang van de Grmogendfle ingezetenen hunner Gemeenten, bij zijne Maj. den Koning in Jan. 1816 ingediend; eene meer uitvoerige uit- eenzetting van bet bezwaar en gevoerd fustenu; en, als Bij- lagen, de fententie, in 1639 geflagen tegen s E a o H U N I N- CA, die alstoen der Stad bet oppergezag over bedoelde pleat. fen betwistte; bet thins gearresteerde Concept. Reglement, waarover men zich bij bet Request bezwaart; zeker verdrag, in 1435 voor den tijd van twaalf jaren gefloten; en eindelijk -zekere fentencie, geflagen in 164o, door de van hunne Hoog Mog., de Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlan- den, daartoe fpeciaal gecommitteerde Regters. Wij vertrouwen, dat deze eenvoudige -eanmelding voldoen. D d 2 de 400 J. R. M 0 D D E R M A N, GEPRZTENDEERDE SUPERIORITBIT. de zal zijn, om de aandacht van de zoodanigen, wien dit gefchil bijzonder belangrijk wezen Inogt, op dit lets to ves- tigen. De groote Pisfcherij , in derzelver vaderlandsch aanbelang, Eene Voorlezing bij de Letterkundige Maatfchappij Ver- fcheidenheid en Overeenftemming, 6 Oct. 1815. door x. D E V 0 G E L, werkend Medelid der Maatfchappij. Te Rotterdam, hij N. Cornel. x815. In gr. 8vo. 55 BI. f : - I I -: Het bevreemdt ons niet, dat deze voorlezing algemeenen bijval vond: bet onderwerp is voor iederen Nederlander be- langrijk, en moest hem natuurlijk belangrijker nog worden, zoo als de redenaar bet eenvoudig, maar daardoor overtui- gend, uiteenzet; en moeijelijk kon dit met meerder kennir van zaken gefchiedd zijn, dan door den Heer D E v o G E L, die bier blijkt de fteller der Memorie geweest to zijn, door welke bet Cosnmittd tot de zaken der groote hisfcherij L 0 D E- W IJ K NAPOLEON voor dezen belangrijken tak van volksbe- drijf poogde to winnen, en ook werkelijk won. Het ftukje is eene voorlezing; en de fchrijver geeft onr een' wenk, dat, zoo bet bij de lezing bijval vindt, gelijk het bij de voorlezing vond, bet welligt dan flechts de voorloo- per is van uitgebreider behandeling. Aan dien bijval kunnen wij naauwelijks twijfelen; bij ons voor bet minst wekte bet den lust tot bet Hollandsch zee-banket wecjerom krachtig op, en doet ons den eerften ventjager met des to groote5• verlangen nu weder binnen korc to gemoete zien; terwijl wij wenfchen, dat, als de lezer dit ons gefcbrijf in handed krijgr, hij zich door bet genot reeds van den nieuwen baring tot den aankoop van dit klein gefchrift zal voelen opgewekt, hetwelk hem I) de opkomst en bloei van, enhetgrootbelang, vanouds in dezen handeltak gefteld._) den gewigtigen en veelzijdigea invloed op de vaderlandfclle welvaart, 3) en den lateren toe- ftand, met de ernfcige pogingen tot behoud en herftel van dezen handel, op eene onderhoudcnde wijze vermeldt; terwiji de weinige niet onbelangrijke bijlagen met een, door den fchrijver eenigzins bef'chaafd, niet onaardig dichtfcukje: Ter ;eleygenheid ran de aankamst van den eer flen nieuwen baring in 1815, K. b E V O G E L, DE GROOTE YISSCHERIJ. 401 1815 , befloten worden, hetwelk men ter zelfde gelegenheid in 1816 met genoegen lezen of zingen kan. - De grootfte beoefenaar van zuivere taal en fpelling fcbijut de fchrijver niet to zijn. Griekfche' Spraakkunst , voor de Scholen ; door Mr. G. D o R n S E I F F E N, Leeraar aan de Latijnfche School, to Utrecht. Te elnnJlerdam, bij H. Gartman. 1815. In gr. 8vo. 142 Bl. f i-5-: Door dit werkje voorziet de geleerde D O R N S E I F F E N in eene zeer wezenlijke behoefte to onzent. Her is toch bij ve- ien eene uitgemaakte zaak, dat men, bij bet geleerd onder- wijs, liever met de Griekfche, dan met de Latijnfche taal beginnen moest; en in alien gevalle was bet reeds daarom wenfchelijk, dat op de fcholen bet onderwijs in beide de ta- len eenen gelijken gang hield, omdat de jeugd, de drooge en altijd onaangename eerfle beginfelen van bet Latijn doorge- worfteld, en nu met fleeds vermeerderenden lust en genoegen voortwerkende, doorgaans eenen tegenzin in bet Grieksch op- vat, omdat zij zich daarin dan weder met de dorre eerfle be- ginfelen moet pijnigen. Maar bet kon moeijelijk anders ge- fchikt worden, zoo lang men tot bet aanleeren van bet Grieksch geene andere dan Latijnfche hulpmiddelen had. Wij verblijden ons dus over dit fchoolboek, en vernemen met ge- noegen, dat ook reeds een Woordenboek van bet Grieksch in bet Hollandsch ter perfe is gelegd. Dit werkje komt ons voor met oordeel en kennis van zaken tc zijn opgefteld, en bet heeft billijke aanfpraak op' den lof van duidelijkheid en ge- noegzame volledigheid. Het trok onze aandacht, dat de fchrij- ver van bet anders nu algemeene denkbeeld, dat alle aoristi fecundi veri no minis imperfecta, alle futura fecunda futura contracta van verba derivata, en de paula post futura futura van verba reduplicata zijn, afwijkt, en, op de oude wijze, bet paulo post futurusn van bet plusquamperfectum pasf. af- leidt, enz. Wij wenfchen zeer, dat een druk vertier van dit fchoolboek den fchrijver zal aanmoedigen tot bet fpoedig vol- doen aan zijne belofte, van, op dezelfde wijze, voor eene Profodie, en onderwijs omtrent de Acceoeter., de Dialecten, en eene Syntaxis, to zorgen. D d 3 Vruch- 4o A. VAN DER VELDE Vruchten der Eenzaanaheid, van A D R I A N A V A N D E R V E L- D E. Te Sneek, bij C. van Gorcum. Voor reekening van den Schrijffter. In gr. 8vo. 72 B1. f 1-1o-: .CJ.et ftedeken Sneek moet, dachten wij, cosh iet bijzonders hebben, dat bet vrouwelijk genie meer dan elders uitlokt, en bijzonder den finaak bij de fchoone fekke voor de fchoone kunften wijzigt. Eene F E N N A M A S T E N E R O E K leverde daar onlangs zeer uitmuncende Zedelijke Yerhalen ; F R A N C IJ N- T J E D E B o E R en hare lieve dichtftukjes trekken algemeen de aandacht van de vrienden en beoefenaars der kunst; en nu levers ons , Inede aldaar, eene A D R I A N A V A N DER V E L- DE deze Yruchten der Eenzaarnheid. Dan, met welk een gunflig voorgevoel wij ook dit werkje in de hand nawen, wij moeten met leedwezen verklaren, dat onder.a1 deze rijmpjes geen enkel is, dat ook maar eenigermate aanfpraak inaken kan op eenen, zelfs ntaar geringen, lof; en volftrekt niets, dat zich tot den rang van een, ook maar middelmatig, dichtflukje opheft. Alles is rijmelarij; finaak, vernuft en vinding ontbre- Iten overal; verrficatie en rijm zelfs zijn uiterst gebrekkig, en de teal is flecht. En echter (wat kan de naam van Sneek niet reeds doen!) pronkc dit boekje met eene lijst van Intee- kenaren, (meest echter Sneekenears) die zeer aanmerkelijk is, vooral als wij er uit bet voorberigt bijvodgen, dat bet groot- fle getal niet verkoos genoemd to worden. De kundige vrien- den, die zoo clerk, en na de twee eerfle flukken gelezen of gehoord to hebben, op de uitgave aandrongen, zijn Sneekfche fnaken geweest, die her meisje voor den gek hielden, of - zij moeten onnoozelen heeten. De twee gezegde flukken bezingen of berijmen de heuge- lijke verheffing van onzen geliefden Koning, en de overwin- ning van 18 Junij 1315, op deze wijze b. v. Ook in bet Keizerlijke Weenen nam men 't belangrijke befluit, Braband met Holland to vereenen, tot eeu eanzienlijk Koningrijk 't werd aan Oranjes Scam verbonden, om bier bet Koningrijk Bewind V it VRUCtITEN 13EIt EENZAAMIIEID. 403 tit to oeffenen, op zulke gronden, als men bet best en nuttigst keurt. - enz. In denzelfden trant wordc de Lerte bezongen; voorts de Ceboorte, de Verrijzenis, en Hemelvaart van den Zaligmaker; alle de overige flukjes zijn Gelegenheidsverzen, op geboorte, huwelijk , flerven, vertrek, enz. van vrienden of vriendinnen. Inmiddels koesteren wij voor de vervaardigfter, indien wij haar naar deze flukjes mogen beoordeelen, wezenlijk achting, van wege hare godsdienftige ftemming, en de aan- doeningen van een nederig en godvruchtig hart, gelijk deze hare werkzaamheden in hare eenzaamheid daarvan getuigen. Maar zoodanige flichtelijke werkzaamheden moesten niet bul. ten die eenzaamheid, ten voorfchijn komen, althans niet in rijm en vooral niet in druk. Zij zie eens vooral of van ie- dere poging tot den naam en lof eener Dichteres en Schrijf- iter, en zoeke zich. to vergenoegen met uit to munten in zoodanige vrouwelijke, flille , en dikwijls onopgemerkte deugd, die kostelijk is voor God. Het is de godsdienftige ftemming van al de ftukjes, die ons terughoudt van bet na- der ftaven van ons ongunftig gevoelen, door hot mededeelen van eenige proefjes. Zie hier echter, Lezer! hoe zij zich. dichterlijk troost met bet wederzien in den Hemel van eene vriendin Daar zullen we onzen loftoon iningen, zoo als voorheen op narde onz' klagt; de trouw van onzen leidsman zingen, die door deez' rampwoestiju ons bragt! Dat gunnen en gelooven wij gaarne; Inaar zeker dan niet met deze hier vervaardigde zangllukjes, waarvoor wel geen der hemelfche zangers de muzijk flellen zou. Eugenia, de Zegepraal over de Liefde. Naar het Hoogduitsai van A. L A F 0 N T A I N E. II deelen. Met Platen. Te Aw fler- dam, bij H. Gartman. 118:5. In gr. 8vo. 64o Bl. f 5-I6-: Vergis u niet, Lezer! De Dame op bet cerfte titelvignet is E U G E N I A pier; - evenwel, gij vindt haar op dat van D d 4 bet 404 A. LA1'ONTAINE her tweede decl; en zij komt daar inderdaad nog tijdig ge- noeg. Die roman zal fpoedig afloopen, dachten wij. Eene jonge Duffer van onbekenden oorfprong, her genadebrood bij eene rrotfche familie moede, gaac op reis, om als kamenier bij vreemden to dienen; in eene herberg op weg ontmoet zij eenen ouden Heer, eenen jeugdigen H E R K U L E S, en eenen wanhopigen minnaar. Maar, hoe kan her zoo komen! alle de- ze vreemden moeten near hetzelfde dorpje als zij ; en bier' nu maar op weg worden de groote zaken geklonken! HER- ,K U L E s blijkt de zoon to zijn van den fchatrijken ouden ; de geliefde van den wanhopigen (die her met hem eens is, fchoon zi) hem voor een meisje houdt , en met dit gewaand vriendinnetje gereisd had , dagen of weken aaneen) is mede zijn kind; en, door H E R K U L E s en bet Juffertje, dot kame- nier wilde worden, her fpoedig eens zijn, en de oude her gaarne zoo ziet, komt alles in orde, en binnen de eerfle 6o bladzijden zijn de huwelijken voltrokken, en dus vier lieve menfchen geholpen. Maar onder dezelve vonden wij E U G E- N I A niet. Wij lazen hierop den levensloop van den ouden Fiver: deze was wel zeer merkwaardig, door eene vroege lief- de van en tot zekere Freule s I D O N I A , waarvan echter geen huwelijk worden kon; en nog merkwaardiger, door een nachtbezoek op hare kanier, na eenen vrolijken avond, in zekere herberg, en zijne ongelukkige dwaling, dot hij bij eene andere was, die hij dan ook, als man van eer, des morgens al tijdig tronwde, en met welke hij gouden dagen bad; maar, ook bier vonden wij geene E U G E N I A. Her kind, bet gevolg van lien nacht, waarin de brave man zich zoo ongelukki!; vergat en vergiste, was een zoon; die, dach- ten wij, zal eindelijk eene E U G E N I A zoeken en vinden; maar neen, hij heel ROBERT, en trouwt eene MARIA; en, war zijne relatie met andere meisjes betreft, die heetten R L A RA, van welker zonderlinge lotgevallen wij uitvoerig on- derrigt worden, en JULIA, die hij eens fchaken Her, niet om haar to huwen, maar om haar to redden nit ongeluk. Eitr- delijk krijgen. wij, bl. iio van her tweede Deel, van de geboorte van onze heldin E U G E N I A berigr; zijnde zij de dochter van S I D O N I A'S broeder, een' Baron; en ziet ! al vroeg krijgt ROBERT, her kind van bovengemelden nachr, (zijner moeder eerst nict, en vervolgens bij gisfing en al ver- der EUGENIA. 405 der bekend) bet in bet hoofd, om de familien, tusfchen wel- ke bet finds lang niet zoo geheel in orde was, to verzoenen, door een huwelijk tusfehen haar en eenen zoon van hoven. gezegden HER K U LE S. Dan, er moest vooraf uog veel wa- ter ten dale loopen; want die kinderen moesten eerst nog opgroeijen; en dan vader de Baron, en H E R K U L E S zelf, met zijn vast karakter, vonden juist in dat plan Been beha. gen. )Mar de jonge lieden, hoewel van bet plan oubewust, hadcen er niet tegen; evenwel, beiden overwonnen de lief- de, uit kinderpligt; maar, die overwonnen hebbende, krijgen zij echter elkander, tot wederzijdsch genoegen der ouderen, en vel op den grafheuvel van eenen voorzaat van den B% ron, in een duel eens doodgetloken door een' voorzaat van den vader van H E R K U L E S; ell to dezer gelegenheid ontdekt zich nu SID O N I A , alts de moeder van SOB E R T. Dit alles loop: dan in de 200 laatite bladzijden dezes werks af; maar nog al meer, nog at een huwclijk, en de Franfehe overheer, fching, tot de overwinning op Montmartre; want in dit be- langrijk tijdvak valt de gefchiedenis van deze jonge gelieven. Waarlijk, langwijlig is deze E U G E'N I A niet ; en, die booftzakelijk eenen roman tot uitfpanning lezen wil, behoort dezen vooral pier over bet hoofd to zien. lets over Raadfels, met Raadfels tot Toegift. Te tlmnierdam bij A. B. Saakes. I8 I5. In kl. 8vo. 4.6 Bl. f :-12-: Schoon s IM so,;, met zijnen leeuw en eenige bijen, als 't ware, als de Vader der Raadfelen, op bet titelvignet pronkt, hielden wij echter, bij bet doorbladeren van de toegift, be- fta,lnde in 6t ftuks, ook deze voorbeelden voor kinderen wet bet meest vermakelijk, en namen met onze kleinfte de proef, die vrij wet flaagde, in de ontknooping der meeste; alhoe- wel zij van hare oudere zuster A N N A eenigen wenk be- hoefde bij fommige, en bet deze daarbij wet eens wat druk maakte. Maar de lezing van bet lets, of de kleine Verhan. dcling, over Raadfels, gaf ons een bijzonder genoegen, en overtuigde ons , dat bet ontwerpen en de oplosfing van raadfe- len iets meet is dan kinderfpel, en tot iets meer dan tot kin- derfpel bruikbaar. Ten aanzien der Franfche Charades en Lo- 406 LETS OVER RAADSELS. Logogryphes, bij ons fuikergebak, en op de fraaije kofh'j- en theekopjes, zijn wij het met onzen Schrijver, die daarmede niet hoog loopt, (even weinig als;met het Bijbelsclz Presten- boek van Ds. H O N D I U S in de vorige eeuw) volkomen eons en wij meenen ook met hem, dat men nuttiger en op eene aangeuamer wijze, door goed gevondene en wel gekozene raadfels, het vernuft fcherpen, en een tafel- of ande; gezel- fchap, bij voorkomende gelegenheden, zoo wel als de ''ieve jeugd, onderhouden kan. Ziet bier eene proeve nit de roe. gift , waarvan ieder lezer, bij een weinig oplettendheil op hetgeen wij hier •boven fchreven, zonder eenige nadere aan- wijzing, het antwoord wel vinden zal. Lees mij van achtren of van voren, Zoo als hot u behaagt, 'k Ben Reeds dezelfde maagd, Die,, als ik deugdzaam ben, de braven kan bekoren. Als een bijvoeglijk woord, ontvlugt de Traagheid mij; Maar nijvre Winzucht roelnt met vreugde mijn waardij; , En, als zelfftandig woord, ben ik een finartlijk ding, Of noemt Geleerdheid mij haar' dierbren lieveling. Bijvoegfel tot de(n) tllntanak der Akadem e van GroniJgen, voor bet Taar 1,816. YV ij herinneren ons, v66r vele jaren een boekjc gelezen to hebben van j E A N P A U L, beftaande nit twee zeer verfchil- lende verbandelingen in dcsn bandje - de eerfte over de on- iterfelijkheid der ziele; de andere, op komieken trant, ter verklaring der houtfneeplaten in LUTE F.'s kleinen Catechis- mus - voorafgegaan door eene algemeene voorrede, met de. zen nanhef: De mensch bcjlaat nit twee deelen - nit ernst en nit boert, enz. Dezelfde weldadige working nu, welke zich die Duitfcher van zijne zonderlinge bijeenvoeging be., loofde - dat, namelijk, ligchaam en geest, door ingefpan- nen aandacht vermocid, daarna door vrolijk lagchen weer tot hLn evenwigt zouden terngkomen - hebben wij eenigermate bij dit Bijvoegfel ondervonden. Wij gelooven wel niet, dat de Heer VAN s VINDE'REN dit joist bedoeld hebbe; niaar htt fchijnt DIJVOEGSEL TOT 'DEN GRONINGER ALMANAK. 407 fchijnt hem omtrent to gaan als zekere goedhartige moeder- tjes, die eerst bet noodige en bet nutte mededeelen, maar vervolgens, eenmaal aan bet praten zijnde, 41 voortkeuvelen, en ons bij flat menigen, ook al niet kwaad gemeenden, glim- lach afdwingen. Zoo hebben wij bet plan van zulken Aka- demifchen Almanak in der tijd moeten prijzen; kunnen ook de gepastheid van dit Bijvoegfel niet ontkennen; vinden in hetzelve, alwat de Akademieu in bet algemeen betreft, zeer belangrijk; maar In bet kort, Lezer, -zoo gij misfchien een' zoon ter Akademie wenscht to zenden, dan zijt gij van alle information ontflagen - papa zelf behoeft niet eens me- de to gaan, om den jongman to brengen - ook heeft bij geese aanbeveling noodig, voor zoo ver men kon'.goedvinden Groringen to kiezen. De weg derwaarts, de vereischte kos- ten. de beflaande nitfpanningen en gelegenheden tot oefening in tidderlijke en befchaafde exercitien, alles is hier, tot in kleinigheden toe, afgebakend. En wij twijfelen niet, of ve- len zullen deze keuze doer, wanneer ze zien, hoe goedkoop alles bier gefleld is ; en tevens, wat al wandelwegen en ver- dere uitilapjes enz. enz. to Groningen to vinden zijn, die men er misfchien zoo niet zou verwacht hebben. En, hoe gemakkelijk! ,, de ftadspoorten gefloten zijnde, kan men de- „ zelve echter tot Io uren des avonds , voor 4 duiten ie- „ der perfoan, binuen komen, en na Io uren gedurende den „ geheelen nacht voor Ia fluiver." Dat is regt pleizierig: men behoeft zich alzoo, wanneer men. buiten eens pret Wil ma- ken, in bet geheel Wet to generen. Voorts : veertig gulden boor eene kamer, en twee gulden 's weeks voor bet middag- eten. Waarlijk, bet is fchande koop! Als bet leven voor de Heeren Profesforen er naar proportie is , dan worden ze, met hunne tegenwoordige tractementen, alien rijk. Evenwel, dat zal zoo wel niet zijn. De Heer V A N S W I N D E R E N fpreekt Ook van kamers, die meer dan f too -: -: doen. En in alien geval zouden wij Hollanders raden, hier lunar op 'te rekenen. Het bloed kruipt , s'aar het niet gaan kan; en de Profesfor kan ons niet kwalijk nemen, dat wij op bet een of ander een beetje zoeken of to dingen. De Groningfche Akademie is nog maar de eenige, die Alsnanakken levert; en dus zijn wij, als waarnemende zekere regterlijke function in bet gebied der letteren, in gemoede verpligt, tegen eene al to groote inge= nomenheid met de eene, ten nadeele van de andere Hooge- fcho 408 ISIJVOEGSEL TOT DEN GRONINGER ALMANAL fholen, to waken. Ja, al zouden wij, dus, nog al verdet in verdenking raken, dat wij zelven partijdig tegen Gronin. gen zijn, wij weten bet Deter, floren er ons niet aan, en hopen en vertrouwen, dat wij zoo veel meer gelegenheid zullen hebben oin dic to doen zien, As bet achtbaar Colle- gie van voortreffelijke geleerden in die ftad, op nieuw, met voortreffelijker mannen is verrijkt, die gewisfelijk niet zullen nalaten, de gelecterde wereld met roem van zich to doen dpreken. De dankbare Weeskinderen, een Leesboekje ten gebruike in de Scholen der' Liefdadigheid. Door j o H. H A Z E U, c o A N E L I S Z. Met Afbeeldingen. Te Arnflerdam , bij J. test Brink, Gerritsz. 1815. In hl. 8vo. 86 BI. f :-6-: D e Heer H A Z E U, door menig kindergefchrift niet onv)or- deelig bekend, had nu den inval , lets meer opzettelijk %oor de kinderen in de Godshuizen to geven; en dit boekje be- Lelsc eenvoudige en nuctige gefprekjes tusfchen eenen m.es- ter en eenige aankomende kinderen in bet Diakonie-Wee is to Amflerdam. Dit huis, gelijk ook bet Diakonie Oude - ou. svenhuis, bet Diakonie-Corvers,'of, en bet Diakonie-Befede- linghuis, waarover deze gefprekken mede loopen, vindt men bier tevens in houtfnce afgebeeld. Het doel is niet enkel, de kinderen met den oorfprong, de inrigting en de voorreg- ten dezer flichtingen bekend re maken, maar hen tot dank- bare vereering der Christelijke weldadigheid, en een waar- dig gebruik maken hunner voorregten, krachtig op to wek- ken. Nu bepaalde zich tie Schrljver tot deze vier geflichten, zijnde de voornaam!le van de Gereformeerde Gemeente, en zal in bet vervolg ook die der andere gezindheden behan- delen. Dit zien wij gaarne, alzoo bet plan en de behande, ling onze goedkeuring wegdraagt. En, al mogt men dit werk- je tot een leesboekje voor zoodanige kinderen in andere plaatfen minder gefchikt rekenen, de Schoolleeraren aldaar zullen zich niet beklagen hetzelve to hebben ingezien, en daarin handleiding vinden, om op dergelijke wijze hunnen kweekelingen veel goeds en nuttigs to zeggen, dat dezen dan meer bijzonder becreft. No. VII. Boekbefch. bl. 286. reg. 23. flaat koorlijklie, lees bekoorlijkfle. No. VIII. Boekbefch. bl. 331. reg. 16. Zaani- flag, lees Haamflede. En bl. 359• reg. 24. Franfche, leer. Hollandfche. BOEKBESCHOUWING. Leerredenen van J. DECKER Z I M M E R M A N. Uit- gegeven , bi inteekeniri , ten voordeele van het ker- kelijk fonds der Evang.-Luterfche Gemeente to Ut- recht. Te Utrecht, bij F. D. Zi mmerman. 1815. In gr. 8vo. XXVI, 252 BlL f 2 - Io - .let bepaald oogmerk van de uitgave dezer Leerre- denen, op den titel vermeld, flrekt den Eerw. z I M- M E R M A N tot eer, en hetgeen hierover in bet voorbe- rigt gezegd wordt, getuigt van de fchoone betrekking, 'die Leeraar, Kerkeraad en Gemeente onderling verbindt. ,, Den ijver van mijnen Kerkeraad, in deszelfs onver- moeide werkzaamheid ter inflandhouding van den open- baren Godsdienst in ons midden, gedurende bet moeije- lijk tijdvak van den algemeenen druk in I8io tot 1813, erkennende, heb ik gemeend, mijne ongeveinsde ach- ting voor den even verlichten als moedigen godsdienst- ijver dezer waardige mannen niet beter to kunnen be- tuigen, dan door eene openlijke proeve to geven, hoe gaarne ik, in mijnen kring, bij mijne middelen, -tot bet herilel van ons Gemeentefonds bet mijne belangeloos bijdraag. Dit , en niet mijn roem, is bet doel der uit- gave dezer Leerredenen ; en met dit doel geef ik dezel- ve gerustelijk in handen van den vaderlandfchen beoor- deelaar, en mijne waarde Landgenooten in her alge- meen. Indien ik deze Leerredenen met bet oogmerk, om dezelve door den druk gemeen to maken, opgef eld had, zouden zij volkomener zijn; ik geef thans, wat ik heb , en ik heb nict anders , dan wat mijn zeer be- perkte tijd, bij overladen werk, mil toelaat, nit een eenvoudig, welmeenend, warm hart, dat God, Gods- dienst, deugd, vaderland en Vorst mint, aan de be- fc-having, de opklaring, maar vooral vrome flichting zoEKBESCH. 1016. No. I9. E e mij- 410 J. D. ZIMMERMAN mijner Medechristenen ten offer to brengen." Deze taal is zoo hartelijk en befcheiden, dat zij een ieder moet innemen, en de itrengfte kritiek zou ontwapenen, indien de Heer Z I M M E R M A N ze moest vreezen. Dan, zoo min wij ons bet regt van ftrenge-kritiek over bet werk van een' anderen willen aanmatigen, zoo min be. hoeft de Eerw. Schrijver bet uitgeven van zijnen kan- felarbeid zoo angstvallig to verontfchuldigen. Want, offchoon zijne Preken Met tot de meesterftukken be- hooren, waarop onze leeftijd, inzonderheid ons vader- land, kan roemen, zij bezitten in ons oog althans die waarde, welke derzelver uitgave, vooral bij hetboven. gemeld loffelijk oogmerk, volkomen wettigt. Zagen wij ceniglijk op dit oogmerk, wij zonden alleen van bet waarlijk goede en fchoone fpreken, dat deze ftukken onderfcheidt , en niet blijven hechten op bet minder voortreffelijke en gebrekkige in dezelve; dan, over- tuigd, dat bet den Heere Z I M M E R M A N aangenaam zijn zal, bij deze gelegenheid tevens befcheidene aan- merkingen op zijnen arbeid to ve_rnemen, ftellen wij Sons oordeel gerustelijk ter neder. De tekften en onderwerpen dezer Leerredenen zijn belangrijk, en de wijze, waarop dezelve worden be- handeld, is doorgaans geleidelijk, dikwijls ongewoon en treffend. Schriftverklaring, anders in bet Luter- fche Kerkgenootfchap op den kanfel minder gebezigd, is de groote grondflag. waarop alles words gebouwd; de ontwikkeling van den tekst is fielder, de redenering ftevig, en de toepasfing, over 't geheel, diepgaande; ftijl en taal zijn warm en levendig, en bet verftand words verlicht en overtuigd, terwijl bet hart de wel- dadige kracht van den Godsdienst gevoelt. Hetgeen de waarde van deze Preken , in ons oog, vermeerdert , beitaat in bet eigenaardige, dat zij ons toefchijnen van de Indiviclualiteit des Opftellers to heb- ben aangenomen. De kunst moge Karen hoogften roem cJaarin zoeken, dat zij de dingen zuiver obiectief voor- ftelt; bij de behandeling van onderwerpen, die bet hart LEERREDENEN. 4-11 hart onmiddellijk raken, en met de geheele zedelijke en godsdienftige natuur van den mensch in bet naauwst verband ftaan, is bet niet to vermijden, of de bijzonde- re gemoedsilemming van den Spreker moet zich meer of min openbaren. En hoe reiner en godsdienftiger de- ze stemming is, hoe meer bet geheel eenen toon zai aannemen, die uit bet harte komt, en tot bet harte gaat. Dan, ook dit heeft zijne grenzen. Te algenaeen op gevat , zou bet aanleiding kunnen geven, oin de bij. zondere wijzigingen van onze stemming, voortvloeijen- de uit onze phyfieke organifatie, to veel in to volgen, en op ons werk over to brengen. Wij meenen van bet eene zoo wet, als van bet an- dere, blijken in bet werk van den Heer z I M M E R M A N to vinden. Zoo erkennen wij gaarne, dat de dichterlij- ke aanleg en de waarlijk kinderlijke gemoedegesteldheid van den Schrijver, zoo voordeelig voor bet regt ver- stand van den. geese des Christendoms, zich doorgaans duidelijk openbaren. Vandaar toch die warmte, welke ons overal zoo weldadig tegenkomt, die levendigheid f welke ons zoo aangenaam bezig houdt, die nalviteit en eenvoudigheid, met din woord, die gemoedelijke Loon, welke bij bet voordragen van godsdienftige dingen zoo vruchtbaar werkt. Maar dit bijzondere en eigenaardige van den Prediker fchijnt ons hier en daar wat al to fterk nit to komen, en hem van den regten trant en toon to verwijderen , welken de gewijde welfprekendheid voorfchrijft. Wij ontdekken zekere vrijheid en losheid in de behandeling van tekften,die hem to ver van dezelve doer afdwalen, en tot ongelijkfoortige denkbeelden brengt; of wij zien zijne godsdienftigheid in een werk der verbeelding ont- aarden, waardoor hij in een' i'pelenden tools vervalt, en beelden en wendingen gebruikt, die minder overeen• komftig zijR met den aard en de waardigheid der be- handelde onderwerpen. De Eerw. Z I M M E R M A 1'# beeft dit zelf gevoeld, daar hij zich bl. 37, in eene zloot, over dezen fpelenden tooii verontf buldigt. Wig E e z la.- 412 J. D. ZIMMERMAN laten die verontfchnldiging, vooral op' die plaats, gelden, en houden even min van die menfehen, die nooit meer kinderen kunnen worden ; maar - font certi denique fines, en wat op eene andere plaats, en met een ander, hoewel even goed oogmerk, volkomen past, dat voegt minder in eene gewijde rede en op den predikiloel. Wij hebben hierbij niet alleen bet oog op enkele plaatfen, waarin deze invloed van de eigenaar- dige flemming des Predikers ilerk uitkomt ; maar bet is de geheele manier, welke wij bier bedoelen. Ten be- wijze beroepen wij ons, onder andere, op de vijfde Leerrede, over Markus VII: 31-37, waarvan niet de wonderbare genezing van den dooven, die horn was, maar bet bijvoegfel : Jezus zag op naar den heynel, bet onderwerp uitmaakt. Deze woorden worden vooreerst in hun verband, en, daarna toepasfelijk ontvouwd. De E erw. Z I M M E R M A N leest in dezen blik van Jezus , I°.) mededoogen met bet menschdom, bij al de kwa- len, waaronder bet zwoegt; 2°.) onderwerping onder de raadsbefluiten des Allerhoogflen; 3°.) den wensch, dat de menfchen zelve meer en meer Gods oogmerken, in dezen weg van zijn welbehagen, mogten leeren be- vroeden ; 4°.) de hede , dat God bet lijden der men- fchen toch ook nog zoo veel mogelijk verminderen mogt; 50.) de bede, dat Hij zelf veel tot de vermindering der menfchelijke . ellende mogt bijdragen ; 60.) dankbare blijdfchap. - Wij voor ons zijn van oordeel, dat men dergelijke hoogstgewigtige oogenblikken uit bet ]even des Zaligmakers niet in zoo vele bijzonderheden kan en mag ontwikkelen, maar tot thn groot en verheven ge- voel mo,-t terugbrengen, wat zijn binnenfle vervulde, en meenen in de opgegevene bijzonderheden al to veel de vrucht van de verbeelding des Leeraars to ontdek- k:en, om ze met overtuiging aan to nemen. Zoo min de uitlegkunde, welke bier vereischt wordt, op loutere taalkennis berust, zoo min behoort zij to ontaarden in de fpcling van dichterlijk vernuft ; en, hiervan fchijnt ons de Eerw. Z I i Al F It M A N niet altijd vrij to blijven. DC LEERREDLNEN. 413 De toepasfelijke ontvouwing der bovenflaande tekst- woorden beflaat in de vermaning, om naar den hemel op to zien, wanneer wij genieten, lijden en werken; welke vermaning in zeer vele bijzonderheden aangedron. gen wordt. Dit is de indruk, welken deze Preken in 't algemeen op ons gemaakt hebben. Om dit ons oordeel nader to Raven, en tevens llet voortreffelijke en minder volmaak- te meer to doen uitkomen, zullen wij den inhoud der flukken opgeven, zonder nogtans alle afdeelingen en onderafdeelingen naanwkeurig aan to flippen, waaraan zich de Heer Z I M M E R M A N, onzes oordeels , tot we- zenli1k nadeel van zijne preekmanier, to veel overgeeft. De, eerfle Leerrede, gehouden ter gelegenheid der laatile Godsdienstoefening van het jaar 1813, loopt over een gedeelte van den Lofzang van Zaeharias, Luk. I: 68, 69', 74, 75. Naar de leiding van deze woorden, overweegt de Eerw. Z I Al M E R M A N in de eerfte plaats., vat God al voornamelijk in bet afgeloopen jaar aan ons gedaan heeft, en vindt dit zees eigenaardig daarin, dat God I°.) zijn yolk heeft bezocht, 2°.) zijn yolk heeft verlost, en 3°.) eenen horen des heils heeft opgerigt. De verdere woorden van Zacliarias geven nu onge- zochte aanleiding, om de inzigten en oogmerken to be- hartigen, waarmede God zijn yolk heeft bezocht. De- ze inzigten zijn daarin gelegen, dat wij, verlost zijn- de uit de hand onzer vijanden, I0.) Hem dienen zou- den, 2G.)-zondervrees, 3u.) -ons leven lang,q°.)- in heiligheid en geregtigheid, 5°.)--die Hem behagelijk is. Tekst en onderwerp waken hier cen zoo fchoon ge- heel uit, en alles is zoo levendig voorgefleld , zoo krachtig en warm aangedrongen , dat wij deze Preek met groot genoegen hebben gelezen. Het afflerven van den Amflerdamfchen, weleer Ut- rechtfchen , Leeraar F O R T At E IJ E R, den veelgeliefden Schoonvader van den Heer Z I M M E R M A N, gaf dezen aanleiding, om op den volgenden Hemelvaartsdag, naar Lukas XXIV; 5o----52 , voor zijne Gemeente to behande- E e 3 Ion 414 J. D.- ZIMMERMAN len ;, eenige bijzonderheden uit de laatfte bijeenkomst van jezus met zijne Leerlingen, die veel iloffe behel- zen to onzer opwekking en vertroosting bij het graf on- zer geliefden." Offchoon wij in 't algemeen niet hou- den van die manier, om Feestiloffen to behandelen, waarbij het naastgelegen oogmerk der gebeurtenisfe uit het oog verloren, en derzelver fymbolifcht zin op ons wordt overgebragt, wij erkennen de gepastheid van de- ze Preek in de bovengemelde omitandigheden. De vier deelen van het ftuk worden door den tekst bepaald. I°.) Jezus hief de handen op, en zegende zijrie Discipelen. Mogt ons ook zulk een zegen van onze ilervende ge- lie€den ten deele vallen ! 2°.) Hij fcheidde van hen, en voer ten hemel. a) Zoo wordt de mensch met zijnen dood niet vernietigd, maar verplaatst naar een ander gewest in Gods fchepping. b) Hij wordt derwaarts aanf onds met zijn iterven verplaatst. c) Hij komt daar in eenen beteren ftaat , dan die was ; waarin hij bier op aarde verkeerd heeft. g°.) De Discipelen baden Jezus aan. Zoo moeten ook wij onze vereeuwigde vrienden in aandenken houden en vereeren. 4°.) a) De Discipelen keerden weder naar Jeruzalem. Ook wij moeten ons niet to lang aan de droefheid overgeven. b) Zij keerden der- waarts terug met groote vreugde. Ook wij moeten met groote vreugde over de verlosfing onzer geliefden ver- vuld zijn, en alzoo wederkeeren in den kring onzer verpligtingen. De derde en vierde Leerrede, gehouden ter voortzet- ting eener reeks van voordragten over fommige Pfal- men in den winter des jaars I$I2, behooren bij elkan- der, en maken to zamen een fchoonn geheel uit. WYj houden deze twee Preken voor de besten nit den gehee- len bundel, zoo om de bondige en bevallige ontwikke- ling van den tekst, als om de juiste en vruchtb are over brenging van denzelven. De CXXIX en CXXI Pfal. men , twee liederen Hammalaoth, (volgens z I M M E It- WAN liederen, in verband ftaande met de verlosf ng nit Babel, en bij of na de terugkomst der joden uit die ge- van- LEERREDENEN. 475 vangenis gezongen) geven de ftof tot deze Leerredenen. De eerfle Pfalm wordt in twee deelen gefplitst. Van vs. 1-4 worden bezongen de heerlijke reddingen, wel. ke voor bet yolk Israel hebben plaats gehad in bet ver. ledenc terwijl van vs. 5-8 even gunftige verwachtin. gen warden afgeleid met opzigt tot bet toekonflige. De ontwikkeling hiervan maakt het eerfte deel der Leerre. de uit : terwijl de Leeraar in bet tweede deel de groote en vertroostende waarheid van den Pfalm op ons over- brengt, en als verpligtingen daaruit afleidt, dat wij dezely( moeten erkennen, belijden, tot eene flofe van verwonlering en dankbaarheld Jlellen, en toepasfen op onze vtrwachtingen.voor de toekomst. Het tweede Reislied wordt bij deelen ontvouwd. Je- hova zal op de terugreis naar Judea mij befchermen, - Hij zal mij in alle gevaren befchermen, welke met die reis van zelve verbonden zijn, - Hij zal mij befcher- men in alle onvoorziene onfpoeden. Dit zijn de drie bij- zonderheden, welke in do tekstverklaring fchilderach- tig worden ontwikkeld. De overbrenging is dezelfde als in de voorgaande Preek; en bet zijn de volgende punten, welke- hier worden toegepast : Gods zorg voor ons mogen wij uitflrekken over de kleinfe bijzonderhe- den in ons lot ; - met bet flerkst vertrouwen moeten wij vervuld zijn, dat bet ons altijd zal welgaan ; -- vooral moeten wij Gods hoede ons beloven, met opzigt tot hetgeen wezenlijk kwaad voor ons is, - en vasthouden aan de hope, dat zij van nu of tot in eeu- wigheid voortduurt. De genezing der tien melaatfche mannen, Luk. XVMI ii-r9, is de tekst der zesde Leerrede, die tot onder- werp heeft : Het gezigt van ongelukkigen, alseene fem, die ons ernflige waarheden verkondigt. Hoewel men bet Luterfche Predikanten, die telken jare dezelfde tekilen moeten behandelen, niet ten kwade kan duiden, dat zij op eenige afwisfeling bedacht zijn, in bet algemeen is de afwijking van bet hoofddenkbeeld, in den tekst opgefloten, of to keuren. Meestal is zulk een onge- E e 4 woon 416 J. D. ZI1%fME MAi4 woon en nieuw onderwerp 6f bij gevolgtrekking, 6f uit eene bijzaak in den tekst afgeleid; en, hoe belanb rijk en treffend het op zichzelve ook wezen moge, al- toos mist bet then nadruk en klem, welke uit de voile toepasfing van den geheelen tekst voortvloeit.. We1 begrepen, heeft ieder tekst maar eon hooffdenk- beeld; maar bij deze eenheid zal bet den geoe;enden Prediker niet moeijelijk vallen, eene aangename afwis- feling in de behandeling to brengen. Het gezegde.'chijnt ons toepasfelijk op deze Preek, die voor 't overage ge- leidelijk en goed afloopt. Na eene verklaring vn den tekst, overeenkomftig het vroeger opgegeven onder- werp , wordt dit laatfte in deze vier punten oatwik- keld. Het gezigt van ongelukkigen predikt on; , dat dikwerf reeds in dit ]even de ondeugd gef'raft wordt , --- dat de goeden vaak in bet lot der boozen moeten dee- len, -- dat de menfchen doorgaans in hun gedrag bei- de foorten van lijdenden vermengen,l-- en dat de mensehh hierdoor zoo wel, als ook nog van, `andere zijden, bet meest misfchien zijne verdorvenheid blootlegt in zijne betrekking tot lijdenden. De toepasfing is , dat wij die waarheden voortaan in de jammerklagten der ongeluk- kigen hooren, in hunne tranen lezen; dat wij dit niet aileen hooren, maar ook daarnaar moeten doen; dat daardoor de Godheid zoo we], als menschheid, in klaarder licht voor de lijdenden worden gefteld; dat de ongelukkigen zich in hun lot behooren to bemoe- digen. In de zevende Leerrede wordt de uitfpraak van Salo- mo , Spr. XXVIII: 140. Welgelukzalig is hi j, die altoos vreest, in de eerfte plaats befchouwd als eene.onder- vinding der bejaarden , en voorts toegepast als een raad voor de jongen. Wij erkennen ten voile bet verdien- itelijke van deze Preek, die, even gelijk de voorgaan- de, veel menfchenkennis ten toon fpreidt; maar zij mist, in ons oog, die eenvoudigheid en duidelijkheid van ontwikkeling, en dat geleidelijke en natuurlijke der ver- tEEkR DENEN. 417 verdeeling,'t 'geen ze alieen zoo vruchtbaar kon maken voor de toehooraers, als zij verdiende to zijn. In de achtfte Leerrede, 'gehouden bij eene dankzeg- ging na, en voorbereiding tot, de bedlening des H. Avondmaals, over Hand. XXIV: i5a, vinden wij bet verband der tekstwoorden breedvoerig ontwiklteld, en de oaiftandigheden naauwkeurig aangewezen, waarin Paulus dezelve uitfprak. Hoe veel goeds deze ontwik- keling. op zichzelve ook moge bezitten, zij fchijnt ons, bier hinder to voegen, omdat de verdere redeneringen op ecn' anderen zin der tekstwoorden zijn,gebouwd, dan welke uit die ontwikkeling eigenaardig voortvloeit. Het is bij gevolgtrekking, dat bet gezegde van I~aulus En (ik) heb de hope tot God, of, naar onze vettaling, en meer overeenkomitig met bet oorfpronkelijke: Heb- kende hope tot God, op ons alien in bet algemeei wordt overgebragt. De toepasfing beflaat uit de navolgende punten : i0.) Ik heb de hope tot God l -- Gij kunt dat zeggen; gij moogt dat zeggen; -- welaan, wees er dan trotsch op, dat gij dit zeggen kunt, en moogt. ao.) Be- waar ik die trotschheid, en leg haar aan den dag, zelfs hij het nederigst lot. 3°.) Ondertusfchen kan de hoop, die wij tot God hebben, en in elken toefland behouden, ons in onze rampen ook vertroosten. 40.) Kunnen en me- gen wij op Hem hopen - dit vervulle ons dan ook met moed op den weg onzer zedelijkeengodsdienfigevorming. De negende en laatfte Leerrede is gehouden- in'-den zomer van bet jaar 1813, ter, gelegenheid der openlij- ke aanneming van eenige leerlingen tot leden der Ge- meente, waarbij de aanfpraken, zangverten en. gebe- den zijn gevoegd, zoodat men bet geheel als leene bij- drage tot de Liturgie van bet Luterfche Kerkgenoot- fchap, of liever van fommige Gemeenten in hetzelve, kan aanmerken. De Eerw. z i M M E R M A N,' die, door zijne-in i8ia uitgegevene Redevoering en Aanfpraken bij eene openlijke aanneming, reeds eene proeve gege- ven had , hoe men dergelijke plegt4ge verrigtingen vrucht- baarder kon maken voor de aankomelingen, levert hier- E e 5 van 418 J. D. ZIMMERMAN van weder een nieuw bewijs. Wij hebben deze Preek, benevens de Aanfpraken, met veel genoegen gelezen, en juichen de pogingen van den waardigen man volko- men toe, die op alle middelen bedacht is , om de waar- neming van zijnen post vOor zijne Gemeente nuttiger to waken, en , bij bet geniis van den Doop der Bejaarden, aan de inwijding der aankomelingen in de Gemeente van Christus al then ernst en al dat gewigt bij to zetten, wat zulk een flap verdient. De woorden van Paulus, 2 Tim. I: 6b, Dat gij verwekt Gods gave, die in u is, geven den Leeraar aanleiding, om deze vier waarheden to belrandelen : leder mensch heeft, met opzigt tct het godsditnftige, zekere gaven in zich. Die gaven zoekt God in ons aan to wakkeren. En evenwel fluitneren ztj ligtelijk in. Hetgeen wij , naar des Apostels vermaning, moeten trachten to verhoeden. Op de ontvouwing van deze vier bijzonderheden volgen de aanfpraken, eerst eene algemeene, en dan de bijzondere, tot ieder' aan- komeling gerigt. Allen zijn niet even treffend; maar alien zijn eenvoudig, hartelijk, en ademen een'wsrmen godsdienftigen geest, die van de fchoone betrekking tusfchen Leeraar en leerlingen blijkbaar getuigt. Ten flotte diene de volgende aanhaling tot eene proe- ve, van den ftijl, die wel door geene eigenlijke Germa- nismen ontfierd wordt, maar toch over 't geheel den co- lor nativus onzer tale mist. Wij nemen eene plaats over uit de vierde Leerrede, bl. 98, 99, die toevallig voor ons open. ligt : „ Op welke kleinigheden zien wij niet onzen I?ichter zijn geloof aan de befcherming van Jeho= vah op zijnen reistogt toepasfen ! Tot op het wankelen en uitglijden van zijnen voet bij bet beklimmen der fteil- ten! In denzelfden geest en toon fprak ook onze Ver. losfer: Geen haar, zegt Hij, valt er van uw hoofd, zonder den wil uwes hemelfchen Vaders , die ook met het fchijnbaar nietigite, zoodra bet zijne menfchen betreft, zich bemoeit. En waarom zou niet de Geloovige dit zijnen Meecter nafpreken, en bet van zijne lippen aan- nemen? Is, behalve hare gerustitelleude kracht, de ge- dach- LEERREDENEN. 419 daehte, dat zich Diets in onzen toeftand inmengt, zon- der dat God bet weet, en er deel aan heeft , Diet zoet ? Zij moet onze borst doen zwellen door een levendig ge- voel onzer waarde : want let de Alwetende op beuze- lingen rondom ons, hoe veel belang moet Hij dan Diet in ons zelven ftellen, daar Hij den hoogen troon zijner Godheid voor ons verlaat , enn al de teederheid aanneemt van cenen Vader, die den wasdom en de ontwikkeling van zijn kind Diet alleen in het groote in bet oog houdt en bevordert, maar wien zelfs geen trek van bet aan- gezigtje, geene beweging der 'ledematen, wien geene bete, geene aanraking ontgaat, waaruit misfchien, met der tad, nadeelige gevolgen voor bet wichtje, dat Hij zoo lief heeft, zouden kunnen ontfpruiten. Men zegge Diet, „dat men God, door Hem zulk eene opletteudheid I, op kleinigheden toe to fchrijven, verlaagt; daar zij- „ ne majefteit to hoog is , om zich tot ftofdeelen of to „ laten..,." „ Arme mensch," zou ik ten antwoord geven: „ wat noemt gij ftofdeelen? Weet gij Diet, „ dat allengs millioenen van dezelve zich kunnen za. „ menpakken, en dan eenen fteenklomp vormen , die „ den man verplettert, wiens invloed op ons geflacht „ zoo groot kan wezen, dat hij zelfs na eeuwen Dog „ gevoeld wordt ? " Dat beet : er is veel , dat wij klein no emen , omdat bet binnen een' engen omtrek beperkt is , en Diet zeer in bet oog valt. Klein noemen wij al- dus onze ftille binnenkamer, waarin een zieke zwoegt, en wij kunnen pas begrijpen, dat God aan dien ziekenl bier zou denken, en denken zelfs aan iederen genees- droppel, dien hij nuttigt, en denzelven meer of mint krachtig maken. Maar is dit alles nu ook klein.? Kan bet Diet door zijnen ins-loed zeer groot worden, en dus die zelfde geneesdroppcel in verband komen, daar hij cen nuttig mensch en huisvaderr zijne krachten, terug- geeft, met de welvaart van duizenden? Ja, bier ban- gen derhalve aan zijden draden bet geluk van maatfchap- pyen en volken, de befchaving,het geloof en de deugd van eeuwenlange t~dperken, met de toekomftige zalig- heid 4^_o J. D. ZIMMERMAN, LEERREDENEhr. heid van talrijke fcharen. En waarlijk (gij ziet bet, wij moeten de benaming kleinigheden omkeeren) zulkegroo- te dingen kan God toch wel niet achteloos laten voor- bijgaan. Juist hierdoor zou zijne grootheid gekrenkt worden. Zij zou afdalen tot de kleinheid van ons men- fchen, die eeuwiglijk , in ons oordeel over bet gewigt der dingen, ons laten leiden - misleiden door den fchijn." Drieral van Leerredenen over belangrijkeOnderwerpen, door H E R M A N M U N T I N G H E, Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid to Groningen. Te Gionin- gen, bij J. Oomkens. 1816. In gr. 8vo. zoa 131. f I-: -: Jeze Leerredenen vorderen van onze zijde flechts eene fpoedige aanmelding. De belangrijke onderwcrpen zijn: De pligt, om , bij alle de verfchillende mee'ningen over Christus , met ernst to flaan naar de zekere wer- tuiging van hetgeen Hij waarlijk is ; M A T T. XVI: I5-- so. -- I)e leer der verzoening door Christus in hare betrekking, en bet hoe barer betrekking, tot de Chris- telijke deugdsbetrachting; TIT. II: 14. -- De Godde- lijke inwerking van het goede in ons ; r I L I P P. II: 13. De Redenaar betuigt zich de gevoelens van L U T E R en C A L V Ij N , ten aanzien van den waren aard der Chris- telijke leer, hoofdzakelijk en van ganfcher barte toege- daan. De man is to wel bekend, dan dat men iets an- ders dan de grootfte befcheidenheid , en tevens iets zeer voortreffelijks in zijne foort , van hem verwachten kan. De Leerredenen zijn tegen de ontkenning der gevoelens van genoemde Hervormers, maar niet minder fterk te- gen bet misbruik van dezelve, gerigt. Zij zijn bet na- denken overwaardig van de zoodanigen, die bij de ver- fchijning onlangs van bet boekje Christendom en Her- vorming enz. wat al to luide triumf bliezen , even alsof hetzelve aan die gevoelens nu zoo aanftonds den dood. Reek gaf; en tevens bet nadenken en de bedaarde zing it. M U N T I N G H E, DRIETAL LEERREDENEN. 421 zing van de zoodanigen, die, dezer gevoelens van har- te toegedaan, zich al to zeer verontrusteden; zij heb- ben inderdaad weinig to vreezen, zoolang zij nog man- nen :Is M .U N T I N G H E aan hunne zijde hebben , vats wien zij echter ook wO zullen doen, den regten geest ,en ftrekking hunner beledene leerfcellige gevoelens (voor Zoo veel des noods) aan to leeren en to beoefenen. Ein- delijk, ook zij, die welligt al to zeer vreesden voor fcheuring en verbittering tusfchen verfchillend denken- de, naar zich echter onderling hoogachtende en ver- draagzame mannen , mogen ook deze Leerredenen le- zen tot hunne gerustftelling; want naauwelijks zal er iemand zijn onder dezulken , die M U N T I N O H E niet gaarne, en met leering en ftichting, meermalen hooren zou, hoe zeer hij, van hem ook mogt verfchillen, en die hem, als Christenleeraar, als uitmuntend Christen- leeraar, om deze zijne gevoelens de hand van broeder- fchap weigeren zou. De Leerredenen zijn geen twistfchrift, noch opzet- telijke wederlegging van bet genoemde gefchrift; de Hoogleeraar flelt zijne meening flechts duidelijk en met ernst voor; echter gaf dat boekje hem tot de eerfl:e en tweede aanleiding; de derde is een vroeger opftel, dat hij nu bij deze latere Leerredenen voegt; en inderdaad, 's mans gevoelen over de werking van God to onzer zedelijke verbetering of bekeering is bier geen onge- lijkfoortig bijvoegfel. Meer zeggen wij van deze Leerredenen nitt voor onze Lezers : men moge, wat ons betreft, toetfen en kiezen; maar, daar wij onpartijdig zijn, moeten wii bier toch btjvoegen , dat bet duidelijk is , dat de Schrijver van Christendom en Hervornaing eigenlijk de regte, man niet is, in ons oog, om tegen eenen Gereformeerden Hoogleeraar, , als m u N T I N G HE , op to treden als kamp- vechter; en wij wenfchen zeer, dat, hoe men ook nog nopens eenige bijzonderheden uiteenloope , ieder Christen z66 mag gevoelen,-dat hij gewaarborgd is tegen onver- fchilligheid? of traagheid en moedeloosheid ten goede, en 422 Il. M U N T I N G H E, DRIETAL LEERREDENEr3'. en evenzeer tegen zoodanig trotsch zelfgevoel, hetwelk 6f de heilige zedeleer vervalfchen en verflappen doet, 6f (naar ons inzien) eindelijk ook tot wanhoop leidt. Dat de Leerredenen op die wijze de Hervormde leer voorflellen en aandringen, en vooral uit dit oogpunt voortreffelijk zijn, zal de onbevooroordeeldeLezervoor. zeker met ons gevoelen. De conflanti et aequabili j E s u C H R I S T I irxiole,, doctrina , ac docendi ratione, five comnlenta lone$ de Euangelio ,7oannis, cum Matthcei, Marci et Lu. cue Euangeliis comparato. Scripfit E. A. B o R:; E R. Pars I. Hagx comitum, apud Y. 4llart. iSx6. 8vo. form. maj. f 1-16-: Hoe zeer er reeds veel over bet karakter van JE z us en zijne wijze van handelen gefchreven zij, er blilft, echter, nog veel overig voor den opmerkzamen. Veel is hicrover nog to zeggen, 't geen tot hiertoe 6f niet behoorlijk opgemerkt, 6f niet juist genoeg bepaald, 6f niet in bet genoegzame daglicht geplaatst is. Na al het- geen door den diepdenkenden H E s s , die vele jaren vlijts aan dit onderwerp met de edelfte oogmerken befleed heeft, (zelfs in de t veede uitgave van zijn loffelijk en bekend werk) hiertoe betrekkelijk is voorgedragen, is het er verre van daan , dat men dit overfchoon en aller- belangrijkst onderwerp als uitgeput zou mogen befchou• wen.. Intusfchen zijn wij gansch niet genegen, om zoo maar alles goed to keuren, wat men ons als nieuw hierover zou kunnen opdisfchen. De begeerte, out toch lets nieuws to vinden en to fchrijven, kan al won: derlijke dingen voortbrengen, welke voor den echten eerbiediger van j n z u s volflrekt onaannemelijk zijn. Wat dezelve bij onze naburen, de Duitfchers, heeft voortgebragt, is niet onbekend, en men weet, dat vele derzelven met eenen geheel anderen geest bezield zijn, don E. A. B O R G F, R, COMMtNTATIONES. 423 dan de waardige ii E S s. Hoewel die floute nieuwighe- den, die wij beoogen, in ons land, gelukkig, weinig of niet opgang maken, en men bij ons, vrij algemeen, van dezelve afkeerig is, komt er , evenwel, nik en dan, jets voor den dag, dat eenigzins daarnaar zweemt, en aan.bedenking onderhevig is. Zoo lazen wij onlangs jets, 't welk, ligtelijk, aanleiding zou kunnen geven, om de meer dan menfchelijke grootheid van J E Z U s in het oog van fommigen to verkleinen. Wij bedoelen de beide flukes over bet temperament van ,J E Z US, in bet Mergelwerk van bet Letterkundig Magazijn van We- tenfehap , Kunst en Sinaak, No. 4 en 5 van dit loopen- de jaar. Dat j E z u s als mensch , fchoon vltkkeloos en zonder zonde, zijn bijzonder temperament gehad hebbe, willen wij niet ontkennen, en bet zou ons voor- komen der moeite waardig to zijn, dat bet een of ander Godgeleerd Genootfchap in ons vaderland eene prijs- vraag uitfchreef, om to onaerzoeken, wat men van JE- z t s temperament to denken hebbe, zonder iets hoe- genaamd aan zijne voorbeeldelooze grootheid to kort to doen. Of nu de S teller dier ltukj es dit behoorlijk in 't oog gehouden hebbe, hieraan twijfelen wij zeer; en wij vreezen, dat, misfchien wel tegen 's mans oog- nierk, men hem befchuldigen zal, als hebbende de ver- hevene en goddelijk - groote deugden van j E z u s tot temperaments - deugden verlaagd. Dit merken wij niet op , om tegen den Schrijver van de genoemde Verhan- deling bet harnas aan to trekken ; hiertoe hebben wij geen' lust hoegenaamd: maar wij doen bet alleen, om den nadeeligen indruk, welken die Verhandeling op anderen zou kunnen gemaakt hebben, tegen to gaan, en uit zuiveren eerbied voor Hem, die fprak en leer- de, zoo als nooit een mensch gefproken of geleerd beeft. Het voor ons liggend ilukje van den Hoogleeraar % o R c r R is van eenen geheel anderen aard. Ilet flrekt vc,lkomen en in allen opzigte tot eer van j r•. z u s; en deszelfs ganfche inrigting adeuit niets, dan de edele zucht, 424 >E. A. t O R 6 9 zucht, om die cer to bevorderen. Trouwens, offehoort her voorname oogmerk van den achtingwaardigen Schrij- ver is, om uit her ftandvastige en ziFhzelve'overal ge- lijkblijvende karakter van J E z u s , en nit zijne altijd gelijkvormige leer en leerwijze 'door de vergelijking van her Evangelic van Joannes met" dat. der Brie overige Evangelisten, eene bijdrage to leveren tot ftavin; der innerlijke bewijzen voor de waarrreid van onzen Gods- dienst, kan, echter, dat ftandvastige, en zich overal, bij alle voorkomende gelegenheden, tot in de minfle bij- zonderheden, of zoogenaamde kieinigheden, toe, vol- komen gelijkblijvende , 't welk hij in j E z u s fpreken en handelen heeft opgemerkt, niet anders dan d. be- wondering en hoogachting voor j r: z u s groothed be- vestigen en veriterken. Met zeer veel genoegen hebben wij, derhalve, opgemerkt, hoe een man van gene en van ktrnde lets nieuws of minder gewoons vinden kan, betwelk door alle ware hoogachters van J E z us en van den Bijbel met dankzegging en blijdfchap verdient ontvangen to worden. Genie en kunde zeggen wij, dat den Steller van dit gefchrift kenfchetfen; en hierin zal ieder bevoegd Le- zer met ons , zonder twijfel, volkomen overeenftem- rnen. Her vindingrijk vernuft en de ongemeene geleerd- heid van den jeugdigen Hoogleeraar ftralen, immers, overal in dit ftukje door; en wij hebben alle reden om to verwachten, dat deszelfs aftrek, zoo wel buiten als binnen ons land, den Schrijver zal aanfporen, om met ;lust enr ijver voort to gaan, en zijne belangrijke taak op denzelfden - voet, als hij zoo gelukkig begonnen heeft, geheel of to werken. De inrigiing van bet werk komt hierop neder. Met bet eerfte hoofdftuk van Joannes beginnende, teekent de Heer B OR G E R alle de plaatfen op , waarin hij lets tot zijn biizonder oogmerk meent to vinden , tot aan hoofdlt. 111: 12. Overal, de rhalve , wordt bet Evangelic van Joannes tot grondflag gelegd, en met hetzelve worden de overige Evangelisten vergeleken, niet in gelijklui- der}• COU 2NTATIONES. 4.2S dende of zoogenaamde parallele plaatfen, maar in de+ zulke, die wezenlijk verfcheiden zijn van inhoud, en in welke, niettegenftaande deze verfcheidenheid,aange~ toond words, dat j x z u s zichzelven volkomen gelijk blijft. Zoo wordt, om ons tot de eerfte plaats to bepalen, de vraag van r E z u s : vat soekt gij ? Joan. I; 39, welke Hij deed aan twee Discipelen van Joanness den Dooper, befchouwd, als gedaan met het menschlievend oogmerk, om hunne begeerte voor to komen, eti hun moed in to boezemen; dewijl zij, uit eerbiedvoor $em, aarzelden, Hem! aan to fpreken, en Hem' flilzw'lgend volgden, Met deze plaats werden, zeer gepast , ve gele- ken andere plaatfen uit de- overige Evangelisten, aiwaar j E z u s zijne voorkomende menschlievenheid toon~e aalt die genera, die Hem wenschten to naderell,. of lets met Hem to doen hadden, en hun hunne fchroomvall?gheid benam ; zoo als IVlatth. IX: 22. Mark. V: 33, 34, Luk. VIII: 47, 48, en vooral Luk. XIX: 2 volgg. , ilwaai` Zacheus , aan j E z u s zelven zijne begeerte, om Hem to fpreken en in perfoon nader to leeren kennen, )lee durvende openbaren , door j E z u s op de innemend- lte wijze wordt bemoedigd, en hem van zelf datgene wordy aangeboden, 't, welk hij niet verzoeken durfde : terwiji, daaxentegen, zij; die arglistiglijk en uit een kwaad oogmerk tot,,,,,Hem kwamen, minder vriendelijk behandeld werden ; zo.o als Matth. XII: 38 volgg. XVI; I volgg. XXII: 17 volgg. Voorts wordt door onzen Schrijver, met regt, opgemerkt, dat j a z u s zijne voorkomende vraag aan de Discipelen van Joannes deed, fchoon Hij zeer wel wist, wat zij zochten, uit verge- lijking met Joan. I: 49. II: 24, 25. IV: x7, IS, 39 1 en als een dergelijk voorbeeld wordt bijgebragt Matth. XX: 32 en Luk. XVIII: 41, alwaar twee blinden om ziine pulp fmeeken , en j F z us, fchoon wetende, wat zij begeerden, hun op de genegenfle wijze vraagt : vat )wilt gij , dat ik n doe l Zeer wel words ook vergele. ken Joan. XX: i5; doch minder gepast, zoo als het YOEI{BESCH. i8i6. No. io. F f on:s 414 L. A. $OIs G U R edel in %ijn beftaan, deugdzaam bij grondbeginfels, en angstvallig verbonden aan zijne pligten genoemd, wordt; wanneer deze, bij zijne eer en bij al wat heiligst is, kan zweren, bl. 103, dat' de Prins then invloed niet heeft, welken men zegt, (op de Staten van Gelderland) dient men zulks wel to gelooven; en daarmede vervallen dan de befchuldigingen, die, den grond tot de openbare verdeeldheden.gelegd hebben: en welk eene reeks gevolgen vloeijen fiieruit niet voort! - Welk eene op- eenflapeling van ellenden.... Doch de dagen onzer plagen zijn i>aorbij, en met dezelve, zoo God bet wil, ook voor altijd die onzer inwendige veeten! De Ontmaskeraar van de Geheimen der Magnetifeurs en Som- nambules voor weldenkende en deugdgeainde Menfchen ont- maskerd, door J. H 0 0 G E N D 0 R P, Predikant to St. Maar- tensdijk. Te Dordrecht, bij A. Blusfd en Zoon. 1816. In gr. 8 yo- 7o Bl- f : - 15 - : Men doet dezen Ontmaskeraar misfchien war al to veel eer aan. Of, zoo er dusdanige eenvoudige zielen zijn, die zich door redeneringen als de zijne laten wegilepen; dan vreezen wij waarlijk, dat dezen door den Heer H o o GK N D o RP niet zullen genezen worden. Is dit, 'omdat wij zijne middelen, op zichzelven, voor krachteloos houden? Integendeel, hij ontzenuwt bet geftelde van zijne partij-volkomen; ho doer meer: hij maakt bet geheel belagchelijk. Maar, volgens zij- ne eigene leer, words er vertrouwen bij den lijder vereischt, hetzij hij door bet Magnetismts of door eenig ander genes. middel zal herfteid w-orden. En de bedoelde eenvoudigen zijn of Roomsch; in welk geval 's mans naam en titel reeds veel kwaad doen -•- of zij zijn,.waarfchijnlijk, vroom-Ge- reformeerd; en dan is Domind veel to los en to grappig om veel ingang to vinden. Het beste gebruik, 'dat welligt van's mans werk to maken valt, beflaat in een goed uittrekfel, in zoodanig Maand- of ander werkje geplaatst, ais meest in de bedoelde handers komt. Overigens bevelen wij bet verflandi- go ,18.E j. H 0 0 G E N D 0 R P, DE ONTMASKERAAR ONTMASKMD. ge lieden, als eene aangename, lachverwekkende, na den etens leccuur, bran harte aan. ridhel en Mathilda, Treurfpel in vijf Bedrijven, door Mr. SAMUEL IPERUSZOON WISELIUS. Teilmflerdant, bij H. Gartman. i8xg. In kl. 8vo. XPI, 122 BL f :-16-: De Heer w 1 s E L I U S, als Dichter met roem behend, gaf in 1813 een oorfpronkelijk Treurfpel, Polydorus genaamd, in bet licht, waarvan wij in dit Tijdfchrift (*) eel) aanprijzend verilag gaven, en waardoor hij zich, volgens ons toen genii gevoelen, heeft doen kennen als een' man, van wien her va- derlandsch Tooneel, zoo hij anders dit vak bleef beoefenen, de voorcreffelijkfle bijdragen verwachten inogt. Wij zien thans onze verwachting, op eene aangename wij- ¢e, aanvankelijk bekroonen. De Heer W I S a L I U s blij£t dit vak beoefenen, en levert ons eene nieuwe bijdrage, welke wij met genoegen aankondigen, en, in vele opzigten, zelfs boven den Polydorus fiellen. Misfen wij bier al die fraaije lierzangerige alleenfptaken, welke, in ons oog, bet eerfle fluk zoo bijzonder verfieren, en zijn de regt dichterlijke fchil- deringen bier niet zoo overvlocdiglijk als elders aangebragt, -de leemten, welke wij in den Polydorus opmerkten en den Dichter met befcheidene vrijmoedigheid voorflelden, worden cok bier niet gevonden, en hot ontbreekt in dit Treurfpel cok waarlijk niet aan echte poezij, nan fchoone, fchicterende befchrijvingen. Wij ontdekken• bier minder bet doel, om de Ouden na to volgen, en meer overeenkomst met de beste Franfcbe modellen; te'rwijl de beelden, boezeer ook bier fraai en meesterlijk, en, waar bet zijn moot, in den echten Oosterfchen trant, minder zijn opeengehoopt dan in den Po- lydorus, bet fluk ook voor den aanfchouwer verflaanbaar is, zonder dat hij daartoe geleerde aanteekeningen behoeft, en hot • onderwerp zelve, hoogst gelukkig gekozen, den alge.n meenen bijval van ons tooneelminnend publiek zal wegdragen. Wien toch, die met bet onderwerp dezes Treurfpels reeds bekend was, en den fchoonen Roman van Mevrouw c o T- TIN, (*) Zie Failed, Letteroejj: Poor 1814, No. X, bl. 435. Boekbefcb. S. I. W.I S E L I U S, ADHEL EN MATHILDA. 485 TIN, Mathilda genaamd, gelezen heeft, zal hat niet ten hoogfte aangenaam zijn, dat hij de trekken, door die bemin- uelijke Schrijffter voorgefteld,'hier ziet verlevendigd, - dat hij den edelen Malek . Ydhel, hat voorwerp zijner inuige hoog. achting en doorgaande bewondering, als met de oogen mag aanfchouwen ; 'dat hij dien voortreffelijken Arabier thans fpre- ken hoort en handelen ziet? `Vij althans gevoelen ons aw den Hear W I S E L I U s reeds verpligt voor de keus eener ftoffe, welke, misfchien, in belangrijkheid voor hart en gevoel, door nets pvertroffen words. Is de keus van het onderwerp reeds gelukkig, (en hoe veal ligt daaraau niet gelegen!) ook de behandeling is, in ons oog, meesterlijk. En wanneer wij dic zeggen, dan zat ieder, die eenig denkbeeld heeft van. de moeijelijkheid, om uit zulk eene uitgebreide en ingewikkelde Gefchiedenis een vportreffelijk Treurfpel, met inachtneming der eenheid van daad en tijd, en bewaring derhoofdkarakters, to vervaardigen, tevens gevoelen, dat wij den Dichter geenen geringen lof toebrengen. De hoofdperfonaadjes zijn alle uitnemend geteekend, de ka. rakters goad voorgefleld, uitgewerkt en volgehouden. Adhel en Mathilda nemen aller harten in. De edele Bisfchop van Tyrus wekt aller eerbied. Zijne gevoelens (voor dien tijd, misfchien, al to verlicht) zullen ook nu nog met vrucht, en welligt tot befchaming van eenigen zijner hedendaagfche ambts- broeders, op den Schouwburg worden gepredikt. Meti oor- deele over de gegroudheid dezer opmerking uit de volgende trekken De Bisfchop. Maar mogt ik vord'ren, ik, dat hij (Bdhel) om mij verzaakte, Wat hij , als Muzelman, voor zich pligtmatig houdt? Waartoe hem, Lufignan! zoo hatelijk befchouwd? Gij deedt voor 't Christendom al 't geen gij kondt verrigten; Hij doet voor d'Islam't geen hij dwalend houdt voor pligten: En dwarfing, zoo zij uit geen' boozen..wil ontftaat, Strekt niemand in mijn oog tot fchuld of fchande of fuaad, Lufgnan, BITS. Ik weet, gij mint dat rot. 486 S. t. WISELIIIS De Bisfchop. Ik fmeek her Alvermogen, Dat (mogt her v66r miju' dood nog zijn!) der Heidnen oogert Voor 't onbeneveld licht der waarheid opengaan; Doch 'k zie, zoo wel als ons, ook hen als kind'ren aan Van Un', die 't ganfohe Rijk der Schepping flrekt ten Vader; Wiens weergalooze liefde en hun en ons to gader pen levensadem fchonk, ons zaam befchermt en voedt. Of fproten we alle niet nit een en 't zelfde bloed? Hoe zou de Schepper ooit zijn fcheps'len knnnen haten, Die 't hem nog welgevalr in duisternis to laten? Geen haat woont imtner in de zuiv're liefdebron ; Doch, waar' bet moog'!ijk, dat de Algoedheid haten kon, Gewis-zij butte hen, die, tegan beter weten, De broedermin, dien pligt, then eerflen pligt, vergeten; Wier hart, met ijs omkorst, die vonk van 't hemelsch vuur In wrok en wrevel dooft, wedrflrevig aan Natuur. Her derde Bedrijf mogt dan al uit her fluk kunnen zijn weg. genomen zonder bet geheel to benadeelen, bet is, in ons oog, bijzonder keurig en regt cot; amore bewerkt. Zonder dit Bedrijf, dat den aanfchouwer met Adhel en Mathilda be- kend maakt, en hem in her lot der geliefden her vurigfle be- lang doet flellen, zoude bet geheel (met verlof van A R I s. T o T E L E s !) geene werking, hoegenaamd, doen. Her vijfde Tooneel van her vierde Bedrijf moet bijzonder treffen, bij- aldien de rol van Adhel waardiglijk vervuld worde. Welk eene fchoone, kiefche en iloute taal doer de Dichter hem hier fpreken, wanneer hij met zoo veel nadruk als achtbaarheid voor den vrede pleit, en door zijne redenen de Christenen befchaamt! Wij nemen nit dit heeriijke pleitgeding de vol- gende regels over, om tevens tot eene proeve to iirekken van 's Dichters kunstvermogen: Adhel. Doorluchtig Legerhoofd en verd're Christenhelden, Die zijn geleide volgt in de Aziaanfche velden, De Faam verkondigde a genoeg mijns Broeders dawn En war verand'ring 't Oost door hem heeft ondergaan, Sinds hij, in 't hoog bewiud dier onafineetb're landen, Het_roer van Staat regeert met rooit verflapte handen; En ADHEL EN MATHILDA. En hoe hij 't Mammeluksch en 't Bedouijnsch geweld En 's Kalifs aardfche magt hun perken heeft gefleld, Door wijslijk 's Vorilen ftaf van 't wierookvat to fcheiden. 'k Heb dus niet noodig,,hier breedvoerig uit to weiden, Hoe Indus en Euphraat en Nijl en Moogenland En 't brandend Libye, tot waar'Afrijkes frand Het Middellandfche zout, bij Hercules pilaren, Zijn fnelle frootnen met den Oceaan ziet paren, Gezamenlijk de wet mijns Sultan$ ondergaan. Doch 'k mag niet zwijgen, hoe bij 't wapp'ren zijner vaan Van Salems, Askalons en Jaffa's burgs en wallen, Gansch Idumea mede is in zijn hand gevallen, En hoe ons talloos heer zich van den Libation, Langs Acco, Ephrata en Schur reeds flrekt tot On. . De Muzelman, verdeeld in duizend kleine•Rijken,. Kon nooit voorheen in 't veld zijn ware kracht doen blijken, Maar heeft, door tweedragtstoorts inwendig fel geblaakt, Aan fieren Godefried 't verwinnen ligt gemaakt. Doch naauwlijks had het Oost, van d'eerfett fchrik bekomen, Aan duizend euveldaan der Christ'nen aard vernomen, Naauw zag 't lien, niet bezield door ijver voor 't geloof, Maar wel ontvlamd door zucht naar plond'ring, moord en roof, Of 't wist, om zelfbehoud, zijn veete op zij' to fellen. Wat heren finds then tijd Euroop hier heen deed fnellen Tot feun der magt, die zich in 't Morgenland beyond, 't Was, of een afgrond 't al met open muil verflond. Nog bleef een aantal fe6n, met Sions burgt en wallen, Weleer door list of form in 's Christens hand gevallen, In weerwil van 't geweld der onzen, in uw magt. Wat al verdragen finds gefloten en verkrachtl Doch nu ook kwam de tijd met rasfche fchre&n genaken, Die 't Oost zijn reuzenkracht op eens moest kenbaar makeu, Toen naamlijk Saladijn, zoo onbeperkt van geest In 't hachlijk flaatsbewind, als in het veld gevreesd, Tot Sultan op den troon van Noureddijn verheven, Twee werelddeelen naar zijn' wil en wet deed levee. Egyptenaar en Pers en Moor en Arabier Erkenden nu hun leus in Kurdestans banier. t Kw 488 S. I. WISELIJS 't Korafshietendom, ja zelfs de Nadhirieten, Hoe grimmig ook voorheen in haat op de Islamieten, 't Stroomde al op. Mecca toe met benden zonder tal; ?t Zwoer al, bij _Zemzems,Bron, der Westerlingen. vat. Van to en of is de ramp der Christ'nen regt begonnen. Waar toch is 't veld,waar ooic.mijn Broeder werd verwonnen$' Wat vest werd ooit door hem vergeefs berend? War vloed Is niet door hem. geverwd met 's Europeers bloed? enz. Richard. 'k Weerfpreek in dat tafreel, wat regt en waar is, nlet, Doch kies den krijg, wijl de eer den vrede mij verbiedt. lldhel. Niet'hooger kunt gij de eer dan ik, 6 Richard ! fchatten; Maar zoudt ge u in haar' aard en wezen ook misvatten, En wurdt wet 't denkbeeld zelf, dat gij van de eer u maakt, boor oordeel goedgekeurd, door wijsheid niet gewraakt? Vermaardheid toch en eer zijn kenlijk onderfcheiden. Wie jaagt naar de eer alleen, gewint doorgaans haar beiden; Doch lacht vermaardheid, in bet kleed der eer, hem aan, Dan zal hem de eer veeltijds in eeuwigheid ontgaan. Wat werelden, 6 Vorst! vermaardheid ook omvadem, tij derft een' hechten grond, berustende op den adem Der'wufte menigte, die, los en ligt van hoofd, Den afgod, nu gevierd, flraks w.eer van dienst berooft. Integendeel fleunt de eer op alter wijzen oordeel, En fchobn zij voor een' tijd eens blink' met minder voordeel, Hoe meer de tijd vervliegt, hoe meer haar glans verbreedt: Zij hecht zich aan den mensch , vermaardheid flechts aan't kleed. enz. Eene enkele bedenking houde de Dichter ons ten goede. Is de toefland van Mathilda, bij bet zien van den doodelijk gewonden ddhel, wet natuurlijk? en moest haar eerfle ge- voel geene droefheid , geene wanhoop zijn over bet verlies van Karen geliefden, in flede van wraakzucht tegen den moor- denaar? De verfificatie laat bier en daar nog al iets ,te wenfchen over. Het komt ons voor; dat fommige regels moeijelijk zijn uit to fpreken; en wij twijfelen niet, of de Toonee!r feeler zal dit ondervinden. De ADIIEL EN' MATHILDA. 489 be Voorrede is bijzonder lezenswaardig. Wij, vooit ons, zijn bet volkomen met den Schrijver daarin eens, dat bet ,Ioodzakelijk is, dat bet Gouvernement zich de zaak van den Schouwburg aantrekke, en dar bet Nederlandfche fnjlituus -Lich onverwijld bezig houde met eene geheele hervorming 'van ons zoo verbasterd en diepgezonken Nationaal Tooneel, De Heer w i S E L I U S, thans zelf tot dezen aanzienlijken en eerwaardigen kring behoorende, moge in deze edele werk- 2aamheid met ijver voorgaan; en bet kan niet misfen, of er zal veel goeds uit deze pogingen geboren worden. 2'er Nagedachtenis van c o E N R A A D W E R T Z, uitgefproken in de Remonflrantsch Cereformeerde Kerk to Amfterdam , z April 18 16, door B. K L Ij N , B s z. Te Amflerdam, bij J. tes Brink, -Gsz. IS 16. In gr. 8vo. 41 Bl, f I-io-: Meerma!en gevoelen wij eene bijzondere moeljelijkheid in vnze taut, als openbare aankondigers en beoordeelaars der uitgegeveie gefchriften. Ook bij bet opgemelde dichtftuk heeft dit plants. Gaarne zouden wij , al wit ons mogelijk is, toebrengen, om den roem vale WERTZ, den luister zijner Tulle, maar onfchatbare verdienften, zoo wijd mogelijk uit to breiden; gaarne zouden wij bet gedenktluk, hem door dank- baarheid en hoogachting, door de hand van HLIJN opgerigt, in al deszelfs waarachtige fchoonheid doen fchitteren voor bet oog van elken beoefenaar der Nederlandfche letterlcundrl; gaarne, derhalve, zouden wij iedere onvolkomenheid, die in bet laatile mogt zijn aan to wijzen, met deli mantel der lief- de, befcheidenheid en voorzigtigheid bedekken: overtuigd, dat er menfchen zijn, die flechts oogen voor aangewezene gebreken hebben; die niet weten, dat zelfs een aantal fou- ten menig werk niet beletten een meesterliuk to zijn; die -; men vergeve ons deze vergelijking! - de wereld met hun gefchreeuw vervullen en verfchrikken, omdat zij in de zon eenige vlekken hebben ontdekt. Doch , een pligt, op bet belang der letteren zelve gegrond, noopt ons, naar de mate van eigen licht en vermogen, der waarheid, bet zij ze vleije of berispe, eene gelijke hulde toe to brengen. Het mededeelen van zijne gedachten en gewsarwordingen ,over eenig iaakrijk onderwerp, zoo dat ieder die' gedachten JCOEKBESCn. 1816. No. II. K k en 440 if. sLn11, a a z. en gewasrwofdingen volkomen opvangen en in Karen loop volgen kan, en hij, bij clot, een volkomen denkbeeld heeft van de zaak, met al die klaarheid en warmte, welke dezelve bij den fpreker of fchrijver eigen is, of eigen zijn moet -- met 64n woord, bet flellen, bet w81 fpreken, is eene det nnoeijelijkfte zoo wel, als -verdienftelijkfte bezigheden van den jnenfchelijken geest. De eigenlijke redevoering, vooral, vor. Bert bijzondere talenten. In de lofrede zijn maar zeer weini. gen.regt gelukkig geflaagd. En deze hoogte to bereiken, in weerwil der boeijen van rijm en maat, is, bij al de meerde, re vrjheid, welke den llichter moge zijn toegettaan, weinig minder dan onmogelijk. K LIJ tv, echter, heeft uitnemend veel geleverd. Zijn dicht. ttuk is vol van de belangrijkfte zaken, van de keurigfte ge- dachtet. Breng bet in onrijm over, en bet blijft eene fcboo- ne lijk- en lofrede, waaruit gij den man, zijnen 1eefijd, zijn vak van werkzaamheid, de hooge verdienfte, zoo wel van dit vak als van hetgeen hij daarin heeft gedaan, vo1tomenlijk leert kennen; waarbij gij bet verlies van zulken man befeft, betreutt met uw geheele hart, maar tevens 21 den [roost ge- voeit, then bet terugzigt, bet nadenken en bet Chrstendomt bij bet graf van zulken man, opleveren. Dit nu, the de be. fchrijvingen, alle de befpiegeliugen, alle de gewaarwordin- gen, hiertoe vereischt, in fchoone verzen, in beer ijke en geheel oorfpronkelijke beelden, met de gelukkigfte dichterlij. ke wendingen, to hebben uitgevoerd, ware genoegzaam, onz dun Zinger eene hoogstvereerende plaats onder zijne waardige medegenooten in deze fchoonfte oefenfchool van menfche.ijke beltwaamheid aan to wijzen. Inderdaad, bet geheel heeft eene uitnemende hooding. Na ten' korcen lierzang, als ter voorbereiding, om to doen op- merken, dat, de aanftaande treurige plegtigheid niet zonder troost en reinen wellust is, volgt, in ftatige Alexandrilnen, terst eene captatio benevolentiae, eene vraag om verfchoo- ning, dat de tier niet dan dof en treurig zal kennen klinken; daarna eene befpiegeling over bet doel des levens en de reg- te waarde van den mensch, to wecen wijsheid en deugd, geen z nnelijk genot of uirwendige grootheid; - W E R T Z werd in middelmatigen !land geboren, - hij wijdde zijnen geest aan bet Vaderland, - de burgerrwist woedde toen, maar God fchonk ons ten [roost de Maatfchappij ToT NUT VAN 'T AL' TER NACEDACHTEN#S VAN C. WERTZ. 491 ct1+4EEN, waarvan w E R T z de voornaamfte fteun was; - het onderwijs der jeugd is bet edelst beroep, de verrukkelijkne bezigheid,' indien wdl waargenomen; en wERTZ float ons nog als een model voor oogen ; - welk een bezit f •maar hoe treurig dan ook bet verlies van zulken man! - fJij is net dood, hij /laapt; - zalig is bet, aan bet fterfbed des bra+ ven to ve'rtoeven; -- hij blijft de onze, -- zijn reine roem, zoo wel als zijn geest, zijn onfterfelijk; -- wij flaan alt kinderen om bet graf buns vaders, en zweren hem waardig to zullen zijn. Dit is de zeer ruwe en gebrekkige omtrek van bet geheel. De deelen, die hetzelve vormen, en die men flechts bier en door nit deze opgave vermoeden kin, zijn vooral niet mine der voortreffelijk en doelmatig. - De befchrijving van den gelukkigen middeliland - van bet gebrekkig, en bet doelma- tig fchoolonderwijs -- van w E RT z zelven -- van ons ge- voel bij bet fterfbed - van de onflerfelijkheid; voorts de befpiegeling van bet seven en zijn duel -- van HEM, wiens oog over bet zinkend vaderland bleef waken - van den troost der onferfelijkheid, die ook daarom zeker is, dat alle teed bier op aarde zijnen troost en balfem vindt; eindelijk vergelijkingen als deze: Wat zegt bet, of de boom met melkruid is omgroeid; En t roosje langs zijn fchors met voile fcheuten bloeit! War zegt bet, of die pronk uitwendig hem mag fieren, Als op den hollen clam geen malfche vrucht wit tieren, Als door den najaarsftorm zijn kruin ter nederftort, En 't fierfel van zijn fchors met hem verpletterd wordtt War zegt bet, of demensch,doorpraalenprachtomgeven--f en zoo vele andere ftukken, zijn ass kostbare paarlen tot een f erlijk fnoer geregen. Ja, wij aarzelen niet to beweren, dat bet geheele fnoer nit echte paarlen beftaat, en dat bet enkel vlekjes of oneffenhen den zijn, waardoor bier en dear eene kleine ongeregeldheid ontftaat , fchadelijk voor den algemeenen indruk , wit wij ct berispen vinden. Het gevoeligst misfchien van alles fluiten wij bij bet voor. Itangetjv, waarvan de aanhef en bet Plot even treffend zijn, maar de tusfchenbeiden liggende deukbeelden niec zoo ge- K k 2 mak; 492 !. ItLIJN, DsZ: makkelijk en tlatuurlijk vloeijen. Het loopt, toch, niet zoo klaar in her oog, dat juist bet treuren ons tot den troost voert. Of wel; dat bet fchreijen verligting geeft, is cene gansch. andere zaak, dan plat men daar in de kerk met elk- ander treuren, maar oak de een den ander troost der on. iterfelijkheid zou toedienen. '-Wij gelooven intusfchen gaar. no, eat bet nederig kruid, vergeet mij Wet, bier zoo wdl aangebragt,. den ioehoorder dit min of meer haperende ge. reedelijk zal hebben doen vergeten. Vervolgens, bl. 9. Ik flemde W E R T z zijn' lof. Waaroni niet liever dan dit platte zijn -- lk fiemde, w E R T z, uw' 1of. Bl.. I5. - waar de volksgeest kwijnt, Een licht to ontjfeken -- fluit dit wdl? Bl. 17. Op wiens onwrikbre magi bet lot der volken drijft- cok dit fchijnt ons niet regt to vlotten. BI. I9. Hij heeft van 't distlig land enz. Bier verraadt her tweemail wieden en tweemaal ploegen een' flechter' grond, clan wij gewoon zijn bij E L IJ N aan to trefFen. Bl. 20. Al wat de geest ontving en karig op kon prijken - dit is duister: waarop hij ooit kon prijken, zouden wij verllaan. BI. 2r. Maar 't Been zijn geest vermogt, door eigen hand- ling flaaft. Dit fchijnt ons toe niet volkomen datgene to zijn, teat .it1.IJN bier moest zeggen; to weten: Maar, van hetgeen hij put, terflond weer andren haft; ten zij bet om de herha- ling to vermijden gefchiedde. BI.'28., Hier fchijnt ons hei woord veege,vs. it min gepast. B1. 31 znu, om bet verband met voorgaand en volgend, voor de twee eer(te regels beter lets dusdanigs gelezen wor- den Wij voeken, dat, in fpijt der felfle droefenis, 't Vertoeven bij bet graf der ziele een weldaad is. B1. 34 de banden glijden door? Bl. 35. Zouden wij nogmaals eene in u! veranderen, Bl. 36. vs. 4- zou, dunkt ons, G:j bliift de matte ziel met lavend vocht befproeijen, op bet roosten enz. beter pasfen; en, om de opklimming, kon men laten volgen: Ja, juichen doet Eindelijk vordert de zin op bl. 4.0, naar ous inzien, deze of dergelijke verandering: Dc.* TER NAGDDACHTENI! VAN C. WERTZ. 493 Dat waken, om door liefd' hun wedermin to winners, Huts 't underling belang als eigen re doen minnen. Is dit nu alles `' vragen wij fchier onszelven. Vorderde dat nog eenige verfchooning? la, zoo uaau.w fleekt het in hetgeets den naam van kunstftuk 7-al dragon. Zoo ligt fluit in het bij- zonder de minfte afwijking van den regten zin en bedoe- ling in eerie rede, even als in eenen helderen en fnelvlietenden firoom een enkele uittlekende brok rots of ander beletfel de in het oog Ioopendfte beroering veroorzaakt.. Maar,;.is dit dan indernaad alles, wat wij to berispen vinden, en waar. op men, buiten twijfel, nog wel het een en ander zal'.zoe- lten of to dingen? Recen'fenten zijn toch zoo min als andere menfchen onfeilbaar; en, in de meeste gevalleu moge at de fchuld bij den Schrijver liggen, in enkele blijkt het wet eens, dat hij geheel fcheef is beoordeeld. - Neen , bet is Met alles. Er zijn b. v. regels, die ons hard voorkomen; er zijn gedeelten, die war heel lang, of wel kort, fchijnen, enz. Maar, wit men hier in komen, dan is er. eigenlijk gees einde aan her werk; en dan kan men, vooral,, Iigtelijk zoo Lang likken, dat alle kracht en heerlijkheid nit het fluk zelve, al- le nattnirlijkheid en glans en gloed to eenemaal verloren gaau. In het algetneen is ons oordeel over den Heer B. K L 1J N, dat hij de uitnemendfle talented, hoofd en hart, gevoet en verbeelding, bezit; fchoon ze nog voor meerdere oefening en volmaking vatbaar zijn, om tot die gemakkelijkheid in den dichterlijken ftijl, dat meesterfchap over rijtn en maat to gera- ken, dat hij , met B I L D E It D IJ E , de taal knede als was , en ze, als D A E D A L U S, tot vleugelen (voor boeijen) make, op welke hij zich boven alles verheft. Ten flotte, als de beste lofrede en asnprijzing, zullen wij eenige proeven laten volgen. Weg met then fnooden lust, die 't fchijngoed doer beminnen, De ziel in flrikken nijpt der breidellooze zinnen ! Weg met dat gifrig rag, waaruit de looze 1pin De zwakke prooi beloert, en vangt haar prooi danrin! Dit leven zij Been doel, maar middel tot het leveej ken, Geen (land der Maatfchappij kan meer haar (meerder) hell bewer- Haar' voorfpoed, roetn en eer onrwikklen of beperken; K k 3 Geen 494 7, I< L IJ N , U Z. Geen hand fchrasgt met meer kracht de zeedlijkheld en ddugd„ Dan waar de mensch zich wijdt aan 't vormen van de jeugd, Hoogst moeilijk is de kweek van zulke teedre loten, Die, dikwerf nit moeras of flechten grond ontfproten, Verzwakt, verwaarloosd' zijn; - een meesterlijke hand Deidt can alleen die fcheut tot eene vruchtbre plant. Zij bu:gt bet rijsje zacht in de eerfte vaag der lente, Verzorgt den jongen flam, omwindc de teedere ente, Die door een' zachten'groei in 't jeugdig vruchthout fchier, En ras verkwiklijk ooft aan haren kweeker biedt. Waarooit eens fterflings roem voor tijd of toeval zwicht, De roem van w E R T z houdt ftand, is fchatting aan den pligr. Zij flaan voor ons gezigt, die onvergeetbre trekken, Dat aanfchijn, 't welk de ziel tot eerbied op kon wekken, Vat liefderijk gelaat, dat flerkdoordringend oog, Die mond, waarom de lach der zielrust zich bewoog; Zij klinkt ons nog in 't oor, die mannelijke rede, Die diep in 't harte drong, en voerde 't harte mede. Zijn wil ontnam de fcllors aan 't edel fijn geffeent, bat thans den gloed van 't fchoone in 't fchittrend punt vereent, Hij heeft met eigen hand de flijpftift aangegrepent De diamant wordt flechts door diamant geflepen. Een heimlijk zoet gevoel doorzweeft ons, grijpt ons aan; Gelijk bet kieken, dat de vlerkjes nit mag flaan , En 't moedernest ontflijgt, op dun gepluimde fchachten, Zoo zweeft de vlotte ziel , op vleuglen van gedachten, Van nit dit flof omhoog, doorklieft eene eedler ffeer, En baadt zich'in den gloed van 't ftrandloos hemelmeer. Wac ook de gang van 't lot mogt in zijn lot verwrikken, Zijn trouw bleef ongefloord, die trouw fprak nit zijn blikken; Weldadig - waar de nood om hulp en bijfland riep, Opbeurend - waar de hoop in 't lijdend harte fliep, Voorkomend - waar de moed door 't leed begon to zinken , Verlichtend - waar green flraal van hemelgfans mogt blinken, Belangloos - waar de mond de bulp der vriendfchap vroeg, Vertroostend - waar de fmart de ziel ter nederfloeg. .Cetuigt gij allen, of verbeelding mij duet dwalen, Daar',c in dit minlifk beeld u d'eedleu wERTz wil malen. Wan• TEA NAGEDACHTEMI$ VAN C. WERT2. 493 Wanneer Wij hierbij voegen, dat dit Werkje in alien opzigo to keurig is uitgevoerd, en met een allerliefst, aandoenlijk vignetje van E A M P H U Y ZEN en VAN S E N U S op den titel pronkt - dan is voorzeker genoeg gezegd, om elken hoog. achter van ware, inzonderheid vaderlandfche, verdienfte, el. ken vriend der Nlaatfchappij, eenig en met regt die TOT NUT VAN HET ALGEMEEN genoemd, elken kweeker, liefheb;,er of vader van de aanvallige kleinen, die haast onze plaatfen zul, len vervangen - om, met een woord, elken regtfchapen man to nopen, zich deze Nagedachtenis van c aE N R A A D W E R T Z aan to fchaffen. Brief aan de Heeren Mrs. c. R. S. TOE L A E R en E. C. 9 O N D T 1 Notarisfen to AmflerdaM, over hunne Verdediging der Be, denkingen , enz. Door J A M E S C O H E N, Verificateur der Re- gistratie-, Zegel- en Hypotheek - Regten in de Pravincien Noord-Holland en Utrecht. Te Arnflerdam, bij S. Dela. chaux eh M. Westerman. 1816. In gr. 8vo. 99 Bl. f : -18 - Vnze beoordeeling over de Verdediging der Bedenkingen van de Heeren Notarisfen T O E L A E R en B O N D T, en over het lets aan dezelve Notarisfen, was reeds ter perfe , toen wij den boven aangekondigden Brief van den Heer C o HEN in hanT den kregen, en daaruit moesten ontwaren, dat 21 wederom een Ambtenaar bij de Registratie bier de voorvdchter was. Wij lazen'en herlazen de 99 bladzijden, waartoe deze Brief is uitgedijd, zonder de overtuiging to gevoelen, dat de voor, tneide Bedenkingen daardoor waren wederlegd; zoodat wij dan ook gaarne, gelooven , dat de Heeren T o E L A E R en B o N D T niet behoeven gebruik to maken van de uitnoodiging des Heeren C O H E N , on tegen deszelfs gefchrijf de pen op to vatten en tweemaal hetzelfde to zeggen. Zij kunnen, ge- lijk men in de Praktijk zegt, bij hunne conclufren (befluit) perftsteren. Behalve de langdradigheid van den Brief, die elk den lust beneemt om denzelven to lezen en de uitgerekte re- deneringen to overwegen, is dezelve, hoe befcheiden,anders in fommige opzigten, meestal ingerigt, om, door fchampere gezegden, de zwakheid van betoog aan to vullen. Gaarne laten wij aan den oordeelkundigen lezer de befisfing over,'of Kk 4 CA 496 en in hoe verre de Heer c o H E N zijn Registratie=rege vier- dedigd heeft; want hec is ontze taak niet, en wij hebben er oolr geenen lust toe, om, in ons Maandwerk, eene brochure daar- over to fchrijven. De Heer c o HEN houde het intusfchen ons ten goede, hem to zeggen, dat hij dwaalt, eensdeels met to beweren, dat de ftilzwijgendheid van partieulieren een- bewijs zoude zijrr, hoe weinig belting dozen ffellen in de af- fchaffrng of bet behoud - van de Registratie, en - anderdeelt met, op grond_ van-Belgifche dagbladen, vast to ftellen, das bet grot/le getal Ingezetenen in de Zuidelijke Provinclen de fcheone inrigting der Registratie op derzelver wezentijke waarde weten to flellen. Wij kunnen met de berigten, door den Heer• coaEN deswege ingewonnen, niet ittftemmen. Zoo zij zijn van Ambtenaren voor dat'middel, dan zijn zij partij- dig, en doen to dezer zake niets af. Particulieren, _ dat zijn onzijdige bevoegden, (hetgrootfiegedeelte, zijn.hier woorden fonder beteekenis) voor, zoo verre zij het Registratie-regt, omzwaehteld met een aantal decifren en interpretation,-be- grijpen' of kunnen begrijpen, denken er geheel anders over. Dezen' waren met regt verblijd, toen Nedrlandi gellefde Vorst dat Franfche bastaardkind geener Hollandfche adoptie waardig, zchtte. Zij zagen ook nog in dezen jare Hoogstdeszelfs be- fluit omtrent de affchaflTng van het Registratie-regt nader be: vesrigd, toen bij decrees in dato r t -Febr..11. de beleening.n contracten van dat regt en van alle formaliteiten desweger werden vrijgefteld,-•en daardoor belet werd, dat de adminia itratie kennis droeg van foortgelijke handelingen. Het zwijgenrr is geene onverfchilligheid. Men zwijgt, omd'at men wees, dar de affebaffing van dat regt befloten en door een opgevolgd beflult bevestigd is. ' Het zijn- hier niet de ktagten (de onwe- derlegbare redeneringen) van twee Amflerdamfche Notarisfen, die de zaak beflisfen: vddr dat dezen dachten to fchrijven, was 's Lands befluur reeds ingeliclit omtrent de harelijkheid en fchadelijkheid van, dat gevaarvol middel van belasting; ell men mag vertrouwetr, dat de belangelooze pogingen: vani echte Vaderlanders veel, zeer veel hebben toegebragt orn;, dat vreemde onkruid uit den Hollandfchen tuin uit to roei- jen. De afrchaffing van her zedebedervend Registratie-regt, bellond reeds vdbr de vereeniging van Belgie met Holland,,, en de Belgifche beoordeeiing in de Franfche taal over her,. gefchrevene in de Nederlandfche fpraak. is dus pas& fstum., Her SRIEF. 437 iIet gevoelen van Dagbladfclarijvers, bif welke gelegenbeid dan ook geuit, is niet de algemeene opinie. Als de Heer a o u E N tens met de Praktizijns en de Notarisfen, in de Zuidelijke Provincien geraadpleegd had, zou hij, met ons, gehoord hebben, hoe algemeen afkeerig van dat regt men ook daar is, en wat men at in zijn beroep daarvan onder- vonden had. Zij zelfs, die fchijnen voor dat regt to zijn, zijn bet alleen uit vreeze voor erger kwaad, en wenschten wel, even als in de Noordelijke. Provincien , dat ook ' nog befl:ond hun oud Zegelregt, zoo weinig verfchillende van bergeen weleer in 'Holland plaats vond. Eene veeljariie on- derdrukking en een langdurig gebruik alleen hebben fomrni-' gen daarvan gewoon gemaakt. Men zou derhalve verkeerd redeneren, met daaruit of to leiden, dat zij de fchoone (ge- vaarlijke) inrigting van de Registratie op derzelver wezenlijke (ingebeelde) waarde zouden weten to fchatten. Ons Maandwerk is. niet gefchikt voor eene beredeneerde wederlegging; anders zou men gemakkelijk kunnen doen zien, zoo wel de, verkeerde toepaslng van *de bij den Heer c o- a P -N aangehaalde Artikelen uit bet Burgerlijk Wetboek, als. deszelfs onnaauwkeurige opgave van daadzaken , waarvan fom- mi,ge aan ons van .nabij bekend zijn: maar, na de gedecre- Seerde en na4r bevestigde affchafhng van -het algemeen ge- hate Registratie-regt, is dit onnoodig. Het pleit is onveran. derlijk beflist; en bet fpijt ons alleen maar, dat, bij foort- gelijke twisten,~het belang tnaar al to zeer de hoofdrol fpeelt, en de Ambtenaren voor her behoud van bet afgefchafte regt zoo bijzonder ijveren. Men denkt, niet onnatuurlijk, bij de affchafftng, der belasting zijnen post'te verliezen.en om brood to zullen loopen: maar ilelt men dan zoo weinig vertrouwen op- de algemeen bekende regtvaardigheid van Neerlands Vorst? Hoogstdezelve zal nimmer dulden, dat Ambtenaren, die hun• nen pligt wel waargenomen, en de ackting van alwat in den laude wet denkt verdiend hebben, bet flagtoffer zoiiden zijn van de affchaffing van een middel van belasting, waartegen de kreet van elk warm Vaderlander is opgegaan. De overruigihg daarvan behoort elk Ambtenaar nan to fporen, niec alleen om. bet ingekankerd kwaad to helpen uitroeijen, maar (waar- van wij onlangs een trelfend bewijs kregen) ook zelf bet .va- derlandsch vuur aan to wakkeren, liever dan de nog niet uit- gedoofde kool van bet verbrande vreemde onkruid op to re. kenen. K k 5 Re- 493 A. LAFONTAINE, ROZEN. l oxen, of Verhaten van A. L A F O N T A I N E.. Te Dordrecht, bij A. Blusfd en Zoon. 18 15. In gr. 8vo. 22o Bl. f2-4-: Zoodanige Lezers, die om deze'fde reden, als wij, zich van eenen Roman van L A F O N T A I N E doorgaans een meet bijzonder genoegen beloven, dan hetgeen men juist bij * eenen Roman verwacht, zullen zich bier, even als wij ons, bedro- gen vinden. Niet, dat deze Verhalen niet onderhoudend zou- den zijn, of dat er lets in zou voorkomen, den goeden fmaak of der zedelijkheid nadeelig; integendeel, aan iemand, die eene liefdesgefchiedenis, wel en onderhoudend gefchreven, en Diets meer, verlangt, durven wij NANTHILD, - MIJNHEIiR ADAM SLIM, OF DE PROEF, - en DE HUWELIjRSAVONTVREN VAN DEN, GRAAF VAN AICH, (de drie Verhaten, die hij bier vinden zal) gerustelijk aanprijzen. Maar wij vonden in dezel- ve Diet datgeen, war dezen Romandichter anders zoo boven anderen kenmerkt ; niet alleen niet die gedurig nieuwe en tref- fende wenken van nuttige kennis, maar ook niet dat roerend treffen van her hart , en dat gedurig en onverwacht ge- leid worden tat bet tastbaar voelen van her ware en goede; of, laten wij liever zeggen, dat gedurig voedfel voor ver- fland en hart, hetwelk van vele zijner andere gefchriften me- nigen indruk vruchtbaar bij ons achterliet, niettegenftaande ge- heel her beloop des dikwijls war al to onwaarfchijnlijken ver- haals al fpoed°g bij ons vergeten was. En alzoo zijn, in ons& oog, deze niet zeer geurige Rozen weinig meet, dan ieder welgefchreven verhaal, dat men - pour pasfer le teens - als ten onfchadelijk middel tegen de zelfverveling lezen kan. R Kleine Romans en Gothifche Vertellingen. Uit bet Engelseh. Inhoud : I. De Puinhoopen der lbdij van Fitz - Martin. II. Het Kasteel aan bet Strand. III. De geheimzinnige Monnik, of de bloedige Spelonk. IF. Het Kasteel van Courtney, of bet Roovershol. Y. Het Kasteel der Gastvrijheid, of bet Spook. Te Middelburg, bij de Gebroeders Abrahams. Isis. In gr. Evo. 122 B1. f I -4-: Onmenfchelijkheden eh fpookverfchijningen, bij welker le- zing ELBINE ROMANS EN COTHISC"HE VERTELLINCEN. 499 Zing iemand de haren to berge ripen ; ziet daar den inhoucl van deze vijf anders nog al welgeftelde verhalen, die alzoo vermaak en uitfpanning beloven eeniglijk aan de zoodanigen, wien bet ongeloofelijke, affchuwelijke en verfchrikkelijke ont- fpant en vermaakt; terwijl bet zedclijk doel geen ander we- zen kan, dalo waarfchuwing tegen zoodanige gruwelen, at& waarvoor, Gode zij danki de mensch maar zeldzaam vat- baar i9. De Voortrefelijkheid van den Mensch. Uitgegeven door dl Maatfchappij : Tot Nnt van 't Algemeen. Te AmJlerdam, bij C. de Vries, enz. In ki. 8vu. 47 BI. f : - 3 - I et is wet buiten twijfel, dat geene kennis voor der, mensch belangrijker is, dan die van zijne eigene natuur en aanleg, en flat alzoo bet onderwerp van dit gefehrift onder de nuttigfle moet gerekend worden. Zekerlijk blijft dat onderwerp altijd onuitputtelijk, en zal de fchranderlle denker wet ncoit over zijne kunde in dezen volkomen to vreden,zijn; en hetgeen hij door nafporing clan naauwkeurig weet, dat alles zal hij wet moeijelijk zoodanig kunnen voordragen, dat bet binnen den beperkteu kring der bevatting komt van dat publiek, voor hetwelk de Msatfchappij Tot Nut van 't Algemeen b".izonder werkzaam is. Zoo iets was dan ook de bedoeling dezer Maat- fchappij niet; zij ontwikkelde zelve hare vraag in dezer voe- ge: „ Eene eenvoudige, duidelijke en wet bevatbare aanwij- • zing: I) Dat de mensch, naar zijne ligchamelijke vermo-, gens, volmaakt is berekend, om aan bet oogmerk van zij- • nen Schepper to beantwoorden. ) Dat, behalve alle de „ onder/aheidene vermogens, welke hij bezit, zijne driften en begeerten geenszins in zichzelve zondig en kwaad zijn; ,, maar, integendeel, befchouwd moeten worden, als hoogst- • wijze en weldadige gefchenken van God, zonder welke de ~, mensch aan zijne betlemming niet zoude kunnen beantwoor- • den. En 3y Hoe hij dezelve kan en behoort aan to wen- • den, tot verheerlijking van God, en de bevordering van • zijn eigen geluk." Het eenvoudig opfel van Mr. J. A. BRAND behaalde den gouden eerprijs ; en zulks met regt, daar bet allezins voldoet aan de vereischten, en, boezeer, naar den card des onderwerps, ter vlugtige lezing voor dent getneenen man niet gefchikt, evenwel voor denzelven, zQQ bij flechts tot opmerkzaamheid en nadenken een weinig is ge. oefend, verflaanbaar genoeg is; terwijl hij, waar hem iets minder duidelijk was, ligt eenen kundiger vriend vindt, die hem bet donkere 'opbeldert. De huisvader zal, bij de aan- dachtige overpeinzing van dit boekje, overvloedige aanleldiggi hebben 'tot belangrijke gefprekken met zijne kinderen; en wlj n iuven de Leeraars ook wet opwekken, om dic klein gefchrift In Soo DE VOO.RTRXPPSL1JKH!ID VAN DEN MBNSCH. in to zien, en daaruit aanleiding to nemen bij her godsdienftig ondertigt der jeugd, in hetwelk wij vreezen, dat her werken op zoodanige zelfkennis, als waartoe dit boekje is ingerigt, wel eens al to zeer veronachtzaamd wordt. Wij wenfchen, dat dit boekje regt vlijtig mag gebruikt en beoefend worden, - BI. 19. reg. 7 van ond. vonden wij. eene voor den ge. meenen man zinftorende drukfout : n Het uitwendige (inwen. dige) gevoel, van hetwelk wij eigenlijk hier niet fpreken, geefc hem kennis van de inwendige gefteldheid zijns lig" chaams," enz. Onderwijs omti.ent het Kaartfpel voor den Getneenen Man. Door G. B E N T H E M It E D DIN G I us, Theol. Doct. en Pre. dikant to 4sfen. Te Zaltboemel, bij J. Noman. In hi. 8vo. 8o Bi. f :.Io-: Geen onderwijs in, maar omtrent her Kaartfpel, en wel voor dea gemeenen man. Her voorberigt roetnt een Hoog- duitsch gefchrift van W I T T I N G, waarvan de Schrijver hier en dear ook gebruik heeft gemaakt, maar hetwelk gefchreven was voor een ander publiek, alleen voor aanzienlijker flanden. Wij zijn niet genoegzaatn bekend met bet kaartfpelend gedeel- te van dat publiek, hetwelk, zich nu de Heer It E D D I N G I u a kiest,, oin to beoordeelen, of hij voor hetzelve wel den juis- ten toon heeft gevat, en alzoo goed gevolg van zijne mensch. lievende poging kan hoped. Ons gefchrijf komt ook zeldzaatm onder bet oog van dat gedeelte ouzer medeburgeren; zoodat aldaar onze aanprijzing ook weiuig vrucht belooft.. Dat be- fchaafdere flanden dan her boekje eens inzien, en waar zii kunnen bet ter lezing geven, daar bet behoort. De Schrijvet is niet zoo flellig tegen kaart en fpel, dat hij dezelve voor gehee) ongeoorloofd houdt; hij keurt her misbruik af, en meent her alleen onder zekere bepalingen to kunnen toeflaan; en wij zijn zeer genegen, hier met hem in to flemmen. Met dat al, en ook bier geven wij hem gelijk, houdt hij de ver- vulling dier voorwaarden, -bij de mindere en meer behoeftige klasllen, bij uitftek moeijelijk, en raadt hetzelve daaroln, aan deze ten flerkfle af. Hij wijst de nadeelen en gevaren aan, voegt er voorbeelden bij, en lost eenige bedenkin- gen op. Wij prijzen 's mans oogmerk, eu wenfchen harce- lijk, dat ieder, ook in hoogere flanden, zich voor die geva. ren en bet misbruik hoeden zal. Wij gunnen den gemeenen man zijne uicfpanning; zij is voor hem inderdaad behoefte: kon men bij hem (en wearom niet ook in iederen Eland?) een meet leerzaam en minder gevaarlijk tijdverdrijf in een ledig uur, en dan geheel in den gezelligen kring en met zijn huis- gezin, in zwang brengen! En ware her niet wenfchelijk, dart men in de hoogere ftanden daarcoe bet voorbeeld gaf? IIRIEF AAN DIN REDACTE'p'R DER VADERI.. LETTEROEFF. Sot aZ BRIEF AAN DEN HEER REDACTEUR VAN IIET MAAND.WERK'DE VADERLANDSCHE LETTER OEFENIN GEN. (*) l oen ik vernam, dat er eene Recenfie van mijn antwoord op de herhaalde aanvallen der.Heeren n o N D T en T o E LAB R tegen alle de beambten der,Registratie en eenigen derzelven bij name, waaronder ik op eene allezins befchaafde en waar- beidlievende w:jze goedertieren gerangfchi~t was geworden, in uw Maandwerit geplaatst was, kon ik Wet nalaten, Mijn Beer! u mijne verwondering to betuigen, daar ik tot .dat oogenblik onLundig genoeg van den aard uws Maandwerk9 was geweest, om bet alleen tot beoordeeling van wetenfchap- pelt ike of kunstmatige onderwerpen ingerigt to befehouwen, en geenszins om nitfprank to doen over een van 's Lands mid4 delen, door, eenige Praktizijns verkeerdelijk beoordeeld, veet minder over gefcbillen tusfchen ambtenaren en publieke •be- ambten, bij de wet onder ons toeverzigt geplaatst: ik koester- de echter eenige vrees, en bet was deze, dat mijne niet noemenswaardige verdediging'.tegen een enkcl punt - her on- doorwrochte werk van eenen enkelen nacht, en in de eerfte opwelling mijner verontwaardijing over eene hoogst onver- diende aantijging op bet papier gefteld - onder zoo.vele goe- de wederleggingen, als de Tegenbedenkingen, her lets, over de Registratie, en inzonderheid de Brief van den Heer Perifrca- teur C O HE N, met een enke) woord in den praktizijnsban zoude gedaan worden, en ik dus niet de eer zoude genieten van op nieuw in mijn perfoon to worden aangevallen. Groo- ter was dan nog mijne verwondering, toen ik uit de Recen- fie zelve vernam, dat ik alleen mij op die eer zou mogen vevhoovaardigen: hoe groot ook mijne waanwi' sheid wezen anoge, ik had mij nimmer kttnnen voorftellen, dat mijn naam, belangrijk genoeg ware, om voor her ganfche hoogere en la. gere Beftuur, ja zelfs zijdelings voor..het Gouvernement to kunnen boeten, en tot eene nieuwe fchijnreden to veritrek- ken, 'om her tot walgens toe door de beide Notarisfen her- baalde in een meer algemeen verfpreid werk, dan hunne ge, fchriften' - dit zal men toch- wel willen gelooven - nog eens to herhalen; hierdoor hunne belangzuchtige en herfen- fehimmige denkbeelden over de zedeldosheidd en hatelijkheid der t") De Redacteur, bewast van time zuivcre bedoelingen, en afkee- tig om dir Maandwcrk in een Twtsrfchrift to zien bervormd, heefr zich Reeds vcrpligt geacht, aUe zoogenaaWe Antikritiek, ter plaatfinge inge- conden, van de hand to wijzen. inzor,derheid nadat een onzer andere tecenferende Tijdfchrif+en tot opnetnh g derzelve eene afzonderlijke Ru. briek heeft opengefteld. Dan, in dir bijzonder geval , hcef, hij , om your hem voldoende redenen, gemeend, den herhaaldcn aandraug ter plaatfinge to moeten gehoor geven; zich'voor tegenwoordig onthoudende van alit eanmerkingen, ten erode het onpartijdig oordedl 4as Publieks vooruit #e toopen noclt voarin to semen. 5O2 BRIF.r der Registratle, Karen oorfprong, de onkunde van alle de bd. ambten, en war die Heeren ons al meer hebben toegevoegd, eenen,fchijn van waarheid en algemeene bekrachtiging to ge- ven, en, met verzwijging hunner grove Inisvattingen, hunner herhaalde beleedigingen, vooral door re verzwijgen dat zij op eene honende wijze aanvallers zijn geweest, tevens hunne lof- rede to kunnen fchrijven. - Waarlijk, flim genoeg van deu Heer Cenfor herekend, en de uitvlugten zijner pleit aal waar. dig! Ik zoude alsnu begrijpen der welvoegelijkheid to kort to doen, indien ik u niet openlijk verzocht mijnen dank voor deze onderfcheiding aan den Beer Cenfor to betuigen, en heat tevens to verzoeken, de navolgende aan;nerkingen op zijne Recenfie in overweging to nemen: ik zal mij dan eersr tot mijzelven bepalen. Van zichzelven to moeten fpreken, is altijd onaangenaani en moeijelijk: men zegt meestal to veel of re weinig, eu zulks,is in onze eeuw en op mijne jaren inzonderheid her ge. val: trouwens, her doet mij leed zoo flecht de pen re han- teren, of zoo onkundig in mijn ambt to zijn, dat de fcherp- zinnige Heer Cenfor na de lezing van mijn verflag niet meer twijfelt aan de waarheid der voorgevens van den Heer Nota. rig BOND T: andere perfonen, zelfs vijanden van her middel der Registratie, mannen ter goeder naam en faam, en onder doze, welke de roem van Nederland zijn en in de hoogfte ftaatsambten onze onfchatbare onafhankelijkheid handhaven, hebben bier anders over gedacht, gefproken en zelfs aan mij gefchreven: ten opzigte van den Heer Cenfor en zijne vrien- den alleen zal ik mij dan met her bekende: non cuivis homixi contingit adire Corinthum, moeten behelpen en even onkun- dig blijven voorthandelen: de aanmerking, om nits meer to zeggen, is echter niet beleefd, jegens een Opperambtenaar van een Landsmiddel, noch gefchikt om bet publiek ver- trouwen in to boezemen. Wat bet ex ungue leonem betreft, bier vooral ftel ik roem in. De Heeren Schrijvers hebben, naar ik verneem, den klaauw niet zonder pijnlijke aandoening gevoeld ; de Recenfie bewijst zulks overvloedig, en de on- derfcheidene gefchriften van ambtenaren der Registratie, wel- ke zich niet onbeantwoord hebben laten beleedigen, waar. borgt bet publiek en bet Gouvernement, dat er bier en daar nog eenige ambtenaren beflaan en in 's Lands dienst verder op. wasfen, welke moeds genoeg bezitten om openlijk eenen kampftrijd over hunne ambtsbetrekkingen aan to vangen, zelf- ftandigheids genoeg om zich niet ongeltraft to laten honen of ringelooren van eenige Praktizijns, en kunde genoeg om zich niet aan hunnen leiband to onderwerpen: wij houden ons wij- ders niet voor onfeilbaar: ik heb op dit punt mijn vorig ge- fchrift nagelezen, en vol(Irekt geene nijdige zetten in m'ing verklaring betrekkelijk den Heer TOE L A E R gevonden; want bet komt h;er.. aan op waarheid en gezond verfiand, en n we gramfchap, Heer Cenfor! doer mij verzekerd zijn, dat ik de waarheid gefproken heb. - 1k beu den Heer Cenfor mede zeer AATJ DEN RtDACTWR DER :VADERL. LETTEROEtr. SO3 seer verpligr voor de goedkeuring van'mijn motto; doch dit motto had hem juist moeten doen zwijgen over mijn gefchrijf, daar ik niet bet gekate middel, maar alleen mijn perfoon ver- dedigd heb: ik wil hem nu doen weten, dat ik met dit ont- werp zwanger ging en bet ongetwijfeld, zoude voltrokken hebben, indien de Heer C O H E N mij niet over zijnen gedruk- ten Brief had onderhouden v66r deszelfs uitgaaf, en ik in dezen mijne eigene begrippen niet nagenoeg ontwikkeld had gevonden: terwijl mijne waamvijsheid zoo verre gaat, dat ik nog vertronwen durf en met den Heer Cenfor en met de be!- de Heeren Notarisfen to kunnen en to mogen wedijveren. Dit van mijzelven: nu van bet overige gedeelte der Re- cenfle. De Heer Cenfor gelieft de Notarisfen als bevoegde Regters in de zaak to befchouwen: anderen, en ik heb zulks mede reeds gezegd, befchouwen onzen hoogstgeeerbiedigden Koning, de vertegenwoordigende ftaatsligchamen, Zijner Ma• jefleits raadslieden, en zeifs de 'zmbtenaren der Registratie, die gewisfelijk bij de affchaffing van dat middel niet zoo veelt be!ang hebben, als fommige Praktizijns vooronder'flellen, als de eenige bevoegde Regters in deze: bet denkbeeld van de- zen fpruit misfchien nit onkunde voort; maar de Heer Cent for diende toch zijn vak to wel to verftaan, om ons niet voor de regtbank van partij to willen, doen vonnisfen. Regter en partij in den perfoon, bet is fchrikkelijk, en dit, Heer Cen- for! dit is de affchuwelijke en zedelooze zijde van vele Fran- fche inrigtingen. -- Wat, betn ontduiken van de Regten, (on- danks de toenemende ophrengflen van bet middel) bet zede- looze van dat middel, bet ontdekken van ieders vermogen en meer andere der herfenfchimmen van den Heer Cenfoi be- treft, omtrent deze prijze ik den Brief van den Heer coiEty als een heilzaam tegengift aan; een' Brief, in welken, mijns erachtens, bewezen is, dac de zaak door de verdediging der beide Not-arisfen nog niet voldongen was. -- Het kamt bier aan op waarbeid en gezond verftand. - En hiermede zoude ik deze mijne plegtige dankbetuiging kunnen befluiten, indien de Heer Cenfor niet goedvond van Franfchen geest en Fran- fche caprices to fpreken, en -van ter zijde de meeste aml:te- naren der Registratie, inzonderheid alle de hoofdbeambten, en meer andere perfonen, welke alien voorname, ja zelfs eer- ile flaatsambten bekleeden, als onkundig van ailes, wat. niet Fransch is, voor to dragen, en, wat nog erger is , als Fransch- gezind of to fchilderen, omdat zij onder de rampzalige over- heerfching posten bekleed hebben, en niet dwaas genoeg zijp, om bet goede, dat in vele Franfche inrigtingen beflond, alleen om zijnen oorfprong to verwerpen. - Dit is, ten eer- fle, niet edelmoedig, en zoude kunnen doen gelooven, dat de Heer Cenfor naar zijn oordeel niet genoeg geraadpleegd wordt, dewijl er vrij wat inrigtingen van Franfchen oorfprong beflaan blijven en zelfs weder ingevoerd worden, omdat de vormen van adminiflratie meer overeenkomflig met dell, aard eerier eenhoofdige regering dan ooze yorige inrigtingen zijn: tent 504 BRIEF AAN DEN REDACTEUR DER VADERL.LETTEROErr. ten tweede is bet vrij oppervlakkig de denkwijze en het ka- rakter of den geest van anderen beoordeeld; en ten derde is de oordeelvelling zeer lJartijdig en hoogst onbillijk jegens mijj en vele andere perfonen van mijne jaren: bet is toch, Heer Cenfor! aan ons, die vb6r twintig jaren wezenlijk den pap- lepel nog in den mond hadden, eene hoedanigheid, welke ons ten minfle niet fchuldig maakt aan de inhaling van bet Tro. jaanfche paard, bet is aan ons, jongeren der Natie! niet to wljten, dat wij in onze opvoeding niets dan Franfche inrig- iingen hebben leeren kennen of met de Franfche pestilentie be. fmet zijn, maar aan hen alleen, die Doch laat-ons de- zen twist liever in her midden laten, en war er ook, in ten tijdvak van achttien jaren, met den besten wil misfchien, buiten en binnen Troje mogt gezondigd zijn, op her voet- fpoor van onzen geliefden Koning en volgens de wetten des Christendoms, vergeven en vergeten: laat ons vooral geen nieuwe partijfchappen aankweeken: laat her Noorden en her Zuiden van her Rijk zich broederlijk vereenigen, en dan eerst, Heer Cenfor! en niet door de affchaffing der Regis- tratie of van andere kleinigheden, zullen wij her volksgeluk bjj een volgend geflacht herfleld zien: anders to denken, ken. merkt eene zeer bekrompene faatkuude. Ik voor mijzelven vleije mij mijne denkwijze finds her eerfe ochtendgloren on- zer onafhankelijkheid op genoegzame en verfchillende wijzen aan den dag gelegd to hebben om mij deze hatelijke befchul- diging volflrekt niet aan to trekken en mijnen weg bedaard tt kunnen voortwandeleu. Al war ik dus over dit punt gezegd heb, is alleen tilt waarheidsliefde gefchreven.-Ten flotte kan ik niet nalaten, Heer Cenfor! u en eenige belanghebbende, v66r wij fcheiden, nog twee tijdingen mede to deelen: de tene is deze, dat de affchaffing van de nuttige inrigting der Registratie (ik fpreek niet van de benaming, noch van her tarief, maar alleen van de inrigting) onwaarfchijnlijker is dais vast, daar vele der kundigfle raadslieden van onzen Vorst die inrigting van eene allezins gunftige zijde hebben leeren ken- nen: de tweede, dat de Notarisfen der zuidelijkeProvincien weike toch finds meer dan twintig jaren die inrigting hebben kunnen doorgronden - zich openlijk en duidelijk tegen de affchaffing verklaard hebben, ja zich reeds gewend hebben aan Zijne Majefteit, of nog zullen wendee, om die inrigting to mogen behouden, terwiji zij uwe hooggeprezene Zegel- ordonnantien als wangedrogten durven befchouwen: nit welk alles men zoude kunnen opmaken, dat uw fysthema, en dat der door u geprezene Notarisfen, voor verbetering vatbaar is, of wel, dat gij u fandvastig houdt aau her oude fpreek- woord: onbekend maakt onbemind. Ik verzoek u, Mijn Heer de Redacteur! in bet eerstkomend Nummer van uw Maandwerk daze dankbetuiging -- ik bedoel hierdoor her geheele fuk - eene plaats to willen inruimen. ,Imflerdam , den 5 Augustus ISi6.. VAN 'S GRAVENWEERT4 BOEKBESCiOUWING l5efchriften tegen het ,erkje: De voartrefelijkheid van do Leer der Roomseh - katholijke Kerk gefchetst rloor` J. 0. LE SAGS TEN BROER, 6nx. JJ ij bet flapeltje boekjes , dat tbans voo"r ong-1119t i (en denkelijk kwam. ons nog niet alles ter hand) tomO de vraag bij ons op ,-of dan bet in ons bog zoo we nigg beteekenend boekje niet to veel eers gefchied? naat -hetzelfde gevoel, dat ons eene vrij uitvoerige .beoorx Heeling afdwong,' kan deze • vraag genoegzaam beans, woorden. NienwSgierigheid deed ons bet boekje gietig inzien, •en dit deed zij ook aan honderden; wij verxas- den ons over het weinigbeteckenende van ,den inhtizd, Ynaar bij nadenken evenzeer, dat wij iets verwacc,e:kid; den, dat meer beteekenen zou. In den eerflen.,'•+;lag trof ons bier en daar de zbete 0 verleidende toon iiet fluitje, hoezeer wij dadelijk tegen de .verderfeli ke uiti werking gewaarborgd werden door de duideliyk;•..~,•rtren van den echten verdoemenden, onverdraagzamen-geesty zoo geheelenal karakteristiek bij bet Pausdom,: en do Route beweringen en trotfche magtfpreuken der onbee grijpelijk dwaze aanmatiging, ook onwillekeurig, db herit,neringen opriepen aan de.ijsfelijk bloedige daadza, ken, waardoor die lieve, goede en heilige moeder, de zich noemende alleen zaligmakeride kerk, voorheen ba. re kindertucht uitoefende, en de zielen harer gehoorza. men behouden wilde van bet eeuwig verderf; terwijl zij alsnog (bij haren grootendeels verlamden arm tot die manoeuvres met bet wereldliik zwaard) hare dwalende kinderen met zoodanige verwenfchingen overlaadt, dat onze vroeger genoemde Engelschmar , met bet. groot- Re.regt , bet ook den verbitterdflen vi jand zetten durft s buiten hare formulieren to vloeken! Het gevoel van ver- 1 O XRE$cx. iSr6. No. I2, L I Ont^ S06' GESCHRIFTEN TEGEN HET WERKJE ontwaardiging wekt dan natuurlijk de tegenfpraak op; to meer, als,men wegens zekere omflandigheden, en vooral wegens zeer oppervlakkige godsdienftige kennis en laakbare onverfchilligheid bij naauwelijks half on- derwezenen, voor een aantal z1jner geloofsgenooten niet zonder alle bekommering is. Hierbij konit nu ook, dat men, bij eene zoo ongezochte aanleiding als deze, een vrijmoedig en hartig woord tegen den geest van bet Pausdom, in dit tijdftip vooral, bijzonder gepast mag j ekeien. Eene billijke huivering werd to regt bij vele gem)edelijke Christenen geboren door de ftoute en zeer getwaagde pogingen van fommige zoogenaamde voor- ftarders van godsdienftige verlichting, waarbij men dan einielijkk bet Christendom tegen enkele wijsgeerte verr wijelen zou; van welke regtmatige huivering fommige onverdraagzamen, onverlichten, kettermakenden onder de ?rotestanten maar al to zeer partij trekken, om zoo. darig eene heillooze onderneming ook ddd.r to doenver, inoiden, waar de edelttjoedige Godsdienstvriend algemes- ne. wel willendheid en onderlinge hoogfchatting bij ver. fchillend denkende Christenen aankweekt, de fcheurin- gen heelen wil, de waarheid in liefde leert beoefenen, en, van de vorderingen in iedere wetenfchap gebruik ;nakende, verouderde woorden en uitleggingen ter zij. de legt, en de Godsdienstleer terugleidt tot de echte eenvoudigheid. En als dan nu, met wijze voorzigtig- keid, de weg al meer en meer gebaand wordt, waar- door zich de Protestanten onderling naderen, en de echte, oude Protestantfche grondregel, ,,geenerleimen- fchelijke fchriften of uitleggingen eenigzins gelijk te fel- den met het woord van God," meer geldend wordt , (maar dit door velen wordt misduid en kwalijk begrepen) zoo kon zich de kettermaker en dweeper al ligt ten dezen vereenigen, en ook den ftraks genoemden braver en ge- moedelijken hoogachter van bet eenvoudig Evangelie wel- ligt medeflepen, om zich, als bet E6nige redmiddel, to werpen in den fchoot der kettermakende en alleen zalig- makende Roomfche kerk, Mar men tegen zoodanige wijsr geer- VAN J. C. LE aa.GZ TIN fit f. P7 geerte door bet toekennen van onfeilbaar. gezag aan feilbare menfchen gewaarborgd is; meenende daardoor voor bet minst bet echte Evangelie, hetgeen hem bo- ven alles dierbaar s, to redden; terwijl hij, zoo al niet voor zich, dan~ zeker voor zijne kinderen, verliezen zou datzelfde Evangelie, waarvan ons bet vrij en vrucht* baar genot door bet bloed onzer vaderen in dit goede land zoo duur verkregen is. Zoodanig een [tap is wel. ligt maar al to zeer reeds voorbereid , en er vrij wit on- kruid gezaaid, terwift da wachters fiepcn, die, edel. tnoediglijk tegenwerkende den fektengeest en religie, ltaat, misfehien daarbij (bier of daar voor bet minst) een weinig nalatig waren in. bet opzettelijk wapenen te* gen bet domme bijgeloof, en de naakte tentoonflelling verzuimden van den eigenwilligen Godsdienst, en in bet onveranderlijk grondbeginfel , dat Roomsch en Pro- testant nog altijd vaneen fcheidt. Wij vertrouwen alzoo, dat de Naaldwijkfchc Nota- ris refit tijdig. nog flapenden heeft opgewekt, en very blijden ons zeer, dat waarheid en gezond verlland, m.annelljke vastheid en zachtmoedige liefde tevens, ier der gefchrift, waatrtoe hij din Prostestanten aanleiding gaf, (immers dat ons onder, bet oog kwam)'zoo driide- lijk kenmerkt; en, hoezeer in geene bijzonderhedett kunnende nitweiden om dezen fpoed, haasten wij ons, deze werkjes met welgemeenden lof aan to melden. Broederlijke Brief van u. W. L F. S A .G E TEN B R d E it, Hervormd Predikant to 'HaamJiede, enz. aatf I. a. L E S AGE T E 'N B R o E K, Notaris to Naaldw jk; ovet de voortrefelijkheid van de Leer der Roomsch-ka- tholijke Iferk, door den laatjlen gefchetst. Te Rot- terdam, bij N. Cornel. 1816.' In kl. 8yo. 5$ Bd., f :-8-: Christelijk en broeder`lijk is dit opflel, en doet den eetwaardigen mats inderdaad grootelijks eer .aan, wit L 1 z ver- 508 GLSCHRIFTEN TECEN HIT wERSJE verftand en hart betreft. Hij volgt. hier den Schrijver wel niet op den voet, maar verwijst hem, waar het pas geeft, tot andere gefchriften; doch b'ondig en goed wederlegt. hij de hoofdzaak, de voorgewende voortref- felijkheid; zacht, maar met ernst, brengt hij den broe- de; het onvoegzame (in zijne betrekking van zoon en broeder) van. zijn openlijk alzoo fchrijven onder het oog, en raadt hem minzaam -tot eene nadere-toetfing. Wij houden dit opftel volkomen voldoende voor den eenvoudigen Protestant, die juist niet in zijn geloof door des Notaris gefchrijf gefchokt, maar door dat ge- fchrijf geergerd en bedroefd were. Hij zal hier zijn ge- loof en gemoedsrust bevestigd voelen, en zijn verlan- gen, tot afwering der ergernis, bevredigd zien. Maar, voelt zich iemand, door het eerfte gefchrijf, min of nieer toch.ontrust; voelt hij, dat het hem aan genoegzame kennis en gronden ontbreekt, om zijn Pro• testantisme voor zichzelven Reeds to handhaven tegen ie- dere bedenking; of, al is dit zijn geval niet, wil hij zich in Nat flellen, om grgndig en duidelijk het Pro- testantsch geloof, in ieder gefprek met eenen Room- fchen of Onroomfchen', to verdedigen, - zoo durven wij hem, bij voorkeur, het volgend werkje aanptijzen: De voortrefelijkheid van de Leer der Roomsch-ka- tholijke Kerk enz. getoetst, door j. j. s e H o L- T E N , Prefident van h.;t Provinciaal Kerkbefluur van Noord - Braband , en Predikant to. Breda. Tweede Druk. ' Te Breda, bij W. van Bergen" en Comp. 1816. In hl. Svo. i6E Blf f i - : -: Inderdaad, in dit gefchrift weten wij bijna niets to berispen, dan dat het hier en daar wat te'uitvoerig is, hetwelk echter in den fpoed, waarmede het' in de we- reld kwam en komen.moest, genoegzame verontfchul- diging vindt. Het komt ons voor, dat de Notaris T )E It B R o E K hetzelve uiet lezen kan, zonder van fchaamte to VAN J. G. LE SAGE TEN BROEIC. 509 to blozen over zijne, in hem geheelenal onverfcho.onlij- ke, onkunde, of.... maar dit woord houden-wij te- rug. Mogten wij hopen, dat bet onder de Roomsch- gezinden verfpreid werd ! maar de waakzame zorg der genen, die daar voor bet heil der zielen verantwoor- den, is welligt daartegen gerigt, immers tot zoolang men het- den leeken in handen geven kan met een zoo- danig antidotum, als waaraan wij vermeenen, dat -wet reeds een aantal hoefden en handen werkzaam ziju, en bij weiks gebrek bet voor de onfeilbare kerk bet vei- ligst zal zijn, den lezer met bet weigeren der abfolutie to dreigen. De Heer S C H o L T E N voelt TEN B R o E K op den voet; en oak de eenvoudigfte lezer voelt bij iederen vol- zin, dat de eerfte met bet volfte regt in een.godsdien- flig twistgeding Prefadent, en de Iaatfte op zijn best daar Notaris moet zijn. i) Ten aanzien der iiivoering en wijze van invoering en bewaring van den. Godsdienst door,wonderen en gere- gelde opvolging van zijne leeraren, wordt bet beweer- de door TEN B R 0 E -K met onwederfprekelijke _ daadza- ken, uit de H. Schrift, en de letterlijk aangevoerde woorden van Roomschgezinde Schrijvers , volkomen we- derlegd. s) Even verftaanbaar en overtuigend is de wederlegging van hetgeen ten aanzien van de onderfchei- dene afwijkingen. der onroomfche Christelijke gezindhe- den was aangevoerd en daaruit werd afgeleid; ten aan- zien der Formulieren , den meer of min verdraagzamen geest, en de fchijnflrijdigheid of duisterheid der .11. Schrift. Even fchrander en met gegronde kennis yan takenn wordt 3) onderzoek naar bet bezit der H. Boe- ken, en derzelver regte verklaring,door eene magtheb- bende onfeilbare kerk, gedaan; waar wij vooral ook hartelijk inftemmen met de aaQvrage aan de onfeilbare lerk, die de gave van onfeilbare fchriftverltlaring be- zit, om toch eindelijk dan eens to voldoen aan hare du- e verpligting, door de Christenheid met zulk eene wel- dadige gift to begunftigen. 4) De verdediging van de L 1 3 ons 510 OR§CHRIFTEhI TEGEN BET WERKJE ons betwiste kenmerken der •ware kerk, zoo als wij Protestanten die opgeven, is alles afdoende; terwijl de leer S C H O L T$ N 5) eindelijk de kenmerken der Roomschgezinden ten toets brengt, en z.oo overtuigend de opperhoofdigheid van Peirus omverl'toot, dat wij vermeenen , dat de Heer TEN B R 0 E K zelf, zoo hij nog eenigzins voor overtuiging vatbaar is, nu zijn ge. ding voor verloren zal rekenen. Wij hebben bij deze eerfte afdeeling de hoofdpunten eangegeven , omdat de Heer S C H o L T E N die uit het aaneengefchakeld vertoog, of liever gefchrijf, zelf had moeten opzoeken en rangfchikken; doch, daar bij her tweede hoofdftuk, hetwelk de allesovertrefende fchoon- heid enz. der Rooms ch. katholiike leer zou aanwiizen, de bijzonderheden behoorlijk geprotokolleerd waren door den Heer TEN B R o E K zelven, en door ons reeds vroeger zijn aangeffipt, zoo kunnen wij volftaan met de betuiging, dat wij bier in dit tegenfchrift alles even behoorlijk nagegaan en bondig wederlegd vinden; en ,geepszins aarzelen,den Heere s e H o L T E N onzen dank to betuigen voor dit zijn meesterffuk, (daarvoor hou.u den wij zijnen arbeid inderdaad, met hoeveel overhaas- ting hij dan ook werken moest) als waardoor hij geheel de Protestantfche kerk op nieuw aan zich verpligt heeft, .Jefcheidene 4anmerkingen over een f ukje van j. G. L E SAGE TEN B R O E K, betateld : De voortreffe.. Iftheid, enz. Nevens eene Opwekking aan de Na- derlandfche Hervormde Christenen, tot een getrouw en naar/iig onderzoek der waarheden van den Gods. dienst. In Brieven , door ALE T H o F I L U S aan tif- nen Friend FILE K K L E Z I U S. (Tweede Druk.) En yervolg op de Befcheidene 4anmerkingen, enz. Te Utrecht, bij J. van Sehoonhovent i8I6. In gr. 8va. Te zamen I32 BI. f i .6-: De verdienftelijke ongetloemde ScZrijver-deter Brieveti we• VAN J. G. L& $Ate% TEN BROER. 611 ovederlegt, met •goed .gevolg, in bet eerfte ftilkjt~, dat alles, wat de Heer. T It N $ R OF, tt, als zoog~enaamd be+ wijs , uit den Bijbel heeft aangevoerd. In bet 't*eede volgt, hij zijnen Schrijver suede op den voet ; n%aa'r heeft, zijne taak nog niet afgewerkt, zoodat wij'nog een of meer flukjes to wachten hebben,, welke wij, xenzjj Be- zelve lets zeer bijzotiders beheisden, onze;lezers ver- zoeken nu voor alsdan bier maar to houden voor door ons aangemeld, daar reeds de geest en waarde van dit tegenfchrift uit:dit begin genoegzaam blijken kan. Wij voor ons rekenen bet bove.ilgemeld gefchrift van deti Eerw. S c x o L T E N voor al~erlei foort van lezers ten voile en meer voldoende ; maar vinden daarom Xleihofi. lus niet verwerpelijk, daar, ook hij, overtuigen& ge. noeg, waarheid en gezond verftand ter nnder fchrijft; noch ook nutteloos, daar deze Brieven weer meer bij= zonder gerigt zijn ten behoeve van zoodanige lezers, die, door de dikwijls froute 'en onbekookte aanvalleh van fommigen onder de Protestanten, op vrij algemeen aan- genomene en als 't ware geeikte- leerbegrippen,- mis- tchien wel zoodanige oppermagtige regten en alles af- doende uitfpraken verlangen zouden , ale den Roomsch gezinden bij zijne gevoelens gerustfrellen, uit vreesdat men nog eenmaal zoodanige geloofsflcukken, waarmede hunne hoop en moed zoo vast verbonden zijn, zou kunnen wegdoen uit de Hervormde belijderiis, of dat voor bet minst alles voor den Protestant onvast wor- den kon, en men, uit hoofde van den Protestant~cheti grondregel, iederee bijzondere vereeniging tot deze of die geloofsbelljdenis zou moeten verkiaren voor contra- bande: welke bijzondere belijdenisfen echter, . onzes inziens, dan eerst, maar dan ook van lelve, zullen wegvallen, wanneer de echt verdraagzame geest der Christelijke, beilige liefde, eii bet ftreven naar 'feet E4nige noodige, bet deel gewvorden is van iedereh be°lij- der ; hetwelk vooralsnog behoort tot de vrome 'wenfehen l De optivekking, waarvan de titel gewaagt, wachten *ij aan- bet •f1ot. L 1 4 Nielt 6t2 ca3C1IUFT*N TEQEN.HET WEXH3L^ Niet minder in-z! van eenen eenigzins anderea aard en flrekking, is het gefchrift .Ben Protestant aan zijrte Medeprotestanterr, ter gele- genheidvan de 'affchetfing der voortrefelijkheid van glen Katholyken Kerkleer, enz. Te. 4mjlsrdam, bij P. den Hengst en Zoon. i8i6. In gr. 8yo, 71. Bl, f Mede _van eenen ongenoemden, wiens naam echter leder, die er belang in flelt, bij den..-Drukker verne- men kin., De Schrijver behoort, naar het ons .voor- komt,,tot, en fchrijft voornamelijk voor, den meer be- fchaafden hand; en, hoewel regtzinnig Gereformeerd,. fchrijft hj wel bier of-.daar een enkel woord, dat den gwakken hinderen kon, Maar hij is zijn flak volkomen meester,-fchrijft fiksch en Perm; met de vereischtebe'e fcheidenheid, en heeft, dit blijkt allkzins, ingefchie- denis en wijsgeerte meer dan de gewone , oak befchaaf• de, leek rondgezien. Hij bepaalt zich, vooral tot do lioofdzaak tusfchen Roomsch en Onroomsch in gefchil,' de onfeilbaarheid der kerk, en geeft. eenen wenk op eene mogeliike toekomst, die aJlezins opmerking en be. hartiging waardig is. Zijn vertoog moge in de befchaafdere kringen vele aandaehtige lezers vinden ! Hetzelve gaf inmiddels aan, leiding tot zeker tegenfchrift, dat wij tevens nu thet een enk 1 woord moeten aanmelden; Vrajmoedige Bedenkingen van eenen Protestant , die yoornemens is tot den Roomsch - katholij ken Godsdienst over ; to gaan. Briefswi/ze medegedeeld aan den Schrijver van bet werkje, getiteld: Ben Protestant aan zijne' Medeprotestanten, enz. Te Bm/lerdam, kij Geysbeek en trop, A16, In gr. avo.. 37 Bh f ;-8.-; +A an dezen titel geven wij echter weinig vertrouwen, yer+ VAN J. 0. Lt $AC;t TEN DR'OEK. 513 vermoedende, na de aandachtige lezing, veeleer eenen of anderen e focietate Jefi, iemand althans, bij wien cene leugen om bestwil juist geene zonde is. Re man geeft het volkomenst regt van L U T E R enz. toe, om de toenmalige Roomfche kerk to houden voor bet rijk van den Antichrist, daar dat fUWEEL alstoen in de ban- den van booswichten was. Hij ftaat op het punt, om dat juweel nu aan to nemen uit de zuivere handen; de wankelende wijsgeerte ftaat hem tegen, en 'hij houdt dien voor dwaas, die in zijn' garna1cnkop den gang der natuur beter dan de Alwijsheid zelve meent to rege-. hen.. Men moet de leer van C H R 13 T U S in geen fys- tenhen onder regelen brengen; (dit is de vermetelheid- van den Protestantfchen garnalenkop !) weldadigheid, de Christelijke hoofddeugd, wordt het meest bij de Roomschgezinden beoefend; en het anathema van her Coneilie van Trente ftaat maar gelijk met de betlisfing der Dordfche Vaders omtrent de verkiezing en verwer- ping, enz. enz. Wij kunnen niet aanftippen, zonder ons gedrongen to voelen tot wederlegging, waarvoor echter die Protestant, aan wien dit boekje gerigt wordt, volkomen berekend is; en dien wij niet willen vooruitloopen. Eindelijk ontvingen wij nog Hst grondbeginfel der Protestantfche Kerk, op aanlei- ding van het vertoog van den Beer J. G. L E S A G Z T E N B R o E K, enz. behandeld, in cene Leerrede op het Feest der Hcrvorming, door J. D E'C K E R Z I M M E R M A N, Christen- Leeraar bij de Evang. Luterfche Gemeente to Utrecht. Ts Utrecht, bij' F. D. Zimmerman. 1816. In gr. 8ve. 42 Bl. f ; -to-: Welke - Leerrede Hand. XVII to, i t ten tekst beeft , en , allezins duidelijk, overtuigend en gepast, den Protestantfchen grondregel : de Bijbel alleen is kenbron van de geopenbaarde waarheden des Christendoms, -1~} qls bet grondbeginfel der Kerkhervormers , oplieldert en L 1 5 flaaft,~ 514 GESHHRIlT]CN TEGEN RET WEWJtj 1taaft, (vooral, gelijk bier allezins voegde, door de ei» gene woorden en betuigingen van den grooten L u-~ Tic it;) en e) -de voortrefFelijkheid van dezen grondre gel bepleit, bondig •inderdaad, tegen de bedenkingen uit de (voorgewende) duisterheid en veclduidigheid (door, welk woord gemeend wordt, dat men aan de uitfpra- ken meer dan acne beteekenis kan hechten) der H. Schrift, waarbij dan ook bet fchriftuurlijk voorfchrift, tot eigen onderzoek wordt aangebonden. Hierbij komt cane oordeelkundige toepasfing, welke wij gaarne on- e lezers mededeelden, zoo ons beflek dit niet ver- bood; waarom wij alleen zeggen, dat dezelve in drie zaninerkingen afioopt : ,z) hoe wij bet gezagvan. geloofs- form.nlieren en fymbolifche boeken, wat de verklaring van den zin .der H. Schriften.hetreft, to beoordeelen bebben; a) "hoe zeer wij tot bet lezen des Bijbels ver- pligt zijn; 3) en hoe wij dien lezen moeten met toepas- fing op ons hart en gedrag. - Deze Leerrede verdient geheel onze aanprijzing. Dan, aan bet Voorberigt, zijnde, een Brief aan L E. sec IF, TEN B R o E K , en bet Nafchrift, tegen de Recenfien van _diens gefchrijf in onze Tijdfchriften en vooral in de Baekzaal gerigt, ge- ven wij in geenen deele denzelfden lof. De Boekzaa4 moge zichzelve verdedigen; maar ook wij vermeenden, in ons beoordeelen, den I-leer L E -s A c E T E N B R o E K Tbij zijne functie van Notaris, aan bet hoofd van zijn gefchrijf door hemzelven opgegeven, to mogen aanmel- den,c en hebben then titel meer dan eens in den loop van onze. beoordeeling herhaald; doch zien daarin gee- ne poging, om de zaak der Protestantfche kerk doar, fmaad_ to handhaven , veel min , dat wij d_ aardoor bet gevoelen zouderr geuit heb ben , dat een Nato rir over geloofszaken niet zou kunnen of mogen fchrijven; hoezeer wij bet ne furor ultra crepidam eenen Notaris zoo wel, als eenen, fchoenlapper, meenen toe to voe= gen, wanneer hij over geloofszaken als een gek fchrij{ yen wil; terwijl wij hat doen opmerken, dat deze Schrij- er nog al een NQtarir was , ook eenigzina belangrigken hiel- VAN J. Go LE SAGE TEN BROE,K. 51S bielden voor bet • Publick, dan het hier' medegedeeldc berigt , dat .DS. D E C K E R Z I M b1 E R M A'N , Ilu twee jaren geleden, een' dag en nacht in de woning van den Naaldwijkfchen Notaris heeft doorgebragt, en daary order den invloed van des Notaris vriendfchappelijk en verfandige gefprekken , eenige zeer genoeggelijke urea fleet. Dit was ons geval niet, (in parenthefi!) eu'dus wren wij then, Heer bij ons gefchrijf uit then hoofde . geene pligtpleging fchuldig. Iu het bijzonder heeft ons bet volgend clot van bet Voorberigt , of denBrief ;aan L E SAGE TEN B R QE K, gehinderd ,, lk bid den Almagtigen, dat u steeds bet geloof, ;, welk gij heden voorflaat, en welk ook voor mij, (ik „ beken het) vooral zoo verre bet op den openbaren kerk- „ dienst invloed heeft , vies zonder ails aanlokkeliJkheid „ is', met then vrede Gods, vervulle, welken C H It 1ST u s , 3, (en dit is, zijne kracht !) in elke kerkgezindte,., then, „ die van harte tot hem nadert, zoo rijkelijk aanbiedt, „ Wat mij betreft - mag 1k, alt Protestantsch. ,, leeraar, flechts zoo peel wezenlijk goeds in mijuen „ kring ftichten, als ik bij menig eenen eerwaardigen ~, kerkdienaar uwer geloofspartij, met aandoening en „ dank aan God, die in alien en door alien werkt , vaak ~, opgemerkt heb, dan verzelt mij gewis eenmaal de ,, troost in bet graf, da.t ik geen ledig arbeider $eweest „ ben in den wijnberg des Heeren." Dit is in ons, oog niet minder belagchelijk, dan wane veer WY iemand, die bet geoorloofd rekent en zich ten pligt maakt , bij zijne wettige vrouw tog eenige bijzit- tten aan to houden , vrede Gods bij dit zijn geloof toe•- wenschten, met de verklaring, dat bet geloof,.dat by voorftaat, voor ons ook ' niet zonder alle aanlokkelij k- heid is, en dat wij , maar zoo veel wijsheid aan den dag leggende en zoo werkzaam en nuttig zijnde als S.-AL o- I+IO, -- die zevenhondard wijven en driehonderd bij- wjven had, -+ den troost naar bet graf zouden mede- ne- 5i6 GtSCHRi?TEN TEGEN J. G. LS SAGS TEN E1t0E1C. nemen, dat wij geene nuttelooze ballasten der mast, fchappij geweest zijn ! .enige Liederen van David, benevans 'alle de Liede- ren van 4zaf, vertaald en opgehelderd door j. H. V A N D E R P A L M. Te Lcyden, bij A. en J. Hon- koop. 1815. In gr. Svo. XVIII en sgi .B1. f 2 - r3 - Het is nu vier - en - tEvintig jaren geleden , dat de Ileer V A N D E R P A L M eenige Liederen van David ver- taald en opgehelderd uitgaf. Dat 'dezelve met veel ge- noegen ontvangen zijn, is in bet minfte niet te verwon- deren. De man, toch, heeft in zijne taal en voordragt iets hijzonder innemends : zijne behandeling, van welk onderwerp ook, is vol van fmaak; bij bet behandelen van de aloude gewijde dichtftukken toont hij zelf Dich- ter to zijn, en met zijne bedrevenheid in de Oosterfche denkwijze weet hij diep' in den geest des Hebreeuw- fcl*n Dichters in to dringen. Voorts vermijdt hij zorg- vuldig allen fchijn en praal van geleerdheid, en geeft cenvoudig bet refultaat zijner nafporingen op; hetgeen aan bet gros der lezeren niet dan gevallig zijn kan. E.in- delijk, bet boekje is; niet in bet Latijn, maar in bet Nederduitsch gefchreven : en, behalve dat' hierdoor velen, der Latijnfche tale onkundig, bet ook kochten en lazen, was bet voor niet weinige Predikanten des te aangenamer, omdat bet Nederduitsch ban veel ge- meenzamer is dan bet Latijn, en fommigen deze laatfte tail niet zeer vlug meer lezen of verftaan kunnen, - Recenfent, die bet werkje met groot genoegen gebruikt, en, bij voorkomende gelegenheden, aan anderen zeer aangeprezen heeft , verheugt zich, dat eene nieuwe uit- gave er van noodig was geworden , uit hoofde van bet nut, 't welk er Reeds nit kan getrokken wordtn : bet kan, immers, meer en nicer verftrekken.ter eere van de kemelsch-fchoone Hebreeuwfche dichtkunde, welker ziel J. H. V A N D E R P A L M, LIEDER$N VAN DAVID ENZ. 511 zieiverheffende fchoonheid door vele oudere Nederdnit- fchc uitleggers niet gevoeld, ja, veelal, jammerlijlt misvotmd is, maar door onzen VAN D E R PALM in derzelver waarde en luister words voorgedragen. Intusfchen is het een zeer zeldzaam verfchijnfel, dat een werk door den Auteur zelven, na vier-en-twintig jaren, onveranderd weder verfchijnt; de verandering in de fpelling doet, immers, niets tent de zaak : ja nog zeldza. mer , dat een werk , 't welk insgelijks vier - en - twintig jaren to voren was afgewerkt, juist zoo als bet toen was, in bet licht gegeven words. Dit is niet alleen op- Inerkelijk, wanneer wij aan onze naburen, de Duit- fchers , denken, die, gelijk men weet, gewoonlijk. het eens uitgegevene zoodanig omwerken en veranderen, dat- de vorige uitgaven bijkans oI bruikbaar wordelj; maar bet is ook in zichzelve zoo zonderling, dat het bij menigeen groote verwondering.zal baren. -- Hoe! zal men mogelijk vragen : is dan de Heer VA fl D k R PALM , na omtrent een vierde gedeelte van eene eeuw, nergens van gedachten inveranderd'? Hlj is, intusfchen, Hoogleeraar geworden', en bet behandelen der gewijde Dichters maakt, federt, een voornaam, gedeelte van ztj- ne f'udien uit: en heeft hij in de voormaals uitgegeve- ne dichtftukken van David. noch bij den Heer M u N- T I N G HE , wiens fchoone vertaling der Pfalmen hem, volgens de voorrede, to laat ter hand kwam,,dan dat hij er eenig wezenlijk nut voor zijn gefchrift uit kon trekken, noch bij iemand anders, noch door zijne eige- ne beoefening, niets hoegenaamd gevonden, 't welk voor .eenige verbetering vatbaar was? Mogelijk, heeft hij, a£keerig van de gewoonte der Duitfchers , de eerfte uitgave. zijner Liederen van David niet onbruik- baar willen maken. Maar hij had, evenwel, zijne ver- meerderingen en verbeteringen, voor de bezitters dies uitgave, afzonderlijk kunnen laten drukken. , Met 'de Liederen van Azaf kwam zoodanige zorgvuldigheid niet to pas. Doch hij wilde, volgens zijn voorberigt der nieuwe uitgave, denzelfden ouden vorm van "bearbei- den , Sig J. H. VAN DER PALM den, en de overeenkomst in flijl, toon en trant, bee waren. Dit is kiesch, en in 't geheel niet of to keu- ten. Maar, wat de zaken zelve, wat -de uitlegging van bet een of ander lied, van deze of gene plaats betreft; bierin Ikon verandering of verbetering komen, en de nude vorm behouden zijn : en alles fchijnt, echter, ge. bleven to zijn, zoo als.llet was, de nieuwe fpelling a1• leen uitgezonderd ! Zou misfchien voor den Heer v A rr ri Ii R P A L , die zoo veel vlugheid en genie bezit, bet verwerken van 't een of antler op den ouden voet wat ie vervelend, to verdrietig, to lastig, to onaangenaani geweest zijn? Of hebben zijne meiigvuldige en ver- fchillende werkzaamheden hem verhinderd ? -- Dan, vat hlervan zijn inoge, aiwat uit de hand van eenen V A.N D E R P A L M komt, kan ons niet antlers dan wel: kom zijn, om bet even of bet pa$ door hem bewerkt zij., of jaren lang bij hem afgewerkt gelegen hebbe : en wij danken hem, derhalve, zeer voor de aangenamebij- lage' dezer nieuwe uitgave, welke afzonderlijk•voor de bezitters_ der oude to verkrijgen is. Eene recenfie der onveranderd -geblevene Liederen van David, alzoo niet to pas komende, bepalen wij ons bij de Liederen van Azaf. Dat alle de Liederen, die den naam van Azaf dragen, to. zamen nitgegeven zijn, fchoon de Uitgever ze niet alien aan den ouden Azaf, den tijdgenoot van David, met regt toekent, keuren wij volkoinen goed : doch bij de opgave van den inhoud des Soften Pfalms, bl. 183, zou bet fchijnen,, alsof een en dezelfde'Azaf ,le maker van alien ware. , dzaf, zegt de geachte Auteur, de Dichter van, dezen Pfalm en van de elf hierna volgende , die to zamen eenen bundel uitmaken, was het hoofd vari fen geflacht der Leviten, en aan hem, benevens 'ande- ren, was de bejluring van den muzikalen dienst van ,7e. Nova op Sion toevertrouwd door David, wiens tijdgenoot gevolgelil k geweest is, I C H R O N. XXIV. Doch, de kleine onnaauwkeu'righeid, die op bl. 194 eenigzins verholpen wordt, daargelaten; laat ons; uit LIEDEREN VAN DAVID EN AZAF. 519 uit dezen nieuwen bundel, een lied van den ouden Azaf uitkiezen, om er, ten flotte,iets van to zeg.gen,, en wel den 73ften Pfalm. De inhoud van dit belangrijk lied words ons zeer juist, en wel zoo opgegeven, dat wij . met V A N D E R. PAL nt.'s den natuurlijken gang der denkbeelden ons natuurlijk en levendig voor oogen ftellen,- en eerst mGt. Azaf, a1 't ware, aan het twijfelen geraken over bet-wijs en wel, dadig beftuur der Voorzienigheid, wanneer dezelve aatz goddeloozen een benijdenswaardig lot doet overkomen; maar naderhand, met denzelfden wijzen op de uitkomst lettende, ons verbeelden in de diepite geheimen der Godsregering ingeleid to zijn , en die boozen in hunnen voorffpoed als op eene gladde fteilte geplaatst to zien, vanwaar zij -in bet grootfte onheil nederftorten; voorts onze eerfte dwaling, met hem, ten Rerkfte afkeuren, en ons• bevestigd' gevoelen in de gehoorzaamlieid aan God; en eindelijk de Godsregering ten yolle verdedi- gen kunnen. De vertaling is , zoo als men van onzen V A N D E R P A L M verwachten in oest , vloeijend en krachtig.. Qolt is zij, naar de federt eenigen tijd gebruikelijke.en alle- zins aanprijzenswaardige wijze, in 't algemeen gefchikt naar de bijzondere itnrigting der Hebreeuwfche verzen: in 't algemeen, zeggen wij; want Lotntijds is or door onzen Schrijver minder acht -op gellagen. Zoo-Is het z3fte vs. in drie deelen geppaitst , . daar er in 't ~ He- breeuwsch. Iaaar twee zijn. Dus heeft VAN D E R PALM: „ En nu, -wat is tnijn lot? Ik ben gettaag bij u, Gij hebt mij bij de hand gevat.' Veel overeenkomftiger met het oorfpronkelijke, heeft de Heer DI UNTINGHS: „ Nu houd ik mij geflaag blj u; Gij bebt miju regterhand gevat." V'oorts 520J. H. V A bt D E R P A L M~ LIEbEREN VAN DAVID ENZ, Voorts zouden wij op meer dan eerie plaits van dft gedicht, en hier en daar op verfcheiden andere plaat- fen, wat de opvatting betreft, nog al cenige aanmer- kingen to maken hebben. Dan, wij herinneren ons, dat in, zulke oude dichtflukken de gedachten-van ieder eenigzins bevoegd beoefenaar derzelven niet wel kun- nen overeenflemmen, en dat de bearbeiding der Liede- ren van Azaf zoo wel, als die der Liederen van David, een werk is van vroegere jaren. Tevens echter hopen wij, dat, wanneer onze, Schrijver alle de Davidifche Pfalmen bij elkander uitgeeft, waartoe wij hem ten flerk- fle aanfporen, hij zijnen vroegeren arbeid niet alleen overzien, maar ook volmaken zal, en zijn werk zoo volledig bearbeid zal geven, als een man van zijne be- kwaamheden doen kan; waartoe,wij hem tijd, gezond- heid, geduld en lust van heeler harte toewenfchen. Blj deze gelegenheid herinnert Recenfentozich de belof- te, door den Heer VAN D E R PALM in 't jaar i8o5 gedaan, bij de uitgave van zijnen 1efaias vertaald en opgehelderd, in het voorberigt bl. VII, van eenen klein nen bundel afzonderlijke aanmerkingen over cenige wei- nige plaatfen, waar zijn gevoelen van dat van alle an- deren afwijkt, to geven. Deze belofte is wel niet flel- lig, maar toch zoodanig, dat men meende er eenigen flaat op to kunnen maken. Althans bet is jammer, dat het werk daardoor eenigzins onvolledig kan fchiinen; daar men ook op fommige plaatfen de gronden van bet gevoelen des beroemden Vertalers wat van naderbii be- geerde to kennen. Wij wenfchen dus, dat de hoop, welke men beeft opgev4t, niet voor altijd to leur ge- fleld worde ! Leer. J. F. T R O M M 8 D O R F F, LE$AEOEY. Sal Leerboek der artfenijmengkundige proefondervindelijke Scheikunde; door J. B. T It O M M S D O R F F. Naar de derde, eel verbeterde uitgave uit hetHoogduitseh, door N. c. DI E P P E N , Chirurgijn en flpotheker is Diemen. Met de noodige Aanmerkingen en gene Voorrede verrijkt, door C. G. C. R E I NW A R D T, Hoogleeraar in de Scheikunde en Natuurlijke His- tories Te dmflerdam, bij R. J. Berntrop. 1815, In gr. 8vo. Ifle Deel, XVI en 278, IIde.Deel, XII. On 317 Bl. f 5 - 8 Met de vertaling van dit werk is den Artfenijmeng. kundigen, in ons V .erland, een groote dienst bewe. 2en. • Vervaardigd'onder bet opz.igt van een' man, vol- leerd in de wetenfchap, waarover bet handelt, en met zijne aanmerkingen verrijkt, is bet Been wonder, zoo dezelve, eenige weinige en weinigbeduidende onnaauw. iceurigheden uitgezonderd, zeer wel geflaagd, en., door eene gepaste bijvoeging der laatfte , gewigtige ontdekn kingen in de Scheikunde, zelfs boven het oorfpronke. lijke to ftellen is. -- Het werk is in twee afdeelingen gefplitst, waarvan de eerfte een kort, doch evenwel zeer duidelijk, overzigt van de geheele Sdheikunde, in zoo verre dezelve met de Artfenijmengkunde in verband -faat, bevat. In eene korte inleiding worden de kung digheden opggeven, welke tot een'. Apotheker yer- ..ciscut worden: men ziet er uit, dat daartoe vrij wat -meer noodig is, dan fcheikundige kennis alleen, waar- bij men bet, in ons land, to veel berusten last, ez} bet overige verwaarloost. R E I N W A R n T raadt dais, in zijne voorrede, behalve ditLcerboek,ook de naarfti. ge beoefening van dat van H A C E N ten fterkfte aan. -- -Na de inleiding handelt de Schrijver over de algemeene grondbeginfelen der wetenfehap ; leerende in bet eerfte hoofdi},uk, wat men door de beftanddeelen der ligeha. LOEKBESCH. 1816, NO. i;. M in Tn.en 5az J. B. TR0MMSb0RrF men en derzelver fcheikundige ontleding verftaat , waar, bij, eene -volledige lijst der thans bekendegrondj2ofen ge- voegd, wordt. Het verwonderde :ons , in dezelve bet io- dium onder de metalen gerangfchikt to vinden, daar bet, uit hoofde van.zijne eigenfchap van zoo wel met de waterflof als de zuurflof ten zuur to vormen , eene plaats bij de zoutfiof verdient. Het heeft daarenboven geen van de algemeene kenmerken der metalen. - Het tweede hoofdfluk leert de werktuigelijke verdeeling als een hulpmiddel en voorbereiding der eigenlijke fcheiding kennen, en tevens de verfchillende werktuigelijke be- werkingen, waarvan men in de Scheikunde gebruik maakt. -- In bet derde wordt de belangrijke leer der verwantfchap, wel een weinig oppervlakkig, maar ech- ter zoo voorgedragen, dat bet ter verklaring der fchei- kundige bewerkingen in de Apotheek voldoende kan ge- rekend worden. Zelfs vinden wij bier de denkbeelden van den fchranderen B E R T H 0 L L E T betrekkelijk dit onderwerp beknopt en duidelijk voorgefteld. Doch , daar deze voorftelling meer als een aanhangfel voorkomt, zonder met bet overige een geheel nit to maken, zal dit zeker bij velen verwarring veroorzaken, die nu, niet wetende waaraan zich to houden, de gemakkelijker en meer bekendeBergmannfche verklaringswijze-nog a1- tijd zullen blijven volgen. De meer afgetrokkene be- fchouwing der verwantfchap moge denApotheker,voor zijne dagelijkfche werkzaamheden, minder noodzakelijk wezen; zij blijft evenwel de grond van alle fcheikundi ge we-ehfchap. ` Op dit hoofdverfchijnfel komt eindelijk alles near; bet verdient dus in alle zljne,uitgeflrektheid en invloed ingezien en begrepen to worden. Ookrmis- hagen ons die oppervlakkige en eenzijdige befchouwin. gen van de gronden eener wetenfchap, waarbij men:, met eene kleingeestige karigheid, alleen juist zoo veel leert , als even ger,-oeg is ter dadelijke toepasfing op:eene of andere kunst. Hoe kan de gebrekkige kennis van bet hoofdpunt eenig bepaald en duidelijk begrip van een der overige deelen mogelijk maken ? At oet men niet , verder voort. LEERBOEK DER •SCHLIKUNDE. 523 voortgaande, telkens op ottbekende en onvermoede zwa righe-?en ftuiten? Men fnijde dan, bij de toepasfing der wetenfchap op eenige kunst, ailes at, wat, ten op- zigte van bijzonderheden , voor de laatfte min belaug- rijk is ; ten opzigte der algemeene waarheden en grondd beginfelen, is de uitvoerigfte ontwikkeling, de veelzij- digf}e befpiegeling en bet ftrengfte betoog inderdaad bet beknoptst en duidelijkst overzigt. - De Schrijver gaat in bet vierde hoofdftuk over tot de befchrijving der nood- zakelijktte fcheikundige werktuigen, en derzelver ge- bruik. Wij vinden bier met genoegen eene vergelijking tusfchen bet Trooisch, bet gewoon Medicinaal, en bet Decimaal gewigt. - Het vijfde hoofdtluk handelt over de voornaamfte fcheikundige bewerkingen ; en bevat ve- le doelmatige praktifche aanmerkingen.. -- Met bet zes- de treedt de Schrijver meet in bijzonderheden omtrent de voornaamfte zamengettelde ligchamen en groindftoffen, behandelende eerst de algemeen verfpreide onWeegbare grondftoffen, en vervolgens de voornaamfte zamenftel- lingen en derzelver beftanddeelen. Door de zorg vats den voortreffelijken R E I N W A R D T, zijn bier telkens de belangrijkfte ontdekkingen van onze dagen ingelascht, en tevens.een gebeel hoofdftuk over de dierlijke zamen. itellingen. -- Wij moeten onzen Lezeren opmerkzaam nlaken, dat, § 85, de warmteftof ten onregte ais:bet eenigst vloeibaar ligchaam befchouwd wordt ; de vloei- baarhcid hangt toch niet alleen van de warmteftof if,, en. de warmteftof zelve wordt, zonder grond, eene vloeiftof genoemd. Binnen geene vatetr bevatbaar, laat zij zich ten aanzieri der gedaante met de weegbare ftof. fen niet vergelijken. Zulke ongegronde benamingen ge- ven aanleiding tot verwarring. --- § ioz worden damp en wafem verward : door bet koken wordt bet water datnpvormig, en geen wafem; wafem is bet water, ult den damp- in den drop - vormigen flaat overgaande, maar nog fijn verdeeld. Onder de eigenfcliappen der alkalien fchijnt T It o M -M S D O R iF de oplosbaarheid in water nog voor eene kenfchetfende eigenfehap to hou. M m 2 den,, 524 J. E. TROMMSDORFF den, en dus de magnefia uit den rang dier ligchamen to fluiten. Ons komt het echter voor, dat hot water gee- ne zoo overwegende verwantfchap heeft, om daarnaar de floffen fcheikundig to rangfchikken. Hiertoe is de verwantfchap tot de zuren veel gefchikter; en dan be-' hoort de magnefia voorzeker tot de alkalien, daar zij met verreweg de xneeste zuren eene onzijdige verbinding aangaat. In de tweede afdeeling worden de fcheikundige berei- dingen, welke de Apotheker to verrigten heeft, afzon- derlijk opgegeven, en door bijgevoegde aanmerkingen, uit de grondbeginfelen , in de eerfte afdeeling opgege- ven, verklaard. Meestal wordt bij' hetzelfde geneesmid- del van meer dan gene bereiding gewaagd, en dan, in de aanmerkingen , aangewezen , welke to verkiezen zij , en waarom. Het is jammer, dafbier niet telkens bij- gevoegd is , waarin T R o M M S D o R F F van de Bataaf- fche Apotheek verfchilt, en waarin hij met dezelve over- eenkomt. Het is waar, een vlijtig en aandachtig Lezer kan die vergelijking wel zelf doen; doch velen behoe- ,yen daartoe toch eene handleiding,. en zullen nu, zel- ven, na eene oppervlakkige befchouwing, oordeelende, al ligt menig voorfchrift van T R o M M S D o R F F beter keuren, en, zoo als dat dan gaat, volgen. Dit kan b. v. bij de, volgens onze 4potheek, moeijelijke en dik- maals mislukkende bereiding van het phosphorzuur bet geval zijn; en kiest men dan de vrij gemaklrelijke inanier door verbranding in dampkrings- of in zuurilof- luchr (Ifte D. bl. 183. No. 4. bl. 139. N°. 8.) , zoo zal men cen phosphorzuur verkrijgen, nu eens meer, dan eens minder flprk en verdund. Zoo geeft de bereiding van Hahnemann's onvolkomen kwikverzuurfel (IIde D. =bl. 73 volgg.) een geneesmiddel, hetwelk van dat der Bataaffche 4pothe`k ze>er verfchilt; en zoo vele an. denen. De orde, in de opgave dezer bereidingen, is zeer geleidelijk. Eerst iyorden de alk alien , vervolgens de zuren, daarna de alkalifche en aardachtige zouten, dan LEERBOEIt DER SCHEII{UNDE. $25 dan de metalen afgehandeld. Vervolgens gaat de Schrij- ver over tot de meer zamengeflelde verbindingen en vermengingen, zeepen, extracten, fpecerijachtige wa- teren; olien, enz. enz. - In deze afdeeling zijn ons eenige onnaauwkeurigheden ontmoet, welke wij, met een paar niet opgeteekende , den zin veranderende drukfouten, onzen 'Lezeren nog moeten bekend ma- ken. B1. 170 (Isle D.) ilaat, bovenaan, tot dat; dit moat blijkbaar als zijn. Bl. 199, reg. i6, flaat een, voor geen. Bl. 192 mogt ten aanzien der phosphorzu- re Joda wel aangemerkt zijn , dat men dezelve, als geneesmiddel, wel misfen kan. Bl. 193. NNo. 4. wordt van vervalfching van den azijn met zuren (in 't alge- meen) 'gefproken, daar men bier alleen bet zwavel--, falpeter- en zout - zuur op bet oog gehad- kan hebben. 131. 248. No. 9. ware de aanmerking niet kwaad ge- weest, dat de Apotheker 'de zoutzure zwaar;Iarde in geen terpentijn-moitier moet afwrijvgn. - Ilde D. bl. ISI. wordt gezegd, dat de zelfflandigheden, wel- ke fliktlof bevatten, alleen ammoniak leveren; waar- uit men, bijna zoude opmaken, dat zij geene bran4ige olie geven, hetwelk toch in de. ol. ianimak Dipjelii anders blijkt. B1. 236 en volgg. wordt over'de ~e- reidinug der pillen; conferven enz. gehandeld, zonter aan 'te merken, in hoeverre deze vertnengingen als fcheik undige bewerkingen moeten aange m.erkt woden, in ho everre niet. Twee bladwijzers, een van de voorkomende zaken, een van de Latijnfche benamingen, maken bet gebruik van dit werk gemakkelijker en vruchtbaarder. De vertaling is, bebalve eenige weinige ongelijkhe- den in de fpelling, wel geflaagd. M In 3 Ge- 526 1. B. SALGUES Gedenkfchriften om to dienen tot de Historic van Frank- rijk , onder de Regering van N A P O L E O N B U 0- N A P A R T E , en gedurende de afwezi ggheid van het Huis van Bourbon; behelzende ook de belangrijkfte .wfnekdoten , betrefende de voornaamfe Perfonages. (naadjen) van lien Hid. Door J. B. S A L C U E S. Ife Deel. Te Dordrecht, bij A. Blasfe en Zoon. i 8I 5. In gr. Svo. f 2-4-: Onder de tallooze gefchriften over den Corficaan. fchen dwingeland behoort dit werkje van den ,I-leer S A L G U IE S tot de besten. Men ziet daarin duidelijk de onvermoeide pogingen des Schri vers, ,ori zich goe- de en echte berigten to verfchaffen; zijne zucht voor regt en orde, en onzijdigheid, in zoo verre die bij bet tegenwoordige geflacht mogelijk is. Wezenlijk behoort de Heer S A L G, u E s , hoezeer een beflist voorflander der bourbons , geenszins tot die lieden , zoo als G 0 L D- S M i T H en anderen , welke de pen der historie door cent opeenilapeling van fcheldwoorden onteeren ; hij lev=rt daadzaken , en genoeg daadzaken, otn den tiran; wieils bloedige loopbaan hij fchetst, aan'den vigek der nak%0me'lingl'chsap to wijden; dock hetgeen onbewezen en P.isfchien verdicht is, (zoo als b. v. de fchande- 11)k. P;-vensrwijze zijner moeder en zusters to Marfeille, dooi GO 7. D S DI I T H als zeker geboekt) deelt de 1-Jeer $A L G U E $ of fchroomvallig mede, of fpreekt bet zells tegen. Daarentegen bewijst hij duidelijk, dat N A P O- L E O N zich geheel ten onregte voor Franschman uit- gaf, en tot dat einde zijnen geboortedag op i5 Aug. 1769 flelde, onitrent twee maanden na de overgave van bet eiland Coi fca aan Frankrijk; daar hij toch, vol- gens de acte zijner geboorte, bij die van zijn huwe- lijk overgelegd, den 5 Febr. 1768 geboren was. Van den minnehandel 2ijner moeder met IJ AR B E U F, die volgens den aard der zaak niet zeer ruchtbaar kon wor- den , GEnENKSCHRIFTEN. 527 den, en dien men toch overal als bewezen vermeldt, fpreekt de Heer S A L G u 1t s in gepaste uitdrukkingen, en houdt zich bij de waarfchijnlijkheid en bet algemeene gerucbt, (bI. 66.) Het eerfte gedeelte dezer Gedenk- fchriften behoort minder (althans in die uitgebreidheid) tot bet onderwerp ; en toch zou men hetzelve niet gaarne misfen. Het is eene Gefchiedenis van Corfica, van de oudfle tijden of , vooral van de worflelingen diens landaards tegen de Genu6fchc- dwingelandij. Wij zien uit dit verflag weder de onpartijdigheid en waar- heidsliefde des Schrijvers. Had hij alleen aan haat en afkeer gehoor gegeven, hij zou gewis deze gelegenheid niet verzuimd hebben , om de landgenooten van u u o- N A B A R T E, die lang zelfs tegen Frankrij k durfden worhelen•, met befchimpingen to overladen, volgens de bekende regelen van S E N E C A, die zoo wil op N A P 0- LEON pasfen:- Lex prima ulcisci: lex alters vivere furto: Tertia mentiri : quarta negare Deos. Dan neen! hij toont aan, dat de Mijsgeer, die zoo fprak, eene welverdiende kastijding voor eene bui van zinnelijkheid gehad had, die hem nu tot cene zeer na- tuurlijke bui van ontevredenheid met zijne gastheeren verleidde. De Schrijver doet regt aan cie edele, doch ongelukkige pogingen der Corficanen, oni zich de vrij- heid to verfchaf en. Daar de gefchiedenis van dit ciland zeer weinig bel end is, zullen wij in dezelve met een enkel woord onzen Scbrijver volgen. Mogelijk was geen land op den aardbodem beflendiger ongelukldg, noch meer bezoedeld met bloed en moord. Tweeduizend jaren lang was bet door partijzucht en al- lerlei driften verfcheurd. Eerst aan de Phoceers, (Pho- ciers Mat er verkeerdelijk in den tekst) daarna aan de Karthagers en Roineinen onderworpen, kenden zij fle.chts onder , de laatfl:en eenig geluk, (dock alleen door den beflendigen vrede , dien zij daaronder begonnen te genie- ten.) Dan nu vernielden de invallen der $arbaren al hl m 4 dat $a$ r. s. S AL G 11 $ dat goede; en LUUandalen, Gotten y Longobarden, Sarrt cenen bragten bet ten,toppunt van ellende. De laatften werden door de Pizanen, Genuezen en afgevaardigden van den Paus verjaagd, die bet eiland nu tot een wor- ftelperk van hunne twisten maakten , en door de inwo- ners even zeer gehaat werden, die zich met verfchil- lenden uitflag tegen deze vreemdelingen'verdedigden. Deze tegenftand werd vooral geweldig en bloedig, toen de Genuezen, niet met den fchepter des Monarchs, maar met de roede der Heerfchers gewapend, bet onge- lukkige land bij uitfluiting vertrapten. Vergeefs was op onderfcheidene tijdftippen de beldenmoed van sAM- PIETRO D'ORNANO, (1550) ANDREAS CEC- CALDI, LOUIS GIAFFERI en HYACINTHUS P A 0 L I (1730) ; vergeefs de benoeming van den veelbe- lovenden en nietsvermogenden gelukzoeker T H E O D o- 1iUS VON NEUHOFEN (NEUHO'F) tot Koning (1735) : de eerfte werd vermoord, de- anderen bezwe- ken, en de befpottelijke Koning werd to dnz/lerdam in hechtenis genomen, waaruit hij wel door de ligtgeloo- vigheid der Yoden , die hem vijf millioenen fchoten , ont- fnapte en naar eorfica terugkeerde, doch andermaal to Napels en to Londen in last kwam, en eindelijk tot zij- nen dood Engelsch genadebrood at. De ;Corficanen wendden zich toen om befcherming tot Frankrijk, hetwelk hunne bede niet verhoorde, maar integendeel onder M A I L L E B O I S den Genudzen to pulp kwam. Deze onderwierp Corftca in drie weken; doch de oor- log van 1741 riep de Franfche hulpbenden nit bet eiland terug, en nu werd de opfland onder M A T R A en G A F- F O it I o met dubbele kracht vernieuwd. In plaats van laatstgenoemden held, die verraderlijk vermoord werd, (in 175;) kwam de beroemde P A S C A L P A 0 L I, zoon van H Y A C I N T H Ir s , aan bet hoofd 7 .ier landgenoo- ten; een man, die hun niet alleen de overwinning, maar, 't geen veel meer zegt, wetten, befchaving, or- de, krijgstucht en zeden verfchafte. Doch, toen nu Corflca eindelijk eenige verademing ftond to genieten, wierp CEDE NKSC HRdFTEN. 529 wierp de flordige baatzucht van het Franf he Hof al deszelfs hoop op geluk omverre. Frankrijk was aan Genoa zes millioenen fchuldig, en leverde daarvoor aan hetzelve zeven bataljons, ter bezetting voor vier jaren van de nog overige Genu6fche vestingen (in 1764) ; en toen deze verftreken waren, kocht het van dat Gemee- nebest de opperheerfchappij, met regt van wederkoop, voor de vernietiging der gemelde fchuld. Nu was het met de Corficanen gedaan. Nadat de onvoorzigtige C H A U V E L I N eenig nadeel geleden had, knGtte de Generaal D E V A UX , in eenen flag, de magt van P A 0- L I, die nu naar Holland en vervolgens naar London 'vlood, aldaar bleef tot de Franfche omwenteling, toen naarp;Corfica terugkeerde, (1789) en dat eiland in 1793 in opitand bragt tegen de Franfche regeringloosheid, die hij van harte haatte en beftreed, even als harem voorvechter B U 0 N A P ART E, then hij van het eiland verjoeg. Op dezen vestigt nu s A L c up- s nicer bepaal- delijk bet oog: hij volgt hem naar Toulon; ziet hem daar in 1793 de eerfte proeven zijner krijgskunst en wreedheid afleggen; logen(traft bet vrij algemeen aan- genomen gevoelen, alsof B U O N A P ART E, na den dood van R o B E S P I E R R E, als Terrorist, zou afgezet zijn; (hij werd flechts_als Brtillerij-officier op reform gefteld, doch tot de Vnfanterie verwezen) ziet hem to Parijs eerst gebrek lijden, daarna op 13 .Venddmiaire (5 October) voor bet bloed en de vrijheid der Parijfche burgers het bevel over het leger van Italie koopen, en verzelt hem eindelijk naar dat leger, waar de veldtogt van 1796 naar waarheid, en ontdaan van de weidfche pralerijen der Franfche bulletins, tot op de gevolgen van den flag bij Lodi, en de bloedige teregtftellingen der Italiaanfche opftandelingen, wordt voorgefteld. De Lezer ziet genoegzaam, van hoe veel gewigt dit werk (waarvan wij de voortzetting met verlangen to gemoet zien) voor de Gefchiedenis is. De vertaling is vrij wel ; enkele Gallicismen in het zamenftel der zin- fueden uitgezonderd. Min 5 Men- 530 J. L. EWALD ifexfchenbeffemming en Levensgenot. Zedekundige V"oorlezin- gen, door 1. L. E W A L D. Me Deel. Te dnmflerdam, bij J. van der Hey. i8rg. In gr. 8vo. 430 Bl- f 4- 10-: Godsdienftigheid en zedelijkheid zijn naauwe verwanten, anaar de eerfte is bij E w n L n de moeder; zeker ondertleunt haar de dochter, maar deze is tot hare onderftenning door de moeder zelve bekwaam gemaakt. In dozen geest is de aan- fpraak tot aanvang van hot godsdienflig onderwijs, hij vol- wasfenen, (hetwelk bier de plaats eener voorrede beflsat) uit- muntend gefteld, en geheel deze aanfpraak is de meest ge- fchiktc en roerende voorbereiding tot de lezing der uitmun- tende vertoogen, met welke dit uitmuntend work wordt Voort- gezet en voltooid. De XXIIte voorlezing heeft ten onder- werp: „Wanneer heeft de mensch ware liefde jegens zichzel- ven?" Die pligten moeten zich op zelfliefde gronden; maar liefde gaat niet nit tot een zelf; de geliefde is haar zelf'; bet self, als zoodanig, kent de liefde niet. Hetgeen men zelflief- de noemt, is niets anders dau ooze aandrift tot geluk. Be- hoorlijk gerigr, is de zelfliefde op zelfachting gegrond, maar achting voor onze menschheid; en deze achting drijfc tot bet befchaven van onzen grooten aanleg als mensch. De volgen- de hoofdpunten zijn de flotfom van dit vertoog: Zonder vat- baarheid voor genot, geen genot. Zonder befchaving, geene vatbearheid voor genot. Zonder zedelijke en godsdienflige befchaving, geene echte befchaving van den mensch. Dus zonder godsdienftigheid en zedelijkheid geene ware zelfliefde, geen geluk. - XXIII. „ Befchaving van bet denkvermogen is onontbeerlijk, zelfs voor godsdienftige befchaving." Rang op aarde verfchaft geen geluk ; maar de rang onder denkende wezens is alleen een teeken en pand, dat zij voor hooger ge- luk vatbaar geworden zijn. Eeu mensch is een wezen, het- geen zeer weinig is, maar veel worden kan. Veel to weten, is de befchaving niet; men kan wel zoo Lang door brillen zien, dat men niet linger met bet bloote odg zien kan. Het verhevenfte voorwerp, waaraan zich ons denkvermogen oefenen kan, is onze betrekking tot de Godheid. Godsdienstkernis is nog wel geene godsdienfligheid; maar innerlijk en met de hoogile wijsheid heeft God bier verband gelegd. De redo katt MENSCMENBESTEMMING EN LEVESISGE.'OT. S31 kan bier *el misbruikt worden, en words bet flog dagelijks; maar dit is geen verfland , maar onverftand. Hetgeen bier van her misbruik en regt gebruik, van bet denkvermogen in zaken van godsdienst voorkomt, zijn waarlijk gouden appelen in zilveren fchalen; waarvan wij vooral de befchaafdere flan.. den de ernflige overweging aanprijzen. -- XXIV. „ Ware vorming des harte maakt ons der Godheid gelijkvormig." Vet trouwen en liefde voor eenig wezenAort ons, ongemerkt, die gezindheden in bet hart, die dit wezen bezit; hoe moot dan niet vertrouwen en liefde voor j E z u s en God ons hart ver- edelen, daar wij hunne reinheid, hunne edelheid kennen! -- XXV..,Aankweeking van bet gewetenverlevendigt de Godheid, die in ons woont." Dit opflel is voortreflelijk, en dit molten wij zeggen van ieder der volgende; wij willen ons daar dan coltL.grootendeels toe bepalen, niet alleen nit plaatsgebrek, maar omdat Vvij van een werk fpreken, dat reeds in vele ban- den is, en dat wij in nog meerdere wenfchen'; wij geven dan liever van toon en fchrijfwijze ten flotte eene proef. -- XXVI. ,, Heerfchappij over 'verbeelding en hart." - XXVII. ,, Vorming tot eenen wijduitgeftrekten en veelomvattenden zin;" dat zegt: eenen wijduitgeflrekten, voor alle foot-ten -van menfchelijke goedheid en grootheid vatbaren, zin. Dien zin hezat 7EZUS in den hoogilen trap. Hij is tot echte, be- oefenende menfchenliefde onontbeerlijk. Treffend waar is de bier Uit R E I NH A R D aangehaalde wenk, dat men beter in vroeger tijd de eerile vorming van de ziel met bet lezen van A n Bijbel begon, waarin ons zoodanige kraclttige karakters voorkomen, als in den afgeflepenen tegenwoordigen toeftand eene zeldzaamheld geworden zijn , en dat men om Robinfon Crufoe, en andere 'leesboeken onzer jeugd den Bijbel niet moot uit bet oog verliezen. - XXVIII. „ Pligten omtrent ons lig- -cheam." -- XXIX. „ Wij zijn flechts hnishouders, ook van die goederen, welke wij regtmatig bezitten." -. XXX. „ Be- -perking en leiding van onze eerzucht." - XXXI. „ Rangor- dening onzer vermaken." Zinnelijke. Hier zijn de vragen : Is dit vermaak opk geoorloofd? Gaat bet ook gepaard met ver. zuim van betrekking en beroep,-of'zal bet mij ook in 't ver- volg daartoe minder gefchikt maken? Welke uitwerkfelen zat bet hebben op mijn gemoed? Kan bet den broeder ook er- geren? Overigens : men fchatte als let vergankelijks ieder zinnelijk genot; en de zedelijlte mensch zoekt de zinnelijke yet- 53^- j. L. E W A L D vermaken door jet beters to kruiden; hij gebruikt dezelve sI- tijd flechts als middel, nooit als doel; verhoogt ze tevens tot gemengde, die ook lets aan den geest en bet hart geven; en zijn fmaak vormt zich bet meest voor de genoegens vats den geest. - XXXII. ,, Magt der gewoonte, en der vastheid van grondbeginfelen." -- XXXIII. „ Liefde is de bron en inhoud van alle onze pligten otntrent de menfchen." - XXXIV. „ Het hooge genoegen in bet verfchaffen van vreugde aan anderen." - XXXV. „ Regtvaardigheid de grond. ilag van alle liefde." - XXXVI. „ Waarheid, leugen, opregr- heid, valschheid, eed. " - XXXVII. ,, Dienstvaardigheid en weldadigheid." - XXXVIII. „ Vredegezindheid." - XXXIX. Huisfelijke betrekkingen." Hebt gij , o mensch ! eene moe- der met een moederhart, eenen vader met vaderlijk gevoel gehad, zoo draagt gij een onvergankelijk zaad van ware gods- dienftigheid in u om, dat wel lang,irerborgen blijft, hetwelk de winter van kouden wereldgeest, watervloeden van harts. rogten, of gebrek aan vruchtbaarmakenden regen, wel nog ]anger dood kan latetr; maar dat even we! eens, ter regter tijd, zijue lente vinden zal, en welks vruchten noch duivel noch hel zal kunnen doen afvallen. Ilebt gij, o ongelukkige I geene moeder, geenen vader gehad, dezen verhevenen naam waar- dig; heeft uw hemelfche Opvoeder u geen aader wezen la- ten ontmoeren, dat de plants van vader of moeder bij u verving, dat liefde in u opwekte, door liefde en vertrou- wen, door wijsheid en kracht; zoo is de kostelljkfte zaaitijd voor de menfchelijkheid, en haze edelfte vrucht, de gods. dienst, ongebruikt voorbij gevloden, en de Vader in den he- mel moet, Tangs andere wegen, voor u zorgen; anders leeft gij zonder God in de wereld. Hoe dikwijls heb ik niet de voorname lieden beklaagd! enz. Waar blijven de kinderen? Is bet een rijk of voornaam huis, dan hebben zij eene gou- vernanre, mogelijk wel eene Franfcke, die, al heefc zij ook befchaving, voor de Duitfche jeugd zoo zeer past, als bet Spaanfche klimaat voor den eikenboom, maar welke die meest- al niet heeft, wijl zij welligt in Frankrijk eene winkeldoch. ter of bet meisje van eene modemaakfler was. Maar is bet een Duitsch meisje, (hetwelk God ten minfte alle zulke Duit- fche huisgezinnen moge geven, waar de moeder geen cijd heeft moeder to zijn) hoe zelden willen deze nog de plants der moeder innemen, en hoe, veel zeldzamer kunnen zij dit! Kin- )IENSCIIENEESTEMMING EN LEVENSGENOT. 533 Xinderen kunnen dus geene regte kinderen worden , wijl zij geene moeder en geenen vader hadden. Zij zijn van der jeugd of aan weezen; en hunne ouders leven evenwel uog!-- XL. „ Invloed der huisfelijkheid op godsdienfligheid, en der godsdienfligheid op huisfelijkheid." - XLI. „ Zedelijk gedrag in de burgerlijke betrekkingen." - XLII. „ Vriendfchap." - XLIII. „ Middelen ter bevordering van zijne zedelijkheid." Wij zijn inderdaad oneens met onszelven, wat wij, ter proeve van bet goede der vertaling, en van den waarlijkhart- indringenden fchrijftraut, willen overnemen, en bepalen ons daarom flechts tot bet volgende nit bet laatfle vertoog: „ Er is geen grootere hinderpaal, om Christen to worden, dan die erbarmelijke trots op deugden, welke alleen een voor zich- zelven verblinde koesteren kan. Een diepe val ware her bes. to geneesmiddel. - Voornamelijk wordt de mensch door zij. ne lotgevallen verbeterd. ,, In de natuur en in den Bijbel," zegt een groot befchotiwer der inenfchen, ,, fpreekt God in „ bet algemeen tot alle menfchen. Maar in onze lotgevallen ,, neemt Hij ons aan eerie zijde,' en zegt ons dingen, die ,, niemand anders verflaat, maar ook niemand 'anders behoeft „ to verflaan." Zoo is bet ook in waarh2id. Bij onverwacht zwaar lijden gevoelt bet een ieder; bij onverwacht groot ge noegen wordt bet ten minfte door zachte gemoederen ge- voetd. Maar is de mensch 66ns opmerkzaam gemaakt op de- .ze Godsflem; is hij doordrongen van de overtuiging, dat al- les, wat op menfchen werkt, ook middel is ter vorming van het hart en de gezindheden; dan wordt zijn gehoor fijner. Ook bij kleine gebeurtenisfen des levens vraagt hij in flilte, wat God daarmede omtrent teem voorhebbe; en 'bet antwoord blijft voor hem niet achter. Laat ons dus opmerkzaam wor- den op ieder lotgeval, dat ons treft. Elke vreugde, die ons gewordt, zij ons een gefchenk van God, dat Hij ons nit liefde toedeelt, en zij ons des to meer waard, wijl zij ons een bewijs is zijner liefde. Elk lijden willen wij eanzien als eene artfenij, die ons van eerie krankheid genezen, die one reinigen of kracht geven moet. En wanneer wij in flilte in de tegenwoordigheid van God nadenken, zoo zullen.wij ze- ker vinden, waarvan wij genezelr, van welken kant wij gere nigd of gefterkt moeten worden, en wij zullen alles doen, wat wij kunnen, opdat dit vaderlijk oogmerk van God met ous bereikt worde. Hadden wij ons door eenen verkeerden hatts- 534 J. L. E W AL D, DSENSCHENBESTEMMING EN LEVENSGENOT. hartstogt laten wegflepen, waren wij op den weg om then to bevredigen, en dus op eenen kwaden weg, en kwam da2r lets tusfchenbeiden, dat ons de iiitvoering moeijelijker maak te, zoo al niet verhinderde; o! wij willen niet met deze ver- hindering morren, daartegen aandruifchen, die zoeken weg to nemen. Wij willen bet aauzien voor hetgeen bet is ; voor iets, dat God ons heeft toegefchikt, om ons eene booze daad to beletten. -" (Meer dan eens hebben wij bet meervoudig werkwoord in het enkelvoudig moeten veranderen, hetgeen wij gelooven dat aan den Corrector Iigt, daar wij dit in bet vroegere van bet werk zoo niet opmerkten.) Zoo Lang dusdanige werken, een ruim vertier bij ons vin. den, hebben wij bet vertroostend gevoel, dat fommiger klag- ten over Reeds voortgaande onvatbaarheid voor bet godsdien- flige, en algeheele wegzinking tot zedeloosheid, omdat bet tout des Christendoms bij ons zouteloos werd, vqor bet mint overdreven zijn ; en dat de wanhoop aan bet herflel der Hollandfche natie tot de voorvaderlijke deugd de vrucht van.eene partijdige moedeloosheid is. De Gefchiedenis van J E Z U S in Gefprekken door F R E E R K s O E K S T R A, Lecraar bij de Doopsgezinden to Harlingen. Te Harlingen, bij M. van der Plaats. 1815. In kl. 8vo. 259 Bl. f 1-5-. De Eerw. F. H O E K ST R A , die zich door bet uitgeven van afzonderlijke Leerredenen, en vooral door zijne Yragen en 4ntwoorden over den Godsdienst, gunflig heeft doen kennen, als een man, die niet alleen zijnen hand en bet Kerkge- nootfchap, waartoe hij behoort, vereert, maar, overtuigd van bet groot belang der opvoeding, zich tevens verdienite- lijk gemaakt heeft bij de jeugd, levert uu weder, in de bo- vengemeide Gefchiedenis, eene belangrijke bijdrage ter bevor- dering der godsdienftige opvoeding. Zijn Eerw. rekende bet geenszins beneden zich, aan dit gewigtig vak zijne talenten to befteden; daarin volgende bet loffelijk voorbeeld dier acbtba- re maunen van naam, die, zoo wel binnen als buiten den kring der Maatfchappij, Tot Nut van her 4lgemeen, ter gods- dien- F. H O E K S T R A, GISCMIEDENIS VAN JEZUS. 535 dienflige vorming der jeugd, en ter verlichting van den zoo- genaamden gemeenen man, medewerken. Ten voile bet moei- jelijke befeffende, om den juisten kinder- of volkstoon to treffen,. wilde zijn Eerw. hieraan echter zijne krachtett be proeven, en ftelde zich tot model voor, de Gefchiedenis van: JO,ZEF, door WILLEM VAN 00STERWIJK HULSI1OFF, die hij , to regt, als een meestertluk van deze foort in onze taal befchouwt. Naar bet ons voorkomt, is zijn Eerw. in de navolging gelukkig geflaagd. Stijl en vorm beantwoorden aan bet voorgelleld doel, als kenmerkende zich door bet duidelij~ ke, cenvoudige en onderhoudende. Gro.otvader Proomaard deelt in zestien gefprekken den hoofdzakelijken inholld det gefchiedenis 'van J E z U s mede aan zeven zijner kieinkinde. re.n, waarvan de oudfte Ia, de jongfte 7 jaren voorondert held wordt bereikt to hebben. Hetgeen van den kant der ftaat- en aardrijkskundige gefteldheid van bet Joodfche land ter opheldering,dezer gefchiedenis dient, is even weinig ver, geten, als hetgeen daartoe noodig is, afgeleid uit de denk. wijze en gebruiken dier tijden. Jammer is bet, dunkt ons, dat er geen kaartje van_ het H. land is bijgevoegd, dewijl de kinderen 'gedurig door grootvader, die daartoe eene kaart bij de hand heeft, aangefpoord worden, de plaatfen op to zoeken, waar de verhaaide gebeurtenisfen zijn voorgevalletl, De vragen, door de kinderen voorgefteld, en de aanmerkin. gen, door hen gemaakt, zijn natuurlijk; de antwoorden van grootvader gepast, ens diens ingevlochtene lesfenr zeer be. langrijk. De gefchiedenis blijft Heeds de hoofdzaak, en de voordragt is zoodanig -ingerigt, als vereischt wordt, otn hoo- gen eerbied, hartelijke liefde voor, en zucht ter navolging van den Heiland in to boezemen. Befpiegelingen over de natuur van den, Eeniggeborenen des Vaders, over bet god- delijke met . den menfche j E z u s vereenigd , over de be- doelingen van zijn lijden, en bet verband van zijnend dood met de, leer der zondvergifffenis, enz. konden in dit boeks- ken, als voor • kinderen gefchikt, geene voegzame plaats vin- den. Bovendien moest ook alles vermijd worden, waai- .door hetzelve , wegens bet leerftellige, minder bruikbaar zou zijn voor kinderen van ouders, die tot verfchillende gezindheden behooren. Hiervoor is uitnemend, naar bet ons voorkomt , gezorgd , en de behandeling beantwoordt ook vau then kant aan bet oogmerk, waartoe deze gefchiedenis op- 536 F. HOEtST1tA opgefleld is. Wij maken dus geene zwarigheid, dit werkje met ruimte aan to prijzen , en zijn her met den Eerw. a of K- S T R A eens, wanneer hij in bet voorberigt fchrijft : „ Ie- mand, die Been vreemdeling is in de kinderwereld, of wer- kelijk to doen heeft met de opvoeding en her ondercvijs der jeugd, met prijsuitdeelingen, en war meer van dien aard is, zal niet ligt klagen over een' to grooten voorraad van daar- toe gefchikte leer- en leesboekjes, al is bet ook over ge- lijke onderwerpen. De ruimte van keuze zal hem to beter in flsat flellen, om, door afwisfelende verfcheidenheid van voedfel, die overal her jong gellacht bemint, de weetgierig- heid op to wekken en to onderhouden." Wij zullen bij dit algemeene nog eenige bijzonderheden, rakende vorm en inhoud, bier nevens voegen. Na eene kor. te en gepaste inleiding, volgt aldus de eerjle dvond: „Grootvader. Wet zoo, kinderen! gij hebc ter dege op de klok gepast. Ik kan wet zien, dat gij nnar de vertelling ver- langt. Klaartje. 11c zit al, grootvader! Gij moest nu maar ter- flond beginnen, als bet u belieft Maar war zal dat boek, grootvader? Wij zullen, hoop ik, niet lezen. Grootvader. Neen, Klaartje! wees maar gerusr, ik zal mijn woord houden. De anderen dienden ook, zoo wet als gij, behoorlijk hunne plants genomen to hebben, eer ik begin, Vooraf moet ik u eens vragen, of gij haast niet kunt gis. fen, wiens leven ik u verhalen zal. Willem heeft er reeds zoo veel van gezegd, dat die her, dunkc mij, wet weten zal. (Te weten in de inleiding, waar grootvader ook reeds had to kennen gegeven, dat hij zou fpreken „ over een zeer hoogwaardig, cen heilig Perfonaadje.") Keesje. Ik denk, dat grootvader van onzen Lieven Beer vertellen zal. Die beeft zekerlijk nooit kwaad gedaan, en zoo veel goed, als Been Mensch doen kan. Grootvader. Schoon gij was voorbarig antwoordt, mijn jongen! is her echter niet zoo geheelenal mis, dat gij daar zegt. Ik bedoel eigenlijk onzen Lieven Beer, bet hoog1e van alle wezens, de eerfte en eenigfle oorzaak van alle din- gen, dien bedoel ik eigenlijk niet, maar al iemand, die veel sneer is dan een gewoon Mensch, veel meer dan een Engel zelfs; iemand, die bij den goeden God her mast in vergelijking kan GESCHIEDENIS VAN JEZt13. 537 kan komen, zoo wij ooic eenig wezen bij denzelven verge- lijken mogen. Willem. Is bet dan ook Maar ik durf den naam haast Wet noemen. Grootvader. Noem hem maar; want ik weet, dat gij hem ' nu niet ijdel zult gebruiken; en dan is bet ook geen zonde. Niet gaarne zou ik van u hooren, dat gij onder uw fpelen , of als gij boos en verdrietig waart, dien naam veel [lees ooic) in den mond hadt, gelijk vele kinders, en ook wel groote men- fchen, de gewoonte hebben. Maar hier is bet nu wat antlers. Willem. Ik wilde j E z u s noemen. Grootvader. Ja, kinderen! die is bet. Het Leven of de Ge- fchiedenis van j a z U s C H K I S T U S wilde ik u verhalen. Guurtje. o ! Daar hebben wij wel meer van gehad. Klaartje. Ja, daar is mijn vraagboek , daar ik op fchool in leer, geheel. vol van. Gerrit. Ook hooren wij er Cle zondagen in de kerk over, preken; ten minllen dien naam hoor ik dikwijls noemen. Groetvader. Nu, als gij bet weet, behoef ik bet u niet to zeggen. Saartje. Ziet gij wel? GU zult nog maken, dat grootva. der er weer uitfcheidt. - Grootvader kin ons toch alles veal beter beduiden, dau wij bet uit onze vraagboeiten, of in de kerk, leeren kunnen. Guurtje, Khvartje en Gerrit, (bijna alien to gelijk:) Och, lieve grootvader I wij hebben_ bet zoo niet gemeend -- wij willen er gaarne, heel gairne van hooren. Grootvader. lit geloof u wel, lieve kinderen! en laat mi) ook niet zoo ligt van mijn voornemen afbrengen, a!s ik daar flraks voor een oogenblik fcheen. - Luistert dan verder! " En nu pat grootvader voort met vertellen, hoe onze Lieve Neer in oude tijden Prifeten (wier hoedanigheid en be- diening tusfchenbciden words aangewezen) heeft gezonden, om zijnen wil bekend to maken, enz.; hoe die Profeten ook de komst van den MesJias of den Christus (de beteekenis van welke namen weder bevattelijk wordt aangeduid) voorfpeld hebben; hoe de openbaringen aan bet Joodfche yolk ter voorbereiding ftrekten, om de wereld van tijd tot tijd wijzer eu beter to doen worden, en eindelijk in de volheid des tijds de groote Verlosfer in de wereld kwam tot behoud van bet geheele menschdom. Eer echtgr nog cen begin gemaakt wordy. IIUEIIBESCH. Ign6. No. 12. N n met 538 F. HOEKSTRA met bet verhaal van de daden en lorgevailen des Heilands, leert grootvader den kinderen bet land kennen, waarin dit al- les gebeurde, en geeft hun een begrip van de ftaatkundige en godsdienflige gefteldheid der Joden, ten tijde van de komst des Zaligmakers. De tweede !hand wordt befteed aan bet verhaal van den tijd, wanneer jEzus, en de omflandigheden, onder welke Hij geboren is. Het gebeurde met de wijzen nit bet Oosten vooronderftelt de Schrijver plaats gehad to bebben „ toen J E z u s misfchien meet dan een jaar oud was." Het bevel van H E R O D E S , om de kinderen to Bethlehem, van twee ja• ren oud en daar beneden, om to brengen, inaakt dit niet on- waarfchijnlijk. Doch bet laat zich bezwaarlijk denken, dat MARIA en J O Z E F zoo fang, to Bethlehem zullen vertoefd bebben, werwaarts echter de Heer H o E-K s•T It A de wijzen, op bet luchtverfchijnfel afgaande, laat aanlanden. Het is be- kend, dat anderen (gelijk A. H U L S H o F F in zijne Kerkelijke Redevoeringen) de wijzen naar Nazareth laten optrekken; welke opvatting geacht kan worden beter. mete de bovenge- melde vooronderitelling overeen to komen. Het gefprek van den derden Avond loopt over de kinderja- ren en de jeugd van onzen Zaligmaker, alsmede over zijne eerfle reize mer zijne ouders naar Jeruzakm ter gelegenheid van bet Paaschfeest, welks herkoinst en bedoeling in bet voorbijgaan vermeld wordt; terwiji de Schrijver nog al uit- voerig is in bet bijbrengen van gewigtige redenen, ter verde- diging van j a z u s , toen hij' opzettelijk ftil achterbleef to Je. ruzalem, waar zijne ouders hem, na angflig zoeken, in den Tempel vonden. Zeer juist en belangrijk is intusfehen de aan• meriting van grootvader, nadat hij de kinderen, die op JE- z u s onvergenoegd waren geworden, bevredigd, bad: „ Gij ziet ook, hoop ik, wel, dat de redenen, die jEzus voor zijn gedrag had, niec op andere kinderen kunnen toegepast worden, en dat zijn voorbeeld hier niet van u nagevolgd mag worden; want gij zoudt 11 nooit op die wijze kunnen verde- digen ats J E z u s. - Kinderen moeten nooit lets van belang doen, zonder hunne ouders eerst to vragen. Vooral moeten zij hen niet ongernst maken, door flil weg to blijven of nit to gaan, zonder dat vsder en moeder weten, waar zij zijn." Mar bet nan 't einde van dit gefprek nog wat to vroeg is om naar huis to gaan, zegt grootvader: „ Laat ons dan nog cells CESCRIEDENIS VAN JEWS, 539 eeins zingen uit c AMP H u IS E N , dat wij in lang niet gedaan hebben." Zulks •gebeurt meermalen in bet vervoig. Dit zal misfchien velen vreemd voorkomen, die C A M P H U I S E N Met eens bij name kennen. Dezen moeten weten, dat de Stichte• lijke Rijmen en Pfalmen van dezen kraciitigen en godvree- zenden Dichter nog bet ineest bekend zijn bij de Doopsge- zinden, en door velen hnnner to regt in hooge waarde wor. den gehouden. ,Zij, die bet voorbeeld van grootvader, bij bet lezen van deze gefchiedenis met hunne kinderen, willen navoigen, en de vol- en kortzinnige Rijmen van CAtvtPHUI• s E N, met derzelver moeijelijke en verouderde zangwijzen, voor kinderen minder gefchikt achten, of wel met beiden on= bekend, kunnen zicli bedienen van Christelijke Gezangen of Evangelifehe Liederen, waarvan de verfchillende gezindheden nu genoegzamen voorraad bezitten. Wij zouden dus kunnen voortgaan met den inhoud van a1= le gefprekken op to geven, die geleidelijk afloopen, en ge- durig met aamnerkingen en lesfen doorvlochten worden, wel- ke voor bet kinderlijk verfiand bevattelijk en voor bet hart heilzaam zijn; dan, wij achten zulks onnoodig om de waardij van dit werkje to doen kennen. Hetgeen in de gefprekkent van JOANNES DEN DOOPER over JEZUSS of in die van .j E z u s zelven voorkomt, als boven bet peil van 't kinder- lijk verftand ftijgende, Words oordeelkundig weggelaten, daar bet hoofddoel is om de gefchiedenis van j E z u s aan kinder ren to doen kennen, en bun hart to vervullen met eerbied en hoogachting voor den Heiland en zijn beminnelijk karak• ter. Overal, waar zulks gefchieden kan, worden bondige re• denen gegeven, waarom J E z u s bij voorkomende gelegenhe- den dus en niet anders fprak of handelde; welke redenen Steeds dienen, om bet gadelooze zijner w1jsheid, zachtmoe- digheid, nederigheid, onderwerping, liefde en grootmoedig- held in bet licht to itellen: terwijl over zijne wonderen, Iij. den, fterven, opflanding en verheerlijking derwijze gehandeld words, dat bet niet kan, nalaten eerbiedwekkende begrippen An to boezemen nopens de hooge waardigheid van J E z U s, als Zoon van God, en zijne onuitfprekelijke verdienflen, als Verlosfer des Menschdoms. Heerscht, daarenboven, in dit werkje eene klaarheid, die wij vooral in kinderboekjes vor- deren; de helderheid gaat ook gepaard met gevoel, 't welk, door de onderwerpen, waarover gefproken words, opgewekt N n a en 540 F. HOZICITRA en gewijzigd, nu tegen Pharizeers enz. verontwaardiging, dart weder medelijden met en liefde voor i tt z v s en zijne Vrienden doet geboren worden. Onder 't geen bij bet doorlezen ons voorkwam als minder juist gefteld, behoort, wat wij bl. 133 enz. opgeteekendvon- den omtrent de vraag der Discipelen nopens den Blindgebo- renen, wiens gefchiedenis anders uitvoerig en inderdaad fraai verhandeld words. Wij bedoelen de vraag: „ Meester! wie heeft gezondigd, deze, of zijne ouders, dat hij blind geboren moest worden?" Het was natuurlijk, dat ook de kinderen aanmerkten: „ En deze blinde, grootvader! Was immers zoo geboren; hoe kon hij bet dan helpen?" - Grootvader. ,, Dac merkt gij to regt ann, Saartje! En dus ziet gij, dat de Apos- telen in 'c geheel niet vooraf bedacht moeten hebben, wat zij vraagden; want bet was onmogelijk, dat de blinde man zeif door eenige misdaad deze fl;raf zich op den hall gehaald zoude hebben, omdat hij van de geboorte of aan blind ge- weest was." - Uit dit autwoord fchijnt bet, alsof de Eerw. H o E x s r R A deze vraag enkel op wit losfen nit de onbe- dachtbeld der Apostelen; welke oplosfing ors minder nanne- melijk toefchijnt dan de gewone, volgens welke zij in bet denkbeeld londen van bet voorbell:aan der zielen, die, we- gens hare voorheen bedreven zonden, geloofd werden ge- plaatst to worden in ziekelijke of gebrekkige ligchamen, ont daarvoor to boeten. Misfchien heeft de Eerw. H O E R S T R A dit bedoeld, maar, als boven de vatbaarheid der kinderen, niet gebijzo;rderd, toen hij grootvader kort to voren zeggen deed: ,, De Leerlingen van onzen Heiland deden wel meer dwaze vragen, omdat zij nog niet beter wisten, en omdat zij over vele dingen dachten en fpraken, zoo als men toen ge- meenlijk dacht en fprak. Men geloofde toen vrij algemeen, dat blindheid, doofheid, en andere ongemakken, den men. fchen overkwamen, omdat zij of iemand van hun geflacht eene zware misdaad begaau had, en ons (onze) Lieve Heer, daardoor vertoornd, tot flraf hun zulk eene bezoeking toe- zond," enz. Dau, dit is, dunkt ons, niet klaar genoeg ont- wikkeld, om de vraag der Discipelen op to helderen, die wel bet gevolg was van een toen heerfchend dwaalbegrip, maar, onzes achtens , niet voortkwam uit eene losheid of on- bcdachtheid, welke wij ongaarne~ aan de Discipelen des Hee- ren zouden toefchrijveu. No GESCRIIDLPIIS VAN ILZUS. 541 Na de naauwkeurige lezing van dit boekje, hopen wij dan ook met den Schrijver, dat hetzelve in de Cbristelijke huis, gezinnen goede vruchten zal voortbrengen, die den naam van onzen Goddelijken Verlosfer vereeren. Wij wenfchen van bar- te, dat die hoop niet onvervuld blijve, de Schrijver door een gunitig onthaal van hetzelve zijnen arbeid beloond vinde, en sevens, overeenkomftig zijnen lust, aangemoedigd worde, om de Gefchiedenis der Apostelen, waartoe zijn Eerw. , onzes oor- deels, de vereischte bekwaamheid bezit, op gelijken trant to, behandelen. De Gevallen van Rudolf Reybridge, of Schetfen van heden. daagfche Karakters, Zeden, en wifze van Opvoeding. UIt bet Engelsch van w. L I N L E Y. Met Platen. Iffe Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo. 288 Bl. f 2 - 18 -: In hoe vele deelen bet levensberigt van dezen held nog zal worden voortgezet , words niet gemeld ; gelukkig is dit van geen groot belang, daar de roman van then goeden ftem- pel is, dat de lezer zich over een deel meer of min niet bezwaren zal. Het werk is in de ernflig-luinsige manier van F I E L D I N G; waaromtrent de vertaler een lezenswaardig woord laat voorafgaan : hij houdt deze gefchiedenis van Reybridge voor eene niet ougelukkige navolging van den fchrijftrant en de karakters, in den Tom Jones en andere romans van FIEL- DING voorkomende, en gewijzigd door hedendaagfche ze- den. den. C E R V ANTES was , zegt hij to regt, de vader van deze foort van verdichtingen, die ironie en luim met de aan- doenlijkfte voorvallen verbond. Slechts de Engelfchen kon- den, als hij, hun humour ook in hunne romans uitgieten; in den Tom Jones vindt men bet ware attifche zout, de ironie Van S 0 R R ATE S met de boert Van L U C I ANUS verbonden. R I C H A R D S O N fchreef reeds vroeger zijne ernflig -aandoen. lijke romans in 1,ieven; zijne manier fcheen gemakkelijker, en vond overal navolgers, hoewel de natuur fechts dcnen R I C II A R D s o N heeft voortgebragt. Onze voortreffelijke land- genooten , D E K E N en w o L F F, vereenigden de manier van R I C H A R D S O N met den geest van FIELDING: hare wer. ken blijven zeker klasfiek; dan zij bereiken echter niet de N n 3 droo- $42 W. LINLEY drooge humour, den Engelschmav misfchien bij uitfluiting el, gen. Nu kwam de trant van lrerther , Siegwart enz. in de mode ; A. L A F O N T A I N E heeft dezen verdrongen ; hij koos xich 3 T E R N E , den vader der aandoenlijk - luimige foort, Incest ten voorbeeld; zijn Zonderling alleen heeft meet van den Tom ,Tones. K N I G G E heefc welligt onder de Duitfche fchrijvers bet meest van FIELDING. -- Dusverre de verta- ler, die to regt meende, dat deze navolging van FIELDING ook den Nederlandfchen lezer thans bijzonder welkom zijn moest; daar, door de zoo Lang geflremde gemeenfchap met Engeland, de hedendaagfche zeden van dat belangrijk yolk ons bijna vreeind geworden zijn. Hij verdient ook voor zljnen welvolbragten arbeid allezins lof. Het zedelijk does geeft ons de fchrijver zelf op met p L A- T O'S uitfpraak: dat de regtvaardige door de Goden niet ver- laten wordt•, maar dat alles, wat hem overkomt, op zijn wel- zijn zal uitloopen in seven of in flerven. Hij fchetst bij zij- nen held eene reeks van ongevallen en teleurllellingen, die door een fchijnbaar hard noodlot op hem nederkomen, dock die ten flotte bevonden worden op zijn welzijn uit to loo- pen. Juist dat lijden moet middel zijn, om bet does van zijn geluk to bevorderen. Deze zedeleer wil hij geheel in de A- bel invlechten; want, zegt hij, de zedekunde van eenig ver- dicht verhaal dient zoo weinig mogelijk op den achtergrond geplaatst, en toch ook niet, zonder genocgzame aanleidiug, in algemeene, afgefletene voorfchriften gekleed to worden, Dit zal dan deze roman vooruit hebben boven zoo menig au- der zoogenoemd zedelijk verhaal; en in zoo verre dan ook verwacht hij gereeder zijn zedelijk doel to bereiken, -dan FIELDING door zijne meesterflukken, als zich de lezer doorgaans minder voelt opgewekt, om in gevallen en karak- ters, waarover hij gelagchen heeft, een zedelijk does op to Inerken. „ Bedenken wij deeds," dus eindigt bet voorbe. rigt, „ dat bet de hoogite graad van ongodsdien(tigheid is, onze zwakke begrippen van voegzaamheid en betamelijk, heid, die de uitkomst der dingen behoorde to hebben, voor= of vast to fellen, en dan aan bet hoogfte. beftuur van een plwetend God to twijfelen. Of zon bet kwaad alleen geduld worden om zijn zelfs wille? Dan zou bet eene eigenfchap in den Allerhoogflen zijn, onderfcheiden, of liever vlak flrijdig, Islet de Iiefde tot zijue fchepfelfn, welke wij Hem toch al- tijd CEVALLEN VAN REYBRIDGE. 543 tijd moeten toefchrijven. Waarom heeft zijne Voorzienigheid in de phyfseke wereld zoo wet aan tie bije haar voedfel, den zoeten honig, in bet minst bruikbare onkruid, als aan de fpin bet hare ('t welk wij vergif noemen) in de zoetfte bloemen gelegd? Uit alle kwaad, uit alle ellende, moet dus vroeger of later goed to voorfchijn komen; zelfs is de goedheid van den Almagtigen zoo groot, dat Hij ook verdiende ftraffen tot ons best doer uitloopen. , Fiet was een genadig vonnis," zegt de zinrij ke 'fchrijver van bet weekblad de LPereld, „ 't welk de Schepper tegen den mensch wegens zijne ongehoorzaam. heid uitfprak:.in bet zweet uws aanfchijns zult gij uw brood eten; want juist aan die ftraf is hij gezondheid, flerkte, en alle genoegens des levens verfchuldigd." Wij vermeenden zoo lang bij bet voorwerk to moeten- ver- wijlen, om onze lezers to doen opmerken, dat de roman, hun bier aangeboden, niet is van den gewonen ftempel; maar xekenen ons minder gehouden tot uitvoerigheid bij de opga. ve van bet opzet van dit werk en den inhoud van dit eer- fte deel. Rudolf Reybridge, wiens nog donkere afkomst zich eindelijk wel verder zal ophelderen, was bet nangenomen kind eener zeer deugdzame, nitmuntende, maar in wereld- fche zaken wat al to argeloQze, en in bet beoordeelen van menfchen wat al to toegevende en ligt bedrogene, bejaarde jonkvrouw; naar verftand en hart was 'hij een zeer uitmun. tend kind; een eerwaardig en zeer waardig vriend gaf hem voortreffelijk onderrigt, en vaste beginfelen. Dan, ongeluk- kig, en tegen zijn zin en gevoel, most hij al vroeg be- trekkingen aanknoopen met eenen eerloozen fchurk, die zich in bet vertrouwen indrong zijner brave voedftermoeder. Aan dezen gaf zij de gelden, die zij voor Karen kweekeling beftemde. Tot nog toe is Reybridge bet kind des ougeluks. Hij verloor op bet onverwachtst zijne we?doeniter, juist op bet oogenblik, dat zijn brave opvoeder van hem verwijderd was , en tot andere betrekkingen geroepen werd. Door hare befchikkingen was hij nu geheel in handen van den fchurk, die, en dit was bet minst, zijne gelden verdonkert en in-, flokt, en, hetgeen nog erger was, zich op allerlei wijze er op toelegde ow des jongelings deugdzaam karakter to ver- woesten; die daarenboven, door bet terughouden en ver- vreemden van de wederzijdfche brieven tusfchen hem en zija neat waardigeu opvoeder, den jongeling van de achting van N n 4 de- 544 W. L I N L E Y, GEVALLEN VAN REYIIRIDGE. dezen berooft, bet terugkeeren onmogelijk maakt, en hem tot wanhoop brengt. Net goede was intusfchen bij Reybrid ge to vast geworteld, dan dat hij, hoe misleid en verleid, cen deugniet worden kon. Wij eeren en beminnen hem we- derom, en behlagen hem hartelijk, dat hij, op de Iaagfte en huichelacht;gfte wijze bedrogen, zich nog grooten dank aan den fchurk verfchuldigd rekent, omdat dese hem voort- helpt naar de Qost-Indien, en, op de edelmoedigfte wijze, zoo als hij meent , in ftaat ftelt om daar zijne fortuin to be- proeven. Eindelijk is bet ons bijzonder teed, dat hij ook daar al dadelijk de dupe van eenen bedrieger wordt, en wij allle reden hebben om ce vreezen, dat wij hem fpoedig in armoede en de grootfte ongelegenheid zullen aantreffev. Ona treurig gevoel wordt echter aanmerkelijk verzacht door bet gangegeven zedelijk doel des romans, hetwelk ons eiudelijlt cue treffendfte oplosfing doet hopen. Zoo ver wij zien kun- nen, gnat de fchrijver regtflreeks of op dit zijn doel, en zul- lea wij aan bet einde des werks hem onzen ]of hartelijk gaarne kunnen geven. Als fchetfen, inmiddels, van de te- genwoordige karakters, zrden en wijze van opvoeding' bij de Engelfche natie, vonden wij tot nog toe niet veel, dat, als bijzonder nieuw en opmerkelijk, onze sandaeht trok. Tot nog toe fchijnt hec in E;1geland zoo al to zijn als voorheen, en zoo als bet zoo at gaac, behoudens hijzondere wijzigin. gen, in alle landen; men vindt overal goeden en kwaden. DL volgende deelen zullen ons misfchien meer bijzonderheden sangeven. - Hct fpreekt van zelve, dat wij dezen rowan gerust durven aanprijzen. Louize's genoegelijke urea op her Land. Door F. EII R E N- JS E R G, Hof- en Dotnprediker to Berlijn. Uit het Hoog-_ duitsch. Te Amjerdam, bij J, van der Hey. In gr, gvo, 158 BI- f 1-0-, De beminnelijke Louize prefenteert zich op bet titelvignet, in een bevallig gewaad, aan bet Publiek; dan denkelijk zon, der eenige bedoeling, want in geheel haar gefchrijf zien wij eenen goeden, zgchcen, vrouwelijken geest, zonder praal- zucht of aanmatiging. Dus zit zij nu hier in alle eer en on. fchuld; F. EHlPt4UE G, LOUIZE 0! HET LAND. 545 fchuld; en zal ook haar afbeeldfel, voor deze 11o11andfche vertaling althans, wel niet naar bet leven geteekend zijn. Nlaar geheel deze Louize is zonder aamn tigrng, want zij is een wezen van des Schrijvers verbeelding; evenwel onder on- ze lieve Hollandfche meisjes vindt men ligt meer dan den, dat dienen kan voor origineel, ell welligt is de afbeelding op den titel die van de Hollandfche vriendin der Ehrenbergfche fchriften, die, zeer in zijnen geest en toon ingedrongen, de negen-en-twintigie befpiegeling, ter vervolkomening van bet werkje, bier, van haar eigen maakfel, heeft ingevoegd. De befpiegelingen zijn 34 in getal, en van zoodanigen aard, dat zij allezins bet voorkomen hebben, de gevoelens to zijn van een meisje van eenen befchaafden geest, en van een voor de genoegens van natuur en godsdienst open en on- fchuldig hart, welks verbeelding door tooneel- en roman.lek- tuur Dog niet yerwrongen is, en dat, zonder de droomen van ddnige en algeheele gelukzaligheid door mlnnarij en hu- welijk, hare kommerlooze jeugd vrolijk en dankbaar geniet, en in en door hare genoegelijke eenzaamheid op bet ftille land, in den zomer, zichzelve, onwetende, op de beste wijze vormt voor alle waardige huisfelijke genietingen in de toe. komst. Wij wenfchen zeer, dat dit boekje eene aangename hand- leiding worde van onze lieve Jufferfchap, die den zomer doorbrengt op bet land, en dat bet hare ziel even rein en zacht en beminnelijk vormen of bewaren zal, als wij deze denkbeeldige Louize bier aantreffen. Deze opftellen dragen alzoo onze geheele goedkeuring weg; en, in ftede van de dorre lijst der opfchriften, of een meer uitvoerig affchrij- ven van een gedeelte van een of ander geheel, willen wij liever eene en andere korte periode opgeven, waaruit men den geest en bet hart van deze Louize, vertrouwen wij, genoegzaam kennen zal. ,, Voor zichzelven to leven, hoe heerlijk is ditl Men leeft inderdaad ook din eerst voor de menfchen, wanneer men voor zichzelven leeft. Hoe folterend, hoe doodelijk is bet voor verfland en hart, wanneer men voor de wereld leeft! Terwijl ik voor mijzelve leef, leef ik voor het fchoone, goede, en bet flille geluk des harte. Ik behoef Diets fclloon to noemen, dat Diet waarlijk fchoon is, en mag, zonder op bet oordeel der wereld to letten, voor alles mijn hart ope- N n 5 nen, 546 F. EHRENBERG nen, wat, door zijne betooverende fchoonheid, mijn harte aandoet en ftreelt. 1k behoef Wets to verbergen, noch mij- ne aandoeningen, noch mijne tranen. Over alles, vat mij omringt, heeft de fchoonheid haar bevallig waas verfpreid; overal tref ik haar in nieuwe gedaanten aan. Het is bet ge- bied der fchoonheid, waar ik woon en rondzwerf." „ Dikwerf heb ik gebeden met hooggaanden ernst en aan. drang, maar nooit zoo als dezen morgen. De morgeu was fchoon, enz. Nu moest ik Hem alles zeggen; ik moest mij- ne geheele ziel voor Hem uitfiorten; mijn ganfche hart moest ik voor Hem openleggen. lk moest tot Hem fpreken van de vreugde mijner jeugd; van de aangename lotgevallen, welke ik mij kon to binnen brengen; van die goede menfchen, waarmede Hij mij in kennis gebragt en vereenigd bad; van de verkwikkingen en bet genot, welke zij mij verfchaften; van de zoete gewaarwording mijns harte; van bet Teed en de fmart, die Hij mij toezond; van de ruwe wegen, waarop Hij mij geleid had; en ook daarvan, hoe mijn hart dik- wijls gefidderd en getreurd heeft, hoe Hij mij redde en uit: hielp, en alles heerlijk deed uitkomen; - van mijne dwalin- gen en misfappen, en van zijne barsnhartigheid, waardoor Hij mij vergiflenis fchonk, to regt wijzen wilde, genadig in liefde weder aannam, als ik vol berouw tot Hem kwam; van al bet fchoone en goede, dat ik bezit; van alles, wat fomtijds mijn hart bezwaart; van mijne hoop en wenfchen; van mijne zwakheid en mijne voornemens. Er beftond eene vertrouwelijkheid tusfchen mij en mijnen God, zoo als ik de- zelve nooit in de verkeering met eenig menfchelijk wezen ondervonden heb, enz. Wat is de kleine, ara,e wereldvreug- de, vergeleken met deze zaligheid ! En wereldvreugde zou mijn hart verdartelen, zoodat ik mij van U afkeerde, U vergat, deze zaligheid verbeurde?!" Het volgende is uit gezegde 29ite befpiegeling : ,, Flier flaan en groeijen wij, gelijk de druif, in onze koudere ge- westen, op uitheemfchen bodem; eons moeten wij worden overgeplant in beteren grond. Kom, mijne Henriette! flaan wij bet oog op dezen wijngaard; hoezeer, door zorg en op- pastiing gekweekt, kunnen nogtans deszelfs vruchten niet bo- gen op then geurvollen fmaak, welken zij in zuidelijker ilreken, in haar vaderland bezitten. Nogtans hij tiers en groeic ook hier, zoo goed hij kan; buiten vaderland zelfs wil hij zijn, wat hij door vreemde zorgworden kan; en niemand wraakt LOUIZE OP HET LAND. 547 wraakt zijnen trek naar de ftreken, waar h#j eigenlijk to huis is. 0! last ons ook. bier reeds- zijn, mat wij kunnen, en door de teederfte zorg des Hemels worden, wat wij in onze mate zijn kunnen l" Dit werkje is ontleend uit de Bilder des Lebens, en wordt als eene voorproeve aangeboden; zullende, zoo deze proe- ve fniaak vindc, gevolgd worden door bet overige van dat werk, en meer andere fchriften van dezen in Duitschland ge- liefkoosden Schrijver, wiens achting als Schri ver, voor de fchoone Sekfe vooral, aldaar wedijvert met die van EwA-LD, welke laatfle (volgens den Voorredenaar) meer op bet hart, terwiji de eerfle krachtiger op bet verfdand werkt; zoo ech- ter, dat beiden ook bet andere geenszins verwaarloozen. In- middels heeft ' de Uitgever reeds de vertaling van bet Gods- dien/lig Huisboek voor befchaafde Vrouwen, van dezen Schrij- ver, ter perfe gelegd, voor welks waarde, voor zoo veel des noods, ons de naam van den- EerW. v E R w r x , als Vertaler, borg is. Tijdwinst in ledige oogenblikken, of Mengelingen uit de beste Schrijvers verzameld, tot een Leesboek voor de Jeugd. , Te Middelburg, bij S. van 13enthem. 1816. In kd. 8va. 194. Bd. f :-I6-: Tijdwinst voor de jeugd kan dit werkje hier of daar wet zijn; en bet is goed, dat dit er flaat, want voor den volwasfenan, die reeds zoo bet een en ander gelezen heeft, is her tijd- veriies, daar voiflrekt site de kleene voorvallen, anekdoten enz., gelijk de titel ook reeds zegt; van elders zijn ontleeild; hoewel de bronnen niet zijn aangewezen, veel min de echt- heid der voorvallen geflaafd words. Vier gedlchtjes', echter, moeten wij, volgens her voorberigt, hiervan uitzonderen, -als welke de verzamelaar zelf vervaardigd heeft; en gaarne ga- ven wij aan dezelve eenigen lof, ter openlijke vergelding van de eere, der vaderlandfche maandwerken, en dds oolc bet onze, aangedaan, als welke, blijkens den inhoud, wet degelijk mede order de beste fchrijvers (zie den titel)' gere- kend werden-; dan, bet fmart oils, maar wij durven zelfs den grades comparatives bij dezen lof niet gebruiken, zoo ver is bet er van daan, dat wij den fuperlativus zouden mo- gen aanwenden; met andere woorden: zij zijn naauwelijks iniddelnsatig. In bet Meng. bl. 578. reg. io. flaat: Schotfche grijsklep- pen; lees; -- grijspaarden. 54 ANTWOORD OP DELI BRIEF ANTWOORD VAN DEN BEER CENSOR AAN DIN BEER INSPaC- TEUR VAN '1 GRAVENWEERT, OP DECZELPS BRIEF AAN DEN BEER REDACTRUR VAN DIT MAANDWERY, IN DATO 5 AUG. III6. Wei, Mijnheer VAN 'S GRAVENWEERT! war is dat voor een' Brief, dien Gij aan den Redacteur helit gefehreven, over de (dus genoemde) Recenfie van uw lets aan de Notarisfen TOE L A E R en B 0 N D T ! Dat had ik maar in her geheel Wet: verwacht, daar Gij weet, of, des noods, gemakkelijk kondt to weten komen, wie de Heer Cenfor was. In uw geval, wanneer ik mij die Recenfie zoo aaugetrokken had, was ik dien Heer Cenfor gaan fpreken, maar ik had Inij op den Re- dacteur Met boos gemaakt, en, in eenen onvoegzamen ffijl, hem en den Heer Cenfor zoo hard en zoo nijdig behandeld. Die zoo kaatst, moet den bal ook wear verwachten. Her ge- val ligt er dan toe; en ik zou bet al zeer onbeleefd noemen, wanneer ik uwen potfigen Brief, zoo vol van complimente,, en dankbetuigingen, onbeantwoord lief. Zoo boos ben ik niet. Ik zal dan antwoorden, en met U maar zoo war voort- praten; dan blijf ik in den coon van uwen Brief. Luister dan eens! Schrijf nooit weer op die wijze aan den Redacteur, en verg althans Wet, om foortgelijke Brieven in her Maandwerk to plaatfen. De Redacteur heeft, alleen om U to pleizieren, er cen plaatsje voor ingeruimd, maar, tot behoud van bet crediet van zijn werk, eene korce aanteekening er bijgevoegd, omdat de geachte Lezers bet anders kwalijk zouden nemen, dat dergelijke briefjes onder huime oogen kwamen. Dat moet Gij nooit wear doen, zonder eens vooraf geraadpleegd to hebben ; - en war is bet dan nog onbeleefd, den Redacteur to berispen, omdat hij , par uw oordeel, jets nicer verza- melt, dan wetenfchappelijke of kunstmatige onderwerpen. Zie, dat hadt Gij , die nu en dan wel eens een zoet en verplig- tend versje maakt, niet moeten doen. Blader, bij gelegen. heid, die Maandwerkjes door, en Gij zult bevinden, dat, van den aanvang af, daarin ook aangekondigd zijn Godgeleer- de, Regtsgeleerde, Genees- en Heelkundige, I-iistorifche, ja ook Politieke en andere werkjes en gefchriften, die wel eens een e VAN 10R. J. VAN 'S CRAfNWUIT. 549 eene zeer ftrenge cenfuur ondergingen, als de Schrijvers het vat a1 to bout maakten, of de menfchen knollen voor citroe- nen in de hand ftopten. Maar, mijn goede V A N 'S G R A V E N W E I R T! hoe komt Gij nu in het denkbeeld, dat ik uw Ietsje heb gerecenfeerd ? Dat is geheel mis ; want dais was voorzeker uw Procesver- baal met onaangeroerd gelaten, en zoudt Gij welligt gedacht hebben, dat ik hinderlijk wilde zijn aan de groote uitzig- ten, die Gij zegt to hebben. Ik protesteer dan bij deze wet expresfelijk, dat ik uw„ ondoorwrocht week van eenen enkeleft yacht" meedoogenloos zou hebben willen recenferen. Neen; ik heb uw Ietsje flechts gebruikt als een omflag voor bet wel- doorwrochte werk van twee Notarisfen, op welke Gij zoo verfchrikkelijk boos zijt. Begrijpt Gij het' nut Het is onaangenaam en moeijelijk, gelijk Gij wel zegt, van zichzelven to moeten fpreken,; men zegt meestal to veel of to weinig. Dat is wel waar; men zegt a1 ligt to veel. 1k had daarom wel gewenscht, dat Gij, in uw Ietsje en in uwen Brief, U met uzelven maar in 't geheel niet bemoeid hadt. Mijn Rector, bij wien ik het Latijn leerde, waar- fchuwde de jonge lieden er altijd voor. „ .Tongens! zeide „ hij , fpreekt neoit van uzelven, dan in den hoogflen nood. ,, Pocht nooit, als gij er Wet 'hij kunt voegen : DIT OF DAT , HER IK BELANGELOOS GEDAAN." Dat was een man zonder complimenten. Gij moest eens in zijn bijzijn gezegd hebben; uwe denkwijze finds het eer fle ochtendgloren onxer onafhanke- lijkheia' op geneegzame en verfchillende wijzen aan den dag ge- legd to hebben. Of hij U ook van de taart gegeven'had! Gij hack hem van flukje tot beetje moecen zeggen, wat Gij ge- daan hadt. Hij zou, omdat Gij zijnen ouden leerling (den Heer Cenfor) zoo fchamper bejegend hebt, U tot ftraffe daarvan opgelegd hebben, om op nienw to promoveren en een ander Disput to maken. Die Rector ging altijd iemand met looden fchoenen na. o! Met welk een genoegen las ik in uwen Brief, dat en- der de Mannen, die de roem van Nederland zijn, en in de hoogfte flaatsambten onze onfchatbare onafhankelilkheid hand: haven, gedeclareerde vijanden zijn van het middel van de Registratie. Dit wist ik ook wel : maar het ftreelde mij zoo, dit nit uwen eigen mond to hooren. Dar ebt ge bon op. Maar dat die Manneu met U daarover in correspondentie zon- den 550 ANTWOORD OP Dh14 DRISt{ den zijn, seloof ik, dat, zonder nader bewijs, een beetle grootfpraak is. Uw iniferabel fetsjc en bet gefnap van ande- ren kan die Mannen voorzeker niet overtuigd hebben.. Ik zeg er dus van hetzelfde, als van de extra-tijding, die Gij op bet einde van uwen Brief mij mededeelt: dit apes ver- dient nadere confrrmatie. Vlei er a waarlijk niet mede. bat Franfche Regis tratie-onkruid words zeker uitgeroeid. Het Gouvernetnent. heeft er zich to ftellig over verklaard. Prant van , dat leelijke ding dan mnar niet meer, en breng zulke ongerijmde tijdingen niet in omloop. Geloof toe's alles maar Zoo niet. Wie, mijn goede VAN'S GRAVENWEERT! heeft U toch op de tnouw gefpeld, dat de Notarisfen in de Zui. delijke,Provincien veer de Registratie sullen ijveren, en onze Zegel-ordonnantien als wangedrogten durven hefchouwen? Ver- flandige Mannen, die ondervinding hebben, zullen dit niet doen. Lees daarover eens de Recenfie van den Brief des Heeren C O H E N. 'c Geen daarin gezegd words, is wel waar. Als Gij, in plaatfe van den I-leer Cenfor aan to randen, hem eens een vriendfchappelijk bezoek gegeven hadc, zou hij U ook vriendelijk ontvangen, en er U zaii veel van verteld hebben! Gij fpreekt al verder van eene re,tbank, waarin partij zelve, regter is. Zoo Gij gelijk hebt, dan zeg ik niet al- leen met U: bet is fchrikkelijk; maar ik voeg er bij : bet is afgrijfelijk, het is allerijsfelijkst, bet is om van to beven. - Laat mij een oogenblik bedarenl - - Nu dan; dat hebt Gij wezenlijk niet regc begrepen. Ik zal bet U eens uitleg- gen. De Notarisfen T 0 E L A E it en B O N D T noemde iii he- vgegde regters; dat wil nu eigenlijk zeggen: die Heeren (*) geven .zulke goede, beflisfende en overtuigende redenen van bun gevoelen, dar, er niet meer tegen to praten, to Ichrij- ven of to haspelen valt. Het konrt bier inderdaad aan op waarheid-en gezond verJland. De politieke leer, die Gij er op laat volgen, kenmerkt eene zees bekrompen ffaatkuede. Elk (*) De Heer V A N 'S G R A V E N W E E R T noemt de Notarisfen Pu- blieke Beambten, even slsof die ook 's Lands loontrekkende Dleoaars waxen. Zij zijn vrij en onafhankelijk. Zij zrjn juist de bevoegde be- oordeelears, door de d.gelijkfche ondervinding. Zij zien, welke nadee- lige gevolgen de Registratie heefr. Niemand kan er beter en onpartijdl- ger over oordeelen. VAN MR. J. VAN 'S GRAVENWEERT. 551 Elk weigeregeld Gouvernement moet en wit, wet degelijk, ztjn voorgelicht. Her onze inzonderheidd, hetwelk de vrij- heid van fpreken en fchrijven waardeert, ziet (dit verzeker ik U) met genoegen, dat men wit en durft fpreken, en rond- nit en onbewimpeld zegt, dat een Franfche geest kwaad doer, en Franfche caprices onverdragelijk zijn. De Nederlanders kun- nen uit eigen oogen zien. Ons Land levert knappe koppen genoeg. De Naburen waren, weleer, jaloersch over onze in. rigtingen. Het flaat maar aan ons, ze wederom jaloersch to maken. Wij moeten van' al de kronkel- en flingerpaadjes van bet Franfche Doolhof niets weten. Zij kunnen goed zijn voor de Franfchen: voor ons zijn ze bet zeker niet. Zij beroeren ons gemoed, bederven onze zeden, en verwijderen de Inge- zetenen van bet Gouvernement. Onze Nederlandfche Tuin, daarentegen, is vol van allerlei liefelijke bloemen, waarvan men de fchoonfte ruikertjes maken kan. Dit heb ik altijd ge. zegd en gefchreven, zoo dikwerf ik geraadpleegd ben; want ik bemin mijn Vaderland, en haat alle vreemde imitatie. Hier had ik nu de pen neergelegd: maar Gij hebt U nog eene leelijke en onvoorzigtige uitdrukking laten ontvallen, die ik wet, om een lief ding, wilde, dat Gij Diet op bet papier gezet hadt. Die uitdrukking heeft mij boos gemaakt. Bet is tech, [leer Cenfor! zegt Gij, aan ons, die vddr twin- tig jaren wezenlijk den paplepel nog in den mond hadden, -- eene hoedanigheid, welke ons ten minjle niet fchuldig maakt aan de inhaling Van HET TROJAANSCHE PAARD,--Diet to wij- ten; MAAR AAN HEN ALLEEN, DIE Foei, foei! dat is leelijk in den mond van iemand, die alles van hooren zeggen heeft. Dat is 's Konings voetfpoor- noch de wetten van her Christendom gevolgd. En war beteekenen die titteltjes? Daar- van houde ik maar in 't geheel niet. Noem de dingen bij hunnen naam , of zwijg er van, als bet kwaad doet. Ik heb nooit eenig vreemd Dier ingehaald : maar ik . kan toch Wet verdragen bet 'renovare dolorem. Hoor eens, Mr. J. VAN 'S G R A V E N W E E R T! fpreek nooit wear van het Trojaanfc/te Paard. Wij, Geleerden, kunnen onder elkander volltaan, met to zeggen: dat is breeder to lezen bij [lomerus, Pirgilius, Ovidius enz.: maar alle menfchen laten zich met die exceptie niet affchepen. Zij willen weten, wat er mede bedocid wordt,, en wanneer dat Trojaanfche Paard is ingehaald. Dan zitten wij bitter met de banden in het haar, omdat het dan gait op een 552 ANTWOOkD OP DEN BRIEF VAN MR. j. VAN'S GRAVENNEERT, een disputeren. De een zegt: die gefchiedenis is 29 d 3s jaren geleden voorgevallen. Neen, zegt een ander : bet is 21 jaren geleden gebeurd. Ben derde fpreekt weir van 6 jaren; in anno fcilicet, quo fete impleto Specimen tuum juridicum inaugurale: de A?orte Civili, DEDICASTI ferenisfmo, celfrsfim ,m, Prineipi, imperil Gallici efrchithef;urario, Placenthe duci, invictisfmi imperatoris ac regis nomine res Hollandicas geren- Ii, et scgIPSisTI: quarum (Gallic: conflitutionum legumque) fub auspiciis ut etiam nostrr Regienes floreant et fceleratorum eoetus exfirpentur, a Coelesti Nnsnine etiam atque etiam pre- cor; nee non ad defendendum PROPOSUISTI: bonorum, prop. tet crimen Majestatis aut Perduellionis, confiscatio, Lege Poe- nali Gallica prudentisfsme (tyrarnedis gratia) conjfituitur. - Tantum. En waar moet bet dan nu been? Hoor eens, Brief- fchrijver! fpreek nooit weder van het Trojaanfche Paard. Die dat doer, moet zijne ooren kunnen fchudden, dat ze klappen. Laat daarom de liefhebbers en ftrikkers en kwik- kers van vreemde Paarden rusten, en verbliid U liever met mij , dat de dappere Zoon van Neerlands geliefden Vorst bet laatfte Paard, hetwelk toch maar een kwaadaardige Hengst was, in zijn' draf gefluit heeft, en bet zoo heeft helpen dresferen, dat dat Beest is naar zee gerend, en in een ander werelddeel, nu wel voor altijd, op flal flaat. Wij mooten geen Paarden van vreemd ras hebben. Inlandsch goed is on. eindig beter. Meer wil ik er maar niet van zeggen. Ten flotte, vddr wij foheiden, moet ik U-nog een' dubbelen raad geven. Wacht U, om immer we& to fchrijven in den toon, als Gij in den Brief aan den Redacteur U veroorloofd hebt. Dat voegt niet aan uwe jaren. Zijt voorts, als Gij eens weer fchrijft, voorzigtig in uwe uitdrukkingen; want Gij kunt immers niet vergen, dat men U altijd fnappen last! Gij hebt wat al to veel verbeelding van uzelven. Omdat de Notarisfen T o E L A E R en B O N D T op al bet geblaf en ge- kef niet meer antwoorden willen, meent Gij, dat uw klaauw wet zosnder pijnlijke aandoening gevoeld is. o, Mijnheer VAN 's G R A V E N W E E R T l Gij flaat den bat zoo deerlijk mis. Vraag bet die Heeren maar eens bij gelegenheid. Poor bet tegenwoordige hebben wij, geloof ik, afgedaan. Vaarwel dan, tot welrziens, zoo Gij zulks verkiest; doch niet meer to de- zer plaatfe. Amfierelam, (2. N: den 5 Sept. 1316. BOEKBESCHOUWING. Leerredenen , door w 1 L H E t i B R o z a , Predikant to AmJerd_ am. IIIde en laatfle Dccl. In 's Gravenha• ge, bij J. Allart. 1815. In gr. SvO. 40o BI. f 3- 12 De ]erw. B R o a s geeft in de voortede tot denen derden en laatften bundel zijner Leerredenen voldoende gronden op , waarom bet zoo lang geduurd heeft , eet dezelve in bet licht verfcheen. Bij.gelegenheid van do beoordeeling der twee vorige bundels genoeg gezegd hebbende over ilandpunt, geest en form der Leerren denen van B R o E S in 't algemeen, en dezelve, daar bet publiek de eertlen reeds jaren lang heeft in handers gehad, ook hierdoor genoegzaam bekend zijnde, zul- len wij ons bijzonder bepalen bij die, welke wij in dit deel voor ons hebben, dezelve doorloopende met die achting, welke wij den waardigen Kerkredenaar fchul- dig zijn, en, terwijl vroegere lof nieuwen grond zal vinden, hier en daar onze befcheidene, maar vrijmoee dige aanmerkingen naar onze overtuiging maken. De title Leerrede is de Intre8predikatie, met wellce de Eerw. B R 0 E S 4eszelfs dienst bij de gemeente to Zutphen aanvaardde, en heeft ten onderwerp : het hoo- ge en uitfluitende gezag der Christelijke openbaritg; naar Matth. XVII: 5e. , uit welke twee woorden : , hoort hem!" in verband met de, aldaar vermelde, verheer- lijking op den berg befchouwd, deze zaak zeer fchoon wordt afgeleid. Eerst wordt de tekst verklaard, en dan overgegaait tot de overweging van de leer, die in denzelven is very vat. Natuurlijk wordt bij de tekstverklaring de groote gebeurtenis vermeld, ter golegenheid van welke de ileum 'nit den hemel ten aanzien van Jezus bet bevel gaf: „ hoort hem!" -- Van deze gebeurtenis is, naar ona BOEKAESC1i. 1816. NO. 13. 0 0 gear 554 Iv. BROES gevoel, niet genoeg partij getrokken. Net verband, waarin dezelve met Jezus lijden bepaaldelijk flond, is to - kort !ran( ewezen. Schoon het gezegde waar en des noods voldvende is, de zaak hadden wij gaarne wat breeder aangetoond gezien. Wij geven den Eerw. Schrij- ver in bedenking, of niet deze verheerlijking voorname- lijk ten doel had, de Apostelen van de denkbeelden eener aardfche grootheid, welke zij bij Jezus verwacht ten, a€ to brengen, en op de hemelfche oplettend to ma- ken, die juist op cene zoo gebeel andere wijze dan acrd- fche majesteit, namelijk door dat lijden moest verkre- gen worden, dat,de leerlingen volftrekt niet met de waardigheid van den Mesfias moisten overeen to bren- gen. Tot dit einde kwamen Mozes en Elias, en juist deze, to pas. Mozes was niet alleen de grondvester van den Israelitifchen flaat, Elias niec alleen op eenen „ donderwagen" (*) ten hemel gevoerd; maar beide waren mannen, die om den dienst van den waren God ontzettend veel hadden uitgeflaan, die to fpreken wis- ten over bet verband, waarin lijden om der waarheid wille met den Godsdienst en de eeuwige zaligheid flaat. Zij waren de, vooral in hunnen verheerlijkten ftaat voltooide, kenners van den geest en de ftrekking van den Joodfchen . Godsdienst , en bijzonder bevoegd om jezus to begroeten als den genen, die door zijia lijden zou voleindigen, wat zij begonnen hadden. Hun wooed had credriet bij de Apostelen. De heerlijkheid, die hen thans omflraalde, gevoegd bij hetgeen zij, aangaande Jezus beflemming, van mannen als Mozes en Elias ~hoorden, moet een gevoel in lien hebben opgewekt, dergelijk zij nog niet ondervonden, en waarvoor zij geene woorden hadden, welks natuur zij ook niet be- vroedden, weshalve zij meenden, dat bet op aardfche wij• (*) Mar dit woord in de vertaling des Bijbels niet Nat, heeft het den fchijn, alsof het, om des klanks wille, door den Eerw. -B R o E s gekozen ware. Ln%gatDVMN. 5gs wljze koil verlengd worden door bet bouwen van ta,. bernakelen. Het kwam ons voor tegen de natuur van dit nameloos gevoel to ftrijden, dat wij bier eene be• fchrijving van hetzelve in vooronderitelde bijzonderhe., den vonden, to meer, daar bet geheele tooneel, van eenen volftrekt geestelijken aard, en bet werk waarfchijn,. lijk van een enkel oogenblik, door elke ontledende beg fchrijving eenen trageren , indruk. veritorenden gang ill de verbeelding van den lezer zal nemen. Bij de opgave van bet oogmerk deter verfchijning ten anzien van Jezus zelven, fchijnt de Zaligmaker ons in een to klein-menfcbelijk licht to zijn voorgefteld, en z'alks to meer, daar de ware grond, waarop de be.. voegdheid van Mozes en Elias tot dit onderhoud met herb rust, gelijk wij zoo even reeds:,aanmerkten, niet genoeg uitkomt. De opneming van Eli-as ten bemal, in een onweder, was wel bet gevoig van den heerlij. ken arbeid dezes Profeets, .rnaar kon bij Jezus nooit hoofdzaak zijn. Wat hieromtrent verder zou moetef aangemerkt worden, is reeds gezegd. Maar voorts is de Zaligmaker, naar ons gevoel, wat to zeer afhanke- lijk gefteld van den troost en de bemoediging, welke Mozes en Elias hem zouden toedeelen. Hij, toch, had wel andere bronnen. Hij was reeds, bij zijnen doop, voor den Zoou van God verklaard, kende zijn werk, en was bereid, bet op zich to nemen. En wat aangaat 'die onderfteuning, welk e zelfs de hoogite mensch, we. gens de tegenkanting van deszelfs zinnelijk geftel tegen -zwaar lijden, noodig heeft, deze ontving Jezus eerst in Gethfemand door de verfchijning van eenen Engel, Wij zouden zeggen, dat deze verheerlijking op den berg enkel om der leerlingen en hunner toekomttige prediking wille door God zij verordend. Port, mnaar zakelijk, wordt nu deze laatie bedoeling door den Leer: gar opgegeven en gettaafd. Om tot zijn hoofddoel, de aanwijzing van bet hoop en uitfluitende gezag der Christelijke openbaring, to 'Jw.M=, otnfchrijft de, Redenaar de tekstwoordent O .o z s, poor 556 W. r1 R O E S „ hoort hem ! " zeer treffend aldus : hoort hem boven alle Leeraars en Profeten; hoort hem met geheele on- derwerping en den diepften eerbied ! - De taak zelve words Leer geleidelijk afgewerkt. De 22fte Leerrede betoogt degepastheidenwaarfchijn. dijkheid der wonderbedrijven, welke de gefchiedinis aan _?ezus toekent, uit het verband, waarin.zij flaan met den grooten opgang, welken hij onder zijn yolk genaaakt 'heeft. JO. XI: 47-48g- is de tekst. De-Leeraar wijst aan, dat de wonderen van den Heiland de duidelijke f1rekking hadden, om de fchare tot bet geloof aan hens to leiden ; dat zij dit doel bereikt , ja dat zij meer dan andere middelen tot dit oogmerk hebben medegewerkt. Dat zij meer dan andere middelen hebben medegewerkt om, bet geloof aan Jezus to doen ontilaan, willen wij gaarne erkennen:: maar bet ware, op den duur wer- kende geloof aan Jezus fteunt op andere gronden, - op een hartelijk gevoel aangaande, en helder doorzigt in de goddelijkheid van zijne openbaring en zijn karak- ter. Dit bewijst de Evangelifche gefchiedenis even zoo goed als datgeen, wat de Redenaar hier betoogt; en ons komt voor, dat bet van belang geweest ware, dit aan to merken. Immers , wat werkten de teekenen nog uit bij de genen, die niet gelooven wilden ? Zij fchre- ven ze nan den Duivel toe. Jezus wil nooit een, teeken doen , wanneer onheiligheid dat begeert. JO. II: 24. betrouwde hij zich niet toe aan de genen, die, om*zij- ne teekenen, in zijnen naam geloofden. Nicodemus geloofde ook om de teekenen; maar Jezus zegt hem ten zij dat iemand wederom geboren worde, zoo kan hij hat Koningrijk Gods niet zien. En door alle tijden been, en nog: wie tot bet geloof ongereigd is door waanwijsheid of zinnelijkheid , zal aan bet onderzoek van de waarheid der, wonderen niet Lens toekomen. Het eene doende, behoort men bet andere niet na to laten. De waarheid en kracht der wonderen betoogen- de, moest men niet vergeten, tevens to wijzen op den grooten geest van bet Evangelie, die, bij eenige nade- re t!ERitEDMI . 557 re, kennis, niet zal nalaten, bet tot geloof genegen hart met kracht aan to grijpen en to overtuigen -want ook bier, gelijk bij de wonderen,komt bet op de voor- afgaande vatbaarheid of onvatbaarheid van hart aan -- terwijl toch, ook no, een geloof, dat enkel op dewon. deren leunt, zonder dat bet hart doordrongen wordt van den geest des Evangelies , waarlijk niet veel tietee- kent. Joannes de Dooper deed geene wonderen. De Eerw. M R o E s fchrijft den invloed van dezen Godsgezatit aan deszelfs ernftigen toon en ftrenge levenswijze toe , maar durft niet even zoo veel aan bet deftige en innemend minzame gelaat van den Heiland toekennen, vermits bet twijfelachtig is, of wel, daar hij in bet gewone ge- tvaad, naar de gewone levenswijze, etende en drinken. de, onder de menfchen verkeerde, zijn voorkomen ge- fchikt was, om op het yolk eenen zoo ttetken indruk to waken, als zijn voorganger. 11-laar wat zegt Jezua zelf, Matth. XI: is--iy. „ Joannes is gekomen, noch etende, noch drinkende, en zij zeggen : ,hij heeft den duivel. De zone des menfchen is gekomen, etende en drinkende, en zij zeggen : ziedaar een meni'che, die een vraat en wijnzuiper,is,enz.," en vs. 0 en 17, hebben~ toch wel kennelijk den zin : bet voorkomen en de leer. wijze van den' Leeraar kunnen niet ten goede werken, wanneer er geene leergierigheid is. Behalve dit -- zegt de Leeraar verder -- ftonden Jo- annes en zijn opvolger op verre na niet gelijk, ten aanzien van den last, welken zij to vervullen hadden. Jezus vond eene nieuwe leer to verkondigen, en moest bet vooroordeel regtfhreeks tegengaan: Met alzoo Joan- nes. De voorganger kon, ten aanzien zijner getuige- nisfen, heenwijzen naar .de'vervulling, die zich wel- haast in zijnen opvolger vertoonen zou; dergelijk een beroep op eene, digt bij gelegene, uitkomst v'ond de- ze niet. -- Wij moeten den Eerw. B x o E s in beden. king geven, of niet Joannes eigenlijk meer regtftreeks cene nieuwe leer verkondigde, en vooroordeelen aan- 0 o g taste 558 w. nizoES tastte, dan Jezus, die met `aile zachtzinnige w1jaheid en voorzigtigheid werkte , geene wet en Profeten wilds dntbinden, maar den re-ten geest er van aanwijzen - terwijl Joannes, Pharizeea en Sadduceen adderenge- broedCels, voorwerpen van den toekomenden toornnoe- mende, zoo wel als Jezus bet wee over Schriftgeleer- den en Pharizeen uitriep , en flcraks bet vooroordeel :lice zij genoeg, Abraham tot eenenn vader to hebben, met voile kracht aangrijpt. En hoe vele fporen vinden wij diet van bet groote aanzien, dat Joannes onder bet yolk liad, en dat zij, op ?oannes prediking afgaande, in Je- zits geloofden ? Op z jn gezag verlieten fommige zijner leerlingen hem, en gingen tot Jezus, nog eer deze eenig wonder gedaan had. Wat, eindelijk, de vervul- ling aangaat, op welke Joannes zich beroepen kon, die was waarlijk oak niet aanilonds zoo duidelijk , blij- keng de vraag -- dezelve zij nu voorts gedaan ten goe- de van wien zij wille -: zijt gij de gene, die komett zoude, of verwachten wij eenen anderen? Het laatfl:e deel der toepasfing kwam , naar ons ge- Voel, zeer zonderling bij deze preek. Er is wel overgang gezocht en gevonden; maar bet komt voor als een bij- hangfel, dat met de preek of niet to doen heeft, of be- ter bij gene van geheel anderen inhaud dan deze zoude gepast hebben. De 23fte Leerrede, over Matth. VIII: 24-27, be- zigt bet wonderdadige in bet bedaren van den ftorm op zee tot tegenfpraak van hen, die de wonderen zoeken wq to redeneren, en vermaant tot Christeljke gela. .itenheid. De iform op zee wordt nog al uitvoerig gefchilderd, Wat kan er niet al gezegd worden over bet fchilderen op den predikfloel, dat zoo vaak misbruikt wordt ? Maar inzonderheid teeder is bet punt, rakende de fchil- deraehtige uitbreiding van eenig gewijd verhaal. De Evangelisten verhalen eenvoudig, en hun eenvoudig verhaal treft ons; waarom laten wij dan, bij de be- handeling, deze verhalen derzelver eenvoudigheid niet be- LE$RREDE! EN. 559 behouden.? Dit fhtit de verklarende uitbreiding echter niet uit. Willen wij ze ver&aaijen? waartoe dit? Maar niet alle gevallen, niet alle verhalen, niet alle predikers, niet alle hoorders zijn eenerlei. Stel, dat wij• dit willen en mogen : o, hoe ligt, hoe vtrbazend ligt lijdt bet verhaal door onze fchildering ! De bedenkingen van de tegenitanders der wonderem,, tegen bet wonderdadige in bet onderhavig verhaal, wor- den meesterlijk beantwoord. Den toon, echter, waar- op bet gefchiedt, weten wij niet beter to noemen, dan: tergend-fatyriek; hij mag dus goed zijn in een twist- fchrift., wanneer men reden meent to hebben, met sneer dan met de fimpele waarheid to werken, maar is niet voor den kanfel, op welken hij ftrekken kan om fommigen to vermaken, niet om iemand teftichten. Bij de opgaaf van de bedoeling dezes wonders ver- fchijnt de Zaligmaker, naar ons gevoel, weder in cen verkleinend ooggpunt. Neen ! zulke opbeuringen had hij niet noodig, die nimmer zijne eere zocht. Hij had wel andere. Hij had eene fpijs , waarvan zinnelijken geen denkbeeld hebben; bet doers van den wil zijns Vaders, reeds op zichzelve , afgefcheiden van alle gevolgen : en bet loon, dat buiten dit zijns waardig was, beftond dan in hat bier en da;r welflagen, reeds nu , en in 't vooruitzien van de eeuwige gevolgen. Wij kunnen ons den Zoon van God niet voorftellen, als to zijner op- beuring eens gelegenheid noodig hebbende, om door een wonder zijne magt to toonen, en den lof des yolks to ontvangen. Voor de leerlingen en bet yolk had dit, gelijk alle wonderen van Jezus, allezins groote nuttig- heid. Jezus deed dezelve daarom, wanneer en zoo als zij to pas kwamen in den natuurlijken loop der dingen; zijn hoofdoogmerk_was liefderijke hulp, en wij hebben niet noodig eene vooraf bepaalde fchikking daaromtrent angstvallig op te zoeken. Overheerlv_k en met meesterlijke welfprekendheid fchetst bet derde deel dezer Leerrede de natuur en de voordeelen der gelatenhe.id in tegenfpoeden, en Jezus, O o 4 fla- $60 W. nRo!s flapende in den florm op zee, wordt tot cone zinne, prent dezer gelatenheid genomen. Wij hebben met warme achting in den Eerw. B R o E s den man gezien, die ook dit gebruik -- zeker een der nuttigfte en waar- digfte -- van de' bijbelfche verhalen weet to maken. De 44fte Leerrede handhaaft de Evangelifche berig- ten aangaande,7ezus karakter en wonderbedrijven, tegen de bedenking, die,, uit de verwerping van hem door ve- lsn. zijner tijdgenooten, wordt afgeleid. Tekst, Marc. Ill: sa. ~ Kort en fehoon wordt hot verhaalde voor- gefteld, en 'zeer juist onderfcheiden, dat hier geen be- rigt, maar een oordeel is ; en in het tweede deel vin- den wij een juist en waardig voorflel van de nadeelige befluiten, die uit dit oordeel der Pharizeen zouden kun- nen afgeleid worden, maar die door hot onderfcheiden, tusfchen meening of 'oordeelvelling en historisch berigt gereedelijk worden ontzenuwd. Beide, met derzelver kenbaar in den Bijbel doorflralende eigenfehappen , naast elkander gefteld, doen hier alles af. Hierbij komt, dat bet wonder door de Pharizeen niet ontkend, maar aan cene verkeerde oorzaak, working des Duivels, wordt toegefchreven, waardoor zij tevens, wanneer dezemee- ning kan wederlegd worden, geliik zij kan en words, tegen dank ]let wonder erkennep, dewijl zij de daad bo- vennatuurlijk noemen. Ilet derde deel der Leerrede bevat eene aanwijzing, hoe omzigtig men zich to ge- dragen hebbe bij hot overnemen van eens anders evoe- len, vooral in zaken van den Godsdicnst. Er wordt, en met rep, aangeraden, het nadeelige oordeel aan- gaande den Godsdienst altijd to wantrouwen; dus het- zelve van nabii to bezien, enz. In bet dcrde fink de- zes deels wordti geleerd, dat ,wij, integendeel, wan- neer er over onszelven geoordeeld vordt, hot gunflige gevoelen maeten wantrouwen. De bijvoeging van dit fluk komt ons voor de eenheid van hot onderwerp to vernietigen. Schoon in 't voorbijgaan wel is opgegeven, nit wel- U bronnen de tegenfVraak tegert den Qodsdienst voort, vloeit a 2EERREDENEN. S6I rrloeit, hadden wij echter, omdat bet hier juist de plaats daartoe was, den Redenaar gaarne wat meer b-- zonder zien_ flilflaarl bij de onreinheid van hart, die den weg ter overtuiging alzoo toefluit , dat de onreine zich- zelven diets maakt, niet to zien, wat hij ziet, zoodat itij niet, als 't ware, tot zichzelven zegt : dit of dat is wel zoo; ban ik wil het zoo niet befchouwen - maar zich ten voile overtuigd houdt, dat het zoo is, gelijk hij het befchouwt. Deze is de flaat van uiterfte ver- floktheid, voor welke , gelijk voor bet lasteren van Je- zus wonderen, als zonde tegen den H. Geest, geene hulp meer is. Het doen van Gods wil, zegt Jezus -zelf, geeft overtuiging aangaande de goddelijkheid van zijne leer; het tegendeel verwijdert van deze overtui- ging. - Waarom nu niet gewaarfchuwd tegen deze on- reinheid , als iets , dat den mensch eindelijk voor alle overtuiging onvatbaar maakt, alzoo dat ook de wonde. ren van Jezus deze niet meer kunnen to weeg bren- gen. Zulk een voorflel zou menigeen' tot zelfonderzoek en zelfkennis kunneu brengen, en leerzaam uitfluitfet geven aangaande het ongeloof, dat er in de wereld is, zoodat de menigvuldigheid van hetzelve geene twijfelin. gen tegen den Godsdienst zou kunnenbaren. Devraag, bij twijfelingen , blijft toch altijd deze : wenscht gij , dat het waar mogt zijn,wat gij in twijfel trekt,of niet?-- zoo ja, dan kunt gij geholpen worden; zoo neen, dan , ligt de grond der twijfeling of des ongeloofs in uwe on- reinheid, en geen betoog, geene wonderteekenen zul- len u overtuigen, zoo lang deze grond aanwezig is. De 2511e Leerrede,, naar Hand. VI: 7b, toont den hemelfchen oorprong en de voortrefelijkheid des Evan- geliums, ter gepaster uur in bet licht gejield door de be- keering van eene groote fchaar vijandige Priesters. De- ze preek is geleidelijk en fchoon. Menschkundig en godsdienflig worden de middelen opgegeven, door wel- ke God het hart dezer Priesteren kan getroffenhebben, en zijne genadekracht aan hen bewezen. Alle dweeperij words door deze opgaaf de weg afgefneden; de midde- 0 0 5 lea 5061 w. B R O E S, LEERREDENEN. len worden als natuurlijk, en 's menfchen medewerking als noodzakelijk kenbaar. Minder beviel ons de vast- itelling eener reden, waarom deze Priesters niet een of twee jaren vroeger bekeerd waren; namelijk: dan zou Christus niet gekruist, en het groote Godsontwerp ten aanzien van onze heritelling niet zijn tot hand ge= komen. Nag dit gelden van eene fchare Priesters, dan ook van alien; en wij zouden niet sneer mogen itellen, dat Christus lijden en fterven moest, omdat de menfchen zoo waren; maar dat de menfchen, in 't bijzonder de Joden, zoo Madden moeten zijn, opdat Christus .ge- kruist zoude worden. De logisch - denkende n It 0 E S gevoelt zelf, welke onb eftaanbare gevolgtrekkingen hier- nit zouden voortvloeijen. (Het vervolg hierna.) Leerredenen van L. W. V A N D E R W E I D E, in leven Predikant to Dokkum. Te Utrecht, bij J. G. van Terveen. 1815. In gr. 8vo. a44 Bl. f a-:-: Een bundel Leerredenen, waarvan wij in de nieuws- papieren meenen gezien to hebben, dat deze eerfte druk reeds is uitverkoeht, en die inderdaad een zoo gunflig onthaal overwaardig is. De Eerw. A D R IAN I, des vverledenen Schoonvader en Ambtgenoot, heeft deze uitgave (door Ds. m u N T I N c, to [Tageningen , bezorgd) vooraf doen gaan door een kort, maar belangrijk le- vensberigt, waaruit wij den to vroeg geftorvenen VAN 3) E R W E I D E leeren kennen als een uitmuntend Chris. tenleeraar en een regt beminnelijk mensch, die hoofd en hart op de regte plaats had, en nog Been der- ltig jaren oud, helaas ! der vaderlandfche Kerke ont- rukt werd. Dit levensberigt, hoe vereerend ook voor den overledenen, heeft aliezins het kenmerk van een- tvoudige waarheid. De onderwerpen der voortreffelijke Leerredenen zijn: Het oordeel van ,7ezias over het getal der L. W. V A N D E R W E I D E, LETRREDENEN. 563 tier genen, dia zalig worden. Matt. VII: 13, 14. -- De onzekerheid van den tijd onzes doods. Gen. XXVII: sb. -- Bet geloof aan God. Pf. XIV: is. - De nuttig- heid des eenzamen gebeds. Matt. VI: 6a. r-- De aard. der wedergeboorte. Jo. III: 3. - De noodzakelijkheid eener ware godsdienfligheid in onze huisgezinnen. Jo13 XXIV: 15b. - Over de droefheid ten aanzien van de ondeugden onzer medemenfchen. Pf. CXIX: 136.. -- De behoorlijke waardering van bet leven. Job X: is..4an- prijzing van bet gebed in lijden. Jac. V: 13a. -- Het nut van flapelooze nachten. Esth. VI: i. -- Over Gods grootheid. Pf. CXLV: 3. -Nabetrachting op het Avond. maal. Hand. II: 46, 47. Het wezenlijk onopgefmukte eenvoudige, bet echte voelbaar Christelijke der zede- leer, bet treffend en overtuigend fpreken door bet ver- fland tot bet hart , - zou dit bet zijn ? of is bet bet gevbel, dat zieb ons onwederflaanbaar opdringt: de man fpreekt nit innerlijke overtuiging, en leeft zoo als hij leert, hetgeen ons in deze Leerredenen zoo bijzonder bekoort? Voor bet minst, zeker weemoedig gevoel, over bet zoo fpoedig wegbloeijen eener zoo heerlijk veel belovende plant , we6rhoudt ons om eenig gedeel- te of to fchrijven; terwijl ook, , blijkens bet ruim vertier, eene meer bijzondere aanbeveling alhier 'over- bodig is. Onderzoek nopens drie taken, welke in den aanviang des Bijbels voorkomen, namelijk de fchepping, de levensjaren der eerfle menJ hen, en derzelver kennis en bekwaamheden. Te Leyden, bj J. van Thoir. In gr. Svo. 104 Bl- f : - IS - : Bit werkje., zoo 't fchijnt, door, een' welmeenenX man gefchreven, had, na bet vele goede en fchoone, 't welk wij over de genoemde flod'en bezitten , in 't bij- zouder na den' Bijbel voor de Jeugd van v A N D E q PALM, +,5b¢ ONDERZO9it. PALM, waarin al bet goede, dat bier voorkomt,''veel beter gezegd wordt, gerust ongedrukt kunnen blijven. De man , die althans geen Godgeleerde van beroep moet zijn, (of anders onverantwoordelijk in zijne fudien' ten achter is) verklaart bet geheele verhaal van M o z t s plat letterlijk prozaisch, even alsof de Gefchiedfchrij- ver iii onzen fhjl en in onze manier iijn verhaal had op. geffeld..' Hij beroept zich daartoe op plaatIen nit her Nieuwe Verbond, die ons vermanen, allex to geloo. ven, wat m o z F s en de Profeten gefchreven hebben. Doch gelooft hij zuiks nu niet, die b. v. door fchep- pingsdagen geene dagen van 24 uren verflaat, hetgeen toch, zoo als VAN n E R PALM to regt aanmerkt, tene• 'onmogelijkheid was, daar de aarde nog niet om de.zon wentelde, 't weak toch de oorzaak is, van avoid en morgen., of nacht en dag? De Schrijver van dit boekje is zelfs (oi-q zoo eens to fpreken) ultra- letterlijk, daar hij door de A rde, waarvan m o z 8 s Gen. I fpreekt, alle de hemelbollen, zonder onder= fctleid, en door Hemel flechts de ruimte verflaat, die ook to gelijk, op dat zelfde oogenblik, vbdr 6ooo -ja, -ren, zou gefchapen zijn. Waarom dan niet ook te- vens den tijd? -- Over de levensjaren der eer/le men- fchen worden goede bedenkingen in h'et midden gebragt, ten bewijze, dat bet geene jaren van drie, vier of -ze$ maanden_.waren, en aangedrongen uit de t1jdrekening yan den Zondvloed : iets, hetgeen echter ook VAN n E R P A'L M, en beter, heeft.-Voor bet overige zijn bier eenige goede, fchoon geheel niet nieuwe, beden- kingen over de kennis en bekwaamheden der eerie men- fchen, die echter, onzes inziens, to verre gaan. W an- tteer men, namelijk, den ~ mensch in den aanvang reeds zoo fchrander, reeds zoo hoog verlicht, zoo in alles bedreven Belt, vanwaar dan die voortreffelijke, menig- maal opgemerkte, trapswijze opklimming in bet God- delijk onderwijs , van de wieg. tot de kindschheid , tot de jeugd, en eindelijk tot den mannelijken ouderdom de"s menschdoms? Was toch dit reeds in' denbeginne zoo vol. OND!PZOEK. 561 volleerd, waartoe behoefde bet dan door zoo menig- vuldige, gebeel bijzondere fchikkingen en Godsrer- fchijningen, en daarna door den geftrengen pedageog, de wet van* M o z r; s , tot de vatbaarheid voor eene vol- maaktere bedeeling to worden opgeleid ? Tegen bet- on- waardige V elfel van oorfpronkelijke menschdieren zijn wij zoo zeer als de Schrijver; maar wie aan hetmensch- dom eene kindschheid, of kinderlijken ouderdom, ont- zeggen wil, die zondigt tegen alle d alogie, en tegen den geheelen geest der allengs verhelderde Openbaring. De itijl van dit werkje is duidelijk, doch ook van de geringfte bevalligheid ontbloot. Nog eens : bet oog- merk was waarfchijnlijk zeer goed; doch de Schrijver zal wel niet vele twijfelaars van zijn gevoelen overtui- gen, en die bet met hem eens zijn - wel nu, diekun- nen in betere gefchriften to re-t. Maar nogtans dra- gen wij hem achting toe voor de allezins befcheidene wijze, waarop hij van zichzelven, en ook van zijne te- genftanders , fpreekt, tegen w elken hem niet den hard woord ontfnapt. Eere hebbe daarvoor zijn hart ! en wanneer dit hem drong, om hetgeen hij voor noodza- kelijke waarheden hield , ten nutte zijner medemenfchen, aan bet licht to brengen, dan verdient hij alien lof. Doch hij moest zijn handfchrift liefst vooraf aan een' kundig' vriend ter lezing gegeven hebben. Flesfinga Zelandus aan zijn Zoontje; of Inleiding tot Godsdienjlig en Zedekundig Onderwijs. 11 Stuk- ken. Te Leyden, bij J. van Thoir. i8i5.. In gr. 8vo. Te zamen 361 131. f 2-4.-: Het gaf ons wezenlijk genoegen, to zien, hoe ern- ftig en hartelijk een man van den befchaafden ftand en opvoeding bet godsdienfl:ig onderrigt van zijn kind, in eigen perfoon en met de gemoedelijkfle trouw,, behar- tigt; dat hij $ijbel en Christendom hoog waardeert, en 56 'LESS1NGA ZELANDUS en vrees door God en liefde tot den Zaligmaker, to gelijk met de beste lesfen om zijn kind tot een deugd- zaam man en nuttig lid der maatfchappij to vormen , bet jeugdige hart zoekt in to planten. Dit wekte ons ge- voel van hoogachting zoo zeer, dat wij naauwelijks van ons kunnen verkrijgen, de aanmerkingen, welke wj op de uitvoering van dit allezins prijswaardige doel hebben, bier ter neder to itellen; nogtans zijn wij dit aan onze Lezers verpligt, waaronder er zijn kunnen, die onze aan- melding hebben afgewa,cht, alvorens zij juist dit nog al uitvoerig werkje, als de beste handleiding bij bet onderrigt hunner kinderen, zich hebben aangefchaft. Als zoodanig nu kunnen wij deze Inleiding niet aan- melden. Wat bet eerite ituk betreft, hetwelk gefchied- kundig-leeritellig is, houden wij des Schrijvers goeden wil voor bet beste; bet hapert en aan volledigheid, en aan evenredigheid, en aan bet juiste midden tusfchen to groote uitvoerigheid en al to groote bekorring. Ook tlvijfelen wij zeer, of alles berekend zij voor de vat- baarb.eid en.belangftelling van een zeyenjarig kind, hoe- danig bet zoontje van den waardigen Schrijver was', voor wien deze brieven allereerst gefchikt werden; en hoezecr wij ons niet geroepen voelen, bet zedelijk be- derf, nit de eerf'e Paradijs-gefchiedenis oorfpronkelijk, en de fchromelijke gevolgen daarvan voor alle nakome- lingen, en even weinig de noodige en doorJezus(meer clan een mensch, ja zelfs een heilig, onfchuldig en God= delijk wezen) aan God gegevene voldoening voor de zonden van bet menschdom, zoo als de Schrijver die opvat, bier of to loochenen, of toe to itemmen; zoo is bet ons echter bedenkelijk, daarover op die wijze, tot inleiding van Godsdienst en Zsdekunde, to fpreken bij een nog maar zevenjarig kind. Met dat al zeggen wij daarom niet, dat de vader, die er alzoo over denkt, er geheel van zwijgen moot ; en wij voelden bier en daar, dat de Schrijver op de regte wijze bet kind rest goed van de zijde van bet hart zoekt aan to grijpen, ketwelk, bij :din eerftein leeftijd vooral, allezins doe1: ma- AAN ZIJN ZOONTJE. 567 matig is. - Het tweede ftuk vonden wij over het geheel beter en meer algemeen bruikbaar ; bet bevat de nuttigfte, en (voor bet kinderlijk verftand en hart ook?) doorgaans goed ontwikkelde 1, levensregelen en zede. kundige voorfchriften; hoewel er fommigen onder zijn, hoe volkomen waar en goed gemeend dan ook; welker beoefening wij eenen zevenjarigen HENRY moeijelijk zouden toevertrouwen, ten zij dan onder bet vaderlijk of een ander waakzaam oog : b. v. „ Het is vooral in „ een land, dat niet bergachtig is, van gewigt voor „ jonge lieden, zich door bet beklimmen van ladders, • torens of gebouwen, door over daken to klauteren, ,, Tangs goten op de' huizen to wandelen, of bij gele- genheid op fchepen in den mast to klimmen, aan bet • than op hoogten to gewennen;,want, bevindt men „ zich, ouder geworden zijnde, daa eens in bergach- „ tige landen of ftreken, of waar bet ook wezen mo- • ge, of to pas kan komen, dan zal men den hinder • niet hebben, lien men er anders van hebben zoa, • en vele genoegens in bet zien van heerlijke vergezig- „ ten kunnen genieten, die men anders zou moeten • misfen en ontberen." Voorzigtiglijk bewerkten wij ook wel gaarne bij bet kind de hier bedoelde hebbelijk- heid; maar aan eenen zevenjarigen knaap durven wij in diervoege niet fchrijven. Taal en ftijl van bet werk-k je kenmerken den befchaafden man. Ihaarnemingen over het gebruik der faba pechurim ita den fluor albus , door j. H. D E H E S , Med. Doct. to Medemblik , en w. E G E L I N 6 , Med. Doct. aan den Uithoorn. Te Leydcn, bij Haak en Comp. 185 In gr. 8vo. 32 BI. f : - 8 - Deze waarnemingen zijn door de beide nog jeugdige Geneesheeren elkander briefswijze medegedeeld. Zij ifrekken alle ten bewijze van de werkzaamheid der pe- chu- 569 f. 8. D E H E S EN 'VC'. E SZ F L r N Q' churim-boonen in de lastige en dikwijls voor gezond= heid en geven. gevaarlijke kwaal,•op den titel vermeld. Die van den Veer D E x E S zijn flechts vier in getal; zij zijn een weinig oppervlakkig gefteld, en bewijzen, ja, dat dit middel in den witteii vloed heipt, doch geven an- ders weinig inlichting, aangaande den Nat der lijderes- fen, de gefchiedenis der kwaal, de bijzondere omftan- digheden, welke dezelve wijzigden, enz. In 't bijzonder is dit bet geval met de 3de waarneming, waarde Schrij- ver vrij luchtig over eerie cephalalgie Rapt , welke hem echter zelf belangrijk voorkwam, en wier waarfchijn- lijk verband met den witten vloed bet wel der moeite waardig ware geweest nader to onderzoeken. De waar. nemingen van den Heer E G E L I N G zijn talrijker en te- vens uitvoeriger, makende hij ons meestal nader met zijne lijderesfen bekend, en met de omftandigheden, welke op de ziekte en op de behandeling invloed had- den. Doch ook in deze waarnemingen misfen wij dik- wijls de iiuidelijke aanwijzing van de gefteldheid der zieke en van de gronden der - behandeling, b. v. in de ifte en '3 de waarneming, enz. En bet is echter bij de aan- prijzing van eenig geneesmiddel van bet hoog(te belang, dat men den waren toeftand des lijders juist en treffend wete to fchilderen. Hoe toch zal de lezer kunnen oor- deelen, of de hem voorkomende gevallen met de be- fchrevene overeenkomen , of niet ? Onze beide Schrij- vers zullen ons toch-gaarne toeftaan, dat de naam eener ziekte weinig tot de zaak doet; dat b. v. fluor albus van een' zeer verfchillenden aard kan zijn; iets , dat n X x E s ook nog met een woord aanmerkt. De venerifche en ontftekingachtige vloed daargelaten, blijft het toch nog de vraag, of de pechurim -boonen in alle fluor at. bus uit verflapping, en in elken graad van denzelven, dienitig zijn; of er niet fomtijds meer zamentrekkende, fomtijds nicer prikkelende maag-, fomtijds meer ze- nuwverfterkende middelen noodig zijn. Het blijft dus altijd der verdere navorfching aanbevolen, to onder- zoeken, wanneer eigenlijk dit middel baat. on- WAARNEMINGV . $69 Ondertusfchen aebten wij , dat ons geneeskun4ig pit. bliek den bekwamen Schrijveren danlt verfchuldigd is voor bunnen ijver, daar zij genoegzaam bewezen heb, ben, dat het bedoelde middel bijzonder werkzaatn is, en this zeer verdient aangeprezen to worden. Zij zott. den echter then dank Dog oneindig meer verdiend heb, ben, wanneer zij wat dieper in hun onderwerp getre- den warn, en in het (tellen der waarnemingen de r4ge, len der kunst meer in acht hadden genomen, Belangrijke Bijdragen tot ha lfnimalisch Magnetismus, in Brieven; door w. VAN D E R HELD, to Dprd, recht. Te Dordrecht, bij G. Bonten. 1816. In fir, 8vo. III en 6o Bl. f : - it.; De Schrijver noemt deze Bijdragen, met reps, bet, langrijk: er wordt niets minder in bewezen, dan dat onze dampkring vol geesten is; dat daarin ooze itfge. ftorven vrienden om ons been waren, en zelfs zoo vriendelijk zijn, van den gemagnetifeerde dg middelen to komen influisteren, welke hij noodig heeft; .dat voorts de menfchelijke geest alomtegenwoordig is , of al- thans , in hetzelfde oogenblik , op meer plaatfen to gf, lijk aanwexig zijn kan; alsmede, dat velg waarhedep van den Christelijken Godsdienst, welke tot dusverre onbegrijpelijk waren, door het Magnetismus worden op- gehelderd. Wij zullen niet veel woorden meer behoe. ven, om onze Lezers aan. to fporen, zich.dit boekje (hetwelk toch ook maar weinig (tuivers kost) eigen to maken, en in een verloren uurtje to do.orbladeren. 1-iet_ 'is toch wel der moeite waardig, to leeren, (bl. 21) hoe de Engelen to voren ook bewoners der aarde (*) ge- weest (*) Zoude dit ook eenige opheldering geven, omtrent bet Leerftuk der Praekdamiten BOEKBESCH. 1816. NO. 13. P p 570 W. VAN D E R HELD, BIJDRAGEN. weese zijn; hoe de menfehen bier op aarde als in een' rook wandelen, welke van beneden naar boven pirami- daalswijze opflijgt, 'en hoe ieder mensch van eene menig- te,gcestelijkE wewens omringd is;. hoe uit de helderheid of graatiwhcid Van de dampen der menfchen derzelver bedoelingen (te weten voor den gemagnetifeerden hel- derziende; zigtbaar Z n, en dergelijke gewigtige waar- nemingen meer. Wij vreezen flechts, dat de groote waarheden, welke V A N D E R H E L D, als zoo vele ge- volgtrekkingen, uit een paar magnetifche behandelingen afleidt, bij ongemagnetifeerde helderzienden niet veel ing-ang zullen vinden. Het is toch jammer, dat de waarheid, vooral de magnetifche waarheid, dikwijls zoo onwaarfchijnlijk is ! D e laatfle Yeldtogt van NAPOLEON B U O N A P A R- T E, door Mr. J,A C O B U S S C H E L T E M A, Bidder der Orde van den Nederlandfchen Leeuw, Lid van bet. Koninkl~k lnflituut en andere Maatfchappijen van TYetenfehap. To flmflerdam , by 11. Gartman. 1816. In gr. Svo. XYI en 3oo Bl., en 172 Bl. Bij- L cn. f 5-5-: H et werk, bier door ons aangekondigd, verfchijnt niet onverwacht. Reeds eene poos tijds was bet oog- merk•van den Schrijver daartoe bekend; men wist, dat bij zelf naar Belgii gereisd was, om de plaatfelijke lig- gingen op to nemen; men kende zijne bekwaamheden in den _ilijl der Gefchiedenis , onder andere ook uit de Yergelijking der affchudding van het Spaanfche en Fran- fche juk; en men zag dus niets middelmatigs, bij bet verhaal van zulk eene gebeurtenis, to gemoet. In de- ze hooggefpannen verwachting deelden ook wij, en -- wij zijn niet teleurgefteld geworden. Het werk is , naar ons gevoelen, bet onderwerp en den Schrijver waardig. Vooraf gaat cene opdragt aan den Prins van Oranje, den J. S C H E L T E M A, LAATSTE VELDT.OGT, 571 den held der gebeurtenis. Het vaderlandfche hart v4n~ S C H E I, T E M A fort zich bier, in bondige taal, jegens den fpruit van F R -E D E R I K H E N D K I K ult, gefijk H 0'0 F T voOrheen jegens dezen held, bij de opdragt zijner Nederlandfche Historic, zijn bewonderend geyoei had botgevierd. Deze kortbondigheid en zaakrijkfehi van ftijl, aan kracht van taal gehuwd., welke bet eigen- dom van den Nederlandfchen T A C I T U S zijn, heeft de Beer S C H E L T E M A zich door lange beoefening zoo eigen gemaakt, dat die bij hem in bloed en merg zijn overgegaan, en bij dus de voordragt van II o o F T na- volgt , zonder eene altijd belagchelijke gemaaktheid, die' flechts zinfneden en woorden _ontleent , en niet ~iet op de groote taalverandering, in twee Eeuwen tljds voorgevallen. De Gefchiedenis zelve begint met eene noodzakelijke inleiding, en de voorbereidfelen tot den veldtogt. Mees, terlijk worden dezen ,gefchetst; en bier is eigenlijk de Gefchiedfchrijver (natuurlijk door zijne betrekkingen meer met ftaatkundige handelingen, dan met de bijz.on,. .derheden der krijgsverrigtingen gemeenzaam) op zijnen waren grond.. Zij geven hem meer dan eens gelegen- heid tot korte, fkfche trekken, en tafereelen, die den meester kenmerken; b. v. de viugge fchets van bet on, derwerp , op bi. s--r7 ; de ~ zedelijke gefteldheid des F`ran» fchen lepers, bl. I3-I5; de fchilderij der fnelle, dodi voor hem zely' al to vroege , wederverheffing van N A P .o.. L E ON , bl. 25-2y ; van zijn' benarden toefand , bl. ;5-45, e,. a. m. Wanneer nu verder de Schrijver, vo1' gens zijn ontwerp, de optogten, bewegingen en fchok. ken der wederzljdfche lepers moet vermelden , zoo is bet niet wel mogelijk , overal dezen toon vol to houden ; to minder, daar de hedendaagfche krijgs. kunde, die flechts in groote masfa's vecht, meer gene algemeene dan bijzond're dapperheid vereischt, e;n du$ den nieuweren Gefchiedfchrijver daaromtrent bij dien deb Oudheid in een' nadeeligen ftand plaatst, ja zelfs nog bij II o,o F T , in wieps verhaal meer de worfleling door- P p Z itraalt 572 J. $CH<EMA fllraalt van een folk., 't geen van had tot clad, ja bijna, van man. tot man, den vijand wedertlaat, dan van krijgsmachines (gelijk toch de hedendaagfche legers zijn). Deze aanmerking ftrekke geenszins, om de verdien- fle van den Heer s C a E L T E M A to verkieinen, maar veeleer om die in een helder daglicht to itellen, daar hem de overwinning op die zwarigheid zoo menigmalen gelukt is, vooral in de meesterlijke fchiidering van bet ilagveld to Quatre-Bras (bl. iio), de hagcheliike kans bij Waterloo (bl. 128--131) , bet deel der Nederlanders in bet barnende gevaar (bl. 154.158) , de zege (bl. 172--178), de vervolging (bi. 483-192), bet flagveld bl. x92), de aandoeningen to Brusfel (b1,196) , en verv. Hij heeft zich met reden van dat overdrevene Purismus onthouden, 't welk alle. legertermen in zuiver Neder- landfche bewoordingen wil uitdrukken, en waarvan H 00 F ,T in zijnen tijd zulke affchrikkende voorbeelden gegeven heeft. Doch waarom dan toch blijkbaar on- duitfchs woorden to hollandifiren, door b. v. korp. fen, kavallerie enz. , in plaats van met de c, die den vreemden oorfprong kenfchetst, met de k to fchrijven, en dus bet burgerregt to fchenken? Na dus den vorm dezer belangrijke Gefchiedenis kortelijk befchouwd to hebben, zullen wij nog iets van de floffe zeggen. De hoofdzaak iss zekerlijk genoegzaani bekend; en fom.migen zullen misf'chien vragen: waar- toe deze nieuwe Gefchiedenis , na zoo vele berigten van de Engelfehe, Pruisftfche zijde; van Franfche Buo- napartisten en Koningsgezinden ? Maar ddna zaak was , .buiten ons land, niet of naauwelijks bekend; alle deze verhalen zwegen er van, en zij verdiende toch zoo vol- komen, door geheel Europa geroemd to worden, bij _ous van mond tot mond to viiegen : het aandeel van Nederlaraderr in die gevechten; de lof onzer dapperen. Dit oogpunt is bet , dat de Heer S .C H E L T E M A zich gekozen heeft, en daarop komt de ilotfom zijner na- fporingen neder. Dat this de Prins van Oranje, wien reeds de item der Natie den Held vanNederlandnoemt, hot LAATSTE VELDTOGT VAN NAPOLEON. 573 bet middelpunt dezes verhaals zij, is ligt to bevroeden; en met volkomen regt zegt s c H E L T E M A: „ Bij. den „ Nederlandfchen Schrijver konde er geen twijfel zijn, „ aan wien de Gefchiedenis der laat[te krijgsbedrijven „ moest worden opgedragen." Doch, behalve deze handhaving van de eer eener Natie, bij den vreemde- ling, dien zij altijd meer dan regt doet, zoo menigma- len miskend, wilde de Schrijver ook vele misvattingen, die de onderfcheidene verhalen dezer gebeurtenisbijden tijdgenoot, hebben in omloop gebragt, voorde-fakkelder oordeelkunde en bet licht der waarheid,doen verdwij- nen. Van dien aard is, onder andere, bet volkomen val- fche verilag van den dood des Hertogs van Brunswijk in den Rheinifchen Merkur, dat bekende blad, waarin goede bedoelingen zoo vaak langs verkeerde middelen zouden bereikt worden, en gezonde aanmerkingen naast leugenacbtige berigten ftonden. (Zie bl. 113 in de Noot.) Dit berigt, hetwelk den Hertog de eere des eer!len we derPands, die met alle regt onzen Kroonprins behoort, bij uitfluiting toekent, zelfs met een' ongunftigen te- genflag op de andere Bevelhebbers , die den dans van bet vrolijke bal boven den krijgsdans, bet fpel der dansmu- zijk boven bet fpelen van het gefchut zouden hebben verkozen, wordt met den aan verontwaardiging greu- zenden ernst, dien de zaak vereischt, gelogenftraft. De bijlagen en bijvoegfels, fchoon reeds van elders bekend, behooren tot eene Gefchiedenis als deze. Het zijn (behalve een gefprek van NAPOLEON met den Zwitferichen Generaal n' A F F R Y) de ofci,~4e berigten der Nederlandfche, Briifche, Pruisfifche en Franfche Veidheeren ; de maatregelen van den Hollandfchen Op- pergeneesheer B R U G Al A N S, aan wien de Brabanders (en dat zij dit nimmer vergeten !) de bewaring voor de legerpest to danken hebben, die hun fchoone land in cene woestijn had kunnen verkeeren ; lijsten der Bid- ders van de LPllemsorde; de namen derzulken, die zich door dapperheid onderfcheiden hebben, doch in of na idea flag gebleven zijn; brieven van rouwbeklag aan pp 3 der• 374 f. scfELrEMA derzelvef nabeftaanden; ftaatsftukken, betrekkelijk de doaau,e van bet domein Soestdijk; ftaat en verdeeling van de beide legers der Bondgenooten; naauwkeurige ftaat der verliezen, vooral der Nederlanderen, met do naamlijst der gefneuvelde en gekwetlte Militairen , (mis. fchien zou hiervan, om het werk min kostbaar to ma- ken, wel iets hebbeti kunnen achterwege blijven ;) voorts nalesingen en eene narede, grootendeels getrokken uit een Engelsch verflag van den veldtogt, en, als toegift, een vers van Mr. D. 1. V A N L E N N E P, volmaakt in den ouden gefpierden trant, en genoegzaam met de kracht van V ON D L L gedicht. Eene kaart heldert de onderfcheidene togten en flanden der lepers op. Heeft de Schrijver zijn oogmerk bereikt, heeft hij aan Neerlands heldenroem eene gedenkzuil gefticht, duurzamer ligt dan metaal, ook zijnen naam zal die zuil vermelden, en de nakomelingfchap gal vernemen, dat, na een' langen nacht van fchande , in dit heerlijk tijd- ftip, waarop Nederland op nieuw to land en ter zee zijne vijandeft (die tevens de vijanden der menschheid ziin) Weet to overWinnen, bet ook zoo vele Dichters vindt, om zijnen roem to bezingen, zoo vele Redenaars, om dien to vermelden, en' eene trits waardigeGefchied- fchrijvers , STUART, S C H E L T E M A en (dien wij boven alien moesten genoemd hebben) VAN n E It 1 A t M, wiens Gedenkfchrift op onze verlosfing door de beste keurmeesters van ftijl en inhoud de bckrooning goo tuim is waardig geoordeeld. Mogten wij ons Lang fn zoo veel licht en luister verblijden; en mogten de- zelve, niet meer tanende door zucht tot bet vreemde, bij een deugd2!aam nakroost fteeds helderder fchijnen WIj kunnen ons niet onthouden , tot regtvaardiging Van onzen lof, aan den ftlil dezes werks gegeven, als een f'aaltje, van de reeds aangeftipte fchets van bet geheel (bl. 2) bet volgende mede to deelen. ;, Eteropa was in rust bij den aanvang. De tijding: fI U O N A P A R T E is geland 1 rolt gelijk de donder in eenen flillen zomernaeht; ew ieder fpringt op, grijpt naar LAATSTE VELDTOGT VAN NAPOLEON. 57S naar bet geweer, en geheel Europa is in blakenden oor- log. Het verfchrikkelijkfte verraad baant N A P o L E o N den weg tot den troon. In twintig dagen reist hij van Cannes naar Parijs. Ironing L 0 D E W i3 K verlaat Frank rijk, en bet Huis van Bourbon is ten tweeden male bal- ling 's lands. De Cerficaan overweldigt de kroon ook ten tweeden male, en nu fchijnt de man des bloeds de man des vredes : de wolf is op Elba in een latn veran' derd. Niemand gelooft zijne geveinsde gematigdheid. Alle Vorflen en volken vereenigen zich tegen hem alleen. „ Zijne Franfchen wapenen zich insgelijks, en aide bedrijven van bet groote treurfpel, de pmwenteling, wor- den op nieuw in eens afgefpeeld : de kortheid des tijds houdt de vernieuwing der bloedtooneelen tegen. M u- R A T verrijst aan bet zuiden , en dreigt Italie in brand to fteken. Hij ftijgt als een vuurpi)l, en verdwijnt even fpoedig. De troon van Napels words verlaten, en Ko- ning F E It D i N AND van Palermo derwaarts geroepen, zoo onverwacht, dat bet v66r weinige dagen onmoge- lijk fcheen, en nu nog hemzelven ongeloofelijk moest voorkomen. „ Op bet elude tegenftand van den geweldenaar aan alle z1jden. Binnen 's lands de Vendde aan bet blaken, en alles gereed tot uitbarfling; buiten's lands de legers in aantogt , legers van getergde en verbitterde vijan- den, op wier genade nu, na bet verfmaden der groote barmhartigheid van bet vorige jaar, niets meer to ho- pen vie]. EensIdaps valt N A P O L E O N met al zijne magt in bet Rijk der Nederlanden, en ons vaderland geraakt in bet grootlle gevaar. Er volgt een veldtogt, een veldtogt van vijf dagen, waarin meer. gebeurd is, meer bloeds getlort werd, dan in vele vroegere onrlo- gen, met zoo vele en meer jaren op de gedenkrollen der menfchelijke ellende gekenmerkt. In bet eerst words het Pruisffche leger overhoop geworpen door de over- magt en bet geweld van den aanval; dan, to zelfden dage Root de geweldenaar teeds het hoofd op onze hel- P p 4 den- 576 J. SCHELTEMA dendrommen, onder den Prins van Oranje. WE rr. L I N G T O N kiest vervolgens de meest gefchikte plaats voor den grootcn flag, en volvoert zijnc voornemens met bngezien beleid. B L U C HER vertoont bet won- der, om met een geflagen leger op den tweeden dag to kunnen aanvallen; en zoo wordt er in de velden voor IlZaterloo her groote gerigt gehoudeu. De Almagtige vonnist; Hij maakt de raadflagen der boozen en de ge- Wone werkingen der Natuur, zoo wel als bet beleid der bevelhebberen en den cooed der legers aan deze zij- de, dienstbaar tot bet hooge doel, en zoo wordt deze veldflag de nicest beflisfende, waarvan de Gefchiedenis gewaagt. Her fchoonfte en flerkite leger wordt in cans vernietigd, en met hetzelve verdwijnt de mast des ge- Weldenaars. NAPOLEON komt alleen terug over de Sambre, gelijk x E R x .t; s over den Hellefpont." Ten befluite nog eenige trekken uit de regt Vortei lijke opdragt aan den Prins van Oranje. ,, In her warme gevoel des barren zie ik mij vervrij- ntoedigd, om, bij de betuiging van mijne dankbaarheid, twjne wenfehen to voegen voor Uw bij±onder belang; waarmede bet algemeene zoo naauw vereenigd is. Zij bepalen zich voornamelijk, dat Uwedapperheid en krijgs- kunde ndoit op nieuw zoo zwaar als onlangs mogen be- proefd warden. Her zwaard roeste niet, maar her rus- te. De helm, reeds topzwaar van lauwer, worde niet wederom opgezet. De befehermengel van Rusland biedt U den mirtekrans; de zachte hand de: beminnelijke Grootvorftin doorweve dezelve met de fchoonfterozen, en zoo vloeije U het genot toe der liefelijkite geuren van huisfelijk geluk, wel fchaars in Vorftenhoven, doch vvaarvan bet verhevene voorbeeld van Uwe deugdzame Ouderen U de mogelijkheid en do Waarde tevens heeft Ieeren kennen. „ Alle liefhebbers des vaderlands houden zich ver- zeketd, dat Gij her woord, door Uwen Vader op her plegtigst gegeven, toen Hij de verzwaarde teugels van her beWind moedig opvatte; op de begonnene wijze en ix LAATSTE VELDTOGT VAN NAPOLEON. 577 in deszelfs voetfpoor zult gefland doen. Zij verwach- ten den rijkften oogst van deze veelbelovende lente. In. then Uwe K. H. (bet zij met de oude opregtheid ge- fproken) voortgaat, om met die trouw voor bet vader- land to leven , met welke Gij niet gefchroomd hebt de grootfte gevaren to tarten, en des noods voor hetzelve to flerven, dan zal, dan kan bet niet misfen, of 's yolks liefde zal, terwijl de wierook der dankbaarheid uit de harten opftijgt, bet hobbelige van Uwen weg met bloemen effenen, en, voor bet hell van den vrede en der burgerlijke veiligheid, kroonen van olijf en eikenloof bij afwisfeling aanbieden, tot dat eene bnverwelkelijke kroon Uw deel worde in beter leven en vaderland." National Gedenkboek der hernieuwde Nederlandfche Unie, van den fare 1813. Door J. K o N IJ N E N S U R G. Met Platen en Portretten. In 's Gravenhage, bij J. Allart. 1816. Ilea 672 BI. f 4-16-: De titel dezes boeks is eenigzins zonderling. Welke Unie is bet, die in 1813 vernieuwd is? Die van Utrecht, waardoor de grond tot ons eigenlijke Vaderland, de Yereenigde Neder- landen, en tot deszelfs voorbeeldeloozen bloei, gelegd is? Doch de aanneming der Staatsregeling, waarbij de Souvereine Vorst der Vereenigde Nederlanden werd aangefleld, had plaacs in 1814. Of de Gendfche Bevrediging, die alle Nederlanden moest hereenigen, maar daarentegen , (quod omen Dens aver. 14t!) door de weerbarfligheid, verraderij of eigenbelang- zucht der Zuidelijke Provincien, geene acht jaren duurde, eer dezen zich, tot loon voor o R A N J E's vaderlijke bedoelingen en opofferingen to hunnen behoeve, den vreemdeling in de armen wierpen? Doch hetgeen hierop misfchien met eenige mogelijkheid zou kunnen flaan, is in 1815 gebeurd. Wij ge- looven echter, dat de Schrijver de eerstgemelde Unie be- doelt, waartoe zekerlijk de grond reeds in 1813 gelegd is , door de eigene vrijmaking der zeven vereenigde Gewescen. De titel is dan evenwel niet volkomen juist. Gedenkboek van p p 5 Ne- S`8 1. SONIJA'ENEUR0, Nederlands Bevrijding, Verlosfrng, of 0rm'enteling, zou ge. Vaster geweest zijn. ' Her oogmerk dezes boeks, zegt de Heer E O N IJ N E rr- sva.o in zijn Voorberigt,, verfchilt ten eeuemale van dat des Heeren n O S s C U A in zijue Cejtiedenis. Her meet meet tot kleine bijzonderheden afdalen, belangrijk ook voor den tijd- genoot, maar die ,, in eene wijsgeerig bewerkte Gefchiede- nis" niet to pas komen. De Schrijver wil, als 't ware, (ge. meenzaam) tot her Nederlandfche Volk fpreken, en hetzelve, ook door afbeeldingen in vrij aanzienlijken getale, de beleef- de gebeurienisfen fprekend herinneren, en weder voor den geese brengen. Uit then hoofde is dan ook die werk (gelijk de Uitgever billijk doet opmerken) bij uitftek laag in prijs ge- fte1d, en fleekt daaromtrent wezenlijk zeer voordeelig of bij den onmatig hoogen prijs der Gefchiedenis van den Heer B o s s C H A ; to meer, daar de druk bier zeer compres is. Uit her genoemde oogpunt befchouwd, is een Gedenkfchrift der Omwenteling van 1813 en barer onmiddellijke gevolgen gewis voor elken Nedrrlander (der Noordelijke Provincien, die bij de verlosling alleen werkzaam geweest zijn) van be- lang, en words' geenszins overtollig gemaakt door her werk van E o s $ C If A. Wie zon over eene gebeurtenis, waarmede alle de belangen van elk' onzer zoo regtftreeks, zoo onmid= dellijk in verband flonden, die zulke treffende blijken van Gods vaderzorg voor Holland oplevert, wie zou over zulk eene gebeurtenis niec gaarne tweederlei berigten lezen; opdat tijdgenoot en naneef ze met onuitwischbare letteren in hoofd en hart graveren? Doch wij eifchen dan ook niet to veel van zulk eenen Gefchiedfchrijver, (zoo bij al , gelijk bier, van de vorderingen afitand doer, die de wijsgeerige Gefchiedfchrij- ver meet bevredigen) wanneer wij duidelijklteid, naauwkeu- righeid, gemakkehjkheid en levendigheld van voorfielling in hem verlangen. Zien wij nu , of de Heer K o N tJ N E N s U R G aan deze onmisbare vereischten van een Volksboek voldaan hebbe. Zijn ftijl is meer beknopt dan uitvoerig. Zelden zoekt hij zijne perioden to rouden; men ziet bet, dat hij meer welge- vallen heeft in de afgebrokene volzinnen van 5 E N E C A , dan in de bevallige nitvoerigheid van C I C E xt a. Wij gelodven echter, dat (hoezeer deze laatfte ook tot een uiterfte kin ge. dreven worden, en dan gewis allernadeeligsr is) trdgtans de d ui- fATIONAAL GEDEN1tBOE1. 579 tlnidelijkheid in een Volksboek meer nog door tamelijk lange, dan door geheel ineengedrongene volzinnen bevorderd words. En deze laatfle nogtans bemint de Heer x o N I1 N E N B U R O bij voorkeur: iets, 't welk bier en daar aan den flijl bet voor- komen van moeijelijkheid en gedwongenheid bijzet. Kan, b. v. de ledigheid grfrnrnelen Tangs de firaten? (bl. 70.) De Heer VAN 11 o G E N D O R P wordt op bi. s8a gezegd, eene uitvoerige fchets van Conflitutie ontworpen to hebben, ge. grand ... op de leemten,-bij ondervinding kenbaar in de to groote magt der fleden en Platen, enz. Eene Staatsregeling, op leem- ten gegrond, is zekerlijk niet voor tie Eeuwen ontworpen! De Heer E o it it N E N B U R G heeft willen zegr en : op de alou- de Conftitutie dozer landen, met vermijding der leemten, enz. Uft al to groote zucht naar beknoptheid is hij dus onduide- lijk geworden; en dit is to meermalen bet geval. Wat de naauwkeurigheid betreft, zoo geeft dit boek zeker- lijk veelvuldige blijken van onvermoeide nafporingen, in ee* aantal bijzondetheden, welke juist met den boven ontwikket, den aanleg des werks overeenkomen, en nergens elders ge- vonden worden. Wij hebben omtrent degene, die ons Va- derland aangaan, weinig of niet van belang aan to merken; doch meer dan Eene grove afwijking van de gefchiedlcmndige waarheid is ons ten aanzien van de buitenlaedfche gebemrte. nisfen (die bier zekerlijk niet dan kortelijk, en als in 't vdor' bijgaan, worden aangeflipt) voorgekomen. Op bl. 17 fchijnt bet, alsof in Mei 1813, toen NAPOLEON nit Parijs tert1g- kwam, fleehts Rusland en Zweden zich naauwer hadden rer- bonden, terwijl Pruisfen nog Heeds wankelde! Men weet echter, dat Pruisfen to Lutzen en Bautzen de hoof'dmagr, en Rusland flecbts Bondgenoot was. Zoo verre was bet van wankelen, dat reeds alle jonge manfehap in Pruisfen vot bran= dende vaderlandsliefde tot de wapenen gevlogen was! NA- POLEON nam ook zijne fletling niet aan de Elbe, maar aan de Saale. Op bi. 18 wordt de flag bij Lutzen als eene ne- derlaag van NAPOLEON befchouwd, en de uitkomst ter fta- ving van dit gezegde ingeroepen. Deze ttitkomst was echter nadeelig, voor de $ondgenooten: zij snoe'sten tot, ja verre achter de Elbe terug. Wat behoeven wij thans nog bet aan- tal hunner buitendien zoo wonderbaree zegepralen to vergroo- ten-? (BL s2.) :De voordeelen, door den' 1roonprins van Zwe. 1110M op o v D i N o T behaald , wares litter dan bet Manifrst van Oos- 580 J. KONIJNENBURC Oostenrijk, hetwelk bier voorkomt, als ten deele daarop ge. grond to zijn. Pruisfen nam ooh tans niet eerst deel aan al- le bondgenootfchappelijke bepaliugen. De Schrijver laat (bl. 27) M O R E A U aan de Katzbacla fneuvelen ;. bet is bekend, dat bier bet Silezifche leger onder B L U cH E R frond, en m o- x E A U ontving verre van daar, bij her groote leger, in ALE X- A N n E R's amen, onder do muren van Dresden, de dood- wond. 0 ttenberg (bl. 30) is niet v66r, maar eene vrij rui- me poos ni den flag van Leipzig ingenomen. Her gerucht liep toen wel, doch dit was voorbarig. Wie zal gelooven, (bl. 32) dot de flag bij Leipzig den Bondgenooten, terwijl zij 80,000 Franfchen velden, niet meer dan 5000 mail aan dooden en gekwetften gekost hebbe? Zulke verkleiningen zijn der Bulletins van NAPOLEON waardig ! Bij Hanan (bl. 34) waren geene Rusfen, Inaar Beijerfchen en Oostenrijkers. Welk eene zonderlinge opgave, der door de Bondgenooten in bet laatst,van 1853 veroverde vestingen ! (bl. 35) Stettin, Praag, (eene ongerepte Oostenrljkfche (lad) Torgau, Lanskroon , (in Zweden?) Dantzig, Wittenbergg, Nuis (een open fladje, door een' kleinen ftrooprogt, wegens deMagazijnen, overrompelden firaks weder verlaten.) Hoe zondigt de opgave der veldfla- gen in Spanje (bi. 36) tegen de Tijdrekenkundel flttoria, (in 1813) Rodrigo, (Ciudad-Rodrigo) Bajadoz, (beide in 1811) Salamanca (in 1812) en de Bidasfoa (weder in 1813) ilaan op deze wijze achter elkander. Op bl. 44 beet bet, dat BLUCHER 1M7etz en Thionville na geringen wederfiand in band-In kreeg. Beide doze vestingen zijn toen geheel niet, en llletz zelfs niet in I8I5, ill de handen der Bondgenooten ge- vgllen. Bij Laon vielen de 3ooo Franfchen den Oostenrijke- ren niet in handen ; dozen ftonden daar niet, maar wel de Pruifen en Rusfen onder BLUCHER. (Zie bl. 46. Van den- zelfden veldflag words nog eens op bl. 49 gewaagd.) Wie heeft iets gehoord van eene nederlaag to Yitry en St. Dizier, waarbij B U O N A PAR T E zelf 5000 dooden, 7000 gevangenen en too ftukken kanon zou verloren hebben? In November (v66r de Omwenteling) ZOO NAPOLEON bij de Onderhan- deling to Chdtillon (die eerst in Febraarij en Maart plaats had) ftellig verklaard bebben, van bet bezit der Hollandfche Gewesten tot geenen prijs to wiilen afzien. Vele dezer mis- tastingen fchijnen gering, en derzelver gisping mar vitterij to zweemen; doch in eene Gefchiedenis, zoo nabij ons in tijd or NATIONAAI. GEDBNKDOEK. Sol en plants, en van zoo veel algemeen gewigt, words elke bij. zonderheid belangrijk. Over 't algemeen is deze eerfte afdee- ling, een kort overzigt van den Veldtogt van x813 en 14 be- vattende, wezenl:ijk al to kort voor den inhoud, en gansch niet vrij van verwardheid in de voortelling; zoodat bet, vol- gens deze befchrijving, zeer moeijelijk zou wezen, zich. een denkbeeld van deze onvergetelijke veldtogten to vormen. . De Heer IC O N IJ N E N B U It G heeft vervolgeus eene wijze van daarftelling verkozen, die zich opzettelijk van de tijdre- kenkundige orde verwijdert; door namelijk de Gefchiedenis in onderfcheidene masfa'.s of afzonderlijke groepen te.behan- delen. Zie bier dezeive : i.) Kort Overzigt van den Yeld- togt van 1813 en 1814, met (het) verdrag der zaamverbon- dene Mogendheden, to Parijs gefloten. 2.) Maatregelen in Holland, on; zich van het juk der Fraufche dwingelandij to ontflaan. 3.) Komst van Z. If. H., den Heere Prinfe van Oranje, in Nederland, en de vestiging van 's Lands Conflitu- tie. 4.) Ontruiming der Hollandfche Vestingen en Steden van Fr arzfche kr ijgSberaden , door medehulp der Europefche Ge- allieerden. 5.) Befchouwingen, nit de voorgaande Gefchiede- nis bij wijze van gevolgtrekking afgeleid. - Deze ftukken nu zijn bijna onafhankelijk van elkander behandeld. Na, in de eerfte afdeeling, reeds de verovering van Parijs to hebben vermeld, keert de Gefchiedboeker, in de tweede, naar de velden van Leipzig, en vijf maanden in tijd, terug, zouder zich zelfs op bet reeds vermelde to beroepen. Men is in de tweede afdeeling reeds tot de verovering van Helvoetfluis, in Wintermaand, gevorderd; en wordt in de derde , als ware 't eene nieuwe Gefchiedenis, op nieuw rondgeleid in alle de doolhoven, en aanfchouwer van alle de botfingen, der Om- wenteling van 1795 en later; iets, 't geen blijkbaar tot de inleiding behoord had; to meer, daar bier iets van de fpriug- veren der geheele herfchepping, de overleggingen door de Heeren VAN II O G E N D O R P enz., gesegd wordt, om bet land, met verlosfing van bet flavenjuk, tevens eenen-vasteren vorm van befluur to geven. Is deze derde afdeeling, met de vestiging der Staatsregeling op den 30 van Lentemaand 1814, ten einde, zoo moeten wij andermaal naar Leipzig terug, om de onderfcheidene togten en werkzaamh'eden der Bondgenoo- ten to bezien, waardoor ooze vestingen voor en na berend, en gedeeltelijk ingenomen werden. Niemand zal ontkenuen, dat 582 J. K O NIJ N E N B U R G, IQATIONAAL GEDENKBOEK. dat deze form, door bet kruifen van zoo, vele telkens afge- brokene eu hervatte Ieiddraden, den minbedrevenen Lezer moet verwarren, en hem den eigenlijken draad der Gefchiedenis doen misfen. Het is eene form, die alleen bij 'ten overzigt in 't groot, bij eene vlagtige oratorifche befchouwing der ge- beurtenisCen voegt, niec bij een verhaal, 't welk tot op klei- ne bijzonderheden afdaalt, en w_aarbij men dus ook eene tijd- tekenkundige orde verlangt, om zich deze voorvallen to ge- makkelijker voor den geest to brengen. De grootife Gefchied. fchrijvers hebben zelfs deze wijze van doen niet verfinaad. in T H V C Y D I D E S wordt men, om bet gebeurde van elken zomer en winter uic elkander to houden, fours van dthene naar Sicilie, en vandaar naar Thracie of Lesbos, en terug, verplaatst; T A C I T u s boekt de gebeurtenisfen van ieder jaar, hoe ver in plaats verwijderd, zorgvuldig achtereen; H oo F T drukt volkomen bet voetfpoor van T H U C Y D I D E s; en zelfs $ E R O DoT U S , hoezeer voor bet oog ean' anderen weg in, flaande, houdt nogtans een' naauwelijks zigtbaren leiddraad vast, waaraan hij en Egypte, en Scythie, en dfrik4 vast. knoopt. Voor bet overige hebben wij reeds gezegd, en bekentien nogmaals gaarne, dat er zoo vele goede en belangrijke bij- zonderheden in dic werk to vinden zijn, becrekkelijk de bin- nenlandfche lotgevallen,- dat wij. bet voor die klasfe van Le- zers, welke gaarne een welgefchreven, uicvoerig verhaal der Umwenteling willen lezen, waarin welligt ook de pogingen hunner plaats, om de vrijheid to berwinnen, of bet lijden van hen en de hunnen, in de belegering hunner gad, ge- boekt of aangellipt woiden, zonder dat zij juist de hooge vorderingen der Gefchiedenis kennen of verlangen, - dat wij bet voor deze klasfe van Lezers nuttig en belangrijk oordee- len; maar dic oogmerk beter nog bereikt zouden keuren, in- then de fiijl minder gedrongen, de gefchiedenis der vooraf- gaande en volgende veldcogcen een weinig beter en naauw- keuriger uiteengezet, en de natuurlijke volgreeks der gebeur- tenisfen meer in 't oog gehouden ware. De zeer billijke prijs moet bet werk nog to meer aanbeveien. In eene vol- gende Recenfte zullen wij op onderfcheidene bijzonderheden terugkomen, en aantoonen, waar bet hier en daar van de Gefchiedverhalen der Heeren D o i s C U A CU C 11 A D ver- lchille. In- J. It O P S, IPQWIJDINGS + RIIDEVOERING. 583 Inwijdings-redevoering over het aanbolang van het Akade- wisch onderwijs in de Nederlandfche Land- huishoudkiinde gehouden door j A N K o P s , Math. Nag. et Ph. Nat. Doe:. , Hoogleeraar in de Kruidkunde en de Na tuurkennis der Plan. ten,, en in de Land-huishoudkunde,, aan de Hopgefchoal to Utrecht. Aldaar, bij 0. J. van Paddenburg en J. van' Schoonhoven. i i6. In gr. Svo. 71 'Bl- f :- I4-: De herfchepping van dns Akademiewezen'heeft, op hetvoorr beeld der naburen, ogk een' leerfloel voor de Land-huffs houdkunde onder ons gebragt. Het oordeel over al war nieuw is pleegt verfchillend uit to vallen. Zoo gaalt her natuurlijk ook met deze zaak; inzonderbeid, daar men heeft,goedge- vonden, den jongen lieden eene zekere verpligting op to leg- gen, tot her bijwonen der lesfen in deze wetenfehap. De Heer K O P S -- een man, door jaren lange betrekking, in dit vak en deszelfs bezwaren, zoo wet als nuttigheden, to huis - heeft dus eene zeer verflandige keuze gedaan voor bet onderwerp, door hem bij de aanvaarding van zijnen post be- handeld. Hij heeft de zaak in her hart aangetast; hij heeft de beste inleiding voor zijn volgend werk gefchreven, en naauwelijks kunnen wij ons, begrijpen; hoe eeu zijner Ambt- genooten anders gekozen hebbe. Ter voldinging van her belangrijk pleit , ftelt hij zich de volgende vragen ter beantwoording voor•: War is, Land-huis- houdkunde, en is deze wetenfehap wet van genoegzame aan- gelegenheid voor Nederland? - Moet deze kennis niet at- teen door de praktijk en ondervinding verkregen worden, en welk nut zal de enkel befchouwende wetenfebap tot uitbrei- ding dezer tennis to weeg brengen? - Is niet de Neder- Iandfche landbouw reeds in zoodanigen bloei, dat dit hooger onderwijs zou kunnen ontbeerd worden? en zal dit zelfs gee. me aanleiding geven tot gewaagde en fchadelijke ondernemin- geni' - Eindelijk: welk nut zullen de jongelingen aan de Hoogefcholen van dit onderwijs kunnen trekken? Wij kunnen den Hoogleeraar niet volgen bij alle deze be- fchouwingen. Wij kunnen alleen zeggen, dat hij den flellig. (ten tegenilander toch menige waarheid, menige gedachte zal opperen, die ingang vindt. Veel aardigs en trefends komt, in 984 ). gore in bet bijzonder, voor omtrent her nut dezer wetenfcbap yoor onderfcheidene betrekkingen en oefeningen van den mensch. Alles is daarenboven in eenen zeer vloeijenden, fraa1jen flijl gefchreven, die zich bier en daar welfprekend ver- }left. De eigenlijke 'verhandeling mogt hiertoe al eens nain. der aanleiding geven, dezelve is omhangen met zeer veel bijcverk, ter gelegenheid pasfende, en 's mans ijver, belang- fielling en ondoofbare zucht voor zijne nieuwe roeping in eels keurig en treffend licht ftellende. Wij meenen 'der Ut.. rechtfche Akademie flier ininder to mogen gelukwenfchen met die roeping. dan, hemzelven, die zijne vreugde en dank- baarheid daarover met bevallige openhartigheid verkondigr. Tot een flaal, en een voor ons belangrijk bewijs, dat x o r s de zaak uit bet regte oogpunt befchouwt, geven wij dit, onmiddellijk volgende op eenige aangehaalde dightregels flit. B I L D E R D IJ E'S Buitenleven. „ Met regt heeft onze Dichter bij aijne opwekking, om Met blindelings her oude fpoor to volgen, de leerrijkfle waar- fchuwing gevoegd, om zich niet to ver van dat fpoor to verwijderen. Hoe vele landbouwkundige gefchriften, vooral van onze Duitfche naburen, deelen ontwerpen en raadgevin: gen mede, enkel rustende op onderftellingen, op zekere waar- fchijnlijkheid; doch geenszins op die ondervinding, welke wij reeds roonden den grondllag van alle kennis in dezen to moe- ten uitmaken. Deze gefchriften hebben den voortgang onzer wetenfchap niet weinig vertraagd: vele landbouwers hebben flit dezen hoorde alle werken over hunne kunst ter zijde gewor. pen, en alien raad, door de Land-huishoudkunde medegedeeld, met verfmading, afgewezen. Doch GU, mijne geachte Hoor- ders! zijt overtuigd , dat al war waar, war edel , war nuttig, zelfs al war heilig is, kan verduisterd, onreerd, tedorven, verontreinigd worden, wanneer zich hiertoe verdedigers en voorflanders opdoen , aan welken deze zaak nietis toebetrouwd. - „ Er zijn andere gevaarlijke klippen, waarvoor men zich nog fchroomvalliger to wachten heeft. Beroemde en er. varene land- huishoudkundigen van andere volkeren, die in alles bij de ondervinding zijn ter fchool geweest: een En- gelfche YOUNG, een Duitfcke T H A E R, een Fr a i the T E s- s I E R geven in hunne werken welgeflaagde proefnemingen op, met de meerdere voordeelen, welke zij hierdoor verkregen : zij overtuigen ons van her gebrekkige van zekere inrigtingen en ban- INWIJDIN4S - REDEVO$RINO. 585 handelwijzen, die bij ons plaats vinden , en men poogt hen op den voet to volgen; mar bier hangt alles, of van eene goede en juiste toepasfing, ten aanzien van plaats, grond, luchtgeftel en velle andere bijzouderhaden , welke zelden met die van ons vaderland overeenkomen: fechts done omftandig- heid , aaumerkelijk verfchillende, kan de ondernomene proof geheel doewmislukken." Redevoering over de verdienjlen der AmJlerdammers, ten aana zien van den opbouw en de volmaking der Nederduitfche Taal- en Letterkunde , door J. P. V A CI C A P P E L L' K, gehouden ter aanvaarding van het Hoogleeraarambt in A Nederduit- fche Taal- en Letterkunde aan de Doorluchtige Schole der Stad Anrferdam. Te Amflerdam, ter-Stalls-Drukktrij. I$ Id. In gr. 4t0. 75' Bt. Wij willen deze Redevoering van den Heet V A N, C A P P E L- LE niet laten liggen, tot de•andere van gelijke afkomst ons zijn ter hand gekomen. •- Her was eene volkomene "nieuwig- heid, toen, .v66r een dozijn of meet jaren, befloten werd, eenen leerfoel voor Nederiandfche T_ aal- en Letterkunde aan de Leidfche Akademie op to rigten.~" Nu wordt dit voorbeeld algemeen gevolgd; en geen wonder, daar zelfs bet lager on. derwijs, federt korten, de noodige zorg draagt, dat onze na- tie hare eigene taal algemeen behoorlijk kenne en zuiver fchrij- ve; daar dit eene zaak is geworden van belangitelling voot elk, die op den naam van welopgevoed maar eenige aanfpraak maakt. Intusfchen is de Hollandfche taalkunde, nit bet.hoo- gere oogpunt van eenen Akademifchen leerfloel befchouwd, wel geen nieuw vak, mar toch door w€inigen opzettelijk gekozen en bewerkt. En de keuze van Hoogleeraren zou ten juiterfte beperkt zijn geweest, indien juist mannen van naam in bet vak dnartoe hadden moeten worden opgefpoord. Dit was zelfs niet gebeurd bij de vervulling van den eenigen, Leidfchen leerfoel, v66r jaren. S I E G E N B E E K was niet an- ders dan een jong mensch van bekwaamheid in oude en.nieu- we letteren , van goeden fmaak, aanleg en ijver; en de uit- komst heeft zijue roeping ten voile bekroond. - Bezorgeren van de Doorluchtige School to Amflerdam bepaalden zich tot BOEKEESGH. 1816. N0. 13- Q q den ~$b J. P. VAN CA PPELLE den fleet J. P. VAN C APP ELL E. Dit kon, niettegenftaande at bet aangevoerde, vreemd fchijnen. 's Mans eigenlijke vak Wg3 zeif?; geene otide letterkunde, maar mathematifche we- tetlfchappen; zijne bedrevenheid in de eerfte maakte hem jleehts des to gefchikter, om eene Hoogleeraarspiaats in de hatt#e:t tnet glans Waar to nemen. Zijne verhandelingen, eerst bier en daar, naderhand in•een bundeltje, in bet licht ver- fchenen , , onderfcheidden zich , over bet geheel , meer door grondigheid, naauwkeurigheid, helderheid, en zekere netheid, din wet door bijzondere verheffing en oratorifche fieraden, ms ftukken van welfprekendheid, finaak en liefhebberij voor Polleffsten. - Doch, de zaak viel tevens gemakkelijk uit een adder. oogpunt to befchouwen; en deze Redevoering be- vestigt ons in bet denkbeeld, dat dit to regc door Heeren Curatoren gekozen is. De' nieuwe Hoogteeraar fcbrijft eenen ten uiterite zuiveren, Hollandfchen ftijl, gekweekt zijnde on- der die Ouden, nan welken alie nieuwere talen hare befcha- ving en veredeling to darken hebben; hij is een man van hel- dete, welgeordende gedachten, waartoe de wiskunde beter flan eenige andere wetenfchap opleidt en voert; zijn ijver liet hem vborheen toe, In twee afzonderlijke vakken eene eere- Vblle plaats to bellaan, en doer ons bier zien, wat wij in een derde van hem to hopen hebben; zijne bijzondere lief- hebberij, eindelijk, feheen hem federt lang tot nafporingen to bepalen, die, hoe verfchlllend ten aanzien van bet voor- iverp, in Karen acrd' eene blijkbare overeenkomst hebben met de beoefening der gefbhledenis van eenige letterkunde; en wie weet, war wij in dezen nog to wachten hebben van den man , die ons in zijne Inwijdingsredevoering zulk een gepast, zulk een verdienltelijk ftaal van zijne aanvankelijke werkzaamheid Ievert? - Wij willen hem niet ~vleijen: zijn itijl bezit van onze zijde niet die hooge, geestdrijvende, uitfluitende goedkeuring, waartoe anderen ons fchenen over to hellen. De regelmatige gang zelfs van zijne volzinnen komc ons voor, van den eenen kant een gevolg to zijn van zekere koele bedaardheid, van den anderen ongunftig, zoo niet ongefchikt, voor eene levendige, afwisfelende, nadrukkelijke voordragt. Doch, buiten tegenfpraak hebben zulk een ftijl , zulk eene manier, zulk eene geestgefceltenis hare voorregren in bet gegeven geval, en voor zoo verre zij, gelijk bier, niet nala- ten met blijken van gevoel, en zelfs fporen van eene bloeijende ver- REDEVOERINi. 5$7 verbeelding, vergezeld to gaan. De man van genie, in den hoogeren zin, ileept wel mede ; maar dikwijls gait de na- volging, of naaping , ook zoo. lam of zoo woest to werk, dat men liever zou wenfchen,, at hij flechts elk op zijn ei- gen pad wat voortgeholpen had. Een man als C A P P E LL g zal door leer vooral, en door vootbeeld , zoo verre ftichten, als men veilig kan. Hij zal den grond bewerken en wieden, zonder dien to dwingen meet voort to brengen dan hij in ftaat is, hetgeen toch ligt op ledige itruiken en distelen zou -air. loopen. - Is dit nu eene recenje van de Redevoering? Alt fink op zichzelve, zeker neen. Als Inangureel-oratie, mis- fchien ja. Wat er nan ons oordeel ontbreken mogt, de ftof is zoo behandeld, dat elk derzelver keuze na de lezing nog meer dan v66r dezelve moet goedkeuren en toejuichen; en de aanfpraken zijn zoo gepast, zoo fraai, zoo gevoelig, zoo goede getuigenis dragende van eene beminnelijke inborst, dac wij Amftels leergierige jeugd, en elk, die tot den man in betrekking ftaat, gelukwenfchen met 's Hoogleeraars vestiging in deze ftad. Heide - Bleemen Van J A N V A N W A L R L Te Haarkm, bij F, Bohn. 1815. In gr. 8vo. YI en 18o Bl. f 3-12-: De Heer V A N W A L R I! moge dan *1 (zoo als hij zelf, id een welgefchreven Voorberigt , erkent) zijnen toon niet tot dien van onze tegenwoordige Puikzangers kunnen verheffen, hij behoeft daarom de vruchten van, zijnen dichtgeesc niec achter to houden. Niet alle Dichters hebben de ftotttheid en verheffing van H E L M E R S, maar zij zijn daarom niet minder Dichters, en zij, die ons door hunne verhevene zangen ver- tukken, kunnen, op hunne beurt, den zachten en roerendert toon van anderen niet trefren. Non omnia posfumus omnes. Er zijn onderfcheidene vakken in de kunst, en bet zoude to bejammeren zijn, dat den derzelve verwaarloosd wierd. Wie geene adelaarsvlerken heeft, poge niet zich boven de wolkett to verheffen! De nachtegaal en de leenwerik zweven in lage- gere lucht, en zijn zij niet de ziel der woiiden en de vreugd der velden? Er heerscht thans eene algemeene zucht, een overhellende finaak tot bet floute en verhevene. bit heeft, inderdaad, veel voordeel gedaan aan de nationale kunst, die Q q 2 ten 589 J.. VAN WALRt een tijdlang, door eene to ver gedrevene kieschheid en keu. righeid, onder bet knellend keurslijf van koele letterzifters, zwoegde, en naauwelijks adem konde halen. Veel, zeer veel is er, to dezen aanzien, gewonnen. Dichterlijke verhefling en dichterlijk gevoel, floutheid en eenvoudige zachtheid, goede fmaak, keurigheid in taal en flijl, kunst en natuur zijn thans gelukkiglijk vereenigd, en men heeft, in opzen leeftijd, eenen trap van volkomenheid bereikt, welke, misfchien, weinig te- wenfehen overlaat. Het zal er nu flechts op aankomen, om op de, eens bereikte hoogte flaande to blijven; dat is, om to zorgen, dat de poezij, van den eenen kant, niet tot de ver- hevenheid van z W A N E N B u x G ontaarde , en, van de andere zijde, niet, door to veel netheid en polijsting, tot bloote verzenmakerlj en welluidend proze vervalle. De vrees voor het:eerstgemelde uiterfle, door den Heer FEITSH nog onlangs geuit, en waarover wij onze gedachten, ter gelegenheidn van bet verflag des Wen en laatflen Deels van 's Mans Oden en Gtdichten (*), hebben medegedeeld, fchijnt, waarlijk, niet zonder grond to zijn. Mogt men daartegen in tijds. op zijne hoede zijn, vooral ook door meer naar waarde to fchatten die Zangers der Natuur, die aan hunnen zachten, bevalligen en teederen toon de harten zoo onwederflaanbaar weten to boeijen! Deze hebben een eigen vak, waarin zij even zeer iiitmunten, als de floute en verrevene Dichters in bet hunne. Waarom is men.toch altijd gereed met clasfificatien , en noemt hen Dichters van den tweeden of derden rang, die in den trant 'van H O O F T, P O O T, S MI T S enz. zoo allergelukkigst flagen? Door dezen meer aan to moedigen, zal ook dit vak meer beoefend worden, en vele aankomende Dichters zullen minder gevaar loopen van tot den verfchrikkelijkllen bombast en Zwanehburgiaanfche raaskallerij to vervallen. De Heer VAN w A LR A is voor beide gemelde uiterflen be- veiligd. Hij noemt geene hooge vlugt; maar zljne poezij is doorgaans fchoon en bevallig. Geestigheid en vernuft zijn de eigenfchappen-zijner Muze, wier toon ten uiterfle keurig is, en wier uitdrukkingen, meestal poetisch, altijd ongedwon- gen en gemakkclijk zijd. De Zededichten hebben ons, wat de kunst betreft, minder voldaan dan de overige ilukken. Het vers : ,Iari snijne Kinderen , op den dag hunner Echtverbindte- vis, ademc wel een hartelijk gevoel, en bevat inderdaad vele ale (*) Vaderl. Letteroef voor Junij 1815, No. 8, bI. 359 en volgg. HEIDE - BLOEIVIEIV. 589 ellernuttigile lesfen; maar onderfcheidene regels zijn, naar ons oordeei, niet po.etisch genoeg. B. v. Ik was, tot heden toe, als vader, Reeds-uw ilut, Verzorger, raadsman, hulp, finds d'aanvang van uw leven; Ik heb, met mijne gad, beflendig op uw nut, Op 't fierfel van uw' geest getrouwlijk acht gegeven;, Die pligten, zoo vol liefde als vrepgd u deeds betoond, Die zorg, die deeds mijn hart kon boeijen en behagen, Door u met zoo veel eer als dankbaarheid beloond, Zijn, van glees dag of aan, een' ander' opgedragen; Een' ander', die voortaan u meer moet zijn, dan ik! k Draag aan zijn eerlijk hart de pligten, die 'k voordezen, Vervuld heb, ernflig op, en, na dit oogenblik, Zal ik vernoegd zijn in uw ware vriend to cvezen. Wanneer men maat en rijm wegneemt, blijft er dan wel eene enkele dichterlijke gedachte over? Er komen echter in dit fluk onderfcheidene partijen voor, waarop de gemaakte bedenking niet past. Het is billijk, dat wij daarvan mode eene proeve geven: Verbeeldt u echter niet, dat al wie zoekt ook vind', Of dat bet Huwlijksmeer deeds effen been blijv' vloeijen, Zoodat, bij 't zacht geruisch van voorfpoeds Zuiden_wind, In ieder golfje een flraal der zon van heil blijv' gloeijen.... Neen, Echtelingen, neen; hoe zoet dat meet ook zij, Te wanen, dat men daar geen onwedr hebb' to vreezen, Maar immer kalmte vind' - zoo dwaas een vleijerij Zou 't werk des Dichters wel, maar niet des Vaders wezen: Ligt ziet ge ook, nu en dan, door flormen, groot of kleen, Zich 't fpieglend vlak tot een verbolgen zee verheffen'; Ligt pakken wolk bij wolk van zorgen tick opeen En dreigen uwe hulk met ziekte? of rams to treflen; 't Is dan inzonderheid, in bangeu zinkensnood,, Dat liefde haar met kracht voor fchipbreuk moet behoeden; De kracht der liefde toch is flerker dan de dood;_ Zij troost en zegeviert, hoe ook de rampen woeden. Kiest tusfchen de uicerflen (zoo 't flaat aan uwe keus) Altoos den middenweg, zoo mijdt gij vele fmerten; Uw grootfle rijkdom zij 't genoegen - Iiefde uw leus! Want onze ware fchat ligt in ooze eigen hgrten; - Q q 3 Ilex 590 1. VAN WALR Hat is zonderling,,dat de Dichter overal fmert en fmertem fchrijft, ook als hij deze woorden op. hart en harten doet rijmen. De vijfbntwintigfte verjaardag van 's Dichters huwelijk is met zuiver en hartelijk gevoel bezongen. Met een regt va- derlandsch genoegen lazen wij bier eene voortrefFelijke ver- taling der Italiaanfche Ode van den Graaf M E D IN I , Het Al- end en Iledendaagsch Holland, en naast hetzelve verdient bet iVederland $erboren van den Heer V A N W A L R >; met regt eene plaats. De IVijsheid is regt can amore gedicht. Dit is eene manier, waarin de Hear VAN W A L R g , die gaarne den wijsgeer van Abddra offert, zeer gelukkig flaagt. Er h'eerscht bier overal eene• aangename luim, en alles vloeit los en ge, utakkelijk. Wij nemen de laatfte regels nit dit fink over; Welzalig, die bezit! die armoe lijdt, moet vzsten; Thans, nu toch iedereen zijn naadje naait, is 't zaak, Is 't Wijsheid, waar men kan, behendig toe to tasten; Elk is zich zeif bet naast; 't hemd nader dan de rok; 'k Voel mij, bij 't ruim genot des levens, In eer to vrede, Dan dat ik, quafi wijs, feegdarmig henen trok En riep met Bias uit: ,, Kijk, ik draag a11es mede!" Het diehtftuk: Aan M. J. van Bree, Schilder, onder- rcheidc zich door verheffing en kracht. Maar bovenal munt, naar ons oordeel, nit de Hulde aan Mr. I. Bilderdijk, wear- uit wij met genoegen eenige regels overnemen, mede om. to bewijzen, dat de versmaat der Ouden voor onze teal niet on- gefchikt is; fchoon wij juist niet wenfcben, dat van die vers. mast een al to veelvuldig gebruik in onze poi;zij gemaake worde. Eindlijk bezitten we u wear: uw vaderland konde niet dulden„ Dat of uwe asch of uw roem elders begraven zon zijn: Zoo danherleefde mijuhoop, dat ik eens lien Man zou ontmooteu, Die, zes Lustren nu reeds, immer mijn oogelijn was: 'k Leerde kem kennen, 6 vreugde! den Dichter, den wonderen- zanger•, Die, wen hij zingt op een' lteen, fleenen verandert in goud ; j1em, die door kwelling, noch juren, noch fnerpenden kommoo verplet wind, Ncsn, aan d4 Palmen gelijk, svoekerd'hij krachtenvan't feed,I 'k Leer- IIEIDE - Bt-pEMEN. 59f 'k Leerde hem kennen den Diehter, did toovert in huwelijlts. za ngen; Hem, die, als Vader eu Man, over de harten ge¢iedt; Hem, die, als Bard deter dagen, den wapentoon tiaat op de fchilden, Die, ais een bruifende firoom, fort met het heer van de rots; Hem, die 't verforven herroept, het vertoont en bezielt als oorfpronklijk; Die, met een' Pythifchen vloek,'s Vaderlands zegepraal fpelt; Ziekten, hij zingt u tot wellust; pijn,gij vergoodtzijnefnaren; Galliens Land werd het zijn; Sofokles adem is hij. 'k Leerde hem kennen, then fchepper; 6 ! kon ik ook leeten hetu 'olgen ! Sterkte weleer mij zijn liar, 'k mis nu dennmed wenh j zingt; 'k Poog, en bezwijk bij het fuizelend pogen; vermeetle very beelding Heft me nog naauwelijks op, of ik val plotfeling aeer l , .. Kalmte, 6 mijn geest! - ja, gij kunt zgp veal lieht nog ontvangen, verfpreiden, Mar a1 uw glans is ontleend , 't fcheppen is' boven uw ffeer; Zoudt gij in fijnere lucht den Olympifchen Adeler volgen? Dwaas, ken uzelyen en daal, itrijk bij de zwalulren ne¢r1 Wentel geen' rollenden feen, als Sifyphus, hopeloos opwaarts; Plof als Encdladus onder geen Etna to grodd ! Bilderdijk! werp van uw zon, wier fch!tt'repde glaps me ver- bijstert. Vriendlijke fraien op mij , 'k troost me in uwe Echo to zijn Kleefde er een loover, een blaadjen, een bloemtje aan mijn nedrige bulde, 'k Dank het uw' koest'rendep gloed, die me dgortintelde, aileen. De vertaling van x o v s s E a u's Pygmalion is mee§ter1Vk, en verfiert dezen bundel. De minnezang, Vpgrtii_tj&jd, is fraai en wegflepend; dgch, naar oils oordeel, daargm jujst to gevaarlijker. Wij houden dit fuk, regtuit gefproken, vpor der zedelijkheid nadeelig, en zouden het, in dit opzigt, on- der de verboden boeken rangfehikken. Het is mogelijk, dat wij wat al to freng op alit punt zijn, - maat wij toed€n onze kipderen, met name onze huwbare docht.ers, niet gaar- ne dit vers in handen geven, en liever op eene andere wjjze de voorzigtigheid leeren. De overige vrolijke Gedichten enz., zoo oorfpronkelijke ais vertaalde, hebbeu ons zeer behaagd, Q q 4 waar- 592 J. VAN W A L 12, HEtPE-RLOEMEN. waaronder, in' ons oog, uitmunten Zout en De St. efntonirr# van Padua. De vrije navolging der Lade ode van If oRA- T I u s is' bij uitflek kunfig'; fchoon wij van, dat over=kuiJli- ge in' de heerlijke Godentoai niet veel houden. Voor onze Lezers, die fmaak voor bet grappige hebben, plaatfen wij nog, ten flotte,' een fluk, dat niet weinig OP 9nze lachfpieten gewerkt heeft: DE BESCHEIDEN BARRIER. Een Hlgenmar reisde in Westfalen; Misfchien wel om eeti vrouw to halen; Aithans hij was zoo net en proper van gewaad, Als iemand, die uit vrijen gaat, En opdat'niets aan zijn gedaante magt Inankeren, Zockt bij een wezen op, om hem den baard to fcberen; Hij lint er een' en vraagt den man, Of hij hem knap raferen kan ? joa well (is 't ant%voord van den moffchen floppelmaaijer) Zit inaar op deuzen fleel! - Hij zit; Straks drukt een hand, gelijk een uirgefpreide waaijer, Des lijders kop terug, den nek fchier uit bet 1:d De Jonker zwijgt en geeft' zich over op genade, Schoon juist niet zeer op zijn gemak; De kontenaar haalt, bij dees vriendlijke akkolade, Een groote zeepklont uit zijn' zak - $puwt op bet finerig brok, om 't nat en week to pnaken, En zet h,et driftig op de bibberende kaken De greep, bet fpuwen en die eerfle onzachte tik Zijn voor den lijder flechts een enkel oogenblik; „ Hou op eens ! (roept hij, nit en is meteen .verrezen) 0 Zoo'n goorheid zag ik nooit voordezen Spuuwje op de zeep, als jij je klanten fcheert?"-Inoe IWe nee! (zeg: I-Hans en tacit hem veelbeduidend toe) Die fpeijen wi derekt op 't wiP en. ~ierzang. 4an mjjne Land- en Stadlenooten, bij het Huwe- lijk van Z. K. H., den Prins van Oranjs,' en H. K. H , de Groothertogin van Rusland, enz. In 's Gravenhage, bij W. K. VI ndewaker. A gr. 8ve, t I Bl., f : -4- :. IN 2ANGEN OP DEN KROONPRINS EN PRINSESSE. 593 Net HKIVelijk van Z. K. H.; den Kt oonprins der Nederlanden, enz. enz. Door A. D E K O N I N G, Predikant to Sliedrecht. Te Amterdam, bij W. van Vliet. In gr. 8vo.2e Bl. f ;,6-: WILLEM FRED.ER.I-K GEORGE LODEWIJK, Prins van Oranje, Erfvorst der Nederlanden. Zegezang. Door H. H.: K L IJ N. Te Hgarkm, • bij F. Bghn. In gr. 8vo. 3s Bl. f :-II-: Hulde aan H. K. H., Mevr. de Grootvorstinne A N N A P A ff- L o w N A van Rusland, = bij Hoogstderzelver komst in, de Ne- derlanden. Door Mr. H. A. S P AND A W. Te Groningen , bij j,. Oomkens. In gr. 4to. II Bl. f :-8-: Ziehier een viertal ftukj es , aan w I L L E M en zij ne ANN A gewijd! Twee van dezelven lagen reeds eenen geruim.etr tijd bij oils, om ze als blaadjes tot den krans to verzamelen, lien wij van Ne6rlands Dichters waghteden, en waarin wij vooral bet gedenkftuk van T O L L E N S , als de koninginne der bloemen, hoopten to kunnen doen pralen. Wat deze laat- lie hoop tot nog toe mogt, to leur ftellen, dat hebben K L IJ N en S P A N D A W, zoo veel mogelijk, vergoed. Wij weten bet, immers; federt latlg,bij heugelijke ondervinding: hoe de Hollandfche Tuin nioge verwoest en vertrapt zijn;, hoe lang bet welligt nog duren moge, eer zijne vruchtboo-, men de oude uitgebreidheid, de eiken, die hem omringendt befchermen, derzelver ftatige pracht en vastheid terug erlan- gen, - bloemen van allerlei geur en kleur, gloeijend als edel_ ;efeente en welriekend als de kostelijkfte voortbrengfels van bet Oosten, ontfpruiten aan alien kant welig en onnavolg- baar. Bet fpijt ons, dat men het eerfte ftukje, dat onze hand ter uadere befchouwing . aangrijpt, Lierzang genoelnd heeft. Deze naam_ bed4uidt, belooft zoo veel - doet aan HORA- T I U S S E N, aan P I N D A R E N, of 'althans aan mannen als, F E I T H en H E L M E its denken, en Wij zouden anders , in onze eenniaal opgevatte beeldfpraak blijvende, zoo gaarne gezegd hebben: ziedaar een bloefempje, dat zelfs geen' naam heeft, geheel onbekend is onder de kweekers en vereerders van flora's, liefelijken $oet; en enhter, hoe fraai ontplooit Q q 5 bet 594 ZANGEN OP DEN KROONPRINS ELY PIINSESSL. bet zijne blaadjes en fpreidt menige fchoonheid ten toonl hod frisch is ziju gloed, en hoe duidelijk ziet men hetzelve aap, dot hpt als een eigen kind is gekweekt aan de moederlijke borst~ der natuur 1 Hetgeen wij laten volgen, wordt ons opzettelijk aangekon. digd als een itruikje, dat op bet vrVe veld, in eenen openen pogrfchen tuin,is geteeld. Inderdaad, bet draagt al de kenmer- ken van eenen vetten bodem, eenen vrijen luchtfroona, moar sevens van eene zekere achteloosheid in de kweeking en op- pasfing. HHj, die bet als zljn voortbrengfel ten toon fielt, beeft betzelvo, in bet algemeen, joist gewaardeerd. Hoe zeer bet uitgebreid en zamengeiteld genoeg fchijnt, om den naam van dichtiluk to dragen, hoe veel overeenkomst bet in zijuen ganfchen aanleg hebbe met eene Cantate, hij wil noch de. zen, noch then niam nan hetzelve geven. Het is, indien zulks noodig zij , beter , dat een ander als gevader over bet fchuldeloos wichtje fta, en zoo zwierigen naam aan hetzelve geve, ass bet moge verdienen. Wij hebben veel lust hiertoe. Slechts vreezen wij, dat bet, een kind der liefde, niet vlek- keloos genoeg is, ten aanzien van de vormen, door de wet vereischt, om Been' aanfloot to lijden, onder bet echte kroost der heilige Poeten toegelaten zijnde. Bij voorbeeld, de Heer D E K O N I N G vergeet nu en dan op de noodzakelij- ke ineen£nielting van twee vokalen to letten; hrgeen inder. daad - al wilde men ook met bet ceremonleel de hand ligten, en zeggen : zulk eene kleine vrijheid zon bet vrijfte van alle wezens niet mogen nemen? - een weinig ongemakkelijk leest. Nu komen we 2-an tt L IJ N. Dat is fraai. Waarlijk, daar zit groei en gloei in - gloed, willen wij zeggen. Als de won- ierboom fchiet hij op, met eene fnelheid, met eene kracht, met eene weligheid van dos en rondom verfpreide fchittering van gebloemte, die bet oog verbazen. Dit is geene bloote loffpraak; bet is, daar ons gevoel, de karakteristiek van dit ftukje. Eerst worden de Dichters opgeroepen; de Pier, die nu niet klinkt, behoort niet in Nederland; de dag van qua. trebras en 1 aterloo (•) verjaart; terug met uwe gedachten naar bet geledene, naar bet gevreesde, naar het flagveld, naar de redding, naar de vreugde en bet loon, dat den Held ver tan de Newa wacht. Zoo zweeft - neen, zoo fueft hij, al- (*) Fist ftuk wets vroeger begonnen, naderhand voltooid. ZANGEN OP DEN HROONPRINS EN PRINSESSE. 595 at klapwiekende en fchaterende en dartelende, op de wieken der dichtkunst voort, en fleept den lezer mede, fchoon hiJ ook naar den adem hijge, en de oogen hem fchemeren van .al de voorwerpen. Men zegge wat men wille, men kan aan R L IJ N geene hooge mate van vuur en kracht ontzeggen. le- der wendt die flechts op zijne wijze aan - en elk heeft weer zijnen maatflaf, om die of die wijze als de voortreffelijkfle uit to meten. Misfchien is de Maker van dit itukje fom- tijds wat woordenrijk; misfchien houdc hij nog to veel van eene vreemde conftructie, b. v. een werkwoord met zijn ge- volg als een zelfflandig naamwoord to gebruiken; misfchien belet eene zekere drift hem , gelijk zoo inenigen Prozafchrij- ver, die volltomene vloeibaarheid en weliuidendheid aan alle regels to geven, welke bet toppunc der kunst is; misfchien - Maar, de Redacteur wil, dat wij korc zijn. Dus S P AND A W. Ja, bet is eerie ware verpoozing, hem naa den ander' to lezen. Wij kunnen dit elkeen aanprijzen. Uit den fnellen draf gnat men dan nu eerst in een ftatig flapper .over, en vervolgens in eene regte lu'stwandeling onder bloei- jende acacia's, in de fchaduw van tanner en mitt. Wij hou- den anders niet van rijmelooze verzen; en zelfs die, welke de Heer S P A N D A W hier voorop zendt, fchijnen ors de noo- dige mate van zangerige welluidendheid to misfen, om ,der Goden taal to heeten. Met dat at, als eene foort van recita. tief onder de muzijk, behagen ze, om de treffende denk- beelden, en de voorbereiding, die zij bet gemoed geven, tct bet indrinken, daarna, der zachtfte, Iiefelijkfte toonen, wel- ke men zich wenfchen kan. Inderdaad, bet is niet, omdat wij hem boven .,den voorgaanden willen flellen - meat bee kan ons niet van bet hart, dezen zachtgeitemden Zanger ann de gems 6.Bn berispend woord to zeggen! St. Clair en Olivia, nit het Engelsch van Mifs o w z N s o N, naar de derde oorfpronkelijke Uitgave. Met Platen. re zlmflerdam, bij J. van der Hey. 1816. In gr. $vo. 282 BI. f 3-12-: Deze roman geniet de buitengewone eer van met den naam des vertalers en voorredenaars, bij wijze van brief aan den uitgever, een man van bekende talenten, in bet licht to verfchijner.. Men kan niet ontkennen, dat her ook 596 MISS OWENSON ook eeu buitengewone roman is, welks waardij veel min, der in eene kunflige intrigue en aaneenfchakeling van zeld. zamen lotwisfel, dan in het verhevene der karakters en fenti- inenten, is to zoeken. Sommigen onzer lezers herinnerea zich misfchien de voorrede, bij wijze van zamenfpraak tus- fchen den Autetw en eenen Franschman, voor j. j. R o u sr SEAU's Nouvelle Heloife geplaatst, en mogena daar de verde- diging van dit karakteristieke herlezen. Veel heefte deze ro- man, in geest en flrekking, van dat beroemde en beruchte link; nog meet misfchien van G O T Id E'S Werther , waarmede bet overigens ook in uitgebreidheid en vorm, voor zoo veel wiJ ons herinneren, groote overeenkomst heeft. Met Een woord, de korte inhoud der ganfche gefchiedenis is. deze: twee_ buitengewone jonge lieden leeren elkander kennen, na- dat bet meisje reeds ftellig verloofd is - elkander niet Ino-• gende beminnen, worden zij hartelilke, vertrouwde, vurig lievende vrienden -- ongelukkig, echter, worden doze twee betrekkingen, in de gegeveue omitandigheden, bevonden gee- -ne evenwijdige lijnen td zijn, die, hoe na ook aan elkander', tot in eenwigheid niet ineenloopen - de jongman kan einde- lijk tier meer zwijgeu , bet meisje verraadt zich desgelijks - de bruidegom Doch, wij hebben reeds meer nit fchool geklapt, dan wij ons bij eenen gewonen roman, waar de.lang- zame ontwikkeliug der gefchiedenis een groot deel van bet vermaak bij de lecture uitmaakt, zouden veroorloven. Wij willen nu een oogenblik ftilflaan bij de beoordeeling. Oin dan vooreerst den kwaden indruk weg to nemen, welken boven gewaagde vergelijking bij dozen of genen welligt zon hebben kunnen maken, zoo betuigen wij, Oat hot, ja, altijd Jets gevaarlijks in heeft, eene verkeerde, fchadelijke denk- en han- delwijze met eenen glans van genie en verhevenheid to omge- ven; doch dat bet, van den anderen kant , eene waarheid , eene belangrijke waarheid is, die hier geleerd, en in de voorrede ook nog bijzonder in bet licht gefteld wordt - to weten, dat die Platonifche Iiefde, waarmede jonge menfehen van een edel vertland en hart fomtijds gevaar loopen zich to mislei- den, zoo als de Duitfchers zeggen, eine snif lithe (ache is, die op heel veel onheil kan uitloopen. Ook_ heeft dit ge- fchrift van cone Dame boven flraks gemelden vooruit, dat or noch zelfinoord, noch dadelijke ontucht in voorkomr,'of door de helden bedreven wordt. -- Wijders is hot in eenen kie- ST. CLAIR EN ;OLIVtA. egr kie(bhen, gevoelvollen ftijl gefebreven, en vertnald. Hier en door zijn kenrige befchrijvingen en dergelijke to vinden. Het is doorzaaid met bevallige, aangehaalde versjes, die in het oorfproukelijke gebleven, maar aan den voet der'bladzijde in onrijm zijn overgebragt. En eindelijk bevat bet vele aanmer- kingen over zcden, oudheden enz. van lerland, bet fchouw- tooneel der gebeurtenisfen, die iets nieuws en belangwek,6 kends aan bet boekje bijzetten.. - En was nu, ten Iaatfle, de gefchiedenis, bet beloop, den roman, als zoodanig, be. treft - deze is waarlijk eenvoudig en'teffens natuurlijk; noels de karakters, noch de omftandigheden, en bekjer veteenigde werking op bet geheel, zijn nit de lucht, maar wel.degel}jk uit bet dadelijke leven, gegrepen - fchoon (voQral bet meis- je) was hoog gekleurd. Intusfchen kunnen wij toch niet zeg- gen, dat wij te, dezen volkomen zijn, voldaan geweest. De jongman words al zoo vroeg gewaarfchuwd; en dit doet se- vens den lezer al zoo vroeg zien, waar bet been moet. Ilea meisje is zoo raadfelachtig in hare handelwijze, zoo dikwijis blootgefleld aan 's lezers berisping ten aanzien van onvoorzig- tigheid; en dit komt, dunkt ons, daarvan, dat men:baar niet eene vriendin gegeven heeft, waaraan zij haar hart kon open- leggen. Wij krijgen deze noodige ontdekkingen nu maar bij testamente; en dat is zoo wat half mosterd nit den maaltijd. Bet komt ons toch voor, dat dit .middel niet vereischt werd om de gefchiedenis in belangrijkheid to doen klimmen; zij doet dit buitendien volkomen. . Eer wij affcheid nemen, en den Eerw. V A N T E U T R M be. danken voor zijne welvolvoerde task; fchoon bet zeker magtig moeijelijk is, zoo geestig een vocht geheel zonder ftorten, en met altijd ongedwongene hand, over to gieten - moeten wij nog een woord zeggen van het titelvignet en eene plaat. Aan beiden gelooven wij lof to mogen geven, wit teeke- ning en gravure betreft - maar bet gelaat evenwel, voorat bet oog, van Mijnheer op bet eerfle, en bet ronde, voile aangezigt van de doode Jufvrouw op de laatfte, hebben ons was gehinderd. Had men her, ten opzigte van de laatite, er maar niet onder gefchreven ! Des to beer ware bet tevens voor den meet gewonen romanlezer, diA nu,j bij bet nafla3n der prentjes , was al tewfpoedig met den. afloop bekend xaakt. Keur 599 A. BRUGGEMANS Keur van belangrijke en onderhoudende Verhalen. Door A. B R U G G E M A N S. Te Dordrecht, bij A. Blusfd en Zoon. I8I5. In gr. Svo. 265 Bl. f 2 - 8 - Onder dezen nederigen titel geeft ons de Heer B R U G G E- M A N s vier romantifche Verhalen vaft eigene vinding, of flechts van elders bijeengebragt? Daar ons bet Iaatfle nier blijkt, zoo willen wij bet eerfle vastflellen, en meenen, dat hij bet meest belangrijke en onderhondende uit zijne op(iellen voor dit werkje, en deszelfs nog volgende deelen, (bij een gtinitig onthaal) heeft uitgezocht. 's Mans Tafereelen uit het Menfchelijk Leven, vbdr ettelijke jaren in bet licht gegeven, hadden goeden aftrck, en wij vonden in deze Verhalen nu ook niets, waarover de Zedelijkheid en de Goede Smaak zul- len fchuirnbekken. Trouwens , beide deze Dames zijn ook van eene to fatfoenlijke afkomst, dan dat zij deze uitdruk- king van gevoel zekere Baronesfe (b!. Its) zouden hebben afgezien; gelijk daarenboven geene van beide bier reden tot blotdn vindt. I) Iwan Leontif Codunosv bevat eene gebeurtenis, geduren. de den laatften oorlog in Pruisfen voorgevallen, en levert de gefchiedenis eener ongelukkige liefde van den kweekeling en neef van eenen Archimandriet, die, zijne echtgenoote en kind in de vlammen verloren hebbende, nu zelf wel zijne hoop op huwelijksgeluk finds fang had opgegeven, maar zij- nen neef dit echter hartelijk gunde. De jougeling vond wel acne hem waardige beminde, terwijl hij oorlogsroem inoogst- te; maar toen hij eindelijk zijne hand kon aanbieden, had zich die beminnelijke Louize op de ellendigfte wijze wegge. worpen, en hij kwam nog maar joist van pas, om ooggetui- ge to zijn van haar flerven in wanhoop. Dit ongeluk had het jonge mensch toch, naar, ons inzien, ten deele aan zichzel- ven to wij ten, daar hij het voor hem als 't ware gefchape= ne meisje nier gewaarfchuwd had, dat zij op hem rekenen kon, en alzoo, wanneer zij hem waarlijk liefhad, naar hem wachten moest. a) Lydia van Zwartshach is de arme verlatene, maar in ie- der opzigt allervoortreffelijkfle weeze', die, na vele beproe- vin- REUR VAN VERIIALEN. 599 vingeny waarin hare beminnelijkheid fechts to heerlijker uit- komt, eene getukkige echtgenoote wordt. 3) De Gefchiedenis van den Marquis Rufino is met de meet- to onwaarfchijnlijkheden opgehoopt ; dan prijst. zich mede aan door de vertooniug van een allerengelachtigst meisje, dat eindelijk 's mans liefde beloont. Daarenboven heeft dit ver. haal, door iluipmoordenaars, roovers, levendig wegftomme. len eener vrouw, enz. enz. alles , (eene fchaking alleen uit- gezonderd) wit den leeslust bij zoo vele romans gaande houdt. 4) Sophia Dalberg, of de Gevolgen eener verwaarloosde O - voeding, is de gefchiedenis eener jeugdige fchoone, die eenen Officier, met wien zij doorgaat, maar die haar gelukkig meent, de voorkeur geeft boven eenen man, die haar een fatfoenlijk beftnan kon verzekeren. Het huwelijk vond ech. ter zwarigheden, en de Oiicicr, die over zi)n veriof uit- bleef, raakt Tijnen Hand niet alleen, maar ook zijn vaderlijk erfgoed kwijt. Nu zijn de gelieven nabU de wanhoop; maar, toen de ellende op bet hoogst was, kwam ook de redding; en wij verblijden ons zeer, dat alles nog zoo gelukkig to regt kwam. Waarlijk, bet was tien tegen den! iDit Verhaal is het kortfte, maar tevens bet meest leerzame. Wij hopen, dat bet der jeugd en onbezonnenheid ter waarfchuwing trek. ken zal. Over bet geheel zien wij niet, waarom deze Verhalen niet, even als zoo vele andere, der befchaafde jeugd eene onderhoudende tijdkorting zouden geven; waarom wij dan ook nog eenige volgende met vertrouwen to gemoet zien. Pervolg van den Kluizenaar van de Chausfee-d'Antin, enz. Naar her Fransch. Te Dordrecht, bij A. Blusff en Zoon. 1814. In gr. 8v0. 374 Bl- f 3 -10-: Dit fink is, toevallig, zoo tang bij ons blijven liggen, dot bet weinig to pas zou komen, er breed over nit to weidea; al ware bet ook, dat wij bet niet reeds in bet oorfpronkelij- ke had den doen kennen, en tevens van de overgieting in on- ze taal, bij gelegenheid van bet eerfte deel, bet noodige had- den gezegd. Wij moeten, echter, - of bet den Vertaler behagen moat, meer van 's mans werk van gelijken ltempel over boo VERVOI,G.VAN DEN KLUIZENAAlt. over to brengen, , alle waakzaamheid aanbevelen,.tegen min zuivere en gepaste uitdrukkingen in bet Hollandsch, gelijk ons bij de lezing zijn voorgelcomen. Overigens ftrekke dais -deze aankondiging alleen voor hen, wien zij, bij vroegere ge- legenheden, mogt ontfnapt zijn. Hec werk 'verdient alle manprijzing, om nuttigheid en aangenaantheid. De Schrijvec Js wet een Franschman - en heeft dit karakter, ten tijde van. N A P O L E O N's terngkeer , ook niet verzaakt. Maar, met visfchen vangt men visfchen, met dieven dieven, en ook 'een Franschman alleen is in faat, ons alle de fluiphoeken ,en kronkelpaden van bet Franfche hart en .karakter, alle de .dohigheden en jatnmerlijkheden dezer toongevers der beuze- ,lende wereld, alle de geruchtmakende nietigheden van dit -nietigfe en toch gevaar[ijkfe aller volken, naar waarde -- 'of onwaarde - to leeren kennen. Wat -we hierbij to vo'e. 'gen'hebben, is de wensch - doch die wel niet ter plaat- ,lb zal komen, want wie leest er Hollandsch, buiten ouze (oud,l) grenzen? -.- is dit, dat door bet Franfche voor. .beeld de ;lust bij de Engelfchen wierd opgewekt, om ook eens weer een' Spectator te'.geven. Wij verbeelden ons, plat daarvan, wel niet zoo vele taken, maar toch niet min. der zaaks, zou to zeggen vallen in onze dagerr. . Eene.misfelijke drnkfout, bl. l+p, Petrus en Aria, voor Fetus en.,Arria, dwong ons een' glimlach af. De Mlddelen. van Beflaan, of Ambachten, Konflen en Hand' werken , voorgsJleld ter opwekking voor Kinderen, on; zich in een of ander derielven bekwaam to waken, enz. Tweede Druk. Te ArnJlerdam, bij G. Roos. 1815. In hl. 8vo. 58 Bl. f :-15-: De tweede uitgave van een werkee, dat (iiaar bet voorbe- rigt) eenig in zijue foort is, en het gefchiktfle order de tallooze .gefchenken, der jonge lieden federt eenige jaren.aaugeboden., om hen bedacht to doen zijn, zich bij meerdere jaren eenig middel man befaan to - kiezen ; en, bij bet wO - ontvangen van dezen tweeden druk, zal hetzelve nog worden voortgezet, _hoezeer dit eerfe flukje reeds eene ruime keuze geeft uit de verfchil- lende Ambachten, Konflen. of Handwerken, als wordende bier de volgende, die al heel-'raar bij elkander komen, befchreven De Ratelwacht;•-- de Turftrappers, -de Jood, (zijne konstt ambaeht? of handwerk?) ` de Bierdrager, de 1Wanden- maker.,.-de brave Matroos, -- de Koorndrager, - de Yleescir- houwer, - de Scheepstirnmerman, - de Pakkers, -- de Kar- reman ,-= deMosfelman, -- de Heelmeester, -- de Koh.:Ook is iedere dezer k'nflen , ambachten of handwerken, bij dezen tweeden drult , met een geheel nieuw , gekleurd plaatje verfierd, waar men de Ratclwacht bij helderen dag' in functie ziet. BOEKBESCHOUWING. Leerredenen , door W I L H L+ L M E R 0£ s, Predikant t0 4mflerdam. IIIde en laatfle Dcel. (Tweede Verflag.) De a6fte Leerrede, over Matth. I: i8, flelt voor: de bovennatuurlijke geboorte van Christus , een verba- zend groot, echter niet onwaarfehijnlijk wonder, en ge- wigtig om overdacht to worden bii de nadering van het Kersfeest. Eerst wit de Leeraar de overtuiging zijner hoorderen aangaande dit groote wonder verflerken, en din bet gebruik, inzonderheid op het Kersfeest daar- van to maken, aanwijzen. Na de vermelding van bet verhaal, worden de gis- fingen van de tegenilanders dezer bovennatuurlijke gem boorte opgegeven, en wederlegd door beproeving en van bet verhaal en van bet wonder zelf. De Redenaar wijst de fijne , karakteristieke trekken , die de echthei 1 des verhaals flaven, mat alle mogelijke fcherpzinnigheid aan. Zou niet een verdichter aan bet wonderkind eene inoeder hebben toegekend, die niet alleen Inaagd was, maar ook geenerlei betrekking tot eenen man had, en in den ongehuwden flaat tot den dood toe bleef? Zoo viel bet wonderbare en onbevlekt - heilige in de geboor,, to van Christus , 't welk immers de verzierder door de levendigile kleuren wilde doen uitkomen, veel fterker in bet oog; daar integendeel dit verhaal volftrekt de verdichting tegenfpreekt. - Een verdichter zou, aan- gaande deze wonderbare geboorte, zekerlijk iets in de brieven of redevoeringeR der Apostelen hebben laten invloeijen. Er is lets karakteristieks in de perfonen, dat de fabel nooit bereiken ,kan. Maria, bij de eerie boodfchap door grooten fchrik en bevreemding bevan- yen., zegt flit: „ Zie de dienstmaagd des Heeren; mij JQ KI3KSCIi. 1816. 1t'0~ 14. R r 9,C_ 602 W. BToi:s gefchiede naar uw woord!" Maar ftraks bekomen, en in hair gelot ( beeestigd, juicht zij. Haar ftilzwijgen jegens Jozef is ten eenemale overeenkomflig met hare gewone, ftilzwijgende onderwerping. Hier en daar verttrooide omftandigheden , zamentref- fende tot een bepaald doel, flaan borg voor de waar- heid van bet verhaal. I-Iet huwelijk van Jozef en Ma- ria wordt reeds in de derde maand van hare zwanger- heid voltrokken. Niet lang hierna vertrek en de jongge. trouwden nit Nazaret. Verre vandaar, to Bethlehem, komt bet kind ter wereld. Eerst na twee jaren keeren de ouders met hunnen anderhalfjarigen zoon in deli kring hunner fladgenooten terug. Waar henen leidt dd loop dezer verfcheidene omflandigheden? Duidelijk daar henen : dat Jezus gehouden wordt voor den, naar do gewone wet geborenen, en tevens echten zoom van Jo- zef en Maria, - dat ter eerie zijde bet wonder verbor- gen blijft, en aan den anderen kant bet vermoeden van or kuischheid van Maria wordt afgekeerd. Deze uitkomst, welke wij in de gefchiedenis van Jezus leven vinden, welke ook met Gods wijsheid bet best fchijnt overeen to ftemmen, is de gemeenfchappelijke vrucht van al de zoo even gemelde omftandigheden, zoodat, flechts gene verwrikt wordende, de uitkomst mist, of hare gepast. heid verliest. Geen verdichter zou ooit met die wijs- heid dit plan hebben kunnen aanleggen. Verder toont de Leeraar bet natuurlijk eigenaardige dezer wonderbare geboorte aan. Jezus words daardoor vrijgewaard van bet gewone bederf onzer nature, ter- wijl tot zijn ambt eene volftrekte heiligheid vereischt werd. Zoude bet niet goed geweest zijn, er bij to voe- gen, dat Jezus dus konde vrijblijven van de zonde, (als, naar Paulus, -de tweede Adam, in zijne onfchuld nog vrij , gelijk de eerfte) wanneer hij de verzoekingen overwon ? De meeste menfchen , toch , zijn gewoon. Jezus heiligheid voor een noodzakelijk gevolg zijner rei- ne geboorte to houden; en dit geeft verwarring van denk- LEERREDENEN. 603 dent beelden, zoo wel als bet de verpligtende kracht van Jezus voorbeeld vermindert. Het tweede deel wijst aan, hoe gowigtig bet zij, bet wonder dezer geboorte op bet Kersfeest to overdenken. Men wordt bij deze overdenking, namelijk, overtuigd, dat bet Christendom eene onmiddellijk Goddelijke open. baring is. Ilierdoor wordt, van eene andere zijde, de waarde van den mensch in bet allerhelderst licht ge. plaatst. Eindelijk is van de foort van werking, met welke God bet Christendom gevestigd heeft, afhahke. lijk, of wij de verdere voortduring en uitbreiding dezer inftelling, uaar de belofte van den Infteller en de pro. feten, mogen verwachten. De 27fte Leerrede, naar Luc. II: 4o-52, ftelt voor; de voorfpoedige ontwikkeling van het kindeken „7ezw, met een voorbeeld van zijn vroegrijp ver/land. Zeer joist wordt, aanftonds in de inleiding, als een karakteristiek bewijs voor de echtheid der Lvangelifche gefchiedverhalen , opgegeven, dat de Schrijvers van Je. zus jeugd niets wonderbaars, maar flechts korte berig+ ten ter neder ftellen. Het eerfte deel der Leerrede ontvouwt bet tekstver. haal zeer juist, en geeft onderfcheidene, welgegronde ophelderingen, to breed om hier to vermelden; maar waardoor, dit verzekeren wij den Lezer, deze op bet regte ftandpunt geplaatst wordt, vanwaar hij dit voor. val to befchouwen heeft. -- Het tweede deel zal onder. zoeken, hoe jezus tot die hooge mate van verftand, welke hij hier ten toon fpreidt, is gekomen. De Leer,., aar ftelt vast, dat de gewone middelen van opvoeding, door bet voortreffelijk ouderenpaar gebezigd, benevens de leiding van 's Ileeren geest , onder medetiverking van Jezus eigen lust tot de deugd, zijde heiligheidont+ wikkeld en gevestigd hebben. Ten aanzien van de ont. wikkeling des verftands, wordt ultitekend veel fchoons ,en waars gezegd; aangetoond, dat Jezus, omdat h'I geen geleerde worden moest, niets had dan de natuur, het leven cn den bijbel. Uit de omf}andiaheid, dat Je- 604 W. B R ©E S zus juist to Nazaret leefde, worden juiste betluiten en beftieringen afgeleid; dan, dit alles moet in deze fchoone Leerrede, in haar geheel, gelezen worden. Dit eene merken wij aan : Zou niet de opvoeding en lei- ding, inzonderheid van Maria, de opfcherping en ont- wikl eling van wederzijden, door gefprekken tusfchen haar en haren zocn, de gelegenheid tot denken, welke juist bet timmermans handwerk, ook onder deny arbeid, Bunt, veel tot ontwikkeling van Jezus veritand hebben toegebragt ? - Deze Preek verdient de behartiging van alle ftanden, die er uit leeren kunnen, dat niemand, wiens verfatid onontwikkeld blijft, in datgene, wat hij als mensch weten moet, zonder fchuld is. - De 28fte Leerrede, naar Jo. XIX: 35b, wijst aan deer algemeenen inhoud en de tastbare waarheid der lij- densgefchiedenis, tot voorbereidirig van derzelver fluks- =tivijze'overweging.- De Leeraar -verdeelt, tot een alge- meen overzigt, de lijdensgefchiedenis in drie tijdvakken. Het eerie bevat de voorbereidfelen tot aandegevangen- neming; bet tweede gaat van de gevangenneming tot aan de overgifte van Jezus ter kruisftrafl'e; bet derde vandaar tot aan deszelfs flood. Als eene zekere proef van de waarheid der gefchiede- nisfe wordt opgegeven, dat de Joden geheel anders handelen, dan zij aanvankelijk befloten hadden. Hun eer- -fte voornemen was, Jezus dood uit to flellen tot na den afloop van bet feest; terwijl eene, niet to vermoedene, omftandigheid (Judas aanbieding, hem to verraden) dit befluit verandert, tot groot voordeel voor de zaak van Jezus naderhand. Dit merk van waarheid - zegt de Redenaar-- is to meer overtuigende, dewijl de gefchie- denis de feiten met kinderlijke eenvoudigheid'opgeeft, zonder eenige aanmerking over derzelver verbindtenis, of ophef over derzelver vreeindheid en doelmatigheid.-- Lene andere proef van de waarheid des gefchiedver- haals is Jezus lijden in Gethfemane, dat een verdich- ter, ten ntinf a nooit zoo flerk, zoude hebben opge- geven. 13 LEER1tEDEP7 t. 6oS In bet tweede tijdperk der lijdensgefchiedenisfe on- derfcheidt de Leeraar , onder vele andere , vier merken barer waarheid : den grooten •rijkdom van berigte ta- ken; den verborgen zamenhang van kleine bljzonderhe- den met groote uitkomiten; eenige, zoo fijne als dui- delijke, karaktertrekken; en eindelijk, den vasten re. gel, naar welken beide, bet fpreken en bet zwijgen van Jezus, bij zijne verhooren is ingerigt. Vele bijzonderlieden worden als bewijzen der waar- heid opgegeven in bet derde tijdperk; terwijl aange- toond wordt, hoe bet groote en bet eigene in Jezus karakter bet doorflaandst merk der waarheid oplevert. Door de aanwijzing van den Redenaar, waarvan wij bier geene proef kunnen geven, maar die inhaarfcherp- zinnig gelteld geheel moet gelezen worden, words bet gezegde van zekeren Schrijver, bier aangehaald, duide- lijk, dat bet een veel, onoplosbaarder verfchijnfel zou wezen, wanneer de gefchiedenis .van den Heilaud ver- dicht ware, dan dat die dd.nige, onvergelijkelijke per- foon, met al de grootheid van zijn karakter en devreeind- heid zijner wonderbedrijven , beftaan hebbe. De 29fte Leerrede, tekst Jo. XVI: 32b. Yezus, wan- veer ook door zijne vrienden verlaten, Met alleen; en daarom altijd kloekmoedig. Het eerfte deel bevat aan- merkingen over den zirn, den vorm en den nadruk van bet gezegde in den tekst. In bet tweede wil de Eerw. B x o E s , in Jezus voorbeeld, eene fchoone proef van de waarde van den Godsdienst, inzonderheid van den Evan- gelii'chen, daarin voorhouden, dat dezelve den mensch grootelijks opheft en veredelt ; en daarna bet gevvel van Gods alomtegenwoordigheid, die hoofdtak van den Christelijken zin, als hulpmiddel tot een kloekmoedig beftaan, ten gebruike aanprijzen: eene taak, die zeer fchoon uitgevoerd wordt. De 3ofte of laatfte Leerrede, tekst Jo. XX: s4-3o. eene befchouwing van bet ongeloofvan Thomas ; aangewend om twijfelingen aangaande bet Evangelic to wederleggen, to Ioorkomen, of derzelver grootfle fchade of to keeren. R r 3 De 6o6 W. EAOES De gefchiedenis wordt eerst opgehelderd, vervolgens ten' -opgegevenen gebruike aangewend. De Eerw. h kk o r; s kan niet befluiten, , aan bet ligchaam van Je- zus, na deszelfs opflanding, eigenfchappen van eenen verheerlijkten ftaat toe to kennen. Wij, daarentegen, wanneer wij dit niet doen, weten tot de beantwoor- ding van nienige vraag geenen raad; vinden bet, rote. gefideel, eigenaardig, dat Jezus, in wiens opflanding de onze is afgefchetst, ook in zijn ligchaam, na dezel- ve, ons ons aanftaande vertoont; verwonderen ons, boe uitleggers, antlers zoo waakzaam, om opvattingen tegen to gaan , waardoor iets , dat als wonderdadig ver- meld flaat, natuurlijke gebeurtenis zou worden, juist bier zulk eene opvatting, waartoe bet verhaal Been' den ininflen grond aan de hand geeft, maar wel bet tegen- deel, zich veroorloven; terwijl wij eindelijk -- fchoon bet er bier de plaats niet voor is -- wel gronden voor ons gevoelen zouden kunnen opgeven, die wij zouden moeten wederlegd zien, ear wij bet andere gevoelen gannamen. Wij kunnen ook met den Eerw. B R o E S 'geenszins zien, hoe onze opvatting der zake bet ge- loof aan Jezus opflanding eenigzins zoude kunnen ver- xwakken;. maar wel bet tegendeel. Hierop wordt van de gefchiedenis bet aangekondigd gebruik gemaakt tegen twijfelingen aan Jezus opflan- ding. Thomas ongeloof wederlegt ze. Waar hij einde- lijk met zoo veel moeite geloofde, kan Jezus opilanding geene verbeelding geweest zijn. Waar Thomas niet vermoedde, dat Jezus nog niet geflorven, maar dat hij nog dood was, daar is toch wel Been twijfel, dat Jezus waarlijk dood geweest is. Maar beide deze aanmerkingen vooronderflellen de waarheid van bet Evangelisch verhaal. Honderd in- wendige bewijzen Haven hetzelve. De Leeraar brengt cenige weinige bij. Toen de Zaligmaker voor de eerfle reis in 't gezelfcbap zijner Jongeren komt, ttiyijfelen zij op het zien, nadat zij to voren op bet bloote getuigenis geloofd hebben. - De verfchijning aan Petrus zou door gee- LEERREDEN1 N. 6071 geenen verdichter met een enkel, eenvoudig woord vermeld, maar in eene uitgewerkte teekening vertoond zijn. - Het geheele zamenflel van de berigten der ver- fchijningen fpreekt verdichting tegen. - De perfonen fpreken en handelen , ook bij deze gelegenheid, zeer karak- teristiek. -- Met de allerdiepite wijsheid leidt Jezus zij. ne jongeren tot bet, hun zoo noodige, heldere en on- wrikbare geloof aan zijne opilanding. Wie zou dit alles z66 hebben kunnen verdichten? Het ongeloof van Thomas ftrekt ook, om twijfelin, gen aan den geopenbaarden Godsdienst of to keeren. Gelijk Thomas niet wil gelooven zonder zien, zoo is ten alien tijde eene der glimpigite verzoekingen tot ongeloof de eigendunkelijke eisch, dat, hetgeen aan ons geloof wordt aangeprezen, niet flechts genoeg- zaam baarblijkelijk zij en waardig om to worden toe- geftemd, maar den allerhoogften trap van zekerheid hebbe. Ter vermijding van deze hip, beeft de Leer- aar Brie herinneringen. Vooreerst: de opflanding van Christus en de overi- ge gebeurtenisfen, op welke de Goddelijke afkomst van den Evangelifchen Godsdienst fteunt, hebben geen hooger en bellisfender .bewijs aan to voeren, dan bet getuigenis der Apostelen. Ten andere: de waarheid van Jezus opflanding en overige wonderen is gegrond, hoe- wel niet op de tastbaarfte, echter op genoegzame ze- kerheid. Ten derde: de eisch van eene grootere, tast- baarder zekerheid moet ons in bet fluk van den ge- openbaarden Godsdienst des to ongepaster voorkomen, wanneer wij de wijze redenen ontdekken, om welke bet Gode behaagd heeft; geene andere en hoogere, dan er zich ons voordoet, to befchikken en coe to itaan. Na- melijk, wanneer hier en daar tot genoegen van eenige twijfelenden een wonderteeken gefchiedde, zouden deze zinnelijke bewijzen, met toenemend wantrouwen aan bet getuigenis der Apostelen, overal en altijd gevorderd worden. -- Het geloof in Jezus moet den bedorven zin bekeeren; maar in een geloof, dat op zien en tasten R r 4 rust , bo$ W. is ROE S rust, koint geene zelfoverwinning, geene keus, gees, overleg, geene infpanning, geene gehoorzaamheid, gee- se onderwerping to pas. (Allcrjuistfte aanmerking!) - indien de waarheid van Jezus opftanding en zijner Godde- lijke zending niet betwijfeld konde worden, zou er wei- nig onderzoek omtrent den Godsdienst zijn. Het ge- brek aan tastbare zekerheid moge eenige menfchen, in weerwil der waarheidsliefde, door twijfeling fmartelijk ontrusten; aan de andere zijde geeft doorgezet onder- zoek ook de helderfte en vastfte overtuiging. Eindelijk is de befchouwing van Thomas ongeloof nuttig, om twijfelarij , waar zij is en blijft, onfchade- lijk to maken. Het ongeloof van dezen Jonger levert voorfchriften daartegen op. -- Thomas bedenkelijkheid werd geene volftrekte verwerping der waarheid. - Bij zijne twijfeling aan Jezus opflanding geraakte zijn ge- lieele geloof aan Jezus niet los. -- Thomas ging niet, gedurende zijne onzekerheid, tot de tegenpartijders over. -= Thomas bleef onder zijne twijfelingen op den weg der godsvrucht en broederliefde. De uitvoerigere opgaaf van den inhoud dezer Leerre- de kan hare belangrijkheid doen zien. Wij bctuigen, in den naam van bet godsdienflig pu- bliek, aan den waardigen Kerkleeraar onzen dank voor dezen zijnen, met vlijt en fchranderheid volbragten, ar- beid : opgaaf van de inwendige bewijzen voor de waar- heid der Evangelifche gefchiedverhalen. Mogten deze Leerredenen velen, bij wie, fchoon niet uit onrein- heid van hart ontftane, twijfelingen tegen de echtheid der Evangelifche gefchiedverhalen plaats hebben, in handen komen!-Schoon wij reeds vrijmoedig hebben to kennen gegeven , dat wij den Eerw. B R o E s niet gaar- ne gewijde verhalen fchilderend zien uitbreiden - wat nood ook ? non omnia posfumus omnes in de prak- tikale voordragt is hij meester , en weet bet hart to treffen en to overtuigen. Dezelve is klaar, vloeijend, hartelijk, en heeft in ons den wensch gaande gemaakt, dat de B.edenaar volftrekt alles verfmaden mogt, waar- door LEERREDENEN. 609 door de minder achtingwaardige hoorder wil aangetrok- ken zijn, en dit overlaten aan zulken, die, de ware kunst der rede niet bezittende, zich met kunstgrepen behelpen, om hier en daar eenen bijval in to oogften, met welken de ware Redenaar niet gediend is. Wij geven, ten flotte, een klein flaal, ter raving van hetgeen wij van 's mans verdienfte als Redenaar gezegd hebben. Uit de z7fte Leerrede. „ Slechts weinige menfchen kunnen zich geheel wijden aan de beoefeuing der we- tenfchappen; aan velen, die lust zouden hebben om nuttige en fierlijke kennis to verzamelen in de uren, welke de waarneming van hun beroep overlaat, ont- breken de kostbare middelen van boeken en bet onder- wijs eens meesters. - Is voor dezen alien de tempel der wijsheid gefloten ? Neen ! Ziet, wat Jezus gewor- den is, die des daags een handwerk dreef, - tot hoe groote kennis menigeen is opgeklommen in de uren, welke een antler voor ledigheid en ijdel vermaak weg- werpt ! Ziet , wat Jezus geworden is door de opmer- king der natuur en de beoefening der H. fchrift, met weinige of geene andere hulpmiddelen ! Befchouwt toch bet onderzoek der natuur en gefchiedenis-, der overige wetenfchappen, vooral bet onderzoek van den godsdienst , niet als eene taak, welke vreemd is aan uwen levensftand. Gij houdt immers, omdat gij koop. of ambachtslieden zijt, niet op menfchen en christenen to wezen , - uwe betrekking tot de tegenwoordige we- reld fluit immers uwe roeping niet nit voor de wereld der geesten, in welke buik en fpijzen,woning en huis- fieraden, alles, wat wij voor bet ligchaam behoe- ven, to niet gedaan wordt. U, die in uwen bekrom- pen ftaat van kostbare middelen des onderzoeks verfto- ken zijt, ontga de moed niet, om uwen geest met wijs- heid to voeden en to verfieren. De allerbeste boeken zijn u, to gelijk met den geleerden en met den rijken, ter hand: de natuur, de mensch, de bijbel; en zoo, inzonderheid voor den aanvanger, bij die boeken een R r 5 Uit- 610 w. B ROES , LEERREDENEN. uitlegger noodig is, gij vindt then ligt in eenen reeds onderwezenen vriend, en vooral in de openbare gods- dienstoefening." 4d vocem „ geheele vaderlandfche kerk," bl. iS9, zij ons nog de aanmerking vergund, dat er eigenlijk geene vaderlandfche kerb, fchoon wel verfcheidene ker- kelijke" genooti'chappen in bet vaderland, beflaat: dit zal dus waarfchijnlijk Hervormde moeten zijn. Tot meerder gemak, is achter dit deel gevoegd eene korte fchets van bet inwendige bewijs voor de waarheid der Evangelifche gefchiedenis, in de Leerredenen door- pans vervat, met aanwijzing der bladzijden. jenheid in het Menigvuldige, of het Christendom, be- fehouwd als eon vereenigingssniddel voor waarheids- vrienden,. by de anderzins nog zoo groote verfcheiden- heid hunner denkwijze, (land, zeden en, gebruiken. Leerredenen, gehouden ten tijde der Landdag-verga- dering in Zurich, i 813, van j. j. HE S z, -intistes. Te Groningen, blj J. Oomkens. 1815. In gr. Svo. 122 Bl. f 1 -: -: :Deze voortreffelijke Leerredenen, gehouden ten tijde der bijeenkomst van de afgevaardigden-van al de flcanden des ZwitferfchenEedgenoodfchaps in 1813, hebben na- tuurlijk de naaste betrekking op en de grootfle waarde voor Zwitferland; dan, dezelven zijn voor ieder Chris- tenvolk en voor iederen bijzonderen Christen evenwel van zeer groot belang : wij lazen die met bet uitfle- kendst genoegen, en meenen de lezing en behartiging aan iederen vriend van yolk en godsdienst ten flerkltt, to moeten aanprijzen. Het in onderfcheidene-partijen gefcheurde Christendom heeft voor iederen opregten belijder dadelijk veel, en wel Wbet wezenlijke, gemeen•; vnderlinge yerdraagzaamheid is geen betwiste pligt meer, J. J. HE SZ, E'LNHEID IN A ET WENIGVULDICE. GIr meer, niet flechts bij Protestanten, maar zelfs tusfchen Roomfchen en Onroomfchen , (voor het minst, die de- zen pligt nog betwisten durft, brandmerkt zichzelven bij iederen weldenkenden;) maar zamenflemmen en za- menwerken in - hartelijke, wederzijdfche achting en lief. de is de pligt, dien men nu toch eindelijk ook vrij al. gemeen erkent; en het is vooroordeel en misvatting, dat men daartoe vooraf eene vormelijke kerkelijke veref., fening van leerbegrippen en inrigtihg van den eerdienst, eene uitwendige eenheid, noodzakelijk houdt. Het een- voudige, groote oogpunt,-waartoe zich ieder Christen vereenigt , is geloof aan den eenen waren God, en aatl dien, welken Hij gezonden heeft, en broederlijke lief- de. „ In onze dagen was voorzeker daarroede reeds veel gewonnen, dat het ftelfel van verdraagzaamheid eindelijk de overhand behield, waarvan de heilzame ge-' volgen zlch feeds zigtbaarder vertoonen. Reeds uit verdraagzaamheid gewent men zich, zonder aanmerking van onderfcheidene leerregelen en vormen, welke de kerken van elkkander fcheiden, dat, hetwelk zij altijd nog waars en goods gemeen hebben, beter en juister to bezien, dit reeds hooger to waarderen, over deze gemeenfchap, waar eene vormelijke noch noodig noch mogelijk is , reeds van harte zich to verheugen. Dit baant reeds tot wat hoogers den weg. „ En waartoe dan ? " - Tot datgeen, waarvan men bet denkbeeld, niet alleen bij Protestantfche, maar 'ook bij Katholijke Schrijvers (b. V. \V E S Z E N B E R c en ~ S A I L E R) fraai en naar behooren vindt uitgedrukt ; eene Christelijke overeenftemming, ook zonder vorme- lijl e vereffening der kerkelijke verfchillen, waarvan zoo veel to overvloediger zegen to wachten is, naar mate men meer dat, waarin de gefcheidene kerken overcen- flemmen, geldend maakt, en gemeenfchappelijk behan- delt. „ Dat voor de godsdienflige behoeften van on.^.n leeftijd niets gefchikter zijn kan, dan eene - hoedanige er onder waarheidsvrienden van zelf is --;. godsdienst- ver- 612 J. J. x E s z vereeniging van deze foort; - dat tot onderhouding en bevestiging van zulk eene geene half burgerlijke , half geestelijke kunst- en dwangmiddelen noodigzijn;- dat ook juist in de tijdsorrittandigheden zelve daartoe de dringendite eifchen voorhanden zijn, - ja dat wer- kelijk, onder Goddelijke leiding, daartoe in forte de. weg gebaand wordt, - dit is des Schrijvers innigfte overtuiging; dit is zijne. geliefkoosde gedachte," met welke de fteller dezer beoordeeling hartelijk inlemt, die er met den waardigen Antistes ook gaarne bijvoegt, met genoegen to zien, „ dat bet oude onderfcheid tus- fchen de inwendige en uitwendige kerk, waarop de in- rigting des Christendoms zelve,doelt, van nieuws we- der opgezocht en behartigd wordt; - dat men de zoo verfchillende denkbeelden: kern en fchaal, voorhof en heiligdom, (in zoo verre zij bijeen behooren, en in zoo verre.zij gefcheiden zijn kunnen) niet zoo ligt meer verwisfelen zal; - dat de poging van alle echte ken. ners van bet Christendom tot wedervereeniging in dat- geen, hetwelk in dezen godsdienst altijd en onder alle vormen even wezenlijk, even eigendommelijk is en blijft, zich duidelijk fteeds flerker openbaart; - dat hinderpalen voor deze vereeniging, welke voor korten nog in den weg lagen, deels reeds opgenomen, deels ligtelijk nog eindelijk weg to nemen zijn." De Leerredenen zijn zeven in getal: i) gehoucten op Pinkfteren, over Hand. II: 6-tt. Het alle waarheids.- vrienden liefderijk vereenigende Christendom ,, in weer- wil der verfcheidenheid van toefland, talen, zeden en gebruiken, is bet hoofddenkbeeld, waarvan deze Leer- rede, op dat Christelijk feest der eendragt en des vre- des, aanwijst, welk eene Godsdicnstvereeniging eigenlijk Gods wijsheid ten doel had; de tweede zet de beant- woording dezer vraag voort, en , had de eerfte aangewe. zen, waaromtrent alle waarheidsvrienden zich van tijd tot tijd broederlijk moeten vereenigen, (de erkentenis en waardering der groote daden van Cod) zoo wijst 2) aan , naar Kslosf. III: z i , welke verfchaidenheden_ kon- den EEN'HEID IN HET MENIOVULDIGE. 613 den en moesten geduld worden. 3) Rom. X. A. De prediking des Goddelijken woords, welke op 66ns wijd en zijd zich hooren liet, is bet vermogende middel, waarvan zich de Goddelijke Voorzienigheid bediend heeft. Bij dit hoofdmiddel voegden zich, of liever daar'- uit vloeiden voort, en dit is de inhoud van 4.), naar Efef. II: i9, broedcrlijke goede verflandhouding, de me- nigvuldigheid der verleende gaven en krachten, weder- zijdfche voorbidding, briefwisieling, gastvrijheid en weldadigheid. De Apostel dacht zich de Christenen als een Goddelijk huisgezin en een heilige burgerttaat. 5) ,sac. IV: i , lost de tegenbedenking op , ontleend uit den onderlingen haat en fcheuring der Christenen; 6) wijst aan, wat wij doen moeten, om den zegenrij- ken invloed van den eendragt en vrede ftichtenden Godsdienst meer to helpen bevorderen, Zach. VIII: 19b; 7) wenkt op den voor een Christenvolk ook nu nog bereikbaren trap van zedelijke en godsdienflige waarde, en wat bet van God mag hopen, a Kor. VI: i6. Wij houden deze Leerredenen alle voor gouden appe- len in zilveren fchalen, en- durven, ook al"s Leerrede- nen, dezelve, wegens eenvoudige fehoonheki en over- tuigende, hartindringende waarheid, allezins aanprij- zen. Uit de tweede geven wij bet volgende tot eene kleine proeve : „ De Apostel gewaagt niet alleen van de befchaafde Grieken, maar ook van zulke buitenlanders, welken men bet verwijt van ruwe domheid (barbaarsch- heid) deed; hij noemt zelfs de Scythiers, welke onder de geheel of bijna wilde volken geteld werden. Maar ook dit onderfcheid kwam bij hem in gene aanmerking, waar gefproken werd van hetgeen Christenen als Chris- tenen vereenigt. De waarde vari elke van elders beko- mene verlichting liet hij aan hare plaats; maar als Leer- aar des Christendoms (eens Godsdiensts, welken bet opgeklaarde Rome en Griekenland even zoo goed noo- dig had, als bet ruwfte yolk) mogt en moest hij tot de voordeelen van dezen Godsdienst ook juist dit tellen, dat hij your bet hart en gewetcn van den onkundigilen, den 614 J. J. I E S Z, EENHEID IN RET MENIGVULDIGE. den ongeleerdften niet minder gefchikt was, dan.voor derzulken , welke reeds in kundigheden van elke foort groote voortgangen hadden gemaakt. Verheugen moest hij zich, bij zijn overzigt over'de Christenheid, reedss zoo wel getrouwe vereerders onzes Heeren onder de on- befchaafde, als onder de befchaafde kringen van men- fchen te vinden. Verheugen moest hij zich, dat zelfs dit anders zoo ' veel beduidend onderfcheid den needs verderen voortgang van het Christendom in geenen dee- le ftremde; dat men veelmeer van deze in doorzigt en kundigheden aan elkander zoo ongelijke menfchen door. gaans zeggen kon : „ Christus is alles in allen. Dit is „ het, dat hen vereenigt; dit geeft aan alien dezelfde „ innerlijke waards, dat zij nu gemeenfchappelijk er- „ kennen en vereeren den eenen waren God, en Jezus „ Christus, then Hij gezonden heeft." Gtfprek over den waxen aard van het Christelijk Geloof voor Eonvoudigen, door Alethophilus. Te Leeuwar- den, Ay J. W. Brouwer. 1815. In kl. 8vo. 47 Bl. f :-4-: Zeker Predikant vindt twee eenvoudige, maar brave manner in gefprek over eene door hem gehoudene leerrede over bet Geloof,' waarop zij eenige bedenking hadden, die hij door zijne eenvoudige en duidelijke te- regtwijzing oplost. Het voorwerp van bet Geloof is, volgens hem, de verklaring in den Bijbel, inzonder. heid aangaande de vergeving der zonden, onder voor- waarde van verbetering van hart en handel ; en dit voorwaardelijke was bet vooral, dat de brave vrienden tegenftond, als meenende zij, dat, daardoor bet vrije der Goddelijke genade en bet geregtvaardigd worden om niet geheel wegvallen moet. - Het heugt ons , dat, in vroe.ger dagen, juist bet bezigen van die woorden „ onder voorwaarde" fommigen fehrikkelijk' hinderde; brave menfchen , intusfchen, waxen het in de hoofd- zaak GESPREK OVER HET GELOOF. 615 zaak eens, maar bet was een woordenjlrijd, waarbij men over en weder verketterde. Wij hebb en altijd ge- meend, dat men zich gemakkelijk verdragen, kon, en in onze ambtsbediening bevonden, dat wij, zonder eenig bezwaar, die uitdrukking al of niet konden be- zigen, en evenwel hetzelfde leeren, en voor iederen toehoorder even bevattelijk. Sinds lang, intusfchen, hoorden wij niets van belang aangaande dezen woor, denftrijd; met dat al kan dit boekje misfchien by foj. mige, ja welligt op vele plaatfen nuttig •zijn. .Het is kennelijk gerigt tegen de beide uiterften.: „ het ftreven „ naar deugd, zonder eene gemoedelijke werkzaamheid „ o:mtrent Gods barmhartigheid in Christus ; en ,, bet vertrouwen op Gods barmhartigheid in Chris- „ tus, zonder bet ijverig ftreven naar deugd." Wij hopen, dat bet in de regte handen komen, en met vrucht zal gebruikt worden. Nationaal Gedenkboek der hernieuwde Nederlandfche Unie., van den jare 1813. Door J. K O N IJ N E N- BURG. (Tweede Recenfie.) Wij gaan•, volgens de aankondiging in ons vorigeL Nommer, thans over, om eenige daadzaken, zoo als zij in dit werk geboekt worden, met de wijze, waar- op de Heeren B o s S C H A en C H A D die vermelden, in vergelijking to brengen. De opftand to Amf erdam is bij C H A D zeer kort behandeld; hij kept daarin den Heere F A L c K bet oog- merk toe, om bet yolk op den 15den op to zetten, ten einde „ eene openbare verklaring ten voordeele van ,, den Prins van Oranje to bewerken." Wij twijfelen 'aan de echtheid van dit feit, en gelooven veeleer, dat de drang der omfiandigheden den Heer F A L C K , die , benevens bet edele Haagfche Driemanfchap , K E M P E OL en eenige anderen, zekerlik een plan ter verlo.sfing in den 616 J. KONIJNENBUP G den zin had, vroeger dan hij meende verrast heeft. De Heer B 0 s•s e H A flelt de zaak zelve twijfelachtig, zon- der iemand to noemen; en de Schrijver van bet Gedenk- boek gewaagt geheel niet van dit ontwerp van F A L C K, wien beiden ook met luttel onderfcheidings to midden der overige Officieren van den krijgsraad noemen. B o s- S C H A nogtans zegt, dat hij de aanfpraak deed aan bet Tusfchenbeftuur; eene aanfpraak, welke de late nako- melingfchap no- in het onlangs uitgekomene klasfieke werk van V A N 'D E R P A L M zal bewonderen. Volgens B 0 s S C H A, maakten van de vierentwintig opgeroepe- ne Heeren van hot Tusfchenbeftuur acht , volgens K o- N IJ N E N B U R G flechts zcven zwarigheid, om dezen post aan to nemen. De oficiele bekendmaking en B o s- s c II A's eigen gezegde bepalen bet getal op zeventien van de vierentwintig. Omtrent de opfchudding zelve treedt K O N IJ N E N B U R G in zeer vele bijzonderheden, die a o s s c H A niet heeft, en ook, volgens zijn plane, niet wel hebben kon; fchoon zij zekerlijk voor den An- Jierdammer aangenaam en belangrijk zijn, en dus we- der goed in bet ontwerp van K o N IJ N E N B u r. G die- nen. Hij heeft ook de fchoone en korte aanfpraak van VAN D E FL HOOP, krachtiger dan 6dne, die wij bij, de Ouden lezen : „ Mijue Heeren, v66r dat wij onze be- „ langrijke en gevaarvolle taak ondernemen, laat ons „ alien in itilte bedenken , dat God regeert ! " Omtrent bet Haagfche werk evenaart niemand c H A D in naauwkeurigheid. Geen wonder ! hij had den toe- gang tot de beste bronnen. Vooral in de eerfte, gehei- me,handelingen van bet eerbiedwaardig verbond, dat aan Nederland de vrijheid en den Koning de kroon verfchafte, heeft hij bijzonderheden, zoo als niemand ze heeft. Gedeeltelijk heeft de Heer K 0 N IJ N E N- B U R G zich hiervan bediend; maar ook eene menigte andere daarbij gevoegd. De Heer B 0 S S C H A, hoezeer iets korter, verhaalt de hoofdzal en met beknopte dui. delijkheid. De lotgevallen van onzen tegenwoordigen Koning, v66r NATIONAAL CEDENK Ot1 . 617 v66r de gelukkige Omwenteling, vertneldt B Q S s c H4 in bet begin van zijn tweede Deel kort, dock meester- lijk. In bet beftek van c 11 n p viel bet geheel uiet , daarvan to fpreken. K 0 N IJ N E N B U It G is daarpver, tegen zijne gewoonte, vrij kort; maar hij heeft de bij= zonderheden, ,dat de Vorst in den aanvang van 1813 de bijeenk.omst des Keizers van Rusland met den Kpniug van Pruisfen to Breslau bijwoonde; dat hij, op den <5 April 1813 uit Zweden to Londen aangekomen , de bes- te fchikkingen tot bet grpote Europefche verbpnd hielp wt hand brengen, en vervolgens op bet punt was, Qm zich in perfoon naar bet vereenigde leger in Duitsch- land to begeven, waar hij zelf eep afzonderlijk Corps Nedtrlanders meende op to rigteu, toen de wapenitil- ftand (door z.oo velen in Duitschland ipet leede oogen gezien) dat ontwerp kwam to leer ijne fchilderij de noodige eenheid zouden hebben doen misfen. Omtrent Brielle komen de berigten.van B 0 S s c H A met die van K 0 N IJ N E N B U K o grootendeels overeen. Laatszgenoemde is echter weder meer uitvoerig. De werkzaamheid en bet 1ijfsgevaar van Do. P A U W , M de moedige onverzettelijkheid zijner bade, om zijn ver- blijf niet to ontdekken, komen in dit tafereel voorna- MMurscx. 1816. NO- J4. S a me- 6I$ J. KO.NIJNEWE,URG ntelijk uit. De verrigtingen to Oodtgensplaat bekomen, ook' eene zeer uiteengezette vermelding. In de opgave van het beleg van Koeverden heeft tusfchen de beide Schrijvers dit verfchil plaats, dat de vesting op den I2 November volgens K o N IJ N E N B U R.G in naam des Rusfifchen Keizers en van den Kroonprins van Zweden, volgens B 0 s s b'H A in naam des Keizers van Rusland, des Konings van Pruisfen „ en des Prinfen van Oran- je" opgeeischt werd; een verfchil, niet zonder gewigt, daar, zoo het laatite waar zij , de ftelligc bedoeling der Bondgenooten, nog v66r eenige pogingen van onze zijde, volkomen 'zou blijken. Wij twijfelen echter, of enkele Kozakken dit zouden gedaan hebben, terwiji de Ridder R O S E N in de bezitneming van Friesland en Groningen met geen woord van den Prinfe gewaagde. De bezetting van Groningen, waarvan` s o s s c H A naauwelijks gewaagt , wordt bij K 0 N IJ N E N B U R G uit- voerig. geboekt , die daarentegen korter is in bet vermel- den der belegering van Delfz~l, waaromtrent B o s- S C IIA in vele bijzonderheden treedt. Iloezeer deze befchrijving bij K O N IJ N E N B U R G over 't algemeen zcer wel gefteld zij, kunnen wij echter niet voorbij, den Schrijver eenen logifchen misflag in den ftijl to doen opmerken, die zekerlijk aan zijne aandacht ontfnapt is. Hij fpreekt (bl. 36;) van het vertrek der,Rusfen, en van den Baron R O S E N, (bij -B o s s c a A beftendig ROSIN genoemd.) „ Hoe groot ook, " zegt hij , „ de „ fmart ware, eenen Man to moeten mislen, die door • zijne heuschheid', regtvaardighe,id en krijgstucht, al• • ler gemoederen aan zich verbonden had; hoe beden- k• elijk ook het uitzigt moest zijn, om den bijftand to • derven van in den krijg geharde troepen, die, onder „ & beste Legerhoofden, , zich ten alien tijde door • eenen naauwgezetten dienst ondeffclieidden,, en, „ ondanks het verfchil van taal en zeden, met hunne „ Ncderlandfche fpitsbroeders, in ongeftoorde eendragt • leefifen, verfchafte,de verdedigir-g van eigen grond, ,; bij ecne volitrekte ongewoonheid aan het krijgslcven,, „ to NATIONAAL GEDENKBOEK. 619 „ to midden eens geftrengen winters , geene geringe be- „ kommering." Elk ziet, dat of bet begin, of bet Plot deter periode mank gaat. Immers,- juist omdat die vcrdediging zoo veel bekommering wekte, was' het uit- zigt op de verwijdering der Rusfen zoo bedenkelijk,,en ,bet gcmis van R 0 s EN zoo fmartelijk. Zoodat , in plaats van hoe groot ook enz. , de zin, beter geweest ware „ bij de fmart, eenen Man to moeten misfen, bij bet uitzigt enz. , ver/ehafte de verdediging enz." De belegering van Deventer.... Doch wij oaken deze vergelijking, die, verder voortgezet, onzen Lezeren ligt tot verveling zou kunnen ftrekken; to meer, daar zij toch ook niet volledig kan zijn, vermits bet werk van den Heer B 0 S S C H A nog onvoltooid is , en bet Ilde Deel met bet jaar 1813 eindigt. Wij vergenoegen ons dus melt op to merken, dat K 0 N IJ N E N B U R G, to midden .eeher menigte alleen locale bedrijven, die voor den bewoner van andere fteden en gewesten in ons vaderland niet zeer,belangrijk zijn, toch ook zeer vele wetensvvaardige bijzonderheden mededeelt ; dat hij•, flad voor flad , de lotgevallen vermeldt van Koeverden, ,Groningen, Delfzijl, Deventer-, Zwolle, Kampen, Does burg, Zutphen, 14rnhem , N, ijnzegen, Thiel, Grave, Ut- recht, ~4rnJlerdam; (ten deele herhaling, op bl. 464 en 467, van het op bl. 113 geboekte : zoo zijn ook's Prinfen eerfte komst to ilrflerdarn, op bl. 26I, en zijne twee de, op bl. 3o6 reeds omftandig vermeld, op nieuww bi. 473) en 474, fchoon korter, to vinden : dergelijk'e herhalingen ontfieren dit werk ;) voorts van Naardn, 'Texel en de Helder, de IIillernflad, Gorinchem, 's Hertogenbosch, Bred, en Zeeland. Deze afdeeling al- leen bevat 272 bladzijden. Eer wij van dit werk afftappen , kunnen wij fillet -voorbij , nog eenige plaatfcn over to nemen nit bet Befluit, hetwelk, als eerie peroratio, toch'wel bet best en zorgvuldigst bad behooren gefchreven to zijn, doch waarin - wij zeggen dit met leedwezen --r voorna- Inelijk ten ftijl heerscht, die er, zich als 't ware op toe- S s 2 legs, 620 J. KON`IJNLNBURG 1egt, om van bet gemakkelijke, natuurlijke en ligt ver`- flaanbare' of to wijken, ja wel eens tot verwarring van begrippen vervalt. 13. v. bl. 617. „ Frankrijks invloed „ op bet binnenlandsch beftuur en onze buitenland- „ fche betrekkingen onderfcheidde zich weldra door „ dlvangeifchen cener verbindtenii, (ontaarde weldra in „ eene verbindtenis)welke Engelands wro1r zeer zeker tar- „ ten moest," enz. -Bl. 619. „ De koophandel-werd „ ganfcbel jk outaaard,, en bijkans 'tot`bene vernielende „ proof gedoemd. Bl. 62o.',,, Duizende Eigendonl- „ men,, in ieders vrijen regt tot nijverheid en vlijt ge- „ grond, en voormaals de altijd wellende bronnen van „ welvaart, werden ontroofd, cn het Staatsbewind • zelfs in aanmerkelijie vakken, tot handelaar her- „ fchapen." -- B1. 629. „ Het aloude nationaal \Ter- „ bond werd herfleld; en door eenparige algemeenheid • met voile kracht." - Bl. 631. „ 1NTaant gij een beter • inzien van algemeen belang"(te hebben.)-B1. 632. • Mag, ik, als openhaar Schrijver, in naam der gan- fche • fche Natie fpreken, dan.za1_zij' uwe namen" (die der verdienflelijj1e bevorderaars der Oniwenteling) „ in eer- biedig en dankbaar aandenken bewaren; dan wenscht „ zij in elke Raadzaal van uwe afzonderlijke woon- • plaatfen eenen eenvoudigen teen opgerigt, waarop uwlieder naam zal prijken met bet korte opfchrift • Het Vaderland aan zijnen Zoon." (Moet_en die Heeren zich zelve dan zulke fteenen laten oprigten, of moet de Natie de metfelaars zenden ?) - B1. 633. „ Wijsheid flaaf- „ de bet doel onzes behouds." (Hoe lean men ecn doe] haven?) -- B1. 634. „Zoo drive once Staarshulk,Pals • eene 4rk des heiligflen Verbonds , welke ons alien om- • vat, op eene flille zee, ftatig en veilig voort ! " Tiler vetwart de Schrijver de 11rke Noachs met de Ache des 1/e;-bonds, welke niets met elkander gemeen hebben, dan den naam van frk in onze vertaling, en eene plaats iti het boek'Gencfrs. t-Wij kunnen den wensch niet oiatveinzen , dat dit Na- iioidal Gedci'ikboik met meer Z`orgvuldigheids ware be- N•ATIONAAL GEDEIQREOEK. 6aI bearbeid geworden. Jyist bet -.fchoone onderwerp em de overige verdienffen. van bet werk doen ons dit ver- langen koesteren ; en , , zoo ei in 't vervolg cen tweede druk mogt noodig ziin, hopen wij, dat daarin vele der opgenoemde misffellirigen zu',len verholpen worden.. Karakterfchetfen, ,*den en Gewoonten van :Nederland-. fche Mannen en Ilrouwen , . in het _Yaar 18'16) hiJ- eenve:'zamcld, op eene Reize door het Koningrijk;der Nederlanden , door den . Engelfehen Reiziger G, J,O H N S O N , en den. Sthrij ver van • den . Ring van Gyges wedergevonden. Met Kaarten en Platen.: Ifle Deed. Noordholland. Te Amflerdam, bij E. Was. kamp. In 8vo• 37& Bl• -f 5-,r5-: Bij het doorloopenn van. den Inhoud van dit werkje viel ons terffond in bet oog, dat met de befchrijving van twaalf Noordhollandfche ifeden en plaatfen, dertien Hoofdffukken of 211 bladzijden waxen-gevuldi.terwijl de befchrijving van Zaandam alleen'zeven geheele 1-} ofd- fiukken of 115 bladzijden bevat , : en dat de overige fie. den flechts twee Platen waardig zijn gekeurd, daar in- tegendeel van Zaandam alleen zes- keurig bewerkte Plaat- jes gevonden worden. Ilet fcheen onsdns toe , als .'t ware meer eene befchrijving van Zaandam te.zijn;. met eene eenigzins uitvoerige inleiding. Zoo: zeer wij nu in den befchrijver van plaatfen en zeden lokale kennis, of berigten van onpartijdige en bevoegde Corresponden- ten "hadden verwacht, vonden wij ons al fpoedig in onze verwachting to leur geffeld, en nrishaagden ons vooral vele karakterfchetfen, bier en daar opzettelijl.c ingevlochten, zoo als under andere de befchrijving van bet voorgevallene in de Goudfche fchuit met de Fran- fche Actrice en de oudt Hollandfche flame. \Vij bad, den liever gezien, dat onze brave Hollandfehe.Natie, ungewoan aan Frati'fche grappenwakers.,. alhier• gehand, S s 3 haafd, 622 %ARARTER sc nvrSLN , ENZ. haafd, en geenszins in een befpottelijk daglicht ware geffeld geworden. Vooronderfleld zelfs, dat dit voor- va1 letterlijk hebbe plaats gehad, dafl nog eischte, on, zes inziens , de vaderlandsliefde van ieder I-lollandsch S.chrijver, om zulks met filzwijgen voorbij.te gaan, en geenszins door zonderlinge aan.merkingen voedfel to geven aan den lust van vreemdelingen, die ongetwij- feld dit boek gretig aanvatten en als Evangelie zullen befehouwen, om den Hollander to befpotten. Doch, wij happen over alle foortgelijke uitweidingen henen, om. bij Zaandam bepaaldelijk to kunnen flilftaan. -- Wij ver_wachtten, zoo als de titel van bet werk nood- zakelijk aan de hand geeft, eene befchrijving van het- gene in 1816 plaats heeft ; doch wij moeten openhartig bekennen, dat wij ons jammerlijk to leur gefteld za- gen, en met geene mogelijkheid ons voor den geest kunnen brengen, in welke huizen 'de Heer Schrijveg of zijne Correspondenten verkeerd en al die nieuwighe- den hebben opgedaan. Waar toch vindt men eerie mo- derne fecretaire naast eene glad gewreven latafel; een fraai bufet in de nabuurfchap van eenen ouderwetfchen riekenfIael,• eene hriefche klok tegenover eerie kostbare pendule? en dat bij rijke lieden ! --NB. een olie- en azijn- apzetje in de plaats van eerie kristallen kroon aan den zolder opgehangen ? (bI. 265.) Welk denkbeeld toch moeten vreemdelingen zich van ~de Zaandammers vor- men, tivanneer zij lezen: Ales is met dwijltjes en hleedjes belegd, om de matter nict to bezoedelen. Deze vindt men zelfs bij fommigen in het zoogenaamde fnui- vertje, waarin de goedertieren Echigenoot bij eenen laauwen aschpot verkleumd nederzit•, zelfs .dan nog, wanner de koude Noordewind blaast en woedt ti en de bagel, door denzelven voortgezweept, tegen het lagee dak en de r arnmrlende glazen kleltert, enz. enz. Trou- wetls, de Schrijver laat bier zeer verzaehtend op vol- gen, bl. 267: Denk echter niet, dat deze handelwijze Aij pllcri plaats heeft, Offphoon van nabij met Zaan- dim bekend, verklaren wij , geen enkel huis to weten , waar VAN P11EDIRL. MANMIN EN VROLJWEN. 629 waar zulke gebruiken plaats vinden. - Verder : bij wel- ke Vrouw zal men zulke foort van redenering aantref- fen, die, om aan haren lust tot opfchik to voldoen, Karen Echtgenoot door flecht voedfel ontijdig naar de eeuwigheid zendt, en zich troost met bet denkbeeld niemand Jlerft vddr zijn' tijd? (bl. 271.) In welk fat- foerilijk huis, waar men toch alleen onder lieden, die met tentjagtjes afgehaald worden, een Collation ver- waeht, eischt de etiquette, zich achter cenen grooten fsoop banket of koekjes to verfchuilen ? (bl. 272.) Welke Familie verbiedt geflrengelijk aan de kinderen het reini- gen van mond en tanden ? (bl. 275.) Welke zonderlinge zamenknooping van een aanminnig gelaat, NB. bevalli- gen tooi, ingetogen zeden, huisfelijke deugden, met bet- gene men eenige regelen verder leest, dat de Tlrouwen fangs den grond worden voortgefchoven, en zzulks ver- vorzaakt wordt door den`zwaren last van rokken, welke bare heupen drukken op cone vreesfelajke wijze, enz. ! (bl. X76.) Wij zouden to omflagtig worden : wilden wij deze befchrijying van Zaandam flukswijze naar verdienflen wederleggen, hetwelk echter noodzakelijk zoude zijn, om iederen vreemdeling, die dit boek in hander, krijgt, en eerder eenen hoop Hottentotten, dan befchaafde lieden, in de Zaandammers denkt to zulleir aantreffen, van zijne dwaling terug to brengen. Ja,'wij vergroo- ten her niet, indien wij zeggen, dat iedere bladzijde over d~ Zaan of Zaandam eene grove, Ionnaauwkeurig- heid (om geen ander woord to bezigen) bevat. Wij mogen echter niet voorbij , bet volgende aan to merken. Het fcheen den Schrijver Wet to bevallen, dat men in den Schouwburg bij een voortreffelijk Treurfpel niet ander: hoorde dan bet kraken van noten enz. (bl. 279.) Waar toch heeft de Schrijver dan plaats gekozen ? Ilet bevalt ons inderdaad even weinig, wanneer wij in den Amflerdamfchen Schouwburg door allerlei luid- ruchtig gefchreeuw worden gehinderd , en to huis koinende niet zelden onze kleederen door velerhande vuilibheid , van S s 4 bo- 624 KARAKiERSCIIETS1i:'N, LNZ. boven -afgezonden, jammerlijk befmet zien; terwijl. men nog daarenboven, itaande de vertooning, gevaar loops, eene ledige flesch, ja zelfs een' mensch 9p :het hoofd to krijgen. Is 'bier Van ook de fmaak det Amftelaren to befchuldigen ? -- Bijzonder fchijnt de Schrijver bet op de Kermisfen gemunt to hebben, en waarlijk regt hofffclijk -worden de Zaandammers bier• bij 'een' hoop wiiden vergeleken: immers, zij zijn, als 't hare', bul- ten zichzelven; zij fchijnen de logge aarde'niet mecr to beivoneit; zij verlaten met innige vreugde en-al huppe- lende hunne woningen,; zij zwerven honderd malen ginds en her-waarts door de kramen; zy treden,al zingende de herbergen in,: zij eten, zij drinken, zij fpringen eti danfen, tot laat in den nacht!- (bl..28o.) Wij verklaren conduit , bier nimmer ooggetuigen van to zijn •geweest, en nog minder' van die losbandighederi en buitcnfpo- righeden, lvelke verfchooning vinden in het algemeen gezegde, dat het thans kermis is! (bl. 281.) Zonder- linger Dog is deze opgave voor het jaar 1816, daar to Zaandam alleen Schouwbarg is bij de Kermis; en deze eerst in October- invalt, terwijl wij bet,boek"reeds in Jiilij dezes jaars in handen namen. - \Vie ook beeft den Schrijver wijs gemaakt, dat er eene gordijn voor de f liilderi in de Groote of Bullekerk hangs , welke gedrr. r,nde 'de godsdienjtoefening wordt toegefchoven', on; de cogeiJ der toehoorderen deiarvan'af to trekken; en wat nog nicer ze•gt,' dat, even als de Heer M A n s s T r. o o M Met eigen oogen bet olie- en azijn - opzetje aan den zol- dwr had zien hangen, (bl;'265.) ook de Schrifver in dit g,'.va1 getuigt : My waren hiervan den v`olgenden dad getuigen , en nogtans rnerkten wij op, dal deze gordi n riiet verhinderen kon, dat velen der Gemeente, misfchien vit gewoonte, hunne oogen deiwaarts wendden. ; bl. 298.) AV' j verklaren flellig, dat (hoewel bet wenfchelijk wa- re., dat zuilks gefchiedde) er simmer eene gordijti voor bewuste fchilderij, geweest en ook thans (October 1816) nog nict is. - Eenige bladzijden verder (bl. 302.) tivorden Ae Bewoners van de Zaan, die bet Huisje.van Czaar PE rE R met bezigtigd hebben, zeer zacht en min- VAN NZDXRL. MANNEN EN VROUWEN. 625 tninzaam; voor onbefchaafde menfchen uitgekreteti. Ook geenszins malsch kunnen wij de beoordeeling noe` men van bet hoofdiieraad der Zaandammer Meisjes : im- mers beet zulks een kapfel, dat eenc van de fchoonhe- den eener Vrouw bedekt, namelijk het haar, dat zon-" der twijfel zal worden afgeknot, en eene oorzaak wordt van onreinheid en hoofdziekten (bl: 362.) ; ter-wijl, daar- entegen, hetzelfde tooifel bij de Meisjes van Alkmaar als navolgenswaardi-g words aangeprezen : immers ; de. Beer J 0 x N S 0 N beiwonderde het , en wenschte, dat de Engelfche Vrouwen haar voorbeeld volgden : hij was vodr:. nemens , bij zijne tertigkomst in Engeland , zulk Pen hoofd- tooifel to vereeren aan' cene jonge Dame. (bl* i2o.) -- tat de befchrijving der bijzondere plegtigheden be- treft, van verjaring, v:ijen, bruiloften, begrafeni& enz. , welke -trouwens als v66r j aren voorgevallen voor- komen, wij hebben to vergeefs naar bejaarde lieden ge- zocht, die zich to binnen konden brengen, dat eenige derzelven aizoo hadden plaats' gehad. Oak eischt de titel eene befchrijving. van hetgene thans beflaat, en niet van hetgene in vroegere tijden in- gebruik was. Wil men de zeden onzer Voorvaderen leeren kennen, data leze men de oude Gefchiedenis : iedere itad, ieder plek- je groads zal zijne zonderlinge gewoonte aantoonen. --- Ook niet zeer heusch -hebben wij de befchrijving van bet zilveren bruiloftsfeest gevonden; en waarlijk, de Heer K....:.. , te- wiens huize die bruiloft door de 1 eeren werd bijgewoond, moet eene zonderlinge foort van dank- baarheid in zijne gasten ontwaren, welke hij met zoo veel guile gastvrijheid heeft onthaald, wanneer Mj,.dir bock in handen krijgende,-zijne gulheid ais uit eigen- belang geboren,-en zijne Gade als een lomp', an be-- fchoft en onbefchaafd wijf beltempeld. ziet. Ook o4n- trent de fpeelwagentjes- is des Sehrijvers- oordeel zeer zonderling. Men ontm'oet (zegt hij , bl. 279.) vele/peel-- wagcntjes, waarop, b'uiten den voerman, gees man-ge- zien wordt, Het Plaatje No. 6. bewiist echter bet te- gOdeel,. dar, hetzelve toch twee Vrouwen en twee S s 5 Man- 626 KARAKTUSCHETSL,N; ENZ. Mannen bevat. Nimmer, ectiter, ziet inn de trot:= wen zonder hoed of kaper op zulke wagentjes zitten, bffchoon dezelve in dit Plaatje met ongedekte hoofden afgebeeld zijn. Het Plaatje No. 7, dat alleen voor de afbeelding der kap fchijnt ingerigt, is zeer onjuist; bet fchijnt veel• eer, dat eene Vrouw, welke niet dagelijks de kap draagt, tot Model heeft gcdiend, daar men duidelijk ziet, dat de opgebonden haren zich onder die muts op bet 'achterhoofd verbergen , terwijl tevens de ondermun dood ouderwetsch, en bij niet UneVrouvrr meek in ge= bruik' is. Eindeliik is ook de afbeelding van een Zaan- damsch Huis (Plaat 8) niet zeer juist gekozen, om eene echt Zaandamfche wooing voor to ftellen. De perken (voor bet huis' ~namelijk) prijken met glimmen- de koralen en blocmen. Achter bet huisje zagen wij eerie plaats of twin, die zich tot de Zaan uitftrekt, en op gelijke wijze is aangelegd, (bl. 340 en 341.) Hier toch tast de Schrijver geweldig mis. Aan de noordzijde van bet huis is flechts 66n venfter, en geen twee, zoo als de teekening aanwijst. Er zijn geene koralen hoe- genaamd, even min ais cene plaats achter bet huis. Ten flotte eischt de liefde tot de waarheid, met een enkel woord to ge\vagen van de befchrijving der Papier- fabrijk van de Heeren K 0 0 L E N C 0 r-r r. Wij moeten , om de zoo gedetailleerde opgave van een' antler', voor- onderftellen, dat bier met den Heer Schrijver eene naau- we correspondentie heeft plaats gehad. Dan, hoe veel lofs wij aan de kunde en den ijver van gemelde Fabri- keurs moeten toezwaaijen, die, ter volmaking van hun- he bewerkte f bffen enz. enz. , kosten noch moeite heb- ben ontzien, vinden wij ons echter verpligt to verkla- ren , dat niet zij , maar de Heeren r o c G E r N C 031 n. , bet eerst velin-papier hebben vervaardigd, hetwelk daarna, door gemelde Heeren K o o L E N COMP-, en tevens door andere Fabrikeurs, tot volmaking is ge- bragt. Had de Schrijver dit geweten, welligt had, hij zich alsdan van de magtfpreuk onthouden, alsof de Fa- brijk VAN NEDE.RL. MANNEN EN VROUWEN. 627 brijk van de Heeren,x o o L de eenigfle op let vaste land is, welke met de beste der Engelfchen kan wedijveren, (bl. 37o.) even of de andere Fabrikanten in derzelver fchaduw niet konden flaan. Wij' herhalen,.de Heeren K O O L E N C o m P. v.erdienen our hunnen ijver allen lof; maar zouden hunne papieren, gefleld dat hunne Firma in dezelve niet gevonden wierd, dan our derzelver meerdere deu dzaamheid juist boven de voortbrengfels van alle andere Fabriketirs gekozen worden? Maken de Heeren K o o. L E' C o M P. dan alleen en uitfluitend goed velin-papier? Dan, genoeg ! Onbewimpeld hebben wij onzee aan- lnerkingen naar waarheid medegedeeld, . en alleen ge- tracht , de zoodanigen , die , door het uitwendlge van dit werkje fours misleid, zich een verkeerd denkbeeld van de Zaan-bewoners zouden mogen makeil, van hunne dwaling terug to brengen. En wij lneenen den Schrijver ernilig to moeten raden, om, wanneer hijwe derom een foortgelijk ander werk tot Nationale Karak terfchet~ mogtr onder handen nemen, alsdan to raadple- gen met eigen ' Inboorlingen, die gefchikt en bevoegd zijn, om hem onpartijdig to onderrigten. S#aat- en 4ardrijkskundige Befchrijving van- het Koningrijk .der , Nederlanden, of der ilII. Nederlandfche Provineien, benevents het Groothertogdom Luxemburg, 'volgens de Tracta- ten en de Grondwet des Jaars 1815', door N. G. V A N K AM- P E N, Lid der Holl. Maatfchappij van' Wetenfchappef , der Maatfchappij van Nederl. Letterkunde, en van het Zeeuwfche Genootfchap der Wetenfchappen. Met eene geheel nieuwe Kaart. Ti Haarlem, bif F. Bohn. 1816. In gr. 8vo. X en 415 Bl.f 3-13-; ,, Hoewel eene -menigte Befchrijvingen van afzonderlijke ge. „ deelten onzes ouden Vaderlands , en der Belgifche Neder- landen, beftaan; zoo was toCh, federt de ineenfdielting ,, der- (_n$ N. G.-VAN IKAMPEN „ derzelven tot den Koningrijk, eene nieuwe Befchrijving „ eene wezenlijke behoefte geworden." Ziet daar her begin. van her' Voorberigt' des werkzamen V A N~ K A M P E N, ge- plaatst voor her boekdeel , dar hij , vergezeld van eene nieuwe Landkaart, en op verzoek des Uitgevers, tot geleide en' toelichting derzelve, in her licht zendr. Alle bedenking wegens bet nuttelooze of overbodige van dezen zijnen ar- beid, bij de erkende veelheid en verfcheidenheid van narig- ten aangaande de thans hereenigde deeten van Nederland, wordt daardoor tevens afgefneden. Want, behalve eenige niet ongegronde bedenkingen, zoo' wegens dg uitvoerigheid van deze en gene vroegere Befchrijvingen, juist hierom anin- der berekend voor her algemeen, als wegens bet verouderd sanzien van andere, daardoor minder gefchikt voor her te- genwoordig gebruik, is dit nitgemaakt en blijkbaar, dat de affch6iding der Gewesten, in de laatfte Eeuwen onder eenen verfchilienden Regeringsvorm en Heerfchappije fiaande, den Aardrijkskundigen tot hiertoe verbood, het geheel der Neder- landen wider e6ne rubriek, of titel; to brengen. Zelfs de ver- deeling der XVf Provincien, die oudtijds beftond, en Luxem- Irurg en her nu Pransch gedeelte der Nederlanden (drtois) $nfloot, verfchilde van de tegenwoordige, waaronder bet Land Van Luik begrepen words, en die in maserdere opzigren ook op eene andere wijze geregeld is (*); ont niet to fpre- ken van onze naauwe betrekking' tot bet Groothercogdom Luxembourg, dat, als een bijvoeg/el, en voormuur van her Rijk der Nederlanden, van derzelver Staatkundige Befchrij wing' wel niet to fcheiden is , in waarheid nogtans een gedeel- .te uitmaakt van her hoogere Duit;chland. Ddarenboven, de lierinnering aan de jong!te gebeurtenisfen en oorlogstooneelen in Nederland, waardoor deze en gene plaatfen en flanden verinaard geworden zijn ; her verval en herleven van onzen btoei eu handel, en de ftichting zelve van den Troon van Ne. (*) Wij vermeenen onze Lezers geenen ondienst to doen, met aan hen, welken wij de nieu ve•Londverdeeling op bi, 633lceren kennen, te. vent to herinneren aan de oude Namen der XVII Provincien, die be. itonden in de Herogdommen Braband, Limburg, Luxemburg, en Gel- derlarrd ; de Graaflcheppen Ylaanderen, Artois , Henegouwen ; Holland; Zeeland, Namen, en Zutphen; de Heerlijkheden Yriesland, Groningen, Overijsfel, Utrecht, on. Mechelen, benevene bet Markgraaffchap Ant- werpea. BESCiiRIJVING DER NEDERLANDEN. 624 Nederland, waardoor''hetzelve, als uit de asfche van eenen vernielenden brand, tot eene luisterrijke M•ogendheid.herrijst dit alles doet ons met welgeyallen bet HandboEk des Heeren VAN K A M P E N aankondigen, dat, zonder de borkonden on- zer voormalige grootheid, bloei en vermaardheid onaangeroerd to laten, tevens befcheiden omtrent de Nederlanden beheist, floor den geachten Schrijver, deels uit eigen waarneming, deels uit ingewonnen berigten van kundige Mannen, verza meld. Alleen de hog zoo korte duur van den gezegeliden leer van zaken, dien wij mogten beleven, doet•ons vree- zen, of men niet met de uitgave dezer Befchrijving zich tenigzins to zeer gehaast hebbe, om aan dezelve de'vereisch- te' volledigheid en naauwkeurigheid to kunnen geven. Im- mers, behalve een getal van 17 bladzijdert Bijvoegfels en Verbeteringen. achter bet werk gevoegd, en die alreeds ons vermoeden fchijnen te bevestigen, de Schrijver zelf'erkent, omtrent Belgie niet zoo gelukkig getlaagd to zijn in bet be- komen van gewenschte narigten, als wet omtrent bet Naor. delijk Nederland; en to dhzen bevond• hij zich ook buiten flaat, om cene echte opgave der jongfte bevolking to geven, behalve van fommige groote rleden, en van bet eigenlijk ge- zegde Noordhollirnd. ,, Veelal dus (betuigt hij) heeft men • zich met do algemeene telling van 1796 moeten vergenoe- • gen, in afwachting der officiele opgave, die men N$, eerst- '„ ~daags van de bevolking, althans in de Noordelijke Gewe - • ted, to gemtret zict." ',Dit, echter, willen wij geenszins gezegd hebben- orn den lof to verminderen, aan onzen kur. digen Landgenoot -verfchuldigd, 'in wien wij dit onvolko- mene (bij eenen zeker to verwxchten tweeden druk gemak- kelijk to herflellen)~ zeer gaarne over bet hoofd zien, svan- neer wij delmoeite indenken; door hem befleed, orn bet meest merkwaardige en belangrijke over den geheelen omvang van Nedes•la id to verzamelen, en, in een beknopt boekdeel, zulk eenen rijkdtnn en verfcheidenheid van zaken bijeen -te bren- gen, als bij uitnemeiidheid gefchikt Is, om den Lezer, dien hij bet l'aderland leert kennen, tevens een aa-ngenaam en nut- tig onderhoud 'te verichaffen. Veel , zeker, moest dnartoe eene goede fchikking en' keuze van flof bijdragen, waardoor hij bet algemeene in eene uitgebreide en. heurige Inleiding vooruit zond, daarna eerst bet hoofdzakelijke van elk bijzonder Ge- west 'aanteekende, voorts under iedere' der XVII Provin. cicu 630 N. G. VAN K A N P E-N cien rangfchikte, War hij van hate fleden, doipen en plaat- ,fen eene uitvoeriger befchrijving of vermelding waardig keur- 1e. Geleidelijk was deze orde, die zich in den aard der za- ken.- aanbood ; en, terwijl nog de willekeurige fplitfing in ar- rondisfementen onder de Franfche overheerfching, vooral ten aanzien van de Regtbanken, in ons Vaderland fiend houdt, mag her gerekend worden tot de duidelijkheid der aanwij- zingen, met betrekking rot doze en gene plaatfen, iets toe to brengen, dat de Schrijver ook doze Landsverdeeling, ten minfle bij deze uitgave, niet uit her oog verloren heeft in zijne Befchrijving, die beide Staat- en Aardrijkskundig zijn zoude, en daarom ook mar ten deele de Provincien afhan- delr naar den rang van hare ligging, ten deele en voorna. melijk de orde volgt, die zij hebben in den Staat. -Wij be- vroeden evenwel niet volkomen, waarom de Heer VAN KAMPEN in dozen her gebaande fpoor verliet, en zouden al- zoo beter keuren, dat meil zich geheellijk houde aan de ge- wettigde of wel natuurlijke volgorde der Landen. Mear ge- noeg zij deze herinnering: wij gaan voort tot 's Mans In- leiding, en zullen die kortelijk doorloopen, om onze Lezers een ,eter denkbeeld, zoo wij hopen, to geven van den in- bond zijns works, dan indien wi) ons tot eenig uittrekfel be- paalden, waarvan de keuze to moeijelijker vallen zoude, wanneer wij geene yooringenomenheid verraden wilder met deze_ of gene Provincie or Stad onzes Vaderlands. Aanvangende met de ligging, uitgebreidheid en grenzen van bet Koningrijk der Nederlanden en her naburig Groothertog- dom Luxemburg, befchrijft bij den loop der drie hoofdrivie- ren, den Rijn, Moos en Schelde, die haar doorkruifen, om- zoomen, en wier monden zich uitflorten in de Noordzee, die ten. Westen en Noorden Nederland befpoelt. Andere, zoo ililflaande als ftroomende, wateren worden vermeld; doch der- zelver befchrijving uitgefleld tot die der Provincien, wear zij gevonden worden. De laagte van her meerendeel dezer Landen, waar boven de bodeni ook der gedachte Wereldzea verheven is, en die omringd worden van meer verhevene en bergachtige flreken, fchijnt nanleiding gegeven to hebben tot hunnen naam. Zij flelt her Vaderland bloot aan ovetflrooming en ijsgang der Rivieren, of inbraak der Zuiderzee of )iollert, riot altoos 'ifV to weren door kracht van dijken of paalwerk; eene min veilige befehertiting, d.ui Vlnanderen of Holland it, de BESCHRIJVING DER NnDERLANDEN. 631 de befchutting der, duinen onderviaden mogen tegen, bet ge- weld van de baren der Noordzee. Aan den anderen kant, evenwel, is deze zorgelijke ligging ,van Nederland, en zijn die rivieren, binneuwateren en Noordzee, de weldadige en voorname bronnen van onzen nationalen bloei, welvaart en grootheid. Ten Zuiden alleen heeft dit Koningrijk zeer hoo- ge, bosch- en bergrijke flreken; en loopen vandaar, tot in bet bait des lands, fommige meer verhevene en dorre heivelden. Zeer ongelijk, derhalve, is bier de luchtsgeJleltenis, char vochtig en veel bezwangerd met zeedampen, ginds `frisch of droog en alzoo meer gezond. Bveneens verfchilt- de vrucht- baarheid en aard der voortbrengfelen in de on4erfcheidene ge- westen. Ten Noorden is overvloed van vee en keurige wei: landen; ook groeit aldaar menige' foort van,graan en vruch- ten. Rijker, nogtans, in uitmuntend koorn, boekweit, vlas en meekrap, is (Zeeland niet uitgezonderd) bet zuidelijk ge- deelte, in deszelfs midden, en westelijker oorden. Delf[lof- fen, houtgewas, wijn, die aali den Rijn of Moezel valt, en de minerale wateren van Spa, treft men aan in Luxemburg,- ook in bet daaraan grenzend gedeelte des Rijks. Behalve zoo vele middelen van beflaan, en terwiji bij den overvloed, then Nederland oplevert, alleen zout en wijn deszelfs voor- naamfle behoefte uitmaken, brengt inzonderheid de Zee bet hare toe tot de welvaart des Rijks. Van oudsher waren de Yisfcherijen, met name de groote, of Haringvangst, eene rijke goudmijn, niet minder voordeelig dan de uitgebreide wereld. handel, door ongunst bovenal der latere Q ,,den en verlies der aangelegene Oost- en Westindifcbe bezittingen to deerlijk ge. flremd, geknakt en fchier geheel vernietigd, nu echter met verbazende fnelheid herlevende bij den zegen van Vrede en een gematigd Befluur. Zoo teekent VAN K A M P E N 22n; dat, reeds in 1814, een getal van 137 Buizen ter Haring- vangst uitliep, en 1500 Schepen onder Nederlandfche vlag de zee doorkruisten. Mogten wij hetzelfde getuigen wegens de kleine Visfcherij, die nog to naauwernood bet hoofd fchijnt op to beuren, en aangaande bet Fabrijkwezen in ons Vader- land, dat, wel is waar,-nog van de nijverheid, winding en bekwaamheid des Vblks eene niet ongunflige proeve geeft, echter over bet geheel zoo droevig in verval is en kwijnende? dat de herinnering. aan deszelfs v origen bloei, de treurigrle asn• 6g2 N. G. VAN KAMPEN aan4oening verwekt bij bet gezigt der voornamere binnebfer den van Holland. Na een zeer beknopt , dan t,o.ch voldoend overzigt• van alit alles, en bondig verflag der gefchiedenis van den 3yeder- landfchen handel, ontmoeten wij bier wegens her volkskarak, ter eene waarlijk vereerende, dan 'loch getrouwe .opgave, die van de opregtheid, eerlijkheid, trouwe, weldadigheid, werkzame geaardbeid, geduld, en wel eens to ver geclreven ,Winstzucht der ingezetenen iet goeds voor de toekonist to beloven fchijnt, wanneer zij flechts hunne overhelling tot den drank (volgens den Schrijver eene erffnet, met name in her Noordeliik deel) door rede, befchaving en Godsdienst leeren teugelen. Overigeus zij.ti daar, meest rwgrans in her Zuiden, 4e zeden in den middeiftand, door omgang met uirheem- fchen, Wet zoo verbasterd, .of er hleef-bij hen genoeg over van de vvoorvaderlijke en achtenswaardige eigeufchappen. Al- coo gewagende 'van de Yaderlandsliefde, en gehechtheid des Volks aan zijue Regenten, (waartegen de koele Nederlander node, ep piet dan na gewelddadige onderdrukking, bet har- 4as aangespt, wanneer hij Qok met kracht her knellend juk verbrijzelt) geleidt deze aanmerking onzen Schrijver tat de gefchiedenis, of een kort verhaal van Nederlands latge,vallen; waarna,hij opgave doet wegens de Yolkstelltng in 1796, die .in de onderfcheidene Departementen, to zamen genomen, een getal :van 5,384,805 zielen aanduidde. Voorts verhaalt hij den deerlijken •ftaat, waarin *hot Keizerliik lpecreet van NA~ro- LEO.N in i8io "s Lands geldmiddelen dompeide ; en die fe, derc.door her rijzen der Fondfen begonnen zijn zich op to ben- ren; fchetst wijders den toeftand der Zee- en Landinagt,-bene- vgns e ferkte, die .de Jigging der gewesten van rivieren en vestingen ontleent; en vervolgt met zijne Lezers bekend to maken met den acrd en varm van Regering-, gelijk die voor= maals was, en:nu in dir Koningriik is ingerigt onder den,Mo. „parch en bij Volksvertegenwoordigiug. Eindelijk bleef den Heese VAN IC A M P E N over, to fpreken van den Godsdienst, .of de onderfcheidene Gezindheden, die in ons Vaderland, met voile vrijheid ales gewetens, gevestigd zijn; en, ter eere vats Nederland, verflag to doen van den.flaaf der Kunfen, Lette. ren, AVetenfchappen en Befch¢ving in de pnderfcheidene ge- westen. Vierbij laat wel de Schrijver nan her Zuidelijk ge- deelte van .ons Vaderland :alle regt • belegenen; maar konu toch, IiESCR*11VINE DElt NEDERLANDEN. 633 eclek, gelijk znlks trouwens otlloochenbaar en w6bekend isr bet Noordelijk gedeelte voorcreffelijk uit, door de inrigting der Akademien, door eene reeks van bloeijende Genaotfohappen en nuttige MaatJehappijen zoo wel, als door den tijkdonn tan weteldberoemde Manned, die er vroeger en later, 'no: den Spaanfchen tijd, gebloeid hebben. Vervolgens onti ioeten wij eenen wenk aangaande de Yolkstale, die gewis, de kort. flondige' vereentging van de deelen des Rijks in aanmerking genomen, niet anders dan Beer nnderfcheiden zijn kan, en welke wij hopen, dat, door tle toenadeting en Vaderlands- diefde der Inwoneren, onder begunfliging van, bet Koninklijk: Iluis,' zich allengs tot eene algemeene Sprake vormen gal, en zuiveren moge van den zuurdeefem, waarvan wij eene walg hebben. Met naauwkeurige aanwijzing van de tegenwoordige fiaatkundige verdeeling der XVII Provincien, in 'eenige bij. zonderheden onderfcheiden van die onder Keizer IC A R E L DEN V, kiest hij ten flotte deze volgorde voor zijne Be= fchrijving van elke derzelven: Noord-Braband, voormaals Staats-Braband. ZuidBraband, voormaals Depart. der Dyle. Limburg, voormaals Depart. der Nedernmaas en een gedeelte der Raer. Gelderland.' Luik, voormaals Depart. der Ourthel Oost - Vlaanderen , voormnals Depart. der Schelde. lest Vlaanderen, voormaals Depart. der Leye. Hcnegouwen, voor. mails Depart. van .Temappe. Holland. Zeeland. Namen, voor. maxis Depart. der Sambre en Maas, met uitzondering van bet Luxemburgfche. Antwerpen, voormaals Depart. der beide Ne. then. Utrecht. Friesland. Overijsfel. Groningen. Drenthe, Waarbij dan nog aan bet einde des boeks een'drietal fan. hangfels gevoegd zijn, waarin, op gelijken voet als ten aan- zien van iedere Provincie, eerst bet Groothertogdom Luxem-~ berg, daarna de Landen, bij den tweeden Parijfchen Vrede van 1815 afgeflaan, en eindelijk bet Hertogdom bouillon, met de eanhoorige fleden enz., befchreven worden. Intus. fehen, daar wij reeds genoegzaam uitvoerig geweest zijn In ons algemeen verflag wegens de Inleiding, en de Lezer daar. Wit kan opmaken, in welken trant of fmaak bet werk ge. fchoeid, en hoedanig. over bet geheel deszelfs inhoud is, mogen wij ons tot geene bijzonderheden inlaten. Met rtumta kunnen wij trouwens dic Handboek, in meer dan tdn op'zigt onze bijzondere goedkeuring wegdragende, en rijk in veelheid en verfcheidenheid van gewigtige. narigten, bet vaderlandsch BO1KBESCn. I8I6. No. 14, T t Pu- 634 ff. G. VAN RAM-PEN ,pnbliek. ;op, gebruilte aanprijzen,, en moeten aan de onziJdig• held _4es I-I,eeren VAN 11,AMPF$N let regt doers-wedervaren, dat., in z.1j•ne,Befchrijving van de, Pro vincien,. nagenoeg de. zelfdeuitwgerigheid en gelijkheid van coon doorfirale; hoe- zeer,, heltg&gn kwalijk anders zijn.kon, Holland,. Zeeland,en Utrecht, met betrekking-tot de ,vbormaals Pereenigde-Neder- landfche, Gewestrn, met de meeste naauwgezetheid behandeld fchijnen. Met opzigt tot Gelderland is veel vergoed door,de Bijvoegfelen. , Omtrent de overige.drie Provincien dunkt ons bet verflag lets minder volledig, met, name ten aanzien van bet ,Platte land. Vanhier zijn ettelijke _ dorpen van Gronin- gerland,.met name order. het.Hunfingo-kwartier, niet anders dan met On enz. aangeduid: en, terwijl elders fchrale buur- ten met ouvermeld bleven, zijn in Vriesland, behalve meer anderen, 1laxum, Marfum, Beetgum,. Dronriyp, Menaldunz en, Wolvega met ililzwijgen voorbijgegaan; offchoon het laat-_ ice , van _ de beroemde V A N H A R E N S, die daar gewoond hebben, eenigen titel tot, aandenken ontleenen mogt. Ook kon de lijst der vermaarde Mannen, waarop dat Gewest, of de voormalige Hoogefchool van Franeker, zich met reden verheffen kan, eenige vermeerdering lijden; daar Harlingen eenen SIMON STIJL en JOANNES STINSTRA, Leeuwarden den, .taalkundigen j o. S C H R A P,4 R, en Franeker zelve den vermaarden GEORGIUS COOPMANS en JoANNES MUL• D E R,, behalve de genoemden door V A N K A M PEN, heeft uit- geleverd,, allen bekend door hunne fchriften. Ook zouderr wij, mast G IJ S B E it T J A P I X , aan den lateren Dichter in de Vriefche . tale, JAN A L T H U I S E N, eenen tweeden rang dur. ven toekennen. Overigens,, de uitdrukkiag onder Harlingen, alsof ,, dear veel visfcherij zijn zoude in de Zuiderzee," is onnaauwkeurig; althans de visch words daar alleen ter markt, of wel vann buiten, aangebragt door_ visfchers, die, elders, en, Tangs. de 'zeekust in gehuchten wonen, of aan den voet des dijks. Doch. mangel aan nieuwere befcheiden we- gens Vriesland mogen wij , daaruit insgelijks afleiden,. dat V A N K A, M P E N,, van Molquerum fprekende , zegt; . „ De „ huizen itaan er zoo verward ondereen, dat; men bet 4leM „ Vriefchen doolhof noemt, en een vreemdeling er naapweliks- „ to regt kan komen. ", Dit was•n misfehien zoo v66r vijftig of meerdere jaren: nu,,fchoon het plaatsje nog-bewijs draagt. van vere'ardert. aanleg., is .er. zpo veel gefloopt, vervallen en ver- 9ESCHRIJVINLi DER NZDERLANDEN. 63g veranderd, dat het geen' doolhof langer heeten mag. - B1. 54 wordt betreffende de Loosdrechten gezegd,- dat' er eene porfeleinfabrijk aangelegd is: deze beitaat federt ongeveerdertig jaren aldaar niet meer, maar werd toen verplaatst aan den 4mfed. -- BI. n58. ,, Op bet voorplein (van bet Paveljoen „ in den Hout) ziet men een namaakfel in gips der beroemde ~, groep van Laokoon:" wij meenen, dat die groep van lood Is. De Schrijver, die het vaderlandsch publiek uitnoodigt om kleene onnaauwkeurigbeden op to geven (*), houdt ons deze aanwijzingen voorzeker ten goede, die anders naar vitterije 2weemen konden, welke wij beneden ons rekenen, aithans bij een werk, dat hooge aanfpraak op ooze goedkeuring en den dank der Natie heefc. Wij leggen de pen neder met vermelding, dat de Landkaart ons tot bet bedoelde ein~ tie zeer voldoende fchijnt, ten voile klaar is, en met naauw- k'eurigheid opgemaakt. (*) Opdien grond veroorloven wij ons ook , ten aanzien van bet gebruik,des woords fijl in Vriesland, lien Hcer V A N x,& M P z N to regt to wijzen. Immers, zoo wij wel onderrigt zijn, heefc dot woord door Dimmer do be. teekenis van brag , ten zij misfchien van zoodAnige, waarbij eene wa- terlozinp' met fuisdeuren. Daarentegen fchlint men, ten aanzien van bet Woord fluffs, afgeweken vas den ouden zin, door bet, zonder eenige onderichoiding, vnn bogen, of fleenen bruggett, waarbij geene file gevon- den wordt , to bezigen. lie a I L I A A N, en w A a s z x D. Taalk. Rijdr. St. I. bl. 92. Dreomen, en Gedachten over dezelve.. Te Dordretht, bij A. Blusfd en Zoon. ISIS. In gr. 8vo. XII,en I99jBl. f i-so-: D e ongenoemde Schrijver van dit werkje heefc bier een quod- i'ibet over bet op ;den titel vermelde onderwerp bijeengebragt, hefwelk, hoezeer ook door een' al to losfen band aaneenge= heeht,' om als een geregeld geheel befehouwd to worden, 2ich ilogtans , als mengelwerk, zeer aangenaam last lezen. V,o'oraf• gaat eene Verhandeling van den in Duitschland beken-- d'en wijsgeerigcn Schrijver V I L L A U M E over de Droomen ,: die echter meer dient om can to toonen, wat dezelve Diet, datr *at zij al zijn. Vooreerst wederlegt hij nit de ondervindint It et gevoelen, dat zij altijd de voortzetting zijn van die veor- )ellingen, welke den mensch in den wakenden toefand hebben T t % be- 636 DR OOMEN. bezig gehouden. De Heer V ILL A U M a brengt eene menigt o voorbeelden, niet alleen van anderen, mnar,ook van zichzel ven, to berde, waarin de droom volflrekt afwijkt van den- gewonen loop der voor(lellingen in den wakenden toeflanj ; zoodac niet alleen geenszins de denkbeelden, die men on. middellijk of daags to voren had, maar zelfs die van bet ge- heele voorgaande leven volflrekc niet in fommige droomen voorkomen, maar door de avontuurlijkfte fpelingen der ver- beeldingskracht, door gedachten zelfs, die met ooze door. gaande voorflellingen meet of min flrijdig zijn, worden ver. vangen. (Het verbaud, echter, tusfchen de. gewone reeks der voorflellingen, in zeer vele droomen, is niet to oncken- nen. Vrouwen droomen zelden van flaatkunde, en lagchen den man nit, die in, zijnen droom keizers, koningen enz. ziet. Het is ook opmerkelijk, dat men veel meer van de eerfle woning zijner kiudschheid, dan van die, welke men thans bewoont, droomen zal. De Rec. kan dit nit eigene ondervinding, en nit die van vele bekenden van verfchillen- den ouderdom en Eland, getuigen.) Daarna words her gevoe- len van M U R A T o R I befchouwd, dat de ziel in den droom werkaaam is, dock add, dat de verbeeldingskracht daarbij da heerfchappij over het verftand behoudt. V I L L A U M E loochent bet eerfle; hij Acht de ziel in den droom volmaakt lijdelijk, doch gist, dat die droom door eene of andere ligchamplijke kracht (misfchien de zenuwvezelen) words voortgebragt, die ligtelijk in den flaap door bet bloed getokkeld worden, even als een onkundig fpeler de toonen van een Wavier in bet wil- de aanflaat. Deze verklaring, die de Schrijver zelf nogtans tlechts voor een vermoeden opgeeft, is vrij vernuftig, en fchijnt ook door den zamenhang tusfchen verhit of zwaar bloed, en benaauwde,' althans zeer levendige droomeq, een!! meerderen graad van waarfchijnlUkheid to bekomen. Voorts,, gist V ILL A U M E , dat de verbeelding, bij dag door ;de le-. vendige indrukken der zinnen. en door bet verfland beteugeld, des nachts, als- 't ware, uit den band gefprongen, ongebln derd baar fpel oefent..De ziel, echter, fchioon lijdelijk, heefr Loch bewustheid van hare droomen. (Men, weet fomtijds,. dat.men, droomc; en ooh buitendien herinnert, men zich dik. werf her ge4roomde. Er heeft dus ook geheugen bij deft droom plaats. De.perfoonlijkheid kan zonder verfland plaats lebpe_a, gelijk de ondervinding leers; doch waar zijn de arPn_ DROOMEN. 637 grenten en de voorwaarden dier perfoonlijkheid?) Zeer fcherp- zinnig onderzoekt nu V I L L A U M E verder bet vreemde ver- .fchijnfel, dat men fomtij•ds droomt, op eene plaats to zijn ,din abjiracto)," die in bet ware beeld der zaak (in concreto) er geheel anders uitziet, dau in den droom; dat Bus, als 't .ware, de verbeelding bet gehengen- bedriegt. (De Schrijver ,xegt, dat-de verbeeldingskracht ontbreekt; bet tegendi:el blijkt juist door hare fchepping van een a»der beeld.)' Ook de mensch in 't algemeen zoo wet , als de naenfchen in 't bijzon- der blijven in den droom, zoo als zij wakende zijn. (Als per;- wen, ja; maar hunne attributen wisfelen meermalen zeer fterk af.) De zigl vindt meermalen in den droom zaken uit, die zij ,vent zelve niet to kunnen bedenken, dock die haar door een' gnderen, in den droom van hoar onderfcheiden' perfoon, als '# ware warden ingegeven. Aan de uicleggingg van dit ver- fchijnfel zoo min, als aan vele andere, waagt zich de Schrij, ver, wiens Verhandeliug voor 't overige, •als bijdrage tot de toelichting van dit duistere gebied, en aanfporing tot naden- ken_ over hetzelve, eene wozenlijke waarde heeft. Een san- bapgfel van een paar avontuurlijlte r ter opheldering. Het tweede gedeelte des boeks , beflaat nit y belangrijhe „ droomen, die echter geheel natuurlijk en overeenkom(lig „ met de wetten , van bet menfchelijke denkvermogen en de „ menfchelijke verbeelding zijn." De Vertaler (want zoo doet de Verzamelaar dezer mengelingen zich in bet voorberigt'ken- uen)'wil dit gedeelte des werks uit een .rsthetisch, gelijk bet vorige nit een wijsgeerig oogpunt befchouwd hebben. Zoo dezelve lets tot bet hoofddoel des gefchrifts , de nadere ken- nis van bet droomen, zouden bijdragen, dienden wij eerst to iweten, of ook alle deze verhalen waarheid behelsden, bet. welk van bet langfte, en verreweg bet best gefchrevene der- zelven, de Walpurgis-nacht, bier althans voor een, groot ge. deelte genoegzaam ontkend wordt. Het zijn alle zeer leven- dige en vrij geregelde droomen. De eerfte is een Broom, door - kunst voortgebragt, en kan voor de lieve jeugd van beide fekfen, die near de huwelijksfuik verlangt, hare groote nuttigheid hebben. Maar nog eens: de Wrlpurgis-nacht is het fraaifte dier verhalen ; bet is een allerlieffte kjeine Ro- man, niet zonder gewigtige zedelesfen, maar volmaakt on- vruchtbaar voor de theorie der droomen. T t 3 10 63$ DAOOMEN. Wij Wden verwacbt, voor deze theorie eenig gebrnik van bet dierlfjk. magnetismus gemaakt to zien, 't welk, hoezeer aan den eenen kant door ftelfelmatig ongeloof, aan den ande- ren door bet drieste bijgeloof aangerand, nog altijd zeggete kan: kom, en ;de! Het is echter nu naauwelijks bier en daar .;net eem poor woorden eangeroerd. Nogtans is dit, zelfs vol. gens gettigenis van den Verzamelaar, bet eenige middel• Wt opheldering .flier waarlijk zeer zeldzame droomen; welke hij in zijn derde of laatfte fink mededeelt , en die nit de Ge- fchiedenis ontleend zijn. Inderdaad is bet ons,,boe afkeerig ook van de zucht tot ftijving des bijgeloofs, onmogelijk, in de natuurlijke verklaring des Verzamelaars to berusten, of zich,, wanner dit niet goat, met bet gewone hulpmiddel•„ ontkenning, to behelpen. Erkennen wij liever, dot bet mug. vetismus ons eene nieuwe deur tot de kennis der natuur heeft opengedaan; dot wij dezen weg nog naauwelijks zijn ingetre- den, maar dot hij nu reeds gewigtige fporen van bet" voor. been zoo raadfelachtige fomnambulismus vertoont, en misfchiei eenmaal dienen kan, om de fakkel der kennis ook tot de wey reld der droomen en andere raadfelachtige verfchijnfelen over to brengen, die de vereeniging van ziel en ligchaam verzellen. De fchrijftrant van dit -werkje is zeer goed, en verraadt fchaars den Duitfchen grond, waarop bet oorfpronkelijk (al. tans voor bet meerendeel) is voortgebragt. Beweegredenen, die J O H A N N E S W E P P E L M A N hebben gra noopt, em van den Hervormden tot den Roomich-kaiholijkeo Codsdienst over to gaan. Benevens zijne afgelegde.Belijr!e= nis, Aanfpraak en Gebeden, bij die gelegenheid 'gedaan: Te -Amjierdam, bij Geysbeek en Comp. 1816. In gr. 00.t 8o BlX f :-16-: it JOUANNES WEPPELMAN, - of zijn zijne beweegree denen, of is zij,ne belijdenis zoo bijzonder merkwsardigr -- Opregt moeten wij NEE N zeggen, Lezer! zoodat wij`gey looven, dot gij dit boekje, zonder eenige (chade, zeer welt ontberen kurt. Zijne Belijdenis, Aanfpraak en Gebeden heb- ben nets bijzonders, bebelzen niets, dot men Met bij zoo- danige gelegenheid iederen Papist kan laten zeggen of fchrij. ven. EEWEEGREDENEN VAN f. WEPPELMAIf. 639 ven. Zijile beweegredenen, ademen dweeperij en onverftand.' De' man had jaren aaneen" bet 'plan, om allen,' die hij voor vrienden en liefhebbers• van' den, gektiuisten C H R I S T U S hield', ult wile gezindheden , tot' din' do'el te' vereenigen. Zen- deling- en Bijbelgenootfchappen,' veikeer met Hernhutters, overal opzoeken van vromen, van Predikanten,. enz. bragten hem niet tot zijn doel. Eh: om dVdieper en dieper inzien to krijgen (bet zijn 's mans eigene woordeh) in Gods plan we- gens de algemeene zaligheid van bet nrenschdo'm, en de Chris= telijke eenheid en liefde, was, hij dag en nacht in het gebed, legde zich dikwijls boeteri `op van vasten, onthoudingen van kleinigheden, groote en kleine vernnoeijenisJen, deed tinge en groote reizen to voet, at' en Jliep weinig, /liep of vernaehtte fomwijlen op de heide en in b'dsfc'hen, ,gewende zich aan koude, regen, het fapen op Jli•aatfleenen, in de' open lucht, enz. En bekwam bij (en 'door?) dat alles zoo diepe w1jsheid en ech- te kennis der Protestantfche leer, dat hij Met fc'hroomt rond- ait to verklaren: De gemoedelijke en verflandige Protestant zal gereedelijk toeftemmen, dat er in het Gereformeerde Jlelfel Been verband is tusfchen geloof aan de leer van den Heerc j E z u s en de deugdbetrachting of goede werken. - Hij ken- de inmiddels, en leerde hoe langer hoe meer 'kennen, een eantal deugdzame Roomschgezinden, en kwam zoQ't tot de overtuiging , dat zijn doel tot vereeniging van alle brave Christenen bet best, ja wel eeniglijk, zou worden bereikt, wanneer al de zoodanigen terugkeeren tot de Roomsch-ka- tholijke Kerk, hun Kerkgenootfchap verlatende, dat met pro- testeren begonnen is, met protesteren voortgezet wordt, en met protesteren eindigen zal. Maar nu was hem de transfub• flantiatie nog in den weg; en, om daarvan overtuigd to wor- den, bezigde hij bet volgende huismiddel , dat hij ons als probatum fchijnt nan to prijzen. De woorden vati den Zalig- maker: ten zij gij mijn vleesch eet, hebt gij geen leven in u- zelven, waren hem telkens voor den geest. (NB. het bleed drinken, Jo. VI: 53-56, kwam onzen vriend niet to pas? in wel, maar bet drinken komt er juist niet op aan; hij wit -bet maar to ram-ell NUTTIGEN.) Zoo ' ik dan het vleesch en bleed van C II R I S T U s nuttig, dacht hi j, heb ik leven' in mijzel- wen! Dit was hem. eene begeerlijke znak. Hij bad: Beer 7 E z u s ! kom mijn zwak geloof to hulp. Hij nam een be- fluit, om met bet nieuwe jaar I8i6 eene oxbepaalde vaste to T t 4 doen1 640 BEWEEGREDENEN doen, . tot bet God behagen zou, zijp hart tot aannemen of verwerpen to nopeu. Met blijdfchap,over dit heilig voorne- inen, 'knielde , hij neder, en bad.... (Hoe lang?) Van zijn gebed opilaande, zeide, hij, bij bet opilaan: Het is mijn Jig- chppm! E,n,ziet daar, nu is de zaak gezond, en JOHANNES W E PPE L 1VI A N wordt Roomsch-katholijk. Ln die JOHANNES WEPPE.LMAN, Lezer! is.... Io- IIANNES WJ;PPELMAN! - EvenWgl, een man, (volgens bet zeggen van zijnen vader, nog van Bisfchoppelijke fami,. lie, en, hetgeen meer afdoet) in de Hervormde leer onder- 'wezen, door eenen Profesfor S E G A A R, D. D. H I N L 6- 1' E N en W 0 L T E R B E E K, en eenen Catechizeermeester , den braven TERWOGT. (Maar WEPPELMAN! WEP- P E L M A N I discipulus est qui discit : laat een of ander Pater u dit eens vertolken. Go zegt wel, dat go jaren aaneen ge- lleerd en onderwezen waart a maar 1 - maar. ! go legdet u vlij- tig toe op , tegenfpraak,; en omdat Prof. s E G A A R met aCh- ting van. Vader AUGVSTINUa en CBRYSaSTOMUS fprak, beelddet go u in, dac die mannen tot ons Kerkgenootfchap behoorden! Wij gelooven bet daarom gaarne, dat, zoo deze godvruchtige man nog leefde, hij zich over uw eindelijk nog Paapsch worclen niet verwonderen zou.) En deze j 0 H A N- N E S W E P P ELM A N telde onder zijue bekenden en vrienden bij de Hervormden Do. V E R S T E R, to Rotterdam_, K U I P E R, to JQrdrecht,'vAN tIER ROEST C11 RUTGERS, to Haar- Jem, Prof. SEGAAR, D. D. HINL6PEN en MASMAN, to Utrecht, Prof, KRonI, ce.Middelburg, Do. WANDERS, to iJledeniblik, en vele anderen. Deze mannen zijn alleu doo4 en begravvn ; 'en zou bet daarom zijn, dat W E P P E L M A N zich bij voorkeur op dezen heroept? Ho had onder de Di- rekteuren en Leden van bet Zendeling-genaotfchap immers een aantal, die nog leven, kunuen noemen? ja wel, ook deu een' of anderen, die bet nooit groot op heal had. Gerust, echter, kon hij zich op dezen beroepen, in denzelfden zin nor mclijk, ;Is ho die waardige overledenen aanhaajt, t. w. als hieria.mec hem inflemmende, u dat de Protestant!che leer, als ~, Was" (al is, zouden wij zeggen) ,, die de leerr des Thjbels, , niemand zal bateu, die de Christelijke zedeleer verwaar- loost, en zijn leven, zijn gewak, zijue eer, den lof der „ menig;e" (tea koste der zcdelijkheid) „ lief heeft." Wend w & P P & 4 iI A N boude zicb aan dit geioof, en_ ZQeke den fchoa• VAN J. WEPPELMAIL. 641 fchoonen tekst; I, Thesf. IV: II -, 12, te-verfiaan ea to be. oefenen ! Lodewijk van Eifach, of de verfchillende Opvoedingen. Naar hot Hoogduitsch van A U G UST L A F O N T A I II E. II Deelen.. Met Platen. Te Amflerdam, bij H. Gartman. 1815. In gr. Svo. 389 Bl. f 3.4-: Zoo bet waar zij , hetgeen men zegt, dat L A F O N T A I N E geene romans meer vervaardigt, maar dat eeni en andere op zijnen naam gaan, (met zijne voorkennis eti toeftemming, bm= dat hij den vervaardiger zijnen naam en roemn in dew toe- vertrouwt) en indien daartoe dan ook deze Lolewijk van 'Ei- fach behoort, dan nmoeten wij verkiaren, dat de fchrijver hem zijne manier netjes heeft afgezien ; maar is L A F O N T A 1- N E zelf de vervaardiger, dan meenen wij, dat deze rotnalq. vok niet van zijne miniien is. ,, Wees gegroet, kleine, We pastorij to Lichtenwalde! Daar fchemert dezelve door eeuen fcliaduwkrans van fombere olmen. Ben glad geloopen voet- pad leidt over bet kerkhof naar de kerk, en een ander naat~ bet naburig fchoolgebouw. Waarom klopt mijn hart zoo bij cut herdenken? Kan ik nog altijd dit eiland der zaligen, dai tuintje, waaruit wij iederen zondag-morgen de geurige narcis. fen haalden, en met de kinderen van den buurman door bet kamperfoelie-prieel bet avondfpel affpraken, niet vergecen? Ach, thans nog kan ik mij geen volkomener geluk verbeel- den, als (dan) onder haar firoodak, toen wj als kinderen ons in de lencezon onder hoenders en duiven koesterden. De goede moeder kwam alle vijf minuten-aan de deur, om ons to waarfchuwen, dac wij geen ongeluk zouden krijgen. De vader zag flechts met een' ter fluipfchen glimlach naar ons: want bet was flrijdig met de vaderlijke waardigheid, ons tf' laten blijken, dat hij zich over die wanorde verheugde: maar .wij wisten bet wel, en hielden ons fiil, tot dat de kraaijen. de haan ons verried, of ons fchateren, dat in lagchen nit- berstte." (NB. Lagehen gaat toch we[ bet fchateren vQbr.)- r Wees gegroet, helder, warm fchoolvertrek," enz. „ o Schoone tijd der onfchuld, des geluks, der deugd, waar zijt gij henen? n 1k wenschte, dat ik hem bier konde fchilderen, den T t 5 pre- 641 A. LA P0NTAINS predikann LA s t tr s; en wat zou ik van _hem kiinnen zeggen7 Hij was een eenvoudig man, een geleerd man zelfs, die de wereld flechts nit boeken kende," enz. ,, In zijn zacht. moedig hart was nimmer eene drift ontwaakt; in zijn leven, dat; gelijk de beek ftil door den ruin vol van witte narcisfen, door den tijd daarhenen rolde, was geen ftorm gerezen. Hij kende vats bet levers bet geluk-alleen, en van de hartstogten flechts de zachteren der deelneming., der vriendfchap, des mededoogens, der liefde. Zijne ziel was nimmer oneenig ge- weest; hij had'altoos kunnen-achten hetgene hij beminde, en hij beminde al war hem omringde." Wat dunkt u, lezer? En wat dunks u van bet flot? Toen vies BETTY 'aan bet hart van hare tante, en zeide zaeht weenende:,; Neen, zoo gelukkig ben ik niet, lieve tante!" „ Tante. floeg bet verflaauwde oog tot de wolken omhoog, en haalde een' diepen zucht. „ Waaraan lag bet dan, BET" t Y ?" vroeg zij. ,, Ach, lieve tante, aan uw flelfel, geloof ik. Het had immers flechts deze wereld en bet geluk ten doe]." „ Neen, BETTY, ik leorde u God eeren. Doe mij dit ver- wijt uiet!" ,,.Tante, ja, dat deeds gij; maar God, de eeuwigheid, do innerljke geesten-wereld, de liefde, de deugd moesten Each niet alles voor mij zijn, flechts de trappen tot een verheven geluk in de wereld , dat ik , ach! niet heb gevonden. Mijne grootheid was mij n ideaal , Iieffte tame ! Ach , de graaf zisAcH heeft bet mij voorfpeld. Zijn ideaal was God, zijn geluk de onfterfelijkheid, zijn doen geloof." En deze graaf EISACH was als eeu Spartaan opgevded; ja, maar de predikant LA s i u s had ook bet zijne gedaan aen then tot eene heldenziel gevormden rotsinan; en deze L A- s I u s (de lezer kent hem reeds) dacht dus over de opvoe- ding:,,, Tusfchen eenzame, afgezonderde rotfen is eeu Sparta mogelijk, bier niet. Ik leef onder menfchen , die meer behoef- te hebbeu, dan een wollen mantel, ftroo -tot een bed, water tot drank, en ooft'tot eten; maar matigheid zal de knaap bier.leeren, onder mijn ftroodak, aan mijne tafel, die so- C R A T E s to fober zoude vinden ; maar indien ik oak konde, On zou ik hem evenwel niet volgens de wet van L Y It u R- c u s groot brengen. I-let beminnend hart van eene moeder moet den mensch tot liefde, tot mensch opvoeden, die over- af LODEWIJK VAN EISACII. 643 41 op aarde odder menfchen to huis behoort, omdnt hlj een hart heeft r als zij. L Y K U R G u s , neen , niet eens hij , niaar de doode, koude, 11ijve wet bragt llechts Ypartanen grout, geene menfchen. Het dertiende, hoofd{tuk ill L Y K-U R G I7 S van P L U T A R C H U S onderteeken ik met geheel mijne ziel; bet bevat de ware grondregels der opvoeding, buiten welke zij flechts cen fpel of eene geld -fpeculatie is; en ik dank u' voor dit_ hoofdftuk, offchoon ik, zonder bet to hebbeit befpeurd, alle mijne kinderen volgens darzelfde hoofdttuk heb opgevoed; want dat zij- halve Spartanen zijn, in matig- beid in tevredenheid met weinig , in eenvoudige- gebruiken; hebt :gijzelf to zeer geroemd." Zoo fprak hij tot deli voed= ftervader van den jongen graaf; en deze proefjes zullen ge- noeg zijn, om den lezer eenigerrnate de verfchillende opvoe. dingen to doen kernen, die hij bier, met 'derzetver uitkbm- ften, vinden kan. Proeve ten betooge, dat ook de Planeten, even aft ohze Aard- bol, door levende en rcdelijke Schepfelen bewoond worden. Ne. vens een Tafereel van ons Zonnejlelfel, volgens de nieuwjle Ontdekkingen. Door J. A. 0 o S T K A M P. Te Haarlem, bij F., Bohn. I8I5. In gr. 8vo. 58 BI. f :-r4-: Deze Verhandeling is gefchreven voor dezulken, die, ge- heel onkundig van de fterrekunde enz., bet geftelde op deli titel voor onmogelijk en belagchelijk houden, en-heeft hee goede doel, bet eerbiedig gevoel voor de grootheid des Scheppers op to wekken. Tot dit oogmerk is bet boekje zeer gefchikt. Kolne bet dan nu ook maar vele van deze menfchen in handen! Bij her Tafereel zal de geheel ohkun= dige eenen uitlegger behoeven; maar bet ftaat hem echter pier in den weg, en is er voor liefhebbers dezer. wetenfchap bijgevoegd. Allereer/le Beginfelen der Ce/ehiedenis onzes Vaderlands, voor de Scholen, door A. VAN D E R SWAN. Tweede vernteer- derde Druk. Te Haarle m, bij F. Bohn. 1816. In kl. 8vc. co BI. f :-a-. Nicu- 644 WERKJis Nieuwe Nederlandfche Cefchiedenis, tot een Leesboek year de Jeugd, in Gefprekken, beginnende met den jare 1795, en eindigende in den jare 1816. Tweede, vermeerderde en ver- beterde Uitgave. Te Groningen, bij A. Hazelhof£ 1816. In ki. 8vo. 82 Bl. f : -4-: t, Len nuttig boekje, om aan de kinderen eene oppervlak- kige fchets van de Vaderlandfche Gefchiedenis tergeven. De Schrijver rekent vier tijdvakken; de Batavieren en Franken, de Graven, de Republiek en OverheerJching, en 'de VorJle. lijke Regering federt 1813. Natuurlijk beflaat dan ook bet eerfte tijdvak flechts Mile, en bet derde acht bladzijden. In zuIk een werkje behoorden echter geene misflagen to zijn; ZOO als, b. v., dat DES I D E R LU S E R A S M U S een voorftan- der was van de in Duitschland begonnen Hervorming. De DE WITTEN zijn ook niet eigenlijk door bet Haagfche Ge~ meen, maar = bet woord moet er nit - door de 5chutte- tij vermoord. Voorts heeft die kleine werkje de verdienfte , die in menig grooter boek ontbreekt, van de voornaamfte nit- vindingen in ons Vaderland, op den tijd, wanneer die gedaaa zijn, mede re deelen. Zelfs de bepaling der fpelling in I8o4 wordt niet vergeten. De bloote optelling der groote man- men op her' einde van ieder tijdvak is van geene waarde, ten zij een kundig leermeester die ontwikkele, en den leerling berigten van elk' dier mannen geve; doch alsdan kan zij ha- re groote nuttigheid hebben. Elke onderneming, die, gelijk deze, ftrekken kan, om de kennis der Vaderlandfche Gefchie- denis voor• de jeugd gemakkelijk to waken, verdient-aanprij- zing en bemoediging. En als zoodanig kunnen wij ook No. 2. -aanmerken, waar- van thans de vermeerderde en verbeterde utgave voor oils ligt. Bij deze verbeteringen bad men toch ook wel die kun. men voegen, dat ons land voorheen niet door eenen Prins ge- regeerd werd, wiens onderdanen wij waren, en wens wetten de Franfchen in 1795 kwamen verbreken. Voor 't overige is bet bevattelijk, zelfs meer of min in den kindertoon, gefchreven; en onder de hoofd-gebeurtenisfen van ons Vader- land in de laatite dagen hebben wij er bij de doarfezing gee- ne geluist. Kor• VoOR DE JEUOD. 645 8orteI aardrijkskundige Befchrijving van het Koningrijk der Nederlanden. Met eene genommerde Kaart. Te ifmJlerdam, bij 'Mortier Covens en Zoon en J. ten Brink, Gz. 1816. In kl. 8vo. 72 Bl. f :-14-: In dit kleine beftek is zoo veel bijeengebragt, als maar bij mogelijkheid gefchieden kon, omtrent de aardrijkskundige ge- fteldheid van ors Koningrijk. Geene overtolligheden of uitlatingen van belang zijn ons voorgekotnen, doch wet hier en daar eenige onnaauwkenrigheden. B. v. op bl. 9, dat er geen koren in genoegzame hoeveelheid zou voorhanden zijn. Reeds ee Noordelijke Provincien konden zich in 18o9 zelve voeden; hoeveel to meer, na de vereeniging met her vrucht- bare Braband en Vlaanderen? Dat er eenig ijzer is, dienc wel want to zijn, daar onze broeders van Luik en Namen ons thans bet Zweedfche ijzer voor onze tallooze benoodigd- heden moeten vergoeden. Bij Oostvlaanderen had men onder de beste dorpen vooral IJeveren niet moeten vergeten. De opgave der bevolkiog mist ook juistheid. Haarlem b. v. is niet met 21,29.7, maar met ruim 17,000, Leiden, in plaats van 30955 , nog met geene 28,000, en Middelburg met 13,ooo, in plaats van 17,637 zielen, bevolkt. Bezwaarlijk zal Delft ook nog 13,737 inwoners tellen , en Jin lerdam is ook lo,ooo menfchen to hoog opgegeven; zoodat de Schrijver eene ge- heel verkeerde en to vroege opgave fchijnt gevolgd to zijn. In weerwil hiervan, is echter dit boekje voor aardrijkskundig fchoolgebruik uitmuntend gefcbikt, en eene zeer goede uit, breiding of verandering der bijna uitverkochte Aardrijks4un- e'ige Befchrijving van bet Koningrijk Holland. Even als in dat boekje, zijn ook hier bij de onderfcheidene afdeelingeu ^'ragen geplaatst, waarvan zich de onderwijzer bedienen kan, en die zelfs door onderfcheidingsteekenen voor her gebruik zoo wel van den meer- als miuder-gevorderden leerliug zijn ingerigt. De Noordelijke Provincien beflaan hier 46, de Zuidelijke tlechts 17 bladzijden. De hulpbrounen tot kennis der laatfte .zijn ook minder overvloedig. Eene uirgave van dit zelfde werkje in de Franfche cast zal ealang volgen. Men. 6.4 WERKJES Nieuwe Leesoefeningen_ voor Eerstbeginnenden,, ingerigt naar do J"erhandeling over de, lTederduitfche Spelling van den Hoog- Jeeraar M. SIEGE N, B E E K. Zevende Druk. 1815. In kl. 8vo. 48 BI. f : - 2 - Nrrttige en aangename Oefeningen in de eerfle beginfelen der IYetenfchappen, een Leesboek voor Kinderen, het Franfche werkje: Premiere Connaisfance, vrij gevolgd. 18r5. In kl. 8vo. 126 BI. f :-6 .dardrijkskunde voor de Jeugd ten dienfle der Schoolen, in houdende eene beknopte Geographifche Befchrijving van het Koningrijk der Nederlanden, volgens de nieuwJle llaatkundi- ge verdeeling. Ifle,Stukjej 1815. In kl. 8vo. 62 BI. f :-5- Leesoefenfngen voor Meergevorderden. Inboudende eene beknop- te Befchrijving der Vereenigde Nederlanden, federf de' vroegfle tijden tot den Yrede to Parijs in 1814 geJloten. Ten aanzien der Spelling ingerigt, naar de Verhandeling, over de Nederduitfche Spelling van den •Hoogleeraar m. s i E- G E N BEE K. Nieuwe vermeerderde en verbeterde Druk. 1814. In kl. 8vo. 186'Bl. f :-6-: Alle to Irnhem, 1??ij J. H. Moeleman. Ten aanzien dezer voortbrengfelen van de in werkjes voor kinderen en fchoren zeer- vrucbtbare pers van den Heer PA o E- L E MAN, kan derielver enkele aanmelding nagenoeg voldoen. ' No. i is een zeer bruikbaar, en, •daar bet reeds den zeven- den druk beleeft, ook druk gebruikt boekje; her is dus al- gemeen bekend, en de afwisfelende verfchillende letter voor•` ode kinderen droagt vooral ook onze goedkeuring weg. Bij den achtften druk , inmiddels, mag doze en gene foul tegen de 'fpraakkunst nog wel verbeterd worden. B. v. bl. i7, dat wij daar opllaan : „ hij behoud(dt) de gezondheid niet, noch bevrijd(dt) ons van ziekte." BI. 5 zien wij daar ook, reg. 23, nag voor noch. BI. 39. zag leggen, voor liggen. ' No. 2. Juist valt bij her op(laan ons oog op „ is mijnls hartelijkeN wench," aan bet Plot van bet voorberlgt; en reeds 1e -eerfte bladzijdc behoren voor behooreni waar hier meldt 46 VOOR DE JEUGDe 647 de ttre't ook filet van eene bijzondere naauwkeurigbeid in die taai" waarom wij 'teil (in den tin van fchrijfflijl) enz,;enz.. overftappen. Kinder- en fchoolboeken vereifchen intusfchen to dezen aanzien eene groote naauwkeurigheid. Wet den in- houd betreft: bet werkje is voor klnderen, die reeds een weinig kunnen lezen, beflemd, en bevat een nuttig allerlel; mHeen zou bet, naar ons inzien, weinig verloren hebbeni.bij- aldien er hetgeen van vreemde talen bier voorkomt, als zijn, d'e voor kinderen, die nog maar een weinig kunnen lezen, to vroeg, en waarlijk ook to luttel tot een voorbereidend on-. derrigt, ware uitgeligt. No. 3. Ook dit gefchrijf beroemt zich op geene bijzonde-, re kieschheid in fpelling of tail, en dit hottdt onze eanwij, rzingen terug; bet is met fpoed liearbeid, opdat de fieve jeugd de aardrij.kskunde van bet vaderland vooral ook fpoedig nu zou eanleeren. Het overig gedeelce der wereld zal in een tw°ede flukje, dat al mede fpoedig beloofd wordt, behandeld worden. - Met kan voor een behulp dienen ; maar hoog loopen wij er niet mede. Er hapert bier en daar wel wat'aan de vereischte naauwkeurigheid; en wij hebben, bij de ons;meest bekende provincien, de reden pier kuhaen vinden, welke de keuze van den fchrijver in bet' opnoemen of ondet'l'iet en:. begrijpen van bijzondere dorpen bepaald hebbe. De aangave der onderfcheidene Christen -genoocfchappen, bl. 4 em 5, is zekerlijk voor verbetering vatbaar; en 'bet antwoord op de vraag: „ hoedanig is het algemeen karakter der Nederlan- ders?" willen wij affchrijven: „ Zij zijn, als bet ware, g4- „ boren Kooplieden, goede Zeelieden, bekwame Opmerkers, „ beoeffenen Kunften en Wetenfehappen; zij zijn getrouw aai „bun woord, arbeidzaam, opregt, openhartig, gemeenzaamt, „ enz. Eigenbelang is bij velen de drijfveer van hunne ban. delingen." Zou dit laatfle lof of berisping zijnl Is lief lets, waarin de Nederlander andere m€nfchen vooruic of ach- terlijk is? No, 4 prijst zich zeer aan door den bij uitflek gematlgdeii prijs, waardoor dan ook de minvermogende onder de. jeugd zich met de vaderlandfche gefcbiedenis kan bekend maken. }3e eerfle druk is bekend; en, daar er na den Parijfchen vre4 de nog veel weder gebeutd is', verlangen wij fpoedig' eene nieuwe uitgave, bij' welke men dan ook zorge, de fpellin vann den Hoogleeraar s i E c a tv a $-z , op deg 'titel, vermbld„l acerder.eere aan to dveaI flet 648 WERKJES VOOR DE JEVGD. Het Leven van J E z u s, voorKinderen; door J. F. F E D D E R S E N, Predikant to Maagdenburg. Naar den derden Hoogduitfchen D,•uk vertaald. Yijfde Druk. Gevolgd naar de Spelling van den Hoogleeraar M. S I E G E N B E E K. Te elmflerdam, bij W. van Vlier. In kl. 8vo. 164 BI. f :-r2- Sii ds meer dan e5 jarcn was dit boekje reeds in Holland bekend, werd door menig Godsdienstleeraar en door menig 1-luisvader met vrncht bij zijne kweekelingen gebruikt, en is in bet bijzonder ook door den Leeraar KROM, in zijne bij bet Nut van 't Algerneeis bekroonde Verhandeling, over de beste middelen om den gemeenen man met den inhoud des Bijbels bekend to maken, ernitig aanbevolen. Wij vertrou- wea, deze nieuwe uitgave zal dan ook wederotn welkom zijn; en bij zoodanige Ouders, die gaarne hunne kinderen al( vroeg in j e z v s den Goddelij ken Leeraar, Verlosfer en Heer, en bet waardig voorwerp onzer aanbidding, doen opmerken, zal dit werkje buiten twijfel deszelfs uitnemende waarde heb- hen behouden. Vertellingen, Gefprekken en Brieven voor Kinderen. Door c.. 0. S A L Z M A N N. Uit het Hoogduitsch. Met Platen. Te Bmferdam, bij J. van der Hey. :813. - Ilde Deeltje. 181 s. In kl. 8 vo. Te zarnen 374 BI. f 3 - : - Beide deze ftukjes kwamen ons to gelijk ter hand. [let der- de ftukje, waarmede ook deze nalezing op die foort van ge- fchriften van dezen voortreffelijken Kindervriend volledig zat zijn, is nom to wachten. leder deltje ftaat intusfchen op zichzelve, en is voor de lieve jeugd een bevallig gefchenk. Het oorfpronkelijke konden wij niet vergelijken: de uitge- ver zegt,. dat hij hetzelve eenigermate naar den finaak van onzen landaard beeft omgewerkt. leder ftukje is onderhou- dend, leerzaam, en naar de vatbaarheid der kinderen, in S A L Z M A N N's geheel eigenen, lieven trant; en bet kan pier misfen, of bij de lezing vat bet kind bet voornenaen op, om zich menigerlei goed aan- en menigerlei gebrek af- re wen- Pen. In het bijzonder behaagde ons, in bet eerile ftukje, de briefwisfeling van de kleine Hoveniers met hunne brave en verftandige grootmoeder, en, in her tweede, die van Ferdi- nand met zijnen vader. Dit jonkertje, dat in de find voor natuur en wetkzaamheid zou bedorven geworden zijn, werd aog regt.tijdig door zijnen vader. naar bet land bij eenen oom gezonden, waar bet hem van ti5d tot tijd al beter, en ein- delijk zoo volkomen goed aanftond, dat wij geenszins twijfe- len, of hij zal een uitmuntend man geworden zijn. Alles, intusfchen, is in deze ilukjes van den echt goeden ftempel; zoodat wij nicts to zeggen liebben, dan volledige aanprijzing, BOEI:p ' u0iaaq ai uar -aza'J UOZUO ' uaia2a0A iaiu aaigoa uai0OUI ffM •pfip -a.sI aaz ai re spaaa . 2uilaapaooaq azap a>:up ' aaour ai ' paaoaa2usEuo ' i aamuse sazoy\l UBA ltBgaOA Iaq aanO 2ullapuvgaaA azap ui aanfiag3S op aua2iaq `z(oo snp uaIel flA1 •ua4umdo uauunil lain aiaoisiq ap itn uazap fiA Itp ' uaizui iftlalail In ' 1)jUapBu SU!ZAiuaa a!M -auoad_j.oo uago,jualu s, U7A I,3EgaaA I0q Ul PUOIJ -aq igotajo 1filagojualu Iaq' uiA siuapaiga_ja2 aiifilanul -Bu alaaga2 ap 3osIv `ualtdaq piagpno lop sianfiagas ala3lua fiq ialu aaiq goiz aoom uoW •pu0lj002a2 uaanalf aaa)jUOP al lam Iamuaea.EBm' U A32aSdo 2iana)j nT3'ca ua 4filapinp lam apua)iiaaaoluo iip ijaag aanfrag3s aQ •aAlazap loon uoag a)ifl.I auaa pfille nou ' apuaIjiaaaoiuo lag is ,fiq `3Jfijq Ua)jOA aap siuapaig3ja$ ajd' •igotllja2 SUO UVA siuap -aig3Jag aijfi[.llnlBu op iooA fiz uaig3EmaOA ai igoil -aaaul apfiz aip UUA.Ia JO ' uadoqu-cm Bufiq Rm Isp ' Smut ooz 11301 3232 IN) ' UBA IaaA oaz as i)laa.dj' i)laaagiuo Jolj UaA -a-0aado 2uiaiAia ap .Ioop auaa2 UVC `piagaazalaq 0003 uss iaq uaim''si uooma2 ua)luap iag Iil?I1rem ua ' ig3BpBu do UOIsfalaA OOZ as aip' aanffagDS aQ •uaIBPPIaaA IBZ aaaul Sao' lgDBija2 SUO UBA siBElduoom sjs' apass aazuo 2uint 31INYOoa -a •f zI4, w1JSGEERIG-NATUURKUNDIGL VLRHANDEt.iNCEN. 713 den 'ftijl, en ftrijden tegen deszelfs eerfte vereischte tegen de duidelijkheid. Dit werk wordt befloten met eenige taste gedachten over het1dierlijk magnetismus , waarin de Sehrijvervoor- al handelt over het onderfcheid tusfchen magnetifche kracht en magnetifche vloeiflof, _over den aard der magnetifche weiking, over de verklaring van fommige magnetifche verfchijnfelen, enz. Wij vinden in deze gedachten veel weder, wat R E I L, F. H U F E L AND I, R L V G E en anderen reeds hebben opgemerkt; opk en- kele eigene denkbeelden, b. v. aangaande de polariteit in het menfchelijk organismus. D o o R N i R- vindt die, polen in de reproductie en bet gevoel, de dcnkkracht (bl. I5). Wij vinden hier echter noch tegenoverftelling noch ineenfmelting. In 't algemeen is die zucht, om in alles polen to zien en to vinde'n, thans eene ware ziekte onder de, natuurkundigen, waarvoor de weten- fchap boeten moet. Gaarne erkennen wij ze in vele werkingen; maar, om ze overal aan to nemen, moeten ij zich wat duidelijker vertoonen. Reize naar Indie, Ceylon, de Roode Zee, Abysfinie en Egyp- te, in de jaren i8o2 tot i8o6. Naar het Engelsch van den Bur ggraaf G'E 0 R G A V A LENT I A. Met Platen. life Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn. i8i6. In gr. 8vo. VIII en 38o Bl. f 3-I5-: iloezeer ook Indie een der meest bereisde gedeelten des Aardbodems zij, is-het echter tevens een der belangrijkfte, en deszelfs merkwaardigheden zijn nog op verre na niet door de Reizigers nitgeput. Her Schiereiland aan deze zijde it wel to meermalen bezocht; Madras, Pandichery, Bombay,' Suratte enz. kennen wij tamelijk goed; doch die hoofdzetel, der aloude Indifche befchaving, de Neder-Ganges, vooral Oude en de heilige Stad der Hindous; Benares, was nog min- der door Europe,/ehe Reizigers -bezocht. Behalve het middel- pu nt der zoo merkwqprdige,Indifche Letterkunde, vindt men ISUERBESCH. I8i6. No. i6. A a a bier ~4 G. VALENTIA hier eCbter oak dat van bet groote Engeljche Rijk in India, welks Hoofdftad, Calcutta, digt bij den mond van een' der zjjartn_en van den Ganges ligt: een Rijk van Kooplieden, eerst federt 5o jaren gefticht, en toch reeds een der grootften en magtigften op Aarde, hetwelk geheel Indostan fchijnt to zu1• len verzwelgen. De Reize derwaarts van eenen grooten Brit- fchen Lord; die, met den Gouverneur-Generaal op den vriendfchappel1jkften voet ftaande, door alle de Engelfche en Indifche Grootenn met voorkomende achting ontvangen werd, eu dus sneer dan ieinand gelegenheid bad alles to zien, fcheen zeer veel gewigtigs to beloven omtrent deze en in de oud- heid en in onze dagen zoo beroemde gewesten. Ceylon, daar enboven,, bet vermaarde Taproband der Oudheid, tot op on- ze dagen eene hoofdbezitting der Hollanders, verdiende ook wel in deszelfs tegenwoordigen toeftand onder de Britten to worden afgefchetst. Wij behoeven niet to zeggen, dat eene Reis naar Abysfinie volftrekt noodzakelijk was, om den graad van geloofwaardigheid to bepalen, then men aan den zoo dikwerf beftredenen Reiziger BRUCE mag toekepuen. Zie daar onze verwachtingen bij bet ontvangen van dit Reis• verhaal, 'r--geen ook in gansch Europa met dit zelfde ver- langen werd to gemoet gezien, en reeds dadelijk na de nit- gave in bet Fransch en Hoogduitsch vertaald. In hoe v erre onze hoop omtrent 4bysfinie zal vervuld worden, kunnen wij nog niet bepalen: dit eerfte Deel. loopt alleen over bet vaste land van India en Ceylon. En hieromtrent moeten wij, be- kennen, niet al datgene, 't welk wij zochten, gevonden to hebben. De Schrijver houdt zich to veel met zijne perfoon. lijke ontmoetingen bezig, en fchildert met veel zelfbehagen de eer, hem telkens door Indifche Vorften en Grooten be- toond; doch hij vaart Benares door, zonder,ons iets noemens- waardigs van de gefteldheid der gramiven aldaar, van hunne ware , of gewaande vorderingen ifs de wetenfchappen en kun- ften, vereeniging in eene geleerde Maatfchappij enz. mede to deelen. Het is waar, zijn verblijf aldaar was ilechts kort; doch in zulk eene ftad behoorde bet verblijf van eenen Lord Met kort geweest to zijn, die tot vermaak of onderrigting Teist, en_ die door zijnen invloed ons betere fchatten bad kunnen bezorgen, dan die van bet naburige Golconda.. Wij nemen echter ons wpord terug,, zoo bet in een volgend Deel blijken_ mogt, dat de Schrijver,, naar Bengalen ieruggekeerd, dit REIZE. HIS dft, verzuim had ingehaald. - Ook in Oude (Aode) bepaalt de Sehrijver zich veelal tot zijn dagboek, en heeft vele bij- zonderbedeir, die wel zouden hebben kunnen gemist wotden. Men denke echter Diet, 'dat wij door deze algemeene.aan- merking de Reis van V A L E N T I A als nutteloos, of zelfs van geringe waarde, zouden willen doen voorkonien. Integendeel t fchoon wij daarin meer gewenscht hadden, (om hot' onder- werp en de ruinie gelegenheid tot onderzoek beide) erkennen wij echter gaarne, dat er veel in gevonden words. De plaats- befchrijvingen, vooral van Bhaughulpore, Moughyr, Pattna/, aouanpore, Conflantia, Canouge, Ferack-Abad enz. zijn door. gaans naauwkeurig en onderhoudend. De vele bezoeken bij Indifche Aanzienlijken zijn, als bijdrage tot de fchildering der zeden, vooral bij de Indifche Mohammedanen, Wet zonder belang. Wij leeren daarin bUzonder bet Hof der Familie van den Grooten Mogol kennen, then in Europa zoo bekenden naam, maar die thans, als een nietig wezen, onder de be- fcherming der Britfehe O. I. Maatfchappij , die zijn uitge- flrekte landen bezit, een plantenleven leidt. Doch dezen Schijnmonarch zelven, die to Delhi zjjn verblijf houdt, zag Lord VALE N T I A niet : zijn reisontwerp, 't geen derwaarts geleidde, werd veranderd. Des to langer vercoefde de Reizi- ger op zijne vaart den Ganges en de Goumty opwaarts aarf bet Hof vane elude to Is'trcknow, van welke ftad hij ons zeer goe- de, weinig bekende narigten geeft. De befchrijving van eenen tufan of vreesfelijken ftorntwind, die de Incht verduisterde ais to •midden des nachts, en alles met ftof vervulde, zoodat menfchen van fchrik flierven, en van de overige onaangenaam. heden dezer Inchtflreek, dienen grootelijks om de overdreve- ne denkbeelden van de zalige Gangesvelden te. verzwakken. De landplaag der tilers fchijnt echter to verminderen. Wij ontvangen bier wee eenzijdige, (gelijk men begrijptn kin) doch daarom juist to gewigtiger befcheiden van de jongfe vergrootingen der EngelJchen in Indie; to gewigtiger, zeggen wij omdat zelf"s dit parrijdige verlag de Britten niet vol- ge.ns de gewone regelen van regtvaardigheid, maar door bet meerdere geluk der onderdanen, 't welk zij onder hunne re- gering genieten, tracht to verdedigen: een voorwendfel alter veruveraars, waarvan ook wij ondervinding hebben gehadt Echter blijkt bet duidelijk', dat de Britten wezenlijk de Hind dous, als talrijker zijnde, bij voorkeur tegen de Muaelmann A a a i aten I 716 G. VALENT!A lien, Indies oude Heeren, befchernien, en door de rninlfte toelating hunner godsdienstplegtigheden (waaraan dit yolk meer dan eenig ander verkleefd is) bij uitftek aan zieh yer- binden. Ook willen wij wel gelooven, hetgeen de Ed. Lord to meermalen zegt, dat de inwoners nu eerst rust en kalmte genieten, terwiji zij onder hunne voormalige Despoten nim- mer hun goed en bloed zeker waren. Doch wanneer de flech- tere Regeringsvorm in een aangrenzend land den nabuur regt gaf, om dat land bij bet zijne' to voegen, zouden wij in Eu- ropa al wonderlijke dingen zien! Nu, bet Volkenregt in Azie fchijnt naar mate van bet klimaat to verfchillen! Wij voegen ons bij de twijfelingen des- Vertalers, ten aanzien van her ge- drag des afgezettcn en levenslang gekerkerden A L Y- V I Z I R S. 'Van Lucknow keert de Lord longs eel]' anderen weg door bet nieuw aangewonnen Britfche gebied naar Calcutta terug. De befchrijving der verdedigingsmiddelen'tegen deingezetenen, vooral der oude fterkte Mougliyr en der nieuwe vesting .411aha- bad, zijn belangrijk. Dit ,fllahabad (maar zulks verhaalt Lord V A L E N T I A niet) is den Nabob -Vizir van Oude ook reeds long geleden, tegen alle regt en billijkheid, door een leeu- wenverdrag ontnomen. (De tegenwoordige Troonbekleeder van dat land fchijnt zich in zijne vernedering uitmuntend to kun- t]en troosten, door zijne Meesters na to volgen in Europe- fche manieren.) De befchrijving van Calcutta is ons bijzon. der merkwaardig voorgekomen. Groot is bet onderfcheid tus- fchen de witte en zwarte (Europefche en Indifche) flad. De eerfte is nieuw, ruim en prachtig: de firaten der laatfte zijn naauw en morfig. Boven alles ducht de Schrijver voor de Engelfchen de vermeerdering der nit Europeanen en inboorlin. gen geteelde kinderen, en geeft den onmenfchelijken road, dat men de vaders dier kinderen tnoet noodzaken, zich voor alcijd van dezelve to fcheiden, en hun kroost naar Europa in ballingfchap to zenden! Te Calcutta, eene flad van 700,000 zielen, is flechts a ne Christenkerk, die noch groot, noch fraai is, en nergens elders in Britsch Indiel De Lord geeft omtrent den toefland des Chriscendoms aldaar eenige zeer goe. de bedenkingen. Hij wenscht de uitvoering van Dr. B u,C H A- N A N.'s ontwerp, om in Indie een' Bisfcj]opszetel (van de Engelsch-Protestancfche kerk) op to rigten, onder die voor- waarde echter, dat deze Kerkvoogd zich geheel aan zijn ge- wigtig beroep in dat werelddeel zou moecen toewijden en van SEIZE. 717' van de terugkomst taaar Europa afzien, voorts aan den niter-, lijken Godsdienst zoo veel mogelijk luister bijzetten, om den inboorlingen daardoor allengskens to winnen, doch alle zucht tot bet maken van bekeerlingen laten varen. De Lord, die niet dan de grootheid van zijn Vaderland fchijnt to beoogen,- ducht zeer, dat de voortgangen der Zendelingen' de Hindousi verontrusten, en hun afkeer tegen de Britfche Regering zal inboezemen. ,, Onze voormalige, veel fchranderder ftaatkun. „ de," zegt hij, „ Iloeg in dit opzigt een' geheel anderen „ weg in. Zij behandellle hen met achting, gedroeg zich je. • gens hunne bijgeloovige,vooroordeelen met eene kiefche • gematigdheid, en gebruikte lien, op deze wijze, dikwerf tot werktuigen, waardoor de nuttigfte inrigtingen voor bet land „ bevorderd werden." Zonder bet ware en nuttige, 't welk hierin liggen kan, to willen ontkennen, of ten, koste- van wijze omzigtigheid een' onberadenen ijver to willen voorfpre- ken, komt bet ons echter voor, dat de bevordering des wa- ken Christendoms (zelfs al ware zij meer of min ftrijdig met de tijdelijke belangen der O. I. Maatfchappije) door eepe Christeltjke Regering niet mag, geweerd warden. Doch dic gevaar zal wel'herfenfchimmig zijn, zoo lang men de Hindous ilechts door overtuiging, niet door dwang, tracht to win. nen. Dit laatlle moet, gelijk van zelve fpreekt, nooit bet geval zijn; en wat bet eerile betreft, waarom hebben de Hindous zelfs nog vee! meer van de Mohammedanen verdragen? Maar de. knoop ligt elders. „ Ik geloof niet," zegt Lord V A L E N T I A, .,, dat de Hindous als Christenen betere, order- „ danen zullen wor4en : ilhtegendeel zouden zij alsdan mis. „ fchien geheel ophouden. onderdanen to zijn." Hoe komt dit overeen met bet gehik, hetwelk zij onder de Britfche Regering genieten? Zouden zij dit minder fmaken als Chris- tenen? Of beftaat bet misfchien alleen in de.verdraagzaam- heid, en vreest de Compagnie, verlichte onderdanen to be- zitten? Juist; dit is bet: „ Wezenlijke, loch tot dusverre ,, miskende verdienflen zullen zich (na de opheffing van de „ hatelijke onderfcheiding der kasten) misfchien al to zeer in • ons nadeel iioen kennen en gelden. Kan men gelooven, „ dat in zulk een geval zoo vele millioenen inboorlingen zich „ aan eene handvol Europeanen, aan welken hen geene na- „ tuurlijke genegenheid boeit, noch eenige pligten verbinden, Aaa 3 „zu1 ?Is G. VALEPkTIA • zullen onderwerpen?" Heerlijke getuigenis ten behpeve vat, de krachc des Christendoms ter bevrijding der Volken I De wensch van Dr. B U C H A N A N en. omen Lord, oin eenen Bisfchogszetel to Calcutta gevestigd to zien, is, volgens de openbare papieren, thans vervuld; doch niet die, om, bet Inllituut van den Marquis V A N W E L L,E 6 L E Y, voor de, vor. wing van jonge lieden in den dienst der Cotnpagnie, (waar- toe dus voornamelijk de Oosterfche talen behooren) herfleld, to bekomen; fchoon hij zeer wel betoogt, dat bet veel doel- matiger is, de jongr lieden in Indie zelve daarcoe.op to lei- den, dan in Engeland, waar thans bet Collegie to Hertford (onder den beroemden W ILK Es), geflicht is. , De befehrijving van Ceylon, die bet zesde Hoofdftuk van dip, Deal beflaat, komt ons als een der belangrijkfte daarvan voor. De Schrijver vermeldt de gefteldheid -des lands onder bet tegenwoordig beftuur van Lord N b.R T H vrij naauwkeu. rig; en bet moet ons, als Hollanders, voornameljjk,aalrge, naam zijn, bet oordeel van dezen zeer fte'rk vaderlaudfchen .Brit over onze inrigtingen' op Ceylon to hooren. _Hij prijst zeer de Hollandfche Schoolinrigtingen en gemaakte ontwerpen tot verbreiding van bet Christendom onder de CingaleEen, die , volgens hem, veel geleidelijker en minder bevooroordeeld zijn dan de Hindous. „ Gedurende de . heerfchappij der Hollars- • tiers," zegt hij bl. 366, „ waren de fcholen met de gees- • telijke inrigtingen verbonden, ftondett onder een.naauwkeu. ,, rig opzigt, en werden talrijk en druk bezocht... Na de „ verovering van bet eiland door de Engeljchcn werden de ,, jaarwedden der leermeesters niet betaald, en de fcholen ge. ,, raakten aldra geheel in verval." Lord NORTH herftelde dezelve; doch bevelen uit bet moederland wierpen deze heilzame herftelling weder in duigen Door eene bedaarde • en ftandvastige voortzetting van de door de Hollanders ge. t, maakte ontwerpen, zou men met grond langzamerhand de • bekeering der ganfche Cingalefche Natie mogen verwachten; • en bet is waarlijk treurig, dat die verwachting door dQ „ kleingeestige bezuinigingen der Britfche Regeringg grooten. „ deels verijdeld is." (Men ziet uit deze zinfnede, dat Lord V A L E N T I A bet zeer wel meent met bet Christendom , hetwelk,naar zijn gevoelen, alleen voor de belangen van Groot. jirittanje moet zwichcen.) „ in den woord," dus befluit hij giju vertoog, „ de Hollanders bebben op Ceylon zeer veer „ nnt9 REIZE. 70 „ nuts geflicht ,' hetwelk onze Natie naderhand onverfchoon- „ lijk verwaarloosd heeft; en omgekeerd• heeft onze Natie ,, veel verbeterd, hetwelk de Hollanders verkeerd ingerigt of „ over -bet hoofd gezien hadden." _Het belangrijkfte in deze befchrijving is een uitvoerig yerflag der handelingert van Lord NORTH met eenen Adigaar , of Staatsdienaar des Ko. rings ,van Candy, buiten weten van dezen, qe tusfchenkomst der Engelfchen ten nadeele zijns Meesters inroepende. Lord NORTH wees den voorflag niet geheel af; doch de reeds af- gezondene' Engelfche troepen werden niet naar wensch out- vangena. Twee jaren later deed de Britfthe Regering eene ernfliger ' paging tegen dFen Vorst; hij werd onttroond ; doch hernam zijn gezag, en deed de troepen, to Candy gebleven; eene vreesfelijke pederlaag ondergaan. Thans weet men, dat de gedurige twisten van dezen Koning der binnenlanden met die Heeren der kusten, door zijne gevangenneming, afzetting, en de vereeniging van geheel Ceylon onder den Britfchen fchep,- ter, geeindigd, is. Men ziet hieruit , dat de 'Overzetter van dit book ook ons, als Nederlanders, eenen wezenlijken dienst betoond heeft, ien hetzelve ook in 't algenreen geene geringe bijdrage tot de kennis der landen en volken opievert. Men zal ook zijn verflag van bet Eiland St. Helena, ert van de Kaap de Goede Hoop, (dit laatfle in den echten B~-itfchen geest, waar- bij de brave • Kafers en ' Hottentotten' tegen de rlollmdfche Volkplanters in • 't gelijk gefleld worden) niet zonder belang. flelling lezen, fehoon er reeds zoo veel over gezegd is. Wij verlangen zeer naar bet tweede Deel. De bekwafne \erta- ler, die ook door bet overbrengeif van andere, goede Reizen voordeelig bekend is, heeft zijne taak zeer gelukkig vol- bragt, en niet flechts een' aantal 'oordeelkundige opmeikh gen van zichzelven, maar ook fommige aanteeketfingen -van .Ae Hoogduitfche. en Franfche Vertalers onder den'tekst gevoegct, die meestal ter noodzakelijke opheldering diehen trail' de vecl- vuldige Indifche benamingen, in dit werk voorkoniende, en door den Schrijver, zoo hbt fchijnt, onvertaald gelatenr Het werk is net uitgevoerd, en met vie[. fraaije Plaatjes verfierd, het landhuis van Lord Wellesley to Barrackpore, ou- de torens nabij Bhaughulpore , de flad Benares, en de rivier Dfchendra tusfchen Point de Ctalle en Colombo (op Ceylon) voorftellende. Aaa 4 1. 720 J. M._ H E M P E R J. M. K E M P E R. Redevoering over de lotgevallen van onzen leeftijd, een voorbeeld opleverende, hetwelk de Volken, en jnzonderheid de Nederlanders, nimtner moeten verwaarlo(o)- zen. (Naar bet Latijn) door Mr. c. J. VAN A S S E N. Iri 's Gravenhage, bij J. Allart. 1816. _ In gr. 8va. VIII, 4Q BI. f :-18-; Een overheerlijk iluk, waardig om met gouden letteren op openbare tafels ten coon gefpreid to wordenl. En dit flak van zulken man, aan 'zoodanigen opgedragen en gerigt, als de Graven VAN MAASDAM ell HOGENDO.RPI Waarlijk, zoo de flaatkundige duisterlingen, die kleine en bekrompene geesten , welke zich rot de verhevenheid der denkwij!ze van onzen Koning niet verheffen, die zelfs niet naderen, begrij. pen of waarderen kunnen, diegenen, welke, misfchien even zeer als voorheen vele vrijheidfchreeuwers, (niet liefhebbero der vrijheid) onder fchoonklinkende namen • en voorwendfels , hun eigenbelang of wrok of waan vieren en .huldigen._- zoo zij door dit licht van 1 E M P E R niet.getroffen , ten minfle befchaamd en tot zwijgen gebragt worden, din zijn zij on- geneeslijk, da'n fchuilt hun de kwaal diep in bet hart. Doch, bet zijn dezen niet alleen - welke bet. buitendien naauwe- iijks sneer beflaan bet gefijfel der partijfchap als. van ter zij- de 4e doen hooren -- bet zijn alien, van, welke.denkwijze', van welk land, van welken rang en flaat, die bier ter fcho- le luogen gain, en leeren de doornen, die over ons levens. perk zoo rijkelijk groeiden, tot eene borstwering voor de toekomst aanweuden. Geene enkele perfonen, maar plaats- grijpende denkbeelden,.zijn de gronden van bet kwaad,`dat Europa gefchokt heeft'en verfcheurd.,d geene afzonderlijke daden, 'iaar omflandigheden hebben daarop gebouwd.. Lle zaden werden voor,eeuwen .geflrooid r- de fchakel- van oar- zaken en gewroehten is eene lange keren, welker eerfle fahalm zich dikwijls fgeheel verliest. De . geest des tijds is een 41room, Met to fluit~n, maar met wijsheid to leiden, met flandvastigheid tegen to werken. Er was openbare flrijd tus- fchen then geest, op bett laatst der achttiende eeuw heer- fehende_, en de vormen en perken, de aloude affcheidfeis en iirigtingen der flaatkunde -- die men Diet to verzet49, R® `e&m REDEVOERING. -21 veranderen wist; voor her to laat was, voor de wind des toevals den tegengehoudep firoom dijk en dammen had doen verbreken. Hoort, gij Vorflen! Maar ook gij, o Volken, neemc ter ooren ! Wanneer geen, regt meer geldt -- geene klag- te meer doordringt tot den troon - dan, ja, taste de vrije band naer bet zwaard.. Maar, geene wisfelvallige verbetering 'van bet goede verdient' de hagchelijke kans der flaatsberoerin- gen. Geene" denkbeeldige volmaaktheid - hoe zeer in 's inenfchen natuur gegrond, en geenszins de bastaard eener onr- sarde 'wijsbegeerte -- verlokke iemand tot gewaagde onder- nemingen. Deze zijn eenige hoofSdenkbeelden van den Redenaar. De, zelven zijn voortrefFelijk'`uitgewerkt, geflaafd en toegepast, in eene zeer bevallige taai. Men' kent, in her algemeen, den geest en ftijl' van H E M P E R. Het is minder declamatie, d9n eenvoudige, maar warme en krachtige hartetaal, welke hij ook 'bier fpreekt. Zijne rede vloeit intusfchen, vooral in dit fluk, met een gemak - de zegswijze en de beelden zijn zoo klaar en keurig, dat zij nets to wenfchen overlaten. Wij beklaag. den ons& flechts, bet oorfpronkelijke to misfen:.want, hoe fchoon ook vertaald, blinkt de echt Latijnfche flijl door het Hollandsch kleed zigtbaar been. Zoo wij 'eene aanmerking moesten maken, bet zou deze 'xijn, dat, zoo bet ooit geoorloofd words, dat de ouderdaan 'bet zwaard aangrijpe, hetzelve toch nimmer tot den croon, tot den grondflag van bet flaatswezen moet doordringen, welke beide heilig zijn _ vatbaar, ja, voor onderrigt en ver- betering_, maar niet voor dwang of geweld -- vatbaar om plaats to maken voor hetgeen wettig opvolgt, maar niet om, opgeheven zijnde, elks regt op. hec voeren' des bewinds even groot, en hetzelve rot een twistappel van partijen to laten. XE M P E R onckent dit geenszins; maar hij zegt bet oo1C pier. Qm iets over to nemen - daartoe is bet fluk to klein en de keus to ruim, fchoon bl. 3o, benevens voorgaandL en vol. gend, zich misfchien bijzonder aanbeveelt. . . Wij hebben, met eenige verwondering gezien, dat de Heer V. 4r( A $ S E N de chans gewoue fpelling Wet doorgaans volgt. Aaa 3 Ver- !22 A. VON K 0 TZ E B UE, 'VERTELLINGEN. Yertellingen voor mijne Zonen, naar ket Hoogdtiirsch van A. r O t' K o T Z E B o E. Met Platen. Te 4ttijlerdam, bij It. Gartman. 1815. In gr. 8vo. 376 -B1. f 3-:1-: Deze Verhalen bezitten allhs, wat deze-foort, van gefchrif. ten kan aanprijzen, en wij vertrouwen, dat zij, van den zede- Iijken kant niet zullen gelezen worden z,onder veel goeds to ftichten. Zij zijn elf in getal. 'Beloonde Deelneming. -De Duizendkunffenaar. De Sinas-appel-fchillen en de Meloen- fchillen. De oude Overrok en de oude Paruik. Wat rgakt fret ' mi j ? De Grootfpreker. De J ogenaar. De Reis near Keulen. Het woeste Eiland. De Gevaren ' der Perbeeldings- kracht. Oswald en 4uguste. Het is overvloedig bekend, hoe aangeriaam en treffend. V O N K 0 T Z E B U E verhalen kan; en wat bijzonder deze Verhalen betreft, zoo zal zich onze Le- zer bij gezegde opfchriften herintieren, een paar daarvau reeds aangetroffen to hebben in ons ,Mengelwerk.,_ en is, alzgo aangaande het onderhoudende en bevallige van. den.fchrijftranr genoegzaam verzekerd; en hoezeer de goede zedelijke trek- king in- die proeven ook geenszins to miskennen was, zoo durven wij echter gerust verzekeren, dat de,verder hier.voor- liomer a flukjes to dezen. aanzien vooral niet minder lofwaar- dig zijn. Ieder Vader kan alzoo deze Vertellingen aaa zijue Zonen veilig in handen' geven; terwijl zij daarenboven ook voor zijue Dochters leerzaam en onderhoudende zijn. De Elienden des Menfc&elijken Levens, of de klagten en zucl- ten, uitgeboezemdto midden van feesten, fchouwJpelen, *dant- partijen en concerten; van landelijke vermaken; van de g4- noegens. over tafel, op de jagt, bij het visfchen efl $et" fpel; to middrn van de geneug ten van het bad ; van de vetl- kwikkingen der lektuur; van de'aanlokkell)kheden eener reis; van huisfelijke vreugde; van het verkeer in de groote we ,told, em van het betoovetend verblijf in de hoofdflad. Bij- eenverzata:eld door J A M E S B E R E S F O R D, A L. M. en Lid van het Merton - Collegie aan de Univerfteit to Oxford. Uit het Frausch vertaald, naar de aehtfle Engelfche uitga- ve. I. B E R E S F 0 R D, ELLENDEN DES LEVENS, 723 ve. Te dmflerdam, bij J. van der Hey. 1816. A kl. 8vo. 159Bl.fI-, I0-: Her hapert 2eker,aan ons, maar - wij vonden in-dit'boelt: le volftrekt geen geest of vernuft; bet komt ons voor, zoo onder een kopje thee to zijn opgeiteld, bij gebrek aan b.etet tijdverdrijf, en met een ledig brein. Maar -- nog eens -~ bet hapert zeker aan ons; want deze Ellenden des Menfche= lijken Levens zijn achtmaal in bet Engelseh, en "wie weet hoe .menigmalen in her Fransch gedrukt; en well oorfpronkelijk in her Hollandsch gefcbreven, zouden wij meenen, zoo niet de verzamelaar, JAMES B E R E S F O R D, een' Engelfchen naam droeg. Misfchien heeft deze geleerde d. L. M. dezelve ver- zatneld dp Hollandfchen grond; want nidt alleeil brengt ons reeds her „ woordje in plaats van cene voorrede" op de .To= den-Breeflraat, maar in her boekje zelve bevinden wij ons op den Nieuwendijk en bij her 0. Z. Ileeren - Logemen,t enz. ; zoodat wij moeite hebben ons to verbeelden, dat wij Mot geene AMSTERDAMSCnE , rnaar ENGELSCHE klagten en zuchten vernemen. Her zijn eehter S A M U E L TESTY (Ontevreden) en J E R E M I A S SENSITIVE (Fij•sgevoelig), die bier her woord voeren, waarin zij nu of dan door een jong Heertje en eene Dame worden afgelost. Maar, war bevat en bedd9lt bet boekje Loch? Wij weten her waarlijk niet, Lezer!i gij kunt her zelf op den uitvoerigen titel zien;.wij zien_an bet werkje niets dan gezochte en mislukte aardigheid, die, men u als eene fatire op her klagen en zuchten der menfchen op. discht, met bet doel,. om, volgens her gezegde woordje, ver. volgden en verarmden (en bedrukten) to leeren, (of ziJ ,bet niet wisten) dat, niet alleen wezenlijk ongelulltkigen klagen en zuchten, en om den lezer to doen twijfelerk, , volgens des vertalers wensch, of de dwaasheden ier menfchen geene ellen, den, dan wet of derzelver elenden niet dikwijls dwaasheden zijn. Wilt gij een proefje, Lezer, van de bier opeengghoop>ie elenden? (zoo opeengehoopt, dat gij bij weinige bladzijdeu reeds moede wordt, en zeker op bet laatst her moeten lezen van dit boekje op de large lijsc der ellenden eene in het oog loopende plaats geeft) zie bier waar bet boekje openvalt: ~, In de diligence uw geld nit uwe beurs to halen, en_ een „ grout 724 r. E E R E S F O R D, LLLENDEN DES LEVENS. „ groot gedeelte daarvan, voornamelijk bet goudgeld~ in -bet „ flroo to laten vallen, en eindelijk, na bijoa een uur road- „ gefchommeld to hebben, niets anders to ontdekken, dan ,,. de .reten, waardoor u al uw geld bee ft kunuen ontvallen.._ „ Op bet oogenblik, dat gij, om eene bevallige en welge. „ kleede dame van uwe kennis to groeten, uw been voor- ;, uitfleekt, in eenen modderigen plas to flappeu, en zoo „ doende bet lieve kind grootmoediglijk als met een' wa- „ terflroom to overflelpen." (De Heer s M I E s heeft bet blijven fleken van eenen fchoen in den modder door eels niet onaardig plaatje wel willen verzinnelijken.) . Waarom ook niet: Een boek to koopen, waartoe de aankondiging, dat bet achtmaal is gedrukt, onzen lust krachtig heeft opgewekt; en din to ontdekken, dat men zijn kostelijke geld voor een'. Catalogus van ellendige Ellendigheden heft weggeworpen!, Zedelijke Verhalen voor de Teugd. Uit het Hoogduitsch van n. F. L O s s I u s , Schrijver van Gumal en Lina. Te 4m- fferdam, bij van Wet en van der Hey. ISI6. In kl. 8vo. 142 Bl. f I-g-: Van eenen Schrijver 213 L 0 s s 1 v s weet men vooraf., dat men niets dan goeds verwachten kan, en wij durven gerust zeg- gen, dat de •jeugd bij bet lezen van dit boekje geene andere fpijt zal hebben, dan dat de verhalen zoo kort en zoo wei- nigr zijn. r. De oude VriendJchap. (Hoe verheugt zich de jeugdige lezer, dat JOHN S W I T H tot zoo groote fortuin Iwam, en zijnen vroegen, braven fchoolmakker niet ver- geet, maar nu ook gelukkig maakt!) 2. De .Tood en de Chris- ten (Beide uitmuncende menfchen, die ons de nuttige les aanbieden, dat men elken noodlijdenden, Jood of Christen, helpen moec.) 3. ROBERT. (De bekende, maar altijd aan- doenlijke gefchiedenis van den braven zoon, die bet voor- beeld is van ouderliefde, en door den Prefident van bet Par- lement to Bordeaux, Baron VAN MONTESQUIEU, ZOO' heerlijk als onverivacht beloond werd.) 4. E D U A R D HEIS- T E R ; of. Eerlijk duurt het langst. (Deze fpreuk wordt in deze gefchiedenis treffend bevescigd.) 5. K R I S T O F FE L, of di beloonde Kinderliefde. (In denzelfden geest, fchoon~ van eeueu $. r. LOS S I US , ZEDEL!JKB VERHALEN. 723 eenen anderen aard, als No'. 3.) 6. E M I L I A, of de Ontdek- king ter regter tijd. (Dat de man, then men haar toedacht, een deugniet was. Bij de opgave van den inhoud wordeu deze brieven, niet aangemeld ; zij zijn wet gefchrev_en, maar behooren misfchien bier niet, als zijnde voor wat oudere kinderen, dan bet overige, meer gefchikt.) 7. M E L A N T H, of de endankbare Cast. (Loon naar werk. Dit verhaal uit den ouden tijd is den meesten kleinen wel reeds bekend.) Wij llipten den inhoud aan,om de zedelijke flrekking van, ieder verhaal to doed opmerken, en vaegen er de verzekering bij, dat dit boekje in een' goeden fmaak, en naar de vatb4ar- heid en bet gevoel van bet kinderhart even zoo goed ver- taald als gefchreven is. De Cefchiedenis van s I M S o N , voor Kinderen, door j. A. O O S T K A M P. Opgedragen aan bet Departement Zwolk, der Maatfchappij : Tot Nut van 't Algemeen. Te Zwolle , bij Clement, de Vri, en van Stegeren. 1815. In kl. 8vo. 8o Bt. f :-6-: ij geven dit boekje gaarne cene plants naast bet aantal, in bet bijzonder door de Maatfchappij Tot Nut van 't Alge- meen, over een of ander deei der Bijbelfche gefchiedenis, voor de Scholen verzorgd; en bet komt ons voor, dat de Heer O O S T K A M P bijzonder gefchikt is, om in dezen trant voor kinderen to fchrijven. Althans wij lazen dit werkje met groot genoegen, en hevonden, dat bet niet alleen goede vermanin- gen en lesfen, maar ook vele kundigheden onder de jeugd verfpreiden kan; dat bet de gefchiedenis van den merkwaar. digen man ook plaatst in bet juiste licht; en dat, hetgene vermeden worden moest, behoorlijk vermeden is. Er is een Kaartje bijgevoegd van Kanaan ten tijde der Regteren. Almanak, aan de fchooue Sekfe gewijd. Te Amflerdam, bij M. Westerman. f i-1o- Minerva. Almanak. Te Amfferdam, bij E. Maaskamp. f 1-5-: Almanak voor Yrouwen, ter bevordering van Huisfelijk Ce. luk. Bij Denzelfden. f 1-5-: 4lma*ak voor Prouwen door Yrouwen. Te Amfferdam, bij de ' Wed. J. D611. f :-18-: . 4l 726 ALMANAkIMN. Blmanak a'an 4Vernuft eu Srnaak..,lmff. bij de Wed. J: D 61I. f:-z8 8 : Xwanak tot Nut en Vergenoeging voor de onderfcheidene Stan• den des 4?aatfchappelijken Levens. Door J. A. U I L A E N S, 1f. L. M. ;' Ph. Doct., Hoogleeraar to Groningen. Te Gro- ningen, bij J. Oomkens. f :.6-: Nuttige en aangename Tijdkorter in ledige oogenblikken. At. wanak. Te Groningen, bij A. Hazelhoff enz. f: -5-: M eer aankondiging en bloote vermelding, dan beoordeeling, vorderen boekjes, wier lectuur zich veelal tot het jaar be- paalt, dat derzelve bet aanzijn fchonk. No. -z. Een Almauak bij en door W E S T E It M A N, aan de fchoone Sekfe gewijd, wekt al aanftonds opmerking, er brengt zijne aanbeveling met zich, welke de inhoud, over het ge- heel, ook zeer we] flaande houdt. Er zijn waarlijk fraaije itukjes in. Bijzonder onderfcheidden wij : De Weduwe bij het Heldengraf, De 4bdy der twee Geiieven,. enz. De Plaatjes alijn lief; doch niet uitflekend. No. 2 en 3 leveren desgelijks geene onaangename verfchei- denheid; de Prentjes winnen het van No. z , hoezeer die van de Minerva wat heel flaauw zijn; doch alle drie hebben, ten aanzien der Prentjes, eene gelijkheid van voorflelling en be- handeling, die "eat eentoonig words. Van No. 4 en 5 weten wij ditmaal niet anders to zeggen, dan dat inhoud en uitvoering, over Jiet algemeen, zich volkomen gelijk blijven; en, daar wij Reeds gunftige vermel- ding van,deze finds vele jaren beftaande Jaarboekjes hebben gemaakt, mag dit enkele' woord voor eene loffpraak gelden. F,e-nige Plaatjes zijn zeer lief. No. 6. De naam van u 1 L K E N s voor eenen Almanak -- zie daar voorzeker de beste aanbeveling tot deszelfs debiet I Vij voegen dan ook niets anders bij deze herinnering, dan dat de prijs even matig als de inhoud loifelijk is. No.. 7. Nuttig en aangenaam ? Nu ja, dat fchikt vrij wel ; en, a{s Volksboekje, waartoe de geringe prijs ook best be- rekend is, en waarbij men het dan ook met een' correcten Mil. zoo naauw niet neemt, wenfchen wij het in vele handen: bet heeft inderdaad eene goede zedelijke. ftrekkiug; en waartm zou een' Tijd-wijzer Wet sevens tot lien' der zeden mogen verftrekken? Wij wenfchen al de nangeltondigde Jaarboekjes Cell 900d vertier. R E G I S T E R VAN AE B OEKBESCHO UWING. A. ~an Q. N. N. als hertaler van Glatz, Zedekunde voor Meisjes. 92 Aanmerkingen (Befcheidene) over het ftukje van ,7. G. lo Sage ten Broek, enz. Tile en Ilde Stukje. Utr. bij , 7. van Schoonhoven. 510 Aardrijkskunde voo~ de; Jeggd. Ifte, St. Arnh. bij 7. IL Moeleman. 646 Almanak, aan de fchoone Sekfe gewijd.. Amfi. bij M. IVesterman, 725 ter bevordering Hgisfelijk Geluk. Amft. --- van bij E. Maaskamp, 725 voor Vrouwen. Amft. bij de Wed. ,Y. Doll. 72.5 van Vernuft en Sinaak. Amil. bij de Wed. J; Doll. 726 Amersfoordt, (J.) Disfertatio philologica de variis lec- tionibus Holmefianis locorum quorundam Pentateuchi Moiaici. Lugd. Bat. apud S. et J. Luchtmans. 3,32 4ntwoord van den' Heer Canfor aan den Heer Infpcteur van 's Gravenweert. $43 B. .Barbaz, (A. L.) Wandeling fangs den Ijkant. Amfi. bij C. Covens. 694 Bataille (De) van het Schoon Verbond enz. Amfl, bij E. Maaskamp. 4'x Beauchamp, (A de) Het Levert van Moreau, enz. Ii Deelen. Dev. bij J. IF. Robijn.r. ?02 Be- R E G I S T E R. Bedenkingen (Vrijmoedige) over eene Maatfchappij voor den Chinafchen Theehandel. Amit. bij Y. ten Brink, Gi. 353 van eenen Protestant', die voornemens is tot den R. K. Godsdienst"over to gaan. Amft. bij Geysbeek en Comp. 512 Belijdenisfen des Geloofs van vier Doofflommen. Gron. bij W. Wouters. 345 Benkowitz, (C. F.) Angellon de Toovenaar. IlDeelen. Haarl. bij F. Bohn. 362 Bercsford, (,3.) Ellenden des Menfchelijken Levens, enz. Amit. bij Y. van der Hey. 722 Befchrijving (Korte Aardrijkskundige) van bet Koning- rijk der Nederlanden. Amft. liij Mortier Covens en- Zaon, enz. 645 Beweegredenen van 7. Meppelman, om tot den R. K. Godsdienst over to gaan. Amft. bij Geysbeek en- Comp. 638 Bilderdijk, (Mr. en Prouwe) Vaderlandfche Uitboeze. mingen. Leyd. bij L. Herdingh en loon. 24 Borger, (E. A.) De conflanti et aequabili 7. C. indo-- le , doetrina , ac docendi ratione , etc. Pars 1. Hag. com. spud-J. Allart. 422- Bosfcha, (K.) Gefchiedenis der Staats-omwenteling-in° Nederland. Ilde St. Amft. blj P. den Hengst en Zoon, enz. ,337- Bosveld, (P.) Zestal Leerredenen. Dordr. bij P. van Braam, enz. 53 Brand,_ (3. 4.) De Voortreffelijkheid van den Mensch. Amit. bij C. de Pries, enz. 499 Brief, rakende de Memorie van Daendels. 's Hag. bij .7. 411art. 32 de Schuld. Dev. bij A Y. van Sigtenhorst. 133 Brief van den, Heere Campagne aan den Redacteur. 179 -- van Mr. Y, van 's Gravenweert -aan den Heer Re- dacteur van het Maandwerk: de /laderlandfchc Let- teroefe 501 B rock , k E G I 8 T E R. BroeJ , (3., G. Lefage ten) De Voortrefelijkheid van de Leer der R. K. Kerk gefchetst. Amft. bij,Geys- beek eat Comp. 321, - (Tweed TVerflag.) 365 (H. IV. Lefage ten) De Dank- en Biddag van' 5 Ju1ij 1815. Zierikzee, bij A de Thos, i3X Broederlijce brief aan ,7. G. Lefage ten /3roek, enz. Rott. bij N, Cornel. .501 Broes, (TV.) Leerredenen. hide en_ laatfte A. 's Hag. bij Y. 1111art. 553 (Tweede Verfag.) 6oz B,ronkhorst, (S. van) Mijne Lotgevallen in 1813, enz,. Zntph.'bij, B. C. 4. Time. 14 Bruggemans (A) Keur van belangrijke en ondethou• dende Verhalm Dordr, bij B. Blusfd en loon. 593 Braining, (G.) Buonaparte's Overfcheping van, Elba naar, Frankrijk-, enz. II-+-VIde Stuk. 's Bag.., bij Y. llllart. 343 Busfngh, (,'. TV.) Redevoeringen. Rott. bij N. Cor.- nel. 1.31 C. Campagne, (H. D.) Java. 's Hag. bij de Gebr. van Cleef..33 Campe, (Y. H..) Robinfoit. Crufoe. Derde Druk. Amft. ,bij ,'. ten Brink Gz. enz. go C~pp€lfe,, P; van) Bijdragen 'tot de Gefehiedenis- der,Natuurkui*1e hij de Ouden. Haarl. bij F. Bohn. 2a Redevoering over de verdienflen der Atnf1esdainmers ten• aaDzien van Taal- en Letter= kunde Ama. ter Stads - Drukkerij. 585, Cgtechismu& voor de Verdedigers des Vaderlands. Leyd. bij D. du Mortier en Zoon. 89 der Liefde , enz. Amit. bij C. L. Scbledjer. c8$ Christendom en Hervorming, vergeleken met, den,'Pro- testantfclien Kerhitaat. Gron. bij; TJ. TT'vuters, 137 - Tweede Uitgavc. Veripeer- derd meteene. Voor- en Narede. Gron...b4- W.. [Pou- ters. 649 roExvzsex. z8i6. No, 16. B b b Chris. R E G I S T E R. Christendom en Hervorniing befchouwd. Gron. bij',. Oomkeris. 707 Cohen, (Y.) Brief aan C. R. S. Toe Laer en E. C. Bondt, enz. Amft. bij S. Oelachaux, enz. 495 Craps, (3,) Net werkdadig Magnetismus , enz: Dordr. 'bij A Blusf? en Loon. 154 D. .Donker Cuttius , (Y. H,) Leerredenen. Ijde en laatfte .St. Arnh, bij P. Nijhof. 466 jlooi'nik, (3. E.) Wijsgeerig - Natuurkundige Verhan- delingen. Arnh. bij C. d. Meme. 666 CTweede Verjlag.) 708 ,Darn Seifen, (G.) Griekfehe Spraakkunst. Amft. bij ' Gartsnan. 401 Poytr, (A) Hulde aan Chryfostomus. Zwolle, bij D. s*an Sidgeren. 193 Droahen, en Gedachten over dezelve. Dordr.' bij A 'Blusfi en Zoon. 635 I uth)nIl, i(bucray) De Fontein van St. Katharina. III Deelen. 's Hag. bij Y. Allart. 87 E. Edgeworth, (Maria) Kruiwagens. Ifte D. Haarl. bij F. Bohn. 225 .Ehrenberg , (F.) Louize'a ' genoegelijke uren op bet Land. Antft. bij .7. van der Hey. 544 Elfevier, (3. ,?.) Verhaal der Militaire Executie van bet • Dorp Voorthuizen. Leyd. bij L.' Herdingh en Zoon. 170 E7i~ald, (, . 'L.) Oorlog en Vrede bit bet'ftandpunt van den Christen-. AinIL bij 7. van der Hey. 12.5 . Overdenkingen over bet Lijden enz, 'van 3ezus. Tweede verbeterde Uitgave. Amft. bij y ten Bxink•, Gz. 243 Ewald, (Y. L.) Huwelijksbetrekkingen en Huwelijks- leven. Vde en laatfte D. Amft. bij Y. van der -Hey. 271 Korte Nattturpreken. II Stukjes. Tweede Uitgave. Amft. bij Y van der Hey. 287 ,Swald, R K G 1 S T L R. .wall, (,7. L.) Menfchenbeftemming en 'Levensge- not. lids D. Amil. bij Y. van•der.Hey. 530 Verwachtingen van den Christen, enz. Amft. bij Y. van der Hey. 706 Lyk, (P. van) Diatribe de notis feribendi compendia- riis in_ufum fludieforum. Rmfl. apudA.B.Saakes.3i5 F. Fedderfen, (Y. F.) Het Leven van Jexus, voor Kin- deren. Vijfde Druk. Amft. bij II'. van hliet 649 Fielding, (H.) Wonderboek. Dordr. bij 4. BlusfJ en Zoon. 3 t 6 Flesfinga Zelandus aan zijn Zoontje, enz. II Stukken. Leyd. bij .7. van Thoir. $65 G. Geheittten (De) der Magnetifeurs en Somnanrbulesout- 'maskerd. 'A Gefchiedenis. (Niewe Nederlandfche) Gron. bij Hazelhojf enz. 31$ (Vaderlandfche) Zutph.' bij H. -C. ~ef. Thieme. 314 der vijftien W eken, ena. Amft..en 's Hag. bij de G,br. van Cleef. 397 (Nieuwe' Nederlandfche.) -Tweede Vitga. ve. Gron._bij J. Hazelhojf. 644 Gefprek over -het Christelijk Geloof. Leettw. bij ,7. W. Broutver. 614 Gefprekken en--. tnsfchen een R. K. Pastoor en een Hervorind Predikant. Rordr. bij 4. Blusf6enZoon. 66o Ghert, (P'. G. 'van) Mnemofyne, of Aanteekeningen over het animalisch Magnetismus. Athft. bij Y" van der Rey. 33 Goede, (II'.) De Onzigtbare, enz: Ilde D. Amft. •bij . van der Hey. 203 Gogh, (F.-van) De Bijbel zoo vermakelijk als nuttig, enz. Schied. bjj C. AV. van Hemsdaal. 10,0 Goldoni, De' iv re Wend. Blijfpel.'Rottf bij .7. Hcn- drikfen. e12 B b b a Gou- R E G l S T l~ g. Gouden Sew, (De herfchapeng)L des Christendom, enz. Breda,, \bi} W van Bergen en; Copp. 239 Grand, (Le) De klaarziende Blinde..Blsjfpel. Haarl, bij F. Bohn. 88 Gr,avenweert,,(7. van 's) lets aan Toe Lrter en Bondt. Am{. bij ;f. G. Rohlo,. 390 II. llagen:an, De Zoon Soldaat voor den Vader. Tooneel- fp'el. Amft. bij G.'Roos. 174 i azcu, Cornz. (7.) De dankbare Weeskinderen. Amtt. bij J.. ten Brink , Gti. 408 Held, (1P van der) Bijdragen tot het Animalisch Mag- netismus. Dordr. bij -G. Bonten. 569 Helmers. (Nalezing der Gedichten van-3. F.) Amft: bij Geysbeek en Comp. 76 . Nagelaten. Gedichten. lade Deel. Haarl. bij F. Bohn. 120 llericaauwer. (De) Ifte D. No. 6. 1Ide D. No. i en 2. Amts. bij Y. van der Hey. 220 Ftes•(JI. H, de),Gn TV. Egeling,,Waarnemingen over de baba Pe,churim. Leyd. bij Haak en Comp. 567 Ilesz Eenheid in het Mehigvuldige, enz. Gron. bij 7. Oomkens., 61o lloekfira, (F.) Dg cefchiedenis van Yezus in Gefprek- ken. Harl. bij M. van der Plaats. 534 Honigbij . (De) No. I,, 's Hag. bij ,,. Allart. 10 Hoogendorp, (,s.) De Ontmaskeraar van de Geheiren der Magnetifeurs ontmaskerd. Dordr. bij A Bjusfe en Zoon. 483 Hoonaard,, (W van den),G*hiedenis van ons Vader- land. Ama. bij. 9chalekamp,en van, de Grampel. , 312 jdukde , toegebragt aan de Nagedachtenis vats 7. F. 'Helmers..Amlt. bij Geysbeek en,Gon;p 258 )C. en J. Y-ais, (E.). Leer- en; Gebedenboek voor de Jeugd.,Deg. bi Y. W RobiI s. 178 Jantje (Klein), en zijne Gezellea. ,Alw;wak voor 92 Amft. bij E. Maaskamp. lets R E G I S T E R. lets over Raadfels. Amft. bij A. B. Saakes. '4os Ingen, (F. G. van) Verhandeling-over de zamengeftel- de. Breuken. (Legaat van Monnikhoff. , VIIde D:J Amft. bij L. van Es. X83 Julia van Waldek , : eene Nederl. Familiegefchiedehis. Amft. bij C. L. Schleijer. 231 sung , (Y. II.) Stilling, De Overwinning- wan derv Christ. Godsdienst betoogd door eene Verklarifig-van de Openb. van Joannes. Amft. bij Y. C. Sepp en ZOOM 457 K. Kampen, (N. G. van) Gefchiedenis van de Franfebe Heerfchappij in Europa. Ifte D. 's Hag. bij-3-. 41- Tart. 154 -- Befchrijving van het> Koningrijk der Nederlanden, enz. Haarl. bij F. Bohn:. 627 Karakterfcheti'en, enz. van• Nederl. Mannen en Vrou. wen. Ifte.D. (Noordholland.) Amft..bij E. Maaskamp: .62V Kemper, (Y. 112.) Redevdering ter Inhuldiging vain Lei- dens Univerfiteit. Amft. bij J'.-van de," `Hey 77 Redevoering.,.Naar bet Latijn-, door C. 3. van dsfen. 's Hag. bij 7. A11art. 720 Kluizenaar (Vervolg van den) van' de t hausfEe 4'An- tin, enz. Dordr. bij A Blusfe,en'Zaon. 599 Klyn, Bsz. (B.) Ter Nagedachtthis van-,C. Wertz. Amft. bij ,1: ten Brink, Gsz. 489 -. (H H.) ' Gedirhten. -11le D. Haarl. bij F. Bohrr* 301 Willem Frederik George Lo&wijk+-Zes gezang. Haarl. bij F. Bo1in. 7593 Zoning, (A de) Het Huwelljk vatr'den Krootiprins der Nederlanden, enz. Amft.-bij'/P van f/Iiet-"593 (B.) Noodig Berigt voor den Nederlatrder, wegens de Gasverlichting. Amft., bij 3,• van-der Hey. 350 Konynenburg, (3.) Nationaal Gedenliboek der Nederl. Unie, van 1813. 's Hag. bij 3. 411art. $77 61S I/erflag,) -• (Tweede B- b b 3 LOPS, R E G I_S T E R. Kops, (7.) Inwijdings-redevoering over de Land-huis- houdkunde. Utr. bij 0. 7. vats Paddenburg enz. 583 Kapyen uit de groove Menfchengalerij. Leeuw. bij Steenbergen van Goo r. 364 Kot.tcbuc, (B. yon) Gefchiedenis van bet Duitfche Rip:. Ifte D. 4mft. bij A..7. Bcrntrop. 58 Het Spook. Tooneelfpel. Arnft. bij . S. van Esveldt - Holtrop. 134 Verhaal der Franfche Krijgsgevan- genfchap van zijnen Zoon. Amft. bij Y. van der hey. 340 Vertellingen vocr mijne Zonen. Amfi. bij H. Gartman. 722 Kramer, (P.) Befchrijving van de in belegltelling..enz. van Coevorden. Zwolle, bij M. en H. Ti 1. 270 L. Lafontaine, (1i.) Cleomenes. Leeuw. bij Steenbergen van Goor. 173 Walther,-of bet Kind van bet Slag- veld. Ilde D. Haarl. bij F. Bohn. 363 . Eugenia. II Deelen. Amft. bij H. Gartman. 40" Lafontaine, (J.) Tobias Hoppe, of Burger en Bloed- verwant. II Deelen. Haarl. bij F. Bohn. 447 Rozen, of Verhalen. Dordr. bii B. Blusfd en Zoon. 498 Lodewijk van Eifach. II Deelen. Amft. bij H. Gartman. 641 Langsdorf, (G. ;HA van) Reis random de Wer€-M. Ilde D. Haarl. en Amft. by F. Bohn en 5r. van der Hey. 246 Laudatio Funcbnis Divi Patris Clasfis. N. N. Gron. spud W. van Boekeren. 453 ),eesoefeningen (Nieuwe) voor Eerstbeglnnenden. Za- vende Druk. Arnh. bij ,I. H. Moeleman. 646 voor Meergevorderden. Nieuwe Druk. Arnh. bij .7. H. Moeleman. 646 Lehmans, (Motes) Levensbefclirijving, van Maimonides, enz. 8imjt. bij ,7. van Embden en Zven. 17.0 Le- R E G I S T E R. J ~even-(Openbaar en huislelijk) van Ledewijk XVI, enz. Dordr. bij 4. Blusfd en Zoon. 291 Lichtenfletn,(H.)Reizen in het zuidelijk gedeelte van,'Afri. ka. IVde en laatfte D. Dordr. bij A Blusfeen Zoon. 163 Lierzang bij het Hooge Huwelijk. 's Hag. bij W. K. Mandemaker. 592 ,Linley , (W) Gevallen van Rudolf Reybridge; enz. Ifte D. Haarl. bij F. Bohn. 54I Loots, (C.).Gedichten. Ifte D.. Amft..bij .7. van der Hey. 684 Losfius, (K. F.) Zedelijke Verhalen voor de Jcugd. Amft. bij van Yliet en van der Hey. 724 M. Magazijn der Geneeskuncle. Iften D. 3de en Ode St. Rott. bij Y. Bendrikfen. 151 Martiniere, (B. de ln) De laatfte drie Maanden van Napoleon. Am ft. bij Geysbeek en Comp. 42 Mastenbroek,, (F.) Lectuur voor Vrouwen. Ilde en laatfte D. Gron. bij W Wouters. 456 Menil, (V. E.) Antara poema drabicum Moallakah, cum integris Zouzenii Jcholiis, etc. Lugd. Batay. apud $. et J. Luchtmans. 677 Menfcrt, (FL.) Verhandeling over de Keratonyxis, of Horenvlies-fteek, enz. Amft. bij L. van Es. 427 (Tweede herjlag.) 473 Meyer, (G. .7.) Romeinfche Nachten bij het Grader Scipio's. II Deelen. Amft. bij II. Gartman. 251 Middelen (De) van Beftaan, ter opwekking voor Kin- deren , enz. Tweedc Druk. Amft. bij G.. Roas. .. Zoo Minerva. (Almanak.) Amft. bii E. Maetskarnp. 725 Mnemofyne , verzameld door Tijdeman en van jam- pen. Ifte St. Dordr. bij .4. Blusfid en Mon. 112 Modderman, (y. R.) lets over gepreatendeerde Superio- riteir. Gron. bij ,1. Oomkens. 399 Moens , (P.) Mengelwerk. Dordr. bij -A. BlusJI en Zoon. e5 Mulder, (Y.) Tweetal Redevoeringen. Gron. bij R. .7. Schierbeek. 455 B b b 4 Mutt- R R G I S T D' R. Munting, (TV. N.) Bijzonderhedetr uit de tijden dei Hervorming. Utr. bij. Y. G. van Terveen. 376 Muntinghe, (1L) Drietal Leerredenen. Gron. bij' Y. Oomkens. 420 N. Nederlands Roem , enz. Almanak voor 1816. Amft..bij E. Maaskamp. 44 Numan, (A.) Verhandeling over het Dierlijk Magne- tismus,. enz. Gron.. bij R. Y. Schierbeek. 245 0. Oefeningen (Nuttige en aangename) in de eerfte begin- felen der Wetenfchappen. Arnh. bij 57.~ H. jMoele- man. 646 Onderzoek nopens dr-ie zaken in den Bijbel. Leyd. -bij f . van Thoir. 563 Oostkamp, (Y. B.) Proeve over de Planeten. Haarl. blj F. Bohn. 643 --- Gefchiedenis van Simfon. Zwolle, bij Clement, enz. 725 Overdenking over bet XXXVIIfte der Evang. Gezangen. Utr. bij Y. van Schoonhoven.~ 471 Owenfon, (Mifs) St. Clair en Olivia. Amff. bii Y. van der Hey. X95 P. Paddenburgh, (G. G. van) Het Leven van een' ouden Vrijer. Ilde D. Haarl. bij F. Bohn. 2P3 Palm, (Y. H. van der) Bijbel voor de Jeugd. IIIde en IVde St. Leyd. bij D. du Mortier en Zoon. 45 Eenige Liederen van David, benevens alle de Liederen van Azaf. Leyd. bij A. Vn Y. Honkoop. 516 Gedenkfchrift van Ne+derlands Herfielling in 1813. Amfl. bij P. den Hengst en Zoon. 67o Vijfde zestalLeerredenen. Leyd. bij D. du Mortier en Zoon. 697 Perponcher, (IV. E. de) Jozef, of de Broederliaat. Me en IIde St. Utr. bij J. van Schoonhoven. 14 Pich- ,R E G I S T E R. Pichler, geb. von Grginer, (C.) Agathokles. Ifte ,1), Gron. bq- W..Zuidema. 83 Playfair, (IF.) Waarfchuwend Verflag, enz. Amfi. bij A pink en-N. Budde. 223 P. ahhlmann:, .(.. P.) Agcres -en hare; Kinderen. Gron,, bij W. Zuidema: 179 Potter, (H.) Verbaal van bet voorgevallene in en, bij How., enz. Am fl. bij C. L., Schleljer. 2X7 Print, (I.) Handleiding tot Brink's Eenv, Onderwijs verkort. Leeuw. bij Y. IF. Brouwer. 55 Profetie, (Eene) betreffende bet Huis .van Oranje-Nas- fau, vervuld. Utr. bij 7. van Schoonhoyen. 175 Pro»k, Nz, ,(Y.) Bundeltje van vier Gedichten. 's Hage. 44 Protestant (Een) aan z1jne Medeprotestantetr, enz. Amft. bij P. den Hengst en Zoom. 512 R. Reddingius, (G. B.) Onderwils omtrent bet Kaartfpel. Zaltb. bij Y. Noman. 500 - (I-F. G.) Godsdienftige Overdenkingen.Ilde 1). Gron., bij IV. Zuidema. 14S Hollandfche Spreekwoorden. Gron. bij IV. Zuidema. 179 Redevoeringen en Dichtftukken ter Inwijding van Ut- rechts. Hoogefchool. Utr. bij 0. ,1. van Padden- b ,rg enz. 77 Reinhard, (F. U) Tiental Leerredenen. Grou. bij ;W. van Baekerei. 704 Roelofs, (Y.) Dank- en BiddagsleerT.ede. 's, Hag; bij 3j. Allart. 471 Roost, (,Y. van der) Nagelatene Leerredenen. Ilte St. Haarl..bij ,1. L. Augustitil. )E Romans (Kleine) en Gothifche Vertellingen. Middelb. bij de Gebr. Abrahams. 498 Ruhs, (F.) Finland en de Finnen. II Deelen. Leeuw. bij Steenbergeh van Goor. 296 Yerflag.) 385 --•-•• (Tweede Rumpf, I, R G t S T Lr R. Rumpf, (Y. D. F.) Karakterfchets enz....van Keizer Alexander I. Zutph. bij H. C. A. Thieme. 31 S. Salgues-, (f. B.) Gedenkfchriften tot de Historie van Frankrijk onder Napoleon Buonaparte, -enz. Ifte. D. I)ordr. bij AY Blusf6 en Zoon. 526 Salzmann, (C. G.) Vertellingen, Gefprekken en Brie- ven voor Kinderen. II Deeltjes. Amlt. b?j Y. van der Hey. 648 Sander, (C. P.) 5'ezus zijnen Apostelen in Galileaver- fchenen. Rott. bij ;f. Hendrikfen. 198 Scharp, (Y.) November 1813. Lierzang. 's Hag. bij 5. Allart. ^-I9 Scheltema, (5.) De laatfte Veldtogt van Napoleon Buo- naparte. Amft. bij H Gartman. 570 Schilling, (G.) Gustaaf en Augusta. IIDeelen. Leeuw. bij Steenbergen van Goor. ~ 228 Schmidt, (C. F.) Verhandeling over bet Menfcheri- haar,,.enz. Amlt. bij Witfen Geysbeek en Comp. 436 Scholten, (Y. Y.) De Voortreffelijkheid van de R. K. Leer getoetst. Breda, bij W van Bergen en Comp. 508 Sirnons, (fl.) Alexander, in drie Zangen. 's Hag. bij 5'. Allart. 206 Soltau, (IV.) Reize door Noorwegen en een gedeelte van Zweden. Leeuw. bij Steenberggn van Goor. 444 Spaen, (W A. van) Historie van Gelderland. I to D. Utr. bij' J: Altheer. 66 Spandaw, (H. A.) Gedichten. 1\ieuwe Uitgave. Gron. bij' Y. Oomkens. 70 Nederlands behoud, in 1815; Lier- zang. Grow. bij W l'auters. 31o Hulde aan Anna Paulowna van kus- land. Gron. bij ,'. Oomkens. 593 Spel over de Natuurlijke Historic. Rott. bij Y. Hen- drik- en. 695 Superville, (D. P. G. Humbert de) 7Efus. Leid. chez l'Auteur. 39 3 Swan, R E G I S T E R. Swan, (A. van der) Allereerfle Beginfelen der Vaderl. Gefcuiedenis. Tweede Druk. I-Iaarl. bij F. Bohn: 643 Swinderen, (7'. van) Bijvoegfel tot den-GroningerAka- demie-Almanak. Gron. bij J. Oomkens. 406 T. Tollius, (H.) Staatkundige Gefchriften. Me D. `s'Hag. bij .7. 1711art. 480 Trommsdorf, (Y. B.) Leerboek der artfenijmengkun- dige proefondervindelijke Scheikunde. II Deelen. Amft:' bij R. ,1. Berntrop. 521 Turnbull, (,7.) Reizen in den Stillen Oceaan. hide of laatfte D. Dordr. bij d. Blu.cfd en Zoon. 107 Tydkorter. (Nuttige en aangename) Almanak. Gron. bij 4. Hazelhof, enz. 726 Tydwinst in ledige oogenblikken, enz. Middelb. bij S. van Benthem. 547 U. Uilkens, (,'. A) Almanak voor 1816. Gron. bij 7. 43 voor I817. Gron. bij .7. Oomkens. 726 De volmaaktheden des Scheppers in zijne Schepfelen. the D. Tweede Druk. Gron. bij ,7. Oomkens. 283 V. Valentia, (G.) Reize naar Indie, enz. Ifte b. Haarl. bij F. Bohn. 713 Velde, (A van der) VruchtenderEen2aamheid.Sneek, bij C. van Gorcum. 402 Verdediging der Bedenkingen over Zegelregt. en Regis- tratie. Amft. bij H. Gartman. 390 Verhaal (Beknopt) wegens Procedures. Amft. bij Geys- bee,k en Comp. 132 Verhandelingen van Teyler's Godgeleerd Genootfchap. XXVIIIIe D. Haarl. bij ,1. van tP lrd en Comp. 93 (Tweede ferJlag.) 18.5 Vindicat atque polit. Mengelingen door de Groninger Studenten. Gron. bij ,7. R6melingh. 354. Yo- Oomkens. R E G I S T E R., hogel, (K. de) De groote Visfcherij ; eene Voorlezing. Rott. bij 1y Coenel: 40© Yellenhovera, (Y.. M. van) Bundel van gewijde Poezij. 's Hag. bij „ 7. flliaj-t., 436 Vraag: (De) Kan de Bedelarij geweet`d worden ? beant- wourd. Purm. bij Y. P. Bron/iring. 176 W. Ilalrd, (7. van) Heidebloemen. Haarl. bij F. Bohn. 587 Wasfenbergh, {E.) Selccta e fcholis L. C. Valckenarii in libros quosdam N. T. Tom. I. 4mJl. fumtibus P. den 'Hengst et fijii. 233 Wat kunnen Christenen doen i ten nutte van Heide- nen? Utr. bij ,7_ de Kruiff. 244 Weide, (L. It/. van der) Leerredenen. Utr. bij ,Y. G. van Terveen., 561 WPibmer, (J. B. D.) Lijkrede op Do. C. G.. S. Bege= mann. Amft. bij A link. 382 JRldfc/ut, (,D. H.) Tweetal Leerredenen op den Dank- en Bededag. Dev. bij L. B. Karfenbergh. 150 lllnkler,, (E. G.) Proeve, over ,7ezus gefchikt.heid als Leeraar, en zijne Leerwijze. Gron. bij W. jlou- ters. 277 I~'ifelius, (S. I.) Adhel en Mathilda..7`reurfpel. Amt. bij If. Gartman. 484 Woord (Het) van God aangeprezen door Kalvijn. Work. ' j.F1 zf. 4nnema. za IVurde, (S. van de) Korte Verhalen nit mijne Corres- pondentien, enz. enz. , Utr. bij ,Y. llitheer. 172 TYysz, (Y. R.) De Zwitferfche Robinfon Crufoe. Ilde D. Haarl. bij.F. Bohn. 276 Y. Ypey, (A.)'Prime- Linen Pathologic generalis. Lugd. Bat. apad J. W. van Leeuwen. 200 Z.. Zimmerman,j (. , D.) Leerredenen. Utr. bij F. D. Zimmerman. 409 Het grondbeginfel der Protes- tantfche Kerk behandeld in eene,Leerrede. Utr. bij F. D, Zimmerman. 513 MENGELTPERK, VOOR 016. VADERLANDSCHE LETTER-OEFENINGEN, OF TIIDSCHRIF T VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN, WAARIN DE BOEKEN EN SCHRIFTEN , DIE DAGELIJKS IN ONS VADERLAND EN ELDERS UITKOMEN, OORDEELKUN.• DIG TEVENS EN VRIJMOEDIG VERHANDELD WORDEN. BENE VENS MENGEL WERK, tot Fraaije Letteren, Kunflen en Iretenfchappen, betrekkelijk. TWEEDE STUD. vooR 18z6. MENGELWERK. 41111111111•1•1•101•11=1•111•1111111^ ^ Te AMSTERDAM, bij C. S. LEENEMAN VAN DER KROt en J. W. UNTEMA. 1816. INHOUD VAN HET ME N GEL WE II K. Redevoering over VONDEL'S Treurfpel , Gijsbrecht van Anifiel. Door p.c. KONING, te Anzfierdarn. (Per- volg en got van bl. 723 des vorigen Jaars.) Over een Middel, om Likdorens en Wratten weg te nemen. Door M. L. HANIN. 17 Over de terugname der Voorwerpen van Kunst en We- tenlchap uit het Franfche Muzeum, enz. Door MAL.. 'FE - BRUN. 19 Oude Liefde rocst niet. Eene Hollandfche Burgerlijke Gcfchiedenis. 26 Uitboezeming op de Feestviering, ter gelegenheid van de terugkeering der Nederlandfche Schilderflukken. Door II. H. KLIJN. Dichtfluk. 39 De menschlievende Kozak op den Gothard's -Berg. Door ASSCHENBERG. 44 Verflag van twee Bokspartijen, door een' Ooggetuige. 46 Twee Anecdoten voor het hart. 47 De Groote Deferteur. Eene Vertelling, op Gene echte ilnecdote gegrond. 4a Welgeplaatst Compliment. Puntdicht. 49 Eene algemeene \Vaarheid uit den mond eens Fran- fchen Bedelaars. Puntdicht. 49 Muzipt. 50 Dankrede voor den Algemeenen Vrede, gehouden 20 Dec. 1815. Door N. S\VART, Leeraar der Renton- firantsch-Gereformeerde Gemeente te illnfierdam. 57 Bijdrage tot kennis en genezing der Ziekten van het Gehoor. Door Dr. HESSEN , to Berlijn. Bijzonderheden, betreffende eenige Voorwerpen der Na. tuurlijke Historic. Door FORBES. 70 *D. a INHOUD. D. JUAN BAUTISTA MUNOZ. Door G. J. MEIJER te. ifinfierdam. 73 NAPOLEON te frarfchau, Dec. 1812. Door DE PRADT. 83 Brand te Konflantinopcd. 87 IDA VON RAMSCHWAG. Eon Verhaal uit de Negende Berm% 89 De gemaskerde Dood. Naar LANGBEIN. Dichtflukje. 96 MuzuK. 98 Onze Dagen naar derzelver Godsdienflige gefteldheid befchouwd, ter gelegenheid der Conventie van 26 Sept. 1815, naar MATTII. VI: Jon. Door H. KING Leeraar bij de Evang.- Luterfche Gemeente in de Rill,. to5 D. JUAN BAUT:STA MUNOZ. (Vervolg en _got van bl. 83.) 113 Iets oerr plotfelinge Stcrfgevallen. Door Dr. J. CUR- RY. 122 Naar zijn de eerfle Koepolken ingaint gcworden ? 125 Verfiag eener Zeereize van Dublin naar London, met een Schip, door eene Stoom-machine bewogen. Door I. WELD. 12$ NAPOLEON te trarfchau, Dec. 012. (Vervolg en flot van bd. 87.) 142 IPHIGENIA DESILLE, een treffend Voorheeld van Vrou- welliken Heldenmoed. 146 Het Slagveld van Waterloo. Door con' Ooggetuige. 148 Aanmerkingen, rakende de Gas - verlichting. 149 Brief van con' Hitisman, over het lastige van het be- zit eener fchoone en welopgevoede Vrouw. I51 Berekening omtrent bet Snuiven. 153 Het Viooltje in zijne eer herfteld. Anecdote, 153 BLUCHER'S Arm. Puntdicht. 154 MUZIJK. 154 De Vaderlandsliefde. Door H. VAN LOGHEM, te De- venter. Dichtlluk. 157 Iets, over hetgeen de Zuidelijke Provincien der Neder- landen hebben toegehragt tot de Beoefening der We- tenichappen. Door W. C. ACKERSDIJCK te Ut- recht. 167 Fragment eener Reize van Tesfel naar Batavia, 1774. Door J. C. METZLAR, weleer Predikant u Batavia, rata to Aduard, in de Provincie Groningen. 173 FREDERIK MATTHISON'S onverwachte Redding nit een doodelijk Gevaar. Briefswijze door hemzelven me- degedeeld aan ecnen Vriend. 182 Merk- I N II 0 U D. Merkwaardige Bijzonderhecien nit bet Leven van den beroemden Door .Mad. DE GENLIS. 188 Natuurlijke Historic der Apcn. Eene fatyrieke lezing. 191 De Oranje- en de Meloenfchillen. Doof A. VON KOT-. ZELUE. Ecne rertelling. 200 Merkwaardige Anecdote. nit den jongiten Oorlog te- gen Frankrt/k. Door Mev. II. M. WILLIAMS. 209 Aall CORNELIS LOOTS. Door w. H. WAR NSINCK BERNSZ. Die/1041e. 210 Zcilmoord. Pantdiebt. 212 Onvoegzame Scherts betaald gezet. "Inecdote. 212 Redevoering, over de vcrpligting van den Koophandei aan de Wetenichappen. Door N. SWART. 213 Blocijende Longtering genezen door Poeder van Houts- kool. 2.27 Heeft de Koepokinenting de doodelijkheid van andere Ziekten der Kinderen bevorderd? Door c. w. HUFE- LAND. 223 HORTENSIA BEAUHARNAIS , en LIETITIA BUONAPARTE. 230 Verflag van twee ondcrfcheidene foorten van Spaarban- ken (SavinArbanks), ten dientte van de lagere klasfe der Maatfchappij in Schotland opgerigt. 234 Eenige Bijzonderheden wegens de Reizen en den Dood van Dr. SEE TZEN, een ander iffrikaansch Martelaar. 240 De Oranje- en de Meloenfchillen. (Pervolg en flot van bl. 209.) 245 Aan de Vaderlandfche Dichters. Door W. H. WARN.* SINCK , BERNSZ. Diehtflak. 254. Op de Theorie der Geestenkunde van J. H. JUNG, ge- naamd STILLING. Door FRANCI3NTJE DE BOER, te Sneek. Diehtflukje. 257 MuzuK. 253 Des Christens Une, eenvoudige Pligt , naar de aan- wijzing van PAULUS , Rom. XIII: 8-1o. Door J. n. KROM Leeraar bij de Ilervormde Gemeente tc Gouda. 261 Jets, over de Aderlatingen in de Watervrees. 274. Over de Sulker in den I-Ionigpisvloed. 275 Nadere Bijzonderheden omtrent de Stoonivaartnigen. 275 Zonderlinge Ontfnapping van den Heere DE LA FAYET- TE nit Olmutz , in 1794. 277 Natuurlijke Historic van den Ezel. Eenc fatyrickeroor- lezing.. 287 " 4 I N IT 0 U D. Dc Herberg bij Newmarket. Eel' Vcrhaal. 292 SICARU ell MONOT. 302 Treffend Voorbeeld van Dankbaarheid in eenen Hond. 303 Na het hooren voorlezen eener Lofrede op een berucht Romeinsch Veidheer. Door H. H. KLIJN. Dicht- "kit'. 3o6 De Koophandcl. Door w. II. WARNSINCK, BERNSZ. Dichtflak. 309 Waarnemingen , betrekkelijk de Koepokinenting , bij reeds met Kinderziekte beimette voorwerpen. Door M. W. LUBER , Med. Dort. to ilmIlerdam. 319 Zonderlinge Ontfnapping van den Heere DE LA FAYET- TE nit Olmatz , in 1794. (Vervolg van bl. 286.) 327 Natuurlijkc Historic van den Ezel. (Vervolg en flot van bl. 2912.) 335 Aftikaanfehe Roofflaten. 340 Aanmerkingen en Proeven, rakende hit Gaslicht. Door J. A. VISSER BENDER , Apothcker te Harlingen. 345 Tweetal I\ lytben. 350 lets uit bet Werk van den Heer DE PEADT. 351 1\licuADD scnuppAcii , bijgenaamd do Bergdokter. 352 Bij het herdenken aan mijn' Vader. Dichtfinkje. 355 Nationaal Karakter. 356 Elk zijn Pligt. 356 Redevoering, over de gunflige vooruitzigten, welke onze tegenwoordige Staatsgefteldheid geeft , voor den bloei der Kunilen en Wetenfchappen. Door Mr. A. SIEWERTSZ VAN REESEMA , ddvocaat to Rotterdam. 357 AVaarnemingen , betrekkelijk de Koepokinenting , bij reeds met Kinderziekte beiinette voorwerpen. (Ver- volg en Plot van. bl. 327.) 374 Nieuw ontdekte Volkplanting in de Zuidzce. 385 Nieuwe Befchrijving der Stad Washington, in Noord- Amerika. 387 Zonderlinge Ontfliapping van den Heere DE LA FAYETTE nit Olmutz , in 1794. (Vervolg en Plot van bl. 335.) 392 REICHMUTH VON ADMIT. Eon trefend Verhaal. 397 Feestzang, bij de eerfle Verjaring van de Overwinning bij Waterloo. Door W. H. WARNSINCK. Dichtfluk. 407 De knielende Kwaker. 410 Reizerlijke Gcleerdheid. 410 Kinderlijke NaIveteit. Dichtfink je. 411 Tentoonifelling. Pnntdicht. 412 Op de tijding van den dood cons Booswichts , door eel Pijtuig overreden. Pantdicht. 412 BU- I N II 0 U D. BUONAPARTE en zijn Lijfarts. 412 Bedenkingen, over het zien der Slaap- of Nachtwande- laren ; alsmede, over het Dierlijk Magnetismus. Door F. VAN DER BREGGEN CORNZ. , Med. Doct. te Am- fierdam. 413 Iets , over het Cauterium actuale , of glocijend Uzer , in kwaadaardige Zenuwkoortfen, (Typhus.) Door Dr. KEUCHENIUS , van Schoonhoven. 425 Befchouwing van de Gebaren-Kunftenaresfe HENDEL- SCHUTZ na de Voorftellingen , door Naar te Anfler- dam gegeven. 430 Nederlands Heldenroem. Door H. WE , Rector aan het Gymnafium te Kampen. Dichtfluk. 440 HENDRIK DE IV en MeVrOUIV LECLERC. 443 Iets , over het , te Nijkerk op de Velnwe , op den 22 en o3flen van Slagtmaand 1813, voorgevalfene, zoo als zulks voorkomt in het Nationaal Gedenkboek van Prof. KONIJNENBURG. Door J. FREZIE en G. VAN DIERMEN, te Nijkerk. 445 De Pantoffel- taktiek, of de Kunst om de Mannen on- der het juk te brengen. Eene fatyrieke Voorlezing. 448 De Spin en de Podagra. Naar PETRARCIIA. Eene bel. 45$ De Stedeling en de Landman. Een Gelprek. 456 Ter Nagedachtenisfe van Mejufvr. H. v. H. Dichtflukje. 459 Algemeene Bedenkingen , over het Dierlijk Magnetis- ITILIS. Door F. VAN DER BREGGEN CORNZ. , Med. Doct. te Amflerdam. (Ten vervolge van No. IX. bl. 425.) 461 Bereiding der Inlandfche Saleb. 473 JAMES MADISON, de Prefident der Vereenigde Staten van Noord- Amerika. 476 Over de Barbarijfehe Roofftaten. 481 Een Nacht onder de Wilden. Door CHATEALTBRIANT. 485 De Pantoffel- taktiek, of de Kunst oni de Mannen on- der het juk te brengen. (Vervolg van bl. 454.) 491 Vader Houies Reize naar zijne Kinderen. Door J. c. D. SCHMIEDTGEN. Zedelijk erhaal. 498 List van twee Broeders. 505 De gelukkige Misflag. 506 De Gefchiedenis der Despoten. 507 De vrome Krijpinan. 507 De Christelijke Huispantofrei. .Dichtflukje. 507 Dc I N II 0 1:1 D. De zindelijke Huisvrouw. P11;.*:icht. 50 Rigemeene 13edenkingen , over. het Dierlijk Magnetis- mus. (Vervolg en flot Yan bl. 473.) 509 Togt op den Veruvins. Door ecutrEnunttrANT. 519 Eenige Bijzonderheden, rakende den Veldtlag bij Qua- trebras , enz. Door JOHN SCOTT.6 5 De Rijn -va/ bij Schafhau fen. 532 De Pantoffel - taktiek , of de Kunst om de Mannen on- der het juk te brengen. (Vervolg en fiat van H. 497.) 535 Vader HOLM'S Reize naar zijne 'Kinderen. (Vervolg en flot van bl. 505.) 540 Ran de Vaderlandfciie Dichters.-Dichtfitskje. 555 Voorlezing, over het Onderwijs in de. Teekenkunst , als een bclangrijk deel eener welbefchaafde Opvoe- ding. Door N. SWART. 557 Hoe behoort men Schilderftukken te bezien? 567 Eenige Bijzonderheden, rakende den Veldflag bij Qua- trebras , enz. (Vervolg en flat van bl. 532.) 573 Berigt, wegens het, voornamelijk in _Duitschland , zeer beroemcle Vrouweliike Opvoedings -Inflituut van den Heer DE THMAR , op het Kasteel Reckenb,urg , tus- fchen Emmerik en Rees. Door Mr. J. H. ONDERDEWIJN- GAART CANZIUS , te Emmerik. 579 De Luchthollen. 586 Befchrijving van het Rijtuig van BUOIVAPARTE , te Wa- terloo .genomen. 589 Het groOteBal in de kleine Stad. 591 Frahfche Confequentie. Door JOHN SCOTT. 599 De Geneling door Lagchen. Goo GANGANELLI'S Denkwijze, rakende de yezuiten. 6ox Scherp Antwoord. 60i Schrandere Zet. 602 Fen Wenk aan Dames. 6oz Burgemeesterlijke Begrafenis. Ptotdicht. 6oz De Overmoed der Barbarijfche Roofitaten. Door ii. VINKELES. Dichtfitik je. 603 a Ranmerkingen omtrent de Nederlandfche Taal, Nzon- der met betrekking tot de ZuidelijkeProvincien. Door Mr. iv. c. ACKERsDilcK , Vrederegter teUtrecht,605 615 Berigt , aangaandc het Schwalbacher Bronwater., Vierdubbel Zien. 617 Indifche Bijzonderheden. 617 Over het Verval van het Britfche'Rijk. Door Sir HEN- &I RY SCHUITES. Du N II 0 U D. De Kunst van Rijkworden. EC71C fatyrieke Voorlezing. 634, Schets van de Barbarijfche Staten. 641 Bij het te water loopen van Z. M. Schip Wasfenaar, , van 's Lands Werf te Amflerdam , den den October 1816. DOOT W. H. WARNSINCK, BSZ. Dichtfluk. 645 Waar mag die oude Man in Holland web wonen? 648 De Koe. Naar BURGER. Door II. TOLLENS , CZ. Dicht- flukje. 649 Narren - wijsheid. Dichtfitilje. 652 Burgerlijke Begrafenis. Puntdicht. 652 Aanmerkingen omtrent de Nederlandfche Taal, bijzon- der met betrekking tot de Zuidelijke Provincien. (Vervolg van bl. 615.) 653 Over de waarde van het Scheikundig Onderzoek der Minerale Wateren , met betrekking tot de bcoordec- ling van derzelver Geneeskrachten. 662 De Zeden der Hindus vlak ilrijdig bevonden met het deswege, op bevooroordeeld gezag, veelal aangcno- men gevoelen. Door A. F. TYTTLER. 666 Vergelijking tusfehen het Londenfehe en het Amflerdam- fche Panorama van den Veldflag bij Waterloo; in eenen Brief aan ecn' Vriend. 671 De Kunst van Rijkworden. (Vervolg en flat van bl. 641.) 682 1-Iistorifche Anecdote. 69.2 Aan den Dichter TOLLENS c,z., _kidder van de Or- de van den Nederlandfehen Leerily, enz. enz. Door W. H. WARNSINCK, BERNSZ. Dichtfluk. 695 Tooverij. Door , H. VAN LOGHEAI. Dichtfinkje. 69$ De. Markies van SAINT - CYR. Anecdote. 700 Aanmerkingen omtrent de Nederlandfche Taal, bijzon- der met betrekking, tot de Zuidelijke Provincien. (Ver- volg en /lot van bl. 662.) 701 Merkwaardig Geva! van Hondshonger (Fames caning) en deszelfs gelukkige Genezing. Door Dr. XEU- CHENIUS, van Schoonhoven. 712 Brief van den Admiraal DE RUITER aan den Nederland- feign AMbaSladellr KOENRAAD VAN BEUNINGEN, ra- kende het uiterst moeljelijke en gevaarlijke eener On- derneming tegen Algiers. 716 Eene Bijdrage tot de VoortrefFelijklieid van den Roomsch- katholijken Godsdienst. Extract nit ecn' Brief nit Gent. 725 TrefFend Voorbeeld, ter waarfchuwing tegen het ver- wek- I N H O U D. wekken van angst en fchrilt. Door W. H. WARNSINCK , BERNSZ. Rene ware Gebetirtenis. 729 Het Leven van een' Fiaker, , of Huurkoetfier. Door PiLmouiLLf-.. 735 De Keizerlijke Grootmoeder. Anecdote. 737 Bij de Overwinning op Algiers. Dichtfluk. 737 Alicheidsrede van den grooten Tooneelfpeler NAPO- LEON BUONAPARTE , na den Slag bij La Belle Allian- ce. Naar KOTZEBUE. Dichtflakje. 740 Grootheid. Naar MItISZNER. 744 Aan BELLA. Naar HAUG. 744 De Faderlandfche Letteroefenaars aan hunne Medebur- gers, bij den aanvang des jaars MDCCCXVII. 745 lets, over de 4beigenootfchappen. Een nieuw oog- punt. 751 Beknopt Verflag van een fchijnbaar dood ter wereld ge- komen Kind. Door H. VAN LOON, Chir. et Art. dill. Lector te Amersfoord. 754 Opwekking tot Lielciadigheid. Door J. L. NIER- STRASZ' JUN. , te Rotterdam. Diehtllukie. 753 Befchouwing van de Tentoonftelling der Kunstwer- ken van levende Nederlandfche Me-esters, in Octo- ber 1816, te Am/lerdam. 76o Moedig Gedrag van twee Vaderlandfche Mannen, ter redding van een Medemensch. 782 De \Vinterhaard, een Gefchenk der Vriendfchap. Dichtllakje. 784 De gewezene Statenkamer te Utrecht, bij het vervaar- digen van dezelve tot een Mufeum, fprekende inge- voerd. Dichtflukje. 786 De gelukkige Echt. Dichtflakje. 788 Bewijs, dat FICHTE een Anaxagorist, Of ANAXAGO- RAS een Fichtiaan was. 789 Twee Illumineer- Anecdoten. 789 Onwetende zondigt niet. 790 Gewigtig Onderfc held. 790 Vernuftige \Vending. 79Z MENGEL WE RK. IIEDEVOEKING OVER VONDEL'S TREURSPEL, GIJSERECIIT VAN AMSTEL. (Vervolg etz fiat yeti) Ll. 723 des vorigen jaars.) Thans gaan wij over tot het tweak gedeclte onzu Voorlezing. Eerie befe,houwing, namelijk, op hoe- danig eerie wijze de verwoesting van Amfterdam in het Treurfpel Gijsbrecht van Aniflel, door v ON- DEL, wordt voorgedragen 5 en in hoe verre hetzel- ye al of niet op de Nva.arheid is gegrond. Bet Treurfpel van VONDEL, hetwelk den :mat van onzen GIJSBRECHT draagt, is , naar ik vertrou tve, zoo algemeen bekend, dat het overtollig zoude zijn, cleszelfs inhoud albier breedvoerig op te geven. Eene korte herinnering zal echter noodig zijn. In we:- nige woorden komt dezclve hier op neder: G I js Iz n c u T, eenige jaren in ballingfehap rondge- ZWOrVC11 liebbende,. waagt het, in zijne ftad terug re ZWOrVC11 liebbende,. waagt het, in zijne ftad terug re kccren. Weldra door de Kennemers en Waterlanders belegerd wordende, vcrdedigt hij zich een gansch jaar met den grootiten moed, zoo Zelfs, dat de belegeraars, wanhopende 'de itad met geweld te vermeesteren, hula- ne toevlugt tot eene krijgslist nemen, die maar al te wel gelukt. TerwijI zij veinzen den aftogt te flaan, laat zich een banner aanliangelingen, door v o N n EL met den naam van VOSMEElt 13eftempeld , als kriigs- gevangen, binnen de ftaci brengen, die GUSBRECHT, door een logenachtig verliaal, weet te bcwegen, een fehip , met rijst bcladen, hctwclk door zijne vijandm .biENGELIV, 1816. No. I. REDEVOERINq zoude achtergelaten zijn, als eenen rijken buit , naar bin- nen te voeren. Dat ('chip , in hetwelk zich een aan- nen te voeren. Dat ('chip , in hetwelk zich een aan- tal krijgslieden verborgen hadden, wordt alzoo in tri- omf naar binnen gefleept , vergezeld van het vreugde- gejuich der misleide burgeren. Bij het naderen van den nacht, v66r het opkomen der maan, ontlast zich dit (chip van zijne vracht. De krijgslieden, duslange in het- zelve verborgen, vertoonen zich , vallen de bende van aan, en overweldigen de Haarlemmer- poort. Een deel gewapende vijanden, heimelijk in het Karthuizers klooster verborgen, voegt zich bij hen; gezamenlijk trekkcn zij ter (lad in, beflormen het Raacl- , de Hoofd- of Sint Catharijne - kerk en bet Kla.- risfen-klooster , rigten overal een afgrijfelijk bloedbad aan, en hebben, eindelijk, geheel de (tad in hunne magt, met uitzondering alleen van het flot van A M- sTEL, hetwelk te vergeefs door hen wordt opge- eischt, naardien GUSBRECHT fchijnt oten te heb- ben, hetzelvc tot bet uiterfle te verdedigen , en van dit zijn heidhaftig voornemen tact kan worden terugge- bragt , tot dat de Engel Rafael, nit hooger gewesten nedergedaald, hem vermaant , zich, met alle de zij- nen, te water en naar Pruisfen te begeven, en aldaar eene Stad , thans nog Holland genaamd , te ilichten; aan welke vermaning GIJSBRECIIT eindelijk gehoor verleent, en dadelijk het flot verlaat. Vergelliken wij nu den inhoud van dit Treurfpel met die gefchiedverhalen, welke den toets der waarheid kunnen dooritaan , dan ontdekken wij, en in de hoofd- zaak , en in de meeste bijzonderheden, eene in het oog loopende afwijking en verfchil tusfchen het een en an- tier; zoo als wij door cenige proeven zullen aantoonen. I.VONDELdOet, in de eerfte plaats ,GIJSBRECHT VAN AMSTEL, na cenige j aren als balling te hebben rondgezworven, in zijne ftad terugkeeren, en wel na het overlijden van den Erfgenaam van Graaf F L o R1S DEN V , dat is in of omitreeks den jare 1304. Reeds dezecerite, allerbelvvijkfte hoacizaak wordt , OVER GIJSEKECIIT VAN AMSTEL. 3 net genoegzamen grond, wederfproken. Na zijne ver- fchijning in bet leger van den jongen Graaf te Veere, waarvan wij bevorens gewaagden, werd hij ten lande uitgebannen, onthield zich bnitenslands , en werd al- daar door zijne vrienden onderhoudcn zoo lane? liij leef- de , gelijk ons door een geloofwaardig getuige verzekerd wordt. — De hoofdperfoola alzoo van dit auk, wiens naam het draagt, was niet tegenwoordig bij de alhicr verhaalde overmeestering zijner flad , welke hij waar. Ichijnlijk nimmer weder aanfchouwd heeft. Met meer zekerheids , integendeel, weet men thans , dat JAN VAN AMSTEL, Z00/1 van onzen GIJS- ERECIIT, welke niet ondet de moordenaren van den Graaf geteld wordt, eenigen tijd in Amffels vesten, heeft vertoefd. Gebruik makende Van den ontflanen oorlog tusfchen den Graaf van Vlaanderen en dien van Holland, koos hij de zijde van Heer JAN VAN RE-; NESSE, het hoofd der Vlamingen, welke, in den jare 1304, de ftad Utrecht en het grootfie gedeelte van Hol- land veroverde. Bij die gelegenheid zal JAN VAN Ant* STEI, zich, ter wederbekoming van zijn wettig erf, met zijne vrienden, in Amfterdam geworpen, en zich eenen korten tijd aldaar gehandhaafd hebben. Weldra echter, werden de Viamingen tot den terugtogt ge. noodzaakt , en JAN VAN AMSTEL in de verpligting gebragt deze ftad te verlaten. Waarfclitinlijk , echter, fchijnt hij zich eenigen tijd te hebben verdedigd; doch , voor de overmagt moetende bukken, fchoot er voor hem en de zijnen niets anders over, dan hun hell in de vhigt te zoeken, en alzoo het vaderlijk erf, op nieuw, in handen zijner vijanden over te laten. — Of- fchoon ons nu 's lands Gefchiedfchrijvers niets van eene gewelddadige verovering der ftad, zelfs niets, met ge- noegzame zekerheid, van eenig beleg verhalen, is het echter buiten kijf, dat de had, welker ingezetenen, zoo als verhaald wordt , JAN VAN AMSTEL met open armen hadden ontvangen, te dezer zake, zwaar- lijk gehraft werd: hare bruggen werden dan ook, dien A2 teat 4 REDEVOERFSG ten gevolge, argebroken, hare vesten geflecht, en zij zelve van hare markten en vrijheden beroofd. Indien men nu dit Treurfpel op eenigen historifchen grondflag wil bouwen, dan moet men zich tot dezen inval en tern gtogt van JAN VAN AMSTEL, in den jare 1304, bepalen, vermits men anders te vergeefs, naar eenige kriipkundige gebeurtenis , in en oinftreeks Amfterdam,. tusichen 1296 en 1304, zal zoeken. Doch dan ziet men tevens het aanmerkelijk onderfcheid tus- fchen het werkelijk gebeurde en het tafereel, door VONDEL in zijn Treurfpel opgehangen. 2.Wij kunnen ons hiervan te meer overtuigen, wan- neer wij, in de tweede plaats, deze en gene bijzonder- heden wat nader beCchouwen, zoo als wij thans zullen doen. Wanneer wij de fchets van Amfterdarn , ornftreeks den aanvang der dertiende eeuw, zoo als die door den beroemden WAGENAAR is ter neder gefteld, met onze aandacht volgen, dan zien wij er nit, dat de om- yang dezer ftad, te dien tijde, nog zeer naauw beperkt was. „- De Antftel," zegt hij , „ was , daar nu de vij- „ gendam en groote.vischmarkt is, afgedamd, en ter 17 wederzijde, gedeeltelijk ten minfle, bedijkt. De dijk langs den linker oever was de gewoonlijke weg naar 't (lot der Ileeren VAN AMSTEL, welk binnen- „ waards tegen den dijk, ten westen van den ftroom, „ beneden den dam, geftigt was, een fchoonen boom- „ gaard agter zig halt, en digt bij welken geene of „ bijna geene gemeene huizen flonden.... De buurt of het gehugt lag aan de oostzijde van het damrak , in het gezigt van 't Plot, vong aan, omtrent de „ plaats, daar de oude kerk Ilaat, en de grond hoogst „ is, en liep , in de oud{te tijden, naar den dam, en 17 wat laater, , zo 't ons voorkomt , ook naar den ijkant , „ tot op de hoogte der nicuwe brugge toe. Of Am- „ (ter- (*) Befehr. van Ainlierdam , in folio, I fte Stuk, bl. 6 OVER GIJSERECHT VAN AMSTEL. 5 51 flerdain , in 't begin der dertiende eeuwe, reeds met eene graft omringd geweest zij, is onzeker.... De gantfche plaats werdt dus, in deezen vroegften tijd, „ ten oosten en ten westen, bepaald door de twee 5) voorburgwallen.... Ten zuiden en ten noordcn ftrek- 31 te zij zig van den dam tot aan het tj toe nit. Ook- „ is 't niet te denken, dat de plaats poort of poorten gehad heeft, in 't begin der dertiende ceuwe.” Geheel anders heeft VONDEL ons deze flad in zijn. Treurfpel befchreven. Hij fpreekt van firaeten, flee- gen , burreghwallen en brugghen;—van vesten en poor- ten ; van kerken, kapellen en kloosters ; — van het Stad- .of Raad- huh ; — van den. Schreljers - toren ; — van het groot Rondeel aan den hoek van bet IJ ; — van het Wachthtds ; —van de Doelen-brag;— van het groot gcbouw Jan Witten, en wat dies nicer zij. Hij vertoont ons dus de ftad als reeds te dien tijde aanmerkelijk uit- gebreid en van eenen grooten omvang, en wijkt alzoo ook daarin van de waarheid af; zoo als wij onarent een en ander nog wat nader zullen befchouwen. Het Karthuizers klooster, hetwelk hij befchrijft ais . „ een overou: en vorftelijk geftiebt, „ Verzorght in vrede en krijgh met zegelen en brieven, Dat wie het quest, gedenke een Vorst des rijx te grieven, „ Die zegt: hij raakt mijn kroon die't klooster yet misdoet. „ Sint Andries is 't gewijt;" dit klooster, hetwelk hij, in den nacht des aanflags , door de krijgsbende van WILLEM VAN EGMOND doet betrekken, werd eerst in den jare 1393, en dus bijna honderd jaren daarna, gefticht. Het Stad- of Rand- huis met deszelfs toren plaatst hij op de markt of de plaatfe, dat is op den Dam; doet hetzelve aldaar beflormen, vermeesreren en af- branden ; — daar, ondertusfchen, het oudile Stadhuis, bet zij dan al of niet te dien tijde reeds aanwezig, ver- moedelijk heeft geflaan ter plaatle van de tegenwoordige Oudezijds Kapcl, aan het einde van den Zccdijk. V o N- A 3 DEL 6 ItEDEVOEKING PEL zelf fchijnt dit overoud en algemeen gevpelen to bebben omhelsd, daar hij, in zijn gedicht : de Inwij- ding van het /dame Statibuis (*) , zich aldus uitlaat : , Het eerfte ftondt daer 't IJ zich uitftreckt in zijn bec „ Met biezen, riet en helm, geboort van wederzijde. „ Daer d'Aemftelheer, , van outs , de zeekapelle wijdde, „ Ter eere van Godts Helt, Sint Olof".... Mist men dus bet Raadhuis op den Darn, dan ver- yak ook het verband en de ganfehe zamenhang des ge- heelen verhaals wegens de beftorming en verhranding van dat ftedelijk gebouw, zoo als hetzelye in dit Treur. fpel gevonden wordt. Zoo laat hij ook de hooftkerk, rijk gebout ter eere van Katrijn, En van Marije zelf," dat is de Nieuwe of St. Catharijne-kerk, op den Dam, door den Sparrcwouder reus , KLAAS VAN KIJTEN, en zijnen aanhang beftormen, de deuren openflaan, het ruim, de altaren en bet koor met lijken bezaaijen , en de kerk zelve uitplonderen; daar het, intusfehen, zeker is , dat de eerfte Sint Catharijne- of Nieuwe-kerk niet vOOr den jare 414 is gebouwd, en het grootfte gedeelte der daartoe benoodigde kosten is gedragen door WILLEM EGGERT, Heer van Purmerende, Wiens ragedachtenis , door ecn overgebleven wapenbord, tot op dezen dag, vereerd en bewaard gebleven is. Den der fchoontle, doch ontzettendfte tooneelen plaatst VONDEL in bet Klarisfen-klooster , alwaar hij ons den eerwaardigen BiSiChOp GOZE w IJ N, omringd door eenen rei van godvruchtige nonnen , voorflelt., terwijl ;zij, door een eenftemmig godsdienftig gezang, de geboorte van den Stichter onzes Godsdiensts plegt- fflatelijk vieren; ftiaks daarop van het gevaar, waarin zij (a') Paul, Me Deel, bladz. 220. OVER GUSBRECHT VAN AMSTEL. 7 tij zich bevinden, door onzen GIJSBRECHT laat ver- wittigcn; weldra door den indringenden vijand over- weldigen , en allen, op de wreedaardigftc wijze, door bet ftaal des moordzuchtigen krijgsmans doet omko- men; en daarop terftont gebiet den brand ill 't kloosterdak te fteeken." Hoe roerend dit tooneel ook zijn moge , Dimmer, echter, , heeft deze gebeurtenis te dien tilde in bet kloos- ter van Sint Clara plaats gehad, vermits betzelve als- toen nog nict in wezen was, maar voor het eerst in den jare 1414, en this ruim ecne eeuw later, vermeld wordt; zoo als, in 't algemeen , al de kloosters van Arnfterdam meestal gedurende de vijfticndc, of op zijn vroegst in de laatfte belft der veerticnde eeuw, ge- flicht zijn. VONDEL doet, eindelijk, den Bode, in het Plot van zijn verhaal, zeggen : „ 1k quain omtrent de Beurs, te water uit gebouwt, „ Nu half gebrant, en zagh al 't zilverwerk en gout, Geplondert heilighdom, tapijten, fchilderijen , „ Scharlaken en fluweel, langs heel de gaelerijen ,, Geworpen overhoop , daer Grobber hid:de wacht." Er is geen de mina fcbijn , veelmin eenig bewijs, dat er vO6r bet begin der zeventiende eeuw eenc Beurs alhier aanwezig is geweest. Gedurende de Spaanfcba onlusten hidden de kooplieden hunne vergaderplaats aan bet einde der Warmoesftraat, en verfcbolen zich, bij fleck weder, older de luifels der aldaar ilaande huizen; wat later kwamen zij te zamen aan het oost- einde der Nieuwebrugge, ook wel in de Sint Olofskapel en in de Oudekerk; tot dat, eindelijk, in den jare 1613, de tegenwoordige Beurs „ te water uitgebouwd" en voltrokken word, en federt dien tijd ten gebruike der kooplieden heeft verftrekt. LTit deze yoprbeelden lean men genoegzaam nagaan, A 4 vat 8 REDEVOtRINO wat men verders te denken hebbe van het groot Roadeel aan den hock van 't IJ van bet Wachthuis, van de .Hae-relemmerpoort, den Schreijersto[ell en de Doelen- brug, weleer de R_oobrug genaamcl, in het begin der dertiende eeuw, waarover ik mij nict verder behocf uit te laten. Liever zal ik mij nog eenige oogenblikken be, palen bij deze en gene perfonen, welke VONDEL in dit ftuk fprekende ten tooneele voert. GIJSBRECHT VAN ANSTEL, de hoofciperfoon van bet ftuk, de fpil, waarop alles draait, heeft, zoo als wij hipr voren reeds zagen, na zijne vlugt en bal- lingfchap , deze itad vermoedelijk nimmer weder aan- fchouwd, en is althans bij het gebeurde in 1304 niet te o-enwoordio. bb creweest. noon JAN beyond zich, in- tegendeel, aan het hootd zijner vrienden, in dit zijn vaderlijk erf, hetwelk hij in dat jaar voor de overmagt zijner vijanden moest verlaten. JAN VAN A Dts T E zoude dus als de held der gefchiedenis in dit Treurlpel moeten belchouwd worden. GOZEWIJN VAN AMSTEL was, ja, de oom van onzen GIJSBRItCHT; ook vindt men hem op de lijst der B.isfchoppen van Utrecht ; doch het is onmogelijk, dat hij het•beleg van Amfterdam in den jare 1304 zoude hebben kunnen bijwonen, en aldaar, nevens zijne nicht FLARIS VAN VELZEN, en zoo vele andere .geeste- lijke zusters, op eerie zoo jamrnerlijke wijze in bet Klarisfen-klooster den laatften adem hebben uitgebla- zen; daar het bewezen is, dat hij reeds v6ar den jare 1,67 (waarfchijnlijk te Kenlen, alwaar men hem althans begraven heeft) is overladen. ARNOLD VAN AMSTED, doorvoNDEL ARENT genoemd, de trouwe lotgenoot en broeder van onzen GUSBRECHT, die met hem het harde lot der gevan- genisfe in Zeeland had verduurd, was even weinig in ftaat, de zaak van dezen zuinen broeder in den jare 1304 zoo krachtdadiglijk te onderfteunen, dat 111j, ten ge- volge eener kwetfure, bli cenen uitval nit deze ftad be- komen , zoude z"ljrz overleden; daar men z:',n v;:rathei- den OVER GIJSBRECHT VAN AMSTEL. 9 Lien, met genoegzame zekerheid, reeds in of vdocir den fare 1291 mag vastitellen. Weirrig zekerheids is er, dat de zoo getrouwe gale Van GIJSBRECHT den naam van DADELOCH VAN AVOERDEN zoude gedragenhebben ; doch meer gronds , dat eerie BADELOCIE VAN AMSTEL. met HERMAN VAN WOERDENIS gchuwd, en AMSTEL en WOER- D EN alzoo aan elkauder zeer naauw vermaagfehapt zijn eweest. V ONDEL DOC= , , de kinderen van Grj S- BRECHT: ADELGUND, Ziine binvbare dochter, , en ENERIK, zijn zoo;rt7c. Den laatifen befehouwt hij als flechts een kind zijncie daar hij hens in zijn fink „ d'onnoosle Veenerik." noeint. Men kent , ondertus- fchen, gecne andere docker van GIJSBRECHT,-clan ELISABETH, die het gecstelijk gewaad fchiint aan- genomen te hebben; zoo ook geenen anderen zoon, clan JAN, van Wien wij te meermalen gewaagden, en die, in den jare 1304, en dus ten tijde, toen de voor- onderitelde ramp van Amflerciam geacht wordt plaats te hebben gehad, reeds dial ouderdom had bercikt, dat hij, aan het hoofd cener gewapende krijgsbende,,deze ftad heeft bezet, en mogelijk ecnigen tijd tegen de aan- vallen zijner vijanden gehandhaafd. Het aangevoerde zal, zoo ik vertrouwe, genoegzaam zijn ter overtuiging, dat VONDEL niet alleen in de hoofdzaak, maar ook in zcer vele belangrijke bijzondcr- heden, van de waarheid der gefchiedenisfe is afgewcken ; dat hij perfonen ten tooneele heeft gevoerd, die reeds voorlang ten grave waren gedaald; dat hij, in tegen- overfielling,AnifIerciam in bet begin der dertiende eeuw reeds die uitgeflrektheid en dat aanzien heeft gegeven , hetwelk dezelve te zijnen tijde, dat is in de eerfte helft der zeventiende eeuw, bezat ; dat hij, uit Bien boofcle, Meer ARENT VAN AMSTEL, in het vierde bedrijf, eerfte tooneel, met zoo vole woorden doet zeggen: As 3, 13e 10 REDEVOERING De groote aeloude flack, vermaert in ooreloogen , „ Zoo fcheeprijk, en voor wie zich zee en ftroomen bogen, „ De vreemde en nagebuur en rijken tot ontzagh, „ Gaet plotfelijk te grond, en zinkt met eenen flagh ;" gene befchrijving, welke in gecnen deele op den float der flad in 1304, maar veel meer op dien van driehon- derd jaren later, toepasfelijk is. „ Al dit" (en met deze woorden van den grooten WAGENAAR flap ik van dit gedeelte af) „ Al dit zij „ egter niet gezeid, om de waarde van dat fchoon Tooneelfluk te verkleinen; maar alleen om min op- „ merkende te binnen te brengen , dat men de waar- , heid der gefchiedenisfen uit andere bronnen fchep- „ pen moet.” III. Thans zijn wij tot dat gedeelte onzes arheids gena- derd , waarbij wij, in de derde plaats, het een en ander zouden aanvocren, waaruit ten duidelijkfte zal blijken, dat , hoe zeer bet niet te ontkcnnen is , dat de Dichter v ON D E L , zoo in de hoofil. zaak, als in zeer vele aanmerkelijke bijzonderhe- den, van de waarheid der gefchiedenisfe is afgewe- ken , dit zijn deftig Treurfpel , met dat al, door ale tijden been, met het hoogfte regt, als een mees- terftuk is befchouwd en aangernerkt geworden. Aan de befchouwing van de belangrijkheid en de waar- de van dit fchoon Tooneelftuk alzoo het laatfle gedeelte dezer Redevoering gewijd hebbencle, gevoel ik maar al te wel, dat mijne loffpraak op dit keurig voortbrengfcl van den Vader der Nederduitfche Dichtkunde op verre na die hoogte niet zal bereiken, welke het onderwerp in waarheid verdient , en welke het fcbrander oordeel, het kiefche oor van zoo velen mijner Hoorderen van rnij lehijnt to vordcren. Indien het mij alzoo niet moge ge, lukken, aan het billijk verlangen volkomen to voldoen, ben ik echter zoo zeer van derzelver infchikkelijkheid overtuigd, dat ik het wagen zal te beproeven, in hoe verre ik ook deze taak zal kunnen volbrengen. 1. Bea OVER GUSBRECHT VAN AMSTEL. Belangrijk — in den hoogften graad belangrijk is reeds dit Treurfpel, wanneer wij de gelegenheid, bij Welke, en het oogmerk , waartoe het is opgefteld, 14 aanfchoutv nemen. Ziet hier dezelve, De beoefening der edele dichtkunst , reeds vroeg de geliefde bezigheid en uitfpanning onzer voorvaderen, gaf, na den afloop der duistere middeleeuwen, het be- itaan aan een aantai dichtkundige gezelfchappen in No" derland , eertijds onder den naam van Rederijkkatners be- kend. Amsterdam zag reeds in het iaatst der vijftiende kend. Amsterdam zag reeds in het iaatst der vijftiende eeuw zoodanig gezelfchap , in liefde bloeijende genaamd, binnen hare murcn aanwezig. Die kamer hield zich, onder andere, bezig met het vervaardigen van deze en gene Tooneelfpelen, te dien tijde, meestal, Zinnefpe, len of Batementen genaamd. Sommige daarvan, te on- zer kennisfe gebragt, en onder mij berustende, over- tuigen ons, dat de leden dezer kamer, even als die van zoo vele andere, flechts weinige vorderingen in de dichtkunst hadden gemaakt. Na de ontwenteling van den jare 1578 begon, echter, , de luister dezer kamer aanmerkelijk toe te nemen. KOORNHERT, SPIE- GEL, VISSCHER, HOOFT en andere beraemde man- nen werden leden van dezelve, en waren ijverig werk- zaana, om tall, en dicht-kunst aanmerkelijk te befcha- yen en te verbeteren. Die kamer hield zich, onder an- dere, onledig met het in 't licht brengen en vertoonen van Treur- en Blij-fpelen, waaronder men zecr vele van HOOFT, VONDEL, BREDER0* en COSTER tellen mag. Zij hield hare bijeenkomst, te dien tijde, in de Nes , boven de kleine Vleeschhal; waarop BRE^ pERo fchijnt te doelen, wanneer hij in een zijner ftuk- ken, Moortje genaamd, een' jongeling doet zeggen: 1, Kom gaan wij op de Hal, en zien tie gees= fpeelen." In het begin der zeventiende eeuw, deze kamer, door ontflane oneenigheden, eenigzins in verval geraakt zijnde, fchijut eerst de Regering, en naderhand het On% REDEVOERING Oudemannenhuis, zich gedeeltelijk met de betaling der te maken kosten te hebben belast. Ter vergoeding hiervan, mocsten de aanfehouwers, bij het vertoonen der ftukken, iets ten behoove van het opgemelde Buis betalen ; hetwelk eene a.anmerkclijke fom fchijnt te heb- ben opgebragt. SAMUEL C 0 S T E u, een der ijve- rigfle leden van dir gezelfchap, inmiddels het ontwerp beraamd hebbende tot het oprigten eener nieuwe ka- mer, , welke hij de Akademie noemde, verwierf te de- zen de onderfteuning van onderfeheidene gelecrde en aanzienlijke lieden , en verkrceg van de Regering een erf op de Keilersgracht tusfehen de Beeren- en Run- ftraten , alwaar eerlang eene Akademie of Schouw- burg geflicht , in den jare 1617 ingewijd, en die nicest- al, naar zilnen naam , Casters ..dkadetnie genocmd werd. Men fpeeldc alhier onafgebroken voort, tot aan den jare 1637, toen, onder bet opzigt van den Raad en Regent van het WeeSifillS, N I K O L A A S VAN KA;)I- r E N, bet Tooneel aantnerkelijk veranderd en her- bouwd, en tot eenen eigenlijken Schouwburg her- vormd werd. Op den 3den van Louwmaand des jaars 1638 werd deze vertoonplaats , welke van toen of be- ftendiglijk den naam van Schouwburg droeg., in tegen,. woordigheid van Schout , Burgemeesteren, Schepenen en Raden, plegtiglijk ingewijd. Zou nu bet flak, waarmede die nieuwe Schouwburg ftond te worden ingewijd, aan bet oogmerk en de ver- wachting voldoen , dan moest dcszelfs inhoud voor al- les gcwigtig, belangwekkend zijn ; het moest zulks vooral voor de ingezetenen van Amsterdam zljn, en ,bij cote gelegenheid als deze, hunne aandacht geheel gaan- de houden. En welk onderwcrp kon daartoe gepaster, gefchikter en met meer juistheids uitgekozen worden, dan, in dat tijditip , waarin Amsterdam voor het cerst op eenen eigen Schouwburg moat bogen , den aanfchou- weren het Bering beginfel hunncr ftad, derzelver ontzet- tende verwoesting, maar ook de toen reeds ontluikende hoop op Karen aannaderenden bloei en fchitterenden lu is- VER GIJSBRECIIT VAN AMSTEL. 13 luister te herinneren, en hen, tevens bekcnd te maken met cen' hunner eerfle beroemde itadgenooten, Wiens naam en lotgevallen, reeds toen en in alle volgende tij- den , de aandacht en opmerkzaamheid gaande maakten, en die zoo vaak het onderwerp ter nalporing voor den Ilistoriefchrijver was geweest, en limner blijven zal Gaarne vergaf men toen, en vergeeft men nu nog, aan den beroemden vervaardiger van den Gil' sbrecht van zfm- fiel, dat hij, ter verfraaijing van zijn ftuk, bier en daar , en in deze en gene bijzonderheden, van de waarheid der gefchiedenisfe was afgeweken. Oogmerk, gelegen- heid en diaterljjke vrijheid geregtigden hem daartoe, op bet voorbeeld van zoo vele doorluchtige mannen, indien hij, bij datgeen, hetwelk tijd, gelegenheid en ontwerp vorderden, flechts eenigermate tot de hoofd- zaak van het gebeurde zich bepaalde. En dit toch heeft de groote VONDEE, wat men ook van dit zijn ftuk moge zeggen, veel meer gedaan, dan (men vergeve ons de ve7gelijking!) de in onze dagen zoo beroemde Kor zEnuE in zijnen vcrminkten Haig de Groot, als hebbende, bij de afwijking van bet zoo_duiclelijk en on- dubbelzinnig gefchiedverhaal, bet karaktcr van dezen doorluchtigen Hollander niet weinig onteerd. 2. VONDEL heeft dus, en dit merken wij, in de tweede plaats , te zijnen voordeele aan, bij alle zijne iawljkingen, zich eenigermate bij de hoofdzaak der ge- fchiedenis bepaald; immers zich op een' onzer vroege- rc Historielchrijvers kunnen beroepen. B E K A, die op het einde der veertiende eeuw bloeide, verhaalt toch. met ZOO vele woorden : „ dat GUSBRECHT VAN „ A M S T E L, na den dood van Graaf JAN DEN I, „ zijne ftad rondom met houten bruggen en torenburg- „ ten bevestigde; doch dat de gemeente van Waterland „ en de burgers van Haarlem ,GijsBREc H T verjaagd „ hebbende, de bruggen en fierkten tot asfche ver- „ brandden.” — Werkelijk fchijnt er eene inneming dczer clad ten jare 1304 te hebben plaats gehad. Late- re ontdekkingen alleen hebben de waarheid van het ge. beur- 14 REDEVOERING beurde nicer opgehelderd. BEKA verhaalt deAvege hetgeen hem bewust was ,doch fchrijft den vader toe, hetgeen den zoon behoorde. En ziet hier vcrfchooning gcnoeg voor onzen V ONbELI die verkozen fchijnt te hebben, het gefehiedverhaal van a E K A ten grond- ilage van bet historisch gedeelte zijns Treurfpels te lcggen. 3. Dan, behalve dit, had VOT4DEL nog een derde, een zeer lofwaardig oogmerk. Hij wilde, namelijk de verwoesting van Troje, Zoo fchoon door den La- tijnfchen Dichter VIRGILIUS bezongen, navolgen. Dit, dacht hem, zou bet onderwerp en de bearbei-; ding van zijn Treurfpel verhoogen , verlevendigen , en eene a.anmerkelijke waardc bijzetten. „ Hem prikkelde „ de genegenheid ," zoo als hij zich in zijne Opdragt aan den onilerfelijken HUIG n is c a o o T uitdrukt, „ om „ eens, op het voorbeeld des goddelijken Mantuaeners ,, den fchoonen brant van Troje t' Amfterdatn , in bet „ gezicht zijner ingezetenen, te itichten." „ Hij feerde," zoo als hij zclf zegt, „ en bekleedde (al- „ zoo) de zaek naer de goude vrijheit deredele „ zije”; doch tevens „ naer de toneelwetten." — Dit zijn opgemcld oogmerk vcrklaart hij zelf meer dui- delijk in zijn Voorfpel, aan Schout , Burgemeesters en Wethouders van Aingerdam ingerigt, waarin ondet andere, zegt: 't Aeloude Troje wort herbooren, 1, En gaet te gronde in 't gloeiende Amfieraram. „ Onze Aeniftel zal een' Xanthus ftrekken, Geverwt van 't bloet: de Kermerlandfche vlallt, „ Als 't Griexe vier, de daekeu lekken. „ Hier zweemt 't beftormt fladthuis naer Priaems he: „ Hoe kort kan 's waerelds pracht veranderen! Hoe ftuiftze weg voor wind in rook en ftoft • Kristijnen ftrekken hier Kaspndren, „ Bij 't hair gefleurt. De Bisfchop GOZOVI:in „ Befprengkelt, als Priaem, d'autaeren: „ Daer Pijrrus cooed en moort, in Haemflees fchijn, 1, E OVER GJJSBRECHT VAN AMSTEL. Is ,, En geen KIceris noch grijze hairen Verfchoont. De helfche en goddelooze Vries Geen fnoode Ulijsfes wijkt in boosheir. Nooit lee &leen door 't fchaeken dit verlies, Dar door des fchenners trouwcloosheit l7 Dat Vrouw Itlacbtelt lijdt. De fchalke VOsfentem If „ Bootst Sinons aert naer in 't ftoffeeren. Het zwanger paert van Troje baert er weer 9,De krijgslien , die de kans doen keeren. Heer Gijsbrecht draegt zich als Anchifes zoos:, , En wordt door tegenfpoet niet flapper ; Zijn deugden ftaen in top voor elk ten toon, PP Niet min gocivruchtelijk als dapper. „ Proost LVillerrz ftort in 't priesterlijk gewaet „ Als Panthus, Febus priester, neder. • Vrouw Badeloch, die op Kreiize flaet, Verbeelt ons, hoe getrouw en teder • Oprechte liefde in rampen is belaen „ Met her beminde wedergade. 11 In Veenerik herleeft de kleene Askaen, Waer mee de help op Gods genade Zich fcheep begeeft, en op een beter wacht, 21 Dat wij ter goeder uur beleeven, Nu Amfterdam en 't Aemfrela'ers geflacht Zijn kroon ten hemel heeft geheven." 4. En, hetgeen, in de vierde plaats , ten Iterkfte ten voordeele van onzen VONDEL, dien onfterfelijken flollandfchen v IR pleit, en bij de beoordee, ling van zijnen Gijsbrecht van ilmfiel overwigtig is, en op den voorgrond verdiende geplaatst te warden, is, buiten kijf, de fchoonheid , de uitmuntendheid van dat fink zelve. Tijd en vermogens zijn hier te bekrom- pen , om over de waarde van hetzelve breedvoerig nit te weiden. Dat fink toch kan , (volgens de uitfpraak van den keurigen SIEGENBEEK) bij al het onvolkomene , 't Welk daarin mope heerfchen , in vezenlijke voortrefelijkheid , honderd Treurfpelen opwegen , welke , aan alle regelcn der kunst beant- weordende, low," dat zidtrefende , fivtite en verhrvens rn/i- 76 REDEV OERING misfen, welk dat meesterfink door alien, die van edit knnstgevoel niet verJloken zijn, doet bewonderen en toe- jr:ichen. — De fchrandere HUIG DE GROOT was reeds zoo zeer van deszelfs verdienfte overtuigd, dat his, in zijneA., voor eenige jaren naar het oorfprofikelijk fchrift nagehootnen , brief van dankzegging aan v o DEL voor de opdragt van dat fluk , zich , onder an- dere, over hetzelve in doze, voor dien grooten man al to befcheidene, woorden uitlaat : „ boucle Amfter- 11 darn voor geluckigh , fo veele daer fijn, die dit werck nacr fijne waerde connen fchatten. De Coloneefche 11 Oedipus van SOP HOCLES, de biddende Vrouwen I/ van EURIPIDES hebben Athenen noit grootcr eer 11 aengedaen, als Amfterdam hiermede geniet. Ende al- 1/ foo ick vertrouw , dat dit werck onfterfelijck is, foo derf ick daeruit verhoopen, 't Bunt mij mine cigen 7/ wercken niet en derven toefeggen, dat mijn naem fat blijven levende in een ftadt, die ick ten hoochfle al- „ tijd heb geeert ." — V o N'DEL kon dtys , met het hoogfte regt , den Engel Ratan in den mond leggen:, „ Jae, Aemflels oude nae;n zat geenen lof ontbeeren, „ Als uw naemhafte fladt haer Schouwburg open does, En voert op 't hoogh tooneel uw daeden re gemoet." TrOuwens , hoe zoude het mogeiijk gevteest zijn, dat immer eenig Treurfpel, gedurende eene reeks van :Tim honderd=trietitig jaren, zoodanig den aIgemeenen lof en goedkeuring had kunnen wegdragen , dat deszelfs jaar-- lijkfche vertooning telkens door eenen toevloed van aan- fchouwers met geestdrift wordt bijgewoond, niet in hetzelve, bij de inachtneming der voornaamfle toorieelwetten, zoo menige zinrijke rede, zoo menige krachtige volzin, zoo menige overfchoone zedeles, en eene volhouding en bewaring dcr karakters , gevonden wierd; met e6n woord, indien Piet deszelfs inhoud en bewerking , zoo wel in derzelver geheel als in de bijzon- dere deelen, de fprekendfte blijven droegen van den fchran OVER GIJSBRECHT VAN AMSTEL. fchranderen, vernuftigen en echt dichterlijken geest van deszelfs vervaardiger? Gij alien, M. H., zult aan deze beoordeeling, zoo ik vertrouwe, geheel uw zegel hechten, zonder dat het noodig zal zijn, dezelve door deze On gene aanha- lingen nit het link zelve te bevestigen. Brengt u flechts voor den geest de zoo treifende als krachtige verhalen van ARENT en GIJSBRECIIT VAN AMS TEL, en inzonderheid dat van den Bode. Voegt daarbij den over- fchoonen Ad van Klarisfen en dien der Edelling en, bei- den overbekend, en beiden, met het hoogfte regt ; door den in dit yak zoo kundigen en bevoegden Hoogleeraar SIEGENDEEK, in zijne Proeven van Nederduitfehe Dichtkunde nit de zeventiende Eeulv , ten voorbeelde aan- gehaald en overgenomen. Hoe veel ftofs ik ook zoude hebben , dit alles door veelvuldige, regt dichterlijke, vcrzen nit dat ftuk te Raven; hoe overwaardig en welgepast zoodanige aan- halingen te dezen zouden zijn; en hoe gaarne ik aan niijne neiging, om dezelve nit te kiezen en voor te dra- gen, zoude willen vdldoen, is echtcr dat beroemde Treurfpel in deszelfs geheel bij alien zoodanig bekend, dat eerie verdere uitweiding te eenemale overtollig zou- de zijn: OVER EEN MIDDEL , OM LIKDORENS EN WRATTEN WEG TE NEMEN. Door den Ileer M. L. HAN IN (*). e wratten (verruca) waken een zeer lastig onge- mak uit, en beletten fomtijds den werkman, bij wien zij (*) .Toitrn. ge;ier. de Illedee. &c. par SEDIL L OT T. XLIII. N. 187. Mars 1812. p. a78. — De Schrijver onder- fcheidt niet de wratten, die boven op de opperhuid zitten, van de iikdorens , die naar beneden groeijen; en claadoor op de onderliggende deelen drukken en pijii veroorzalten, V de onderliggende deelen drukken en pijii veroorzalten, V MENG 1:1. IV. 1816. NO. T. i8 MIDDEL zij allermeest voorkomen , zijn beroep naar behooren waar te nemen. Zij beltaan in eene verdikking van de opperhuid, kotnen mast aan de. vingeren, handen, voeten en teenen voor, , en veroorzaken door hare druk- king, vooral bij koud, vochtig en verarklerlijk veel pijn en ongemak. Zij worden meest door drtikking van de opperhuid veroorzaakt; offehoon dit ongemak ook veel moor bij den cenen, dan bij den anderen ont- ftaat. Men heeft allerhande foorten van middelen tegen dit gebrek aangeradcn, die meestal nutteloos zijn, en1die op vooroordeel of bijgeloof fleunen. De heelkundige middelen , als het fnijden en branden, zijn zeer , en kunnen, als zij niet behoorlijk verrigt worden, fomtijds met gcvaar verzcld gaan. De wratten kan men dan a/leen afbinden, wanneer zij een' dunnen /feel hebben. De brandmiddelen Moen zeker van alle middelen de beste uitwerking, daar zij de 'opperhuid vertioren. Men heeft hiertoe nit het plantenrijk' de< Ira/. sn2e lk , de chelidoni , de fedum en 'de p1aritzuren, en nit do delf- floffen den ongebluschtcn kalk, de blit-ende loogzou- ten, de gebrande lei en de minerale zuren-gebezigd. Boven alles fchijnen hier de delfitolfelijke zuren de voorkeur to verdienen. Doze zelfflandigheden kunnen de dierliike ftof geheel ontbinden, en zijn des te, ver- mogender, naar mate dezelve zulVerder Thj eene naauwkeurige vergelijking van de .verfchillende werkin- gen dozer zuren, fehijnt het falpeterzuur (bij ons iterk- water genoemd) den voorrang boven de overige te ver- dienen , daar het, vooreerst , de opi;ertifild rehielijk ontbindt , ten tweede, men de werking hiervan gemak- kelijk kan bepalen, en, ten derde, weinig de onder de opperhuid gelegene deelen prikkclt, en hierdoor ,ver- fehillende toevallen, die daaruit zouden kunnen out- ftaan, voorkomt.— Het zwavel- of vitrioolzuur maakt, in plaats van de opperhuid to ontbinden, dezelve hard, en hierdoor vallen de wratten zeer langzaam af, Wan-neer TEGEN LIEDORENS EN WRATTEN. 19 neer bet zuur zeer fterk is , brandt het geweldig ,dringt diep door, en veroorzaakt eene flerke ontfteking. De antimoniaalboter (murias antimonii liquide) veroor- zaakt bet zelfde ongemak, en kan zclfs tot onaangena- me toevallen gelegenbeid geven; en men kan dit mid- del niet bezigen, ten zij then gewoon zij daarmede oin te gaan. Om nu bet falpeterzuur met nut te gebruiken, moet m'en lietzelve zoodanig aanwendcn, dat men eerst de wrat (of likdoren) week make, en vervolgens zorge, dat de omliggende gezonde opperhuid daardoor niet te- yens worde aangetast. Om bet eerfte oogmerk te be- reiken , moet men de hand, of bet deel, waarop zicli de wrat bevindt, eerst in een bad, waarin loogzout ontbonden is , of in warm zeepwater, ten minfte tot den trap van warmte van 35° Reaumur heet gemaakt , gedurende een half uur !louden. De wratten worden daardoor week, bleek en gezwollen; en, wannecr men dezelVe dan met falpeterzuur beftrijkt , dringt dit tot aan den wortel door, waardoor deze dikwijls in eons gedood words. Men moet ecbter , v66r bet aanwenden van het zuur, rondom Cie wratten eene vette ftof ken. Men bezigt daartoe best bet iwarte vernis , bet- geen de plaatfnijders gebruiken, 't walk geenen onaan- genamen renk heeft. (Men kan ook daartoe alle vet- te zalven bezigen.) Langzamerhand fchilfercn de wratten af, en verdwijncn binnen eenige dagen. Op deze wijze kan men ook de likdorcns wegnemen. De Schrijver heeft deze behandeling door vele be- langrijke waarnemingen bevestigd. OVER DE TERUGNAAIE DER VOORWERPEN VAN KUNST EN WETENSCHAP MT HET FRANSCHE MUZEUM, ENZ. Door den Hear MALTE•BRUN. liet grootfle ongeluk van Fratthrilk is niet, over- wonnen te zijn. Welke natie is zuiks niet te eeniger tijd 2 40 OVER DE TERUGNAME DER VOORIVERPEN tijd? Hetgeen bijzonder bedroevend is , is de verbit- tering van alle gevoelens, van alle driften van Europa tegen een ongelukkig, verzwakt, uitgeput yolk. De vernederingen , welken bet Directoire en bet Keizerliik Bewind de overwonnene volken dedcn ondervinden , heb- ben overal herinneringen achtergelaten, welke de wijs- heid en de tijd aileen kunnen uitwisfchen. Men durft niet berekenen, toe hoe verre de volkshaat en natio- nals wraak zouden hebben gegaan, zoo de verhevene fhatkunde der Souvercinen dezelve niet betoomd had, zoo de naam van Lon Ewux XVIII dezelve niet had gematigd. Bij deze gefteltenis der gemoederen, verbaze men zich niet, zoo de kreet der natien de fchatten van wetenfchap en kunst terug vorderde, te Parijs opeen- geftapeld. In plaats van ons aan declarnatien toe te geven, die Europa nog meer zouden verbitteren, po- ge men het geval regt te kennen en te fchatten, dat onze klagten opwekt. Vooreerst ftelle men-zich in de plaats der andere na- tien. De affland van een gewest krenkt bet beiang van den ftaat , maar het treft de zinnen niet ; het flat gecn hartverfcheurend fchouwfpel voor oogen. Anders 'that hartverfcheurend fchouwfpel voor oogen. Anders 'that het met de gedenkteekens , die eene flad verfieren. Ro- me en Florence, beroofd van hare Goden, befchouwen dagelijks, met eerie fmartvolle aandoening, de plaatfen , waar voorheen de Apollo en Venus de hulde van Euro- waar voorheen de Apollo en Venus de hulde van Euro- pa henen trokken. De geloovigen, in de majestueuze domkerken van Keulen, van Rome of van Milaan ver- cenigd, zoeken te vergeefs op de altaren die fchilder- flukken, waarin het penfeel van RUBENS, van R A- r II A E L, van CARRACHE de geheimenisfen van den Godsdienst verheerlijkt had; fehilderitukken,die onder de eigene befeherming der Godheid fehenen gefteld te zijn, en niet, zonder heiligfchennis , konden ontvoerd worden aan de tempels , die zij verfierden. Desgelijks was tie roues in de paleizen der Souverei- nen. Vele Vorilen, verlioken van de micidelen urn een VAN KUNST tN \VETENSCIIAP. itaatkundige rol te fpelen, halden de eer van hun bids bepaald tot de belcherming der fchoonc kunften. Hun- ne galerijen berooven, was hun Dunne geflachts-klei- nooden ontrukken. De llertog van _Parma bood een rnillioen , om het meesterfluk van CORREGGIO to be- houden. Toen hij hoorde, dat men het weggenomen had, deed hij op de ledige plants Ceil groot zwart bord hangen , met een opfchrift , dat getuigenis gaf van zijne vdele droefenis. — De voorwerpen, tot de Avetenfchappen vdele droefenis. — De voorwerpen, tot de Avetenfchappen betrekkelijk , veroorzaken geene miner diepe fmart. Dagelijks gevoelen de geleerclen van Leyden, van Bo- logne, van Pavia, op erne fmartelijke wijze, het gc- sills der verzamelingen , tot hunne ftudien vereischt ; en hunne k/agten , in alle hunne gefchriften uitgeboezemd, hunne k/agten , in alle hunne gefchriften uitgeboezemd, gaan over tot de onkundige menigte, en nemen de gc- claante aan eener rationale grieve. Op deze wijze heeft de ontvoering der fchilderfluk- hen , der flandbeelden , der handfchriften en der medal- jes eenen levendiger haat opgewekt tegen Frankrijk , clan de veranderingen der regering en der grenzen. Wa- ren die voorwerpen waardig verkregen te worden ten koste van den algermeenen haat? De groote hoop verbeeldt zich, dat men flecbts in een land heeft bijeen te brengen de boeken, de fland- beelden , de fchilderltukken, in de wereld verfpreid, cm in dien bevoorregten oord den zetel te vestigen der befchaving. Zonder te letten op de begrippen van rent en onregt, zou toch deze dwaze eerzucht haar doel misfen. Men haalt bet voorbeeld aan van illex- andrie. Wat heeft Alexandrie te midden van hare 1VIuzeums zien ontftaan ? Irene flechte fchool van ge- Jnanierde, koude, gezwollene dichters; eene flechte fchool van mystiAe en onverflaanbare wijsgeeren. Nen beroept zich op bet voorbeeld der Cezars; maar alle de Griekfche handichriften , alle de voorwerpen van kunst, door NE cto opeengeftapeld in bet gouden Ma- ze= , hebben den Romeinen niet kunnen geven , noch be. :It OVER DE TERUGNAMZ DER VOORWERPEN behouden, het genie en den fmaak , welken de natant' alleen aan de Atheners had verkwist. Boven deze vooroordeelen verheven, hebben de voornaamfte kunitenaars , de voornaamfte Franfche ge- lcerden , de berooving van Europa nooit aan de hand gegeven, noch goedgekeurd. De Befturen van den Plantentuin en der Koninklijke Boekerije vroegen fond- fen, om hunne verzamelingen voltallig te maken of te onderhouden; een Bewind van Vaudalen meende alles gedaan te hebben met hun oude merkwaardigheden toe te zenden. Onze beroemdfle fchilders en beeldhouwers hebben in der tijd een verzoekfchrift geteekend aan het Diree- toire , ter voorkoming van het verplaatfen der fchilde- rijen van Italic , als een nuttelooze en zelfs nadeelige maatregel voor de bevordering der kunften. (*) Bij de onmogelijkheid , om de gedenkftukken van bouwkunde, de kolosfale beelden, de fresko's , voor- naamfte voorwerpen der ftudie, te vervoeren, kon men nimmer buiten Italic een voliedig geheel van meester- ltukken der fchoone kunst fcheppen. De kweekelingen, verpligt eerst naar Parijs te gaan en vervolgens nair vinden noch op de boorden van de Seine, noch op die van den Tiber, de vollcdige aaneenfchakeling van modellen, welke zij gewoon waren onderling te verge- lijken. Zij verliezen inter tijds dan voorheen. De lucht van het hedendaagfche Parijs is niet gun- flig voor de ftudien, van welke foort het zij. De geest van intrigue en de geest van ligtzinnigheid betwisten er elkander het gebied. Noch de wetenfchappen, noch de letteren, noch de kunflen zijn er, in htt algemeen, een voorwerp van eenen belangeloozen fmaak , van een waarachtig gevoel. Eene nieuwe foort van Vandal/sinus bedreigde den roem der meesterftukken van fchoone kunst , in Frank- rijk (*) Eene lijst van omtrent vijftig der bekendfle namen, als ckenaars, volgt bier in het oorfpronkelij%e. ckenaars, volgt bier in het oorfpronkelij%e. VAN KUNST EN WETENSCIrAP. rijk overgebragt. Zij, die zich duizelig maakten met de denkbeelden eener ijdele glorie en ecner algemeene heerfchappij, hadden desgelijks een ftelfel van lastering aangenomen tegen het genie der overige Laden. Ter- aangenomen tegen het genie der overige Laden. Ter- wijl HOMERUS en SHAKESPEARE beoordeelcl werden door fchrijvers , die ze nooit gclezen hadden, werden de Apollo en it A P I-I A E L gekritifeerd door fchilders en beeldhouwers, die alle volmaaktheden in hunne reboot vonden. Het is misichien voor de Fran. fchen zelven dienftig, verpligt te deze modellen te zoeken op eenen kiasfiekcn grond, waar de verecring en hulde van het heelal dezelven befchutten tegen eene onbefcheidene gemeenzaamheid en eene kwaadaardigc kritiek. Te Rome is de fmaak voor de fchoone kunften zoo algemeen geworden, zijn derzelver beginfelen zoo zeer verfpreid, de oogen dermate geoefend door de gewoonte om de modellen te befehouwen en te verge- lijken, de helderheid van den hemcl en de zachtheid des luchtgeftels zijn er zoo gunflig voor den arbeid des werkzamen mans, de vreedzame en aanhoudende verza- meling van kunftenaars en liLfhebbers nit alle landen deed er eene mededeeling van denkbeelden, van aanmer- kingen ontitaan, zoo uitgebreid, zoo verfcheiden , zoo vruchtbaar, , dat men dezer ftad den titel niet kon ont- zeggen van hoordItad der kunften. Welk was het eigenlijk doel dier algemeene ontvoe- Ting van alle voorwerpen van waarde uit alle hoordfte- den van Europa? Het Directoire en BUONAPARTE liebben er geen geheim van gemaakt. lieze roof, aan welken eene gewaande zucht voor de fchoone kunften ten voorwendfel verftrekte, had geen ander doel, dan op eene weidfche wijze te pronken met de zegeteekenen Bens oorlogs van overweldiging; zegeteekenen, die zelfs dikwiils min de vruchten der overwinning waren, dan die van het ftaatkundig Machiavellisms. In 't kort, alle deze gedenkftukken waren onderpanden der over- heerfching voor dezen, van flavernii voor genen. Zoo dusdaniz het oogrnerk onzer llieuwe NER o 's 11, 4 was e4 OVER DE TERUGNAME DER VOORWERPEN was met de opeenflapeling in hun gouden Muzeum des, roofs van het heelal , welke redelijke, eerlijke en roncl-, borifige Franschman dan klagen over den ijver, welken de Geallieerden betoonen, om de teekenen on- .7.er gemeenlchappelijke fchande en ilavernlj uit te wis, fclien? Waar was de roem van l'rankrijk , toen razen., de gezangen ons verkondigden, dat Rome, het Rome der MARIUSSEN, der SYLLA'S, der CALIGU- LA'S en der TIBERIUSSEN, geheel to Parijs was Waar was de Franfc/e vrijheid, toen vier &clue paar.. den van bet Nedcrrijk onze murenbinnenkwamen,voe- rende een opfchrift , dat alle oucle en hedendaagfche vol- ken voor haven verklaarde, en het rijk van ROBES- PIERRE VOW' vrijen grond. (*) Gedenkflukken zelfs van eenen wettigverkregenroun verwekken bij den verlichten vaderlander bijna even zoo Seel beklag als bewondering. Zij zijn bijna altijd te duur gekocht. „ Helaas !" roept een onzer gewijde, redenaars nit ; „ belaas!treurig aandenken .onzer over- wipningen , wat herinnert gij ons ? Trotfche gedenk- teekens, te midden onzer openhare p/aatfen opgeregt em derzelver geheugenis te verceuwigen, wat zult gij onzen naneven voor den geest terug brengen, wanneer ae u vragen, gelijk certijds de IsraElieten, wat uwe cidfclie en ontzaggelijke fleenhoopen beduiden? Wan? meer uwe zones u zullcn vragen, zeggenele: vat betee- kenen deze ficenen? Gij zult hun eene geheele eeuw van fchrik en flagting herinneren: de bloem des Fran- fchen Adds in het graf geflort; zoo vele oude geflach- ten vernietigd; zoo vele moeders zonder troost, nog fehreijende over hare kinderen ; onze velden verwoest , en , in plaatfe der fchatten , welke zij in /runnel' fchoot bezitten, niet clan distelen biedende aan het klein aan,. tal Dat opfchrift luidde: „ Deze paarden zijn van Corin- he naar Rome gegaan, van Rome mar Konflantinopel, vn Ko4antino1el uaar Venetiê. Zij zijn eiadelijk op eenen vrfjey VAN KUNST EN WETENSCHAP. 25 tal akkerlieden, genoodzaakt dezelven te verwaarloo- zen; onze fleden verlaten; onze volken uitgeput; de lcunften, eindeltjk, zonder wedijver; de handel kwij, nende. Gij zult hun onze verliezen herinneren, veel- eer dan onze vermeesteringen. Gij zult hun zoo vele ontheiligde gewijde plaatfen, zoo vele ongebondenhe- den herinneren, in that den toorn des Hemels te` halen over de regtvaardigfte ondernemingen; vuur, bloed, lastering, gruwel, en al de ijsfelijkheden, welken de oorlog baart. Gij zult hun onze misdaden herinneren, veeleer dan onze overwinningen, wanneer nave zonen u zullen vragen, zeggende:wat beteekenen deze Heenan?" Zoo BIASSILLON op dezcn toon fprak van de ge- denkteekenen van' LODEWIJK XIV, wat 7.0H hij ge- zegd hebben van die der Omwentelinge? Dat Frankrijk ans voor altijd leere, dat de ware TOCM nict beftaat in den lof, dien men zichzelven toe- zwaait, .maar in de vrije, openhartige en opregte lof- ipraken, die men van anderen ontvangt. Te vergeefs zouden honderd weidfche redevoeringen hebben weer- galmd in het midden van de Louvre, om Frankrijk ten koste der beroofde natien te verheffen: nooit zouden de RAPHAELS, de DOMINICUSSEN, de TIT/- AANS zijn befchouwd geworden als behoorende tot de Franfche fchool; nooit zou men aan den Franfchen beitel de eer hebben gegeven der vervaardiginge van den iipollo of de Venus ; nooit zouden de Oosterfche en Griekfche handfchriften, in onze verzamelingen be- graven , den roam der Oosterlingen van Ireenen, der Ilellenisten van Gottingen hebben doen vergeten; nooit zouden de beleedigende declamatien van ecn Fransch tijdfchrift het als eerie gronditelling hebben doen door- gaan , dat de w NC K E L MA N N'S, de VISCOI.VTI'S, de REYNOLDS geene oogen hadden , of dat L I N- NiEU S en NEWTON, IIALLEA. en EULER niet kon- den lezen. Neen, Europa is geen zamenraapfel van ruwe en barbaarfche natien , die wachten verwonnen om befchaafd te worden; zij hebben alle hare wetten, 11 5 ha- 16 DE TERTIGNAME DER V0012.1vEILITN VAN faINST. hare kunften, hare verlichting, haar genie en haren Poem; zij beminnen eenen edelen wedijver; zij vloe- ken alle aanfpraak op een uitfluitend gebied. Frankrijk met de befcherming hares welgegronden en waarachti, gen roems zoeken in het beginfel der gelijkheid van de .Europelche natien. Zoo Frankrijk haren rang wil hernemen onder de natien, voorilanditers van letteren en kunften, het is een gelijke flrijd, dien zij beginners moet, een ftrijd van bekwaamheden, van kundigheid, van genie, en niet een itrijd van verwoesting. Om door tijdgenooten en nakomelinglchap bewonderd te worclen , is het niet genoeg, de verzamelingen van Rome te heb,- ben ingepakt; men moet eene nieuwe 4thalia en eene andere K,olonnade van de Louvre hebben voort- gebragt. OUDE LIEFDE ROEST NIET. Eene fiollandfthe Bttrgerlijke Gefchiedeuis. Jufvrouw DIIIVERS was in eene hevige aandoening, Alleen in haar binnenkamertje zittende, terwiji haar man ergens eene pijp was gaan rooken en de kinderen naar bed waren, las en herlas zij wel twintigmaal eenen brief, dien haar dien mor- gen iemand had in de hand geflopt. Men had haar verzocht, dien, als zij alleen was, eens te lezen; zij had gedacht, dat dezelve van eene arme vrouw kwam, wie zij onder de hand wel eens wat toeilopte, had er dus niet heel veel acht op geflagen, en het was half toevallig, dat hij haar thans weer in handen was geraakt. Doch , hoe fchrikte zij ..... Dan, wij hebben den lezer een heel aantal dingen te vertellen, al- vorens hij het vervolg behoorlijk zou verflaan. Jufvrouw D I K vEtts was de anige dochter van welgeze. lane burgerluidjes te A—. Zij was, van hare kindschheid of aan, een aardig, aanvallig meisje , daar de geheele buurt zin in had. Met het opgroeijen werd zij hoe !anger zoo knap- per; en het kon dus niet misfen, of zij werd al fpoedig door naenig eenen vrijcr nagekeken, en nagegaan, en eens aange- fproken, en al lagchende gevraagd, of zij geen kermis dacht te houden, en zoo al rueer. Maar zij was can ddnig kind, ea OUDt LIEF DE WORST NIET, en dns lieten vader en moeder hear niet heel veel noch beet ver uit hun gezigt gaan. Zij waren, met reden, wijs me TRU IT TE, en niet minder voorzigtig en fchroomvailig, dat het meisje in geen verkeerd gezelfchap geraakte. Zij had- den het genoegen van te zien, dat hunne zorg en hunne lief- de goed opgenomen en met dankbaarheid beloond werden. Zoo levendig, zoo vrolijk hunne beminde dochter was, zoo onfchuldig, zoo ingetogen, zoo weltevreden was zij tevens met haren tegenwoordigen toefland. Zij zat geheele tvon- den bij vader en moeder te huis, hield het huis- en naai- werk, bij het fukkelen van de oude vrouw , meest alleen in orde, en wanneer zij in de fchemering Bens een praatje hield, of in den zomer een klein uitvlugtje oem, en vooral des zondags gaarne met eene en andere van hare jaren eenig gezelfchap hield, dan was hare keuze nog altijd zoo onbe- rispelijk en hear gedreg zoo volinaakt geweest , dat de oid- jes floffe vonden om zich te verheugen. Haar meeste can- loop was bij een pear buurmeisjes van haren ouderdom en hear flag; en dear de ouders van dezen ook bijzonder in den reuk flonden van heel godvreezende menfchen te zijn, zoo waren TRUITJE'S vader en moeder daaromtrent des re ge- Custer. TRUITIE, evenwel, was jong, en, bij gevolg, hare buurmeisjes ook ; en, fchoon wij in het gelled niet van go- voelen zijn, dat jeugd zeldeu deugd beef?, zoo is het om bet hart van een achttienjarig meisje toch altijd nog al een wei- nig enders gefleld, dan om dat van hare tachtigjarige groat= moeder. Dat was, op zichzelve, nietmetal; maar bet is, of die drommelfche jongens dit ruiken, of, misfchien wel door eene foort van magnetisch verband, zien of voelen kunnen, Althans, TRIIITJE's buurmeisjes hadden broérs, en die brats hadden vrienden — en hoe ouder en moorer de zus- ters werden, wet zij meet. vrienden krcgen, die diltwijIs ook al wet ouder en knapper waren den de opgefchoten knapen van meester Nusu It o. Hoe het zij, de jonge luidjes mois- ten het, fpijt al de vroomheid van vader NIJBURG en al de voorzigtigheid van vader en moeder ALINK, van tijd tot tijd zoo ver te brengen, er eene bonte rij kwam; en — hoe zondig en onvoorzigtig dit dan ook wezen mogt — zij vonden zulk eene bonte rij maar heeL'prettig. , wij fchrij- /ten joust voor Beene kinderen, zoo min als voor nonnetjes; en 28 DUDE LIEFDE MST MET* en andere Menfchen weten wel zoo wat bij ondervinding, hoe pleizierig die eerfte aanraltingen der ontluikende geflachten zijn. Men vindt hier dat regte genot, hetgeen op dezen bol antlers zoo weinig groeit, dat niet op de herinnering teert, veel min op de toekoinst flaart en zich voedt met ijdele hoop en luchtkasteelen, maar dat den oogenblik zelven geniet, en eaarbij om verleden noch toekomst denkt. Het was inder- daad gelukkig, dat de brodrs nog wat re jong waren, om in dezen beminnelijken roes zoo geheel te deelen; want anders zouden zij maar al te dikwiils hebben gevaar geloopen, om door de oudjes, die veel beter van tijd en uur wisten, op het een of ander betrapt, althans een weinig verdacht te worden. Nu liep alles altijd Iv& af. Mon zag elkander juist niet dik- wijls, maar toch van tijd tot tijd. Het jonge volkje begon zich langzamerh,and zoo wit te paren. En in het hijzonder wist TRUITJE ook altijd weg °in een h dr 1 ; bijeoocaapie KEE en JANS NIJBURG uit te vinden, wanneer ze een' weak gc. kregen had, dat GERRIT cr was. Deze GERRIT was een aardigc kroeskop van een jongen; levendig als de vogeltjes in .onzen lieven Heers luck, en bij de hand met allerlei kunstjes en aardigheden als een halve goochelaar. Zijne natuurlijke vlugheid en ilerkte, zijne fchran- derheid en volkomcne heerfchapp:j over de tong zoo wel, als over alle de trckken van zijn fprekend gelaat, kwamen hem hierbij niet weinig te hulp. En, als hij aan het vertel- en was, dan hadden else de anderen wel werk met luisteren en lagchen. Hij was, echter, hierbij een heel gefchikte, bes. te, waarlijk lieve jongen. Ilij wist zelf in bet geheel niet, dat hij mecr dan anderen tot dc vreugde van het gezelfchap bijdroeg. En de anderen fchenen het ook niet te weten; want niemand benijdde of haatte, alien zochten en bemin- den hem, Hij was de derde zoon van tamelijk geriuge lie- den, werkte bij een' timmerman als knecht, en zou zeker, als hij eenmaal kwam te huwen, zijne vrouw niet veel weer dan zijnen aardigen kop en zijne bekwame handcar hebben aan te brengen. Het duurde een heele poos, eer hij of TR IJITJE aan zoo jets als een huwelijk — veel min aan het aanbrengen dach- ten. Zij zagen elkander gaarne; zij waren gelukkig in elkan- ders bijzijn; zij dachten veel aan elkander — en dat altijd in zulk een aanvallig, rozekleurig, genoegelijk licht: In het kort , i CODE LIME ROEST MET, 119 ik geloof, zij hadden nooit meer gedaan dan aan elkander denken, en, om het geheugen wat te gemoet to komen, nu en dan elkander eons zien. en hooren, zoo de neuswijsheid van anderen niet ware tusfchenbeiden gekomen. Toen ze, evenwel, eenmaal op het denkbeeld gebragt waren van een buwelijk teen zij claarbij begrepen, dat ze elkaar dan ge- clurig zouden kunnen zien en hooren en.... voclen , ja voe- len zelfs, toes, ja, gingen hun de oogen open. Maar, he- laas! nu zagen ze ook, dat ze naakt waren — of eigenlijk; dat GER R I T naakt was, en dat ze wel verre van een 'mar Godjes in rein geluk to worden bij de minfle ope- ning gevaar liepen om uit hun tegenwoordig paradijs zelfs ver- jaagd te worden. Belden gevoelden ze deze zwarigheid zoo zeer, dat ze over de mogelijklieid, om dezelve uit den weg te ruimen, reeds fpraken, en gezamenlijk allerlei plans ont- wierpen, eer de jonginan nog ooit regtflreeks om het jetwoord gevraagd had. Dit was, om het maar ronduit te zeggen, on- der al de zorg en al de drukte over het firuikelblols, glad vergeten. TR vs's' JE kende hare ouders ; zij wist , hoe grootsch zij op bun burgerfluivertje waren, hoe hoog ze bij hunne tientge opzagen. Er was geen denken aan, dat zij bun- De toeflemming zouden geven tot een huwclijk ,van haar met een' armen timmermans-knecht. In het kort, de jonge lui vrijden; zij vrijden in zij hadden nog gelukkige, zeer gelukkige oogenblikken, maar het paradijs was weg; zij dachten aan de toekomst; zij haakten mar meei; zij gevoel- den hunne wenfchen bepaald en tegengewerkt; — ook bet armzalige, gewone 'even, met alle zijne zorgen en gebreken en hartsverdrietelijkheden, Dam een' aanvang. Wie weet, hoe lang dit nu al weer geduurd en zoo voort- gefukkeld had; maar, her fcheen bet lot van het aardig paar- tje se zijn, om altijd op den weg geholpen to worden door ureachen, die anders, zoo men zeggen, lung zoo good den weg niet moesten kunnen vinden.... want zij waren lung zoo Slim niet. Ditmual was bet een kruidenier uit de buurt, die in zijn ]zooid — sniskhicn ook wet in zijn hart — kreeg, om T R u E nit te gam. flij kende haar federt lung; hij had diktviils een vriendelijk praarje met haar gemaakt, wan- neer ze het een of ander veer de huishouding haalde; en zij, die altijd vriendelijk was, en niet veel om vrijers — wel om vrijer dacht, bad dit ook altijd seer ininzaam bent- woord. 3° WIDE LIEFDE ROEST NET; woord. Ile.t is waar, een aanzoek, oin eens met hair nit te gam!, was altijd afgeflagen; Maar op zulk eene zachte, be- fcheidene wijze, met zoo vele gronden cn redenen, dat die ook geen het minfle kwaad bloed bij hem zette , noch hem cintinoedigde. TRUITJE was zulk een ingetogen meis. je; zij was zoo gehecht aan hare orders; de man begrecp, dat bet maar best was, zich bij de oudjes zelven te ver- vocgen. Ware hij bet daannede eens, dan zou het met de dochter ook niet veel zwarigheid hebben. Ilij deed zoo; Vader en moeder badden zin in den bedaarden, oppasfenden man met zijne goede kostwinning; het was' regt een kolfje rmar hunne hand; en zij• namen • op zich, om TRUll'JE zijn plegtig aanzoek voor te bereiden. Oeh, hoe geraakte het meisje in verlegenheid, toen zij eindelijk begon te be- grijpen, war de °tide lui wilden! Het Meek haar terfiond, dat men er zijn hart op gefleld, en ook op bet hare tame- lijlt gerekend had. Zij wist er, inderdaad, niets gegronds tegen in te brengen. Men kon, fcheen bet, den braven man geenen omgang weigeren. „ Zij zou toch eenmaal mede wel willen trouwen, en bet zou moeder een troost zijn, haar lieveling nog v66r haar dood zoo wa verzorgd to zien," Wat zou zij hiertegen zeggen? En evenwel, zij kon den man als minnaar Met ontvangen; zij wilde hem nict misleiden; haar hart kwam tegen de ganfche geveinsde rol op, die zij bier te fpelen had; en bet hooge woord kwani er eindelijk ai fnikkende tilt, dat zij reeds federt een jaar met een ander vrijde. met een ander vrijde. Wij behoeven niet te zeggen , dat op dit, berigt groote oogen werden gezet! \racier en moeder verfchoten er war- lijk van. „ Jij vrijen, meld? reeds federt een jaar, zeg je? en dat buiten weten van je orders? Wel nu fla ik er geen hand am! En wie is dan die kostelijke minnaar, die niet eens durft voor den dag komen? Een of andere kale jakhals, desk ik, met een glad bakkes en eene verleidclijke tong!" Zoo ging het al erger en erger, eer TkulTJE, •die inderdaad genoeg keek, nog een woord bad kunnen antwoorden. Toen evenwel vader het op bet laatst wat al te boat mankte, en van wulpfche deem begon te fpreken, gevoelde het edele Meisje zich verongelijkt , en daarmede rees Naar cooed. Zij zeide, dat de jongman zeker niet rijk was, en dat ze daar- em, clewij1 hij nog geen zoo behoorlijk bertaan had, als ze we! GIME LIEFDE ROEST MET. 3' wet wilt dat hare orders voor haar zouden begeeren, van de zaak maar niet gefproken had, en dit ook nog niet zou doen, als ze haar voor anderen maar in vrede wilden laten. Hoe wa dit nu ook mogt gefproken zijn, het hielp nietmet- al. Zij moesten nu alles weten. En, toen ze alles wisten, werd het flechts hoe !anger zoo erger. TR E zag, dat men haar dwingen wilde, vooreerst om den kruidenier als minnaar te ontvangen, en daarna, om hem de plaats van G E RIT, en al fpoedig (zoo als de Bijbel zegt) de plaats van vader en moeder zelven te doen innemen. Nu nam zij -voor, om op hare beurt te dwingen, en daarenboven alle mogelijke krijgslistcn in bet werk te ftellen om haren haan te doen 1w- ning kraaijen. In zulk een geval wordt het meisje -doorgaans meester, fchoon zij niet zelden alles — rust, t egen, vetmo.• gen, deugd — er bij laat zitten, en, overwinnares, welhasst als overwonnene bij de beleedigde ouders niet tertgkomen, Zoo ging het hier ten minfte grootendeels. G E R R IT :en TRUITJE werden een paar; maar zijkregennaauwelijks eenen fchelling van de ouders mede, zoo min als derzelver zegen en liefde. Doch, zij hadden genoeg aan elkander, tonne onderlinge liefde, en den zegen der gulden vlijt. GER R fT paste ter de- nte op zijne zaken, en T R tuTyz niet minderop de hare. Zij waren gelukkig; de oude lui konden dit Diet miskennen; zij hadden zich ook verder in geen opzigt over zoon of dochter beklagen; en dos beciaarde de eerfle gramfchap dan ook allengskens. o, Hoe zalig geVoelde zich het lieve vrouvvtie bij deze opmerking, bij het vooruitzigt, dat apes hoe 'anger zoo meer in orde zou geraken, en dat zij haren ERRIT dan nog eenmaal volkomen gelukkig, heirs tot eenen martin de wereld maken zoo! Deze zaligheid. werd. nog Verhoogd, toen zij zich , na verloop van twee, drie maanden — bar geftel nu tot wezenlijke rust en onbefemmerd genoegen zijnde iekomen — in eenen zekeren toefland beyond. o, Als de °o- de lui dat Bens vernamen, dan zeker zouden •zij alles verge- ten ; dan ware de verzoening volkomen; dan ..... ..• o, Hoe befchrijven wij alle de vooruitzigten en verwachtingen, in dic dan opgefloten? Zoo fmaakte deze goede vrouw de onher- roepelijke geneugten der derfle huwelijksmaanden. Het bitte- re, nanvankelijk onder dezelvea gemengd, had er flechts eenen nieuwen prikkel, een dieper en weinneediger gevoel aan bij.. ge- OUDE LIME ROEST NIET. gezet; had ze eene foort van onverteerbaarheid, ja het zeld- zaam vermogen geleend onI gedurig toe- en toe te nemen Verbeeldt u haren toefand, hare zaligheid! De man lied nog ilechts vermoeden van hare zwangerheid; de wide lui waren er geheel onbekend mede. juist wachtte zij haren man met de blijde zekerheid, en te gelijk met den voorflag, om de- zen avond nog naar vader en moeder re %midden, en die dan ook het groote nieuws te Vertellen. Hoe zou ze de ontdekking doen? En wat zouden de oudjes opkijken! Lang vOOr den tijd fmachtte zij reeds naar de thuiskomst van GE It- R I T , die dicta dag, op eene afgelegene karrewei zijnde, niet te huis had kunnen eten. Zoo dikwijls zij maar voetlappen hoor- huis had kunnen eten. Zoo dikwijls zij maar voetlappen hoor- de, fprong zij al op, om hem te gemoet re gaan. Doch de tijd van zijne komst verfcheen, ging voorbij, nog al verder voorbij,, en hij daagde niet op. Dit was eene onaau- gename teleurftelling voor haar hart; nu werd het ook te Teat, om van avond naar vader en moeder te gaan. Deze fmart der teleurflelling begot/ van tijd tot tijd met onrust ge-- paard te gaan. Het werd tien ure, en nog Was hij• niet te huis. Dat was nooit gebcurd. Zij kon het niet mcer houden. Zij liep naar den baas, wear hij werkte ..... be- leas! men wist van GERR IT niets — de karrewei moest at vroeg afgeraakt 'zijn — men had hem niet gezien. Nu de poort uit, naar de pleats, wear hij gewerkt had ..... •het be- icheid was, dat hij reeds om zes ure was heengegaan. Naar haar huisje wederkeerende , bezielde bear, te midden van den fchrikkelijken angst, nog eene file hoop, dat zij hem zou te huis vinden; maar och, ook die hoop verdween. Zij fleet een' flapelozen nacht in jammer en geween; met het aanbre- ken des dags brak ook hare hoop weer door, maar deze werd hot Tangs zoo meer verdonkerd, toes geene voorbij- fnellende uren hem wederbragten. Het zou nutteloos zijn, deze fchilderij te rekken; GERRIT was weg; alwat men van hem te weten kwam och, ware ook dit maar onbekend gebleven! — was, dat hij met gezelfehap, dear onbekend,, ergens in een wijnhuis was geweest, en al vrij wet gedron- ken had. Het nanste denkbeeld was dus , dat hij in het wa- ter geloopen was; en men verwachtte eene poos, zijn hier of daar te zullen zien voor den dag komen. Er werden onderzoekingen in het werk gefeld , edvertentidi geplaatst, dock alles te vergeef. TRUIT DUDE LIEFDE 'WEST NIET. 33 Taut TJE was in den allerbeltlagelijkflen toeftand. Haar lig chain Teed geweldig onder den vrecsfelijken flag, en, dc tijd mogt eenige bedaardheid in Ilan terugvoeren, het hope- loos verdriet knaagdc aan hctzelve. Edne zaak flechts Met- te dar zij zichzelve niet opgaf, niet verwaarloosde, of op- zettelipt afpijnigde; dat zij veeleer alles deed, om zich flaan- de te houden. Het was hare zwangerheid. De zaken Aver- ken ongelijk op den mensch. Anderen zouden hierdoor mis- fchien flechts te wanhopiger geweest zijn; zouden niet dan eene fmartelijke herinnering aan den verloren vader in het lief- depand gevonden hebben, dat zij van hem onder bet harte droegen. TRUITJE leefde om en voor dit kind; zij frnacht- te naar het oogenblik, da4 zij het zou in hare armen druk. ken, een levendig beeld en ten minfte eene foort van plants- vervuller des eindeloos beweenden. Zij kon dit ook te vrijer, daar zij omtrent bare uitwendige omflandigheden geenen kom- mer behoefde te voeden. Hare ouders, reeds ten halve be- vredigd, waren bet, door haar ongeluk, ten voile geworden. Zij was bij dezelven in huis wedergekecrd, en werd bier met zoo vele Heide en zorge opgepast, dat zij zelve met een weemoedig gevoel begon te vreezen, dat zij de goede oud- jes te voren toch onregt had gedaan. Zoo leefde men te za- men al voort; het kind Imam op zijn tijd ter wereld, een frisfche jongen, het vereenigde beeld van vader en moeder. De tijd fneide al verder en verder voort, en voerde de eer. fle levendigheid aller indrukken onweerflaanbaar met zich. De kleine GERRIT was moedors oogappel, en weinig minder geliefd van grootvader en grootmoeder. Doch, buiten hem, buiten het hart van TRUITJE, was er eindelijk ook niet meer, dat aan haren kortflondigen echt deed denken. Thans kwain de kruidenier weerom. Hij had zich nooit over T R uITJE te beklagen gehad, had haar nooit regt kunnen vergeten, en vooral had hij, na het verlies van haren man, al fpoedig begonnen te begrijpen, dat de partij nog niet verlo- ren was. Hij had tot hiertoe gewacht, om door voorbarig- beid de zaak niet te bederven. En hieraan had hij zekerIljk wël gedaan. T a U ITJE had in bet geheel geen zin om te hertrouwen ; en, fchoon zij wel een weinig fchrikte, zoo meende zij toch ecnen voe,zamen grond van afwizing te be- zitten, omdat men niet zeker was van hair mans dood. In- derdaad, zij had zich met deze onzekerheid Lang gevleid; had AIENGELIV. 1816. No. I. C zich OUDE LIEFDE ROEST NIET. 34 zich daarom trent dikwijls allerlei mogelijkheden voorgefpie- geld ; en , fchoon ze hieraan hoe langer zoo minder waar- fchijnlijkheid hechtte , befchouwde zij het toch, in opregt- heid, als een tekortkomen aan hetgeen zij hem verfchuldigd was, om -ooit weer aan een huwelijk te denken. Vader en moeder, echter, waren van geheel andere gedachten. Zij ontpraatten haar bijna iedere mogelijklield en ieder voorwend- fcl. Men fchilderde bear de trouwe Heide van den minnaar. Zij had nu eennnal haar zin gelled ; zou ze dan nooit eens near den read en de verkiezing van hare ouders luisteren? De He- mel zelf toch fcheen hear gedrag voorheen niet goedgekeurd re, hebben. En evenwel, zij hidden bet haar vergeven; zij hadden haar met liefde weer opgenomen. Ook was het uit liefde tot haar, dat zij op dit buweiljk drongen: zij hadden we/ een zoet fluivertje; maar evenwel , als zij eens weg raakten , als vader vooral eens eerst kwam te fierven , dan zou het hear met hear lief kind ligt moeijelijk vallen , door de wergild te komen:' — o , 'Vat Teed bet arme T R u I TJ E order dezen drang! Hoe vele tranen (tome zij in de eenzaamheid , bij ha- ren flapenden lieveling! Hoe dikwijls bad zij God om eene uitkomst , die zij nergens zag! Ach! bleef zij weigeren, dan bragt zij hare ouders, bare ziekelijke moeder vooral, den laat- tlen dolkileek toe. Hoe lief zij, hoe lief hear kind hun waren , gewisfelijk zouden zij ze zich van het hart feheuren , hear andermial verflooten , en can kommer en ellende ter prooije geven.ader was zulk een onverzettelijk man ! En echter ..... • haren GERRIT ontrouw worden, de liefkozingen van een' ander aannemen, hem hare band geven, dear zij hem haar hart niet geven kon .... ! deze denkbeelden waren hear wci- nig minder dan ondragelijk. Zij verwon nogtans zichzelve; zij verzocht alleen , dat men hear niet jagen zou; zij wilde zich can de voorflelling gewennen , wilde den man lang, en hoe langs zoo meermaleu , op den voet en in het licht van minnaar trachten te zien. Zij verkreeg deze voorwaarden e- makkelijk , en na verloo,) van nog eenen geruimen tijd werd zij de vrouw van den kruidenier. Zij was met hem gcenszins ongelukkig. Hij was een goed , braaf man, die hear hartelijk lief had, en hear zoontje met zijn geheele hart ten vader verflrekte. Zij kwam hoe langs zoo meer in den gewonen trein des levees van de meeste tnenfchen. Het verledeuc wemelde nog floats als eene feha- dulV DUDE LIME ROEST NIET. 35 duty voor hare herinnering. Wie heeft niet eenmaal jong ge- weest? en zich zalig gedroomd? en zich een paradijs voor- gefteld? Wie heeft niet eens een geliefd levensontwerp, eenen aangebeden mitmaar of minnares, eenen onfchatbaren echtge- noot moeten opgeven en. verliezen? Men fchikt zich in zijn lot ; men weet, dat de aarde geene hemelgeneugten oplevert ; het is zeker best, zoo als het is; men weet niet, of men het oude wet zou terugwenfchen; of aithans, wie zou zoo dwaas zijn? de dooden ,komen Met weerom, en gedane din- gen hebben geen keer. Haar echt was op nieuw met eene fpruit gezegend, een allerliefst meisje: federt deszelfs geboor- te was zij inzonderheid: met, de flevigile banden aan haren man verknocht geraakt. Zii had het aanvallig wichtje Hier minder lief dan haren eerstgeboren. Het was zelfs een ver- fcher, een zacifter_ en niet min weemoedig gevoel, dat haar aan 6ezen engel. des liefdeverbonds, deze heeltler van oude wonden hechtte; waartoe zeker de kunne en de jaren van het kind het hunne bijdroegen. Reeds waren alle deze ge- voelens geworteld en begroeid; reeds hadden vader en moe- der beiden de oogen geloken, en beyond zij zich met Di- vER.s in het vereenig& bezit der wederzijdfche goederen, als een onaffcheidelijk geheel. Het verlies van een of ander door den dood; ziedaar, wat nog maar alleen hunne flille wandeling door het levee fcheen te kunnen ontrusten of ver- anderen! In deze:omilandigheden komt de brief, bij welks lezing Wij TRUITJE, nu Jufvrouw eerst aanrroffen. Verbeeld a haar gevoel, lezer! ,, GERRIT leeft; hij be- vindt zich met haar in ctezelfcle flad; hij bemint haar nog even \Twig; zij is zijne Unige gedachte geweest , gedurende tien jaren afwezigheids; 'deze gedachte heeft hem alles doen verlaten, om wederom naar het vaderland te keeren; hij vraagt haar, hij vraagt zijn kind terug; hij kan alleen het laatfle vorderen; hij heeft niets om haar aan te bieden dan hetgeen zij voormaals bezaten, zijn trouw hart en ijverige handen; hij verlangt ook haar zonder eenig goed, dat hij, tot eene vergoeding, gaarne ,aan den kruidenier laat , en begrijpt te moeten laten. Door verleiding en bedrog is hij in kwade handen gevallen, op een fchip geworpen, naar Oostindien ge- fleept, en eerst door tegenheden, naderhand door den oorlog belet, terug te keeren, of haar eenigen brief tc doen toeko- C a men. 36 DUDE LIEFDE ROEST NIET. men. Hij bidt Laar, ten langfte binnen drie dagen, zijn lot te bellisfen. Valt het ongelukkig uit, dan vertrekt hij op het oogenblik, en zij ziet of hoort nooit weer van hem." — De eerfe blik was verdoovend. Het duurde eene poos, eer zij regt tot zichzelve kwam. De angst, echter, om overvallen te worden, bevorderde dit. Van tijd tot tijd gelukte het haar, den brief geheel te lezen; de eerfle, vreesfelijke bon- zingen van het hart tot eene wat zachtere golving te flemmen. En nu was het heden wag, de fcheidsmuur van tien voile jaren als eon wrak ingefort, terwijl het verledene haar met voile, frisfche kleuren voor de oogen fond. Zij vergat, waar zij was, \vat er gebeurd was, en greep naar haar' hoed, oni den lang verlorenen terfoncl op te zoelten. Doch, zcodra zij hare oogen opflocg, zie daar was het tegenwoordige wear voorhauden! Zij zonk befluiteloos 'neder. Len vreesfelijke angst vermeesterde haar hart. War zou zij doen? Floe zon zij overleggen? Wat middel, om haar geheim voor den man te verbergen , die welhaast moest terugkeeren? Straks: ver- dwenen alle omringende voorwerpen op Mem. De eerfle liefde fprak met al de kracht tier jeugd in het hart. 'llet huis, waarin zij zich beyond, weak haar te eng: Zij wilde herzelve„ zij wilde haren echtgenoot oogenblikkelijk ontving- ten. Dan kon zij hem fchrijven; dan. was . vele zwarigheid opgeruimd of ontgaan. Zij heeft de kamerdeur reeds aange- vat ..... ach ! daar roept hare kleine, al droomende: moe- der! moeder! — Zij verflijft. Zij keert terug. Zij valt op den floe! neder. ,„ o God, tot welke beproevingen hebt gij mij geroepen! Wat moet fit doen? Hoe red ik mij nit dezen ftrijd van aandoeningen en pligten? Neen, ik mag dit fclinap van geene moeder berooven ..... maar beroof ik dan den an- der van geen' wader? Doch thans bezit ik ze beide, en bei- de bezitten mij maar, zegt hij Met, dat hij zijn kind Iran terugvorderen, en wil hij dat dan misfehien medenemen ,. zoo- dat ik het nooit wederzie?" T R uITJ E vond niets, dat haar eene beflisfing aan de hand gaf. GERRIT, zoo arm ais hij was , of D I r VER a in zijne tegenwoordige oinftandig- heden terugkeeren tot de nude liefde en de oude bekrom- penheid, of houden wat zij thus had, waaraan zij •federt vele jaren was gewend geworden: ziedaar de keuze, te doen! — De oude liefde dreef boven. Het fcheen haar meer en meer pligt, de eerfte geloften geftand te doen. ge- voel- OUDE LIEFDE ROEST MET. 37 voelde zich tot den man van hare kens, tot den vriend van hare jeugd, tot den getrouwen, ongelukkigen hoe langer zoo onweerftaanbaarder been ge:rokken, Het werd haar op nienw bijna ondoenlijk, eenige naauwe gemeenfchap met een' ander to onderhouden. Haar kind zeive nit dozen echt, hoe lief het !mar was, boezernde in het eerfte oogenblik eene foort van affchuw — als cone vrucht der ongeregtig1ieid — in. Ja, Zij befloot, nog lien eigen avond opening aan haren man te geven, en hem haar befluit, om hem te N,erlaten, mede te deelen. Maar, hoe doze zaak nit te voeren? wat te zeggen? waar- mede te beginners?.... Eer zij met dit overleg ten halve vaardig was, daar was de man! Hij zag tertIond , dat er iet buitengewoons gaande was; zijne vronw was in de zigtbaarfle ontfieltenis, en zijn eerfte vcrwonderde en bezorgde woord was: wat is er gebeurd? Zij berstte, voor alien antwoord, in eon' flroom van tranen los. Thans rees zijn angst hoe lan- ger zoo hooger: met den zachtften , vriendelijklien drang/der iiefde hield hij bij haar aan, dat zij hem toch zeggen zou- de, wat haar deerde. Met zigtbare vrees onttrok zij zich awl zijne liefkozingen, en riep eindelijk nit: „ Ik moet u ver- laten, ER It I T leeft,—hij is hier !".... Dc man faun door den grond te zinken. Het (Nude eene geheele poos ,eer hij ter fpra- ke kon komen; en nu volgden zijne vragen: „ vanwaar weet gij het? wie weer, of hij nog om a denkt? dat hij tI terug zal vragen?" —zijne verzekeringen: „ hij krijgt u niet; ik fla u niet af;" zijne beden: „ 0, verlaat mij niet, TR UITJE! TR'UITjE, verlaat tacit mij , verlaat mijn kind niet!" elkan- der zoo gercedelijk en zoo driftig op , dat zij geen tijd had, een woord er tusIchen te fpreken. Zij reikte hem den brief toe; die kon veel voor haar beantwoorden. — In 't kort, het is niet mogelijk, de volgende tooneelen van weedom en gefmeek en zelffIrijd, de mans- en vrouwe-, vader- en moe- der-, kinder-, ja broeder- en zuster-rranen, naar eisch te fchet- fen. TRUITJE, fcheen het meermalen, zou bezwijken; maar.... de hartstogten werkten nit, het nadenken keerde terug, de oogen werden ook naar de andere zijne geworpen, en — de oude liefde dreef boven! Hetgeen intusfchen dit ta- fere2l tot een nangenaam fchouwipel maakt, geen toorn, Bee- ne nijdigheid, geese vuige eigenbaat mengden zich in doze gemoedibewegingen. De wijze, waarop TRUITJE, waarop C GER.' 33 DUDE LIEFDE ROEST NIET. GERRIT de zaak hadden aangevat, itemde ook den, buiten- dien goedaardigen, DIE %PERS tot edelmoedige gezindheden. Toon, van tijd tot tijd, de eerfle opwellingen bedaard wa- ren, toen de vrouw bleek vast te Nan in haar voornemen, en de man eenigzins aan dit denkbeeld gewend raakte, ont- flond er een nieuwe ftrijd — van grootmoedigheid. Ta u T J E, nogtans, bleef er bij , dat hij ailes moest behouden; dat zij haren zoon zou medenemen, zonder dat zij voorals- nog iets voor hem vordcrde. „ Dir behoorde zoo , en dit was ook wel noodzakelijk, zou hij voortaan, met vreemde hulp, voor het meisje blijven zorgen." En hierom fmeekte hij; en zij bewillIgde m t een dankbaar, fchoon diep ge- fchokt harte, wits hear de gelegenheid, om het dikwijls to zien, niet mogt benomen worden. Zoo verliet zij , met haar omtrent tienjarig knaapje aan de band, tegen den avond des volgenden dags, de woning haars mans; wooing, die zij niet dan als een lijk, of achter een lijk, had gemeend immer te zullen verlaten! Vat in haren geest omging, toen zij zich op ftraat beyond, en nog zweef- de tusfchen het verledene en de toekomst, is bezwaarlijk te zeggen. Zij zag, zij hoorde niers van de voorwerpen en het gewoel rondom haar; zij flood alleen, tusfchen het verlatene en het verwachtte! Hoe mecr zij voorrwandelde, hoe meer het laatfle de overhand MM. Hoe zou zij hem ontmoeten? war zou hij zeggen? hoe zou hij — er waren Lien jaren vcrloopen — hoe zou hij er uitzien? Haar gemoed werd zoo vol, dat zij langzamer begon te gaan, een' omweg te ma- ten. Eindelijk flood zij voor het huis, waar zij befcheiden was; zij fchelde aan; men opende ..... in het voorhuis flood ecn beer; zij kende hem niet, en echter, haar hart klopte hcviger en heviger ..... zij opens den m ond; hij geeft een gil ..... en GER all. en TRUITJE liggen in elkanders amen! Wij willen flier fchilderen, war iedereen zich even gemak- kelijk verbeelden ken. Bet kleine verfchil, door den tijd in beider nit- en inwendig veroorzaakt, werd fpoedig niet meer opgemerkt. De lieve, voorfpoedige knaap en de beproefde, trouwe liefde vergoedden den man rijkelijk het weinigje bloeis, dat zij federt verloren had. En zij vond een man, no fchooner dan voorheen, in alien opzigte door oefening vol- maakter, en daarenboven — de vrucht van vlijt en oppas- fendheid ook in vreemde ftreken genoeg, om op harenge OUDE LIEFDE ROEST NIET. 39 gel,vonen, ja nog wat gemakkelijker en hooger voet te ven Dure dit leven lang, en bewijze voor de wereld, dat ech- te liefde even min flijt door het genot, als roes: door de ont- bonding! Wij, trouwens, behoeven d t bewijs niet, wanneer de liefde inderdaad echt is, en het hart in verre oorden niet flechts bewaard, maar zu;ver bewaard is. TRUITJE was gc- wis een goed meisje; zij werd nooit eene ontaarth dochter, was altijd eene brave vrouw, fchoon de iieflie het eerfte krachtige roerfel van bar ontluikend leven en de laatfte bc- flisfende drijfveer van hare keuze voor bet volgend beftaan was. Eene zoodanige lion hard heproefd, maar niet vernic- tigd, niet ten einde toe getuchtigd worden. Neen ! de He- mel bief den demper op , die de toonen haars levens wel zui- ver, maar toch dof deed klinken, en herflelde de voile he- melfche harmonic haars levens der iiefde. Smarte/ijk was deze fchok zelf, welke de oude draden vcrbrak; maar des te heerlijker de vrijheid, in den fchoor barer jeugdige genegen- heid, hares verloren, maar wedergevonden paradijs , geno- ten. Neen! deze rozen vallen niet of onmerkbaar ver- flaauwen flechts hare kleuren, con eindelijk in het zuiver• wit des heinels over te gaan. Dear is het vaderland der liefde; en zij sheen regeert, zonder eenigen band of boei. N. S. Aan den Redacteur van de Vaderlandfche Letteroefeningen. Weledele Hoer! Ik neem de vrijheid, U het nevensgaande Dichtftukje, ter plaatfing in uw voortreffelijk Maandwerk, aan te bieden. Het- zelve werd door inij vervaardigd voor, en uitgefproken op, bet plegtige Feest, in deze Stad , ter gelegenheid van de te- rugkeering der Nederlandfche Kunstftukken, gevierd, en waar- van eene nadere omfchrijving in de .dinflerdanifclie Courant, van 8 Jan. 1. 1., te vinden is. Zeldzaam werd een feest door hartelijker vrolijklzeid en hoo- ger geestdrift gekenmerkt. Hier gevoelde bet Nederlandfche hart ten voile al het zaiige van onze redding nit de affchu- C 4 we- 40 UITEOEZEMING. welijkfte dwingelandij. Ja, bier voorzeker word de vreugde over het terug ontvangen onzer Meesterflukken een krachtig middel , dat de hartelijke liefde voor Vorst en Vaderland diep in icders hart drukte, en de geestdrift voor de kunflen tot ecne hoogte flemde, die bijna tot verrukking fleeg. Hij alleen, die ooggetuige was, hoe broederlijk de be- fchermer der kunst zich met den kumlenaar, — hoe hartelijk de kunftenaars zich onderling vereenigden, en hunne blijd- fchap over de geheele verlosfing der Menschheid met ver- voering uitflorteden; hij alleen beflisfe, of de redding van ons Vaderland en onzen kunstroem immer hartelijker konde gevierd worden. In zulke oogenblikken zoude het mij onmogelijk geweest zijn te zwijgen. Ik waagde het dus , ook van mljnen kant dat heerlijke feest te huldigen, en ftortede mijn gevoel uit in den volgenden ongekunflelden zang. Oordeelt Gij dit flukje nu eene plaats in uw geacht Maand- werk waardig, dan words daardoor aan het algemeen en ver- eerend aanzoek, om dit Dichtflukje algemeen verkrijgbaar te waken, eenigzins voldaan, cn verpligt Gij hem, die met be- ilendige achting blijft UE. Dv. Dienaar, Angerdam, HENDRIK HARMEN KLIIN. (*) i6 januarij , 1816. (*) De Redactear heeft , bij zijuen hartelijken dank voor de heufehe mededeeling, alleenlijk den niet min hartelijken wenseh te voegen, dien hij met vertrouwen in naam van al do Lezers van zijn Maandwerk durft hij met vertrouwen in naam van al do Lezers van zijn Maandwerk durft uiten, dat het den Dichter behage, hetzelve meermalen met de cdele vruchtcn van zijuen geest te begiftigen. UITBOEZEMING OP DE FEESTVIERING , TER. GELEGENHEID VAN DE TERUG° ;LEERING DER NEDERLANDSCHE SCHILDERSTUKKEN. Waartoe vaart ge opwaarts in uw zangen? Waarom, o Dichters! flemt ge uw luit? Waartoe het loflied aangevangen, En dringt uw ziel den boezem uit? LIITII0EZEMIDTG. 41 't fchriklijk ondier ligt verflagen; Europa fleeg ten zegewagen, En vaagde 't moordrot weg als kaf; 't Is uit , het lang verdelgend itrijden; 't Is uit, het lang en naamloos lijden; Gefloten is 't verzwelgend graf. Maar, Dichters! finoort uw vreugdegalmen, Hoe flout en fchoon en rilk gedost; Staakt, ftaakt het flrooijen van uw palmen: Ach! de garde is naauwlijks half verlost. Snell vrij , verrukt van hart en zinnen, Ilet diepverncderd Babel binnen, Doch bloost om 't fchouwfpel, dat u treft ; Ziet, hoe de fchandznil van de volken Zich nog, met trotschheid, naar de wolken, Tot 's aardrijks diepen fmaad, verheft. Die fchandzuil, volken! is — uw kunilen, Geroofd, gefleurd naar 't plondernest. \Vat is uw vrijheid , war haar gunflen, Zoo Lang 't geboeft die kroon nog rest? Gij blijft, als gij, bij 't finaakvereedlen, Het roovrenrot om kunst moet beedlen, Nog diep gezonken, diep ontaard; Gij blijft, zoo fang uw vrije telgen, Um kunst, in Franfche wulpschheid zwelgen, Dezelfde Haven, die gij waart. Dlaar, welk cen roepflem klinkt langs de aarde Wie blaast der volken geestdrift aan? Wie daagt hen op? ontvlamt hun waarde? 'Vie doet het heilig wraakuur flaan? Snelt aan! de Schutsgeest van de kunflen Hergeeft u, volken! met zijn gunflen, Uw lauwren, door 't geweld geroofd; Hij komt, hij rukt uw fchandzuil neder, Geeft u uw' heilgen kunstfchat weder, En fIort zijn' zegen op uw hoofd. C 5 e Tref- UITEOEZEIVIING. o Tteffend fchouwfpel, dat geene oogen Ooit zagen, dat Been yolk ooit dacht; Hoe ftijgt het loflied naar den hoogen, En fmoort de laatfte jammerklagt! IIeerlijk, hcerlijk overwinnen! De volken dringen 't Babel binnen, En rukken 't hcilloos roofnest op; Ontwringen, met de valfche loovers, Hun' dierbren kunstfchat aan die roovers, En 't grensloos jublen ftijgt ten top. Waak op! waak op, gezegende garde! Uw laatfte fchande is uitgewischt; Herneem uw kracht, herneem uw waarde, Der volken heilftaat is beflist ; Rukt, na 't vcrnietigd heilloos floopen, Rukt, volken! 't worftelperk weer open; Verlosten! komt van wijd en zijd: Geen moordkreet zal uw danklied fmorcn; De kunst ontfluit op nieuw haar koren, En daagt u op ten heilgen ftrijd. Strooit, kunftenaren! ftrooit nu palmen; Verheft den lang geboeiden geest; Stort uit uw vreugde in dankbre galmen: De kunfcen gaan dit uur ter feest. De Schilderkunst zweeft voor die reijen, En heft, bij 't palm en mine fpreijen, Hare afgerukte boei omhoog; Zij wil met u ter feestzaal zwieren, En 't feest van haar verlosfing vieren; De vreugde fonkelt uit haar oog. Ja, Schilderkunst! zie, vol verrukking, Uw zustren vrolijk om u ftaan. Na 't lijden van zoo veel verdrukking, Mogt dan het uur der redding flaan. Geen zieldwang zal haar gloed thans dooven; Geen aartstiran haar fchatten rooven;Geen UITBOEZEMING. 43 Cecil dwingland jublen bij haar val. De vrWleid, meer dan 't licht to roemen, Vlecht om haar kruin een' krans van bloemen, Die nimmer weer verwelken zal. Maar, wie moest meer en dieper buigen? Wien dekte nicer en fmaad en fchand ? Wien voegt, bij 't redden, voller juichens Dan u, gelouterd Nederland? fief aan, hef aaii dan dankbre zangen! De heilge hymnen aangevangen: Thans zijt ge uit 's roovers klaauw gered; Uw zwartfte vlek is uitgewreven; Uw kunstfchat is u weergegeven ; U werd een frisfche kroon op 't eerlijk hoofd genet. ja , 't is alsof, na tang verbeiden, Ontrukt aan 't doorgeftran verdriet, Na lange laren fmartlijk fcheiden, Een wader 't eerst zijn kroost herzigt. Zie, zie hem 't aan zijn' boezem prangen1 hoe gloeit zijn langgerekt verlangen! Hoe zegent hij zijn zalig lot! Elk woord, elk zuchtje, dat zijn lippen Mag in dien dierbren ftond ontglippen, Stijgt met een' dubblen dank tot God. Hoe moet ons bier uw poging treffen, Hoe toont ge u teelt van d'echten flam ; Gij durft het eerst uw kruin verheffen, Verlost, verheerlijkt Amsterdam! 1k zie u 't eerst, bij 't vrolijk zwieren, 't Verlosfingsfeest der kunfien vieren, En juichend danken voor die gunst ; Heel Neérland ziet van vreugde u blaken; IIet wil, als gij, dien wellust fmaken, En 't gaufche vaderland viert ras het feest der kunst. . En gij, die, rustig uitgetogen, Op Neerlands wenk, in 'c roofnest drongt, En 't, door uw vast en moedig pogen, De vaderlandfche kunst ontwrongt; Hoe 44 UITBOEZEMING, floe ftroomt u alles dankend tegen! Heel Nedrland jubelt bij dies zegen, En offert u zijn rijkst gebloernt ; 't Ontvangt, daar hart en boezem brander!, Zijn' fehat met geestdrift nit ow handen; Terwijl't uw' naam met eerbied noemt. Maar u, gewijde Feestgenooten! U, u doorflroomt het zelfde your! Edn band houdt u aaneen gefloten; Die band is heilig, als natuur. De kunst verhindt o ann elkander; Dc kunst, wat ook het lot verander', Vat in den ftroom des tijds ook zinkt, De kunst is groot, is onverderflijk; Zij maakt ons, als de deugd, onfterflijk; Het is haar glans alleen, die onverdoofbaar blinkt. Welaan, verrukte kunflenaren! Vereenigt u met hart en hand; Doet de aard weer op uw wondren flaren; Blijft de echte kroon van Nederland! Komt, broeders! vat en vult den beker, En plengt hem, van uw redding zeker, En juicht: „ De zieldwang Iigt verplet. Ons Nedrland heeft zijn' kunstfehat weder. Triomf! der volken hell daalt neder. „ Triomf! 16, triomf! Europa is gered." 6 Januarij, 1816. H. H. K L IJ N. DE B1ENSCHLIEVENDE KOZAK OP DEN GOTHARD'S - BERG. (Naar bet Hoogdnitsch van ASSCHENBERG.) Toen de Rusfifehe troepen, onder St/WAR ow, over den Gothard in Zwitferland doordrongen, boden hun de Fran- fchen, aan den rand eens afgrijfelijken afgronds, den hard- nekkigflen tegenfland. Driemalen moesten de Kozakken, die afgezeten waxen en de fabel gegrepen hadden, terugdeinzen. Un DE MENSCIILIEVENDE KOZAIC. 45 Eindelijk overineesterden zij bonne vijanden, hieuwen dezelve ter neder, of drongen hen in de akelige diepte. De avond was bij deze bloedige verrigting gevallen; men hield ftand, en de Kozakken zochten hunne fchuilplaats onder de neder- hangende rotfen, zich tot den morgen zoo vele gemakken verfchaffende , als hun in hunne politic mogelijk was. De nacht, die flil en helder was, bedekte deze uitgettrekte woes- tenije met zijnen fluijer; doodfche flute heerschte allerwe- gen ; men hoorde niets, dan van rijd tot tijd het roepen der fchildwachten in de verte. Eindelijk verneemt een der Ko. zakken een zacht kerrnen; bet fchijnt uit den afgrond voorc re komen. IIij nadcrt deszelfs boord , roept, krijgt geen ant- woord; doch bet jammeren duurr beflendig voort. Zonder zich lange te bedenken, begint de brave man, met gevaar van zijn leven, al te klimmen; hij fiapt van den eenen in de rots voornitffekenden fleen op den anderen, komr het gekerm nader, en vindt , in eene diepte van meet dan 20a voeten, een' jongen Franfchen Officier, die, door eenen houw in den fcbouder gewond, mar beneden was geflort. Zich door woor- den te doen vertlaan, was voor menfchen, die van de meesc verwijderde gedeelten van Europa hijeengekomen waren, om elkander re vernielen , onmogelijk. Ook Meld zich de bewo- ner des Dniepers bier niet mode op; hij tracht den lijdcn- den op te rigren ; maar, deze is door zijnen val zoodanig gekneusd, dat hij zich niet op de been kan houden. De edele Kozak weer rand; hij maakt den draag,band van zijue fabel los, bindt zich daarmede den Franschman op den rug, en begint mar boven te flijgen. Weinige fchreden heeft hij gedaan, — daar fchiet een fleen, waarop hij dacht vast te flan, onder hem weg, en hij fort, met zijnen last, een aanmerkelijk eind nederwaarts. Het ergfle is, dat hij zich, aan een puntig, fcherp brok der rots, eene lange, van blood flroomende wonde fcheurt. Doch dit kart zijnen menschlieven- den ijver niet ftuiten. Hij heft zich op, ftijgt met verdub- belde voorzigtigheid weder mar boven, en bereikt eindelijk, met eene onuitfprekelijke moeite, den boord der rots. Zijn Officier preen deze fchoone daad, en zorgde zelf voor den kranken, die vervolgens geheel herftelde. 7. VElt- 46 VE It S LA G VERSLAG VAN TWEE ISOKSPARTIJEN DOOR BEN' OOGGETIMGE. (Eene nadere Bijdrage tot kennis van de Levensiojze en Vermakelijkheden der Londeofche Groote Tu/ereld.) Londen, 20 Sept. 1815. laandag namiddag waren alle wegen, naar Highgate en HampJlead leidende, met menfchen van elken ouderdorn en geflacht bedekt. Zij verzamelden zich te Golders - Green , niet verre van Hampliead. De Bokfers waren me I P en BILL verre van Hampliead. De Bokfers waren me I P en BILL HALES. Ten half vier nre traden zij in den kring; zij wa- ren nagetroeg van gelijke grootte en ligchaamsfterkte. De Ad- judanten van GRIP waren OLIVER en SHELTON; TOM JONES en nt tit WEAL die van HALES. in 't algemeen wedde men voor H A r. wijl deze reeds als uitftekend Bok- fer bekend ftond. G R. I P had nog flecks gcringen rnep ; en flit was de eerfte maal, dat hij openlijk optrad. Dc toefchou- wers en eene ofitzaggelijke menigte Dames , (!) welke in eeni- ge honderd rijtuigen om den grooten kring van rondomme gefchaard ftonden, waren ongemeen begeerig naar den kamp. Onder de gebruikelijke cerentonien, ving dezelve deans non , cn duurde, met eene tot dusverre bijkans ongeboorde hardnekkig- duurde, met eene tot dusverre bijkans ongeboorde hardnekkig- heid, een volflagen uur aaneen voort. Beide Kampvechters zwommen in bloed. Na eenig uitrusten, begon de ftrijd op nieuw, en duurde wederom drie yierde uurs. Zij maakten Met minder dan zeven-en-vijftig vertwijfelde gangen of toeren (rounds), en' ontwikkelden daarin zoodanige vaardigheid en zulk eene voortreffelijke Boksmethode, dat zelfs de ervarenfte kunstkenners daarvan verbaasd ftondcn. Bij den zeven- en- vijftigften gang gleed HALES nit, en deed een' fchrikkelipten fmak met het hoofd tegen den grond. Nu waren de meeste wedders op hand van GRIP. Maar het was bezwaarlijk, ja onregtvaardig, naar den tot dusverre gevoerden kamp te oordeelen, den een' of ander' eene bepaalde voorkeuze.te geven. Thans, echter, maaltten zii weder veertien gangen, in welke alien HALES moest, onderdoen, zoodat hij ten laat- fte niet Langer overeind kon ftaan. De overwirnaar G P wend algemeen toegejuicht. HALES moest van zijne Adju- danten in eene huurkoets worden weggebragt. Onze bekwnam- fte VAN TWEE ZOKSPARTIJEN. 47 fte Bokfers waren tegemvoordig, RIS BELCHER, BILL GIB- BONS, SCROGGINS, KNOWLES, WORTLY, en fchier alle Boksliefhebbers der Hoofdftad. die alien bun gevoelen nit- bragten, dat beide jonge lieden volleerde cu vastftaande (well bottomed) Bokfers zijn. Olivier de vele openlijke Voorfle!lingen, die to Londen, ten voordcele der \Vcduwen cn Weezen van de bij Waterloo Ge- fneuvelden , (!) door kunstkweekelingen uit edele aandrift gege- ven werden, was ook eerie Bokspartij, waarbij, met zeldza- men wedijver, , zich alle Vuistvechters van Londen lieten vinden, en eenige ganged mankten. BELCHER en EALES waren bier de beide Hoofdltampers, en de eerfle floeg nog boven- dien met een' jongen Debutant in de kunst, van athletifche flatuur, en als een' ruwen Vechter (rough Rider) bekend. Maar BELCHER, door zijne afgeregtheid op het bloed- tooncel, word hem echter wester, en floeg hem een oog nit. Het yolk riep: Genoeg! en de handfchoenen werden uit- getrokken. De toefchouwers waren zeer talrijk, en van de eerfte klasfen (first refpectability) , en men herinnerde zich noch zoo lang een' duur des fchouwfpels, noch zoo hoog cen genot, als dit opleverde. Lands wijs, lands eere! mogen wij hicrbij uitroepen, en vragen, of voor deze menfchen ook een Apollo van Belve- dere of eerie Venus de Medicis gefchapen zij! TWEE ANECDOTEN VOOR HET HART. De neer VAN K III VT Z OF F, Kapitein bij de Gardes van Keizer ALEXANDER, verhaalt , als ooggetuige, een' trek van menschlicvcndhcid van welgemelden Vorst, niet minder Iprekend, dau die hevorens door ons is medegedeeld. In den loop des zomers van 1811 , ten gevolge van eenige militaire manoeuvres, trok de Keizer met zijne troepen over eene brag, flechts losjes opgcflagen over eenen arm der Ne- wa, tusichen Walili-Ostrof en den tegengefielcien oever. Eeni- ge planken hezweken , eu verfcheidene folciaten flortten in den flroom. Dc Keizer, die aan het gevaar was ontfimpt, volg- 41 TWEE ANECDOTEN VOOR WET BART. volgde alleen de aandrift van zijn edel hart, en wierp zich in de rivier, waar hij een' geruimen tijd verbleef, het voorbeeld gevende cener zelfverzaking, welke vele navolgers wckte, en redde alzoo al deze dapperen , een uitgezonderd , die in zij. nen val een' doodelijken flag ontving. Opgemelde Heer VAN KRIVTZOFF, in den arm gcwond, en, bij de inname van Moskow door de Franfchen , krijgsge- vangen gemaakt, was gehnisvest in bet Vondclingshuis, al- waar desgelijks de gewonde Ftanfchen lager. Op zekeren morgen treedt hij hun verblijf binnen, den arm in een ver- band , en roept bun toe: „ Solciaten! gij alien zijt mijne gevangenen, -- de Frahrche armee is weg, ik eisch, dat gij u overgeeft!" — „ Dat deco wij niet, — te wa- pen!" fchreeuwen eenigen, opvliegende , zich wapenende, en naar buiten fluivende, Ur de Ileer VAN KRIVTZOFF (die voorzag, dat zij door de Kozakken zouden worden af- gemaakt) hen konde wederhouden. Zij vonden, op bet bin- nenhof, inderdaad hunnen dood. De overigen gaven zich ge- vangen. Straks begaf zich hun Bcfchermengel naar den Offi- cier der Kozakken : „ Ik verklaar, dat de gewonde Franrchen , die zich bier bevinden, :mine gevangenen zijn." — Dringen- de wederfpraak des Officiers, en lange wedflrijd tusfchen hem en onzen Held en woedende foldaten en een oproerig graauw. — De Meer VAN KRIVTZOFF Held voi, en — redde hun het levee. Zij waren 1500 man ilerk! (Eene mare wonde werd dezen braven Kapitein toegebragt in den flag bij Clam: een kanonskogel nam hem de dije weg. De kunstbewerking werd can hem verrigt, en hij bevindt zich tegenwoordig zoo we!, als men, dusdanig verminkt, zich kan bevinden.) DE GROOTE DESERTEUR. Feat Pertelling , op eene voor echt opgegevene Anecdote gegrond. TOM BONAPARTE Hit llioskow tong, Of, joist gezegd, te viervoet vloog, Om de eerfle te Parijs bet nieuwtje te vertellen, Hoe de Overwiuning, die hem plagt vooruit te fnellen Hem ditinaal, fpoedig, volgen zoo, Was hij z66 toegeflopt, (loch enkel voor de koil!) Dat niemand fchier den Keizer herkcnnen; DE GROOTE DESEP,TEL. 0 En dat hij zoo verkoos to rennen, Was nict nit vrees, maar looter ongeduld. Ilij had, nit zedigheid, geen llede, Irani verguld, Maar flechts een vocrtnig, zich verkozen, Waarover zelfs een bocr zon blozen ; 't Had van een zwijnstrog wel het Incest, En 't drocg nu desgelijks, fchoon een veel grooter beest. Dus nitgerust, bereikt hij de oevers van den IVicmen: /War fond een Tollenaar, als aan de brug bij Diemen; Maar deze was een ,rood, die, fluw en bij hand, Gelijk dat volkje nOg zich toont iu allen land, Den ICeizer !Inks herkent, maar niets daarvan Nat blijken. De Troggemajefteir, na fehuw rondomme kijken, Vrocg den Israeliet, of hier Ook reeds veel Deferteurs pasfeerden,de rivier? — 'Vat Deferteurs betreft , zoo kan ik u verklaren, (Dus fprak de fchalkfche .rood, Terwiji hij NAP een fnnifje bood) Dat gij nog DE EERSTE zijt, dien wij lifer overvaren I IJ. WELGEPLAATST COMPLIMENT. ,9 Mijuheer!" dus fprak Held WELLINGTON, Nadat hij Frankrijk overwon, Tot een' Parijzenaar: „ ei, wil mij eens ontvouwen, Wat bier al zeldzaams is re aanfchouwen." Het zeldzaamst, zegt de man, daar hij eerbiedig boog, Net zeldzaamst zie ik voor :nips fog! FINE ALGEAIEENE WAARHEID UIT DEN MOND EENS FRANSCHEN BEDELAARS. Vorst BLUCHER reed eens, in Partys, Langs de Pont-neuf, naar zijn paleis. Een Franschman d'un air pitoyahle, Riep klagelijk: t, Nonfeigneur! IStNGELW. 1816. NO. I. (Del $Q EINTDICHT. (De Vorst zet lagchend: „ ferviteur I") Pitid d'un pauvre mifdrable! o, Zwijg maar!" fprak de gtijze Held, Terwijl hij ecn ftuk gelds lief vallen ; „ 1k weet reeds lang, wat gij vertelt: Ja — miferabel zijt gij alien!" U. M U Z 1J K. CONCERT VAN J. C. KLEINE. ])it Concert-benefice kan Of de genen, die nog voornemens zijn concert te geven, een groot voordeel doen te gemoet zien, doordien de zaal zoo vol, of liever opgepropt was, als wij ons fchier bij geen benefice weten to herinneren; Of ook wel het tegendeel doen vreezen, door dat men op verre na over alles niet voldaan Lon zijn, hetgeen veien dus bij vol- gende gelegenheden kan doen terugblijven; en ook, omdat Cr Aleesters optraden, die gewoonlijk zelve nog concert ge- ven. Iloewel deze Meesters 'wet verdienen meermalen ge- hocrd te worden, weet men te wel, hoe het Algemeen hier, Aver denkt. J. C. KLEINE blies een concert Fan B. KOCH, alhier. zelve kwam ons voor, niet zeer cigenaardig voor de clari- net te zijn getteld, en was, nit dien hoofde, ook niet zees gunflig voor den uitvoetcl'et, om Zij11C , ons 160 dikwetf be- toonde, op verre na it& alledaagfehe, bekwaamheden te doen Belden. Het enige, waarin de Heer KLEINE ons nadere blij- ken zijner bedrevenheid in de behandcling van dit inftrument gaf, beitond in het doen hooren van die zeer hoop toonen, of hewer geluiden, hoedaniz men toch veeteer znik een hoog piepen mag noeuxen. Wonderlijk is de Componist met de harinonin en modula- tion te werk gegaan. Dat men toch inzage, dat men met of door dit modnWren zich Met immer als kundig, maar veel- tijds als zeer onkundig voordoet! Want, zoo men vermeent hieromtrent zoo geheel willekeurig te kunnen of mogen han- delen, dan is men voorzeker 'van geheel andere gevoelens dan aile; die Akesters a wee ons ilnuivr tcn voorbeelcie behour- dc Atuzu en te zijn. Ilet duidt veeleer arnioede vau gedachten nan, dan wel harmonifche Itunde. Of vermeetit men, dat het zoo veel moeijelijks in zich heeft, om bet geheele toongeflacht te dootkruifen? om eensklaps in verwijderde, verafgelege, tie toouaarden over te gnu, of te komen? Zulks is door eenigcn, die dit alleS, in iioten zelfs uitgedrukt, hebben op. gefteld, Zoo gemakkelijk gemaakt, dat men niet antlers be- gefteld, Zoo gemakkelijk gemaakt, dat men niet antlers be- hoeft te doen, den ilechts te kopieren. Wij juichen elite ei- gen vinding in dezen , en wel vooral van jonge kunCte- gen vinding in dezen , en wel vooral van jonge kunCte- nears , toe; desniettemin inoet men gezonde grondige, krachtige harmonies, met de overige vereischten van cep dusdanig muzijitfluk, leveren, en zich niet laten vervoeren door de begeerte; om zich enkel als origineel voor te doen, en te wanen, dat het om het even zij, wet, en hoe zulks, er fleet. Door al tint origineele en over-origineele laat men den tochborder koud , als verzuimende geheelenal dat, war den tochborder koud , als verzuimende geheelenal dat, war tot ons gemoed fpreekt. Voorbeelden, als wij bedoelen, zijn er genoeg voorhanden en te beltomen, en kwamen ook bij andere voordragten van den neer KLEINE tot ons geboor; zoo als (om hj dit infIrtiment o,ns te bepalen) de werkeu Van SPHOOR, C R U S E L, en dat van onzen bekwamen en verdiennelijken ftadgenoot urtt.ms. Deze werken, hoewel zeer moeijelijk, Ilene!) echter den kunilenaar in de, gelegen, herd, ons zich voordeelig te kunnen voordoen, en hebben de herd, ons zich voordeelig te kunnen voordoen, en hebben de clarinet ook wel eenen wijderen, weer omvattenden werk- kring doen beilaan, dan men gewoon was te hooren; maar doen tevens de kunde en bedrevenheid dier Componisten, zoo wel in het bijzondcr — wat het folo-inftrument betreft als in het geheel — de ganfche zamcnftelling kennen. — 'jet adagio van dit concert was nogtaus zoo verfchillende, in a1- le opzigten, van het overige van hetzelve , dat wij ous zulks niet kouden verklaren, dan door te vooroncierftellen, dat al niet kouden verklaren, dan door te vooroncierftellen, dat al het andere eene veel vroegere compofitie was, en dit ada. gio, na rijper inzigten, eerst onlangs was gemaakt. Wij ho- pen ons hierin niet te vergisfen; en is dit zoo, den gewis durven wij in het toekomende op iet veel beters, van dezen, tot dusverre als Componist ons onbekenden , Rant ma- ken. De zang der Juivronwen LEE F S ON was 266, dat wij de toegevendheid van het publiek hebben bewonderd, van ze niet alleen bedaard en gelaten te hebben aangehoord, sneer D 5'2 .11L'ZIJK. ze zeifs nog toe te juiehen! Wat noopt zulke meisjes, in bet openbaar op te treden? vroegen wij onszelven af ; te nicer, daar tevens zulke bekwame Meesters optraden. Wij fchreven het aan verregaande onkunde of onbefehaamdheid toe. Dat ze beide in groote mate bezitten, bewijst genoeg haar eigcn betoon van zelftevredenheid, doordien ze gefladig lachten. Dat ze onbekwaam zijn, bleek nit het medefpelen — der zangpartij — door den Heer B A L DENECK Zij bijkans alles, wat door beoefening- der kunst moet aangeleerd en verkregen worden. Het is van den Heer K LEI NE niet zeer heusch , (te minder nog, daar hij nit het fterk bezoek zijus Concerts de toege- negenbeid des publieks nicer dan eons befpeuren mogt) dat hij zoo iets durfde voordienen. En niet minder is hij to be- fchuldigeu, van ze te hebben doen optreden nevens die likes- ters, die ook obligaat fpeelden. De Unige verontfehuldiging voor hem kan zijn, het gcbrek aan Zangeresfen. Maar, ge- field men had niemand beter kunnen krijgen voor dien avond, dan had hij veeleer zulk eenen zang achterwege moeten la- ten. En, daar ieder de fchaarschheid van gefchikte voorwer- pen voor den zang kent , zonde men hem dat niet als z!'nc fchuld toegerekend hebben; te minder nog, dewijl er obli- gaat genoeg was. Wij moeten this te meer bet geniis van eene goede, en voornamelijk Duitfche, Opera beklagen. De Heer Violoncellist In u L L ER fcheen met de Romherg- fche muzijk Of niet genoeg vertronwd, 6f hij was din avond niet gedisponeerd tot obligaat fpel. Daar wij ook dit van den zeer verdienfletijken it A ureE hebben gehoord, zweefden ons zijne toonen onwillckeurig voor den geest; en waarfchijnlijk melds zich de herinnering aan dien zeldzamen Meester met aandoening bij een ieder aan, zoodra men mu- zijk , ook door hem gefpeeld, hoort uitvoeren. Desniettemin hebben wij den Hcer as u L LR onderfcheidene reizen met genoegen gehoord ; hoezeer wij wet meer kracht in zijn el, vooral bij lage pasfages, wenschten. De Heer MANN was ons, gelijk immer, zeer welkom, en blies meermalen gehoorde variation, in zijne, hem eit.;ene, ((loch, zoo het ons voorkwam, met minder kracht dan ge- woonlijk) regt meesterlile manier. H. KLEINE. Hoezeer wij ook dozen bekwamen Viols! het reet willen laten wedervaren van net en zuiver to hebbence-h BILZIJK. gerpeeld, zoo W2S ons de coon en fpeelinanier van BA IL- L u T nog te versch in het geheugen, dan dat wij ons kon- den wederhouden, daaraau to denkell , en vergelijkingen te makers. Offehoon wij zelve ten hooglie tegen het makers van vergelijkingen zijn, te meer, daar dezelve met altoos joist kunno.ri nitvallen, zoo wenschten wij echter welmeenend duscianige vergelijkingen aan kunstbeoefenaars zelve, vooral ciezolken, die in het publieic optreden, toe; ten einde zij in- zagen en befeften, dat toujuichingen niet immer en alleen tot maatflaf van bekwaambeden of verdientlen 'tunnel] noel] moe- ten flrekken , en dat men zich door zulk eene, dikwijls over- drevene, hulde ligtelijk tot eigenwaan Nat verleiden. Het muzijkfluk , dat de I-leer J. c. KLEINE ons ten laatae als fold — deed hooren, was door den Violoncellist MUL- LER gecomponeerd. Aangenaam was het ons, diens bedre- venheid ook in dozen te leeren kennel]. Zijne compofitie heeft ons wel bevallen; en zeer aardig, ja geestig, is bet be- kende icke nit Dechalumeaux daarin aangebragt, en wederkeerig, bijzonder aan de fagot, toegedeeld. Daar de Hoer MANN medeblies, was de overeenflemming in de ult. voering, zoo als men van zulke Musters verwachten your hen zecr vereerend. De folo- flag op de groote trom, as ook de zoogenaamde Turkfche muzijk, had, onzcs in. ziens, wel weg kunnen blijven; omdat bet eerfle reeds zulk een afgebrult grapje is, en &nom ook de werking, welke men cr zich welligt van voorllelt, niet nicer, of althans zel- den, vocrtbrengt ; en omdat bet laa[fte, behalve ook om de aangevoerde reden, ons, die reeds zoo verzadigd zijn ge- worden van al dat vreemde en militaire, niet, dan daar, waar het volftrekt gevorderd wordt, nu meer kan behagen. Wij hadden dos deze veelmaals naaktheid - omkleedfels Hever ach- terwege gelaten gezien, omdat bet bier geenszins, uit dien hoofde, behoelde. Dit thema nit Dechalumeaux was federt lang het favorit- preludium der HUM] KLEINE en m ANN, en heeft ons niet zelden wrevelig gemaakt, dewiil men zich niet ontzag, het- zelve ook v6Or of tusfchen de fraaille en beste werken, zoo koddig docnlijk, te doen hooren. Eveneens was bij die bei. de Heeren een thema van BEETHOVEN, nit eene zijner fymphonii:m , te zelfden einde in gebruilt. Wij wenfchen, daar wij het nu, als opzettelijk, door den Hear m voor ll3 54 mcztjic. gemelde Heeren vervaardigd, hcbber gelioord, dat zulks zal bevrijden, our vcrder het voonnelde, anders dan dusda- nig aangebragc, te hooren. — In het adagio, de inleiding uitmakende, heeft de Heer nI u I. LER, even als de Heer K o en, de clarinet- partij zoo hoog gezet, dat het ook niet meer dan f]echts geluid is, en zeer gewaagde toonert voor dit infirinnent moet \omen, inzonderheid door de daar- bij gevoegde modulation, welke er dan ook vrij benaanwd nitkwamen, hetgeen men anders van dezen verdienstvollen Meester geheel niet gewoon is te hooren. Nu kwam het finale: Wilhelrnus gevarieerd. De eerfte ma- ten deden niets dan alles flee/its vetwachten; men hoorde eenigen veel fchielijker dan anderen fpelen; het was een wir- war ; dock bij het herhalen der reptile kwam alles nog gclult- war ; dock bij het herhalen der reptile kwam alles nog gclult- kig regt. Men moet zich over zulke dingen ergeren; het kig regt. Men moet zich over zulke dingen ergeren; het is eveneens alsof men forte met tie muzijk , of dat men zich bet publiek in her algemeen denkt re beftaan nit lieden, die de enfemble- flukken, dus de fymphoniiin en andere bijdra- gen voor het voile orkest, als toegift of ,embaliage befchou., wen, waarop bet minder aankornt. Ergerlijk is het, dat der- wen, waarop bet minder aankornt. Ergerlijk is het, dat der- gelijke wanorden plaats hebben bij een Orkest, meestal nit Meesters beftaande, en ann welks hoofd een Directeur — bier de Heer BALDENECKER. ftaat: maar hoogst ergerlijk was het ons , Bien Ileer Directeur, bij al dat wanvbegelijkei zoo ook b. v. bij het Iteurige gekraai der Jufvrouwen L E EF- zoo ook b. v. bij het Iteurige gekraai der Jufvrouwen L E EF- S o N, gedurig te zien lagchen. Zulks verraadt, of grove]] ei- S o N, gedurig te zien lagchen. Zulks verraadt, of grove]] ei- genwaan , of dulde/ooze onverfcbilligheid, of ontijdigen fpot- genwaan , of dulde/ooze onverfcbilligheid, of ontijdigen fpot- lust. Len edele ernst, door kunstgevoel en kunstvuur ge- lust. Len edele ernst, door kunstgevoel en kunstvuur ge- wijzigd , behoorde den Directeur fieeds te bezielen. Maar zulke meisjes, onder andere, uit te lagchen, en zich echter tot het medefpelen barer zangpartij te verledigerr, — men zegge ons cens, met Welk eenen naam zoo lets behoort be- flempeld te ivortien? Wat de Hoornisten in het finale: Wilhelonis , heeft gefchorr, weten wii niet, Of mogm wij niet weten; maar zij hebben weten wii niet, Of mogm wij niet weten; maar zij hebben zich bijna niet doen hooren, en fchandelijk verzuimd , hoe- wel ze op het orkest aanwezig waren, de daariti voorkomen- de kleine fold's, ja zelfs bet accompagnement, te blazen. Waren ze misfehien bedwelrnd door ..... de volte van de zaal? CONCERT VAN C. MAIJER. Met een waar genoegen hebben wij dit, in zijn geheel fraaije, Concert bijgewoond. De bereids zoo groote bekwaam- heden van dezen, nog jongen, Kunflenaar laten let buiten- gewoons verwaehten. Behalve de eigenichap van zeer Vaardig, net en juist te fpelen, meenen wij ook opgemerkt te hebben jets, hetgeen, Haar ons inzien, de klavierfpe/ers, over het algemeen, te veel misfen; namelijk, het minder fierk fpelen van die partij , welke niet direct domindrende is. En fpelen van die partij , welke niet direct domindrende is. En van., 55 vanhier dns ook, dat de domin6rende nartij zoo goed uit- kwam; hetwelk door een gelijk flerk fpelen der beide han- den , zoo als veelal, moet verhinderd worden. De keuze tier uitgevoerde muzijkflukken vernnienen wij , als een bewijs van zijnen bereids goeden fmaak, en welligt ook itvigten, te mogen aanvoeren. — Ook heeft het Piano ons zeer wel bevallen, als hebbende zeer aangenamen, en toch len, fterken toon. Het geniis van de aria, en harinonie voor blat,sinftrumen. ten, werd ons, door het nog eens meer fpelen , aange. kondigd was, des Heeren ai A Il E R zoo wel , als door de goede uitvoering der folo-frukken van de Heeren MANN en J. C. KLEINE, wel vergoed; hoewel de laatfte zijne gewcme vastheid in won niet, doorgaans , deed hooren. CONCERT VAN BLINDS EINDEREN. Een trefrend fchouwfpel was bet vonr ons, eenen rei de- nt ongelukkige jepgdige wezens te zien nederzitten, om den lof des Allerhoogften op bet Kersfeest, in maatgezang, rat re boezemen. Met genoegen, ja met verrukking, woonden wij daarom deze plegtIgheid Deleerlingenleiden goede vorderin- gen aan den dag. Inzonderheid behaagde ons de uitvoering van het chorus uit de Schepping van HAYDN; cn hieruit kon men atleiden , wat er uit zulke kinderen zoude kunnen worden, indien zij onderwijs genoten van Zangmeesters, die bij gron- dige kunde sevens een' goeden fmaak paarden. Niet zeer gunftig kon nopens dit laatite ens corded/ uitvallen, toen wij den Heer BRACHTHUYZER (waarfchijnlijk hun onderwijzer in dezen) achtervolgens zagen voortreden met een paar zaug- ftukken , welker uitvoering voorzeker van alien muzikalen fmaak ontbloot was: ook weten wij niet, hoe de zang van dezen Heer, bij een concert van blinde kinderen, te pas kwam. Hoczeer een der meisjes zich door hare Item guntlig onderfcheidde, hadden wij echter wel gewenscbt, Naar door eene of andere der overigen, al ware bet ook door eenvoudi- ger ftukjes, te zien afwisfelen. Her orgel-accomiiagnement (denkelijk geheelenal door den Organist BOOR SSE volbragt) was fomtijds meer orgel -irloppen dan orgel-fpelen; dock over het geheel niet onverdienttelijk. Over de ingelaschte fehietpreek houden wij, als Met tot ons yak behoorende, ons oordeel terug; offchoon wit tnoeten bekennen, dat dezelve voor ons meer ontflichtend clan opwekkend was. Met genoe- gen zagen wij de ruime zaal opgepropt met menfchen; en echter was, voor zulk een gemengd publiek, de orde en flil- te vrij algemeen. \Velligt had men nog nicer gcnoegen gege- ven, door de plamfen op verfchillende prijzen te-bepalen, en gelegenheid tot het befpreken derzelve te hebben verleend. Uitgelezener muzijkflultken , en minder in gem!. hadden voor- zeker aar. daze onderneming nog nicer bij verfchaft, inzon- der- 56 MUZIJK. derheid van die ci:r hoorders, welke niet zoo zeer op quan. titeit als qualiteit zien. Doch de voorwerpen zelve, die bier ten voorlchijn traden, weerhouden ons van alle verdere aan- merkingen. Heil der Stad, die zulk een weldadig onder de binnen hare muren beflaande Stichtingen telt! ANECDOTE VOOR CONCERTGEVERS. De volgende, onlangs bij ons ontvangene, letteren kwa- men ons niet onaardig voor, om, als toepasling tot het door ons, in de verledene maand, geplaattle,, omtrent het geveti van Concerten, aan ooze geeerde Lezers mede te deelen. Mijne Herren! Onder de genoegelijke oogenblikken, welke mij uwe tot Idertoe, mijns inziens, zoo gepaste muzikale aanmerkingen opleverden, telle ik oak inzonderheid die, welke mij de le- zing van het door Ul. in het jongstvorige nommer der Vader. landfehe Letteroefeningen voorgedragene verfchafte. Met ver. maak zag ik, onder andere, daarin de dikwerf onbefchaatnde wijze, oin concertlootjes aan den man te helpen, gehekeld. Thar echter velen van deze lieden fchier ongeneesltjk moe- ten worden befchouwd, zoo wil ik bun een der poliete mid- deltjes mededeelen, om een gedeelte dozer bedelarij met be- valligheid (en hieruit dat dit middeltje van de Groote Nat* afkomffig is) te bewerkftelligen; aan U. oordeel over- latende, om mijn gefchrijf al dan niet een plaatsje onder uwe rubriek te vergunnen. De vrouw of dame, welke zekere Virtuous (voornemens zijnde alhier concert te geveu) bij zich had, eenige jaren geleden, aan een aanzien4jk huis binnen deze ftad dinerende, frond onder het desfert op, en bood, uit een fierWk mand- je, aan elk der aauwezigen een paketje aan. Men dqeht, dat bet eene furpriCe of muzikaal fpelletie zoude zijn; en dit was het inderdaad! leder pakje, namelijk , bevatte een meer- der of minder aantal eenzelvige thema:s, welke alleen door klinkende munt konden worden opgelost. Het waren .... concert-biljetten! Natuurlijk moest elk der mannelfike gas, ten den Virtuoos voor het minst het dubbeltal Hollandfche guldens, tot erkentenis voor zulk een gracelijk aanbod, of- fereren. En — het doel was bereikt. Als nu de een of ander van die Concertgevers dit thetna, om niet lomp te kopieren, met Franfche vindingrijkheid, naar eisch weer te varieren, zal men hem toch wel niet voor kwel- geest, of mogekjk wel iet erers, durven uitfchelden? \Vie tweet! Practica est multiplex. LTiv beftendige, heilwenfchende Lezer, D. MENGEL WERK. D A N K R E D E VOOR DEN ALGEMEENEN VREDE, gehoudcn den 20 Dec. 1815. door N. SWART, Leeradr der Remonlirantsch-Gereformeerde Gemeente te Am.derdam. Die den geest der Vorften als druiven affnijdt; die den Koningen der aarde vreesfelijk is. Psalm LXXVI: 13. Hoe vol ook onze jaarboeken zijn van gezegende reddingen en uitkomften, van aanmerkelijke gebedsver- hooringen en weldaden boven gehed en wensch verbe. ven , naauwelijks zullen zij een halfjaar aanwijzen, met dat gclijk ltaande , hetwelk wij nu pas ten einde brengen. De bededag , volgens het bevel: „ roept aan in den dag der benaauwdheid," ingefteld, veran. derde in cenen dankdag, reeds door den vrolijken over- winningskreet voorafgegaan. De bedeltonden verander- den meer en meer in dankflonden , ja fchenen het welhaast voor fehandelijk te verklaren, aan al de ftof tot vreugde niet veeleer, dan aan de geringete oorzaken van bekom-• mering en ontevredenheid omtrent den gang der openbare zaken, te gedenken. Vanhier het viTemd verfchijnfel van een enkel dankuur voor de grootfte weidaden, ooit door het vaderland ondervonden; van verle2;enheid ftoffe bij hem, die in dit uur moet optredan, fchoon DIENGELIV. 1816. NO. 2. E ftof,- 58 BANKREDIE ftoffe voor dagen en weken voorhanden is, ja de late nakomAingfchap nog den God der vaderen zal roemen over den zegen van onzen tijd. Maar neen , zoo wijs en gepast het befluit des Hoogen Bewinds is, zoo vol en aangenaam zal onze rede moeten zijn. Wij willen flechts een ougenblik vertoeven , om dankbaar terng te zien op het ganfche afgcloopen tijdperk, om deszelfs geheelen inhoud met onzen geest te omvatten, om als bij optelling de fom te vinden onzer dure verpligting, en alzoo geloften te doen en te betalen , waardig den lice- re onzen God, Hem, die den geest der Yorfien als drdi- re onzen God, Hem, die den geest der Yorfien als drdi- yen affnijdt, en den Koningen der aarde vreesfelijk is. De woorden, u daar zoo even genoemd, vormen bet laatfte gedeelte van den zes-en-zeventigften psalm, en mogen als onze tekst worden aangemerkt. Schoon, namelijk , eenc gelegenheid als deze niet gewijd is aan de verklaring van bet heilige blacl, en niet volarekte- lijk vordert , deszelfs taal als onzen leiddraad te vol- gen ; zoo geeft toch de geest eener bijeenkomst in den naam en het huis des Heeren een natuurliikverlangen in, om ook thans onze prediking op den bijbel te gronden ; en geeft, in het bijzoncler, , de inhoud des ouden ver- bonds vele oitnimende voorbeelden aan de hand, om de vadcrlandsiiefde door den Godsdienst te heiligen. geheele zes en-zeventigfle psalm is zulk een voor- beeld, dat wij bijna ganichelijk op ons en onzen toe- ftand kunnen toepasfen : waarna het des te geleidelijker zal vallen, ten Butte alle de bijzondere oogpunten op te vatten, waaruit wij de laatfte gebeurtenisfen wen- fchen befchouwd te hebben. De genoemde psalm, namelil, is een overwinnings- lied, den Heere door Israel toegezongen; doch bet- welk zoo weinige bijzonderheden vermeldt , dat tijd en gelegenheid volftrekt niet aan te wijzen. Wan- neer men dos flechts de namen verandert, dan kunnen wij dezen lofzang , zonder vele zwarigheid, als den onzen befchouwen. Of is God niet bekend in Nederland? ziin naam niet groot in het gewest ,dat wij bewonen; daar, Avaar VOOR DEN ALGEMEENEN VREDE. 59 waar men in vroegere dagcn bet verhaal van ons we- dervaren met den naam beftempelde van wondcren des Allerhoogfien, en zijncn vinger aanwees in menigte bijzonderheden, die over onze verlosfing van het uit- heemfehe juk dadelijk beflisten? Hoe hoog fteeg de magt van dit kleine en zwaar gedrukte land; zoodat bet de bijzondere aandaeht van gebeel de wereld trot*, en icder het, met den godsdienftigen landzaat, aan des Hemels bijzondere zorg toekende, dat zulk eene flip op de kaart zoo grout en belangrijk eene plaats befloeg in de gefchiedenis der volken ! — Of is niet onder ons zijne hutte en zijne woning , waar bet volkskaraktcr to alleu tilde door godsdknitigheid gekenmerkt was ? waar de regLen van het geweten zoo bloedig bepleit werden tegen bet gcweld? waar die regtcn gehandhaafd werden boven hetgeen ergens plaats greep? waar zich eene fchuilplaats opende voor de vervolgden, nog met het bloed hunner brocderen befpat, en God op allerlei wij- ze, in allerlei taal werd gediend , met eenen liver en liefde, elders fchaars bekend? Ja, met regt verhef- fen wij ons vaderland, als had het, gelijk een verbond met God gemaakt, dat wij Hem ten yolk, Hij ons ten Schutsgod zou zijn. Ecne poos moge Hij zijn aangczigt voor ons hebben bedekt, omdat wij de vrecm- de dwalingen en ondeugden aanhingen; Hij beeft ons teruggebragt; Hij heeft onze pilaren onder ons beves- tigd, en Juda op nieuw, tot Een magtig yolk gemaakt. Hier, voor dit rijk, heeft Hij verbroken de vurige pijlen van den boog, het fchild en zwaard, en den krijg. Doorluchtiger praalt thans het verfeheur- dc en verguisde Nederland, dan Frankriiks roofgeberg- ten. De flouthartigen zijn, op hunne beurt, beroofd van de out vreemde fchatten; zij ziin in menigte omvan- gen doer den flaap des doods, en onze danperen von- den welhaast geene hand(n meer, , die hun tegenfland balen. Doch, niet ons , niet ons, Gale zii de ecr; 1-113 vloekte ze, en zij onken daor fleecy. Vreesrelik is Hij: wie zal voor zijn aangezigt beftaan? wanneer E a 6o DANRREDt Hij toornt? Zoo dachten onze vaderen te alien tijdc. Zoo hebben wij, oauer bet just der vreeniden,niet ver- leerd te denken. Bidden en Itrijcien gingen bij ons op bet naauwst gepaard. Vreugde vieren en danken is maar erne gedachte bij den Nederlander. Wie, wie zag de roede niet , de eenmaal verworpene roede, die we-- derom werd opgebeven? Wie hoorde het niet als een. oordeel afkondigen van boven, toen de banden des vredes op nieuw werden verfcheurd? Ja, God fond op ten oordeel; ontzaggelijke en ontzettende gebeurtenis- fen zouden over het lot der wereld beflisfen; de aarde vreesde, en werd flit , in afwachting der uitkomften van den krijg. Gczegend, gezegend waren die uitkomften; zij ftrekten oin alle de zachtmoedigen der. aarde te ver- losfen. Het oordeel tuchtigde alleen , welken de vroegere ftraf nog niet had geleerd; het keerde op hunk nen kop terug, die op nieuw den Regter farden. Juicht juicht, lancigenooten! God heeft het kwade afgewend; Hij heeft ons de overwinning gefclionken. Ja, juicht ! Hij heeft meer gedaan: het blued onzer dapperen heeft niet flechts geftroomd om eenen brand te blusfchen , door eenen aterling baldadig ontftoken. Integendeel: de grimmigheid des mans verheerlijkt den Albeituurder dcs, te meer; zij dient alleen om zijne zegepraaI te fierce, gelijk zich de held verfiert met den opfchik des verfla- genen. Niet flechts bevestigd is de vrede der aarde, de rust van ons vaderland; ook volkomener is de zege van het onregt op het geweld, van het verguisde en be- roofde Europa op het denige yolk, dat zich als hoofd en beer van alien deed ontzien. Dit , dit zij de folic, die ons bezig boucle , en opwekke om den Heere onze geloften te betalen — om Hem, die te vreezen ge- fchenken te brengen gavcn des eerbieds en der lief= de, des vertrouwens en der gehoorzaamheid. Ja Hij, Hij fnijdt de magtigtn af, als rijpe druiventrosfen; Ilij is vreesfelijk voor de Goden der aarde. Welaan, geliefden, than wij ftil bij den drievoudi- gen zegen, die ons onlang-=.; is te beurt gevallen. Fez VOOR DEN ALGEMEENEN VREDE. 61 Neil, zoo kotteling tot oneindige kosten en met on- uitfprekelijke vreugde verworven , is, hoe fel bedreigd , volkomen behouden; —hetzelve is zeer aanmerkelijk be. vestigd; het is daarenboven nog uitgebreid. Ik behoef niemand te Lerinneren , hoe gelokkig wij ons, met gansch Europa, gevoelden, toen het haven= juk eindelijk verbroken was. De vreugde daarover deed ons alles vergeven, en welhaast vergeten, wat anders niet volkomen beantwoordde aan de maatregelen van Veiligheid zoo -wel als regtvaardigheid, welke men al- . gemeen achtte, dat hadden behooren in het werk ge- field te worden. Vertrouwen op het doorzigt, op de kracht, op de goede zaak der VerbondeneMogendheden foot elken mond, die zich tot bedenkelijkheden fcheen te zullen openen.. Weinig, echter, was het gedrag van Frankrijk geichikt, om de fluimerende vrees geheel te doen inflapen. En oneinclig vreeSfelijker, dan het zich iemand had voorgefteld, vertoonde zich eensflags bet gcvaar, dat met den geheelen ondergang van rust en vrijheid op nieuwlbedreigde. Het rijk, zoo moeije- lijk te ondergcbragt ,'ftak wederom de horens op , ver- brak alle de banden van bondgenootfchap , ftelde den overweldiger aan deszelfs hoofd, en fcheen eensgezin- der rondom zijne fchrikbanieren gefchaard, dan toen hij met hen der wereld het hoofd bood. Waar waren de dammen, die deze kokende zee zouden binnen hare oe- vers houden? Waar waren de benden, die het woeste ever- zwijn voorheen bijna niet hadden kunnen temmen ? Waar was het Vorftenverbond , dat , ënig in de gefchiedenis , reeds lang niet meer door den band des hoogen noods wend bijeengehouden; dat veeleer bet gevaar van den voorfpoed en der buitverdeeling zigtbaar fcheen te on- dervinden ? Waar was de vroegere geestdrift te ver- wachten of te hopen, bij zoo vele teleurftelling en on- vergenoegdheid onder verfcheidene Duitfche volken? Waar was de zekerheid, dat ooze eigene landgenooten, niet zonder alien verlies of alien Iced, weer afgezon- derd van het rijk, in welks gewaande grootheid zij deeI- E 3 den, DANKREDE den, en met volken vereenigd, in godsdienst en ancle- re opzigten van hen verfchillende , zich zouden ver- zetten tegen den inbrekenden itroom? Waar was , in Un woord, het vertrouwen, de gerustheid, de zekerheid, dat wij niet fpoedig alles zouden verloren hebben? Door de wraak van uitgevaste bloedhonden geteisterl; tot het tooneel des woedenciften kriigs gemaakt; bij eene eindclijke zege zelfs der goede zaak van Europa uitgezogen, vAgeplonJerd, nitgebrand, en aan de gol- ven ter prooije gegeven , — fcheen de zegen, flechts zoo kort genoten, VOW' ons ten vloek te kunnen wor- den, waarbij alle vroeger iced nog niet te noemen was. Gij alien weet dit, gij gevoeldet het met mij, gelief- den ! Daarom ging onze vreugdekreet zoo helder op, bij de eerfte mare der duur gekochte, bloedig bevochten overwinning. Daarom volgden wij zoo vurig elke fare- de onzer krijgslieden , elken ftap tot bet groote cloel, clke zege over nieuwen , vermenigvuldigden tegeniland; zagen den dwingeland lafhartig vlugten tot in de ge- vangenis; zagen het legcr ontbinden, dat Frankrijk had verraden; zagen de magt der overwinnaren einde- lijk volkomen gevestigd, en, in bet kort, den flrijd voltooid, gelijk hij nooit voorheen is voltooid geweest. Nu is de vrede daar; LODEWIJK op zijnen troon be- vestigd; Nederland ongefchonden bewaard; geheel ons werelddeel in rust; al het gevreesde., al het gedreigde afgewend. De magt der duisternisfe heeft alle bare kracht, alle hare list te vergeefs gezameld en gefpild. Hare hoop is te leur geiteld; hare uiterite proef mis- lukt ; de vlam , door haar ontiloken, enkel dienstbaat geweest ter zuivering en harding. Wij hebben niets verloren; niets van het Neil, dat ons zoo luide deed juichen. Scheen ons vertrouwen al te leur gefleld, ten aanzien der dadelijke maatrcgelen van veiligheid, door de Hooge Bondgenooten gebezigd; hetzelve -is niet be- fchaamd, ten aanzien van de magt en den wit, om elke nicuwe poging van het gedrogt te temmen. Welk ecne fiof tot vreugde en dank! Welk een hell, hoe duur danco won, DEN ALGEDIERNEN VREDE. 63 cook verworven! Welk een gelid: inzoncierbeid, indien wij letten op de natuurljAe en krachtige bevestiging van al dit goede, nit dezen chok voortgevloeid! Wij weten nu, bij ondervinding, dat , e booze gcest van Frankrijk niet gcnog was te on,:ergebragt. Wij weten, dat de boefien, het geweld angelegd, veel re zwakke banden waren. Geen beehneester, met men- fchclijk gevoel bcgaafd, had de vreesel lie wondc dur- yen peilen, welke het algemeen verderf de verwilderde natie gellagen had. Die wondc tot in den grond aan- tasten en zuivcren, fcheen betzelfde te zijn, als den lijder te verfcheuren en doen bezwi;ken. moed zelf ontbrak welligt tot zoo gewillige raavree;els , waarte- gen zich bet van krachten nog niet bero&.c-le ligehaain met alien bedenkelijk geweld Icheen te zullen verzetten. Met deze bedreiging, bier en daar duPelijk opgcmerkr, vereenigde zich bet zoet gevlei der Franfche tong, de verleidende list en verblindende dicnstvaardigheid des verfijndflen geests , der weelderigfte verbeciding, 0111 het opgeheven mes gedurig tegen te bouden ; tot cindelijk de goedhartigheid en edelmoedigheid ganfcheiijk werden verfchalkt. Inderdaad, M. T. , hoe Icon bet eerlijk hart vermoeden, wat wij hebben zien gebeuren? \Vie fond niet verbaasd, toen de aangedreven balling als in triomf ontvangen, en, eer het iemand denken Icon, op den troon der Bourbons was geplaatst ? Doch , nu bleek het, dat een afgrond kookte onzer den bebloem- den grond , waarop de volken juichten. Nu bleek bet , dat wij op den rand van het gapend verderf waren ingeflui- merd. Nu had flechts eene onzer bekommeringen, om- trent de goede gezindheid van den nieuwen )andgenoot, omtrent den onderlingen vrede der Vorilen behoeven verwezenlijkt te worclen, om den hemel in eene het te verkeeren. Nu was bet de luttel beproefde /land• vastigheid van onzen jeugdigen Veldheer, van onze verschgeligte benden,, die de fpits des gevaars, met onwrikbaren moed, moesten tarten, orn hetzelve te beletten; tot in de hartaders van ons hind door te ho. E 4 ren. 64 DANKREDE ren. Nu was het de Hemel, die met en voor ons flrij- den moest , of het ware voor altijd gedaan geweest. AVelke ontdekkingen, welke proeven, ten goede en ten kwade! WelI(een Licht , om vertrouwen en mistrouwen elk zijne regte plaats aan te wijzen! Welk een geluk! het kwade is uitgebroken , het heeft zich vertoond in alle zijne affchuwelijkheid; maar het is betemd, maar het is aan- affchuwelijkheid; maar het is betemd, maar het is aan- getasL in den uiterften wortel, maar het wordt nog ge- durig met de krachtigfte middelen vervolgd ter geheele uitroeijing. Wie ziet het ontzaggelijk verfchil niet in der tegenwoordige met de vorige handelwijze, in het overwonnen rijk gevolgd? Wien is de verhuizing van den geweldenaar, , de verwijdering zijner gevaarlijkfte trawanten, de ftraf zijner fchandelijkfte medepligtigen, de vrijwillige ballingfc hap zijner ondeugendltemedeftan- ders eene onverfchillige zaak? Wie ziet niet met ge- noegen den band van vestingen en gewapende duizend- tallen, die , het zij voor eenen tijd, het zij duurzaam , eene verwilderde natie omgeven? Wie vreest nu nog voor een fchrikdier, , dat zijne woede heeft verfpild, zij- n krachten in ftaag bloedende wonden ziet verteerd, n krachten in ftaag bloedende wonden ziet verteerd, en gekneveld gaat in den forfchen muilband? Wie ge- voelt niet eene oneindig volkomener kalmte, een einde- !nos vohnaakter vertrouwen op de toekomst , dan de blydfte vreugde en de hartelijkite dankbaarheid hem voor- maals fchenkeh konden? Loven, loven wij daarvoor den goedertieren Opperheer, , die weet, wat wij behoe- yen! Zeggen we niet : waartoe van den beginne of am geene gelijke handelwijze gevolgd? Het is ons onbe- tend , of znlks mogelijk ware geweest; of daarvoor bij hen, die de zaak van nabij bcfchouwden, eene vol- doende reden beftond. God is het, die regeert; die zelfs het verkeerde te regte keert; die de tijden en de gelegenheden kept, Hij had niet volbragt het werk, dat Hij had opgenomen, De grimmigheid des mans moest Hem nog loffelijker maken; het overfchot van deszelfs grimmigheden door Hem als een triomfkleed worden emgeflagen. Nu, nu eerst Mogen wij hopen op cenen dnur- VOOR DEN ALOEMEENEN VREDE. 65 duurzamen vrede. Nu flaat het inderdaad gefchapen, dat wij eenige kalme en gelukkige dagen zullen mo- gen genieten op eene wereld, wier doorgaand kenmerk onrust en onbeftendigheid. is. Zoo ooit , dan hebben wij thans ,flof om den Hecre te loven. Ja, Hem zij eer en lof: want Ilij heeft ons fchoonfte heil niet flechts bevestigd; Hij heeft het ook vermecrderd en verhoogd. Maar, was dit wel thogelijk? \Vie onzer herinnert zich de verrukkingen niet, die ons bij den vroegeren vrede bezielden? \Vie herinnert zich niet , hoe deze juichtoon nog overtroffen werd, toen ons , nu voor zcs maanden , een gewonnen veldtlag het behoud van al dien zegen beloofde? Wie herinnert zich niet den lof en dank , die van alle tongen ftroomden , in onbe- kend en gloeijenci maatgezang ftroomden , over den won- derbaren vrede en eensgezindheid, bet zoo tang niet ge- fmaakte en nu zoo rijkelijk beloofde geluk , die gansch Europa fchenen le zullen zaligen? — Het is waar, mijne toehoorders , zeldzaam was die tevredenheid en vreugde, welke alle harten vervulde. Maar toch, wij zeiden het reeds , zij waren niet geheel vOlkomen. Het ontzag, waarmede de roolgebergten werden behandeld; Parijs met alle hare onregtvaardig verworvene fchatten van kunst en roem; geheel Frankrijk met alle zijne ftaag uitgezette grenzen en vestingen; deszelfs kneve- lende inwoners en grooten met alle hunne behoudene fchatten, nit het zweet en bloed van andere landzaten gewoekerd, waren den regtfchapenen zoo vele doornen in het vleesch. Moest dan bet roofziek geweld eindelijk toch eenen loon vinden ? Moest Frankrijk, het godde- looze , met regt gehate Frankrijk, de kroon en het fie- raad der wereld blijvcn ? Moesten de volken, die, op hunne beurt , de geweldenaars hadden overwonnen en gebonden, dan duurzaam bun cigendom, hunnen wet- tigen roem misfen ? En was het billijk en goed, dat elk kunflenaar en geleerde in Parijs ter fchole ging; in Parijs, dat alzoo eene foort van wereldmonarchij bleef behouden, en zoo veel te meer kanalen vond om E 5 des- 66 DANKREDt deszelfs god- en zedelooze beginfelen over de aarde te verfpreiden? Neen, het rijk, dat zoo veel goeds be- dorven had, was op verre na niet genoeg vernederd; niet volkomen genoeg teruggebragt tot het peil, waar- mede het geluk en de rust der overige natien waarlijk beftaanbaar waren. — Maar nu, nu beeft bet regt ge- zegepraald. Nu fpreekt de ovcrwonnene niet meer, als ware hij niet overwonnen. Nu keert elks eigendom tot hem terug. Nu boet de fchuldige in bet openbaar voor het onheil, door hem gefticht. Nu worth niet de trots van een enkel yolk, maar de veiligheid van alien geraad- pleegd, bij de regeling der grenzen. Nu pronkt fchaars een enkele roover meer met bet aanzien en de voorreg- ten, ten prijs der kwellingen van alle Europefche vol- ken behaald. \Vij, wij in bet bijzonder zien onze ga- Ierijen en tempels op nicuw met den kunstroem onzer vaderen vervuld; zien onze grenzen uitgezet op eene wijze, die vele billijke klagten onzer zuidelijke landge- nooten opheft ; zien die grenzen bevestigd ten koste nooten opheft ; zien die grenzen bevestigd ten koste van het yolk, dat dezelve onophoudelijk bedreigt ; zien in dit alles de bekrachtiging van bet verbond, dat de vroeg gefcheurde deelen van dit fchoone rijk weer beelt bijeengebragt. Ja, wij in het bijzonder wonnen onein- dig bij dezen laatften krijg; en het uitgeftorte bloed on- zer dappere landgenooten, hoe kostbaar ook , is riikelijk zer dappere landgenooten, hoe kostbaar ook , is riikelijk vergolden. De trouw is gebleken; de eer is herfleld in vergolden. De trouw is gebleken; de eer is herfleld in bet oog der wereld; trotsch ziin alle de Nederlanders op hunnen Vorftenflam; trotsch is de Koning op alle zijne onderdanen. %Vic is hij, die ons voortaan als eene fwd.. de weerlooze fchapen zou beflaan te driiven of aan te vallen? Engcland huldigt den Prins , het hoofd‘onzer benden. Groote ALEXANDER wil zich door hem met ons verbroederen. Nergens iemand nicer, die op de Hollandfche achterlijkheid beflaat te fmalen. Nergens een yolk, dat zich onder den besten Koning gelukkiger gevoelt. — Zoo flaat bet rijk der Nederlanden, bij des- zelfs geboorte reeds, op eenen grondflag van eigen roem en eigen magt; eene belangrijke fchakel in de ke- ten VOOR DEN ALGEMEENEN VREDE. 67 ten der volken van ons werelddeel, omgord met den vasten band van onderling vertrouwen en nationale eer. Ja, dit is van den Heere gefchicd, en bet is een wonder in onze oogen. IIij wierp de kostbare beftand- deelen, nog naauwelijks aaneengehecht, in den frnelt- kroes des woedenden krijgs , waaruit zij vastgekneed en fchitterende zijn teruggekomen. o Vermeerdering van heil! o nieuwe floe om God te loven ! Inderdaad, landgenooten, alwat wij ons voorftelden u te kunnen zeggen 'ter opwckking tot dankbaarheld, dat hebben wij overvloedig gevonden. Behouden, bevestigcl, ver- meerderd is de fchat der weldadigheid, dien ons de vroegere vrede fchonk. Ilerhalen, bekrachtigen, ver- heffen mogen wij thans alle de juichtoonen, toen door ons aangeheven. Welke geloften wij Gode daarbij im- mer heiligden, betalen wij ze thans met woekcr! Wel- ke geloften wij fehroomvallig terughielden, doen wij ze nu met een opgeruimd gemoed! Nadcren wij Hem met gebed, met lofgezang, met liefde- offer, met hel- lige befluiten om voor Hem te leven! o Hoe vele gele- genheden lekken ons uit om onze dankbanrheid met da- den te toonen! Hier is leed te verzachten; hier is wel- haast weer overvloed ten beste aan te wenden. God heeft ons als herfchapen tot Nederlanders. Zijn wij het met geheel ons hart, door alle de deugden der vaderen , door alien bedenkelijken afkeer van Franfche ligtzin- nigheid en zedebederf! Alzoo, alzoo, mijne landgenoo- ten, bet hart geflemd! Alzoo ons gevoel uitgeboezemd en bevestigd in den lofzang, in het liefdewerk, in het gebed; het gebed, dat God dan zoo zeker boort, als onze opregte dankbaarheid Hem waarachtig aangenaara is, en wij in Christus name mogen zeggen: Amen! BTJ 68 BIJDRAGE TOT KENNIS EN GENEZING BIJDRAGE TOT KENNIS EN GENEZING DER ZIEKTEN VAN HET GP, HOOR. Door Dr. HES SE N, Ridder der Ruskeizerlijke Orde van St. Wladimir, praktiferend Geneesheer tc Berlijn. Dikwiils blijven 'ons de oorzaken der gehoorziekten, en derzelver ware zitplaats, onbekend. mogen ons derhalve gelukkig achten , zoo wij een of ander ontdekken, hetwelk het gehoor aandoet, vooral zoo die oorzaak in eenig organisch gebrek gelegen en voor heeling vatbaar zij. — Daartoe zij het mij vergund, eene kleine bijdrage te leveren. Het is genoegzaam bekend, dat allerlei gezwellen en andere weeke klompen , (zoo als poliipen enz.) Welke do buis van Eaflachius kunnen a ffluiten , hard- hoorigheid en zelfs volflagen doofheid te weeg bren- gen, en dat, na de heeling dier gebreken, het verlo- ren gehoor ook terugkomt. De harde deelen of beenderen der mondholte hebben een' even grooten invloed op dit zintuig, vooral ech- ter de onderkaak en de daarin gevatte achterfte bak- tanden Of kiezen, wanneer dezelve door bederf of werktuigelijk drukken hunne zenuwen prikkelen, en die prikkeling aan de zenuwen van het zintuig des ge- boors mededeelen. Wanneer de achterfte baktanden, claaronder voorna- melijk de zoogenaamde wijsheidstand, door beenbederf zijn aangedaan, verwekt dit niet zelden oorpijn, of zelfs hardhoorighcid. Dit zelfde gebcurt ook wel bij het voortkomcn van den wijsheidstand, en duurt dan, tot dat de onderkaak meer uitgegroeid is-,.en de nieuwe tand meer plaats heeft gekregen. Somtijds verdwijnt zij zelfs in 't geheel niet, of een of meer der achterfle kiezen moeten worden weggenomen. kiezen moeten worden weggenomen. Vele beroemde ileelkundigen van vroeger tijd fchij- nen dit verband tusfchen het oor en de tanden reeds te hebben ingezien , daar zij, onder de middelen tegen DER ZIERTEN VAN HET GEHOOR. lievige en hardnekkige tandpijnen, bet inbranden met een beet ijzer der plaats achter bet oorlapje aanraden, en dit middel met vrucht zeggen gebruikt te hebben. Dit toont reeds cen vermoeden, dat er tusfchen de ze- nuwen van het oor en die der tanden naauwe gemeer- fchap is. De ontleedkunde leert ons dit ook ten duidc- lijkfte: want, fchoon de eigenlijke gehoorzenuw niet zoo zeer met die van bet onderfle kakebeen is verbon- den , zijn bet edger die der meeste gehoorbeentjcs, b. v. de trommelkoord (chorda tympani.) Het bederf of de drukking der achterfte kiezen kan dus, door lik- vige prikkeling, door verdooving en verlamming, de vrije werking dier zenuwen, en alzoo het gehoor ver- binderen ; waaruit men mag befluiten , dat met bet wegnemen dier tanden , in zulke gevallen, het geboor berfteld moet worden. — De ondervinding hceft mij dit ook meermalen geleerd. Het eerfte voorwerp, hetwelk mij op deze oorzaak opmerkzaam maakte , was eon Landwehrman, J 0 H. HINZE genaanid, die met zijn achttiende jaar, hang- zamerhand, onder gedurige pijnen , trckkingen en fpar- ningen in de onderkaak, hardhoorig was geworden. Daar ik de kiezen bij hem bijzonder fterk ontwikkeld, de ruimte tusfcben den wijsheidstand en het ravenbelth-uit- fteekfel ,(proc. coronoid.) zeer bekrom pen , en den eenen fteekfel ,(proc. coronoid.) zeer bekrom pen , en den eenen wijsheidstand benevens de achterfle kies vond aangeflo- ken, bewees mij dit, dat de ontwikkeling dier tanden bier zeer bclemmerd moest geweest zijn ; en daar elke pijn aan de aangeftoken tanden hevige oorpijn verwek- te en de hardhoorigheid vermeerderde, bevcstigde mij dit in de gedachte, dat deze laatfte aan de gefteldheid der tanden te wijten was. Het gevolg leerde ook, dat, na het uittrekken dier twee tanden, het gehoor aan de regter zijde zich geheel herftelde; zoodat bij zelf mij verzocht, ook aan de andere zijde den wijsbeidstand, hoewel daaraan geen bederf was, weg te nemen. Na verloop van eenige weken, hoorde bij volmaakt wel, en 70 BIJDRAGE TOT EENNIS DER GEHOORZIEKTEN. en Iced finds nimmer weer aan oorpijn of hardhoorig- heid. Na dien tijd heb ik meermalen gelegenheid gehad , het gehoor door het uittrekken van eene of meer kiezen te herftellen. Ook zijn den Tandmeester van het Hof, LAUTENSCHLaGER, herhaalde malen dergelijke ge- vallen voorgekomen. Bijvaegfel van den I/elle-der. Het zij mij vergund, deze, zoo mij voorkomt , op-. rnerkelijke aanmerkingen aan het oordeel en het onder- z-oek mijner Kunstgenooten te bevelen. Ilt meen ech- ter hierbij het volgende te mogen voegen : dat, name- lijk , deze oorzaak van hardhoorigheid of volflagen doof- heid alleen waarfchiiplijk is in zulke voorwerpen, bij Welke dit gebrek ontflond in zulk een leefperk, waarin groote kiezen, vooral de wijsheidstand, voortkomen; dat, voorts, het ontflaan der doofheid gepaard dient te hebben gegaan met tandpijn, of andere blijken van moeijelijke ontwikkeling der tanden; en dat, eindelijk, het dadelijk onderzoek van den mond den Genees- of Heelkundige overtuigen moet , dat de achterfte kiezen wezenlijk buitengemeen groot ziin, of althans niet in evenredigheid Haan met het kakebeen. J. V. BIJZONDERHEDEN, BETREFFENDE EENIGE VOOR- WERPEN DER NATUURLIJKE HISTORIE. (Ult de Gedenkfc!zrirten over het Outten, van den Heer FORBES.) De Heer FORBES nam , gedurende ziin verblijf in .Konkan, een landfchap, desti'ds aan de llfaratten toe- behoorende, gedurende verfcheidene weken, cen le- vend Kameleon waar, , en onderzncht met groote optet- tendheid deszelfs kleurveranderingen. Zijne gewone kleur BIJZONDERDEDEN RAKENDE DE NATUURL. MST. 71 kleur was een aangenaam krocn , bleek blaauw ge- vlekt. De voornaamfle veranderingen waren in fchit- terend gal, in donker olijfkleur „en in donker groen. Maar, wanneer hct vertoornd was, of wanneer een bond het naderde, lietgeen waarfchijnlijk het gevoel van vrees bij hetzelve deed geboren worden, blies het ziin ligchaam geweldig op, en wcrd zijne huid als het fchild van cen fchildpad, nemende gele, oranje, groe- ne en zwarte kleurcn aan. Alsclan vertoonde zich het dier in zijn mecste voordeel. Het wcrd op eene zeer bijzondere wi;ze aangedaan door de tegenwoordigheid der zwarte kleur; dit was de kleur der plint van de lambrizring rondom het vertrek ; en het vermeed zorgvuldig, dezelve te naderen. Maar, wanneer dit hetzelve bij toeval gebeurde, of wanneer men iet zwarts in zijnen weg leide, krecg het terflond bet voorkornen van ecn geraarnte, en wcrd zwart als jaye!- ileen. Het bleek duidelijk , uit de zorg , welke bet ge- bruikte om de voorwcrpen te vermijden, die deze ver- andering te weeg bragten, dat de zwarte kleur het eeEe onaangename gewaarwording veroorzaakte, en op het- zelve eenigermate het uitwcrkfcl van een vcrgift deed. Deze daadzaak is zeer opmcrkenswaardig. Wij heb- ben weinig begrip van de wijze, op welke de diercn door de kleuren worden aangedaan; hetgeen wij er van wetcn , bcpaalt zich tot eenige volksoverleveringen. De buffel en de flier geraken in woede op het zien der roode kleur , welke , naar het begrip van blindgeborenen , op hen werkt als de klank eener trompet. Zou het nit op hen werkt als de klank eener trompet. Zou het nit hoofde eener gelijke vijandigheid bij de adder zijn, dat de zoekers van dezelven haar een ftukje rood laken voor- houden , waarin zij biiten , en door middel waarvan men haar de tanden uitfcheurt ? Men weet, dat de kik- vorfchen dezelfde drift bezitten , en men dezelven vangt met een vischhaak , waaraan een ftukje rood laken. Men lokt den baars in de netten, door hun eene of an- dere bloem voor te houden van een fielder geel.- Wan- neer men des zPwers eenen zwarten hoed draagt , is men 72 BIJZONDERDEDEN men zeker van er tienmaal meer vliegen op te hebben, dan zich op eenen witten hoed nederzetrem — Wan- neer men een grooter aantal opmerkingen van deze foort zal gedaan en gerangfchikt hebbcn , zullen dezelven tot gevolgen van eene dadelijke nuttigheid kunnen geleiden. %Vij hebben opgemerkt, dat zwarte kicederen de onder- fcheidene reuken meer bijzonder vasthouden , dan die van eene ligtere kleur; zou het ook niet mogelijk zijn , dat de kleederen van deze kleur ligter, ,dan andere, fmetfloi- fen inzogen en mededeelden? Zoo dikwijls overwegin- gen van dezen aard zich aan ons voordocn, komen wij cr mede voor den dag, als een gtaankorrel ter zijde van den akker gevallen. De oude natuurkunde der ligchaam- pjes (corpuscula) heeft eenen bekwamen voorfpraak in den Heer DALTON gevonden ; en in eenc eeuw, waar- in de proeven met zoo veel zorg en omzigtigheid be- werkftelligd worden, kan deze flap gelukkige gevolgen hebben. De Heer FORBES, genoodzaakt zijnde , voor eenen nacht ziine toevlugt te nemen in een der kelders van eene Mahomedaanfche grafplaats, (want de tegenwoor- digheid van een' Christen zou elk huis van eenen zelman , dat hij binnentrad, bezocdeld hebben) werd hij verpligt, de oude bewoners er eerst nit te jagen ; zijnde niet ander3 dan ontzaggelijke vledermuizen,wel- ke men, volgens derzelver houding en gedaante, vile- qende kikvorfchen noemt: men ziet er dikwijls van zes voet vlugt. Op de kust, waar de flad Augigo gelegen is, zijn de papegaaijen in den tijd van den oogst niet min ge- vreesd, dan eene wolk fprinkllanen of een Leger Ma- ratten. Zij verduisteren de lucht door hun aantal ; en, wanneer zij zich in een rijscveld nederzetten,vindt men er, na verloop van weinigc uren, geen korrel meer. Te , hoofdflad van een distrikt, dat vier-en- tachtigdorpen bevatte „ en waarvan de Heer F o Ii R E S Gouverneur was, vond hij zoo vele apen als menfche- lijke wezens. Deze dieren fchenen bezit genomentc RAKENDE NATUURLIJKE HISTORIE. 75 te hebben van al de daken der nad; en dikwijis wel=ded ze te werk gefteld als hulptroepen in de verfchelen tus- ichen geburen. Iii deze twisten werci Men nimtner band- gemeen; alles bepaalde zich tot wederkeerig fchelden 200 wel op de perfonen als naastbettaanden der partij. en. De gene, die bet onderfpit delft in dezen Nvoor- den - Oorlog, wreekt zich daarover, fomajds , door rijst op bet dak van zijnen buurman te werpen. De apen toeven niet , dezen (chat te ontdckken, en fnellen in menigte toe, otn dien te plunderen; en, om bij al de korrels te komen, die tusrcheri de panned gevallen zijn, maken ze weinig zwarigheids , om ze, de eene na de andere, weg te nemen, en dus ontblooten ze langza- merband bet geheele huffs. Men heeft riiet altijd werk- lieden bij de hand em bet dak te heraellen, en de re- gens veroorzaken eene groote fchade aan huisgeradent en voorraad van rijst b nnenshuis. D. JUAN BAUTISTA MUNOZ: (Medegedeeld door den neer GERRIT JOAN MEIJER.) Toen de gerchiedcnis van ilmerika, van den beroems den ROBERTSON, in Spanie bekend werd, verwek- te dezelve aldaar veel opziens en verontwaardiging, Om de eer der natie te redden, benoemde de toenma- lige Koning, in het jaar 1779 , den Heer j u A N BA U.* TISTA MUNOZ, Hoogleeraar der Wijsgeerte te Va- lencia, tot Historiograaf der Indiin, gelastte hem eene gefchiedenis van ilmerika te fchrijven; en gaf tevens bevel, dat alle boekerijen eri archieven des geheelenKo- ningr/lks veer hem zouden ge6pend worden; en hem ten dienile ftaan. Dc fehrandere, maar befcheidene aI ts.‘ N o z aanvaardde dezen last met huivering; volbragt dien echter met edelcn moed en flandvastigheid. Om- trent het koninklijke bevel drukt bij zich in zijne voorrede aldus „ fit acht mij ook verpligt, om ALE NGELW• 1816. NO. 2k, F ,, van 74 JUAN "it TISTA MUNOZ. „ van de eer en bet vcrtrouwen te gewagen, waarme- „ de ik in dezen vereerd werd. lk ontving een eenvoti- „ dig bevel, om deze gefchiedenis te fchrijven, zon- 51 der de mintle aanwijzing omtrent de wijze, hoe; bli;- vende dus de zaken, de fchikking en de flij1 geheel- „ lijk aan mijne vrije verkiezing overgelaten.” In weer- wil echter des koninklijken bevels, ontmoette hij on- verwachte zwarigheden; want vele boekerijen der aan- zienlijkfte kloosters in Spanie hadden een opfchrift , waarin hij met de groote excommunicatie bedreigdwerd , die iets uit dezelve over den drempel bragt; en deze bedreiging moest eerst door eene paufelijke dispenfa. tie weggenomen Nvorden , alvorens de Heer 1\1 U N o z de noodige ftukken kon verkrijgen. Met het grootfte ongeduld zag men de eerfle proeve te gemoet, die men, naar de bekende kunde des Schrijvers , en na zulke voor- bereidingen , reeds vooraf als een meesterftuk befchouw. de. Eindelijk verfcheen dan, in het jaar 1793, bet eer- fte deet; en met regt mogen de Spanjaarden roemcn , dat zij ook hunnen TACITUS hebben! In het jaar 1799 wilde o z bet tweede cleel, met een dccl der noodige bewijsflukken, uitgeven, torn hij den 19den julij ovcrleed. Dit tweede deel is tot beden toe nog niet in het licht verfchenen. Waarfchijnlijk is de nool- lottige oorlog, welke Er.f.ropa federt dien tijcl veront- rust, de oorzaak daarvan. Met hoe veel regt wij de rust, de oorzaak daarvan. Met hoe veel regt wij de nietverfchijning van dit tweede (feel betreuren, en hoe .reel Spanje's letterroem door den dood van den edelen MUNOZ verloor, mogen zij met mij getuigen, die het eerfte gelezen hebben. Deze gefchiedenis is in alien opzigte een meesterftuk, zoo wet ten aanzien van waarheidsliefde , van oordeel, ftnaak en onpartijdigheid, als ook van 41; ja. dit Cone boekdcel fchijnt mij vol- als ook van 41; ja. dit Cone boekdcel fchijnt mij vol- doende , om den naam van nt UNoz onfterfelijk, en den luister van S.panje's letterroein onvergankelijk te. rnaken. 1k heb beproefd om mime landgcnooten met dezen waarlijk grooten man bekend to maken, door hun eene ver- D. NAN BAUTISTA MUNOZ: 75 vertaling ziiner inleiding tot dit voortrelfelijk werk aan te bieden, in de hoop, dat deze inleiding, als een klein geheel, hunnen geest en hunnen fmaak , voor eenige oogenblikken , aangenaam zoude kunnen bezig houden, en hun de denkwijze en den fchrijftrant der nieuwe Spaanfche geleerden leeren kennen. i. Nicuwe wereld noemden onze voorouders dat ge- deelte van dezen aard- en watcrbol, hetwelk de Span- 'Garden ontdekten , ten tijde der katholieke Koningen. Een naam, met billijkere redenen toegedeeld , dan de OudAi hadden , on) „ geheele wereld" te noemen, dat gedecite, hetwelk zij kenden. De aardrijkskundi- ge begrippen, welke men ten tijde der R.omeinfehe grootheid ha!, waren wezenlijk zeer Bering; en, ge- durende den blister van dit rijk, reikten zij niet ver- der , dan over het achtite gedeelte van den aardbol. Van de drie voornaamtle deelcn, waarin men de oude ivereld verdeelde, kende men het kleinfle niet eons ge- heel. UitgeT).-ekte landen , welke wel de helft van Azie en Al.-ika bevatten, kende men, of in 't geheel niet, of flecks uit onzekerc en onnaauwkeurigeverhalen. Bij- kans duizend jaren verliepen er, nadat de volken van het Noorden zich meester maaktcn van het Romeinfche gezag, zonder dat men in de aardrijkskunde merkelijk vordcmle. Slechts in de negende eeuw ontdekte men Groenland; en in de elide eeuw, bij gelegenheid der beroemde Kruistogten, verkreeg men uitgebreidere en itelligere kennis van de westelijke en zuidelijke gedeel- ten van Azle. Uit deze kennis werd het verlangen ge- boren, om verder afgelegene en onbekende landen bezoeken. In de twaalfde eeuw gaf BENJAMIN BEN JONAH, een good, geboortig van Tudela, in bet Ko- ningrijk Netvarra, en fchrijver eener belangrijke reis, nog meerder voedfel aan deze begeerte. Na hem deden eenige vreemdelingen verfchillende reizen , in de der- tiende en veertiende eeuw, ondc7 welke zich de Yene- E D. JUAN BAUTISTA MUNOZ. liaati MARCO PAOLO en de Engelschmt772 JOHN DE MANDEVILLE roemrijk onderfcheidden. Echter kon men geene groote vorderingen in de aardrijkskunde ver- wachten, zoo lang de zucht, om nieuwe landen door middel van de fcheepvaart te ontdekken, niet de harten der Vorilen beving. Dit veld openden de Koningen van Kastilia in het begin der vijftiende eeuw, door de verovering en Ea- ropefche bevolking der Kanarifche eilanden, die reeds te voren door Franfehe en Spaaplehe fchepelingen tva- ren bezocht geweest. Vanhier nit gingen de moedige togten op den Atlantifchen oceaan, in eenen aanmerke- lijken afftand van het vaste land; hier ontflond het ver- moeden van nieuwe eilanden in het westen; bier begon moeden van nieuwe eilanden in het westen; bier begon de handel met de woeste volken van Afrika, van Wel- ke men vruchten en kostbare metalen ontving, voor fnuisterijen, bij ons van geene waarde; vanhier rees de bijzondere luister der (Tad Sevilla, de hoofdplaats voor den handel in haven en voartbrengrelen der natuur met Afrika en deszelfs eilanden; en bier ontflak de onge- hoorde drift tot ondernemingen ter zee op de kusten van ihulalulia. De Portugezcn, mededingers naar den roem hunner naburen, betraden dezelfde loopbaan ; en, dezelve met ijver en ftandvastigheid vervolgende , verduisterden zij welhaast de ondernemingen hunner voorgangeren, volmakende de fcheepvaart, en gevende aan den zeehandel eene verbazende uitgebreidheid. Zoo veel vermag de gunst van eenen Vorst , die de weten- fchappen en de algemeene welvaart bemint ; die zijnen tijd en zijne pogingen befteedt, om de eer en de belan- gen van het vaderland te bevorderen ! Dit een en ander verkreeg Portugal door den onfterfelijken Prins HEN- DRIK; en een rijk van zoo weinig aanzien werd , na verloop eener eeuw, de bewoniering van Europa , de fchrik van Afrika en India, en zijne hoofdflad de voor- naamfle ftapelplaats der wergild. Deze gelukkige togten der Portugezen echter, hoe nuttig ook voor bun land, voor het Christendom, en voor de uitbreiding van het men- D. JUAN BAUTISTA MUNOZ. 77 Inenfchelijk veritand, bepaalden zich tot de kusten en zeeen der oude wereld, van welke men reeds eenige, hoewel zeer geringe en twijfelachtige , kennis had. Men was waarlijk nog geheel onbekcnd met den zuidelijken uithoek van Jfrika, Coen men het ontwerp beraamde, om langs deze flreek naar ludii en de Specelij,- eilandcn te:varen, met oogmerk om dien grooten handel zich te waken en zonder tusichenkomst te voeren, die, door duizend omwegen gedreven, allengskens vele vol- ken en ftaten, van de vroegfle tijden af, verrijkt had. 3. Eene anJere ondcrneming bleef bewaard voor een vernuft van hooger orden, voor een ondernemend hart en eenen onverfaagden moed. Van de denkbeelden, die men van de oostelijke grenzen van Azle had, moest men befluiten tot den verbazenden affland tusfchen de- ze, en de bekende kusten en eilanden van Afrika. Het was aannemelijk, dat in die uitgebreide ruimte groote landen, -en in dezelve volken, en zelfs magtige rijken, moesten, zijn. Welk een edel voorwerp voor ecne wijze nienwsgierigheid ! En, indicn de affland kleiner ware, en geheel vervuld door den grooten Oceaan, hoe veel korter en gemakkelijker konde dan niet de handel naar de Indien, door het westen, gedrcven worden? Met foortgelijke overdenkingen Meld zich de beroemde Ge- 'vices , CHRISTOFORO COLOMBO, bezig; die, on- derwezen in de wetenfchappen en kunflen, welke bij- dragen, om de fcheepvaart voor te Eaten en te vol- maken ; die door eigene ervaring de bevarene zeeen kende, met de wijzen Van alle landen gemeenzaam was, en alle boeken gelezen had, welke hij over gerchiede, nis, wijsgeerte en wereldkunde verkrijgen kon; die, zeg ik, zijne gedachten boven de gewone fpheer ver- hief, en bij gevolg al die tegenfpraak en verhindering moest ondervinden, welke zij ontwaren, die den eens betreden weg verlaten. Gelukkig beantwoordden c o- L o NIB moed en ftandvastigheid aan het verhevcne zijner gedachten. Dus, ten koste zijns tijds en zijns gedulds, zocht voor zijne moedige onderneming, F 3 eenen 78 D. JUAN BAUTISTA MUNOZ. eenen magtigen en gelukkigen Vorst te winnen, en op bet tooneel der wergild het grootfle fchouwfpel te ge- ven, dat ooit de eenwen zagen. Deze wijze ftuurman, verre verheven boven den geroemden geleider der Griek- fche Argoiiaziten, ftreefde moedig de grenzen der oude fchecpvaart voorbij, vertoonde den grooten Oceaan bij- kans nog eens zoo ruim, als de algemeene denkwijze hem maakte, en ontdekte in deszel:s fchoot nieuwe we- relden , volgens de voorfpelling van SENECA, welker kennis andere COLOMBO'S voltooiden. 4. Eindelijk zag men dan dezen aardbol grootflendeels met water bedekt, en in hetzelve, als op een groot veld, die aarddeelen geftrooid, die, het noorder aspunt omklemmende, tot op de helft van het zuidelijk half- rond afdalen, en in twee aanzienlijke fiukken verdceld ziin. Dat gedeelte, waartoe de oudtijds bekende we- reld behoort , ligt in bet midden der oppervlakte van den aardbol, van de Kanarifche eilanden naat bet oos- ten toe; zeer uitgebreid naar alle rigtingen boven den evenaar, en verre onder denzelven in twee naauwe punten uitgaande, de eene gevormd door het vaste land van Afrika, en de andere door de eilanden ten zuiden van Aziê. Op de tegenovergeflelde helft, van de Ka varifche eilanden naar bet westen toe, ligt het tweede gedeelte der nieuwe landen, weinig verwijderd van het eerfte, en iets minder uitgebreid in breedte omtrent de noordpool. Van bier af wordt het aan beide zijden naau- wer, tot dat het, in de nabijheid van den evenaar, eene fmalle landengte vormt; nu wordt het weder ruimer, , verkrijgt welhaast eene lengte van 45 graden, worth dan weder naauwer, en eindigt in het zuiden met eene fmalle punt op 56 graden breedte. De ruime uitge- breidheid ran het nieuwe aarddeel, genaamd Amerika; de onmetelijke zeeen, die hetzelve aan beide zijden be- fpoelen , van de Afrikaanfche eilanden af, tot de ei- i.ludsgroep van Azie toe; al het overige van bet :zui- dein halfrond, zoo verre bet bevaarbaar is; en de on- telbare eilanden , gclegen in nabijhid van .ilmeTika D. JUAN BAUTISTA mur:,)z. 79 en in den grooten flillen Occaan, — dit alles zi:,n de westelijke ontdelkingen der Spanjaarden, met hare ge- volgen; dit is onze nieuwe wereld, diens naams waar- dig, niet alleen omdat zij aan de oudheid onbekend was , maar ook om de bijzondere nieuwe voarwerpen, welke zij der natuur- en zedekunde aanbiedt. 5. Ten gevolge van doze ontdekkiqgen , omzeilde men den geheelen aard- en waterbol; men ly:agt deszelfs wa- re gcdaante in bet licht; en men verkreeg kennis van de gefteldheid zijner voornaamRe dee/en , en der din- hen, die zij hevatten. Nog meer dan de kennis van dezen bol, werd de kring onzer clenkbeWen vergroot. Dit kleine gedeelte der aarde, dat men de bewoonbare wcreld noemt, verrijkt door duizend gewaande voorreg- ten, vertoonde, voor zoo verre het ontdekt werd, de- zelfde natuur, in die eenvormige verfcheidenbeid, die haar karakter en hare fchoonheid nimaakt. De voor- onderaelde grensperken van water, koude en hitte, waarmede men haar omgeven dacht , verdwenen. Alle Linden bereikbaar en alle zeoTh bevaarbaar verklaard zijnde, kreeg men aanleiding tot Gene algemeene waar- neming en ervaring; en ontelbare dwalingen, ontftaan uit de overbaasting in bet oordeelen naar onvolmaakte gelijkftellingen, werden verbeterd. Nieuwe landen; nieuwe en zeer verfchillende luchtsgefteldheden in de- zelfde luchtftreken; eene voortdurende lente in die, welke men voor de veranderlijkfle Meld; fneeuw in de heete luchtftreek; levende wezens in atle, en andere foortgelijke verfchijnfelen, naarmate zii de algemeene bewondering wekten, maakten ook de wijsgeeren oplet- tend, en omzigtig, om hunne oordeelvellingen en nit- fpraken to regtvaardigen. Het vaste land van Amerika, als het voornaamfte der nieuw ontdekte landen, en van den beginne of naauwkeuriger onderzocht , beef!, grootere en aanziennikere verichillen opgeleverd , dan to voren gekende landitreken. Het breidt zich ten noon. den nit, onttrekt zich aan de waarnerning omtrent de So Braden breecite, en loopt naar bet zuiden over de F 4 nroo 8o D. JUAN BAUTISTA MUNOZ. 2.70o mijlen langs de middaglijn. Het fchlint, dat de. riatuurlijke beweging der waterer naar het westen het- zelve wilde verdeelen, en dat zij reeds de uitgebreidheid van den zeeboezem tusfchen Flo-ida en de monden van van den zeeboezem tusfchen Flo-ida en de monden van den Orinoko van bet land gewormen hebbe; zoo als zij waarichijnlijk in andere tijden de veel grootere ruimte in de Aziatifehe eilandsgroep won, en Nieust Holland' afzonderde. In Amerika, echter, is deze fcheiding ver. hinderd door de groote Cordilleras, die het noordelijk met het zuidelijk deel zeer flerk verbinden. Men vindt op onzen aardbol geene tweedc foortgelijke bergketen, iroch zulke aanzienlijke uitwerkfelen, als hieruit voort- vloeijen ; niet minder merkwaardig is de grootte en nitl. vloeijen ; niet minder merkwaardig is de grootte en nitl. gebreidheid der lage landen en moerasfen. Verbazende gebreidheid der lage landen en moerasfen. Verbazende meren en watervallen vormen flroomen van eerie onge, boorde grootte, zoo als de St. Laurens, de Misfifipi, de Orinoko, de 111aration en tic La Plata, met weike men de grootile flroomen der oude wereld niet cens vergelijken kan. Naar evenredigheid overtreffen ook de zandige en onvruchtbare vlakten, en de vruchtbare en vette landen der nieuwe wercld, die der oude. Hier yertoont zich de natuur in hare voile kracht , den grond met verbazende en ondoordringhare bosfchen bedekken. de, palm- ceder- en andere boomen voortbrengende van ongetoofbare dikte en hoogte; daar fchijnt zij geput en magteloos in fchrikverwettende en dorre wocstijnen, waar naauwelijks een distel ofdoorn groeit. 6. Aan den zamenloop van deze oorzaken, en aan de ligging der landen, ten aanzien van hemelffreek en zecen, zijn wij andere verwonderenssvaardige verfchei denheden verfchuldigd; doordringende koude op kleine hoogten; eene algemeen heerfchende vochtigheid; eene on4uivere en ongezonde lucht; winden, die gewoon- lijk de hitte der loocIregte zonneftralen matigen, en andere, Welke gedurig de koude vermeerderen, die aan de poolitreken eigen is; flormen, die in korten tijd b.ergen van zand voortbrengen en weer vernietigen, Sri pl:znten, dieren en gebouwen verwoestea; de jaar. gib 0. JUAN BAUTISTA MUNOZ. gr gettiden verdeeld door aanhoudende of ophoudende re- gens, en deze laatften bijkans voortdurend in het eene jand en zeer zeldzaam in een ander. Niet minder op. merkelijk is de rijkdom in bet hart der aarde; de me- nigvuldigheid en de verfcheidenheid der gewasfen op derzelver oppervlakte; de ontaarding in de verplanting naar andere landltreken; de afwisfeling in het voort- brengen, en in den finaak en de grootte der vruchten. Men vindt in het nieuwe aarddeel niet de groote vier- voetige dieren van het oude; daarentcgen heeft het een oneindig aantal van infekten en wormen, waarvan Vele wonderbaarlijk en verbazend in hunne foort zijn, en duizend andere foorten van dieren, geheel nieuw, of ten hoogite verfcheiden. Ondcr de vogelen dezelf- de verfcbeidenheid en onderfcbeiding. 7. De verfcheidenheid echter, , die men onder de men- fchcn vindt, verdient nog meer onze verwondering. De nicuwe wereld heeft ons , in hare verfchillende bewo. ners , even zoo vele fchakels aangeboden, om de keten to vormen, welker uiterften de blanker en zwarten van het oude werelddeel zijn. Eene andere en nog meer ver. fcheiden keten zoude men kunnen vormen van de ver- fchillende trappen van onbefchaafdheid, waarop zij al- ien zich bevinden, van de fireep af, die den wilden mensch van het dier affcheidt, tot de groat:11e gelijkheid aan een geregeld gemeenebest. Men zag daar de rode verlaagd; de natuurwet verduisterd; overal de domfte afgoderij verheven; de woestheid heerfchende; de met de menfchelijke natuur meest ffrijdende ondcugden zeer uitgebreid; letteren en wetenfchappen geheel onbekend; onbekend ook een groot aantal van kanften; andere in haar eerfte opkomen, overgeleverd van den ecnen aan den anderen door werktuigelijke navolging, en niet ane bckend of gevorderd uit grondbeginfelen. Zelfs de eerfle kunst van alien de akkerbouw, daar, waar hij de grootfte vorderingen gemaakt had, verdiende naauwelijks dien naam , en kon ook niet anders zijn, z wider de kennis 4an het ijzer, en zonder het gebruik. F 5 der D. JUAN BAUTISTA MUNOZ. der dieren voor den arbeid. De meest volmaakte en uitvoe- rigfle werken voor de weelde der half gekleede groo- ten, in het befehaafdfle gedeelte van Amerika , waren kinderen van zuivere werktuigelijkheid en gcduld, en niet meer noch minder dan de gewone werken voor de fchamele behoeften en gerieven van het naakte ge- meen. Deze onbefchaafde volken, in 't algemeen wel te vreden met hunne ellende, ontwaakten zelden, oin het levensgenot van anderen op te zoeken en zich eigen te maken; dus bleef elk klein huisgezin, elke ftam of natie bepaald bij Karen grond , begraven in hare onwe- tendheid , en in eene verbazende onverfchilligheid en held. Elk eene had hare arme taal, hare zeden en ge- woonten, hare ijdele afgoden en bijgeloovigheden. Uit dezen ellendigen /hat rezen ongetwijfeld eenige volken van Brafilië , van Terra Firma, van de binnenlanden van Noord-Amerika, en voornamelijk van Mexico en Pe- ru, bij welke men uitgebreidere en rijkere talen gevon- den heeft. Echter geen van deze fchijnt ooit een ge- roegzaam aantal van afgctrokkene en algemeene denk- beelden verkregen, noel) zoo veel tijds vrede en rust genoten te hebben, als voldoende was, om hen uit de- zen afgrond van duisternis tot bet licht der ware be- fchaving te verheffen, daar zij beroofd waren van alle getneenfchap met befchaafde volken, en de eerfie over- leveringen der menschheid vergeten hadden. De over- levering van den zondvloed fchijnt de eenige te zijn, die bij de volken der nicuwe wereld is bewaard geble- ven, hoewel veranderd en met fabelen vermengd, zoo als dit ook bij vele befchaafde volken tier odde wereld plaats heeft. Maar noch deze overlevering, noch vele andere begrippen en gewoonten, welke het vernuft en de geleerdheicl hebben vergaderd, om in eenige der te voren bekende volken den oorfprong der bevolking van Amerika te vinden , voldoen of bevrcdigen bet verftand. Het menfehenik geflacht is, zegt men, aikomflig van rsen eenig begin; dit is geheel omgekomen in den alge- ineenen zondvloed, behalve het huisgezin van N o A I-I1SC. D. JUAN BAUTISTA !%IUNOZ. S3 befchaafde menfchen, die aan hunne nakomelingen den voorraad hunner kunfien en de overleveringen hunner voorouderen mededeelden. line is het gebeurd, dat een gedeelte dezer nakomelingen geheellijk zijne afkomst vergeten , en niets behouden hebbe van den overgele- yerden kunstvoorraad, niet eens het gebruik des ijzers, of van andere dingen der eerfte behoefte ; en eindelijk tot dat uiterfte van flompheid geraakt zij, waarin de meeste bewoners van Amerika en der eilanden van den zuidelijken Oceaan zich bevinden? (Het vcrvolg, en fiot hierna.) NAPOLEON TE WARSCHAU, DEC. 1812. (llistoire de l'9mbasfade dams le Due/1j de Varfovie , en 1812. par M. DE PRADT, Archeveque de Malines, alars ihn- basladeur a Varfovie,) Men fpreekt in Frankrijk met veel lof van een werk des Aartsbisfchops van Bleeltelen, voormaals Ambasfadeur van ,, het Franfaire Hof to Warfchan. Ilet volgende is uit het. „ zelve overgenomen." (Het drama fnelde ten einde; de armee van Rustand was vernietigd; BuoNAPARTE vlugt; hij komt door Warfchav ; aldus fchrijft de Aartsbisfchop Eindelijk brak de tiende December aan. Ik ontving zoo even eene boodfchap van den Hertog (v A N nAss AN o), die mij de op hander zijnde aankomst meldele van het Corps Diplomatiek, hetwelk den zomer te Trilna had doorgebragt. Ik was bezig met hem te antwoorden, hem de ongelegenheden to doen gevoelen van zijn verblijf in eene opene flad, onder het oog van den vijand; toen de deu- ren van mijn vertrek zich openen, en doorgang verleenen een Lang man, in zijnen gang onderfleund door een' mijner Secretarisfen van Ambasfade. „ Volg mij!" zegc mij doze verfchijning. Een zwart taf bcdektc zijn hoofd; zijn gelaat was als verloren in de dikte van het bout, waarin hij gedo- ken ging; zijn gang bezwaard zijnde door een dubbel bol- werk 4 NAPOLEON TE VtrARSCHAT). werk van met bont gevoerde laarzen: het was eene foort van fpookvertooning. Ik fla op; ik nader hem, en, eenige trek- ken van zijn profiel vattende, herken ik hem, en zeg: Ha! gij zijt het, CA U L A I N c o ;JR T! wan:- is de Keizer? — in het hotel d'Angleterre ; hij wacht op u. — Waaroni niet aan het paleis afgeftapt? Hij wil niet bekend zijn. Hebt gij al het noodige? — Bezorg ons Bouronje- en Malaga-wijn. — De kelder, het huffs, alles is tot uw' dienst. En wer- waarts gaat gijl. zoo been? — Naar Parijs. — En de ar- mee? — Er beftaat er langer geene, zegt hij, de oogen ten hemel It:fret/de. — En die overwinning aan de Bere/ina? en die zesduizend krijgsgevangenen van den Hertog vAN BAS. s AN o? — Men heeft door de vingeren ..... eenige honderd zevangenen ontlhapt ..... er is wel wat anders te doen, dan hen te bewaren! — — Hem hierop bij den arm nemende, zeg ik: Mijnheer de Hertog, het is tijd om na te denken, en dat alle de getrouwe dienaars van den Keizer zich veree- nigen om hem de waarheid te doen vernemen. — Welk een ophef! antwoordt hij mij; ten minfte heb ik mij niet te ver- wijten van hem niets voorfpeld te hebben. Kom, gaau wij; de Keizer wacht. — Ik haast mij naar beneden, naar buiten ; ik kom aan het hOtel d'Angleterre ; hey was half twee. Een Poolfche Gendarme had de wacht aan\ de deur; de eigenaar van het hOtel neemt mij op, aarzelt e n oogenblik, en laat mij binnenfluipen. Ik vind op de binnenplaats een klein bakje van een rijtaig, gezet op eene flede van vier flukken dennenhout; het was half gebroken. Twee andere opene fle- den dienden ter vervoering van den Generaal LEFEBVRE- DESNOUET'FES met een antler' Officier, den llfammeluk RUSTAN, en een' lijfknecht. Ziedaar al wat overfchoot van zoo vele grootheid en praal! Ik meende het lijkkleed te zien, de bedekking van den grooten SALADIN vomit ge- dragen. De deur eener kleine benedenzaal opent zich op eene geheinizinn:ge wijze; een kort gefprek grijpt plaats. Rus- T A N herkent mij, leidt mij binnen; men maakte toebereidfe- len toc het micldagmaal. De .Hertog VAN vt CENZA gaat bij den Keizer, dient mij aan, geleidt mij binnen, en laat mij bij hem. Hij beyond zich in eene kleine, koude beneden- zaal, de blinden half gefloten, om zijn incognito te bewaren. Eene gemeene PoolIche dienstmeid blies zich ter dood om e-en your van zroeii bout Le onttleiten, dat, zich verzetten-de NAPOLEON TE WARSCIIALT. de tegen hare pogingen, met groot gedruisch meer water in den hoek des haards nitflortte, dan wannte in de kamer. Het fchouwfpel der vernedering van menfchelijke grootheid heeft nooit bekoring voor mij gehad. Ik ging, zonder tits- fchenfland, over van de tooneelen van Dresden tot dit ver- blijf in eene ellendige kroeg. Ik had den Keizer federt dien tijd niet gezien; ik weet niet, welk een zwerm van nieuwe en fmartelijke gewaarwordingen zich op dens in mijn hart verhieven. De Keizer, als :mar gewOonte, wandeide in zijne kamer; hij was te voet gegaan van de brug van Praag tot am bet Intel d'Angleterre. Ik vond hem gewikkeld in een' keurigen pels, overtrokken met eene groene flof, met praclitig geboor. den kraag en mouwen. Zijn hoofd was bedekt met eene foort van met bont gevoerde karpoetsmuts, en zijne lederenlaarzen waren omwikkeld met bont. Ha! Mijuheer de Ambasfacieur ..... , zeide hij lagchende. Ik nader met levendigheid, en, op din Loon, welken het gevoel alien kan voortbrengen en ver- fchoonen in den onderdaan bij zijnen Souverein, zeg ilc hem: Gij vaart wel? Gij hebt mij zeer veel onrust veroorzankt; maar genoeg, gij zijt er..... Wat verheug ik mij, u te zien! — Dit alles werd gezegd met eene drift en op eene wijze, die hem moesten doen zien, wat er in mij omging. De once- gelukkige bemerkte het niet. Een oogenblik daarna hielp ik Item, om zich van zijn' pels te ontdoen; hij zest: Hoc hebt gij het in dit laud? — Thans, Mijne rol hernemende, en mij op den affland plaatfende, van welken ik mij enkel verwijderd had door eene aandoening, in zullte omflandigheden wet te vergeven, fchetfle ik hem, met alle de omzigtigheden, nood. zakelijk in acht te nemen bij alle Souvereinen, maar inzonder- heid bij een' Vorst van dat humeur, het beeld van den da- heid bij een' Vorst van dat humeur, het beeld van den da- delijken toefland des Hertogdoms; bet was niet fchittcrcnd. 1k had den eigen morgen het verflag ontvangen van eene af- faire, welke zoo even had plaats gehad aan de Bug, digt bij Krislow, , waarin twee bataljons der nieuwelings geligten, bij het tweede fchot, de wapens hadden weggeworpen; geliik het tweede fchot, de wapens hadden weggeworpen; geliik ook het berigt, dat van twaalfhonderd paarden der zelfde troepen achthonderd waren verloren gegaan door gebrek aan voorzorg van die zelfde jonge militairen; daarenboven, dat vijfduizend Rusfen met gefchut op Zatnesk rukten. Ik zeide het ik drong aau op de gepastheid , voor de eigene waardig- heid 86 NAPOLI.Cri TE IV:,RSCHAU0 held des Keizers , voor die der Confederatie, om zachtjes 2211 de Ambasfade en den Rand te laten a:loopen, vOOr de komst de Ambasfade en den Rand te laten a:loopen, vOOr de komst des vijands; op de ongelegenheden van het verblijf van het Corps Diplomatiek te Warfchau. Ik fprak hem van den jam- mer des Hertogdoms en der Polen. Hij verzette zich tegen slit denkbeeld, en vroeg met levendigheid: Wie heeft ze dan gernineerd? Hetgeen zij federt zes jaren gedaan hebben, Sire! het gebrek des vorigen jaar: , en bet ftelfel des vasten lands , dat hen van alien handel berooft. — Op deze woorden vlamde zijn oog. Waar zijn de Pruifen? (Ik zeide het hem: hij wist het niet.) En de Oostenrijkers? (Ik zeide het hem.) Het is wet veertien dagen, dat ik er niet vary heb hooren fprekcn. En de Generaal RE GNIER? (Desge- lijks.) Ik fprak hem van alwat het Hertogdom gedaan had tot onderhoud van het Poolfche leger. — Ik heb geduren- de den togt geenen man gezien, hernam hij. Ik verklaarde hem, waarom en hoe de verfpreiding der Poolfche magt had ten gevolge gehad, dat eene armee van tweeentachtig- dui- zend man bijna onzigtbaar was geworden. Wat willen de Polen? — Pruisfisch zijn, zoo ze niet Poolsch kunnen wezen. — En waarom niet Rusflsch? (Op eenen gramItorigen toon.) Ik verklaarde hem de beweegoorzaken van de verknochtheid der Polen aan de Pruistifthe regering; hij had daar Been denk- beeld van. Ik kende ze te beter, omdat des vorigen daags beeld van. Ik kende ze te beter, omdat des vorigen daags eenige Ministers van het Hertogdom, zich lang na den eten bij mij hebbende opgehouden, befloten hadden, het Pruis- lisch bewind, als de plank in hunne fehiphreuk , weer aan te vatten. — Men moet tienduizend Poolfche Kozakken ligten; eene lans en een paard zullen genoeg zijn; men zal de Rug- fen daarmede ftaande houden. — Ik befireed dit denkbeeld, hetwelk mij toefcheen alle gronden van verwerping sevens te bevatten: hij flond er op; ik verdedigde mijn begrip, en befloot met te zeggen: Voor mij, ik zie geene nuttigheid dan in wel georganizeerde, wel betaalde en wet onderhoude- Re legers; al het overige doet weinig af. — Ik beklaagde mij over eenige Franfche agenten; en toen ik hem zeide, dat het mis was, om buitenslands menfchen zonder eer en zonder bekwaamheden te bezigen: En waar zijn lieden van bekwaam- heden? was zijne vraag. Het gefprek had mij aanleiding gegeven om met hem te fpreken van den weinigen ijver, welken de Oostenrijkers un- der NAPOLEON TE WARSCHAU.117 der de inwoners van Volhinie gevonden hadden: ik beriep mij to dezen aanzien op het getuigenis des Prinfen L O DEWIJ VAN LICHTENSTEIN, dat ik CC WarfChali gehoord had, waar hij gekomen was ten gevolge van eene wond, al vech- tende bij de Bug ontvangen; en, daar ik bij zijnen naam eon' vereerenden titel voegde, dien ik meet:de hem billijk toe te komen, zag hij mij ftrak aan: ik hield op. — Wel nu, die ..... Prins? (mijne uitdrulckitig herhalende ga voort! 1k merkte, dat ik mishaagd had. Kort daarna gaf hij mij mijn affcheid, mij aanbevelende, na den eten, den Graaf STA- NISLAUS POTOCKI en den Minister van Firancien bij hem te brengen; hebbende ik hem dezelven als de twee vertrouwd• fte leden van den Raad aangewezen. Dit onderhoud had bij- na een vierendeel uurs geduurd. De Keizer bad niet opge- houden te wandelen, zich verhittende; gelijk ik hem alti'd heb zien doen. Somtijds nam hij de houding aan van cent diepe mijmering; dit is zijne gewoonte. (Het vervolg en flot hierna.) BRAND TE KONSTANTINOPEL. (Uit het Hoogduitsch.) Het was den zes-en-twintigfien September, des morgens ten twee ure, dat ik wakker lag en federt een uur den hasp tlIct vatten kon. Geheel tegen mijue gewoonte, fond ik op, en ging met het horloge aap het venfer. 1k fchoof het gor- dijn weg. Wonderlijk roodachtig fcheen de gezigtkrcits; het was de helderheid der fpaarzaamlijk lichtende maan nict, ..... bet waren wolken in de verte, in gloed gedoopt. „ Brand te Konflantinopel!" riep ik overluid, en maakte den zoon des kasteleins wakker, in het naaste vertrek. Ik ver,- beeldde mij, dat alles, gelijk bij ons, in alarm moest Doch, dit was bier niet gebruikelijk. „ Oh, c'est loin d'ici!" zeide hij, na ecne poos, en beide zich op het andere oor. Lichter werd de horizont, rooder de wolken ; ik kon mij vol- firekt niet faikken naar de onverfchilligheid der inwoneren, bij een zoo fchrikkelijk fchouwfpel. In boast kleeddeik mij aan, en trappelde in de kamer rond; flit en rustig was bet bui- ten op de firaten ; ik was :liken wakker ..... 'Rams hoor- de 28 BRAND TL KONSTANTINOPEL. le ik van verre de branciwacht; met den ijzeren flaf Nat hij clerk tegen de hardliecren , en hij tong ditmaal op eenen zachten , gedempten toon (*). Van de dui- zend honden, die hem gewoonlijk eiken nacht huilend ver- volgen, was thins geen hoorbaar. De roodachtige wolken vermeerderden, en mijn ongeduld, van bij dit fchouwfpel op- gefloten te zijn, tevens. 1k ging naar beneden, om den cer- lien bediende te wekken. „ Och ," zeide hij knorrig, „ hot brandt immers reeds federt gisteravond negen ure; wij 'ben hier niets te vreezen." 1k verzocht om iemand, die mij geleidde om den brand te zien. „ Alles flaapt." Ik bood geld — bood eon piaster voor een half uur — bood twee voor een vierendeel uurs. Te vergeefs; niemand wilde den flap misfen. „ Dan ga ik alleen," antwoordde ik welberaden, nam mijn groot mes in de hand, en ging naar buiten, in de Dalin- we, donkere, ledige flraten. Wat ik bet meest vreesdc, we- re, de hond_n: die vrees was overbodig; geheele lcharen trok ik door; geen beweegde zich; zoo flerken invloed zelfs op deze dieren dat verwoestend element te hebben! Eerie plaats bij eerie Grickfche kerk toonde meet- lichts; 1-ij oplettender toeluisteren fcheen het bedompt te dreunen in c!e verte; ik liep vol ongedulds nog eerie ftraat door, nog om eenen hock, en had plotfeling onder mijne voeten de fchilde- rij eerier hel! Het onheil woedde rondom de haven; waar ik flond — meet- dan een uur van de fchouwplaats des jam- mers — was bet Licht genoeg om to lezen; eerie ruimte van ontzettenden omvang was rood en gloeijend; op drie ver- fchillende plaatfen , de eene ongeveer een vierde- uurs van de andere verwijdcrd, vlamden vuurzuilen lichtelaaije ten he- mel; likkend greep het vuur, met eene ongeloofelijke fncl- held, gelijk eerie uitflorting der lava van den Vefuvius, (waar-; mede dit gezigt ook alleen te vergelijken is) am zich, en verflond rondom, wat het aantrof. De, houten, zware hui. zen, alien met olicverf dik overflreken, werden in hooge vlammen als 't ware opgeheven, en flortten dan krakend in een oogenblik in, Het Aden - kwartier werd aangegrepen; ma- gazijnen van olic, brandowijn en bout vermeerderden het rchtikkelijke des tooneels. Het was zaturdag; zij mogten, in ge- (*) Zingerd kondir hij anti, wear de brand en waken 100P bet 'mar neemt; hetzeen ik destijds nice win. BRAND TE KONSTANTINOP7L. tig volge hunne wet, zelfs hunne have niet wegvoeren, Steeds ijsfelijker breidde zich de verwoesting aan alle drie plaatfen nit. In het milder lichtte donkerder gloed; den voor- grond Vormden fchepen, zeilen, touwwerk, fcheepsmagazij- t, Tien; pikzwart vethieven zij zich nit de zee van vuur; Minarets fchepen als Lange witte waskaarfen uit de donkere cipresbbsfchen; het verlichte Stt,mbul (*) gal den middeltoon; in het water van de haven fpiegeide zich de brand en de ileehts bedompt en niet te onderfcheiden was de galm des alarms en der verwarring nit de.verte; gedurig lich- ter wad bet oord; weinig hoorde Men, door den fchrik ver- lamd; van de OW:hinders. Tfchogg, tfchogg! („ Te veel, te veel !") zuchtten in ftiite tie Turken; minder belang bij de zaak hebhende fnapten de Grieken onder elkander. Het becon te feheineren, bet daagde, — verandetti is het tooneel; de roode rook verkreeg eene graanwe kleur, Met wit en rood vermen,/,d ; de 's nachts uitgebrande plaatfeti, wendig nog f}eeds gloeijencie , (taken thans zwart als kolen nit; Itet werd volkomen dag ik beyond mij op den top eons puinhoops, alUrtar vOOr drie jaren geheel Pegg afbrandde Nog eenmaal zag ik Haar beneden in den chaos van puin rich, walm en gloe.d van acht- tot tienduizend 'wizen! De ellende der menfehen bedwelmde en verwarde mijnen geest: tan niijne voeten lag het Turkfche kerkhof; dieper nog de brand . ... . Ik zdg rondom mij — feharen van dragers kwa- Men! Zij kwamen tent van het begraven der genera, welketi de pest doddde, met bet aanbreken des dagil Zij ijlden oni anderen te halent Ik rilde. Genoeg, genoe ellende had ik gezien! ,; Verre. verre vanbier!" riep ik otwilleketrig nit, terWijl ik mij met drift verwijderde. Kon(laptinopel• IDA VON RAMSCHWAG. Een Ferhaal nit de Negende Eeuw. Zwillerland, ter plaatfe waar de titter in tie Tur valt flout/ liet fami:iellot der Edelen VON RAMSCIIWAG. Omfireeks het jaar achthonderd-vijftig wend s A 1, owl o V or/ RA MSc Inv A a geboren , en vervolgens in de klodscerfebool te St. Gal- ten opgevoed. Hij was een jongeling van verhevene, Zeldza- NEDIGELW. 016. NO. a. G ne 90 LOA VON RANISCHWAG. me begaaftlhedm, en wist alle harten te winnen. Uit de duls- tere kloosterinuren lokte hem de liefde voor de natuur meer- malen tot de bloefems en fchaduwen van het land, en hij bragt menigen dag bij de rondom wonende Edelen door. Een derzelven had eene flieftlochter, met name GIESELA. Het hart des jongclings ontbiandde voor de fchoone jonkvrouwe, en ook zij kon het niet !anger verhelen, dat zij hem gene. gen was. Zij hadden te zamen een hartstogtelijk oogenblik, en de vrucht daarvan was eene dochter , Welke ID A genaamd werd. Daar s ALOzeo tot den geestelijken land bellemd was, en zijne beminde niet kon huweu, wilde ook zij der wereld vaarwe/ zeggen, en den misflag barer jeugd in het, klooster boeten. Zij ging in het adelijk /lift te Zurich, en- sALolto begaf zich naar het Hof van LODEWIJK den sALolto begaf zich naar het Hof van LODEWIJK den Duitfchen, die hem zijne gunst fchonk. Door zijne voor- zorg werd GIESELA tot Abdis van haar klooster benoemd, nam hare dochter tot zich, en voedde ze op met vrome getrouwheid. IDA wies op, en werd een wonder van ingetogenheid en fchoonheid. Zij voerde den naam hares vaders, die zich ook naderhand, toen hij Bisfchop van Confians geworden was, dezer dochter der liefde niet fchaamde. Haar naam werd wijd en zijd genoemd, en haar lof was in den mond van duizen- den, die haar nooit gezien hadden. Ook Keizer A R N U L F hoorde van haar fpreken, en, toen hij eenmaal te Zurich kwam, was zijn eerie gang naar het lift. De Abdis ontving hem overeenkomflig zijne waardigheid, en lelde hem, op zij nen wensch, ook hare dochter voor. Bij het gezigt van zoo zeldzame bekoorlijkheden ontgloeide de Keizer in fchandelij- ke min, en had naauwelijks de magt over zich , om het te verbergen. Des anderen morgens fchreef hij een briefje aan ID A, en hield om hare gunst aan in onverbloemde woorden. Het briefje gaf hij eenen jongen Redder uit zijn gevoig, ow het te beffellen. NOTKER VON ELGG, zoo heette de jon- geling , nam de boodfchap gaarne aan ; want ook hij had D A's fchoonheid dikwijls en hoog hooren roemen, en ver- liengde zich over de goede gelegenheid ow haar te zien. Ms zij in het fpreekvertrek trad , zoo vergat hij, waarom hij. gekomen was, en het fcheen hem, alsof de hemel zijns le- vens flechts in deze reine, blaauwe oogen beflond en in dit bekoorlijk lachje, en in deze maagdel4ke waardigheid. In A. vraag- WA VON RAMSCIIWAO. vraagde hem mar zijn verlangen, en thans werd hij finarte- lijk verlegen om den inhoud des briefs , dien hij ligt gisferi kon; nogtans overhandigde hij dien der jonkvrouwe. Wat wit de Keizer van mij?" vrbeg zij met zachten ernst. Hij heeft mij niets aanvertrouwd van hetgeen hij tt fchrijft ," antwoordde NOTKER. „ 1k leef bier in het klooster, onder de oogcn mijner moe-; tier; en het betaamt mij in geen geval, een' brief van eenen man aan te nemen." Den iongeling viel bij dit gezegde een last van het hart. 3, Vergeef, edele jonitvrbuw!" zeide hij ; „ gij handelt zod a!s gij behoort , en ik deed , war ik als dienaar des Kei- zers moest." Bij doze woorden boog hij zich eerhiedig vOor IDA, die hem eenen vriendelijken blik toewierp, en verliet het vertrek. Keizer A RNLI L F was een weinig verzet, toen hij den flech- ten nitflag van zijn liefdesnanzoek vermin. Een blaauwtje had heti nog geene der vele vrouwen, Welke hij fchoon ge- vonden hod, zob regtnit, zonder eenige verzaeliting, latch Ioopen ; en hij dacht bij zichzelven: Ik Wil toch zien; of zij den moed hebben zal, mij de deur te Wijzen, wan- neer ik zelf korn !" Tegen den avond voerde hij ziin voornemen uit, en ging Haar bet flift, en Het I D A door de pbrtieriler in het fnreek- vertrek befcheiden. gij ?iet zich niet iang wachten, en track bedaard en met waarchgheid vodr ARNULF: „ Gij hebt mijn briefje niet aangenornen, edele jonkvroiiw," begon de Keizer, „ en ik kan dit niet misprijzen; want gij moogt wel vorderen, dat ook een Keizer zich zelf om n moeite geve." Ik verfla dit niet, genadige Heer !" „ Het heerfchen heeft mij tot hiertoe weinig vrengde aan- gebragt; daarom Wilde ik ook wel eens het dienen beproe- i7en. Ik bid u, mij tot uwen Ridder flan te nemen; ten zult gij bezWaaflijk eenen getrouWeren vinden." Hoe meent gij dat, genadige Heer?" Ik meen, dat Uwe magt verder reikt dan de magt eens keizers, en dat het .zoeter is, u te gehootzathen, dan land en luiden bevelen.1' IDA Wierp hem eenen veelzeggenden blik toe; intusfehen f! het 92 IDA VON RAMSCHWAG. liet ARNULF zich daardoor niet van het fluk brengen, en voer voort: „ lk bemin u, 1.01001Te IDA; tot bijsterzinnig- heid toe bemin ik II, en het hangs van u of —" „ Den Keizerlijken troon te beklimmen?" viel IDA, met eenen bijna bitteren Inch, in. „ Dat niet," antwoorcIde ARNITLF; " maar de Koningin mijns harte zult gij zijn en blijven." „ 1k ken mijne afkomst," hernam de jonkvrouw op be- lcedigden tool: „ de dochter van SALOMO VON it A m- sett w a G zal zich nooit tot eene boelin vernederen, al wa- re haar boel ook cen Keizer!" Met deze woorden verwijderde zij zich, en liet den Kei- zer than. Dcze beyond zich in geene geringe verlegenheid. Doch fpoedig ontgloeide zijn toorn, en hij mompelde onder het heengaan: „ Zij moet toch de mijne worden." Terugkomende, riep hij den jongen Ridder iv or x VON ELGG tot zich, en zeide hem: „ De fchoone jonk- vrouw in het flift is een weinig preutsch, en ik wilde haar gaarne tam hebben. Geef eens raad, hoe wij haar best fcha- ken." NOT:KER kende zijnen Heer, die ligt opvloog, en dan geene wederfpraak verdragen kon. Hierom hield hij zich on- verfchillig, en antwoordde: „ De fchaking neem ik op mij, maar de verantwoordiir; niet." „ Die zij mijn deel!" helm= ARNULF, die op dit oogen- blik vergat, dat er ook voor hem een Aanklager beflond cen Rester. N °TREF verzocht eenige dagen tijds, om de gelegenheid des kloosters te leeren kennen. Met eene bekommerde ziel verliet hij den Keizer, en ging den ganfchen nacht door met zichzelven te rade, hoe hij de fchoone jonkvrouw voor de ftrikken zijns meesters bewaren zou. Ilierbij boden liefde en list elkander gereedelijk de hand, en beide gaven hem een middel in, hoe hij IDA redden kon, zonder de wraak des Keizers op zich te haler. Des anderen daags in de vroegte liet hij zich bij de Abdis aanmelden, en ontdekte haar de ganfche zaak. „ Eerwaardige vrouw," voegde hij er bij, „ gij moogt onbezorgd zijn, zoo gij mijnen raad wilt vol- gen. Het is wel geoorloofd , den Keizer te hedriegen, opdar hij zijne ecr niet bevlekke, en geen onregt op zich lade. De Bisfcnop is, gelijk ik gehoord heb, op Bifchols-Zell. Vaardig ol IDA VON RAIISCIIWAG. 93 op her oogenblik een' vcrtrouwdcn bode aan hem af, dat hij eenige trouwe Herten uitzende, die zich overinorgen, met het vallen van den nacht, aan den weg bij 111.y1 , in de bosichaad- je legeren, en wachten, tot ik met frcule 1 D A langs dien weg kome. Zij nemen ons dan in verzekerde bewaring, en brengen ons bij den Bisichop , die mij, als den ichaker der freule, gevangen houdt, en den Kei?,er daarvan berigt geeft. Op deze wijze words het booze opz2t te fchande, en ik ont- ga den toorn des Keizers. De Abdis fond eene pops na te denken, en wierp nu en dan eenen navorfchenden blik op N or icER , die gemakkelijk ried, was in hare ziel omging. IIij nain een kruis, dat op eene tafel fond, l&de twee vingers van zijne regterhand daar- op, en zeide: „ Eerwaardige vrouw, bij de wonden des Middelaars zwcer ik u, dat mijn voorflag nit een trouw hart komt, en ik mijn !even verpanden wil voor I D A's eere!" Hij kuste het kruis de Abdis flortte tranen, en zeide: 21Ridder , ik vertrouw u een goed ; maar gij hebt ook het kostelijkfte daartegen gefeld , uwe ziel." Zij fprair nu nog het nadere met hem af, en N 0 T IC E r, keerde near zij- ne woning terug, in barge en tevens vrolijice gemoedsbewe- ging. Den Keizer vertelde hij : I o A zou binnen twee da- gen eene bedevaart naar Wyl doen; daar zou hij haar over- vallen, en near zijne moci brengen, die bij Iryl op een Hof- goed woonde, en zich bij den Keizer gaarne wenschte aange- imam te maken. ARNULF was over de boodfchap zeer verhengd, en be- loofde de goede dienfen des Ridders koninklijk te beloonen. De dag verfcheen, dien alien, die flechts het geheim ken- den, met onrust verwachtten. Tegen den avond verliet I D A het klooster— zij reed op een' muilezel, en werd door eenen eenigeu, ouden dienaar begeleid. Twee uren van Zwick voeg- de Zia NOTKER bij hen. Het pad leidde digt voorbij een' kleinen heuvel henen, op welken een trotfche eik zich ver- hief. In den ftam diens eikenbooms was eene nis uitgehou- wen, en daarin frond het beeld der Lieve Vrouwe. IDA fleeg af, en wierp zich biddend voor bet beeld neder: Toen Zij opftond, zeide NOTKER : „ Edele jonkvrouw, had ARNULF u op dit oogenblik gezien, zijn hart ware rein geworden, en hij zou gaarne zijnen troon met u gedeeld nebben " G h „ Ik 94 IDA VON RAMSCHWAG. Ik mag liever onder de bloemen des velds zitten, dan op eenen croon," antwoordde de jonkyrouw, rood wordende.— Ik weet niet?” voer zij voort, nadat zij Naar muildier weer beflegen had, „ ik weet niet, hoe er vrouwen zijn kunnen, wier neiging tlechts naar flikkering en giintlering flrekt." „ Dar komt welligt," zeide NOTKER, omdat vele vrou- wen meer ijdelheids bezitten dan trots, en alzoo liever door bet vreemde willen behagen, dan door het eigene. Het fchoonfte fieraad der vrouwe is zedigheid; gelijk er immers ook geene fchoonere bloemen zijn, dan die zich tusfchen de bladeren yerbergen." Onder zplke gefprekken zetteden zij hunnen weg voort, en hunne harten naderden elkander meer en meer. „ tech, dat ik Keizer ware!" dacht NOTKER bij zichzelven, en verloor zich iti eenen Broom der fchoone toekomst. — Langzamer- hand daalde de fchemering neer, en van den kerktoren van het nabijzijnde IFyl, die boven de dennenboomen uitftalc, liet zich de bidklok hooren. Op dit oogenblik werden de reizen- den door eenige ruiters overvallen; en de aanvoerder derzel- yen ftei0e zich voor NO TREK, en verzocht hem, zijnert naam to zeggen. „ Ik beet NOTKER VON ELGG, en geleide deze edele jonkvrouwe, die uit het adelijk ftift komt." „ Zoo zult gij de gocdheid hebben, mij naar Bifchofs-Zell to volgen," antwoordde gene. „ Ik ben een dienstman van den Bisfchop, die u, onbekender wijze, zijnen groet hat bieden." Den Bidder was het zoo aangenaam vertrouwelijk geweest, wet de fchoone I D A ailcen to zijn; zij was tot op dit oogen- blik glleen zijner hoede aanbevolen; flechts op hem kon zij blik glleen zijner hoede aanbevolen; flechts op hem kon zij peunen, wanneer ergens eenig gevaar naderde; de tusfchen- komst der dienstluiden van den Bisfchop veranderde dit, en hoot de harten wederom, die zich voor elkander geopend badden; ook de freule gevoelde daarin een mishagen. gefprek werd onverfchillig, tot de ruiters eenige liederen aan- bieven, onder andere het fprookie van de Koningsdochter, bieven, onder andere het fprookie van de Koningsdochter, die, eenen draak ter prooije gegeven, door een' Kidder gered werd, wien zij uit dankbaarheid hare hand gaf. Mogt bet mij ook vergund zijn, zoo to kanwen!" DIOTKER, nadat het lied ten einde was: , Ik wilde tnij pa- ll(' wet een dAtIkbUT nndenken ':erviluegen." IDA verftond zij- IDA VON RAMSCHIVAO. VS ZIP' woorden volkomen, en het was haar lief, dat de duffs,. ternis den Ridder hare verwarring niet merken liet. Tegen middernacht kwam de trein op Bifchofs-Zell aan, De Ridder moest den Bisfchop de toedragt der zake om- ftandig verhalen; en deze was getroffen van NOTRER'S regt- fghapenheitl, en beloofde erkentelijk te zijn. Des morgens van den anderen dag liet sALo M o zijne dochter tot zich roepen, en zeide tot haar: „ ID A, ik verlang van u goeden raad. Wij zijn den wakkeren Ridder VON E L G G graote erkentelijkheid fchuldig; en gij weet, dat ik zulke fchulden liefst afdoe. Goud en zilver mag ik hem niet aanbiedeu; ik ken zijn geflacht; hij is niet arm'' — „ En dat zou zijne eer beleedigen," viel rD A in. • Gij hebt gelijk," voer de Bisfchop voort. „ Bij den Keizer kan ik hem, onder deze omftandigheden, ook niet aan- bevelen. Ik ben werkelijk in verlegenheid." IDA was nict minder in verlegenheid. Zij fpeelde met het gouden kruis, dat zij aan den hats droeg. SALOMO ging de kamer op en neer, en wierp nu en clan eenen blik op zijne dochter. „ De jongman bevalt mij," begon hij, na eenig ftilzwijgen , weder; „ wie de deugd der vrouweu eerbiedigt en befchermt, op dien kan men bowmen als op eene rots. Ook fchijnt hem iet huitengel,voons, iet edels eigen —" I D A wilde jets zeggen, maar het woord beftierf haar op de lippen. De Bisfchop voer voort: „ Den Keizer moet ik ontzien; daarom mag het wel best geraden zijn, dat ik voor u een' wakkeren man zoeke, die u zal weten te befchermen, IDA, zeg mij opregt, of u de Ridder bevalt?" Het meisje werd tot aan de ooren toe rood. „ Of zoudt gij liever eene non worden?" Ach, neen!" „ Dan toch liever de huisvrouw des Ridders?" Zij greep de hand hares vaders, en drukte er een' branden- den kus op. De Ridder werd geroepen. Ik wilde u gaarne mijnen dank betoonen, of veeleer uwe dienften op nieuw inroepen," zeide S AL o M o tot hem. „ Wilt gij deze jonkvronw nog verder befchutten?" „ Met goed en bloed!" riep NOTRER. • Nu, zoo geeft elkander de hand daarop!" zeide de Bis- (-1 4 96 lb A VON' RAMS CHWA G. fchop, en leide de hand zijner dochter, , Welke fchroomvallig aarzelde, in de hand des jongelings. Hij zelf trouwde ze nog denzelfden (lag , reisde des anderen morgens met hen naar Zurich, en liet zich vervolgens bij den Keizer aanmelden. Art: NULF, die hem zeer hoog fchatte, ontving hem met zigt- bare verlegenheid. „ Genadige Ileer," dus fprak SA L O M o den Keizer aan„, ditamal verfchijn tk als klager voor uwen troon. N oT it ER VON EL GG heeft gene jonkvrouw uit het Eft ontvoerd mijne lieden hebben de vlugtelingen aange- houden, en op Bifchofs- Zell bij mij gebragt. Vel thans von- nis naar regt en wet!" Eenen mispas der liefde moet men met den mantel der liefde bedekken," zeide de Keizer met een' gedwongen lach. , 1k heb vergeven." „ Dat is edel en Christelijk:' „ Maar I D A's care is bevlekt in de oogen der wereld; om deze finet nit te wisfchen, heb ik de jonge lieden getrouwd zij zijn thans man en Vrouw." De Keizer ward, bij dit berigt, wonderlijk te moede; doch hij vermomde zich zoo goed hij kon, en zeide met gekun- Nide vriendelijkheid: „ lit fchenk uwe docker mijn liol- goed aan het Conganfer meer tot bruidfchat." SALOMO dankte, in naam zijner kinderen, en bad om de vrijheid, hen den Keizer te mogen voorliellen. Doch deze ontfchutdigde zich met dringende bezUleden; en, toen de Bisfchop heengegaan was, wreef hij zich mismoedig het voorhoofd, en zeide: „ Ik heb den hengel gegeven, en een ander heeft den visch. Doch, mij is regt gerchied." DE GEMASKERDE DOOD. Gansch naakt heeft men ecrtijds vriend Hein liter zien dwaien En naakt hoop hij, grijnzend, in fchittrende zalen; Nog kunt gij , in prent, hem, in luchtigen dans, Zien draaijen en zwaaijen met vrouwen en mans, Dan, vruchtloos dat fluipen en grijnzen en fpieden; Elk trachtte den mageren danfer te ontvlieden: Thans zwerft hij, gemaskert' , door flad en door land, En ret: Vglistii;, de knokkige hand. Den DE GEMASKERDE DOOM 97 Den finu!paap bereidt hij venijnige ipijze, Restaurateur, op de prikklendtle wijze; En mengt, waar hij dorflige drinkebrors ziet, Vergif in den nektar, dien Bacchus hun biedt. IIij meldt zich, cis Saijder, , bij jeugdige damen, En lapt, als nit fpinrag, een kleedje haar zamen, (Een vijgebiad liever) doorzigtig als leant; En niet tegen fluipkoorts of tering befland. Hij nadert, als Bruid, met de zoetae gebaren, Zoo zacht als een lammetje, Hymens altaren; Maar grijpt fluks de kroon en bemagtigt den llaf, En fleept, als Xantippe , den man naar het graf. Hij maalt zich, als Ligtekooi , blozende wangen; Doorkruifend de flraten, om minnaars te vangen; En kust hem een knaap met wellustigen zin, Zoo blaast hij zijii' giftigen adem hem in. Men ziet hem, vermomd, aan een tafel vol fchijven, Als Speler, tot wanhoop den jongeling drijven; Hij vangt hem den goudhoop verraderlijk op, En laat hem de keus van pillool of van amp. Geleerden , wfen niers in bun vlijt kon beperken, Omzweeft hij , in 't fpook - uur , op Vledermuis-vlerken; En, zendt hij de llypocilondrie op hen nit, Straks zijn zij dit knagend gewormte ten bait. Hij zwaait, om der fcbrijveren trots te berchimpen, En 't hart bun van woede en van wee te doen krimpen, Den Kunstregter- geefel als meester en beer: tVie echter geen dwaas is, dien doet hij niet zeer. IIij komt, zoo cen kranke hem pope te ontfnappen, In 't eind nog, als Dokter, aan 't ziekbedde flappen; Ilij voelt hem den pols met een' deftigen fchijn, febrijft hem den pas naar de man in 't latijn. o, Laat ')3 fiE GEMASREROE DODD. o, Laat ons dan trachten het masker te ontvlicden, Dar Reeds op ons loert, om zijn kans te befpieden; Maar houden we ons tevens, door deugd en beleid, Zoo 't zijn moet, met hem tot den dans fteeds bereid. Naar: Die Masken, van LANGREIN. M U Z IJ K. CONCERT VAN I. DE PLAN